Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik waardeer het feit dat het begrip ‘beschermingsverplichting’ is opgenomen in de resolutie waar wij over hebben gestemd. Het gaat hierbij niet altijd om militaire interventie, maar het is duidelijk dat de Verenigde Naties deze plicht wel heeft. Als dit niet zo was, zou deze organisatie worden gereduceerd tot een club van jaknikkers en misbruikers van het systeem.
Helaas zijn er tekenen dat de VN incompetent is. De humanitaire tragedie van de crisis in Darfur is een nieuwe schandvlek op de reputatie van de internationale gemeenschap. Waarom is de VN eerder bereid de problemen in het Midden-Oosten aan te pakken dan die in Afrika? Een reden van de crisis is etnische marginalisatie. De sleutel voor een politieke oplossing ligt daarom bij het betrekken van alle betrokken partijen bij vredesonderhandelingen. Onderontwikkeling en milieurampen spelen ook een rol. Deze crisis is de eerste oorlog ten gevolge van de klimaatverandering. Een humanitaire oplossing is daarom ook noodzakelijk.
Het is heel goed dat de Europese Unie haar verantwoordelijkheid wil nemen bij het oplossen van de problemen in Darfur en andere problemen in Afrika. Ik hoop dat wij dit op een dag ook van de Verenigde Staten van Amerika kunnen zeggen. Sommigen zullen beweren dat Europa vanwege onze geschiedenis last heeft van een slecht geweten. Dat kan zijn, maar dat doodt geen mensen. Stilte en apathie zijn dodelijk.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor deze resolutie over de situatie in Darfur gestemd. Ik ben het met name eens met de prioriteit voor strengere controle op het wapenembargo tegen Khartoem en de instelling van een "no-fly"-zone boven het gebied. Ik steun de roep om een diepgaand onderzoek naar onbezoldigde AMIS-soldaten.
John Attard-Montalto (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou willen aantekenen dat bij de stemming over maritieme integratie in aanmerking is genomen dat de kwestie-Frontex welhaast kluchtige vormen aanneemt.
Zoals bekend is de mate van solidariteit die aan Frontex, dat onderdeel is van dit geïntegreerde beleid, wordt betoond, welhaast een grap is geworden. Er is nog maar een enkele helikopter toegezegd – een Duitse – en het is misschien nog niet opgemerkt dat twee buurlanden van Malta hun luchtruim nagenoeg gesloten hebben. Het ene heeft de Duitse helikopter herhaaldelijk de toegang tot zijn luchtruim ontzegd; het andere heeft zelfs gedreigd hem neer te halen. Vandaar mijn stemgedrag.
Philip Claeys (ITS). – Voorzitter, het is natuurlijk zo dat Europa op maritiem gebied geconfronteerd wordt met allerhande economische, sociale en ecologische uitdagingen waarvoor een gemeenschappelijke aanpak vereist is, maar dat is hier niet de kwestie. De vraag is of een alomvattend Europees integraal maritiem beleid met alle regelgeving die dat uiteindelijk weer zal inhouden noodzakelijk is om hieraan tegemoet te komen.
Ik denk dat een maritiem beleid en beheer in Europa veel meer baat hebben bij praktisch georiënteerde, op verregaande samenwerking gerichte acties tussen lidstaten en andere actoren dan bij allerhande nieuwe regelgeving. Coördinatie, uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, terugdringing van de administratieve lasten en stimulering van maritiem onderzoek, dat is de boodschap. Maar in geen geval kan de Europese Unie zich gaan bemoeien met aangelegenheden die vallen onder het subsidiariteitsbeginsel of de marktwerking, zoals kustverdediging, ruimtelijke ordening marktordening van zeehavens.
Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik sta volledig achter het verslag van mijn collega Willi Piecyk.
In deze tekst, de reactie van het Europees Parlement op het groenboek van de Commissie over het maritiem beleid van de Europese, komen tal van belangrijke punten aan de orde.
Het gaat met name om de uitdaging van de klimaatverandering voor het maritiem beleid: het Europees zeebeleid moet op dit terrein een belangrijke rol spelen, met als uitgangspunten de vermindering van de CO2-emissies van schepen, de eventuele opname van schepen in het systeem voor de verhandeling van emissiequota en de bevordering van duurzame energie.
Een duurzaam evenwicht tussen milieubescherming en economisch gebruik van de Europese oceanen is absoluut noodzakelijk. Overigens ben ik, aansluitend bij hoe wij hebben gestemd, van mening dat de Commissie zorg moet dragen voor het aanscherpen van alle maatregelen inzake de wettelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid in geval van ongelukken of incidenten, en dat zij verscherpt waakzaam moet zijn waar het gaat om de toepassing van de regelgeving inzake het verplicht gebruik van een dubbelwandig casco.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor dit verslag op basis van het Groenboek van de Commissie "Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën", omdat ik van mening ben dat het stimuleren van een duurzame succesvolle maritieme economie van fundamenteel belang is.
Dit verslag presenteert een integrale politieke aanpak van dit onderwerp, met concrete voorstellen op het gebied van scheepvaart, veiligheid op zee, toerisme, visserij, havenbeleid, zeemilieu, onderzoek, de industrie en ruimtelijke ordening, te weten het voorstel voor de reductie van de uitstoot door schepen van broeikasgassen, en de vorming van een Europese kustwacht.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Politieke maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan zijn natuurlijk belangrijk. Wat sommige maatregelen betreft die in deze resolutie worden voorgesteld, behalve de wetgevingsprocedures, gaat de meerderheid in het Europees Parlement echter zoals gewoonlijk een beetje te ver. De voorstellen vergroten de bureaucratie en bevestigen het beeld van het Europees Parlement als een instelling met grootheidswaanzin.
Een aantal voorstellen in dit verslag gaan te ver en ik heb er daarom voor gekozen tegen dit “betweterige” verslag te stemmen, omdat ik van mening ben dat het korter en bondiger geformuleerd had kunnen worden. Nu wil het zich werkelijk met elk aspect bemoeien met betrekking tot een toekomstig maritiem beleid voor de Europese Unie.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij zijn van mening dat een maritiem beleid dat uitgaat van samenwerking tussen de verschillende lidstaten en dat op gemeenschapsniveau resulteert in de coördinatie van synergetische effecten die de beleidsmaatregelen van de afzonderlijke landen (onder andere op het gebied van visserij, transport, milieu en energie) een extra impuls geven, positief zou kunnen uitwerken.
Dit is echter niet de optie die gekozen wordt in het initiatiefverslag van het Parlement, dat kiest voor een toekomstig "gemeenschappelijk maritiem beleid", waarmee centrale bevoegdheden van de lidstaten worden overgedragen aan het supranationale niveau van de EU; een aanpak die we, dat moge duidelijk zijn, verwerpen.
Vandaar verwerpen we vastberaden wijzigingsvoorstellen met betrekking tot principiële zaken waar we niet van willen afwijken, zoals:
- het volledig respecteren van de soevereiniteit en de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van het beheer van hun territoriale wateren en exclusieve economische zones, meer bepaald met betrekking tot zeerijkdommen – met name biologische rijkdommen – en veiligheidsvraagstukken, reddingsactiviteiten en het toezicht op en de controle van de scheepvaart in hun wateren;
- het meer op waarde schatten van de visserijsector, gelet op het strategische belang ervan voor verschillende landen, zoals Portugal, en het garanderen van de socio-economische duurzaamheid van de sector door middel van adequaat beleid en voldoende financiële middelen.
Vandaar onze tegenstem.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Hoewel ik de milieuaspecten en de voorstellen voor praktische vormen van samenwerking in het verslag-Piecyk over een toekomstig maritiem beleid voor de Unie kan toejuichen, kan ik veel van de voorstellen die in dit verslag worden gedaan, waaronder de oproep tot instelling van een Europese kustwacht, niet steunen. Ik vrees dat de overmatige regulering die uit het verslag zou voortvloeien, niet zou stroken met het subsidiariteitsbeginsel. Daarom heb ik besloten dat we ons vooralsnog van stemming onthouden.
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór alle amendementen gestemd waarin wordt gehamerd op de milieudimensie van dit maritiem beleid.
Een absolute vereiste is dat de milieupijler van de maritieme strategie niet alleen maar een aanhangsel ter inspiratie is, maar dat herstel van de goede ecologische staat van zeeën en oceanen een dwingende doelstelling wordt, die bepalend is voor de afwegingen op andere beleidsterreinen van de EU en de lidstaten.
De achteruitgang van het ecosysteem van de oceanen heeft ernstige gevolgen voor de aarde en de menselijke activiteiten: verdwijning van visbestanden, vermindering van de regulerende rol van het klimaat en de oceanen. De oorzaken zijn hoofdzakelijk gelegen in vervuiling als gevolg van menselijke activiteiten. De prioriteit van het milieu dient krachtig te worden benadrukt en de toekomstige kaderrichtlijn over de mariene wateren moet een dwingend karakter hebben voor de lidstaten en het EU-beleid.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Ik stem tegen amendement 34, omdat de biologische diversiteit van de zee niet strikt een nationale kwestie is. Mariene hulpbronnen bewegen zich voortdurend en overbevissing in één gebied heeft gevolgen voor de hele zee en kan gebieden en ecosystemen op een veel grotere schaal dan enkel op nationaal niveau verwoesten. Daarom moet men instemmen met beperkende internationale voorschriften met betrekking tot de exploitatie van mariene hulpbronnen.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik steun het verslag-Piecyk over maritiem beleid van harte en ik feliciteer de rapporteur met zijn grondige aanpak.
Het verslag is van vitaal belang omdat het een poging vormt een nieuwe benadering om ons zeemilieu te beschermen voor het voetlicht te brengen. Deze benadering is dringend noodzakelijk om gebieden met een kwetsbaar milieu te beschermen tegen het overladen van olie op zee. Op dit moment wordt in mijn eigen land Schotland de Firth of Forth, het estuarium van de rivier de Forth, bedreigd door een voorstel over het overladen van olie. Ik hoop dat de Habitatrichtlijn naar behoren zal worden toegepast om zeevogels, zeezoogdieren en andere diersoorten te beschermen. Niettemin is een alomvattende aanpak ten aanzien van ons zeemilieu met een duidelijke en transparante afbakening van de verantwoordelijkheid dringend noodzakelijk om ons zeemilieu te beschermen voor toekomstige generaties.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), în scris. Am votat pentru raportul Piecyk privind o viitoare politică maritimă a Uniunii şi felicit raportorul pentru calitatea activităţii desfăşurate. Integrarea politicilor, acţiunilor şi deciziilor legate de politica maritimă va asigura o mai strânsă cooperare între toţi actorii ale căror acţiuni au un impact asupra oceanelor şi mărilor europene. Consider, de asemenea, că sectoarele maritime ale fluviilor europene trebuie şi ele incluse în politica maritimă a Uniunii Europene.
Autostrăzile maritime se numără încă din 2004 printre cele 30 de proiecte prioritare ale reţelei transeuropene de transport.
Aderarea României şi a Bulgariei asigură Uniunii Europene vecinătatea cu Marea Neagra şi aproape întreg cursul Dunării se află în interiorul sau. Pentru Uniunea Europeană dezvoltarea cooperării la Marea Neagră va fi extrem de importantă. Regiunea Mării Negre joacă un rol important pentru securitatea energetică a Uniunii Europene şi pentru extinderea pieţei interne de transport către statele vecine Uniunii Europene.
Sper ca Uniunea Europeană să includă prevederi ale politicii maritime comunitare, de exemplu protejarea mediului şi a biodiversităţii zonelor de coastă şi de delte sau estuare, în politica sa de vecinătate şi în acordurile bilaterale pe care le semnează cu terţe ţări. În acest context menţionez ca deosebit de importantă protejarea biodiversităţii Deltei Dunării.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Hoewel het verslag veel nuttige opmerkingen bevat, kan er wat mij betreft geen sprake van zijn dat de EU aanspraak maakt op gezag over wat Britse territoriale wateren behoren te zijn of dat militaire activiteiten worden ingelijfd in een communautair maritiem beleid. Daar komt bij dat het gemeenschappelijk visserijbeleid rampzalige gevolgen heeft gehad voor onze visserijsector en voor het zeeleven en dat de betreffende bevoegdheden moeten worden teruggegeven aan de lidstaten.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Ik sta in het algemeen positief tegenover het ontwikkelen van de spoorwegen. Een dergelijke ontwikkeling is belangrijk voor het milieu. Ik kan echter niet het voorstel in paragraaf 4 van het verslag steunen, dat stelt dat het Europees Parlement zich tegen zeer lange trucks, zogeheten LZV’s, moet keren. In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, moeten lidstaten zelf kunnen bepalen of zulke vrachtwagens wel of niet in het algemene verkeersbeeld passen. Ik hoop dat de Commissie en de Raad de lidstaten zullen toestaan hier zelf over te beslissen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het eerste spoorwegpakket werd geïntroduceerd met als expliciete doelstelling het "leggen van de fundamenten voor een verschuiving in vervoerswijzen"; met andere woorden, het zou erom gaan een verschuiving te bewerkstelligen van weg- naar spoorwegvervoer. Maar eigenlijk probeerde het heimelijk, op de manier van het paard van Troje, het goederenvervoer over het spoor open te stellen voor concurrentie en private belangen als eerste stap op weg naar de totale liberalisering van de spoorwegsector in de EU.
We hebben de bedoelingen achter dit proces vanaf het allereerste begin veroordeeld en van de hand gewezen.
Net als bij andere door de EU nagestreefde liberaliseringsprocessen, wordt alles wat op een gegeven moment slecht gaat aangegrepen (waarbij de werkelijke oorzaak wordt verhuld, te weten het stelselmatige beleid om de openbaarvervoersector te ontmantelen en verzwakken) om liberaliseringsmaatregelen te rechtvaardigen en, zonder al te veel verdere verklaring, te verwijzen naar genoemde "concurrentie", die een soort wondermiddel voor alle mogelijke kwalen zou zijn, maar die in werkelijkheid de gevolgen heeft die we in onze interventie reeds hebben uiteengezet.
Overheidsinvesteringen in de spoorwegsector in overeenstemming met de behoeften van de landen en de door hen vastgestelde opties, zijn ongetwijfeld van vitaal belang, maar niet als opstapje naar het uit handen geven ervan aan de winstlogica van grote particuliere belanghebbenden, die streven naar een dominante positie in deze in elk land zo wezenlijke publiekssector door middel van liberalisering ervan op het niveau van de interne markt van de EU.
Jens Holm, Kartika Tamara Liotard, Erik Meijer, Esko Seppänen, Søren Bo Søndergaard en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) In het verslag-Cramer wordt terecht opgemerkt dat er voor wat betreft het goederenvervoer te weinig aandacht is geweest voor het milieu. Dit is het gevolg van de groei van het vrachtvervoer over de weg en door de lucht en de tegelijkertijd steeds verdere afname van het vervoer per spoor. In het verslag wordt herinnerd aan de bevordering van het weg- en luchtvervoer middels financiële instrumenten, waarmee ook het vervoer per spoor wordt ontmoedigd. Wij willen erop wijzen dat de laatste tijd veel spoorverbindingen naar fabrieken en havens zijn gesloten. We zijn het echter niet met de rapporteur eens over de mate waarin dit probleem door de vrije markt kan worden opgelost. De rapporteur is, samen met de rechts georiënteerde fracties in dit Parlement, van mening dat vrije concurrentie in het grensoverschrijdende vervoer de beste oplossing is. De pleitbezorgers van dit standpunt verwijzen naar de situatie op de weg en in de lucht, en verwachten dat concurrentie automatisch een nieuwe golf belangstellende bedrijven zal aantrekken. In de praktijk hebben we kunnen constateren dat dergelijke positieve resultaten tot nog toe zijn uitgebleven. Ondanks dit gebrek aan werkelijkheidszin verdient de rest van dit verslag evenwel onze volledige steun.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Ik stem vóór de totstandbrenging van een nieuwe dynamiek in het spoorvervoer als kernelement van het Europees verkeersbeleid.
Het verslag over de tenuitvoerlegging van het eerste spoorwegpakket heeft aangetoond dat dit pakket niet tot een duurzame dynamiek van het spoorvervoer heeft geleid en evenmin tot een merkbare verschuiving van het goederenvervoer van de weg naar het spoor.
Het spoorvervoer moet echter om de volgende redenen het kernelement van het Europese verkeersbeleid worden: het groeiende verkeersprobleem, groeiende emissies, beperkte energiebronnen en een stijgend aantal verkeersslachtoffers.
Ik dring er daarom op aan dat de tweede richtlijn betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen in 2008 wordt gepresenteerd, dat voorziet in een uniform tolsysteem op alle wegen binnen de EU voor alle vrachtwagens van 3,5 ton of meer. Bovendien moeten alle zogenaamde externe kosten, met andere woorden de milieukosten ten gevolge van transportactiviteiten, worden berekend. In dit verband wil ik verwijzen naar het zeer lucratieve Zwitserse systeem van een emissiegerelateerde heffing voor zware voertuigen, waardoor Zwitserland opmerkelijk succes heeft kunnen boeken bij de verschuiving van het vervoer van de weg naar het spoor, terwijl de verbeterde efficiëntie van het wegvervoer de stijging van de kosten voor de consument heeft beperkt tot slechts 0,5 procent.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het eerste spoorwegpakket, bedoeld om met ingang van 15 maart 2003 de markt voor het internationale goederenvervoer per spoor open te stellen, heeft enig succes gehad. Er is echter nog steeds sprake van tekortkomingen en vertragingen in de omzetting in nationaal recht door de lidstaten. Deze vertragingen hebben uiteindelijk hun weerslag op de herstructurering van de spoorwegbedrijven en op de totstandkoming van werkelijke concurrentie op de markt.
Aangezien verschillende aspecten nog ontbreken zodat we nog niet kunnen profiteren van de positieve effecten van het eerste spoorwegpakket, zijn wij van mening dat de middelen moeten worden gecreëerd om de tekortkomingen in de uitvoering van de wetgeving door de lidstaten te corrigeren. Is het hiervoor noodzakelijk een onafhankelijke, transparante nationale toezichthoudende instantie op te zetten die over voldoende middelen beschikt om de bestaande verstoringen van vrije concurrentie actief aan te pakken? We moeten ook maatregelen treffen met het oog op het bereiken van ware interoperabiliteit – de afwezigheid waarvan het belangrijkste obstakel is bij de realisering van een geïntegreerd Europees spoorwegnet – bijvoorbeeld door middel van de snelle installatie van het European Rail Traffic Management System, vooral in de belangrijkste spoorwegvervoerscorridors.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), în scris. Am votat pentru raportul Cramer şi consider acest document ca fiind deosebit de important. Având în vedere că transportul contribuie la 15 procent-30 procent din emisiile de CO2, dezvoltarea modalităţilor mai puţin poluante de transport trebuie să constituie o prioritate la nivel european. De altfel, 70 procent din proiectele prioritare de transport transeuropean sunt destinate transportului feroviar şi transportului naval, mai puţin generatoare de gaze cu efect de seră.
Dezvoltarea transportului feroviar de mare viteză pentru pasageri trebuie să se realizeze cu prioritate în toate statele Uniunii Europene. Investiţiile în infrastructura de transport şi pentru modernizarea sistemului rulant sunt foarte mari, dar şi beneficiile aduse vor fi pe măsură.
De asemenea, pentru dezvoltarea transportului feroviar, va fi esenţială asigurarea interoperabilităţii, dezvoltarea şi implementarea sistemului ERTMS.
Felicit raportorul şi doresc să îl asigur că avem aşteptari foarte mari de la transportul feroviar.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in het verslag over duurzame mobiliteit voor ons continent, waar we zojuist over hebben gestemd, wordt benadrukt dat er betere infrastructuur moet worden aangelegd, met dien verstande dat dit ook op een verantwoordelijke en zorgvuldige manier moet gebeuren. Er wordt op gewezen dat de lidstaten de milieueffecten van verbeterde infrastructuur in de gaten moeten houden en ook naar het vervoer moeten kijken, waarbij ze rekening moeten houden met de sociaaleconomische factoren ten opzichte van de veiligheid.
Voor mijn eigen land, Ierland, is dit buitengewoon relevant, want het behoud van onze natuurlijke en historische monumenten moet hoognodig tot een prioriteit worden gemaakt. De Ierse autoriteiten zijn hard op weg om een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen van Europa te verwoesten in een poging om de vervoerssystemen in Ierland te verbeteren. 41 vindplaatsen, die Europees erfgoed vormen, waaronder het rijksmonument bij Lismullen, zullen ten prooi vallen aan een snelweg die er onnodig overheen komt te lopen. Zijn deze monumenten eenmaal vernietigd, dan kan het culturele erfgoed dat daarmee verloren is gegaan, op geen enkele manier worden vervangen.
Volgens het verslag over duurzame mobiliteit, zal in het kader van het toekomstig vervoersbeleid ieder land ernaar moeten streven "het eigen potentieel te optimaliseren […] teneinde de doelstellingen ten aanzien van schone en efficiënte vervoerssystemen te verwezenlijken". Ierland heeft de mogelijkheid om dit te doen, maar niet door een snelweg dwars door Tara aan te leggen.
De Ierse autoriteiten hebben geen alternatieve tracés overwogen en verwoesten met de aanleg van de weg belangrijke historische locaties, zoals de vindplaats bij Baronstown die zes dagen geleden om vier uur 's morgens vernietigd werd. Ze hebben evenmin overwogen om de oude spoorweg in het gebied nieuw leven in te blazen voor het vervoer van forensen naar Dublin en zo het wegverkeer en het brandstofverbruik te verminderen. We moeten teruggrijpen naar oude vervoerswijzen zoals de trein die ooit langs Tara reed.
Hoewel ik achter dit duurzame Europa en betere vervoersinfrastructuur sta, ben ik stellig van mening dat we een van onze waardevolste archeologische vindplaatsen niet kunnen en mogen opofferen voor een verkeerd geplande snelweg.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. (DE) Nu de Commissie vervoer en toerisme zes jaar na de publicatie van het Witboek Vervoer een gedetailleerde beoordeling heeft gepresenteerd, wil ik mijn steun uitspreken vóór de verwezenlijking van de trans-Europese netwerken en het gebruik van intelligente verkeerssystemen en technologische innovaties.
Ik betreur het gebrek aan financiële activiteiten ten aanzien van de ontwikkeling van infrastructuur, waardoor een enorme druk op de Europese economische groei wordt gelegd. De Europese middelen voor de financiering van de trans-Europese netwerken zijn nog steeds beperkt, maar toch kan de daadwerkelijke meerwaarde van het TEN-T-programma alleen worden gerealiseerd als het gehele netwerk wordt gebouwd. Ik dring er daarom bij de Commissie op aan voorstellen te presenteren voor een mogelijke uitbreiding van nieuwe alternatieven en innovatieve financieringsmogelijkheden.
Met betrekking tot de negatieve gevolgen van het vervoer voor het milieu wil ik opmerken dat zelfs een bescheiden verschuiving van het vervoer de overbelasting van het verkeer op de weg al aanzienlijk zou verminderen. Daarom zie ik de beoordeling van de externe milieukosten die de Commissie in 2008 zal voorleggen met gespannen verwachtingen tegemoet.
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. (DE) Het verslag-Barsi-Pataky helpt ons niet echt verder en dat is de reden waarom ik mij van stemming heb onthouden. Het is allemaal goed en wel dat wij ons opnieuw uitspreken voor het trans-Europese netwerk en dat we aangeven dat slechts een bescheiden verschuiving van het vervoer de overbelasting van de weg al aanzienlijk zou verminderen, maar we moeten ons er wel van bewust zijn dat vele routes, vooral in de steden, met name overbelast zijn omdat het plaatselijke openbaar vervoer een onaantrekkelijk alternatief is vanwege de staat waarin het verkeert. Afgezien van loze beloften heeft de EU op dit gebied nauwelijks intelligente oplossingen gepresenteerd.
Met betrekking tot de zeer controversiële LZV’s is er geen reden waarom de gemeenschap de prijs zou moeten betalen in de zin van hogere kosten voor het onderhoud van de wegen en verhoogde veiligheidsrisico’s ten gunste van mogelijke besparingen voor transportondernemingen. Als wij inderdaad veel waarde hechten aan milieubescherming – er worden immers milieuargumenten aangevoerd voor deze enorme zware voertuigen – dan moeten wij milieuvriendelijke aandrijvingssystemen meer bevorderen. Het Europees Parlement zou wat dat betreft het goede voorbeeld kunnen geven met zijn eigen door chauffeurs bestuurde voertuigen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ontevredenheid over de toepassing en de resultaten van het Europese vervoersbeleid houdt geen ontkenning in van de bereikte verbeteringen, variërend van transportveiligheid tot de kwaliteit van de dienstverlening en in termen van het milieu.
Er moet echter nog veel gedaan worden.
De beperkingen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vormen een belangrijke oorzaak van de tekortkomingen van dit beleid. De enige manier om te voorkomen dat er verdere vertragingen optreden en er een heroverweging van prioriteiten plaatsvindt, is gebruikt te maken van nieuwe financieringsvormen zoals publiek-private partnerschappen en de subsidiëring van de projecten door de lidstaten.
Voor de financiering van trans-Europese vervoersprojecten is slechts een beperkte hoeveelheid Gemeenschapsgelden beschikbaar. Daarom zouden ze geconcentreerd moeten worden op grensoverschrijdende trajecten aangezien de toegevoegde waarde hiervan is dat een onderling verbonden, interoperabel trans-Europees vervoersnetwerk wordt gerealiseerd.
Omdat het echter van fundamenteel belang is te voorkomen dat er een lappendeken van nationale netwerken ontstaat, moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, zorgen dat de Europese vervoerswetgeving wordt toegepast en uitgevoerd.
Ten slotte, versterking van de samenwerking in Europees, nationaal, regionaal en lokaal verband is noodzakelijk voor de verbanden tussen goede praktijken en tussen het vervoersbeleid en ander nationaal dan wel communautair beleid op het gebied van bijvoorbeeld energie, het milieu, toerisme en innovatie.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), în scris. Domeniul transporturilor este esenţial pentru dezvoltarea economică a tuturor regiunilor Uniunii Europene, prin crearea de locuri de muncă, asigurarea liberei circulaţii a persoanelor şi a mărfurilor şi dezvoltarea întreprinderilor.
Calea navigabilă interioară Uniunii Europene formată din Rhin, canalul Main şi Dunăre scurtează distanţa dintre partea de nord-vest si partea de sud-est a Uniunii Europene cu aproape 4000 de kilometri, asigurând în acelaşi timp dezvoltarea unui mod de transport mai puţin poluant. Sper ca programele NAIADES şi Marco Polo II să sprijine mai mult statele membre să îşi dezvolte transportul naval.
Interoperabilitatea, interconectarea reţelelor europene de infrastructură şi dezvoltarea de terminale multi-modale vor contribui la o dezvoltare echilibrată a tuturor modalităţilor de transport.
Nu trebuie însa să uităm că una din cauzele schimbărilor climatice este poluarea datorată mijloacelor de transport. Este important că 70 procent din cele 30 de proiecte prioritare sunt dedicate transportului feroviar şi celui naval. Sper însa ca lista celor 30 de proiecte prioritare să fie extinsă în curând pentru a include mai multe proiecte ale noilor state membre şi pentru a fructifica ieşirea Uniunii Europene la Marea Neagra.
- Actie voor het aanpakken van hart- en vaatziekten (B6-0277/2007)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben voor deze resolutie gestemd, omdat we weten dat hart- en vaatziekten een zorgwekkende realiteit zijn. Het is van belang de kennis over preventie van de risicofactoren voor deze aandoeningen te vergroten. Daarom is het belangrijk dat de in deze resolutie opgenomen acties in overweging worden genomen.
We weten dat gezondheid een kwestie is van compleet welzijn op lichamelijk, geestelijk en sociaal vlak. Er zijn echter vele tegenstrijdigheden in de huidige stressvolle samenleving, waarin er maar weinig tijd is om tot rust te komen, om door te brengen in gezinsverband, om te zorgen voor onze eigen lichamelijke gezondheid en geestelijke balans, waarin vaak sprake is van slechte voeding en gebrek aan tijd om te sporten en bovendien van een verlies aan rechten op het werk, bijvoorbeeld door een overladen werkschema en beperking van het aantal vrije dagen, om nog maar niet te spreken van werkloosheid of de permanente dreiging daarvan. Dit heeft allemaal ernstige gevolgen voor de levens van mensen, voor hun balans en, dientengevolge, voor de verspreiding van hart- en vaatziekten.
Deze bewustwordings- en preventiecampagne rondom hart- en vaatziekten moet alleen niet een uithangbord worden voor een communautarisering van gezondheid. Het gaat ons om de bescherming van de openbare gezondheidszorg en de verantwoordelijkheid van iedere lidstaat afzonderlijk om deze zodanig te onderhouden en beheren dat het recht op gezondheidszorg voor iedereen overeind blijft en niet alleen voor diegenen met genoeg geld om ervoor te betalen.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd die gericht is op de bestrijding van doodsoorzaak nummer één in Europa, namelijk hart- en vaatziekten. De resolutie bevat aanbevelingen tot preventiestrategieën, bewustmakingscampagnes en de bevordering van een gezonde levensstijl en dit alles krijgt mijn steun.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Aangezien hart- en vaatziekten verantwoordelijk zijn voor meer dan 40 procent van alle sterfgevallen in de EU, is het dringend noodzakelijk dat wij dit probleem op zowel nationaal als EU-niveau aanpakken. De lidstaten zelf kunnen veel doen in termen van het verbeteren van de risicomonitoring, het opstellen van richtsnoeren voor preventie, enzovoorts. Dit is evenwel duidelijk een terrein waar de EU een meerwaarde kan leveren door de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te bevorderen. Ik verwelkom de oproep in deze resolutie om een communautaire databank tot stand te brengen voor de monitoring van de prevalentie van hart- en vaatziekten, de mortaliteit, de morbiditeit en de risicofactoren. Een dergelijke databank heeft een groot potentieel om een betere preventie op lidstaatniveau te vergemakkelijken.
- De PNR-overeenkomst met de Verenigde Staten van Amerika (RC-B6-0278/2007)
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Onacceptabel is wel de minste kwalificatie die van toepassing is op de recente overeenkomst tussen de EU en de VS over de overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR) door vliegtuigmaatschappijen aan het ministerie van Binnenlandse Veiligheid (DHS) van de Verenigde Staten van Amerika. Enkele opvallende van de vele betreurenswaardige aspecten zijn:
De overdracht van gegevens vindt plaats op basis van niet-bindende garanties die op elk moment eenzijdig door het DHS kunnen worden gewijzigd.
De gegevens kunnen worden gebruikt voor niet nader gespecificeerde doeleinden en de bewaartermijn ervan wordt verlengd van drieënhalf tot vijftien jaar. Daarbij zijn er verder totaal geen garanties dat de gegevens na de bewaarperiode van vijftien jaar – zeven "actieve" en acht "slapende" jaren – definitief zullen worden vernietigd.
Gevoelige gegevens (bijvoorbeeld persoonlijke gegevens over ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen en vakbondslidmaatschap, alsmede andere informatie met betrekking tot de gezondheidsstatus en het seksleven van mensen) worden aan de DHS ter beschikking gesteld.
De overeenkomst verwijst ook naar een mogelijk toekomstig PNR-systeem op EU-niveau in een of meer van de lidstaten, onder de vermelding dat ook deze gegevens aan de DHS ter beschikking kunnen worden gesteld.
In een woord: onduldbaar.
Martine Roure (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat de Europese Unie een overeenkomst met de Verenigde Staten heeft gesloten over de overdracht van passagiersgegevens. Ik onderken dat een Europese overeenkomst nodig was voordat de interim-overeenkomst zou aflopen. Ik betreur echter dat deze overeenkomst belangrijke leemten vertoont op gebieden die essentieel zijn voor ons Parlement.
De vermindering van het aantal over te dragen gegevens is niet meer dan een bijkomstigheid. De overschakeling van het pull systeem naar het push systeem is een verworvenheid uit 2004, en had al lang plaats moeten vinden.
Ik ben blij dat de werking van de Amerikaanse gegevensbeschermingswetgeving is uitgebreid tot de Europese burgers, omdat wij daarom gevraagd hadden. Dit wordt echter weer ondermijnd door het feit dat het gaat om niet-bindende verzekeringen in plaats van een in rechte afdwingbare overeenkomst. Bovendien behoudt het ministerie van Binnenlandse Veiligheid zich het recht voor om vrijstellingen vast te stellen voor de gegevensbescherming, zonder welomschreven criteria.
Tot slot hekel ik het gebrek aan democratische controle, de aanzienlijke verlenging, tot 15 jaar, van de periode gedurende welke de persoonsgegevens bewaard mogen worden en het ontbreken van een grondige beoordeling van deze overeenkomst. Wij wilden dat deze punten de basis zouden vormen voor de nieuwe PNR-overeenkomst; ik betreur het dat de Raad geen gehoor heeft gegeven aan deze wensen van het Parlement.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Ik heb vóór het verslag van Dariusz Rosati gestemd over het jaarverslag 2007 over de eurozone. Dit verslag wordt in het Europees Parlement behandeld op een moment waarop het noodzakelijk is dat andere lidstaten worden aangemoedigd te blijven werken aan de voorbereidingen op de toetreding tot de eurozone.
Na Malta en Cyprus is volgend jaar Slowakije aan de beurt voor een beoordeling van zijn verzoek om toetreding tot de eurozone. Onder de vorige regering van Mikuláš Dzurinda werd Slowakije geschaard onder de tien nieuwe lidstaten die het best op de invoering van de euro waren voorbereid. Gezien de ervaringen van Litouwen, wiens poging tot toetreding strandde omdat dit land niet aan het inflatiecriterium voldeed, en aangemoedigd door de toetreding van Slovenië tot de eurozone op 1 januari 2007, denk ik dat Slowakije zich verantwoordelijk moet opstellen en ervoor moet zorgen dat de criteria van Maastricht duurzaam worden nageleefd.
Inzake de invoering van de ene Europese munt in de nieuwe lidstaten wil ik opnieuw uw aandacht vestigen op de schriftelijke verklaring dat het nodig is bankbiljetten van een en twee euro in te voeren, welke door het Europees Parlement in oktober 2005 is aangenomen. Er heerst bij de Europese burgers, bijvoorbeeld die van Slowakije, wier maandsalaris slechts een paar honderd euro bedraagt, namelijk onbegrip over het ontbreken van deze bankbiljetten en de hogere waarde die euromunten vertegenwoordigen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het initiatiefverslag van mijn Poolse collega Dariusz Rosati gestemd, dat handelt over het jaarverslag 2007 van de Europese Commissie over de eurozone. Allereerst juich ik het technisch en financieel succes van de euro en het goede functioneren van de eurozone toe, en feliciteer ik in het bijzonder Slovenië – dat naar ik hoop spoedig mijn vriend Alojz Peterle als president zal hebben, die de volgende fungerend voorzitter van de Unie zou moeten zijn – met het feit dat het land zich op 1 januari 2007 heeft "gekwalificeerd" voor de eurozone, waarbij ik hoop dat ditzelfde resultaat op 1 januari 2008 behaald zal worden door Cyprus en Malta.
Het wordt hoogstnoodzakelijk, zoals regelmatig benadrukt door Nicolas Sarkozy, president van de Franse Republiek, om het functioneren van de eurozone te versterken, zowel qua structuren als concreet economisch bestuur. Ook moeten bepaalde lidstaten, waaronder Frankrijk, profiteren van de gunstige conjunctuur om hun overheidsfinanciën weer op orde te brengen. Tot slot is het zaak dat de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de Europese Centrale Bank (ECB) zo snel mogelijk met elkaar in overleg treden om te zorgen voor meer samenhang tussen het monetaire beleid en de groei en werkgelegenheid, zoals voorzien in de verdragen.
Jonathan Evans (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De Britse Conservatieve Partij is mordicus tegen toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de eurozone en zoals te doen gebruikelijk hebben we ons bij de eindstemming over het verslag-Rosati van stemming onthouden. Niettemin zijn wij waakzaam waar het gaat om een gezond monetair beleid binnen het EU-handelsblok en zijn we met name gekant tegen pogingen om monetair beleid voor politieke doeleinden te gebruiken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Volgens het verslag is het Parlement "ingenomen met de gunstige economische ontwikkeling in 2006" in de eurozone, maar het slaagt er niet in te verhullen dat er risico's en redenen tot bezorgdheid zijn omtrent de toekomstige ontwikkeling van de eurozone. De waarheid is dat de winsten, gezien als percentage van het bbp, zich op historisch grote hoogten bevinden, terwijl de salarisgroei steeds langzamer gaat en achterblijft bij de arbeidsproductiviteit; met andere woorden, de productiviteitswinst vloeit in de zakken van de werkgevers.
Het verslag zwijgt over maatschappelijke spanningen en wijdt maar weinig woorden aan de toenemende ongelijkheid en armoede in de EU en aan de almaar onzekerder wordende werkgelegenheidssituatie en hoge werkloosheidscijfers. Het wordt steeds moeilijker nieuwe salarisbevriezingen te rechtvaardigen en in redelijkheid te vragen om nog eens de broekriem aan te halen als de vruchten van de rijkdom, zoals altijd, blijven gaan naar de financiële en economische groepen.
Waar ze hun ogen voor proberen te sluiten is dat het, om dit moment in de economische cyclus te consolideren, vooral zaak is salarissen te laten stijgen en de overheidsinvesteringen te verhogen om de vraag te stimuleren. Het verslag doet precies het tegenovergestelde, met zijn vasthouden aan het principe van begrotingsconsolidatie en prijsstabiliteit; met andere woorden, minder overheidsinvesteringen en meer loonmatiging.
Wij verwerpen deze strategie en daarom stemmen wij tegen dit verslag.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Het verslag geeft een goed beeld van de wijze waarop de EMU hand in hand gaat met de vorming van een EU-staat. In het verslag wordt gestreefd naar meer coördinatie van het economisch beleid in de verschillende lidstaten. Men is van mening dat de externe representatie van de eurozone versterkt en de interne coördinatie op het wereldtoneel verbeterd moet worden.
Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat bijvoorbeeld het mededingingsvermogen zich in de eurozone in verschillende richtingen ontwikkelt en dat de waardevermeerdering van de euro ten opzichte van bijvoorbeeld de Amerikaanse dollar verschillende effecten heeft in verschillende lidstaten, afhankelijk van hun economische structuren en de flexibiliteit van hun verwerkende industrieën. In het verslag wordt er ook op gewezen dat het monetaire beleid van de ECB nooit helemaal in overeenstemming kan zijn met de situatie in een afzonderlijke lidstaat.
Het waren precies deze factoren die als argumenten naar voren werden gebracht door het nee-kamp bij het referendum over de EMU in Zweden in 2003 en die gehoor vonden bij een grote meerderheid van de Zweedse kiezers.
Ik kan slechts constateren dat het nee-kamp bij het referendum er zeer terecht op heeft gewezen dat de EMU een grote stap was in de richting van een Verenigde Staten van Europa.
Andrzej Jan Szejna (PSE) , schriftelijk. – (PL) Ik stem voor het door Dariusz Rosati opgestelde verslag over de beoordeling van de situatie van de eurozone in 2007.
Professor Rosati heeft een uitstekend opgesteld verslag gepresenteerd dat zeker een goede basis vormt voor discussie over de algemene economische toestand in de eurozone alsmede over verdere stappen en uitdagingen waarvoor we staan.
In 2006 deed zich in de eurozone een dynamische groei van de export voor, kwam het tot een opleving van de binnenlandse vraag en een versnelling van de groei van het bbp, daalde het werkloosheidspercentage en zijn er twee miljoen nieuwe arbeidsplaatsen geschapen. Het inflatiepercentage bleef gelijk, terwijl het begrotingstekort afnam.
Tegelijkertijd, en dat werd ook in aanmerking genomen in het verslag, is te zien dat de grootste economieën nog steeds aanzienlijke begrotingstekorten hebben, dat het aan begrotingsdiscipline ontbreekt wat kan leiden tot een verscherping van de monetaire politiek, en dat de verschillen in economisch ontwikkelingsniveau, productiviteit en concurrentievermogen tussen de verschillende lidstaten toenemen.
De rapporteur heeft terecht vastgesteld dat het noodzakelijk is om structurele hervormingen door te voeren en actie te ondernemen die tot doel heeft concurrentie en een grotere openstelling van de dienstenmarkt te bewerkstellingen, wat een voordelige invloed kan hebben op de groei van het aantal arbeidsplaatsen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), în scris. Am votat pentru raportul Rosati privind "zona Euro" şi felicit raportorul.
Consider că introducerea euro a determinat o mai mare coeziune între cele 318 milioane de cetăţeni ai Uniunii Europene care utilizează această monedă în viaţa de zi cu zi. Creşterea economică realizată precum şi creşterea gradului de angajare (aproape 2 milioane de noi locuri de muncă) din această zonă sunt dovezi clare că Uniunea Economică şi Monetară a contribuit la stabilitatea macroeconomică a statelor aderente.
Felicit Slovenia pentru aderarea la zona euro începând cu 1 ianuarie 2007. Raportorul propune reanalizarea criteriilor de convergenţă în cazul noilor state membre, având în vedere că inflaţia ar putea face o parte din procesul de relansare economică, dar subliniază că acestea trebuie aplicate conform Tratatului. De asemenea, este nevoie de o mai buna coordonare în domeniul politicii de schimb valutar.
În ciuda performanţelor zonei euro, totalul cheltuielilor pentru cercetare şi dezvoltare ale statelor din zona euro nu depăşeşte 2 procent din PIB, ceea ce este sub ţinta de 3 procent stabilita de Strategia de la Lisabona.
Statele din zona euro trebuie să reprezinte un model de dezvoltare economică şi socială pentru celelalte state membre ale Uniunii Europene.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb me onthouden van stemming over het initiatiefverslag van mijn Ierse collega Gay Mitchell over het jaarverslag 2006 van de Europese Centrale Bank. Hoewel ik zeer hecht aan de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB) omdat onze economische en monetaire geschiedenis leert dat het beheer van de munteenheid nooit meer aan de politiek moet worden overgelaten, vind ik dat het verslag onvoldoende ingaat op de vraag in hoeverre in het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) te weinig aandacht wordt geschonken aan de economische groei. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat artikel 105 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaalt dat het ESCB, onverminderd het doel van prijsstabiliteit, het algemene economische beleid in de Gemeenschap ondersteunt teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 omschreven doelstellingen; deze behelzen onder meer het bevorderen van een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de economische activiteit, een hoog niveau van werkgelegenheid en van sociale bescherming, een hoge graad van concurrentievermogen en convergentie van economische prestaties. Een sterke euro mag voor het veiligstellen van onze vermogens dan nodig zijn, deze mag niet té sterk worden met het oog op de ontwikkeling van duurzame economische groei, met name voor de export.
Jonathan Evans (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De Britse Conservatieve Partij is mordicus tegen toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de eurozone en zoals te doen gebruikelijk hebben we ons bij de eindstemming over het verslag-Mitchell van stemming onthouden. Niettemin zijn wij waakzaam waar het gaat om een gezond monetair beleid binnen het EU-handelsblok en zijn we met name gekant tegen pogingen om monetair beleid voor politieke doeleinden te gebruiken.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) Twee opmerkingen over de twee verslagen waarover we vandaag gestemd hebben, over de werkzaamheden van de Europese Centrale Bank en de eurozone.
Ten eerste krijg je de indruk dat we totaal geen greep hebben op onze eenheidsmunt. Deze bestaat, oké, en dan? Zij brengt geen groei – de met de munt samenhangende begrotings- en structurele hervormingen worden geacht dit te doen –, evenmin als convergentie van de economische cycli, van prestaties, van de door de banken gehanteerde rentetarieven... Wat het Europees monetair beleid betreft rest ons helaas niets anders dan te blijven betreuren dat het niet aansluit bij de behoeften van de lidstaten van de eurozone, dat er in anderhalf jaar tijd acht verhogingen van het leidende rentetarief van de Europese Centrale Bank zijn doorgevoerd, dat de motivering daarvan dubieus was en dat het voortdurend ontbreekt aan enigerlei vorm van op verandering gericht beleid.
Mijn tweede opmerking is dat we vooral kunnen vaststellen dat, ondanks het in mijn ogen onwettige proces van de hervorming van de Verdragen, de verklaarde doelstelling van dit beleid geen moment ter discussie wordt gesteld om de in Frankfurt gevestigde Bank eindelijk te dwingen groei en werkgelegenheid te ondersteunen in plaats van bezig te zijn met de ideologisch getinte vorming van een Europese monetaire zone. De heer Sarkozy, die als het zo uitkomt voor minister van Financiën speelt, blijkt niet in staat om deze situatie in beweging te krijgen.
Françoise Castex (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de resolutie over de situatie in het Midden-Oosten gestemd.
Ik blijf uitermate bezorgd over de humanitaire situatie van de gehele Palestijnse burgerbevolking. Er moeten concrete maatregelen worden getroffen om de levensomstandigheden van alle Palestijnen te verbeteren (overdracht van alle belastingontvangsten, gedeeltelijke opheffing van de 500 wegversperringen op de westelijke Jordaanoever, internationale hulp mogelijk maken bij de grensovergangen van de Gazastrook).
Als Frans en socialistisch afgevaardigde in het Europees Parlement dring ik erop aan dat de Europese Unie en de internationale gemeenschap alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat er humanitaire hulp en spoedhulp aan de bevolking van de Gazastrook wordt verleend.
Tot slot roep ik op tot hervatting van de politieke dialoog tussen de Palestijnen onderling, waarbij gestreefd moet worden naar de vorming van een nieuwe regering in een geest van verzoening en nationale eenheid teneinde een geografische en politieke scheiding tussen de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te voorkomen.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin de overname van Gaza door Hamas wordt veroordeeld. Ik steun in het bijzonder de nadruk die wordt gelegd op het feit dat de huidige crisis niet als voorwendsel mag worden gebruik om de inspanningen tot het bereiken van een duurzame vrede te staken.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De situatie in Palestina geeft reden tot grote bezorgdheid. Behalve dat duidelijk is geworden dat Israël niet de kern van het probleem is – iets wat velen al vaak hebben gezegd – zijn ook twee betreurenswaardige feiten aan het licht gekomen. Aan de ene kant zijn er groepen die bereid en in staat zijn alles te doen wat nodig is om met geweld de macht te grijpen en om deze met geweld uit te oefenen; aan de andere kant is de Autoriteit, waarvan het voortbestaan wordt bedreigd, een partner die geen overeenkomsten kan sluiten en die niet in staat is haar eigen huis op orde te stellen.
We hebben allemaal – het Midden Oosten, Israël en Europa – een partner aan de andere kant van de tafel nodig die betrouwbaar genoeg is om zaken mee te doen en sterk genoeg om de afspraken uit te voeren. Zonder deze elementen zijn geen succesvolle vredesonderhandelingen mogelijk. Maar het is ook onmogelijk vrede en veiligheid te bereiken zonder vastberadenheid. Ons onmiskenbare doel moet zijn de garantie dat de twee staten vreedzaam en veilig naast elkaar kunnen bestaan. Om dat te bereiken moeten we onderkennen welke de werkelijke obstakels naar vrede en veiligheid zijn, in plaats van, zoals zo vaak gebeurt, schuldigen aan te wijzen, alsof alle acties gelijkwaardig zijn.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Wij hebben tegen de resolutie over de situatie in het Midden-Oosten gestemd.
De resolutie van het Europees Parlement over de situatie in het Midden-Oosten probeert met hoogdravende en schijnheilige formuleringen het imperialistisch beleid van de EU in het gebied te verhullen. Zij zwijgt over de enorme verantwoordelijkheden van de EU, over het beleid van gelijke behandeling van slachtoffer en beul en over de imperialistische interventies van de EU, de VS en de NAVO, die tot gevolg hebben dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden en de misdaden van de Israëlische regering tegen het Palestijnse volk worden vereeuwigd.
De imperialistische interventies van de VS-NAVO en de EU voor een “nieuw Midden-Oosten” en het avonturistisch beleid van Israël in heel het gebied, zijn de oorzaken van de gevaarlijke situatie op de Palestijnse grondgebieden, in Libanon en heel het gebied. De onmiddellijke terugtrekking van het Israëlische bezettingsleger uit de Palestijnse gebieden, de oprichting van een onafhankelijke Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, en de beëindiging van de imperialistische interventies in de landen van het Midden-Oosten zijn fundamentele vraagstukken van de strijd van de volkeren in het gebied.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Deze stemverklaring dient er enkel toe om te benadrukken dat, ondanks verwijzingen naar enkele van de belangrijkste aspecten van de huidige situatie in Pakistan, de resolutie inhoudelijk verbergt welke bijdrage de Pakistaanse overheid heeft geleverd aan de invasie en bezetting van Afghanistan door de Verenigde Staten en haar bondgenoten, en aan de daaropvolgende "vervanging" door de NAVO. Er wordt niet gesproken over de druk die op de Pakistaanse autoriteiten is uitgeoefend door de Verenigde Staten en haar Europese bondgenoten om te helpen bij de aanval op Afghanistan. Evenmin wordt er gesproken over de bombardementen door de NAVO op het grensgebied van Afghanistan en Pakistan, die hebben geleid tot de dood van vele onschuldige burgerslachtoffers aan beide zijden van de grens.
Hier wordt met twee maten gemeten...
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het feit dat Europa, de Verenigde Staten en de wereld in het algemeen Pakistan nodig hebben in de belangrijke strijd tegen het terrorisme, en vooral Al-Qaeda, wil nog niet zeggen dat de Pakistaanse regering, dat nu in feite een presidentieel regime is, onze onvoorwaardelijke steun geniet. Integendeel zelfs. De fundamentele waarden en de onloochenbare aard van democratie zijn onze bescherming waard en het is vanuit deze houding dat de Europese Unie haar betrekkingen met Pakistan zal beheren, vooral aan de vooravond van verkiezingen. Dat gezegd hebbende moet toch onderstreept worden dat de recente gebeurtenissen bij de Rode Moskee bewijzen – voor zover bewijs nog nodig was – dat de radicale islam een zeer reële, zeer gevaarlijke en zeer actieve bedreiging vormt.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. Het Macedonië dat ik in 1962 voor het eerst leerde kennen, had veel kenmerken van voorafgaande eeuwen, met traditionele plattelandshuisjes, modderwegen, vervoer per paard en wagen, klederdrachten en het langs elkaar heen leven van verschillende etnische groepen. Het Macedonië van 45 jaar later is het resultaat van ingrijpende ontwikkelingen na die tijd.
Ik vind dat de Europese Unie in de jaren negentig ernstige fouten heeft gemaakt bij het onvermijdelijke uiteenvallen van Joegoslavië. Te lang is dat uiteenvallen ontkend, en toen het eenmaal werd erkend is daarbij gekozen voor het negeren van de ook daarna nog resterende etnische verscheidenheid. In sommige gevallen zijn de verkeerde grenzen erkend, zijn onnodig militaire middelen ingezet en is gekozen voor verkeerde bemoeizucht. In Macedonië bleef die schade naar verhouding beperkt. Als rapporteur hoop ik voor dat land bij te dragen tot vrede, democratie, verzoening en vooruitgang. De 558 stemmen waarmee dit parlement steun geeft aan mijn verslag betekenen een stap vooruit in de richting van de eerder toegezegde maar tot nu toe stagnerende opneming van Macedonië in de Europese Unie. Ik hoop dat we in het volgende jaarverslag kunnen vaststellen dat belangrijke obstakels voor toetreding zijn weggenomen en dat de Raad de toetredingsonderhandelingen heeft gestart.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Wij hebben tegen het verslag gestemd niet alleen omdat wij tegen de EU en tegen de toetreding van de FYROM tot de EU zijn, maar ook omdat volgens ons de interventie van de EU gevaarlijke ontwikkelingen in de situatie in het gebied teweegbrengt en het proces voor het vinden van een wederzijds en gemeenschappelijk aanvaardbare oplossing in het kader van de VN ondermijnt.
Wij spitsen onze aandacht niet toe op de naam, in zoverre dat dit een geografische aanduiding is en alle verwijzingen naar minderheden en irredentistische standpunten achterwege worden gelaten.
De bron van de problemen wordt gevormd door de imperialistische plannen, door de interventies van de EU, de VS en de NAVO en de verandering van de grenzen. De toetreding van de FYROM en van andere Balkanlanden tot de EU en de NAVO zal nieuwe problemen veroorzaken voor de volkeren. Het verloop van de betrekkingen tussen ons land en de FYROM, de ontwikkelingen in de vraagstukken met betrekking tot de Egeïsche Zee en tot Cyprus tonen aan dat de EU, de NAVO en de VS geen garantie vormen voor de vrede en de veiligheid, maar veleer de nationale onafhankelijkheid ondermijnen en mijn land en andere landen in het gebied verwikkelen in gevaarlijke situaties.
De partijen ND, PASOK, SYN en LAOS brengen het volk van de wijs met hun goedkoop patriottisme ten aanzien van het vraagstuk van de naam. Tegelijkertijd treden zij echter met hun beleid in het spoor van de imperialisten, die verantwoordelijk zijn voor de situatie in de Balkan.
Onze bevolking en de bevolking in het gebied kunnen …
(Ingekort wegens overschrijding van de limiet van 200 woorden)
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb niet voor het verslag-Meijer in zijn uiteindelijke vorm gestemd, omdat ik graag had gehad dat daarin meer rekening was gehouden met de standpunten en gevoeligheden van de Griekse kant, evenals met de lopende, bilaterale onderhandelingen over de naam van het buurland onder het beschermheerschap van de VN.
Ik vrees ten zeerste dat de historische kans op een tevredenstellend compromis met de FYROM, door middel van een voor allen aanvaardbare samengestelde naam, definitief in 1992 verloren is gegaan. Mijn partij blijft steun geven aan de oplossing van een voor alle betrokkenen aanvaardbare samengestelde naam en aan elk opbouwend initiatief in die richting. Wij beschouwen de naam van dit buurland echter niet als de prioriteit bij uitstek van ons buitenlands beleid.
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. (DE) Ik heb tegen het verslag van mijn fractiegenoot, de heer Meijer, over de ‘voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië’ gestemd, omdat de Commissie buitenlandse zaken tegen het standpunt van de rapporteur in de volgende passage onder paragraaf 3 van het verslag heeft opgenomen: “prijst de regering van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor haar medewerking op het gebied van het GBVB en het EVDB, met name voor haar deelname aan de EU-missie Althea en haar bereidheid om een bijdrage te leveren tot de ontwikkeling van EVDB-capaciteiten en tot toekomstige civiele en militaire crisisbeheersingsmissies onder de leiding van de EU”.
Dit is een rampzalig standpunt. Hier wordt het ‘GBVB’ toegejuicht, terwijl dit in werkelijkheid een militarisering van de EU betekent. Met deze formulering wordt een mogelijke toetredingskandidaat gedwongen nu al deel te nemen aan de militaire componenten van de EU en zichzelf te bewapenen teneinde een bijdrage te leveren aan de EVDB-capaciteiten. De Althea-missie wordt hierin toegejuicht, terwijl deze onder andere symbool staat voor de financiële foefjes die worden toegepast in verband met militaire missies van de EU, bijvoorbeeld in de vorm van Athena, die niet onder de parlementaire controle vallen. Het Europees Parlement zou niet betrokken moeten zijn bij maatregelen ter militarisering van de EU. De rest van het verslag is beter dan doorgaans het geval is bij verslagen van het Europees Parlement over Balkanlanden.
- TRIPs-overeenkomst en toegang tot geneesmiddelen (B6-0269/2007)
Françoise Castex (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de resolutie over de TRIPs-overeenkomst en de beschikbaarheid van geneesmiddelen gestemd.
Naar mijn mening is de toegang tot betaalbare farmaceutische producten in arme ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen van essentieel belang om de beoogde EU-ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken. Dat zou in mijn ogen bijdragen tot vermindering van de armoede, verhoging van de menselijke veiligheid en verbetering van de mensenrechten en duurzame ontwikkeling. In die zin zou het EU-beleid moeten streven naar maximale beschikbaarheid van farmaceutische producten tegen betaalbare prijzen in de ontwikkelingslanden.
Tot slot verzoek ik de Raad om steun te verlenen aan de ontwikkelingslanden die gebruikmaken van de flexibiliteiten in de TRIPs-overeenkomst die door de verklaring van Doha erkend zijn, zodat zij tegen betaalbare prijzen medicijnen ter beschikking kunnen stellen die absoluut noodzakelijk zijn voor hun binnenlandse volksgezondheidsprogramma’s.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Na de Verklaring van Doha heeft het mechanisme dat bedoeld was om geneesmiddelen toegankelijker te maken, gefaald, waarbij het vooral heeft gefungeerd als dekmantel om de minder ontwikkelde landen, vooral die in Afrika, op te nemen in een zakelijke agenda voor de liberalisering van de wereldhandel.
De grote farmaceutische monopolies zijn niet van plan de enorme winsten uit octrooien en de uitgebreide "handel" in gezondheid mis te lopen.
Daardoor wordt miljoenen mensen het recht op gezondheid ontzegd. Onderzoek naar medische behandelingen is gericht op "palliatieve" benaderingen, aangezien het lucratiever is als mensen ziek blijven. Het kapitalisme vercommercialiseert het leven.
De Wereldbank en het IMF maken leningen en hulp afhankelijk van privatisering en liberalisering van de nationale gezondheidszorg, die daarmee steeds steviger in handen komt van grote multinationale bedrijven.
Gezondheid is geen zaak die onder de bevoegdheid van de Wereldhandelsorganisatie moet vallen, deze leidende instantie op het gebied van concurrentie en commercie.
Het recht van ieder land om het recht op gezondheid te garanderen moet veilig worden gesteld.
De publieke sector speelt een onvervangbare rol in het garanderen van dit recht en wel middels preventieve en primaire gezondheidszorg, middels het bevorderen van onderzoek ten behoeve van iedereen en evenzo door medicijnen en vaccins te produceren die vrij zijn van octrooibeperkingen en andere vormen van licentiëring waardoor mensen slechts beperkte toegang hebben tot essentiële producten en diensten.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor de resolutie gestemd, waarin erop wordt aangedrongen dat er meer wordt gedaan om ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen toegang tot geneesmiddelen te geven. In het bijzonder ben ik van mening dat ontwikkelingslanden die gebruik maken van de erkende flexibiliteiten van de TRIPs-overeenkomst, de steun van de Raad moeten krijgen. Bovendien steun ik het verzoek in de resolutie aan de Commissie en de lidstaten om financiële steun te verlenen ten behoeve van de lokale productie van farmaceutische producten in ontwikkelingslanden.
Jean-Claude Martinez (ITS), schriftelijk. – (FR) De twee-eenheid "Geneesmiddelen en Arme landen in het Zuiden" werpt het probleem op van de onverenigbaarheid van "Intellectuele-eigendomsrechten van farmaceutische laboratoria en het recht van mensen op gezondheid".
In Hongkong werd tijdens de WTO-top een oplossing gevonden die vooralsnog geen soelaas biedt op het terrein van tuberculose, malaria of aids. De geneesmiddelen, of ze nu generiek zijn of niet, zijn onbereikbaar voor de bevolking.
De gedurfde, structurele oplossing hiervoor is dat het concept van het "gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid", dat teruggaat tot de jaren zestig van de vorige eeuw, nieuw leven wordt ingeblazen.
De grote ziekten hebben zich via migranten en reizen over de hele wereld verspreid. Zij kunnen de hele mensheid treffen. We hebben het gezien met SARS en de vogelgriep. Voortaan luidt het motto dan ook "mondiale geneesmiddelen voor mondiale ziekten".
Geneesmiddelen voor de behandeling van mondiale ziekten moeten een "Octrooi gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid" krijgen.
De juridische regeling van deze octrooien van de eenentwintigste eeuw zou open zijn, evenals de te storten bedragen uit intergouvernementele bijdragen. Gedacht kan worden aan "publiek-private partnerschappen" met "farmaceutische multinationals en de WHO" of overheden. Denkbaar is ook een "Onderneming" met een internationale rechtspositie, van hetzelfde type als men op het oog heeft voor de exploitatie van de zeebodem.
De essentie van dit alles ligt in het innovatieve principe van het mondiale beheer van de risico’s van mondiale pandemieën.
- Democratische controle in het kader van het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking (B6-0310/2007)
Karin Scheele (PSE), schriftelijk. (DE) De resolutie van vandaag is al de vierde binnen enkele maanden en daaruit blijkt hoe belangrijk parlementaire controle is ten aanzien van financiële middelen voor ontwikkelingssamenwerking. De Europese Unie moet bij ontwikkelingssamenwerking het accent leggen op het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het is jammer dat vele nationale strategiedocumenten onvoldoende gericht zijn op de bestrijding van armoede. De Commissie moet het Parlement informatie ter beschikking stellen, waaruit blijkt welk effect de voorziene activiteiten hebben voor de bestrijding van armoede.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik ben zeer ingenomen met het feit dat de amendementen van de PPE-DE-Fractie die de politieke gestes in het verslag voorzien van een realistischere grondslag, niet zijn gedwarsboomd. We zijn er ons allemaal terdege van bewust dat het niet mogelijk is onverwijld te beginnen met toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en dat het een kwestie is van een tiental of misschien nog wel meer jaren, en dat ondanks het feit dat we hier allemaal, met uitzondering van de politici in het extremistische spectrum, graag Oekraïne in ons midden zouden willen opnemen. Ik ben tegen goedkope gebaren en daarom ben ik ingenomen met de redelijke amendementen op het verslag. Aldus aangepast doet dit verslag een belangrijk signaal uitgaan naar de democratische krachten in het land in de aanloop naar de verkiezingen, en is het met name een belangrijke steun in de rug bij het sluiten van een verdrag inzake de versteviging van de economische samenwerking, en dat is een zeer reële stap in de richting van integratie in Europa. Mijn hartelijke dank aan de heer Kamiński en de heer Brok voor hun bereidheid dit compromis op te stellen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Het verslag van de heer Kamiński is het resultaat van een bezinning op de toekomstige vorm van Europa en op de vraag of wij erin zullen slag een Europa op te bouwen gegrondvest op christelijke beginselen.
Wat betekent Oekraïne voor de Europese Unie? Mijns inziens is Oekraïne een van belangrijkste strategische partners van de Europese Unie en het doet me dan ook genoegen dat het Europees Parlement via dit verslag Kiev een helpende hand toereikt. Alleen het vooruitzicht van een Europese toekomst kan Oekraïne helpen bij de voortzetting van het hervormingsproces. Het verslag is het eerste officiële document waarmee een positief en opbouwend signaal aan Oekraïne wordt afgegeven – met name aan de pro-Europese en prodemocratische krachten aldaar – dat voor het land een aanmoediging betekent om drie jaar na de Oranje Revolutie de taak van de Europese integratie te voltooien.
Ik heb met grote voldoening vóór dit verslag gestemd en als lid van de delegatie bij de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne zal ik werken aan de tenuitvoerlegging ervan. De postcommunistische landen, die ervaring hebben met een totalitair verleden en weten hoe zwaar en moeilijk het is om aan alle criteria voor toetreding tot de Europese familie te voldoen, betonen hun bijzondere solidariteit met Oekraïne en bieden de garantie dat de deur naar het Europese huis altijd wijd open zal blijven voor Oekraïne.
Elmar Brok (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, namens mijn fractie wil ik een mondelinge stemverklaring afleggen over het verslag-Kamiński.
Oekraïne is een belangrijk Europees land, waarvan de democratische, constitutionele, economische en sociale ontwikkeling moet worden ondersteund, niet in de laatste plaats in het belang van de EU zelf.
Een akkoord voor intensievere samenwerking tussen Oekraïne en de EU is daartoe een belangrijk middel.
Er zijn nu vele praktische stappen noodzakelijk, zoals toetreding tot de WTO, een vrijhandelszone, een verbeterd nabuurschapsbeleid en een soort Europese Economische Ruimte. De Oekraïense burgers moeten merken dat democratie in hun voordeel is.
De mate waarin de EU een Europees perspectief kan bieden, is niet alleen afhankelijk van het vermogen van Oekraïne zelf tot hervormingen, maar ook van dat van de EU.
De Oekraïense burgers hebben niets aan beloften die wellicht onrealistisch zijn of die op de korte termijn niet leiden tot praktische vooruitgang.
Daarom kan er vandaag geen bindende toezegging tot EU-lidmaatschap worden afgegeven, maar deze mogelijkheid mag evenmin worden uitgesloten.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, we hebben een onvoorstelbaar belangrijk verslag aangenomen inzake het onderhandelingsmandaat over een nieuw akkoord voor intensievere samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, haar lidstaten en Oekraïne.
Ik ben ervan overtuigd dat dit mooie grote land in de toekomst lid van de Europese Unie zal zijn. Dat gaat gebeuren, op voorwaarde dat het nadrukkelijk zijn maatschappelijke, economische en politieke hervormingen voortzet en de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten blijft versterken.
De betrekkingen met onze oosterbuur dienen uitgediept te worden, vooral in economisch en cultureel opzicht. Uitwisselingsprojecten waaraan jongeren, studenten en wetenschappers kunnen deelnemen dienen bevorderd te worden. Het is onvoorstelbaar belangrijk dat we de integratie van de energiesector van Oekraïne in de energiemarkt van de Unie aanmoedigen. Het is de hoogste tijd dat de Europese Unie zich meer gaat openstellen voor Oekraïne. Het aangenomen verslag is hier een goed voorbeeld van.
Bogusław Rogalski (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van de heer Kamiński over het onderhandelingsmandaat voor een nieuw akkoord voor intensievere samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, haar lidstaten en Oekraïne is een goede stap in de richting van hechtere betrekkingen tussen de Unie en Oekraïne. Het is alleen jammer dat dit verslag pas te elfder ure is opgesteld. De angst voor Rusland en zijn ambities, ook die met betrekking tot Oekraïne, heeft ervoor gezorgd dat er een nieuw ijzeren gordijn is neergedaald, deze keer over de westgrens van Oekraïne. Het is tijd om dat te veranderen.
Het lijkt mij dat Oekraïne, en niet Turkije voorrang moet hebben bij de toetreding tot de Europese Unie. Oekraïne, en niet Turkije, is een Europees land, belichaamt de Europese cultuur en is een rechtsstaat. Bovendien erkent Oekraïne alle lidstaten van de Europese Unie. Turkije erkent bijvoorbeeld de onafhankelijkheid van Cyprus niet. Daarom dient in toekomst bij toetredingsonderhandelingen Oekraïne voorrang te krijgen en niet het in cultureel opzicht ons vreemde Turkije.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, met betrekking tot het verslag van afgevaardigde Kamiński inzake Oekraïne zou ik willen benadrukken dat dit de belangrijkste verklaring is die het Europees Parlement in deze hele zittingsperiode heeft afgelegd. Het komt op een heel goed moment, maar ook op een moment waarop het aan politieke stabiliteit ontbreekt in Oekraïne. Maar wij als Europese Unie geven een duidelijk en begrijpelijk signaal: “Ja, wij zijn samen, wij nodigen jullie ertoe uit om in de toekomst nauwer samen te werken en mettertijd zullen we jullie waarschijnlijk ook uitnodigen lid te worden.”
Dat is een teken voor alle pro-Europese, pro-westerse politici in Oekraïne, dat het de moeite waard is om te investeren in hervormingen, in de ontwikkeling van de democratie en in het veranderen van het imago van het land. Ik zou ook willen benadrukken dat dit geluid van het Europees Parlement bijzonder belangrijk is uit moreel oogpunt. We richten ons immers tot alweer een land dat niet uit eigen wil in de sovjetzone terechtkwam, in de Unie van Socialistische Sovjet Republieken.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag over Oekraïne bevat aspecten die steeds weer de kop opsteken wanneer het gaat om de betrekkingen tussen de EU en Oost-Europese landen. Als voorbeeld kan dienen de aanbeveling om het interne hervormingsproces uit te breiden zodat deze landen zich geheel voegen naar de neoliberale doctrine van de EU.
In dit geval worden als hoofddoelstellingen aangeduid "de geleidelijke economische integratie van Oekraïne in de interne markt van de EU" waarmee wordt gezorgd voor "de totstandkoming van een competitieve markteconomie" (met nadruk op de energiesector) en nauwe betrokkenheid van Oekraïne bij het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de EU. Daar zouden wij aan willen toevoegen de eliminatie van de feitelijkheid van (en zo mogelijk elke herinnering aan) elk spoor dat nog zou kunnen doen herinneren aan de vooruitgang in beschaving die geboekt is dankzij de fundamentele ervaring in de wereld met de opbouw van socialisme.
Wat de ambities van de VS/de NAVO/de grootste EU-landen ook zijn met betrekking tot dit land – waarvan vooral het strategische belang in Europa aanzienlijk is – ze zullen altijd te maken blijven houden met Oekraïners die zich tegen hen blijven verzetten. Vandaar dat het zo belangrijk is ons solidair te verklaren met het Oekraïense volk en de demonstraties onlangs in Odessa, waarin werd geprotesteerd tegen de militaire oefeningen Sea Breeze 2007 van de VS/NAVO.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd dat gaat over het overwegen van een EU-lidmaatschap voor Oekraïne. Ik steun de oproep om de huidige crisis op te lossen, het beroep op de regering om de corruptieproblemen aan te pakken en de oproep tot verdere integratie van de energiemarkten van Oekraïne in die van de Europese Unie.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We betreuren de afwijzing van onze voorstellen waarin:
- werd aanbevolen om, naast het schenken van aandacht aan de specifieke situatie van de regio's getroffen door het zogenaamde "statistische effect" waardoor ze binnen het huidige financiële kader te maken hebben met teruglopende financiering, een herziening uit te voeren zodanig dat deze regio's dezelfde steun krijgen als het geval zou zijn geweest volgens de subsidiabiliteitscriteria die zouden hebben gegolden in de EU van de 15;
- de Commissie werd verzocht snel de inhoud van te specificeren van het "versterkte partnerschap" dat het met betrekking tot de ultraperifere regio's heeft aangekondigd, inclusief de invoering van permanente, flexibele en adequaat gefinancierde beleidsmaatregelen die aangepast kunnen worden aan de specifieke situatie van de afzonderlijke regio's en een tegenwicht vormen tegen de permanente ontwikkelingsbelemmeringen waar ze mee te maken hebben;
en bovendien:
- de Commissie werd opgeroepen nieuwe manieren te onderzoeken voor de evaluatie van de verschillende aspecten van regionale ontwikkeling, die niet alleen zijn gebaseerd op het bbp per hoofd van de bevolking, maar ook op andere indicatoren zoals werkloosheidscijfers en kwantitatieve en kwalitatieve maatschappelijke indicatoren (zoals armoedecijfers, opleidingsniveaus en inkomensongelijkheid), en daarbij tegelijk de methodologie te verbeteren die wordt gebruikt voor de berekening van koopkrachtpariteiten door betere regionale en nationale indicatoren te ontwikkelen.
Miloš Koterec (PSE), schriftelijk. (SK) Ik heb mijn volledige steun gegeven aan het verslag van de rapporteur. Ik onderschrijf met name de vraag om serieuze maatregelen om de ernstige tekortkomingen bij de ontwikkeling van de armste regio's in de EU, waartoe veel gebieden in Slowakije behoren, op te heffen. Ik wil benadrukken dat deze regio's bijzondere steun behoeven vanwege de institutionele, administratieve en economische problemen waarmee zij nog steeds te kampen hebben.
Ik wil herhalen dat het buitengewoon belangrijk is te voorkomen dat dezelfde fouten worden gemaakt als destijds in de oude lidstaten en in de nieuwe lidstaten in de periode 2005-2006. Ik roep de Commissie op een compendium in te dienen van de beste en slechtste praktijken en een uitgebreide lijst van beknopte casestudies die onder andere het risico moeten minimaliseren dat de communautaire steun in sommige regio's niet voldoende doelgericht is. Ook verdient het aanbeveling dat de lidstaten de natuurlijke en culturele rijkdommen van de armste regio's aanboren om hun aantrekkingskracht op investeerders te vergroten. Op dit gebied kunnen innovatieve benaderingen een belangrijke rol spelen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ondanks de vaak verklaarde "Europese crisis", wordt gelukkig niet getornd aan een van de beleidslijnen die bepalend is voor uitgangspunten, waarden en strategieën. Zowel burgers als politiek leiders blijven in het algemeen standvastig in hun overtuiging dat op cohesie gerichte activiteiten een antwoord zijn op de noodzaak tot solidariteit tussen partners in een gemeenschap en bovendien een investering zijn in de verbreiding van de voorwaarden voor economische groei in het geheel waarvan we deel uitmaken.
Twee punten moeten echter naar voren gebracht worden. Ten eerste is het nodig de kwestie van statistische discrepantie te benadrukken. Er zijn verschillende regio's die volgens de statistieken rijker zijn dan ze in werkelijkheid zijn, puur vanwege de uitbreiding. Het zou niet alleen oneerlijk zijn deze regio's daarom steun te ontzeggen, maar dat zou gelet op de politieke doelstellingen die we ons tot nu toe hebben gesteld, ook een vergissing zijn. Ten tweede is het belangrijk dat het cohesiebeleid wordt aangepast aan de nieuwe economische realiteit. De oorzaken van onderontwikkeling en armoede, of, om het anders te zeggen, de factoren die aan zo'n situatie bijdragen, zijn vandaag de dag anders. Het beleid moet dus worden aangepast en op de nieuwe werkelijkheid worden toegesneden om te voorkomen dat financiering nu een antwoord is op onbalans uit het verleden.
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik bedank mevrouw Geringer de Oedenberg dat zij mijn amendementen heeft willen steunen, waarin er nogmaals op wordt gewezen dat de meeste ultraperifere regio’s nog steeds tot de armste regio’s van de Europese Unie behoren.
In dit verband stelt artikel 299, lid 2, van het Verdrag dat de Gemeenschap haar beleidsmaatregelen moet aanpassen en specifieke maatregelen voor de ultraperifere gebieden moet aannemen, rekening houdend met het blijvende en cumulatieve karakter van hun structurele en geografische handicaps.
Ik steun de strategie van de EU ten behoeve van haar ultraperifere regio’s, maar verzoek de Commissie wel om op korte termijn nader aan te geven wat het "versterkte partnerschap" dat zij heeft aangenomen precies behelst, in het bijzonder met betrekking tot de verbetering van het concurrentievermogen van die regio’s en het actieplan voor de bredere nabuurschapsomgeving.
Het effect van het in de ultraperifere regio’s gevoerde structuurbeleid zou nog groter zijn als de Commissie zich flexibeler zou opstellen door zich waar nodig los te maken van bepaalde "communautaire dogma’s" en meer rekening te houden met de bijzondere omstandigheden in deze regio’s.
Ik zie reikhalzend uit naar de nieuwe mededeling over de ultraperifere regio’s die voor dit jaar door de Commissie in het vooruitzicht is gesteld, in de hoop dat die nieuw elan zal brengen in de gebieden die lijden onder de handicaps van hun afgelegen ligging.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Communistische Partij van Griekenland is sterk gekant tegen het verslag over de effectiviteit van het cohesiebeleid van de EU, en heeft daar dan ook tegen gestemd. De gegevens van de EU die in het verslag worden gebruikt, wijzen precies de omgekeerde richting uit. De tegenstellingen en ongelijkheden tussen de lidstaten en de verschillende gebieden van de EU worden alleen maar groter en dieper. Onthullend voor het sprookje van de zogenaamde convergentie en cohesie van de lidstaten van de EU is het voorbeeld van Griekenland, waar het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking in 1960 44,78 procent was van het communautair gemiddelde, in 1980, kort voor de toetreding tot de toenmalige EEG 71,79 procent en in 2002, twintig jaar later, slechts 66,59 procent.
Het beleid van de EU maakt de ongelijkheden en de armoede niet zo klein maar juist zo groot mogelijk. Daarmee wordt het pad geëffend voor de plundering van de rijkdom producerende hulpbronnen van de lidstaten van de EU door het monopolistisch kapitaal, en voor een nog grotere uitbuiting van de volkeren. Het doel van het ‘cohesiebeleid’ is niet de zogenaamde convergentie. Veeleer probeert men ermee de levensomstandigheden van de werknemers op een zo laag mogelijk niveau te plaatsen, op de drempel van de armoede, zodat sociale uitbarstingen nog net kunnen worden voorkomen. Deze zijn evenwel onvermijdelijk.