De Voorzitter. – Geachte Parlementsleden, goedemorgen! Vandaag, 26 september, is de Europese Dag van de talen. We hebben de plicht om de mensen hier in het Europees Parlement, de tempel van de talen, te herinneren aan het belang van deze dag voor de filosofie en de essentie van de Europese Unie een het werk dat wij verrichten om een multicultureel Europa te bewerkstelligen, waar de verschillende kenmerken en culturen en het karakter van onze volken worden gerespecteerd.
Josu Ortuondo Larrea (ALDE). – (ES) Mevrouw de voorzitter, hartelijk dank dat u mij het woord hebt gegeven. Wij vieren vandaag de Europese Dag van de talen en ik wil de gevoelens van veel burgers van de Spaanse staat verwoorden die niet begrijpen waarom ze worden gediscrimineerd door het Bureau van het Europees Parlement, want Catalanen, Galiciërs en Basken, zoals ikzelf, die hun volk vertegenwoordigen, mogen niet hun eigen taal gebruiken in het Parlement.
In de Commissie, de Raad en het Comité van de Regio’s mogen de volksvertegenwoordigers zich uitdrukken in deze semiofficiële talen, maar het Bureau weigert Baskisch, Catalaans en Gallicisch, semiofficiële talen van de Spaanse staat, te accepteren.
Mevrouw de voorzitter …
(De spreker spreekt Baskisch)
De Voorzitter. – Mijnheer Ortuondo, het voorzitterschap zal inlichtingen inwinnen over deze kwestie, ook al is het iets wat we al vele malen hebben besproken en waarop de antwoorden bekend zijn.
2. Immigratie - Legale migratie – Beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale immigratie van onderdanen uit derde landen (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
- de verklaringen van de Raad en de Commissie over immigratie,
- het verslag van mevrouw Lilli Gruber, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het beleidsplan legale migratie [2006/2251(INI)] (A6-0322/2007) en
- het verslag van de heer Javier Moreno Sánchez, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale immigratie van burgers uit derde landen [2006/2250(INI)] (A6-0323/2007).
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Europese Unie heeft nog steeds te maken met aanzienlijke uitdagingen als het gaat om haar reactie op de veranderende migratiesituatie.
De totaalaanpak van migratie die de Europese Raad in december 2005 heeft aangenomen vormt nog altijd het basisraamwerk voor het definiëren van de reactie op deze uitdagingen. Bij de aanneming van de totaalaanpak onderstreepte de Europese Raad de noodzaak van een evenwichtige, alles omvattende en samenhangende aanpak met beleidsmaatregelen om illegale immigratie te bestrijden en, in samenwerking met derde landen, gebruik te maken van de voordelen van legale migratie. De tenuitvoerlegging van de totaalaanpak is al gedurende meerdere voorzitterschappen een essentiële prioriteit.
De totaalaanpak van migratie is niet onveranderd gebleven, maar is verfijnd en ontwikkeld door de Europese Raad in het licht van de gebeurtenissen en de vooruitgang die is geboekt bij de tenuitvoerlegging. Hij is nu geïntegreerd in het volledige migratiebeleid van de Europese Unie.
Tijdens zijn vergadering van 21 en 22 juni van dit jaar heeft de Europese Raad conclusies aangenomen over de uitbreiding en versterking van de totaalaanpak. Deze conclusies zorgen met name voor de toepassing van de totaalaanpak in aangrenzende regio’s ten oosten en zuidoosten van de EU en voor de ontwikkeling van partnerschappen tussen de Europese Unie en derde landen als het gaat om cirkelmigratie en mobiliteit.
Het belang van de tenuitvoerlegging van de totaalaanpak werd benadrukt door de gebeurtenissen in de zomer en in het bijzonder door die gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan op de zeegrenzen van de EU. Bij het voortzetten van de toepassing van de totaalaanpak moeten zowel maatregelen worden genomen voor de bestrijding van illegale immigratie als voor het ontwikkelen van kansen voor legale migratie.
De Raad heeft geprobeerd vooruitgang te boeken op het gebied van deze twee onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen. Tijdens zijn vergadering in juli besprak de Raad de situatie aan de zuidelijke Mediterrane grenzen. Hierbij werd opnieuw gewezen op het belang van de rol die Frontex moet spelen en werd besloten nieuw werk te verrichten in het licht van voorstellen van Malta. Dit werk is uitgevoerd en leidde tot de aanneming, tijdens de vergadering van de Raad van 18 september, van conclusies over versterking van het beheer van de zuidelijke zeegrenzen van de EU. Enkele van deze conclusies vragen om dringende actie voor het versterken van de huidige maatregelen en de bestaande afspraken. De lidstaten worden aangemoedigd bilaterale steun te verlenen aan die lidstaten die als gevolg van hun geografische ligging en de mate van samenwerking met aangrenzende derde landen te maken hebben met een uitzonderlijk hoge druk als het gaat om illegale immigratie. Onder deze samenwerking vallen bijvoorbeeld terugkeerregelingen, ontvangstvoorwaarden en verantwoordelijkheden voor asielzoekers, vluchtelingen en minderjarigen.
De conclusies onderstrepen ook de noodzaak om de samenwerking op dit gebied met derde landen van herkomst en doorreis te versterken, in het bijzonder als het gaat om het beheren van hun eigen grenzen, het nemen van hun verantwoordelijkheid voor zoek- en reddingsoperaties, de bestrijding van mensenhandel en -smokkel en het opbouwen van een effectief raamwerk voor de terugkeer van illegale immigranten.
De nadruk werd gelegd op de noodzaak van nauwe samenwerking met internationale organisaties als het UNHCR (Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen) en de IOM (Internationale Organisatie voor Migratie). Een ander essentieel element is de poging de activiteiten van Frontex te versterken, in het bijzonder door het opzetten van langlopende gezamenlijke operaties en het uitbreiden van de activiteiten binnen het Europees kustbewakingsnetwerk.
Als het gaat om langetermijnmaatregelen, heeft de Raad de Commissie uitgenodigd een verslag te presenteren over mogelijke aanvullende maatregelen, samen met een diepteanalyse van bepaalde voorstellen die zijn gedaan door Malta, een studie naar de relevante onderdelen van het zeerecht en een belofte, binnen het lopende debat over het Groenboek van de Commissie inzake het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, voor de oprichting van gespecialiseerde asielteams.
De rol van Frontex om de effectieve beheersing van de buitengrenzen van de EU door de lidstaten te garanderen wordt steeds belangrijker. Zoals u weet, is Frontex pas in oktober 2005 actief geworden, maar in deze relatief korte tijd heeft het zijn operationele capaciteit ontwikkeld en belangrijke stappen gezet voor de versterking van de beveiliging van de buitengrenzen van de Europese Unie door zich te richten op de strijd tegen illegale immigratie. Er zijn verschillende gezamenlijke operaties uitgevoerd die werden gecoördineerd door Frontex en andere lopen nog in het Atlantisch en Mediterraan gebied. Een bijzonder belangrijk moment was de presentatie, in mei van dit jaar, van het Europees kustbewakingsnetwerk, dat op termijn zal worden geïntegreerd met het toekomstige Europese toezichtsysteem.
Een andere belangrijke gebeurtenis was de aanneming door de Raad, in juli van dit jaar, en de inwerkingtreding, op 20 augustus, van de Verordening tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams, de zogenoemde RABIT’s. De verordening stelt een mechanisme in voor de levering van snelle operationele bijstand gedurende een beperkte periode aan een verzoekende lidstaat die te maken heeft met een situatie van uitzonderlijke en urgente druk, in het bijzonder als gevolg van de aankomst van grote aantallen staatsburgers van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen.
Frontex is op dit moment bezig met de tenuitvoerlegging van deze verordening. Om ervoor te zorgen dat de door Frontex gecoördineerde operaties effectief zijn, is het echter cruciaal dat het benodigde materieel beschikbaar is. In overeenstemming met de Frontex-verordening heeft Frontex een gecentraliseerd register van beschikbare technische uitrusting opgezet, dat bekend is als CRATE. Dit register bevat al een uitgebreide lijst van helikopters, vliegtuigen, schepen en ander materieel dat de lidstaten beschikbaar kunnen stellen voor operaties die door Frontex worden gecoördineerd.
Op het gebied van wetgevingmaatregelen gericht op illegale immigratie zijn de bevoegde organen van de Raad al begonnen met de analyse van het voorstel voor een richtlijn van dit Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties tegen werkgevers van staatsburgers van derde landen in een onregelmatige situatie. Dit voorstel, dat is gericht op de bestrijding van illegale arbeid als een aantrekkingsfactor voor illegale immigratie, is in mei 2007 gepresenteerd door de Commissie.
Gebruikmakend van de medebeslissingsprocedure om snel overeenstemming te bereiken, heeft de Raad tevens een hoge prioriteit toegekend aan het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke normen en procedures in lidstaten voor de terugkeer van illegaal in het land verblijvende staatsburgers van derde landen. Dit voorstel wordt momenteel geanalyseerd door de bevoegde organen van de Raad.
Met betrekking tot het overnamebeleid kan worden gemeld dat, na de inwerkingtreding van de overnameovereenkomst met Rusland in juni, ook al is besloten tot het ondertekenen van een overnameovereenkomst met Oekraïne en dat er overnameovereenkomsten zijn ondertekend met verschillende landen op de westelijke Balkan en Moldavië. Al deze overeenkomsten zullen definitief worden zodra het Europees Parlement zijn advies heeft gegeven.
Ik wil nu graag in het kort iets zeggen over het beleidsplan inzake legale migratie. Zoals u weet, geven de Raad en het Portugese voorzitterschap tevens prioriteit aan de bevordering van legale migratie. Op 13 en 14 september heeft het voorzitterschap in Lissabon een topconferentie gewijd aan de kwestie van legale migratie. Op deze conferentie kwamen ministers, hoge functionarissen en gerenommeerde academici bijeen, alsmede vertegenwoordigers van dit Parlement en de Commissie. Er werd gesproken over de vraagstukken met betrekking tot legale migratie, zoals kanalen voor legale migratie en het beheren van de migratiestromen, integratie en de Lissabon-agenda en migratie en ontwikkeling. De uitkomsten van deze conferentie zullen de komende maanden een belangrijke rol spelen bij het sturen van onze werkzaamheden.
De Raad zal ook op korte termijn gaan werken aan voorstellen voor een kaderrichtlijn betreffende de rechten van migranten die legaal in een lidstaat verblijven om daar te werken, waarbij onder meer één enkele verblijfsvergunning wordt ingesteld, en aan een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van hooggekwalificeerde werknemers, die de Commissie hopelijk in de komende paar weken zal presenteren. Deze twee voorstellen vormen, samen met de andere die in de komende paar jaar zullen worden gepresenteerd, de volgende stappen in het beleidsplan inzake legale migratie dat de Commissie in januari 2006 heeft gepresenteerd.
De Raad is al begonnen met het analyseren van de voorgestelde richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG teneinde het bereik ervan uit te breiden met personen die internationale bescherming genieten. Het doel van het voorstel is personen die internationale bescherming genieten de mogelijkheid te geven de status van langdurig ingezetene te verwerven. De Raad wacht het advies van het Parlement af, zodat dit ontwerpinstrument snel kan worden aangenomen.
Als het gaat om externe betrekkingen op het gebied van migratie, moet ik u mededelen dat de Raad zich actief heeft ingezet voor de tenuitvoerlegging van de totaalaanpak van migratie, zoals die is gedefinieerd door de Europese Raad in zijn conclusies van december 2005 en 2006. Ik vraag ook uw aandacht voor de conclusies over de uitbreiding en versterking van de totaalaanpak van migratie, die in juni zijn aangenomen door de Raad. In december 2006 heeft de Europese Raad de Commissie uitgenodigd voorstellen te formuleren voor de toepassing van de totaalaanpak op de oostelijke en zuidoostelijke buurlanden van de Europese Unie, manieren voor te stellen waarop kansen voor legale migratie kunnen worden geïntegreerd in het buitenlands beleid van de EU om een evenwichtig partnerschap met derde landen op te bouwen dat past bij de specifieke behoeften van de arbeidsmarkt in de lidstaten, manieren en middelen voor te stellen om tijdelijke cirkelmigratie mogelijk te maken en gedetailleerde voorstellen te presenteren om de organisatie en verstrekking van informatie over de verschillende vormen van legale verhuizing tussen de Europese Unie en derde landen te verbeteren.
De Commissie heeft twee mededelingen gepresenteerd in reactie op deze uitnodigingen en na de aanneming van deze mededelingen van de Commissie heeft het voorzitterschap ontwerpconclusies aan de Raad gepresenteerd die zijn gericht op het aanvangen van de werkzaamheden voor de door de Commissie genoemde handelingen.
De Ministeriële Conferentie inzake migratie van EuroMed zal worden gehouden in november. Het doel van deze conferentie is het ontwikkelen van initiatieven en acties voor de tenuitvoerlegging van aan migratie gerelateerde kwesties. Daarnaast is speciale aandacht besteed aan Afrika door het stimuleren en intensiveren van de dialoog met de Afrikaanse landen over aan migratie gerelateerde kwesties die in 2005 is begonnen. Er is tevens prioriteit gegeven aan het toezicht op de ministeriële conferenties over migratie en ontwikkeling die zijn gehouden in Rabat in juli 2006 en in Tripoli in november 2006. Tijdens deze ministeriële conferenties, de eerste regionaal en de tweede continentaal, is een reeks gebieden aangewezen waarin de samenwerking tussen de landen van herkomst, doorreis en bestemming van de migranten kan worden verbeterd.
De Raad is actief aan het werk op dat gebied om de gezamenlijke programma’s die zijn afgesproken in Rabat en Tripoli te vertalen naar concrete maatregelen.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben de voorzitter van de Raad zeer erkentelijk voor zijn beschrijving van de grote lijnen van onze gezamenlijke actie en ik wil vooral de twee rapporteurs, mevrouw Gruber en de heer Moreno Sánchez, bedanken voor de twee verslagen die we vandaag bespreken en becommentariëren.
Eén opmerking om mee te beginnen is natuurlijk hoe ver Europa in zo’n korte tijd is gekomen; een optimistische noot dus. We herinneren ons allemaal nog dat er tot de top van Hampton Court in oktober 2005 zelfs nog aan werd getwijfeld of Europa wel een gemeenschappelijke strategie voor immigratie kon hebben. Tegenwoordig is dat niet alleen een leus voor ons allemaal, maar zijn we zelfs al bezig met de tenuitvoerlegging van bepaalde initiatieven waarover is besloten en die al daadwerkelijk effect beginnen te hebben.
Dat toont aan dat Europa een rol te spelen heeft in het beheren van het wereldwijde, niet te stoppen verschijnsel migratie; nationaal optreden door de lidstaten is niet langer voldoende. Het geeft ook aan dat Europese actie gunstig is voor Europa zelf, voor de lidstaten en voor al onze partners, zowel die in het zuiden – hoofdzakelijk de Afrikaanse landen – als ook onze oosterburen, omdat de Commissie, zoals we zojuist weer hebben gehoord, heeft voorgesteld de totaalaanpak uit te breiden naar het oosten, dat wil zeggen, naar de migratiestromen vanuit het oosten. De Raad was het hier volledig mee eens.
We hebben het regelmatig over een totaalaanpak. We zijn het er nu allemaal over eens dat dit betekent dat we een absoluut onverbrekelijke link leggen tussen de externe dimensie en het interne immigratiebeleid. We kunnen ons niet beperken tot het beheren van de immigratie binnen ons eigen grondgebied; we moeten de onderliggende oorzaken aanpakken van de immigratie, die zelfs nu nog voor het overgrote deel bestaat uit wanhopige mensen die op de vlucht zijn voor vervolging, armoede of oorlog, die niet kunnen kiezen of ze hun land wel willen verlaten. Ze moeten hun moederland verlaten om te overleven.
Het is dus duidelijk dat de onderliggende oorzaken van immigratie niet kunnen worden bestreden met een aanpak die uitsluitend is gebaseerd op veiligheid, hoewel patrouilles op de Middellandse Zee essentieel zijn geweest en zullen blijven om het gebied rond de Canarische Eilanden te beschermen. Dit mag niet onze enige strategie zijn en we moeten zeker tegemoet komen aan een verzoek van de EU-lidstaten: de legale migratie regelen. Dat is een van de beste manieren om illegale immigratie tegen te gaan.
Hoe groter ons vermogen om economische migratie te regelen, iets wat we moeten doen, hoe verder we die grijze, schimmige laag van illegale immigratie kunnen terugdringen. Daarom wil ik als eerste spreken over legale migratie, waarover we een aantal dagen geleden hebben gesproken tijdens een belangrijke vergadering in Lissabon. We hebben gesproken over vooruitzichten voor de toekomst en ik kreeg de indruk – ik hoop dat dit Huis die zal bevestigen – dat er een positieve politieke impuls is om op niet-ideologische wijze naar economische migratie te kijken.
En eerlijk is eerlijk, dat moeten we doen in de wetenschap dat we werknemers van buiten de Gemeenschap nodig hebben en in de wetenschap dat we geen angst moeten zaaien door te pas en te onpas te praten over gigantische aantallen die een verkeerde indruk kunnen wekken. Sommige waarnemers en zelfs enkele grote kranten hebben gezegd: “We zijn bereid 20 miljoen reguliere migranten op te nemen”. Dergelijke cijfers zijn gevaarlijk. Het is één ding om te wijzen op een duidelijke demografische ontwikkeling: Europa vergrijst en het aantal Europese werknemers zal dalen als gevolg van demografische afname; maar het is iets anders om nu al te speculeren over aantallen die over vijftig jaar de juiste oplossing zouden kunnen zijn.
Laten we daarom alle facetten van dit verschijnsel beheren, te beginnen bij de demografische afname in Europa. Het tweede facet is echter de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van de Lissabonstrategie op het gebied van het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van de Europese economie. Hiervoor hebben we meer mankracht nodig in alle sectoren die, om het zo maar te zeggen, enigszins verlaten lijken te zijn voor veel van onze medeburgers van Europa. De derde factor is dat immigratie niet de enige manier mag zijn om demografische afname aan te pakken.
We moeten bijvoorbeeld niet vergeten dat we, terwijl we praten over immigratie uit landen buiten de Gemeenschap, nog altijd barrières handhaven voor het vrije verkeer van werknemers uit de Gemeenschap. Sommige van onze Europese medeburgers hebben niet de volledige vrijheid om in alle andere EU-landen te werken. In technisch jargon wordt dit “communautaire preferentie” genoemd, maar het moet worden uitgelegd door middel van politieke actie en niet met een bureaucratische term. Het betekent dat Europa pas zal kunnen profiteren van werkelijke arbeidsmobiliteit als de barrières voor onze Europese werknemers zijn weggenomen en dan heb ik het natuurlijk over de werknemers uit de nieuwe lidstaten. Dit is dus een ander element waarmee rekening moet worden gehouden.
Het vierde facet heeft te maken met de weigering om demografische daling te zien als iets waar we ons bij neer moeten leggen, onder het motto “het geeft niet, want er komen wel werknemers uit Afrika”. Onze demografische daling moet, net als onze toekomst, een reden tot bezorgdheid zijn. Daarom zijn bijvoorbeeld maatregelen om gezinnen te helpen en het geboortecijfer onder Europeanen te stimuleren in dit verband net zo belangrijk als het beheersen van de immigratie van buiten Europa.
Natuurlijk nemen we initiatieven om dit allemaal te bereiken en op het gebied van immigratie zijn enkele daarvan al aangenomen. Ik kan u melden dat we beginnen met de aanbesteding voor het Europees Immigratieportaal. Ik hoop dat de aanbestedingsprocedure binnen enkele maanden is afgerond, als dat bureaucratisch mogelijk is, en dat Europa’s eerste gezamenlijke immigratieportaal daarmee een feit zal zijn. Het portaal zal toegang geven tot vacatures, aanbiedingen, zoekfuncties, sectoren waar vraag is naar arbeid enzovoort. Het zal de mogelijkheden van Europa op dat gebied sterk verbeteren.
Het Europees Integratiefonds is eindelijk gerealiseerd. We hebben dit al eerder besproken en u hebt uw steun ervoor uitgesproken. Ik moet zeggen dat de Raad de oorspronkelijk door mij voorgestelde begroting wel wat heeft verlaagd, maar het fonds is in elk geval actief. We hebben bijna een miljard euro om dit belangrijke onderdeel van onze migratiestrategie aan te pakken. Immigratie kan niet zonder integratie. Het Europese fonds is er nu. We financieren taal- en beroepsopleidingen in landen van herkomst. Dat is ook een voorwaarde voor het beheren van economische migratie: als degenen die hier aankomen niet de beroepsopleidingen hebben die in de verschillende sectoren vereist zijn of niet de taal spreken van het land waar ze gaan werken, zijn ze gedoemd tot een sociaal isolement en dat willen we voorkomen. De Europese Unie geeft al financiële steun aan initiatieven op dit gebied.
Zoals u waarschijnlijk weet, zal de Commissie de komende paar dagen op mijn voorstel twee wetgevingsinitiatieven aannemen. De vertegenwoordiger van de Raad verwees er al naar. Het gaat om twee, tamelijk innovatieve richtlijnen. De eerste heeft betrekking op hooggeschoolde werknemers. Hij zal zeker niet ingaan op aantallen: hoeveel ingenieurs er nodig zijn in Italië of hoeveel artsen in België. Dergelijke zaken zullen gezamenlijk worden besloten door de regeringen en arbeidsmarkten van de betreffende landen. Wat ons interesseert, is Europa aantrekkelijker maken dan concurrerende regio’s zoals de Verenigde Staten, Canada en Australië, die 95 procent van de hooggeschoolde niet-Europese werknemers aantrekken – die uit Afrikaanse en Aziatische landen – terwijl Europa als geheel slechts vijf procent weet aan te trekken. Dat is te weinig!
Het idee van een Europese blue card-werkvergunning is als volgt: een hooggeschoolde werknemer die in een bepaald land nodig is, krijgt na een bepaalde periode het recht om naar een ander land in de Europese Unie te verhuizen – aangenomen dat hij daar een baan heeft, uiteraard – zonder ingewikkelde formaliteiten of procedures. Die persoon heeft het recht om terug te keren naar zijn eigen land als hij dat wil en dan later weer terug te komen naar Europa. Deze vorm van cirkelmigratie kan ook helpen een blijvende hersenemigratie in de landen van herkomst te voorkomen.
De tweede richtlijn, over gemeenschappelijke rechten voor economische migranten, wordt natuurlijk even belangrijk, aangezien we voor het eerst werkvergunningen en verblijfsvergunningen in één document gaan samenvoegen. Iemand komt Europa binnen om te werken. Ik heb het nu natuurlijk niet over asielzoekers of gezinshereniging; ik heb het over mensen die naar Europa komen om te werken: economische migranten. Er zou in principe geen scheiding moeten zijn tussen verblijf en werk en dit type document moet transparant zijn.
Het is duidelijk dat dit zal zorgen voor een harmonisatie van rechten. In sommige lidstaten is het recht op medische zorg niet volledig gegarandeerd en in andere wel. Het voorstel dat de Commissie zal voorleggen aan de Raad en het Parlement geeft lidstaten uiteraard de vrijheid om verder te gaan dan het bestaande niveau als bepaalde nationale stelsels bijvoorbeeld al gunstiger zijn. We verwachten natuurlijk niet van een deugdzamer land dat het zijn niveau van rechten verlaagt, maar we zeggen wel dat de minder deugdzame landen hun niveau van de rechten op sociale, onderwijs-, medische en andere diensten moeten verhogen.
In 2008 zal ik voorstellen indienen met betrekking tot andere categorieën arbeidsmigranten: seizoenarbeiders, personen die betaald onderwijs volgen en interne overplaatsingen binnen bedrijven. Als een onderneming bijvoorbeeld vestigingen heeft in verschillende Europese steden, willen we een verhuizing binnen datzelfde bedrijf mogelijk maken zonder in elk land opnieuw te hoeven beginnen met de procedures. Daarna is het natuurlijk de beurt aan de ongeschoolde arbeiders: de grootste categorie, waarvoor nog veel verkennend werk moet worden verricht. In plaats van nu al een wetgevingsvoorstel te formuleren, geef ik er de voorkeur aan mogelijkheden, of open voorstellen, voor te leggen – wat ik begin volgend jaar zal doen – teneinde opmerkingen en suggesties te verzamelen voordat ik het best mogelijke voorstel formuleer. We hebben het hier niet over beperkte groepen, maar over een overweldigende meerderheid van mensen die naar Europa komen zonder enige vorm van beroepsopleiding. Met betrekking daartoe moeten veel aspecten worden aangepakt.
Eén belangrijk aspect – en ik citeer nu het verslag van mevrouw Gruber – is natuurlijk samenwerking met de landen van herkomst om hersenemigratie te voorkomen. Over dit aspect maak ik me met name zorgen. Zoals ik al zei is het idee van cirkelmigratie precies hiervoor bedoeld: om te voorkomen dat op permanente basis energie wordt onttrokken. De samenwerking met bepaalde landen in Afrika ten zuiden van de Sahara is bijvoorbeeld al begonnen, specifiek om te beoordelen hoe het best kan worden omgegaan met de hoogstgeschoolde werknemers die een tijd in Europa werken en dan terugkeren naar huis, waar ze zich nuttig kunnen maken voor hun vaderland.
Dit is een open dialoog die ik de komende maanden intensief wil gaan voeren, onder meer dankzij de sterke steun die ik ontvang van het huidige Portugese voorzitterschap, evenals van de vorige voorzitterschappen. We hebben in dit opzicht een geweldige gelegenheid. Er komen twee ministerstoppen aan: de al genoemde Europees-Mediterrane top en de top van Europese en Afrikaanse leiders. Ik hoop en geloof dat deze top ons in staat zal stellen om vooruitgang te boeken, want ik verwacht dat de regeringsleiders tijdens de Europees-Afrikaanse top een oprechte verklaring van partnerschap tussen Europa en Afrika op het gebied van immigratie, mobiliteit en werkgelegenheid zullen aannemen.
Als dit gebeurt, denk ik dat we een belangrijke stap voorwaarts hebben gemaakt, onder meer omdat het voorstel dat we tijdens het Duitse voorzitterschap hebben besproken met de ministers van werkgelegenheid en binnenlandse zaken van de Bondsrepubliek, zoals afgesproken met het Portugese voorzitterschap, nu zal worden voorgelegd aan de eerste gezamenlijke raad van ministers van binnenlandse zaken en werkgelegenheid. Begin december zal voor het eerst tastbare politieke actie worden ondernomen om de verschillende elementen van onze migratiestrategie bij elkaar te brengen: niet meer alleen veiligheid, maar ook het economische en werkgelegenheidselement dat, zoals ik zojuist uiteengezet heb, van groot belang is.
Samenwerkingsovereenkomsten met landen van herkomst zijn een andere kwestie. De Commissie is begonnen met verschillende landen op experimentele basis actie te ondernemen op dit gebied. In het kort komt het erop neer dat we landenprofielen hebben gemaakt. Elk land is anders en we kunnen de migratiestroom uit Mali niet op dezelfde manier regelen als die uit Senegal. Elk land heeft zijn eigen profiel en moet afzonderlijk worden bekeken.
Daarna bieden we partnerschapsmogelijkheden aan als onderdeel van een algehele overeenkomst. We hebben deze eenvoudig “samenwerkingsplatforms” genoemd. Dit zijn overeenkomsten waarbij overeenstemming moet worden bereikt over een platform van onderwerpen: gezamenlijke bestrijding van mensenhandel, omdat mensenhandel begint in het land van herkomst; daarmee samenhangend, het uitbannen van de corruptie die deze handel in mensen beschermt, alsmede het beheer van vacatures door informatie te leveren en beroeps- en taalonderwijs aan te bieden. We hebben het eerste banencentrum geopend in Bamako, de hoofdstad van Mali, met Europese financiële steun. We hebben ook gezegd dat we informatie zullen verstrekken over Europese wetten, vacatures en scholingsmogelijkheden in dat centrum. Dat doen we ook al. Mali is het eerste land dat belangstelling heeft getoond en waarmee we dit initiatief hebben opgestart. We willen hetzelfde doen met andere landen als die ons benaderen.
Wat integratie betreft, kan ik heel kort stellen dat integratie een essentieel onderdeel is van het migratiebeleid en dat het fonds uiteraard zal worden gebruikt voor alle beleidsmaatregelen die zijn gericht op sociale insluiting van iedereen die onze regels respecteert. Ten slotte vormt illegale immigratie ook een onderdeel van onze politieke strategie. Ik weet, en dat doet mij plezier, dat de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken het verslag van de heer Weber over het Europese repatriëringsbeleid heeft goedgekeurd. We zullen dit in de toekomst bespreken, maar het is ook belangrijk.
Bestrijding van illegale immigratie houdt in dat zwartwerk, dat illegale arbeid aantrekt, niet mag worden aangemoedigd. Zoals u weet, raakt een groeiend percentage van de immigranten in Europa hun baan kwijt. Dit is een grote bron van zorg. Aanvankelijk was er werk voor veel mensen – seizoenarbeid, landbouwwerkzaamheden, toerisme, openbare werken – terwijl er nu helaas een golf van werkloosheid plaatsvindt. Wat doen we met de mensen die hun baan kwijt zijn?
Laten we daarom illegale arbeid niet aanmoedigen: laten we werkgevers die profiteren van illegale immigranten daarvoor straffen; laten we een repatriëringsbeleid garanderen dat de mensenrechten respecteert, maar ook heel duidelijk en streng is als het gaat om onze doelstellingen. We kunnen wetteloosheid en herhaalde gevallen van onrechtmatig handelen niet tolereren.
Het Europees agentschap Frontex heeft geholpen duizenden illegale immigranten tegen te houden. Alleen al deze zomer heeft het meer dan 1 200 mensen gered die anders zouden zijn omgekomen, net als vele anderen, en we zijn dank verschuldigd aan de bemanningen van de vaartuigen, vliegtuigen en helikopters die betrokken zijn geweest bij de missies van Frontex. Frontex is er echter ook in geslaagd de stroom van illegale immigranten te verkleinen in de gebieden waar het patrouilleert. Het was, is en blijft een belangrijk hulpmiddel in deze totaalaanpak.
Ik zal besluiten, mevrouw de Voorzitter, door te zeggen dat immigratie de komende decennia, en niet alleen de komende maanden, deel zal blijven uitmaken van ons werk. Het is daarom goed dat Europa beseft dat het een uitstekende kans heeft om op dit terrein, net als op andere, mee te spelen op het wereldtoneel.
Lilli Gruber, rapporteur. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, immigratie is geen noodgeval en ook geen voorbijgaand verschijnsel. In 2006 waren er in de 27 EU-landen 18,5 miljoen migranten. Zoals u weet, zijn daar veel redenen voor: oorlogen, armoede, milieurampen en meedogenloze dictaturen in veel delen van de wereld. De Europese Unie is een van de grootste spelers van de wereld, dus zij moet ophouden met treuzelen en een structureel beleid opstellen om de uitdaging waarmee wij allemaal te maken hebben het hoofd te bieden. In ons eentje lukt het ons niet!
Er is al veel gedaan in de strijd tegen illegale immigratie, maar nog niet genoeg. De belangrijkste manier om illegale immigratie te bestrijden is legale kanalen scheppen om de Europese Unie binnen te komen. Deze twee aspecten hangen onlosmakelijk samen en daarom hebben Javier Moreno Sánchez en ik besloten onze verslagen samen te presenteren.
Onze economieën zouden niet meer kunnen functioneren zonder arbeidsmigranten en zonder hun socialezekerheidspremies zou ons uitkeringsstelsel, dat toch al wordt bedreigd door het dalende geboortecijfer, volledig blokkeren. De cijfers van Eurostat zijn volkomen duidelijk: in 2050 is een derde van de 490 miljoen Europeanen ouder dan 65. Het actieplan van de Commissie van 2005 was een belangrijke stap vooruit, want het bevatte praktische voorstellen om op een uniforme manier op EU-niveau legale migratiekanalen te openen. Uiteraard zijn de afzonderlijke lidstaten verantwoordelijk voor het vaststellen van toelatingsquota.
Van de vijf richtlijnen die u de komende maanden gaat voorstellen, commissaris Frattini, geven wij prioriteit aan de richtlijn die een gemeenschappelijk rechtskader voor migranten garandeert. Ik wens u het allerbeste, want we weten allemaal dat de onderhandelingen in de Raad zeker niet eenvoudig zullen worden, maar het Parlement staat vierkant achter u. Dat is een van de redenen waarom we moeten overschakelen op medebeslissing en het vetorecht in de Raad moeten afschaffen.
Mijn verslag is unaniem goedgekeurd door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, afgezien van één stem tegen, en ik ben mijn collega’s van de andere fracties uiterst dankbaar voor hun sterke steun. In het verslag vragen we om terbeschikkingstelling op EU-niveau van consistente en betrouwbare statistische gegevens. Het is niet mogelijk wetgeving te maken voor immigratie zonder de werkelijke omvang daarvan te kennen; zonder harde cijfers kan het gemakkelijk een propagandamiddel worden.
Dit verschijnsel moet worden aangepakt zonder demagogie, zonder populisme en zonder taboes. Ik ben er daarom van overtuigd dat het van cruciaal belang is dat politici en journalisten meer verantwoordelijkheidsgevoel aan de dag leggen bij het behandelen van een dergelijk gevoelig onderwerp. Beide groepen spelen zoals u weet een belangrijke rol in het integratieproces.
Integratie is een tweerichtingenproces van rechten en plichten voor beide partijen en actieve deelname van immigranten aan het economische, sociale en politieke leven in het ontvangende land is van essentieel belang. Ik ben het met u eens, mijnheer Frattini, als u verwijst naar het beginsel van gelijke behandeling als het gaat om sociaaleconomische rechten, want gelijke beloning en veilige werkomstandigheden behoren tot de grondrechten, maar erkenning van kwalificaties, overdraagbaarheid van pensioenrechten, gezinshereniging en het garanderen van een rechtspositie voor vrouwen onafhankelijk van hun echtgenoot eveneens.
Wat betreft de richtlijn inzake hooggeschoolde werknemers, zou de zogenoemde blue card best wel eens een uitstekend middel kunnen zijn om professionals aan te trekken die Europa heel hard nodig heeft. We zouden in elk geval wat meer willen weten over deze blue card, commissaris, gezien het feit dat tegenwoordig – zoals u al zei – slechts vijf procent van de arbeidsimmigranten hoogopgeleid is, terwijl 95 procent van hen ongeschoold is.
De richtlijn inzake seizoenarbeiders moet de tekortkomingen in de rechten van deze groep arbeiders goedmaken, en ik ben van mening dat de seizoenarbeiders die zich aan de regels houden de mogelijkheid moeten krijgen van toegang met voorrang tot andere vormen van tijdelijke en permanente immigratie. Maar, mijnheer Frattini, open voorstellen of mogelijkheden, zoals u ze noemde, voor laagopgeleide en ongeschoolde migranten zijn allemaal goed en aardig, maar hoe lang moeten we nog wachten op een richtlijn op dat gebied? Mijn vraag is met name gericht aan de Raad.
Mijn tijd is om, dames en heren. We willen de regeringen en de Raad oproepen realistischer en moediger te zijn. Er is een verantwoordelijk beleid nodig om een einde te maken aan de angsten en onzekerheden van onze steeds ongerustere maatschappijen. Er zijn geen vergrendelde grenzen en we worden niet overspoeld door immigranten! Immigratie is noodzakelijk en als er verstandig mee wordt omgegaan, kan het een aanwinst zijn voor een burgermaatschappij die verschillen respecteert.
(Applaus)
Javier Moreno Sánchez, rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw Gruber, dames en heren, als we ons de toekomst van Europa en van onze samenlevingen zouden willen voorstellen zonder immigratie in deze tijd van globalisering, zouden we de werkelijkheid uit het oog verliezen. Immigratie is nodig en positief voor de demografische stabiliteit, economische groei en culturele diversiteit van de EU.
Wat we nodig hebben, zijn legale arbeidsimmigranten met rechten en plichten, geen slaven. De ontwikkeling en het succes van een beleid voor legale immigratie is voor een groot deel afhankelijk van een voortdurende strijd tegen de andere zijde van de medaille: illegale immigratie.
Het beheren en beheersen van deze illegale migratiestromen overstijgt de capaciteit voor individueel handelen van de lidstaten en dit is ongetwijfeld het meest delicate aspect van het gemeenschappelijke algemene immigratiebeleid dat de Europese Unie moet ontwikkelen.
Recente sociale en economische ongelijkheden, internationale conflicten en klimaatverandering zullen de illegale stromen naar de EU versterken. Deze stromen gaan sneller dan onze politieke reactie en ze stoppen niet vanzelf. We moeten nu actie ondernemen.
We verwelkomen en steunen de aanpak van de Commissie. Die is essentieel voor de ontwikkeling van een coherenter en effectiever beleid van de lidstaten op basis van volledig respect voor de menselijke waardigheid en grondrechten, in een sfeer van solidariteit, gedeelde verantwoordelijkheid, transparantie en wederzijds vertrouwen.
Eerst moeten we zorgen voor veilige land-, lucht- en zeegrenzen door middel van geïntegreerde surveillance en toezicht, en daarvoor zijn Frontex en RABIT de juiste keuze: de keuze voor gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit.
Dames en heren, Frontex werkt. Waar operaties zijn uitgevoerd, zijn levens gered en is de illegale immigratie aanzienlijk verminderd. Illegale immigranten hebben andere routes moeten zoeken, zoals recentelijk is geconstateerd in Spanje en Italië.
Frontex staat echter nog in de kinderschoenen. Het is een kind van de EU dat alleen kan opgroeien en functioneren met steun van zijn ouders, de lidstaten, die we willen vragen hun steentje bij te dragen door de benodigde mensen en logistieke middelen te leveren.
Verder is het essentieel dat er bij wijze van afschrikmiddel een Europees terugkeerbeleid wordt ingesteld dat de mensenrechten volledig respecteert en dat er wordt gewerkt aan het opstellen van overnameovereenkomsten met derde landen. Wij zouden graag zien dat er nog tijdens het Portugese voorzitterschap een terugkeerrichtlijn wordt aangenomen.
Dames en heren, we hebben behoefte aan politieke moed en de wil om de grootste trekpleister voor illegale immigratie aan te pakken: illegale arbeid. We moeten de strijd tegen de maffia’s en de gewetenloze ondernemers die illegale immigranten uitbuiten winnen. In deze zaken gaan enorme hoeveelheden verborgen belangen en geld om en we moeten er krachtig en energiek tegen optreden.
We moeten, zoals u al zei, mijnheer de vicevoorzitter, “zero tolerance” hanteren als het gaat om illegale arbeid, om het ondergrondse economie die het ‘call effect’ veroorzaakt in te dammen. Het psychologische aspect is duidelijk. Als er geen kans is om illegaal in de EU te werken, zijn er minder prikkels om erheen te emigreren.
We willen de lidstaten ook vragen krachtig actie te ondernemen met adequate financiële middelen om mensenhandel te bestrijden door middel van samenwerking tussen politie en justitie, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de meest kwetsbare personen – vrouwen en kinderen – en ervoor wordt gezorgd dat zij toegang hebben tot gezondheidszorg en onderwijs.
Externe actie vereist een dialoog en nauwe samenwerking met de landen van herkomst en doorreis. We moeten doorgaan op de weg die is ingeslagen tijdens de ministeriële conferenties in Rabat en Tripoli en tijdens het Wereldforum in Brussel, waarbij de nadruk wordt gelegd op het verband tussen immigratie en ontwikkeling.
We moeten immigratie tot een ontwikkelingsfactor maken in de landen van herkomst en de ontvangende landen en ervoor zorgen dat we gelijktijdige ontwikkeling gebruiken om gezamenlijk de diepere oorzaken van illegale immigratie aan te pakken.
We moeten ook de positieve invloed van geld dat immigranten terugsturen maximaliseren als het gaat om de ontwikkeling in hun landen van herkomst en de mogelijkheden van microkredieten onderzoeken.
Bovendien moeten we een coherent buitenlands beleid hebben om de handelsdoelstellingen en ontwikkelingshulp op elkaar af te stemmen zodat minder ontwikkelde landen hun producten kunnen exporteren in plaats van hun eigen burgers.
Dames en heren, voordat ik mijn toespraak beëindig, wil ik alle rapporteurs bedanken, met wie ik op positieve wijze nauw heb samengewerkt, zoals blijkt uit de brede consensus die is bereikt binnen de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.
We mogen ons niet vergissen, dames en heren, we moeten illegale immigratie bestrijden en de oorzaken en kanalen ervan aanpakken, maar we hoeven niet te strijden tegen de illegale immigranten, want dat zijn geen misdadigers: emigratie is geen misdaad. We moeten een einde maken aan de populistisch xenofobe discussie die immigratie associeert met onveiligheid, misdaad, terrorisme of werkloosheid. Niemand emigreert zomaar: dat gebeurt altijd uit noodzaak. Laten we ernaar streven deze noodzaak weg te nemen en er een persoonlijke keuze van te maken.
(Applaus)
Manolis Mavrommatis (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, als eerste wil ik Lilli Gruber en Javier Moreno Sánchez feliciteren met het uitstekende werk dat ze hebben verricht en met onze prettige samenwerking bij het opstellen van de twee verslagen.
Het vaste standpunt van de Europese Commissie is dat er een werkelijk gemeenschappelijk immigratiebeleid moet worden aangenomen door de 27 lidstaten. Immigratie is onlosmakelijk verbonden met ontwikkeling en gezien het demografische probleem waarmee de EU tegenwoordig te maken heeft, maakt legale immigratie nu deel uit van de oplossing van veel van de problemen van Europa, in plaats van dat het een extra probleem vormt.
De gelegenheid om een advies uit te brengen, stelde ons, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, in de rol van het Europees Parlement, in staat om de gelijke rechten voor man en vrouw veilig te stellen, de meest kwetsbare groepen, zoals vrouwelijke en minderjarige immigranten, te beschermen, en informatie en taalonderwijs te bieden aan pas gearriveerde immigranten.
Bovendien werd rekening gehouden met de hersenemigratie uit delen van de wereld zoals Afrika, waar dringend behoefte is aan personeel in de gezondheidszorg. Deze gebieden lijden elke keer als er een arts het land verlaat om een beter toekomst te zoeken in de EU.
Daarom verwelkomen we het voorstel van de Commissie om cirkelmigratie te versterken. Immigranten krijgen daardoor de mogelijkheid om na een periode van een jaar terug te keren naar hun vaderland en de kennis en ervaring mee te nemen die ze in de EU-lidstaten hebben opgedaan.
Het is ook essentieel dat de Commissie meer informatie geeft over het rechtskader dat van toepassing is op de term “cirkelmigratie”. Op dit punt wil ik commissaris Franco Frattini bedanken voor de betrokkenheid die hij de afgelopen twee jaar heeft getoond bij het onderwerp immigratie en voor zijn niet aflatende inzet om de 27 lidstaten ertoe te bewegen akkoord te gaan met een gemeenschappelijk immigratiebeleid.
(Applaus)
Maria Badia i Cutchet, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs heb ik benadrukt dat het belangrijk is rekening te houden met de sociale, culturele en onderwijsaspecten van immigratie. Deze factoren leveren een uiterst belangrijke bijdrage aan de economische groei en sociale samenhang. Het is ook belangrijk om de integratie van deze mensen in de ontvangende landen te stimuleren, zodat het wederzijds wantrouwen wordt verminderd.
Met betrekking tot onderwijs heb ik voorgesteld beleidsmaatregelen te introduceren om immigranten toegang te geven tot en te laten integreren in het onderwijsstelsel, met erkenning van academische en beroepskwalificaties die zijn verworven in derde landen.
Met het oog op het voorkomen van hersenemigratie, hebben we ons met name gericht op het voorstel van de Commissie voor het aanmoedigen van de inzet van etnische arbeidskrachten in landen waar de emigratie van gekwalificeerde professionals de sociale en economische situatie zou kunnen destabiliseren.
Ten slotte wil ik aandacht vragen voor het belang en de verantwoordelijkheid van de media bij het uitzenden van informatie in zowel de landen van herkomst als de ontvangende landen, om te voorkomen dat er een bevooroordeelde kijk op het verschijnsel migratie ontstaat.
Maria Panayotopoulou-Kassiotou (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid betreurt het dat zowel in de mededeling over de ontwerpstrategie voor legale migratie als in de tekst waarover we vandaag moeten stemmen heel weinig aandacht wordt besteed aan het probleem van de gelijkheid van vrouwen.
We verzoeken daarom de Commissie, de lidstaten en de verschillende fracties van de Raad die verantwoordelijkheden op dit gebied hebben hun inspanningen te intensiveren. De coördinatie van beleidsmaatregelen voor legale migratie moeten mogelijkheden scheppen voor speciale bescherming van de rechten van vrouwelijke migranten die te lijden hebben onder dubbele discriminatie. Illegale immigratie moet worden tegengegaan; het bevordert netwerken van verschillende vormen van uitbuiting van kwetsbare mannen, vrouwen en kinderen.
We benadrukken het belang van een totaalaanpak van het beleid ten aanzien van legale migratie. Integratiemaatregelen die in twee richtingen werken moeten worden opgenomen om zowel de acceptatie door de ontvangende maatschappijen als de bereidheid tot integreren van mannelijke en vrouwelijke immigranten te versterken.
Vrouwen en hun gezinnen leveren hier een belangrijke bijdrage aan en gezinshereniging moet worden vergemakkelijkt door middel van een onafhankelijke status. We moeten de strijd aanbinden met discriminatie, amputaties, gedwongen huwelijken, polygamie, eerwraak en alle vormen van geweld in de maatschappij van herkomst en de legale ontwikkeling van de vaardigheden van vrouwen versterken.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer Frattini, geachte collega’s, omdat het vaak om menselijke drama’s gaat, is immigratie een bijzonder politiek onderwerp. De PPE-DE-Fractie is zich van de ernst van dit debat bewust. Wij zijn in gedachten bij de honderden die hun droom van Europa met het leven hebben bekocht. Respect voor het leven blijft bij de ontwikkeling van ons immigratiebeleid van het grootste belang.
Ik feliciteer de rapporteurs met hun werk en de heer Frattini met zijn voortvarendheid en politieke vastberadenheid. Wij moeten alles doen wat mogelijk is om de migratiestromen te begeleiden. De cohesie van onze maatschappij, onze opnamecapaciteit en onze vastberadenheid racisme om onverdraagzaamheid en xenofobie te bestrijden staan op het spel. Om de immigratie te sturen zijn een aanpak op basis van de inachtneming van de menselijke waardigheid, realisme en een solide juridisch kader onontbeerlijk.
Geachte collega’s, met betrekking tot immigratie dienen wij een onderscheid te maken tussen asielzoekers, tijdelijke vluchtelingen en economische immigranten. Deze laatsten zijn veruit het talrijkst. In de laatste categorie dienen wij een onderscheid te maken tussen illegale immigratie, waarvoor de Europese Unie bevoegd is, en legale immigratie, die tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort.
Wat illegale immigratie betreft, zijn wij voorstander van strenge maatregelen. Europa moet zijn verantwoordelijkheid op zich nemen en de plaag bestrijden van de maffia’s die van menselijke ellende profiteren. De oprichting van het agentschap Frontex, het Europees Fonds voor de buitengrenzen, en de instelling van snelle-grensinterventieteams houden vooruitgang in. Dat is echter onvoldoende. Er is een tekort aan menselijke, materiële en financiële middelen. Wij zijn bereid deze instrumenten van de nodige aanvullende middelen te voorzien. Om doeltreffend te zijn dienen de lidstaten die onze grenzen bewaken, echter overeenkomstig gemeenschappelijke normen te handelen. De keuze van een echt communautair protocol voor de bescherming en controle van de buitengrenzen is van wezenlijk belang.
De impact van de migratiestromen is niet voor al onze lidstaten dezelfde. Wij moeten goed het onderscheid maken tussen de lidstaten die onze grenzen bewaken en de andere. In het zuiden en het oosten van de Unie is de taak enorm. Solidariteit moet hier een rol spelen. Wij moeten diegenen die in de eerste lijn grootschalige illegale immigratie bestrijden technisch, logistiek en financieel ondersteunen. Als voor de bestrijding van illegale immigratie aan de grenzen middelen nodig zijn, dienen die ook binnen het Europese territorium te worden gemobiliseerd. Tussen tien en vijftien miljoen mensen verblijven illegaal op ons grondgebied.
Als het leidend beginsel van onze democratieën de gelijkheid van de burgers voor de wet is, is een beleid van systematische terugkeer naar de landen van oorsprong van illegale immigranten noodzakelijk. De Europese Unie moet, met volledige inachtneming van de grondrechten en de menselijke waardigheid, de organisatie van de terugkeer van illegalen mogelijk maken. Aangezien Europa een toevluchtsoord moet blijven voor wie vlucht voor vervolging, zijn wij gekant tegen de massale regularisatie van illegale immigranten. Dat is geen oplossing en geeft illegalen en aspirant-immigranten de illusie dat ze vroeg of laat zullen worden geregulariseerd. Deze regularisaties verduurzamen in de eerste plaats de maffieuze illegale immigratienetwerken en de mensenhandel. Wij verwelkomen het voorstel van de Commissie om werkgevers te bestraffen die illegale immigranten aan het werk zetten.
Met betrekking tot legale immigratie is onze fractie van mening dat de verbintenis van het land van oorsprong om illegale immigratie te bestrijden, bij onderhandelingen met derde landen een voorwaarde moet zijn. Natuurlijk is het beheer van legale immigratie geen bevoegheid van de Unie, maar van de lidstaten. Wij dienen evenwel, met het oog op meer doeltreffendheid en coherentie, de inspanningen van onze 27 lidstaten beter te coördineren. De mogelijkheid van een gemeenschappelijke procedure voor de ontvangst op de Europese arbeidsmarkt van hooggekwalificeerde werknemers of mensen met specifieke vaardigheden dient te worden onderzocht. Het voorstel van een Europese blue card verdient grondig onderzoek en een debat, net als het model circulaire migratie voor niet-gekwalificeerde werknemers.
Geachte collega’s, immigratie is ondergeschikt aan het evenwicht tussen sterke sociale cohesie en openheid voor anderen en inachtneming van de rechtstaat. Wij willen onze deuren niet sluiten, maar ons er net zoals andere regio’s in de wereld van verzekeren dat immigratiekandidaten op waardige wijze in onze maatschappij worden ontvangen en geïntegreerd.
Claudio Fava, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil beide rapporteurs bedanken voor hun werk, dat waardevol en absoluut relevant is.
Ik wil beginnen met een beeld dat we allemaal al enkele maanden in ons hoofd hebben: de foto van veertig overlevenden van een schipbreuk die zich midden op de Middellandse Zee twee dagen en twee nachten hebben vastgeklampt aan een tonijnnet. In dat geval lijkt het binnenhalen van de vis belangrijker te zijn geweest dan het redden van de levens van deze wanhopige mensen, want ze werden niet aan boord gelaten van de vissersboot die ze vond. Ik vertel dit omdat we, zoals de commissaris al zei, een totale, maar gedifferentieerde aanpak van het onderwerp immigratie nodig hebben. Het moet een aanpak zijn met een combinatie van evenwicht, solidariteit en – zoals mevrouw Gruber zei – geen taboes.
Immigratie kan niet alleen als een veiligheidskwestie worden gezien. Het is een noodzakelijke uitdaging voor Europa; het is een aspect van integratie en sociale ontwikkeling dat we onder ogen moeten zien. Commissaris Frattini zei dat Europa een rol te spelen heeft; daar zijn wij het mee eens. Europa heeft een rol te spelen, aangenomen dat het met alle complexiteiten van de kwestie kan omgaan.
In de paar seconden die ik nog heb, wil ik drie fundamentele beginselen in deze twee verslagen belichten. De meest effectieve manier om illegale immigratie uit te bannen is kanalen voor legale migratie openen, zo lang de migranten en de landen die hen ontvangen wederzijdse rechten en plichten hebben.
Over illegale immigratie wil ik zeggen dat er een solidariteitsbeginsel moet worden ingesteld tussen de lidstaten, op voorwaarde dat dit geldt voor alle lidstaten en niet alleen de lidstaten die aan de Middellandse Zee grenzen. Tegelijkertijd moeten we, zoals veel van mijn collega’s al hebben gezegd, illegale immigratie bestrijden door in de landen van herkomst omstandigheden te scheppen die de oorzaken van de diepe wanhoop waarvoor deze mensen op de vlucht slaan verlichten: de onderliggende oorzaken waarover de heer Frattini het had.
Tot slot, mevrouw de Voorzitter, blijft respect voor de mensenrechten een noodzakelijk ijkpunt voor ons beleid. Het proces van Europese integratie kan alleen sterk en betekenisvol zijn als we kunnen voorkomen dat Europa zijn poorten sluit voor immigranten.
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat illustreert beter de behoefte aan een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid dan de kwestie van de Tunesische vissers? Alles met betrekking tot die tragische gebeurtenis – van de migranten in een rubberbootje op volle zee tot de mensensmokkelaars die hen daar hebben gebracht en de autoriteiten die hun redders gevangen hebben gezet -, illustreert het falen van de Europese benadering van migratie.
Bij elke menselijke tragedie in een vreselijk decennium zonder enig initiatief hebben liberalen en democraten één eenvoudige vraag gesteld: hoeveel mensen moeten omkomen alvorens regeringen inzien dat het ophalen van de ophaalbrug van Fort Europa in niemands belang is? Het beheer van migratie is evenzeer in ons belang als in het belang van wie onze kusten probeert te bereiken en bereid is tijdens zijn poging te sterven. Populisme heeft aangezet tot een beleid dat gesmeed is in het vuur van de angst. Laten wij echter over de feiten spreken.
Feit één: in de loop van de volgende 20 jaar zal Europa 20 miljoen werknemers verliezen – werknemers voor onze dienstenbedrijven, die de belastingen betalen waarmee diensten voor onze burgers worden betaald.
Feit twee: de nationale regeringen ontmoedigen de mensen die Europa nodig heeft om te concurreren – en ja, te overleven – in een genadeloze wereldmarkt. Vijfentachtig procent van de beste hersenen gaan naar Amerika en Australië, afgeschrikt door onze bureaucratie, onze stijfhoofdigheid en onze obstakels voor vrij verkeer.
Feit drie: van de migranten die Europa bereiken, zijn slechts 3 op 20 geschoold. De meesten zijn ongeschoold, wanhopig en berooid. Commissaris Frattini’s voorstellen betreffen slechts de helft van het probleem. Ze bouwen voort op de ideeën van mevrouw Hennis-Plasschaert met betrekking tot een Europese green card om de vaardigheidstekorten in te vullen. Zijn plan voor een blue card vertoont echter zelf gebreken. Zo worden bijvoorbeeld de werknemers die we nodig hebben in catering, gezondheidszorg of toerisme niet vermeld. Als het plan met vrij verkeer van werknemers van de nieuwe EU-lidstaten samengaat, kunnen economische en demografische uitdagingen ermee worden aangepakt. Op de uitdaging van illegale migranten aan onze zuidelijke grenzen biedt het echter geen antwoord.
Wij mogen ons niet vergissen. De zelfgenoegzame verwachting van de Commissie dat wij de besten kunnen nemen en de anderen kunnen achterlaten, zal niet worden ingelost. Gedreven door armoede, honger, ellende en oorlog zullen mensen ook in de toekomst de Middellandse Zee oversteken, ongeacht of ze aan onze criteria voldoen. Waarom is dat zo? Omdat ons landbouw- en visserijbeleid hun producten te duur maakt en hun natuurlijke hulpbronnen plundert.
Natuurlijk moeten wij de grenzen van Europa controleren. Het verslag-Moreno Sánchez eist terecht dat Frontex het geld, het personeel en de uitrusting krijgt om zijn werk te doen – hoewel Gibraltar uitsluiten van Frontex, wat gelijkstaat met een gat in de omheining, de verbeelding tart. Op langere termijn echter kan slechts een veelomvattend EU-beleid dat de mensensmokkelaars straft, voorziet in legale wegen en hoop creëert waar wanhoop is, de bestaande tendens tegengaan.
De waarheid is dat we in onze omgang met ontwikkelingslanden slechts één keuze hebben: we nemen hun goederen of we nemen hun mensen. Als we minder mensen willen binnenlaten, moeten we hen meer helpen in hun eigen land, zoals in mevrouw Grubers verslag terecht wordt opgemerkt. Het Portugese voorzitterschap moet daarom zijn inspanningen verdubbelen om Europa’s landbouwtarieven te drukken en Doha tot een goed einde te brengen. De Commissie dient voor Afrika een milde agenda op te stellen, waarbij geld en marktopening worden gekoppeld aan de inachtneming van de mensenrechten en de rechtstaat om mensen hoop te geven op een beter leven in hun eigen land.
Mijnheer Lobo Antunes, mijnheer Frattini, houd uw volgende vergadering van de Raad in het immigratiegebouw op New Yorks Ellis Island. Leer uit onze geschiedenis van naar het westen trekken terwijl u plannen maakt voor de top EU Afrika in december. Migratie zal niet verdwijnen. Haar drijvende kracht is de bedwelmende mengeling van wanhoop en hoop. Migratie volgt de wet van vraag en aanbod, maar kan, indien goed beheerd, Europa verrijken en nieuwe energie geven.
(Applaus)
Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er zijn al verschillende richtlijnen betreffende legale migratie en er zullen nog andere worden voorgesteld, maar het werkelijke onopgeloste probleem is nog altijd dat van het voorkomen van illegale en ongecontroleerde immigratie, alsmede het ondubbelzinnig definiëren en waarborgen van respect voor de wetten en regels die gelden in de EU-landen: dat is een essentiële voorwaarde voor burgerlijke co-existentie.
Ik ben commissaris Frattini dankbaar voor de voorstellen die hij aan ons heeft voorgelegd. Het probleem blijft echter ernstig, in die zin dat er uitspraken zijn van rechters – ik noem hier zaken in Duitsland en Italië – waarin wordt bepaald dat de ouders van een meisje dat het huis niet uit mag, niet kunnen worden vervolgd of dat de scheidingsaanvraag van een vrouw die herhaaldelijk door haar man is geslagen niet in behandeling kan worden genomen omdat dergelijk gedrag volgens deze rechters overeenkomt met de gewoonten en gebruiken in de landen van herkomst van de immigranten. Dit alles is ook ernstig in het licht van het ontwerphervormingsverdrag: hierin wordt wel de basis gelegd voor een gemeenschappelijk immigratiebeleid, maar daar gaat veel tijd overheen, terwijl voor de uitroeiing van illegale immigratie een gemeenschappelijk beleid onmiddellijk nodig is.
In februari 2004 was ik rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken met betrekking tot Frontex, dat in 2004 in het leven werd geroepen en sinds 2005 operationeel is, maar nog altijd over onvoldoende middelen beschikt. Vaak heeft het niet de middelen om behalve de officiële grenzen ook onze grenzen te bewaken, want het zijn de grenzen van onze landen waarop meer toezicht moet worden gehouden. Om een rechtvaardige maatschappij op te bouwen, zonder openlijke of verborgen conflicten, waarvan de risico’s duidelijk zijn – waaronder het risico van vervorming van onze identiteit en die van andere mensen – hebben we een krachtig beleid nodig om onwettig gedrag tegen te gaan. We doen een beroep op de Commissie en de Raad om niet alleen de controles van de EU-grenzen te intensiveren, maar ook een geharmoniseerde wetgeving te introduceren om mensensmokkelaars snel en resoluut te straffen, en betere afspraken met de landen van herkomst van de immigranten te bevorderen.
Het waarborgen van de mensenrechten en de individuele waardigheid staat haaks op een zwak beleid dat de dreiging van terrorisme en sociale malaise bevordert. Dit is een van de redenen waarom we erop willen wijzen dat het ontbreken van een gemeenschappelijke regeling met betrekking tot het recht op asiel de situatie verergert, maar we zien weinig activiteit bij de fracties.
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Commissie, de Raad en onze twee rapporteurs omdat ze de complexiteit van de kwesties en de behoefte aan een duidelijke aanpak eindelijk erkennen. Wij weten dat migratie een onontkoombaar feit is, wij weten dat het een drijvende kracht is van ontwikkeling en wij weten dat vele EU-burgers ook een weg kiezen om te verdienen of te leren of smachten naar iets beters, net zoals diegenen die uit Afrika ten zuiden van de Sahara komen.
Wij verwelkomen het initiatief voor gelijke rechten voor alle groepen migranten. Wij waren bezorgd dat een sectorale benadering van de kwestie zou leiden tot een nog grotere complexiteit met betrekking tot verschillende rechten voor verschillende werknemers.
Wij willen echter ook een statuut voor diegenen die op dit ogenblik wegens conflicten daar niet naar hun land van oorsprong kunnen terugkeren en daarom behoeftig achterblijven, vaak in onze straten.
Wij verwelkomen ook de vraag naar meer eerlijkheid van de lidstaten over de behoefte aan migranten als werknemers in onze huidige economieën. Globalisering heeft de migratie doen versnellen, en ik ben het geheel eens met de leden die over de noodzaak van de wijziging van onze handelsregels hebben gesproken. Wij hebben het gehoord: als je onze vis neemt, neem je ook onze vissers. Ik wil deze leden dringend verzoeken geen krokodillentranen te plengen over de benarde toestand van bepaalde migranten – en niet te stemmen voor visserijovereenkomsten in dit Parlement of voor handelsregels die ander economieën vernietigen.
We moeten het in dit debat ook hebben over werkgelegenheid met betrekking tot gelijke rechten, gelijk loon en goede controle, die goed is voor alle werknemers, die hun rechten moeten kennen. Als wij bezorgd zijn over de hersenvlucht, dienen we ook te denken aan maatregelen om onze eigen geschoolde werknemers hier te houden. Wij moeten de vaardigheden van de instromende migranten gebruiken en ontwikkelen, en EQUAL heeft ons enkele fantastische voorbeelden gegeven die we niet mogen verliezen.
Als wij hooggeschoolden willen aantrekken, gaat het niet alleen om vrij verkeer. Wij moeten ook racisme en xenofobie aanpakken, die zeer veel hoogopgeleide mensen ervan weerhouden naar de Europese Unie te komen.
(Applaus)
Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris Frattini heeft ons vandaag eerst verteld over legale migratie en daarna over onregelmatige immigratie. Als de beleidsmaatregelen van de Europese Unie de logica van zijn woorden zouden volgen, zou ik het met hem eens kunnen zijn, maar dat is helaas niet het geval.
In de afgelopen jaren werden voor het beleid van de EU eerst en vooral woorden gebruikt als weigering van de toegang, migrantencriminaliteit, repressie, het schrikbeeld van een invasie; nu beginnen we dan toch eindelijk te spreken over toelatingsbeleid. Daarom kunnen we het er allemaal over eens zijn dat een beleid voor legale migratie cruciaal is om onregelmatige immigratie tegen te gaan, mensenhandel te vermijden en te voorkomen dat hoopvolle migranten de zee oversteken en de Middellandse Zee steeds meer in een grafveld verandert. Maar we moeten ook logisch nadenken. Voordat we een beleid voorstellen voor weigering van de toegang, moeten we dus bespreken hoe we de kanalen voor legale binnenkomst kunnen verbreden en hoe we de demografische uitdaging gaan aanpakken.
Ik begreep niet helemaal wat de heer Frattini vandaag bedoelde, of hij het had over lekken naar de pers. In werkelijkheid is de voorspelling van twintig miljoen immigranten in 2030 door de Europese Commissie zelf gedaan in haar groenboek, waarin werd uitgelegd dat de demografische crisis in de Europese Unie zodanig is dat we in 2030 twintig miljoen immigranten nodig zullen hebben. Twintig miljoen immigranten betekent echter niet twintig miljoen geschoolde immigranten. We werken van achteren naar voren: eerst voeren we een beleid in voor weigering van de toegang, dan bepalen we hoe we aan geschoolde immigranten gaan komen en ten slotte richten we ons op het grote vraagstuk wat we met de anderen moeten doen.
Ik denk dat we beter moeten kijken naar de beleidsmaatregelen die de afgelopen jaren zijn ingevoerd en deze moeten analyseren. We moeten ook beoordelen wat voor soort beleid we willen voor weigering van de toegang. Alleen al het overwegen van 18 maanden administratieve bewaring is naar mijn mening een overtreding en een systematische schending van de mensenrechten.
We moeten ook onderzoeken wat Frontex doet. Dit jaar hebben we 45 miljoen euro uitgegeven; Frontex heeft 90 mensen in dienst en heeft deze zomer vier missies op zee uitgevoerd. Ik denk niet dat we tevreden kunnen zijn met het door Frontex gevoerde beleid. Dit beleid hecht meer waarde aan weigering van de toegang dan aan het redden van levens.
Ik wil besluiten met dit punt: levens redden moet een prioriteit zijn. Op verzoek van de voorzitter van onze fractie en anderen zou de Commissie ons vandaag informeren over de zaak van de zeven Tunesische vissers die in Italië in de gevangenis zitten omdat ze 44 migranten hebben gered. Ik hoop dat commissaris Frattini ons wat meer kan vertellen over deze zaak, die overeenstemt met de logica van de criminalisering van immigratie.
Roger Knapman, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, die arme mijnheer Frattini is nog steeds verdwaald in het labyrint van Hampton Court, terwijl wij de EU nog verder van de democratie af zien dwalen. Laten wij onze positie – niet voor het eerst – vergelijken met Zwitserland.
De Zwitsers weten dat plaatselijke kennis de sleutel tot het immigratiebeleid is. De EU wil de controle over de immigratie boven het niveau van de nationale regeringen centraliseren. De Zwitsers daarentegen hevelen immigratie waar mogelijk over naar het lagere niveau van de kantons. In Zwitserland wordt over het jaarlijkse quotum voor immigranten deels door de federale regering en deels door de kantons beslist. Voorstellen voor een federaal migratieagentschap werden daar verworpen.
De Zwitserse kantons en hun lange traditie van directe
democratie zijn de historische drijvende kracht achter een immigratiebeleid dat werkt in het voordeel van de nationale economie en garandeert dat immigranten goed in de Zwitserse maatschappij geïntegreerd worden. Zoals professor Windisch van de Universiteit van Genève in de nieuwsbrief van april 2006 van de Franse Fondation pour l’innovation politique zei, moest de Zwitserse directe democratie openlijk en zeer snel via - het idee! – referenda en burgerlijke initiatieven het hoofd bieden aan problemen met betrekking tot immigratie en integratie. Hij zei voorts: “Anders dan in een uiterst centralistisch land zoals Frankrijk werd het debat gevoerd op federaal niveau en op het niveau van de kantons en gemeenten, met het oog op antwoorden vanuit de gemeenschap. Er waren initiatieven zoals de instelling van een integratiebureau in elk kanton en de geografische spreiding van nieuwkomers.”
Wij die, in tegenstelling tot de Zwitsers, niet het geluk hebben gehad buiten de EU te blijven, kunnen daaruit het volgende leren: het immigratiebeleid werkt in Zwitserland omdat het wordt gemaakt overeenkomstig plaatselijke en nationale behoeften en omdat plaatselijke gemeenschappen, in tegenstelling tot anonieme, gecentraliseerde bureaucratie, voor de integratie van migranten op basis van die behoeften verantwoordelijk zijn. In het VK, onderworpen als het voorlopig aan het EU-lidmaatschap is, verwijdert het immigratiebeleid zich zelfs nog verder van die bron van plaatselijke kennis. De UK Independence Party heeft al vroeg op de tekortkomingen van die aanpak gewezen.
Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als eerste wil ik beide rapporteurs bedanken voor hun uitstekende werk. Het bevorderen en reguleren van legale migratie is de enige haalbare oplossing, niet alleen voor het bestrijden van het criminele gedrag dat verband houdt met migratiestromen, maar ook om de mensenrechten te beschermen en te waarborgen. Net als alle andere Europese burgers moeten immigranten integreren en worden opgenomen in de betreffende gemeenschappen en moeten zij zich houden aan de bijbehorende rechten en plichten.
Een jaar geleden was ik rapporteur voor advies voor de Commissie ontwikkelingssamenwerking voor het verslag over de overschrijding van de buitengrenzen. Ik wil nu, net als toen, benadrukken dat het noodzakelijk is dat Europa voldoende middelen beschikbaar stelt voor fatsoenlijke ontvangstcentra, scholing voor ons personeel, toegang van buitenlandse burgers tot informatie over hun rechten en plichten, zware straffen voor iedereen die misbruik maakt van illegale immigratie en, bovenal, volledige samenwerking tussen de lidstaten.
Nu Frontex van start is gegaan, moet het voldoende middelen ontvangen en andere buurlanden die invloed ondervinden van de migratiestromen zo actief mogelijk bij het werk betrekken.
Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE). – (ES) Ja, mijnheer de Voorzitter. Het spijt me, er ging iets mis met het tolken en als u mij nog een paar seconden de tijd geeft, wil ik alleen nog even zeggen dat ...
(De spreker spreekt Baskisch)
Mijn excuses: ik wilde alleen nog een paar woorden in het Euskera zeggen over de Europese Dag van de talen, omdat wij, zoals al eerder in dit debat is gezegd, geen misdadigers zijn; we willen alleen graag onze eigen taal spreken.
Alfredo Antoniozzi (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik spreek mijn waardering uit voor vicevoorzitter Frattini en bedank hem voor het presenteren van een actieplan dat ons eindelijk een significante basis geeft om te debatteren en in de toekomst legale migratie te kunnen regelen.
Wat het verslag betreft, vind ik dat het een evenwichtige tekst is, de uitkomst van nuttige onderhandelingen en belangrijke compromisamendementen tussen de verschillende fracties, waardoor wij deze tekst brede steun kunnen geven en zo als Parlement het toekomstige werk van de Europese Commissie op dit gebied kunnen steunen. Ik wil benadrukken dat het standpunt van de PPE-DE-Fractie het broodnodige evenwicht en gewicht heeft toegevoegd tijdens het opstellen van dit verslag.
De hoofdpunten van het standpunt dat onze fractie altijd heeft ingenomen ten aanzien van het verschijnsel immigratie zijn bevestigd. Met betrekking tot deze specifieke punten wil ik u herinneren aan ons streven naar vastberaden, beslissende maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie, steun voor een sterker verband tussen legale en illegale immigratie en de zoektocht naar meer mechanismen voor dialoog en integratie voor immigranten.
Dit verslag kan zonder twijfel een Europees verslag worden genoemd, niet alleen voor het retorische effect, maar ook omdat het het verschijnsel immigratie ziet als iets wat alle Europese partners gezamenlijk moeten aanpakken, zowel de positieve als de negatieve aspecten. Iedereen moet zich solidair tonen en dus de problemen aanpakken met dezelfde mate van aandacht en vastberadenheid, ook als ze op het ene land een grotere invloed hebben dan op het andere. Of een schip met illegale immigranten nu schipbreuk lijdt bij Sicilië of de Canarische Eilanden of ergens anders, we moeten dit zien als een gezamenlijk probleem.
Een beleid op Europees niveau voor de coördinatie van het verschijnsel immigratie is op zijn zachtst gezegd noodzakelijk. Dit verslag wijst ons in de juiste richting om deze overtuiging te bevestigen en drukt tegelijkertijd een volledig respect uit voor de nationale bevoegdheid over de kwantitatieve aspecten en stromen van migranten.
Bárbara Dührkop Dührkop (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, net als iedereen wil ik eerst de rapporteurs feliciteren met hun uitstekende werk.
Immigratie is geen nieuw verschijnsel, zoals we allemaal weten, maar wat er nieuw aan is, is de enorme toename in de afgelopen jaren, en deze is te wijten aan de toenemende armoede en het feit dat steeds meer landen door armoede worden getroffen.
Ik ben dus van mening dat de grootste uitdaging op dit moment bestaat uit het beheersen van de migratiestromen, het structureren ervan in overeenstemming met de werkelijke behoeften en het garanderen van een hogere mate van integratie van deze mensen in de ontvangende landen, alsmede het intensiveren van de surveillance aan onze grenzen, met beleidsmaatregelen voor terugkeer naar de landen van herkomst.
Bovenal moeten we de maffia’s aanpakken die handelen in mensen. Het is essentieel om hierop te reageren en een einde te maken aan de menselijke tragedies die het gevolg zijn van illegale immigratie: daar zijn we het over eens.
Grenscontrole moet echter een gemeenschappelijke activiteit van de lidstaten zijn. Gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit moeten hand in hand gaan.
Nu wil ik graag in het kort iets zeggen over Frontex, dat goed werk heeft verricht, en ik richt mij hierbij tot de Raad, die ons zojuist een lange lijst van schepen en helikopters heeft voorgelezen. Wat ik me afvraag is: waar zijn die? Het is niet voldoende als ze alleen maar op een lijst staan. Ik ben ook van mening dat de Raad schizofreen te werk gaat als hij meer hulp vraagt van Frontex en tegelijkertijd het budget met 2,5 procent verlaagt, en dat terwijl de financiële middelen voor het jaar 2007 al zijn opgebruikt.
Ondanks Frontex zien we echter de toestroom van immigranten doorgaan, ongeacht of we werkelijk bereid zijn deze te beheersen: het is bereidheid die we nodig hebben en geen wetgeving, want de Commissie en de Raad hebben besloten dat er geen enkele richtlijn moet komen inzake wettelijke voorwaarden voor toelating tot de EU.
Het lijkt alsof alles waarop we hoopten in Tampere, alles wat onze Socialistische Fractie zo fel heeft verdedigd, simpelweg in rook is opgegaan.
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE). – (NL) Voorzitter, in een wereld waar we in toenemende mate te maken hebben met regionale conflicten, waar grote verschillen zijn in rijkdom en waar sprake is van een groeiende mobiliteit, zal het beheer van migratiestromen steeds belangrijker worden en tegelijkertijd ook moeilijk zijn. Is de Unie in staat haar verantwoordelijkheid te nemen, met een allesomvattend pakket, als het gaat om migratie, legaal en illegaal? We praten er al een tijdje over. De push-factoren waardoor mensen op drift raken, de pull-factoren waardoor mensen verleid worden om te vertrekken, het belang van opvang in de regio, de vaak inhumane omstandigheden waarin mensen verkeren, de beoogde burdensharing tussen de lidstaten, de terugkeer van illegalen, het gebrek aan mogelijkheden voor legale migratie, het risico van braindrain evenals de demografische veranderingen die ons als Unie te wachten staan. Zo’n beetje alle aspecten zijn, dan wel worden in de nabije toekomst geadresseerd middels richtlijnen, actieplannen en als andere instrumenten. Dank in dit opzicht aan commissaris Frattini. Ook afgelopen donderdag zette u uw doelstellingen weer zeer gepassioneerd uiteen tijdens de conferentie Shaping migration strategies die ik samen met andere collega’s organiseerde.
Geachte voorzitter van de Raad, ik bewonder de uitspraken van uw collega minister Socrates. De landen van de Europese Unie dragen inderdaad een historische verantwoordelijkheid jegens hen die nu in tegenovergestelde richting reizen. U als Raadsvoorzitter toont verregaande ambities. En toch, de realiteit laat ons zien dat de EU nog ver weg is als het gaat om het nemen van a global responsibility. In veel lidstaten is het migratiedebat totaal gepolariseerd. Het onderscheid tussen de asielzoeker en de economische migrant, vaak nog een illegaal, word niet gemaakt. Integratieproblemen domineren het debat. Sociale zekerheidsstelsels zouden op het spel staan en als we niet oppassen wordt de gemiddelde migrant gelijkgeschakeld aan een terrorist. Een open, eerlijk en transparant debat is maar al te vaak nauwelijks mogelijk. Helaas klinkt dit een op een door in de tergend langzame besluitvormingsprocedures in de Raad, als de Raad besluit tot harmonisering over te gaan, maar men eindigt bij de laagstmogelijk minimumstandaarden denkbaar. Als er al tot concrete maatregelen wordt besloten, dan gebeurt dit op basis van de allerlaagste gemene deler. En ja, ik ben van nature een ongeduldig persoon, ik zeg het er maar even bij.
De realiteit is echter dat het veel lidstaten aan ambitie ontbreekt. Het gebrek aan solidariteit is stuitend en ik noem Frontex, maar zo zijn er vele voorbeelden. Wanneer laten de lidstaten zien dat zij een lange-termijnvisie voorstaan, dat zij niet langer worden gedreven door angst, dat zij zich niet langer laten leiden door wellicht een kritisch artikel op de voorpagina van een krant en door de volgende verkiezingen. Met mooie Raadsconclusies alleen redden we het niet. Dus mijn vraag is, Raadsvoorzitter, hoe gaat u ervoor zorgen dat er een verandering tot stand komt? Is de Raadsvoorzitter bereid om vooruitlopend op het nieuwe verdrag dit Parlement medewetgevende bevoegdheden te geven ten aanzien van de nieuwe richtlijnen inzake legale migratie zoals de blue card. Dat, geachte Raadsvoorzitter, zou het juiste signaal zijn.
Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Voorzitter Doyle waarschuwt ons voor de risico’s van simplistische oplossingen. De prestaties van Frontex, die veel beter gefinancierd zouden moeten worden, laten zien dat er iets begint te gebeuren en dat er resultaten worden bereikt. Het beleid van Frankrijk gaat de goede kant op en kan als een voorbeeld dienen. Hetzelfde geldt voor enkele beslissingen die zijn genomen door de rechterlijke macht, bijvoorbeeld in Italië, waar men is begonnen beslag te leggen op huizen die zijn verhuurd aan illegale immigranten. Dergelijke praktische maatregelen zouden in heel Europa moeten worden uitgevoerd.
Maar wat een schijnbaar oprechte redeneringen horen we van de goedbedoelende, ruimdenkende linkerzijde! Het spijt me, mevrouw Gruber, maar het verbaast me dat ik een intelligent persoon als u hoor zeggen dat legale migratie kan worden bevorderd en illegale immigratie kan worden bestreden door de deur open te zetten voor legale migranten. Het tegendeel is waar! Alleen door de plaag van wetteloosheid uit te roeien kunnen we ons openstellen voor wat aanvaardbaar en verdraaglijk is, waaronder in numerieke termen, met andere woorden regelmatige, heldere en transparante immigratie. Hebt u ooit van de maffia gehoord? Dat woord komt in uw verslag niet voor, evenmin als het woord terrorisme, maar de maffia en terrorisme bloeien en verrijken zich dankzij de handel in en de dood van arme illegale immigranten. Zelfs u zou dat moeten begrijpen; zo moeilijk is het niet!
Kathalijne Maria Buitenweg (Verts/ALE). – (NL) Voorzitter, ik wil u voorlezen uit een onderzoeksrapport dat gefinancierd is door het Europees Parlement. Er staat:
(EN) “Wij kunnen redelijkerwijze concluderen dat het aantal mensen dat om het leven kwam aan de Europese grenzen sterk is gestegen sedert de controles in 1995 tot de externe grenzen werden uitgebreid.”
(NL) Voorzitter, in wezen is niet het aantal mensen dat een weg zoekt naar Europa toegenomen, maar worden de grenzen veel beter bewaakt, zodat mensen veel moeilijkere en gevaarlijkere routes nemen. Er staat ook in dit rapport dat:
(EN) “De voorstellen van de Europese Raad zullen waarschijnlijk de menselijke tol doen stijgen als gevolg van de verscherpte veiligheid en bewaking.”
(NL) Voorzitter, ik zou heel graag een reactie daarop willen van de Commissie en de Raad. Volgens mij zou het goed zijn om niet afhankelijk te zijn van zulk soort onderzoekers, maar moeten we echt zelf ook gegevens gaan verzamelen over de fatale oversteken. Bent u het daarmee eens en wie zou deze gegevens dan moeten gaan verzamelen?
Voorzitter, ik pleit er niet voor dat er helemaal geen grenscontroles zijn, maar ik pleit er wél voor dat er meer legale migratiemogelijkheden zijn. Wat dat betreft wil ik dan ook de Commissie complementeren met een voorstel voor een blue card. De blue card: de naam verwijst naar het blauw in de Europese vlag, maar het lijkt toch vooral over de sterren te gaan. Het is een soort entreekaartje voor de hoger opgeleiden en dat is heel belangrijk, maar het verdient aanvulling. Ik ben blij dat de Commissie heeft gezegd dat ze daarmee aan de slag gaat. Ik wacht vol spanning die voorstellen af, omdat ik denk dat het een noodzakelijke aanvulling is op de voorstellen die tot nu toe gedaan zijn.
Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, migratie heeft gedurende de hele menselijke geschiedenis bestaan. Het is een van de meest fundamentele drijvende krachten achter die geschiedenis. Als we het hebben over migratie tussen landen, houden we ons dus bezig met tamelijk fundamentele vraagstukken, existentiële kwesties van menselijke vrijheid. Hebben mensen niet het recht om te kiezen waar in de wereld ze willen wonen? Dat staat hier allemaal niet ter discussie. De moderne welvaartsstaat is niet verenigbaar met vrije immigratie en moeilijk verenigbaar met uitgebreidere migratie in het algemeen vanwege de verschillen in levensstandaard.
Immigratie als een manier om onze bevolking te verjongen is nagenoeg tot stilstand gekomen, zo blijkt uit onderzoek. Immigratie door gezinsleden heeft nauwelijks effect op de demografische structuur. Om de bevolking van een land als Japan te kunnen verjongen, zou vijftig tot zeventig procent van de totale bevolking uit immigranten moeten bestaan.
Hersenemigratie is een groot probleem voor ontwikkelingslanden. Hier wordt effectief voorgesteld dat we andere landen moeten beroven van hun geschoolde bevolkingsgroepen. Er is een nieuwe aanpak nodig.
Marine Le Pen (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, uit de laatste cijfers van het jaarverslag over de activiteiten in 2006 van Eurodac, het biometrische systeem dat op Europese schaal voor asielzoekers wordt gebruikt, blijkt dat het aantal personen dat de grenzen van de Unie illegaal is overgestoken, tegenover 2005 met 64 procent is gestegen! Het betreft een ontstellende toename die bewijst, als dat nog nodig was, dat Europa onmachtig is zijn buitengrenzen te beheersen en de exponentiële groei in te dijken van een illegale immigratie uit voornamelijk Afrika.
Enige opluchting in dit verslag is dat het Parlement zich ervan bewust schijnt te zijn geworden dat de massaregularisatie van illegale immigranten op het grondgebied van de Unie geen oplossing op zich is en de problemen niet heeft opgelost. Hoera! Toch was het nodig dat Spanje, België, Frankrijk, Italië en Nederland overgingen tot dit gevaarlijke beleid van regularisaties, dat onvermijdelijk een aanzuigend effect tot gevolg heeft en ook de migratiestromen van hun Europese buren beïnvloedt, voordat wij tot dit inzicht zijn gekomen.
Laten wij positief zijn. Dit is een begin, maar om de illegale immigratie op doeltreffende wijze te bestrijden dient een eerste maatregel dringend te worden genomen. Ik heb het over de herinvoering van de controles aan de buitengrenzen van de Unie. Het is niet de schijnoplossing Frontex, een echte lege doos met weinig materiaal en weinig mensen die bovendien niet wordt ondersteund door bepaalde Europese landen die hun soevereiniteit op het gebied van immigratiebeleid willen bewaren, die Europa uit deze afschuwelijke spiraal kan halen.
Europa zelf ligt met de misdadige Schengen-akkoorden aan de oorsprong van deze voortdurende en exponentiële immigratie. Ze moeten zo snel mogelijk worden herroepen!.
Irena Belohorská (NI). – (SK) De Europese Unie heeft een uitgebreide wetgeving op het gebied van migratiebeleid. We hebben de Conventies van Genève, de Overeenkomst van Dublin, diverse verordeningen en een groot aantal richtlijnen.
Er zijn echter grote problemen bij de tenuitvoerlegging daarvan en het grote aantal maakt het volledige systeem ondoorzichtig. Daarnaast wordt de wetgeving van de lidstaten vaak foutief toegepast en vallen de status van vluchteling en die van asielzoeker vaak samen.
Aangezien de tijd beperkt is, zal ik me beperken tot de kwestie van kinderen die niet worden vergezeld door hun ouders en die hun land van herkomst verlaten om in een ander land asiel aan te vragen: vijf procent van alle asielzoekers bestaat uit kinderen. We hebben statistieken over het aantal kinderen dat asiel heeft aangevraagd, maar we weten niet hoeveel er de grens over komen en geen asielaanvraag indienen. We weten hoeveel er asiel krijgen, maar we hebben geen informatie over wat er gebeurt met degenen van wie de aanvraag wordt afgewezen.
Bovendien moeten kinderen bij aankomst in een land een wettig vertegenwoordiger krijgen toegewezen die hun belangen zal behartigen, maar we weten niet precies hoe de belangen van het kind zijn gedefinieerd. De wettige vertegenwoordiger van een kind mag geen onervaren vrijwilliger, student of rechtspersoon met conflicterende belangen zijn.
Patrick Gaubert (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het verheugde mij zeer in de voorbije dagen de oproepen van de PSE te lezen om vanochtend zonder demagogie te debatteren. Als ik u vanochtend echter hoor spreken, vind ik dat uw standpunten gevaarlijk dicht bij die van onze fractie liggen.
Ik ben het met Lilli Gruber eens dat de lidstaten de immigratie niet langer elk voor zich kunnen beheren. Ik ben het met de heer Moreno Sánchez eens dat wij de landen van oorsprong willen helpen zich te ontwikkelen, zodat de mensen daar blijven. Ik ben het eens met de heer Claudio Fava als hij zegt dat "Europa streng moet zijn tegenover ondernemers die zonder scrupules werknemers uitbuiten".
Sommigen spreken met felheid over immigratie en beweren dat immigranten aan de basis liggen van alle kwaad in hun land. Zij delen de fundamentele waarden van de Europese Unie niet.
Gelukkig bestrijden anderen op humane wijze illegale immigratie, die moderne slaven maakt. Zij ondersteunen legale immigratie, die onze landen een economische, culturele en intellectuele kans kan bieden.
In het Europees Parlement weten wij dat er geen goede, louter nationale oplossing is. De te volgen weg kan alleen maar een samenhangend Europees beleid zijn. Wij hebben Frontex niet opgericht om in het zuiden van Europa drenkelingen uit het water te halen of om in het oosten van honger en dorst omgekomen kinderen te bergen. Frontex is geen onoverkomelijke grens, maar een middel om een al te massale, menselijk en materieel onbeheersbare instroom van immigranten te vermijden.
Het beheer van onze grenzen is niet technisch, niet militaristisch, maar politiek. Ik ben zoals u, ik zoek de meest realistische en menselijke oplossing. Wij kennen die allemaal. Ze is hier te vinden, rondom de Europese tafel, tussen ons en de leiders van de landen van oorsprong. Het is aan ons om het initiatief te nemen voor een nieuwe, doeltreffender vorm van medeontwikkeling, waarvan het gevolg een intelligente regeling zal zijn van de migratiestromen en de rustige aankomst van immigranten bij ons.
Geachte collega’s, immigranten kunnen hun leven vaak niet kiezen. Wij kunnen dat wel. Wij kunnen ervoor kiezen hen te ontvangen met belangstelling, waardigheid en intelligentie. Het is aan ons te slagen waar anderen reeds te lang zijn mislukt!
(Applaus)
Martine Roure (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij waren inderdaad voorstander van dit gemeenschappelijk debat omdat een echt doeltreffend en samenhangend Europees immigratiebeleid vandaag onmogelijk is als wij die twee onderwerpen niet samen en op communautair niveau behandelen.
Onze landen hebben sedert jaren een beperkend migratiebeleid gevoerd. Dat beleid heeft de migranten echter niet tot staan gebracht. Zij blijven integendeel met gevaar voor hun leven, op zoek naar betere levensomstandigheden, naar Europa komen. Voor velen onder hen is het een kwestie van overleven. Vandaag is de wereld een dorp. Wij kunnen diegenen die vluchten voor ellende en wanhoop nooit tegenhouden. Sommigen onderhouden het droombeeld van de sluiting van de grenzen. Zij zijn onverantwoordelijk!
Het gaat om moraliteit en solidariteit. Wij moeten alle landen in ontreddering helpen. Daarom ben ik van mening dat wij het debat niet tot Frontex mogen beperken. De Europese Raad dient te verklaren waarom Frontex midden augustus bij gebrek aan operationele middelen zijn acties in het Middellandse-Zeegebied moest stopzetten. Wij moeten echter aandacht besteden aan de vraag hoe wij het diegenen die dat wensen, mogelijk maken op wettige wijze naar Europa te komen.
Wij moeten natuurlijk de mogelijkheid onderzoeken van een Europese blue card, die het migranten mogelijk maakt zich op transparante en veilige wijze, vrijelijk tussen Europa en het lang van oorsprong te verplaatsen. Het is overigens belangrijk dat de Commissie vooraf een voorstel doet om een gemeenschappelijke basis voor migrantenrechten vast te stellen. Velen worden in onze landen op schandelijke wijze uitgebuit. Wij moeten ons er goed bewust van zijn dat, in onze veranderende wereld, de landen die nog ellende kennen, dringend in staat moeten worden gesteld zich op harmonieuze wijze te ontwikkelen. Dat is onze plicht. Iedereen moet het recht hebben in zijn land te bijven leven: op dit ogenblik bestaat die keuze niet!
Ik hoop ten slotte dat de lidstaten het mandaat van de intergouvernementele conferentie in acht zullen nemen om met betrekking tot legale immigratie een stemming met gekwalificeerde meerderheid en volgens de medebeslissingsprocedure mogelijk te maken. Nogmaals, het is absoluut noodzakelijk een samenhangend Europees beleid te voeren.
Jean-Marie Cavada (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, eindelijk kunnen wij illegale immigratie en zogenaamde legale immigratie samen behandelen. Het zijn twee samenhangende facetten, zonder dewelke geen enkel land vandaag echt in zijn immigratiebeleid is geslaagd. De meeste zijn erin geslaagd electoraal onevenwicht uit te lokken dat de problemen radicaliseert, terwijl die problemen dat echt niet nodig hebben om ten gronde te worden behandeld.
Geen enkele lidstaat kan op dit ogenblik beweren zijn immigratiebeleid alleen te willen voeren. Het drama van onze Europese Unie is dat vele van onze landen historisch gezien, gedurende meer dan twee eeuwen, immigratieproblemen hebben gekend waarvan zij slachtoffer waren. Vandaag behandelen wij politieke vodjes papier, maar ik denk dat het nu tijd is voor meer lef. In een ruimte van vrij verkeer beïnvloeden de in een bepaalde lidstaat genomen beslissingen rechtstreeks de buren. Aangezien de buitengrenzen nu gemeenschappelijke grenzen zijn voor alle landen van de Unie, mogen wij de lidstaten in het zuiden en het oosten van de Unie niet alleen en machteloos het hoofd laten bieden aan de massale toestroom van migranten, zoals wij hebben gezien in Malta, de Canarische eilanden, Lampedusa, in het oosten en nu zelfs ook in het noordwesten.
Aangezien solidariteit geboden is, is er behoefte aan echte politieke wil. Ik zie die te weinig in de lidstaten. Wij kunnen geen echt Europees immigratiebeleid ontwikkelen als wij geen einde maken aan de onevenwichtigheid van de bestaande verdragen. De strijd tegen de illegale immigratie moet echt worden gecommunautariseerd. Een verlammende eenparigheid van stemmen voor het legale-immigratiebeleid is vandaag niet meer aanvaardbaar.
Daarom wil ik nogmaals benadrukken dat wij voor het beleid betreffende legale immigratie en integratie zoals dat in het mandaat van de intergouvernementele conferentie staat, dienen te voorzien in besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid en volgens de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. Dat is de enige manier om op doeltreffende en democratische wijze te antwoorden op één van de grootste uitdagingen voor de Europese Unie.
Roberts Zīle (UEN). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik ben bijzonder blij dat het Parlement zich, ter versterking van de communautaire aanpak, ook bezighoudt met kwesties op het gebied van legale immigratie in mijn land – Letland – met betrekking tot de tekorten aan arbeidskrachten in verschillende sectoren, zoals de bouw en cateringdiensten. Ja, veel mensen hebben Letland verlaten om legaal in deze sectoren in verschillende EU-landen te werken, en burgers uit niet-EU-landen vervullen deze vacatures in ons land, zowel legaal als illegaal. Voor hen die graag de rol van het Europees Parlement willen versterken en die van de lidstaten willen verkleinen, vooral die van de kleine staten, als het gaat om immigratiekwesties, zou ik graag de nadruk willen verleggen. We moeten onze uiterste best doen om verschillende lidstaten ervan te overtuigen dat ze moeten ophouden met het beperken van de toegang tot de arbeidsmarkt voor lidstaten die in 2004 zijn toegetreden tot de EU, om nog maar te zwijgen over de houding ten aanzien van de nieuwe lidstaten van 2007, die zelfs illegale arbeid voor EU-burgers stimuleert. Wees consistent, dames en heren! Dank u.
Hélène Flautre (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, terwijl u kanalen voor legale immigratie voorstelt, in wezen gemotiveerd door Europese economische behoeften die niet erg veel voeling hebben met de reële behoeften van de bevolkingen in het zuiden, beslist u in feite niet zozeer over het aantal migranten in Europa, maar eerder over diegenen die op legale wijze ons grondgebied kunnen binnenkomen. Hoe staat het met de anderen?
Voor hen blijft het een zwerftocht vol gevaren. Het gaat om verhindering het land te verlaten, onderschepping op zee, parallelle netwerken, opsluiting, gered worden of verdrinken op zee – ik wil u horen zeggen en herhalen dat de reddingsplicht op zee een universele, fundamentele plicht is, met het oog op de kwestie van de zeven Tunesische vissers is dat toch het minste dat wij mogen verwachten –, gedwongen terugkeer, een dooltocht zonder einde in vijandige transitlanden en ernstige schendingen van de rechten.
Als commissaris bevoegd voor justitie en vrijheden dient de rechtsbescherming van personen uw voornaamste bekommering te zijn – net als de onze – en zoals wij weten zijn uw bevoegheden op dit gebied uitgebreid, zelfs immens!
Hoe kunt u garanderen dat Tsjetsjeense burgers die uitgesloten worden van asielprocedures in Slowakije en vervolgens via Oekraïne naar Rusland worden uitgezet, niet slecht zullen worden behandeld? Wat is uw balans van de eerste overnameakkoorden van de EU op dit gebied? Hoe garandeert u het beginsel van niet-uitwijzing bij zulke stapsgewijze terugkeer?
Als de Frontex-patrouilles op zee bootjes met migranten onderscheppen, hoe garandeert u dat die personen echt de mogelijkheid krijgen een asielaanvraag in te dienen en dat deze patrouilles minderjarigen op specifieke wijze behandelen, in hun hoger belang, zoals het internationaal recht voorschrijft?
Kunt u ons ten slotte duidelijk uitleggen waarom u geen proactief beleid hebt om de lidstaten te vragen de internationale conventie over de bescherming van de rechten van alle migrantenwerkers en leden van hun families te ratificeren?
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) In een toespraak van één minuut kunnen we alleen benadrukken dat er een einde moet worden gemaakt aan de repressieve, veiligheidsgerichte beleidsmaatregelen die migranten, zowel mannen als vrouwen, die willen werken en een menswaardig bestaan willen opbouwen, criminaliseren. Detentiecentra voor migranten moeten worden gesloten en het onmenselijke beleid van terugzending moet worden beëindigd. Xenofobie, racisme en alle vormen van beleid en corruptie die dit aanmoedigen moeten worden bestreden. De situatie van arbeidsmigranten moet worden gereguleerd door hen arbeid en sociale rechten te garanderen, want dat is een noodzakelijke voorwaarde voor het beëindigen van de onaanvaardbare uitbuitingssituaties. Er moet een effectief integratiebeleid komen dat specifiek gezinshereniging omvat.
Wij zijn van mening dat het ontwikkelen van een gemeenschappelijk migratiebeleid geen adequate reactie is op deze kwesties en problemen, zoals de resultaten van gemeenschappelijk beleid op andere gebieden laten zien. De migratiesituatie is in elk land van de Europese Unie anders. De besluiten die worden genomen met betrekking tot dit beleid moeten de soevereiniteit van elke staat respecteren, wat de samenwerking op EU-niveau die op dit gebied nodig is natuurlijk niet in de weg hoeft te staan. In plaats van een gemeenschappelijk beleid hebben we een ander beleid en andere maatregelen nodig die de rechten van migranten effectief beschermen en de diepe oorzaken van migratie bestrijden.
Patrick Louis (IND/DEM). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, laten wij afzien van holle frasen! Het probleem is niet het recht op asiel en immigratie binnen éénzelfde cultuur. Het gaat hier wezenlijk over al dan niet legale immigratie vanuit andere culturen, die niemand geluk brengt.
Arbeidsimmigratie is een dubbel onrecht: ze steelt door de landen van oorsprong betaalde kennis en heeft een negatieve invloed op de arbeidsmarkt van het ontvangende land, waar ze de kans op werk van de plaatselijke werklozen verkleint.
Uitkeringsimmigratie vertoont twee gebreken: ze ontheemt door de luchtkastelen van de westerse stad aangetrokken armen en verstoort in het ontvangende land het evenwicht van de sociale begrotingen, die zijn ontstaan in het beperkte en beschermende kader van de natie en alleen daar kunnen voortbestaan.
In tegenstelling tot wat een maand geleden op de muren van het restaurant van de afgevaardigden in Brussel werd geschreven, heeft de Europese Unie geen immigratie nodig. Europa heeft integendeel behoefte aan een veelomvattend gezins- en demografisch beleid, aan souvereine samenwerking tussen de naties en aan grenzen, niet aan Frontex. De wereld dient te begrijpen dat vrede niet bestaat in immigratie, maar in autonome ontwikkeling, en dat culturele ontworteling de echte proletarisering is.
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de bevoegdheid van de natiestaat om zijn eigen grenzen te controleren en zijn immigratiebeleid naar behoeven te wijzingen is een tastbare uiting van soevereiniteit.
Het feit dat het Verenigd Koninkrijk zijn zware misrekening uit 2004, namelijk het opendeurbeleid tegenover Oost-Europa, nu niet kan rechtzetten, is een veelzeggende aanwijzing hoeveel soevereiniteit wij in het Verenigd Koninkrijk hebben afgestaan om tot deze club te behoren. Ik heb het over een “zware misrekening” omdat wij in plaats van de verwachte 13 000 migrantenwerknemers, 750 000 immigranten hebben ontvangen. Daarbij komt de bijbehorende massale druk op onze sociale zekerheid van miljoenen per jaar aan kinderbijslag en belastingskredieten voor kinderen die zelfs niet in het Verenigd Koninkrijk wonen, maar recht hebben omdat hun vaders hier werken. Tengevolge van de EU-regels kunnen wij daar niets aan doen. Toch willen sommigen nog meer bevoegdheden naar Brussel overhevelen. Hoe dom zou het zijn dat te doen!
József Szájer (PPE-DE). – (HU) Dames en heren, de tekortkomingen van het Europese immigratiebeleid en de moeilijkheden die we tot nu toe hebben ondervonden rondom gezamenlijke actie hebben nu de steun binnen de maatschappij voor gedeelde waarden, zoals het vrije verkeer van burgers binnen de Europese Unie, ondermijnd.
We hebben onze binnengrenzen opengezet, maar we hebben nog geen gemeenschappelijk beleid voor immigratie. Dat is volkomen absurd. Europese burgers hebben intussen het gevoel dat open grenzen binnen de EU leiden tot ongecontroleerde immigratie. Als we de vrede binnen onze maatschappijen en de steun voor de vrijheid van verkeer willen handhaven, hebben we een sterk Europa nodig, sterker dan het nu is, op het gebied van immigratie. In dit opzicht mogen we echter niet vergeten dat burgers van de nieuwe lidstaten nog altijd te maken hebben met ernstige beperkingen als het gaat om immigratiebeleid, ondanks het feit dat ze Europese burgers zijn.
De Europese Volkspartij is van mening dat de volgende zaken nodig zijn voor een gepast en transparant gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid. Ten eerste: solidariteit tussen de lidstaten, wat inhoudt dat unilaterale besluiten die van invloed zijn op iedereen als gevolg van de open grenzen, zoals in het geval van het besluit van de Spaanse regering, niet meer mogelijk zijn. Ten tweede: menselijke waardigheid moet het uitgangspunt zijn.
Ten derde: we moeten resoluut maatregelen nemen tegen illegale immigratie. Een collega van de Socialistische Fractie zijn zo-even dat immigratie geen misdaad is. Maar, dames en heren, iedereen die de Europese regels en die van de lidstaten overtreedt, begaat wel degelijk een strafbaar feit en daarom hebben we het ook over illegale immigratie. Om maatregelen te kunnen nemen tegen illegale immigratie moeten we onze buitengrenzen beter beschermen dan we tot nu toe hebben gedaan en een wettelijk kader scheppen voor de terugkeer van immigranten naar hun eigen land.
Ten vierde: de regels met betrekking tot illegale immigratie moeten worden versterkt en transparanter worden gemaakt – neem mij niet kwalijk, ik bedoelde de regels met betrekking tot legale immigratie – waarbij meer rekening moet worden gehouden met de typen arbeid die we in onze landen nodig hebben.
Ten vijfde: het immigratiebeleid moet niet beginnen bij onze grenzen. Het is verbijsterend dat de Europese Unie een van de grootste hulpverlenende organisaties ter wereld is en dat we toch zo weinig voorwaarden stellen aan de ontvangende landen als het gaat om corruptie, respect voor de mensenrechten en democratie. Hier moet een einde aan worden gemaakt en dergelijke voorwaarden moeten worden opgelegd aan de ontvangende landen. Ceterum censeo: Europa heeft een sterker immigratiebeleid nodig.
Stavros Lambrinidis (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, enkele decennia geleden emigreerden miljoenen van onze mede-Europeanen naar Amerika, Australië, Zuid-Afrika en naar andere Europese landen. Deze mensen waren niet rijk; ze waren op de vlucht voor armoede.
Wij wilden dat ze werden geaccepteerd en dat ze rechten kregen. Het geld dat ze naar huis stuurden, steunde onze economieën. Duizenden Italiaanse, Griekse en Ierse vlaggen wapperen in die landen op onze nationale feestdagen. Ze houden van de landen waar ze naartoe zijn gegaan, maar ze mogen ook van hun land van herkomst houden; niemand voelt zich bedreigd door deze dubbele liefde. Zij hebben de economieën en de culturele en democratische rijkdom van de ontvangende landen gestimuleerd.
Immigratie mag dus niet primair worden behandeld als een politiezaak en al helemaal niet als een waarschijnlijke bron van terrorisme, zoals het tegenwoordig in Europa wordt besproken.
Immigratiebeleid moet veelomvattend zijn en een groot aantal aspecten beslaan:
- ten eerste verbetering van de legale migratiekanalen;
- ten tweede bestrijding van clandestiene immigratie, in het bijzonder bendes die zich schuldig maken aan onmenselijke handel in immigranten, en handhaving van het respect voor de mensenrechten in detentiecentra. De enig misdaad die deze mensen hebben gepleegd is geboren worden in arme of door oorlog verscheurde gebieden;
- ten derde de reden voor de toestroom van immigranten: oorlogen, armoede, onderontwikkeling, dictaturen; Europa moet deze verschijnselen aanpakken in zijn economisch en buitenlandbeleid;
- ten vierde moeten we ons afvragen waarom Europa zo aantrekkelijk is voor immigranten. Tegelijkertijd moeten we illegale arbeid bestrijden;
- ten vijfde de demografische, onderzoeks-, onderwijs- en economische behoeften van de Europese Unie; we moeten de broodnodige arbeidskrachten aantrekken;
- ten zesde respect voor de grondrechten;
- ten zevende het slaan van een Europese brug tussen volken en culturen, waarmee we ons buitenlandbeleid versterken.
Heel weinig van de bovenstaande zaken vereisen politieoptreden. Wat ze wel vereisen, zijn politici met inzicht en daadkracht. Ik ben blij dat de Commissie, na haar aanvankelijke nadruk op een aanpak met een hoofdrol voor de politie, nu verdergaat met een veel betere totaalaanpak. Ik feliciteer de heer Frattini!
Mogens Camre (UEN). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de kern van de problemen waarover we ons hier buigen is de demografische onbalans in de wereld. Het legaliseren van illegale immigratie zal geen problemen oplossen: het beheren van de immigratie volgens een uniforme set regels nog veel minder. Alleen hulp bij ontwikkeling en democratie zal helpen. De EU-landen zijn zo verschillend dat uniforme regels onmogelijk toe te passen zijn. In Denemarken is meer dan de helft van alle immigranten uit niet-westerse landen niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt en onder degenen die wel deel uitmaken van de beroepsbevolking is de werkloosheid hoog. Dit komt doordat het land hoge minimumlonen en hoge uitkeringen heeft – zo hoog dat maar weinig mensen in dit Parlement begrijpen dat Denemarken eenvoudigweg geen mensen zonder kwalificaties op de arbeidsmarkt kan krijgen, ongeacht de nationaliteit van de betreffende persoon en ondanks een enorm financieel ondersteuningsinitiatief.
De tegenstand in alle lidstaten tegen toenemende immigratie uit vreemde culturen zou voldoende moeten zijn om het Europees Parlement ervan te overtuigen dat het beter naar de kiezers moet luisteren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, elk debat over immigratie moet gebaseerd zijn op ten minste vier feiten. Mensen zullen hun leven blijven wagen om hier te komen, hoe veel muren, tralies of schepen we ook inzetten. Mensen komen niet naar Spanje, Malta of Italië: ze komen naar Europa. Alle studies wijzen op het feit dat de immigrantenpopulatie noodzakelijk is in de EU om het huidige niveau van de welvaartsstaat in stand te houden. Er wordt echter nog steeds in verontrustend hoge mate misbruik gemaakt van veel van deze mensen door gewetenloze zakenmensen die profiteren van hum kwetsbare situatie om hen uit te buiten.
Als dit het geval is – en ik wil u eraan herinneren dat dit al is aangetoond en dat ik mij niet baseer op vooroordelen of verdenkingen – als dit het geval is, moeten we nu een redelijk en intelligent Europees beleid ontwikkelen voor het passeren van onze grenzen: mensen niet doorlaten helpt niet om het proces onder controle te krijgen; het maakt de situatie alleen maar dramatischer.
We moeten ook een verantwoordelijke houding aannemen ten aanzien van ons toelatingsproces, waarbij we immigranten asiel en een vluchtelingenstatus garanderen, ieder persoon afzonderlijk behandelen en realistische oplossingen ontwikkelen.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben de verslagen van onze twee gewaardeerde collega’s aandachtig gelezen. Er staan geen voorstellen in die substantieel verschillen van de maatregelen en beleidsvormen die zijn voorgesteld door de Raad en de Commissie.
Frontex, waarvoor meer middelen worden verzocht, is niet zomaar een mechanisme voor politiecontrole langs onze grenzen; het kan ook worden gebruikt als een platform voor de controle van niet-EU-landen die aan de EU grenzen. De oplossing voor de bestrijding van illegale immigratie is niet het intensiveren van repressie- en interventiemechanismen. We moeten geen detentiecentra inrichten en biometrische gegevens verzamelen in centrale databases en we moeten niet alle mensen die onze grenzen proberen te overschrijden zien als terroristen of misdadigers.
Tegelijkertijd is het instellen van een kader van specificaties voor legale immigratie evenmin een manier om illegale immigratie te bestrijden. We moeten dit kader niet blijven gebruiken als een excuus voor de bevordering van maatregelen die de Europese Unie als geheel dienen zonder rekening te houden met de rechten van de immigranten zelf.
De betreffende toelichting levert geen kritiek op het gebruik van biometrische gegevens, zij maakt geen onderscheid tussen controles en het beheer van immigratie en zij houdt ook geen rekening met die immigranten die niet binnen de categorieën van bruikbare intellectuele vaardigheden of essentiële handenarbeid vallen om in de behoeften van de multinationals te voorzien.
Immigratie is een relatie in twee richtingen van levering en dialoog, uitwisseling en wederzijdse invloed, samenwerking en respect voor volken en individuen, begrip en de garantie van gelijke kansen. Het is daarom onze plicht om een beleid te stimuleren dat deze en alleen deze aanpak volgt.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Manfred Weber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben vandaag veel over migranten gesproken. Ik wil nu even de aandacht vestigen op wat onze burgers zich afvragen. In de Europese Unie zijn er miljoenen werklozen, en wij praten over het toestromen van hooggekwalificieerden. Het zal ons als politici nog veel moeite kosten onze burgers uit te leggen dat wij bij de hooggekwalificeerden de beste hersenen van de wereld nodig hebben.
De burgers stellen ons ook de vraag of wij hun bezorgheid in dat verband ernstig nemen. Wij hebben het over circulaire migratie. In de voorbije decennia hebben wij in mijn thuisland Turkse medeburgers opgenomen om ze als arbeidskrachten in te zetten. In Tsjechië zijn er Vietnamezen. Circulaire migratie – het weer naar huis gaan van deze gastarbeiders – heeft in deze landen tot nu toe niet gewerkt. Hoe zult u dat probleem oplossen? Hoe past dat in elkaar?
Wij zullen de burgers ook duidelijk moeten maken dat wij van mening zijn dat migranten zich dienen te integreren – zoals de heer Lambrinidis heeft gezegd –, de taal dienen te leren en zich moeten inspannen om te integreren. Wij kunnen alleen op begrip voor een Europees migratiebeleid – voor legale immigratie – rekenen, als wij duidelijk zeggen dat illegalen Europa moeten verlaten. Alleen dan zullen wij instemming met legale immigratie vinden.
Het allerbelangrijkste in het verslag is naar mijn mening de duidelijke belofte aan de Europese burgers dat de kwestie van de quota, met name hoeveel mensen op een arbeidsmarkt komen, een nationale bevoegdheid blijft. De burgers hebben daarin veel meer vertrouwen.
Ik dank de beide rapporteurs, die een goed verslag hebben voorgelegd. Namens onze fractie, de PPE-DE-Fractie, wil ik zeggen dat wij verheugd zijn dat ook de collega’s van de linkse partijen in het Parlement op veel gebieden dichter bij ons standpunt zijn gekomen. Ik heb het dan over een krachtig terugkeerbeleid, de vraag of wij de bevoegdheid voor de quota op het nationale niveau moeten laten en de vraag wanneer wij een doeltreffende grensbewaking instellen. Ik ben zeer verheugd dat wij ons hier als PPE-DE-Fractie hebben kunnen doen gelden.
Magda Kósáné Kovács (PSE). – (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Europa heeft een gemeenschappelijk immigratiebeleid nodig. Van Tampere to Den Haag, van Claude Moraes en Patrick Gaubert tot de twee uitstekende verslagen van vandaag en alle mededelingen van de Commissie daartussen – dit zijn de verschillende tussenstops geweest waar we al hebben kunnen vaststellen dat strengheid in het immigratiebeleid geen voordeel op zich is.
Onze taak is coördineren en differentiëren. We moeten het complexe verschijnsel coördineren dat wordt gevormd door alle factoren van migratie, waaronder mensen die uitsluitend om economische redenen migreren, maar ook degenen die illegaal de grens oversteken. Deze personen moeten we differentiëren van asielzoekers, van mensen die infiltreren in verband met criminele activiteiten en van mensen die misschien door de autoriteiten zelf tot illegaal handelen zijn gedwongen.
Tot nu toe waren wij nieuwe lidstaten doorvoerlanden, maar nu zullen wij ook landen van bestemming worden en onze verantwoordelijkheid zal toenemen, aangezien wij ook behoefte hebben aan nieuwe arbeidskrachten. We hebben echter geen behoefte aan extra spierkracht of grijze cellen om uit te buiten, maar nieuwe arbeid voor onze arbeidsmarkt. Daarom verwelkomen wij voorschriften die de plaats van de immigranten in onze arbeidsmarktsituatie aangeven. Ik verwelkom ook het plan voor gemeenschappelijke wetgeving en de instrumenten die worden voorgesteld in dit gemeenschappelijke wetgevingsplan.
Als laatste wil ik benadrukken dat samenwerking met de landen van herkomst de werkelijke toekomst met een menselijk gezicht vormt, waarin legale en illegale immigratie geen besluit zijn dat een leven beïnvloedt en niet betekent dat men zijn land en thuis ontvlucht, maar een tijdelijke periode is waarin de voorwaarden voor terugkeer moeten worden vastgesteld door middel van begrip en integratie. Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Simon Busuttil (PPE-DE). – (MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter, commissaris. Het agentschap Frontex doet erg zijn best, maar ik moet zeggen dat we nog lang niet de vereiste resultaten hebben bereikt. Afgelopen juli leidde de missie van Frontex in het Middellandse Zeegebied ertoe dat het aantal immigranten dat in mijn land, Malta, arriveerde werd gehalveerd in vergelijking met juli van het jaar ervoor. Toch eindigde de missie onbegrijpelijk genoeg eind juli en zagen we de aantallen nieuwkomers in augustus verdubbelen in vergelijking met een jaar eerder. Deze maand werd de missie van Frontex voortgezet, maar er was nog altijd een toename in vergelijking met september vorig jaar. Wat betekent dit alles, mijnheer de Voorzitter? Het betekent ten eerste dat we Frontex verder moeten versterken en daarom wil dit Parlement het budget van Frontex verhogen en niet verlagen, zoals de Raad probeert te doen. Dit betekent dat de lidstaten die Frontex zo veel boten, helikopters en vliegtuigen hebben beloofd hun beloften niet nakomen en ik verwacht dat zowel Frontex als de Commissie met dit Parlement zal samenwerken om de lidstaten ertoe te bewegen hun verantwoordelijkheid te nemen. Dit betekent ook dat er meer werk moet worden verricht om ervoor te zorgen dat derde landen zoals Libië met ons samenwerken op het gebied van immigratie. Dit betekent echter ook, mijnheer de Voorzitter, dat er nog steeds hypocrisie voorkomt in het Europese immigratiebeleid. Iedereen is het erover eens dat het redden van mensen die in de Middellandse Zee dreigen te verdrinken de eerste prioriteit zou moeten zijn. En zo hoort het ook. Maar als wij dan vragen, zoals Malta heeft gedaan, wie deze mensen die van de verdrinkingsdood zijn gered dan moet opnemen, is het ineens doodstil.
Wolfgang Kreissl-Dörfler (PSE). – (DE) Mijneer de voorzitter, geachte collega’s, het is goed dat eindelijk wordt erkend dat het niet mogelijk is alleen illegale migratie gemeenschappelijk te bestrijden, maar dat er ook veelomvattende concepten nodig zijn om de legale migratie gemeenschappelijk te behandelen en te coördineren. Dat is zeker zo in een ruimte zonder grenzen. Het mag echter niet alleen de opdracht zijn van de ministers van Binnenlandse Zaken, die het over het afweren van illegale migranten snel eens zijn, maar ook die van de ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken.
Ik ben daarom verheugd over het initiatief van de Raad en de Commissie om de vakministers bij de zaak te betrekken, zoals onze vicekanselier, de heer Müntefering. Legale migratie betekent immers ook altijd immigragie op de arbeidsmarkt en dus ook in de socialezekerheidsstelsels.
Wij moeten echter ook krachtiger de oorzaken bestrijden die vele mensen hun heil doen zoeken in de vlucht uit hun ontredderde land. Wij moeten legale arbeidsmogelijkheden scheppen. De blue card en circulaire migratie zijn eerste stappen in de goede richting.
Ik wil nog iets over Frontex zeggen. Wat vele lidstaten doen, is een schande. De solidariteit waartoe wij steeds weer worden aangespoord, dient te gelden voor alle, en niet slechts voor enkele EU-landen, en de vluchtelingen moeten naar mijn mening aan de hand van een vaste verdeelsleutel over alle lidstaten worden verdeeld. Het kan niet alleen een zaak van Malta, de Canarische Eilanden of Griekenland zijn. Frontex kan uiteindelijk maar zo goed zijn als de lidstaten dat toestaan.
Terloops wil ik nog vermelden dat de acties van Frontex steeds naar begrippen uit de Griekse mythologie worden genoemd. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan Nautilus. Als echter een van de volgende acties Hydra wordt genoemd, getuigt dat van slechte smaak. Dat moet veranderen. Wie van de Griekse mythologie enigszins op de hoogte is, weet wat Hydra betekent.
(Applaus)
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een paar opmerkingen maken en een aantal statistieken belichten. Volgens Eurostat kiest 45 procent van de buitenlanders die het Europese continent betreden ervoor in Spanje te blijven. Tussen 21 september en de vroege ochtend van 24 september zijn er 595 personen uit Afrika ten zuiden van de Sahara op de Spaanse stranden aangekomen. Sinds het begin van het jaar zijn er alleen al op de Canarische Eilanden 11 000 immigranten gearriveerd, waarvan 9 000 sinds de tenuitvoerlegging van de Hera-missie op 23 april.
Ondanks de Frontex-, Hera-, Hermes-, Nautilus-, Poseidon- en Malta-operaties laten de cijfers zien dat de maffia’s die mensen smokkelen beschikken over middelen om onze controlemechanismen te omzeilen en nieuwe zeeroutes te gebruiken. Een voorbeeld hiervan is het grote aantal immigranten dat de oostkust van Spanje bereikt of de meer dan 4 000 immigranten uit Sri Lanka en Pakistan die wachten tot ze vanaf de stranden van Guinea-Conakry naar Europa worden gebracht.
We moeten daarom prioriteit geven aan de missies die zijn gericht op het identificeren en arresteren van leden van de maffia’s en het intensiveren van politie- en internationale samenwerking door middel van de oprichting van gemeenschappelijke onderzoeksteams. Frontex moet zijn missies in crisisgebieden op permanente basis voortzetten. Het is essentieel dat de Raad het Europees grensbewakingsnetwerk doorzet om de toezicht- en surveillancetaken te versterken.
De EU als geheel moet samenwerkingsovereenkomsten en informatiecampagnes steunen en aanmoedigen, niet alleen op het gebied van taal en beroep; de landen van herkomst en doorreis moeten ook bewust worden gemaakt van de risico’s die de immigranten nemen en van hun overlijden.
Ten slotte moet er op Europees niveau coördinatie van het immigratiebeleid plaatsvinden om toegeeflijke wetgeving en reguleringsprocessen die een call effect hebben te voorkomen. We moeten tevens een genereus en humanitair asielbeleid aanmoedigen alsmede de noodzakelijke internationale bescherming.
Ik ga nu afronden, mijnheer de Voorzitter: men kan niet tegen de Raad spreken over twintig procent solidariteit. Frontex levert tachtig procent voor charterschepen, vliegtuigen, brandstof, alles behalve materieelafschrijving. Daarom moet de Raad twintig procent solidariteit aanmoedigen en zich onthouden van dubbelzinnigheden in een beleid dat de gehele Europese Unie aangaat.
Inger Segelström (PSE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteurs bedanken voor hun zeer goede werk. Ik ben blij met de plannen om het werkgevers en particulieren die illegaal mensen in dienst nemen moeilijker te maken. Illegale arbeid, in de huishouding en kinderopvang bijvoorbeeld, wordt meestal verricht door vrouwen, vaak immigranten. Dit gaat niet alleen om de betrokken personen, maar ook om socialezekerheids- en financieringsstelsels en concurrentie in de betreffende landen. Ik ben ook blij dat er steun beschikbaar blijft voor de bestrijding van mensenhandel, in het bijzonder als het gaat om vrouwen en kinderen, zoals meestal het geval is. Ik ben dankbaar voor de steun die wordt verleend aan de halvering van het aantal slachtoffers binnen tien jaar, met de bedoeling de praktijk volledig uit te bannen.
Aan de andere kant ben ik teleurgesteld dat ik geen steun heb gekregen van de Conservatieve Fractie in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken om vrouwen en kinderen te helpen ontsnappen en een nieuw leven op te bouwen. Stemmen voor amendement 29 is een nieuwe kans om vrouwen en kinderen te steunen zodat zij in de EU kunnen blijven of hulp krijgen bij hun terugkeer. Doe dit om vrouwen een leven terug te geven – na mensenhandel.
Ik ben blij dat we “nee” blijven zeggen tegen vluchtelingenkampen buiten de EU. Waar ik echter voor wil waarschuwen, is de beroepsbevolking van economische migranten die we zullen krijgen als we hen geen toestemming geven hun gezinnen, partners kinderen mee te nemen. Er zullen dan voornamelijk jonge mannen komen en dat is voor geen enkele samenleving in de EU gunstig.
We hebben het over de grenzen van de EU. Het is belangrijk dat personen die zich schuldig maken aan mensenhandel, misdaad, drugszaken, wapenhandel en witwaspraktijken buiten gehouden worden, terwijl tegelijkertijd mensen die bescherming nodig hebben moeten worden verwelkomd in een humane EU. Zij zijn de ruggengraat van de EU en mogen niet worden buitengesloten van de gezamenlijke toekomst van de EU. Migratie wordt belangrijk, niet alleen voor ons, maar ook voor toekomstige generaties, en we moeten zowel wereldwijde welvaart als onze eigen welvaart bereiken.
Carlos Coelho (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, Mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, het debat van vandaag is gebaseerd op twee verslagen die duidelijk twee elkaar aanvullende benaderingen vertegenwoordigen: het beleidsplan inzake legale migratie en de prioriteiten in de strijd tegen illegale immigratie. Het ene bevorderen en het andere vergeten zou een ernstige vergissing zijn. Het zijn twee zijden van dezelfde medaille. Migratie is tegenwoordig een omvangrijk verschijnsel. Er zijn op dit moment naar schatting zo’n 26 miljoen migranten in de Europese Unie, zowel legaal als illegaal. Migratie is een verschijnsel met een duidelijk Europese dimensie, niet alleen omdat elke lidstaat afzonderlijk dit niet effectief kan beheersen, maar vooral ook omdat elke verandering in het migratiebeleid van een lidstaat van invloed kan zijn op de migratiestromen en de ontwikkeling daarvan in andere lidstaten.
Mijnheer de voorzitter van de Commissie, ik steun uiteraard het idee van de blue card en de instelling van een Europees immigratieportaal dat op grote schaal informatie levert over de voorwaarden en mogelijkheden voor legale migratie in de Europese Unie. Ik verwelkom de strategie van het loslaten van het idee van een enkele richtlijn, na een patstelling van een aantal jaar binnen de Raad, en het aannemen van een progressieve methode rondom de presentatie van vier sectorale richtlijnen in de komende drie jaar. Ik wil benadrukken dat er een beleid voor ontwikkelingshulp nodig is waarbij overeenkomsten worden getekend met derde landen om de migratie effectief te beheren. Samenwerking met de landen van herkomst is essentieel in de strijd tegen mensenhandel en illegale arbeid.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, moeten we ook grenscontrole waarborgen alsmede het gebruik van beschikbare middelen zoals Frontex en RABIT’s (snelle grensinterventieteams), die toegang moeten hebben tot de middelen die ze nodig hebben om hun werk te kunnen doen.
Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Migratie is niet alleen een probleem voor Zuid-Europa. Het beïnvloedt ook de Unie als geheel, inclusief mijn land, Polen, dat in het noordoosten van het continent ligt.
De oostgrens van Polen is de langste landgrens van de Unie en wij zijn verantwoordelijk voor de beveiliging daarvan. Daarnaast is Frontex, waarvan zo veel wordt verwacht, gevestigd in Warschau. We kennen bepaalde plichten en verantwoordelijkheden toe aan Frontex, en we moeten er daarom ook voor zorgen dat het de noodzakelijke materiële en financiële middelen tot zijn beschikking heeft om actie te kunnen ondernemen en onze grenzen effectief te beschermen.
Bijna drie miljoen van mijn landgenoten hebben Polen de afgelopen jaren verlaten. Ze zijn naar andere lidstaten van de Unie gereisd, waar ze profiteren van de beginselen van de gemeenschappelijke markt. Wij hebben echter ook duizenden personen uit het Verre Oosten ontvangen, bijvoorbeeld uit Korea en Vietnam. Natuurlijk zijn er ook mensen vanuit Oekraïne en Wit-Rusland gekomen. We hebben deze nieuwkomers nodig. Zij helpen ons Polen op te bouwen.
Daarom verwelkom ik de verslagen van mevrouw Gruber en de heer Moreno Sánchez, met name het verslag over het immigratiebeleid, omdat het uitgaat van beschaafde immigratie door kanalen voor legale immigratie te scheppen. De twee verslagen vullen elkaar goed aan. Samen met het voorstel voor een richtlijn die strafrechtelijke vervolging van werkgevers van illegale immigranten mogelijk maakt waaraan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken momenteel werkt, vormen ze een solide rechtsbasis voor het immigratiebeleid van de Unie. Ik ben blij dat het Parlement hierin zo’n belangrijke rol speelt.
Ik wil tot slot nog één ding opmerken. Immigratie moet niet worden gezien als een probleem. We moeten het juist als een kans zien voor een vergrijzend Europa! We moeten profiteren van de energie en het enthousiasme van de mensen die op legale wijze naar ons toe komen en hen betrekken bij de vorming van nieuwe naties en ons gemeenschappelijk Europa!
Barbara Kudrycka (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is de moeite waard om te bedenken waar de nadruk ligt in het verslag inzake illegale immigratie. Het verslag richt zich hoofdzakelijk op het Middellandse Zeegebied. Het geeft bovendien blijk van ongegrond vertrouwen in de actie-instrumenten van de Gemeenschap.
We weten allemaal dat de verantwoordelijkheid voor de grenscontrole bij de lidstaten ligt. In dit opzicht hangt er echter nog veel af van de bereidheid van specifieke diensten van de betreffende lidstaten, ondanks verwijzingen naar het subsidiariteitsbeginsel en het bestaan van Frontex.
De situatie langs de zuidoostelijke landgrens vraagt echter ook aandacht, financiële middelen en gezamenlijke actie, ook al vormt deze op dit moment geen hoofdroute voor illegale immigratie.
Bovendien kan uitbreiding van het Schengengebied de problemen met betrekking tot migratie verergeren. Daarom is het beleid van de Unie op het gebied van legale migratie zo’n belangrijke kwestie. Om de legale economische migratie te kunnen beheersen, moeten we echter eerst de mogelijkheden en mobiliteit van de beroepsbevolking binnen de Unie inzetten.
Het bestaan van overgangsperioden voor het openstellen van de arbeidsmarkt voor burgers van de nieuwe lidstaten en van selectieve opheffing van deze regelingen door de arbeidsmarkten alleen open te stellen voor hoogopgeleide werknemers vormt een ernstige verstoring van alle stappen in de richting van een communautair migratiebeleid voor burgers van derde landen.
De culturele en geografische factoren die een rol spelen bij legale migratie zijn ook significant. Op basis van hun geografische ligging en culturele en linguïstische overeenkomsten zijn lidstaten duidelijk eerder geneigd een bepaald migratiebeleid aan te nemen met betrekking tot specifieke derde landen. Ik heb het over de landen waarvan de burgers het gemakkelijkst integreren in de Europese cultuur en waarden als gevolg van nabijheid en bekendheid, al was het maar alleen op het gebied van taal. Dat type legale migratie heeft daardoor een dubbele toegevoegde waarde.
Josep Borrell Fontelles (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Middellandse Zee is de meest ongelijke grens ter wereld. In economische termen en in termen van inkomen zorgen de enorme verschillen tussen de twee zijden voor een stroom van mensen die niet alleen door politiemachten kan worden beheerst.
In de zomer van 2006 was ik in de gelegenheid commissaris Frattini te feliciteren omdat hij en een aantal Spaanse vissers de eer van Europa hadden gered door een groep mensen te redden die op zee ronddreven, en daarna waren we getuige van een beschamend geschuif over de vraag wat we met hen moesten. We zijn nu een jaar verder, commissaris. Zijn we nu in een betere positie om met dit probleem om te gaan?
We gaan maar heel langzaam vooruit en ons voortgangstempo past niet bij de ernst van het probleem dat voor ons ligt. Het is een probleem dat we niet zullen kunnen oplossen zonder verdere ontwikkeling in de landen van herkomst. Daar moeten we van doordrongen raken. We kunnen dit probleem niet oplossen zonder ontwikkeling in de landen van herkomst omdat we weliswaar een groot aantal immigranten nodig hebben, maar het volledige bevolkingsoverschot van Afrika ten zuiden van de Sahara echt niet kunnen opvangen.
Wat er hier gebeurt is bovendien de vreselijke combinatie van honger aan de ene kant en schotelantennes aan de andere. De lege schotel in de keuken en de schotelantenne vol verwachtingen vormen het grootste broeinest voor illegale immigratie, dat we alleen kunnen beheersen door bij te dragen aan de ontwikkeling van de landen van herkomst en door het echte call effect te voorkomen: illegale arbeid.
(Applaus)
Philip Bradbourn (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de voorzitter, het onderwerp waarover we vandaag spreken, is voor Europa ongetwijfeld van het allergrootste belang. Bovendien staat elke lidstaat op dit gebied voor een andere uitdaging. Daarom mogen wij niet voor een universele aanpak van illegale en legale migratie kiezen.
Ik ben voorstander van meer samenwerking tussen de lidstaten waar een gemeenschappelijke basis kan worden gevonden en waar dathet iedereen ten goede kan komen. Net als andere sprekers wil ik in het bijzonder de aandacht van het Parlement vestigen op het Frontex-systeem, waarvoor wij onlangs nog twaalf miljoen euro hebben vrijgemaakt.
Vanaf het begin heeft het systeem te lijden onder het feit dat lidstaten middelen hebben beloofd, maar hun beloften niet nakomen. Als wij willen dat dit project succesvol is, moeten wij ervoor zorgen dat die beloofde middelen voor de werking beschikbaar worden gesteld wanneer dat nodig is.
Dit is echter slechts één instrument in de bestrijding van de illegale immigratie. Wij moeten zoeken naar nieuwe en innoverende oplossingen op de plaats waar migranten hun reis aanvatten. Wij moeten denken aan gerichte campagnes in de landen van oorsprong om duidelijk te maken dat Europa geen open huis is. Bovenal dienen wij mensenhandelaars aan te pakken.
De keerzijde van de medaille is dat onze lidstaten over een doeltreffend repatriëringsbeleid dienen te beschikken om diegenen af te schrikken die illegale migratie beogen of organiseren.
Ten slotte kan ik samenvattend zeggen dat tussen de lidstaten geen regelgeving, maar samenwerking nodig is. Een universele aanpak kan de problemen met betrekking tot immigratie niet oplossen, en wij mogen niet denken dat “meer Europa” de oplossing is.
Louis Grech (PSE). – (MT) Mijnheer de Voorzitter, het is waar dat de voortdurende inzet van commissaris Frattini en de prioriteit die het Portugese voorzitterschap aan de kwestie hebben gegeven de afgelopen maanden enig resultaat hebben opgeleverd, ondanks de enorme bureaucratie en het voelbare gebrek aan solidariteit in sommige aspecten, dat de uitwerking van een aantal initiatieven heeft vertraagd. Deze tragische kwestie verdient echter een gemeenschappelijk Europees beleid dat met spoed de fundamentele “problemen” aanpakt, waaronder: de aanneming van beleidsmaatregelen voor het verdelen van de lasten over alle lidstaten, de herziening van Dublin II zoals voorgesteld in paragraaf 18 van het verslag Sánchez, adequate financiële steun of andere steun, zoals kapitaalverstrekking voor infrastructuurprojecten, alsmede een beoordeling van de haalbaarheid, of anders, van ontwikkelingscentra zoals arbeidsbureaus in landen van herkomst en doorreis, de ontwikkeling van een realistisch terugkeerbeleid, de tenuitvoerlegging van een beleid voor tijdige integratie en de strijd tegen georganiseerde misdaad waarbij sprake is van mensenhandel, alsmede xenofobie en racisme. Helaas hebben we geen Europees agentschap in het Middellandse Zeegebied voor de ontwikkeling van dit gemeenschappelijke beleid inzake immigratie en asiel. Frontex kan deze rol nooit vervullen als zijn taakomschrijving niet ingrijpend wordt veranderd. Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik de twee rapporteurs bedanken die ons in concrete termen hebben laten zien hoe zeer de Unie in dit opzicht achter de feiten aanloopt. Zij wijzen op de rechten en waardigheid van de immigranten die vaak slachtoffers zijn van politieke onderdrukking, armoede en georganiseerde misdaad, en ook op de moeilijkheden waarvoor kleine lidstaten als Malta zich gesteld zien, die buitenproportionele lasten dragen, vaak zonder echte solidariteit.
Libor Rouček (PSE). – (CS) Dames en heren, Europa heeft te maken met twee uitdagingen. Enerzijds zien we vergrijzing en een terugloop van de bevolking. Anderzijds kloppen honderdduizenden, misschien zelfs miljoenen mensen uit ontwikkelingslanden, die dolgraag op legale of illegale wijze naar binnen willen, op de zuidelijke en oostelijke poorten van de Unie. Deze uitdaging moet in de Europese Unie worden aangepakt door middel van gezamenlijke inspanningen: geen land, hoe groot het ook is, kan dit alleen oplossen.
Ik verwelkom daarom de inspanningen van de commissaris om gezamenlijke oplossingen te zoeken en voor te stellen, zoals de inzet van Frontex voor het voorkomen van illegale migratie. Een ander voorbeeld is het beheersen van de legale immigratie met behulp van het blue card-systeem of via samenwerkingsovereenkomsten met de landen van herkomst. Ik verwelkom ook de oproep die commissaris Frattini vandaag meerdere malen heeft gedaan aan die landen van de Europese Unie die hun arbeidsmarkten nog niet hebben geopend voor hun medeburgers uit de nieuwe lidstaten om dit zo snel mogelijk te doen.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal het kort houden. Dit was zeker een van de volste, meest gedetailleerde en uitgebreidste debatten die ik heb mogen voorzitten, bijwonen en voeren binnen de Raad en dit Parlement. Het was een debat waarin ik notities heb gemaakt en waarin ik uiteraard verschillende suggesties, adviezen en voorstellen heb gehoord die naar mijn mening zeer belangrijk en essentieel zijn voor het werk dat we in de toekomst moeten doen.
In het licht van dit alles, denk ik dat ik met recht kan concluderen dat de Europese Unie een samenhangende en veelomvattende strategie heeft voor het aanpakken van de problemen op het gebied van migratie en dat het goed op weg is om een beleid uit te voeren dat deze strategie fysiek en praktisch vorm zal geven. Natuurlijk zullen er wat aarzelingen en twijfels zijn en natuurlijk moeten we wat ambitieuzer zijn, maar ik moet benadrukken dat alles in evenwicht wordt gebracht binnen de context waarin we leven en volgens de moeilijkheden waarmee we te maken hebben. Ik heb het gevoel dat we op de goede weg zijn en dat we vastberaden verder kunnen en moeten gaan met de tenuitvoerlegging van een werkelijke totaalaanpak van migratie.
Naar onze mening vormen twee essentiële woorden de basis van dit beleid: menselijkheid en solidariteit. Menselijkheid omdat dit beleid gebaseerd is op de mensen en gericht is op de mensen. Dit aspect van menselijkheid mag niet worden vergeten en wordt ook niet vergeten door dit voorzitterschap. Zoals gezegd, hebben we het over mensen die, door te proberen onze maatschappijen binnen te komen, terecht streven naar een beter leven voor zichzelf en hun gezinnen. Dit is een menselijk verlangen en een wens die we volledig moeten respecteren. Het andere essentiële woord is solidariteit, want zoals gezegd is dit geen vraagstuk of probleem dat kan worden opgelost door één lidstaat, of zelfs twee of drie. Het is een probleem dat iedereen aangaat en waarop we dus gezamenlijk moeten reageren. Gelukkig zijn we ervan overtuigd dat er een toenemend besef is van de noodzaak om deze twee concepten – menselijkheid en solidariteit – te combineren bij het bepalen en uitvoeren van het Europese migratiebeleid.
We hebben al een gezamenlijk instrument in het leven geroepen voor de bestrijding van illegale immigratie, een agentschap dat we kennen onder de naam Frontex, dat nu twee jaar bestaat. In deze periode heeft het de eerste stappen gezet en wij zijn van mening dat het zich ondanks de moeilijkheden wel degelijk heeft bewezen. Het is duidelijk dat we ons meer moeten inspannen om het te voorzien van de instrumenten die nodig zijn om de doelstellingen waarvoor het is opgericht effectiever, sneller en gerichter te behalen. Wij vinden echter dat dit collectieve instrument tot nu toe goed heeft laten zien dat de oprichting ervan noodzakelijk en juist was.
In de context van legale migratie is vandaag terecht gewezen op de intensivering van onze dialoog met derde landen, in het bijzonder die landen die de bron van de migratiestromen vormen. Deze dialoog is absoluut fundamenteel en zoals gezegd ben ik het er volledig mee eens dat we, als we de oorzaken die in deze landen van herkomst ten grondslag liggen aan de migratiestromen niet overwegen, analyseren en in sommige gevallen aanvallen, nooit een blijvende oplossing voor dit probleem zullen vinden.
We hebben de dialoog met Afrika op dit gebied geïntensiveerd en we hopen dat de volgende Europees-Afrikaanse top zal leiden tot zeer belangrijke resultaten en uiteindelijk tot legale migratie, in de context van migratie en de dialoog over migratie met de landen van herkomst. Het Portugese voorzitterschap heeft legale migratie hoog op de prioriteitenlijst voor de agenda van zijn termijn van zes maanden gezet. De Commissie is ook actief geweest op dit gebied en heeft voorstellen gepresenteerd die wij erg interessant vinden. Deze zullen worden besproken tijdens ons voorzitterschap, waarin we, zoals ik al zei, hopen significante vooruitgang te kunnen boeken.
Samengevat hebben wij het gevoel dat we, ondanks de moeilijkheden, ondanks de lastige problemen waarmee we te maken hebben, op de goede weg zijn. Hier en daar moeten we misschien wat ambitieuzer zijn. Hier en daar moeten we misschien wat sneller zijn, maar ik denk dat in alle eerlijkheid niet ontkend kan worden dat er de afgelopen jaren veel is gedaan.
Natuurlijk verwelkomt en stimuleert de Raad dit debat met het Europees Parlement. De kwestie van medebeslissing en het Hervormingsverdrag werd vandaag genoemd. Zoals u weet, heeft het Hervormingsverdrag zijn wortels in een mandaat dat is goedgekeurd door de Europese Raad en daarmee door alle lidstaten. Dit soort beslissingen moet natuurlijk door alle lidstaten worden genomen, niet alleen door het voorzitterschap. In elk geval ben ik van mening dat het Hervormingsverdrag, net als het Grondwettelijk Verdrag, zeer belangrijke stappen zet in de richting van de uitbreiding van de medebeslissingsprocedure met veel wetgevingsinitiatieven binnen de EU.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil eveneens alle sprekers in dit uiterst belangrijke debat bedanken. Ik ben ervan overtuigd dat Europa werkelijk verenigd moet zijn in zijn aanpak van dit wereldwijde verschijnsel waar miljoenen kinderen, vrouwen en mannen in alle werelddelen mee te maken hebben.
Ten eerste is er gezegd – en daar ben ik het mee eens – dat we onwettig gedrag moeten bestrijden door maatregelen te nemen tegen mensenhandelaren en personen die illegale immigranten uitbuiten, en door middel van een repatriëringsbeleid dat geloofwaardig is en tegelijkertijd de individuele rechten en de waardigheid van alle mensen volledig respecteert. De Europese Unie heeft al enkele repatriëringsactiviteiten ondernomen en gaat hier mogelijk mee door. Ik wil u eraan herinneren dat repatriëringsinitiatieven vaak worden uitbesteed aan het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen, om maximale transparantie in ons respect voor de mensenrechten te garanderen.
Ik ben van mening dat een Europees beleid hulp, respect voor de mensen, handelsbeleid met Afrika en immigratie aan elkaar moet koppelen. Ik ben het helemaal eens met de wijze woorden van de heer Watson over deze landen: “we nemen hun spullen of we nemen hun mensen”. We moeten hierover nadenken, in het bijzonder omdat de strategie alomvattend moet zijn en ook de handelsbetrekkingen en ons beleid inzake ontwikkelingshulp aan Afrika moet omvatten.
Controle van de buitengrenzen is ook van vitaal belang. Sommigen van u verwezen hier al naar; sommigen hebben hun twijfels uitgesproken. Ik vind dat Frontex steun verdient. Het verdient steun omdat er niet alleen, zoals deze zomer, mensenlevens zijn gered die anders verloren zouden zijn gegaan, maar de medewerkers van Frontex ook een groot aantal mensen hebben gearresteerd: 400 mensen, leden van mensenhandelorganisaties, zijn opgepakt en overgedragen aan de autoriteiten. Dat is veel, want we hebben het alleen over de afgelopen zomer.
Ik hoop daarom dat dit Huis zal erkennen dat het nodig is om Frontex extra middelen toe te kennen in de begroting voor 2008. Ik weet dat er een amendement is waarin wordt verzocht dertig procent van de exploitatiekosten van Frontex met onmiddellijke ingang te bevriezen. Ik hoop dat dit voorstel zal worden heroverwogen en dat het budget in plaats daarvan zal worden vergroot, afhankelijk van toezicht en een volledig verantwoordelijke houding ten aanzien van de uitgaven.
Er is natuurlijk veel verwezen naar economische migratie. Het gedetailleerde voorstel dat ik zal indienen voor een Europese werkvergunning betekent zeker niet dat we in Brussel zullen gaan bepalen hoe veel immigranten er in elk land nodig zijn. Dat blijft de verantwoordelijkheid van de nationale regering en de nationale markt van elk land, dus ik wil iedereen die hierover vragen of zorgen had geruststellen. Met andere woorden, elke lidstaat is vrij om te bepalen hoe veel werknemers van buiten de Unie hij in elke categorie nodig heeft. Maar, dames en heren, één ding wat de lidstaten niet kunnen doen, is zeggen “wij hebben er helemaal geen nodig” en vervolgens doorgaan met het gedogen van illegale immigratie en de uitbuiting van zwartwerk. Dat kan niet, want er komen Europese regels.
Immigratie brengt ons vanzelf bij een universele waarde, die sommigen van u al hebben genoemd: mobiliteit van volkeren. Ik ben van mening dat er kansen zijn, maar ook rechten. Rechten gaan altijd vergezeld van plichten. Een beleid dat wel rechten maar geen plichten regelt, is ondenkbaar. We kunnen en willen onze Europese wetten en financiering niet aan anderen opleggen, tenzij de andere partij daarmee akkoord gaat. Dat is iets wat we glashelder moeten maken: ons idee, ons beleid, is partnerschap. Het is een grootschalig pact met de landen waar immigranten vandaan komen en doorheen reizen.
Een dergelijk pact moet – en dat is een essentieel onderdeel – inhouden dat er op ons grondgebied volledig respect is voor onze wetten, voor de grondrechten en voor onze meest onbetwistbare en universele waarden: leven, de waardigheid van elke vrouw en elke man, respect voor het individu. Dat brengt me bij integratie.
Het integreren van immigranten betekent respect tonen voor hun achtergrond en religie, omdat ze een verrijking voor ons allemaal zijn, maar het houdt ook in dat zij respect hebben voor onze tradities, onze achtergrond, onze cultuur en onze religie. Daarom betekent integratie naar mijn mening participatie.
Het is eigenlijk niet mogelijk door middel van wetgeving mensen te integreren die niet willen integreren, die niet bereid zijn om verder te gaan, die denken dat Europa nog altijd gedwongen huwelijken of polygamie kan dulden. Dergelijke zaken zijn niet acceptabel omdat wij onze wetten en onze universele waarden hebben.
Dit betekent dus onderwijs, het betekent taalverwerving, het betekent beroepsopleiding en het betekent reguliere arbeid en het verwerpen van alles wat onwettig is. Het betekent duidelijk stelling nemen tegen onwettigheid. Iemand uitte deze gedachte, waar ik het bijzonder mee eens ben: immigranten die misdaden plegen zijn de ergste vijanden van eerlijke immigranten die werken en op normale wijze in hun inkomen voorzien.
De reden is dat we dit beleid moeten uitleggen aan onze burgers, die zich zorgen maken: ze zouden niet bang moeten zijn voor immigratie op zich, maar voor degenen die misdaden plegen. Het is onze plicht om ervoor te zorgen dat mensen die misdaden plegen worden gestraft, want anders maken we geen onderscheid voor onze burgers en reageren we niet op deze angst, deze bezorgdheid, die dan kan veranderen in racisme en xenofobie, een vreselijk, maar toenemend verschijnsel binnen de Europese Unie.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik zeggen dat politici keuzes moeten maken. Ik vind dat we moeten kiezen voor de instelling van een wereldwijd pact van rechten en plichten tussen gelijken, tussen partijen. Het moet niet zo zijn dat de ene partij voorwaarden stelt en de andere deze accepteert; evenmin mag ons iets worden opgelegd wat we onaanvaardbaar vinden. Dit is nodig omdat we het hebben over de rechten en waardigheid van mensen. We hebben het noch over een economische remedie noch over een bureaucratische remedie.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
(De vergadering wordt om 11.45 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat)
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Filip Kaczmarek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Illegale immigratie is een enigszins paradoxaal begrip. Ik ben opgegroeid in een politiek stelsel waarin bepaalde termen a priori als positief of negatief werden bestempeld door de machthebbers en hun propaganda. Internationaal werd bijvoorbeeld positief gevonden, maar kosmopolitisch was negatief. We moeten oppassen dat we niet in een soortgelijke semantische val trappen. Aangezien xenofobie slecht is, kunnen we het nauwelijks als iets goed zien als een land of de Europese Unie zich beschermt tegen illegale immigratie. Het is ongetwijfeld meer een noodzakelijk kwaad.
Ik zag de woorden “Niemand is illegaal” geschilderd op een muur in mijn geboorteplaats Poznań. Het is soms de moeite waard om even stil te staan bij de vraag of een mens eigenlijk wel illegaal kan zijn. Niet alleen op de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee wagen mensen hun leven om de grenzen van de Unie over te steken. Vorige week overleden een Tsjetsjeense vrouw en haar drie jonge dochters op de grens tussen Oekraïne en Polen. Ze waren gevlucht voor de tragedie die hun land heeft getroffen. Het is toch niet verbazingwekkend dat mensen proberen te ontsnappen uit Tsjetsjenië en zelfs bereid zijn hun leven daarvoor te riskeren.
De aanwezigheid van miljoenen immigranten in Europa, die de Unie op illegale wijze zijn binnengekomen, is een heel reëel probleem. Maar als we dat willen oplossen, moeten we de universele waarden die ten grondslag liggen aan de Europese integratie in gedachten houden. We moeten ook onthouden dat immigratie op zich geen negatief verschijnsel is, om de doodeenvoudige reden dat geen enkel mens een negatief verschijnsel is.
Katalin Lévai (PSE), schriftelijk. – (HU) Dames en heren, mijnheer de Voorzitter, 85 procent van de ongeschoolde immigranten uit de ontwikkelingslanden woont in de Europese Unie en slechts vijf procent gaat naar de VS, terwijl maar vijf procent van de hoogopgeleide immigranten in de landen van de oude wereld arriveert en meer dan de helft wordt weggekaapt door de Amerikaanse economie. Ik ben blij dat het verslag van mevrouw Gruber onder andere aan dit proces een einde wil maken.
Ik denk dat we manieren moeten vinden om hoogopgeleide werknemers aan te trekken, maar tegelijkertijd ook hersenemigratie uit de ontwikkelingslanden moeten voorkomen. De term “hoogopgeleide arbeid” moet daarom worden gedefinieerd en er moeten gemeenschappelijke criteria voor scholing worden ingesteld en gestandaardiseerd binnen de Europese Unie.
Dit keer steun ik de Commissie niet in haar toepassing van het beginsel ‘hoe meer hoe beter’ en ben ik het ermee eens dat de vijf richtlijnen moeten worden samengevoegd. Minder bureaucratie helpt ook meer geschoolde werknemers aan te trekken.
Ik stel voor dat er voor het opstellen van de richtlijn(en) een initiële effectbeoordeling moet worden uitgevoerd die ook rekening houdt met sociale factoren. Deze beoordeling kan helpen ervoor te zorgen dat de ontwikkelde wetgeving de werkelijke belangen van de burgers vertegenwoordigt en zo de Europese Unie miljoenen euro’s bespaart.
Het voorstel van de heer Frattini met betrekking tot de invoering van pakketten van quota voor legale binnenkomst kunnen, denk ik, een vermindering van de illegale migratie binnen de Europese Unie mogelijk maken, maar het zou ook kunnen leiden tot effectievere controle over illegale migratie in derde landen.
In plaats van de green card voor de EU die in het verslag wordt voorgesteld, zou het nieuwe systeem van de blue card naar mijn mening meer kans van slagen hebben als het gaat om het behalen van onze doelstellingen op het gebied van legale immigratie.
VOORZITTER: ALEJOVIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter
3. Welkomstwoord
De Voorzitter. − Ik wil Zijn Heiligheid Satguru Baba Ji en zijn delegatie verwelkomen, die op de officiële tribune zitten. Zijne Heiligheid is de spirituele leider van de Sant Nirankari Missie, ook wel bekend als de Universele Broerderschap. De Missie is gesticht vanuit de overtuiging dat ware religie verenigt en nooit verdeelt.
Zijne Heiligheid bezoekt Europa en verspreidt de boodschap van de missie dat menselijkheid de enige religie is. Zijn bezoek aan het Parlement vandaag en zijn ontmoeting met Voorzitter Pöttering maken deel uit van zijn huidige missie om harmonie en begrip tot stand te brengen tussen culturen en religies.
We heten hem welkom en wensen hem veel succes.
(Applaus)
4. Noodzaak van maatregelen tot bescherming van de rooms-katholieke Sint-Jozefkathedraal in Boekarest, een bedreigd historisch bouwwerk (schriftelijke verklaring): zie notulen
⁂
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de heer Pöttering heeft ons gisteren verzocht stipt op tijd voor de stemming te zijn. Velen van ons hebben dat geprobeerd, maar de liften in het Parlement zijn niet in staat de collega’s op tijd naar de hogere verdiepingen te brengen. Wellicht kan dat anders, of kan de bel vroeger gaan.
De Voorzitter. − Maakt u zich geen zorgen, mijnheer Rack: we zijn om exact 12.00 uur weer verder gegaan en het is nu 12.04 uur, dus we doen het heel aardig.
5. Onderzoek geloofsbrieven van de nieuwe leden van het Europees Parlement
Giuseppe Gargani (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie juridische zaken heeft mij verzocht heel in het kort mondeling verslag uit te brengen. Tijdens de vergaderperiode van 10 en 11 september hebben wij de geloofsbrieven van de 18 leden uit Bulgarije gecontroleerd, alsmede die van zeven anderen die door de bevoegde nationale autoriteiten waren voorgedragen als gevolg van de ontslagnemingen die hebben plaatsgevonden. We hebben door het controleren van de verplichte documenten en de aangehechte notulen vastgesteld dat de verklaringen inzake onverenigbaarheid in orde zijn en de verklaringen inzake financiële belangen zijn getekend door de leden. Ik denk daarom dat ik namens het hele Huis spreek als ik deze 18 leden uit Bulgarije plus de overige zeven leden welkom heet, waarmee de vertegenwoordiging van ons Europa is voltooid. We heten daarom vanaf vandaag deze mensen die met ons gaan samenwerken in het Europees Parlement van harte welkom.
De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Gargani. De betreffende mandaten zijn hierbij geratificeerd. We wensen de nieuwe leden veel succes.
6. Stemmingen
De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemming.
(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)
6.2. Actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een andere lidstaat (stemming)
Andrew Duff (ALDE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag ondersteunt de voorstellen van de Commissie om de procedures te vereenvoudigen voor burgers die zich kandidaat willen stellen of willen stemmen bij een verkiezing voor het Europees Parlement in hun land van verblijf. Het neemt de nationale wetgeving en praktijk volledig in acht en bevordert het debat over de uitbreiding van de grensoverschrijdende democratie. Ik verzoek de leden de resolutie van de commissie zonder amendement te ondersteunen.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Duff, de rapporteur, voor zijn zeer ideeënrijke verslag. Verschillende amendementen van het Europees Parlement gaan veel verder dan wat de Commissie voorstelt om bepaalde, in haar verslag over de verkiezingen van 2004 vastgestelde administratieve problemen voor de toepassing van de richtlijn op te lossen.
Ik begrijp echter goed de redenen – die overigens door de Commissie worden ondersteund – die aan de basis liggen van enkele amendementen van het Europees Parlement, in het bijzonder de noodzaak het aantal burgers te doen toenemen dat aan de Europese verkiezingen deelneemt en het Europese karakter van de verkiezingen voor het Europees Parlement te versterken. Dit hangt samen met de kwestie van het verbod op de dubbele kandidatuur, waarvan de afschaffing wordt voorgesteld, en met de afschaffing van de automatische cumulatie van het verval van het recht op kandidaatstelling.
De Commissie is dus voorstander van een grondige bezinning over deze kwesties, eventueel aan de hand van een studie, en het Europees Parlement zal uiteraard bij die bezinning worden betrokken. Indien nodig kunnen deze kwesties ook worden behandeld in de Interinstitutionele Groep Voorlichting, die alle mogelijkheden onderzoekt om de communicatie over de Europese verkiezingen van 2009 doeltreffender te maken.
Richard Corbett (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een motie van orde: ik zie dat de ALDE-Fractie een afzonderlijke stemming over elk amendement met betrekking tot dit verslag heeft gevraagd.
Overeenkomstig ons Reglement kan alleen een fractie een amendement indienen. Ik wou weten of dit namens de fractie is gebeurd dan wel of het slechts één van hun leden is die beweert namens de fractie te handelen.
De Voorzitter. − Mijnheer Corbett, wij hebben hier het bewijs dat het de fractie was die dat vroeg, dus alles is in orde. Het spijt mij, maar alles in orde!
(Gelach)
6.3. Braaklegging voor 2008 (stemming)
- Voorstel voor een verordening van de Raad – Braaklegging voor 2008 (C6-0302/2007)
6.4. In China vervaardigd gevaarlijk speelgoed (stemming)
Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil nog iets zeggen voor de stemming. Ik spreek op grond van artikel 150 van het Reglement. Gezien het feit dat ons amendement 19 hetzelfde is als amendement 1 van de PPE-DE-Fractie, trekt de UEN-Fractie haar amendement in en willen wij graag amendement 1 van de Europese Volkspartij en Europese democraten medeondertekenen.
6.7. Beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale immigratie van onderdanen uit derde landen (stemming)
Jaroslav Zvěřina (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb het voorstel voor het oprichten van een Europees Technologisch Instituut niet gesteund. Natuurlijk wil ik, net als de meesten van u, dat de Europese Unie zich aanpast en meer uitvindingen en octrooien produceert.
Na het debat over dit voorstel te hebben aangehoord, denk ik echter niet dat de oprichting van nog een instituut een stap in de goede richting is. Onze universiteiten en onderzoeksinstituten krijgen geen extra geld; ze krijgen hooguit een nieuwe instelling om mee te concurreren om onderzoekssubsidies. De stemming van onze eerbiedwaardige instelling heeft evenmin een nieuw orgaan van superwetenschappers opgeleverd. Het instituut zal worden geleid door wetenschappers die de universiteiten waar ze nu werkzaam zijn zullen verlaten. Ik denk daarom dat het beter is als we de beschikbare financiële middelen, als we die kunnen vinden, kanaliseren in de bestaande wetenschappelijke topteams door middel van onderzoekssubsidies.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Als we echt de VS, Japan en andere wereldleiders op het gebied van wetenschap en technologie willen inhalen en ervoor willen zorgen dat Europa de toon zet, dan moeten daarvoor de noodzakelijke voorwaarden worden geschapen.
Centra voor toponderzoek moeten kunnen beschikken over alle noodzakelijke voorwaarden en mogelijkheden. Het Europees Technologisch Instituut is een stap in de goede richting. Het is jammer dat dit besluit zo lang is uitgesteld. Ik ben ervan overtuigd dat de problemen op het gebied van de adequate financiering van het ETI naar tevredenheid zullen worden opgelost.
Ik ben ook voorstander van het idee van medefinanciering volgens het principe van het publiek-private partnerschap, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in de onderzoekscentra in de Verenigde Staten. Ik zou willen dat wetenschappers en onderzoekers uit de nieuwe landen ook worden geselecteerd voor en betrokken bij de wetenschappelijke teams, en dat de raad van bestuur onder toezicht staat van het Europees Parlement. De onderzoeksdoelen moeten het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van wetenschap en onderzoek weerspiegelen en alleen onderzoek op embryonale stamcellen zou niet mogen worden gefinancierd door de belastingbetalers van de landen waar dergelijk onderzoek verboden is.
Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag iets zeggen met betrekking tot de stemming over de oprichting van het Europees Technologisch Instituut. Ik heb vóór het voorstel gestemd, omdat we voor het eerst een systeem hebben waarin onderzoek, onderwijs en het bedrijfsleven gecombineerd zijn.
Dit is een fundamenteel project op het gebied van Europese innovatie en net als andere, soortgelijke projecten gaat het gepaard met problemen, in dit geval met name financiële problemen. Dat gezegd hebbende, vind ik dat het voorstel om dit Instituut op te richten en het voldoende ruimte te geven om zijn voortbestaan te rechtvaardigen onze steun verdient.
Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort iets zeggen met betrekking tot het Europees Technologisch Instituut. Ten eerste wil ik de rapporteur, de heer Paasilinna, bedanken. Hij heeft uitstekend werk verricht. Ik weet dat hij een deskundige is op het gebied van onderwijs en onderzoek en daarmee samenhangende gebieden.
Dit is een zeer ambitieus project, maar ik wil er toch op wijzen dat het, als wij in de Europese Unie nieuwe instituten oprichten, erg belangrijk kan zijn om er voor we dat doen voor te zorgen dat de bestaande instellingen voldoende gefinancierd kunnen worden. Daarom moeten we er ook voor zorgen dat het netwerk van universiteiten dat nu bestaat voldoende steun kan krijgen en daarmee nieuw onderzoek kan produceren.
Bij de stemming heb ik voor de aanbeveling van de heer Paasilinna gestemd, maar ik wil het Parlement vragen er rekening mee te houden dat bestaande onderzoeksgemeenschappen hun financiering moeten kunnen krijgen en dat dit nieuwe instituut niet het voor hen gereserveerde geld mag opsnoepen. Ik vraag u dit te noteren en mee te wegen bij het nemen van een beslissing.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór het verslag van de heer Paasilinna over het Europees Technologisch Instituut gestemd omdat ik van mening ben dat dit een belangrijke bijdrage zal leveren aan het vergroten van het concurrentievermogen van de Europese economie door de synergie tussen innovatie, onderzoek en onderwijs te versterken.
Ik steun daarom de voorstellen van de rapporteur die erop gericht zijn de bronnen van de financiering van het toekomstige Europees Technologisch Instituut helder te definiëren zodat dit zo snel mogelijk aan de slag kan en zijn missie met succes kan uitvoeren, in tegenstelling tot de doelstellingen die zijn geformuleerd in de Lissabonstrategie.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ons standpunt over de oprichting van het Europees Technologisch Instituut is uiterst kritisch als gevolg van het standpunt van diverse onderzoeksorganisaties. Vorig jaar heeft de League of European Research Universities bijvoorbeeld een onderzoek gepresenteerd waarvan de conclusie luidde dat het plan voor het Europees Technologisch Instituut “een misvatting en gedoemd te mislukken” was. Euroscience, een Europese organisatie van wetenschappers en politiek deskundigen, noemde het “een politiek gemotiveerd idee, dat uitgaat van een verkeerde vooronderstelling”. De wetenschappelijk adviseur van het Verenigd Koninkrijk, Robert May, zei dat “het is gebaseerd op een misverstand” over innovatie.
Dit Instituut wordt virtueel, samengesteld uit wetenschappers van universiteiten in de EU, onderzoekslaboratoria en bedrijven, en zal geen kwalificaties afgeven, in tegenstelling tot wat eerder was voorgesteld. Na druk van verschillende landen die het Instituut wilden herbergen werd dit virtueel, een soort toegangspoort voor het raadplegen van wetenschappelijke gemeenschappen in verschillende gebieden. Het Europees Parlement heeft zojuist verschillende amendementen op het voorstel van de Commissie aangenomen, maar naar onze mening zijn deze onvoldoende om iets wat krom geboren is recht te trekken.
Wat de financiering betreft, is de communautaire begroting een van de opties, inclusief kredieten die bestemd zijn voor onderzoek en die mogelijk een nieuwe manier zijn om de ontwikkelde landen te steunen en zo de ongelijkheden te versterken.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, het concept van een Europees Technologisch Instituut is veranderd in de loop van het levendige debat over hoe we innovatie binnen de Europese Unie kunnen stimuleren. Aanvankelijk zou het Instituut een Europees equivalent worden van het Massachusetts Institute of Technology, binnen het kader van de Lissabon-agenda. Met andere woorden, het zou deel uitmaken van onze strategie om te concurreren met de Verenigde Staten. In de snel veranderende geglobaliseerde wereld van tegenwoordig denken we nu in de richting van een netwerk van kennis- en innovatiecentra, de zogenoemde KIC’s, gecoördineerd door een centraal orgaan. Dit kwam tot uiting in de scheiding van twee begrotingslijnen in de amendementen die het Europees Parlement heeft ingediend op de ontwerpbegroting voor 2008 (gescheiden financiering voor het netwerk en het coördinerende orgaan). We lijken dichter bij het vinden van een oplossing voor het financieren van deze onderneming te zijn sinds de Europese Commissie heeft voorgesteld de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 te herzien, waarbij het bijzonder de limiet voor rubriek 1A zou worden verhoogd, en die van andere rubrieken zou worden verlaagd. Dit bevestigt eens te meer dat dit Parlement zich niet vergiste toen het wees op de buitengewoon weinig budgettaire middelen die waren toegewezen aan de doelstellingen van de Lissabonstrategie.
Ik wil verder Wrocław steunen in zijn aanbod om het Europees Technologisch Instituut te huisvesten. Ik moet er echter op wijzen dat betere financiering van O&O en de oprichting van een nieuw instituut niet genoeg zijn om ervoor te zorgen dat Europa concurrerend en innovatief wordt. Dat zal worden bepaald door de ontwikkeling van een zakencultuur, een bereidheid om risico’s te nemen en praktische banden tussen onderzoeks- en ontwikkelingskringen en particulier ondernemerschap.
Erika Mann (PSE), schriftelijk. (DE) Ik vind het besluit aan de idee van een EIT vast te houden een vergissing. De naar voren gebrachte argumenten overtuigen niet omdat ze van verkeerde vooronderstellingen uitgaan.
1. Reeds het oorspronkelijke idee van Commissievoorzitter Barroso dat het EIT een antwoord zou zijn op het Amerikaanse MIT, strookt niet met de realiteit. Het voorstel waarover wij vandaag stemmen, verzwakt het oorspronkelijke nog meer. Het MIT is met veel geld en steun gegroeid, en in Europa doen reeds vele “mini-MIT’s” wereldwijd geavanceerd onderzoek. Het Europese dilemma is de onvoldoende financiële en morele ondersteuning van innovatie en geavanceerd onderzoek.
2. De financiering met de 309 miljoen euro uit de reservebegroting blokkeert andere initiatieven van het Parlement zoals het strategisch belangrijke Galileo-project. Het financieringsvoorstel komt overeen met amper één achtste van het geschatte budget en is zo geen drijfveer voor ernstige extra particuliere initiatieven. BP heeft alleen al in Berkeley in de VS 500 miljoen dollar op het gebied van biobrandstoffen geïnvesteerd.
3. Het EIT zou met ruime eigen financieringsbronnen en schenkingen rechtstreeks aan de reeds bestaande Europese instellingen voor geavanceerd onderzoek een kans hebben. Zo zou de EU naar het voorbeeld van Canada bijvoorbeeld een innovatiefonds kunnen instellen dat wordt gestijfd met de gelden die aan het einde van het jaar op de EU-begroting overblijven.
4. De geplande netwerkstructuur is een virtuele, supranationale instelling zonder belang in het Europese en internationale onderzoekslandschap. Ze is een ongelukkig en bureaucratisch compromis.
Ik heb daarom tegengestemd.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben in principe verheugd over de idee van een Europees Technologie-instituut. Ik heb mij echter bij de stemming over de resolutie onthouden omdat ik denk dat wij de doelstellingen, het beheer en de financiën van het Instituut nog niet op bevredigende wijze hebben geregeld.
Pierre Pribetich (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vandaag, dinsdag 25 september mijn collega Reino Paasilinna mijn steun gegeven door voor de instelling van het Europees Technologie-instituut (EIT) te stemmen.
Het verslag weerspiegelt het reële voornemen om naar een kennismaatschappij te evolueren. De totstandbrenging, in de Europese Unie, van instrumenten ter bevordering van de integratie van innovatie, onderzoek en onderwijs zal het op termijn mogelijk maken het concurrentievermogen van de Europese economie te stimuleren.
Het EIT zal door een door wetenschappelijk en administratief personeel ondersteund directiecomité worden geleid. Dat comité zal de kennis- en innovatiegemeenschappen of de Knowledge and Innovation Communities (KICs) creëren die de strategische prioriteiten van het EIT in de praktijk moeten brengen.
Wij betreuren het gebrek aan financiële middelen, dat dit veelbelovende initiatief op termijn dreigt te fnuiken.
Iedereen moet zich bewust zijn van de absolute noodzaak de Europese Unie te voorzien van gemeenschappelijke projecten die haar ontwikkeling in het kader van de Lissabon-strategie verzekeren.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie staat nu werkelijk op een tweesprong als het gaat om zijn concurrentievermogen ten opzichte van de rest van de wereld. Ondanks de vele aantrekkingsfactoren die we hebben, van historisch en cultureel tot economisch en toeristisch, kunnen we niet ontsnappen aan de grote uitdagingen van de wereldwijde concurrentie met de nieuwe opkomende Aziatische economieën. Het is de vraag in hoeverre wij in staat zijn een aantrekkelijke omgeving voor kennis en innovatie te blijven.
Ik denk dat de stemming over het Europees Technologisch Instituut een belangrijke stap vormde voor de vorming van een kader van Europese acties om onze economie te helpen groeien en ontwikkelen, op basis van de driehoek van innovatie, onderzoek en onderwijs. Ik vind dat lage lonen en goedkope arbeid niet de manieren moeten zijn om de EU aantrekkelijk te maken voor investeerders en de groei van onze bedrijven. De toekomst wordt gevormd door bedrijven die begrijpen dat ze moeten investeren in een goed opgeleide bevolking, door interactie tussen de maatschappij enerzijds en industrie en bedrijven anderzijds te stimuleren om hoogwaardige en zeer innovatieve reacties te ontwikkelen op de dynamische en veeleisende behoeften van de markten.
Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De Europese Commissie heeft voorgesteld een Europees Technologie-Instituut (EIT) op te richten, dat een nieuw voorbeeld moet worden op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie. Deze ambitie botst met de moeilijke kwestie van de financiering, waarop geen enkel bevredigend en duurzaam antwoord werd gevonden. Dat is uiterst verontrustend omdat het de geloofwaardigheid van het EIT aantast nog voor het is opgericht.
De idee dat het EIT een EIT-label aflevert, kan beantwoorden aan het zichtbaarheidsprobleem waaronder het Europese onderzoek gebukt gaat, en een echte erkenning opleveren voor projecten waarvan de uitmuntendheid en de kwaliteit zo zullen worden erkend. Het lijkt mij dat deze soepele en aan de Europese diversiteit aangepaste formule een gezonde concurrentie tussen universiteiten en onderzoeksprojecten zal stimuleren.
Een tweede vereiste is naar mijn gevoel de associatie van de particuliere sector met het EIT. De rol van de overheden dient zich te beperken tot de aansporing en de structurering van de instrumenten. De particuliere sector dient voor de financiering, de organisatie en de werking van het EIT in te staan. Ik ben van mening dat het EIT in geen geval een zoveelste agentschap van de EU mag worden.
Ondanks dit voorbehoud heb ik het verslag gesteund om het EIT een kans te geven.
Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. (EN) De Labour-leden van onze fractie hebben ervoor gekozen zich te onthouden bij de stemming over het geamendeerde voorstel en de wetgevingsresolutie voor het verslag over het Europese Technologie-Instituut. Wij zijn voorstander van de algemene doelstellingen van het voorstel en meer aandacht voor innovatie, maar het geld van de EU en de lidstaten zou beter aan bestaande universiteiten en EU-kaderprogramma’s voor onderzoek worden besteed. Wij geloven dat de administratieve structuur van het EIT zo weinig bureaucratisch als mogelijk en daarom kleiner dan de voorgestelde 21 benoemde leden dient te zijn. Er is ook nog steeds grote bezorgdheid over de particuliere en openbare financiering van het EIT. Omdat het voorstel van de Commissie voor de financiering van het EIT de heropening van de financiële vooruitzichten inhoudt, kunnen wij het verslag niet ondersteunen.
Frank Vanhecke (ITS). – (NL) Voorzitter, ik wil even uitleggen waarom ik tegen het verslag Duff gestemd heb, alhoewel het verslag Duff eigenlijk geen omstreden verslag als zodanig is. Ik ben namelijk gekant tegen de Europese federale filosofie die aan het verslag hoe dan ook ten grondslag ligt.
Samengevat, ik kant mij tegen een Europese federale staat en bijgevolg kant ik mij ook automatisch tegen een Europees burgerschap waarvan dit actief en passief kiesrecht voor EU-burgers in lidstaten die niet de hunne zijn, integraal deel uitmaakt. Ik vind dat de Unie een gemeenschap van nationale democratieën moet blijven waarbij actief en passief stemrecht voor welke verkiezingen dan ook moet blijven voorbehouden aan burgers van de betreffende staten. Het is eigenlijk tekenend voor de evolutie van de Europese Unie dat het Europees burgerschap stelselmatig wordt bevestigd en uitgebreid, onder andere door het nu verbindend maken van het Handvest van de grondrechten.
Bogusław Rogalski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben vandaag gestemd over het verslag van de heer Duff inzake de uitoefening van het recht om te stemmen en zich verkiesbaar te stellen voor het Europees Parlement voor burgers van de Unie die in een lidstaat wonen waarvan zij geen staatsburger zijn, en wij hebben dit verslag aangenomen.
Ik kan dit verslag niet steunen, want in tegenstelling tot wat de rapporteurs naar mijn mening voor ogen hadden, zal deze methode van stemmen en zich verkiesbaar stellen voor het Europees Parlement de betrekkingen tussen de landen niet verbeteren, vooral niet als ze een grens delen. Gedurende vele jaren hebben landen met grote nationale minderheden normen ontwikkeld om conflicten met een nationalistisch karakter te vermijden.
De aangenomen verkiezingsmethode kan dergelijke conflicten weer doen oplaaien, wat haaks staat op de gedachte van vreedzame co-existentie tussen de naties van Europa. Dit komt doordat het mogelijk wordt voor personen om zich verkiesbaar te stellen en te stemmen terwijl ze geen burgers van een bepaalde staat zijn. Er zal ongetwijfeld misbruik worden gemaakt van dit systeem, bijvoorbeeld door een fictieve verblijfplaats op te geven om het aantal stemmen van een bepaald land te verminderen en invloed uit te oefenen op de uitslag van de verkiezingen. De betreffende informatie controleren is moeilijk en duur.
Daarnaast zal de verkiezingsmethode separatistische bewegingen versterken, en dat is echt niet wat we in het huidige Europa willen. Ik betreur het dat we om nogal onduidelijke redenen van bovenaf onze wil opleggen aan de lidstaten op dit gebied en ons daarmee bemoeien met de nationale verkiezingsprocedures.
Daniel Hannan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, van alle beweringen van voorstanders van de Europese Grondwet is de meest lichtzinnige misschien wel dat het EU-burgerschap het nationale burgerschap niet schaadt. De uit nationaliteit voortvloeiende rechten zijn stuk voor stuk uitgehold. Ik heb het over het recht op verblijf, het recht de eigen vertegenwoordigers te kiezen en steeds meer ook het recht welzijn te eisen.
Elke neutrale waarnemer zou besluiten dat het EU-burgerschap voor onze burgers de voornaamste juridische status wordt, terwijl hun nationale burgerschap tot een minder belangrijke, bijna folkloristische categorie behoort.
Ik aanvaard dat dit is wat de meerderheid in dit Parlement wil bereiken. Wees daar dan eerlijk over! Wij willen geen onzin meer horen over de status van Brits onderdaan van mijn kiezers, die niet zou worden beïnvloed.
Ignasi Guardans Cambó (ALDE), schriftelijk. − (ES) Ik ben van mening dat de aanneming van dit verslag een ernstige vergissing en uiterst onverantwoordelijk is, dus ik stem ertegen.
Bovenal moeten we onthouden dat er geen Europees kiesstelsel bestaat. De zaken zouden anders liggen als dat op een zeker punt zou worden ingesteld (en dat zou ik steunen). Tot die tijd moeten de Europese verkiezingen overeenstemmen met de kiesstelsels in elke lidstaat. Het verslag Duff stelt voor duale of meervoudige kandidaatstellingen in de verkiezingen voor het Europees Parlement af te schaffen. Dezelfde kandidaat kan zich in een aantal staten verkiesbaar stellen en na de verkiezingen bepalen welke zetels hij of zij wil houden.
Naast de onvermijdelijke ingewikkelde regelingen die hiervoor nodig zouden zijn, is het duidelijk kiezersbedrog en voegt het niets toe aan de eerbiedwaardigheid van het Parlement dat we willen vormen.
Bovendien schrapt het voorstel waarover we vandaag hebben gestemd de verplichte erkenning van gerechtelijke uitspraken (zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk) met betrekking tot de bevoegdheid om zich kandidaat te stellen, waardoor iemand die zich op gezag van de rechter niet verkiesbaar mag stellen in het land waarvan hij of zij staatsburger is, zich in een andere staat kandidaat kan stellen. Dit is in strijd met de Europese praktijken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en we kunnen ons gemakkelijk voorstellen wat voor beschamende situaties het zou kunnen opleveren.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Als gevolg van het logge systeem van informatie-uitwisseling tussen de lidstaten, weten in de praktijk maar weinig burgers hoe ze gebruik kunnen maken van het recht dat ze op grond van het Verdrag hebben om te stemmen voor het Europees Parlement als ze in een ander Europees land wonen. De stem van deze mensen moet worden gehoord en ze moeten toegang krijgen tot het politieke leven van het land waarin zij wonen; daarom ben ik een voorstander van de vervanging van het huidige stelsel door de eis van een verklaring onder ede.
Voor inwoners die zich kandidaat willen stellen voor de Europese verkiezingen is de verplichting om een nationale verklaring aan te vragen niet evenredig met de algemene doelstelling van de Europese richtlijn 93/109. In de praktijk is het verkrijgen van een dergelijke verklaring van de instellingen van het land waarvan men staatsburger is erg moeilijk en tijdrovend. Deze verplichting maakt in feite het door het Verdrag verleende recht ongedaan.
Een toekomstig voorstel van de Europese Commissie zou ook de kwestie van de oprichting van politieke partijen van niet-staatsburgers moeten aanpakken. De kieswetten van de lidstaten mogen geen onderscheid maken tussen nationale partijen die bestaan uit staatsburgers van het betreffende land en andere partijen. Politieke vertegenwoordiging in de Europese verkiezingen is een zeer belangrijke zaak voor landen waarvan een groot deel van de bevolking in een andere lidstaat van de Europese Unie woont, zoals Roemenië.
Carl Lang (ITS), schriftelijk. – (FR) Als de Europese burgers in hun eigen land niet massaal gaan stemmen en het opkomstpercentage bij de Europese verkiezingen niet aan de ambities van de eurocraten beantwoordt, is dat niet omdat de toepassing van het actief en passief stemrecht in het kader van de Europese verkiezingen door de verplichte uistwisseling van informatie tussen de lidstaten te ingewikkeld wordt gemaakt.
De reden is eenvoudig dat uw bureaucratie en haar beleid hun in het beste geval nutteloos of onbegrijpelijk en in het slechtste geval nadelig lijkt, en omdat veel burgers die niet in hun land van oorsprong verblijven, verkiezen aan de verkiezing van afgevaardigden van hun eigen land deel te nemen.
Het verslag maakt van deze schijnbare technische vereenvoudiging gebruik om een poging te wagen meervoudige kandidaturen toe te laten. Het gaat dan om de voordracht van één en dezelfde kandidaat in verschillende landen. Dit zou in het Gemeenschapsrecht een buitensporig voordeel voor buitenlandse ingezetenen opleveren. Het is ook een poging de wetten van de lidstaten over onverkiesbaarheid te omzeilen. Dat is volslagen onaanvaardbaar.
Voor ons is burgerschap onlosmakelijk verbonden met nationaliteit, en de - in het bijzonder electorale - rechten die daaruit voortvloeien kunnen alleen in het nationale kader worden uitgeoefend. Als een Europees burger wil deelnemen aan het democratische leven van zijn land van ontvangst, is er altijd de mogelijkheid van naturalisatie.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met dit verslag, dat de druk op verkiezingsautoriteiten en personen met betrekking tot het stemrecht bij Europese verkiezingen zou moeten verlichten. Ik steun de afschaffing van het huidige systeem voor informatie-uitwisseling en de handhaving van de individuele verklaring slechts één keer te stemmen of kandidaat te zijn.
- Voorstel voor een verordening van de Raad – Braaklegging voor het jaar 2008
Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, afschaffing van de braaklegging is ongetwijfeld de goede weg. De vraag naar levens- en voedermiddelen en duurzame grondstoffen blijft stijgen. Het is daarom beslist nodig deze gronden te bebouwen. Voor de boeren was de braaklegging een ongewenste, maar noodzakelijke maatregel. Boeren willen produceren! Ik hoop dat deze afschaffing niet slechts voor één of twee jaar, maar algemeen zal zijn. Ze biedt de landbouw de mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan de grootste doelstellingen van de EU met het oog op minder CO2-uitstoot.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We zijn het er niet alleen mee eens dat de bebouwing van braakliggende grond moet worden toegestaan voor agrarische doeleinden in 2008, we zijn zelfs van mening dat de afwijking langer zou moeten duren. We hebben daarom een voorstel ingediend voor 2009 en 2010 en er is afgesproken 2009 toe te voegen. Daardoor kunnen boeren beter plannen met betrekking tot de situatie van uitzonderlijk hoge prijzen op de graanmarkt.
Deze maatregel is echter geen oplossing voor de fundamentele kwestie van de noodzaak om de productie en voorraad van elke lidstaat en de werkgelegenheid in plattelandsgebieden te vergroten.
We moeten ook aandacht vragen voor de graantekorten op de Europese markt en voor de negatieve effecten van speculeren op biobrandstoffen, zoals bepaald door de Raad, in termen van zowel aanbod als prijs.
We wijzen nogmaals op de noodzaak van een diepgaande evaluatie van het GLB (gemeenschappelijk landbouwbeleid) om rekening te houden met de bodemkenmerken en biodiversiteit in elk land, om de wisseling van gewassen aan te passen en om de boeren voldoende inkomsten te garanderen zonder de belangen van de consumenten in gevaar te brengen als het gaat om gezond en hoogwaardig voedsel.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Had u gedacht dat wij na tientallen jaren waarin het gemeenschappelijk landbouwbeleid van al het kwade, zoals een te hoge kostprijs en de productie van voornamelijk onverkoopbare melk- en graanoverschotten werd beschuldigd, vandaag zouden ontdekken dat wij ons productiepotentieel op die gebieden niet meer mogen beperken?
Ik ben verheugd over de spoedige reactie van de commissaris op de snelle stijging van de prijzen, die onze landbouwers eindelijk belonen, om een einde maken aan de braaklegging en onze landbouwers aan te sporen meer granen te produceren om de heersende druk op de markt te doen dalen.
Ze dient ook spoedig de melkquota te verhogen en de toeslagen in geval van overstijging van deze quota op nationaal niveau af te schaffen. Bovendien hoop ik dat dit een les zal zijn voor de Commissie, die ook het wijnproductiepotentieel met 200.000 hectaren wil beperken, zonder rekening te houden met de mogelijke uitvoer door Europese wijnbouwers, naar opkomende markten zoals China en India.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Gelet op de veranderende marktomstandigheden begrijp en ondersteun ik het voorstel van de Commissie om voor 2008 volledig af te zien van verplichte braaklegging. Verwacht wordt dat de afschaffing van braaklegging de opbrengst met minstens tien miljoen ton graan zal doen stijgen. Dat zou de druk op de stijgende graanprijzen moeten verminderen.
Jean-Claude Martinez (ITS), schriftelijk. – (FR) Sedert 1992 vertelt de Commissie in Brussel ons dat er graanoverschotten zijn. We hebben het dan nog niet eens over melk en andere gevulde koelkamers. Het was dus nodig het Europese land braak te leggen en niet te produceren. Het zuidelijk halfrond en de VS eisten van de WTO het monopolie op tarwe en olieplanten.
Moeten wij eraan herinneren dat, in het kader van de Urugay-ronde met het Blair House-akkoord van 1992, de Europese Commissie ermee heeft ingestemd onze met olieplanten bebouwde oppervlakte tot 5 miljoen hectaren te beperken?
Wat moest gebeuren, is gebeurd. Landbouw is van klimatologisch toeval afhankelijk. In de Bijbel vertelt Jozef het al aan de farao. De droogte in Australië, de daling van de opbrengst in Oekraïne en de voortdurend stijgende vraag in China, India en Afrika doen de prijzen van graan en maïs snel stijgen.
Na onze landbouwers vanaf 1993 geld te hebben gegeven om niet meer te produceren, na zelfs de steun van de productie te hebben losgekoppeld en miljoenen vruchtbare hectaren braak te hebben gelegd terwijl een derde van de mensheid honger lijdt, ontdekt de Commissie in Brussel nu het tekort aan granen en de uitputting van de voorraden. Nu komen wij op de braaklegging terug.
Met wijn zal hetzelfde gebeuren. Voor boter en vlees is het reeds zover. Verspilling en vrijwillige productiebeperking zwaaien de plak.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. – (EN) Eén van de grote mysteries voor de bevolking van de Europese Unie is hoe wij een systeem kunnen bedenken dat landbouwers betaalt om land ongebruikt te laten. Ik begrijp dat bepaalde achtenswaardige instellingen zoals de RSPB in het VK dit systeem benutten om hun uitstekende werk te financieren, maar het kan toch niet dat we goed land onbenut laten en landbouwers betalen om dat zo te houden.
Daarom ondersteun ik de afschaffing van verplichte braaklegging. Wij moeten echter ook garanderen dat onze landbouwers en anderen worden aangemoedigd om land in goede staat te houden en productief te maken door hen uit andere bronnen te helpen.
Als wij het GLB echt grondig willen hervormen, is de afschaffing van de braakleggingstoeslagen een prioriteit. Daarom ondersteun ik de voorstellen van de Commissie.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil dat de leden notie nemen van hoe ik heb gestemd.
Het belangrijkste is dat wij kinderen moeten en zullen beschermen. Wij moeten standvastig zijn wat betreft chemicaliën en verontreinigende stoffen die hun functioneren en ontwikkeling kunnen aantasten. Ondernemingen moeten ter verantwoording worden geroepen.
Wij mogen daar echter niet stoppen. We moeten ernstig nagaan onder welk soort druk ondernemingen staan. Bedrijven in China moeten het hoofd bieden aan druk vanwege de Chinese regering. De spelregels in China verschillen sterk van die in de rest van de wereld. Als een onderneming daar actief wil zijn, moet ze het grootste deel van haar besluitvorming en operatieprocedures aan de regering overleveren.
China voorziet in stimuli die de verticale operaties van de productie controleren. De door Mattel gebruikte machines om die 21 miljoen stuks speelgoed te produceren zijn in China vervaardigd en zijn in Chinese handen. De gietvormen voor het plastic van al dat speelgoed zijn Chinees eigendom. De reden is dat China onderdelen subsidieert indien ze in China blijven. Van dit systeem afstappen doet de kosten met twintig procent toenemen.
China controleert ondernemingen dus veel sterker dan wij ons realiseren. Wij dienen uit de veiligheid van speelgoed lering te trekken. Wij mogen dit en de Chinese praktijken op het gebied van mensenrechten en milieu niet langer dulden.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb de Europese Commissie herhaaldelijk verzocht wetgeving door te drukken die vereist dat op alle ingevoerde producten het land van oorsprong wordt vermeld. Dit is van zeer groot belang, aangezien werd vastgesteld dat in 2006 zeventien procent van alle ontdekte onveilige producten, waaronder speelgoed, van onbekende herkomst was en 58 procent uit een derde land kwam.
Hoewel 48 procent van de ontdekte onveilige producten afkomstig was uit China, mogen wij er niet van uitgaan dat het probleem alleen bij tekortkomingen van de kwaliteitscontroles van de Chinese producenten ligt. Aangetoond werd bijvoorbeeld dat van de 21 miljoen stuks speelgoed die in de voorbije drie maand werden teruggeroepen door de Amerikaanse Mattel Company (die haar producten in Europa ook onder de merknaam Fisher-Price op de markt brengt), 18 miljoen wegens ontwerpfouten van Mattel, en dus niet wegens productiefouten werden teruggeroepen.
Het is al langer duidelijk dat strengere straffen nodig zijn voor producenten en invoerders om te garanderen dat ze hun verantwoordelijkheid tegenover de consumenten, in dit geval weerloze kinderen, ernstig opnemen. Sommige lidstaten blijven zich echter verzetten tegen verandering op aandringen van invoerders en ondernemingen die hun productie uitbesteden.
Brigitte Douay (PSE), schriftelijk. – (FR) De mondialisering van de handel en het gebrek aan transparantie van en informatie over de herkomst van in de Europese Unie verkochte producten doet het risiso toenemen dat mensen gevaarlijke, gebrekkige of nagemaakte voorwerpen kopen.
De gezamenlijke resolutie over de veiligheid van producten, in het bijzonder speelgoed, waarvoor ik woensdag heb gestemd, werd door bijna alle fracties goedgekeurd. Ze is een voorbeeld van meer inzet van de Europese Unie, en in het bijzonder het Europees Parlement, voor de bescherming van de consument.
Door aan te dringen op eisen op het gebied van veiligheid, betrouwbaarheid van het Gemeenschapsmerk, bestrijding van namaak en traceerbaarheid moet deze resolutie het mogelijk maken de consumenten, en in het bijzonder kinderen, beter te beschermen.
De eis van een betere samenwerking met de betrokken derde landen mag echter de verantwoordelijkheid niet verhullen van de opdrachtgevende ondernemingen die de plicht hebben te waken over de naleving van het productdossier overeenkomstig de vereisten met betrekking tot gezondheid en veiligheid.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór de ontwerpresolutie over “gevaarlijk speelgoed dat is gemaakt in China” gestemd, omdat ik vind dat het essentieel is om alle noodzakelijke wetgevings- en bestuurshandelingen te verrichten om ervoor te zorgen dat consumentenartikelen die binnen de EU op de markt worden gebracht niet alleen volledig voldoen aan de bestaande EU-normen, maar ook de gezondheid en veiligheid van de consument niet in gevaar brengen. Ik ben daarom van mening dat Richtlijn 88/378/EG inzake de veiligheid van speelgoed zo snel mogelijk moet worden herzien en dat er efficiënte en effectieve eisen voor productveiligheid in moeten worden opgenomen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het garanderen van de veiligheid van producten, in het bijzonder de veiligheid van speelgoed, is een prioriteit voor de bescherming van de volksgezondheid en dan vooral de gezondheid van kinderen.
De noodzakelijke tests en kwaliteitscontrole van producten vormen een essentieel mechanisme om deze doelstelling te bereiken. Bedrijven en bevoegde nationale openbare instanties zouden deze controle en certificering als voorzorgsmaatregel moeten uitvoeren.
Aangezien de wetgeving alle veiligheidsregels definieert waaraan producten vanzelfsprekend moeten voldoen, is het de taak van de bedrijven die deze producten ontwerpen, produceren en op de markt brengen om hun verantwoordelijkheden te nemen.
De eerste reactie op onveilige producten of producten die schadelijk zijn voor de gezondheid, in het bijzonder speelgoed, die worden geïmporteerd uit derde landen, is proberen iemand anders de schuld te geven. Zo meldde de Financial Times zelfs dat Mattel formeel zijn excuses had aangeboden aan de Chinese regering en het Chinese volk. Er moet worden benadrukt dat veel geïmporteerde producten worden gemaakt in derde landen, maar eigendom zijn van grote multinationals in de EU, die uit winstbejag hun productie naar elders hebben verplaatst.
Bovendien wordt door de discussie over slechte kwaliteit toe te spitsen op geïmporteerde producten de aandacht afgeleid van het feit dat veel producten die in de EU worden gemaakt ook niet aan de geldende normen voldoen.
Malcolm Harbour, Andreas Schwab, Marianne Thyssen en Corien Wortmann-Kool (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De vandaag met een grote meerderheid goedgekeurde resolutie van het Parlement is terecht geconcentreerd op de dringende kwesties met betrekking tot het garanderen van productveiligheid in het kader van de bestaande EU-richtlijnen.
De PPE-DE-Fractie heeft er steeds op aangedrongen dat de resolutie gericht moest zijn op praktische voorstellen die de veiligheid van de consument onverwijld zouden verbeteren.
Wij hebben bovendien de beoordeling voorgesteld van een gemeenschappelijk Europees veiligheidsmerk dat door verstrekkers van verbruiksartikelen op vrijwillige basis kan worden toegepast. Het verheugd ons dat het Parlement dit voorstel heeft ondersteund.
Wij zullen zeer veel belang stellen in de toekomstige Speelgoedrichtlijn en zullen de door de Commissie voorgestelde hervormingen met een open geest onderzoeken. Wij zijn van mening dat de poging om in deze resolutie zeer gedetailleerde en specifieke vereisten op te nemen voor deze toekomstige richtlijn geheel overbodig was. Wij hebben daarom tegen deze voorgestelde toevoegingen gestemd. Dit doet echter op geen enkele manier afbreuk aan onze belangstelling en bezorgdheid voor een doeltreffende en werkbare richtlijn als wij het voorstel van de Commissie in 2008 ontvangen.
Carl Lang (ITS), schriftelijk. – (FR) De resolutie van het Parlement bevat weinig voorstellen om een einde te maken aan de invoer van gevaarlijke producten, waarvan de helft uit China komt. Ze concentreert zich op speelgoed, zonder melding te maken van kleding met giftige verf, gevaarlijke geneesmiddelen, voedingsmiddelen met niet voor menselijke consumptie geschikte bestanddelen, elektrische apparaten die vuur vatten, tandpasta’s op basis van antivries enzovoort. De lijst is te lang. De resolutie stelt zich tevreden met maatregeltjes gericht op samenwerking of veiligheidskeuring en wijst op de verantwoordelijkheid van de lidstaten in plaats van op die van China en op die van de Europese in plaats van op die van de andere ondernemingen.
In het onderhavige geval is dat onvoldoende. Het is tijd om voorbeeldsancties te treffen tegen een land dat sedert zijn toetreding tot de WTO twijfelachtige handelspraktijken blijft opstapelen, of het nu gaat om dumping, namaak of dwangarbeid. Het is juist dat de weinige instrumenten ter verdediging van de handel waarover de Unie beschikt, onder de bevoegdheid vallen van de heer Mandelson, die terecht met de vinger wordt gewezen vanwege zijn passiviteit in deze materie.
Als wij deze tekst uiteindelijk goedkeuren, is dat omdat ondanks alles enkele onbeduidende maatregelen beter zijn dan helemaal geen. Het is tenminste een reactie.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd over het overweldigende aantal stemmen ten gunste van deze resolutie. Wij hebben de producenten en China een duidelijke boodschap gezonden dat wij niet zullen aanvaarden dat voor kinderspeelgoed niet de hoogste veiligheidsnormen worden gegarandeerd. China is gewaarschuwd dat het zijn toezicht op goederen en detectiemethoden dient te verbeteren om de toestroom van onveilige producten op de Europese markt drastisch te beperken.
Jean-Claude Martinez (ITS), schriftelijk. – (FR) De kinderen van Vietnam, Afrika en elders worden het slachtoffer van mijnen. Onze Europese kinderen stikken, raken vergiftigd en ontwikkelen allergieën door Barbiepoppen en speelgoed.
De filmwereld trok reeds aan de alarmbel met de film "Le père Noël est une ordure". Het is aan ons, afgevaardigen, om te reageren, in het kader van het voorzorgprincipe en om de demografische toekomst van ons reeds door gevaarlijke spelletjes van vrij rondlopende volwassenen op de proef gestelde continent te vrijwaren.
Het is tijd. In het verleden zijn reeds zovele aangezichten, gaaf als een beeldhouwwerk van Brancusi, verwoest door babypoppen uit celluloid die bij het minste vlammetje vuur vatten. Speelgoed doodt, en de kinderen van Darfour weten niet hoeveel geluk zij hebben dat ze geen etentje kunnen spelen.
Tokia Saïfi (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Na de massale terugroeping, door de Amerikaanse producent Mattel, van gevaarlijk Chinees speelgoed maakt de Europese Commissie een stand van zaken op van haar wetgeving met betrekking tot productveiligheid van in het bijzonder ingevoerd speelgoed. Met RAPEX en CE-markering is de Europese regelgeving zeker solide, maar ze dient te worden verstrekt.
Het Europees Parlement gaat dus verder en ijvert in het kader van zijn resolutie over de veiligheid van speelgoed voor de invoering van een gemeenschappelijk kader voor het in de handel brengen van producten en toezicht op de markten. Het herstel van het vertrouwen van de consument en de bescherming van de gezondheid van onze kinderen is naar mijn mening een wezenlijke voorwaarde. Daarom heb ik vandaag in samenhang met de REACH-regelgeving voor een strikt kader voor chemische stoffen in onze consumptiegoederen voor een onvoorwaardelijk verbod op alle toxische stoffen bij de vervaardiging van speelgoed gestemd.
Door de amendementen 8 een 6 te ondersteunen heb ik mij geschaard achter een totaal verbod op gevaarlijke ftalaten in speelgoed dat in de mond kan worden gestopt. Chemische veiligheid van speelgoed is niet alleen een reglementaire, maar ook een gezondheidsvoorwaarde en is voor de veiligheid van onze kinderen dus van levensbelang!
Karin Scheele (PSE), schriftelijk. − (DE) De resolutie van vandaag onderstreept de noodzakelijkheid en dringendheid van de herziening van de speelgoedrichtlijn. CWR-stoffen – dus kankerverwekkende, mutagene en teratogene stoffen – moeten in de nieuwe speelgoedrichtlijn worden verboden. Commissaris Verheugen stemde daar gisteren in het debat mee in. Voorts zullen wij aan de misleiding door de CE-markering een einde moeten maken. Europese consumenten zien in die markering een aanwijzing van de herkomst van het product of een veiligheidswaarmerk. De CE-markering betekent echter geen van beide.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Energiezekerheid en energie vormen de as waaromheen zowel het binnenlands als het buitenlands beleid van elke unie draait en zijn een essentiële factor voor het handhaven van de welvaart en, in het geval van een gevaarlijk lage beschikbaarheid, een kwestie van overleven.
We moeten onmiddellijk actie ondernemen om onszelf te bevrijden van onze afhankelijkheid van Rusland voor grondstoffen, die zou kunnen uitgroeien tot een politieke afhankelijkheid. Ik vind het alarmerend dat we toestaan dat energie wordt gebruikt als een middel om politieke druk uit te oefenen op landen van doorvoer en bestemming. Ik steun de ontwikkeling van de Zwarte Zee-Dimensie, samenwerking met de landen van de zuidelijke Kaukasus en intensivering van onze betrokkenheid bij Noorwegen, de landen van de Maghreb en Mashreq en het Europees-Mediterrane Partnerschap. De voorspelbaarheid van de energiemarkt moet worden gewaarborgd door middel van overeenkomsten met China, India en Brazilië en we moeten een partnerschap aangaan met de regering van de VS.
Zwart-wit denkende milieuactivisten moet zich voor eens en voor altijd realiseren dat het verbranden van “eco”-brandstoffen en biomassa de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer enorm verhoogt en dat een redelijk, bepalend aandeel kernenergie noodzakelijk is. De invloed van de fanatieke Groenen, die er zelfs in geslaagd zijn een verbod op kernenergie in de grondwet van een lidstaat opgenomen te krijgen – iets wat [niet] zeker invloed zal hebben op de economie van dat land en zelfs die van zijn buurlanden – heeft tragikomische afmetingen aangenomen.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, energiezekerheid is een van de cruciale factoren in de Europese veiligheid in het algemeen. Het verslag van de heer Saryusz-Wolski speelt in op deze uitdaging voor de toekomst van Europa.
Het probleem van de EU is dat haar niveau van zelfvoorzienendheid op het gebied van energie terugloopt. De EU importeert al de helft van haar energiebehoefte uit het buitenland en in 2025 zal zij voor naar schatting ruim zeventig procent afhankelijk zijn van importen. Om met dit probleem om te gaan hebben we een krachtige gezamenlijke stem, een nieuw soort energiediplomatie en, om dit uit te voeren, een speciale Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlands energiebeleid nodig.
Buitenlandse energiebeleid meer een taak van de Unie maken mag echter niet betekenen dat we de soevereiniteit van de lidstaten in het kiezen van hun middelen en structuur voor energieproductie verzwakken. Ik wil de rapporteur hier in het bijzonder voor bedanken. Het verslag laat ruimte voor onafhankelijke besluitvorming van de lidstaten over hun structuren voor energielevering.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (EN) Transparantie, wederkerigheid en de rechtstaat zijn hoekstenen van het Europese energiebeleid en dus ook van ons buitenlands beleid. Dit is echter niet de tijd om nieuwe instellingen op te richten. Ik ben daarom gekant tegen de instelling van het nieuwe ambt van een hoge functionaris voor het buitenlandse energiebeleid, dat ook de invloed van het Europees Parlement op het buitenlands energiebeleid in gevaar brengt.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor dit verslag dat de instelling van een gemeenschappelijk buitenlands energiebeleid beoogt.
De aangereikte oplossingen moeten internationaal zijn, en de Europese Unie moet een hoofdrol spelen. Energie is vandaag een echt internationaal onderhandelingswapen geworden.
Sedert de gascrisis tussen Rusland en Oekraïne in januari 2006 is de Europese Unie zich bewust geworden van haar kwetsbaarheid op het gebied van energievoorziening. Met het oog op een buitenlands energiebeleid stelt het verslag in het bijzonder voor een ambt in te stellen van een hoge functionaris voor het buitenlands energiebeleid om de activiteiten van de EU op dat gebied te coördineren. Deze hoge functionaris voor het buitenlands beleid op het gebied van energie zal verschillende petten ophebben, aangezien hij onder de bevoegdheid valt van de nieuwe hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (GBVB) en een vicevoorzitter van de Europese Commissie.
Ik ben verheugd over deze vooruitgang, die het in het bijzonder mogelijk zal maken de nadruk te leggen op de dialoog met de producerende landen – bijvoorbeeld het Euro-mediterraan partnerschap – en de consument. De EU zal zo in staat zijn haar belangen op het gebied van de veiligstelling van de energievoorziening in de onderhandelingen met externe partners te verdedigen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Energie is momenteel een centrale strategische kwestie.
De verschillende EU-landen streven er vanwege hun sterke energieafhankelijkheid naar de exploitatie van bestaande energiebronnen te domineren, vandaar het voorstel om een energiecomponent in het leven te roepen binnen het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Als dit voorstel wordt aangenomen, vormt het ook een manier om de tegenstellingen tussen de belangrijkste machten weg te nemen.
Hiervoor zou de EU haar “markt”, haar “mededinging” en haar uitbreiding bekend moeten maken aan andere landen binnen het raamwerk van de zogenoemde “energiegemeenschappen”, het “Verdrag inzake het Energiehandvest” – dat zorgt voor “veiligheid van investering” en een “recht op schadevergoeding in het geval van onteigening en/of nationalisatie” garandeert – of de opname van een “energiezekerheidsclausule” in commerciële overeenkomsten. Dit kan allemaal onder controle worden gehouden, vandaar de angst voor de oprichting van een “gasversie van de OPEC”.
De meerderheid van het Parlement verdedigt ook “de oprichting van een partnerschap voor energiezekerheid met de VS” en, natuurlijk, een “kritische en constructieve dialoog” met de landen van de zuidelijke Kaukasus, de Kaspische regio en Centraal-Azië, “die het belang van de EU bij het diversifiëren van haar olie- en gasaanvoer in evenwicht brengt met de doelstelling van het bereiken van politieke hervormingen in deze landen”. Meer woorden van wie? Irak, Afghanistan, Afrika ...?
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie is een grootverbruiker van energie en is afhankelijk van externe energiebronnen. Deze worden gekenmerkt door onzekerheid en mogelijke destabilisatie. In het specifieke geval van Rusland en de landen van het GOS die rijk zijn aan natuurlijke hulpbronnen, is er nog een factor die bijdraagt aan de onzekerheid, namelijk de neiging om energie als wapen voor politieke doeleinden te gebruiken, zoals we al hebben gezien. Dit had de Europese Unie ertoe moeten bewegen eensgezind te mobiliseren en schouder aan schouder te staan in crisissituaties. Een dergelijke reactie heeft zich echter zeer langzaam ontwikkeld, als gevolg van verschillende nationale belangen van landen die minder snel het slachtoffer zullen worden van energiechantage dan de voormalige communistische landen.
Het verslag van de heer Saryusz-Wolski is een stap in de goede richting. Het vormt een oproep om de relatie tussen de EU en Rusland te baseren op wederzijds vertrouwen en respect voor de beginselen die zijn vastgelegd in het Energiehandvest.
De context van het huidige debat wordt gedefinieerd door de parallelle inspanningen van de Europese Commissie om de energiemarkt van de Unie te liberaliseren, met Gazprom op de achtergrond. Dit leidt tot meer druk op de tenuitvoerlegging van het beginsel van het scheiden van productie en distributie. De landen die liever niet liberaliseren zijn dezelfde die de neiging hebben hun toevlucht te nemen tot bilaterale energiecontracten met Rusland en samen te werken met Russische staatsbedrijven als het gaat om kapitaal. Het is geen toeval dat de overblijfselen van de openbare energiemonopolies van continentaal Europa hierbij betrokken zijn. Het gevolg is een vertraging van de gewenste vrije keuze van energieleveranciers en van de ontwikkeling van een communautair beleid dat is gebaseerd op solidariteit voor deze strategisch belangrijke sector.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het is duidelijk dat de Europese Unie haar benadering van externe energiebronnen veel beter dient te coördineren dan nu het geval is. Ik zie echter geen meerwaarde in het voorstel voor een hoge functionaris voor het buitenlands energiebeleid. Daaruit zou slechts verwarring met de huidige rol van de heer Solana ontstaan. Daarom heb ik tegen dit voorstel gestemd. Ik heb echter wel gestemd voor de verwijzing naar de ontvlechting van energieproductie en energietransmissie en -verdeling.
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Het verslag staat een gemeenschappelijk Europees buitenlands energiebeleid voor. Hoewel er op dit ogenblik voor zulk beleid zelfs geen rechtsbasis is, wil het verslag ermee doorzetten, al kan het zelfs nog niet in het nieuw hervormingsverdrag worden opgenomen. In plaats van het probleem van dure en vervuilende energie op te lossen, wil het verslag de EU tot een machtige, wereldwijde speler maken. Zulke expansieve geopolitieke aanpak van de EU zou wereldwijd tot nog meer spanning en conflicten leiden. Een sterke anti-Russische toon is een rode draad in de tekst. Het bevat bijna elk idee dat de normale ontwikkeling van betrekkingen tussen Rusland en EU-lidstaten kan bemoeilijken. Critici hebben het daarom over een vleugje koude oorlog. Door de opname van een zogenaamde “clausule inzake de veiligstelling van de energievoorziening” zal de EU in alle overeenkomsten met producerende en transitlanden haar belangen ver buiten haar grenzen afbakenen. We zijn bezorgd over de instelling van een buitenlands energiebeleid van de EU dat gegrondvest zou zijn op geopolitieke druk, tegen een achtergrond van militaire bedreiging. Het verslag roept op tot een nauw partnerschap met de VS met betrekking tot energieveiligheid, in de wetenschap dat de VS oorlog voert in Irak om goedkope energiebronnen veilig te stellen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Gezien het groeiende belang van energie voor de moderne samenleving enerzijds en de groeiende internationale onderlinge afhankelijkheid die inmiddels ook gewoon is anderzijds, is het onmogelijk het energiebeleid uit te sluiten van de externe dimensie van het beleid van de EU, of dat nu op het niveau van de lidstaten is of met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands beleid.
Ik ben het daarom eens met de resolutie als die stelt dat “de lidstaten weliswaar hun soevereine recht moeten behouden om strategische keuzes te maken met betrekking tot de energiemix, hun energiebronnen te exploiteren en besluiten te nemen over de voorzieningsstructuren, maar dat het daarnaast noodzakelijk is concrete en in de Verdragen op te nemen bepalingen uit te werken die leiden tot de instelling van een gemeenschappelijk Europees extern energiebeleid, dat de continuïteit van de voorziening, doorvoer en investeringen in verband met de energievoorzieningszekerheid omvat alsmede de bevordering van energie-efficiëntie en energiebesparing evenals schone en hernieuwbare energiebronnen, met name in betrekkingen tot landen waarvan de energieconsumptie in snel tempo toeneemt”. Wat het idee van een hoge functionaris voor extern energiebeleid betreft, ben ik echter van mening dat dit aspect moet worden toegevoegd aan het werk van de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, aangezien ik van mening ben dat een specifiekere benadering niet zinnig is.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb vóór de aanneming van het verslag van de heer Saryusz-Wolski over een gemeenschappelijk Europees extern beleid voor energie gestemd.
Op grond van het actieplan voor het energiebeleid dat de Raad in maart 2007 heeft aangenomen, moeten we alles doen wat in onze macht ligt om een gemeenschappelijk Europees extern beleid voor energie voor de Europese Unie te ontwikkelen, dat is voorzien van de instrumenten die nodig zijn voor een effectieve werking. Ik wil aandacht vragen voor de noodzaak van solidariteit en samenwerking tussen de lidstaten, de diversificatie van energiebronnen en voortdurende ontwikkeling en betere samenwerking op dit gebied.
Ik ben het ermee eens dat het nodig is een besluit te nemen over een gedetailleerde routekaart, waarin de verschillende stadia van de invoering van een dergelijk beleid zijn beschreven. De Commissie zou haar voorstellen met betrekking hiertoe zo spoedig mogelijk moeten presenteren. Het is ook belangrijk dat de lidstaten met elkaar en met de Europese Commissie overleggen over kwesties met betrekking tot strategische beslissingen over contracten met derde partijen op dit gebied. Het voorstel om een hoge functionaris voor extern energiebeleid te benoemen is zeer gepast en verdient het nader bekeken te worden. Deze persoon zou verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van alle beleidslijnen met betrekking tot alle externe aspecten van de energiezekerheid. Een dergelijke functie zou moeten helpen de belangen van de EU-lidstaten beter te beschermen tijdens onderhandelingen met buitenlandse partners.
Charles Tannock (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieven erkennen dat de 27 lidstaten meer solidariteit aan de dag dienen te leggen met betrekking tot het buitenlands energiebeleid, aangezien alle lidstaten in de komende jaren steeds afhankelijker zullen worden van ingevoerde olie uit derde landen. Deze landen zouden anders de afhankelijker en kwetsbaarder staten kunnen benadelen, tot schade van de gehele Unie.
Dit betekent echter niet dat wij een gemeenschappelijk energiebeleid steunen. In het bijzonder ondersteunen wij niet dat de EU van individuele lidstaten de energiemix, meer bepaald de verhouding tussen fossiele en duurzame brandstoffen, mag bepalen.
Algemeen ondersteunen de conservatieven de doelstellingen van dit verslag. Wij verwerpen echter de behoefte aan één enkel, krachtig, coördinerend figuur om deze kwestie aan de orde te stellen. Wij zien ook niet in waarom daartoe in de verslagen een nieuwe rechtsbasis moet worden gecreëerd.
Pogingen om nieuwe EU-bevoegdheden toe te voegen in plaats van de bestaande goed te benutten, zijn onnodig. De conservatieven geloven ook niet in meer EU-institutionalisering, maar in een marktgerichte benadering.
Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. − (EN) De Labour-leden van onze fractie ondersteunen deze resolutie grotendeels, in het bijzonder de voorrang die wordt gegeven aan de ondersteuning van hernieuwbare energiebronnen, de bevordering van energie als één van de hoekstenen van het Europees nabuurschapsbeleid en de oproep voor meer voorzorgsmaatregelen tegen vervuiling.
We onthielden ons bij de stemming over punt 12 omdat werd afgestapt van het Grondwettelijk Verdrag, waardoor het voorgestelde punt irrelevant is geworden. Wij onthielden ons bij de stemming over amendement 2 en paragraaf 13 omdat wij van mening zijn dat de positie van een nieuwe hoge functionaris voor energiebeleid tot onnodige verwarring kan leiden.
Wij stemden voor paragraaf 62 met de verwijzing naar de ontvlechting van de energieproductie, omdat wij consistent willen zijn met een eerder ingenomen standpunt dat ontvlechting van de eigendom bij de transmissie het efficiëntste middel is om investeringen, eerlijke toegang tot het netwerk en transparantie van de markt te bevorderen.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Ik heb vóór het verslag van mevrouw Gruber gestemd.
Ik ben blij met de opstelling van een algemene kaderrichtlijn en de richtlijn inzake de voorwaarden voor binnenkomst voor hoogopgeleide werknemers, de richtlijn inzake de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf voor seizoenarbeiders en de richtlijn inzake de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf voor betaalde stagiairs.
Het is overduidelijk dat de Europese Unie precieze regels moet opstellen en actief moet regelen wie er in de EU mag werken. We weten allemaal dat Europa nu al een “demografische winter” doormaakt en dringend behoefte heeft aan mankracht uit derde landen. Het is echter van het grootste belang dat we alleen geschoolde arbeidskrachten toelaten en ik stel voor dat we beroepen selecteren waaraan een tekort bestaat op de arbeidsmarkt van Europa. We moeten consistent zijn op dit gebied, anders overspoelen we willens en wetens de Europese Unie met ongeschoolde arbeiders en krijgen we te maken met de problemen die voortkomen uit de passieve levensstijl van werkloze immigranten, die misdaden gaan plegen en zich bezighouden met illegale handel en de grijze economie buiten de wet en vaak betrokken zijn bij drugs- en mensenhandel. Ze creëren getto’s en komen vaak terecht bij terroristische groeperingen.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd, omdat in het Parlement duidelijk is gezegd dat de lidstaten bevoegd blijven om te bepalen welke en hoeveel arbeidsmigranten ze op hun grondgebied toelaten. Als de blue card er werkelijk komt, moet gegarandeerd zijn dat ze een controle-instrument voor legaal in de EU verblijvende, hooggekwalificeerde arbeidskrachten is en het verblijf – niet de vestiging – in de gehele Europese Unie mogelijk maakt.
Aan de heer Frattini – die er nu jammer genoeg niet meer is – stel ik vanuit de Europese Volkspartij voor de blue card van een bijkomend nationaal kenmerk – zoals de vlag – te voorzien, zodat duidelijk zichtbaar is welke lidstaat de werk- en verblijfsvergunning heeft afgeleverd.
Antonio Masip Hidalgo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn collega’s Lilli Gruber en Javier Moreno feliciteren. Als tijdelijk gehandicapte heb ik gebruik moeten maken van een hulpcontract voor een immigrant en begreep ik beter, als dat mogelijk is, wat de heer Lobo Antunes vandaag zei over de noodzaak van solidariteit en humaniteit, hoewel ik ook de uitleg van de heer Frattini over volledig respect voor de rechtsorde begrijp.
In mijn tijden van afzondering heb ik vaak gedacht dat Don Quichot, het beroemde personage, de grootste literaire figuur aller tijden, niet bestaan zou hebben zonder Sancho, en vandaag de dag zou Sancho ongetwijfeld een emigrant zijn geweest die hem te hulp kwam.
Daarom moeten we te allen tijde respect hebben voor de rechtsorde en voor mensen.
Frank Vanhecke (ITS). – (NL) Voorzitter, ik heb het verslag Gruber over het beleidsplan legale migratie uiteraard niet goedgekeurd om twee voorname redenen. In de eerste plaats denk ik niet dat het verstandig om nu nog meer dan sowieso reeds het geval is, een braindrain uit de armere landen in de richting van Europa te stimuleren. Ik denk dat niemand daarbij gebaat is, en zeker niet de armere landen.
In de tweede plaats blijf ik versteld staan van de naïviteit waarmee in dit Parlement immigratie wordt beschouwd als een soort oplossing voor het onmiskenbare demografische probleem van Europa. Er wordt trouwens met geen woord gerept over de enorme kostprijs van immigratie voor de ontvangende landen, noch over het feit dat we meer dan ooit moeten waken over het behoud van onze Europese cultuur, van onze waarden van onze normen die steeds zwaarder onder druk komen te staan door het massaal aantal immigranten uit andere culturen. Dat heeft naast alle andere problemen ook een economische kostprijs. Vandaag zijn in onze Europese hoofdstad Brussel reeds zo’n 53 procent van de inwoners van wat men niet-Belgische origine noemt; tegen 2050 dreigt dat 75 procent te worden. We hebben geen nieuwe massale immigratie nodig, maar exact het omgekeerde.
Philip Claeys (ITS). – (NL) Voorzitter, in het verslag Gruber volgt dit Parlement eens te meer de eenzijdige kwantitatieve economische benadering van het immigratieprobleem. Ik verwerp met klem de stelling dat enkel een nieuwe immigratiegolf de waarborg is voor de economische toekomst van Europa en wil erop wijzen dat immigratie over veel meer gaat dan alleen maar cijfers en tabellen. De voorstellen in dit verslag zullen de reeds bestaande ernstige integratieproblemen alleen maar verergeren. Men moet het inderdaad gelezen hebben om het te geloven. Terwijl een deel van de immigrantenbevolking niet wil deelnemen aan het arbeidsproces en zich niet wil omscholen, wil men zowaar een informatie- en beheercentrum voor migratie in Mali opzetten. Het is ontegensprekelijk zo dat vele zogenaamde tijdelijke werknemers na afloop van hun vergunning in de illegaliteit duiken en dat is nu al het geval. De ervaringen, bijvoorbeeld in Zwitserland, tonen duidelijk aan dat ook de familieleden van seizoenarbeiders illegaal blijven binnenkomen.
Last but not least is het zo dat meer legale immigratie van hooggeschoolden ontegensprekelijk zal leiden tot een verdere braindrain uit de ontwikkelingslanden met alle gevolgen vandien.
Alfredo Antoniozzi (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag Gruber gestemd omdat het zo veel kwesties behandelde die door de PPE-DE-Fractie en mijzelf aan de orde zijn gesteld. Toch ben ik van mening dat integratie, hoewel ik besef dat het belangrijk is, met goedkeuring van onze burgers moet gebeuren. Daarom moet er naast integratie strenge, beslissende wetshandhaving zijn. Lidstaten moeten bijvoorbeeld de regel handhaven die bepaalt dat immigranten na drie maanden moeten worden teruggestuurd als ze niet kunnen aantonen dat ze hun gezin kunnen onderhouden. In sommige landen gebeurt dit niet en als het niet gebeurt, zal de ontevredenheid van de burgers elk Europees initiatief voor integratie zinloos maken.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ondanks dat het belangrijke punten over migratiekwesties bevat die wij al lange tijd verdedigen, keurt het verslag niet alleen het huidige beleid en de huidige richtlijnen van de EU niet af – die criminaliserend en repressief zijn tegenover migranten – maar vormt het er zelfs een nieuw aspect van.
Om een specifiek voorbeeld te geven: het verslag neemt het concept over dat er verschillende “categorieën” migranten bestaan – zoals de “hoogstopgeleiden”, “seizoenarbeiders” en anderen – en dat deze moeten worden beheerd volgens de arbeidsbehoeften van de verschillende EU-landen, in het bijzonder door het in het leven roepen van een blue card. Wat een onmenselijke kijk op migratie en migranten.
Bovendien spreekt het verslag zich uit voor de instelling van een gemeenschappelijk migratiebeleid, wat wij zien als ontoereikend en onrealistisch, gezien de resultaten van andere “gemeenschappelijke” beleidslijnen en de uiteenlopende situaties in de lidstaten. We benadrukken nogmaals dat migratiebeleid de verantwoordelijkheid van elk land en zijn democratische instellingen is.
Zoals we hebben gezegd, is een gemeenschappelijk beleid niet nodig, maar het is wel nodig dat er een ander beleid komt, in een kader van samenwerking tussen de lidstaten, dat de rechten van migranten bevordert, in het bijzonder door middel van de ratificatie van het Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinnen van de Verenigde Naties.
Carl Lang (ITS), schriftelijk. – (FR) Aangezien “de situatie van de arbeidsmarkten in de Europese Unie gekenmerkt wordt door een vraag naar legale immigratie” beweert mevrouw Grüber, zoals de heer Sarkozy in Frankrijk, een economische rechtvaardiging te geven aan het immigratiebeleid in onze landen. De overgrote meerderheid van de arbeidskrachten uit onderontwikkelde landen is echter niet geschikt voor de beroepen waaraan onze economieën behoefte hebben. Bovendien moeten wij er niet aan herinneren dat legale immigratie niet om werknemers, maar om bevolking gaat.
Dit beleid haalt elk jaar bijna twee miljoen immigranten naar Europa en lijkt op een kolonisatie van Europa. In 2050 zal de bevolking van buiten Europa, die nu al 40 miljoen mensen telt, verdrievoudigd zijn. Met de toetreding van Turkije zal het Europa van Brussel dus 220 miljoen voornamelijk islamitische Aziaten en Afrikanen.
Deze kolonisatie vormt een dodelijke bedreiging voor de christelijke en humanistische waarden van onze beschaving. Om het legitieme recht op zelfbeschikking en zelfbehoud van de Europese volkeren te beschermen, dienen onze grenzen te worden hersteld, moeten de migratiestromen worden omgekeerd en dient een grootschalig gezins- en geboortebeleid te worden gevoerd. Alleen een nieuw en Europees Europa van soevereine naties kan onze rechten op culturele en historische zelfverdediging garanderen.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Het feit dat ongeveer 18,5 miljoen burgers van derde landen in de EU leven, toont duidelijk dat Europa behoefte heeft aan een samenhangend immigratiebeleid. Wij moeten de bezorgdheid en angst van onze burgers met betrekking voor de immigratie wegnemen en hun duidelijk maken dat geregelde en zinvolle immigratie in Europa op bepaalde gebieden noodzakelijk is. Ik deel echter niet de in het bijzonder door de conservatieven naar voren gebrachte geloofsovertuiging dat de kwestie van de demografische ontwikkeling met de kwestie van de handhaving van het Europese sociale model moet samengaan. Wij moeten het veeleer hebben over de vraag in welke mate de buitengewoon gestegen toegevoegde waarde in de Europese economie, die onafhankelijk van de demografische ontwikkeling moet worden gezien, een solidaire bijdrage aan het Europese sociale model kan leveren.
Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL), schriftelijk. – (NL) Ik heb mij bij deze stemming over amendement 8 onthouden, aangezien ik weliswaar onderken dat het probleem van een braindrain uit ontwikkelingslanden naar Europa zeer groot is, maar ik de motivatie van de ITS-Fractie om dit amendement in te dienen wantrouw. Het moet erover gaan dat voorkomen wordt dat hoogopgeleiden massaal hun eigen land verlaten, en daarmee economische schade veroorzaken, maar zeker niet dat immigratie naar Europa per definitie moet worden tegengegaan.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd over dit verslag, dat erop gericht is het leven voor legale migranten eenvoudiger te maken. Ondanks hun status worden legale migranten vaak opzettelijk of onopzettelijk gediscrimineerd. De rapporteur roept op tot een aantal maatregelen voor legale migranten waaronder betere arbeidsrechten, transfer van pensioen- en socialezekerheidsrechten, erkenning van kwalificaties en meervoudige visa voor langere duur, die ik allemaal ondersteun.
Mary Lou McDonald, Søren Bo Søndergaard en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − Onze stem vandaag weerspiegelt ons streven naar een doeltreffende, menselijke en op rechten gebaseerde benadering van immigratie in Europa. Immigranten van elk type moeten gelijkelijk en in overeenstemming met de hoogste normen met betrekking tot mensenrechten en fatsoen worden behandeld.
Bovendien moet het voor de Europese lidstaten een algemeen principe zijn immigranten op te nemen op basis van de behoeften van die immigranten, naast de behoeften van de economieën van de Europese landen. Europees immigratiebeleid mag niet bijdragen aan het verlies van onmisbare vaardigheden, aan de hersenvlucht in ontwikkelingslanden. De lidstaten en de Commissie mogen geen beleid voeren dan ontwikkeling ondermijnt.
Erik Meijer en Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. − Wij hebben voor amendement 8 gestemd. In het algemeen zijn onze opvattingen ver verwijderd van de fractie die het heeft ingediend, in het bijzonder met betrekking tot vluchtelingen, immigranten en etnische of religieuze minderheden. De ITS-Fractie tracht de toegang te blokkeren van vluchtelingen die in gevaar zijn. Wij daarentegen willen die slachtoffers van onderdrukking, rampen en armoede helpen. Wij begrijpen dus zeer goed dat de meerderheid in onze fractie ITS-amendementen met betrekking tot migratie niet wenst te steunen. Anders dan in het geval van vluchtelingen en traditionele immigratievormen veroorzaken de EU-lidstaten met de voorgestelde aantrekking van hoogopgeleide werknemers problemen in hun landen van oorsprong. Hoogopgeleide mensen in landen zoals India, Zuid-Afrika of Brazilië zijn daar met het oog op de vereiste ontwikkeling hoogstnodig. Wij zien nu dat zulke problemen zelfs ontstaan in de nieuwste EU-lidstaten, Roemenië en Bulgarije, die hun medische en technische mensen in sneltempo aan rijkere landen verliezen. Bevoorrechte landen en bedrijven stelen daar hersenen. Omdat wij deze hersenvlucht niet willen ondersteunen, stemmen wij voor dit amendement.
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. − (DE) Het verslag-Gruber ziet immigratie deels alleen met het oog op het nut van de migrantenarbeiders voor het kapitaal. Zo onderstreept het verslag hoe belangrijk het is “stabiele wettelijke arbeidsbetrekkingen tussen bedrijven en werknemers te bewerkstelligen om zodoende de productiviteit en de concurrentiepositie van de EU te verbeteren” en “verzoekt de Commissie daarom de mogelijke effecten van circulaire migratie in dit verband te bestuderen”.
Terwijl de repressieve maatregelen tegen migranten en asielzoekers geen enkele tegenstand krijgen, moet elke maatregel ter vergroting van de aantrekkelijkheid van de Unie voor hooggekwalificeerde werknemers worden ondersteund om aan de behoefte van de arbeidsmarkt van de EU te voldoen, de welvaart van Europa te garanderen en de Lissabon-doelstellingen te verwezenlijken.
Terwijl “de risico’s van “brain drain” dienen te worden voorkomen, wacht migranten die Fort Europa alleen illegaal kunnen binnenkomen de “repatriëring”. Bij de goedkeuring van het “beleidsplan legale migratie” moet het in het bijzonder gaan om toelatingsprocedures “die het mogelijk maken om onmiddellijk in te spelen op schommelingen van de vraag op de arbeidsmarkt”.
Immigratie kan niet aan de hand van het criterium van het nut voor het EU-kapitaal worden geregeld. In plaats van om immigratie voor EU-bedrijven moet het om grond- en mensenrechten voor migranten en asielzoekers gaan. Ik keur af dat mensen aan de hand van nutscriteria worden beoordeeld.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het debat over migratie richt zich te vaak op problemen met illegale migratiestromen, waardoor legale migratie, die een belangrijke bijdrage levert aan onze economie en onze culturele verrijking, vaak over het hoofd wordt gezien.
In deze context zijn wij het eens met twee fundamentele concepten: een duidelijk en effectief beleid inzake legale migratie is een van de sleutels tot het oplossen van het probleem van illegale immigratie en een ruimhartig welkom op basis van gemeenschappelijke beginselen die integratie en aanpassing van de nieuwkomers bevorderen is essentieel. Het is echter ook noodzakelijk om te erkennen dat migratiestromen, migrantengemeenschappen en ontvangende landen verschillende tradities, gewoonten en herinneringen hebben en dat deze verschillen niet genegeerd mogen worden.
Een andere kwestie in dit debat is gekwalificeerde migratie. Het idee van een blue card die binnenkomst en verkeer mogelijk maakt zou interessant kunnen zijn, maar het lijkt ons te complex. In elk geval moet de aantrekkingsfactor het centrale punt zijn, in het bijzonder op academisch niveau. Het is daarom essentieel om onderwijsinstellingen bewust te maken van de noodzaak om studenten uit andere delen van de wereld aan te trekken. Uiteraard steun ik deze doelstelling.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) De Zweedse Groenen steunen en wensen een liberaal immigratiebeleid. Er staan veel goede dingen in het verslag die deze doelstelling nastreven. Ik ben echter van mening dat een kaderrichtlijn op dit gebied de mogelijkheden voor mensen om te migreren zal verminderen in plaats van vermeerderen. Daarnaast brengt het voorstel het risico met zich mee dat de hersenemigratie verergert die de ontwikkelingslanden treft en die op cynische wijze wordt uitgebuit door de EU voor haar eigen ontwikkeling. Ik onthoud mij daarom van stemming bij de eindstemming.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Het is een gevaarlijke misvatting dat demografische veranderingen in onze binnenlandse bevolking grootschalige immigratie vereist van mensen uit andere, vaak vijandige culturen en maatschappijen, met alle gevolgen van dien voor onze nationale cohesie en identiteit, voor de volledige integratie van onze eigen immigrantenbevolking, voor onze openbare diensten en voor volksgezondheid en veiligheid.
Ik ben gekant tegen de overdracht van bevoegheden of verantwoordelijkheid van nationale autoriteiten naar de EU met betrekking tot onze nationale grenscontroles en immigratie- en asielbeleid. Ik heb daarom tegen dit verslag gestemd.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het Europees Parlement hier tot een veelomvattend concept ter bestrijding van mensensmokkel en illegale immigratie heeft besloten. Als Europees Parlement hebben wij ook duidelijk gemaakt dat “illegaal” ook “niet legaal” betekent en daarom navenant te bestraffen is. Ik vind het bijzonder belangrijk dat duidelijk werd gemaakt dat er geen verdeling aan de hand van quota van illegalen over alle lidstaten zal komen en dat massaregularisaties – zoals die in de voorbije jaren hebben plaatsgevonden – niet meer toelaatbaar zijn. Zo is er geen aanzuigeffect en kan onrechtstreeks ook de mensenhandel worden bestreden.
Frank Vanhecke (ITS). – (NL) Voorzitter, het verslag over de beleidsprioriteiten van de strijd tegen de illegale immigratie dat wij zojuist hebben goedgekeurd is zeker niet het slechtste verslag dat hier ooit is gepasseerd en bevat zelfs enkele zeer interessante aanbevelingen, maar ik vind toch dat het verslag nalaat om op een duidelijke wijze man en paard te noemen en daarom heb ik het zelf niet goedgekeurd.
Het immigratieprobleem in Europa dreigt het probleem van de komende eeuw te worden, is misschien vandaag reeds het probleem van de komende eeuw en de illegale immigratie is daar een belangrijk onderdeel van. Dus hadden we eigenlijk een veel kordater standpunt mogen verwachten, in het bijzonder tegen de opeenvolgende regularisatiegolven in de verschillende Europese landen. Die hebben immers een aanzuigeffect dat uiteindelijk over de hele Unie, over alle lidstaten uitdeint.
Eigenlijk is het eenvoudig en hadden we het moeten durven formuleren. Illegale immigratie kan niet worden getolereerd. Illegale immigranten moeten worden opgespoord en op een kordate en humane wijze teruggestuurd naar de landen van herkomst. Wie dat niet durft te zeggen en dus zeker niet durft uit te voeren, zal enorme problemen veroorzaken die uiteindelijk onze welvaart en onze beschaving duur zullen komen te staan.
Koenraad Dillen (ITS). – (NL) Mijnheer de Voorzitter, wie het verslag Moreno Sánchez doorneemt, denkt automatisch aan het spreekwoord: zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Zoals mijn collega Vanhecke reeds zei, alhoewel enkele voorstellen in het verslag zeker een stap in de goede richting betekenen, neemt het Parlement in het algemeen nog steeds een halfslachtige houding aan, hetgeen geen goede zaak is voor een efficiënt en kordaat Europees beleid ter bestrijding van de illegale immigratie. Zo laat het Parlement bijvoorbeeld na om duidelijk te stellen dat de regulariseringen die in tal van Europese landen zijn doorgevoerd juist een van de belangrijkste, om niet te zeggen de belangrijkste oorzaak zijn van de illegale immigratie omwille van het aanzuigeffect dat ze creëren in de herkomstlanden.
Illegalen mogen niet geregulariseerd worden, maar ze moeten actief worden opgespoord en op een kordate maar humane wijze worden uitgewezen. In tegenstelling tot hetgeen dit Parlement insinueert heeft de ondubbelzinnige verkondiging van deze politieke boodschap dan ook niets te maken met zogenaamde vreemdelingenhaat. Naast een kordaat uitwijzingsbeleid, een sluitende controle aan de buitengrenzen, en terugnameovereenkomsten zouden ook opvangcentra in de regio van herkomst soelaas moeten bieden, maar ook dit wordt door dit Parlement afgewezen. Ik heb dan ook tegen dit verslag gestemd.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij van de Sociaaldemocraten willen een humaan immigratie- en vluchtelingenbeleid in de EU, dat is gebaseerd op solidariteit, dat probeert de grensoverschrijdende mobiliteit op verantwoorde wijze te vergroten en dat bescherming garandeert aan iedereen die dat nodig heeft. We willen echter geen permanente door de EU gefinancierde grenscontrolemacht. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het bewaken van hun eigen grenzen. De inzet van communautaire eenheden zou uitsluitend moeten plaatsvinden als onderzoek uitwijst dat dit nodig is. We hebben er daarom voor gekozen ons te onthouden van stemming over paragraaf 37.
Met betrekking tot paragraaf 18 over een herziening van het basisbeginsel van de verordening Dublin II zijn wij van mening dat een bespreking van het beginsel gerechtvaardigd is, maar dat deze zou moeten worden gevoerd in een bredere context en als onderdeel van een bespreking van het gemeenschappelijk immigratie- en vluchtelingenbeleid als geheel.
Gérard Deprez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ondersteun dit uitstekende verslag volledig en wil er drie opmerkingen aan toevoegen.
Eén: wij moeten af van de illusie dat een actief beleid met betrekking tot legale immigratie aan de illegale immigratie naar onze landen een einde zal maken. Een actief beleid te aanzien van legale immigratie vloeit per definitie voort uit onze eigen behoeften. Illegale immigratie beantwoordt aan de behoeften van diegenen – en zo zijn er op dit ogenblik tientallen miljoenen, in het bijzonder in Afrika – die naar hier willen komen om te ontsnappen aan oorlog, vervolging, ellende of gewoon aan de afwezigheid van toekomstperspectieven voor henzelf of hun kinderen.
Twee: de controle van de buitengrenzen van de EU en de bestrijding van illegale immigratienetwerken zullen zich jammer genoeg gedurende nog vele jaren opdringen als één van onze politieke prioriteiten, omdat in werkelijkheid de industrie van de ellende in criminele handen is gevallen. De strijd tegen de illegale immigratie is dus niet “tegen” de illegalen: ze is een onderdeel van de strijd tegen de georganiseerde misdaad, die wij samen moeten winnen.
Derde en laatste opmerking: wij moeten uiteraard tegelijkertijd en ononderbroken de ellende bestrijden. Daarvoor is medeontwikkeling in Afrika onontbeerlijk.
Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de goedkeuring van dit verslag, dat een evenwichtig en realistisch beeld geeft van immigratie en dat, geheel naar wens van de rapporteur, tot een brede consensus heeft geleid.
Het verslag komt stipt op tijd als wij naar de actualiteit kijken en zien dat de lidstaten trachten hun wetgeving aan te passen om de migratiestromen beter aan te pakken.
In werkelijkheid weten wij allen dat de kwestie migratie het beherend vermogen van de lidstaten overstijgt. Zoals in het verslag terecht wordt opgemerkt, moet er dus een algemene en samenhangende aanpak op Europees niveau komen.
In de tekst worden verschillende prioriteiten vermeld: bestrijding van de mensenhandel, inachtneming van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bij het nemen van maatregelen tegen illegale immigratie, versterking van de samenwerking met derde landen, de nodige vastberadenheid bij de bestrijding van illegale tewerkstelling en de noodzakelijkheid van een verantwoordelijk terugkeerbeleid.
Om die redenen heb ik deze tekst bij de eindstemming in de plenaire vergadering goedgekeurd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag bevat weliswaar enkele punten waarmee wij het eens zijn, maar het hanteert ook de repressieve veiligheidsgerichte kijk op “illegale immigratie”.
Hoewel dit voor bepaalde aspecten minder geldt, spreekt het verslag zich uit voor de ontwikkeling van de voornaamste pijlers van de huidige richtlijnen en besluiten van de EU inzake immigratie, waaronder: het zogenoemde ‘Europees terugkeerbeleid’ of, met andere woorden, repatriëring; de activiteit van Frontex als het gaat om grenspatrouille en -controle; de zogenoemde ‘tijdelijke ontvangstcentra’; de ontwikkeling van biometrische hulpmiddelen, of de zogenoemde ‘overnameovereenkomsten’. Het verslag stelt ook voor ‘Europese patrouilles’, een ‘Europees toezichtsysteem’ aan de zeegrenzen en zelfs een systeem voor ‘automatische controle van personen die het grondgebied van de Unie binnenkomen of verlaten’ op te zetten.
Met andere woorden, het verslag streeft naar een versterking van het veiligheidsgerichte beleid van de EU waarin “illegale immigratie” wordt gecriminaliseerd, door het om te vormen tot een gemeenschappelijk Europees beleid dat repressief is, onheilspellende informatiesystemen gebruikt en maatregelen en infrastructuur bevat voor het vastzetten en uitwijzen van immigranten. Dit verwerpen wij hartgrondig.
Het was de toepassing van een repressief beleid als dit dat ertoe heeft geleid dat de autoriteiten van een lidstaat zeven Tunesische vissers hebben vervolgd voor het redden van 44 mensen op zee, ondanks het feit dat ze hebben gehandeld in overeenstemming met het internationaal zeerecht.
Carl Lang (ITS), schriftelijk. – (FR) De officiële cijfers bevestigen dat Europa door illegale immigratie wordt overspoeld. Het blijkt totaal niet bij machte zijn buitengrenzen te beheersen. Uit het jaarverslag over de activiteiten in 2006 van Eurodac, het biometrische systeem dat op Europese schaal voor asielzoekers wordt gebruikt, blijkt dat het aantal mensen dat de grenzen van de Unie illegaal is overgestoken, tegenover 2005 met 64 procent is gestegen.
In het verslag van de heer Moreno Sánchez worden vele manieren overwogen om dit exponentieel toenemende verschijnsel een halt toe te roepen. Ze zijn allemaal even nutteloos of contraproductief.
Hoe kunnen wij bijvoorbeeld aannemen dat de bevordering van de legale immigratie, in het bijzonder via de Europese blue card, een echte Europese werkvergunning voor immigranten, de illegale immigratie zal doen afnemen? Dat is onzin. Als wij de deuren openen voor sommigen, openen wij ze voor iedereen.
Waartoe kan de instelling van een biometrische gegevensbank in de bestrijding van illegale immigratie dienen? Waarom voorzien in meer personeel en meer middelen voor het Europees agentschap voor de buitengrenzen, Frontex, als de interne noch de externe grenzen door de lidstaten op doeltreffende wijze worden beschermd?
Eens te meer leggen de Europese instellingen de vinger op een probleem, maar tonen ze zich onder invloed van hun immigrationistische en mondialistische ideologie onbekwaam het op te lossen.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, immigratie, zowel legaal als illegaal, is erkend als een van de grootste uitdagingen waarvoor de Europese Unie zich gesteld ziet. Nog afgezien van de procedurele en juridische kwesties, wordt het tragische menselijke aspect van dit verschijnsel steeds duidelijker. Ik heb centra voor Afrikaanse vluchtelingen bezocht in Malta en de zaken besproken met de diensten die patrouilleren op de Middellandse Zee en met de verantwoordelijke functionarissen. Terwijl ik daar was, verspreidde zich het nieuws over het tragische lot van het Tsjetsjeense gezin in de regio Bieszczady, dat het universele karakter van dit verschijnsel nog eens bekrachtigde. Doordat ik afkomstig ben uit een land dat eeuwenlang een bron was van politieke en economische emigratie, word ik onvermijdelijk geraakt door de tragedie van vluchtelingen voor wie de Unie het beloofde land is.
Vanuit dat perspectief bekijk ik de twee verslagen waarop het debat in het Europees Parlement is gebaseerd. Deze documenten bieden een overzicht van de omvang van het probleem van immigratie en van de huidige stand van zaken van het beleid van de Gemeenschap op dat gebied. Ik ben het eens met de vooronderstelling dat Europa als gevolg van zijn demografische ligging gecontroleerde kanalen van immigratie nodig heeft die het tekort aan arbeidskrachten kunnen compenseren en ook de omvang van de ondergrondse economie en de daarmee verband houdende problemen kunnen terugdringen.
Al deze kwesties zijn erkend door Frontex, het gespecialiseerde agentschap van de Unie. De voorgestelde oplossingen, namelijk het zogenoemde “delen van de last” zijn een serieuze overweging waard.
De komst van een communautair immigratiebeleid met een solide rechtsbasis en financiële basis laat al veel te lang op zich wachten. Beter laat dan nooit!
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag over de politieke prioriteiten in het kader van de bestrijding van illegale immigratie van burgers van derde landen en ik wil beklemtonen dat het beheer van de migratiestromen naar Europa, in het bijzonder vanuit derde landen, voor het Europese beleid één van de grootste uitdagingen is.
In de 21ste eeuw is het bestaan van mensenhandel totaal onaanvaardbaar. Wij moeten een oplossing vinden om deze plaag en de persoonlijke drama’s die ze met zich meebrengt, uit te roeien. Daartoe is het van wezenlijk belang het probleem van illegale immigratie op Europese schaal aan te pakken. Elke opening voor illegale immigratie in een lidstaat zet immers alle andere lidstaten onder druk.
De instelling van een beleid met betrekking tot legale immigratie dient ook de bestrijding van illegale immigratie te omvatten. Die twee zijn immers nauw met elkaar verbonden.
Wat in dit verslag ontbreekt, zijn concrete voorstellen die het mogelijk maken een oplossing uit te werken om de massale illegale immigratie een halt toe te roepen en de mensensmokkelaars te ontmoedigen. In Italië bijvoorbeeld heeft de invoering van quota voor economische immigratie de illegale immigratie naar dat land niet doen afnemen. De aankondiging van jaarquota heeft integendeel een toename uitgelokt van het aantal illegale immigranten, die bereid zijn hun leven te wagen om het grondgebied van de Europese Unie binnen te komen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd over dit verslag, dat in wezen oproept tot een krachtig beleid ter bestrijding van illegale immigratie op basis van solidariteit tussen de lidstaten en samenwerking met derde landen met volledige inachtneming van de grondrechten van personen.
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. − (DE) Ondanks miljoenen steun zijn landen van oorsprong niet tot samenwerking bereid. Illegale immigranten terugnemen zou eindelijk een plicht moeten worden! Ook de EU is echter zeer nalatig als ze niet voldoende middelen voor de beveiliging van de buitengrenzen beschikbaar stelt en opgepakte illegalen niet tot hun repatriëring in opvangcentra onderbrengt om te voorkomen dat ze onderduiken. Ik zwijg nog over een agentschap ter bescherming van de grenzen dat in het hoogseizoen voor migratie een pauze inlast!
Daarenboven heeft Brussel het potentiële gevaar van islamitische immigranten veronachtzaamd. Als de EU niet gauw ontwaakt, aan de toestroom van radicale moslims een einde maakt en een naturalisatie- en immigratiestop voor burgers van islamitische landen instelt, zullen wij niet alleen in voortdurende angst voor terreuraanslagen moeten leven, maar ook spoedig vreemdelingen in eigen land zijn.
Voorliggend verslag gaat veel te weinig op deze problematiek in. Daarom moet ik het, ondanks de goede punten, jammer genoeg afwijzen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Effectieve politieke interventie op het gebied van illegale immigratie moet zich richten op twee aspecten van het probleem, op de herkomst en op de bestemming: met andere woorden, zoals wordt gesteld in de aangenomen resolutie, “het aanspreken van vervoerders […] van de landen van herkomst op hun verantwoordelijkheid [en] de versterking van de strafrechtelijke mogelijkheden om op te treden tegen smokkelnetwerken, illegale arbeid en mensenhandel” zijn essentiële elementen. Zonder daadkracht op deze gebieden is de reactie onvoldoende, ook al heeft deze reactie ook andere aspecten, zoals ontwikkelingssamenwerking en maatregelen op het gebied van legale migratie.
En, zoals is gesteld in het verslag over the Europese maritieme strategie, elk immigratiebeleid dat effectief wil zijn binnen de Europese Unie “vereist” bovendien, zoals gesteld in deze resolutie, “dat de lidstaten de volgende principes naleven: solidariteit, gedeelde verantwoordelijkheid, wederzijds vertrouwen en transparantie”. Daar zijn wij het volledig mee eens.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Ik stem tegen het verslag in de eindstemming omdat ik tegen FRONTEX en een EU-grenspolitie ben, waarvoor verantwoordingsplicht moeilijk te waarborgen is. Het verslag is enthousiast over dure en ineffectieve biometrische gegevens in paspoorten en visa, die bovendien een bedreiging vormen voor de persoonlijke integriteit. De EU maakt op cynische wijze misbruik van de moeilijke situatie van vluchtelingen om de macht te krijgen over onze grenzen.
Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Britse conservatieven hebben tegen de verslagen over migratie gestemd omdat migratie louter een kwestie voor de lidstaten en voor intergouvernementele samenwerking is. Verwijzingen naar het ontwerp van hervormingsverdrag en de uitbreiding van de stemming met gekwalificeerde meerderheid zijn een verkeerde manier om de problemen van de EU aan te pakken. Een universele aanpak van immigratie werkt niet.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Door te eisen dat echtgenoten van buiten de EU van EU-burgers in een andere lidstaat moeten hebben gewoond alvorens ze in Ierland mogen verblijven, treedt de regering volgens mij de richtlijn van 2004 met voeten. Bovendien is het uitkiezen van echtgenoten van niet-Ierse EU-burgers voor de uitvaardiging van uitwijzingsbevelen in strijd met EU-wetgeving die discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt.
Ik wil de Commissie eraan herinneren dat ze het Europees Parlement in 2006 heeft ingelicht dat de richtlijn van 2004 over het verblijf door de lidstaten dient te worden opgevat in overeenstemming met de arresten van het Europees Hof van Justitie van juli 2002 (zaak C/459/99 (MRAX)) en april 2005 (zaak C/157/03). Deze arresten bepaalden dat het recht op toegang en verblijf in de Gemeenschap van een burger van een derde land die een gezinslid is van een EU-burger uit die relatie voortvloeit, en niet van de legaliteit van hun eerdere verblijf in de Gemeenschap of van de voorlegging van een verblijfsvergunning of een andere door een andere lidstaat verleende vergunning afhankelijk is. Ierlands acties zijn duidelijk met deze arresten in tegenspraak. De Commissie is daarom verplicht krachtens de Verdragen actie tegen de Ierse regering te ondernemen.
8. Rectificaties stemgedrag en voorgenomen stemgedrag: zie notulen
(De vergadering wordt om 13.15 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter
9. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
10. Geheime detentie en ontwettelijke overbrengingen van gevangenen waarbij lidstaten van de Raad van Europa betrokken zijn (verslagen Fava en Marty) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het in het geheim vasthouden en het onwettig vervoer van gevangenen met betrekking tot lidstaten van de Europese Raad (verslagen-Claudio Fava en Dick Marty).
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, in december 2005 bevestigde de resolutie van het Europees Parlement waarin werd verzocht tot de oprichting van een Tijdelijke Commissie vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen, en ik citeer: “zijn vastberadenheid om het terrorisme te bestrijden, maar benadrukt dat de strijd tegen het terrorisme niet kan worden gewonnen door juist die beginselen op te offeren die het terrorisme wil vernietigen, en dat de bescherming van de grondrechten nooit in het geding mag worden gebracht”.
Eerder voorzitterschappen van de Raad waren in de gelegenheid hier in dit Huis hun instemming te betuigen met dit uitgangspunt. Ik kan mijn toespraak niet beginnen zonder te onderstrepen dat het huidige voorzitterschap dezelfde vastberadenheid en standvastigheid heeft. Ik wil nogmaals benadrukken dat de strijd tegen terrorisme geen afbreuk mag doen aan onze waarden en beginselen als het gaat om de bescherming van de grondrechten. Dit is naar onze mening een cruciaal punt. In de strijd tegen terrorisme kunnen we alleen zegevieren als we vrij blijven: vrij van angst en van misbruik of manipulatie uit naam van de angst. Ons krachtigste wapen en onze effectiefste bescherming zijn onze waarden en beginselen met betrekking tot de bescherming van onze grondrechten.
Hoewel de Raad als zodanig niet bevoegd is een standpunt naar voren te brengen, zal er geen enkele lidstaat in de Europese Unie zijn die niet het belang erkent van de inspanningen die zijn geleverd en de initiatieven die zijn genomen om de waarheid boven tafel te krijgen. We mogen niet vergeten dat we het hebben over grondbeginselen waarop onze Europese democratie is gefundeerd. Als we de waarheid ontdekken, kunnen we de sfeer van verdenkingen wegnemen. Het is daarom essentieel dat de onderzoeken op dit gebied licht werpen op de zaak en niet tot verdere verwarring leiden. De eerdere voorzitterschappen die in de gelegenheid waren om voor dit Huis, de secretaris-generaal en de Hoge Vertegenwoordiger en de antiterrorismecoördinator van de EU te verschijnen, hebben allen samengewerkt met de Tijdelijke Commissie van het Europees Parlement op dit gebied.
Ik ben daarom van mening dat het volkomen oneerlijk zou zijn om te suggereren dat er een gebrek aan betrokkenheid is geweest bij de Raad of de ministers van buitenlandse zaken. Ik moet u wijzen op de talloze initiatieven, zowel parlementair als wettelijk, die de verschillende Europese landen hebben genomen naar aanleiding van deze verslagen.
Het was daarom absoluut gepast om te handelen in de geest van het beginsel van subsidiariteit. Zoals u weet, heeft de Europese Unie in veel van de gebieden die de commissie heeft onderzocht zelf niet de bevoegdheid om op te treden. Ik denk dan met name aan de supervisie van inlichtingendiensten. Dit is een feit waar de vorige voorzitterschappen van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, dit Parlement en zijn commissie op heeft gewezen. Het valt natuurlijk te betreuren dat dit het geval is, maar het is nu eenmaal zo dat de huidige Verdragen de mogelijkheden tot handelen van de Raad op dit gebied beperken.
Wat ons betreft kan ik u echter verzekeren dat het Portugese voorzitterschap actief en constructief zal samenwerken. Ik wil u herinneren aan de volledige en transparante samenwerking die de Portugese regering heeft verleend, zowel tijdens de onderzoeken die zijn uitgevoerd door de Tijdelijke Commissie van dit Parlement, die in februari van dit jaar de werkzaamheden heeft afgerond, als met betrekking tot de initiatieven van de secretaris-generaal van de Raad van Europa op grond van artikel 52 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens met betrekking tot de vermeende CIA-vluchten en illegale detentiecentra in Europa.
De Raad heeft niet direct een standpunt ingenomen over de verslagen van de heer Fava en de heer Marty, onder bescherming van respectievelijk dit Parlement en de Raad van Europa, maar dat wil niet zeggen dat hij ze negeert. De Raad heeft juist actief en positief de mensenrechten en het internationaal recht in het buitenlands beleid van de Europese Unie verdedigd.
We hebben steeds gezegd dat de bescherming van de fundamentele waarden van het internationaal recht een serieuze en diepgaande dialoog over de mensenrechten in de context van de strijd tegen terrorisme noodzakelijk maakt. In dit verband heeft de EU benadrukt dat de mensenrechten, de rechten van vluchtelingen en het internationaal humanitair recht gerespecteerd en gekoesterd moeten worden. De Raad zal nauwlettend toezicht blijven houden op de ontwikkelingen die zich voordoen met betrekking tot de mensenrechten bij de strijd tegen terrorisme en zal de nodige maatregelen nemen om de bescherming daarvan te garanderen. De EU blijft zich ook krachtig inzetten voor een totaal verbod op marteling en wrede, onmenselijke en vernederende behandelingen en straffen.
Ons handelen wordt geleid door deze doelstelling en we zullen onze bezorgdheid over dit probleem altijd blijven aankaarten bij derde landen. De EU en haar lidstaten hebben duidelijk aangegeven dat het bestaan van eventuele geheime detentiecentra waar gevangenen in een wetsvacuüm worden vastgehouden niet strookt met het internationaal humanitair recht. De EU-richtsnoeren inzake foltering bepalen duidelijk dat lidstaten geheime detentielocaties moeten verbieden en moeten garanderen dat alle personen die van hun vrijheid worden beroofd worden vastgehouden in officieel erkende detentiecentra en dat hun verblijfplaats bekend is. De EU-richtsnoeren inzake foltering stellen tevens dat niemand gedwongen kan worden teruggestuurd naar een land waar hij of zij het risico loopt te worden onderworpen aan foltering of mishandeling.
Het is algemeen bekend dat de betreffende kwesties, die betrekking hebben op de bevoegdheid van luchthavencontrole, inspectie en inlichtingendiensten, in essentie binnen de verantwoordelijkheid en controle van de lidstaten vallen. Het is waar dat Sitcen periodiek analyses uitvoert aan de hand van informatie die door de lidstaten is aangeleverd, maar het heeft geen operationele jurisdictie over zogenoemde “inlichtingenactiviteiten”. Het moet worden opgemerkt dat de EU-lidstaten ook te maken hadden met de complexiteit die, in dit verband, het systeem van het ordenen en verwerken van verzoeken voor overvlucht, landing en autorisatie voor grondinspectie kenmerkt. Dit is een nieuwe uitdaging voor iedereen. De Portugese regering heeft niet alleen dit soms moeilijke en zeer trage proces van gegevensverzameling uitgevoerd, maar ook een werkgroep opgericht om de talloze procedures te evalueren en verbeteringen voor te stellen, waarvan het belang terecht werd erkend door het eindverslag dat dit Parlement in februari heeft aangenomen.
Ik moet erop wijzen dat wij het werk dat wordt verricht door de secretaris-generaal van de Raad van Europa bijzonder belangrijk vinden en terdege notie hebben genomen van de verslagen die zijn opgesteld door de heer Marty. De vragenlijst en aanbevelingen die zijn ontwikkeld door de secretaris-generaal van de Raad van Europa op grond van artikel 52 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens hebben ook, zowel in Portugal als naar ik heb begrepen in andere lidstaten, een ongekende evaluatie van de nationale rechtskaders, waarborgen en controlemechanismen als geheel mogelijk gemaakt, waaronder de analyse van procedures voor het sorteren, verifiëren en inspecteren van aanvragen voor toestemming voor overvluchten en landingen op nationaal grondgebied.
In het geval van Portugal hebben deze zeker geleid tot institutionele, technische en operationele verbeteringen. Wat betreft de aanbevelingen die zijn gedaan door de secretaris-generaal van de Raad van Europa inzake controlegaranties, was het overheersende standpunt van de leden dat de initiatieven die in voorbereiding zijn niet mogen leiden tot onnodige dubbele wetgeving of de toewijzing van nieuwe bevoegdheden aan de Raad van Europa.
Aan de andere kant lijken we het erover eens te zijn dat er ruimte is voor effectievere toepassing van en nauwkeuriger toezicht op de bestaande mechanismen. Ik ben van mening dat als deze onderzoeken strikter en evenwichtiger waren uitgevoerd, de uikomsten ervan effectiever zouden zijn. Ondanks dat striktheid altijd is aanbevolen en zonder dat ik feiten met aantijgingen wil verwarren, maar proberend enige terughoudendheid in acht te nemen als het gaat om de gekozen bewoordingen voor het belang van de waarden in kwestie en de goede naam van de Europese democratieën, is de waarheid dat al deze initiatieven een doel en betekenis hebben. Ze moeten daarom worden nagestreefd, in het bijzonder in een tijd waarin het essentieel is geworden om serieus en zonder omwegen de nieuwe dilemma’s te analyseren die worden gevormd door terrorismedreigingen, bijvoorbeeld het dilemma van veiligheid versus vrijheid. Bovendien is er in toenemende mate behoefte aan een reactie van het internationaal recht op de moeilijke kwesties die ontstaan als gevolg van de strijd tegen een ongekende dreiging.
Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de versterking van vrijheid, veiligheid en recht, op basis van het Haagse Programma en het bijbehorende actieplan, is een van de voornaamste prioriteiten van het 18 maanden durende gezamenlijke programma van het Duitse, Portugese en Sloveense voorzitterschap. De strijd tegen terrorisme is wat dat betreft een van de grootste uitdagingen waarvoor de drie voorzitterschappen de doelstelling hebben gedefinieerd van de intensivering van de samenwerking op dit gebied door voortzetting van de tenuitvoerlegging van de terrorismebestrijdingsstrategie van de EU. Zoals u weet, is de heer Gilles de Kerchove aangesteld als de nieuwe antiterrorismecoördinator van de EU, en net als zijn voorgangers is hij beschikbaar om dit Huis alle informatie te verstrekken die het nodig heeft.
Ik wil ook van deze gelegenheid gebruik maken om te benadrukken dat de kwestie van respect voor de mensenrechten in de strijd tegen terrorisme specifiek ter sprake is gebracht in de trans-Atlantische dialoog, in het bijzonder tijdens de laatste top tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten in april, toen de conclusies van de Europese Raad van 11 december 2006 zijn gepresenteerd.
Portugal heeft tijdens zijn voorzitterschap van de Raad duidelijk verklaard te streven naar voorzetting en uitbreiding van deze dialoog, die het als essentieel beschouwt voor beide partijen.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Ik wil ook de vertegenwoordiger van de Raad bedanken. Dames en heren, de Commissie – en ikzelf – heeft van het begin af aan het werk van de Tijdelijke Commissie van het Europees Parlement voor dit bekende onderwerp en de ernstige beschuldigingen en gebeurtenissen die daarmee verband houden gevolgd en gesteund.
De ernst van deze gebeurtenissen op zich, zelfs de gedachte alleen al dat ze zouden kunnen hebben plaatsgevonden, maakt het natuurlijk essentieel dat alle drie de instellingen, de Commissie, het Parlement en de Raad, samenwerken. We moeten natuurlijk nogmaals herhalen – en dat doe ik met plezier – dat de strijd tegen het terrorisme moet worden gevoerd met volledig respect voor de grondrechten en de rechtsorde. Dit zijn de twee noodzakelijke voorwaarden om de democratie te laten functioneren.
In dat kader ben ik van mening dat onwettige overbrengingen van gevangenen en de hypothese dat er min of meer geheime detentiecentra bestaan – als dergelijke gebeurtenissen overtuigend zouden worden aangetoond – ongetwijfeld een ernstige schending van het internationaal recht en de fundamentele mensenrechten zouden vormen. We zijn ons er allemaal van bewust dat de leden van de Europese Unie, allemaal, verplicht zijn zich te houden aan de belangrijke beginselen van het Verdrag inzake de rechten van de mens, in het bijzonder de artikelen 5 en 6.
We hopen natuurlijk dat deze gebeurtenissen grondig zullen worden onderzocht in de lidstaten. Deze onderzoeken moeten uiteraard worden uitgevoerd door de bevoegde justitiële autoriteiten. Eén punt moet duidelijk zijn, maar dat is al meerdere keren duidelijk gesteld, zowel met betrekking tot het verslag van de heer Fava als in het verslag van de Raad van Europa: een parlementair verslag kan feiten beschrijven, maar het Parlement heeft natuurlijk noch de bevoegdheid noch de plicht om een gerechtelijk onderzoek uit te voeren.
Uiteraard schrijft de rechtsorde – die we moeten respecteren – voor dat, als er bewijs van onbekende bronnen wordt aangevoerd, de onderzoeken moeten worden toevertrouwd aan vrije, onafhankelijke rechtbanken. Zij hebben de plicht om de bronnen achter een beschuldiging te onthullen. Het mag duidelijk zijn dat het beschuldigen van een lidstaat of individu zonder de bronnen voor die beschuldigingen te onthullen een principe is dat toelaatbaar is in een parlementair verslag, maar niet in een justitieel onderzoek. Daarom hoop ik dat de justitiële onderzoeken zullen doorgaan, zoals dat in sommige lidstaten, waaronder mijn eigen land, gebeurt. Maar natuurlijk moet het verslag een vervolg krijgen, dus ik zal een overzicht geven van de initiatieven die hier naar mijn mening toe kunnen bijdragen.
Op 23 juli heb ik de regeringen van Polen en Roemenië aangeschreven om hen te herinneren aan hun plicht een volledig, diepgaand onderzoek uit te voeren en hen te vragen om in detail te melden of de onderzoeken waren begonnen en wat de uitkomsten ervan waren. Ik hoop dat beide regeringen zullen antwoorden en ik zal u uiteraard om de hoogte brengen van hun reacties, vooral omdat ik van mening ben dat transparantie en waarheid vereisen dat als iemand ergens van wordt beschuldigd, hem elk justitieel middel moet worden geboden om uit te leggen en aan te tonen dat de beschuldiging niet waar is, of anders het onderzoek toe te vertrouwen aan een onafhankelijke rechtbank. Het is naar mijn mening in het belang van de beschuldigde partij dat er een zeer helder antwoord komt.
Mijn tweede punt is het volgende: ik heb een vragenlijst over terrorisme opgesteld voor alle lidstaten, zoals ik in de afgelopen vergaderperiode heb gezegd. In de vragenlijst wordt elke lidstaat gevraagd welke maatregelen hij heeft aangenomen om terrorisme te bestrijden, wat de resultaten zijn geweest als het gaat om de effectiviteit van nationale wetgeving en, in het bijzonder, welke mate van bescherming van de fundamentele mensenrechten de nationale wetgeving toelaat. Het is mijn bedoeling de antwoorden te analyseren en daarna een verslag op te stellen voor de Raad en het Parlement over de effectiviteit en geschiktheid van de antiterrorismemaatregelen van de lidstaten en de mate waarin deze verenigbaar zijn met het beginsel van respect voor de grondrechten.
Mijn derde punt heeft betrekking op het vliegverkeer. Ik heb de Commissie LIBE beloofd me te verdiepen in een zeer belangrijk juridisch aspect dat op dit moment niet is afgedekt: waar loopt de grens tussen de definitie van een burgervliegtuig en een overheidsvliegtuig, met andere woorden, een vliegtuig waarvoor de normale controle-eisen voor de burgerluchtvaart niet gelden? Welnu, hier wordt aan gewerkt, zoals beloofd, en de Europese Commissie zal een mededeling over algemene luchtvaart opstellen. Deze mededeling zal door de Commissie worden aangenomen voor het eind van dit jaar, heel snel dus, en we zullen uiteraard een voorstel indienen voor een betere definitie van dit concept van een overheidsvliegtuig, dat regelmatig zo wordt geïnterpreteerd dat de noodzakelijke controles worden omzeild.
Er is echter nog een initiatief dat betrekking heeft op vliegverkeer. Het maakt deel uit van een algemene oplossing die gemeenschappelijke regels introduceert voor alle lidstaten voor elk type vliegtuig dat de Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte binnenkomt zonder vliegplan. U weet ongetwijfeld dat vanaf 1 januari 2009 de regels voor de tenuitvoerlegging van het zogenoemde gemeenschappelijk Europees luchtruim gemeenschappelijke verzoeken voor vliegplannen aan alle lidstaten zullen introduceren, dus in deze context harmoniseren we de regels voor vliegplannen van alle vliegtuigen, of ze nu het Europese luchtruim binnenkomen of er alleen doorheen vliegen. Dit is een enorm voordeel, want het maakt een einde aan de gedifferentieerde behandeling die we in de lidstaten hebben geconstateerd als het gaat om overvlucht en landing.
Het andere onderwerp is de ratificatie van de uitleveringsovereenkomst tussen Europa en de Verenigde Staten. Als er al een Europese overeenkomst was geweest, zoals het geval had moeten zijn – we hebben deze overeenkomst ondertekend, maar nog niet geratificeerd – dan zouden de regels voor uitlevering van gevangenen uit en naar de Verenigde Staten een stuk duidelijker zijn. We hebben het hier over gevangenen die worden verdacht van, of naar wie een onderzoek loopt in verband met, terrorisme. Deze overeenkomst moet nog worden geratificeerd door bepaalde lidstaten, gelukkig nog maar een paar. Ik heb nogmaals een formeel verzoek gericht aan alle ministers van justitie om deze Europese uitleveringsovereenkomst met de Verenigde Staten zo spoedig mogelijk te ratificeren.
Dan is er nog het onderwerp van supervisie van de inlichtingendiensten. Dit onderwerp komt in beide verslagen aan de orde, maar het is een gevoelige kwestie. Ik denk dat de nationale reactie hier het allerbelangrijkste is, hoewel bepaalde gemeenschappelijke vereisten kunnen worden benadrukt. De eerste vereiste is het versterken van de parlementaire controle in de lidstaten. Sommige landen hebben nationale wetgeving aangenomen, of zijn daar nog mee bezig, om de controlebevoegdheden van hun nationale parlementen over de activiteiten van hun geheime diensten aanzienlijk te verscherpen. Dat is naar mijn mening de weg die we moeten volgen, want zoals u zult begrijpen, kan ik mijn geen toekomstige gemeenschappelijke Europese wetgeving voorstellen die de geheime diensten bestuurt, hoewel ik vind dat het uiterst belangrijk is om het onderwerp te bespreken.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, ben ik van mening dat dit een onderwerp is waarover we moeten blijven praten, waarbij we de rechtsorde en natuurlijk respect voor de grondrechten in gedachten moeten houden; maar tot de grondrechten behoort ook het recht om niet beschuldigd te worden, tenzij de beschuldigingen gebaseerd zijn op bewijs dat volgens de juiste procedures is verzameld.
Jas Gawronski, namens de PPE-DE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn fractie heeft terecht kritiek geuit op het verslag Marty en met grote meerderheid tegen het verslag Fava gestemd. Het is een schande, want dit Huis zou toch op zijn minst op het gebied van onderwerpen als terrorisme en mensenrechten in staat moeten zijn de interne verdeeldheid te overwinnen en een gemeenschappelijk standpunt in te nemen. Als we daar niet in zijn geslaagd, komt dat doordat het verslag Fava helaas een vooringenomen standpunt als uitgangspunt heeft genomen: de Verenigde Staten zijn schuldig! We hebben daardoor een jaar verspild waarin we niet hebben gezocht naar de waarheid, maar naar bewijs voor die schuld, waarbij we alle feiten die dit standpunt konden tegenspreken hebben weggelaten of zelfs hebben verhuld.
Ik zal u een praktisch en ik mag wel zeggen schandalig voorbeeld geven. Een van de redenen waarom we naar Polen zijn gegaan, was een vraaggesprek met een journaliste die een van de eersten was geweest die een jaar daarvoor had bericht over het bestaan van CIA-gevangenissen in Polen. Toen we haar ontmoetten, was zij helaas van gedachten veranderd; als ik “helaas” zeg, dan bedoel ik dat ironisch. Ze was niet meer zo zeker; ze vertelde ons dat ze het betreffende artikel nu niet meer zou schrijven. Maar het verslag spreekt met geen woord over het feit dat ze van gedachten is veranderd, terwijl het vol staat met verklaringen van journalisten die de mening van de rapporteur delen. We hebben een jaar verprutst en het geld van de belastingbetalers uitgegeven zonder ook maar iets te ontdekken dat we nog niet wisten uit de pers en uit officiële en onofficiële bronnen in de VS, en als president Bush niet zelf had verklaard dat de CIA-gevangenissen bestaan, waren we zelfs daar niet zeker over geweest.
U vertelde ons, commissaris Frattini, dat u brieven hebt geschreven aan Polen en Roemenië waarin u om uitleg vroeg, maar dat u hierop geen antwoord hebt gekregen. Het is altijd onbeleefd om niet te antwoorden, maar het verbaast me niet, want de beschuldigingen zijn nergens op gebaseerd. U verwijst in uw brief zelf naar veronderstelde informatie, niet naar concrete feiten, en beide landen hebben al op het hoogste niveau verklaard dat ze een onderzoek hebben uitgevoerd en dat er naar hun mening geen CIA-gevangenissen bestaan. Dat kan waar zijn of niet, en iedereen kan erover denken wat hij wil, maar zoals u zelf al zei, mijnheer Frattini, mogen we geen beschuldigingen uiten tot er bewijs is.
Het feit is dat de verslagen Fava en Marty te vol staan met zinsneden als “het is zeer waarschijnlijk” en “we kunnen niet uitsluiten”, waarop vervolgens ferme conclusies worden gebaseerd. En vertel me niet, om het gebrek aan bewijs te rechtvaardigen, dat we geen rechtbank zijn en dat ons document van politieke aard is. Het is niet meer politiek als we worden uitgenodigd na te denken over de vraag of de omstandigheden niet extreem genoeg zijn om een beroep te doen op artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Wel, gezien het feit dat ik in dit Huis de wens bespeur om een nieuw CIA-verslag op te stellen, heb ik een aanbeveling. Laten we ophouden met het produceren van tendentieuze interpretaties van het verleden; laten we ophouden deze kwestie, waarover we niets te weten zijn gekomen, te onderzoeken. Laten we het aan de rechtbanken overlaten – zoals de commissaris zei – en aan journalisten die de mogelijkheden hebben om onderzoek te doen en dat veel beter kunnen dan wij. Laten we ons concentreren op de toekomst, op politiek en op het gedeelte van het verslag Fava met de “aanbevelingen”, het enige aanvaardbare onderdeel ervan.
De Verenigde Staten hebben ongetwijfeld fouten gemaakt; in sommige gevallen hebben ze de mensenrechten geschonden, maar het is heel gemakkelijk om geen fouten te maken als we helemaal niets doen om het terrorisme te bestrijden. Terrorisme is een nieuw verschijnsel dat niet is vertegenwoordigd in onze wetgeving, en de wetgeving moet dus worden aangepast. Laten we gedragsregels invoeren om verdere schendingen van de mensenrechten te voorkomen, zodat fouten uit het verleden niet opnieuw worden gemaakt, en onze regels en wetten aanpassen aan een nieuw type wereldwijde dreiging.
Het is eerlijk dat de Commissie probeert een algehele evaluatie uit te voeren van de maatregelen die zijn aangenomen door de lidstaten; de overige initiatieven die de heer Frattini aankondigt en lanceert zijn eveneens acceptabel. Toch moet er nog veel gebeuren als we het probleem van terrorisme wereldwijd, krachtig en gecoördineerd willen aanpakken. Ik denk bijvoorbeeld aan het Internet en maatregelen om misdaden te voorkomen en vervolgen, om de paradoxale situatie te vermijden waarin de regeringen afzonderlijk op nationaal niveau opereren, terwijl de terroristen wereldwijd actief zijn via het Internet en cellen over de hele wereld.
Onze toekomst hangt af van ons vermogen om terrorisme uit te bannen. Laten we ons verenigen om deze strijd te winnen.
Claudio Fava, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn verslag is zeven maanden geleden aangenomen en sindsdien zijn de enige tekenen dat er iets gebeurde uit de Verenigde Staten gekomen. Eén zo’n teken werd aangehaald door de heer Gawronski: president Bush verklaarde op 20 juli dat zijn regering haar toevlucht zou blijven nemen tot onwettige CIA-activiteiten in de vorm van buitengerechtelijke arrestatie en gevangenneming van vermeende terroristen in meewerkende derde landen.
Het andere belangrijke teken is dat het Amerikaanse Congres zijn eigen onafhankelijke onderzoek naar buitengewone uitlevering is begonnen. Hieruit kunnen we concluderen dat we het niet hebben over een hoofdstuk uit de geschiedenis, maar over lopende zaken.
Er zijn gerechtelijke onderzoeken in voorbereiding in vier Europese landen: Spanje, Portugal, Duitsland en Italië. Tot nu toe zijn er 39 voorlopige arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen evenzoveel medewerkers en agenten van de geheime dienst. Het onderzoek door dit Huis leverde feiten op, geen meningen. Het is bijvoorbeeld een feit dat enkele van onze regeringen en veiligheidsdiensten hebben samengewerkt met de CIA bij het uitvoeren van buitengewone uitlevering. Ik wil commissaris Frattini eraan herinneren dat onze bronnen in dit geval niet anoniem waren. Onze bronnen waren, zoals het verslag vermeldt, verklaringen van de Britse en Duitse regering.
We hebben 48 aanbevelingen gedaan, vooral aan de Raad, en we zouden graag van de Raad willen horen of die in de afgelopen zeven maanden ook maar een van die aanbevelingen heeft opgevolgd. We hebben in het bijzonder twee verzoeken gedaan: we hebben de Europese instellingen – waaronder de Raad – uitgenodigd hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van de artikelen 6 en 7 van het Verdrag te nemen, en we verwachtten van de Raad dat deze druk zou uitoefenen op alle betrokken regeringen om volledige en uitputtende informatie te verstrekken, met de mogelijkheid om waar nodig hoorzittingen te organiseren. Dit is niet gebeurd. Het is niet waar dat de Raad geen bevoegdheden heeft, mijnheer Lobo Antunes; de Raad heeft de bevoegdheden die aan hem zijn verleend op grond van de artikelen 6 en 7 van het Verdrag.
Ons verzoek had zeker uitgevoerd kunnen worden door het Duitse voorzitterschap en nu door het Portugese voorzitterschap. We waarderen de initiatieven van de heer Frattini, maar we zijn niet tevreden over deze twee voorzitterschappen van zes maanden die in wezen een jaar werk van onze onderzoekscommissie hebben doen vergeten. Aangezien de publieke opinie in onze landen om de waarheid vraagt, vormt het stilzwijgen van de Raad – en van veel van onze regeringen – een gemiste kans voor Europa.
Toch is dit Huis niet van plan om het op te geven. Het spijt me voor mijnheer Gawronski, maar we komen nog op dit onderwerp terug. Een initiatiefverslag in de Commissie burgerlijke vrijheden zal onze bijdrage vormen aan de bestrijding van terrorisme op een manier die de mensenrechten respecteert – altijd, overal en voor iedereen; het allerbelangrijkste mensenrecht, zoals Cesare Beccaria ons eeuwen geleden al heeft geleerd, is het vermoeden van onschuld.
Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement heeft een resolutie over dit onderwerp aangenomen, de Raad van Europa heeft een andere tekst over hetzelfde onderwerp aangenomen, in alle opzichten helder en expliciet, maar degenen van ons met enige juridische kennis weten, en dat is geen verrassing voor ons – ik zeg dit met een zeker ironie – dat er een rechtsorde is, in het bijzonder het strafrecht, waarin niemand verplicht kan worden verklaringen af te leggen die belastend zijn voor hemzelf. Wat ons verbaast, is dat de Raad en alle regeringen dit op zichzelf toepassen.
In dit geval hebben ze ervoor gekozen geen actie te ondernemen maar te zwijgen, zoals de man in de beklaagdenbank die zichzelf niet verdedigt, maar weigert de aanklacht te accepteren door passief te blijven en zijn mond te houden.
Het is schandelijk om te zien dat de Raad als instelling en al zijn leden collectief handelen, collectief profiteren van de wet die beklaagden in de rechtbank gebruiken. Institutioneel stilzwijgen als het gaat om verantwoordelijkheid, of dat nu actief of passief is, door handelen of door nalatigheid, uit overtuiging of uit angst voor problemen onder druk van een bondgenoot: dit stilzwijgen is een van de grootste schandalen van de democratische context waarin we vandaag de dag leven, en is van invloed op alle betrokkenen.
Het is ook moeilijk om mechanismen van verantwoordelijkheid toe te passen in de Europese Unie, omdat de mechanismen niet bedoeld zijn om te worden ingezet tegen alle lidstaten die handelen om zichzelf en elkaar te beschermen.
Toen het Verdrag werd opgesteld, toen de artikelen 6 en 7 werden geformuleerd, had niemand kunnen denken dat we ons in een situatie zouden kunnen bevinden waarin we het niet hebben over schendingen van de grondrechten, of passiviteit ten aanzien van de verdediging van de grondrechten door een regering, maar door een Europese instelling: de Raad zelf blijft een passieve medeplichtige, met de medeplichtigheid van alle lidstaten. Die situatie was nooit voorzien en dat maakt de bescherming ervan mogelijk.
We hebben geen juridische mechanismen om hier maatregelen tegen te nemen, maar ik wil de vertegenwoordiger van de Raad vertellen dat de geschiedenis de zaken zal ophelderen, want de geschiedenis zal altijd de schande aan het licht brengen van dit moment waarop onder het mom van de bescherming van onze vrijheid alle concepten waarop deze Europese Unie is gebaseerd op het spel worden gezet.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Het verslag Fava was gebaseerd op indirect bewijs en in plaats van ferme conclusies te trekken, schept het alleen een gevoel van wantrouwen ten aanzien van de lidstaten.
Het verslag Marty is op nog minder verantwoordelijke wijze opgesteld. Alle bevindingen ervan zijn gebaseerd op anonieme bronnen en kunnen daardoor niet worden geverifieerd. Deze benadering kan ons niet de zekerheid geven dat het werk van de heer Marty niet is gemanipuleerd door diensten en organisaties die niets zien in trans-Atlantische samenwerking in het belang van het overwinnen van terrorisme. Ik ben de heer Antunes erg dankbaar dat hij erop heeft gewezen dat het internationaal recht onvoldoende is toegesneden op de problemen die verband houden met terrorisme. Geen van de verslagen die we hier bespreken heeft in dat opzicht iets bijgedragen. De officiële onderzoeken en verklaringen die zijn ingediend door Polen voldoen aan onze beginselen van burgercontrole van de geheime diensten. Bovendien voldoen onze beginselen aan de relevante Europese normen op dit gebied. Ik begrijp daarom niet waarom we dit debat moeten herhalen.
Cem Özdemir, namens de Verts/ALE-fractie. – (DE) Mr Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag-Fava is in februari 2007 door dit Parlement goedgekeurd. Het bevat een aantal juridische en politieke aanbevelingen. Ik wens dat de Raad naar deze aanbevelingen verwijst en ingaat op wat sedertdien is gebeurd. Als de Raad niet over het verslag van de heer Fava beschikt, zullen wij hem met genoegen een kopie voorleggen. Wij willen dan heel graag vernemen welke van de aanbevelingen uit dit verslag met betrekking tot de samenwerking met de lidstaten en met betrekking tot de rol van de Raad, waarnaar in dit verslag werd verwezen, sedertdien in praktijk zijn gebracht.
De heer Marty, rapporteur van de Raad van Europa, heeft in juli van dit jaar nog een tweede verslag voorgelegd. Ik zal mij tot twee punten beperken. Hij vermeldt in zijn verslag dat enkele Europese regeringen de zoektocht naar de waarheid hebben bemoeilijkt en dat nog steeds doen, waarbij ze zich op zogenaamde staatsgeheimen beroepen. Dit is niets anders dan misbruik van het staatsgeheim om mensen te beschermen die de wet hebben overtreden. Hij heeft het helaas ook uitdrukkelijk over mijn eigen land, de Bondsrepubliek Duitsland, en over Italië, maar prijst Bosnië-Herzegowina en Canada, waarnemend land in de Raad van Europa. Hij heeft het in een tweede punt ook uitdrukkelijk over Polen en Roemenië in verband met zogenaamde geheime gevangenissen. Ook dat is een punt waarover ik van de Raad wil vernemen wat in deze samenhang is gebeurd.
De verwijzing naar de subsidiariteit van de lidstaten is in dit geval onvoldoende. Wij beroepen ons hier immers op gemeenschappelijke Europese waarden. Ik verwijs naar de artikelen 6 en 7 van het EU-Verdrag, die onafhankelijk van de subsidiariteit in alle lidstaten gelden.
Sylvia-Yvonne Kaufmann, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wat wij in het kader van de zogenaamde strijd tegen terreur hebben meegemaakt, zou ik outsourcing van schendingen van de mensenrechten noemen.
Mensen worden in Guantánamo gevangen gehouden, waar hun meest vanzelfsprekende mensenrechten met voeten worden getreden. Mensen worden aan folterregimes overgeleverd, omdat men zelf de handen niet zichtbaar vuil willen maken. Er zijn geheime gevangenissen, zoals president Bush zelf toegeeft. Europese regeringen kijken gewoon de andere kant op, als op hun eigen grondgebied door de Amerikaanse geheime dienst systematische schendingen van de mensenrechten worden begaan.
De Raad van Europa en het Parlement hebben over deze ongehoorde gebeurtenissen niet gezwegen. Ze hebben de feiten verzameld, de schendingen van de mensenrechten onderzocht en ze in alle duidelijkheid bekritiseerd. De heer Marty heeft een zeer geëngageerd werkstuk afgeleverd, waarvoor ik hem dank. Het door mijn fractie gesteunde verslag van de heer Fava eist zeer nadrukkelijk dat wij ons van de aan het licht gekomen praktijken afkeren. Wat gebeurt echter in plaats daarvan?
Mijn regering bijvoorbeeld heeft in het geval van Khaled el-Masri enkele dagen geleden voor de Amerikaanse regering een diepe buiging gemaakt. Ze ziet ervan af het uitleveringsverzoek van de Münchense justitie, die met het onderzoek belast is, voor de drie verdachte CIA-agenten aan de Amerikaanse overheid te doen toekomen. Ze doet dat alleen maar omdat het verzoek Washington ergerde.
Ik heb er niets tegen als mijn land en de EU samen met de VS de strijd tegen de terreur aanbinden. Ontvoering en foltering blijven echter onrecht. Het kan toch niet dat CIA-agenten een vrijbrief krijgen zodat zij kunnen doen en laten wat ze willen. Is dat hoe de trans-Atlantische veiligheidszone waarover de Duitse minister van Binnenlandse Zaken het had, eruit moet zien?
Onze fundamentele waarden, en in het bijzonder de volledige bescherming van de mensenrechten, mogen in het zogenaamde strijd tegen de terreur niet worden uitgehold. Het Europees Parlement en de Raad van Europa hebben dit terecht benadrukt. Ik verwacht van de Raad en de Commissie dat ze zich ten volle achter dit standpunt scharen en er vooral naar handelen. Ik bedoel daarmee dat wat ik hier vandaag van de Raad heb gehoord, geenszins volstaat. Ik verwacht echt dat de Raad naar deze zelf geformuleerde principes handelt en de aanbevelingen van het Europees Parlement in de praktijk brengt.
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Voorzitter, het is bijna twee jaar geleden dat dit Parlement besloot tot het instellen van een tijdelijke enquêtecommissie. Een besluit dat ondanks stevig verzet en onderbouwde bezwaren toch werd doorgezet. Nu, twee jaar later, staan de bezwaren van toen nog recht overeind. We praten vandaag over twee verslagen, het verslag van de heer Marty en het verslag van de heer Fava. Dat laatste verslag voegde niets nieuws toe aan het toen al bekende verslag van de heer Marty.
Het verslag van de Raad van Europa was genuanceerd en voorzichtig in het uiten van beschuldigingen aan het adres van de lidstaten. Dat kon helaas niet gezegd worden van het verslag in dit Huis. Het is voortschrijdend inzicht te noemen dat vandaag op basis van beide verslagen een debat plaatsvindt. Dat voortschrijdende inzicht op het terrein van de samenwerking krijgt gelukkig ook vorm bij het agentschap voor de grondrechten.
De Conferentie van fractievoorzitters heeft zich terecht uitgesproken voor een goede samenwerking tussen dit Parlement en de Raad van Europa. Daar waar de grondrechten in het geding zijn, is samenwerking vereist, want de bescherming van de grondrechten is van groot belang. Als dat het doel is van onderzoek naar de verrichtingen van de Amerikaanse inlichtingendiensten op Europees grondgebied, moeten de inspanningen van de Raad daar ook op gericht zijn. Kunnen er afspraken gemaakt worden in de trans-Atlantische betrekkingen over de bestrijding van terrorisme of blijft het bij eenzijdig opgelegde maatregelen?
Bij alle maatregelen tegen terrorisme is aandacht voor de rechten vaak onder de maat. Na twee onderzoeken wordt het tijd om vooruit te kijken en te werken aan herstel van gelijkwaardige betrekkingen met de Verenigde Staten. Ik hoor van de Raad graag hoe hij concreet werk maakt van het herstel van de betrekkingen. Blijven we de Verenigde Staten onder druk zetten om duidelijkheid te geven of er geheime detentiekampen waren op grondgebied van de Unie of proberen herhaling te voorkomen?
Tot slot nog een vraag aan de Voorzitter. In het debat van 14 februari heb ik gevraagd of aangegeven kan worden wat de kosten waren van het onderzoek van de tijdelijke commissie. Tot op heden is daarover niets naar buiten gebracht. Mijnheer de Voorzitter, kunt u zorg dragen voor een financieel verslag naast het onderzoekverslag en mogelijk kan ook de Raad van Europa inzicht geven in de kosten van het onderzoek van de heer Marty. Collega Grawronski heeft gelijk. Het gaat hier om het besteden van belastinggeld.
Jan Marinus Wiersma (PSE). – (NL) Mijnheer de Voorzitter, een aantal opmerkingen namens mijn fractie. Het is toch jammer vandaag te moeten vaststellen dat de Raad geen echte reactie geeft op de vragen die het verslag van Claudio Fava van januari jl. mede namens dit Parlement zijn gesteld. Wat heeft de Raad nou eigenlijk gedaan met de bevindingen, zowel van ons als van de Raad van Europa? Is er echt geen onderling overleg geweest om te voorkomen dat de praktijken die in die verslagen beschreven worden, niet meer zullen voorkomen?
Positiever zijn we over de reactie van de Commissie. De Commissie is begonnen met een evaluatie van de anti-terrorismemaatregelen en de manier waarop ze worden uitgevoerd. Ik ben heel erg blij met de aankondiging van de commissaris zojuist over wat kan worden gedaan om te voorkomen dat in de toekomst vliegtuigen op Europese vliegvelden landen, die mensen vervoeren die op onrechtmatige wijze ergens anders heen worden vervoerd; voor die zogenaamde staatsvliegtuigen moet inderdaad een systeem van controle komen.
Een volgend punt is natuurlijk dat wij blij zijn dat er weer een terrorismecoördinator is benoemd en wij wensen hem natuurlijk veel succes. We waren wat verbaasd over het plotselinge vertrek van de heer Gijs de Vries die nooit de indruk gaf echt onder de indruk te zijn van zijn eigen functie. Hopelijk is dat bij de nieuwe coördinator wél het geval, wordt zijn positie als coördinator versterkt en zal de nieuwe coördinator in de toekomst desgewenst wél antwoorden kunnen geven op de vragen die dit Parlement stelt.
Dan nu het verslag van de heer Marty over de mogelijk geheime gevangenissen in Polen en Roemenië. Ik deel de opmerkingen die hier al zijn gemaakt over het feit dat dat laatste verslag gebaseerd is op anonieme getuigen. De heer Marty wil ook nog uitleggen wat bij de Raad van Europa de criteria zijn, wanneer je anonieme bronnen mag citeren, dus we zijn niet erg tevreden over de manier waarop de heer Marty het heeft aangepakt. Er zijn een aantal mensen in de beklaagdenbank gezet en tot op heden zijn er geen nieuwe feiten naar boven gekomen. Ik denk dat het tijd wordt voor de heer Marty om aan te geven of die lijst met namen weer geschrapt kan worden, te meer daar twee van onze collega’s op die lijst worden genoemd. Ik heb dat een poos geleden ook al gezegd, toen we in commissieverband met de heer Marty hebben gesproken.
Dan nog een laatste punt. Het is natuurlijk van belang om ook aan burgers duidelijk te maken dat de praktijken die hebben plaatsgevonden in landen van de Europese Unie, zoals het ontvoeren van mensen door geheime diensten van buiten de Europese Unie, niet meer kunnen voorkomen, dat het niet zo kan zijn dat de CIA in Europa kan opereren zonder dat nationale overheden daar toezicht op hebben. De Amerikanen blijken er andere rechtsregels op na te houden dan wijzelf. Ook weer de recente voorbeelden van de weigering van de Amerikanen om mensen uit te leveren of in te gaan op uitwijzingsverzoeken van zowel Italië als Duitsland zijn een aanwijzing dat we er blijkbaar toch andere normen op nahouden; die twee voorbeelden geven ons weer te denken over de manier van samenwerken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, als het gaat om de strijd tegen terrorisme; wensen de Amerikanen wel dezelfde balans in acht te nemen, als het gaat om veiligheid en mensenrechten?
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de voorzitter van de Raad gooide de handen in de lucht en zei dat de EU niets kon doen en dat wij met foltervluchten en geheime gevangenissen niets te maken hebben. Vervolgens zei hij dat de Raad betrokken was geweest bij de actieve bevordering van de mensenrechten buiten de EU. Ik ben het echt beu voorzitterschappen eindeloos te horen praten over Europese waarden en dan te beweren dat ze voor schendingen van de mensenrechten in de EU niet verantwoordelijk zijn.
Hier zijn twee dingen die u kunt doen. Waarom hebben slechts twaalf lidstaten het VN-Verdrag inzake gedwongen verdwijningen ondertekend? Opvallende afwezigen zijn het VK, Duitsland, Spanje, Polen en Roemenië – een leuk lijstje – en uiteraard de VS. In de tweede plaats kunt u EU-lidstaten vrijgelaten Guantánamo-gevangenen laten opnemen. Het VK moest voor de rechtbank worden gebracht om vijf inwoners van het VK te laten terugkeren. Als de EU om de sluiting van Guantánamo vraagt, zoals we min of meer hebben gedaan, laat de lidstaten dan in de praktijk brengen wat ze prediken.
Ik ben het met de heer Frattini eens dat een parlementair onderzoek onvoldoende is. Wij beschikten niet over de bevoegdheden of de onderzoekstechnieken van een politie- en gerechtelijk onderzoek, maar ik wil erop wijzen dat de ontvangen en gepubliceerde getuigenissen van slachtoffers en anderen zwaar wogen en samenhangend en overtuigend waren. In de tweede plaats is het nogal sterk een parlementair verslag af te keuren als de lidstaten weigerden politie- of gerechtelijke onderzoeken te doen instellen.
Het Britse Intelligence and Security Committee, dat wordt aangesteld door en verantwoording aflegt aan de eerste minister – niet aan het Parlement – verweet de Britse veiligheidsdiensten dat ze zich niet hadden gerealiseerd dat de informatie die zij aan de CIA verstrekten, voor ontvoering, verdwijning en foltering zou worden misbruikt. Als de Britse inlichtingendiensten inderdaad zo naïef zijn, voel ik mij niet erg veilig.
Ik ben blij te vernemen dat de heer Frattini, zij het ietwat laat, een einde maakt aan misbruik van het Europese luchtruim door particuliere vliegtuigen die de controles van nationale vliegtuigen omzeilen of geen vluchtplannen indienen. Dat is echter geen vervangmiddel voor aansprakelijkheid voor het in het verleden toelaten of gedogen van foltervluchten over of geheime gevangenissen op Europees grondgebied.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL) Het verslag Fava en het verslag van de heer Marty voor de Raad van Europa hebben een ding gemeen: een totaal gebrek aan bewijs. Ze vormen een reeks vage en irrelevante overpeinzingen van de rapporteurs over de uitlevering van terrorismeverdachten en de vermeende geheime CIA-centra in Europa.
Het verslag Fava is al diverse malen besproken en het zou zonde van de tijd zijn om er nog verder op in te gaan. Ik wil echter de heer Marty van harte feliciteren. Vanaf het allereerste begin heeft hij geprobeerd naamsbekendheid te krijgen en daar is hij zeker in geslaagd. Zijn beide verslagen zijn van een bedroevend niveau en maken hem belachelijk als jurist. De heer Marty is duidelijk tot de conclusie gekomen dat het de moeite waard was om die prijs te betalen als hij daarmee zijn naam in politieke kringen bekend kon maken. Hij gaf onder meer personen die zich vrijwillig meldden niet de mogelijkheid om hun verhaal te doen, onder wie leden van het Europees Parlement die hij in het verslag zwart maakt, maar voor wie hij geen tijd kon vrijmaken.
De heer Marty heeft niet gereageerd op herhaalde uitnodigingen van de Poolse autoriteiten. Hij kon geen verklaring voor dat gedrag geven toen hij voor de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement verscheen. De heer Marty heeft grote moeite feiten en speculaties van elkaar te onderscheiden. Ik begrijp dat dat schadelijk zou kunnen zijn voor zijn tactische aanpak en de strategische doelstelling die hij altijd voor ogen heeft gehad, namelijk het vergroten van zijn politieke macht. Het is jammer dat hij de goede naam van de Raad van Europa heeft misbruikt om zijn ambitie te verwezenlijken.
Hélène Flautre (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in een persbericht geeft Amnesty International vandaag de toon aan van ons debat. Wij lezen dat Duitsland de uitlevering weigert te vragen van Amerikaanse burgers, leden van de CIA, die van het organiseren van de ontvoering, het vasthouden en het folteren van de heer Khaled el Masri worden verdacht.
Gehinderd door een politiek besluit blijft het rechtstelsel dus zonder middelen om recht te spreken over in het kader van de strijd tegen terrorisme begane schendingen van de grondrechten. Het debat betreft die situatie.
Mijnheer de voorzitter van de Raad, u legt hypothetische verklaringen af zoals “bij de bestrijding van terrorisme dienen de grondrechten in acht te worden genomen”. Wij zijn het daarmee eens. Uit het debat van vandaag blijkt echter dat lidstaten van de Europese Unie zich medeplichtig hebben gemaakt aan het programma voor geheime opsluiting en restituties van de CIA op het grondgebied van de Unie. Zij hebben daarmee de wet overtreden. De feiten zijn bewezen!
Welke initiatieven gaat u nemen en welk gevolg gaat u aan deze situatie geven? Wanneer gaat u dit illegale gekonkel namens de Raad duidelijk veroordelen? Wanneer gaat u druk uitoefenen op de lidstaten en de nationale en Europese parlementsleden om van hen duidelijke en volledige informatie te krijgen? Wanneer gaat u van de lidstaten gedaan krijgen dat ze afstand doen van de procedure van diplomatieke garanties?
Ik ben verheugd over de aankondiging, door de heer Frattini, van een verslag over de doeltreffendheid van antiterrorismemaatregelen en de inachtneming van de grondrechten. Ik geloof dat het Europees Parlement in dit verslag veel belang stelt en er echt met u over in debat wil gaan. Ik verzoek u nu al dat te doen.
Giusto Catania (GUE/NGL). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vind dat dit Huis uitzonderlijk werk heeft verricht door het verslag van de heer Fava goed te keuren. De Algemene Vergadering van de Raad van Europa heeft mijns inziens eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan het vaststellen van een waarheid die nu bewezen is: er hebben duizenden vluchten plaatsgevonden, er zijn tientallen ontvoeringen geweest en de Europese regeringen en de veiligheidsdiensten van de EU waren hier rechtstreeks bij betrokken.
We hebben getuigenverklaringen en we hebben ook de notulen van de speciale commissie van het Europees Parlement, die getuigen van het feit dat de Europese regeringen met de Amerikaanse regering om de tafel hebben gezeten en over buitengewone uitlevering hebben gesproken. Dit is een bewezen en publiekelijk bekend feit, dat naar mijn mening gerespecteerd zou moeten worden, zelfs door de collega’s die tegen het verslag hebben gestemd.
Er zit slechts één zwart gat in deze zaak: het stilzwijgen van de Raad. Dat is in dit geval nogal gênant, gezien het feit dat verder iedereen zich al heeft uitgesproken. Er is echter een anomalie: terwijl de Raad stil blijft, handelen de regeringen. Het is niet zo dat de regeringen de andere kant op kijken; ze doen wat ze kunnen om te voorkomen dat de waarheid naar buiten komt. De Italiaanse regering weigert bijvoorbeeld momenteel de uitlevering te verzoeken van de CIA-agenten die betrokken waren bij de gerechtelijke maatregelen en heeft zelfs een officiële geheimhoudingsplicht ingesteld om de rechtsgang in de zaak van Abu Omar te vertragen. De regeringen handelen dus wel degelijk terwijl de Raad zich in stilzwijgen hult. Ik vind dat verkeerd! Het uistekende werk dat dit Huis heeft verricht, verdient respect, en eerst en vooral de Raad zou een blijk van respect moeten geven.
Wolfgang Kreissl-Dörfler (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben in de commissie ons werk gedaan. Bewezen is dat de CIA in Europa mensen heeft ontvoerd en gedeporteerd. De Openbare Ministeries in Milaan en München hebben dat duidelijk vastgesteld en bewezen.
Welk beleid is het echter als de verantwoordelijken in Berlijn en Rome nu weigeren de regering van de VS een bevel tot inhechtenisneming – de vakterm – te doen geworden? De ontvoerders – dat zijn de CIA-agenten die Khaled al-Masri in Skopje hebben ontvoerd immers – moeten worden uitgeleverd. In een rechtsstaat – en dat zijn wij toch wel – kunnen er geen uitzonderingen op de wet zijn. Als de betrekkingen met de regering van de VS, zoals de zogenaamde hoge veiligheidsbeambten in Berlijn beweerden, worden verstoord door de werkzaamheden van het Münchense Openbaar Ministerie, dat alleen zijn plicht doet, zegt dat veel over de mentaliteit en de houding van deze mensen tegenover de rechtsstaat.
Het internationale terrorisme moet met alle middelen worden bestreden. Laten het echter de middelen van de rechtsstaat zijn in plaats van de wild-westmethode van de CIA, die het principe van het land van oorsprong is. Het is ook goed en terecht dat bondskanselier Merkel de Chinezen aanmaant de mensenrechten in acht te nemen en dat zij de Dalaï Lama ontvangt. Dat volstaat echter niet. Ook wij moeten ons huiswerk maken. Een rechtsstaat à la carte, die alleen sterk mag zijn als het goed uitkomt, kan niet.
Als ik de vraag hoor hoeveel de commissie heeft gekost – hoeveel kost democratie? – kan ik alleen maar zeggen dat een dictatuur veel goedkoper is, maar ook met een prijs komt. Wij zijn niet bereid die prijs te betalen
Sophia in 't Veld (ALDE). – (NL) Voorzitter, ik sluit me aan bij de vorige sprekers. De lidstaten hebben collectief gehandeld, zowel in Raads- als NAVO-verband, dus er moet ook collectief als Raad verantwoording worden afgelegd; u mag zich niet verschuilen achter het argument van bevoegdheden en subsidiariteit; het gaat ook niet aan om twee specifieke lidstaten tot zondebok te maken. Er wordt steeds weer gezegd dat er geen sluitend juridisch bewijs is. Dat hoeft ook niet, want ten eerste hebben we een getuige, mijnheer Bush zelf, die heeft gezegd: ja, er zijn renditions, ja, er zijn black sites. Sterker nog, dat vinden we een reuzegoed idee. Bovendien zijn de feiten zowel in Duitsland als in Italië in rechtszaken bewezen, nog naast alle andere feiten die op tafel liggen.
Bovendien is het Europees Parlement inderdaad geen rechtbank - daar heeft mijnheer Frattini gelijk in -, maar de lidstaten hebben niet alleen een juridische, maar ook een politieke en morele plicht om verantwoording af te leggen, niet eens alleen maar voor de rechter, maar ook tegenover de burger. Kan de Raad, kunnen de ministers, de burger recht in de ogen kijken en zeggen: mensenrechtenschendingen in Europa blijven niet onbestraft. Want daar gaat het om. De aantijgingen zijn buitengewoon ernstig en als er volgens de Raad allemaal helemaal niets van waar is, dan moet de Raad het weerleggen. Als er wel een kern van waarheid in zit, dan zijn de feiten ernstig genoeg om daar een onderzoek naar in te stellen.
Tenslotte, ook ik sluit me aan bij diegenen die zeggen: uitlevering tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie, ja. Maar niet alleen maar de verdachten die de Verenigde Staten aanmerken, maar óók als de Europese Unie-landen vragen om uitlevering van CIA-agenten.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de vorige spreker had het over president Bush. Ik wil erop wijzen dat die Europa niet heeft genoemd en we mogen hem er dan ook niet bij betrekken. Ik zal het niet hebben over het verslag Fava, want daar is al veel over gezegd. Laten we ons liever richten op het verslag Marty.
We zouden het vandaag evengoed kunnen hebben over abstracte schilderkunst. Dat zeg ik, omdat abstracte schilderijen bestaan, ook al zijn ze vaak onbegrijpelijk. We kunnen niet nagaan of de aantijgingen met betrekking tot CIA-operaties en de aanwezigheid van gevangenen in Polen ergens op gebaseerd zijn, evenmin als indirecte bewijzen voor het bestaan van de Yeti in de Himalaya en het monster van Loch Ness in Schotland redenen zijn om te geloven dat deze wezens bestaan.
Het verslag van het Parlement heeft het over CIA-gevangenissen die zich zouden kunnen bevinden in Amerikaanse militaire bases in Europa. Er kunnen vanavond wel hele eskaders ufo’s op de binnenplaats van het Parlement zijn geland. Ze hadden geland kunnen zijn, maar dat is niet gebeurd. Maar als we een onderzoekscommissie zouden oprichten, zou die best wel eens het tegendeel kunnen constateren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, als ik naar de Raad en enkele van onze collega’s luister, krijg ik de indruk dat het nog steeds januari 2006 is, dat er in de tussentijd niets is gebeurd, en toch hebben we een onderzoekscommissie gehad, een aantal verslagen en, het belangrijkste, we hebben een bekentenis van de president van de Verenigde Staten dat deze praktijken werkelijk hebben plaatsgevonden.
Wat hebben de regeringen en de Raad nog meer nodig om de Europese burgers een geloofwaardig antwoord te geven en een beetje prestige en geloofwaardigheid op dit gebied op te bouwen? Hier is duidelijk een enorme kloof tussen wat men zegt en wat men doet.
Er wordt opgeroepen tot striktheid en daar ben ik het mee eens, maar het moet gezegd worden dat striktheid begint met de feiten en het bewijs, feiten die keer op keer zijn bevestigd, en we willen hier niet alleen weten wie er verantwoordelijk is, maar ook tot hoe ver zijn verantwoordelijkheid reikt.
Daarom wil ik de heer Lobo Antunes heel direct vragen: waar wacht u nog op om de Europese regeringen en de regering van de VS te vragen een einde te maken aan deze praktijk die we al zo vaak hebben veroordeeld? Waar wacht u nog op om het prestige en de geloofwaardigheid die de Raad en de Europese Unie als geheel dagelijks verliezen terug te winnen?
Jens Holm (GUE/NGL). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, zoals we allemaal weten, vermeldt ons verslag 1 245 gevallen van onwettige CIA-vluchten, 21 onwettige ontvoeringen en talloze gevallen van foltering en mishandeling. We hebben geëist dat de detentiekampen zoals Guantánamo werden gesloten en dat de EU garandeerde dat deze mishandelingen nooit zouden worden herhaald. En wat kregen we? Helaas maar heel weinig. De Verenigde Staten gaan door met hun mishandelingen in de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme. Het was deprimerend om de reactie van de Raad op onze belangrijke eisen te horen.
Ik wil de Europese Raad horen zeggen dat we druk gaan uitoefenen op de VS, dat hun ontvoeringen moeten stoppen en dat alle detentiekampen moeten worden gesloten. Ik wil dat de EU – niet alleen het Europees Parlement – zegt dat we opkomen voor de mensenrechten. Ik wil dat de EU zegt dat de strijd tegen terrorisme nooit met onwettige middelen mag worden gevoerd. Het is duidelijk dat we elke dag opnieuw moeten knokken voor de mensenrechten. Laten we blijven optreden als waakhonden en ervoor zorgen dat geen enkel onschuldig persoon het slachtoffer wordt van de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme.
Ana Maria Gomes (PSE). – (PT) Voor de dag in september 2006 waarop president Bush het bestaan van geheime gevangenissen in derde landen bevestigde, oordeelde de Portugese regering dat de garanties die Washington had gegeven dat de soevereiniteit en wettigheid van de Europese bondgenoten niet waren geschaad betrouwbaar waren.
Na deze datum, toen was aangetoond dat er diverse uitleveringen hadden plaatsgevonden in heel Europa, werd het echter essentieel om te onderzoeken of Portugal of Portugese agenten hierbij betrokken waren geweest en, in het bijzonder, om hun betrokkenheid in de toekomst te voorkomen. Tot mijn verdriet en schaamte heeft de Socialistische Partij, mijn partij, de partij in de regering, echter op 10 januari 2007 tegen de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie gestemd. Het is nu echter bewezen dat er meer dan 100 tussenlandingen zijn gemaakt op Portugese luchthavens door vliegtuigen die betrokken waren bij het uitleveringsprogramma. De passagiers- en bemanningslijsten van de meeste verdachte vluchten die de SEF (Portugese dienst vreemdelingen en grenzen) heeft weten te identificeren zijn nooit door de Portugese regering verstekt aan het nationale parlement of aan dit Parlement, ondanks herhaalde verzoeken.
Ook gaf de Portugese regering de directeur van de geheime dienst en zijn voorgangers uit 2002 geen toestemming om te praten met de missie van het Europees Parlement die in december 2006 in Lissabon was. De Portugese regering heeft het nationale parlement en het Europees Parlement niet voorzien van de vaak opgevraagde lijst van burger- en militaire vluchten naar en uit Guantánamo die over Portugees grondgebied zijn gevlogen. Tot december 2006 ontkende de regering het bestaan van dergelijke vluchten. De gegevens van de vluchten waren echter bijgehouden en de opgestelde lijst bevatte 94 overvluchten en 17 tussenlandingen van specifiek Amerikaanse burger- en militaire vliegtuigen tussen januari 2002 en eind juni 2006.
Er is bewijs dat meerdere van deze vluchten gevangenen vervoerden vanuit de basis Incirlik in Turkije naar Guantánamo, onder wie de “Bosnische zes”. Toen het Europees Parlement in bezit was van de lijst, ontkende de Portugese regering de echtheid ervan niet, maar beweerde zij in plaats daarvan dat het detentiecentrum Guantánamo niet hetzelfde was als de legerbasis Guantánamo en dat vluchten naar deze legerbasis werden gezien als “normaal” en onder auspiciën van de Verenigde Naties of de NAVO. De secretaris-generaal van de NAVO heeft dit vervolgens schriftelijk ontkend.
In januari 2006 kreeg ik bewijs in handen dat er geketende gevangenen waren gezien op de basis Lajes in de Azoren tijdens hun overbrenging naar een Amerikaans vliegtuig. Dit bewijs werd bevestigd door journalisten en er werden verslagen gepubliceerd met daarin foto’s van de gebouwen.
Mijnheer de Voorzitter, op dit moment wordt er een gerechtelijk onderzoek uitgevoerd in Portugal. Helaas gebeurt dit niet op initiatief van de Portugese regering, maar op mijn initiatief. De waarheid moet echter aan het licht worden gebracht, gezien de zorgwekkende feiten die dit Parlement heeft ontdekt uit de periode van de regering van de heer Durão Barroso tot de huidige regering.
Janusz Onyszkiewicz (ALDE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in mijn toespraak wil ik mij ook concentreren op het verslag Marty, waarnaar vaak is verwezen in dit Huis. Dat komt doordat dit verslag gekenmerkt wordt door een hoge mate van verwarring tussen de objectieve waarheid en subjectieve oordelen.
Ik vertegenwoordig een partij die in de oppositie zit van de huidige regering en dit was ook het geval bij de vorige regering. De aanhangers van mijn partij hebben noch voor de huidige president noch voor zijn voorganger gekozen. Onze partij is een sterk voorstander van mensenrechten en fundamentele vrijheden. Wij zouden het uiterst nuttig vinden als we over dit soort kruit konden beschikken, want we streven ernaar onze politieke tegenstanders in Polen de baas te worden. Helaas hebben we echter niet zulk kruit tot onze beschikking, om de eenvoudige reden dat het niet bestaat. Onder auspiciën van het Poolse parlement is ook een onderzoek uitgevoerd door een permanente commissie, waarin de oppositie is vertegenwoordigd. Deze heeft niets aan het licht gebracht en het onderzoek van de Ombudsman evenmin. We mogen daarom subjectieve oordelen niet met feiten verwarren. Deze feiten bestaan niet.
Giulietto Chiesa (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vele maanden zijn er voorbij gegaan sinds de goed gedocumenteerde veroordeling door het Parlement van de ernstige onwettige handelingen die zijn gepleegd of gedoogd door verschillende Europese regeringen in samenwerking met de geheime diensten van de VS. We hebben destijds opgemerkt dat diezelfde Europese regeringen weinig tot niets deden om medewerking te verlenen aan de parlementaire commissie voor het vinden van de waarheid en de verantwoordelijken.
In het licht van de verklaringen die zijn afgegeven door de Commissie en de Raad kunnen we zeggen dat de zaken nauwelijks verder zijn gekomen dan ze op dat moment waren. Er is weinig tot niets gedaan om de lidstaten ertoe te bewegen adequate informatie te verstrekken over de activiteiten van haar geheime diensten, afgezien van de prijzenwaardige brieven waarover commissaris Frattini het had. Er is helemaal niets gedaan om de rol en onafhankelijkheid van de geheime diensten van sommige landen opnieuw te definiëren met het oog op het overduidelijke overwicht en leiderschap van de geheime diensten van de VS.
Gezien wat we nu weten over bijvoorbeeld Italië, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, moet gezegd worden dat enkele van de essentiële zenuwcentra van de Europese veiligheid ondergeschikt zijn aan de Verenigde Staten. Zelfs als onze voornaamste bondgenoot de Europese wetten en beginselen zou respecteren, dan nog mogen we de Europese soevereiniteit toch niet verkwanselen!
Dit wordt al slecht te verdragen, maar dan blijkt ook nog dat onze voornaamste bondgenoot zich imperialistisch opstelt ten opzichte van ons door onze wetten op ons grondgebied te negeren of te bespotten. Ik wil daarom mijn ontevredenheid uitspreken over de verklaringen van de Raad en de Commissie. Ik ben van mening dat het Parlement zijn goede werk moet voortzetten.
Proinsias De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de andere kant opkijken bij foltering en schendingen van de mensenrechten zal geen einde maken aan het terrorisme. Het zal het gevoel van wrok versterken en nieuwe rekruten voor het terrorisme ronselen. Dat is de bittere les van 30 jaar strijd in Noord-Ierland. De andere kant opkijken bij schendingen van de mensenrechten en foltering is geen optie voor een democratische staat. Het is integendeel van zeer groot belang bij de bestrijding van terreur dat wij de kracht van ons engagement voor de rechtvaardigheid tonen.
Het gebrek aan respons van de lidstaten op de aanbevelingen van het Parlement is ontstellend. Het is even triest dat sommigen van de rechterzijde in het Parlement als struisvogels de kop in het zand blijven steken. De VS hebben illegale opsluiting, vervoer en foltering van verdachten toegegeven. Misschien zijn ze nog steeds aan de gang. Wij weten het niet.
Sommige EU-lidstaten verleenden hun medewerking aan deze schendingen van de mensenrechten. Het spijt mij te moeten zeggen dat Ierland de landing van 147 door de CIA ingezette vliegtuigen mogelijk heeft gemaakt. Een aantal daarvan was bij de uitlevering van gevangenen betrokken. Er heeft in Ierland geen parlementair onderzoek, geen parlementair onderzoek van de Ierse veiligheidsdiensten en geen controle van CIA-vliegtuigen plaatsgevonden. De Ierse Mensenrechtencommissie heeft aangekondigd dat ze haar contacten met de Ierse regering met betrekking tot deze kwestie opnieuw bekijkt en aan het einde van dit jaar daarover voorstellen zal doen.
Ten slotte zal ik de heer Blokland antwoorden, die vroeg hoeveel het onderzoek van het Parlement heeft gekost. Dat is een legitieme vraag, maar mag ik hem vragen welke prijs hij mensenrechten waard acht? Welke prijs is het voorkomen van foltering waard? Ik geloof dat die geen prijs hebben. Wij moeten zoveel uitgeven als nodig is om te onthullen wat er aan de gang is en daar een einde aan te maken.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik zal het zo kort mogelijk houden, maar dit was een debat met veel bijdragen en er zijn veel vragen gesteld. Zoals u ongetwijfeld begrijpt, mijnheer de Voorzitter, vereisen sommige van deze vragen mijn volledige aandacht en een reactie. Natuurlijk hebben de leden van dit Huis tijdens het debat veel meningen geuit, die niet allemaal gelijkluidend waren. Ze verdienen uiteraard allemaal mijn volledige respect, ook al kan ik het niet met alle meningen eens zijn. Ik ben het vooral niet eens met de uitspraken van één lid uit mijn land, die het in haar toespraak uitsluitend had over de situatie in Portugal. Ik kan haar uitspraken uiteraard op geen enkele wijze onderschrijven. Maar ik ben ervan overtuigd dat we het ondanks de meningsverschillen allemaal eens zijn over het essentiële punt, namelijk dat we verwikkeld zijn in een strijd tegen het terrorisme, in de naam van de vrijheid, en dat we deze strijd alleen in vrijheid kunnen winnen.
Zoals ik aan het begin van mijn toespraak al zei, kan de strijd tegen het internationale terrorisme alleen worden gewonnen als we ons gezamenlijk inspannen en respect hebben voor de waarden en grondbeginselen die de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika delen.
Het is waar dat de Raad is aangespoord om te handelen, maar, zoals ik al zei en zoals ook de eerdere voorzitterschappen hebben gezegd, de Raad heeft zelf geen enkele bevoegdheid op dit gebied. U kunt dit betreuren, maar zo is het. Er is hier vandaag een beroep gedaan op de artikelen 6 en 7 van de Verdragen. Zoals u weet, zijn in deze artikelen beginselen beschreven en waarden vastgelegd, maar de artikelen wijzen geen bevoegdheden toe. De instellingen kunnen, in overeenstemming met het zogenoemde “beginsel van verlening van bevoegdheden”, alleen die bevoegdheden uitoefenen die effectief, duidelijk en uitdrukkelijk aan hen zijn toegewezen door de Verdragen. Zo functioneren de instellingen van de Unie. De Commissie heeft vandaag echter een reeks voorstellen en initiatieven gepresenteerd, waarvan enkele al ten uitvoer zijn gelegd en andere nog uitgevoerd zullen worden en die uiteraard de volledige aandacht en inzet van de Raad verdienen. De voorstellen van de Commissie worden uiteraard verwelkomd door de Raad.
Verder wil ik ook zeggen dat er talloze initiatieven zijn genomen door de lidstaten, hoofdzakelijk door hun parlementen, en dat er onderzoeken worden uitgevoerd volgens de aanbevelingen die zijn gedaan in het verslag van het Europees Parlement. In dat opzicht, specifiek met betrekking tot wat er in Portugal gebeurt, vertegenwoordig ik hier vandaag de Portugese regering, een regering die is gevormd door de Socialistische Partij, een partij die in Portugal een symbool is voor de strijd voor democratie en vrijheid in ons land. Het mag duidelijk zijn dat noch de regering noch de Socialistische Partij het eens was, is of zal zijn met schendingen van de mensenrechten. Zoals ik u al heb gezegd, zijn de inspanningen en initiatieven om de waarheid boven tafel te krijgen welkom. Het is daarom essentieel om grondig te werk te gaan en de basis voor een grondige analyse is geen enkele verwarring toestaan en veronderstellingen niet als feiten accepteren.
Wat betreft de trans-Atlantische betrekkingen die zijn genoemd, benadrukt de Raad nogmaals dat, in het algemeen, in de strijd tegen het terrorisme, generaliseerde interne veiligheidsmaatregelen, niet beperkt tot één lidstaat van de Europese Unie, alleen in praktijk kunnen worden gebracht binnen een kader van zeer nauwe samenwerking met de VS. Deze samenwerking moet uiteraard worden ontwikkeld, zoals gezegd, vanuit de verklaring die is opgesteld tijdens de meest recente trans-Atlantische top die plaatsvond tijdens het Duitse voorzitterschap.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik denk niet dat iemand in dit Huis eraan twijfelt dat deze handelingen onwettig zijn. De toegevoegde waarde die ik zie in het verslag van de heer Fava is dat het iedereen, alle drie de instellingen, tot taak geeft ervoor te zorgen dat dergelijke gebeurtenissen nooit meer plaatsvinden. Dit dringende verzoek lees ik in de conclusies van het verslag Fava en het is een politiek punt dat naar mijn mening benadrukt moet worden.
Ik denk dus dat we hier te maken hebben met twee aspecten. Het ene is strategie, met andere woorden kijken naar de toekomst en ervoor zorgen dat dergelijke gebeurtenissen nooit meer voorkomen op Europees grondgebied, en het onderzoeken van het verleden overlaten aan onze rechters. Zoals anderen al hebben gezegd, denkt niemand dat wij onze rechters kunnen vervangen die, in overeenstemming met de rechtsorde, onderzoek moeten verrichten met al het bewijsmateriaal in de hand en met voldoende respect voor het vermoeden van onschuld, zoals de heer Fava ons heeft herinnerd. Het verleden en de toekomst: dat zijn de twee niveaus die aandacht vragen.
Dames en heren, Europa en de Verenigde Staten delen onmiskenbaar een traditie en een constitutionele achtergrond waarin de grondrechten zijn gewaarborgd. Ik ben daarom van mening dat foltering, onwettige detentie en gevangenneming van individuen – zelfs als zij worden verdacht van terrorisme – niet stroken met onze gedeelde trans-Atlantische achtergrond van democratie en rechten. De politieke conclusie die ik trek is dus dat we manieren nodig hebben om onze Euro-Atlantische banden te versterken om te zorgen voor meer veiligheid en meer rechten.
Het zou verkeerd zijn om met een beschuldigende vinger naar de Verenigde Staten te wijzen, want we moeten juist een manier vinden om gezamenlijk ten strijde te trekken tegen de terreur, op basis van respect voor de rechtsorde en de grondrechten. Dit is de les die ik persoonlijk leer uit veel van deze aanbevelingen.
Dan is er de kwestie van de versterking van onze soevereiniteit. Dit is een ernstige zaak. Hoe kan Europa zijn eigen gebied van soevereiniteit versterken om een sterkere in plaats van zwakke bondgenoot te zijn in de Euro-Atlantische samenwerking? Een voorlopig voorbeeld is de opmerking die ik maakte over een gemeenschappelijk Europees luchtruim. Zodra we, in januari 2009, gemeenschappelijke regelgeving voor alle 27 lidstaten hebben voor overvluchtrechten, de definitie van vliegtuigen en controlebevoegdheden over dit gemeenschappelijke Europese luchtruim, heeft Europa zijn soevereiniteit versterkt. Bovendien zal de Commissie in dat stadium ongetwijfeld coördinerende en controlerende bevoegdheden hebben, aangezien de regels dan niet meer nationaal, maar Europees zullen zijn.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, geeft dit debat ons nog een reden om het Handvest van de grondrechten op te nemen in het toekomstige grondwettelijk verdrag of institutioneel verdrag, of hoe het ook gaat heten. Het is nog een reden, want die opname, die institutionele verwijzing naar het Handvest van de grondrechten, geeft de EU-instellingen bevoegdheden – waaronder die van toezicht en van handelen voor de rechtbank – in sectoren die absoluut cruciaal zijn voor ons allemaal in ons dagelijks leven.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
Claudio Fava (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag weten of het mogelijk is de artikelen 6 en 7 van het Verdrag toe te voegen aan de notulen van ons debat. We hebben zojuist van de Raad gehoord dat de artikelen 6 en 7 slechts een beginselverklaring vormen. Zoals u weet, beschrijft artikel 6 beginselen, terwijl artikel 7 handelingen beschrijft om die beginselen te waarborgen. Ik denk dat het de moeite waard is om de Raad en ook mijn collega’s hieraan te herinneren.
De Voorzitter. − ? Ik dank u. Wij zullen onderzoeken of dat procedureel mogelijk is.
11. EVDB-operatie in het oosten van Tsjaad en het noorden van de Centraal-Afrikaanse Republiek (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de operaties in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid in het oosten van Tsjaad en in het noorden van de Centraal-Afrikaanse Republiek.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Het Portugese voorzitterschap is blij met deze gelegenheid om van gedachten te wisselen over de mogelijkheid een operatie uit te voeren in het kader van het EVDB (Europees veiligheids- en defensiebeleid) in Oost-Tsjaad en het noordoosten van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Het conflict in Darfur blijft een van de voornaamste prioriteiten van het buitenlands beleid van de EU. We zijn blij met de recentelijk geboekte vooruitgang en allereerst met de aankondiging dat op 27 oktober besprekingen van start zullen gaan onder auspiciën van de Verenigde Naties en de speciale gezant van de Afrikaanse Unie, om een vreedzame oplossing voor het conflict te vinden, wat inhoudt dat de vooruitzichten op vrede in Darfur beter worden. Ten tweede zijn wij ook blij met de unanieme aanneming van Resolutie 1769 van de Veiligheidsraad tot oprichting van de UNAMID (gecombineerde operatie van AU/VN in Darfur), die een nieuwe dynamiek zal toevoegen aan de inspanningen om het conflict in Darfur op te lossen.
Als we willen dat deze inspanningen resultaat hebben, moeten we echter het conflict in Darfur aanpakken binnen een breder regionaal perspectief. De negatieve invloed van het conflict op de humanitaire en veiligheidssituatie in de buurlanden, in het bijzonder Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, is een reden tot ernstige bezorgdheid. Wij zijn van mening dat het niet mogelijk is een blijvende oplossing te vinden voor het conflict in Darfur als de situatie in deze buurlanden niet wordt gestabiliseerd.
Zoals u weet, heeft de Raad in zijn conclusies van 23 juli benadrukt dat het dringend nodig is de destabiliserende invloed van de crisis in Darfur op de humanitaire en veiligheidssituatie in de buurlanden aan te pakken en nogmaals gewezen op zijn steun voor de inzet van een multidimensionale VN-aanwezigheid in Oost-Tsjaad en het noordoosten van de Centraal-Afrikaanse Republiek.
De Raad heeft ook besloten te blijven werken aan een mogelijk besluit over een overbruggingsoperatie, in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid, ter ondersteuning van deze multidimensionale VN-aanwezigheid met het oog op het verbeteren van de veiligheid in deze gebieden.
De voorbereidingen voor een dergelijke operatie zijn de hele zomer doorgegaan. Op 12 september heeft de Raad het concept voor crisisbeheer aangenomen waarin de voornaamste planningsparameters van deze overbruggingsoperatie zijn gedefinieerd. Bijzondere nadruk wordt gelegd op de doelstelling van het beschermen van burgers in gevaar, in het bijzonder vluchtelingen en ontheemden, en het mogelijk maken van de levering van humanitaire hulp door de veiligheid in de regio de verbeteren.
Met betrekking tot de binnenlandse politieke situatie in deze twee landen is de Raad van mening dat de missie onafhankelijk, onpartijdig en neutraal moet blijven. De planning op basis van dit concept is in voorbereiding volgens de procedures van de EU voor crisisbeheer. De volgende stappen die zullen worden genomen, zijn de goedkeuring van een gemeenschappelijke actie op basis van het concept van de operatie en het operationele plan, waaronder het bepalen van de samenstelling van de troepenmacht. De operatie zal één jaar duren en zal dan naar verwachting worden vervangen door een multinationale VN-missie. Een eventuele EVDB-operatie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek moet gebaseerd zijn op een resolutie van de VN Veiligheidsraad en zal worden uitgevoerd in nauw overleg met de VN en onze Afrikaanse partners.
In de EU verwelkomen we de verklaring van de voorzitter van de VN Veiligheidsraad op 27 augustus, waarin hij aangaf dat de Veiligheidsraad bereid is toestemming te verlenen voor de vestiging van een multidimensionale aanwezigheid in Oost-Tsjaad en het noordoosten van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Een eventuele EU-operatie naar Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek moet worden ondersteund door politieke initiatieven om de regionale dimensie van het conflict in Darfur aan te pakken. In het bijzonder moeten alle inspanningen die zijn gericht op het normaliseren van de betrekkingen tussen Tsjaad en Soedan worden gesteund, in overeenstemming met de overeenkomsten van Tripoli en Riyad. Soedan, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek moeten worden aangemoedigd hun beloften na te komen als het gaat om het niet steunen van rebellengroepen die opereren vanuit hun grondgebied tegen een van de andere landen.
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
Louis Michel, lid van de Commissie. – (FR) Mevrouw de voorzitter, dames en heren, met de goedkeuring gisteren door de VN-Veiligheidsraad van resolutie 1778/2007, waarin toestemming wordt gegeven voor de inzet van een multidimensionale aanwezigheid in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, is de weg vrijgemaakt voor de goedkeuring, in de komende dagen, door de Raad van de Europese Unie van een EVDB-actie in die landen. Dat is duidelijk een belangrijke, en volgens mij welkome ontwikkeling. De betrokken regio’s worden gekenmerkt door algemene instabiliteit en onveiligheid, die honderdduizenden burgers raken en hen verplichten in uitermate kwetsbare omstandigheden te leven. Zoals u weet, is deze situatie niet geheel te verklaren door de uitbreiding van de crisis in Darfour naar Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Er zijn ook interne redenen die eigen zijn aan die landen, in het bijzonder in het geval van Tsjaad.
De stabiliteit van deze regio’s van Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek kan alleen worden gegarandeerd als de internationale en in het bijzonder Europese acties met de volgende factoren rekening houden. In de eerste plaats is er de kwaliteit van de militaire en politionele aanwezigheid in Tjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Vervolgens is een benadering nodig die niet alleen veiligheid, maar ook steun en beleid omvat. Ten slotte moet de wederzijdse inwerking van Soedan en de regio Darfour op Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek en omgekeerd worden beperkt.
Het eerste punt valt onder de tweede pijler. De collega’s van de Raad hebben dus hun mening gegeven en zullen dat nog doen. Een belangrijk element bij de ontplooiing van deze Europese macht is uiteraard de vrijwaring van de humanitaire ruimte. Daarom hebben mijn diensten bij ECHO nauw samengewerkt met de militaire planners van de Raad om de inachtneming van de respectieve mandaten en een zeer goede samenwerking tussen militairen en hulpverleners te garanderen. Wij hebben in het bijzonder gevraagd dat de verbindingsofficieren van de macht van de Europese Unie ter plaatse zouden zijn om een verbinding en een voortdurende uitwisseling van informatie met de hulpverleners te verzekeren.
Het tweede punt is dat de door de Commissie aangekondigde steunmaatregelen drie aspecten betreffen. In de eerste plaats is er een veiligheidsaspect ter ondersteuning van de werking van de Tsjadische politie onder bescherming van de Verenigde Naties. Het gaat voornamelijk om de financiering van 800 Tsjadische politieagenten die instaan voor het bewaren van de orde in de vluchtelingenkampen. Het is van wezenlijk belang dat deze politionele actie voorbeeldig verloopt. Zeer belangrijk is ook dat ze door de bevolking goed wordt ontvangen. Daartoe zullen vóór einde 2007 door het stabiliteitsinstrument gefinancierde fondsen ten belope van ongeveer 10 miljoen euro worden ingezet.
Vervolgens is er het humanitaire aspect. In 2007 werd door de Commissie 30,5 miljoen euro bestemd voor humanitaire noodhulp en multisectorale steunprogramma’s ten gunste van vluchtelingen en gastgemeenschappen in Tsjaad. Acht miljoen euro werd aan de Centraal-Afrikaanse Republiek toegekend. Voor 2008 zal in minstens even grote bedragen worden voorzien.
Een derde element is het aspect re-integratie en rehabilitatie. Extra fondsen van het negende Europees Ontwikkelingsfonds ten belope van ongeveer 13,1 miljoen euro zullen op korte termijn ten gunste van Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek worden gemobiliseerd. Het programma dient de ECHO-acties in het kader van een strategie van rehabilitatie en overgang naar ontwikkeling voort te zetten.
Dames en heren, deze steunmaatregelen zijn onontbeerlijk, maar dienen aan maatregelen met betrekking tot het politieke proces te worden gekoppeld. Om duurzame stabiliteit te garanderen moeten de internationale en Europese acties worden aangevuld met verschillende activiteiten op het gebied van het herstel van de rechtsstaat, het weer op gang brengen van het economische beleid, de hervorming van het rechtsstelsel en het veiligheidssysteem en de voortzetting van de politieke dialoog tussen de regering en de oppositiepartijen. Dat is belangrijk, in het bijzonder met het oog op de verkiezingen in 2009.
De Europese Commissie zal deze totaalaanpak met betrekking tot Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek blijven bevorderen. Op dezelfde manier draagt de Commissie actief bij aan de oplossing van het conflict in Darfour, via humanitaire hulp en ondersteuning van de heropbouw en via haar steun voor de onderhandelings- en bemiddelingsprocedure, waarbij wij uiteraard zeer sterk betrokken zijn. In dat opzicht heb ik de heren Ban Ki-moon, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, en Konaré, voorzitter van de commissie van de Afrikaanse Unie onlangs meegedeeld dat de Commissie aan het Darfur Trust Fund ter ondersteuning van de onderhandelingen zal bijdragen. Daarnaast financiert de Commissie ook initiatieven die tot doel hebben de betrokkenheid van de burgerbevolking van Darfour bij en hun deelname aan de oplossing van het conflict te garanderen.
Karl von Wogau, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de voorzitter, dames en heren, de humanitaire situatie in Tsjaad, vooral langs de 1360 kilometer lange grens met Soedan, maar ook in het grensgebied met de Centraal-Afrikaanse Republiek, vereist naar mijn mening een ingrijpen van de internationale gemeenschap.
Ik was enkele dagen geleden in Tsjaad, en heb mij daar een beeld van de toestand gevormd. Meer dan 400.000 vluchtelingen en ontheemden verblijven in de grensregio in vluchtelingenkampen. Deze kampen worden voortdurend door bandieten, plunderende benden en Janjaweed-milities uit Soedan bedreigd. Nog moeilijker is de situatie op het platteland. Het gebrek aan veiligheid daar leidt ertoe dat steeds meer mensen in vluchtelingenkampen hun toevlucht zoeken.
Om de noodlijdende mensen daar te helpen moet de veiligheidssitutie in de regio worden verbeterd, zodat ze naar hun woonplaats kunnen terugkeren. Dat is een grote uitdaging. Om een oplossing te vinden, moeten wij het werk verdelen. De Verenigde Naties hebben de taak op zich genomen bij te dragen aan de opbouw van een politiemacht, die dan als aanspreekpunt voor de veiligheidsmacht kan fungeren. De Europese Unie wordt verzocht troepen beschikbaar te stellen die de Janjaweed en de bandieten moeten afschrikken en overvallen op de vluchtelingen, ontheemden en burgerbevolking moeten voorkomen.
Met deze ontwerpreolutie stemt het Europees Parlement daarmee in, maar onder voorwaarden. In de eerste plaats – mijnheer de Voorzitter, mijnheer Michel Commisaris, u hebt erop gewezen – moeten de politieke onderhandelingen worden voortgezet. Uiteindelijk is een politieke oplossing nodig. Als wij echter troepen daarheen zenden, moeten die beschikken over een krachtig mandaat, dat voor de Janjaweed en de bandieten een echte afschrikking is.
Er moet een zeer groot gebied worden beveiligd. De troepenmacht moet daarom groot genoeg zijn, om daadwerkelijk een verbetering van de veiligheidssituatie te kunnen bewerkstelligen. Daarbij moet duidelijk zijn dat het om een Europese eenheid gaat waaraan verschillende Europese landen deelnemen. De EUFOR-troepenmacht moet bovendien over adequate uitrusting beschikken om haar opdracht uit te kunnen voeren. Met het oog op de relatief kleine getalsterkte en de grootte van het grensgebied zijn vooral uitstekende capaciteiten op het gebied van verkenning en transport vereist. De legermacht moet snel kunnen onderkennen waar gevaar dreigt, en moet die plaats dan ook spoedig kunnen bereiken.
In geen geval mag een situatie ontstaan waarin een EUFOR-troepenmacht in Tsjaad op grond van haar mandaat of van een tekort aan uitrusting slechts zichzelf kan beschermen, zonder haar eigenlijke opdracht te kunnen uitvoeren. Een bijkomende eis van het Europees Parlement is dat een duidelijke exitstrategie wordt vastgesteld, die duidelijk maakt wanneer en door wie de EUFOR-troepenmacht na de afgesproken periode van één jaar wordt vervangen.
Met deze ontwerpresolutie beklemtoont het Europees Parlement bovendien dat deze EUFOR-troepenmacht in Tjaad met het oog op de complexe politieke situatie in de regio als neutrale macht voor de veiligheid en bescherming van de burgerbevolking moet werken. De inzet van EUFOR vorig jaar in Congo heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk een geloofwaardige neutraliteit en onafhankelijkheid voor het succes van een missie kunnen zijn.
De Europese Unie kan in de huidige situatie met een tot één jaar beperkte missie een belangrijke bijdrage leveren aan de verbetering van de humanitaire situatie in de regio en de Afrikaanse Unie bij het nemen van meer verantwoordelijkheid in de regio ondersteunen. Beide zijn noodzakelijk! Ik verzoek u deze ontwerpresolutie goed te keuren.
Ana Maria Gomes, namens de PSE-Fractie. – (PT) Resolutie 1778 van de Veiligheidsraad, die gisteren is aangenomen, bepaalt dat de situatie in de grensregio tussen Soedan, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid vormt.
De ontwerpresolutie van dit Parlement erkent de urgentie van de situatie en de verantwoordelijkheid van de Europese Unie voor het bieden van bescherming. Een overweldigende meerderheid van de leden in dit Huis is het eens met de humanitaire NGO’s ter plaatse, met de vluchtelingen in de regio die in barre omstandigheden en in voortdurende angst leven, en met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Die vinden allemaal dat er dringend behoefte is aan een internationale aanwezigheid in die regio, die een sterke militaire component moet hebben. Er is geen land of multilaterale organisatie geschikter dan de Europese Unie om op effectieve wijze het in Resolutie 1778 gegeven mandaat te vervullen. Het EVDB (Europese veiligheids- en defensiebeleid) is volwassen geworden en bestaat voor dit soort noodgevallen.
In deze context, als het gaat om het uitzenden van een EU-legermacht naar de regio, kunnen de Raad en het Portugese voorzitterschap in principe rekenen op de steun van het Parlement. Het Europees Parlement moet echter zijn bezorgdheid uitspreken over bepaalde aspecten van deze missie. Ten eerste vrezen wij dat de terughoudendheid van de lidstaten om de troepenmacht te voorzien van de minimaal benodigde hoeveelheid personeel en militair materieel de effectiviteit ernstig zal verminderen. We willen hieraan toevoegen dat hoe kleiner de bijdragen van de andere lidstaten zijn, hoe duidelijker de Franse component van de troepenmacht zal zijn. Het is echter van fundamenteel belang voor het slagen van deze missie dat zij wordt gezien als onpartijdig en Frankrijk wordt in deze regio niet gezien als een neutrale speler.
Ten tweede verzoekt het Parlement deze troepenmacht vergezeld te laten gaan van een diplomatiek offensief in de regio om het nationale verzoeningsproces binnen Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek verder te helpen. De wortels van de instabiliteit zijn, hoewel ze verband houden met het drama in Darfur, ook binnenlands en kunnen alleen worden opgelost door middel van interne politieke processen. Zoals is gesteld in de ontwerpresolutie van het Parlement, kan de operatie van de Europese Unie, die slechts 12 maanden zou moeten duren, geen duurzame bijdrage leveren aan vrede in de regio zonder een echt politiek verzoeningsproces in de regio.
Tot slot verwelkomt dit Parlement het mandaat van de troepenmacht, die zal handelen op grond van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties. Het is essentieel dat dit mandaat ter plaatse correct wordt geïnterpreteerd en dat de Europese troepen proactief zijn in het beschermen van burgers in gevaar, het creëren van een humanitair gebied voor de internationale organisaties en het beschermen van de missie van de Verenigde Naties in de Centraal-Afrikaanse Republiek en Tsjaad (MINURCAT). De recente geschiedenis is vol tragische voorbeelden, van Kigali tot Srebrenica, van weerloze burgerbevolkingen due de ultieme prijs betalen voor de schuchterheid en overmatige nauwgezetheid van de internationale troepen.
We hopen dat deze operatie ooit zal worden gebruikt als voorbeeld van het EVDB en effectief multilateralisme in actie en als een bewijs van de wens van de Europese Unie om de Verenigde Naties te versterken en een bijdrage te leveren aan de oplossing van conflicten in overeenstemming met het internationaal recht en de verantwoordelijkheid voor bescherming die daarin ligt besloten.
Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, collega, zoals u reeds herhaalde malen gezegd heeft, heeft de UNO-Veiligheidsraad gisteren eenparig ingestemd met de ontplooiing voor één jaar van een "multidimensionale aanwezigheid in Oost-Tsjaad en het noordoosten van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Deze zal bestaan uit, enerzijds, een civiele en politionele VN-missie die wij MINURCAR zullen noemen in navolging van de VN en een militaire missie van de Europese Unie EUFOR die haar zal ondersteunen en beveiligen.
Deze Europese veiligheids- en defensiemissie zal opereren onder hoofdstuk 7 van het VN-charter en dat is bijzonder belangrijk want dat betekent dat ze alle middelen zal kunnen gebruiken om haar opdracht te vervullen. Ze zal dus over een robuust mandaat beschikken, zoals dit Parlement uitdrukkelijk heeft gewenst. Dat verhoogt de kansen op welslagen van de missie, maar het verhoogt tevens in aanzienlijke mate haar en onze verantwoordelijkheid.
Herhaaldelijk hebben we in dit Parlement onze bezorgdheid geuit over de situatie in Darfur en onze ongerustheid over de uitbreiding van de onveiligheid en instabiliteit in de aangrenzende gebieden en in de ganse regio. Meer dan 1 miljoen mensen moesten vluchten ofwel in eigen land, of over de grenzen. Ze staan bloot aan allerhande ontberingen en geweldplegingen waarvan vrouwen en kinderen veelal de grootste slachtoffers zijn. Daarenboven bedreigt deze situatie de fragiele vredesakkoorden die zowel in Tsjaad als in de Centraal-Afrikaanse Republiek tot stand waren gekomen, want naast de politieke rebellen zien ook ordinaire bandieten hun kans schoon om burgers te bestelen, te mishandelen en te vermoorden.
De opdracht van EUFOR zal dus allesbehalve eenvoudig zijn. Maar vooraleer daarover te spreken, moeten wij ons bekommeren om het samenbrengen van die troepen, zoals collega Gomes heeft aangeduid, en niet alleen het samenstellen van de troepen maar ook haar uitrusting. En voor elke lidstaat, inclusief de mijne, nadert dus het uur van de waarheid. Het uur waarop naast mooie woorden en edele verklaringen over de brug moet worden gekomen met soldaten en materiaal. Dat geldt ook voor dit Parlement. Terecht hebben wij aangedrongen op grondige informatie en hebben wij gebruik gemaakt van onze bevoegdheden om een gedocumenteerd en gestaafd advies te geven. We hebben dat kunnen doen, onder meer omdat we verleden week een langdurige gedachtewisseling hebben gehad met generaal Leaky.
Ons advies is positief. Het zal onze taak en verantwoordelijkheid zijn om erop toe te zien dat de missie zo snel mogelijk en in de beste omstandigheden van start kan gaan.
Ģirts Valdis Kristovskis, namens de UEN-Fractie. – (LV) Mevrouw de Voorzitter, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten wil ik benadrukken dat wij de militaire missie van het EVDB binnen de grootste vredesmissie ter wereld, in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, steunen. We hebben het over de ernstigste grensoverschrijdende humanitaire crisis van de wereld. De VN Veiligheidsraad had veel eerder in actie moeten komen. De vertraging van vier jaar heeft 200 000 mensen het leven gekost, 2,5 miljoen mensen zijn uit hun huizen verdreven en er worden brute aanvallen uitgevoerd op humanitaire hulpverleners. We kunnen voorspellen dat de omvang van de crisis die is ontstaan door het conflict in Darfur een gelegenheid zal bieden om de politieke wil van de Europese Unie te testen, evenals haar militaire vermogen. Een aantal dagen geleden verzekerde generaal D. Leakey de leden ervan dat de Europese Unie, ondanks de financieringsproblemen en de moeilijkheden van het inschatten van alle mogelijke bedreigingen en risico’s die zich tijdens de operatie zouden kunnen voordoen, in militaire termen in staat was de operatie even goed uit te voeren als die in Bosnië en dat de operatie vanuit militair oogpunt minder intens zou zijn.
Angelika Beer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb nog enkele cijfers met betrekking tot dit debat: het gaat om 230 000 vluchtelingen, 170 000 intern ontheemden en naar schatting 700 000 mensen die indirect met overvallen worden bedreigd.
Wij moeten dit veiligheidsvacuüm opvullen. Dat moet het doel van de Europese missie zijn. De basis voor een krachtig mandaat is gisteren gelegd. De kwestie van de neutraliteit is niet opgehelderd. Op dit ogenblik ziet het ernaar uit dat de Franse troepen die reeds ter plaatse zijn, door slechts weinig landen zullen worden aangevuld. Daarom is de neutraliteit en het succes van de missie in gevaar.
Ik verzoek de ministers van Buitenlandse Zaken, die de beslissing moeten nemen, ervoor te zorgen dat het wekterrein van de EUFOR-missie duidelijk wordt afgebakend. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Het zou een ramp zijn als deze missie niet mocht optreden waar de nood het hoogst is, namelijk in de grensregio. Ik verwacht dat de Europese Unie met het Tsjadische bewind praat en ook met betrekking tot de 35-kilometergrens in actie mag komen. Anders gaat het om een vijgenbladoperatie, die bovendien mensen in gevaar kan brengen.
Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de voorzitter, ter verduidelijking: het gaat hier om een EVDB-missie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek overeenkomstig hoofdstuk 7 van het VN-handvest. Het gaat dus om de inzet van troepen, niet om Soedan en Darfoer. De Franse regering wil deze EU-missie absoluut. Ze wil het Force Headquarters en het Operation Headquarters zelf leveren. De Duitse en Britse regeringen zijn sceptisch. Nu al zijn er Franse soldaten in Tsjaad. Het is duidelijk dat Frankrijk de regeringen in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek beschermt en nu zijn engagement onder het EU-embleem wil onderbrengen. De Franse troepen zijn niet neutraal, maar duidelijk partijdig. Ze hebben bijvoorbeeld ter plaatse rebellen gebombardeerd. De rebellenleiders hebben aangekondigd dat ze de EU-troepen zullen aanvalln als ze niet neutraal zijn.
Ik heb gehoord dat de Nordic Battle Group niet beschikbaar is. In de VN-resolutie wordt een open samenwerking met het leger en de politie in Tsjaad geformuleerd. Het is duidelijk dat Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek geen democratieën zijn. De terugkeer van vluchtelingen behoort niet tot het mandaat van deze EU-troepenmacht, en de missie is – om het hier duidelijk te zeggen – zeer gevaarlijk. Onze fractie zal tegen de tegen de ontwerpresolutie stemmen, omdat wij van mening zijn dat de situatie met deze missie niet beter, maar slechter zal worden.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de voorzitter, mijnheer Michel, ter verduidelijking voor de heer Pflüger en de anderen: de opdracht van de EU-troepenmacht is een humanitaire missie die erin bestaat de veiligheid van de vluchtelingen uit Tsjaad en Darfur te garanderen, ook met militaire macht. De VN-Veiligheidsraad heeft met het zenden van een EU-troepenmacht ingestemd. Het gevolg daarvan is dat nu internationaal van nabij wordt gevolgd waartoe de Europese Unie op het gebied van buitenlands beleid en militair in staat is.
Deze missie houdt een risico en een kans in. Ze is een risico wegens de zeer moeilijke politieke omstandigheden in deze door conflicten geplaagde regio, maar ook een kans om te tonen dat de Europese Unie buitenlands beleid en militair vermogen heeft ontwikkeld en deze in die regio ter bescherming van vluchtelingen ook daadwerkelijk kan inzetten.
Op dit ogenblik echter – en velen delen deze mening – is het risico groter dan de kans. Daarom heeft het Europees Parlement een catalogus opgesteld van voorwaarden, die reeds werden genoemd. Het gaat om de beperking van het mandaat in de tijd, een duidelijke omschrijving van doel en opdracht, een perfecte voorbereiding en technische uitrusting van de EUFOR-troepen en de verstrekking van een operatief mandaat met inbegrip van een exitstrategie.
Natuurlijk moeten wij verwachten dat deze missie, om succesvol te zijn, door de plaatselijke regeringen niet alleen wordt goedgekeurd, maar ook wordt ondersteund. Ik denk dat wij het er allemaal over eens zijn dat, als aan al deze voorwaarden van het Europees Parlement is voldaan, de kans op succes groter is dan het risico en wij de missie kunnen ondersteunen.
Michel Rocard (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer Michel, ik ben verheugd over deze ontwerpresolutie en het besluit dat ze bevestigt. Als de brutaliteit van mensen leidt tot ellende en lijden in de mate waarin dat in Darfur gebeurt, mag de plicht solidair te zijn niet worden ontweken. Ik ben zeer gelukkig dat de Europese Unie de oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties beantwoordt.
Veel afgevaardigden en diplomaten, zoals mijn vriendin en collega mevrouw Gomes, hebben beklemtoond dat deze operatie geen gelegenheid mag lijken om de Franse belangen te ondersteunen of de Franse militaire capaciteit in de regio uit te breiden. Ik hoop niemand te verbazen als ook ik daar sterk op aandring.
Sta deze voormalige eerste minister toe duidelijk te zeggen dat de aanwezigheid van Frankrijk in die regio uitsluitend voortvloeit uit een zware historische erfenis. Het gewicht van het kolonialisme is zo groot dat het noopt tot een solidair beleid met die mensen om hen te helpen stabiliteit en vrede te vinden en een begin te maken met doeltreffend bestuur. Frankrijk heeft geen economische of strategische belangen meer in die regio’s. Samen met anderen ben ik van mening dat wij er al lang weg hadden moeten gaan. Wij hadden dan veel geld bespaard, en het is in ons eigen belang. Zelfs de uraniumvoorraden in Niger geven geen aanleiding tot strategische belangen als regaal eigenaar. Het volstaat dat er voldoende rust is om iedereen toegang te geven tot een concurrerende markt.
Het betreft dus wel degelijk een Europese vredesmissie, geen Franse operatie. De echte bevestiging van deze visie zal erin bestaan dat veel lidstaten van de Unie troepen zenden. Het zou rampzalig zijn als het gevoel van solidariteit dat tengevolge van de geschiedenis sterker is in Frankrijk dan elders, omdat ons contingent het grootst is en wegens uw afwezigheid aanleiding geeft tot verdenkingen van postkolonialisme. Dat houdt geen steek.
Ten slotte merk ik op dat het mondelinge amendement van vanochtend van onze goede collega, de heer Gahler, helaas voor hem, deze keer niet relevant is. De Republiek Tsjaad heeft enkele dagen geleden via haar minister van Buitenlandse Zaken de Veiligheidsraad haar schriftelijke goedkeuring voor deze operatie overgezonden. Ik heb een kopie, die ik voor de heer Gahler beschikbaar houd.
Eoin Ryan (UEN). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik ondersteun het besluit 4 000 EU-soldaten als vredesmacht naar Tsjaad te sturen. De realiteit is dat in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek algemene politieke instabiliteit heerst. Wij weten dat in de Darfur-regio van Soedan een genocide plaatsvindt. Als naar Tsjaad geen vredesmacht wordt gestuurd, lopen wij het risico van nog meer stabiliteit en geweld in deze regio van Afrika.
Geschat wordt dat 400 000 vluchtelingen uit de Centraal-Afrikaanse Republiek en Darfur in vluchtelingenkampen in Tsjaad verblijven. Er zijn echter slechts 250 bewakers van het Tsjadische leger die deze kampen bewaken. De vluchtelingenkampen in Tsjaad vormen een enorme humanitaire crisis en de internationale gemeenschap, met inbegrip van de Europese Unie, moet de Tsjadische regering helpen aan dit escalerende en groeiende probleem het hoofd te bieden. Van mensen die het gebied recentelijk hebben bezocht, horen wij vreselijke verhalen. Wij moeten doen wat wij kunnen om de menselijke ellende die daar op dit ogenblik bestaat, te verlichten.
Ik ondersteun krachtig het besluit een 26.000 man sterke VN-vredesmacht in Soedan te ontplooien. De Europese Unie moet bij de deelname aan deze vredesmacht het voortouw nemen. Ik ben ook verheugd over het besluit van vandaag van mijn eigen regering een onmiddellijke en diepgaande evaluatie te maken van de toekomstige rol die Ierse vredestichters kunnen spelen in de VN- en EU-vredesmissies in Soedan, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Tsjaad.
Michael Gahler (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de voorzitter, de situatie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek is voor de betrokken mensen zeer ernstig. Daarom ondersteun ik in principe een engagement van de EU ter stabilisering van de situatie en ter verbetering van de concrete leefomstandigheden van de betrokkenen.
In zijn standpunt van 27 augustus heeft de voorzitter van de Veiligheidsraad de plannen van de internationale gemeenschap beschreven. Het ging om een EU-operatie die de twaalf maanden tot een door de VN geleide missie moet overbruggen. Daarom is er vanwege de EU ook een duidelijke begrenzing in de tijd van de missie tot een jaar. Ik ben ervan overtuigd dat wij daarvoor een krachtig mandaat nodig hebben, zodat wij ons niet tot louter zelfverdediging dienen te beperken, maar onze doelstellingen indien nodig ook kunnen doordrukken tegenover wie ons daarbij wil hinderen.
De tekst van de resolutie van gisteren van de Veiligheidsraad gaat in deze richting: “De aanwezigheid strekt ertoe bij te dragen aan een veiligheidssituatie die de vrijwillige, veilige en duurzame terugkeer van vluchtelingen en ontheemden mogelijk maakt”. Wij mogen “alle nodige maatregelen treffen”.
Ik verzoek de Raad ervoor te zorgen dat deze troepenmacht geen cosmetisch opgesmukte Franse macht wordt. Ook wat de nationaliteit van de bevelhebber betreft, dient met de gemoedstoestand ter plaatse rekening te worden gehouden. Jammer genoeg is Frankrijk in het conflict in Tsjaad en in de Centraal-Afrikaanse Republiek tot nu toe niet neutraal geweest. Het heeft altijd de kant van de regering gesteund. De bevel- en operationele taal ter plaatse dient daarom het Engels te zijn. De mensen zullen dan tenminste begrijpen dat het Europa blijkbaar om iets gaat dan gewoonlijk.
Wat de Britse kwesties betreft: het feit dat Groot-Brittannië heeft verhinderd dat de EU-commandocentrale in Brussel de operatie leidt, verdient felle kritiek. Wij mogen in de toekomst niet meer toestaan dat wie zelf niet meedoet, anderen het gebruik van de gemeenschappelijke structuren ontzegt.
Ik twijfel nog steeds aan de realiseerbaarheid van de doelstellingen. Hebben wij concrete doelstellingen? Hoeveel intern ontheemden moeten na dat jaar weer thuis zijn? Hoeveel vluchtelingen uit Darfur moeten weer in Darfur zijn? Het zou niet voldoende zijn als wij na een jaar de fakkel doorgeven terwijl er nog even veel mensen in kampen verblijven.
De kosten zijn aanzienlijk – ik heb vernomen dat de bouw van een geschikte start- en landingsbaan en een hoofdkwartier alleen al 100 miljoen euro zullen kosten. Daarbij komen de lopende kosten van de troepen. Kan de Raad iets concreets over het gehele financiële kader zeggen?
Een laatste, voor mij zeer belangrijk punt is dat wij vóór de verplaatsing van de troepen van de regering van Tsjaad de uitdrukkelijke verzekering hebben dat ze nadien met de stationering van een door de VN geleide troepenmacht instemmen, ongeacht de samenstelling. Ik heb gehoord wat mijn collega heeft gezegd. Ik wil die verzekering schriftelijk, in de vorm van een officieel document van de Tsjadische regering, en niet mondeling van een minister in de Veiligheidsraad. Als ik deze verzekering heb, kan ik ermee instemmen. In het andere geval staan wij na een jaar voor het alternatief langer te blijven of ons terug te trekken en een militair vacuüm achter te laten dat spoedig tot een identieke situatie als vandaag leidt. In dat geval zouden wij honderden miljoenen hebben vergooid.
Alain Hutchinson (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de Commissaris, het verheugt mij dat we vandaag kunnen beginnen en een resolutie kunnen goedkeuren over een naar mijn mening te onopvallend aangebracht onderwerp. In het Parlement moeten wij er onophoudelijk aan herinneren dat de situatie van de bevolking aan de grenzen van Soedan, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek zonder meer onaanvaardbaar is.
Ik vergeet niet dat het gaat om één van de vele gevolgen van de genocide in Darfur, die niet bij naam mag worden genoemd. Ik wil daarover niet zwijgen. Darfur, dat betekent 2 500 000 vluchtelingen sedert 2003, waarvan 125 000 in Tsjaad. Er zijn ook honderdduizenden doden.
De humanitaire hulpverleners van de Verenigde Naties en de NGO’s hebben overigens al 31 keer de plaats van hun kamp moeten veranderen om aan het geweld te ontsnappen. Desondanks zijn een aantal van hen door de Soedanese politie opgepakt, werden twaalf humanitaire helpers vermoord en zijn vijf andere verdwenen.
De resolutie die wij vandaag voorstellen ligt duidelijk in de lijn van de doelstelling op doeltreffende wijze aan de beëindiging van de situatie aan de grenzen bij te dragen. Die situatie is onaanvaardbaar, maar toch relatief in het licht van de omvang van de ramp die zich momenteel in die regio van de wereld voltrekt.
In dat opzicht wil ik eraan herinneren dat onze verantwoordelijkheid zich niet tot het ondersteunen of leiden van nauwgezet afgebakende interventies in urgente conflictsituaties kan beperken. Deze verantwoordelijkheid vereist dat wij inwerken op de ruimere samenhang waarbinnen deze conflicten passen. Ze vereist ook dat wij alles in het werk stellen om te voorkomen dat zulke conclicten zich voordoen.
Tweede doelstelling van mijn interventie betreft de situatie van de humanitaire hulpverleners in de regio. De evolutie van de interventiemethoden van de strijdkrachten en van de rol van het humanitair personeel in conflictsituaties maakt het steeds moeilijker de grens tussen de twee te trekken.
Tengevolge van deze verwarring van militair en humanitair personeel ten nadele van de voortzetting van traditioneel aan humanitaire hulpverleners toegewezen missies brengt het leven zelf van humanitair personeel in gevaar en daarmee de gehele bevolking die niet meer van hun diensten kan profiteren.
Het is daarom van wezenlijk belang dat onze troepenmacht op geen enkele manier bij humanitaire acties in de regio wordt betrokken. Ik ben verheugd in de tekst die ons vandaag is voorgelegd deze overweging te vinden die voor de toekomst van ons ontwikkelingsbeleid daar en in de gehele wereld belangrijk is.
Colm Burke (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de voorzitter, ik ondersteun nadrukkelijk het zenden van een EVDB-missie naar de grensregio van Tsjaad en Darfur en ben verheugd dat wij vandaag over dit voorstel debatteren.
Het conflict in Darfur heeft ontzettende grensoverschrijdende gevolgen in het naburige Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, met een massale overloop van vluchtelingen en duizenden intern ontheemden.
Overeenkomstig deskundig advies op hoog niveau is deze missie uitvoerbaar, ondanks een aantal aanzienlijke operationele en veiligheidsuitdagingen. De infrastructuur in het gebied is van slechte kwaliteit, er is gebrek aan water en logistieke lijnen zijn moeilijk. Een dergelijke missie zal ook bedreigd worden door rebellengroepen die tegen de regering standhouden. Op basis van een recente grondige beoordeling van deze regio lijken al deze uitdagingen echter overkomelijk.
Er is dus geen reden om de ontplooiing nog langer uit te stellen. Wij beschikken over de militaire capaciteit, nu hebben wij nog de politieke wil nodig.
Ik ben van mening dat Ierse troepen van deze EVDB-missie deel moeten uitmaken. Er is een oprecht gevoel van urgentie in deze crisisregio van de wereld, en Ierland kan deelnemen aan een nobele Europese inspanning om dit grensgebeid te stabiliseren.
De Nordic Battle Group kan troepen voor deze operatie leveren. Zoals die gevechtsgroep is deze EVDB-missie als overbruggingsoperatie bedoeld. Een andere mogelijkheid is dat de Ierse troepen die nu in Libanon zijn, aan deze missie deelnemen.
Deze macht heeft vele waardige doelstellingen. Ze zou de veiligheidssituatie in deze regio verbeteren vóór de verdere ontplooiing van de missie van de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie in Darfur. Ze zou ook hulporganisaties ondersteunen door tot nu toe gesloten corridors voor humanitaire hulpverlening te openen. In de derde plaats zou ze de terugkeer van Soedanese vluchtelingen mogelijk maken.
Ik ben van mening dat deze missie een krachtig mandaat moet hebben met betrekking tot het gebruik van geweld onder verwijzing naar hoofdstuk VII van het VN-Handvest om, indien nodig, een afschrikkend effect te hebben, in het bijzonder in het geval van aanvallen tegen burgers, kampen, dorpen, humanitaire hulpverleners, VN-politieagenten en in geval van zelfverdediging.
Het regenseizoen loopt op zijn eind. Het aantal aanvallen op vluchtelingenkampen zal stijgen naarmate de milities en rebellengroepen mobieler worden nu de regen is afgenomen. De tijd voor de VN om te handelen is gekomen. Niet handelen kost levens. De EU is de meest aanvaardbare organisatie om deze missie uit te voeren. Overeenkomstig verschillende verslagen is ze ook goed geplaatst om deze taak op zich te nemen.
Ik spoor de Raad aan onmiddellijk een gemeenschappelijk optreden goed te keuren en de laatste fases op gang te brengen zodat wij de boot niet missen om EU-troepen in te zetten waar ze dringend nodig zijn.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn vanmiddag blijkbaar veel salongeneraals in het Parlement. De uitzichtloze humanitaire en veiligheidssituatie in Darfur en naburige regio’s van Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek schreeuwen inderdaad om internationale actie. Dit staat echter los van de kwestie die ons vandaag bezighoudt, namelijk het EVDB. Dat hebben wij van vele sprekers gehoord.
Ik pleit reeds lang tegen de verspilling van middelen, doublures en versnippering, ja de dubbelhartigheid van de pogingen van de EU om een militaire capaciteit op te bouwen. Er zijn geen EU-troepen, mijnheer Ryan. Onze naties hebben troepen, en er zijn reeds beproefde structuren voor het organiseren van internationale militaire interventies door dat kleine aantal landen dat over bekwame strijdkrachten en een expeditionaire capaciteit beschikt. Dat gaat voornamelijk via de NAVO en de VN. De EU-instellingen hebben in militaire aangelegenheden weinig bij te dragen.
Het is duidelijk dat de motieven van de EVDB-fans in wezen politiek zijn. Iemand zei dat Tsjaad als een politieke opportuniteit moet worden gezien. De EU bood zich aan bij de VN; het was niet de VN die de EU uitnodigde. De EU is erop gebrand haar institutioneel embleem op nog een militaire operatie te spelden. Het is echter geen verrassing dat nationale militaire bevelhebbers het enthousiasme van de eurocraten niet delen. Met uitgebreide communicatielijnen, op meer dan duizend mijl van de dichtstbijzijnde zeehaven, een gebrek aan water en infrastructuur en tegenzin voor offensieve militaire acties tegen rebellengroepen is de missie naar Tsjaad in ieder opzicht onzeker. Groot-Brittannië, Duitsland en Italië hebben reeds gezegd dat ze geen troepen zullen sturen.
Wat zal deze troepenmacht doen? Ze zal de gewapende vijandelijke elementen die de rotzooi in dit enorme gebied van Afrika hebben veroorzaakt, in geen geval aanpakken. Ongetwijfeld zal ze zich dus voornamelijk bezighouden met zelfbescherming en onderhoud in een zeer moeilijke logistieke situatie. Wij moeten echt ophouden met deze onzin. Een menselijk tragedie is geen politieke opportuniteit.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik moet heel kort onderstrepen dat dit voorstel om op grond van het EVDB (Europees veiligheids- en defensiebeleid) een troepenmacht naar Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek te sturen wordt gesteund door een grote meerderheid van de leden die over deze kwestie hebben gesproken. Zoals u waarschijnlijk weet, en zoals hier vandaag al is gezegd, heeft de Veiligheidsraad intussen – ik geloof gisteren pas – toestemming verleend aan de Europese Unie voor het uitvoeren van deze operatie. Zoals gezegd, was deze toestemming essentieel voor de Europese Unie om de operatie te laten doorgaan. Alle militaire voorbereidingen en planningwerkzaamheden, en eigenlijk de hele operatie, kunnen nu doorgaan en in een later stadium zal de Raad uiteraard een advies over deze kwestie presenteren door middel van een gemeenschappelijk optreden.
Ik ben van mening dat de Europese Unie nu, door zich te verbinden aan dit proces, zoals het hoort verder kan gaan dan alleen intentieverklaringen en beloften, naar praktische maatregelen en acties. Dit komt overeen met wat de Europese Unie altijd zegt dat haar plicht jegens Afrika en de Afrikaanse bevolking is en moet zijn. We moeten Afrika en de Afrikaanse bevolking helpen in een nauw en volledig partnerschap, zodat ze vrede kunnen scheppen waar conflicten zijn, vooruitgang kunnen boeken waar armoede wordt geleden, gezondheid en onderwijs kunnen brengen waar ziekten heersen en iets kunnen maken waar weinig of niets is. Op die manier zorgen we ervoor dat onze waarden en beginselen ook in ons buitenlands beleid worden gerespecteerd. Het Portugese voorzitterschap verwelkomt daarom deze nieuwste ontwikkelingen en neemt uiteraard terdege notie van de geweldige steun van veel leden voor deze operatie die tijdens dit debat is gebleken.
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat, heb ik vijf ontwerpresoluties ontvangen, ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement(1).
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 27 oktober 2007 plaats.
De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Birma.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, dit debat en onze besprekingen zijn hoogst actueel en uiteraard volgen de Raad en het Portugese voorzitterschap de gebeurtenissen in Birma (Myanmar) met uiterste bezorgdheid.
Het is bijna twintig jaar geleden, sinds de gebeurtenissen van 1988, dat Birma het soort demonstraties heeft gekend die op dit moment plaatsvinden. Het lijdt geen twijfel dat het waar is wat veel verslaggevers zeggen over deze recente gebeurtenissen: dat het land op een keerpunt staat dat wij zien als kritiek.
De situatie is vanaf het begin zeer explosief gebleken en hoewel we alles hebben gedaan wat in onze macht lag om de Birmese autoriteiten ervan te weerhouden geweld te gebruiken, tonen de gebeurtenissen van vandaag aan dat de militaire junta in Rangoon helaas nog steeds doof is voor de verzoeken van de internationale gemeenschap, zoals zij al vele jaren doof is voor de voortdurende en herhaalde internationale verzoeken.
Als de situatie van de afgelopen dagen goed zou zijn geleid, had zij een ongekende kans kunnen zijn om de eerste stappen te zetten op weg naar de noodzakelijke politieke hervormingen en nationale herevaluatie van het land. We hoopten dat de junta zou luisteren naar de ondubbelzinnige boodschap die de demonstranten verkondigden: dat zijn beleid heeft gefaald.
Wat begon als een ad-hocprotest tegen de onevenredige stijging van de brandstofprijs, is uitgegroeid tot een enorme openbare protestbeweging tegen het algemene beleid van een zeer dictatoriale regering.
De Europese Unie was zich bewust van de groeiende spanningen in het land en heeft niet werkeloos toegekeken. Al meteen in augustus heeft zij zich krachtig uitgesproken tegen de gevangenneming van verschillende oppositieleiders, in het bijzonder de zogenoemde 88 Generation-fractie, die protesteerde tegen de stijging van de brandstofprijzen met bijna vijfhonderd procent. Ze riep op tot de vrijlating van alle politieke gevangenen en onderstreepte de noodzaak om te beginnen aan een proces van openstelling, verzoening en politieke hervorming. Gisteren nog hebben we een duidelijke boodschap van solidariteit en steun uitgezonden aan de Birmese bevolking door middel van de gemeenschappelijk verklaring van VS en EU die is aangenomen door de 27 ministers van buitenlandse zaken die vergaderen in New York.
We roepen de autoriteiten op de rechten van monniken, nonnen en gewone burgers om vreedzaam te demonstreren te respecteren en we benadrukken dat deze situatie een nieuwe kans vormt om te proberen de zeer complexe problemen van Birma op te lossen.
In een andere verklaring, die ook gisteren is afgegeven, riep de Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, de Birmese autoriteiten op kalm te blijven en benadrukte hij dat ware vrede, stabiliteit en ontwikkeling alleen kunnen worden bereikt door middel van politieke hervormingen, de verlening van fundamentele rechten en vrijheden en volledige betrokkenheid van alle belanghebbenden.
We hebben de situatie ook met enkele van onze partners besproken in bilaterale gesprekken in de kantlijn van de Algemene Vergadering van de VN in New York. In onze voortdurende dialoog over Birma met partners in de regio, waaronder China, India en de landen van de ASEAN (Associatie van Zuid-Aziatische Staten), moedigen we deze aan regelmatig met het regime te praten en daarbij bijzondere nadruk te leggen op de volgende punten: ten eerste, voor stabilisatie in Birma op de lange termijn is een echte transformatie nodig, vooral op het gebied van politiek; ten tweede, de openstelling van het land is cruciaal voor de ontwikkeling van Birma en is ook in het belang van de buurlanden en de internationale gemeenschap als geheel. We hebben ook opgemerkt dat Singapore, de huidige voorzitter van de ASEAN, tenminste heeft gereageerd met een nationale verklaring waarin het zegt te hopen dat de huidige protesten vreedzaam kunnen worden opgelost.
De ministers van buitenlandse zaken van de EU hebben de ontwikkelingssituatie in Birma besproken tijdens het Gymnich-overleg van begin september en gisteren in New York, toen alle 27 ministers bijeenkwamen, hebben ze, zoals ik al zei, deze kwestie opnieuw behandeld. Daarnaast is dit onderwerp besproken door het Politiek en Veiligheidscomité in Brussel en is er vanochtend uitgebreider over gedebatteerd in de werkgroep Azië-Oceanië. We evalueren uiteraard alle mogelijkheden voor een nieuwe reactie van de Europese Unie en hoewel we hopen dat de situatie niet nog verder escaleert, moeten we op alles voorbereid zijn. We bereiden ook aanvullende acties voor via diplomatieke kanalen en blijven in contact met de Verenigde Naties, in het bijzonder met Ibrahim Gambari, speciaal gezant van de secretaris-generaal, die in juli bijeenkwam met het voorzitterschap en de instellingen van de Europese Unie, dat wil zeggen direct voor het zomerreces. We houden ook nauw contact met onze collega’s in Genève, waar gisteren een scherpe verklaring is afgegeven in de Mensenrechtenraad.
Gisteravond voelden we ons, als gevolg van het zorgwekkende nieuws dat ons bereikte vanuit Rangoon, verplicht nogmaals een oproep te doen aan de Birmese autoriteiten, om het te vragen niet met geweld te reageren op de vreedzame demonstraties van het volk. We hebben duidelijk melding gemaakt van de mogelijke uitbreiding van de bestaande sancties, dus de boodschap was precies en direct. Tot slot zal Coreper (Comité van permanente vertegenwoordigers) de kwestie Birma morgen uitgebreider bespreken.
Louis Michel, lid van de Commissie. – (FR) Mevrouw de voorzitter, dames en heren, net als de andere Europese instellingen is de Commissie uiteraard zeer bezorgd over de situatie in Birma/Myanmar. Wij volgen van zeer nabij de dramatische gebeurtenissen van de voorbije weken en zelfs uren na de verzetsbeweging en het vreedzame protest van de boeddhistische monniken.
De Commissie heeft u, zoals u weet, op 6 september via mevrouw Reding haar analyse gegeven van de algemene situatie: herhaalde schendingen van de mensenrechten, politieke repressie, algemene verslechtering van de economische omstandigheden. Ik wil daar nog schendingen door de regering van Birma/Myanmar van het internationaal humanitair recht tegenover burgers en gedetineerden aan toevoegen, en de steeds strengere aan het werk van het ICRK opgelegde beperkingen. De voorbije weken krijgt het regime de rekening gepresenteerd van de explosieve sociale en politieke situatie die het in zekere zin zelf heeft gecreëerd.
Wat moet in deze situatie gebeuren? Er lijken twee mogelijkheden te zijn: een gewelddadige repressie zoals in 1988, of een historisch keerpunt. De gebeurtenissen in Birma lijken echter op onvoorspelbare ontwikkelingen uit te zullen draaien. Het feit dat protesten van die omvang – vorige maandag waren er 100 000 manifestanten in de straten van Rangoon – geen agenda of politieke eisen hebben, maakt de situatie uiteraard nog onstabieler en onzekerder.
Als de manifestaties doorgaan, kan het risico niet worden uitgesloten dat het regime de zaken uit de hand laat lopen. De intimidaties, arrestaties en versperringen die we vandaag hebben gezien, wijzen onbetwistbaar op een verharding van de reactie. De arrestaties van vanochtend, de brutale manier waarop de autoriteiten zijn opgetreden en het feit dat er slachtoffers te betreuren zijn, doen onze bezorgdheid slechts toenemen. In deze omstandigheden is de eerste vereiste een gewelddadige reactie van de regering te vermijden en ze aan te sporen tot zo groot mogelijke terughoudendheid. Wij zijn uiteraard zeer bezorgd om de veiligheid en het lot van mevrouw Aung San Suu Kyi.
De manifestaties houden in zekere zin ook een opportuniteit in. Ze laten het regime, of tenminste zijn leden die nog over realiteitszin beschikken, zien dat het slechte politieke en economische beleid de bevolking zover heeft gedreven dat ze er niet meer voor terugschrikt op straat te komen om haar ongenoegen te uiten, uit wanhoop die al te lang heeft geduurd.
De tweede zorg van de Commissie is dus de internationale gemeenschap ertoe te brengen de regering te overtuigen het nodige te doen om een minimum aan vertrouwen te herstellen en zo de omstandigheden te scheppen om de weg naar nationale verzoening in te slaan. Het verlangen van de bevolking naar openheid en democratie moet door het regime worden begrepen. De uitweg uit de huidige crisis dient een participatief en transparant proces te omvatten dat alle in nationale verzoening geïnteresseerde partijen in Birma/Myanmar in staat stelt aan de politieke en economische toekomst bij te dragen. Mevrouw Benita Ferrero-Waldner heeft deze boodschap in de marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York aan onze partnerlanden overgebracht.
Overigens is het van zeer groot belang dat wij de buurlanden van Birma/Myanmar bewustmaken van hun bijzondere verantwoordelijkheid. Ik denk dat China zich reeds realiseert dat zijn eigen belangen op lange termijn niet van een explosieve situatie in dat land gediend zijn. China kan een doorslaggevende invloed hebben. Wij moeten echter ook India, Japan en Zuid-Korea, die in hoge mate aan de bevrediging van de economische behoeften van het regime hebben bijgedragen, overtuigen meer te doen om uit de huidige crisis te raken. Ook de ASEAN moet haar stem luider laten klinken. Elke verslechtering van de situatie in Myanmar/Birma kan voor de hele regio alleen maar negatieve gevolgen hebben.
De Commissie erkent de bijzondere rol van de Verenigde Naties, om preciezer te zijn de goede diensten van de heer Ibrahim Gambari, bijzonder afgevaardigde, wiens volgend bezoek aan Rangoon zeer belangrijk zal zijn. Als de autoriteiten van Myanmar/Birma opnieuw de weg van de repressie kiezen, zal het land onvermijdelijk in een nog groter internationaal isolement terechtkomen, met meer ondraaglijk lijden voor zijn volk. Als de autoriteiten echter kiezen voor de weg van een open en democratische dialoog, moeten zij hun nationaal draaiboek verduidelijken, een precieze datum vastleggen voor vrije verkiezingen en de aanzet geven tot een oprechte dialoog met de partners. De autoriteiten van Myanmar/Birma kunnen dan op de steun van de Europese Unie en de andere partners in dat proces rekenen.
Geoffrey Van Orden, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de voorzitter, de Europese Unie is trots op haar aandacht voor de mensenrechten, maar lijkt niet in staat op doeltreffende wijze op te treden tegen tirannieke regimes in de gehele wereld die hun bevolking jaar na jaar blijven onderdrukken en misbruiken. Wij lijken te denken dat een verklaring en een gemeenschappelijk standpunt volstaan. De fungerend Voorzitter zei in het vorige debat dat wij moeten doen wat wij zeggen. Ik ben het met hem eens.
In het Parlement heb ik twee bijzonder verfoeilijke regimes bestreden: het regime van Mugabe in Zimbabwe en de militaire junta in Birma. Beide waren het voorwerp van EU-aandacht, maar wij hebben niets ondernomen. Wij moeten ons schamen.
Vandaag is onze aandacht gericht op Birma, waar in de voorbije week de alliantie van alle Birmese boeddhistische monniken op moedige wijze massaal straatprotest in Rangoon en vele andere delen van Birma heeft geleid. Wij zijn allemaal geschokt te zien dat een wanhopige situatie een tragedie is geworden. Beelden van gewonde monniken, met rook gevulde pagodes en toegetakelde burgers gingen de wereld rond terwijl de veiligheidstroepen in actie kwamen. Er zijn verslagen over ten minste vijf doden en honderden gewonden. Wij werden er bijna een week geleden door de radiozender Burma Democratic Voice van op de hoogte gebracht dat de regering het gebruik van vuurwapens had goedgekeurd en zich voorbereidde op een gewelddadige beëindiging van de vreedzame demonstraties.
Het is hoog tijd dat wij in actie komen. Ik maak mij geen illusies. Zoals in Zimbabwe ligt de sleutel tot verandering in Birma bij de buurlanden, in het bijzonder China. China is de grootste investeerder in en handelspartner en wapenleverancier van Birma. Er is een vandaag een Chinese parlementaire delegatie op hoog niveau in het Parlement, onder leiding van de heer Wang Yingfan, een invloedrijk lid van het Nationale Volkscongres. Ik heb hem vanochtend dringend verzocht met China tegen het Birmese regime actie te ondernemen. Hij beklemtoonde de verbintenis van China zich niet in het intern beleid van andere landen te mengen, maar verzekerde mij tegelijkertijd dat China een stille maar ernstige rol zou blijven spelen en het Birmese regime tot flexibiliteit en een positievere aanpak zou aansporen. Wij zullen zien welke invloed dat heeft.
Gisteren heeft het voorzitterschap van de Europese Unie aangekondigd dat in geval van een gewelddadige reactie, strengere sancties zouden worden opgelegd. Het geweld is er gekomen. Als de EU in de wereld enige geloofwaardigheid wil behouden, moeten nu dus strengere sancties volgen. Wij moeten ook duidelijk maken dat wij deze keer ons woord zullen houden en aan onze sancties zullen vasthouden. Het schandelijke voorval in mei, waarbij de Birmese minister van Buitenlandse Zaken ondanks het eigen reisverbod van de EU een ASEM-top in Duitsland mocht bijwonen, mag zich niet herhalen.
Met betrekking tot sancties kunnen wij niet negeren dat TOTAL Oil één van Birma’s weinige overblijvende buitenlandse investeerders is. TOTAL ondersteunt de militaire junta rechstreeks met honderden miljoenen dollars die het regime in staat stellen één van de grootste legers ter wereld te onderhouden.
Wij hebben lang over de crisis in Birma gedebatteerd. Nu is die crisis een feit. Wij moeten onthouden dat verantwoordelijken voor de afslachting van manifestanten in Birma 20 jaar geleden nu belangrijke posten in het regime bekleden. Het is jammer dat de Raad en de Commissie met betrekking tot deze kwestie in de voorbije jaren niet beter naar het Parlement hebben geluisterd.
Vandaag leggen wij eens te meer een krachtige, korte en zeer duidelijke resolutie voor. Wij verzoeken de Birmese autoriteiten Aung San Suu Kyi onmiddellijk vrij te laten, de manifestanten met rust te laten en een volledig representatieve Nationale Conventie met inbegrip van de Nationale Liga voor Democratie bijeen te roepen. We verzoeken de VN-Veiligheidsraad nu bijeen te komen om de situatie in Birma aan de orde te stellen en dan onmiddellijk zijn speciaal gezant naar dat land te sturen. Wij verzoeken de Raad en de Commissie met de VS en ASEAN te praten over een gecoördineerde reeks maatregelen tegen het Birmese regime, met inbegrip van economische sancties, als het op gewelddadige wijze reageert en niet doet wat wij zeggen.
Barbara Weiler, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de voorzitter, dames en heren, Europa en de gehele wereld kijkt naar Birma. Vandaag vloeide er voor het eerst bloed. Mijn collega uit Groot-Brittannië heeft dat reeds vermeld. Er dient immers niets meer te worden verzwegen, hetgeen een nieuwe situatie is in het debat.
De socialistische fractie is ontzet over het brutale optreden van het militaire regime tegen de vreedzame demonstranten. Wij verwachten dat de VN-Veiligheidsraad, die op dit ogenblik vergadert, dadelijk maatregelen neemt en samen met China invloed uitoefent.
De tweede boodschap vandaag moet de deelneming van het Europees Parlement tegenover de bevolking en onze sympathie, hulp en bewondering voor de moed van de burgers zijn. De boeddhistische monniken zijn geen kleine, elitaire minderheid. Ze zijn burgers en worden door duizenden gesteund. Aan de oorsprong van de protesten lagen de willekeurig verhoogde prijzen, maar de junta begaat al jaren schendingen van de mensenrechten, overtredingen tegenover de Internationale Arbeidsorganisatie en maakt zich schuldig aan foltering en dwangarbeid.
In tijden van globalisering is hermetisch afsluiten niet meer mogelijk, en dat is goed! Democratische grondrechten en het systeem van universele waarden gelden ook op het Aziatische continent. Wij verwachten dat in Birma de reeds lang geplande grondwet onverwijld op de agenda komt en dat het land – zoals trouwens interessant genoeg ook al vrij spoedig Thailand – democratische verkiezingen organiseert. Het is mogelijk in die regio’s democratische systemen te organiseren en te realiseren.
Naast de VN en Europa moeten natuurlijk ook de ASEAN-landen actiever worden, vooral omdat zij claimen zoals de EU te zijn. De huidige manifestaties op de Filippijnen zijn een goed teken van solidariteit in de regio.
Er is geen terugkeer mogelijk op de weg naar de democratie, ook niet voor Birma!.
Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collegae, laat mij beginnen met heel ootmoedig het hoofd te buigen voor de ongelooflijke moed van de Birmaanse bevolking die op vreedzame wijze massaal protesteert tegen de militaire dictatuur in haar land.
Vandaag is dat regime begonnen met gewelddadige repressie en ons hart gaat uit naar het lot van de Birmanen. De Europese Unie moet hier verder krachtig tegen protesteren, niet enkel in woorden, maar ook in daden. Indien het regime volhardt in de repressie, dan moeten de sancties verstrengd worden en moeten alle Europese bedrijven die nog actief zijn in Birma opgeroepen worden, zo niet gedwongen worden, om hun activiteiten aldaar te staken. Ook moeten de ASEAN-landen hun houding jegens Birma verscherpen en moeten India en China hun invloed op het regime aanwenden om het ertoe aan te zetten ernstig in dialoog te treden met de Birmaanse democratische oppositie.
Het Birmaanse regime onderdrukt de bevolking niet enkel op politiek vlak, maar heeft ze tevens in diepe ellende en armoede gedompeld, terwijl het land nochtans alles heeft om welvarend te zijn. De massale demonstraties van de Birmanen bewijzen ten overvloede dat Aung San Suu Kyi helemaal niet alleen staat, maar dat ze de draagster blijft van de hoop van de overgrote meerderheid van de Birmanen. Het Birmaanse regime moet haar onmiddellijk volledige vrijheidsbeweging teruggeven en alle politieke gevangenen, inclusief degenen die vandaag werden opgepakt, vrijlaten.
Ten slotte wil ik de Europese Unie oproepen om maximaal gebruik te maken van het instrument ter bevordering van de democratie en de mensenrechten dat ons nu ter beschikking staat.
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de fungerend voorzitter, de Commissaris en de afgevaardigden voor hun opmerkingen.
De nationale beweging voor democratie in Birma vroeg achttien jaar geleden wat nodig zou zijn om de internationale gemeenschap ertoe te brengen de Birmese autoriteiten te overtuigen de democratie te omarmen. Ze vroeg zich af of het nodig zou zijn neergeschoten te worden op de straat, voor de televisiecamera’s, voordat de internationale gemeenschap zou reageren.
Jammer genoeg wordt deze voorspelling vandaag bewaarheid. Wij zien dat een deel van de Birmese samenleving, de boeddhistische monniken en nonnen die leven in geweldloosheid en pacifisme, op straat wordt afgeslacht en door het militaire regime wordt geïntimideerd. Het is onjuist dat mensen denken dat wij hier met woorden de doelstellingen zullen bereiken die wij verwezenlijkt willen zien. Het is echter ook niet goed dat de wereld zo lang heeft gezwegen. Wij mogen dat niet langer doen. Zoals collega’s reeds hebben gezegd, is het aan ons om onze invloed te gebruiken, niet alleen met betrekking tot het Birmese regime, maar ook onze invloed op China, India en Bangladesh, om te garanderen dat de sancties samenhangend zijn en in acht worden genomen, net als de eis van democratie.
Laten wij het geweld tegen vreedzaam protest veroordelen, maar ook garanderen dat wij de manifestanten kunnen helpen.
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, het is duidelijk dat de recente gebeurtenissen in Birma ons steeds verder naar een punt leiden vanwaar geen terugkeer mogelijk is. Ik ben van mening dat de grootschalige demonstraties, niet alleen door monniken en nonnen, maar door duizenden en duizenden mensen die deze protesten steunen en blijven steunen, een duidelijke boodschap afgeven aan de militaire junta in Birma, maar ook aan de wereld, namelijk dat het Birmese volk er genoeg van heeft, dat ze de situatie moe zijn en dat ze verandering willen.
Het is precies dat verlangen naar verandering dat we in de EU en de internationale gemeenschap in het algemeen moeten steunen. Het is duidelijk dat het gehanteerde beleid, na dertig jaar van sancties met verwaarloosbare resultaten, een radicale koersverandering moet ondergaan, en dat het internationale beleid de landen in de regio erbij moet betrekken: niet alleen China en India, zoals al is gezegd, maar ook Japan en ook Singapore, dat momenteel voorzitter is van de ASEAN. Daarom moeten we niet alleen de gebaren van de Raad en de Commissie verwelkomen, maar ook die binnen de VN, om krachtig aan te dringen op vrijheid voor politieke tegenstanders, in het bijzonder Aung San Suu Kyi, en vooral ook een verschuiving in de richting van democratie. Ik vertrouw erop dat we dit streven nu niet kunnen en mogen loslaten.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Mevrouw de Voorzitter, staatsraad voor vrede en ontwikkeling, zo luidt de officiële naam van het militair regime in Birma. Juist in de huidige crisissituatie waarin het land verkeert, klinkt dat als een wrede leugen.
De junta staat immers voor decennia van machtsmisbruik én wanbeleid. Logisch dat zij zeer spaarzaam is met statistieken. En passant is het overgrote deel van de Birmese bevolking de dupe van een dubbele uitbuiting. Inderdaad, een dubbele uitbuiting: intern door 's lands militaire machthebbers - zaken doen in Birma verloopt nagenoeg uitsluitend via het leger - en voor een extreme externe uitbuiting van de grondstofrijke en agrarisch zeer vruchtbare zuidoost-Aziatische staat tekent de Volksrepubliek China met name. Uit diplomatieke mond in Rangoon klonk deze dagen zelfs de uitspraak: “Birma is quasi tot een Chinese provincie verworden.” In noordelijke, door China gebouwde scholen, is het Mandarijn de eerste taal en is Pekings tijd de officiële lokale tijd.
Mevrouw de Voorzitter, al met al zijn de Birmese en Chinese machthebbers schier onafscheidelijk. Derhalve roep ik Raad en Commissie op naast de eersten, de Birmese machthebbers, evenzeer Peking krachtig aan te spreken op zijn medeverantwoordelijkheid voor het lijden van Birmanen.
Luca Romagnoli, namens de ITS-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als onze resoluties en verklaringen geen ongelezen brieven of zwakke stemmetjes in het grote oor van de Raad blijven, gaan ze mee in de stroom van de gebeurtenissen, die zeker niet zullen samenvallen met of wachten op ons plenaire schema.
Een paar dagen geleden stemden we vrijwel unaniem voor een resolutie over Birma. In de overwegingen daarvan worden de talloze schendingen van de mensenrechten die op dit moment plaatsvinden in dat land in detail beschreven, maar wat er niet in staat, is een herinnering aan het feit dat een door het marxisme geïnspireerd en later militair regime de bevolking al tientallen jaren onderdrukt, met steun van China, zoals algemeen bekend is. Er is niet alleen onderdrukking; we mogen niet vergeten dat het Birmese regime een systeem is dat een groot deel van zijn macht en inkomsten baseert op drugshandel.
Als het gaat om de onderdrukking, censuur en wijdverbreide intimidatie die het Birmese regime al jaren kenmerkt, wil ik erop wijzen dat de veelgeprezen mevrouw Aung San Suu Kyi, journalisten zoals U Win Tin en acteurs zoals de heer Zaganar of de bekende burgerrechtenactivist Win Naing niet de enigen zijn. Ik wil u zeggen, dames en heren, dat er ook de boeddhistische monniken zijn, zoals u weet, maar er zijn vooral ook heel veel tamelijk grote minderheden. Hiertoe behoort met name een culturele en etnische groep die niet wordt genoemd in de twee weken geleden goedgekeurde resolutie: het Karenvolk. Dit volk weigert al tientallen jaren zich aan te passen aan een systeem dat in zijn levensonderhoud voorziet met kinderprostitutie en drugsteelt.
Alleen de repressie betreuren waarmee de Nationale Raad voor vrede en ontwikkeling het protest van het volk neerslaat en oproepen tot democratie in Birma heeft niet meer zin dan krachtige veroordelingen, de verzoeken om onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van gevangenen – wat van cruciaal belang is – en al het andere waarvoor we zo hartstochtelijk schrijven, smeken en dreigen, zonder dat dat veel effect heeft.
Zelfs de Amerikaanse president Bush heeft, ondanks zijn vele inhoudsloze opmerkingen voor de VN-vergadering, iets goeds gedaan. Hij heeft opgeroepen tot een VN-interventie en gesproken over een land dat een schrikbewind voert, waar basisvrijheden ernstig beperkt zijn, waar etnische minderheden vervolgd worden en waar gedwongen kinderarbeid, mensenhandel en verkrachting aan de orde van de dag zijn. De heer Bush kondigde daarna aan de sancties aan te scherpen, zoals de fungerend voorzitter van de Europese Unie ook heeft gedaan.
Laten we hopen dat dit ergens toe dient, want als dat niet zo is, zullen er vast geen dreigementen worden geuit over bombardementen, niet van de militaire bases van Birma en al helemaal niet van die van zijn partner, China. De situatie is voor de Birmese oppositie precies zo als de decennialange strijd van het Karenvolk: veel herrie in Europa en de Verenigde Staten, maar dat land moet zijn eigen zaken maar regelen. Op dit moment staan er geen transnationale belangen op het spel; op dit moment zijn de gebruikelijke lege woorden genoeg voor de Europese Unie.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik heb in mijn toespraak geprobeerd dit Huis heel in het kort gedetailleerde en uitgebreide informatie te geven over alle politieke en diplomatieke maatregelen die worden genomen en alle contacten die worden gelegd met betrekking tot de kwestie Birma (Myanmar), over hoe we de situatie volgen en over wat we hebben gedaan. Ik wil nu nogmaals bevestigen dat het Portugese voorzitterschap absoluut vastbesloten is de gebeurtenissen in Birma op de voet te blijven volgen en ik wil u ervan verzekeren dat het voorzitterschap alle maatregelen zal voorstellen die naar zijn mening uitdrukking geven aan onze ondubbelzinnige solidariteit met de bevolking van Birma en die tegelijkertijd de Birmese autoriteiten ondubbelzinnig duidelijk maken dat ze een prijs zullen moeten betalen als ze de situatie in het land nog verder laten verergeren.
De Voorzitter. – Mijnheer de fungerend voorzitter, mijnheer Lobo Antunes, ik dank u namens het Europees Parlement dat u de hele dag met ons hebt doorgebracht. Ik wil dat u weet dat wij dat hebben opgemerkt.
Ik heb zes ontwerpresoluties ontvangen, ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement tot besluit van het debat(1).
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 27 oktober 2007 plaats.
(De vergadering wordt om 17.40 uur onderbroken en om 18.00 uur hervat)
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Richard Corbett (PSE), schriftelijk. – (EN) Birma is één van de ergste en langdurigste militaire dictaturen van de wereld. Zijn bevolking leeft in troosteloze armoede, in sterk contrast met het economische succes van veel van zijn buurlanden. Repressie is er brutaal. Contact met de buitenwereld wordt streng beperkt, en de situatie zou vergeten zijn, ware het niet door de heldenmoed van Aung San Suu Kyi, die heeft voorzien in een brandpunt voor de hoop en democratische verlangens van de mensen van Birma. Ik hoop dat in de komende dagen het militaire regime zonder verder bloedvergieten zal eindigen en ik roep de Raad en de hoge vertegenwoordiger op daartoe zoveel mogelijk druk uit te oefenen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Als rapporteur van het Parlement over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en ASEAN heb ik in al mijn vergaderingen met ASEAN-ministers van Handel en ambtenaren duidelijk gemaakt dat het Parlement zich sterk zou verzetten tegen toegevingen tegenover de huidige Birmese militaire dictatuur.
De gebeurtenissen van de voorbije dagen, met door boeddhistische monniken geleid vreedzaam protest dat op traangas en kogels werd onthaald, hebben een ontzettende situatie nog erger gemaakt.
Ik had bijna tien jaar geleden het voorrecht Aung San Suu Kyi te bezoeken in Rangoon, toen haar huisarrest ontspannen genoeg was om zeldzame bezoekers te ontvangen. Ze maakte heel duidelijk dat ze als vertegenwoordiger en leider van de democratisch verkozen en door het militaire regime omvergeworpen Nationale Liga voor Democratie wilde dat de EU zo streng mogelijke sancties oplegde.
Nu moeten de EU en de lidstaten via de Veiligheidsraad tot algemene VN-sancties aanzetten. Wij noch de bevolking van Birma kunnen nog langer wachten.
Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. – (NL) In Birma speelt zich een nieuw drama af. De junta heeft de confrontatie gekozen met duizenden vreedzame demonstranten. Dit is zeer te betreuren, want het is bewonderenswaardig dat de bevolking zelf de moed heeft genomen, om zonder hulp van buitenaf, in verweer te komen. Ik ben voorstander van de onvoorwaardelijke vrijlating van Daw Aung San Suu Kyi, U Khun Htun Oo, Ko Min Ko Naing en alle andere politieke gevangenen en van snelle democratische hervormingen.
De Europese Commissie dient de noodfondsen, beschikbaar in objectief 1 van het Instrument voor Democratie en Mensenrechtenbudget, optimaal te benutten, opdat voldoende steun gegeven kan worden aan onafhankelijke media, mensenrechtenactivisten en NGO´s in Birma.
Een verdere verscherping van de al bestaande economische sancties lijkt onontkoombaar. Ik pleit ervoor aan te sluiten bij de Britse en Amerikaanse maatregelen en strenge beperkingen op te leggen voor handelsactiviteiten en financiële transacties met Birma.
Het Europees Parlement moet een delegatie naar Birma sturen om zelf de situatie daar te beoordelen.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) De situatie in Birma is zeer verontrustend. Diegenen die manifesteren tegen het militaire regime, zoals de monniken, geven blijk van zeer veel moed. Het regime heeft eerdere manifestaties brutaal onderdrukt en heeft weinig belangstelling getoond voor het welzijn van zijn bevolking. De internationale druk op het regime moet zo groot mogelijk zijn, met inbegrip van een verbintenis de schuldigen voor eventuele wreedheden in de komende dagen voor het Internationaal Gerechtshof verantwoordelijk te houden. De EU moet praten met China en India, die beter geplaatst zijn om het regime onder druk te zetten, en hen verzoeken tussen te komen om de demonstranten te beschermen en in Birma de democratie te herstellen.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
De Voorzitter. − Aan de orde is het Vragenuur (B6-0316/2007).
Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.
Vraag nr. 1 is niet ontvankelijk (Bijlage II, Deel A, paragraaf 2 van het Reglement).
Vraag nr. 2 van Silvia-Adriana Ţicău (H-0597/07)
Betreft: Vooruitzichten inzake het Galileo-project
Het Galileo-project is van uitzonderlijk belang voor de Europese Unie. Het is het resultaat van het onderzoek en de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van het ruimtebeleid, en heeft toepassingen in talrijke sectoren, waaronder de vervoerssector.
Gezien de impasse die is ontstaan wat de financiering van dit project betreft, wens ik de Raad te vragen welke maatregelen hij van plan is te treffen om deze situatie te deblokkeren en in hoeverre de Europese Unie van plan is voor dit project samen te werken met derde landen, zoals India.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Zoals het geachte Parlementslid weet, heeft de Raad tijdens zijn vergadering van 6 tot 8 juni 2007 de situatie van het Galileo-project intensief geanalyseerd en een resolutie aangenomen. In deze resolutie heeft de Raad de Commissie uitgenodigd voorstellen in te dienen over verschillende aspecten van het Galileo-project. De Commissie heeft daarna deze voorstellen aangenomen (op 19 november) en we hopen nu dat de bevoegde organen van de Raad deze zullen analyseren met het oog op het nemen van een geïntegreerd besluit over de tenuitvoerlegging van het Galileo/project, waaronder de openbare financiering en modaliteiten van openbare participatie, voor het eind van dit jaar.
Als het gaat om de samenwerking met derde landen, moeten we onthouden dat de Raad het grootst mogelijke belang hecht aan samenwerking met landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie. Zoals u weet, zijn er sinds 2001 diverse samenwerkingsovereenkomsten met betrekking tot Galileo ondertekend met niet-EU-landen zoals China, Israël en Oekraïne. Deze landen leveren bijdragen aan het Galileo-programma op het gebied van systeemdefiniëring, onderzoek en industriële samenwerking.
In het specifieke geval van India is op 7 september 2005 in New Delhi een samenwerkingsovereenkomst ondertekend door de Commissie en Indiase onderhandelaars. De Commissie heeft echter besloten te blijven overleggen met de Indiase autoriteiten om die overeenkomst in lijn te brengen met de standaard EG-samenwerkingsovereenkomsten inzake Galileo en om rekening te houden met de nieuwste ontwikkelingen in dit project. Als het gaat om de toepassing van de regels, moet de Raad wachten op een voorstel van de Commissie voor hierover een besluit kan worden genomen.
Om de positie van de derde landen beter te definiëren, heeft de Raad op 22 maart van dit jaar een besluit aangenomen waarin de Commissie toestemming wordt gegeven om te onderhandelen met niet-EU-landen met het oog op het tekenen van overeenkomsten inzake hun geassocieerd lidmaatschap voor deelname aan de Europese GNSS (wereldwijd satellietnavigatiesysteem)-Toezichtautoriteit (GSA).
Het hoofddoel van dit besluit is het bieden van een geharmoniseerde aanpak met betrekking tot alle niet-EU-landen door de modaliteiten van hun deelname binnen de GSA helder te definiëren.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de staatssecretaris bedanken voor de geleverde informatie. Ik wil echter terugkomen op het eerste deel van mijn vraag, namelijk de financiering van het GALILEO-project. Ik wil de staatssecretaris vragen ons meer ter vertellen over de daadwerkelijke manier waarop dit project gefinancierd zal worden en over de manier waarop het voorstel van de Commissie is onderzocht en wat het feitelijke besluit van de Raad in de volgende periode zal zijn.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Ik kan niet voorspellen wat de Raad zal besluiten over deze zaken, vooral niet als het gaat om de financiering. Deze kwestie moet natuurlijk worden besproken door de Raad, samen met de andere zaken die in de meest recente voorstellen van de Commissie aan de orde komen. Ik kan het geachte Parlementslid twee dingen verzekeren: ten eerste dat het voorzitterschap begrijpt dat het Galileo-project een strategisch project is voor de Europese Unie en dat het dit onderwerp ook zo zal behandelen, met andere woorden als een project van strategisch belang voor de Europese Unie; ten tweede dat het voorzitterschap alles zal doen wat in zijn macht ligt om tijdens het Portugese voorzitterschap een conclusie te bereiken over de voornaamste aspecten van het Galileo-project.
Josu Ortuondo Larrea (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik ben het met u eens dat Galileo een project met grote prioriteit is voor de EU, maar boeren maken zich grote zorgen omdat de Commissie het plan heeft opgevat om overtollige GLB-fondsen te gebruiken voor de financiering van het Galileo-project. Aangezien er in 2007 kennelijk een overschot was, maken zij zich zorgen om hun toekomst.
Ik wil de Raad het volgende vragen: zijn de verschillende regeringen, de 27 EU-regeringen, het erover eens dat dit een project met prioriteit moet zijn en dat financiële middelen ofwel door middel van buitengewone bijdragen of door het gebruik van reserves die jaarlijks overblijven op de begroting van de Gemeenschap moeten worden toegepast?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik denk dat ik deze vraag al heb beantwoord in mijn vorige antwoord. De kwestie van de financiering wordt nog besproken. De Raad moet dit nog bespreken, want er is nog geen besluit over genomen. Het is natuurlijk te verwachten dat de lidstaten hier verschillend over zullen denken. Ik ben echter van mening dat er in feite een consensus heerst over de strategische aard van dit project.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 3 van Bernd Posselt (H-0599/07)
Betreft: Grondwetshervorming in Bosnië-Herzegovina
Hoe beoordeelt de Raad de stand van de hervormingen in Bosnië-Herzegovina, met name de hervorming van de Grondwet en van het Verdrag van Dayton en wat denkt hij te doen met het oog op de modernisering en de integratie van dit land?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Dames en heren, de Europese Unie zal het huidige hervormingsproces in Bosnië en Herzegovina evalueren in het jaarverslag over de geboekte vooruitgang, dat zoals gebruikelijk voor november gepland staat.
De Raad heeft diverse malen gewezen op het belang van een snelle tenuitvoerlegging van de vier essentiële voorwaarden voor het afronden van de onderhandelingen over de stabilisatie- en associatieovereenkomst, zoals is beschreven in de conclusies van de Raad van 12 december 2005, in het bijzonder de tenuitvoerlegging van de politiehervorming. Zoals u weet, is de politieke situatie de afgelopen maanden echter gespannen gebleven als gevolg van de radicalisering van de standpunten van de voornaamste politieke leiders in Bosnië. Op dit moment ziet het ernaar uit dat het uiterst moeilijk zal worden om overeenstemming te bereiken over de hervormingsagenda, in het bijzonder als het gaat om de herstructurering van de politie.
De Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, heeft op 10 september een ontmoeting gehad met Miroslav Lajčák, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Bosnië en Herzegovina. Tijdens deze bespreking, die plaatsvond in Brussel, uitte de heer Solana zijn volledige steun voor het werk van de speciale vertegenwoordiger van de EU en zijn inspanningen om een compromis te bereiken over de politiehervormingen met de politieke leiders van Bosnië en Herzegovina.
De secretaris-generaal en Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, drong er bij de Bosnische leiders op aan constructief mee te werken aan het nieuwste initiatief dat werd gepresenteerd door de speciale vertegenwoordiger om de laatste obstakels weg te nemen die een stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen Bosnië-Herzegovina en de Europese Unie nu nog onmogelijk maken. Hij riep de autoriteiten van het land ook op zich verantwoordelijk te gedragen in het belang van de bevolking van Bosnië en Herzegovina.
De Raad heeft ook zijn steun uitgesproken voor de inspanningen die zijn verricht in Bosnië en Herzegovina op het gebied van grondwethervorming, met het oog op het creëren van beter functionerende staatsstructuren die beter kunnen voldoen aan de Europese normen. Verder inspanningen zijn nodig om de efficiëntie van de uitvoerende en wetgevende organen te blijven verbeteren en we moeten ook de bestuurlijke capaciteit en de coördinatie tussen de staat en zijn organen verbeteren.
Wat betreft het instrument voor pretoetredingssteun heeft de Europese Unie 1 miljoen euro gereserveerd voor de grondwethervorming in Bosnië en Herzegovina. Zoals u weet heeft de Raad op 7 februari 2007 een gemeenschappelijke actie aangenomen om het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Bosnië en Herzegovina te wijzigen en uit te breiden. Op grond van dit gewijzigde mandaat zal de speciale vertegenwoordiger van de EU politiek advies geven en zijn diensten aanbieden in het proces van grondwethervorming.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Bosnië-Herzegovina heeft alleen dan een toekomst, als de drie volken die er wonen, in een gelijkgerechtigde federatie worden vertegenwoordigd. Daartoe behoren niet alleen de Kroaten uit Herzegovina, maar ook die uit Centraal-Bosnië. Mijn vraag is heel concreet wat wij kunnen doen als een deelstaat zoals de Republika Srpska bij de politiehervorming en de terugkeer van ontheemden van binnenuit blokkeert, en de EU slechts van buitenaf op de gehele staat druk uitoefent? Spreekt u ook met de afzonderlijke entiteiten en oefent u druk op hen uit, of gaat het alleen om de staat in zijn geheel? Dat zal namelijk zeer moeilijk gaan.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Goed, mijnheer de Voorzitter, geacht Parlementslid, wat ik hierover kan zeggen, is dat de Europese Unie al het mogelijke zal doen, met behulp van de diplomatieke instrumenten die zij tot haar beschikking heeft en in het bijzonder via het werk van haar speciale vertegenwoordiger, om ervoor te zorgen dat de huidige patstelling in de constitutionele hervormingen, in het bijzonder de hervorming van het politieapparaat, met succes wordt doorbroken en dat alle obstakels worden weggenomen. Daar zetten wij ons voor in.
De Raad zal uiteraard rekening houden met de voorstellen en suggesties die de speciale vertegenwoordiger kan doen naar aanleiding van zijn aanwezigheid ter plaatse. Zoals het geachte Parlementslid zich vast kan voorstellen, is de Raad zich bewust van de complexiteit van de situatie en in het bijzonder van de dringende noodzaak om de huidige patstelling te doorbreken.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Zoals de staatssecretaris weet, is het mogelijke EU-lidmaatschap voor alle Balkanlanden een belangrijke drijfveer voor economische en politieke hervormingen. Met Kroatië wordt zeer intensief onderhandeld. Kan de Raad een overzicht geven van de concrete stand van die onderhandelingen, en vooral van de verwezenlijking van de associatieovereenkomsten met de andere staten, en zeggen of ze goed functioneren?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer Seeber, zoals u weet, heeft de Raad herhaaldelijk en stelselmatig zijn standpunt en mening gegeven over de toetredingsprocessen en de Europese vooruitzichten van verschillende landen, in het bijzonder op de Balkan. De Raad heeft duidelijk gesteld dat er een Europees vooruitzicht is voor de Balkan. Voor een van de Balkanlanden, Kroatië, zijn we zelfs al bezig met onderhandelingen over de toetreding van dit land tot de Europese Unie.
Zoals ik al heb gezegd, zal de Commissie zoals gebruikelijk in november een mededeling presenteren aan de Raad waarin verslag wordt gedaan van de stand van zaken van de onderhandelingen, in het bijzonder met betrekking tot de onderhandelingen met Kroatië, en haar voorstellen doen.
Dat is voor ons het juiste moment om een gedetailleerd en actueel overzicht te geven van de status van de toetredingsonderhandelingen. Maar hoewel er hier en daar zeker moeilijkheden, problemen en vertragingen zullen zijn, verwacht ik op basis van mijn persoonlijke inschatting van de stand van zaken van de onderhandelingen, dat deze goede vooruitgang boeken.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 4 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0604/07)
Betreft: Maatregelen ter bevordering van innovatie
Welke concrete initiatieven stelt het Portugees voorzitterschap voor om te komen tot investeringen in innovatie van drie procent?
In hoeverre zullen de kleine en middelgrote ondernemingen, met name de kleine en middelgrote ondernemingen in berg-, insulaire en afgelegen gebieden, worden betrokken bij de gesubsidieerde acties ter bevordering van innovatie en onderzoek?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Zoals het geachte Parlementslid weet, heeft de Europese Unie op dit moment nog geen kwantitatieve doelstelling afgesproken voor de investering in innovatie. Een dergelijke doelstelling zou vrijwel onmogelijk te definiëren en in praktijk te brengen zijn, aangezien innovatie een groot aantal verschillende activiteiten omvat die erg moeilijk te definiëren en meten zijn.
De Europese Unie heeft er daarom in 2002 voor gekozen een kwantitatief richtsnoer aan te nemen voor de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling, ook wel R&D genoemd. Dit is de bekende Barcelona-doelstelling van drie procent. Deze doelstelling kon worden ingesteld omdat R&D-activiteiten, die internationaal zijn gedefinieerd in het Frascati-handboek van de OESO, eenvoudiger te meten en kwantificeren zijn.
Ik moet hierbij opmerken dat deze doelstelling onlangs is gebruikt als de voorkeursreferentie-indicator, gezien de moeilijkheden die men de afgelopen jaren heeft ondervonden bij het vergroten van de particulier R&D-inzet in significante segmenten van de bedrijvensector.
Het bevorderen van innovatie en onderzoek heeft echter veel prioriteit in het beleid van de Europese Unie. Dit gebeurt met behulp van diverse instrumenten, zoals het kaderprogramma en het CIP, ook wel het kaderprogramma concurrentievermogen en innovatie genoemd, en ook met behulp van de structuurfondsen.
Het zevende kaderprogramma (FP7) en het CIP zijn ontwikkeld met de behoeften van het MKB in gedachten, dat het meest profiteert van het CIP. Er is een minimumquotum van vijftien procent geïntroduceerd in het zevende kaderprogramma voor deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan onderzoeksactiviteiten binnen de thematische prioriteiten die zijn geformuleerd in het specifieke programma voor “Samenwerking”.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de steun voor kleine en middelgrote bedrijven in het zevende kaderprogramma kan helpen hun concurrentievermogen en innovatiemogelijkheden te verbeteren. Berggebieden, eilanden en zeer afgelegen gebieden ontvangen steun van de structuurfondsen. Ze worden ook gesteund via de relevante thematische prioriteiten in het specifieke programma voor “Samenwerking” in FP7, in het bijzonder als het gaat om het verbeteren van hun situatie op het gebied van transport, informatie, communicatie en energievoorziening.
Op grond van het specifieke programma voor “Capaciteiten” moet het onderzoekspotentieel van de convergentieregio’s en de buitenste regio’s van de EU worden ontsloten. Naast de huidige programma’s en stimulansen, zal innovatie ook worden bevorderd door middel van een reeks initiatieven waarover op dit moment wordt onderhandeld binnen het Europees Parlement en de Raad. Hiertoe behoren het voorstel voor de oprichting van een Europees Instituut voor Innovatie en Technologie, het EUROSTARS-initiatief, waarbij innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen actief betrokken zullen worden, andere initiatieven op grond van artikel 169 van het EG-Verdrag en gemeenschappelijke technologische initiatieven zoals bedoeld in artikel 171 van het EG-Verdrag.
Hieraan moet worden toegevoegd dat de Commissie op dit moment een voorstel voorbereid voor een strategisch actieplan voor de SET’s oftewel strategische energietechnologieën, gebaseerd op een brede openbare raadpleging. Zij streeft ernaar dit vorstel eind 2007 te presenteren. In dit kader wil ik ook graag wijzen op de nieuwe industriële beleidsbenadering, die zich in de context van duurzame ontwikkeling richt op klimaatverandering en waarbij innovatie en de rol van kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese economie fundamentele aspecten zijn.
In al deze initiatieven spelen kleine en middelgrote ondernemingen een zeer belangrijke rol. Sommige van deze initiatieven zijn ook gericht op bepaalde belangen in de regio’s die het geachte Parlementslid noemt, zoals het “bonus”-initiatief dat al wordt gepland en zal worden gebruik voor de coördinatie van zeeonderzoek in de Oostzee.
Het Portugese voorzitterschap heeft het streven naar de doelstelling van drie procent voor R&D-uitgaven in gedachten gehouden en wijst in dat verband op de besprekingen die in juli zijn gevoerd binnen de informele Raad Concurrentievermogen in Lissabon, toen de rol van openbare en particuliere investeringen in R&D werd geanalyseerd, evenals openbare beleidsmaatregelen die een bijdrage kunnen leveren aan het halen van de doelstelling.
De informele raad die ik noemde, heeft zich ook gebogen over het beleid inzake kleine en middelgrote ondernemingen die een bijzondere invloed hebben op innovatie en financiering, internationalisering en energie-efficiëntie.
Verder hoopt het Portugese voorzitterschap, door de noodzaak van specifieke maatregelen op het gebied van personeel in de wetenschap en technologie en de versterking van maatregelen op het gebied van de informatiemaatschappij te onderstrepen, de gunstige omstandigheden voor meer onderzoek, ontwikkeling en innovatie in de hele Europese Unie te ondersteunen.
Maria Panayotopoulou-Kassiotou (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de vertegenwoordiger van de Raad, die ik dank voor zijn antwoord, vragen of de infrastructuur van de lidstaten en de status van voorbereiding van goed bestuur de ontwikkeling van dit ambitieuze innovatieprogramma mogelijk maken. Worden de lidstaten gecontroleerd bij de tenuitvoerlegging van een ondersteuningsplan binnen het programma voor innovatie?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Ik hoop dat ik de vraag van het geachte Parlementslid goed heb begrepen. Zo niet, dan stel ik het op prijs als u mij verbetert of de exacte betekenis van haar vraag aan mij duidelijk maakt.
Ik wil het volgende zeggen: zoals het geachte Parlementslid weet, hebben al deze zaken rechtstreeks betrekking op de Lissabonstrategie en in het bijzonder op de Lissabonstrategie in haar “economische” aspect.
Op dit moment zijn we de verschillende aspecten aan het evalueren met betrekking tot de nieuwe cyclus van de Lissabonstrategie. Een van de zaken die we moeten evalueren en bespreken is precies de rol van de lidstaten bij het behalen van de op dit gebied voorgestelde doelstellingen en streefcijfers. Het gaat dan met name over maatregelen met betrekking tot innovatie en ontwikkeling in kleine en middelgrote ondernemingen en natuurlijk ook, in het hoofdstuk over hun bestuur, de manier waarop ze deze doelstellingen kunnen bereiken.
Wij zijn van mening dat de regeringen en lidstaten hier een fundamentele rol in moeten spelen en dat het natuurlijk ook nuttig is als de Commissie aandachtig toezicht houdt op de manier waarop de lidstaten hun beleid ontwikkelen en aannemen om de gestelde doelen te bereiken.
Justas Vincas Paleckis (PSE). – (EN) Mijnheer de fungerend Voorzitter, in antwoord op die vraag had u het over energie-efficiëntie. Ik denk dat dit de juiste benadering is. Gisteren noemde commissaris Potočnik energie-efficiëntie en de bestrijding van de klimaatverandering onze eerste prioriteit. Ik wil u vragen welke extra maatregelen de Raad kan nemen om alle middelen en aandacht te mobiliseren om dit levensbelangrijke probleem van efficiëntie en klimaatverandering aan te pakken?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Zoals het geachte Parlementslid weet, heeft de Raad in maart een programma aangenomen dat wordt gezien als een van de meest voornaamste ter wereld als het gaat om energiekwesties en klimaatverandering. Ik zou zeggen dat de Europese Unie een bijna historische verantwoordelijkheid heeft op de Conferentie van Bali, waar hopelijk nieuwe doelstellingen zullen worden afgesproken voor CO2-emissies voor een vervolg op Kyoto in 2012. De Europese Unie zal duidelijk de verantwoordelijkheid hebben om de internationale gemeenschap te steunen en/of aan te moedigen om zichzelf ambitieuze doelen te stellen, zoals wij voor onszelf hebben voorgesteld.
Dus, mijnheer Paleckis, we hebben al een zeer ambitieus programma om in te voeren in de Europese Unie. Een van de specifieke energiekwesties, de kwestie van energiebesparing, staat op de agenda op EU-niveau en binnen de afzonderlijke lidstaten. Ik kan u zeggen dat dit in Portugal – en daar heb ik rechtstreeks ervaring mee – een zeer belangrijke kwestie is waar we veel energie in steken. De kwestie van investering in nieuwe energietechnologieën en in wetenschap met betrekking tot alternatieve energiebronnen is echter ook genoemd.
We hebben nog veel te doen. We hopen dat we snel en goed kunnen doen wat we moeten doen. We moeten ons nu natuurlijk concentreren op het ambitieuze programma voor energie en klimaatverandering dat we zijn overeengekomen.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Wij hebben hier vandaag in het Europees Parlement over het EIT gestemd. Wij zijn het erover eens dat dit een absolute prioriteit moet zijn. Wanneer kan het Portugese voorzitterschap volgens u een financieringsvoorstel voorleggen, dat dan samen met het Parlement zo snel mogelijk wordt omgezet? Denkt u dat het EIT ook in de mid-term review en bij de health check een rol zal spelen?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer Rübig, ik moet u zeggen – als u het goed vindt, mijnheer de Voorzitter – ik moet u zeggen dat het Europees Technologisch Instituut, de effectieve lancering daarvan en de effectieve aanvang van de activiteiten een prioriteit zijn voor het Portugese voorzitterschap. We zullen er daarom naar streven dat dit Instituut wordt opgericht voor het einde van het Portugese voorzitterschap.
Natuurlijk is het het voorzitterschap dat actie onderneemt en voorstellen indient, maar het is aan de instellingen van de EU om de voorstellen van het voorzitterschap aan te nemen. Ik kan u garanderen dat het voorzitterschap zo snel mogelijk zal proberen te handelen. Er zijn andere onderwerpen en andere kwesties die natuurlijk de verantwoordelijkheid zijn van de Raad als geheel en van de instellingen en daaraan kunnen wij niet voorbij gaan.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 5 van Dimitrios Papadimoulis (H-0605/07)
Betreft: Ontwikkelingen in Kosovo
Tijdens zijn ontmoeting met de secretaris-generaal van de VN op 10 juli 2007 verklaarde Javier Solana, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie met betrekking tot Kosovo dat verdere vertraging contraproductief zou zijn. Bovendien werden door de Franse nieuwsdienst diplomatieke bronnen geciteerd volgens welke Brussel zich al serieus buigt over een eventuele erkenning van Kosovo, echter wel "op een zo georganiseerd mogelijke wijze".
Hoe staat de Raad tegenover deze ontwikkelingen? Kan de Raad categorisch ontkennen dat er sprake zou zijn van een eventuele unilaterale erkenning, waarmee wordt vooruitgelopen op de VN-procedures in dezen?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zoals u weet, heeft de Raad op 18 juni 2007 zijn standpunt herhaald dat het uitgebreide voorstel dat president Martti Ahtissari, speciale gezant van de VN, heeft opgesteld, de basis vormt voor de oplossing van de kwestie Kosovo door middel van een nieuwe resolutie van de VN Veiligheidsraad. De Europese Raad heeft zijn steun uitgesproken voor intensievere pogingen om ervoor te zorgen dat de VN Veiligheidsraad een dergelijke resolutie tijdig kan aannemen.
Zoals u weet, is het overleg van de VN Veiligheidsraad over een nieuwe resolutie op dit moment opgeschort, maar de VN Veiligheidsraad is erg alert op deze kwestie. In een verklaring in augustus wees de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, op he initiatief van de Contactgroep voor nieuwe onderhandelingen tussen Pristina en Belgrado die zullen worden geleid door een Trojka bestaande uit vertegenwoordigers van de Europese Unie, de Russische Federatie en de Verenigde Staten. De secretaris-generaal van de VN vroeg de Contactgroep uiterlijk 10 december verslag aan hem uit te brengen. De bedoeling van deze nieuwe onderhandelingsperiode is dat de Trojka een bemiddelende rol zal spelen en dat de partijen verantwoordelijk zijn voor het voorstellen van nieuwe ideeën.
Zoals u weet, heeft de secretaris-generaal en Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, op 29 juli 2007 ambassadeur Wolfgang Ischinger aangesteld als vertegenwoordiger van de EU in de Trojka. Tot nu toe is de Trojka met de partijen afzonderlijk bijeengekomen op 10 en 11 augustus in Belgrado en Pristina, op 30 augustus in Wenen en op 18 en 19 september in Londen. Tijdens de vergadering van de Contactgroep op ministerieel niveau, die op 27 september zal plaatsvinden in New York tegelijkertijd met de Algemene Vergadering van de VN, zullen de ministers spreken over de stand van zaken van de onderhandelingen en zullen zij een verklaring opstellen die het proces een belangrijke impuls zal geven. Op 28 september zullen, eveneens in New York, verdere gescheiden ontmoetingen plaatsvinden tussen de Trojka en de partijen, mogelijk gevolgd door een eerste rechtstreekse bijeenkomst van de partijen op dezelfde dag.
Zoals de heer Solana onderstreepte, is het nu essentieel dat de partijen constructief samenwerken in dit proces en intensief onderhandelen. Bij de afronding van het Trojka-proces, moet de secretaris-generaal van de VN een verslag over deze kwestie presenteren aan de VN Veiligheidsraad. Zoals u ongetwijfeld beseft, is het op dit moment nog te vroeg om de uitkomsten van deze processen te voorspellen.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, gisteren nog zei Condoleezza Rice dat Kosovo onafhankelijk zal worden. Het scenario van de VS is duidelijk: een unilaterale onafhankelijkheidsverklaring in december en onmiddellijke erkenning door de VS.
Wat is het standpunt van de Raad met betrekking tot deze handelswijze? Maakt u zich zorgen over de verergering van de destabilisatie van de grotere regio door Albanees nationalisme? Is de Raad eindelijk van plan op een verenigde, verstandige en uniforme manier op te treden?
Ik heb in de New York Times gelezen dat Europese diplomaten zich haasten om zich het standpunt van de Raad toe te eigenen, dat op slaafse wijze dat van de Verenigde Staten zal volgen. Waarom vertelt u ons niet wat de diplomaten in de Raad zeggen? We willen graag een duidelijk antwoord.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Ik heb de verklaringen van mevrouw Riis-Jørgensen niet gelezen of gehoord en ik wil er daarom niet direct op ingaan. Ik wil echter wel het volgende zeggen: we hebben nu een proces dat we moeten volgen, een proces dat wordt geleid door een Trojka bestaande uit vertegenwoordigers van de Europese Unie, de Russische Federatie en de Verenigde Staten.
We moeten deze werkzaamheden overlaten aan de Trojka, die ze moet uitvoeren in een klimaat van rust en vertrouwen. Wat de Europese Unie betreft, heeft het werk van deze Trojka uiteraard onze volledige steun. Daarnaast heeft deze Trojka heel duidelijk de opdracht om in december een verslag te presenteren dat de afsluiting zal vormen en conclusies en naar alle waarschijnlijkheid aanbevelingen zal bevatten die het resultaat zijn van het werk van de komende maanden. We hopen daarom, zoals ik al heb gezegd, dat dit werk zal worden afgemaakt, dat het verslag zal worden gepubliceerd en dat eventuele aanbevelingen van deze Trojka eveneens aan ons bekendgemaakt zullen worden.
Het is met name van fundamenteel belang voor de Europese Unie dat zij, wat de conclusies of aanbevelingen ook mogen zijn en wat de vooruitzichten voor de toekomst van Kosovo ook zijn, zoals die te lezen zijn in het verslag van de Trojka, in alle genomen beslissingen verenigd en samenhangend blijft. Hiertoe heeft het Portugese voorzitterschap voortdurend opgeroepen en we hebben er alle vertrouwen in dat deze oproep is gehoord.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de voorzitter van de Raad, weet u dat de heer Papadimoulis hier geheel alleen staat? Kent u de resolutie van het Parlement waarin een meerderheid van 75 procent van de afgevaardigden heeft gezegd voorstander te zijn van het voorstel van de heren Ahtisaari en Rohan, en zijn wij klaar voor een internationaal gecontroleerde soevereiniteit? Weet u dat wij de optie van een opdeling van Kosovo duidelijk hebben uitgesloten? Ik wil u ook vragen wat u denkt van het gerucht dat over een opdeling wordt gepraat. Dat is voor de contactgroep en het Parlement immers uitgesloten.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) De kwestie van de scheiding of opdeling van Kosovo staat op geen enkele wijze op de agenda en maakt evenmin deel uit van het werk van de Trojka.
Naar verluidt werpt Kazachstan zich op als kandidaat om het voorzitterschap van de OVSE in 2009 te bekleden. De minister van Buitenlandse Zaken van het land dat het voorzitterschap bekleedt, vertegenwoordigt de organisatie en coördineert alle activiteiten van de OVSE.
Zoals bekend is Kazachstan een land dat nog nooit een verkiezing heeft gehouden die beantwoordt aan internationale voorwaarden en is de mensenrechtensituatie zeer belabberd.
De EU-lidstaten treden in de OVSE zeer dikwijls als een blok op. Zeker in een dergelijke fundamentele kwestie, een ondemocratisch land dat zich opdringt als voorzitter van de OVSE, moet eensgezindheid verwacht worden. De knoop zou in november doorgehakt worden.
Bestaat er binnen de Raad algemene zaken een consensus over dat de kandidatuur van Kazachstan onaanvaardbaar is? Zullen de lidstaten eensgezind optreden?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Dank u, mijnheer de Voorzitter, geacht Parlementslid. De Europese Unie heeft nog geen besluit genomen over de kandidatuur van Kazachstan voor het voorzitterschap van de OVSE in 2009. In de ogen van de EU, onderstreept deze kandidatuur de noodzaak voor Kazachstan om hervormingen na te streven en de regels en verplichtingen van de OVSE in alle opzichten na te leven. De Raad heeft herhaaldelijk bevestigd dat elk land dat voorzitter is van de OVSE het goede voorbeeld moet geven als het gaat om naleving van de beginselen van die organisatie.
In besprekingen met de politieke autoriteiten van Kazachstan hebben de Europese Unie, de Raad en de Commissie benadrukt dat Kazachstan moet laten zien dat het bereid en in staat is om zich te verplichten tot volledige naleving van de regels en verplichtingen van de OVSE in al hun aspecten, te weten het menselijke aspect, het politieke en militaire aspect en het economische en milieuaspect.
Koenraad Dillen (ITS), plaatsvervangend auteur. – Dank voor uw antwoord, mijnheer de minister. Mag ik er dan vanuit gaan dat u impliceert dat Kazachstan op dit moment niet aan die voorwaarden beantwoordt?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Ik moet hier even op reageren, want het geachte Parlementslid heeft uit mijn woorden iets begrepen wat ik niet precies gezegd heb. Wat ik zei, was dat er geen besluit is genomen over de kandidatuur van Kazachstan en dat een besluit over de kandidatuur van Kazachstan, als de tijd daar rijp voor is, rekening zal houden met de naleving van de genoemde voorwaarden door Kazachstan. Deze analyse en dit debat zullen op een geschikt tijdstip op een geschikte locatie plaatsvinden.
De Voorzitter. − Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 7 te vervallen.
Vraag nr. 8 van Robert Navarro (H-0616/07)
Betreft: Vangst van blauwvintonijn in de Middellandse Zee
Op 11 juni 2007 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 643/2007(1) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 41/2007 wat betreft het herstelplan voor blauwvintonijn zoals aanbevolen door de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan. Bij lezing van de tekst blijkt dat het beginsel van gelijke behandeling van vissers op blauwvintonijn in de Europese Unie niet wordt nageleefd. Naar gelang de geografische zones wordt verschil gemaakt bij het minimumgewicht van de gevangen vis en de vangstperiode.
Welke redenen kunnen worden aangevoerd voor de verschillen in behandeling van de vissers in de Middellandse Zee en die in de oostelijke Atlantische Oceaan?
De beperkingen die verlangd worden van de Franse vissers op blauwvintonijn in de Middellandse Zee dreigen het sociaaleconomisch evenwicht van de sector ernstig te verstoren. Boven de grens van 30 kg. in de nieuwe verordening, is tonijn moeilijk te verkopen. De met twee weken beperkte vangstperiode betekent een aanzienlijke omzetdaling voor de vissers. Een duizendtal zeelieden en hun gezinnen worden hierdoor rechtstreeks getroffen.
Op welke punten zou de vangst van blauwvintonijn in de Middellandse Zee schadelijker zijn dan die in de oostelijke Atlantische Oceaan?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Dank u, mijnheer de Voorzitter, mijnheer Navarro. Namens de Raad wil ik het geachte Parlementslid bedanken voor deze vraag over het herstelplan voor blauwvintonijn. Dit plan is opgesteld na een advies van wetenschappers van de ICCAT (Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen), waarin onmiddellijke en grootschalige actie werd aanbevolen om de huidige ineenstorting van de blauwvintonijnpopulaties in Middellandse Zee en het oosten van de Atlantische Oceaan een halt toe te roepen. De ICCAT nam de aanbeveling, gericht op de uitvoering van een vijftien jaar durend herstelplan, aan tijdens haar jaarvergadering in november 2006 in Dubrovnik. Als gevolg daarvan accepteerde de Europese Gemeenschap als lid van de ICCAT de internationale verplichting om het genoemde herstelplan om te zetten in het Gemeenschapsrecht.
In commercieel opzicht zouden de gevolgen van absolute niet-naleving van deze verplichting zeer nadelig zijn voor de positie van de Europese Gemeenschap op de Aziatische markten. Aan deze verplichting is voor 2007 voldaan door middel van de aanneming van Verordening (EG) nr. 643/2007 van de Raad tot wijziging van de verordening inzake TAC’s (totaal toegestane vangsten) en quota. Op basis van een voorstel van de Commissie, beoordeelt de Raad momenteel welke regels er nodig zijn om het plan permanent toe te passen gedurende nog eens 14 jaar vanaf 1 januari 2008. Er zijn verschillende regels van toepassing op verschillende gebieden om rekening te houden met de respectieve verschillen in vismethoden, mate van activiteit en de situatie van de populaties. Ik wil u eraan herinneren dat deze visserijbedrijven uiteenlopen van hightech industrieel vissen tot niet-industrieel traditioneel vissen.
De ICCAT-groepen hebben gekozen voor het plan op basis van wetenschappelijke adviezen die op bepaalde punten onderscheid maakten tussen de Middellandse Zee en het oosten van de Atlantische Oceaan. De Raad is daarom van mening dat de ICCAT heeft geprobeerd dit wetenschappelijk advies op te volgen en de verschillende elementen van het herstelplan te onderscheiden om de sociaaleconomische gevolgen af te zwakken.
De Raad is zich er volledig van bewust dat dit belangrijke herstelplan sociaaleconomische gevolgen heeft voor de betrokken vissersgemeenschappen. Deze gevolgen zouden zij ook ondervinden als de blauwvintonijnpopulaties weer zouden instorten. Tijdens de onderhandelingen voor de aanneming van Verordening (EG) nr. 643/2007 van de Raad, hebben de Raad en de Commissie afgesproken een bepaling op te nemen die ervoor zorgt dat het herstelplan als zodanig wordt erkend door het Europees Fonds voor de Visserij. Op die manier kunnen de lidstaten een deel van de middelen uit dat fonds gebruiken om de economische effecten op de getroffen vissersgemeenschappen te verminderen. Het is de bedoeling dat deze verklaring van kracht blijft tot 31 december 2014.
Josu Ortuondo Larrea (ALDE), plaatsvervanger van de auteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil nu iets zeggen namens de heer Navarro en ik wil zelf ook een vraag stellen, of liever gezegd herhalen.
Mijn vraag namens de heer Navarro is als volgt: artikel 23, lid 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, waarin de invoering van een herstelplan voor de blauwvintonijn wordt geregeld, biedt de mogelijkheid eventuele overschotten die een lidstaat produceert als het gaat om het jaarlijkse quotum af te trekken van de toekomstige vismogelijkheden. Wat ik de Raad wil vragen, is: wat gebeurt er met degenen die dit jaar minder dan hun quotum hebben gevangen, aangezien de Commissie vorige week de visgronden heeft gesloten?
De Voorzitter. − Mijnheer Ortuondo, ik kan u niet het woord geven, want ik heb al twee sprekers op de lijst staan. Als u dat wilt, kan ik u echter nog 15 seconden geven om uw vraag meteen te stellen, want op grond van het Reglement mag ik geen drie extra vragen toestaan. Bij wijze van uitzondering zal ik daarom een beroep doen om de tolerantie van de aanwezigen en u nog 15 seconden de tijd geven.
Josu Ortuondo Larrea (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat u mij toestaat het voorzitterschap van de Raad te vragen hoe Verordening (EG) nr. 2371/2002 kan worden toegepast als de lidstaten geen medewerking hebben verleend aan de Commissie en de vereiste documentatie over de vangst gedurende het visseizoen niet hebben ingestuurd.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Het geachte Parlementslid heeft me een aantal vragen gesteld, waarvan er een heel specifiek en gedetailleerd was. Ik zal proberen zo goed als ik kan te antwoorden, maar ik ben echt van mening dat de eerste vraag rechtstreeks betrekking heeft op, en beter gesteld zou kunnen worden aan, de Commissie. Ik denk dat de Commissie de door u gewenste opheldering beter kan geven dan de Raad.
Met betrekking tot uw tweede vraag met betrekking tot het vermeende gebrek aan medewerking van lidstaten aan de Commissie, is het natuurlijk de taak van de Commissie zelf om de situatie te analyseren en de beste manier te vinden om de lidstaten, om het zo maar te zeggen, te dwingen zich te houden aan iets wat ze zelf hebben ingesteld. Daarom ben ik dus van mening dat deze vraag beter aan de Commissie kan worden gesteld dan aan de Raad.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Ik wil het voorzitterschap vragen hoe het in verband met de visquota met het verschijnsel klimaatverandering omgaat. Wij weten allemaal dat de klimaatverandering op dit ogenblik door de sterke warmteabsorptie gebufferd wordt. Tachtig procent van de energie wordt opgenomen. Wij moeten er echter natuurlijk rekening mee houden dat het maritieme milieu in de toekomst zeer sterk zal opwarmen. Hoe garandeert de voorzitter van de Raad dat met de nieuwe wetenschappelijke inzichten behoorlijk rekening wordt gehouden en dat bij het vaststellen van vangstquota met het maritieme milieu rekening wordt gehouden?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Ik denk dat dit ook een vraag is die beter aan de Commissie kan worden gesteld dan aan de Raad, aangezien de Commissie hier natuurlijk een leidende en fundamentele rol in speelt. Ik kan het geachte Parlementslid mededelen, zoals ik al eerder heb gezegd, dat de milieukwesties, in het bijzonder die met betrekking tot klimaatverandering, met prioriteit op de agenda van het voorzitterschap en van de Raad staan. Na de Conferentie van Bali aan het einde van dit jaar zullen we ons gesteld zien voor een grote uitdaging en na dit hele proces hopen we in 2009 te kunnen beslissen over nieuwe doelstellingen voor CO2-emissies.
Rosa Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik wil ook een aantal opmerkingen maken over de kwestie van de blauwvintonijn en meer in het bijzonder over de afsluiting van de visgronden waartoe de Commissie recentelijk heeft besloten omdat de quota die aan de Europese Unie waren toegewezen waren overschreden.
Uit de informatie die de Commissie ons heeft verstrekt, kan men opmaken dat op het moment dat de visgronden werden gesloten, bepaalde lidstaten, waaronder Spanje en Portugal, nog niet hun quotum hadden gevangen, terwijl andere landen zoals Frankrijk en Italië dat van hen hadden overschreden en zelfs hadden verdubbeld, waardoor de Europese Unie in een op zijn zachtst gezegd gênante situatie terechtkwam omdat zij de internationale regels had overtreden.
Mijn vraag aan de Raad luidt: welke maatregelen kan de Raad nemen om staten die nog niet hadden gevangen waar ze recht op hadden te compenseren door inhoudingen van degenen die meer dan hun quota hadden gevangen? Kan de Raad dit doen?
Ik heb ook nog een andere vraag: wat is de Raad van plan te doen? Welke maatregelen gaat hij nemen om ervoor te zorgen dat deze situatie niet meer voorkomt?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Miguélez, ik moet nogmaals zeggen dat u deze vragen aan de Commissie moet stellen. Alleen de Commissie is in de positie om de door u gestelde vragen goed te beantwoorden.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 9 van Chris Davies (H-0617/07)
Betreft: Het maken van EU-wetten in het openbaar
Is de Raad op de hoogte van eventuele negatieve gevolgen van zijn besluit van juni 2006 om de notulen van de bijeenkomsten tijdens welke de ministers over wetgeving debatteren, op de website van de Raad te zetten?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) In antwoord op de vraag van het geachte Parlementslid wil het voorzitterschap verwijzen naar het verslag over de tenuitvoerlegging van het algehele transparantiebeleid dat het vorige, Finse voorzitterschap op 11 december 2006 heeft gepresenteerd aan de Raad. Dit verslag bevatte de laatste beoordeling door de Raad van de invloed van de nieuwe transparantiemaatregelen op de effectiviteit van het werk van de Raad. Volgens de voorlopige conclusies van dit verslag, dat ook voorlopig is, moet er voor het einde van 2007 een grondigere evaluatie worden gemaakt van de effecten van de nieuwe transparantiemaatregelen als er meer praktijkervaring is opgedaan met de uitvoering ervan en de invloed op het werk van de Raad.
Ik kan u vertellen dat in de eerste helft van 2006 in totaal 98 beraadslagingen en debatten open waren voor publiek, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 en artikel 8 van het Reglement van de Raad.
Chris Davies (ALDE). – (EN) Ik ben verheugd over het antwoord van de fungerend Voorzitter. Het verheugt mij ook dat de Raad heeft besloten de overdracht van deze procedures te regelen vóór bepalingen in het Hervormingsverdrag worden opgenomen.
Ik neem nota van het antwoord van de fungerend Voorzitter dat vóór het einde van 2007 een herziening plaats zal vinden en zal worden gepubliceerd, waaruit naar ik hoop zal blijken hoe de principes van openheid en transparantie op dit gebied kunnen worden uitgebreid. Kan de fungerend Voorzitter bevestigen dat zulke herziening vóór het einde van zijn voorzitterschap zal worden gepubliceerd?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Wat ik kan bevestigen en u kan verzekeren, is dat dit een onderwerp is dat het Portugese voorzitterschap na aan het hart ligt en dat we al het mogelijke zullen doen om dit proces vooruit te helpen. Ik kan op dit moment geen specifieke data voor deze herziening garanderen, maar ik kan wel garanderen dat het Portugese voorzitterschap deze transparantiekwestie graag vooruit wil helpen en zich hiervoor zal inzetten.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 10 van Ryszard Czarnecki (H-0620/07)
Betreft: De situatie in Afghanistan
Welke rol ziet de Raad voor de EU bij de stabilisering van de situatie in Afghanistan, waar soldaten uit een aantal lidstaten van de EU gestationeerd zijn?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) De aanpak van de Europese Unie is in essentie gebaseerd op strikte coördinatie. Intern is bijzonder aandacht besteed aan het garanderen van complementariteit en wederzijdse versterking van de acties van de Europese Gemeenschap, Raad en lidstaten. Extern is de Europese Unie een van de belangrijkste leden van de Gemeenschappelijke coördinatie- en bewakingsraad die is opgericht op grond van het Afghanistan Compact van 2006.
Het besluit van de Raad van 12 februari 2007 om de missie van het EVDB (Europees veiligheids- en defensiebeleid) naar Afghanistan door te zetten, moet worden gezien in de context van deze bredere strategie. De politiemissie van de EU (EUPOL) bevindt zich momenteel in de planningsfase. Met deze missie toont de Europese Unie haar intentie om een actievere rol te gaan spelen op het gebied van politiewerk met koppelingen naar de bredere rechtsorde. Deze missie zal uiteraard precies aansluiten op het streven van de Commissie om de justitiële sector te hervormen. Al deze inspanningen hebben het gemeenschappelijke doel om de soevereiniteit van de Afghaanse instellingen te versterken.
Sinds 2001 heeft Afghanistan aanzienlijke vooruitgang geboekt als het gaat om de vorming van representatieve politieke instellingen, de invoering van persvrijheid, de oprichting van instellingen in de veiligheidssector, verbeteringen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs en met betrekking tot de mensenrechten en de positie van vrouwen, de benoeming van een functionerend hooggerechtshof en de instelling van een adviescommissie voor de benoeming van hoge functionarissen. De Europese Unie heeft een fundamentele rol gespeeld in dit proces en heeft sinds 2002 al 3,7 miljard euro bijgedragen. De Europese Unie blijft de inspanningen intensiveren om ervoor te zorgen dat haar ontwikkelingshulp Afghanen in alle delen van het land bereikt.
De grotere nadruk die nu wordt gelegd op bestuur en de rechtsorde is bedoeld om de acties op andere gebieden te versterken. De Commissie heeft programma’s ontwikkeld op het gebied van plattelandsontwikkeling, gezondheid en bestuur en zal financiële steun verlenen aan burgeractiviteiten die worden uitgevoerd door de lidstaten door middel van provinciale wederopbouwteams. De Europese Unie is er sterk van overtuigd dat, zoals is gesteld door de Europese Raad op 14 december 2006, de veiligheid en ontwikkeling van Afghanistan nauw met elkaar samenhangen. Daarom heeft de Europese Unie zich altijd ingezet voor een sterke en evenwichtige strategie voor Afghanistan voor de lange termijn.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Heel hartelijk bedankt, mijnheer Antunes, voor deze uitleg. Ik wilde alleen verwijzen naar één belangrijke kwestie die ook verband houdt met de verklaringen die vertegenwoordigers van de Europese Commissie die actief zijn in Afghanistan hebben afgelegd voor de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement.
Ik wilde informeren of de Raad van plan is de humanitaire hulp aan Afghanistan uit te breiden en de inspanningen om de burgermaatschappij weer op te bouwen te intensiveren. Naar mijn mening is er in Afghanistan veel meer nodig dan militaire aanwezigheid. Mijn land heeft zich echter verplicht tot aanwezigheid in Afghanistan, wat een teken is van een bepaalde wens om stabiliteit in die regio te creëren.
Manuel Lobo Antunes. − fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik ben het met het geachte Parlementslid eens: het bevorderen van de veiligheid en stabiliteit in militair opzicht in Afghanistan is fundamenteel, maar het is slechts een deel van wat we in dat land moeten doen. We moeten ook werken aan versterking van de democratische instellingen in Afghanistan en we moeten ons ook concentreren op de component van de “Afghaanse burgermaatschappij”. We moeten investeren in gezondheid, onderwijs en scholing. En natuurlijk moeten we blijven proberen de harten van de Afghaanse bevolking te winnen.
Daarom hebben we een strategie met twee aspecten, waarvan één het militaire aspect is dat draait om veiligheid en stabiliteit ter plaatse. Zonder veiligheid en stabiliteit kan er geen vrede zijn en zeker geen economische en sociale ontwikkeling. We moeten daarom dit aspect waarborgen en tegelijkertijd werken aan en investeren in de Afghaanse burgermaatschappij en de Afghaanse democratische instellingen. Dit noemen we de wederopbouw van de administratieve capaciteit van de Afghaanse staat.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) De economische stabiliteit in Afghanistan is een zeer belangrijke voorwaarde voor democratie en vrede in dat land. In de Europese Unie hebben wij de Oslo-agenda voor onderwijs voor kleine en middelgrote ondernemingen, voor de oprichting van bedrijven en om de houding tegenover ondernemerschap te verbeteren en in- en uitvoer te bevorderen. Kunt u zich voorstellen dat die Oslo-agenda ook daar wordt uitgevoerd?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer Rübig, ik ben van mening dat we in alle delen van de Afghaanse maatschappij moeten investeren, zoals ik zojuist heb gezegd. Ik denk dat in een land als Afghanistan, met zijn veiligheidsproblemen, economische moeilijkheden en bepaalde sociale structuur, een zeer belangrijke rol weggelegd kan zijn voor kleine en middelgrote bedrijven.
Dit lijkt me dan ook echt een sector waarin we kunnen en moeten investeren als het gaat om de vorming van de economische en sociale netwerken van Afghanistan. Natuurlijk kunnen we bespreken hoe we het financiële instrument precies gaan toepassen, maar uiteraard verwacht op dit moment nog niemand dat er grote ondernemingen opgericht zullen worden in Afghanistan. Daarvoor is dit niet het moment.
Om het economische netwerk van Afghanistan nieuw leven in te blazen, moeten we onze inspanningen naar mijn mening vooral richten op kwalificatie, op scholing en tegelijkertijd op kleine en middelgrote ondernemingen.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 11 van Eoin Ryan (H-0625/07)
Betreft: Actie EU om georganiseerde misdaad een halt toe te roepen
Kan de Raad meedelen van welke omvang de georganiseerde misdaad in Europa op dit moment is en welke gecoördineerde initiatieven worden genomen op EU-niveau ter bestrijding van de toenemende dreiging van georganiseerde criminele activiteiten?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) De Raad verwijst het geachte Parlementslid naar de dreigingsevaluatie van de georganiseerde criminaliteit (OCTA), die jaarlijks wordt opgesteld door Europol voor bestudering door de Raad en waarvan jaarlijks een versie wordt gepubliceerd en doorgestuurd naar het Europees Parlement.
Op 13 juni van dit jaar herhaalde de Raad, in zijn conclusies over de OCTA 2007, zijn overtuiging dat de strijd tegen de georganiseerde misdaad zich zou moeten richten op de vermindering van de dreiging en de schade die erdoor wordt veroorzaakt en in het bijzonder op het aanpakken van de volgende problemen: de obstakels voor de ontmanteling van georganiseerde criminele bendes die voortkomen uit hun internationale karakter of invloed, de mate van infiltratie van de georganiseerde misdaad in de maatschappij en de economie, met name het misbruik van legitieme bedrijfsstructuren en de transportsector in het bijzonder, en ten slotte het misbruik van technologie door georganiseerde misdaadbendes.
De Raad benadrukt ook dat de volgende takken van misdaad de prioriteiten van de Europese Unie voor 2007 zouden moeten vormen: drugshandel, in het bijzonder in synthetische drugs; smokkel en handel in mensen, met name met betrekking tot illegale immigratie; fraude, vooral op het gebied van zwaar belaste goederen en btw-carrousels; eurovervalsing, productvervalsing en diefstal van intellectueel eigendom en witwassen van geld.
Net als bij de OCTA 2006 onderstreepten deze conclusies de noodzaak van een multidisciplinaire inlichtingengestuurde aanpak om niet alleen de criminele activiteiten te laten ophouden, maar ook de criminele organisaties op te rollen, de daders voor de rechter te brengen en de opbrengsten van de misdaad in beslag te nemen.
Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van speciale middelen en organisatiestructuren om alle informatie die beschikbaar is voor de wetshandhaving te gebruiken en zo de meest bedreigende criminele bendes te identificeren en aan te pakken.
De Raad roept in zijn conclusies ook op tot verdere ontwikkeling van een nieuwe inlichtingengestuurde controlestrategie die het hele nationale grondgebied – en mogelijk de hele EU – beslaat, aanvulling van de externe grensbewaking met controles, onderweg en op de plaats van bestemming, toezicht op financiële bewegingen en uitbreiding van de analytische mogelijkheden van nationale en Europese instanties voor rechtshandhaving.
Eoin Ryan (UEN). – (EN) Mijn vraag is tweeledig. Het eerste deel hebt u beantwoord: u hebt mij gezegd welke initiatieven werden genomen. U hebt het deel over het peil van de georganiseerde misdaad echter niet beantwoord. Velen zijn van mening dat dit op dit ogenblik schromelijk wordt onderschat en dat georganiseerde criminele bendes zeer veel of zelfs alle landen in de Europese Unie infiltreren. Dit is een probleem dat niet zal verdwijnen. Velen vinden dat het veel gecoördineerder moet worden aangepakt dan nu het geval is. Wat ik u eigenlijk vraag, is hoeveel georganiseerde misdaad er in Europa bestaat.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer Ryan, zoals ik al heb gezegd, denk ik dat het nuttig en zelfs essentieel zou zijn, of liever gezegd is, om de dreigingsevaluatie van de georganiseerde criminaliteit voor Europa te raadplegen. Ik ga niet discussiëren over de vraag of er meer of minder misdaad is, want ik heb daar op dit moment geen informatie over, maar het is vaak zo dat er een psychologische perceptie is dat de misdaad toeneemt, terwijl de feiten dit niet ondersteunen.
Er is echter iets wat niet betwist kan worden: we hebben behoefte aan een grotere gecoördineerde inspanning door, en meer samenwerking tussen, de lidstaten, in het bijzonder samenwerking tussen de Europese instellingen en de lidstaten, om de omvangrijke en uiteenlopende dreigingen van de georganiseerde misdaad weg te nemen. Zoals ik al aangaf, beschikken georganiseerde misdaadbendes, als gevolg van de nieuwe technologieën die beschikbaar zijn, over uitzonderlijk verfijnde hulpmiddelen die zeer moeilijk te bestrijden zijn. Ik denk dat al onze lidstaten zich bewust zijn van deze nieuwe technologieën en de nieuwe mogelijkheden die deze technologische ontwikkelingen misdadigers bieden, wat absoluut leidt tot specifieke problemen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.
Natuurlijk zal het Portugese voorzitterschap, zoals het hoort, alle voorstellen en suggesties die de instellingen doen in overweging nemen om de dreigingen van deze criminele bendes, die door de aard van de misdrijven een grote invloed hebben op onze samenlevingen, effectiever te bestrijden.
Jim Allister (NI). – (EN) Ik denk dat de fungerend Voorzitter geschokt zou zijn door elke band tussen georganiseerde misdaad en een regering in de EU. Jammer genoeg is dat echter precies het geval in Noord-Ierland, waar Sinn Féin, een belangrijke regeringspartij, onlosmakelijk verbonden is met het IRA, waarvan de illegale Army Council een portefeuille van honderden miljoenen euro controleert die via de georganiseerde misdadige activiteiten van het IRA werden vergaard. Dat is één van de redenen waarom de Army Council niet werd ontbonden. Zal de Raad deze obsceniteit mee veroordelen en het IRA/Sinn Féin oproepen zijn illegale Army Council onmiddellijk te ontbinden?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijn reactie op de kwestie van de bestrijding van de georganiseerde misdaad en de evaluatie en reactie van de Raad zijn opgenomen in mijn openingstoespraak. Ik heb daar verder niets aan toe te voegen.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 12 van Seán Ó Neachtain (H-0627/07)
Betreft: Verkeersveiligheid
Kan de Raad aangeven aan welke maatregelen hij momenteel werkt om de verkeersveiligheid op het grondgebied van de Europese Unie te vergroten?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Ó Neachtain, zoals het geachte Parlementslid ongetwijfeld weet, heeft de Raad na de presentatie door de Commissie van de tussentijdse evaluatie van het Europees actieprogramma inzake verkeersveiligheid in maart 2006, conclusies aangenomen tijdens zijn vergadering op 8 en 9 juni 2006. In deze conclusies bereikten de ministers van verkeer van de Europese Unie en de Europese Commissie overeenstemming over de noodzaak om de maatregelen en initiatieven voor verkeersveiligheid op communautair en nationaal niveau te versterken.
Als gevolg daarvan nam de Europese Commissie in oktober 2006 twee wetgevingsvoorstellen aan voor de verbetering van de verkeersveiligheid en dankzij uitstekende samenwerking tussen het Europees Parlement en de Raad bereikten de twee medewetgevers snel overeenstemming over een voorstel voor een richtlijn over de plaatsing van moderne spiegels op vrachtwagens. Deze werd van kracht in august 2007 en zal voor 31 maart 2009 ten uitvoer worden gelegd.
De Commissie schat dat deze nieuwe wetgevingsmaatregel tussen nu en 2020 mogelijk 1 200 levens zou kunnen redden op de weten in de Gemeenschap. De Raad is momenteel bezig met de beoordeling van een voorstel voor een richtlijn inzake veiligheidsbeheer voor het wegennet waarvoor hij, in afwachting van het advies van het Europees Parlement, tijdens de vergadering van de Raad op 1 en 2 oktober een algemene oriëntatie hoopt aan te nemen. De Commissie schat dat jaarlijks zo’n 7 000 gewonden en 600 doden kunnen worden voorkomen als de maatregelen die worden voorgesteld in dit ontwerpwetgevingsinstrument worden toegepast.
Ik moet het geachte Parlementslid ook zeggen dat hij ervan op aan kan dat de Raad voornemens is alle maatregelen en initiatieven voor verkeersveiligheid die de Europese Commissie heeft voorgesteld in de context van haar huidige inspanningen om het aantal doden en gewonden op de wegen van de Gemeenschap te verminderen positief zal beoordelen.
Seán Ó Neachtain (UEN). – (EN) Ik dank u voor uw antwoord, maar wil nog vragen of u van mening bent dat er nu behoefte is aan een meer gecoördineerde aanpak met het oog op het aantal burgers van lidstaten dat van land naar land reist, in het bijzonder in mijn eigen land, Ierland, waar veel Oost-Europeanen met hun wagens komen. Ik denk niet dat de Raad of de Commissie al voldoende maatregelen met betrekking tot dit soort reizen heeft genomen.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Aangezien ik Portugees ben, heb ik in mijn land ook zeer ingrijpende ontwikkelingen gezien op het gebied van verkeersveiligheid. Portugal heeft een probleem, of heet een probleem gehad, op dit gebied en daarom hebben wij ons bijzonder ingespannen. Dat heeft de afgelopen jaren geleid tot een zeer aanzienlijke vermindering van het voorheen veel het grote aantal doden op de Portugese wegen, vooral in verkeersongelukken. Deze vermindering is te danken aan systematisch en vasthoudend handelen door de regering.
Dit is een probleem waarvan we ons terdege bewust zijn, dat ons heel direct raakt en waar we waakzaam en zeer gevoelig voor zijn. Ik zei aan het einde van mijn toespraak dat de Raad, in dit geval het Portugese voorzitterschap, veel aandacht zal besteden aan en zeer zeker bereid is tot het evalueren en meenemen van, elk voorstel van de Commissie aan de Raad dat is gericht op het verder verbeteren van de huidige inspanningen die worden verricht om het aantal doden en gewonden op de wegen in de Gemeenschap te verminderen. Zoals ik al zei, is het voorzitterschap, met andere woorden de lidstaat die het voorzitterschap bekleedt, bijzonder gevoelig voor deze kwestie omdat het ook met dit probleem te maken heeft gehad in Portugal. Daarom is het, zoals ik zei, bereid om speciale aandacht te besteden aan alle voorstellen die de Commissie hierover voorlegt aan de Raad.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 13 van Brian Crowley (H-0629/07)
Betreft: Toetreding van Kroatië tot de Europese Unie
Kan de Raad uitvoerig aangeven hoe het momenteel staat met de inspanningen van Kroatië om tot de Europese Unie toe te treden?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Crowley, ik ben hier vandaag al in de gelegenheid geweest om kort te spreken over het proces van de toetreding van Kroatië. Ik zal hier nu iets dieper op ingaan, maar gezien de beperkte tijd zal ik het toch zo kort mogelijk houden.
Ik kan u zeggen, mijnheer Crowley, dat we al een eind op weg zijn met de onderhandelingen over de toetreding van Kroatië en dat er dit jaar aanzienlijke vooruitgang is geboekt. In het algemeen hebben we twee hoofdstukken geopend en voorlopig gesloten: hoofdstuk 25 – Wetenschap en onderzoek en hoofdstuk 26 – Onderwijs en cultuur. In de tussentijd zijn er nog tien hoofdstukken geopend. Dit zijn: hoofdstuk 3 – Vrijheid van het verrichten van diensten; hoofdstuk 6 – Vennootschapsrecht; hoofdstuk 7 – Intellectuele-eigendomsrechten; hoofdstuk 9 – Financiële diensten; hoofdstuk 10 – Informatiemaatschappij en media; hoofdstuk 17 – economisch en monetair beleid; hoofdstuk 18 – Statistiek; hoofdstuk 20 – Ondernemingen- en industriebeleid; hoofdstuk 29 – Douane-unie en ten slotte hoofdstuk 32 – Financiële controle.
Daarnaast is de Raad voornemens op 15 oktober de vijfde bijeenkomst van de Toetredingsconferentie met Kroatië te houden op ministerieel niveau, om hoofdstuk 28 – Bescherming van de consument en van de gezondheid te openen. Andere hoofdstukken volgen aan het eind van het jaar. Er is nog een heleboel werk te doen, vooral op gebieden die cruciaal zijn voor het succes van elk kandidaatland, zoals hervorming van het rechtsstelsel en het openbaar bestuur, de strijd tegen corruptie en economische hervormingen. De Raad blijft Kroatië ook aansporen om zijn administratieve capaciteit te verbeteren en het acquis effectief om te zetten en ten uitvoer te leggen zodat het te zijner tijd kan voldoen aan de verplichtingen van het lidmaatschap. Om deze dynamiek vast te houden en het proces goed te laten verlopen, moeten we erop wijzen dat er meer inspanningen nodig zijn om te voldoen aan de eisen van het onderhandelingskader, waaronder de verplichtingen van Kroatië met betrekking tot de stabilisatie- en associatieovereenkomst, en ook de tenuitvoerlegging van het toetredingspartnerschap.
Brian Crowley (UEN). – (EN) Alvorens mijn vraag te stellen wil ik nog zeggen dat ik het schitterend vind dat de fungerend Voorzitter zoveel tijd in het Parlement heeft doorgebracht en zo goed aan zoveel debatten heeft deelgenomen. Ik dank u namens het Parlement.
Met betrekking tot het tijdsbestek voor Kroatië kennen wij de problemen die er waren in een aantal hoofdstukken om overeenstemming te vinden met de Kroatische regering, maar kan de fungerend Voorzitter voor de afronding van die onderhandelingen een tijdsbestek geven? Gaat het om twee of om drie jaar? Is er een tijdsbestek, rekening houdend met eventuele problemen?
In de tweede plaats wil ik vragen welke specifieke acties werden ondernomen met betrekking tot de nog aan te snijden onderwerpen, zoals rechterlijke onafhankelijkheid en politiediensten in Kroatië?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer Crowley, hartelijk bedankt voor uw vriendelijke woorden. Ik moet u zeggen dat het een plezier en eer voor mij was om hier vandaag met u te zijn en te discussiëren te debatteren en het soms oneens te zijn over zulke belangrijke kwesties voor de Europese agenda en de Europese Unie.
Het geachte Parlementslid vraagt me echter iets wat onmogelijk is: een datum geven voor de toetreding van Kroatië. Dat kan ik niet doen omdat deze toetreding, of deze datum, naar alle waarschijnlijkheid meer van Kroatië zal afhangen dan van de Europese Unie zelf. In feite zou Kroatië dit zelf beter kunnen bepalen dan de Europese Unie, om de eenvoudige reden dat lid worden van de Unie, zoals u ongetwijfeld weet, afhankelijk is van of samenhangt met de vooruitgang die wordt geboekt bij het voldoen aan de criteria en voorwaarden. Wat ik wel ondubbelzinnig kan zeggen, is dat Kroatië goede Europese vooruitzichten heeft en goede vooruitzichten heeft om lid te kunnen worden van de Europese Unie en dat het Portugese voorzitterschap ernaar zal streven dit proces tijdens zijn voorzitterschap vooruit te helpen en er uiteraard ook, samen met de Commissie, naar streeft alle obstakels die zich mogelijk voordoen uit de weg te ruimen.
In november zal er, zoals ik in het antwoord op een andere vraag al heb gezegd, een evaluatie plaatsvinden van de stand van zaken van de onderhandelingen met Kroatië. Deze evaluatie en een voorstel zullen ons worden toegezonden door de Commissie. U begrijpt dat deze een fundamentele rol zullen spelen voor de verslaglegging over het toezicht op de werkzaamheden die worden verricht. Ze zullen met de nodige gedetailleerdheid worden opgesteld op grond van de bevoegdheid van de Commissie en wat de Commissie zegt, voorstelt en aanbeveelt in deze evaluatie is erg belangrijk voor de besluiten van de Raad over de toekomst en de voortzetting van het onderhandelingsproces met Kroatië.
Het is waar dat de bestuurlijke en gerechtelijke kwesties vaak het moeilijkst op te lossen zijn, in wezen die kwesties die betrekking hebben op de specifieke interne organisatie van lidstaten. Op die gebieden moeten de lidstaten, als het gaat om hun specifieke organisatie, meer investeren en mogelijk ook uitgebreidere en, om het zo maar te zeggen, pijnlijkere en moeilijkere hervormingen doorvoeren. We hebben er alle vertrouwen in dat Kroatië dit soort problemen zal overwinnen en dat het, in lijn met zijn eigen wensen en die van de Europese Unie, in de niet al te verre toekomst lid zal worden van onze Unie.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 14 van Liam Aylward (H-0631/07)
Betreft: Klimaatverandering
Kan de Europese Raad een uitvoerige verklaring afleggen met een uiteenzetting van de structuren die op EU-niveau worden ingesteld om te komen tot een verdergaande coördinatie tussen Europa en Amerika van onze inspanningen om te verzekeren dat het streven om de CO2-emissies voor het jaar 2020 met twintig procent te verminderen kan worden verwezenlijkt?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Aylward, het lijdt geen twijfel dat klimaatverandering een wereldwijde uitdaging is die wereldwijde oplossingen vereist. De Europese leiders hebben besloten een krachtig signaal af te geven aan de internationale gemeenschap om te laten zien dat ze vastbesloten zijn klimaatverandering tegen te gaan door de volgende beloften te doen met het oog op het starten van onderhandelingen over een wereldwijde overeenkomst voor na 2012. Tot een dergelijke overeenkomst is bereikt, gaat de Europese Unie de onafhankelijke en krachtige verbintenis aan om voor 2020 een verlaging van de broeikasgasemissies van ten minste twintig procent te bereiken in vergelijking met de niveaus van 1990. Ten tweede is de Unie van plan zich in te zetten voor een vermindering tot dertig procent als andere ontwikkelde landen vergelijkbare verminderingen realiseren en als de ontwikkelde landen die economisch verder ontwikkeld zijn een gepaste bijdrage leveren.
De Europese Unie is van mening dat het tijd is om de stappen die na 2012 moeten worden genomen te evalueren en een totaalaanpak te ontwikkelen waaraan een groot aantal landen deelneemt. Het nastreven van een meer permanente dialoog met de Verenigde Staten zal essentieel zijn voor de voorbereiding van de onderhandelingen over de maatregelen na 2012, die van start moeten gaat tijdens de Klimaatconferentie die eind dit jaar op Bali zal worden gehouden en waarover ik het in mijn antwoord op een eerdere vraag al heb gehad.
Binnen dit kader zijn er voor de Conferentie twee belangrijke vergaderingen gepland, waarvan de resultaten zeker een zeer positieve toegevoegde waarde zullen geven aan de onderhandelingen op Bali. De eerste is de vergadering op hoog niveau van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over klimaatverandering, die al heeft plaatsgevonden in New York op 24 september. De tweede is de vergadering van de voornaamste economieën op 27 en 28 september in Washington, waar de Europese Unie verwacht een belangrijke bijdrage te kunnen leveren om het internationale proces binnen de Verenigde Naties vooruit te helpen. Verder hebben de Europese Unie en de Verenigde Staten tijdens de top van Wenen in juni 2006 afgesproken een dialoog op hoog niveau op te zetten over klimaatverandering, schone energie en duurzame ontwikkeling. Het doel is voort te bouwen op bestaande bilaterale en multilaterale initiatieven en te streven naar de tenuitvoerlegging van de verklaring van de top van Wenen en het actieplan van Gleneagles over klimaatverandering, schone energie en duurzame ontwikkeling dat is aangenomen door de leiders van de G8.
Brian Crowley (UEN), plaatsvervangend auteur. – (EN) Ik wil de fungerend Voorzitter danken voor zijn antwoord.
Bedoeling van de vraag was echter dat het verschil in zienswijze van de overheid van de VS en de Europese Unie met betrekking tot het vinden van oplossingen en het bouwen van partnerschappen in de gehele wereld groter lijkt te zijn geworden. De afstand lijkt in de voorbije jaren te zijn gegroeid. Hoe goed wij het in de Europese Unie ook doen, we hebben uiteraard andere mensen nodig die volgen wat wij doen. In het bijzonder zien wij nu met China, India en andere belangen die zij hebben, dat Amerika misschien weer verder achterblijft.
Wij willen dus eigenlijk specifieke actie vanwege de Europese Unie om onze overzeese neven in Amerika aan te sporen met ons mee te doen, zodat wij aan de macht van India en China in deze onderhandelingen het hoofd kunnen bieden.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer Crowley, ik ben het volledig met u eens. We moeten onze neven overtuigen en aangezien ze onze neven zijn, verwachten we dat ze zich zullen laten overtuigen of zich daar op zijn minst voor zullen openstellen. Ik moet u zeggen dat de weg naar Bali en na Bali moeilijk zal zijn en bezaaid zal zijn met hindernissen. Daar zal niemand aan twijfelen, maar het is duidelijk dat we met vasthoudende en gecoördineerde actie succes kunnen bereiken, althans, dat hoop ik. In elk geval ben ik ervan overtuigd dat, dankzij de permanente dialoog die specifiek met onze neven aan de andere kant van de Atlantische Oceaan is ingesteld, ondanks alles, alle verschillen en verschillende meningen over deze klimaatkwestie kunnen worden opgelost.
In dat opzicht denk ik dat de conclusies over klimaatveranderingen die zijn geformuleerd tijdens de bijeenkomst van de G8 in Duitsland en de mogelijkheid die daar geschapen is of de overeenkomst die daar is bereikt over de fundamentele rol van de Verenigde Naties voor de kwestie van klimaatverandering lieten zien dat verdere vooruitgang en verdere overeenstemming over het onderwerp klimaatverandering wel degelijk mogelijk zijn. Zoals ik al heb gezegd, is het essentieel dat de Europese Unie vasthoudt aan haar rol van leider en initiatiefnemer die de weg vrijmaakt voor anderen om het milieu en onze planeet te beschermen.
De Voorzitter. − Dames en heren, het zal u al zijn opgevallen dat de volgende drie vragen allemaal betrekking hebben op Pakistan. Helaas kan ik het Reglement niet gebruiken om de Raad uit te nodigen al deze vragen samen te beantwoorden, aangezien de Raad zijn werk anders heeft gestructureerd. Ik moet uw aandacht vestigen op de noodzaak van de hervorming van het Parlement en in het bijzonder op wat u, dames en heren, moet doen met betrekking tot de essentiële hervorming van het Vragenuur, waar we het volgens mij allemaal over eens zijn. We kunnen echter helaas geen flexibelere regels toepassen aangezien we ons moeten houden aan het Reglement. Ik moet daarom deze vragen een voor een voorleggen, wat waarschijnlijk betekent dat ze niet allemaal zullen worden beantwoord. Afhankelijk van hoe ons werk verloopt, zullen we zien hoe productief we zijn.
Ik zal beginnen met Vraag nr. 15 over Pakistaanse militaire bezittingen. Deze vraag is gesteld door de heer Rutowicz en ik verzoek de Raad met klem deze vraag direct te beantwoorden.
Vraag nr. 15 van Józef Rutowicz (H-0637/07)
Betreft: Militaire bezittingen van Pakistan
Het is algemeen bekend dat het Pakistaanse leger de economie en de regering van dat land domineert. Overweegt de Raad te laten analyseren welke bedragen aan het leger gelieerde ondernemingen zich in totaal hebben toegeëigend ten koste van de Pakistaanse samenleving?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) De diverse dialogen tussen de Europese Unie en Pakistan over dat land en de rol die het leger daarin speelt maken deel uit van de uitgebreide analyse waarop het beleid van de Raad ten aanzien van Pakistan is gebaseerd.
De algehele situatie van de Pakistaanse economie en het ontwikkelingspeil zijn ook twee onderdelen van deze analyse. Natuurlijk wordt met beide rekening gehouden bij de algemene definitie van ons beleid ten aanzien van Pakistan en dat zal ook in de toekomst zo blijven.
Leopold Józef Rutowicz (UEN). – (PL) Ik wil de Voorzitter en de heer Antunes bedanken voor deze reactie. Als ik het goed begrijp, was deze vraag vooral bedoeld om te informeren of er enige vorm van humanitaire hulp zal worden geboden aan de arme mensen in Pakistan. Ik zou de heer Antunes dankbaar zijn als hij daar wat informatie over zou kunnen geven.
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mijnheer Rutowicz, zoals u weet zijn humanitaire hulp, samenwerkingshulp en ontwikkelingshulp belangrijke onderwerpen voor de Europese Unie. Overal waar mensen het moeilijk hebben of armoede lijden, doen de Europese Unie, de Raad en ook dit Parlement alles wat in hun macht ligt om te proberen te helpen deze situaties op te lossen. De Europese Unie is een van de grootste, misschien zelfs de allergrootste, leverancier van internationale hulp en dat mogen we niet vergeten.
De Voorzitter. − Bij ontstentenis van de vraagstellers komen de vragen nrs. 16 en 17 te vervallen.
Vraag nr. 18 van Mairead McGuinness (H-0639/07)
Betreft: Solidariteitsfonds van de Europese Unie
Kan de Raad een verklaring afleggen over de doeltreffendheid van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw McGuinness, zoals het geachte Parlementslid weet, is de Commissie verantwoordelijk voor de toepassing van de Verordening inzake het Solidariteitsfonds en de effectiviteit van deze verordening moet worden beoordeeld op grond van de daarin vastgelegde criteria.
Voor zover de Raad weet is de toepassing in gevallen van rampen waarop de verordening betrekking heeft effectief geweest. De Europese Commissie stelt periodiek verslagen op waarin het gebruik van het Solidariteitsfonds in detail is beschreven.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Dank u voor uw bondige antwoord. Ik veronderstel dat de Raad een standpunt heeft, aangezien de lidstaten een standpunt zullen hebben over hoe dat hun eigen landen beïnvloedt. Denkt u dat de begroting van één miljard dollar volstaat en dat het Fonds snel genoeg reageert op de verschillende crisissen waarmee het moet omgaan?
Manuel Lobo Antunes. − (PT) Mevrouw McGuinness, zoals ik al zei, is de Raad van oordeel dat de toepassing van deze Verordening, met andere woorden het gebruik van het Solidariteitsfonds, effectief geweest. Het was zeker een uitstekend idee om een fonds in te stellen om lidstaten te helpen omgaan met natuur- en andere rampen, aangezien dit eerder nog niet bestond. Dit fonds helpt zeker, want zulke rampen brengen lidstaten in een moeilijke en hulpbehoevende positie.
Er zou idealiter altijd een mogelijkheid moeten zijn om een verzoek in te dienen voor meer. We moeten deze kwestie natuurlijk realistisch bekijken, maar ook ambitieus. Ik weet zeker dat de Raad, op het geschikte tijdstip en op voorstel van de Commissie, deze mogelijkheid in overweging zal nemen. Voorlopig hebben we echter het wetgevingskader dat we hebben en door dit te gebruiken kunnen we realistisch werken, de oprichting van dit fonds en de effectieve rol die het heeft gespeeld verwelkomen, wat al aantoont dat dit initiatief gerechtvaardigd is.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 19 van Bill Newton Dunn (H-0641/07)
Betreft: Vrede stichten in het Midden-Oosten
Maakt de Raad wel voldoende gebruik van de talenten van de Britse consul-generaal in Jeruzalem met de veelzeggende naam Makepeace?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik zal deze mondelinge vraag beantwoorden, hoewel ik zeker weet dat de heer Newton Dunn hem al eerder heeft gesteld. Goed, ik wil zeggen dat de diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie in derde landen samenwerken om ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke standpunten en gezamenlijke acties die de Raad heeft aangenomen in de context van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid worden nageleefd en ten uitvoer worden gelegd zoals bepaald in het Verdrag inzake de Europese Unie. Hiertoe behoort uiteraard ook de Britse consul-generaal in Jeruzalem naar wie het geachte Parlementslid in zijn vraag verwijst.
Bill Newton Dunn (ALDE). – (EN) In het belang van mijn collega die vraag twintig wil stellen, verzaak ik aan mijn recht op een aanvullende vraag.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 20 van Gay Mitchell (H-0644/07)
Betreft: Aan de lidstaten toegewezen aantal zetels in het Europees Parlement
Zal de Raad wijzigingen voorstellen van het aan elke lidstaat toegewezen aantal zetels in het Europees Parlement?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Mitchell, ik zal uw vraag met plezier beantwoorden, vooral omdat vragen met betrekking tot het Hervormingsverdrag, te beginnen met de vraag om een nieuw Verdrag voor de Unie vele jaren geleden, naar mijn persoonlijke mening bijzonder interessant en belangrijk zijn. Ik zal daarom met plezier proberen uw vraag te beantwoorden. Ik wil u eraan herinneren dat de bepalingen die over dit onderwerp worden opgenomen in het Hervormingsverdrag, in overeenstemming met het mandaat dat op 22 juni is verleend aan de Intergouvernementele Conferentie 2007, bepalen dat een besluit over de samenstelling van het Europees Parlement kan worden aangenomen door de Europese Raad op initiatief van en met toestemming van het Europees Parlement.
Zoals het geachte Parlementslid ongetwijfeld weet – en daarom zal ik er geen tijd aan verspillen – heeft de Europese Raad in juni het Europees Parlement verzocht voor oktober 2007 een ontwerp voor een dergelijk initiatief in te dienen. We weten dat er een verslag over de toekomstige samenstelling van het Europees Parlement zal worden gepresenteerd tijdens de vergaderperiode in oktober, d.w.z. op 10 oktober van dit jaar, waarvoor mevrouw Lamassoure en mevrouw Severin de rapporteurs zijn.
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Ik dank mijn collega voor het verzaken aan zijn aanvullende vraag en dank de fungerend voorzitter omdat hij de vraag aanvaardt.
Ik breng dit naar voren omdat wij in Ierland reeds van 15 naar 13 zetels zijn gegaan. Ierland is een eiland voor de westkust van Europa. Het is het laatste punt vóór de Verenigde Staten. Er is nu een voorstel om ons van 13 op 12 zetels te brengen, terwijl onze bevolking met twaalf procent is toegenomen en sterk zal blijven groeien.
Ik wil de fungerend Voorzitter alleen verzoeken, aangezien er 16 extra zetels toe te wijzen zijn, te denken aan Ierland en de 13 zetels die het wil behouden. Als u naar de cijfers kijkt, zal u zien dat wij zeer goede argumenten hebben. Ik verzoek u daar rekening mee te houden.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad.− (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil erop wijzen dat de uiterst westelijke punt van Europa in Portugal is, op de Cabo da Roca of Kaap Roca. Ik wil niet met het geachte Parlementslid in discussie treden over de geografische ligging van zijn land, maar de waarheid is dat de uiterst westelijke punt van Europa in mijn land ligt.
Met betrekking tot de gestelde vraag, specifiek het tweede deel daarvan, zal het geachte Parlementslid het antwoord hierop uiteraard primair ontvangen van het Europees Parlement en zijn collega-leden. Maar natuurlijk neem ik notie van zijn punt.
De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Vraag nr. 31 is niet ontvankelijk (Bijlage II, Deel A, paragraaf 2 van het Reglement).
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 19.35 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)
15. Verplichtingen van grensoverschrijdende dienstverleners (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag-Lehtinen namens de commissie interne markt en consumentenbescherming over de verplichtingen van grensoverschrijdende dienstverleners (2006/2049(INI)) (A6-0294/2007).
Lasse Lehtinen (PSE), rapporteur. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, als eerste wil ik mijn dank uitspreken aan de rapporteurs voor hun aanmoedigingen en uistekende samenwerking: aan mevrouw Wallis, die hier vandaag is, en in het bijzonder aan de heer Hatzidakis. Hij was zo competent dat hij direct gevraagd is om deel uit te maken van het kabinet van mijn land. Ik ben ook dankbaar en blij dat de heer Harbour en mevrouw Kauppi hier vandaag zijn.
De interne markt is, zoals we weten, gebaseerd op vier vrijheden, waarvan er echter een, het grensoverschrijdend verkeer van diensten, niet zo goed werkt. De Dienstenrichtlijn, waartoe dit Huis een jaar geleden heeft besloten, zal de situatie verbeteren als de lidstaten hem over maximaal twee jaar ten uitvoer hebben gelegd, maar dat zal waarschijnlijk ook niet genoeg zijn.
Diensten zijn natuurlijk niet in alle opzichten te vergelijken met producten, maar diensten zullen ooit belangrijker worden dan ze nu zijn. Met name hoogwaardige en grensoverschrijdende diensten vormen de toekomst van dit continent. Het probleem is dat het acquis communautaire consumenten die diensten kopen niet zo goed beschermt als consumenten die goederen kopen. Het vertrouwen van de Europese consument in grensoverschrijdende consumptie is laag, doordat het niveau van de diensten en de mate van bescherming per lidstaat verschilt.
De Unie heeft op bepaalde gebieden communautaire wetgeving, maar zij heeft geen gemeenschappelijke regels voor diensten. Consumenten kunnen, net als dienstverleners, niet altijd zeggen van welke lidstaat de wetgeving van toepassing is als er een geschil is. Dat is een van de redenen waarom consumenten huiverig zijn om buitenlandse dienstverleners in te schakelen.
Naar mijn mening zou de Unie gemeenschappelijke regels en verplichtingen moeten afspreken die bindend zouden moeten zijn voor dienstverleners. Niet alleen de consumenten, maar ook de dienstverleners zelf zouden daarvan profiteren. Als de Commissie zich gaat verdiepen in de verplichtingen van de dienstverleners, zou zij geen onderscheid moeten maken tussen particuliere en openbare diensten. De richtlijn inzake consumentenbescherming zou op beide van toepassing moeten zijn.
In 1990 deed de Commissie een voorstel over de verplichtingen van grensoverschrijdende dienstverleners. Zij moest dit echter intrekken als gevolg van een gebrek aan politieke wil. Maar nu is de politieke wil er weer. De Commissie zou, als dit verslag wordt aangenomen, binnen twaalf maanden ten minste een werkprogramma moeten indienen waarin de noodzaak van een horizontaal instrument opnieuw wordt geëvalueerd.
We moeten het eens worden over algemene basisregels die de consumenten in staat stellen, als zij dat wensen, relevante informatie te verkrijgen over prijzen, contractvoorwaarden en verhaalmogelijkheden in het geval van ondeugdelijke of vertraagde diensten.
De Commissie moet ook rekening houden met het effect van een eventueel initiatief inzake bedrijfsvoorwaarden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Niet al deze zaken kwamen aan de orde in het Groenboek over de consumentenbescherming, maar ze staan wel in dit verslag.
Ik hoop dat ik de grootst mogelijke steun krijg voor dit verslag.
Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd hier vanavond te zijn om de Commissie te vertegenwoordigen in dit zeer belangrijke debat over het consumentenvertrouwen in de interne markt. Ik feliciteer de rapporteur, de heer Lehtinen, en de schaduwrapporteurs van de commissie interne markt en consumentenbescherming met hun zeer ambitieuze werk bij de opstelling van dit verslag.
Ik beklemtoon al dadelijk dat de Commissie het eens is met het verslag met betrekking tot de behoefte aan meer consumentenvertrouwen in de interne markt. In het bijzonder vraagt de interne dienstenmarkt onze aandacht. Eén van de prioriteiten van de Commissie is dus de voordelen van de interne markt dichter bij de Europese consument te brengen, en ik dank het Parlement voor zijn steun in dezen.
De Commissie heeft reeds een aantal initiatieven genomen om het consumentenvertrouwen in de interne markt te vergroten. Ik vermeld de Europese wetgeving met betrekking tot consumentenbescherming en de dienstenrichtlijn.
Nu reeds stelt het consumentenacquis een aantal verplichtingen voorop voor grensoverschrijdende dienstverleners. Het regelt bijvoorbeeld de informatieverplichtingen voor handelaren die diensten van op afstand of huis aan huis verkopen. Het beschermt de consument ook tegen oneerlijke voorwaarden in dienstencontracten. Bij de lopende herziening van het acquis zal de Commissie grondig onderzoeken of het nog nodig is de verplichtingen van dienstverleners en de rechten van de consument op deze gebieden aan de orde te stellen.
De Dienstenrichtlijn kent u heel goed. U hebt er onlangs nog over gedebatteerd. Ze verbetert de positie van de consument in de interne dienstenmarkt en garandeert dat hij beter zal worden geïnformeerd door ondernemingen en beter ondersteund door overheidsinstanties. Ze bevat ook een aantal duidelijke en wezenlijke verplichtingen voor dienstverleners.
De Commissie wil natuurlijk heel graag een goede toepassing van deze richtlijn in alle lidstaten garanderen. Wij vinden deze twee initiatieven zeer verstrekkend. We kunnen van beide immers een echte verandering van de interne dienstenmarkt verwachten eens de tenuitvoerlegging van de Dienstenrichtlijn is afgerond en de herziening van het consumentenacquis is voltooid.
Voorts dien ik te onderstrepen dat de Commissie, wat het verslag-Lehtinen betreft, een andere mening is toegedaan met betrekking tot de behoefte op dit ogenblik aan een afzonderlijk horizontaal instrument voor de verplichtingen van grensoverschrijdende dienstverleners. Wij geloven immers dat we eerst onze lopende initiatieven moeten voltooien alvorens, indien nodig, een afzonderlijk horizontaal instrument in te stellen. Daarom dank ik u voor uw verbintenis ons te helpen met de toepassing van deze twee instrumenten en de Europese burgers zo in staat te stellen alle voordelen van de interne dienstenmarkt te genieten. Ik weet dat mijn collega’s, de Commissarissen Kuneva en McCreevy, ernaar uitkijken samen met het Parlement, de echte vertegenwoordiger van de Europese burgers, te debatteren over en te werken aan de totstandbrenging van deze interne markt.
Ik dank u voor uw medewerking en voor uw openheid. Ik ben ervan overtuigd dat mijn twee collega’s en de gehele Commissie zeer intens met het Parlement zullen blijven samenwerken.
De Voorzitter. − Mevrouw Reding, ik dank u. Ik wil u er alleen aan herinneren dat alle opmerkingen aan de Voorzitter moeten worden gericht. Het is laat en er zijn slechts weinig leden, maar dat is een kwestie van protocol. Ik ben er echter van overtuigd dat de heer Lehtinen uw opmerkingen heeft begrepen.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (EN) Mijnheer de voorzitter, ik feliciteer de rapporteur, die net als ik zijn stem lijkt te verliezen. Blijkbaar hebben deze week de meeste afgevaardigden in Straatsburg keelpijn.
Ik vertegenwoordig de Commissie juridische zaken, waarvoor ik rapporteur voor advies was. Ik wil zeggen dat wij het in de eerste plaats volledig eens zijn met de beoordeling van de Commissie interne markt en consumentenbescherming van het belang van de dienstensector voor de ontwikkeling van de Europese Unie. Voor de Europese Unie en de concurrentiedoelstellingen zou het zelfmoord zijn de dienstensector niet te laten gedijen en de interne markt in dit opzicht niet te voltooien. Ik denk echt dat van de 11,7 miljoen banen die in de voorbije acht jaar in de Europese Unie zijn gecreëerd, bijna honderd procent van de netto groei in de dienstensector heeft plaatsgevonden. Dagelijkse statistieken bewijzen dat. Ik moet echter een saaie jurist zijn – een fakkijuristi in het Fins – en het standpunt van de Commissie juridische zaken in dit debat naar voren brengen.
In de eerste plaats delen wij het standpunt van de Commissie dat het op dit ogenblik misschien te vroeg is voor een verstrekkend nieuw horizontaal instrument om aansprakelijkheidskwesties op te lossen. Er zijn reeds verschillende wetgevingsinitiatieven in behandeling, die allemaal ten doel hebben rechtszekerheid te garanderen. Het gaat onder meer om Rome I, Rome II en het Groenboek Herziening van het consumentenacquis.
Ik wil ook zeggen dat artikel 5 van het voorstel met betrekking tot contractuele verplichtingen (Rome I) van wezenlijk belang is om te bepalen of de consumentenbeschermingswetgeving van het land van herkomst of van het land van de consument geldt. Dat is bijzonder belangrijk voor kleinere lidstaten, waar er een gebrek kan komen aan nieuwe diensten indien artikel 5 niet correct wordt verklaard.
Wij betreuren ook de huidige mengelmoes van wetgevende instrumenten. Het is soms niet erg duidelijk welk wettelijk regime toepasbaar is op elk aspect van de activiteiten van de dienstensector: of ze zich moeten schikken naar het burgerlijk recht of de regelgeving van het gast- of thuisland. Er is behoefte aan jurisprudentierecht van het Europees Hof van Justitie met betrekking tot deze kwesties.
Ik wil ook benadrukken dat grensoverschrijdende diensten op veel verschillende manieren worden verleend. Sommigen verkopen online, anderen reizen naar een ander land voor dienstverlening en soms bezoekt de dienstverlener het land van de klant.
Ik denk dat de interne dienstenmarkt, het wettelijk kader dat gebaseerd is op het principe van het land van herkomst, afhankelijk is van de juridische en praktische duidelijkheid van de relevante maatregelen. Misschien is het te vroeg om echt iets te doen. Zoals de Commissaris terecht heeft gezegd, is het nu tijd om al ons goede werk van de voorbije jaren te implementeren.
De Voorzitter. − Als collega’s iets in het verslag willen doen opnemen, kunnen ze dat schriftelijk tijdens de stemmingsprocedure doen.
Malcolm Harbour, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens de heer Konstantinos Hatzidakis, mijn vriend en voormalig collega in het Parlement, die zoals de heer Lehtinen zegt, gezwind tot de positie van minister van Vervoer in de Griekse regering is verheven. Ik wil hem voor zijn werk in de Commissie interne markt en consumentenbescherming prijzen. Ik zet in wezen zijn werk voort waar hij is opgehouden, aan het slot.
Ik dank de heer Lehtinen omdat nog niet is genoteerd dat dit zijn naar mijn mening eerste verslag als rapporteur is. Sommigen weten misschien dat hij een auteur van naam is. Ik denk echter dat dit niet zijn beste werk is. Ik denk niet dat hij het erg zal vinden als ik dat zeg. Ik heb van hem een exemplaar van zijn boek Blood, Sweat and Bears te lezen gekregen. Ik denk dat hij hier een beetje bloed en zweet heeft ingestopt. Het is een belangrijk verslag, maar wij zijn het in hoge mate met mevrouw Kauppi en mevrouw Reding eens.
Het verslag bevat nuttig materiaal. Ik wil de Commissaris echter geruststellen. Artikel 22, dat naar mijn mening een meesterlijk ontwerpcompromis is, roept de Commissie op haar werkzaamheden voort te zetten en een werkprogramma ter beoordeling voor te leggen. Het zal u verheugen dat u niet wordt verzocht in een horizontaal instrument te voorzien, maar in een werkprogramma om te beoordelen of wij zulk instrument nodig hebben. U hebt reeds bevestigd wat velen denken, namelijk dat het met alle lopende werkzaamheden ter implementering van de Dienstenrichtlijn, het Groenboek met betrekking tot het consumentenacquis dat wij net hebben behandeld en dat in een horizontaal instrument op dat gebied zal uitmonden, en andere lopende werkzaamheden waarover mevrouw Kauppi, mijn collega van de Commissie juridisch zaken en mevrouw Wallis het later zullen hebben, veel te vroeg is om nog meer gedetailleerde bepalingen te overwegen. Het is geheel duidelijk dat wij hierop moeten toezien, maar uiteraard binnen de Dienstenrichtlijn zelf. Met al het werk dat wij hebben gedaan, is er een groot aantal bepalingen.
Een van de amendementen waarvan wij hopen dat het Parlement het morgen zal schrappen, roept de Commissie op vrijwillige gedragscodes op te stellen. Naar mijn mening is dat niet aan de Commissie. Ik denk dat wij steun zullen krijgen voor de schrapping ervan. Als we echter naar de Dienstenrichtlijn kijken, staat in artikel 37 duidelijk dat de lidstaten in samenwerking met de Commissie maatregelen dienen te nemen om op Gemeenschapsniveau op te stellen gedragscodes aan te moedigen. Dat was er dus al. Ik denk dus dat wij dat zullen schrappen. Samenvattend denk ik dat dit een zeer nuttige bijdrage is aan het debat. Het zal bijdragen aan het geheel van informatie die wij verzamelen om in de eerste plaats te garanderen dat de dienstenrichtlijn volledig en tijdig wordt geïmplementeerd, met alle begeleidende bepalingen – in het bijzonder kwesties zoals het enig loket voor dienstverleners, dat hun de benodigdheden en informatie die ze nodig hebben om diensten te verlenen en, zo hopen wij, werk aan gedragscodes zal verstrekken. Daarmee kunnen wij uitkijken naar een echt doeltreffende en gedijende dienstenmarkt die in het voordeel van de consument werkt.
Anna Hedh, namens de PSE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst mijn collega de heer Lehtinen bedanken voor zijn zeer goede werk. Met de aanneming van de Dienstenrichtlijn heeft de interne markt voor diensten duidelijkere regels gekregen over de manier waarop de vrijheid om diensten te leveren kan worden gebruikt. Aan de andere kant is er een gebrek aan heldere regels over de verplichtingen van dienstverleners. Dat betekent dat we, zelfs als de Dienstenrichtlijn in 2009 in alle lidstaten ten uitvoer is gelegd, mogelijk een open markt hebben waarin de consumenten geen vertrouwen hebben.
In 2006 heeft slechts zes procent van de consumenten grensoverschrijdende aankopen gedaan via het internet. De regels voor de aankoop van goederen zijn veel beter vastgesteld. Bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, hebben ook behoefte aan duidelijkere regels, want ze kiezen er vaak voor geen diensten te verlenen of goederen te verkopen aan buitenlandse klanten, wat leidt tot minder concurrentie en hogere prijzen voor de consument. Heldere regels zullen zowel bedrijven als consumenten aanmoedigen zich de grens over te wagen en met vertrouwen diensten af te nemen of te leveren in een ander land.
We moeten ervoor zorgen dat consumenten een gegrond gevoel van veiligheid hebben als ze aankopen doen in de interne markt en dat ze zelfs als er zich een geschil voordoet eenvoudig hulp en schadevergoeding kunnen krijgen. Om dit te bereiken, moeten veel verschillende maatregelen samenkomen. Enkele voorbeelden die in dit verslag worden genoemd, zijn vrijwillige gedragscodes voor dienstverleners en de mogelijkheid van collectieve actie op grensoverschrijdende basis tegen oplichters of bedrijven die hun beloften aan de consumenten niet nakomen.
Het is niet redelijk dat consumenten minder bescherming genieten als ze een dienst in het buitenland kopen dan wanneer ze goederen kopen in een andere lidstaat. Daarom is het brede horizontale instrument dat het verslag voorstelt een ander belangrijk element voor de consumentenbescherming die we willen ontwikkelen voor de levering van grensoverschrijdende diensten. Consumenten moeten weten wat hun rechten zijn als een dienst te laat of op onjuiste wijze wordt geleverd.
Als vrijheden worden aangevuld met duidelijke verplichtingen voor leveranciers en sterke consumentenbescherming, kunnen we het consumentenvertrouwen versterken. We moeten onze consumenten prioriteit geven. Zonder tevreden en geruste consumenten kunnen we geen bloeiende interne markt hebben.
Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit zijn natuurlijk onafgedane kwesties met betrekking tot de Dienstenrichtlijn. Hoewel ik het met de analyse van de Commissaris grotendeels eens ben, hebben wij een probleem. Het is een probleem van vertrouwen. Het is een beetje zoals met de Northern Rock-bank in het VK in de voorbije weken. Wat die ook zei, de klanten stonden in de rij te wachten om hun geld terug te vragen. Dat lijkt op wat wij met grensoverschrijdende diensten meemaken. Wat wij ook zeggen, de consument heeft nog steeds onvoldoende vertrouwen om van die diensten gebruik te maken. Wij moeten een manier vinden om dat aan te pakken.
De leden die deel uitmaakten van de enquêtecommissie crisis bij de Equitable Life Assurance Society, hebben maar al te duidelijk gezien dat er een vertrouwensprobleem is. Wij zullen dat echter niet kunnen aanpakken door terug te keren naar oude voorstellen met betrekking tot problemen van 20 jaar geleden. Wij moeten de huidige problemen en de huidige situatie aanpakken.
Het gaat erom dat de verplichtingen van een dienstverlener in wezen op fundamenteel contractrecht en fundamentele contractuele verplichtingen betrekking hebben. In dat opzicht ligt Rome I voor, waarnaar mevrouw Kauppi heeft verwezen. Als wij dat goed doen, zal het helpen. Er is de hele herziening van het consumentenacquis. Als wij dat goed doen, zal het helpen. Er is ook de voorbereiding van het gemeenschappelijk referentiekader voor contractrecht. Als wij dat gebruiken en als de Commissie veel meer inspanningen doet om de lidstaten aan te zetten het op te nemen, zal ook dat helpen.
Wij beschikken dus reeds over veel bruikbaars om ons te helpen het verband tussen internationaal privaatrecht en regelgeving in orde te brengen. Ik ben het met de heer Harbour eens dat het niet nodig is dat de Commissie “soft law”-gedragscodes opstelt.
Laten wij gebruiken wat op dit ogenblik reeds wordt gedaan en wat in voorbereiding is. Wij kunnen bekijken of wij nog een horizontaal instrument kunnen gebruiken, maar op dit ogenblik betwijfel ik dat.
Wij moeten ook de mogelijkheid aan de orde stellen onze consumenten de juiste grensoverschrijdende toegang tot justitie te geven waar ze in groep kunnen handelen. Zo zouden zij en de dienstverleners met gelijke wapens strijden. Het zou het huidige gebrek goedmaken aan grensoverschrijdende toegang tot justitie, dat bij de kwestie Equitable Life maar al te duidelijk is geworden. Net als ik houden de meeste mensen niet van de uitdrukking “principiële processen”. Een Europees recht op collectief verhaal zou echter bijdragen aan het consumentenvertrouwen waaraan het dit continent op dit ogenblik ontbreekt.
Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de ontwikkeling van de interne markt van de Unie is zeer belangrijk als het gaat om het smeden van banden tussen de landen en burgers van de Unie.
Vergroting van de grensoverschrijdende uitwisseling van diensten op concurrentiebasis vereist een vergroting van het wederzijdse vertrouwen, die zou moeten worden gesteund door een consumentvriendelijk beleid. Dit beleid moet gericht zijn op het verbeteren van het rechtskader voor grensoverschrijdende diensten en tegelijkertijd het vereenvoudigen van de procedures, waardoor de concurrentie zal toenemen. Dit zal ook de toegankelijkheid en kwaliteit van de diensten verbeteren en de kosten verlagen, wat gunstig is voor de Europese consumenten.
Het verslag levert een bijdrage aan het verbeteren van dit beleid door te wijzen op een reeks knelpunten die de dynamische ontwikkeling van de markt hinderen. Dit zijn onder meer het ontbreken van een enkel systeem dat de plichten van grensoverschrijdende dienstverleners regelt en de noodzaak om de documenten van de Unie op dit gebied aan te vullen. Het verslag belicht ook het gebrek aan duidelijkheid bij de tenuitvoerlegging van bepalingen, wat leidt tot mentale barrières met betrekking tot buitenlandse leveranciers, het feit dat gebruikers van diensten minder juridische bescherming genieten dan leveranciers ervan, het feit dat openbare en particuliere diensten niet volgens dezelfde bepalingen zijn geregeld, de diversiteit van de bepalingen ten aanzien van de verplichtingen van grensoverschrijdende dienstverleners en het ontbreken van de noodzakelijke transparantie voor de bescherming van deze diensten.
We moeten nadenken over de invoering van kwaliteitscertificaten voor dienstverleners om het vertrouwen van de ontvangers te verbeteren. De conclusies en voorstellen van het verslag komen overeen met de bevindingen van de Commissie juridische zaken. Ik wil de rapporteur bedanken voor dit zakelijke verslag.
Heide Rühle, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de voorzitter, ook ik wil de rapporteur bedanken, al heb ik nog niet het genoegen gehad één van zijn boeken te lezen. Ik zal dat echter bij de eerstvolgende gelegenheid doen.
Ik dank u voor de goede samenwerking en omdat u zich de moeite hebt getroost in uw verslag een aantal belangrijke kwesties op te nemen. Weliswaar zijn voor de dienstverlening op de interne markt beslist reeds wettelijke kaders tot stand gebracht, zoals de Dienstenrichtlijn en de Richtlijn betreffende de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties. De omzetting van die beide richtlijnen laat echter nog te wensen over. Ik betreur daarom ook dat de Raad vanavond niet aanwezig is. Wij hadden duidelijk kunnen maken dat wij verwachten dat beide richtlijnen tijdig worden omgezet en dat de werkzaamheden in de lidstaten op passende wijze worden bespoedigd.
Er zijn echter meer initiatieven nodig, zoals de rapporteur terecht heeft onderstreept, om het vertrouwen van de consument in de grensoverschrijdende dienstverlening in de interne markt te versterken. Daarover waren er al eerder verslagen, waarin belangrijke vragen naar voren werden gebracht. Mevrouw Roithová heeft er in haar verslag op gewezen dat er met betrekking tot het internet nog zeer veel tekortkomingen zijn en dat de consument precies op dat vlak nog lang niet het nodige vertrouwen in grensoverschrijdende dienstverlening heeft. De heer Lehtinen wijst in zijn verslag ook op de plichten van dienstverleners en op de vraag welke rechtsbescherming wij de consument kunnen geven. Hier wil ik het toch nog even hebben over een onderwerp waarover reeds twee leden hebben gesproken. Ik heb het over het grensoverschrijdend recht op collectief verhaal. Wij hebben dringend initiatieven in die richting nodig, zodat de consument vertrouwen in grensoverschrijdende dienstverlening krijgt. Dat kan alleen via een verbetering van zijn rechtspositie.
Ik vind dat het verslag-Roithová en het verslag-Lehtinen beide duidelijke aanwijzingen bevatten welke tekortkomingen nog bestaan. De Commissie moet beide verslagen ernstig nemen als zij het consumentenacquis werkelijk herziet, moderniseert en op een nieuw peil brengt.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, we hebben een Dienstenrichtlijn aangenomen waarmee we de bevoegdheid om te beslissen wat we hebben beslist hebben overgedragen aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg! We weten nog niet of de overeenkomsten van de lidstaten gerespecteerd zullen worden. We weten niet in welke mate de instelling van nationale kwaliteitseisen toegestaan zal zijn. We weten niet of het wettig is als lidstaten besluiten welke diensten zij onder particuliere of openbare controle willen laten vallen. Het verslag is dus net zo onduidelijk als de juridische situatie. We wachten tot we van de rechters in Luxemburg te horen krijgen of we onze ziekenhuizen en een hele reeks andere essentiële diensten die samen onze welvaartsstaat vormen mogen houden.
In Denemarken hebben alle burgers sociale rechten, die we financieren door middel van hoge belastingen die slechts zeven procent van de Denen verlaagd zou willen zien. Het lijkt erop dat deze zeven procent door de rechters in Luxemburg in het gelijk zal worden gesteld, maar hoe zit het dan met de meerderheid? Wie beschermt de besluiten en onze democratie? We hebben ook een flexizekerheidsstelsel, dat is gebaseerd op vrijwillige afspraken tussen partijen binnen de arbeidsmarkt. Hoe kunnen we deze beschermen? Het is het zenuwcentrum van het Deense sociale model dat wordt bedreigd door de onzekerheden en het gerechtelijke activisme van de Dienstenrichtlijn.
De Junibeweging wil heel graag een bijdrage leveren aan de instelling van duidelijke regels voor een gemeenschappelijke markt voor alle diensten die geschikt zijn voor de markt, maar we willen de lidstaten niet verbieden ook een democratie te hebben die grenzen trekt tussen wat moet worden besloten door de kiezers en wat door de kapitalisten.
Petre Popeangă, namens de ITS-Fractie. – (RO) Mijnheer de Voorzitter, het vrij verkeer van diensten is, zoals we weten, een van de vier fundamentele vrijheden die bepalend zijn voor het functioneren en de efficiëntie van de interne markt, een belangrijk element van de eerste pijler waarop de Europese Unie is gebouwd.
Dat is een van de redenen waarom ik van mening ben dat een analyse van de voortgang in de richting van dit instrument voor de interne markt zowel belangrijk als noodzakelijk is. Het is belangrijk omdat de consistente economische en sociale ontwikkeling van de Europese Unie evenzeer afhankelijk is van de dienstensector, want het aandeel van zeventig procent van diensten in het BNP van de Unie is in dit geval significant. Het is noodzakelijk omdat het volume van de grensoverschrijdende handel in diensten erg klein is in vergelijking met de handel in goederen, een situatie die ook zorgt voor het gebrek aan vertrouwen van de burgers van de Europese Unie in de consumptie van dergelijke producten. Op basis van deze argumenten steun ik het verslag en zal ik voor de aanneming ervan stemmen.
Niettemin ben ik van mening dat er met betrekking tot de relevante en waardevolle oplossingen die de rapporteur voorstelt een meer substantiële analyse had moeten plaatsvinden als het gaat om de situatie van enkele nieuw toegetreden landen, zoals Roemenië, waarvan de markten veel minder ontwikkeld zijn dan die van de meeste andere lidstaten van de Unie. Vanuit dat perspectief vind ik dat het verslag ook een set doelstellingen had moeten bevatten voor het op gelijk niveau brengen van de mate van ontwikkeling van de nationale markten, een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van een interne markt en dus voor de grensoverschrijdende diensten.
Andreas Schwab (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Commissaris, dames en heren, ook ik dank uiteraard de rapporteur. De gesprekken in de aanloop naar dit verslag waren zeer vruchtbaar en interessant. De meeste, zij het, naar mijn mening jammer genoeg, niet alle aan bod gekomen onderwerpen hebben in dit verslag hun neerslag gevonden. Het verslag beklemtoont op enkele plaatsen dat de verwezenlijking van de interne dienstenmarkt in de Europese Unie aanzienlijk op die van de interne goederenmarkt achterblijft. Volgens mij kan dat wetenschappelijk noch praktisch echt worden aangetoond, omdat wij naast de Dienstenrichtlijn ook de Richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en andere richtlijnen met betrekking tot dienstverlening hebben.
Ten tweede is dienstverlening als onderdeel van de interne markt veel heterogener dan goederen. Het gaat van ondergeschikte dienstverlening over geneeskundige of juridische tot massadiensten zoals banken of verzekeraars verlenen. Al deze diensten zo gemakkelijk samenvoegen als wij in het Parlement steeds weer doen, lijkt mij gevaarlijk. Ik ben van mening – enkele sprekers hebben daarop al gewezen – dat een genuanceerde aanpak zeker zinvoller zou zijn.
Het derde punt dat regelmatig ter sprake wordt gebracht, is de zogenaamde collective redress. Het heeft geen zin daar telkens weer op terug te komen. Ik ben van mening dat wij klaar en duidelijk kunnen zeggen dat het Parlement van de Commissie verwacht dat ze de vele modellen die in Europa reeds bestaan onderzoekt om uit te maken welk model voor de Europes Unie het beste zou zijn. Ik denk dat daarmee over dit onderwerp alles is gezegd.
De aansprakelijkheidsregels in de afzonderlijke lidstaten – dat is mijn vierde punt – lopen nog steeds sterk uiteen. Daarom is een samenhangend systeem van verplichtingen voor dienstverleners noodzakelijk. De verduidelijking van het rechtsstelsel met betrekking tot deze verplichtingen zal tot meer concurrentie en meer keuzemogelijkheden voor de consument leiden, maar ik denk – zoals deels reeds door anderen werd gezegd – dat het verkeerd zou zijn de Commissie nu al te vragen een horizontaal instrument voor te stellen. Ik sta dan ook zeer sceptisch tegenover zulk aansprakelijkheidsrecht op Europees niveau.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Ik wil de rapporteur feliciteren met zijn verslag, dat veel problemen belicht waarmee consumenten in de interne markt te maken hebben.
Dit verslag vraagt terecht aandacht voor het gebrek aan juridische duidelijkheid en zekerheid met betrekking tot de veiligheid en kwaliteit van diensten. Het verwijst ook naar het algemene gebrek aan vertrouwen in grensoverschrijdende consumptie dat wordt gevoeld door de Europese consumenten. De statistieken bevestigen dit. In 2006 deed slechts zes procent van de Europese consumenten grensoverschrijdende aankopen via het Internet. Deze situatie heeft een negatief effect op de concurrentie en op de activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen. Het draagt ook bij aan de uitbreiding van illegale handel. Oneerlijke entiteiten maken vaak misbruik van de verschillen tussen de rechtsstelsels binnen de Europese Unie om mensen op te lichten. Als dergelijke situaties aan het licht komen, is snel handelen geboden, vandaar onze reactie.
Ik wil het Huis eraan herinneren dat er vele maanden werk in de Dienstenrichtlijn is gestoken, dat wil zeggen, in de herziening van de consumentenwetgeving. Zoals de leden ongetwijfeld weten, moet de Dienstenrichtlijn uiterlijk in december 2009 door alle lidstaten ten uitvoer zijn gelegd. Een aanzienlijk deel van de problemen die de rapporteur beschrijft, zal na deze omzettingsperiode zeker ophouden te bestaan. We moeten in gedachten houden dat de Dienstenrichtlijn de rechten van consumenten aanzienlijk zal verbeteren. Dankzij deze richtlijn moeten dienstverleners de consumenten meer informatie geven over de aangeboden diensten. Daardoor kunnen de consumenten beter geïnformeerde keuzes maken. De consumenten worden ook effectiever beschermd door de relevante instanties.
De Dienstenrichtlijn legt de dienstverlener bovendien een reeks duidelijke verplichtingen op, onder meer met betrekking tot conflictoplossing. Ik ben ervan overtuigd dat het niet nodig is nog meer juridische instrumenten te introduceren tot de bepalingen van de Dienstenrichtlijn van kracht worden. Naar mijn mening is het nog te vroeg om de Commissie te vragen een horizontaal instrument te presenteren. Dat geldt ook voor de volledige herziening van de consumentenwetgeving. De Commissie heeft al een groenboek over consumentenwetgeving gepresenteerd en zal als de tijd daar rijp voor is wetgevingsvoorstellen op dat gebied indienen. Dames en heren, soms betekent meer wetgeving niet betere wetgeving. Dat moeten we goed onthouden.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) De Dienstenrichtlijn, die uiterlijk 28 december 2009 in alle lidstaten moet zijn omgezet in nationaal recht, zal een belangrijk effect hebben op grensoverschrijdende diensten.
Deze richtlijn en zelfs het Groenboek Herziening van het consumentenacquis leggen niet de fundamentele verplichtingen van dienstverleners vast en daarom verwelkom ik het verslag van de heer Lehtinen over dit onderwerp. Het verslag wil ervoor zorgen dat niet alleen consumenten maar ook kleine en middelgrote bedrijven die grensoverschrijdend diensten kopen en verkopen kunnen profiteren van extra juridische zekerheid, eenvoud en lagere kosten.
Ik ben van mening dat Europese standaardisering essentieel is voor het succes van ambachtelijke, kleine en middelgrote ondernemingen en dat de introductie van Europese normen op het niveau van de Europese Unie daarom een manier is om de veiligheid van diensten te ondersteunen en de consumentenrechten te waarborgen als het gaat om grensoverschrijdende diensten die worden geleverd door lidstaten. als consumenten onzeker zijn over de kwaliteit en veiligheid van diensten, ontwikkelen ze psychologische barrières ten aanzien van buitenlandse leveranciers, met als gevolg dat ze liever geen gebruik maken van grensoverschrijdende diensten. Als een consument een negatieve ervaring heeft, heeft die ervaring vaak onterecht nadelige gevolgen voor alle buitenlandse dienstverleners.
Consumenten hebben de mogelijkheid problemen die hoofdzakelijk ontstaan als gevolg van de verschillende procedures die in de afzonderlijke lidstaten gelden op te lossen binnen het netwerk van Europese Consumentencentra, ECC-Net, en het grensoverschrijdende Verhaalsnetwerk voor geschillen over financiële diensten, FIN-NET. Als een consument voldoende informatie heeft over zijn rechten binnen de interne markt, maar tevergeefs probeert deze uit te oefenen in een andere EU-lidstaat, kan hij de hulp inroepen van SOLVIT.
Dames en heren, ik verwelkom het feit dat dit verslag zich hoofdzakelijk richt op consumenten, aangezien zij in het bijzonder een fundamenteel en belangrijk element van de interne markt vormen. Het zou daarom onze gemeenschappelijke doelstelling moeten zijn om de voorwaarden te scheppen die consumenten in staat stellen in een ander land met evenveel vertrouwen aankopen te doen als in hun eigen land.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, hoewel het EG-Verdrag de burgers vrije toegang tot diensten voorbij hun nationale grenzen garandeert, maakt slechts een handjevol dienstverleners en consumenten gebruik van dit voordeel van de gemeenschappelijke markt. Een lage mate van concurrentie maakt diensten in grensregio’s daardoor duurder en soms minder toegankelijk dan diensten binnen een land.
Onderzoek wijzen uit dat het probleem niet in taalbarrière zit, maar in de wetgeving. Het is niet altijd duidelijk wanneer de wetgeving van het land van herkomst moet worden toegepast en wanneer de nationale wetgeving. Helaas hebben we, dankzij de tegenstanders van het oorsprongslandbeginsel, de kans gemist om een betere definitie op te nemen in de Dienstenrichtlijn. Hier in Straatsburg gaat dit verslag ook vergezeld van een irrationele angst om het oorsprongslandbeginsel te noemen, ondanks het feit dat dienstverleners in veel beroepsgroepen de wetgeving van het buurland helemaal niet hoeven te kennen om grensoverschrijdende diensten te kunnen leveren.
Binnenkort zullen we beschikken over jurisprudentie die een einde maakt aan de geschillen over de vraag wanneer consumentenbescherming wordt geregeld door de nationale wetgeving en wanneer en wanneer door die van het ontvangende land. Ik vind dat het verslag van de heer Lehtinen hieraan een uitstekende bijdrage levert, omdat onze definitie van de algemene plichten van dienstverleners naar mijn mening gebaseerd zou moeten zijn op afgesproken Europese normen.
Ik ben het ermee eens dat op het gebied van consumentenbescherming dezelfde plichten zouden moeten gelden voor leveranciers van particuliere en openbare diensten. Ik steun ook de financiering van communicatienetwerken tussen de lidstaten. Dit zal leiden tot effectieve controle en vooruitgang bij het oplossen van geschillen buiten de rechtbank om.
Commissaris, wij zijn de Europese burgers heel wat verschuldigd als het gaat om de voorwaarden voor het vrij verkeer van grensoverschrijdende diensten. Dit verslag lost een deel van de schuld af. Het Europees Parlement geeft de Commissie de politieke steun om de plichten van dienstverleners helder te definiëren, onafhankelijk van hun herkomst. Het verslag van de heer Lehtinen getuigt van het uitstekende werk van de Commissie interne markt en consumentenbescherming.
Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb zeer goed naar het debat over het verslag van het Parlement over de verplichtingen van de grensoverschrijdende dienstverleners geluisterd. Ik wil de leden danken voor hun commentaar. Ik zal nu enkele belangrijke punten onderstrepen.
In de eerste plaats ondersteunt de Commissie de doelstelling van het verslag waarover het Parlement morgen zal stemmen. Wij zijn inderdaad bezorgd over het gebrek aan consumentenvertrouwen in de interne dienstenmarkt. Ik beklemtoon dat voor mij, als Commissaris voor de informatiemaatschappij, dit gebrek aan vertrouwen in de internethandel zeer belangrijk is, en dat wij ons daarover zullen moeten buigen.
Ten tweede heeft de Commissie, zoals ik al zei, reeds een aantal initiatieven genomen om de huidige situatie te verbeteren. Ik heb de Dienstenrichtlijn aangehaald en de herziening van het consumentenacquis. Dat laatste is een van de belangrijkste prioriteiten van Commissaris Kuneva.
Wij zijn zeer dankbaar voor het verslag van het Parlement en wij willen het Parlement aanmoedigen aan de herzieningsprocedure te blijven bijdragen. Wij willen samen met het Parlement zo gauw mogelijk resultaten bereiken.
Wat zullen wij voor de komende weken en maanden concreet voorstellen? Eerst zal begin oktober op de website van de Commissie een samenvatting van de antwoorden op het overleg worden gepubliceerd. Dan zal een impactbeoordeling worden uitgevoerd met het oog op een mogelijk voorstel van de Commissie in de tweede helft van 2008. De leden die dit probleem van nabij hebben bekeken, zullen daar zeker belang in stellen.
In de derde plaats is de Commissie het ermee eens dat de veiligheidsaspecten van diensten dienen te worden bevorderd. Het is immers zeer belangrijk de gezondheids- en fysieke veiligheidsaspecten van op de interne markt aangeboden diensten beter te garanderen.
Wat de lidstaten betreft, zullen wij de aandacht vestigen op mogelijke tekortkomingen in nationale systemen of de noodzakelijke uitvoering van de beoordeling. We zullen vorming van de consument en bewustzijnvergrotende initiatieven bevorderen. We zullen toegang tot bestaande informatie over ongevallen en verwondingen in verband met de veiligheid van diensten voor consumenten mogelijk maken. Een zeer belangrijk element dat door verschillende lidstaten werd benadrukt, heeft betrekking op het collectief verhaal. De Commissie voert studies uit en brengt belanghebbenden samen om de mogelijkheid te beoordelen van een initiatief op dit gebied. Eén ding is echter zeker, en dat wil ik beklemtonen: het zal niet om een “principieel proces” in VS-stijl gaan.
Ten slotte dank ik de rapporteur voor zijn werk en het Parlement voor het belang dat het aan deze kwestie hecht. Wij zijn ervan overtuigd dat het parlementair verslag voor onze toekomstige werkzaamheden in het belang van de consument van zeer groot nut zal zijn.
De Voorzitter. − Mevrouw Reding, ik dank u voor het interessante debat, waarin meer dan vijftig procent van de sprekers van het vrouwelijke geslacht was. Zo hoort het.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 27 september 2007 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Bogdan Golik (PSE), schriftelijk. – (PL)
Ik wil de heer Lehtinen bedanken voor zijn goed geschreven verslag.
De vrijheid om diensten te leveren is een van de vier fundamentele vrijheden van de interne markt. In de loop van de jaren is de dienstensector steeds belangrijker geworden voor de economische en sociale ontwikkeling van de Europese Unie en heeft hij aanzienlijke veranderingen ondergaan.
Ondanks de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het lopende proces van de omzetting van de Dienstenrichtlijn in nationaal recht, blijft het vrije verkeer van diensten in de praktijk worden gehinderd door administratieve bepalingen en verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten.
Rekening houdend met de dreigingen en uitdagingen die voortkomen uit globalisering in combinatie met de tekortkomingen van de dienstensector die in het verslag worden genoemd, is het uiterst belangrijk om maatregelen te nemen die zijn gericht op het wegnemen van obstakels voor de levering van grensoverschrijdende diensten.
Gebrek aan vertrouwen bij de consumenten en terughoudendheid van bedrijven ten aanzien van activiteiten buiten hun eigen land beperken de toegang tot de interne markt. De Gemeenschap moet met spoed mechanismen introduceren die het gemakkelijker maken voor bedrijven, met name het MKB, om te profiteren van de interne markt. De communautaire bepalingen voor de levering van grensoverschrijdende diensten moeten daarom worden gerationaliseerd en er moet een minimale periode voor de harmonisering van kwaliteitsnormen worden geïntroduceerd om de belangen van de gebruikers te beschermen.
Versterking van de samenwerking tussen de lidstaten, beperking van de administratieve procedures gepaste controle van grensoverschrijdende diensten zullen een toename van de grensoverschrijdende activiteit bevorderen. Harmonisering van kwaliteitsnormen zal het vertrouwen van consumenten en leveranciers in grensoverschrijdende diensten versterken.
Als de levering van grensoverschrijdende diensten wordt vergemakkelijkt, zal dat leiden tot een goed functionerende interne markt voor diensten, waarmee de basis wordt gelegd voor een economisch samenhangende interne markt.
16. i2010: Digitale bibliotheken (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van Marie-Hélène Descamps namens de Commissie cultuur en onderwijs over i2010: Naar een Europese digitale bibliotheek (2006/2040(INI)) (A6-0296/2007).
Eens te meer is meer dan vijftig procent van de sprekers in dit debat van het vrouwelijke geslacht. Het woord is eerst aan mevrouw Marie-Hélène Descamps, de rapporteur.
Marie-Hélène Descamps, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Commissaris, dames en heren, de idee van een Europese digitale bibliotheek is ontstaan uit de wens van zes staats- en regeringsleiders van de Unie iedereen toegang te geven tot het Europese cultuurbezit en het behoud daarvan voor de volgende generaties te garanderen. Dit samenbundelend project voor Europa zal de uitdrukking van een echte Europese identiteit versterken en de verspreiding van onze culturele en taalkundige diversiteit in de hele wereld bevorderen. Dit project zonder voorgaande voor Europa verbindt verleden en heden, culturele en digitale dimensie. Het beantwoordt volmaakt aan de uitdagingen die de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën vandaag voor onze burgers zijn. Het internet, het derde meest geliefde medium voor jonge Europeanen, is één van de belangrijkste toegangswegen tot kennis en wetenschap.
Hoewel reële inspanningen werden vastgesteld, blijft de digitalisering en het online plaatsen van cultuurbronnen zeer fragmentarisch en afhankelijk van door de lidstaten ingestelde mechanismen. Om doeltreffend te zijn en zoveel mogelijk mensen te bereiken, dienen initiatieven te worden gecoördineerd die de verspreiding en bevordering van ons cultuurbezit mogelijk maken. Dat is de doelstelling van de Europese digitale bibliotheek, waarop de Commissie gunstig heeft geantwoord via haar baanbrekend initiatief “i2010: digitale bibliotheken”.
Eerste deel van dit initiatief is de mededeling van 30 september 2005, gegroepeerd rond drie grote assen: digitalisering, online-toegankelijkheid en digitale bewaring. De Commissie analyseerde in dit verband de belangrijkste technische, juridische, organisatorische en financiële uitdagingen van een project van die omvang. Daarnaast werd een online openbare raadpleging georganiseerd en werd een deskundigengroep op hoog niveau gevormd. Op basis van deze verschillende elementen heeft de Commissie op 24 augustus 2006 een aanbeveling goedgekeurd over digitalisering, online-toegankelijkheid en digitale bewaring waarin ze de lidstaten oproept het tempo van de digitalisering op te voeren en hun inspanningen te coördineren om tot een echte synergie te komen. Op 13 november 2006 heeft de Raad deze aanbevelingen met eenparigheid goedgekeurd. Het is nu dus aan het Europees Parlement een krachtig signaal te geven ten gunste van de verwezenlijking van dit uitzonderlijke project.
De onderneming is van dien aard dat wij stap voor stap te werk moeten gaan. Terwijl wij van in het begin werken aan de conceptuele en technische organisatie van alle categorieën van cultuurmaterialen, in het begin via één enkel punt van toegang, rechtstreeks en meertalig, moeten wij voorrang geven aan het tekstuele patrimonium, vrij van rechten, het in de bibliotheken bewaarde potentieel. Deze laatste hebben het voordeel dat ze nu al gecoördineerd zijn op Europees niveau via TEL, de Europese bibliotheek, die in 2005 door de nationale bibliotheken werd gecreëerd en die een groot aantal gedigitaliseerde werken bevat die tot het publieke domein behoren en dus onmiddellijk bruikbaar zijn.
Om het succes van dit instrument te bevorderen moet de bibliotheek het in een tweede fase mogelijk maken naast documenten die behoren tot het publieke domein, ook meer eigentijdse werken te raadplegen. Elk besluit in die zin dient noodzakelijkerwijze te worden genomen in samenspraak met alle betrokkenen. De bescherming van de rechten van auteurs en makers is een noodzakelijke voorwaarde voor het behoud en de bescherming van de creativiteit in Europa. Dit project zal het verwachte succes alleen hebben als het op een samenhangend economisch model berust. Zo stelt het verslag in overeenstemming met de houders van de rechten voor dat vanaf de Europese digitale bibliotheek de internaut gedigitaliseerde documenten kan opzoeken en lokaliseren, ongeacht hun status, en vervolgens de werken die tot het publiek domein behoren vrijelijk kan raadplegen, maar van de werken waarop rechten rusten slechts korte uittreksels kan zien. Daarna zal de gebruiker die het werk virtueel wil doorbladeren of toegang wil tot de beschermde documenten in hun geheel, naar particuliere operatoren worden gestuurd die gespecialiseerd zijn in beveiligde digitale verdeling, waar hun verschillende mogelijkheden zal worden geboden in ruil voor een rechtvaardige vergoeding van de rechthebbenden.
Om de bibliotheek in staat te stellen toegang te bieden tot betrouwbare en voor iedereen geschikte kwaliteitsinhoud, dient die inhoud te worden georganiseerd. Daarom roept dit verslag op tot de instelling van een directiecomité, waarin de culturele instellingen een grote rol zullen spelen. Dit comité zal de prioriteiten en de koers van de Europese digitale bibliotheek bepalen en de coördinatie, het beheer en de opvolging van haar activiteiten verzekeren.
Om toegang te geven tot alle culturen van Europa moeten de andere culturele instellingen en sectoren, zoals archieven, musea, cinema, de audiovisuele sector en de universiteiten bij elke fase van de verwezenlijking van het project worden betrokken. Zo zal het in zijn diversiteit verenigde Europa zich aftekenen.
Ten slotte dank ik al mijn collega’s in de commissie cultuur en in het bijzonder de heren Weber en Graça Moura voor hun steun en medewerking aan dit verslag. Ik dank ook de Commissie voor haar uitstekende medewerking bij de gehele uitwerking van dit dossier.
Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een uitstekend verslag. Mevrouw Descamps en haar collega’s in de commissie hebben uitstekend werk geleverd.
Het initiatief met betrekking tot een digitale bibliotheek is een voorbeeld van hoe Europa via concrete projecten aan economische groei en levenskwaliteit kan bijdragen. Door het Europese culturele en wetenschappelijke erfgoed online te plaatsen, kunnen wij het over verschillende culturen verspreiden. Door moderne technologieën te gebruiken kunnen wij de muren slopen die vandaag bestaan.
Ik ben zeer verheugd dat dit initiatief van de nationale biliotheken van onze lidstaten, dat door de Europese Commissie gedurende zovele jaren werd ontwikkeld, door politieke krachten op het hoogste niveau van de EU wordt beklemtoond en ondersteund. Onze staatshoofden en regeringsleiders steunen terecht dit initiatief, omdat er ware rijkdom is in onze bibliotheken, onze archieven en onze musea. Het gaat niet alleen om boeken, maar ook om kranten, archiefstukken en films. Deze rijkdom is meertalig en multicultureel. Minder dan 1 procent ervan is gedigitaliseerd. We weten dus wat ons wacht en wat wij moeten doen.
Dat werk is noodzakelijk om twee redenen. De eerste reden is om hinderpalen te overwinnen en mensen in staat te stellen deze werken uit hun eigen cultuur en onze gemeenschappelijke Europese geschiedenis te bestuderen, ermee te werken en ervan te genieten, en om deze elementen van onze culturele instellingen te laten hergebruiken voor diensten en producten met toegevoegde waarde. Daar heeft de industrie haar nut. Daarom is de doelstelling van het initiatief van de Commissie een gemeenschappelijk, meertalig toegangspunt tot Europa’s gedigitaliseerde cultureel erfgoed.
Wij kunnen dit niet alleen. Het vereist samenwerking met verschillende types culturele instellingen uit alle Europese landen. Ik ben zeer verheugd dat dit vorm krijgt en wordt geformaliseerd via de instelling van een legal body dat de capaciteit van de Europese digitale bibliotheek om te handelen zal vergroten. Dit gemeenschappelijk toegangspunt zal in 2008 van start gaan. In de jaren daarna zal de inhoud stapsgewijs worden uitgebreid als meer bibliotheken, archieven en audiovisuele archieven en musea hun gedigitaliseerde collecties toevoegen.
Ik ben zeer verheugd dat het verslag van het Parlement niet alleen het resultaat betreft, maar ook de voorwaarden om dat resultaat te bereiken. Dat houdt in dat wij de algemene voorwaarden moeten verbeteren om ons cultureel erfgoed online te brengen als een integrerend onderdeel van de initiatieven met betrekking tot een digitale bibliotheek, en dat de lidstaten meer inspanningen op het gebied van digitalisering moeten doen. Ik zeg heel duidelijk dat het niet genoeg is een groot cultureel evenement te organiseren waar alle regeringsleiders mooie toespraken houden en dan naar hun land teruggaan en in begrotingen snoeien. Dat mag niet! Op woorden moeten daden volgen. Ik wil dat het Parlement vooruitgang maakt en ons helpt dit prachtige project te verwezenlijken.
Ik ben voorzitter van de groep op hoog niveau voor digitale bibliotheken, die op dit gebied gestaag vorderingen maakt. Wij zijn ons zeer bewust dat de bewaring van digitaal materiaal één van de wezenlijke vragen van de toekomst zal zijn. Daarom ben ik blij dat de Raad de benadering van de Commissie van de Europese digitale bibliotheek heeft ondersteund en dat het Parlement ons nu in dezelfde richting helpt en zijn politieke gewicht achter deze doelstelling plaatst.
Vasco Graça Moura, namens de PPE-DE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil mevrouw Descamps van harte feliciteren met haar briljante verslag. Het is een document dat een zeer belangrijke bijdrage zal leveren aan de relatie tussen digitale technologie en cultureel erfgoed. Het roept op tot coördinatie van de inspanningen tussen nationale instellingen, in het bijzonder bibliotheken en in de toekomst ook andere culturele instellingen. Het begint op praktische wijze met werken die al deel uitmaken van het publieke domein. Het stelt voor effectief gebruik te maken van de synergie en goede praktijken uit te wisselen tussen degenen die op alle niveaus bij het proces betrokken zijn. Het roep de lidstaten op het project te bevorderen en manieren te vinden om dubbel werk bij het digitaliseren van eigendommen te voorkomen. Het roept op tot coördinatie van al deze inspanningen. Het verslag Descamps zal een hoogtepunt van deze wetgevende macht zijn als het gaat om de relatie tussen de nieuwste technologie en de Europese cultuur door de eeuwen heen.
Als we het hebben over Europese cultuur, hebben we het ook over universele cultuur. Dat is niet alleen zo omdat het Europese culturele erfgoed deze kwalificatie verdient, maar ook omdat de intrinsieke culturele diversiteit van Europa een volledig open systeem vormt, wat natuurlijk positieve gevolgen zal hebben naarmate het project vordert. Het is ook een project dat geëvolueerd is. Het begon als een “chauvinistische” misvatting om te concurreren met Google, maar is opnieuw geformuleerd en heeft diverse wijzigingen ondergaan om het zinniger, realistischer en productiever te maken. Het is niet langer wat de Financial Times eerder “een schaamteloos geval van misplaatst en onnodig nationalisme” noemde.
De Europese digitale bibliotheek is anders dan andere oplossingen doordat het een project van de Europese Unie is, doordat het zich richt op alle bibliotheken, doordat het bedoeld is om te worden gebaseerd op bestaande initiatieven en doordat het alle categorieën van het Europees cultureel erfgoed wil omvatten en zich niet wil beperken tot gedrukt materiaal. Er zijn zeker een aantal problemen: het vinden van financieringspartners in de particuliere sector; het zo veel mogelijk voorkomen van verschillende maten van digitalisering tussen de lidstaten; het oplossen van bepaalde technische aspecten met betrekking tot de coördinatie van toegang tot gedigitaliseerde werken; het behouden van gedigitaliseerde inhoud; het oplossen van de kwestie van de ingebouwde zoekmachine voor meta-informatie in afbeeldingsbestanden en voor rechtstreeks zoeken van tekstdocumenten; het vinden van oplossingen voor interoperabiliteit van de inhoud en het mogelijk maken van meertalig zoeken op onderwerp of trefwoord naast de huidige situatie waarin wordt gezocht op auteur of titel. We mogen ook niet vergeten dat de uitwisseling van ervaringen tussen instellingen essentieel is, vooral met Amerikaanse instellingen, en dat ook een sterke onderzoeks- en ontwikkelingscomponent cruciaal is voor goede resultaten van het project.
In deze context zal dit Huis door vóór het verslag Descamps te stemmen een positieve stap naar de toekomst zetten, of de meerderheid nu uit vrouwen bestaat of uit een percentage mannen en een percentage vrouwen, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. − De vrouwen zijn echter heel blij dat u een man bent!
Christa Prets, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Commisaris, 2010 is eigenlijk morgen al. De titel van dit verslag is “i2010: op weg naar een Europese ditigale bibliotheek”. Dat betekent dat wij nog veel te doen hebben, omat wij het te lang hebben uitgesteld. Ik ben verheugd dat mevrouw Descamps een zeer goed verslag heeft voorgelegd, dat laat zien wat mogelijk is. Wij moeten ons echter inspannen om dat ook te verwezenlijken. Het verslag is een uitdaging en een antwoord op de nieuwe technologieën, de nieuwe omgang met kennis en informatie en vooral ook op de toegang van jongeren tot leren, informatie en het opzoeken van kennis. Wij moeten daar zo spoedig mogelijk voor zorgen.
Wij hebben niet alleen behoefte aan de bewaring en beveiliging van het culturele erfgoed. Dagelijks zijn er nieuwe dingen die wij mee moeten opnemen. Wat gisteren is bedacht en opgeschreven, is morgen reeds cultureel erfgoed. Wij moeten dus veel inhalen. We moeten echter ook steeds vooruitzien om het tempo te kunnen volgen.
Van zeer groot belang zal zijn dat wij de coördinatie vormgeven en de landen mobiliseren, dat wij nationale gevoelens - zoals reeds vermeld – achter ons laten en dat wij ons gezamenlijk op een Europese weg naar beveiliging van de culturele verscheidenheid begeven. Moeilijkheden moeten worden overwonnen. In de eerste plaats is er het gebrek aan financiële middelen. Mevrouw de commissaris heeft dat juist opgemerkt. Alle ministers en presidenten zijn zeer sterk in zondagse redevoeringen, en trots op de culturele verscheidenheid. Als het echter om de financiering en verwezenlijking gaat, trekken zij zich echter gauw terug en vergeten veel van die fierheid.
Ik vind het ook zeer belangrijk dat wij de auteursrechten beschermen. Er moet een debat komen met auteurs, uitgevers en alle betrokkenen. Tegen een passende vergoeding moet de informatie op het net komen en daar opvraagbaar zijn. Wij moeten enkele dingen in aanmerking nemen. Het zal zeker niet gemakkelijk zijn, maar de voorstellen liggen voor, en de landen kunnen hier zeer veel afkondigen. Ik ben ervan overtuigd dat wij morgen voor dit verslag stemmen.
Wij moeten de nieuwe technologieën gebruiken en dit project ondersteunen om vrije toegang mogelijk te maken voor Europeanen, maar ook om onze cultuur in de gehele wereld te kunnen uitdragen.
Jolanta Dičkutė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Dames en heren, zoals al is gesteld in het initiële document van de Commissie, zou een Europese digitale bibliotheek gebaseerd zijn op het rijke erfgoed van Europa en multiculturele en veeltalige omgevingen combineren met technologische vooruitgang en nieuwe bedrijfsmodellen. In de context van integratie is dit een goed en wenselijk streven, een ambitieus doel. Maar naast deze idealistische doelstellingen moeten we realistische blijven en goed op blijven letten en voorbereid zijn op de moeilijkheden die onvermijdelijk zijn tijdens dit proces.
De voornaamste problemen met betrekking tot het maken van digitale bibliotheken zijn universeel, hoewel ze op verschillende manieren worden beschreven. Technische infrastructuur, het aanmaken van gedigitaliseerde bronnen, digitalisering, het bepalen van het auteursrecht, behoud van de inhoud en behoud van documenten zijn kwesties die technische en essentiële beslissingen vereisen.
De mogelijkheid om virtuele diensten en projecten voor de uitvoering daarvan te leveren is relevant voor alle typen bibliotheken. Het is echter duidelijk dat digitale materialen, zoals tekst-, beeld- en geluidsinformatie, de traditionele functies van bibliotheken hebben uitgebreid door andere inhoud toe te voegen. Zo wordt de toegang tot informatie in een traditionele bibliotheek bijvoorbeeld bepaald door de openingstijden, die meestal ruimer zijn dan die van andere openbare instellingen. Als een bibliotheek virtueel is, is de toegang universeel, want er is geen fysieke deur die de informatie van de gebruikers scheidt. De toegang tot de informatie wordt bepaald door de werktijd van de server.
Bibliothecarissen kunnen traditionele vaardigheden en kennis gebruiken om virtuele diensten te ontwerpen, maar deze zijn niet voldoende. Digitale bibliotheken zijn een verschijnsel van het derde millennium en het is daarom noodzakelijk om niet alleen de specifieke kennis die vandaag nodig is te evalueren, maar ook de kennis die in de toekomst nodig zal zijn, aangezien technologieën veranderen. Het is niet zo belangrijk om een perfecte kennis van bepaalde technologieën te hebben, want elke flexibele en volwassen werknemer kan de vaardigheden en ervaring verwerven die nodig zijn voor zijn of haar baan.
In mijn land, Litouwen, is het langdurig behoud van het Litouwse erfgoed door middel van informatietechnologie bepaald door de aanneming van wetten. Dit probleem wordt echter niet opgelost door de activiteiten van de “herinneringsinstellingen” (bibliotheken, musea, archieven) te coördineren. Noch de burgers van Litouwen noch die van andere landen kunnen op dit moment gebruik maken van alle diensten die worden aangeboden door digitale bibliotheken. Ik hoop dat het besluit van vandaag deze processen zal versnellen.
Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Umberto Eco heeft gezegd dat wie boeken leest, twee maal leeft. Het verslag van mevrouw Descamps geeft een goed overzicht van de moderne benadering van onderwerpen op het gebied van cultuur en onderwijs. Ik heb ook naar dit onderwerp verwezen in mijn verslag over de bijdrage van het toekomstig regionaal beleid aan het innovatievermogen van de Europese Unie.
Zoals de uitvinding van Gutenberg destijds een keerpunt vormde in de menselijke ontwikkeling, zo kunnen we vandaag de dag spreken van een culturele revolutie die wordt gevoed door het Internet. We hebben het hier over wijdverbreide toegang tot den Europese, ja zelfs wereldwijde, schatkist van het spirituele en materiele erfgoed van de mensheid. Tot die laatste categorie behoren hedendaagse creaties en werken die in de loop van eeuwen in verschillende culturen en talen zijn gemaakt. Auteursrecht en naburige rechten zijn in deze context zeker een punt.
Ik erken dat er op dit gebied in veel lidstaten al een heleboel is bereikt, zoals het werk van de Nationale Bibliotheek van Polen. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om het belang te onderstrepen van uitbreiding van de breedbandtoegang. Ik ben van mening dat we een manier moeten vinden om digitalisering mede te financieren vanuit de middelen van de Unie. Tot slot wil ik Goethe nog aanhalen, die zei dat hij na het lezen van een goed boek het gevoel had dat hij een nieuwe vriend had gemaakt. Bedenk toch eens hoe veel goede vrienden we zouden kunnen maken door middel van de Europese digitale bibliotheek!
Mikel Irujo Amezaga, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie heeft drie essentiële assen aangewezen om gebruik te maken van de mogelijkheden van digitale technologie: online toegankelijkheid, digitalisering van analoge collecties en behoud en opslag van digitale inhoud, en daar zijn we ons terdege van bewust.
Als het gaat om digitalisering, is het algemeen bekend dat de Commissie de lidstaten in augustus vorig jaar door middel van een aanbeveling heeft gevraagd hun inspanningen te coördineren om synergie op een Europese schaal te bewerkstelligen. De Raad steunde deze aanbeveling unaniem, maar ik wil van deze gelegenheid gebruik maken – hoewel de Raad helaas niet aanwezig is – om als eerste aan de Commissie te vragen of de lidstaten op dit gebied werkelijk vooruitgang hebben geboekt, en ten tweede om na te gaan of er voldoende rekening is gehouden met niet-staatsinstellingen, die, zoals we weten, in de meeste gedecentraliseerde landen verantwoordelijk zijn voor cultuurzaken.
Met betrekking tot een ander aspect, online toegankelijkheid, zijn we het er, zoals ik al zei, allemaal over eens dat er een meertalige interface moet komen en dat de inhoud moet worden gegarandeerd. Het doet mij veel plezier om bij het openen van de webpagina van de digitale bibliotheek te zien dat de inhoud niet alleen in de 23 officiële talen van de Gemeenschap is weergegeven, maar ook in het IJslands en Servisch.
We vieren vandaag de Europese dag van de talen en u, mevrouw Reding, hebt een belangrijke bijdrage geleverd aan de instelling daarvan. U hebt ook talloze malen gezegd, commissaris, en terecht, dat grote en kleine talen niet bestaan, dat ze allemaal deel uitmaken van de culturele rijkdom van Europa, en daarom zou ik graag een verwijzing willen zien in de digitale bibliotheek, of liever inhoud dan een verwijzing, met betrekking tot talen zoals de mijne, die niet officieel zijn in de Europese Unie.
Věra Flasarová, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, toen de bibliotheek van Alexandrië afbrandde tijdens Caesars invasie van Egypte, ging een belangrijk deel van alle literatuur die de mensheid tot dan toe had geschreven voorgoed verloren. Ik denk niet dat zoiets ooit nog zal gebeuren, dankzij het bestaan van digitale bibliotheken.
Ik verwelkom de complexe benadering van het onderwerp door de rapporteur. Ik kom uit Tsjechië, waar al enige tijd met succes wordt gewerkt aan de digitalisering van de Nationale Bibliotheek in Praag. Aangezien de staten hun eigen nationale bibliotheken hebben, is het niet meer dan logisch dat de Europese Unie een soortgelijke instelling moet hebben, een die gebruik maakt van de nieuwste technologieën. Dit is niet gewoon een stapje in het proces van Europese integratie; dit is een praktische kwestie. Er worden tegenwoordig steeds meer boeken uitgegeven. Deze enorme hoeveelheid literatuur kan niet op één plek worden samengebracht zonder de hulp van computertechnologie. Dit is een reusachtige taak. Het plan is dat de Europese digitale bibliotheek alle digitale bronnen die al bestaan in zich op zal nemen en alle literaire werken zal bevatten waarop geen auteursrecht rust. Naast de literaire werken worden ook technische, juridische, journalistieke en ook audiovisuele werken opgenomen.
Het opzetten van een systeem dat zo universeel is en toch relatief eenvoudig zal een boeiende taak zijn voor de experts in digitale technologie. Ik weet zeker dat de Europese digitale bibliotheek een einde zal maken aan de eindeloze kruisverwijzingen en ingewikkelde zoekopdrachten in cyberspace en een enorme bibliotheek zal worden die we, metaforisch gesproken, in huis zullen hebben.
Natuurlijk zijn er ook risico’s. Maken digitale bibliotheken ons nog afhankelijker van computers en bedreigen ze het bestaan van gedrukte boeken? Dat zou kunnen, maar ik acht het niet waarschijnlijk. Een traditioneel boek is een integraal deel van onze cultuur, net als theater en kunst. Het biedt iets wat digitale bibliotheken nooit zullen kunnen bieden: rechtstreeks contact met de lezer.
Thomas Wise, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de British Library heeft een geschiedenis die teruggaat tot 1753. Haar oudste documenten stammen uit 300 voor Christus. Beroemdheden als Karl Marx, Oscar Wilde, Mahatma Gandhi, Rudyard Kipling, George Orwell, George Bernard Shaw en zelfs Vladimir Lenin hebben in de leeszalen van het British Museum en in Britse bibliotheken gestudeerd. Ik vraag mij af of zij zoveel inspiratie zouden hebben gevonden op het internet. Ik vermoed dat onze schitterende voorziening met haar ongekende collectie publicaties uit elke hoek van de wereld en het British Empire evenzeer zal worden gekoesterd lang nadat de EU de weg is gegaan van andere eurofederalistische projecten, van Karel de Grote tot de vreselijke politieke nachtmerrries van de voorbije twee eeuwen. Veel geluk, mevrouw Descamps, met uw digitale bibliotheek. Op dit gebied zoals op vele andere zou ik mij echter toeleggen op de bewaring en ontwikkeling van een erfgoed waar ik trots op ben in plaats van de attributen van een nieuwe staat te creëren uit de overblijfselen van eerdere mislukkingen.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik wil eerst benadrukken dat ik verheugd ben over het verslag van de commissie en mevrouw Descamps over digitale bibliotheken als een tijdige en belangrijke bijdrage om te garanderen dat digitale informatie voor de toekomstige generaties wordt bewaard.
Het is juist dat het internet één van de belangrijkste middelen is geworden om toegang te krijgen tot kennis en leren. Digitale bibliotheken zouden ongetwijfeld veel onderzoekers, studenten, leraren en specifiek ook mensen met een lichamelijke beperking ten goede komen. Dit is dus een perfect initiatief in het Jaar van gelijke kansen voor iedereen.
Ik wil alleen uw aandacht vestigen op één aspect dat grondig moet worden ingeschat alvorens beslissingen te nemen.
Samenwerking tussen de openbare en de particuliere sector en particuliere steun voor de digitalisering van Europa’s cultureel erfgoed is een belangrijk element van het systeem zoals het er nu uitziet. Wij moeten garanderen dat nieuwe regels op dit gebied de voordelen van het huidige systeem niet in gevaar brengen, in het bijzonder met betrekking tot wetenschappelijke informatie. Wij moeten bijvoorbeeld garanderen dat het mechanisme van peer review wordt beschermd. Peer review is het proces waarin onafhankelijke deskundigen in een wetenschappelijke discipline – de “peers” – een wetenschappelijk paper met betrekking tot onderzoek kritisch beoordelen.
Het systeem van peer review is van wezenlijk belang voor de wetenschappelijke gemeenschap. Het is een belangrijk kwaliteitscontrolemechanisme en kan wetenschappelijke carrières beïnvloeden. Wij moeten ook een scenario vermijden waar open toegang de bestaande verspreiding van wetenschappelijk onderzoek via vaktijdschriften in gevaar brengt. Wij moeten ook de schade aan de winstgevenheid van tijdschriften van kleine uitgeverijen beoordelen.
Kort gezegd vinden veel belanghebbenden het huidige systeem gemakkelijk toegangkelijk, doeltreffend, rendabel en van hoge kwaliteit. Wij moeten er zeker van zijn dat de voordelen, in het bijzonder voor onderzoekers, in de meerderheid zullen zijn en onbedoelde negatieve gevolgen vermijden voor de mensen die wij willen helpen.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het idee om een Europese digitale bibliotheek te maken door een internetsite te bouwen waar bronnen worden opgeslagen die dan door elke gebruiker gratis te raadplegen zijn, is zeker ambitieus. De bibliotheek moet een meertalige interface hebben die rechtstreekse toegang tot het gewenste materiaal mogelijk maakt. Elke burger zou toegang hebben tot zelfs de onbekendste werken van de wereldcultuur in zijn of haar eigen taal.
Het moet ook opgemerkt worden dat dit initiatief een belangrijke kwestie oproept, namelijk internettoegang en de gelegenheid om verbinding te maken met het culturele erfgoed van de wereld dat beschikbaar wordt gesteld aan bewoners van plattelandsgebieden en eilanden en aan mensen met mobiliteitsproblemen.
Toegang tot categorieën van cultureel materiaal, ook dat wat is beschermd door auteursrecht en naburige rechten, vormt een ander groot probleem. Ik vertrouw erop dat we dit te zijner tijd kunnen oplossen door te investeren in technologie.
Mevrouw Descamps heeft een zeer evenwichtig verslag opgesteld. Ik ben van mening dat het onze steun verdient.
Zdzisław Kazimierz Chmielewski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil de vorige sprekers napraten die de rapporteur hebben gefeliciteerd met haar goed opgestelde verslag. Het zendt een heldere boodschap uit vanuit het Europees Parlement om het idee van de instelling van een Europese digitale bibliotheek te steunen. Het doet mij plezier het Huis eraan te kunnen herinneren dat Polen betrokken is geweest bij het bevorderen van dit idee. Mijn land was vertegenwoordigd bij de zes staatshoofden en regeringsleiders die het hebben gelanceerd.
Het verslag presenteert overtuigende argumenten voor de stapsgewijze tenuitvoerlegging van dit project. Het stelt progressieve opname van verschillende categorieën van cultureel erfgoed voor, samen met documenten waarop auteursrecht en naburige rechten rusten, altijd in overeenstemming met de wettelijke beperkingen op het gebied van intellectueel eigendom. Het in het voorstel opgenomen idee om andere instellingen dan bibliotheken die betrokken zijn bij de verspreiding van cultuur mee te nemen in het project is het overwegen waard. Het is niet meer dan redelijk als musea en archieven ook een belangrijke rol in dit systeem spelen, aangezien ze al eeuwenlang sterke banden hebben met bibliotheken.
Ik verwacht er veel van, vooral gezien het plan om in het coördinatiesysteem voor de Europese digitale bibliotheek niet alleen wetenschappelijk onderzoek over digitalisering op te nemen, maar ook de zeer belangrijke kwestie van de bescherming van digitale bronnen. Ik ben ervan overtuigd dat het op deze manier mogelijk zal blijken gemeenschappelijke, uniforme vereisten te ontwikkelingen met betrekking tot de juiste opslag van digitale materialen die zijn verzameld in bibliotheken en archieven, alsmede digitale materialen – gearchiveerd, moet ik benadrukken – verzameld op andere plaatsen dan in archieven, met andere woorden in musea en bibliotheken. Het is bekend dat deze instellingen al eeuwen problemen ondervinden met het voldoende beschermen van archiefmateriaal uit verschillende bronnen. Eindelijk kunnen we deze situatie oplossen.
Viviane Reding, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Descamps en de andere leden van de commissie cultuur en onderwijs hartelijk danken voor dit verslag, dat zeer belangrijk is.
De echte rijkdom van Europa is immers niet de euro, niet onze economische vooruitgang, maar dat patrimonium dat in de loop van eeuwen is ontstaan en gegroeid en dat de echte grote rijkdom van Europa vormt.
In zekere zin is het ergerlijk dat dit patrimonium verdwijnt in archieven en kelders, plaatsen waar het publiek niet kan komen. Zo kunnen zij het niet aanraken, niet begrijpen, er niet van genieten. De digitale bibliotheek wil precies die hinderpaal uit de weg ruimen.
Dat is volgens mij één van de grote stappen vooruit van Europa. Ik wil hulde brengen aan onze nationale bibliotheken, die aan dit voor de Europese culturen zo belangrijke initiatief ten grondslag liggen. De directeurs van deze bibliotheken hebben pionierswerk verricht. Ze hebben begrepen dat er behoefte was aan een symbiose tussen cultuur, de rijkdom van het corpus, en technologie, een instrument voor toegang tot die cultuur. Hun pionierswerk heeft het mogelijk gemaakt dat wij in 2008 een enig toegangspunt met meertalige toegang zullen hebben.
Aan diegenen die het daarover hadden, zeg ik dat wij inderdaad toegang tot de Luxemburgse literatuur zullen hebben. Ik ben daar trots om, omdat het Luxemburgs mijn moedertaal en voor mij dus de belangrijkste taal ter wereld is, zoals elke moedertaal. Daarom moeten wij toegang hebben tot kunst en literatuur die in die talen en met die uitdrukkingswijzen is gecreëerd.
Tot de Luxemburgse cultuur bijvoorbeeld hebben weliswaar de Luxemburgers toegang, maar wist u dat er een Luxemburgse cultuur bestaat? Het antwoord is nee. Eens de digitale bibliotheek bestaat, zal het enige toegangspunt u in staat stellen u van het tegendeel te overtuigen.
Het is buitengewoon toegang te hebben tot deze culturen en die rijkdom overal te kunnen delen, ook – en ik benadruk dat – buiten Europa, omdat cultuur aan onze grenzen niet ophoudt te bestaan. Cultuur betekent delen. Het is dus in openheid dat wij deze bibliotheek willen oprichten. Interoperabiliteit zal zeer belangrijk zijn. Het zal niet alleen gaan om boeken, maar ook om andere cultuurvormen zoals films, muziek en de inhoud van musea. Het gaat hier dus om een buitengewone culturele openheid, die meertalig en multicultureel zal zijn en het wezen zelf van Europa zal tonen, dat in verenigde diversiteit bestaat.
Uiteraard dienen problemen te worden opgelost. De leden hebben dat duidelijk gezegd. Er is het probleem van de financiering. Ik roep de lidstaten op hun discours met concrete acties kracht bij te zetten. Enkele doen dat, waarvoor ik hen dank.
Wij zullen in 2008 een analyse voorleggen van wie dat wel en wie dat niet doet. Ik denk dat dit heel belangrijk is om het dossier door te drukken. Wij zullen natuurlijk ook de lof zingen van het partnerschap tussen particuliere en openbare sector omdat dit van wezenlijk belang is voor de vooruitgang van de digitalisering, die zeer veel geld kost, en ik denk ook aan de bewaring van kwetsbare inhoud, die verloren gaat als niemand er iets aan doet. Hoeveel filmspoelen vergaan niet tot stof? Om dat gemeenschappelijk cultuurbezit te bewaren, dienen wij het te digitaliseren vóór het te laat is.
Ik denk natuurlijk ook aan de problemen die wij moeten oplossen, zoals die van de ateursrechten – een hoofdbreker – en die van de wetenschappelijke informatie. De groep op hoog niveau houdt zich daarmee bezig en stelt oplossingen voor.
Mijnheer de Voorzitter, dit is een buitengewoon project dat uiting geeft aan de Europese meerwaarde. Het mooiste is dat wij de Europeanen verenigen rond hun culturen en hun geschiedenissen, vol schoonheid en creativiteit. Het is het mooiste dat wij hebben. Laten wij het bewaren. Laten wij samenwerken om het te delen.
De Voorzitter. − Ik dank alle sprekers en in het bijzonder commissaris Reding voor haar charme en intelligentie. Aangezien het vandaag de dag van de minder bekende talen is, wil ik haar bedanken in haar eigen taal, het Luxemburgs. Merci!
(Gelach)
17. Doelmatigheid en rechtvaardigheid in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van Tomáš Zatloukal namens de Commissie cultuur en onderwijs over doelmatigheid en rechtvaardigheid in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels (2007/2113(INI)) (A6-0326/2007).
Tomáš Zatloukal, rapporteur. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Europese Unie ziet zich gesteld voor een aantal onderling verband houdende sociaaleconomische uitdagingen: de opkomst van zeer concurrerende landen, de vergrijzing van de bevolking, migratie, een snel veranderende structuur van de arbeidsmarkt en bloeiende informatie- en communicatietechnologieën. Elk van deze factoren Is van invloed op de toegang tot onderwijs van goede kwaliteit. Mensen met een lage opleiding lopen steeds meer risico op werkloosheid en sociale uitsluiting.
Eerlijke systemen garanderen dat onderwijs en scholing onafhankelijk zijn van sociaaleconomische achtergrond en andere factoren die personen een achterstand geven.
De uitdaging is de deelname van leerlingen, studenten en volwassen uit alle sociale groepen steunen: de huidige situatie is in dat opzicht bijzonder onbevredigend.
Het verslag dat ik in dit Parlement presenteer vraagt de lidstaten met klem positieve maatregelen in te voeren vanaf de kleuterschool om te zorgen voor sociale diversiteit van klassen en instellingen en onderwijs van goede kwaliteit te bieden. Vaardigheden die worden geërfd of op jonge leeftijd worden verworven, vormen de basis voor leren in het latere leven. Investeringen in deze periode leveren het meeste op, want men profiteert er een leven lang van. Ik wil erop wijzen dat te vroege categorisering van leerlingen op basisschoolniveau een nadelig effect heeft. Ik denk dat het juist belangrijk is het lesprogramma aan te passen, zodat het geschikt is voor verschillende groepen kinderen en hun capaciteiten binnen één school.
Aan de andere kant is differentiatie en de creatie van een flexibel aanbod van studiemogelijkheden zeer effectief op middelbareschoolniveau. Wat beroepsopleiding betreft, zou ik aanraden de toegang tot het hoger onderwijs te verbeteren en mogelijkheden te scheppen voor een leven lang leren.
Hoger onderwijs is essentieel voor het succes van een kenniseconomie. Het zou goed zijn als er meer geld in werd geïnvesteerd dan nu het geval is. Het verslag stelt dat gratis universitair onderwijs niet noodzakelijk rechtvaardigheid garandeert en roept op tot een analyse van de verschillende financiële stimulansen en ondersteuningsopties die de onrechtvaardigheid als het gaat om toegang tot universitair onderwijs aanzienlijk kunnen verminderen.
Onderwijs heeft invloed op de economie: het vergroot het menselijk kapitaal en het innovatievermogen en maakt verspreiding van technologie mogelijk. Elk jaar dat gemiddeld langer naar school wordt gegaan verhoogt de productiviteit in een gemiddeld EU-land selectief met 6,2 procent en op de lange termijn met nog eens 3,1 procent, dankzij de bijdrage aan de snellere technologische ontwikkeling. Het vergroten van de efficiëntie van onderwijs en scholing kan zowel individuen als de maatschappij als geheel een rendement opleveren van acht procent per jaar. Een ander voordeel is de vermindering van de werkloosheid: op dit moment is het gemiddelde werkloosheidscijfer in de EU 12,6 procent onder mensen die basis- of middelbaar onderwijs hebben afgerond en slechts vijf procent onder degenen die hoger onderwijs hebben genoten. Bovendien wijst een onlangs door de Commissie uitgevoerd onderzoek uit dat 75 miljoen EU-burgers – d.w.z. 32 procent van de beroepsbevolking – onvoldoende onderwijs heeft gehad. In 2010 is slechts vijftien procent van de nieuwe banen beschikbaar voor die groep mensen, van wie de meeste afkomstig zijn uit sociaal achtergestelde delen van de maatschappij.
Het beleid voor onderwijs en scholing moet een significant positief effect hebben op sociale en economische resultaten, duurzame ontwikkeling en sociale samenhang, want inefficiëntie en onrechtvaardigheid brengen enorme kosten met zich mee: verlies van belastinginkomsten, werkloosheid, meer vraag naar gezondheidszorg en steun uit overheidsmiddelen en ook de kosten die verband houden met een hogere mate van asociaal gedrag.
Onderwijs en scholing zijn basisfactoren die bijdragen aan economische groei in Europa voor de lange termijn, aan het concurrentievermogen en aan de sociale samenhang.
Tot slot wil ik mijn collega’s bedanken die met mij aan dit verslag hebben gewerkt.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − Mevrouw de voorzitter, ik ben verheugd over dit initiatief van het Parlement om de boodschap uit te dragen van onze mededeling, die wij vorig jaar met betrekking tot dit onderwerp hebben goedgekeurd.
Ik heb uw verslag met veel belangstelling gelezen en ik heb geluisterd naar de heer Zatloukal, die ik hartelijk wil danken omdat ik denk en voel dat wij partners zijn in deze kwestie, in dit debat en in inspanningen om de situatie te verbeteren.
Wij kunnen nu luisteren naar een beschrijving van individuele, collectieve en gemeenschappelijke sociaal-economische uitdagingen, maar ook van het belang van investeringen – betere investeringen, meer investeringen – in beleid met betrekking tot onderwijs en opleiding. Ik denk dat beleid met betrekking tot onderwijs en opleiding aan de basis ligt van onze inspanningen om een welvarender en samenhangender Europese maatschappij te creëren.
Alle Europese onderwijstelsels worden gekenmerkt door ongelijkheden op het gebied van onderwijs die sociaal-economische ongelijkheden weerspiegelen. De tegenstrijdige rol van onderwijs en opleiding met betrekking tot deze ongelijkheden is dat ze vaak aan hun instandhouding bijdragen. Soms zijn ze echter de enige manier om ongelijkheden uit te wissen.
In geheel Europa wordt het proces van de modernisering van onderwijs- en opleidingsstelsels gestuurd door de zoektocht naar meer doeltreffendheid en rendabiliteit. Uiteraard is dat wenselijk, maar vaak en onterecht wordt aangenomen dat doeltreffendheid en rechtvaardigheid niet samengaan.
Als onderdeel van ons engagement de lidstaten te helpen hun onderwijs- en opleidingsstelstels te verbeteren wees de mededeling van de Commissie erop dat doeltreffendheid en rechtvaardigheid niet ten koste van elkaar en van kwaliteit hoeven te gaan. Doeltreffendheid en rechtvaardigheid versterken elkaar. Ik denk dat dit de belangrijkste boodschap uit de hele mededeling is.
Uw verslag beklemtoont dat de Europese onderwijs- en opleidingsstelstels doeltreffend en rechtvaardig moeten zijn om aan economische groei en sociale cohesie bij te dragen.
Ik ben bijzonder verheugd dat u de nadruk legt op de behoefte aan de ontwikkeling van doeltreffend en rechtvaardig beleid voor het gehele continuum van levenslang leren en op de noodzaak vroegtijdig te investeren in onderwijs, aangezien is aangetoond dat investeren in goed onderwijs en goede zorg voor kleine kinderen en kleuters de meest doeltreffende manier is om de cirkel van benadeling te doorbreken.
Ik ben ook verheugd dat u onze boodschap bevestigt dat vroegtijdig groeperen van studenten nadelige gevolgen heeft voor doeltreffendheid en rechtvaardigheid. U legt ook veel nadruk op de behoefte aan de ontwikkeling van een evaluatiecultuur om doeltreffend langetermijnbeleid en beleid op basis van solide bewijsmateriaal te ontwikkelen.
Uw initiatief zal ons dichter brengen bij de ontwikkeling van strategieën voor levenslang leren die gelijkheid, inclusie, integratie en sociale cohesie aanmoedigen. Wij zullen daar volledig rekening mee houden in onze toekomstige initiatieven op het gebied van onderwijs en opleiding, in het bijzonder in het voorstel voor het gezamenlijk verslag van 2008 over de uitvoering van ons werkprogramma en onze overwegingen voor de toekomst en in het Groenboek over de verbanden tussen onderwijs en migratie, waarin ongelijkheden een belangrijke kwestie zullen zijn. Wij hopen deze mededeling in de lente voor te leggen.
Christa Prets, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik stel mij de vraag waarom wij over gelijkheid en ongelijkheid spreken als meer vrouwen dan mannen hooggeschoold zijn? Wij hebben dus gelijke kansen, wij benutten ze ook, maar daarna is die gelijkheid van kansen niet meer gegarandeerd. Bij verder studeren en in het benutten van de verworven kenis worden vrouwen nog steeds benadeeld, en daarom is er ook nog steeds geen gelijkheid in stelsels voor onderwijs, opleiding en verdere ontwikkeling.
Daarom is het nodig dat wij vrouwen helpen die bijvoorbeeld tijdens hun studie reeds moeder zijn, dat wij daar een bijzondere flexibiliteit vereisen en dat wij vrouwen in landelijke, afgelegen regio’s en vrouwen uit kansengroepen zoals bijvoorbeeld migranten of leden van etnische minderheden in het bijzonder ondersteunen en vooruithelpen. Daar bestaan immers grote ongerijmdheden en ongelijkheden. Wij moeten daarmee reeds op nog niet leerplichtige en schoolgaande leeftijd beginnen, en tot de beroepsopleiding doorgaan.
De rest vertel ik u na een korte onderbreking.
Pál Schmitt, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Ik zal in het Hongaars spreken. Commissaris, vorige week nam ik als vertegenwoordiger van de Commissie cultuur en onderwijs deel aan een conferentie in Lissabon die was getiteld “Young Voices – Meeting Diversity in Education”, en was georganiseerd door het Portugese voorzitterschap.
Het was een zeer aangrijpende ervaring om jonge mensen met verschillende lichamelijke beperkingen en leerproblemen hun schoolervaringen te zien presenteren. Hun verhalen hadden één ding gemeen: allemaal waren ze ervan overtuigd dat ze als ze samen met hun niet-gehandicapte leeftijdsgenoten zouden kunnen deelnemen aan schoolactiviteiten, niet op hun handicaps beoordeeld zouden worden maar op hun vaardigheden en persoonlijkheden.
Kinderen met een handicap integreren in het reguliere onderwijs bij hun niet-gehandicapte leeftijdsgenoten is ook essentieel om ervoor te zorgen dat de maatschappij hen als volwassenen sneller accepteert en opneemt. Als kinderen er van jongs af aan aan gewend zijn om kinderen met een handicap in hun omgeving te hebben en weten dat ze hen moeten respecteren als gelijken en soms moeten helpen, dan is de kans groot dat ze in hun volwassen leven meer begrip en geduld zullen kunnen opbrengen voor mensen met een handicap.
Het verslag dat voor ons ligt gaat uitgebreid in op integratiekwesties die betrekking hebben op sociale verschillen. Ik ben ervan overtuigd dat het, op dezelfde manier als in het voorbeeld dat ik zojuist gaf, ook belangrijk is dat kinderen met een sociale achterstand op gelijkwaardige wijze samen met andere kinderen kunnen deelnemen aan de verschillende fasen van het onderwijs.
Om dit te bereiken, moeten twee dingen worden gedaan. Het eerste is technologische vooruitgang en het wegnemen van obstakels. Vanuit dit perspectief hebben de Midden- en Oost-Europese lidstaten een grote achterstand: scholen, de schoolomgeving, vervoermiddelen, zelfs ziekenhuizen, andere instellingen, zoals bijvoorbeeld openbare instanties, zijn allemaal ontoegankelijke voor rolstoelgebruikers. Het andere, en daar is meer tijd voor nodig, is het veranderen van de houding van beleidsmakers om hen te laten inzien dat niemand uitsluitend onderwijs de eerste cruciale fase is in het proces dat leidt tot sociale acceptatie en integratie.
Tot slot wil ik nog zeggen dat sport ook een belangrijk middel is voor onderwijs en sociale stijging, omdat sociale en maatschappelijke verschillen wegvallen in de sport; de enige dingen die tellen, zijn talent, doorzettingsvermogen en inzet. Lichamelijke opvoeding op school en sport leveren een grote bijdrage aan de versterking van belangrijke sociale waarden zoals solidariteit en respect voor elkaars waardigheid.
Daarom ben ik van mening dat het belangrijk is dat er, als dit Huis debatteert over de kwaliteit, efficiëntie en rechtvaardigheid van onderwijs en scholing, ook wordt verwezen naar het belang van lichamelijke opvoeding en de kwaliteit, efficiëntie en rechtvaardigheid daarvan. We moeten er ook voor zorgen dat niemand uitsluitend onderwijs hier een belangrijke rol in speelt. Ik feliciteer de rapporteur en bedank u voor uw aandacht.
Christa Prets, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, het recht op onbeperkt onderwijs, het recht op toegang tot onderwijs is in het Handvest van de grondrechten verankerd maar is desondanks niet verwezenlijkt.
Aanzienlijke verschillen in de prestaties van onderwijsstelsels in de Europese Unie leiden tot een verschillende economische en sociale ontwikkeling. De onderwijsstelsels moeten doeltreffend, rechtvaardig en vooral vrij toegankelijk zijn. Doeltreffendheid moet reeds in de kleuterschool, de school en de vakschool worden geëist en beklemtoond.
Het is heel belangrijk dat ook de hogescholen een zekere flexibiliteit aan de dag leggen om snel op economische en sociale veranderingen te kunnen reageren. Alleen zo kan een concurrentievoordeel worden gerealiseerd. Veelzijdigheid, kwaliteit, samenwerking met de particuliere economie en de bevordering van onderzoek en ontwikkeling zijn noodzakelijk. Wij mogen echter niet alleen opleiden om over voor de economie goed gekwalificeerde mensen te beschikken. Onderwijs is een persoonlijke verrijking en een voorwaarde om in sociale samenhang te kunnen leven. Ze houdt een groei van de persoonlijkheid en het gevoel van eigenwaarde in. Dat is minstens even belangrijk als de vak-, beroeps- of wetenschappelijke opleiding.
Wij moeten ernaar streven dat leraren en leraressen zoals alle opleiders een kwalitatief hoogwaardige opleiding krijgen en vooral ook promotiekansen en uitwijkmogelijkheden hebben. Ook daar blijft immers vaak alles tientallen jaar bij het oude. Dat mag niet!
Het zou te eenvoudig zijn te zeggen dat onderwijsbeleid louter een zaak van de lidstaten moet zijn. Dat is slechts ten dele waar. Een Europese onderwijsruimte met een gemeenschappelijke doelstelling, namelijk die van Lissabon, heeft ook een gemeenschappelijke aanpak nodig om tot doeltreffendheid en gelijkheid te komen.
Jolanta Dičkutė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Dames en heren, leren is een onmisbaar onderdeel van de Europese sociale dimensie, want het toont het belang van solidariteit, gelijke kansen en sociale insluiting. Alle burgers moeten de kennis en vaardigheden verwerven die ze nodig hebben en deze voortdurend blijven opfrissen. Bovendien is het noodzakelijk om rekening te houden met de speciale behoeften van mensen die op de rand van sociale uitsluiting staan.
De Europese Unie regelt de ontwikkeling van de nationale onderwijsstelsels niet rechtstreeks, maar heeft wel een belangrijke invloed op hun ontwikkeling, ten eerste door de gemeenschappelijke doelstellingen van de Europese Unie; ten tweede door het toezicht op vastgestelde Europese richtsnoeren en verslagen over de ontwikkeling van onderwijsstelsels die worden gepresenteerd door de lidstaten en ten derde door onderwijs- en scholingsprogramma’s die door de Europese Unie worden gefinancierd.
Ik verwelkom de aanbeveling van de Europese Commissie om investeringen in personeel een prioriteit te maken voor de Structuurfondsen. De Europese Unie moet de essentiële voorwaarden scheppen voor elke lidstaat die een effectief Europees onderwijs- en scholingsstelsel wil opzetten en ontwikkelen om de relevante problemen op te lossen. Een van de grootste problemen in Litouwen is tegenwoordig bijvoorbeeld geweld op scholen. Om dit tegen te gaan, zijn al diverse preventieprogramma’s gestart die op nationaal niveau moeten worden uitgevoerd. Een andere kwestie is dat we op zoek zijn naar methoden die kunnen helpen de kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren om ervoor te zorgen dat het niveau van het onderwijs dat wordt geboden door de universiteiten in ons land gelijk is aan dat van de beste universiteiten in West-Europa.
Het Litouwse onderwijsstelsel kent nog meer problemen. Een daarvan is de lage salarissen van leraren in alle disciplines, wat onvermijdelijk leidt tot een tekort aan leraren. We hebben niet genoeg geld om sporthallen en -terreinen te repareren en ik ben van mening dat het verbeteren van de sportinfrastructuur niet alleen belangrijk is om schoolkinderen aan te moedigen van sport te genieten, maar ook om hen ervan te weerhouden drugs en alcohol te gaan gebruiken of te gaan roken. Nog een ander zeer relevant probleem is de generatie jonge emigranten die terugkeert. Zij hebben extra financiering en docenten nodig voor aanvullende studies en speciale programma’s.
Ik heb slechts een paar problemen genoemd, die ongetwijfeld ook in andere nieuwe lidstaten van de Europese Unie spelen. Ik ben het volledig eens met de spreker die zei dat de huidige situatie onbevredigend is. Realistische evaluaties en actieve steun voor verschillende onderwijsstelsels die voldoen aan de gemeenschappelijke Europese doelen en normen moeten de doelstelling van de Europese Unie zijn.
Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, er is een populair gezegde in Polen dat als je bepaalde dingen als kind niet leert, je daar de rest van je leven last van hebt. Dat herinnert ons eraan dat onderwijs voor kinderen de beste investering voor iedereen is. De rapporteur heeft dan ook gelijk als hij zegt dat er meer geld moet worden uitgetrokken voor voorschools onderwijs, want daarmee begint de sociale integratie. Dat helpt het individu zich te ontwikkelen en bereidt hem voor op zijn missie in het leven. Integratie moet ook in een later stadium worden versterkt. De rapporteur heeft daarom ook gelijk als hij wijst op het probleem van het classificeren van personen en adviseert kinderen pas aan het begin van het middelbaar onderwijs in groepen te verdelen en de periode van onderwijs op school te verlengen.
Het is ook terecht dat de ontwerpresolutie duidelijk wijst op de noodzaak om het beleid ten aanzien van beroepsonderwijs en scholing te koppelen aan het beleid voor werkgelegenheid, de economie, sociale integratie, het verbeteren van het concurrentievermogen van het hoger onderwijs en het garanderen van gelijke toegang daartoe voor iedereen.
De meest dringende reden waarom we deze regelingen voor het onderwijs zouden moeten aannemen is het feit dat 75 miljoen burgers van de Europese Unie, dat wil zeggen 32 procent van de beroepsbevolking, onvoldoende geschoold is. Dit heeft ernstige gevolgen voor de effectiviteit van hun werk, de prestaties van onze economieën en de sociale situatie. Dit moet veranderen.
Věra Flasarová, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, een rechtvaardig en efficiënt systeem zou iedereen toegang tot onderwijs garanderen.
De rapporteur stelt dat er een verbetering nodig is in het voorschools onderwijs, waar mensen hun gewoonten en vaardigheden vormen die ze in het latere onderwijs nodig hebben. Hij vraagt de lidstaten meer geld uit te trekken voor voorschools onderwijs. Maar wat is de realiteit?
In bijna alle EU-landen worden de laatste jaren voorschoolse faciliteiten gesloten. De afname van de bevolking is niet de enige reden. De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid was het hier ook mee eens en de situatie in Tsjechië is niet anders. Voorschoolse faciliteiten worden gesloten omdat ze duur zijn. Zo proberen dorpen en steden aanzienlijke bedragen in kas te houden. Voorschoolse faciliteiten van bedrijven bestaan vrijwel niet meer. De wachttijden voordat een kind in een dergelijke faciliteit terecht kan, lopen op. Er beginnen particuliere crèches te ontstaan die hoge normen hanteren: ze bieden onderwijs in vreemde talen en andere extra’s, maar alleen rijke gezinnen kunnen ze betalen. Voorschools onderwijs in Tsjechië was, en is nog steeds, van een hoog niveau, maar zelfs daarin beginnen al ongelijkheden te ontstaan.
Bovendien kan ik het niet eens zijn met paragraaf 21 van het verslag, waarin staat dat gratis universitair onderwijs niet noodzakelijk rechtvaardigheid garandeert. De situatie waarin jonge mensen studentenleningen krijgen en die later terugbetalen zal een grotere invloed hebben op de armere studenten dan op de rijke; dat kan van invloed zijn op de psychologische situatie van jonge mensen die hun leven beginnen met schulden.
Europa heeft te maken met een golf van immigratie. Onder degenen die hierheen komen, zijn veel kinderen en studenten. Deze mensen hebben veel potentieel dat de Unie kan helpen bij haar toekomstige ontwikkeling. Ze staan ook op een denkbeeldige startstreep en wij moeten hen de mogelijkheid geven om succesvol deel te nemen aan het onderwijsstelsel. In deze context is het moeilijk om de wetgeving inzake scholen die sinds januari 2005 in Tsjechië van kracht is te begrijpen, die bepaalt in welke mate onderwijs mag worden gegeven aan buitenlanders met een permanente verblijfsvergunning of lang of kort lopende visa, vluchtelingen of asielzoekers of personen onder tijdelijke bescherming. Eén bureaucratisch besluit trekt een lijn tussen kinderen die naar school moeten en kinderen die niet naar school moeten. Alles hangt af van hoe snel de persoon in kwestie de juiste status krijgt. Hun aankomst is al dramatisch genoeg. We moeten onze uiterste best doen om hun binnenkomst in de Unie eenvoudiger te maken. We willen niet dat jonge mensen in allerlei ongewenste sociale activiteiten worden getrokken.
Ovidiu Victor Ganţ (PPE-DE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s, ik feliciteer de heer. Zatloukal met het verslag, dat ik erg goed vind, omdat het gaat over een van de belangrijkste en gevoeligste hoofdstukken in ons leven, namelijk onderwijs.
Verder wil ik het hebben over drie aspecten van het verslag: ik heb meer steun gevraagd voor de universitaire programma’s voor uitmuntende studenten, op het niveau van de lidstaten en dat van de Europese Unie, om de mogelijkheden daarvan uit te breiden. Dat is essentieel als we willen dat de Lissabon-agenda succes heeft en de kloven in vergelijking met andere wereldspelers minder groot worden. Het gebrek aan hooggekwalificeerde specialisten in Europa is overal voelbaar en bijzonder ernstig in de nieuwe lidstaten als gevolg van het verschijnsel brain drain.
Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat de verbetering van de efficiëntie van het onderwijsproces nauw verband houdt met meertaligheid. In de context van het vrije verkeer van burgers van de Europese Unie betekent aanpassing aan de eisen van de markt kennis van vreemde talen. Bovendien zou meertalig onderwijs de uitwisseling van leerlingen en studenten eenvoudiger maken.
Met betrekking tot de rechtvaardigheid van onderwijs- en scholingsstelsels ben ik van mening dat de lidstaten de noodzakelijke middelen moeten vinden om de mate van toegang tot onderwijs en scholing voor kinderen, jonge mensen en volwassenen te vergroten. Er moeten gesubsidieerde plaatsen komen om achtergestelde sociale groepen te steunen, teneinde analfabetisme te verminderen, sociale omschakeling te bewerkstelligen, beter in te spelen op de eisen van de arbeidsmarkt en de werkloosheid te verminderen. Op die manier is minder arbeidskracht uit derde landen nodig. Er zijn genoeg arbeidskrachten, maar die zijn niet geschoold en niet efficiënt beheerd.
Maria Badia i Cutchet (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, de evaluatie van de Lissabon-doelstellingen die we in 2005 hebben uitgevoerd, wees nogmaals uit hoe belangrijk het is om onderwijs en scholing in het hart van de toekomststrategie van de EU te plaatsen.
Het is duidelijk, en de gegevens van Eurostat bevestigen dat, dat we achter lopen op de ambitieuze doelstellingen voor het hoger onderwijs die we hebben gesteld voor 2015: investeren in O&O, modernisering van universiteiten, vermindering van de uitval in het hoger onderwijs en het aantal vroegtijdige schoolverlaters, meer deelname van volwassenen aan een leven lang leren en meer mensen die hun middelbare school hebben afgemaakt.
Door deze vertraging hebben we een achterstand op onze internationale partners, de VS, India en Japan, en daar komt nog bij dat er enorme verschillen zijn tussen de Europese landen.
Effectieve en efficiënte vooruitgang in de onderwijsstelsels van onze lidstaten is niet alleen belangrijk als het gaat om internationaal concurrentievermogen en economische groei; het is ook een essentiële component van vooruitgang op het gebied van sociale samenhang in onze maatschappijen.
Investeren in voorschools, basis- en middelbaar onderwijs is een basisvereiste om het risico van sociale uitsluiting te minimaliseren en te zorgen voor meer werkgelegenheid en betere betaling.
Zowel de openbare als de particuliere financiering van het onderwijs moet worden verhoogd en de lidstaten moeten serieus nadenken over de noodzaak om voort te bouwen op de processen van Bologna en Kopenhagen.
Ook moet het universitair onderwijs worden aangepast aan de steeds heterogenere sociale en economische behoeften van onze maatschappijen, waarbij niet over het hoofd mag worden gezien dat onderwijs ook de basis vormt voor het opleiden van vrije burgers die in staat zijn een actieve rol te spelen in de samenleving.
Tot slot moeten we zo snel mogelijk het onderwijs van de beroepsopleidingen moderniseren en verbeteren en het afstemmen op de nieuwe uitdagingen die ontstaan door de verlenging van het werkende leven van Europeanen, wat de sociaaleconomische en onderwijsverwachtingen van volwassenen vergroot, waarbij ook aandacht moet worden besteed aan het vermijden van discriminatie op grond van geslacht in alle niveaus van onderwijs.