Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 9 juli 2007 - Straatsburg Uitgave PB

17. Risicobeheer MON 863 (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de verklaring van de Commissie over het risicobeheer betreffende MON 863.

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie heeft bij veel gelegenheden verklaard, en door haar acties bewezen, dat zij ervoor wil zorgen dat het wetgevingskader inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, dat door het Europees Parlement en de Raad is aangenomen, volledig wordt gerespecteerd. We hebben de verplichting, en ik meen dat we die ook nakomen, om ervoor te zorgen dat de wetgeving op de juiste wijze en volledig wordt nageleefd. Krachtens de wetgeving kunnen genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders alleen legaal op de markt worden gebracht als ze veilig zijn en naar behoren zijn geëtiketteerd.

Ik wil dit Huis herinneren aan de manier waarop de wetgeving voorziet in de werkverdeling tussen risicobeoordeling en risicobeheer. De Commissie heeft geen bevoegdheid op het gebied van de veiligheidsbeoordeling van genetisch gemodificeerde producten. De wetgeving maakt duidelijk onderscheid tussen risicobeoordeling, die wordt uitgevoerd door de EFSA, en risicobeheer, dat wordt uitgevoerd door de Commissie. Deze aanpak is niet alleen vastgelegd in de algemene levensmiddelenwetgeving maar ook in de verordening inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Wanneer nieuwe wetenschappelijke vraagstukken de kop opsteken, houdt de Commissie zich aan de scheiding der bevoegdheden en vraagt zij de EFSA de informatie en de gevolgen daarvan voor de risicobeoordeling van een product te beoordelen. De rol van de Commissie is relevante besluiten over het risicobeheer te nemen, maar uitsluitend wanneer door de EFSA, als het orgaan van de Europese Unie dat verantwoordelijk is voor de risicobeoordeling, zo'n risico is vastgesteld. Met andere woorden, we beheren een risico pas wanneer het is vastgesteld en beoordeeld door het verantwoordelijke orgaan. Toen de wetgeving werd vastgesteld, was het een zeer gericht besluit de risicobeoordeling aan een aparte, onafhankelijke instantie te geven. Als de Autoriteit echter geen risico identificeert, is er geen gedegen wetenschappelijke basis op grond waarvan de Commissie een besluit over risicobeheer kan nemen.

MON 863 is in 2004 twee keer geëvalueerd voordat het werd toegelaten. In beide gevallen is de EFSA tot de conclusie gekomen dat MON 863-maïs geen nadelig effect had. De EFSA is tot dit standpunt gekomen in samenspraak met de nationale autoriteiten van de lidstaten. Dit standpunt is voorts in 2006 door de Autoriteit geëvalueerd en bevestigd na een specifiek verzoek van de afgevaardigde mevrouw Breyer aan de Commissie. Er zijn intensieve herhaalde analyses uitgevoerd, als onderdeel van de toelatingsprocedure, en pas daarna is in maart van dit jaar de publicatie van professor Séralini verschenen. Dat is de volgorde van de gebeurtenissen.

Het werk dat professor Séralini heeft gepresenteerd, was geen nieuwe studie, maar slechts een statistische bespreking van de bestaande studie naar rattenvoeder, die de toelating van dit product in de Europese Unie steunde. Ook al was het geen nieuwe studie maar slechts een statistische bespreking, toch heeft de Commissie, zodra zij hoorde van het bestaan van het artikel van professor Séralini, de EFSA onmiddellijk gevraagd het te analyseren om na te gaan of de gepresenteerde statistische interpretatie deugdelijk was, en wat belangrijker is, of de statistische verschillen relevant waren voor de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders.

Om rekening te houden met alle nieuwe elementen en zo alle mogelijke bronnen van onzekerheid uit te sluiten, heeft de EFSA een nieuwe beoordeling uitgevoerd. Daarvoor heeft de Autoriteit de lidstaten gevraagd alle relevante analyses of opmerkingen te verstrekken, heeft zij een specifieke taakgroep van interne en externe statistische deskundigen opgezet en een ontmoeting gehad met de auteur van de statistische bespreking. Naar de mening van de Commissie bieden de procedures die de EFSA heeft opgezet om de bespreking van professor Séralini te evalueren, voldoende garanties voor onafhankelijkheid en expertise. De EFSA heeft voor het eerst in maart gereageerd op het verzoek van de Commissie door de zaak te bespreken in de plenaire vergadering van het GGO-Panel, waarna het Panel op 20 juni een statistisch verslag en een wetenschappelijke verklaring heeft uitgebracht.

De Autoriteit heeft in het bijzonder onderstreept dat in de statistische analyse die de auteurs van het artikel hebben gemaakt, geen rekening is gehouden met bepaalde belangrijke statistische overwegingen, en dat de aannames die worden gehanteerd in de door de auteurs gebruikte statistische methodologie, tot misleidende resultaten hebben geleid. De conclusie van de Autoriteit is dan ook dat het artikel geen gedegen wetenschappelijke rechtvaardiging biedt om vraagtekens te zetten bij de veiligheid van MON 863-maïs. Zij ziet daarom geen reden haar eerdere standpunten dat MON 863-maïs geen nadelig effect heeft in het kader van het voorgestelde beoogde gebruik, te herzien. In de antwoorden op de schriftelijke vragen van mevrouw Breyer over dit onderwerp zal het Parlement nader worden geïnformeerd over de achtergrond die ik heb geschetst; aan deze antwoorden wordt momenteel de laatste hand gelegd na de recente verklaring van de EFSA.

Tegen deze achtergrond komen twee conclusies naar voren. De eerste en belangrijkste conclusie is dat er op dit moment geen wetenschappelijke basis is om vraagtekens te zetten bij de veiligheid van MON 863 of bij zijn status als legaal, voor de verkoop bedoeld product. De tweede conclusie is dat de conclusies van het officiële orgaan voor risicobeoordeling van de EU, dat bestaat uit enkele van de beste specialisten in Europa, zijn opgesteld na raadpleging van de bevoegde nationale autoriteiten, alsmede externe deskundigen. Door de uitkomsten van dit werk, dat de eerdere evaluaties bevestigt, te vertrouwen, heeft de Commissie volgens mij gehandeld als een verantwoordelijk risicobeheerder, in het bijzonder binnen het kader van de wetgeving en de toebedeling van de verantwoordelijkheden zoals ik die in mijn inleiding heb toegelicht. De Commissie zal deze werkwijze op basis van een op voorzorgen en wetenschap gebaseerde aanpak voortzetten.

Ik wil benadrukken dat de Commissie vastbesloten is per geval een besluit te nemen over het risicobeheer. Daarbij zal zij rekening houden met alle wetenschappelijke vragen die tijdens de evaluatieprocedure of zelfs na de toelating naar voren komen. We zullen altijd waakzaam zijn; we zullen altijd bereid zijn om elk nieuw stukje wetenschappelijke informatie dat opduikt, te onderzoeken. Onze eindbeslissing zal natuurlijk echter moeten zijn gebaseerd op de risicobeoordeling, die zal worden uitgevoerd door het orgaan dat krachtens de Europese wetgeving belast is met deze verantwoordelijkheid.

We menen dat onze wetgeving en de aanpak van de Commissie de beste manier zijn om onze burgers het hoge niveau van veiligheid te bieden dat ze verwachten en eisen. Ik hoop dat ik kan rekenen op het vertrouwen en de steun van het Europees Parlement wanneer we onze strenge en onpartijdige aanpak voortzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Renate Sommer, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, waren wij het niet, was het niet het Europees Parlement dat een onafhankelijke Europese Autoriteit voor voedselveiligheid wilde? Was het niet ook de Raad van ministers die een onafhankelijke EFSA wilde, dus een instantie op het oordeel waarvan men zich kan verlaten, een instantie waarbij men niet het risico loopt slechts de uitkomsten te krijgen die men wenst? Vroeg het Europees Parlement destijds de EFSA niet een risicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen uit te voeren en steunde de Raad van ministers dit verzoek niet in het kader van het medebeslissingsrecht?

In april 2004 bracht de EFSA het advies uit dat MON 863-maïs even veilig is als conventionele maïs. Een tweede veiligheidsevaluatie van de EFSA uit oktober 2004 kwam tot dezelfde conclusie. Dat brengt het wereldbeeld van de groene zielen natuurlijk aan het wankelen en omdat wat de Groenen niet willen, simpelweg niet kan bestaan, laat men een eigen onderzoek uitvoeren. Daarin komt men dan eindelijk – o verrassing – tot de conclusie dat het genmaïs levensgevaarlijk is. Wee degene die daar iets achter zoekt!

De EFSA-deskundigen vroegen daarop de proef met ratten te herhalen. Weer waren er geen aanwijzingen voor acute toxicologische effecten. Dat resultaat was overigens ook gebleken uit het onderzoek van de Groenen, als men de statistische analyse juist had uitgevoerd. Die analyse was echter vanuit wetenschappelijk oogpunt niet correct, zoals de commissaris al zei.

De zogenaamde wetenschappelijke conclusies van het onderzoek van de Groenen waren dus weer eens niets anders dan een bewuste poging om paniek te zaaien onder de bevolking en de mensen een rad voor ogen te draaien. Hier is sprake van een typisch ideologisch gemotiveerd beleid van obstructie dat ze ook zo graag in verkiezingscampagnes toepassen. Ze verspillen belastinggeld door keer op keer te verlangen dat de EFSA risicobeoordelingen opnieuw uitvoert. Zullen ze echter bijvoorbeeld ook de voedingswaardeprofielen van de EFSA in het kader van de verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims ter discussie stellen? Natuurlijk niet, want die passen in hun ideologie!

Ook de Raad treft blaam. De verantwoordelijke ministers durven namelijk niet hun goedkeuring te geven aan de toelating van genetisch gemodificeerde organismen die volgens onderzoek veilig zijn. Het is niets anders dan de kleinburgerlijke angst om niet te worden herkozen.

Wij laten op deze manier grote kansen voor de EU liggen: betere levensmiddelen en diervoeders die door genetisch gemodificeerde organismen een voedingsfysiologische meerwaarde hebben, efficiënte hernieuwbare grondstoffen, koolstofneutraal en daardoor klimaatneutraal. MON 863 is veilig en moet evenals de overige voedingsgewassen waarvan de veiligheid is vastgesteld, worden toegelaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Scheele, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van het betoog van de vorige spreekster wil ik een Oostenrijks spreekwoord citeren: “Wie het gelooft, wordt zalig, wie het niet gelooft, komt ook in de hemel”. Misschien kan ik het wereldbeeld van mevrouw Sommer een beetje aan het wankelen brengen: niet alleen afgevaardigden van de Groenen, maar de meerderheid van dit Parlement wilde een consument- en milieuvriendelijke oplossing bij de toelating en etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Ook een regering die uw sympathie heeft, zette vraagtekens bij de wijze waarop de EFSA met de vandaag genoemde onderzoeken is omgegaan.

Mijn vraag aan de Commissie is deze: welke concrete stappen heeft de Commissie ondernomen om een reorganisatie bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid door te voeren? Het is niet voor het eerst dat we in het Parlement onze twijfels uiten over de onafhankelijkheid van de EFSA. Inderdaad, mevrouw Sommer, wij wilden en willen nog steeds een onafhankelijke autoriteit voor voedselveiligheid. Democratisch gekozen afgevaardigden hebben echter ook het recht om vragen te stellen bij die onafhankelijkheid en aan te sturen op maatregelen waardoor die onafhankelijkheid ook echt is gegarandeerd. Dat is onze taak bij uitstek, temeer omdat we weten wat er onder de bevolking in de lidstaten ten aanzien van deze kwestie leeft.

Commissaris Kyprianou, wij zijn het ermee eens dat het systeem moet worden gehandhaafd waarbij risk assessment de taak is van de EFSA en risk management de taak van de Commissie. Ik vind echter wel dat de Commissie en de EFSA hun verantwoordelijkheid serieus moeten nemen.

Zoals u weet bespreken wij in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid komende week de vraag hoe we in het kader van de comitologie en de regelgevingsprocedure met toetsing omgaan met de toelating van afzonderlijke genetisch gemodificeerde organismen. Gevallen als deze zijn niet bepaald bevorderlijk voor die discussie. Ik hoop dat in de toekomst concrete stappen worden ondernomen om te laten zien dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid werkelijk onafhankelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb actief meegewerkt aan de organisatie van een conferentie, die op 12 juni in het Europees Parlement in Brussel heeft plaatsgevonden. Aan deze conferentie, die volledig in het teken stond van de bedreigingen die de verspreiding van genetisch gemodificeerde organismen met zich meebrengt, namen vooraanstaande wetenschappers uit tal van landen deel.

Uit hun voordrachten kwam duidelijk naar voren dat er steeds meer bewijzen zijn voor het schadelijke karakter van GGO’s. Onder het mom van de technologische vooruitgang stellen grote biotechnologische concerns de beschaving wereldwijd bloot aan ernstige bedreigingen. Hoewel ik veel respect heb voor mevrouw Sommer, ben ik eerder geneigd om geloof te hechten aan de opinie van wetenschappers dan aan de garanties van mevrouw Sommer over de veiligheid van MON 863.

Op dit moment is het gebruik van GGO’s in de Europese landbouw en veeteelt nog erg beperkt. We hebben dus nog een laatste kans om Europa voor dit gevaar te behoeden. Ik zou de commissaris enkele vragen willen stellen. Is de Europese Commissie van plan om op dit vlak actie te ondernemen? Meer nog, is de Commissie voornemens rekening te houden met de wensen van de burgers uit volledige regio’s in Europa, waar de meerderheid van de bevolking zich tegen GGO’s wil beschermen? Of is ze in plaats daarvan van plan te zwichten voor de misleidende propaganda over zogenaamde technologische vooruitgang?

 
  
MPphoto
 
 

  Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben uitermate teleurgesteld, commissaris Kyprianou, omdat ik evenals mevrouw Scheele had verwacht dat ik vanavond zou horen wanneer er eindelijk hogere standaarden voor risicobeoordelingen komen.

Al maanden stel ik de Commissie concrete vragen over deze veiligheidsproblematiek. Ik krijg geen antwoord totdat ambtenaren mij onder vier ogen vertellen dat ze niet in staat zijn mijn vragen te beantwoorden. Het is niet alleen het onafhankelijke onderzoek van Franse wetenschappers dat tot de alarmerende conclusie komt dat Monsanto 863 onveilig is en de gezondheid op verontrustende wijze in gevaar brengt en dat het onverantwoordelijk is om het langer op de markt toe te laten.

We beschikken ook over een onderzoek uit Oostenrijk. Vanuit de lidstaten zijn ernstige bezwaren geuit. We kunnen dat niet eenvoudig negeren en de kop in het zand steken. Ik had vandaag van u ook een reactie verwacht naar aanleiding van het feit dat ook het Europees Geneesmiddelenbureau een risico ziet in verband met de twee antibioticaresistentiegenen. Die komen niet alleen voor in MON 863, maar ook in de Amflora-aardappel, waarvoor nu een verzoek tot toelating is ingediend. Zelfs een eigen instelling van de EU spreekt de EFSA tegen! Daarop mogen wij van u toch een reactie verwachten, mijnheer Kyprianou. U kunt toch niet gewoon zeggen dat u geen reactie geeft. Zelfs de Raad heeft u dringend verzocht hierover een standpunt in te nemen.

Ik vind het vreemd dat de EFSA drie maanden nodig had om het onderzoek van de heer Séralini te beoordelen. De heer Séralini komt woensdag overigens naar het Parlement. Hij zal ons precies vertellen of de veiligverklaring, de rooskleurige voorstelling van de EFSA, ook echt gerechtvaardigd is. Het is immers bekend dat de EFSA-studies zich steeds weer beroepen op Monsanto. Ze bevatten statistische fouten. Daarop hebben niet alleen de Franse onderzoekers, maar ook veel lidstaten gewezen.

Wij willen dat u antwoord geeft op de vraag hoe deze fouten in de toekomst worden verholpen, hoe we hiermee omgaan en welke waarde er eigenlijk moet worden gehecht aan het voorzorgsbeginsel. Er moet een nieuwe beoordeling komen. Ik wil duidelijk van u horen, mijnheer Kyprianou, of er een nieuwe beoordeling van MON 863 komt. De EFSA heeft alleen nog eens naar de oude gegevens gekeken en helemaal geen nieuw onderzoek uitgevoerd. Dit is een cruciale vraag waarop we antwoord moeten krijgen.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott, namens de IND/DEM Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, Franse wetenschappers hebben onlangs ontdekt dat dieren die zijn grootgebracht met Monsanto 863 ernstige schade hebben aan de lever en nieren. Drie jaar eerder brachten de Duitse autoriteiten Duitse onderzoeken onder de aandacht bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid die aantoonden dat ratten die Monsanto 863 te eten waren gegeven schade aan de nieren hadden. Toch bevestigde de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid ondanks dit alles opnieuw haar risicobeoordeling en zei dat het veilig is voor Europese landbouwdieren. Waar zijn de onderzoeken van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid? Waarom bekijkt ze alleen de tests van de industrie en neemt ze die slechts nogmaals door? Zo moeilijk kan het toch niet voor haar zijn om te proberen de Franse en Duitse onderzoeken opnieuw te doen?

De biotech-industrie in Europa beweert dat landbouw met genetisch gemodificeerde producten onvermijdelijk is. Mijn angst is dat dit slechts een zichzelf waarmakende voorspelling zal zijn. Europa is goed in staat haar landbouwers te voorzien van GGO-vrij graan, maar als we het onvermijdelijke accepteren, als we veiligheidsonderzoeken accepteren die eigenlijk helemaal geen onderzoeken zijn, zullen boeren gedwongen worden hun dieren genetisch gemodificeerd voer te eten te geven omdat er anders geen ander graan is.

Ik wil de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid eraan herinneren dat vele producten na jaren van zogenaamde “veiligheid” van de markt zijn gehaald. Om u een voorbeeld te geven: het poliovaccin dat we tegenwoordig gebruiken is al het vierde poliovaccin omdat de andere drie, nadat die jarenlang aan mensen waren toegediend, uiteindelijk zijn teruggenomen wegens zich opstapelende bewijzen van schade.

Er wordt van ons verwacht dat we hier in Europa het voorzorgsbeginsel respecteren, met name wanneer we het hebben over het inbrengen van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, gezien het feit dat met genetisch gemodificeerde producten eventuele nadelige effecten onomkeerbaar kunnen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben mij ervan bewust dat de kwestie rond toelatingen van genetisch gemodificeerde organismen gevoelig ligt, maar we moeten in de eerste plaats bedenken dat GGO-producten volgens Europese wetgeving die is goedgekeurd door het Parlement en de Raad zijn toegestaan in de Europese Unie, mits zij de toelatingsprocedure volgen die ik zojuist heb beschreven.

Die toelatingsprocedure stelt dat er een risicobeoordeling moet worden verricht door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. Dus of sommige van ons het nu wel of niet eens zijn met het idee van GGO-producten, we zijn allemaal gebonden aan de Europese wetgeving. Zo luidt de regel, en daar moeten we ons aan houden.

Wat betreft het werk van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, is in de eerste plaats het Parlement geïnformeerd en was ook ik persoonlijk aanwezig. We hebben beslissingen genomen om het werk van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid te verbeteren door te zorgen dat het diepgaander wordt en er meer rekening wordt gehouden met de opvattingen van de lidstaten en alle eventuele wetenschappelijke ontwikkelingen die plaatsvinden tijdens de toelatingsprocedure. De Commissie heeft een actieplan goedgekeurd dat al is ingevoerd en ten uitvoer wordt gelegd, en dat in de loop van 2008 ook zal worden opgenomen in het wetgevingskader. Het maakt deel uit van de Jaarlijkse Beleidsstrategie voor 2008. Daarin bekijken we hoe we de situatie kunnen verbeteren en stellen we voorstellen op die zijn gebaseerd op de opvattingen van de lidstaten, de effecten op de lange termijn en vele andere aspecten.

Daarnaast blijf ik erbij dat we in de Europese Unie waar het GGO-producten betreft de hoogste normen en de strengste wetgeving hebben. Daarom moesten we continu naar de Wereldhandelsorganisatie en staan we er daar niet zo goed voor.

Desondanks is onze wetgeving door de Wereldhandelsorganisatie aanvaard, omdat die gebaseerd is op wetenschappelijke gegevens en de besluiten op risicobeoordelingen, dus op deze manier kunnen we voldoen aan onze internationale verplichtingen door in de eerste plaats en bovenal rekening te houden met de veiligheid van de Europese consument en de Europese burger. Het is dus geen kwestie van persoonlijke voorkeuren, maar van het toepassen van de bestaande wetgeving.

Ik ben mij ervan bewust dat mevrouw Breyer naar die vragen verwees. Er moet een procedure gevolgd worden. We moeten informatie verzamelen. U zult met betrekking tot deze kwesties op de hoogte worden gesteld van alle details. Maar nogmaals: de vragen die naar voren worden gebracht, houden verband met het risico en dat risico wordt niet door ons beoordeeld. Dat wordt beoordeeld door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. We moeten dus wachten op het besluit van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inzake deze kwestie voordat we u feitelijk antwoorden geven.

Met betrekking tot dit specifieke product zijn er vele beoordelingen en onderzoeken verricht. Die zorgden er alle voor dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid de stand van zaken opnieuw ging evalueren en beoordelen, en daarbij kwam ze tot dezelfde conclusies. Er is dus niet lichtvaardig met de kwestie omgegaan. De kwestie is niet genegeerd. Steeds wanneer er nieuwe wetenschappelijke gegevens en nieuwe bewijzen beschikbaar kwamen, zijn die in aanmerking genomen en hebben wij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, die nogmaals de risicobeoordelaar van de Europese Unie is, gevraagd om die in aanmerking te nemen. Het is waar dat het meest recente oordeel van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid was gebaseerd op het bestaande onderzoek, maar ook het artikel van professor Séralini ging over hetzelfde onderzoek. Het was een kwestie van de manier waarop je onderzoek doet, hoe je een statistische analyse maakt van de bestaande gegevens en daarom hadden we een bijzondere taakgroep inzake statistische analyse, intern en extern, en die kwam tot de conclusie dat de analyse en de conclusies van professor Séralini fouten bevatten. Dat betekent niet altijd dat de pessimist altijd gelijk heeft. Soms kunnen ook optimisten accuraat zijn en het bij het rechte eind hebben.

Tot slot, met betrekking tot de vraag op welke onderzoeken de toelating zou zijn gebaseerd, is besloten dat we zouden doorgaan met de wetgeving die oorspronkelijk was aangenomen; dat de aanvrager de verantwoordelijkheid heeft de gegevens en informatie over de onderzoeken aan te bieden. Op deze manier dragen zij de bewijslast die door de autoriteiten wordt onderzocht. De autoriteiten kunnen verzoeken om verdere aanvullende onderzoeken die zij verricht zouden willen zien en op die manier dragen zij de verantwoordelijkheid om hun zaak te bewijzen. Ik zal niet ingaan op de kwestie rond de kosten die het uiteindelijk veranderen van het systeem met zich zou meebrengen. De kosten zullen uiteindelijk gedragen moeten worden door de belastingbetaler van de Europese Unie, en niet door de industrie. Maar de belangrijkste reden is dat zij het bewijs dienen te leveren en daarom kan de autoriteit deze gegevens analyseren die zijn gebaseerd op een kritische analyse.

Ik wil u eraan herinneren dat het Europees Geneesmiddelenbureau, de medicijnenautoriteit van de Europese Unie, een vergelijkbare procedure hanteert, waarbij wederom de industrie alle klinische proeven en klinische onderzoeken aanbiedt en het besluit wordt genomen.

Ik kan u er dus van verzekeren we nieuwe wetenschappelijke bewijzen in aanmerking zullen nemen en ervoor zullen zorgen dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dit ook doet en deze bewijzen onderzoekt en evalueert, en dat we, zodra er een risico wordt vastgesteld, niet zullen aarzelen om passende maatregelen te nemen. Zoals u weet, hebben wij, en ik persoonlijk, dat in het verleden vaak gedaan bij producten die niet werden toegelaten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid