Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Met dit voorstel beoogt de Commissie de technische instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO), waarin de Commissie een verdragssluitende partij is, in het acquis communautair op te nemen. In lijn met de vereenvoudiging van andere wetgeving heeft de Commissie de mogelijkheid aangegrepen alle regelgeving die verspreid is over verschillende verordeningen te herzien en te bundelen in een enkel wetgevingsdocument. De rapporteur heeft deze regels aangevuld met andere teksten die zijn aangenomen na het Commissievoorstel, als onderdeel van de regulering van het totaal van de toegestane vangsten en quota voor 2007.
Het vereenvoudigingsvoorstel is op zichzelf een goede zaak. Wij menen echter dat dient te worden vooruitgelopen op de gevolgen van enkele van de maatregelen voor de langeafstandsvloot, voor de visserijsector en uiteindelijk voor de nationale economieën, en dat deze gevolgen beheerd dienen te worden.
Ik wil er graag op wijzen dat Portugal een van de oprichters was van de NAFO, vertegenwoordigd door de Gemeenschap toen het land in 1986 toetrad. Dit heeft ons geen grote voordelen gebracht. Integendeel zelfs, zoals wel blijkt uit de moeilijkheden waarmee de Portugese langeafstandsvloot te kampen heeft.
Bairbre de Brún and Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) We hebben de nodige kanttekeningen bij het SIS en dan met name bij het voorgenomen SIS II, dat enorme gegevensbestanden zal creëren met te weinig garanties op privacybescherming voor de burger.
Met dit verslag echter wordt de aard van het huidige systeem niet gewijzigd, maar wordt het slechts uitgebreid tot de nieuwe lidstaten. Zonder toegang tot SIS zullen de burgers van deze landen niet vrijelijk binnen de rest van de EU mogen reizen.
Om deze redenen hebben wij voor het verslag gestemd.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. (SK) De wetgevingsresolutie van het Europees Parlement waarover vandaag is gestemd, die is goedgekeurd en die eveneens mijn steun heeft verkregen, is een belangrijke mijlpaal in het uitbreidingsproces van de Schengenruimte.
De resolutie draagt bij tot een zo snel mogelijke toepassing van het acquis communautaire op het vlak van het Schengeninformatiesysteem op Slowaaks grondgebied, alsook op dat van de overige drie Visegradlanden, de Baltische landen en Slovenië.
Enige tijd geleden hebben alle uit Slowakije afkomstige leden van het Parlement de Raad opgeroepen om onder geen enkel beding de uitbreiding van de Schengenruimte uit te stellen tot de voor ons onaanvaardbare datum 17 december 2008. Blijkbaar heeft men mede als gevolg daarvan het proces opnieuw tegen het licht gehouden en versneld, en naar ik meen zal deze uitbreiding nu voor de Slowaken reeds voor het einde van 2007 realiteit worden.
Ik ben ingenomen met het feit dat de technische ondersteuning en de SIS-informatiesystemen SIS II en SISone4ALL op tijd zullen worden uitgerold en dat het Europees Parlement zich zoveel inspanning heeft getroost om reeds in de eerste lezing tot een overeenkomst te komen, om zo te vermijden dat het nodeloze vertragingen bij de introductie van SIS II zou veroorzaken.
De burgers van de nieuwe lidstaten kijken ongeduldig uit naar de uitbreiding van de Schengenruimte, die zij over het algemeen beschouwen als de daadwerkelijke, definitieve en onvoorwaardelijke verwezenlijking van hun integratie in de EU.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. (SK) Het vrije verkeer van personen in het Schengengebied is de zichtbare en praktische vervulling van de grondrechten zoals neergelegd in het EG-Verdrag. Voor onze burgers is vrij verkeer van personen zonder paspoortcontroles een tastbaar voorbeeld van de uit het lidmaatschap van de Europese Unie voortvloeiende voordelen.
Dankzij het Portugese voorstel verschuift de Europese grens van de Schengenruimte op 1 januari 2008 naar het oosten, van de Tsjechisch-Duitse naar de Slowaaks-Oekraïnse grens.
De ministers van Binnenlandse Zaken van de lidstaten zijn deze uitbreidingsdatum na maanden getouwtrek en ontelbare onderhandelingen overeengekomen. In 2004 verklaarde de Europese Commissie dat als gevolg van vertragingen op technisch vlak een nieuw tijdpad opgesteld moest worden, met 17 december 2008 als nieuwe invoeringsdatum van SIS II. De oorspronkelijke uitbreidingsdatum dreigde tot worden uitgesteld tot 2009.
Ik heb voor het verslag van de rapporteur, de heer Coelho, gestemd over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de nieuw toegetreden lidstaten. Ik heb er het volste vertrouwen in dat de lidstaten zullen weten te voldoen aan alle door de rapporteur van het Europees Parlement genoemde cruciale voorwaarden met betrekking tot de beveiliging van de Schengenbuitengrenzen.
Het is dan wel niet mogelijk gebleken het nieuwe SIS II-systeem volgens plan uit te rollen, maar dankzij de tijdelijke opname van de nieuwe lidstaten in het huidige informatiesysteem SISone4All ontstaat er in ieder geval voldoende tijd om het SIS II-systeem te voltooien.
Het staat voor mij als een paal boven water dat het naleven van de oorspronkelijke tijdsplanning voor de uitbreiding van het Schengengebied bijdraagt aan de vergroting van het vertrouwen van de burger in het Europese project als geheel.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. – (SV) Ik heb ervoor gekozen me vandaag tijdens de eindstemming over het verslag van de heer Coelho van stemming te onthouden. De fundamentele kritiek op het Schengensysteem is nog steeds gegrond voor wat betreft, bijvoorbeeld, de persoonlijke integriteit en de mogelijkheid voor vluchtelingen om asiel aan te vragen. De voortdurende constructie van “Fort Europa” moet zo snel mogelijk ophouden. Aan de andere kant erken ik uiteraard het recht van de individuele lidstaten om zich bij het systeem aan te sluiten als het betreffende land dit belangrijk vindt.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag van mijn eminente collega van de PPE-DE-Fractie, Reimer Böge, gestemd over de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten bedrage van circa 24 miljoen EUR voor onze Hongaarse en Griekse vrienden, in verband met de overstromingen waaronder deze lidstaten en hun bevolking te lijden hebben gehad in maart en april 2006. Hoewel de vertraging, die goeddeels aan de lidstaten zelf te wijten was, te betreuren valt, moeten we verheugd zijn over het nut van dit fonds, waarvoor jaarlijks een bedrag van maximaal 1 miljard EUR beschikbaar is.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Gezien de impasse in de Raad ten aanzien van de herziening van het Solidariteitsfonds vormt de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds om de slachtoffers van de natuurrampen in Griekenland en Hongarije in 2006 te helpen een kans om nogmaals de te onderstrepen dat regionale rampen onder het toepassingsgebied van het Solidariteitsfonds moeten blijven vallen en dat het Fonds zodanig moet worden aangepast dat het zo doeltreffend mogelijk kan inspelen op de behoeften van de slachtoffers van dergelijke rampen.
Dit is ook een kans om nogmaals te benadrukken dat wij ons blijven verzetten tegen uitbreiding van het toepassingsgebied van het Fonds zonder dat het financieel plafond daarvan wordt verhoogd en de drempel van de beschikbaarstelling van middelen wordt verlaagd, zodat de lidstaten van de EU met het hoogste bbp er het meest van profiteren.
Eveneens willen wij graag wijzen op onze, door het Parlement aangenomen, voorstellen die gericht zijn op de erkenning van de specificiteit van rampen in het Middellandse Zeegebied – en aanpassing van het Solidariteitsfonds aan tijdslimieten en in aanmerking komende acties, en aan de bijzondere kenmerken van natuurrampen zoals droogte en bosbranden – en op onderzoek naar de mogelijkheid tot oprichting van een landbouwrampenfonds.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het doel van het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2007 is beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds ter verlening van financiële steun aan Hongarije en Griekenland, om deze landen te helpen de zware schade te herstellen die is teweeggebracht door de overstromingen in maart en april 2006.
Naast de vertraging in de activering van de financiële steun door de EU, waarvan de oorzaak dient te worden onderzocht, springt met name in het oog hoe schamel het beschikbaar gestelde bedrag is in verhouding tot de geschatte verliezen. De totale financiële steun van de Gemeenschap na deze rampen bedraagt om en nabij de 24,4 miljoen EUR bij een totale schade van bijna 900 miljoen EUR – 520 miljoen EUR in Hongarije en 372 miljoen EUR in Griekenland.
Dit is kortom weer eens een voorbeeld van de discrepantie tussen de omvang van de verliezen en de middelen die de Gemeenschap ter beschikking stelt. De gedachte van doeltreffende solidariteit met de mensen die in de getroffen gebieden wonen komt hiermee op losse schroeven te staan. Het Solidariteitsfonds in zijn huidige vorm dient te worden heroverwogen teneinde de criteria voor steun aan te passen, zodat het Fonds beter kan inspelen op de behoeften van slachtoffers van rampen.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Inderdaad, mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de verordening van het Europees Parlement betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen gestemd. Met deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld voor de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden die aan de Commissie zijn verleend. Eveneens ben ik ingenomen met het Besluit van de Raad van 17 juli 2006 inzake de comitologie, dat kan worden samengevat onder de noemer “regelgevingsprocedure met toetsing”.
Het Europees Parlement heeft een tekst goedgekeurd die het mogelijk maakt de Commissie de bevoegdheid te verlenen om waar nodig quasi-wetgevingsmaatregelen te treffen in de zin van artikel 2 van Besluit 468/1999, zoals gewijzigd bij Besluit 512/2006, waarin de voorwaarden zijn vastgesteld voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. In dit geval is het Besluit een stap in de goede richting. Meer algemeen echter geldt nog altijd dat het Europees Parlement de bevoegdheid om via democratische weg besluiten te nemen over wetgevingsprocedures, aan haar eigen leden dient voor te behouden.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Scheele gestemd omdat ik denk dat buitensporig gebruik van vitaminen en mineralen de gezondheid kan schaden en omdat het van groot belang is dat alle consumenten de informatie gemakkelijk kunnen begrijpen.
De door verschillen in de nationale wetgeving ontstane moeilijkheden zijn door dit voorstel deels weggenomen via harmonisatie van de wet- en regelgeving alsmede en de administratieve bepalingen van de lidstaten over de toevoeging van vitaminen, mineralen en andere stoffen.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Bortone gestemd over het voorstel voor een verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. Het gaat uit van meer informatie en bescherming voor de consument en beoogt uitbanning van misleidende voedings- en gezondheidsclaims, waardoor de schadelijke gevolgen hiervan worden beperkt en de consumentenbescherming wordt vergroot.
Voedingsmiddelen vormen de basis van de gezondheid. Gezond zijn betekent niet alleen niet-ziek zijn, maar omvat ook iemands lichamelijk en geestelijk welbevinden. Daarom is het naar mijn mening van essentieel belang dat gezondheidsclaims wetenschappelijk worden bewezen na beoordeling door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Na het Verdrag van Prüm, de opvolger van de Schengenovereenkomst, het informatiesysteem SIS II en het besluit tot een onbeperkt en ongehinderd vergaren en uitwisselen van persoonsgegevens – zelfs van gegevens over politieke, ideologische, filosofische en religieuze overtuigingen – heeft het Europees Parlement nu ook zijn goedkeuring gehecht aan het Visuminformatiesysteem (VIS).
Dit systeem legaliseert het vergaren, bewerken en uitwisselen van persoons- en biometrische gegevens van alle buitenlanders die een visum aanvragen voor ongeacht welk land van de EU. Toegang tot dit systeem hebben de met vervolging belaste autoriteiten en de geheime diensten van elke lidstaat. Daarmee wordt opnieuw een schakel toegevoegd aan de strakke ketting waarmee de EU de individuele rechten aan banden legt.
Het is de ambitie van de EU om van het VIS de grootste biometrische databank ter wereld te maken. Met deze maatregelen nemen de repressie en de dwangmechanismen een gigantische omvang aan, en wordt de gegevensopslag van zo mogelijk alle inwoners van de planeet institutioneel verankerd. De EU wordt steeds meer veranderd in een kazerne/fort voor haar volkeren en de burgers van derde landen.
Naarmate het kapitaal echter de repressiemaatregelen verscherpt en de rechten van de werknemers op verstikkende wijze beknot, om zijn almacht te kunnen bestendigen en verzekeren, neemt ook het verzet daartegen toe. De mensen weigeren te gehoorzamen en zullen onvermijdelijk met hun strijd proberen de macht van de monopolies en hun reactionaire Unie te breken.
Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Voor wat betreft de mogelijkheid voor buitenlandse overheden om toegang te krijgen tot informatie uit Zweedse registers, zoals voorgesteld in dit voorstel, stellen wij voorop dat dit moet worden voorafgegaan door een verzoek aan de Zweedse overheid en een daaropvolgende goedkeuring. Wij verzetten ons vanuit die achtergrond tegen een “hit/no hit”-systeem.
Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Hoewel de conservatieven voorstander zijn van samenwerking tussen politieorganisaties is het ons onmogelijk om onze steun te verlenen aan opname van de bepalingen van het Verdrag van Prüm in het EU-kader. Wij plaatsen evenals de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming grote vraagtekens bij de bepalingen omtrent de vergaring van gegevens over individuele burgers die noch verdacht worden, noch een strafbaar feit hebben gepleegd. Bovendien stemt de kwestie van hot pursuit (achtervolging tot over de grens) door politie-eenheden van andere lidstaten zonder voorafgaande toestemming, tot grote zorgen. De conservatieven zijn overtuigd van het cruciale belang van intergouvernementele samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding en ernstige strafrechtelijke dossiers, maar zijn desalniettemin van mening dat er sprake zou moeten zijn van een opt in-clausule die de lidstaten de vrijheid biedt al dan niet hun traditionele rechtssystemen te handhaven.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het de harmonisatie van de wet- en regelgeving van de lidstaten nastreeft, die zal leiden tot intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit.
Een van de doelstellingen van de EU is de totstandbrenging van een hoger niveau van bescherming, vrijheid, veiligheid en recht voor de burgers. Doeltreffende internationale samenwerking door middel van de uitwisseling van gegevens, waarbij het recht op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd, zal bijdragen aan het bereiken van dit doel.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het Verdrag van Prüm is op 27 mei 2005, buiten het EU-rechtskader, getekend door zeven lidstaten met als doel, zoals zij het noemden, “intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit”. Sindsdien hebben nog eens negen lidstaten, inclusief Portugal, te kennen gegeven voornemens te zijn het Verdrag te ratificeren.
Dit Verdrag maakt deel uit van de fixatie op veiligheid die onder de dekmantel van de zogeheten “strijd tegen het terrorisme” haar intrede heeft gedaan en die gepaard gaat met een ernstige bedreiging van de rechten, vrijheden en waarborgen van de burgers.
Het gaat hier om het scheppen van een kader voor politiesamenwerking – gezamenlijke operaties, wederzijdse ondersteuning en zelfs de mogelijkheid dat een politiemacht van een lidstaat in actie komt op het grondgebied van een andere lidstaat. Dit laatste punt lijkt tot een controverse te hebben geleid binnen de Raad. Dat geldt eveneens voor de uitwisseling van persoonsgegevens en daarmee van een schat aan informatie. Het is bijzonder veelzeggend dat de meerderheid van het Europees Parlement het voorstel van onze fractie heeft verworpen volgens welke “moet worden verboden de verwerking van persoonsgegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, of het lidmaatschap van een politieke partij of een vakvereniging blijkt, alsook de verwerking van gegevens die de gezondheid of het seksuele leven betreffen.”
Om die reden stemt mijn fractie tegen.
Carl Lang (ITS), schriftelijk. – (FR) Als het gaat om terrorismebestrijding, is het absoluut van de gekke dat het op dit moment voor de politie en de terrorismebestrijdingsinstanties van de verschillende EU-lidstaten zo moeilijk is om samen te werken en informatie uit te wisselen.
Toch, en dat weten we nu met zekerheid, zijn de aanslagen van 11 september en die van 11 maart in Madrid op zijn minst gedeeltelijk op het grondgebied van de Unie voorbereid. Deze aanslagen hebben aangetoond dat de instrumenten en het beleid van Europa op het gebied van terrorismebestrijding tekortschieten. Terrorisme kent geen grenzen, wat voortaan dus ook voor de bestrijding ervan moet opgaan, en de intergouvernementele samenwerking op dit terrein moet dringend worden versterkt.
Hetzelfde geldt voor de controles aan de grenzen van de lidstaten: die grenzen moeten zo snel mogelijk in ere worden hersteld, aangezien ze een absoluut minimumvereiste vormen voor een doeltreffende en efficiënte terrorismebestrijding.
Tot slot wil ik het volgende feit benadrukken: het islamitische karakter van het nieuwe terrorisme. Er is een nieuwe politiek-religieuze ideologie in opmars in Europa en de islamitische wereld, die een formidabele voedingsbodem vormt voor het terrorisme.
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen amendement 43 in het voornoemde verslag, over de zogenaamde “maatregelen in geval van direct gevaar”, gestemd omdat de hierin genoemde maatregelen naar mijn mening geen effectieve methode bieden om grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het Europees Parlement heeft vandaag het licht op groen gezet voor de overname van het Verdrag van Prüm – dat bekend staat onder de naam Schengen III – in het zogeheten communautair acquis en de nationale wetgeving van de lidstaten. Daarbij wordt een vereenvoudigde procedure gevolgd, met dien verstande dat er geen behoefte is aan de normaliter voor internationale verdragen vereiste ondertekening en ratificatie. Op grond van deze bepalingen zijn de lidstaten gedwongen DNA-bestanden te creëren, aan de hand waarvan de repressieve mechanismen DNA-gegevens, vingerafdrukken en andere gegevens en inlichtingen kunnen vergaren, opslaan, verwerken en automatisch uitwisselen. Daarbij gaat het zelfs om gegevens van mensen van wie men denkt dat ze strafbare feiten zouden kunnen verrichten of de openbare orde of veiligheid in gevaar zouden kunnen brengen. Uitdrukkelijk wordt gezegd dat een dergelijke uitwisseling van gegevens tot doel heeft de openbare orde te handhaven tijdens internationale demonstraties, met name met het oog op topbijeenkomsten van de EU. Daarom wordt met dit verdrag het recht gegeven tot gemeenschappelijke operaties en worden volledige bevoegdheden, inclusief het gebruik van wapens, verleend aan buitenlandse politiediensten. De Communistische Partij van Griekenland heeft de nieuwe bepalingen van het verdrag aan de kaak gesteld. Daarmee worden immers politieke en vakbondsactiviteiten strafbaar gesteld, gegevens preventief opgeslagen en wordt de preventieve onderdrukking van de volksbeweging verscherpt. De volkeren moeten dit voor de individuele rechten en de democratische vrijheden gevaarlijke verdrag veroordelen, hun strijd tegen de verscherping van de autoritaire maatregelen opvoeren en meer algemeen zich verzetten tegen het ondemocratische en volksvijandige beleid van de EU.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het Duitse voorzitterschap streeft ernaar om enkele delen van het Verdrag van Prüm over te hevelen naar de derde pijler. De doelstellingen van deze tekst, die is gericht op de bestrijding van terroristische dreigingen en de bescherming van de bevolking, zijn van het grootste belang. Daarom wil ik onderstrepen dat de door de Raad gekozen handelwijze, namelijk dat de Raad het Parlement heeft verplicht om zijn advies in het kader van de urgentieprocedure uit te brengen, het normaal functioneren van interinstitutionele betrekkingen in de weg heeft gestaan.
Het Parlement heeft altijd een helder, verantwoordelijk standpunt ingenomen ten aanzien van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit. Het heeft zijn steun verleend aan het scheppen van voorwaarden voor grensoverschrijdende samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen instanties die belast zijn met de voorkoming en opsporing van strafbare feiten. Alleen zo kunnen wij hopen terroristische dreigingen op een doeltreffende wijze te voorkomen.
Het instellen van procedures die toestaan dat de uitwisseling van informatie onmiddellijk en doeltreffend kan geschieden is zonder meer van het allergrootste belang. Om die reden steun ik het verslag.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het is zowel dringend noodzakelijk als van cruciaal belang dat dit kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens wordt goedgekeurd. Een nieuw algemeen rechtskader in de derde pijler dat vergelijkbaar is met de geldende regelgeving in het Gemeenschapsrecht is een essentiële factor voor het waarborgen van hetzelfde niveau van bescherming.
Daarom ben ik ingenomen met het feit dat er eindelijk politieke overeenstemming is bereikt. Ik wil dan ook rapporteur Roure complimenteren met haar voortreffelijke bijdrage aan het bereiken van dit resultaat.
Verbetering van de bescherming van persoonsgegevens in de derde pijler veronderstelt dat dit kaderbesluit van toepassing is op de gehele pijler, inclusief Europol, Eurojust en het douane-informatiesysteem, die reeds onder de derde pijler vallen. Ik verwelkom de uitbreiding als zodanig en de door de rapporteur ingediende amendementen, in het bijzonder de invoeging van een evaluatie- en herzieningsclausule, zodat de Commissie tot drie jaar na de inwerkingtreding met voorstellen kan komen tot verbetering van het kaderbesluit.
Ook onderschrijf ik de vijftien algemene beginselen die commissaris Frattini heeft voorgelegd waarin de stand van het acquis wordt samengevat op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens die in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken worden verwerkt.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag gestemd omdat hiermee, niettegenstaande het geringe aantal verbeteringen dat in de nieuwe versie van het kaderbesluit van de Raad wordt voorgesteld, in feite instemming wordt betuigd met heel de achterliggende gedachtegang, namelijk dat de repressiemechanismen van de EU en de met vervolging belaste autoriteiten van niet alleen de lidstaten maar ook derde landen (zoals de VS), en zelfs particulieren (!) een onbeperkte – en in de praktijk niet te controleren – mogelijkheid moeten hebben om alle persoonsgegevens van elke burger van de EU te vergaren, te verwerken en uit te wisselen. Daaronder vallen ook gegevens betreffende de politieke en vakbondsactiviteiten van burgers, evenals hun ideologische, filosofische en religieuze opvattingen.
Elke burger van de EU wordt door de repressiemechanismen in het vizier genomen, aangezien eenieders persoonsgegevens kunnen worden vergaard en overgedragen, zelfs als iemand van geen enkel strafbaar feit verdacht wordt, enkel en alleen om redenen van openbare orde en veiligheid.
De toevoeging van vijftien principiële richtsnoeren voor de bescherming van de persoonsgegevens is niet meer dan een vrome wens. Men brengt ideeën naar voren waarvan de naleving door de repressiemechanismen op geen enkele manier afgedwongen kan worden. In werkelijkheid is er geen enkele bescherming, aangezien door middel van een eenvoudig en ongebreideld inroepen van de openbare veiligheid de uitzondering op deze bescherming de regel wordt. Gegevensbescherming wordt echter de uitzondering, en kan bovendien vrijwel niet worden opgelegd en afgedwongen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Waar terroristische dreiging bestaat, wordt de balans tussen eerbiediging van het privéleven en bescherming van de burgers gemakkelijk verstoord. Dit is een voortdurende uitdaging die wij slechts het hoofd kunnen bieden met duidelijke, verantwoordelijke maatregelen.
De regelgeving voor de bescherming van persoonsgegevens die voor justitiële en politiële samenwerking wordt gebruikt, moet een dusdanige vorm krijgen dat zij het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de betrokken autoriteiten versterkt, waardoor een doeltreffender Europese samenwerking en de grootst mogelijke bescherming van de burgers ten aanzien van het gebruik van deze gegevens mogelijk wordt gemaakt. De te nemen maatregelen dienen daarom juist en volledig te zijn. Zij moeten grondrechten beschermen en in overeenstemming zijn met de artikelen in het Handvest van de grondrechten met betrekking tot het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens.
Daarom ben ik ook ingenomen met de politieke overeenstemming die met de Raad is bereikt en die ertoe zal leiden dat dit voorstel voor een kaderbesluit snel zal worden aangenomen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het scheppen van voorwaarden voor het herstel van de visbestanden, in dit geval kabeljauw, is cruciaal voor zowel de bescherming van de mariene biologische hulpbronnen als de levensvatbaarheid van de visserijactiviteiten.
Doel hierbij moet zijn om minder vis te vangen indien het op basis van wetenschappelijk onderzoek en de opvattingen van de vissers zelf duidelijk is dat visbestanden tijd moeten krijgen om te herstellen teneinde de visvangst ook in de toekomst – en wellicht zelfs op grotere schaal – zeker te stellen.
Wij mogen echter niet vergeten dat deze herstelplannen die de visvangst beperken ook grote economische en sociale gevolgen hebben waarmee bij de besluitvorming rekening gehouden dient te worden. Tegen deze achtergrond steunen wij de voorstellen die op dit punt in het verslag worden gedaan. De sector dient gecompenseerd te worden voor de economische en sociale gevolgen van deze vispauze. Daartoe dient speciaal voor dat doel een communautair compensatiefonds in het leven te worden geroepen. Met andere woorden, het gemeenschappelijk visserijbeleid dient zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Wij hebben tegen de amendementen 20, 21 en 22 gestemd omdat wij van mening zijn dat besluiten over de totaal toegestane vangsten en quota niet automatisch gekoppeld mogen worden aan de standpunten van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee. Er dient ook rekening met andere aspecten te worden gehouden, bijvoorbeeld met de economische en sociale factoren zoals die naar voren komen in de aanbevelingen van de Regionale Adviesraden.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Ondanks de verlaging van de vangstquota in de afgelopen jaren zijn delen van het kabeljauwbestand in de Oostzee buiten biologisch veilige grenzen terechtgekomen. Het verslag stelt terecht een verlaging met 8 procent voor van het totale aantal dagen waarop de visserij met vistuigen is toegestaan, evenals strengere inspecties. Daarnaast bevat het een belangrijk voorstel om de limiet waarboven vissersvaartuigen niet met de lossing mogen beginnen totdat zij daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van de plaats van lossing, op te trekken tot 300 kilogram. Een laatste voorstel betreft de verhoging van de toegestane minimumlengte van in de Oostzee gevangen kabeljauw tot 40 centimeter.
Daarenboven verwijst de rapporteur terecht naar de kwestie van de verdeling van de Oostzee in een westelijk en een oostelijk bestand, aangezien het om twee afzonderlijke ecosystemen gaat met totaal verschillende eigenschappen. Daarom moeten er verschillende vangstquota worden vastgesteld voor elk van beide bestanden van de Oostzee. De oostelijke kabeljauwbestanden moeten daarbij voorrang krijgen, aangezien zij zich op dit moment buiten de biologisch veilige grenzen bevinden.
Het plan om een verslag op te stellen over de sociaaleconomische gevolgen van de toepassing van de voorgestelde verordening op de visserijsector kan eveneens rekenen op onze steun. Het verslag zou bijzondere aandacht moeten schenken aan de werkgelegenheid en de economische situatie van de vissers, reders en ondernemers die bij de vangst en de verwerking van kabeljauw betrokken zijn.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen zeggen dat de Ierse delegatie en mijn collega’s van de PPE-DE-Fractie het verslag hebben ondersteund. Wij zijn tevreden over de nadruk die er in dit verslag wordt gelegd op de rol van groeperingen van telers en crisisbeheer.
Wij hebben echter een probleem met amendementen 11 en 111, die gelijktijdig goedgekeurd zijn. Deze twee amendementen zullen specifieke problemen veroorzaken voor aardappelboeren in Ierland, die een substantieel deel van de toeslagrechten kwijtraken aan de nationale reserve, omdat land dat zij gebruiken voor het verbouwen van aardappelen in de huidige situatie niet in aanmerking komt voor de bedrijfstoeslag.
Wij staan positief tegenover het voorstel van de Commissie om deze uitsluiting te schrappen en deze onregelmatigheid te corrigeren, en wij hopen dat de Raad het voorstel van de Commissie zal ratificeren zonder de amendementen van hedenmorgen.
Hynek Fajmon (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb tegen het verslag van mevrouw Salinas García inzake de hervorming van de groente- en fruitmarkt gestemd.
De Europese Commissie meent dat deze sector hervorming behoeft. Jazeker, dat onderschrijf ik, maar wat de Commissie voorstelt, is allesbehalve een hervorming. Wat nodig is, is dat alle overbodige regelgeving in deze hele sector overboord wordt gezet en dat de exportsubsidies en quota worden afgeschaft. Maar dat is niet wat de Commissie hier voorstelt. Zij gaat niet verder dan een paar cosmetische ingrepen, daarmee het wezen van het huidige regelgevende kader op dit gebied intact latend. Dat is niet de kant waar het volgens mij en met mij de overige afgevaardigden van de Tsjechische ODS-partij op moet gaan, en daarom hebben wij tegen het verslag gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb op hoofdlijnen vóór het verslag van mijn collega María Isabel Salinas García gestemd over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit.
Deze belangrijke sector, die goed is voor circa 17 procent van de Europese landbouwproductie, is in feite zeer divers en kwetsbaar en gaat gebukt onder structurele problemen, terwijl hij tegelijkertijd blootstaat aan toenemende druk van buitenaf. Deze sector verdient steun, niet alleen omwille van de producenten maar ook van de volksgezondheid, de gezondheid van de Europese consumenten, en omwille van onze voedselverwerkende industrie. De voorstellen van de Europese Commissie verschaffen een eerste basis voor de werkzaamheden, die op tal van punten zal moeten worden bijgesteld en verbeterd. Niettemin juich ik het toe dat de Unie specifiek aandacht schenkt aan deze belangrijke sector.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Na de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), waarbij het beginsel van de bedrijfstoeslag is ingevoerd en de weg is geplaveid voor het ontkoppelen van de productiesteun, is de Commissie thans van mening dat de sector groenten en fruit aan de beurt is.
Op basis van oude argumenten als het concurrentievermogen, de marktwerking, de WTO e.d. heeft de Commissie voorstellen gedaan die ertoe zullen leiden – indien de regeringen van de lidstaten ermee instemmen – dat er in de toekomst nog minder geproduceerd zal worden en de werkloosheid alleen maar zal toenemen. Door deze voorstellen wordt steun ook gekoppeld aan “historische” betalingen en aan de bedrijfstoeslagregeling en daar zijn wij op tegen.
In Portugal loopt de industriële tomatensector gevaar. Dat is een sector waarin heel veel is geïnvesteerd en die zich goed ontwikkeld heeft en zowel kwaliteit als kwantiteit levert. Het is ook een sector waarin het leeuwendeel van de productie verzorgd wordt door veel kleine en middelgrote landbouwers, familiebedrijven en veel arbeiders die direct of indirect een band hebben met de agro-voedingsindustrie.
Indien de voorstellen van de Commissie doorgang vinden, dreigen duizenden banen in de landbouw en de industrie verloren te gaan, zelfs als er op korte termijn nog steeds financiële steun voor landbouwers mogelijk is en er gebruik wordt gemaakt van een overgangsperiode.
Hoewel het verslag een aantal goede maatregelen bevat die wij verwelkomen, wordt het voorstel van de Commissie niet substantieel gewijzigd. Dat is de reden dat wij het verslag niet konden steunen.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement voorgestelde toevoeging aan het voorstel van de Commissie is beneden alle peil. Wij nemen beslist afstand van de voorstellen om champignonkwekers en telers van kersen en zacht fruit te ondersteunen, areaalsteun voor knoflook in te voeren, de mogelijke invoering van een EU-kwaliteitslabel te onderzoeken, een Europese autoriteit voor de kwaliteitscontrole van groente en fruit uit derde landen in het leven te roepen, en een garantiefonds voor bovengenoemde sector op te richten. Ook verzetten wij ons tegen de formuleringen in verband met exportrestituties en dergelijke voor verwerkte tomaten, enzovoort.
De Zweedse partij Junilistan constateert wederom dat het in deze situatie een geluk is dat het Europees Parlement geen medebeslissingsbevoegdheid heeft inzake het landbouwbeleid van de EU, want dan zou de Unie terechtkomen in een val van protectionisme en zware subsidies aan al de verschillende groepen binnen de landbouw.
Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met de voorgestelde wijziging van de verordening voor groenten en fruit wordt aanpassing beoogd aan het nieuwe GLB, de financiële vooruitzichten van de EU en de WTO.
Het gevolg van de loskoppeling van de steun van de productie, de feitelijke vermindering van de communautaire steun en de afschaffing van de toch al geringe, resterende uitvoersubsidies zal zijn: meer import en minder export, inkrimping van de verwerkende industrie, verandering van bepaalde fabrieken in bedrijven voor verpakking van ingevoerde grondstoffen en aanzienlijke inkrimping en soms zelfs algehele afschaffing van bepaalde teelten, terwijl de subsidie voor die teelten een belangrijke bijdrage levert aan het inkomen van de boerenbedrijven.
In Griekenland zullen vooral de producenten van perssinaasappelen, industriële tomaten en rozijnen – producten die typisch zijn voor ons land – het slachtoffer worden.
Het resultaat zal zijn dat de productie van groenten en fruit terecht komt in de handen van een klein aantal bedrijven, dat de kleine en middelgrote landbouwbedrijven, met als lokaas de ontkoppelde steun, het bijltje erbij neer zullen gooien, en dat de winst van de handelsindustrie de pan uit zal rijzen dankzij de gegarandeerd goedkope inheemse en ingevoerde grondstoffen.
Verder wordt de rol van de producentenverenigingen versterkt. Daarbij wordt zelfs de toevlucht genomen tot ondemocratische veranderingen, opdat ook degenen die eigenlijk geen lid willen zijn, alsnog gedwongen worden toe te treden.
De boeren voelen er echter niets voor om lid te worden van producentenverenigingen. Die hebben namelijk tot taak te bemiddelen tussen boeren en industrie, waarbij zij echter de belangen van de industrie vooropstellen.
De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland zijn hiertegen en hebben tegen gestemd, omdat de voorgestelde wijzigingen de zoveelste klap betekenen voor de kleine en middelgrote boeren landbouwbedrijven.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Dit verslag stelt de markt voor groente en fruit, die bol staat van de overdreven gedetailleerde regulering, tot op zekere hoogte bij en zet geleidelijk de exportrestituties voor die sector stop. Ik stem daarom niet tegen dit verslag maar de verbeteringen die het bevat zijn voor mij te klein om vóór te kunnen stemmen en dus onthoud ik mij van stemming.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb mij deels onthouden van stemming en deels tegen de door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling voorgestelde amendementen gestemd.
Deze amendementen wijken zowel in beginsel als in de praktijk af van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Ik heb mij onthouden van stemming op punten die geen duidelijke consequenties hadden voor de belangen van het VK, maar die wel aantoonbare problemen opleveren voor lidstaten op het continent – het betreft hier de stemming over “grensoverschrijdende achtervolging”.
Ik heb ook tegen acht amendementen gestemd die als geheel de fondsen voor de sector groenten en fruit feitelijk zouden verhogen, hetgeen in strijd is met het standpunt van de Britse Labourpartij dat de ondersteuningsuitgaven verlaagd moeten worden en in tegenspraak zijn met de GLB-hervorming.
Marcin Libicki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Montesquieu heeft ooit gezegd dat democratieën gebaseerd zijn op recht, monarchieën op eer en dictaturen op angst. Aangezien wij een democratische instelling vormen, zou ik willen opmerken dat ik er niet mee akkoord ga dat juridische bepalingen verwijzen naar andere juridische bepalingen die niet bindend zijn. Ik onderschrijf het standpunt van de heer Bonde over deze kwestie. Met het oog hierop zou ik willen onderstrepen dat ik tegen amendement 25 op het verslag van de heren Barón Crespo en Brok heb gestemd. Als blijkt dat ik per vergissing voor het amendement heb gestemd, gelieve dan te noteren dat het mijn bedoeling was om tegen te stemmen.
Sylwester Chruszcz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag gestemd dat voorstelt om zo snel mogelijk een begin te maken met de werkzaamheden aan het nieuwe Verdrag van de Unie, aan de nieuwe Grondwet voor de Unie, met het oog op de goedkeuring van het ontwerpdocument. De Liga van Poolse Families, waarvan ik deel uitmaak, is tegen de oprichting van een nieuwe Europese superstaat en tegen alle maatregelen die tot doel hebben de nationale staten van hun soevereiniteit te beroven. Wij hopen dat deze poging om een nieuw Verdrag op te stellen op basis van de ontwerpgrondwet voor Europa, een tekst die door sommige afgevaardigden van dit Parlement tot elke prijs is doorgedrukt, op een fiasco zal uitdraaien.
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in tegenstelling tot de vorige spreker is de Partij van de Gepensioneerden groot voorstander van het bestaan van een Europa dat ook politiek betrokken is en waar voordelen voor de burgers uit voortkomen, met name voor de burgers die een toekomst willen, omdat ze momenteel werken, en voor de burgers die een heden willen, omdat ze momenteel gepensioneerd zijn en het recht hebben op een beter leven dan de ouderen en gepensioneerden in het verleden.
Daarom zoeken ze die veiligheid bij Europa, want maar al te vaak, zo niet altijd, negeren de landen de echte alledaagse vraagstukken die de burgers aangaan, zoals hoe te overleven in een wereldwijde maatschappij die uitsluitend gericht is op de mammon en niet op de mens gedurende alle levensfases, vanaf de geboorte tot de dood.
We hopen daarom dat de Europese Grondwet zo snel mogelijk wordt aangenomen.
Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben voor dit verslag, dat in principe goed in elkaar zit, gestemd. Wij willen echter een aantal zaken verduidelijken. Wij hebben voor de formulering in paragraaf 8 gestemd omdat we voor een versterking van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zijn. Het is belangrijk om te wijzen op het feit dat wij echter geen gemeenschappelijke defensie willen.
In paragraaf 12 worden belangrijke kwesties voor burgers uitgelicht zoals het sociale Europa en de strijd tegen de klimaatverandering. Wij verzetten ons echter tegen het integreren van de Kopenhagen-criteria in de Grondwet. Wij vinden de Kopenhagen-criteria belangrijk maar willen ze niet opnemen in de Grondwet omdat zij de verdergaande uitbreiding zouden bemoeilijken. Om dezelfde reden verzetten wij ons tegen andere barrières die het toetreden van kandidaat-lidstaten bemoeilijkt.
Bovendien verzetten wij ons tegen de uitzonderingspositie voor religieuze gemeenschappen ten opzichte van het maatschappelijk middenveld die in paragraaf 18 wordt voorgesteld.
Liam Aylward, Brian Crowley, Seán Ó Neachtain en Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. (EN) Het Grondwettelijk Verdrag is een mijlpaal die een blauwdruk biedt voor een meer dynamische en effectieve Europese Unie, die het democratische karakter van een uitgebreide Unie versterkt en die onze besluitvormingscapaciteit en het vermogen tot mondiaal optreden vergroot. Wij zijn vastbesloten de essentie van de Grondwet zoveel mogelijk intact te houden.
Wij ondersteunen dit verslag. Wij verwerpen het concept van een Europa met twee lagen.
Wij hebben echter tegen paragraaf 11 inzake de aantasting van de bescherming van de rechten van burgers gestemd, vanwege de vaagheid hiervan. Hoe is dit besloten en wie stelt vast dat de bescherming van de rechten van burgers is aangetast?
Voorts hebben wij tegen paragraaf 20 gestemd, waarin wordt gesteld dat alle lidstaten hun ratificatieprocedures moeten coördineren om gelijktijdige ratificering mogelijk te maken. Hoe kunnen we de uiteenlopende systemen van de lidstaten coördineren, met name wanneer er in sommige lidstaten referenda nodig zijn en andere lidstaten goedkeuring door het Parlement vereisen? Wij moeten de ratificatiesystemen van de lidstaten respecteren. Dit gezegd hebbende, moedigen wij de regeringen aan bijeen te komen en een zo kort mogelijk tijdpad af te spreken voor het goedkeuren en ratificeren van een verdrag, op basis van hun nationale vereisten.
Wij hebben voor amendement 28 van de commissie gestemd, omdat de bewoordingen daarvan beter aansluiten bij de werkelijkheid dan die van het PSE-amendement inzake de ratificatie in Frankrijk en Nederland.
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
Françoise Castex (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb me onthouden van de eindstemming over het verslag-Barón / Brok over het stappenplan voor het grondwettelijke proces van de Europese Unie.
Door de verwerping van het Europese Grondwettelijk Verdrag door twee lidstaten is het voorstel dat in 2005 ter ratificatie aan de lidstaten is voorgelegd, immers door de feiten achterhaald. Deze feitelijke situatie dient dan ook in aanmerking te worden genomen door de staatshoofden en regeringsleiders, die de oorspronkelijke tekst niet in stand kunnen houden, ook niet “met een andere presentatie”.
Ook het proces van het opstellen van een nieuw verdrag moet niet worden doorgezet ten koste van de Europese democratie via alleen maar een intergouvernementele conferentie.
Richard Corbett (PSE), schriftelijk. (EN) De Sociaal-democratische Fractie heeft deze resolutie met overweldigende meerderheid aangenomen. Namens de afgevaardigden van de Labourpartij in het Europees Parlement moet ik hieraan toevoegen dat wij volledig instemmen met de hoofdconclusie van het verslag, namelijk dat de Raad zich moet vastleggen op “het bijeenroepen van een Intergouvernementele Conferentie en de uitwerking van een stappenplan met een procedure, een duidelijk mandaat en de doelstelling om vóór het einde van het jaar tot een akkoord te komen”. Wij vonden het echter niet gepast om sommige elementen uit het Grondwettelijk Verdrag – maar andere niet – als essentieel aan te merken, omdat het nieuwe verdrag pas werkelijkheid wordt als alle 27 lidstaten zich erin kunnen vinden.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb het verslag gesteund omdat het naar mijn gevoel essentieel is en steeds urgenter wordt een oplossing te vinden voor zowel de interne als externe problemen en uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd. Het onderhavige verslag is evenwichtig en levert een belangrijke bijdrage aan het zo snel mogelijk doorbreken van de institutionele impasse. De Unie dient de beschikking te krijgen over adequate hulpmiddelen om de bezorgdheid van de burgers weg te nemen over de uitdagingen die gepaard gaan met de globalisering en de klimaatverandering. Daardoor wordt tegelijkertijd ook een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de democratische controle op de besluitvormingsprocessen in de EU.
Ongeacht de naam en de vorm van het nieuwe Verdrag dienen de grote lijnen behouden te blijven van de tekst die reeds door een aantal lidstaten is geratificeerd. Daarnaast moeten de benodigde amendementen in dat Verdrag geïntegreerd worden om de noodzakelijke consensus te bewerkstelligen. Als met behulp van de juiste wetgevings- en begrotingsprocedures de randvoorwaarden worden gecreëerd voor een optimale besluitvorming en een zo effectief mogelijk beleid van de EU, kan het nieuwe Verdrag een bijdrage leveren aan het oplossen van de grote problemen waarmee Europa wordt geconfronteerd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het aannemen van dit verslag is het definitieve bewijs van een flagrante minachting voor het soevereine besluit van de Franse en Nederlandse bevolking. Dit illustreert eens te meer dat er in het democratische concept van dit Parlement geen plaats is voor respect voor het soevereine standpunt dat burgers via een referendum kenbaar maken.
Dit besluit, dat door de meerderheid van het Parlement is genomen, geeft aan dat de “denkpauze” niets meer was dan een middel om de negatieve uitslag van de twee referenda te kunnen negeren en om te voorkomen dat er andere referenda gehouden zouden worden die ook tot een verwerping van de zogeheten Grondwet zouden kunnen leiden.
Wij zijn nu twee jaar verder en er wordt steeds meer druk uitgevoerd om de kapitalistische penetratie van de EU te versnellen, de rol van het neoliberale beleid te vergroten en de militarisering in een nog hoger tempo uit te breiden. Daarnaast wordt in versterkte mate getracht om bevoegdheden centraal onder te brengen bij supranationale instellingen die steeds verder van de burgers komen te staan en die gedomineerd worden door de grootmachten.
Het is onaanvaardbaar dat het Parlement zich een legitimiteit toekent die het niet heeft. Dat is echter wel precies wat er gebeurt gezien de pogingen van het Parlement om zich te bemoeien met het tijdschema en de inhoud van het proces – of beter gezegd, met het soevereine besluit van een aantal landen – en met de coördinatie van ratificatieprocessen.
Wij zijn voorstander van een democratischer en eerlijker Europa dat gekenmerkt wordt door solidariteit; een Europa dat de vrede en samenwerking met mensen uit alle delen van de wereld bevordert en dat het beginsel van soevereine staten met gelijke rechten eerbiedigt.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De federalistische meerderheid in het Europees Parlement is ideologisch gezien niet representatief voor de kiezers als het gaat om zaken die de EU-Grondwet betreffen. Men doet er nu alles aan om de kiezers maar niet via referenda naar hun standpunten over de toekomst van de EU te vragen. Wij zijn voor het organiseren van referenda over deze kwesties, maar wij zijn van mening dat het Europees Parlement niet de juiste instantie is om referenda in de lidstaten erdoor te drukken.
De federalistische meerderheid wil nu zoveel mogelijk van de supranationaliteit uit het oude voorstel voor een Constitutioneel Verdrag zeker stellen door alleen maar de titel van het voorstel voor een EU-Grondwet te veranderen.
Wij hebben daarom tegen het verslag gestemd dat de Commissie voor constitutionele zaken van het Europees Parlement voor heeft gelegd.
De Unie heeft een verdrag nodig dat op de soevereiniteit van de lidstaten voortbouwt en waarin men samen regelt hoe men grensoverschrijdende vraagstukken zal behandelen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Eigenlijk volstaat het doorlezen van paragraaf 6 al om een verwerping van de ontwerpresolutie te rechtvaardigen. Volgens paragraaf 6 van die ontwerpresolutie bevestigt het Parlement opnieuw “dat het zich committeert aan de totstandkoming van een oplossing van het lopende constitutionele proces in de Europese Unie die is gebaseerd op de inhoud van het Grondwettelijk Verdrag, maar dan eventueel met een andere presentatie ...”.
Uit deze paar woorden blijkt de ware intentie van de huidige (gezellige) onderhandelingen zoals die in de Raad worden gevoerd, d.w.z. tussen de regeringen geleid door de Portugese socialisten en de Duitse coalitie van christendemocraten en sociaaldemocraten. Met die onderhandelingen wordt uitsluitend beoogd om de strekking van het Verdrag dat door Frankrijk en Nederland is verworpen, (opnieuw) aan alle lidstaten op te dringen. Dat geeft aan hoe groot de minachting is voor de democratische soevereine wil die de bevolking van deze twee landen via een referendum tot uiting heeft gebracht.
Heeft er überhaupt iemand tijdens het debat gevraagd of wij “de mensen voor dom houden”? Toch is het juist omdat de politieke rechtse krachten en de sociaaldemocraten de mensen niet voor dom houden dat zij onder één hoedje “achter gesloten deuren” onderhandelen en zich niet in de kaart laten kijken om het risico op een mislukking uit te sluiten.
Het Duitse voorzitterschap gaat met volle kracht vooruit en claimt dat het een “mandaat” heeft om de inhoud en het “wezen” van de zogeheten “Europese Grondwet” “in stand te houden” in het “nieuwe” ontwerp-Verdrag dat in december 2007(!) wordt gepresenteerd en dat in 2009 geratificeerd moet zijn.
Dat is in één woord onaanvaardbaar.
Dan Jørgensen (PSE), schriftelijk. (DA) De Deense sociaaldemocratische delegatie in het Europees Parlement heeft gestemd voor het initiatiefverslag over een stappenplan voor het grondwettelijke proces. Wij willen in dit verband graag benadrukken dat de vraag of, hoe en wanneer de afzonderlijke lidstaten ervoor kiezen een nieuw verdrag te ratificeren een soeverein nationale aangelegenheid moet blijven.
Wij vinden het echter wel verstandig het ratificeringsproces op zo’n manier te coördineren dat het proces – ongeacht welke vorm het in de afzonderlijke lidstaten zou moeten aannemen – zo wordt uitgevoerd dat het in alle landen gelijktijdig formeel kan worden afgesloten, zoals beschreven in paragraaf 20 van het verslag.
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik vind dat de meerderheid van het Europees Parlement geen poging heeft ondernomen om een antwoord te vinden op de boodschap van de volkeren in de Europese Unie die het Grondwettelijk Verdrag hebben afgewezen. Door amendement 1 te verwerpen heeft het Parlement de idee om de mensen via referenda over welk nieuw verdrag ook te raadplegen, van de hand gewezen. Toch is dat een essentiële factor, omdat het gaat om hun mogelijkheid om sociaal beleid of beleid dat aansluit bij hun aspiraties af te dwingen. Dat is een belangrijke tekortkoming van de Europese Unie. Daarom zal ik tegen dit verslag stemmen.
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen paragraaf 20 (oorspronkelijke tekst) van het eerdergenoemde verslag gestemd om dat ik ervan overtuigd ben dat het voorstel om een ratificatieproces binnen alle EU-lidstaten gelijktijdig te laten verlopen niet haalbaar is.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Met het verslag wil men de Europese Grondwet uit de dood doen herrijzen. Het Europees Parlement toont een provocerende minachting voor het Franse en het Nederlandse volk, die de "Europese Grondwet" met een referendum hebben verworpen, evenals voor de andere volkeren, die van hun regeringen niet het recht hebben gekregen om hun stem te laten horen.
De nu alom bekende alliantie van de politieke spreekbuizen van het kapitaal (conservatieven, socialisten en liberalen) en de Fractie De Groenen roept de regeringen van de lidstaten op om voor eind 2007 tot overeenstemming te komen, de "Europese Grondwet" met dezelfde reactionaire inhoud – maar eventueel in een ander jasje gestoken – voor de Europese verkiezingen van 2009 van kracht te laten worden en aldus de volkeren te bedriegen.
Een progressieve "Europese Grondwet" van de imperialistische EU van het kapitaal bestaat gewoon niet. Elk "grondwettelijk" verdrag is een verdrag waarin de belangen en doelstellingen van het EU-grootkapitaal zijn verankerd, net als reeds het geval is met het huidige EU-Verdrag en de daaraan voorafgaande EG-Verdragen.
De Europese plutocratie, de imperialisten en hun dienaars hebben een Europese grondwet nodig om hun macht te beschermen, het kapitalistisch systeem veilig te stellen, de belangen van de arbeidersklasse en de volkeren in Europa te ondermijnen, de volksbewegingen de kop in te drukken en hun agressieve beleid van interventie en oorlog te intensiveren.
Het is in het belang van de volkeren dat het "Grondwettelijk Verdrag" en de EU zelf definitief worden begraven.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. (SK) Critici beweren vaak dat de EU een sterke organisatie is die zich overal mee bemoeit. Als afgevaardigde uit Slowakije, een nieuwe lidstaat die nog maar kort geleden is toegetreden tot de EU, vind ik juist dat we een sterker en slagvaardiger Europa nodig hebben. Het is daarom naar mijn mening van cruciaal belang dat er een gewijzigd Grondwettelijk Verdrag wordt aangenomen, dat er duidelijke spelregels komen. Wat de Unie nodig heeft is een hervorming van de oprichtingsverdragen die door een breed publiek gedragen wordt.
Ik heb grote waardering voor de inspanningen van Angela Merkel om de EU uit het constitutionele slop te halen, met behulp van een routekaart die oplossingen aandraagt voor de vraagstukken waarmee de Europese Unie zowel intern als extern van doen heeft, alsook voor kwesties met betrekking tot de verbreding en verdieping van de politieke dimensie van de EU.
De uitbreiding van de EU vraagt om instrumenten en middelen waarmee deze in staat is doeltreffend op te treden, haar positie in de wereld te versterken en de bezorgdheid van haar burgers weg te nemen, dit alles tegen de achtergrond van zaken als de mondialisering, de klimaatsverandering, het veiligstellen van de energietoevoer en de vergrijzing. Het merendeel van de vraagstukken die hebben geleid tot de meeste onrust onder het Europese publiek, zoals de richtlijn inzake diensten op de interne markt en het financiële kader, zijn sindsdien reeds opgelost.
Zoals opnieuw werd bevestigd in de ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de ondertekening van het Verdrag van Rome opgestelde Verklaring van Berlijn, dient de EU nog voor de verkiezingen van het Europees Parlement in 2009 te worden gegrondvest op een vernieuwde gemeenschappelijke basis. Daarom heb ik voor het verslag van de rapporteurs, de heren Enrique Barón Crespo en Elmar Brok, gestemd.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Indien er met de tekst van twee jaar geleden en in de omstandigheden van toen in Portugal een referendum over het Grondwettelijk Verdrag had plaatsgevonden, zou ik “ja” hebben gestemd. Naast andere voordelen zou de institutionele stabiliteit die daaruit was voortgevloeid, gunstig zijn geweest voor de EU. Maar precies zoals al gezegd, is nu eenmaal gebleken dat twee landen hun vetorecht uitgeoefend hebben, waardoor de omstandigheden aanzienlijk zijn gewijzigd. Wij moeten thans óp die realiteit, niet ondanks die realiteit, reageren.
Ik ben nog steeds van mening dat de institutionele architectuur aangepast dient te worden om berekend te zijn op de realiteit van een “Europa” dat na de uitbreiding 27 lidstaten telt. Volgens mij is de beste oplossing een maximalistische aanpak van de problemen die het gevolg zijn van deze nieuwe omstandigheden – al was het alleen maar om te waarborgen dat het om een stabiele oplossing gaat – maar een minimalistische aanpak wat betreft het doorvoeren van wijzigingen die, wat de auteurs van het voorgestelde Verdrag ook zouden willen, verworpen zijn. Realisme is geen slechtere eigenschap dan idealisme.
Tot slot, voor wat betreft het referendum en de mogelijkheid om er een in Portugal te houden, ben ik van mening dat naarmate een oplossing voor het Grondwettelijk Verdrag verder weg is, de noodzaak voor een referendum kleiner wordt en vice versa natuurlijk.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. – (SV) Bij de stemronde over het stappenplan voor het voorstel voor een Constitutioneel Verdrag heb ik me vandaag van stemming onthouden over het amendement volgens welk alle landen een referendum “moeten” houden. Ik ben voorstander van referenda maar dat is iets waarover elke lidstaat zelf moet beslissen. In Duitsland bijvoorbeeld is het referendum niet als instrument in de grondwet vastgelegd.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) Samen met mijn collega’s van de delegatie van de Labourpartij in het Europees Parlement heb ik mij onthouden van stemming over essentiële kwesties in dit verslag, dat zelfs als initiatiefverslag op bepaalde punten misplaatst is.
Paragraaf 5 is een dubbelzinnige verwijzing naar de lidstaten die de tekst nog niet geratificeerd hebben. Verder worden er misplaatste eisen gesteld ten aanzien van een hele lijst vraagstukken of worden er loze dreigementen geuit dat resultaten van de onderhandelingen van de Raad verworpen zullen worden. Daarnaast is er het voorstel om de ratificering gelijktijdig te laten verlopen, wat in veel lidstaten ernstige problemen zou kunnen veroorzaken.
Er waren echter andere belangrijke vraagstukken die ik wel kon steunen, en waar mogelijk heb ik dat ook gedaan.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) Dit is een bijzonder belangrijk verslag dat het Europees Parlement in staat stelt om zijn standpunten over het actieplan betreffende het constitutionele proces van de Europese Unie duidelijk te maken tijdens de aanstaande top van de Europese Raad in juni.
We moeten al het mogelijke doen om de inhoud van het Verdrag te behouden en tegelijkertijd bepalingen op te nemen in de tekst met betrekking tot de nieuwe uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd, zoals de klimaatverandering, het sociale Europa, de strijd tegen het terrorisme, de interculturele dialoog en economisch beleid. Het is eveneens belangrijk erop te wijzen dat het zogenaamde miniverdrag geen oplossing lijkt te bieden voor deze moeilijke situatie.
De Europese Raad zou zo snel mogelijk een intergouvernementele conferentie moeten bijeenroepen en zou voor eind 2007 een compromis moeten bereiken, zodat de verdere beslissingen over het ratificatieproces tegen eind 2008 genomen kunnen worden. Op die manier zal het nieuwe Parlement, dat in 2009 verkozen wordt, zijn werkzaamheden kunnen aanvatten in het kader van het nieuwe Grondwettelijk Verdrag.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het debat over het afbakenen van de functies van de Raad voor de rechten van de mens van de VN (UNHRC) komt duidelijk in de ontwerpresolutie van het Parlement en in de conclusies van de Raad van de EU tot uiting. Het is overduidelijk dat er pogingen worden ondernomen om de UNHRC te controleren en te manipuleren.
De kritiek en de druk van de EU met betrekking tot – in de eerste plaats – de manier waarop een aantal landen gekozen zijn als lid van de UNHRC (de EU is tegen het zogeheten “schone lei-beginsel” en is voorstander van de invoering van geschiktheidscriteria) moet dan ook tegen deze achtergrond worden gezien. In de tweede plaats is de kritiek gericht op de “speciale procedure” voor het vergroten van het mandaat per land en op de mogelijkheid tot het creëren van nieuwe mandaten via een eenvoudige meerderheid terwijl een “gedragscode” voor dit mechanisme ontbreekt. Tot slot is die kritiek ook van toepassing op de procedure voor de “universele periodieke evaluatie”.
Met andere woorden, het is enerzijds noodzakelijk dat de ontwikkelingen binnen de UNHRC nauwlettend worden gevolgd, met name omdat wij weten dat de Verenigde Staten en hun bondgenoten de neiging hebben om deze instantie te manipuleren. Anderzijds dient er steun gegeven te worden aan onze voorstellen ter bevordering van de fundamentele vrijheden, rechten en waarborgen, sociale vooruitgang en vrede en solidariteit. Daarnaast mogen wij niet accepteren dat de mensenrechten als aanleiding worden gebruikt om een beleid te voeren dat gericht is op interventies en op agressie tegen soevereine volkeren en staten.
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als afgevaardigde van de Partij van de Gepensioneerden heb ik voor het verslag van mevrouw Gibault gestemd over de arbeidsomstandigheden en pensioenvoorwaarden voor kunstenaars.
Er zijn kunstenaars die zeer beroemd worden en die de hulp van het Europees Parlement niet nodig hebben om hun vrij verkeer te vergemakkelijken en hun pensioenvoorwaarden te verbeteren, maar er zijn ook zeer goede kunstenaars die helaas geen groot succes hebben; deze kunstenaars, en dat zijn er veel, zijn desalniettemin mensen; arbeiders en gepensioneerden die hetzelfde respect verdienen als alle andere burgers.
Er zijn kunstenaars die een werkend en armoedig bestaan leiden, die niet beschermd worden door wetgeving en geen respect ontvangen. Dit is des te zwaarder wanneer de personen die respectloos behandeld worden, gevoelig van aard zijn, zoals kunstenaars.
Daarom heb ik vóór gestemd, en ik hoop dat Europa zich nog meer inzet voor alle kunstenaars in Europa en over de hele wereld.
Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag van mevrouw Gibault over de sociale status van kunstenaars gestemd. Ik wil haar verdienstelijke werk op dit gebied steunen waar zij, zelf kunstenares, zich bekommert om de inkomsten van Europese kunstenaars.
Wij weten natuurlijk dat veel kunstenaars vandaag de dag voor hun inkomsten afhankelijk zijn van verschillende kortetermijncontracten in verschillende Europese landen. Het is daarom zeer goed te waarborgen dat ook kunstenaars in Europa een goede sociale status en sociale zekerheid krijgen en op die manier te zijner tijd een pensioen. Het is immers zo dat wij in Europa onderwijs en cultuur willen bevorderen. Wij willen de Europese culturele arena bevorderen, omdat wij weten dat zij het belangrijkste terrein van de hele Europese besluitvorming is. Als die gezond is, dan kunnen wij daarop ook een interne markt en een buitenlands en veiligheidsbeleid bouwen.
Ik heb in feite voor dit verslag gestemd als Europeaan, als Fin en als lid van de Finse Centrumpartij, Keskusta, die ook de Finse culturele beweging vertegenwoordigt.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb dit verslag gesteund omdat ik van mening ben dat het belangrijk is dat Europese kunstenaars wat hun beroepsmatige activiteiten betreft recht hebben op een adequate en gelijkwaardige sociale status.
Voor alle kunstvormen dienen Europese normen toegepast te worden met het oog op het creëren van een dynamisch en innovatief Europees cultureel beleid zodat wij in staat zijn om kunstenaars de sociale waarborgen te bieden waarop ook de rest van de Europese beroepsbevolking aanspraak kan maken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij zijn ons ervan bewust dat in dit verslag onderwerpen aan de orde komen die een speciale behandeling behoeven. Desondanks moet ik hierover twee opmerkingen maken. In de eerste plaats is het noodzakelijk dat kunstenaars, gezien de specifieke aard van hun activiteiten en in overeenstemming met de vrijheid van expressie en schepping, aanspraak kunnen maken op arbeids- en sociale rechten.
Tegen die achtergrond is het cruciaal dat er rekening wordt gehouden met de activiteiten van degenen die in de scheppende kunsten werkzaam zijn en dient hun sociale status verbeterd te worden. Wij staan echter kritisch ten opzichte van een aantal voorstellen in het verslag waarover het Parlement zijn stem heeft uitgebracht.
Wij weten dat een culturele democratisering alleen onder de juiste omstandigheden kan plaatsvinden. Gezien het huidige, almaar toenemende neoliberalisme is de tijd waarin wij leven echter niet bevorderlijk voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de creativiteit van de meeste kunstenaars. Ook in Portugal is de situatie op dit gebied gecompliceerd: de verworven rechten liggen onder vuur en er wordt bezuinigd op culturele en artistieke activiteiten. Dat levert uitsluitend verliezers op, zowel onder de kunstenaars als onder het grote publiek. Wij hopen echter dat er iets ondernomen kan worden om deze problematiek zichtbaarder te maken.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De mogelijkheid voor kunstenaars om in hun levensonderhoud te voorzien is een belangrijke kwestie, maar het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om deze kwestie politiek op te lossen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
Wij hebben daarom tegen dit verslag gestemd.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Het verslag van mevrouw Gibault over de verbetering van de werkomstandigheden voor kunstenaars verdient onze uitgesproken steun. De meeste problemen waarmee de kunstenaar die in een ander land van de Gemeenschap werkt dan in zijn eigen land, te maken krijgt, zijn niet van culturele orde, maar houden bijvoorbeeld verband met mobiliteit, het visumbeleid, de gezondheidszorg, de sociale zekerheid, werkloosheid en pensioen.
In het verslag wordt de Commissie en de lidstaten verzocht een Europees beroepsregister in te stellen voor kunstenaars, waarin informatie over hun status en over de aard en de opeenvolgende duur van hun contracten kan worden opgenomen, alsmede informatie over werkgevers. Het register zou het mogelijk maken om de door kunstenaars in derde landen verworven pensioen- en socialezekerheidsrechten over te dragen na de terugkeer naar hun land van oorsprong. Verder zou er op deze manier rekening gehouden kunnen worden met de beroepservaring die zij in een andere EU-lidstaat hebben opgedaan.
De voornaamste uitdaging waar het Europees cultureel beleid voor staat, is te zorgen voor een dynamisch cultureel klimaat dat creatief en innovatief is voor alle terreinen van de kunst. Door dit verslag te steunen, verbinden we ons ertoe om aan onze kunstenaars dezelfde sociale waarborgen te bieden als aan alle andere Europese werknemers.
Daniel Strož (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Ik zal weliswaar voor goedkeuring van het verslag over de sociaal status van kunstenaars stemmen, maar desalniettemin is het wat mij betreft niet meer dan een eerste stap in de goede richting, en dan helaas nog wel een niet voldoende uitgewerkte stap die nog verdere uitwerking en differentiatie behoeft.
In het verslag wordt naar mijn mening impliciet de nadruk gelegd op zogeheten uitvoerend kunstenaars en worden belangrijke kunstuitingen als de literatuur – wel degelijk een uiterst creatieve kunstvorm – enigszins onderbelicht. Waarom zeg ik dat? Omdat schrijvers in het verslag slechts als amateurs worden bezien, gezien het feit dat hun literaire werken voor het merendeel slechts met hangen en wurgen onder de noemer “beroepsactiviteiten op het gebied van artistieke schepping” worden geplaatst.
Als ik bijvoorbeeld kijk naar de situatie in de Tsjechische Republiek, dan heb ik weet van slechts één enkele schrijver die het zich kan “veroorloven” om als professioneel kunstenaar door het leven te gaan. Bovendien kan duidelijk en overtuigend worden aangetoond dat de kunstenaarsorganisatie die de links gerichte Tsjechische schrijvers vertegenwoordigt, namelijk de Unie českých spisovatelů (Unie van Tsjechische schrijvers) al sinds jaar en dag doelbewust door het Tsjechische ministerie van Cultuur het zwijgen wordt opgelegd en gemarginaliseerd wordt, hetgeen het trieste plaatje wat betreft de ondersteuning van de literatuur compleet maakt.
Wat ik tevens mis in het verslag is een definitie van het begrip “Europese kunstenaar” dat er meerdere malen in wordt gebezigd. Vallen schrijvers daar ook onder? Zo ja, dan denk ik niet dat zij met dezelfde maat kunnen worden gemeten als de zogeheten uitvoerend kunstenaars.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, maar ik wil een kanttekening maken met betrekking tot de voorgestelde verhoging van de uitgaven ten behoeve van voorlichting, in zoverre deze verhoging verband houdt met een voorstel om plaatselijke journalisten naar Brussel te halen. Het moet zeer duidelijk zijn wat wij met deze plaatselijke journalisten gaan doen en wij moeten zorgen dat de hier beschikbare informatie relevant is voor de mensen die de lokale media volgen. Ik denk niet dat wij dat in het verleden erg goed hebben gedaan, dus is er aanvullende informatie over deze kwestie nodig.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement heeft vandaag een resolutie aangenomen betreffende de Raad voor de rechten van de mens van de VN en de vijfde zitting ervan. Ik ben als een van de auteurs van deze resolutie zeer ingenomen met het feit dat alle fracties hebben ingestemd met het maken van een beoordeling van het functioneren van de Raad voor de rechten van de mens van de VN in het eerste jaar van zijn bestaan, inclusief punten van verbetering. Tevens hebben de fracties hun goedkeuring verleend aan het instellen van een ad-hocdelegatie die volgende week zal deelnemen aan de vijfde plenaire zitting van de Raad voor de rechten van de mens, een bijeenkomst die van buitengewoon belang is voor de toekomst van deze organisatie.
Als een van degenen die deze resolutie hebben opgesteld en als lid van de delegatie wil ik het Parlement en mijn collega’s hartelijk danken voor hun steun aan de resolutie.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Met betrekking tot de ramingen door het Parlement van de inkomsten en uitgaven voor 2008 willen wij slechts nader ingaan op twee van de vele punten die onze aandacht verdienen.
Het eerste punt heeft betrekking op het reserveren van een bedrag van 10 300 000 EUR voor “een bewustmakingscampagne met het oog op de Europese verkiezingen” en een bedrag van 9 000 000 EUR voor het televisiekanaal van het Parlement. Dit is des te zorgwekkender omdat er geen gedetailleerde informatie of rechtvaardiging wordt gegeven met betrekking tot het gebruik van deze financiële middelen. Door wie en op welke wijze zullen deze middelen bijvoorbeeld gebruikt worden? Welke acties worden ermee gefinancierd? Wie beslist er over de wijze waarop ze besteed gaan worden en op basis van welke criteria?
Zou het kunnen zijn dat deze “bewustmakingscampagne”, net als de referenda over het vervallen Grondwettelijk Verdrag, bedoeld is om op stiekeme en schandalige wijze communautaire fondsen te gebruiken voor de financiering van propagandacampagnes om de inhoud van het Verdrag te promoten?
Het tweede punt heeft betrekking op een effectieve waarborging en het behoud van de meertaligheid in de Europese instellingen en, in dit geval, het Parlement. Wij willen graag benadrukken dat zowel door het steeds meer uitbesteden van tolk- en vertaaldiensten als door andere soorten onstabiele contracten de kwaliteit van die diensten onvermijdelijk negatief beïnvloed is. Hierdoor worden tevens de rechten ondermijnd van degenen die deze diensten verlenen.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. – (SV) In het eerste amendement wijst de heer Lundgren erop dat het circus dat rondreist tussen de drie verschillende vergaderplaatsen in absurd hoge kosten resulteert. Tot zover ben ik het met hem eens. Het probleem zit in de beschuldiging, die in het derde amendement terug te vinden is, dat de EU zich bezig zou houden met dubieuze vastgoedspeculatie. De stand van zaken is uiteraard precies andersom: het Parlement bespaart geld door eigenaar te zijn van zijn gebouwen. Aangezien het voorstel delen bevatte waar ik het mee eens was, heb ik me in het eerste geval onthouden van stemming en heb ik tegen gestemd in het tweede geval.
In het tweede amendement vindt de heer Lundgren dat de EU zich zou moeten onthouden van het voeren van centrale campagnes. Ook wat dit betreft ben ik het met hem eens: het is onwaarschijnlijk dat de Europese burgers enkel en alleen op basis van de communicatiestrategieën van de Commissie een positievere houding tegenover de EU zouden aannemen. Ik zou er echter moeilijk bezwaar tegen kunnen hebben dat de EU ervoor kiest geld uit te geven aan het verstrekken van informatie over haar werkzaamheden in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees Parlement. Door constructief te werken, met name in ons eigen land tijdens de periodes tussen verkiezingen, kunnen wij het beste informatie verschaffen op lokaal niveau. Beleid goed communiceren doe je het beste door het voeren van goed beleid.