Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1574k
Woensdag 11 juli 2007 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
 3. PNR-overeenkomst met de Verenigde Staten van Amerika (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 4. Voorstelling van het programma van het Portugese voorzitterschap (debat)
 5. Bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie (debat)
 6. Verklaring van het voorzitterschap
 7. Stemmingen
  7.1. Vergaderrooster 2008 (stemming)
  7.2. Bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie (stemming)
  7.3. Fusies en splitsingen van naamloze vennootschappen - Verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige (stemming)
  7.4. Specifiek programma "Civiel recht" (2007-2013) (stemming)
  7.5. Communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.6. Autowrakken (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.7. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.8. Gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.9. Eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.10. Volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (stemming)
  7.11. Gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvervoersdiensten (herschikking) (stemming)
  7.12. Beleid financiële diensten 2005-2010 (Witboek) (stemming)
  7.13. Modernisering van het arbeidsrecht (stemming)
  7.14. Terbeschikkingstelling van werknemers (stemming)
 8. Stemverklaringen
 9. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 10. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 11. Eurozone (2007) - Europese Centrale Bank (2006) (debat)
 12. Agenda
 13. Eurozone (2007) - Europese Centrale Bank (2006) (voortzetting van het debat)
 14. Palestina (debat)
 15. Situatie in Pakistan (debat)
 16. Toekomstig akkoord over Kosovo (debat)
 17. Voortgangsrapport 2006 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (debat)
 18. TRIPS-overeenkomst en toegang tot geneesmiddelen (debat)
 19. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 20. Vragenuur (vragen aan de Raad)
 21. Democratische controle in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (debat)
 22. Natuurrampen (debat)
 23. Communautair statistisch programma 2008-2012 - Tijdige doorzending en verificatie van de door de lidstaten verstrekte statistische gegevens (debat)
 24. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 25. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: HANS-GERT POETTERING
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen

3. PNR-overeenkomst met de Verenigde Staten van Amerika (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

4. Voorstelling van het programma van het Portugese voorzitterschap (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het doet mij zeer veel genoegen de fungerend voorzitter van de Raad, de Portugese minister-president, José Sócrates, in het Europees Parlement welkom te mogen heten.

(Applaus)

Zoals altijd is het ook een plezier om de voorzitter van de Commissie, José Manuel Durão Barroso, in ons midden te hebben.

(Applaus)

Zoals u uit de namen kunt afleiden, is dit een zeer speciale opstelling. Portugal vervult een centrale rol in de Europese Unie. Met groot genoegen verzoek ik de fungerend voorzitter van de Europese Raad, minister-president José Sócrates, het woord te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Sócrates, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mijnheer de Voorzitter (mijn waarde Hans-Gert Poettering), mijnheer de voorzitter van de Europese Commissie (mijn waarde José Manuel Durão Barroso), dames en heren afgevaardigden, bij het begin van het Portugese voorzitterschap wil ik ten overstaan van de wettige vertegenwoordigers van de Europese burgers het motto voor dit voorzitterschap herhalen: een sterker Europa voor een betere wereld.

We hebben een duidelijke verplichting op ons genomen: we zullen alles doen om de periode van twijfel en onzekerheid over de koers van het Europese project te boven te komen. En we willen hier, in het hart van de Europese democratie, u allen, geachte afgevaardigden, vragen ons te vergezellen op weg naar dit gemeenschappelijke doel.

Het is bekend dat Portugal niet hoort bij de grondleggers van de Europese Gemeenschap. Maar toen in 1974 na een autoritair regime van achtenveertig jaar de democratie terugkwam in ons land, was ons voornaamste doel het lidmaatschap van, destijds, de Europese Gemeenschap. Dat doel hebben we bereikt in 1986. Nu we voor de derde keer het voorzitterschap van de Ministerraad van de Unie bekleden, wil ik tegenover u bevestigen dat de Portugese regering zich vastberaden zal inzetten voor de verdediging en verdieping van de waarden van vrede, vrijheid, solidariteit en welvaart die de inspiratie hebben gevormd voor de grondleggers in 1957. Dit zijn waarden die we met zijn allen, thans 27 lidstaten en bijna 500 miljoen burgers, afgelopen maart in Berlijn nog eens bekrachtigd hebben.

Ik heb er alle vertrouwen in, geachte afgevaardigden, dat wij dit halfjaar de impasses en blokkades die het Europese project al te lang in de weg staan weten te doorbreken. Het voorbeeld van het project voor Europese integratie motiveert vele volkeren en vele landen in verschillende delen van de wereld. Zij zijn de eersten die de Europese Unie vragen een actievere rol te spelen op het wereldtoneel en zij zien onze aarzelingen met onbegrip aan.

Ik heb het Europese project altijd beschouwd als een van meest vitale en nobele politieke projecten van onze tijd, en ik zal dat blijven doen. De opbouw van Europa is belangrijk voor de Europese economie, voor de bevordering van de Europese waarden en voor de Europese burgers. Maar de opbouw van Europa is even belangrijk als we het hoofd willen bieden aan de mondiale uitdagingen, willen profiteren van de mogelijkheden van deze tijd van verandering en een stabielere, meer rechtvaardige en meer ontwikkelde wereld willen opbouwen. Niet alleen de Europese volken hebben een sterk Europa nodig. Ook de wereld heeft een Europa nodig met meer invloed dan ooit.

Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik denk dat u het met me eens bent als ik zeg dat het succes van een voorzitterschap altijd afhankelijk is van de duidelijkheid van zijn programma. Voor ons liggen de prioriteiten voor de komende zes maanden duidelijk vast: hervorming van de verdragen, modernisering van de Europese economieën en maatschappijen en versterking van de rol van Europa in de wereld.

Het is duidelijk dat onze voornaamste uitdaging ligt in de hervatting van het proces van hervorming van de Verdragen, met als basis het mandaat dat we op ons hebben genomen tijdens de meest recente Europese Raad. Graag wil ik hier nog eens de verdienste benadrukken van de strategie en de onderhandelingen die zijn gevoerd door de Duitse kanselier Angela Merkel, die wij de afgelopen zes maanden altijd hebben gesteund. Ook wil ik graag mijn dank uitspreken voor het duidelijke standpunt dat het Parlement heeft ingenomen in de resolutie op basis van het verslag-Barón Crespo-Brok, in die zin dat er een overeenkomst is gevonden tussen de lidstaten die de essentie van een streven naar een grondwettelijk verdrag handhaaft maar tegelijkertijd rekening houdt met de afwijzende signalen van de referenda uit Frankrijk en Nederland.

De vooruitgang die we hebben geboekt bij de laatste Europese Raad is ook mogelijk gemaakt door de impulsen van het Europees Parlement, dat in deze materie altijd een stevige, coherente en constructieve positie heeft ingenomen, en altijd heeft geweigerd zich bij de impasse van destijds neer te leggen.

Het akkoord dat we hebben bereikt tijdens de Europese Raad van 21 en 22 juni is vertaald in een duidelijk omschreven mandaat zoals Portugal dat altijd heeft gewild. Nu hebben we de omstandigheden waaronder we vooruit kunnen.

Maar ik wil het Parlement er nog eens op wijzen dat ik op één punt niet twijfel: het doorslaggevende moment in oktober 2006 toen de regeringsleiders van de drie landen – Duitsland, Portugal en Slovenië – die het trio van voorzitterschappen zouden vormen, overeenkwamen als eerste prioriteit de oplossing van de institutionele impasse op te nemen in hun gezamenlijk programma. Destijds, in oktober 2006, geloofden weinigen dat dat mogelijk zou zijn. Maar in werkelijkheid ligt die doelstelling nu binnen ons bereik.

We pakken die taak dus nu met vertrouwen aan. En we moeten die ook afmaken door het mandaat om te zetten in een nieuw verdrag. Ik weet dat ons moeilijke en veeleisende onderhandelingen en overleg te wachten staan. Ik ben natuurlijk voorbereid op de problemen die zich altijd voordoen, vooral in de laatste fases van de onderhandelingen. Ik weet ook dat we het kunnen. Eén ding is voor mij volstrekt duidelijk: onze opdracht is niet het veranderen van het mandaat, onze opdracht is de omzetting van het mandaat in een verdrag.

Het mandaat is trouwens heel duidelijk; duidelijk in wat het zegt over wat er uit het vorige grondwettelijk verdrag moet verdwijnen, duidelijk over wat er moet worden overgenomen in het Hervormingsverdrag, duidelijk over wat er in innovatieve zin moet worden toegevoegd aan het Verdrag van Nice.

En het beste is, dames en heren, te profiteren van het politiek momentum. We moeten snel handelen. Daarom heb ik besloten de Intergouvernementele Conferentie bijeen te roepen op 23 juli aanstaande, tijdens de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van de Europese Unie. Op die 23ste zullen we een Verdragvoorstel publiceren op basis van de gedetailleerde instructies uit het mandaat.

In dezelfde week zullen wij bijeenkomsten met juristen organiseren om de tekst te analyseren en eventuele knelpunten vast te stellen. Tijdens de informele bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken op 7 en 8 september zullen we de stand van zaken opnemen. Het ligt in de bedoeling een akkoord over het verdrag te presenteren tijdens de informele Europese raad op 18 en 19 oktober in Lissabon. Dat is het doel waarnaar wij streven en ik denk dat u het allen met me eens bent als ik zeg dat dit tijdschema het beste overeenkomt met de geest en de wil van alle Europese instellingen en tevens het belang van de Unie het beste dient.

Om dit doel te bereiken reken ik op het Europees Parlement. Om die reden heb ik trouwens ook bepleit dat het Europees Parlement zich bij de Intergouvernementele Conferentie niet langer laat vertegenwoordigen door twee, maar door drie personen; op die manier kunnen we een sterkere vertegenwoordiging van dit Huis garanderen.

Om dezelfde reden zal ik ook voorstellen dat het Europees Parlement bij elke vergadering van de Intergouvernementele Conferentie op het niveau van regeringsleiders wordt vertegenwoordigd door zijn Voorzitter.

Ik weet dat ik kan rekenen op de steun van alle instellingen. Ik dank de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank voor de snelle beschikbaarstelling van hun adviezen.

En ik dank het Europees Parlement voor de moeite die het gedaan heeft om ook zijn advies vandaag goedgekeurd te krijgen, waardoor aan de voorwaarden voor de opening van de Intergouvernementele Conferentie nog deze maand is voldaan.

Ik reken ook op de wil en de inzet van alle lidstaten. Dit is een moment van convergentie waarbij alle instellingen samenkomen om een snelle beslissing te nemen over het verdrag waarmee een duidelijk signaal wordt afgegeven dat Europa met vertrouwen en vastberadenheid zijn project vooruit helpt.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de hervorming van het verdrag is slechts een deel van de taken waarvoor de Unie zich de komende zes maanden geplaatst ziet; ik wil u graag nog een paar minuten spreken over enkele interne aangelegenheden van groot belang. Behalve de institutionele kwesties willen de Europese burgers antwoorden op vragen die hen direct aangaan in hun dagelijks leven, en waardoor zij erkennen dat Europa concrete resultaten moet boeken die verschil maken en die bijdragen tot de verbetering van hun levensomstandigheden. En het lijdt geen twijfel dat Europa meer moet investeren in modernisering.

Iets meer dan zeven jaar geleden kwam de toenmalige premier van Portugal, António Guterres, naar dit Huis om u de strategie van Lissabon voor te stellen, die tot nu toe de routekaart is geweest voor de modernisering van de Europese economie en maatschappij.

Het is dus met bijzondere voldoening dat ik u nu kan zeggen dat de strategie van Lissabon opnieuw centraal zal staan. De strategie die in 2000 is vastgelegd, met als doel het concurrentievermogen en de sociale cohesie te versterken door in te zetten op kennis en innovatie, blijft de juiste weg en heeft nog steeds de steun van de voornaamste Europese politieke krachten.

Wij gaan een actieve bijdrage leveren aan een nieuwe cyclus in de strategie van Lissabon die moet worden goedgekeurd in het voorjaar van 2008 tijdens het Sloveense voorzitterschap. Maar we zullen deze nieuwe cyclus voorbereiden met aandacht voor het evenwicht tussen de drie componenten van die agenda: de economische, de sociale en de milieucomponent.

Door de herziening van de interne markt kunnen we de nadruk leggen op het concurrentievermogen van de ondernemingen, op de opening van markten en op de eliminatie van de contextkosten, maar ook op de rol die de culturele industrie kan spelen in de zin van scheppen van werkgelegenheid, economische groei en innovatie.

Het komende halfjaar zal ook bijzonder relevant zijn voor wat betreft de opties van het energie- en milieubeleid, en op dat gebied kan de doelstelling van Europa er maar één zijn: het leiderschap op milieugebied handhaven, in het bijzonder in de strijd tegen de klimaatverandering.

Natuurlijk zullen we doelstellingen nakomen ter bevordering van het debat over een technologisch plan van aanpak op het gebied van energie en milieu, waarbij we ook de rol van biobrandstoffen willen benadrukken, in het bijzonder in het kader van de relatie die ontstaan is uit de eerste top tussen de Brazilië en de Europese Unie.

We willen aan de sociale dimensie van de strategie van Lissabon de zichtbaarheid en de relevantie meegeven die ze verdient. Bij het verstrijken van tien jaar sinds de start van de “Europese werkgelegenheidsstrategie”, lijkt het ons essentieel het debat te bevorderen over de beste manier om de coördinatie van werkgelegenheidsbeleid te bevorderen teneinde het scheppen van duurzame arbeidsplaatsen in het kader van de wereldwijde concurrentie een impuls te geven. Deze aanpak van het Portugese voorzitterschap zal nauw verweven zijn met de opleiding van arbeidskrachten, het combineren van werk en gezin en de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting.

Het Europees sociaal model, divers als het is, vereist een gemeenschappelijke bezinning op de houdbaarheid van de pensioenvoorzieningen, maar ook op de noodzakelijke hervormingen op de arbeidsmarkten en de systemen van bescherming tegen sociale risico's. In dit verband moet het debat over de zogenaamde "flexizekerheid" zich richten op het zoeken naar geïntegreerde en evenwichtige oplossingen, een praktische vertaling naar algemene en gemeenschappelijk principes op Europees niveau die rekening houdt met de diverse maatschappelijke realiteiten in de lidstaten van de Unie.

Dames en heren, een van de structurele waarden voor het Europees project ligt op het raakvlak van vrijheid en veiligheid. In dit verband zal de versterking van politiële en justitiële samenwerking in de strijd tegen het terrorisme en de misdaad een prioriteit van dit voorzitterschap zijn.

Terrorisme blijft een van de grootste bedreigingen van internationale vrede en veiligheid. Maar democratieën zijn niet bang voor terrorisme en weten hoe ze die dreiging het hoofd moeten bieden. Een goed voorbeeld daarvan werd vorige week gegeven door de Britse regering, en ik wil haar namens alle landen van de Unie onze solidariteit betuigen.

De strijd tegen het terrorisme moet daarom een gemeenschappelijke doelstelling voor alle lidstaten blijven. Want alleen door Europese samenwerking kunnen we het terrorisme voorkomen, ons ertegen beschermen en het vervolgen.

Het Portugese voorzitterschap zal werken aan de uitvoering van de lopende initiatieven in het kader van de EU-strategie tegen het terrorisme en van het actieplan ter bestrijding van terrorisme. Daarnaast zal het zich blijven wijden aan de tenuitvoerlegging van de strategie tegen de radicalisering en het rekruteren van terroristen, een strategie die de komende zes maanden opnieuw zal worden beoordeeld.

Wij vinden daarom dat de heer De Vries snel vervangen moet worden en dat er duidelijkheid moet komen over de middelen en het mandaat zodat zijn opvolger de taken doeltreffend kan vervullen.

Dames er heren, er is geen vrijheid zonder veiligheid. Dat leert ons de geschiedenis. Daarom is het veiligheidsbeleid van de Unie ook essentieel om de open en tolerante aard van de Europese maatschappijen te bewaren.

Ik wil dan ook niet verhelen dat ik er trots op ben dat Portugal het initiatief heeft genomen tot SIS-ONE4ALL dat bovendien ook nog eens door een Portugees bedrijf is opgezet de technologische oplossing waardoor nieuwe lidstaten volledig tot het Schengengebied kunnen toetreden en de grenzen met deze landen tegen het einde van het Portugese voorzitterschap verdwenen kunnen zijn.

Op deze manier voldoen wij aan een van de grootste wensen van deze burgers: vrij verkeer van personen binnen het grondgebied van de Unie.

Dames en heren, ik zou ook een enkel woord willen wijden aan het immigratiebeleid. Wij zullen daar tijdens ons voorzitterschap bijzondere aandacht aan besteden. Europa is vandaag de dag een gebied waar miljoenen immigranten welkom zijn en die hier wonen, werken en hun kinderen opvoeden. Hun bijdrage is onontbeerlijk voor de Europese economische groei.

Daarom moeten wij een Europees immigratiebeleid opzetten dat is gebaseerd op bestrijding van clandestiene immigratie, maar ook op een politiek van opname en integratie van legale immigranten en op een effectieve samenwerking met de landen van herkomst, waardoor het mogelijk moet zijn de migratiestromen te reguleren met wederzijds voordeel.

Alleen een beleid dat doeltreffend is in het land van herkomst én het land van bestemming, een beleid dat zowel de oorzaken als gevolgen aanpakt, is opgewassen tegen de omvang van het verschijnsel en kan worden uitgevoerd op een wijze die verenigbaar is met onze waarden en verantwoordelijkheden.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de huidige internationale situatie schept bijzondere verantwoordelijkheden voor de Europese Unie, en ik wil het nu met u hebben over de agenda voor het buitenlands beleid van de Europese Unie tijdens het Portugese voorzitterschap. De Europese burgers eisen ondubbelzinnig dat wij een actieve internationale rol vervullen, gebaseerd op de waarden van internationaal recht, wederzijds respect, dialoog en overleg. Ook de internationale gemeenschap heeft niet mis te verstane verwachtingen met betrekking tot een betrokken en coherente rol van de Unie bij de grote internationale onderwerpen.

In het tweede halfjaar van 2007 moeten we besluiten nemen over delicate kwesties op de wereldagenda die geen uitstel dulden – de toekomst van Kosovo, het nucleaire dossier van Iran, de humanitaire crisis in Darfoer. Er staan bilaterale topontmoetingen op stapel die heel belangrijk zijn: met India, China, Rusland en Oekraïne. De betrekkingen met de Verenigde Staten binnen het kader dat is vastgesteld op de Top van Washington tijdens het Duitse voorzitterschap, zullen van zeer nabij worden gevolgd, wat in de lijn der verwachting ligt gezien het strategisch belang van deze betrekkingen.

Wij zullen in alle gevallen de met het voorzitterschap verbonden verantwoordelijkheden op ons nemen, in nauwe samenwerking met de hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid, Javier Solana, en met de Europese Commissie.

Ik zou drie initiatieven naar voren willen halen waar wij zeer aan hechten en die het verdienen nader belicht te worden: de topconferentie met Brazilië, die inmiddels achter de rug is, ten tweede, de topconferentie met Afrika en ten slotte de Euromediterrane besprekingen.

In de eerste week van het voorzitterschap vond de top met Brazilië plaats, met als doel onze betrekkingen op alle terreinen naar een hoger niveau van wederzijds begrip en nauwere samenwerking te tillen. Dit initiatief is ons als Portugezen bijzonder lief, omdat we de taal en veel van onze cultuur en geschiedenis delen met Brazilië. We willen de politieke voorwaarden scheppen om, net zoals dit gebeurt met andere opkomende economische machten, ervoor te zorgen dat er in de toekomst een formele relatie tot stand komt waarvan beide partijen, Europa en Brazilië, kunnen profiteren. Op deze manier wordt ook bijgedragen aan een verdieping van de relatie die we met geheel Latijns-Amerika in het algemeen nastreven.

Nauwere banden met Brazilië zullen ook concrete resultaten opleveren bij het aangaan van de globale uitdagingen. Door de top van vorige week met president Lula da Silva hebben we mogelijkheden geschapen die we nu nader moeten onderzoeken bij de onderhandelingen van de Doharonde, en we zullen alles doen om de actie van de Europese Commissie in dezen te steunen. Ik behoor tot degenen die denken dat de onderhandelingen van de Doharonde een belangrijke rol spelen bij het in goede banen leiden van de globalisering en dat de afronding van de onderhandelingen positieve resultaten zal opleveren. Dit moet een van de prioriteiten van de Europese instellingen blijven.

De ministeriële Euromedbijeenkomsten maken deel uit van een serie onderhandelingen, het zogenaamde proces van Barcelona en het nieuwe nabuurschapsbeleid. Ze onderstrepen de waarde die we hechten aan het opnieuw starten van een politiek kerndebat met onze partners aan de zuidkant van de Middellandse zee. We delen dezelfde zorgen en we staan tegenover uitdagingen op het gebied van ontwikkeling en sociale cohesie die de groeiende onderlinge afhankelijkheid van de twee zijden van de Middellandse Zee beklemtonen, en we zijn ervan overtuigd dat we kunnen bijdragen aan het overwinnen van enkele obstakels op essentiële gebieden zoals het beheer van migratiestromen en de bijdrage die de volksverhuizingen kunnen leveren aan de ontwikkeling in de landen van herkomst, met de steun en de inspanning van de Europese landen en de relevante internationale instellingen.

Ten slotte willen we de tweede topconferentie tussen de Europese Unie en Afrika organiseren omdat we ook aan de basis hebben gestaan van de vorige top in 2000 in Caïro die, zoals u zich zult herinneren, plaatsvond onder Portugees voorzitterschap. Zonder enkele moeilijkheden te willen negeren die overwonnen moeten worden, zijn we er van overtuigd dat het niet valt te rechtvaardigen dat dit soort ontmoetingen op het hoogste niveau gedurende meer dan zeven jaar niet hebben plaatsgevonden gezien de nauwe historische banden tussen beide continenten en hun sterke onderlinge afhankelijkheid in de huidige wereld.

Portugal bevindt zich in een uitstekende positie om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen en ze rekent daarbij op de bijdrage van de Afrikaanse Unie en alle Europese landen om van de top een moment te maken waarop de dialoog en de samenwerking op gebieden van het grootste gezamenlijk belang weer nieuw leven wordt ingeblazen. We aanvaarden dan ook de noodzaak om een nieuw strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en Afrika te definiëren, met het oog op de doelstellingen van duurzame ontwikkeling, het garanderen van vrede, bestrijden van endemische ziekten en een evenwichtig partnerschap bij het beheer van migratiestromen tot wederzijds voordeel.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit is onze agenda. Ik ben me ervan bewust dat we het voorzitterschap aanvaarden op een moment dat de internationale situatie gevoelig ligt, en dat we ambitieus zijn in het definiëren van onze eigen doelstellingen. We weten dat de voorzitterschappen alleen niet alle problemen kunnen oplossen die zich voordoen, maar we weten ook dat we verschil kunnen maken als we duidelijke doelstellingen op ons nemen, bescheidenheid tonen bij het nastreven ervan en de wil tonen om de nodige consensus te bevorderen.

Vele Europese filosofen kenmerken de wereld van vandaag met het voorvoegsel 'post'. Postdemocratisch, postmodern of postindustrieel, een 'post'-wereld. Maar in werkelijkheid betekent dit concept alleen maar het volgende: we leven in een wereld in beweging, in versnelde beweging en wat we zien gebeuren begrijpen we nog niet volledig.

Maar te midden van zoveel onzekerheden en ongewisheid weten we één ding: in een wereld in beweging is stilstaan de grootste fout. Dat is een fout die Europa niet kan en niet mag maken. Dit, dames en heren, is ons vaste voornemen: ervoor zorgen dat Europa niet blijft stilstaan, dat het Europees project voortgang boekt op de weg naar een betere wereld.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dank u voor de presentatie van uw programma. Uit het applaus blijkt wel hoe goed het hier in het Europees Parlement is ontvangen. We willen u bovenal bedanken omdat u duidelijk hebt gemaakt dat het Europees Parlement op alle niveaus binnen de Intergouvernementele Conferentie vertegenwoordigd zal zijn. U hebt persoonlijk altijd steun gegeven aan die benadering, die garandeert dat het Europees Parlement zijn goedkeuring zal kunnen hechten aan het organiseren van een Intergouvernementele Conferentie. We verwachten als Europees Parlement ook veel van uw werk met het secretariaat-generaal van de Raad.

Ik wil nu graag de voorzitter van de Commissie, José Manuel Durão Barroso, uitnodigen het Parlement toe te spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (PT) Voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren, ik wil allereerst op een bijzondere wijze het begin van het Portugese voorzitterschap en de minister-president van Portugal begroeten. Het programma van het Portugese voorzitterschap is ambitieus en veeleisend, de Intergouvernementele Conferentie zal natuurlijk een belangrijke plaats opeisen, vooral tot aan de Europese Raad van oktober, maar het Portugese voorzitterschap beperkt zich niet tot de zo belangrijke kwestie van het Verdrag. De buitenlandse betrekkingen, met de organisatie van topconferenties met veel van onze partners, de vernieuwde agenda van Lissabon voor groei en werkgelegenheid, en de innovatie behoren tot de onderwerpen die veel aandacht vergen.

De Commissie heeft gisteren haar advies voor de Intergouvernementele Conferentie (IGC) goedgekeurd. Zoals ik al in dit Parlement heb gezegd, zal de IGC die binnenkort begint een heel ander karakter hebben dan vorige. Dankzij het eerder verrichte werk en vooral de inspanningen van het Duitse voorzitterschap, dankzij het feit dat we zo'n concrete vooruitgang hebben kunnen boeken, kunnen we zeggen dat de mate van detaillering van deze opdracht haar weerga niet kent. Er is nog nooit een IGC begonnen met een zo nauw omschreven opdracht. Weliswaar neemt dit mandaat op sommige punten de tekst van de IGC van 2004 over, maar op andere punten wordt een taal gebruikt die juridisch en technisch verder is uitgekristalliseerd. Als gevolg van dit niveau van nauwkeurigheid kunnen we nu zeggen dat de centrale vraag niet meer gaat over de politieke inhoud, want die is in wezen al opgelost tijdens de Europese Raad, maar wel over de mate waarin we trouw kunnen blijven aan de inhoud van het mandaat.

Daarom moeten we duidelijk zijn. Ik wil hier de positie van de Commissie duidelijk neerzetten: wij zullen het mandaat in zijn geheel verdedigen en wij vinden dat het niet opengebroken mag worden. Wat er op het spel staat, en de heer Sócrates heeft dat ook al gezegd, is het omzetten van het mandaat in een Verdrag, niet het maken van een nieuw mandaat. Het zou zeer negatief zijn, naar mijn idee zelfs onvoorstelbaar als we terugkwamen op iets waarover we het unaniem eens waren. Het zou een teken van groot wantrouwen zijn als we nu weer probeerden te onderhandelen over een mandaat dat de steun had van iedereen. Zonder vertrouwen in de waarde van de aanvaarde compromissen kunnen we geen sterk Europa opbouwen.

Het is ook waar dat, vanuit de Commissie bekeken, het mandaat ideaal noch perfect is; wij zouden op veel gebieden ambitieuzer zijn geweest. Maar het mandaat is voor niemand ideaal en zo werkt het Europees project al sinds mensenheugenis. Sinds 1957 is ons integratieproces altijd verlopen via politieke compromissen en niet via ideale oplossingen. Zo zal het ook nu weer zijn. Vergeet ook niet dat het akkoord dat bereikt is op het niveau van de Europese Raad moeilijk was en is gebaseerd op een delicaat politiek compromis. Het is onze verantwoordelijkheid aan dit compromis vast te houden tijdens de IGC en tot aan de laatste ratificatie.

De Commissie steunt van harte het voorstel van het Portugese voorzitterschap om spoedig een speciale, verkorte IGC te organiseren. Deze begint op 23 juli en als alles goed gaat, en we zullen van onze kant alles doen om dat te bevorderen, zal deze kunnen worden afgerond tijdens de informele Europese Raad in oktober. De Commissie behoudt zich echter het recht voor haar mening te uiten over standpunten en voorstellen van de regeringen van de lidstaten tijdens de IGC en wij zullen in het bijzonder waken over de vervulling van het mandaat. We vinden dat dat onze plicht is.

Voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren, we hebben het al gezegd: het Portugese voorzitterschap gaat verder dan deze zo belangrijke kwestie van het verdrag en ik merk met voldoening dat de minister-president en voorzitter van de Europese Raad bijzondere aandacht wil geven aan de strategie van Lissabon. We kunnen bevestigen dat de samenwerkingsstrategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid, die we samen opnieuw hebben gestart in 2005, nu behoorlijk positieve resultaten te zien geeft. De werkloosheid in de Europese Unie is gedaald van 10 procent medio jaren negentig tot 7 procent afgelopen juni.

Onze analyse toont aan dat de structurele werkloosheid ook daalt, wat goed is voor Europa op de middellange en lange termijn; uit onze gegevens blijkt ook dat de toename van werkgelegenheid onder de vrouwelijke bevolking op 50 procent ligt. Deze elementen hebben grote betekenis voor een Europa dat concurrerender, rechtvaardiger en coherenter moet zijn.

De economische groei heeft ook het hoogste niveau bereikt sinds 2000, in een context van versterking van potentieel en groei voor de Europese economie; daardoor denken we dat de recente groei structureel is en niet alleen maar conjunctureel. Voor het merendeel is de vooruitgang te danken aan de hervormingen die zijn ingezet door de vernieuwde agenda van Lissabon voor de samenwerkingsstrategie voor groei en werkgelegenheid. Door de regeringen van de lidstaten een gemeenschappelijk hervormingskader te bieden faciliteert, steunt en versterkt Europa juist deze hervormingsbeweging die alle Europese regeringen, weliswaar met verschillende snelheden en in verschillende omgevingen, op de een of andere manier tot stand hebben gebracht.

Daarom moeten we hier benadrukken dat de vaak-bekritiseerde strategie van Lissabon een belangrijk element voor economische en sociale modernisering is. Maar eigenlijk hebben we geen tijd voor zelfgenoegzaamheid. Er is nog veel te doen om de Europese economie concurrerender en de Europese maatschappijen rechtvaardiger te krijgen. Vooral de bijdrage van innovatie aan de economische groei dient daarbij te worden vergroot. Ik weet dat dit een van de prioriteiten van het Portugese voorzitterschap is en ik ben blij met deze mogelijkheid. Innovatie is de drijvende kracht achter de combinatie die bestaat uit het technologisch platform voor energie, het Europees Technologisch Instituut en de eerste kennis- en innovatiegemeenschap; wij willen dat die zich wijdt aan de energievraagstukken en de strijd tegen de klimaatverandering. We hopen deze gemeenschap te kunnen starten tijdens het Portugese voorzitterschap. Dit is er ongetwijfeld het duidelijkste voorbeeld van dat de vernieuwde strategie van Lissabon de verschillende aspecten wil samenbrengen, vooral dit centrale aspect dat te maken heeft met de strijd tegen de klimaatverandering en het veiligstellen van de energievoorziening. Maar als we op dit gebied resultaat willen boeken, moeten we meer doen in innovatieve zin, en daarom zie ik met voldoening dat het Portugese voorzitterschap van plan is innovatie hoog op de agenda van de Europese Raad van december te zetten. Opleiding, wetenschappelijk onderzoek en innovatie zijn essentiële elementen van de maatschappijen in Europa die we willen opbouwen om te kunnen antwoorden op de belangrijkste zorgen en uitdagingen van deze nieuwe eeuw.

Om de doelstellingen te bereiken die we ons gesteld hebben op het gebied van Europees energie- en klimaatbeleid, hebben we een ambitieuze en consistente strategie uitgewerkt om de duurzaamheid, de continuïteit van de energievoorziening en het concurrentievermogen in Europa te garanderen. Niettemin moeten we onder ogen zien dat we voor het succes van deze strategie de conclusies van de Europese Raad van maart enthousiast kunnen begroeten. Zij vormen een mijlpaal in de geschiedenis van de energie en de strijd tegen de klimaatverandering.

Als we nu resultaat willen boeken moeten we een extra inspanning leveren op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie. Het technologisch niveau op het gebied van schone energie is een steunpilaar van deze strategie. De vorming van het Europees Technologisch Instituut, zo enthousiast ontvangen in het Europees Parlement, vormt aan de andere kant een essentiële aanzet om het concurrentievermogen van Europa te vergroten door een bundeling van krachten op Europese schaal en een betere relatie tussen kennis en innovatie.

Voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren, zoals de Commissie aangeeft in het advies dat we gisteren hebben aangenomen, moet het hervormingsverdrag de actieve mogelijkheden op het gebied van buitenlandse betrekkingen vergroten, en wel op zeer symbolische wijze. Twee van de centrale zuilen van het Portugese voorzitterschap zijn de institutionele hervorming en de buitenlandse betrekkingen van de Unie. Er is duidelijk sprake van actieve samenwerking tussen het voorzitterschap en de Commissie op dit laatste gebied. Vorige week zijn minister-president Sócrates en ikzelf naar Accra gereisd om daar de slotsessie van de topconferentie van de Afrikaanse Unie bij te wonen, en de dag daarop waren we aanwezig bij de eerste top tussen de Europese Unie en Brazilië.

Met Brazilië, onze meest recente strategische partner, hebben we een ambitieuze agenda, waarop onder andere staan de energie, vooral de wens naar duurzame biobrandstoffen, de strijd tegen de klimaatverandering, en de handelsbetrekkingen. Voor wat betreft de internationale handel hebben we een dringend beroep gedaan op president Lula om een akkoord te bereiken in de Doharonde. De Commissie benadrukt het handelsbelang van de Doharonde omdat handel de motor is van de groei en de economische ontwikkeling. De handel heeft miljoenen mensen in Azië uit de armoede gehaald en kan dat blijven doen, niet alleen in de Aziatische landen maar ook in Zuid-Amerika en Afrika.

Internationale handel moet gestoeld zijn op regels en multilaterale instellingen en de Europese Unie heeft een belangrijke rol bij de consolidatie van regels en internationale regulering. De Doharonde is dus essentieel. Die heeft niet alleen met handel te maken, hoewel dat op zich zeer belangrijk is, maar ook met onze multilaterale visie. Men kan niet het multilateralisme actief verdedigen maar als het om de handel gaat het unilateralisme verheerlijken. Ook op dit gebied is vooruitgang noodzakelijk want het gaat niet alleen om een handelsagenda, maar om een agenda van sociale ontwikkeling, een agenda die onze band met de ontwikkelingslanden kan versterken.

Het partnerschap tussen Europa en Afrika is ook essentieel voor de internationale stabiliteit. De Europese Unie is de grootste schenker van financiële, economische en technische hulp aan Afrika. Europa is de belangrijkste handelspartner van het Afrikaanse continent en importeert meer dan alle andere landen van de G8. De Commissie wier voorzitter ik de eer heb te zijn heeft vanaf het begin van haar mandaat van de verhoudingen met Afrika een van de hoogste prioriteiten gemaakt. Zo heeft de Commissie voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Unie een bijeenkomst gehouden buiten Europa in Addis Abeba, waar we een werkbespreking hebben gehad met de Commissie van de Afrikaanse Unie. Er valt nog veel te doen in de relatie tussen Europeanen en Afrikanen. De volgende topontmoeting tussen de Europese Unie en Afrika, die zal worden georganiseerd door het Portugese Voorzitterschap, vormt een unieke gelegenheid om een ambitieuze agenda vast te stellen met daarop concrete zaken als energie, migratie, strijd tegen de klimaatverandering en natuurlijk democratie en mensenrechten. Wij hebben de plicht met onze Afrikaanse partners te spreken over democratie, mensenrechten en governance, We spreken met de hele wereld, waarom dan niet met Afrika? We hebben weliswaar enkele belangrijke politieke en diplomatieke problemen op te lossen, maar die kunnen en mogen nooit een blokkade vormen voor een strategisch partnerschap voor de toekomst van de globalisering. Afrika en Europa moeten samenwerken.

Ik heb verschillende malen gezegd dat de Europese Unie een roeping heeft voor de 21e eeuw, de bevordering van rechtvaardigheid, vrijheid en solidariteit op wereldniveau. De Europese Unie kan en mag niet een groep landen zijn die alleen naar zichzelf kijken. De Europese Unie kan en moet een drijvende kracht zijn voor hervorming en stabiliteit in de wereld, een kracht ter bescherming van de belangen van de Europeanen en ter bevordering van de waarden. Wij zijn een gemeenschap van waarden, vooral van vrijheid en solidariteit. Het Afrikaanse continent is zeker een regio die onze steun en inspanning nodig heeft. De Europese Unie kan niet de ogen sluiten voor het drama dat zich zo dichtbij afspeelt.

Alvorens af te ronden wil ik de Portugese regering alle succes wensen en de volledige bereidheid van de Commissie uitspreken om met het voorzitterschap samen te werken. Ik kan zeggen dat we alle vertrouwen hebben in de Portugese capaciteiten, omdat het land zijn Europese overtuiging heeft bewezen, in de capaciteiten van de regering, de autoriteiten en alle politieke krachten om te werken ten voordele van Europa. Wij delen met het Portugese voorzitterschap het mooie motto dat voor deze periode is uitgekozen: een sterker Europa voor een betere wereld. Samen zullen we daarin slagen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte collega’s, mijn fractie juicht het ambitieuze devies van het Portugees voorzitterschap “een sterker Europa voor een betere wereld” toe. In het hart van zijn mandaat heeft het Portugees voorzitterschap de wil geplaatst om te bouwen, en het heeft daarbij het stokje van het Duits voorzitterschap overgenomen. Door munt te slaan uit de door mevrouw Merkel op gang gebrachte dynamiek, zult u, mijnheer Sócrates, kunnen aantonen dat het succes van een voorzitterschap bepaald wordt door een sterke politieke wil en een strategie voor gedeelde, ambitieuze maar realistische ambities.

Uw succes zal ook afhangen van uw samenwerking met het Parlement. Betrekt u ons nauw bij uw optreden en uw besluiten.

Voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten zijn de institutionele hervorming, de veiligheid van onze medeburgers, de voltooiing van de interne markt en de consolidering van de groei taken waar uw voorzitterschap zich niet aan kan onttrekken. In het op 21 en 22 juni bereikte akkoord is in feite de met de vorige tekst geboekte vooruitgang overgenomen. Als de lidstaten in het voorjaar 2009 hebben geratificeerd, kan Europa eindelijk op efficiënte, transparante en democratische manier besluiten nemen op gebieden als veiligheid, groei, energie, klimaat en demografie.

Terugkomen op aangegane verplichtingen zou betekenen dat men de Europese Unie beschouwt als een kaartenhuis : je trekt er één kaart uit en het hele huis stort in elkaar. Volgens onze fractie - en volgens met name Elmar Brok, onze vertegenwoordiger - zou de Intergouvernementele Conferentie in juridisch opzicht de laatste hand moeten leggen aan de herziene verdragen, en zou - zoals u wenst, mijnheer Sócrates - ten tijde van de Europese Raad van het najaar moeten worden afgesloten.

Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, als u uw optreden plaatst in het teken van ‘een sterker Europa voor een betere wereld’, komt u er niet onderuit om te kijken naar de veiligheid van onze medeburgers. U hebt daar vanmorgen ook uitvoerig over gesproken. De terroristische daden in het Verenigd Koninkrijk en elders in Europa en de beëindiging van het staakt-het-vuren door de ETA baren ons zorgen en vragen om antiterreurcoördinatie in Europa. Mijnheer Sócrates, ik ken de terughoudendheid van de lidstaten als het gaat om samenwerking op dit gebied. We moeten af van het principe ‘eenieder voor zich’. De veiligheid van onze Europese medeburgers is boven alles verheven. In de confrontatie met de internationale criminaliteit, met duistere terroristische organisaties, ingewikkelde netwerken en verfijnde methodes, vooral wat migratie betreft, lopen wij het risico aan het kortste eind te trekken, en daarom hebben wij de plicht om onverwijld op te treden. Het feit dat de post van antiterreurcoördinator van de Unie vacant is, is onduldbaar. Hartelijk dank voor uw inzet.

Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, laten wij bij onze veiligheid blijk geven van net zoveel vastberadenheid als bij het klimaat en energie. De slachtoffers van de terroristische aanslagen dwingen ons tot eendracht. Onder uw leiderschap verwachten wij meer samenhang te kunnen verwezenlijken. Ook verwachten wij van de lidstaten een grotere inzet voor een efficiënt model van antiterroristische coördinatie.

Wat de andere prioriteiten betreft, zoals de voltooiing van de interne markt en de consolidering van de groei, zullen onze medeburgers zich pas scharen achter het Europees ideaal als zij vaststellen dat ons sociaal model, het vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten, en de bevordering van onderwijs, opleiding en innovatie ook leiden tot tastbare verbeteringen in hun dagelijks leven.

De totstandbrenging van het economisch meest geavanceerde gebied ter wereld veronderstelt eerst en vooral de noodzakelijke politieke wil en moed. Portugal was zo moedig om de strategie van Lissabon op poten te zetten. Nu krijgt het de gelegenheid om de beste service na verkoop te garanderen. Wij hechten grote waarde aan zowel de sociale als de economische dimensie van de Europese opbouw.

Mijnheer Sócrates, evenals u willen wij dat met Afrika vooruitgang wordt gemaakt bij de migratieproblematiek, en dat de banden met Brazilië en de opkomende landen worden versterkt. Evenals u zetten ook wij de trans-Atlantische betrekkingen op de lijst met prioriteiten. De afgelopen maanden heeft ons partnerschap een kwalitatieve sprong gemaakt. Nu moeten er vorderingen worden gemaakt. Onze nabuurschapsbetrekkingen met de Balkan-landen, Oekraïne, Wit-Rusland en met Rusland natuurlijk moeten in het teken staan van de eerbiediging van onze waarden en een continue dialoog.

Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten wenst u heel veel succes toe bij de verwezenlijking van ‘een sterker Europa voor een betere wereld’. Wij staan aan uw zijde als de waarden van vrede en solidariteit, moed en verantwoordelijkheid moeten worden verdedigd.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, bijna op de kop af een jaar geleden, op 1 juli vorig jaar, werd er een interessante voetbalwedstrijd gespeeld, waarbij Portugal in de verlenging door een strafschop als winnaar uit de bus kwam. Een spannende wedstrijd. En de Portugezen hebben met stalen zenuwen alle strafschoppen benut. De bal ligt op de witte stip. U hebt alles gezegd wat er over de intergouvernementele conferentie te zeggen valt. Nu moet u de bal in het doel schieten. Na uw betoog van vanmorgen heb ik de indruk dat u net zulke stalen zenuwen hebt als de Portugese nationale ploeg. Als u dus de strafschop benut, wint u in oktober de beker!

(Applaus)

Wij zijn realisten, minister-president Sócrates. Het mandaat bevat minder dan we hadden gehoopt, maar we erkennen dat er niet meer in zat. Maar laat één ding duidelijk zijn: met minder nemen we geen genoegen! U dient aan iedereen die aan deze intergouvernementele conferentie heeft deelgenomen duidelijk te maken dat we niet kunnen terugkomen op de bereikte resultaten.

Een opmerking aan het adres van mijn collega Joseph Daul: ik heb er terdege kennis van genomen dat dit het standpunt is van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, en ik hoop dat iedereen binnen die fractie dit standpunt deelt, inclusief de voorzitters van de commissies van uw fractie.

(Applaus)

Hoe hoger de commissie, des te onzekerder ik ben over mijn inschatting.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wat zou een terugkeer betekenen? Dan zijn we weer terug bij de crisissituatie die we net hebben overwonnen. En als we in een crisis verkeren, mijnheer de voorzitter van de Raad, dan kunnen we die juiste doelen die u hebt beschreven weer niet realiseren. Hoe willen we eigenlijk een coherente Lissabon-strategie verwezenlijken in een Europa met verschillende snelheden? Die twee dingen gaan niet samen.

Ja, u hebt gelijk, we moeten de Lissabon-strategie nu nieuw leven inblazen. Drie jaar geleden hebben we daartoe besloten. Nu, drie jaar later, zijn we eigenlijk nog geen stap verder. Dat u als voorzitterschap van de Raad zegt dat we weer om de tafel moeten gaan zitten om het proces vlot te trekken en te intensiveren, lijkt mij niet meer dan juist. Maar het dient mijns inziens vooral om twee redenen te worden geïntensiveerd: u hebt gelijk als u zegt dat we willen inzetten op kwalificaties. Als wij het meest concurrerende, op kennis gebaseerde continent willen worden, moeten we inzetten op kwalificaties. Wij willen dat de Lissabon-strategie vooral één ding oplevert: sociale zekerheid.

Als we meer economische groei hebben – en die hebben we; de werkgelegenheid is toegenomen, de hervormingen slaan aan, ook in mijn land slaan ze nu aan dankzij de regering van Gerhard Schröder –, als we meer banen hebben, dan is het vooral zaak dat die groei duurzaam is en dat die sociale zekerheid brengt. Anders heeft de Lissabon-strategie geen zin.

U had gelijk, mijnheer de voorzitter van de Raad, toen u zei dat bescherming van het klimaat bij uitstek het vlak is waarop we gedwongen worden samen op te treden, met alle 27 lidstaten, en waarvoor een groot draagvlak onder de bevolking bestaat. De Live Earth-concerten van afgelopen weekend hebben ons op indrukwekkende wijze laten zien met wat voor enthousiasme jongeren zich voor dit idee willen inspannen. Van dat enthousiasme moeten we gebruik maken. Deze jongeren gaan naar het concert, en als het concert is afgelopen, vragen ze zich af hoe het nu verder gaat.

Bono en Herbert Grönemeyer kunnen het probleem niet oplossen. Ze kunnen de oplossing misschien wel een stapje dichterbij brengen, maar wij zijn degenen die door concrete acties voor een doorbraak moeten zorgen. Maar als wij met een oplossing komen, als we onze ambitieuze doelstellingen halen, dan weet ik zeker dat de bevolking van Europa achter ons staat, en dat is nu precies wat het Europese project nodig heeft.

Met het oog op klimaatbescherming ben ik u, mijnheer de minister-president, dankbaar voor uw strategie voor Afrika en Latijns-Amerika, want zonder Afrika en Latijns-Amerika is klimaatbescherming niet goed mogelijk. Bij Afrika moeten we het bittere feit erkennen dat dit continent het meest te lijden heeft van de opwarming van de aarde, terwijl het het minst aan deze opwarming bijdraagt. Dit is een belangrijke factor in het lijden van de Afrikanen.

Ook voor uw standpunt ten aanzien van Latijns-Amerika ben ik u zeer dankbaar. De trans-Atlantische betrekkingen van de Europese Unie reiken veel verder dan onze betrekkingen met de Verenigde Staten van Amerika. Voor ons is met name een taak weggelegd bij de multilaterale oplossing van internationale conflicten op het Latijns-Amerikaanse continent, bij de hervorming van de Verenigde Naties, bij de beheersing van financiële crises die worden veroorzaakt door de financiële markten. Welke landen hebben daar het meest onder geleden? Argentinië bijvoorbeeld, of ook Brazilië. De samenwerking van ons continent met het Latijns-Amerikaanse continent is essentieel. Onze fractie zal dit initiatief in de herfst ook nemen en steunen, en we zijn u dankbaar dat u deze top hebt georganiseerd.

Sommige mensen in dit Parlement worden meteen nerveus als twee afgevaardigden uit hetzelfde land na elkaar het woord voeren. Mijnheer de Voorzitter, vandaag hebben we gezien dat een Portugese fungerend voorzitter van de Raad uit het linkerspectrum van de politiek en een voormalig voorzitter van de Raad van rechts hier samen aan Europa werken. Mijns inziens een belangwekkend feit. Het overwinnen van de politieke verschillen om samen voor de rest van Europa te werken, het idee van saamhorigheid, het slechten van scheidsmuren, dat is de kern van de Europese gedachte, en dat is nu precies wat we nodig hebben om Europa sterker te maken, want zoals u terecht hebt opgemerkt, heeft niet alleen Europa zichzelf nodig, maar heeft de hele wereld een sterk en verenigd Europa nodig! Dit kan alleen worden bereikt door verschillen te overwinnen en ons te concentreren op alles wat ons bindt. Daarom wens ik u veel succes met uw voorzitterschap van de Raad!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Watson, namens de ALDE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, het programma dat u gepresenteerd hebt, paart heldere doelstellingen aan overvloedige ambitie. Het succes zal misschien even op zich laten wachten, maar de liberalen en democraten verwachten veel van een Europese Unie onder leiding van de twee José’s. Sterker nog, u lijkt met elkaar te wedijveren om het kampioenschap van het economisch liberalisme. Zoals de Britse krant de Daily Mirror het wellicht zou zeggen: “It’s the only way, José!”

Als u tweeën de regeringen van Europa niet kan overtuigen van de schoonheid van Lissabon en het belang van de Lissabon-agenda, wie zou het dan wel kunnen? Geef weer een nieuwe impuls aan Lissabon – de noodzaak de overheidsfinanciën te saneren, de vastbeslotenheid financiële discipline en schuldenbeheer te betrachten, het streven naar voltooiing en versterking van de interne markt. Ja, zelfs wanneer u geconfronteerd wordt met populistische oppositie in uw eigen partijen. Niet alleen in Azië heeft de vrije markt miljoenen van armoede verlost – ook voor vijftig miljoen mensen in de EU heeft hij dat gedaan, alleen al in de afgelopen tien jaar. Het belangrijkste is wel dat we in Europa een duurzaam economisch herstel nodig hebben dat gebaseerd is op het scheppen van werkgelegenheid, in plaats van op het manipuleren van de wisselkoers om een door de export aangedreven groei te stimuleren. Mijn fractie staat dan ook met name positief tegenover uw initiatief om de discussie over flexicurity aan te zwengelen. We moeten de sociale zekerheid en uitkeringsstelsels moderniseren om de uitdagingen van een geglobaliseerde markt aan te kunnen. Laten we werknemers beschermen, niet banen die niet concurrerend zijn. Ons sociale vangnet zou niet ten dode opgeschreven ondernemingen moeten beschermen, maar juist de mensen in die ondernemingen, door hen te helpen nieuwe mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vinden. Het enige Europese sociaal model dat er voor mij toe doet, is het model dat onze welvaart in stand houdt door onze bevolking op de toekomst voor te bereiden.

En, ja, als we het over de toekomst hebben, laten we dan niet de strijd tegen de klimaatverandering vergeten. Laten we bekijken hoe we de agenda’s van Gotenburg en Lissabon kunnen samenvoegen en innovatie kunnen toepassen in groene technologieën, zodat we innovatiever kunnen zijn, meer werkgelegenheid kunnen scheppen en de wereld de weg kunnen wijzen bij het vaststellen van de agenda inzake de klimaatverandering.

Mijnheer de fungerend voorzitter, het is terecht dat u nadruk legt op Afrika – een continent dat de Europeanen ontdekt, uitgebuit en vervolgens aan zijn lot overgelaten hebben. Het feit dat de top EU-Afrika waartoe u het initiatief genomen hebt de eerste is in zeven jaar zegt genoeg. Afrika is veel te lang het vergeten continent geweest. Afrika heeft Europa nodig, en Europa heeft Afrika nodig als wij een oplossing willen vinden voor migratie, ziekten en de klimaatverandering.

China biedt geld voor natuurlijke rijkdommen en wapens voor geld. Dat is de weg van het 21e-eeuwse economisch kolonialisme en het is niet de goede weg voor Afrika. Verwijzingen naar Europa als imperium moeten achterwege blijven. Laten we leren van het verleden en een nieuw, ruimhartig partnerschap smeden.

Wij waarderen het dat uw voorzitterschap zich op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zal concentreren op een reeks maatregelen ter versterking van de ruimte van rechtvaardigheid in de Europese Unie. Na de onthullende uitspraken van de Duitse minister van Binnenlandse Zaken, de heer Schäuble, zal mijn fractie alert zijn op de uitholling van burgerlijke vrijheden die onze samenleving schragen.

(Applaus)

Wij willen het in de Raad overeengekomen kaderbesluit inzake procedurele waarborgen zien als een noodzakelijke begeleidende maatregel bij het Europees arrestatiebevel. En wij waarschuwen tegen een reactie op terrorisme die de aard van onze samenleving verandert door de vrijheden waarvoor u in de Anjerrevolutie gestreden heeft, in te perken.

Twee weken geleden roemde dit Parlement de Raad vanwege de overeenstemming over een mandaat voor de IGC, maar vorige week hoorden wij van enkele van uw collega’s in de Raad dat die overeenstemming inhoudelijk niets om het lijf had. Dat was nog eens een kortstondige overwinning. Ik denk dat ik niet alleen namens mijn fractie, maar ook namens vele collega’s in dit Huis spreek als ik erop aandring dat het compromispakket dat tijdens de top in juni werd overeengekomen, intact blijft.

Vanuit een school op het schiereiland Sagres verwierf uw land wereldfaam als een natie van zeevaarders. Als fungerend voorzitter zult u uw stuurmanskunst nodig hebben om in de verraderlijke wateren van de Raadsonderhandelingen te navigeren.

Wij wensen u veel succes en een behouden vaart. Boa sorte!

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley, thar ceann an Ghrúpa UEN. – A Uachtaráin, is í an aidhm is mó a bheidh ag an Uachtaránacht seo a chinntiú go síneoidh ceannairí an Aontais Eorpaigh Conradh nua an Aontais Eorpaigh níos déanaí sa bhliain. Tháinig na ceannairí ar shocrú ginearálta polaitíochta ag an gcruinniú mullaigh deireanach ach tá obair mhór fós le déanamh sula mbeidh an conradh cinntithe go hiomlán. Beidh an Phortaingéil i mbun cruinnithe mullaigh go hidirnáisiúnta leis an mBrasaíl, le ceannairí na hAfraice agus le rialtais Mheiriceá, na Síne agus na hIndia.

(EN) En met name wanneer we over Afrika spreken, weten we allemaal welke problemen er zijn en welke zorgen vele collega’s aan de orde hebben gesteld in verband met de aanwezigheid van bepaalde personen bij die conferentie. Misschien zou dit een kans voor ons zijn om niet vanaf de zijlijn “nee” te roepen, maar andere Afrikaanse landen aan te moedigen met elkaar samen te werken, gebruik te maken van de open coördinatiemethode voor het coördineren van wat goede democratische controlemechanismen zouden moeten zijn en goede procedures ter bescherming van de rechten van individuen, wanneer we op deze Afrikaanse topconferentie bijeenkomen.

Er wordt vaak verwezen naar Darfoer, maar veel heeft dat meestal niet om het lijf, en de Afrikaanse topconferentie stelt ons weer in de gelegenheid om de ongelijksoortige elementen van het conflict bijeen te brengen en er zo voor te zorgen dat we een duidelijke weg uit de huidige situatie vinden.

Wat het hervormingsverdrag betreft – zoals u terecht zei is er een uiterst specifiek mandaat vastgesteld voor de intergouvernementele conferentie – ben ik van mening dat wij, wat anderen er ook van vinden, die termen in veel opzichten zouden moeten uitbreiden of wijzigen. We kunnen ons maar het beste bezighouden met wat we vóór ons hebben liggen en waarover de 27 regeringen overeenstemming hebben bereikt.

Als ik in één zin zou kunnen aangeven waar het bij het hervormingsverdrag om zou moeten gaan, dan zou ik zeggen dat het er bij het hervormingsverdrag om gaat dat wij de vrijheid krijgen die we wensen – en daarmee bedoel ik niet de vrijheid om te doen wat we maar willen, maar de vrijheid om alles te bereiken wat we willen. Wanneer we het over die vrijheid hebben, moeten we in het bijzonder rekening houden met ons klimaat en vooral de klimaatverandering. Zoals ik in Lissabon gezegd heb, ben ik verheugd dat de topconferentie in Brazilië ons een mogelijkheid bood om het hele idee van hernieuwbare energie onder de aandacht te brengen en manieren te onderzoeken waarop een nieuwe wereldhandelsorganisatie en een nieuw partnerschap met de ontwikkelingslanden gecreëerd kunnen worden en – en dit is wel het allerbelangrijkste – te waarborgen dat onze burgers het recht en de vrijheid hebben om te slagen in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. (PT) Voorzitter, een sterker Europa voor een betere wereld.

(IT) Mijnheer de voorzitter, dames en heren, “een sterker Europa voor een betere wereld”. Mijn fractie en ik vinden deze leus van u heel mooi. Ik geloof dat er drie dingen zijn die het voorzitterschap zou moeten doen, om ervoor te zorgen dat dit versterkte Europa ons in de komende zes maanden op het netvlies blijft staan.

Wat de Intergouvernementele Conferentie betreft: u mag geen enkele tolerantie tonen jegens degenen die de bereikte akkoorden willen terugschroeven, maar tegelijkertijd moet u ruimte zien te vinden voor eventuele verbeteringen, bijvoorbeeld op het vlak van klimaatveranderingen. Ook moet u proberen een overtuigd pleitbezorger te worden voor de deelname van het Europees Parlement aan de Intergouvernementele Conferentie en voor een publiek debat daarover. In onze optiek zijn dat de voorwaarden om succes te boeken met de hervorming van de Verdragen. Overigens wordt dit niet de laatste hervorming, want vanaf heden zullen wij in het Parlement ons best doen om de slag om de Europese Grondwet opnieuw aan te zwengelen.

Wat betreft de strategie van Lissabon: wij vrezen dat er geen enkele vooruitgang wordt geboekt als u in de komende zes maanden niet in staat zult blijken om samen met de Commissie en het Parlement de agenda van de klimaatveranderingen te versterken, welke immers niet losgekoppeld kan worden van de agenda van Lissabon. Na de besluiten die tijdens het Duitse voorzitterschap zijn genomen, is het moment aangebroken om in actie te komen. Daarbij moet de neiging van veel lidstaten bestreden worden om koehandel te bedrijven of onderhandelingen op te starten waarin elke partij voornamelijk als doel heeft zijn eigen inspanningen zoveel mogelijk terug te draaien.

Daarom willen wij het idee van een Pact voor het klimaat en de energieveiligheid herlanceren, en wij verzoeken u om hierover alvast uw gedachten te laten gaan. Dit pact moet uitgaan van het doel de temperatuursverhoging te beperken tot 2° C ten opzichte van het pre-industriële niveau, en het moet voorzien in bestraffingsmechanismen, precies zoals met het Stabiliteitspact het geval is. Er moeten drie soorten acties worden opgezet, die binnen zes maanden concrete resultaten moeten opleveren, en ik vraag u dan ook om hierop al in dit debat te reageren: de energiebesparing, het vervoer – dat om onverklaarbare redenen buiten de akkoorden van het afgelopen voorjaar is gevallen maar wel 30 procent van de emissies veroorzaakt – en de vernieuwbare energiebronnen. Voor dat laatste heeft de Commissie van Barroso helaas nog niets gedaan, vooral waar het gaat om de “heating and cooling”- richtlijn.

Via de kwestie van de vernieuwbare energie wil ik, voorzitter, uw aandacht vragen voor het vraagstuk van de biobrandstoffen en de betrekkingen met Brazilië. Wij maken ons daar zorgen over. Wij kunnen ons niet vinden in de mystieke visie van president Lula, die een miraculeuze betekenis toekent aan biobrandstoffen, door hem bestempeld als het nieuwe “groene goud”. Ook zijn wij er bepaald niet tevreden over dat thema’s als ontbossing, illegale import van hout, voedselveiligheid en de Europese bijdrage tot de ontwikkeling van innovatieve technologieën voor vernieuwbare energiebronnen buiten de agenda zijn gehouden.

Een soortgelijk commentaar heb ik in verband met de kwestie-Afrika, die ik nu heel snel aansnijd. De mooie woorden van de voorzitters Sócrates en Barroso hebben een concrete weerslag die ons de nodige zorgen baart, en ik vraag u om daar rekening mee te houden. De Europese Unie oefent pressie uit op verschillende Afrikaanse landen om nog vóór het eind van het jaar het economisch partnerschapsakkoord te ondertekenen. De Commissie profiteert van het geld van het Ontwikkelingsfonds om die landen over de streep te trekken. Maar in veel gevallen is de samenleving in die landen daartegen gekant, omdat een totale marktopening uiteindelijk alleen maar tot gevolg heeft dat hun mogelijkheid tot integratie op de internationale markt wordt verminderd en aan banden wordt gelegd.

Ik wilde nog vele andere dingen zeggen, mijnheer de voorzitter, maar dat kan dus niet. Hopelijk krijg ik andere gelegenheden om dat te doen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-fractie. (PT) Voorzitter, wat we zojuist gehoord hebben van de huidige voorzitter van de Raad toont aan dat er weer een gelegenheid verloren is gegaan om een paar ernstige sociaaleconomische problemen op de agenda te plaatsen die vragen om politieke wijzigingen en antwoorden van de communautaire instellingen, waarbij de nadruk dient te liggen op de ongelijke verdeling van inkomen, de toename van onzekere werkgelegenheid en van de armoede waarin bijna 80 miljoen mensen leven. Daaronder zijn steeds meer werknemers met lage lonen en minder rechten, oudere werknemers met een mager pensioentje, vrouwen en kinderen aan wie de fundamentele mensenrechten worden ontzegd.

In plaats van prioriteit te geven aan verandering van de doelstellingen en statuten van de Europese Centrale Bank zodat daar democratische controle op kan worden uitgeoefend, en de stijging van de rentevoet en de verergering van sociaal onrecht te beperken, benadrukt hij op het obsessieve af de herleving van de belangrijkste voorstellen uit het neoliberale en militaristische project dat Grondwettelijk Verdrag heet, alsmede de concentratie van macht bij de grote machten van de Europese Unie. In plaats van zich sterk te maken voor de herroeping of in ieder geval een radicale herziening van het stabiliteitspact en de strategie van Lissabon, met als doel de hervatting van publieke investeringen, ook in het MKB, het beperken van deregulering en privatisering in de belangrijkste sectoren en openbare diensten, teneinde meer werkgelegenheid met rechten te scheppen en de armoede en de sociale uitsluiting te verminderen, benadrukt hij de heilige koe van concurrentie om de macht van de economische en financiële groepen te vergroten. In plaats van maatregelen voor te stellen die de waardigheid van de werkende mens verdedigen, en de steeds zorgelijker situatie van miljoenen arbeiders, vooral vrouwen en kinderen te veranderen, zoals vele duizenden hebben geëist tijdens de manifestatie georganiseerd door de CGTP op 5 juli jongstleden in Guimarães, zien we de nadruk op flexizekerheid, maar dat komt vooral neer op flexiuitbuiting van arbeiders.

Daarom dringen wij aan op een noodzakelijke koerswijziging voor de Europese Unie, daarom zeggen we dat het tijd is om te luisteren naar de eisen van de bevolking, om de democratie uit te breiden, te investeren in een sociaal en rechtvaardiger Europa gekenmerkt door vooruitgang en betere verdeling van inkomen; het is tijd om het principe van soevereine staten met gelijke rechten te respecteren, internationale samenwerking en solidariteit te versterken, en duidelijk te investeren in vrede, of dat nu in het Midden-Oosten, Palestina, Irak, Afghanistan of Afrika is.

Wij herhalen dat we het niet eens zijn met een zogenaamd hervormingsproject voor een Verdrag, dat in de praktijk niets anders is dan een revival van het Grondwettelijk Verdrag via een enorme kunstgreep om te ontkomen aan de referenda en zodoende de democratie en de mogelijkheid van volkeren en nationale instellingen om zich te laten horen te reduceren, uit angst voor het pluralistische debat en de publieke opinie in onze landen. Daarom willen wij een referendum in elke lidstaat, zoals de publieke opinie in onze staten eist.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Louis, namens de IND/DEM-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, een Poolse krant kwam kort geleden met het volgende verhaal. Vraag: wat was het eerste Europese referendum? Antwoord: toen God Eva schiep en tegen Adam zei: “kies uw vrouw”.

Het beeld is correct. Het aards paradijs ligt weliswaar ver achter ons, maar het Portugees voorzitterschap heeft nu het stokje overgenomen van het Duits voorzitterschap. Het Duits voorzitterschap werd gemarkeerd door een poging om de mensen in de luren te leggen. Het wilde de Fransen en Nederlanders een nauwelijks gefatsoeneerde en ingekorte tekst opleggen, bijna dezelfde tekst als deze volkeren tijdens hun referendum hadden verworpen. Dit miniverdrag is niet anders dan een verklede grondwet. Enkele jaren geleden heeft de heer Padoa-Schioppa, de vader van de euro, een artikel geschreven in een Frans tijdschrift waarin hij in feite zei dat de vorderingen in de Europese opbouw eerder het gevolg zijn van verlicht despotisme dan van democratie. Wij hebben daar vandaag, met deze van weinig raffinement getuigende manipulatie, opnieuw een indrukwekkend voorbeeld van gekregen. Hoe kan men nu zeggen dat de nieuwe tekst tegemoet komt aan de wens die de Fransen en Nederlanders tijdens het referendum tot uitdrukking hebben gebracht, als men deze tekst niet aan een soortgelijke toets door middel van een referendum onderwerpt?

Als u mij toestaat, mijnheer de Voorzitter, wil ik nu, aan het prille begin van het Portugees voorzitterschap, een wens tot uiting brengen: als men niet wil dat de volkeren van Europa de politieke klasse definitief de rug toekeren, moet het Portugees voorzitterschap korte metten maken met de ouderwetse methoden en onmiddellijk een begin maken met de enige echte Europese hervorming waar de volkeren op zitten te wachten, namelijk minder technocratie, meer democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch, namens de ITS-Fractie. - (FR) Mijnheer de voorzitter, graag wil ik u bij deze gelegenheid nogmaals hartelijk bedanken voor de geweldige ontvangst die u en uw regering de fractievoorzitters recentelijk in Lissabon hebben bereid. Daarmee hebt u aangetoond vastberaden te zijn om serieus met het Parlement samen te werken.

Wij kunnen met een aantal van uw doelstellingen alleen maar instemmen. Wij zijn ook niet verbaasd over de ambitie die daaruit blijkt. Zo wilt u bijdragen aan een oplossing van de problemen in Afrika, die - en dat moet worden erkend - na ons vertrek, in tegenstelling tot hetgeen enkelen ons willen doen geloven, alleen maar erger zijn geworden. U wilt ook inspanningen ondernemen in de richting van Latijns-Amerika, en van met name Brazilië, dat u na aan het hart ligt en dat u van nabij kent, en dat is ook legitiem. Ik heb u reeds bij een eerdere gelegenheid kunnen zeggen dat volgens mij het door u beoogd Europees internationaal beleid nooit legitimiteit en zichtbaarheid zal hebben zolang het zich niet onderscheidt van dat van de heerszuchtige supermacht die de Verenigde Staten nu zijn geworden.

Ik vrees, mijnheer de voorzitter, dat mijn collega Watson - zoals vele anderen na hem - twee dingen met elkaar heeft verward: enerzijds het noodzakelijke herstel van de economische vrijheden binnen een land of binnen een gebied waar de parameters inzake sociale bescherming min of meer dezelfde zijn, en anderzijds een teugelloze vrijhandelsmanie die tot uiting komt in een op sociale dumping gebaseerde, door en door oneerlijke concurrentie. De waarheid is dat een economie zich in het begin alleen maar kan ontwikkelen binnen een beschermend kader, en dat geldt ook voor onze grote partners op de wereldmarkt, Japan en China.

Wat tot slot de Intergouvernementele Conferentie betreft, zult u de u voorgelegde routekaart moeten gaan toepassen. Deze is een regelrecht handboek voor het in de luren leggen van de kiezers. Men handhaaft namelijk de inhoud van een grondwet die, zoals zojuist al is gezegd, verworpen is, maar verandert de naam ervan. Men gooit de woorden ‘grondwet’, ‘minister van Buitenlandse Zaken’, en ‘kaderwet’ over boord, verwijst in de tekst niet meer naar het Handvest en neemt genoegen met publicatie in het Publicatieblad, maar behoudt de gehele spanwijdte van Uniebevoegdheden, de meerderheidsstemmingen en het stabiel voorzitterschap, waardoor wij, als dit nu van kracht was, van de mogelijkheid zouden zijn beroofd om u vandaag hier te zien. Men behoudt alles wat de volkeren niet konden goedkeuren, en wat zij hoogstwaarschijnlijk opnieuw zouden verwerpen als zij naar behoren werden ingelicht.

Mijnheer de voorzitter, u bent de vertegenwoordiger van een - qua omvang - klein land maar met een o zo glorieus en heldhaftig verleden. Dat verleden was alleen mogelijk dankzij de constante strijd die Portugal vanaf zijn ontstaan, gedurende zijn hele geschiedenis, heeft geleverd voor zijn onafhankelijkheid. Ik druk u op het hart niet medeplichtig te worden aan de verdwijning van het kostbaarste goed waar uw land en al onze landen over beschikken: nationale onafhankelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Gianni De Michelis (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer Sócrates, wij hebben waardering voor de manier waarop de richtsnoeren zijn gepresenteerd die Portugal in de komende maanden wil volgen. Natuurlijk staan wij achter de prioriteit van de Intergouvernementele Conferentie en wij kunnen u alleen maar veel succes wensen met uw doel om het mandaat integraal en getrouw om te zetten in een nieuw verdrag.

Maar zoals u zelf hebt gezegd, is dat niet de enige taak voor het voorzitterschap in de komende maanden. Wij hebben waardering voor de lijst van prioriteiten die u hebt opgesteld en wij begrijpen de redenen waarom Portugal zich met name zal inspannen voor bepaalde prioriteiten – Lissabon, Afrika, Brazilië. Maar tegelijkertijd willen wij toch wel graag beklemtonen dat u de daad bij het woord moet voegen, als u althans uw leus in realiteit wilt omzetten en aan wilt tonen dat een sterker Europa een betere wereld kan opleveren. Naast de intenties moeten er feiten op tafel komen, feiten die niet door ons worden uitgekozen maar voortkomen uit de objectieve prioriteiten van de ons omringende werkelijkheid.

In dat verband wil ik uw aandacht en die van uw voorzitterschap vragen voor een absolute prioriteit: een regio die vlak bij ons ligt in het Middellandse-Zeegebied, het Midden-Oosten. Daar kan en moet Europa meer doen. We hebben weinig aandacht besteed aan deze regio in het recente verleden, maar nu de situatie daar steeds nijpender wordt, nemen onze kansen toe. Europa moet laten zien dat het een sterkere bijdrage kan leveren om een betere wereld tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  João de Deus Pinheiro (PPE-DE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president, net als ik hebt u vast gemerkt dat u hier in het Parlement een enorme golf van verwachting en waardering hebt veroorzaakt. Daar moet een reden voor zijn. Het kan niet anders dan dat dit is veroorzaakt door uw resolute en besluitvaardige optreden waardoor u elke inmenging hebt afgewezen in de beslissingen die de Europese Raad in juni heeft genomen. Als u deze koers blijft volgen, zult u na de informele Raadsbijeenkomst van september beslist nog meer steun ontvangen.

U hebt ook gesproken over de strategie van Lissabon en de behoefte aan een nieuwe cyclus. Daar zijn we het allemaal mee eens. We moeten echter in gedachten houden dat één van de oorzaken van het mislukken van de eerste strategie van Lissabon de doodzonde was dat de Commissie niet de verantwoordelijkheid kreeg voor het sturen van die strategie, een taak waarvoor bewezen is dat het intergouvernementele model niet geschikt is.

In de laatste jaren heeft de voorzitter van de Commissie geprobeerd de strategie een impuls te geven door gebruik te maken van de kleine details. Daar verdient hij alle lof voor. Niettemin moet de Raad accepteren dat de betrokkenheid van de Commissie veel groter moet zijn om de ambitieuze doelstellingen te bereiken waarnaar u, mijnheer de minister-president, in uw toespraak hebt verwezen.

Als het gaat om buitenlandse betrekkingen moet ik zeggen dat u op de juiste manier bent begonnen. De topontmoeting met Brazilië was een onverdeeld succes, zoals blijkt uit de opmerkingen van president Lula tijdens de Conferentie van voorzitters in Brussel.

Verder wil ik zeggen dat Robert Mugabe in Afrika of in Europa niets moet kunnen afdwingen. Laten we daar duidelijk over zijn. Tijdens de top moet er gedebatteerd worden en mag dat onderwerp niet het enige of het belangrijkste zijn. Er zijn vele andere kwesties waarnaar u hebt verwezen, waarover we moeten discussiëren en waarop de dialoog en het partnerschap met Afrika betrekking moeten hebben.

Ik heb nog één punt, mijnheer de Voorzitter. Wat betreft de betrekkingen met Rusland had u de moed een bezoek te brengen aan president Poetin, terwijl u wist dat de sfeer niet gunstig voor u zou zijn. Nu moet u proberen uw collega’s ervan te overtuigen dat Rusland bij internationale problemen moet worden betrokken, want Rusland moet onderdeel van de oplossing zijn en niet van het probleem.

Mijnheer de minister-president, u hebt de steun van dit Parlement en zeker van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten wat betreft het ambitieuze programma dat u hebt gepresenteerd. Ik sta achter u en wens u veel succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, toen ik naar de voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Commissie luisterde, was ik er ontzettend trots op Portugese te zijn. Dit is een belangrijk moment in de geschiedenis van de Europese instellingen.

Het is de eerste keer in dit Parlement dat de Europese dialoog op het hoogste niveau in het Portugees plaatsvond. Vroeger ging het Portugees de hele wereld over. Bovendien was het de eerste Europese taal die de dialoog tussen oost en west tot stand heeft gebracht. Tegenwoordig wordt de Portugese taal door meer dan 220 miljoen mensen verdeeld over de vijf continenten gesproken. Zoals de Portugese dichter António Ferreira eens zei: “Laat het Portugees floreren: moge het gesproken worden, gezongen en gehoord, dan zal het lang bestaan”.

Het Portugese voorzitterschap is pas begonnen en het heeft al een onuitwisbare indruk achtergelaten. De eerste topontmoeting tussen de EU en Brazilië was een succes. Het was dringend noodzakelijk de B van Brazilië in de strategische partnerschappen van de EU met de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) op te nemen. Dit is nu gebeurd. Er zijn nu betere omstandigheden voor Europa om de betrekkingen met Mercosur en de onderhandelingen van Doha een nieuwe impuls te geven. Daarom heeft het Portugese voorzitterschap de best mogelijke start gemaakt. Ik zou graag willen dat het met de andere prioriteiten, zoals het aannemen van het nieuwe verdrag en de tweede topontmoeting tussen de EU en Afrika net zo veel succes heeft. De dialoog met Afrika is essentieel in de strijd tegen illegale immigratie en klimaatverandering.

Met betrekking tot het verdrag was het mandaat van de Raad, zoals de minister-president heeft gezegd, nauwkeurig en duidelijk: niets staat open voor discussie. Over de kern is overeenstemming bereikt, alleen aan de exacte formulering moet nog worden gewerkt. Mijn wens is dat er op dit traject geen hindernissen opduiken. Het is niet wenselijk dat Europa krachteloos wordt, doordat er over elke komma discussie ontstaat. Dat zou een negatief signaal zijn aan de Europese burgers en de rest van de wereld.

De Europeanen hebben behoefte aan een sterk, verenigd Europa dat in staat is op de uitdagingen van de globalisering te reageren. Een sterker Europa en een betere wereld en zoals Cardoso Pires zou hebben gezegd: E agora, José? (“En nu José”). Het is nu tijd om aan het werk te gaan. Ik wens u veel succes, want een succesvol Portugees voorzitterschap betekent een succesvol Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Annemie Neyts-Uyttebroeck (ALDE). – Heren voorzitters, graag wil ik Portugal gelukwensen met zijn voorzitterschap en bedanken voor de toezegging nauw met dit Parlement samen te werken. U kunt ervan op aan, voorzitter, dat wij u op uw woord zullen nemen.

Wij begroeten uw voornemen om een EU-Afrika-top en een EU-Brazilië-top te organiseren. Wat de EU-Afrika-top betreft, moet het echter duidelijk zijn dat sancties van de EU tijdens uw voorzitterschap niet zo maar even tussen haakjes kunnen worden geplaatst. Om het in duidelijke woorden te zeggen: op zo'n top is er geen plaats voor een leider die zijn eigen bevolking in ellende, miserie en hongersnood heeft gestort en die daarin volhardt. Zo'n duidelijke houding maakt het voor u niet eenvoudiger, voorzitter, maar dat is nu eenmaal een gevolg van een stelsel dat we indertijd zelf hebben ingevoerd. Ik wens u veel geluk met de top met Brazilië. Brazilië is een belangrijk land en het is goed dat de banden tussen de EU en Latijns- en Midden-Amerika nauwer worden aangehaald.

Ik zou u daarnaast, voorzitter, een vraag willen stellen. Ik lees in een brochure over uw voorzitterschap dat het uw bedoeling is om een bijdrage te leveren tot ontwapening en non-proliferatie. Ik zou het op prijs stellen, als u daarover een klein beetje meer uitleg kunt geven.

Tot slot wil ik het niet hebben over iets dat nog niet aan bod is gekomen. Het is duidelijk, voorzitter, dat u tijdens de eerstkomende zes maanden ook het hoofd zult moeten bieden aan alle crises die zich waar dan ook ter wereld kunnen ontwikkelen. En er is er één die ongetwijfeld vooraan op de agenda zal staan en waarover wij trouwens deze namiddag een debat zullen voeren: de crisis in het Midden-Oosten en in Palestina. Ik hoop dat u ook in staat zult zijn daartoe een positieve bijdrage te leveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). (PL) Mijnheer de Voorzitter. De prioriteiten van het aanvangende Portugese voorzitterschap die door de Raadsvoorzitter gepresenteerd zijn, kunnen we met groot optimisme tegemoet zien. Het is vooral belangrijk om de betrekkingen met de Verenigde Staten te versterken. Niet alleen in het kader van de strijd tegen het internationale terrorisme, maar ook op economisch en wetenschappelijk gebied.

Van grote waarde zijn ook de verklaringen over hulp bij de stabilisatie van de westelijke Balkan of bij het opstellen van een ontwikkelingsstrategie voor Afrika, uiteraard in samenwerking met onze Afrikaanse partners. Met genoegen zouden wij ook een perspectiefschets van het Oekraïense EU-lidmaatschap tegemoet zien tijdens de top tussen de Europese Unie en Oekraïne.

Helaas heeft het Portugese voorzitterschap de zaak van het zogenaamde nieuwe EU-verdrag van zijn voorgangers geërfd. Laten we hopen, dat deze lastige erfenis de ambitieuze doelen die het Portugese voorzitterschap zichzelf gesteld heeft niet zal verhullen. Deze doelen zijn ook werkelijk belangrijk voor de toekomst van Europa en de hele wereld.

 
  
  

VOORZITTER: HANS-GERT POETTERING
Voorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, als inwoner van Schotland, een van de kleinere zeevarende naties rond de Atlantische Oceaan, wil ik onze Portugese collega’s van harte gelukwensen en de heer Sócrates bedanken voor het enthousiasme, het realisme en de ambitie die hij vandaag tentoonspreidt. Het enige dat ik nog zou wensen is dat mijn eigen land, Schotland, zijn natuurlijke plaats zou kunnen innemen als een constructieve en enthousiaste partner-lidstaat, maar we zijn op de goede weg, want we hebben echt veel gemeen. Ook wij willen realisme; ook wij willen dynamiek; ook wij willen hervormingen; ook wij willen vooruitgang; en met het hervormingsverdrag heeft u de kans al onze wensen te laten uitkomen.

Mijn partij kwam, na alles in aanmerking genomen te hebben, tot de conclusie dat we het vorige ontwerp van de Grondwet niet bij onze kiezers konden aanbevelen, maar dat was toen, en wij bekijken uw inspanningen vanuit een eerlijke, open en constructieve houding. Wij wensen u al het goede. De EU is verre van volmaakt, maar dat wat er wel goed aan is, moet behouden en gesteund worden. Als u kunt voortbouwen op de successen en u zich kunt ontdoen van die dingen die niet functioneren – zoals dit gebouw wellicht! – kan ik u, naar ik hoop, ook in december feliciteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL).(PT) Minister-president Sócrates zegt dat hij een duidelijk en nauwkeurig mandaat heeft gekregen. Daar ben ik het mee eens. Hij weet dat de regeringen van Spanje en Luxemburg zullen zeggen dat het nieuwe verdrag hetzelfde is als het vorige en om parlementaire ratificatie zullen vragen. Hij weet ook dat de regeringen van Frankrijk en Nederland exact het tegenovergestelde zullen zeggen, terwijl ze uiteindelijk van hetzelfde standpunt uitgaan, namelijk dat er geen referendum moet worden gehouden. Ik vraag me af waarom hij daar niets over zegt. Gaan we zes maanden van dubbelzinnigheid tegemoet of zullen we de politieke visie te zien krijgen dat de burgers bij de besluitvorming worden betrokken?

Ik verbaas me er ook over waarom hij niets zegt over enkele andere kwesties. Europa heeft geen beleid ten aanzien van Irak. Moet Washington besluiten zijn troepen terug te roepen, voordat wij een dergelijk beleid kunnen voeren? Europa heeft twee beleidslijnen met betrekking tot het nucleaire programma van Iran. Moeten er bommen op Iran vallen, voordat we zouden inzien dat we een dergelijke escalatie hadden moeten voorkomen? Europa heeft een onverantwoord beleid voor Palestina en Libanon. In het ene geval heeft het altijd de president gesteund, zonder de regeringen te erkennen en in het andere geval ondersteunt het de regering en is het tegen de president. Moet het allemaal fout gaan, voordat we inzien dat onze rol het bevorderen van interne overeenstemming zou moeten zijn? De vorige zomer brak er onverwachts oorlog uit. Een jaar later dreigt de oorlog weer uit te breken. Mijnheer Sócrates, we zullen deze alleen voorkomen als we dat werkelijk willen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage (IND/DEM).(EN) Mijnheer Sócrates, u maakt deel uit van een grote misleidingstruc: de poging de Britten, Fransen en Nederlanders om de tuin te leiden zodat ze een verdrag accepteren zonder er een referendum over te houden. Onlangs heeft u gezegd dat dit verdrag minder federalistisch was. Mijn vraag aan u is: minder federalistisch dan wat? Hoe verzin je het!

Gelukkig zijn er enkele stemmen in de EU die eerlijk zeggen dat de inhoud van de Grondwet overeind is gebleven en dat we alleen maar de terminologie hebben veranderd. Anderen zeggen dat 90 procent, of 99 procent, is overgebleven van de tekst waarmee we begonnen.

Of we nu het spelletje spelen dat u speelt, dan wel eerlijk zijn, we kennen allemaal de waarheid: als de Britten hierover een referendum zouden houden, zou 70 procent of misschien meer ‘nee’ zeggen. Ik vraag me af of het niet voor iedereen beter zou zijn als de Britten geen lid waren van deze Europese Unie. Waarom gaan we niet gewoon voor een flitsscheiding? Dat kunnen we heel snel doen; laten we de advocaten erbuiten houden; laten we een vrijhandelsverdrag sluiten; laten we betrekkingen op zijn Zwitsers onderhouden. Ik denk dat iedereen een stuk gelukkiger zou zijn, wij in elk geval zeker.

Nu we het er toch over hebben, ik vind het eenvoudigweg onverdraaglijk u en de heer Barroso te horen wauwelen over Afrika en wat we moeten doen om mensen daar te helpen. Het zou een heel goed begin zijn als u zou verhinderen dat de heer Mugabe in december deelneemt aan de topconferentie: daarmee zou u een goed signaal afgeven.

Ik zal u echter iets geven waar u echt uw tanden in kunt zetten, iets positiefs dat u zou kunnen doen. Gisteren had de heer Barroso het erover dat de EU een imperium is en, lieve hemel, als het om Afrika gaat is het dat inderdaad! Ik dring er met klem bij u op aan een einde te maken aan de visserijovereenkomsten met West-Afrika. Houd uw eigen vloot tegen. Belet de Spaanse vloot de natuurlijke rijkdommen van westelijk Afrika nog langer te plunderen en Afrikaanse vissers van het leven te beroven. Als u dat doet in het halfjaar dat u EU-voorzitter bent, dan zult u iets positiefs hebben gedaan voor Afrika. Doe iets, alstublieft!

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI). – (SK) Ondanks het feit dat het Portugese voorzitterschap veel uitdagingen voor de boeg heeft, waarvan de organisatie van een Intergouvernementele Conferentie voor de onderhandelingen over het voorstel voor een constitutioneel verdrag de voornaamste is, doet het me genoegen om te horen dat het Portugese voorzitterschap zich ook met andere kwesties zal bezighouden.

De belangrijkste daarvan betreft de strategieën voor de sectoren die onder de bevoegdheden van de nationale staten vallen, bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Deze week, namelijk op 12 en 13 juli, zal de minister van Volksgezondheid een rondetafelconferentie houden over strategieën voor de gezondheidszorg in Europa, en ik heb de eer om aan deze rondetafelgesprekken te mogen deelnemen. Tijdens de bijeenkomst zullen onderwerpen aan de orde komen als de verschillen tussen de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten, de wetgeving op het gebied van gezondheidsdiensten, het probleem van de stijgende incidentie van kanker in de Europese Unie en de mobiliteit van patiënten en zorgverleners. Ik stel het op prijs dat er ook vertegenwoordigers van Slovenië bij de gesprekken aanwezig zullen zijn, omdat Slovenië enige tijd geleden heeft aangekondigd dat de strijd tegen kanker een van de grootste prioriteiten van zijn voorzitterschap zal zijn.

Premier Sócrates, ik wens u alle succes.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dit voorzitterschap gaat van start op een voor de Europese Unie belangrijk moment. Ik ben er buitengewoon mee ingenomen dat uw land en het mijne dezelfde patroonheilige hebben, namelijk St. Joris, die erom bekend stond dat hij met draken vocht en moeilijke problemen oploste. Ik hoop dat dat ook op dit voorzitterschap van toepassing zal zijn. Het verheugt mij dat u zoveel nadruk legt op de vraagstukken die Afrika betreffen. De benarde situatie van dit continent en de bestrijding van de wereldwijde armoede zijn zaken die de Britse conservatieve partij zeer na aan het hart liggen.

Ik moet er echter, denk ik, ook bij u op aandringen dat de top EU-Afrika die later dit jaar gehouden wordt, plaatsvindt zonder de heer Robert Mugabe. Mijn collega’s en ik, met inbegrip van Geoffrey Van Orden, hameren hier al enige tijd op, omdat het mijns inziens onduldbaar zou zijn als onze Unie een dergelijke tiran welkom zou heten in Europa terwijl het als een paal boven water staat dat zijn volk lijdt en dit lijden voor ons op de eerste plaats moet staan.

Wat het ontwerpmandaat voor de intergouvernementele conferentie betreft: dat mag dan zeer nauwkeurig omschreven zijn, maar daarmee is nog niet per se gezegd dat het ook goed is. Het is onze zeer stellige overtuiging dat, ongeacht de vorm waarin deze grondwet ook gepresenteerd wordt, er een referendum moet worden gehouden, zeker in het Verenigd Koninkrijk. En wij zijn dan ook van mening dat de belofte die onze vertrekkende – inmiddels voormalige – premier, de heer Blair heeft gedaan, namelijk dat het Britse volk zich in een referendum over dit onderwerp zou kunnen uitspreken, moet worden overgenomen en nagekomen door zijn opvolger, Gordon Brown.

Er zijn nog andere zaken waarover wij ons ernstig zorgen maken. Wij maken ons ernstig zorgen over onze voortdurende gerichtheid op vrije mededinging, over de rechtspositie van de zogeheten Britse opt-out ten aanzien van het Handvest van de grondrechten en over de ineenstorting van de derde pijler, maar ik verheug mij op een positief debat over deze zaken tijdens de IGC.

Tot besluit wil ik nog verwijzen naar de resolutie van vandaag over de IGC, waarin wordt opgeroepen het vraagstuk van de twee zetels van het Parlement eveneens in het mandaat op te nemen. Dit is volgens mij de volmaakte gelegenheid om te laten zien dat Europa naar de burgers luistert. Het aanzien van ons Parlement wordt ondermijnd door de aanhoudende hoge kosten van het heen en weer reizen tussen Brussel en Straatsburg, en dit probleem moet spoedig worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Enrique Barón Crespo (PSE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik steun het programma van het Portugese voorzitterschap, omdat er één ding erger is dan stilstand, mijnheer de Voorzitter, en dat is achteruitgang.

(ES) Op dit moment viert het politiek realisme hoogtij. We zijn niet opgetogen over het mandaat, maar dit is in onze optiek een voorbeeld van politiek realisme.

Wij in het Europees Parlement, en ook de meerderheid van de burgers, wilden het Grondwettelijk Verdrag, maar we accepteren deze uitweg uit de impasse door middel van een mandaat dat heel duidelijk is. Tegelijkertijd is er in de geschiedenis nog nooit een mandaat geweest dat zo veel voetnoten heeft. Dat moeten we niet vergeten.

En we weten allemaal hoe goed juristen soms problemen kunnen oplossen. Enkele punten springen in het oog. Zo vergaderen we hier in aanwezigheid van de Europese vlag. Wat gaan we doen, mijnheer de Voorzitter? Gaan we de vlag weghalen of zal deze vergadering als illegaal worden beschouwd? Dat is een belangrijk punt, waar in zekere zin een vernederende kant aan zit.

Er is nog een ander belangrijk probleem, en dat is hoe we dit aan de burgers gaan uitleggen. De Verdragen zullen 1500 bladzijden tellen en worden zo dik als een telefoonboek. Met andere woorden: we moeten een manier vinden om uit te leggen wat we aan het doen zijn en daarbij moeten we de vooruitgang, de rechtspersoonlijkheid, de uitbreiding van de gekwalificeerde meerderheid en van de medebeslissing en de stap vooruit op het gebied van het buitenlands beleid verdedigen…

Dat moeten we allemaal uitleggen, maar dat zal bepaald niet meevallen, en omdat het venijn in de details zit, moeten we natuurlijk zorgvuldig bestuderen hoe het mandaat er in de praktijk gaat uitzien. Ik denk dat het Europees Parlement en ook de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld daar nauwlettend toezicht op zullen houden.

Mijnheer de Voorzitter, dit gezegd hebbende, wil ik de wens uitspreken dat er een Verdrag van Lissabon komt als afsluiting van het Portugese voorzitterschap. En ik wil dat dat Verdrag een hervorming inhoudt en niet een tegenhervorming.

 
  
MPphoto
 
 

  Bronisław Geremek (ALDE). (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik heb aandachtig naar uw rede geluisterd. Ik heb ook uw toespraak in de vergadering van het parlement in Lissabon met veel aandacht gelezen. Ik zie dat u een uitgebreid takenprogramma voor het Portugese voorzitterschap heeft geschetst. Ik wens u veel succes daarmee. Graag wil ik echter mijn persoonlijke interpretatie van uw programma geven en drie fundamentele punten aan de orde stellen.

Uiteraard betreft het eerste punt het nieuwe grondwetsverdrag. Het Duitse voorzitterschap heeft enige vooruitgang geboekt en is erin geslaagd een moeilijk compromis te bereiken. Elke lidstaat kan het gevoel hebben iets te hebben ingeleverd tijdens het onderhandelingsproces. Dat is immers de aard van een compromis. Maar Europa heeft een kans gekregen om zijn eenheid te versterken. Het eenstemmig aangenomen mandaat dient gerealiseerd te worden en geen enkele lidstaat, waaronder mijn land, mag op zijn toezeggingen terugkomen. Het Portugese voorzitterschap heeft nu de moeilijke taak om aan consensus te bouwen, die noodzakelijk is om het verdrag aan te kunnen nemen. Net als de heer Barón Crespo roep ik verder ook op het verdrag zo begrijpelijk mogelijk te maken voor alle Europese burgers.

Het tweede punt betreft het opzetten van een Europees solidariteitsbeleid, zoals het gemeenschappelijk Europees energiebeleid, dat het bewijs zal zijn dat de hereniging van Europa na het historische jaar 1989 diepgaand en onafwendbaar is. Een ander voorbeeld van een solidair beleid is mijns inziens de historische taak om vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie te bewerkstelligen, wat de definitieve opening van de Schengen-ruimte voor de nieuwe EU-lidstaten betekent. Alleen een Europa zonder binnengrenzen kan een werkelijk verenigde gemeenschap zijn.

Het derde punt gaat uiteindelijk over de verplichtingen van Europa tegenover de wereld. Portugal wijst op de betekenis van Brazilië, dat oude banden met Europa heeft en over een enorm ontwikkelingspotentieel beschikt. In het programma van het voorzitterschap wordt echter ook gesproken over het vernieuwen van de dialoog met Afrika. Dat is een uiterst belangrijke taak, die voortkomt uit de historische verantwoordelijkheid van Europa tegenover dit continent. Een continent dat rijk is aan onontgonnen natuurlijke hulpbronnen, maar blootgesteld is aan armoede, ziektes en het drama van etnische haat.

Dit zijn de uitdagingen van onze tijd die het Europese integratieproces een nieuw leven kunnen en moeten inblazen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Portugese voorzitterschap heeft gelijk om zich in te spannen voor de dialoog met Afrika. Maar dat continent heeft er misschien meer aan als wij daar een Europees leger van kleine en middelgrote bedrijven naartoe sturen, om in die landen een gezonde economie op te zetten of te herstellen. Dat is beter dan een invasie van Chinezen of multinationals, die zich meestal niet bekommeren om humanitaire beweegredenen. Maar daarnaast is het ook noodzakelijk dat een leider als de heer Mugabe buiten de top wordt gehouden. Europa zou hem moeten veroordelen, niet alleen vanwege zijn antihumanitaire initiatieven en activiteiten, maar ook vanwege zijn antiblank en anti-Europees racisme. Racisme moet immers overal veroordeeld worden en niet alleen op sommige plaatsen.

Wat ons verder zorgen baart, is de houding van de heer Manuel Lobo Antunes, die voor een razendsnelle opening van het dossier Turkije pleit. Het is helemaal niet nodig om daar zo’n vaart achter te zetten. Er zijn allerlei redenen om de zaken rustig aan te pakken: in de allereerste plaats lopen wij het risico een land binnen te halen waar de sharia heerst. Dat is een zorgwekkende kwestie, waar ook geopolitieke gevolgen aan verbonden zijn. Bijvoorbeeld, mijnheer de voorzitter, wij willen niet dat Europa op den duur gaat grenzen aan Irak, Iran en andere soortgelijke landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, het Portugese voorzitterschap wil de hele kwestie van het Europees Verdrag afronden en tegelijkertijd de uitdagingen van de mondiale concurrentie het hoofd bieden. Ik wil erop wijzen dat dit twee volstrekt onverenigbare en tegenstrijdige processen zijn. Uit de nieuwe verdragstekst blijkt namelijk overduidelijk dat het de bedoeling is om buitensporig dure en inefficiënte sociale systemen in het verdrag te handhaven. Ook blijkt eruit dat de staatshoofden en regeringsleiders de communistische droom van stabiele prijzen en volledige werkgelegenheid koesteren. Tevens verwijdert de Unie zich hiermee weer een paar stappen van haar basisprincipe, namelijk vrije concurrentie zonder enige obstakels, dat in het nieuwe verdrag eenvoudigweg is weggelaten.

Mijnheer de Voorzitter, ik wil er nogmaals op wijzen dat met de afwijzing van de vrije concurrentie als aanjager van de Europese economie, er een zeer sterk negatief signaal wordt afgegeven aan alle democratisch gezinde burgers. Het is maar een kleine stap van het met de voeten treden van de vrijheid van ondernemen naar het met de voeten treden van de fundamentele rechten en vrijheden. Alle democratisch gezinde politici dienen daarom nu uit alle macht te ijveren voor de onmiddellijke terugkeer van de vrije concurrentie in het verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte dames en heren, waarde collega’s, ik heb slechts een aantal opmerkingen, omdat ik het eens ben met de uitspraken van de heren voorzitters over de intergouvernementele conferentie. De intergouvernementele conferentie heeft als taak om zo min mogelijk te doen. Doel is slechts de doelstellingen van de top te halen, niet de ontwikkeling van nieuwe ideeën. Ik kan zo nog een flink aantal punten opsommen die ook in dit verdrag zou moeten worden opgenomen. Ik ben mij ervan bewust dat een aantal onderwerpen uit de grondwet ontbreekt. Toch is dit het historische moment waarop we de gemaakte afspraken in juridisch bindende teksten moeten omzetten. Daarom zijn wij van mening dat we het voorzitterschap van de Raad moeten steunen in zijn duidelijke commitment voor het mandaat, zodat een en ander zo snel mogelijk zijn beslag kan krijgen.

Mijns inziens zijn weliswaar symbolen en veel andere dingen – vooral ook transparantie – verloren gegaan, maar hebben we sinds de Conventie, waaraan ook nationale parlementsleden hebben bijgedragen, meer democratie en meer efficiëntie. De efficiëntie is sterk verbeterd door uitbreiding van de besluitvorming bij meerderheid van stemmen, door de regels in het buitenlands en veiligheidsbeleid, enzovoort. Er is nog ruimte voor verbetering, maar het betekent in elk geval een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.

Overal waar we besluiten bij meerderheid van stemmen nemen, heeft het Europees Parlement medebeslissingsrecht. Als dit verdrag er komt, zal het Europees Parlement in 90 tot 95 procent van de gevallen een gelijkwaardig medebeslissingsrecht hebben.

Sommige dingen worden gewoon vergeten: in de toekomst zal de Europese Raad met meerderheid van stemmen een voorstel doen aan het Parlement voor de verkiezing van de voorzitter van de Commissie in het licht van het resultaat van de Europese verkiezingen en na raadpleging van het Europees Parlement. Dit betekent tevens een uitbreiding van de rechten van de burger, omdat de burger via het Parlement directe toegang heeft tot de Commissie, waardoor het juridisch draagvlak aanzienlijk wordt vergroot. Dit is een grote stap voorwaarts, ook in verband met het Handvest van de grondrechten. Als wij in de hele wereld bepaalde waarden vertegenwoordigen, moeten we deze waarden bij onszelf in praktijk brengen en juridisch vastleggen. Daarom is de bindende werking van het Handvest van de grondrechten zo essentieel voor de rechten van de burgers. De enigen die in deze kwestie bedrogen uitkomen, zijn de burgers van Groot-Brittannië.

 
  
MPphoto
 
 

  Klaus Hänsch (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, her en der wordt gezegd dat de intergouvernementele conferentie zich slechts zal bezighouden met de technische aspecten van het verdrag. Dat klopt niet! Mijnheer de voorzitter van de Raad, u hebt aangetoond dat de politieke betekenis ligt in het feit dat de intergouvernementele conferentie vasthoudt aan haar volledige mandaat, en alleen daaraan. Het politieke belang ligt in de duidelijke wil alle 27 lidstaten ervan te overtuigen dat dit op een historisch moment de juiste weg is voor Europa. Ik ben ervan overtuigd dat u succes zult hebben met uw duidelijke programma en uw vaste politieke wil!

De voorzitter van mijn fractie zei het al: u hoeft de bal alleen nog maar in te koppen. Beste Martin, laten we een ding niet uit het oog verliezen: dit is geen penalty aan het einde, maar een penalty in de loop van de wedstrijd! En de wedstrijd gaat door. Er volgt nog een hele tweede helft, namelijk het ratificatieproces. De ervaringen uit het verleden leren ons dat dat mogelijk niet zonder problemen zal verlopen. Daarom zou u er goed aan doen, mijnheer de voorzitter van de Raad, als u nu zou proberen uw collega’s in de Raad informeel ervan te overtuigen dat het verdrag in de komende twaalf maanden snel moet worden geratificeerd. Het zou goed zijn als Nederland en Frankrijk, die nee hebben gezegd, als eerste ratificeren. En het zou goed zijn als u de nieuwe premier van Groot-Brittannië, Gordon Brown, zover kunt krijgen dat Groot-Brittannië niet de hekkensluiter van het ratificatieproces wordt, maar juist een voorloper. Dat zou een duidelijk signaal afgeven aan de rest van Europa!

 
  
MPphoto
 
 

  Simon Busuttil (PPE-DE). (MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Vorige week heb ik de gelegenheid gehad om een van de vier detentiecentra op Malta te bezoeken in het gezelschap van de voorzitter van onze fractie, de heer Daul. Op dit moment bieden deze detentiecentra onderdak aan in totaal meer dan veertienhonderd mensen, allemaal immigranten die hun leven hebben geriskeerd door de Middellandse Zee over te steken. Deze mensen zijn feitelijk gered van de verdrinkingsdood door ons Maltese maritieme patrouilleteam. Ik heb gesproken met een van de immigranten uit Nigeria, dat naar verluidt een land is dat zeer rijk is aan natuurlijke hulpbronnen. Met tranen in zijn ogen bleef deze zeventienjarige jongen volhouden dat hij naar Europa wilde. Hij beweerde zelfs dat het beter was om in dat detentiecentrum te zitten dan terug te moeten gaan naar Nigeria. Dit illustreert het feit dat ons ontwikkelingsbeleid op het Afrikaanse continent tot dusverre is mislukt. Het is dit beleid dat op lange termijn tot een vermindering van de toestroom van immigranten naar Europa kan leiden. Dit beleid moet echter hand in hand gaan met ander beleid dat dringend en onmiddellijk aandacht verdient als we de strijd tegen de illegale immigratie willen intensiveren, en in het bijzonder de strijd tegen het netwerk van criminele organisaties dat hierachter zit en dat de tegenspoed van deze mensen uitbuit. We hebben enkele van de boten gezien die de immigranten hadden gebruikt om de Middellandse Zee over te steken. Ze zijn allemaal even groot, hebben hetzelfde type motor en bevinden zich in zeer slechte en zelfs schandelijke staat. Er worden over het algemeen dertig personen op een boot geplaatst, wat genoeg is om de boot water te laten maken en te laten zinken bij het eerste zuchtje wind of de minste of geringste deining. Het is niet verbazingwekkend dat de immigranten, voordat ze uit Libië vertrekken, verteld wordt dat de reis naar Italië of naar Malta zal gaan, of tot de verdrinkingsdood zal leiden. Iedereen betaalt duizend dollar voor de oversteek - een opbrengst per boot van in totaal dertigduizend dollar, wat bijna allemaal winst is. Wie weet, misschien wordt dit geld wel gebruikt voor de financiering van het terrorisme. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, het verheugt mij dat justitie en binnenlandse zaken tot de prioriteiten van uw voorzitterschap behoren. Wij hebben namelijk dezelfde alomvattende visie op immigratie als u. Natuurlijk moeten wij met de oorsprongslanden een echt, op de eerbiediging van de grondrechten gegrondvest samenwerkingsbeleid op poten zetten, maar het is net zo urgent om op Europees vlak legale immigratiekanalen te openen. Wij kijken dan ook uit naar een opbouwende discussie met het voorzitterschap over de vaststelling van de gemeenschappelijke rechten die wij legaal in Europa werkende onderdanen uit derde landen moeten toekennen.

Het spreekt vanzelf dat de intentieverklaringen van de Europese Raden over Europese solidariteit bij het beheer van de grenzen en de migratiestromen moeten worden gevolgd door concrete maatregelen. Daarom moet de Raad zich zo snel mogelijk buigen over de herziening van de Dublin II-verordening, die - en daar hamer ik op - hoogstnoodzakelijk is. Wij rekenen trouwens op het Portugees voorzitterschap en vertrouwen erop dat u de Raad tot een akkoord zult weten te bewegen over een terugkeerrichtlijn die het asielrecht en het beginsel van niet-uitzetting (non-refoulement) eerbiedigt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, het voorzitterschap dat enkele dagen geleden is begonnen, staat voor uitdagingen waarvoor onderhandelingstalent, politieke wil en een strategische visie nodig zijn.

Ten eerste is er de institutionele kwestie. Het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie – een nauwkeurig mandaat, zoals gevraagd – is vastgesteld. We hopen dat de Portugese regering nu door onderhandelingen een verandering van de verdragen kan bewerkstelligen waarbij er voldoende ruimte zal zijn om de institutionele impasse te doorbreken. Enkele amendementen die in het oog vallen zijn het voorzitterschap van de Europese Unie, zoals het uwe, dat niet langer rouleert en één Commissielid per lidstaat. Zodra deze nationale elementen omwille van de efficiëntie zijn uitgebannen, is het het belangrijkst de afstand te verkleinen die er tussen de Europese burgers en de EU is ontstaan. Daarvoor moeten we werken aan een Europa dat zorgt voor resultaten als het gaat om zaken die de burgers bezighouden, zoals de economie en de werkgelegenheid.

In dit opzicht hebben we onlangs gesproken over flexizekerheid. Wij zijn van mening dat er zonder werkgelegenheid geen sociaal model te verdedigen is en dat werkgelegenheid wordt beschermd door middel van alerte, concurrerende bedrijven die zich voortdurend aanpassen aan de markt. Het flexibeler maken van het werkgelegenheidsstelsel is niet het enige antwoord of de enige manier om de economische duurzaamheid te bereiken waar we voorstander van zijn.

Europa zal succes boeken als we de politieke wil hebben om in de gebieden te investeren waarin er voor Europa mogelijkheden liggen en tegelijkertijd in wetenschappelijk onderzoek, innovatie en de langetermijnvisie. Eén van die gebieden is de nieuwe Europese maritieme strategie waaraan het Europees Parlement vandaag via de stemmingen een belangrijke bijdrage zal leveren. Wat betreft de exploitatie van middelen, transport, handel, het milieu, wetenschappelijk onderzoek, op het gebied van bescherming tegen milieurampen en tegen illegale praktijken en criminaliteit hebben we nieuwe, mondiale antwoorden nodig. We verwachten dat het Portugese voorzitterschap deze strategie op het juiste ogenblik een beslissend duwtje in de rug geeft.

Over dat onderwerp wil ik nog één ding zeggen. Aangelegenheden als vrede, veiligheid, de strijd tegen het terrorisme, economische ontwikkeling in onze buurlanden, het voorkomen van illegale immigratie en de energievoorziening zullen profiteren van een aanpak die erop gericht is bondgenoten te vinden en waarbij ook partners in het zuiden worden betrokken. Er is bovendien een stijgende behoefte aan een nieuw partnerschap voor het Middellandse Zeegebied en het Portugese voorzitterschap bevindt zich in de juiste positie om een herleving van die strategische dialoog voor de Europese Unie te bevorderen.

Minister-president, we wensen u veel succes de komende zes maanden. Als het goed gaat met uw werk, zal het zeker goed gaan met Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Marinus Wiersma (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met een dringende kwestie. Ik heb zojuist vernomen dat in Libië de doodstraf voor de Bulgaarse verpleegkundigen bevestigd is. Ik richt mij rechtstreeks tot de heer Sócrates met de oproep op te treden namens de Europese Unie om ervoor te zorgen dat er op de een of andere wijze gratie wordt verleend of dat er direct contact met de heer Gaddafi wordt opgenomen om de uitvoering van dit vonnis te verhinderen.

(Applaus)

Wij zijn uitermate geschokt dat de gerechtshoven in Libië opnieuw de doodstraf hebben bevestigd voor Europeanen die in vrijheid zouden moeten worden gesteld en toestemming zouden moeten krijgen terug te keren naar huis, naar Bulgarije. Mijnheer de premier, ik verzoek u met klem alles in het werk te stellen wat in uw vermogen ligt om de Libische autoriteiten het standpunt van het Europees Parlement en de Europese Unie in het algemeen duidelijk te maken.

Ik ben benieuwd naar uw opvattingen over kwesties op het terrein van het buitenlands beleid: hoe u de verdere ontwikkelingen in de betrekkingen met Rusland ziet; de voorbereiding van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst; welke stappen u zult kunnen ondernemen om ervoor te zorgen dat wij in deze tweede helft van 2007 een mandaat kunnen ontwikkelen om opnieuw te beginnen en onderhandelingen in gang te zetten over de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. Het is van groot belang dat we het met de Russen hebben over transparantere betrekkingen op energiegebied en over de problemen in onze gedeelde nabuurschap, maar ook dat we een nieuw begin kunnen maken met de mensenrechtendialoog en het debat tussen Rusland en de Europese Unie over de democratie. Voorts is het zaak dat we onze multilaterale agenda verder uitwerken, bijvoorbeeld met betrekking tot Iran, de toekomst van het VN-systeem, Kyoto, enzovoort.

Ten tweede zou ik graag van u horen hoe u denkt over de verdere ontwikkelingen rond Kosovo, een onderwerp dat eveneens samenhangt met onze relatie met Rusland. Het doet ons genoegen dat er nu een periode van drie of vier maanden is waarin we nadere besprekingen kunnen voeren, vooral met de nieuwe regering, die wij van harte steunen gezien de belangrijke rol die de democratische partij daarin speelt. Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat er uiteindelijk een resultaat op tafel ligt dat aanvaardbaar is – misschien niet voor honderd procent aanvaardbaar, maar toch meer aanvaardbaar – voor Servië, een resultaat dat in de Veiligheidsraad gesteund wordt door Rusland en dat de Europese Unie niet verdeelt? De voorstellen van de heer Ahtisaari zouden een uitgangspunt moeten zijn, maar we moeten ook toe naar een situatie waarin een VN-resolutie de basis is voor het optreden van de Europese Unie in de toekomst. Wij verwachten dat Kosovo uiteindelijk zijn status zal bepalen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u, Jan Marinus Wiersma. Als u het goedvindt, zal ik later ingaan op de kwestie van de verpleegsters, wanneer de vergaderzaal vol is, dus voor de stemmingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Othmar Karas (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, dames en heren, ons huiswerk is duidelijk geformuleerd, en aan Afrika en Latijns-Amerika zijn de juiste signalen afgegeven. Uw intergouvernementele conferentie is bedoeld om de technische aspecten van het verdrag te bespreken, de kern van het grondwettelijk verdrag te implementeren en de besluiten van de top uit te voeren, niet om onderhandelingen over een nieuw verdrag te openen.

U hebt vandaag gemerkt dat het Europees Parlement, de Commissie en de burgers van Europa niet uw probleem vormen. Het enige probleem waar u tegen aan zou kunnen lopen, is de ijdelheid van staatshoofden en regeringsleiders en lidstaten in de Raad. Zorgt u er daarom tijdens uw voorzitterschap van de Raad voor dat iedereen zich aan zijn woord en aan zijn eigen besluiten houdt, met de toegezegde middelen over de brug komt – ik denk aan Frontex –, concrete projecten realiseert en zich aan de regels houdt in plaats van met slimme interpretaties te komen – ik denk aan Frankrijk. Als u ervoor zorgt dat besluiten ook in praktijk worden gebracht, dan bereikt u een nieuwe dynamiek in de Europese Unie en ondervindt u minder problemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). (PL) Mijnheer de Voorzitter, elk voorzitterschap van de Europese Unie brengt nieuwe doelen, mogelijkheden en uitdagingen met zich mee, maar ook potentiële fouten en nederlagen. Met aandacht heb ik in de laatste tijd de uitspraken van de Portugese premier over de oostelijke politiek van de Europese Unie in de kranten gevolgd en ik ben zeer verontrust over wat ik gelezen heb.

Ik citeer uw woorden, “…bij de besprekingen met Rusland mogen we niet alleen praten over de kwesties die ons delen, we moeten juist praten over datgene wat ons verbindt…”. Dit zijn verrassende woorden, die de indruk kunnen wekken dat de toon van de oostelijke politiek inschikkelijk aan het worden is, of zelfs, en ik vrees niet om het woord te gebruiken, capitulerend.

De Europese Unie dient de politieke koers van het Duitse voorzitterschap voort te zetten. De koers van solidariteit en eenheid. Alleen solidariteit kan effectieve handelingen in de betrekkingen met Rusland bewerkstelligen. Een gebrek aan consistentie kan door onze oostelijke partner alleen als zwakte geïnterpreteerd worden.

Vele kwesties zijn nog niet opgelost. Bijvoorbeeld het conflict rond de export van Poolse voedselproducten naar Rusland, maar ook de noodzaak om een solidair energiebeleid te voeren dat berust op solidariteit om te voorkomen dat Rusland druk gaat uitoefenen op afzonderlijke EU-lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  José Sócrates, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mevrouw de Voorzitter, waarde Parlementsleden, allereerst wil ik u bedanken voor al uw opmerkingen in dit debat en voor uw kritiek op mijn betoog en de plannen van het voorzitterschap. Die kritiek en opmerkingen kan ik goed gebruiken bij mijn werkzaamheden als voorzitter van de Raad. Van wat ik zo gehoord heb, kan ik terecht stellen dat de opmerkingen van de Parlementsleden met betrekking tot de taken van de Unie voor de komende zes maanden grosso modo overeenkomen met het programma dat ik u hier heb gepresenteerd. Het verheugt mij zeer dat er een brede politieke consensus bestaat over de zaken die we de komende zes maanden gaan aanpakken. Dat is uitermate belangrijk voor Europa.

Het was niet moeilijk om die speerpunten vast te stellen, omdat we allemaal op de hoogte zijn van een simpel feit: wat Europa verwacht – wat de Europese economie, de Europese maatschappij en de wereld verwachten – is dat de institutionele crisis ditmaal definitief de wereld wordt uitgeholpen, omdat wij de afgelopen twee jaar hebben nagedacht over een idee dat iedereen zag als een institutionele crisis die Europa niet kon oplossen. We moeten aan de wereld en aan de Europeanen het duidelijke signaal afgeven dat we de crisis het hoofd zullen bieden en de impasse zullen doorbreken. Daarom ben ik blij in alle betogen van de leden van dit Parlement te horen dat het zo spoedig mogelijk sluiten van een verdrag uiteraard bovenaan onze agenda staat.

Ik weet niet of het een penalty wordt, maar feit blijft dat we een goal moeten scoren, en wel zo snel mogelijk. Ook ben ik blij dat de Parlementsleden net als het voorzitterschap van mening zijn dat we de huidige politieke situatie, het huidige politieke klimaat en de huidige politieke convergentie moeten benutten om het mandaat zo snel mogelijk om te zetten in een verdrag. Het verheugt mij daarom dat er ook een politieke consensus bestaat over het tijdschema dat ik hier heb gepresenteerd, het idee dat we snel voortgang moeten maken. Er is ook geen reden waarom we dat niet zouden doen. Zoals ik al zei, is het datgene wat de Europese economie verwacht, wat de andere Europese instellingen verwachten en wat de wereld verwacht: met andere woorden, dat we snel voortgang maken.

De uiteindelijke consensus, de overeenkomst en de wederzijdse inzet zijn zo helder en nauwkeurig geformuleerd dat niemand verwacht dat we vastlopen in eindeloze discussies, vooral daar die discussies achter gesloten deuren plaatsvinden. Gelukkig is men algemeen van mening dat het omzetten van het mandaat in een verdrag de hoogste prioriteit heeft. Uiteraard heb ik de kwestie van het mandaat ter sprake gebracht en gezegd dat het voorzitterschap niet bevoegd is zijn mandaat te heropenen of te wijzigen. Dit is een belangrijk punt, mijns inziens zelfs het belangrijkste punt. Niemand verwacht dat, en ik weet zeker dat alle lidstaten die er die avond bij waren en een vast akkoord wilden bereiken zich er terdege van bewust zijn wat voor negatieve impact dat zou hebben op het imago van de instellingen en van Europa als geheel. Ik weet daarom zeker dat geen enkele lidstaat of politieke leider deze mogelijkheid zou voorstaan, en dat u het met mij eens bent dat wij alleen maar moeten zorgen dat het mandaat blijft zoals het is en dat mandaat moeten omzetten in een verdrag.

Het is een open deur, ik weet het: deze Unie wordt door iedereen gedragen en iedereen is nodig. Ik weet heel goed voor welke taak het voorzitterschap zich gesteld ziet, namelijk het bereiken van een overeenkomst tussen 27 lidstaten; niet 26, 25 of 24, maar 27. Dat is wat het verschil uitmaakt tussen een unie en een bondgenootschap. Wij zijn geen bondgenootschap, wij zijn een Unie, en omdat we een unie zijn, zijn we allemaal onontbeerlijk en moeten we allemaal meedoen. Daarom zeggen we dat we onze schouders eronder zullen zetten om zo snel mogelijk onze wens te realiseren: dat Europa in oktober, bij de eerste gelegenheid, niet de laatste, maar de eerste gelegenheid in staat is een duidelijk signaal aan de Europeanen en de wereld af te geven dat zij haar institutionele crisis heeft overwonnen.

Nog een aantal opmerkingen over de ratificatie van het verdrag. Ratificatie op nationaal niveau is een probleem voor de lidstaten, niet voor Europa. Na wat ik heb gehoord, wil ik er hier op wijzen dat ratificatie door een parlement in geen enkele liberale democratie wordt gezien als onrechtmatig of incompatibel met de beste waarden van een moderne democratie. Mijns inziens strekt de poging om ratificatie door het parlement naar beneden te halen de representatieve democratie niet tot eer. Ik heb begrip voor mensen die voorstander zijn van referenda en een zekere mate van directe democratie. Ik vind dat zeer positief en geloof dat referenda en een meer participatieve democratie de democratie verrijken. Maar een directere en meer participatieve democratie mag nooit of te nimmer worden gebruikt tégen de representatieve democratie. Ik vind dat een vals argument, laat dat duidelijk zijn. Parlementen zijn bij wet bevoegd om verdragen goed te keuren en dat in naam van het volk te doen. Dit leert ons de theorie van de democratie, en ik leef al zo lang met die waarden dat ik ze niet wil loslaten, en zeker niet nu.

Een tweede onderwerp dat ik wil aansnijden, waarde Parlementsleden, is het extern beleid, een van de prioriteiten van dit voorzitterschap. Het is een van onze prioriteiten omdat we daar niet omheen kunnen. Er zitten duidelijk lacunes in het buitenlands beleid van de EU. Uiteraard willen we deze lacunes opvullen. Eén hebben we al opgevuld, te weten Brazilië.

De EU heeft topconferenties gehouden met China, India en Rusland, maar niet met Brazilië, het vierde BRIC-land. Dit is niet gebeurd, maar zou moeten gebeuren, omdat zo’n topontmoeting de consistentie bevordert van het beleid ten aanzien van de opkomende economische grootmachten en het belang vergroot van de betrekkingen tussen Europa en Latijns-Amerika. Deze strategische betrekkingen zijn ook van wezenlijk belang als het gaat over wereldwijde governance. Mijns inziens bevindt Europa zich in een betere positie om haar invloed bij mondiale politieke kwesties te doen gelden nu zij een strategisch partnerschap met Brazilië is aangegaan.

Over één ding heb ik geen enkele twijfel. Het buitenlands beleid van de EU is rijker geworden als gevolg van de overeenkomst die we tijdens de top met Brazilië hebben gesloten. Het blijft natuurlijk afwachten, maar ik heb goede hoop dat de top heeft bijgedragen aan een beter klimaat voor de dialoog tussen Europa en Brazilië. Dit zal op zijn beurt de Doharonde en de onderhandelingen over een wereldhandelsakkoord vooruithelpen. Ik heb daar hoge verwachtingen van, en ik geloof in de voordelen van een succesvolle Doharonde, en een akkoord in dat kader, voor de hele wereld, voor de regulering van de globalisering en ook voor de bevordering van een vrijere handel en meer ontwikkeling, met name in de minst ontwikkelde landen.

Nog een opmerking over Afrika: we hebben ook een specifiek beleid ten aanzien van Afrika nodig. Europa moet bepalen of zij vooruit wil of de status quo wil handhaven, iets wat we al zeven jaar doen. Er moet iets gebeuren, en ik wil u eraan herinneren dat we die keuze al zeker negen maanden geleden hebben gemaakt. De Europese Raad heeft al besloten een top te houden, en tijdens de laatste drie bijeenkomsten werd gezegd dat de top nog dit jaar, tijdens het Portugese voorzitterschap, zal plaatsvinden. We hebben genoeg nagedacht over een top dus, het is nu tijd om de top te houden.

Ik wil nog iets zeggen over de top EU-Afrika. Ten eerste kan Europa mijns inziens niet langer de prijs betalen voor het ontbreken van een gestructureerde, institutionele en strategische dialoog met Afrika, een fout die ons al duur is komen te staan. Wij in Europa betalen de prijs, maar de Afrikanen ook, en er zijn mensen die eronder lijden dat wij geen dialoog met Afrika hebben. Als wij in dit Parlement aan mensenrechten en honger denken, moeten we ook bedenken dat een top met Afrika een grote bijdrage zou leveren, niet alleen aan het oplossen van ontwikkelingsproblemen en aan een betere aanpak van het hongerprobleem in Afrika, maar ook aan een beter antwoord op de problemen met governance en mensenrechten in Afrikaanse landen.

Zo zie ik het. Als we niets doen, komt een oplossing voor de problemen in elk geval niet dichterbij. Dat lijkt me niet de juiste weg. Wat Afrika betreft, waarde Parlementsleden, wilde ik nog zeggen dat ik erg bedroefd was over het nieuws over de Bulgaarse verpleegsters, waar eerdere sprekers al over repten. U moet weten dat we die zaak al een hele tijd volgen. Zoals u weet is Portugal een van de landen met de beste betrekkingen met de Noord-Afrikaanse landen, waaronder Libië. We hebben de kwestie op de voet gevolgd en gedurende een lange periode overleg gevoerd met de Libische autoriteiten. We hebben tijdens deze zes maanden een grotere verantwoordelijkheid en beseffen heel goed hoe belangrijk deze kwestie is. We werken hieraan, onlangs nog samen met de voorzitter van de Commissie in Accra. We zullen alles in het werk stellen om een goede afloop te bewerkstelligen. We hebben nog de mogelijkheid om tegen de beslissing in beroep te gaan. Zoals gezegd houden we de zaak in de gaten, en we hopen dat u begrip hebt voor de diplomatieke fijngevoeligheid van de zaak. Wij streven naar een bevredigende afloop van deze kwestie. Ik neem aan dat u begrijpt dat politieke retoriek niet altijd nuttig is, maar u weet allen hoe zeer wij ons best doen om deze zaak tot een goed einde te brengen.

Nog twee opmerkingen. Ten eerste over de klimaatverandering: ik ben één ambtsperiode minister van Milieu geweest, en herinner me nog hoe lastig het toen, in 2000, was om de klimaatverandering ter sprake te brengen. Dat probleem is verleden tijd. De situatie is nu geheel anders; we weten nu dat de operationele synthese tussen innovatie en energie klimaatverandering is. Van verschillende kanten klinkt de roep om snelle maatregelen, maar ik denk dat u het met mij eens bent dat de besluiten die we tijdens de Europese Raad van afgelopen lente hebben genomen absoluut essentieel waren om Europa geloofwaardigheid op dat vlak te geven en Europa politiek in staat te stellen leiderschap te tonen, voorop te lopen en een politiek antwoord op dit mondiale probleem te formuleren.

Wij zullen de gebeurtenissen nauwlettend in de gaten houden. Als ik de tijd vind – en dat ben ik wel van plan – zal ik op Bali de EU vertegenwoordigen en vertellen dat de EU bereid is het leiderschap voor het post-Kyoto-kader en voor het wereldwijde antwoord op de klimaatverandering op zich te nemen. Tegelijkertijd wil ik duidelijk maken dat we ons ook moeten houden aan onze interne agenda met onder andere het technologische energieplan, waar we ons samen met de Commissie over zullen buigen, en de oprichting van het Europees Technologisch Instituut, waar wij een groot voorstander van zijn. Dit instituut zal zijn eerste kennis- en innovatiegemeenschap (KIG) in het leven roepen, en dat eerste initiatief is uiteraard, en ook symbolisch, gericht op klimaatverandering.

Tot slot een paar woorden over biobrandstoffen: we kunnen geen oplossing uit de hoge hoed toveren, maar de inzet van biobrandstoffen is momenteel de meest efficiënte manier om CO2 in het vervoer te reduceren. Ik twijfel hier niet aan, en als er vooruitgang geboekt kan worden in de vorm van een geschikte oplossing die bijdraagt aan deze reductie, dan mogen we deze niet laten liggen, ook al hebben ze natuurlijk bepaald geen gunstige invloed op andere gebieden. Ik denk echter dat de balans voor biobrandstoffen zeer positief uitvalt, en dat zou ons ertoe moeten bewegen ermee door te gaan.

Tot slot de immigratie. Dit onderwerp zal een van de belangrijkste thema’s zijn tijdens ons voorzitterschap. We zullen er werk van maken. Europa moet haar visie op immigratie duidelijk op een rijtje krijgen. Volgens mij is ons immigratiebeleid alleen effectief en conform onze waarden als het stoelt op drie pijlers: ten eerste het verhinderen van illegale immigratie, het versterken van de veiligheid aan de grenzen en de strijd tegen misdaden tegen de menselijke waardigheid. De tweede pijler is de strijd voor een alomvattend, humaan beleid. Europa is vandaag de dag een continent dat plaats biedt aan vele miljoenen immigranten, die ook zitten te wachten op een definitie van immigratie. In de derde pijler moet ons beleid in samenspraak met de landen van herkomst worden vastgesteld, zodat migratiestromen tot beider voordeel kunnen worden gereguleerd. Het Europese beleid zou zich op deze drie pijlers moeten baseren, die dan wel gedocumenteerd dienen te worden. Daarom zullen we de komende zes maanden conferenties organiseren en onze samenwerking met de Commissie en de heer Frattini voortzetten om een consistent en uitgebreid EU-immigratiebeleid, dat het probleem het hoofd biedt, op poten te zetten en te publiceren.

Mijnheer de Voorzitter, waarde leden van het Parlement, nogmaals mijn hartelijke dank voor alle opmerkingen. Afsluitend het volgende: we hebben ons plan, we zien de komende zes maanden vol vertrouwen tegemoet, met de energie en bereidheid van die politieke leiders die gedurende hun politieke loopbaan altijd hebben geloofd in het Europese project. Ik heb al eerder gezegd dat ik ben geboren in 1957, het jaar van Europa, en één jaar na onze toetreding tot de EU in het Parlement werd gekozen. Ik ben een Europees politicus, en daarom voel ik mij telkens als ik hier kom vereerd dat ik Europa op zo’n plaats ten dienste mag zijn. Daarom gaan we vol vertrouwen van start, het vertrouwen van iemand die zeer bekend is met het Europese project. We hebben een plan, maar een plan is slechts een plan. Natuurlijk zullen we tegen onverwachte dingen aanlopen, situaties die niet volgens plan verlopen, niet waren voorzien, en misschien is het maar goed ook dat de politiek zo is, anders zouden er geen politici aan te pas hoeven komen, aangezien politici er zijn om het hoofd te bieden aan onvoorziene situaties. Het plan vormt onze leidraad bij onze werkzaamheden, en als er onvoorziene of onverwachte dingen gebeuren, staan we klaar, gewapend met voor een politicus belangrijke zaken: de waarden, beginselen en richtlijnen die ons altijd de weg hebben gewezen bij het bouwen aan een sterker Europa ten dienste van een betere wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Dank u, mijnheer de voorzitter.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Mijnheer de fungerend voorzitter, we hebben vertrouwen in u. Het Europees Parlement zal aan uw zijde staan om ervoor te zorgen dat u zult slagen. Als u slaagt, slaagt immers ook de Europese Unie. Veel succes met uw voorzitterschap.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (PT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik wil allereerst van de gelegenheid gebruik maken om naar aanleiding van het verontrustende nieuws dat ons bereikte onze solidariteit met de Bulgaarse verpleegsters en hun families te betuigen, en ook met de Palestijnse arts. We zijn zeer teleurgesteld in deze besluiten, maar tegelijkertijd heb ik er alle vertrouwen in dat er een oplossing wordt gevonden. Ik wil in het bijzonder de Bulgaarse verpleegsters en hun families verzekeren dat de Europese Commissie samen met de voorzitter van de Raad en de lidstaten alles in het werk zal stellen om hun recht op leven en vrijheid te beschermen.

Premier, het debat heeft duidelijk aangetoond dat het Parlement de speerpunten van het Portugese voorzitterschap van de Raad onderschrijft. De heer Schulz zei al dat verschillende politieke en ideologische stromingen hun steun aan het Europese project hebben betuigd. Het Europese project behoort niet uitsluitend toe aan de een of andere politieke of ideologische richting. Het dient de politieke krachten bijeen te brengen die allemaal tot doel hebben een sterker Europa te creëren, een Europa dat beantwoordt aan de eisen van haar burgers. Dat hebben we hier vandaag gezien. Wij staan volledig achter uw analyse wat betreft de noodzaak de institutionele kwestie op te lossen. Het feit dat de institutionele kwestie niet is opgelost, heeft een spoor van twijfel, scepsis, negativiteit en soms zelfs cynisme afgeroepen over alles wat Europa heeft gedaan.

Europa zit niet in een impasse. De afgelopen jaren hebben we heel wat harde noten gekraakt, en de samenwerking tussen de verschillende instellingen heeft daar een belangrijke rol in gespeeld: we hebben voor de komende zeven jaar een begroting vastgesteld, we hebben na veel overleg een consensus weten te bereiken over een onderwerp waarover de meningen net zo verdeeld waren als bij de dienstenrichtlijn, tijdens de Europese Raad van maart hebben we het meest ambitieuze pakket maatregelen tot nu toe aangenomen in de strijd tegen de klimaatverandering, en de opnieuw gelanceerde Lissabon-strategie werpt dankzij een nieuw bestuurssysteem haar vruchten af. Over het algemeen gesproken maakt Europa nu een succesvolle periode door; we hebben economische groei die ons reden tot optimisme geeft, we scheppen meer banen dan onze Amerikaanse partners, en de resultaten van de Eurobarometer bevestigen dat het vertrouwen in Europa zijn hoogste punt in acht jaar heeft bereikt. Het gaat dus gewoon beter.

Deze twijfel zal echter zijn schaduw werpen zolang de institutionele kwestie niet is opgelost, met name als we buiten Europa vragen krijgen waar we de nodige aandacht aan moeten schenken. We krijgen de vraag voorgelegd hoe de Europeanen denken de wereld te kunnen leiden in de strijd tegen de klimaatverandering, hoe de Europeanen hun energievoorziening willen veiligstellen, hoe de Europeanen hun economie willen veranderen in een van de eerlijkste, meest omvattende en meest concurrerende economieën ter wereld, als ze zelf niet eens in staat zijn om te bepalen hoe hun instellingen moeten werken en hoe beslissingen moeten worden genomen.

Dit is dus een kwestie van geloofwaardigheid. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat we de institutionele kwestie oplossen, en de premier en de fungerend voorzitter van de Raad weten zich vandaag verzekerd van de ondubbelzinnige steun van het Parlement en zeker ook van de Commissie bij het vinden van een oplossing die volledig binnen het mandaat past en bij voorkeur nog vóór de Europese Raad in oktober wordt gevonden. Dat moet ons doel zijn en daarin, premier, staan wij volledig achter u.

Tot slot wil ik nog toevoegen dat we de speerpunten die tijdens de Europese Raad van december zijn vastgelegd zorgvuldig hebben bestudeerd: immigratie en vraagstukken met betrekking tot de nieuwe agenda voor veiligheid, rechtvaardigheid en vrijheid in Europa. Een van de verbeteringen die we in het verdrag hebben aangebracht, is de uitbreiding van onze bevoegdheid in kwesties betreffende rechtvaardigheid, vrijheid en veiligheid. Zoals eerdere sprekers al zeiden, zijn immigratievraagstukken cruciaal vanuit menselijk oogpunt; ze zijn menselijke drama’s die ons nopen tot handelen. Wat betreft de agenda voor innovatie heeft de premier nu de gelegenheid te baat genomen zijn ondubbelzinnige steun uit te spreken voor het opzetten van een Europees Technologisch Instituut, het lanceren van de eerste kennis- en innovatiegemeenschap, waarbij de innovatie specifiek is gericht op het vraagstuk van de klimaatverandering, en verder voor alles wat de agenda voor innovatie een nieuwe impuls kan geven. Dit is een van de onderwerpen waarop Europa niet mag achterblijven of toegeven, niet alleen met betrekking tot onze Amerikaanse partners, maar ook met betrekking tot andere opkomende landen; Europa moet haar inspanningen op dit gebied vergroten. Mijns inziens mogen we trots zijn op onszelf als we deze doelstellingen halen.

Waarde Parlementsleden, we hebben al gesproken over Afrika: we kunnen niet toestaan dat onze betrekkingen met een continent als het Afrikaanse afhangen van de een of andere dictator, wie dat ook is. Europa heeft partnerschappen op het allerhoogste niveau met Azië, waar dictators regeren, en met Latijns-Amerika, waar ook niet alle landen democratisch zijn. Sterker nog, voor een aantal van deze dictators wordt in een aantal Europese hoofdsteden de rode loper uitgelegd. Ik snap daarom niet waarom we geen betrekkingen op hoog niveau met Afrika zouden mogen hebben, terwijl we tegelijkertijd de deur openhouden voor diegenen die de democratische ontwikkeling van Afrika soms zelfs belemmeren, omdat we in feite door de een of andere dictator worden gegijzeld.

Daarom staan we vierkant achter dit speerpunt van het Portugese voorzitterschap, en tijdens de top moeten democratie, vrijheid, mensenrechten en de noodzaak onze betrekkingen te ontwikkelen voor een goed bestuur in Afrika, en eventuele andere onderwerpen in elk geval hoog op de agenda staan, evenals alle andere betrekkingen tussen onze continenten. Als dat gebeurt, mogen we blij zijn met dit voorzitterschap omdat we dan zes maanden lang werken aan een sterker Europa en daarmee aan een betere wereld; een Europa waarin we in de praktijk kunnen zien dat alleen samenwerking leidt tot resultaten die werkelijk het belang van de Europese burger dienen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat over het Portugese voorzitterschap is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI), schriftelijk. - (IT) Naast de hervorming van de instellingen, zonder welke de Europese Unie niet de rol zal kunnen spelen die haar op wereldniveau toekomt, en naast het probleem van de mededinging in het kader van de strategie van Lissabon, hoop ik dat het Portugese voorzitterschap vooral zijn schouders zet onder wat ons voornaamste knelpunt is: de energieafhankelijkheid en de klimaatverandering, zoals ik al meerdere keren betoogd heb.

De energievoorziening is niet alleen een business, het is ook het probleem voor de toekomst, zoals blijkt uit onze zorgen over de dreigende uitputting van niet-vernieuwbare energiebronnen en de verplichtingen van het protocol van Kyoto. Alleen als wij in een gedegen situatie van onafhankelijkheid van externe leveranciers terechtkomen, kunnen wij garanderen dat Europa op de lange termijn een voortrekkersrol zal vervullen in de wereldeconomie. Dan kunnen wij ook een sterkere positie op geopolitiek vlak veroveren, zonder dat wij steeds ons hart moeten vasthouden voor chantage van buitenaf. Dit is een onontbeerlijke voorwaarde om stabiliteit, democratie en respect voor de mensenrechten in de wereld te bevorderen. Wij moeten dus trachten al onze aandacht, energie en middelen te concentreren op wat wij reeds bezitten: kernenergie, en op wat wij kunnen krijgen: vernieuwbare energiebronnen. Dit moet gaan via bevordering van onderzoek, stimulering van cofinanciering door de nationale overheden en de particuliere sector, belastingmaatregelen, hervorming van de vervoerssector en het terugroepen van Europese experts die bij gebrek aan arbeidskansen zijn uitgeweken naar het buitenland.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Het Portugees voorzitterschap moet zich concentreren op de ondertekening door de Zevenentwintig van het nieuw institutioneel verdrag in Lissabon, in oktober aanstaande. Dat is het prioritaire doel, en het mandaat dat de laatste Europese Raad de Intergouvernementele Conferentie daarvoor heeft gegeven, is duidelijk en precies.

De opening van een nieuwe cyclus in de Strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is een gelegenheid om de sociale dimensie het belang en de zichtbaarheid te geven die zij verdient. Dat betekent vooral een betere coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid en de ontwikkeling van flexizekerheid, opdat onze medeburgers verzoend kunnen worden met Europa en zijn hernieuwd economisch model.

Ik weet zeker dat het Portugees voorzitterschap bijzondere aandacht zal schenken aan de ultraperifere regio’s van de Unie, zoals Madeira en de Azoren, waarvan zij de specifieke situatie goed kent, om de communautaire maatregelen ten gunste van deze regio’s nieuw elan te geven. Deze maatregelen betreffen vooral het nabuurschapsbeleid en de door de ultraperifere ligging veroorzaakte meerkosten.

Het is absoluut noodzakelijk dat de laatste Top van Brussel een gunstig effect sorteert en laat zien dat de hernieuwde Europese geest sterker is dan het nationaal egoïsme. Ik hoop van ganser harte dat het Portugees voorzitterschap erin slaagt munt te slaan uit de krachtige politieke impuls waarmee Duitsland zijn voorzitterschap afsloot.

 

5. Bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0279/2007) van Jo Leinen, namens de Commissie constitutionele zaken over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie (IGC): raadpleging van het Europees Parlement (art. 48 van het EU-Verdrag) (11222/2007 – C6-0206/2007 – 2007/0808(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mijnheer de Voorzitter, waarde Parlementsleden, het is alweer twee jaar geleden dat de grondwet in twee lidstaten werd verworpen, een feit dat een schaduw heeft geworpen over de activiteiten van de Unie. Na een jaar van bezinning kreeg het Duitse voorzitterschap in juni 2006 het mandaat om met een oplossing te komen die ons uit deze impasse zou halen. Mede namens mijn collega’s wil ik het Duitse voorzitterschap feliciteren met de brede overeenstemming in de Europese Raad. Mijns inziens verdient kanselier Merkel onze bijzondere lof voor haar persoonlijke inzet om de benodigde stemmen voor dit akkoord te krijgen.

Andere sprekers hebben al gezegd dat de overeenkomst die tijdens de Europese Raad is bereikt, betekent dat een nieuw hervormingsverdrag zal worden opgesteld dat de weg vrijmaakt voor een spoedige intergouvernementele conferentie, zodat het nieuwe verdrag op tijd voor de Parlementsverkiezingen in 2009 in werking kan treden. Ik beveel het u van harte aan.

Uiteraard zullen velen van u delen van de overeenkomst onbevredigend vinden. Natuurlijk is dit niet precies het mandaat dat we hadden geformuleerd als we geheel vrij waren geweest. Het Duitse voorzitterschap zag zich van begin af aan voor de moeilijke opgave gesteld zeer uiteenlopende meningen over de toekomstige koers op één lijn te krijgen. Begrijpelijk genoeg wilden zij die de grondwet al hadden geratificeerd de bestaande tekst zo dicht mogelijk bij het origineel houden, terwijl anderen een nieuwe tekst wilden die zo veel mogelijk verschilde van het grondwettelijk ontwerpverdrag. De tekst vormt dus een compromis tussen deze twee standpunten. Iedereen heeft nu de kans het resultaat zelf te beoordelen, dus ga ik niet verder in op de details. Ik ben ervan overtuigd dat dit een uitgebalanceerde tekst is; we hadden geen betere overeenkomst kunnen bereiken.

De overeenkomst die tijdens de Europese Raad is gesloten, geeft het Portugese voorzitterschap een mandaat dat zo alomvattend is en tot in detail is uitgewerkt dat de intergouvernementele conferentie (IGC), die het mandaat geheel moet vertalen naar de tekst van een verdrag, haar taak binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek kan voltooien. Het Parlement zal volledig betrokken zijn bij de werkzaamheden van de IGC, en de Raad heeft ingestemd met een Portugees voorstel om drie afgevaardigden van het Parlement aan de conferentie te laten deelnemen.

Ik weet dat dit Parlement er veel belang aan hecht dat de Unie in de toekomst met een zo groot mogelijke efficiëntie en democratische legitimiteit kan werken en ben dan ook zeer ingenomen met de toegenomen vertegenwoordiging. Het Parlement is uiteraard geraadpleegd in de aanloop naar de IGC. Ik weet dat de bijdrage van de Parlementsleden zeer op prijs werd gesteld door het Duitse voorzitterschap en is meegenomen bij de opstelling van het mandaat.

Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de Raad heeft het Parlement uitgenodigd zijn advies over het bijeenroepen van een IGC in te dienen, en de debatten van vandaag in dit Parlement zijn gericht op dit advies. Ik hoop dat u dit advies zo snel mogelijk in kunt dienen zodat de IGC nog voor de zomervakantie van start kan gaan. Wij vinden dat dat absoluut moet gebeuren. Ik hoop dat u net als ik vindt dat dit in ons aller belang is.

U hebt ongetwijfeld nog een aantal opmerkingen die u graag aan bod ziet komen op de IGC, maar toch hoop ik dat u allen ruime steun kunt geven aan het mandaat dat dit voorzitterschap heeft geërfd. Alleen zo kan worden gegarandeerd dat de werkzaamheden van de IGC succesvol kunnen worden afgerond en dat de Unie uit de impasse raakt waarin zij zich nu bevindt.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, nog maar een paar maanden geleden waren slechts weinig waarnemers er ten volle van overtuigd dat de Europese Raad het herzieningsproces voor het Verdrag met succes weer op de rails zou kunnen krijgen. De publieke opinie in Europa was onbestendig en de meningen liepen sterk uiteen, maar dankzij de bewonderenswaardige vastbeslotenheid van bondskanselier Merkel en het Duitse voorzitterschap en door een werkelijk gezamenlijke inspanning van de lidstaten en onze instellingen heeft de Europese Raad vorige maand overeenstemming bereikt over een duidelijk en strikt mandaat voor de nieuwe intergouvernementele conferentie, en het is belangrijk dat wij dit succes vandaag erkennen.

Gisteren heeft de Commissie haar standpunt over de IGC aangenomen en vandaag debatteert u over het standpunt van het Parlement. Dankzij deze procedure zal het Portugese voorzitterschap later deze maand het startsein kunnen geven voor de intergouvernementele conferentie, maar niet alleen wat timing betreft trekken onze instellingen gelijk op. Dat doen we ook waar het de inhoud betreft, wat nog belangrijker is.

De Commissie schaart zich achter de door de bank genomen positieve beoordeling van het IGC-mandaat die uit het verslag van de heer Leinen spreekt. Het mandaat bevat vele positieve elementen die onze instemming verdienen. Zoals elk compromis balanceert de tekst ook zorgvuldig tussen verschillende belangen, tussen ambitie en politiek realisme, en dit betekent dat een aantal van de wijzigingen die tijdens de IGC van 2004 zijn overeengekomen, niet is overgenomen. Het is tevens de reden dat enkele afwijkingen zijn toegestaan aan afzonderlijke lidstaten.

Ik zal nu vier redenen uiteenzetten die de Commissie tot de overtuiging hebben gebracht dat dit mandaat ons in de IGC in staat zal stellen de Europese Unie de solide institutionele en politieke basis te verschaffen die we nodig hebben om te voldoen aan de verwachtingen van onze burgers en om de uitdagingen waar onze samenlevingen mee geconfronteerd worden het hoofd te bieden.

Ten eerste zal het mandaat het fundament leggen voor moderne en meer aansprakelijke instellingen voor de uitgebreide Unie. Wij juichen van harte de bepalingen toe die de democratische legitimiteit van de Europese Unie zullen vernieuwen en versterken, evenals een krachtiger en bredere rol voor het Europees Parlement, transparantie van de beraadslagingen van de Raad, een ruimere toepassing van de medebeslissingsprocedure, uitbreiding van de besluiten die bij gekwalificeerde meerderheid worden genomen en een duidelijker scheiding van de bevoegdheden.

De nationale parlementen zullen meer gelegenheid hebben om betrokken te zijn bij het werk van de Europese Unie, terwijl tegelijkertijd de rol van de Europese instellingen volledig gerespecteerd wordt. Wij constateren ook met veel genoegen dat de constitutionele vernieuwingen ten aanzien van democratische participatie, inclusief het burgerinitiatief, gewaarborgd zijn.

Ten tweede zal de Unie beschikken over een Handvest van de grondrechten waarmee de burgers beschermd kunnen worden, niet alleen maar een declaratoire tekst maar een tekst die rechtskracht heeft. Burgers zullen voor de rechter aanspraak kunnen maken op de rechten die vervat zijn in het Handvest. Het Handvest zal bindend zijn voor de Europese instellingen en voor de lidstaten wanneer zij EU-recht ten uitvoer leggen, zelfs al is dit niet op hen allemaal van toepassing.

Ten derde zal de Unie in staat zijn met één stem te spreken op het wereldtoneel en de Europese belangen beter kunnen behartigen. Als we echt de globalisering willen aanpakken en iets willen doen aan gemeenschappelijke vraagstukken als duurzame ontwikkeling, de klimaatverandering, concurrentiekracht en mensenrechten in de wereld, dan moet de Unie haar geweldige vermogen tot collectief optreden ten volle benutten.

Mijn vierde opmerking heeft betrekking op de beleidsterreinen, aangezien het mandaat de Unie een grotere capaciteit geeft om sneller en op meer consistente wijze besluiten te nemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Bovendien versterkt het de rechtsgrondslag voor het aanpakken van de problemen op het gebied van het energiebeleid en de klimaatverandering.

Hoe kunnen we deze wijzigingen beoordelen? Onzes inziens valt de beoordeling al met al gunstig uit: het wegvallen van een aantal elementen, waaronder ook enkele symbolische, alsook een aantal wijzigingen die de leesbaarheid van de verdragstekst verminderden, was noodzakelijk voor een omvattende compromisovereenkomst waarmee alle lidstaten konden instemmen. Als niet alle betrokkenen zich hadden ingespannen om een compromis te bereiken, zou een geslaagde uitkomst niet mogelijk zijn geweest.

De Europese trein staat weer op de rails, maar we zijn nog niet aan het einde van onze reis gekomen en de burgers moeten meereizen. Het mandaat is nog niet het eindproduct. Om vanuit deze nieuwe consensus een geslaagde IGC te bewerkstelligen, zullen intensieve inspanningen vereist zijn van het Portugese voorzitterschap, de lidstaten en onze instellingen. Met name het besluit van de Europese Raad om de betrokkenheid van het Europees Parlement bij de IGC te versterken wordt door ons met instemming begroet.

Onze collectieve onderhandelingen op zich zullen echter niet voldoende zijn. Wij allemaal – de Commissie, de lidstaten en het Parlement – moeten lering trekken uit het vorige ratificatieproces en uit de luisterfase van Plan D. Het doet mij deugd dat de Europese Raad het belang ervan heeft ingezien te communiceren met de burgers, hun volledige en alomvattende informatie over de EU te verschaffen en hen te betrekken bij een permanente dialoog. Dit is des te belangrijker in het licht van de wijzigingen die de leesbaarheid van de verdragstekst hebben verminderd.

De komende maanden zal de Commissie enkele ideeën ter tafel leggen over de wijze waarop een debat rond het hervormingsverdrag tijdens de ratificatieperiode zou kunnen worden georganiseerd. Wij willen nauw samenwerken met u in het Europees Parlement, alle lidstaten en andere instellingen. Samen moeten we deze uitgelezen kans benutten; samen moeten we dit nieuwe proces aangaan, onverwijld en met al onze energie.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen (PSE), rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president, mevrouw de vicevoorzitter, waarde collega’s, we zijn al sinds 9.00 uur bezig met dit plenaire debat, en het is nog niet afgelopen. Het was misschien zinvoller geweest de beraadslaging over het Portugese voorzitterschap te combineren met de beraadslaging over ons advies met betrekking tot de intergouvernementele conferentie, omdat deze intergouvernementele conferentie het belangrijkste onderwerp van het Portugese voorzitterschap is, en haar succes dan wel mislukking afhangt van het al dan niet afsluiten van het Verdrag van Lissabon.

De boodschap die wij met ons advies willen overbrengen, is dat het Europees Parlement zijn fiat geeft voor het bijeenroepen van de intergouvernementele conferentie. We hadden maar zeer weinig tijd voor de beraadslagingen voor dit advies, iets wat op veel kritiek van onze collega’s kon rekenen, maar we hebben ons uiterste best gedaan en willen geen obstakels opwerpen. We willen niemand hinderen omdat wij zelf belang hebben bij een snelle bijeenroeping en een snelle afsluiting van deze intergouvernementele conferentie. We hopen dat het ons lukt al op de top in oktober met een resultaat te komen. Dat moet mogelijk zijn, omdat dit mandaat erg duidelijk is en een tekstueel voorstel klaarligt. Wat dat betreft is het waarschijnlijk meer een klus voor juristen dan voor politici, als iedereen zich aan de op de top in Brussel gemaakte afspraken houdt.

Daarom hier mijn eerste verzoek aan het Portugese voorzitterschap. Houd voet bij stuk, blijf consequent, laat niet toe dat de discipline tussen lidstaten opnieuw verdwijnt, dat er nieuwe punten op de agenda worden gezet, dat men achteraf met nieuwe eisen komt, dat sommigen doen alsof ze iets niet begrijpen terwijl ze het de dag ervoor wel degelijk begrepen. Blijf op uw strepen staan, houd u strikt aan de lijn van het mandaat, en u zult succes boeken!

We realiseren ons dat we niet op alle punten konden winnen. We moeten een prijs betalen, ook inhoudelijk. Het hervormingsverdrag is qua concept iets anders dan het oorspronkelijke grondwettelijke verdrag. De idee van een Europa van de burger en van de staten, en niet alleen van een Europa van de staten, gaat enigszins verloren. Artikel 1 wordt geschrapt: "De wil van de burgers en van de staten" wordt vervangen door "De hoge verdragsluitende partijen richten het hervormingsverdrag op". Op zich een onbetekenend detail, maar wel een uitholling die nog eens negatieve uitwerkingen zou kunnen hebben. Wij willen u daarop wijzen.

Het toenemende aantal vrijstellingsclausules baart ons zorgen. We moeten ons afvragen of we allemaal nog wel dezelfde kant op willen met Europa. Is de politieke wil tot meer integratie nog aanwezig, of hebben we nu twee groepen landen die alleen nog op papier deel uitmaken van dezelfde EU? Deze vraag moeten we onszelf stellen. Het Parlement is faliekant tegen de vrijstellingsclausule van Groot-Brittannië voor het Handvest van de grondrechten.

Deze EU wil een waardengemeenschap zijn. In de hele wereld pleiten wij voor mensenrechten en grondrechten. Ik hoor de heer Poetin of de Chinese premier al zeggen: jullie zijn het toch zelf absoluut niet eens over jullie eigen grondrechten! Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de EU als geheel, en leidt tot discriminatie van de inwoners van Groot-Brittannië of EU-burgers die daar wonen en werken. Wij roepen in ons advies de instellingen en regeringen op wederom alles in het werk te stellen om voor iedereen dezelfde mate van bescherming van de grondrechten te realiseren, en dat is mogelijk! Het Hof van Justitie speelt hierin een belangrijke rol.

Het grondwettelijk verdrag is door een Conventie uitgewerkt, en nu hebben we een intergouvernementele conferentie die volgens andere methoden werkt. Toch pleit ik voor een zo groot mogelijke transparantie, mijnheer de voorzitter van de Raad! Publiceer de documenten waarover wordt beraadslaagd, voer samen met ons en de Commissie een open dialoog met het publiek en de burger!

Het zogenaamde vereenvoudigde verdrag wordt helaas een gecompliceerd verdrag. De geconsolideerde versie moet nog vóór het einde van de intergouvernementele conferentie worden gepresenteerd, en niet pas een jaar later zoals bij Amsterdam. Bij de afsluiting van de conferentie moeten we een leesbare tekst hebben. Misschien is het wel zo handig aan deze tekst een toelichting toe te voegen waarin de belangrijkste elementen en doelstellingen aan de burger worden uitgelegd.

Uiteraard zijn we blij met alle vooruitgang die is geboekt. We willen een belangrijke tussentijdse doelstelling halen, en wel vóór de Europese verkiezingen, zodat we ons tijdens de verkiezingscampagne van 2009 ook kunnen bezighouden met andere onderwerpen. We zijn er dus nog lang niet, maar met de nodige wil en inzet moet het lukken, en het Parlement ondersteunt het Portugese voorzitterschap.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Íñigo Méndez de Vigo, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten vindt het een goede zaak dat de Europese Raad een akkoord heeft bereikt, en daarom zal mijn fractie vanochtend zijn steun geven aan de resolutie waarover we over enkele minuten gaan stemmen en waarin wordt geadviseerd om, in overeenstemming met artikel 48 van het Verdrag, de Intergouvernementele Conferentie bijeen te roepen.

Maar wat nu belangrijk is, is dat het akkoord dat uit de Intergouvernementele Conferentie zal rollen een goed akkoord is. Laat ik duidelijk zijn: wij zeggen dat de Conferentie van start kan gaan, maar we zullen de Intergouvernementele Conferentie naar haar resultaten beoordelen.

Ik wil ook zeggen dat voor mijn fractie, die op die Intergouvernementele Conferentie vertegenwoordigd zal worden door de heer Brok, het bewaken van de Grondwet een belangrijk politiek punt zal zijn. Wij willen dat de inhoud en de substantie van het akkoord van de Europese Raad hun weerslag vinden in het uiteindelijke akkoord over het Verdrag dat zal worden bereikt op de Intergouvernementele Conferentie.

Een punt dat de heer Sócrates al heeft genoemd, is dat van de referenda. Ik wil u iets vertellen, nu niemand ons hoort: vertrouw partijen die in de oppositie zitten en om een referendum vragen niet. En vertrouw ook partijen die om een referendum vragen om nee te kunnen stemmen niet, want zij willen Europa weg hebben. De eerste groep wil de zittende regering weg hebben, en de andere groep is erop uit om Europa te vernietigen.

En daarom denk ik dat de heer Sócrates het vanochtend afdoende heeft verwoord. Geen enkel land mag een puinhoop creëren voor alle andere landen, en op dit moment moeten alle neuzen in dezelfde richting wijzen om Europa uit de impasse te halen.

Dit eerste akkoord van de Europese Raad is de eerste stap en ik denk dat we nu allemaal aan de slag moeten gaan om een goed akkoord te krijgen, en vervolgens, zodra we eenmaal uit die constitutionele impasse zijn gekomen, aan het werk moeten gaan.

Want waar ik me echt zorgen over maak, mijnheer de Voorzitter, is het klimaat van achterdocht en wantrouwen in Europa dat ik tijdens de afgelopen Europese Raad heb gezien. Dat is iets waarover we ons allemaal zorgen moeten maken en waar we ons samen tegen moeten verzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett, namens de PSE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Sociaal-democratische Fractie verwelkomt de bijeenroeping van de IGC, aanvaardt het mandaat en ondersteunt het tijdschema.

Veel mensen zeggen dat dit mandaat zo'n 90 procent van de inhoud van het grondwettelijk verdrag in veiligheid brengt, wat veel stof heeft doen opwaaien. Het is gevoeglijk bekend dat volgens recent wetenschappelijk onderzoek mensen en muizen voor 90 procent genetisch identiek zijn, maar die 10 procent verschil is wel heel belangrijk. Zo is het ook met dit mandaat; die 10 procent is heel belangrijk.

Het verlies van het grondwettelijk karakter van het verdrag, de schrapping van de titel 'minister van Buitenlandse Zaken' voor de hoge vertegenwoordiger, het feit dat het niet gelukt is de suprematie van het Gemeenschapsrecht in het verdrag op te nemen, het verlies van de symbolen en de talrijke uitzonderingsbepalingen en vrijstellingen voor bepaalde lidstaten betekenen dat het percentage – laat het 90 procent zijn of een ander getal – voor die lidstaten zelfs nog lager uitvalt. Dat alles maakt het voorgenomen wijzigingsverdrag heel anders dan het grondwettelijk verdrag.

Dat is spijtig voor het Parlement en een grote meerderheid van de lidstaten. Niettemin maken deze wijzigingen het mogelijk, en eenvoudiger, om het verdrag in alle 27 lidstaten geratificeerd te krijgen; dat is wel iets wat we moeten beseffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijn fractie verwelkomt het vooruitzicht van een vlotte en efficiënte IGC die een einde maakt aan de onduidelijkheid na de periode van bezinning, de rechtszekerheid waarborgt en zorgt voor een krachtige consensus achter het wijzigingsverdrag. Voor het Parlement is het vooral zaak om binnen de IGC die onderdelen van de oorspronkelijke tekst van 2004 te bewaren waarin zijn belangen behartigd worden. Voorts mogen het groeiend aantal vrijstellingen en kleine voetnoten het Europese rechtscorpus en de jurisdictie van de rechtbanken niet vervuilen. Ook zullen wij de effecten van de Britse uitzondering op het gebied van de grondrechten proberen te beperken, want een Raad met een meervoudige structuur is één ding, maar een eerste- en tweedeklas burgerschap kan het Parlement niet tolereren.

We moeten ons verzetten tegen de populaire gedachte dat de IGC niets anders is dan een grootschalige excercitie in obscurantisme, opgezet om bepaalde lidstaten te ontslaan van beloften om een referendum te houden. Maar ook was ik blij te vernemen dat premier Sócrates absoluut niet wil dat referenda worden ingezet als wapen tegen parlementen. Maximale transparantie is wenselijk. De grootse rol, de superieure kracht en de meer pluralistische aanwezigheid van het Parlement in de IGC zullen ervoor zorgen dat deze transparantie gewaarborgd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de indruk dat het Parlement niet van compromissen houdt of ze überhaupt niet kent, tenminste als het gaat om het verdrag. De kritiek inzake de mandaten in het verslag is naar mijn mening onterecht. Mijn eigen land, Polen, heeft in deze kwestie flexibiliteit getoond en een bereidheid tot een compromis. Met bezorgdheid lees ik daarom de onbuigzame bewoordingen in het verslag, waarin de weigering tot uiting komt het mandaat als een duidelijk succes te beschouwen.

In tegenstelling tot wat er in het verslag staat, zouden een nieuwe naamgeving en Europese symbolen in het verdrag alleen voor misverstanden zorgen. Ze zouden suggereren dat de Unie een fase betreedt van pseudosoevereiniteit. De flexibiliteit van het mandaat ten aanzien van opt-outs getuigt van wijsheid en realisme en niet van zwakte. Dat geldt ook voor het Handvest van de grondrechten.

Over één kwestie kunnen we het eens worden – in de komende tien jaar zullen er veel zaken zijn, waaronder het stemmingssysteem, waarop wij ons nog eens moeten bezinnen. Ook dient de Intergouvernementele Conferentie weloverwogen en gedetailleerde besluiten te nemen in deze kwestie. Als die uitblijven, riskeren we een impasse bij ratificatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, sinds de Europese Raad in Brussel heerst er een ietwat melancholische tevredenheid, misschien doordat de vakantie voor de deur staat. Maar als je naar het mandaat voor deze intergouvernementele conferentie kijkt, zou je kunnen constateren dat Europa een hardere klap heeft gekregen dan gedacht. Het zijn niet de staten die zijn getroffen. Lidstaten zijn wantrouwig en de burgers bewaken jaloers hun soevereiniteit. De vraag is of Europa alleen een dicht oog heeft of aan één oog blind is aan het oog van de burgers, die niet meer kunnen zien wat de ware aard van deze Unie is.

Ja, het klopt: het mandaat stelt de centrale verworvenheden van de grondwet veilig. Maar het mandaat verhult het ware karakter van Europa, het verbergt Europa, het verdoezelt de idee van de Europese integratie. Mijnheer Barón Crespo, ik geloof niet dat we hier te maken hebben met een oefening in politiek realisme. Het is eigenlijk niets meer dan een herleving van het nationalisme in Europa, van regionalisme en eenzelvig gedrag van regeringen.

De Unie van de burger – is het slechts een cosmetische kwestie dat deze Unie is verdwenen en we opnieuw te maken hebben met een Unie van staten? Was dat wat mensen in Frankrijk en Nederland wilden toen ze ‘nee’ zeiden? Wat is er gedaan met hun roep om een sociaal Europa, om meer democratie? Is dat niet realistisch? Is dat niet nodig? Is dat niet de taak van Europa? Wat hebben we gedaan om deze grondwet in duidelijke, begrijpelijke taal, in een begrijpelijk document vast te leggen? De regeringen hebben al maanden maar één doel voor ogen: het creëren van een duister, onbegrijpelijk, onleesbaar document in geheimschrift, zodat burgers zich er niet in zullen verdiepen!

Neen, de geboden mogelijkheid om onder het Handvest van de grondrechten uit te komen, is geen klap in het gezicht van het Europa als een gemeenschap van waarden, ze is bijna de genadeslag. Het is onverdraaglijk dat deze Unie zichzelf een waardengemeenschap noemt en tegelijkertijd toestaat dat een deel van haar burgers wordt buitengesloten!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp wel waarom de leiders van de Unie zo enthousiast waren over het idee om hun ex-Grondwet uit den dode te doen herrijzen, zelfs nu deze is beroofd van een aantal van zijn troeven, en ik schaar mij wat dat betreft achter hetgeen de heer Voggenhuber zojuist zei. Een ding begrijp ik echter minder goed: waarom wringen al die leiders, die er zo van overtuigd lijken te zijn dat zij tegemoet komen aan de hartenwensen van onze burgers, zich in alle bochten om te vermijden dat de burgers deze institutionele UFO te dicht naderen?

Ik vraag mij af waar de democratie in dit proces gebleven is. Het onderhandelingsmandaat is voor niet-ingewijden totaal onbegrijpelijk, het tijdschema is op verdachte wijze ingekort, en vooral is er die grote angst voor de mogelijkheid van een referendum. Ongetwijfeld weten onze leiders diep in hun hart dat de verandering van namen - grondwet, minister, wet - en de schrapping van de verwijzingen naar het volkslied en de vlag waarschijnlijk heel weinig gewicht in de schaal zullen leggen tegenover de zorgen van de mensen over het huidig Europees model, als er per ongeluk een fundamenteel openbaar debat zou ontstaan met het niveau en de kracht van het debat dat twee jaar geleden een deel van de Unie op zijn grondvesten deed schudden, en gelijk hebben ze!

In het toekomstige verdrag wordt nauwelijks getornd aan de liberale economische structuren, of het nu gaat om de Centrale Bank, de concurrentie, de vrijhandel of het verkeer van kapitaal. Het Handvest van de grondrechten zal, zoals zojuist al werd gezegd, niet alleen zijn ernstige lacunes behouden, maar zelfs een realiteit moeten bekrachtigen die geheel haaks staat op zijn eigen fundamentele inhoud. Het zal een opting out, een uitzondering - in dit geval voor Groot-Brittannië - of, zo u wilt, het recht op discriminatie, het recht op privileges moeten bekrachtigen. Tot slot zijn de nieuwe bepalingen inzake het veiligheids- en defensiebeleid, die op talloze plekken aanleiding waren tot voorbehouden en vrees, allen gehandhaafd. Men hoeft de bron van de bespeurbare schaamte van onze respectieve regeringen niet elders te zoeken.

In Spanje en Luxemburg zal men uitleggen dat een nieuwe volksraadpleging overbodig is, omdat de reeds geratificeerde inhoud van het verdrag geheel behouden is. In Frankrijk en Zweden zullen de regeringen daarentegen argumenteren dat een referendum niet meer aan de orde is, omdat de aard van de tekst grondig is veranderd. In Denemarken en Portugal daarentegen, waar een burgerstemming was gepland, zal de cosmetische opknapbeurt voor het verdrag van 2004 een laffe smoes zijn om van de waarheidstoets af te zien. Alleen in Ierland is, net als in het verleden, een referendum onontkoombaar.

Daarom zal mijn fractie met dezelfde vastberadenheid als in het verleden, maar met volledige inachtneming van de uiteenlopende meningen en nationale specifieke omstandigheden, een brede bewustmakingscampagne organiseren om duidelijk te maken wat er precies op het spel staat, om een gedachtewisseling teweeg te brengen over de inhoud van het toekomstig verdrag en om overal dezelfde democratische eis te stellen: een effectieve raadpleging van de burgers. Over enkele dagen zal de IGC met haar werk beginnen, maar afgaande op de ervaringen ben ik ervan overtuigd dat het laatste woord nog niet gezegd is. Tot binnenkort!

(Applaus van links)

 
  
MPphoto
 
 

  Bernard Wojciechowski, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het nieuwe verdrag is een lokkertje om het oude grondwettelijk verdrag alsnog uitgevoerd te krijgen. Zoals nadrukkelijk gesteld in het verslag voorziet het mandaat erin dat de inhoud van het grondwettelijk verdrag behouden wordt, ondanks de afwijzing ervan door twee lidstaten. Het is dus weinig meer dan een slordige poging om de Unie koste wat kost te federaliseren. Zoals verder gesuggereerd wordt in het verslag bevestigt het Parlement opnieuw dat het een open dialoog zal blijven voeren.

Dit Parlement is zo arrogant dat het bijna grappig is als het niet zo zielig zou zijn. Het streven naar een open dialoog is een façade. De steun voor het grondwettelijk verdrag is niet toegenomen. Wetenschappers en politici zien het nieuwe verdrag als een mislukking. In een nieuw verdrag zou met de volgende aspecten rekening moeten worden gehouden.

Om te beginnen moet het eindproduct in alle lidstaten conform de grondwet geratificeerd worden en er zullen opnieuw referenda moeten worden gehouden. De poging om integratievraagstukken over de hoofden van de burgers op te lossen is onaanvaardbaar.

Ten tweede was in het grondwettelijk verdrag een compromis vervat tussen de lidstaten en de politieke bestellen. Het wijzigingsverdrag zal niet verder gaan dan de regelingen die dat verdrag bevat. Het zal een verkleinde versie van het grondwettelijk verdrag worden.

Ten derde zorgen de inspanningen om te komen tot een ander verdrag voor aanzienlijke vertraging in dit stadium van politieke hervorming van de EU. Hervormingen zijn mogelijk, alleen wordt er om wat voor reden dan ook geen werk van gemaakt. De wijzigingen binnen de eerste pijler zijn haalbaar op de gebieden waarin het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voorziet. De uitgevoerde hervormingen binnen de betreffende procedure zouden het intergouvernementele domein, hoofdzakelijk de tweede en derde pijler, kunnen omvatten.

Er bestaat een mogelijkheid tot regeling van veel kwesties op basis van internationale tussen de lidstaten gesloten overeenkomsten. Voorts is het mogelijk, met betrekking tot de derde pijler, om de justitiële en politiële samenwerkingsstructuren te versterken. De democratische legitimering van de EU kan worden veiliggesteld door de vergaderingen van de Raad in het openbaar te laten houden, de nationale parlementen en onze raadplegende rol te versterken, en het Parlement de bevoegdheid te geven de voorzitter van de Commissie aan te stellen.

Het is onzinnig om zo'n vaart te zetten achter een nieuw verdrag. Een nieuw document kan niet door een achterdeur naar binnen worden geloodst. Dat gaat in tegen de wil van de bevolking. Doelstellingen als een rechtspersoonlijkheid, de eenheidsmunt of het rouleringssysteem in de Commissie gaan heel erg ver, terwijl er in de afgelopen twee jaar geen Europees land was dat aangaf daar behoefte aan te hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Mijnheer Wojciechowski, als u anderen wilt bekritiseren, zorgt u er dan wel voor dat u zich zelf aan de spreektijd houdt.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys, namens de ITS-Fractie. Voorzitter, ik kan alleen maar vaststellen dat nu ook dit Parlement in een officieel verslag en in zeer duidelijke bewoordingen toegeeft wat iedereen na de Europese Top van Brussel al kon vaststellen, namelijk dat de Europese grondwet, die door de Nederlandse en Franse kiezers werd verworpen en die daardoor strikt juridisch gezien nooit meer in werking kon treden, via juridisch-politieke kunstgrepen bijna integraal wordt behouden en ingevoerd.

De tactiek van het tersluiks doorvoeren van stukken van die grondwet, die al na het Franse en Nederlandse referendum op tal van wijzen werd gevolgd - denk maar aan het bindend maken van het Handvest van de grondrechten, ofschoon het gaat om een niet-bindende tekst - die tactiek wordt nu ook het officiële Europese beleid. Dit Parlement zou dit Parlement niet zijn als het niet naar aloude gewoonte een onderscheid maakt tussen de zogenaamde "goede" lidstaten, zij die blindelings het federale credo huldigen en de federale weg bewandelen, en de zogenaamde "slechte" lidstaten.

Maar het toppunt van cynisme, collega's, is natuurlijk de oproep van dit Parlement om - en ik citeer letterlijk - "de Europese burgers opnieuw te betrekken bij de voortzetting van het grondwettelijk proces". In werkelijkheid heeft dit Parlement in tal van verslagen, te beginnen met het beruchte verslag-Duff-Voggenhuber, het resultaat van het Franse en Nederlandse referendum van tafel geveegd. Dit Parlement heeft lak aan de wil van de burgers die het beweert te vertegenwoordigen. Dit Parlement begint stilaan de negatie te worden van alles wat met echte democratie te maken heeft.

(Applaus van rechts)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel we net doen alsof we aan de zijde van de bevolking staan, stellen we een verslag op dat er alles aan doet om maar geen steun te hoeven uitdrukken voor volksratificatie van de nieuwe grondwet. De haast waarmee dit verslag door de procedure heengeloodst is zou een despoot doen blozen!

Wij vragen van de lidstaten zich neer te leggen bij het mandaat van de IGC, terwijl wij zelf eenzijdig te kennen geven de grenzen ervan te overschrijden door gebruik te maken van de Europese vlag en het volkslied. We verklaren vastbesloten te zijn om direct zodra deze grondwettelijke wijzigingen er doorheen zijn te vragen om meer. Dat is het grote gevaar dat in deze overeenkomst schuilt, want de grondwetstekst biedt de mogelijkheid tot wijzigingen op eigen houtje, zodanig dat het mogelijk wordt nooit meer de bevolking te hoeven raadplegen wier grondwettelijke status veranderd wordt.

(Applaus van rechts)

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Assunção Esteves (PPE-DE). – (PT) Europa heeft een stap vooruit gezet tijdens de laatste top in juni. Het heeft zijn hart niet verloren tijdens de crisis, en sloot niemand uit bij deze gezamenlijke zoektocht naar een kosmopolitische samenleving die steunt op de rechtsstaat. Het klopt dat niet zo eenvoudig consensus te bereiken is in een uitgebreid Europa, maar Europa is een moreel project, een project van de rede, een project van verovering. De enige weg is die van de eenheid, en de enige bestemming is die van wereldwijde rechtvaardigheid.

Europa wordt gebouwd op lagen van structurele aanpassing: het Verdrag van Rome en het afbreken van de mythe van grenzen, het Verdrag van Maastricht en Europees burgerschap, het Verdrag van Nice en uitbreiding, en nu het hervormingsverdrag en politieke integratie in een grootschalige democratie. Het hervormingsverdrag zet de deuren naar een constitutioneel Europa nog niet open – het laat ons nog grotendeels in een Europa van regeringen – maar het maakt wel een eind aan de misvatting van puur op oppositie gebaseerde redenaties, en aan de misvatting dat een Europa van resultaten niet zou samengaan met een institutionele hervorming van Europa.

Voor de Intergouvernementele Conferentie is goed vertrouwen van de regeringen, betrokkenheid van de parlementen en een beleid van eerlijke communicatie nodig. We moeten ons geen illusies maken: een referendum zal er niet voor zorgen dat die communicatie werkt, noch een legitimatie vormen voor het nieuwe Verdrag van de Unie. Referenda worden vaak geassocieerd met een populistische tendens die niets van doen heeft met de rationele fundamenten van democratieën. Europa’s legitimiteit kan alleen worden gebouwd op een politiek proces van voortdurende communicatie, waarin politiek boven bureaucratie wordt gesteld, het toezicht door de nationale parlementen op de juiste waarde wordt geschat, de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld wordt aangemoedigd, het leiderschap wordt versterkt, de werkzaamheden van de instellingen worden gepubliceerd en het dagelijks beleid wordt gebaseerd op een cultuur van rechten en humaniteit. Dat is het legitieme Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Harlem Désir (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, Europa is niet alleen een kwestie van verdragen. Zijn moeilijkheden zijn ook niet enkel, of zelfs niet voornamelijk van institutionele aard. De Europese heropleving zal afhangen van beleid, Europese projecten en de EU-begroting. Toch is het een feit dat de blokkade van de institutionele hervorming, de mislukte ratificatie van de Grondwet in verschillende landen en de niet-ratificatieprocedures in andere lidstaten, Europa hebben laten vastlopen. Zij hebben Europa in een crisis gestort en zijn eenheid op de proef gesteld.

Het compromis met betrekking tot de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie en het mandaat met het oog op het toekomstige hervormingsverdrag zijn niet om over naar huis te schrijven: het is allemaal ingewikkeld wat er in staat, en er staan een hele hoop voetnoten in, waardoor het toekomstige verdrag allesbehalve vereenvoudigd is en nauwelijks leesbaar zal zijn voor de burgers.

De opting out met betrekking tot het Handvest van de grondrechten is voor degenen die daarom hebben gevraagd, huilen met de pet op. Dit Handvest is evenwel van toepassing in de zesentwintig andere landen van de Unie, en dit strekt hun tot eer. Toch is dit tenminste een akkoord, een akkoord dat kwam op het moment waarop Europa behoefte had aan een bevestiging van zijn eenheid.

Ik geloof dat men de Intergouvernementele Conferentie elke kans moet bieden om te slagen, en vooral moet men - en daarmee reageer ik in het bijzonder op hetgeen mijn collega, Francis Wurtz, zei - toegeven dat het mandaat voor de bijeenroeping van de IGC tenminste één verdienste heeft: het zorgt ervoor dat de werkzaamheden van de IGC gegrondvest zijn op de institutionele innovaties die voor het merendeel reeds opgenomen waren in het eerste deel van de ontwerp-Grondwet voor Europa. Dat is een punt van doorslaggevend belang, omdat dit gedeelte nauwelijks is betwist, zelfs niet door het nee-kamp in de landen waarin een referendum werd gehouden, maar die tenminste wel een Europa willen opbouwen.

Het toekomstige verdrag moet aldus de elementen overnemen waarover alle oprechte Europeanen, of zij nu voor of tegen de Grondwet hebben gestemd, het eens zijn: de versterking van de bevoegdheden van het Europees Parlement en de nationale parlementen, een stabiel voorzitterschap van de Raad, stemmen met een dubbele meerderheid, minder blokkerende minderheden, minder unanimiteitsbesluiten, met name op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking, versterking van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, versterkte en gestructureerde samenwerking op het gebied van het defensiebeleid - wat gemakkelijker te verwezenlijken is -, nieuwe bevoegdheden voor energie en klimaat.

Er stonden trouwens nog twee punten in het derde deel die naar mijn mening alle progressieve krachten zullen willen verdedigen: de horizontale sociale clausule en een artikel tot bescherming van de diensten van algemeen economisch belang, waarmee dus een richtlijn ten gunste van openbare diensten kan worden aangenomen. Ik hoop dat, als de IGC al deze punten overneemt, alle voorstanders van Europa, of zij nu voor of tegen de ontwerp-Grondwet hebben gestemd, steun zullen geven aan het ontwerpverdrag.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil één zeer belangrijke zaak naar voren brengen. Ik wil de leden van het Parlement vragen amendement 1 te steunen, waarin wordt geëist de bevoegdheid van de Intergouvernementele Conferentie zodanig te verruimen dat deze de verplaatsing van de zetel van het Europees Parlement van Straatsburg naar Brussel gaat omvatten. Mijn fractie staat achter dit besluit.

Dit is een kleine maar zeer belangrijke zaak. Eén vestigingsplaats zal de legitimiteit van de Europese Unie vergroten. Een jaar geleden tekenden meer dan één miljoen mensen een petitie voor één vestigingsplaats, en de Intergouvernementele Conferentie is de plaats waar dit moet worden besproken en besloten. Het Parlement besluit vandaag of het wil spreken over één vergaderplaats of dat het de huidige situatie wil voortzetten. Als wij één vergaderplaats willen, dan moeten wij voor amendement 1 stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Inese Vaidere (UEN). – (LV) Dames en heren, als enige instelling van de Europese Unie die door de burgers is gekozen, heeft het Europees Parlement de plicht om zijn besluiten begrijpelijk te maken. Ik wil er met klem op wijzen dat de redenen waarom het Grondwettelijk Verdrag in twee lidstaten is afgewezen en in andere niet populair was, niet voldoende grondig zijn geanalyseerd. In mijn visie was de scepsis grotendeels te wijten aan het feit dat de burgers een concentratie van de besluitvorming, arrogantie bij de autoriteiten en een kloof tussen de instellingen en de burgers waarnemen, plus te veel bureaucratie. Dit zijn redenen genoeg voor burgers om tegen verdere integratie te zijn. Onze taak is om de burgers bij het besluitvormingsproces te betrekken, in plaats van om besluiten vóór hen te nemen. We moeten in begrijpelijke taal met de burgers communiceren, niet in het gespecialiseerde jargon van ambtenaren. De Intergouvernementele Conferentie moet hier rekening mee houden. Tegelijkertijd is het belangrijk om het beginsel van solidariteit in de besluitvorming verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het uitermate belangrijke terrein van de energie. We moeten tegen derde landen met één stem spreken, om te voorkomen dat individuele landen worden gechanteerd. Ik wil benadrukken dat de Europese Unie, afgezien van alle vergissingen en tekortkomingen, een succesvol project is.

 
  
MPphoto
 
 

  Gérard Onesta (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de Commissie en met name de Raad vragen om een minimum aan fatsoen en bescheidenheid aan de dag te leggen in deze zaak. Want het schitterende succes dat men ons hier probeert te verkopen, kan nauwelijks verhelen dat wij achteruit boeren.

Ik wil niet spreken over het onwaardige gedrag van bepaalde staatshoofden en regeringsleiders, die hun in het openbaar en plechtig gedane beloftes hebben gebroken, met betrekking tot het Handvest, zoals de heer Blair, of met betrekking tot de stemmingen in de Raad, zoals de broers Kaczynski. In plaats van een Grondwet - die wij verliezen, want woorden hebben wel degelijk een betekenis - van een grondwet die een teken van vertrouwen was in de gemeenschappelijke horizontale waarden, krijgen wij nu een vereenvoudigd verdrag. Vereenvoudigd? Wat een larie en apekool! De voetnoten zijn langer dan het verdrag zelf! Dit verdrag is dus een teken van een algemeen, wederzijds wantrouwen, en daaraan moeten wij het hoofd bieden. Er zijn talrijke blokkades, zoals de vrijstelling van het Handvest, waardoor er tweedeklas burgers ontstaan, blokkades bij de stemmingen in de Raad tot 2017 en daarna, uitgaande van het compromis van Ioannina, en een weliswaar geïntegreerde, maar onmiddellijk gedwarsboomde diplomatie.

Natuurlijk moet deze IGC een mandaat hebben. Alles is beter dan het Verdrag van Nice, want Nice betekent de dood. Tegen degenen die zich over Europa schamen, wil ik zeggen dat men niets solide kan opbouwen op wantrouwen, vooral als men zich tot de burger richt. Men neemt niet eens de tijd voor onderlinge afstemming, voor medebeslissing met het Parlement; dat debat is afgeraffeld. Men neemt niet eens de tijd voor bekrachtiging door de burgers, voor een stuk educatie. Men moet inderdaad wel heel snel handelen als men het feit wil verbergen dat het beleid niet meer op tafel maar onder het tapijt ligt. Helaas zal men daar vroeg of laat het gelag voor moeten betalen.

Ter afsluiting betekent regeren, mijnheer de voorzitter, vooruit zien. Ik roep het Parlement op om, nu de Commissie en de Raad kennelijk niet in staat zijn om na te denken over het hierna, te reageren en met zijn stem te bevestigen dat het vastbesloten is om gebruik te maken van zijn toekomstige bevoegdheid tot wijziging van het verdrag en de Europese motor eindelijk weer echt aan de praat te krijgen.

(Applaus van de Verts/ALE-Fractie)

 
  
MPphoto
 
 

  Maciej Marian Giertych (NI). (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag is een zwarte dag voor de Europese Unie, een zwarte dag voor de democratie. De politieke elites van de Unie, waaronder leden van deze Kamer, de Europese Commissie en de regeringen van de lidstaten proberen hun eigen electoraat, hun eigen burgers, om de tuin te leiden. We verlenen steun aan een Europese grondwet, die door de kiezers al afgewezen is.

Het motto van de dag zijn de woorden van Angela Merkel: gebruik andere woorden maar behoud de juridische kern. Dit komt tot uiting in de naam van het verdrag, de aanduidingen voor EU-wetgeving of de titel van de Europese minister van Buitenlandse Zaken. Er is dus duidelijk werk gemaakt van dit motto.

We discussiëren over een document met een andere naam en andere formuleringen, maar met dezelfde inhoud. Het gaat om een document dat als minder belangrijk wordt voorgesteld, zodat daarover geen referendum gehouden hoeft te worden. Men probeert hier dus de eigen kiezers, de eigen burgers, te misleiden. Het is werkelijk een zwarte dag. Een dag van grote schande!

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil even tegen de heer Giertych zeggen dat ik vandaag al heel wat nonsens de revue heb horen passeren, maar dat zijn betoog toch echt de kroon spant.

Graag wil ik ook even een positief geluid laten horen in dit Huis om de grafstemming rondom het nieuwe verdrag een weinig te verlichten. Overigens denk ik dat we helemaal geen nieuwe fase ingaan.

Ik wil drie punten aan de orde stellen. Om te beginnen vertrouw ik volledig op het Portugese voorzitterschap. Ik herinner me, toen ik me bezig hield met het verdrag voorafgaand aan Nice, dat ik samenwerkte met het Portugese voorzitterschap, en wel met de heren da Costa en Lourtie, die altijd fantastisch werk leveren. Toch wil ik ze één advies geven: kijk een beetje uit voor het secretariaat van de Raad want het venijn schuilt in het detail en Jean-Claude Piris kan heel goed met details uit de voeten.

Ten tweede denk ik dat politiek en economie hand in hand gaan. We hebben vandaag in het Parlement heel vaak gehoord dat we alleen een economische unie of alleen een politieke unie willen. Ik schaar mij onder de categorie mensen die denken dat we ze allebei nodig hebben: we hebben behoefte aan vrije concurrentie zonder verstoringen en aan een politieke unie. Dit verdrag geeft ons beide. Ik maak me geen al te grote zorgen over de opt-outs, omdat het verleden heeft uitgewezen dat telkens als er een werd vastgesteld de wijsheid het uiteindelijk won en de mensen weer op hun schreden terugkeerden.

Tot slot vind ik dat we dingen van een positieve kant moeten bekijken. Laten we de bladzijde omslaan. Er ligt een verdrag, of liever gezegd een ontwerpverdrag, op tafel. Wees positief: maak gebruik van de rechtspersoonlijkheid die we hebben, maak gebruik van de stemming met gekwalificeerde meerderheid die we hebben, maak gebruik van het medebeslissingsrecht dat we hebben, maak gebruik van het handvest, maak gebruik van de voorzitter, maak gebruik van de minister van buitenlandse zaken. Het enige wat ik vandaag zeg is dat dit een nieuw begin is, we hebben een fantastische verdrag, laten wij de situatie nemen zoals die is en verder gaan.

(Applaus van rechts)

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE). (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag waarover wij discussiëren is een goed en evenwichtig document. Ik zal er voor stemmen met volle overtuiging. Dit verslag geeft een duidelijke boodschap af aan de regeringen van de lidstaten, de nationale parlementen en de burgers van de Europese Unie: de Europese Unie zal hervormd worden en de hervorming gaat de goede kant op.

Dit verslag is ook een poging om het vertrouwen van de Europese publieke opinie in de Unie en haar instellingen terug te winnen. Juist in deze context van vertrouwen klinken de stemmen van de lidstaten die vraagtekens zetten achter de bindende kracht van het Handvest van de grondrechten, zeer verontrustend. Ik vraag mijzelf af hoe de regeringen van die lidstaten hun burgers willen uitleggen dat ze hen niet mee willen laten delen in de primaire verworvenheden van de Europese democratie en hun niet de rechten willen geven die de burgers van andere lidstaten wel zullen hebben.

Moet de weerstand tegen het Handvest van de grondrechten leiden tot een nieuwe verdeling in betere en mindere burgers binnen Europa? Betere burgers, die volledig gebruik kunnen maken van de in het Handvest beschreven rechten, en mindere burgers, die deze rechten niet zullen hebben. Mogen we dergelijke verdelingen aan het begin van de 21e eeuw accepteren? Ik zeg, beslist niet. Zeker ook omdat we uiteindelijk naar een sterker Europa voor een betere wereld streven, zoals het Portugese voorzitterschap dat voorstelt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Pęk (UEN). (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit is geen hervormingsverdrag; het dekt alleen de scheuren af. Het is een verdrag dat de waarheid over zichzelf moet verhullen.

De Europese Unie en de coryfeeën die in deze Kamer zitten, laten geen enkele gelegenheid voorbij gaan om over de oprechtheid en de normen en waarden van de Unie te praten. Maar bestaat er in de moderne wereld en in de geschiedenis van de mensheid een grotere waarde dan de waarheid? Het antwoord is nee.

Dit verdrag neemt een loopje met de waarheid, omdat men op uiterst schokkende wijze het oude verdrag, dat door de kiezers is verworpen, onder de dekmantel van een hervormingsverdrag probeert alsnog in te voeren.

Mijnheer de Voorzitter, u hebt in deze Kamer wederom tegenstanders van het verdrag het woord ontnomen en tegelijkertijd de spreektijd van uw medestanders met ruim een minuut verlengd. Dat spreekt boekdelen waar het uw oprechtheid betreft.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Mijnheer Pęk, u had één minuut spreektijd. U hebt één minuut en 23 seconden het woord gevoerd. U hebt uw tijd overschreden en de Voorzitter was bijzonder tolerant. Wellicht kunt u zo redelijk zijn dat in te zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) We hebben het vanochtend nu al behoorlijk lang over het onderwerp Verdrag gehad – we praten er al vanaf 9 uur over, zoals een van de sprekers zei – en ik denk dan ook dat de belangrijkste opmerkingen wel zijn gemaakt, waarvan vele zeker interessant waren en waaruit het Portugese voorzitterschap uiteraard zijn eigen conclusies zal trekken.

Ik was lid van de Europese Conventie, evenals sommigen van de hier aanwezige afgevaardigden, en nam ook deel aan de Intergouvernementele Conferentie in 2004. Ik zeg niet dat ik tussen 2004 en nu geen reden tot ongerustheid heb gehad en dat ik zelfs niet alle vertrouwen dreigde te verliezen, maar ik heb altijd geweten dat Europa’s drijvende kracht gelegen is in het compromis en de wil om vooruitgang te boeken. Vandaag kan ik u zonder omwegen zeggen dat deze wil om voorwaarts te gaan, deze compromisbereidheid en de wil om tot een akkoord te komen, in mijn ogen is teruggekeerd.

We konden ons geen mislukking veroorloven, wat dus ook niet gebeurd is in de Europese Raad, dus laten we een ondubbelzinnig signaal afgeven aan Europa, zijn burgers en de wereld dat dit een project voor de toekomst is, een project dat ten dienste staat van de Europeanen en de wereld. Natuurlijk zijn we misschien niet allemaal tevreden met het mandaat dat door de Europese Raad is aangenomen, maar er mag bij niemand enige twijfel over bestaan dat dit mandaat ons een Verdrag zal opleveren met efficiëntere instellingen, democratischer besluitvorming en passender antwoorden op zowel de interne als de externe problemen van de Unie.

Dit is het mandaat dat we nodig hadden. We zullen zeker het Verdrag krijgen dat de burgers van Europa al zo lang wilden. Zoals de premier van Portugal hier zei, hebben we het mandaat, maar nog niet het Verdrag, en het mandaat dat we gekregen hebben is niet om dat document te veranderen, maar om het nieuwe Verdrag tot stand te brengen. Dat is ons doel, en we zullen daar met al onze kracht en overtuiging aan werken.

Onze streefdatum voor de afronding van deze klus is oktober en ik hoop hier in oktober het goede nieuws te kunnen brengen van een nieuw Verdrag voor onze Unie. We zullen de teugels van de discipline dan ook geen moment laten vieren, zoals een van de afgevaardigden suggereerde. Ik geef u ook de verzekering dat alle Portugese voorzitterschappen worden gekenmerkt door transparantie, communicatie met de burgers en communicatie met de instellingen. We zullen uiteraard op deze ingeslagen weg doorgaan en ik kan u garanderen dat dit een van de zaken is waar het Portugese voorzitterschap zich op vastlegt.

Zoals ik al zei, hoop ik in oktober goed nieuws voor u te hebben.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, er moet ergens een middenweg zijn tussen het onverbeterlijke optimisme van Pangloss en de somberte van Iejoor de ezel. Beginnen aan een tweede leven, en daarmee bedoel ik niet een Second Life op internet, komt in de politiek maar heel zelden voor. Denk maar eens aan minder dan een jaar geleden, toen het grondwettelijk verdrag dood was verklaard, kunstmatig in leven werd gehouden of in coma lag. En nu spreken we over een ratificeringsprocedure die zeer spoedig gaat komen.

Ik denk dat we er niets mee opschieten als we beginnen elkaar zwarte pieten toe te spelen. Ik wil ter afronding van dit debat twee dingen zeggen. Om te beginnen is de Europese Commissie niet gecharmeerd van vrijstellingen van het Handvest van de grondrechten. Het liefst hadden we geen enkele opt-out gehad, maar voor welke reële politieke keuze stonden we op dit punt? Een verzwakt handvest zonder rechtskracht of een handvest dat wettelijk bindend is voor de EU-instellingen met een opt-out of behoud van de volledige tekst van het Handvest. Dan kies ik liever voor een handvest dat wettelijk bindend is, en een opt-out is tegelijkertijd een opt-in, dus in steen gebeiteld is het niet.

Mijn tweede opmerking is dat ik ervan uit ga dat de leden van het Parlement niet van oordeel zijn dat ratificering door het parlement minder democratisch legitiem is dan een referendum.

(Applaus)

Sommige eurosceptici hopen natuurlijk dat de uitdaging om de burgers te informeren over en te betrekken bij een dergelijk ingewikkeld vraagstuk als een verdrag zich ontwikkelt tot een wapen waarmee verdere Europese integratie om zeep kan worden geholpen. Ik denk dat we dat niet moeten toestaan.

(Applaus)

Ongeacht de ratificeringsmethode die de lidstaten kiezen, zijn we verplicht overal in Europa de burgers te informeren en bij de zaak te betrekken. We moeten de discussie en het debat met ze aangaan. Dat is waartoe wij ons nu moeten verbinden. We moeten daarbij gezamenlijk optrekken en op planmatige wijze de samenwerking aangaan. Dat is tevens de manier waarop de Commissie haar bijdrage zal leveren. Ik zal dus zeer spoedig weer voor u verschijnen met een plan voor een passende, democratische, open en transparante ratificeringsprocedure.

Hiermee sluit ik af en wens ik het Portugese voorzitterschap het allerbeste met de opening van de IGC.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

We gaan nu over tot de stemming.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. – (EN) De laatste twee jaren van de hervorming van het Verdrag zijn geen verspilde jaren geweest. De volgende vijf stappen zijn afgesproken en reeds in gang gezet:

1. Naar aanleiding van het mandaat in juni 2006 heeft het Duitse voorzitterschap een verslag opgesteld.

2. De Europese Raad heeft besloten een Intergouvernementele Conferentie bijeen te roepen.

3. Nu het stokje van het Raadsvoorzitterschap aan de Portugezen is doorgegeven, dienen zij prioriteit toe te kennen aan de opstelling van een ontwerpverdrag.

4. De IGC zal haar werkzaamheden naar verwachting voor het eind van dit jaar afronden.

5. Ratificatie wordt verwacht voor de Europese verkiezingen in 2009.

In werkelijkheid worden de zaken voorzichtiger aangepakt: het grondwettelijke aspect van het Verdrag is geherstructureerd om de tegenstanders van de grondwet tevreden te stellen. Wezenlijke vernieuwingen die oorspronkelijk in het grondwettelijk verdrag werden voorgesteld, zijn echter wel behouden gebleven. De allerbelangrijkste gehandhaafde vernieuwing is dat de EU rechtspersoonlijkheid krijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE). - (FR) Tijdens de laatste Europese Raad van juni 2007 hebben de staatshoofden en regeringsleiders een goed akkoord bereikt, een akkoord waarmee ze de richting van een politiek Europa kunnen uitgaan. Het spijt mij echter dat onze vrienden van het Verenigd Koninkrijk zich eens te meer hebben afgezonderd en hebben geweigerd om het Handvest van de grondrechten toe te passen en in te stemmen met een volledige samenwerking op politieel en justitieel gebied. Het spijt mij eveneens dat de symbolen van de Unie (de vlag, de hymne en het devies) weliswaar, materieel gesproken, zijn gehandhaafd maar uit de officiële tekst zijn verdwenen. Ik ben weliswaar tegen een federale Europese Unie en diep overtuigd van het nut van de naties voor het welzijn van de volkeren, maar tevens van mening dat de burgers bakens nodig hebben om een politieke Unie te kunnen herkennen. Ik wil de wens uiten dat wij op dit punt zullen terugkomen. Tot slot zal het met de schrapping van de zinsnede “interne markt en vrije en onvervalste concurrentie” mogelijk zijn om in de ingewikkeld geworden concurrentie op wereldniveau de kracht van onze Europese Unie beter te gebruiken en in dienst te stellen van de producenten, en niet alleen de consumenten. Ik juich het optreden van de president van de Franse Republiek, de heer Sarkozy, toe, die al zijn talenten heeft aangewend om te pleiten voor een sterke en eendrachtige Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In 200 woorden:

1. Via het mandaat voor de IGC blijft het grootste deel van de inhoud van het in 2005 verworpen Verdrag overeind.

2. Wat de krachten achter de totstandbrenging van de kapitalistische integratie van Europa proberen te doen is het via de achterdeur weer binnenloodsen van de federalistische, neoliberale en militaristische principes die zijn vastgelegd in de verworpen 'Europese Grondwet'.

3. Dit wijst op een ernstig gebrek aan respect voor de wensen die de Franse en Nederlandse bevolking kenbaar hebben gemaakt in hun referenda.

4. Als Portugal met betrekking tot de institutionele kwesties slechts het mandaat als uitgangspunt neemt, terwijl de grootmachten tegelijkertijd meer gewicht in de schaal van het besluitvormingsproces in de EU gaan leggen, zal Portugal verlies lijden op de volgende terreinen:

- De stemmenweging in de Raad;

- De uitoefening van het vetorecht;

- Soevereiniteit;

- Leden van het Europees Parlement;

- Een permanente commissaris.

5. Het mandaat is een herbevestiging van de basis van het neoliberale beleid van de EU, dat ten grondslag ligt aan de ernstige sociale en economische problemen van Portugal.

6. Het mandaat institutionaliseert de militarisering van de EU.

7. Dit betekent dat alleen de inhoud van het mandaat al volstaat als grond voor het houden van bindende nationale referenda over het zogenaamd nieuwe ontwerpverdrag, een eis die des te legitiemer is omdat het hier gaat om het onaanvaardbaar opleggen van de hoofdmoot van een Verdrag dat al verworpen is.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), în scris. – Mandatul Consiliului European depăşeşte impasul constituţional în care Uniunea Europeană se află de mai bine de doi ani, dar în acelaşi timp sacrifică unele prevederi esenţiale.

Consiliul European a decis ca simbolurile europene să fie excluse din viitorul tratat; consider acest lucru ca fiind regretabil şi susţin modificarea Regulamentului de procedură al Parlamentului pentru a adopta în mod oficial steagul şi imnul Uniunii Europene. Cetăţenii europeni respectă aceste simboluri, pe care le consideră familiare şi apropiate, după cum indică cel mai recent Eurobarometru. În România, 76% dintre cetăţeni asociază simbolurile UE cu un sentiment de încredere; de aceea, sunt convinsă că steagul Uniunii Europene va fi şi în continuare arborat cu mândrie în ţara mea.

Mandatul defineşte, de asemenea, stabilirea unei noi componenţe a Parlamentului European. Ca singurul organ ales al Uniunii şi cel care este menit să reprezinte cel mai fidel cetăţenii, consider că Parlamentul European trebuie să respecte întru totul principiul proporţionalităţii în desemnarea numărului de europarlamentari din fiecare stat. Reprezentarea fiecărei ţări nu trebuie să fie stabilită prin negocieri politice, ci trebuie să reflecte mărimea populaţiilor statelor membre.

Nu în cele din urmă, consider esenţială includerea clauzei de solidaritate în domeniul energetic. Aceasta va asigura cadrul legislativ pe baza căruia Uniunea Europeană îşi va putea proteja mai bine interesele şi întări independenţa energetică.

 

6. Verklaring van het voorzitterschap
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het Libische hooggerechtshof heeft vandaag het doodvonnis bekrachtigd dat is uitgesproken tegen de vijf Bulgaarse verpleegsters en de Palestijnse arts die sinds februari 1999 in Libië in hechtenis zitten. Zij worden ervan beschuldigd honderden Libische kinderen opzettelijk met hiv te hebben besmet. Dit nieuws verontrust mij zeer en vervult iedereen met smart, met name natuurlijk de verpleegsters en de arts, en hun familie en vrienden.

Ik heb in april een ontmoeting gehad met enkele van hun familieleden, en ik wil hun onze solidariteit en steun betuigen in deze moeilijke tijd. Ik wil hun ook graag een boodschap van hoop sturen. De procedure is hiermee namelijk nog niet ten einde. De zaak wordt nu doorverwezen naar de Hoogste Gerechtelijke Raad van Libië. We zijn ervan overtuigd dat de Libische autoriteiten de nodige stappen zullen ondernemen om het doodvonnis te herzien en te vernietigen, hetgeen de weg vrijmaakt voor een snelle beëindiging van deze situatie.

We herhalen wederom ons principiële verzet tegen de doodstraf, die in strijd is met de menselijke waardigheid. We spreken onze solidariteit uit met de slachtoffers van de hiv/aids-besmetting in het ziekenhuis van Benghazi. We roepen de Libische autoriteiten op zich vergevingsgezind op te stellen en de vijf Bulgaarse verpleegsters en de Palestijnse arts vrij te laten.

(Langdurig applaus)

 

7. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de stemmingen.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Atkins (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is belachelijk om vanaf 12.40 uur te beginnen met een stemming over 48 pagina’s aan punten. In het verleden hebt u de vergaderingen altijd opvallend goed geleid zodat we op tijd met het afwerken van deze lange stemlijsten konden starten. We hadden om 11.00 uur moeten aanvangen, niet om 12.40 uur. Ik verzoek u dringend u in het vervolg weer aan de tijd te houden en ervoor te zorgen dat dit niet opnieuw gebeurt.

(Applaus)

 

7.1. Vergaderrooster 2008 (stemming)

7.2. Bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie (stemming)
  

- Verslag-Leinen (A6-0279/2007)

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen (PSE), rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij geven met dit advies het groene licht voor de intergouvernementele conferentie. We hadden erg weinig tijd voor de opstelling van het verslag en voor de beraadslagingen. Dat ging helaas niet anders, een feit waar een aantal collega’s kritiek op had. Er zijn twee minderheidsstandpunten aan het advies toegevoegd – een van Marco Cappato en een van Bernard Wojciechowski. Maar zoals gezegd, we zaten in tijdnood.

Buitengewone situaties vragen echter om een hoge mate aan flexibiliteit, en ik wil bij dezen alle leden van mijn commissie bedanken voor hun bereidheid tot constructieve samenwerking, voor de beraadslaging over de motie en voor de stemming van maandagavond. We hebben ons aan het reglement gehouden en kunnen dus vandaag onze stem uitbrengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Cappato (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank collega Leinen omdat hij benadrukte dat er minderheidsstandpunten zijn. Ons Reglement bepaalt in artikel 2 dat wij geen specifieke instructies en geen bindend mandaat mogen ontvangen. Dit geldt voor de inhoudelijke kant van vraagstukken, maar naar mijn mening slaat het ook op de methode die gehanteerd wordt. Als wij voor een besluit dat gevolgen zal hebben voor de komende jaren of zelfs decennia, slechts anderhalf uur tijd krijgen om amendementen in te dienen op de oorspronkelijke versies, en als wij in commissieverband nog niet eens die krappe tijd krijgen, dan kun je zeggen dat wij een bindend mandaat hebben gekregen om niet te debatteren over zo’n belangrijke kwestie.

Dit is niet slechts een formaliteit. Aangezien het advies van dit Parlement verplicht is, hadden wij van die plicht kunnen profiteren om bij de opening van deze Intergouvernementele Conferentie de besluitvorming in positieve zin bij te sturen. Wij hebben daar echter uit eigen beweging afstand van gedaan, en wij hebben er tevens van afgezien om als Parlement op te treden en onze eigen bevoegdheden uit te oefenen. Dit verklaart waarom er een minderheidsstandpunt is.

 
  
  

Vóór de stemming over amendement 1

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, na gesprekken met een aantal collega’s voorafgaand aan de stemming wil ik hierbij nogmaals benadrukken dat het voorstel om de zetelkwestie van het Europees Parlement toe te voegen aan het mandaat voor de Intergouvernementele Conferentie door vele leden van dit Parlement is ingediend. Als u in dit verband dus een signaal wilt afgeven, hebt u nu de kans!

 
  
  

Vóór de stemming over amendement 9

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Frassoni (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stel een mondeling amendement op dit amendement voor; ik wil vóór “referendum” het woord “Europees” invoegen, zodat de formulering luidt: “Europees referendum”

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt niet in aanmerking genomen)

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 

7.3. Fusies en splitsingen van naamloze vennootschappen - Verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige (stemming)
  

- Verslag-Kauppi (A6-0252/2007)

 

7.4. Specifiek programma "Civiel recht" (2007-2013) (stemming)
  

- Verslag-Segelström (A6-0262/2007)

Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Charlie McCreevy, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie wil graag voorafgaand aan de stemming de volgende verklaring afleggen.

“De Commissie hoopt dat vandaag een voor alle instellingen aanvaardbaar compromis kan worden gevonden, omdat het belangrijk is dat er zo snel mogelijk een financieel programma op het gebied van het civiele recht wordt goedgekeurd. We zijn al laat. Als er vandaag geen acceptabele oplossing wordt gevonden, zal het programma “Civiel recht” niet op tijd aangenomen worden en zal het in 2007 niet kunnen worden uitgevoerd, met alle negatieve gevolgen van dien.

Zonder dit financiële programma kan de Commissie geen organisaties of andere belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld steunen en evenmin de studies en projecten die fundamenteel zijn voor de ontwikkeling van beleidsvormen op het terrein van het civiele recht.

De Commissie kan instemmen met het compromis van amendement 2, waarin een overweging aan het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt toegevoegd. Op grond hiervan krijgt het Parlement het recht om geïnformeerd te worden in overeenstemming met artikel 7, lid 3, van Besluit 1999/468/EG en vooral om het ontwerpjaarprogramma voor het financiële programma op het gebied van het civiele recht te ontvangen wanneer dat aan het beheerscomité wordt overgelegd. Het Parlement behoort ook de resultaten van de stemming en een beknopt verslag van de vergaderingen van het beheerscomité te ontvangen.

Bovendien bekrachtigt de Commissie haar toezegging om het ontwerpjaarprogramma rechtstreeks naar de voorzitter van de bevoegde parlementaire commissie, namelijk de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, te sturen en het Parlement onmiddellijk op de hoogte te brengen van elke wijziging op dat programma.

Ten slotte bevestigt de Commissie, zoals zij duidelijk aangeeft in de brieven van vicevoorzitter Frattini aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, dat zij bereid is op verzoek een vergadering van de bevoegde parlementaire commissie bij te wonen, om de commissieleden alle benodigde informatie over het ontwerpjaarprogramma te verschaffen.”

 

7.5. Communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag-Lienemann (A6-0174/2007)

 

7.6. Autowrakken (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag-Florenz (A6-0186/2007)

 

7.7. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag-Florenz (A6-0188/2007)

 

7.8. Gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag-Florenz (A6-0187/2007)

 

7.9. Eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag-Ries (A6-0222/2007)

 

7.10. Volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (stemming)
  

- Verslag-Ferber (A6-0246/2007)

Vóór de stemming over amendement 64

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag dat u controleert of het overeenkomstige deel van amendement 64 verenigbaar is met het aangenomen amendement 62.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dat zullen we zeker doen!

 

7.11. Gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvervoersdiensten (herschikking) (stemming)
  

- Verslag-Degutis (A6-0178/2007)

Na de goedkeuring van het voorstel van de Commissie

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde alleen de vertaaldiensten wijzen op de kwaliteit van de Franse vertaling. Supervision is in het Frans ‘supervision’ en niet ‘contrôle’ of ‘surveillance’; hedge funds zijn ‘fonds alternatifs’, en parliamentary committee is ‘commission parlementaire.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. We nemen kennis van deze correcties omwille van de zuiverheid van de Franse taal.

 

7.12. Beleid financiële diensten 2005-2010 (Witboek) (stemming)
  

- Verslag-Van den Burg (A6-0248/2007)

 
  
  

Vóór de stemming over paragraaf 26

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg (PSE), rapporteur. – (EN) Ik stel voor om de mondelinge amendementen op deze paragraaf in te trekken en ik vraag de PPE-DE-Fractie of zij het ermee eens is dat zowel haar amendement 5 als amendement 17 van de ALDE-Fractie verenigbaar zijn en dat we over beide amendementen kunnen stemmen. Zo ja, dan zullen wij ook voor uw amendement stemmen. Zo niet, dan zullen we tegenstemmen en kan ik mijn amendement 23 intrekken.

 
  
  

Vóór de stemming over paragraaf 34

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg (PSE), rapporteur. – (EN) In paragraaf 34 wil ik graag het woord “groep” toevoegen, zodat er “Europese Investeringsbankgroep” staat in plaats van “Europese Investeringsbank”.

 
  
  

(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking)

 

7.13. Modernisering van het arbeidsrecht (stemming)
  

- Verslag-Protasiewicz (A6-0247/2007)

Vóór de stemming over amendement 11

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Protasiewicz (PPE-DE), rapporteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de afgevaardigden enkel duidelijk maken dat de amendementen 11 en 12 geen nieuwe teksten zijn die worden toegevoegd, maar bestaande paragrafen die worden verplaatst. Omdat een van de fracties om een roll call vote heeft gevraagd, wil ik hen duidelijk maken dat tegenstemmen niets zal veranderen aan het feit dat deze tekst in het verslag gehandhaafd blijft. De tekst komt dan alleen op een minder gepaste plaats te staan. Daarom verzoek ik u voor amendement 12 te stemmen.

 
  
  

Vóór de stemming over paragraaf 3

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Protasiewicz (PPE-DE), rapporteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, nog een toelichting. Hoewel wij apart stemmen over de paragrafen 3 en 4, betekent dat niet dat de amendementen ingediend door de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid worden verwijderd. De betreffende tekst zal elders worden opgenomen in de vorm van de amendementen 20 en 21. De paragrafen worden dus verplaatst en niet uit het verslag geschrapt.

 
  
  

Vóór de stemming over paragraaf 4

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Cocilovo (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb weliswaar naar de uitleg van de rapporteur geluisterd, maar ik wil opmerken dat, als wij onze goedkeuring hechten aan paragraaf 4 waar zo dadelijk over gestemd wordt, wij dan moeten beseffen dat de tekst van amendement 21 precies hetzelfde is als de tekst van paragraaf 4. Dus als wij op deze manier te werk gaan, krijgen we in het verslag twee maal dezelfde tekst. Als wij de tekst willen verplaatsen, moeten wij een eerste paragraaf afwijzen en dan het amendement goedkeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Mijnheer Protasiewicz, wees zo vriendelijk de twijfels van de heer Cocilovo weg te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Protasiewicz (PPE-DE), rapporteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, afgevaardigde Cocilovo heeft gelijk. Stemmen tegen de schrapping van de paragrafen 3 en 4 betekent dat we in geval van een stemming over de amendementen 20 en 21 dezelfde inhoud bestrijken. Daarom wil ik de Kamer vragen om nu tegen te stemmen, en later bij de amendementen 20 en 21 voor te stemmen. Dit zal ervoor zorgen dat de tekst niet verandert, maar alleen op een andere, meer gepaste plaats in het verslag terechtkomt.

 
  
  

Vóór de stemming over amendement 37

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, wilt u tegen de Franse cabine zeggen dat het niet gaat om overwegingen maar om paragrafen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het lijkt wel of mensen de rijen sluiten ter verdediging van de Franse taal in dit Parlement. Dat is heel mooi.

Vóór de stemming over amendement 21

 
  
MPphoto
 
 

  Jacek Protasiewicz (PPE-DE), rapporteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mag ik erop wijzen dat als gevolg van de stemming over paragraaf 3, die niet is geschrapt, en amendement 20, dat wij hebben aangenomen, er in het verslag thans twee paragrafen staan met dezelfde inhoud. Ik vraag u dan ook om tegen amendement 20 te stemmen, omdat wij die tekst eerder op zijn oude plaats hebben laten staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Sifunakis (PSE). - U bent wel een beetje traag vandaag; dat zijn we helemaal niet van u gewend!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u voor deze morele opkikker, mijnheer Sifunakis.

 

7.14. Terbeschikkingstelling van werknemers (stemming)
  

- Ontwerpresolutie (B6-0266/2007)

Vóór de stemming over amendement 10

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een korte opmerking over amendement 10. Het oorspronkelijke amendement is verkeerd naar het Duits vertaald. In de Duitse versie wordt precies het tegenovergestelde gezegd van wat er in het Engels staat. Dit komt omdat de Engelse tekst dubbelzinnig is. Ik wil graag deze dubbelzinnigheid wegnemen. Het spijt mij dat er geen tijd was om dit met alle fracties af te stemmen, maar ik hoop dat zij mijn voorstel steunen, omdat de tekst daardoor inhoudelijk niet verandert. Het gaat er alleen om de tekst te verduidelijken en de dubbelzinnigheid weg te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het lijkt mij, menselijk gesproken, niet meer dan redelijk om nu te stoppen met de stemming en daar morgen om 11.30 uur mee door te gaan.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het daar geheel mee eens. We moeten de stemming nu afbreken. Het zou niet verstandig zijn om de stemming nu nog voort te zetten, zeker gezien de onderhavige lange verslagen. Desnoods moeten we morgen de spreektijden wat inkorten of stipt aanhouden, zodat we om 11.30 uur met de stemming kunnen beginnen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. In reactie op uw verzoek zullen we de stemming nu onderbreken.

 

8. Stemverklaringen
  

- Vergaderrooster van het Europees Parlement – 2008

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. - (SV) Ook al zijn we gekant tegen vergaderingen van het Parlement in Straatsburg, toch hebben we tegen het voorstel gestemd om de donderdagen van de vergaderingen in Straatsburg te schrappen. Wij willen dat de werkzaamheden van het Parlement naar Brussel worden verplaatst en een verandering die zich beperkt tot het schrappen van de donderdagvergaderingen zou het werk van het Parlement alleen maar minder effectief maken. De besparingen die een dergelijke verandering opleveren zijn marginaal en de winst voor het milieu nihil omdat het hele verhuiscircus dan intact blijft en dezelfde gebouwen in de toekomst nodig zullen blijven.

Wij willen een echte verandering met één permanente zetel en een vaste werkplek voor het Parlement in Brussel, hetgeen wij ook voorgesteld hebben in het verslag-Leinen over de Intergouvernementele Conferentie.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk.(EN) Ik heb voor alle amendementen op het vergaderrooster gestemd die tot gevolg hebben dat het Europees Parlement minder tijd in Straatsburg doorbrengt. Straatsburg is een prachtige stad en de mensen zijn er erg vriendelijk. We moeten echter een eind maken aan dit reizende circus dat de Europese burgers 400 miljoen pond per jaar kost en dat het voor de Unie onmogelijk maakt om efficiënt te werken. Op politieke en economische gronden dient dit Parlement één werkplek te hebben. We moeten alles doen wat nodig is om dat te bewerkstelligen.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse conservatieven vinden dat het Europees Parlement één permanente zetel moet hebben – in Brussel. We hebben jarenlang campagne gevoerd tegen het bestaan van twee zetels en tegen het feit dat dit de belastingbetaler 200 miljoen euro en de Britse belastingbetaler miljoenen ponden per jaar kost. Daarnaast maken we ons grote zorgen over de milieueffecten van het bestaan van twee zetels in termen van CO2-emissies.

Wij hebben onze steun gegeven aan een amendement op het vergaderrooster voor 2008, dat inhield dat de vergaderingen op donderdag in Straatsburg werden geschrapt. Dit is geenszins een alternatief voor onze principiële opvatting dat er geen enkele vergadering meer in Straatsburg moet worden gehouden. We beseffen evenwel dat er volgens de Verdragen per jaar twaalf vergaderperioden in Straatsburg dienen plaats te vinden. Wij roepen de Europese Raad op deze kwestie toe te voegen aan het mandaat voor de Intergouvernementele Conferentie, het enige forum waar dit vraagstuk kan worden opgelost.

 
  
  

- Verslag-Leinen (A6-0279/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het spreekt vanzelf dat de besluitvorming in de Europese Unie duidelijker moet worden. Dat hoeft echter niet te betekenen dat de Europese Unie in de richting moet gaan van een federatie met gecentraliseerde macht. Ik heb ervoor gestemd dat de macht in de eerste plaats in handen van de lidstaten blijft en dat de Europese Unie alleen de macht kan uitoefenen die de soevereine lidstaten aan haar willen overdragen.

Wat betreft de stemming over de vraag of de Intergouvernementele Conferentie zich moet bezighouden met de vestigingsplaats van het Parlement ben ik van mening dat dit niet op de agenda van de IGC thuishoort. Als de IGC deze zaak echter wel behandelt en als wij besluiten dat één vergaderplaats genoeg is, wat een verstandige oplossing is, dan vind ik Straatsburg de beste plaats, want Straatsburg is de echte hoofdstad van Europa. Ik denk echter niet dat dit realistisch is.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. - (SV) Wij hebben voor het verslag gestemd maar we delen niet de mening dat het jammer is dat symbolen zoals de vlag en het volkslied verdwenen zijn uit het nieuwe ontwerpverdrag, noch vinden wij dat het ontwerpverdrag de indruk van wantrouwen tegenover de Unie wekt en verkeerde signalen naar de burgers stuurt.

Het is goed dat de primaire inhoud van de oorspronkelijke ontwerpgrondwet is behouden. Vooral belangrijk is dat de uitbreiding vergemakkelijkt wordt, dat cao’s en het recht tot het ondernemen van collectieve acties volgens nationale praktijk versterkt wordt en dat de openheid van de Unie toeneemt.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland (IND/DEM), schriftelijk. Ik heb zojuist tegen de resolutie over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie van collega Leinen gestemd. De reden hiervoor is niet dat ik tegen de bijeenroeping van deze IGC ben. Ik steun immers de totstandkoming van een nieuw verdrag.

De reden voor mijn tegenstem ligt in het feit dat de resolutie op te veel plaatsen blijft refereren aan bepaalde elementen van het grondwettelijk verdrag, zoals het gebruik van de term ´grondwet´ en de symbolen van de Unie. Ik ben daarentegen juist opgelucht dat een nieuw verdrag ontdaan is van deze constitutionele symboliek, een positie die ook door de Nederlandse regering wordt ingenomen. Hierdoor wordt de EU gedeeltelijk ontdaan van haar statelijke aspiraties.

Ik kan mij ook niet herkennen in de harde woorden die gesproken zijn in de richting van die lidstaten die een ´opt-out´ hebben bedongen voor het Handvest. Ook zonder expliciete vermelding in een nieuw verdrag blijft het Handvest juridisch bindend. Het gaat hierbij dus vooral om een stuk symboliek.

Ik heb tegen deze resolutie gestemd, omdat juist deze constitutionele aspiraties van de Unie gekoesterd worden. Het Europees Parlement zou beter de Raad kunnen volgen in een stuk nuchterheid en zakelijkheid rond de totstandkoming van een nieuw verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde (IND/DEM), schriftelijk. (DA) Het verslag keurt snel even het bijeenroepen van een intergouvernementele conferentie goed, die heimelijk in de zomervakantie aan het werk moet gaan, zodat de publiciteit en het debat met de kiezers vermeden kunnen worden.

De Junibeweging stelt in plaats daarvan een open en democratisch gekozen conventie voor om een nieuwe tekst uit te werken waarover in alle landen van de Europese Unie een referendum wordt gehouden.

Tijdens de topconferentie in Brussel op 23 juni 2007 is een tekst aangenomen waarin de juridische verplichtingen voor burgers en lidstaten identiek zijn aan de verplichtingen in de verworpen grondwet.

Het woord grondwet wordt via de voordeur afgevoerd, maar wordt juridisch opnieuw geïntroduceerd via een uitdrukkelijke erkenning van het arrest van het Europese Hof van Justitie, dat het rechtssysteem van de EU met name ook beschouwt als een grondwettelijk systeem.

De vlag, het volkslied en de nationale feestdag worden niet meer genoemd, maar ze zijn er nog steeds in ongewijzigde vorm.

De minister van Buitenlandse Zaken krijgt een nieuwe titel die zo lang is dat de pers hem minister van Buitenlandse Zaken zal noemen. Zijn bevoegdheden blijven ongewijzigd. De enige werkelijke verandering is het uitstel van de stemming met dubbele meerderheid van 7 naar 10 jaar, waardoor de grootste landen meer macht krijgen, met name Duitsland en – wellicht – Turkije.

De juridische verplichtingen zijn niet gewijzigd en er zou op zijn minst een referendum moeten worden gehouden in de landen die daartoe hadden besloten.

Het zou het gemakkelijkst zijn het referendum op dezelfde dag in alle landen tegelijk te houden. Daarmee komen we het oordeel van de burgers te weten en we zijn hier om de burgers te dienen. 77 procent van de EU-burgers wil een referendum en slechts 20 procent is tegen.

De Junibeweging steunt daarom de handtekeningencampagne.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd vóór het verslag-Leinen over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie, omdat ik ervan overtuigd ben dat wij een oplossing kunnen vinden voor de nog immer bestaande patstelling en hinderpalen in het Europese project en kunnen bouwen aan 'een sterker Europa voor een betere wereld' als het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad de handen ineenslaan onder Portugees voorzitterschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Door vóór het verslag en punt 8 daarvan te stemmen heeft de meerderheid in het Parlement zojuist ingestemd met het mandaat van de Europese Raad voor de IGC en met het feit dat daarin 'veel van de substantie van het grondwettelijk verdrag behouden blijft'.

Ondanks een massale campagne om de ware reikwijdte en doelstellingen van het mandaat toe te dekken wordt het steeds duidelijker dat alles in 'deze grote verandering' hetzelfde is gebleven, dat wil zeggen het doel is om de legitieme verwerping van het zogeheten Grondwettelijk Verdrag door het Franse en Nederlandse volk te omzeilen en te voorkomen dat de bevolking uit elke lidstaat zich in vrijheid uitspreekt over een 'nieuw' verdrag.

De meerderheid van het Parlement wil zelfs nog verder gaan. Het betreurt dat een aantal belangrijke elementen die tijdens de IGC van 2004 overeengekomen waren, verloren zijn gegaan, en kondigt aan 'vastbesloten te zijn om na de verkiezingen van 2009 nieuwe voorstellen in te dienen over een verdere grondwettelijke regeling voor de Unie'.

We willen er nogmaals op wijzen dat het tijd is om te luisteren naar de eisen van het volk, om de democratie te versterken, en om onszelf te verbinden tot een eerlijker Europa, sociale vooruitgang en een betere inkomensverdeling. Het is tijd om het beginsel van soevereine staten met gelijke rechten te eerbiedigen, de samenwerking en solidariteit op internationaal niveau te versterken en onvoorwaardelijk te kiezen voor vrede.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE) , schriftelijk.(EN) Het stelt mij teleur dat dit Parlement amendement 1 van de heer Alvaro en anderen heeft verworpen. Door aanneming van dit amendement zou de kwestie van één zetel in Brussel voor het Europees Parlement aan het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie over de verdragsherziening zijn toegevoegd. Ik kan niet begrijpen dat 380 van mijn collega’s door willen gaan met deze poppenkast waar we allemaal onder lijden.

Er zijn andere punten in dit verslag die het voor mij moeilijk maken om mijn goedkeuring daaraan te geven. Nu de kwestie van de zetel van het Parlement onaangeroerd blijft, is het echter voor mij onmogelijk zelfs maar te overwegen om voor te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb mij bij de stemming over de resolutie betreffende de aanstaande IGC onthouden, omdat mijns inziens de laatste Europese Top zijn doel om Europa nieuw leven in te blazen niet heeft bereikt. Wij krijgen op zijn hoogst een minimalistisch verdrag, een verdrag dat weliswaar bepaalde stappen vooruit mogelijk maakt, maar het Verenigd Koninkrijk nieuwe opting out-mogelijkheden biedt. Dit geldt met name voor het Handvest van de grondrechten. Hoe moet het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dit Handvest nu toepassen, als het niet geldig is in het Verenigd Koninkrijk?

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat ik het totaal niet in overeenstemming met de werkelijkheid vind. De bevolkingen van Frankrijk en Nederland hebben in referenda het voorstel voor een EU-grondwet verworpen! Indien zo’n referendum ook had plaatsgevonden in bijvoorbeeld Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië, dan zou hoogstwaarschijnlijk een meerderheid van de kiezers ook in die landen het voorstel afgewezen hebben. Nu heeft de top de symbolen verwijderd en het voorstel voor een EU-volkslied en een EU-vlag geschrapt. Maar voor wat betreft de toekomstige wetgevingsmogelijkheden van de EU ten opzichte van de lidstaten is er geen verschil tussen het verworpen voorstel en hetgeen nu voorgesteld wordt.

Het is ook interessant om te zien hoe de federalistische meerderheid in het Europees Parlement in het ontwerp-verslag het verwerpen van een volkslied en vlag probeert te omzeilen.

Ik heb gestemd voor een uitbreiding van het mandaat voor de Intergouvernementele Conferentie om het mogelijk te maken dat de zetel van het Europees Parlement van Straatsburg naar Brussel verhuist.

Wat betreft de kwestie over de referenda over het nieuwe verdrag ben ik van mening dat elk land zelf moet beslissen of het een referendum wil houden of niet. Ik vind dat ze dat zouden moeten doen, maar het Europees Parlement als instituut moet zich niet met die zaak bemoeien.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De ware reikwijdte van de onophoudelijke machinaties rond het zogenaamd 'nieuwe' verdrag komt tot uitdrukking in de vandaag door de meerderheid van het Parlement aangenomen resolutie.

Twee aspecten dienen te worden benadrukt:

- De resolutie bevestigt dat de verachtelijke (en huichelachtige) 'periode van bezinning' vooral is gebruikt om tot de conclusie te komen dat de inhoud van het verworpen verdrag behouden moet blijven. Die bevestiging is nu verankerd in het mandaat voor de 'nieuwe' hervorming van de verdragen;

- De ongelofelijke tentoonspreiding van cynisme en hypocrisie door de meerderheid in het Parlement, die, zo moet nadrukkelijk worden gesteld, de politieke krachten omvat die de diverse regeringen van de EU-landen domineren, en die, na het afwijzen van de amendementsvoorstellen waarin wordt opgeroepen tot referenda over het zogenaamd 'nieuwe' verdrag, 'de IGC en de Commissie oproept concrete voorstellen in te dienen om de Europese burgers opnieuw te betrekken bij de voortzetting van het grondwettelijk proces'.

Het is van essentieel belang om een operatie te veroordelen die bedoeld is om de hoofdmoot van een verdrag dat al verworpen is, toch te willen doordrukken door het op te tuigen, in een poging om te voorkomen dat er bindende nationale referenda zullen plaatsvinden. Daarom hebben we tegen het mandaat voor de IGC en dit besluit van het Parlement gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE), schriftelijk.(EN) Ik ben niet voor dit amendement omdat daarin staat dat er waar mogelijk in alle lidstaten referenda gehouden moeten worden. Dit strookt niet met het subsidiariteitsbeginsel; het is uitsluitend aan de lidstaten te beslissen of zij al dan niet een referendum willen organiseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Hedh (PSE), schriftelijk. - (SV) Ik ben van mening dat het nieuwe voorstel voor het verdrag geen grote veranderingen inhoudt ten opzichte van het vorige en kan me derhalve niet achter het verslag scharen. Voor de stemronde werden amendementen voorgesteld die eisen dat er referenda gehouden worden vóórdat er een verandering van de verdragen wordt doorgevoerd. Ook al ben ik zelf vóór een referendum over het nieuwe verdrag in Zweden, toch vind ik het verkeerd om dit te eisen op EU-niveau. Het is niet de taak van het Europees Parlement om te bepalen of de lidstaten referenda moeten houden of niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse conservatieven hebben tegen dit verslag gestemd omdat wij het fundamenteel oneens zijn met het ontwerpmandaat voor de beoogde Intergouvernementele Conferentie. Wij zijn van mening dat de tekst van het ontwerpmandaat voor de IGC, die de Europese Raad in juni 2007 heeft vastgesteld, weliswaar niet in naam maar in de praktijk wel degelijk de Europese grondwet vormt die de burgers van Frankrijk en Nederland in hun referenda in 2005 hebben verworpen.

Verder willen we duidelijk maken dat de Britse regering de morele en democratische plicht heeft elk nieuw verdrag dat uit de IGC voortvloeit en dat bevoegdheden van het Verenigd Koninkrijk naar de Europese Unie overhevelt, middels een referendum aan de Britse bevolking voor te leggen. Dat heeft de Britse regering met betrekking tot de Europese grondwet plechtig beloofd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Voor mij is het onaanvaardbaar dat het Europees Parlement het verzoek om een referendum over het nieuwe institutionele verdrag heeft verworpen.

Het ‘nee’ van het Franse en van het Nederlandse volk tegen de oude ontwerp-Grondwet heeft aangetoond dat er een enorme kloof bestaat tussen hetgeen de volkeren willen en hetgeen de leiders en parlementariërs willen, of het nu om nationale of Europese parlementariërs gaat. Alleen met een nieuwe raadpleging van de burgers kan dit nieuwe verdrag worden gelegitimeerd. Het beste zou zijn een Europees referendum te houden.

Het Europees Parlement mag niet verbaasd zijn over het feit dat het door dergelijke verslagen bij de burgers in diskrediet wordt gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk.(EN) Ik ben een groot voorstander van het bijeenroepen van de IGC. Er staan echter veel punten in het verslag die verder gaan dan het mandaat dat de Raad heeft vastgesteld en daarom kon ik het niet steunen. Ik hoop echter van harte dat de IGC erin slaagt een vernieuwde versie van het verdrag op te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. (DE) Ditmaal wil men ervoor zorgen dat de EU-burgers de nieuwe versie van de EU-grondwet zo min mogelijk kunnen bekritiseren of zelfs tegenwerken; daarom moet de hele procedure in sneltreinvaart worden doorlopen. Maar de burger heeft het wel door als men de oude grondwet in een nieuw jasje wil verkopen, ook al is de inhoud niet wezenlijk veranderd en is alleen de verpakking gewijzigd. Enerzijds wordt gesproken van een nieuwe versie, maar anderzijds wordt beweerd dat een nieuw referendum niet nodig is. Het tegendeel is waar!

Deze handelwijze zal de EU zeker niet dichter bij de burger brengen, net zo min als het feit dat nog meer bevoegdheden aan Brussel worden overgedragen, dat een nieuwe kans om onze grenzen te definiëren is verprutst en dat men bij de onderhandelingen over Turkije heeft verzuimd aan de noodrem te trekken. We hebben een federalistisch Europa nodig, waarin de soevereine bevolking haar mening weer meer kan laten horen. Dan pas heeft Europa toekomst, de rest is dagdromerij van een EU-elite in een ivoren toren. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini (UEN), schriftelijk. - (IT) Ik verklaar dat ik akkoord ga met het bijeenroepen van de Intergouvernementele Conferentie, die in het kader van de conclusies van de Europese Raad van 21-22 juni jongstleden de amendementen op de huidige verdragen zal moeten opstellen. Op deze manier loopt de lange overgangsfase ten einde die de Unie heeft doorgemaakt, te midden van verloren illusies, bevestigde idealen en nieuwe verwachtingen. Eén gegeven staat als een paal boven water: de poging om het monopolie van de politieke legitimiteit van de natie-staten te doorbreken – een erfenis van het Verdrag van Westfalen van de 17e eeuw – is mislukt. Het Europa waar we nu zicht op krijgen – dat van de eurorealisten – moet kunnen bewijzen dat een Unie van soevereine staten in staat is om efficiënt op te treden via gemeenschappelijke wilsuitingen. Mocht dat niet zo blijken te zijn, dan kan Europa voorlopig wel de ambitie opgeven om mee te tellen in de internationale betrekkingen en het machtsevenwicht van de grote mogendheden.

Ik kijk positief aan tegen een versterking van de formules voor deelname van ons Parlement aan de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie. Ik hoop dat omwille van de transparantie dat de uitslagen van die werkzaamheden ook zullen worden gepubliceerd in de vorm van een voorlopige geconsolideerde versie van de verdragen. Het Europa van de volkeren krijgt thans gestalte. Ik hoop van harte dat de Intergouvernementele Conferentie met dit toekomstscenario geen teleurstelling wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het verslag met het advies van het Europees Parlement over de bijeenroeping en de inhoud van de Intergouvernementele Conferentie overtreft zelfs het reeds reactionair akkoord van de Raad van de EU over het “hervormingsverdrag”, waartoe de uit den doden opgestane - en nog ergere - versie van de “Europese Grondwet” werd omgedoopt. De conservatieven en de sociaal-democraten - waaronder, zonder enige uitzondering, ook alle Europese afgevaardigden van de PASOK en de ND -, hebben samen met de liberalen en de groenen het nieuwe akkoord enthousiast onthaald, waarmee het reactionair EU-Verdrag wordt gecodificeerd en - ten slechte - gewijzigd. Zij doen zelfs nog een schepje bovenop hetgeen de Raad heeft besloten en vragen om nog ingrijpendere reactionaire veranderingen, zoals de invoering van een communautair grondwettelijk bestel waarmee het communautair recht de overhand krijgt boven dat van de lidstaten, een nog sterkere overheersing van het supranationale bouwwerk van de EU, waaraan bijna alle soevereine rechten van de lidstaten moeten worden overgedragen.

Tegelijkertijd hebben deze krachten als één man het voorstel verworpen om het nieuwe verdrag via referenda in de lidstaten te onderwerpen aan de goedkeuring van de Europese volkeren. Op die manier geven zij uiting aan niet alleen hun totale minachting voor de wil van de Europese volkeren en met name voor de wil van de volkeren die de “Europese Grondwet” met referenda hebben verworpen, maar eveneens aan hun angst voor de volkeren. Ook tonen zij dat zij het Europees Parlement gebruiken als een instrument voor de zogenaamd democratische legitimering van alle volksvijandige en reactionaire beleidsvormen van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Pannella (ALDE), schriftelijk. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, leden van de Raad en de Commissie, helaas had in 1942 het Manifest van Ventotene al op profetische wijze uw Europa van de naties aangeklaagd als het grootste gevaar voor de Verenigde Staten van Europa, voor het Europese moederland. Op 14 februari 1984 maakte het Europees Parlement korte metten met dit rampzalige beleid. Thans neemt de Europese Raad wraak en heeft hij een ware Blitzkrieg in de stijl van generaal Rommel opgezet, om onze gehoorzaamheid af te dwingen, alsof we nog in de dertiger jaren zitten, met “parlementen” bestaande uit fascisten, communisten of leden van laf-continentale origine. Jammer dat ons Parlement vandaag zonder slag of stoot toegeeft!

U bent bang voor woorden, voor ons volkslied, ons symbool, onze naam. U bent bang voor onze “wetten”: dat is een verboden term, u hebt liever “richtlijnen”. Er hoeven maar een paar dagen te verstrijken, of men komt al aanzetten met het Grote Frankrijk, het Sterke Duitsland, het clericale en autoritaire - zo niet racistische - gedeelte van Polen, een Italië dat nergens voor deugt, of misschien wel overal voor. U koestert een angst die typisch is voor machtigen en heerszuchtigen. Wij zijn vastbesloten om strijd te leveren tegen deze decadentie, als Europese federalisten en uit naam van degenen die u verraadt: Spinelli, Adenauer, Schuman, De Gasperi, Monnet. Wij doen dat als radicale federalisten, behorende tot de geweldloze, transnationale, bovenpartijdige Radicale Partij, maar tevens als leden van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, die vandaag echter - zo vrezen wij - een fout begaat. Ik hoop dat wij het zijn die die fout maken, maar ik vrees eerlijk gezegd dat dat niet zo is. Leve het Europese moederland. En ik stem uiteraard “nee”!

 
  
MPphoto
 
 

  Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. (DE) De reden waarom ik tegen het “hervormingsverdrag” van de EU en het mandaat van de intergouvernementele conferentie stem:

De Ierse regeringsleider Ahern zegt: “Ongeveer 90 procent van het kernpakket van het Europese grondwettelijke verdrag blijft ongewijzigd.” Dit is een correcte analyse, maar het betekent wel dat de bevolking van Frankrijk en Nederland bedrogen uitkomen.

“Het tweede hoofdstuk bevat de gewijzigde bepalingen van titel V van het bestaande Verdrag betreffende de Europese Unie (met inbegrip van de Europese dienst voor extern optreden en de permanente structurele samenwerking op defensiegebied)”. (mandaat intergouvernementele conferentie)

Hiermee worden alle regelingen van het grondwettelijk verdrag op defensiegebied in het nieuwe EU-hervormingsverdrag overgenomen. Concreet zullen in het verdrag de volgende zaken worden vastgelegd:

1. EU-verplichting tot bewapening;

2. Europees Bureau voor bewapening (nu ook in verdrag);

3. Nieuwe opties voor militaire interventies zoals “ontwapeningsmaatregelen” ofwel “ontwapeningsmissies” met gebruik van geweld;

4. Militaire ondersteuning van derde landen “bij de bestrijding van terrorisme op hun grondgebied”;

5. Nauwe samenwerking tussen de EU en de NAVO;

6. Geen parlementaire controle bij buitenlands en defensiebeleid;

7. Het Europese Hof van Justitie heeft geen enkele uitspraakbevoegdheid in het buitenlands en defensiebeleid;

8. Militaire solidariteitsclausule bij de terrorismebestrijding;

9. EU-gevechtsgroepen voor snelle wereldwijde militaire interventies van de EU (nu ook in het verdrag);

10. Militaire “structurele samenwerking”. Afzonderlijke EU-lidstaten kunnen qua defensiebeleid vooruitlopen;

11. Mogelijkheid van een onafhankelijk EU-defensiebudget als aanvulling op de defensiebegrotingen van de afzonderlijke lidstaten.

EU-bewapening en EU-militarisering worden versneld. Defensie vormde de ruggengraat van het grondwettelijk verdrag. Het hervormingsverdrag is in de huidige vorm eveneens een militair verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. – (PL) In tegenstelling tot wat er in het verslag staat, zouden een nieuwe naamgeving en Europese symbolen in het verdrag alleen voor misverstanden zorgen. Ze zouden suggereren dat de Unie een fase betreedt van pseudosoevereiniteit.

De flexibiliteit van het mandaat ten aanzien van opt-outs getuigt van wijsheid en realisme en niet van zwakte. Dat geldt ook voor het Handvest van de grondrechten. Nerveuze reacties omtrent het Handvest bevestigen alleen het vermoeden, dat het door zijn voorstanders als middel wordt beschouwd om een uitbreiding van de juridische bevoegdheden van de Unie via de achterdeur naar binnen te loodsen.

De kritiek op het mandaat in het verslag-Leinen gaat te ver en maakt het moeilijker een compromis te bereiken over de hervorming. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
  

- Verslag-Kauppi (A6-0252/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het verslag gestemd van mijn uitstekende Finse collega, mevrouw Piia-Noora Kauppi, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 78/885/EEG van de Raad betreffende fusies van naamloze vennootschappen en Richtlijn 82/892/EEG van de Raad betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen, wat betreft de verplichte opstelling van een verslag van een onafhankelijke deskundige bij fusies of splitsingen.

Het is niet meer dan normaal dat opgezette tijden wordt nagegaan of bepaalde verplichtingen waaraan rechtspersonen moeten voldoen, nog wel zin hebben, met name met het oog op de daaruit voortvloeiende administratieve kosten. Het zou evenwel goed zijn om niet alleen te kijken naar de belangen van de entiteit zelf maar ook naar die van derden, of het nu gaat om aandeelhouders, werknemers, leveranciers, bankiers, belastingdiensten, sociale instanties, enzovoort. De door Europese Commissie verschafte elementen gegevens hadden trouwens aangevuld kunnen worden met een analyse van de internationale praktijken ter zake.

 
  
  

- Verslag-Segelström (A6-0262/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Vandaag hebben we mede met mijn stem de Commissie de bevoegdheid verleend om geheel flexibel wijzigingen aan te brengen in de bijlagen, om zo een aantal technische vereisten en regels te kunnen vastleggen met betrekking tot de voertuigcontrole in de Europese Unie. Het gaat weliswaar niet om een maatregel waarbij er wijzigingen moeten worden aangebracht aan fundamentele onderdelen van de richtlijn, maar desalniettemin wil ik er graag voor pleiten oudere auto’s sneller uit de roulatie te nemen, niet alleen uit het oogpunt van veiligheid, maar tevens gezien de hoeveelheid luchtvervuiling die deze veroorzaken. Aan de ene kant maken we de productie van nieuwe auto’s almaar duurder door steeds hogere eisen aan de emissies te stellen en worden ze daardoor steeds onbereikbaarder voor medeburgers met een kleine beurs, en aan de andere kant rijden er hierdoor steeds meer oude allerlei gevaarlijke stoffen uitstotende auto’s op de wegen rond. Ik wil de Commissie ertoe oproepen te kiezen voor een concept dat resulteert in een snellere vernieuwing van het wagenpark in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Dit initiatief maakt deel uit van de nieuwe financiële instrumenten op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid voor de periode 2007-2013, waarover we voor de meeste van onze programma’s al een akkoord hebben bereikt. Wat de specifieke programma’s 'Civiel recht' en 'Drugspreventie en -voorlichting' betreft blijft evenwel nog een zekere divergentie bestaan tussen het Parlement enerzijds en de Raad en de Commissie anderzijds, welke divergentie verband houdt met de toepassing van de comitologieprocedure.

Ik ben blij dat we uiteindelijk een akkoord hebben weten te bereiken tussen de drie instellingen, omdat hiermee wordt voorzien in de behoefte aan een voortgaande uitvoering van de nieuwe financiële programma’s, die bedoeld zijn voor de medefinanciering van projecten en het uitvoeren van activiteiten van algemeen belang op deze terreinen.

Elk verder uitstel zou ongetwijfeld zeer nadelige gevolgen hebben op dit gebied en voor de begunstigden; uitstel zou de uitwerking van een referentiekader op het gebied van bijvoorbeeld het Europese overeenkomstenrecht in gevaar kunnen brengen en een bedreiging kunnen vormen voor de voortzetting van de activiteiten van het Europees justitieel netwerk.

Sommige van die activiteiten hadden al sinds begin 2007 financiële steun moeten ontvangen, maar hebben die nog niet gekregen omdat dit programma niet is aangenomen, zoals het geval is met het justitieel netwerk inzake civiel en handelsrecht.

 
  
  

- Verslag-Lienemann (A6-0174/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn collega Marie-Noëlle Lienemann over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft. Ik heb eveneens gestemd voor een aantal door zes fracties - waaronder de PPE-DE-Fractie - ingediende technische amendementen. Deze hadden tot doel te preciseren dat de wijziging van deze richtlijn deel uitmaakt van de gezamenlijke verklaring van het Parlement, de Commissie en de Raad over Besluit 2006/512/EG betreffende de toepassing van de regelgevingsprocedure met toetsing op een reeks basisteksten, waaronder de onderhavige ontwerprichtlijn. Toch betreur ik het dat de Europese Commissie niet probeert strikter te zijn bij de formulering van deze teksten en beter rekening te houden met het comitologie-akkoord. Daardoor wordt het Europees Parlement gedwongen waakzaam te zijn en de verdeling van de bevoegdheden goed in de gaten te houden. De Commissie zou moeten oppassen voor het beeld dat zij geeft als zij steeds meer macht naar zich toe probeert te trekken. Dit gedrag van de Europese Commissie irriteert de burgers mateloos.

 
  
  

- Verslag-Florenz (A6-0186/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn collega Karl-Heinz Florenz over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft. Ik heb eveneens gestemd voor de reeks technische amendementen van zes fracties - waaronder de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten - waarmee is gepreciseerd dat de wijziging van deze richtlijn binnen het kader valt van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad over Besluit 2006/512/EG betreffende de invoering van de regelgevingsprocedure met toetsing voor een reeks fundamentele wetgevingsteksten, waartoe ook het onderhavig voorstel voor een richtlijn behoort. Toch betreur ik het dat de Commissie, die het monopolie heeft voor wetgevingsinitiatieven, niet strikter is bij de opstelling van deze wetgevingsteksten en niet beter rekening houdt met het comitologieakkoord (uitvoering van wetgevingsteksten door de Commissie). Op die manier dwingt zij het Europees Parlement om de verdeling van de bevoegdheden angstvallig in de gaten te houden. De Commissie zou zich bewust moeten zijn van het beeld dat zij van zichzelf geeft door voortdurend te proberen bevoegdheden naar zich toe te trekken. Dit gedrag van de Commissie irriteert de burgers mateloos.

 
  
  

- Verslag-Ferber (A6-0246/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik hecht veel belang aan de liberalisering van de postdiensten. Minstens net zo belangrijk is echter dat we deze liberalisering met twee jaar hebben uitgesteld en de postmarkt nu pas in 2011 wordt opengesteld.

Er moet meer concurrentie komen bij de bezorging van de post. Zowel de economie als de consument hebben hier baat bij, maar alleen als de voorwaarden kloppen. De gebruikelijke kwaliteit en normale prijs bij de postbezorging moeten worden gegarandeerd. Dit moet ook in afgelegen gebieden zoals berggebieden en eilanden mogelijk zijn. Het hele liberaliseringspakket mag evenmin ten koste gaan van de werknemers van de posterijen. Daarom heb ik voor het pakket gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI).(PL) Mijnheer de Voorzitter, als Poolse afgevaardigde in het Europees Parlement steun ik alle oplossingen voor een vrije markt en vrije dienstverlening. Toch wil ik de aandacht vestigen op het feit dat de huidige geforceerde en snelle liberalisering van de postmarkt meer nadeel dan voordeel kan opleveren. Dit kan ertoe leiden dat de nationale postdiensten in de toekomst afstevenen op een faillissement, zoals Poczta Polska, ten gunste van Europese alleenheersers als DHL en Deutsche Post. Daarom heb ik tegen het verslag-Ferber gestemd.

De consumenten hebben recht op vrije concurrentie, maar de openstelling van de postmarkt mag niet te snel plaatsvinden en mag niet ten koste gaan van de zwakste bedrijven, die op dit moment misschien nog niet klaar zijn voor de harde concurrentie, of ten koste van duizenden arbeidsplaatsen in Polen en in andere EU-lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE). (HU) Persoonlijk steun ik de lijn van het compromis dat tot stand is gekomen bij de liberalisering van de postdiensten. Bij één gedeelte heb ik me echter onthouden van stemming en ik zal ook zeggen waarom. Bij punt 7/a ging het om de landen die tot 2013 een overgangsperiode hebben gekregen. De reden van mijn onthouding is dat ik het onaanvaardbaar vind dat we zonder individueel onderzoek over groepen lidstaten en bloc aangeven waarom ze recht hebben op een overgangsperiode. Daaronder bevinden zich ook de nieuwe lidstaten, en dat vind ik beledigend, want mijn vaderland en de andere nieuwe lidstaten worden ingedeeld in de categorie van derdewereldlanden. We hebben immers deze landen niet stuk voor stuk aan een onderzoek onderworpen om te beslissen wie deze status zouden moeten krijgen en op welke rechtsgronden.

Maar ik vind het even onacceptabel dat we uit de losse pols beweren dat de kleine lidstaten in bepaalde opzichten gebruik mogen maken van een overgangsfase, want wie zijn eigenlijk die kleine lidstaten? We moeten dus preciezer te werk gaan, preciezer definiëren over wie we het hebben. Ik hoop dan ook dat we dat in tweede lezing zullen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dit compromis is een vat vol tegenstrijdigheden. We liberaliseren de postdiensten om de klant door middel van grotere concurrentie een breder aanbod van een hogere kwaliteit en tegen lagere prijzen te verstrekken, maar tegelijkertijd zijn we bang dat universele diensten het loodje leggen in de vrije concurrentie, en wordt de liberalisering daarom gereguleerd. Ik wil pleiten voor eerlijke concurrentie. Daarom heb ik gestemd voor amendement 2 om ervoor te zorgen dat de verplichtingen inzake universele diensten in gelijke mate van toepassing zijn op alle spelers in de interne markt. Maar dat stuit natuurlijk tegen de borst van al die cherry pickers die er dan ook uit alle macht tegen hebben gelobbyd. Amendement 6 was van cruciaal belang voor de transparantie van de boekhouding door de daarin opgenomen vereiste dat bedrijven geen kosten voor winstgevende diensten mogen opnemen in de kosten van universele diensten. Nieuwe technologieën concurreren met de postdiensten zonder deze geheel uit de markt te drukken. Ook al wordt er steeds minder briefpost besteld, de bezorging van postpakketten is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van internetwinkelen. Het is dus niet in het belang van de consument, noch van het bedrijfsleven de postdiensten aan hun lot over te laten zonder ook maar iets om op terug te kunnen vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) We hebben zojuist een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap aangenomen.

De nieuwe richtlijn zendt veel positieve signalen uit over de kwaliteit van de diensten binnen de Europese Unie, bijvoorbeeld met betrekking tot de beschikbaarheid en, niet in de laatste plaats, het verlies van het monopolie dat de nationale aanbieders altijd hebben gehad op postzendingen tot vijftig gram. Ik was voorstander van een oplossing waarbij het monopolie niet voor 2010 zou worden opgeheven, ofwel twee jaar later dan de Commissie voorstelde. Het idee is, en op dit punt ben ik het eens met enkele leden van de leidende Commissie vervoer en toerisme van het Parlement, dat in bepaalde delen van de Europese Unie waar het meer tijd kost om postzendingen te sturen naar bestemmingen in de hele EU, betaalbare prijzen moeten gelden.

Voor de nieuwe lidstaten, waaronder Slowakije, moet de datum van de liberalisering 31 december 2012 zijn, om te waarborgen dat de beste methode voor het verlenen van universele postdiensten kan worden gevonden. Ik denk dat we de meningsverschillen over de data en de financiering op een evenwichtige manier en ten voordele van burgers in alle lidstaten hebben opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) De liberalisering van de postdiensten die momenteel aan de gang is, betekent dat deze sector wordt opengesteld voor veel geïnteresseerde partijen.

Ik ben ervan overtuigd dat ook de gewone burgers zullen profiteren van de positieve veranderingen, omdat meer concurrentie zal leiden tot betere dienstverlening en tot de ontwikkeling van innovatieve producten voor de consumenten, die zullen kunnen kiezen uit een verscheidenheid aan producten en prijzen, al naar gelang hun eigen behoeften. Om deze redenen heb ik mijn stem gegeven aan het verslag van de heer Markus Ferber, waarmee het Europees Parlement de laatste stap zet om het monopolie op de bezorging van postzendingen tot 50 gram te ontmantelen. Ik geef toe dat de veranderingen in de postsector niet van de ene dag op de andere kunnen worden ingevoerd. Daarom heeft het Europees Parlement de richtlijn over de liberalisering van de postdiensten op een inzichtelijke en verantwoordelijke manier opgesteld, om deze diensten nergens in de EU in gevaar te brengen.

Dankzij de amendementen van afgevaardigden van de nieuwe lidstaten zullen de landen van de EU-12 en lidstaten met veel eilanden deze diensten, en de aanbieders ervan, tot 31 december 2012 onder bepaalde voorwaarden kunnen blijven vrijstellen van deze regeling, in de mate die nodig is om een universele dienst in stand te kunnen houden. Het Europees Parlement is mensen met een handicap niet vergeten in het verslag. In amendement 47 wordt de lidstaten opgedragen om gratis postdiensten te verlenen aan blinden en slechtzienden.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben het verslag-Ferber met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap aanvaard. Ik ben van mening dat elke inwoner van de Europese Unie de mogelijkheid moet hebben te kiezen van welke diensten hij gebruik wil maken om een brief te versturen, een ansichtkaart of een pakketje.

De openstelling van de markt heeft voordelen voor de consumenten en gebruikers van postdiensten, maar voor de sector betekent het, vooral in de nieuwe lidstaten, een verdergaande herstructurering, verlaging van de prijzen, innovatie en het aanbod van nieuwe diensten, zoals elektronische diensten. Dit alles om concurrerend te zijn en om zich staande te houden op de postmarkt.

Wij hopen dat de openstelling van de markt voor postdiensten ertoe leidt dat het niveau van de dienstverlening verbetert, en dat de zorg aan de klanten beter wordt. Hoe meer aanbieders op de postmarkt, hoe meer concurrentie, waardoor de prijzen zullen dalen en er meer keuzeaanbod ontstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Saïd El Khadraoui (PSE). – Voorzitter, we hebben met de Vlaamse socialisten voor alle amendementen gestemd, met inbegrip van de compromisamendementen die ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel een vooruitgang betekenden.

Maar we hebben uiteindelijk tegengestemd om een sterk signaal uit te zenden dat we toch bezorgd blijven. Er werd eigenlijk met name veel huiswerk gegeven aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat de liberalisering tot een goed einde wordt gebracht. Zij zullen ervoor moeten zorgen dat hun sociale wetten voor alle operatoren gelden. Zij zullen ervoor ook moeten zorgen dat tegen 2010 duidelijk wordt gemaakt hoe zij in een competitieve markt de universele dienstverlening gaan financieren. Volgens ons ware het beter geweest om dat even af te wachten vooraleer een definitieve beslissing te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kader Arif (PSE), schriftelijk. - (FR) De nieuwe postdienstenrichtlijn - waar ik tegen heb gestemd - is een schoolvoorbeeld van de ideologische koppigheid van de Commissie. Door de voorbehouden sector voor poststukken van 50 gram of minder af te schaffen heeft men het doodvonnis van de openbare postdiensten getekend.

De Commissie en bepaalde leden van het Parlement doen ons geloven dat de ‘universele postdienst’ met deze richtlijn is gegarandeerd. Door te weigeren de voorbehouden sector in aanmerking te nemen als financieringswijze, worden wij voor een onmogelijke vergelijking geplaatst: de lidstaten zouden - met hun toch al beperkte begrotingsmiddelen - de universele dienst moeten financieren. Er is geen enkele economische, noch rationele reden om de ‘voorbehouden sector’ te weren uit de mogelijke financieringswijzen, tenzij men de universele postdienst op losse schroeven wil zetten.

Baanonzekerheid, minder postkantoren, hogere posttarieven voor particulieren, stopzetting van de kostencompensatie en dus van de gelijke toegang tot postdiensten: dat is waar goedkeuring aan is gehecht tijdens de stemming. Ik blijf ervan overtuigd dat openbare diensten op Europees vlak in netwerken kunnen functioneren. Dat is mogelijk en wenselijk als men een echte Europese gemeenschap wil creëren.

Deze richtlijn dwingt ons af te zien van wat de rol bij uitstek van de politiek is: de economische activiteiten en de markt te reguleren en in te kaderen, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die worden nagestreefd met ruimtelijke ordening, solidariteit, ontwikkeling enzovoort.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het uitstekende verslag van mijn Duitse collega Markus Ferber over de voltooiing van de interne markt voor postdiensten. Ten eerste verheugt het mij dat het proces van een geleidelijke en beheerste openstelling van de postdienstenmarkt, met gelijktijdige, duurzame waarborging van universele dienstverlening, wordt voortgezet overeenkomstig de resolutie van de Europese Raad van 1994. Het compromis dat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa hebben bereikt, is evenwichtig en goed. De door het Europees Parlement voorgestelde datum van 31 december 2010 is realistischer dan de datum van 1 januari 2009 die de Commissie had voorgesteld.

Ik heb gestemd voor een aantal amendementen waarmee een wakend oog wordt gehouden op de financiering van de universele dienstverlening, die op een geheel geliberaliseerde markt te allen tijde moet worden gegarandeerd, evenals op de definitie van universele dienstverlening, die per dag één lichting en één bezorging aan huis of bij de vestiging van iedere natuurlijke of rechtspersoon garandeert. Dit geldt ook voor de verafgelegen of dunbevolkte gebieden. De lidstaten moeten er trouwens op toezien dat er in de plattelands- en dunbevolkte gebieden een voldoend aantal toegangspunten tot postdiensten wordt ingesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb tegen de ontwerprichtlijn betreffende postdiensten gestemd, omdat ik niet voldaan ben over de wijzigingen die het Parlement heeft aangebracht in het voorstel van de Commissie voor een totale liberalisering van de postdienstensector per 1 januari 2009. Ik ben vooral niet te spreken over de verschuiving van de tenuitvoerlegging met twee jaar.

Paradoxaal genoeg zal deze nieuwe liberalisatiefase extra openbare uitgaven veroorzaken, omdat de Commissie tegelijkertijd de lidstaten dwingt een manier te vinden om de verplichtingen inzake universele dienstverlening te financieren.

De drie voorgestelde financieringswijzen zijn reeds in bepaalde lidstaten uitgetest en hebben enorme conflicten veroorzaakt. Bovendien heeft men niet ingestemd met de handhaving van de voorbehouden sector (of het resterend monopolie op poststukken van 50 gram of minder), ofschoon dit een van de meest efficiënte en transparante wijze van financiering zou zijn geweest. De handhaving van de voorbehouden sector is een politieke keuze waar ik steun aan geef, maar waar de Commissie niets van wil weten, evenmin als - zoals vandaag is gebleken - de meerderheid van de Europese afgevaardigden.

Mijns inziens zullen de doelstellingen van de Commissie - betere dienstverlening, betere kwaliteit, betere prijzen en meer keuze - op deze manier niet kunnen worden bereikt en zal het groeipotentieel van de sector niet kunnen worden vrijgemaakt. Integendeel, ik vrees het ergste voor de toekomst van de plattelandsgebieden, de berggebieden en de eilanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb tegen de liberalisatie van de postdiensten gestemd. Bovendien heb ik steun gegeven aan het verzoek tot verwerping van deze richtlijn, omdat de motivering van dit voorstel tegenstrijdig en niet haalbaar is, als het erom gaat het universeel karakter van de dienstverlening te waarborgen. Met de manier waarop deze gefinancierd zal worden, kan het recht van elke Europese burger op het dagelijks ophalen en bestellen van zijn of haar post, niet worden gegarandeerd.

Tot slot ben ik van mening dat het van te voren vaststellen van een verstrijkdatum voor Richtlijn 97/96 niet past bij het resultaat van de raadpleging van de betrokken sociale actoren en de lidstaten, die duidelijk hebben gemaakt dat het noodzakelijk is op een uniforme, evenredige en billijke manier de waarborgen voor universele dienstverlening te handhaven.

Mijns inziens biedt dit voorstel geen enkele garantie dat de sociale aspecten van deze liberalisatie serieus worden gereglementeerd, en concurrentie op de arbeidsmarkt en sociale dumping kunnen worden vermeden.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. - (SV) Wij hebben ervoor gekozen om in de laatste stemronde over het verslag-Ferber over de liberalisering van postdiensten het aangenomen compromis te ondersteunen.

Wij steunen hiermee de snelst mogelijke weg om een volledige liberalisering van postdiensten in Europa te verwerkelijken. Wij vinden het tegelijkertijd betreurenswaardig dat er een sterke tegenstand bestaat tegen het halen van oude doelen om de liberalisering uiterlijk in 2009 te hebben doorgevoerd. Het besluit van vandaag is een stap in de goede richting ook al hadden we gehoopt dat we erin zouden slagen de postdiensten in een tijdsperiode van tien jaar die ervoor voorzien was, geheel te dereguleren om door middel van het Lissabonproces de EU tot de meest concurrerende economie ter wereld te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. - (FR) De afschaffing van het postmonopolie was geenszins noodzakelijk om een interne markt te kunnen garanderen die in dienst staat van de consumenten. De Commissie heeft die voorstellen om puur ideologische redenen opgesteld, daartoe aangezet door landen als het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de Scandinavische landen, dat wil zeggen door de voorvechters bij uitstek van de vrije markt. Het is geen toeval dat dezelfde landen zich verzetten tegen een sterkere politieke integratie van Europa. Zelfs in de Verenigde Staten behoudt de US-Postal de eindbestelling in het openbaar systeem, om de voor de hand liggende reden dat de werkgelegenheid beschermd moet worden. Het Europees Parlement heeft bepaalde landen weliswaar een adempauze gegund, waaronder mijn land, maar toch zal deze liberalisatie de gewone burger geen goed doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. - (FR) Het verslag van de heer Ferber over de liberalisatie van de postsector lost geen van de met de tekst van de Commissie opgeworpen problemen op: de financiering van de taken van universele dienstverlening, en met name de taken die niet in de richtlijn zijn genoemd maar die vooral in Frankrijk bestaan, zoals de bezorging van kranten tegen lagere prijs, ruimtelijke ordening, postbestelling op zes van de zeven dagen, bankverrichtingen voor groot en klein…; de impliciete betwisting van het eenheidstarief en van de financiële compensatie via een verplichte kostenopgave; de (concrete of financiële) deelname van particuliere bedrijven aan de verplichtingen inzake openbare dienstverlening, enzovoort.

Deze tekst is gebaseerd op een gebrekkige studie, die op bepaalde punten gewoon verkeerd is en zwijgt over de werkelijke balans van tien jaar gedeeltelijke liberalisering van de postdiensten, en kon daarom niet anders dan een slechte tekst worden. Het compromis gaat dan ook mank. Het is een bron van rechtsonzekerheid en sociale bedreiging. Plotseling treedt het werkelijke doel van de Commissie aan het volle daglicht. Zoals gebruikelijk is met dit soort dossiers, gaat het niet zozeer om het efficiënter en goedkoper maken van de dienstverlening aan het publiek en de samenleving, als wel om het openbreken van de openbare monopolies, opdat particuliere en bij voorkeur multinationale bedrijven de kans krijgen de winstgevende markten af te romen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Ik sta in het algemeen sceptisch tegenover de consequenties die de deregulering van de postdiensten voor de gemiddelde consument heeft gehad, vooral in de dun bevolkte gebieden.

Ik heb gestemd voor de amendementsvoorstellen van het Europees Parlement in zijn geheel. Maar ik heb ook belangrijke amendementsvoorstellen ondersteund die onder andere per dag één lichting en één bezorging aan huis of bij de vestiging van iedere natuurlijke of rechtspersoon garanderen en stellen dat er op een gedereguleerde en dus aan concurrentie onderhevige postmarkt een plicht bestaat gratis diensten voor blinden en slechtzienden aan te bieden. Net zo heb ik gestemd voor een aantal voorstellen die de lidstaten grotere vrijheid verschaffen te kiezen hoe zij de balans gaan vinden tussen deregulering van de postmarkt en diensten die de gehele maatschappij ten goede komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Opnieuw moedigt de meerderheid van het Parlement de volledige liberalisering van een openbare dienst aan, in dit geval de postdiensten, waarmee zij de rechten en belangen van de mensen in het algemeen en de werknemers in die sector in het bijzonder op het spel zet.

Tot onze grote spijt heeft ons voorstel om dit initiatief van de Commissie af te wijzen het niet gehaald, een initiatief dat bedoeld is om de liberalisering van de postdiensten in de gehele EU te voltooien en de concurrentie op deze supranationale interne markt te stimuleren.

We betreuren ook het verwerpen van de amendementen waarin we ervoor pleitten dat de lidstaten de exclusieve rechten in een voorbehouden sector zouden behouden en de sociale en werkgelegenheidsrechten in de postsector zouden veiligstellen, onder meer door vast te houden aan arbeidsomstandigheden en -voorwaarden en regelingen voor sociale zekerheid die zijn vastgelegd in regelgeving of collectieve overeenkomsten.

Hoewel sommige aspecten verbeterd zijn ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel, vormt het verslag een bevestiging van de volledige liberalisering van de postdienst die slechts wordt uitgesteld tot 31 december 2010, waarmee het doel is bereikt dat oorspronkelijk was vastgelegd in de eerste richtlijn van 1997, namelijk de ontmanteling van een winstgevende overheidssector – de postsector – en de daaropvolgende uitlevering aan particuliere belangen.

Dit, en let nu goed op dames en heren, is nou het EU-beleid, waarop de werknemers en bevolking van de diverse EU-lidstaten een passend antwoord moeten vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE), schriftelijk.(EN) Ik sta volledig achter amendement 63 dat ervoor zorgt dat er voldoende toegangs- en afhaalpunten komen om te voorzien in de behoeften van gebruikers in landelijke en dunbevolkte gebieden. Het is juist dat de lidstaten het minimumaantal toegangs- en afhaalpunten moeten vaststellen zodat de universele dienstverlening gegarandeerd kan worden. Economische en sociale samenhang is een van de doelstellingen van het EU-beleid en dit amendement helpt deze doelstelling te verwezenlijken. Wanneer we de markt voor postdiensten openstellen, is het van essentieel belang dat we een adequate dienstverlening voor alle gebruikers in stand houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Stanisław Jałowiecki (PPE-DE), schriftelijk.(PL) Ik kan het verslag-Ferber helaas niet steunen. Soms komt het bij een alleszins acceptabel voorstel van de Europese Commissie voor, na afloop van de werkzaamheden van de parlementaire commissie, dat er toch zaken tevoorschijn komen waarmee men het moeilijk eens kan zijn. Zo is het in dit geval ook.

Ten eerste voorzien de amendementen waarover in de Commissie vervoer is gestemd, op geen enkele manier in een compromis. Dit is een beslissende overwinning voor de staatsmonopolies die zich verzetten tegen verandering. U kunt erop rekenen dat de extra jaren uitstel die ze hebben gekregen niet voor de noodzakelijke hervormingen zullen worden gebruikt, en dat over een paar jaar opnieuw demonstraties gehouden zullen worden buiten het Parlement.

Ten tweede ben ik verontwaardigd over het feit dat de vertegenwoordigers van de oude lidstaten zich er steeds op beroepen dat de zogenaamde nieuwe lidstaten nog niet klaar zijn voor de liberalisering. Deze “verdedigers” van de Poolse, Hongaarse of Tsjechische posterijen verdedigen eigenlijk de belangen van de Franse, Belgische of Luxemburgse sector. Dat is geen eerlijk spel.

En dan nog de data: 31 december van het afgelopen jaar in plaats van 1 januari van het volgende jaar. Hier is een marketingtruc gebruikt, want men verkoopt eerder iets voor € 9,99 dan voor € 10,- . Wie gelooft bij dit soort marketingmanipulaties nog dat politici het vertrouwen van de publieke opinie zullen terugwinnen?

Bedankt voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Fernand Le Rachinel (ITS), schriftelijk. - (FR) De Franse Post is niet zo maar een bedrijf. Het is een staatsbedrijf dat geleid wordt door revolutionaire vakbondslieden. Het is een openbare dienstverlener die geheel naar de pijpen danst van corporatieve particuliere belangen.

Waarom zou men zich in alle bochten wringen om de openbare dienstverlening in de posterijen te verdedigen, als deze in feite geen openbare dienstverlening is? De klant heeft niets te zeggen en de vakbonden doen alsof ze zijn belangen behartigen. De baas (de staat) of de aandeelhouders (elke Fransman) verstijven van angst alleen al bij het idee dat het systeem lamgelegd zou kunnen worden door enkele werknemers die worden vertegenwoordigd door almachtige en totalitaire vakbonden.

Er wordt geen enkele tegenmacht uitgeoefend om een evenwicht te brengen in de rechten en bevoegdheden die deze werknemers zijn toegekend, en het algemeen belang wordt op die manier bespot.

Moet men La Poste liberaliseren? Moet men dit totaal bedorven systeem, dat er toe dient niet om de klant tevreden te stellen maar om de benen onder een particuliere tafel te kunnen steken, om te demonstreren en het behoud te eisen van zogenaamde verworvenheden, kapot laten gaan?

Het antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: ja, en wel zo vlug mogelijk. De posterijen moeten nu enorme inspanningen doen om hun grootste handicaps te overwinnen: de enorme loonmassa en de zware last van de pensioenen en een complexe, zware, dure en gebrekkige organisatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór het gezamenlijke compromis voor de volledige openstelling van de postmarkten in de EU op 1 januari 2011.

Daarbij wil ik wel opmerken dat ik dit alleen doe omdat de liberalisering anders conform de wens van de Commissie al in 2009 zou zijn doorgevoerd op grond van misplaatste wetgeving.

Het is belangrijk dat de richtlijn garanties biedt voor de postbezorging in alle gebieden. Dit betekent dat alle klanten gebruik moeten kunnen maken van een minimaal aanbod aan kwalitatief hoogstaande diensten tegen betaalbare prijzen. Deze zogenoemde universele dienstverlening moet ook garanderen dat de post zelfs in afgelegen of dunbevolkte gebieden elke werkdag eenmaal wordt opgehaald en bezorgd. Als een dienstverlener zich niet aan deze verplichtingen houdt, moeten de lidstaten voor dit soort gevallen passende strafmaatregelen vastleggen èn uitvoeren.

Ook wil ik erop wijzen dat de richtlijn niet tornt aan de arbeidsvoorwaarden zoals maximale werktijden en minimale rusttijden, een minimumaantal dagen betaalde vakantie, minimumloon, bescherming van de gezondheid, veiligheid en hygiëne op de werkplek. Ook grijpt de richtlijn niet in in de relatie tussen de sociale partners (bijv. het recht om te onderhandelen over cao’s en deze af te sluiten, het stakingsrecht en het recht op collectieve acties).

Als laatste zij opgemerkt dat ik tegen de verlenging van de termijn voor de zogenaamde “nieuwe EU-lidstaten” met twee jaar stem, omdat ik van mening ben dat we in één Europa leven, en niet in een gedeeld Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik kan niet instemmen met deze totale deregulering en met de afschaffing van een “voorbehouden sector” voor de landen met betrekking tot de door de post te vervullen taken.

Deze algemene openstelling voor concurrentie is een gevaar voor het eenheidstarief voor postzegels, voor de gelijke behandeling van de gebieden en de aanwezigheid van de post in benadeelde sectoren. Zelfs in de Verenigde Staten is er geen concurrentie wat de normale post betreft - poststukken van 50 gram of minder - en de bestelling van deze post wordt verzekerd door een federale instantie.

Het behoeft geen betoog dat de manier waarop compensatie wordt geboden voor de - sowieso tot een minimum teruggebrachte - universele dienstverlening, geen enkele garantie biedt voor openbare dienstverlening, en de verlenging van de termijn voor de inwerkingtreding van deze liberalisatie lost in feite geen enkel probleem op.

De Raad heeft pas een besluit genomen over de opstelling van een “aan het Verdrag gehecht protocol inzake openbare diensten”.

Het zou niet meer dan normaal zijn om elke nieuwe openstelling voor concurrentie in deze diensten op te schorten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Ik heb tegen het verslag-Ferber gestemd omdat daarin steun wordt gegeven aan de dogmatische neoliberale aanpak die wordt gevolgd in een cruciale sector van het openbaar belang, de postdiensten. De Europese Commissie heeft het been stijf gehouden en aangedrongen op haar oorspronkelijke voorstellen, ondanks het hevige verzet van tien historische instanties van universele dienstverlening - waaronder de Griekse Posterijen -, ondanks de verzoekschriften van duizenden burgers en de waarschuwingen van het Europees Verbond van Vakverenigingen en de Bond van postambtenaren. Daar komt bij dat nog niet alle effectbeoordelingen met betrekking tot de liberalisatie van de markt in alle zevenentwintig lidstaten voltooid zijn.

Met deze overhaaste openstelling van de markt en met de feitelijke afschaffing van het beginsel van universele dienstverlening kan men er donder op zeggen dat duizenden arbeidsplaatsen verloren gaan en tegelijkertijd de toegang van de burgers tot goede en goedkope postdiensten zal worden beperkt. De gevolgen hiervan zullen zich nog sterker doen gevoelen voor de inwoners van verafgelegen en moeilijk toegankelijke gebieden, van berggebieden en eilanden, waar de dienstverlening voor ondernemingen niet rendabel genoeg zal zijn.

De verschuiving van de inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn heeft nauwelijks enige betekenis, omdat de negatieve gevolgen slechts met twee jaar worden uitgesteld.

Bovendien is de ervaring die tot nu toe is opgedaan in de landen waar de markt reeds volledig is geliberaliseerd, allesbehalve positief.

De eis dat de postdiensten worden geliberaliseerd, omdat ‘wij dat zo willen’, zal eerder problemen veroorzaken dan oplossingen bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Een Europa dat oplossingen kan aandragen voor de alledaagse problemen van zijn burgers, moet alleen met de beste documenten en voorbeelden gewapend zijn. Met betrekking tot de wetgeving inzake de voltooiing van de interne markt voor postdiensten zien we dan ook geen reden om systemen te gronde te richten die doelmatig hebben gewerkt op een degelijke economische basis en hand in hand gaan met de gunstige ontwikkeling van de markt en waarborgen voor het behoud van de universele dienst.

Hoewel ik op zich niet tegen de liberalisering van postdiensten ben, zie ik dit als een goede gelegenheid om nog eens te herhalen dat er geen economisch of rationeel argument is voor het uitsluiten van 'voorbehouden diensten' als een van de mogelijke wijzen van financiering van de algemene postdienst. Financiering via voorbehouden diensten is transparant en neutraal, behoeft geen overheidssteun, is goedkoop wat betreft transactiekosten en geschillen en is door de economische theorie gevalideerd.

Het bewijs hiervoor is te vinden in Portugal, waar alle diensten geliberaliseerd zijn of op het punt staan geliberaliseerd te worden, zonder dat dat botst met de financiering van de universele publieke dienst uit middelen van de voorbehouden diensten. We kunnen niet voorbijgaan aan het belang van voorbehouden diensten voor de territoriale en sociale cohesie en om te voorkomen dat afgelegen en ontoegankelijke gebieden tot woestijn worden gedegradeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. - (FR) Ik heb evenals een grote meerderheid van collega’s voor het verslag-Ferber gestemd, dat wil zeggen voor een volledige en beheerste liberalisatie van de postdiensten per 1 januari 2011.

Het vandaag aangenomen compromis is een antwoord op twee dynamische ontwikkelingen die mij als liberaal na aan het hart liggen: de ontwikkeling van een openmarkteconomie, die niet te rijmen valt met gevestigde monopolies de jure of de facto, en de ontwikkeling van de particuliere belangen van de gebruikers, die profijt moeten kunnen trekken van een reële en eerlijke concurrentie, met name - maar niet alleen - bij de prijzen.

Een ander element geeft hier namelijk de doorslag: de menselijke dimensie. Het verheugt mij dat de stemming van vandaag daar rekening mee heeft gehouden door een sociale reguleringsclausule in te voeren, door te verwijzen naar de essentiële rol van de postdiensten op het gebied van de sociale en territoriale samenhang en door de lidstaten het laatste woord te geven over de financiering van de universele dienstverlening.

Dat zijn allemaal positieve signalen die de Europese postbeambten zouden moeten geruststellen en korte metten zouden moeten maken met de pogingen van bepaalde afgevaardigden van links, die alles op één hoop gooien. Liberalisering betekent namelijk geen privatisering en deze Europese richtlijn betekent geen sluiting van postkantoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE), schriftelijk. - (FR) Dit voorstel van de Commissie heeft tot doel de markten van de postdiensten in de Europese Unie tot 2009 geheel open te stellen voor de concurrentie. 2009 komt overeen met de in de huidige postdienstenrichtlijn vastgestelde termijn. In deze context heeft de Europese Commissie een tekst voorgesteld die tot doel heeft de financiering van de universele dienstverlening te garanderen door een eind te maken aan ‘de voorbehouden sector’ en daarvoor nieuwe financieringsinstrumenten in de plaats te zetten.

Ik ben tegen een volledige liberalisatie van de postdiensten. De post verricht taken van openbare dienstverlening die wij moeten voorbehouden. Daarom heb ik samen met anderen een amendement ingediend en aangenomen waarin wordt aangedrongen op het opnieuw opnemen van de ‘voorbehouden sector’ als een van de financieringswijzen van de universele dienstverlening. Er is momenteel namelijk geen enkele economische reden die de afschaffing van de ‘voorbehouden sector’ zou rechtvaardigen. Deze wijze van financieren voldoet momenteel heel goed, en zou deel moeten uitmaken van de opties die de lidstaten worden geboden.

Aangezien deze optie niet is aangenomen door de plenaire vergadering van het Europees Parlement heb ik tegen de tekst in zijn geheel gestemd, om aldus uiting te geven aan mijn verzet tegen deze ongerechtvaardigde liberalisatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk.(EN) Ik kan mijn steun geven aan de algemene benadering die het gevolg is van compromissen die PSE-collega’s en anderen in het Parlement hebben gesloten. Ik vind het vooral belangrijk dat er garanties zijn voor de universele dienstverlening en de financiering ervan. Bij het bepalen welke uitwerking de plannen op onze gemeenschappen zullen hebben, is het van wezenlijk belang dat twee dingen zeker worden gesteld. Ten eerste dienen de arbeidsomstandigheden op peil te blijven en ten tweede moeten landelijke en afgelegen gebieden net zo goed bediend worden als nu het geval is. Dit zijn enkele van de uitdagingen die moeten worden opgepakt, als we willen dat alle Europese burgers baat hebben bij dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Het verslag-Ferber is het zoveelste in de rij van de liberalisering van universele diensten waarin serieuze kansen blijven liggen om naast het vrijheidsideaal ook het gelijkheidsprincipe te garanderen in een sociaal Europa.

Postdiensten mogen gerust met elkaar concurreren, maar of de kwaliteit hierdoor beter wordt en de prijzen zullen dalen, blijft nog maar de vraag. Ik vind het onverantwoord dat de nieuwe richtlijn geen duidelijke garanties biedt voor de kwaliteit van de zogenaamde voorbehouden dienst, dat de financiering ervan onduidelijk blijft en dat de sociale afspraken die in collectieve arbeidsovereenkomsten zijn bedongen, niet verplicht moeten worden gerespecteerd. Als de markt volledig opengaat in 2009 is het onzeker of meer afgelegen gebieden dezelfde dienstverlening krijgen voor dezelfde prijs als dichtbevolkte streken. Het kunnen versturen en ontvangen van brieven tegen een redelijke prijs is een basisrecht!

Aanbieders van postdiensten zullen er bovendien alles aan doen om hun kosten zo laag mogelijk te houden om onderling te concurreren. Vaste banen zullen veranderen in onzekere deeltijdjobs. De postbezorgers zullen onderbetaald zijn, er zullen vele ontslagen vallen, nog meer postkantoren dreigen te sluiten en binnenkort hebben we naast de rode brievenbussen ook blauwe, gele en groene! Ik steun het verslag niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. – (PL) Bureaucratische obstakels voor bedrijven die hun werknemers binnen de Europese markt stationeren, zijn niets anders dan hulpmiddelen van het hedendaagse protectionisme. Over het algemeen zijn het de nieuwe lidstaten die hiervan de dupe worden. De zaken Vaxholm en Viking Line zijn het bewijs hiervan.

De resolutie versterkt deze tendens alleen maar, wat tegen de principes van een gemeenschappelijke markt, mededinging en gelijke rechten ingaat. Daarom heb ik tegen dit standpunt gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (PSE), schriftelijk. - (FR) De vandaag plaatsgevonden stemming over de liberalisatie van de postdiensten is de vrucht van een compromis tussen de PPE-DE-Fractie en de PSE-Fractie. Het is evenwel duidelijk dat dit compromis zal uitlopen op de definitieve liberalisatie van het laatste gedeelte van de postdiensten dat nog door de overheid wordt beheerd. Er is ook geen enkele garantie dat de universele dienstverlening zal worden gefinancierd en de banen van 1,6 miljoen postbeambten in Europa behouden zullen blijven. Als socialist en als schaduwrapporteur in de Commissie interne markt en consumentenbescherming kon ik niet anders dan tegen dit groene licht voor liberalisatie stemmen, ofschoon dit verslag beter is dan het aanvankelijk voorstel van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het besluit dat het Europees Parlement vandaag - met de steun van de Europese afgevaardigden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, de sociaal-democraten, de liberalen en andere politieke krachten - heeft genomen tot liberalisatie van de postdiensten is een harde klap voor de werknemers in deze sector, maar ook voor de werknemers in het algemeen.

Het voorstel effent het pad voor het concessioneren van de infrastructuur en heel de sector van de openbare postdiensten aan ondernemingsgroepen, opdat die hun winst kunnen verhogen.

Het argument dat dankzij de concurrentie de prijzen zullen dalen, is een sprookje. Met de voorgestelde regelingen voor de afschaffing van het eenheidstarief en met de voorwaarden voor het behoud van de universele postdienstverlening zullen de prijzen veeleer omhoog gaan en zal de kwaliteit van de verstrekte postdiensten achteruit gaan.

De arbeids- en sociale rechten van de werknemers worden met de steeds bredere toepassing van soepele arbeidsvormen, de aanval op de collectieve arbeidsovereenkomsten, enzovoort, op het procrustesbed gelegd.

De vertrouwelijkheid van de communicatie, die in de grondwet is verankerd, wordt op de helling gezet, aangezien de post door particulieren zal worden besteld, zonder dat er ook maar één garantie is, en zonder dat echt gecontroleerd kan worden of de vertrouwelijkheid van de correspondentie en de bescherming van de persoonsgegevens ook daadwerkelijk worden verzekerd.

De postdiensten zijn een sociaal goed.

De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland hebben tegen het voorstel inzake de liberalisatie van de postdiensten gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. - (FR) Door de voorbehouden sector te schrappen - waardoor de financiering van de universele dienst mogelijk was en eenieder onder ons een openbare dienst van hoge kwaliteit werd gegarandeerd - en door ongelijkheden te veroorzaken tussen de lidstaten via de mogelijkheid voor de landen om de financieringswijzen te kiezen, zal de totale liberalisering van de postdiensten tot gevolg hebben dat de solidariteit tussen de stads- en plattelandsgebieden geheel verdwijnt, aandeelhouders rijk worden en het overheidstekort van de lokale gemeenschappen stijgt. Daarom heb ik voor het amendement gestemd dat tot doel had de voorbehouden sector in ere te herstellen, waar 70 procent van de Europese burgers voldaan over waren. Als socialist ben ik voor het Europa van de post, en voor moderne dienstverlening, maar niet als dit ten koste gaat van banen en de solidariteit tussen mensen en gebieden.

Het paradoxale aan dit voorstel is dat zonder een nieuwe richtlijn de liberalisatie op 1 januari 2009 van kracht wordt. Een door de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links ingediend amendement tot verwerping van het voorstel zou dus tot gevolg hebben dat deze liberalisatie per 1 januari 2009 een feit zou worden. In dat geval is namelijk de richtlijn van 2002 als enige van toepassing, en daarom heb ik dit amendement niet gesteund. Ik heb echter wel voor het amendement tot verwerping van het voorstel gestemd waarin ook werd gevraagd om schrapping van de datum van 1 januari 2009. Ik heb natuurlijk bij de eindstemming tegen de tekst in zijn geheel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het door Markus Ferber uitgewerkt compromis willen stemmen, omdat daarmee het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie op een aantal punten wordt verbeterd.

Daarin wordt namelijk de Europese posterijen extra tijd geboden om zich voor te bereiden op de openstelling voor concurrentie, die is verschoven van 1 januari 2009, de oorspronkelijke door de Commissie voorgestelde datum, naar 1 januari 2011.

Ik heb het compromis ook gesteund omdat daarmee de arbeidsomstandigheden van de werknemers in de postsector worden beschermd. De liberalisatie van markten mag niet ten koste gaan van de werknemers, ook niet indien ze goed is voor de consumenten.

Met onze stemming hebben wij eveneens gezorgd voor zekerheid op het gebied van de territoriale samenhang. Alle gebruikers kunnen er namelijk zeker van zijn dat op heel het grondgebied van de Europese Unie hun post tenminste vijf keer per week wordt opgehaald en besteld.

Toch zit er nog een addertje onder het gras, en daar zal het tijdens de tweede lezing om gaan. Ik bedoel de financiering van de universele dienstverlening. Wij moeten kunnen beschikken over juridisch gewaarborgde en duurzame financieringsmechanismen. Dat is een absolute voorwaarde voor de bedrijven in deze sector, en als aan die voorwaarde niet is voldaan, kan ik mij niet inzetten voor de totale liberalisatie van de sector.

 
  
  

- Verslag-Degutis (A6-0178/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Colm Burke, Avril Doyle, Jim Higgins, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Wij hebben tegen de amendementen 58 (artikel 14 bis (nieuw)), 59 (artikel 15 (nieuw)) en 61 (paragraaf 2 bis (nieuw)) gestemd.

Wij zijn van mening dat de sociale aspecten van de werkgelegenheid in het luchtvervoer moeten worden bestudeerd, maar dan wel volgens de beginselen van “betere regelgeving”, waaronder adequaat onderzoek en gepaste raadpleging. De Europese Commissie is met een dergelijk onderzoek gestart. Daarom is het goed de conclusies van dat onderzoek af te wachten. Dan zullen we weten welke eventuele maatregelen er volgens de Commissie op Gemeenschapsniveau nodig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Dit verslag is belangrijk, omdat hiermee het recht van de Europese markt voor luchtvervoersdiensten wordt gemoderniseerd. Met name streeft het verslag naar een uniforme toepassing van het communautair recht in alle lidstaten en wil het gelijke voorwaarden voor alle luchtvaartmaatschappijen tot stand brengen.

Het verheugt me in het bijzonder dat de amendementen 35 en 61, waar ik voor heb gestemd, met grote meerderheid zijn aangenomen. Het eerste amendement vraagt om duidelijke bepalingen met betrekking tot het recht dat van toepassing is op werknemers die in een ander land werken dan dat van de luchtvaartmaatschappij waar zij in loondienst zijn.

Het tweede amendement vraagt aan de Commissie om op dit stuk met een duidelijke wetgeving te komen.

Het lijkt me inderdaad van belang dat, in de huidige context waarin het luchtverkeer alsmaar toeneemt en de luchtvaartmaatschappijen filialen openen in verschillende landen van de Unie, de wet die van toepassing is op de werknemers van die filialen, op duidelijke manier wordt geformuleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We betreuren de afwijzing van onze amendementen, die:

- benadrukten 'dat deregulering een negatief effect heeft gehad op de kwaliteit van de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden, en dat de werkelijke effecten op aangelegenheden van veiligheid en de instandhouding van een hoogwaardige vloot beoordeeld moeten worden';

- waarborgen boden voor de naleving van werknemersrechten en collectieve overeenkomsten:

'Overeenkomsten en arbeidsvoorwaarden van bemanningen in de luchtvaart dienen geregeld te worden bij de wetgeving, collectieve overeenkomsten en alle daarmee verband houdende rechten van het land waar de werknemer normaliter zijn taken verricht en waarnaar hij terugkeert na de beëindiging van zijn activiteiten, ook als de desbetreffende werknemer tijdelijk in een ander land is gestationeerd';

'De lidstaten zorgen ervoor dat de communautaire en nationale sociale wetgeving en collectieve overeenkomsten naar behoren worden toegepast met betrekking tot werknemers van een communautaire luchtvaartmaatschappij die luchtdiensten onderhoudt vanuit een operationele basis buiten het grondgebied van de lidstaat waar deze communautaire luchtvaartmaatschappij haar hoofdvestiging heeft';

Een van onze andere amendementen garandeerde de betrokkenheid van werknemersorganisaties bij de besluitvorming in de luchtvervoersector.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem voor meer prijstransparantie bij vliegtickets.

Tot nu toe werden prijzen van vluchten meestal gepubliceerd zonder vermelding van de verschillende kostenfactoren. In de toekomst moeten passagiers al tijdens de boeking op internet of in het reisbureau kunnen zien wat de werkelijke prijs van een vlucht is en welke extra kosten zoals belastingen, luchthavenbelasting en reserveringskosten er nog bij komen. Dit is een belangrijke maatregel in de strijd tegen misleidende lokkertjes en prijsinformatie die de consument ertoe aanzetten in te gaan op een ogenschijnlijk voordelige aanbieding, die dan achteraf beduidend duurder uitvalt dan was aangegeven.

Daarnaast moet de consument precies weten hoe hoog de veiligheidstoeslag is en waartoe deze dient. Veiligheidstoeslagen moeten transparant zijn en mogen alleen worden gebruikt voor kosten die op luchthavens en tijdens de vlucht aan boord van het vliegtuig ontstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE) , schriftelijk.(EN) Ik heb voor dit verslag gestemd waarin misleidende reclame en reizigersinformatie worden aangepakt. Ik ben vooral verheugd over het feit dat nu in de gepubliceerde ticketprijs alle geldende belastingen, vergoedingen en heffingen moeten worden verwerkt, voor zover deze op het moment van publicatie van de luchtvaarttarieven bekend zijn. Volgens mij zullen de rechten van de consument dankzij dit verslag aanzienlijk worden versterkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. Voorzitter, collega's, wie de reclamecampagnes ziet voor vliegtuigtickets krijgt de indruk voor enkele euro's Europa rond te kunnen vliegen. Op het moment van de betaling komt dan de ontnuchtering. Plots komen er allerlei extra kosten bij de prijs van het ticket in de vorm van heffingen, toeslagen en taksen. Het Parlement stelt vandaag aan deze kwalijke praktijken paal en perk. Dat is een goede zaak en ik heb het verslag van de Commissie vervoer dan ook met overtuiging gesteund. De luchtvaartconsument heeft recht op een eerlijke en transparante prijs zonder onaangename verrassingen. Na de invoering van extra beschermingsrechten voor passagiers in geval van overboeking, annulering of vertraging van hun vlucht neemt het Europees Parlement hier opnieuw het voortouw in de bescherming van vliegtuigpassagiers. Belangrijk is dat lidstaten snel in efficiënte sancties voorzien indien deze nieuwe bepalingen niet worden toegepast. Vertrouwen is goed, maar controle is beter.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE), în scris. Am votat pentru raportul DeGutis privind „Regulile comune în domeniul aviaţiei civile” deoarece textul asigură reprezentarea tuturor punctelor de vedere exprimate. Consider pozitiv faptul că va fi asigurată nediscriminarea bazată pe locul de rezidenţă a operatorului de turism sau a pasagerului, deşi regret că nu s-a aprobat nediscriminarea pe baza canalelor de distribuţie. Astăzi, este posibil ca un bilet de avion Bucureşti-Bruxelles pentru acelaşi zbor operat de aceeaşi companie aeriană să coste diferit dacă biletul este cumpărat la Bucureşti, faţă de preţul biletului cumpărat la Bruxelles.

De asemenea, un pas important este protecţia ce va fi asigurată pasagerilor, prin noul text, în caz de faliment al operatorului aerian, situaţie care devine din ce în ce mai posibilă într-o epocă a operatorilor mici.

În altă ordine de idei, din păcate, chiar dacă există reguli privind protecţia pasagerilor în situaţii de întârzieri sau chiar anulări de zboruri, aceştia nu îşi cunosc drepturile şi implicit nu şi le pot apăra. Noi, deputaţii europeni, reprezentăm cetăţenii Europei şi iată că prin acest regulament se asigură condiţii mai bune pentru pasagerii ce utilizează transportul aerian. Avem datoria să ne asigurăm că pasagerii îşi cunosc drepturile şi implicit şi le pot apăra.

 
  
  

- Verslag-Van den Burg (A6-0248/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb gestemd voor het initiatiefverslag van mijn Nederlandse collega Ieke van den Burg, dat ingaat op het Witboek van de Commissie inzake het beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010. Het verheugt me dat de rapporteur de Commissie feliciteert met haar prioriteiten: consolidering van de Europese financiële markten, verwijdering van belemmeringen voor het vrij verkeer van kapitaal en verbetering van de controle op financiële diensten. De risico’s van marktconcentratie, de aandacht voor nieuwe, alternatieve beleggingsinstrumenten, de toegang tot financiering, met name microkredieten, de analyse van systeemrisico’s in verband met ernstige financiële crises, enz. Dat zijn allemaal thematieken waarvoor de Europese burgers verlangen naar meer veiligheid via een goede regeling en controle op al die activiteiten. De ontoereikende beleggingscultuur van de burgers is eveneens een punt van zorg.

Ik complimenteer tevens mijn vriend Jean-Paul Gauzès, rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. Hij wijst terecht op het belang van effectbeoordelingen voor elke nieuwe wetgeving of elke belangrijke wijziging van Europese wetgeving. De Europese Commissie schiet wat dat betreft nogal tekort.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De twee belangrijkste trends op de financiële markten waren de concentratie van de grootste financiële spelers en de exponentiële groei van de zogeheten 'alternatieve beleggingsinstrumenten', met andere woorden de markten voor derivaten en hedge funds.

Bijna dertig grote internationale spelers overheersen momenteel de hele bedrijfstak en domineren de markt over de hele wereld. De concentratie van financiële transacties op nationaal niveau gaat onverminderd door, met de overheersende positie van grote buitenlandse spelers op perifere en kleinschalige markten, in de nieuwe lidstaten en zuidelijke landen zoals Portugal.

Het gebruik van financiële instrumenten die gericht zijn op puur speculatief gokken en waarin enorme bedragen rondgaan – zie de belastingparadijzen –, de deregulering van de belangrijkste markten en de complete wetteloosheid rond de kapitaaltransacties in de wereld brengen systemische en operationele risico’s mee die leiden tot economische en financiële crises.

De enigen die wel varen bij deze gang van zaken zijn de grote multinationals, die daar in Europa bij worden geholpen door het actieplan voor financiële diensten.

Ons is nog steeds niet duidelijk gemaakt waarom belastingparadijzen niet worden afgeschaft en het kapitaalverkeer niet wordt belast.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE), schriftelijk.(EN) Ik steun de schrapping van het woord “belastingregime” in paragraaf 22, omdat ik niet geloof dat de Commissie moet werken aan een passend en haalbaar kader voor regelgeving en toezicht, in termen van belastingregime.

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. – (EN) In grote lijnen steun ik het Witboek van de Commissie over financiële diensten.

Ik steun maatregelen om belemmeringen voor de ontwikkeling van de markt voor financiële diensten van de EU weg te nemen. Ik vind het echter moeilijk mijn steun te geven aan de opvatting dat een wetgevingskader voor pensioenen door een geharmoniseerde belastinggrondslag dient te worden ondersteund. Het Parlement zou er onverstandig aan doen een dergelijke bewering voor waar aan te nemen zonder dat de bevindingen bekend zijn van de uitvoerige technische analyse, waartoe op de laatste Ecofin-Raad is besloten. Er zijn geen bewijzen dat de koppeling van pensioenen aan een geharmoniseerde belastinggrondslag goed is voor de pensioensector.

Het behoort niet tot de bevoegdheid van de Commissie te bekijken of een wetgevingskader voor belastingheffing haalbaar is. Belastingheffing is een zaak voor de afzonderlijke lidstaten.

Ten slotte wordt de financiële stabiliteit van de EU niet bedreigd door alternatieve beleggingsinstrumenten – hedgefondsen en private equity. Volgens mij is er geen wetgeving nodig in deze sector. Ik denk wel dat er aandacht geschonken moet worden aan de handhaving van bestaande regels, marktdiscipline en de permanente controle door toezichthouders op het bankwezen in deze sector. Het doet mij deugd dat de sector tijdens de recente G8-vergadering een vrijwillige gedragscode heeft geïntroduceerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik stem voor het aannemen van het verslag van Ieke van den Burg omtrent het Witboek over het beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010.

De rapporteur wijst op kwesties die belangrijk zijn voor het goed functioneren van de financiële diensten op de Europese kapitaalmarkt. Ze stelt vast dat de integratie in de financiële detailmarkt minder vergevorderd is, dat de nadruk moet worden gelegd op de grensoverschrijdende eisen van mobiele gebruikers en moedigt de financiële industrie aan nieuwe pan-Europese financiële producten als pensioenen, hypotheken en verzekeringen te ontwikkelen.

Zoals de rapporteur terecht onderstreept, is het belangrijk de toegankelijkheid tot basisdiensten voor elke burger te vergroten. Men moet ook blijven denken aan het stimuleren van financiële vorming, het betrekken van gebruikers bij de beleidsvorming en het bevorderen van de financiële kennis en vorming van consumenten.

In het verslag gaat veel aandacht uit naar structuren voor regelgeving en toezicht, waarbij wordt beklemtoond dat het inzicht in complexe nieuwe producten en de wisselwerking en gevolgen op macroniveau wellicht tekortschiet.

 
  
  

- Verslag-Protasiewicz (A6-0247/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur heeft in zijn verslag voorstellen gedaan die een grotere flexibiliteit met een zo groot mogelijke veiligheid combineren, en dat in het belang van werknemers en werkgevers. Hij wil met dit voorstel werkzekerheid voor werknemers bereiken en de toekomst en concurrentiepositie van ondernemingen veiligstellen.

Daarbij wil ik wel aantekenen dat werkzekerheid niet langer betekent dat iemand zijn leven lang dezelfde baan blijft uitoefenen, maar wel de mogelijkheid heeft altijd weer werk te vinden. Daartoe moeten de nodige randvoorwaarden worden geschapen. Dit varieert van levenslang leren tot het creëren van de juiste randvoorwaarden zodat bijvoorbeeld werk en gezin kunnen worden gecombineerd.

Voor een succesvolle implementatie van deze strategieën is het van belang dat het sociale partnerschap functioneert. Op nationaal niveau is dit het geval, maar op Europees niveau moet nog het een en ander gebeuren.

Ik heb voor het verslag gestemd, omdat het in zijn geheel zeer positief is.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE). - (SV) Ik steun het verslag maar ik wil drie principiële punten aansnijden waar niet over gestemd kon worden tijdens de plenaire vergadering.

Het eerste betreft de visie op kleine ondernemingen. Het is volkomen vanzelfsprekend dat we kunnen toewerken naar zowel meer zekerheid voor werknemers als meer flexibiliteit en toch eenvoudigere regelgeving voor kleine ondernemingen kunnen hebben. In dit verslag heeft men hier totaal geen rekening mee gehouden hetgeen ik jammer vind.

Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, is de Scandinavische zienswijze of, zoals het in het verslag geformuleerd wordt, de Scandinavische situatie. Er bestaan grote verschillen tussen de Scandinavische landen. De vorige Zweedse, sociaaldemocratische regering deed niet genoeg aan flexibiliteit of zekerheid hetgeen ertoe geleid heeft dat wij een radicaal andere situatie hebben dan in Denemarken. Dat betreft vooral de jongerenwerkeloosheid die drie keer hoger is in Zweden dan in Denemarken.

Het laatste punt dat ik wil behandelen is de visie op de positie van vrouwen in het leven en het beroepsleven, waar het verslag blijk geeft van een ongelooflijk ouderwetse kijk op de gelijkheid van vrouwen en mannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, duurzame groei met meer en betere banen staat centraal in de strategie van Lissabon. De modernisering van het arbeidsrecht vormt een voornaam aspect voor het succes en het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven, en onderstreept de noodzaak om arbeidsmarktflexibiliteit te bevorderen en arbeidszekerheid te garanderen.

Ik heb dit verslag weliswaar gesteund, maar met het voorbehoud dat modernisering van het arbeidsrecht zich niet leent voor een alles-in-één benadering, en dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de gevolgen die regulering heeft voor KMO’s, waaronder onnodige administratieve lasten. Ik vind ook dat het Groenboek zich blindstaart op ‘normale’ arbeidscontracten en zowel de verscheidenheid van atypische arbeidsovereenkomsten die gesloten worden tussen werknemers en werkgevers als de waarde die deze hebben voor de betrokken partijen onderschat. Ook gaat het Groenboek niet in op de vraag waarom deze flexibiliteit nog niet is bewerkstelligd door de Richtlijn betreffende arbeid voor bepaalde tijd, de Richtlijn betreffende deeltijdarbeid en de Richtlijn inzake stationering, die voorzien in communautaire basisbescherming binnen alle lidstaten die deze richtlijnen volledig in nationaal recht hebben omgezet.

Bij elke hervorming van het arbeidsrecht moet primair worden gekeken naar de gevolgen voor zowel werkgelegenheid als productiviteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (ITS). – Voorzitter, mijn partij is het ermee eens dat flexibiliteit niet ten koste mag gaan van een zo goed mogelijke arbeidsrechtelijke bescherming van de werknemers, waar ze ook te werk gesteld zijn. Maar wij zijn het er totaal niet mee eens dat deze sociale bescherming op Europees niveau moet worden uitgebouwd. De verwijzingen in het verslag naar het subsidiariteitsbeginsel en de methode van open coördinatie zijn slechts schijn. Daarom zeggen we hier heel duidelijk dat elk begin van sociale bescherming op Europees niveau ingaat tegen het subsidiariteitsbeginsel en dat dit de Europese Unie verder op het dwaalspoor van een centralistische superstaat duwt. Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat de Europese Unie enkel en alleen kan optreden bij het bevorderen van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit.

De bemoeienis van dit Parlement wordt verder geïllustreerd door zijn oproep aan de lidstaten om hun arbeidsmarkt niet langer af te schermen maar volledig open te stellen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten. Wij zeggen dus "ja" tegen flexibiliteit en "ja" tegen sociale bescherming, maar "neen" tegen een Europese superstaat die zich ook op dit gebied tracht op te dringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fatuzzo (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, hebt u gezien hoe al onze collega’s zijn weggehold voor lunchtijd? Ze hebben zelfs gevraagd, nee, geëist dat de zitting werd opgeschort, en vervolgens zijn ze allemaal weggevlucht om te gaan lunchen. Maar waarom kunnen wij die lunch niet gewoon afschaffen? Eén maaltijd per dag is toch voldoende? Op die manier kunnen al die leden die zich zo vlug uit de voeten maken, begrijpen hoe gepensioneerden in Europa leven: die kunnen vaak niet meer dan één keer per dag eten, omdat de pensioenen, die eveneens een gevolg zijn van de werkgelegenheid waar Protasiewicz over rept, zo laag zijn dat men zich niet meer dan één maaltijd per dag kan veroorloven.

In Italië staan alle kranten vandaag vol over de verhogingen van de pensioenen, verhogingen die slechts peanuts zijn. Ik hoop dat men in de toekomst één maaltijd voor de leden van dit Parlement afschaft en dat de pensioenen in heel Europa worden verhoogd, ook al is het niet de taak van Europa om de pensioenen te verhogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het uitmuntende verslag gestemd dat mijn Poolse collega Jacek Protasiewicz heeft opgesteld naar aanleiding van het Groenboek van de Europese Commissie over de modernisering van het arbeidsrecht. Deze modernisering is onontbeerlijk om het doel van de Lissabon-strategie te behalen, dat wil zeggen totstandbrenging van een duurzame groei zodat er meer en betere werkgelegenheid gecreëerd wordt. Wij moeten er absoluut voor zorgen dat de flexibiliteit, die een voorwaarde voor aanpassing aan de wisselvallige markt is – waaraan overigens de wisselvalligheid van de consumenten debet is – gecombineerd wordt met de veiligheid, welke een pijler van het Europees sociaal model is.

Het is verbazingwekkend dat de Europese Commissie zomaar aanneemt dat het arbeidscontract voor onbepaalde tijd uit de mode is. Het verheugt mij dan ook dat het Europees Parlement opnieuw verklaard heeft dat het contract voor een volledige baan en voor onbepaalde tijd de normale vorm van arbeidsrelatie is en als ijkpunt wordt genomen.

Tot slot moet absoluut de klemtoon worden gelegd op de rol die de sociale partners spelen in de hervorming van de arbeidsmarkten. Ook moet gewezen worden op het onmiskenbare nut van de collectieve overeenkomsten voor de hervorming van het arbeidsrecht. Vanuit dit oogpunt zullen de sociale partners meer gebruik moeten maken van de juridische mogelijkheden die het huidige Verdrag te bieden heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Zoals te verwachten viel, is de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten er in deze stemming in geslaagd om sommige van haar voorstellen door te drukken die gericht zijn op grotere flexibiliteit en minder rechten voor werknemers. Daarom, en ook in lijn met ons standpunt in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, hebben we tegen dit verslag gestemd.

We zijn uiterst bezorgd dat het Parlement wederom kiest voor een neoliberale aanpak en aanbevelingen doet voor een verdere deregulering van het arbeidsrecht om tegemoet te komen aan de verlangens van de grote bedrijven.

Zoals overigens niet wordt ontkend in dit verslag, vormen de uitgangspunten in het Groenboek van de Commissie een serieuze aanval op de na een eeuwenlange strijd verworven werknemersrechten. Ondanks een paar tegenstrijdigheden moedigt het de toepassing en uitbreiding van flexibele arbeidscontracten aan, met lagere lonen en uitgeklede sociale rechten, langere werktijden en een verslechtering van de socialezekerheids- en pensioenvoorwaarden van werknemers.

We maken ons ook grote zorgen over de onmiskenbare poging om werknemers te misleiden door alles in te zetten wat op dit moment nog geen kracht van wet heeft, waarbij het arbeidsrecht wordt aangevoerd als rechtvaardiging voor deze aanval. Dit is een poging om iets te legaliseren dat nu nog geen kracht van wet heeft.

Het volk en de werknemers weten haarfijn hoe deze situatie ligt, zoals blijkt uit verschillende demonstraties tegen dit beleid, waaronder die van duizenden werknemers onlangs in Guimarães.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Het ontwerpverslag bevat veel interessante standpunten. Om te beginnen wordt overweging N gemeld dat “honderdduizenden vrouwen onregelmatige arbeidsvoorwaarden wel moeten accepteren, daar ze buiten hun eigen gezin als huishoudelijke hulp werkzaam zijn of zorgtaken hebben voor oudere familieleden.”

Voorts wordt er in paragraaf 13 op gewezen dat uit het voorbeeld van de Scandinavische landen duidelijk blijkt dat een hoge mate van ontslagbescherming en strenge arbeidsstandaarden volledig verenigbaar zijn met sterke werkgelegenheidsgroei, en in paragraaf 18 wordt gesteld dat het recht, uitgeoefend door bepaalde Noordse landen, om collectieve actie te ondernemen, verenigbaar is met het EG-verdrag en een recht is dat door de Commissie geëerbiedigd dient te worden.

Ik wil erop wijzen dat de situatie op de arbeidsmarkt voor vrouwen erg verschillend is in de lidstaten. Hoe de verzorging van kinderen en ouderen georganiseerd moet worden in de verschillende lidstaten moet vastgesteld worden op basis van de debatten en de verkiezingsuitslagen in elk van de lidstaten. Zelf ben ik van mening dat Zweden een aardig eind gekomen is op weg naar een maatschappij gelijk voor vrouwen en mannen en een model dat vrouwen de mogelijkheid biedt de arbeidsmarkt te betreden. Maar het is aan de kiezers in elke lidstaat om te bepalen welk model zij willen steunen in hun eigen landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb geen goedkeuring gegeven aan dit verslag, dat onder het voorwendsel van modernisering een nieuwe fase van flexibiliteit in het werk wil invoeren. Men presenteert een vorm van flexizekerheid waarin helaas amper aandacht is voor het tweede deel van de samenstelling, de zekerheid dus.

Ons wordt een algemene situatie van flexibiliteit voorgeschoteld die onmiddellijk van start gaat en vaste contouren heeft, terwijl de zekerheid een zeldzaam goed is, moeilijk grijpbaar en een zorg voor later. Alles wordt daaraan ondergeschikt gemaakt, de arbeidstijd, de lonen, garanties en arbeidsomstandigheden. Wij zijn lichtjaren verwijderd van de bescherming van een Europees sociaal model. Om flexizekerheid te verkrijgen, moeten we eerst maar eens beginnen met meer zekerheid, want de werknemers hebben al genoeg flexibiliteit te verduren.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd dat streeft naar arbeidszekerheid gedurende het leven van werknemers en niet op het beschermen van banen. Ik vind het belangrijk dat het makkelijker wordt om binnen de EU een baan te vinden en van baan te veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Ik heb - evenals heel de fractie van Europees Links - geweigerd om voor het verslag van de heer Protasiewicz over de flexizekerheid te stemmen. In naam van de flexibiliteit in de arbeidsrelaties wordt getornd aan de bescherming van vaste banen en van de veiligheid van de werknemers. De nieuwe term ‘flexicurity’ wordt gebruikt als een dekmantel voor de neoliberale oogmerken. In naam van het concurrentievermogen en de ondernemingswinsten moeten mensen gemakkelijker kunnen worden ontslagen en deze ontslagen moeten bovendien ‘gratis’ zijn voor de ondernemingen. De kosten voor de bescherming van jonge werklozen zullen dus geheel worden afgewenteld op de samenleving.

De verantwoordelijkheid van de onderneming voor de werknemer wordt omgezet in een verantwoordelijkheid van de samenleving voor de werkloze. De collectieve onderhandelingen en de rol van de vakbonden worden in het kader van het nieuwe model sterk afgezwakt. Individuele contracten neigen de regel te worden, dankzij de macht van de werkgever, die iemand heel gemakkelijk, zonder opgaaf van redenen kan ontslaan, en tegelijkertijd wordt de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij een vakbond bijna geheel onderuit gehaald. Europees Links heeft, in samenwerking met de vakbonden, met zijn voorstellen in zowel de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken als de plenaire vergadering, een verzekeringsdekking geëist voor alle werknemers, ongeacht het arbeidscontract dat zij hebben gesloten.

Europees Links is van mening dat het recht om collectief actie te ondernemen een belangrijk onderdeel is van het arbeidsrecht. De lidstaten worden gevraagd om te streven naar vaste banen met geregeld werk. Ook moeten zij ervoor zorgen dat de rechten van de werknemers en de kwaliteit van hun banen worden verbeterd en een hoog niveau van sociale bescherming wordt gegarandeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. - (SV) De politieke inhoud van het verslag is over het geheel genomen constructief, maar helaas hevelt het te veel van het arbeidsrecht over naar EU-niveau. Hierdoor dreigt op de lange termijn het nationale arbeidsrecht en het Zweedse model uitgehold te worden omdat de nadruk op de markt ligt en omdat Rechts domineert. Daarom kan ik niet vóór dit verslag stemmen en onthoud ik mij van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. - (SV) Ik steun het verslag maar ik wil drie principiële punten aansnijden waar niet over gestemd kon worden tijdens de plenaire vergadering.

Het eerste betreft de visie op kleine ondernemingen. Het is volkomen vanzelfsprekend dat we kunnen toewerken naar zowel meer zekerheid voor werknemers als meer flexibiliteit en toch eenvoudigere regelgeving voor kleine ondernemingen kunnen hebben. In dit verslag heeft men hier totaal geen rekening mee gehouden hetgeen ik jammer vind.

Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, is de Scandinavische zienswijze of, zoals het in het verslag geformuleerd wordt, de Scandinavische situatie. Er bestaan grote verschillen tussen de Scandinavische landen. De vorige Zweedse, sociaaldemocratische regering deed niet genoeg aan flexibiliteit of zekerheid hetgeen ertoe geleid heeft dat wij een radicaal andere situatie hebben dan in Denemarken. Dat betreft vooral de jongerenwerkeloosheid die drie keer hoger is in Zweden dan in Denemarken.

Het laatste punt dat ik wil behandelen is de visie op de positie van vrouwen in het leven en het beroepsleven, waar het verslag blijk geeft van een ongelooflijk ouderwetse kijk op de gelijkheid van vrouwen en mannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Europa is pas een sociaal Europa als het erin slaagt om in een eengemaakte markt met vrij verkeer een stelsel van minimale sociale normen te doen gelden voor elk type werknemer. Het Groenboek van de Commissie over de modernisering van het arbeidsrecht doelt daar reeds op. Het verslag van Protasiewicz wil dat bij elke hervorming van het arbeidsrecht rekening wordt gehouden met principes als gendergelijkheid en niet-discriminatie, waardig werk, de bescherming van álle werknemers (ongeacht het type contract) en de noodzakelijke rol van de sociale partners en andere representatieve organisaties uit het maatschappelijk middenveld bij de totstandkoming van arbeidswetgeving.

Een verbeterd arbeidsrecht is in staat zich aan veranderingen aan te passen, werknemers te beschermen en de onzekerheid te beperken. Wil het arbeidsrecht de uitdagingen van de 21ste eeuw aankunnen, dan is er tevens nood aan sterke instrumenten die de groeiende informele economie en de uitbuiting aan banden leggen. Het verslag dringt ook aan op meer convergentie tussen de lidstaten, zodat de rechtszekerheid toeneemt, bijvoorbeeld inzake grensarbeid.

Ik zal het verslag steunen, al mis ik een verwijzing naar gelijk loon voor gelijk werk en ontbreekt het sommige paragrafen aan kracht, bijvoorbeeld inzake werktijden, opleiding (toegang tot in plaats van recht op) en het verband tussen arbeidsrecht en levenslang leren en onderwijs.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. – (PL) Nadat de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken wijzigingen had aangebracht, die door het Europees Parlement niet zijn verworpen, neigt het verslag in de richting van te strakke regels voor het arbeidsrecht die het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen bemoeilijken en een groot aantal mensen veroordelen tot werkloosheid.

Het zorgt er ook voor dat deze slechte ervaringen zich verspreiden naar de landen waar een scherpere concurrentie op de arbeidsmarkt heerst.

Daarom kon ik het verslag niet steunen tijdens de plenaire stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het verslag is het product van het zoveelste politieke compromis dat de inmiddels alombekende alliantie van de politieke vertegenwoordigers van de Europese plutocratie - Christen-democraten (PPE-DE), sociaal-democraten en liberalen - heeft gesloten, en volgt een door en door reactionair en arbeidsvijandig spoor. Het verslag:

is van mening dat de reactionaire hervormingen van het arbeidsrecht noodzakelijk zijn om bij te kunnen dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Strategie van Lissabon;

verkondigt dat zekerheid gedurende het beroepsleven belangrijker is dan de bescherming van de werkgelegenheid;

aanvaardt en erkent dat het noodzakelijk is de arbeidstijd soepel te regelen om tegemoet te kunnen komen aan de ‘behoeften van werknemers en werkgevers’;

huldigt de opvatting dat er een klassensamenwerking is van de ‘sociale partners’, in naam van de verbetering van het concurrentievermogen van de ondernemingen;

streeft ernaar om de collectieve arbeidsovereenkomsten, die een instrument zijn voor de bescherming van de belangen van de arbeidersklasse, om te zetten in een instrument voor de bevordering van sociaal partnerschap.

Het verslag geeft steun aan de redenering die ten grondslag ligt aan de zogenaamde flexizekerheid, en aan de fundamentele opvattingen en oogmerken van het Groenboek.

De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag gestemd en veroordeelt de gevaarlijke poging die de politieke spreekbuizen van de monopolies ondernemen en die gericht is tegen de arbeidersklasse en meer algemeen tegen de werknemers.

 
  
  

- Ontwerpresolutie (B6-0266/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de verwezenlijking van de Europese Unie betekent verwezenlijking van economische samenwerking en daaruit vloeit vrij verkeer van werknemers voort, dat in toenemende mate werkelijkheid wordt. De terbeschikkingstellingsrichtlijn waar het hier om gaat, is daarbij het nodige instrument om enerzijds loondumping en anderzijds concurrentievervalsing tegen te gaan. Toen de Commissie de omzetting van deze richtlijn echter ging toetsen, kwamen er problemen bij de controle op de richtlijn in de lidstaten aan het licht. De richtlijn is alleen goed en in orde, als de nodige controle-instrumenten op lidstaatniveau ook echt werken en er sancties zijn voorzien.

Mocht de Commissie als gevolg van deze monitoring de controles verminderen of vereenvoudigen, dan zou dat ongetwijfeld de verkeerde aanpak zijn die afgewezen moet worden. Ik roep de Commissie op door middel van die controles te garanderen dat nationale cao’s en loonregelingen niet ondermijnd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de terbeschikkingstelling van werknemers in het kader van de dienstverlening gestemd.

Het is mijn overtuiging dat een volledige uitvoering van Richtlijn 96/71/EG van cruciaal belang is om te komen tot een juist evenwicht tussen vrije dienstverlening en bescherming van werknemers, met name tegen sociale dumping.

Ik denk dat het nuttig zou zijn als in de lidstaten waar de richtlijn door middel van collectieve overeenkomsten wordt toegepast, de sociale partners rechtstreeks toegang krijgen tot informatie over bedrijven die werknemers stationeren, zodat goede controles mogelijk worden.

Ten slotte doe ik een oproep aan de lidstaten om na te denken over een toekomstige herziening van hun wetgeving met betrekking tot definities en middelen, om de zogeheten brievenbusbedrijven en "schijn"-zelfstandigheid te kunnen bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Gezien het toenemend aantal gevallen van uitbuiting van werknemers, met name tijdelijke werknemers, in verschillende EU-landen is het teleurstellend dat het Parlement geen duidelijk signaal heeft afgegeven aan de Commissie, die momenteel niet eist dat hier een eind aan gemaakt wordt, noch onomwonden eist dat de minimale basisnormen voor werknemersbescherming en de arbeidsvoorwaarden van gestationeerde werknemers worden nageleefd.

Op sommige punten gaat de aangenomen tekst minder ver dan de tekst die we onlangs hebben aangenomen – het verslag-Schröder – over het stationeren van werknemers. Daarom stemmen we tegen deze tekst.

We zijn zeer teleurgesteld dat onze voorstellen zijn verworpen, met name de volgende: de stationerende onderneming moet beschikken over een wettelijke vertegenwoordiger in het gastland; op de werkplek moeten de noodzakelijke documenten beschikbaar worden gehouden; in geval van onrechtmatige handelingen moet een onderzoek worden ingesteld om de aansprakelijkheid vast te stellen; de werving van werknemers onder valse voorwendselen moet worden tegengegaan.

We veroordelen krachtig het feit dat de mededeling van de Commissie niet evenwichtig is voor zover maatregelen voor werknemersbescherming daarin buiten proporties worden geacht, zonder dat dezelfde kwalificatie wordt toegekend aan, of zonder dat er zelfs maar onderzoek wordt gedaan naar, de ontoereikende implementatie van de richtlijn als gevolg van het tekortschietende toezicht in bepaalde lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. – (EN) Daar waar deze naar behoren ten uitvoer is gelegd heeft de richtlijn inzake de terbeschikkingstelling van werknemers gestationeerde werknemers een zekere mate van bescherming geboden, maar uit rapporten van de Commissie blijkt dat de richtlijn in veel gevallen niet goed is nageleefd en dat werknemers niet de bescherming van de richtlijn genoten waar ze recht op hebben. Dit heeft geleid tot sociale dumping en een neerwaartse spiraal. In dit verband moeten lidstaten de mogelijkheid hebben de dienstverlener om een voorafgaande verklaring te vragen aan de hand waarvan ze naleving van de arbeidsvoorwaarden kunnen controleren.

 
  
MPphoto
 
 

  José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik steun de ontwerpresolutie, omdat ik het ermee eens ben dat de werknemersmobiliteit in de Europese Unie bevorderd moet worden. Een grotere mobiliteit zal een prikkel toedienen aan de interne markt, wat op zijn beurt weer zal leiden tot een hogere economische groei en meer banen.

De interne markt van de EU heeft nog steeds een groot ontwikkelingspotentieel op een aantal terreinen, met name dat van het vrij verkeer van werknemers. Gezien de zeer uiteenlopende sociale en economische situatie in de diverse lidstaten ben ik ervan overtuigd dat het mogelijk noch wenselijk is de arbeidsmarktwetgeving te harmoniseren.

Ik vind echter wel dat in de hele Unie geprobeerd moet worden om tot een eensluidende definitie te komen van de status van 'werknemer' en 'zelfstandige'. Ook moeten de verschillende reeds bestaande Europese richtlijnen naar behoren worden toegepast, met name voor wat betreft het stationeren van werknemers.

Het is vooral van belang om de coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te verbeteren op basis van transparante criteria.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en de mededelingen van de Europese Commissie (COM(2006)0159 van 04.04.2006 en COM(2007)0304 van 13.06.2007) zijn instrumenten in het kader van het arbeidsvijandige beleid van de EU en de regeringen van de lidstaten. Deze worden door de monopolies gebruikt om de collectieve arbeidsovereenkomsten en meer in het algemeen de loon- en sociale rechten van de werknemers te ondermijnen, teneinde de winsten van het kapitaal zover mogelijk omhoog te drijven.

Wij zijn van mening dat de voorstellen uit de resolutie over de terbeschikkingstelling van werknemers niet in staat zijn dit volksvijandige beleid te beteugelen. Integendeel, de monopolies zullen ze gebruiken om de praktijk van ‘ongelijke beloning voor gelijk werk’ verder uit te breiden via de terbeschikkingstelling van werknemers. Daarom hebben de Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland tegen de resolutie inzake de terbeschikkingstelling van werknemers gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.

 

9. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
  

(De vergadering wordt om 14.25 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: HANS-GERT POETTERING
Voorzitter

 

10. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

11. Eurozone (2007) - Europese Centrale Bank (2006) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

het verslag (A6-0264/2007) van Dariusz Rosati, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het jaarverslag 2007 over de eurozone (2007/2143(INI)) en

het verslag (A6-0266/2007) van Gay Mitchell, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het jaarverslag 2006 van de Europese Centrale Bank(2007/2142(INI)).

Het doet mij zeer veel genoegen de voorzitter van de Eurogroep, de Luxemburgse premier en minister van Financiën Jean-Claude Juncker hier te verwelkomen. Daarnaast verheugt het mij de president van de Europese Centrale Bank, Jean-Claude Trichet, in het Europees Parlement welkom te mogen heten. Verder heet ik commissaris Joaquín Almunia hartelijk welkom.

 
  
MPphoto
 
 

  Dariusz Rosati (PSE), rapporteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het genoegen om het tweede verslag in zijn soort te presenteren dat door het Europees Parlement is opgesteld in reactie op het jaarverslag van de Europese Commissie over de eurozone. Het verslag van de Commissie geeft de economische situatie in de eurozone weer in het jaar 2007.

De resultaten in het verslag geven reden tot tevredenheid. De economische groei in de eurozone steeg tot 2,7 procent, wat het beste resultaat is sinds het jaar 2000. Het werkloosheidspercentage liep terug tot 7,6 procent, het laagste niveau sinds vijftien jaar. Tegelijkertijd vormt de eurozone een steeds stabielere kern in de globale economie.

Ondanks dit over het algemeen gunstige beeld van de algehele situatie van de eurozone zijn er enkele minder gunstige ontwikkelingen waar te nemen. We besteden daar aandacht aan in ons verslag. Ten eerste is het tempo van de fiscale aanpassingen te traag, met name in de landen die nog steeds kampen met een hoog begrotingstekort. Ik wil in herinnering brengen dat het Stabiliteits- en Groeipact de lidstaten verplicht om op middellange termijn de doelstelling te bereiken van een begroting die ten minste in evenwicht is. Daarvoor is het belangrijk om een begrotingsoverschot te creëren in conjunctureel gunstige tijden, zodat er financiële reserves opgebouwd worden voor tijden van recessie. In deze context beoordelen we de houding van sommige lidstaten kritisch, omdat ze de huidige periode van hoge economische groei niet benutten om de noodzakelijke bezuinigingen op de openbare uitgaven te bewerkstelligen.

Ten tweede wijst het Parlement op het feit dat ondanks de goede gemiddelde scores van de eurozone als geheel, er essentiële verschillen in de economische situatie van de afzonderlijke lidstaten zijn. Verontrustend is vooral de afname van het globale concurrentievermogen van de economieën van sommige landen, meestal doordat de salarissen sneller stijgen dan de arbeidsproductiviteit.

Ten derde roepen we op de noodzakelijke structurele hervormingen volgens de richtsnoeren van de vernieuwde Lissabon-strategie voort te zetten. Men dient de verwijdering van de resterende belemmeringen op de goederen- en dienstenmarkten te bespoedigen en de bevordering van de integratie van de financiële en arbeidsmarkten, die essentieel zijn voor het goed functioneren van de eurozone, voort te zetten. We wijzen in het bijzonder op een snelle tenuitvoerlegging van de Dienstenrichtlijn, die zal bijdragen aan een snellere stijging van de arbeidsproductiviteit en een daling van de inflatie in de dienstensector. Dit is van essentieel belang, omdat de dienstensector ongeveer 70 procent uitmaakt van het BBP van de eurozone.

Ten vierde onderstreept het Parlement dat het belangrijk is om de eurozone uit te breiden teneinde de economische en monetaire unie en de gemeenschappelijke munt te versterken. Wij zijn ingenomen met het besluit tot uitbreiding van de eurozone met Cyprus en Malta en we hopen dat ook de overige lidstaten in de nabije toekomst zullen toetreden. We wijzen erop dat er sprake moet zijn van doorzichtigheid en uniforme criteria bij de beoordeling van de mate waarin landen gereed zijn voor toetreding tot de eurozone. Het economische nut en de politieke betekenis van deze criteria dienen geen twijfels op te roepen.

In deze context roepen wij de Commissie en de Raad op een serieus debat te beginnen over de criteria voor nominale convergentie.

Ten slotte wil ik het belang van goede governance en een betere afstemming van het beleid in de eurozone onderstrepen. Dat is noodzakelijk als we de mogelijkheden die de gemeenschappelijke munt ons biedt, ten volle willen benutten. Ik ben verheugd over het feit dat de Eurogroep in april 2007 oriëntaties heeft aangenomen voor het begrotingsbeleid in de lidstaten van de eurozone. We verwachten dat de uitvoering op dit punt van zeer nabij zal worden gevolgd. Bij deze gelegenheid wil ik premier Juncker verzekeren dat hij in deze kwestie de volledige steun van het Parlement heeft.

Graag zou ik ook commissaris Almunia willen feliciteren met de opstelling van het tweede verslag van de Commissie over de economische situatie in de eurozone en ik hoop dat ook de verslagen van de komende jaren goed nieuws zullen brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gay Mitchell (PPE-DE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat dit verslag gezamenlijk met het verslag over de eurozone wordt besproken. Ik zou daaraan willen toevoegen dat het verslag dat ik presenteer unaniem is aangenomen door de Commissie economische en monetaire zaken.

Laten we beginnen met de economische situatie: in 2006 werd het economische herstel van de eurozone een zichzelf onderhoudend proces met de binnenlandse vraag als voornaamste drijvende kracht. Twee miljoen banen werden gecreëerd in 2006 en de werkloosheid daalde van 8,4 procent tot 7,6 procent. Tegen de achtergrond van dit herstel wil ik graag de hoofdpunten van het verslag benadrukken. In het licht van het recente herstel moet een verdere verhoging van de rentetarieven met de nodige voorzichtigheid gebeuren om de economische groei niet in gevaar te brengen. Het is cruciaal dat de lonen gelijke tred houden met de ontwikkeling van de productiviteit teneinde het concurrentievermogen van de lidstaten te behouden en het creëren van banen mogelijk te maken in een non-inflationaire omgeving. Begrotingsconsolidatie is cruciaal en des te noodzakelijker in voorspoedige tijden, teneinde groei op lange termijn mogelijk te maken.

Het verslag stelt vast dat kleine economieën op het gebied van groei beter hebben gepresteerd dan grote economieën sinds de invoering van de eurozone, waarbij met name Ierland, Finland, Griekenland, Luxemburg en Spanje een hogere gemiddelde groei hebben bereikt dan het gemiddelde van de eurozone, en we zijn van mening dat lessen kunnen worden geleerd van dergelijke ontwikkelingen. Het verslag toont zich bezorgd over de voortdurende waardevermeerdering van de euro ten opzichte van de meeste Europese munteenheden. Op grond van artikel 111 van het Verdrag is de Raad verantwoordelijk voor het wisselkoersbeleid, zonder dat evenwel nader wordt aangegeven op welke wijze aan deze bevoegdheid inhoud dient te worden gegeven.

Het verslag verzoekt de Eurogroep, de Raad en de ECB hun respectieve bevoegdheid ten volle uit te oefenen en te coördineren. Ook verzoekt het verslag het ECB met aandacht toe te zien op de ontwikkeling van het gebruik van de euro als reservevaluta voor centrale banken en om, in het kader van haar jaarverslag over de internationale rol van de euro, aan te geven om welke hoeveelheden het gaat en de gevolgen daarvan, met name op het gebied van de wisselkoersen, te analyseren. Het zal de heer Trichet niet ontgaan zijn dat telkens wanneer hij in de afgelopen twee jaar voor de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement verscheen, ik de kwestie van onroerendgoedprijzen met hem heb aangekaart. Dit blijft een punt van zorg voor mij. Het verslag verzoekt de ECB dan ook deze ontwikkelingen goed in het oog te houden, aangezien deze mogelijk gevolgen hebben voor de reële economie. Het verslag verzoekt de ECB mogelijke aanpakken met de daaraan verbonden voordelen te presenteren, zoals het opnemen van onroerend goed in de geharmoniseerde index van consumentenprijzen of het ontwikkelen van een specifiek soort indicator, of specifieke maatregelen voor te stellen die op nationaal niveau genomen kunnen worden, met het oog op de verschillen die tussen de nationale markten bestaan.

Ik zal later ingaan op de Fed-formule. Wellicht is het tijd om een ECB-formule te ontwikkelen als hulpmiddel om de waarschijnlijke gevolgen van renteverhogingen op onroerendgoedprijzen te voorspellen. Mijn verslag gaat verder in op de kwestie van sub-prime lending en stelt dat lessen kunnen worden geleerd binnen de EU van de potentiële problemen die sub-prime lending oplevert voor de Amerikaanse economie.

Ik zou graag kort willen stilstaan bij een uiterst zorgwekkende kwestie voor Ierland, maar die mogelijk ook van belang is voor andere leden van de eurozone. Vorig jaar voorspelde makelaarskantoor Hook and McDonald dat de huizenprijzen in Ierland met 9 procent zouden stijgen; Sherry Fitzgerald hield het op 8 à 10 procent en Friends First en IIB op 7 procent, terwijl Allied Irish Banks uitging van een stijging tussen 3 en 6 procent. Uit de recente Irish Permanent tsb/ESRI-index blijkt nu dat de huizenprijzen in Ierland tussen januari en mei 2007 met 2,1 procent zijn gedaald en een verdere daling ligt in de lijn der verwachtingen. Dit jaar zal sub-prime lending – dat wil zeggen lenen aan armere mensen, mensen met onregelmatige inkomsten of moeilijke historie met het afbetalen van leningen – naar verwachting toenemen tot 4 miljard euro in Ierland. Als de gemiddelde lening tussen 200 000 en 400 000 euro bedroeg, dan zijn er alleen al in Ierland 10 000 à 20 000 van dergelijke leningen. Sub-prime leningverstrekkers zijn een vrij nieuw fenomeen op de Ierse markt en vragen over het algemeen tweemaal de gangbare hypotheekrente om leningverstrekkers te ‘compenseren’ – zoals ze het zelf uitdrukken – voor hogere risico’s. In één geval heeft een hypotheekbank die sinds 2005 actief is in Ierland al dertig huizen weer in bezit genomen.

Ook in Groot-Brittannië begint men vraagtekens te zetten bij sub-prime lending. Al enige tijd is bekend dat er een Fed-formule bestaat in de Verenigde Staten. De door de Amerikaanse Federal Reserve bedachte Fed-formule laat volgens een van haar voormalige economen zien dat doorgaans, wanneer huizenprijzen meerdere jaren achtereen opgedreven zijn door lage rentetarieven, zodra deze rente stijgt de prijzen ruwweg achttien maanden tot twee jaar later gaan dalen. Ik denk dat de ECB deze formule ook moet hanteren en een ECB-formule moet ontwikkelen, omdat we het momenteel aan mensen uit de bedrijfstak overlaten om de prognoses op te stellen, en dat zijn juist degenen – waaronder de financiële instellingen – die er het meest baat bij hebben.

Het verslag dringt er bij de Commissie op aan de kwaliteit van het toezicht op offshore-locaties en hedge funds te beoordelen. Het herhaalt eerder geformuleerde verzoeken over democratische controle en de noodzaak om beknopte verslagen van de vergaderingen te publiceren. Het vestigt de aandacht op het feit dat de rentetarieven op voorschotten in rekening-courant uiteenlopen van 7 procent tot 13,5 procent en vraagt de ECB dit verder te onderzoeken.

Tot slot stelt het verslag dat het aantal bankbiljetten in omloop eind vorig jaar 11,3 miljard bedroeg, met een waarde van 628,2 miljard euro, maar dat het bezorgd is over de toename van het aantal bankbiljetten van 50, 100 en 500 euro. Bankbiljetten van 500 euro zijn alleen al met 13,2 procent toegenomen. Mijn verslag, en daarin wordt het gesteund door de Commissie economische en monetaire zaken, wijst op mogelijke criminele activiteiten bij het gebruik van dergelijke grote coupures en stelt dat dit verder onderzoek door de ECB vereist. Ik hoop dat de heer Trichet in staat zal zijn te reageren op dit verslag en met name – niet vandaag maar misschien over enige tijd – zich te buigen over mijn suggestie over een ECB-formule als tegenhanger van de Fed-formule zodat we beschikken over een heuse en accurate indicator voor het waarschijnlijke effect van renteverhogingen op huizenprijzen in de lidstaten van de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Eurogroep. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de president van de Centrale Bank, mevrouw de voorzitter van de commissie, dames en heren rapporteurs, dames en heren.

Wij hebben in Europa het inhoudelijke debat vervangen door een reeks simpele gesprekken. Men nodigt ons uit op de plenaire vergadering van het Parlement – dat ik amper zie – en dan merk ik dat er gesproken wordt over de dagelijkse levensomstandigheden van de Europeanen. Gelukkig komt dat wel de geloofwaardigheid van onze instellingen ten goede.

De Europese kranten, vooral de kranten van deze week, berichten ons over de besprekingen die tijdens een recente eurogroep zouden zijn gevoerd met een gast die wij ’s avonds in ons midden mochten hebben. In de opiniepagina’s van de kranten worden die lange besprekingen samengevat in amper vijfentwintig regels, en dan beklagen wij ons erover dat de Europeanen slecht op de hoogte zijn van de Europese realiteit. Nu, dat geloof ik.

Aan de andere kant constateer ik tot mijn genoegen dat er maar heel weinig verschil zit tussen de kern van het verslag van onze vriend Rosati en het gemeenschappelijk overleg dat wij in onze eurogroep hebben gevoerd. Er zijn slechts een paar nuanceverschillen. Wij constateren beiden dat de groei in Europa weer in de lift zit, dat deze een groter gebied beslaat en langer aanhoudt. Het draait allemaal om de vraag of wij over een paar maanden al dan niet kunnen constateren op basis van dit langere herstel, van deze sterkere groei in Europa, of het groeipotentieel van de Europese Unie en met name van de eurozone uiteindelijk een bovenwaartse ontwikkeling te zien geeft. Wij zijn het erover eens dat de onderbezettingsgraad en de werkloosheid momenteel dalen. Wij hebben het laagste werkloosheidspercentage sinds heel lang. Dat is een feit. Maar wij moeten wel een vermanend woord richten tot de Europese Unie, die zo graag een modelfunctie voor de wereld wil vervullen maar met een structurele werkloosheid van meer dan 7 procent kampt: de Unie heeft geen enkele reden om het applaus van anderen te verwachten of zichzelf op de borst te kloppen, want het werkloosheidsprobleem in ons continent is bepaald niet van de baan.

De tekorten dalen. Wij hebben in de periode 2005-2006 een duidelijk herstel gezien van de situatie van de Europese overheidsfinanciën. Dat geldt vooral voor het overheidstekort: van 2,5 in 2005 is dat gedaald tot 1,6 in 2006. Daarmee wordt duidelijk bewezen dat het correctiemechanisme van het Groei- en Stabiliteitspact zijn sporen heeft verdiend, dit ondanks allerlei waarschuwingen die ons naar het hoofd zijn geslingerd toen wij dat pact wijzigden.

Wat betreft de preventieve arm van het pact, wij hebben er grote moeite mee om dezelfde successen in de wacht te slepen die wij mochten boeken met de sanering van de overheidsfinanciën in het correctiemechanisme. Wij leden van de eurogroep – momenteel zijn wij met zijn dertienen, maar vanaf 1 januari zullen wij met zijn vijftienen zijn – blijven afhangen van een efficiënte beleidsvoering: alleen daarmee kan de preventieve arm van het pact echt zoden aan de dijk zetten.

Als de economie goed gaat, als de groeicijfers veel reden tot voldoening geven, als de economische groei weer kleur krijgt, is het duidelijk dat de tijden die wij in ons “Franglais” good times noemen, uitgebuit moeten worden om onze structurele overheidstekorten terug te dringen. Vandaar dat wij zo’n groot belang toekennen aan een snelle realisering van de doelstelling op middellange termijn; dit betekent dat sommige lidstaten van de eurozone hun inspanningen moeten verdubbelen om op tijd hun streefcijfer op de middellange termijn te realiseren.

Het zal u in dit verband niet ontgaan zijn dat de informele eurogroep die op 20 april in Berlijn is bijeengekomen, een bindend besluit heeft genomen. Wij hebben namelijk afgesproken dat alle lidstaten in 2008 of 2009 het streefcijfer op de middellange termijn moeten halen. Sommige landen hebben uitstel tot 2010 gekregen, zonder dat overigens gespecificeerd is om wie het gaat. Maar er is hoe dan ook nooit sprake van geweest dat een land pas in 2012 dat streefcijfer hoeft te halen. Uiteraard was dat het voornaamste gesprekspunt toen wij onlangs, aan het begin van deze week, een ontmoeting met de Franse president hadden. Hij was gekomen - en daar zijn wij verheugd over - om ons, leden van de eurogroep, de nieuwe lijnen en assen van het Franse economisch en begrotingsbeleid toe te lichten. Wij zijn vol lof over de reeks hervormingen die is ingezet, want dit zijn structurele hervormingen waar de Franse regering en de president sterke voorstanders van zijn. Maar wij zeggen wel duidelijk wat wij verwachten en eisen van Frankrijk: net als de andere leden van de eurozone moet het land zich melden voor de tussentijdse beoordeling die op 1 januari 2010 plaats zal vinden. Deze opmerking slaat op Frankrijk, maar kan ook gemakkelijk toegepast worden op meer zuidelijke landen en - om het oecumenisch te houden - op alle lidstaten van de eurozone. In ieder geval hebben wij de nodige verzekeringen gekregen: wat betreft de verlaging van het overheidstekort in 2008 ten opzichte van 2007; wat betreft het principe - dat de Franse autoriteiten hebben geaccepteerd - van de bestemming van alle extra inkomsten in verhouding tot de begrotingsprognoses, voor zover dat conjuncturele inkomsten zijn; en wat betreft de terugdringing van het overheidstekort en de schuldenlast.

Aangezien dit een onderwerp is dat door de pers ter sprake wordt gebracht, zowel in Frankrijk als aan de andere kant van de Rijn, in Duitsland – wij zitten nu eenmaal in Straatsburg – zeggen wij hier dat geen enkel land afgelopen maandag in het kader van de eurogroep geprobeerd heeft om, in welke werktaal van de Europese Unie dan ook, de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank ter discussie te stellen. Overigens, als iemand zich dat zou permitteren, zou het nog niet lukken om met behulp van een paar prachtige volzinnen een weinig aanbevelingswaardig denkbeeld te formuleren, want er is ook nog de plicht om de Verdragen te respecteren. Wij wilden destijds een onafhankelijke Centrale Bank, wij hebben nu een onafhankelijke Centrale Bank en natuurlijk blijft deze bank een onafhankelijke centrale monetaire autoriteit.

(Applaus)

De sterke euro is ook zo’n onderwerp dat veel stof doet opwaaien. Maar wij geloven niet dat de ministers van de eurogroep in de huidige omstandigheden of vandaag zelfs zullen beweren dat de sterke euro de economische groei van de eurozone in gevaar brengt. De lidstaten die zich onprettig voelen omdat de Europese munt zo krachtig staat tegenover het buitenland – een weerspiegeling van de vitaliteit van het economisch herstel in Europa – moeten juist op binnenlands vlak ingrijpen om hun eigen economisch stelsel, dus hun subsysteem binnen de eurozone, concurrentiebestendiger te maken. En dat kan als elk land de noodzakelijke structurele hervormingen doorvoert.

Ik sta open voor hetgeen uw rapporteur in zijn schriftelijk verslag betoogt over de ontsporing van bepaalde elementen van het loonbeleid. Een groot aantal topmannen van het bedrijfsleven spelen zich premies toe die absoluut niet overeenkomen met de herhaaldelijke oproepen, zowel van de Centrale Bank als van de eurogroep, tot een goed uitgekiende loonmatiging, dat wil zeggen een loonmatiging die het tempo van de productiviteitsverbetering volgt. Men hoeft er niet van op te kijken dat de Europese werknemers geen begrip meer kunnen opbrengen voor een Europa waar sommigen fortuinen verdienen zonder te werken - en wat voor arbeidsvolume komt daarvoor kijken! - en waar anderen erin moeten berusten dat wij hen achter de vodden zitten om toch vooral de lonen te matigen. (Applaus) Dat is een economische en sociale onrechtvaardigheid die steeds meer schering en inslag wordt. Daar moeten wij tegen reageren.

Ik ben het eens met uw rapporteur als hij zegt dat de externe vertegenwoordiging van de economische zone solider moet worden en bijeengenomen, maar ik kan niet zeggen dat ik zijn aspiraties volg wanneer hij pleit voor één enkele vertegenwoordiging van de eurozone op internationaal vlak.

Ondanks zijn kwaliteiten zal Jean-Claude Trichet er niet in slagen mij weg te werken van de Europese scène. Ik ben er en ik blijf er. En ikzelf koester geen enkele ambitie, ik voel geen enkele neiging om de andere Jean-Claude zo ver te krijgen dat hij de biezen pakt. Wie van ons tweeën zou voorts op het idee moeten komen om de Commissie uit de externe vertegenwoordiging van de eurozone te zetten? Er kan best één externe vertegenwoordiging van de eurozone zijn, ook al zijn wij met zijn drieën, mits de drie partijen die het externe deel van de eurozone vertegenwoordigen, het met elkaar kunnen vinden. En dat is zo. Niemand ter wereld kan ontkennen dat wij over de hoofdlijnen van het monetair beleid - of dat beleid nu intern of extern is - exact dezelfde ideeën en overtuigingen hebben.

Mijnheer de Voorzitter, ik heb mijn toespraak tot de essentie beperkt, aangezien uw Reglement ons daartoe noopt. Ik vind dit Reglement wel heel streng, omdat er toch wel enige stijlfiguren nodig zijn om de hoofdproblemen en - zoals het Parlement dikwijls zegt - de dagelijkse problemen van de Europeanen te bespreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Trichet, president van de Europese Centrale Bank. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb de eer u vandaag het jaarverslag van de Europese Centrale Bank over het jaar 2006 te presenteren. Dit is een belangrijk instrument om verantwoording af te leggen aan de burgers van Europa en hun volksvertegenwoordigers, het Parlement, over het monetair beleid en over de activiteiten die wij hebben ontplooid in de beleidssectoren die onder onze bevoegdheid vallen.

(DE) Ik zal u eerst een kort overzicht geven van de economische en monetaire ontwikkelingen in 2006 en de monetaire maatregelen van de ECB toelichten. Daarna wil ik een paar opmerkingen maken over de stabiliteit van de financiële markten en over het onderwerp betaalsystemen.

(EN) Ik zal beginnen met de economische en monetaire kwesties. In 2006 bleef het monetaire beleid van de ECB een anker vormen voor de middellange- tot langetermijninflatieverwachtingen op niveaus die globaal in overeenstemming waren met prijsstabiliteit. Dit was het gevolg van de geloofwaardigheid van de ECB bij het voeren van haar monetaire beleid. Zoals zeer goed verwoord is door de rapporteur kende de economie van de eurozone in 2006 de sterkste groei sinds 2000. Ondanks de impact van hoge en schommelende olieprijzen steeg het reële bbp met 2,9 procent, vergeleken met 1,5 procent in 2005. Het economische herstel werd in de loop van 2006 geleidelijk breder, en de economische expansie werd steeds autonomer van aard, met de binnenlandse vraag als voornaamste drijvende kracht. De laatste statistische gegevens zijn in grote lijnen positief gebleven, hetgeen erop wijst dat de economische bedrijvigheid in het tweede kwartaal van 2007 robuust bleef groeien. De middellange vooruitzichten voor de economische bedrijvigheid blijven gunstig en alles wijst erop dat de economie van de eurozone zal blijven groeien.

Wat prijsontwikkelingen betreft, bedroeg de gemiddelde HICP-inflatie in 2006 op jaarbasis 2,2 procent, onveranderd vergeleken met het voorafgaande jaar. Dit lag boven het streven van de ECB naar een inflatiecijfer op de middellange termijn van minder dan maar nabij 2 procent. Hoewel deze uitkomst grotendeels toe te schrijven valt aan de stijgende olie- en grondstoffenprijzen en de inflatie in de eerste helft van 2007 net iets minder dan 2 procent bedroeg, is zelfgenoegzaamheid niet op zijn plaats.

De risico’s voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn blijven van opwaartse aard. Aangezien de bezettingsgraad in de economie van de eurozone hoog is en arbeidsmarkten geleidelijk verbeteren, ontstaan knelpunten die met name zouden kunnen leiden tot sterker dan verwachte loonontwikkelingen. Daarnaast neemt de pricing power in marktsegmenten met weinig concurrentie in een dergelijke omgeving mogelijk toe. Onze beoordeling dat opwaartse risico’s voor prijsstabiliteit de overhand houden werd gedurende de periode die loopt van begin 2006 tot medio 2007 bevestigd na toetsing aan de monetaire analyse. De uitgesproken dynamiek van de groei van de geldhoeveelheid en kredietverlening in 2006 en 2007 was een weerspiegeling van de hardnekkige opwaartse tendens in het onderliggende tempo van monetaire expansie, hetgeen verder bijdraagt aan de liquiditeitsophoping.

Om het hoofd te bieden aan de in de economische en monetaire analyses van de ECB gesignaleerde opwaartse risico’s voor de prijsstabiliteit heeft de Raad van Bestuur zoals u weet de monetaire-beleidskoers vanaf eind 2005 geleidelijk aangepast in acht stappen. Zoals ik vorige week donderdag zei toen ik de beoordeling van de Raad van Bestuur toelichtte, ook na de aanpassing van de basisrentetarieven blijft het monetair beleid van de ECB accommoderend, met gunstige financieringsvoorwaarden, sterke monetaire groei en groei van de kredietverlening, en een ruime liquiditeitssituatie in de eurozone. Resolute en tijdige actie blijft geboden teneinde prijsstabiliteit op de middellange termijn te waarborgen. De Raad van Bestuur zal nauwlettend blijven toezien op alle ontwikkelingen om ervoor te zorgen dat risico’s op de middellange termijn uitblijven.

Wat betreft begrotingsbeleid deelt de ECB het in de ontwerpresolutie geformuleerde standpunt dat begrotingsconsolidatie cruciaal is en des te noodzakelijker in voorspoedige tijden, teneinde groei op lange termijn mogelijk te maken. Voor de Raad van Bestuur, zoals goed werd verwoord door zowel de rapporteur als de voorzitter van de Eurogroep, is het van belang dat alle regeringen de bepalingen van het Stabiliteits- en Groeipact inzake begrotingsconsolidatie naleven en dat alle betreffende lidstaten de afspraken nakomen die zijn gemaakt tijdens de bijeenkomst van de Eurogroep in Berlijn op 20 april 2007. Zoals overeengekomen in Berlijn zouden de meeste landen van de eurozone, door te profiteren van de conjuncturele opleving, in 2008 en 2009 hun middellange-termijndoelstellingen kunnen verwezenlijken, en allemaal moeten ze streven naar uiterlijk 2010.

Ik moet zeggen dat we ook zeer verheugd zijn over de nadruk die de Raad Ecofin heeft gelegd op maatregelen om de kwaliteit en efficiency van de overheidsfinanciën te verbeteren.

Dan nu structuurbeleid: de door de Commissie economische en monetaire zaken goedgekeurde ontwerpresolutie verwijst meerdere malen naar economische verschillen in de eurozone. Laat ik vooropstellen dat prijsverschillen tussen landen van de eurozone over de hele linie gedaald zijn en momenteel naar historische maatstaven vrij gering zijn. De huidige prijs- en productieverschillen zijn op dit moment vergelijkbaar met die in gebieden of staten binnen de Verenigde Staten, een omvangrijke continentale economie met een orde van grootte, een dimensie, die overeenkomt met onze orde van grootte. Eén munteenheid betekent één monetair beleid en één wisselkoers ten opzichte van andere munteenheden. Het is daarom des te belangrijker ervoor te zorgen dat alle nationale dempingsmechanismen naar behoren functioneren. Opdat economische aanpassingen binnen de eurozone efficiënt en soepel verlopen moeten institutionele barrières weggenomen worden die flexibele loon- en prijsvaststellingsmechanismen in de weg staan en moet de interne markt voltooid worden, waardoor meer grensoverschrijdende concurrentie ontstaat. Weldoordachte structurele hervormingen die ten uitvoer gelegd worden door nationale regeringen zijn namelijk cruciaal om het functioneren van product-, arbeids- en financiële markten te verbeteren en om het concurrentievermogen te bevorderen.

Ook zijn wij van mening dat vrije en onvervalste concurrentie bevorderlijk is voor economische groei en banencreatie op lange termijn en het handhaven van prijsstabiliteit in de eurozone vergemakkelijkt.

Laat ik dan nu iets zeggen over financiële stabiliteit, waarvan ik weet dat het een zeer belangrijke kwestie is voor het Parlement. Wij zijn geneigd de positieve rol die hedge funds spelen te erkennen door bij te dragen aan het bevorderen van de efficiency en liquiditeit van financiële markten. We mogen echter niet vergeten dat hedge funds een risico kunnen vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem. Met het oog hierop verwelkom ik het rapport over instellingen met veel vreemd vermogen, dat in mei 2007 op verzoek van de G8 werd gepubliceerd door het Forum voor Financiële Stabiliteit. Het rapport bevat een aantal aanbevelingen aan het adres van toezichthouders, tegenpartijen van hedge funds en beleggers, en de hedge-fund-sector zelf, die ik volledig onderschrijf. Wat de rol betreft die de sector zelf moet spelen zullen we ons meer dan ooit scharen achter het voorstel om in de hedge-fund-sector beste praktijken in te voeren en dat sectorspecifieke benchmarks hiertoe een geschikt instrument zouden zijn. In dit verband is het recente initiatief van de industrie om een werkgroep te formeren die beste praktijken tegen het licht gaat houden, een uiterst welkome ontwikkeling en ik ben benieuwd naar haar bevindingen.

Mijn afsluitende opmerkingen hebben betrekking op de integratie van betalingssystemen in Europa. Ik ben blij dat het Gemeenschappelijke Eurobetalingsgebied en het Target 2-project goed op weg zijn, en wij zullen binnen het Eurosysteem hieraan ons steentje blijven bijdragen.

Wat T2S betreft, hebben we een beheersmodel opgesteld voor de ontwikkelingsfase dat probeert alle betrokken partijen inspraak te geven door de oprichting van een Beraadsgroep inzake T2S waarin marktspelers goed vertegenwoordigd zijn. In april 2007 hebben we een officiële openbare consultatie gestart over de principes en voorstellen die ten grondslag liggen aan het T2S-project. Uit de eerste tussentijdse beoordeling van deze opmerkingen blijkt dat hun feedback over het algemeen positief is. Uit 67 voorstellen hebben we in totaal 3 200 opmerkingen van 56 instellingen gedistilleerd, en we hebben gemerkt dat 60 procent van deze 3 200 opmerkingen volledige instemming met de voorstellen betuigde, terwijl slechts 6 procent deze voorstellen volledig afkeurde. Alle feedback is gepubliceerd en wordt uiterst nauwgezet in overweging genomen.

Hartelijk dank voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Joaquín Almunia, lid van de Commissie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de president van de Europese Centrale Bank, geachte afgevaardigden, ik denk dat het heel positief is dat we, voor het eerst, dit debat over de situatie van de eurozone - dat het tweede debat is dat we hierover houden, de eerste keer was naar aanleiding van het eerste verslag van de Commissie over de eurozone - en het debat over het verslag over de Europese Centrale Bank tegelijk houden, waardoor we de situatie van de eurozone, de werking van de Economische en Monetaire Unie en de vooruitzichten voor de toekomst in samenhang kunnen beschouwen.

Ik moet zowel de heer Rosati als de heer Mitchell bedanken voor hun uitmuntende verslagen, en de Commissie economische en monetaire zaken voor het werk dat ze heeft verricht in de discussie over de voorstellen die we hier bespreken.

Een goede werking van de eurozone is van vitaal belang voor onze burgers, al moet ik daar meteen bij zeggen dat ik me zorgen maak over het feit dat veel Europese burgers, die elke dag euro’s bij zich hebben en met euro’s betalen, geen blijk geven van een al te grote tevredenheid met de gemeenschappelijke munt, op een moment dat de economie van de eurozone zich duidelijk aan het herstellen is, de economische groei hoger is dan ons potentieel - en ook hoger is dan de groei in de Verenigde Staten - en de eurozone profiteert van een herstel dat, zoals de heer Trichet heeft gezegd, gebaseerd is op de binnenlandse vraag, wat nog maar enkele jaren geleden zeker niet het geval was.

Het herstel gaat gepaard met een zeer bevredigende groei van de investeringen, die een aankondiging is van toekomstige verbeteringen van onze economie, en met een economie die vorig jaar heeft bijgedragen aan de creatie van twee miljoen banen in de landen van de eurozone. En dat alles met een handelsbalans die praktisch in evenwicht is, met een inflatiecijfer dat op dit moment lager is dan 2 procent en met een stabiliteit die de andere economische zones in de wereld graag zelf zouden willen hebben.

Ik denk dat voor ons allemaal geldt, voor de Commissie, uiteraard, maar ook voor de Raad, en in het bijzonder voor de Eurogroep, de Europese Centrale Bank en het Europees Parlement, dat er een verantwoordelijkheid op onze schouders rust om aan onze burgers uit te leggen dat dit Europese project op dit moment, acht jaar na dato, zeer goede resultaten produceert. Ik denk dat dit debat daarvoor moet dienen.

Maar dit debat dient ook om te leren van de ervaring, om vast te stellen welke elementen van de Economische en Monetaire Unie niet functioneren zoals we ons dat acht jaar geleden hadden voorgesteld, en om de aanpassingen door te voeren en de politieke besluiten te nemen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de toekomst beter zal zijn dan het heden, ook al is het heden nog zo positief. Een positief heden dat na de vergadering van de Raad Ecofin van gisteren door meer Europeanen gedeeld zal worden. Gisteren heeft de Raad Ecofin officieel de laatste politieke besluiten genomen die nodig waren om te bevestigen dat de eurozone met ingang van 1 januari 2008 zal worden uitgebreid naar Malta en Cyprus. Op 1 januari van dit jaar is de eurozone uitgebreid naar Slovenië. Volgend jaar zullen er al drie nieuwe lidstaten zijn die ook deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie en met 318 miljoen andere Europeanen de gemeenschappelijke munt delen.

Ik denk dat het een heel positief element is waarover gisteren is gedebatteerd en tot ieders tevredenheid een besluit is genomen, niet alleen tot tevredenheid van de vijftien leden van de eurozone, maar ook van de twaalf landen die nog niet deelnemen aan de gemeenschappelijke munt, en ik denk dat het de moeite waard is om dat op dit moment te benadrukken.

Wat betreft de economische situatie, zal ik hier niet op details ingaan, aangezien zowel de heer Juncker als de heer Trichet dat al hebben gedaan.

Met betrekking tot de toepassing van het Stabiliteits- en groeipact, een onderwerp dat naar mijn mening te maken heeft met die verbeterde economische situatie en met die economische stabiliteit die we in de eurozone hebben, moet ik zeggen, zoals de heer Juncker ook al heeft gezegd, dat de toepassing van het corrigerende deel van het herziene Pact, de toepassing van de buitensporigtekortprocedures, heel positief is. We hebben dit jaar drie buitensporigtekortprocedures ingetrokken met betrekking tot drie leden van de eurozone, waaronder de twee belangrijkste economieën van de zone, Frankrijk en Duitsland, die geen buitensporig tekort meer hebben.

Ook hebben we de buitensporigtekortprocedure tegen Griekenland ingetrokken. Er zijn op dit moment nog twee landen tegen wie een buitensporigtekortprocedure loopt, Italië en Portugal. Als de zaken zich blijven ontwikkelen zoals ze nu doen, zal Italië aan het eind van het jaar zijn buitensporig tekort hebben gecorrigeerd en duidelijk tot onder het niveau van 3 procent hebben teruggebracht, en als de zaken zich blijven ontwikkelen zoals ze nu doen, zal Portugal zo niet dit jaar, dan toch volgend jaar - voor eind 2008, zoals de Raad had gevraagd - het buitensporig tekort hebben gecorrigeerd.

Daarom verloopt de toepassing van dit element van het Pact, dat het meest bekende en het meest aansprekende element van dat Pact is en dat het element is waarvoor de krachtigste instrumenten ter beschikking van de Commissie en de Raad staan, naar tevredenheid in de eurozone.

Het preventieve deel is het deel dat ons nu bezighoudt en zorgen baart. Dat is het deel waarover de Eurogroep maandag, en de Raad Ecofin gisteren heeft gesproken. Dit is de meest actuele en moeilijkste discussie wanneer het economisch goed gaat, want wanneer het economisch goed gaat is het moeilijker, niet in economisch opzicht, maar wel in politiek opzicht, om de openbare financiën te blijven consolideren en de instrumenten toe te blijven passen waarover de Commissie en de Raad beschikken om te helpen bij het realiseren van de correctie van de openbare financiën, voorbij de grenswaarde van 3 procent en in de richting van die middellangetermijndoelstelling van structureel evenwicht. Dit zijn instrumenten die vanuit juridisch oogpunt zwakker zijn en die gebaseerd moeten zijn op politieke consensus, op de druk van gelijken en op de overtuiging dat dit een noodzakelijke voorwaarde is om de groei duurzaam te laten zijn.

We hebben onlangs - deze week - opnieuw gesproken over de situatie van Italië, dat een buitensporig tekort heeft en dat zichzelf de vraag moet stellen, en dat met veel moeite doet, hoe zijn consolidatieproces vordert. We hoeven gelukkig minder over de situatie van Duitsland te praten, want Duitsland heeft zeer veel vooruitgang geboekt bij het consolideren van de begroting. En we zijn begonnen met het bespreken van de situatie van Frankrijk.

Ik ga u, doorgaand op wat de heer Juncker heeft gezegd, mijn mening over het debat van maandag in de Eurogroep geven. Er is een heel positief feit: de Franse president heeft de ministers van Financiën van de eurozone, de president van de Europese Centrale Bank en de voorzitter van de Commissie toegezegd om een heel serieus hervormingsprogramma in gang te zetten waarover hij ons tussen nu en september de details zal verstrekken.

Ik zal een tweede feit noemen dat heel positief is: hij heeft toegezegd dat hij alle meevallers op de begroting zal gebruiken voor het consolideren van de begroting en het terugdringen van de schuld. En tijdens de vergadering van de Eurogroep - en dat is nieuw - heeft hij gezegd: “als ik het tekort in 2010 kan hebben bijgesteld, wil ik het tekort in 2010 hebben bijgesteld”, iets wat niet duidelijk was voor de vergadering van de Eurogroep. Wel klopt het dat hij daaraan toevoegde: “als me dat niet lukt, zal het me in 2012 wel moeten lukken”.

Maar daar hield het afgelopen maandag niet bij op, want een ander element van die vergadering dat ik erg belangrijk vind, is dat het debat over de begrotingsstrategie van Frankrijk, zoals ieder debat over de begrotingsstrategie van welk land dan ook, zal worden gevoerd, zoals dat tot op heden ook het geval is geweest, in het kader van het Stabiliteits- en groeipact. Frankrijk zal een herzien stabiliteitsprogramma indienen dat zal worden geanalyseerd door de Commissie en door de Raad, en de ministers, verenigd in de Raad, in de Eurogroep en ook in de Raad Ecofin, zullen hun mening geven over het programma voor de structurele aanpassing en consolidatie van de begroting dat Frankrijk zal overleggen.

Ik denk dat dit beklemtoond moet worden, want er zijn mensen geweest die datgene wat er in de afgelopen dagen is gebeurd hebben geïnterpreteerd als de tweede dood van het Pact - de tweede omdat sommigen al in 2003 zeiden dat het Pact dood was. Ik denk dat het Pact springlevend is, maar dat het moeilijk is om het op de juiste momenten in de cyclus toe te passen, met name in sommige landen. Daarvoor hebben we de instrumenten van het Pact: om te helpen bij het oplossen van die problemen.

Mijnheer de Voorzitter, ik wil een laatste, korte opmerking maken over het belang dat het nieuwe Verdrag zal hebben, wanneer het van kracht wordt, voor de versterking van de institutionele capaciteit van de Eurogroep, voor de verbetering van het bestuur over de Economische en Monetaire Unie, waar, met betrekking tot zowel het externe aspect als het interne aspect, nog een lange weg te gaan is. Ik hoop dat de Commissie u in het volgende debat een volledige analyse kan presenteren van hoe de Economische en Monetaire Unie functioneert en zou moeten functioneren, ter gelegenheid van de tiende verjaardag van het besluit om de euro in te voeren, in mei 2008.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Schwab, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, op de eerste plaats wil ik de rapporteurs, collega’s Mitchell en Rosati, hartelijk dank voor hun werk. Met het gemeenschappelijk monetair beleid onder auspiciën van de ECB en de euro als gemeenschappelijke munt hebben de lidstaten van de eurozone het hoogst mogelijke integratieniveau bereikt. In tegenstelling tot het gemeenschappelijk monetair beleid is het economisch beleid echter niet gemeenschappelijk en daarom ligt de economische verantwoordelijkheid onverminderd bij de nationale regeringen en parlementen.

Een hoge mate aan duurzame economische convergentie van de landen die aan de monetaire unie deelnemen, is de basisvoorwaarde voor een stabiele en sterke Europese munt. En tegen die achtergrond ben ik zeer blij, mijnheer Juncker en mijnheer Trichet, met de uitspraken die u hier gedaan heeft. De afgelopen weken en begin deze week was er namelijk van alles in de pers te lezen. Dat kon je uiteindelijk samenvatten als: de berg heeft een muis gebaard.

Ik ben ingenomen met uw duidelijke en standvastige uitspraken, maar ik geloof dat er discussie zal blijven over de vraag hoe de euro en de criteria die er bepalend voor zijn, in de toekomst geïnterpreteerd moeten worden. En in die discussie moeten alle betrokkenen zich zeer standvastig opstellen.

Als vertegenwoordiger van de jongere generatie wil ik alle eurolanden met klem verzoeken hun inspanningen voor consolidering en begrotingsdiscipline niet op te geven. Tegen die achtergrond herinner ik aan Montesquieu, die gezegd heeft dat het erom gaat de ‘esprit de la loi’ te betrachten. Het basisverdrag over de economische en monetaire unie moet in acht genomen worden, ook wanneer de regeringen veranderen. Hier komt het erop aan Montesquieus advies, dat zeker niet verkeerd was, voor de volle 100 procent te volgen. Als een lidstaat die in de afgelopen weken behoorlijk wat stof heeft doen opwaaien, namelijk van deze koers af zou wijken, dan zouden andere, noordelijker gelegen lidstaten hem volgen en zouden de gevolgen voor de consolidering en het begrotingsbeleid in de Europese Unie catastrofaal zijn.

Houd daarom uw been stijf, zet uw hakken in het zand, mijnheer Juncker en mijnheer Trichet, en laat u ook in de komende jaren niet van deze weg afbrengen!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Mijnheer Schwab, het is uiteraard bijzonder passend om in dit verband Montesquieu te citeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Benoît Hamon, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik kan de verleiding niet weerstaan om te reageren op wat de heer Juncker en zijn bezoeker van één avond hebben gezegd. Aan de eerste wil ik de raad geven om zich niet te laten manipuleren door die avondgast, vooral als het gaat over de begrotingsgaten die deze momenteel in Frankrijk zit te graven. Tussen haakjes: die tekorten hebben niets te maken met nieuwe investeringen ten bate van het wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en innovatie, zoals de strategie van Lissabon suggereert, maar zijn voornamelijk toe te schrijven aan een belastingvermindering van veertien miljard euro, ten gerieve van het rijkste deel van de Franse bevolking. De meeste economen vragen zich dan ook af wat die zogenaamde positieve gevolgen voor de groei van de Europese Unie zijn. Haakjes sluiten.

Ik zou thans Gay Mitchell willen bedanken voor zijn verslag en het werk dat hij in de Commissie economische en monetaire zaken heeft volbracht. Zijn verslag markeert een belangrijke vooruitgang, met name wat betreft de transparantie van de werkzaamheden en de besluitvorming van de Europese Centrale Bank en op het vlak van democratisering van de benoemingsprocedures. Het verslag maant tevens tot grotere voorzichtigheid met betrekking tot een eventuele voortzetting van de verhoging van de rente, omdat de groei anders in het gedrang kan komen. Ook wordt er opgeroepen tot voorzichtigheid met betrekking tot de hedge funds, om het toezicht en het wettelijk kader te versterken met het oog op de financiële stabiliteit en de transparantie. Ten slotte zijn wij tevreden over de consensus die zich binnen de Commissie economische en monetaire zaken heeft gevormd rondom de noodzaak om massaal te investeren in onderzoek, onderwijs en opleiding.

Ik kom nu terug op de kwestie van de wisselkoersen. Anders dan de fatalistische en passieve houding die wij om ons heen zien, willen wij eraan herinneren dat er instrumenten bestaan om op te treden. Artikel 111 van het Verdrag bepaalt immers, en nu citeer ik: “in afwezigheid van een systeem van wisselkoersen ten opzichte van een of meerdere niet-Gemeenschapsvaluta’s (...), kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid, hetzij op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de ECB, hetzij op aanbeveling van de ECB, algemene oriëntaties voor het wisselkoersbeleid ten opzichte van die munten vaststellen”. Dat vragen wij dan ook aan u, mijnheer Juncker, mijnheer Trichet en mijnheer Almunia: algemene oriëntaties voor het wisselkoersbeleid ten opzichte van de valuta’s van onze voornaamste partners en concurrenten. Dat is beter dan een laissez-faire over de gehele linie en weinig geloofwaardige beweringen over het uitblijven van economische gevolgen van een ruimschoots overgewaardeerde euro.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over een kwestie die nog steeds aanleiding geeft tot grote meningsverschillen tussen de twee zijden van dit Huis: het loonbeleid. Evenals u, mijnheer Juncker, constateren wij dat het aandeel van de lonen in het BBP van de eurozone voortdurend afneemt. Tegelijkertijd zijn de topsalarissen, de gouden handdrukken en andere stock options die de bestuursraden van de grote ondernemingen ontvangen, een ware provocatie voor de Europese werknemers, omdat hun koopkracht steeds verder ondermijnd wordt.

Net zoals u, mijnheer Almunia, vragen wij om een wettelijk vastgesteld minimumloon in ieder van de landen van de Unie, of in ieder geval in de eurozone. Als men de sociale partners aanmoedigt om forse loonsverhogingen te bedingen, zoals de sociale partners van de Duitse metaalindustrie hebben gedaan, komen wij niet alleen dichter bij een betere verdeling van de voordelen van de groei, maar zorgen wij ook voor een bestendiging van die groei via een groter vertrouwen van de huishoudens en verhoging van de consumptie.

 

12. Agenda
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Met het oog op de zware werklast van deze week, en omdat we de stemmingen vandaag niet hebben kunnen afronden, stel ik voor de vergadering van morgen om 9.30 uur te laten beginnen en de stemmingen om 11.30 uur.

(Het Parlement hecht zijn goedkeuring aan dit voorstel)

 

13. Eurozone (2007) - Europese Centrale Bank (2006) (voortzetting van het debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de voortzetting van het debat over het jaarverslag 2007 over de eurozone en het jaarverslag 2006 van de Europese Centrale Bank.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrea Losco, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer Trichet, mijnheer Juncker, dames en heren, het Europees Parlement kan met voldoening stellen dat de eurozone een fundamenteel element van stabiliteit in de globale economie is.

Zoals de rapporteurs, de heer Rosati en de heer Mitchell, al op briljante wijze hebben uiteengezet in dit tweede verslag, kan het Parlement constateren dat de conjunctuur in 2006 ontegenzeggelijk is verbeterd. Dat heeft geleid tot een positieve verandering in de vorm van economische groei, maar vooral is de werkgelegenheid erop vooruitgegaan, met de schepping van maar liefst twee miljoen nieuwe arbeidsplaatsen, zoals al is gezegd. Dit is een positieve trend die de lidstaten van de eurozone hebben kunnen realiseren dankzij een gezond en voorzichtig belastingbeleid en dankzij hun inspanningen om de nodige structurele hervormingen door te voeren. Die hervormingen zijn ook te danken aan het feit dat de eurozone de lidstaten noopt tot een grotere onderlinge afhankelijkheid.

Desondanks moeten wij ons een aantal vragen stellen. De voornaamste is al naar voren gekomen in het verslag van commissaris Almunia: welke perceptie hebben de burgers van die positieve conjunctuur? Wat zijn de positieve resultaten voor de afzonderlijke burgers? Kennelijk zijn er nog geen tastbare resultaten doorgedrongen tot de publieke opinie, ondanks al die officiële gegevens. De herhaaldelijke pleidooien voor loonmatiging zijn in bepaalde omstandigheden zeker gefundeerd vanuit economisch oogpunt, maar in werkelijkheid staan ze ver van de alledaagse zorgen van de afzonderlijke burgers. Daarom valt te begrijpen dat sommige staten, waaronder Italië, waar sterke sociale spanningen heersen, er momenteel moeite mee hebben om alle belastingmeevallers aan te wenden voor de inkrimping van de staatsschuld.

Ik geloof dus dat wij onder eerbiediging van de afspraken die op de middellange termijn zijn gedaan, een antwoord moeten geven op een cruciale vraag: hoe kunnen wij de strenge regels van de economie rijmen met de hang naar sociale rechtvaardigheid?

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik neem het woord in dit debat om op twee kwesties wijzen.

Ten eerste valt er met tevredenheid te vermelden dat het jaar 2006 zeer gunstig was voor de landen van de eurozone. Het BNP steeg maar liefst met 2,7 procent, vergeleken met 1,4 procent in 2005. De werkloosheid bedroeg 7,6 procent en was het laagst in vijftien jaar. Het bereiken van deze resultaten ging gepaard met een verminderd begrotingstekort en een inflatie van 2,2 procent, die onveranderd bleef ten opzichte van het jaar 2005. Het is wel opmerkelijk dat deze indexcijfers nog altijd minder goed zijn dan de indicatoren van de economische groei, de werkloosheid, de inflatie en het begrotingstekort in de drie landen die zich buiten de eurozone bevinden, namelijk in Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken. Ze zijn ook minder goed dan de resultaten die jaarlijks door de Amerikaanse economie behaald worden.

Ten tweede zitten beide verslagen vol met cijfers waarop wij onze aandacht richten. Het blijkt echter dat de cijfers niet voor iedereen het belangrijkst zijn. De nieuw gekozen president van Frankrijk vertelt zonder omhaal in een van de interviews dat economische groei en volledige werkgelegenheid zo belangrijk zijn, dat de staatshoofden zich daarmee direct bezig moeten houden. Verder vertelt hij dat de te sterke euro, het effect van de successieve verhogingen van de rentevoeten door de Europese Centrale Bank, schadelijk is voor de Europese export. Dit is nog niet alles. De president van Frankrijk stelt niet alleen deze diagnose, maar door de belastingen te verlagen, wil hij ook het begrotingstekort vergroten, om in de toekomst de economische groei te versnellen en de werkloosheid te reduceren.

Ik ben bijna klaar, mijnheer de Voorzitter. Ik heb hier geen woorden van kritiek gehoord, van zowel de voorzitter van de Europ…

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Lipietz, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou allereerst tegen de heer Jean-Claude Juncker willen zeggen dat hij het niet erg hoeft te vinden als wij maar met zo weinig leden hier in de zaal zitten. Ikzelf zou graag op mijn eigen kantoor gebleven zijn om hem van nabij te kunnen zien op mijn televisiescherm. De omstandigheden waarin de debatten in deze zaal plaatshebben, zijn namelijk bepaald niet optimaal.

Ik wil allereerst te kennen geven dat het verslag van de heer Mitchell tot mijn grote voldoening op dezelfde golflengte zit als de debatten die de voltallige Commissie economische en monetaire zaken al sinds een aantal jaren voert. Voor het eerst hebben wij nu een verslag waar wij betrekkelijk unaniem achter staan en waarmee wij afspraken kunnen maken over punten waarover wij tot nu toe van mening verschilden.

Om te beginnen is er het idee dat de structurele hervormingen doorgang kunnen vinden en dat we daarmee een hoger potentieel groeipercentage kunnen bereiken dan in de jaren negentig. Misschien is dit al het geval.

Ten tweede is er het feit dat eindelijk onomwonden gezegd wordt dat de hervormingen op de arbeidsmarkt niet leiden tot een onvoorwaardelijke loonmatiging, maar wel - zoals de heer Jean-Claude Juncker heeft gezegd - tot een loonmatiging die gekwalificeerd wordt in verhouding tot de productiviteitsgroei. Ook wordt thans duidelijk gezegd dat die groei tot stand wordt gebracht door het menselijk kapitaal te verbeteren, dus via opleiding en onderzoek, en niet door de sociale voorzieningen terug te draaien.

Het derde zeer positieve punt in het verslag van de heer Mitchell is dat de kwestie van paragraaf 11 van het Verdrag nu eindelijk op de juiste manier wordt benaderd. De Raad heeft inderdaad de taak om het wisselkoersbeleid te bepalen. Ik zal tegen Jean-Claude Juncker zeggen dat hij eveneens zou moeten luisteren naar wat de heer Gallois over de concurrentiepositie van Airbus zegt. Men kan niet beweren dat er één land in het bijzonder is dat moeite heeft zich aan te passen aan de huidige wisselkoersen.

In paragraaf 10 van de resolutie van de heer Mitchell zeggen wij tegen Jean-Claude Juncker en Jean-Claude Trichet dat zij afspraken moeten maken met de heer Almunia. Dat moet toegejuicht worden.

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Jacky Henin, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Unie heeft geen behoefte aan governance, maar aan politieke acties voor onze economieën, om een economische groei te bevorderen waarmee vaste en vooral goed betaalde banen gecreëerd kunnen worden. Het beleid van de Europese Centrale Bank is funest, want het enige doel dat hiermee wordt nagestreefd, is een zo laag mogelijke inflatie, terwijl de Centrale Bank juist structurele beleidselementen zou moeten opnemen, zoals economische groei, net zoals de Amerikaanse Centrale Bank heeft gedaan.

Er is destijds een euro in het leven geroepen zonder dat tegelijkertijd, op het niveau van de betrokken landen, een federale begroting werd opgezet. Op die manier is het instrument van de devaluatie weggevallen, zonder dat er gedacht werd aan andere beschermingsmiddelen. In een dergelijke optiek is de onderwaardering van de dollar een soort massavernietigingswapen voor de productiecapaciteit van de Europese industrie. Ondanks uw zelfgenoegzame toespraken lukt het niet deze realiteit van buitensporige en ondraaglijke kosten van de overwaardering van de euro te verhullen. Dit is een fout die de Europese burgers en werknemers duur komt te staan.

De eurozone kan in zijn huidige vorm niet meer functioneren. Het wordt hoog tijd dat er wijzigingen worden aangebracht in het statuut van de Centrale Bank en de organisatie van de euro. Er moet hoognodig een vorm van douanebescherming worden opgezet. Het moment is aangebroken om een industriebeleid in het leven te roepen dat de vitale belangen van de volkeren van de Unie behartigt en zorgt voor werkgelegenheid en bescherming van de gemeenschappelijke belangen van de Europese werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  John Whittaker , namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, economische groei neemt toe, werkloosheid neemt af, overheidstekorten dalen licht, maar nu wordt bezorgdheid kenbaar gemaakt dat deze groei wellicht gevaar loopt door de dure euro. Waar de heer Juncker denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen, dringen de heer Sarkozy en andere leiders erop aan de wisselkoers actief te beheren. Het verslag van de heer Mitchell wijst ons op de regels die lidstaten verantwoordelijk maken voor het wisselkoersbeleid, en roept de ministers van financiën van de eurozone op om hun wisselkoersactiviteiten te coördineren met de Europese Centrale Bank.

Het verslag stelt verder dat deze activiteiten geen inbreuk mogen maken op de onafhankelijkheid van de ECB om via haar rentetarieven de inflatie tegen te gaan. We lijken niet te begrijpen hoe het werkt. Om de euro goedkoper te maken moet de ECB haar rentetarieven verlagen. Daarvoor zou ze echter haar inflatiedoelstelling moeten laten varen. Met de hedendaagse vrije kapitaalstromen is het niet mogelijk inflatie te bestrijden en tegelijkertijd de wisselkoers onder controle te houden.

Er is uiteraard een andere manier, en dat is het opleggen van deviezenreglementering. Misschien is dat wat ze echt in gedachten hebben. Het zou niet misstaan bij de uitlatingen van de heer Sarkozy over het verdedigen van Frans protectionisme en het zou tevens desastreus zijn voor de markteconomieën van de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergej Kozlík (NI). – (SK) Ik wil benadrukken dat variaties in de inflatie grotendeels worden veroorzaakt door structurele factoren, niet door ondeugdelijk beleid.

In de nieuwe lidstaten van de Europese Unie zijn de lonen verdubbeld en is het aandeel van de productie met een hoog energie- en grondstoffenverbruik hoger dan in de meer ontwikkelde landen van de eurozone. Tegelijkertijd is een belangrijk deel van die productie met een hoog energie- en grondstoffenverbruik bestemd voor de eurozone. Hierdoor zijn de nieuwe lidstaten vatbaarder voor fluctuaties in de energie- en grondstoffenprijzen; bovendien fungeren ze als buffer, omdat ze prijsinvloeden absorberen voor de landen van de eurozone. De inflatiedruk in de nieuwe lidstaten kan ook het gevolg zijn van de hoge groei, de stijgende productiviteit en de inhaalslag die deze landen aan het maken zijn ten opzichte van de meer ontwikkelde landen.

Dat is tenslotte een van de doelen van het lidmaatschap van de EU.

Daarom steun ik de eis om de convergentiecriteria te herzien, met name het inflatiecriterium, zodat ze geen instrumenten worden voor het aanbrengen van nieuwe scheidslijnen in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristóbal Montoro Romero (PPE-DE). (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de president van de Europese Centrale Bank, mijnheer de voorzitter van de Eurogroep, ik wil om te beginnen de heer Rosati en heel in het bijzonder de heer Mitchell bedanken voor de kwaliteit van hun verslagen.

Ik denk dat dit voor Europa in economisch opzicht een hoopvolle tijd is. Eindelijk stijgt de productie en neemt de economische activiteit toe, wat zich vertaalt in nieuwe kansen voor de werkgelegenheid, en dit alles gaat gepaard met een bescheiden inflatie.

Nu is het zaak om deze economische groei vast te houden, en daar zal ook de oplossing van onze institutionele problemen van afhangen. De onzekerheid, die ook in de verslagen tot uiting komt, is gelegen in de vraag of het herstel zuiver conjunctureel van aard is of gebaseerd is op een meer structurele trend.

In dit verband hoeven we ons er niet bij neer te leggen dat Europa een groeipotentieel van 2 procent heeft. We moeten doorgaan met het gelijkschakelen van het groeitempo van de verschillende landen en we moeten, kort gezegd, bereiken dat er meer werkgelegenheid wordt gecreëerd en dat er meer kleine en middelgrote ondernemingen komen.

Op dit terrein moet de Europese Centrale Bank ook de aanbevelingen opvolgen die in het verslag van de heer Mitchell worden gedaan: voorzichtigheid bij het verhogen van de rentetarieven, want die moeten niet vooruitlopen op wat besluiten van regeringen moeten zijn, besluiten om hervormingen door te voeren en veel resolutere besluiten om het protectionisme te bestrijden. Het grote probleem dat we in Europa hebben is die neiging tot protectionisme, die tegen de geest van de Europese integratie ingaat.

Het gaat, samenvattend, goed met onze economie, en we moeten er met zijn allen voor zorgen dat die groei aanhoudt en dat de Europese burgers de euro gaan zien als een van de bronnen van welzijn, van welvaart en vooral van nieuwe kansen op werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Ieke van den Burg (PSE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde mijn korte spreektijd gebruiken om namens de PSE-Fractie onze onvoorwaardelijke steun uit te spreken voor het Stabiliteits- en Groeipact – we moeten dat om de zoveel tijd herhalen – en met name voor de hervorming van het pact. We hebben het intelligenter gemaakt, zodat het rekening houdt met conjunctuurontwikkelingen. Dit is iets dat naar behoren moet worden toegepast en niet vrijwillig zoals nu het geval is. Daarom waardeer ik wat de heer Juncker en de heer Almunia hebben gezegd en het is goed dat we dit ook namens mijn fractie tot uitdrukking brengen.

Ik wil de aandacht vestigen op twee specifieke kwesties en ik zou graag de reacties van uw drieën horen, nu u tot mijn grote vreugde hier bijeen bent voor dit debat. Een daarvan is de kwestie van loonmatiging. We scharen ons achter het beginsel dat loonmatiging gekoppeld moet blijven aan de productiviteitsgroei, en dit is al ruim tien jaar het geval. Het is nu echter tijd om te kijken hoe we de vruchten van de groei opnieuw in evenwicht kunnen brengen, en waar we zien dat lonen achterlopen en een kleiner aandeel van het BBP vormen, is het ook tijd om dit recht te trekken. Ik zou graag willen dat u zich hierover uitspreekt. Ik weet dat de heer Juncker en de heer Almunia ook iets van deze strekking hebben gezegd. Ik wil met name de president van de ECB vragen zich uit te spreken over deze kwestie.

De andere kwestie die ik aan de orde wil stellen is niet alleen hedge funds maar ook paragraaf 19 van het verslag-Mitchell over de herstructurering van de schulden van ondernemingen. Dit vormt een grote bedreiging voor de financiële stabiliteit, en ik zou u tevens willen vragen hoe dit gevaar ingeschat moet worden en hoe we met deze kwestie moeten omgaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Om te beginnen wil ik beide rapporteurs bedanken voor hun constructieve werk. De ECB vervult haar taken goed. Zelfs als de gemoederen tijdens de discussie nog al eens hoog oplopen, weet Jean-Claude Trichet de gemoederen altijd weer te sussen met welgekozen woorden die een diplomaat waardig zijn. De ECB is duidelijk opener en transparanter dan ooit geworden maar de eisen van het Parlement voor het publiceren van de notulen, blijven bestaan. Dat systeem werkt goed voor andere centrale banken en zouden de ECB nog meer kracht en aanzien geven. Wij herhalen ook onze wens voor een meer open procedure bij de verkiezing van de directie van de ECB.

Het is van groot belang dat de ECB haar onafhankelijkheid bewaart en haar doel van prijsstabiliteit wordt ondersteund. De ALDE-Fractie geeft de ECB, Jean-Claude Trichet en Jean-Claude Juncker haar volledige steun op dit cruciale punt. We weten dat een krachtig stabiliteitsbeleid een fundamentele voorwaarde is een voor een groeiend Europa.

Helaas zijn er verschillenden onder ons die vrezen dat de schrille toon van de Franse presidentsverkiezingen zal aanhouden. De vergadering in Brussel van afgelopen maandag deed niets om die vrees weg te nemen. Deze vrees bestaat tevens in de Commissie, ondanks de sussende woorden van Jean-Claude Juncker, maar ook het brede debat van vandaag in het Parlement geeft er blijk van. Het verslag bevat formuleringen die de illusie zouden kunnen wekken dat men de onafhankelijkheid van de ECB in twijfel zou trekken en dat men haar meer politieke armslag zou willen geven. Dat wijzen wij van de hand. Ik doel op de formuleringen in paragraaf 10 die op hun beurt weer verwijzen naar, zoals de heer Hamon zegt, artikel 111 van het verdrag. Het zou zeer betreurenswaardig zijn als ons verslag op enigerlei wijze zou worden beschouwd als een document waarin over de ECB twijfels worden geuit.

 
  
MPphoto
 
 

  Wiesław Stefan Kuc (UEN). (PL) Mevrouw de Voorzitter, de gunstige macro-economische cijfers van de landen van de eurozone bevestigen de enorme invloed van de economische en monetaire unie op de behaalde resultaten. Dat was ook het doel van het invoeren van een gemeenschappelijke munt in de landen van de EU. Hogere niveaus van integratie op verschillende gebieden maken het mogelijk ontwikkelingen en vooruitgang te bevorderen. Ondertussen zorgen de problemen met de Europese Grondwet, de stemmingen en de invloed van bepaalde lidstaten ervoor dat de integratie stokt.

Het door premier Prodi voorspelde Europa van twee snelheden wordt helaas realiteit. Dat is ook te zien bij het invoeren van de euro in de lidstaten. Het invoeren van een gemeenschappelijke munt in een of zelfs twee landen binnen drie jaar kan immers niet als een klinkend succes worden beschouwd. We moeten onze inspanningen opvoeren en meer vaart zetten achter de activiteiten in dit verband om te komen tot een snellere ontwikkeling en verdere integratie. Laten we deze kans aangrijpen.

Ten slotte wil ik de beide rapporteurs hartelijk feliciteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM). - (SV) Het is nauwelijks vier jaar geleden dat er in Zweden een referendum over de euro plaatsvond en dat men toen met grote meerderheid tegen de invoering van de euro stemde. Er waren en zijn nog steeds veel argumenten tegen het lidmaatschap van de eurozone. Aan de ene kant is het een heel erg instabiel politiek project, aan de andere kant is het ontzettend problematisch voor een land om niet over zijn eigen rente te kunnen beslissen om op de conjunctuurcycli te kunnen reageren. Die angsten zijn werkelijkheid geworden en we zien nu hoe dat de landen die zijn overgestapt op de euro beïnvloedt.

Heeft Zweden iets verloren met het behouden van de kroon? Onlangs verrichte studies wijzen enig nadelig effect uit op de handel, zij het in verwaarloosbare mate. Wat Zweden gewonnen heeft door het niet invoeren van de euro is veel waardevoller. Wij hebben een heel andere mogelijkheid om onze ontwikkeling te sturen omdat de rente aangepast kan worden naar de heersende omstandigheden in Zweden zonder dat de Zweedse centrale bank rekening hoeft te houden met de conjuncturen in andere landen. Daarom acht ik het noodzakelijk dat, in tegenstelling tot hetgeen Commissielid Almunia heeft gezegd hier in de Kamer, het Zweedse 'nee' gerespecteerd wordt en dat Zweden in navolging van Denemarken en Groot-Brittannië een formele vrijstelling krijgt van toetreding tot de eurozone. Alle andere opties zouden duidelijk ondemocratisch zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Zsolt László Becsey (PPE-DE). (HU) Ik ben blij dat we dit debat nu voeren, zodat ik in verband met de overeenkomsten tussen de twee onderwerpen de aandacht kan vestigen op enkele consequenties van de uitbreiding. Allereerst doet het me deugd dat niet alleen vertegenwoordigers uit kandidaat-landen voor de eurozone en de rapporteur, maar ook mijn Duitse collega Schwab, het probleem hebben opgemerkt dat het begrip referentieland wat betreft het inflatiecriterium voor toetreding tot de eurozone – dat wil zeggen: alle lidstaten – anders wordt uitgelegd dan de definitie die we hanteren bij de doelstelling van de ECB, die impliciet alleen van toepassing is op de dertien lidstaten.

Ondanks de brief die de heer Almunia ons gisteren als antwoord stuurde, moet het Parlement blijven vasthouden aan het standpunt dat in het hervormingsverdrag een correctie moet worden opgenomen die het logische gevolg is van de totstandkoming van de eurozone. Wat moeten wij er trouwens van denken dat er bij de lidstaten in de eurozone geen procedure bestaat voor buitensporig hoge inflatie, maar dat we wel strengere verwachtingen opstellen wat betreft de inflatie van landen die toe wensen te treden tot de eurozone? Is dat geen meten met twee maten?

Ik maak u er graag op attent dat ofschoon bij het eurocriterium 27 lidstaten het uitgangspunt vormen, in de raad van bestuur van de ECB dezelfde definitie slechts voor 13 lidstaten geldt. Ik ben mij er althans niet van bewust dat burgers van lidstaten buiten de eurozone daar een rol in zouden spelen. Ik bespeur dan ook een dubbele interpretatie van de verdragsterm ‘de lidstaten van de Europese Unie’.

We horen hier veel betogen over solidariteit maar hier wordt bijvoorbeeld geen blijk van gegeven bij de bruikbaarheid van eurobankbiljetten. De waarde van het kleinste biljet, 5 euro, zal namelijk een veelvoud zijn van de waarde van het tot nog toe kleinste bankbiljet in de nationale valuta van de nieuwe lidstaten, waardoor de inwoners van deze landen gedwongen zullen worden met een zak muntgeld over straat te rennen. Tegelijkertijd is er het biljet met de grootste waarde, 500 euro, wat in deze landen vaak een halfjaarpensioen waard is. Maar met dit biljet probeer ik zelfs in Straatsburg en Brussel al weken tevergeefs te betalen. Als iemand dit voor mij kan wisselen, zou ik daar zeer mee geholpen zijn. Maar wat kun je er dan in Riga mee?

Ik wil hieraan toevoegen dat de heer Rosati een zeer wijze opmerking maakte over de uitbreiding van de vier fundamentele vrijheidsrechten naar de interne markt. Maar ook hier heb ik een vraag over: hoe is het mogelijk dat de lidstaten die momenteel deelnemen aan de monetaire integratie onderling nog altijd het vrije verkeer van arbeid verbieden en bang zijn voor de Slowaakse dumping van arbeidskrachten? Hoe kan het dat de EU-regelgeving indirect arbeidsintensieve werkzaamheden uitsluit van diensten?

Bedankt, mevrouw de Voorzitter, en ik hoop dat de uitbreiding van de eurozone naar het oosten, naar de voormalige invloedsfeer van de Sovjet-Unie, ook spoedig van start gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitters, mijnheer de commissaris, ik denk dat het een goede week is voor de euro. Allereerst omdat deze macro-economische dialoog over de eurozone voor de eerste keer hier plaatsvindt, in dit Europees Parlement. Ik hoop dat zo een goede gewoonte in het leven wordt geroepen; de euro verkrijgt zichtbaarheid in het debat binnen dit Parlement en daar ben ik blij om.

Bovendien is het ook de week waarin een pas verkozen president van de Franse Republiek vond dat hij de voorstellen die hij voor zijn land had ook persoonlijk moest komen toelichten binnen de Eurogroep. Ik heb de indruk dat dat enkele jaren geleden niet gebeurd zou zijn in dat land, dat van mening was dat de begrotingsstrategie onder de nationale soevereiniteit viel. Het collectieve debat over het beheer van de euro heeft vooruitgang geboekt, daarover ben ik tevreden. U heeft gevraagd om te mogen oordelen over de efficiëntie van 13 miljard euro aan voorgestelde fiscale cadeaus, en ik kan me enkel aansluiten bij uw voorstel.

Ik wil u echter oproepen om in de toekomst nog verder te gaan. Vooreerst omdat mijns inziens het uitspelen van de preventieve kaart van het stabiliteitspact er niet altijd voor zorgt dat we krijgen waar we behoefte aan hebben, te weten een ex-ante-coördinatie om de strategische investeringen van de toekomst op een gecoördineerde wijze vorm te geven en om samen te anticiperen op de gevolgen van de structurele hervormingen, want de gebeurtenissen in het kader van structurele hervormingen in een land zijn van invloed op alle andere landen.

Vervolgens zou ik u willen aansporen om het debat over de wisselkoers te openen. Op basis van artikel 111 van het EG-Verdrag mag u die kwestie behandelen, ook op het niveau van de Raad. Ze moet trouwens ook gezien worden als een kwestie van algemeen belang, zoals het Verdrag bepaalt in artikel 99.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Železný (IND/DEM). – (CS) Mevrouw de Voorzitter, de invoering van de gemeenschappelijke munt moest leiden tot een ongedeelde interne markt. De Europese Unie zit nu echter te navelstaren op de domdwaze idee van politieke integratie en het oprichten van een overgereguleerde superstaat, in plaats van zich te richten op de creatie van de economische vrijheden die in 1957 aan de basis lagen van de gemeenschappelijke markt maar vandaag de dag nog altijd niet volledig zijn gerealiseerd. De afkeuring van de oorspronkelijke Bolkesteinrichtlijn, de obstakels voor het overbrengen van de productie naar effectievere delen van de EU, de beperking op het vrije verkeer van arbeid uit de nieuwe lidstaten, alsmede andere beschermende en regulerende ingrepen in de vrijheden van de gemeenschappelijke markt, maken van de euro een kunstmatige munteenheid. Het resultaat is een gemeenschappelijke munt in een niet-gemeenschappelijke markt. Een treffend voorbeeld daarvan is aan de ene kant de met veel machtsvertoon doorgedrukte afzwakking van de voorwaarden van het stabiliteitspact die enkele grote lidstaten voor zichzelf noodzakelijk vonden, en aan de andere kant de onzinnige en allang verouderde voorwaarden voor toetreding tot de eurozone die aan de nieuwe lidstaten worden opgelegd en die op geen enkele wijze rekening houden met het noodzakelijke inflatieniveau en andere parameters die niet meer dan bijeffecten en logischerwijze het gevolg zijn van een zeer dynamische economie die sneller groeit dan het EU-gemiddelde. Al deze in de eurozone ingebouwde starheid, alsook het feit dat de economische vrijheden in deze onrechtvaardige interne markt niet zijn verwezenlijkt, maken van de euro een gevaarlijk en halfslachtig product.

(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag een opmerking van technische aard maken. Op het paneel boven u en op het scherm wordt mijn naam nu al een aantal maanden regelmatig incorrect gespeld: de ‘ý’ aan het eind van mijn naam ontbreekt. Let u daar alstublieft op.

 
  
MPphoto
 
 

  Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik begroet het driebladige euroklaverblad.

De euro is een succesverhaal. De euro is het succesvolste antwoord van de EU op de mondiale uitdagingen. De euro en de vier vrijheden zijn de belangrijkste hoekstenen van een sterke interne markt. De criteria van Maastricht en het stabiliteits- en groeipact zijn voor mij de succesvolste regelgevende richtsnoeren van de Europese Unie. De eurogroep telt vanaf 1 januari 2008 een absolute meerderheid onder de EU-landen. Dat juichen we toe en we heten Malta en Cyprus van harte welkom.

Ik vind het deprimerend dat we al blij zijn dat een staatshoofd belooft zijn huiswerk te doen. Het spreekt toch voor zich dat je je huiswerk moet doen? We moeten ons aan de regels houden in plaats van dat we ze protectionistisch interpreteren.

We zijn blij dat er conjuncturele meevallers zijn en willen dat die meevallers enerzijds gebruikt worden om de begrotingstekorten terug te dringen en de staatsschulden af te bouwen en dat anderzijds werknemers er ook een graantje van mee kunnen pikken.

We stellen de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank niet ter discussie. Zij is de hoedster van de succesvolle eurokoers. Onafhankelijkheid van de ECB en een uniforme vertegenwoordiging van de eurozone naar buiten toe hoeven niet strijdig met elkaar te zijn. Uniform optreden van de eurozone naar buiten toe heeft er niets mee te maken dat de drie heren zich samen bemoeien met de wisselkoersen. De markt bepaalt de wisselkoers en de Europese Centrale Bank bepaalt de rentetarieven. Dat zeg ik aan het adres van links.

Nu zijn we allemaal vol lof over de euro en de economische gegevens. Maar we zijn vergeten de euro ook als winst voor de Europese burgers te interpreteren en neer te zetten. We moeten duidelijk maken hoeveel we aan wisselkosten besparen. We moeten duidelijk maken wat de euro betekent voor de stabiliteit van de eurozone en de interne markt. Dat we er momenteel beter voorstaan dan de dollar, is een teken van ons succes, laten we dat niet vergeten. Bij de invoering van de euro hebben de burgers dat ook van ons gevraagd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb de indruk deel te nemen aan een debat van bedrogenen: bedriegerij ten opzichte van onze gasten, die een leeg Parlement voor zich zien; bedriegerij van rechts, waar men zich opwindt over een verlies van onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB), terwijl de ECB onafhankelijk is en zal blijven. Frankrijk heeft zijn grondwet veranderd om deze onafhankelijkheid mogelijk te maken. Om het statuut van de ECB te veranderen, is de goedkeuring van 27 regeringen en van 28 parlementen vereist, waaronder het onze. Mission impossible!

Bovendien verricht de ECB behoorlijk goed werk: de euro is internationaal de tweede reservevaluta en is sinds 2000 ten opzichte van de dollar met zo’n 25 procent in waarde gestegen. Dat brengt minder kosten met zich mee bij de aankoop van onze grondstoffen, aardolie en gas. De inflatie in de eurozone is lager dan in de Verenigde Staten of in Groot-Brittannië. Als ik de ECB één verwijt maak, is het dat ze zich te veel fixeert op de strijd tegen de inflatie. Inflatie is een verderfelijk kwaad, vooral voor zwakke economieën, maar aangezien de inflatiedruk op dit moment beperkt blijft, zou de ECB het economische beleid van de Unie sterker kunnen ondersteunen.

De koopkracht van vele Europese burgers is afgenomen, maar toch blijft de ECB voorstander van een gematigde loonontwikkeling. Ik hoop dat mijnheer Trichet die matiging ook zal bepleiten bij president Sarkozy, die zich distantieert van toezeggingen van Frankrijk om fiscale douceurtjes toe te kennen aan de rijken.

Een laatste bedriegerij: wat is het nut van een Europees Handvest van de grondrechten als dat niet in de hele Unie van kracht is? Hoe kan het Europees Hof van Justitie het Handvest toepassen als dat niet in het Verenigd Koninkrijk geldt? Met deze laatste vraag richt ik mij uiteraard tot een groot Europeaan, mijn landgenoot Jean-Claude Juncker.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Paul Gauzès (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitters, dames en heren, het is paradoxaal, noch tegenstrijdig om in te stemmen met de uitstekende verslagen die bij ons zijn ingediend en om de moedige en vastberaden actie van de Franse regering te ondersteunen om de noodzakelijke hervormingen door te voeren en de groei te stimuleren. Dit is paradoxaal, noch tegenstrijdig, omdat Frankrijk weer terug is in Europa. Door plechtig zijn gehechtheid aan de Europese integratie te verkondigen, heeft de president van de Franse republiek sterk bijgedragen tot de heropleving van Europa en tot een uitgang uit de impasse, waarin het zich bevond. De overeenkomst die tijdens de Top in Brussel, dankzij de inspanningen van de Duitse kanselier Angela Merkel, tot stand is gekomen, is daar een eerste tastbaar resultaat van.

Eén van de doelen is de eurozone beter te laten functioneren. Het stabiliteits- en groeipact voorziet sinds 1999 in een kader voor de begrotingen van de landen in de eurozone en bepaalt de begrotingsdiscipline die de lidstaten moeten betrachten om buitensporige tekorten in de kiem te smoren. Het moet dan ook systematisch worden toegepast aangezien het bijdraagt tot de monetaire stabiliteit. In tegenstelling tot wat mogelijk zou zijn beweerd, stelt Frankrijk de regels van het stabiliteits- en groeipact niet ter discussie, ze blijven van fundamenteel belang. Aan deze criteria moet worden voldaan zonder echter de doelstelling, met name de groei, uit het oog te verliezen. De toepassing ervan moet op een intelligente en dynamische wijze gebeuren.

Met het oog daarop wenste de president van de Franse republiek de nodige uitleg te verschaffen over het ambitieuze programma van structurele hervormingen dat hij wil uitvoeren. Dankzij de vruchtbare dialoog die daaruit is voortgevloeid, zijn de standpunten duidelijker geworden. Mijnheer Sarkozy heeft zijn toezegging bevestigd om al te doen wat in zijn macht ligt om in 2010 te voldoen aan de doelstelling, indien de groeispurt, waarop hij door deze maatregelen hoopt, de verwachte gevolgen zal hebben op het vlak van belastinginkomsten. Frankrijk heeft zich er reeds toe verbonden zijn overheidstekort vanaf 2007 terug te brengen tot 2,4 procent. De inspanningen voor budgettaire consolidatie om de overheidsschuld te verminderen, zullen niet afnemen.

Ik behoor tot degenen die van mening zijn dat de rol van de Eurogroep moet worden versterkt. Met een standvastige voorzitter met uitstekende kwaliteiten moet de Eurogroep zijn zoektocht naar coherentie en coördinatie van de nationale vormen van economisch beleid voortzetten. Met respect voor de onafhankelijkheid van de ECB kan hij zo een nuttig tegenwicht vormen voor een economisch beleid dat gericht is op groei en werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Maňka (PSE). – (SK) Vorige week ben ik aanwezig geweest bij gesprekken op het ministerie van Financiën in Dublin.

De Ierse economie is in de afgelopen tien jaar gegroeid met het opmerkelijke tempo van gemiddeld 6 procent per jaar. Het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking ligt 40 procent boven het gemiddelde van de EU. De werkloosheid bedraagt 4,2 procent, en de Ieren zullen er ongetwijfeld in slagen om de doelstellingen van de Lissabon-strategie met betrekking tot de werkloosheid te halen. Waar ze zich echter zorgen over maken, is dat de inflatie dit jaar tot 5 procent zal oplopen. Als Ierland niet al lid was van de eurozone, zou het op grond van de huidige regels niet tot de eurozone kunnen toetreden. In dit verband wil ik eraan herinneren dat de structurele inflatie in snel groeiende economieën hoger is. Dit soort situaties horen onlosmakelijk bij een monetaire unie.

Inflatie is onderdeel van het proces, vooral voor de nieuwe lidstaten die proberen de achterstand op de meer ontwikkelde landen weg te werken. De Raad en de Commissie moeten daarom een nieuwe analyse ontwikkelen en de convergentiecriteria herzien. Het is van fundamenteel belang om door te gaan met het politieke debat over de toepassing van deze criteria op toekomstige leden van de eurozone.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Eurogroep. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik neem het woord aan het eind van het debat om enkele opmerkingen te maken na wat werd gezegd, of niet werd gezegd.

Ik wil het eerst en vooral hebben over het salarisbeleid aangezien dat onderwerp me bezighoudt en verontrust. Ik blijf ervan overtuigd dat we afstevenen op een ramp als het huidige beleid wordt vervolgd, een beleid dat eruit bestaat de kloof groter te maken tussen de werkenden en zij die van zichzelf vinden dat ze werk geven. De Europeanen, en vooral de eenvoudige en bescheiden Europeanen, die niet minder verstandig zijn dan de anderen, begrijpen dat verschil niet meer, een verschil dat elke dag groter wordt, tussen zij die hebben en zij die willen hebben.

(Applaus)

Enkelen onder ons zijn die mening toegedaan, ook de voorzitter van de Europese Centrale Bank, die onlangs deze steeds groeiende kloof heeft gehekeld. Ik denk dat we ons moeten houden aan het principe van loonmatiging, en wel om een eenvoudige reden: zolang de lonen gelijke tred houden met de productiviteitsgroei, leidt loonmatiging noch tot een verlies van concurrentievermogen, noch tot meer inflatie. Houden de lonen zich echter niet aan de koers die voor hen is uitgestippeld op basis van de productiviteitsontwikkeling, zouden we – en zullen we vast en zeker – een probleem hebben. Volgens mij moeten we nadenken over een moderne manier om zo veel mogelijk mensen de vruchten van de groei te laten plukken. Nominale loonstijgingen zijn geen wondermiddel. We moeten nadenken over mogelijkheden om werknemers te laten participeren, we moeten nadenken over mogelijkheden van winstdeling, over andere opleidingsvormen voor werknemers, waardoor meer mensen kunnen genieten van de economische groei. Deze mag overigens niet principieel worden veroordeeld of bekritiseerd, zoals sommigen lijken te doen, maar moet daarentegen beschouwd worden als een instrument waarmee de eurozone en de Europese Unie hun participatie op de arbeidsmarkten verhogen en daardoor de werkloosheidscijfers doen dalen in vergelijking met de huidige situatie. Wij streven groei na omdat we werkgelegenheid willen; we willen niet dat de groei een op zichzelf staand doel is.

Wat het vrij verkeer van werknemers binnen de eurozone betreft, ben ik van mening – evenals de voorzitter van de ECB trouwens, wat aantoont hoezeer we het met elkaar eens zijn – dat er inderdaad een tegenstelling bestaat tussen het feit deel uit te maken van eenzelfde monetaire zone en het niet volledig delen in de vier vrijheden. Ik ben het dus eens met zij die vinden dat bijvoorbeeld Sloveense werknemers zich vrij zouden moeten kunnen bewegen binnen het grondgebied van de eurozone. Maar noch in het Verdrag, noch in de toetredingsafspraken zult u bepalingen aantreffen op basis waarvan we kunnen toelaten dat Sloveense werknemers zich vrij moeten kunnen bewegen op het grondgebied van de twaalf leden van de eurozone en niet op het grondgebied van andere landen. U zult echter evenmin in de bepalingen een basis vinden om te zeggen dat Tsjechische, Slovaakse of Poolse werknemers zich niet vrij mogen bewegen en dat enkel werknemers van landen van de eurozone dat mogen. Ik heb niet alle passages van het Verdrag geschreven, zelfs geen miniem gedeelte, maar je ontkomt niet aan de logheid van sommige van deze teksten. Het debat moeten we dus voeren, maar in de wetenschap dat we de kwestie niet alleen voor de eurozone kunnen oplossen; we zullen voor deze zaak op het niveau van de Europese Unie een oplossing moeten vinden.

Er is veel gezegd over degene die ik als “onze genodigde van de avond” heb omschreven, maandagavond in de Eurogroep. Het is trouwens een uitdrukking, mijnheer Hamon, die ik ontleen aan een tijdperk in het Elysée dat niet helemaal overeenstemt met het huidige, aangezien anderen, nog vóór de voorzitter van de Eurogroep, de gewoonte hadden om genodigden ’s avonds te ontvangen. Het is eerder een fenomeen uit de jaren tachtig in Frankrijk. In Europa is het een vrij nieuw fenomeen en we zullen zien of dat het begin wordt van een lange traditie, of dat het zich zal beperken tot het randverschijnsel dat het was.

Na deze opmerking wil ik kort wijzen op enkele toezeggingen van Frankrijk. Ten eerste heeft Frankrijk geen einde gemaakt aan zijn begrotingsconsolidatie, Frankrijk heeft zijn inspanningen voor financiële consolidatie niet onderbroken. Ten tweede, het tekort in 2008,…

(Richt zich tot de heer Goebbels die hem onderbreekt)

… Ja, mijnheer Goebbels, we zullen zien. Ik ben niet verantwoordelijk voor het Franse begrotingsbeleid, dus we zullen zien… Ik zou u nog willen zeggen, beste vriend Goebbels, dat indien de Franse overheidsfinanciën even gezond zouden zijn als de financiën van het land waarvoor ik verantwoordelijk ben, we dit debat niet zouden voeren en we maandagavond geen bezoek hadden ontvangen.

(Gelach)

In elk geval zet Frankrijk zich volledig in, Frankrijk zal alles in het werk stellen om in 2010 aan de doelstelling te voldoen, zoals we ons allemaal hebben voorgenomen in april van dit jaar. Frankrijk is niet het enige land dat moeite heeft om op tijd de gestelde termijn te halen. Met dezelfde strengheid en met dezelfde onverzettelijkheid zullen we de resultaten van andere landen analyseren die er misschien niet in zullen slagen in de gewenste omstandigheden op het gewenste moment aan de eisen te voldoen. De Eurogroep verwacht echter dat alle lidstaten van de Eurogroep hun doel bereiken op middellange termijn, ten laatste in 2010. Frankrijk zal ons in september een geactualiseerd stabiliteitsprogramma bezorgen. Zo kunnen de Commissie en de Eurogroep samen natrekken of de structurele hervormingen die de Franse regering in gang heeft gezet, tot het gewenste resultaat kunnen leiden en met name tot een heropleving van de Franse groei en de garantie van de houdbaarheid op langere termijn van de Franse overheidsfinanciën. Ik citeer nu de geamendeerde versie van het stabiliteitspact.

Wat de uitbreiding van de eurozone betreft en onafhankelijk van het debat dat we zouden kunnen voeren over de toetredingscriteria, zou ik het Parlement opnieuw willen meedelen dat de eurozone en de Eurogroep uiteraard niet één zone vormen en ook geen exclusief clubje zijn. Alle lidstaten die aan de toetredingscriteria voldoen, kunnen niet alleen toetreden tot de eurozone, maar moeten dat ook doen. En geen enkel lid van de eurozone, geen enkele lidstaat of politicus, kan een verzoek om toetreding tot de eurozone verwerpen. Op dat punt zijn de verdragen glashelder.

We kunnen – en zullen waarschijnlijk – hier overleg over voeren, maar dat moeten we dan wel diepgaand doen en geen fundamentele vragen omzeilen, zoals: moeten de criteria eerder gebaseerd zijn op een nominale interpretatie, waartoe de verdragen ons oproepen, of moeten we eerder de reële convergentie in overweging nemen? Ik heb de nieuwe lidstaten – ik heb eigenlijk een hekel aan die aanduiding – al gewaarschuwd voor het begrip van reële convergentie. De lidstaten, die men vaak nieuwe lidstaten noemt, hebben er geen baat bij als we gebruik maken van analyses die eerder zijn gebaseerd op de reële convergentie dan op de nominale interpretatie. Dat debat kunnen we echter in de volgende maanden voeren.

Ik heb de vraag van mijn vriend Goebbels aan het eind van zijn betoog niet goed begrepen, die ging over het Handvest van de grondrechten in Europa. Ik zie niet goed het verband met ons lopende debat, behalve als hij wilde suggereren dat het Verenigd Koninkrijk net zo min een reden heeft om een opting out te vragen voor het Handvest van de grondrechten als dat het land ten allen prijze in een opting out op monetair vlak blijft volharden. Ik ben overigens van mening dat het Verenigd Koninkrijk op een mooie dag – omdat er een moment zal aanbreken waarop het land het wil, want het gezond verstand kan het niet eeuwig in de steek laten – op zijn grondgebied de verklaring van de fundamentele rechten zal toepassen, nog voordat het de eenheidsmunt zal gebruiken.

Dan zal uit de deugdzame kruising tussen de verklaring van de fundamentele rechten en die van de Raad van Europa over hetzelfde onderwerp een oplossing ontstaan waardoor, door een combinatie van deze beide rechtsbronnen, het Europees Hof van Justitie ervoor zal zorgen dat – zowel op dit vlak als op andere – het pretoriaanse recht bewijst dat het soms een stapje voor is op de realiteit, die gevormd wordt door zij die meer Europa willen en zij die, spijtig genoeg, minder Europa wensen. De enorme inbreng van het Europees Parlement in onze debatten is – over het algemeen – dat het zich bevindt aan de kant van zij die meer Europa willen. We winnen niets als we elke dag minder Europa willen of als we het Europa dat we hebben per onderdeel verkopen, als we het ter beschikking stellen aan hen die een project willen afbreken dat, sinds de start van de opbouw ervan, onophoudelijk is gegroeid en indruk heeft gemaakt op de wereld.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Trichet, president van de Europese Centrale Bank. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de vraag beantwoorden aan de hand van vijf punten. Om te beginnen wil ik nogmaals zeggen dat de verslagen van de heer Rosati en de heer Mitchell zeer indrukwekkend zijn en veel belangrijke ideeën en aanbevelingen bevatten.

In de eerste plaats, met betrekking tot de opmerkingen van de heer Schwab: het is duidelijk dat er een institutioneel-filosofisch vraagstuk is. De eurozone telt dertien exemplarische politieke democratieën, en vanaf januari zullen dat er vijftien worden. In de toekomst kunnen dat er 25 of zelfs nog meer worden. Het is ondenkbaar dat er drie of vier keer per jaar veranderingen plaatsvinden als gevolg van veranderingen die het gevolg zijn van de normale werking van onze democratie. Zeker, afspraken die worden gemaakt in de Eurogroep worden nageleefd of niet. Als ze niet worden nageleefd, is het onmogelijk om een Eurogroep te hebben die ook autoriteit heeft - iets wat ongetwijfeld de wens en de wil van alle betrokken landen is.

Mijn tweede punt heeft betrekking op banen. Cijfers zijn cijfers. Ik hoor regelmatig dat de euro niet is bedoeld om banen te scheppen, dat we een probleem hebben met groei en banen, enzovoorts. De euro is ingevoerd op grond van de filosofie die in de hele wereld wordt gedeeld: dat prijsstabiliteit, en geloofwaardigheid bij het waarborgen van prijsstabiliteit, noodzakelijke voorwaarden zijn voor duurzame groei en het scheppen van banen. Dat is het besluit dat de Europeanen hebben genomen, maar ze bevinden zich in goed gezelschap, want er bestaat consensus over. Wat zijn de cijfers? Er zijn meer dan twaalf miljoen banen geschapen sinds de invoering van de euro - meer dan twaalf miljoen; in 2006 zijn er twee miljoen banen gecreëerd, zoals de rapporteur het zojuist zo fraai heeft gezegd. Sinds de invoering van de euro hebben we zelfs meer banen gecreëerd dan de VS. We hebben het laagste werkloosheidscijfer in 25 jaar. We zijn niet tevreden, en het is goed dat we niet tevreden zijn, want het moet nog veel beter. Maar laat niemand zeggen dat de euro slecht is voor de werkgelegenheid - dat is niet waar, en dat kunnen we bewijzen.

Wat betreft onze vermeende obsessie met prijsstabiliteit, heb ik al gezegd dat prijsstabiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame groei en het duurzaam scheppen van werkgelegenheid. Ik wil daarbij ook zeggen dat dit gevoel volledig gedeeld wordt door onze medeburgers. Uit alle onderzoeken blijkt dat de burgers volledig, met een ongelooflijke meerderheid, vóór prijsstabiliteit zijn, en dat ze niet noodzakelijkerwijs volledig tevreden zijn met de huidige situatie; ze moedigen ons aan om zo geloofwaardig mogelijk te zijn. Als we vandaag een lange rente, met een looptijd van vijftig jaar, van 4,67 procent zouden hebben, en een dertigjarige rente van 4,65 procent (de vijftig jaar hebben betrekking op Frankrijk, waar obligaties met een looptijd van vijftig jaar worden uitgegeven, en de dertig jaar op Duitsland) zijn deze tarieven nog altijd veel lager dan de tienjarige rente in de VS. Waarom zijn ze zo laag? Omdat we geloofwaardig zijn - op het gebied van het waarborgen van prijsstabiliteit voor de komende dertig jaar en zelfs voor de komende vijftig jaar. Dat is de bijdrage die onze geloofwaardigheid levert in Europa.

Dan wil ik het punt van de wisselkoersen noemen, dat heel belangrijk is. Ten eerste zijn de regels duidelijk - die staan in het Verdrag. De regels zijn exact hetzelfde als de regels die in Duitsland van kracht zijn sinds de oprichting van de Bundesbank na de Tweede Wereldoorlog. Ze zijn exact hetzelfde als de regels die sinds 1994 van kracht zijn in het Franse systeem, toen de Banque de France onafhankelijk werd, wat een vereiste was van het Verdrag van Maastricht en waartoe links en rechts in Frankrijk unaniem hebben besloten toen ze het besluit namen, zoals de heer Goebbels heeft gezegd, om de Grondwet van de Vijfde Republiek te veranderen om de centrale bank onafhankelijk te maken.

Dus de regels zijn duidelijk. Ze zijn hetzelfde in een aantal landen. In de praktijk, zoals een afgevaardigde zo welsprekend heeft gezegd, betekent dit dat we een stelsel van zwevende wisselkoersen hebben, en we hebben een forum om dit soort zaken te bespreken: de G7. Bij mijn weten hebben Jean-Claude Juncker en ik de verklaring van de G7 ondertekend, samen met onze Amerikaanse partners - de Federal Reserve Board en de minister van Financiën - onze Japanse partners en onze andere partners, het Verenigd Koninkrijk en Canada.

Dat is de manier waarop we zaken bespreken sinds de invoering van een stelsel van zwevende wisselkoersen. Dat wil niet zeggen dat dit een gemakkelijke of leuke situatie is, maar ik denk dat we ons in de huidige omstandigheden zo verantwoordelijk mogelijk moeten gedragen en dat we in ieder geval deze dialoog in stand moeten houden, onderling, zeker, en met onze partners. Het is ondenkbaar dat we dingen zouden doen die tegen de wensen van onze partners ingaan. Dat zal niet werken.

Mevrouw de Voorzitter, ik wil u niet vervelen door te herhalen wat we hebben gezegd, maar samen zeggen we tegen China dat we niet tevreden zijn met de huidige situatie. We herhalen zeker wat onze Japanse vriend heeft gezegd, dat de markten op dit moment de onderliggende economische kerngegevens niet volledig weerspiegelen, en met betrekking tot de Verenigde Staten hebben we samen gezegd dat we hebben opgemerkt dat de minister van Financiën en de monetaire autoriteit hebben verklaard dat een sterke dollar, ten opzichte van de euro, in hun belang is. Ik zal hier verder niets over zeggen, maar we moeten exact weten wat de situatie is.

Dan kom ik nu op het laatste punt, dat ook belangrijk is: onafhankelijkheid. Ik heb met grote belangstelling kennis genomen van het feit dat alle regeringen in Europa hebben gezegd dat ze de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank volledig zullen respecteren. Jean-Claude Juncker heeft dat zojuist nog namens de Eurogroep gezegd. Die onafhankelijkheid is vastgelegd in het Verdrag en is de enige sleutel tot geloofwaardigheid. Hoe zouden we in de komende vijftig jaar geloofwaardig kunnen zijn als degenen die de beslissingen nemen - hier in Europa, in New York, in Tokio, in Singapore, in Hongkong en elders - ons niet als onafhankelijk zouden beschouwen? Zij vertrouwen ons omdat we onafhankelijk zijn, maar onafhankelijkheid is niet alleen gebaseerd op de volledige eerbiediging van het Verdrag door onze partners, de uitvoerende machten, maar hangt ook van onszelf af. Ik wil namens de raad van bestuur zeggen - en als ik het zou kunnen zou ik het in verschillende talen willen zeggen, om zeker te weten dat ik goed wordt begrepen! -

(FR) Met alle vastberadenheid zal ik de onafhankelijkheid van de ECB in alle omstandigheden waarborgen. Mijn achttien collega’s en ik zijn van plan het Verdrag strikt na te leven: het Verdrag, het hele Verdrag en niets anders dan het Verdrag.

(DE) Als president waak ik onder alle omstandigheden met veel vastberadenheid over de onafhankelijkheid van de ECB. Mijn achttien collega’s en ik zijn van plan het Verdrag strikt na te leven: het Verdrag, het hele Verdrag en niets anders dan het Verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Joaquín Almunia, lid van de Commissie. (ES) Mevrouw de Voorzitter, ter afsluiting van dit zeer interessante debat wil ik heel kort een opmerking maken over de toepassing van het Stabiliteits- en groeipact, want in dit debat - zoals in veel andere debatten die we zowel binnen als buiten dit Parlement hebben gevoerd - worden de Commissie en de Raad opgeroepen - in het bijzonder de Commissie, en dat is ook terecht - om het Pact strikt toe te passen. En ik ben het daar volkomen mee eens.

De Commissie en ikzelf proberen de Raad ervan te overtuigen dat het Pact moet worden toegepast zoals het nu is, zoals het is overeengekomen. En dus zonder uitzonderingen te maken, zonder de regels te overtreden, op een strikte manier, wat niet wil zeggen op een rigide manier. We hebben slechte ervaringen opgedaan toen striktheid werd verward met rigiditeit. Strikt wil niet zeggen rigide. Strikt wil zeggen streng, en strengheid moet in situaties die verschillend en moeilijk zijn gepaard gaan met flexibiliteit als we resultaten willen boeken op het gebied van de begrotingsdiscipline, wat een noodzakelijke voorwaarde voor economische groei is.

De tweede opmerking die ik wil maken is de volgende: enkele afgevaardigden hebben gerefereerd aan andere taken die we moeten uitvoeren om de groei vast te houden en de groei en de stijging van de werkgelegenheid te prolongeren. We moeten de interne markt verder blijven ontwikkelen en nog voor het eind van het jaar zullen we daar een debat over houden.

De Commissie heeft de Raad toegezegd om een analyse van de werking van de interne markt te maken en daarbij aan te geven hoe wij denken dat deze zich verder zou moeten ontwikkelen. Dit is een belangrijk debat, dat een vervolg zal zijn op de debatten zoals we die hier in het Parlement en ook in de Raad hebben gevoerd over de dienstenrichtlijn - waarvan nu moet worden bekeken hoe deze moet worden toegepast - en dat is gekoppeld aan de groeiende integratie van de financiële diensten, die van essentieel belang is voor met name een betere werking van de eurozone.

We moeten blijven praten over de strategie van Lissabon en in de komende maanden gaan we praten over de herziening van de geïntegreerde richtsnoeren, de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de richtsnoeren voor de werkgelegenheid.

De structurele hervormingen in het kader van de strategie van Lissabon beginnen hun vruchten af te werpen. De goede resultaten, de prachtige resultaten op het gebied van de werkgelegenheid die de president van de Europese Centrale Bank zojuist heeft genoemd, zijn niet te verklaren zonder de hervormingen van de arbeidsmarkt die zijn doorgevoerd in het kader van de strategie van Lissabon, zoals ik ook denk dat we de verbetering van de productiviteit die we in deze laatste kwartalen hebben gezien, niet zullen kunnen verklaren - hoewel we nog niet over alle elementen beschikken die nodig zijn voor het maken van een analyse - zonder een verband te leggen met de economische cyclus, maar ook met een aantal hervormingen van de markten voor goederen en de markten voor diensten en met een aantal moderniseringen van belangrijke sectoren van onze economie, of zonder te kijken naar de - ik zeg het opnieuw - strikte, strenge, maar niet blinde toepassing van de mededingingsregels, waarop de Commissie in het bijzonder toezicht moet houden.

Mijn laatste opmerking betreft het punt van de lonen. Dit is enkele malen genoemd en Jean-Claude Juncker heeft daar ook al op geantwoord. Ik heb dit hier in het Parlement en ook daarbuiten al verschillende malen aan de orde gesteld.

Ik ben het volledig eens met het standpunt dat Jean-Claude Juncker heeft uitgedragen. De lonen moeten zich ontwikkelen in lijn met de productiviteit. Wanneer de productiviteit stijgt, moet die stijging tot uiting komen in de ontwikkeling van de lonen. Het kan niet zo zijn dat we in tijden dat de productiviteit niet stijgt in loononderhandelingen aanbevelen dat de lonen zich in lijn met de productiviteit moeten ontwikkelen, en dat we die aanbeveling vergeten wanneer de productiviteit weer stijgt.

Maar ik denk dat we tegelijkertijd ook niet moeten vergeten de loonontwikkeling te matigen, onze concurrentiekracht niet te verliezen, of, in het geval van de eurozone, de oorzaken van de verschillen in de ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid tussen de lidstaten van de eurozone diepgaand te analyseren en alternatieven te bedenken, want dit kan uiteindelijk grote problemen gaan veroorzaken in de landen die hierdoor hun concurrentievermogen zien afnemen. Daarom stel ik voor om dit debat nog iets te verbreden. Laten we ons niet alleen op de lonen richten, maar laten we het ook hebben over ongelijke ontwikkelingen, want - en ik leg nu een verband met het laatste idee dat ik in dit debat naar voren wil brengen - de perceptie van de euro is een belangrijk onderdeel van de perceptie die de burgers hebben van Europa, van het Europese idee.

De perceptie van de euro wordt ongetwijfeld beïnvloed door de perceptie die de burgers hebben van de economische ontwikkeling, en we moeten de burgers de waarheid vertellen: wanneer de economie slecht draait, moeten we dat tegen ze zeggen, maar wanneer de economie weer beter draait, moeten we dat ook tegen ze zeggen. We moeten niet vergeten, nu de economie weer beter draait, om de burgers dat beter draaien van de economie ook duidelijk te maken, omdat zij vanuit hun individuele situatie misschien niet kunnen zien dat het beter gaat met onze economie als geheel.

Maar bij die perceptie van de economische situatie, van het effect van de Europese integratie, van de monetaire en economische integratie, op de individuele situatie van mensen, spelen ook factoren als onzekerheid over de toekomst, onzekerheid over de toekomst van de socialezekerheidsstelsels, onzekerheid over de gevolgen van de globalisering en van de vergrijzing van de bevolking een rol, en we moeten antwoorden vinden op die onzekerheden zonder de fundamenten, de beginselen van de Economische en Monetaire Unie die we vandaag hebben geanalyseerd in gevaar te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, donderdag 12 juli, plaats.

 

14. Palestina (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over Palestina.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik wil u zeggen dat het de oprechte wens van de Raad is om met het Parlement te debatteren over de dramatische gebeurtenissen die vorige maand in Gaza hebben plaatsgevonden, conform het verzoek tijdens de plenaire vergadering van 19 juni.

De Raad en de Commissie hebben meteen gereageerd, zoals duidelijk is gemaakt in de conclusies van de Raad van 18 juni, waarin is verwoord dat we de burgerbevolking van Gaza niet in de steek zullen laten. Al het mogelijke wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp Gaza bereikt, waarbij u moet denken aan onze inspanningen om financiële hulp te verlenen en er langs politieke weg voor te zorgen dat Israël humanitaire-hulpkonvooien toelaat tot dat gebied. We houden ook onze grensbijstandsmissie bij Rafah stand-by. Als de partijen tot een akkoord kunnen komen over het heropenen van de missie en de situatie ter plekke het toelaat, zal de EU de steun om deze grensovergang tussen Gaza en Egypte naar behoren te laten functioneren, hervatten.

We steunen het noodkabinet van premier Salam Fayyad. De betrekkingen tussen dat orgaan van de Palestijnse Autoriteit en de EU zijn onmiddellijk genormaliseerd. Israël heeft ook concrete verplichtingen. Het moet hetzelfde doen en eindelijk alle Palestijnse belasting- en douane-inkomsten beschikbaar stellen, en de toegang tot en het reizen rond de Westelijke Jordaanoever en Gaza vergemakkelijken zodat de Palestijnen handel kunnen drijven. Bovenal moet Israël een bijdrage leveren aan het geloofwaardige vredesproces waarmee Palestijnse leiders zoals president Abbas en premier Fayyad bezig zijn. Dat zou een enorme stimulans zijn.

De benoeming van Tony Blair als nieuwe gezant van het Kwartet laat er geen twijfel over bestaan dat de internationale gemeenschap actief betrokken blijft bij deze kwestie. We zijn verheugd dat de voormalige Britse premier zich beschikbaar heeft gesteld voor deze taak en hopen oprecht dat zijn werkzaamheden de rol van de EU in het vredesproces zullen helpen versterken.

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, sinds ons laatste debat in dit Huis is de situatie in de bezette Palestijnse gebieden diepgaand veranderd.

Er zijn verschillende ontwikkelingen die we moeten verwelkomen. Israël heeft eindelijk de overdracht van belasting- en douane-inkomsten hervat, de Europese Unie heeft besloten om haar betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit te normaliseren en er is nu een Palestijnse regering onder leiding van premier Salam Fayyad. Na een onderbreking van drie maanden zijn de bilaterale ontmoetingen tussen Abbas en Olmert weer hervat. En tot slot heeft het me, zoals zo veel anderen, zeer veel vreugde gedaan om te horen dat BBC-correspondent Alan Johnston na meer dan drie maanden gevangenschap was vrijgelaten.

Anderzijds bestaat er na de overname van de Gaza-strook door Hamas nu het grote risico van een scheuring tussen de partijen in de Palestijnse gebieden. De bevolking van de Gaza-strook wordt geïsoleerd van de wereld en de spanningen tussen de Palestijnse facties zijn nog nooit zo groot geweest. De oprichting van een levensvatbare Palestijnse staat is op zijn minst in gevaar.

We moeten blijven werken aan de ontwikkeling van een politiek perspectief dat kan leiden tot vrede en welvaart in de regio. Ik hoop dat de komende bilaterale ontmoeting tussen president Abbas en premier Olmert, die hopelijk op 16 juli zal plaatsvinden, zal bijdragen aan het scheppen van een geloofwaardig politiek perspectief voor het Palestijnse volk en de weg zal plaveien voor hun gezamenlijke bijeenkomst met het Kwartet in een later stadium.

Ik hoop dat het Kwartet zijn samenwerking met de Arabische partners zal kunnen voortzetten en ik zie uit naar de komende bijeenkomst van het Kwartet, die waarschijnlijk volgende week zal plaatsvinden en waar alle onderwerpen kunnen worden besproken. Ik verwelkom de benoeming van Tony Blair als afgezant van het Kwartet, die ongetwijfeld nog meer dynamiek zal geven aan onze rol in het vredesproces in het Midden-Oosten. Hij kan een stuwende kracht voor vooruitgang worden, samen met het Arabische vredesinitiatief. Ik zal hem uiteraard alle mogelijke steun geven, zoals we die ook hebben gegeven aan Jim Wolfensohn, inclusief het personeel voor zijn team in Jeruzalem.

Met betrekking tot de hulp heeft de Commissie snel gereageerd op de nieuwe situatie. Ik heb een brief ontvangen van premier Fayyad waarin hij aangeeft waar hij het meest behoefte aan heeft. We staan klaar en zijn natuurlijk al bezig om gelden vrij te maken voor steun aan de nieuwe regering. Het Kwartet, de Raad van ministers van Algemene Zaken en Raad van ministers van Buitenlandse Zaken hebben de verlenging van het tijdelijke internationale mechanisme (TIM) tot eind september bekrachtigd. Om de operaties in het kader van het TIM in het derde kwartaal te financieren, hebben we een verzoek ingediend bij de begrotingsautoriteit voor de overboeking van tachtig miljoen euro. Het doet me veel genoegen en ik bedank u voor het feit dat de Begrotingscommissie deze week heeft ingestemd met deze overboeking. Nu kunnen we steun geven, via het TIM, tot het eind van de verlenging. Directe financiële steun aan de Palestijnse autoriteit wordt al voorbereid in de vorm van een plan om achterstallige betalingen van de particuliere sector te financieren, iets waar Salam Fayyad ons om heeft gevraagd. Dit zou een positief effect hebben op de financiële situatie van zowel de Palestijnse Autoriteit als de particuliere sector. We zijn hier middelen voor aan het zoeken.

De Commissie heeft de opbouw van de instituties van de toekomstige Palestijnse staat, iets waar we al lang mee bezig zijn, weer ter hand genomen. We verstrekken ook technische hulp aan het ministerie van Financiën. Er is onlangs een steunproject van start gegaan op het gebied van interne controle en audit binnen het ministerie, en binnenkort zullen er nog twee volgen. Eén daarvan betreft het beheer van douaneheffingen en het andere het beheer van belastingopbrengsten.

Tot slot enkele woorden over de Gaza-strook. We zullen de bevolking van de Gaza-strook natuurlijk niet in de steek laten en het doel van een Palestijnse staat niet opgeven. We geven humanitaire hulp en noodhulp aan de bevolking van de Gaza-strook, en de partners van ECHO doen het werk ter plaatse. Via het TIM worden sociale uitkeringen en brandstof gefinancierd. De situatie kan echter verder verslechteren omdat de toegang tot de Gaza-strook nog steeds een probleem is. Daarom moeten we nog meer met de Egyptenaren en de Israëli’s samenwerken om de grensovergangen bij Rafah en Karni weer te kunnen openen. Het feit dat deze nog steeds gesloten zijn, belemmert de doorgang van personeel en goederen in het kader van de humanitaire hulp en het is te hopen dat dit geen rampzalige gevolgen zal hebben voor de economie van de Gaza-strook.

De grensovergangen moeten worden heropend ten behoeve van de humanitaire hulp en de handel. Als de economie instort, zal dat ernstige consequenties hebben voor de veiligheid in de hele regio, voor de toekomst van de Palestijnse staat en, jawel, ook voor de begroting van de Commissie. We mogen de bevolking van de Gaza-strook niet volledig afhankelijk laten worden van buitenlandse hulp.

 
  
MPphoto
 
 

  José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-DE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement zal morgen een resolutie over de situatie in het Midden-Oosten aannemen waarover via de gebruikelijke procedures consensus is bereikt.

Maar buiten dit, mijnheer de Voorzitter, zijn er twee feiten waar ik in mijn interventie speciaal bij stil wil staan. Ten eerste de benoeming van de Britse oud-premier Tony Blair tot speciale afgezant van het Kwartet. Het lijkt erop, en dat is een vraag die ik wil stellen aan het fungerend voorzitterschap van de Raad, dat een van zijn taken is om te waken over een correcte besteding van de middelen van de internationale gemeenschap in de regio.

Het tweede punt dat ik wil noemen, mijnheer de Voorzitter, is de brief die door tien ministers van Buitenlandse Zaken is ondertekend, waaronder de Portugese minister die nu het fungerend voorzitterschap van de Raad bekleedt, en die onomwonden is bekritiseerd door de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

In die brief wordt gesteld dat de Europese Unie een gebrek aan overtuiging tentoonspreidt in haar Midden-Oosten-beleid, dat de routekaart niet meer werkt - een krasse uitspraak -, dat de verantwoordelijkheid hiervoor een gezamenlijke is, en dat de voorwaarden die de Europese Unie en de internationale gemeenschap als geheel hebben gesteld, de situatie hebben verergerd.

Ik wil het fungerend voorzitterschap van de Raad vragen of hij deze opvattingen deelt - ik begrijp dat dit het geval is - en of hij deze op persoonlijke titel heeft geuit, als minister van Portugal, of namens de Europese Unie.

En tot slot, mijnheer de Voorzitter, zou ik ook willen vragen naar de voorstellen die in de brief worden gedaan: het in de nabije toekomst houden van een internationale conferentie over de situatie in het Midden-Oosten en het op de been brengen van een internationale troepenmacht, onder de vlag van de NAVO of op basis van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, die de vrede moet bewaren en een eventueel staakt-het-vuren moet handhaven.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, beste commissaris, over de toestand in het Midden-Oosten worden nu veel krokodillentranen geplengd. Men had toch eigenlijk moeten weten dat het gemakkelijk zover zou kunnen komen. Natuurlijk waren de zelfvernietigende krachten van de Palestijnse politiek niet precies te overzien, maar waar was de ondersteuning van Israël voor president Abbas de afgelopen jaren? Wanneer hebben wij moord en brand geschreeuwd, omdat Abbas niet ondersteund werd? En waar was de visionaire en zelfstandige strategie van de Europese Unie? En waarom, mijnheer de voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, hebben we de kritiek van mijnheer De Soto op het beleid van het kwartet gewoon genegeerd? Is dat ons slechte geweten? Is het het inzicht dat hier echt iets verkeerd is gegaan? Want collega Salafranca, we moeten toch toegeven dat er iets fout is gegaan.

Ik wil nu echter geen oude koeien uit de sloot halen, omdat het per slot van rekening om de toekomst gaat. Wat moet er gedaan worden? Mijn fractie heeft onlangs een Midden-Oosten-conferentie gehouden onder leiding van Pasqualina Napoletano en wij komen tot dezelfde bevindingen als de tien ministers van Buitenlandse Zaken die onlangs hun standpunt in een artikel hebben neergelegd. Ik zou graag hebben gezien dat alle ministers van Buitenlandse Zaken dat gezamenlijk gedaan hadden. Vooral nu moet de regering-Abbas/Fayyad daadkrachtig ondersteund worden. Maar we moeten niet de illusie koesteren dat een dergelijke steun zou betekenen dat de problemen met Hamas opgelost zijn of militair op te lossen zijn door de troepen van Abbas te bewapenen. Want dat denken sommigen! De harten en hoofden van de Hamas-kiezers zullen we zo zeker niet winnen.

De grenzen van 1967 moeten eindelijk door Israël erkend worden, ten minste als uitgangspunt van de onderhandelingen. Natuurlijk zullen er nog paar verschuivingen plaatsvinden. We hebben een allesomvattende discussie nodig over alle aspecten, van de terugkeer van vluchtelingen tot de muur. Die zaken zijn niet eenvoudig op te lossen, maar ze moeten open en eerlijk besproken worden. Ook moeten we het Arabische vredesplan erbij betrekken om echt tot vrede te komen tussen Israël en zijn Arabische buurlanden.

Het doel moet het voorkomen van geweld zijn. Maar we moeten rechtvaardig zijn. Als we van de ene partij verlangen dat ze geweld afzweren, dan moeten we dat ook van de andere partij eisen en dat was in de afgelopen maanden niet het geval.

Tot slot een paar woorden over Tony Blair en zijn missie: we hadden liever gezien dat Tony Blair in zijn tien jaar als premier een actief, progressief en succesvol Midden-Oosten-beleid had gevoerd. Een dergelijk beleid hebben we niet gezien. Misschien weet Tony Blair zich nu van sommige – Atlantische en andere – ketens te bevrijden en kan hij een andere rol spelen. Wij zouden dat ten zeerste toejuichen. Wij wensen hem veel geluk toe bij zijn inspanningen voor de regio, maar hij zal hard moeten werken aan een politiek die anders is dan die van de afgelopen jaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. Voorzitter, Raadsvoorzitter, commissaris, de vorige betogen hebben al duidelijk aangetoond dat er een en ander is veranderd in onze respectieve opstellingen jegens de situatie in het Midden-Oosten in het algemeen en de problematiek Israël-Palestina in het bijzonder.

Ook ik zal daarvan getuigen, maar wat ik niet zal doen - in tegenstelling tot sommigen - is als het ware afstand nemen van die opstellingen, want ik voel mij eigenlijk, ook namens mijn fractie, medeverantwoordelijk voor alles wat er tot nu wel en niet is gebeurd. Het is wat al te gemakkelijk om te zeggen: dat zijn dezen of genen en wij zijn nu de goeden, want wij weten wat er voortaan moet gebeuren. Ik denk dat we allemaal medeverantwoordelijk zijn voor de gang van zaken, voor het niet-optreden van de ene of het te laat optreden van de andere.

Hoe dan ook, wat er in Gaza is gebeurd, leek op een totale impasse, maar tegelijk heeft dat geleid tot een aantal ontwikkelingen die als het ware een window of opportunities vormen. De moedige opstelling van de president van de Palestijnse Autoriteit, van de eerste minister, het feit dat er weer gesprekken met Israël worden gevoerd, de bevrijding van Alan Johnston, waarover wij ons natuurlijk verheugen, en de vrijlating van een aantal Palestijnse gevangenen. We zouden alleen willen dat er nog meer worden vrijgelaten.

Het hernieuwde initiatief van de Arabische Liga, dat bijzonder belangrijk is, en de blijken van de bereidheid van Egypte, Jordanië en andere Arabische landen om zich veel meer in te zetten, zich veel meer te gaan inlaten met de verdere gesprekken, dat zijn allemaal evenveel hoopgevende tekenen. Dat betekent natuurlijk niet dat de situatie in Gaza niet ellendig zou zijn voor de betrokkenen. Ik verheug mij dan ook over de hernieuwde initiatieven van de Commissie, zoals ik me ook verheug over het feit dat Israël, hoewel het daarmee veel te lang gewacht heeft, eindelijk begonnen is met het overdragen van belastinggeld aan de Palestijnse Autoriteit.

Ik zou willen besluiten - want ik wil uw oproep om mij te houden aan mijn spreektijd respecteren, Voorzitter - met een oproep aan ons allen dat we nu gezamenlijk de politieke moed opbrengen om resoluut toe te werken naar de oplossing die we eigenlijk allemaal kennen: twee leefbare staten die vreedzaam naast elkaar leven binnen internationaal erkende grenzen. Als we die politieke moed kunnen opbrengen, allemaal, en onze kleine en soms grote verschillen opzijschuiven, dan daagt het misschien nog in het oosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward, thar ceann an Ghrúpa UEN. – A Uachtaráin, cuirim fáilte mór roimh an sceál gur scaoileadh an t-iriseoir, Alan Johnston, ón BBC saor ó Gaza tar éis dó a bheith gafa le ceithre mhí anuas. Tá áthas ó chroí orm go bhfuil sé saor agus go bhfuil sé sa bhaile anois lena mhuintir agus lena chairde. Cuirim fáilte freisin roimh shocrú rialtas Iosrael an deireadh seachtaine seo caite 250 príosúnach a scaoileadh saor. Ach tá cúrsaí daonnachta in Gaza dona go fóill. Caithfear ord agus eagar a chur ar an soláthar bia atá ag dul isteach go muintir na Palaistíne. Níor cheart cead a thabhairt d'údaráis Iosrael cosc a chur ar an mbia ag teorainn Gaza agus Iosrael.

(EN) Het grootste probleem waarmee de bevolking van Gaza geconfronteerd wordt, is humanitair van aard. Het feit dat Hamas nu de Gaza-strook beheerst en Fatah de Westelijke Jordaanoever, helpt de Palestijnse zaak geen jota. Dit betekent in essentie dat de Palestijnen ervan kunnen worden beschuldigd dat ze met twee tongen spreken. Met andere woorden, Israël kan zich verschuilen achter het feit dat de Palestijnen nu verdeeld zijn en niet met één stem spreken. Ik ben ook van mening dat de Europese Unie zich in een zeer sterke positie bevindt om als onpartijdig bemiddelaar op te treden bij veel politieke problemen in het Midden-Oosten. Europa moet zich politiek veel sterker mengen in die problemen, om een burgeroorlog te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Flautre, namens de Fractie Verts/ALE. (FR) Mijnheer de Voorzitter, u, de heer Antunes en negen van uw collega’s hebben gepleit voor een nieuwe aanpak in Palestina. Dat is inderdaad een mooi uitgangspunt. In het verslag van de speciale VN-coördinator De Soto wordt harde kritiek geleverd op de strategie van het Kwartet en ook de Europese Unie zelf komt er niet al te best van af. Haar strategie heeft niet geleid tot een normalisatie van Hamas op politiek vlak, noch tot de nakoming door Israël van zijn internationale verplichtingen, noch tot inspanningen voor eenheid onder de Palestijnen. Vandaag is er sprake van een humanitaire ramp die sociaal, economisch en politiek is getint. Welke nieuwe aanpak moeten we dan hanteren?

Mevrouw de commissaris, de Europese Unie is geen liefdadigheidsinstelling. Ze moet zich op politiek gebied inzetten en in de eerste plaats een geloofwaardig perspectief uitwerken voor een definitieve oplossing van het conflict. Het potentieel van het door de Arabische Liga voorgestelde vredesplan moet daartoe volledig worden benut. De Unie moet ijveren voor een internationale vredesconferentie die alle partijen bij elkaar brengt. Ze moet dat resoluut doen, desnoods door het voortouw te nemen binnen het Kwartet. De Unie moet alle middelen aanwenden om de Israëlische autoriteiten zover te krijgen dat ze aan hun internationale verplichtingen beantwoorden en om op juridisch vlak tastbare resultaten ten voordele van de Palestijnse burgers te behalen. De Europese Unie zou aan de grens met Rafah haar verantwoordelijkheid moeten nemen en de belemmeringen bij het uitvoeren van haar controlemissie – indien nodig in het openbaar – aan de kaak moeten stellen. De blokkade van de Gaza-strook, die een voedingsbodem legt voor een explosie van geweld en werd gevolgd door de overrompeling van Fatah, moet worden opgeheven. Het verkeer van personen en goederen tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever evenals tussen Gaza en Israël moet worden hersteld.

Ik sluit af, mijnheer de Voorzitter, door op te merken dat in een geval als dit de Europese Unie aan zijn partners zou moeten voorstellen te onderzoeken of het wellicht opportuun is een internationale troepenmacht in te zetten om de vrede alle kansen te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik hoop werkelijk dat Tony Blair in de verlossingsfase zit, na de zonden die hij heeft begaan met de oorlog in Irak. Hopelijk kan hij nu een handje helpen om de Palestijnen vrede en rechtvaardigheid te garanderen en ook om de Israëli’s vrede te bezorgen. Ik ben daarom zeer erkentelijk voor de bijdrage van de tien Europese ministers van Buitenlandse Zaken, die Blair vier belangrijke punten hebben aangereikt waaraan gewerkt moet worden: vier dramatische kwesties die werkelijk spoedeisend zijn.

Om Mahmoud Abbas, het Palestijnse volk en Israël te helpen, moet er volgens mij hoognodig onderhandeld worden over een definitief akkoord. Ook moet er een einde worden gemaakt aan een brute militaire bezetting die al meer dan veertig jaar voortduurt. Dat is van essentieel belang, maar even belangrijk is de noodsituatie die daar heerst.

Als Europese Unie hebben wij verantwoordelijkheden: de Rafah-grensovergang moet heropend worden, waar zesduizend mensen onder de zon zitten, zonder enige beschutting, die niet naar huis terugkunnen. Wij moeten ervoor zorgen dat de EU BAM gaat functioneren. Wat de politieke gevangenen betreft, Gilad Shalit moet onverwijld vrijgelaten worden, maar dat geldt ook voor de Palestijnse politieke gevangenen; onder andere Marwan Barghouti, die een factor van eenheid kan zijn, zowel in politiek opzicht als met het oog op vrede in het Midden-Oosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Hybášková (PPE-DE). (EN) Ik en mijn fractie zijn tevreden met de motie voor een resolutie waarover we morgen gaan stemmen.

Tot onze tevredenheid wordt het Kwartet niet bekritiseerd, zoals enkele fracties gewild hadden. Integendeel, in de resolutie wordt erop aangedrongen dat het Kwartet in de toekomst intensievere actie onderneemt. In de motie voor een resolutie wordt duidelijk volledige steun gegeven aan en begrip getoond voor de buitengewone besluiten die Mahmoud Abbas heeft genomen. In de resolutie wordt kennis genomen van de onderhandelingen over vertrouwenwekkende maatregelen tussen de regering van Salam Fayyad en de regering van Israël, evenals van de hernieuwing van de onderlinge samenwerking op veiligheidsgebied.

We verwelkomen het besluit over de belasting- en douaneontvangsten, evenals het begin dat is gemaakt met de vrijlating van politieke gevangenen door Israël. Desondanks moet Mahmoud Abbas naar echte democratie, de vorming van politieke partijen en samenwerking met Jong Fatah streven.

Israël moet serieus overwegen om de wegversperringen op te heffen en terug te gaan naar de situatie van voor december 2000 en moet de uitbreiding van de nederzettingen stoppen. Egypte moet onderdeel uitmaken van de oplossing van het probleem Gaza.

Het sturen van een internationale troepenmacht naar de Gaza-strook zou voor ons allemaal een groot risico inhouden, en de Europese Unie moet zich grote zorgen maken over de samenstelling van de voorgestelde internationale conferentie. Syrië moet verantwoordelijkheid afleggen over zijn buitenlandse acties. Alleen dan kan Syrië deel uitmaken van de dialoog en de oplossing.

We proberen de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever zo veel mogelijk te helpen, met financiële steun en op alle andere mogelijke manieren. 90 procent van de bevolking van de Westelijke Jordaanoever bestaat echter uit boeren, de Felaheen. Zij zijn afhankelijk van agrarische exporten. We dringen er bij Israël op aan om de goederenstroom weer op gang te laten komen, en mijn vraag is: hoe werkt onze hypocrisie op agrarisch gebied? Zijn we bereid onze markten te openen voor Palestijnse agrarische producten uit de Westelijke Jordaanoever?

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE). (EN) Ik bedank de commissaris en mijn collega’s uit alle fracties in dit Huis voor de steun die zij hebben uitgesproken voor Alan Johnston. We zijn allemaal blij dat hij is vrijgelaten en veilig thuis is in mijn kiesdistrict in Schotland. Dat is echter maar één lichtpuntje in de duisternis, en we moeten ons eigen aandeel in dat falen erkennen.

Ik ben het eens met de commissaris dat er uiteindelijk misschien ruimte voor optimisme is. Toen ik, mevrouw Morgantini en anderen vorig jaar in de Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook waren, was het echter duidelijk dat het beleid van de EU symptoombestrijding is en geen echte oplossing biedt.

Het Kwartet is in de ogen van een groot deel van de Arabische wereld in diskrediet geraakt. Het is zeker in diskrediet geraakt in de ogen van veel Palestijnen. De EU moet in dat gat stappen en echt leiderschap en schone handen bieden.

Ik sluit me aan bij het scepticisme van collega’s over de benoeming van Tony Blair tot speciaal afgezant. Voor één keer sprekend als Brits afgevaardigde, moet ik zeggen dat het idee dat een zo gecompromitteerd iemand zich op een geloofwaardige manier kan inzetten voor vrede in het Midden-Oosten, me enorm tegen de borst stuit. Dat is belangrijk, want we hoeven alleen maar te kijken naar de bomaanslagen in Glasgow en Londen om te zien dat de consequenties - direct of indirect - van ons voortdurende falen in Palestina ons allemaal zullen achtervolgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, helaas hebben wij niet voldoende tijd om de situatie in Palestina uitvoerig uit de doeken te doen. Wij bevinden ons hier in het Europees Parlement en moeten een onmiddellijk antwoord geven op een uiterst urgent en ingewikkeld vraagstuk.

Ik zal slechts ingaan op vier belangrijke punten.

Ten eerste heeft de Europese Unie een verantwoordelijkheid voor de huidige situatie, aangezien zij de regering van nationale eenheid niet voldoende heeft gesteund.

Ten tweede lijken, oppervlakkig bekeken, de oplossingen en de maatregelen die de laatste tijd worden aangedragen door het Kwartet en Israël steun te geven aan president Abbas, maar in feite werpen ze alleen maar nog grotere hinderpalen op voor het vinden van een levensvatbare oplossing voor het probleem van de de facto tweedeling van Palestina.

Ten derde roep ik alle betrokken partijen op om hard te ijveren voor eenheid, want eenheid is de enige manier om uit de crisis te geraken.

Ten vierde, en tot slot, is de humanitaire situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever tragisch. Voor wat echter met name de Westelijke Jordaanoever betreft, moeten er onmiddellijk maatregelen worden genomen om de inwoners in staat te stellen het hoofd economisch en sociaal boven water te houden.

Tot slot wil ik een verzoek richten tot de Raad en de Commissie. U zult toch op een gegeven ogenblik, als er eenmaal eenheid tot stand is gebracht tussen Hamas en Fatah, het toekomstige beleid van de Unie op dit gebied moeten uitstippelen. Zorgt u ervoor dat u daarmee niet de fouten uit het verleden herhaalt, toen de Europese Unie selectief was en slechts onderhandelde met de helft van de regering, terwijl ze de andere helft ostentatief negeerde, ofschoon deze regering de vrucht was van vrije en democratische verkiezingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eugen Mihăescu (ITS). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we zijn vandaag in het dorp van de wereld, in Europa, aan het jammeren omdat in de buurt, bij onze grenzen, mensen elkaar de keel doorsnijden. In plaats van tussenbeide te komen, wenen en weeklagen wij als oude vrouwtjes. Dat is niet-hulpverlening aan personen in nood, een misdrijf dat wordt bestraft door de wet. Een grote wijze man zei dat heiligen en profeten meer waard zijn dan artiesten, geletterden, politici, soldaten en kooplui. Maar waar zijn vandaag de dag de wijzen en de profeten?

We hebben een nieuwe Sint-Franciscus van Assisi nodig. Ook hij leefde in een periode van kruistochten, maar hij toonde belangstelling voor anderen, voor zij tegen wie de kruisvaarders ten strijde trokken. Hij stelde alles in het werk om hen op te zoeken. Ten slotte, tijdens de vijfde kruistocht, bij de bezetting van Damiette in Egypte, bedroefd door het gedrag van de kruisvaarders, zei hij: “Ik heb het kwade en de zonde aanschouwd”. Ontsteld door het aanzien van doden op het slagveld, stak Sint-Franciscus de frontlijn over. Hij werd gevangen genomen, geboeid en voor de sultan Saladin, die in Tikrit geboren is, geleid. De ontmoeting moet erg bijzonder zijn geweest, want na een gesprek dat tot laat in de nacht heeft geduurd, liet de sultan Sint-Franciscus de volgende ochtend – gezond en wel – vertrekken naar het kamp van de kruisvaarders.

Ik hoop dat ze aan elkaar hun beweegredenen hebben verteld, dat Sint-Franciscus heeft gesproken over Christus, dat de sultan passages uit de Koran heeft voorgelezen, en dat ze het ten slotte eens geworden zijn over de boodschap die de arme Sint-Franciscus overal uitdroeg: “Bemin je naaste als jezelf”.

Tony Blair was één van de kruisvaarders in Irak. Kan hij de Sint-Franciscus worden die Europa in het Midden-Oosten nodig heeft?

 
  
MPphoto
 
 

  Edward McMillan-Scott (PPE-DE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Palestijnse kwestie en de betrekkingen tussen Palestina en Israël splijten niet alleen families, maar ook fracties in dit Huis en in andere parlementen in de hele wereld - en ook vele instellingen. Een van de dilemma’s van vandaag betreft juist die instellingen die wij hier vertegenwoordigen, en ons aandeel van de afgelopen jaren in het Kwartet. Sommigen hopen dat de benoeming van Tony Blair, met de heel specifieke rol die hij gespeeld heeft met betrekking tot het Palestijnse volk, dat proces kan doen herleven. Ik weet dat niet. Ik denk dat het belangrijk is dat de waarden die de basis hebben gevormd voor de Europese Unie zelf, een inspiratiebron blijven vormen voor mensen in het hele Midden-Oosten, maar vooral in Palestina en Israël.

Zoals anderen verheug ik me zeer over de vrijlating van Alan Johnston. Ik ben begunstiger van de BBC World Service Trust. Hij deed verslag vanuit de Gaza-strook toen de verkiezingen werden gehouden die leidden tot de verkiezing van Abu Mazen in januari 2005, gevolgd door de verkiezing van de door Hamas geleide Palestijnse regering in 2006. Het dilemma voor de democratische naties - wat vroeger het Westen werd genoemd - was of de Hamas-regering moest worden erkend of niet. Welnu, we weten wat er gebeurd is, en we hebben nog steeds te kampen met de consequenties ervan. Ik vraag me af of de Europese Unie werkelijk tevreden kan zijn met de rol die ze in deze periode heeft gespeeld.

Het doet me genoegen dat het Europees Parlement nu debatteert over het opzetten van een werkgroep in de Commissie buitenlandse zaken, iets wat ik tweeënhalf jaar geleden voor het eerst heb voorgesteld. Het doet me genoegen dat we gastheer zullen zijn van de VN-Conferentie van eind augustus, maar ik denk dat parlementariërs van Europa nog steeds veel en intensief werk te verzetten hebben, in samenwerking met de gekozen parlementariërs uit de Arabische wereld - waaronder sommigen met wie we onder normale omstandigheden liever geen zaken zouden willen doen. We moeten de zaken in de toekomst anders aanpakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (PPE-DE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is gezegd dat er in het Midden-Oosten sprake is van vijf crises die met elkaar vervlochten zijn. We kunnen zien dat Iran in alle vijf de hand heeft. De Gaza-strook mag dan worden beheerst door Hamas, maar Hamas is geen eigen baas: Teheran kan zijn veto uitspreken. Misschien is het daarom correcter om te stellen dat er maar één conflict bestaat in het Midden-Oosten, namelijk tussen extremisten en gematigden. We hebben een verplichting om de gematigden aan te moedigen en te steunen.

Het gevaar bestaat dat sommigen Hamas gaan zien als een soort sociale dienst met een groot ego. Dat zou een ernstige vergissing zijn: Hamas is in essentie een terroristische organisatie. Haar macht is gebaseerd op intimidatie en moord en ze wil haar eigen verwrongen visie op de islam opleggen aan een angstige bevolking. Ik herinner me nog heel goed de smeekbede die de internationaal befaamde Palestijnse, dr. Hannan Ashrawi, achttien maanden geleden bij de parlementsverkiezingen uitsprak: “We moeten de krachten van het kwaad verslaan”.

De bewoners van de Gaza-strook kunnen niet vrij hun mening uiten. Ondertussen ligt Israël permanent onder vuur en zijn gisteren vanuit de Gaza-strook mortiergranaten afgevuurd op de grensovergang bij Kerem Shalom, die belangrijk is voor het vervoer van humanitaire hulp vanuit Egypte naar de Gaza-strook.

We mogen niet vergeten dat, terwijl we blij en opgelucht zijn vanwege de vrijlating van Alan Johnston, korporaal Shalit een jaar geleden is ontvoerd en we niets over zijn situatie weten. Familieleden van hem waren gisteren hier in het Europees Parlement.

Dus welke conclusies kunnen er worden getrokken uit deze verwarrende en gevaarlijke mix? Israël heeft zelfbeheersing getoond: het heeft de regering van Salam Fayyad erkend, het heeft honderden Palestijnse gevangen vrijgelaten, het heeft ongeveer vierhonderd miljoen dollar aan belastingontvangsten overgemaakt die zijn betaald door Palestijnen, en het is actief gesprekken aangegaan met de leiders van de Palestijnse Autoriteit. Er zal echter een derde - Arabische of mogelijk Europese - partij nodig zijn om echte vooruitgang te boeken. Het Arabische vredesinitiatief van 2002 vormt nog steeds de meest veelbelovende weg vooruit, en ik ben er zeker van dat Israël dit inziet. Zoals wij de gematigde krachten moeten steunen en de terroristen moeten bestrijden, zo moeten de Arabische regeringen bereid zijn om actief en met een flexibele opstelling deel te nemen aan het vredesproces: politiek, economisch en financieel. Het is in ons belang - en in hun belang - dat ze dat doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys namens de ITS-Fractie. Voorzitter, dank u voor het begrip. De Europese Unie moet de pragmatische krachten binnen het Palestijnse kamp steunen. Dat betekent dat de hulp en middelen moeten gaan naar de Palestijnse Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever, maar niet naar Hamastan in Gaza.

We moeten ook bij de Israëlische autoriteiten erop aandringen dat de douane-inkomsten worden doorgestort aan de Palestijnse Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever en dat de beperkingen inzake het verkeer van personen tussen de Westelijke Jordaanoever en Israël in de mate van het mogelijke worden versoepeld. Het is inderdaad van groot belang dat de invloed van Iran wordt ingedamd.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe eerst mevrouw Ferrero-Waldner te begroeten en ook uw aandacht te vestigen op haar eerste toespraak, die zeer helder was en een licht heeft geworpen op het optreden van de EU in Palestina, onder auspiciën van de Commissie, een toespraak waar ik zeer dankbaar voor ben.

Ik wil kort ingaan op twee punten die hier zijn aangestipt door de heer Salafranca, namelijk de benoeming van Tony Blair als gezant van het Kwartet en de brief die door tien EU-ministers van Buitenlandse Zaken is ondertekend.

Ik denk dat we blij moeten zijn met de benoeming van de heer Blair, ten eerste omdat hij een Europeaan is, ten tweede omdat hij voorzitter van de Europese Raad is geweest en ten derde omdat hij een politicus is met buitengewoon veel ervaring in internationale aangelegenheden, maar deels ook omdat hij een man met een overtuiging is. Ik denk dan ook dat het Kwartet, de EU en wij allen als Europeanen profijt zullen gaan trekken van deze benoeming, en we moeten hem bijstaan waar we kunnen. Zijn mandaat is helder omschreven en goed gedocumenteerd, en de heer Blair zal natuurlijk binnen de grenzen van zijn mandaat blijven. Uiteraard hopen we dat zijn inspanningen ten goede zullen komen aan het vredesproces in het Midden-Oosten, en we wensen hem veel succes bij zijn missie.

Over bovengenoemde brief moet ik zeggen dat die is opgesteld en ondertekend binnen de context van een specifieke, informele groep ministers, en de Portugese minister van Buitenlandse Zaken heeft die brief exact in die hoedanigheid ondertekend. Als u naar de brief kijkt staat er niet Luis Amado, minister van Buitenlandse Zaken aan de voorzitter van de Raad van de Unie, maar Luis Amado, Portugese minister van Buitenlandse Zaken, en de brief is uitsluitend op die basis ondertekend.

Of men het nu wel of niet eens is met de inhoud of de formulering ervan, één ding is denk ik belangrijk. De geest van de brief is in elk geval dat hij de aandacht vestigt op de urgentie, de complexiteit, de noodzaak voor de EU als geheel om een centrale rol te spelen bij de oplossing van dit conflict, een conflict dat veertig jaar geleden begonnen is, en om daarmee gehoor te geven aan de oproep van vele afgevaardigden in dit Parlement die willen dat de EU zich zoveel mogelijk inspant om een doorslaggevende rol te spelen in deze kwestie. Geachte afgevaardigden, ik zeg u dat we tijdens ons voorzitterschap, samen met de Commissie uiteraard, zo hard mogelijk zullen proberen te werken om resultaat te boeken en ervoor te zorgen dat het met het vredesproces in het Midden-Oosten de goede kant opgaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden. We moeten de positieve elementen uit dit debat in dit zeer ingewikkelde vredesproces inzetten en proberen de stukjes van de puzzel op hun plaats te krijgen, zodat we een stap voorwaarts kunnen doen.

Ik hoop dat de volgende bijeenkomst van het Kwartet, waar de politieke horizon en het politieke akkoord naar ik aanneem tenminste genoemd zullen worden, een dergelijke stap voorwaarts zal zijn.

Ten tweede zou ik graag alle dagelijkse verbeteringen voor de Palestijnen willen noemen: de mobilisatie van de internationale hulp, de institutionele en gouvernementele behoeften van de Palestijnse staat en de plannen om de economische groei van de Palestijnen te bevorderen. Wat dit betreft zijn wij ook bereid onze voorlopige associatieovereenkomst met de Palestijnse Autoriteit nieuw leven in te blazen, aangezien hierin onder andere bepalingen staan vermeld met betrekking tot de export van landbouwproducten vanuit Palestina – zij het natuurlijk op basis van een quotasysteem.

We doen allemaal wat we kunnen maar dit is ook afhankelijk van de politieke wil aan beide kanten, en zonder die wil komen we helaas nergens.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 12 juli 2007 plaats.

 
  

(1)Zie notulen.


15. Situatie in Pakistan (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Pakistan.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik ben verheugd dat ik hier in de gelegenheid ben om over Pakistan te praten, zonder twijfel een zeer belangrijk land dat, zo gaat dat nu eenmaal, niet altijd de aandacht krijgt die het verdient. Ik weet dat sommige van de geachte afgevaardigden de betrekkingen met Pakistan zien als betrekkingen van bijzonder belang, dus het doet mij deugd dat ik het standpunt van de Raad over het land uiteen kan zetten en naar uw opvattingen hierover kan luisteren.

De situatie in Pakistan is volop in ontwikkeling in de aanloop naar de verkiezingen en we hopen dat de samenwerking met het Europees Parlement de komende maanden goed zal blijven. De EU kent een lange geschiedenis van betrekkingen met Pakistan, die teruggaat tot 1976, toen onze eerste samenwerkingsovereenkomst werd gesloten.

Om meerdere redenen zijn de betrekkingen de afgelopen jaren helaas niet zo nauw geweest als we beiden gewild zouden hebben. Daarom heeft de EU in 2005 een begin gemaakt met de herziening van haar Pakistan-beleid, aangezien de Raad onderkende dat bepaalde kwesties in het land Europa voor uitdagingen stelden. Er bestond ook duidelijke overeenstemming over het feit dat het enige beleid dat effect zou sorteren, een beleid zou zijn waarbij regelmatig contact onderhouden zou worden met de Pakistaanse regering. Uit dit besluit vloeide de gezamenlijke verklaring van de EU en Pakistan voort, die op 8 februari in Berlijn werd aangenomen. Onze politieke dialoog werd dus geformaliseerd en de weg was vrij voor de volledige uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst van 2004, ook wel bekend als de derde-generatieovereenkomst.

Als gevolg hiervan zijn de betrekkingen tussen de EU en Pakistan sinds het begin van dit jaar op een nieuwe leest geschoeid. We hopen dat dit zal bijdragen tot een beter wederzijds begrip. Dit is een stap voorwaarts in een langetermijnproces dat moet uitmonden in een, naar wij hopen, vruchtbare samenwerking. Het is ook een erkenning van het belang dat de EU hecht aan Pakistan als partnerland.

We hebben dus de richting voor de lange termijn bepaald, maar dat neemt niet weg dat er ook een aantal zaken zijn die op korte termijn om een oplossing vragen. We weten dat er in het Parlement een zekere bezorgdheid bestaat over de recente gebeurtenissen, en we kunnen daar voor een deel in meegaan. Onze aandacht ging de afgelopen week volledig uit naar de onlusten rond de Rode Moskee in Islamabad. Ik wil niet in discussie treden over wat de aanleiding was voor de huidige situatie. Liever spreek ik mijn waardering uit voor het besluit van de regering om de strijd aan te binden met degenen die intolerantie prediken. Natuurlijk hadden we allemaal liever een vreedzame uitweg uit de impasse gezien, maar het feit dat de regering een bepaalde houding heeft aangenomen tegen radicaal extremisme, is belangrijk. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen mensen die geweld prediken en mensen die vreedzaam betogen.

De Raad was uiterst bezorgd over het geweld dat in mei in Karachi uitbrak. Het is essentieel dat al het mogelijke wordt gedaan om een herhaling van deze gebeurtenissen te voorkomen. De Raad volgt de situatie in Pakistan op de voet via zijn permanente contacten met EU-ambassades in Islamabad. We hopen dat alle partijen zich terughoudend zullen opstellen, maar vooral dat de oproerpolitie proportioneel zal optreden en zo weinig mogelijk geweld zal gebruiken wanneer het om burgers gaat.

De Raad volgt ook de affaire rond opperrechter Iftikhar Chaudhry op de voet. Belangrijk is dat de gerechtelijke stappen tegen de heer Chaudhry een eerlijk verloop hebben zonder ongepaste inmenging. De media moeten ook hun informatietaak in vrijheid kunnen vervullen zonder bloot te staan aan intimidatie. Al met al zou de EU graag zien dat Pakistan zijn weg vervolgt in de richting van gematigdheid gebaseerd op informatie, met inachtneming van de internationale normen waar het gaat om democratische beginselen en de rechtsstaat. Dit is de afspraak waarop onze betrekkingen zijn gebaseerd. Zoals gesteld in artikel 1 van de samenwerkingsovereenkomst van 2004 maakt de eerbiediging van mensenrechten en democratische beginselen een essentieel onderdeel uit van de overeenkomst. We willen op deze grondslag te werk gaan.

De algemene verkiezing betekent dat Pakistan in 2007 voor een keuze staat. De EU ondersteunt ten volle alle stappen in de richting van een duurzame democratie in Pakistan, de versterking van zijn democratische instellingen en een goed landsbestuur. De EU vindt het dan ook belangrijk dat de komende verkiezingen in Pakistan vrij en eerlijk verlopen. We vinden het even belangrijk dat de volgende president van Pakistan volgens de wet wordt gekozen. Het saillante punt is dat de regering haar kracht moet ontlenen aan democratische legitimiteit. Dit is nodig als zij de talrijke uitdagingen voor Pakistan met succes wil aangaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we zijn allemaal getuige geweest van de gebeurtenissen rond de Rode Moskee in Islamabad, zoals de Raadsvoorzitter zojuist al zei, en volgens de laatste verslagen is het grootste gedeelte van het complex inmiddels ontruimd en is de operatie de laatste fase ingegaan. Ik hoop van ganser harte dat er geen levens meer verloren zullen gaan. Het was een schok voor mij te zien dat deze gebeurtenissen plaatsvonden in het hart van de Pakistaanse hoofdstad, waarbij honderden mannen en vrouwen aanwezig waren. Het is zeer spijtig dat degenen die het verzet hebben voortgezet de vreedzame oplossing niet aanvaardden, zoals de heer Lobo Antunes al zei.

Ik waardeer het geduld van de regering zeer waarmee wordt geprobeerd via onderhandeling tot een oplossing te komen om bloedvergieten te vermijden, vooral omdat kinderen tegen hun eigen wil en die van hun ouders gedwongen werden in de moskee achter te blijven. Dit voorval heeft de Pakistani en de wereld duidelijk laten zien welke gevaren geloofsfundamentalisme en intolerantie voor ons kunnen betekenen en wat eigenlijk de essentie van een gematigde en vreedzame samenleving is.

De afgelopen paar maanden hebben de studenten en de geestelijken van de Rode Moskee in feite geprobeerd het recht in eigen hand te nemen. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet de weg is die de Pakistani met hun land willen inslaan. De regering behandelt dit fenomeen terecht op een zelfverzekerde manier. Andere gebeurtenissen, zoals verscheidene bombardementen in de noordwestelijke grensprovincie en de vermeende aanval op het vliegtuig van president Musharraf afgelopen vrijdag, tonen duidelijk aan dat Pakistan waakzaam en vastbesloten moet blijven om te voorkomen dat terrorisme en extremisme de overhand zullen krijgen.

Het beleid van de EU is om constructief betrokken te blijven bij Pakistan. De hoofddoelen van onze betrokkenheid zijn om de regionale en interne stabiliteit te bevorderen, democratisering aan te moedigen en Pakistan te ondersteunen bij het consolideren van zijn positie als gematigd moslimland. Ik deel het Parlement met vreugde mede dat we op 24 mei de eerste bijeenkomst van de Gemengde Commissie Pakistan-EG hebben gehouden in Islamabad onder de samenwerkingsovereenkomst van de derde generatie. De bijeenkomst bood een goede kans om nieuwe wegen in te slaan voor samenwerking met Pakistan, bijvoorbeeld door het opzetten van een subgroep bestuur en mensenrechten bij wijze van forum voor een intensievere dialoog op dit vlak.

Tevens hebben we de omvang van onze samenwerking met Pakistan aanzienlijk uitgebreid naar 200 miljoen euro voor de komende vier jaar, met name op het gebied van plattelandsontwikkeling en onderwijs. Ons doel is daarbij om bij te dragen aan een welvarender en stabieler Pakistan.

Het politieke klimaat van Pakistan wordt momenteel gekenmerkt door onzekerheid. Het land gonst van de speculaties over de mogelijke verkiezingsscenario's. Een van die scenario's is gebaseerd op het plan dat president Musharraf heeft afgekondigd om herkozen te worden door de zittende volksvertegenwoordigingen, voorafgaand aan de parlementsverkiezingen. Een ander scenario is een mogelijke regeling tussen de president en de oppositiepartijen die zou kunnen leiden tot vervroegde parlementsverkiezingen en de mogelijke herverkiezing van Musharraf door de nieuwe volksvertegenwoordigingen.

Nu Pakistan afstevent op cruciale parlementsverkiezingen die later dit jaar zullen worden gehouden, denk ik dat het nodig is om de nadruk te blijven leggen op het belang dat de democratische instellingen worden verstevigd en er gewerkt wordt aan een politiek proces waarin groepen niet worden buitengesloten. Zoals u weet geldt Pakistan als prioriteitsland voor het sturen van een mogelijke EU-verkiezingswaarnemingsmissie. Ik zal de bevindingen van de onderzoeksmissie die afgelopen maand zijn opgestuurd, zorgvuldig bekijken en dan een beslissing nemen of er op termijn een missie moet worden uitgezonden.

Er zijn ernstige bezwaren tegen de manier waarop de verkiezingslijsten zijn opgesteld. Schijnbaar ontbreken er een paar miljoen kiezers op de lijst en er moet dringend actie worden ondernomen om deze fout recht te zetten.

Samenvattend kan ik zeggen dat we grondig moeten bekijken of het raadzaam is om een verkiezingswaarnemingsmissie uit te zenden naar een gebied waar, zoals ik net heb toegelicht, enkele ernstige bezwaren bestaan omtrent de voorwaarden voor democratische verkiezingen. Daarom moeten we de ontwikkelingen de komende weken en maanden op de voet volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik volg de Pakistaanse regering al geruime tijd met een kritische blik. Van het tolereren van de proliferatie van kernwapens door A.Q. Kahn tot de erbarmelijke behandeling van religieuze minderheden. Ik heb me ook wel eens sceptisch uitgelaten over de werkelijke vastbeslotenheid van president Musharraf, die ogenschijnlijk onze bondgenoot is in de strijd tegen het terrorisme, om de radicale islamitische Jahadi’s uit te schakelen en te zorgen dat jongeren, onder wie EU-burgers, niet langer onderwijs krijgen in de strenge madrassa’s van de Deobandi-sekte.

We konden nu getuige zijn van de bloedige bestorming van de Rode Moskee, waar gewapende islamieten zich schuilhielden met vrouwen en kinderen. Musharraf verklaarde dat deze strijders verbonden waren met Al Qaida. Waarom kon deze kwestie dan sinds januari doorzeuren, aangezien de veiligheidstroepen de illegale bezetting van land, de opslag van wapens en de ontvoering van vrouwen naar de moskee negeerden? Was dat bedoeld om een bloedige confrontatie te beramen? Of om te wijzen op het risico van extremisten, en het anti-terroristische standpunt van de president tegenover het westen te bewijzen, waar de laatste tijd meer kritische geluiden te horen waren, bijvoorbeeld beschuldigingen dat de almachtige militaire inlichtingendienst van Pakistan in het geheim Taliban-troepen heeft geholpen op krachten te komen in de grensgebieden met Afghanistan?

Er wordt ook beweerd dat Abdul Aziz, de geestelijke die de strijders bij de Rode Moskee aanvoerde, familiebanden had met de ISI. Deze crisis betekent absoluut een welkome afleiding voor president Musharraf, die nu onder druk staat omdat hij de opperrechter van het Hooggerechtshof heeft geschorst, en probeert een rechtvaardiging te vinden om nog vijf jaar aan de macht te blijven en hij is er natuurlijk op gebrand dat het Pakistaanse leger zijn alomtegenwoordige invloed kan behouden.

De EU moet terecht vrezen voor instabiliteit in een islamitische staat met kernwapens, en ik wil president Musharraf oproepen twee voormalige civiele, seculiere premiers uit hun ballingschap te laten terugkeren zodat ze bij democratische verkiezingen campagne kunnen voeren tegen gevaarlijke extremisten en mee kunnen bouwen aan een tolerant en democratisch land dat president Musharraf kan overleven.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Evans, namens de PSE-Fractie. – (EN) Dit is een belangrijk debat dat op het juiste moment wordt gevoerd. Het is interessant dat er drie Britse sprekers zijn, maar dat weerspiegelt de groeperingen die wij vertegenwoordigen. We weten dat in heel Europa veel mensen bezorgd zijn over de situatie in Pakistan en de onzekerheid waardoor president Musharraf momenteel wordt omgeven - zijn toekomst - en wij zien in dat dit in grote mate is verbonden met de toekomst van zijn land.

Ik wil niet zo kritisch zijn als de heer Tannock, maar de motie die we hebben ingediend voor een resolutie drukt die geest van bezorgdheid uit, aangezien velen van ons het land hebben bezocht - we hebben de president zowel hier als in Pakistan ontmoet - en we wensen Pakistan het allerbeste toe. Wij erkennen de zeer reële uitdagingen waar Pakistan mee te kampen heeft, niet in de laatste plaats de zware taak om het terrorisme op eigen grondgebied het hoofd te bieden. Wij respecteren de internationale rol die het land heeft gespeeld in de strijd tegen het mondiale terrorisme. Wij zwaaien ze alle lof toe voor wat ze al hebben gedaan en we zeggen onze steun toe bij toekomstige inspanningen.

Maar de strijd tegen het terrorisme kan niet worden aangewend als een rookgordijn om verkeerde praktijken en slechte daden te bedekken. De commissaris sprak over het ernstige incident bij de Rode Moskee, evenals dr. Tannock die ook een opmerking maakte over de schorsing van opperrechter Chaudry van het Hooggerechtshof, en waar dat toe leidde.

Ik wil graag inhaken op het onderwerp verkiezingen, waar zowel de commissaris als de heer Lobo Antunes over gesproken hebben. De vertegenwoordiger van de Raad gaf aan dat we stappen in de richting van duurzame democratie ondersteunen – natuurlijk doen we dat. Ik onderschrijf en verwelkom de toewijding van de commissaris aan een subgroep over bestuur en mensenrechten in Pakistan.

Vandaag wil ik er bij president Musharraf op aandringen dat hij ervoor moet zorgen dat de op stapel staande verkiezingen niet alleen gehouden worden, maar dat dat gebeurt onder omstandigheden die ertoe bijdragen dat zij groen licht kunnen krijgen van een internationale waarnemingsmissie, of deze nu gestuurd is door de Europese Unie of door iemand anders. Dit is cruciaal voor de geloofwaardigheid van om het even welke president of regering in Pakistan, of sterker nog: van eender welke regering waar dan ook.

Meer specifiek hoop ik dat er met de voorbereidingen voor deze verkiezingen wordt gegarandeerd dat de verkiezingen op een adequate manier plaatsvinden, wat ook inhoudt dat meer vrouwen zich verkiesbaar mogen stellen. Zoals de commissaris al zei, moet de kieslijst niet alleen onder streng toezicht komen te staan, maar mogen mensen niet het gevoel hebben dat ze zijn overgeslagen.

Bij verkiezingen is een vrije en onafhankelijke pers noodzakelijk waar journalisten zich veilig voelen om te zeggen en te schrijven wat ze willen. Ik hoop dat in de tussenperiode, als de verkiezingen plaatsvinden, de interimregering zich geheel neutraal zal opstellen.

Pakistan is een groot land met trotse mensen en een veel te roerige geschiedenis. Ik weet zeker dat ik namens iedereen in dit Parlement spreek als ik zeg dat het Europees Parlement bereid is alles in het werk te stellen om Pakistan in moeilijke tijden te steunen, zodat het land kan uitgroeien tot een volwaardige en vreedzame democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Sajjad Karim, namens de ALDE-Fractie. (EN) De zich ontwikkelende en tragische gebeurtenissen bij de Rode Moskee in Islamabad laten zien dat Pakistan te maken heeft met een even duidelijke als actuele dreiging vanuit extremistische hoek. Ze vormen een gevaar voor de uit gematigde Pakistani bestaande meerderheid van de bevolking en de in Afghanistan gestationeerde NAVO-strijdkrachten. De kettingreactie die door deze gebeurtenissen is veroorzaakt in Peshawar, Balochistan, Waziristan en Bajor, vertaalt zich in de steunpunten die de extremisten nu in een groot deel van het land hebben.

Uit het feit dat de meerderheid van de Pakistani het geweld van de militanten veroordeelt, blijkt dat het extremisme een marginale activiteit van een kleine minderheid blijft in Pakistan. De gematigde kern, de meerderheid, moet door de regering worden omarmd als zij een breed gedragen politieke consensus wil bereiken.

De betrekkingen van de EU met Pakistan zijn gebaseerd op het onderschrijven van democratie, vrede en stabiliteit, handel en ontwikkeling en eerbiediging van de mensenrechten. Dit jaar hebben de Raad en de Commissie belangrijke stappen gezet in de richting van de versterking van die banden, en we moeten onze invloed als belangrijke donor in de regio blijven aanwenden om het bestaan van de Pakistani naar een hoger plan te tillen.

De EU moet ook ondersteuning blijven bieden aan gezondheids- en onderwijsprojecten in Pakistan, zodat de armsten een echt alternatief hebben voor de madrasas, de religieuze scholen. We moeten er bij de regering op aandringen dat zij de onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat, de rechtsstaat en de mensenrechten van de Pakistani eerbiedigt, nu het land op weg is naar democratische verkiezingen. We moeten alle pogingen om de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid te beknotten, veroordelen en onze solidariteit betuigen met de gehele juridische beroepsgroep in Pakistan, terwijl we tevens de schorsing van opperrechter Chaudhry betreuren.

Tot slot moet de Europese Unie een duidelijk signaal afgeven aan de president dat de overgang naar een burgerbestuur via vrije en eerlijke verkiezingen ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
  

VOORZITTER: MAREK SIWIEC
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 12 juli plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben er heel erg bang voor dat Pakistans broze democratie in gevaar is. Het aan de kant schuiven van de opperrechter van Pakistan en de daaruit voortvloeiende inperking van de media voorspelt niet veel goeds voor vrije en eerlijke verkiezingen. Er zijn veel meldingen van intimidatie, al dan niet van overheidswege, van mensen uit de juridische wereld, en er is sprake van misbruik van de antiterrorismewet om politieke tegenstanders te vervolgen.

Ik heb van Pakistani gehoord dat gematigde politieke partijen, journalisten en maatschappelijke organisaties worden gemarginaliseerd, terwijl de extremistische groeperingen worden ondersteund om een grotere greep op de samenleving te krijgen.

Ik betreur ten zeerste dat er bij de recente onlusten burgerslachtoffers zijn gevallen, en roep president Musharraf op ervoor te zorgen dat de Pakistaanse autoriteiten de mensenrechten onverkort eerbiedigen. Verder verzoek ik de president zich niet te onttrekken aan de garantie die hij de delegatie van het EP tijdens het bezoek aan Pakistan in december 2006 heeft gegeven over de overgang naar een burgerbestuur en overeenstemming over de opbouw van democratische instellingen, en bovenal de garantie die hij ons heeft gegeven over de persvrijheid. Ik roep de Raad en de Commissie op er krachtig bij Pakistan op aan te dringen de democratie te herstellen en de mensenrechten te eerbiedigen.

 
  

(1)Zie notulen.


16. Toekomstig akkoord over Kosovo (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het toekomstige akkoord over Kosovo.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, een korte verklaring over Kosovo. Er is de afgelopen jaren zonder meer aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de stabilisatie in de westelijke Balkan. Er ligt echter nog één grote uitdaging waar een oplossing voor gevonden moet worden om deze vooruitgang te consolideren: de afronding van het proces waarin de toekomstige status van Kosovo wordt geregeld, en de toepassing van het resultaat in de praktijk, met een strategische doelstelling.

Vereist is een tijdige en duurzame oplossing, die de basis legt voor een democratisch en multi-etnisch Kosovo dat zich ertoe verbindt de rechtsstaat tot stand te brengen en te werken aan de stabiliteit en het Europese perspectief van de regio. De regeling van de status van Kosovo is een conditio sine qua non voor de consolidering van de stabiliteit in de regio. Zowel in economisch als politiek opzicht heeft de EU veel geïnvesteerd in de Balkan, dus we zien liever niet dat de regio opnieuw tot instabiliteit vervalt.

Aangezien het een Europese regio is, moet de Europese Unie het voortouw nemen bij de pogingen de kwestie-Kosovo op te lossen. Dit brengt mee dat er snel een oplossing via de VN-Veiligheidsraad gevonden moet worden. De status-quo is geen duurzame oplossing.

Overeenkomstig de verklaring van de EU-ministers van Buitenlandse Zaken in Luxemburg op 18 juni heeft de Raad zijn steun voor de speciale gezant Martti Ahtisaari bevestigd en zijn standpunt herhaald dat diens alomvattend voorstel de basis vormt voor de regeling van de statuskwestie middels een nieuwe resolutie van de VN-Veiligheidsraad.

De Europese Unie houdt onverkort vast aan haar toezegging om te ijveren voor de tijdige goedkeuring van een dergelijke resolutie door de VN-Veiligheidsraad, die ook als grondslag zal dienen voor de aanwezigheid van de internationale gemeenschap en de EU. Een niet-aflatende eensgezinde houding van de lidstaten, in combinatie met een krachtige en coherente aanpak ten aanzien van Kosovo, zal van doorslaggevend belang zijn voor het bereiken van deze doelstelling. De Raad heeft ook bevestigd ervan overtuigd te zijn dat de oplossing van deze kwestie volledig op zichzelf staat en geen precedent schept.

De EU blijft beschikbaar om een belangrijke rol te spelen bij de implementatie van de toekomstige status van Kosovo. Onze planning ter plekke is al redelijk ver gevorderd en uitgevoerd op basis van de brede aanpak die door de Raad in december 2006 is goedgekeurd, en de veronderstelling dat de VN-Veiligheidsraad een nieuwe resolutie zal aannemen waarin een duidelijk mandaat aan de EU wordt gegeven.

We zijn vastbesloten om een geslaagde overgang te garanderen, waartoe we nauw hebben samengewerkt met de Missie van de Verenigde Naties in Kosovo, die de verzekering heeft gegeven dat zij op volle sterkte zal blijven totdat haar mandaat verstrijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (EN) De toekomstige status van Kosovo is de laatst overgebleven kwestie die voortvloeit uit het uiteenvallen van Joegoslavië. Het is essentieel om de VN-Veiligheidsraad in dit stadium in beweging te krijgen. De leden van de Veiligheidsraad moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor de oplossing van de kwestie-Kosovo en een multilateraal kader opzetten dat voor de gehele regio een duurzame oplossing brengt.

Ik roep Servië op een constructieve rol te spelen in de volgende fase van het proces. Ik roep alle betrokkenen op geen eenzijdige actie te ondernemen, of het nu gaat om verklaringen of het dreigen met veto’s, wat alleen maar schadelijk zou zijn voor het belang dat wij allen hebben bij een stabiele regio die een volwaardig onderdeel van de Europese Unie kan worden.

In maart hebt u hier in het Parlement een resolutie over Kosovo aangenomen. Naar mijn mening delen onze instellingen veel standpunten. U huldigde het standpunt dat de enig duurzame regeling een regeling is die alle gemeenschappen respecteert, bijdraagt tot het economisch herstel van Kosovo en voorziet in een internationale aanwezigheid om de belangen van alle etnische gemeenschappen veilig te stellen.

In juni bevestigde de Raad de EU-steun voor de speciale VN-gezant Martti Ahtisaari en zijn alomvattende voorstel als grondslag voor de regeling van de status van Kosovo en een nieuwe resolutie van de VN-Veiligheidsraad.

We steunen het voorstel als het best mogelijke compromis dat ervoor kan zorgen dat alle gemeenschappen een toekomst hebben in Kosovo, waar de democratie en de rechtsstaat vaste voet aan de grond kunnen krijgen.

De hoofdelementen van dit voorstel zijn de bouwstenen van welke moderne samenleving ook. Ze omvatten de bescherming van de rechten van gemeenschappen, de bescherming van het cultureel en religieus erfgoed en basale constitutionele en veiligheidsbepalingen. Al deze elementen zijn van wezenlijk belang voor een democratisch en multi-etnisch Kosovo.

In een notendop zijn de drie zaken die we nu moeten doen, de volgende. Ten eerste moeten we de status van Kosovo regelen zonder onnodige vertraging. Ten tweede moeten we de essentie van het huidige regelingsvoorstel bewaren en ten derde moeten we de Europese aspiraties en de voortgang richting Europese Unie van Kosovo verder ondersteunen.

Als commissaris heb ik al verschillende instrumenten opengesteld in het kader van het stabilisatie- en associatieproces. De Commissie voert een regelmatige dialoog over hervormingen. We verlenen genereuze bijstand. We houden de voortgang in het oog op basis van het Europees partnerschap en we hebben een begin gemaakt met regionale samenwerkingsactiviteiten met Kosovo.

Het vertragen van het proces omwille van het vertragen zelf is in aanleg een gevaarlijke onderneming. Enerzijds zal het nauwelijks tot verzoening leiden tussen de diametraal tegenovergestelde standpunten over de status, terwijl het anderzijds wel het risico van instabiliteit ter plaatse kan vergroten.

Daarom moeten we de Kosovaren laten zien dat er schot in de zaak zit en dat er een oplossing zal komen. We moeten niet toestaan dat de voorstanders van de harde lijn de overhand krijgen. De Balkan en Europa zouden de nadelige gevolgen van zo’n ontwikkeling ondervinden.

Kosovo is inderdaad een door en door Europese aangelegenheid. We hebben alle belang bij een duurzame regeling. Zoals u zei in uw resolutie van maart, is een oplossing op basis van het voorstel van de heer Ahtisaari van het grootste belang voor de stabiliteit en verdere ontwikkeling van de gehele regio. Zowel Servië als Kosovo zijn evenals hun buren voorbestemd om EU-lid te worden, aangezien de toekomst van de westelijke Balkan in de EU ligt.

Het klopt dat Rusland noch de Verenigde Staten net zo direct als de Europeanen te maken hebben met de gebeurtenissen in de Balkan. Europa zou de prijs betalen als het statusproces zou mislukken, en daarom moet de status van Kosovo niet worden geregeld via eenzijdige verklaringen of het eenzijdig dreigen met veto’s, maar via effectieve en verantwoordelijke multilaterale stappen. Een duurzame regeling kan inderdaad het best tot stand komen via een gestuurd en multilateraal proces.

Tot besluit herhaal ik dat verdere vertraging van het statusproces omwille van het vertragen zelf tot niets zal leiden. Dat zou alleen het risico van instabiliteit in Kosovo opleveren, de ellende in Servië verlengen en de voortgang van de regio op weg naar de Europese Unie vertragen.

Daarom moeten Europa, de EU en haar lidstaten nú leiderschap tonen en helpen een duurzame oplossing voor Kosovo tot stand te brengen. Dat zijn we niet alleen Kosovo verschuldigd, maar ook de Balkan en Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de commissaris voor zijn heldere taal. Ook de nieuwe secretaris-generaal van de VN heeft gisteren nogmaals onderstreept dat niets doen in de statuskwestie een ernstig gevaar voor de vrede betekent. Als het voor 90 procent door Albanezen bewoonde Kosovo uiteindelijk niet krijgt waar het recht op heeft, namelijk een internationaal gecontroleerde onafhankelijkheid, dan dreigt daar economische instabiliteit en ook politieke onrust. Daarom is het de hoogste tijd dat een realistische lijn ingang vindt.

Dit Huis heeft zich met 75 procent uitgesproken voor het Ahtisaari-plan. Het heeft duidelijk gezegd dat het voor een internationaal gecontroleerde onafhankelijkheid is. Ook de Commissie en een meerderheid van lidstaten hebben die lijn verdedigd, net als de VS. Daarom is het de hoogste tijd dat de blokkade in de Veiligheidsraad beëindigd wordt. Het Russisch-Servische nationalisme mag niet langer in de weg staan van een vreedzame oplossing die de Serviërs in Kosovo verzekert van verregaande, internationaal gegarandeerde rechten, die verder in geen enkel Europees land voor een minderheid bestaan.

We moeten eindelijk vaart zetten achter een oplossing, want juist voor onze absoluut noodzakelijke EU-missie hebben we zowel een stabiele, internationale rechtsgrondslag nodig, als een brede consensus onder het Kosovaarse volk, willen we daar niet als een bezettingsmacht worden beschouwd. Daarom is het belangrijk dat er omzichtig werk wordt gemaakt van deze politieke oplossing die allang gevonden had moeten zijn.

Mijnheer de Voorzitter, ik wil u klip en klaar zeggen dat wij niet mogen toestaan dat volgens de Servische grondwet territoriale aanspraken op Kosovo worden gedaan en de Russen zeggen dat ze een veto afgeven, zolang Servië er niet mee instemt, wat het dan niet kan vanwege deze grondwet die met een discutabel referendum is goedgekeurd. Zo wordt een kunstmatige blokkade opgeworpen die een ernstig gevaar voor de vrede vormt. Het is een val waar we niet in mogen trappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, de debatten verlopen toch niet zo vlot als sommigen dat misschien zouden wensen. Ik zie het gevaar dat de commissaris hier genoemd heeft. Maar ik zie ook een kans. We moeten die kans grijpen en niet alles alleen negatief zien. Wat willen we? We willen Servië het signaal geven dat het welkom is in de Europese Unie door middel van een stabilisatie- en associatieovereenkomst en middels visumversoepelingen – als Servië met het Joegoslavië-tribunaal samenwerkt. En we willen dat er een eind komt aan die permanente zelfkastijding en dat minderwaardigheidscomplex.

Ten tweede willen we Kosovo betrekken bij een nieuwe regeling op basis van het Ahtisaari-plan. Dat betekent niet dat er niet het een of ander veranderd kan worden. Daarvoor zijn echter gesprekken nodig en moeten de Servische en Kosovaarse vertegenwoordigers bereid zijn met elkaar te praten. Ik geloof niet dat ze tot een akkoord zullen komen, maar ze zullen ten minste datgene uit de weg ruimen wat er uit de weg te ruimen valt. Beide partijen zouden blijk moeten geven van verantwoordelijkheidszin, want ze moeten in de toekomst met elkaar samenleven in deze regio, vooral als ze de Europese weg in willen slaan. We kunnen dan niet gebruiken dat de stabiliteit in gevaar wordt gebracht.

Het gaat dus niet om uitstel omwille van het uitstel, daarin ben ik het volledig eens met de commissaris. Het gaat erom dat de tijd goed benut wordt. Ik ben erg ingenomen met de uitspraak van de premier van Kosovo dat hij in de komende maanden geen eenzijdige stappen wil zetten. Dat is beter dan sommige dingen die ik hier in dit Parlement hoor. Ik ben ook zeer verheugd dat de VS evenmin dergelijke stappen zal steunen, want de Europese Unie zou het belangrijkste slachtoffer zijn. Wij roepen Rusland natuurlijk op zijn veto op te geven en de resolutie niet langer te blokkeren. Rusland kan voor Abchazië en Transnistrië niet iets winnen dat het niet al met militair geweld heeft verkregen.

Het komt er nu op aan een vreedzame transitie te verwezenlijken. Het is ook in het belang van Kosovo en Albanië dat Servië zo nauw mogelijk betrokken wordt bij deze nieuwe regeling en dat ook Servië duidelijke Europese signalen krijgt. Iets beters kunnen ook Albanië en de Albanezen in Kosovo zich niet wensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de interventie van de commissaris niet kunnen horen omdat ik andere parlementaire bezigheden had, maar afgaande op wat ik hoor, deel ik zonder meer het idee dat hier geen tijd te verliezen valt en dat we tegelijkertijd niet die druk hebben dat als we niet vandaag een beslissing nemen, er een gewapend conflict uit zal breken voor de poorten van Europa, wat de boodschap is die sommigen ons hebben proberen over te brengen. In dit verband zijn de verklaringen van de premier van Kosovo welkom en moeten deze als positief worden beoordeeld.

In de eerste plaats denk ik dat we ons best moeten doen om ons in Servië in te leven en Servië een boodschap van respect te zenden. Respect voor zijn geschiedenis, voor zijn heden en voor zijn toekomst. Het is duidelijk dat we van Servië moeten eisen dat het nauw samenwerkt met het Joegolavië-Tribunaal, maar het is ook duidelijk dat bepaalde signalen die de Europese Unie uitzendt de kans lopen om door Servië te worden gezien als blijken van onvoldoende respect van de kant van de EU.

In de tweede plaats is er één ding waar ik de Europese Unie en alle actoren die een rol spelen bij het bepalen van de juridische en politieke toekomst van Kosovo rekening mee zou willen zien houden: de economische realiteit van Kosovo.

Als ik naar sommige toespraken luister, krijg ik het gevoel dat de onafhankelijkheidsverklaring alleen, dat de resolutie van de Verenigde Naties over de juridische toekomst van Kosovo alleen, welvaart zal creëren in Pristina, werk zal scheppen voor de duizenden mensen die daar geen baan hebben - het werkloosheidscijfer ligt ver boven de 50 procent - en voor de economische stabiliteit zal zorgen die investeringen aantrekt.

Dat is niet zo. Er is een economisch plan voor Kosovo nodig. Een Kosovo dat economisch niet levensvatbaar is, dat failliet is en een werkloosheid van 70 procent kent, zal voor ons allemaal een drama blijven. Nu is het moment om daarover na te denken, nu we daar nog invloed kunnen uitoefenen. Ik zeg dat niet om een voorwaarde op te werpen voor die onafhankelijkheid, maar wel omdat we nu invloed kunnen uitoefenen op de economische structuren van Kosovo, wat we niet meer zullen kunnen op de dag dat Kosovo onafhankelijk wordt. Die verantwoordelijkheid heeft de Europese Unie en ik denk niet dat ze die op zich heeft genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. (EN) Ik bedank de commissaris en de fungerend voorzitter van de Raad voor hun toelichting.

Martin Luther King zei: 'Peace requires not only the absence of violence but also the presence of justice' (Voor vrede is meer nodig dan alleen geen geweld, er moet ook rechtvaardigheid zijn). Kijk naar de tragische geschiedenis van de gehele Balkan-regio, en een van de aspecten die tot dusver heeft ontbroken was dit idee van rechtvaardigheid. Er kan geen vrede bestaan zonder rechtvaardigheid.

De voorstellen van Martti Ahtisaari bieden ons de gelegenheid om die grote stap te zetten, die sprong te maken, en niet alleen de vrede maar ook de rechtvaardigheid daarin te vinden. In een ideale wereld zou het aan de mensen zelf zijn overgelaten om het probleem op te lossen, maar ze waren destijds niet in staat om samen te komen en de oplossing te vinden, dus moest er een aan hen worden voorgelegd. Dit is de grote kans om een duurzame en rechtvaardige vredesregeling te vinden die de verschillende tradities en de verschillende volkeren daar met elkaar verzoent.

Het is van essentieel belang dat we niet uitsluitend in de vorm van een nieuwe kans voor Kosovo rekening houden met de unieke en speciale problematiek van Servië. Het is belangrijk dat we niet alleen met Kosovo, maar ook met Servië een dialoog voeren om hen aan te moedigen voorwaarts te gaan en een nieuwe weg te vinden in het proces van opbouw van de natie.

Uit mijn eigen ervaring in Ierland in de afgelopen tien jaar weet ik dat dialoog de enige sleutel is naar de oplossing van conflicten, discriminatie en haat. Zorg dat partijen rond de tafel gaan zitten, en zorg dat ze met elkaar in gesprek blijven. Hoe langzaam en moeizaam dat ook moge gaan, het is de enige manier om de rechtvaardige oplossing te vinden voor dit probleem.

 
  
MPphoto
 
 

  Joost Lagendijk, namens de Verts/ALE-Fractie. Voorzitter, collega's, commissaris, wie de laatste dagen op de voet volgt wat er zoal door vertegenwoordigers van de EU gezegd wordt over Kosovo, en dan met name over de rol van de EU in de toekomst, die kan niet anders dan verward achterblijven.

Natuurlijk, iedereen is in New York bezig om te puzzelen: hoe krijgen we een resolutie door de Veiligheidsraad, met andere woorden hoe voorkomen we een Russisch veto? Natuurlijk doet iedereen zijn best om de eenheid in de Europese Unie te bewaken en natuurlijk roepen wij de Kosovaren op om rustig te blijven. Tot zover de duidelijkheid.

Maar dan, wat is nu precies de rol van de EU in de nabije toekomst en wanneer gaat de EU die vervullen? Een willekeurige greep uit de kranten van de laatste paar dagen. Cristina Gallach, woordvoerder van de heer Solana: de EU zal haar verantwoordelijkheid nemen en een beslissing over Kosovo nemen als Rusland voortdurend "nee" blijft zeggen. Met andere woorden: ook als er geen resolutie komt, zal de Europese Unie in actie komen. De heer Solana zelf op 10 juli: het is onmogelijk voor ons een missie te zenden zonder mandaat en daarom verwachten we een resolutie. En een anonieme diplomaat van de EU op dezelfde dag: de EU hoopt dat de nieuwe VN-resolutie haar toestaat een omvangrijke missie te sturen, zelfs als de toekomst van de provincie onduidelijk blijft. Met andere woorden: wel een mandaat, maar over de onafhankelijkheid hoeven we nog niets te zeggen.

Commissaris, Raad, alstublieft, zeg ons nu eindelijk wat er minimaal in een resolutie moet staan opdat de EU op korte termijn een missie naar Kosovo stuurt. En wanneer hebben we het eigenlijk over het sturen van een missie? Oorspronkelijk was het de bedoeling om dat te doen vier maanden na een resolutie. Is de EU nu bereid om ook een missie te sturen, terwijl over de onafhankelijkheid nog niets bekend is? Graag duidelijkheid daarover. Die bent u aan ons en aan de kiezers verplicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, laat ik het ronduit zeggen, we zijn duidelijk in een impasse geraakt. Servië en Rusland zeggen beide dat ze een opgelegde onafhankelijkheid niet zullen accepteren en de heer Bush zegt dat hij er voorstander van is dat Kosovo eenzijdig de onafhankelijkheid uitroept. Daarom is de rol van de Europese Unie in de huidige situatie van essentieel belang.

Verder is er nog een flink aantal bijdragen geleverd die de zaak ook niet echt goed hebben gedaan, zoals de uitspraak van de heer Barroso dat de Europese Unie iets wegheeft van een ‘empire’. Die uitspraak is niet zomaar lukraak gedaan maar ze komt in deze situatie nogal ongelukkig uit. De EU is zelf een betrokken partij en wil zoiets als een UNMIK-protectoraat in Kosovo opbouwen. Het is volstrekt helder: het ‘pure Ahtisaari-plan’ is van tafel en dat moet eindelijk aanvaard worden. Er is een internationaal geldende oplossing nodig, waarbij ook Servië instemt met het hele pakket.

We hebben hier in het Europees Parlement heel dringend informatie nodig over de geplande EVDB-missie in Kosovo. We hebben die informatie nog steeds niet en het is hoognodig dat we die krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI). (PL) Mijnheer de Voorzitter, we praten vandaag over de territoriale integriteit van Servië en de toekomst van het district Kosovo, waar elke dag fundamentele mensenrechten geschonden worden. De Servische bevolking staat op de drempel van een humanitaire ramp en het gemeenschappelijke, christelijke erfgoed van Europa wordt op een systematische wijze vernietigd door islamitische terroristen. Ik vind het vreemd, dat de gebeurtenissen en de situatie in Kosovo heel vaak op een eenzijdige manier aan de internationale opinie worden getoond, op een manier die schadelijk is voor de Serviërs. Het onafhankelijkheidsplan voor Kosovo, dat geen precedent kent, betekent een schending van de territoriale integriteit van Servië en een verdere escalatie van het conflict. Het besluit om Kosovo van Servië te scheiden brengt gevaar voor de stabiliteit van het hele Europese continent en zal een domino-effect teweegbrengen op vele andere, etnisch betwiste plaatsen op ons continent.

Ik ben verontwaardigd dat de autoriteiten in de Europese Unie een partij willen zijn in het conflict op de Balkan, terwijl ze daar geen recht op of mandaat voor hebben. Het is vanzelfsprekend dat besluiten over de toekomst van Europa en de wereld door soevereine landen en naties genomen moeten worden, op de fora van internationale instellingen, zoals de VN. Daarom wil ik Rusland en de andere landen die op het forum van de Veiligheidsraad van de VN tegen het verschuiven van de grenzen in Europa zijn, bedanken. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). – (SK) De internationale gemeenschap staat voor een buitengewoon belangrijke taak. Er moet een besluit worden genomen over de toekomst van Kosovo en het vreedzaam naast elkaar leven van verschillende gemeenschappen in de regio, gebaseerd op de beginselen van gelijkheid. De acht jaar van stabilisatie en het zoeken naar de beste oplossing zijn geculmineerd in het allesomvattende voorstel van de heer Ahtisaari, dat een kans biedt op een vreedzame toekomst voor Kosovo.

Hiervoor is echter nodig dat de hele Unie één lijn trekt. Verzet tegen de oplossing kan gevaarlijke spanningen en zelfs oorlog in de regio veroorzaken, wat niemand wil. We zijn ons volledig bewust van het feit dat de gecontroleerde soevereiniteit van Kosovo, met een permanente aanwezigheid van de internationale gemeenschap, alleen kan worden opgelegd op grond van een besluit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De afwijzende houding van Servië, daarbij koppig gesteund door de Russische Federatie, mag ons plan echter niet uithollen. In de gegeven situatie moeten we altijd handelen op basis van een rationele beoordeling van de oorzaken van dit complexe probleem, die acht jaar teruggaan, tot de tijd dat de internationale troepenmacht het bestuur over dit gebied overnam na de bloedige gebeurtenissen daar.

Deze specifieke situatie en de daaropvolgende ontwikkelingen hebben aangetoond dat de integratie van Kosovo in Servië niet realistisch is. Servië heeft de facto ieder recht op dit gebied verspeeld. Ondanks de zorgen van sommige Europese politici en lidstaten van de Unie, bijvoorbeeld Slowakije, waar een schizofrene gemoedstoestand is ontstaan met betrekking tot het probleem Kosovo, ben ik ervan overtuigd dat deze oplossing geen precedent schept voor andere landen. De oorspronkelijke situatie waarin Kosovo zich bevond was atypisch en allesbehalve standaard. Een zeer belangrijk bestanddeel van stabiliteit in deze regio is de creatie van een gemeenschap van gelijke burgers, met een rechtsstelsel waarin minderheidsgemeenschappen hun identiteit kunnen behouden en ontwikkelen. In het geval van de Servische gemeenschap betekent dit uitgebreide autonomie.

Het is essentieel om het besluitvormingsproces in de Verenigde Naties te versnellen. Alleen stabiliteit en vrede in deze regio kunnen het vooruitzicht veiligstellen dat de Balkan, en specifiek Servië en Kosovo, ooit lid zullen worden van de Europese gemeenschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Marinus Wiersma (PSE). – Voorzitter, ik zal mij aansluiten bij wat is gezegd door mijn collega Swoboda. Ik denk dat het uitstel dat nu met de Veiligheidsraad is afgesproken de ruimte biedt voor nog een maximale poging om binnen de Veiligheidsraad tot overeenstemming te komen. Zo'n overeenstemming is eigenlijk de basis voor alles: de basis voor eenheid binnen de Europese Unie, een basis voor de toekomstige operatie van de Europese Unie in Kosovo, maar ook een basis voor het bijeenhouden van de regio voormalig Joegoslavië.

Het is in die zin tevens van belang om nog een keer aan de Serviërs te tonen dat, ook al steunen wij de voorstellen van Ahtisaari omdat deze de basis vormen van hetgeen we met Kosovo willen, we nog een ernstige poging willen doen ook met hen een goed gesprek te voeren over wat misschien nog veranderen kan, wat voor concessies er nog mogelijk zijn. We mogen de nieuwe regering van Servië niet in de hoek zetten, want het blijft van belang dat wij goede relaties met dat land houden.

Ik ben blij dat commissaris Rehn de afgelopen weken veel vooruitgang heeft geboekt in de contacten, de betrekkingen en de onderhandelingen met de nieuwe regering. Het is belangrijk goed op te passen dat de voortgang van de betrekkingen met Servië niet verward wordt met de kwestie Kosovo. Kortom, een maximale poging om nog consensus te bereiken en misschien aan het einde ook een goede afspraak om het niet eens te zijn met onze Servische partners in de regio.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL). – Voorzitter, al in het najaar van 2006 werd duidelijk dat het rapport-Ahtisaari zou gaan in de richting van de onafhankelijkheid, met speciale maatregelen voor de bescherming van Servische en andere minderheden. Toen werd ook duidelijk dat Servië daarmee niet zou willen instemmen en rekende op een Russisch veto in de Veiligheidraad van de Verenigde Naties.

Sindsdien is de vraag aan de orde of zo'n veto zal leiden tot een eenzijdige erkenning van Kosovo als staat door andere staten, waaronder de Verenigde Staten en lidstaten van de Europese Unie. Dat is het omstreden model waarmee in 1992 de onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië door Duitsland werd erkend, voorafgaand aan Europese of internationale beslissingen.

Gaat u ervan uit dat dit model zo nodig opnieuw zal worden toegepast? Is toepassing van het omstreden model mogelijk te voorkomen als het gebied ten noorden van Kosovska Mitrovica, waar de Servische inwoners van Kosovo zijn geconcentreerd, wordt teruggegeven aan Servië? Is in dat geval wél instemming van Servië en de Russische Federatie te bereiken?

 
  
MPphoto
 
 

  Doris Pack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, zeer geachte dames en heren, eigenlijk hadden we gehoopt dat Kosovo inmiddels geen internationale aangelegenheid meer zou zijn en dat de politici daar in staat zouden zijn de verantwoordelijkheid over te nemen.

Helaas leeft de erfenis van Milošević nog altijd voort en dat belast de huidige democratische regering van Servië zeer. Met de leden van deze regering heb ik in 1996 in Belgrado gedemonstreerd tegen Milošević en ik wens niet meer dan dat juist deze regering Servië in de Europese Unie kan loodsen. Ik heb ook het door Milošević geïnstalleerde apartheidsregime in Kosovo meegemaakt van 1989 tot de NAVO-ingreep. Ik betreur het dat in Servië nog altijd te veel nationalisme in de discussie sluipt. Als het Belgrado echt te doen was om de levenskwaliteit van de Serviërs in Kosovo en niet om het verlies van hun grondgebied, dan zou Belgrado met het Ahtisaari-plan in moeten stemmen. Dat voorziet in een mate van zelfbeschikking voor de Serviërs in Kosovo waarvan andere minderheden in Servië en op de hele Balkan alleen maar kunnen dromen.

Als de UMRIK zich nu terugtrekt en wij bij gebrek aan een besluit van de Veiligheidsraad dat vacuüm niet op kunnen vullen, staan we voor een uitzichtloze situatie. Mijnheer de commissaris, daarop heeft u geen antwoord gegeven. Eens te meer lijken de Europeanen zoals zo vaak op de Balkan niet bereid ook echt de nodige stappen te ondernemen.

Deze besluiteloosheid is een zeer groot probleem en ze zal nog tot grote moeilijkheden leiden. Het is niet in ons belang dat het Kosovo-vraagstuk tot sint-juttemis aansleept. Niet optreden zou immens veel nevenschade veroorzaken.

Net als veel andere staten was Rusland vertegenwoordigd in de contactgroep. Daarom weet Rusland heel goed dat er überhaupt geen onderhandelingen tussen Belgrado en Priština zijn geweest. Na het Ahtisaari-plan te hebben afgeschoten en een resolutie in de Veiligheidsraad te hebben getorpedeerd, is nu tot onderhandelingen oproepen niet realistisch. Daarom verzoek ik u met klem de Commissie te volgen en alles in het werk te stellen om tegemoet te komen aan de belangen van Rusland, die noch in Kosovo, noch in Servië maar elders liggen, zodat deze kwestie kan worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). (HU) Een regeling waarbij de Albanezen worden beloond en de Serviërs alleen maar gestraft, is niet houdbaar. De EU zit in de val, is de gevangene van de slechte Russisch-Amerikaanse betrekkingen en van het toenemende Russische machtsvertoon. Wij mogen niet toegeven aan de Russische chantage, maar zonder Rusland is er geen goede of duurzame oplossing mogelijk. We mogen echter ook niet toegeven aan de Albanese chantage, want zonder de hulp van de EU is een onafhankelijk Kosovo niet leefbaar.

Servië heeft de afgelopen decennia het vertrouwen verspeeld en met hun optreden tegen de Kosovaarse Albanezen heeft het Kosovo verloren, en daarom is de onafhankelijkheid van Kosovo onvermijdelijk. Hierover moet echter nog verder worden onderhandeld, het nemen van eenzijdige stappen moet hoe dan ook worden voorkomen. Het Ahtisaari-plan bevat goede gedeelten, maar het volstaat niet. Het stuk over de minderheden en regionale autonomie is goed, maar tegelijkertijd heeft heel Europa schuld eraan dat de kwesties van nationale zelfbeschikking en regionale autonomie decennialang niet zijn opgehelderd. Het is zaak dat we dat nu wel doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mijnheer de Voorzitter, mag ik eerst de heer Rehn begroeten, aangezien ik tijdens mijn eerste toespraak niet de gelegenheid daarvoor had en ik dit graag nu wil doen.

Ik wil zo’n vier, vijf korte opmerkingen maken. Ten eerste wil ik herhalen wat ik in mijn eerste toespraak heb gezegd: dat het simpelweg handhaven van de status-quo in Kosovo geen duurzame oplossing is; we moeten vooruitgang boeken. We zijn ervan overtuigd dat het handhaven van de status-quo een ernstige vergissing zou zijn, waarvoor we een hoge prijs zouden gaan betalen.

Ten tweede is het, zoals sommigen van de geachte afgevaardigden al hebben gezegd hier, van fundamenteel belang dat de Europese Unie eensgezind blijft optreden; anders gezegd zijn het de lidstaten die één lijn moeten aanhouden in de kwestie-Kosovo. We hebben hier herhaaldelijk toe opgeroepen als lidstaat en dringen hier nu, tijdens ons voorzitterschap, nog sterker op aan natuurlijk. We willen niet opnieuw een verdeelde EU zien, met name niet in een fundamentele kwestie die ook nog eens op Europees grondgebied speelt. Daarom hebben we de EU en haar lidstaten altijd opgeroepen op één lijn te blijven bij het zoeken van een uitweg uit de impasse in Kosovo.

Ten derde geloven we dat we op het diplomatieke front met de VN-Veiligheidsraad al het mogelijke moeten blijven doen om toe te werken naar een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad over Kosovo. Zoals ik al zei dient deze resolutie als grondslag voor de aanwezigheid van de internationale gemeenschap en de Europese Unie in Kosovo. We moeten een tandje bijzetten, en het voorzitterschap zal zover zijn bevoegdheid reikt blijven streven naar overeenstemming in de Veiligheidsraad over deze nieuwe resolutie.

Tot slot zien we heel duidelijk dat we de landen van de westelijke Balkan, en Servië in het bijzonder, een echt Europees perspectief moeten bieden, aangezien Servië voldoet aan alle vereiste criteria en voorwaarden daarvoor. We waren verheugd over het besluit om de onderhandelingen met Servië inzake een stabilisatie- en associatieovereenkomst met de EU te heropenen. Volgens ons is dit een cruciale stap. Servië reëel uitzicht bieden op Europa is van levensbelang, omdat dit een essentieel onderdeel is van de stabiliteit van de gehele Balkan.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (EN) Ik begin met Servië. Servië heeft concreet uitzicht op Europa, met als einddoel het EU-lidmaatschap zodra het land aan alle voorwaarden voor toetreding tot de EU voldoet. Dat is het uitgangspunt van onze betrekkingen met Servië.

Nadat er een nieuwe, democratische, pro-Europese en hervormingsgerichte regering was gevormd, deze nieuwe regering zich er in niet mis te verstane bewoordingen toe had verbonden met het Joegoslavië-tribunaal samen te werken en de daartoe benodigde concrete stappen had gezet, konden de besprekingen met Servië over de stabilisatie- en associatieovereenkomst ongeveer een maand geleden worden hervat. Het is goed om er nog eens op te wijzen dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst, afgezien van het feit dat het met name voor de economische en handelsbetrekkingen een belangwekkende overeenkomst is, ook de toegangspoort is tot, en een tussenstation op weg naar, de status van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie. Ik heb dit herhaaldelijk gezegd in het Servische openbare debat, ik zal dat blijven doen en ik zal laten zien dat de toekomst van Servië in Europa ligt, zolang dat land bereid is te voldoen aan de voor die toekomst vereiste voorwaarden.

We kunnen er niet van uitgaan dat er onderhandeld zal kunnen worden over concessies met betrekking tot Kosovo gezien het Europese pad voor Servië, maar we mogen wel verwachten dat het politieke debat in Servië uiteindelijk kan verschuiven van het nationalistische verleden naar een Europese toekomst. Wat we kunnen verwachten is dat, als er voor een beperkte periode verder wordt gesproken, Servië in deze besprekingen een constructieve houding zal aannemen en een realistische aanpak zal volgen in plaats van het alsmaar herhalen van dezelfde zinnen die we de laatste jaren gehoord hebben.

Mijn tweede punt is dat internationaal toezicht op politieke en veiligheidskwesties enige tijd nodig zal zijn in Kosovo. Het doel daarvan moet helder zijn: toezicht houden op de uitvoering van een statusregeling die garanties biedt voor de rechten van alle gemeenschappen en de duurzame ontwikkeling van Kosovo. Daarvoor is een resolutie van de VN-Veiligheidsraad nodig. Het is eerlijk gezegd lastig om in een klimaat van politieke onzekerheid te werken zolang het proces in de VN-Veiligheidsraad nog gaande is.

We mogen er met recht en reden van uitgaan dat alle permanente leden van de VN-Veiligheidsraad zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de toekomstige veiligheid en stabiliteit van Europa. We mogen er met recht en reden van uitgaan dat alle leden van de Veiligheidsraad zich ervan bewust zijn dat hun verantwoordelijkheid groot is.

We zijn hard aan het werk in de Commissie om ervoor te zorgen dat de EU gereed is om civiele missies in te zetten ter controle van de uitvoering van de statusregeling. Dit zal een andere missie worden dan UNMIK, en voor het welslagen van deze missie hebben we behoefte aan een degelijke rechtsgrondslag in de vorm van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad.

Tot slot laten Kosovo en het statusproces van Kosovo al met al zien hoezeer we behoefte hebben aan de betere aansturings- en afstemmingsmechanismen waar het hervormingsverdrag uiteindelijk in moet voorzien. Het is inderdaad de hoogste tijd om effectievere en efficiëntere instrumenten te ontwikkelen voor de verwezenlijking van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De kwestie van de toekomst van Kosovo is een deel van de nasleep van de gruwelijke oorlogen in de Balkan. We hebben het over een gebied in het hart van Europa. De kwestie voor ons uitschuiven is geen optie.

Zoals president Ahtisaari zei, die veertien maanden lang onderhandelingen voerde met de Serviërs en de Kosovaren, is een oplossing niet alleen in het belang van de mensen in Kosovo, maar ook van levensbelang voor de vrede en stabiliteit in de regio.

Je kunt het daar moeilijk mee oneens zijn. In maart van dit jaar concludeerde hij dat er geen basis bestond voor een akkoord tussen de partijen. Later stelde hij onafhankelijkheid voor Kosovo voor.

Het plan geniet brede internationale steun. Het is tijd om vooruit te kijken, waarbij uiteraard niet mag worden voorbijgegaan aan de rechten van de Servische minderheid in Kosovo.

Slovenië werd als eerste van de voormalige Joegoslavische staten lid van de EU. Macedonië is kandidaat. De rest staat in de rij.

Hopelijk zullen uiteindelijk allen lid worden en zullen de vroegere grenzen hun betekenis verliezen. Soms moeten eerst grenzen worden getrokken om ze vervolgens te schrappen. Dit lijkt het geval te zijn in Kosovo.

Volgens commissaris Rehn steunt de Commissie het plan van president Ahtisaari. Volgens mij moeten wij dat ook doen.

 

17. Voortgangsrapport 2006 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0214/2007) van Erika Meijer, namens de Commissie buitenlandse zaken, over het voortgangsverslag 2006 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2006/2289(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, zoals u weet heeft de Europese Raad in december 2005 besloten de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen, welk besluit vooral werd genomen op basis van de aanzienlijke vorderingen die het land had gemaakt bij de invulling van het wettelijk kader dat is vervat in de kaderovereenkomst van Ohrid, en de inspanningen die het land zich had getroost om de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst ten uitvoer te leggen.

Destijds benadrukte de Raad tevens dat er verdere stappen moesten worden overwogen om te voldoen aan sommige van de in zijn conclusies genoemde voorwaarden. Een jaar later, in december 2006, sprak de Raad zijn waardering uit voor de vorderingen, maar gaf hij tevens aan te betreuren dat het tempo van de hervormingen in 2006 was afgenomen. Daarom riep de Europese Raad van december 2006 ertoe op het tempo van de hervormingen op cruciale gebieden op te voeren en de prioriteiten van het Europees Partnerschap uit te voeren, zodat voortgang in het toetredingsproces kon worden gemaakt.

Tijdens de volgende bijeenkomst van de Stabilisatie- en Associatieraad met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, die op 24 juli in Brussel zal plaatsvinden, zal de tenuitvoerlegging van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst nader tegen het licht gehouden kunnen worden, terwijl naast andere bilaterale en internationale vraagstukken die van wederzijds belang kunnen zijn, ook belangrijke kwesties aan de orde kunnen komen die in het kader van de overeenkomst zijn gerezen.

Aan de hand van de jaarverslagen van de Commissie, waarvan het volgende dit najaar zal verschijnen, zal de Raad zich diepgaander buigen over de vorderingen die de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft gemaakt teneinde te voldoen aan de voorwaarden en eisen van de EU.

Wat de binnenlandse situatie van het land aangaat hecht de EU enorm veel belang aan goed functionerende, stabiele democratische instellingen en een doeltreffende politieke dialoog. Deze elementen zijn essentieel voor het proces op weg naar integratie in de EU. In dit verband zou ik mijn waardering willen uitspreken voor de partijen EVMRO, DPMNE en DUI, omdat zij op 29 mei 2007 een akkoord hebben gesloten over hoe vooruitgang te boeken in bepaalde kwesties van wederzijds belang, waarna de DUI in het parlement terugkeerde. De Raad hoopt nu dat de politieke dialoog over fundamentele binnenlandse vraagstukken zal worden voortgezet tussen alle in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen en tussen alle belanghebbende wettige politieke instellingen.

Het politieke klimaat moet constructief blijven als het land zich wil concentreren op de ingrijpende hervormingen die nodig zijn om vooruit te komen op de weg naar toetreding tot de EU. In dit verband moet de aandacht in het bijzonder uitgaan naar de versterking van de overheidsinstellingen, het daadwerkelijke primaat van het recht, de hervorming van het gerechtelijk apparaat, de bestrijding van corruptie en de verdere tenuitvoerlegging van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst.

Vermeldenswaard in dit verband is ook de kaderovereenkomst van Ohrid, waarvan de voortgaande en volledige uitvoering geldt als een essentieel onderdeel van de politieke criteria, en die van doorslaggevend belang zal blijven voor de vorderingen op de weg naar toetreding tot de EU. In dit opzicht is het belangrijk dat er volledig vertrouwen blijft bestaan rond de toepassing van het Badinter-beginsel. We hopen ook dat er vooruitgang geboekt zal blijven worden op gebieden als decentralisatie en eerlijke vertegenwoordiging. De Ohrid-hervormingen moeten doorgaan op basis van een overeenkomst die zo ver mogelijk reikt en volledig aansluit bij de geest en de bewoordingen van de kaderovereenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, laat mij eerst het Portugese voorzitterschap en de heer Lobo Antunes bedanken voor het feit dat het Portugese voorzitterschap prioriteit geeft aan het EU-vergezicht op de westelijke Balkan, zoals we vandaag opnieuw gezien hebben. Dat is zeer belangrijk voor de toekomst van Europa.

In het verslag van de heer Meijer komen vele kwesties aan de orde die de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor uitdagingen stellen op haar weg naar de Europese Unie, met name in de politieke sfeer. Ik heb er alle vertrouwen in dat de goedkeuring van een resolutie door het Parlement een belangrijke bijdrage zal leveren aan het proces van integratie van het land in de EU.

Ik ben ingenomen met de sterke nadruk die in de ontwerpresolutie wordt gelegd op het belang van de uitvoering van de kaderovereenkomst van Ohrid uit 2001. Deze overeenkomst hield niet alleen een belofte in van verzoening en stabiliteit: zij was ook een opmerkelijk voorbeeld van de lastig uitvoerbare doch lonende kunst van het smeden van compromissen voor het algemene belang.

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië werd een model in de regio voor het promoten van een multi-etnische samenleving in een democratische eenheidsstaat en het vaststellen van mechanismen op basis waarvan een consensusgerichte aanpak van interetnische kwesties mogelijk is. Deze aanpak was inderdaad cruciaal voor de EU bij het besluit van december 2005 om het land de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen. Doorgaan op dezelfde weg blijft essentieel gedurende het gehele toetredingsproces. In dit verband is de Commissie verheugd over de vooruitgang die is geboekt bij de politieke dialoog tussen de regering en een deel van de oppositie.

Dialoog is immers van wezenlijk belang voor de stabiliteit en het functioneren van de instellingen, alsook om ervoor te zorgen dat het proces van het doorvoeren van de hervormingen zo veelomvattend mogelijk is.

We zien nu uit naar de voortzetting van deze dialoog. We zien ook uit naar de verdieping daarvan, met name in het parlement, en hopen dat die concrete resultaten zal opleveren. Essentieel is dat het politieke akkoord tussen VMRO en DUI nu naar behoren zal worden uitgevoerd.

Andere belangrijke uitdagingen zijn het daadwerkelijk doorvoeren van de hervormingen van het politieel en gerechtelijk apparaat en de bestrijding van corruptie en de georganiseerde criminaliteit.

Uw verslag onderkent terecht de positieve rol die de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in de regio speelt en heeft gespeeld. Desalniettemin zien we de noodzaak om het land te blijven aanmoedigen in zijn inspanningen op het vlak van regionale samenwerking en goede betrekkingen met de buurlanden.

De Commissie zal de door het land gemaakte vorderingen beoordelen in het jaarlijkse voortgangsverslag, dat op 7 november aanstaande zou moeten worden aangenomen. We zullen ook een voorstel voor een nieuw partnerschap indienen, met een routekaart voor de hervormingen die de komende jaren nodig zijn in het land.

Al met al heeft het land nog veel te doen, en zal de voortgang op de weg naar Europa afhankelijk zijn van zijn vermogen aan de politieke criteria te voldoen.

Er liggen, tot besluit, nog tal van uitdagingen. De vorderingen in het proces van integratie in de EU liggen inderdaad in handen van de leiders van het land. Ik vertrouw erop dat de regering en het parlement van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië rekening zullen houden met de gedegen suggesties en aanbevelingen in uw ontwerpresolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL), rapporteur. Voorzitter, de voormalige Federatieve Republiek Joegoslavië is uiteengevallen in zes internationaal erkende staten en binnenkort komt daar waarschijnlijk Kosovo bij. Opvallend is dat de Europese Unie voor elk van die zeven staten een afzonderlijke benadering heeft gekozen.

Slovenië is al ruim drie jaar lid, met Kroatië wordt succesvol onderhandeld en Macedonië heeft sinds 2005 de status van kandidaat-lidstaat zonder dat ermee wordt onderhandeld. Met de overige gebieden wordt alleen gesproken over stabilisatie en associatie, waarbij Servië en Bosnië grote vertragingen hebben opgelopen omdat ze niet aan de daarbij gestelde voorwaarden hebben kunnen voldoen.

Dit alles staat in schrille tegenstelling tot het in 2004 gelijktijdig toelaten van enerzijds Estland, Letland en Litouwen, die tot in 1991 waren bezet door de Sovjetunie, en van anderzijds Tsjechië en Slowakije, die tot 1993 samen een gemeenschappelijke staat vormden. Ik heb er steeds voor gepleit om tenminste het toetredingsproces van Kroatië en Macedonië zoveel mogelijk gelijktijdig te laten plaatsvinden, en betreur dat Macedonië door het uitstel van de onderhandelingen nu al twee jaar achterloopt op Kroatië.

Dat wil niet zeggen dat ik vind dat Macedonië nu volledig rijp is voor toetreding. De ernstige milieuvervuiling en de gecompliceerde status van vakbonden passen niet binnen wat in Europa normaal is. Ook bij andere toetreders geconstateerde problemen op het gebied van corruptie en rechtspraak zijn nog niet opgelost. De rol van de staat bij de ontvoering van een Duitse staatsburger naar Amerikaanse ondervragers in Afghanistan is nog niet opgehelderd. De huidige regering legde bij haar startfase onevenredig veel nadruk op economische groei, onder meer door extreem lage belastingen die het land kunnen ruïneren. Voor deze en andere problemen moet de komende jaren een oplossing worden gevonden.

Twee andere zaken domineren echter binnen en buiten Macedonië de publieke opinie en de publiciteit. Dat zijn de binnenlandse verhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen en de relatie tot de buurlanden, in het bijzonder Griekenland. Andere Europese staten, vooral België en Zwitserland, maar ook Spanje, Italië en Finland laten zien hoe je goed kunt omgaan met de gelijkwaardigheid van inwoners, ondanks grote binnenlandse verschillen in taal en cultuur. In de eerste jaren van de onafhankelijkheid is teveel de indruk gewekt dat Macedonië vooral de staat is van mensen die de Macedonische taal gebruiken, die verwant is aan het Bulgaars en in mindere mate aan het Servisch. Inmiddels word gelukkig algemeen erkend dat onderwijs en bestuur in de eigen taal voor de grote Albanese bevolkingsgroep, die de meerderheid vormt in het noordwesten, heel belangrijk zijn.

Ook wordt gestreefd naar nauwe betrekkingen met de toekomstige buurstaat Kosovo, waarmee veel inwoners familiebanden hebben. De recente afspraken tussen de grootste regeringspartij en de grootste partij van Albaneestalige inwoners, die maandenlang de parlementszittingen boycotten, geeft hoop op verzoening en een steeds gelijkwaardigere positie van de Albanese bevolkingsgroep. Ook de leden van de vele kleinere bevolkingsgroepen, waarvan de Roma en de Turken het bekendst zijn, hebben recht op gelijke behandeling, participatie in de besluitvorming en het vervullen van overheidsfuncties. Macedonië presenteert zichzelf nu als een multi-etnische staat en dat schept verplichtingen.

Macedonië is de aanduiding van een geografisch gebied met een oude en lange geschiedenis van wisselende bewoners, waarvan delen nu behoren tot Griekenland en Bulgarije. Het gebruiken van diezelfde naam voor een staat die een deel van het gebied omvat, heeft tegenstellingen opgeroepen. Bulgarije, de staat die in 1878 werd gedwongen om het reeds aan zijn grondgebied toegewezen deel van Macedonië grotendeels terug te geven aan Turkije en later moest toezien hoe dit gebied werd ingenomen door Servië, heeft zich met de onafhankelijk geworden buren verzoend en als eerste staat de grondwettelijke naam Republiek Macedonië erkend.

Daarentegen maakt buurland Griekenland sinds de onafhankelijkheid in 1991 ernstig bezwaar tegen die grondwettelijke naam. Tegenwoordig is de Griekse positie dat de naam Macedonië aanvaardbaar is, mits daaraan een ander begrip wordt toegevoegd dat duidelijk maakt dat het hier alleen gaat om een deel van het historische gebied Macedonië. Het zonder toevoeging gebruiken van die naam, zeker als dat gepaard gaat met het gebruiken van symbolen uit de Grieks-Macedonische geschiedenis, roept in Griekenland de verdenking op dat aanspraak wordt gemaakt op het grondgebied van drie provincies in het noorden van Griekenland die diezelfde naam dragen.

Ik ben niet verrast door de uitnodigingen die mijn rapporteurschap opleverden om eenzijdig partij te kiezen voor een van de botsende standpunten van de twee buurlanden. Ik blijf neutraal en vind dat beide kanten samen zo spoedig mogelijk een oplossing moeten vinden voor het constructief omgaan met hun duurzame meningsverschil. Daarbij horen afspraken om alle provocaties met betrekking tot symbolen of landkaarten te vermijden en terug te draaien. De publieke opinie doet aan beide kanten van de grens weliswaar een beroep op de nationale trots van haar politici, maar wil ook rust en samenwerking. Zonder goede afspraken bestaat het gevaar dat de toetreding van Macedonië tot de Europese Unie onnodig wordt vertraagd hoewel zowel de binnenlandse publieke opinie als die in Griekenland toetreding wenst.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Ibrisagic, namens de PPE-DE-Fractie. - (SV) Wanneer we over een land en haar relatie tot de EU discussiëren, verliezen we ons vaak in een opsomming van de positieve dingen en de dingen die we bekritiseren in dat land. Heel vaak zien we de diepere achtergrond en het bredere perspectief over het hoofd. Wanneer we het hebben over de EU en de uitbreiding, komt het te vaak voor dat we praten over economische samenwerking, geld en hoeveel de uitbreiding kost. Maar het gebeurt veel te zelden dat we naar de uitbreiding kijken vanuit een veiligheidsaspect en naar de Europese samenwerking vanuit het vredesaspect. Macedonië en haar toenadering tot de EU leveren een typisch voorbeeld van een les die we soms vergeten, maar de geschiedenis van de Balkan herinnert ons er af en toe aan. Met haar geopolitieke ligging is Macedonië een waardevol middel dat heel goed kan bijdragen tot de veiligheid in de regio. Maar diezelfde geopolitieke ligging brengt voor het land ook uitdagingen en soms grote spanningen met zich mee. Daarom is het van groot belang dat we Macedonië een duidelijk EU-perspectief bieden, hetgeen ook het geval is in dit verslag. Een EU-perspectief voor niet alleen Macedonië maar voor de hele regio kan het verschil betekenen tussen een terugkeer naar de conflicten uit het verleden of een stap vooruit met vrijheid en democratie in de toekomst. Maar een EU-perspectief houdt ook een aantal verplichtingen in. De strijd tegen corruptie moet doorgaan. De samenwerking tussen de meerderheid en verschillende soorten minderheden moet versterkt worden en er moet een aantal hervormingen worden doorgevoerd. Ik denk dat men in Macedonië zich al bewust is van deze verplichtingen en het werk dat nog verzet moet worden, omdat al enkele hervormingen zijn doorgevoerd die nodig zijn om het land zo snel mogelijk te herenigen met haar Europese familie. Ik zeg hereniging omdat Macedonië altijd een deel van Europa is geweest. Zonder een veilig Macedonië krijgen we geen veilige Balkan en zonder vrede en veiligheid in de Balkan krijgen we ook geen vreedzaam en veilig Europa.

 
  
  

VOORZITTER: LUISA MORGANTINI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Józef Pinior, namens de PSE-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, in het verslag van de afgevaardigde Erik Meijer over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt een positief oordeel geveld over de vooruitgang die het land heeft geboekt sinds zijn aanvraag tot toetreding tot de Europese Unie. De Sociaal-democratische Fractie in het Europese Parlement stemt in met de inhoud van het verslag.

Graag wil ik wijzen op de vorderingen die Macedonië heeft gemaakt bij het vervullen van de politieke criteria van Kopenhagen, de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het Europese partnerschap uit 2005 en de besluiten inzake de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Van bijzonder belang is de correcte uitvoering van het Ohrid-akkoord, een akkoord dat gesloten is in nauwe samenwerking met de Europese Unie en dat de burgerlijke en politieke rechten van alle burgers garandeert, ongeacht hun etnische afkomst. Het Ohrid-akkoord heeft Macedonië hervormd, met volledige inachtneming van zijn multi-etnische, multiculturele en multireligieuze karakter. In dit verband dienen wij de aandacht te vestigen op de verantwoorde buitenlandse politiek en het beleid ter bevordering van de internationale vrede en veiligheid van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Ten slotte wil ik de goede samenwerking van de regering van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië met het Europees Parlement onderstrepen, en dan heb ik het met name over het ministerie van Buitenlandse Zaken van het land.

Samenleven in gelijkheid en vrede in Macedonië en de naleving van het Ohrid-akkoord naar letter en geest zullen van fundamentele betekenis zijn bij het streven van het land naar het lidmaatschap van de EU. Ik zou nog een keer de conclusie van dit rapport willen onderstrepen: de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft hervormingen doorgevoerd die aanleiding zijn om het land in de toekomst te laten toetreden tot de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  István Szent-Iványi, namens de ALDE-Fractie. – (HU) Macedonië is nu al twee jaar kandidaat-lidstaat en heeft een duidelijk Europees perspectief. Desondanks weten we ook nu nog niet wanneer een begin kan worden gemaakt met de toetredingsonderhandelingen. Wij liberalen en democraten zouden graag zien dat deze onderhandelingen zo spoedig mogelijk van start gaan, het liefst al volgend jaar. Maar dat hangt in grote mate van Macedonië zelf af.

Macedonië heeft de afgelopen jaren grote inspanningen verricht en belangrijke resultaten geboekt, maar het land heeft nog veel werk te doen. Er zijn hervormingen nodig bij het bestuurlijk apparaat, justitie, de politie en de strijd tegen de corruptie moet worden aangewakkerd.

Tot onze spijt kunnen we constateren dat de hervormingen sinds de verkiezingen van vorig jaar juni aan daadkracht hebben ingeboet. We willen onze Macedonische vrienden oproepen zich met hernieuwde energie voor te bereiden op de toetreding. We hechten belang aan de volledige uitvoering van de kaderovereenkomst van Ohrid want we willen dat zo snel mogelijk kan worden begonnen met de onderhandelingen.

Het is verheugend dat de grootste oppositiepartij na een boycot van een half jaar is teruggekeerd in het parlement. In een democratie moet een democratische partij de belangen van de kiezers in het parlement verdedigen en daarom juichen wij hun terugkeer toe.

Wij beschouwen het grondwettelijk gebruik van de naam Macedonië als een bilaterale kwestie. Deze onopgeloste zaak mag geen belemmering vormen voor de toetreding van Macedonië, maar aan de andere kant hopen we dat de onderhandelingen met bemiddeling van de VN zo snel mogelijk een voor iedereen bevredigend resultaat opleveren. We willen graag een gunstige afloop zien.

Ten slotte begroeten we de succesvolle afsluiting van de onderhandelingen over de verlichting van de visumplicht. We vinden het uitermate belangrijk dat de inwoners van Macedonië vanaf 1 januari veel gemakkelijker naar de Europese Unie kunnen reizen, maar wij zien dit slechts als de eerste stap. Onze belangrijkste doelstelling is dat binnen afzienbare tijd alle Macedoniërs zonder visum het grondgebied van de Europese Unie kunnen betreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hanna Foltyn-Kubicka, namens de UEN-Fractie. (PL) Mevrouw de Voorzitter, Macedonië is een land dat zonder twijfel in een verenigd Europa thuishoort en ik geloof oprecht dat het binnen korte tijd als een volwaardige lidstaat tot de Europese Unie toetreedt.

Voordat dit echter gebeurt, staat het land nog steeds voor vele uitdagingen. Het is noodzakelijk om meer aandacht te schenken aan de milieubescherming en de voortzetting van de economische en administratieve hervormingen. De belangrijkste kwestie wordt echter de ontwikkeling van het vertrouwen en het garanderen van werkelijke gelijkheid tussen alle etnische groepen.

Het sluiten van de kaderovereenkomst van Ohrid was een heel belangrijke stap in die richting. In het verslag van afgevaardigde Meijer wordt ook gesproken over de gebieden waarop Macedonië grote vooruitgang geboekt heeft door uitvoering van veel onderdelen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en door zijn inspanningen om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen. Men dient er alles aan te doen om de Macedonische regering in dit proces te steunen en om zo snel mogelijk tot een begin van werkelijke toetredingsonderhandelingen te komen.

Broeders Macedoniërs – we wachten op jullie.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Beer, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, graag wil ik namens de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie de collega’s uit het Macedonische parlement die dit debat als delegatie volgen, van harte welkom heten in het Europees Parlement. Dit is een goed teken: we maakten ons grote zorgen over de maandenlange boycot van het parlement door de Albanese partij DUI. Maar nu zijn ze hier weer allemaal samen en dat betekent dat de impasse in het hervormingsproces is doorbroken.

Commissaris Rehn, in verband met de hervormingstop waar u eerder melding van maakte, kunnen we zeggen dat mevrouw Merkel als voorzitster van de Europese Unie een echt succes op haar conto mag schrijven. Er is niet langer sprake van een opnameprobleem, dat debat is beëindigd. Nu hangt het van de hervormingen in de kandidaat-lidstaten af of wij ze al dan niet kunnen opnemen.

Op dit punt wil ik iets zeggen over de EU. Ik vraag de Europese Unie hoe wij geloofwaardig belangrijke hervormingen van alle toetredingslanden kunnen eisen, wanneer een lidstaat als Groot-Brittannië voor zichzelf het recht opeist om zijn burgers grondrechten te kunnen onthouden. Hier gaapt een geloofwaardigheidskloof en niet de kandidaat-lidstaten, maar de Europese Unie moet die overbruggen. We kunnen niet aanvaarden dat er binnen Europa grondrechten buiten spel worden gezet.

Macedonië heeft gigantische vooruitgang geboekt en wij pleiten voor een snelle toetreding van Macedonië tot de EU. Daarom een verzoek aan de collega die na mij spreekt: hij heeft een minuut de tijd om zijn amendementen in te trekken waarmee hij constant probeert het akkoord tussen Macedonië en Griekenland te torpederen en zo een vreedzame oplossing in de weg staat.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Karatzaferis, namens de IND/DEM-Fractie. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, natuurlijk moet de FYROM opgenomen worden in Europa; dat betwist niemand. Daarbij mogen wij echter bepaalde problemen niet onderschatten, en de Raad en de Commissie hebben die onderschat! De rapporteur had het echter over de betrekkingen tussen de FYROM en Griekenland.

Dit land zal op verzet van Griekenland blijven stuiten, zolang het irredentistische aanspraken maakt. Zelfs in de grondwet van de FYROM staat dat zij grondgebied opeisen. In hun schoolboeken staat dat Griekenland grondgebied van de FYROM bezit.

Begrijpt u wat dit betekent? Als u dit brutale gedrag aanmoedigt, maakt u van de Balkan opnieuw een kruidvat.

De FYROM moet dit goed begrijpen. Het opeisen van de geschiedenis van een ander land, van een naam die hem niet toebehoort - het land heette Vardaska tot 1945 - veroorzaakt grote gevaren in heel het gebied. Griekenland zal het been stijf houden, als Skopje geen blijk geeft van gematigdheid en niet bereid is water bij de wijn te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Димитър Стоянов, от името на групата ITS. – Първо към г-н комисаря, искам да кажа, че Македония отдавна не е унитарна държава.

Македония стана жертва на една терористична банда, на един международен заговор срещу нея, на една банда от наркотрафиканти, подкрепени от международната общност, които веят знамето на великоалбанския шовинизъм и на радикалния ислям.

На Македония с т.нар. Охридско рамково споразумение й беше наложен един диктат, който не съществува никъде другаде в момента в никоя демократична държава, нито в този парламент, нито никъде, слава Богу. Диктат на една малка общност над волята на многото в тази държава.

Освен това искам да обърна една забележка към господин докладчика. За съжаление, трябва да се постараете малко повече да се запознаете с историята, защото в Македония, получили сте някаква представа, но в Македония не се говори македонски език.

И това ще го обясня с факта, който споменахте, че през 1878 г. 85 % от населението се е определяло като българи. Македония трябва да дойде в Европейския съюз. Аз подкрепям нейното присъединяване, за да получи някаква справедливост в крайна сметка.

 
  
MPphoto
 
 

  Giorgos Dimitrakopoulos (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, de heer Meijer, van harte bedanken voor de samenwerking die wij de afgelopen tijd bij de opstelling van een aantal amendementen hebben gehad.

Ik ben natuurlijk evenmin tegen het Europees perspectief en de Europese weg van de FYROM, maar juist omdat de FYROM een Europees perspectief en een Europese weg heeft, mag het niet vergeten dat de status van kandidaat-lidstaat niet alleen rechten maar ook plichten met zich meebrengt. Een van die plichten is dat het land goede nabuurbetrekkingen onderhoudt en streeft naar voor alle partijen aanvaardbare oplossingen voor bestaande problemen met buurlanden, zoals trouwens ook is voorzien in de Verklaring van Salzburg evenals natuurlijk in het kader van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst.

Het land mag evenmin vergeten dat, wat het vraagstuk van de naam betreft, de onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties hervat moeten worden, en dat de FYROM naar de onderhandelingstafel moet komen met goede trouw, goede wil en een opbouwende geest. Dat was trouwens ook steevast het standpunt van de internationale gemeenschap.

Bovendien mogen wij niet uit het oog verliezen dat de FYROM de afgelopen tijd een bepaald gedrag aan de dag legt. Zo heeft het de naam van de luchthaven veranderd in ‘Alexander de Grote’ en heeft de minister van vervoer in zijn laatste verklaring gezegd dat ‘wat er ook moge gebeuren, die naam niet zal veranderen’. Dat gedrag staat haaks op de letter en de geest van de interim-overeenkomst van 1995, die gegrondvest is op het beginsel van goed nabuurschap.

Aan dit gedrag moet een einde komen. Tot slot zijn er vrij veel amendementen ingediend. Enkele daarvan, zoals de amendementen die tot doel hebben de paragrafen betreffende de paspoorten te verbeteren, moeten worden aangenomen. Er zijn echter ook amendementen betreffende het luchtverkeer, zoals amendement 12,…

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben consequent steun gegeven aan het Europees perspectief van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en bijgedragen aan de economische wederopbouw en de institutionele democratisering.

Sinds de ondertekening van de interim-overeenkomst is Griekenland het land dat de sterkste economische aanwezigheid heeft in Skopje en daar de meeste investeringen doet, waardoor het heeft bijgedragen aan de totstandkoming van duizenden nieuwe banen.

Daarnaast zijn wij op realistische wijze gaan zoeken naar een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor de hangende problemen.

Het vraagstuk van de naam is geen bilaterale aangelegenheid tussen Griekenland en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Het kader voor de oplossing daarvan wordt gevormd door de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, de interim-overeenkomst en de relevante besluiten van de Europese Unie.

Degenen die de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overhaast met zijn grondwettelijke naam hebben erkend, en daarmee het institutioneel kader van de VN en de Europese Unie hebben geschonden, bewijzen een slechte dienst aan de pogingen tot het vinden van een eerlijke compromisoplossing voor de internationale (ik beklemtoon dat) naam en voeden de onverzettelijke houding en het nationalistisch klimaat in de politieke leiding van ons buurland.

Wij zijn het ermee eens dat de impasse doorbroken moet worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bugusław Rogalski (UEN). (PL) Mevrouw de Voorzitter, in 2005 heeft de Republiek Macedonië de status van een kandidaat-lidstaat van de Europese Unie verworven. De toetreding van Macedonië tot onze structuren moet voorafgegaan worden door een landelijke overeenstemming, die het samenleven van verschillende etnische groepen zal regelen, gebaseerd op democratie en gelijkheid. Aan dit criterium moet voldaan worden voordat Macedonië een integraal deel van de Unie wordt. Het land moet een samenhangend systeem van openbaar bestuur en onderwijs creëren, met inachtneming van taal- en etnische verschillen. Dit moet zodanig geschieden dat de verschillende etnische groepen en minderheden naast elkaar in harmonie kunnen leven.

Er moet ook een snelle overeenstemming met Griekenland komen, vooral in de kwestie van de naam van het land. Griekenland dient zich op dit punt zeer flexibel op te stellen, omdat de kwestie van de naam in geen geval gebruikt mag worden als hindernis bij het starten van de onderhandelingen en bij de toetreding van Macedonië tot de Europese Unie.

Laten we ons in de kwestie van Macedonië niet leiden door emoties, maar door de criteria van Kopenhagen.

 
  
MPphoto
 
 

  Doris Pack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, Macedonië heeft al een groot deel van de weg naar de EU afgelegd, het is een kandidaat-lidstaat. De stabilisatie- en associatieovereenkomst met de EU is ondertekend, maar dat is nog maar het gemakkelijkste deel van de operatie. De Macedonische politiek staat nog veel werk te wachten.

De omzetting van deze overeenkomst in praktische wetgeving zal zeker moeilijk zijn, maar ze moet daadkrachtig ter hand worden genomen, bijvoorbeeld op het gebied van justitie, in het bestuur, in de economie, in het financieel beleid en vooral op het gebied van misdaad- en corruptiebestrijding. Die taak heeft de allerhoogste prioriteit voor de regering en het parlement.

Macedonië heeft met hulp van de internationale gemeenschap een bloedig conflict weten te beslechten en moet nu dan ook het Ohrid-akkoord snel omzetten. De Badinter-procedure is een nuttig instrument bij kwesties die de Albanese bevolkingsgroep betreffen. Het mag er echter niet toe leiden dat noodzakelijke wetgeving wordt tegengehouden en het mag niet worden opgevat als een richtsnoer voor de vorming van een regering.

Het valt te betreuren dat de betrekkingen tussen Macedonië en buurland Griekenland, dat – zoals we al gehoord hebben – zeer veel in Macedonië investeert, nog steeds vertroebeld worden door de naamkwestie. Met nationalistische retoriek van beide zijden schieten we weinig op. De gevolgen van deze vertroebelde betrekkingen gaan zover dat Griekenland aan Macedoniërs dubbele visa afgeeft. Natuurlijk mag deze onopgeloste bilaterale kwestie Macedonië er niet van weerhouden toe te treden tot de EU. In eenieders belang zou een snelle oplossing van het probleem met hulp van de VN-bemiddelaar mogelijk moeten zijn.

De onopgeloste situatie in buurland Kosovo heeft ertoe geleid dat een voormalige Albanese strijder en huidig parlementslid in Macedonië heeft aangeboden met 10 000 Albanese strijders uit Macedonië de onafhankelijkheid van Kosovo te bevechten.

Vanaf deze plaats roep ik de Albanese bevolking op zich met hun eigen zaken te bemoeien in Macedonië en het oplossen van de Kosovo-kwestie over te laten aan de wettelijk gekozen vertegenwoordigers!

 
  
MPphoto
 
 

  Кристиан Вигенин (PSE). – Уважаеми колеги, днес обсъждаме напредъка на Република Македония в една по-оптимистична атмосфера: Европейският съвет вече отвори пътя за институционалната реформа, която е задължителна предпоставка за всяко бъдещо разширяване.

За периода на краткото си съществуване като държава Македония премина през различни кризи и много трудности, но запази стабилността си и възможностите си за развитие и просперитет. Именно тази жизнеспособност и перспективите за бъдещето трябва да бъдат източник на самочувствие за македонските граждани, а не подправената история или присвоените чужди исторически личности и символи.

За Македония са особено важни добросъседските отношения със страните-членки на Европейския съюз - България и Гърция. Има какво да се желае в тази посока и аз обръщам внимание на няколкото колеги от фракцията на "зелените", че борейки се за правата на несъществуващо македонско малцинство в България например, всъщност дават "храна" на националистите и от двете страни на границата и влошават перспективите на страната. За европейските социалисти е особено важно да се съхрани междуетническият диалог, а така също приоритетно да се решават проблеми като безработицата, остарялата инфраструктура и регионалните дисбаланси.

В заключение искам да подчертая, че ние ще подкрепяме реформите в Република Македония и се надяваме страната да стартира преговорите за присъединяване към Европейския съюз още в първата половина на 2008 г.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mevrouw de Voorzitter, even heel kort, zoals ik al zei denk ik dat wij ons aan de hand van de bijeenkomst van de Associatieraad met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op 24 juli een duidelijker beeld zullen kunnen vormen van de vorderingen die het land heeft gemaakt in het kader van zijn kandidatuur voor het volledige EU-lidmaatschap. Uiteraard wachten wij het voortgangsverslag over de stand van zaken met betrekking tot het toetredingsproces van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië af, dat dit najaar door de Commissie zal worden gepresenteerd.

Het voorzitterschap en de lidstaten hechten zonder meer veel belang aan het advies van de Commissie in dezen. Zodra het land voldoet aan de criteria voor het openen van de onderhandelingen, moeten die uiteraard ook van start gaan.

Het punt van de naam of de benaming van het land is eveneens meerdere keren genoemd. Tijdens het eerste Portugese voorzitterschap in 1992 maakte ik samen met Lord Carrington en ambassadeur José Cutileiro deel uit van het team dat zich bezighield met de kwestie van het voormalige Joegoslavië; ook toen werd deze vraag al opgeworpen. Ik zie dat dit probleem vijftien jaar later nog steeds bestaat. Ik hoop dat de partijen plaats zullen nemen aan de onderhandelingstafel en tot een voor iedereen aanvaardbare oplossing zullen komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u bedanken voor het zeer inhoudelijke en gedegen debat. Ik ben het volledig eens met mevrouw Ibrisagic, die het veiligheidsaspect van de uitbreiding van de EU heeft onderstreept. We hebben het vaak alleen maar over de integratiecapaciteit, maar gelukkig kon de Europese Raad van december vorig jaar een hernieuwde consensus bereiken over de uitbreiding, met steun van het Parlement en op initiatief van de Commissie.

Deze hernieuwde consensus over de uitbreiding heeft betrekking op beide zijden van de medaille: het strategisch belang van de uitbreiding voor de veiligheid en stabiliteit ter versterking van onze waarden van democratie en mensenrechten, en het combineren daarvan met de integratiecapaciteit van de Unie. Beide zijden zijn essentieel en belangrijk voor een zorgvuldig aangestuurd EU-toetredingsproces.

In dit opzicht is de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een uitstekend voorbeeld. In 2001 stond het land aan de rand van een burgeroorlog. In 2005 werd het land de status van kandidaat-lidstaat toegekend. In die zin is het een succesverhaal.

Vorig jaar zagen we een trager hervormingstempo, maar dat is een reden te meer waarom 2007 het jaar moet worden waarin het land weer op het juiste spoor komt op weg naar Europa, via vastberaden hervormingen die tot concrete resultaten leiden. Daarom moet het accent bij de regering en alle politieke partijen niet liggen op data voor het openen van de EU-toetredingsonderhandelingen, maar juist meer op het met volledige overtuiging voortzetten van het hervormingsproces en concrete resultaten.

De hervormingen zijn de tocht die leidt naar de bestemming van het openen van de onderhandelingen en, op een zekere dag, het afsluiten daarvan. Daarom moet de doelstelling van EU-toetreding geen partijpolitiek voetbalpotje worden: alle partijen moeten eensgezind dit doel nastreven en werken aan een politiek klimaat waarin de noodzakelijke hervormingen kunnen worden doorgevoerd.

Daarom is de missie van de vertegenwoordigers van de parlementaire delegatie van het land hier vandaag in Straatsburg van het allergrootste belang, en ik heb er alle vertrouwen in dat zij deze belangrijke boodschap zullen overbrengen aan Skopje.

Tot slot merkt de Commissie op dat er nog steeds geen schot zit in de naamkwestie, zoals de heer Lobo Antunes zei. Dat is eigenlijk al vijftien jaar zo. De Commissie hoopt dat beide partijen zich met nieuw elan over deze kwestie kunnen buigen, met een constructieve aanpak om via onderhandelingen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing hiervoor te vinden onder auspiciën van de Verenigde Naties, waarmee een bijdrage zal worden geleverd aan de regionale samenwerking en goede betrekkingen met de buurlanden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt op donderdag 12 juli 2007 plaats.

 

18. TRIPS-overeenkomst en toegang tot geneesmiddelen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende mondelinge vragen:

- O-0036/2007 van Gianluca Susta en Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie, Kader Arif, namens de PSE-Fractie, Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie, Vittorio Agnoletto en Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie, Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie, Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie, aan de Raad over de TRIPS-overeenkomst en toegang tot geneesmiddelen (B6-0130/2007)

- O-0037/2007 van Gianluca Susta en Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie, Kader Arif, namens de PSE-Fractie, Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie, Vittorio Agnoletto en Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie, Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie, Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie, aan de Commissie over de TRIPS-overeenkomst en toegang tot geneesmiddelen (B6-0131/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Gianluca Susta (ALDE), auteur. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik dank de schaduwrapporteurs en het secretariaat van de Commissie internationale handel voor de bijstand die zij mij tijdens dit werk hebben geleverd. De toegang tot geneesmiddelen voor de armste landen is voor ons een prioriteit, ook vanwege de internationale afspraken die daarover zijn gemaakt. Daarom kunnen wij niet zomaar het protocol van de TRIPS-overeenkomst accepteren en de kwestie als afgedaan beschouwen.

Geachte leden van de Commissie, leden van de Raad, het is niet voldoende om algemene toezeggingen te doen. De Europese Unie kan en moet meer doen. Het mag dan onrealistisch zijn te vragen om heropening van de onderhandelingen over het protocol, maar als de Raad de instemming van het Europees Parlement wil, moet hij op zijn strepen gaan staan en verklaren dat het mechanisme dat met het Besluit van de WTO van 30 augustus 2003 in het leven is geroepen, slechts een fractie van de oplossing van het probleem is. Dit betekent dat de lidstaten toestemming moeten krijgen om in hun nationale octrooiwetgeving een beroep te doen op artikel 30 van de TRIPS-overeenkomst voor het verkrijgen van licenties voor productie en export, zodat tegemoetgekomen kan worden aan de behoeften die de importerende lidstaten op het vlak van gezondheidszorg hebben.

Dit betekent: het mandaat van de Commissie in de onderhandelingen over de economische parnerschapsakkoorden met de armste landen beperken, zodat er geen bepalingen worden opgenomen die verder reiken dan de TRIPS-overeenkomst; steun geven aan de ontwikkelingslanden die gebruik maken van de flexibiliteiten van de TRIPS-overeenkomst, om tegen redelijke prijzen essentiële geneesmiddelen aan te bieden; ondersteuning bieden aan strategieën van groepsleveranties, om te zorgen voor schaaleconomieën in de productie van generieke geneesmiddelen tegen toegankelijke prijzen en om directe investeringen in plaatselijke productiefaciliteiten aan te wakkeren.

Dit betekent voorts: actieve steun geven aan de activiteiten van de intergouvernementele werkgroep op het vlak van volksgezondheid, innovatie en intellectuele eigendom van de Wereldgezondheidsorganisatie; erkennen dat de Europese Unie dringend extra maatregelen moet nemen ter bevordering van de overdracht van technologie, onderzoek, capaciteitsuitbouw en mechanismen van regionale bevoorrading van de armste gebieden ter wereld; een specifiek financieringsniveau garanderen, om farmaceutische productiefaciliteiten op te zetten of te stimuleren die in het bezit moeten komen van de plaatselijke bevolking van de ontwikkelingslanden; en tot slot verhoging van de globale financieringen aan publiek-private partnerschappen die zich bezighouden met onderzoek en ontwikkeling van bijzonder belangrijke geneesmiddelen in de ontwikkelingslanden.

Wij geloven dat wij een feitelijke bijdrage hebben geleverd aan dit vraagstuk, dat behoorlijk spoedeisend is, zoals blijkt uit de beelden die uit de armste delen ter wereld komen. Thans ligt de bal weer bij de Raad en de Commissie. Als wij zonder gedraal goede reacties krijgen, dus precieze en geen vage antwoorden, zal het Europees Parlement de gevraagde instemming geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Kader Arif (PSE), auteur. (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, vandaag wilden we de Raad en de Commissie interpelleren, aangezien we een heleboel vraagtekens hebben bij de van ons gevraagde goedkeuring om de TRIPS-overeenkomst te amenderen, om zo de voorlopige oplossing van augustus 2003 definitief te maken. Tijdens het debat in de parlementaire commissie over dit mechanisme waren namelijk alle ondervraagde deskundigen eensgezind in hun kritiek op deze oplossing, die slechts gedeeltelijk een antwoord biedt op de problemen van de landen die geen geneesmiddelen kunnen produceren en op de daaruit voortvloeiende moeilijkheden voor de bevolking betreffende de toegang tot geneesmiddelen.

Hoewel wordt verondersteld snel en doeltreffend te antwoorden, wordt dit mechanisme als ingewikkeld en zelfs als inefficiënt beschouwd. Ondanks het engagement van de Raad en de Commissie ten overstaan van het Parlement, werd geen enkele evaluatie uitgevoerd. Er blijft dus twijfel over het onderwerp. “Er kwam nooit een evaluatie omdat er nooit gebruik van het mechanisme werd gemaakt”, luidt het antwoord van de Commissie, die beweert dat dat geen vermoedens over inefficiëntie doet rijzen. Die omgekeerde logica is weliswaar uiterst retorisch, maar biedt in geen enkel geval een beargumenteerd antwoord. De vragen van de Parlementsleden zijn de volgende: waarom werd deze oplossing nooit aangewend? Biedt ze een antwoord op de omvang van het probleem? Indien niet, welke nieuwe acties moet de Unie opstarten om het gestelde doel te bereiken? Er mag geen kloof gapen tussen onze uitgesproken intenties en onze daden.

In haar verklaringen ondersteunt de Unie de Doha-verklaring, de flexibiliteit binnen de TRIPS-overeenkomst evenals de landen die er beroep op kunnen doen. Ze zet er zich eveneens voor in om de toepassing van nieuwe regelgeving op het vlak van intellectuele eigendom, die strikter is dan die van de Wereldhandelsorganisatie, niet te verlangen van de ontwikkelingslanden. Dat zou namelijk de reële toegang tot een behandeling ondermijnen. Toch zijn er nog geen daden gevolgd op die verklaringen.

We moeten eerst op dezelfde golflengte komen. Wat verstaan we bijvoorbeeld onder flexibiliteit? Voor ons omvat dat concept alle vormen van flexibiliteit en niet enkel de oplossing van 2003. De Commissie verwijst in zijn verklaringen echter enkel daarnaar. Welke definitie geven we aan de regelgeving inzake intellectuele eigendom die verder gaan dan de TRIPS-overeenkomst? Identificeren we daar dezelfde? In zijn verklaringen verbiedt de Commissie die regels als rechtsmiddel, maar tijdens de gevoerde onderhandelingen kwam dat engagement niet echt duidelijk naar voren. Zijn vertegenwoordigers keuren ze soms zelfs goed als rechtsmiddel in naam van de strijd tegen namaak, waarbij het nochtans om een heel ander debat gaat. Ten slotte moet elk land dat gebruik maakt van een of andere vorm van flexibiliteit, duidelijke politieke steun krijgen, wat in de praktijk niet het geval is.

Wij vragen transparantie en dezelfde houding bij openbare uitspraken en tijdens onderhandelingen achter gesloten deuren. Wij zijn ervan overtuigd dat het aangekaarte probleem veel verder reikt dan eenvoudigweg instemming bij een internationaal protocol. Het gaat om een enorm politiek en humanitair probleem dat vraagt om echte politieke wil om de uitdaging aan te gaan. We eisen nu duidelijke toezeggingen over een hele reeks punten die alle in onze resolutie staan waarover morgen wordt gestemd. Dit hangt af van een gemeenschappelijke politieke verklaring, samen met het Parlement, voor onze stemming. We zullen ons niet tevreden stellen met een zoveelste debat zonder duidelijk engagement. We willen een plechtig engagement van de Raad en van de Commissie, dat garandeert dat Europa zich actief opstelt in de zoektocht naar nieuwe oplossingen en dat het de ambitie koestert om – zoals onze burgers het wensen – op de voorgrond te treden in de strijd voor toegang tot betaalbare geneesmiddelen voor iedereen op de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE), auteur. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de collega’s bedanken voor de samenwerking die ons in staat stelde een gezamenlijke ontwerpresolutie op te stellen.

Zoals bekend heeft de Unie een beslissende rol gespeeld bij de sluiting van de onderhavige overeenkomst in het kader van de WTO. De Unie is een van de weinige leden die een interne uitvoeringswetgeving heeft uitgevaardigd. Wij erkennen natuurlijk dat tot nu toe geen gebruik is gemaakt van het voorziene mechanisme.

De twijfels ten aanzien van de efficiëntie van het in het Protocol bij de TRIPS-overeenkomst opgenomen mechanisme zijn begrijpelijk. De wijziging van de TRIPS-overeenkomst was echter het resultaat van langdurige en moeizame onderhandelingen in het kader van de WTO. Nieuwe onderhandelingen zouden, zelfs als ze als haalbaar zouden worden beschouwd, onzekere resultaten opleveren.

De Unie moet ervoor zorgen dat het bedoelde mechanisme met alle daarin opgenomen instrumenten operationeel wordt. Daarnaast moet zij de overdracht van knowhow en technologie en het onderzoek in de ontwikkelingslanden aanmoedigen.

Dwanglicenties vormen slechts een aspect van de problemen die verband houden met de volksgezondheid in de ontwikkelingslanden. Daarnaast zijn andere maatregelen nodig om de gezondheidszorgsystemen en de infrastructuur te verbeteren. De gerichte ontwikkelingshulp van de Unie kan daarbij een belangrijke rol spelen.

Ik wilde tevens wijzen op het belang van de vrijwaringsmaatregelen tegen omleiding van het handelsverkeer. De medicijnen moeten de bevolking van de landen waarvoor dit mechanisme in het leven is geroepen, ook daadwerkelijk bereiken en daar blijven. Ik ben van mening dat de Europese Unie zo snel mogelijk moet instemmen met de wijziging van de TRIPS-overeenkomst.

Tot slot wil ik nog zeggen dat een alomvattende aanpak nodig is, een aanpak met zowel preventie als behandeling.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Agnoletto (GUE/NGL), auteur. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het exportmechanisme dat met het besluit van 30 augustus 2003 in het leven is geroepen, heeft voor zoveel technisch-administratieve beperkingen en obstakels gezorgd, dat men er tot nu toe nooit gebruik van heeft kunnen maken. Dit blijkt uit een publicatie van “Artsen zonder grenzen” van september 2006. Het Parlement had al in zijn resolutie van 2 december 2004 gevraagd om een specifieke verbintenis van de Commissie en de Raad.

Op 30 november 2006 heeft het Europees Parlement opnieuw een ferm standpunt ingenomen over de kwestie van de toegang tot geneesmiddelen in het zuiden van de wereld. Het Parlement had toen unaniem gestemd voor een resolutie waarin de Commissie werd opgeroepen, en nu citeer ik letterlijk, om “vijf jaar na de goedkeuring van de Verklaring van Doha te erkennen dat de toepassing ervan is mislukt, daar de WTO geen enkele kennisgeving van een exporterend of een importerend land in verband met verplichte licentie voor geneesmiddelen noch in verband met het besluit van 30 augustus 2003 heeft ontvangen” van de Algemene WTO-Raad over de toepassing van paragraaf 6 van de Verklaring van Doha. In de tweede plaats heeft het Parlement opgeroepen “om, in samenwerking met de ontwikkelingslanden, binnen de WTO de noodzakelijk stappen te ondernemen om de TRIPS-overeenkomst alsmede het artikel op basis van het besluit van 30 augustus 2003 te wijzigen, teneinde met name de gecompliceerde tijdrovende procedurele stappen voor de autorisatie van verplichte licenties af te schaffen”.

Inmiddels zijn er zeven maanden verstreken, maar ondanks aansporingen van alle fracties, hebben de Raad en de Commissie zich nog niet verwaardigd om het Europees Parlement een antwoord te geven. De hardnekkige verdediging van het mechanisme van 30 augustus 2003, dat letterlijk is overgenomen in het amendement op de TRIPS-overeenkomst die de EU wil ratificeren, wijst op een heel precieze politieke keuze: men wil zich aan de zijde scharen van de grote farmaceutische multinationals en daarom worden miljoenen patiënten in de arme landen overgeleverd aan ziekten die voor hen dodelijk zijn, zoals aids, tuberculose, malaria en tientallen andere vergeten ziekten, zonder dat daar wetenschappelijk onderzoek of verzorging aan te pas komt. Dit Huis is ervan overtuigd dat het belangrijker is om de mensenrechten van iedereen te garanderen dan de winst voor een enkeling. Daarom kan een dergelijke keuze voor ons niet door de beugel.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), auteur. - (SV) Stelt u zich eens voor dat u naar de dokter gaat en dat u, om zich de behandeling te kunnen veroorloven, een heel gezinsjaarloon moet betalen. Stelt u zich eens voor dat u naar de dokter gaat en dat u moet kiezen tussen medicijnen voor uzelf en geen voedsel voor uw kinderen of voedsel voor uw kinderen maar geen medicijnen voor uzelf. Voor die keuze worden vandaag miljoenen mensen gesteld. Twee jaar geleden heb ik meegewerkt aan het opstarten van het Drugs for Neglected Diseases Initiative. Velen in dit Parlement hebben het initiatief om dit verslag te maken, genomen en er was sprake van een ontzettend goede samenwerking. Wij zijn het allemaal eens over deze kwesties. Ik wil benadrukken voor de Commissie dat wij in het Parlement de behoefte aan regels die de toegang tot medicijnen veiligstellen, van groot belang vinden. Er sterven jaarlijks twaalf miljoen mensen vanwege gebrek aan medicijnen, vooral medicijnen tegen tropische ziektes. De patiënten zijn arm en het loont zich niet om voor hen onderzoeken uit te voeren en dus blijven ze verstoken van nieuwe medicijnen. Daarom moeten we zowel de kwestie over de toegang tot de medicijnen die bestaan oplossen alsook de kwestie over het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Want die landen zullen zich nooit uit hun armoede kunnen bevrijden als de bevolking ziek thuis ligt. De TRIPS+-afspraken mogen absoluut geen deel uitmaken van de economische partnerschapsovereenkomsten en niet de mogelijkheden van die landen ondermijnen om hun bevolking te voorzien van medicijnen.

Tijdens mijn spreektijd heb ik niet eens tijd om alle pogingen die de Commissie onderneemt om patentgerelateerde kwesties in de onderhandelingen over economische partnerschappen mee te nemen, te bespreken. Wij vragen u hiermee te stoppen.

Wat het onderzoek betreft moeten we een fonds op EU-niveau oprichten of een globale winstbelasting invoeren voor medicijnfabrikanten. Anders krijgen we nooit de medicijnen die de mensen uit hun armoede kunnen bevrijden. Het recht te overleven gaat vóór alle andere rechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini (UEN), auteur. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil de heer Susta bedanken en trouwens alle collega’s die ervoor hebben gezorgd dat dit politieke initiatief werd opgestart en alle partijen zich daarachter schaarden. In dit initiatief wordt opgeroepen om de nodige garanties te bieden aan alle inwoners van de armste landen ter wereld, opdat zij tegen redelijke en betaalbare prijzen toegang tot geneesmiddelen krijgen. Extreme armoede is op zich al een enorm sociaal probleem, maar als daar ook nog ernstige ziekten bij komen - zoals zo vaak gebeurt – is de ellende helemaal niet meer te overzien. Dat is de kern van de boodschap die wij willen afgeven.

Het akkoord dat binnen de WTO tot stand is gekomen, is waarschijnlijk de enige juridische weg die in het kader van het multilateralisme haalbaar is om een betere toegang tot goedkope geneesmiddelen te verschaffen. Maar het akkoord werpt veel vragen en twijfels op. Er is een uitzonderingsbepaling ingevoerd. De bedoeling is natuurlijk prijzenswaardig, maar om verschillende redenen functioneert het systeem niet: vanwege de beperkingsclausules die in deze bepaling staan, omdat er een hoop bureaucratische en administratieve rompslomp bij komt kijken waardoor het moeilijk in praktijk te brengen is, en ook omdat het concreet onmogelijk is voor de doelgroep om toegang te krijgen tot de voordelen van het mechanisme.

Er zijn maar weinig landen die het stelsel tot nu toe geratificeerd hebben, en geen enkel land heeft gevraagd om inschakeling van dit instrument, wat dus nog zorgwekkender is. Het is nodig dat men in alle rust nagaat wat hier niet functioneert en hoe er een uitweg gevonden kan worden. Men moet de moed opbrengen om verder te gaan en toe te geven dat het de minimis-akkoord slechts gedeeltelijk een oplossing aandraagt voor het eigenlijke probleem. Hiermee komt dus ook de doeltreffendheid van de regels van het multilateralisme van de WTO op losse schroeven te staan. Het is zaak dat er op Europees niveau maatregelen worden genomen die verder reiken dan het akkoord en een goede bijdrage kunnen leveren tot het probleem van toegang tot geneesmiddelen tegen redelijke prijzen, zodat langs die weg ook mensenlevens gered kunnen worden.

Wij moeten de overdracht van onderzoek en technologie stimuleren, zodat de arme landen zelf ook geneesmiddelen gaan vervaardigen. Wij moeten toezicht uitoefenen – en dit is een taak voor de Commissie – omdat maar al te vaak in de arme landen nepgeneesmiddelen binnenstromen. Deze ontsporing van de internationale handel moet dus ook fiks aangepakt worden. Maar vooral moeten wij een oogje in het zeil houden, om de bewoners van de arme landen ervoor te behoeden dat zij ook nog deze klap in hun gezicht te verwerken krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, op 6 december 2006 verzocht de Raad krachtens de artikelen 133 en 300 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap om instemming van het Parlement met het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad tot aanvaarding, namens de Europese Gemeenschap, van het protocol tot wijziging van de TRIPS-overeenkomst, ondertekend te Genève op 6 december 2005.

Bij het opstellen van en onderhandelen over voornoemd protocol, dat ervoor zal zorgen dat burgers van ontwikkelingslanden tegen betaalbare prijzen betere toegang krijgen tot geneesmiddelen, speelde de Gemeenschap politiek gezien een belangrijke rol. Dit was een van de grootste successen in de aanloop naar de ministersconferentie van de WTO, die in december 2005 in Hongkong plaatsvond.

Het feit dat dit forum over normen op het gebied van de internationale handel zich boog over een onderwerp dat van dermate groot belang is voor de ontwikkelingslanden, vormt een concrete toepassing van de beginselen van samenhang in het ontwikkelingsbeleid zoals uiteengezet in de Europese Raad, en in 2005 overeengekomen door het Parlement, de Raad en de Commissie. In de praktijk is dit ook een belangrijke stap in de richting van de zesde millenniumontwikkelingsdoelstelling, namelijk de bestrijding van hiv/aids, malaria en andere ziekten.

Een aantal WTO-leden, waaronder de Verenigde Staten, hebben het protocol al geratificeerd en het is wenselijk dat de Gemeenschap, als belangrijkste pleitbezorger van de maatregel, uiterlijk december 2007 hetzelfde doet, zodra de interne procedures in de Commissie, de Raad en het Parlement zijn afgerond.

Voor wat betreft de technische vragen en vragen op andere terreinen die door de geachte afgevaardigden zijn gesteld, is het niet de verantwoordelijkheid van de Raad om een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid in technische zin van het mechanisme dat bij het WTO-besluit van 30 augustus 2003 is ingesteld. De Raad onderkent het complexe karakter van deze materie, maar onderstreept ook het fundamentele politieke belang van de ratificatie van het protocol voor de ontwikkelingslanden. De Raad is niet voornemens wijzigingen aan te brengen in het aan de Commissie verleende mandaat betreffende economische partnerschapsovereenkomsten, omdat de onderhandelingen daarover vrijwel zijn afgerond.

De lidstaten die met de Commissie bijeenkomen in het kader van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds, zullen ervoor proberen te zorgen dat er passende middelen beschikbaar worden gesteld om de zesde millenniumontwikkelingsdoelstelling te halen, met name voor de ACS-landen. De Raad grijpt deze gelegenheid aan om het Europees Parlement op te roepen zijn vitale institutionele rol te vervullen, zodat de Europese Gemeenschap dit belangrijke protocol kan aanvaarden en handelsnormen zodanig bijgesteld kunnen worden dat ze de belangen van miljoenen mensen in de ontwikkelingslanden beter dienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie is het met het Parlement eens dat de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor arme ontwikkelingslanden een zaak van enorm politiek en humanitair belang is, en de Commissie heeft een aantal initiatieven genomen om de toegang tot geneesmiddelen voor arme ontwikkelingslanden via bestaande programma’s te vergemakkelijken.

De Europese Gemeenschap heeft vanaf het prille begin vooropgelopen in het debat over TRIPS en de beschikbaarheid van geneesmiddelen. In WTO-verband hebben we een actieve rol gespeeld in het nader tot elkaar brengen van nagenoeg onverzoenbare standpunten. De ontwikkelingslanden waren de Europese Unie dankbaar voor onze rol als bemiddelaar.

Het debat in de WTO heeft in eerste instantie geleid tot het aannemen van de Verklaring van Doha in november 2001. Deze verklaring bekrachtigt het recht van WTO-leden om onverkort gebruik te maken van de flexibiliteiten in de TRIPS-overeenkomst, waaronder het gebruik van dwanglicenties. Voor de landen zonder vervaardigingscapaciteit in de farmaceutische sector die niet daadwerkelijk gebruik kunnen maken van dwanglicenties uit hoofde van de TRIPS-overeenkomst, werd in augustus 2003 een tijdelijke clausule aangenomen die voorziet in de ontheffing van de normale regels van het octrooirecht.

Samen met de Raad gaf het Parlement uitvoering aan dit ontheffingsbesluit door het in eerste lezing aan te nemen – Verordening (EG) nr. 816/2006 – om fabrikanten van generieke geneesmiddelen in staat te stellen gepatenteerde geneesmiddelen te produceren voor de uitvoer naar landen die die medicijnen nodig hebben en niet over voldoende capaciteit beschikken om ze zelf te produceren.

Het protocol tot wijziging van de TRIPS-overeenkomst beoogt dit besluit om te zetten in een permanente en rechtszekere oplossing. Deze flexibiliteit die in de TRIPS-overeenkomst moet worden opgenomen, kan levens helpen redden zonder afbreuk te doen aan het octrooistelsel, dat een van de voornaamste prikkels is voor het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.

We bevinden ons nu in de allerlaatste fase van dit WTO-proces. De laatste stap is de aanvaarding van het TRIPS-wijzigingsprotocol.

Dat brengt mij bij de concrete punten die aan de orde komen in de mondelinge vraag, en ik heb deze antwoorden besproken met mijn collega de heer Mandelson, die in de Commissie verantwoordelijk is voor het handelsbeleid.

Ik wil kort op vier specifieke punten ingaan. Ten eerste is het mechanisme dat is ingesteld door het WTO-besluit van augustus 2003 en het protocol bij de TRIPS-overeenkomst het resultaat van lange en moeizame onderhandelingen tussen bijna 150 landen. Het is het uitvloeisel van een balans die zich lastig liet opmaken. Dit mechanisme moet slechts worden gezien als een onderdeel van het bredere probleem van de beschikbaarheid van betaalbare geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden, dat veel verder reikt dan alleen de octrooirechtkwestie.

Ten tweede kan de Commissie bevestigen dat de Europese Gemeenschap zich erop heeft vastgelegd in de economische partnerschapsovereenkomsten en in andere toekomstige bilaterale en regionale overeenkomsten met arme ontwikkelingslanden geen TRIPS+-bepalingen op te nemen die de toegang tot geneesmiddelen nadelig kunnen beïnvloeden of afbreuk kunnen doen aan de TRIPS-flexibiliteit die is vervat in de Verklaring van Doha over TRIPS en volksgezondheid.

Ten derde spoort de Commissie farmaceutische bedrijven aan tot de invoering van regelingen zoals prijsdifferentiatie, op basis waarvan geneesmiddelen in arme en ontwikkelingslanden tegen aanzienlijke lagere prijzen kunnen worden verkocht dan in ontwikkelde landen.

Ten vierde steunt de Commissie plaatselijke productiecapaciteit. Plaatselijke productie kan concurrentiebevorderend werken en farmaceutische producten betaalbaarder maken. De overdracht van technologie stimuleren is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat lokaal geproduceerde farmaceutische producten kunnen voldoen aan de internationale normen.

Tot slot hoop ik dat het Parlement er nu gerust op is dat de beschikbaarheid van geneesmiddelen een prioriteit van de Commissie blijft. Nu het Europees Parlement alle materiaal in handen heeft om een weloverwogen besluit te nemen, en gezien de rol die de Europese Gemeenschap speelt bij de totstandbrenging van deze permanente oplossing, zou het betreurenswaardig zijn als de Europese Gemeenschap het protocol niet tijdig zou kunnen aanvaarden. Het is van essentieel belang dat het Parlement en de Commissie nauw blijven samenwerken om de toegang tot geneesmiddelen voor arme ontwikkelingslanden te vergemakkelijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Margrietus van den Berg, namens de PSE-Fractie. Voorzitter, jaarlijks sterven zo'n 6 miljoen mensen, 6 miljoen aan de gevolgen van aids, malaria of tuberculose. Jaarlijks krijgen miljoenen mensen, vooral in Afrika, niet de behandeling die hun leven zou kunnen redden. Niet omdat er geen medicijnen bestaan, maar simpelweg omdat ze deze niet kunnen betalen. En dat is natuurlijk toch - hoe het ook precies komt - een vreselijk schandaal.

Sinds 2003 is er een tijdelijke WTO-regeling voor landen die niet de capaciteit hebben om zelf goedkope medicijnen voor hun bevolking te maken. Het is correct wat de commissaris zei. In Doha hebben we in 2003 een grote overwinning geboekt toen we op dit punt de doorbraak tot stand brachten. De EU verdient daarvoor ook enorme waardering. Je kunt lang discussiëren over de oorzaken, maar de ellende is dat die regeling in de praktijk tot nog toe niet werkt en dus al die mensen, die miljoenen mensen die medicijnen niet ontvangen, hetgeen wij zo graag willen en waarvoor we die doorbraak toen hebben toegejuicht.

Nu vraagt u ons om als Europees Parlement onze goedkeuring te geven en eigenlijk de overeenkomst permanent te maken. Voorzitter, voordat dit Parlement zijn handtekening onder die regeling kan zetten, die tot nog toe niet werkbaar is geweest, met alle oorzaken en complexiteit die erachter zitten, willen we natuurlijk harde garanties hebben. De commissaris en ook de Raad hebben geprobeerd een aantal dingen te zeggen.

In de eerste plaats is essentieel dat we gebruik willen maken van een praktische regeling. Dat vergt domweg een veel grotere bijstand - praktisch, juridisch en politiek - aan de betrokken landen. We weten gewoon dat vele van hen het erg complex vinden om er daadwerkelijk gebruik van te maken. Mijn suggestie zou zijn te doen wat we ook bij de handelsonderhandelingen hebben gedaan: richt een Europees goedkope-medicijnenteam op, het A-team van de Europese Unie, zodat je als het ware direct bijstand kunt geven. Niet alleen maar geld, maar feitelijke bijstand en kennis van juridische zaken.

Ten tweede. U heeft toegezegd, heb ik begrepen, dat u als Europese Commissie geen TRIPS+ zult opnemen in bilaterale overeenkomsten. Dat zou een heel belangrijk element zijn, als dat helder door de Raad bevestigd wordt.

Ten derde. De enige langetermijnoplossing is om ontwikkelingslanden in staat te stellen zelf de productie ter hand te nemen. Daar zit natuurlijk de ontwikkelingsinvalshoek. Die kennis is er. Een aantal landen doen dat ook. Kijk naar Tanzania. Ik denk dat datzelfde Europese A-team dat opnieuw uitstekend zou kunnen doen. Gaat u die richting in, dan kunnen wij de handtekening zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sharon Bowles, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het TRIPS-wijzigingsprotocol is zowel te laat als zijn tijd vooruit. Het is in zoverre te laat dat de noodzaak om armere landen ondersteunde toegang tot geneesmiddelen te geven al lang bestaat. Het is zijn tijd vooruit omdat de uitbreiding van de octrooiregelingen tot geneesmiddelen in India en andere landen in 2005 nog geen effect heeft gesorteerd. Het duurt jaren voordat een geneesmiddel van het stadium van ontwikkeling in dat van de klinische tests belandt, en pas daarna zou deze wijziging een rol kunnen gaan spelen. Dat zou echter ook eerder kunnen gaan gebeuren als het Indiase octrooibureau niet moreel wordt gesteund in zijn lijn van het afwijzen van octrooien voor kleinere aanpassingen van oudere geneesmiddelen.

Het wijzigingsprotocol kan het probleem dat nu nog steeds verkrijgbare generieke geneesmiddelen onbetaalbaar zijn, niet in zijn eentje oplossen, maar het zal wel in TRIPS vastleggen dat de productie voor uitvoerdoeleinden wordt gelegitimeerd doordat zij onder dwanglicenties komt te vallen, en het neemt daarmee ook wat weg van de nadruk op de legitieme belangen van de octrooihouder in andere artikelen, in elk geval territoriaal gezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik vraag me af of de Commissie en de Raad ons hier in de luren zitten te leggen. Ik wil aan het voorzitterschap vragen of ik de cassette met de opnames van deze zitting mag krijgen. Als ik die cassette in Afrika laat circuleren, komt de boodschap duidelijker aan dan wanneer ik met woorden ga uitleggen hoezeer het probleem van toegang tot de geneesmiddelen de Raad en de Europese Commissie koud laat.

Als alle fracties u aan de tand voelen over een verordening die al drie jaar van kracht is en niet één keer gefunctioneerd heeft, antwoordt u dan gewoon dat deze verordening de ontwikkelingslanden toegang verstrekt tot geneesmiddelen? Maar dat is drie jaar lang niet gelukt! Hebt u soms een toverstok in handen? Dit zeg ik vooral tegen de Raad.

De Commissie zegt tegen ons: “Wij hebben heel hard gewerkt om deze overeenkomst op tafel te krijgen”. Goed, maar als het akkoord niet functioneert, moet het gewijzigd worden, en dan doet het er niet toe of daar nu wel of niet hard aan is gewerkt. Er moet hoe dan ook naar andere manieren gezocht worden.

De Commissie en de Raad zeggen dat zij zullen “vragen aan de farmaceutische bedrijven om lagere prijzen te bieden voor het zuiden van de wereld”. Voor hetzelfde geld zeg je: “de farmaceutische ondernemingen moeten een goede daad verrichten, want wij zijn absoluut niet bij machte om een recht te waarborgen”. De Commissie en de Raad zeggen bovendien dat “het plaatselijke productievermogen in het zuiden van de wereld verhoogd moet worden”. Maar hoe moet dat? Er wordt eindeloos gesproken over overdracht van technologieën, maar er wordt hoegenaamd niets overgedragen aan het zuiden van de wereld. Dit soort verordeningen verhinderen juist de productie!

Het zijn dus allemaal maar mooie woorden! En dan komt u hier met de bewering dat op deze manier de Millenniumdoelstellingen bereikt worden! Ik heb juist de indruk dat er een totale desinteresse van de Commissie en de Raad is voor de kwestie die wij aan de orde hebben gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie en de Raad houden ons terecht voor dat de ontheffingsclausule van 2003 in dit Parlement werd toegejuicht als een grote doorbraak op het gebied van de toegang tot geneesmiddelen, maar volgens mij kunnen wij als Parlement de twee andere instellingen even terecht voorhouden dat er vier jaar na dato nog niet één geneesmiddel aan één patiënt is verstrekt. Zoals reeds opgemerkt door anderen zijn de redenen hiervoor complex. Het ligt deels aan de kosten van de toepassing van de ontheffingsclausule, deels aan het ingewikkelde karakter van het mechanisme zelf en deels aan de economische druk die op bepaalde landen wordt uitgeoefend door andere landen en grote farmaceutische bedrijven.

De Commissie zegt terecht dat we niet meer terug kunnen en opnieuw over deze clausule kunnen gaan onderhandelen. Het was een ingewikkelde deal, en we vragen daar ook niet om. Wat we wél zeggen, is dat we in geval van instemming met deze ontheffingsclausule van de Commissie verwachten dat zij zich vastlegt op het verlenen van technische, financiële en politieke steun aan ontwikkelingslanden om hen in staat te stellen het mechanisme ook daadwerkelijk te benutten. De vier punten die commissaris Rehn heeft genoemd waren allemaal steekhoudend en zeer welkom, maar hij moet het daar niet bij laten en duidelijk maken dat hij de ondersteuning biedt die de ontwikkelingslanden nodig hebben om nú over geneesmiddelen te kunnen beschikken, en niet pas over tien of twintig jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Johan Van Hecke (ALDE). – Voorzitter, met mijn verslag van december 2005 werd in eerste lezing een compromis bereikt over een verordening die de uniforme toepassing in de EU garandeert van het WTO-besluit van 30 augustus 2003.

Bijna vier jaar na datum blijkt dat dit besluit echter een lege doos is. Wat toen gevreesd werd, wordt nu ook bewaarheid. Het systeem is veel te omslachtig en het functioneert niet. Ik ben net zoals collega Agnoletto ontzet door het antwoord van de Raad, die erin geslaagd is op geen enkele vraag of bekommernis van het Parlement te antwoorden.

De ratificatie van het TRIPS-protocol zou de EU moeten nopen tot een grondige reflectie en vooral tot een meer coherent beleid dat de armste landen in staat moet stellen om zelf de capaciteit te ontwikkelen om vitale geneesmiddelen te ontwikkelen. Zonder een sterk signaal in die richting ben ik er, Voorzitter en mijnheer Susta, niet van overtuigd dat we zomaar onze handtekening moeten zetten onder deze waiver.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, zoals ik al zei speelde de Gemeenschap politiek gezien een belangrijke rol bij het opstellen van en onderhandelen over voornoemd protocol, dat ervoor zal zorgen dat burgers van ontwikkelingslanden tegen betaalbare prijzen betere