De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0170/2007) van Agustín Díaz de Mera García Consuegra, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisselingen van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (COM(2005)0690 C6-0052/2006 2005/0267(CNS)).
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, momenteel circuleren gegevens uit het strafregister niet op efficiënte wijze tussen de lidstaten van de Europese Unie. Dit is onaanvaardbaar in een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en daarom is het doel van de Europese Unie op het gebied van het strafregister tweeledig: ten eerste willen we de circulatie van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten verbeteren, en ten tweede willen we deze gegevens kunnen gebruiken buiten het grondgebied van de lidstaat van veroordeling.
Zoals u weet, heeft de Commissie in 2005 twee wetgevingsvoorstellen met betrekking tot respectievelijk deze aspecten goedgekeurd. Een voorstel over het tweede aspect – circulatie van gegevens – werd in december 2006 goedgekeurd. Op 13 juni werd tijdens de Raad van ministers van Binnenlandse Zaken in Luxemburg gelukkig een politiek akkoord bereikt over het voorstel met betrekking tot de circulatie van gegevens. Dit instrument is een volgende belangrijke stap voorwaarts.
Het voorstel neemt het verouderde, inefficiënte systeem voor informatie-uitwisseling volgens het Europees verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp uit 1959 radicaal op de schop om zo een verbetering te bereiken in de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld en beschikbaar gemaakt voor lidstaten. Het oude systeem wordt vervangen door een gestroomlijnd systeem dat ervoor zorgt dat de informatie die in een afzonderlijke lidstaat is opgeslagen, zal worden bijgewerkt en vervolgens toegankelijk wordt gemaakt voor andere lidstaten. Bovendien zal de informatie makkelijk te begrijpen en dus van grotere waarde zijn voor eindgebruikers.
Ik merk tot mijn spijt dat bepaalde lidstaten hebben besloten dat het vervolgwerk de vorm van besluiten van de Raad moet aannemen en, tot mijn nog grotere spijt, dat lidstaten elkaar niet voldoende vertrouwen om te accepteren dat deze uitvoeringsmaatregelen zullen worden aangenomen door middel van eenparigheid van stemmen, en niet door middel van een gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Ik weet dat er een aantal amendementen is en dank de rapporteur voor de uistekende kwaliteit van zijn verslag. Ik kan mij vinden in de overgrote meerderheid van alle ingediende amendementen. Ik heb bedenkingen ten aanzien van de amendementen waarin de invoering wordt voorgesteld van algemene bepalingen met betrekking tot de bescherming van gegevens. Waarom? Omdat dit een sectoraal instrument is: het bevat een klein aantal bepalingen die betrekking hebben op de bescherming van gegevens en die specifiek zijn voor het strafregister, en dus meer beperkingen bevatten. Zodoende ben ik ongerust dat de toepassing van algemene bepalingen op de bescherming van gegevens te flexibel zal zijn en minder beperkingen zal bevatten. Afgezien daarvan moeten persoonlijke gegevens die worden verwerkt als onderdeel van de tenuitvoerlegging van het kaderbesluit worden beschermd overeenkomstig de bepalingen van het toekomstige kaderbesluit betreffende de bescherming van persoonlijke gegevens die worden verwerkt in het kader van samenwerking tussen politie en justitie in strafzaken. U bent zich er allen zeer wel van bewust dat ik de Raad dringend verzoek om eind dit jaar tot een overeenkomst te komen met betrekking tot een dergelijk belangrijk kaderbesluit betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik zou al mijn collega’s van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken willen bedanken voor hun samenwerking aan het onderhavige verslag, en met name de schaduwrapporteurs, de dames Buitenweg, Vlean en Grabowská.
De informatie over strafrechtelijke veroordelingen circuleert tussen de lidstaten via mechanismen voorzien in het Europees verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp uit 1959, maar deze mechanismen vertonen ernstige gebreken.
Die gebreken kwamen op dramatische wijze aan het licht met het geval Fourniret, een Fransman die in de jaren tachtig werd veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf wegens verkrachting van een minderjarige. Na twee jaar te hebben uitgezeten werd hij vrijgelaten. Jaren later zouden we vernemen dat Fourniret, in de periode tussen zijn vrijlating en zijn nieuwe arrestatie in juni 2003, negen meisjes had vermoord en verdacht werd van de moord op nog eens twaalf andere meisjes. Meer dan veertien jaar wist hij uit handen van justitie te blijven, gewoon door zijn woonplaats te wijzigen en zich in een andere lidstaat te vestigen, waar hij, tot overmaat van ramp, werk had gekregen op een middelbare school. Het was duidelijk dat de mechanismen voor uitwisseling van gegevens uit het strafregister moesten worden gewijzigd en verbeterd.
Het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad beoogt de mechanismen voor de uitwisseling van informatie zoals geregeld in artikel 22 van het verdrag van 1959 te vervangen, en het besluit van 21 november 2005 in te trekken. Dit alles om te waarborgen dat de lidstaat waarvan de veroordeelde de nationaliteit heeft snel een juist en uitvoerig antwoord kan verschaffen op het verzoek om informatie dat hij ontvangt met betrekking tot veroordelingen die jegens zijn onderdanen zijn uitgesproken.
Wat betreft de maatregelen die zijn opgenomen in het voorstel van de Raad, verdienen de volgende onze extra aandacht:
- het beginsel van de centralisering van de informatie wordt gehandhaafd;
- er wordt een kader vastgesteld voor de opzet en ontwikkeling van een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen, op basis van een Europese standaardformule die het mogelijk maakt om op homogene en geautomatiseerde wijze informatie uit te wisselen die gemakkelijk kan worden vertaald, door middel van geautomatiseerde mechanismen;
- opgenomen is het beginsel van de verplichte overdracht naar de lidstaat waarvan de veroordeelde de nationaliteit heeft, waarbij de ontheffing van kennisgeving geschrapt wordt ingeval de veroordeelde ook de nationaliteit heeft van de lidstaat waar de veroordeling wordt uitgesproken; en ten slotte
- wordt de verplichting ingesteld om de informatie te bewaren die is overgedragen aan de staat waarvan de veroordeelde de nationaliteit heeft.
Wat de voorgestelde parlementaire maatregelen betreft, daarvan wil ik de volgende onder uw aandacht brengen:
- teneinde de betrouwbaarheid en echtheid van de overgedragen informatie te waarborgen, dient de lidstaat die de veroordeling uitspreekt te worden beschouwd als houder of bezitter van de gegevens over de vonnissen die worden gewezen door zijn rechtbanken;
- het toekomstige kaderbesluit dient te voorzien in een pakket extra garanties op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens;
- wat betreft de definitie van de veroordeling dienen we, omwille van de samenhang met andere verslagen van dit Parlement, te blijven vasthouden aan de definitie die mijn gewaardeerde vriend en collega de heer Demetriou heeft gegeven in zijn verslag;
- de inschrijving van de veroordelingen in het strafregister van de lidstaat die de veroordeling uitspreekt, is een noodzakelijke vereiste vooraf, daar hierdoor de echtheid en eventuele correcties van de overgedragen informatie worden gewaarborgd; daarom mag alleen informatie worden overgedragen inzake veroordelingen die al geregistreerd zijn, niet voordat dat gebeurd is;
- er moet worden toegelicht dat het schrappen van gegevens uit het strafregister niet alleen afhankelijk is van het uitzitten van de straf maar dat ook moet worden voldaan aan bijkomstige voorwaarden, zoals het verrichten van taakstraffen naar aanleiding van de misdrijven, of het niet recidiveren binnen de wettelijk vastgestelde termijnen;
- er moet duidelijk worden vastgelegd bij welk juridisch kader het schrappen van de gegevens geregeld is, dat wil zeggen of dat wordt geregeld aan de hand van de wetgeving van de lidstaat die de veroordeling heeft uitgesproken, of van de lidstaat waarvan de veroordeelde persoon de nationaliteit heeft;
Wat betreft de gebruiksbeperkingen, mijnheer Frattini, deel ik uw bezorgdheid over het gebruik van persoonsgegevens. Het voorstel legt meer beperkingen op dan de vigerende bepalingen op het gebied van strafrechtelijke samenwerking, wat te verklaren valt door het feit dat de informatie over gegevens vaak al snel niet meer actueel is. Daarom zal er bij elke nieuwe procedure een nieuw verzoek om informatie over de gegevens uit het strafregister van iemand moeten worden gedaan.
Om af te sluiten, mijnheer de Voorzitter, verzoek ik de geachte dames en heren om vóór het ontwerpverslag te stemmen. Ik dank u voor uw aandacht.
Panayiotis Demetriou, namens de PPE-DE-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, het voorstel dat wij vanavond bespreken is een noodzakelijke stap voor de ontwikkeling van de justitiële en politiële samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het is een stap voor de tenuitvoerlegging van de strategie inzake de totstandbrenging van een ruimte van veiligheid en rechtvaardigheid. Ik wil commissaris Frattini dan ook van harte gelukwensen met zijn voorstellen voor de uitvoering van het Haags programma, waarvan wij er vanavond een behandelen.
De registratie van veroordelingen en de mededeling van veroordelingen met het oog op registratie in het land waarvan de veroordeelde de nationaliteit heeft, en meer algemeen de uitwisseling van inlichtingen over veroordelingen dragen ongetwijfeld bij aan de criminaliteitbestrijding, zowel nationaal als grensoverschrijdend.
Er zitten natuurlijk enkele leemten in het voorstel. Zo wordt het vraagstuk van de registratie van administratieve veroordelingen, die in de meeste lidstaten niet opgetekend worden in het strafregister, niet communautair gereglementeerd. Evenmin is er een communautaire aanpak voor het vraagstuk van de registratie van aan strafregisters ontleende veroordelingen. Helaas blijven wij de uiteenlopende nationale regelingen nodig hebben. Zelfs bij dergelijke procedurele zaken is er van rechtsharmonisatie totaal geen sprake. Toch wordt met de in het kadervoorstel voorziene koppeling tussen de nationale systemen voor registratie en gebruik van inlichtingen over veroordelingen enigszins tegemoet gekomen aan het gebrek aan een communautair beleid voor alle aspecten van dit vraagstuk. Er moet echter wel op worden gewezen dat het recht op bescherming van persoonsgegevens niet alleen in theorie maar ook in de praktijk moet worden gerespecteerd. Of dat ook zal gebeuren, zal gaandeweg blijken. Wij hopen in ieder geval dat dit recht praktisch en constant geëerbiedigd zal worden.
Ik geef steun aan het verslag van mijn vriend, de heer Díaz de Mera, en wil hem gelukwensen met de belangstelling die hij voortdurend in het Europees Parlement heeft betoond voor de bevordering van deze strategie inzake de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Ik geloof wel dat dit verslag morgen met grote meerderheid zal worden aangenomen.
Genowefa Grabowska, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de lidstaten hebben hun eigen regels opgebouwd voor het opslaan van gegevens over veroordeelden in strafzaken. Gegevens over gerechtelijke vonnissen worden bewaard in de nationale strafregisters. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het centraal onderbrengen en beheren van informatie over de vonnissen. Maar aangezien wij geen engelen zijn en steeds vaker de grens overschrijden, komt het voor dat we in conflict komen met het strafrecht van een andere lidstaat en dat we daar berecht en veroordeeld worden.
En wat te doen met de vonnissen: moeten we deze registreren of niet? De lidstaten gaan op dit gebied zeer uiteenlopend te werk, waardoor het prioriteit heeft dit terrein te standaardiseren, de samenwerking tussen gerechtelijke organen te intensiveren, de uitwisseling van informatie te verbeteren en efficiënter te maken, en tevens te garanderen dat de lidstaten elkaar voorzien van kloppende en volledige informatie bij elk verzoek van dien aard dat afkomstig is van de strafregisters.
Het voorgelegde kaderbesluit koerst hierop aan. We hebben een gestandaardiseerd en gedigitaliseerd mechanisme voor informatie-uitwisseling nodig, dat vertaling vergemakkelijkt door het gebruik van geautomatiseerde procedures en een standaardformaat.
Daarom steunt mijn fractie het verslag. Toch willen we een belangrijke kanttekening plaatsen bij dit verslag, waarin wordt gesproken over justitiële samenwerking en het uitwisselen van informatie. Met het oog op de noodzaak de hele waarheid te vermelden en recht te doen aan de slachtoffers van de terroristische aanslag van 11 maart in Spanje, baart de keuze van de rapporteur van dit verslag ons zorgen. De rapporteur is tevens verantwoordelijk voor andere verslagen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Het Europees Parlement moet te boek staan als een transparante instelling die de burgers dient. Daarom mogen rapporteurs niet in opspraak komen door hun handelen op nationaal niveau.
Tot besluit wil ik erop wijzen dat mijn fractie zeer tevreden is met het goede compromis dat we in dit verslag hebben gevonden. Wij steunen dit verslag en zullen voor aanname stemmen. Ook geloven we dat het invoeren van dit besluit ertoe bijdraagt dat de lidstaten elkaar met meer vertrouwen tegemoet zullen treden. Op deze manier leggen we het zo noodzakelijke fundament voor vertrouwen, dat ook zal doorwerken in strafrechtelijke procedures.
Adina-Ioana Vălean, namens de ALDE Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, de heer Díaz de Mera García Consuegra, bedanken voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht en dat dit verslag heeft opgeleverd.
Net als hij wil ik u het vreselijke verhaal in herinnering roepen dat drie jaar geleden plaatsvond in België. Een 62-jarige Fransman kreeg een baan op een school. Vervolgens werd hij gearresteerd en bekende hij negen moorden te hebben gepleegd in zowel België als Frankrijk. Daarna kwam men erachter dat hij in Frankrijk al eerder was veroordeeld wegens verkrachting, maar dat men in België niet op de hoogte was van zijn strafblad. We kunnen ons allemaal de zaak-Fourniret herinneren. Deze en andere zaken tonen aan hoe dringend we een functionerend Europees strafregistersysteem nodig hebben in een Europa dat is samengesteld uit zoveel verschillende rechtsstelsels.
Ik feliciteer de Commissie met dit zeer waardevolle voorstel. Het is duidelijk dat er dringend behoefte is aan wetgeving die de veiligheid van de burgers in hun alledaagse leven tastbaar kan bevorderen. Daarom juich ik het akkoord toe dat afgelopen week in de Raad werd bereikt, maar ik verzoek de Raad dringend deze belangrijke tekst zo spoedig mogelijk goed te keuren. We hebben nu voor het eerst uniforme regels op Europees niveau die zullen zorgen voor een snellere uitwisseling van gegevens uit het strafregister en voor grotere rechtszekerheid. Het is tevens een eerste stap naar online gegevensoverdracht tussen de landen van de Europese Unie. Het stemt mij tevreden dat gekozen is voor een onderlinge verbinding van registers in plaats van een tweede centrale Europese databank. Dit is een flinke stap voorwaarts op het gebied van kostenbesparing en bovenal op het gebied van gegevensbescherming.
Ik wil wederom aandringen op de privacykwestie. Bij gebrek aan een akkoord over het kaderbesluit betreffende procedurele rechten bij strafrechtelijke vervolgingen en betreffende gegevensbescherming in de derde pijler verzoek ik de Raad dringend de in dit verslag opgenomen aanvullende bepalingen ter bescherming van gegevens goed te keuren. We kunnen dergelijke instrumenten niet blijven aannemen zonder onze burgers aanvullende waarborgen te geven dat hun fundamentele rechten worden gerespecteerd.
Jaromír Kohlíček, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Geachte collega’s, in het verslag van de heer Díaz de Mera García Consuegra wordt geheel terecht gesteld dat er een standaardformaat moet komen voor de gegevens uit het strafregister die tussen de lidstaten worden uitgewisseld en dat die uitwisseling zo flexibel mogelijk dient te geschieden. Afgezien van de genoemde informatie spreekt het verslag tevens over het uitwisselen van andere soorten inlichtingen in andere situaties, hetgeen eveneens nuttig kan zijn. Er kleven echter logischerwijs praktische problemen aan dit soort uitwisselingen. In het minst erge geval stuit men op verschillen tussen de uiteenlopende rechtssystemen in de EU en een daaruit voortvloeiende afwijkende classificatie van één en hetzelfde feit. In het meest extreme geval, echter, is het balanceren op de dunne scheidslijn tussen overtreding en misdrijf.
Wat mij persoonlijk echter verontrust, is het feit dat de heer Díaz de Mera García Consuegra de rapporteur van dit verslag heeft kunnen zijn, ondanks het feit dat hij beschuldigd is van weigering tot samenwerking met de Spaanse politie in verband met misleidende informatie waarmee werd getracht de ETA de schuld van de treinaanslag in Madrid in de schoenen te schuiven. Hoe staat het met de politieke en menselijke verantwoordelijkheid van het voormalige hoofd van de Spaanse politie? En dan nog tot slot: een deel van mijn fractie heeft verregaande bezwaren tegen dit verslag.
Carlos Coelho (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik moet om te beginnen verwijzen naar de vorige interventie en aangeven dat ik het onaanvaardbaar vind dat in dit Parlement pogingen worden ondernomen om de politieke rechten van eender welke collega hier te beperken als de rechten van die collega niet reeds worden beperkt krachtens een besluit van dit Parlement of enig gerechtelijk besluit in de lidstaat waarvan de betrokken parlementariër onderdaan is.
We mogen niet aanvaarden dat de heer Díaz de Mera – die als jurist in eigen land reeds het nodige heeft gedaan bij het bestrijden van de misdaad en het verdedigen van het recht en daarbij als afgevaardigde van dit Parlement opmerkelijk werk heeft verricht – het slachtoffer wordt van dit soort politieke vervolging. Het verslag dat we nu bespreken bewijst opnieuw met welk een rigueur en politieke bedrevenheid de heer Díaz de Mera zich van zijn parlementaire taken kwijt. Eenzelfde rigueur en gedrevenheid kenmerken zijn gehele professionele loopbaan.
Vervolgens wil ik vicevoorzitter Frattini graag zeggen dat ik me aansluit bij al hetgeen hij heeft gezegd over de houding van de Raad. Deze maatregel is inderdaad heel belangrijk en dringend nodig. Het zou een goede zaak zijn geweest als de Raad verder was gegaan, en dan heb ik het zowel over het vertrouwen tussen de lidstaten als over de mate waarin dit Parlement bij de zaken betrokken is.
Ik ben het hoe dan ook eens met al hetgeen mijn collega's hebben gezegd over de noodzaak om alle criminele antecedenten precies te weten te komen. Verder is het inderdaad zo dat de uitwisseling van deze informatie tussen de lidstaten de bestrijding van criminaliteit zal vergemakkelijken, of het nu gaat om de identificatie van verdachten, de ondersteuning van het rechercheonderzoek of het vaststellen van de strafmaat.
Ik wil tot slot graag zeggen dat ik het eens ben met degenen die vinden dat de Raad sneller moet handelen, en dan vooral als het gaat om aannemen van een kaderbesluit inzake procedurele waarborgen voor verdachten en beschuldigden in strafzaken en het kaderbesluit over de bescherming van gegevens in de context van de derde pijler. Dat laatste kaderbesluit is een ander essentieel element bij het vinden van het juiste evenwicht tussen de verschillende wetgevingsmaatregelen in deze sector. Mevrouw Roure is hiervoor de rapporteur.
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het woord gevraagd vanwege een aantal onaanvaardbare toespelingen. In de allereerste plaats echter heb ik dat gedaan om mijn collega, Carlos Coelho, te bedanken, die niet alleen als vriend maar ook met kennis van zaken gesproken heeft. Dan richt ik mij nu tot de heer Kohlíček met de eis dat hij zijn woorden herziet en zijn verontschuldigingen aanbiedt.
Mijnheer Kohlíček, uw misplaatste betoog hier vanavond in dit Huis kan alleen worden verklaard door onwetendheid, kwaadwillendheid of een gebrek aan fatsoen. Ik weet zeker, mijnheer Kohlíček, dat u ooit gehoord heeft van het vermoeden van onschuld – ik hoop dat u er ooit van gehoord heeft; ik weet zeker dat u gehoord heeft van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 48 daarvan; ik weet zeker dat u gehoord heeft van de Universele verklaring van de rechten van de mens uit 1948 en artikel 11 van die verklaring. Ik denk niet dat u artikel 24 van de Spaanse grondwet kent – want waarom zou u? Maar in alle democratische, vrije grondwetten staat een artikel 48, een artikel 11, en een artikel 24.
Ik hoop dan ook dat u, wanneer u in staat bent om te bevatten wat een vermoeden van onschuld betekent, maar vooral wanneer u in staat bent om de waarheid te achterhalen over een kwestie waarvan u helemaal niets afweet, zoals uit uw woorden blijkt, dat u dan in staat zult zijn om én onder vier ogen én in het openbaar uw verontschuldigingen aan te bieden, en dan zal ik in staat zijn om ze te aanvaarden. Wat een misplaatst en onaanvaardbaar betoog om het debat van vanavond mee af te sluiten, mijnheer Kohlíček.