De Voorzitter. Aan de orde is de voortzetting van het debat over het jaarverslag 2007 over de eurozone en het jaarverslag 2006 van de Europese Centrale Bank.
Andrea Losco, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer Trichet, mijnheer Juncker, dames en heren, het Europees Parlement kan met voldoening stellen dat de eurozone een fundamenteel element van stabiliteit in de globale economie is.
Zoals de rapporteurs, de heer Rosati en de heer Mitchell, al op briljante wijze hebben uiteengezet in dit tweede verslag, kan het Parlement constateren dat de conjunctuur in 2006 ontegenzeggelijk is verbeterd. Dat heeft geleid tot een positieve verandering in de vorm van economische groei, maar vooral is de werkgelegenheid erop vooruitgegaan, met de schepping van maar liefst twee miljoen nieuwe arbeidsplaatsen, zoals al is gezegd. Dit is een positieve trend die de lidstaten van de eurozone hebben kunnen realiseren dankzij een gezond en voorzichtig belastingbeleid en dankzij hun inspanningen om de nodige structurele hervormingen door te voeren. Die hervormingen zijn ook te danken aan het feit dat de eurozone de lidstaten noopt tot een grotere onderlinge afhankelijkheid.
Desondanks moeten wij ons een aantal vragen stellen. De voornaamste is al naar voren gekomen in het verslag van commissaris Almunia: welke perceptie hebben de burgers van die positieve conjunctuur? Wat zijn de positieve resultaten voor de afzonderlijke burgers? Kennelijk zijn er nog geen tastbare resultaten doorgedrongen tot de publieke opinie, ondanks al die officiële gegevens. De herhaaldelijke pleidooien voor loonmatiging zijn in bepaalde omstandigheden zeker gefundeerd vanuit economisch oogpunt, maar in werkelijkheid staan ze ver van de alledaagse zorgen van de afzonderlijke burgers. Daarom valt te begrijpen dat sommige staten, waaronder Italië, waar sterke sociale spanningen heersen, er momenteel moeite mee hebben om alle belastingmeevallers aan te wenden voor de inkrimping van de staatsschuld.
Ik geloof dus dat wij onder eerbiediging van de afspraken die op de middellange termijn zijn gedaan, een antwoord moeten geven op een cruciale vraag: hoe kunnen wij de strenge regels van de economie rijmen met de hang naar sociale rechtvaardigheid?
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik neem het woord in dit debat om op twee kwesties wijzen.
Ten eerste valt er met tevredenheid te vermelden dat het jaar 2006 zeer gunstig was voor de landen van de eurozone. Het BNP steeg maar liefst met 2,7 procent, vergeleken met 1,4 procent in 2005. De werkloosheid bedroeg 7,6 procent en was het laagst in vijftien jaar. Het bereiken van deze resultaten ging gepaard met een verminderd begrotingstekort en een inflatie van 2,2 procent, die onveranderd bleef ten opzichte van het jaar 2005. Het is wel opmerkelijk dat deze indexcijfers nog altijd minder goed zijn dan de indicatoren van de economische groei, de werkloosheid, de inflatie en het begrotingstekort in de drie landen die zich buiten de eurozone bevinden, namelijk in Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken. Ze zijn ook minder goed dan de resultaten die jaarlijks door de Amerikaanse economie behaald worden.
Ten tweede zitten beide verslagen vol met cijfers waarop wij onze aandacht richten. Het blijkt echter dat de cijfers niet voor iedereen het belangrijkst zijn. De nieuw gekozen president van Frankrijk vertelt zonder omhaal in een van de interviews dat economische groei en volledige werkgelegenheid zo belangrijk zijn, dat de staatshoofden zich daarmee direct bezig moeten houden. Verder vertelt hij dat de te sterke euro, het effect van de successieve verhogingen van de rentevoeten door de Europese Centrale Bank, schadelijk is voor de Europese export. Dit is nog niet alles. De president van Frankrijk stelt niet alleen deze diagnose, maar door de belastingen te verlagen, wil hij ook het begrotingstekort vergroten, om in de toekomst de economische groei te versnellen en de werkloosheid te reduceren.
Ik ben bijna klaar, mijnheer de Voorzitter. Ik heb hier geen woorden van kritiek gehoord, van zowel de voorzitter van de Europ…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Alain Lipietz, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou allereerst tegen de heer Jean-Claude Juncker willen zeggen dat hij het niet erg hoeft te vinden als wij maar met zo weinig leden hier in de zaal zitten. Ikzelf zou graag op mijn eigen kantoor gebleven zijn om hem van nabij te kunnen zien op mijn televisiescherm. De omstandigheden waarin de debatten in deze zaal plaatshebben, zijn namelijk bepaald niet optimaal.
Ik wil allereerst te kennen geven dat het verslag van de heer Mitchell tot mijn grote voldoening op dezelfde golflengte zit als de debatten die de voltallige Commissie economische en monetaire zaken al sinds een aantal jaren voert. Voor het eerst hebben wij nu een verslag waar wij betrekkelijk unaniem achter staan en waarmee wij afspraken kunnen maken over punten waarover wij tot nu toe van mening verschilden.
Om te beginnen is er het idee dat de structurele hervormingen doorgang kunnen vinden en dat we daarmee een hoger potentieel groeipercentage kunnen bereiken dan in de jaren negentig. Misschien is dit al het geval.
Ten tweede is er het feit dat eindelijk onomwonden gezegd wordt dat de hervormingen op de arbeidsmarkt niet leiden tot een onvoorwaardelijke loonmatiging, maar wel - zoals de heer Jean-Claude Juncker heeft gezegd - tot een loonmatiging die gekwalificeerd wordt in verhouding tot de productiviteitsgroei. Ook wordt thans duidelijk gezegd dat die groei tot stand wordt gebracht door het menselijk kapitaal te verbeteren, dus via opleiding en onderzoek, en niet door de sociale voorzieningen terug te draaien.
Het derde zeer positieve punt in het verslag van de heer Mitchell is dat de kwestie van paragraaf 11 van het Verdrag nu eindelijk op de juiste manier wordt benaderd. De Raad heeft inderdaad de taak om het wisselkoersbeleid te bepalen. Ik zal tegen Jean-Claude Juncker zeggen dat hij eveneens zou moeten luisteren naar wat de heer Gallois over de concurrentiepositie van Airbus zegt. Men kan niet beweren dat er één land in het bijzonder is dat moeite heeft zich aan te passen aan de huidige wisselkoersen.
In paragraaf 10 van de resolutie van de heer Mitchell zeggen wij tegen Jean-Claude Juncker en Jean-Claude Trichet dat zij afspraken moeten maken met de heer Almunia. Dat moet toegejuicht worden.
Jacky Henin, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Unie heeft geen behoefte aan governance, maar aan politieke acties voor onze economieën, om een economische groei te bevorderen waarmee vaste en vooral goed betaalde banen gecreëerd kunnen worden. Het beleid van de Europese Centrale Bank is funest, want het enige doel dat hiermee wordt nagestreefd, is een zo laag mogelijke inflatie, terwijl de Centrale Bank juist structurele beleidselementen zou moeten opnemen, zoals economische groei, net zoals de Amerikaanse Centrale Bank heeft gedaan.
Er is destijds een euro in het leven geroepen zonder dat tegelijkertijd, op het niveau van de betrokken landen, een federale begroting werd opgezet. Op die manier is het instrument van de devaluatie weggevallen, zonder dat er gedacht werd aan andere beschermingsmiddelen. In een dergelijke optiek is de onderwaardering van de dollar een soort massavernietigingswapen voor de productiecapaciteit van de Europese industrie. Ondanks uw zelfgenoegzame toespraken lukt het niet deze realiteit van buitensporige en ondraaglijke kosten van de overwaardering van de euro te verhullen. Dit is een fout die de Europese burgers en werknemers duur komt te staan.
De eurozone kan in zijn huidige vorm niet meer functioneren. Het wordt hoog tijd dat er wijzigingen worden aangebracht in het statuut van de Centrale Bank en de organisatie van de euro. Er moet hoognodig een vorm van douanebescherming worden opgezet. Het moment is aangebroken om een industriebeleid in het leven te roepen dat de vitale belangen van de volkeren van de Unie behartigt en zorgt voor werkgelegenheid en bescherming van de gemeenschappelijke belangen van de Europese werknemers.
John Whittaker , namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, economische groei neemt toe, werkloosheid neemt af, overheidstekorten dalen licht, maar nu wordt bezorgdheid kenbaar gemaakt dat deze groei wellicht gevaar loopt door de dure euro. Waar de heer Juncker denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen, dringen de heer Sarkozy en andere leiders erop aan de wisselkoers actief te beheren. Het verslag van de heer Mitchell wijst ons op de regels die lidstaten verantwoordelijk maken voor het wisselkoersbeleid, en roept de ministers van financiën van de eurozone op om hun wisselkoersactiviteiten te coördineren met de Europese Centrale Bank.
Het verslag stelt verder dat deze activiteiten geen inbreuk mogen maken op de onafhankelijkheid van de ECB om via haar rentetarieven de inflatie tegen te gaan. We lijken niet te begrijpen hoe het werkt. Om de euro goedkoper te maken moet de ECB haar rentetarieven verlagen. Daarvoor zou ze echter haar inflatiedoelstelling moeten laten varen. Met de hedendaagse vrije kapitaalstromen is het niet mogelijk inflatie te bestrijden en tegelijkertijd de wisselkoers onder controle te houden.
Er is uiteraard een andere manier, en dat is het opleggen van deviezenreglementering. Misschien is dat wat ze echt in gedachten hebben. Het zou niet misstaan bij de uitlatingen van de heer Sarkozy over het verdedigen van Frans protectionisme en het zou tevens desastreus zijn voor de markteconomieën van de eurozone.
Sergej Kozlík (NI). – (SK) Ik wil benadrukken dat variaties in de inflatie grotendeels worden veroorzaakt door structurele factoren, niet door ondeugdelijk beleid.
In de nieuwe lidstaten van de Europese Unie zijn de lonen verdubbeld en is het aandeel van de productie met een hoog energie- en grondstoffenverbruik hoger dan in de meer ontwikkelde landen van de eurozone. Tegelijkertijd is een belangrijk deel van die productie met een hoog energie- en grondstoffenverbruik bestemd voor de eurozone. Hierdoor zijn de nieuwe lidstaten vatbaarder voor fluctuaties in de energie- en grondstoffenprijzen; bovendien fungeren ze als buffer, omdat ze prijsinvloeden absorberen voor de landen van de eurozone. De inflatiedruk in de nieuwe lidstaten kan ook het gevolg zijn van de hoge groei, de stijgende productiviteit en de inhaalslag die deze landen aan het maken zijn ten opzichte van de meer ontwikkelde landen.
Dat is tenslotte een van de doelen van het lidmaatschap van de EU.
Daarom steun ik de eis om de convergentiecriteria te herzien, met name het inflatiecriterium, zodat ze geen instrumenten worden voor het aanbrengen van nieuwe scheidslijnen in Europa.
Cristóbal Montoro Romero (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de president van de Europese Centrale Bank, mijnheer de voorzitter van de Eurogroep, ik wil om te beginnen de heer Rosati en heel in het bijzonder de heer Mitchell bedanken voor de kwaliteit van hun verslagen.
Ik denk dat dit voor Europa in economisch opzicht een hoopvolle tijd is. Eindelijk stijgt de productie en neemt de economische activiteit toe, wat zich vertaalt in nieuwe kansen voor de werkgelegenheid, en dit alles gaat gepaard met een bescheiden inflatie.
Nu is het zaak om deze economische groei vast te houden, en daar zal ook de oplossing van onze institutionele problemen van afhangen. De onzekerheid, die ook in de verslagen tot uiting komt, is gelegen in de vraag of het herstel zuiver conjunctureel van aard is of gebaseerd is op een meer structurele trend.
In dit verband hoeven we ons er niet bij neer te leggen dat Europa een groeipotentieel van 2 procent heeft. We moeten doorgaan met het gelijkschakelen van het groeitempo van de verschillende landen en we moeten, kort gezegd, bereiken dat er meer werkgelegenheid wordt gecreëerd en dat er meer kleine en middelgrote ondernemingen komen.
Op dit terrein moet de Europese Centrale Bank ook de aanbevelingen opvolgen die in het verslag van de heer Mitchell worden gedaan: voorzichtigheid bij het verhogen van de rentetarieven, want die moeten niet vooruitlopen op wat besluiten van regeringen moeten zijn, besluiten om hervormingen door te voeren en veel resolutere besluiten om het protectionisme te bestrijden. Het grote probleem dat we in Europa hebben is die neiging tot protectionisme, die tegen de geest van de Europese integratie ingaat.
Het gaat, samenvattend, goed met onze economie, en we moeten er met zijn allen voor zorgen dat die groei aanhoudt en dat de Europese burgers de euro gaan zien als een van de bronnen van welzijn, van welvaart en vooral van nieuwe kansen op werk.
Ieke van den Burg (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde mijn korte spreektijd gebruiken om namens de PSE-Fractie onze onvoorwaardelijke steun uit te spreken voor het Stabiliteits- en Groeipact – we moeten dat om de zoveel tijd herhalen – en met name voor de hervorming van het pact. We hebben het intelligenter gemaakt, zodat het rekening houdt met conjunctuurontwikkelingen. Dit is iets dat naar behoren moet worden toegepast en niet vrijwillig zoals nu het geval is. Daarom waardeer ik wat de heer Juncker en de heer Almunia hebben gezegd en het is goed dat we dit ook namens mijn fractie tot uitdrukking brengen.
Ik wil de aandacht vestigen op twee specifieke kwesties en ik zou graag de reacties van uw drieën horen, nu u tot mijn grote vreugde hier bijeen bent voor dit debat. Een daarvan is de kwestie van loonmatiging. We scharen ons achter het beginsel dat loonmatiging gekoppeld moet blijven aan de productiviteitsgroei, en dit is al ruim tien jaar het geval. Het is nu echter tijd om te kijken hoe we de vruchten van de groei opnieuw in evenwicht kunnen brengen, en waar we zien dat lonen achterlopen en een kleiner aandeel van het BBP vormen, is het ook tijd om dit recht te trekken. Ik zou graag willen dat u zich hierover uitspreekt. Ik weet dat de heer Juncker en de heer Almunia ook iets van deze strekking hebben gezegd. Ik wil met name de president van de ECB vragen zich uit te spreken over deze kwestie.
De andere kwestie die ik aan de orde wil stellen is niet alleen hedge funds maar ook paragraaf 19 van het verslag-Mitchell over de herstructurering van de schulden van ondernemingen. Dit vormt een grote bedreiging voor de financiële stabiliteit, en ik zou u tevens willen vragen hoe dit gevaar ingeschat moet worden en hoe we met deze kwestie moeten omgaan.
Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Om te beginnen wil ik beide rapporteurs bedanken voor hun constructieve werk. De ECB vervult haar taken goed. Zelfs als de gemoederen tijdens de discussie nog al eens hoog oplopen, weet Jean-Claude Trichet de gemoederen altijd weer te sussen met welgekozen woorden die een diplomaat waardig zijn. De ECB is duidelijk opener en transparanter dan ooit geworden maar de eisen van het Parlement voor het publiceren van de notulen, blijven bestaan. Dat systeem werkt goed voor andere centrale banken en zouden de ECB nog meer kracht en aanzien geven. Wij herhalen ook onze wens voor een meer open procedure bij de verkiezing van de directie van de ECB.
Het is van groot belang dat de ECB haar onafhankelijkheid bewaart en haar doel van prijsstabiliteit wordt ondersteund. De ALDE-Fractie geeft de ECB, Jean-Claude Trichet en Jean-Claude Juncker haar volledige steun op dit cruciale punt. We weten dat een krachtig stabiliteitsbeleid een fundamentele voorwaarde is een voor een groeiend Europa.
Helaas zijn er verschillenden onder ons die vrezen dat de schrille toon van de Franse presidentsverkiezingen zal aanhouden. De vergadering in Brussel van afgelopen maandag deed niets om die vrees weg te nemen. Deze vrees bestaat tevens in de Commissie, ondanks de sussende woorden van Jean-Claude Juncker, maar ook het brede debat van vandaag in het Parlement geeft er blijk van. Het verslag bevat formuleringen die de illusie zouden kunnen wekken dat men de onafhankelijkheid van de ECB in twijfel zou trekken en dat men haar meer politieke armslag zou willen geven. Dat wijzen wij van de hand. Ik doel op de formuleringen in paragraaf 10 die op hun beurt weer verwijzen naar, zoals de heer Hamon zegt, artikel 111 van het verdrag. Het zou zeer betreurenswaardig zijn als ons verslag op enigerlei wijze zou worden beschouwd als een document waarin over de ECB twijfels worden geuit.
Wiesław Stefan Kuc (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de gunstige macro-economische cijfers van de landen van de eurozone bevestigen de enorme invloed van de economische en monetaire unie op de behaalde resultaten. Dat was ook het doel van het invoeren van een gemeenschappelijke munt in de landen van de EU. Hogere niveaus van integratie op verschillende gebieden maken het mogelijk ontwikkelingen en vooruitgang te bevorderen. Ondertussen zorgen de problemen met de Europese Grondwet, de stemmingen en de invloed van bepaalde lidstaten ervoor dat de integratie stokt.
Het door premier Prodi voorspelde Europa van twee snelheden wordt helaas realiteit. Dat is ook te zien bij het invoeren van de euro in de lidstaten. Het invoeren van een gemeenschappelijke munt in een of zelfs twee landen binnen drie jaar kan immers niet als een klinkend succes worden beschouwd. We moeten onze inspanningen opvoeren en meer vaart zetten achter de activiteiten in dit verband om te komen tot een snellere ontwikkeling en verdere integratie. Laten we deze kans aangrijpen.
Ten slotte wil ik de beide rapporteurs hartelijk feliciteren.
Hélène Goudin (IND/DEM). - (SV) Het is nauwelijks vier jaar geleden dat er in Zweden een referendum over de euro plaatsvond en dat men toen met grote meerderheid tegen de invoering van de euro stemde. Er waren en zijn nog steeds veel argumenten tegen het lidmaatschap van de eurozone. Aan de ene kant is het een heel erg instabiel politiek project, aan de andere kant is het ontzettend problematisch voor een land om niet over zijn eigen rente te kunnen beslissen om op de conjunctuurcycli te kunnen reageren. Die angsten zijn werkelijkheid geworden en we zien nu hoe dat de landen die zijn overgestapt op de euro beïnvloedt.
Heeft Zweden iets verloren met het behouden van de kroon? Onlangs verrichte studies wijzen enig nadelig effect uit op de handel, zij het in verwaarloosbare mate. Wat Zweden gewonnen heeft door het niet invoeren van de euro is veel waardevoller. Wij hebben een heel andere mogelijkheid om onze ontwikkeling te sturen omdat de rente aangepast kan worden naar de heersende omstandigheden in Zweden zonder dat de Zweedse centrale bank rekening hoeft te houden met de conjuncturen in andere landen. Daarom acht ik het noodzakelijk dat, in tegenstelling tot hetgeen Commissielid Almunia heeft gezegd hier in de Kamer, het Zweedse 'nee' gerespecteerd wordt en dat Zweden in navolging van Denemarken en Groot-Brittannië een formele vrijstelling krijgt van toetreding tot de eurozone. Alle andere opties zouden duidelijk ondemocratisch zijn.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) Ik ben blij dat we dit debat nu voeren, zodat ik in verband met de overeenkomsten tussen de twee onderwerpen de aandacht kan vestigen op enkele consequenties van de uitbreiding. Allereerst doet het me deugd dat niet alleen vertegenwoordigers uit kandidaat-landen voor de eurozone en de rapporteur, maar ook mijn Duitse collega Schwab, het probleem hebben opgemerkt dat het begrip referentieland wat betreft het inflatiecriterium voor toetreding tot de eurozone – dat wil zeggen: alle lidstaten – anders wordt uitgelegd dan de definitie die we hanteren bij de doelstelling van de ECB, die impliciet alleen van toepassing is op de dertien lidstaten.
Ondanks de brief die de heer Almunia ons gisteren als antwoord stuurde, moet het Parlement blijven vasthouden aan het standpunt dat in het hervormingsverdrag een correctie moet worden opgenomen die het logische gevolg is van de totstandkoming van de eurozone. Wat moeten wij er trouwens van denken dat er bij de lidstaten in de eurozone geen procedure bestaat voor buitensporig hoge inflatie, maar dat we wel strengere verwachtingen opstellen wat betreft de inflatie van landen die toe wensen te treden tot de eurozone? Is dat geen meten met twee maten?
Ik maak u er graag op attent dat ofschoon bij het eurocriterium 27 lidstaten het uitgangspunt vormen, in de raad van bestuur van de ECB dezelfde definitie slechts voor 13 lidstaten geldt. Ik ben mij er althans niet van bewust dat burgers van lidstaten buiten de eurozone daar een rol in zouden spelen. Ik bespeur dan ook een dubbele interpretatie van de verdragsterm ‘de lidstaten van de Europese Unie’.
We horen hier veel betogen over solidariteit maar hier wordt bijvoorbeeld geen blijk van gegeven bij de bruikbaarheid van eurobankbiljetten. De waarde van het kleinste biljet, 5 euro, zal namelijk een veelvoud zijn van de waarde van het tot nog toe kleinste bankbiljet in de nationale valuta van de nieuwe lidstaten, waardoor de inwoners van deze landen gedwongen zullen worden met een zak muntgeld over straat te rennen. Tegelijkertijd is er het biljet met de grootste waarde, 500 euro, wat in deze landen vaak een halfjaarpensioen waard is. Maar met dit biljet probeer ik zelfs in Straatsburg en Brussel al weken tevergeefs te betalen. Als iemand dit voor mij kan wisselen, zou ik daar zeer mee geholpen zijn. Maar wat kun je er dan in Riga mee?
Ik wil hieraan toevoegen dat de heer Rosati een zeer wijze opmerking maakte over de uitbreiding van de vier fundamentele vrijheidsrechten naar de interne markt. Maar ook hier heb ik een vraag over: hoe is het mogelijk dat de lidstaten die momenteel deelnemen aan de monetaire integratie onderling nog altijd het vrije verkeer van arbeid verbieden en bang zijn voor de Slowaakse dumping van arbeidskrachten? Hoe kan het dat de EU-regelgeving indirect arbeidsintensieve werkzaamheden uitsluit van diensten?
Bedankt, mevrouw de Voorzitter, en ik hoop dat de uitbreiding van de eurozone naar het oosten, naar de voormalige invloedsfeer van de Sovjet-Unie, ook spoedig van start gaat.
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitters, mijnheer de commissaris, ik denk dat het een goede week is voor de euro. Allereerst omdat deze macro-economische dialoog over de eurozone voor de eerste keer hier plaatsvindt, in dit Europees Parlement. Ik hoop dat zo een goede gewoonte in het leven wordt geroepen; de euro verkrijgt zichtbaarheid in het debat binnen dit Parlement en daar ben ik blij om.
Bovendien is het ook de week waarin een pas verkozen president van de Franse Republiek vond dat hij de voorstellen die hij voor zijn land had ook persoonlijk moest komen toelichten binnen de Eurogroep. Ik heb de indruk dat dat enkele jaren geleden niet gebeurd zou zijn in dat land, dat van mening was dat de begrotingsstrategie onder de nationale soevereiniteit viel. Het collectieve debat over het beheer van de euro heeft vooruitgang geboekt, daarover ben ik tevreden. U heeft gevraagd om te mogen oordelen over de efficiëntie van 13 miljard euro aan voorgestelde fiscale cadeaus, en ik kan me enkel aansluiten bij uw voorstel.
Ik wil u echter oproepen om in de toekomst nog verder te gaan. Vooreerst omdat mijns inziens het uitspelen van de preventieve kaart van het stabiliteitspact er niet altijd voor zorgt dat we krijgen waar we behoefte aan hebben, te weten een ex-ante-coördinatie om de strategische investeringen van de toekomst op een gecoördineerde wijze vorm te geven en om samen te anticiperen op de gevolgen van de structurele hervormingen, want de gebeurtenissen in het kader van structurele hervormingen in een land zijn van invloed op alle andere landen.
Vervolgens zou ik u willen aansporen om het debat over de wisselkoers te openen. Op basis van artikel 111 van het EG-Verdrag mag u die kwestie behandelen, ook op het niveau van de Raad. Ze moet trouwens ook gezien worden als een kwestie van algemeen belang, zoals het Verdrag bepaalt in artikel 99.
Vladimír Železný (IND/DEM). – (CS) Mevrouw de Voorzitter, de invoering van de gemeenschappelijke munt moest leiden tot een ongedeelde interne markt. De Europese Unie zit nu echter te navelstaren op de domdwaze idee van politieke integratie en het oprichten van een overgereguleerde superstaat, in plaats van zich te richten op de creatie van de economische vrijheden die in 1957 aan de basis lagen van de gemeenschappelijke markt maar vandaag de dag nog altijd niet volledig zijn gerealiseerd. De afkeuring van de oorspronkelijke Bolkesteinrichtlijn, de obstakels voor het overbrengen van de productie naar effectievere delen van de EU, de beperking op het vrije verkeer van arbeid uit de nieuwe lidstaten, alsmede andere beschermende en regulerende ingrepen in de vrijheden van de gemeenschappelijke markt, maken van de euro een kunstmatige munteenheid. Het resultaat is een gemeenschappelijke munt in een niet-gemeenschappelijke markt. Een treffend voorbeeld daarvan is aan de ene kant de met veel machtsvertoon doorgedrukte afzwakking van de voorwaarden van het stabiliteitspact die enkele grote lidstaten voor zichzelf noodzakelijk vonden, en aan de andere kant de onzinnige en allang verouderde voorwaarden voor toetreding tot de eurozone die aan de nieuwe lidstaten worden opgelegd en die op geen enkele wijze rekening houden met het noodzakelijke inflatieniveau en andere parameters die niet meer dan bijeffecten en logischerwijze het gevolg zijn van een zeer dynamische economie die sneller groeit dan het EU-gemiddelde. Al deze in de eurozone ingebouwde starheid, alsook het feit dat de economische vrijheden in deze onrechtvaardige interne markt niet zijn verwezenlijkt, maken van de euro een gevaarlijk en halfslachtig product.
(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag een opmerking van technische aard maken. Op het paneel boven u en op het scherm wordt mijn naam nu al een aantal maanden regelmatig incorrect gespeld: de ‘ý’ aan het eind van mijn naam ontbreekt. Let u daar alstublieft op.
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik begroet het driebladige euroklaverblad.
De euro is een succesverhaal. De euro is het succesvolste antwoord van de EU op de mondiale uitdagingen. De euro en de vier vrijheden zijn de belangrijkste hoekstenen van een sterke interne markt. De criteria van Maastricht en het stabiliteits- en groeipact zijn voor mij de succesvolste regelgevende richtsnoeren van de Europese Unie. De eurogroep telt vanaf 1 januari 2008 een absolute meerderheid onder de EU-landen. Dat juichen we toe en we heten Malta en Cyprus van harte welkom.
Ik vind het deprimerend dat we al blij zijn dat een staatshoofd belooft zijn huiswerk te doen. Het spreekt toch voor zich dat je je huiswerk moet doen? We moeten ons aan de regels houden in plaats van dat we ze protectionistisch interpreteren.
We zijn blij dat er conjuncturele meevallers zijn en willen dat die meevallers enerzijds gebruikt worden om de begrotingstekorten terug te dringen en de staatsschulden af te bouwen en dat anderzijds werknemers er ook een graantje van mee kunnen pikken.
We stellen de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank niet ter discussie. Zij is de hoedster van de succesvolle eurokoers. Onafhankelijkheid van de ECB en een uniforme vertegenwoordiging van de eurozone naar buiten toe hoeven niet strijdig met elkaar te zijn. Uniform optreden van de eurozone naar buiten toe heeft er niets mee te maken dat de drie heren zich samen bemoeien met de wisselkoersen. De markt bepaalt de wisselkoers en de Europese Centrale Bank bepaalt de rentetarieven. Dat zeg ik aan het adres van links.
Nu zijn we allemaal vol lof over de euro en de economische gegevens. Maar we zijn vergeten de euro ook als winst voor de Europese burgers te interpreteren en neer te zetten. We moeten duidelijk maken hoeveel we aan wisselkosten besparen. We moeten duidelijk maken wat de euro betekent voor de stabiliteit van de eurozone en de interne markt. Dat we er momenteel beter voorstaan dan de dollar, is een teken van ons succes, laten we dat niet vergeten. Bij de invoering van de euro hebben de burgers dat ook van ons gevraagd.
Robert Goebbels (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb de indruk deel te nemen aan een debat van bedrogenen: bedriegerij ten opzichte van onze gasten, die een leeg Parlement voor zich zien; bedriegerij van rechts, waar men zich opwindt over een verlies van onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB), terwijl de ECB onafhankelijk is en zal blijven. Frankrijk heeft zijn grondwet veranderd om deze onafhankelijkheid mogelijk te maken. Om het statuut van de ECB te veranderen, is de goedkeuring van 27 regeringen en van 28 parlementen vereist, waaronder het onze. Mission impossible!
Bovendien verricht de ECB behoorlijk goed werk: de euro is internationaal de tweede reservevaluta en is sinds 2000 ten opzichte van de dollar met zo’n 25 procent in waarde gestegen. Dat brengt minder kosten met zich mee bij de aankoop van onze grondstoffen, aardolie en gas. De inflatie in de eurozone is lager dan in de Verenigde Staten of in Groot-Brittannië. Als ik de ECB één verwijt maak, is het dat ze zich te veel fixeert op de strijd tegen de inflatie. Inflatie is een verderfelijk kwaad, vooral voor zwakke economieën, maar aangezien de inflatiedruk op dit moment beperkt blijft, zou de ECB het economische beleid van de Unie sterker kunnen ondersteunen.
De koopkracht van vele Europese burgers is afgenomen, maar toch blijft de ECB voorstander van een gematigde loonontwikkeling. Ik hoop dat mijnheer Trichet die matiging ook zal bepleiten bij president Sarkozy, die zich distantieert van toezeggingen van Frankrijk om fiscale douceurtjes toe te kennen aan de rijken.
Een laatste bedriegerij: wat is het nut van een Europees Handvest van de grondrechten als dat niet in de hele Unie van kracht is? Hoe kan het Europees Hof van Justitie het Handvest toepassen als dat niet in het Verenigd Koninkrijk geldt? Met deze laatste vraag richt ik mij uiteraard tot een groot Europeaan, mijn landgenoot Jean-Claude Juncker.
Jean-Paul Gauzès (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitters, dames en heren, het is paradoxaal, noch tegenstrijdig om in te stemmen met de uitstekende verslagen die bij ons zijn ingediend en om de moedige en vastberaden actie van de Franse regering te ondersteunen om de noodzakelijke hervormingen door te voeren en de groei te stimuleren. Dit is paradoxaal, noch tegenstrijdig, omdat Frankrijk weer terug is in Europa. Door plechtig zijn gehechtheid aan de Europese integratie te verkondigen, heeft de president van de Franse republiek sterk bijgedragen tot de heropleving van Europa en tot een uitgang uit de impasse, waarin het zich bevond. De overeenkomst die tijdens de Top in Brussel, dankzij de inspanningen van de Duitse kanselier Angela Merkel, tot stand is gekomen, is daar een eerste tastbaar resultaat van.
Eén van de doelen is de eurozone beter te laten functioneren. Het stabiliteits- en groeipact voorziet sinds 1999 in een kader voor de begrotingen van de landen in de eurozone en bepaalt de begrotingsdiscipline die de lidstaten moeten betrachten om buitensporige tekorten in de kiem te smoren. Het moet dan ook systematisch worden toegepast aangezien het bijdraagt tot de monetaire stabiliteit. In tegenstelling tot wat mogelijk zou zijn beweerd, stelt Frankrijk de regels van het stabiliteits- en groeipact niet ter discussie, ze blijven van fundamenteel belang. Aan deze criteria moet worden voldaan zonder echter de doelstelling, met name de groei, uit het oog te verliezen. De toepassing ervan moet op een intelligente en dynamische wijze gebeuren.
Met het oog daarop wenste de president van de Franse republiek de nodige uitleg te verschaffen over het ambitieuze programma van structurele hervormingen dat hij wil uitvoeren. Dankzij de vruchtbare dialoog die daaruit is voortgevloeid, zijn de standpunten duidelijker geworden. Mijnheer Sarkozy heeft zijn toezegging bevestigd om al te doen wat in zijn macht ligt om in 2010 te voldoen aan de doelstelling, indien de groeispurt, waarop hij door deze maatregelen hoopt, de verwachte gevolgen zal hebben op het vlak van belastinginkomsten. Frankrijk heeft zich er reeds toe verbonden zijn overheidstekort vanaf 2007 terug te brengen tot 2,4 procent. De inspanningen voor budgettaire consolidatie om de overheidsschuld te verminderen, zullen niet afnemen.
Ik behoor tot degenen die van mening zijn dat de rol van de Eurogroep moet worden versterkt. Met een standvastige voorzitter met uitstekende kwaliteiten moet de Eurogroep zijn zoektocht naar coherentie en coördinatie van de nationale vormen van economisch beleid voortzetten. Met respect voor de onafhankelijkheid van de ECB kan hij zo een nuttig tegenwicht vormen voor een economisch beleid dat gericht is op groei en werkgelegenheid.
Vladimír Maňka (PSE). – (SK) Vorige week ben ik aanwezig geweest bij gesprekken op het ministerie van Financiën in Dublin.
De Ierse economie is in de afgelopen tien jaar gegroeid met het opmerkelijke tempo van gemiddeld 6 procent per jaar. Het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking ligt 40 procent boven het gemiddelde van de EU. De werkloosheid bedraagt 4,2 procent, en de Ieren zullen er ongetwijfeld in slagen om de doelstellingen van de Lissabon-strategie met betrekking tot de werkloosheid te halen. Waar ze zich echter zorgen over maken, is dat de inflatie dit jaar tot 5 procent zal oplopen. Als Ierland niet al lid was van de eurozone, zou het op grond van de huidige regels niet tot de eurozone kunnen toetreden. In dit verband wil ik eraan herinneren dat de structurele inflatie in snel groeiende economieën hoger is. Dit soort situaties horen onlosmakelijk bij een monetaire unie.
Inflatie is onderdeel van het proces, vooral voor de nieuwe lidstaten die proberen de achterstand op de meer ontwikkelde landen weg te werken. De Raad en de Commissie moeten daarom een nieuwe analyse ontwikkelen en de convergentiecriteria herzien. Het is van fundamenteel belang om door te gaan met het politieke debat over de toepassing van deze criteria op toekomstige leden van de eurozone.
Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Eurogroep. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik neem het woord aan het eind van het debat om enkele opmerkingen te maken na wat werd gezegd, of niet werd gezegd.
Ik wil het eerst en vooral hebben over het salarisbeleid aangezien dat onderwerp me bezighoudt en verontrust. Ik blijf ervan overtuigd dat we afstevenen op een ramp als het huidige beleid wordt vervolgd, een beleid dat eruit bestaat de kloof groter te maken tussen de werkenden en zij die van zichzelf vinden dat ze werk geven. De Europeanen, en vooral de eenvoudige en bescheiden Europeanen, die niet minder verstandig zijn dan de anderen, begrijpen dat verschil niet meer, een verschil dat elke dag groter wordt, tussen zij die hebben en zij die willen hebben.
(Applaus)
Enkelen onder ons zijn die mening toegedaan, ook de voorzitter van de Europese Centrale Bank, die onlangs deze steeds groeiende kloof heeft gehekeld. Ik denk dat we ons moeten houden aan het principe van loonmatiging, en wel om een eenvoudige reden: zolang de lonen gelijke tred houden met de productiviteitsgroei, leidt loonmatiging noch tot een verlies van concurrentievermogen, noch tot meer inflatie. Houden de lonen zich echter niet aan de koers die voor hen is uitgestippeld op basis van de productiviteitsontwikkeling, zouden we – en zullen we vast en zeker – een probleem hebben. Volgens mij moeten we nadenken over een moderne manier om zo veel mogelijk mensen de vruchten van de groei te laten plukken. Nominale loonstijgingen zijn geen wondermiddel. We moeten nadenken over mogelijkheden om werknemers te laten participeren, we moeten nadenken over mogelijkheden van winstdeling, over andere opleidingsvormen voor werknemers, waardoor meer mensen kunnen genieten van de economische groei. Deze mag overigens niet principieel worden veroordeeld of bekritiseerd, zoals sommigen lijken te doen, maar moet daarentegen beschouwd worden als een instrument waarmee de eurozone en de Europese Unie hun participatie op de arbeidsmarkten verhogen en daardoor de werkloosheidscijfers doen dalen in vergelijking met de huidige situatie. Wij streven groei na omdat we werkgelegenheid willen; we willen niet dat de groei een op zichzelf staand doel is.
Wat het vrij verkeer van werknemers binnen de eurozone betreft, ben ik van mening – evenals de voorzitter van de ECB trouwens, wat aantoont hoezeer we het met elkaar eens zijn – dat er inderdaad een tegenstelling bestaat tussen het feit deel uit te maken van eenzelfde monetaire zone en het niet volledig delen in de vier vrijheden. Ik ben het dus eens met zij die vinden dat bijvoorbeeld Sloveense werknemers zich vrij zouden moeten kunnen bewegen binnen het grondgebied van de eurozone. Maar noch in het Verdrag, noch in de toetredingsafspraken zult u bepalingen aantreffen op basis waarvan we kunnen toelaten dat Sloveense werknemers zich vrij moeten kunnen bewegen op het grondgebied van de twaalf leden van de eurozone en niet op het grondgebied van andere landen. U zult echter evenmin in de bepalingen een basis vinden om te zeggen dat Tsjechische, Slovaakse of Poolse werknemers zich niet vrij mogen bewegen en dat enkel werknemers van landen van de eurozone dat mogen. Ik heb niet alle passages van het Verdrag geschreven, zelfs geen miniem gedeelte, maar je ontkomt niet aan de logheid van sommige van deze teksten. Het debat moeten we dus voeren, maar in de wetenschap dat we de kwestie niet alleen voor de eurozone kunnen oplossen; we zullen voor deze zaak op het niveau van de Europese Unie een oplossing moeten vinden.
Er is veel gezegd over degene die ik als “onze genodigde van de avond” heb omschreven, maandagavond in de Eurogroep. Het is trouwens een uitdrukking, mijnheer Hamon, die ik ontleen aan een tijdperk in het Elysée dat niet helemaal overeenstemt met het huidige, aangezien anderen, nog vóór de voorzitter van de Eurogroep, de gewoonte hadden om genodigden ’s avonds te ontvangen. Het is eerder een fenomeen uit de jaren tachtig in Frankrijk. In Europa is het een vrij nieuw fenomeen en we zullen zien of dat het begin wordt van een lange traditie, of dat het zich zal beperken tot het randverschijnsel dat het was.
Na deze opmerking wil ik kort wijzen op enkele toezeggingen van Frankrijk. Ten eerste heeft Frankrijk geen einde gemaakt aan zijn begrotingsconsolidatie, Frankrijk heeft zijn inspanningen voor financiële consolidatie niet onderbroken. Ten tweede, het tekort in 2008,…
(Richt zich tot de heer Goebbels die hem onderbreekt)
… Ja, mijnheer Goebbels, we zullen zien. Ik ben niet verantwoordelijk voor het Franse begrotingsbeleid, dus we zullen zien… Ik zou u nog willen zeggen, beste vriend Goebbels, dat indien de Franse overheidsfinanciën even gezond zouden zijn als de financiën van het land waarvoor ik verantwoordelijk ben, we dit debat niet zouden voeren en we maandagavond geen bezoek hadden ontvangen.
(Gelach)
In elk geval zet Frankrijk zich volledig in, Frankrijk zal alles in het werk stellen om in 2010 aan de doelstelling te voldoen, zoals we ons allemaal hebben voorgenomen in april van dit jaar. Frankrijk is niet het enige land dat moeite heeft om op tijd de gestelde termijn te halen. Met dezelfde strengheid en met dezelfde onverzettelijkheid zullen we de resultaten van andere landen analyseren die er misschien niet in zullen slagen in de gewenste omstandigheden op het gewenste moment aan de eisen te voldoen. De Eurogroep verwacht echter dat alle lidstaten van de Eurogroep hun doel bereiken op middellange termijn, ten laatste in 2010. Frankrijk zal ons in september een geactualiseerd stabiliteitsprogramma bezorgen. Zo kunnen de Commissie en de Eurogroep samen natrekken of de structurele hervormingen die de Franse regering in gang heeft gezet, tot het gewenste resultaat kunnen leiden en met name tot een heropleving van de Franse groei en de garantie van de houdbaarheid op langere termijn van de Franse overheidsfinanciën. Ik citeer nu de geamendeerde versie van het stabiliteitspact.
Wat de uitbreiding van de eurozone betreft en onafhankelijk van het debat dat we zouden kunnen voeren over de toetredingscriteria, zou ik het Parlement opnieuw willen meedelen dat de eurozone en de Eurogroep uiteraard niet één zone vormen en ook geen exclusief clubje zijn. Alle lidstaten die aan de toetredingscriteria voldoen, kunnen niet alleen toetreden tot de eurozone, maar moeten dat ook doen. En geen enkel lid van de eurozone, geen enkele lidstaat of politicus, kan een verzoek om toetreding tot de eurozone verwerpen. Op dat punt zijn de verdragen glashelder.
We kunnen – en zullen waarschijnlijk – hier overleg over voeren, maar dat moeten we dan wel diepgaand doen en geen fundamentele vragen omzeilen, zoals: moeten de criteria eerder gebaseerd zijn op een nominale interpretatie, waartoe de verdragen ons oproepen, of moeten we eerder de reële convergentie in overweging nemen? Ik heb de nieuwe lidstaten – ik heb eigenlijk een hekel aan die aanduiding – al gewaarschuwd voor het begrip van reële convergentie. De lidstaten, die men vaak nieuwe lidstaten noemt, hebben er geen baat bij als we gebruik maken van analyses die eerder zijn gebaseerd op de reële convergentie dan op de nominale interpretatie. Dat debat kunnen we echter in de volgende maanden voeren.
Ik heb de vraag van mijn vriend Goebbels aan het eind van zijn betoog niet goed begrepen, die ging over het Handvest van de grondrechten in Europa. Ik zie niet goed het verband met ons lopende debat, behalve als hij wilde suggereren dat het Verenigd Koninkrijk net zo min een reden heeft om een opting out te vragen voor het Handvest van de grondrechten als dat het land ten allen prijze in een opting out op monetair vlak blijft volharden. Ik ben overigens van mening dat het Verenigd Koninkrijk op een mooie dag – omdat er een moment zal aanbreken waarop het land het wil, want het gezond verstand kan het niet eeuwig in de steek laten – op zijn grondgebied de verklaring van de fundamentele rechten zal toepassen, nog voordat het de eenheidsmunt zal gebruiken.
Dan zal uit de deugdzame kruising tussen de verklaring van de fundamentele rechten en die van de Raad van Europa over hetzelfde onderwerp een oplossing ontstaan waardoor, door een combinatie van deze beide rechtsbronnen, het Europees Hof van Justitie ervoor zal zorgen dat – zowel op dit vlak als op andere – het pretoriaanse recht bewijst dat het soms een stapje voor is op de realiteit, die gevormd wordt door zij die meer Europa willen en zij die, spijtig genoeg, minder Europa wensen. De enorme inbreng van het Europees Parlement in onze debatten is – over het algemeen – dat het zich bevindt aan de kant van zij die meer Europa willen. We winnen niets als we elke dag minder Europa willen of als we het Europa dat we hebben per onderdeel verkopen, als we het ter beschikking stellen aan hen die een project willen afbreken dat, sinds de start van de opbouw ervan, onophoudelijk is gegroeid en indruk heeft gemaakt op de wereld.
(Applaus)
Jean-Claude Trichet, president van de Europese Centrale Bank. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de vraag beantwoorden aan de hand van vijf punten. Om te beginnen wil ik nogmaals zeggen dat de verslagen van de heer Rosati en de heer Mitchell zeer indrukwekkend zijn en veel belangrijke ideeën en aanbevelingen bevatten.
In de eerste plaats, met betrekking tot de opmerkingen van de heer Schwab: het is duidelijk dat er een institutioneel-filosofisch vraagstuk is. De eurozone telt dertien exemplarische politieke democratieën, en vanaf januari zullen dat er vijftien worden. In de toekomst kunnen dat er 25 of zelfs nog meer worden. Het is ondenkbaar dat er drie of vier keer per jaar veranderingen plaatsvinden als gevolg van veranderingen die het gevolg zijn van de normale werking van onze democratie. Zeker, afspraken die worden gemaakt in de Eurogroep worden nageleefd of niet. Als ze niet worden nageleefd, is het onmogelijk om een Eurogroep te hebben die ook autoriteit heeft - iets wat ongetwijfeld de wens en de wil van alle betrokken landen is.
Mijn tweede punt heeft betrekking op banen. Cijfers zijn cijfers. Ik hoor regelmatig dat de euro niet is bedoeld om banen te scheppen, dat we een probleem hebben met groei en banen, enzovoorts. De euro is ingevoerd op grond van de filosofie die in de hele wereld wordt gedeeld: dat prijsstabiliteit, en geloofwaardigheid bij het waarborgen van prijsstabiliteit, noodzakelijke voorwaarden zijn voor duurzame groei en het scheppen van banen. Dat is het besluit dat de Europeanen hebben genomen, maar ze bevinden zich in goed gezelschap, want er bestaat consensus over. Wat zijn de cijfers? Er zijn meer dan twaalf miljoen banen geschapen sinds de invoering van de euro - meer dan twaalf miljoen; in 2006 zijn er twee miljoen banen gecreëerd, zoals de rapporteur het zojuist zo fraai heeft gezegd. Sinds de invoering van de euro hebben we zelfs meer banen gecreëerd dan de VS. We hebben het laagste werkloosheidscijfer in 25 jaar. We zijn niet tevreden, en het is goed dat we niet tevreden zijn, want het moet nog veel beter. Maar laat niemand zeggen dat de euro slecht is voor de werkgelegenheid - dat is niet waar, en dat kunnen we bewijzen.
Wat betreft onze vermeende obsessie met prijsstabiliteit, heb ik al gezegd dat prijsstabiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame groei en het duurzaam scheppen van werkgelegenheid. Ik wil daarbij ook zeggen dat dit gevoel volledig gedeeld wordt door onze medeburgers. Uit alle onderzoeken blijkt dat de burgers volledig, met een ongelooflijke meerderheid, vóór prijsstabiliteit zijn, en dat ze niet noodzakelijkerwijs volledig tevreden zijn met de huidige situatie; ze moedigen ons aan om zo geloofwaardig mogelijk te zijn. Als we vandaag een lange rente, met een looptijd van vijftig jaar, van 4,67 procent zouden hebben, en een dertigjarige rente van 4,65 procent (de vijftig jaar hebben betrekking op Frankrijk, waar obligaties met een looptijd van vijftig jaar worden uitgegeven, en de dertig jaar op Duitsland) zijn deze tarieven nog altijd veel lager dan de tienjarige rente in de VS. Waarom zijn ze zo laag? Omdat we geloofwaardig zijn - op het gebied van het waarborgen van prijsstabiliteit voor de komende dertig jaar en zelfs voor de komende vijftig jaar. Dat is de bijdrage die onze geloofwaardigheid levert in Europa.
Dan wil ik het punt van de wisselkoersen noemen, dat heel belangrijk is. Ten eerste zijn de regels duidelijk - die staan in het Verdrag. De regels zijn exact hetzelfde als de regels die in Duitsland van kracht zijn sinds de oprichting van de Bundesbank na de Tweede Wereldoorlog. Ze zijn exact hetzelfde als de regels die sinds 1994 van kracht zijn in het Franse systeem, toen de Banque de France onafhankelijk werd, wat een vereiste was van het Verdrag van Maastricht en waartoe links en rechts in Frankrijk unaniem hebben besloten toen ze het besluit namen, zoals de heer Goebbels heeft gezegd, om de Grondwet van de Vijfde Republiek te veranderen om de centrale bank onafhankelijk te maken.
Dus de regels zijn duidelijk. Ze zijn hetzelfde in een aantal landen. In de praktijk, zoals een afgevaardigde zo welsprekend heeft gezegd, betekent dit dat we een stelsel van zwevende wisselkoersen hebben, en we hebben een forum om dit soort zaken te bespreken: de G7. Bij mijn weten hebben Jean-Claude Juncker en ik de verklaring van de G7 ondertekend, samen met onze Amerikaanse partners - de Federal Reserve Board en de minister van Financiën - onze Japanse partners en onze andere partners, het Verenigd Koninkrijk en Canada.
Dat is de manier waarop we zaken bespreken sinds de invoering van een stelsel van zwevende wisselkoersen. Dat wil niet zeggen dat dit een gemakkelijke of leuke situatie is, maar ik denk dat we ons in de huidige omstandigheden zo verantwoordelijk mogelijk moeten gedragen en dat we in ieder geval deze dialoog in stand moeten houden, onderling, zeker, en met onze partners. Het is ondenkbaar dat we dingen zouden doen die tegen de wensen van onze partners ingaan. Dat zal niet werken.
Mevrouw de Voorzitter, ik wil u niet vervelen door te herhalen wat we hebben gezegd, maar samen zeggen we tegen China dat we niet tevreden zijn met de huidige situatie. We herhalen zeker wat onze Japanse vriend heeft gezegd, dat de markten op dit moment de onderliggende economische kerngegevens niet volledig weerspiegelen, en met betrekking tot de Verenigde Staten hebben we samen gezegd dat we hebben opgemerkt dat de minister van Financiën en de monetaire autoriteit hebben verklaard dat een sterke dollar, ten opzichte van de euro, in hun belang is. Ik zal hier verder niets over zeggen, maar we moeten exact weten wat de situatie is.
Dan kom ik nu op het laatste punt, dat ook belangrijk is: onafhankelijkheid. Ik heb met grote belangstelling kennis genomen van het feit dat alle regeringen in Europa hebben gezegd dat ze de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank volledig zullen respecteren. Jean-Claude Juncker heeft dat zojuist nog namens de Eurogroep gezegd. Die onafhankelijkheid is vastgelegd in het Verdrag en is de enige sleutel tot geloofwaardigheid. Hoe zouden we in de komende vijftig jaar geloofwaardig kunnen zijn als degenen die de beslissingen nemen - hier in Europa, in New York, in Tokio, in Singapore, in Hongkong en elders - ons niet als onafhankelijk zouden beschouwen? Zij vertrouwen ons omdat we onafhankelijk zijn, maar onafhankelijkheid is niet alleen gebaseerd op de volledige eerbiediging van het Verdrag door onze partners, de uitvoerende machten, maar hangt ook van onszelf af. Ik wil namens de raad van bestuur zeggen - en als ik het zou kunnen zou ik het in verschillende talen willen zeggen, om zeker te weten dat ik goed wordt begrepen! -
(FR) Met alle vastberadenheid zal ik de onafhankelijkheid van de ECB in alle omstandigheden waarborgen. Mijn achttien collega’s en ik zijn van plan het Verdrag strikt na te leven: het Verdrag, het hele Verdrag en niets anders dan het Verdrag.
(DE) Als president waak ik onder alle omstandigheden met veel vastberadenheid over de onafhankelijkheid van de ECB. Mijn achttien collega’s en ik zijn van plan het Verdrag strikt na te leven: het Verdrag, het hele Verdrag en niets anders dan het Verdrag.
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ter afsluiting van dit zeer interessante debat wil ik heel kort een opmerking maken over de toepassing van het Stabiliteits- en groeipact, want in dit debat - zoals in veel andere debatten die we zowel binnen als buiten dit Parlement hebben gevoerd - worden de Commissie en de Raad opgeroepen - in het bijzonder de Commissie, en dat is ook terecht - om het Pact strikt toe te passen. En ik ben het daar volkomen mee eens.
De Commissie en ikzelf proberen de Raad ervan te overtuigen dat het Pact moet worden toegepast zoals het nu is, zoals het is overeengekomen. En dus zonder uitzonderingen te maken, zonder de regels te overtreden, op een strikte manier, wat niet wil zeggen op een rigide manier. We hebben slechte ervaringen opgedaan toen striktheid werd verward met rigiditeit. Strikt wil niet zeggen rigide. Strikt wil zeggen streng, en strengheid moet in situaties die verschillend en moeilijk zijn gepaard gaan met flexibiliteit als we resultaten willen boeken op het gebied van de begrotingsdiscipline, wat een noodzakelijke voorwaarde voor economische groei is.
De tweede opmerking die ik wil maken is de volgende: enkele afgevaardigden hebben gerefereerd aan andere taken die we moeten uitvoeren om de groei vast te houden en de groei en de stijging van de werkgelegenheid te prolongeren. We moeten de interne markt verder blijven ontwikkelen en nog voor het eind van het jaar zullen we daar een debat over houden.
De Commissie heeft de Raad toegezegd om een analyse van de werking van de interne markt te maken en daarbij aan te geven hoe wij denken dat deze zich verder zou moeten ontwikkelen. Dit is een belangrijk debat, dat een vervolg zal zijn op de debatten zoals we die hier in het Parlement en ook in de Raad hebben gevoerd over de dienstenrichtlijn - waarvan nu moet worden bekeken hoe deze moet worden toegepast - en dat is gekoppeld aan de groeiende integratie van de financiële diensten, die van essentieel belang is voor met name een betere werking van de eurozone.
We moeten blijven praten over de strategie van Lissabon en in de komende maanden gaan we praten over de herziening van de geïntegreerde richtsnoeren, de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de richtsnoeren voor de werkgelegenheid.
De structurele hervormingen in het kader van de strategie van Lissabon beginnen hun vruchten af te werpen. De goede resultaten, de prachtige resultaten op het gebied van de werkgelegenheid die de president van de Europese Centrale Bank zojuist heeft genoemd, zijn niet te verklaren zonder de hervormingen van de arbeidsmarkt die zijn doorgevoerd in het kader van de strategie van Lissabon, zoals ik ook denk dat we de verbetering van de productiviteit die we in deze laatste kwartalen hebben gezien, niet zullen kunnen verklaren - hoewel we nog niet over alle elementen beschikken die nodig zijn voor het maken van een analyse - zonder een verband te leggen met de economische cyclus, maar ook met een aantal hervormingen van de markten voor goederen en de markten voor diensten en met een aantal moderniseringen van belangrijke sectoren van onze economie, of zonder te kijken naar de - ik zeg het opnieuw - strikte, strenge, maar niet blinde toepassing van de mededingingsregels, waarop de Commissie in het bijzonder toezicht moet houden.
Mijn laatste opmerking betreft het punt van de lonen. Dit is enkele malen genoemd en Jean-Claude Juncker heeft daar ook al op geantwoord. Ik heb dit hier in het Parlement en ook daarbuiten al verschillende malen aan de orde gesteld.
Ik ben het volledig eens met het standpunt dat Jean-Claude Juncker heeft uitgedragen. De lonen moeten zich ontwikkelen in lijn met de productiviteit. Wanneer de productiviteit stijgt, moet die stijging tot uiting komen in de ontwikkeling van de lonen. Het kan niet zo zijn dat we in tijden dat de productiviteit niet stijgt in loononderhandelingen aanbevelen dat de lonen zich in lijn met de productiviteit moeten ontwikkelen, en dat we die aanbeveling vergeten wanneer de productiviteit weer stijgt.
Maar ik denk dat we tegelijkertijd ook niet moeten vergeten de loonontwikkeling te matigen, onze concurrentiekracht niet te verliezen, of, in het geval van de eurozone, de oorzaken van de verschillen in de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid tussen de lidstaten van de eurozone diepgaand te analyseren en alternatieven te bedenken, want dit kan uiteindelijk grote problemen gaan veroorzaken in de landen die hierdoor hun concurrentievermogen zien afnemen. Daarom stel ik voor om dit debat nog iets te verbreden. Laten we ons niet alleen op de lonen richten, maar laten we het ook hebben over ongelijke ontwikkelingen, want - en ik leg nu een verband met het laatste idee dat ik in dit debat naar voren wil brengen - de perceptie van de euro is een belangrijk onderdeel van de perceptie die de burgers hebben van Europa, van het Europese idee.
De perceptie van de euro wordt ongetwijfeld beïnvloed door de perceptie die de burgers hebben van de economische ontwikkeling, en we moeten de burgers de waarheid vertellen: wanneer de economie slecht draait, moeten we dat tegen ze zeggen, maar wanneer de economie weer beter draait, moeten we dat ook tegen ze zeggen. We moeten niet vergeten, nu de economie weer beter draait, om de burgers dat beter draaien van de economie ook duidelijk te maken, omdat zij vanuit hun individuele situatie misschien niet kunnen zien dat het beter gaat met onze economie als geheel.
Maar bij die perceptie van de economische situatie, van het effect van de Europese integratie, van de monetaire en economische integratie, op de individuele situatie van mensen, spelen ook factoren als onzekerheid over de toekomst, onzekerheid over de toekomst van de socialezekerheidsstelsels, onzekerheid over de gevolgen van de globalisering en van de vergrijzing van de bevolking een rol, en we moeten antwoorden vinden op die onzekerheden zonder de fundamenten, de beginselen van de Economische en Monetaire Unie die we vandaag hebben geanalyseerd in gevaar te brengen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, donderdag 12 juli, plaats.