Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2176(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0241/2007

Ingediende teksten :

A6-0241/2007

Debatten :

PV 12/07/2007 - 5
CRE 12/07/2007 - 5

Stemmingen :

PV 12/07/2007 - 6.16
CRE 12/07/2007 - 6.16
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0356

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 12 juli 2007 - Straatsburg Uitgave PB

5. De rol en de effectiviteit van het cohesiebeleid bij het verminderen van ongelijkheid in de armste regio's van de EU (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0241/2007) van Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over de rol en de effectiviteit van het cohesiebeleid bij het verminderen van ongelijkheid in de armste regio’s van de EU [2006/2176(INI)].

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE), rapporteur. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer u hartelijk met het aanvaarden van deze eervolle functie.

De Europese Unie bestaat niet alleen uit 27 landen, maar ook 268 regio’s met enorm uiteenlopende ontwikkelingsniveaus. Ten gevolge van de laatste uitbreiding van de Unie tot 27 landen is het bevolkingsaantal van de EU gestegen tot bijna 493 miljoen,. Ongeveer 30 procent van deze mensen woont in de honderd armste regio’s, dat wil zeggen in de regio’s die onder de convergentiedoelstellingen vallen.

Elke opeenvolgende uitbreiding heeft tot gevolg gehad dat de ongelijkheden tussen de rijkste en de armste regio’s van de EU groter werden. Tegenwoordig zijn in de Unie van 27 landen de verschillen tussen de regio’s wat hun bbp betreft aanzienlijk groter dan in de oude vijftien, variërend van 24 procent in noordoostelijk Roemenië tot 303 procent in centraal Londen.

De redenen voor de economische achterstand van bepaalde regio’s zijn zeer verschillend. In de armste regio’s ontbreekt vooral de basisinfrastructuur die onmisbaar is voor een evenwichtige, duurzame ontwikkeling, verdere investeringen en noodzakelijke personele hulpbronnen. De statistische gegevens tonen aan dat het cohesiebeleid van de Europese Unie tot op heden effectief bijgedragen heeft tot de ontwikkeling van vele regio’s van landen die al lang deel uitmaken van de EU, zoals Ierland, Griekenland, Portugal en Spanje.

Overeenkomstig de doelstellingen van de EG, zoals deze beschreven staan in artikel 158 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name de harmonische ontwikkeling en de verkleining van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's, roepen wij als Europees Parlement op tot vastberaden acties die gericht zijn op het verkleinen van de ernstigste ontwikkelingsachterstanden in de armste regio’s van de Europese Unie.

Vooral de nieuwe lidstaten ondervinden problemen in verband met het gebruik van de fondsen van de Unie. De toekenning ervan alleen garandeert immers niet altijd een correct gebruik. Bovendien beschikt de overheid in arme regio’s vaak niet over de juiste capaciteiten, ervaring of financiële middelen die nodig zijn om ten volle gebruik te kunnen maken van de fondsen waarop zij recht heeft.

De procedures voor het aanvragen van middelen uit de structuurfondsen zijn dikwijls zeer ingewikkeld en volkomen ondoorzichtig voor de eindontvanger. Wij roepen er daarom toe op dat deze procedures op alle niveaus – Europees, nationaal en regionaal –vereenvoudigd worden.

Het cohesiebeleid zou rekening moeten houden met de verschillende behoeften van de regio’s, in het bijzonder van de stedelijke en plattelandsgebieden, moeilijk toegankelijke regio’s, eilanden en ultraperifere gebieden. Het zou de hulp moeten aanpassen aan de behoeften en bijzondere kenmerken van die regio’s en daarbij gebruik moeten maken van hun potentieel voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling.

De lidstaten en regio’s zouden dus prioriteit moeten geven aan die projecten die bijdragen tot een betere toegankelijkheid van de armste regio’s door ze te voorzien van een behoorlijke infrastructuur op het gebied van vervoer en ICT. Het cohesiebeleid zou het ondernemerschap en investeringen in de armste regio’s moeten ondersteunen. Nieuwe financiële instrumenten zoals Jeremie en Jessica kunnen effectief bijdragen tot de ontwikkeling van de regio’s, maar tot dusver is men zich nog steeds maar nauwelijks bewust van de mogelijkheden om deze op lokaal en regionaal niveau in te zetten.

Het is belangrijk de lidstaten aan te moedigen publiek-private partnerschappen te vormen en goede praktijken op dit vlak uit te wisselen. De Commissie en de lidstaten zouden projecten moeten ondersteunen die bevorderlijk zijn voor het vermogen van de regio's om nieuwe technologieën te genereren en te integreren, waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de bescherming van het milieu.

Een ongelooflijk belangrijk probleem van de armste regio’s van de Unie is de hoge werkloosheid, die zelfs 20 procent kan bedragen. In deze context bestaat de dringende noodzaak van investering in menselijk kapitaal in de arme regio’s door beter onderwijs, voortdurende verbetering van het opleidingsniveau, vooral van jonge mensen, vrouwen en mensen op oudere leeftijd en minderheden die blootgesteld worden aan maatschappelijke uitsluiting.

Het bevorderen van gelijke kansen voor iedereen zou een plaats moeten hebben in elk programma van de EU, vooral in die programma’s die van invloed zijn op de economische en sociale cohesie, en in alle stadia van de formulering en uitvoering van projecten die onder het cohesiebeleid van de EU vallen.

De Commissie en de lidstaten zouden moeten zorgen voor nauwkeurige, volledige en vergelijkbare statistische gegevens. Op dit moment beschikken we daar helaas niet over. De Commissie zou een nieuwe methode moeten ontwikkelen om regionale ontwikkeling te meten, niet alleen op basis van het bbp en werkloosheidspercentages, maar ook van andere kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren, die de werkelijke levensstandaard van de bevolking weerspiegelen. We moeten ook onze methoden voor het berekenen van koopkrachtpariteiten verbeteren door de ontwikkeling van regionale in plaats van nationale indicatoren.

In het kader van de tussentijdse herziening van de communautaire begroting in 2009 zou de Commissie het effect van het cohesiebeleid moeten analyseren en de oorzaken van ongewenst resultaten moeten onderzoeken.

Tot slot zou ik iedereen willen bedanken die heeft bijgedragen tot dit verslag. Dank u voor de waardevolle verbeteringen, die dit document hebben verrijkt. Ik hoop van harte dat dit initiatiefverslag de lidstaten en de regio’s zal voorzien van een grote hoeveelheid nuttige aanwijzingen en dat het de Europese Commissie zal stimuleren de efficiëntie van het cohesiebeleid in de regio’s die er het meest behoefte aan hebben, te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is een genoegen om voor het Parlement te verschijnen om van gedachten te wisselen over het verslag-Geringer de Oedenberg over de rol en de effectiviteit van het cohesiebeleid bij het verminderen van ongelijkheid in de armste regio's van de Europese Unie.

Wederom, net als in het geval van andere initiatiefverslagen die door de Commissie regionale ontwikkeling zijn aangenomen, is dit verslag een bewijs van de uitstekende samenwerking tussen onze twee instellingen. Ik spreek hier namens mevrouw Hübner, die naar Roemenië moest en u de hartelijke groeten doet.

Ik verheug mij over dit verslag en waardeer de positieve bijdrage die hiermee wordt geleverd aan het debat over het effect en de effectiviteit van het cohesiebeleid op een kritiek moment in de programmaperiode 2007-2013 en aan de vooravond van de herziening van de begroting die zal worden uitgevoerd in het jaar 2008/2009. Ik schaar mij volledig achter het standpunt dat het cohesiebeleid niet alleen essentieel, maar ook effectief is bij het verminderen van de sociaaleconomische en regionale ongelijkheid en bij het benutten van het ontwikkelingspotentieel van alle EU-regio's.

De meerwaarde van het cohesiebeleid is al bewezen, en we onderkennen allemaal dit beleid veel meer inhoudt dan alleen maar het overmaken van geld en dat hieronder bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van partnerschappen, de uitwisseling van beste praktijken, begrotingsstabiliteit en een strategische aanpak moet worden begrepen.

Ik waardeer het thema en de inhoud van uw verslag vooral omdat zij raken aan de essentie van het cohesiebeleid. Het voornaamste doel van ons beleid is immers om de sociaaleconomische en regionale verschillen in de armste EU-regio's te verkleinen. Dit vormt een niet onaanzienlijke uitdaging. Deze verschillen zijn dramatisch toegenomen na de recente uitbreidingen, en het cohesiebeleid is het enige communautaire instrument dat speciaal voor dit doel is ontworpen. De verschillen in bbp per hoofd van de bevolking tussen de rijkste en de armste 10 procent van de EU-regio's zijn bijvoorbeeld bijna verdubbeld na de twee laatste uitbreidingen.

In feite zijn regionale verschillen binnen de EU zeer belangrijk, veel belangrijker dan binnen de Verenigde Staten of Japan, eerder vergelijkbaar in omvang met die in China en India bijvoorbeeld.

Ondanks de indrukwekkende groeipercentages in de nieuwe lidstaten en de convergentie van veel regio's van de EU-15, zijn er nog altijd zeventig regio's – waar 123 miljoen Europeanen wonen – met een bbp per hoofd dat lager ligt dan 75 procent van het EU-gemiddelde. Daarnaast is er een aantal regio's – die in meerderheid behoren tot de minst ontwikkelde – dat terrein verliest. In 27 regio's is het bbp per hoofd tussen de jaren 2000 en 2004 in de praktijk gedaald en in nog eens 24 regio's bedroeg de groei minder dan 0,5 procent per jaar.

Niettemin is er, zoals volledig wordt toegelicht in het onlangs gepubliceerde vierde cohesieverslag, wel degelijk sprake van convergentie. Dit is zowel het gevolg van de versnelde groei in de meeste nieuwe lidstaten als van de soms achterblijvende prestaties van de meest ontwikkelde. Over het geheel genomen, is het zo dat de periferie inloopt op het centrum van Europa, niet alleen wat betreft het bbp per hoofd, maar ook als het gaat om werkgelegenheid, productiviteit en andere indicatoren. Dit is goed nieuws. Het gaat hierbij ook om de voormalige cohesielanden die, met uitzondering van Portugal, in de afgelopen jaren indrukwekkend veel vooruitgang hebben geboekt.

Dit fenomeen – het convergentieproces op lange termijn – speelt zich op EU-niveau voornamelijk af tussen lidstaten en regio's. We weten dat het beeld er op nationaal niveau enigszins anders uitziet, omdat in veel gevallen de groei zich in toenemende mate concentreert in de regio rond de hoofdstad of in de belangrijkste stedelijke gebieden, waardoor de binnenlandse verschillen groter worden en problemen ontstaan die verband houden met stedelijke agglomeraties, zoals het vastlopen van het verkeer, vervuiling, stijgende huizenprijzen, enzovoorts.

Ik wil graag de aanzienlijke bijdrage onderstrepen die ons beleid heeft geleverd aan dit over het geheel genomen positieve convergentieproces. Uit onafhankelijke evaluatieonderzoeken is gebleken dat het cohesiebeleid een steun in de rug is geweest voor uiterst noodzakelijke investeringen in infrastructuur, personele hulpbronnen, modernisering en diversificatie van regionale economieën. Tussen 2000 en 2005 lagen de overheidsinvesteringen in de vier cohesielanden ongeveer 25 procent hoger dan het geval zou zijn geweest zonder cohesiebeleid. Het beleid heeft bijgedragen tot de stijging van het bbp. De stijgingen in bbp-niveaus die zijn toe te schrijven aan regionaal beleid liepen uiteen van 10 procent in Griekenland en 8,5 procent in Portugal in de periode 1989-1999, tot 6 procent voor Griekenland en Portugal, 4 procent in de Duitse deelstaten en 2,4 procent in Spanje in de periode 2000-2006. Voorlopige schattingen voor de periode 2007-2013 duiden op een effect van tussen de 5 en 9 procent in de nieuwe lidstaten.

Het beleid heeft ook bijgedragen tot een vermindering van de sociale uitsluiting en armoede. In het kader van het cohesiebeleid wordt jaarlijks de opleiding medegefinancierd van 9 miljoen mensen. Ruim de helft van hen zijn vrouwen en dit resulteert in betere arbeidsomstandigheden en hogere inkomens. Er werden bijvoorbeeld ruim 450 000 brutobanen gecreëerd in zes landen: Denemarken, Frankrijk, Nederland, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Tussen 2000 en 2005 was dit goed voor twee derde van de financiering van programma's voor doelstelling 2. Het beleid heeft bijgedragen tot een verschuiving van de beleidsmix van overheidsinvesteringen in de lidstaten naar groeibevorderende investeringen.

Volgens de meest recente gegevens is het bedrag aan cohesie-investeringen dat is gereserveerd voor onderzoek en ontwikkeling, innovatie en informatie- en communicatietechnologieën (ICT's) voor de periode 2007-2013 meer dan verdubbeld in vergelijking met de jaren 2000-2006. Uiteraard moet worden afgewacht hoe deze plannen ten uitvoer zullen worden gelegd, maar we zien nu al, zowel in de lidstaten als in de regio's, dat er sprake is van een toenemend bewustzijn in hun ontwikkelingsstrategieën voor de volgende begrotingsperiode.

Een van de sleutels tot dit succes is uiteraard het feit dat het cohesiebeleid een geïntegreerd, volledig ontwikkeld beleid is; het is geen sectoraal beleid, of een onsamenhangend pakket sectorale beleidsmaatregelen, maar een geïntegreerd instrument dat tot doel heeft om elke Europese regio en elk gebied specifieke maatoplossingen te bieden. Bovendien is het niet alleen een EU-beleid dat op zichzelf functioneert, maar een beleid dat zeker ook afhankelijk is van de actieve betrokkenheid van partners op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

In uw verslag wordt terecht gewezen op enkele kwesties die bij uitstek relevant zijn voor de armste regio's als zij optimaal gebruik willen maken van de toegewezen middelen. Ik zal er slechts een paar noemen die deze regio's naar verwachting gepaste technische ondersteuning zullen opleveren. Het belang van de ontwikkeling van op de regio toegesneden ontwikkelingsstrategieën, of de waarde van de tenuitvoerlegging van effectief partnerschap en de stimulering van goede praktijken.

Ik heb kennis genomen van uw voorstellen. Ik ben ervan overtuigd dat enkele daarvan een plaats zullen krijgen in het huidige wetgevingskader dat aan de basis heeft gestaan van de nieuwe initiatieven die onlangs door de Commissie zijn aangenomen, zoals de drie "J's" – Jaspers, Jeremie en Jessica – en het initiatief "Regio's voor economische verandering". De flexibiliteit van het cohesiebeleid maakt het mogelijk voor elk geval de beste maatregelen ten uitvoer te leggen. In dit verband zal mevrouw Hübner ervoor zorgen dat de Commissie in de lopende onderhandelingen over de programmadocumenten voor de jaren 2007-2013 met name aandacht besteedt aan de behoeften van de armste regio's.

Verder waardeer ik de bijdrage die u met uw verslag levert aan het debat over de toekomst van het cohesiebeleid, dat op gang is gekomen met de publicatie van het vierde cohesieverslag. Ik verheug mij over deze waardevolle aanbevelingen waarmee beoogd wordt de doelmatigheid van het cohesiebeleid te vergroten.

Zoals u weet, bevinden we ons nu in de beginfase van een periode van reflectie over de toekomst van het cohesiebeleid. Het doel van dit debat is inhoud te geven aan de herziening van de EU-begroting die de Commissie in de jaren 2008 en 2009 moet uitvoeren.

Tot slot bent u ervan op de hoogte dat de openbare raadpleging over de toekomst van het cohesiebeleid een aanvang zal nemen na het cohesieforum dat aan het einde van september zal plaatsvinden. Op een speciale internetsite zullen de bijdragen worden verzameld van lidstaten, regio's, steden, EU-instellingen, economische en sociale partners en, uiteraard, van maatschappelijke organisaties. De Commissie is voornemens de resultaten van deze raadpleging in het voorjaar van 2008 te presenteren, in combinatie met het vijfde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie. Op basis van het onderhavige en andere initiatiefverslagen die onlangs zijn aangenomen, kijk ik met zeer veel plezier uit naar de bijdrage van het Parlement aan dit debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Oldřich Vlasák, namens de PPE-DE-Fractie. – (CS) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Potočnik, geachte collega’s. De verschillen tussen de arme en de rijke regio’s in de Gemeenschap zijn gewoonweg enorm. Bovendien zijn in de huidige uitgebreide EU deze regionale verschillen duidelijker zichtbaar dan in de voormalige EU-15. Daar zijn verschillende redenen voor te bedenken, zoals geografische ligging, verhouding stad-platteland, sectorale structuur van de economie, gelaagdheid van de bevolking, en andere factoren die samenhangen met de geschiedenis van het gebied in kwestie. Met behulp van het structuurbeleid is het mogelijk deze verschillen in meer of mindere mate af te vlakken, maar desalniettemin zullen er altijd armere en rijkere regio’s blijven bestaan. Om die reden is het naar mijn mening zo belangrijk om met name te streven naar tastbare economische vooruitgang en maatschappelijke ontwikkeling in zo veel mogelijk regio’s in de EU. We moeten ervoor zien te zorgen dat de structuurfondsen een tastbare bijdrage leveren aan zowel de groei van het bruto nationaal product, de stijging van de werkgelegenheid, als aan duurzame ontwikkeling. En daarom stel ik de vraag: welke structurele maatregelen hebben bijgedragen aan de groei van succesvolle regio’s als bijvoorbeeld Ierland? En wat leidt daarentegen tot de structurele achterstand van regio’s als de Italiaanse Mezzogiorno dat al tientallen jaren structuurgelden ontvangt, maar nog steeds niet de felbegeerde verbeteringen te zien krijgen? Met andere woorden, hoe kunnen we er voor zorgen dat we de Europese gelden niet opeten maar investeren in de toekomst?

Dames en heren, ik heb niet het gevoel dat het verslag waarover we vandaag debatteren ons wat dat betreft een duidelijke leidraad biedt. Wat ik wel weet is dat we alleen op basis van de antwoorden op de door mij opgeworpen vragen ervoor kunnen zorgen dat we de oude fouten niet nog eens dunnetjes overdoen, en Europese gelden aldus zowel de regionale economieën als het bedrijfsleven een ware toegevoegde waarde leveren. Het is echter nog te vroeg voor een alomvattende analyse van de effecten van het structuurbeleid op de allerarmste regio's, aangezien deze regio’s nog maar net tot de Unie zijn toegetreden. Het probleem ligt nog altijd in de complexiteit van de algehele structuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Constanze Angela Krehl, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u eveneens nogmaals feliciteren met uw verkiezing gisteren en uw eerste optreden als Voorzitter hier in de plenaire vergadering!

Ik wil de rapporteur zeer hartelijk danken voor dit boeiende verslag, omdat wij tenslotte allemaal één doel voor ogen hebben, namelijk het verminderen van de ongelijkheid tussen de regio’s in de Europese Unie. Dat is niet alleen in het belang van de armste regio’s van de Europese Unie, maar in het belang van iedereen, omdat de ontwikkeling van de Unie in haar geheel anders zou stagneren. Feit is immers dat we een enorm potentieel hebben in de regio's die we ondersteunen. De mensen daar willen erbij worden betrokken en willen een rol spelen in de Europese Unie, maar daartoe moeten wij hun dan ook wel de kans geven.

Ik wil een aantal aspecten belichten die de rapporteur in haar verslag heeft genoemd en die mijns inziens zeer belangrijk zijn. De Europese Unie moet snel te hulp schieten, wat betekent dat wij het bestuur moeten opbouwen en elkaar niet voor de voeten moeten lopen op de verschillende bestuurlijke niveaus. Daartoe is eveneens een goed functionerend systeem van grensoverschrijdende samenwerking vereist. Ik ben zeer benieuwd hoe de lidstaten deze doelstelling de komende weken en maanden gaan realiseren.

Ik zou zeer verheugd zijn als de nieuwe financiële instrumenten Jessica, Jeremie en Jaspers, die enkele jaren geleden al zijn bedacht, eindelijk bekend zouden worden in de lidstaten en effectief zouden worden toegepast. Van de ruim 400 aanvragen die voor operationele programma’s zijn ingediend, is tot dusver echter hooguit een kwart goedgekeurd. Het zou mij deugd doen als dat enigszins sneller zou gaan; wellicht zou dat ook mogelijkheden bieden voor latere verbeteringen.

Dan wil ik nog één ding onderstrepen: ongelijkheden tussen de regio's verminderen betekent ook werken aan het uitbannen van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Ik doe daarom een dringend beroep op het Parlement om de betreffende amendementen hier in de plenaire vergadering te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, evenals mijn collega mevrouw Krehl wens ik u geluk met uw verkiezing en uw eerste optreden als Voorzitter.

Commissaris Potočnik, tot u wil ik zeggen dat dit verslag, dat uitstekend is ingeleid door onze collega mevrouw Geringer de Oedenberg, in de eerste plaats een hartenkreet is. Bovendien is het ook een noodzaak voor de Europese Unie, zoals collega Krehl zojuist heeft gezegd, en een oproep aan de Commissie. Het is hartenkreet omdat het bij de ontwikkeling van de arme regio’s niet alleen gaat om regionale ontwikkeling, maar ook om het rekening houden met de in bepaalde gevallen dramatische situatie van mensen die werkloos zijn, of die moeten verhuizen, enzovoort. Het is dan ook een hartenkreet die speelt op het niveau van de mensen zelf. Daarnaast is deze ontwikkeling ook een noodzaak – zoals goed wordt uiteengezet in het verslag – voor de ontwikkeling van de Europese Unie.

Dit gezegd zijnde, mijnheer de commissaris, moeten we verder gaan, en vat u mijn woorden alstublieft niet op als kritiek maar als een constatering; u hebt zelf, in uw toespraak van bijna zes minuten, meerdere zaken geconstateerd om met woorden van de volgende strekking af te sluiten: "ik wacht op voorstellen van het Parlement". Welnu, het verslag van onze collega bevat een aantal voorstellen. Ik zou in de korte tijd die mij is toegewezen willen aangeven dat wij vandaag van de Commissie graag meer willen horen over het volgende: wie doet wat, en hoe en wanneer?

Wie? Welke taak is weggelegd voor de Europese Unie? Ik denk dat we op dit moment op hoofdlijnen de juiste voorwaarden hebben geschapen qua financiën, regelgeving, enzovoort. Het verslag van onze collega omvat enkele aanvullende sporen, met name op het vlak van financiën en technische bijstand, enzovoort, ter versterking van de rol van de Commissie als drijvende kracht, van haar vermogen om voorstellen te doen en bijstand te verlenen. Maar hiermee is nog niets, of vrijwel niets, gezegd over de rol van de lidstaten. Als we de regio’s in moeilijkheden willen helpen, volstaan de woorden "er is geld van Europa" niet, de lidstaten moeten ook zelf hun verantwoordelijkheid nemen. En wat dat aangaat kan de Commissie niets opleggen, gezien het subsidiariteitsbeginsel. Wel kunnen, tegen de achtergrond van wat er in Ierland, in de Mezzogiorno, enzovoort, is gebeurd, constateringen en suggesties worden gedaan.

Gisteren heb ik een en ander in de praktijk gebracht door een aantal burgemeesters van zeer kleine gemeenten uit achterstandsregio’s te ontvangen: zeker, het is aan hen om projecten op te zetten, we moeten hun alleen even uitleggen hoe ze dat moeten doen.

Tot besluit, mijnheer de commissaris, verwacht ik zelf, ter aanvulling van wat in het verslag van onze collega is aangegeven, dat het juist de Commissie is die duidelijk aangeeft wie wat gaat doen, en hoe.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ook ik wil u van harte gelukwensen met uw nieuwe ambt, mevrouw de Voorzitter!

De ene hervorming leidt tot de andere. Dat was de reden waarom wij ons in de Commissie regionale ontwikkeling onmiddellijk na de hervorming van de structuurfondsen en voor de zoveelste keer de vraag hebben gesteld, hoe wij in de toekomst de armste regio’s van Europa moeten beoordelen. Doel was het cohesiebeleid een toekomst te geven vanuit de huidige ervaringen met betrekking tot de nieuwe hervorming van de structuurfondsen in 2014. Zoals wij allemaal immers weten is de bereidheid van de welvarende lidstaten om bij te dragen aan het Solidariteitspact tanende. Tegelijkertijd is onze gemeenschappelijke inzet voor de armste regio’s in het kader van het cohesiebeleid echter juist datgene wat het hart van de Europese Unie kloppend houdt!

Helaas gaat dit verslag nauwelijks in op deze kwesties inzake de toekomst. Het is voornamelijk gericht op de implementatieproblemen in de nieuwe lidstaten in verband met de huidige structuurfondsenverordening. Het illustreert wat er gebeurt als een krachtige gedecentraliseerde administratieve structuur niet noodzakelijk wordt geacht. Mijns inziens is het echter naïef om te geloven dat banken een vervanging kunnen zijn van een intensievere betrokkenheid als wondermiddel voor de absorptie- en administratieve problemen in de allerarmste regio's.

De initiatieven Jaspers en Jessica moeten zodanig worden ingezet dat dit niet ten koste gaat van democratisch handelen en dat de schatkist van de overheid niet generaties lang met schulden wordt opgezadeld. Dan zou de Europese Unie de armste regio’s namelijk aan de beademing moeten blijven houden en dat kan niet onze bedoeling zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Ik wil om te beginnen de rapporteur prijzen voor haar initiatiefverslag, dat enkele punten onderstreept die we belangrijk achten, zij het dat we het met andere oneens zijn, en wel in het kader van het debat over de toekomst van het cohesiebeleid en het vierde verslag over de economische en sociale cohesie van de Europese Unie.

Benadrukt moet worden dat met de opeenvolgende uitbreidingsronden van de EU de verschillen, met name op regionaal niveau, aanzienlijk zijn toegenomen, dat de toename van regionale ongelijkheid en de toename in de effecten van interne polarisatie in alle landen zijn aangetoond en dat er, in algemene termen gesproken, nog steeds een rijke kern is met een arme periferie, die nu verder is uitgebreid.

Door deze aspecten te benoemen willen we de noodzaak benadrukken van een krachtig regionaal beleid als onontbeerlijk instrument voor de verkleining van onderlinge verschillen en de bevordering van reële, in plaats van nominale, convergentie in de armste regio's van de Europese Unie. Een krachtig regionaal cohesiebeleid is des te noodzakelijker vanwege de hogere kosten voor de armste regio's van de Europese Unie door de interne markt, het liberaliserings- en concurrentiebeleid en de Europese en Monetaire Unie, alsmede door de euro en het Stabiliteitspact.

Het is cruciaal dat het regionale cohesiebeleid wordt versterkt, met de luid verkondigde sociale en economische cohesie en reële convergentie als kerndoelen en -beleid van de Europese Unie, waarbij de herverdelingsfunctie van de communautaire begroting wordt versterkt en er voldoende financiering is om de voorgestelde doelstellingen op effectieve wijze te realiseren.

Effectief regionaal cohesiebeleid is alleen mogelijk als handelingen die er afbreuk aan doen, zoals het gebruik van fondsen voor de financiering van ander beleid en andere prioriteiten die niets bijdragen aan de eerder geformuleerde doelstellingen, worden verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Karatzaferis, namens de IND/DEM-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, kunt u zich een gezin voorstellen waar op het middaguur de tafel wordt gedekt en de vader kreeft eet, de moeder zalm, het ene kind vlees, het andere bonen, een derde groenten en de laatste niets? Dat kan gewoon niet. Maar dat kan wel in de grote familie van Europa, van het Europa dat wij bijeen willen brengen onder het dak van een gemeenschappelijke grondwet.

Er zijn 80 miljoen burgers in Europa die beneden de armoedegrens leven. Er zijn in Griekenland gepensioneerden die rond moeten komen van 300 EUR per maand, en ze voelen zich daar zelfs heel goed bij omdat in de buurlanden de gepensioneerden soms maar 80 EUR krijgen.

Dat is het beleid van Europa. Plotseling zijn bepaalde moeilijk toegankelijke gebieden in Griekenland, zoals Epiros, of bepaalde verafgelegen eilanden voor de kust van Turkije, rijk geworden, omdat door de binnenkomst van nieuwe landen het gemiddelde omlaag is gegaan. Dat is niet logisch. Wij moeten een manier zien te vinden om de economie gelijkelijk te ontwikkelen voor iedereen.

Als ministers die de economie vormgeven – zoals de Griekse minister van Economische Zaken en Financiën, de heer Alogoskoufis, die eergisteren verkondigde dat kleurlingen geen mensen zijn; hij noemde ze zelfs op weerzinwekkende en laagdunkende wijze “negers” – dergelijke racistische opvattingen eropna houden, kunnen zij niet zorgen voor een gelijkheidseconomie, voor een economie die zich in heel de wereld kan ontwikkelen.

De armen hebben recht op leven en wij moeten oplossingen vinden. Wij kunnen de kwaliteit van Europa niet meten aan het aantal mensen dat in een Mercedes 500 rijdt, maar aan het aantal kinderen dat ’s morgens geen beker melk heeft om te drinken.

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – Voorzitter, commissaris, de economische groei in de nieuwe lidstaten sinds 2004 ligt op zo'n 5,3 procent, 2 procent hoger dan in de oude lidstaten. De export is verdubbeld. De investeringen nemen fors toe. Deze resultaten die, zoals ook de heer Potočnik daarstraks heeft gezegd, aantoonbaar krachtig werden ondersteund door het cohesiebeleid, zijn uitstekend. Statistisch gezien neemt het aantal arme regio's af.

Maar toch, de regionale verschillen in de lidstaten zelf zijn nog steeds bijzonder groot. Terecht wordt in het verslag van Lidia Geringer de Oedenberg daarvoor aandacht gevraagd. En ik stel vast dat we scherper moeten oordelen op de inzet in de lidstaten zelf. Te veel concentratie in centrale stedelijke gebieden brengt de perifere regio's niet verder. Ook de lidstaten zelf moeten, samen met de Europese Unie, kiezen voor een territoriale aanpak van hun cohesiebeleid. Het is nodig om bij de beoordeling van de effectiviteit veel meer een politieke evaluatie te maken van de nationale plannen die worden ingediend. Veel politieker, omdat we uiteindelijk niet komen tot het versnellen van de economische ontwikkeling en de cohesie in arme regio's. Een herijking is dus noodzakelijk. Het vierde cohesieverslag biedt het kader om dat te bespreken. De PPE-DE zal daarin mede het voortouw nemen. Op 8 november organiseren we in het Parlement daarover een hoorzitting.

Afrondend, er zijn goede resultaten, goede kansen voor het cohesiebeleid mits we meer inzetten op synergie op Europees, nationaal en regionaal niveau ten behoeve van die armere regio's en ons verzetten tegen het Europa van de meerdere snelheden. Ook arme regio's moeten in de kenniseconomie en de globalisatie volledig worden ingebonden.

 
  
MPphoto
 
 

  Evgeni Kirilov (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn felicitaties aan mevrouw Geringer de Oedenberg voor haar uitmuntende verslag. Deze regio’s hebben bij het ten uitvoer leggen van het regionaal beleid van de EU te kampen met een tweeledig probleem: het correct verwerken van de toegekende subsidies en het verwezenlijken van de resultaten die in de doelstellingen voor economische en sociale cohesie zijn vastgelegd.

De Europese Commissie, regeringen en plaatselijke overheden op alle niveaus moeten speciale maatregelen treffen om de beste resultaten voor de burgers en de gehele economische sector tot stand te brengen. Er is hoofdzakelijk behoefte aan specifieke technische ondersteuning die gericht is op het ontwikkelen van administratieve capaciteit en het verbeteren van de onderlinge afstemming tussen bestuursorganen op nationaal en lokaal niveau. Voor het overige ben ik het eens met de commissaris. Er zijn specifieke, op maat gesneden oplossingen nodig die de institutionele, administratieve en economische tekortkomingen van deze regio’s verhelpen, wat de efficiëntie van financiële bijstand door de EU in zijn geheel zal verhogen. De armste regio’s moeten worden aangemoedigd geïntegreerde ontwikkelingsplannen uit te werken in de vorm van nationale documenten die als basis kunnen dienen om een verband te leggen tussen hun specifieke kenmerken en mogelijkheden.

De lidstaten moeten worden gestimuleerd het wetgevingskader op het gebied van publiek-private partnerschappen zodanig te verbeteren dat het een goede basis vormt voor eenvoudige en transparante regelgeving. Maar wat de instellingen en begunstigden van deze verschillende programma’s, ook in mijn eigen land, Bulgarije, het meest nodig hebben is ten eerste dat goede praktijken nog actiever worden uitgewisseld, vooral tussen de nieuwe lidstaten, ten tweede dat knowhow wordt overgedragen aan de centrale, regionale en allerlaagste niveaus van plaatselijke overheden, en ten derde dat speciale training wordt gegeven in de totale cyclus van het opzetten en uitvoeren van projecten.

Er zijn vier kernelementen die we in gedachten moeten houden: convergentie, bijstand, capaciteit voor de financiële verwerking en vereenvoudiging van de regels. Tot besluit: alle maatregelen die in het verslag genoemd worden zijn van groot belang, inclusief – uiteraard – die ten behoeve van de gelijke rechten voor mannen en vrouwen. De waarborging van deze gelijke rechten vormt in deze regio’s immers een ernstig probleem. Ik sta volledig achter het initiatief een specifiek op de armste EU-regio’s gerichte resolutie aan te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Olbrycht (PPE-DE). (PL) Mevrouw de Voorzitter, het vierde cohesieverslag dat onlangs door de Commissie is gepubliceerd, bevestigt dat de ontwikkelingsverschillen tussen de rijkste en de armste regio’s van Europa kleiner worden, iets wat eerder al is opgemerkt.

Aangenomen dat de sterkste regio’s hun hoge, gestage tempo van economische groei vasthouden, die ook geconsolideerd wordt met grote investeringen in innovatie, moeten we vaststellen dat het groeitempo van de zwakste regio’s toeneemt, waardoor ze niet alleen kunnen voorkomen dat ze verder achterop raken, maar hun achterstand zelfs aanzienlijk kunnen inhalen. Deze feiten bevestigen ook de theorie over de effectiviteit van het cohesiebeleid van de Europese Unie en de noodzakelijkheid deze verder te voeren en te ontwikkelen in komende programmaperiodes.

Het besproken verslag gaat over de armste regio’s in de Europese Unie, niet over de armste regio’s in de lidstaten, die op Europese schaal vaak tot de relatief rijkere behoren. Het wegwerken van interregionale verschillen op nationaal niveau is daarom voornamelijk een taak van de nationale overheden, die, vooral in de zogenaamde cohesielanden, gesteund dient te worden door Europese interventies.

Er moet een afzonderlijk en moedig politiek besluit worden genomen om te bepalen welke regio’s wij tot de armste rekenen en voor welke regio’s specifieke stimuleringsmaatregelen vereist zijn. Laten we niet vergeten dat in de bepalingen van het Verdrag gesproken wordt over verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van regio’s en dat het cohesiebeleid niet alleen betrekking moet hebben op de armste regio’s in termen van het bbp per hoofd van de bevolking, maar ook op regio’s die achterop zijn geraakt wat betreft het niveau van innovatie, ontwikkeling van de kenniseconomie, aantrekkelijkheid om er te investeren, geografische ligging, enzovoort.

Bepaalde verschillen zullen wellicht kleiner worden naarmate de economie groeit en de gemeenschappelijke markt uitgediept wordt, maar er zullen ook nieuwe verschillen ontstaan. Het cohesiebeleid is geen charitatieve bezigheid en moet een elastisch instrument blijven waarmee de Europese Unie kan ingrijpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Arnaoutakis (PSE).(EL) Mevrouw de Voorzitter, zeven maanden na het begin van de vierde programmeringsperiode en in de aanloop naar het debat over de toekomst van het cohesiebeleid maakt het Europees Parlement aan de hand van dit verslag – mijn gelukwensen aan de rapporteur hiervoor – duidelijk dat men zich in de nieuwe programmeringsperiode geen mislukking kan veroorloven.

Het cohesiebeleid moet niet alleen zijn doelstellingen behalen en steun geven aan de ontwikkeling en de werkgelegenheid in de armste gebieden, maar moet er eveneens voor zorgen dat de bereikte resultaten zichtbaar, voelbaar en aanvaardbaar zijn voor iedereen en op elk niveau.

De toewijzing en vastlegging van kredieten is op zich geen garantie voor een juiste besteding, noch voor de vermindering van de – zoals wij vandaag hebben vastgesteld – steeds groter wordende ongelijkheden tussen de Europese regio’s. Een juiste besteding vereist coördinatie en betrokkenheid op alle niveaus.

Geachte collega’s, wij maken een tijd mee van grote economische veranderingen en uitdagingen. Wij moeten het beleid waarmee praktische uitvoering wordt gegeven aan solidariteit en samenhang, beschermen en bevorderen, en de efficiëntie ervan versterken.

In het verslag worden belangrijke aanbevelingen in die richting gedaan. Laten wij ze benutten!

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE). (HU) Staat u mij toe eerst de rapporteur te feliciteren met een zeer goed geslaagd, uitstekend verslag.

Om te zorgen dat de ontwikkelingen daadwerkelijk in de regio’s plaatsvinden die daar het meest bij gebaat zijn, moeten we meer rekening houden met hun typische eigenschappen. Het is duidelijk dat in de eerste periode de ongelijkheid binnen landen zelf een stijging vertoonde. De groei van het landelijk gemiddelde kan goed genoemd worden, ook al concentreert deze zich op de hoofdstad en de stedelijke gebieden. Tegelijkertijd neemt de armoede op het platteland en in dorpen toe en ontstaat er klassieke gettovorming.

Dit probleem gaat ver voorbij aan de mogelijkheden van de plattelandsontwikkeling en daarom is er slechts hoop op enige verandering via de doelgerichte harmonisatie van de fondsen en complexe ontwikkeling. Daarom acht ik het noodzakelijk dat prioriteit wordt gegeven aan plattelandsgebieden. Evenzo moet er meer nadruk worden gelegd op de inhaalslag van minderheden en de daarbij aansluitende trainings- en omscholingsprogramma’s.

Verder vind ik het belangrijk dat de opnamecapaciteit van de nieuwe lidstaten wordt vergroot en dat de hiervoor benodigde technische hulpverlening verder wordt uitgebreid. Zo kan integratie een hulpmiddel worden voor het Europa van de regio's.

 
  
MPphoto
 
 

  Emanuel Jardim Fernandes (PSE). (PT) Mevrouw de Voorzitter, niet alleen is het verslag van mevrouw De Oedenberg uitmuntend, vanwege haar volledige openheid en haar vermogen consensus te bereiken, maar het onderstreept ook de sterke regionale verschillen die in heel Europa bestaan, zowel in de nieuwe lidstaten als in de oude, waar veel regio's buiten de groep van armste regio's zijn gelaten enkel en alleen op basis van statistieken, statistieken die niet altijd compleet of voldoende vergeleken zijn en die daarom verbetering behoeven.

Afkomstig als ik ben van een ultraperifere regio, het eiland Madeira, heb ik verscheidene bijdragen geleverd gericht op het volgende: de aanpassing van het cohesiebeleid aan de ultraperifere regio's, in overeenstemming met artikel 299, lid 2; een duidelijker definitie van de criteria om te bepalen welke regio's rijk en welke arm zijn; versterking van onderzoek en onderwijs als manier voor ontwikkeling, omdat de betreffende regio's een doeltreffende manier moeten vinden om zich uit hun huidige situatie te bevrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het staat buiten kijf dat aandacht moet worden besteed aan de armste regio’s van Europa. Sommige regio’s in Europa hebben bijzondere aandacht nodig, bijvoorbeeld regio’s die statistisch in het nadeel zijn, de ultraperifere en geïsoleerde regio’s en steden. Het is zaak dat we ons concentreren op het herstructureren van structurele bijstand en dat we meer aandacht schenken aan de Lissabon-doelstellingen innovatie, onderzoek en ontwikkeling, omdat dit activiteiten zijn die de toekomstige economieën van deze regio’s van een stevig fundament zullen voorzien. Ook moeten we zorg besteden aan het verlagen van het energieverbruik door middel van hernieuwbare energiebronnen, wat een solide basis zal vormen voor de duurzame toekomst van de landen in kwestie.

Gendermainstreaming is een horizontaal beginsel dat we in al onze maatregelen in het kader van de structuurfondsen als leidraad zullen hanteren. De verwerkingscapaciteit is iets wat wij voortdurend in het oog houden. Dit alles heeft tot nu toe onze voortdurende aandacht gehad en dat zal ook zo blijven.

Solidariteit met de armsten in Europa vormt de ruggengraat van de Europese Unie, in het bijzonder na de twee meest recente uitbreidingen. We moeten niet ontkennen dat er problemen zijn, maar we moeten evenmin vergeten welke goede resultaten we in het verleden hebben behaald. Het is belangrijk dat we praten over zowel successen als problemen, omdat dat een manier is om te zorgen voor zelfs nog meer erkenning voor het cohesiebeleid en om toekomstige problemen uit de weg te ruimen.

Ik wil u danken voor het uitstekende verslag-Geringer, uw opmerkingen en uw kritiek. Het is onze plicht de problemen van de armsten in Europa aan te pakken. Daar zal de Commissie zich zeer zeker op richten. Solidariteit moet een van de gebieden blijven waarop wij het menselijk gezicht van Europa als geheel tonen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats als het tijdstip van de stemmingen is aangebroken en dat is over een paar minuten.

 
  
  

VOORZITTER: HANS-GERT POETTERING
Voorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dames en heren, hoe sneller we stemmen, des te eerder kunt u beginnen aan uw welverdiende reces. Maar eerst moet natuurlijk wel de vergadering van deze middag nog worden gehouden. Ik verzoek collega Robert Atkins er de volgende keer voor te zorgen dat de afgevaardigden allemaal op tijd aanwezig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Wise (IND/DEM).(EN) Mijnheer de Voorzitter, een punt van orde: ik ben ervan overtuigd dat Sir Robert dat met alle genoegen zal doen als u ervoor kunt zorgen dat wij op tijd beginnen!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Uw opmerkingen gaan vandaag nog niet op, mijnheer Wise, omdat Sir Robert de dames en heren afgevaardigden niet in het gareel heeft kunnen krijgen, hoewel hij dat in de toekomst zeker zal proberen. Zodra dat moment zich voordoet, zullen we elkaar eerlijk en objectief de maat nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sir Robert Atkins (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, als degene die de vergadering voorzit, wie dat dan ook is, op tijd zou beginnen, dan zouden de leden van dit Parlement ongetwijfeld spoedig beseffen dat ze hier op tijd moeten zijn!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, velen van ons waren jaloers op de vaardigheid waarmee u zichzelf gisteren rond lunchtijd wist te bevrijden uit uw Voorzitterszetel. Toen wij hier bleven om te stemmen, ging u lunchen. Gaat u dat vandaag weer doen?

(Gelach)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik weet niet, mijnheer Chichester, of u het ambt van Voorzitter van het Europees Parlement ambieert, maar als u op een dag Voorzitter bent, zult u zich realiseren dat ik niet zozeer vertrok om een lunch te nemen, maar om aan talrijke verplichtingen te voldoen.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid