- Vergaderrooster van het Europees Parlement – 2008
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. - (SV) Ook al zijn we gekant tegen vergaderingen van het Parlement in Straatsburg, toch hebben we tegen het voorstel gestemd om de donderdagen van de vergaderingen in Straatsburg te schrappen. Wij willen dat de werkzaamheden van het Parlement naar Brussel worden verplaatst en een verandering die zich beperkt tot het schrappen van de donderdagvergaderingen zou het werk van het Parlement alleen maar minder effectief maken. De besparingen die een dergelijke verandering opleveren zijn marginaal en de winst voor het milieu nihil omdat het hele verhuiscircus dan intact blijft en dezelfde gebouwen in de toekomst nodig zullen blijven.
Wij willen een echte verandering met één permanente zetel en een vaste werkplek voor het Parlement in Brussel, hetgeen wij ook voorgesteld hebben in het verslag-Leinen over de Intergouvernementele Conferentie.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor alle amendementen op het vergaderrooster gestemd die tot gevolg hebben dat het Europees Parlement minder tijd in Straatsburg doorbrengt. Straatsburg is een prachtige stad en de mensen zijn er erg vriendelijk. We moeten echter een eind maken aan dit reizende circus dat de Europese burgers 400 miljoen pond per jaar kost en dat het voor de Unie onmogelijk maakt om efficiënt te werken. Op politieke en economische gronden dient dit Parlement één werkplek te hebben. We moeten alles doen wat nodig is om dat te bewerkstelligen.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse conservatieven vinden dat het Europees Parlement één permanente zetel moet hebben – in Brussel. We hebben jarenlang campagne gevoerd tegen het bestaan van twee zetels en tegen het feit dat dit de belastingbetaler 200 miljoen euro en de Britse belastingbetaler miljoenen ponden per jaar kost. Daarnaast maken we ons grote zorgen over de milieueffecten van het bestaan van twee zetels in termen van CO2-emissies.
Wij hebben onze steun gegeven aan een amendement op het vergaderrooster voor 2008, dat inhield dat de vergaderingen op donderdag in Straatsburg werden geschrapt. Dit is geenszins een alternatief voor onze principiële opvatting dat er geen enkele vergadering meer in Straatsburg moet worden gehouden. We beseffen evenwel dat er volgens de Verdragen per jaar twaalf vergaderperioden in Straatsburg dienen plaats te vinden. Wij roepen de Europese Raad op deze kwestie toe te voegen aan het mandaat voor de Intergouvernementele Conferentie, het enige forum waar dit vraagstuk kan worden opgelost.
Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het spreekt vanzelf dat de besluitvorming in de Europese Unie duidelijker moet worden. Dat hoeft echter niet te betekenen dat de Europese Unie in de richting moet gaan van een federatie met gecentraliseerde macht. Ik heb ervoor gestemd dat de macht in de eerste plaats in handen van de lidstaten blijft en dat de Europese Unie alleen de macht kan uitoefenen die de soevereine lidstaten aan haar willen overdragen.
Wat betreft de stemming over de vraag of de Intergouvernementele Conferentie zich moet bezighouden met de vestigingsplaats van het Parlement ben ik van mening dat dit niet op de agenda van de IGC thuishoort. Als de IGC deze zaak echter wel behandelt en als wij besluiten dat één vergaderplaats genoeg is, wat een verstandige oplossing is, dan vind ik Straatsburg de beste plaats, want Straatsburg is de echte hoofdstad van Europa. Ik denk echter niet dat dit realistisch is.
Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. - (SV) Wij hebben voor het verslag gestemd maar we delen niet de mening dat het jammer is dat symbolen zoals de vlag en het volkslied verdwenen zijn uit het nieuwe ontwerpverdrag, noch vinden wij dat het ontwerpverdrag de indruk van wantrouwen tegenover de Unie wekt en verkeerde signalen naar de burgers stuurt.
Het is goed dat de primaire inhoud van de oorspronkelijke ontwerpgrondwet is behouden. Vooral belangrijk is dat de uitbreiding vergemakkelijkt wordt, dat cao’s en het recht tot het ondernemen van collectieve acties volgens nationale praktijk versterkt wordt en dat de openheid van de Unie toeneemt.
Johannes Blokland (IND/DEM), schriftelijk. Ik heb zojuist tegen de resolutie over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie van collega Leinen gestemd. De reden hiervoor is niet dat ik tegen de bijeenroeping van deze IGC ben. Ik steun immers de totstandkoming van een nieuw verdrag.
De reden voor mijn tegenstem ligt in het feit dat de resolutie op te veel plaatsen blijft refereren aan bepaalde elementen van het grondwettelijk verdrag, zoals het gebruik van de term ´grondwet´ en de symbolen van de Unie. Ik ben daarentegen juist opgelucht dat een nieuw verdrag ontdaan is van deze constitutionele symboliek, een positie die ook door de Nederlandse regering wordt ingenomen. Hierdoor wordt de EU gedeeltelijk ontdaan van haar statelijke aspiraties.
Ik kan mij ook niet herkennen in de harde woorden die gesproken zijn in de richting van die lidstaten die een ´opt-out´ hebben bedongen voor het Handvest. Ook zonder expliciete vermelding in een nieuw verdrag blijft het Handvest juridisch bindend. Het gaat hierbij dus vooral om een stuk symboliek.
Ik heb tegen deze resolutie gestemd, omdat juist deze constitutionele aspiraties van de Unie gekoesterd worden. Het Europees Parlement zou beter de Raad kunnen volgen in een stuk nuchterheid en zakelijkheid rond de totstandkoming van een nieuw verdrag.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM), schriftelijk. (DA) Het verslag keurt snel even het bijeenroepen van een intergouvernementele conferentie goed, die heimelijk in de zomervakantie aan het werk moet gaan, zodat de publiciteit en het debat met de kiezers vermeden kunnen worden.
De Junibeweging stelt in plaats daarvan een open en democratisch gekozen conventie voor om een nieuwe tekst uit te werken waarover in alle landen van de Europese Unie een referendum wordt gehouden.
Tijdens de topconferentie in Brussel op 23 juni 2007 is een tekst aangenomen waarin de juridische verplichtingen voor burgers en lidstaten identiek zijn aan de verplichtingen in de verworpen grondwet.
Het woord grondwet wordt via de voordeur afgevoerd, maar wordt juridisch opnieuw geïntroduceerd via een uitdrukkelijke erkenning van het arrest van het Europese Hof van Justitie, dat het rechtssysteem van de EU met name ook beschouwt als een grondwettelijk systeem.
De vlag, het volkslied en de nationale feestdag worden niet meer genoemd, maar ze zijn er nog steeds in ongewijzigde vorm.
De minister van Buitenlandse Zaken krijgt een nieuwe titel die zo lang is dat de pers hem minister van Buitenlandse Zaken zal noemen. Zijn bevoegdheden blijven ongewijzigd. De enige werkelijke verandering is het uitstel van de stemming met dubbele meerderheid van 7 naar 10 jaar, waardoor de grootste landen meer macht krijgen, met name Duitsland en – wellicht – Turkije.
De juridische verplichtingen zijn niet gewijzigd en er zou op zijn minst een referendum moeten worden gehouden in de landen die daartoe hadden besloten.
Het zou het gemakkelijkst zijn het referendum op dezelfde dag in alle landen tegelijk te houden. Daarmee komen we het oordeel van de burgers te weten en we zijn hier om de burgers te dienen. 77 procent van de EU-burgers wil een referendum en slechts 20 procent is tegen.
De Junibeweging steunt daarom de handtekeningencampagne.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd vóór het verslag-Leinen over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie, omdat ik ervan overtuigd ben dat wij een oplossing kunnen vinden voor de nog immer bestaande patstelling en hinderpalen in het Europese project en kunnen bouwen aan 'een sterker Europa voor een betere wereld' als het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad de handen ineenslaan onder Portugees voorzitterschap.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Door vóór het verslag en punt 8 daarvan te stemmen heeft de meerderheid in het Parlement zojuist ingestemd met het mandaat van de Europese Raad voor de IGC en met het feit dat daarin 'veel van de substantie van het grondwettelijk verdrag behouden blijft'.
Ondanks een massale campagne om de ware reikwijdte en doelstellingen van het mandaat toe te dekken wordt het steeds duidelijker dat alles in 'deze grote verandering' hetzelfde is gebleven, dat wil zeggen het doel is om de legitieme verwerping van het zogeheten Grondwettelijk Verdrag door het Franse en Nederlandse volk te omzeilen en te voorkomen dat de bevolking uit elke lidstaat zich in vrijheid uitspreekt over een 'nieuw' verdrag.
De meerderheid van het Parlement wil zelfs nog verder gaan. Het betreurt dat een aantal belangrijke elementen die tijdens de IGC van 2004 overeengekomen waren, verloren zijn gegaan, en kondigt aan 'vastbesloten te zijn om na de verkiezingen van 2009 nieuwe voorstellen in te dienen over een verdere grondwettelijke regeling voor de Unie'.
We willen er nogmaals op wijzen dat het tijd is om te luisteren naar de eisen van het volk, om de democratie te versterken, en om onszelf te verbinden tot een eerlijker Europa, sociale vooruitgang en een betere inkomensverdeling. Het is tijd om het beginsel van soevereine staten met gelijke rechten te eerbiedigen, de samenwerking en solidariteit op internationaal niveau te versterken en onvoorwaardelijk te kiezen voor vrede.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Het stelt mij teleur dat dit Parlement amendement 1 van de heer Alvaro en anderen heeft verworpen. Door aanneming van dit amendement zou de kwestie van één zetel in Brussel voor het Europees Parlement aan het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie over de verdragsherziening zijn toegevoegd. Ik kan niet begrijpen dat 380 van mijn collega’s door willen gaan met deze poppenkast waar we allemaal onder lijden.
Er zijn andere punten in dit verslag die het voor mij moeilijk maken om mijn goedkeuring daaraan te geven. Nu de kwestie van de zetel van het Parlement onaangeroerd blijft, is het echter voor mij onmogelijk zelfs maar te overwegen om voor te stemmen.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb mij bij de stemming over de resolutie betreffende de aanstaande IGC onthouden, omdat mijns inziens de laatste Europese Top zijn doel om Europa nieuw leven in te blazen niet heeft bereikt. Wij krijgen op zijn hoogst een minimalistisch verdrag, een verdrag dat weliswaar bepaalde stappen vooruit mogelijk maakt, maar het Verenigd Koninkrijk nieuwe opting out-mogelijkheden biedt. Dit geldt met name voor het Handvest van de grondrechten. Hoe moet het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dit Handvest nu toepassen, als het niet geldig is in het Verenigd Koninkrijk?
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat ik het totaal niet in overeenstemming met de werkelijkheid vind. De bevolkingen van Frankrijk en Nederland hebben in referenda het voorstel voor een EU-grondwet verworpen! Indien zo’n referendum ook had plaatsgevonden in bijvoorbeeld Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië, dan zou hoogstwaarschijnlijk een meerderheid van de kiezers ook in die landen het voorstel afgewezen hebben. Nu heeft de top de symbolen verwijderd en het voorstel voor een EU-volkslied en een EU-vlag geschrapt. Maar voor wat betreft de toekomstige wetgevingsmogelijkheden van de EU ten opzichte van de lidstaten is er geen verschil tussen het verworpen voorstel en hetgeen nu voorgesteld wordt.
Het is ook interessant om te zien hoe de federalistische meerderheid in het Europees Parlement in het ontwerp-verslag het verwerpen van een volkslied en vlag probeert te omzeilen.
Ik heb gestemd voor een uitbreiding van het mandaat voor de Intergouvernementele Conferentie om het mogelijk te maken dat de zetel van het Europees Parlement van Straatsburg naar Brussel verhuist.
Wat betreft de kwestie over de referenda over het nieuwe verdrag ben ik van mening dat elk land zelf moet beslissen of het een referendum wil houden of niet. Ik vind dat ze dat zouden moeten doen, maar het Europees Parlement als instituut moet zich niet met die zaak bemoeien.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De ware reikwijdte van de onophoudelijke machinaties rond het zogenaamd 'nieuwe' verdrag komt tot uitdrukking in de vandaag door de meerderheid van het Parlement aangenomen resolutie.
Twee aspecten dienen te worden benadrukt:
- De resolutie bevestigt dat de verachtelijke (en huichelachtige) 'periode van bezinning' vooral is gebruikt om tot de conclusie te komen dat de inhoud van het verworpen verdrag behouden moet blijven. Die bevestiging is nu verankerd in het mandaat voor de 'nieuwe' hervorming van de verdragen;
- De ongelofelijke tentoonspreiding van cynisme en hypocrisie door de meerderheid in het Parlement, die, zo moet nadrukkelijk worden gesteld, de politieke krachten omvat die de diverse regeringen van de EU-landen domineren, en die, na het afwijzen van de amendementsvoorstellen waarin wordt opgeroepen tot referenda over het zogenaamd 'nieuwe' verdrag, 'de IGC en de Commissie oproept concrete voorstellen in te dienen om de Europese burgers opnieuw te betrekken bij de voortzetting van het grondwettelijk proces'.
Het is van essentieel belang om een operatie te veroordelen die bedoeld is om de hoofdmoot van een verdrag dat al verworpen is, toch te willen doordrukken door het op te tuigen, in een poging om te voorkomen dat er bindende nationale referenda zullen plaatsvinden. Daarom hebben we tegen het mandaat voor de IGC en dit besluit van het Parlement gestemd.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. – (EN) Ik ben niet voor dit amendement omdat daarin staat dat er waar mogelijk in alle lidstaten referenda gehouden moeten worden. Dit strookt niet met het subsidiariteitsbeginsel; het is uitsluitend aan de lidstaten te beslissen of zij al dan niet een referendum willen organiseren.
Anna Hedh (PSE), schriftelijk. - (SV) Ik ben van mening dat het nieuwe voorstel voor het verdrag geen grote veranderingen inhoudt ten opzichte van het vorige en kan me derhalve niet achter het verslag scharen. Voor de stemronde werden amendementen voorgesteld die eisen dat er referenda gehouden worden vóórdat er een verandering van de verdragen wordt doorgevoerd. Ook al ben ik zelf vóór een referendum over het nieuwe verdrag in Zweden, toch vind ik het verkeerd om dit te eisen op EU-niveau. Het is niet de taak van het Europees Parlement om te bepalen of de lidstaten referenda moeten houden of niet.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse conservatieven hebben tegen dit verslag gestemd omdat wij het fundamenteel oneens zijn met het ontwerpmandaat voor de beoogde Intergouvernementele Conferentie. Wij zijn van mening dat de tekst van het ontwerpmandaat voor de IGC, die de Europese Raad in juni 2007 heeft vastgesteld, weliswaar niet in naam maar in de praktijk wel degelijk de Europese grondwet vormt die de burgers van Frankrijk en Nederland in hun referenda in 2005 hebben verworpen.
Verder willen we duidelijk maken dat de Britse regering de morele en democratische plicht heeft elk nieuw verdrag dat uit de IGC voortvloeit en dat bevoegdheden van het Verenigd Koninkrijk naar de Europese Unie overhevelt, middels een referendum aan de Britse bevolking voor te leggen. Dat heeft de Britse regering met betrekking tot de Europese grondwet plechtig beloofd.
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Voor mij is het onaanvaardbaar dat het Europees Parlement het verzoek om een referendum over het nieuwe institutionele verdrag heeft verworpen.
Het ‘nee’ van het Franse en van het Nederlandse volk tegen de oude ontwerp-Grondwet heeft aangetoond dat er een enorme kloof bestaat tussen hetgeen de volkeren willen en hetgeen de leiders en parlementariërs willen, of het nu om nationale of Europese parlementariërs gaat. Alleen met een nieuwe raadpleging van de burgers kan dit nieuwe verdrag worden gelegitimeerd. Het beste zou zijn een Europees referendum te houden.
Het Europees Parlement mag niet verbaasd zijn over het feit dat het door dergelijke verslagen bij de burgers in diskrediet wordt gebracht.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben een groot voorstander van het bijeenroepen van de IGC. Er staan echter veel punten in het verslag die verder gaan dan het mandaat dat de Raad heeft vastgesteld en daarom kon ik het niet steunen. Ik hoop echter van harte dat de IGC erin slaagt een vernieuwde versie van het verdrag op te stellen.
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. (DE) Ditmaal wil men ervoor zorgen dat de EU-burgers de nieuwe versie van de EU-grondwet zo min mogelijk kunnen bekritiseren of zelfs tegenwerken; daarom moet de hele procedure in sneltreinvaart worden doorlopen. Maar de burger heeft het wel door als men de oude grondwet in een nieuw jasje wil verkopen, ook al is de inhoud niet wezenlijk veranderd en is alleen de verpakking gewijzigd. Enerzijds wordt gesproken van een nieuwe versie, maar anderzijds wordt beweerd dat een nieuw referendum niet nodig is. Het tegendeel is waar!
Deze handelwijze zal de EU zeker niet dichter bij de burger brengen, net zo min als het feit dat nog meer bevoegdheden aan Brussel worden overgedragen, dat een nieuwe kans om onze grenzen te definiëren is verprutst en dat men bij de onderhandelingen over Turkije heeft verzuimd aan de noodrem te trekken. We hebben een federalistisch Europa nodig, waarin de soevereine bevolking haar mening weer meer kan laten horen. Dan pas heeft Europa toekomst, de rest is dagdromerij van een EU-elite in een ivoren toren. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.
Cristiana Muscardini (UEN), schriftelijk. - (IT) Ik verklaar dat ik akkoord ga met het bijeenroepen van de Intergouvernementele Conferentie, die in het kader van de conclusies van de Europese Raad van 21-22 juni jongstleden de amendementen op de huidige verdragen zal moeten opstellen. Op deze manier loopt de lange overgangsfase ten einde die de Unie heeft doorgemaakt, te midden van verloren illusies, bevestigde idealen en nieuwe verwachtingen. Eén gegeven staat als een paal boven water: de poging om het monopolie van de politieke legitimiteit van de natie-staten te doorbreken – een erfenis van het Verdrag van Westfalen van de 17e eeuw – is mislukt. Het Europa waar we nu zicht op krijgen – dat van de eurorealisten – moet kunnen bewijzen dat een Unie van soevereine staten in staat is om efficiënt op te treden via gemeenschappelijke wilsuitingen. Mocht dat niet zo blijken te zijn, dan kan Europa voorlopig wel de ambitie opgeven om mee te tellen in de internationale betrekkingen en het machtsevenwicht van de grote mogendheden.
Ik kijk positief aan tegen een versterking van de formules voor deelname van ons Parlement aan de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie. Ik hoop dat omwille van de transparantie dat de uitslagen van die werkzaamheden ook zullen worden gepubliceerd in de vorm van een voorlopige geconsolideerde versie van de verdragen. Het Europa van de volkeren krijgt thans gestalte. Ik hoop van harte dat de Intergouvernementele Conferentie met dit toekomstscenario geen teleurstelling wordt.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het verslag met het advies van het Europees Parlement over de bijeenroeping en de inhoud van de Intergouvernementele Conferentie overtreft zelfs het reeds reactionair akkoord van de Raad van de EU over het “hervormingsverdrag”, waartoe de uit den doden opgestane - en nog ergere - versie van de “Europese Grondwet” werd omgedoopt. De conservatieven en de sociaal-democraten - waaronder, zonder enige uitzondering, ook alle Europese afgevaardigden van de PASOK en de ND -, hebben samen met de liberalen en de groenen het nieuwe akkoord enthousiast onthaald, waarmee het reactionair EU-Verdrag wordt gecodificeerd en - ten slechte - gewijzigd. Zij doen zelfs nog een schepje bovenop hetgeen de Raad heeft besloten en vragen om nog ingrijpendere reactionaire veranderingen, zoals de invoering van een communautair grondwettelijk bestel waarmee het communautair recht de overhand krijgt boven dat van de lidstaten, een nog sterkere overheersing van het supranationale bouwwerk van de EU, waaraan bijna alle soevereine rechten van de lidstaten moeten worden overgedragen.
Tegelijkertijd hebben deze krachten als één man het voorstel verworpen om het nieuwe verdrag via referenda in de lidstaten te onderwerpen aan de goedkeuring van de Europese volkeren. Op die manier geven zij uiting aan niet alleen hun totale minachting voor de wil van de Europese volkeren en met name voor de wil van de volkeren die de “Europese Grondwet” met referenda hebben verworpen, maar eveneens aan hun angst voor de volkeren. Ook tonen zij dat zij het Europees Parlement gebruiken als een instrument voor de zogenaamd democratische legitimering van alle volksvijandige en reactionaire beleidsvormen van de EU.
Marco Pannella (ALDE), schriftelijk. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, leden van de Raad en de Commissie, helaas had in 1942 het Manifest van Ventotene al op profetische wijze uw Europa van de naties aangeklaagd als het grootste gevaar voor de Verenigde Staten van Europa, voor het Europese moederland. Op 14 februari 1984 maakte het Europees Parlement korte metten met dit rampzalige beleid. Thans neemt de Europese Raad wraak en heeft hij een ware Blitzkrieg in de stijl van generaal Rommel opgezet, om onze gehoorzaamheid af te dwingen, alsof we nog in de dertiger jaren zitten, met “parlementen” bestaande uit fascisten, communisten of leden van laf-continentale origine. Jammer dat ons Parlement vandaag zonder slag of stoot toegeeft!
U bent bang voor woorden, voor ons volkslied, ons symbool, onze naam. U bent bang voor onze “wetten”: dat is een verboden term, u hebt liever “richtlijnen”. Er hoeven maar een paar dagen te verstrijken, of men komt al aanzetten met het Grote Frankrijk, het Sterke Duitsland, het clericale en autoritaire - zo niet racistische - gedeelte van Polen, een Italië dat nergens voor deugt, of misschien wel overal voor. U koestert een angst die typisch is voor machtigen en heerszuchtigen. Wij zijn vastbesloten om strijd te leveren tegen deze decadentie, als Europese federalisten en uit naam van degenen die u verraadt: Spinelli, Adenauer, Schuman, De Gasperi, Monnet. Wij doen dat als radicale federalisten, behorende tot de geweldloze, transnationale, bovenpartijdige Radicale Partij, maar tevens als leden van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, die vandaag echter - zo vrezen wij - een fout begaat. Ik hoop dat wij het zijn die die fout maken, maar ik vrees eerlijk gezegd dat dat niet zo is. Leve het Europese moederland. En ik stem uiteraard “nee”!
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. (DE) De reden waarom ik tegen het “hervormingsverdrag” van de EU en het mandaat van de intergouvernementele conferentie stem:
De Ierse regeringsleider Ahern zegt: “Ongeveer 90 procent van het kernpakket van het Europese grondwettelijke verdrag blijft ongewijzigd.” Dit is een correcte analyse, maar het betekent wel dat de bevolking van Frankrijk en Nederland bedrogen uitkomen.
“Het tweede hoofdstuk bevat de gewijzigde bepalingen van titel V van het bestaande Verdrag betreffende de Europese Unie (met inbegrip van de Europese dienst voor extern optreden en de permanente structurele samenwerking op defensiegebied)”. (mandaat intergouvernementele conferentie)
Hiermee worden alle regelingen van het grondwettelijk verdrag op defensiegebied in het nieuwe EU-hervormingsverdrag overgenomen. Concreet zullen in het verdrag de volgende zaken worden vastgelegd:
1. EU-verplichting tot bewapening;
2. Europees Bureau voor bewapening (nu ook in verdrag);
3. Nieuwe opties voor militaire interventies zoals “ontwapeningsmaatregelen” ofwel “ontwapeningsmissies” met gebruik van geweld;
4. Militaire ondersteuning van derde landen “bij de bestrijding van terrorisme op hun grondgebied”;
5. Nauwe samenwerking tussen de EU en de NAVO;
6. Geen parlementaire controle bij buitenlands en defensiebeleid;
7. Het Europese Hof van Justitie heeft geen enkele uitspraakbevoegdheid in het buitenlands en defensiebeleid;
8. Militaire solidariteitsclausule bij de terrorismebestrijding;
9. EU-gevechtsgroepen voor snelle wereldwijde militaire interventies van de EU (nu ook in het verdrag);
10. Militaire “structurele samenwerking”. Afzonderlijke EU-lidstaten kunnen qua defensiebeleid vooruitlopen;
11. Mogelijkheid van een onafhankelijk EU-defensiebudget als aanvulling op de defensiebegrotingen van de afzonderlijke lidstaten.
EU-bewapening en EU-militarisering worden versneld. Defensie vormde de ruggengraat van het grondwettelijk verdrag. Het hervormingsverdrag is in de huidige vorm eveneens een militair verdrag.
Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. – (PL) In tegenstelling tot wat er in het verslag staat, zouden een nieuwe naamgeving en Europese symbolen in het verdrag alleen voor misverstanden zorgen. Ze zouden suggereren dat de Unie een fase betreedt van pseudosoevereiniteit.
De flexibiliteit van het mandaat ten aanzien van opt-outs getuigt van wijsheid en realisme en niet van zwakte. Dat geldt ook voor het Handvest van de grondrechten. Nerveuze reacties omtrent het Handvest bevestigen alleen het vermoeden, dat het door zijn voorstanders als middel wordt beschouwd om een uitbreiding van de juridische bevoegdheden van de Unie via de achterdeur naar binnen te loodsen.
De kritiek op het mandaat in het verslag-Leinen gaat te ver en maakt het moeilijker een compromis te bereiken over de hervorming. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het verslag gestemd van mijn uitstekende Finse collega, mevrouw Piia-Noora Kauppi, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 78/885/EEG van de Raad betreffende fusies van naamloze vennootschappen en Richtlijn 82/892/EEG van de Raad betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen, wat betreft de verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige bij fusies of splitsingen.
Het is niet meer dan normaal dat opgezette tijden wordt nagegaan of bepaalde verplichtingen waaraan rechtspersonen moeten voldoen, nog wel zin hebben, met name met het oog op de daaruit voortvloeiende administratieve kosten. Het zou evenwel goed zijn om niet alleen te kijken naar de belangen van de entiteit zelf maar ook naar die van derden, of het nu gaat om aandeelhouders, werknemers, leveranciers, bankiers, belastingdiensten, sociale instanties, enzovoort. De door Europese Commissie verschafte elementen gegevens hadden trouwens aangevuld kunnen worden met een analyse van de internationale praktijken ter zake.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Vandaag hebben we mede met mijn stem de Commissie de bevoegdheid verleend om geheel flexibel wijzigingen aan te brengen in de bijlagen, om zo een aantal technische vereisten en regels te kunnen vastleggen met betrekking tot de voertuigcontrole in de Europese Unie. Het gaat weliswaar niet om een maatregel waarbij er wijzigingen moeten worden aangebracht aan fundamentele onderdelen van de richtlijn, maar desalniettemin wil ik er graag voor pleiten oudere auto’s sneller uit de roulatie te nemen, niet alleen uit het oogpunt van veiligheid, maar tevens gezien de hoeveelheid luchtvervuiling die deze veroorzaken. Aan de ene kant maken we de productie van nieuwe auto’s almaar duurder door steeds hogere eisen aan de emissies te stellen en worden ze daardoor steeds onbereikbaarder voor medeburgers met een kleine beurs, en aan de andere kant rijden er hierdoor steeds meer oude allerlei gevaarlijke stoffen uitstotende auto’s op de wegen rond. Ik wil de Commissie ertoe oproepen te kiezen voor een concept dat resulteert in een snellere vernieuwing van het wagenpark in de Europese Unie.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Dit initiatief maakt deel uit van de nieuwe financiële instrumenten op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid voor de periode 2007-2013, waarover we voor de meeste van onze programma’s al een akkoord hebben bereikt. Wat de specifieke programma’s 'Civiel recht' en 'Drugspreventie en -voorlichting' betreft blijft evenwel nog een zekere divergentie bestaan tussen het Parlement enerzijds en de Raad en de Commissie anderzijds, welke divergentie verband houdt met de toepassing van de comitologieprocedure.
Ik ben blij dat we uiteindelijk een akkoord hebben weten te bereiken tussen de drie instellingen, omdat hiermee wordt voorzien in de behoefte aan een voortgaande uitvoering van de nieuwe financiële programma’s, die bedoeld zijn voor de medefinanciering van projecten en het uitvoeren van activiteiten van algemeen belang op deze terreinen.
Elk verder uitstel zou ongetwijfeld zeer nadelige gevolgen hebben op dit gebied en voor de begunstigden; uitstel zou de uitwerking van een referentiekader op het gebied van bijvoorbeeld het Europese overeenkomstenrecht in gevaar kunnen brengen en een bedreiging kunnen vormen voor de voortzetting van de activiteiten van het Europees justitieel netwerk.
Sommige van die activiteiten hadden al sinds begin 2007 financiële steun moeten ontvangen, maar hebben die nog niet gekregen omdat dit programma niet is aangenomen, zoals het geval is met het justitieel netwerk inzake civiel en handelsrecht.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn collega Marie-Noëlle Lienemann over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft. Ik heb eveneens gestemd voor een aantal door zes fracties - waaronder de PPE-DE-Fractie - ingediende technische amendementen. Deze hadden tot doel te preciseren dat de wijziging van deze richtlijn deel uitmaakt van de gezamenlijke verklaring van het Parlement, de Commissie en de Raad over Besluit 2006/512/EG betreffende de toepassing van de regelgevingsprocedure met toetsing op een reeks basisteksten, waaronder de onderhavige ontwerprichtlijn. Toch betreur ik het dat de Europese Commissie niet probeert strikter te zijn bij de formulering van deze teksten en beter rekening te houden met het comitologie-akkoord. Daardoor wordt het Europees Parlement gedwongen waakzaam te zijn en de verdeling van de bevoegdheden goed in de gaten te houden. De Commissie zou moeten oppassen voor het beeld dat zij geeft als zij steeds meer macht naar zich toe probeert te trekken. Dit gedrag van de Europese Commissie irriteert de burgers mateloos.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn collega Karl-Heinz Florenz over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft. Ik heb eveneens gestemd voor de reeks technische amendementen van zes fracties - waaronder de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten - waarmee is gepreciseerd dat de wijziging van deze richtlijn binnen het kader valt van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad over Besluit 2006/512/EG betreffende de invoering van de regelgevingsprocedure met toetsing voor een reeks fundamentele wetgevingsteksten, waartoe ook het onderhavig voorstel voor een richtlijn behoort. Toch betreur ik het dat de Commissie, die het monopolie heeft voor wetgevingsinitiatieven, niet strikter is bij de opstelling van deze wetgevingsteksten en niet beter rekening houdt met het comitologieakkoord (uitvoering van wetgevingsteksten door de Commissie). Op die manier dwingt zij het Europees Parlement om de verdeling van de bevoegdheden angstvallig in de gaten te houden. De Commissie zou zich bewust moeten zijn van het beeld dat zij van zichzelf geeft door voortdurend te proberen bevoegdheden naar zich toe te trekken. Dit gedrag van de Commissie irriteert de burgers mateloos.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik hecht veel belang aan de liberalisering van de postdiensten. Minstens net zo belangrijk is echter dat we deze liberalisering met twee jaar hebben uitgesteld en de postmarkt nu pas in 2011 wordt opengesteld.
Er moet meer concurrentie komen bij de bezorging van de post. Zowel de economie als de consument hebben hier baat bij, maar alleen als de voorwaarden kloppen. De gebruikelijke kwaliteit en normale prijs bij de postbezorging moeten worden gegarandeerd. Dit moet ook in afgelegen gebieden zoals berggebieden en eilanden mogelijk zijn. Het hele liberaliseringspakket mag evenmin ten koste gaan van de werknemers van de posterijen. Daarom heb ik voor het pakket gestemd.
Sylwester Chruszcz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, als Poolse afgevaardigde in het Europees Parlement steun ik alle oplossingen voor een vrije markt en vrije dienstverlening. Toch wil ik de aandacht vestigen op het feit dat de huidige geforceerde en snelle liberalisering van de postmarkt meer nadeel dan voordeel kan opleveren. Dit kan ertoe leiden dat de nationale postdiensten in de toekomst afstevenen op een faillissement, zoals Poczta Polska, ten gunste van Europese alleenheersers als DHL en Deutsche Post. Daarom heb ik tegen het verslag-Ferber gestemd.
De consumenten hebben recht op vrije concurrentie, maar de openstelling van de postmarkt mag niet te snel plaatsvinden en mag niet ten koste gaan van de zwakste bedrijven, die op dit moment misschien nog niet klaar zijn voor de harde concurrentie, of ten koste van duizenden arbeidsplaatsen in Polen en in andere EU-lidstaten.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) Persoonlijk steun ik de lijn van het compromis dat tot stand is gekomen bij de liberalisering van de postdiensten. Bij één gedeelte heb ik me echter onthouden van stemming en ik zal ook zeggen waarom. Bij punt 7/a ging het om de landen die tot 2013 een overgangsperiode hebben gekregen. De reden van mijn onthouding is dat ik het onaanvaardbaar vind dat we zonder individueel onderzoek over groepen lidstaten en bloc aangeven waarom ze recht hebben op een overgangsperiode. Daaronder bevinden zich ook de nieuwe lidstaten, en dat vind ik beledigend, want mijn vaderland en de andere nieuwe lidstaten worden ingedeeld in de categorie van derdewereldlanden. We hebben immers deze landen niet stuk voor stuk aan een onderzoek onderworpen om te beslissen wie deze status zouden moeten krijgen en op welke rechtsgronden.
Maar ik vind het even onacceptabel dat we uit de losse pols beweren dat de kleine lidstaten in bepaalde opzichten gebruik mogen maken van een overgangsfase, want wie zijn eigenlijk die kleine lidstaten? We moeten dus preciezer te werk gaan, preciezer definiëren over wie we het hebben. Ik hoop dan ook dat we dat in tweede lezing zullen doen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dit compromis is een vat vol tegenstrijdigheden. We liberaliseren de postdiensten om de klant door middel van grotere concurrentie een breder aanbod van een hogere kwaliteit en tegen lagere prijzen te verstrekken, maar tegelijkertijd zijn we bang dat universele diensten het loodje leggen in de vrije concurrentie, en wordt de liberalisering daarom gereguleerd. Ik wil pleiten voor eerlijke concurrentie. Daarom heb ik gestemd voor amendement 2 om ervoor te zorgen dat de verplichtingen inzake universele diensten in gelijke mate van toepassing zijn op alle spelers in de interne markt. Maar dat stuit natuurlijk tegen de borst van al die cherry pickers die er dan ook uit alle macht tegen hebben gelobbyd. Amendement 6 was van cruciaal belang voor de transparantie van de boekhouding door de daarin opgenomen vereiste dat bedrijven geen kosten voor winstgevende diensten mogen opnemen in de kosten van universele diensten. Nieuwe technologieën concurreren met de postdiensten zonder deze geheel uit de markt te drukken. Ook al wordt er steeds minder briefpost besteld, de bezorging van postpakketten is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van internetwinkelen. Het is dus niet in het belang van de consument, noch van het bedrijfsleven de postdiensten aan hun lot over te laten zonder ook maar iets om op terug te kunnen vallen.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) We hebben zojuist een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap aangenomen.
De nieuwe richtlijn zendt veel positieve signalen uit over de kwaliteit van de diensten binnen de Europese Unie, bijvoorbeeld met betrekking tot de beschikbaarheid en, niet in de laatste plaats, het verlies van het monopolie dat de nationale aanbieders altijd hebben gehad op postzendingen tot vijftig gram. Ik was voorstander van een oplossing waarbij het monopolie niet voor 2010 zou worden opgeheven, ofwel twee jaar later dan de Commissie voorstelde. Het idee is, en op dit punt ben ik het eens met enkele leden van de leidende Commissie vervoer en toerisme van het Parlement, dat in bepaalde delen van de Europese Unie waar het meer tijd kost om postzendingen te sturen naar bestemmingen in de hele EU, betaalbare prijzen moeten gelden.
Voor de nieuwe lidstaten, waaronder Slowakije, moet de datum van de liberalisering 31 december 2012 zijn, om te waarborgen dat de beste methode voor het verlenen van universele postdiensten kan worden gevonden. Ik denk dat we de meningsverschillen over de data en de financiering op een evenwichtige manier en ten voordele van burgers in alle lidstaten hebben opgelost.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) De liberalisering van de postdiensten die momenteel aan de gang is, betekent dat deze sector wordt opengesteld voor veel geïnteresseerde partijen.
Ik ben ervan overtuigd dat ook de gewone burgers zullen profiteren van de positieve veranderingen, omdat meer concurrentie zal leiden tot betere dienstverlening en tot de ontwikkeling van innovatieve producten voor de consumenten, die zullen kunnen kiezen uit een verscheidenheid aan producten en prijzen, al naar gelang hun eigen behoeften. Om deze redenen heb ik mijn stem gegeven aan het verslag van de heer Markus Ferber, waarmee het Europees Parlement de laatste stap zet om het monopolie op de bezorging van postzendingen tot 50 gram te ontmantelen. Ik geef toe dat de veranderingen in de postsector niet van de ene dag op de andere kunnen worden ingevoerd. Daarom heeft het Europees Parlement de richtlijn over de liberalisering van de postdiensten op een inzichtelijke en verantwoordelijke manier opgesteld, om deze diensten nergens in de EU in gevaar te brengen.
Dankzij de amendementen van afgevaardigden van de nieuwe lidstaten zullen de landen van de EU-12 en lidstaten met veel eilanden deze diensten, en de aanbieders ervan, tot 31 december 2012 onder bepaalde voorwaarden kunnen blijven vrijstellen van deze regeling, in de mate die nodig is om een universele dienst in stand te kunnen houden. Het Europees Parlement is mensen met een handicap niet vergeten in het verslag. In amendement 47 wordt de lidstaten opgedragen om gratis postdiensten te verlenen aan blinden en slechtzienden.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben het verslag-Ferber met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap aanvaard. Ik ben van mening dat elke inwoner van de Europese Unie de mogelijkheid moet hebben te kiezen van welke diensten hij gebruik wil maken om een brief te versturen, een ansichtkaart of een pakketje.
De openstelling van de markt heeft voordelen voor de consumenten en gebruikers van postdiensten, maar voor de sector betekent het, vooral in de nieuwe lidstaten, een verdergaande herstructurering, verlaging van de prijzen, innovatie en het aanbod van nieuwe diensten, zoals elektronische diensten. Dit alles om concurrerend te zijn en om zich staande te houden op de postmarkt.
Wij hopen dat de openstelling van de markt voor postdiensten ertoe leidt dat het niveau van de dienstverlening verbetert, en dat de zorg aan de klanten beter wordt. Hoe meer aanbieders op de postmarkt, hoe meer concurrentie, waardoor de prijzen zullen dalen en er meer keuzeaanbod ontstaat.
Saïd El Khadraoui (PSE). – Voorzitter, we hebben met de Vlaamse socialisten voor alle amendementen gestemd, met inbegrip van de compromisamendementen die ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel een vooruitgang betekenden.
Maar we hebben uiteindelijk tegengestemd om een sterk signaal uit te zenden dat we toch bezorgd blijven. Er werd eigenlijk met name veel huiswerk gegeven aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat de liberalisering tot een goed einde wordt gebracht. Zij zullen ervoor moeten zorgen dat hun sociale wetten voor alle operatoren gelden. Zij zullen ervoor ook moeten zorgen dat tegen 2010 duidelijk wordt gemaakt hoe zij in een competitieve markt de universele dienstverlening gaan financieren. Volgens ons ware het beter geweest om dat even af te wachten vooraleer een definitieve beslissing te nemen.
Kader Arif (PSE), schriftelijk. - (FR) De nieuwe postdienstenrichtlijn - waar ik tegen heb gestemd - is een schoolvoorbeeld van de ideologische koppigheid van de Commissie. Door de voorbehouden sector voor poststukken van 50 gram of minder af te schaffen heeft men het doodvonnis van de openbare postdiensten getekend.
De Commissie en bepaalde leden van het Parlement doen ons geloven dat de ‘universele postdienst’ met deze richtlijn is gegarandeerd. Door te weigeren de voorbehouden sector in aanmerking te nemen als financieringswijze, worden wij voor een onmogelijke vergelijking geplaatst: de lidstaten zouden - met hun toch al beperkte begrotingsmiddelen - de universele dienst moeten financieren. Er is geen enkele economische, noch rationele reden om de ‘voorbehouden sector’ te weren uit de mogelijke financieringswijzen, tenzij men de universele postdienst op losse schroeven wil zetten.
Baanonzekerheid, minder postkantoren, hogere posttarieven voor particulieren, stopzetting van de kostencompensatie en dus van de gelijke toegang tot postdiensten: dat is waar goedkeuring aan is gehecht tijdens de stemming. Ik blijf ervan overtuigd dat openbare diensten op Europees vlak in netwerken kunnen functioneren. Dat is mogelijk en wenselijk als men een echte Europese gemeenschap wil creëren.
Deze richtlijn dwingt ons af te zien van wat de rol bij uitstek van de politiek is: de economische activiteiten en de markt te reguleren en in te kaderen, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die worden nagestreefd met ruimtelijke ordening, solidariteit, ontwikkeling enzovoort.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het uitstekende verslag van mijn Duitse collega Markus Ferber over de voltooiing van de interne markt voor postdiensten. Ten eerste verheugt het mij dat het proces van een geleidelijke en beheerste openstelling van de postdienstenmarkt, met gelijktijdige, duurzame waarborging van universele dienstverlening, wordt voortgezet overeenkomstig de resolutie van de Europese Raad van 1994. Het compromis dat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa hebben bereikt, is evenwichtig en goed. De door het Europees Parlement voorgestelde datum van 31 december 2010 is realistischer dan de datum van 1 januari 2009 die de Commissie had voorgesteld.
Ik heb gestemd voor een aantal amendementen waarmee een wakend oog wordt gehouden op de financiering van de universele dienstverlening, die op een geheel geliberaliseerde markt te allen tijde moet worden gegarandeerd, evenals op de definitie van universele dienstverlening, die per dag één lichting en één bezorging aan huis of bij de vestiging van iedere natuurlijke of rechtspersoon garandeert. Dit geldt ook voor de verafgelegen of dunbevolkte gebieden. De lidstaten moeten er trouwens op toezien dat er in de plattelands- en dunbevolkte gebieden een voldoend aantal toegangspunten tot postdiensten wordt ingesteld.
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb tegen de ontwerprichtlijn betreffende postdiensten gestemd, omdat ik niet voldaan ben over de wijzigingen die het Parlement heeft aangebracht in het voorstel van de Commissie voor een totale liberalisering van de postdienstensector per 1 januari 2009. Ik ben vooral niet te spreken over de verschuiving van de tenuitvoerlegging met twee jaar.
Paradoxaal genoeg zal deze nieuwe liberalisatiefase extra openbare uitgaven veroorzaken, omdat de Commissie tegelijkertijd de lidstaten dwingt een manier te vinden om de verplichtingen inzake universele dienstverlening te financieren.
De drie voorgestelde financieringswijzen zijn reeds in bepaalde lidstaten uitgetest en hebben enorme conflicten veroorzaakt. Bovendien heeft men niet ingestemd met de handhaving van de voorbehouden sector (of het resterend monopolie op poststukken van 50 gram of minder), ofschoon dit een van de meest efficiënte en transparante wijze van financiering zou zijn geweest. De handhaving van de voorbehouden sector is een politieke keuze waar ik steun aan geef, maar waar de Commissie niets van wil weten, evenmin als - zoals vandaag is gebleken - de meerderheid van de Europese afgevaardigden.
Mijns inziens zullen de doelstellingen van de Commissie - betere dienstverlening, betere kwaliteit, betere prijzen en meer keuze - op deze manier niet kunnen worden bereikt en zal het groeipotentieel van de sector niet kunnen worden vrijgemaakt. Integendeel, ik vrees het ergste voor de toekomst van de plattelandsgebieden, de berggebieden en de eilanden.
Françoise Castex (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb tegen de liberalisatie van de postdiensten gestemd. Bovendien heb ik steun gegeven aan het verzoek tot verwerping van deze richtlijn, omdat de motivering van dit voorstel tegenstrijdig en niet haalbaar is, als het erom gaat het universeel karakter van de dienstverlening te waarborgen. Met de manier waarop deze gefinancierd zal worden, kan het recht van elke Europese burger op het dagelijks ophalen en bestellen van zijn of haar post, niet worden gegarandeerd.
Tot slot ben ik van mening dat het van te voren vaststellen van een verstrijkdatum voor Richtlijn 97/96 niet past bij het resultaat van de raadpleging van de betrokken sociale actoren en de lidstaten, die duidelijk hebben gemaakt dat het noodzakelijk is op een uniforme, evenredige en billijke manier de waarborgen voor universele dienstverlening te handhaven.
Mijns inziens biedt dit voorstel geen enkele garantie dat de sociale aspecten van deze liberalisatie serieus worden gereglementeerd, en concurrentie op de arbeidsmarkt en sociale dumping kunnen worden vermeden.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. - (SV) Wij hebben ervoor gekozen om in de laatste stemronde over het verslag-Ferber over de liberalisering van postdiensten het aangenomen compromis te ondersteunen.
Wij steunen hiermee de snelst mogelijke weg om een volledige liberalisering van postdiensten in Europa te verwerkelijken. Wij vinden het tegelijkertijd betreurenswaardig dat er een sterke tegenstand bestaat tegen het halen van oude doelen om de liberalisering uiterlijk in 2009 te hebben doorgevoerd. Het besluit van vandaag is een stap in de goede richting ook al hadden we gehoopt dat we erin zouden slagen de postdiensten in een tijdsperiode van tien jaar die ervoor voorzien was, geheel te dereguleren om door middel van het Lissabonproces de EU tot de meest concurrerende economie ter wereld te maken.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. - (FR) De afschaffing van het postmonopolie was geenszins noodzakelijk om een interne markt te kunnen garanderen die in dienst staat van de consumenten. De Commissie heeft die voorstellen om puur ideologische redenen opgesteld, daartoe aangezet door landen als het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de Scandinavische landen, dat wil zeggen door de voorvechters bij uitstek van de vrije markt. Het is geen toeval dat dezelfde landen zich verzetten tegen een sterkere politieke integratie van Europa. Zelfs in de Verenigde Staten behoudt de US-Postal de eindbestelling in het openbaar systeem, om de voor de hand liggende reden dat de werkgelegenheid beschermd moet worden. Het Europees Parlement heeft bepaalde landen weliswaar een adempauze gegund, waaronder mijn land, maar toch zal deze liberalisatie de gewone burger geen goed doen.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. - (FR) Het verslag van de heer Ferber over de liberalisatie van de postsector lost geen van de met de tekst van de Commissie opgeworpen problemen op: de financiering van de taken van universele dienstverlening, en met name de taken die niet in de richtlijn zijn genoemd maar die vooral in Frankrijk bestaan, zoals de bezorging van kranten tegen lagere prijs, ruimtelijke ordening, postbestelling op zes van de zeven dagen, bankverrichtingen voor groot en klein…; de impliciete betwisting van het eenheidstarief en van de financiële compensatie via een verplichte kostenopgave; de (concrete of financiële) deelname van particuliere bedrijven aan de verplichtingen inzake openbare dienstverlening, enzovoort.
Deze tekst is gebaseerd op een gebrekkige studie, die op bepaalde punten gewoon verkeerd is en zwijgt over de werkelijke balans van tien jaar gedeeltelijke liberalisering van de postdiensten, en kon daarom niet anders dan een slechte tekst worden. Het compromis gaat dan ook mank. Het is een bron van rechtsonzekerheid en sociale bedreiging. Plotseling treedt het werkelijke doel van de Commissie aan het volle daglicht. Zoals gebruikelijk is met dit soort dossiers, gaat het niet zozeer om het efficiënter en goedkoper maken van de dienstverlening aan het publiek en de samenleving, als wel om het openbreken van de openbare monopolies, opdat particuliere en bij voorkeur multinationale bedrijven de kans krijgen de winstgevende markten af te romen.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Ik sta in het algemeen sceptisch tegenover de consequenties die de deregulering van de postdiensten voor de gemiddelde consument heeft gehad, vooral in de dun bevolkte gebieden.
Ik heb gestemd voor de amendementsvoorstellen van het Europees Parlement in zijn geheel. Maar ik heb ook belangrijke amendementsvoorstellen ondersteund die onder andere per dag één lichting en één bezorging aan huis of bij de vestiging van iedere natuurlijke of rechtspersoon garanderen en stellen dat er op een gedereguleerde en dus aan concurrentie onderhevige postmarkt een plicht bestaat gratis diensten voor blinden en slechtzienden aan te bieden. Net zo heb ik gestemd voor een aantal voorstellen die de lidstaten grotere vrijheid verschaffen te kiezen hoe zij de balans gaan vinden tussen deregulering van de postmarkt en diensten die de gehele maatschappij ten goede komen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Opnieuw moedigt de meerderheid van het Parlement de volledige liberalisering van een openbare dienst aan, in dit geval de postdiensten, waarmee zij de rechten en belangen van de mensen in het algemeen en de werknemers in die sector in het bijzonder op het spel zet.
Tot onze grote spijt heeft ons voorstel om dit initiatief van de Commissie af te wijzen het niet gehaald, een initiatief dat bedoeld is om de liberalisering van de postdiensten in de gehele EU te voltooien en de concurrentie op deze supranationale interne markt te stimuleren.
We betreuren ook het verwerpen van de amendementen waarin we ervoor pleitten dat de lidstaten de exclusieve rechten in een voorbehouden sector zouden behouden en de sociale en werkgelegenheidsrechten in de postsector zouden veiligstellen, onder meer door vast te houden aan arbeidsomstandigheden en -voorwaarden en regelingen voor sociale zekerheid die zijn vastgelegd in regelgeving of collectieve overeenkomsten.
Hoewel sommige aspecten verbeterd zijn ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel, vormt het verslag een bevestiging van de volledige liberalisering van de postdienst die slechts wordt uitgesteld tot 31 december 2010, waarmee het doel is bereikt dat oorspronkelijk was vastgelegd in de eerste richtlijn van 1997, namelijk de ontmanteling van een winstgevende overheidssector – de postsector – en de daaropvolgende uitlevering aan particuliere belangen.
Dit, en let nu goed op dames en heren, is nou het EU-beleid, waarop de werknemers en bevolking van de diverse EU-lidstaten een passend antwoord moeten vinden.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. – (EN) Ik sta volledig achter amendement 63 dat ervoor zorgt dat er voldoende toegangs- en afhaalpunten komen om te voorzien in de behoeften van gebruikers in landelijke en dunbevolkte gebieden. Het is juist dat de lidstaten het minimumaantal toegangs- en afhaalpunten moeten vaststellen zodat de universele dienstverlening gegarandeerd kan worden. Economische en sociale samenhang is een van de doelstellingen van het EU-beleid en dit amendement helpt deze doelstelling te verwezenlijken. Wanneer we de markt voor postdiensten openstellen, is het van essentieel belang dat we een adequate dienstverlening voor alle gebruikers in stand houden.
Stanisław Jałowiecki (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Ik kan het verslag-Ferber helaas niet steunen. Soms komt het bij een alleszins acceptabel voorstel van de Europese Commissie voor, na afloop van de werkzaamheden van de parlementaire commissie, dat er toch zaken tevoorschijn komen waarmee men het moeilijk eens kan zijn. Zo is het in dit geval ook.
Ten eerste voorzien de amendementen waarover in de Commissie vervoer is gestemd, op geen enkele manier in een compromis. Dit is een beslissende overwinning voor de staatsmonopolies die zich verzetten tegen verandering. U kunt erop rekenen dat de extra jaren uitstel die ze hebben gekregen niet voor de noodzakelijke hervormingen zullen worden gebruikt, en dat over een paar jaar opnieuw demonstraties gehouden zullen worden buiten het Parlement.
Ten tweede ben ik verontwaardigd over het feit dat de vertegenwoordigers van de oude lidstaten zich er steeds op beroepen dat de zogenaamde nieuwe lidstaten nog niet klaar zijn voor de liberalisering. Deze “verdedigers” van de Poolse, Hongaarse of Tsjechische posterijen verdedigen eigenlijk de belangen van de Franse, Belgische of Luxemburgse sector. Dat is geen eerlijk spel.
En dan nog de data: 31 december van het afgelopen jaar in plaats van 1 januari van het volgende jaar. Hier is een marketingtruc gebruikt, want men verkoopt eerder iets voor € 9,99 dan voor € 10,- . Wie gelooft bij dit soort marketingmanipulaties nog dat politici het vertrouwen van de publieke opinie zullen terugwinnen?
Bedankt voor uw aandacht.
Fernand Le Rachinel (ITS), schriftelijk. - (FR) De Franse Post is niet zo maar een bedrijf. Het is een staatsbedrijf dat geleid wordt door revolutionaire vakbondslieden. Het is een openbare dienstverlener die geheel naar de pijpen danst van corporatieve particuliere belangen.
Waarom zou men zich in alle bochten wringen om de openbare dienstverlening in de posterijen te verdedigen, als deze in feite geen openbare dienstverlening is? De klant heeft niets te zeggen en de vakbonden doen alsof ze zijn belangen behartigen. De baas (de staat) of de aandeelhouders (elke Fransman) verstijven van angst alleen al bij het idee dat het systeem lamgelegd zou kunnen worden door enkele werknemers die worden vertegenwoordigd door almachtige en totalitaire vakbonden.
Er wordt geen enkele tegenmacht uitgeoefend om een evenwicht te brengen in de rechten en bevoegdheden die deze werknemers zijn toegekend, en het algemeen belang wordt op die manier bespot.
Moet men La Poste liberaliseren? Moet men dit totaal bedorven systeem, dat er toe dient niet om de klant tevreden te stellen maar om de benen onder een particuliere tafel te kunnen steken, om te demonstreren en het behoud te eisen van zogenaamde verworvenheden, kapot laten gaan?
Het antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: ja, en wel zo vlug mogelijk. De posterijen moeten nu enorme inspanningen doen om hun grootste handicaps te overwinnen: de enorme loonmassa en de zware last van de pensioenen en een complexe, zware, dure en gebrekkige organisatie.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór het gezamenlijke compromis voor de volledige openstelling van de postmarkten in de EU op 1 januari 2011.
Daarbij wil ik wel opmerken dat ik dit alleen doe omdat de liberalisering anders conform de wens van de Commissie al in 2009 zou zijn doorgevoerd op grond van misplaatste wetgeving.
Het is belangrijk dat de richtlijn garanties biedt voor de postbezorging in alle gebieden. Dit betekent dat alle klanten gebruik moeten kunnen maken van een minimaal aanbod aan kwalitatief hoogstaande diensten tegen betaalbare prijzen. Deze zogenoemde universele dienstverlening moet ook garanderen dat de post zelfs in afgelegen of dunbevolkte gebieden elke werkdag eenmaal wordt opgehaald en bezorgd. Als een dienstverlener zich niet aan deze verplichtingen houdt, moeten de lidstaten voor dit soort gevallen passende strafmaatregelen vastleggen èn uitvoeren.
Ook wil ik erop wijzen dat de richtlijn niet tornt aan de arbeidsvoorwaarden zoals maximale werktijden en minimale rusttijden, een minimumaantal dagen betaalde vakantie, minimumloon, bescherming van de gezondheid, veiligheid en hygiëne op de werkplek. Ook grijpt de richtlijn niet in in de relatie tussen de sociale partners (bijv. het recht om te onderhandelen over cao’s en deze af te sluiten, het stakingsrecht en het recht op collectieve acties).
Als laatste zij opgemerkt dat ik tegen de verlenging van de termijn voor de zogenaamde “nieuwe EU-lidstaten” met twee jaar stem, omdat ik van mening ben dat we in één Europa leven, en niet in een gedeeld Europa.
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik kan niet instemmen met deze totale deregulering en met de afschaffing van een “voorbehouden sector” voor de landen met betrekking tot de door de post te vervullen taken.
Deze algemene openstelling voor concurrentie is een gevaar voor het eenheidstarief voor postzegels, voor de gelijke behandeling van de gebieden en de aanwezigheid van de post in benadeelde sectoren. Zelfs in de Verenigde Staten is er geen concurrentie wat de normale post betreft - poststukken van 50 gram of minder - en de bestelling van deze post wordt verzekerd door een federale instantie.
Het behoeft geen betoog dat de manier waarop compensatie wordt geboden voor de - sowieso tot een minimum teruggebrachte - universele dienstverlening, geen enkele garantie biedt voor openbare dienstverlening, en de verlenging van de termijn voor de inwerkingtreding van deze liberalisatie lost in feite geen enkel probleem op.
De Raad heeft pas een besluit genomen over de opstelling van een “aan het Verdrag gehecht protocol inzake openbare diensten”.
Het zou niet meer dan normaal zijn om elke nieuwe openstelling voor concurrentie in deze diensten op te schorten.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Ik heb tegen het verslag-Ferber gestemd omdat daarin steun wordt gegeven aan de dogmatische neoliberale aanpak die wordt gevolgd in een cruciale sector van het openbaar belang, de postdiensten. De Europese Commissie heeft het been stijf gehouden en aangedrongen op haar oorspronkelijke voorstellen, ondanks het hevige verzet van tien historische instanties van universele dienstverlening - waaronder de Griekse Posterijen -, ondanks de verzoekschriften van duizenden burgers en de waarschuwingen van het Europees Verbond van Vakverenigingen en de Bond van postambtenaren. Daar komt bij dat nog niet alle effectbeoordelingen met betrekking tot de liberalisatie van de markt in alle zevenentwintig lidstaten voltooid zijn.
Met deze overhaaste openstelling van de markt en met de feitelijke afschaffing van het beginsel van universele dienstverlening kan men er donder op zeggen dat duizenden arbeidsplaatsen verloren gaan en tegelijkertijd de toegang van de burgers tot goede en goedkope postdiensten zal worden beperkt. De gevolgen hiervan zullen zich nog sterker doen gevoelen voor de inwoners van verafgelegen en moeilijk toegankelijke gebieden, van berggebieden en eilanden, waar de dienstverlening voor ondernemingen niet rendabel genoeg zal zijn.
De verschuiving van de inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn heeft nauwelijks enige betekenis, omdat de negatieve gevolgen slechts met twee jaar worden uitgesteld.
Bovendien is de ervaring die tot nu toe is opgedaan in de landen waar de markt reeds volledig is geliberaliseerd, allesbehalve positief.
De eis dat de postdiensten worden geliberaliseerd, omdat ‘wij dat zo willen’, zal eerder problemen veroorzaken dan oplossingen bieden.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Een Europa dat oplossingen kan aandragen voor de alledaagse problemen van zijn burgers, moet alleen met de beste documenten en voorbeelden gewapend zijn. Met betrekking tot de wetgeving inzake de voltooiing van de interne markt voor postdiensten zien we dan ook geen reden om systemen te gronde te richten die doelmatig hebben gewerkt op een degelijke economische basis en hand in hand gaan met de gunstige ontwikkeling van de markt en waarborgen voor het behoud van de universele dienst.
Hoewel ik op zich niet tegen de liberalisering van postdiensten ben, zie ik dit als een goede gelegenheid om nog eens te herhalen dat er geen economisch of rationeel argument is voor het uitsluiten van 'voorbehouden diensten' als een van de mogelijke wijzen van financiering van de algemene postdienst. Financiering via voorbehouden diensten is transparant en neutraal, behoeft geen overheidssteun, is goedkoop wat betreft transactiekosten en geschillen en is door de economische theorie gevalideerd.
Het bewijs hiervoor is te vinden in Portugal, waar alle diensten geliberaliseerd zijn of op het punt staan geliberaliseerd te worden, zonder dat dat botst met de financiering van de universele publieke dienst uit middelen van de voorbehouden diensten. We kunnen niet voorbijgaan aan het belang van voorbehouden diensten voor de territoriale en sociale cohesie en om te voorkomen dat afgelegen en ontoegankelijke gebieden tot woestijn worden gedegradeerd.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. - (FR) Ik heb evenals een grote meerderheid van collega’s voor het verslag-Ferber gestemd, dat wil zeggen voor een volledige en beheerste liberalisatie van de postdiensten per 1 januari 2011.
Het vandaag aangenomen compromis is een antwoord op twee dynamische ontwikkelingen die mij als liberaal na aan het hart liggen: de ontwikkeling van een openmarkteconomie, die niet te rijmen valt met gevestigde monopolies de jure of de facto, en de ontwikkeling van de particuliere belangen van de gebruikers, die profijt moeten kunnen trekken van een reële en eerlijke concurrentie, met name - maar niet alleen - bij de prijzen.
Een ander element geeft hier namelijk de doorslag: de menselijke dimensie. Het verheugt mij dat de stemming van vandaag daar rekening mee heeft gehouden door een sociale reguleringsclausule in te voeren, door te verwijzen naar de essentiële rol van de postdiensten op het gebied van de sociale en territoriale samenhang en door de lidstaten het laatste woord te geven over de financiering van de universele dienstverlening.
Dat zijn allemaal positieve signalen die de Europese postbeambten zouden moeten geruststellen en korte metten zouden moeten maken met de pogingen van bepaalde afgevaardigden van links, die alles op één hoop gooien. Liberalisering betekent namelijk geen privatisering en deze Europese richtlijn betekent geen sluiting van postkantoren.
Martine Roure (PSE), schriftelijk. - (FR) Dit voorstel van de Commissie heeft tot doel de markten van de postdiensten in de Europese Unie tot 2009 geheel open te stellen voor de concurrentie. 2009 komt overeen met de in de huidige postdienstenrichtlijn vastgestelde termijn. In deze context heeft de Europese Commissie een tekst voorgesteld die tot doel heeft de financiering van de universele dienstverlening te garanderen door een eind te maken aan ‘de voorbehouden sector’ en daarvoor nieuwe financieringsinstrumenten in de plaats te zetten.
Ik ben tegen een volledige liberalisatie van de postdiensten. De post verricht taken van openbare dienstverlening die wij moeten voorbehouden. Daarom heb ik samen met anderen een amendement ingediend en aangenomen waarin wordt aangedrongen op het opnieuw opnemen van de ‘voorbehouden sector’ als een van de financieringswijzen van de universele dienstverlening. Er is momenteel namelijk geen enkele economische reden die de afschaffing van de ‘voorbehouden sector’ zou rechtvaardigen. Deze wijze van financieren voldoet momenteel heel goed, en zou deel moeten uitmaken van de opties die de lidstaten worden geboden.
Aangezien deze optie niet is aangenomen door de plenaire vergadering van het Europees Parlement heb ik tegen de tekst in zijn geheel gestemd, om aldus uiting te geven aan mijn verzet tegen deze ongerechtvaardigde liberalisatie.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik kan mijn steun geven aan de algemene benadering die het gevolg is van compromissen die PSE-collega’s en anderen in het Parlement hebben gesloten. Ik vind het vooral belangrijk dat er garanties zijn voor de universele dienstverlening en de financiering ervan. Bij het bepalen welke uitwerking de plannen op onze gemeenschappen zullen hebben, is het van wezenlijk belang dat twee dingen zeker worden gesteld. Ten eerste dienen de arbeidsomstandigheden op peil te blijven en ten tweede moeten landelijke en afgelegen gebieden net zo goed bediend worden als nu het geval is. Dit zijn enkele van de uitdagingen die moeten worden opgepakt, als we willen dat alle Europese burgers baat hebben bij dit verslag.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Het verslag-Ferber is het zoveelste in de rij van de liberalisering van universele diensten waarin serieuze kansen blijven liggen om naast het vrijheidsideaal ook het gelijkheidsprincipe te garanderen in een sociaal Europa.
Postdiensten mogen gerust met elkaar concurreren, maar of de kwaliteit hierdoor beter wordt en de prijzen zullen dalen, blijft nog maar de vraag. Ik vind het onverantwoord dat de nieuwe richtlijn geen duidelijke garanties biedt voor de kwaliteit van de zogenaamde voorbehouden dienst, dat de financiering ervan onduidelijk blijft en dat de sociale afspraken die in collectieve arbeidsovereenkomsten zijn bedongen, niet verplicht moeten worden gerespecteerd. Als de markt volledig opengaat in 2009 is het onzeker of meer afgelegen gebieden dezelfde dienstverlening krijgen voor dezelfde prijs als dichtbevolkte streken. Het kunnen versturen en ontvangen van brieven tegen een redelijke prijs is een basisrecht!
Aanbieders van postdiensten zullen er bovendien alles aan doen om hun kosten zo laag mogelijk te houden om onderling te concurreren. Vaste banen zullen veranderen in onzekere deeltijdjobs. De postbezorgers zullen onderbetaald zijn, er zullen vele ontslagen vallen, nog meer postkantoren dreigen te sluiten en binnenkort hebben we naast de rode brievenbussen ook blauwe, gele en groene! Ik steun het verslag niet.
Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. – (PL) Bureaucratische obstakels voor bedrijven die hun werknemers binnen de Europese markt stationeren, zijn niets anders dan hulpmiddelen van het hedendaagse protectionisme. Over het algemeen zijn het de nieuwe lidstaten die hiervan de dupe worden. De zaken Vaxholm en Viking Line zijn het bewijs hiervan.
De resolutie versterkt deze tendens alleen maar, wat tegen de principes van een gemeenschappelijke markt, mededinging en gelijke rechten ingaat. Daarom heb ik tegen dit standpunt gestemd.
Marc Tarabella (PSE), schriftelijk. - (FR) De vandaag plaatsgevonden stemming over de liberalisatie van de postdiensten is de vrucht van een compromis tussen de PPE-DE-Fractie en de PSE-Fractie. Het is evenwel duidelijk dat dit compromis zal uitlopen op de definitieve liberalisatie van het laatste gedeelte van de postdiensten dat nog door de overheid wordt beheerd. Er is ook geen enkele garantie dat de universele dienstverlening zal worden gefinancierd en de banen van 1,6 miljoen postbeambten in Europa behouden zullen blijven. Als socialist en als schaduwrapporteur in de Commissie interne markt en consumentenbescherming kon ik niet anders dan tegen dit groene licht voor liberalisatie stemmen, ofschoon dit verslag beter is dan het aanvankelijk voorstel van de Commissie.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het besluit dat het Europees Parlement vandaag - met de steun van de Europese afgevaardigden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, de sociaal-democraten, de liberalen en andere politieke krachten - heeft genomen tot liberalisatie van de postdiensten is een harde klap voor de werknemers in deze sector, maar ook voor de werknemers in het algemeen.
Het voorstel effent het pad voor het concessioneren van de infrastructuur en heel de sector van de openbare postdiensten aan ondernemingsgroepen, opdat die hun winst kunnen verhogen.
Het argument dat dankzij de concurrentie de prijzen zullen dalen, is een sprookje. Met de voorgestelde regelingen voor de afschaffing van het eenheidstarief en met de voorwaarden voor het behoud van de universele postdienstverlening zullen de prijzen veeleer omhoog gaan en zal de kwaliteit van de verstrekte postdiensten achteruit gaan.
De arbeids- en sociale rechten van de werknemers worden met de steeds bredere toepassing van soepele arbeidsvormen, de aanval op de collectieve arbeidsovereenkomsten, enzovoort, op het procrustesbed gelegd.
De vertrouwelijkheid van de communicatie, die in de grondwet is verankerd, wordt op de helling gezet, aangezien de post door particulieren zal worden besteld, zonder dat er ook maar één garantie is, en zonder dat echt gecontroleerd kan worden of de vertrouwelijkheid van de correspondentie en de bescherming van de persoonsgegevens ook daadwerkelijk worden verzekerd.
De postdiensten zijn een sociaal goed.
De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland hebben tegen het voorstel inzake de liberalisatie van de postdiensten gestemd.
Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. - (FR) Door de voorbehouden sector te schrappen - waardoor de financiering van de universele dienst mogelijk was en eenieder onder ons een openbare dienst van hoge kwaliteit werd gegarandeerd - en door ongelijkheden te veroorzaken tussen de lidstaten via de mogelijkheid voor de landen om de financieringswijzen te kiezen, zal de totale liberalisering van de postdiensten tot gevolg hebben dat de solidariteit tussen de stads- en plattelandsgebieden geheel verdwijnt, aandeelhouders rijk worden en het overheidstekort van de lokale gemeenschappen stijgt. Daarom heb ik voor het amendement gestemd dat tot doel had de voorbehouden sector in ere te herstellen, waar 70 procent van de Europese burgers voldaan over waren. Als socialist ben ik voor het Europa van de post, en voor moderne dienstverlening, maar niet als dit ten koste gaat van banen en de solidariteit tussen mensen en gebieden.
Het paradoxale aan dit voorstel is dat zonder een nieuwe richtlijn de liberalisatie op 1 januari 2009 van kracht wordt. Een door de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links ingediend amendement tot verwerping van het voorstel zou dus tot gevolg hebben dat deze liberalisatie per 1 januari 2009 een feit zou worden. In dat geval is namelijk de richtlijn van 2002 als enige van toepassing, en daarom heb ik dit amendement niet gesteund. Ik heb echter wel voor het amendement tot verwerping van het voorstel gestemd waarin ook werd gevraagd om schrapping van de datum van 1 januari 2009. Ik heb natuurlijk bij de eindstemming tegen de tekst in zijn geheel gestemd.
Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het door Markus Ferber uitgewerkt compromis willen stemmen, omdat daarmee het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie op een aantal punten wordt verbeterd.
Daarin wordt namelijk de Europese posterijen extra tijd geboden om zich voor te bereiden op de openstelling voor concurrentie, die is verschoven van 1 januari 2009, de oorspronkelijke door de Commissie voorgestelde datum, naar 1 januari 2011.
Ik heb het compromis ook gesteund omdat daarmee de arbeidsomstandigheden van de werknemers in de postsector worden beschermd. De liberalisatie van markten mag niet ten koste gaan van de werknemers, ook niet indien ze goed is voor de consumenten.
Met onze stemming hebben wij eveneens gezorgd voor zekerheid op het gebied van de territoriale samenhang. Alle gebruikers kunnen er namelijk zeker van zijn dat op heel het grondgebied van de Europese Unie hun post tenminste vijf keer per week wordt opgehaald en besteld.
Toch zit er nog een addertje onder het gras, en daar zal het tijdens de tweede lezing om gaan. Ik bedoel de financiering van de universele dienstverlening. Wij moeten kunnen beschikken over juridisch gewaarborgde en duurzame financieringsmechanismen. Dat is een absolute voorwaarde voor de bedrijven in deze sector, en als aan die voorwaarde niet is voldaan, kan ik mij niet inzetten voor de totale liberalisatie van de sector.
Colm Burke, Avril Doyle, Jim Higgins, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Wij hebben tegen de amendementen 58 (artikel 14 bis (nieuw)), 59 (artikel 15 (nieuw)) en 61 (paragraaf 2 bis (nieuw)) gestemd.
Wij zijn van mening dat de sociale aspecten van de werkgelegenheid in het luchtvervoer moeten worden bestudeerd, maar dan wel volgens de beginselen van “betere regelgeving”, waaronder adequaat onderzoek en gepaste raadpleging. De Europese Commissie is met een dergelijk onderzoek gestart. Daarom is het goed de conclusies van dat onderzoek af te wachten. Dan zullen we weten welke eventuele maatregelen er volgens de Commissie op Gemeenschapsniveau nodig zijn.
Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Dit verslag is belangrijk, omdat hiermee het recht van de Europese markt voor luchtvervoersdiensten wordt gemoderniseerd. Met name streeft het verslag naar een uniforme toepassing van het communautair recht in alle lidstaten en wil het gelijke voorwaarden voor alle luchtvaartmaatschappijen tot stand brengen.
Het verheugt me in het bijzonder dat de amendementen 35 en 61, waar ik voor heb gestemd, met grote meerderheid zijn aangenomen. Het eerste amendement vraagt om duidelijke bepalingen met betrekking tot het recht dat van toepassing is op werknemers die in een ander land werken dan dat van de luchtvaartmaatschappij waar zij in loondienst zijn.
Het tweede amendement vraagt aan de Commissie om op dit stuk met een duidelijke wetgeving te komen.
Het lijkt me inderdaad van belang dat, in de huidige context waarin het luchtverkeer alsmaar toeneemt en de luchtvaartmaatschappijen filialen openen in verschillende landen van de Unie, de wet die van toepassing is op de werknemers van die filialen, op duidelijke manier wordt geformuleerd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We betreuren de afwijzing van onze amendementen, die:
- benadrukten 'dat deregulering een negatief effect heeft gehad op de kwaliteit van de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden, en dat de werkelijke effecten op aangelegenheden van veiligheid en de instandhouding van een hoogwaardige vloot beoordeeld moeten worden';
- waarborgen boden voor de naleving van werknemersrechten en collectieve overeenkomsten:
'Overeenkomsten en arbeidsvoorwaarden van bemanningen in de luchtvaart dienen geregeld te worden bij de wetgeving, collectieve overeenkomsten en alle daarmee verband houdende rechten van het land waar de werknemer normaliter zijn taken verricht en waarnaar hij terugkeert na de beëindiging van zijn activiteiten, ook als de desbetreffende werknemer tijdelijk in een ander land is gestationeerd';
'De lidstaten zorgen ervoor dat de communautaire en nationale sociale wetgeving en collectieve overeenkomsten naar behoren worden toegepast met betrekking tot werknemers van een communautaire luchtvaartmaatschappij die luchtdiensten onderhoudt vanuit een operationele basis buiten het grondgebied van de lidstaat waar deze communautaire luchtvaartmaatschappij haar hoofdvestiging heeft';
Een van onze andere amendementen garandeerde de betrokkenheid van werknemersorganisaties bij de besluitvorming in de luchtvervoersector.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem voor meer prijstransparantie bij vliegtickets.
Tot nu toe werden prijzen van vluchten meestal gepubliceerd zonder vermelding van de verschillende kostenfactoren. In de toekomst moeten passagiers al tijdens de boeking op internet of in het reisbureau kunnen zien wat de werkelijke prijs van een vlucht is en welke extra kosten zoals belastingen, luchthavenbelasting en reserveringskosten er nog bij komen. Dit is een belangrijke maatregel in de strijd tegen misleidende lokkertjes en prijsinformatie die de consument ertoe aanzetten in te gaan op een ogenschijnlijk voordelige aanbieding, die dan achteraf beduidend duurder uitvalt dan was aangegeven.
Daarnaast moet de consument precies weten hoe hoog de veiligheidstoeslag is en waartoe deze dient. Veiligheidstoeslagen moeten transparant zijn en mogen alleen worden gebruikt voor kosten die op luchthavens en tijdens de vlucht aan boord van het vliegtuig ontstaan.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd waarin misleidende reclame en reizigersinformatie worden aangepakt. Ik ben vooral verheugd over het feit dat nu in de gepubliceerde ticketprijs alle geldende belastingen, vergoedingen en heffingen moeten worden verwerkt, voor zover deze op het moment van publicatie van de luchtvaarttarieven bekend zijn. Volgens mij zullen de rechten van de consument dankzij dit verslag aanzienlijk worden versterkt.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. Voorzitter, collega's, wie de reclamecampagnes ziet voor vliegtuigtickets krijgt de indruk voor enkele euro's Europa rond te kunnen vliegen. Op het moment van de betaling komt dan de ontnuchtering. Plots komen er allerlei extra kosten bij de prijs van het ticket in de vorm van heffingen, toeslagen en taksen. Het Parlement stelt vandaag aan deze kwalijke praktijken paal en perk. Dat is een goede zaak en ik heb het verslag van de Commissie vervoer dan ook met overtuiging gesteund. De luchtvaartconsument heeft recht op een eerlijke en transparante prijs zonder onaangename verrassingen. Na de invoering van extra beschermingsrechten voor passagiers in geval van overboeking, annulering of vertraging van hun vlucht neemt het Europees Parlement hier opnieuw het voortouw in de bescherming van vliegtuigpassagiers. Belangrijk is dat lidstaten snel in efficiënte sancties voorzien indien deze nieuwe bepalingen niet worden toegepast. Vertrouwen is goed, maar controle is beter.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), în scris. Am votat pentru raportul DeGutis privind „Regulile comune în domeniul aviaţiei civile” deoarece textul asigură reprezentarea tuturor punctelor de vedere exprimate. Consider pozitiv faptul că va fi asigurată nediscriminarea bazată pe locul de rezidenţă a operatorului de turism sau a pasagerului, deşi regret că nu s-a aprobat nediscriminarea pe baza canalelor de distribuţie. Astăzi, este posibil ca un bilet de avion Bucureşti-Bruxelles pentru acelaşi zbor operat de aceeaşi companie aeriană să coste diferit dacă biletul este cumpărat la Bucureşti, faţă de preţul biletului cumpărat la Bruxelles.
De asemenea, un pas important este protecţia ce va fi asigurată pasagerilor, prin noul text, în caz de faliment al operatorului aerian, situaţie care devine din ce în ce mai posibilă într-o epocă a operatorilor mici.
În altă ordine de idei, din păcate, chiar dacă există reguli privind protecţia pasagerilor în situaţii de întârzieri sau chiar anulări de zboruri, aceştia nu îşi cunosc drepturile şi implicit nu şi le pot apăra. Noi, deputaţii europeni, reprezentăm cetăţenii Europei şi iată că prin acest regulament se asigură condiţii mai bune pentru pasagerii ce utilizează transportul aerian. Avem datoria să ne asigurăm că pasagerii îşi cunosc drepturile şi implicit şi le pot apăra.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het initiatiefverslag van mijn Nederlandse collega Ieke van den Burg, dat ingaat op het Witboek van de Commissie inzake het beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010. Het verheugt me dat de rapporteur de Commissie feliciteert met haar prioriteiten: consolidering van de Europese financiële markten, verwijdering van belemmeringen voor het vrij verkeer van kapitaal en verbetering van de controle op financiële diensten. De risico’s van marktconcentratie, de aandacht voor nieuwe, alternatieve beleggingsinstrumenten, de toegang tot financiering, met name microkredieten, de analyse van systeemrisico’s in verband met ernstige financiële crises, enz. Dat zijn allemaal thematieken waarvoor de Europese burgers verlangen naar meer veiligheid via een goede regeling en controle op al die activiteiten. De ontoereikende beleggingscultuur van de burgers is eveneens een punt van zorg.
Ik complimenteer tevens mijn vriend Jean-Paul Gauzès, rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. Hij wijst terecht op het belang van effectbeoordelingen voor elke nieuwe wetgeving of elke belangrijke wijziging van Europese wetgeving. De Europese Commissie schiet wat dat betreft nogal tekort.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De twee belangrijkste trends op de financiële markten waren de concentratie van de grootste financiële spelers en de exponentiële groei van de zogeheten 'alternatieve beleggingsinstrumenten', met andere woorden de markten voor derivaten en hedge funds.
Bijna dertig grote internationale spelers overheersen momenteel de hele bedrijfstak en domineren de markt over de hele wereld. De concentratie van financiële transacties op nationaal niveau gaat onverminderd door, met de overheersende positie van grote buitenlandse spelers op perifere en kleinschalige markten, in de nieuwe lidstaten en zuidelijke landen zoals Portugal.
Het gebruik van financiële instrumenten die gericht zijn op puur speculatief gokken en waarin enorme bedragen rondgaan – zie de belastingparadijzen –, de deregulering van de belangrijkste markten en de complete wetteloosheid rond de kapitaaltransacties in de wereld brengen systemische en operationele risico’s mee die leiden tot economische en financiële crises.
De enigen die wel varen bij deze gang van zaken zijn de grote multinationals, die daar in Europa bij worden geholpen door het actieplan voor financiële diensten.
Ons is nog steeds niet duidelijk gemaakt waarom belastingparadijzen niet worden afgeschaft en het kapitaalverkeer niet wordt belast.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. – (EN) Ik steun de schrapping van het woord “belastingregime” in paragraaf 22, omdat ik niet geloof dat de Commissie moet werken aan een passend en haalbaar kader voor regelgeving en toezicht, in termen van belastingregime.
Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. – (EN) In grote lijnen steun ik het Witboek van de Commissie over financiële diensten.
Ik steun maatregelen om belemmeringen voor de ontwikkeling van de markt voor financiële diensten van de EU weg te nemen. Ik vind het echter moeilijk mijn steun te geven aan de opvatting dat een wetgevingskader voor pensioenen door een geharmoniseerde belastinggrondslag dient te worden ondersteund. Het Parlement zou er onverstandig aan doen een dergelijke bewering voor waar aan te nemen zonder dat de bevindingen bekend zijn van de uitvoerige technische analyse, waartoe op de laatste Ecofin-Raad is besloten. Er zijn geen bewijzen dat de koppeling van pensioenen aan een geharmoniseerde belastinggrondslag goed is voor de pensioensector.
Het behoort niet tot de bevoegdheid van de Commissie te bekijken of een wetgevingskader voor belastingheffing haalbaar is. Belastingheffing is een zaak voor de afzonderlijke lidstaten.
Ten slotte wordt de financiële stabiliteit van de EU niet bedreigd door alternatieve beleggingsinstrumenten – hedgefondsen en private equity. Volgens mij is er geen wetgeving nodig in deze sector. Ik denk wel dat er aandacht geschonken moet worden aan de handhaving van bestaande regels, marktdiscipline en de permanente controle door toezichthouders op het bankwezen in deze sector. Het doet mij deugd dat de sector tijdens de recente G8-vergadering een vrijwillige gedragscode heeft geïntroduceerd.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik stem voor het aannemen van het verslag van Ieke van den Burg omtrent het Witboek over het beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010.
De rapporteur wijst op kwesties die belangrijk zijn voor het goed functioneren van de financiële diensten op de Europese kapitaalmarkt. Ze stelt vast dat de integratie in de financiële detailmarkt minder vergevorderd is, dat de nadruk moet worden gelegd op de grensoverschrijdende eisen van mobiele gebruikers en moedigt de financiële industrie aan nieuwe pan-Europese financiële producten als pensioenen, hypotheken en verzekeringen te ontwikkelen.
Zoals de rapporteur terecht onderstreept, is het belangrijk de toegankelijkheid tot basisdiensten voor elke burger te vergroten. Men moet ook blijven denken aan het stimuleren van financiële vorming, het betrekken van gebruikers bij de beleidsvorming en het bevorderen van de financiële kennis en vorming van consumenten.
In het verslag gaat veel aandacht uit naar structuren voor regelgeving en toezicht, waarbij wordt beklemtoond dat het inzicht in complexe nieuwe producten en de wisselwerking en gevolgen op macroniveau wellicht tekortschiet.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur heeft in zijn verslag voorstellen gedaan die een grotere flexibiliteit met een zo groot mogelijke veiligheid combineren, en dat in het belang van werknemers en werkgevers. Hij wil met dit voorstel werkzekerheid voor werknemers bereiken en de toekomst en concurrentiepositie van ondernemingen veiligstellen.
Daarbij wil ik wel aantekenen dat werkzekerheid niet langer betekent dat iemand zijn leven lang dezelfde baan blijft uitoefenen, maar wel de mogelijkheid heeft altijd weer werk te vinden. Daartoe moeten de nodige randvoorwaarden worden geschapen. Dit varieert van levenslang leren tot het creëren van de juiste randvoorwaarden zodat bijvoorbeeld werk en gezin kunnen worden gecombineerd.
Voor een succesvolle implementatie van deze strategieën is het van belang dat het sociale partnerschap functioneert. Op nationaal niveau is dit het geval, maar op Europees niveau moet nog het een en ander gebeuren.
Ik heb voor het verslag gestemd, omdat het in zijn geheel zeer positief is.
Lena Ek (ALDE). - (SV) Ik steun het verslag maar ik wil drie principiële punten aansnijden waar niet over gestemd kon worden tijdens de plenaire vergadering.
Het eerste betreft de visie op kleine ondernemingen. Het is volkomen vanzelfsprekend dat we kunnen toewerken naar zowel meer zekerheid voor werknemers als meer flexibiliteit en toch eenvoudigere regelgeving voor kleine ondernemingen kunnen hebben. In dit verslag heeft men hier totaal geen rekening mee gehouden hetgeen ik jammer vind.
Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, is de Scandinavische zienswijze of, zoals het in het verslag geformuleerd wordt, de Scandinavische situatie. Er bestaan grote verschillen tussen de Scandinavische landen. De vorige Zweedse, sociaaldemocratische regering deed niet genoeg aan flexibiliteit of zekerheid hetgeen ertoe geleid heeft dat wij een radicaal andere situatie hebben dan in Denemarken. Dat betreft vooral de jongerenwerkeloosheid die drie keer hoger is in Zweden dan in Denemarken.
Het laatste punt dat ik wil behandelen is de visie op de positie van vrouwen in het leven en het beroepsleven, waar het verslag blijk geeft van een ongelooflijk ouderwetse kijk op de gelijkheid van vrouwen en mannen.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, duurzame groei met meer en betere banen staat centraal in de strategie van Lissabon. De modernisering van het arbeidsrecht vormt een voornaam aspect voor het succes en het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven, en onderstreept de noodzaak om arbeidsmarktflexibiliteit te bevorderen en arbeidszekerheid te garanderen.
Ik heb dit verslag weliswaar gesteund, maar met het voorbehoud dat modernisering van het arbeidsrecht zich niet leent voor een alles-in-één benadering, en dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de gevolgen die regulering heeft voor KMO’s, waaronder onnodige administratieve lasten. Ik vind ook dat het Groenboek zich blindstaart op ‘normale’ arbeidscontracten en zowel de verscheidenheid van atypische arbeidsovereenkomsten die gesloten worden tussen werknemers en werkgevers als de waarde die deze hebben voor de betrokken partijen onderschat. Ook gaat het Groenboek niet in op de vraag waarom deze flexibiliteit nog niet is bewerkstelligd door de Richtlijn betreffende arbeid voor bepaalde tijd, de Richtlijn betreffende deeltijdarbeid en de Richtlijn inzake stationering, die voorzien in communautaire basisbescherming binnen alle lidstaten die deze richtlijnen volledig in nationaal recht hebben omgezet.
Bij elke hervorming van het arbeidsrecht moet primair worden gekeken naar de gevolgen voor zowel werkgelegenheid als productiviteit.
Koenraad Dillen (ITS). – Voorzitter, mijn partij is het ermee eens dat flexibiliteit niet ten koste mag gaan van een zo goed mogelijke arbeidsrechtelijke bescherming van de werknemers, waar ze ook te werk gesteld zijn. Maar wij zijn het er totaal niet mee eens dat deze sociale bescherming op Europees niveau moet worden uitgebouwd. De verwijzingen in het verslag naar het subsidiariteitsbeginsel en de methode van open coördinatie zijn slechts schijn. Daarom zeggen we hier heel duidelijk dat elk begin van sociale bescherming op Europees niveau ingaat tegen het subsidiariteitsbeginsel en dat dit de Europese Unie verder op het dwaalspoor van een centralistische superstaat duwt. Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat de Europese Unie enkel en alleen kan optreden bij het bevorderen van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit.
De bemoeienis van dit Parlement wordt verder geïllustreerd door zijn oproep aan de lidstaten om hun arbeidsmarkt niet langer af te schermen maar volledig open te stellen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten. Wij zeggen dus "ja" tegen flexibiliteit en "ja" tegen sociale bescherming, maar "neen" tegen een Europese superstaat die zich ook op dit gebied tracht op te dringen.
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, hebt u gezien hoe al onze collega’s zijn weggehold voor lunchtijd? Ze hebben zelfs gevraagd, nee, geëist dat de zitting werd opgeschort, en vervolgens zijn ze allemaal weggevlucht om te gaan lunchen. Maar waarom kunnen wij die lunch niet gewoon afschaffen? Eén maaltijd per dag is toch voldoende? Op die manier kunnen al die leden die zich zo vlug uit de voeten maken, begrijpen hoe gepensioneerden in Europa leven: die kunnen vaak niet meer dan één keer per dag eten, omdat de pensioenen, die eveneens een gevolg zijn van de werkgelegenheid waar Protasiewicz over rept, zo laag zijn dat men zich niet meer dan één maaltijd per dag kan veroorloven.
In Italië staan alle kranten vandaag vol over de verhogingen van de pensioenen, verhogingen die slechts peanuts zijn. Ik hoop dat men in de toekomst één maaltijd voor de leden van dit Parlement afschaft en dat de pensioenen in heel Europa worden verhoogd, ook al is het niet de taak van Europa om de pensioenen te verhogen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het uitmuntende verslag gestemd dat mijn Poolse collega Jacek Protasiewicz heeft opgesteld naar aanleiding van het Groenboek van de Europese Commissie over de modernisering van het arbeidsrecht. Deze modernisering is onontbeerlijk om het doel van de Lissabon-strategie te behalen, dat wil zeggen totstandbrenging van een duurzame groei zodat er meer en betere werkgelegenheid gecreëerd wordt. Wij moeten er absoluut voor zorgen dat de flexibiliteit, die een voorwaarde voor aanpassing aan de wisselvallige markt is – waaraan overigens de wisselvalligheid van de consumenten debet is – gecombineerd wordt met de veiligheid, welke een pijler van het Europees sociaal model is.
Het is verbazingwekkend dat de Europese Commissie zomaar aanneemt dat het arbeidscontract voor onbepaalde tijd uit de mode is. Het verheugt mij dan ook dat het Europees Parlement opnieuw verklaard heeft dat het contract voor een volledige baan en voor onbepaalde tijd de normale vorm van arbeidsrelatie is en als ijkpunt wordt genomen.
Tot slot moet absoluut de klemtoon worden gelegd op de rol die de sociale partners spelen in de hervorming van de arbeidsmarkten. Ook moet gewezen worden op het onmiskenbare nut van de collectieve overeenkomsten voor de hervorming van het arbeidsrecht. Vanuit dit oogpunt zullen de sociale partners meer gebruik moeten maken van de juridische mogelijkheden die het huidige Verdrag te bieden heeft.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Zoals te verwachten viel, is de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten er in deze stemming in geslaagd om sommige van haar voorstellen door te drukken die gericht zijn op grotere flexibiliteit en minder rechten voor werknemers. Daarom, en ook in lijn met ons standpunt in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, hebben we tegen dit verslag gestemd.
We zijn uiterst bezorgd dat het Parlement wederom kiest voor een neoliberale aanpak en aanbevelingen doet voor een verdere deregulering van het arbeidsrecht om tegemoet te komen aan de verlangens van de grote bedrijven.
Zoals overigens niet wordt ontkend in dit verslag, vormen de uitgangspunten in het Groenboek van de Commissie een serieuze aanval op de na een eeuwenlange strijd verworven werknemersrechten. Ondanks een paar tegenstrijdigheden moedigt het de toepassing en uitbreiding van flexibele arbeidscontracten aan, met lagere lonen en uitgeklede sociale rechten, langere werktijden en een verslechtering van de socialezekerheids- en pensioenvoorwaarden van werknemers.
We maken ons ook grote zorgen over de onmiskenbare poging om werknemers te misleiden door alles in te zetten wat op dit moment nog geen kracht van wet heeft, waarbij het arbeidsrecht wordt aangevoerd als rechtvaardiging voor deze aanval. Dit is een poging om iets te legaliseren dat nu nog geen kracht van wet heeft.
Het volk en de werknemers weten haarfijn hoe deze situatie ligt, zoals blijkt uit verschillende demonstraties tegen dit beleid, waaronder die van duizenden werknemers onlangs in Guimarães.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Het ontwerpverslag bevat veel interessante standpunten. Om te beginnen wordt overweging N gemeld dat “honderdduizenden vrouwen onregelmatige arbeidsvoorwaarden wel moeten accepteren, daar ze buiten hun eigen gezin als huishoudelijke hulp werkzaam zijn of zorgtaken hebben voor oudere familieleden.”
Voorts wordt er in paragraaf 13 op gewezen dat uit het voorbeeld van de Scandinavische landen duidelijk blijkt dat een hoge mate van ontslagbescherming en strenge arbeidsstandaarden volledig verenigbaar zijn met sterke werkgelegenheidsgroei, en in paragraaf 18 wordt gesteld dat het recht, uitgeoefend door bepaalde Noordse landen, om collectieve actie te ondernemen, verenigbaar is met het EG-verdrag en een recht is dat door de Commissie geëerbiedigd dient te worden.
Ik wil erop wijzen dat de situatie op de arbeidsmarkt voor vrouwen erg verschillend is in de lidstaten. Hoe de verzorging van kinderen en ouderen georganiseerd moet worden in de verschillende lidstaten moet vastgesteld worden op basis van de debatten en de verkiezingsuitslagen in elk van de lidstaten. Zelf ben ik van mening dat Zweden een aardig eind gekomen is op weg naar een maatschappij gelijk voor vrouwen en mannen en een model dat vrouwen de mogelijkheid biedt de arbeidsmarkt te betreden. Maar het is aan de kiezers in elke lidstaat om te bepalen welk model zij willen steunen in hun eigen landen.
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb geen goedkeuring gegeven aan dit verslag, dat onder het voorwendsel van modernisering een nieuwe fase van flexibiliteit in het werk wil invoeren. Men presenteert een vorm van flexizekerheid waarin helaas amper aandacht is voor het tweede deel van de samenstelling, de zekerheid dus.
Ons wordt een algemene situatie van flexibiliteit voorgeschoteld die onmiddellijk van start gaat en vaste contouren heeft, terwijl de zekerheid een zeldzaam goed is, moeilijk grijpbaar en een zorg voor later. Alles wordt daaraan ondergeschikt gemaakt, de arbeidstijd, de lonen, garanties en arbeidsomstandigheden. Wij zijn lichtjaren verwijderd van de bescherming van een Europees sociaal model. Om flexizekerheid te verkrijgen, moeten we eerst maar eens beginnen met meer zekerheid, want de werknemers hebben al genoeg flexibiliteit te verduren.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd dat streeft naar arbeidszekerheid gedurende het leven van werknemers en niet op het beschermen van banen. Ik vind het belangrijk dat het makkelijker wordt om binnen de EU een baan te vinden en van baan te veranderen.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Ik heb - evenals heel de fractie van Europees Links - geweigerd om voor het verslag van de heer Protasiewicz over de flexizekerheid te stemmen. In naam van de flexibiliteit in de arbeidsrelaties wordt getornd aan de bescherming van vaste banen en van de veiligheid van de werknemers. De nieuwe term ‘flexicurity’ wordt gebruikt als een dekmantel voor de neoliberale oogmerken. In naam van het concurrentievermogen en de ondernemingswinsten moeten mensen gemakkelijker kunnen worden ontslagen en deze ontslagen moeten bovendien ‘gratis’ zijn voor de ondernemingen. De kosten voor de bescherming van jonge werklozen zullen dus geheel worden afgewenteld op de samenleving.
De verantwoordelijkheid van de onderneming voor de werknemer wordt omgezet in een verantwoordelijkheid van de samenleving voor de werkloze. De collectieve onderhandelingen en de rol van de vakbonden worden in het kader van het nieuwe model sterk afgezwakt. Individuele contracten neigen de regel te worden, dankzij de macht van de werkgever, die iemand heel gemakkelijk, zonder opgaaf van redenen kan ontslaan, en tegelijkertijd wordt de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij een vakbond bijna geheel onderuit gehaald. Europees Links heeft, in samenwerking met de vakbonden, met zijn voorstellen in zowel de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken als de plenaire vergadering, een verzekeringsdekking geëist voor alle werknemers, ongeacht het arbeidscontract dat zij hebben gesloten.
Europees Links is van mening dat het recht om collectief actie te ondernemen een belangrijk onderdeel is van het arbeidsrecht. De lidstaten worden gevraagd om te streven naar vaste banen met geregeld werk. Ook moeten zij ervoor zorgen dat de rechten van de werknemers en de kwaliteit van hun banen worden verbeterd en een hoog niveau van sociale bescherming wordt gegarandeerd.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. - (SV) De politieke inhoud van het verslag is over het geheel genomen constructief, maar helaas hevelt het te veel van het arbeidsrecht over naar EU-niveau. Hierdoor dreigt op de lange termijn het nationale arbeidsrecht en het Zweedse model uitgehold te worden omdat de nadruk op de markt ligt en omdat Rechts domineert. Daarom kan ik niet vóór dit verslag stemmen en onthoud ik mij van stemming.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. - (SV) Ik steun het verslag maar ik wil drie principiële punten aansnijden waar niet over gestemd kon worden tijdens de plenaire vergadering.
Het eerste betreft de visie op kleine ondernemingen. Het is volkomen vanzelfsprekend dat we kunnen toewerken naar zowel meer zekerheid voor werknemers als meer flexibiliteit en toch eenvoudigere regelgeving voor kleine ondernemingen kunnen hebben. In dit verslag heeft men hier totaal geen rekening mee gehouden hetgeen ik jammer vind.
Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, is de Scandinavische zienswijze of, zoals het in het verslag geformuleerd wordt, de Scandinavische situatie. Er bestaan grote verschillen tussen de Scandinavische landen. De vorige Zweedse, sociaaldemocratische regering deed niet genoeg aan flexibiliteit of zekerheid hetgeen ertoe geleid heeft dat wij een radicaal andere situatie hebben dan in Denemarken. Dat betreft vooral de jongerenwerkeloosheid die drie keer hoger is in Zweden dan in Denemarken.
Het laatste punt dat ik wil behandelen is de visie op de positie van vrouwen in het leven en het beroepsleven, waar het verslag blijk geeft van een ongelooflijk ouderwetse kijk op de gelijkheid van vrouwen en mannen.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Europa is pas een sociaal Europa als het erin slaagt om in een eengemaakte markt met vrij verkeer een stelsel van minimale sociale normen te doen gelden voor elk type werknemer. Het Groenboek van de Commissie over de modernisering van het arbeidsrecht doelt daar reeds op. Het verslag van Protasiewicz wil dat bij elke hervorming van het arbeidsrecht rekening wordt gehouden met principes als gendergelijkheid en niet-discriminatie, waardig werk, de bescherming van álle werknemers (ongeacht het type contract) en de noodzakelijke rol van de sociale partners en andere representatieve organisaties uit het maatschappelijk middenveld bij de totstandkoming van arbeidswetgeving.
Een verbeterd arbeidsrecht is in staat zich aan veranderingen aan te passen, werknemers te beschermen en de onzekerheid te beperken. Wil het arbeidsrecht de uitdagingen van de 21ste eeuw aankunnen, dan is er tevens nood aan sterke instrumenten die de groeiende informele economie en de uitbuiting aan banden leggen. Het verslag dringt ook aan op meer convergentie tussen de lidstaten, zodat de rechtszekerheid toeneemt, bijvoorbeeld inzake grensarbeid.
Ik zal het verslag steunen, al mis ik een verwijzing naar gelijk loon voor gelijk werk en ontbreekt het sommige paragrafen aan kracht, bijvoorbeeld inzake werktijden, opleiding (toegang tot in plaats van recht op) en het verband tussen arbeidsrecht en levenslang leren en onderwijs.
Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. – (PL) Nadat de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken wijzigingen had aangebracht, die door het Europees Parlement niet zijn verworpen, neigt het verslag in de richting van te strakke regels voor het arbeidsrecht die het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen bemoeilijken en een groot aantal mensen veroordelen tot werkloosheid.
Het zorgt er ook voor dat deze slechte ervaringen zich verspreiden naar de landen waar een scherpere concurrentie op de arbeidsmarkt heerst.
Daarom kon ik het verslag niet steunen tijdens de plenaire stemming.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het verslag is het product van het zoveelste politieke compromis dat de inmiddels alombekende alliantie van de politieke vertegenwoordigers van de Europese plutocratie - Christen-democraten (PPE-DE), sociaal-democraten en liberalen - heeft gesloten, en volgt een door en door reactionair en arbeidsvijandig spoor. Het verslag:
is van mening dat de reactionaire hervormingen van het arbeidsrecht noodzakelijk zijn om bij te kunnen dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Strategie van Lissabon;
verkondigt dat zekerheid gedurende het beroepsleven belangrijker is dan de bescherming van de werkgelegenheid;
aanvaardt en erkent dat het noodzakelijk is de arbeidstijd soepel te regelen om tegemoet te kunnen komen aan de ‘behoeften van werknemers en werkgevers’;
huldigt de opvatting dat er een klassensamenwerking is van de ‘sociale partners’, in naam van de verbetering van het concurrentievermogen van de ondernemingen;
streeft ernaar om de collectieve arbeidsovereenkomsten, die een instrument zijn voor de bescherming van de belangen van de arbeidersklasse, om te zetten in een instrument voor de bevordering van sociaal partnerschap.
Het verslag geeft steun aan de redenering die ten grondslag ligt aan de zogenaamde flexizekerheid, en aan de fundamentele opvattingen en oogmerken van het Groenboek.
De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag gestemd en veroordeelt de gevaarlijke poging die de politieke spreekbuizen van de monopolies ondernemen en die gericht is tegen de arbeidersklasse en meer algemeen tegen de werknemers.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de verwezenlijking van de Europese Unie betekent verwezenlijking van economische samenwerking en daaruit vloeit vrij verkeer van werknemers voort, dat in toenemende mate werkelijkheid wordt. De terbeschikkingstellingsrichtlijn waar het hier om gaat, is daarbij het nodige instrument om enerzijds loondumping en anderzijds concurrentievervalsing tegen te gaan. Toen de Commissie de omzetting van deze richtlijn echter ging toetsen, kwamen er problemen bij de controle op de richtlijn in de lidstaten aan het licht. De richtlijn is alleen goed en in orde, als de nodige controle-instrumenten op lidstaatniveau ook echt werken en er sancties zijn voorzien.
Mocht de Commissie als gevolg van deze monitoring de controles verminderen of vereenvoudigen, dan zou dat ongetwijfeld de verkeerde aanpak zijn die afgewezen moet worden. Ik roep de Commissie op door middel van die controles te garanderen dat nationale cao’s en loonregelingen niet ondermijnd worden.
Françoise Castex (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de terbeschikkingstelling van werknemers in het kader van de dienstverlening gestemd.
Het is mijn overtuiging dat een volledige uitvoering van Richtlijn 96/71/EG van cruciaal belang is om te komen tot een juist evenwicht tussen vrije dienstverlening en bescherming van werknemers, met name tegen sociale dumping.
Ik denk dat het nuttig zou zijn als in de lidstaten waar de richtlijn door middel van collectieve overeenkomsten wordt toegepast, de sociale partners rechtstreeks toegang krijgen tot informatie over bedrijven die werknemers stationeren, zodat goede controles mogelijk worden.
Ten slotte doe ik een oproep aan de lidstaten om na te denken over een toekomstige herziening van hun wetgeving met betrekking tot definities en middelen, om de zogeheten brievenbusbedrijven en "schijn"-zelfstandigheid te kunnen bestrijden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Gezien het toenemend aantal gevallen van uitbuiting van werknemers, met name tijdelijke werknemers, in verschillende EU-landen is het teleurstellend dat het Parlement geen duidelijk signaal heeft afgegeven aan de Commissie, die momenteel niet eist dat hier een eind aan gemaakt wordt, noch onomwonden eist dat de minimale basisnormen voor werknemersbescherming en de arbeidsvoorwaarden van gestationeerde werknemers worden nageleefd.
Op sommige punten gaat de aangenomen tekst minder ver dan de tekst die we onlangs hebben aangenomen – het verslag-Schröder – over het stationeren van werknemers. Daarom stemmen we tegen deze tekst.
We zijn zeer teleurgesteld dat onze voorstellen zijn verworpen, met name de volgende: de stationerende onderneming moet beschikken over een wettelijke vertegenwoordiger in het gastland; op de werkplek moeten de noodzakelijke documenten beschikbaar worden gehouden; in geval van onrechtmatige handelingen moet een onderzoek worden ingesteld om de aansprakelijkheid vast te stellen; de werving van werknemers onder valse voorwendselen moet worden tegengegaan.
We veroordelen krachtig het feit dat de mededeling van de Commissie niet evenwichtig is voor zover maatregelen voor werknemersbescherming daarin buiten proporties worden geacht, zonder dat dezelfde kwalificatie wordt toegekend aan, of zonder dat er zelfs maar onderzoek wordt gedaan naar, de ontoereikende implementatie van de richtlijn als gevolg van het tekortschietende toezicht in bepaalde lidstaten.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. – (EN) Daar waar deze naar behoren ten uitvoer is gelegd heeft de richtlijn inzake de terbeschikkingstelling van werknemers gestationeerde werknemers een zekere mate van bescherming geboden, maar uit rapporten van de Commissie blijkt dat de richtlijn in veel gevallen niet goed is nageleefd en dat werknemers niet de bescherming van de richtlijn genoten waar ze recht op hebben. Dit heeft geleid tot sociale dumping en een neerwaartse spiraal. In dit verband moeten lidstaten de mogelijkheid hebben de dienstverlener om een voorafgaande verklaring te vragen aan de hand waarvan ze naleving van de arbeidsvoorwaarden kunnen controleren.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik steun de ontwerpresolutie, omdat ik het ermee eens ben dat de werknemersmobiliteit in de Europese Unie bevorderd moet worden. Een grotere mobiliteit zal een prikkel toedienen aan de interne markt, wat op zijn beurt weer zal leiden tot een hogere economische groei en meer banen.
De interne markt van de EU heeft nog steeds een groot ontwikkelingspotentieel op een aantal terreinen, met name dat van het vrij verkeer van werknemers. Gezien de zeer uiteenlopende sociale en economische situatie in de diverse lidstaten ben ik ervan overtuigd dat het mogelijk noch wenselijk is de arbeidsmarktwetgeving te harmoniseren.
Ik vind echter wel dat in de hele Unie geprobeerd moet worden om tot een eensluidende definitie te komen van de status van 'werknemer' en 'zelfstandige'. Ook moeten de verschillende reeds bestaande Europese richtlijnen naar behoren worden toegepast, met name voor wat betreft het stationeren van werknemers.
Het is vooral van belang om de coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te verbeteren op basis van transparante criteria.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en de mededelingen van de Europese Commissie (COM(2006)0159 van 04.04.2006 en COM(2007)0304 van 13.06.2007) zijn instrumenten in het kader van het arbeidsvijandige beleid van de EU en de regeringen van de lidstaten. Deze worden door de monopolies gebruikt om de collectieve arbeidsovereenkomsten en meer in het algemeen de loon- en sociale rechten van de werknemers te ondermijnen, teneinde de winsten van het kapitaal zover mogelijk omhoog te drijven.
Wij zijn van mening dat de voorstellen uit de resolutie over de terbeschikkingstelling van werknemers niet in staat zijn dit volksvijandige beleid te beteugelen. Integendeel, de monopolies zullen ze gebruiken om de praktijk van ‘ongelijke beloning voor gelijk werk’ verder uit te breiden via de terbeschikkingstelling van werknemers. Daarom hebben de Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland tegen de resolutie inzake de terbeschikkingstelling van werknemers gestemd.
De Voorzitter. Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.