Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 6 juni 2007 - Brussel Uitgave PB

18. Verdrag van Prüm: intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit - Visuminformatiesysteem (VIS) - Toegang tot en raadpleging van het visuminformatiesysteem (VIS) - Bescherming van persoonsgegevens (voortzetting van het debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford (ALDE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst sluit ik me aan bij uw woorden van welkom aan onze zeer belangrijke bezoekers. Ik zal, ongetwijfeld tot uw grote opluchting, proberen binnen de tien minuten te blijven, maar voordat ik inga op de punten die ik heb voorbereid, heb ik eerst een punt van kritiek, namelijk dat dit debat is aangekondigd als een gecombineerd debat over grensoverschrijdende samenwerking, bestrijding van terrorisme en misdaad. Op het scherm staat alleen maar dat dit een debat over terrorisme is. De heer Altmaier zei in zijn inleiding dat we drie grensoverschrijdende politieprojecten zouden gaan bespreken. Welnu, het grootste deel van wat ik te zeggen heb, gaat over de verordening voor het opzetten van het Visuminformatiesysteem. VIS is een grensbeheersysteem en het voornaamste doel ervan is niet de bestrijding van terrorisme en misdaad. Het spijt me, maar ik heb ernstige bezwaren tegen de benaming van dit debat. Ik ben namelijk van mening dat door dergelijke slordigheden de indruk wordt gewekt dat er een gegevensbestand voor grenscontrole of immigratiecontrole wordt opgezet. Ook moeten we niet vergeten dat 99,9 procent van de bezoekers aan de Europese Unie legale reizigers zijn die helemaal niets met misdaad te maken hebben. Dat geldt trouwens ook voor de illegale immigranten of illegaal binnengekomen personen. Het is op zich geen misdrijf om je illegaal op een bepaald grondgebied te bevinden. Het spijt me dat ik zo uitgebreid bij dit punt moet stilstaan.

Het is tweeënhalf jaar geleden dat de Commissie haar voorstellen betreffende het Visuminformatiesysteem indiende, en we hebben bijna anderhalf jaar lang vaak intensief onderhandeld. Ik ben dus heel blij dat we een sterke en evenwichtige overeenkomst hebben bereikt over deze twee hoogst ingewikkelde wetgevingsvoorstellen, een verordening en een besluit.

Ik dank het Duitse voorzitterschap, met name de minister van Binnenlandse Zaken, Wolfgang Schäuble, maar ook de heer Altmaier, voor de grote politieke betrokkenheid bij deze dossiers, en ik dank ook de vorige voorzitterschappen, met name het Finse voorzitterschap, die ook hard aan een overeenkomst hebben gewerkt. Op mijn lange bedanklijst staat ook de Commissie, met name vice-voorzitter Frattini, die ons tijdens het hele proces en bij de totstandkoming van de definitieve overeenkomst met raad en daad heeft bijgestaan. Ik weet ook dat dit resultaat niet mogelijk was geweest zonder de steun van alle schaduwrapporteurs - de heer Cashman, mevrouw Klamt, mevrouw Kaufmann en mevrouw Ždanoka - die ik daarvoor zeer erkentelijk ben. Tot slot dank ik het personeel van het Parlement van harte voor de enorme hoeveelheid werk die het heeft verricht en die van onschatbare waarde is geweest. Mijn eigen assistente, Alexandra, ben ik speciale dank verschuldigd. Ze was werkelijk voortreffelijk.

Ik wil graag een belangrijke institutionele kwestie naar voren brengen. We hadden hier met twee voorstellen te maken, een voorstel volgens de medebeslissingsprocedure en een voorstel volgens de raadplegingsprocedure, maar in feite zijn we erin geslaagd om ze als pakket te behandelen, waardoor ook sprake was van quasi-medebeslissing ten aanzien van de derdepijlermaatregel.

De overeenkomst toont aan dat het Parlement een volwaardige partner is bij de medebeslissing over zeer ingewikkelde kwesties op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Er blijkt ook uit dat de scheiding tussen de eerste en de derde pijler ronduit ondoelmatig en absurd is. Als we het Europees Parlement als gelijkwaardige partner betrekken bij besluiten over wetgeving inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, winnen de maatregelen waartoe op dit terrein wordt besloten, alleen maar aan legitimiteit. Daarom dring ik er bij deze gelegenheid bij de leiders die tijdens de top van 21 juni bijeenkomen, op aan om de nationale veto’s op dit gebied bij wijze van algemene regel op te heffen.

Dan de inhoud van onze overeenkomst. Ik vind dat we erin geslaagd zijn om de doelstellingen die ik vanaf het begin voor ogen had, te bereiken, dat wil zeggen een systeem met duidelijke doelstellingen, regels en verantwoordelijkheden dat eerst en vooral bijdraagt aan veilige en goed beheerde grenzen. Het systeem zal ook echte facilitering bieden voor legale reizigers, die het merendeel uitmaken van alle reizigers met een Schengen-visum, en het zal tevens een verbetering van de binnenlandse veiligheid opleveren.

Dankzij het Parlement is het VIS nu helderder en strenger, is de kans op misbruik of het slecht functioneren ervan verkleind en hebben de burgers het recht op verhaal in geval van fouten. Ik vertrouw erop dat het systeem dat we hebben opgezet, zal zorgen voor veiligheid en respect voor de rechten en burgerlijke vrijheden van de mensen. Er zijn veel andere verbeteringen doorgevoerd op het gebied van gegevensbescherming en -beveiliging: fall-back-procedures voor het gebruik van biometrie, strengere regels voor toegang, gebruik en overdracht, en controlebevoegdheden voor gegevensbeschermingsautoriteiten.

Er is één nieuw onderdeel dat als een heel bijzondere prestatie van het Parlement en als een precedent moet worden gezien, namelijk toegang tot de VIS-gegevensbank door wetshandhavingsautoriteiten. Na zware onderhandelingen erkenden de lidstaten uiteindelijk dat het VIS niet in de eerste plaats een wetshandhavingsinstrument is en dat politie- en inlichtingendiensten derhalve niet rechtstreeks toegang tot VIS mogen hebben, maar indirect en gefilterd via centrale toegangspunten, waar de rechtmatigheid van ieder verzoek wordt gecontroleerd. Maar omdat het Parlement net zoveel belang hecht aan adequate instrumenten om misdaad en terrorisme te bestrijden als de lidstaten, hebben we met het oog op uitzonderlijke gevallen, waarbij sprake is van een bedreigende situatie, een urgentieprocedure afgesproken waarbij het verzoek eerst wordt ingewilligd en later wordt verantwoord.

Het VIS wordt de grootste biometrische gegevensbank ter wereld, met gegevens van zo’n twintig miljoen aanvragers en zeventig miljoen vingerafdrukken. Biometrie kan de privacy ten goede komen maar kan deze ook schaden, en zo streng als we te werk zijn gegaan bij het VIS zo streng moeten we ook zijn bij het inbouwen van waarborgen voor andere bestaande of toekomstige biometrische systemen. Dat is van nog groter belang als het in de toekomst mogelijk gaat om interoperabiliteit of zelfs vervlechting, waarbij de privacy ernstig in gevaar kan komen, zoals autoriteiten voor gegevensbescherming - waaronder de Britse commissaris voor informatie Richard Thomas - hebben aangegeven.

We moeten als wetgevers alles in het werk stellen om de voordelen van de nieuwe technologieën optimaal te benutten en de risico’s ervan tot een minimum te beperken. Medebeslissing betekent medeverantwoordelijkheid, en daarom vormen controle op de tenuitvoerlegging en evaluatie een belangrijk onderdeel van het project. Het Parlement moet volledig op de hoogte worden gehouden van systeemtests, die hopelijk een positieve uitkomst hebben en een soepele inwerkingtreding van het systeem mogelijk maken. Wij zijn in onze EU-wetgeving nogal dol op herzieningsclausules die alleen maar op papier bestaan. Dat moeten we bij het VIS zien te voorkomen.

Tot slot wil ik nog twee andere belangrijke kwesties naar voren halen. De Raad heeft zich er via twee politieke verklaringen toe verplicht om spoedig met een bevredigende overeenkomst over twee cruciale stukken wetgeving te komen. Het eerste is het kaderbesluit inzake gegevensbescherming waarover we het vanavond uitgebreid hebben: goede regels voor de uitwisseling van gegevens met betrekking tot veiligheid, onder andere voor toegang van de politie tot VIS. Het tweede betreft de zogenaamde terugkeerrichtlijn.

Het behoeft geen betoog dat deze instrumenten heel belangrijk zijn voor Europa en zijn burgers en ik dring er bij de Raad op aan om zijn politieke verplichtingen na te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, politiële en justitiële samenwerking is een prioriteit voor de Europese Unie om doeltreffender op te kunnen treden tegen georganiseerde misdaad en internationaal terrorisme. Daarover zijn we het eens. Meer politiële samenwerking veronderstelt echter een intensievere uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde instanties in de lidstaten.

De Europese Unie moet echter een niveau van bescherming van het recht op de persoonlijke levenssfeer bieden dat ten minste gelijk is aan het niveau dat gewaarborgd wordt in het kader van de eerste pijler. Hierdoor kan het beginsel van wederzijds vertrouwen worden versterkt, dat de hoeksteen vormt van de politiële en justitiële samenwerking. Als alle bevoegde instanties namelijk weten dat de gegevens die ze ontvangen, volledig betrouwbaar zijn en dat de gegevens die ze versturen op dezelfde manier beschermd worden als het geval is in hun land, dan zullen ze niet aarzelen om informatie uit te wisselen. Deze gemeenschappelijke discussie is dan ook positief.

Ik vind het echter jammer dat de Raad het niet nodig heeft geacht de invoering van een kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens te koppelen aan de instrumenten voor het uitwisselen van gegevens, zoals het Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) of het visuminformatiesysteem (VIS). Wij hebben het al meermalen gezegd: voor het Europees Parlement zal het onmogelijk zijn verder te praten over nieuwe vormen van gegevensuitwisseling als er geen Europese wetgeving voor gegevensbescherming komt.

Daarom ook betreur ik de wijze waarop het Verdrag van Prüm tot stand is gekomen, buiten alle bestaande instrumenten op Europees niveau om. Wij zijn uiteraard zeer tevreden dat het Duitse voorzitterschap het heeft overgeheveld naar de bevoegdheden van de Europese Unie teneinde een democratisch toezicht door het Europees Parlement te garanderen, maar het is niet aanvaardbaar dat wij enkel zijn geraadpleegd over dit verdrag, dat overduidelijk consequenties heeft voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van Europese burgers. Het Verdrag van Prüm bevat een aantal bepalingen inzake gegevensbescherming, maar deze zijn nog altijd ontoereikend. Ook de aanneming van het Verdrag van Prüm zou afhankelijk moeten worden gesteld van de invoering van het kaderbesluit inzake de bescherming van persoonsgegevens in de derde pijler.

Hoe het ook zij, ik wil het Duitse voorzitterschap bedanken voor zijn inspanningen om de impasse rondom het kaderbesluit inzake gegevensbescherming binnen de Raad op te heffen. Ik ben zeer te spreken over de uiterst constructieve contacten met de ministers Schäuble en Altmaier, en ik wil hen graag bedanken. Ook wil ik commissaris Frattini bedanken voor zijn nuttige steun.

Wij kunnen ons vinden in het feit dat het kaderbesluit een eerste stap is op weg naar gegevensbescherming binnen de derde pijler, en in geen geval een lager beschermingsniveau mag bieden dan Verdrag 108 van de Raad van Europa met het hieraan gehecht aanvullend protocol.

Ik hoop dat de Raad zich zal baseren op ons compromisvoorstel betreffende het toepassingsgebied van het kaderbesluit. Bij een evaluatie over drie jaar - commissaris Frattini zei het al - kunnen we namelijk, onder verwijzing naar de praktijkervaring, aantonen dat het nodig is het toepassingsgebied uit te breiden tot gegevens die op nationaal niveau worden verwerkt.

Ik wijs er tevens op dat het voor het Parlement absoluut essentieel is om de kwestie van toegang en verwerking van gegevens door particulieren te behandelen. Wij achten het zonder meer noodzakelijk om bij elke overdracht naar derde landen te bepalen of de gegevens adequaat beschermd zijn. Voor alle duidelijkheid: het gaat er niet om een lijst van landen op te stellen waar het beschermingsniveau van de gegevens adequaat is, maar wel om per geval te bepalen of de gegevensbescherming adequaat is.

Het Duitse voorzitterschap heeft onze terechte bezorgdheid erkend door bij het VIS een politieke verklaring aan te nemen. Hierin staat te lezen dat de Raad prioriteit blijft toekennen aan het zo snel mogelijk - uiterlijk 2007 - goedkeuren van het kaderbesluit inzake gegevensbescherming.

Tot slot wil ik de Raad eraan herinneren dat hij in december 2005 tijdens het debat over het bewaren van persoonsgegevens een eerste politieke toezegging heeft gedaan voor een spoedige aanneming van deze tekst. Vandaag kan ik zeggen dat het Parlement goede hoop heeft dat de Raad zijn beloften zal nakomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie juridische zaken is door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken gevraagd om de rechtsgrondslag te onderzoeken van het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit.

Het voorstel van de regeringen waarvan dit initiatief afkomstig is, was gebaseerd op twee artikelen: artikel 30, letters a) en b), wat betreft de operationele samenwerking, en artikel 31, en bovendien op artikel 34, lid 2, letter c).

De referentie aan artikel 34, lid 2, letter c) en de andere artikelen betekende dat er maatregelen voor samenwerking konden worden aangenomen, maar geen wetgevende maatregelen, terwijl er in de tekst van het voorstel wel sprake is van wetgevende maatregelen.

De Commissie juridische zaken heeft geoordeeld dat het toepasselijke artikel niet artikel 34, lid 2, letter c) is, maar artikel 34, lid 2, letter b), dat wetgevende maatregelen mogelijk maakt. Dit voorstel, dat in de Commissie juridische zaken met eenparigheid van stemmen is goedgekeurd, is overgenomen door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, en daarom denk ik dat het voorstel correct is en moet worden aangenomen door dit Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Reul, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, beste collega’s, het feit dat de mensen geen groot enthousiasme kunnen opbrengen voor het Europese project legt een schaduw over de discussies over Europa. Wat we nu op poten proberen te zetten met het Verdrag van Prüm, is een belangrijke bijdrage aan de totstandbrenging van een groter draagvlak onder de burgers in Europa voor dit Europese project. Onder meer moeten wij met dit voorstel van de Raad en de samenwerking tussen ons en de Commissie ervoor zorgen dat bij een belangrijk maatschappelijk vraagstuk - namelijk de dreiging die uitgaat van terrorisme en georganiseerde criminaliteit - niet alleen woorden worden gesproken maar ook heel concrete verbeteringen worden gerealiseerd. Daar hebben we bij verschillende gelegenheden hier in het Parlement en in de betreffende commissie over gedebatteerd, en toen hebben wij vastgesteld dat er op het punt van de grensoverschrijdende politiesamenwerking dringend gehandeld moest worden. Ook hebben wij herhaaldelijk betreurd dat we niet sneller vooruit konden komen, of helemaal geen vorderingen konden maken.

We weten dat we op het gebied van DNA- en vingerafdrukvergelijkingen met inlichtingenuitwisseling de veiligheid van de mensen kunnen vergroten. Ik ben dan ook bijzonder blij dat het met dit voorstel gelukt is om zoveel onderdelen van het Verdrag van Prüm over te hevelen naar het Europese rechtskader.

Ik moet in alle eerlijkheid ook zeggen dat ik meer had gewild. Bij eerdere discussies waren we ook al verder gekomen. Ik voeg daar aan toe dat onze fractie op een aantal punten bij de gedetailleerde weging van de gegevensbescherming liever niet zo ver gegaan was, omdat we geloven dat deze aanvullende besluiten eigenlijk overbodig zijn, aangezien ze al in het Verdrag van Prüm geregeld zijn. Maar alles in aanmerking genomen hebben wij, evenals de rapporteur, uiteindelijk besloten om het project in zijn geheel te ondersteunen, ook al hebben we over deze of gene passage nog onze bedenkingen.

Het is belangrijk dat het project effect gaat sorteren en een succes wordt. Dat zal het aanzien van Europa bij de burgers duidelijk vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is altijd goed om u in de voorzittersstoel te zien zitten als fundamentele vrijheden en mensenrechten aan de orde komen. Ik heb het over de VIS-verordening en het VIS-besluit.

Ik moet zeggen dat het na tweeënhalf jaar lijkt op het einde van een onbeantwoorde liefde. Ik heb dit dossier op afstand bewonderd, ermee geworsteld en het geliefkoosd, maar nooit had ik het gevoel dat mijn passie beantwoord werd. Toch dank ik barones Ludford en de andere schaduwrapporteurs voor de nauwe samenwerking.

Tweeënhalf jaar is echter niet goed genoeg. We moeten onszelf niet op de borst kloppen. Het is dan wel een overeenkomst in eerste lezing, maar de vorderingen waren traag. Er ligt een goed pakket voor ons, maar als we een medebeslissingsprocedure efficiënt willen laten verlopen, moeten we sneller en efficiënter te werk gaan. Ik moet zeggen dat dit een roep om meer middelen is, niet alleen voor de Commissie maar ook voor het Parlement, zowel binnen het commissiesecretariaat als binnen onze eigen delegatiesecretariaten.

Zoals ik al zei, ligt er nu een tekst met een evenwichtig standpunt. We hebben niet alles opgenomen wat de socialisten wilden, maar mijn fractie is van mening dat de belangrijkste elementen erin zitten: beperkte en evenredige toegang, regels voor gegevensbescherming, het recht van beroep, dat van essentieel belang is, sancties bij misbruik en het beginsel van non-discriminatie, dat tot mijn trots eerder al in mijn verslag over de Schengen-grenscode was opgenomen. We zijn ook blij dat het Duitse voorzitterschap akkoord gaat met het pakket van de VIS-verordening en het VIS-besluit, dat voor ons evenzeer van belang is. Ook juichen we toe dat de Raad bereid is om tot overeenstemming te komen over het derde-pijlerkaderbesluit inzake gegevensbescherming. Dit is van het hoogste belang.

Ik wil graag afsluiten met een ietwat controversieel punt: de kwestie biometrie en met name vingerafdrukken. Als we echt werk willen maken van de burgerlijke vrijheden, met name vrij verkeer van personen en de bescherming van minderjarigen die zonder begeleiding reizen, moet er een mentaliteitsverandering plaatsvinden. Ik ben van mening dat dit ons beter in staat stelt om de handel in minderjarigen te bestrijden. Wordt er inbreuk gemaakt op de privacy? Wordt deze in gevaar gebracht? Dat denk ik niet. Of de privacy in gevaar komt, hangt af van het gebruik van biometrie en de opslag van biometrische gegevens.

Ik ga eindigen zoals ik ben begonnen, namelijk door alle kanten van het Parlement, de Commissie en het voorzitterschap hartelijk te danken voor de nauwe samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro, namens de ALDE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, staatssecretaris Altmaier, beste collega’s, er is zeer uitvoerig over het VIS gesproken, en alles wat ik daar nog aan toe zou kunnen voegen, zou het goede dat eerder gezegd is maar verwateren.

Vandaar dat ik mij op het Verdrag van Prüm zou willen concentreren. Net als collega Reul vind ik dat hiermee een zinvol instrument gecreëerd is. Wat ik vroeger in de ambtelijke hulp en rechtsbijstand deed, namelijk gegevens opvragen, kan ik nu via een digitale uitwisseling krijgen en dat is bijzonder nuttig. Over het doel en de achterliggende gedachte van het verdrag valt niet bijster veel te zeggen, al vrees ik wel dat we drie kardinale fouten maken, op het terrein van de binnenlandse veiligheid, van justitie en binnenlandse zaken en van de derde pijler. We geloven dat snelheid per se een deugd is. We gunnen onszelf niet meer de tijd om te overwegen of bepaalde zaken ook werkelijk functioneren, en of we ze misschien niet op een betere manier aan kunnen pakken. Over het raakvlak tussen transparantie en democratie enerzijds en de derde pijler anderzijds hebben we vandaag al het een en ander gehoord, in elk geval wat de participatie en de informatie van het Parlement betreft. Daar is het mij dan ook niet om begonnen, maar wel om dit: natuurlijk functioneert de uitwisseling tussen Duitsland en Oostenrijk. We weten dat daarmee successen geboekt zijn. Maar neem nu eens zevenentwintig lidstaten en probeer daarvoor alleen eens uit te rekenen tot in welke macht de gegevensuitwisseling dan opklimt, en wat voor krachtige gegevensbank daar niet voor nodig is! We weten niet eens of die in deze vorm wel maakbaar is.

Het andere punt: de gegevens, met name vingerafdrukken of DNA-profielen, worden in de verschillende lidstaten om verschillende redenen opgeslagen. Waar collega Ludford over mee kan praten is Groot-Brittannië, dat net bezig is een DNA-gegevensbank op te zetten die vroeg of laat de gehele bevolking zal omvatten. Vanaf welk punt is uitwisseling daarmee legitiem, en hoe zou die er in dit verband uit moeten zien? Een ander vraagteken zijn de kosten. Nu betalen de lidstaten nog, maar ik denk wel dat een gedeelte ervan in geval van twijfel naar de begroting van de Gemeenschap overgeheveld zou kunnen worden, al staat dan nog te bezien hoe men het daar eens over wordt, want ik weet dat een land als Polen daar anders over denkt. Als ik mij goed herinner stond in een document van het voorzitterschap dat dit Duitsland naar schatting ongeveer 900 000 euro gaat kosten. Dan vraag ik mij af hoe het Britse Hogerhuis in een onderzoek tot de inschatting kan komen dat de plannen Groot-Brittannië ongeveer 35 miljoen euro gaan kosten. Zo ver kunnen de ramingen in dit geval toch niet uiteenlopen!

Als onze commissie niet over zo’n uitstekend secretariaat en over uitstekende ondersteuning zou beschikken, waren we bij de beoordeling van het Verdrag van Prüm en het advies van het Parlement daarover nog geen bladzijde verder gekomen. Ik zou dan ook af willen sluiten met het volgende verzoek. U hebt vaak genoeg gehoord dat de procedure hier aan forse kritiek heeft blootgestaan. Die is ook niet verenigbaar met het principe van beter wetgeven of met de democratische betrokkenheid van een derde instantie. Laten we voortaan eerlijk en verstandig samenwerken en niet naar de letter handelen, ook al geeft die u formeel de mogelijkheid ons via de driemaandentermijn onder druk te zetten, zoals met het Verdrag van Prüm gebeurd is. Het komt de sfeer ook niet bepaald ten goede als een hoge ambtenaar van het voorzitterschap van de Raad in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken op de vraag wat er met de door het Parlement aangenomen amendementen over Prüm gaat gebeuren, antwoordt dat we helemaal geen stap meer verder komen als ook daar nog rekening mee gehouden moet worden en dat het met de lidstaten bereikte akkoord dan opnieuw opengebroken moet worden. Dat is geen goede samenwerking. Toch kunt u, mijnheer Altmaier, zoals u weet verzekerd zijn van mijn hoogachting.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Tomasz Zapałowski, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, terrorisme en misdaad zijn vandaag twee van de ernstigste bedreigingen voor het dagelijkse leven van de inwoners van de Europese Gemeenschap. Het lijdt geen twijfel dat we behoefte hebben aan nauwere samenwerking tussen de EU-lidstaten bij de uitwisseling van gegevens over individuen die mogelijk een bedreiging vormen. We mogen echter niet vergeten dat het niet de bedoeling kan zijn om gevoelige informatie over burgers van de Europese Unie bij standaardcontroles ter beschikking te stellen van politie- en douanediensten. In de mate van het mogelijke moeten deze diensten wel toegang hebben tot dergelijke gegevens over burgers uit derde landen. Dat is zeker het geval voor de landen die een voedingsbodem zijn voor criminele activiteiten.

Het verstrekken van gevoelige gegevens aan de opsporingsdiensten en onderzoeksorganen van andere lidstaten in gevallen waarin het vermoeden bestaat dat bepaalde individuen deel uitmaken van criminele groepen, is natuurlijk iets heel anders. Ik sluit me volledig aan bij het standpunt van de Commissie juridische zaken. Ik ben namelijk ook van mening dat deze kwestie geregeld zou moeten worden op basis van de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangezien een aantal bepalingen uit de verordening verband houden met de soevereiniteit van de lidstaten van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvia-Yvonne Kaufmann, namens de GUE/NGL-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort iets zeggen over het visuminformatiesysteem. Dat systeem is ongetwijfeld nodig, maar ik moet wel zeggen dat ik nog steeds twijfels heb over de concrete vorm van het VIS.

Die twijfels betreffen vooral de vergaande invoering van biometrische gegevens. Nog altijd moeten we het zonder concrete effectbeoordeling stellen en blijft het volstrekt onduidelijk of de omgang met een dermate grote hoeveelheid gegevens administratief ook maar enigszins te behappen valt. Dat is echter wel een cruciale vraag voor de gegevensbeveiliging en de grondrechten van de betrokken individuen.

Problemen voorzie ik ook bij de toegang die veiligheidsdiensten tot het VIS krijgen in het kader van de politiële en justitiële samenwerking, want nog altijd is er geen voldoende geharmoniseerde gegevensbescherming binnen de derde pijler.

De nu door het Duitse voorzitterschap gepresenteerde tekst benadert in mijn ogen op geen stukken na dat waar het Parlement zich in september 2006 oorspronkelijk voor had uitgesproken, en blijft nog ver achter bij het niveau van gegevensbescherming binnen de eerste pijler. Daarom kan ik met de verordening en het besluit in hun huidige vorm niet instemmen, en zal ik mij van stemming onthouden.

Tot slot wil ik alle rapporteurs bedanken voor de goede samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Prüm beoogt duidelijk een pioniersrol te spelen bij de integratie van de EU. We weten allemaal dat het bestrijden van misdaad en terrorisme ondergeschikt is aan het werkelijke doel. Het verdrag gaat als kaderbesluit van de Raad deel uitmaken van de EU-wetgeving. De bepalingen ervan worden in steen gegrift en worden niet onderworpen aan echte democratische toetsing of goedkeuring. Het Britse parlement wordt niet de gelegenheid geboden om de tenuitvoerlegging van het verdrag tegen te houden, en zelfs dit Parlement heeft slechts een raadgevende rol.

Groot-Brittannië wordt geconfronteerd met een specifiek gevaar. Het heeft bijvoorbeeld de grootste DNA-databank ter wereld, met monsters van meer dan 4,2 miljoen personen, van wie velen volstrekt onschuldig zijn en nooit van enige strafbaar feit beschuldigd zijn. Deze mensen zijn verdachten in spé. Tijdens onze zoektocht naar verdere politieke integratie glipt Orwells Big Brother via de achterdeur Europa binnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Klamt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, geachte afgevaardigden, de rechtsgrondslag voor het visuminformatiesysteem waar we morgen over stemmen, is een van die dossiers die na een taai gevecht tussen alle betrokkenen en na lange onderhandelingen eindelijk tot een goed einde gebracht worden. Zo zal hopelijk nog voor het zomerreces een belangrijk Europees rechtsinstrument voor de bespoediging van en de controle op de visumverstrekking op de rails worden gezet. Door de uitwisseling van gegevens van visumaanvragers uit andere dan Schengen-landen tussen asiel- en immigratie-instanties, douane- en veiligheidsautoriteiten kan de afhandeling van en controle op visa duidelijk sneller verlopen. Dat is in het voordeel van de reizigers die van onbesproken gedrag zijn, die loutere motieven hebben of heel vaak de Europese Unie bezoeken. Want of zij nu als toerist of als zakenreiziger komen, ze komen sneller en makkelijker aan hun visum. Anderzijds vereenvoudigt gegevensuitwisseling ook de controle, die in een Europa zonder binnengrenzen nu eenmaal onontbeerlijk is.

Alle fracties kunnen tevreden zijn met het resultaat. Enerzijds is het de Europese Unie gelegen aan een snelle en gastvrije afhandeling van visumaanvragen, anderzijds beschermt zij haar burgers tegen illegale grensoverschrijding en daarmee tegen verschillende vormen van georganiseerde criminaliteit.

Ik dank de rapporteur en alle collega’s die constructief aan oplossingen bijgedragen hebben. Ik dank ook uitdrukkelijk het Duitse voorzitterschap, dat in de Raad gehoor wist te krijgen voor veel van onze standpunten, met name op het gebied van de gegevensbescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Duits voorzitterschap verdient onze gelukwensen, omdat het erin geslaagd is enige beweging te brengen in het stilstaand water van de gegevensbescherming in de derde pijler. Het verdient echter geen gelukwensen als het gaat om de procedures die werden gevolgd in het geval van het Verdrag van Prüm.

De geschiedenis van Prüm begon verkeerd en werd verkeerd voortgezet, maar ik hoop dat het uiteindelijk toch een redelijk einde zal hebben. Het was volkomen verkeerd van de zeven landen om tot dit Verdrag toe te treden en aldus de Europese instellingen te omzeilen. Het was volkomen verkeerd van de tien andere landen om te verklaren dat zij bereid waren toe te treden tot deze buiteninstitutionele samenwerking. Het is een goede zaak dat het Duits voorzitterschap uiteindelijk heeft besloten om Prüm op te nemen in het Europese kader, maar het is geen goede zaak dat het daar zo plotseling mee komt, zonder eerst een grondige effectbeoordeling te hebben gemaakt van Prüm. En het is ronduit een kwalijke zaak dat het voorzitterschap nu dit verdrag erdoor wil drukken, zonder dat er sprake is van een toereikend kader voor de gegevensbescherming in de derde pijler, en het is ook een kwalijke zaak dat het daar zoveel haast mee maakt, waardoor het in de praktijk de mogelijkheid van het Parlement om zijn adviserende rol ten volle te vervullen, ondermijnt.

Desalniettemin is het Parlement erin geslaagd een heel goed verslag op te stellen, en natuurlijk verdient de heer Correira onze hartelijke gelukwensen. Morgen zullen wij een reeks serieuze, maar minimale waarborgen aannemen voor legale en beperkte uitwisseling en gebruikmaking, evenals voor de bescherming van DNA-gegevens, enzovoort.

Ik hoop dat de Raad onze amendementen zal overnemen, opdat de geloofwaardigheid van de overigens onontbeerlijke - let wel: onontbeerlijke - samenwerking tussen politiediensten kan worden gered. De afgelopen jaren is deze samenwerking gevaarlijk overgeheld naar surveillance en onderdrukking, zonder dat er voldoende garanties waren voor de grondrechten. Voor de politie en de regeringen is het op korte termijn vaak aantrekkelijk om deze weg te volgen, maar op lange termijn is dit een glijbaan, die uitermate gevaarlijk kan zijn voor de werking van de democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Adina-Ioana Vălean (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer tevreden over het pakket voorstellen dat het Parlement morgen gaat aannemen. De afgelopen jaren hebben we onze inspanningen op Europees niveau geïntensiveerd om grensoverschrijdende samenwerking ter bestrijding van terrorisme en misdaad te stimuleren. Een doeltreffende uitwisseling van gegevens tussen nationale politiediensten is van essentieel belang in een Europa zonder interne grenzen, maar volgens mij vraagt dit automatisch om een hoger niveau van gegevensbescherming. Daarom verwelkom ik de aanneming van het besluit inzake de bescherming van persoonsgegevens die voor veiligheidsdoeleinden worden gebruikt.

Deze instrumenten zullen ongetwijfeld bijzonder zinvol zijn, maar het Prüm-geval toont ook de noodzaak aan van een mondiale visie op beleidsvorming ten aanzien van justitiële en politiële samenwerking. Ik vind dat we nu maar eens moeten ophouden nieuwe wetten te maken en dat de Commissie maar eens een evaluatie van de bestaande wetgeving op dit gebied moet uitvoeren, zodat we eindelijk tot een samenhangende benadering kunnen komen. In dat opzicht is het ook van belang dat de Grondwet wordt aangenomen, want dan wordt betere besluitvorming op justitieel gebied mogelijk via het exclusieve initiatiefrecht van de Commissie. Misschien moeten we in dit tijdperk, waarin het verzamelen van torenhoge stapels gegevens de spannendst denkbare bezigheid lijkt te zijn, onszelf eens afvragen of dit wel echt zinvol en nodig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Adamos Adamou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, in eerste instantie spreken wij ons vandaag uit over een verdrag betreffende de uitwisseling van inlichtingen van strikt persoonlijke aard tussen nationale veiligheidsdiensten. Wij spreken over een verdrag waarmee wordt voorzien in gemeenschappelijk optreden van speciale diensten uit eigen land en het buitenland, op het grondgebied van de lidstaten, onder het voorwendsel van de handhaving van de openbare orde.

Het verdrag bevat ook een bepaling die het gemeenschappelijk optreden van politie en speciale corpsen van twee of meer landen mogelijk maakt tijdens gebeurtenissen van internationale betekenis - politieke gebeurtenissen maar ook sportevenementen - als deze tot manifestaties en demonstraties leiden. Tevens mag een derde lidstaat DNA-gegevens, vingerafdrukken en andere persoonsgegevens van de verdachte doorgeven. Het gevaarlijkste is echter dat de aanwezigheid van buitenlandse agenten en hun optreden in een derde lidstaat worden gelegaliseerd. In uitzonderlijke gevallen hebben die diensten het recht op toegang, op invasie op het grondgebied van een verdragsluitende partij, zelfs in afwezigheid van de lokale autoriteiten.

Ik roep de collega’s op om heel voorzichtig te zijn en goed na te denken over hoe zij gaan stemmen. Wij mogen in naam van de strijd tegen het terrorisme onze politieke vrijheden niet opofferen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manfred Weber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het zijn mooie dagen voor politici die over binnenlandse zaken gaan. Enerzijds stellen we vast dat er met Prüm en VIS vorderingen gemaakt zijn voor de ruimte van veiligheid en rechtvaardigheid, anderzijds zien we ook vorderingen op het gebied van de burgerrechten, als het om de bescherming van de persoonsgegevens gaat.

Ik zou me op de gegevensbescherming willen concentreren. In de derde pijler hebben we echt vooruitgang geboekt. Ik zou hier willen aangeven dat wij - ook in onze fractie - groot vertrouwen hebben in de overheid. In ons debat over gegevensbescherming mag geen wantrouwen doorklinken. Er is veel positiefs bereikt en juist de successen die met de omzetting van het Verdrag van Prüm geboekt werden, zijn voor iedereen zichtbaar. Collega Álvaro zou ik willen antwoorden dat mijn zorgen over de omvang van de gegevensbestanden in de toekomst niet opwegen tegen mijn blijdschap over het feit dat we daarmee duizenden zware misdrijven in Europa ophelderen en onze burgers veiligheid bieden kunnen.

Het kaderbesluit inzake gegevensbescherming schept opnieuw een evenwicht tussen de bestaande en noodzakelijk macht van onze overheden enerzijds en de burgerrechten anderzijds. Nog altijd zijn vele vragen open, maar we zijn nu wel een stap verder. Ik wil erop wijzen dat wij als PPE-DE-Fractie voor een duidelijk omlijnd kader inzake gegevensbescherming zijn en bijzonder veel waarde hieraan hechten.

Het was al met al een zware bevalling. Vandaar dat ik alle betrokkenen dankbaar ben, het Duitse voorzitterschap, zonder wie dit succes ondenkbaar geweest zou zijn, collega Roure, die uitstekend onderhandeld heeft voor het Parlement, en natuurlijk ook commissaris Frattini, die ons daadkrachtig terzijde gestaan heeft.

De Raad zou ik er nog op willen wijzen dat er in de discussie over het rechtskader inzake gegevensbescherming nog een paar bezwaren zijn, al zijn dat er duidelijk minder geworden. We hopen dat er desondanks een goed resultaat komt, en dat we dit alles in kannen en kruiken weten te brengen.

Wat de procedure betreft, is mijn persoonlijke mening dat we uit het Verdrag van Prüm niet zo’n goede politiesamenwerking gehaald hadden, als bepaalde landen niet het voortouw genomen hadden. Het succes dat zij behaalden was namelijk nodig om in de Raad deze resultaten te kunnen boeken. Daarom heb ik geen moeite met de gevolgde procedure. Ik zeg alleen, ook aan het adres van de Raad: als iets in EU-recht wordt omgezet, moet ook het Europees Parlement daarbij betrokken worden. Bij de beraadslagingen van vandaag kreeg het Parlement af en toe ook lof toegezwaaid, hoewel wij, parlementariërs, ook lastig kunnen zijn. Uiteindelijk blijken ze echter heel verstandig te zijn en worden e goede compromissen ook gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Mikko (PSE). - (ET) Het Verdrag van Prüm is een uitstekend voorbeeld van hoe de Europese Unie snelle en doeltreffende maatregelen kan nemen. De behoefte aan dit verdrag blijkt uit de verdubbeling van het aantal landen dat zich bij dit verdrag heeft aangesloten of belangstelling heeft getoond in de afgelopen drie maanden, dus in de periode dat wij dit verslag behandelen.

Als snelle oplossing is de gedeeltelijke integratie van het Verdrag van Prüm in het kader van de Europese Unie een goede ontwikkeling. Het feit dat zo’n belangrijk verdrag door de achterdeur moest worden geloodst, is echter een zorgwekkend symptoom.

De meeste lidstaten mochten niet meepraten over de totstandkoming van de samenwerking die belangrijk is voor de interne veiligheid. Hier is weer eens sprake van een stap in de richting van een Europa van twee snelheden.

Een Europa van twee snelheden kan echter alleen een tijdelijke oplossing zijn. Alleen wanneer de Europese Unie een eenheid is, kan zij groter zijn dan de som van haar lidstaten. Wanneer wij verdeeld zijn, kunnen wij niet eens voor een stabiele energievoorziening zorgen.

Wij hadden niet genoeg tijd om op grondige wijze een stabiele basis te creëren voor grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van interne veiligheid. Dat is heel jammer. Bij de behandeling van dit verslag bleek hoeveel de praktijken van de lidstaten van elkaar verschillen.

Wij hebben gemeenschappelijke regelgeving nodig, vooral op het gebied van gegevensbescherming, maar zolang belangrijke problemen op het gebied van interne veiligheid onder de derde pijler vallen, is er geen reden voor optimisme.

Ik wil de rapporteur complimenteren en bedanken voor de amendementen, die het halfslachtige werk van de instellingen in grote mate compenseren.

Het Parlement kan natuurlijk niet zomaar tevreden zijn met wat is bereikt. Europa moet ontwaken uit de periode van overpeinzingen en vastberaden verder gaan. De Europese Unie heeft snelle samenwerkingsmechanismen nodig, die ook soepel functioneren wanneer onze Europese Unie meer lidstaten heeft dan nu.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophia in ’t Veld (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben heel blij dat het Duitse voorzitterschap gegevensbescherming tot een van zijn prioriteiten heeft gemaakt. Maar ik ben minder blij met de diverse voorstellen die in circulatie zijn gebracht. Ik dring er bij de Raad op aan om niet alleen de aanbevelingen van het Europees Parlement over te nemen, maar ook rekening te houden met de kritiek en de bezorgdheden van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Ten eerste verbaast het mij enigszins dat we nog steeds zevenentwintig verschillende wetstelsels hebben, wat tot een hoop onzekerheid leidt voor burgers en bedrijven. Ten tweede zijn er zoveel vage en open definities, bijvoorbeeld met betrekking tot de zogenaamde purpose limitation, en zoveel uitzonderingen op de rechten en garanties van de burgers dat dit voorstel de positie van de burgers uiteindelijk eerder zal ondermijnen dan versterken.

Een voorbeeld hiervan is artikel 7 over de uitwisseling van gevoelige gegevens, zoals politieke voorkeur, medische gegevens of seksuele geaardheid van een persoon. Deze gegevens behoren utsluitend te worden uitgewisseld indien dit strikt noodzakelijk is en met voldoende waarborgen. Wat betekent dat? Wat moeten we verstaan onder strikt noodzakelijk? Wat zijn de criteria? Wat wordt bedoeld met voldoende waarborgen? Die zaken zijn gevaarlijk open.

En dan is er nog een vraag waarop we nooit een duidelijk antwoord hebben gekregen. We weten dat de Raad en de Commissie met de VS praten over een transatlantisch stelsel voor gegevensbescherming. Op zich is dat een goede zaak, maar tot nu toe is het mij, ondanks herhaalde vragen, niet duidelijk op welke basis deze gesprekken plaatsvinden. Als de basis wordt gevormd door de lage normen in uw voorstel voor EU-gegevensbescherming in de derde pijler, dan maak ik me ernstig zorgen over de rechten van de Europese burgers in onze betrekkingen met de VS.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bradbourn (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil tijdens dit debat maar één kwestie naar voren brengen en dat is het Prüm-verdrag. Naar mijn mening heeft de Raad deze kwestie er met afschuwelijk veel haast doorheen gejaagd. Dit verdrag heeft vérrijkende gevolgen en raakt alle Europese burgers. Om een voorbeeld te geven: de bepalingen van het verdrag kunnen tot gevolg hebben dat gegevens over alle EU-burgers worden gedeeld en uitgewisseld, ongeacht het feit of ze wel of niet van een misdrijf verdacht zijn of hiervoor veroordeeld zijn. Zoals de vorige spreker al zei, heeft de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming daar nadrukkelijk op gewezen, en hij maakt zich daar ernstig zorgen om. In een recent verslag heeft hij gezegd dat de kring van betrokkenen die in dit systeem kunnen worden opgenomen, niet beperkt blijft tot personen die van bepaalde misdrijven worden verdacht of hiervoor veroordeeld zijn.

Waarom laten we zoiets toe in de Europese Unie, waar we burgerlijke vrijheden en gegevensbescherming hoog in het vaandel hebben staan? Dan is er ook nog de kwestie politieachtervolgingen. Het staat buitenlandse politieagenten met arrestatiebevoegdheid vrij om zonder toestemming andere lidstaten te betreden en zo de fatsoenlijke uitleveringsprocedures naast zich neer te leggen Ik vind dat onaanvaardbaar. Het systeem dat werd toegepast tijdens de onlangs in Duitsland gehouden wereldkampioenschappen voetbal, waar de lokale politie werd bijgestaan door buitenlandse politieagenten zonder uitvoerende bevoegdheid, werkte uitstekend. De uitdrukking zegt het al: ‘wat niet kapot is, hoef je niet te repareren’.

Over het geheel genomen is dit verdrag het klassieke geval van een paar lidstaten die hun systeem aan alle andere lidstaten willen opleggen. In dit geval hebben slechts acht landen het verdrag ondertekend, en we proberen het nu aan de rest op te dringen. Die kant moeten we niet op. Ik zou liever zien dat de lidstaten de mogelijkheid kregen om aan bepaalde onderdelen van het verdrag niet mee te doen, als dat in hun nationale belang is, en dat we het niet zochten in uitzonderingsbepalingen of afwijkingen. Zolang dat niet het geval is, kan ik de toevoeging van een dergelijke bepaling in het EU-acquis niet steunen. Het is een gevaarlijke en slecht doordachte maatregel, die nauwelijks zal bijdragen tot de publieke veiligheid maar het publieke vertrouwen op termijn veel schade zal berokkenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Panayiotis Demetriou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, uit het debat van vandaag maar ook uit vorige debatten is wel gebleken dat wij het er allemaal over eens zijn dat alles in het werk moet worden gesteld om terrorisme, georganiseerde misdaad en immigratie te bestrijden. Wij zijn het er ook allemaal over eens dat de politiële en justitiële autoriteiten moeten samenwerken als men spijkers met koppen wil slaan. Verder zijn wij het er allen over eens dat als men criminaliteit, terrorisme en immigratie grensoverschrijdend wil aanpakken de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten inlichtingen moeten uitwisselen.

Waarover zijn wij het met elkaar oneens? Waar komt onze onenigheid uit voort? Deze komt voort uit het feit dat men het hoofdstuk van de mensenrechten niet over het hoofd mag zien, dat het hoofdstuk van de gegevensbescherming moet worden nageleefd, en ik geloof niet dat er ten aanzien daarvan meningsverschillen zijn. De vraag is waar wij de scheidslijn moeten trekken opdat er een evenwicht is tussen het meer algemeen openbaar belang en het particulier belang. Ik ben van mening dat wij elkaar niet de loef hoeven af te steken. Wij zijn allemaal gevoelig voor het vraagstuk van de mensenrechten. Elkaar de loef proberen af te steken - en daartoe worden pogingen gedaan in dit hoofdstuk - is beledigend. Ik moet echter wel zeggen dat een academisch debat nutteloos is, gezien de werkelijkheid. De oude Romeinen plachten te zeggen; “primum vivere, deinde philosophari”. Er is misdaad, er is terrorisme en er is illegale immigratie, en dus moeten wij middelen zien te vinden om deze situatie het hoofd te bieden zonder het beginsel en het recht van de bescherming van de mensenrechten te schenden.

Mijns inziens hebben de rapporteurs evenwichtige verslagen ingediend. Daarom wil ik hen gelukwensen en het Parlement oproepen om vooroordelen ter zijde te schuiven en steun te geven aan deze verslagen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, minister Altmaier, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, dames en heren, voor het verbeteren van de veiligheid en het bestrijden van het terrorisme en de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit volstaat het niet de gemeenschappelijke buitengrenzen te versterken. Het is ook van belang dat informatie die in het kader van de grenscontrole wordt vergaard, snel en op een doeltreffende wijze wordt uitgewisseld en dat de justitiële samenwerking beter wordt georganiseerd.

Een betere politiële en justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied en het opzetten van een visuminformatiesysteem zijn net zo belangrijk. Ik steun daarom de verslagen die de afgevaardigden Correia, Ludford en Roure ons hebben voorgelegd. Ik wil vooral mevrouw Ludford feliciteren. Na tweeëneenhalf jaar onderhandelen heeft ze nu eindelijk een akkoord weten te bereiken.

Het voorstel inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking neemt een aantal van de belangrijkste bepalingen van het Verdrag van Prüm over, vooral als het gaat om de bestrijding van terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie. Daarmee wordt gevolg gegeven aan sommige van de belangrijkste vereisten, zoals die in het programma van Den Haag zijn vastgelegd. Er zijn dus enige verbeteringen aangebracht met betrekking tot de uitwisseling van informatie en de overdracht van persoonsgegevens. De bescherming van die gegevens moet als grondrecht worden beschouwd.

Ik ben heel blij met dit voorstel, en ik ben het verder eens met de heer Correia dat dit initiatief de vorm van een kaderbesluit moet krijgen. Het is immers de bedoeling de regelingen en wetgeving van de lidstaten beter op elkaar af te stemmen. Verder is het zo dat het VIS het op twee na grootste, op informatietechnologie gebaseerde systeem is dat in het kader van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en gerechtigheid wordt opgezet.

Ik ben heel tevreden dat er nu eindelijk overeenstemming is bereikt, en wel op een zodanige wijze dat we verder kunnen met het opzetten van dit uiterst belangrijke systeem. Het zal de administratie van het gemeenschappelijk visumsysteem, de consulaire samenwerking en de raadpleging tussen de consulaire autoriteiten verbeteren en verhinderen dat de interne veiligheid bedreigd wordt. Het systeem zal verder helpen visa shopping tegen te gaan en de bestrijding van fraude vergemakkelijken. Ook de controle aan de buitengrenzen en op het grondgebied van de lidstaten zal gemakkelijker verlopen. Tot slot zal het systeem meehelpen illegale immigranten te identificeren en terug te sturen - ik herhaal: terug te sturen. Op die wijze maken we de tenuitvoerlegging van de Dublin II-verordening mogelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Kudrycka (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ingenomen met het feit dat het Europees Parlement erin geslaagd is een eensgezind standpunt te bereiken over het Verdrag van Prüm. De compromisamendementen tonen echter aan dat de Raad bepaalde kwesties nog eens opnieuw moet bekijken. Op die manier maakt het Europees Parlement duidelijk dat het niet kan instemmen met de gekozen methode om in beperkte kring te onderhandelen, of met de poging om eerder goedgekeurde bepalingen in de EU-wetgeving op te nemen. We moeten met klem benadrukken dat dit niet de juiste manier van werken is. Deze aanpak vormt geen garantie voor een gelijke behandeling van de lidstaten, laat het Europees Parlement links liggen en geeft aanleiding tot ernstige juridische, organisatorische en politieke bedenkingen. Deze situatie moet bijgevolg een uitzondering zijn, niet de regel. Daarenboven is het een waarschuwing om in de toekomst niet op dezelfde manier te werk te gaan bij andere aangelegenheden die onder de derde pijler vallen.

Iedereen is het erover eens dat we behoefte hebben aan een visumsysteem om een betere tenuitvoerlegging van het visumbeleid te verzekeren. We moeten ons er terdege van bewust zijn dat het aannemen van de rechtsgrondslag slechts een eerste stap is. We kennen allemaal het verhaal van SIS II. Hoewel er aanvankelijk veel druk werd uitgeoefend om de rechtsgrondslag zo snel mogelijk aan te nemen, doken er in een later stadium ernstige problemen op bij de technische tenuitvoerlegging van het systeem. We moeten bijgevolg al het mogelijke doen om deze wetgeving in praktijk te brengen en om specifieke maatregelen uit te voeren, zodat het visumsysteem vanaf de lente van 2009 operationeel kan worden.

Tot slot zou ik nog kort willen ingaan op het verslag van mevrouw Roure. Ik vermoed dat we waarschijnlijk allemaal hopen dat het mogelijk is om over deze kwestie een akkoord te bereiken met de Raad. De bescherming van de vaak uiterst gevoelige persoonlijke gegevens in het kader van de derde pijler zou niet minder strikt mogen zijn dan de bescherming van gelijkaardige data in het kader van de eerste pijler. Ik ben me bewust van de juridische beperkingen die we in aanmerking moeten nemen en ik vertrouw erop dat de in dit Parlement bereikte compromissen zo snel mogelijk in bindende wetgeving omgezet kunnen worden. Ik hoop daarenboven dat ze de tijdige invoering van SIS en van een eenvormig beheerssysteem voor visa niet langer in de weg zullen staan.

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). – Succesul punerii în aplicare a Tratatului de la Prüm poate fi deplin doar în momentul în care toate statele Uniunii Europene îşi vor asuma prevederile acestuia. Eficienţa controlului transfrontalier este decisivă în combaterea terorismului şi a crimei organizate. Pentru moment însă, datorită dispunerii geografice a statelor semnatare se creează frontiere artificiale în interiorul Uniunii, ceea ce poate fi considerat un pas înapoi. Cooperarea transfrontalieră este, astfel, obstrucţionată iar infractorii şi-ar putea găsi refugiul în ţări care se găsesc în afara sistemului comun de baze de date poliţieneşti şi judiciare. Transpunerea în legislaţia comunitară a clauzelor referitoare la schimbul automat de date va permite combaterea mult mai eficientă a criminalităţii.

Cele două aspecte importante pentru a asigura succesul demersului sunt finanţarea creării bazelor de date şi protecţia acestora. De aceea, instituţiile europene trebuie să identifice mijloace care să asigure armonizarea la nivel european şi, în acelaşi timp, să sprijine statele membre în finanţarea sistemului. Dacă se va asigura acest lucru, implementarea va fi mult mai facilă şi rezultatele vor fi pozitive.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Altmaier, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij drie heel korte opmerkingen toe. Ten eerste bied ik barones Ludford mijn verontschuldigingen aan voor het feit dat ik in verband met het VIS het aspect van de grensbeveiliging niet uitdrukkelijk genoemd heb. Het is volkomen terecht dat u mij daar op wijst.

Ten tweede vraag ik u om begrip voor de grote spoed waar we bij de integratie van het Verdrag van Prüm toe aangezet hebben. Ik weet dat we daarmee een grote last op uw schouders gelegd hebben, maar ik vraag u ook te willen bedenken dat het volkenrechtelijke Verdrag van Prüm inmiddels door zoveel landen ondertekend is, dat ik niet weet of we over een jaar in de Raad nog wel de nodige bereidheid gevonden hadden om het naar het domein van de Europese Unie over te hevelen.

Ten derde wil ik aan het eind van dit debat nogmaals mijn hartelijke dank uitspreken aan al degenen die ons hebben geholpen om de besluitvaardigheid van de Europese Unie op drie uiterst belangrijke beleidsterreinen aan te tonen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Katalin Lévai (PSE), schriftelijk. - (HU) Ik feliciteer de rapporteur en steun de strijd tegen het terrorisme en de grensoverschrijdende criminaliteit, evenals de inspanningen voor nauwere grensoverschrijdende samenwerking.

Ik wil hier graag benadrukken dat deze strijd gericht is tegen een verderfelijk fenomeen van onze tijd, waarvan onschuldige burgers, onder wie vrouwen en kinderen, het slachtoffer zijn.

Om deze reden hecht ik veel waarde aan het initiatief voor de opname van het Verdrag van Prüm in de EU-wetgeving, dat werd gepresenteerd op de informele bijeenkomst van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie in januari 2007 in Dresden, onder leiding van het Duitse voorzitterschap.

Belangrijke aspecten van het voorstel zijn: het uitwerken van wederzijdse toegang tot speciale gegevensbanken, de ontwikkeling en werking van nationale contactpunten alsmede een hoog niveau van gegevensbescherming. Hierbij wil ik ook de nadruk leggen op politiesamenwerking in grensgebieden, op gezamenlijk uitgevoerde operaties en op samenwerking bij evenementen die grote massa’s mensen aantrekken en in het geval van rampen.

Wel vind ik het betreurenswaardig dat in het voorstel geen melding wordt gemaakt van de maatregelen die kunnen worden getroffen in geval van direct gevaar, noch van de kwestie van de air marshals, de strijd tegen illegale migratie en de meer algemene regels en gevallen voor politiesamenwerking in grensgebieden.

Iedereen moet een gegarandeerd recht op veiligheid hebben. Tegelijkertijd acht ik het, met het oog op de bescherming van persoonlijke gegevens, van belang dat bij de regels voor gegevensoverdracht wordt gespecificeerd aan welk orgaan voor misdaadbestrijding de opgevraagde gegevens door de contactpersonen kunnen worden doorgegeven. Verder is het nodig goede praktijken te ontwikkelen om het benodigde niveau van gegevensbescherming te bereiken, waarbij de automatische toepassing hiervan de gewenste informatie-uitwisseling tussen de lidstaten niet in de weg mag staan.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Ik zal me tijdens de stemming over dit verslag van stemming onthouden, met name omdat het Verenigd Koninkrijk niet behoort tot de Schengen-landen. Gezien dit feit mag ik me niet mengen in de beleidsvorming in andere lidstaten. Ook ik ben echter op de hoogte van het verschil in jurisprudentie tussen het Verenigd Koninkrijk en andere lidstaten. Deze compatibiliteitskwestie heeft meer algemene gevolgen en moet op passende wijze worden benaderd. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van de rechterlijke uitspraken over deze kwestie. Ik erken dat dit systeem een gunstige invloed op de veiligheid zal hebben, maar de gevaren zijn ook relevant, en daarmee moet ook rekening worden gehouden. Wegens de meer algemene gevolgen van het visuminformatiesysteem twijfel ik of ik nu voor of tegen de tenuitvoerlegging ervan moet zijn.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid