Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Tweehonderd woorden schieten te kort om uit te drukken wat er gezegd moet worden over alle kwesties die in dit verslag naar voren zijn gebracht, gelet op de tragische en complexe situatie in de bezette Palestijnse gebieden. Desondanks willen we de volgende aspecten benadrukken:
- Het vergoelijken van de Israëlische agressie ten opzichte van het Palestijnse volk en het totale gebrek aan respect van de Israëlische overheid voor het internationale recht;
- Het vergoelijken van de verantwoordelijkheid die de Europese Unie draagt voor de ineenstorting van de Palestijnse Autoriteit, vooral door de deelname aan de boycot tegen de Palestijnse Autoriteit sinds 2006, die nog steeds doorgaat ondanks alle inspanningen en akkoorden met betrekking tot de vorming van een Palestijnse regering van nationale eenheid. Het doel van de vorming van het "tijdelijk internationaal mechanisme" was niet de ineenstorting te vermijden van de Palestijnse instellingen, noch kon hierdoor de humanitaire crisis worden voorkomen waar miljoenen Palestijnen in de bezette gebieden onder lijden.
- Het vergoelijken van de voortdurende verslechtering van de situatie in de bezette Palestijnse gebieden als gevolg van veertig jaar Israëlische bezetting – waaraan de VS en zijn bondgenoten medeplichtig zijn – en van het beleid om het wettelijk en onvervreemdbaar recht van het Palestijnse volk op een onafhankelijke, soevereine en levensvatbare staat, overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de Verenigde Naties, niet te erkennen.
Bairbre de Brún, Mary Lou McDonald en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) De EU en de internationale gemeenschap dragen een zware verantwoordelijkheid voor de ramp die zich momenteel voltrekt in Palestina. Doordat zij hebben verzuimd Israël onder druk te zetten, de Israëlische autoriteiten straffeloos hun gang hebben laten gaan, geweigerd hebben te spreken met democratisch gekozen politici, en sancties hebben ingesteld tegen de Palestijnse autoriteiten, zijn we uitgekomen waar we nu zijn.
De EU moet nu haar politieke verantwoordelijkheid nemen door een politieke dialoog aan te gaan met alle relevante actoren in Palestina – zowel in de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever. We moeten het Palestijnse volk helpen door een dialoog aan te knopen met de specifieke bedoeling om een verenigde, levensvatbare en veilige Palestijnse staat te stichten.
Daarom hebben we besloten ons te onthouden van stemming over dit verslag.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Het proces van Barcelona wint aan belang en levert concrete resultaten op. Recentelijk is er eveneens vooruitgang geboekt in alle geledingen van de Europees-mediterrane parlementaire assemblee. De meest hartverwarmende resultaten werden bereikt in de politieke tak, waarvan ik deel uitmaak.
Het MEDA-programma waarover we hebben gestemd, is het belangrijkste financiële instrument van de EU voor de uitvoering van het Europees-mediterrane partnerschap. Het ondersteunt de maatregelen ter flankering van de hervorming van de economische en sociale structuren door onze mediterrane partners met het oog op het verkleinen van de bestaande kloof tussen de twee oevers van het gebied van de Middellandse Zee.
Het Israëlisch-Palestijnse conflict is niet alleen de voornaamste oorzaak van het grote aantal dodelijke slachtoffers onder militairen en burgers. Het ligt ook ten grondslag aan de erbarmelijke en onoverkomelijke sociaaleconomische omstandigheden van een deel van de Palestijnse samenleving. Onlangs waren we getuige van bloedige conflicten tussen Hamas en Fatah en de escalatie van het geweld in de Palestijnse gebieden. De financiële hulp in het kader van het MEDA-programma, die naast Palestina nog naar acht andere landen gaat, mag niet in handen vallen van Hamas-extremisten, maar moet ten goede komen aan de mensen waarvoor die hulp bedoeld is, namelijk de door armoede getroffen Palestijnse burgers.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De in het verslag voorgestelde economische hulp van de EU aan Palestina volgt hetzelfde spoor als het imperialistisch interventionistisch beleid dat de EU in heel het gebied voert. Dit is de keerzijde van het beleid om de hulp aan het Palestijnse volk te bevriezen, waarmee dit volk werd gestraft omdat het via democratische en eerlijke verkiezingen een regering had gekozen die niet bij de EU in de smaak viel. Nu wordt voorgesteld om de economische hulpverlening te hervatten aan de "nieuwe" door president Abbas aangestelde regering, die wel bij haar in de smaak valt. In nauwe samenwerking met de VS en Israël, in het kader van het plan voor het "nieuwe Midden-Oosten", slaan de EU-imperialisten munt uit de door henzelf veroorzaakte tragedie van het Palestijnse volk. Zij gebruiken de economische hulp als een middel om te chanteren, als een instrument om te interveniëren in het interne conflict van de Palestijnen. In werkelijkheid gooien zij olie op het vuur van de conflicten en tegenstellingen om het heldhaftig verzet van het Palestijnse volk en de andere volkeren in het gebied te kunnen breken en hun criminele plannen te kunnen doordrukken.
De Communistische Partij van Griekenland is tegen het gebruik van deze hulp als een mechanisme voor imperialistische interventies, en daarom stemt zij tegen dit verslag. Zij geeft uiting aan haar solidariteit en eist de onvoorwaardelijke verstrekking van humanitaire en economische hulp aan het Palestijnse volk, de stopzetting van de barbaarse Israëlische bezetting en de oprichting van een onafhankelijke Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De vragen die zich onvermijdelijk aandienen bij het onderwerp van dit verslag is waartoe de financiële hulp van de Europese Unie aan Palestina dient en welke strategie er in dat verband moet worden gevolgd. Er zijn volgens mij drie fundamentele aspecten die deel moeten uitmaken van het antwoord: hulp aan de bevolking, de bevordering van het oprichten van een toekomstige Palestijnse staat die berust op duidelijke democratische waarden en de eerbiediging van de mensenrechten, en, ten slotte, de bevordering van vrede.
Wat het verleden aangaat, de resultaten van het onderzoek van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) zijn niet bepaald geruststellend: "op basis van de tot nu toe beschikbare informatie in het persbericht van OLAF niet onomstotelijk is komen vast te staan dat er met de steunbijdragen van de EU aan de Palestijnse Autoriteit gewapende aanvallen of onwettige activiteiten zijn gefinancierd". Desondanks weten we ook dat er "een constante stroom van aanwijzingen is die voeding geven aan de veronderstelling dat niet kan worden uitgesloten dat sommige van de activa van de Palestijnse Autoriteit mogelijkerwijs door sommige individuen voor andere dan de oorspronkelijke doeleinden zijn gebruikt".
De steun van de EU moet zichtbaar zijn, herkenbaar en effectief bij het realiseren van de genoemde doelstellingen. Jammer genoeg is het niet zeker dat dit het resultaat is geweest van onze initiatieven. Desondanks moet worden erkend dat de rol van de EU in de regio op de voornaamste punten positief is.
- Verslag-Díaz de Mera García Consuegra (A6-0170/2007)
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. (DE) Het in bepaalde mate uitwisselen van informatie uit het strafregister is zeker een goede zaak, vooral voor gevoelige zaken zoals pedofilie, maar ook om een halt toe te roepen aan drugsdealers en andere georganiseerde misdaadstructuren.
Dit mag er echter niet toe leiden dat fatsoenlijke burgers die voor een kleinigheid in het strafregister terecht zijn gekomen als misdadigers worden bekeken. Zoals blijkt uit het voorbeeld van de hooligangegevensbank is het vaak voldoende om in de buurt van een gebeurtenis te zijn geweest om op een dergelijke "zwarte lijst" terecht te komen. Bovendien is het bedenkelijk dat deze procedure wordt toegepast zonder beperking tot gevoelige onderwerpen, en daarom kon ik ook niet voorstemmen.
Javier Moreno Sánchez (PSE), schriftelijk. (ES) Net als de andere leden van de Spaanse socialistische delegatie stem ik vóór, omdat ik wil voorkomen dat de wetgevingsprocedure waarnaar in dit verslag wordt verwezen, wordt stilgelegd, en omdat ik het eens ben met het resultaat van de raadpleging van het Parlement, dat is goedgekeurd door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.
Desalniettemin wil ik met deze stemverklaring protest aantekenen tegen de keuze voor de rapporteur, de heer Díaz de Mera. Hij is namelijk beschuldigd en beboet wegens minachting van het hof, omdat hij weigerde samen te werken met het hof dat de vermoedelijke daders berecht van de verschrikkelijke aanslagen van 11 maart, de grootste terroristische aanslag op Europees grondgebied, die plaatsvonden toen hij nog directeur-generaal van de politie was. Vanwege de ernst van zijn gedrag is de rechter een voorbereidend onderzoek gestart dat tot doel heeft een verzoek om opheffing van zijn immuniteit in te dienen bij het Europees Parlement.
Ik ben daarom van mening dat de heer Díaz de Mera's minachting van het hof en de inhoud van zijn verklaringen niet samengaan met zijn functie als rapporteur van het Europees Parlement voor verslagen op het gebied van justitiële en politiële samenwerking tussen de lidstaten en de strijd tegen het terrorisme, en dat ze de geloofwaardigheid van het Parlement aantasten.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De richtlijn betreffende de uitwisseling van gegevens uit het strafregister is de zoveelste aanslag op het recht op onschendbaarheid van de privacy en bescherming van de persoonsgegevens van de burgers van de EU. Daarin wordt voorzien in doorgifte van gegevens uit het strafregister aan niet alleen de lidstaten van de EU maar ook derde landen. Deze doorgifte beperkt zich ook niet tot gegevens met betrekking tot strafrechtelijke procedures die tegen iemand zijn ingeleid, maar kan elk mogelijk doel dienen. De richtlijn omvat geen echte maatregel tot bescherming van de persoonsgegevens met betrekking tot deze informatie. Deze richtlijn is overduidelijk in strijd met de nationale wetgeving van de lidstaten en van ons land, evenals met de internationale verdragen waarin staat dat gegevens die kunnen leiden tot de veroordeling van een bepaald persoon absoluut vertrouwelijk zijn en alleen doorgegeven kunnen worden in het kader van een strafrechtelijke procedure tegen dezelfde persoon, of in zeer concrete, specifiek en restrictief bij wet geregelde gevallen. Op die manier wordt nog meer werk gemaakt van de harmonisatie – in een reactionaire richting – van de strafrechtelijke stelsels van de lidstaten, met als uiteindelijk doel de totstandbrenging van een gemeenschappelijk strafrecht in de EU dat de individuele grondrechten en de politieke vrijheden beperkt en afschaft, en tegelijkertijd de lidstaten berooft van een van de cruciale elementen die de grondslag vormen voor hun nationale soevereiniteit.
De parlementaire commissie stelt met betrekking tot het regionaal strategiedocument 2007-2013 en het indicatief meerjarenprogramma voor Azië, die door de Europese Commissie zijn voorgesteld, en in het licht van de verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking waarin is bepaald dat "de primaire en overkoepelende doelstelling van samenwerking uit hoofde van deze verordening […] het uitbannen van armoede in de partnerlanden en -regio's in het kader van duurzame ontwikkeling [is]" dat het bijvoorbeeld onbegrijpelijk is waarom "in het kader van de ondersteuning van de Association of South-East Asian Nations (ASEAN) […] in de beoogde doelstellingen van het programma voor institutionele steun en de dialoog van regio tot regio ook ondersteuning van eventuele onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden tussen de ASEAN en de EU en de tenuitvoerlegging daarvan alsmede verhoging van de zichtbaarheid van de EG-bijdrage aan de ASEAN [zijn] opgenomen". We begrijpen niet hoe dit voorstel te verenigen valt met de primaire doelstelling, te weten het uitbannen van armoede in het kader van de officiële ontwikkelingshulp.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Oostenrijkste ÖVP-delegatie heeft zich onthouden van stemming over dit verslag omdat we er, omwille van de subsidiariteit, van overtuigd zijn dat de beslissing genomen moet worden door regionale, lokale en nationale instanties. Het gaat om een heel tragische situatie. Maar dan nog zou de beslissing niet om politieke redenen in Brussel genomen moeten worden, maar door de bevoegde lokale autoriteiten.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij begrijpen dat zich grote problemen kunnen voordoen in de bouwsector in Spanje en dat het kan voorkomen dat nietsvermoedende mensen te goeder trouw vastgoed kopen waarvan later blijkt dat bouwbedrijven niet het wettige recht hadden het te bouwen. Dit zijn echter problemen die opgelost kunnen en moeten worden binnen het rechtskader van de betrokken lidstaat. Er is geen reden om communautaire wetgeving op te stellen om met deze kwesties om te gaan.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) U wilt de zogezegd "legale" handel in wapens die u als conventioneel betitelt ethischer maken en deze verbieden aan de hand van criteria die betrekking hebben op hun waarschijnlijke gebruik (terroristische aanslagen, mensenrechtenschendingen, verergering of ontketening van conflicten, enzovoorts). Dat is natuurlijk een loffelijk streven.
Maar tegelijkertijd, en al sinds vele jaren, wordt er in de Europese Unie steeds weer opschudding veroorzaakt door een debat over de vraag of het wapenembargo tegen China kan worden opgeheven. Welnu, dat land is nog altijd een communistische dictatuur, waar zaken als de laogai, dwangarbeid, vervolging van christenen en onderwerping van de Tibetanen nog steeds bestaan.
In dat verband komt uw besluiteloosheid op zijn best hypocriet over, zo niet cynisch.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT)
Zoals onze fractie heeft benadrukt – en volgens het SIPRI-jaarboek 2007 – zijn de militaire uitgaven in 2006 gestegen tot 1 104 miljard dollar tegen het huidige prijspeil; dat betekent een toename van 3,5 procent ten opzichte van 2005, terwijl in de periode 1997-2006 diezelfde kosten een stijging te zien gaven van 37 procent.
Tegen de achtergrond van deze zeer gevaarlijke ontwikkeling doen zich situaties voor waaruit ook duidelijk blijkt dat de illegale wapenhandel aanmerkelijk is toegenomen. Neem bijvoorbeeld de veronderstelde betaling van meer dan een miljard pond sterling aan smeergeld door BAE Systems, met instemming van het Britse ministerie van Defensie, aan de Saoedische prins Bandar bin Sultan.
Desondanks moeten we blijven benadrukken dat de regulering van de wapenhandel aan relevantie wint als die vergezeld gaat van een proces van multilaterale en wederzijdse ontwapening, en vooral van de ontmanteling van enorme nucleaire arsenalen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Communistische Partij van Griekenland heeft zich onthouden van stemming over de gezamenlijke resolutie van de fracties (Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links) over de vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de in- en uitvoer en overdracht van conventionele wapens, omdat:
• deze volgens ons grenzeloos schijnheilig is. Hierin wordt immers met geen woord gerept over het feit dat in de periode 1997-2006 de wereldwijde militaire uitgaven met 37 procent zijn gestegen en de EU-landen Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland behoren tot de topvijf van uitvoerende landen van conventionele wapens;
• het op zijn minst naïef is om "normen" te vragen van multinationale wapenbedrijven die verantwoordelijk zijn voor de handel in en leveranties van conventionele wapens, zelfs aan de georganiseerde misdaad, die deel uitmaakt van hun internationale markten. Ze weten bovendien welke bedrijven bij een bepaalde leverantie zijn betrokken en in welk land zij gevestigd zijn;
• wij niet medeondertekenen met partijen en fracties die steun geven aan de ontwikkeling van de wapenindustrie, wier regeringen in het verleden en nu reactionaire regimes, paramilitaire en militaristische organisaties hebben bewapend en bewapenen, en zich nu opwerpen als de aartsengelen van internationale normen en ontwapening;
• wij niet meedoen aan het creëren van illusies onder de volkeren om hen te doen geloven dat de imperialisten en hun bedrijven "billijke normen" zullen aanvaarden. Maatstaf voor de wapenuitvoer en -handel zijn immers hun politieke belangen en hun winst.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Jeugddelinquentie is in wezen een zorgwekkend verschijnsel door het grootschalige karakter ervan. We zijn getuige van de toename van het aantal misdrijven dat gepleegd wordt door jongeren onder de dertien. Helaas blijkt uit de cijfers dat deze misdrijven steeds ernstiger worden. Voor jeugddelinquentie zijn meerdere oorzaken aan te wijzen, waaronder sociaaleconomische omstandigheden, de omgeving waar jongeren elkaar treffen, gezin en school, het bendemilieu, verkeerde vrienden en vroegtijdig gebruik van alcohol en allerlei soorten drugs.
Ik ben er zeer over te spreken dat in de aangenomen tekst, anders dan we tot voor kort gewend waren, eindelijk de nadruk wordt gelegd op de absoluut onmisbare rol van het hechte gezin, waarin vader en moeder voldoende tijd aan hun kinderen besteden. Zo niet, dan ontbreekt het de kinderen bij hun persoonlijke ontwikkeling aan rolmodellen in het eigen gezin. Ook wordt de lidstaten aanbevolen passende ondersteuning te bieden aan gezinnen en ouders. Ik doe ook een beroep op alle belanghebbenden om zich te laten horen en een dam op te werpen tegen de onophoudelijke vertoning in de massamedia van buitensporig geweld, pornografische scènes en scènes waarin drugs worden gebruikt. Dergelijke beelden zijn ook te zien op internet en in overal verkrijgbare videogames. Ik ben blij dat de eerst aangewezen weg om vooruitgang te boeken niet zozeer die van de repressie van negatieve verschijnselen is, maar vooral die van de primaire preventie.
Frank Vanhecke (ITS). – Voorzitter, ik heb tegen het verslag Batzeli gestemd omdat ik van oordeel ben dat het Parlement hier eens te meer de ogen sluit voor de realiteit, zich trouwens ook baseert op foutieve verklaringen van de oorzaken van jeugdcriminaliteit en eigenlijk grosso modo ook verkeerde oplossingen aanreikt. Dit Parlement blijft met name zeer blind voor de onevenredig hoge criminaliteit bij migrantenjongeren en meer in het bijzonder bij islamitische jongeren, een fenomeen dat nochtans in alle Europese lidstaten zeer duidelijk en manifest aanwezig is. Wanneer er dan verklaringen worden geuit, dan gaat het uitsluitend over allerhande sociaaleconomische factoren, terwijl als verklaring ook duidelijk culturele factoren meebepalend zijn. Men moet daar maar eens de bevindingen van de Nederlandse deskundige Marion van San over dit onderwerp op nalezen.
Opnieuw wordt alle heil gezocht in allerhande noodzakelijke – ik geef dat toe – preventieve en sociale maatregelen, terwijl over gerechtelijke en repressieve maatregelen niet wordt gesproken; het zou voor iedereen toch duidelijk moeten dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Het is belangrijk de verschillende ervaringen van de lidstaten met jeugdcriminaliteit te analyseren en goede praktijken te verspreiden. Dit kan echter gebeuren binnen het kader van al bestaande structuren op nationaal en Gemeenschapsniveau. Wij hebben daarom tegen paragraaf 33 gestemd, waarin wordt voorgesteld een Europees waarnemingscentrum voor jeugddelinquentie op te richten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) :
- overwegende dat de waarden die zijn vastgelegd in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, van 20 november 1989, moeten worden bevorderd.
- benadrukt het belang van de (initiële en permanente) opleiding van ambtenaren die werken met minderjarigen, in dit geval delinquenten, en de aanstelling van deskundigen uit andere disciplines bij jeugdrechtbanken, zodat zij zonodig kunnen optreden.
Wij vinden het noodzakelijk de rechten van het kind naar een hoger plan te brengen en beter zichtbaar te maken en wij denken dat het zinvol is preventieve maatregelen voor minderjarige delinquenten te bevorderen, bijvoorbeeld door de tenuitvoerlegging op te schorten van gedragsplannen voor jongeren, waarbij behalve de minderjarige ook diens ouders of wettelijke vertegenwoordigers betrokken dienen te zijn.
We weten dat in de meeste gevallen sociaaleconomische problemen aan de basis liggen van jeugdcriminaliteit, maar ook dat de levensomstandigheden van de families moeten verbeteren opdat ze meer aandacht besteden aan de kinderen en de jongeren.
Wij blijven ons dus inzetten voor preventie en niet voor een juridische aanpak, zoals de PPE-DE-Fractie heeft geprobeerd. Hoewel deze fractie haar doelstellingen niet helemaal heeft bereikt, is het oorspronkelijke verslag er door hen niet beter op geworden.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) Enkele uitvallen ten spijt lijkt de rapporteur een aanhanger van de excuuscultuur, die de overtuiging is toegedaan dat alleen de maatschappij schuldig is aan de misdaden waarvan haar leden het slachtoffer worden. Hij schotelt ons dan ook enkele op zijn minst verrassende analysen en voorstellen voor.
Zo grenzen zaken als de "tertiaire preventie" (sic!), die is voorbehouden aan volhardende delinquenten, of de "moderne procedure voor het oplossen van conflicten in de schoolomgeving" aan het absurde. Laat de afgevaardigden die begrijpen wat deze "procedures" inhouden, ze maar eens ter plekke gaan toepassen, en de plaats innemen van die bewonderenswaardige docenten die iedere morgen naar hun werk gaan met de angst te worden geslagen of zelfs neergestoken vanwege een verkeerd geïnterpreteerde blik of een slecht cijfer!
Het verslag is op het randje van het krankzinnige als het erom gaat "het beheer van de jeugdcriminaliteit te moderniseren in de richting van de-criminalisering, de-penalisering, de-juridisering en de-institutionalisering". Pardon?! Dan zou een misdaad dus geen misdaad meer zijn als hij gepleegd wordt door een minderjarige! Een moordenaar zou niet meer gestraft worden op grond van het feit dat hij nog geen achttien is!
Hoe u er ook over denkt, de beste preventie kan niet zonder sancties, want zonder sancties wordt de samenleving een jungle waarin de zwaksten de eerste slachtoffers zullen zijn.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Hoewel jeugddelinquentie een belangrijk probleem is in alle lidstaten, zou het rampzalig zijn als het EP een verkeerd signaal zou afgeven.
Twee thema's in dit verslag zijn cruciaal:
1) De de-juridisering en de de-institutionalisering van het jeugdrecht.
In een lidstaat waar dit systeem sinds 1991 bestaat hebben jeugdrechters onlangs voor hun paleis van justitie betoogd omdat dit systeem gelijkstaat aan "het niet-verlenen van hulp aan personen in nood".
De kinderombudsman in dat land merkte op: "de autoriteiten geven aan de jeugd een signaal van onmacht, straffeloosheid en verwaarlozing af".
Gelukkig heeft de de-juridisering het niet gehaald.
2) Het vraagstuk van de "sancties" is weer een belangrijk thema in het Europese politieke discours geworden.
In het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over jeugdcriminaliteit werd eveneens benadrukt dat de pijlers voor een doeltreffend antwoord op jeugddelinquentie gevormd worden door preventie, gerechtelijke en buitengerechtelijke maatregelen, rehabilitatie, integratie en maatschappelijke re-integratie.
Ik heb vóór dit verslag kunnen stemmen doordat ons amendement, dat van eenzelfde strekking is, is aangenomen
We dienen ons af te vragen of het wel aan het Europees Parlement is om de lidstaten aanwijzingen te geven ten aanzien van de vormgeving van hun strafrechtssysteem.
Het is onnodig om een nieuw Europees waarnemingscentrum voor jeugddelinquentie op te richten. Dankzij de moderne communicatiemiddelen kunnen de nationale waarnemingscentra gemakkelijk een netwerk vormen.
Viorica-Pompilia-Georgeta Moisuc (ITS). – Propunerea de intrare în vigoare a Tratatului Constituţional, cu precizarea de numire în funcţie a unui ministru de externe şi a unui aparat diplomatic corespunzător, mi se pare hazardată în situaţia în care acest Tratat a fost respins de unele state europene, iar în statele nou intrate în Uniune nici măcar nu a fost pus în discuţie.
Lipsurile grave în privinţa respectării drepturilor şi libertăţilor omului, în special în ţările terţe, cu care Uniunea are relaţii speciale, mi se par a fi tratate global şi generalizant, problema fiind mult mai complexă. Un exemplu: ignorarea totală a acestui lucru în zona Transnistria este o chestiune minimalizată în raport. După părerea mea, situaţia drepturilor omului în Transnistria ar necesita ea însăşi o dezbatere aparte, pentru că este vorba de un focar de insecuritate la frontiera de est a Uniunii Europene.
Combaterea corupţiei în statele Uniunii Europene, nu numai în statele terţe, trebuie văzută şi urmărită atent, deoarece se petrec alunecări periculoase chiar în sânul comunităţii europene, ce trec cvasi-neobservate. Un exemplu: în România au fost puşi sub acuzare şi urmărire penală, pentru însuşire de sume mari de bani, fals şi uz de fals, o serie de membri ai actualului guvern, dintre care şi unii membri ai ungurilor din România, cetăţeni români. Reacţia guvernului de la Budapesta a fost promptă: a cerut oficial explicaţii guvernului român pentru aceasta, politizând acţiunea Parchetului General. Este un gest nu numai reprobabil, dar şi de amestec făţiş în treburile interne ale unui stat vecin, membru al Uniunii Europene. Este motivul pentru care noi am supus acest raport unui vot negativ.
Frank Vanhecke (ITS). – Voorzitter, het verslag-Klich is in mijn ogen het zoveelste verslag waarin het Parlement de democratisch geuite meerderheidswil van met name de Fransen en de Nederlanders in hun betreffende referenda gewoonweg aan de laars lapt en steeds maar verder gaat om stukken van die Europese grondwet op een zeer sluikse manier door te voeren. Het is in mijn ogen onaanvaardbaar en ondemocratisch dat hier openlijk wordt aangedrongen om de passerelle-clausule in werking te stellen en ik citeer: "gelijktijdig met de vooruitgang van het constitutionele proces".
Daarnaast is het voor mij even onaanvaardbaar dat wordt aangedrongen op de invoering van gekwalificeerde meerderheden in het domein van migratie en integratie. Ik denk dat de afzonderlijke lidstaten en volkeren recht hebben op een vetorecht en baas mogen blijven over hun eigen arbeidsmarkt. Dit kan allemaal wel zeer Europees zijn, maar democratisch is het absoluut niet.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) Zijn onze buitengrenzen zo lek als een mandje? Laten we ze dan nog verder openstellen voor immigratie die we "legaal" of "gekozen" noemen, of "visumversoepelingen". Zijn de terroristen eropuit om onze westerse samenlevingen omver te werpen, uit haat tegen onze politieke grondslagen en onze waarden? Laten we hen dan dreigen met boycots tegen de staten die hen steunen en laten we ons toeleggen op het voornaamste: een gemeenschappelijke definitie van terrorisme in het kader van de VN! De nabestaanden van de slachtoffers van de aanslagen in Londen en Madrid zullen een dergelijke semantische vastberadenheid toejuichen. Bezwijken onze politiediensten onder de absurde en bureaucratische verzoeken van Europol? Laten we dit orgaan dan de bevoegdheid geven om nog nuttelozer orders te geven en laten we de bureaucraten ervan de bevoegdheid geven om snel onderzoeken te verrichten.
Laten we onszelf niet voor de gek houden: het creëren van een ruimte van "vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid", door de binnengrenzen van de Europese Unie af te schaffen zonder haar buitengrenzen te versterken, heeft de explosieve toename van illegale immigratie, smokkel en grensoverschrijdende criminaliteit aangemoedigd en heeft onze staten kwetsbaarder gemaakt voor terrorisme.
Dus ja, samenwerking en solidariteit op deze terreinen zijn onontbeerlijk, maar moeten voortkomen uit intergouvernementele samenwerking tussen staten met nationaal omschreven en gecontroleerde grenzen.
Carl Lang (ITS), schriftelijk. – (FR) Na gefaald te hebben in het tot stand brengen van een "ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid", de heuse haven van vrede die het Europees grondgebied had moeten worden na de ratificatie van de Schengenakkoorden, bekommert Brussel zich om de "externe dimensie" van Europa.
Europa wil namelijk zijn democratische waarden exporteren, evenals haar beginselen van de rechtsstaat die zijn gegrondvest op de eerbiediging van de mensenrechten en het bestaan van gezonde instellingen.
Dat is allemaal hoogst lovenswaardig. Maar wat zijn de werkelijke methoden die het ons voorstelt? Een onophoudelijke stroom propaganda ten gunste van de derde wereld, immigratie en de Europese superstaat.
Zo wordt ons in dit verslag verzocht de passerelle-clausule in artikel 42 van het EU-Verdrag in werking te stellen, waarmee bepalingen betreffende gerechtelijke en politiële samenwerking en legale immigratie binnen het communautaire kader gebracht zouden kunnen worden. De lidstaten zouden dan gebonden zijn aan besluiten die door een meerderheid van andere staten zijn goedgekeurd, ook als ze het daarmee zelf niet eens zijn.
De instelling van het ambt van een Europese minister van Buitenlandse Zaken, een voorstel dat al op tafel lag in het Grondwettelijk Verdrag, dat door de referenda in Frankrijk en Nederland verworpen is, staat opnieuw op de rol. Eens te meer gaat het er dus om de lidstaten telkens wat meer van hun soevereine bevoegdheden te ontnemen ten gunste van Brussel. Wat ons in dit verslag wordt voorgesteld, dat is niet méér democratie, maar juist nog méér onderwerping.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag bevordert de verwezenlijking van een agressiever buitenlands beleid ten aanzien van andere volkeren en landen en een autoritairder en repressiever beleid binnen de EU.
1. In het verslag wordt aangedrongen op de inwerkingtreding van de Europese Grondwet – ofschoon die formeel en inhoudelijk dood is – opdat de EU zich nog beter kan beschermen met de toepassing van reactionaire, in naam van de terreur uitgevaardigde wetten. Het is tekenend dat de reactionaire demonstraties in de Baltische staten worden gekenschetst als "gewelddadige radicale tendensen onder de Russische minderheden".
• opdat de repressieve mechanismen op Europees vlak efficiënter kunnen worden gemaakt;
• opdat alle aspecten van het beleid (militair, economisch, politiek) kunnen worden gebruikt om de volkeren en landen te chanteren en te onderwerpen;
• opdat de samenwerking met de VS kan worden versterkt;
• opdat afwijkende houdingen onder de lidstaten worden beperkt dankzij het standpunt van "de EU met één stem".
2. Op het gebied van de internationale betrekkingen en uitwisseling wordt het Amerikaanse recept overgenomen voor het uitvoeren van intern recht en de omzetting daarvan in internationaal recht door de invoering van onaanvaardbare clausules inzake "democratie", "terrorisme", "mensenrechten" – zelfs in handelsbetrekkingen – en door korte metten te maken met fundamentele beginselen van het internationaal recht. Zij geeft zichzelf de rol van inquisiteur op het gebied van de mensenrechten en de democratie, waarbij zij probeert het beginsel in te voeren "wie niet voor mij is, is tegen mij", met andere woorden wie het kapitalisme niet aanvaardt is mijn vijand.
3. De partijen Nea Dimokratia en PASOK hebben vóór het verslag gestemd en aldus aangetoond dat zij twee kanten van dezelfde medaille zijn en de handen ineen hebben geslagen ter versterking van de EU en ter versteviging van de internationale imperialistische orde.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (.
Niettemin impliceert deze invalshoek ook de noodzaak om samen met die landen te investeren in het scheppen van werkgelegenheid. Als we dat niet doen zal er, zolang er aan de ene kant ellende en aan de andere kant een aantrekkingsfactor is, altijd sprake zijn van immigratie, illegaal als het niet anders kan.
Ten slotte rijst in dit verband natuurlijk ook de kwestie van de noodzaak van versterkte en hernieuwde samenwerking met de landen in het Middellandse Zeegebied, mede vanwege het immigratievraagstuk.
Philip Claeys (ITS). – Voorzitter, ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat dit Parlement met de goedkeuring van het verslag-Roure de vrijheid van meningsuiting, zoals die is ingeschreven in verschillende internationale overeenkomsten, fundamenteel ondergraaft. In dit opzicht gaat het verslag-Roure veel verder dan al die voorgaande ideologische eenrichtingsracismeverslagen waarop dit Parlement wel een patent lijkt te hebben. Met de onvoorwaardelijke steun voor het gevaarlijke kaderbesluit, schaart het Parlement zich namelijk achter de strafbaarstelling van meningen en overtuigingen op een manier die eigen is aan totalitaire regimes.
"Elke mening" - en ik citeer letterlijk uit het verslag - "die aanleiding kan geven tot wederrechtelijke gedragingen, zal in de toekomst in elke Europese lidstaat strafbaar zijn". Elke afwijking van het heersende politieke discours inzake immigratie, nationale identiteit en islamisering wordt zo in de kiem gesmoord. De geest van verdraagzaamheid van Voltaire, zo mooi uitgedrukt in de zin "ik ga niet akkoord met wat u zegt, maar ik zal uw recht van meningsuiting tot de dood verdedigen", wordt door het officiële Europa verkracht. Dit Europa is veel gevaarlijker dan het denkbeeldige monster dat het beweert te bevechten. Dit Europa is een gevaar voor de democratie.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) Op 19 april jongstleden, zijn de Europese ministers van Justitie er met veel pijn en moeite in geslaagd een politiek akkoord te bereiken over de bestrijding van racisme in Europa. Het betreft en nieuw juridisch instrument dat bedoeld is om de vrijheid van meningsuiting nog verder in te perken.
Laten we wat dat betreft de staten bedanken die enige weerstand hebben geboden tegen de goedkeuring van deze tekst en die van oordeel zijn dat men racisme niet bestrijdt door de vrijheid van meningsuiting te beperken. Het betreft Groot-Brittannië, Italië, Ierland en de Scandinavische landen.
De vrijheid van meningsuiting is een fundamentele vrijheid, die alleen door het burgerlijk recht kan worden beperkt in geval van schending van de privacy, smaad of het oproepen tot het plegen van een strafbaar feit.
Hoe relevant en hoe opportuun is een dergelijke tekst? Is het, nu de grenzen van Europa verdwenen zijn, hetgeen geleid heeft tot een explosieve toename van de illegale immigratie en de grensoverschrijdende criminaliteit, immers niet urgenter om de veiligheid van de Europese volkeren op hun eigen grondgebied te waarborgen dan zich te bekommeren om het bestraffen van zogenaamd racistische uitingen?
Tot slot wijs ik op het opmerkelijke ontbreken van een veroordeling van de misdaden van Stalin of de Armeense genocide in deze tekst. Het gaat enkel om de misdaden van Hitler of de misdaden die door de internationale gerechtshoven (Srebrenica, Rwanda) worden erkend. Deze tekst beperkt de vrijheid, is ongepast en sektarisch. Wij stemmen tegen.
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. (DE) Iedereen is gelijk voor de wet – maar sommigen zijn gelijker dan anderen. Tegen de achtergrond van de migratie genieten we in de EU ogenschijnlijk van een zekere vogelvrijheid. Het is niet alleen zo dat mensen op basis van een verkeerd begrepen begrip voor andere gebruiken soms vrijuit kunnen gaan, maar in de media wordt ook niet bericht over misdaad en racisme onder migranten. In dat geval begint het woedemechanisme van de brave burgers niet te draaien, noch worden fakkeltochten georganiseerd of wordt geschreeuwd om de bestrijding van racisme.
Vanuit overheidsinstanties wordt echter veel met de racismeknuppel gezwaaid om ongewenste oppositie uit de weg te ruimen. In een democratie zou het niet mogelijk mogen zijn dat nationale partijen met een sterke band met het eigen land verboden worden onder het voorwendsel van racisme, gewoon omdat ze gewag maken van buitensporig hoge misdaadcijfers onder migranten in de overheidsstatistieken. Het geplande kaderbesluit tegen racisme is weer een stap in de richting van een totalitaire staat waarin multiculti-dromers ons op volle snelheid tegen de vangrails doen knallen. Het is tijd om de handrem te gebruiken, en daarom heb ik tegen het verslag-Roure gestemd.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) ik stem vóór het verslag van Martine Roure met als titel "onderhandelingen over het kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat".
Racistische misdrijven blijven in alle lidstaten een aanhoudend en onveranderd probleem. Naar schatting worden jaarlijks meer dan 9 miljoen mensen het slachtoffer van een racistisch misdrijf. De grote diversiteit in de wetgeving tegen vreemdelingenhaat en racisme in de lidstaten maakt een effectieve bestrijding op grensoverschrijdend en Europees niveau onmogelijk.
In verband daarmee moeten we onze nadrukkelijke politieke steun geven aan een Europa van de burgers en het kaderbesluit aannemen dat een stevige bescherming van de grondrechten garandeert. Ook moeten we om die reden een degelijk rechtskader scheppen ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat. Dit kan door snel de vaststelling mogelijk te maken van een horizontale richtlijn ter bestrijding van discriminatie krachtens artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, die voorziet in effectieve, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik me aansluiten bij al diegenen die u vandaag, op uw naamdag, groeten. Het vluchtelingenprobleem speelt niet alleen in kritieke regio's zoals Malta. Vluchtelingen bevinden zich ook in ons midden. Mijn land – Slowakije – is vooral een doorgangsland voor vreemdelingen die moesten vluchten voor gewapende conflicten. Velen van hen hebben hier hun nieuwe thuis gevonden en een plek veroverd op de arbeidsmarkt.
Doelend op de discussies over het verslag van onze collega Hubert Pirker over asiel, praktische samenwerking en de kwaliteit van de besluitvorming in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, wil ik uit de grond van mijn hart mijn dank betuigen aan de Raad voor migranten en vluchtelingen van de conferentie van Slowaakse bisschoppen, en hun fijngevoelige en voorbeeldige aanpak loven bij de oplossing van de uiterst lastige vluchtelingenproblematiek.
Het debat over het verslag van Hubert Pirker vond op 20 juni plaats in het Europees Parlement, met andere woorden precies op de dag die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is uitgeroepen tot Wereldvluchtelingendag. Ik beschouw dit als een symbool van de solidariteit van het Europees Parlement met de lidstaten die zich inspannen om een oplossing te vinden voor de moeilijke vluchtelingensituatie. Ik bedank de rapporteur voor dit verslag, dat ik met mijn stem heb gesteund als een stap in de richting van een gemeenschappelijk asielstelsel in de EU. Het is een uitstekende basis voor snelle, zekere en rechtvaardige besluiten voor alle betrokkenen.
Frank Vanhecke (ITS). – Voorzitter, ik denk dat we in dit Parlement toch al het een en ander hebben meegemaakt qua verslagen, maar ik heb de indruk dat inzake vluchtelingenbeleid het verslag-Pirker eigenlijk wel alles slaat wat we al hebben meegemaakt. Wat lezen we letterlijk in het verslag? We lezen daar dat een vooruitziend gemeenschappelijk asielbeleid uitgaat en ik citeer "van de verplichting om asielzoekers toe te laten en van het principe dat terugsturen geen optie kan zijn". Dat is niet alleen juridisch en volkenrechtelijk pure nonsens, maar ook een totaal verkeerd politiek signaal.
Ik vind dat een echt vooruitziend asielbeleid ten eerste moet uitgaan van de opvang van echte asielzoekers in de regio en op het continent van de asielaanvrager zelf, dat die opvang enkel kan gebeuren in streng gecontroleerde centra en dat enkel diegenen die na een streng onderzoek als echte vluchteling worden erkend, tijdelijk eventueel in een land van de Europese Unie kunnen worden opgevangen. Cruciaal in zo'n beleid is natuurlijk de lijst van veilige landen. Ik betreur dat het verslag-Pirker wat dat betreft volledig de verkeerde richting uitgaat, zoals we dit in deze Europese constructie jammer genoeg gewoon zijn.
Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De Britse Conservatieven zijn faliekant tegen een gemeenschappelijk asielstelsel voor de Europese Unie. Het is het soevereine recht van een lidstaat, met name wanneer hij geen partij is bij de Schengenakkoorden, om zijn eigen asiel- en immigratiebeleid te bepalen. Daarom hebben de Conservatieven tegen dit verslag gestemd.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór een gemeenschappelijk, proactief EU-asielbeleid.
De basis van dit asielbeleid wordt gevormd door de verplichting om asielzoekers toe te laten en het eerbiedigen van het beginsel van niet-terugsturing. Bovendien stem ik voor een rechtvaardiger verdeling van de lasten tussen de lidstaten, een gemeenschappelijke gegevensbank over landen van herkomst en voorlichtingscampagnes in de landen van herkomst en doorgang.
Ik ben het eens met het invoeren van een gemeenschappelijke asielprocedure in de hele EU tegen 2010 en met het invoeren van een uniforme status voor personen die recht hebben op asiel of op subsidiaire bescherming.
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. (DE) Ik kan uit het verslag alleen de geplande voorlichtingscampagnes in de landen van herkomst steunen. Ik heb tegen het document gestemd omdat we het gewoon niet eens kunnen worden als het Verenigd Koninkrijk 12 procent van de aanvragen van vluchtelingen aanvaardt en Zweden met 91 procent bijna op alles ja en amen zegt. We zullen geen grip krijgen op asielshopping door deze uniforme EU-regels, zolang het asielrecht misbruikt wordt om wettelijke migratieregelingen te omzeilen en onze procedures worden opgerekt door zinloos beroep te blijven aantekenen, ook als er geen enkele reden tot asiel bestaat.
Zolang enkel de papieren weggegooid hoeven worden en men met het toverwoord "asiel" jarenlang in de EU kan blijven, zijn er genoeg mogelijkheden voor rooftochten of om onder te duiken. We kunnen dit misbruik alleen aanpakken door uitsluitend asielaanvragen te aanvaarden die zijn ingediend in opvangkampen buiten de EU-grenzen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag weerspiegelt en schetst het vijandige beleid van de EU jegens immigranten en vluchtelingen. Daarin vermijdt men te spreken over de oorzaken die de immigranten- en vluchtelingengolven veroorzaken: de imperialistische oorlogen en de interventies van de EU, de VS en de NAVO, de plundering en uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen van landen en volken in heel de wereld. Duizenden immigranten en vluchtelingen verdrinken op zee aan de grens van de EU, of worden in "concentratiekampen" in de landen van de EU vastgehouden in omstandigheden die een schande zijn voor de menselijke beschaving. De beelden van de absolute ellende en barbaarse behandeling van immigranten en vluchtelingen die de delegatie van het Europees Parlement enkele dagen geleden in de detentiekampen op Samos en in Athene te zien kreeg, zijn hiervan een typisch voorbeeld. De Griekse regering heeft 39 mensen – op een totaal van 4 624 aanvragen – (0,84 procent) asiel verleend. De situatie in de andere lidstaten van de EU is min of meer dezelfde. Het verslag omvat maatregelen voor een Europese repatriëringsprocedure en de opstelling van een lijst van "veilige derde landen", maar in feite wordt er gestreefd naar de afschaffing van asiel, terwijl de vluchtelingen met de voorstellen voor de toepassing van systemen voor observatie en gegevensbanken met biometrische gegevens – in het kader van het gemeenschappelijke asielstelsel – worden aangepakt met repressieve maatregelen. Zo wordt de toch al dramatische situatie van vluchtelingen in de EU nog erger gemaakt, en worden de onmenselijke en barbaarse aard van deze imperialistische Unie en het uitbuitend kapitalistisch systeem nog eens in heel hun glorie geopenbaard.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT)
We zien welke tragische gevolgen de wanhoop van velen heeft gehad.
Het is voor de EU van groot belang om gemeenschappelijke regels op te stellen waarmee herhaling van deze situaties kan worden voorkomen, en om voorwaarden te scheppen voor wederzijdse hulp binnen de Unie, afhankelijk van de verschillende druk die de landen ondervinden, vaak veroorzaakt door hun geografische ligging.
Het opzetten van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel moet dus gebaseerd zijn op drie belangrijke pijlers: het invoeren van een geharmoniseerde procedure, het delen van informatie over de landen van herkomst en het versterken van de samenwerking tussen de lidstaten, zodat de lidstaten die onder de grootste druk staan, geholpen worden. Het is dus belangrijk om de betrekkingen tussen de regeringen van de lidstaten te bevorderen, met als einddoel het besluitvormingsproces te verbeteren door het sneller, rechtvaardiger en betrouwbaarder te maken. Alleen op die manier kunnen we in 2010 komen tot een gemeenschappelijk asielstelsel.
Martine Roure (PSE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft er altijd op gehamerd dat de deadline voor de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel voor 2010 gehandhaafd blijft. Dankzij de verbeterde kwaliteit van de besluitvorming moet het beleid van de lidstaten bij elkaar kunnen worden gebracht om tot een gemeenschappelijke stelsel te komen, en moeten personen die bescherming nodig hebben in alle veiligheid toegang kunnen krijgen tot het grondgebied van de EU waar hun aanvraag naar behoren wordt beoordeeld.
We moeten de strijd aangaan met de neiging van sommige mensen die menen dat dankzij de verbeterde kwaliteit van de besluitvorming op asielgebied het aantal asielaanvragen kan worden teruggebracht. Het gemeenschappelijk asielbeleid moet eerst en vooral mensen beschermen en het recht op asiel en het principe dat terugsturen geen optie is waarborgen, overeenkomstig de Verdragen van Genève. Bovendien verwerp ik iedere poging om de afhandeling van asielaanvragen buiten de grenzen van de EU te brengen. Daarom heb ik amendementen ingediend op de lijst met veilige derde landen en ervoor gestemd. Ik vind het verontrustend dat de Commissie het Europees Parlement niet laat meebeslissen over de samenstelling van deze lijst en het besluit van het Europees Hof van Justitie waarbij we dit punt aanhangig hebben gemaakt, niet afwacht.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Ondanks het feit dat ik tegen een gemeenschappelijk asielbeleid ben dat – en alle ervaringen tonen dit aan – de rechten van asielzoekers ondermijnt, onthoud ik mij van stemming, omdat de voorgestelde verbeteringen ondanks alles een verwerping niet rechtvaardigen.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) Ik wil graag enige opmerkingen maken over dit verslag.
Het lijdt geen twijfel dat de consument zich bij elektronische handel in een zwakke positie bevindt. Dat geldt in het bijzonder in het geval van eBay: als je bijvoorbeeld iets koopt, moet je de verkoper vertrouwen dat deze het product naar je opstuurt, of je het nu in je eigen land of in het buitenland hebt besteld.
Er bestaan weliswaar bepaalde instrumenten, zoals PayPal, die geacht worden dit type transactie veilig te maken, maar deze zijn voor de doorsnee gebruiker niet erg praktisch of gemakkelijk te gebruiken. Er moet iets gedaan worden om het vertrouwen van consumenten in de elektronische handel, een enorme, sterk groeiende sector, te vergroten.
Maar we moeten ook oppassen dat we deze markt niet overreguleren en een overmatig consumentenvertrouwen creëren. We moeten altijd in het achterhoofd houden dat er zoiets bestaat als de zogenoemde "geïnformeerde en verantwoordelijke consument", die zelf informatie over een product kan gaan zoeken en, bij problemen, de bestaande juridische instrumenten kan gebruiken.
Daarom denk ik dat het verbeteren van de bestaande instrumenten (bijvoorbeeld de wettelijke garantie) en het voorlichten van de consument hierover onze eerste doelstelling moet zijn, vooraleer we nieuwe consumentenbeschermingswetten invoeren.