De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van de heer Reul, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over conventionele energiebronnen en energietechnologie [2007/2091(INI)] (A6-0348/2007).
Herbert Reul (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, omdat ik een paar minuten extra heb, wil ik eerst de Commissie, het secretariaat van onze parlementaire commissie en de andere rapporteurs bedanken. Het was geen eenvoudige taak en ik ben dankbaar dat we heel zakelijk hebben kunnen samenwerken en geprobeerd hebben een zo groot mogelijke overeenstemming te bereiken over een vraagstuk waar wel wat haken en ogen aan zitten.
Ons werk was gebaseerd op drie mededelingen van de Commissie en ons doel in dit verslag was om antwoorden te geven op de drie punten die in deze mededelingen werden besproken. Met een grote meerderheid in de bevoegde commissie zijn we daarin geslaagd. Uitgangspunt daarbij was een algemeen aanvaard beginsel dat in elk debat over energiebeleid opnieuw wordt genoemd, namelijk dat Commissie en Parlement beide van mening zijn dat het energiebeleid drie hoofddoelen heeft: concurrentievermogen, ofwel betaalbare prijzen, bescherming van het milieu en continuïteit van de energievoorziening. De conclusie dat de oplossing lag in de voortdurende ontwikkeling van nieuwe en bestaande energietechnologie was beslist het eenvoudigste deel van onze werkzaamheden.
Technologie is de sleutel tot het bereiken van deze drie doelen. In een wereld waarin de vraag naar energie constant stijgt en de voorraad fossiele brandstoffen gestaag afneemt, is het daarom essentieel dat we investeren in onderzoek en innovatie en op deze gebieden vooruitgang proberen te boeken. Neem alleen de mogelijkheden om het opwekkingsrendement van kolencentrales te verhogen. Momenteel bedraagt dit rendement gemiddeld 34 procent maar met behulp van geavanceerde technologie kan dat percentage worden opgetrokken tot 55 procent. Als een derde van de oude centrales werd vervangen door moderne installaties, zou het brandstofverbruik met 30 procent kunnen worden verminderd. Dat is slechts een klein voorbeeld van de kansen die nieuwe technologie biedt.
We hebben ook gesproken over twee energiebronnen die sterk van elkaar verschillen maar beide een grote politieke controverse veroorzaken. Niemand betwijfelt dat het aandeel fossiele brandstoffen, dat in 2004 79 procent van het bruto binnenlandse brandstofverbruik in de Europese Unie bedroeg, in de nabije toekomst op een hoog niveau blijft. Niemand weet precies hoe lang, maar feit is dat we in ieder geval nog enige tijd van fossiele brandstoffen gebruik moeten maken. Steenkool speelt hierbij een belangrijke rol, onder meer natuurlijk omdat het een van de weinige energiebronnen of liever de voornaamste energiebron in Europa vormt, al verschilt de beschikbaarheid ervan per lidstaat. Dat is een groot voordeel, vooral met het oog op de continuïteit van onze energievoorziening.
Dit betekent het volgende (en dat was een belangrijk punt tijdens onze besprekingen): wanneer wij zeggen dat steenkool nog toekomst heeft – en gelukkig heeft de Commissie de redenen daarvoor uiteengezet – moeten we de problemen aanpakken die met het gebruik van steenkool gepaard gaan. Een van deze problemen is de uitstoot van kooldioxide. Er zijn twee opties: de eerste is grotere efficiëntie en betere technologie en de tweede is het gebruik van nieuwe technologie om CO2 te scheiden en ondergronds op te slaan – de befaamde CCS-technologie voor de afvang en opslag van kooldioxide.
Dat is uiteraard gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar er zijn aanwijzingen dat het werkt. We hebben dat in dit verslag onderkend en ervoor gepleit om de ontwikkeling van CCS-technologie te stimuleren, omdat het ons de mogelijkheid biedt steenkool te blijven gebruiken. Steenkool is immers een zeer betrouwbare energiebron voor ons in Europa. Daarom hebben we altijd benadrukt dat we natuurlijk wel moeten beseffen dat de afvang van koolstof het opwekkingsrendement kan verlagen en dat het dus moeilijk is in te schatten wanneer de CCS-technologie daadwerkelijk kan worden ingezet. Maar we moeten allereerst ons huiswerk doen en passende wettelijke bepalingen formuleren.
Het derde en meest controversiële deel van het verslag betreft kernenergie. Kerncentrales zorgen voor meer dan 30 procent van de elektriciteitsopwekking in Europa. Bovendien heeft kernenergie bepaalde voordelen en dat valt niet te ontkennen, ongeacht onze politieke standpunten. Kernenergie bestaat al, is betaalbaar en helpt in belangrijke mate onze energievoorziening veilig te stellen. Wat betreft de beperking van de CO2-uitstoot is het een uiterst enerverende en interessante optie en volgens mij zou het onverantwoord zijn deze energiebron zomaar aan de kant te schuiven en volledig links te laten liggen.
Niet zonder problemen zijn we erin geslaagd formuleringen te vinden die een grote meerderheid kon onderschrijven en die de boodschap overbrengen dat het ventileren van deze ideeën deel uitmaakt van een volwaardig debat, maar dat de lidstaten uiteindelijk bepalen of zij deze ideeën al dan niet toepassen. Dat is een vrij belangrijk punt, maar wij willen graag een bijdrage leveren aan het gebied waarvoor Europa enige verantwoordelijkheid draagt, namelijk de continuïteit van de energievoorziening. Wat dit aangaat, is het verstandig de werkgroep op hoog niveau “Nucleaire veiligheid en afvalverwijdering” en het Europees Kernenergieforum in het leven te roepen. Verder is het ongetwijfeld een goede zaak, zoals in het Ontwerpprogramma van indicatieve aard inzake kernenergie (het PINC-document) wordt gesteld, om dit debat voort te zetten en geen enkele mogelijke oplossing bij voorbaat af te schrijven wanneer we over investeringen in nieuwe technologie spreken.
Kort gezegd, kiezen voor een energiemix betekent dat geen enkele energiebron wordt uitgesloten maar dat alle opties serieus worden bestudeerd. Hopelijk wordt de ontwerpresolutie morgen aangenomen in de vorm waarin een grote meerderheid van de commissie haar heeft goedgekeurd.
Andris Piebalgs , lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Reul feliciteren met zijn verslag; het is het laatste van de vervolgverslagen over energie en klimaatverandering sinds 10 januari 2007. De andere twee verslagen, van de heer Vidal-Quadras en mevrouw Thomsen, hebben de Commisse waardevolle input verschaft voor de nadere formulering van de voorstellen.
Het eerste verslag gaat over onze voorbereiding voor de interne markt, en het tweede gaat over de doorlopende werkzaamheden aan de richtlijn inzake duurzame energie. Ik ben ook erg dankbaar voor de tijdige input van de heer Reul en het Parlement op het gebied van energie-innovatie, schone fossiele brandstoffen en nucleaire energie.
In veel gevallen kan de Commissie zich al vinden in de oproepen van het Parlement en werkt zij aan een aantal in het verslag aangegeven opmerkelijke kwesties.
Europa dient de belangrijke doelstelling van de bestrijding van klimaatverandering te verwezenlijken. Hiertoe, en ook voor de veiligstelling van het energie-aanbod, hebben wij koolstofarme, zeer efficiënte energietechnologieën nodig. Wij moeten tevens fossiele brandstoffen op een duurzamere wijze gebruiken. En het zal moeilijk zijn om onze doelen betreffende klimaatverandering te bereiken zonder gebruik van kernenergie.
Laat ik eerst ingaan op de kwestie van energie-innovatie. De Commissie is voornemens om eind november 2007 het Europese strategisch technologieplan te presenteren. Europa heeft bewezen succesvol te zijn bij het opzetten van een regelgevend kader ter ondersteuning van koolstofarme technologieën. Er zijn afspraken gemaakt over doelstellingen voor energiebesparingen en voor duurzame energie. Wij vormen ook een echte interne markt. Deze zaken leggen zonder twijfel de grondslag voor de derde industriële revolutie.
Dit is echter allesbehalve voldoende. Als wij alleen afhankelijk zijn van geïmporteerde koolstofarme technologieën, lukt het ons niet om het energieaanbod veilig te stellen en onze doelstellingen op het gebied van de concurrentiepositie te verwezenlijken.
Uit de onderzoeken die momenteel worden gedaan bij de Commissie blijkt dat Europa tekortschiet in de ontwikkeling van lage-koolstoftechnologieën. Wij zijn in wezen niet in staat om het in de EU verrichte basisonderzoek, dat van hoge kwaliteit is, om te zetten in technologieën van wereldklasse. Wij zijn er tegenwoordig niet voldoende op gericht om het onderzoek bij de ontwikkelingen van het bedrijfsleven te laten aansluiten, door het bouwen van proef- en demonstratiefabrieken als opstap naar volledige bedrijfsgrootte.
Om een leidende rol te vervullen in de wereld bij innovatie voor klimaatverandering en energieveiligstelling, is het noodzakelijk dat Europa efficiënter wordt bij het beheer over de middelen die in energie-innovatie zijn geïnvesteerd.
Om die reden hebben wij betere gezamenlijke strategische planning op EU-niveau nodig, evenals effectievere tenuitvoerlegging van programma’s en maatregelen op het gebied van energietechnologie.
Bovendien, zoals werd vermeld in het verslag-Reul, moeten wij aanvullende financiële en personele middelen inzetten voor onderzoek en demonstraties op het gebied van energietechnologie.
Wij hebben de begroting voor energie in het zevende kaderprogramma al met 50 procent verhoogd, en die voor het programma voor concurrentie en innovatie met 100 procent. Dit zouden wij niet voor elkaar hebben gekregen zonder sterke steun van het Europees Parlement.
De lidstaten volgen deze weg ook, en ik ben ervan overtuigd dat de particuliere sector hetzelfde zal doen, zodra de kaderomstandigheden goed zijn. Dit is met name van toepassing op demonstratieprojecten in de bedrijfstak en op vroege-marktpositionering, alsmede op de essentiële rol van kleine en middelgrote ondernemingen.
Ik wil nu naar het tweede deel van het verslag gaan: de uitdagingen die gekoppeld zijn aan conventionele energiebronnen. Wij moeten erkennen dat deze energiebronnen de komende jaren een aanzienlijk deel blijven uitmaken van de energiemix.
Wij delen dezelfde opvatting: dat wij de stap moeten maken van traditionele naar duurzame fossiele brandstoffen. Vóór het einde van het jaar zal de Commissie verdere stappen nemen om iets te doen aan het gebruik van moderne technologieën bij energieopwekking uit fossiele brandstoffen.
De Commissie zal zich met name bezighouden met de kwestie van het juridische kader voor het opvangen van kooldioxide en de geologische opslag ervan. Wij zullen een wetgevend voorstel indienen met het oog op een regelgevend kader, om juridische zekerheid te bieden, en om te zorgen dat de burgers vertrouwen krijgen in de veiligheid van het afvangen en opslaan van kooldioxide. Ik ben momenteel ook bezig met het voorbereiden van een mededeling om het politieke kader ter ondersteuning van de “afvang en opslag” vast te stellen.
Ik ben het ermee eens dat voor “afvang en opslag” aanzienlijk onderzoek vereist is voordat het commercieel haalbaar is. Daarom wordt dit geschaard onder de strategische energietechnologieën in het strategische energietechnologieplan. Om die reden kiezen wij het uit voor onze mededeling in verband met het wetgevende voorstel.
Naast de doorlopende werkzaamheden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, moet de EU verder met demonstratiefabrieken. Dergelijke projecten leveren onschatbare ervaringen op. Hierdoor kunnen wij bestaande technologieën optimaliseren en daarnaast uitdagingen herkennen en erop ingaan.
Het doel staat ons helder voor ogen: verscheidene grootschalige demonstratiefabrieken in de EU in 2015 te zien draaien, en de technologie op de markt te brengen in 2020. Dit gebeurt alleen als er een grote betrokkenheid is van de Europese particuliere sector en als er een krachtig, steunend overheidsbeleid is. De Commissie is bereid het voortouw te nemen, maar het is noodzakelijk om de volledige steun van de lidstaten en het Europees Parlement te krijgen.
Ik ga het nu hebben over kernenergie. Het verheugt mij dat uw boodschap betreffende kernenergie volledig aansluit bij onze conclusies in de mededeling over een indicatief programma op het gebied van kernenergie, zoals breed wordt gesteund door het Economisch en Sociaal Comité.
Ik ben tevens blij dat de eerste vergadering van de groep op hoog niveau “Veiligheid van kernenergie en afvalbeheer” heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2007. De groep heeft een mandaat om geleidelijk algemeen begrip te doen ontstaan en eventueel een hoger niveau van veiligheid van kernenergie.
Ik deel de in het verslag weergegeven mening dat een open dialoog over kernenergie noodzakelijk is. Om die reden heeft de Commissie een kernenergieforum opgezet, analoog aan de andere energieforums. Het doel van dit forum is het debat over kernenergie uit te breiden en alle relevante partijen erbij te betrekken.
Op 26-27 november 2007 vindt de eerste vergadering van dat forum, ook wel het Bratislava/Praag-forum genoemd, plaats. Ik reken erop dat het meer transparantie geeft over overleg met en tussen alle betrokkenen. Ik ben verheugd dat het Europees Parlement ook zal deelnemen.
Ik wil nogmaals de rapporteur, en de schaduwrapporteurs, feliciteren met hun uitstekende verslag. Ik bedank het Europees Parlement voor zijn steun en samenwerking. Wij zullen gebruikmaken van dit verslag bij onze verdere werkzaamheden, en ik verheug mij absoluut op het debat.
Margrete Auken (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me, maar dit is geen goed verslag en het verloop van de werkzaamheden in verband met het verslag zijn evenmin goed te noemen. Waarom heeft de Commissie industrie, onderzoek en ontwikkeling niet geluisterd naar de verklaringen van andere commissies? Namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking betreur ik het feit dat wij slechts gevraagd zijn om een uitspraak te doen over de norm voor de CO2-uitstoot, die de Commissie heeft geformuleerd. De voorgestelde energie-efficiëntie en -besparing zijn veel te karig en ook wat onze belangrijkste kritiekpunten betreft zijn we veel te voorzichtig. En het gaat hier nog wel om zaken die voor de ontwikkelingslanden van doorslaggevend belang zijn. Er zijn bekende technologieën beschikbaar om een enorme hoeveelheid energie te besparen en dat is in elk geval voor de ontwikkelingslanden veel en veel belangrijker dan de afvang en opslag van kooldioxide. In het algemeen geldt dit ook voor de industrielanden. Trouwens, waarom blijft olie volledig buiten beeld? De hoge olieprijzen vormen een zware belasting voor de ontwikkelingslanden, vooral binnen de vervoersector, waar olie de meest gebruikte brandstof is. Niet alleen de efficiëntie moet worden verbeterd; er zijn ook andere vervoersmodellen nodig. Hernieuwbare energie is echter essentieel voor de ontwikkeling van de ontwikkelingslanden en het is een gotspe dat dit nauwelijks in het verslag wordt genoemd. Het voorstel is ongenuanceerd en de standpunten van de Commissie ontwikkelingssamenwerking zijn er op geen enkele manier in verwerkt. Ik roep iedereen met klem op dat morgen aan de orde te stellen.
Bogusław Sonik (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met Herbert Reul eens wat betreft de diversificatie van de elektriciteitsopwekking, de diversificatie van de energievoorziening en de verbeteringen in energie-efficiëntie en -gebruik. Dat de natuurlijke hulpbronnen voortdurend in omvang afnemen, is niets nieuws voor wetenschappers op het gebied van de energievoorziening. Al jarenlang bestuderen vooraanstaande onderzoekscentra de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en publiceren zij alarmerende rapporten. Uit de bevindingen van deze verslagen blijkt ondubbelzinnig dat onze mondiale economie in de toekomst wellicht met een energiecrisis te maken krijgt, wanneer we uitsluitend conventionele methoden van energieopwekking blijven aanwenden. Een afname van de hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen betekent dat Europa steeds meer grondstoffen uit naburige landen moet invoeren, wat ertoe kan leiden dat we geleidelijk afhankelijk worden van leveranciers. We hebben reeds verschillende malen gezien dat een dergelijk beleid in onze buurlanden negatief uitpakt.
Om deze reden is het een van de grootste uitdagingen voor de Europese Unie om de energiebronnen te diversifiëren en nieuwe technologieën voor energieopwekking te ontwikkelen. Een goed beleid op dit punt is niet alleen heilzaam voor de samenleving en de economie maar ook voor het milieu. Ik wil echter wel benadrukken dat niet alle landen dit beleid op korte termijn kunnen gaan voeren. Dat heeft te maken met de situatie in het verleden, waardoor de energiesector in de betreffende landen al vele jaren achterloopt ten opzichte van de oude EU-lidstaten. Daarom wil ik als burger van zo’n land erop wijzen dat in Polen of de andere landen in dit geografische gebied de modernisering van de energiesector heel wat meer voeten in de aarde heeft dan in West-Europa. Houdt u alstublieft rekening met dit specifieke punt. Met het oog op de klimaatverandering moet de EU zich meer gaan inzetten voor een schone steenkooltechnologie als de optimale oplossing voor ons milieu, vooral in die landen waar de energiesector grotendeels aangewezen is op kolen.
András Gyürk, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Dank u wel dat u mij de gelegenheid biedt om het woord te voeren, mijnheer de Voorzitter. Commissaris, dames en heren, het verslag dat voor ons ligt, maakt geen geheim van het feit dat er belangrijke argumenten tegen conventionele vormen van energie bestaan. Tegenwoordig wordt in dit verband vooral over klimaatverandering gesproken. Fossiele energiebronnen dragen echter niet alleen bij aan de wereldwijde klimaatverandering; zij maken Europa ook afhankelijker van externe leveranciers.
Laat ik ter illustratie één voorbeeld uit Hongarije noemen. In dit land met een tekort aan grondstoffen bestaat de energiemix voor 50 procent uit gas, waarvan 80 procent van één externe bron wordt betrokken, namelijk Rusland. Dat resulteert in een mate van afhankelijkheid die niet alleen verstrekkende sociale en economische consequenties heeft, maar ook de internationale betrekkingen van Hongarije aanzienlijk kan beïnvloeden. Tegelijk blijkt uit deze en soortgelijke cijfers dat conventionele energiebronnen de komende decennia onvermijdelijk nog een grote rol in de energievoorziening van Europa gaan spelen, zelfs als hernieuwbare energie terrein wint. Als we het tegendeel beweren, steken we onze kop in het zand.
Dames en heren, er moet een oplossing komen voor de tegenstelling tussen enerzijds de noodzaak en anderzijds de risico’s van conventionele bronnen. Mijns inziens biedt het verslag van de heer Reul daartoe de benodigde handvatten. Net als de rapporteur vind ik dat de Europese Unie zich bij de vaststelling van beleid voor conventionele energiebronnen moet richten op drie fundamentele doelen: grotere efficiëntie en, daaraan gekoppeld, benutting van de mogelijkheden van onderzoek en ontwikkeling en beperking van de afhankelijkheid van externe bronnen. Het beste voorbeeld van dit laatste punt is het Nabucco-project; de aanleg van deze gaspijpleiding zou een belangrijke stap in de richting van diversificatie betekenen en daarom is het in het belang van de Gemeenschap dat dit project doorgaat. Dank u zeer, mijnheer de Voorzitter.
Adam Gierek, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, energie is een cruciale factor voor het concurrentievermogen op de markt en de kwaliteit van leven voor de inwoners van de EU. Daarom moeten fundamentele politieke en economische doelen worden nagestreefd: effectiviteit in de duurzame opwekking van energie, efficiëntie wat betreft de vermindering van het totale gebruik en de betrouwbaarheid en continuïteit van de energievoorziening. Als we deze doelen bereiken, zal dat leiden tot een veilige samenleving. We moeten niet uit het oog verliezen hoeveel onze burgers, direct of indirect, voor elke eenheid energie betalen. Het concurrentievermogen van de economieën van de EU-lidstaten hangt onder meer af van een beter gebruik van regionale hulpbronnen in de vorm van fossiele brandstoffen. Dit zal echter alleen maar gebeuren wanneer de Commissie waarborgt dat het emissiehandelssysteem geen sta in de weg vormt voor de vervanging van bestaande elektriciteitscentrales, bijvoorbeeld kolengestookte centrales, door modernere systemen met een lagere CO2-uitstoot. Polen heeft zijn uitstoot sinds 1988 reeds met 32 procent teruggedrongen, terwijl de landen van de oude EU in dezelfde periode aanzienlijk minder hebben gepresteerd. De uitstoot per inwoner in Polen bedraagt momenteel 7 ton per jaar, terwijl dat cijfer in de oude EU-lidstaten tot tweemaal zo hoog ligt. Onder deze omstandigheden zou het niet goed zijn als Polen vanaf volgend jaar zijn CO2-uitstoot nog eens drastisch met 30 procent zou verminderen. Dit Commissiebesluit zou zeer nadelige sociale gevolgen hebben.
Mijn land mag niet worden opgeofferd aan een politiek van klimaathysterie. Het is bekend dat het klimaat in het verleden is veranderd, dat het nu verandert en dat het zal blijven veranderen en dat we de gevolgen van deze veranderingen – droogte, overstromingen en tekort aan drinkwater – moeten tegengaan. Uit het oogpunt van rechtvaardigheid is het echter nodig dat de beperking van de CO2-uitstoot wordt gekoppeld aan een cijfer per hoofd van de bevolking in de EU-landen. Het is belangrijk dat emissiekosten niet willekeurig worden vastgesteld op basis van reducties en onduidelijke beginselen. Het concurrentievermogen kan geen functie zijn van verkeerde marktprikkels en de prijs van energie moet de werkelijke kosten ervan weerspiegelen. Het lijkt verstandig alle mogelijke beproefd methoden toe te passen om kooldioxide te absorberen, waaronder biologische methoden, en om methaan te absorberen. Op dit moment moet echter beslist voorrang worden gegeven aan methoden waarmee primaire energie efficiënter in andere vormen kan worden omgezet op basis van technologische proefinstallaties voor de gasvorming en vloeibaarmaking van steenkool en voor het creëren van waterstof.
Ter afsluiting wil ik de rapporteur, de heer Reul, oprecht bedanken voor de vruchtbare samenwerking bij de opstelling van dit verslag, waarin de problemen van fossiele brandstoffen en kernenergie in al hun facetten, evenwichtig en met het oog op de lange termijn worden behandeld.
Šarūnas Birutis, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Allereerst wil ik de heer Reul en mijn andere collega-Parlementsleden die deugdelijke amendementen hebben aangedragen, bedanken voor hun evenwichtige verslag en al het harde werk dat zij daarvoor hebben verricht.
Alle energiebronnen die in het verslag worden vermeld, krijgen voldoende aandacht, terwijl tegelijk op een goede manier wordt gewezen op het belang van alternatieve energiebronnen en nieuwe energietechnologieën.
Energiediversificatie is zeer belangrijk voor het veiligstellen van de energievoorziening en dat geldt zeker ook voor mijn land, Litouwen. Wij bevinden ons in een uitermate kwetsbare positie, omdat mijn land volledig afhankelijk is van één leverancier en er momenteel geen alternatieven zijn. Een mogelijke oplossing is de bouw van een veilige, moderne kerncentrale. Dat zou de basis vormen voor onze politieke veiligheid en economische stabiliteit.
Tijdens de besprekingen voor dit verslag werden verschillende standpunten over de toekomst van kernenergie uitgewisseld.
Natuurlijk, we moeten het belang van alternatieve energiebronnen en de mogelijke dominante rol daarvan in de toekomst volledig erkennen. Niettemin dienen we een nuchtere houding tegenover kernenergie ten toon te spreiden en onder ogen te zien dat 30 procent van de in de EU opgewekte energie afkomstig is van kerncentrales. Deze energiebron helpt de Kyoto-doelstellingen te verwezenlijken en de continuïteit van de energievoorziening te versterken.
De “groene” politici hebben heel energiek amendementen ingediend waarin kernenergie wordt veroordeeld in naam van de veiligheid van Europese burgers. Ik vind deze amendementen hypocriet omdat zij kunnen bijdragen aan de toenemende onveiligheid van andere Europese burgers.
Ik wil mijn collega-Parlementsleden aanmoedigen zich tolerant op te stellen en de bepalingen te steunen waarin wordt gezegd dat elk land zelf mag besluiten over toepassing van veilige kernenergie. Alleen door onze visies met elkaar te delen en naar elkaars opvattingen te luisteren, kunnen we tot de juiste beslissing komen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten wil ik in dit debat over conventionele energiebronnen en energietechnologie Herbert Reul bedanken voor het feit dat hij zo’n compleet verslag over dit vraagstuk heeft opgesteld.
Allereerst merkt de auteur van het verslag terecht op dat het vooral belangrijk is dat de landen van de Europese Unie op dit punt de handen ineenslaan, ook als het gaat om de toekomst van energie die uit conventionele brandstoffen wordt opgewekt.
Ten tweede is het essentieel maximaal gebruik te maken van de fossiele brandstoffen binnen de EU-landen, aangezien de Europese Unie steeds afhankelijker zal worden van de invoer van fossiele brandstoffen; in 2030 zal dat percentage ongeveer 70 procent bedragen en voor aardolie zelfs 94 procent.
Ten derde is steenkool een van die inheemse brandstoffen die we optimaal dienen te benutten. Duitsland bezit 7 procent van de wereldwijde voorraad en Polen 2 procent. Het is belangrijk de winning van deze brandstof en de bijbehorende energieopwekking niet ter discussie te stellen, omdat elektriciteit uit fossiele brandstoffen nog steeds tweemaal zo goedkoop is als stroom uit hernieuwbare bronnen.
Ten vierde zijn er gezamenlijke Europese investeringen nodig in onderzoek naar nieuwe technologieën op dit gebied, die worden gefinancierd uit EU-begrotingsgelden. Zulke investeringen zijn onontbeerlijk vanwege de milieurisico’s die gepaard gaan met de opwekking van elektriciteit uit steenkool.
Ten vijfde en als laatste moet er steun komen voor EU-landen die in kernenergie investeren. In dit verband wil ik wijzen op de overeenkomst over de bouw van een moderne kerncentrale in Ignalin, een gemeenschappelijk project van Polen, Litouwen, Estland en Letland.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer Reul, aangezien reeds min of meer is aangekondigd dat de Groenen niet gelukkig zijn met dit verslag, concentreer ik mij op de punten die mij het meest storen. Deze punten komen eveneens tot uitdrukking in de amendementen die wij hebben ingediend.
Tijdens de opstelling van dit verslag was elke kritische bezinning op kernenergie onmogelijk. Alle problemen in Europa in verband met de teloorgang van de veiligheidscultuur in onze kerncentrales waren onbespreekbaar, hoewel de incidenten in Duitsland met reactoren van het bedrijf Vattenfall kort geleden een duidelijke illustratie van die verminderde veiligheid vormden. De moeilijkheden met de financiering van afvalverwijdering waren eveneens onbespreekbaar, net als de groeiende dreiging dat nucleair materiaal wordt misbruikt voor het maken van bommen of mogelijk voor terroristische doeleinden.
Eén ding, mijnheer Reul, vind ik echter werkelijk tenhemelschreiend en ik zal u dat vertellen wat dat is voordat wij in Bratislava bijeenkomen. Het Italiaanse bedrijf ENEL is nu, in 2007, van plan in Slowakije een kerncentrale af te bouwen die al vóór Tsjernobyl in de Sovjet-Unie was ontwikkeld. De bouw begon in Tsjecho-Slowakije in het begin van de jaren tachtig en werd voor twee derde voltooid. Nu wil ENEL de centrale afbouwen zonder nieuwe vergunning en zonder de plannen te laten toetsen aan Europese normen. Dat is schandalig.
Mensen die kernenergie bejubelen, mogen dit schandaal niet langer negeren.
Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ruwe olie is duurder dan ooit. Dat heeft ook gevolgen voor de prijs van andere fossiele brandstoffen. De kosten van alle vormen van energie stijgen, omdat vier vijfde van het totale energieverbruik in de EU gebaseerd is op fossiele brandstoffen.
Mensen zijn niet bereid hun verbruik te beperken en dus is er behoefte aan nieuwe technologieën, grotere energie-efficiëntie, koolstofafvang en -opslag (CCS) en nieuwe nucleaire technologie, inclusief onderzoek naar kernfusie.
Na de stemming over het verslag van de commissie blijkt dat onze dromen en verwachtingen vooral verband houden met CCS-technologie en kernenergie. Er zijn evenwel geen garanties dat vloeibare kooldioxide tot in lengte van dagen veilig kan worden opgeslagen. Niets wijst erop dat er geld zal worden gestoken in de waterstofeconomie in het kader van de vervoersinfrastructuur, laat staan in het gebruik van elektrische auto’s die op CO2-vrije stroom rijden, zoals in het verslag wordt bepleit. En het duurt waarschijnlijk een halve eeuw voordat kernfusie kan worden toegepast.
Al met al is het Commissievoorstel dat in 2020 20 procent van de verbruikte energie in de EU afkomstig moet zijn van hernieuwbare brandstoffen, gewoon niet geloofwaardig. Dat doel wordt niet gehaald, ten minste niet met de hernieuwbare brandstoffen die worden geproduceerd op het eigen grondgebied van de EU of in de grote lidstaten.
Het verslag geeft een veel te rooskleurig beeld omdat wordt verondersteld dat het gebruik van fossiele brandstoffen doorgaat, zonder werkelijke alternatieven en zonder enige beperking. Pas als we gedwongen worden, zullen we het gebruik aan banden leggen. Dat zal gebeuren als de natuurlijke hulpbronnen vóór 2020 opraken, maar niet als gevolg van een stelselmatige inspanning van de EU-lidstaten of van een EU-verklaring. Niet alleen goede wil, mooie woorden en vrome verwachtingen zijn nodig, maar ook actie en daadkracht in combinatie met een kritische houding tegenover onze huidige levensstijl.
Verder moet er worden nagedacht over de beprijzing van stroom. Momenteel worden de groothandelsprijzen bepaald door de elektriciteitsbeurzen. De prijs wordt altijd vastgesteld op basis van elektriciteit die tegen de hoogste productiekosten is opgewekt en die op grond van de duurste vergunningen is geproduceerd. Dat is de prijs die alle producenten ontvangen. Helaas zijn er geen garanties dat bedrijven de buitensporige winsten die zij maken, investeren in energieonderzoek, aangezien het met de tijdgeest strookt dat zij hun winsten in de vorm van dividenden onder hun aandeelhouders verdelen. Tevens is de emissiehandel eerder een middel om de winsten van de elektriciteitsbedrijven te laten groeien dan om de uitstoot te verminderen.
Lydia Schenardi, namens de ITS-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de rapporteur wijst er terecht op dat conventionele energiebronnen nog enkele tientallen jaren onontbeerlijk blijven. Tevens pleit hij terecht voor diversificatie van energiebronnen en van de energievoorziening, voor een veiliger en milieuvriendelijker energieproductie en voor een efficiënter energiegebruik.
Wij staan echter enigszins sceptisch tegenover de beweegredenen waarop deze maatregelen zijn gebaseerd. In de eerste plaats zijn de vermelde redenen grotendeels ingegeven door de mythe dat de klimaatverandering te wijten is aan kooldioxide-uitstoot die door de mens is teweeggebracht. Een groeiend aantal wetenschappers zet echter vraagtekens bij de bewering dat de aarde opwarmt, dat CO2 daarvan de veroorzaker is en dat de mens er de hand in heeft; overigens ontkennen zij niet dat het klimaat verandert, want het klimaat is voortdurend in beweging. Daarmee lijkt de befaamde CCS-technologie (koolstofafvang en -opslag), waarvoor in het verslag veel ruimte wordt vrijgemaakt maar waarvan de risico’s op de lange termijn onduidelijk zijn, een schijnoplossing.
Ten tweede zegt de rapporteur met de gebruikelijke omhaal van woorden dat de lidstaten primair verantwoordelijk zijn voor hun eigen energiekeuzes, maar toch kan hij het niet laten hen in een bepaalde richting te sturen. Zo besteedt hij flink wat aandacht aan de nucleaire optie – waarover elke lidstaat nog steeds volkomen soeverein een besluit behoort te nemen en die niet uitsluitend vanuit het oogpunt van de CO2-uitstoot kan worden bekeken.
Ten slotte wordt er met geen woord gerept over het feit dat de globalisering bijdraagt aan het overmatige gebruik van fossiele brandstoffen. De bevordering van de internationale handel in goederen ten koste van kortere, lokale en nationale bevoorradingscircuits speelt hierbij beslist geen onbelangrijke rol. De Commissie voert al jarenlang een ultraliberaal handelsbeleid en heeft onze markten opengesteld voor wereldwijde concurrentie zonder onze economieën ook maar enigszins te beschermen. Wat de motieven daarvoor ook zijn, deze handelwijze is in zeer grote mate verantwoordelijk voor het ontstaan van de problemen die de Commissie nu naar eigen zeggen wil oplossen.
Roger Helmer (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er staan veel prijzenswaardige dingen in dit verslag. Uiteraard wordt de gebruikelijke knieval voor de klimaatveranderingshysterie gemaakt, ondanks de toenemende twijfel over de het vermeende verband tussen CO2 en het klimaat. Het belang van het diversifiëren van energiebronnen en van het gebruik van fossiele brandstoffen, waaronder kolen, in de energiemix wordt er daarentegen ook in erkend. De behoefte aan energie-efficiëntie, onafgebroken gebruik van binnenlandse bronnen, zoals kolen, en de behoefte aan kernenergie – zowel het huidige gebruik van kernsplijting als het essentiële onderzoek naar kernfusie, hetgeen de grote hoop is voor de toekomst.
Het meest opmerkelijke aspect van het energiedebat is de wijze waarop de groenen en hun sympathisanten zich enerzijds het hoofd breken over kooldioxide-emissies maar anderzijds gekant zijn tegen de enige voornaamste koolstofarme technologie. Met een olieprijs van 90 USD per vat, wordt het tijd voor mevrouw Harms om te erkennen dat kernenergie de goedkoopste, veiligste, duurzaamste en meest voorspelbare technologie voor energieopwekking in basislast is die beschikbaar is. Zoals mijn collega de heer Vidal-Quadras heeft opgemerkt, kernafval is eenvoudigweg een technisch probleem dat nu is opgelost.
Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Dames en heren, allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor het werk van de rapporteur, die een evenwichtig en realistisch verslag heeft opgesteld waarin de laatste ontwikkelingen worden beschreven. Ik ben ook blij met dit initiatief van het Parlement, omdat het een van de weinige verslagen betreft waarin conventionele energiebronnen aan de orde komen.
Ik ben ervan overtuigd dat de eerstkomende decennia fossiele brandstoffen een onmisbaar bestanddeel van de energiemix blijven vormen: daarom moeten zij voldoende aandacht krijgen. Hernieuwbare energiebronnen zijn belangrijk, maar zij kunnen de conventionele bronnen niet vervangen. Zoals in dit verslag staat vermeld, moeten onze inspanningen gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe technologieën waarmee op milieuvriendelijker wijze energie kan worden opgewekt, bijvoorbeeld schone steenkooltechnologie. Tegenwoordig hebben we enerzijds te maken met een almaar groeiend energieverbruik en anderzijds met een gebrek aan technologieën om de bestaande energiebronnen te vervangen. Als we ons dan te eenzijdig richten op hernieuwbare bronnen, kan dat er paradoxaal genoeg toe leiden dat de lidstaten nog sneller afhankelijk worden van energie-import uit andere landen. Omdat energie een van de meest strategische goederen is geworden, zijn de discussies over een volledige vervanging van conventionele bronnen misschien populair maar tegelijk zeer onverantwoord.
Ik zie het als een overwinning van het gezond verstand dat in dit verslag voldoende aandacht wordt besteed aan kernenergie. Als we ernst maken met de strategie om de CO2-uitstoot tot om en nabij nul terug te brengen, kunnen we kernenergie niet afwijzen, want dat is ongetwijfeld een van de schoonste energiebronnen. Wij moeten niet als enige trachten de CO2-uitstoot te verminderen, maar proberen andere supermachten over te halen om met ons mee te doen. Tenzij landen als de VS, China en India soortgelijke maatregelen treffen, hebben onze maatregelen wereldwijd niet veel effect, omdat wij slechts een zevende deel van de mondiale CO2-productie kunnen beïnvloeden.
Tot slot wil ik de rapporteur de suggestie meegeven om de verschillen tussen kernreactoren zorgvuldiger te bestuderen. De reactor die in Tsjernobyl explodeerde en de reactoren die in Tsjechië zijn geïnstalleerd, zijn niet met elkaar te vergelijken.
Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, bij het lezen van het verslag van de heer Reul komt de belangrijke vraag naar boven welke richting Europa en de wereld op energiegebied inslaan. De conflicten blijven maar voortduren. Hoelang kunnen we nog voorkomen dat zij escaleren?
Onder de huidige omstandigheden is er geen gemakkelijk alternatief voor fossiele energie, zelfs niet als we ons uiterste best zouden doen om veel meer energie te besparen dan nu het geval is. Olie zorgt voor 37 procent van de energie die wij gebruiken, gas voor 24 procent en steenkool voor 16 procent. 77 procent van al onze energie is dus afkomstig van fossiele brandstoffen. We weten dat het Internationaal Energieagentschap voorspelt dat het mondiale energieverbruik elk jaar met meer dan een factor anderhalf zal toenemen. Naar verwachting zal het verbruik van fossiele energie zelfs nog harder stijgen omdat de grote ontwikkelingslanden weinig fiducie hebben in windkrachtcentrales. De ontwikkelingslanden nemen 70 procent van de groei van het energieverbruik voor hun rekening en China alleen al vertegenwoordigt 30 procent van die groei. De voorraden fossiele brandstoffen raken derhalve op en komen in de handen van een steeds kleinere groep mensen.
Het zal tientallen jaren vergen om het energiestelsel te veranderen. De tijd dringt; dit is daadwerkelijk een race tegen de klok. Tenzij we een oplossing vinden voor de milieu- en energieproblemen, kunnen we geen vrede waarborgen.
Laat ik enkele actieterreinen noemen: we hebben intensief onderzoek, productontwikkeling en nieuwe technologieën nodig en tevens moeten we ons gedrag veranderen. In Europa verrichten we zelfs geen intensief onderzoek, al zijn we op weg naar grotere afhankelijkheid, hogere prijzen en conflicten. Zojuist hoorde ik dat de Verenigde Staten vijfmaal zo veel geld aan milieuonderzoek besteden dan de Unie. Hoe kan de in Lissabon gepropageerde kenniseconomie dan ooit tot stand komen?
Tot slot moet worden gezegd dat er ook nog een sociale kant aan energie zit. In slechts enkele jaren zijn de prijzen met 50 procent gestegen.
Anne Laperrouze (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het verslag van de heer Reul is een zeer goed en zeer compleet verslag en ik wil hem daarmee feliciteren. Wat mij echter verbaast, is de aandacht die erin wordt besteed aan steenkool.
Steenkool is ongetwijfeld een overvloedige energiebron. Het is tevens de meest voorkomende bron van fossiele energie ter wereld. Ik maak mij echter zorgen over de steeds dominantere rol die steenkool in de elektriciteitsopwekking gaat spelen. De indruk wordt gewekt dat het probleem van broeikasgasemissies uit kolencentrales met behulp van koolstofafvang en -opslag zal worden opgelost, maar ik moet toegeven dat ik sceptisch ben. Overal op de wereld staan kolencentrales: is het mogelijk deze allemaal uit te rusten met systemen voor koolstofafvang? Hoe zorgen we ervoor dat er geen CO2 uit de zogenaamde “schone” kolencentrales ontsnapt? Bestaat niet het gevaar dat we na de tijdperken van energie uit hout, steenkool en aardolie nu weer terugkeren naar een tijdperk van energie uit steenkool?
Ik wil graag positief afsluiten. Naar mijn mening ligt de kracht van het verslag in het voorstel voor het Europees strategisch plan voor energietechnologie. In het plan moet de noodzakelijke diversificatie van energiebronnen in 2020, 2030 en 2050 geregeld worden en het belang van het gebruik van regionale hulpbronnen dient erin tot uitdrukking te komen.
Wiesław Stefan Kuc (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, van de energiebronnen die in het verslag worden genoemd, zijn alleen kolen, ongeacht of het steenkool of bruinkool betreft, in grote hoeveelheden binnen de Europese Unie beschikbaar. Andere brandstoffen moeten we goeddeels importeren. Met de groei zullen de energiebehoeften toenemen. Op dit moment is het niet duidelijk hoe goed we erin zullen slagen energie uit hernieuwbare bronnen of waterstofbatterijen op te wekken, maar ook daarvoor is levering van energie nodig. Ondanks de enorme inspanningen die we ons getroosten, moeten we daarom niet te snel afstand doen van steenkool als beschikbare energiebron. We doen niet genoeg om schone energie uit steenkool te produceren. Er moeten meer middelen worden ingezet om steenkool te verwerken en stookketels en generatoren rendabeler te maken. We moeten de energievoorziening blijven zeker stellen en dat kan onder meer worden gerealiseerd met steenkool, die in vrijwel alle EU-landen beschikbaar is. Wij kunnen het ons niet veroorloven onze eigen natuurlijke rijkdommen te minachten.
Tot slot wil ik Herbert Reul en zijn collega’s complimenteren met een uitstekend en evenwichtig verslag, dat ik volledig steun.
Alyn Smith (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het is goed te zien dat u tot in de kleine uurtjes met ons werkt.
Wij hebben in Europa een enorm duurzaam energiepotentieel. In Schotland zijn wij ons daar meer van bewust dan in de meeste andere landen. Zoals mevrouw Harms heeft opgemerkt, heeft mijn fractie een aantal problemen met de pro-kernenergie-aspecten van dit verslag. Mijn mening is dat wij ook onderzoek naar andere, niet-nucleaire energiebronnen moeten doen, en wel naar de wijzen waarop we deze energiebronnen beter bruikbaar kunnen maken.
In paragraaf 47, wordt het afvangen van kooldioxide experimenteel maar veelbelovend genoemd, en wordt een oproep aan de Commisie gedaan om zo spoedig mogelijk duidelijke politieke richtlijnen vast te leggen voor het bevorderen van onderzoek naar het afvangen en opslaan van kooldioxide. Commissaris, het doet mij deugd te vernemen dat u dit gaat doen. Het is belangrijk omdat de lidstaten, die op hun eigen middelen zijn aangewezen, er niet mee zullen komen.
In Schotland werd een werelds voorstel voor een demonstratie-locatie in Peterhead gedaan. Vanwege politieke onzekerheid, veroorzaakt doordat de regering in Londen er geen prioriteit aan heeft verleend, komt het project nu niet in Schotland van de grond, maar in Californië.
Europa kan hierbij een leiderspositie innemen, wij kunnen mondiaal een belangrijke bijdrage leveren via het onderzoekspotentieel dat wij in huis hebben, maar er moet echte actie komen. Ik ben blij dat de Commissie iets gaat doen met een aantal ideeën uit het verslag.
Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). - (CS) Ik wil graag tien punten aankaarten die te maken hebben met het verslag van de heer Reul. Het is een uitstekend en evenwichtig verslag dat volgens mij geschreven is in de geest van een uitspraak van Antoine de Saint Exupéry: het is niet onze taak onze toekomst te voorzien, maar deze mogelijk te maken.
In het verslag worden vrijwel alle conventionele energiebronnen opgesomd, behalve wellicht ebonieten stokken en vossenstaarten om de aanwezige Parlementsleden van de Groenen een plezier te doen. Alle gekheid op een stokje, ik heb waardering voor de uitputtende wijze waarop het verslag de algemene regelgeving voor de energiesector bestrijkt. De historische bevindingen van professor Semjonov bevestigen dat sinds prehistorische en vroegere tijden altijd dezelfde elementaire wetten hebben gegolden: enerzijds hebben mensen getracht de energie-intensiteit van technologieën te verminderen, anderzijds hebben zij ernaar gestreefd meer energie te produceren.
Mijns inziens is op dit moment een doeltreffende combinatie van energiebronnen en diversificatie van gasimport van essentieel belang. De Europese interne markt moet een grotere rol toebedeeld krijgen bij het waarborgen van een stabiele en betrouwbare energievoorziening.
Uiteraard gaat dit gepaard met milieurisico’s, die zorgvuldig moeten worden vastgesteld. De rapporteur, de heer Reul, noemt als voorbeeld het noordpoolgebied dat volgens sommige schattingen 25 procent van de nieuwe gas- en oliebronnen bevat.
Ongetwijfeld zal de Commissie worden verzocht maatregelen te nemen om de energie-intensiteit per bbp-eenheid te beperken. Verder is het van fundamenteel belang om een verstandig beleid voor technologieoverdracht te ontwikkelen.
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Ján Hudacký (PPE-DE). - (SK) Sta mij toe de rapporteur, de heer Reul, te feliciteren met zijn uitstekende verslag. In dit verslag wordt de huidige stand van zaken van conventionele energiebronnen en technologieën beschreven. Tegelijk vestigt het op complexe wijze de aandacht op talrijke aspecten van hun toekomstige gebruik, met het oog op de continuïteit van de energievoorziening en de noodzaak om de uitstoot voortdurend te laten toenemen.
Omdat er wereldwijd een groeiende behoefte aan energie bestaat, kan de Europese Unie het zich niet veroorloven volledig te stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen. Zij spelen namelijk een belangrijke rol in de totale energieproductie, hoewel de reserves blijven slinken. Gemiddeld gezien is de Europese Unie vrij effectief in het opwekken van energie uit deze conventionele bronnen. Sommige lidstaten kunnen echter nog veel meer doen als het gaat om het invoeren en ondersteunen van nieuwe, doeltreffender technologieën en het creëren van nieuwe, effectievere samenwerkingseenheden. Evenmin behoren de lidstaten onnodige obstakels op te werpen voor nieuwe investeringen in het gebruik van fossiele voorraden via de meest geavanceerde technologieën die beschikbaar zijn.
Een ander punt waarop ik mij wil richten, is kernenergie. Zoals we weten komt er bij de opwekking van kernenergie praktisch geen CO2 vrij en ik ben ervan overtuigd dat deze vorm van energie vroeg of laat zelfs zijn weg zal vinden in lidstaten die daar tot dusver eerder om ideologische dan om pragmatische redenen tegen waren. Aangezien nieuwe technologieën, zoals reactoren van de vierde generatie, voortdurend in ontwikkeling zijn (zelfs in Rusland, mevrouw Harms), bestaan er nu nieuwe mogelijkheden om de bedrijfsveiligheid te verbeteren en om gebruikte nucleaire brandstof veilig op te slaan.
Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor het feit dat de Commissie in haar werk blijk geeft van een tastbare neiging om de voordelen van kernenergie meer open en objectief te bekijken en te beoordelen. Dit heeft geleid tot initiatieven als het Europees Kernenergieforum, waarvan de openingsbijeenkomst later dit jaar in november in Bratislava zal worden gehouden, zoals reeds in dit Huis is gezegd. Europa is lange tijd verstoken geweest van zo’n permanent discussieplatform, dat bijdraagt aan de uitwisseling van kennis, informatie en meningen. Een dergelijke uitwisseling is nuttig zowel voor de deskundigen als het grote publiek en, naar ik veronderstel, eveneens voor de Groenen.
Hannes Swoboda (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag twee punten aankaarten. Het eerste betreft een zaak waarvan ik hoop en verwacht dat wij het er allemaal beslist over eens zijn, namelijk dat conventionele bronnen en vormen van energie en technologie in de toekomst een belangrijke rol blijven spelen. Het is een illusie te denken dat we volledig kunnen omschakelen op alternatieve energiebronnen. Wel is het absoluut essentieel dat we de conventionele technologie milieuvriendelijker maken en tevens moeten de conventionele vormen van technologie efficiënter worden. Dat zijn standpunten die we allemaal delen en wat dit betreft verdient het verslag krachtige ondersteuning.
Als het gaat om nucleaire technologie liggen de zaken wellicht enigszins anders. Het moet glashelder zijn, zonder mitsen en maren, dat elk land zijn eigen vormen van technologie kan kiezen; met andere woorden, het kan kiezen voor nucleaire technologie of de nucleaire optie links laten liggen.
Een ander beginsel dat we allemaal moeten onderschrijven, is het primaat van veiligheid. Het gaat daarbij niet alleen om veiligheid tijdens de opwekking van energie maar uiteraard ook bij de eindopslag van het afval. Een ander erg belangrijk punt in de wereld van vandaag, waar de mondiale dimensie steeds meer aan betekenis wint, is in dit verband de non-proliferatie van nucleaire technologie die voor militaire doeleinden kan worden gebruikt.
Ik had graag gezien dat het verslag zich meer op deze onderwerpen zou hebben gericht. Toegegeven, ze zijn in andere verslagen aan de orde gesteld en ik geloof dat Europa op dit gebied het goede voorbeeld moet geven. Ongeacht onze ideologische opvattingen – of we nu voor of tegen nucleaire technologie zijn – veiligheid moet absoluut vooropstaan. Ik hoop dat wij in dit Parlement en natuurlijk de Commissie er meer op gaan toezien dat alle veiligheidskwesties, inclusief non-proliferatie, hoog op de agenda blijven staan. Als dat niet gebeurt, falen we in onze verantwoordelijkheid voor de mensheid en voor de vrede in de wereld. Hopelijk klinkt deze boodschap morgen duidelijker door in sommige amendementen dan in het verslag van de heer Reul.
Mariela Velichkova Baeva (ALDE). - (BG) Geopolitieke belangen en het zoeken naar evenwicht, het niveau van technologische ontwikkeling en de gevolgen daarvan voor de economie scheppen de noodzakelijke voorwaarden om kernenergie een tweede kans te bieden als belangrijk bestanddeel van de energiemix. Dit onderwerp is erg belangrijk en actueel gezien de verhitte discussie over de klimaatverandering, de continuïteit van de energievoorziening en alternatieve elektriciteitsopwekking.
In mijn land Bulgarije leverde de kerncentrale in Kozlodui 43 procent van de totale opgewekte energie en hielp daarmee de economie in 2006 duurzaam te ontwikkelen. Uiteraard hebben deze cijfers betrekking op de periode vóór de sluiting van de eenheden drie en vier van de kerncentrale op 31 december 2006. Uit analyses is gebleken dat in de komende decennia het elektriciteitsverbruik wereldwijd zal verdubbelen. Verspreid over de hele wereld zijn 31 reactoren in aanbouw en er staan er nog meer in de planning. Dit dynamische proces laat zien dat er actief wordt gewerkt aan oplossingen voor de problemen waarmee moderne economieën te kampen hebben, aan de levering van goedkope en schone energie, aan een doelmatige aanpak van de klimaatverandering, aan het realiseren van de quota’s voor broeikasgasemissies in het kader van het Protocol van Kyoto, aan het zeker stellen van de energievoorziening en aan een verminderde afhankelijkheid van geïmporteerde olie en gas. Ik wijs ook nog op een ander feit, namelijk dat kerncentrales momenteel een derde van alle elektriciteit in de Europese Unie genereren. Daarom trek ik de conclusie dat het nu wellicht de tijd is voor een nucleaire renaissance.
Vladimír Remek (GUE/NGL). - (CS) Dames en heren, het verslag verdient onze grote waardering omdat het alle sectoren van de energiemix omvat en vooral aandacht besteedt aan de conventionele bronnen. We moeten de toepassing van fossiele brandstoffen beslist efficiënter maken.
Naar mijn overtuiging zijn er echter diverse redenen waarom we niet zonder kernenergie kunnen. Duurzame ontwikkeling, behoud van concurrentievermogen in de breedste zin van het woord, werkelijke milieubescherming en uitstootbeperking vormen slechts enkele van deze redenen. Eindelijk beginnen we over kernenergie te spreken zonder dat we ons door gevoelens en emoties laten leiden die alleen maar een sta in de weg vormen. Alhoewel, enkele van de ingediende amendementen en zelfs van de bijdragen hier in dit Huis geven een ander signaal af.
Daarom ben ik blij realistische geluiden te horen van de Commissie en andere EU-instellingen, die zeggen dat ook in de toekomst kernenergie een van de opties blijft. In veel landen vormt kernenergie reeds een wezenlijke energiebron en biedt daar de garantie dat de veelbesproken begrippen energieonafhankelijkheid en energiezekerheid concreet gestalte krijgen. Uiteindelijk lijkt het erop dat we door quota’s en percentages na te streven, kunnen voorkomen wat een Tsjechisch spreekwoord zo kleurrijk beschrijft als “het kind met het badwater weggooien”.
Alejo Vidal-Quadras (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het initiatiefverslag waarover we morgen stemmen, is het derde en laatste verslag dat door dit Huis is opgesteld. Het vormt het afsluitende antwoord van het Parlement op de energie-evaluatie die de Commissie begin dit jaar aan ons heeft voorgelegd.
Onze collega Herbert Reul heeft uitstekend werk geleverd tijdens de discussie in de commissie en een solide, consistente tekst geproduceerd waarin de zorgen van de meeste Parlementsleden zijn verwoord.
Fossiele brandstoffen en kernenergie zullen nog lange tijd de spil van onze energiemix vormen. Weliswaar hebben we ambitieuze doelen gesteld voor het gebruik van hernieuwbare bronnen, maar de eerstkomende tientallen jaren zullen zij nog niet werkelijk een rol van betekenis spelen. Daarom moeten we het onderzoeken, ontwikkelen en innoveren van conventionele energiebronnen niet op een lager pitje zetten; om aan onze verplichtingen op het gebied van klimaatverandering, continuïteit van de energievoorziening en concurrentievermogen te kunnen voldoen, is het immers nodig deze bronnen op duurzamere wijze te gaan gebruiken.
De uitslag van de stemming in de commissie was voortreffelijk, omdat deze goed deed uitkomen hoeveel vooruitgang er is geboekt in de afvang van kooldioxide, de verbetering van de energie-efficiëntie tijdens de elektriciteitsopwekking, de rol die synthetische brandstoffen in het vervoer kunnen spelen, en het concurrentievermogen van de nucleaire sector.
Eén fractie in dit Huis heeft bijna veertig amendementen ingediend om alle objectieve en realistische verwijzingen naar nucleaire brandstoffen te vervangen door verwijzingen naar hernieuwbare bronnen. Ik wil hen er graag aan herinneren dat hierover reeds in een eerdere plenaire vergadering is gestemd. Voor de desbetreffende fractie geldt dat het haar vrij staat een onrealistisch wereldbeeld te creëren. Maar laat zij wel beseffen dat we allemaal de nadelige gevolgen zullen ondervinden wanneer haar uit obsessie ontsproten argumenten uiteindelijk de overhand krijgen. De meeste Parlementsleden werken echter liever met feiten om op grond daarvan verstandig beleid te formuleren dat niet tot een collectieve instorting van onze samenleving leidt.
Atanas Paparizov (PSE). - (BG) Sta mij allereerst toe de rapporteur, de heer Reul, te complimenteren met zijn objectieve en evenwichtige verslag. Een belangrijk onderscheidend kenmerk van dit verslag is de heldere beschrijving van de rol van conventionele energiebronnen, de noodzaak tot een efficiënter gebruik van deze bronnen via nieuwe technologieën, zodat de energievoorziening van de Europese Unie wordt veiliggesteld met maximale inachtneming van de doelen voor duurzame ontwikkeling, en de strijd tegen de klimaatverandering. Ik schaar mij achter de conclusie dat de toegenomen investeringen in energietechnologieën op Europees en nationaal niveau niet slechts helpen de energiedoelen van de EU te bereiken, maar ook leiden tot meer mogelijkheden om voorzieningen te exporteren in overeenstemming met de hogere efficiëntie- en veiligheidsnormen.
Nu wil ik mij graag specifiek richten op dat deel van het verslag dat over kernenergie handelt, niet alleen vanwege de leidende rol ervan in de opwekking van stroom uit conventionele bronnen, maar ook vanwege het feit dat kernenergie absoluut aan de hoogste normen voor nucleaire veiligheid dient te voldoen. In dit verband is de steun voor de oproep van de Commissie om in de Europese Unie gemeenschappelijke referentieniveaus voor de nucleaire veiligheid te introduceren, een wezenlijk aspect van het verslag. Ik wil in het bijzonder benadrukken dat Bulgarije, dat van plan is een nieuwe kerncentrale te bouwen, veel belang heeft bij een sterkere rol van de Europese Unie in de naleving van strenge normen voor de nucleaire veiligheid en in het scheppen van gunstige investeringsvoorwaarden voor deze grootschalige projecten die zonder een grote financiële, materiële en intellectuele inbreng niet van de grond komen. Het werk van de Europese Unie, inclusief de werkgroep op hoog niveau “Nucleaire veiligheid en afvalverwijdering” en het bestaande Kernenergieforum, zal ertoe bijdragen dat kernenergie op een meer zakelijke wijze in het EU-beleid wordt geïntegreerd.
Markus Pieper (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is weliswaar nodig maatregelen te nemen om de klimaatverandering te bestrijden en het gebruik van hernieuwbare bronnen te bevorderen, maar het is uitermate belangrijk dat het Parlement zich ook bezighoudt met de toekomst van conventionele energiebronnen. In het verslag-Reul wordt met nadruk gewezen op de enorme betekenis van steenkool en kernenergie voor de regionale economie. In Europa werken in de steenkoolwinning alleen al 300 000 mensen. De economie wordt verder versterkt door de elektriciteitscentrales en door belastinginkomsten. Ongeveer 60 procent van onze stroomopwekking is gebaseerd op Europese steenkool of kernenergie. Natuurlijk moeten wij deze energiebronnen efficiënter en veiliger maken. Natuurlijk moeten we ook het milieu beschermen door extra wettelijke bepalingen op te stellen over zaken als de CO2-uitstoot.
We moeten de wetgeving echter niet zodanig aanscherpen dat steenkool internationaal niet langer kan concurreren. Feit is dat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen niet zo snel kan groeien als we graag zouden willen. Het gevaar dreigt dat we in ons buitenlands beleid een deel van onze onafhankelijkheid kwijtraken en het slachtoffer worden van willekeur van onze energieleveranciers. Die dreiging kan in de toekomst alleen buiten de deur worden gehouden met een strategische energiemix inclusief steenkool en kernenergie.
Andres Tarand (PSE). - (ET) Als we de klimaatverandering willen beheersen, moeten we de CO2-uitstoot als gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen tot bijna nul terugbrengen. Om de ongewenste effecten van de klimaatverandering te voorkomen en te verzachten, dienen we echter wel onmiddellijk in actie te komen. Schone steenkooltechnologie is wellicht een optie, maar we kunnen momenteel daarop niet al onze hoop vestigen. De Europese Unie moet de huidige broeikasgasemissies aanzienlijk verminderen en dat moet de hoeksteen van ons klimaatbeleid blijven. Ik ben blij dat de Tijdelijke Commissie klimaatverandering van het Europees Parlement onlangs een duidelijke lijn heeft uitgezet voor onze onderhandelingen op de klimaatconferentie op Bali in december.
Wat betreft schone steenkooltechnologie kunnen er meer gelden voor het onontbeerlijke onderzoek beschikbaar worden gesteld dan nu het geval is. We kunnen echter niet tientallen jaren op onderzoeksresultaten wachten voordat we iets ondernemen en daarom moeten we ons nu concentreren op maatregelen die onmiddellijk dienen te worden uitgevoerd, namelijk het terugdringen van de CO2-uitstoot, energiebesparende maatregelen en een algemene overgang op hernieuwbare energiebronnen.
De stemming in de Commissie industrie, onderzoek en energie heeft geleid tot een te grote nadruk op kernenergie in het verslag-Reul en er is te weinig gesproken over hernieuwbare bronnen. Daarom sta ik volledig achter de amendementen die in dit Huis zijn ingediend; zij helpen het verslag in evenwicht te brengen. Ik roep u vooral op de voorgestelde amendementen te steunen waarin de Europese Commissie wordt geadviseerd hernieuwbare energiebronnen tot het speerpunt van haar eigen Europees strategisch plan voor energietechnologie te bestempelen.
Vladimir Urutchev (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst moet ik de heer Reul prijzen voor het handig manoevreren van zijn verslag, via ongeveer 200 commissie-amendementen, naar het zeer evenwichtige, consistente en eerlijke eindresultaat, dat zeer relevant is voor de uitdagingen waarmee wij tegenwoordig en in de toekomst geconfronteerd worden. Veel van de verworpen amendementen staken te elfder ure opnieuw de kop op, en wij moeten ze weer overboord gooien. Deze amendementen zijn niet alleen nadelig voor het verslag: uiteindelijk zijn zij slecht voor het milieu, waar het allemaal om begonnen is.
Ik heb het woord “eerlijk” opzettelijk gebruikt, omdat de heer Reul de dingen bij de naam heeft genoemd, zoals “kolen” en “kernenergie”, in plaats van zich te verschuilen achter gemeenplaatsen over wat al dan niet duurzaam is, en het is duidelijk dat wij nog generaties lang afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen. Natuurlijk steunen wij duurzame energiebronnen, omdat zij noodzakelijke, schone energie leveren. In de meeste lidstaten kan duurzame energie echter niet aan onze milieudoelstellingen voldoen, noch aan onze snel toenemende energiebehoeften, noch aan onze behoefte om concurrerend op de wereldmarkten te blijven. Als verantwoordelijke politici, moeten wij de dogma’s van het verleden van ons afschudden en erkennen dat alle schone technologieën hun waarde hebben. Kortom, wij moeten het aandeel van kernenergie handhaven en bevorderen – en dat zal nog niet genoeg zijn. In mijn land, Bulgarije, werden wij nodeloos gedwongen om 2 000 MW veilige, schone kernenergie af te sluiten.
Joan Calabuig Rull (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ondanks de ambitieuze doelen die we ons hebben gesteld, lijken we het er allemaal over eens te zijn dat conventionele energiebronnen een belangrijk onderdeel van onze energiemix blijven vormen. Daarom zal ook kernenergie een grote rol blijven spelen, omdat zij in veel landen nog steeds nodig is om de continuïteit en stabiliteit van de energievoorziening te waarborgen.
Met het oog hierop is het verstandig onderzoek te verrichten op gebieden waar de zwakke plekken van kernenergie duidelijk aan het licht komen, zoals veiligheid of afvalverwerking. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat in het verslag duidelijk wordt bevestigd dat de nucleaire optie onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, zoals de heer Reul meteen aan het begin heeft gezegd.
Het lijkt echter alsof sommige mensen de toekomst van Europa bijna uitsluitend in handen willen leggen van kernenergie en de ontwikkeling van hernieuwbare bronnen, grotere efficiëntie of onderzoek daaraan ondergeschikt willen maken. Er is één klein detail waarover we moeten nadenken: hoe denken de burgers hierover?
We hebben heel sterk rekening gehouden met de realiteit van de situatie, maar uiteraard moeten we duidelijke prioriteiten stellen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het strategisch plan voor energietechnologie dat de Commissie ons binnenkort hoort voor te leggen, daarvan één belangrijk onderdeel vormt.
Wij geloven dat we er in de eerste plaats naar moeten streven de kosten van hernieuwbare bronnen te verminderen, de energie-efficiëntie van gebouwen, het bedrijfsleven en het vervoerwezen te verbeteren en vorderingen te maken met koolstofarme technologieën. Europa en de lidstaten moeten deze doelen politieke prioriteit geven en tot het brandpunt maken van hun inspanningen om een toekomstig energiebeleid te ontwikkelen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) De bruto-energieproductie in de Europese Unie is gebaseerd op diverse energiebronnen: 31 procent kernenergie, 29 procent steenkool, 19 procent gas, 14 procent hernieuwbare energiebronnen en 5 procent olie.
Roemenië wekt 13,5 procent van zijn energie op uit olie, 15,3 procent uit steenkool en cokes en 5,9 procent uit waterkracht en nucleaire brandstoffen. Het is van fundamenteel belang de veiligheid van kernenergie te garanderen en met name te zorgen voor een deugdelijke afvalverwerking. Met kernenergiesystemen van de vierde generatie is een beter afvalbeheer mogelijk en kan de hoeveelheid afval worden verminderd. Niettemin is ook de zuivering van water dat gebruikt is voor de koeling van reactoren, vanuit milieuoogpunt uiterst belangrijk. Daarom moeten de investeringen in de veiligheid en verwerking van radioactief afval een prioriteit vormen voor de landen die kernenergie produceren. De Zwarte Zeeregio speelt een buitengewoon grote rol in de diversificatie van de energiebronnen van de Europese Unie. De regio heeft een strategische betekenis, niet alleen voor het vervoer van koolwaterstoffen van de Kaspische Zee naar de Europese Unie, maar ook voor de bestaande steenkoolvoorraden in Roemenië, Bulgarije, Turkije, Oekraïne en Rusland. Het is belangrijk dat de steenkoolindustrie voor een veilige en gezonde werkplek zorgt. Zolang steenkool een energiebron vormt, moeten de noodzakelijke investeringen worden gedaan om de werkplek veilig te maken.
Edit Herczog (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn felicitaties overbrengen aan de rapporteur en alle schaduwrapporteurs. Het is een bijzondere prestatie van dit verslag dat het Europees Parlement er volledig van doordrongen is geraakt dat ideologische uitgangspunten niet prevaleren boven noodzakelijke maatregelen op het gebied van milieu en economie. Sommige van de huidige lidstaten hebben dat de afgelopen vijftig jaar nu juist wel geprobeerd, maar zoals wij weten zijn ze daarin niet geslaagd. In 1956 liet Hongarije het nutteloze politieke idee varen dat het een land van ijzer en staal was. Gelukkig hoefde de Europese Unie zich niet zo’n extreme houding aan te meten om te beseffen en te erkennen dat we al onze kennis en al onze middelen nodig hebben om in de 21e eeuw op adequate wijze in onze energiebehoeften te voorzien. Om dit te bereiken, moeten we streven naar een zo breed mogelijke diversificatie van energiebronnen en -technologieën. Ideologieën kunnen niet bepalen op welke pijler de Europese energievoorziening over tien, twintig of vijftig jaar berust; dat is een taak van de wetenschap. De rol van politici is veiligheid te eisen, bronnen te coördineren en het draagvlak onder de burgers te vergroten. Bij de vervulling van deze taak wens ik ons allen “jó szerencsét”, een uitdrukking die door mijnwerkers wordt gebruikt en die betekent “mogen we uiteindelijk weer veilig naar buiten komen”!
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals reeds vermeld, dit is het derde verslag over het besluit van de Commissie en het latere besluit van de Europese Raad. Het verslag-Vidal-Quadras heeft ons geholpen het interne-marktpakket te formuleren. Het verslag-Thomsen zal een enorme invloed op onze voorstellen betreffende duurzame energiebronnen hebben. Ik kan ook beloven dat wij de stemming over het verslag-Reul zorgvuldig zullen volgen, omdat de conclusie van dat verslag de benadering van het afvangen en opslaan van kooldioxide – allereerst het juridisch voorstel evenals het verslag – zal beïnvloeden, alsmede ons strategisch energietechnologieplan en ons toekomstbeleid, voor zover het Euratom-verdrag ons een mandaat voor kernenergie geeft. Daarom zal deze stemming zeer zorgvuldig gevolgd worden door de Commissie.
Tegelijkertijd wil ik een aantal punten benadrukken. Er werd aangegeven dat wij de energiesector moeten moderniseren. Als ik mij herinner – nu in 2007 – was het eerste debat in 2004; ik vind dat wij veel bereikt hebben in die tijd. Veiligstelling van aanbod en klimaatverandering zijn nauw verwant, met misschien slechts één groot verschil, namelijk de kosten van koolstofsekwestratie, maar ik denk dat de ontwikkelingen in de olieprijs wel zullen helpen.
Tegelijkertijd werden klimaatuitdagingen genoemd. Wij investeren niet voldoende. Wij moeten echt prioriteiten stellen. Zonder massale investeringen in onderzoek en ontwikkeling in de energiesector, zullen wij geen succes boeken. Ik geloof dat drie jaar lang debatteren zeer nuttig was om alles voor te bereiden. Maar nu is de tijd gekomen om de kwesties aan te pakken. Hoe kan men bijvoorbeeld beweren dat sommige lidstaten afhankelijk zijn van derde landen als de structuurfondsen helemaal niet voor energie gebruikt worden, of zo goed als niet!
Ik wil ook nog opmerken dat het aandeel van de nationale begrotingen dat naar onderzoek en ontwikkeling gaat, gering is. Dit zijn derhalve zeer belangrijke zaken om aan te pakken. Ik vrees dat het niet lang duurt of er onstaat chaos op de markt. Wij moeten dus nu in actie komen, uitgaande van hetgeen het Parlement tot dusver heeft gedaan.
Er werd ook nog een bepaald punt vermeld: dat wij voldoende energiebronnen nodig hebben. Voor voldoende bronnen is weer beheer van de energievraag benodigd. Ook wat dit betreft hebben het Parlement en de Commissie stappen ondernomen. En tegelijkertijd moest ik 12 inbreukzaken opstarten voor het niet bekendmaken van actieplannen voor energie-efficiëntie, de basis voor actie met betrekking tot de energievraag.
Wat de energievraag en afhankelijkheid van derde landen betreft, deze kwesties moeten wij ook succesvol oplossen. Ik vind dat het verslag Saryusz-Wolski een moedige poging in deze richting was. Als een lidstaat gechanteerd wordt door een leverancier, moet dit gemeld worden. Wij hebben immers een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB) dat de nodige grondslag voor gemeenschappelijke actie zou kunnen geven, en ik vind dat een land dat moedig genoeg is om een ander EU-land te chanteren, niet onbezonnen, of nooit meer, zal chanteren, als er gewag van gemaakt is in de Raad en het daar besproken is.
Het laatste deel van mijn redevoering gaat over kernenergie. Het is heel duidelijk dat, krachtens het Hervormingsverdrag, de energiemix onder nationale besluitvorming valt. Dit betekent dat het besluit over kernenergie door elke lidstaat afzonderlijk genomen moet worden. Maar het moet ook duidelijk zijn dat de huidige omstandigheden absoluut vereisen dat de geldende wetgeving transparantie en voorspelbaarheid moet waarborgen,
De heer Swoboda sprak ook over non-proliferatie-kwesties. Wij zullen deze nader bezien, maar mijns inziens is het heel duidelijk dat het GBVB prioriteit heeft, en Euratom moet invallen en helpen. Wij moeten ons absoluut door het GBVB laten leiden bij onze activiteiten op het gebied van non-proliferatie.
Twee heel concrete antwoorden. Ten eerste, Mochovce. Slovenské Elektrárne heeft zijn bedoeling om een kerncentrale te bouwen bekendgemaakt. Het gaat om een VVR-reactor 440/213, maar niet van het Chernobyl-type. De Commissie zal, overeenkomstig artikel 41 van het Euratom-verdrag, een standpunt formuleren, waarbij volledig rekening gehouden wordt met alle uitdagingen die uit dit besluit voortvloeien. Dit kost tijd, maar er kan van uit worden gegaan dat de Commissie de juiste beoordeling maakt en niet zal aarzelen als wij twijfels hebben over de veiligheid van deze installatie.
Een debat over de kwestie om te praten over de sluiting van een aantal van de kernreactoren zou niets opleveren. Hierover zijn de deskundigen die de fundamenten hiervoor hebben gelegd, het eens geworden. Kom hier alstublieft niet op terug, omdat het ons afleidt van toekomstige ontwikkelingen. Er is geen kans dat deze reactoren groen licht voor het verlengen van hun operationele termijn zullen krijgen. Het loopt op niets uit. Begrijp alstublieft dat het op een dag stopt.
Ik weet dat u er wellicht een persoonlijke mening over heeft, maar er wordt beslist niet op doorgegaan, tenminste vanuit de Europese Commissie. Het standpunt is ingenomen. Er is democratisch overeenstemming bereikt, en laten wij het hierbij houden en dit respecteren.
Ik waardeer het verslag enorm. Het is een zeer moeilijk verslag en ik vind dat het de juiste toonzetting heeft. Ik hoop dat de stemming ons zal helpen om het document waarmee wij bezig zijn tegen het einde van het jaar af te ronden.