De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie over een Europese strategie voor de rechten van het kind: tegen “dys”criminatie van kinderen en maatschappelijke uitsluiting van “dys”-personen van Anna Záborská, Amalia Sartori en Marie Panayotopoulos-Cassiotoun namens de PPE-DE-Fractie, Roberta Angelilli namens de UEN-Fractie, Zita Gurmai en Catherine Trautmann namens de PSE-Fractie, Adamos Adamou namense de GUE/NGL-Fractie, Hiltrud Breyer en Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie, Elizabeth Lynne namens de ALDE-Fractie en Kathy Sinnott namens de IND/DEM-Fractie (O-0062/2007 – B6-0317/2007).
Anna Záborská (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, in artikel 173 staat dat het volledig verslag van de debatten van elke vergadering in de officiële talen wordt opgesteld.
Ik vestig uw aandacht op het feit dat dit debat over de uitsluiting van personen die te lijden hebben onder "dys"-stoornissen niet in de officiëele talen van de Unie zal worden vertaald.
Dit instrument is in de praktijk eenvoudigweg afgeschaft, hoewel zelfs ons Reglement erin voorziet. Mijn motie van orde heeft een heel eenvoudige reden: het debat van vanavond werd veel gevraagd door leerlingen, ouderverenigingen, leraren en artsen uit verschillende landen.
Onze kiezers zullen, behalve als zij elke taal kennen die vanavond wordt gesproken, echter nooit kennis kunnen nemen van wat wordt gezegd in dit parlementaire debat, dat nochtans bestemd is voor de burgers.
De Voorzitter. − Ik dank u voor uw opmerking, die ons op deze dag van de Europese talen natuurlijk allemaal aangaat. De kwestie wordt in overweging genomen en een verslag wordt voorbereid dat naar de Conferentie van Voorzitters zal worden gestuurd.
Wij gaan nu verder met het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie over een Europese strategie voor de rechten van het kind.
Anna Záborská, auteur. – (SK) Ik wil graag beginnen met de verklaring van een 21-jarige vrouw in haar derde studiejaar aan de universiteit.
“Toen ik 17 was, lachten mijn klasgenoten me het hele jaar uit omdat ik eruitzag alsof ik elf was. Op mijn rapport vroegen de leraren steeds weer wanneer ik nou eindelijk eens zou gaan leren. Degenen onder ons met “dys”-stoornissen werken veel harder dan anderen en er is erg moeilijk mee te leven.” Einde van het citaat.
De maatschappij is zich nooit bewust van de tien tot twintig procent van de kinderen met “dys”-stoornissen omdat er nooit een diagnose wordt gesteld. Hun moeilijkheden hinderen de communicatie, maken normaal onderwijs onmogelijk en leiden helaas soms tot psychische instorting en sociale uitsluiting. De Europese Unie kan in dit verband doen waar zij het beste in is, namelijk optreden als woordvoerder en op een voldoende gevarieerde manier een probleem belichten dat anders misschien een taboe blijft en wordt verborgen. Europa biedt de mogelijkheid om goede ideeën en beproefde en bewezen werkwijzen van organisaties en regeringen aan te wijzen, zoals is te lezen in schriftelijke verklaring 64/2007, die op dit moment voor het Europees Parlement ligt.
Er bestaat al een “neuro-dys”-programma en de Europese Unie financiert projecten die mogelijk ook geschikt zijn voor mensen met “dys”-stoornissen, zoals het Kaderprogramma concurrentievermogen en innovatie, het Ondersteuningsprogramma ICT-beleid, steun voor onderzoek naar vaardigheden op het gebied van informatie- en communicatietechnologie, het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek – gezondheid, het programma “Een leven lang leren” en het Tweede Volksgezondheidsprogramma 2008-2013. Deze programma’s zijn onderhevig aan wijzigingen en aanvullende voorstellen voor de begroting van 2008, die we hebben ingediend met onze collega’s van de vijf fracties.
Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tot slot wil ik mijn grote bewondering, respect, dankbaarheid en aanmoediging uitspreken voor degenen die in hun leven veel redenen hebben gehad om moeders zonder hoop te zijn: “des mères désespérées”. Toch geeft geen van hen de strijd op. Zij zijn de beste verdedigers van de belangen van hun kinderen, samen met de vaders voor zover die nog deel uitmaken van het gezin. Ik ben ervan overtuigd dat het debat van vanavond zal laten zien dat ze er niet alleen voor staan en dat hun probleem ook een zorg wordt van het Europees Parlement.
Teresa Riera Madurell, auteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik mijn excuses aanbieden voor de afwezigheid van mevrouw Zita Gurmai, de auteur van deze schriftelijke vraag namens de socialistische fractie, die wegens onvoorziene omstandigheden niet bij deze vergadering aanwezig kan zijn, en daarom wil ik met uw toestemming, mevrouw de Voorzitter, spreken namens mevrouw Gurmai en ook namens mijzelf, want ik had ook spreektijd aangevraagd.
Mijn wens, mevrouw de Voorzitter, is eenvoudig nogmaals benadrukken wat er is gezegd. We hebben het hier over leerstoornissen die een aanzienlijk deel van onze bevolking treffen. Bijna tien procent van de kinderen in Europa lijdt aan “dys”-problemen: kinderen die meestal onzichtbaar zijn voor onze onderwijsstelsels, die maar al te vaak andere dingen de schuld geven van hun falen in het onderwijs.
We moeten de noodzakelijke maatregelen nemen om dergelijke “dys”criminatie te voorkomen en schoolkinderen moeten worden behandeld op een speciale, tijdige, intensieve en multidisciplinaire manier, bij voorkeur in hun eigen onderwijscentrum. Dit vereist protocollen voor detectie en actieplannen op scholen.
Voor het eerst heeft in mijn land, Spanje, een socialistische regering een onderwijswet geïntroduceerd om leerlingen met specifieke leerproblemen te helpen. Dit is een belangrijke stap, aangezien gezinnen in veel landen afhankelijk zijn van de welwillendheid van leraren en hun bereidheid om zich vrijwillig in te spannen voor de juiste hulp. Kiezen voor andere oplossingen betekent een aanzienlijke economische last, die vaak onmogelijk te dragen is.
We moeten onthouden dat jongens en meisjes met deze stoornissen intelligent zijn en alleen een andere manier van leren nodig hebben. Ze kunnen wel degelijk academisch succes behalen. Het enige wat nodig is, is de politieke wil om de juiste mechanismes ten uitvoer te leggen die echte oplossingen bieden.
Deze leerlingen zichtbaar maken voor de maatschappij betekent betrouwbare statistieken hebben om de juiste beslissingen te kunnen nemen; het betekent toegang bieden tot duidelijke en correcte informatie voor iedereen die daarnaar op zoek is en bewustmakingscampagnes lanceren in al onze landen. Hen zichtbaar maken voor onze onderwijsstelsels betekent ook, naast alle getroffen kinderen tijdig behandelen tijdens de eerste schooljaren, dat we rekening moeten houden met hun behoeften bij het ontwikkelen van lesmateriaal op alle niveaus van het onderwijs. Een aantal universiteiten gebruikt al tentamens en toetsen die zijn afgestemd op studenten met dit probleem.
Door de Gemeenschap gefinancierde onderwijsprogramma’s zoals e-learning of een leven lang leren moeten ook worden ontwikkeld met “dys”-mensen in gedachten. Dames en heren, we moeten inspelen op de behoeften van dit deel van de bevolking. We kunnen niet ons hoofd blijven afwenden van een stoornis die meer dan 3 miljoen Europeanen treft.
Hiltrud Breyer, auteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik ben verheugd dat hier vanavond over het zo belangrijke onderwerp van de toename van dyslexie wordt gedebatteerd. Het is stellig de eerste keer dat wij daarover spreken. Het mag echter niet de laatste keer zijn. Ik hoop dat de Commissie werkelijk alles doet om dit onderwerp te bevorderen. Wij beginnen bij dit onderwerp niet met niets.
In vele lidstaten zijn er reeds programma’s, er zijn reeds initiatieven. Ik vind het belangrijk dat wij niet over dyslexie spreken als over een ziekte of een handicap. Dat is het immers niet. Er werd reeds gezegd dat veel kinderen met dyslexie zelfs hoogbegaafd zijn. Wij weten dat deze kinderen in hun gedachten sneller zijn dan in hun motoriek.
Wij moeten dus – dat is mijn dringend verzoek aan de Commisaris – eerst een overzicht krijgen van de stand van de wetenschap en de bestaande programma’s en initiatieven op Europees niveau, en daarna dat alles samen bekijken.
Ik verzoek dyslexie en ADD niet te verwarren. Het zou echt noodlottig zijn die over één kam te scheren. Wij weten ook dat ADD nauw met overmatig televisiekijken en met overprikkeling samenhangt. Wat dyslexie betreft, moeten wij nadenken hoe wij kinderen kinderen vroegtijdig in contact kunnen brengen met boeken en lezen. Wij weten dat kinderen die veel lezen en eenvoudige toegang hebben tot boeken, minder vaak aan dyslexie lijden. Daarin ligt wellicht een mogelijkheid om deze alarmerende toename van dyslexie een halt toe te roepen.
Wij verzoeken de Commissie de grote verscheidenheid die wij in Europa hebben, de verschillende uitgangspunten die er reeds zijn, te verzamelen. Een andere impuls zou een conferentie zijn waar al deze mensen met hun verschillende ervaringen op dit gebied bijeen kunnen komen. Wij weten het: kinderen zijn onze toekomst, en kennis is onze belangrijkste hulpbron in Europa. Daarom moeten wij ons uiterste best doen!
Elizabeth Lynne (ALDE), auteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, geschat wordt dat in de EU ongeveer 49 miljoen mensen aan een “dys”-stoornis lijden. Tien procent van de kinderen lijdt onder een “dys”-stoornis zoals dysfasie, dyspraxie, dyslexie, dyscalculie of attention-deficit disorder.
Zo is er het geval van Sean in het VK. Het verslag van de leraar beschreef hem als dom, onhandig, storend en overemotioneel. Wegens zijn probleem werd hij gemarginaliseerd en geïntimideerd door medestudenten, en leraren kwamen zeer zelden tussenbeide.
Seans ouders waren uiteindelijk verplicht hem van school te halen nadat hij geslagen en bloedend thuis was gekomen. De plaatselijke onderwijsautoriteit weigerde in privéles of steun te voorzien, zodat het onderwijs aan zijn ouders werd overgelaten. Eén van hen was verplicht te stoppen met werken. Gelukkig was er een plaatselijke steungroep die aanbood Sean en zijn ouders te helpen. Andere kinderen in het VK en andere lidstaten hebben dat geluk niet.
Wij moeten de beste praktijk in de gehele EU uitwisselen. Daarin hebben de Raad en de Commissie een belangrijke rol te spelen. Informatie moet beter beschikbaar zijn. Stappen dienen te worden ondernomen om deze aandoeningen vroegtijdig te onderkennen, te screenen, te constateren en te behandelen. Structuren moeten worden gecreëerd om jonge mensen met beperkingen in de werkwereld te integreren. Het is belangrijk dat een Europees handvest voor mensen met “dys”-stoornissen wordt opgesteld.
Het is ook van zeer groot belang dat onderzoek in het kader van het zevende kaderprogramma wordt uitgebreid. Het heeft geen zin de rechten van mensen met een functiebeperking lippendienst te bewijzen. Wij moeten ons blijven inzetten om ervoor te zorgen dat mensen zoals Sean gelijkwaardig worden behandeld en de hulp en steun krijgen die ze verdienen.
Kathy Sinnott (IND/DEM), auteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn letterlijk miljoenen kinderen die niet als gehandicapt worden beschouwd, maar die met een belangrijke en beperkende stoornis worstelen op het gebied van leren, bewegen en communiceren.
Hoewel het aantal kinderen bij wie dyslexie, dysfasie, dyscalculie, dyspraxie en gelijkaardige specifieke stoornissen wordt vastgesteld, dramatisch stijgt – alleen al dyslexie zou tien procent van de kinderen in de VS treffen – blijven veel, als niet de meeste getroffen kinderen in Europa nog steeds zonder diagnose en dus zonder hulp.
Als ouders hun bezorgdheid uitdrukken worden ze vaak genegeerd of wordt hun gezegd op te houden met zich dingen in te beelden. Vaak worden kinderen– zelfs begaafde kinderen – afgeschreven als intellectueel zwak of onhandig door welmenende leraren en onderwijsautoriteiten omdat ze niet over de deskundigheid beschikken om het verschil te zien.
Het negeren van deze stoornissen doet hen niet verdwijnen. Ze worden alleen problematischer voor het kind, dat steeds meer ontmoedigd en gefrustreerd raakt. Hun zelfbeeld kan ernstige schade oplopen en hun potentieel kan verloren gaan.
Wij hebben deze vraag en schriftelijke verklaring geformuleerd om de omvang van het probleem te beklemtonen voor kinderen met een specifiek probleem, voor hun gezin en voor de gemeenschap, en om de Commissie, het Parlement en de Raad te vragen deze kinderen ernstig te nemen in onderzoeksprogramma’s, initiatieven, richtsnoeren en strategieën.
Wij moeten meer leren over deze “dys”-stoornissen, hoe wij ze zo vroeg mogelijk kunnen vaststellen en hoe wij op doeltreffende wijze kunnen ingrijpen. Wij moeten ook leren waarom het zich ontwikkelende brein van een kind op deze manier wordt beïnvloed en hoe wij deze “dys”-stoornissen waar mogelijk kunnen voorkomen. Wij moeten ook garanderen dat niemand tengevolge van zulke stoornis als minder belangrijk of minder waardevol wordt beschouwd.
Ik wil de Commissaris erop wijzen dat ook vele volwassenen met deze specifieke leer- of coördinatiestoornissen worstelen, maar geen naam voor of echte kennis van hun probleem hebben. Velen hebben uitgebreide compensatietechnieken uitgewerkt om zich te redden. Ik heb deze zomer handtekeningen verzameld voor een petitie ter ondersteuning van personen met een beperking en was verbaasd hoeveel volwassenen het zelfs moeilijk hebben hun naam te schrijven.
Mensen lijden in stilte, terwijl hun gaven en talenten zelfs voor henzelf verborgen blijven tengevolge van deze onzichtbare beperkingen. Wat is de prijs die de maatschappij betaalt? Mensen die geen opleiding afmaken en onder hun mogelijkheden werken wegens een probleem met betrekking tot één aspect van leren. Een in opvoeding gespecialiseerd psycholoog zei mij dat de tragedie van deze kinderen is dat vele onder hen het zeer goed zouden hebben gedaan aan de universiteit, waar ze hun capaciteiten hadden kunnen ontplooien, maar de kans niet kregen omdat ze ere niet in slaagden het middelbaar onderwijs tot een goed einde te brengen omdat tengevolge van het meer algemene curriculum hun bijzondere probleem voor het standaardbeoordelingssysteem een onoverkomelijk obstakel wordt.
Ik ken een jongeman die een specifiek leerprobleem heeft. Hij slaagde niet in de lagere en middelbare school en moest het schoolsysteem verlaten zonder diploma. Op basis van een geschiktheidstest en de aanbeveling van leraren werd hij echter tot een kleine universiteit toegelaten. Twee jaar later blijkt hij uitzonderlijk begaaft te zijn in de studie van de filosofie en is hij een populair studentenleider geworden.
Ons onderwijsssysteem in Europa is competitief en star. De autoriteiten lijken te denken dat dit een klasse voortbrengt van opgeleide, bekwame burgers, maar deze onbuigzaamheid – een universele benadering – vernietigt het potentieel van ontelbare jonge mensen. Dat is niet goed. Zo onstaat sociale uitsluiting, die ertoe leidt dat vele kinderen ontgoochelde en soms zelfs kwade volwassenen worden. In Ierland heeft 76 procent van de gevangengen in Mountjoy Prison een voorgeschiedenis van falen op school en waarschijnlijk niet-geconstateerde leerproblemen.
Deze kinderen en volwassenen negeren is duidelijk discriminatie. Ik ben zeer trots op het Parlement vanwege de steun die het de schriftelijke verklaring heeft betuigd. Ik wil er echter voor waarschuwen dat in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind staat dat elk kind recht heeft op basisonderwijs, maar dat kinderen met bijzondere behoeften alleen recht hebben op de hulp die zij nodig hebben overeenkomstig de beschikbare middelen. Alvorens dit verdrag te ratificeren en in onze strategieën op te nemen, moeten wij het zeer nauwlettend onderzoeken, anders zullen wij deze fout naar ons eigen beleid overbrengen.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de voorzitter, ik dank alle aanwezigen, in het bijzonder mevrouw Záborská en de mede-auteurs van de vraag, omdat ik denk dat ze heel belangrijk is, niet alleen als vraag en onderwerp voor ons debat, maar ook met het oog op actie ten gunste van wie behoefte heeft aan specifiekere steun, behandeling of omstandigheden met betrekking tot hun leven in de maatschappij, onderwijs, opleiding enzovoort.
Ik onderstreep in het bijzonder wat in het begin werd gezegd. Wij willen de stem zijn van wie met deze problemen kampt. Ik vind dat een zeer krachtig moreel en politiek engagement.
De Commissie is zich bewust van de negatieve gevolgen van deze problemen voor sociaal leven en gezondheid van wie erdoor getroffen is en voor de gezinnen die kinderen met “dys”-gerelateerde problemen opvoeden.
Wij zijn het ermee eens dat maatregelen dienen te worden genomen om het dagelijks leven van kinderen en hun toegang tot onderwijs, informatie en cultuur te verbeteren. De belangrijkste verantwoordelijkheid voor de bejegening van mensen met “dys”-problemen is natuurlijk voor de lidstaten. De Commissie en de Europese instellingen kunnen de actie van de lidstaten echter ondersteunen.
Ons Actieplan voor personen met een handicap voor de periode 2003-2010 bijvoorbeeld bevordert toegang tot steun en zorg voor mensen met handicap en hun gezin. De Commissie bevordert een dienstverleningsniveau dat een goed evenwicht zoekt tussen veiligheid, keuzevrijheid en onafhankelijk leven.
De werkplannen van de Commissie voor 2005, 2006 en 2007 op het gebied van volksgezondheid bevatten specifieke verwijzingen naar de behoefte aan verdere informatie en de vaststelling van indicatoren met betrekking tot attention-deficit hyperactivity disorders, cognitieve retardatie en disruptie van motorische, perceptuele, taal- en sociaal-emotionele functies.
Verschillende oproepen tot voorstellen werden gepubliceerd voor onderzoek naar “dys”-gerelateerde problemen. De Commissie heeft tot nu toe echter nog geen enkel voorstel op dat gebied ontvangen.
Zoals u weet, verstrekt het communautaire programma PROGRESS steun aan een aantal grote Europese netwerken, waaronder het Europees Gehandicaptenforum. Wij ondersteunen het Europees agentschap Ontwikkeling van onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften. Dat agentschap voorziet beleidsmakers en professionals van relevante informatie over onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften en maakt de uitwisseling van goede praktijken mogelijk.
Bijzondere behoeften met betrekking tot onderwijs behoren ook tot de algemene prioriteiten van het programma voor levenslang leren en moeten dus bij al zijn acties als een prioriteit worden beschouwd.
Het programma voor levenslang leren heeft de duidelijke doelstelling mensen met een reeks bijzondere behoeften te integreren. Concreet gebeurt dit via de financiering van samenwerkingsprojecten om in het algemeen praktijk uit te wisselen, te ontwikkelen en te verbeteren, met inbegrip van pedagogische structuren in gewoon en gespecialiseerd onderwijs en door hogere subsidies te geven aan gehandicapte deelnemers om alle nodige extra ondersteuning te financieren.
Bovendien werden verschillende onderzoeksprojecten door de Commissie ondersteund, waaonder het in de mondelinge vraag vermelde Neurodys-project. De Commissie bevordert ook toegang tot informatie- en communicatietechnologie (ICT) en nieuwe technologie in het algemeen voor mensen met “dys”-gerelateerde problemen.
Het ICT-gedeelte van het zesde kaderprogramma voor onderzoek co-financierde projecten met betrekking tot e-toegankelijke en assistieve oplossingen. Ik wil in dit verband twee projecten vermelden: het AGENT-DYSL-project was gericht op de onwikkeling van de volgende generatie assistieve leessystemen en het “For All”-project van de EU had ten doel technologieën te ontwikkelen om onderwijs voor iedereen toegankelijk te maken, ook voor mensen met dyslexie. Het zevende kaderprogramma voor onderzoek zal “dys”-gerelateerde projecten en onderzoek blijven steunen als onderdeel van de gezondheids- en e-toegankelijkheidsprioriteit.
Wij erkennen het belang van de vergaring van relevante statistieken. Dat was hier één van de grote kwesties. Hoewel de Commissie op dit ogenblik geen statistieken verzamelt met betrekking tot specifieke “dys”-gerelateerde problemen, verstrekt Eurostat EU wijde statistieken over handicaps en sociale integratie.
Na een speciale op handicaps gerichte survey van de beroepsbevolking in 2002 is Eurostat op dit ogenblik bezig met de ontwikkeling van een EU-wijd surveymodel. De survey maakt deel uit van het Europese surveysysteem met betrekking tot gezondheid en is gericht op handicaps en verschillende aspecten met betrekking tot sociale integratie van mensen van ongeveer 18 jaar oud.
Wij erkennen de problemen van mensen of gezinnen die zorgen voor mensen met een handicap, waaronder “dys”-problemen. Ter voortzetting van ons engagement met betrekking tot de roadmap voor gendergelijkheid begonnen wij in 2005 en 2006 overleg met sociale partners over verzoeningsbeleid. Het overleg betrof een brede waaier aan kwesties, waaronder moederschapsverlof, ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, adoptieverlof en een nieuwsoortig verlof om voor afhankelijke gezinsleden te zorgen.
Na de afronding van de tweede fase van het overleg in juni 2007 is de Commissie op dit ogenblik bezig met een impactbeoordelingsprocedure. Afhankelijk van het resultaat kunnen de nieuwe voorstellen mischien in 2008 worden gedaan.
De Commissie ziet voortdurend toe op de omzetting van anti discriminatiewetgeving van de EU op nationaal niveau. Richtlijn 2000/78/EG, die discriminatie op het gebied van werkgelegenheid en beroep verbiedt, betreft alle burgers, ook die met “dys”-gerelateerde problemen. De Commissie is echter van mening dat wegeving bescherming moet bieden, niet alleen aan werknemers met een handicap, maar ook aan werknemers die voor een afhankelijk persoon met een handicap zorgen.
In dit opzicht volgen wij met veel belangstelling de zaak-Coleman die momenteel hangende is bij het Europees Hof van Justitie.
Ten slotte wil ik nog zeggen dat dit in de eerste plaats over echte kennis en bewustzijn gaat, en dat uw bijdrage zeer nuttig is. Het is jammer dat het zo laat is, bijna middernacht. Na voor het nodige bewustzijn te hebben gezorgd, denk ik echter dat wij ons kunnen toespitsen op implementering en concrete acties ten gunste van de behoeftigen.
Maria Panayotopoulou-Kassiotou, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dank u dat u tot zo laat bent gebleven en voor uw zeer grondige behandeling van de kwestie.
Ik zie twee andere commissarissen op uw plaats, onder wie de commissaris die verantwoordelijk is voor de gezondheidszorg. Hij is verantwoordelijk voor maatregelen om gedrags- en leerproblemen te erkennen als gezondheidsproblemen in plaats van handicaps. Hij leidt ook het onderzoek naar vroege diagnose en zorgt ervoor dat medische methoden voor behandeling en therapie specifieke voorstellen in onderzoeksprogramma’s worden. Dit bevordert dan weer uw eigen sector onderwijs doordat medewerkers en ouders speciale scholing krijgen en scholen speciale hulpmiddelen. Het bevordert ook nieuwe technologieën om aanvullende en ondersteunende maatregelen aan te nemen voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften.
De mogelijkheid van onderwijs leidt tot scholing en professionele re-integratie. Ik zie op uw plaats ook de derde commissaris, die verantwoordelijk is voor werkgelegenheid. Hij zou zich moeten verdiepen in de maatregelen voor toegang tot het beroepsleven, sociale rechten en mogelijkheden voor sociale integratie. Daarmee voorkomen we sociale uitsluiting van personen met andere talenten, die speciale kenmerken hebben, maar niet gehandicapt zijn.
U hebt het woord “handicap” vaak gebruikt en u hebt alle programma’s voor gehandicapten uiteengezet. Het gaat hier echter om andere dyspraxieproblemen. We kunnen deze aanpakken zonder dat daar heel veel nieuwe initiatieven voor nodig zijn; het enige wat we nodig hebben is wat financiering, maar vooral zorg, organisatie en de inzet van de beste praktijken waarover de lidstaten al beschikken in een heel breed gebied.
Wettelijke erkenning is een fundamentele voorwaarde die toegang tot gezondheidszorg en scholen mogelijk maakt, alsmede sociale regelingen. Het gebruik van technische middelen en financiële hulp voor ouders helpen samen ook discriminatie van gezinnen te voorkomen: deze lijden vanaf het moment dat ze moeten omgaan met de diagnose van een dyspraxieprobleem tot de oplossing daarvan.
Ik hoop dat onze vraag de Commissie de kans zal geven om maatregelen te nemen.
Catherine Trautmann, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de Commissaris, geachte collega’s, het is een geluk dat een kwestie die zo vaak wordt genegeerd als “dys” in het Parlement kan worden behandeld. Het feit dat dit onderwerp wordt gedragen door bijna alle fracties toont aan dat voor ons geen enkele Europese burger, ongeacht zijn problemen, mag worden gediscrimineerd. Dat is het geval voor de “dys”, van wie wij dankzij steeds beter onderzoek hebben vastgesteld dat ze zeer talrijk, zij het nog te weinig zichtbaar zijn.
Als enige Franse spreker vanavond zou ik er prat op kunnen gaan dat mijn land niet het minst actieve is in het rekening houden met de problemen van de “dys”. De activiteiten van ouderverenigingen en professionnals heeft de organisatie mogelijk gemaakt van een eerste nationale dag op 10 oktober aanstaande in Paris. De pers krijgt steeds meer aandacht voor de situatie van personen, in het bijzonder kinderen, die door deze problemen worden getroffen.
Het is echter niet de bedoeling van mijn vraag van vanavond mij op de borst te kloppen over de vooruitgang in dit of dat land terwijl het werk dat nog moet worden gedaan enorm is, maar om ons gezamenlijk de vraag te stellen hoe wij de goede praktijk op Europees niveau kunnen verdelen, als bepaalde lidstaten het bestaan van die stoornissen zelfs niet erkennen. De oproep tot instelling van een Europees multidisciplinair netwerk voor specifieke leerproblemen in de schriftelijke verklaring lijkt mij in die richting te gaan. Hetzelfde geldt voor een verstandig gebruik van de communautaire programma’s zoals het 7e kaderprogramma.
In dat opzicht, mijnheer de Commisaris, is het initiatief dat u hebt vermeld, Neurodys, dat ten doel heeft de cognitieve, cerebrale en genetische oorzaken van dyslexie te onderzoeken en vijftien wetenschappelijke onderzoeksgroepen uit negen lidstaten verenigt – ik onderstreep even, want dat is belangrijk, dat ze bijna alle Europese talen verenigen, een goed voorbeeld. Op termijn moet Europa immers wereldleider worden op het gebied van kennis van deze stoornissen en de verzameling van biologische gegevens in dit verband. Het moet echter ook een voorbeeld zijn in de erkenning van de beste methoden voor heropvoeding en therapie die deze kinderen in staat stellen weer hoop en optimisme te vinden.
Overweegt de Commissie andere programma’s van dit type in de toekomst? Mijnheer de Commissaris, u had het over een oproep tot voorstellen waarop geen antwoord was gekomen. Wij willen met de lopende bewustmakingscampagne door de verenigingen en afgevaardigden die de schriftelijke verklaring hebben ondertekend, deze leemte van informatie of motivatie opvullen. Wij hopen dat uw goede voornemen om Europese kredieten te mobiliseren toelaat, via geschikt onderzoek andere “dys”-problemen zoals bijvoorbeeld dyspraxie of dysfasie aan te pakken.
Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het is nogal alarmerend om te horen dat tien procent van de kinderen lijdt aan dysfunctionele stoornissen. Dat betekent dat een op de tien kinderen te kampen heeft met motorische stoornissen, zijn gedachten niet kan uiten of dat niet goed kan. Hoe zal de volwassen bevolking er over een aantal jaren uitzien? Die zal dan bestaan uit mensen die moeite hebben met het uitvoeren van de normale taken in het dagelijks leven en geen normale rol in de maatschappij kunnen spelen. Kunnen we overwegen hen als invaliden te behandelen en een maatschappij van invaliden creëren? Dat zou onaanvaardbaar zijn. Als deze problemen kunnen worden behandeld, moeten we alles doen om de getroffen kinderen te behandelen, in plaats van ons te richten op het voorkomen van discriminatie en sociale uitsluiting, want we kunnen mensen die hetzelfde zijn als wijzelf niet uitsluiten. Ik denk niet dat het daarvan zal komen. Ik denk dat er manieren zijn om deze situatie aan te pakken.
Tot slot wil ik degene die deze zaak onder mijn aandacht heeft gebracht van harte bedanken en mijn volledige steun toezeggen.
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil als eerste de medewerkers en leden feliciteren die het initiatief hebben genomen tot een schriftelijke verklaring en een mondelinge vraag, en ik wil ook de Commissie bedanken voor haar aanwezigheid op dit late uur om te praten over deze kwestie die helaas niet alleen een geheime kwestie lijkt, een kwestie van absolute geheimhouding, maar ook een kwestie die in bepaalde gevallen volledig onzichtbaar is.
Maar ondanks die situatie betekent het feit dat we er vandaag over praten dat we een eind willen maken aan deze onzichtbaarheid en daarom verleen ik volmondig mijn steun, niet alleen aan de schriftelijke verklaring en de mondelinge vraag, maar ook aan dit debat.
Ik denk dat we allemaal wel mensen kennen die lijden of hebben geleden aan deze stoornissen, die geen ziektes zijn. Daarom is het beeld dat we in deze context hebben dat dit zeker geen mensen zijn die speciale medische behandelingen nodig hebben voor een ziekte. Het enige wat ze nodig hebben is steun, specifieke ondersteuning, hulp en gevoeligheid, die niet alleen van instellingen moet komen, maar ook van gezinnen, onderwijscentra en vooral de maatschappij in het algemeen.
Naar mijn mening is het ergste wat er in deze gevallen kan gebeuren discriminatie die in eerste instantie voortkomt uit onwetendheid, uit het idee dat deze mensen geen volledig normaal leven kunnen leiden, ook al worden ze daarbij geholpen, en vooral uit het gebrek aan politieke bereidheid en economische middelen om de noodzakelijke programma’s uit te voeren om deze mensen niet alleen in staat te stellen een normaal leven te leiden, maar er ook voor te zorgen dat ze als volledig functionerende mensen hun wijsheid, kennis, hoop en dromen kunnen bijdragen aan een maatschappij die hen vaak aan de kant laat staan en discrimineert, terwijl ze dat op geen enkele wijze verdiend hebben.
Jan Tadeusz Masiel (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag degenen bedanken die de aandacht hebben gevestigd op deze ernstige stoornissen. De tien procent van de kinderen die hierdoor zijn getroffen groeien op tot tien procent van de bevolking die moeite heeft om te functioneren in de maatschappij. Hun leed neemt toe als ze volwassen zijn. Tegenwoordig maken we ons echter zorgen om kinderen die het contact met de maatschappij kwijtraken om redenen die we niet volledig begrijpen. Naarmate de problemen zich ontwikkelen, veroorzaakt het ene probleem het andere, en leidt het ene complex tot het volgende.
Stoornissen van het “dys”-type zouden moeten worden erkend als specifieke aandoeningen. De problemen die ermee samenhangen moeten eerst aan het kind zelf worden uitgelegd en dan aan zijn omgeving, te weten ouders, vrienden en klasgenoten. Zulke kinderen vereisen een speciale aanpak en een persoonlijke stijl van onderwijs. De signalering en juiste beschrijving van deze klachten is vooral belangrijk als de mogelijkheden voor behandeling beperkt zijn.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag mijn dank uitspreken voor de vele, zeer interessante toespraken. Ik ben geen deskundige op dit gebied, maar we hebben meer expertise nodig met betrekking tot dit thema.
Ik ben mij ook persoonlijk bewust van deze kwestie, maar een veel grondigere aanpak door de diverse instellingen en beleidsmakers is noodzakelijk om haar specifiek aan te pakken. Er is veel gezegd met betrekking tot sociaal beleid, gelijke kansen, niet-discriminatie, gezondheidszorg, onderwijs, beroepsopleiding en andere zaken die verband houden met dit onderwerp. Het beginpunt is in feite de belangstelling en de wens om de situatie te veranderen, want onbekend maakt onbemind. Dat geldt voor elk probleem, dus ook voor dit.
Een van de taken is het op één lijn krijgen van de ideeën over dit probleem binnen de lidstaten en de EU, dat wil zeggen in de EU-lidstaten, want er bestaat nergens een definitie, hoewel er in sommige landen nationale dagen aan het onderwerp zijn gewijd. Naar mijn mening zou de definitie die de Verenigde Naties hanteren in het Gehandicaptenverdrag inspiratie kunnen bieden voor de lidstaten, maar dat moeten ze zelf bepalen.
Ik wil nogmaals benadrukken wat ik aan het begin zei. We hebben een aantal grote programma’s die kunnen helpen op het gebied van beroepsopleiding en informatie en communicatie om mogelijke oplossingen te vinden. Ik denk dan aan het onderwijsprogramma, het programma “Een leven lang leren”, het onderzoeksprogramma en het gezondheidszorgprogramma.
Ik wil graag persoonlijk en namens mijn instelling het team van auteurs bedanken, evenals de anderen die ervoor willen zorgen dat mensen met “dys”-stoornissen als gelijken worden behandeld en dat wordt erkend dat deze mensen vaak miskend en ondergewaardeerd worden als het gaat om hun talent, capaciteiten en potentieel. De Commissie is opgeroepen zich actiever met het onderwerp te gaan bezighouden en ik wil zeggen dat de Commissie actief is en bereid is om, in samenwerking met het Parlement en het voorzitterschap, nog actiever te worden dan we in het verleden zijn geweest.
De Voorzitter. − Mijnheer de Commissaris, ik dank u voor die geruststelling.
Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Alessandro Battilocchio (NI), schriftelijk. – (IT) Ik wil graag de collega’s bedanken die het initiatief hebben genomen voor dit belangrijke debat en ik bedank de Europese Commissie, in de persoon van commissaris Figeľ, met wie ik al een aantal malen heb samengewerkt, voor haar bereidheid kennis te nemen van de suggesties van dit Huis.
Hoewel de gezondheidszorg primair een zaak van nationale bevoegdheid is, waardeer ik de inspanningen van de Commissie om te proberen de lidstaten aan te moedingen strategieën aan te nemen om mensen met handicaps toegang te geven tot de zorg en bovenal in staat te stellen een zo normaal mogelijk leven te leiden. Het Actieplan personen met een handicap 2003-2010 en het programma PROGRESS zijn al een stap in deze richting. Het is echter belangrijk bewustzijn te kweken bij de Europese burgers om de integratie van deze mensen, met name kinderen, in de maatschappij te bevorderen. Integratie en bewustmakingscampagnes tegen “dys”criminatie op school, op het werk, in de sport en in het dagelijks leven zijn nodig, net als toegang tot de gezondheidszorg, om ervoor te zorgen dat dergelijke stoornissen – soms volledig lichamelijk – het persoonlijke leven en werk van de getroffenen en hun gezinnen niet schaden.