Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/0163(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0245/2007

Ingediende teksten :

A6-0245/2007

Debatten :

PV 23/10/2007 - 19
CRE 23/10/2007 - 19

Stemmingen :

PV 24/10/2007 - 8.18
CRE 24/10/2007 - 8.18
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0463

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 23 oktober 2007 - Straatsburg Uitgave PB

19. Kwalificatiekader voor een leven lang leren (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0245/2007) van de heer Mantovani, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (COM(2006)0479 – C6-0294/2006 – 2006/0163(COD))

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Mandelson, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de heer Mantovani bedanken en de dank van de Commissie aan hem en aan de verantwoordelijke commissies uitspreken voor hun proactieve inzet en aanmoedigende houding tijdens de onderhandelingen van het EQF (European Qualifications Framework – Europees kwalificatiekader) voor een leven lang leren.

Deze aanbeveling raakt de kern van waar de EU voor staat: mobiliteit, samenwerking tussen landen, bevorderen van welvaart en het bijstaan van individuele burgers. We stellen het EQF voor, omdat u, het Europees Parlement en de lidstaten ons vroegen om wegen te vinden om de mobiliteit en levenslang leren te bevorderen, omdat die noodzakelijk zijn voor het bereiken van de Lissabon-doeleinden. Het EQF is ontwikkeld binnen het werkprogramma Onderwijs en opleiding 2010, de onderwijsdimensie van de Lissabon-agenda.

Het EQF heeft tot doel de barrières voor de Europese werknemers en lerenden af te breken wanneer zij van baan willen veranderen of naar een ander land willen verhuizen om daar te werken of studeren. Veel te vaak ondervinden Europeanen de nodige problemen om hun kwalificatie ook in het buitenland te kunnen gebruiken. Zelfs in hun eigen land zien ze hun opleidingstraject geblokkeerd vanwege de gebrekkige integratie van de verschillende onderdelen van het nationale opleidingsstelsel.

Het EQF wil de verschillende nationale kwalificatiesystemen van de lidstaten aan elkaar relateren en werkt daarbij als convertor. Het dient de kwalificaties van de andere landen leesbaarder te maken om zodoende de mensen in staat te stellen naar een ander land te verhuizen om daar te werken of studeren.

Op nationaal niveau zal het de ontwikkeling van nationale kwalificatiekaders stimuleren – of beter gezegd, doet het dit al. Kwalificatiekaders bevorderen het leven lang leren door bijvoorbeeld het voor mensen te vergemakkelijken om te switchen tussen verschillende soorten beroepsopleidingen en -onderwijs en ook onderwijsinstellingen, bijvoorbeeld van beroepsonderwijs naar hoger onderwijs.

Ik moet toegeven dat het EQF een technisch, ja zelfs complex instrument is. Het zal in de regel worden toegepast door deskundigen en onderwijsinstanties, maar het is ten voordele van de burger.

Waarover we vandaag debatteren is het resultaat van een gemeenschappelijk streven van de Commissie, lidstaten, sociale partners, onderwijs- en opleidingsorganisaties en andere belanghebbenden. Het EQF is in belangrijke mate gebaseerd op een consensus en we vonden het belangrijk om de belanghebbenden er gedurende het gehele proces bij te betrekken.

Het EQF beveelt aan dat de lidstaten hun kwalificatiesystemen tegen 2010 koppelen aan het EQF en ervoor zorgen dat individuele kwalificaties die tegen 2012 worden afgegeven op basis van de nationale systemen verwijzen naar het passende niveau van het EQF. Deze streefdata werden zowel door de Commissie als het parlement voorgesteld.

We waren tevens blij met het feit dat we het ook eens zijn geworden over de opneming van de nieuwe aanbevelingen van het Parlement over de kwaliteitsborging, waarvan wij vinden dat ze aan het belang van deze beginselen nog eens kracht bijzetten.

We zijn het ook eens met het voorstel van het Parlement om een verwijzing naar notensystemen op te nemen, waarmee hij de snelle ontwikkeling en toepassing van deze onderdelen van kwalificatiekaders er- en onderkend.

Wij geloven dat het Parlement en de Raad de tekst inderdaad hebben verbeterd. De aanpak waarvoor gedurende de onderhandelingen tussen het Parlement, de Raad en de Commissie werd gekozen, weerspiegelt de consensus over het EQF in heel Europa.

Er gaat een enorme impuls uit van het EQF; de overgrote meerderheid van de lidstaten erkent de enorme mogelijkheden voor de mobiliteit en als instrument voor een leven lang leren.

Een brede meerderheid van de lidstaten is doende nationale kwalificatiekaders te ontwikkelen die gekoppeld zijn aan het EQF, waaruit blijkt dat dit voorstel nu al een enorme impact heeft op de Europese onderwijs- en opleidingssystemen.

Ik hoop dat u dit voorstel in eerste lezing kunt steunen zodat het de komende weken formeel goedgekeurd kan worden door de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mantovani (PPE-DE), rapporteur.(IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik geloof dat deze avond het begin markeert van een belangrijk project waarop Europa, de lidstaten en de regio’s en steden van de Europese Unie al lang naar uitkijken, een doelstelling waaraan tal van belanghebbenden op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, handel en economie jarenlang hebben gewerkt, kortom iets dat de samenleving als geheel wil.

Met de goedkeuring van het Europees kwalificatiekader zullen we morgen de eerste steen leggen voor een betere toekomst, gezien het feit dat toekomstige generaties een gemeenschappelijk referentiepunt krijgen voor hun culturele activiteiten, onderwijs en beroepsopleiding en natuurlijk hun werk.

Overeenkomstig de strategie van Lissabon belichaamt het EQF een direct middel om de verbanden tussen scholen, universiteiten en de werkplekken en tussen formeel, informeel en niet-formeel levenslang leren te verbeteren. Dit gebeurt door het waarborgen van transparantie in de erkenning van kwalificaties en certificaten, zowel op nationaal als sectoraal niveau, en dat altijd binnen het Europees kader. Tot slot zal het EQF ook leiden tot een betere samenwerking tussen de lidstaten op het gevoelige gebied van het vergelijken van verschillende systemen.

Dit is een steeds weer terugkerend thema dat, overeenkomstig de strategie van Lissabon, ons ertoe heeft gebracht de verantwoordelijkheid op ons te nemen, met een keuze die, en daar ben ik zeker van, de groei, ontwikkeling en het concurrentievermogen in Europa zal bevorderen, een Europa dat de verplichting van sociale samenhang als een van de doelstellingen erkent.

Het is een langetermijnproject dat als het systeem van accumulatie van leerprestaties en puntenoverdracht als equivalent voortkwam uit het Bologna-proces en weer kwam bovendrijven op de Top van Barcelona voor beroepsopleidingen. Het werd verbeterd in Bergen in 2004 en opnieuw in de Raad van 2005, die de noodzaak voor vaststelling van een kader opnieuw herhaalde. Een historische reis waaruit duidelijk de ambities van de Europese beleidsmakers blijken om een nieuw instrument in het leven te roepen dat velen als revolutionair beschouwen, maar dat noodzakelijk is voor het Europese integratieproces waarnaar we al sinds jaren streven.

Ik ben ervan overtuigd, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dat dit kader niet alleen de grensoverschrijdende mobiliteit zal bevorderen, maar ook als stuwende kracht achter de interne mobiliteit in de EU zal gaan fungeren – en daarbij denken we aan studenten, werknemers, onderzoekers en vrijwilligers in het algemeen en aan al degenen die zich vrij in Europa willen bewegen zonder paniek of overmatige problemen te veroorzaken. We hoeven alleen maar even terug te denken aan de Poolse loodgieter die Frankrijk de stuipen op het lijf joeg: dit was een van de hoofdredenen voor de Fransen om in hun referendum “nee” te zeggen tegen de Europese Grondwet.

Enfin, de tekst die nu op tafel ligt is het resultaat van maandenlange werkzaamheden, van nauwe samenwerking met de vertegenwoordigers van de Raad onder het Portugese voorzitterschap, dat overigens onmiddellijk het belang van dit ambitieuze project onderkende.

In de persoon van commissaris Figel heeft de Commissie dit proces van meet af aan nauwlettend gevolgd en dankzij deze geest van samenwerking konden we de tekst verbeteren: door er kernbegrippen aan toe te voegen die de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken zeer na aan het hart lagen. Hiervoor ben ik mijn collega’s, de schaduwrapporteurs,– ik zie mevrouw Castex, de heer Kusstatscher, de Liberalen – en ook de heer Mann en de heer Kasoulides, en allen die hieraan hebben bijgedragen, enorm erkentelijk. Dankzij hun krachtige betrokkenheid en inzet konden we de volgende begrippen opnemen: sociale integratie, eisen van de arbeidsmarkt, persoonlijke ontwikkeling via verschillende opleidingstrajecten, geen discriminatie en uitsluiting van benadeelde personen, gelijke kansen, overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en het aanwijzen van coördinatiepunten in de lidstaten.

We hebben er tevens voor gezorgd dat de aanbeveling niet bindend is, hoewel het wat de aard betreft een wetgevend karakter behoudt. Dit was duidelijk niet het gevolg van zwakte, maar werd ingegeven door verantwoordelijkheidsbesef en realisme om de toepassing van dit instrument in lidstaten aan te moedigen en te bevorderen die hiervoor meer tijd nodig hebben. Kortom: het lijdt geen twijfel dat het EQF nog voor verbetering vatbaar is – maar wat niet in dit leven? Ik ben er echter van overtuigd dat we een tekst met een ziel en geweten op tafel hebben liggen.

Ik geloof dat het Europees Parlement de taak heeft wetgeving te maken in het belang van de burgers. Dat is nou net wat we hier hebben gedaan. De goedkeuring van deze tekst in eerste lezing is hier een duidelijk bewijs van, mede dankzij de heer Gaľa van de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de Commissie industrie, onderzoek en energie, die alle een positieve bijdrage hebben geleverd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pilar del Castillo Vera (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil om te beginnen de rapporteur feliciteren, omdat hij een vraagstuk dat veel verder gaat dan wij dachten, echt goed heeft aangepakt.

In een geglobaliseerde wereld zullen Europa en de EU-landen worden beoordeeld op basis van de kwalificaties van hun menselijke hulpbronnen. Als we in één zuil moesten samenvatten wat Europa en alle landen die Europa uitmaken in staat zal stellen concurrerend te zijn in deze geglobaliseerde wereld, dan zijn het de kwalificaties van de menselijke hulpbronnen, dus de burgers van Europa.

Dit wetende is het van essentieel belang dat levenslange educatieprogramma’s en opleidingen worden aangepast aan de eisen van de arbeidsmarkt en hieraan steeds beantwoorden. Gebeurt dit niet, dan is het onmogelijk om te concurreren.

We mogen ook de volgende tegenstrijdigheid niet vergeten: mensen worden weliswaar steeds ouder, maar blijven langer jong en zijn in potentie actiever, maar hebben onvoldoende middelen om productief te blijven, om de samenleving iets te bieden en voldoening te vinden in de arbeidswereld.

Dit wetende is het eerste aspect: levenslange opleidingsprogramma’s, die voornamelijk gebaseerd zijn op een technologische dimensie, namelijk de vraag welke meerwaarde iets heeft, moeten van fundamenteel belang zijn. Er is echter nog een tweede aspect dat van belang is voor de toekomst van Europa, namelijk het integreren van de menselijke hulpbronnen in een concurrerende interne markt. Hiervoor zijn kwalificaties nodig die door alle lidstaten worden erkend en die de burgers uit verschillende landen in staat stellen om onderling te wedijveren op basis van een opleiding die door overal wordt erkend.

Omdat het voor zowel voor de individuele ontwikkeling in deze concurrerende wereld noodzakelijk is als voor de ontwikkeling van de interne markt is dit thema van groter belang dan het heeft gekregen in dit debat zo laat op de dag.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Hartelijk dank, mevrouw Del Castillo, avonddebatten zijn echter wel altijd het interessantst.

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Gaľa, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs.(SK) Ten eerste wil ik de rapporteur bedanken, de heer Mantovani, voor zijn verslag over het Europees kwalificatiekader. Al sinds het voorjaar van 2006 debatteren we hier in het Europees Parlement over deze kwestie. Zoals we allemaal weten vormt een sterk mandaat voor het Europees kwalificatiekader een integraal onderdeel van de strategie van Lissabon. Het dient als een convertor voor de verschillende kwalificatiesystemen en kwalificatieniveaus en de implementatie ervan zal leiden tot meer transparantie, vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van de kwalificaties van de burgers in de verschillende lidstaten. Daarnaast zal het EQF internationale sectorale organisaties helpen de verbanden tussen hun sectorale kwalificatiesystemen en de nationale kwalificatiesystemen te verbeteren, en zodoende de mobiliteit van werkenden en lerenden vergroten.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel wil ik mijn steun voor het niet-bindende karakter van het EQF in de lidstaten en de tenuitvoerlegging van de nationale kwalificatiesystemen overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk tot uitdrukking brengen. Het EQF kan echter alleen een effectief instrument zijn voor de wederzijdse erkenning en vergelijkbaarheid van kwalificaties op Europees niveau wanneer het ten uitvoer wordt gelegd als onderdeel van levenslange onderwijs- en opleidingssystemen in de lidstaten. Aangezien het EQF direct verband houdt met de wijze waarop de burgers zichzelf beoordelen op de arbeidsmarkt en gevolgen heeft voor de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding, kan het ook worden beschouwd als een relevant instrument voor het vergroten van het concurrentievermogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Mann, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, het Europees kwalificatiekader is het startschot voor de emancipatie van de beroepsopleidingen op Europees niveau, aangezien hierdoor beroepskwalificaties overal in Europa erkend zullen worden, wat al het geval is voor academische kwalificaties. Dit kost tijd en vereist een wil tot samenwerking, coördinatie en uitwisseling van denkrichtingen. Mensen die leven naar het motto: wat een boer niet kent, dat eet hij niet, en bang zijn voor nieuwe ervaringen, mogen er niet van opkijken dat het gebrek aan mobiliteit hen zal opbreken.

We hebben meer duidelijkheid nodig. Nationale opleidingskwalificaties moeten vergelijkbaar zijn, hetgeen echter niet betekent dat de opleidingen gestandaardiseerd moeten worden. Daar vroeg ik vorig jaar al om, in mijn eigen initiatiefverslag over het EQF. Sindsdien is er veel gebeurd. De vrees dat lidstaten bevoegdheden zouden verliezen, kon worden ingetoomd, ook in mijn eigen land. Levenslang leren en het EQF waren belangrijke richtpunten van het Duitse voorzitterschap van de Raad, dat als succesvol wordt beschouwd. Nu gaan we met volle kracht vooruit met de vaststelling van een nationaal kwalificatiekader, hetgeen niet bepaald eenvoudig is gezien de federale structuur van Duitsland en de autonomie van de deelstaten.

Ik wil me namens de PPE-DE-Fractie bij Mario Mantovani bedanken voor zijn standvastigheid in de gesprekken met de Commissie en de Raad en voor het feit dat hij de leden van de fracties die het EQF volgden altijd op de hoogte hield. Ik hoop dat het verslag morgen in eerste lezing zal worden aangenomen.

Nu het om de details gaat, is er grote behoefte aan discussie tussen opleiders, leerkrachten en opleidingsinstellingen. Dat ervoer ik gisteren tijdens een bijeenkomst met leerkrachten uit het vormend onderwijs in Hessen. Bijvoorbeeld bij de classificatie van kwalificaties dient het Duitse “meister” of “handelskaufmann”-certificaat ten minste in het derde of vierde niveau van de acht niveaus te vallen. Andere hebben helemaal niets gemeen met deze kwalificatie. De sterke kant van het Duitse duale systeem is nauwelijks bekend, tenzij mensen er zelf ervaring mee hebben opgedaan.

In onze Europese “teaching and learning workshops”, die gebaseerd zijn op het subsidiariteitsbeginsel, zullen de dimensies van het werkgelegenheids- en opleidingsbeleid aanzienlijk sterker in onderwijs en opleiding tot uiting komen. Samen moeten en zullen we een ambitieuze doelstelling bereiken: het opnemen van een kwaliteitsstandaard, het EQF, in certificaten en diploma’s en dat voor 2010.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me allereerst bedanken bij de rapporteur en hem feliciteren voor zijn uitstekende overleg over deze aanbeveling over het Europees kwalificatiekader. Ik wil ook de Commissie en de Raad bedanken voor het feit dat beide naar iedereen hebben geluisterd en voor iedereen beschikbaar waren.

Het EQF is een instrument dat de mobiliteit van de Europese burgers ten goede komt, hetzij als onderdeel van opleidingstrajecten, hetzij als onderdeel van beroepsmobiliteit. Het vrij verkeer van personen mag dan wel als zodanig zijn vastgelegd in onze Verdragen, maar de burgers ondervinden nog steeds hinder door het feit dat hun kwalificaties die ze in hun eigen land hebben verworven niet overal in de EU worden erkend. Deze kwalificaties, die door elke lidstaat op basis van eigen procedures en systemen worden toegekend, vallen onder de soevereiniteit van de lidstaten, hetgeen het EQF in aanmerking neemt.

Kwalificaties worden echter steeds vaker benodigd buiten de grenzen van het land waarin ze werden verworven. Dit willen we bevorderen om redenen van respect voor de waarde dat een diploma of andere kwalificatie heeft voor de desbetreffende persoon. Daarvoor hebben we een instrument nodig op basis waarvan we kunnen vergelijken en dat als convertor werkt voor de kwalificaties uit verschillende lidstaten. Dit is met name noodzakelijk voor beroepskwalificaties, maar ligt nogal gevoelig. Daarom was de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken erop gebrand dat de beroepskwalificaties ook onder het EQF vallen. Dit is gelukt en daar zijn we erg blij mee.

Werknemers en bedrijven worden steeds mobieler op de Europese banenmarkt. Daarom hebben werkgevers en werknemers in alle lidstaten garanties nodig ten aanzien van de deskundigheid en waarde van een werker, oftewel zijn of haar beroepskwalificaties, ongeacht hoe deze werden verworven.

Commissaris, ik wil echter nog eens nadrukkelijk op een ander punt wijzen. Het EQF is wel een leuke, maar nog altijd lege notendop. Om goed te kunnen functioneren, dienen diploma’s, kwalificaties en certificaten van alle lidstaten worden gekalibreerd en geregistreerd aan de hand van de referentiepunten van het EQF. Dit betekent een hoop werk voor alle lidstaten en vergt veel energie en expertise van deskundigen. De steun van de Europese Commissie is van essentieel belang, net als die van de Europese agentschappen – ik denk daarbij met name aan het Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding. Ook de medewerking van de sociale partners is van essentieel belang, op alle niveaus. Ze moeten, zoals de aanbeveling stelt, worden betrokken door de lidstaten en de sectorale comités voor sociale dialoog op Gemeenschapsniveau.

Tot slot: om het EQF te voltooien en effectief te laten opereren is het voor de economische partners, de bedrijfstakken, van belang om het kader te begrijpen en te gebruiken. Niet alleen omdat zij de kwalificaties toekennen die onder het EQF moeten vallen, maar omdat bedrijven benchmarks nodig hebben om hun banen te classificeren en personeel aan te werven. Het EQF moet zo spoedig mogelijk hun referentiekader worden en ik droom van een passende deadline waarop het EQF overal als referentiekader zal gelden, ook in collectieve arbeidsovereenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Allereerst moet ik de heer Mantovani prijzen voor het samenstellen van dit erg belangrijke document.

Het voornaamste doel van dit document is het vinden van een methode om verschillende kwalificaties op de arbeidsmarkt en in het onderwijssysteem te kunnen bepalen en vergelijken.

Het lijdt geen twijfel dat het Europees kwalificatiekader (EQF) een positieve impact zal hebben op de efficiëntie en flexibiliteit van de Europese arbeidsmarkt. Nog belangrijker is echter wanneer het EQF een bijdrage kan gaan leveren aan het verminderen van discriminatie van immigranten en EU-burgers op de werkplek.

Helaas ondervinden zowel Litouwers als burgers van andere EU-landen problemen bij het gebruik van hun kwalificaties in andere lidstaten. Al te vaak zijn hun kwalificaties niet erkend door werkgevers of instellingen.

Mensen voelen zich hierdoor gediscrimineerd, omdat ze zo geen gelijke kansen hebben op de arbeidsmarkt. Ze moeten vaak maar werk aannemen dat slechter wordt betaald en waarvoor ze overgekwalificeerd zijn. Tijdens een bijeenkomst van in Londen levende en werkende Litouwse staatsburgers kwamen mij tal van klachten te ore ten aanzien van discriminatie op de werkplek en problemen bij het vinden van een baan waarvoor deze mensen gekwalificeerd zijn.

Ze voelen zich tweederangsburgers, hoewel hun kwalificaties en kennis vaak veel beter zijn dan die van de burgers van het betreffende land die hetzelfde werk doen. De baan die ze graag zouden willen hebben, krijgen ze niet, hetgeen ook geldt voor het gewenste salaris, omdat hun kwalificaties simpelweg niet zijn erkend.

Kortom: dit document is van groot belang voor veel mensen. Helaas bleek de Commissie niet in staat om dit probleem in 22 jaar op te lossen en hetzelfde geldt voor ons leden van dit Parlement.

In 1985 besloot de Raad een systeem in te voeren om de beroepskwalificaties van verschillende landen met elkaar te vergelijken, tot dusver zonder enig resultaat. Helaas hebben we ook nu weer geen haast en stellen maar voor dat het EQF niet voor 2012 hoeft te worden ingevoerd. En dan wordt dit alles ook nog eens overgelaten aan het oordeel van de lidstaten.

Het is een grof schandaal dat we zo inefficiënt zijn. We zouden meer lering moeten trekken uit onze ervaringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de vaststelling van het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren is van groot belang voor zowel het huidige als toekomstige Europa. Of een persoon voldoening vindt in zijn eigen leven en in de samenleving hangt uiteindelijk af van de vraag in welke mate hij of zij is voorbereid op dit leven en de arbeidsmarkt. Historische en huidige factoren deden de behoefte ontstaan vooral aandacht te besteden aan mensen boven de 50 en aan jongeren uit gezinnen met beperkte financiële armslag, vooral in de nieuwe lidstaten. Niet iedereen kan of moet in het buitenland op zoek gaan naar werk. Er moeten voorwaarden worden gecreëerd om mensen de kans te bieden zich te ontwikkelen in hun eigen omgeving, dus daar waar ze leven. Nationale kwalificatiekaders moeten dus een instrument zijn dat ertoe dient om kwalificaties te classificeren overeenkomstig de criteria die zijn vastgelegd voor bepaalde, bereikbare onderwijs- en opleidingsniveaus. De Europese Unie moet de inspanningen van de lidstaten steunen, zowel legislatief als financieel. De Unie moet haar burgers niet alleen de mogelijkheid van vrij verkeer bieden, maar er ook voor zorgen dat hun beroepskwalificaties worden erkend.

 
  
MPphoto
 
 

  Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik Mario Mantovani bedanken, die in de voetstappen is getreden van zijn buurman.

Voor ons ligt een resultaat waarin de onderwijs- en opleidingsautoriteiten van de lidstaten worden opgeroepen dit gemeenschappelijke kader te gebruiken als een convertor en referentiepunt. Er is echter nog voldoende ruimte voor meer pressie om meer transparantie, betere vergelijkbaarheid en dus kansengelijkheid en erkenning van de verschillende kwalificaties in de EU te verkrijgen.

Ik juich met name het feit toe dat vormend onderwijs speciaal naast het algemeen onderwijs wordt genoemd en dezelfde status heeft verkregen, en dat niet alleen formele diploma’s worden gerelateerd aan de standaard, maar ook informele vaardigheden die mensen op hun werkplek of thuis verwerven.

Vaak wordt met alle middelen getracht de toegang tot de arbeidsmarkt te bemoeilijken. Niet zelden proberen onderwijsautoriteiten, bureaus voor beroepsopleidingen en vakorganisaties concurrentie van buitenaf te weren door afkerig te staan tegenover het erkennen van in het buitenland verworven kwalificaties uit tertiair en beroepsonderwijs, en dat om formele redenen. Dat zal in 2010 tot het verleden behoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, “bevorderen van levenslang leren” klinkt goed, nietwaar, met de EU die openlijk werkt ten bate van mensen en werkgelegenheid?

De heer Barroso zei vanmorgen nog dat hij niet hield van voorbehouden, maar dat hij voorstander was van compromissen om de diversiteit te respecteren. Dat zijn mooie woorden, maar we hebben hier weer een andere poging om de prachtige diversiteit te bulldozeren tot een gemeenschappelijk, geharmoniseerd en kleurloos landschap.

Nu is het globaal gesproken de beurt aan het onderwijs. Echter, onderwijs valt niet binnen de EU-bevoegdheid! Het wordt slechts gedekt door voorstellen onder de artikelen 149 en 150 van het Verdrag. Dus dit is ook een poging om bevoegdheid binnen de achterdeur binnen te smokkelen. Indien de EU bevoegdheden met betrekking tot het onderwijs wenst over te nemen, laat haar dit dan eerlijk doen, via de gebruikelijke kanalen en de transparantie aan de dag leggen waar we zo veel over horen.

Als we het model van het kader van Bergen volgen en een EUROPASS-diploma en certificaatsupplementen binnen het Europees puntenoverdrachtsysteem in het leven roepen, is er een geharmoniseerd EQF-niveau nodig. Door het uitgeven van kwalificaties op sectoraal, regionaal en nationaal niveau zal dit EU-voorstel een bijna totale grip op kwalificaties waarborgen. Door het publiceren van niveaus en het toekennen van kwalificaties zal het voorstel ervoor zorgen dat de EU langs de universiteiten en nationale regeringen heen werkt.

De regering van het Verenigd Koninkrijk is voorstander van het harmoniseren van kwalificaties. Zij bereidt zich hierop voor door de universiteiten onder beheer te plaatsen van de Privy Council, klaar om de universiteiten aan de EU over te dragen. Wat de universiteiten hiervan denken, lijkt irrelevant.

Het ware standpunt van de Britse regering blijkt slecht uit haar enige bezwaar tegen dit plan. Zij wil niet het EU-logo op de kwalificatiedocumenten. Dat is omdat ze niet willen dat mensen weten dat het onderwijs aan de EU is overgedragen.

Vertelt u mij alstublieft, waarom heeft mijn regering dat standpunt ingenomen? Waarom is zij voorstander van een EU-project, maar wil zij het verbergen voor het volk? Volgen andere nationale regeringen dezelfde lijn? Ik zou niet verbaasd zijn als ze dat zouden doen, omdat ook zij dit willen verbergen voor hun bevolking dat hun universiteiten op deze manier worden gebruikt.

U kunt de indruk hebben dat ik niet van dit project houd, maar dat is niet vanwege nationale trots over de Britse universiteiten en opleidingen. Nee, het is omdat ik als leraar waarde hecht aan onderwijs en erken dat Europese landen universiteiten hebben waarop ze terecht trots zijn – geweldige studiecentra waarvan de alumni door de eeuwen heen hebben bijgedragen aan kunst, literatuur en wetenschappen en het leven van de mensen overal hebben verrijkt.

Ik erken ook dat deze stimulans tot beschaving totstandkwam omdat deze studiecentra zich afzonderlijk en onafhankelijk ontwikkelden waarbij elk zijn eigen bijzondere accent en identiteit kreeg.

Vindt u het niet vreemd dat in een tijdperk waarin persoonlijke identiteit angstvallig wordt bewaakt en identiteitsdiefstal als misdaad wordt beschouwd er mensen zijn die gedachteloos de unieke identiteit van de instellingen die hen maakte tot wat ze zijn, aan andere mensen het onderwijs dat zij daar genoten, ontzeggen?

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE).- (EL) Mijnheer de Voorzitter, we zouden vandaag niet over het voorstel voor een aanbeveling inzake het Europees kwalificatiekader (EQF) hebben kunnen debatteren, als onze collega, de heer Mantovani, niet zo goed gebruik had gemaakt van de ervaringen van voormalige europarlementariërs die aan dit vraagstuk hebben gewerkt en hij niet zo goed zou hebben samengewerkt met de Commissie en de Raad. Vandaag kunnen we dus een begin maken met het opstellen van de acht kwalificatieniveaus, die het algemeen en volwassenenonderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen beslaan, en van de drie kwalificatieniveaus van hoger onderwijs.

In antwoord op mijn collega die voor mij sprak, wijzen wij erop dat artikel 149 en 150 van het Verdrag de juiste wettelijke grondslag voor de voorgestelde aanbeveling vormen, simpel vanwege het feit zij een leven lang leren mogelijk maken. We zullen echter in geen geval aanvaarden dat educatie onder de verantwoordelijkheid van de EU komt te vallen: dit blijft een domein van nationale verantwoordelijkheid. Het vergelijken van kwalificaties in het kader van het EQF gaat voorbij aan onderwijsmethoden en verschillende typen onderwijsinstellingen. Het gevolg is dat een vergelijking alleen betrekking heeft op kennis, het begripsvermogen, en de praktische toepassing van kennis en vaardigheden.

Griekenland en tal van andere landen zien vooral veel in het facultatieve karakter van het EQF. Van officiële kant werd de opvatting tot uitdrukking gebracht dat het bevorderen van kwalificatieranglijsten niets van doen heeft met het vormgeven van nationale onderwijs- en opleidingssystemen of het erkennen van studiecertificaten. Overigens is voor niet-formeel en informeel onderwijs een automatische certificering niet mogelijk, vanwege de diversiteit en speciale omstandigheden waaronder de kwalificaties zijn verkregen. Hiervoor is het EQF slechts een referentiepunt.

We mogen ook niet vergeten dat iemand diverse kwalificaties op verschillende niveaus kan hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Joel Hasse Ferreira (PSE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren is een uiterst belangrijk document voor het vaststellen van nationale en sectorale referentiekaders voor kwalificatie zodat we deze op Europees niveau kunnen vergelijken.

De certificering van verkregen kwalificaties is van essentieel belang om vooruitgang te maken buiten de formele educatie om, met name in het beroepsleven, en deze samen te voegen met de voordelen die in de formele systemen werden behaald. Zodoende draagt dit alles voor wat betreft het beheer van persoonlijke beroepsloopbanen bij tot meer democratisering in de gehele EU.

Deze richtlijn, hetgeen ook nog eens wordt benadrukt door één van de voorgestelde en door het Parlement aangenomen amendementen, bevordert de validatie van kwalificaties overeenkomstig de gemeenschappelijke Europese beginselen die in de conclusies van de Raad voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren zijn vastgesteld.

Mijnheer de Voorzitter, dit zal ons in staat stellen vorderingen te maken in de richting van één Europees kader dat tot doel heeft samenhangend te zijn zonder de garanties aan te tasten die in bepaalde gevallen al bestaan. Dames en heren, het voorstel voor een richtlijn waarover we nu discussiëren gaat over een uiterst belangrijk instrument dat meer flexibiliteit op de arbeidsmarkten en een betere bescherming van de belangen van de werkers zal bieden en de mogelijkheden voor het bieden van hoogwaardige diensten zal vergroten. Wat dit punt betreft, juich ik de inspanningen van het Portugese voorzitterschap op het gebied van educatie toe om te komen tot een vrij snelle goedkeuring in eerste lezing door het Parlement. Onder deze omstandigheden wil ik ook nog eens het goede werk van de rapporteur, de heer Mantovani, en de schaduwrapporteurs, met name mevrouw Castex, noemen.

Om effectiever te worden en meer nut te kunnen ontlenen aan arbeids- en academische mobiliteit in de Europese Ruimte moeten we de implementatie van het EQF doelgerichter aanpakken en verbinden met het Europese puntenoverdrachtsysteem; dit verslag steunt een aanzienlijke voortgang in deze richting. Kortom: het voorstel voor een richtlijn bevordert gelijke kansen in onze kennismaatschappij, met het doel de arbeidsmarkten van de lidstaten beter te integreren, zonder daarbij de grote diversiteit van de verschillende nationale systemen uit het oog te verliezen. Daarom verdient het verslag overeenkomstige weerklank van ons.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN).- (PL) Mijnheer de Voorzitter, transparantie en vergelijkbaarheid van kwalificaties die onder uiteenlopende omstandigheden, in verschillende systemen en landen zijn verkregen, vergemakkelijken de evaluatie van kennisniveaus van zowel werknemers als werkgevers, met gevolg dat de mobiliteit op de arbeidsmarkt toeneemt. Dit betreft niet alleen gereglementeerde beroepen zoals artsen, verpleegkundigen en andere medische beroepen waarvan de kwalificaties wederzijds worden erkend door de lidstaten, maar ook andere beroepen. De invoering van het kwalificatiekader zal bijdragen tot meer sociale cohesie.

Instellingen en beroepen op het gebied van kunstzinnige vorming dienen echter anders te worden behandeld, want hier mogen talent en aanleg niet worden beteugeld door disciplines, of worden geschat, en hier is de leerkracht niet geobjectiveerd, maar blijft hij een meester.

Ik feliciteer de rapporteur.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Mandelson, lid van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat dit een buitengewoon goed debat is geweest dat de lancering van een zeer belangrijk project markeert waarvan ik denk dat het op het juiste moment komt, noodzakelijk is, en zoals anderen opmerkten, een platform is voor deze en voor toekomstige generaties.

Het is noodzakelijk voor het werken van de interne markt die essentieel is voor Europa’s sociale ontwikkeling, het is noodzakelijk voor het vermogen van de Europese burgers om het hoofd te kunnen bieden aan snelle veranderingen op de economische en arbeidsmarkt. Het is een paspoort voor persoonlijke vooruitgang evenals de integratie van de maatschappij. Het is een bijzonder constructief en harmonieus debat geweest – met uitzondering van de interventie van een collega die met een mengeling van grove grootspraak en overdrijving, doorspekt met een aanzienlijke hoeveelheid ideologische vooroordelen, een totaal verkeerde voorstelling gaf van wat er voorzien en voorgesteld wordt.

Dit is een aanbeveling en niet anders en het is vrijwillig. Het EQF zal geen kwalificaties toekennen: dat blijft voorbehouden aan de landen, universiteiten en andere instellingen, die autonoom blijven. Er zal een EQF-referentieniveau voor kwalificaties komen, bijvoorbeeld op niveau 4, maar voor nationaal niveau zullen er ook kwalificaties komen.

Daarom ben ik blij dat ik deze consensus – ondanks een individu – in dit Parlement en Raad achter het EQF-wetsvoorstel kan verwelkomen, en die wordt weerspiegeld op nationaal niveau, waar we een serieus momentum zien in het bouwen van nationale kwalificatiekaders.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

Aan het einde van dit debat wil ik nog de tolken bedanken die zijn gebleven hoewel ze hierom niet waren verzocht.

De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk.(RO) Het Europees referentiekader zal een aanzienlijke bijdrage leveren tot het verminderen van het complexe systeem van 27 bilaterale verbanden voor de erkenning van door academische of beroepsopleidingen verworven kwalificaties. Het Bologna-proces op basis waarvan tegen 2010 een Europese Ruimte voor hoger onderwijs gecreëerd zal worden wordt op deze wijze uitgebreid met een instrument voor de erkenning van alle in de lidstaten van de Europese Unie verkregen kwalificaties.

Hoewel negen van de tien Europese burgers levenslang leren als belangrijk instrument beschouwen voor de loopbaanontwikkeling, leidt het gebrek aan financiële middelen ertoe dat opleidingen niet aansluiten bij de eisen van de huidige economie. Uit een recente Eurobarometerenquête blijkt dat slechts 58 procent van de geïnterviewden in staat is een computer te bedienen en slechts de helft verklaart dat ze Internetgebruikers zijn. Daarnaast kan meer dan 60 procent van de burgers geen vreemde taal gebruiken op hun werkplek. De bedragen voor levenslang leren waarin de nationale begrotingen voorzien, lopen uiteen van 40 procent van het totaalbedrag voor educatie in de noordelijke lidstaten tot minder dan 10 procent in de nieuwe lidstaten.

Met andere woorden, initiatieven zoals Grundtvig of Erasmus voor jonge ondernemers moeten worden uitgebreid en de middelen hiervoor worden verdubbeld om het tekort aan nationale middelen aan te vullen. Verder moet ook het Europees referentiekader worden aangevuld met programma’s om echte Europese kwalificaties vast te stellen die in de gehele Europese Unie worden erkend.

 
  
MPphoto
 
 

  Rumiana Jeleva (PPE-DE), schriftelijk.(BG) Het is van belang erop te wijzen dat de informele leervormen onderontwikkeld, veelal onbekend en vaak geïsoleerd zijn van de formele. Het Europees kwalificatiekader is een belangrijk instrument voor het opheffen van deze discrepantie en ook een instrument om het oriënterings- en informatiesysteem van beroepsonderwijs en beroepsopleidingen aan een herziening en reorganisatie te onderwerpen.

De ontwikkeling van het EQF zal de mobiliteit van arbeidskrachten in de 31 deelnemende landen en de sectorale en industriële organisaties in de nieuwe EU-lidstaten meer betrekken bij het besteden van middelen uit het Europees Sociaal Fonds die bestemd zijn voor het verwerven van nieuwe vaardigheden of het vernieuwen van de bestaande vaardigheden. De nieuwe EU-lidstaten zoals Bulgarije vinden het belangrijk om de mogelijkheid te hebben goede praktijken uit te wisselen en Europese modelprogramma’s te implementeren.

De ontwikkeling en implementatie van het Europese puntenoverdrachtsysteem voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (ECVET) strekt tot doel de overdracht, de accumulatie en de erkenning van leerprestaties te vergemakkelijken, ongeacht de vraag waar of hoe deze zijn verworven, en is van groot belang met het oog op de overgangsperioden die van toepassing zijn op Bulgarije en Roemenie. Het puntenoverdrachtsysteem zal het vrij verkeer van personen stimuleren, de toegang tot de arbeidsmarkt voor de meeste menselijke hulpbronnen in de Gemeenschap vergroten en een betrouwbare basis vormen voor vergelijkingen.

Ik geloof dat het EQF een stevige impuls zal geven aan de ontwikkeling van dit proces.

 
  
MPphoto
 
 

  Katalin Lévai (PSE), schriftelijk.(HU) De erkenning van de kennis, vaardigheden en competentie van de burgers is essentieel voor het concurrentievermogen en de sociale samenhang van de EU, alsmede voor de mobiliteit van de individuele burgers. De toegang tot en de deelname aan een leven lang leren voor iedereen, ook voor mensen uit benadeelde groepen, en het gebruik van kwalificaties moeten op nationaal en Gemeenschapsniveau worden bevorderd. Jongeren, volwassenen, immigranten en handarbeiders in Europa die langs informele weg kwalificaties hebben verworven welke nooit officieel zijn erkend, moeten worden aangemoedigd om deel te nemen aan permanente educatieprogramma’s, opdat zij niet uit de samenleving en de arbeidsmarkt worden buitengesloten.

Om dit te bereiken kan een gemeenschappelijk referentiekader dat als convertor werkt tussen de verschillende kwalificatiesystemen en -niveaus, een belangrijke rol spelen, zowel voor het algemeen vormend en hoger onderwijs als voor beroepsonderwijs en beroepsopleidingen. Dit zal de transparantie, vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van de kwalificaties van de burgers in de verschillende lidstaten ten goede komen

Het EQF heeft tot doel de nationale kwalificatiesystemen te integreren en coördineren, discriminatie te voorkomen, de toegang en voortgang van kwalificaties in verband met de samenleving en arbeidsmarkt te verbeteren.

Om een einde te maken aan de bestaande scheiding binnen de educatie steun ik het nemen van maatregelen tot het geven van voorlichting en deelneming aan de sociale dialoog.

Ik ben ook van mening dat het belangrijk is om kwalificaties te erkennen die werkers langs informele weg hebben verworven zodat ze gemakkelijker van baan kunnen veranderen.

De Europese Unie dient uit te groeien tot een kennismaatschappij die goed is toegerust voor de uitdagingen die de mondialisering met zich meebrengt. In een dergelijke samenleving wordt van de burgers van elke lidstaat verwacht dat zij zich kunnen aanpassen aan de behoeften van een concurrentiegerichte arbeidsmarkt.

Daarom is leren voor alle leeftijdsgroepen een absolute vereiste.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk.(EN) Het EQF (European Qualifications Framework – Europees kwalificatiekader) voor levenslang leren vormt een goed voorbeeld van het doen van de Europese Unie van wat zij zou moeten doen in het kader van de bevordering van mobiliteit over de nationale grenzen heen. In de loop van de jaren hebben de meesten van ons voorstellen ingediend namens staatsburgers van onze eigen lidstaten die menen dat als ze gebruik maken van de vrijheid van verkeer binnen de EU en feitelijk naar een ander land verhuizen, ze gediscrimineerd worden omdat hun kwalificaties niet naar behoren worden erkend in hun nieuwe land van vestiging. Het EQF kan als vertaalinstrument voor nationale autoriteiten ongetwijfeld onze kiezers helpen om deze zinloze discriminatie op te heffen. Het instrument zou ook ten voordele moeten werken voor enige lidstaat waarnaar een persoon verhuist, aangezien het waarborgt dat een nauwkeurige inschatting van de kwalificaties van die persoon mogelijk is.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid