Democratische controle in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (debat)
Gay Mitchell, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik stel de opmerkingen van de commissaris en de inhoud van wat zij hier vanavond heeft gezegd, zeer op prijs. Ik moet zeggen dat ik niet anders van haar had verwacht. Ik heb tijdens het hele proces inzake het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking (DCI) kunnen constateren dat, telkens als we in een impasse waren beland, de commissaris alles in het werk stelde om te proberen eruit te komen, en datzelfde geldt voor haar collega Michel.
Ook heb ik met genoegen geluisterd naar wat de commissaris had te zeggen over de jaarlijkse actieprogramma’s, omdat we echt een follow-up moeten geven aan de brief die commissaris Ferrero-Waldner en commissaris Michel aan mevrouw Morgantini en mijzelf als rapporteur voor het DCI hebben gestuurd, want in die brief staat duidelijk dat het Parlement zelf beslist welke structuren het opzet en welke programma’s en strategiedocumenten het onderzoekt.
Ik moet ook zeggen dat, gelet op het feit dat het DCI pas afgelopen december is aangenomen en dit voor ons allemaal toch een nieuw proces is, het Parlement er stevig tegenaan is gegaan. In de gevallen waar dat niet altijd tot succes heeft geleid, heb ik erg slechte berichten gehoord over de houding van sommige mensen in de Commissie met betrekking tot de jaarlijkse actieprogramma’s. Mijn eigen ervaring als voorzitter van groep C, die enkele Latijns-Amerikaanse landen heeft onderzocht, is dat de samenwerking heel goed is geweest. Ik denk ook dat de commissaris die goede samenwerking moet blijven bevorderen, omdat dit in alle opzichten voor een goede sfeer en voor goede werkrelaties zorgt. Op die manier kunnen we allemaal het beste van onszelf geven om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en in de behoeften te voorzien van zeer arme mensen in een deel van de wereld dat het zwaar te verduren heeft.
Ik wil het belang onderstrepen van de periode waarin we ons nu bevinden. Er is door de Commissie en het Parlement veel werk verzet om de EU in staat te stellen haar ontwikkelingsbeleid beter ten uitvoer te leggen. Tijdens de hele onderhandelingen over het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking hebben we duidelijk gesteld dat we niet bij microbeheer betrokken willen zijn. Microbeheer is iets voor de Commissie en de Raad. Maar we willen wel overzicht hebben. Het is terecht dat het Parlement overzicht heeft, en de Commissie hoeft er niet bang voor te zijn dat het Parlement zich gaat bemoeien met het microbeheer. Parlement, Commissie en Raad moeten partners zijn in het streven naar doelmatigheid. Ze mogen elkaar niet de loef afsteken en mogen niet alles stiekem voor zichzelf proberen te houden. Hoe kunnen we samenwerken om de hulp die we landen proberen te geven, op een doelmatige manier te geven?
De eerste stappen binnen het nieuwe DCI-kader worden gezet, en we zijn allemaal verantwoordelijk voor het welslagen ervan. In de DCI-verordening worden formele structuren vastgelegd, waarbij de belangrijke rol van het Parlement als overzichthouder en adviseur wordt erkend. We hebben hard gewerkt toen wij de door de Commissie opgestelde strategiedocumenten bestudeerden en standpunten moesten formuleren over de verschillende aspecten van die strategieën. Ik verwacht van de Commissie dat ze onze standpunten ten aanzien van de strategiedocumenten zorgvuldig in aanmerking zal nemen.
In het kader van onze rol van overzichthouder moeten we erop aandringen dat de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, die gericht zijn op verlichting van enkele van de ergste vormen van armoede in de wereld, centraal blijft staan in het beleid. Het Parlement moet daarover voortdurend naar tevredenheid worden geïnformeerd.
Ik was begin dit jaar zeer onder de indruk toen ik van het Duitse voorzitterschap hoorde dat het de documenten met betrekking tot de ACS-landen aan het Parlement zou toezenden, zoals dat ook gebeurd was met de documenten voor de Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen.
Ik begrijp dat één lidstaat - hoewel het misschien niet helemaal fair is wat ik nu zeg - daar enige bezwaren tegen heeft geopperd. Ik weet dat er heel veel van dit soort documenten zijn, en het klinkt goed dat daar op een of andere manier iets aan moet worden gedaan door de Paritaire Parlementaire Vergadering en de ACS-lidstaten, maar anders dan het Europees Parlement zijn de Paritaire Parlementaire Vergadering en het ACS-Huis van die Vergadering niet permanent bijeen en hebben ze ook niet de structuren om dit soort onderzoek te kunnen plegen.
We hebben drie permanente commissies en misschien kunnen we op basis van een gerichte audit enkele aspecten selecteren en deze onderzoeken. Maar dat mag in geen geval ten koste gaan van de bevoegdheid van het Europees Parlement om de documenten uit te kiezen die het wil en deze op een zo goed mogelijke manier tegen het licht te houden.
Ons doel moet altijd het verwezenlijken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen zijn. We zijn geen concurrenten van elkaar. We kunnen samenwerken. Gedurende twee jaar, in de tijd dat we aan het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking hebben gewerkt, hebben we de Commissie en anderen ervan proberen te overtuigen dat het ons om niets anders ging dan om het ontwikkelen van een echt goed instrument. Uiteindelijk is er naar ons geluisterd en hebben we dat instrument ontwikkeld.
Commissaris, luistert u niet naar slechte adviezen. Luistert u niet naar mensen die obstakels opwerpen. We zitten in hetzelfde team. We willen de millenniumontwikkelingsdoelstellingen verwezenlijken. Onthoudt u het Parlement geen informatie waar het recht op heeft in zijn overzichthoudende rol. U zult merken dat we ruimhartig, doelmatig en hulpvaardig zullen reageren.