Le Président. – L'ordre du jour appelle le rapport de Jeannine Hennis-Plasschaert, au nom de la commission des libertés civiles, de la justice et des affaires intérieures, sur la proposition de directive du Conseil concernant le recensement et le classement des infrastructures critiques européennes ainsi que l'évaluation de la nécessité d'améliorer leur protection (COM(2006)0787 – C6-0053/2007 – 2006/0276(CNS) (A6-0270/2007)
Franco Frattini, Vicepresidente della Commissione. Signor Presidente, onorevoli colleghi, ringrazio il relatore per questa importante relazione che fa seguito alla presentazione di un'iniziativa da parte della Commissione.
È evidente che la protezione delle infrastrutture critiche rappresenti una priorità per la Commissione europea, oltre che per gli Stati membri, anche perché la necessità di proteggere le infrastrutture critiche dall'eventualità, ad esempio, di un attacco terroristico deriva anche dalla natura delle stesse infrastrutture, nonché dall'interconnessione e dall'interdipendenza tra di esse. Infatti, se viene attaccata un'infrastruttura fisica o tecnologica di uno Stato membro, l'effetto si trasmette inevitabilmente ad altri Stati membri. Per questo motivo occorre un quadro europeo comune di prevenzione e di protezione.
Noi abbiamo pensato che la via migliore da seguire fosse quella di coinvolgere anzitutto il settore privato; il che vuol dire attingere alle tecnologie attualmente disponibili e stimolare un rafforzamento della ricerca tecnologica, chiedendo la collaborazione delle imprese e dei laboratori di ricerca per mettere a disposizione del quadro comune europeo i risultati di tale ricerca. L'idea è di disporre di veri e propri programmi di sicurezza dedicati ai diversi settori infrastrutturali e di una vera e propria rete di liaison officers, ufficiali di collegamento, che possano garantire tale quadro comune europeo.
La nostra idea è di prendere in considerazione solamente quelle infrastrutture che hanno un carattere davvero transnazionale e non certo quelle limitate al territorio di un solo Stato membro, salvo nel caso in cui le implicazioni di questa infrastruttura critica vadano al di là dei confini nazionali di quello Stato.
Come già sapete, nel dicembre scorso abbiamo adottato una comunicazione per istituire un programma europeo per la protezione delle infrastrutture critiche parallelamente a una proposta di direttiva intesa a identificare quali di queste infrastrutture necessitano di essere protette. Sono pertanto grato al Parlamento di avere esaminato l'insieme delle proposte relative a una materia così importante. È chiaro che la comunicazione da un lato individua dei principi e dei processi da realizzare e gli strumenti per realizzare quei processi, mentre la direttiva stabilisce delle regole per identificare le infrastrutture che, secondo un approccio comune europeo, richiedono una protezione. È nostra intenzione sviluppare questo piano d'azione in un ampio tessuto di collaborazione pubblico-privato.
Pensiamo che gli Stati membri debbano essere aiutati a sviluppare le varie iniziative comprese nel piano d'azione e siamo convinti che la dimensione internazionale debba essere tenuta in considerazione e che debbano essere messe in pratica delle misure finanziarie. Disponiamo ovviamente di un programma finanziario riguardante la prevenzione, preparazione e gestione delle conseguenze dei rischi del terrorismo, il quale potrà prevedere finanziamenti appropriati da destinare a misure di protezione delle infrastrutture critiche.
Posso anticipare già ora il mio assenso ad alcuni emendamenti importanti che il Parlamento si appresta a esaminare. Il primo riguarda la necessità di ribadire nel testo della direttiva che è compito di ogni Stato membro individuare le forme e i metodi più consoni per la sua attuazione: si tratta cioè del principio di flessibilità nell'attuazione della direttiva, in base al quale le misure, obbligatorie o meno, dovranno essere messe in pratica senza un'eccessiva rigidità.
Il secondo punto che mi sembra condivisibile riguarda la necessità di chiarire le modalità di esenzione di certi settori da alcuni degli obblighi individuati nella direttiva. La Commissione ha previsto la possibilità di esentare alcuni settori e le proposte di emendamento del Parlamento chiedono in sostanza di specificare meglio quando una siffatta esenzione si applica a un determinato settore. Io credo di poter essere d'accordo sulla necessità di introdurre delle specificazioni, facendo pertanto maggiore chiarezza.
Sono inoltre d'accordo con la proposta di modificare la lista dei settori di protezione delle infrastrutture critiche di cui all'allegato I della proposta di direttiva. Credo che la proposta del Parlamento di modificare tale allegato sia accettabile, così come l'introduzione di alcune modifiche nei settori in cui è previsto il ricorso alla procedura di comitologia. Vi è una proposta specifica al riguardo, anche se occorre essere consapevoli del fatto che limitando l'uso della comitologia aumenteremmo il tempo necessario per attuare la direttiva. La comitologia in fondo è uno strumento forse un po' complicato ma che fa risparmiare tempo nell'attuazione ma non sono contrario ad accettare l'idea di tali emendamenti.
Per concludere, Presidente, mi dichiaro soddisfatto e apprezzo la relazione in esame e mi auguro che il Parlamento voglia approvarla a larghissima maggioranza. Abbiamo bisogno di dimostrare la nostra coesione su una misura strategica quale quella dell'iniziativa europea per proteggere le infrastrutture critiche, energetiche, di trasporto e tecnologiche, le quali richiedono una prevenzione e una protezione forte perché la minaccia del terrorismo purtroppo si indirizza anzitutto verso le infrastrutture critiche. Sono quindi grato al Parlamento per il contributo che ha già dato e che darà a questo nostro lavoro.
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE), Rapporteur. – Voorzitter, al in juni 2004 lag er een verzoek van de Raad waarin de Commissie werd gevraagd om een algemene strategie ter bescherming van kritieke infrastructuur voor te bereiden. In de afgelopen drie jaar is het onderwerp dan ook niet van de Commissie-agenda verdwenen en dat is zeer terecht. Conform de wensen van de Raad en ook het Europees Parlement is de Commissie tenslotte met een voorstel gekomen voor een Europees programma ter bescherming van kritieke infrastructuur ofwel de richtlijn waarover we het nu hebben.
Als rapporteur ondersteun ik het idee van een gemeenschappelijk kader in dezen. Een effectieve bescherming van kwetsbare kritieke infrastructuren, alsook van diensten vereist communicatie, coördinatie en samenwerking waarbij alle belanghebbenden betrokken worden, zowel op nationaal als op Europees niveau. De complexe processen en interfaces van kritieke infrastructuur met een transnationale dimensie zijn ook wat mij betreft legitieme aandachtspunten.
En zoals commissaris Frattini, al verschillende keren duidelijk heeft gemaakt: schade aan of verlies van een bepaalde infrastructuurvoorziening in een lidstaat kan negatieve gevolgen hebben voor verscheidene andere lidstaten en zelfs voor de Europese economie als geheel. Nieuwe technologieën, bijvoorbeeld internet, evenals de verdergaande liberalisering van de markt, bijvoorbeeld als het gaat om de levering van elektriciteit en gas, leiden ertoe dat veel infrastructuurvoorzieningen inmiddels in een groter netwerk zijn opgenomen.
En inderdaad, in die omstandigheden wordt de doeltreffendheid van al die beschermingsmaatregelen bepaald door de zwakste schakel. Wel ben ik van mening, en dat heeft de heer Frattini al opgemerkt, dat de Commissie op bepaalde onderdelen van de richtlijn iets te voortvarend ofwel iets te enthousiast is geweest. Duidelijk moet zijn dat de primaire en ultieme verantwoordelijkheid bij de lidstaten en de eigenaren van die kritieke infrastructuur ligt.
In dat opzicht acht ik een bottom-up-benadering van cruciaal belang. Een gemeenschappelijk optreden kan mijns inziens alleen gerechtvaardigd worden als tenminste drie lidstaten nadelige gevolgen zouden ondervinden, of tenminste twee andere lidstaten dan die waarin de kritieke infrastructuur zich bevindt. Op bilateraal niveau is immers al veel geregeld, en dat is eerlijk gezegd ook de meest flexibele oplossing.
Verder ben ik van mening dat overlappingen of tegenstrijdigheden met reeds bestaande wetten en/of bepalingen tot elke prijs voorkomen moeten worden. Bestaande criteria en mechanismen dienen derhalve in acht te worden genomen. Ook is het voor mij van belang dat de particuliere sector niet met onnodige administratieve lasten wordt geconfronteerd. Maak gebruik van de expertise die er reeds is en probeer het wiel vooral niet opnieuw uit te vinden! Ik pleit dus voor die pragmatische, doch structurele aanpak.
Na het debat in de parlementaire commissies is tussen bepaalde fracties van het Parlement verder overeengekomen om in te zetten op de zogenoemde prioritaire sectoren. Ook is besloten, inderdaad, om de voorgestelde comitologieprocedure te schrappen. Het gebruik van de comitologieprocedure heeft ons in het verleden te vaak op een hellend vlak gebracht. Ik ben de commissaris dan ook heel erg dankbaar voor zijn opmerkingen hierover en over de andere amendementen, en voor het feit dat hij blijk heeft gegeven van zijn tevredenheid. Wel zou ik graag nog een reactie willen op de definitie van twee naar drie lidstaten, omdat dat naar mijn mening het belangrijkste amendement is.
Tot slot nog een opmerking aan het adres van de Raad. Deze schittert weer door afwezigheid. Het akkoord over een gemeenschappelijk standpunt blijkt daar nog een brug te ver. Opmerkelijk, want de Raad heeft immers zelf om dat gemeenschappelijk kader gevraagd. En vreemd ook, want als er iets gebeurt, dan loopt de Raad maar al te graag voorop met het onmiddellijk afkondigen van allerhande regels zonder echt oog te hebben voor de kwaliteit van de voorstellen, de gevolgen daarvan voor bijvoorbeeld de interne markt, dan wel de gevolgen ervan voor de Europese burgers.
Visie en slagkracht mogen in dezen toch wel van de Raad verwacht worden. En bij de opening van de plenaire vergadering eerder vandaag sprak Voorzitter Pöttering wijze woorden. Op ad hoc- en door paniek ingegeven wet- en regelgeving zit echt helemaal niemand te wachten. Daarentegen is een structurele aanpak, met inachtneming van de beginselen van de rechtsstaat - en dat laatste is buitengewoon belangrijk - van harte welkom. Dank u wel en dank aan de commissaris.
Harald Ettl (PSE), Verfasser der Stellungnahme des mitberatenden Ausschusses für Wirtschaft und Währung. – Herr Präsident! Grenzüberschreitende Krisen – seien sie durch Terror oder durch Katastrophen hervorgerufen – erfordern unionsweiten Schutz der kritischen Infrastrukturen. Kritische Infrastrukturen können durch Nichtnennung nicht verheimlicht werden. Das zu glauben, wäre völlig naiv.
Psychologisch gesehen führt die Zerstörung kritischer Infrastrukturen zum Vertrauensverlust in der Öffentlichkeit der Europäischen Union. Daher ist Krisenschutz nicht allein eine nationale Angelegenheit, sondern erfordert – wie von der Kommission vorgesehen – ein europäisches Krisenmanagement.
Außerdem wurde vom Ausschuss für Wirtschaft und Währung klar darauf hingewiesen, dass die Verbringung von Bestandteilen europäischer Infrastrukturen außerhalb der Union erhöhte Gefahr bei terroristischen Anschlägen bedeutet und spezieller Datenzugang die gesamte Infrastruktur anfälliger macht. Das gilt auch für Banken und das Versicherungswesen. Auch wenn in diesen Bereichen der Sicherheitszustand und die Kontrollen ständig verbessert werden, bedarf es auch hier eines zusätzlichen koordinierten europäischen Vorgehens. Doppelregelungen wird niemand wollen. Was wir benötigen, ist zusätzlicher Sicherheitsgewinn. Daran, und nicht an kurzsichtig formulierten Wünschen der Wirtschaft, muss sich auch die GD Markt orientieren.
Renate Sommer (PPE-DE), Verfasserin der Stellungnahme des mitberatenden Ausschusses für Verkehr und Fremdenverkehr. – Herr Präsident! Der Ausschuss für Verkehr und Fremdenverkehr ist für seinen Bereich der Meinung, dass die Kommission mit diesem Richtlinienentwurf ihre Kompetenzen überschreitet, denn sie geht mit ihrem Aufgabenverständnis von falschen Voraussetzungen aus. Sie spricht von Stabilisierung des Binnenmarktes, aber die Richtlinie soll hauptsächlich dem Schutz vor Terrorakten dienen.
Außerdem verletzt der Kommissionsvorschlag das Subsidiaritätsprinzip, denn es sollen nicht nur bestehende Maßnahmen der Mitgliedstaaten ergänzt werden, sondern diese sollen teilweise ersetzt werden. Schließlich löst der Vorschlag auch nicht die eigentliche Aufgabe, sondern delegiert dies an einen Komitologieausschuss.
Daher lehnte der Verkehrsausschuss den Kommissionsvorschlag ab, obwohl wir wissen, dass wir natürlich eine europäische Zusammenarbeit brauchen. Die Frage ist eben nur, wie. Mein Hauptanliegen ist es sicherzustellen, dass die Mitgliedstaaten nicht verpflichtet werden, ihre kritischen europäischen Infrastrukturen an die Kommission zu melden, damit diese dann eine komplette Liste mit sensiblen Infrastrukturen der EU erstellt, Sicherheitspläne dazuheftet und dann alles in irgendeinem Büro in Brüssel lagert. Dies widerspräche nationalen Sicherheitsinteressen. Eine solche Liste wäre eine interessante Informationsquelle für Terroristen.
Auf Kommissionsebene sollten lediglich die wichtigsten gefährdeten Sektoren in Europa allgemein definiert und inventarisiert werden. Die Ermittlung dieser Sektoren sollte den Mitgliedstaaten überlassen bleiben, denn sie sind es, die in erster Linie für den Schutz kritischer Infrastrukturen zuständig sind, und sie tragen die letzte Verantwortung für Maßnahmen zum Schutz kritischer Infrastrukturen innerhalb ihrer nationalen Grenzen. Dies muss im Interesse der nationalen Sicherheit auch so bleiben. Nur eine dezentrale Verwaltung der sensiblen Infrastrukturen kann das Gefährdungspotenzial senken.
Für richtig halte ich die enger gefasste Definition von kritischen europäischen Infrastrukturen, die vorsieht, dass mindestens drei bzw. zwei andere Mitgliedstaaten als der jeweilige Staat, in dem sich die kritische Infrastruktur befindet, betroffen sein müssen. Es muss sichergestellt sein, dass die Richtlinie lediglich europäische und keine nationalen Infrastrukturen erfasst. Im Übrigen halte ich aus Sicherheitsgründen eine bilaterale Zusammenarbeit der Mitgliedstaaten in diesem Bereich für sinnvoller.
Abschließend möchte ich der Berichterstatterin, Jeanine Hennis-Plasschaert, ganz herzlich danken und Sie meiner Unterstützung versichern.
Herbert Reul, im Namen der PPE-DE-Fraktion. – Herr Präsident, Herr Kommissar, liebe Kolleginnen, liebe Kollegen! Es ist unstrittig, dass wir mit den kritischen europäischen Infrastrukturen ein sehr schwieriges Thema angesprochen haben. Es ist aber zweifelsohne notwendig, dass wir uns auf europäischer Ebene mit dieser Frage befassen und gemeinsam mit den Mitgliedstaaten auch Lösungen finden und entwickeln, weil die Bedrohungspotenziale, wie vom Herrn Kommissar eben beschrieben wurde, so vorhanden sind und deshalb ernst genommen werden müssen.
Es ist allerdings recht schwierig, bei diesem Thema die Frage zu beantworten, wo hier die europäische Zuständigkeit liegt, was auf europäischer Ebene geregelt werden muss und wo bestimmte dezentrale Aufgaben erledigt werden müssen. Diese Frage hat uns im Ausschuss sehr lange beschäftigt. Wir haben versucht – ich möchte der Berichterstatterin für die sehr faire und offene Zusammenarbeit recht herzlich danken –, hier einen Weg zu finden, der den Austausch von best practice zwischen den Mitgliedstaaten und eine EU-weite Koordination sicherstellt, allerdings auf der anderen Seite das Subsidiaritätsprinzip in den Mittelpunkt stellt. Wir wollen auch nicht, wie Kollegin Sommer schon vorgetragen hat, konkrete kritische Infrastrukturen melden und irgendwo sammeln, sondern wir wollen sicherstellen, dass eine Geheimhaltung gewährleistet ist.
Wir haben uns deshalb darauf verständigt, dass die Mitgliedstaaten der Kommission ihre jeweils kritischen Sektoren und keine konkreten Infrastrukturen mitteilen. Wir haben Wert darauf gelegt, dass wir auf ein Komitologieverfahren verzichten, und ich bin dem Kommissar dankbar, dass er dem Parlament hier entgegengekommen ist. Die Berichterstatterin hat schon darauf hingewiesen, dass die geringe Effizienz des Verfahrens in der Vergangenheit wenig Mut macht, diesen Weg weiterzuverfolgen. Wir schlagen einen anderen Weg vor.
Uns war wichtig – das will ich noch vortragen –, dass unnötige Bürokratie vermieden wird, dass eine Kontaktstelle in den Mitgliedstaaten ausweist und ermittelt, und dass dafür keine neuen Bürokratien geschaffen werden sollen, dass der Verwaltungsaufwand reduziert ist und dass in hohem Maße Flexibilität gegeben ist.
Inés Ayala Sender, en nombre del Grupo PSE. – Señor Presidente, en el día de hoy el Presidente del Parlamento Europeo, señor Pöttering, se ha referido precisamente a este informe de la señora Hennis-Plasschaert al condenar los últimos y recientes atentados y ataques terroristas, tanto en el territorio europeo —donde los aeropuertos eran los objetivos— como en países terceros, como Yemen —en el caso de los turistas españoles asesinados—. En este último caso, el objetivo no era concretamente una infraestructura, pero los turistas viajaban en un vehículo por una carretera.
Con esta alusión se pone de manifiesto o se refuerza una vez más la importancia de este ejercicio que nos propone la Comisión y que agradezco vivamente al Comisario. No se trata de una única medida sino, precisamente, de un proceso ya largo —que empezó en el año 2004— que ahora mismo acaba concretándose en medidas cada vez más interesantes y más eficaces.
Dada, además, la complejidad de nuestra sociedad europea, basada en estas redes complejas y abiertas de comunicación, suministro, servicios y en la que, además, la economía está fundamentada en ellas, es preciso defenderlas y defendernos de la vulnerabilidad que pueden presentar ante ataques y atentados terroristas.
Deseo manifestar que mi Grupo estaba más de acuerdo con la propuesta inicial y original de la Comisión en relación con la definición de las infraestructuras críticas europeas, en el sentido de infraestructuras compartidas por dos o más países, o bien de un Estado afectado por una infraestructura de otro Estado miembro.
Para nosotros, por ejemplo, el Eurotúnel podría ser un buen ejemplo al que aplicar esta protección óptima frente a posibles ataques, por no hablar de aeropuertos, etc., donde ya hemos sufrido tales ataques.
Así, mañana, por lo tanto, mantendremos esta posición en el sentido de la propuesta original de la Comisión, porque deseamos seguir manteniendo la esperanza de que tal vez en el Consejo encontremos un mayor eco. De todos modos, preferimos seguir creciendo hacia enfoques más integrados y europeos, y preferimos evitar ahorros que aparentemente evitan costes pero que en el futuro podríamos lamentar.
Sí apoyamos todo lo que la señora Hennis-Plasschaert plantea en cuanto a la protección frente a países terceros; sí a todo lo relacionado con la protección de los datos individuales que aparezcan implicados; sí, desde luego, a todo lo relacionado con la confidencialidad necesaria —tenemos ya una larga experiencia en el tratamiento de esta confidencialidad, tanto a nivel nacional como de la Comisión, y no creemos que en este caso se vaya a vulnerar— y, por lo tanto, también estamos de acuerdo en evitar las duplicaciones de lo ya hecho al nivel de los Estados miembros con lo que ahora propone la Comisión.
Esperamos, de esta manera, superar la posición regresiva que tuvimos que aceptar en la Comisión de Transportes y Turismo y que mi Grupo sigue sin compartir. Esperamos que con la propuesta que se vote mañana podamos seguir avanzando y que tanto con lo que plantee el Parlamento —y agradezco en ello el gran trabajo de la señora Hennis-Plasschaert y todos los compañeros— como con lo que proponga el Consejo podamos conseguir una mejor protección de nuestras infraestructuras críticas europeas.
Margarita Starkevičiūtė, ALDE frakcijos vardu. – Aš norėčiau padėkoti Komisijos nariui ir gerbiamai pranešėjai už jų pateiktus pasiūlymus, tačiau norėčiau pabrėžti, kad šie pasiūlymai turėtų būti interpretuojami tik kaip diskusijų pradžia. Aš nežinau, ar internetą galima pavadinti kritine infrastruktūra pagal tą apibrėžimą, kurį taiko Komisija. Man sunku pasakyti, kad jeigu būtų užblokuota interneto svetainė vienoje šalyje, ar tai reikštų, kad tai jau nėra kritinė infrastruktūra, todėl, kad iš tiesų galima užblokuoti tik didžiojo banko, kurio pagrindinė būstinė yra, sakykim, Vokietijoje, Prancūzijoje ar Didžiojoje Britanijoje, svetaines, ir tai pajus visos Europos gyventojai. Mes juk kalbame apie konsolidavimą finansinio sektoriaus, ekonominės veiklos konsolidavimą, galų gale viešbučių tinklų konsolidavimą. Vadinasi, mes turime kalbėti apie tai, kad kritinė infrastruktūra persikėlė į virtualią erdvę, ir manau, kad Estija yra pirmoji šalis, kuri susidūrė su kibernetinio karo elementais. Man labai gaila, kad į tai buvo atkreipta mažai dėmesio, ir dabar ši tema lyg ir tampa daugiau už komunikacijas atsakingos Komisijos narės veiklos sritis, tačiau aš norėčiau pasakyti, kad jinai turi būti akcentuojama būtent saugumo požiūriu, todėl, kad sunku įsivaizduoti, kaip atrodytų Europos piliečių gyvenimas be interneto. Ar internetas yra europinis, ar jis yra vienos šalies – mes negalime to pasakyti, tai pasaulinis tinklas, ir, aišku, apibrėžti, kaip apsaugoti tą tinklą nuo tos atakos, kuri gali būti įvykdyta kiekvienu momentu, gan sudėtinga, ir pats debatų lygmuo turi būti visiškai kitas. Mes dabar daugiausia kalbame apie fizinę infrastruktūrą, ir, be abejo, tragiški vaizdai jaudina, tačiau gyvenimas tampa vis virtualesnis, ir į tai reiktų atkreipti dėmesį.
Eva Lichtenberger, im Namen der Verts/ALE-Fraktion. – Herr Präsident, Herr Kommissar, werte Kolleginnen und Kollegen! Kein Mensch in diesem Haus bestreitet, dass eine gute Zusammenarbeit zwischen den Mitgliedstaaten bei der Abwehr terroristischer Gefahren sehr wichtig und notwendig ist. Was wir jedoch kritisieren, ist die Art und Weise, wie das geschehen soll. Mehr Bürokratie hilft nicht gegen Terrorismus! Ich danke der Berichterstatterin, dass sie den Vorschlag zumindest auf den Boden der Realität zurückgeholt und die Fassung der Kommission stark verbessert hat. Sie hat auch einige sehr zweckmäßige Vorschläge gemacht.
Wir sind uns alle einig, dass verbesserte Kooperation und Information positiv sind. Das kann bilateral oder multilateral geschehen. Aber eine Liste von allen gefährdeten Infrastrukturen aufzustellen, bringt keinen Mehrwert für die Sicherheit, dies kann sogar kontraproduktiv sein! Letzten Endes sind aber ohnehin die Mitgliedstaaten zuständig, und die Zuständigkeit kann sinnvollerweise gar nicht auf die europäische Ebene verlagert werden.
Ich wünsche uns allen, dass wir morgen bei der Abstimmung mit ebenso großem Augenmaß vorgehen, wie es die Berichterstatterin bewiesen hat, um im weiteren Prozedere das zu sichern, was wir jetzt haben: eine sinnvolle Vorgangsweise, die die Realität berücksichtigt und nicht Illusionen züchtet!
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, diegenen die reeds in het verleden meer overheidsdwang wensten op het gebied van leger, politie, veiligheidsdiensten, allerlei andere controlesystemen en het gevangeniswezen, kunnen sinds de eeuwwisseling hun standpunt kracht bijzetten. Zij kunnen zich nu beroepen op de opkomst van een nieuw soort terrorisme. Iedereen is van dat terrorisme geschrokken en het schept ruimte voor onrijpe oplossingen.
Op alle bestuurlijke niveaus zijn voorstellen gedaan om democratie, vrijheid van vereniging, vrijheid van demonstratie, stakingsrecht, vrij reizen en privacy ondergeschikt te maken aan de veronderstelde garanties voor de veiligheid. De zwakte van die aanpak is dat we daarmee niet de voedingsbodem voor het terrorisme wegnemen, zoals de schrijnende ongelijkheid in welvaart en macht die de wereld verdeelt.
In plaats daarvan gaan we meer inlichtingen verzamelen, meer objecten bewaken, meer bureaucratie organiseren en meer ongenoegen oproepen. In de Europese Unie bestaan op het gebied van kritieke infrastructuur al 32 richtlijnen, verordeningen, verdragen en beschikkingen die een Europese aanpak mogelijk maken. Het daaraan toevoegen van een nieuwe richtlijn met meer bevoegdheden en verplichtingen roept daarom vragen op.
De commissie voor de subsidiariteitstoets van het Nederlandse parlement heeft in januari mijn aandacht hierop gevestigd. Deze commissie trekt artikel 308 van het EG-Verdrag, dat gericht is op de tussentijdse uitbreiding van bevoegdheden, als rechtsgrondslag in twijfel en vindt de bescherming van vitale infrastructuur in de eerste plaats een nationale aangelegenheid.
Als schaduwrapporteur over dit onderwerp in de Commissie vervoer was ik zeer tevreden dat deze commissie besloot om een beroep te doen op de Commissie burgerlijke vrijheden om het voorstel volledig af te wijzen. De voornaamste reden van dat verzoek was dat alles wat in de ontwerprichtlijn staat, beter kan worden geregeld op een kleinschalig niveau, dus door de lidstaten of hun onderdelen. Meer bemoeienis van de Europese Unie betekent in dit geval vooral meer niet-productieve bureaucratie.
Helaas waren de fracties die in de Commissie vervoer unaniem tegenstemden, in de Commissie burgerlijke vrijheden verdeeld. Dat geldt ook voor mijn fractie. De meeste kleinere nationale delegaties vinden het een slecht voorstel. Enerzijds omdat het door overbodige bemoeizucht de taakverdeling tussen de lidstaten en de Unie minder duidelijk maakt. Anderzijds omdat het eventueel zou kunnen worden misbruikt om burgerrechten, zoals de vrijheid van demonstratie en manifestatie, in te perken met een verwijzing naar de bescherming van infrastructuur. Daar raakt het niet het internationale terrorisme, maar de binnenlandse democratie.
In afwijking daarvan zien de leden van onze grotere delegaties uit Duitsland en Italië ook positieve punten in het voorstel. Zij verwachten een inperking van in de praktijk toch al door de Commissie uitgeoefende bevoegdheden en een betere parlementaire controle op de toepassing van de resterende bevoegdheden. Voorstanders en tegenstanders in mijn fractie juichen het toe dat de amendementen overwegend de werking van het ontwerp afzwakken en de toepassing beperken tot zaken die tenminste drie lidstaten raken.
Christian Ehler (PPE-DE). – Herr Präsident! Anders als vom Ausschuss für Industrie, Forschung und Energie oder vom Ausschuss für Wirtschaft und Währung wurde vom federführenden Ausschuss für bürgerliche Freiheiten, Justiz und Inneres die Bedeutung der europäischen Ebene für den Schutz kritischer Infrastrukturen nicht anerkannt. Auch steht nicht mehr der Schutz einzelner Infrastrukturen im Mittelpunkt, sondern die Betrachtung von Sektoren.
Ich halte das im Bericht vorgeschlagene Verfahren für unentschlossen. Der Mehrwert, der sich aus der Einbeziehung der europäischen Ebene ergibt, wurde fast vollständig aufgegeben. Es ist klar, dass die Verantwortung für die kritischen Infrastrukturen bei den Mitgliedstaaten liegen muss. Dennoch werden wir durch eine rein nationalstaatliche Ausweisung nicht die Schwachstellen und strukturellen Abhängigkeiten identifizieren, und gerade das ist bei der Ausweisung kritischer europäischer Infrastrukturen notwendig.
Die Vorstellung, dass durch eine Liste quasi eine Anleitung für Anschläge entstünde, ist geradezu naiv. Solche Listen gibt es in den Nationalstaaten längst. Einer der wichtigsten strukturellen Fehler war beispielsweise, dass wir diese Listen nicht mit der NATO abgeglichen haben. Im militärischen Bereich gibt es im Rahmen der NATO seit 40 Jahren solche Listen kritischer Infrastrukturen, und für die militärischen Krisenfälle sind entsprechende Szenarien längst vorgesehen.
Inger Segelström (PSE). – Jag vill börja med att tacka föredraganden för ett bra betänkande och ett väl utfört arbete. Det känns som om vi i utskottet för medborgerliga fri- och rättigheter samt rättsliga och inrikes frågor systematiskt tar oss igenom alla områden i samhället som påverkar hoten mot medborgarna genom terrorism. Det här tog också talmannen upp i dag.
Det är av stor vikt att vi inte ser till varje enskild åtgärd för sig utan ser över alla områden tillsammans så att vi får gemensamma säkerhetsbestämmelser som täcker allt från visumregler och säkerhetskontroller på flyget till hur vi bättre skyddar oss mot hoten mot flygplatser, kollektivtrafik och hamnar och hela den infrastruktur som genom sin stora mängd passagerare kan drabbas av en stor katastrof om en terrorattack skulle inträffa.
Den fråga som jag vill ta upp från föredragandens förslag är om det skall krävas att tre eller fler medlemsstatera drabbas av driftstörning eller förstörelse eller om det skall räcka med två. Föredragandens förslag innebär ökning från två till tre jämfört med ursprungsförslagets direktiv. Jag anser inte att den skärpningen är rimlig eftersom ett hot eller en olycka eller förstörelse kan drabba många människor trots att det rör sig om få länder. För den plats som drabbas kan det dessutom vara mera betydelsefullt än mer centralt belägna platser i EU. Det här förslaget gör det även svårare för mindre EU-medlemmar att bli beaktade trots att de riskerar att drabbas av minst lika stora och allvarliga kriser.
Jag tror också att vartefter vi täpper till hålen och gör det svårare att angripa flyget så kommer terroristerna att rikta in sig på andra mål och centralt belägna platser inom infrastrukturen där mycket stora skador kan åstadkommas. Vi får inte vara naiva utan vi skall vara så väl förberedda som vi bara kan. Det är vårt ansvar.
Marianne Mikko (PSE). – Aprilli- ja maikuus toimunud küberrünnakud Eesti vastu olid esimesed omataolised, mida maailm teadvustas. Kuid need ei olnud esimesed ründed Euroopa esmatähtsa infrastruktuuri vastu. Senised küberrünnakud olid suunatud üksikute ettevõtete vastu, seda eelkõige rahandussektoris, kus internet on muutunud asendamatuks tehingukeskkonnaks.
Arusaadavatel põhjustel eelistavad pangad ründeid mitte suure kella külge panna. Umbusk pangasüsteemide töökindlusse tooks raskeid tagajärgi kogu Euroopa majandusele.
Tegevusalade hulka, kus internet on saanud infrastruktuuri ülitähtsaks osaks, kuuluvad samuti avalik haldus ja meedia. Võimetus tõrjuda küberrünnakut võib halvimal juhul paisata Euroopa Liidu ajas tagasi möödunud sajandisse.
Kujutlege täna, 21. sajandil, olukorda, kus ministeeriumide vaheline teabevahetus on häiritud ning nii valitsusel kui meedial puudub võimalus elanikkonda teavitada. Just see juhtuski Eestis, nagu õigesti osundas proua Starkevičiūtė.
Ma tänan raportööri ja rõhutan raportööri ülimalt õiget ajastust. Küberturvalisus on parim näide koostöö vajalikkusest Euroopa Liidu esmatähtsa infrastruktuuri kaitsel. Seni iseseisva riigi vastu suunatud ainulaadse küberründe ajal toetasid Eesti IT-spetsialiste asjatundjad nii Euroopa Liidust kui väljastpoolt.
Olgu see koostöö eeskujuks ja õppetunniks siseturvalisuse eest vastutajatele kõigis liikmesriikides. Ei rikkus ega relvajõud aita küberrünnet tagasi lüüa. Ainus kaitse on koostöö. Veelkord tänusõnad raportöörile.
Franco Frattini, Vicepresidente della Commissione. Signor Presidente, onorevoli colleghi, pur essendo grato a tutti gli intervenuti, inclusa la relatrice, temo di avere qualche preoccupazione ad accettare l'impostazione un po' restrittiva che la commissione trasporti ha voluto dare.
Come giustamente affermato da alcune onorevoli parlamentari, da ultima l'onorevole Segelström e altre, limitare solamente a tre o più Stati la soglia minima per la definizione di un'infrastruttura europea comporterebbe, a mio avviso, due inconvenienti, il primo dei quali sarebbe quello di impedire agli Stati europei più piccoli la partecipazione al programma di protezione delle infrastrutture critiche. È chiaro che noi vogliamo evitare una simile eventualità. Noi vogliamo offrire a tutti gli Stati membri che sono potenziali obiettivi di un attacco terroristico una forma di partecipazione a questa strategia europea.
Mi permetto di sollevare obiezioni circa l'impostazione restrittiva ostile all'idea che sia l'Europa ad occuparsi di un quadro comune di protezione delle infrastrutture. Non è questione di sussidiarietà, di cui noi siamo estremamente rispettosi. Il problema è che oggigiorno le infrastrutture sono intimamente connesse e l'ultimo intervento della rappresentante dell'Estonia, che ha ricordato l'attacco cibernetico al suo paese, ne è la prova più evidente: si è trattato di un attacco che ha colpito un intero sistema-paese. E seppure ne è stato interessato un solo sistema-paese, possiamo avere dubbi sul fatto che quell'attacco abbia indirettamente colpito l'intera rete di relazioni dell'Estonia con gli altri paesi europei? Se si paralizza il sistema bancario anche di un solo paese per un certo numero di giorni, inevitabilmente si colpisce una struttura portante dell'Unione europea. Credo pertanto che la proposta originaria della Commissione, cui io confermo il mio appoggio, sia migliore in quanto offre un ventaglio più ampio di opportunità.
In riferimento agli attacchi cibernetici, non escludo che i terroristi possano progettare un attacco a un sistema-paese, a un sistema bancario, a un ministero, a un sistema di amministrazioni: stiamo esaminando ciò che è avvenuto in Estonia e la nostra Agenzia per la sicurezza informatica ci fornirà un rapporto dopo l'estate. Intendo ovviamente pubblicare tale rapporto ma, al di là dell'analisi di quell'episodio, non possiamo escludere che organizzazioni terroristiche pensino di colpire un intero sistema-paese con un attentato informatico. Per questo credo sia assolutamente necessaria un'interpretazione un po' meno restrittiva.
Per concludere, ringrazio ancora una volta la relatrice e tutti i membri di questo Parlamento. Credo che l'approvazione di una relazione rigorosa sulle iniziative intraprese dalla Commissione dimostrerebbe altresì chiaramente che ci preoccupiamo della prevenzione. Com'è stato giustamente affermato, dal 2004 la Commissione europea e le istituzioni dell'Unione europea conducono un'azione intesa a rafforzare le politiche di prevenzione. Solo in questo modo daremo una risposta davvero seria e coordinata alla minaccia del terrorismo.