VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
1. Opening van de vergadering
(De vergadering wordt om 09.05 uur geopend)
Hannes Swoboda, namens dePSE-Fractie. –(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag terugkomen op een discussie die hier gistermiddag werd gevoerd. Ik wil hier te verstaan geven dat noch de Sociaal-democratische fractie in het Europees Parlement, noch de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten, noch enige andere fractie in kennis was gesteld van de wens dat wij nu een resolutie over Rusland aannemen, te meer omdat zelfs de Conferentie van voorzitters dit herhaaldelijk heeft afgewezen.
Uiteraard moeten we nota nemen van deze beslissing. Niettemin wil ik graag dat dit wordt vastgehouden – en we zullen hierover ook de fracties informeren die om een resolutie hebben gevraagd, in de eerste plaats de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa – dat we niet de wens uiten deze resolutie nu aan te nemen, maar in de volgende vergadering van het Parlement. Ik wil dat hier graag nog eens duidelijk stellen.
We moeten ons vanzelfsprekend neerleggen bij de regels. Toch willen we hier, mede om redenen van eerlijkheid tegenover de Groenen en de Liberalen, zeggen dat we deze resolutie niet deze week willen aannemen, maar pas tijdens de volgende plenaire vergadering. De Sociaaldemocratisch Fractie zal er in elk geval voor stemmen en ik denk dat ook de EPP er zo over denkt.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. –(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik sta volledig achter collega Swoboda, aangezien we niet waren geïnformeerd en daarom ook deze week niets konden voorbereiden voor deze resolutie. Net als de PSE-Fractie wist ook onze fractie hier niets van, en daarom verzoeken wij u de stemming uit te stellen tot de volgende vergaderperiode.
De Voorzitter. − Hartelijk dank, we hebben nota genomen van uw verzoek. Het zal zo nodig worden doorgegeven aan de andere fracties en we zullen zien hoe we deze kwestie kunnen oplossen.
4. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
5. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
6. Bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie (debat)
De Voorzitter.− Aan de orde is het verslag (A6-0391/2007) van Sahra Wagenknecht, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over de bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie (2007/2097(INI)).
Sahra Wagenknecht (GUE/NGL), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de vraag of het fiscale beleid van de lidstaten de economische groei, werkgelegenheid en innovatie bevordert, kan helaas met slechts een paar woorden worden beantwoord: dit is niet het geval! Economische groei wordt simpelweg niet bevorderd door het loslaten van de vrije val van belastingtarieven op uitermate winstgevende conglomeraten in een Europa-wijde dumpingwedloop en door omgekeerd in toenemende mate middeninkomens, werklozen en gepensioneerden in hun hoedanigheid van consumenten geld uit hun zakken te kloppen.
Economische groei wordt niet bevorderd door het arbeidsinkomen te onderwerpen aan een belastingtarief dat vele malen hoger is dan dat voor inkomens van economische goederen. Integendeel, de kloof tussen beide wordt daardoor alleen nog maar groter. Werkgelegenheid wordt niet bevorderd wanneer het MKB wordt geconfronteerd met buitenproportioneel hogere belastingen dan bedrijven die hun tijd verdrijven met speculeren in aandelen, obligaties en financiële derivaten. Innovatie wordt beslist niet bevorderd zolang multinationals met goudgerande balansen het leeuwendeel van hun research- en ontwikkelingsfondsen weten te verstoppen in hun boekhouding, terwijl diegenen voor wie dit soort steun eigenlijk bestemd is met lege handen blijven staan.
Kortom: in de EU wordt weinig gedaan voor een sociaal evenwichtige toekomst en ontwikkeling, of beter gezegd, dit proces is blijven steken. Diegenen die in geld zwemmen profiteren steeds vaker van fiscale voordelen en worden in toenemende mate vetgemest, terwijl diegenen die toch al weinig hebben, steeds dieper in hun portemonnee moeten grijpen. Economisch gezien is dit soort fiscaal beleid fataal, contraproductief voor de groei en uit sociaal oogpunt catastrofaal.
Ik weet dat de structuur van nationale belastingstelsels nog steeds onder de verantwoordelijkheid valt van de lidstaten, althans op papier. De werkelijkheid is enigszins anders. Vanwege het gebrek aan coördinatie op EU-niveau – zelfs op het gebied van de directe belastingen – zijn de nationale belastingstelsels steeds vaker niet het resultaat van beleid, maar worden ze gevormd door het ijskoude systeem van belastingconcurrentie. Dit systeem heeft een bepaald kenmerk: hoe mobieler de economische factor, hoe groter de mogelijkheden om nationale belastingen te ontduiken en dus hoe groter de belastingverlagingen; een dergelijk systeem kan zichzelf moeiteloos versterken.
Om te voorkomen dat de overheidsinkomsten in dit proces volledig opdrogen of uitgeput raken, moeten de sectoren die belastingheffingen niet of slechts met grote moeite kunnen ontlopen, ter compensatie nog meer belasting betalen. Belasting wordt dus verplaatst van ondernemingswinsten naar particuliere inkomens, in dit geval van kapitaalinkomsten naar arbeidsinkomsten, in dit geval ook van goed betaalde naar minder goed betaalde arbeid en, over het algemeen van inkomens en vermogens naar consumptie.
Het feit dat dit proces volop gaande is – en al sinds jaren en decennia gaande was – kan duidelijk worden aangetoond aan de hand van de belastingontvangsten en belastingtarieven in de EU. Niet alleen de wettelijke belastingtarieven maar ook de huidige belastingtarieven op ondernemingswinsten zijn in de EU de laatste tien jaar gedaald met tien 10 procentpunten. Dit wordt bevestigd door alle studies op dit gebied.
In vrijwel alle EU-lidstaten zijn de toptarieven verlaagd. In steeds meer lidstaten wordt inkomen uit beleggingen duidelijk bevoordeeld tegenover arbeidsinkomen, vanwege de overgang naar duale belastingsystemen. De accijnstarieven blijven maar stijgen – enerzijds vanwege de milieubelastingen, die vaak en bij ontstentenis van alternatieven, helemaal geen sturend effect hebben op milieugebied, maar eerlijk gezegd wel begrotingsmiddelen afromen, en anderzijds vanwege het feit dat BTW-tarieven voortdurend stijgen en in steeds meer landen het plafond van de overeengekomen marge bereiken.
Een dergelijke ontwikkeling is geen ongelukje, maar het directe resultaat van ongeremde belastingconcurrentie op een uniforme interne markt. De indruk ontstaat dat de opwaartse trend van de vennootschapsbelastingtarieven in de EU sterker is dan in de OESO als geheel. Met andere woorden, de belastingtarieven in de EU zijn sterker gedaald dan in de andere OESO-landen.
Dit toont duidelijk aan dat hier niet sprake is van druk van de globalisering, waarover veel en driftig wordt geklaagd, maar van druk die door eigen toedoen is ontstaan in de EU en derhalve gemakkelijk en onopvallend opgeheven kan worden wanneer de wens daartoe zou bestaan. Mijn oorspronkelijke verslag bevatte niet alleen het voorstel voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, waar het, uiteraard, voor pleitte, maar ook voor EU-wijde minimumbelastingtarieven op ondernemingswinsten die dan door geen enkel land meer mogen worden overschreden. Alleen dit soort minimumbelastingtarieven bieden de mogelijkheid om de opwaartse trend van vennootschapsbelastingtarieven te stoppen.
Mijn verslag bevatte ook het voorstel tot het verhogen van de belastingtarieven op activa en financiële transacties in de EU, het voorstel tot belastingverlaging voor de lagere en middeninkomens en tot slot het voorstel tot het stoppen en het omkeren van de fatale trend van steeds meer indirecte belastingen ten koste van directe belastingen.
Helaas overleefde slechts een fractie van al deze voorstellen de stemming in de Commissie economische en monetaire zaken. Het gevolg is dat mijn huidige verslag een lofzang is geworden op belastingconcurrentie en daarbij volledig over het hoofd ziet dat belastingconcurrentie fatale gevolgen heeft voor de inkomstenzijde van de EU-begrotingen en derhalve ook voor miljoenen Europese burgers. De wijzigingen die mijn verslag daardoor heeft ondergaan tonen duidelijk aan welke belangen daadwerkelijk na aan het hart liggen van de meerderheid van de leden van de Commissie economische en monetaire zaken, met name van die van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten; het is wel heel duidelijk wie het meest profiteert van de bestaande belastingstelsels in de EU.
We hebben nu opnieuw onze belangrijkste voorstellen in de vorm van amendementen voorgelegd aan de plenaire vergadering. Mochten ze ook daar opnieuw geen meerderheid krijgen, dan zal mijn fractie tegen het verslag stemmen. Een ander Europees belastingbeleid dat de sociale tegenstellingen zo beperkt mogelijk houdt in plaats van voortdurend te vergroten – wat het huidige belastingbeleid doet – is mogelijk en is dringend noodzakelijk. Dit zou echter impliceren dat de Europese Commissie en ook van de lidstaten in hun beleid overeenkomstig hun eigen richtsnoeren rekening houdt met de belangen van de meerderheid van de Europese burgers en zich niet zoals tot dusver opstellen als belangenbehartigers van de maatschappelijke elite. Dit lokt namelijk meer parlementaire en buitenparlementaire druk uit.
We zullen niet nalaten te strijden tegen deze druk, zodat uiteindelijk de onbeschrijfelijke retoriek van deze sociaal gezien onaanvaardbare verhoudingen – die de meeste verslagen kenmerken en die ook dit verslag over het belastingbeleid kenmerken – niet langer de meerderheid in dit Huis achter zich weet te krijgen.
László Kovács,lid van de Commissie. – (EN)Mijnheer de Voorzitter, ik verheug mij zeer met u de bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie te bespreken.
Een belangrijke prioriteit binnen de Europese Unie is de verbetering van het concurrentievermogen met behoud van het sociale model. Het belastingbeleid moet een belangrijke rol spelen bij het behalen van groei en werkgelegenheidsdoelstellingen. Ik ben het eens met de kern van uw verslag, waarin steun wordt gegeven aan de initiatieven van de Commissie op het gebied van belastingen. Dat geldt dan met name voor meer inspanningen betreffende de CCCTB (Common Consolidated Corporate Tax Base – gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting), het voorstel tot een proefproject voor belastingheffing in het land van oorsprong, de strategie voor een betere coördinatie van de belastingstelsels van de lidstaten, vooral op het gebied van exitheffingen en grensoverschrijdende verliesverrekening, de werkzaamheden van het gemeenschappelijk EU-forum Verrekenprijzen, de strategie om belastingfraude te bestrijden, het BTW-pakket, de verlaagde BTW-tarieven voor bepaalde arbeidsintensieve diensten en milieubelasting.
Al deze dossiers zijn uiterst belangrijk. Ze vormen voor de Commissie de kern van haar aanpak van het belastingbeleid en veel van deze onderwerpen zijn in verschillende commissies van het Europees Parlement besproken. Het is duidelijk dat Europese bedrijven recht hebben op een systeem van vennootschapsbelasting dat aangepast is aan hun feitelijke of potentiële economische integratie op de schaal van hun grensoverschrijdende activiteiten in Europa. Dit is een van de belangrijke punten voor hun toekomstige concurrentievermogen. Het is ook van belang dat andere directe fiscale belemmeringen door coördinatie worden opgelost en niet uitsluitend door middel van kostbare rechtszaken.
Er is slechts een terrein waarop ik u niet met u mee kan gaan. Dat is paragraaf 17 van het verslag-Wagenknecht, waarin zoals het nu geformuleerd is, wordt gevraagd de minimumtarieven voor accijnzen af te schaffen en de huidige communautaire wetgeving op dit terrein te vervangen door een gedragscode. We bespraken deze elementen in dit Parlement tijdens de behandeling van het voorstel ten aanzien van de alcoholaccijnzen. Met alle respect moet ik u zeggen dat de Commissie niet van gedachten is veranderd.
Communautaire wetgeving met betrekking tot accijnzen in het algemeen dient een belangrijke rol te spelen om verstoringen in de interne markt tegen te gaan, de volksgezondheid te beschermen en om consumptiepatronen af te stemmen op gedragingen die passen bij een duurzaam milieu. De Commissie gelooft stellig dat minimumtarieven noodzakelijk zijn voor een goed functioneren van de interne markt doordat zij aan lidstaten een veiligheidsnet bieden dat ervoor zorgt dat alle lidstaten daadwerkelijk accijnzen heffen en dat de niveaus zinvol zijn. Ik hoop dat het ingediende amendement om paragraaf 17 aan te passen, door een meerderheid van de leden zal worden gesteund
Ik wil graag besluiten met drie mededelingen. Ten eerste weet u allemaal dat mijn diensten zeer hard werken aan een wetgevingsvoorstel over de CCCTB dat ik van plan ben u na het zomerreces in 2008 te presenteren. Ten tweede steunt de Commissie op het vlak van de BTW volledig het Portugese voorzitterschap in zijn pogingen een akkoord over het BTW-pakket te bereiken en ook voor het eind van het jaar wezenlijke vooruitgang te boeken in het bredere debat over de BTW-tarieven. We kunnen ook werken aan de acceptatie van het voorstel ter verlenging van bepaalde derogaties in de nieuwe lidstaten met betrekking tot lagere BTW-tarieven. Bovendien zullen we onze inspanningen met betrekking tot de bestrijding van BTW-fraude voortzetten. We komen spoedig met een voorstel inzake BTW-heffing op financiële diensten dat de sector meer juridische zekerheid verschaft en dat geactualiseerde regels bevat. Ten derde blijven we ons inzetten voor een stelsel van minimumtarieven voor accijnzen om verstoringen tegen te gaan en om eerlijke concurrentie in de interne markt te bevorderen met het oog op de bescherming van de volksgezondheid en het milieu.
Piia-Noora Kauppi, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN)Mijnheer de Voorzitter, op sommige momenten zien we in dit Parlement geen echte politieke verschillen tussen fracties, maar bij deze kwestie is het verschil erg zichtbaar, omdat ik zeer sterk van mening verschil met de rapporteur over enkele punten die zij zojuist noemde. Ik heb respect voor haar werk aan dit rapport, maar over dit onderwerp hebben we totaal verschillende inzichten over hetgeen de Commissie zou moeten doen.
Ten eerste gaat dit verslag over de Lissabon-strategie en de manier waarop we het concurrentievermogen van Europa wereldwijd kunnen herstellen. Dit is echt de enige manier om de Europese welvaart en de welvaart van onze burgers te garanderen. Zonder belastingheffing is dit onmogelijk. Belastingen spelen in dit opzicht een belangrijke rol bij de bevordering van het concurrentievermogen in Europa.
We moeten niet vergeten dat het totale belastingniveau nog steeds boven het gemiddelde van de OESO ligt. Om een lager belastingniveau in Europa te bereiken, moeten we een heilzaam investeringsklimaat creëren. We hebben in Europa behoefte aan meer investeringen, meer groei en meer florerende ondernemingen.
Een gezonde belastingconcurrentie speelt in dit opzicht een nuttige rol. Dit is een economisch, marktgericht controlemechanisme voor ongeremde politieke besluiten. Als we een vruchtbare belastingconcurrentie in Europa hebben, kunnen regeringen geen obstakels in de weg van de interne markt leggen. Dat is wat we willen: een werkelijk interne markt zonder belastingobstakels. Aan de andere kant zijn er geen aanwijzingen dat een vruchtbare belastingconcurrentie de belastinggrondslagen zal aantasten. De totale belastingopbrengst blijft opmerkelijk stabiel dankzij de toegenomen economische activiteit.
Maar het bestaan van 27 verschillende belastingstelsels zorgt voor problemen, vooral voor Europese kleine en middelgrote ondernemingen (MKB), die zo belangrijk zijn voor deze groei. Volgens een EG-belastingoverzicht van 2004 bedroegen de nalevingskosten van de kleine MKB’s ongeveer 2,6 procent van hun verkopen en 31 procent van de betaalde belasting. Eenderde van alle belasting gaat op aan nalevingskosten. Dit onevenredig hoge bedrag aan nalevingskosten vormt voor kleine bedrijven een groot obstakel. Daarom moeten we vragen om een grensoverschrijdende verliesverrekening, vereenvoudigde douaneprocedures, één loket voor de BTW, proefprojecten over belastingheffing in het thuisland enzovoort. We steunen alles wat de Commissie op dit vlak heeft gedaan.
Tot slot wil het bedrijfsleven een goed beheersbaar en eenvoudig belastingadministratiesysteem zien. We moeten de problemen van interne verrekening en verliescompensatie in de bedrijfsvoering voor de EU als geheel oplossen, dubbele belastingen vermijden en de nalevingskosten verminderen. We juichen het voorstel voor de CCTB (Common Consolidated Corporate Tax Base – gemeenschappelijk geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting) toe omdat verrekening van verliezen slechts een tijdelijke zaak is. We hebben uiteindelijk een geconsolideerde grondslagheffing voor vennootschapsbelasting nodig.
Katerina Batzeli, namens de PSE-Fractie.–(EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mevrouw Wagenknecht heeft een verslag opgesteld, waarin zij blijk geeft van de politieke moed. Die is ook nodig om de herverdelings- en sociale dimensie van het belastingbeleid uit de doeken te doen. Dit verslag is een van de betere bewijzen van het feit dat de discussie over het belastingbeleid wellicht een Europa-wijd karakter krijgt.
Uit de toezegging om te voldoen aan de doelstellingen van Lissabon, de regels van het stabiliteits- en groeipact, de verplichting tot beheer en herverdeling van belastinginkomsten om te voldoen aan cohesie- en werkgelegenheidsdoeleinden, en de voltooiing van de interne markt blijkt duidelijk dat hier sprake is van een beleidsdoelstelling. Het belastingbeleid van de lidstaten mag niet langer uitsluitend en alleen zijn gebaseerd op nationale criteria; we moeten een dialoog voeren over het belastingbeleid om de coördinatie op dit gebied in de hele EU te bevorderen.
In deze dialoog, waardoor een uitstekende samenwerking tussen de schaduwrapporteurs van alle fracties tot stand is gekomen, hebben we onze focus gericht op de volgende fundamentele punten. Ten eerste het vraagstuk van de belastingconcurrentie. Volgens ons kan het niet de bedoeling zijn het beginsel van belastingconcurrentie te beteugelen, want dit zou neerkomen op afkeuring van het beleid van een aantal lidstaten. Door het gebrek aan gemeenschappelijke belastingwetgeving brengt belastingconcurrentie met al de voor- en nadelen van lage belastingtarieven problemen met zich mee. Dit geldt ook voor andere sectoren van de interne markt, hoewel belastingconcurrentie ook het concurrentievermogen waarborgt en de productiviteit van zowel de nationale economieën als de economie van heel Europa bevordert, mits deze wetgeving regels bevat die de groei van schadelijke belastingconcurrentie tegengaan.
Het tweede punt waarop we ons hebben gericht is het verband tussen directe en indirecte belastingen. Sinds kort bestaat er in de lidstaten een tendens om de indirecte belastingen te verhogen, in de meeste gevallen om tekorten te dekken. Dit gaat echter ten koste van de consumenten, terwijl de markt ongecontroleerd blijft.
Het doel van dit verslag is het vinden van maatregelen die een evenwichtige combinatie van directe en indirecte belastingen vergemakkelijken. Wij zijn voor een herziening van het BTW-stelsel en de bijzondere verbruiksbelastingen. Dit betekent niet dat deze vervangen mogen worden door een gedragscode waaraan niet alle lidstaten zijn gebonden.
Commissaris, we zijn ons bewust van de inspanningen die de Commissie zich heeft getroost en van de problemen binnen Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin). Niettemin moeten wij als leden van het Europees Parlement bovenal nauw samenwerken met de nationale parlementen om dit belangrijke vraagstuk, het fiscale beleid, te bediscussiëren.
Margarita Starkevičiūtė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Ik wil graag wijzen op het belang van dit verslag als strategische lijn die we zouden moeten volgen bij de economische hervormingen in de Europese Unie. Helaas kunnen de Portugese leden vandaag niet aanwezig zijn tijdens het debat over dit zeer belangrijke vraagstuk.
Wat zijn de hoofdpunten van ons verslag? Het belangrijkste is dat we gezien de veranderingen binnen het economisch kader toe zijn aan een revisie van zowel onze fabrieken en ondernemingen als de instrumenten van ons belastingbeleid. Als we spreken over de strategie van Lissabon, hebben we het meestal over het uitgavenbeleid, zelden over het belastingbeleid. Als we geen aandacht besteden aan het belastingbeleid kunnen we de doelstellingen van Lissabon niet bereiken.
Waar moeten we rekening mee houden? In de eerst plaats is het noodzakelijk om een blik te werpen op de verdeling van de fiscale lasten over de producenten en de consumenten. Verder kunnen we niet voorbijgaan aan het feit dat er nóg een andere groep mensen is – die van inkomen uit kapitaal leeft. Dit noemen we private equity.
Hoe verdelen we de fiscale lasten? Dit is een van de uitdagingen die gepaard gaan met het nieuwe economisch kader. Een andere zeer belangrijke vraag is: hoe kunnen we structuurhervormingen aanmoedigen? Structuurhervormingen kunnen niet worden gerealiseerd zonder het ontstaan van nieuwe ondernemingen. Gebeurt dit niet, dan kunnen mensen hun bestaande banen niet opgeven voor nieuwe werkplekken, hetgeen sociale onvrede teweeg kan brengen. Nieuwe ondernemingen ontstaan alleen wanneer er gunstige fiscale omstandigheden heersen. Dit is een van de hoofdpunten van ons verslag.
De vraag die we moeten stellen is: welk niveau van coördinatie op fiscaal gebied hebben we nodig tussen de lidstaten? Wij zijn voor concurrerende belastingen, maar staan afwijzend tegenover het idee van minimumtarieven. De reden hiervoor is dat elk land zijn eigen specifieke economische structuur en uitgavenbeleid heeft. Het belastingbeleid moet daarom op één lijn liggen met het uitgavenbeleid. Wel zijn we voor coördinatie van de grondslagen van het belastingbeleid en steunen de Commissie op dit punt.
Heide Rühle, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het volstrekt eens met mevrouw Kauppi. De meningsverschillen tussen de fracties hier in het Europees Parlement op het gebied van het belastingbeleid worden steeds duidelijker. We moeten de komende maanden meer en serieus aandacht besteden aan deze discussie. Ik wil de rapporteur en de schaduwrapporteur bedanken voor hun waardevolle inzet om dit verslag tot een goed einde te brengen.
Een goed einde voor het verslag, maar niet voor ons. Onze fractie zal de definitieve versie van dit verslag niet steunen. Het heeft een paar prettige kanten, bijvoorbeeld het voorstel tot het nemen van een paar belangrijke stappen om te komen tot een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Dit is een belangrijke eerste stap. Deze moet echter gepaard gaan met even duidelijke verklaringen ten aanzien van de harmonisatie van minimumbelastingtarieven, omdat dit anders zal leiden tot een ongeremde belastingconcurrentie, met name op dit gebied.
We hebben ook een probleem met artikel 17, waarin de commissie helaas duidelijk verklaart dat zij tegen de vastlegging van minimumbelastingtarieven voor accijnzen is. Ook dit ligt helaas in het verlengde van de stemmingen van de laatste weken en dat betreuren we ten zeerste. Op dit punt steunen we de fractie. We moeten eindelijk komen tot een harmonisatie op het gebied van de accijnzen en dat zo snel mogelijk, omdat we anders worden geconfronteerd met ongeremde belastingconcurrentie op dit gebied.
We vinden dat tot dusver veel te weinig werd ingegaan op de vraagstukken van klimaatverandering en milieubelastingen. Ik ben het op dit punt dan ook niet eens met de rapporteur. Ik ben van mening dat milieubelastingen een belangrijk instrument vormen om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van klimaatverandering. We moeten op dit gebied nog veel meer doen.
Ik vind echter dat de benadering die gericht is op het gebruik van kernenergie of “schone” energievormen, verkeerd is. Het is van belang dat we de nadruk leggen op energiebesparing en energie-efficiënte. Dat is de juiste aanpak. Als we zien welke mogelijkheden liggen in het opknappen van gebouwen en op het gebied van vervoer, dan lijkt mij dat we de energiebesparingdoelstellingen van Kyoto kunnen halen als we op dit gebied meer zouden doen.
Belastingbeleid kan een belangrijke bijdrage leveren aan het stimuleren van energiebesparing en aan het verhogen van de energie-efficiënte; zo kunnen we het hoofd bieden aan de uitdagingen van klimaatverandering. Het is jammer dat het verslag dit standpunt niet bevat. Zoals ik al eerder aangaf, zullen wij niet voor dit verslag stemmen.
Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. –(FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, onze fractie onderschrijft de opvattingen van mevrouw Wagenknecht over deze kwestie, ook al staan ze haaks op de mening van de meerderheid van de Commissie economische en monetaire zaken.
De Europese Unie zal in 2010 niet ‘s werelds belangrijkste op kennis- en technologie gebaseerde economie zijn. En dat de doelstellingen van de strategie van Lissabon niet bereikt zullen worden, is echter niet te wijten aan de belastingstelsels, die overigens voortdurend ten faveure van grote ondernemingen worden hervormd. Met verrekenprijzen en het vinden van nieuwe “onderkomens” voor hun kapitaal proberen grote ondernemingen belasting te ontduiken. Hierin worden ze gesteund door belastingparadijzen en offshore financiële centra in de lidstaten van de EU, beide schandvlekken in het morele landschap van de EU.
Volgens de rapporteur gaat de Commissie in haar mededeling voorbij aan de verdelingsaspecten van belastingheffing. Het systeem van flat tax dat in sommige lidstaten wordt gehanteerd, is in het voordeel van de hogere inkomens, terwijl progressieve inkomstenbelasting sociale gelijkheid bevordert. De strategie van Lissabon kan niet worden geïmplementeerd op een manier die het financiële fundament van de welvaartsmaatschappij opsoupeert en die uitgesproken oneerlijk is.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN)Mijnheer de Voorzitter, er wordt gezegd dat dit een bijdrage is, maar het lijkt meer op een recept voor harmonisatie van alweer meer belasting, een recept dat ik hier en daar aan het verslag ontleen: “27 verschillende belastingstelsels vormen een ‘hindernis’”; “coördinatie van het belastingbeleid van de lidstaten”; “verzoekt de lidstaten te zorgen voor een rechtvaardiger verdeling van de fiscale lasten”; “steunt” de Commissie in haar streven om het “belastingbeleid” af te stemmen op .... “milieudoelstellingen”; “hogere belasting op brandstof”; “het invoeren van een Europese uniforme .... vennootschapsbelasting”. Kortom, we zijn weer terug bij het falend beleid van de jaren zeventig.
De Britse regering krijgt dat al niet voor ons hele land voor elkaar. Het noorden is anders dan het zuiden, Wales en Schotland verschillen van het zuidoosten – en dat was toen Gordon Brown tien jaar lang minister van Financiën was. Natuurlijk hebt u naar hem geluisterd. U wees hem afgelopen week in Lissabon in zijn hoedanigheid als premier op de grenzen die niet mogen worden overschreden, toch? Of niet soms?
Verderop in het verslag is er sprake van een “coördinatie in EU-verband” op het gebied van “directe belastingen”. In het Verenigd Koninkrijk dachten we dat we dat ons beloofd was dat geharmoniseerde belastingen, met name inkomstenbelasting, er nooit zouden komen. Nu staan ze hier in het verslag. Het lijkt enigszins op het Hervormingsverdrag. Gordon Brown blijft zeggen dat er geen sprake is van een grondwet, terwijl alle EU-leiders zeggen dat dit wel het geval is: Valéry Giscard d’Estaing, José Luis Rodriguez Zapatero, Angela Merkel en zelfs onze eigen Voorzitter zeiden dat een tijdje terug in dit Parlement.
Waarom zegt Gordon Brown niet gewoon de waarheid tegen het Britse volk? Harmoniseer die boodschap! Welnu, dat is het soort harmonisatie die ik zou steunen. Want u durft dat niet te doen richting de Britten, want ze zullen met hun voeten stemmen en de EU verlaten, wanneer u ze de naakte, onverbloemde waarheid vertelt. En ze nemen hun jaarlijkse EU-bijdrage van 18 miljard euro mee, hun eigen belastinggeld. Tegen welke prijs harmoniseren we de belastingen dan?
Petre Popeangă, namens de ITS-Fractie.–(RO) Het lijdt geen twijfel dat het belangrijk is om de bijdrage die het belasting- en douanebeleid kan leveren aan de ontwikkeling van de strategie van Lissabon eens grondig onder de loep te nemen. Mede daarom is het doel van het voorliggende verslag-Wagenknecht, namelijk het geven van een evaluatie van de bijdrage die beleidsterreinen leveren aan sectoren die van bijzonder belang zijn voor het halen van de Lissabon-doelstellingen, zeer nuttig. Het kan ook niet anders, aangezien de strategie van Lissabon tal van doelstellingen bevat, zoals het bevorderen van de economische groei, en een beleid uitzet op basis waarvan Europese ondernemingen meer en betere banen kunnen scheppen. Toen ik het verslag las, verbaasde ik mij als burger van een onlangs toegetreden land over de indruk die het verslag wekt, namelijk dat het gericht is op een Unie die bestaat uit landen met goed ontwikkelde, of beter gezegd, met even goed ontwikkelde economieën, wat echter niet het geval is. Het is zeer waarschijnlijk dat enkele van de voorgestelde maatregelen geen voordelen opleveren voor de minder goed ontwikkelde economieën, aangezien de algemene wetgeving voor de interne markt sterke economieën bevoordeelt, ten nadele van de zwakkere. Wegens gebrek aan tijd wil ik hier niet nader op ingaan, maar ik ben van mening dat het gezien de doelstellingen van het verslag, namelijk voordelen te scheppen voor de economieën van alle 27 landen en niet van 25 zoals het verslag vermeldt, noodzakelijk is om de economieën te vergelijken en op basis hiervan maatregelen te nemen die gelijke voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de voorgestelde maatregelen.
Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. –(EN)Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat vandaag aan de orde is, geeft opnieuw blijk van een meedogenloze aanval op lidstaten die werken met een succesvol stelsel van lage vennootschapsbelastingen. Ik sta niet achter de stelling dat een lage vennootschapsbelasting leidt tot oneerlijke belastingconcurrentie. Ik ben van mening dat het waarborgen van concurrentievermogen een vitaal element is in een gemengd belastingbeleid van een volledig functionerende interne markt.
Over welke bewijs beschikt de Commissie om aan te tonen dat de CCCTB het concurrentievermogen van de EU niet zal belemmeren? Welk bewijs is er om te zeggen dat de CCCTB het concurrentievermogen van de EU zal bevorderen? Waarom worden landen met lage belastingen, lage werkloosheid en hoge groei zo hard aangepakt door de Commissie? Ik begrijp dit niet. Het is volkomen absurd dat de Commissie stelt dat invoering van een belastinggrondslag niet daadwerkelijk het belastingtarief bepaalt, want dat is wat de grote lidstaten al zeggen. In geen enkel onderzoek blijft dit overeind.
Pogingen van grote lidstaten om de belastingharmonisatie als een cadeautje te verpakken in het bloemetjespapier van de CCCTB zullen niet worden geaccepteerd door Noord-Ierland of andere lidstaten. Ierland noch enige andere lidstaat heeft het recht om een rol te spelen in het bepalen van het belastingtarief van een andere lidstaat. De eenheid van Europa komt niet in gevaar door een verscheidenheid in het belastingbeleid; het concurrentievermogen van de EU wordt ondergraven door een verkeerd belastingbeleid. Ik geloof stellig dat de EU het beste wordt gediend met de bevordering van belastingconcurrentie in plaats van met belastingharmonisatie.
Hoe is het mogelijk dat landen als Ierland en ook andere lidstaten, die hun belastingbeleid radicaal hebben gewijzigd en succesvolle economieën werden, nu worden aangepakt? Waar blijft de aantrekkelijkheid van een land als Ierland, commissaris, als u dit stelsel invoert en daadwerkelijk de belastingharmonisatie doorzet? Dat is precies waar het omgaat, en belasting gaat alleen maar omhoog. Mensen binnen de Commissie hebben het al gezegd dat zij een belastingstelsel willen zien dat om en nabij in het midden ligt naar de stand van dit moment. Dat is ongeveer net even boven 20 procent. Wat zou dat voor de aantrekkelijkheid van Ierland en andere grenslanden betekenen? Ze zullen niet meer aantrekkelijk zijn maar wel een hoge werkloosheid op de lange ....
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Gay Mitchell (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag dat vandaag in het parlement aan de orde is, staat dat belastingconcurrentie in de EU heeft geleid en nog steeds leidt tot economische winst in de hele EU door toedoen van een dynamisch bedrijfsklimaat.
Maar naar mijn mening zou de CCCTB net zo gemakkelijk kunnen leiden tot een EU met minder concurrentievermogen en zou daarom niet moeten worden gesteund. De EU moet reageren op een steeds veranderende mondiale economie. Moderne concurrerende economieën moeten zo flexibel zijn dat ze de veranderende vraag naar nieuwe producten en diensten aankunnen. De CCCTB zal deze flexibiliteit om een aantal redenen ondergraven. Een grondslag voor vennootschapsbelasting in de hele EU geeft inflexibiliteit en zal afzonderlijke landen hinderen in hun besluitvorming over hun eigen fiscale strategie die gebaseerd is op hun bijzondere omstandigheden. De voorstanders van de CCCTB houden staande dat elke lidstaat autonoom blijft om te beslissen over zijn nationale belastingtarieven – maar kunnen ze dat ook? Is de CCCTB niet eenvoudigweg het begin van een schadelijke ontwikkeling?
Als de CCCTB optioneel is, wordt alleen het aantal belastinggrondslagen voor bedrijven vergroot en wordt het systeem complexer. De binnenlandse belastingwetgeving biedt het bedrijfsleven zekerheid. Een systeem dat in een aantal lidstaten wordt toegepast, kan tot verschillen in interpretatie over de bepalingen leiden en dat brengt onzekerheid mee voor het bedrijfsleven.
In de tijd die mij nog rest, kan ik slechts enkele punten aanstippen. Ten eerste is belasting voor elke lidstaat een zaak van nationale soevereiniteit. Het recht om het niveau van publieke uitgaven en de financiering daarvan te kiezen, is een basisfunctie van het nationale democratische proces. Het bewaren van de flexibiliteit van belastingbeleid is noodzakelijk voor het belonen van ondernemingen, het scheppen van banen en de groei van de economie. Met een enkele belastinggrondslag zou de flexibiliteit verdwijnen. Er zijn geen aanwijzingen om te veronderstellen dat een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting kwesties zoals concurrentievermogen, nalevingskosten voor bedrijven, interne verrekening enzovoort kan aanpakken. Het leidt niet tot vereenvoudiging van EU-belastingvraagstukken, want het voorgestelde zogenaamde “optionele systeem” zou er nog een laag aan toevoegen, zoals ik zojuist heb gezegd.
De harmonisatie van de vennootschapsbelasting zou leiden tot druk op de nationale belastingtarieven. Zo’n harmonisatie zal slechts de aantrekkelijkheid van bedrijfslocaties buiten de EU doen toenemen. De gedragscode voor zakelijke belastingen leidde tot een schadelijke belastingconcurrentie. Verschillende belastingtarieven in de lidstaten van de EU zijn niet schadelijk.
Ik vraag de commissaris dit in gedachten te houden als hij deze voorstellen volgend jaar, zoals hij suggereert, aan de orde stelt. Lidstaten zoals Ierland hebben al aangegeven ...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil allereerst de rapporteur bedanken voor de kwaliteit van haar werk en haar inspanningen om een tekst voor te leggen waarmee ze helaas niet helemaal tevreden lijkt te zijn.
Belastingbeleid is een essentieel aanvullend instrument voor de totstandbrenging van een echte interne markt, dus een markt die meer is dan slechts een vrijhandelszone waar fiscale en sociale dumping zijn toegestaan. Daarom vereist de voltooiing van de interne markt de harmonisatie van bepaalde belastingregels en vooral de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB). Het verslag dat vandaag aan de orde is opent de deur naar deze CCCTB, en daar ben ik erg blij mee. Ik stel vast dat een aantal leden van dit Huis tegen dit plan is, in naam van wat zij “eerlijke” concurrentie noemen.
Ik geloof dat voor vrije, niet-vervalste concurrentie – waarvan ik overigens geen grote voorstander ben – een zekere mate van transparantie in de regelgeving noodzakelijk is. Het verbaast me dat landen die stevig hebben geprofiteerd van grootschalige steun van de Europese Unie, verstrekt in naam van solidariteit, nu tegen deze stap zijn, die van groot belang is voor de solidariteit, concurrentie en transparantie.
Belastingbeleid is ook een uitstekend instrument om strategieën in te voeren; de EU moet hier gebruiken van maken, aangezien zij sowieso al niet zoveel instrumenten heeft. Dit kan een positief effect hebben op schone vormen van energie of om te bereiken dat …
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Olle Schmidt (ALDE).-(SV) Mijnheer de Voorzitter, dit is een verslag dat in grote mate is beïnvloed door een compromis tussen de PPE-DE-Fractie en de ALDE-Fractie. Ik vind het een evenwichtig verslag. Belastingbeleid valt weliswaar onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar een aantal belastingen zou zeker baat hebben bij een grotere mate van communautaire coördinatie. Het oorspronkelijke verslag van de rapporteur bevatte het voorstel tot verregaande coördinatie met de nadruk op een hoge mate van herverdeling. Dat kan niet de weg zijn naar meer groei of meer werkgelegenheid in de EU. In de geglobaliseerde wereld waarin we vandaag de dag leven, heeft Europa andere zaken nodig, geen hogere belastingen. Integendeel. Ik denk dat wij die leven in landen met hoge belastingen naar andere modellen moeten zoeken, zoals een uniformer belastingtarief. Belastingen op arbeidsinkomen zouden verlaagd moeten worden en belastingen op schadelijke consumptie worden verhoogd. Er zouden bijvoorbeeld specifieke milieubelastingen moeten worden ingevoerd, en ook schappelijke accijnzen op alcohol en tabak, zoals de commissaris al zei.
Op dit punt zou de EU toch in staat moeten zijn met grotere overeenstemming te handelen. Dit is een gevoelige kwestie – zoals we hier konden beluisteren en waarvan ik me ook terdege bewust ben – maar het is volgens mij desondanks noodzakelijk. Als we de huidige grote klimaat- en energieproblemen willen oplossen, is het onverantwoord om tegen regulerende fiscale instrumenten te zijn. Hoge groei en verlaging van de belastingdruk zijn ook mogelijk mét hoge milieu- en energiebelastingen. Sceptici kunnen zich laten overtuigen door het centrumrechtse kabinet van mijn land, Zweden, als ik zo vrij mag zijn om aan het eind van dit debat wat patriottisch te zijn.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik zou graag het woord willen nemen in een debat over de bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie en wil daarbij graag wijzen op het feit dat sommige voorstellen in het verslag van mevrouw Wagenknecht ten aanzien van de belastingstelsels in sommige lidstaten geen positief effect zullen hebben op de economische groei en de werkgelegenheid in de landen van de EU.
Ten eerste zijn het opheffen van belastingconcurrentie en pogingen om te komen tot een standaardisering van oplossingen op het gebied van vennootschapsbelasting in strijd met het beginsel van fiscale soevereiniteit van de lidstaten.
Ten tweede zal verlaging van de vennootschapsbelastingtarieven die niet gepaard gaat met belastingverlaging, niet leiden tot een verlaging van de begrotingsontvangsten van deze belasting. Integendeel, dit zal leiden tot een aanzienlijk verhoging. Dit wordt bevestigd door de situatie in mijn land, Polen, waar de vennootschapsbelastingtarieven aanmerkelijk werden verlaagd, maar de inkomsten uit deze belasting van jaar tot jaar stijgen.
Tot slot acht ik de voorstellen in dit verslag over de coördinatie en belastingstelsels, inclusief directe belastingen, in de huidige situatie riskant en denk dat deze zeker niet zullen bijdragen tot implementering van de Lissabon-strategie.
Zsolt László Becsey (PPE-DE).-(HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Waar hebben we het eigenlijk over? Een van de kernpunten is de vraag of we – in termen van mededinging – zijn opgewassen tegen externe belastingconcurrentie oftewel tegen belastingconcurrentie van buiten de Europese Unie? Laten we niet naar zondebokken zoeken binnen de Europese Unie, want anders zal, zoals diverse collega’s al stelden, het kapitaal uit de EU stromen. Met welke punten van het belastingbeleid zijn we het eens? We zijn het eens met het feit dat dit beleid het scheppen van banen moet vergemakkelijken, oftewel werkgelegenheid moet bevorderen. Verder zijn we het eens met het feit dat we het MKB moeten helpen, aangezien deze ondernemingen ervoor zorgen dat mensen kunnen blijven waar ze zijn, ze de gezinsvorming bevorderen en banen scheppen. Ik ben het ook eens met de sociale beleidsmaatregelen die helpen de vergrijzing in de Europese Unie aan te pakken.
Waar zijn we het niet mee eens? We zijn het niet eens met meer belastingen op het gebied van gezondheid, het milieu of op sociaal gebied in plaats van het voeren van een anti-inflationair beleid en van het zoeken naar middelen om passend te reageren op de uitdagingen van mededinging. Wat we verder ook niet mogen vergeten is dat de Europese Unie is gegroeid en daardoor uitermate heterogeen is geworden. We rekenen erop dat iedereen zijn begrotingsdiscipline binnen zijn eigen soevereine belastingbeleid op peil houdt, maar tegelijkertijd willen we het mes zetten in de instrumenten die hiervoor nodig zijn. Als convergentie onze primaire doelstelling is, zouden we bijvoorbeeld op het gebied van de indirecte belastingen zoals accijnzen, om iets te bereiken, niet alleen landen mogen verplichten die rond de laagste tarieven opereren, maar ook de landen die duidelijk hogere tarieven toepassen. Daarom hebben wij herhaaldelijk voorgesteld de huidige aanpak die uitsluitend is gebaseerd op een minimumaccijnstarief te vervangen door een “gedragscode” die de lidstaten langs dezelfde weg voert. Wat betreft het gemeenschappelijk kapitaal of een gemeenschappelijke heffingsgrondslag, wil ik graag nog het volgende zeggen: we krijgen te maken met een serieus probleem als de invoering van een minimumtarief ertoe zou leiden dat concurrentiekrachtige landen worden bestraft. Ik ben ook bezorgd over de gevolgen van de invoering van de gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor het kapitaalverkeer. Zal dit er niet toe leiden dat bijvoorbeeld winsten van dochterondernemingen in de nieuwe lidstaten steeds als winsten van de moederonderneming in de boeken verschijnen en niet ter plaatse worden geïnvesteerd? Fraudebestrijding is ook zeer belangrijk, en ik wens de Commissie hierbij veel succes. Ze is goed op weg, want het belangrijkste is de zwarte economie te regulariseren en maatregelen te nemen om misdaad te bestrijden. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter.
Dariusz Rosati (PSE).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, de belangrijkste doelstelling van de Lissabon-strategie is de versterking van het concurrentievermogen van de economieën van de lidstaten. Een hoog niveau van concurrentievermogen maakt het mogelijk dat economische groei wordt aangezwengeld, er nieuwe banen worden gecreëerd en belangrijke sociale doelstellingen gefinancierd kunnen worden. Helaas zijn de huidige belastingstelsels van de lidstaten niet bepaalde bevorderlijk voor de invoering van de Lissabon-strategie. De druk op het arbeidsrecht en de economische activiteiten is te groot, de belastingtarieven zijn te gedifferentieerd en de wetgeving is te gecompliceerd. Op hun beurt moeten de belastingstelsels een buitensporig groot aantal functies en taken vervullen – zowel economisch, fiscaal, sociaal als op milieugebied.
Belastingen die het concurrentievermogen dienen te bevorderen moeten bovenal het scheppen van banen, het ontplooien van economische activiteiten en innovatie stimuleren. Daarom moeten belastingen, met name directe belastingen, laag zijn, om onnodige tariefverschillen en buitensporige progressie te voorkomen. Gezien het feit dat directe belastingen een groot negatief effect hebben op productie en werkgelegenheid moet het aandeel van de indirecte belastingen in de begrotingsontvangsten worden verhoogd.
Wat dit debat betreft, wil ik, mijnheer de Voorzitter, mijn zorg uiten dat dit wordt beheerst door te veel ideologie en politiek en te weinig door economische kennis. Het beste voorbeeld hiervan zijn begrippen die hier worden gebezigd, zoals fiscale en sociale dumping. Er bestaat geen objectieve norm voor belastingen, en daarom is het niet redelijk om landen met lage vennootschapsbelastingtarieven van fiscale dumping te beschuldigen.
Konrad Szymański (UEN).-(PL) Dames en heren, allereerst zou ik graag de Commissie economische en monetaire zaken willen feliciteren met haar moeilijke en succesvolle operatie, die namelijk bestond in het amenderen van de oorspronkelijke tekst.
Daarin werd ons namelijk voorgesteld dat de Europese Unie niet alleen betrokken moest worden bij het vaststellen van de beginselen van vennootschapsbelasting, maar dat ook deze belasting, in tegenspraak met de wereldwijde trend, moest worden verhoogd. Ik ben blij dat we dat konden voorkomen. Om dezelfde redenen moeten we een kritische blik werpen op de steun die het verslag aan de dag legt voor de harmonisatie van heffingsgrondslagen. Een gemeenschappelijke heffingsgrondslag is een ramp voor de belastingconcurrentie in de EU, met alle negatieve gevolgen vandien. De invoering ervan zou de inspanningen van de lidstaten tot het verbeteren van de vennootschapsbelasting beteugelen, wat in strijd is met de Lissabon-strategie. Politiek gezien zou dit een last vormen voor de EU, die, in haar eigen belang, maar beter geen poging doet om invloed te krijgen op de belastingstelsels van de lidstaten.
László Kovács,lid van de Commissie.–(EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat is zeer belangwekkend en de meeste bijdragen zijn zeer bemoedigend. Evenals u ben ik ervan overtuigd dat onze inspanningen om belastingbarrières in de interne markt te slechten, steun verdienen. Ik ben vooral dankbaar voor uw steun inzake het belangrijke CCCTB-project en ik kijk uit naar uw aangekondigde initiatiefverslag over de gemeenschappelijke basis. Wat sommige kritische opmerkingen betreft: ik ben van plan een persoonlijke brief te zenden aan de geachte afgevaardigden van het Parlement die hun bezwaren hebben geuit, hetgeen ik waardeer. Het lijkt mij juist om hen schriftelijk te antwoorden, want ik wil niet teveel van uw tijd in beslag nemen.
Ik ben blij dat de meesten van u mijn standpunt delen dat belastingbeleid een belangrijke rol moet spelen in het behalen van de EU-beleidsdoelstellingen, in het bijzonder groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en duurzaamheid. Dank u voor aandacht en voor uw steun.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Dames en heren, ik wil me graag bedanken bij de vele collega’s die zich netjes aan hun spreektijd hebben gehouden en ook bij iedereen voor, hopelijk, hun begrip. Hierdoor kunnen we het debat vijf minuten eerder sluiten, hoewel iedereen zijn zegje kon doen, en niet zoals zo vaak bij andere kwesties, dat we voor een belangrijk debat of een stemming niet meer konden luisteren naar hetgeen onze collega’s te zeggen hebben.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk.– (EN) We moeten toegeven dat het gelijktijdig bestaan van 27 nationale belastingstelsels het tot uiting komen van alle voordelen van onze interne markt hindert. Bovendien is er namelijk een echte kans om de uitvoering van de Lissabon-strategie opnieuw te stimuleren met behulp van belasting- en douanemaatregelen voor de EU als geheel die ertoe zouden kunnen leiden dat de Unie aantrekkelijker wordt voor investering en werk. Bij het uitbreiden en versterken van sterker concurrerende markten dienen we alle beschikbare instrumenten te gebruiken met inbegrip van een investeringsvriendelijk fiscaal- en douanebeleid om werkgelegenheid, investeringen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, en de ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën te stimuleren. In dit opzicht verwelkomen we van harte het initiatiefverslag van mevrouw Wagenknecht, waarin wordt gestreefd naar opstelling van een noodzakelijk fiscaal kader ter stimulering van risico- en innovatieve investeringen om de doelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid te bereiken. De voordelen van vereenvoudiging en harmonisering van de belastingstelsels binnen de Unie als geheel zijn duidelijk: ze helpen niet alleen de doelstellingen van Lissabon te behalen – door grotere belastingprikkels voor investeringen – ze zijn ook bevorderlijk voor de integratie van de EU-markt door de laatste obstakels voor de voltooiing van de interne markt weg te nemen.
(De vergadering wordt om 09.55 uur onderbroken en om 10.10 uur hervat)
VOORZITTER: HANS-GERTPÖTTERING Voorzitter
7. Resultaten van de informele Top van staatshoofden en regeringsleiders (Lissabon, 18-19 oktober 2007) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de resultaten van de informele Top van staatshoofden en regeringsleiders in Lissabon. Ik wil graag de voorzitter van de Raad en premier van Portugal, José Sócrates, van harte welkom heten. Ook het Parlement heet ik vanmorgen van harte welkom!
Eveneens van harte welkom heet ik uiteraard de voorzitter van de Commissie, José Manuel Durão Barroso. Tevens wil ik mij bij hem bedanken voor zijn werk tijdens deze Europese Top.
Dames en heren, voor ik het debat open wil ik me nog graag – zonder anderen voor te zijn – oprecht bedanken bij het Portugese voorzitterschap voor zijn enorme input en voor het bereikte succes in de nacht van donderdag op vrijdag om circa 1 uur toen de Raad het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goedkeurde.
Dit is een geweldig resultaat voor de Europese Unie en een geweldig resultaat voor ons allemaal. Mag ik namens het Parlement nog toevoegen dat we zonder dit Huis nu niet zouden zijn waar we vandaag staan. Dit is dus ook een geweldig resultaat voor ons, aangezien het Verdrag de hoogste prioriteit van het Parlement genoot en geniet – dus is het geweldig als we met dit Verdrag een grote zege hebben behaald.
Na de felicitaties aan het Portugese voorzitterschap en ook aan de Commissie – ik zie naast de voorzitter van de Commissie ook commissaris Wallström, die tevens een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd – is het mij een groot genoegen het woord te geven aan de voorzitter van de Raad, José Sócrates. Van harte welkom bij het Europees Parlement!
José Sócrates, fungerend voorzitter van de Raad. −(PT) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Commissie, dames en heren, staat u mij toe dat ik in mijn eerste woorden stilsta bij het verscheiden van een goede vriend en lid van dit Huis, Fausto Correia, een paar dagen geleden. Hij is jong gestorven. Zijn dood is een groot verlies, niet alleen voor het Europees Parlement, maar ook voor de Socialistische Partij van Portugal.
Fausto Correia was een man met fijne politieke en menselijke kwaliteiten. U had allemaal gelegenheid hem te leren kennen. Hij was een intelligente politicus, open en zette zich altijd in voor de grootse Europese idealen. Ik wil hier graag vooral zijn menselijke kwaliteiten – ruimhartigheid, kameraadschap en tolerantie – onderstrepen. Het zijn inderdaad die menselijke kwaliteiten die ons politieke leven een bijzondere betekenis geven.
Zijn heengaan is een persoonlijk verlies voor mijzelf, het verlies van een goede vriend, met wie ik veel momenten in mijn leven heb gedeeld – ik zal hem zeer missen.
Dames en heren, toen ik hier drie maanden geleden het programma van het Portugese voorzitterschap presenteerde, noemde ik heel duidelijk de belangrijkste uitdaging – de hoogste prioriteit – van het Portugese voorzitterschap: het opstellen en bereiken van een akkoord over een nieuw Verdrag, om zodoende een eind te maken aan de al zes jaar durende impasse in het institutionele debat waarin de Europese Unie verzeild is geraakt.
Daarom kan ik dit Huis vandaag met grote tevredenheid dit akkoord presenteren dat de IGC op 18 oktober heeft bereikt. Dit akkoord is de basis voor een nieuw Verdrag van Lissabon. Dit Verdrag zal op 13 december worden ondertekend in de stad waarvan hij de naam zal dragen.
Het Portugese voorzitterschap begon met de taak het mandaat van het Duitse voorzitterschap – dat, zoals ik al eerder stelde, van voorbeeldige duidelijkheid en nauwkeurigheid was – te transformeren in een nieuw Verdrag. Dat was onze missie.
Het bereikte akkoord bevestigt dat zowel de methode als het tijdplan dat we aan het begin van ons voorzitterschap hadden uitgestippeld, juist was. Zoals ik u hier aan het begin van ons voorzitterschap al zei, was het nodig de Raad van juni zo succesvol mogelijk te maken en ernaar te streven dat het Verdrag niet pas in december wordt voltooid, waarvoor sommigen pleitten, maar al in oktober, tijdens de informele Top; we hadden het gelijk aan onze kant.
Feit is dat we de snelste IGC over een verdragsherziening in de geschiedenis van de Europese Unie hebben gehouden. We begonnen op 23 juli en eindigden op 18 oktober.
Over enkele jaren zullen we het belang van dit politieke besluit beter begrijpen, namelijk dat het beter is om een taak niet tot het einde van het jaar uit te stellen maar eerder te voltooien. Europa had een snel akkoord nodig en dat kreeg het. Europa had een teken van vertrouwen nodig en dat kreeg het. Europa moest de blik weer naar voren richten en dat deed het.
We werkten in hoog tempo samen met alle lidstaten, die zonder enige uitzondering een constructieve gezindheid en bereidheid toonden om bestaande problemen op te lossen. Daardoor konden we al op 3 oktober de volledige verdragstekst presenteren, hetgeen ons dichter bij ons doel bracht.
De vraagstukken die overbleven voor de Top in Lissabon waren weliswaar beperkt in aantal, maar niet minder politiek gevoelig. Zodoende was onze strategie erop gericht al op de eerste dag van de Top een akkoord te bereiken. Dit scheen ons niet alleen mogelijk maar ook zeer wenselijk, omdat het een sterk signaal in richting Europa zou zijn. Een signaal dat de EU wel degelijk in staat is om snelle besluiten te nemen, zelfs besluiten die algemeen als moeilijk worden beschouwd. Bovendien was het van groot belang deze institutionele vraagstukken op de eerste dag van de informele Raad op te lossen, om en op de tweede dag, meteen na het besluit, te kunnen discussiëren over globalisering en over de vraag hoe Europa mondiale kwesties kan aanpakken.
Daarom konden we in Lissabon een akkoord bereiken over de volgende kwesties, hetgeen ons in staat stelde om het akkoord voor het Verdrag te voltooien:
Allereerst het Compromis van Ioannina, waarover in de overeenkomst een oplossing op twee niveaus werd bereikt:
– een verklaring ten aanzien van het systeem van besluitvorming in de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, waarmee de huidige beschermingsregeling van Ioannina wordt verduidelijkt;
– daarnaast een protocol waarin wordt bepaald hoe dit mechanisme in de Raad gewijzigd of ingetrokken mag worden. Zoals ik zo-even al zei, was het noodzakelijk dat deze clausule alleen bindend wordt door een wetgevingsbesluit, niet per se door het Verdrag, althans dat had ik zo opgemaakt uit het akkoord van de laatste Raad. Deze oplossing, een verklaring en een protocol die samen waarborgen dat het Compromis van Ioannina alleen kan worden gewijzigd op basis van eenparigheid van stemmen, werd aanvaard en scheen ons dé oplossing te zijn die het beste tegemoetkomt aan de geest van het laatste akkoord.
Met andere woorden, we voorzagen het Compromis van Ioannina van garanties, zonder de integriteit van het besluitvormingsproces met een gekwalificeerde meerderheid te ondergraven.
Verder moest er ook nog een politieke kwestie worden opgelost, namelijk het aantal advocaten-generaal van het Hof van Justitie. Overeengekomen werd een verklaring die erop neerkomt dat de Raad elk verzoek van het Hof van Justitie tot uitbreiding van het aantal advocaten-generaal met drie (van acht naar elf) zou goedkeuren. In dat geval krijgt Polen een permanente advocaat-generaal en maakt niet langer deel uit van het roulatiesysteem, waarin vijf advocaten-generaal zullen meedraaien in plaats van de huidige drie.
Voor wat betreft de benoeming van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid kwamen we een verklaring overeen die erop neerkomt dat het Europees Parlement moet gaan deelnemen aan het benoemingsproces, zelfs vanaf de eerste fase, vanaf januari 2009, door middel van adequate contacten.
De Conferentie aanvaardde ook een verklaring waarin de afbakening van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten zoals bepaald in de Verdragen wordt verduidelijkt.
Tot slot was er nog het vraagstuk van de samenstelling van het Europees Parlement. Zoals u weet werd artikel 9bis van het Verdrag betreffende de Europese Unie gewijzigd en bepaald nu dat het aantal leden van dit Huis het aantal van 750 plus de Voorzitter, dus 751, niet mag overschrijden, onder handhaving van het beginsel van degressieve proportionaliteit.
Er werden twee verklaringen toegevoegd aan deze wijziging:
– de eerste bepaalt dat de extra zetel in het Europees Parlement wordt toegewezen aan Italië;
– de andere waarborgt dat de Europese Raad zijn politieke akkoord zal hechten aan de samenstelling van het Europees Parlement dat gebaseerd is op het voorstel van het Parlement zelf.
De Raad accepteerde de criteria die het Parlement had voorgelegd en kwam uiteindelijk met wat hijzelf beschouwde als een acceptabele regeling, daarbij doelende op de aanvaarding van het huidige kader voor de periode 2009-2014.
Afgezien van de genoemde kwesties, wilde het Portugese voorzitterschap ook de regels en uitzonderingsclausules van het mandaat opnemen in het Verdrag. Hierbij respecteerde hij uiteraard de standpunten van de lidstaten die om dergelijk clausules vroegen, maar altijd met de bedoeling om te voorkomen dat wordt getornd aan het besluitvormingsproces van de Gemeenschap en de samenhang van het Verdrag.
We hebben dus een Verdrag. Het is een nieuw Verdrag en een goed Verdrag. Een Verdrag dat de crisis oploste en Europa weer in een positie brengt van waaruit het weer naar voren kan blikken. Een Verdrag met aanzienlijke voordelen, waarvan ik, als u mij toestaat, er graag een paar wil noemen.
– Dit Verdrag bevat zonder enige wijziging de uitbreiding van de deelneming van het Europees Parlement aan het wetgevingsproces en tevens innovaties in het begrotingsproces, waardoor de democratische legitimiteit van de Unie wordt versterkt.
– Dit Verdrag verbetert het besluitvormingsproces, met name door uitbreiding van het stemmen met gekwalificeerde meerderheid naar de Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
– In dezelfde Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht legt het Verdrag ook de wettelijke basis die nodig is voor de ontwikkeling van een effectiever immigratie- en asielbeleid en voor samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten ter bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit om de veiligheid van onze burgers te verbeteren.
– Dit Verdrag somt de gebieden op waarop de lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen aan de EU.
– Dit Verdrag versterkt de toezichthoudende rol van de nationale parlementen.
Naast de vele voordelen die dit Verdrag bevat is er een punt dat ik hier graag in het bijzonder wil noemen: dit Verdrag bepaalt uitdrukkelijk dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie rechtens bindend is, hetgeen door de drie instellingen van de Europese op 12 december zal worden verklaard.
Daarnaast treedt de EU toe tot het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zal naar een oplossing worden gezocht voor de kwestie van een wettelijk kader voor het burgerschap van de Unie, zoals herhaaldelijk verzocht door vertegenwoordigers van het Parlement.
Wat de buitenlandse betrekkingen betreft, is het nieuwe institutioneel kader dat dit Verdrag in het leven roept – en daarin met name de functie van Hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter van de Europese Commissie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid – een weerspiegeling van Europa’s politieke ambities op het gebied van het buitenlands beleid. Hierdoor zal Europa een grotere rol kunnen spelen op het internationale toneel en krijgt het de middelen om effectief samen te werken met onze partners.
Dames en heren, de onderhandelingen waren taai en veeleisend, maar Europa heeft gewonnen. Europa heeft gewonnen en bereikte een cruciaal doel, namelijk een Verdrag dat de waarden van Europa bevestigt en Europa tot een sterkere mondiale economische partner maakt. Hiervoor biedt het Verdrag een effectiever institutioneel kader, zodat Europa deze rol ook kan vervullen.
Deze Top heeft een sterker Europa voortgebracht. Sterker om mondiale kwesties het hoofd te bieden. Sterker om zijn rol in de wereld te vervullen. Sterker omdat het een teken van vertrouwen heeft gestuurd aan onze economie en aan de Europese burgers.
Het Verdrag van Lissabon toont aan dat Europa klaar, overtuigd en zelfverzekerd is. Het Verdrag van Lissabon heeft Europa gereedgemaakt voor een nieuw tijdperk.
Staat u mij toe om mijn dank uit te spreken aan het Europees Parlement en zijn Voorzitter, Hans-Gert Pöttering, en zijn vertegenwoordigers in de IGC – Elmar Brok (PPE-DE), Enrique Barón-Crespo (PSE) en Andrew Duff (ALDE). Verder wil ik me namens het Portugese voorzitterschap bedanken voor de uitstekende samenwerking, uw constructieve suggesties, maar vooral voor uw voortdurende inzet voor het bereiken van een akkoord, en dit zo snel mogelijk.
(Levendig applaus)
Ik wil me ook bedanken bij de Europese Commissie, met name bij haar voorzitter, aan wie het voorzitterschap grote dank verschuldigd is voor zijn waardevolle hulp gedurende de laatste maanden om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen. Hartelijk dank, mijnheer de voorzitter.
(Applaus)
Verder moet ik ook mijn grote dankbaarheid uiten aan het secretariaat-generaal van de Raad, met name aan zijn juridische diensten en hun directeur-generaal, Jean-Claude Piris. Graag wil ik me namens het Portugese voorzitterschap bedanken voor hun enorme inzet, deskundigheid en toewijding. Ze hebben echt fantastisch werk geleverd.
Ik wil ook de vertegenwoordigers van de lidstaten bedanken die op verschillende niveaus betrokken waren bij de IGC. Het voorzitterschap zal niet vergeten welke geest van samenwerking, betrokkenheid en oprechtheid iedereen aan de dag legde bij het zoeken naar de beste oplossingen.
Dames en heren, staat u mij nu ook nog toe mijn heel persoonlijke dank te betuigen. Ik zou me graag willen bedanken bij de minister van Buitenlandse zaken, die hier naast me zit, Luís Amado, staatssecretaris Lobo Antunes en alle Portugese diplomaten voor hun inzet gedurende deze periode om ervoor te zorgen dat dit alles zonder enige twijfel in herinnering zal blijven als een van de grootste successen van het voorzitterschap van de Unie.
Dames en heren, na het Verdrag van Lissabon te hebben voltooid, konden de staatshoofden en regeringsleiders de ochtend van de tweede dag wijden aan het debat over de externe dimensie van de Lissabon-agenda en hoe Europa dient te reageren op de uitdagingen van de globalisering. Het was een uitstekend debat, waarin de waardevolle bijdrage van de Voorzitter van het Europees Parlement een hoofdrol toekwam. Het was ook een debat waarin de blik naar de toekomst was gericht.
De voorzitter van de Europese Commissie leverde een belangrijke bijdrage die gebaseerd was op de mededeling getiteld “The European Interest: succeeding in the age of globalisation”. Dit document kreeg veel lof toegezwaaid van de staatshoofden en regeringsleiders.
De hoofdpunten van het debat waren de financiële markten gezien in het licht van het recente tumult en de klimaatverandering met het oog op de Conferentie van Bali.
Een van de conclusies die uit het debat op die vrijdagochtend konden worden getrokken wil ik graag even noemen: het idee, dat tijdens het debat groeide, dat Europa nu goed is toegerust – en op sommige gebieden zelfs verplicht is – om het globaliseringsproces aan te voeren, bijvoorbeeld door het wederzijdse openstellen van markten, door het verbeteren van milieu-, sociale en financiële normen en normen op het gebied van intellectueel eigendom, of door het versterken van de strategische samenwerking met onze internationale partners.
Dames en heren, staat u mij toe nog iets te zeggen voor ik mijn bijdrage zal afsluiten. Het klopt dat de 18e oktober eindigde met een akkoord over het Verdrag van Lissabon. Dat die dag echter begon met een ander belangrijk akkoord, wil ik u nu graag uit de doeken doen: het akkoord tussen de Europese sociale partners over de nieuwe uitdagingen van de arbeidsmarkt. Dit was eveneens een belangrijk akkoord. Met dit akkoord gaven de sociale partners een goed voorbeeld van constructieve inzet, verantwoordelijkheid en sociale dialoog. Kortom: een goed voorbeeld van aandacht voor de behoefte aan dialoog, voor de behoefte voor hervormingen in een geglobaliseerde wereld die voortdurend verandert.
Dames en heren, staat u mij toe mijn bijdrage af te sluiten met een persoonlijke kanttekening. In ons politieke leven komt de kans om in moeilijke tijden iets te doen voor ons land en voor Europa maar zelden voor. Ik voel me zeer geëerd deze kans te hebben gehad. Ik wil u uit de grond van mijn hart bedanken voor de steun die ik altijd mocht ontvangen van een ieder van u.
Dat wil echter niet zeggen dat ons werk af is. We hebben nog veel te doen. Wat mij betreft wil ik u graag verzekeren dat het voorzitterschap zijn werk met dezelfde betrokkenheid, kracht en overtuiging zal voortzetten waarmee we ooit zijn begonnen en dat we zullen blijven werken voor een sterker Europa en een betere wereld.
(Levendig applaus)
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheer Sócrates, voor uw verslag en uw werk.
Dames en heren, u hebt gehoord van de samenstelling van het Europees Parlement, maar in zijn verslag ging de fungerende voorzitter niet in op de stemrechten van de Voorzitter van het Europees Parlement. Ik wil hier nog eens onderstrepen dat dit ook niet op de agenda van de Europese Raad stond. De Voorzitter van het Europees Parlement zal, wanneer hij het daar mee eens is, uiteraard gebruikmaken van zijn rechten. Niemand kan hem deze rechten afnemen, wat de Europese Raad dan ook niet heeft gedaan. Dat wil ik hier graag nog eens duidelijk stellen.
Ik wil nu graag het woord geven aan de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Durão Barroso.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. −(PT) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, de Top van Lissabon was een top van een verenigd en solidair Europa. De EU is een zes jaar lange periode van discussies over internationale kwesties en de daaruit voortvloeiende tweedracht te boven gekomen. We hebben een akkoord bereikt over het Verdrag van Lissabon.
Allereerst wil ik hulde brengen aan het werk van het Portugese voorzitterschap, en met name aan het vastberaden leiderschap van premier José Sócrates. Ik zou deze hulde ook graag willen uitbrengen aan de andere leden van het team; van hun deskundigheid en toewijding was ik bijna dagelijks getuige. Het is ook goed om even stil te staan bij het opmerkelijke werk van het Duitse voorzitterschap, met name van bondskanselier Angela Merkel, die erin is geslaagd een helder en nauwkeurig mandaat te definiëren dat de basis vormde voor de IGC. Niettemin, zonder de vastberadenheid en deskundigheid van het Portugese voorzitterschap zouden we nu niet de transformatie van het mandaat tot het Verdrag kunnen vieren.
Staat u mij toe te zeggen dat het van bijzondere betekenis is dat het Verdrag op 13 december in Lissabon wordt ondertekend in het klooster São Jeronimo, de plaats waar het verdrag tot toetreding van Portugal tot de Europese Gemeenschap ooit werd ondertekend. Twintig jaar na de toetreding van Portugal tot de Europese Gemeenschap lijkt Portugal Europa te willen belonen voor al hetgeen Europa voor Portugal heeft gedaan, door Europa te helpen uit deze impasse te komen.
Mijnheer de premier, Portugal kan met recht trots zijn op zijn werk, op het werk van het Portugese voorzitterschap, namelijk de totstandbrenging van het Verdrag van Lissabon.
(EN) Ik verwelkom ook de betrokkenheid van het Europees Parlement tijdens de IGC. Gedurende dit proces gaf het Europees Parlement blijk van een sterke politieke wil om het institutionele vraagstuk op te lossen in zijn vastbeslotenheid om de Europese democratie te versterken.
Ik wil in bijzonder hulde brengen aan de rol van voorzitter Pöttering en de delegatie van het Europees Parlement – de heren Brok, Barón Crespo en Duff - en hen danken voor de constructieve betrekkingen die zij met de Commissie hadden. Dit was zeker een voorbeeld van samenwerking en we hebben mijns inziens gezamenlijk een bijdrage aan zeer belangrijke vorderingen met het nieuwe Verdrag geleverd, namelijk de vraagstukken van het staatsburgerschap.
Het Verdrag van Lissabon is het eerste verdrag van de uitgebreide Unie. Het is de eerste keer in de geschiedenis van de Europese integratie dat landen die eens door een totalitair gordijn waren gescheiden samen onderhandelden en overeenstemming bereikten over een gemeenschappelijk Europees verdrag.
Het is terecht dat we vandaag allemaal stilstaan bij het belang van de Verklaring van Berlijn. Daarbij werd niet alleen de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome gevierd, maar ook het ontstaan van een vrij en herenigd Europa.
Laat ik vandaag nog eens herinneren aan de voorspellingen die we de afgelopen twee jaar hebben gehoord. Na de twee negatieve referenda in 2005 hoorden we sommige mensen zeggen dat de Europese Unie van 25 of 27 nooit overeenstemming over een verdrag ongeacht zijn inhoud zou bereiken. Volgens sommige sceptici speelden er veel te veel verschillende nationale belangen om een consensus binnen de Unie mogelijk te maken.
In 2007 zeiden critici dat de lidstaten nooit overeenstemming over een mandaat zouden bereiken. Vervolgens zeiden ze dat een mandaat van de Europese Raad in juni nooit zou worden gerespecteerd.
Op weg naar Lissabon vorige week hoorde ik nog steeds enkele critici zeggen dat het erg lastig zou zijn, zo niet onmogelijk, om een overeenkomst te bereiken en dat delegaties zelfs hotels tot zondagochtend hadden geboekt, misschien in de verwachting van het fraaie weer in Lissabon en Portugal te kunnen genieten.
Feit is dat 27 lidstaten tot een akkoord kwamen, het mandaat respecteerden en overeenstemming bereikten over een verdrag, en dat allemaal op donderdagavond na het diner.
Het succes van Lissabon laat ons zien wat de Europese Unie werkelijk is, taaier dan ze eruit ziet en met een sterk vermogen zich van tegenslagen te herstellen. Ik ben er trots op te kunnen zeggen dat de Europese Unie vandaag springlevend is en de verwachtingen waar maakt.
De Commissie is blij met de resultaten van de IGC. De twee door de Commissie niet-onderhandelbaar gestelde voorwaarden werden volledig gerespecteerd. Enerzijds heeft het Verdrag van Lissabon duidelijk vorderingen geboekt ten opzichte van de huidige status quo. Ik heb altijd gezegd dat de Commissie geen oplossing kon accepteren die minder ambitieus is dan het Verdrag van Nice. In feite willen we zoveel vooruitgang als mogelijk is.
Anderzijds hebben we hard gevochten om de bevoegdheden van de Commissie overeind te houden, en om de communautaire methode in de Europese Unie centraal te doen blijven staan. Laten we eerlijk zijn: er waren bepaalde pogingen om de bevoegdheden van de Commissie te verminderen en af te zwakken. Laat ik duidelijk zijn: er is geen Europese integratie zonder sterke Europese instellingen, en ik geloof dat dit Verdrag de Europese instellingen niet zal verzwakken, maar zal versterken, want als u wilt dat de Europese Unie meer armslag tot handelen krijgt, hebben we sterke, effectieve, democratische en verantwoordelijke Europese instellingen nodig.
Het Verdrag van Lissabon zal de democratische gezindheid van de Europese Unie versterken. Ten eerste, dankzij de inspanningen van het Europees Parlement is er nu een duidelijke definitie van wat het Europees burgerschap inhoudt.
Ten tweede, het Hervormingsverdrag geeft ook rechtskracht aan het Handvest van de grondrechten, dat een belangrijk deel uitmaakt van het systeem van controles (checks and balances) in onze Rechtsunie. Samen met voorzitter Pöttering en premier Socrates zullen we het Handvest in het Europees Parlement afkondigen voor de tekening van het Hervormingsverdrag. Het plechtige karakter van het Handvest wordt zo op passende wijze in Straatsburg erkend.
Ten derde zal het Europees Parlement een grotere rol krijgen in het wetgevingsproces van de Unie.
De vierde democratische ontwikkeling in het Hervormingsverdrag betreft de rechten van de nationale parlementen waarbij de beginselen van verantwoordelijkheid en subsidiariteit worden versterkt.
Maar het centrale element van het democratische karakter van de Unie blijft het Europees Parlement. Een van de dingen waarop ik mij het meest verheug als ik in Straatsburg ben, is het luisteren naar de vele politieke leiders en politieke figuren uit de hele wereld die in deze plenaire vergadering hun democratische idealen uiteenzetten, en hun sterk geloof in vrijheid en individuele rechten. Dat is werkelijk een van de rollen van het Europees Parlement – het vormen van een trefpunt voor de stemmen van de vrijheid in deze wereld. Dat is iets waar alle Europeanen trots op kunnen zijn. Wanneer u deze stemmen hoort, beseft u wat we in Europa hebben bereikt, omdat ooit ook wij mensen in de Europese steden hadden die de straat opgingen voor dezelfde democratische rechten. We moeten erg trots erop zijn dat we wonen op een continent waar wij dankzij de Europese Unie grondrechten genieten, en dat zullen we tegen elkaar zeggen wanneer we het Hervormingsverdrag en het Handvest van de grondrechten goedkeuren.
De Europese Unie staat voor veel interne en externe uitdagingen. Onze burgers willen resultaten zien. Met het Verdrag van Lissabon begint een nieuwe fase beginnen om onszelf waar te maken en onze daadkracht te versterken. Het Verdrag zal vooral substantiële vooruitgang brengen op het terrein van justitie en binnenlandse zaken.
Het Hervormingsverdrag zal ook de cohesie in het buitenlands beleid van de Europese Unie versterken. Persoonlijk hecht ik zeer veel belang aan een van de belangrijkste innovaties in dit Verdrag, om precies te zijn, aan de aanstelling van een hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlands beleid, die tegelijkertijd vicevoorzitter van de Commissie zal zijn.
Hier ligt een grote kans voor de Europese Unie om op een coherente en gezamenlijke wijze naar buiten te treden. Onze interne welvaart, onze vrijheid en onze veiligheid hangen af van het vermogen van de Europese Unie om op wereldniveau besluitvaardig op te treden.
Europa heeft met het Hervormingsgedrag de voorwaarden en instrumenten om niet weg te lopen voor globalisering, maar om er vorm aan te geven. We moeten deze kans niet laten lopen.
Ik weet dat sommige overtuigde Europeanen niet gelukkig zijn met een aantal voorbehouden (opt-outs). De Commissie en ik hadden uiteraard deze voorbehouden en specifieke regelingen willen vermijden. Maar verscheidenheid vormt een belangrijk aspect van de Europese Unie, dat soms politieke en institutionele compromissen vereist. Ik zie liever specifieke voorbehouden voor specifieke landen dan te worden gedwongen het algehele ambitieniveau van ons Verdrag en ons Europa terug te schroeven.
Het cruciale punt is dat ondanks onze verscheidenheid wij eensgezind zijn als het gaat om fundamentele doelen, fundamentele normen en waarden en fundamentele beginselen. Er wachten ons nog veel taken: economische hervorming, groei en banen, de versterking van sociale cohesie, onze focus op innovatie, onze voorstellen op het gebied van energie en klimaatverandering, en ons programma voor vrijheid, en veiligheid en recht. We moeten blijven bewijzen dat we niet bezig zijn met institutioneel navelstaren en laten zien dat we de werkelijke vraagstukken aanpakken waarmee Europa wordt geconfronteerd.
Een belangrijk signaal kwam ook van de sociale partners, uitgerekend op de dag waarop onze top begon, toen de sociale partners op Europees niveau instemden met een analyse over de arbeidsmarkt in Europa, en in algemene zin het concept van flexizekerheid toejuichten. Dit laat zien dat de sociale partners met een proactieve houding ten opzichte van globalisering ook met ons willen samenwerken.
Wat Lissabon betreft, boekten we ook voortgang op de tweede dag van onze top. We bespraken het grote vraagstuk voor de Europese Unie in de 21e eeuw: het bevorderen van het Europese belang in de eeuw van globalisering.
Onze gedachtewisseling vormde een aanvulling op de totstandkoming van het Hervormingsverdrag. De boodschap was duidelijk: laten we na afloop van de onderhandelingen over de instellingen deze besprekingen achter ons laten en ons bezighouden met de werkelijke vraagstukken waarover onze burgers zich de meeste zorgen maken en waarover zij van ons concrete resultaten willen zien.
We hadden een zeer positief debat. Het werkdocument dat de Commissie presenteerde, dat gebaseerd was op het concept van Europees belang, werd integraal goedgekeurd. Besloten werd aan een verklaring over globalisering te werken ten behoeve van de Europese Raad van december om daarmee te tonen dat de aanpak van globalisering een gemeenschappelijke noemer vormt bij veel van het tegenwoordige werk in de Europese Unie.
De staatshoofden en regeringsleiders verwelkomden het concept van de vijfde vrijheid: vrij verkeer van onderzoekers en ideeën, hetgeen een hoeksteen is van onze respons op globalisering Dat is bijzonder belangrijk als we cruciale debatten voeren over Galileo en de instelling van het Europees Instituut voor technologie voorbereiden.
Ik was zeer verheugd over de goede sfeer waarin het debat werd gehouden Duidelijk was dat we nu de externe dimensie van de Lissabon-strategie op het vlak van groei en banen moeten versterken. Het was duidelijk dat we zonder de verdere betrokkenheid van de lidstaten geen succes zouden boeken bij vraagstukken over onderwijs, innovatie, onderzoek en technologie. Het is mijns inziens ook fair om te zeggen dat alle lidstaten de noodzaak van een aanpak op Europees niveau erkennen en dat we activiteiten op Europees niveau nodig hebben als we in de eeuw van globalisering werkelijk succes willen boeken.
Deze Commissie heeft steeds gezegd dat een institutionele hervorming belangrijk is, maar dat we ook resultaten moeten leveren, zij aan zij. Zoals de Commissie in 2005 en 2006 heeft gezegd, was een tweesporenbeleid de manier om uit de institutionele impasse te komen.
In Lissabon hebben we de strategische doelstelling bereikt: we werden het eens over het Hervormingsverdrag. Nu is het van wezenlijk belang om een volgend doel te bereiken: de ratificatie van het Verdrag van Lissabon voor de Europese verkiezingen in 2009. Ik geloof dat er zeker een nieuw politiek vertrouwen in Europa is. De laatste peilingen laten de hoogste steun voor de Europese Unie sinds 1994 zien Het politieke klimaat is gunstig om door te gaan.
De IGC en de informele Raad van Lissabon hebben laten zien dat als de Europese instellingen en lidstaten samenwerken, we in staat zijn om zelfs de ogenschijnlijk ingewikkeldste en meest uitdagende problemen op te lossen. Ik spreek de wens uit dat de geest van Lissabon die zorgde voor een consensus met betrekking tot het EU-verdrag de Europese Unie in het komende jaar zal inspireren tot een succesvol ratificatieproces. We hebben dat nodig voor een sterke Europese Unie die resultaten bereikt voor haar burgers.
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheer de voorzitter van de Commissie.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie.–(FR) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, ik wil in eerste plaats uiting geven aan mijn eigen tevredenheid en die van mijn fractie. Tevredenheid over het bereikte resultaat afgelopen donderdag in Lissabon en tevredenheid over de weg die Angela Merkel had uitgezet en die de heer Sócrates is gegaan.
Door zichzelf toe te rusten met de instrumenten die het nodig heeft om goed te kunnen functioneren heeft Europa eindelijk de middelen verkregen om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen van de 21e eeuw. Dat was onze wens. Daarom stonden we altijd achter deze tekst, vanaf het begin van het ontstaan, hoewel zoals u weet de meeste leden van dit Huis de voorkeur zouden hebben gegeven aan een ambitieuzere tekst. Dit Verdrag lokt hier en daar kritiek uit. Persoonlijk ben ik heel blij met het akkoord dat we in Lissabon hebben bereikt, aangezien dit het startsignaal is voor een nieuwe Europese dynamiek.
Vereenvoudigd Verdrag, hervorming of Hervormingsverdrag, Gewijzigd of Wijzigingsverdrag – de naam doet er niet toe. Het gaat immers niet om de doos, maar om wat erin zit. Dit Verdrag zal officieel worden ondertekend op 13 december in Lissabon. Dat is een uitstekende datum. Het getal 13 heeft me altijd al geluk gebracht. Kijk maar eens naar mijn geboortedatum; ik ben geboren op de dertiende, dus dat zit wel goed. Daarna moet het Verdrag nog voor de Europese verkiezingen van 2009 worden geratificeerd door alle lidstaten. Ik heb van enkele kanten gehoord dat het ratificatieproces al meteen op de dag na de ondertekening in Lissabon zal beginnen, en daar ben ik blij mee.
Tegen de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie wil ik graag nog zeggen dat het van groot belang is voor het Verdrag dat het de basis wordt van een groot Europees project dat gebaseerd is op de oprechte verbondenheid van zijn burgers. De instellingen van de Unie en de lidstaten moeten trachten dit te bereiken door uitleg, uitleg en nog eens uitleg. Wat wil dat zeggen? Dat wil zeggen dat we de bepalingen van het Verdrag die van invloed zijn op het democratische leven in de Unie, moeten concretiseren. Het burgerinitiatief en de betrokkenheid van de nationale parlementen impliceren dat er informatie moet worden verstrekt over de inhoud van het Handvest van de grondrechten, waarin immers de fundamentele rechten van de Europese burgers zijn vastgelegd.
Het betekent echter ook dat we aan onze burgers ook betere informatie moeten verstrekken over wie de gekozen vertegenwoordigers in dit Parlement zijn – waarvan er in 2009 751 zullen zijn – en wat zij doen. Het betekent verder uiteen te zetten hoe stemmen met een gekwalificeerde meerderheid, wat de regel zal worden, Europa in staat zal stellen om op nieuwe gebieden te handelen, bijvoorbeeld samenwerking tussen justitiële en politiële autoriteiten, milieubescherming, economische beleid en immigratie. Het betekent ook dat we onze partners op het internationale toneel moeten uitleggen dat een Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, die vanaf 1 januari 2009 tevens vicevoorzitter van de Europese Commissie zal zijn, naast de voorzitter van de Raad, hun eerste aanspreekpunt zal zijn. De Hoge Vertegenwoordiger wordt benoemd voor tweeënhalf jaar en dient de samenhang en consensus binnen de Europese Unie te bevorderen, zodat zij eindelijk met één stem zal spreken.
Als het Verdrag van Lissabon de belofte inhoudt dat de Europese Unie democratische, transparanter en effectiever wordt en beter in staat zal zijn als zelfstandige politieke entiteit op te treden op het internationale toneel, dan moeten wij dit eerst uiteenzetten aan onze burgers.
Dankzij dit Verdrag geldt nu weer voor Europa: geen woorden meer, maar daden. We kunnen beginnen met verstrekkende en noodzakelijke hervormingen om criminaliteit en terroristische dreiging effectief te bestrijden. Verder kan Europa ook zijn leidende rol in de wereld in de strijd tegen klimaatverandering onderstrepen.
Dames en heren, we kunnen het ons in gesprekken met onze internationale partners over dit soort belangrijke uitdagingen niet meer permitteren ons te verliezen in onproductieve meningsverschillen. De reis die in Berlijn begon, in Lissabon een tussenstop maakt en vervolgens wordt voortgezet naar Ljubljana en Parijs verloopt voorspoedig, aangezien hiermee de basis wordt gelegd voor een samenhangend Europees beleid; beleid dat in de eerste plaats gericht moet zijn op de bescherming, het welzijn en voorspoed van de burgers, die zelfs nog meer verwachten van Europa, zoals onze Poolse vrienden aantoonden die massaal gingen stemmen. Laten we aan hun verwachtingen voldoen.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag allereerst heer Sócrates en heer Amado willen bedanken. Ze hadden een moeilijke taak, een zeer moeilijke taak. Ik zou hen namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement willen zeggen dat ze zich uitstekend van hun taak hebben gekweten. Gefeliciteerd, mijnheer de premier!
(Applaus)
Europa staat voor grote uitdagingen – niet alleen vanaf dit moment, maar al sinds enkele jaren. Al sinds jaren discussiëren we voortdurend over dezelfde problemen. De kloof tussen arm en rijk wordt alsmaar groter – zowel in de Europese Unie als elders in de wereld, tussen ons continent en de andere continenten. Sociale rechtvaardigheid bij ons en sociale rechtvaardigheid elders in de wereld is een van de belangrijkste uitdagingen voor de EU. De staten die lid zijn van de Verenigde Naties en eilandstaten zijn, roepen in de VN al sinds jaren om hulp. Vele eilandstaten weten dat wanneer de klimaatverandering zo blijft doorgaan en de zeespiegel stijgt, ze in de nabije toekomst zullen verdwijnen. Klimaatverandering is geen theoretisch verschijnsel, maar praktijk en vraagt om directe actie van de Europese Unie.
We staan voor grote uitdagingen. Een van deze uitdagingen hebt u tijdens uw voorzitterschap terecht omhelsd: het Afrikaanse continent. Als superrijke Europeanen kunnen we niet blijven toezien hoe dit continent ter ziele gaat, hetzij door burgeroorlogen, hetzij door aids. Het Portugese voorzitterschap deed er daarom goed aan de focus op Afrika te richten. Wij als Europeanen, als staten en als Parlement moeten dit vraagstuk tegemoet treden. Sterker nog, dames en heren, we worden al sinds jaren verzocht dit te doen. De Europese Unie hield zich echter vanaf 2001 niet meer bezig met dit soort vraagstukken en had alleen nog maar oog voor de eigen grondwetkwesties. Dit heeft veel te lang geduurd! Het is goed dat dit nu voorbij is en dat het constitutioneel kader klaar is, zodat we op deze basis weer over kunnen gaan tot deze politieke uitdagingen. Het grote succes van het afgelopen weekend is dat we ons nu eindelijk weer kunnen gaan focussen op politieke daden en op hetgeen de mensen van ons verwachten.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er waren afgelopen weekend enkele hoopvolle tekens. De top met de sociale partners is een stap in de goede richting. Kapitaal en werk moeten met elkaar kunnen praten op voet van gelijkheid. Voor ons socialisten is dit één aspect van deze nieuwe ontwerpgrondwet – het zou zo niet genoemd mogen worden, en ik moet zeggen dat het ook ver achterblijft bij de Grondwet – namelijk dat sociale rechtvaardigheid plaatsvindt hier in Europa door middel van een meer medebeslissingsrecht van het Europees Parlement. Niets is mogelijk, dus ook geen gekwalificeerde meerderheid, zonder de Socialisten, zonder links in Europa. Ik zou daarom willen stellen dat dit Verdrag ertoe bijdraagt dat Europa’s wetgeving socialer wordt, gebaseerd op de doelstellingen waarover u met de sociale partners een akkoord hebt bereikt tijdens deze top. Bij toekomstige meerderheidsbesluiten hebben we nu eindelijk de mogelijkheid – overigens ook op het gebied van het landbouwbeleid – om de hervormingen aan te pakken, waaraan we iedereen al sinds tijden helpen herinneren. Deze hervormingen zijn ook nodig omdat iedereen die geloofwaardig wil zijn tijdens mondiale handelsonderhandelingen – zoals de Doha-ronde – en in Bali op hetzelfde moment moeten inzien: ja, we hebben een hervorming van het steunbeleid van de EU nodig. Ook dit is mogelijk geworden door dit Verdrag.
Dit zijn de uitdagingen waarvoor we staan. De president van de Verenigde Staten heeft het over een Derde Wereldoorlog en wij hebben het over de vraag of de Voorzitter van het Europees Parlement al dan niet stemrechten heeft! Dit is nou net die vorm van onevenredigheid waaraan in Europa maar eens een eind moet komen. Het ontwerpverdrag zal ons daartoe in staat stellen.
Ik ben van mening dat dit Verdrag een grote stap naar voren is. Europa wordt democratischer, Europa wordt transparanter en de instellingen worden effectiever. Wij van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement moeten toegeven dat we minder hebben bereikt dan we wilden bereiken. En tegen diegenen die nu weer lopen te roepen dat dit in feite de Grondwet is – zoals te lezen viel in sommige Engelse kranten, namelijk dat enkele leden van dit Huis beweren dat dit Verdrag in grote trekken de Grondwet is – moet ik helaas zeggen dat ze kennelijk noch de Grondwet, noch het Verdrag hebben gelezen. Dit Verdrag blijft ver achter bij de Grondwet, maar is duidelijk meer dan het Verdrag van Nice!
Soms wordt vooruitgang niet in de richting geboekt waaraan jezelf de voorkeur geeft. Soms duurt het iets langer. Eén ding staat niettemin vast: wat hier nu op tafel ligt, is beter geschikt voor een democratisch beleid, sociaal beleid en voor de instellingen. Het geeft ons het vermogen te handelen en stelt ons in staat de huidige mondiale sociale uitdagingen doelgericht aan te pakken. Dit Verdrag kan de goedkeuring van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement wegdragen en van alle delegaties van mijn fractie, hetgeen gisteren al bleek uit het debat.
(Applaus)
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN)Mijnheer de Voorzitter, het is toepasselijk dat het Hervormingsverdrag zal worden getekend in de stad die door Caesar eens “Felicitas Julia” werd genoemd, omdat zij jarenlange aanvallen, belegeringen, zelfs een ultieme list weerstond, om bebloed en gekneusd, maar toch min of meer intact, als de blauwdruk voor een meer democratische en transparante Europese Unie tevoorschijn te komen. Dus felicitas, Jose. Moge uw naam, net als die van Caesar, voor altijd verbonden blijven met de historische veranderingen die u in Lissabon teweegbracht – veranderingen zoals normalisering van medebeslissing, afschaffen van de tirannie van de veto’s van de Raad, en het brengen van energie, justitie en binnenlandse zaken onder democratisch toezicht: deze veranderingen geven onze Unie de mogelijkheid om de uitdagingen van globalisering te lijf te gaan.
(Gelach)
Het is jammer dat het Verdrag niet eenvoudiger is samen te vatten – maar hoe kan dat ook anders na de verminking door de ballpoints van ambtenaren uit 27 lidstaten? Uw beroemde dichter Fernando Pessoa schreef eens: “Geen intelligent idee kan rekenen op algehele acceptatie, tenzij er wat stupiditeit in verweven is”. In dit geval was het nationaal belang de schuldige voor de verwatering of onontwarbaarheid van beleid en praktijk die in ons aller belang is.
Een deel van de nationale koehandel waarbij u betrokken was, deed denken aan komedie die in een klucht ontaardde: het besluit dat Oostenrijkse universiteiten de wet nog vijf jaar mogen overtreden terwijl de politie de andere kant opkijkt, of het creëren van twee soorten Europese burgers: met en zonder grondrechten. Of het voorstel dat de voorzitter van het Europees Parlement afstand moet doen van zijn stemrecht; of, dat de Raad het recht heeft de inhoud van Reglement van het Europees Parlement te bepalen. Maar het werkelijke drama is dit: we zagen geen enkele nationale leider al zwaaiend met de Europese vlag naar huis terugvliegen. In plaats daarvan jubelden zij over de voorbehouden en over de afwijkingen en uitsluitingen die de tekst van vandaag ontsieren.
Hoe denken jullie de mensen te overtuigen als je zelf al niet overtuigend klinkt? Als het gebrek aan ambitie dat besloten ligt in een minimalistisch verdrag wordt weerspiegeld in het gebrek aan enthousiasme? Kijk, u hebt het recht om te handelen zoals u deed, maar het is ook uw verantwoordelijkheid. Wat dit Parlement slechts moet betreuren onder de vele successen is het proces. De codes van transparantie en democratie die de constitutionele conventie opstelde, waren verreweg te verkiezen boven de geheimzinnige conferenties, en de deals in de achterkamers in de kleine uurtjes van de donderdagochtend. Over vraagstukken van zo’n importantie moet niet op zo’n kamikaze-achtige manier worden besloten.
(Applaus)
Niettemin, nogmaals: gefeliciteerd. Ik stel een toast voor met mijn glas half vol: twee hoera’s voor het Verdrag van Lissabon. Laten we hopen dat we daardoor snellere voortgang boeken, en dat cynisme wordt omgezet in een hernieuwd vertrouwen.
(Applaus)
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, we moeten de leiders van de Unie feliciteren met het bereikte akkoord over het nieuwe EU-Verdrag. Het wordt eenvoudiger voor de EU-instellingen om op EU-niveau besluiten te nemen. Dat is nou precies waartoe het nieuwe Verdrag zal leiden. De EU functioneert goed wanneer het Parlement, de Commissie en de Raad met nieuwe eensgezindheid aan één touwtje trekken.
(EN) Mijnheer de Voorzitter, terwijl anderen misschien zeggen dat er schokkende dingen gebeurden op de top van Lissabon, ben ik ervan overtuigd dat de gekozen regeringsvertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie het recht hebben om te verdedigen van wat zij zien als de rechten van hun landgenoten binnen deze Unie.
Als we kijken naar het totale beeld van deze Lissabon-conferentie, kunnen we volgens mij positieve resultaten zien: we kunnen zien dat er voortgang wordt geboekt en, bovenal, dat er kansen liggen voor nieuwe ontwikkelingen binnen de Europese Unie, vooral op gebieden waar er nu sprake is van medebeslissing, namelijk inzake vraagstukken van milieu, globalisering, onderzoek, onderwijs, en de noodzaak tot respons van de Europese instellingen op de steeds snellere veranderingen in de wereld.
Maar er zijn ook problemen – sommige collega’s wezen daar al op – bijvoorbeeld op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, waar Ierland op sommige gebieden moest opteren voor een specifieke opt-in en opt-out. Dat betekent niet dat we tegen meer samenwerking en coördinatie zijn. Feitelijk vervullen we al een grotere rol dan anderen binnen Europol en binnen Eurojust bij de aanpak van drugshandel en grensoverschrijdende misdaad. We werken met acht andere landen samen in het analysecentrum van de Maritieme Organisatie om de handel in cocaïne te bestrijden.
Spreken we over democratie en ratificatie van dit Verdrag, dan gaat het er volgens mij primair om dat het ratificatieproces opnieuw een stap voorwaarts is bij het informeren van de Europese burgers over wat we kunnen doen. Helaas wordt er slechts in een land – Ierland, mijn land - een referendum gehouden. Inzake de toekomst van Europa wil ik een beroep op de collega’s doen om niet dezelfde fout te maken als voorzitter Prodi die indertijd als voorzitter van de Commissie zei dat dit slechts de eerste stap was op weg naar volgende verdragen die verandering zullen brengen, omdat de mensen die in het referendum gaan stemmen de vraag stellen: waarom zouden we over dit verdrag stemmen als we in de toekomst weer over een ander verdrag moeten stemmen?
Laten we in democratische contacten met de burgers, hun precies vertellen wat er in dit Verdrag staat en, nog belangrijker, laat dit een uitnodiging zijn voor kleine en middelgrote landen voor datgene wat kan worden bereikt door hun belangen en rechten te verdedigen.
Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Fractie van de Groenen / Vrije Europese Alliantie was altijd een trouwe voorstander van een Europese grondwet, van een korte, maar krachtige tekst, een teken van Europese democratie en van samenhang van de Europese volken.
We steunden het Constitutioneel Verdrag – ondanks zijn enorme manco’s – en vandaag hopen we dat dit verwarrende ding dat u ons vandaag hebt voorgelegd – wat we niet een vereenvoudigd verdrag kunnen noemen, want dat zou een aanfluiting zijn – wordt geratificeerd zodat we, heer Crowley, de volgende stap kunnen zetten.
Wij doen niet mee aan de verheerlijking van dit resultaat, want vergeleken met het Constitutioneel Verdrag zijn we er flink op achteruit gegaan. Premier Sócrates, gelukkig duurde de IGC maar kort. Ik vraag me af welke andere staaltjes van duidelijkheid de Raad en zijn juridische en diplomatieke diensten ons nog zouden hebben voorgeschoteld wanneer de conferentie langer had geduurd. Gelukkig dat de IGC maar kort was.
Vandaag is voor ons van belang dat we diegenen betichten die verantwoordelijk zijn voor deze situatie, die in hoge mate onbevredigend is: in de eerste plaats, de Europese Conventie en haar voorzitter, die systematisch weigerde de demontage van een dogma, namelijk het vetorecht ten aanzien van wijzigingen van het Verdrag, op tijd op de agenda te plaatsen en daarvoor vandaag zijn tol betaalt in de vorm van systematische uitholling van zijn werk en veronachtzaming.
Niemand, met inbegrip van premier Sócrates, herinnerde hier aan het werk van de Conventie; de pleitbezorgers van Europa annex tegenstanders van referenda staan hier vandaag met lege handen: minder democratie, meer nationalisme en meer onduidelijkheid. De Britse regering en het op pragmatisme en betrouwbaarheid prat gaande Britse mediabestel zijn in werkelijkheid op schandalige wijze gezwicht voor het gehuil van Murdochs sensatieblaadjes en – na een handje te hebben geholpen om het Handvest van de grondrechten en het Constitutioneel Verdrag erger te maken dan het ooit had kunnen zijn – zijn er vandaag in geslaagd om de publieke opinie ervan te overtuigen dat het hebben van minder rechten, minder bescherming, minder transparantie en minder democratie een grote overwinning is.
Het waren dit Parlement en de Commissie, die er de voorkeur aan gaven om twee jaar lang stil te zijn in afwachting van een wonderlijk initiatief van mevrouw Merkel. Het waren de Europese Raad en de regeringen, die hebben besloten om het proces van hervorming van de verdragen te onttrekken aan het oog van de publieke opinie en de nationale parlementen en verwarring stichtten om te redden wat er nog te redden viel.
Voorzitter, het ratificatieproces is begonnen, een proces waarin de Groenen de publieke opinie niet voor de gek zullen houden. Deze tekst bevat enkele positieve elementen, maar zit ook vol valkuilen en dwarsbomen. We zullen ervoor zorgen dat bij de ratificatie en toepassing van het nieuwe Verdrag niet buiten beschouwing blijft dat het pad naar een echt vrij, open en democratisch Europa nog niet geëffend is en dat dit Verdrag slechts een kleine, maar bepaald geen glorieuze stap is.
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie.–(FR) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, generaal De Gaulle zei over Valéry Giscard d’Estaing: “Zijn probleem was het volk”. Deze bewering zou vandaag ook heel toepasselijk zijn op de Europese Raad. Op de Top toonden de 27 lidstaten opnieuw aan uitermate bedreven te zijn in koehandel. De in de stijl van Prévert gemaakte lijst van concessies aan de recalcitrante lidstaten verdient vermelding. Dit is de prijs voor het feit dat iedereen akkoord moest gaan, van de nazaten van de grondleggers van de EU tot en met de hardnekkige eurosceptici.
Uiteindelijk leken slechts twee, drie dingen onaantastbaar, en in de Europese Raad piekerde niemand erover om deze aan te tasten. Bijvoorbeeld het restrictieve kader waarin het economisch en sociaal beleid van de Europese Unie moet passen: een open markeconomie met vrije mededinging; het vraagstuk van kredietverlening door de Europese Centrale Bank; de beleidslijnen van het Stabiliteitspact; strikte eerbied voor de vrijheid van kapitaalverkeer; de geleidelijke opheffing van hetgeen investeerders als handelsbelemmeringen beschouwen; de concentratie van de voornaamste bevoegdheden binnen de instellingen, die niet alleen ontoegankelijk zijn voor de burgers, maar ook voor de nationale parlementen en zelfs voor de regeringen, met name van de kleine landen; en tot slot ook de omvang van de militaire aspecten in het buitenlands beleid van de Europese Unie.
Dit zijn de zogenaamde “red lines”, de grenzen van de overheersende klasse in de EU die niet overschreden mogen worden. Het probleem is dat nou net over deze vraagstukken de meeste vragen worden gesteld en de mensen de meeste kritiek uiten. Het aanhoudende uitblijven van antwoorden op deze vragen, de herhaaldelijke weigering te luisteren naar deze kritiek doet het gebrek aan vertrouwen van onze medeburgers in de Europese Unie alleen nog maar toenemen. Sterker nog, als de leden van de Europese Raad op 18 oktober even de ramen van de vergaderzaal zouden hebben geopend, hadden ze de omvang van deze politieke onvrede met eigen ogen kunnen zien; in de straten van Lissabon vond namelijk de grootste demonstratie van de laatste twintig jaar in Portugal plaats, en ik denk niet dat heer Sócrates of de heer Barroso me op dit punt zullen tegenspreken.
De ultimatieve uitdaging voor de Europese Unie – zoals we in de mededeling van de Commissie tijdens de Top van Lissabon konden lezen – is aan de burgers uiteenzetten wat de Europese Unie voor de Europeanen belichaamt. Altijd uitleggen, maar nergens rekening mee houden. Altijd mededelen, maar geen open debatten willen voeren en a fortiori geen referenda willen hebben. Het klopt dat het volk het grootste probleem is van de Raad, maar zonder het volk zouden grotere Europese ambities geen toekomst hebben. Verdient deze kwestie niet eens een open discussie? Dat zou ik graag van u willen weten.
Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is niet de eerste keer dat ik na een top in de oude stad Lissabon de voorzitter van de Commissie en staatshoofden in dit Parlement hoor zeggen dat het hele gebeuren een fantastisch succes is en een voorbeeld van het succes van de Europese Unie. Jawel, mijnheer Barroso, dat herinnert u zich toch? De agenda van Lissabon. Zeven jaar geleden werd mij hier verteld dat vanwege de weekendbijeenkomst in Lissabon we op het punt stonden de economie met de meest geavanceerde technologie ter wereld te worden met volledige werkgelegenheid en hoge groeipercentages. Zoals u weet, hebben we 75 procent van het traject afgelegd en de hele zaak ligt aan diggelen.
Als ik u was, zou ik niet al te voldaan zijn over de top die u vorige week in Lissabon hield, omdat de nationale parlementen zich voor het eerst mogen uitspreken. Dit is natuurlijk ongebruikelijk omdat de nationale parlementen in het algemeen niet veel meer hebben te doen vanwege de usurpatie van de EU-instellingen. De nationale parlementen mogen zich echter uitspreken en er is een reële kans dat we meer referenda krijgen dan dat ene in Ierland.
Maar dat is natuurlijke het enige dat u niet wilt, niet waar? U hebt nu zo’n hekel aan democratie dat u dat feitelijk populisme noemt. U behandelt de Franse en Nederlandse referenda met minachting en u weigert genoegen te nemen met een neen. U behoort tot de euronationalisten, een gevaarlijk volk dat door niets wordt tegengehouden.
Wat de top in Lissabon liet zien, was een reusachtige misleiding en een poging om de mensen in Europa een grondwet op te leggen door alleen maar dat woord te laten vallen en opnieuw te verpakken, terwijl het feitelijk om dezelfde voorstellen gaat. Het is een absolute schande dat u dit doet, maar ik de hoop en vertrouw erop dat in Westminster de moeder van alle parlementen voor een keer haar werk zal doen en dat het Britse volk een referendum zal krijgen.
We hebben genoeg gehoord over de politieke klassen van Europa. Het wordt tijd dat we in het Verenigd Koninkrijk en in veel andere landen van Europa horen wat de mensen te zeggen hebben. Je kunt geen vorderingen met dit project maken zonder de steun van het volk. Laat het volk spreken.
Jean-Marie Le Pen, namens de ITS-Fractie.–(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tweeënhalf jaar nadat de Fransen en Nederlanders de Europese Grondwet hebben verworpen nam de Europese Raad op 19 oktober in Lissabon het vereenvoudigde Hervormingsverdrag aan, wat hiervoor een uiterst slechte benaming is aangezien het Verdrag alleen nog maar complexer is geworden en de verworpen Grondwet slechts marginaal “hervormt”. Om kort te gaan: ze willen ons voor het lapje houden en ons ervan overtuigen dat deze tekst niets van doen heeft met de vorige, om te voorkomen dat de burgers in Europa weer een referendum willen.
U doet alsof deze kwestie te belangrijk is om toe te vertrouwen aan het volk. Wij zijn overtuigd van het tegendeel. Aangezien dit niets anders is dan een “knip-en-plakversie” van de Europese Grondwet, dient de ratificatie te worden onderworpen aan een referendum en dat in elk land, in de eerste plaats in Frankrijk en Nederland. Alleen een nieuw referendum kan de uitkomst van het vorige referendum ongedaan maken. Vandaag wil ik, zonder partijpolitieke spelletjes te spelen, een grote petitie lanceren in mijn eigen land om ervoor te zorgen dat de Franse president, de initiatiefnemer van dit miniverdrag, op zijn schreden terugkeert en ons een referendum in het vooruitzicht stelt.
Het gaat hier om de toekomst van onze respectievelijke naties, hun soevereiniteit, onafhankelijkheid, identiteit en vrijheid. We kunnen bijvoorbeeld niet onze verantwoordelijkheid overdragen aan een Hoge Vertegenwoordiger om ons elders in de wereld te vertegenwoordigen of toezien hoe onze zetel in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in gevaar dreigt te komen in naam van de rechtspersoonlijkheid van de Europese Unie, of accepteren dat onze rechterlijke macht en wetgeving wordt ontmanteld door rechters in Luxemburg. Wie deze aanfluiting van de democratie ondersteunt heeft later nog veel uit te leggen.
Irena Belohorská (NI).-(SK) Tijdens de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders afgelopen week werd een akkoord bereikt over een Verdrag dat de Europese instellingen geschikt moet maken voor een nieuwe situatie en de bestaande Verdragen moet verbeteren. Aangezien de structuur van de huidige Europese Unie aanzienlijk anders is dan die van 1957 moeten we een nieuw Europees verdrag aannemen; we hebben heldere nieuwe regels nodig. Ik sta geheel achter dit proces.
Om betrouwbaar te zijn moet de Europese Unie mensenrechten waarborgen en fundamentele vrijheden voor haar burgers. Deze waarden worden herhaaldelijk genoemd in de preambule en in de artikelen van het Verdrag; de Unie berust op deze waarden van eerbied voor menselijke waardigheid, vrijheid, democratie en gelijkheid. Ik betreur het ten zeerste dat ondanks dat in artikel 3 van het nieuwe Verdrag wordt verklaard dat we strikt met inachtneming met de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties zullen handelen het Verdrag niet het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie omsluit. Ik generaliseer bewust om niet met een vinger te moeten wijzen op afzonderlijke lidstaten die niet hun standpunt over deze belangrijke kwestie willen meedelen. Het Handvest van de grondrechten ontbreekt in dit Verdrag en dat betreur ik. Onderschrijft het Handvest niet de mensenrechten die verankerd zijn in constitutionele tradities en die alle lidstaten gemeen hebben?
Ik ben van mening dat de leden van dit Parlement momenteel een zeer vooraanstaande rol spelen in het hervormingsproces van dit Verdrag; zij verdedigen de standpunten van de burgers van Europa en zouden moeten optreden als katalysator voor consensus op gebieden zoals mensenrechten. Van harte gefeliciteerd, mijnheer Socrates en mijnheer Barroso.
Elmar Brok,vertegenwoordiger van het Europees Parlement op de IGC. −(DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter, voorzitter van de Commissie, dames en heren, het Duitse voorzitterschap is erin geslaagd een mandaat op te stellen en het Portugese voorzitterschap bereikte de aanvaarding en de implementatie ervan. Daarvoor mijn dank.
Vanwege de discussies van de afgelopen tijd over tal van minder belangrijke kwesties wordt over het hoofd gezien dat dit Verdrag een doorbraak is voor de democratie en het vermogen om te handelen. Het Europees Parlement is nu via medebeslissingsprocedures betrokken bij 95 procent van de wetgeving, het verschil tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven is opgeheven en er zijn rechten ontstaan op het gebied van de begroting en in de landbouwsector. Verder heeft het Europees Parlement iets in de melk te brokkelen als het gaat om verdragen met derde landen en ratificaties, het Europees Parlement kiest de voorzitter van de Commissie en zonder het Europees Parlement kunnen de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger niet met hun werk beginnen.
Het klopt dat democratie en het vermogen om te handelen alleen gerealiseerd konden worden door het opheffen van de derde pijler en dat het vermogen om te handelen is verbeterd door de nieuwe besluitvormingsmethoden in de Raad, namelijk de uitbreiding van het medebeslissingsrecht van het Europees Parlement.
Medebeslissing en stemmen met gekwalificeerde meerderheid zijn juridisch gezien voortaan de regel. Dit is een wezenlijke verandering die van groot belang is. We hebben een Handvest van de grondrechten en rechtspersoonlijkheid gekregen en verder zijn de “red lines” van het Verenigd Koninkrijk volledig overeind gebleven aangezien het opt-outs heeft verkregen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.
Een aantal kwesties vraagt onverminderd om klaring, namelijk de vraagstukken die verband houden met artikel 24. We moeten er voor zorgen dat de overgang van het ene verdrag naar het andere niet door de Raad wordt misbruikt om posten toe te wijzen, zoals die van de Hoge vertegenwoordigers. We kunnen alleen zeggen dat het Europees Parlement 751 leden telt en ik zie geen enkele passage in deze tekst waarin het over uiteenlopende stemrechten gaat.
Bovendien wil ik erop wijzen dat we er nu wel voor moeten zorgen dat deze tekst wordt geïmplementeerd, dat we de Grondwet in de praktijk omzetten op een manier zoals we dit Verslag interpreteren. Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe nog één opmerking te maken. Ik werd in 1994 voor de eerste keer benoemd als vertegenwoordiger van dit Huis in de groep-Westendorp, waarvoor dank. Dit was mijn vierde IGC. Toen we destijds begonnen, hadden we als Parlement niets te vertellen. Ik wil me daarom graag bedanken bij mevrouwGuigou, de heerTsatsos, de heerHänsch en de heerMéndez De Vigo, en ook bij mijn collega’s van de IGC voor de prettige samenwerking tijdens de afgelopen dertien jaar.
De Voorzitter. − Ook erkentelijkheid van mijn kant voor de continuïteit in de werkzaamheden voor meer bevoegdheden voor het Parlement.
Enrique Barón Crespo,vertegenwoordiger van het Europees Parlement op de IGC. – (PT) Gefeliciteerd; de voorzitter doet zijn achternaam alle eer aan, door met passie en verstand aan het welslagen van de Top te werken.
(ES) Fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, ik heb het einde van de IGC zelf meebeleefd – ik denk dat het de eerste keer is dat de voorzitter en de drie ondervoorzitters waren toegelaten tot de Conferentie – en ik kan stellen dat het Portugese voorzitterschap goed heeft geluisterd naar het Europees Parlement: allereerst door het burgerschap in ere te herstellen, wat tot medio september nog onmogelijk leek, voorts door aan het Handvest van de grondrechten passende betekenis toe te kennen, wat eveneens onmogelijk leek, en tot slot door de aanzienlijke uitbreiding van het stemmen met gekwalificeerde meerderheid.
Niet alleen het Europees Parlement heeft dingen bereikt, maar ook Europa, en daartoe hebben wij stevig bijgedragen. De fungerende voorzitter begon zijn toespraak met het Compromis van Ioannina. Ik daag hem uit de burgers van Europa uit te leggen wat het protocol van het Compromis van Ioannina inhoudt. Wat me het meest heeft verbaasd is dat regeringen zich in de Raad niet echt sterk hebben gemaakt om tegen te gaan dat het Compromis van Luxemburg in het Verdrag wordt opgenomen, hetgeen de dood voor het Verdrag zijn geweest.
Min of meer hetzelfde – hetgeen vooral bestemd is voor de voorzitter van de Commissie – geldt voor de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlands- en veiligheidsbeleid. U zult op dit punt stevig uw best moeten doen, omdat het Parlement zijn rechten zal verdedigen en ervoor zal zorgen dat er een verstandige oplossing komt na de inwerkingtreding van het Verdrag, wat hopelijk zal gebeuren, aangezien er tal van interessante posten zijn te verdelen en wij dit proces uiteraard op democratische wijze willen volgen.
Tot slot: mijnheer de Voorzitter, premier Sócrates zei dat het Verdrag van Lissabon is geboren. Het is nog steeds een heel kleine kindje en ik hoop dat iedereen in december ondertekent om het te zien groeien en bovenal dat iedereen met wederzijdse loyaliteit en solidariteit zal handelen zodat dit Verdrag van Lissabon werkelijkheid wordt.
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheerBarón Crespo, voor het erkennen van deze taak en de vele andere taken voordien.
Andrew Duff,vertegenwoordiger van het Europees Parlement bij de IGC. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor 26 landen is het Verdrag stellig een grote stap voorwaarts in de richting van Europese eenheid en evenaart daarmee ongetwijfeld qua belang het Verdrag van Maastricht. Natuurlijk mist het verdrag de eenvoud van wijlen zijn voorganger, maar het houdt alle belangrijke hervormingen intact. Zowel buiten als binnen de Unie zullen mensen spoedig een effectievere, efficiëntere en meer democratische Unie zien.
Maar in een land is dat niet het geval. De Britten lijken nog steeds afgeschrikt door het succes van de EU en ze hebben op de IGC geprobeerd de reikwijdte en de invloed van gezamenlijk beleid op het gebied van grondrechten, vrijheid, veiligheid en recht te verminderen, en dat zelfde ook bij het beleid inzake de gezamenlijke buitenlandse veiligheid en defensie. Het is niet duidelijk waarom zo’n strategie van niet-samenwerking wordt geacht in het belang te zijn van het Britse volk. Ook de heer Farage van de Conservatieve partij verschaft geen betere of alternatieve oplossing. Ik hoop en vertrouw erop dat dit vreemde, idiosyncratische Britse beleid een zo kort mogelijk leven zal krijgen.
De Voorzitter . – Hartelijk dank, mijnheer Duff, voor uw grote inzet en betrokkenheid.
Luís Queiró (PPE-DE). –(PT) Fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, de beste manier om dit belangrijke resultaat van het afgelopen weekend te vieren, dat dankzij het door het Duitse voorzitterschap bereikte mandaat en de effectieve inzet van het Portugese voorzitterschap, dat ik hier in het bijzonder wil noemen – tot stand kwam, is effectief gebruik te maken van deze nieuwe institutionele instrumenten en het behalen van nog betere resultaten.
De laatste tijd werd de Europese burgers herhaaldelijk voorgehouden, overigens terecht, dat we een nieuw institutioneel kader nodig hebben om het Europa van het Verdrag van Nice naar een uitgebreid Europa te tillen. De tijd is aangebroken om aan te tonen dat dit gereorganiseerde Europa in staat is zijn nieuwe missie te vervullen.
Vijftig jaar na de ondertekening van het Verdrag van Rome hangt Europa geen dreiging van oorlog of muren meer boven het hoofd. De nieuwe uitdaging heet globalisering in een wereld waarin steeds meer mensen consumeren en produceren, waarin grenzen verdwijnen en geen enkel afzonderlijk Europees land een echte speler van wereldformaat is. We worden geconfronteerd met angsten die gepaard gaan met globalisering en de technologische revolutie en moeten nu bewijzen dat het door het nieuwe verdrag gesterkte Europa in staat is nieuwe paden te ontdekken en nieuwe welvaart te scheppen. Dit is echter ook een kans om oplossingen te vinden voor nieuwe problemen. Met zes, twaalf of zelfs vijftien lidstaten was het een stuk eenvoudiger om nauwe banden tussen de burgers en de structuren van de Gemeenschap te bevorderen; nu is dit een van de grootste uitdagingen.
Door de uitbreiding van de EU komt ook het machtscentrum verder buiten het bereik van de burgers te liggen. Dit nadelige effect zien we, inter alia, terug in het roulerende voorzitterschap van de Raad of in de afschaffing van het beginsel van één commissaris per lidstaat. We moeten dit nadelige effect aanpakken, een taak waarin het Parlement een beslissende rol speelt. Alleen zo kunnen we meer transparantie en minder bureaucratie, meer ontwikkeling en minder onnodige wetgeving, meer samenwerking met de nationale parlementen en minder afstand tot de burgers, meer samenhang en minder ongelijkheid verkrijgen. Laten we, nu we verlost zijn van de twijfels over onze interne organisatie, een teken van moed uitzenden en de uitdagingen van deze nieuwe tijd aannemen. Vandaag moeten we eerst ons vermogen om eensgezind te zijn vieren.
Edite Estrela (PSE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, tevredenheid, geluk, succes, overwinning – allemaal woorden die hier vandaag al, terecht, zijn gevallen over de informele Raad in Lissabon. Het akkoord over het nieuwe Verdrag kon op 18 oktober kort voor middernacht worden afgekondigd. Een historisch moment.
In de eerste plaats vanwege de bereikte resultaten, maar ook omdat deze zo snel tot stand kwamen. In minder dan twaalf maanden van intensieve werkzaamheden en onderhandelingen kwam de vereiste consensus al op de eerste dag van de Top tot stand. Bovendien werd op dezelfde dag nog een overeenkomst gesloten met de sociale partners van de Europese Unie, de werkgevers en de vakbonden, om de arbeidsmarkt te moderniseren. Een belangrijke stap voor een nieuwe fase van de Lissabon-strategie.
Het Portugese voorzitterschap heeft felicitaties verdiend. Hij bereikte zijn topprioriteit met erkende deskundigheid: Europa een nieuw Verdrag geven; dit is een groot succes. Europa kruipt uit een impasse die zes jaar duurde en kan zich weer bezighouden met zaken die echt belangrijk zijn voor de burgers. Of om het met Jean Monnet te zeggen: we kunnen niet stoppen als de hele wereld om ons heen in beweging is, en de snelheid waarmee de wereld ronddraait laat een langzame Europese reactie niet toe.
Het Verdrag wordt ondertekend op 13 december en daarna begint het ratificatieproces, hetgeen snel en zonder problemen zou moeten verlopen. Als Portugese staatsburger moet ik zeggen dat ik hierover zeer verheugd ben, omdat opnieuw de naam Lissabon onuitwisbaar verbonden zal zijn met een beslissend moment in de Europese integratie. Hartelijk dank, premier Sócrates. Portugal en ook Europa zijn u dank verschuldigd voor uw vastberadenheid en betrokkenheid. Europa bevindt zich niet meer in een impasse. Nogmaals hartelijk dank, premier.
Karin Riis-Jørgensen (ALDE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, gelukkig liep de Top van Lissabon goed af. Vóór de Top was al uitstekend voorbereidend werk verricht door het Duitse voorzitterschap, hetgeen door het Portugese voorzitterschap op een professionele wijze werd voltooid. Helaas moet ik erop wijzen dat opnieuw nationale belangen een rol hebben gespeeld. Dit is zeer zeker niet bevorderlijk voor de Europese samenwerking. We hebben nu extra kracht nodig om over de inhoud te discussiëren, niet over het proces. Niettemin hebben we helaas ontmoedigende tendensen gezien die voorstellen dat we maar beter over het proces praten dan over de inhoud. Mochten we uiteindelijk toch over het proces discussiëren, dan wil ik hier nog eens duidelijk stellen dat we zeer zeker geen referenda nodig hebben om het Verdrag te ratificeren. Referenda zijn simpelweg geen goede oplossing. Laten we dit overlaten aan de representatieve democratie!
Niet dat ik bang ben voor een “nee”, integendeel! Het is gewoonweg verkeerd om EU-kwesties te scheiden van nationale parlementsverkiezingen. De EU is en blijft een integraal onderdeel van ons nationaal beleid. Referenda zijn geschikt om een nationale regering mee te bestoken en hebben het voordeel dat de andere partijen niet tegelijkertijd op hun EU-beleid worden beoordeeld. Alle partijen worden echter een keer in de zoveel jaar beoordeeld op hun EU-beleid, namelijk op de dag dat we in het kader van nationale verkiezingen naar de stembus gaan. Maar dan moet wel eerst aan twee voorwaarden zijn voldaan: ten eerste dat voor ons, de kiezers, het EU-beleid een beslissende rol mag spelen bij de keus van de nationale volksvertegenwoordigers en ten tweede dat de politieke partijen geen gebruik mogen maken van referenda om weg te lopen voor hun verantwoordelijkheid voor de Europese Gemeenschap. Hopelijk zullen de pogingen om aan de inhoud de hoogste prioriteit te geven en niet aan het proces, succesvol zijn.
Konrad Szymański (UEN).-(PL) Fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, ik ben erg blij dat het hervormingsproces van het Verdrag bijna afgesloten is. Niet dat ik van mening ben dat de voorgestelde veranderingen, bijvoorbeeld ten aanzien van integratie, in werking mogen treden, soms juist in tegendeel. De reden dat ik blij ben is dat we de laatste tijd veel te veel tijd en politieke energie hebben besteed aan de instellingen.
Ik ben er overtuigd van dat het succes van de EU niet het resultaat is van de institutionele opzet of het machtsmechanisme. Dit succes is het resultaat van politieke wil en een gemeenschappelijke toekomstvisie. Ik hoop dat na de ratificatie niets ons er meer vanaf zal houden ons in te zetten voor een Europa van resultaten, om meer verantwoordelijkheid op ons te nemen voor mondiale veiligheid, om meer invloed te krijgen op onze buurlanden en tot slot om over uitbreiding van de EU te praten, over winst in de zin van mededinging, investeringen en groei. Ondanks hetgeen de afgelopen zeven jaar zoal werd gezegd kunnen institutionele veranderingen noch een allesomvattend, noch een bevredigend antwoord zijn op al deze problemen.
Johannes Voggenhuber (Verts/ALE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, uit de vele omwentelingen, boerenoorlogen en revoluties die Europa heeft beleefd, kennen we allemaal het romantische verhaal van de voortvluchtige die zich heeft verstopt op een mestkar om over de grens te komen en te ontsnappen aan Richelieu’s bloedhonden en de garde van de koning. Als hij er tot slot in slaagt, ziet hij er niet bijzonder fraai uit en ruikt hij evenmin erg plezierig, maar na een grondige wasbeurt kon worden gezegd: hij leeft!
De Grondwet heeft soortgelijks beleefd. Regeringen begroeven het onder een wirwar van onleesbare en ontcijferbare teksten vol met opt-outs, clausules, voetnoten, resoluties, processen-verbaal van overeenstemming en gingen tot aan het uiterste onder het mom van deze mesthoop. Het tragische eraan is dat zij de constitutionele schat niet tegen de garde van de koning wilden beschermen, maar tegen de waakzame ogen van de burgers.
Ik heb wat zitten graven in deze wirwar van teksten en heb inderdaad alle belangrijke doelstellingen van de Grondwet gevonden, waaraan ikzelf ruim tien jaar heb meegewerkt; ik kon me dus gelukkig prijzen. Toch baart me deze situatie enigszins zorgen. Daarbij is het natuurlijk altijd zo met dit soort avonturen: telkens wanneer iemand de voortvluchtige had geholpen, zou een deel van de schat verloren zijn gegaan. Ik vond echter ook een paar handen van een aantal regeringen in die mesthoop. Een ervan had zich verzekerd van weer een opt-out voor zichzelf en jatte daarvoor een deel van het Handvest van de grondrechten, een deel van de bevoegdheden van het Parlement, een deel van de gegevensbescherming, enz. De schat arriveerde weliswaar gehavend, maar arriveerde.
We hebben een stukje Europa verkregen. We hebben een stuk van Europa’s toekomst weten te redden, niet met onze burgers, maar juist zonder, niet met de parlementen, maar juist zonder, en daarin schuilt een groot gevaar. We hebben een stuk Europa verkregen, maar konden het vertrouwen van de Europese burgers niet herwinnen. Daarom staat dit Huis voor een enorme uitdaging: het herwinnen van het vertrouwen van de Europese burgers.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, we betreuren het dat de Top van Lissabon in grote lijnen de inhoud van de zogeheten Europese Grondwet – die in Frankrijk en Nederland via een referendum in de prullenmand verdween – heeft overgenomen, en tegelijkertijd heeft gepoogd zich te onttrekken aan de noodzakelijke democratische discussie en openbare raadpleging, dus referenda. Afgezien van het feit dat dit de democratie en de soevereine wil van het volk veel schade heeft berokkend, toont dit uw vrees aan voor een uitspraak van de burgers over het Verdrag dat een kwalitatieve sprong naar meer neoliberalisme, federalisme en militarisme belichaamt, en tegelijkertijd in toenemende mate de economische en sociale verworvenheden van de arbeiders en armen uitholt.
De strijd gaat door, hetgeen ruim 200 000 mensen tijdens een indrukwekkende, door de CGPT georganiseerde demonstratie, eveneens op 18 oktober in Lissabon, hebben duidelijk gemaakt. Het was de grootste demonstratie van de laatste twintig jaar in Portugal, maar de voorzitters van de Raad en de Commissie, beide Portugezen, willen hier niets van weten. Dit maakt ook deel uit van de geschiedenis van dit Verdrag.
Vladimír Železný (IND/DEM).-(CS) Mijnheer de Voorzitter, na het mislukken van de Grondwet had het er alle schijn van dat het beginsel van democratische besluitvorming opnieuw de overhand had gekregen in de EU, althans voor een poos. Maar we hebben ons lelijk vergist. Al snel lag dezelfde Grondwet weer op tafel, dit keer onder een andere titel. Zijn auteurs doen niet eens hun best om te verbergen dat het om de oorspronkelijke, slechts lichtelijk gewijzigde Grondwet gaat, en dat overduidelijk met het doel om de democratische wil van de burgers, oftewel referenda, te ontlopen.
Het Verdrag, dat de rol van niet-gekozen functionarissen in de EU versterkt en zodoende het gebrek aan democratie versterkt, roept naast enkele andere zaken nog eens 105 wetgevende en niet-wetgevende bevoegdheden in de EU in het leven. In 68 gevallen wordt het recht van een nationaal veto vervangen door stemmen met gekwalificeerde meerderheid. Het ondermijnt de nationale bevoegdheden op het gebied van het buitenlands beleid en het legt de besluitvorming in de EU in handen van de grote lidstaten, met name Duitsland, ten koste van de kleine lidstaten.
Een simpele vergelijking toont aan dit Verdrag vrijwel identiek is met de Grondwet voor een Europese bondsstaat, die werd verworpen door de Fransen en vervolgens begraven door de Nederlanders. De brutaliteit waarmee de Grondwet weer op de tafel terugkeerde, met het uitgestreken gezicht van een pokerspeler en met een nieuwe titel à la Orwell, is verbazingwekkend. Een nieuw soort van utopisch nationalisme wist te zegevieren in Lissabon: pan-Europees en EU-nationalisme; nationalisme zonder enig echte nationale, culturele en historische grondvesten, slechts berustend op de lange kantoorgangen in Brussel. Berlaymont-patriottisme eist de zege op.
Diegenen die staten vertegenwoordigen die bijna een halve eeuw onder het juk van communistische, totalitaire regimes hebben geleefd, staan niet snel versteld van iets. We zijn gewend aan de arrogantie van de macht en geringschatting van de wil van het volk. Zelfs in de COMECON hebben we nooit een dergelijk open misleiding beleefd als nu in de EU jegens de burgers van de lidstaten. In de COMECON bleven dergelijke pogingen binnen de muren van de politbureaus van de partij, maar dat is allemaal verleden tijd.
De burgers willen zelf beslissen of zij hun soevereine rechten willen overdragen aan een Europese superstaat zonder een democratisch of historische kader. Daarom wil ik dat er een referendum wordt gehouden.
Luca Romagnoli (ITS). – (IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Hervormingsverdrag, dat ik overigens afwijs, kent winnaars en verliezers. De bedenkingen van Polen en Italië tegen de nieuwe zetelverdeling in het Parlement zijn uit de weg geruimd, behalve dan dat Polen nog een aantal andere belangrijke slagen wist te winnen: het krijgt de opt-out van het Handvest van de grondrechten, het krijgt een advocaat-generaal bij het Hof van Justitie en het profiteert van het Compromis van Ioannina. Zelfs Oostenrijk wist een slag te winnen door de toegang tot ’s lands universiteiten voor buitenlandse studenten in te dammen.
Vóór de Conferentie had Romano Prodi nog verklaard dat hij zou strijden voor het behoud van de zetels van Italië. Het resultaat was dat hij de tegenover Frankrijk een zetel verloor en tegenover het Verenigd Koninkrijk er één wist te herwinnen, en prat ging op een bereikt akkoord dat voorziet in herziening van de zetelverdeling na 2014, dan gebaseerd op het aantal inwoners. Dit hadden we echter al bereikt tijdens de laatste plenaire vergadering in Brussel.
Wat de regering Prodi hiermee accepteerde, waren slechts een paar kruimels, met gevolg dat ongeveer drie miljoen Europeanen met een Italiaans paspoort als minder Europees worden beschouwd dan de Pakistani, Indiërs en Kenianen die het geluk hebben in het Verenigd Koninkrijk te mogen leven en werken of de Kameroeners in Frankrijk, die, hoewel ze geen staatsburger zijn van een EU-lidstaat, wel worden meegeteld voor de zetelverdeling.
We konden we anders verwachten van deze Italiaanse regering, die steunt op een boerse, communistisch-linkse partij en een onbetrouwbare en hypocriete centrum-linkse. Zoals u ziet hebben we andere redenen om het Europa van deze verdragen niet als het onze te beschouwen en hopen dat we al binnenkort de profundis van deze bespottelijke regering Prodi kunnen vieren.
Jana Bobošíková (NI).-(CS) Dames en heren, na het Verdrag van Lissabon zorgvuldig te hebben bestudeerd is mij duidelijk geworden dat de staatshoofden en regeringsleiders fundamentele wijzigingen in de EU-documenten hebben aangebracht.
Het Hervormingsverdrag is in feite een herschreven bewerking van de EU-Verdragen en de Oprichtingsverdragen van de Europese Gemeenschappen. Ik wil er op wijzen dat de wijzigingen niet alleen betrekking hebben op de invloed van de afzonderlijke lidstaten op EU-processen, maar ook op de grondbeginselen waarop de EU vijftig jaar geleden werd gegrondvest. Het Hervormingsverdrag haalt het beginsel van vrije mededinging uit het Verdrag en verlegt het naar de protocollen die zijn gehecht aan het Verdrag. Dit beschouw ik als alarmsignaal voor alle democratiegezinde burgers.
Dames en heren, als het EU-project geloofwaardig wil zijn, dient het Hervormingsverdrag te worden onderworpen aan een referendum in de lidstaten. Politici moeten maar eens hun arrogantie en comfortabele positie aan de kant zetten. Ze moeten hun besluit van Lissabon uitleggen aan de burgers en hen van het nut ervan overtuigen. Anders zal de kloof tussen de burgers en de politieke elite blijven groeien. Niet alleen dit vormt een gevaar voor het welslagen van het project; maar zal ook het gebrek aan democratie in de EU als geheel verder vergroten.
Timothy Kirkhope (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de Britse premier voor zijn verklaring hedenochtend en, terwijl ik nota neem van de besluiten van de regeringsleiders, zijn het Britse volk en de Britse conservatieve partij consistent geweest in hun bezwaren tegen de grondwet en het vrijwel identieke Hervormingsverdrag.
De Britse premier heeft gezegd dat het Hervormingsverdrag geen grondwet is. Zijn collega-regeringsleiders zijn het daar niet mee eens. Hij vertelde ons dat het Verenigd Koninkrijk grenzen (“red lines”) heeft gesteld die niet mogen worden overschreden. Net als de meeste Britten begrijp of geloof ik onze premier op dit punt niet. Het gaat om een kwestie van vertrouwen. Onze premier beloofde een referendum te zullen houden – een belofte in een verkiezingsmanifest van twee jaar geleden. Een referendum over dit verdrag is daarom niet alleen politiek noodzakelijk, maar vormt ook een morele verplichting.
De Ierse premier zei dit weekend over mogelijke referenda: “Waarom laat u de bevolking zich niet uitspreken? Ik vind het wat onthutsend om te zien hoeveel landen ervoor weglopen om hun bevolking een gelegenheid daartoe te bieden”.
Een paar dagen geleden zei Gordon Brown dat dit verdrag het einde markeert van de institutionele hervorming van de EU gedurende het komende decennium. Over de afgelopen 15 jaar hebben we echter vier verdragen over hervormingen gehad en ik betwijfel of de drang naar verder institutionele veranderingen kan worden weerstaan. De zogenaamde “ratchet clause” (clausule met een blokkeerpal) zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot het afschaffen van nationale veto’s.
Anderzijds richt de conservatieve visie op Europa zich op drie belangrijke gebieden: mondiaal concurrentievermogen, mondiale klimaatverandering en mondiale armoede. Ik feliciteer voorzitter Barroso in het bijzonder voor zijn besluit om deze doelen in elk geval na te streven. Voor deze doelen volstaat echter politieke wil en is dit verdrag niet nodig. We moeten ons herinneren wat de Verklaring van Laken stelde. Zij stelde dat de Unie democratischer, transparanter en efficiënter moet worden, maar riep ook op tot meer betrokkenheid van de burgers en niet slechts tot het communiceren van onze besluiten aan hen. De vraag die vandaag aan de orde is: beantwoordt het verdrag aan Laken? Laken stelde de juiste vragen. Hebben wij de juiste antwoorden gegeven?
Poul Nyrup Rasmussen (PSE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag tot de fungerend voorzitter van Raad willen zeggen: wat een fantastische top. Ik heb er nooit aan getwijfeld dat het u zou lukken, maar er niet aan twijfelen is één ding, en het voor elkaar krijgen, is een ander en u kreeg het voor elkaar. Gefeliciteerd.
Ik weet niet of de collega’s het weten: het is een soort mijlpaal in de geschiedenis. Op de eerste dag kregen we een nieuw verdrag over de werkelijke wereld. Ik weet dat alle maximalisten hier niet geloven dat ze niet het mooiste verdrag hebben gekregen, maar de werkelijke wereld is niet de mooiste wereld die er te krijgen is. Wat u dus nodig hebt is een effectief verdrag, een verdrag met duidelijke normen en waarden - en dat hebt u gekregen.
Op de tweede dag, vrienden, kregen we een richting – op de eerste dag een verdrag, op de tweede dag een richting – die handelt over datgene wat burgers graag willen dat we doen: de werkelijke wereld. Wat u zei over de tweede dag was dat we een Europa willen dat de globalisering humaner laat verlopen, veel meer laat omvatten en haar baseert op onze sociaal coherente normen en waarden. Wat u zei was dat het proces van Lissabon niet slechts voor weinigen is bedoeld, maar het richtsnoer is voor de externe richting van de Europese Unie, dat zegt dat het niet alleen erom gaat de sterkste economische macht in de wereld te worden, maar dat ook begrijpt dat de wereld alleen coherenter kan worden door haar te baseren op een sociale markteconomie.
Daar wil ik vandaag bij u de nadruk op leggen. Ik dank het voorzitterschap, niet alleen voor de eerste dag, maar ook voor de tweede dag, omdat de conclusie van de tweede dag was dat deze Europese Unie er niet een is van louter marktgemeenschappen. Het is er een van sociale markteconomieën, hetgeen betekent dat we koplopers zijn in het verbinden van sociale vraagstukken aan het economisch concurrentievermogen. Prima werk, fungerend voorzitter – en vriend, als ik dat mag zeggen – omdat ik daarmee bij mijn derde en laatste boodschap kom.
Laten we het Portugese voorzitterschap zijn laatste top in december geven: niet slechts een top waarbij het Portugese voorzitterschap formeel het verdrag zal tekenen, maar een waarop we het proces van Lissabon op een positieve manier bevestigen. Dus aan de slag. Laten we beginnen. Dat verwachten de burgers van ons.
Marielle De Sarnez (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie krijgt een nieuw Verdrag. Helaas valt er een en ander te betreuren: we betreuren dat de tekst afstand doet van symbolen van de Europese Unie; we betreuren de opt-outs die sommige landen hebben gekregen, met name wat betreft het Handvest, en we betreuren het complexe karakter van het Verdrag, waarvoor we graag een geconsolideerde tekst in de plaats zouden zien zodat de Europese burgers er wegwijs in kunnen worden. Dat zou een goede zaak zijn.
Desalniettemin geeft ons dit Verdrag de middelen om Europa weer tot leven te wekken, vooropgesteld dat we dat willen. Deze tekst voorziet de Europese Unie van de instrumenten die zij nodig heeft om door te gaan met het integratieproces en om het gemeenschappelijke beleid uit te breiden en te verdiepen. Europa kan nu weer een stap naar voren zetten, bijvoorbeeld op het gebied van energie, klimaatverandering, immigratiebeleid, bestrijding van het terrorisme, economische coördinatie, buitenlands- en defensiebeleid en ontwikkelingsbeleid.
Het is nu simpelweg een kwestie van politieke wil. Niemand kan meer met het excuus komen aanzetten dat de institutionele middelen ontbreken. Nu moet een ieder weer zijn eigen verantwoordelijkheid op zich nemen en terwijl ik dat zeg, denk ik niet alleen aan de instellingen, maar ook, dan wel met name, aan de lidstaten. Dat is goed nieuws voor Europa en ik hoop dat het goed nieuws is voor zijn burgers.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, in tegenstelling tot de duistere voorspellingen en ongegronde kritiek van Polen in recentelijke debatten in dit Huis, met name van de kant van de fractieleider van de Sociaal-democraten in het Europees Parlement, draaide de Top van Lissabon uit op een diplomatiek compromis. Zowel de EU als de Poolse autoriteiten benutten hun mogelijkheden om te komen tot een akkoord. De EU erkende het Poolse belang en zijn potentieel door het aantal advocaten-generaal aan het Hof van Justitie te verhogen en door het handhaven van het Compromis van Ioannina.
Hopelijk is het bereikte compromis van de Top een uitnodiging tot raadpleging van de burgers van Europa. Het Ontwerphervormingsverdrag is ten slotte te belangrijk om door de verborgenheid van politieke vergaderzalen te smokkelen. We mogen niet vergeten dat de vorige versie van dit Verdrag in twee lidstaten het slachtoffer werd van een referendum. Het volk de mogelijkheid te ontzeggen opnieuw hun zegje te doen over de toekomst van de EU zou niet alleen een schending zijn van een fundamentele waarde van de EU, maar zou ook overduidelijk blijk geven van het feit dat de regeringen bang zijn voor de stem van hun eigen kiezers. De democratische dictators moeten de burgers toestaan hun wil te uiten over de toekomstvisie van de EU.
Ian Hudghton (Verts/ALE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vertegenwoordig Schotland. Mijn partij, de SNP, vormt de nieuwe regering in Schotland, en ik ben van mening dat zij constructiever zal blijken te staan ten opzichte van participatie in de Europese Unie dan de regeringen van het Verenigd Koninkrijk voorheen.
Ik accepteer de behoefte aan een hervorming van de verdragen en aan de instelling van een meer open, democratisch, efficiënt en verantwoordelijk bestuur. In beginsel steun ik de uitbreiding van QMV (qualified majority voting –gekwalificeerde meerderheid) en medebeslissing van het Europees Parlement, maar de grote verscheidenheid waar mijnheer Barroso zo terecht op wees, zal altijd betekenen dat nationale belangen zullen worden gepropageerd. We moeten het contact met onze lokale gemeenschappen niet verliezen door hun belangen met voeten te treden, of de schijn wekken zulks te doen.
In Schotland bestaat grote vrees dat de verankering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, als een exclusieve bevoegdheid binnen de verdragen, slechts belemmerend kan werken voor de radicale hervorming van het visserijbeheer, waarvan ik vind dat die noodzakelijk is. Helaas, maar niet verrassend, heeft de regering van het Verenigd Koninkrijk deze kwestie niet op de top aangesneden. Opnieuw zijn de voornaamste belangen van Schotland door de regering van het Verenigd Koninkrijk genegeerd.
Koenraad Dillen (ITS). – (NL)Voorzitter, de grondwet is dood, leve de grondwet! Hoe kan men het gebeuren in Lissabon anders omschrijven? Want we zijn het er toch allemaal over eens dat dit Hervormingsverdrag een nauwelijks gekloonde versie is van de grondwet die door de Fransen en de Nederlanders werd verworpen. Het gaat om een kloon die, zoals Valéry Giscard d’Estaing het zei, nog onleesbaarder is dan het origineel. Want referenda moeten te allen prijze worden vermeden, zegt men ons.
Er is inderdaad één groot verschil met 2005. Deze keer krijgen de Fransen, de Nederlanders en de andere Europese volkeren niet meer de kans om zich uit te spreken. Illustratief voor deze minachting voor de democratie zijn de verklaringen van Margot Wallström, de Europese commissaris die altijd de mond vol heeft over het dichten van de kloof tussen Europa en de burger. Zij dringt er bij de nationale parlementen op aan om deze tekst zo snel mogelijk te ratificeren.
Echt respect voor de democratie vereist echter dat de burgers in alle Europese lidstaten zich over het verdrag kunnen uitspreken, omdat deze tekst in tal van opzichten de soevereiniteit van de nationale staten nog meer uitholt dan nu al het geval is. Dat men morgen niet komt klagen, als deze angst voor de burgers zich bij de volgende Europese verkiezingen opnieuw tegen het officiële Europa keert.
Hans-Peter Martin (NI).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, u bent momenteel niet te benijden! In de landen waar een referendum werd beloofd, zoals in het Verenigd Koninkrijk of in mijn eigen land, Oostenrijk, wordt het Verdrag afgestempeld als slechts een onbeduidend detail, een aanhangsel van iets. In andere landen zoals Duitsland wordt het Verdrag gekenschetst als totale reorganisatie van de Gemeenschap en een historische doorbraak. Wat is waar?
Ik denk dat we bij deze gelegenheid opnieuw eens moeten stilstaan bij de woorden en duidelijke uitspraken van Roman Herzog, oud-president van Duitsland, die immers als voorzitter van de Conventie tekende voor het ontwerp van het Handvest van de grondrechten. Hij zei dat de EU-Grondwet de democratie zou uithollen. Hetzelfde zien we nu, zij het in iets gewijzigde vorm, in het Hervormingsverdrag.
Als u niet wilt dat de democratie wordt uitgehold, als u niet wilt dat de democratie wordt gesmoord, heb dan alstublieft het politieke fatsoen en sta referenda toe, net als in het verleden voor het laatste Constitutioneel Verdrag, toen zelfs in Spanje en Luxemburg een referendum werd gehouden.
Marianne Thyssen (PPE-DE). – (NL) Heren voorzitters, collega’s, als ik de wijzigingen bekijk die het Hervormingsverdrag aanbrengt op terreinen als migratie, politie en justitie, landbouw, en als ik de beslissingen zie omtrent de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid, het Handvest van de grondrechten, de euro-zone en de sociale markteconomie - die voor het eerst een doelstelling van de Unie wordt - en ook over de interstatelijke solidariteit inzake energie, dan stel ik vast dat dit verdrag voortbouwt op de resultaten van de Conventie en de Top van juni en ons als politieke instellingen meer slagkracht geeft en veel meer democratie. De Unie zal voortaan beter uitgerust zijn om antwoorden te geven die de mensen van haar verwachten, zowel intern als extern.
In dit laatste opzicht wil ik het Raadsvoorzitterschap feliciteren met zijn agendasetting. Door uw Top, meneer de Raadsvoorzitter, niet alleen over het verdrag te laten beslissen, maar deze ook van gedachten te doen wisselen over hét probleem van onze generatie, met name de globalisering, hebt u een belangrijk signaal gegeven. Het gaat uiteindelijk niet om de instellingen - institutioneel navelstaren -, maar wel om het beleid dat ze voeren.
Dit brengt me bij een vraag aan u, meneer de Commissievoorzitter. Denkt u dat het mogelijk is in de periode vanaf nu tot aan de laatste ratificatie van het verdrag een echt doortastend beleid te voeren? Of vreest u omwille van de ratificatie niemand voor het hoofd te mogen stoten en u te moeten beperken tot de zogenaamde voorzichtige zaken? Met andere woorden, kan het Europa van de concrete projecten in 2008 voortgaan?
Tot slot nog twee vraagjes aan de Raad. Meneer de Raadsvoorzitter, hebt u de regeringsleiders gevraagd zich persoonlijk politiek te engageren om de ratificatie in hun land tot een goed einde te brengen? Ik hoop het stellig. En ten tweede, wanneer komt er een gecoördineerde tekst van deze verdragen? Want een verdrag dat ook transparantie en vereenvoudiging tot doel heeft, moet alleen al uit respect voor de mensen leesbaar zijn. Dank u Voorzitter, en dank bij voorbaat, heren voorzitters, voor antwoorden op mijn vragen.
Jo Leinen (PSE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, we hadden al de strategie van Lissabon en hopelijk krijgen we nu ook het Verdrag van Lissabon. Beide zullen Europa helpen naar voren te komen. Dit Parlement, met name de Commissie constitutionele zaken, heeft zeven jaar lang gestreden voor en gewerkt aan een nieuw Europees verdrag. Toegegeven, we hebben geen Grondwet gekregen, maar we kunnen stellen dat dit Hervormingsverdrag in elk opzicht een stap naar voren is. Vergeleken met het Verdrag van Nice zijn we er op geen enkel gebied op achteruit gegaan. We gaan er overal op vooruit in de Unie van 27. Dit moeten we ook zeggen tegen de burgers buiten dit Huis.
De winnaars van het nieuwe Verdrag zijn de burgers van Europa. Er komen diverse vormen van directe en indirecte participatie aan het Europese beleidsvormingsproces en we kunnen nu de genoemde hoofdproblemen sneller en effectiever oplossen. Ook de volksvertegenwoordigingen in Europa, de nationale parlementen, en deze volksvertegenwoordiging, dit Parlement, behoren tot de winnaars in Europa. De democratie wordt niet uitgehold – zoals hier zo-even werd gesteld en wat volstrekte onzin is – maar het Verdrag is de vervolmaking van de democratie in Europa, die we nu eindelijk binnen handbereik ligt dankzij dit Verdrag.
Dit is intussen het vierde akkoord. Ik hoop dat de lidstaten hiervoor niet meer bijeen hoeven te komen. Nu moet alle energie in de ratificatie worden gestopt. Ik hoop dat geen land “nee” zal zeggen. Het is wellicht de laatste kans voor dit Verdrag. Elk “nee” zal tot isolatie leiden of zelfs tot zelfuitsluiting van dat land. We hopen dat dit niet zal gebeuren. We moeten alle energie stoppen in de ratificatie zodat we dit Verdrag in 2009 rond hebben.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
Lapo Pistelli (ALDE). – (IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, op een muur in de metro van Milaan stond ooit eens een uitermate geestige en cynische leus: “de toekomst is niet meer wat zij was”, dus ongeveer net zoals het weer of het eten.
We leven in een tijd waarin de jonge generaties niet langer geloven dat de toekomst beter zal zijn dan hun ouders altijd dachten. Inderdaad horen we mensen vaak zeggen: “Europa is niet meer wat het ooit was”. Er is een zelfbeschikkende, nationalistische, anti-Europese denktrant in opkomst en groeiende in Europa. Voorbeelden ervan vielen ook vanochtend in dit Huis te beluisteren.
Ik geloof dat het resultaat van de Top van Lissabon van groot belang is, hoewel dit meer de snelheid betreft waarmee het tot stand kwam – hetgeen een positief signaal is aan de publieke opinie – dan de inhoud, aangezien het nog steeds te veel opt-outs en clausules bevat en de tekst nog altijd te gecompliceerd is. Hoe dan ook, het Parlement, de Commissie en de Raad hebben na deze crisis nu achttien maanden de tijd om het vertrouwen van het publiek terug te winnen.
Iedereen, of ten minste een meerderheid in dit Huis, gelooft dat Europa de oplossing is voor de problemen die voortvloeien uit de globalisering, niet de oorzaak. We geloven ook dat we samen sterker zijn als we immigratie, klimaatverandering, innovatie en onderzoek samen aanpakken. Dit denken de meeste leden van dit Huis. Tot de Europese verkiezingen hebben we nog achttien maanden de tijd om 500 miljoen Europese burgers hiervan te overtuigen.
Mario Borghezio (UEN).– (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Top van Lissabon heeft één resultaat opgeleverd: een grotere kloof tussen de Europese burgers en de Europese Unie en meer invloed van lobbyisten en technocraten. De visie waarvoor we strijden – een Europa van de mensen, van de regio’s – raakt steeds verder buiten handbereik, zelfs in ons Parlement. Waar zijn de Corsicanen, de mensen uit Valle d’Aosta, de Basken, de Bretonse separatisten, de Elzassers?
Wat de zetelverdeling betreft, is het een schande dat ons land, vertegenwoordigd door zijn gepikeerde premier Prodi, het moet afleggen tegen Frankrijk. Dit was blijkbaar nog niet genoeg voor de nietige heer Prodi, die in Lissabon wat aan Alice in Wonderland deed denken:het spoor volledig bijster en ongeïnformeerd. Dankzij de heer Prodi werd Italië uitgesloten van de gezamenlijke verklaring waarmee Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk er heel terecht bij Europa op aandringen stappen te ondernemen om een herhaling van de financiële tumulten als gevolg van de Amerikaanse hypotheekcrisis te voorkomen.
Tegenover de pers zou de heer Prodi over de mondiale financiële crisis hebben gezegd dat hij niet ziet waarom Europa leningen beschikbaar zou moeten stellen. De voormalige adviseur van Goldman Sachs en oud-voorzitter van de Commissie mag zich soms voordoen als een voormalige adviseur van een multinationale bank, maar hij maakt zich kennelijk geen zorgen over de momentane gevolgen voor Italiaanse families – met inbegrip van die in het noorden – die gebukt gaan onder hoge kosten en de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen ...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, de woordvoerder van mijn fractie, de heer Daul, zei dat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten tevreden is. Daarmee doelde hij op het feit dat we uit een impasse zijn gekomen, maar gelukkig zijn we niet. Dit is te wijten aan de niet bepaald pro-Europese stemming in de regeringen. Die staat helaas haaks op de opiniepeilingen – waarnaar voorzitter Barroso verwees toen hij het over de wil van de Europese burgers had – en op het feit dat het Verdrag van Lissabon uiteindelijk te veel pasklare elementen voor regeringen bevat die alsmaar meer willen hebben voor hun land en steeds minder willen geven aan Europa.
Fungerend voorzitter van de Raad, mag ik u allereerst feliciteren met het bereikte akkoord, omdat ik denk dat dit akkoord – en dat zeg ik hier met grote nadruk –van groot belang is voor ons om uit de impasse te komen. U verwees naar drie kwesties waarop ik hier graag even wil ingaan.
Ten eerste denk ik dat het van groot belang is om een formele verklaring in dit Huis te horen over het Handvest van de grondrechten. Dit gebeurde niet in Nice, waar het in het geheim plaatsvond. Laten we het nu formeel doen, aangezien het Handvest van de grondrechten, met of zonder opt-outs, als het ware het DNA van de Europese burgers is.
Ten tweede, mijnheer de Voorzitter, maak ik me zorgen over de zetelverdeling in het Europees Parlement, omdat hetgeen u hebt aangenomen in strijd is met een beginsel uit het Verdrag, namelijk de degressieve proportionaliteit. Krijgt het Parlement die nu ook? We moeten maar eens zien wat we ermee doen, maar hopelijk bent u zich er wel van bewust dat hetgeen u hebt aangenomen niet voorziet in degressieve proportionaliteit .
Tot slot de Hoge Vertegenwoordiger. Ik ben van mening dat u een goed akkoord hebt bereikt, maar ik denk ook dat de voorzitter van de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger en de voorzitter van de Commissie een pakket vormen waarover we hier in het Parlement nog eens moeten discussiëren.
Al met al denk ik, mijnheer de Voorzitter, dat het Paul Valéry was, een groot dichter en wellicht daarom ook een groot Europeaan, van wie de uitspraak stamt dat een gedicht nooit wordt voltooid, maar alleen in de steek wordt gelaten. Het proces van de Europese eenmaking is nooit voltooid. In dit geval hebben we, in het belang van consensus, enkele voordelen van het Constitutioneel Verdrag laten vallen, maar we zullen niet nalaten ervoor te strijden. We zouden ze ook hebben gesteund als ze in de preambule hadden gestaan, die, ironisch genoeg, nog net uit de vlammen werd gered: een steeds hechter verbond tussen de Europese volkeren. Dat is ons doel, mijnheer de Voorzitter.
Jan Marinus Wiersma (PSE). – (NL)Voorzitter, ook in Nederland was er op zaterdagochtend een gevoel van opluchting over het bereikte akkoord, en ook daarvoor moeten we denk ik Raadsvoorzitter Sócrates bedanken. Met het nieuwe verdrag kan de Europese Unie verder. De Unie wordt slagvaardiger en democratischer. De Europese Unie staat weer op haar benen. De EU kan zich nu volledig concentreren op haar inhoudelijke opgave, weer aan de slag met een agenda die varieert van het verder ontwikkelen van het sociale Europa tot een beter gecoördineerd buitenlands beleid. Dat is ook de beste manier om Europa dichter bij de burgers te brengen.
In mijn land, Nederland, is er veel discussie geweest over het karakter van het nu goedgekeurde verdrag en over de vraag waarin het verschilt van het grondwettelijk verdrag dat bij ons in een referendum werd verworpen. De conclusie was dat de verschillen zodanig zijn dat een tweede referendum niet nodig is. Het nieuwe verdrag heeft niet het constitutionele karakter van de oorspronkelijke grondwet en daarmee vervalt ook bij ons de noodzaak van een tweede referendum. Het wordt dus een gewone parlementaire ratificatie.
De nu besloten hervormingen hebben onze volle steun, omdat, zonder dat de balans tussen de lidstaten en de Europese instellingen wezenlijk verandert, er toch grote vooruitgang is geboekt, met name op het gebied van de rechten van het Europees Parlement. Een grotere Unie heeft nu eenmaal andere en bredere regels nodig. Hopelijk zetten nu alle lidstaten vaart achter de ratificatie, zodat we allen in 2009 met de nieuwe regels aan de slag kunnen om de inhoudelijke rol van de Unie op alle terreinen, waarop onze burgers verwachtingen hebben, verder in te vullen.
VOORZITTER: HANS-GERTPÖTTERING Voorzitter
Bronisław Geremek (ALDE).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag om te beginnen iets willen toevoegen aan de woorden van grote dank die we het Portugese voorzitterschap verschuldigd zijn. Hij heeft een aanzienlijk succes geboekt. De Europese Unie moest dringend uit dat stramien van nederlagen en fiasco’s komen, het had een politieke dimensie nodig, en dankzij het Portugese voorzitterschap heeft zij die ook gekregen.
Ik acht het tevens van uitzonderlijke belang dat het Handvest van de grondrechten deel uitmaakt van die besluiten, en ik zou er hier graag nog aan toe willen voegen dat het Handvest van de grondrechten het kompas, het instrumentarium van Europa is. Ik snap niet dat een land dat deel uit wil maken van de Europese Unie zich tegelijkertijd distantieert van hetgeen waarop de EU is gegrondvest, namelijk de morele, filosofische en politieke grondslag.
Kritische opmerkingen over de houding van de Britse regering, die een opt-out wilde hebben, kwamen van mijn collega de heer Duff. Dit probleem heb ik niet. De Poolse regering, die eveneens een opt-out wilde hebben als gevolg van een besluit van het Poolse volk, trok haar verzoek in. Ik wil mijn diepe hoop uitspreken dat na de politieke verandering die zich voltrok in mijn land, en om redenen van loyaliteit tegenover de Poolse traditie van solidariteit, Polen het Handvest van de grondrechten in zijn geheel zal naleven. Polen zal toetreden tot het Handvest van de grondrechten, en dat zonder opt-out.
Alain Lamassoure (PPE-DE).-(FR) Mijnheer de Voorzitter, als woordvoerder van de meerderheid van de Franse partij UMP wil ik het Portugese voorzitterschap feliciteren. Ik ben erg blij met dit akkoord over de tekst van het Verdrag. Het geeft het uitgebreide Europa de regels die het nodig heeft om effectief en democratisch te kunnen functioneren.
Als co-rapporteur van de nieuwe samenstelling van het Europees Parlement ben ik ook verheugd over het feit dat de Raad akkoord is gegaan met de ontwerpresolutie waarvoor het Parlement op 11 oktober stemde. Daarbij nam de Raad de definitie aan die wij gaven voor degressieve proportionaliteit, de vertaling van dit beginsel naar cijfers, het gebruik van gegevens van Eurostat om de inwonertallen vast te stellen die hiervoor in aanmerking worden genomen, en de wens om na 2009 een betere methode te vinden.
Het akkoord van de Raad is meer dan een 100 procent-akkoord; het is een 101 procent-akkoord, aangezien de Raad de extra zetel heeft toegewezen aan Italië, zonder uiteen te zetten waarom hij dit heeft gedaan. Dit dwingt mij ertoe twee opmerkingen te maken.
De eerste betreft hetgeen u al zei, mijnheer de Voorzitter, dat alle leden van het Parlement stemrecht krijgen– zelfs de Voorzitter, en zelfs de 73e Italiaan – dit in tegenstelling tot het hardnekkige gerucht dat door de pers ging.
Mijn tweede opmerking is dat de 73e, aan Italië toegewezen zetel afwijkt van het beginsel van degressieve proportionaliteit zoals staat geschreven in het Verdrag, zoals voorgesteld door het Parlement en zoals aangenomen door de Raad. Daarom moeten we ervoor zorgen dat het besluit tot toepassing van artikel 9 bis niet aanvechtbaar is voor het Hof van Justitie. Om dezelfde reden stellen de rapporteurs een herziend ontwerp voor aan het Parlement waarin rekening wordt gehouden met de wensen van de Europese Raad.
De Voorzitter. − Ook mijn oprechte dank aan u voor het verslag over de zetelverdeling en aan de heer Severin. U hebt geweldig werk verricht en we konden 99 procent van het traject met u meegaan.
Bernard Poignant (PSE).– (FR) Mijnheer de Voorzitter, “niets is mogelijk zonder de mensen; niets is blijvend zonder instellingen”, aldus Jean Monnet, en deze uitspraak is erg toepasselijk op onze situatie.
Is het Verdrag volmaakt? Natuurlijk niet! Ook hier heeft Jean Monnet een antwoord voor. Over het Verdrag van Rome schreef hij dat hij zich niet afvroeg of het verdrag beter had kunnen zijn, aangezien het beantwoordde aan alles wat in die tijd mogelijk was en aan de wijsheid van die tijd. 1957-2007. Willen we het risico lopen dat we van voren moeten beginnen? Nee, natuurlijk niet. Er komt geen derde Verdrag. Eén crisis is genoeg, twee crises zijn te veel. Ook nu weer heeft Jean Monnet een antwoord paraat: “Ik dacht altijd dat Europa het resultaat is van crises en dat het de som is van de oplossingen van die crises.” Dat geldt inderdaad voor het Verdrag.
Daar is kennelijk niet iedereen het mee eens, aangezien onze Britse vrienden zo gebrand zijn op opt-outs. Ik leef op een schiereiland, dus ik kan die eilandmentaliteit wel begrijpen. Jean Monnet beleefde iets dergelijks in 1951 met kolen en staal. De Britten hadden geen belangstelling, maar nadat het hen was aangeboden, stapten ze wel in het bootje. Vergeet Tony Blair niet. Hij ondertekende het Sociale Protocol van het Verdrag van Maastricht. Ik ben er zeker van dat we binnenkort een Britse collega zullen vinden die het Handvest van de grondrechten zal onderschrijven. We moeten geduld hebben en denken aan de woorden van een Chinese diplomaat die ooit eens zij dat hij veel bewondering heeft voor de verstandige gestaagheid van het eenmakingsproces van Europa. Laten we doorgaan.
Natuurlijk wil ik ook graag afsluiten met felicitaties voor het Portugese voorzitterschap, en als Franse europarlementariër ben ik trots op mijn Portugese voorzitter en het feit dat we er nu kennelijk twee hebben gekregen voor de prijs van één!
Hartmut Nassauer (PPE-DE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in één klap heeft de Europese Unie zich bevrijd uit de constitutionele impasse. De nieuwe Europese Unie zal beter in staat zijn te ageren, wordt democratischer en transparanter, en kan zich beter van zijn taken kwijten, zowel binnenshuis als elders in de wereld. Dit is een goede zaak en daarom hiervoor dank aan het Portugese voorzitterschap. Als ik hier met enige trots nog mag opmerken dat het Duitse voorzitterschap van de Raad het pad naar Lissabon heeft geëffend, dan hoop ik dat u het niet erg zult vinden dat ik dit als Duitser zeg.
Het Verdrag lost nog niet alle problemen op. Het absurde gedoe over de 751e zetel en de stemrechten van de Voorzitter zijn hier een goed voorbeeld van. Het zou buiten kijf moeten staan dat de Raad niet bevoegd is om een gekozen lid zijn stemrecht af te nemen – ongeacht diens positie. Ik ben zowel de Voorzitter als de vertegenwoordigers van het Parlement op de IGC dankbaar dat ze dit snel en onmiskenbaar hebben duidelijk gemaakt.
Er is echter nog een ander probleem, namelijk de samenstelling van het Parlement, die ook na 2014 nog vaag zal zijn. Ik ben ervan overtuigd dat we een methode moeten zien te vinden voor het regelen en samenstellen van het Parlement op basis van objectieve criteria, ongeacht de politieke richting. Het is toch te gek dat de Raad als een soortement landheer in feite de zetelverdeling van dit Huis bepaalt. Laten we hiernaar streven vóór 2014.
Van een groot voordeel werd tot nu toe wellicht onvoldoende notitie genomen: de versterking van het subsidiariteitsbeginsel. Dit is een zeer belangrijke stap op weg naar meer directe betrokkenheid van de nationale parlementen bij de Europese wetgeving op basis van subsidiariteit. Subsidiariteit en de roep ernaar maken de Gemeenschap sterker, niet zwakker, mijnheer de voorzitter van de Commissie. Ook hiernaar zullen we in de toekomst blijven streven. Ik kan de nationale parlementen alleen maar aanmoedigen volop gebruik te maken van deze nieuwe mogelijkheden!
(Applaus)
Richard Corbett (PSE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik juich deze overeenkomst toe, die ondanks een paar eigenaardigheden zoals een extra zetel voor Italië een goed pakket vormt dat verdient te worden geratificeerd en dat de Europese Unie beter doet functioneren terwijl ook haar democratische verantwoordelijkheid wordt verbeterd.
Laat ik in de voor mij resterende minuut even stil staan bij het tweede aspect. De heer Kirkhope vraagt uitgerekend op dit moment of we de vragen hebben beantwoord die in Laken zijn gesteld over de wijze waarop de EU meer democratisch verantwoordelijk kan worden gemaakt en dichter bij de burgers kan worden gebracht. Ik zou zeggen dat we ons beslist in die richting hebben begeven. Laten we een ding goed onthouden: zodra dit Verdrag van kracht wordt, kan er geen Europese wetgeving worden aangenomen zonder voorafgaand onderzoek door ieder nationaal parlement, ten tweede, de goedkeuring van de ministers die bestaat uit nationale ministers die in diezelfde parlementen verantwoording moeten afleggen en, ten derde, de goedkeuring van dit Europees Parlement, met zijn leden die direct door de burgers zijn gekozen om specifiek de Europese vraagstukken op Europees niveau te behandelen.
Dit is een verantwoordingsniveau dat in geen andere internationale structuur bestaat. Kijk eens naar de Wereldhandelsorganisatie. Kijk naar het IMF. Kijk naar de Wereldbank. Kijk naar de OESO. Noem maar op, niets boven het niveau van de nationale staat heeft dat niveau van democratische verantwoording. Degenen die werkelijk bezorgd zijn over democratische verantwoording in internationale structuren moeten hun aandacht eens richten op deze instellingen en organisaties. Laten we trots zijn op wat we hebben bereikt in onze democratische Europese Unie.
Bogdan Klich (PPE-DE).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben inderdaad een nieuw Verdrag en alleen dit al is voldoende reden om tevreden te zijn. Maar nog belangrijker is: het is een goed Verdrag. Het is een goed Verdrag omdat het beantwoordt aan de uitdagingen waarmee Europa zich geconfronteerd ziet.
Bovendien voldoet het aan de doelstellingen die zes jaar lang als verplichtend waren opgesteld in de Verklaring van Laeken. Het Verdrag regelt en vereenvoudigt zowel het institutioneel kader als het rechtsstelsel van de Unie, geheel overeenkomstig deze doelstellingen. Het democratiseert de Europese Unie, onder andere door het versterken van de wetgevende rol van het Parlement. Het Verdrag brengt de Unie dichter bij haar burgers, onder meer door het burgerschap van de Europese Unie.
Het is de vraag of de Unie op basis van dit Verdrag meer invloed zal krijgen in de wereld en effectiever kan handelen. Dit hangt echter niet alleen af van de instellingen die dit Verdrag invoert of verandert, maar in de eerste plaats van de politieke wil van de leiders van de lidstaten. Als deze wil ontbreekt, zijn hervormingen van de institutionele structuren geen knip voor de neus waard. Om te voorkomen dat het Verdrag een stervend document blijft, wil ik hier pleiten voor een gemeenschap van politieke wil bij de ondertekening van het Verdrag en voor de tijd na de ratificatie ervan.
Adrian Severin (PSE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, de tekst van het Hervormingsverdrag dat op de top in Lissabon is overeengekomen, betekent een duidelijke vooruitgang, een stap voorwaarts in de geschiedenis van de Europese integratie – ik zou het graag de Europese unificatie noemen. We moeten dit daarom met tevredenheid begroeten.
Niettemin hoe belangrijk deze stap ook is, het is niet de laatste stap. Op de korte termijn is het cruciaal dat het verdrag door alle 27 lidstaten wordt geratificeerd. Het moet nu voor iedereen duidelijk zijn dat er geen plan B is en ook geen plan C. Na de ratificatie moeten we op middellange en lange termijn doorgaan met de noodzakelijke hervormingen en beleidslijnen totdat een volledige verzoening is bereikt tussen Europa’s geschiedenis en geografie binnen het kader van Europa’s internationale democratie.
Op dit moment van opluchting is het ook cruciaal om ons te ontdoen van elke democratische hypocrisie en demagogie en te erkennen dat in deze complexe wereld politiek management – meer dan ooit – een professionele competentie vereist die geen onderwerp van referenda kan zijn. We moeten de burgers vragen om te beslissen, met een “ja” of “neen”, over beginselen en grondrechten, niet over ingewikkelde technische details en gecompliceerde compromissen. Voor het overige moeten we het beginsel huldigen van het non-imperatieve mandaat.
Anderzijds moeten we erkennen dat de vooruitgang die we vandaag vieren, werd bereikt ten koste van transparantie en oprechtheid. De kloof tussen burgers en ons, de politieke leiders, blijft na Lissabon minstens zo groot als tevoren. Tot het moment waarop we deze kloof dichten, moeten we de flessen champagne maar niet ontkurken.
Jan Zahradil (PPE-DE).-(CS) Mijnheer de Voorzitter, als voormalig lid van de Conventie over de toekomst van de Europese Unie, als enige nationale parlementariër die betrokken was bij de onderhandelingen en als overtuigd tegenstander van de Grondwet, en dat vanaf het begin, ben ik blij te kunnen zeggen dat in Lissabon het gezonde verstand heeft gezegevierd, althans in zekere mate.
De opzet van de Europese Grondwet was van meet af aan verkeerd. Ik ben blij dat hij werd verworpen en ik ben ook blij dat mijn land een van de landen was die hieraan bijgedragen hebben. De EU is geen staat en zal het nooit worden. Daarom kan het geen grondwet hebben. Het moet berusten op een intergouvernementeel verdrag, waarbij de lidstaten, de nationale staten, de hoekstenen blijven van het Europese integratieproces.
Wat de inhoud van het Verdrag betreft, zal een ieder van ons bepaalde aspecten goed vinden en bepaalde niet. Enerzijds ben ik erg verheugd over de versterking van de rol van de nationale parlementen en de nationale uitvoerende organen dankzij de zogeheten flexibiliteitsclausule. Wat me echter niet bevalt is de inperking van het nationale vetorecht. Als realist ben ik me er echter terdege van bewust dat we de grenzen hebben bereikt van hetgeen mogelijk is.
Wat ik desalniettemin van groot belang acht is het feit dat voor het eerst in de geschiedenis van de EU een kunstmatige opzet de praktijktest niet doorstond en in zekere mate opnieuw moest worden bewerkt. Dit doet hopen dat de EU ook in de toekomst zal blijven aantonen dat zij van bepaalde ontoereikende opzetten afstand neemt, bijvoorbeeld van het vijftig jaar oude, volstrekt overbodige federalistische model. Het doet ook hopen dat de EU de weg in zal weten te slaan naar een eerlijke, flexibele, gedecentraliseerde intergouvernementele organisatie die het hoofd kan bieden aan de uitdagingen van de 21e eeuw.
Mijnheer de Voorzitter, ik vertrouw erop dat het Parlement niet zal bezwijken voor de verleiding om het dode idee van een grondwet weer tot leven te wekken, omdat hij dan enkel en alleen bewijst een ivoren toren te zijn.
Andrzej Jan Szejna (PSE).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik had niet verwacht dat de afgelopen week zo succesvol zou aflopen.
Ten eerste hebben we op de Top van Lissabon een nieuw Hervormingsverdrag aangenomen, hetgeen een enorm succes is, waarmee ik premier José Sócrates, voorzitter Barroso en ook ons allemaal van harte feliciteer. Alles verliep zonder enige poging om een veto uit te spreken over het akkoord en zonder nieuwe felle discussies over de uiteindelijke vorm van het Verdrag. Volgens mij betekent dit dat de Europese Unie haar institutionele crisis te boven is gekomen.
Ten tweede komt er goed nieuws uit mijn land, want hier werd de anti-Europese en ultrarechtse regering onlangs afgelost en dat is een groot succes. Het standpunt van het Poolse volk is een bevestiging van hetgeen ik herhaaldelijk heb gesteld – de meeste Polen staan achter de Europese integratie; de Polen willen dat Polen een partner is van de Europese Unie, geen tegenstander.
Zulke gebeurtenissen boezemen onmiskenbaar vertrouwen in de toekomst van het gemeenschappelijke Europese project in. Ik geloof dat de Europese Unie klaar is voor de komende uitdagingen en, zoals de heer Sócrates heel juist vaststelde, nu sterker is, met een meer samenhangende interne structuur, en ontegenzeggelijk ook een machtiger partner bij internationale onderhandelingen. De posten van fungerend voorzitter van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zijn sterke wapens die, mits adequaat toegepast, het imago van de Europese Unie ten goede kunnen komen.
Een van de belangrijkste resultaten van dit akkoord is echter dat het Handvest van de grondrechten een rechtens bindend karakter heeft gekregen. Ik hoop dat de nieuwe Poolse regering afstand zal doen van het besluit dat Poolse burgers geen beroep kunnen doen op de bepalingen van Hoofdstuk IV van het Handvest, getiteld Solidariteit. Dit hoofdstuk bevat regels ten aanzien van rechten van werknemers en vakbonden, bijzonder dierbare verworvenheden van de linkervleugel in Polen en Europa.
Tunne Kelam (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag het Portugese voorzitterschap feliciteren met een voortreffelijk resultaat onder de gegeven omstandigheden. Er is echter een ding dat we in gedachten moeten houden: de belangrijke doelstelling van de conventie over de toekomst van Europa moet nog vervuld worden, dat wil zeggen, het overbruggen van de kloof tussen instellingen en Europese burgers. We hebben nu de middelen om onze gemeenschappelijke Europese beleidslijnen toe te passen. Wat we nodig hebben, is politieke wil en vastbeslotenheid. Alles richt zich nu op invoering, en er zijn twee principes waarop onze invoering van dit Verdrag van Lissabon moet worden gebaseerd: ten eerste subsidiariteit.
Het bepalen van de bevoegdheden van de EU is duidelijk een bemoedigende prestatie, gekoppeld aan de grotere rol en verantwoordelijkheid van de nationale parlementen, omdat onze burgers moeten percipiëren dat de Europese Gemeenschap de problemen van de gemeenschap efficiënt zal aanpakken en, tegelijkertijd, zal afzien van het interveniëren in hun leven waar dat niet noodzakelijk is.
Het tweede beginsel betreft solidariteit, hetgeen een basiswaarde is van de Europese Gemeenschap. De instemming met een degressieve proportionaliteit bij de vorming van het toekomstige Europees Parlement is een duidelijke expressie van die solidariteit, en ik ben daar dankbaar voor. Nog een zeer belangrijke test van de solidariteit is het creëren van een gemeenschappelijk buitenlands beleid over de energieveiligheid, zoals vorige maand door het Europees Parlement werd voorgesteld, met onder meer een speciale hoge vertegenwoordiger voor energie, die ressorteert onder de nieuwe hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken.
Tot slot wil ik graag een mooie uitspraak over solidariteit van voorzitter Barroso aanhalen toen hij zijn Russische tegenvoeter in Samara vertelde dat in de opvatting van de EU over solidariteit Polen en Estland net zo belangrijk zijn als Duitsland en Portugal.
Jerzy Buzek (PPE-DE).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, nu de Top van Lissabon voorbij is, mogen we de discussie over het Europese Verdrag als gesloten beschouwen. Nu hebben we nog maar één primair doel – de ratificatie van het Verdrag en dat zo snel en efficiënt mogelijk.
Het Parlement moet hierin een rol spelen: vergeet niet dat onze betekenis in het nieuwe Verdrag nu groter is dan voorheen. Drie punten moeten we in overweging nemen: de omschrijving van de rol en taken van de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de wijze waarop hij wordt gekozen, namelijk door een gezamenlijke besluit met de Europese Raad op 1 januari 2009. We moeten ons op diverse gebieden voorbereiden voor dit gezamenlijk besluit, met name op het gebied van veiligheid en de rechtsbedeling. Ten derde moeten we een politiek debat voeren over de beginselen op basis waarvan de voorzitter van de Europese Raad zal optreden, met name met het oog op zijn relatie met het Europees Parlement.
Het belangrijkste punt is echter is de ratificatie en die hangt in belangrijke mate van ons, de leden van het Europees Parlement, af. Op welke wijze de ratificatie plaatsvindt, zal van land tot land verschillen. We moeten de burgers zien te overtuigen dat dit niet alleen een succes is voor de Unie, niet alleen voor de politici, maar ook en vooral voor henzelf. Dit is onze hoofdtaak – de ratificatie. Hartelijke dank en gefeliciteerd.
José Sócrates, fungerend voorzitter van de Raad.−(PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil me graag bij u bedanken voor het uitstekende debat over de Top en het Verdrag van Lissabon.
U kunt over dit nieuwe Verdrag zeggen wat u wilt, maar een ding valt niet te ontkennen, namelijk dat Europa er sterker door geworden is. Dit Verdrag bevestigt de Europese waarden, de goede waarden, de grondvesten van het Europese integratieproject. Dit Verdrag is een stimulans voor de Europese economie en schept de voorwaarden die Europa nodig heeft om zijn rol in de wereld te kunnen vervullen.
Zoals velen al hebben geconstateerd, maakt dit Verdrag de Europese instellingen en de politieke werkzaamheden democratischer. Dit Verdrag rust de EU-27 toe met de middelen voor een effectiever besluitvormingsproces. Diegenen die gesteld zijn op democratie, willen dat de democratie als methode wordt gewaardeerd die een effectieve besluitvorming mogelijk maakt. En al diegenen die het Europese politieke leven volgen begrijpen dat de besluitvorming in Europa effectiever moet worden.
Tot slot wil ik nog tot degenen spreken die hun twijfels hebben over het Verdrag en de ware kracht van Europa: wees reëel; de wereld heeft al zijn conclusies getrokken over het Verdrag. Europa is sterker geworden, is beter in staat om het hoofd te bieden aan de mondiale uitdagingen, aan de strategische uitdagingen. Sinds Lissabon kijkt de wereld naar Europa en hoopt dat hij zijn rol in de wereld opnieuw zal gaan vervullen.
Dit Verdrag betekent vooruitgang voor ons allemaal. Anderen hebben al over Europa gezegd: nee, twijfel niet; ontwaak, wij zijn sterker. Europa is zelfverzekerder sinds het akkoord van Lissabon en kan daarom in de toekomst een overeenkomstige houding aannemen; Europa hoeft niet langer een defensieve rol te spelen, maar kan offensief worden.
Graham Watson was zo attent om in zijn speech Pessoa te noemen. Ik wil me graag bij hem bedanken voor deze persoonlijke vriendelijkheid, want Pessoa is een van de grootste dichters. Daarom wil ik hem hier ook graag opnieuw aanhalen. Hij had het ooit eens over “nostalgie naar de toekomst”. Ook ik als Europeaan ben nostalgisch naar de toekomst en nostalgisch naar de tijd waarin Europa over de toekomst gaat discussiëren, leiderschap toont, en ik ben nostalgisch naar die tijd, en ik geloof dat dit Verdrag de voorwaarden schept die Europa in staat zal stellen om al dat te bereiken.
Staat u mij toe, mijnheer de Voorzitter, twee dingen te verduidelijken: het eerste betreft de Voorzitter van het Parlement. De leden van dit Huis moeten weten dat het nooit in iemand is opgekomen dat de Raad het voorstel moet doen dat de Voorzitter van het Parlement geen stemrecht meer mag hebben. De Voorzitter zal dit recht uiteraard opnieuw krijgen en ik vraag me af hoe dit misverstand is ontstaan. Wat de Raad heeft besloten is dat het Parlement 751 leden zal tellen (750 plus de Voorzitter). Verder wil ik zeggen dat het Compromis van Ioannina is opgelost, maar ik heb altijd al gezegd dat dit zou gebeuren. Ioannina moet rechtens bindend zijn, maar moet niet in het Verdrag staan. De oplossing die we hebben gevonden, een verklaring én een protocol, is volstrekt conform het mandaat dat we hebben gekregen.
Ik wil hier ook nog eens mij lof uitspreken over het vorige voorzitterschap, zoals ik al vaker heb gedaan en zal blijven doen. Het proces van dit Verdrag kende twee beslissende momenten. Het eerste was afgelopen oktober, toen Angela Merkel besloot om het Verdrag tot kerntaak van het voorzitterschap en toekomstige voorzitterschappen te maken. Dit was een stap die politieke moed vereiste en tevens een politiek risico was. Destijds geloofde bijna niemand dat dit een kans van slagen zou hebben. Ik noem dit een beslissend moment, aangezien Europa zich weer met politiek moest gaan bezighouden, weer moed moest tonen en politiek risico moest nemen. Zoals ik zo-even al zei was het andere beslissende moment het besluit van de laatste Raad om in oktober al tot een akkoord te komen in plaats van december.
Afrondend wil ik, mijnheer de Voorzitter, nog zeggen dat zeker veel mensen, en veel mensen in Europa, die nooit geloofden in Europa nu even ontevreden zullen zijn als met een ander Verdrag. Misschien zijn er mensen bij die graag een ander Verdrag wilden hebben. Met die mensen moeten we blijven praten. We moeten tegen hen zeggen dat er slechts twee mogelijkheden waren: dit Verdrag of voortzetting van de institutionele crisis.
Ik denk dat een ieder die beseft dat een politicus op feiten moet afgaan en niet op illusies de besluiten van Lissabon zal ondersteunen. Wat de ratificatie betreft, wil ik hier duidelijk opmerken dat dit een zaak is van de lidstaten. Wat ik echter als democraat niet kan accepteren is dat mensen die pleiten voor nationale referenda dit alleen doen om de representatieve democratie aan te tasten en de legitimiteit van parlementaire ratificatie in twijfel te trekken.
(Applaus)
Ik ben een democraat en Europa is democratisch. Als democraten laten we elke lidstaat de vrijheid om te bepalen aan welke ratificatiemethode hij de voorkeur geeft.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben uitermate trots en tevreden en het strekt me zeer tot eer samen met alle anderen getuige te zijn geweest van dit historische en beslissende moment, de geboorte van het Verdrag van Lissabon, omdat dit betekent dat Europa weer verder kan.
(Levendig applaus)
De Voorzitter. − Fungerend voorzitter, ik wil ook graag mijn oprechte dank uitspreken, met name aan de minister van Buitenlandse zaken, Luís Amado, aan Manuel Lobo Antunes, en aan ambassadeur Mendonça e Moura en de juridische dienst onder coördinatie van Jean-Claude Pires.
José Manuel Barroso,voorzitter van de Commissie.– (EN) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Thyssen stelde een specifieke vraag: kunnen we vooruitgang boeken tussen nu en de definitieve ratificatie? Zoals ik al zei, kunnen we bij het presenteren van de resultaten aan de Europese burgers het goede politieke klimaat creëren om de ratificatie te vergemakkelijken.
Het zou een vergissing zijn om onze inspanningen terug te schroeven, en het zou indruisen tegen de centrale tweesporenstrategie van de Commissie, die eruit bestaat dat we tegelijkertijd de politieke institutionele zaken oplossen en concrete resultaten aan onze burgers presenteren. Integendeel, deze Commissie, en ik weet zeker ook dit Parlement, moeten actief blijven – en we zouden ons nog meer kunnen inspannen – in het promoten van een agenda voor Europese burgers.
Het tweede onderwerp betreft communicatie en democratie. Het communiceren van een verdrag en het uitleggen ervan aan ons publiek is primair de verantwoordelijkheid van nationale autoriteiten. Maar dat is ook een taak voor de Europese instellingen. Ik ben het eens met de opmerking van de heer Queiró over het belang van de rol van het Parlement in deze zaak. In de Commissie zijn we bereid onze verantwoordelijkheid te nemen in nauwe samenwerking met de lidstaten en het Europees Parlement.
Ik ben het eens met de opmerkingen van de heren Kelam en Nassauer over solidariteit. Het is belangrijk om de toegevoegde waarde van dit verdrag op het gebied van de democratie te benadrukken. Het verdrag zorgt voor een democratischer Europa dat meer verantwoording aflegt en het stelt de subsidiariteit meer op de voorgrond. Subsidiariteit is een manier om Europa en de Europese instellingen te versterken, en niet om die instellingen te verzwakken, omdat het werken dicht bij de burgers hen meer legitimatie geeft en tot betere beslissingen leidt.
Ik geloof ook dat het juist is om in onze communicatie de nieuwe democratische dimensie uit te leggen, waar de heer Corbett op wees. Wij in de Europese Unie zijn trots op zo’n vorm van democratie. We kunnen het stelsel altijd verbeteren, maar nergens anders in de wereld is er zo’n democratische participatie op internationaal niveau als in de Europese Unie.
We moeten ook op communicatief vlak duidelijk maken dat we meer mogelijkheden hebben om ten behoeve van de burgers op te treden op gebieden die in hun belang zijn zoals klimaatbescherming, energie en migratie. Dat zijn concrete zorgen van onze burgers en we zullen aan die zorgen aandacht besteden. In onze communicatie zouden we ook moeten benadrukken dat we op het internationale toneel ruimere mogelijkheden tot optreden hebben.
Tenslotte wil ik wijzen op een punt dat helder door de heer Poignant werd verwoord en ik dank hem voor het belichten van de rol van Jean Monnet. Het is waar dat dit geen ideaal verdrag is, maar soms zeggen mensen dat we de normen en waarden en de betrokkenheid van de grondleggers prijsgeven. Dat is niet waar. We doen wat Jean Monnet en vele anderen hebben gezegd, dat is het stap voor stap – pas à pas – bouwen aan dit gezamenlijk project en we moeten dit doen door nu toe te geven dat we ons moeten inzetten voor onze burgers, en dat we concrete taken moeten vervullen en met concrete resultaten moeten komen.
De top van Lissabon concentreerde zich op het verdrag en de instellingen en, op de tweede dag, op het laten zien van de weg naar globalisering. De weg die we samen bewandelen, versterkt ons vermogen tot optreden zodat we de uitdaging van globalisering kunnen aangaan. Deze top heeft zeker de agenda voor de toekomst van Europa bepaald. Het was daarom een groot succes. En het Portugese voorzitterschap, de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie zouden dit feitwerkelijk moeten vieren en de toekomst met hernieuwd vertrouwen moeten tegemoet zien.
(Applaus)
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheer de voorzitter van de Commissie. Dit debat heeft aangetoond dat we kunnen geloven in de toekomst van Europa. We zullen hier met nog meer inzet naartoe werken. Nogmaals hartelijk dank.
Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE),schriftelijk.–(FR) Ik wil graag allereerst de leiders van de lidstaten feliciteren voor het historische akkoord dat ze in Lissabon hebben bereikt, waarmee ze tevens een eind maken aan een jarenlange institutionele onzekerheid. Ik heb grote waardering voor de niet-aflatende moed, wijsheid en het pragmatisme van de Franse president Nicolas Sarkozy en het uitstekende Duitse voorzitterschap van Angela Merkel in de eerste helft van 2007, dat de institutionele agenda op de rails heeft gezet. Ik wil in mijn felicitaties ook graag voorzitter Valéry Giscard d’Estaing betrekken en mijn erkentelijkheid tonen voor het uitstekende en immense werk dat hij heeft verricht. Dit akkoord bevat de belangrijkste politieke voordelen van de oude tekst: een stabiel voorzitterschap van de Europese Unie, een verantwoordelijke persoon voor de Europese diplomatie en een nieuwe stemprocedure, aangevuld met stemmen met gekwalificeerde meerderheid, en tegelijkertijd het versterken van de bevoegdheden van het Europees Parlement. Ik vind het jammer dat in het Verdrag afstand is gedaan van de symbolen van de Europese Unie (de vlag, hymne en het devies). Dit Verdrag houdt ook rekening met de signalen van de Franse en Nederlandse burgers die het oude Verdrag hebben verworpen; daarom heeft het nieuwe Verdrag in tegenstelling tot de oude tekst niet meer het karakter van een grondwet en legt het in de Verdragen van de Europese Unie geen Europees overheidsbeleid vast; dit valt in plaats daarvan gewoon onder het dagelijks democratisch gebeuren in de EU.
Alexandra Dobolyi (PSE), schriftelijk.–(HU)Ik beschouw het als grote stap naar voren dat de in Lissabon aanwezige politici, zich bewust van hun verantwoordelijkheid en ongeacht hun historische grieven, een akkoord hebben bereikt over een Verdrag dat een zes jaar durende procedure achter de rug heeft, dat het toekomstige gezicht van Europa zal bepalen en voorziet in een kader waardoor het mogelijk wordt efficiënt te werken.
Het is van belang dat het ratificatieproces van dit document, dat op 13 december van dit jaar zal worden ondertekend, vlot verloopt in de lidstaten. Het is essentieel dat het Europees Parlement het Hervormingsverdrag blijft steunen, en op dit punt willen we de lidstaten opnieuw attenderen op het belang van het ratificatieproces.
Hongarije stond altijd al achter het constitutionele proces en geloofde dat de lidstaten vroeg of laat een gemeenschappelijke stem zouden vinden en voortgang zouden maken met het proces van de Europese integratie.
Als lid van de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement ben ik van mening dat het belangrijk om nog eens te onderstrepen dat het aangenomen document een bijdrage kan leveren aan het effectiever maken van het buitenlands beleid van de EU en ook de doelmatigheid hiervan op het internationale diplomatieke parket kan verbeteren. Niet alleen op het gebied van het buitenlands beleid valt te verwachten dat het Hervormingsverdrag veranderingen met zich mee zal brengen, ook op tal van andere gebieden die essentieel zijn voor een doelmatig functioneren van de EU. Het opent bijvoorbeeld de mogelijkheid dat het nieuwe Europees Parlement en de Europese Commissie, die in 2009 wordt benoemd, hun werkzaamheden doelgerichter, transparanter en democratischer kunnen ontplooien.
Voor dit gezamenlijke succes was in de eerste plaats de politieke wil vereist om gezamenlijk in actie te komen. Laten we ons daarom gezamenlijk verheugen over het Verdrag. Om het succes van het proces te prolongeren mogen we nu niet stoppen; we moeten onze gezamenlijke inspanningen voortzetten om ervoor te zorgen het ratificatieproces succesvol wordt afgesloten.
Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. – (NL)Om tot overeenstemming te komen over het Hervormingsverdrag zijn in Lissabon achter gesloten deuren te veel cadeautjes uitgedeeld. Italië een extra zetel in het Europees Parlement, Bulgarije krijgt het cyrillische “Evro”, Polen blijft het besluitvormingsproces nog een aantal jaren blokkeren, Oostenrijk kan Duitse studenten weren van zijn universiteiten. Deze koehandel is middeleeuws en in strijd met ons streven naar meer transparantie in de Unie.
Toch mogen we tevreden zijn dat na jaren debat er eindelijk een akkoord is tout court. Want dit verdrag is beter dan de huidige situatie. Het verdient geen schoonheidsprijs, maar zorgt wel voor meer democratie in Europa. Het Europees Parlement en de nationale parlementen krijgen meer invloed waardoor Europese burgers meer directe invloed kunnen uitoefenen op het beleid. De behoefte aan een gemeenschappelijk energiebeleid en buitenlands beleid wordt nu ingevuld. Een strenge handhaving van de Kopenhagen-criteria is een noodzaak en tenslotte zorgt ook de invoering van de “oranje kaart”, die nationale parlementen in de gelegenheid stelt Europese wetgeving aan te vechten op grond van subsidiariteit, voor meer democratische aansprakelijkheid.
Witold Tomczak (IND/DEM), schriftelijk. –(PL) De waarheid over het Hervormingsverdrag is dezelfde als die over de Europese Grondwet. Beide documenten transformeren zowel de internationale organisatie namens Europese Gemeenschap als de unie van staten namens Europese Unie in een continentale superstaat. Bovendien hebben ze gevolgen voor de erkenning van deze superstaat (door aanvaarding van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 1950, waarbij alleen staten partij kunnen zijn). Ze effenen het pad voor een Europese wetgeving buiten de lidstaten om (via de uitlegging van het Handvest van de grondrechten door het Europees Hof van Justitie). Zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan met het noemen van soortgelijke voorbeelden.
Gezien deze situatie stuiten we op de vraag hoe het staat met de rechten van de burgers van Europa in deze nieuwe superstaat, want tot dusver stelden de lidstaten deze waarborgen voor hun burgers vast. Over dit probleem wordt met geen woord gerept in het Hervormingsverdrag. Rechten van de bevolkingen zijn in feite niets anders zijn dan mensenrechten op het niveau van de samenleving, zodat we ons in Europa door het project tot oprichting van een superstaat midden in een mensenrechtencrisis bevinden.
Daarom moeten we het Hervormingsverdrag verwerpen en een begin maken met wat fundamenteel werk voor een systeem ter waarborging van de rechten van de bevolking onder de voorwaarden van de Europese integratie. Als we dit niet doen, zal Europa worden bedreigd door een nieuwe golf van totalitarisme.
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter
8. Agenda
De Voorzitter. −Dames en heren, met instemming van de fracties, en overeenkomstig ons Reglement, stel ik de volgende wijzigingen op de agenda voor de huidige vergaderperiode voor.
Ten eerste stel ik voor dat de stemming over de ontwerpresoluties die zijn ingediend tot besluit van het debat over de Top EU-Rusland worden opgeschort tot de volgende vergaderperiode in Brussel.
Graham Watson namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik doe een beroep op het reglement krachtens artikel 166 en met verwijzing naar de artikelen 45, 77, 89, 113 en 155. We namen gisteren een besluit dat we een resolutie zouden opstellen voor de EU-Rusland top deze week, en mijn fractie is van mening dat we daaraan moeten vasthouden. Ik weet dat er een poging is om dat besluit te overstemmen, maar ik hoop dat het Parlement zo verstandig is om van een dergelijke bekrompen politieke aanpak te willen afzien.
(Applaus)
De Voorzitter. − Zijn er verder nog opmerkingen?
Hannes Swoboda namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit betreft ook andere leden van dit Huis. We waren niet in kennis gesteld van dit verzoek. We hadden gisteren een communicatieprobleem. Noch de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, noch mijn eigen fractie was op de hoogte van dit verzoek. Dit is tevens de reden waarom wij ons enigszins veronachtzaamd voelden en niet konden stemmen. Wij, – dat wil zeggen, mijn collega, de heer Daul, en ik – hebben vanochtend het voorstel gedaan dat we deze resolutie zorgvuldig nader uitwerken. We hebben geconstateerd dat er behoefte bestaat aan een resolutie en accepteren dit onder de voorwaarde dat we de resolutie zorgvuldig nader uitwerken. Na de Top zullen we ook alle informatie hebben, vandaar de opschorting van het voorstel tot na de Top.
Daniel Cohn-Bendit namens de Verts/ALE-Fractie. –(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb geen idee hoe sterk de communicatie binnen de grote fracties is. We hebben altijd al gezegd dat we een resolutie willen – de secretarissen-generaal van de fracties waren hiervan op de hoogte. We hebben ook gezegd dat wanneer u hiertegen zult stemmen, dat wij hetzelfde zullen doen tijdens de stemming op maandagochtend, want dat is immers ons goed recht. We hebben dit altijd gezegd en als dat niet is doorgegeven aan u, dan is dat niet ons probleem, maar dat van u.
Wat de inhoud betreft: in Rusland is bijvoorbeeld onlangs een nieuwe wet tegen extremisten aangenomen die de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting heel duidelijk indamt. Daarom willen we dat de resolutie nog voor de Top wordt aangenomen om de EU in staat te stellen ons standpunt over deze situatie in Rusland te verwoorden aan de hand van deze resolutie. We kunnen ook nog na de Top een resolutie opstellen over de resultaten ervan, maar als dit Parlement politieke signalen wil zenden, zou hij ook hier politieke vrijheid van meningsuiting door een meerderheid moeten toepassen en dat nog voor de Top, om Rusland te laten weten hoe wij hier in het Europees Parlement denken over vrijheid en democratie.
(Applaus)
Martin Schulz (PSE) . –(DE) Mijnheer de Voorzitter, we zijn het hier zeker allemaal mee eens. De heer Cohn-Bendit heeft exact weergegeven wat we allemaal denken. Niettemin, in dit Huis geldt nu eenmaal het Reglement. Niet alleen om mensen te ergeren, maar ook voor de grote fracties met meer dan 200 leden die ook problemen hebben die u wellicht in uw kleine fractie niet in die mate hebt, mijnheer Cohn-Bendit, namelijk dat we in staat moeten worden gesteld om te overleggen. Als ik de leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten en die van mijn eigen fractie bij elkaar optel, dan hebben we het over ruim 450 parlementsleden en die hebben simpelweg wat tijd nodig om te overleggen.
Daarom zou ik graag het volgende voorstel willen lanceren: wat de heer Cohn-Bendit hier zo-even heeft gezegd, namelijk dat wij Rusland duidelijk maken dat wij deze wet niet eerlijk vinden en dat de wet ingetrokken zou moeten worden, kan door de Commissie en de Raad worden overgenomen. Dit is zeker een verklaring van het gehele Europees Parlement, zoals duidelijk genoeg is gebleken uit deze discussie.
Over een resolutie met 60-70 onderwerpen zou echter eerst even gediscussieerd moeten worden en alleen door dit te doen, kan een en ander functioneren. Daarom verzoeken wij het debat, de ontwerpresolutie en de stemming op te schorten tot de volgende vergadering. Dit is een eerlijk compromis en verdient gesteund te worden!
De Voorzitter. −Dames en heren, volgens ons Reglement is het punt dat de heer Watson te berde bracht, correct en vastgelegd in het Reglement. Maar kennelijk lopen de meningen hierover uiteen.
Overeenkomstig het Reglement zullen we dit probleem op de enig mogelijke manier oplossen, namelijk op basis van de soevereiniteit van het Parlement. We zullen daarom twee keer stemmen: de eerste stemming betreft de vraag of u wilt stemmen over deze kwestie. Als het resultaat van die stemming negatief is, blijft de agenda hetzelfde en zal niet worden gewijzigd. Als u besluit wel te willen stemmen, dan zullen we stemmen over de vraag of de stemming over deze ontwerpresoluties dient te worden opgeschort.
We gaan over tot de stemming over de vraag of het Europees Parlement wenst te stemmen over deze kwestie.
(Het Parlement besluit te stemmen over deze kwestie)
Aan de orde is derhalve de stemming over mijn voorstel, namelijk om de stemming over de ontwerpresoluties over de Top EU-Rusland op te schorten tot de volgende vergadering in Brussel. Diegenen die hiervoor stemmen, zijn dus voor uitstel van de stemming tot de volgende vergadering en diegenen die ertegen stemmen, zijn er dus voor om de agenda zo te laten als hij is.
(Het Parlement neemt het voorstel aan)
Verder stel ik voor dat over de volgende twee verslagen, ingeschreven met debat op donderdag tussen 15.00 en 16.00 uur, direct op donderdag om 12.00 uur wordt gestemd:
– het verslag van mevrouw Margie Sudre over het gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Madagaskar (COM(2007)0428 – C6-0064/2007 – 2007/0006(CNS)), and
– het verslag van de heer Emanuel Jardim Fernandes over het voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mozambique (COM(2007)0472 – C6-0284/2007 – 2007/0170(CNS)).
Als er verder geen opmerkingen zijn, vindt de stemming hierover donderdag om 12.00 uur plaats.
Christopher Beazley (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stel een punt van orde op grond van dezelfde regels als de heer Watson. Ik wil er louter op wijzen dat we een zeer belangrijk debat over meer democratie binnen de EU voeren. Deze tactiek, die blijkbaar zojuist succes had, laat zien dat democratie zelfs binnen dit Parlement nodig dient te worden uitgebreid. Als een lid van een grote fractie – de PPE-DE-Fractie, en ik ben zeer trots dat ik daarvan lid ben – stel ikdat de schuld voor het niet indienen van een resolutie op andere fracties werd gelegd. Ik heb ontdekt dat dit een afspraak was van de twee grote fracties. Dit is heel duidelijk een onbevredigende handelwijze.
Ik accepteer het besluit. Mijn praktische aanbeveling aan u, mijnheer de Voorzitter, zou zijn ervoor te zorgen dat het woordelijk verslag van het debat op de EU-Rusland top wordt gepresenteerd door de fungerend voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Commissie aan president Poetin op de top zelf – in plaats van na afloop.
(Applaus)
Margie Sudre (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, gezien de inschrijving van de verslagen over visserij, weet ik niet of hier sprake was van een interpretatiefout, maar u hebt gezegd dat het met debat zou zijn, dat voor donderdagochtend op de agenda zou staan. Het is nu zonder debat, dus lijk er me sprake te zijn van een interpretatiefout.
De Voorzitter. −Dames en heren, we stellen voor dat de stemming over beide verslagen donderdag om 12 uur plaatsvindt. Ze zijn ingeschreven met debat op donderdag tussen 15.00 en 16.00 uur. daarom stellen we voor dat de stemming hierover donderdag om 12 uur plaatsvindt, zonder debat.
(Het Parlement stemt in met het voorstel)
9. Stemmingen
De Voorzitter. − Aan de orde is de stemming.
(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)
9.1. Associatieovereenkomst EG/Chili (toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU) (stemming)
- Aanbeveling: Helmuth Markov (A6-0361-2007)
9.2. Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking EG/Zwitserland (stemming)
9.4. Bekrachtiging door Slovenië van het protocol van 12 februari 2004 tot wijziging van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie (stemming)
- Aanbeveling: Giuseppe Gargani (A6-0369-2007)
9.5. Goedkeuring van eerste en tweede wijziging van het Verdrag van Espoo van de ECE/VN (stemming)
- Verslag: Miroslav Ouzký (A6-0395-2007)
9.6. Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen alsmede tot verschillende protocollen bij deze overeenkomst * (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
Carlos Coelho (PPE-DE), rapporteur. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, nu we al achterlopen op ons schema, nog drie korte opmerkingen: ten eerste, het Parlement betreurt de vertraging ten aanzien van SIS II; ten tweede ziet het Parlement zich geconfronteerd met een noodsituatie, want wanneer we nu geen besluit nemen moeten de lidstaten eventueel overgaan tot herinvoering van de controles aan de binnengrenzen, hetgeen inacceptabel is; ten derde geeft het Parlement de voorkeur aan een technische oplossing door uitbreiding van de overeenkomst met SISNET en beschouwt de alternatieve oplossing, de overeenkomst met s-Testa, financieel gezien als schadelijk. Helaas moeten beide mogelijkheden overeind blijven om te voorkomen dat er grenzen worden opgetrokken die niemand wil.
9.8. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (stemming)
9.9. Kaderrichtlijn duurzaam gebruik van pesticiden (stemming)
- Verslag: Christa Klaß (A6-0347-2007)
- Vóór de stemming:
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik doe een beroep op artikel 166 juncto artikel 37, lid 1 van ons Reglement.
Artikel 37, lid 1 betreft de toegang tot documenten en de informatieverstrekking aan dit Parlement. In de aanloop naar deze stemming over pesticiden, zijn velen van ons, zo niet allen in dit parlement bestookt met e-mails waarin ons werd gevraagd te stemmen voor amendementen die zelfs verder gingen dan de Commissie van ons vroeg. Deze e-mails kwamen van een organisatie genaamd Pesticide Watch, waarvan deelnemende organisaties grote subsidies ontvangen van de Europese Commissie – een deel van de 11,7 miljoen euro die in de laatste twee jaar is besteed krachtens een begrotingsartikel dat verband houdt met het communautair actieprogramma dat NGO’s (non-gouvernementele organisaties) steunt die hoofdzakelijk actief zijn op het terrein van milieubescherming en het Life+ programma.
Mag ik overeenkomstig artikel 37, lid 1 vragen naar de verschillende uitwisselingen tussen de Commissie en deze NGO’s die bij ons over deze kwestie hebben gelobbyd? Deze betaalstaat voor het lobbyen heeft zeker bijgedragen aan het grotere aantal e-mails dat de Parlementsleden ontvangen, maar het is toch verkeerd als een DG van de Commissie grote sommen belastinggeld gebruikt en de rol van NGO’s misbruikt om de meningen van parlementariërs en de eerst verantwoordelijke DG van de Commissie over deze zaak te beïnvloeden.
(Luid applaus van rechts)
De Voorzitter. − Mijnheer Heaton-Harris, ik zal uw opmerking doorgeven.
9.10. Op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (stemming)
Graham Booth (IND/DEM).– (EN)Mijnheer de Voorzitter, een punt van orde, dit is een compleet fiasco en we moeten overgaan op volledig elektronisch stemmen. Dit is ronduit belachelijk!
(Applaus)
De Voorzitter. − Mijnheer Booth, dit is geen fiasco. Er zitten een paar foutjes in, hetgeen statistisch gezien volstrekt normaal is bij een stemming van deze omvang. Belachelijk zijn interrupties als de uwe.
(Applaus)
- Vóór de stemming over de wetgevingsresolutie:
Edward McMillan-Scott (PPE-DE).– (EN) Mijnheer de Voorzitter, een punt van orde, ik wil de voortgang niet vertragen, en u bent te beleefd om dat te zeggen, maar er is een artikel dat de Voorzitter de mogelijkheid geeft om het Parlement te laten stemmen over de mogelijkheid dat het verslag wordt teruggezonden aan de commissie om te worden aangepast voor een nieuwe presentatie. Het gaat in dit geval om een lange stemming – acht bladzijden met dertig afzonderlijke stemmingen. Ik vind dat we dat artikel vaker moeten toepassen.
(Applaus)
Hannes Swoboda namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, u hebt uitstekend werk verricht en een prettige lunch verdiend, net als wij. Ik stel voor dat we de stemming opschorten tot morgen.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is 14.00 uur, laten we de stemming onderbreken. Ik vind het spijtig dat een dergelijk verslag in de plenaire vergadering wordt behandeld. Ik stel voor dat de commissie er de volgende keer meer werk in stopt en dat deze regels in het kader van het plan om het Parlement te hervormen worden herzien. Zo kunnen we niet blijven doorgaan.
(Applaus)
Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE).-(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het helemaal eens met hetgeen mijn collega zo-even stelde, maar hij moet misschien wel toegeven dat zijn fractie kennelijk geen waarde hechtte aan het werk in de commissie en hier vandaag pas met alle amendementen kwam aanzetten.
(Applaus)
Roberto Musacchio (GUE/NGL). –(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als we de heer Cohn-Bendit op dit punt mogen geloven stond een duidelijke meerderheid van de commissie erachter, maar heeft het Parlement dit besluit staan tegen te werken op een manier die grenst aan obstructionisme. Zo zitten de zaken in elkaar. Met andere woorden: het is geen procedurele kwestie, maar een kwestie van politieke houding.
De Voorzitter. − Dames en heren, hier vielen twee ongelukkige omstandigheden samen. Ten eerste hadden we een zeer lang voorafgaand debat waardoor de stemming met enige vertraging plaatsvond, en ten tweede hadden we vandaag een van de langste stemmingen van deze zitting.
Daarom staken we de stemming in dit stadium en bedank ik me voor de samenwerking.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL) , schriftelijk. −(PT) Dit verdrag – dat tot doel heeft te omschrijven wat de verplichtingen van de partijen zijn voor wat betreft de evaluatie, in een vroeg stadium van de planning, van het milieueffect van bepaalde activiteiten en dat de staten een algemene verplichting tot kennisgeving en raadpleging oplegt voor alle grote projecten die belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten kunnen hebben – werd ondertekend door de Gemeenschap en haar leden op 26 februari 1991 en goedgekeurd door de Gemeenschap op 27 juni 1997.
Het Parlement heeft enkele amendementen aangenomen, met name over de uitbreiding van de definitie van het begrip “publiek” in artikel 1, letter x) van het verdrag om te verduidelijken dat ook het maatschappelijk middenveld, en met name niet-gouvernementele organisaties, behoren tot het publiek dat aan procedures uit hoofde van het verdrag mag deelnemen, en stelt het verdrag open voor toetreding van landen die geen lid van de ECE zijn, voor zover de vergadering van partijen daarmee instemt, hetgeen onze ondersteuning verdient.
De andere amendementen lijken minder belangrijk te zijn. Ik geloof niet dat er problemen uit zullen voortvloeien.
Daarom zijn we het eens met de rapporteur en stemmen voor het verslag.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL),schriftelijk. –(EL) Het bondige verslag bevat grote hiaten, waardoor het belang van dit vraagstuk wordt gebagatelliseerd.
De wetgevingsresoluties inzake milieubescherming vormen een compromis tussen enerzijds de noodzaak tot bescherming van het milieu en anderzijds de behoefte van het bedrijfsleven tot het maken van ongebreidelde winsten, ongeacht hoe. Dit winstbejag heeft tot gevolg dat het concurrentievermogen van de Europese multinationals de hoogste prioriteit krijgt. De volgende zaken zijn hier symptomatisch voor:
i. het Kyoto-protocol waarin handel in emissierechten voorop staat;
ii. de gehele kaderwetgeving die het gebruik en de uitbreiding van GGO’s bevordert;
iii. wetgeving inzake de controle op het gebruik van chemische stoffen in consumentenartikelen tot een toelaatbaar niveau. De voltooiing van deze wetgeving duurde 40 jaar, namelijk van 1967 (Richtlijn 67/458/ΕEG) tot 2007, het jaar waarin de REACH-verordening in werking trad, hoewel er ook tal van uitzonderingen zijn;
iv. een nog steeds hoogst ontoereikende kaderwetgeving voor het geïntegreerd beheer van radioactief afval;
v. de onevenwichtige ontwikkeling van biobrandstoffen ten laste van de voedselproductie.
Desondanks mogen multinationals onverminderd doorgaan met hun milieuonvriendelijke politiek. Het enige nadeel dat ze ondervinden zijn een paar boetes, die duidelijk kleiner zijn dan de extra winsten die worden gemaakt ten koste van het milieu. Dit is een goed voorbeeld van het gezegde: wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
Dit zijn naar onze mening ernstige hiaten. Wat we nodig hebben is een bondige maar gewichtige en zinvolle verwijzing naar deze kwesties.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. −(PT) De Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en bijbehorende protocollen staan op de lijst van verdragen en protocollen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zoals opgenomen in Bijlage I van de Toetredingsakte.
Deze overeenkomst en haar protocollen werden goedgekeurd in 1996, hadden tot doel de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en traden in kracht in 2002 na de ratificatie door de, toen 15, lidstaten.
Om tijdverlies en inzet bij de moeizame onderhandelingen, sluiting en ratificatie (door 27 lidstaten) van specifieke toetredingsprotocollen bij elke Overeenkomst te voorkomen kwam de Toetredingsakte van Roemenië en Bulgarije tot stand volgens een vereenvoudigd toetredingssysteem voor wat betreft de overeenkomsten, verdragen en protocollen waartoe de lidstaten hebben besloten op basis van artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 293 van het EG-Verdrag.
Daarom ondersteun ik dit voorstel voor een besluit van de Raad dat de vaststelling van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor Roemenië en Bulgarije vereenvoudigt.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE), schriftelijk. – (LT) Ik zou het graag willen hebben over twee documenten – het voorstel van de Commissie en het besluit van de Raad over de ontwikkeling van het Schengeninformatiesysteem en de invoering en het beheer ervan. Ik stemde voor beide resoluties en vind dat beide documenten zeer belangrijke EU-wetgevingsdocumenten zijn.
Het is schandelijk dat de start van SIS II verder wordt uitgesteld. We lopen intussen zo ver achter op ons schema dat we dringend op zoek moeten gaan naar een oplossing voor de ontstane situatie zodat we SIS 1+ netwerkna 13 november 2008 in gebruik kunnen gaan nemen. Oftewel: de dienstverlening door het SISNET netwerk kunnen verlengen en een reserveoptie kunnen creëren middels het s-TESTA-netwerk.
Het is intussen duidelijk geworden dat drie projecten die gelijktijdig werden ontwikkeld de menselijke en financiële middelen die bestemd waren voor de invoering van SIS II moeten delen: SIS II, SISone4all en het installeren, laten functioneren en beheer van de nieuwe communicatie-infrastructuur. Dit zal negatieve gevolgen hebben voor de invoering van SIS II.
Hierdoor is het besluit over de financiering van SIS 1+ en vervolgens ook van SISone4all van groot belang: wordt het systeem gefinancierd door alle deelnemende partijen of wordt SISNET bijvoorbeeld gefinancierd met EU-begrotingsmiddelen? Het is zeer belangrijk dat de middelen van de EU en de lidstaten correct worden verdeeld. Gezien het belang van het project voor de veiligheid in de EU staat het echter buiten kijf dat SIS II de hoogste prioriteit geniet. We moeten middelen beschikbaar stellen voor de veiligheid in de EU en de ontwikkeling van de communicatie-infrastructuur.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE),schriftelijk.−(RO) Slechts een jaar na oprichting, in 2006, zijn er al steunverzoeken ingediend bij het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Ik ben blij met de stemming over het besluit ten aanzien van de beschikbaarstelling van middelen voor dit Fonds, hetgeen een eerste poging vormt om steun te geven aan Europese burgers die worden geconfronteerd met de uitdagingen van de globalisering.
Globalisering is een verschijnsel dat ons tal van kansen en mogelijkheden biedt, maar ook problemen met zich mee brengt voor wat betreft de aanpassing aan de gevolgen ervan. Daarom is het van groot belang dat de Europese Unie niet alleen het hoofd weet te bieden aan dergelijke uitdagingen, maar ze ook efficiënt kan aanpakken door snelle beschikbaarstelling van de nodige financiële instrumenten. De veiligheid en het vertrouwen van de Europese burgers in de toekomst vormen de basis voor onze acties en initiatieven.
Ik ben erg blij dat dit fonds zich sterker gaat richten op de arbeidsmarkt en veiligheid op de werkplek. Ik wil echter ook nog eens wijzen op het belang van opleidingen op dit gebied en de noodzaak om nota te nemen van dit gebied, ook in de toekomstige beschikbaarstelling van middelen. Tot slot spreek ik mijn hoop uit dat in de toekomst elke lidstaat, in geval er behoefte bestaat aan steun, zal profiteren van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarvan de minder positieve effecten ons allemaal raken, ook de burgers in de nieuwe lidstaten. Dit is de enige manier om echte duurzame ontwikkeling in de gehele EU te waarbogen.
Proinsias De Rossa (PSE),schriftelijk. – (EN)Ik heb voor deze allereerste beschikbaarstelling van middelen van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd. Het fonds werd opgericht na een succesvolle campagne van de PSE-Fractie om de gevolgen van de globalisatie voor Europese werknemers te verzachten.
In dit stadium wordt het fonds benut voor steun aan ongeveer 900 werknemers die overtollig werden in de autobranche in Frankrijk.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. −(PT) In maart 2007 verzocht Frankrijk om middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering in verband met het ontslag van1345 medewerkers van Renault SA en 1057 medewerkers van Peugeot SA en hun toeleveranciers.
Vanwege de beperkte omvang van het jaarlijkse budget van dit fonds (jaarlijks 500 miljoen euro), de restrictieve criteria voor aanvraag en steunverlening en het aantal betroffen werknemers, beliep het bedrag van Gemeenschapssteun op 3 816 280 euro. Dit komt neer op 1 902 euro voor iedere ontslagen medewerker van Renault of zijn toeleverancier en 1 190 euro voor iedere medewerker van Peugeot of zijn toeleverancier.
De Europese Commissie heeft geschat dat tussen 35 000 en 50 000 werknemers gebruik kunnen maken van dit fonds, maar uit EU-gegevens blijkt dat het aantal werknemers dat werd ontslagen om redenen van “structurele veranderingen” boven een half miljoen ligt. De situatie is des te ernstiger aangezien de meeste van deze werknemers werden ontslagen om redenen van “structurele veranderingen in” de EU en daarom niet voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria van het fonds.
Wat we in feite nodig hebben is dat er een eind komt aan het beleid van liberalisering en maximalisering van winsten die de oorzaak vormen van bedrijfsverplaatsingen en “structurele veranderingen”, en we maatregelen nemen om banen te redden.
Janusz Lewandowski (PPE-DE),schriftelijk. −(PL) Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering werd opgericht in 2006 en was aanzienlijk beïnvloed door de nederlaag in het Grondwets-referendum in Frankrijk. Al van meet af aan bestond de indruk dat hier sprake was van een compensatieformule, die meer verband hield met het aangedikte probleem namens “delocalisatie” van banen naar de nieuwe lidstaten dan met de globalisering. In die zin is het fonds een antwoord op de angst die gepaard gaat met de uitbreiding van de Europese Unie, waardoor deze nog wordt aangewakkerd en de voordelen van de vereniging van Europa in 2004 voor zowel de nieuwe als oude lidstaten teniet worden gedaan.
Het verbaast niet dat Frankrijk het spits afbijt met zijn verzoek, voorvloeiend uit de moeilijkheden bij toeleveranciers van Peugeot en Renault, waarmee een totaal bedrag van 3,8 miljoen euro gemoeid is. Het verzoek is goed onderbouwd en kreeg de volle steun van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement.
Ik spreek de hoop uit dat het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering niet zal ontaarden in een soort “rent-seeking”, of met andere woorden: een simpele methode voor bedrijfstakken in moeilijkheden om aan EU-subsidies te komen, verstrekt op basis van niet al te nauwkeurige criteria. Er zijn veel te veel Europese ondernemingen die te kampen hebben met de gevolgen van herstructurering, in de naam van concurrentievermogen in een mondiale economie, zodat een fonds met een jaarlijks budget van 500 miljoen euro niet in staat is om alle behoeften te dekken.
David Martin (PSE),schriftelijk. – (EN)Ik heb gestemd voor dit verslag dat parlementaire steun geeft aan de allereerste verstrekking van gelden uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering dat werd ingesteld met krachtige steun van de PSE om de gevolgen van globalisering voor werknemers te verlichten.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.−(PT) Het besluit om het nieuwe Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te gebruiken en te voldoen aan het verzoek van de Franse regering is een kans om nauwlettend te volgen of en in hoeverre dit fonds daadwerkelijk de gewenste resultaten oplevert.
Als we afgaan op hetgeen in het debat op de dag van oprichting van het fonds naar voren kwam, heeft dit fonds een hervorming van de solidariteit voor wat betreft onverwachte en negatieve gevolgen van de globalisering tot doel. Vrije aanpassing van de markt is altijd beter dan interventie door de overheid, e.d. Hoe dan ook, dit fonds bestaat nu eenmaal binnen de context van de Europese Unie en binnen de oplossingen die de meerderheid van haar lidstaten heeft aangenomen om sociale crises te lijf te gaan. Daarom bestaat de uitdaging nu daarin om er in de eerste plaats voor te zorgen dat de resultaten van de beschikbaarstelling van de middelen aan de verwachtingen voldoen en ten tweede dat een dergelijke interventie niet de verkeerde signalen afgeeft aan de markt, door onbewust oplossingen te promoten die uiteindelijk nog meer schade veroorzaken. Aangezien ik geloof en hoop dat dit niet het geval zal zijn, heb ik voor dit verslag gestemd.
Christa Klaß (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me graag eerst bedanken bij mij collega’s voor de uitslag van de stemming over het verslag over het duurzaam gebruik van pesticiden. We hebben niet het onderste uit de kan gehaald, maar wel onze focus gericht op opleiding en bijscholing van en informatieverstrekking aan zowel gebruikers als distributeurs. Alleen deskundig gebruik van pesticiden kan duurzaamheid waarborgen. De nieuwste technologie en de meest up-to-date kennis worden hier uiteraard toegepast.
Wij steunen geïntegreerde bestrijding. De Commissie wil geïntegreerde bestrijding in de gehele landbouw verplicht stellen in 2014. We hebben hiervoor algemene normen nodig. We kunnen geïntegreerde bestrijding niet in vastgelegde criteria proppen, zeker niet voor geheel Europa.
Geïntegreerde bestrijding moet altijd flexibel worden ontwikkeld. Ze vereist de impulsen van goede technische praktijk en heeft vaart nodig – die vervolgens op peil blijft. Daarom moeten we hier nog voor de tweede lezing opnieuw over discussiëren. We hebben nog steeds de kans dit alles samen met de Raad en Commissie tot een goed einde te brengen zodat geïntegreerde bestrijding in de Europese Unie spoedig mogelijk zal zijn.
Caroline Lucas (Verts/ALE).-(EN)Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer teleurgesteld dat het Parlement vandaag niet meer heeft gedaan met het pesticidenpakket. Bij veel radicalere en progressievere kwesties konden we veel verder gaan. Maar het ene gebied waar ik nu juist de aandacht voor vestig is het gebied van de inwoners. Zij moeten als een bijzonder kwetsbare groep, een bijzondere blootstellingsgroep worden beschouwd.
Vandaag is er kleine stap gezet om dat te doen, met de stemming die we zojuist in dit Parlement hadden.
Mensen die vlakbij scholen wonen waar in de buurt velden worden besproeid en mensen die dichtbij besproeide velden werken of wonen, worden blootgesteld aan enorm grote hoeveelheden pesticiden. Ze worden gedurende lange tijd blootgesteld aan mengsel of cocktails van pesticiden die het hele jaar in hun buurt worden gesproeid, in veel gevallen al gedurende decennia.
Tot op vandaag is er geen enkele bescherming voor inwoners als een specifieke blootstellingsgroep. Dit is een belangrijk en ernstig gezondheidsvraagstuk, want boeren kunnen de pesticiden duidelijk niet onder controle houden zodra ze zijn opgestegen, en onderzoeken hebben uitgewezen dat pesticiden in de lucht kilometers afleggen. Ik wou dat we verder waren gekomen in de vorm van een verbod op besproeiing vanuit de lucht.
Gedurende decennia zijn er veel rapporten verschenen over acute en chronische aandoeningen in plattelandsgebieden. Ons Parlement had in deze stemming vandaag veel meer kunnen doen om mensen te beschermen tegen kanker, van leukemie tot non-hodgkinlymfoom en een hele reeks andere aandoeningen. Ik ben echt zeer teleurgesteld dat we niet voor die optie kozen die in de Commissie milieubeheer is voorgesteld. Veel van deze positievere maatregelen zijn helaas door de andere fracties verijdeld.
Maar mijn hoop is dat mensen vandaag naar het Parlement kijken en druk uitoefenen op hun vertegenwoordigers, zodat we in een tweede lezing we meer kunnen doen voor de gezondheid van mensen. Zij verwachten van ons dat we het beter doen. We zouden het ook beter moeten hebben gedaan en het spijt me zeer dat de andere fracties ons vandaag niet steunden.
Péter Olajos (PPE-DE).-(HU) Als lid van dit Huis dat het Hongaarse Democratische Forum (Magyar Demokrata Fórum– MDF) vertegenwoordigt wil ik gebruik maken van mijn stemrecht om beide wetgevende ontwerpteksten die voorzien in strengere regelingen voor en grotere controle op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te steunen. Ik ben van mening dat deze maatregelen een mijlpaal markeren op weg naar een veiliger en gezonder voedselproductie.
Stoffen die een risico vormen voor de gezondheid moeten verdwijnen en het aantal pesticiden dat we gebruiken moet duidelijk worden verminderd. In Hongarije bijvoorbeeld ligt het aantal chemicaliën dat wordt gebruikt vijftien keer lager dan in Nederland, en ondanks dat zaten de interventiepakhuizen van de Europese Unie barstensvol met Hongaarse mais. We kunnen en moeten een stap zetten in de richting van productie van fruit, groente en andere voedingsgewassen op basis van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Als lidstaten strengere eisen willen toepassen, moeten zij onverminderd de mogelijkheid hebben om dit te doen. Hartelijk dank.
Zuzana Roithová (PPE-DE).-(CS) Commissaris, ook ik ben gepikeerd over het feit dat de gezondheid van de mensen wordt blootgesteld aan risico’s, zoals tijdens het sproeien vanuit de lucht, en dat het gebruik van pesticiden voortdurend toeneemt als gevolg van toenemende resistentie tegen dit soort middelen.
Het staat buiten kijf dat we de regels inzake veilig gebruik van pesticiden in Europa moeten moderniseren. Ik betreur het dat hier in het Parlement, door de Groenen en leden van de linkervleugel, kennelijk de voorkeur wordt gegeven aan populistische voorstellen zoals het verbieden van het gebruik van pesticiden algemeen of op plaatselijk niveau. Volgens mij is dat onverantwoord. We hebben het hier over plantengeneesmiddelen. Die te verbieden zou vergelijkbaar zijn met het verbieden van drugs in de menselijke geneeskunde. Natuurlijk zijn beide giftig en vervuilend als ze niet op de juiste wijze worden toegepast: vandaar dat we onze inspanningen om normen in te voeren moeten promoten en de informatieverstrekking moeten uitbreiden in plaats van het nemen van wetenschappelijk gezien ongegronde, ongenuanceerde en overdreven bureaucratische maatregelen.
Dames en heren, op grond van gezond verstand kreeg het merendeel van uw voorstellen in dit pakket mijn steun niet. Ik vind het aangenomen verslag-Klaß niet bepaald succesvol.
Ryszard Czarnecki (UEN).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil zeggen dat ik voor het verslag van mevrouw Klaß heb gestemd. Een van de redenen hiervoor was dat dit verslag handelt over de verscherping van de voorstellen van de Europese Commissie. Er wordt gewag gemaakt van nationale actieplannen in de context van een vermindering van de toepassingsfrequentie van pesticiden met 25 procent binnen een periode van 5 jaar en van de helft – met 50 procent – binnen een periode van 10 jaar. Het is belangrijk dat het Europees Parlement strenger is in deze kwestie en voor een “groener” aanpak kiest dan de Europese Commissie.
Ik wil er nog eens op wijzen dat mijn beslissing positief werd beïnvloed door het feit dat dit verslag een uitspraak bevat die erop neerkomt dat alle lidstaten bufferzones moeten afbakenen om te voorkomen dat pesticiden in waterreservoirs en het drinkwater terechtkomen.
Bernadette Bourzai (PSE),schriftelijk. – (FR) Als rapporteur van advies over waterkwaliteit heb ik vastgesteld dat pesticiden schadelijk zijn voor het milieu, met name voor het oppervlaktewater en de kustwateren, omdat ze zeer persistent zijn, over grote afstanden met het water verspreid kunnen worden en een diffuse en moeilijk traceerbare bron van verontreiniging vormen als gevolg van afvloeiing, de directe afgifte aan bodem en lucht, afspoeling van de planten door regenwater, etc. Algemeen kunnen we stellen dat het huidige gebruik van pesticiden in onze landbouw schadelijke gevolgen kan hebben voor onze gezondheid. De wetgevingsvoorstellen van de Commissie over het gebruik van pesticiden en procedures voor de toelating en het op de markt brengen worden daarom met grote belangstelling tegemoetgezien.
De streefcijfers vind ik echter ontoereikend en daarom steunde ik hier in de plenaire vergadering, tevergeefs, het standpunt van de Commissie milieubeheer die vroeg om een EU-streefcijfer van 25 procent vermindering van de toepassingsfrequentie van pesticiden binnen de periode van 5 jaar en vermindering van 50 procent binnen de periode van 10 jaar, en bufferzones van 10 meter tussen percelen en waterlopen. Ik betreur het zeer dat dit de eerste lezing is en dat de tekst waarschijnlijk steeds verder zal verwateren.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT)Ik stemde voor het verslag van mevrouw Klaß over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden omdat het verslag streeft naar een vermindering van de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en bijdraagt aan hoge veiligheidsnormen voor mens, dier en milieu.
Niettemin acht ik het essentieel dat de mogelijkheid van sproeien vanuit de lucht blijft gehandhaafd voor situaties waarin geen haalbaar alternatief bestaat of wanneer sproeien op de grond een groter gevaar met zich mee brengt. Voor Natura 2000-gebieden zou behalve de mogelijkheid het gebruik van pesticiden te verbieden ook de mogelijkheid moeten bestaan om de toepassing ervan te beperken of het risico tot een minimum te beperken, wat een specifieke risicobeoordeling vereist.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.−(PT)Bij de vaststelling van het zesde milieuactieprogramma werd onderkend dat het effect van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van de mens en het milieu verder moet worden teruggedrongen. Hierbij werd de noodzaak van een milieuvriendelijker omgang met pesticiden onderstreept en gepleit voor een tweeledige aanpak, die neerkomt op volledige tenuitvoerlegging en passende herziening van het bestaande juridische kader en de ontwikkeling van een thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden.
De rapporteur vindt de titel van het voorstel van de Commissie misleidend. Het doel van het voorstel is een regulering van een bijzondere groep van pesticiden, namelijk pesticiden in de vorm van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom moet het begrip “pesticiden” in de gehele tekst van de richtlijn worden vervangen door “gewasbeschermingsmiddelen”.
De richtlijn heeft tot doel de met het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen verbonden risico’s en gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid te beperken. De desbetreffende maatregelen moeten echter proportioneel zijn en we mogen niet vergeten dat het in eerste instantie zaak van de lidstaten is om door in het kader van de nationale actieplannen bij te dragen aan de risicobeperking bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Alleen op deze wijze kan naar behoren rekening worden gehouden met de uiteenlopende voorwaarden en omstandigheden op lokaal niveau.
Robert Goebbels (PSE),schriftelijk. – (FR) Ik heb stelselmatig tegen dit gehele gewasbeschermingspakket gestemd om duidelijk te maken dat ik tegen dit dossier ben dat namelijk nog niet klaar was voor behandeling in de plenaire vergadering. Het betaamt een wetgever gewoonweg niet 700 parlementariërs te confronteren met 300–400 amendementen, waarover vervolgens in 3 of 4 rondes wordt gestemd. Dan kunnen we net zo goed een loterij houden. Dat de wetgever misbruik van pesticiden wil bestrijden, verdient op zich lof. Maar dit te willen bereiken door middel van een systeem dat veel te bureaucratisch is om efficiënt te kunnen zijn, getuigt van zwakke wetgeving. Als we de alsmaar groeiende wereldbevolking willen voeden, kunnen we het niet stellen zonder gewasbeschermingsmiddelen.
Toine Manders (ALDE),schriftelijk. – (NL)Het Europees Parlement is vandaag niet ingegaan op de wens van milieufundamentalisten om onwerkbare regels vast te stellen voor het duurzaam gebruik van pesticiden. Steen des aanstoots was vooral het voorstel van de Milieucommissie om het gebruik van pesticiden te verbieden binnen 10 meter van de waterkant. Voor een waterrijk land als Nederland zou dit rampzalige gevolgen hebben voor beheerders van openbare ruimte en recreatieve grond zoals golfbanen.
De uitkomst van de stemming is een compromis tussen bescherming van het milieu en werkbare regels voor overheden en ondernemers. We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om risico’s uit te sluiten en uiteraard geldt bij het gebruik van pesticiden “hoe minder, hoe beter”, maar de regels moeten wel realistisch en werkbaar zijn. Als er alternatieven beschikbaar zijn, moet daarvan gebruik worden gemaakt, maar het is wensdenken om elk gebruik van pesticiden bij wet te verbieden en te denken dat dit geen gevolgen voor onze economie en samenleving heeft.
David Martin (PSE),schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het geamendeerde verslag gestemd dat een redelijk compromis vormt tussen het handhaven van de openbare veiligheid door het gebruik van pesticiden te beperken, en het beschermen van mogelijkheden om de productie van landbouwbedrijven te vergroten. Het voorzorgsbeginsel staat centraal in de aanpak, hetgeen ik van harte steun.
Frédérique Ries (ALDE),schriftelijk. – (FR) In deze lunchtijd heeft het Europees Parlement een signaal afgegeven dat beantwoordt aan de wens van de burgers een landbouw te hebben die minder afhankelijk is van pesticiden, die duurzamer is en rekening houdt met de gezondheid van de landbouwers en andere gebruikers.
Een stap in de goede richting is het deel over de bescherming van de menselijke gezondheid, dat in de verordening van 1991 nog volledig ontbrak en nu duidelijk wordt bekrachtigd door erkenning van het substitutiebeginsel (voor wat REACH betreft, met het doel het gebruik van minder of niet-chemische alternatieven te bevorderen). Verder wordt prioriteit gegeven aan de bescherming van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen en bevat het een principieel verbod van sproeien vanuit de lucht.
Het was belangrijk om een maas in de wet te dichten, namelijk ten aanzien van het gebruik door professionele gebruikers en particulieren. Dit wordt bereikt met behulp van een kaderrichtlijn waarin rekening wordt gehouden met nieuwe gewoonten en trends in het tuinieren: pesticiden zijn immers ook onze huizen en tuinen al binnengeslopen!
We betreuren het echter zeer dat het verslag-Klaß zwijgt over de nieuwe aanpak van de Commissie– algemeen bekend als geïntegreerde bestrijding – die erop neerkomt dat alle beschikbare landbouwtechnieken mogen worden gebruikt, waarbij de milieuvriendelijkere methoden de voorkeur genieten. Ik houd voet bij stuk dat geïntegreerde productie het beste is voor de landbouw van de 21e eeuw.
Karin Scheele (PSE),schriftelijk.−(DE) De voorliggende richtlijn tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticidenis van groot belang, gezien van bepaalde pesticiden, ondanks de bestaande kaderverordeningen inzake bodem, lucht en water, nog altijd alarmerende hoeveelheden worden gevonden. Te hoge concentraties in akkergewassen geven aanleiding tot zorg en vragen om een politiek initiatief. Nationale actieplannen met concrete streefdoelen voor de beperking van de risico’s van het gebruik van pesticiden en de afhankelijkheid ervan zijn nu van essentieel belang. Het valt zeer te betreuren dat we in de plenaire vergadering niet het amendement hebben aangenomen waarin een vermindering van toxische en zeer toxische stoffen met vijftig procent tot 2013 en vermindering van de toepassing van pesticiden met twintig procent in de komende tien jaar werd voorgesteld. Dit zou een belangrijk politiek signaal zijn geweest, zelfs in de huidige situatie.
Bogusław Sonik (PPE-DE),schriftelijk. −(PL) De sleutel van duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is rationele risicobeperking. We moeten deze doelstelling zien te bereiken door de beginselen van de richtlijn ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden in werking te stellen.
Elke lidstaat wordt verplicht tot het opstellen van een eigen plan overeenkomstig de richtsnoeren zoals vervat in de richtlijn. Elke lidstaat zou dit moeten doen met inachtneming van de plaatselijke factoren en verschillen.
Het principiële verschil tussen ons is het ontwikkelingsniveau op landbouwgebied. De landen die tot de groep van nieuwe lidstaten behoren moeten vaak een enorme achterstand inhalen, met name voor wat betreft de kwaliteit en gezondheid van de geproduceerde levensmiddelen. Vermindering van de toepassing van pesticiden in deze landen zal, vergeleken met het huidige niveau van toepassing, een averechts effect hebben voor ons consumenten.
We verschillen ook wat het landschap betreft. In Polen kunnen de uitgestrekte bossen waarschijnlijk alleen tegen plagen worden beschermd door sproeien vanuit de lucht. Het is onze taak om de bossen als onderdeel van de natuurlijke omgeving te beschermen, terwijl het de taak van het Parlement is om beginselen te definiëren voor een veilig gebruik van middelen die deze natuurlijke omgeving beschermen.
De richtlijn gaat uitgebreid in op voorlichting van landbouwers als de belangrijkste manier om het duurzaam gebruik van pesticiden ten uit voer te leggen. Het is de taak van het Parlement om voorlichting te bevorderen en dusdanige omstandigheden te scheppen dat deze voorlichting elke landbouwer bereikt.
De richtlijn zou lidstaten en landbouwers moeten aanmoedigen in plaats van afschrikken.
Thomas Ulmer (PPE-DE),schriftelijk.−(DE) Ik stem tegen het verslag aangezien er geen duidelijke lijn meer tussen de verschillende amendementen valt te bekennen, hetgeen ik belangrijk vind. Bestrijding is goed voor de gezondheid van mens en plant en is geen waarschuwingssignaal voor beleid zonder enige wetenschappelijke grondslag.
Michl Ebner (PPE-DE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat we naar meer volksgezondheid en consumentenbescherming moeten streven en ik wil mijn volle ondersteuning voor deze standpunten aanbieden. Het is niet zinvol om ongeschikte oplossingen in te voeren en situaties in het leven te roepen op basis waarvan de voedselvoorziening niet meer mogelijk is met middelen die tot dusver voldeden. Daarom ben ik ervan overtuigd dat het verslag-Breyer niet in deze vorm gehandhaafd kan blijven en dat we het moeten amenderen. Ik heb ertegen gestemd en ik ben van mening en tevens blij dat er een verstandiger en praktischer oplossing is gevonden in het verslag-Klaß en zodoende ook in de actieplannen, waarvoor ik de rapporteur was in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Daarom spreek ik mijn hoop uit dat we ook het verslag-Breyer in de tweede lezing nog aanzienlijk kunnen verbeteren, wat namelijk echt noodzakelijk is.
Carl Schlyter (Verts/ALE).-(SV) Vandaag werd er een verkeerd signaal afgegeven. Het meest bizarre was volgens mij de kritiek van de heer Heaton-Harris, die stelde dat vrijwilligersgroeperingen pogingen ondernemen om het Parlement te beïnvloeden. Wat werkelijk gebeurde is dat de opvatting van het Parlement werd afgezwakt door uitgebreid lobbywerk van lobbyisten van het bedrijfsleven, dat er belang bij heeft meer pesticiden te verkopen voor de bescherming van de volksgezondheid en de consumenten. Gelukkig waren ze niet over de gehele linie succesvol. Het pesticidenpaspoort bestaat nog steeds, op basis waarvan de consument een goede mogelijkheid heeft om via de verkopers erachter te komen wat hij eet. Deze bescherming is van groot belang en we moeten ons er sterk voor maken als we gaan onderhandelen met de Raad. Het Parlement nam de wens van de Commissie milieubeheer tot bescherming van de bevolkingen echter niet over. De bescherming en voorlichting die zij krijgen, is slechter dan de Commissie had voorgesteld. Dit moeten we corrigeren in de volgende lezingen. Ik ben van mening dat we niet door kunnen gaan met het toelaten van de meest gevaarlijke chemicaliën, hetgeen nu nog steeds gebeurt. Het Parlement zag niets in het vastleggen van algemene reductiedoelstellingen voor alle pesticiden en dat is spijtig.
Ik zou graag willen zeggen dat wij van de Groenen een verslag hebben aangenomen dat uitstekend geschikt is voor goede onderhandelingen met de Raad, maar dan doet de benaming wel wat onnozel aan. Net als de Grondwet een Hervormingsverdrag te noemen, is het opmerkelijk dat het Parlement pesticiden gewasbeschermingsmiddelen noemt. Als we alle gewasbeschermingsmiddelen erbij willen betrekken, kunnen we net zo goed ook hekken opnemen in de wetgeving, want die beschermen tegen reeën. Dit toont aan hoe absurd de benaming gewasbeschermingsmiddelen is.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk.−(PT) Ik stemde voor het verslag van mevrouw Breyer over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, aangezien het zal helpen hoge veiligheidsnormen voor mens, dier en milieu te waarborgen door het vaststellen van strenge maar vereenvoudigde procedures en door het rationaliseren van hulpbronnen.
Het aangenomen verslag blijft trouw aan het subsidiariteitsbeginsel, zodat lidstaten rekening kunnen houden met specifieke nationale omstandigheden, met name fytosanitaire en klimatologische omstandigheden, en ze specifieke risicobeperkende maatregelen kunnen vaststellen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. −(PT) Dit voorstel zou in lijn moeten zijn met de motiveringen achter het zesde milieuactieprogramma, met het doel de toekomstige strategieën en zulke met terugwerkende kracht voor de beoordeling van risico’s en gevaren voor mens en milieu toe te passen en samenhang te scheppen met andere beleidsvelden.
Overeenkomstig de thematische strategie voor het duurzame gebruik van pesticiden moet de regeling een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu waarborgen, waarbij het voorzorgsbeginsel weliswaar prioriteit heeft, maar de maatregelen proportioneel zijn moeten en rekening moeten houden met het subsidiariteitsbeginsel.
De samenhang met andere beleidsvelden moet duidelijk naar voren komen. Bijvoorbeeld zou de regeling niet haaks mogen staan op de doelstellingen en kwaliteitsnormen van de kaderrichtlijn water (2000/60/EG) en zijn dochterrichtlijnen. Dit moet worden gewaarborgd door regelmatige controles.
Elke lidstaat dient de mogelijkheid te hebben om verder te gaan dan de gemeenschappelijke norm voor wat betreft het fundamentele beschermingsniveau of om besluiten te nemen op het gebied van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen om vastgestelde streefdoelen van nationale actieplannen voor het gebruik van pesticiden, gezondheidsprogramma’s of milieubeschermingsmaatregelen te verwezenlijken die gebaseerd zijn op specifieke nationale omstandigheden.
David Martin (PSE),schriftelijk.–(EN)Ik stemde voor dit verslag en ik ben blij dat het duurzaam gebruik van pesticiden in relatie wordt gebracht met effectieve gezondheidszorg en het milieu aantasten.
Luca Romagnoli (ITS) , schriftelijk.−(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ondanks dat ik voor het verslag-Breyer als geheel heb gestemd, vond ik het opportuun om ook een paar amendementen op het oorspronkelijke verslag te steunen. Het is van groot belang dat we het monopolie van de grote multinationals op het gebied van gegevensverstrekking en toegang tot de markt doorbreken en deze sector openstellen ten behoeve van meer en eerlijke concurrentie. Anderzijds moeten we in aanmerking nemen dat deze sector te maken heeft met geografische en milieuverschillen.
Wat we nodig hebben, is meer flexibiliteit in termen van wederzijdse erkenning en vergelijkende evaluaties van stoffen. Momenteel hebben MKB’s, die in de eerste plaats co-formulanten produceren, echter geen speelruimte vanwege de buitensporig grote macht van de grote industriële groepen – niet alleen op het gebied van gegevensbeheer en -uitwisseling. De Europese wetgeving moet hier goed rekening mee houden en ingaan op verzoeken van het MKB om te voorkomen dat ze langzaam maar zeker verdwijnen.
Tokia Saïfi (PPE-DE),schriftelijk. – (FR) Pesticiden, van oudsher gebruikt om gewassen te beschermen tegen diverse parasieten, hebben de landbouw aanmerkelijk veranderd. Nu zien we echter dat het grootschalig gebruik van deze pesticiden in de landbouw en daarbuiten schadelijke gevolgen heeft voor het milieu (water-, lucht- en bodemvervuiling, etc.) en voor de gezondheid (verwekkers van bepaalde soorten kanker, vruchtbaarheidsproblemen).
Daarom heeft de EU besloten de wetgeving op dit gebied te wijzigen, teneinde vermindering van het gebruik van pesticiden te bevorderen. Binnen het kader van met name het verslag-Breyer over het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en het duurzame gebruik van pesticiden heb ik gestemd voor het opstellen van strenge criteria voor alle toxische stoffen (neurotoxische, bioaccumulerende, kankerverwekkende stoffen, etc.) Verder stemde ik, omwille van samenhang met het Franse pesticideplan en REACH, voor een vermindering van 50 procent van het gebruik van zeer toxische pesticiden en vervanging van de gevaarlijkste stoffen door minder gevaarlijke alternatieven (inclusief niet-chemische middelen) voor het einde van 2013. Tot slot en in de geest van de nationale milieudiscussie in Frankrijk stemde ik ook voor een heffing op pesticiden om onze landbouwers aan te moedigen het gebruik van bestrijdingsmiddelen te verminderen.
Karin Scheele (PSE),schriftelijk.−(DE) Ik kon gisteren geen gebruik maken van mijn spreektijd, aangezien om dezelfde tijd de stemming in de Tijdelijke Commissie klimaatverandering over het verslag-Hassi plaatsvond, dat de basis vormt voor het standpunt van het Europees Parlement op de klimaatveranderingsconferentie van de VN. Het nieuwe beleid van de Europese Unie over het gebruik van pesticiden is een belangrijke stap op weg naar een betere bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. Van bijzonder belang is het duidelijke standpunt van het Parlement tegen het model dat de Commissie had voorgesteld. Dit systeem is misleidend en staat haaks op de doelstelling van duurzaam gebruik van pesticiden.
Thomas Ulmer (PPE-DE),schriftelijk.−(DE) Ik stem tegen het verslag, omdat het niet is opgesteld overeenkomstig wetenschappelijke criteria en omdat ik het zonemodel – in welke versie dan ook – zinloos vind. In een gemeenschappelijke economische ruimte is alleen een centraal toelatingssysteem zinvol. Ik spreek de hoop uit dat er in de tweede lezing nog een aanzienlijke verbetering tot stand komt.
Liam Aylward en Brian Crowley (UEN),schriftelijk. – (EN) Er kan geen twijfel over bestaan dat ondanks de huidige regelgeving ter vermindering van pesticiden, er excessieve hoeveelheden pesticiden voorkomen in lucht, water en voedselvoorraden en die onze gezondheid en het milieu aantasten.
Maar vandaag, terwijl mijn collega’s en ik duidelijk voor een vermindering van pesticiden in dagelijks leven hebben gestemd, is het belangrijk dat we kennisnemen van de werkelijke behoeften van boeren en fruitkwekers, vooral in dit klimaat van stijgende voedselprijzen. We kunnen dit niet in abstracto in regelgeving vastleggen! Ik heb gestemd voor een praktische en evenwichtige aanpak en tegen extreme amendementen die onze voedselvoorziening zouden verminderen door de landbouw belachelijk bezwarend en onpraktisch te maken. Laten we eraan denken dat boeren van nature milieubeschermers zijn! In plaats van een verbod op pesticiden zullen de lidstaten zich verdiepen in opleidings- en voorlichtingscampagnes en beste werkwijzen en geïntegreerde bestrijding met pesticiden waar wij als burgers, consumenten en boeren bij zijn gebaat.
Ik heb voor realistische doelen voor lidstaten gestemd, omdat ik het uiteenlopende karakter van de 27 lidstaten ken. Bij het gebruik dient de risicofactor centraal te staan, waarbij gevaar en blootstelling in de afwegingen moeten worden betrokken.
Astrid Lulling (PPE-DE),schriftelijk. – (FR) Voor wat betreft het verslag over het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en het duurzame gebruik van pesticiden volgde ik de zeer verantwoorde lijn van mijn fractie.
CMR-pesticiden, waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid van mens en dier, mogen niet langer worden toegelaten.
De verplichting om informatie te verstrekken aan bewoners voordat met sproeien wordt begonnen, zou massahysterie teweegbrengen, nog maar afgezien van het feit dat het een enorme hoeveelheid bureaucratische rompslomp met zich mee zou brengen, die sowieso komt te vervallen wanneer CMR-pesticiden van de markt verdwijnen.
Ik ben van mening dat het subsidiariteitsbeginsel gebruikt zou moeten worden om de invoering van bufferzones tegen te gaan en zodoende extra beperkingen voor de landbouw te voorkomen.
Ik ben tegen een speciale heffing op toegelaten middelen, omdat dit zal leiden tot een volstrekt onnodige verhoging van de kosten van de landbouwproductie.
Ik ben uiteraard ook tegen het verbod van het sproeien van gewasbeschermingsmiddelen vanuit de lucht. Het is niet aanvaardbaar om deze methode te verbieden, die de enige adequate methode in bepaalde regio’s is, bijvoorbeeld in gebieden met wijnbouw op hellingen.
Ik ben blij dat rekening wordt gehouden met mijn amendementen over de onaanvaardbare effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, die naast tal van andere zaken, ook een negatieve impact kunnen hebben op het gedrag van bepaalde species zoals bijen en zelfs kunnen leiden tot uitroeiing van deze species.
Robert Navarro (PSE),schriftelijk. – (FR) Ik stemde voor het verslag-Klaß en het verslag-Breyer, beide over het gebruik van pesticiden, omdat zij een teken van vooruitgang zijn, naar meer aandacht voor de impacts van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het milieu en de menselijke gezondheid. Met name ben ik zeer blij over het feit dat het voorstel van de Sociaal-democratische Fractie tot verbod van het gebruik van pesticiden in en rond gebieden die worden gebruikt door het publiek of door kwetsbare bevolkingsgroepen, is overgenomen. Ik ben ook blij dat onze voorstellen over de systematische bevordering van niet-chemische methoden zijn overgenomen. Ik betreur het echter dat de rechtervleugel in het Europees Parlement tegen de invoering van streefdoelen voor de vermindering van het gebruik van deze middelen heeft gestemd. Tal van voorbeelden tonen aan dat vermindering mogelijk is en we hadden een geleidelijke verminderingsstrategie kunnen invoeren zonder enig gevaar voor het bedrijfsleven en de werkgelegenheid. Opnieuw heeft de rechtervleugel de voorkeur gegeven aan winstbejag … Dit neemt niet weg dat ook kleine stappen belangrijk zijn. Beide verslagen zijn een stap in de goede richting, namelijk naar een duurzame landbouw van morgen en een gezonder milieu voor onze kinderen.
(De vergadering wordt om 14.25 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat)
VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter
12. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
13. Ontwerp van algemene begroting 2008: Afdeling III, Commissie - Ontwerp van algemene begroting 2008 (Afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII, IX) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het gecombineerd debat over
– het verslag (A6-0397/2007) van de heer Virrankoski, namens de Begrotingscommissie, over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, Afdeling III – Commissie (C6-0287/2007 – 2007/2019(BUD)) en
– het verslag (A6-0394/2007) van de heer Itälä, namens de Begrotingscommissie, over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, Afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX
De Voorzitter. − Voor ik het woord geef aan commissaris Grybauskaitė wil ik graag mijn verbazing uiten over het feit dat andere commissarissen die we hadden uitgenodigd, niet aanwezig zijn. Daar zijn wellicht diverse redenen voor: kennelijk zijn onze uitnodigingen wat laat de deur uit gegaan. Dit kan het geval zijn, hetgeen ik nog wil natrekken.
Ik wil de Commissie er echter aan herinneren dat zij op grond van het Interinstitutioneel Akkoord aanwezig dient te zijn tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement. Ik trek deze kwestie nog na en ik verwacht dat zowel de Commissie als wij als Parlement uiteraard onze verplichtingen op basis van het Interinstitutioneel Akkoord zullen nakomen.
Daarom wil ik de aanwezige commissaris, commissaris Grybauskaitė, verzoeken dit over te brengen aan de Commissie. Ik heb hierover al het een en ander laten vallen in de Conferentie van voorzitters. Ik wil hier echter geen eenzijdige beschuldigingen uiten, maar zal deze zaak in ieder geval natrekken.
Ville Itälä (PPE-DE), rapporteur. –(FI) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mij bedanken bij de voorzitter van de Begrotingscommissie en de leden en coördinatoren van dezelfde commissie, want zij hebben het mogelijk gemaakt dat wij een uitstekend compromis konden bereiken en dat in een uitermate prettige sfeer. De secretaris-generaal van het Parlement stond er zeer open tegenover en was zeer bereid mee te werken bij het opstellen van de ontwerpbegroting. Het is een goede start van de toekomstige samenwerking tussen de administratie en de Begrotingscommissie.
Om te beginnen wil ik duidelijk stellen dat het huidige systeem van twee organisaties die besluiten nemen over de begroting – het Bureau en de Begrotingscommissie – niet gehandhaafd kan blijven. Het is geen goede methode dat het Bureau steeds nieuwe ideeën en projecten ontwikkelt. De Begrotingscommissie is geen stempelautomaat die begrotingen goedkeurt en evenmin een slechte vent of een slechte meid die ze elimineert. Dat was hier ook het geval toen de fractievoorzitters met tal van grote nieuwe verhogingen kwamen aanzetten, die tezamen ver over het beroemde en onlangs overeengekomen plafond van 20 procent zouden zijn gegaan. Ik hoop dat iedereen nota neemt van de richtsnoeren van de voorzitter van de commissie over deze zaak, want hij weet hoe dit proces dient te verlopen, zodat we concrete en passende resultaten kunnen boeken. Over deze kwesties kan niet op twee verschillende plekken worden beslist. Het is veel beter dat hierover op één plek wordt beslist.
Toen de begroting van het Parlement werd opgesteld, namen de administratie en het Bureau een goed initiatief door voor te stellen het plafond van 20 procent tot grondbeginsel te verklaren. Naderhand maakten de fractievoorzitters aanvullingen op de beleidsregels. Een ervan was dat elke assistent van een lid 1 000 euro per maand meer moet krijgen, wat neerkomt op een totaal van 10 miljoen euro. Zo waren er ook nog diverse andere verhogingen, terwijl we ons in feite in een situatie bevinden waarin in extra uitgaven enigszins het mes gezet moet worden. Dit is natuurlijk nooit erg gemakkelijk, maar in dit geval moeten we constateren dat er geen echte bezuinigingen of besnoeiingen hebben plaatsgevonden. Integendeel, we bleven alleen bij de nieuwe verhogingen vasthouden aan de begrotingsdiscipline zodat de begrotingsuitgaven niet al te sterk zouden stijgen.
Dit is echt van groot belang, want we geven immers belastinggeld uit. We moeten goed nadenken over de vraag aan welke projecten we willen deelnemen en welke aanvaardbaar zijn, althans uit het oogpunt van de belastingbetaler. Bovenal moeten we ons focussen op de noodzakelijkste taken, want daarvoor zijn we tenslotte gekozen. Dit is een wetgevend orgaan en we zouden geen projecten moeten opstarten die buiten het kader liggen van onze huidige wetgevende taak.
Niettemin ben ik blij met het bereikte compromis. Op basis hiervan wordt het Parlement een verhoging van bijna vier procent toegestaan. Dat is redelijk en bevat in ieder geval tal van projecten waar ook andere leden van dit Huis achter staan.
Ik wil er graag een paar noemen. Ten eerste het voorlichtingsbeleid, hetgeen van groot belang is. Hiervoor zijn negen miljoen euro extra toegevoegd aan de reserve, bestemd voor de nieuwe web-TV, zodra het prototype is goedgekeurd. Een kanaal speciaal voor informatie over en van het Parlement is een aanvaardbaar idee, maar zou niet op de nu voorgestelde wijze worden gelanceerd. De fracties en de leden van dit Huis mogen geen rol spelen in het toezicht op het betreffende lichaam of betrokken zijn bij het dagelijkse werk. De administratie heeft in de ogen van het publiek niet dezelfde soort politieke integriteit als de fracties en de leden van dit Huis.
Ik kon me niet vinden in het voorstel van de linkervleugel dat partijpolitiek en beleid gescheiden moeten zijn en dat informatie over het Parlement alleen door zijn administratie kan worden verspreid, niet door zijn leden of fracties. Het is ondenkbaar dat we een informatiebeleid voeren waarvoor alleen de administratie verantwoordelijk is en wij, als democratisch gekozen parlementariërs, er geheel buiten worden gehouden.
Een ander met dit thema verwant idee was dat van de lokale media, waartoe vlak voor het reces was besloten in de plenaire vergadering. Hier ging het erom dat de leden van dit Huis wat meer geld zouden krijgen om vertegenwoordigers van de lokale media uit te kunnen nodigen zodat deze het gebeuren in het Parlement kunnen volgen en de leden kunnen interviewen. De Begrotingscommissie stemde tegen dit idee. Ik snap de kennelijke animositeit tegenover de lokale media van de kant van de linkervleugel niet, want zo komen we immers het dichtst bij de gewone burgers. Een meerderheid van de Begrotingscommissie stemde tegen het beschikbaar stellen van deze middelen en zodoende hebben wij, de leden van dit Huis, geen extra geld om lokale media uit te nodigen.
Ten derde wil ik de Informatiebureaus noemen. Elke lidstaat heeft zijn eigen Informatiebureau, en dat is een goede zaak. Maar waarom moeten we daarvoor de duurste gebouwen in de duurste gebieden kopen? Waarom kunnen we niet duidelijk goedkopere gebouwen kopen die wat verder buiten het centrum liggen en meer geld uitgeven voor personeel? We hebben meer personeel nodig om werkplekken, universiteiten en scholen te bezoeken om de mensen te vertellen wat het Parlement doet en waarom. Dat is de beste manier om mensen te beïnvloeden; we moeten naar hen toekomen, en geen dure gebouwen kopen. Dat geld kan beter aan andere dingen worden besteed.
Voor wat betreft het algemeen beleid inzake gebouwen hoop ik dat de instellingen een gezamenlijke organisatie in het leven kunnen roepen die zich bezighoudt met de vraag wanneer en waar moet worden gebouwd dan wel worden gekocht, zodat we geen besluiten nemen zonder dat we weten wat de andere instellingen doen en en passent ook nog eens de prijzen voor onroerend goed kunstmatig opdrijven.
Ik wil nog even ingaan op de resolutie over het voorstel om het aantal vergaderingen in Straatsburg te verminderen. Deze discussie duurt al eeuwig, maar moet zo lang worden gevoerd tot er iets gebeurt. We moeten ook een goed voorbeeld geven voor wat betreft de vermindering van emissies. We kunnen niet jaarlijks 200 miljoen euro aan belastinggeld blijven verkwisten. We moeten de burgers laten zien dat de EU is gegroeid en veranderd en dat wij daarom ook moeten veranderen. Ik heb geen enkel zinnig argument gehoord waarom deze ruzie voortgezet moet worden. Daarom hoop ik dat we over dit vraagstuk zullen stemmen zodat het Parlement onderhandelingen kan gaan voeren met de Raad en de dringend noodzakelijke veranderingen kunnen plaatsvinden.
Ik wil me nogmaals bedanken bij de coördinatoren en leden van de Begrotingscommissie voor het bereikte compromis en ik hoop dat dit compromis donderdag in de stemming overeind blijft en dat de betreffende cijfers blijven zoals we samen zijn overeengekomen.
Kyösti Virrankoski (ALDE), rapporteur. –(FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de begroting van de Europese Unie voor 2008 is de tweede in deze programmaperiode. Na de goedkeuring van het huidige Financieel Kader werd bijzondere prioriteit gegeven aan het versterken van het concurrentievermogen en de cohesie voor groei en werkgelegenheid.
Het voorontwerp van begroting beloopt 129,2 miljard euro aan vastleggingskredieten en 121 miljard euro aan betalingskredieten. In zijn ontwerpbegroting verlaagde de Raad de vastleggingskredieten naar 128,4 miljard euro en de betalingskredieten naar 119,4 miljard, oftewel 10,3 miljard euro onder het toch al krappe Meerjarig Financiële Kader (MFK).
De ontwerpbegroting van de Raad wierp ook enkele andere vragen op. In rubriek 1 (duurzame groei en werkgelegenheid) werden de betalingskredieten verlaagd met zegge en schrijve 1 046 miljoen euro, hoewel dit de voornaamste prioriteit van het begrotingsbeleid was.
Deze herfst ontving het Parlement ook de nota van wijzigingen van de Commissie waarin wordt voorgesteld 262 miljoen euro meer uit te geven voor extern beleid. Verder stelde de Commissie ook een herziening van het MFK teneinde voldoende middelen te reserveren voor Galileo (GPS) en het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) voor de periode 2008-2013. Het voorstel was overeenkomstig met de op 20 juni door het Parlement aangenomen resolutie en de eerste lezing van de wetgeving inzake het EIT.
Op basis van deze criteria stelde de Begrotingscommissie haar eigen voorstel op, waarover nu wordt gediscussieerd. De kernpunten zijn:
Voornaamste prioriteit geniet rubriek 1 (duurzame groei en werkgelegenheid). De vaststellingskredieten werden verhoogd, met name voor onderzoek en opleidingsactiviteiten, voor het verwezenlijken van de strategie van Lissabon, en voor de trans-Europese vervoersnetwerken.
Rubriek 1a heeft ook betrekking op de financiering van het navigatiesysteem Galileo. Toen het Meerjarig Financieel Kader werd opgesteld, waarschuwde het Parlement dat er bij Galileo sprake is van onderfinanciering. Nu heeft het project een tekort van 2,4 miljard euro, omdat, anders dan in de VS, het bedrijfsleven hier niet bereid is deel te nemen aan dit project. Omdat dit project zowel uit politiek als economisch oogpunt van groot belang is voor Europa, drong het Parlement erop aan er mee door te gaan en het te financieren met EU-begrotingsmiddelen. Een besluit hierover zal worden genomen tijdens deze begrotingsprocedure. Daarom zijn de vastleggingen voor Galileo en het daarmee verband houdende EIT buiten het kader van de ontwerpbegroting gebleven, in de vorm van een zogeheten “satellite change”-voorstel. Voorwaarde voor de goedkeuring is dat het voorstel van de Commissie tot wijziging van het MFK wordt goedgekeurd. Mocht dit niet gebeuren, dan zal het Galileo-project stranden en zal ook de financiering van het EIT moeilijk worden. Het is zinloos om door te gaan met de financiering van Galileo zolang bij de Raad de echte wil ontbreekt om dit project van de grond te krijgen.
De vastleggingen voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds in rubriek 1b zijn aanzienlijk verhoogd, nu de niet-uitbetaalde vastleggingen in het kader van deze fondsen – de RALs – schrikbarend hoog zijn, namelijk ruim 95 miljard euro.
Afgelopen zomer hebben het Parlement en de Raad een gezamenlijke verklaring afgegeven over de traagheid waarmee de Commissie operationele programma’s goedkeurt. Momenteel is 63 procent van alle programma’s op het gebied van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds nog niet goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor 83 procent van de programma’s op het gebied van het Europees Sociaal Fonds en 75 procent van de programma’s op het gebied van plattelandsontwikkeling, en dat terwijl het eerste programmajaar al bijna afgelopen is.
De traagheid van de Commissie vormt een ernstige bedreiging voor het Europese structuur- en cohesiebeleid en met name voor de wederopbouw van de nieuwe lidstaten, aangezien het huidige MFK in feite een gigantisch Europees wederopbouwproject is, groter dan het Marshallplan na de Tweede Wereldoorlog. In deze ontwerpbegroting is echter slechts 22,1 miljard euro en 5,3 miljard euro gereserveerd voor respectievelijk structuurmaatregelen en plattelandsontwikkeling en de nieuwe lidstaten. Dientengevolge stelt de Begrotingscommissie voor om bepaalde administratieve kosten van de Commissie in reserve te plaatsen, die pas mogen worden vrijgemaakt in overeenstemming met een hoger tempo van goedkeuring van operationele programma’s, om de vooruitgang te bespoedigen.
Een ander groot probleemgebied houdt verband met rubriek 4 (EU als mondiale partner). Het voorontwerp van begroting was duidelijk ontoereikend, wat te wijten is aan de door de Commissie in haar nota van wijzigingen voorgestelde 120 miljoen euro voor Kosovo en 142 miljoen euro voor Palestina. De Raad stelde tevens verhogingen voor van 260 miljoen euro voor dezelfde regio’s.
De Begrotingscommissie nam het voorstel van de Commissie over, maar voegde er voor zowel Kosovo als Palestina nog eens 10 miljoen euro aan toe. Om de prioriteiten van het Parlement te verdedigen stelde de commissie ook een “asterisk”-amendement op. Hierin wordt akkoord gegaan met bezuinigingen ten bedrage van 40 miljoen euro, die anders moesten komen uit het Gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, daar de door de Raad voorgestelde verhoging betrekking heeft op een gebied dat voor hem van groot belang is en de prioriteiten van het Parlement in gevaar zou brengen. Dit voorstel bevat ook verhogingen waarom de Commissie buitenlandse zaken vroeg voor Palestina en Kosovo, namelijk in totaal 40 miljoen euro, plus een kleinere aanpassing van 7 miljoen euro voor het Wereldfonds en enkele andere gezondheidsprioriteiten. Dit amendement kan worden aangenomen wanneer de Raad akkoord gaat met de inschakeling van het flexibiliteitsinstrument.
Voor wat betreft de gedecentraliseerde agentschappen kan ik zeggen dat de commissie de bezuinigingen van 32 miljoen euro en de inkrimpingen van het personeelsbestand door de Raad heeft hersteld. We vonden dat de samenwerking vrij goed verliep. De grootste wijziging heeft betrekking op de vaststellingen voor Frontex, het Europees agentschap voor het beheer van de buitengrenzen; deze werden verhoogd met 30 miljoen euro. De samenwerking op het gebied van het beheer en het versterken van de buitengrenzen is een van de hoofdprioriteiten van het Parlement.
Het motto van deze begroting is “een begroting die tot resultaten leidt” en heeft tot doel zowel het op activiteiten gebaseerde budgeting als activiteitgerelateerd beheer te bevorderen. Hiertoe werd 49 miljoen euro van de administratieve kosten van de Commissie in reserve geplaatst. Deze zullen pas worden vrijgemaakt wanneer en in zoverre zij voorstellen doet voor onderzoeken en verslagen over de ontwikkeling van activiteitgerelateerd beheer, opheldering geeft over de verantwoordingsplicht van het personeel en de toekomstige ontwikkeling van het personeelsbestand, waarom het Parlement heeft verzocht. Dit heeft tevens te maken met de in de overlegvergadering met het Parlement aangenomen verklaring over de uitvoerende agentschappen. Hierin wordt gesteld dat elk nieuw voorstel een kosten-batenanalyse moet bevatten vergeleken met de situatie waarin de maatregelen onder de verantwoordelijkheid van de Commissie zouden vallen. Verder moeten de lijnen van verantwoording en verantwoordelijkheid binnen een agentschap en de Commissie duidelijk worden aangegeven, en moet de Commissie een uiteenzetting geven over haar verantwoordelijkheid voor het werk van het agentschap en het gebruik van middelen. We kennen nog de afschrikwekkende voorbeelden uit het verleden van de Bureaus voor technische bijstand.
De totale som van de voorliggende ontwerpbegroting bedraagt 129 680 miljard euro, hetgeen 623 miljoen euro onder het MFK ligt. De betalingskredieten bedragen 124 194 miljard euro, hetgeen neerkomt op 0,99 procent van het bruto nationaal inkomen van de lidstaten, en daarmee 5 300 miljoen euro onder het MFK. De Begrotingscommissie heeft dus een sterke discipline aan den dag gelegd bij het opstellen van dit voorstel voor behandeling in het Europees Parlement.
De voorbereiding van de ontwerpbegroting vond plaats in een geest van sterke consensus en uitstekende samenwerking. Ik wil de voorzitter van de Begrotingscommissie bedanken, Reimer Böge, voor zijn uitstekende leiderschap, en de coördinatoren en schaduwrapporteurs van alle fracties. Ze hebben allen blijk gegeven van aanzienlijke flexibiliteit en de wil om samen te werken. Ik wil me ook bedanken bij de Commissie, en in het bijzonder bij commissaris Grybauskaite, voor zijn positieve houding, en bij het Portugese voorzitterschap, dat tijdens het tripartiete onderhandelingen en het Tripartiet Overleg een constructieve houding en achting heeft laten prevaleren. Tot slot wil ik nog graag mij dank uitspreken aan het secretariaat van de Begrotingscommissie en de voor de begroting verantwoordelijke administrateurs van mijn eigen fractie en de andere fracties feliciteren voor de enorme hoeveelheid werk die ze hebben verzet.
Ik leg de begroting voor 2008 ter behandeling voor aan de plenaire vergadering.
Richard James Ashworth, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik beginnen met de heer Virrankoski te bedanken voor een uitstekend verslag en voor de aanzienlijke hoeveelheid werk die hij heeft verricht.
Hij zegt terecht dat 2008 het tweede jaar is in een financieel zevenjaarsperspectief. Ik ben van mening dat deze begroting de goede kant opgaat, waar voor zijn geld biedt en met een aanwending van betalingen die dit jaar is gesteld op 0,99 procent BNI (bruto nationaal inkomen) de potentie heeft een veel betere uitvoering in de komende jaren te bereiken.
Maar om deze doelen te bereiken, roep ik de Raad op om vooral kennis te nemen van de standpunten van het Parlement en zich voor te bereiden op een verdere discussie. In dit verband noem ik vier onderwerpen.
Als eerste Galileo en het EIT (Europees Instituut voor Technologie): het Parlement heeft zijn goedkeuring aan deze projecten gegeven, maar we hebben nog steeds duidelijkheid nodig over de begrotingsdiscipline van de andere instellingen. Ik wil hier drie punten aanstippen. Ten eerste zie ik onvoldoende aanwijzingen voor voorzieningen tegen overschrijdingen van kosten en opleveringstermijnen bij de projecten. Ten tweede zie ik dat er onvoldoende voorzieningen worden getroffen voor een duidelijke aanspreekbaarheid en verantwoordelijkheid bij deze belangrijke onderwerpen, vooral wanneer contracten voor werkzaamheden ten behoeve van de projecten worden afgesloten. Tot slot vind ik dat de Commissie meer moeite moet doen om haar visie over het Galileo-project en vooral over de periode na de ontwikkelingsfase en over de huidige gang van zaken kenbaar te maken.
Ten tweede weten we al dat door het gestelde onder kop 4 de vraag naar financiering voor Palestina en Kosovo de grens van het onder deze kop gestelde aanzienlijk zal overschrijden. Hieraan is gedeeltelijk tegemoet gekomen door vermindering van de financiering van het GBVB (gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid). Maar dat schept onvermijdelijk problemen in het volgende jaar en ik vind dat we op enig moment na de eerste lezing van het Parlement met de Raad en de Commissie moeten bespreken hoe we deze situatie kunnen aanpakken.
Ten derde roep ik de Raad op het Parlement te steunen bij zijn pogingen de Commissie tot een screening te bewegen en een grotere efficiency van het ambtelijk apparaat te bewerkstelligen. Dit met in begrip van de gedecentraliseerde en externe agentschappen, waar naar ik vrees behoefte is aan het heel wat meer afleggen van verantwoordelijkheid.
Tot slot is het heel belangrijk dat zowel de Raad als de Commissie meer urgentie geven aan het komen tot een positieve betrouwbaarheidsverklaringvan de Rekenkamer. Naar mijn mening zijn hun huidige vorderingen onacceptabel traag en als gevolg hiervan wordt de geloofwaardigheid van het Parlement ernstig ondergraven. Ik roep daarom in het bijzonder de Raad op om een grotere urgentie te tonen bij de aanpak van deze situatie.
Catherine Guy-Quint, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, allereerst wil ik graag het gehele begrotingsteam bedanken voor hun werk, in het bijzonder onze twee rapporteurs, de heer Virrankoski en de heer Itälä. Deze begrotingsprocedure bevestigt nog eens hoe krap het Meerjarig Financieel Kader is. Het totaal bedrag aan betalingen van iets minder dan 130 miljard euro, oftewel 0,99 procent van het BNP, is erg krenterig en doet niets goeds vermoeden voor de ontwikkeling van het Europees beleid.
Het teamwork in de Begrotingscommissie heeft ertoe geleid dat de begrotingsprioriteiten van de fracties overeind zijn gebleven, maar het MFK verhindert de herleving van het groeibeleid dat werd beloofd aan de Europese burgers. Onze commissie hield zich in de eerste plaats bezig met de keuzes van alle parlementaire commissies, maar de enorme toename van proef- en modelprojecten is een duidelijk uiting van de frustraties over het krenterige karakter van het MFK. Opnieuw moesten we ons verzetten tegen drastische bezuinigingen van de kant van de Raad, maar uiteindelijk ben ik blij met het bereikte compromis. De Commissie moet deze begroting nog steeds correct uitvoeren. We willen het niet langer pikken dat deze ontwerpbegroting onbruikbaar wordt gemaakt door niet-uitvoering en kredietoverschrijvingen aan de lidstaten.
Ten eerste accepteren we in de begroting voor 2008 niet dat gebruik wordt gemaakt van de structuur- en cohesiefondsen. In de Sociaal-democratische Fractie hebben we vreselijke bezuinigingen van de Raad op programma’s zoals Cultuur 2007, Media 2007 en Jeugd in actie ongedaan gemaakt. Ik hoef u niet te herinneren aan het belang van deze regels, gezien de wijze waarop het nieuwe Verdrag is overgebracht aan de burgers van Europa. Ik vraag de Raad hierover eens goed na te denken en bijvoorbeeld aan onderzoek of Frontex de middelen te geven die ze nodig hebben om te kunnen werken en de informatielijnen te verbeteren om adequaat te kunnen reageren op de momentane zorgen van de Europese burgers. We stellen ook extra vaststellingen voor bepaalde nieuwe projecten voor, bijvoorbeeld om de opvangmogelijkheden voor vluchtelingen te verbeteren of voor NGO’s ter bestrijding van discriminatie. De Europese begroting moet diegenen blijven steunen die strijden tegen de kwellingen die de Europese samenleving teisteren.
Voor wat betreft het terrein van de externe betrekkingen van de EU worden de uitgaven van de GBVB verlaagd met 40 miljoen om te kunnen voldoen aan andere verplichtingen en EU-verplichtingen: handhaving van de reserve voor noodhulp, hulp voor de meest benadeelde landen, steun voor het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria en het op peil houden van de ontwikkelingshulp. Voor Kosovo en Palestina zal het flexibiliteitsinstrument worden ingeschakeld, om 87 miljoen euro te genereren. Het valt nog steeds te betreuren dat rubriek 4 stelselmatig ondergefinancierd is. De wereldwijde armoede neemt toe en onze middelen blijven maar slinken.
Ik erken dat het in reserve nemen van 40 miljoen euro wrang is voor de Europese Commissie, maar het geeft goed onze twijfels weer ten aanzien van de effectiviteit waarmee het ABM wordt geïmplementeerd. Staat u mij toe enkele voorbeelden te noemen: ten eerste de fout om middelen uit het Cohesiefonds te besteden, het niet kunnen uitvoeren van modelprojecten die we belangrijk vinden, zoals het Erasmusachtige programma voor het leerlingwezen, het gebrek aan transparantie bij de selectie van onderzoeksbureaus en de gebrekkige implementatie van selectieprocedures voor nieuwe functionarissen. De lijst is lang en het Parlement wil bewijzen zien van de goodwill van de Europese Commissie.
Tot slot, het belangrijkste punt, vragen we met het “asterisk”-amendement dat de financiering van Galileo en het EIT de plafonds van de financiële vooruitzichten mogen overschrijden. Dit noopt, nee dwingt ons tot een miniherziening van de financiële vooruitzichten. Het Parlement kan niet accepteren dat Galileo, een belangrijk project en een essentieel strategisch instrument voor de politieke macht en onafhankelijkheid van de EU, zowel uit technologisch en economisch als politiek oogpunt, in gevaar wordt gebracht. Ik ben echter overtuigd van de waarde van de opmerkingen van mevrouw Merkel hier in dit Huis. Op 29 juni van dit jaar sloot zij het Duitse voorzitterschap af met het volgende Afrikaanse gezegde: “Ga alleen als je snel wilt zijn, maar ga samen als je ver wilt komen.”
Anne E. Jensen,namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Voorzitter van het Europees Parlement bedanken voor het feit dat hij deze vergadering en de procedures zelf heeft geleid en voor het feit dat zij niet in het holst van de nacht plaatsvindt. Daar ben ik erg blij over.
Commissaris, het lijdt geen twijfel dat de begrotingsprocedures voor 2008 spannend zullen gaan worden. Daarbij zullen de rijen van het Parlement gesloten zijn en ik ben ervan overtuigd dat er bij de stemming aanstaande donderdag een brede steun voor de strategie, de Begrotingscommissie en de rapporteur, de heer Virrankoski.
De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa steunt de uitstekende voorstellen van de Begrotingscommissie voor de financiering van Galileo. We zijn ervoor dat er extra middelen voor dit project worden gegenereerd uit landbouwprogramma’s en deze niet worden terugbetaald aan de lidstaten. Het zou niet redelijk zijn om de uitgaven voor onderzoek en vervoer te verlagen ten behoeven van extra middelen voor Galileo, zoals voorgesteld door de ministers van Financiën van de EU. Als de lidstaten het met ons eens zijn dat we Galileo nodig hebben, moeten ze ook voor de financiële middelen zorgen en die niet gebruiken voor andere doeleinden. Zoals de heer Virrankoski al stelde, hebben we al eerder gewaarschuwd dat er voor Galileo te weinig geld beschikbaar is en kan niemand zeggen dat de huidige situatie uit de lucht is komen vallen.
Een ander belangrijke thema betreffende de Raad waarover de meningen zeer uiteenlopen is de financiering van het buitenlands beleid. We zijn allemaal zeer bezorgd over de vraag of er wel voldoende geld beschikbaar is gesteld voor Kosovo en ook voor Palestina. Ik wil de heer Virrankoski bedanken voor de grote moeite die hij zich heeft getroost om een compromis te vinden dat kan rekenen op een brede steun.
Voor wat de agentschappen betreft zijn we tevreden dat het agentschap voor het beheer van de buitengrenzen, Frontex, meer geld krijgt, en we hopen dat er een oplossing wordt gevonden om Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid (EMSA) zo snel mogelijk te laten starten met het Europees datacentrum voor identificatie en volgen van schepen op lange afstand, dat tegen het einde van 2008 wordt opgericht.
De rapporteur voor de andere instellingen, de heer Itälä, had zowel een haalbare als zeer moeilijke taak. De moeilijke taak bestond in de begroting van het Parlement, waarbij het helaas niet mogelijk bleek de uitgaven op het niveau van dit jaar plus de inflatie te krijgen. Ondanks dat kon wel worden bereikt dat de uitgaven onder het plafond van 20 procent blijven. De ALDE-Fractie steunde het oorspronkelijke compromis tussen de rapporteur en het Bureau en betreurt dat gebrekkige coördinatie tussen de voorzitters van de grotere fracties ertoe heeft geleid dat het compromis gewijzigd moest worden. Hopelijk gebeurt dit niet nog eens, want we kunnen veel beter. Ik wil de heer Itälä echter niet afstraffen. Hij heeft een uitstekende bijdrage geleverd en ik wil hem bedanken voor het vinden van een degelijke oplossing voor het Comité van de Regio’s, dat zeer te lijden had onder stevige bezuinigingen van de kant van de Raad.
Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, namens de UEN-Fractie wil ik graag mijn oprechte dank uitspreken aan de rapporteurs, de heer Virrankoski en de heer Itälä, en aan alle leden van de Begrotingscommissie voor hun inspanningen voor het opstellen van de begroting en hun uitstekende medewerking. Hartelijk dank.
Verschilt de tweede begroting in de huidige financiële vooruitzichten zo duidelijk van haar voorlopers, afgezien dan van de omvang en de bedragen? Zoals altijd moeten we de financiering van uitgaven van voorgaande jaren voortzetten en kunnen we dus slechts bepaalde delen van de begroting wijzigen. Hiertoe behoren de financiering van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) en het Galileo-project. Ook de uitgaven voor Palestina en Kosovo werden verhoogd. Verder zijn er aanzienlijke wijzigingen in de financiering van het communautaire landbouwbeleid en de agentschappen.
Maken we een grote fout door in het wilde weg geld voor latere uitgaven te reserveren? Is het handig om dit al een jaar van tevoren te doen? We kunnen het proberen, tenslotte hebben we altijd nog de mogelijkheid om de begroting aan te passen, en dat is van groot belang. Misschien zouden we meer posten moeten creëren, hetgeen de begroting aanmerkelijk flexibeler zou maken.
Tot slot wil ik nogmaals mijn oprechte dank uitspreken aan de heer Virrankoski. Ondanks het uitermate lastige terrein was de onderlinge samenwerking erg plezierig.
Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil om te beginnen stellen dat de bestaande financiële vooruitzichten een groot probleem vormen aangezien de begroting vanuit het oogpunt van de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie tot 2013 niet geschikt is om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen waarvoor Europa en de huidige 27 lidstaten staan.
Ik wil er ook op wijzen dat er volgens mij een gebrek aan Europese geest binnen de Raad bestaat, althans wat betreft de begroting en financiën. Ik ben van mening dat we, zoals we in het kader van de strategie van Lissabon hebben verklaard, een echt technologisch offensief voor Europa nodig hebben, als we echt het pad willen effenen voor een kennismaatschappij. We lopen intussen helaas achter. Ik geloof ook dat we nog meer moeten doen voor onderzoek en ontwikkeling en ook voor een leven lang leren, als we de Europese burgers willen voorbereiden op de toekomst en hen de deskundigheid willen geven om het hoofd te kunnen bieden aan de globalisering.
We moeten ook een verantwoord buitenlands beleid voeren – en zoals uit alle opiniepeilingen blijkt, verwachten de Europese burgers dat van ons. Als we echter meer geld willen stoppen in crisispreventie en verantwoorde acties in brandhaarden elders op de wereld, hebben we voldoende middelen nodig, waarover we thans niet in afdoende mate beschikken.
Wat het klimaatbeleid betreft ben ik ook van mening dat we de wereld moeten laten zien dat een goed doordacht klimaatbeleid en selectieve groei hand in hand kunnen gaan. Europa moet op dit punt een grote stap naar voren zetten, want alleen door een klimaatbeleid én het scheppen van banen kunnen we andere werelddelen en grote landen zoals China, India en de VS overtuigen en de harten van onze burgers veroveren.
Anderzijds denk ik ook dat we kunnen bezuinigen, bijvoorbeeld op exportsubsidies op het gebied van de landbouw, maar ook in de tabakteelt en op uitgaven voor onze vergaderingen hier in Straatsburg. Het is duidelijk dat de begroting niet beantwoordt aan onze belangrijke, ambitieuze wetenschappelijke projecten zoals Galileo, het satellietnavigatiesysteem. Tal van sprekers voor mij hebben dit ook gezegd. Als we dit echter “politically correct” vinden, dan moet de Raad maar eens actief worden, want anders raken we steeds verder achterop, niet alleen bij de VS, maar ook bij China en India. Wat het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) betreft: als we echt willen aantonen dat Europa een continent is dat grote waarde hecht aan kennis en een kennismaatschappij wil zijn, dan moet de Raad op dit punt meer doen. Als we Europa willen promoten, hebben we een gemeenschappelijke Europese wil nodig.
Afrondend wil ik al mijn collega’s van dit Huis die hebben meegewerkt aan deze begroting bedanken. Het is slechts een compromis, maar het is een goed compromis, althans vanuit het perspectief van het Parlement, en we zullen ons er sterk voor maken.
Esko Seppänen, namens deGUE/NGL-Fractie. –(FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de meningen in de fracties lopen zeer uiteen. Sommigen zijn blij met het strenge begrotingsbeleid van de Raad, terwijl andere leden dit als belemmering beschouwen voor alle dingen die mooi en goed zijn. Feit is dat het totaal bedrag van het voorstel van de Raad belachelijk laag is in verhouding tot het nationaal inkomen en dat ook het voorstel van het Parlement een buitengewoon laag uitgavenniveau kent.
Onze fractie is niet blij met de wijze waarop de ontwerpbegroting het militaire profiel van de Unie doet vergroten. Militarisering van de Unie is een van de redenen waarom onze fractie afgelopen week niet stemde voor het nieuwe voorstel voor een Grondwet. Net als de ontwerpbegroting van het afgelopen jaar draagt de Grondwet niet bij aan versterking van de sociale dimensie van de Unie.
We zijn er intussen aan gewend dat de Commissie de EU-begroting nooit volledig benut en de lidstaten zijn het gewend dat zij hun eigen middelen hebben, want die krijgen ze jaar voor jaar terug. Dit is te wijten aan de RALs die op hun beurt het gevolg zijn van vertraagd uitgevoerde programma’s in het kader van het Structuurfonds en Cohesiefonds. Dit was niet alleen dit jaar zo, maar zal ook volgend jaar weer zo zijn. De rapporteur, de heer Virrankoski, probeert de goedkeuringsprocedures voor deze programma’s terecht te bespoedigen.
Onze fractie is van mening dat het goed is om de interinstitutionele akkoorden te wijzigen met het oog op verhoogde uitgaven voor Galileo en het EIT. We hebben gewoonweg niet genoeg geld in het MFK; integendeel, de lidstaten moeten meer geld in de Unie pompen voor deze projecten. In dit Huis is het Bureau minder gedisciplineerd voor wat betreft zijn begrotingsdoelstellingen dan de Begrotingscommissie. Het Bureau probeert altijd 20 procent van de administratieve kosten van de EU te besteden ook al ontbreekt hiervoor het geld. Afgaand op het financieel memorandum van de heer Pöttering horen hier ook projecten bij als een museum over de, korte, geschiedenis van de EU en het omfunctioneren van de parkeerplaats van het Parlement in een beauty-oase.
Tegelijkertijd stemden de Sociaal-democraten, Liberalen en Groenen in de Begrotingscommissie voor een lakse controle op de partijfinanciering voor de partijen in het Europees Parlement en nu ook op de politieke stichtingen die op Europees niveau gelieerd zijn aan deze politieke partijen en worden gefinancierd met middelen van het Parlement. Er ontbrak een clausule waarin wordt gesteld dat toezicht moet worden gehouden op het gebruik van de middelen overeenkomstig goede praktijk van de Europese begrotingscontrole. Mijn landgenoten, de heer Virrankoski en de heer Ville Itälä, hebben hun uiterste best gedaan om in hun hoedanigheid van rapporteurs een evenwichtig resultaat te bereiken.
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. –(SV) Hartelijk dank mijnheer de Voorzitter. De geachte leden, de heer Virrankoski en de heer Itälä, hebben zich zeer deskundig beziggehouden met de begrotingskwesties. Ik heb grote waardering voor hun werk, voor wat betreft het gegeven mandaat. Maar dat is nou net het probleem: ze moeten binnen een bepaald mandaat werken. De begrotingsprocedure van de EU is volstrekt achterhaald en daarom beneden de maat.
De grondslag luidt: er komt meer geld binnen, dus waar zullen we het aan besteden? Deze organisatie is vijftig jaar oud, en alleen al daarom zou ze zich moeten focussen op “zero budgeting”. We moeten onszelf de volgende vraag stellen: waarin zouden we, als we vandaag zouden beginnen (en niet vijftig jaar geleden), onze begrotingsmiddelen investeren? Zouden we ze investeren in het oprichten van een Economisch en Sociaal Comité of een Comité van de Regio’s? Zouden we bijna de helft van de middelen investeren in een protectionistisch landbouwbeleid, in PR en marketing voor producten die anders nergens te slijten zijn? Zouden we investeren in subsidies voor de tabakproductie, dus voor de productie van een goedje dat niet langs de normale weg verkocht zou kunnen worden, terwijl we tegelijkertijd grootschalig doende zijn om het roken in de EU te verbieden? Zouden we investeren in structuurfondsen die nagenoeg de rest van de begroting opslokken, daarbij stellend dat landen geld kunnen krijgen uit de begroting van de EU mits dit wordt gebruikt voor een bepaald regionaal beleid? Het antwoord – van iedereen hier in de zaal (dat zijn er niet veel), daar ben ik overtuigd van – zal luiden: nee, dat zouden we niet doen.
Dan gaat het om de vraag: hoe kunnen we dit probleem aanpakken? Dat kunnen we alleen als we bereid zijn te kijken naar de fundamentele begrotingskwesties in hun geheel en als we bij de wortel beginnen. Maar daarvoor zijn we hier op de verkeerde plek. Als we een nuchtere economische analyse zouden uitvoeren en erover na zouden denken wat Brussel op EU-niveau met de begrotingsmiddelen moet doen, dan moet het deze middelen beschikbaar stellen voor zaken waarin de lidstaten zelf niet zouden kunnen investeren, zoals fundamenteel onderzoek. We weten allemaal uit de economische theorie dat fundamenteel onderzoek op de markt volledig ondergefinancierd is. Er zijn wel klaplopers die denken dat iemand anders wel zal opdraaien voor de kosten van fundamenteel onderzoek en de resultaten vervolgens ter beschikking stelt. Dit soort ideeën viert hoogtij, maar het bedrag dat hierin wordt gepompt, is belachelijk laag. We kletsen er wel voortdurend over, maar er verandert niets. In de meeste gevallen wordt het geld nog steeds voor zaken uitgegeven die we dertig tot vijftig jaar geleden belangrijk vonden. Dat is een grof schandaal. We hebben ook een EU die overal in Europa gebouwen koopt in de vaste veronderstelling dat zoiets goedkoper is. Het is onverantwoord om met belastinggeld te speculeren. Dit moet ophouden. We moeten een discussie aanzwengelen over hoe de EU het geld dat we ontvangen moet besteden. Waarschijnlijk wordt slechts tien tot vijftien procent van alle middelen voor goede zaken gebruikt. De rest wordt in dwaze dingen gestopt, en diverse soorten PR-werk, zoals het geld voor de aanpassing aan de globalisering. De lidstaten die met elkaar wedijveren om het vinden van goede institutionele oplossingen zijn de grondleggers van Europa en zijn succes. Laten we dat zo houden. Hartelijk dank.
Hans-Peter Martin (NI).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, ieder lid van de Begrotingscommissie weet hoe moeilijk het altijd in het najaar is om geld te genereren. Meestal ligt het verscholen onder de informatiemiddelen van de begrotingsrubrieken.
Natuurlijk wordt wel gepoogd hier actief iets aan te doen. Ik wil me in dit verband even direct aan uw richten, mijnheer de Voorzitter. De LUX Filmprijs is in het leven geroepen. Voorwaarde was dat de films voor 18 oktober 2007 bekeken konden worden en dat alleen de leden mogen stemmen die alle drie de films hebben gezien. Ik heb zo-even een blik op de lijst geworpen; er staan niet eens twaalf leden op, die dus morgen zullen beslissen wie de eerste “Toren van Babel” in ontvangst mag nemen.
Ik doe een beroep op u, mijnheer de Voorzitter, om eerlijk te zijn en ons morgen niet om de tuin te leiden door te vertellen hoeveel leden daadwerkelijk hun stem hebben uitgebracht. Zorgt u er alstublieft voor dat de notulen niet op het laatste moment worden vervalst, want de deadline voor het bekijken van de films was de 18e oktober.
Dit relatief bescheiden begrotingsprobleem, mijnheer de Voorzitter, kan van toepassing worden verklaard op tal van andere terreinen. We gooien voortdurend geld over de balk zonder er verder over na te denken, omdat we veel te veel geld hebben. Hierdoor worden zelfs goede ideeën zoals deze filmprijs onderuitgehaald. Weest u daarom morgen eerlijk, mijnheer de Voorzitter!
De Voorzitter. − Deze opmerkingen zijn geen reactie waard.
Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. – (LT) Mag ik om te beginnen zeggen dat het een grote eer is om hier vandaag tot u te mogen spreken, direct voor deze belangrijke stemming na de eerste lezing. Ik wil de voorzitter, de heer Böge, de hoofdrapporteur, de heer Virrankoski, en tevens de coördinatoren van alle fracties bedanken voor hun succesvolle, goed afgestemde en positieve werk zodat we al tijdens de eerste lezing tot een consensus in de Begrotingscommissie konden komen. Alle door de Commissie voorgestelde lijnen vinden we erin terug – waarvoor mijn dank.
(EN) Voor de vaststelling van zo goed als alle artikelen van het VOB wil ik graag mijn dank uitspreken aan het Parlement. Ik herhaal dit in het Engels, voor het geval van een onnauwkeurige vertolking, omdat dit het belangrijkste deel van mijn speech is. Tegelijkertijd wil ik ook graag zeggen dat, hoe tevreden we ook zijn en hoe goed onze samenwerking ook is, we nog steeds enkele opmerkingen moeten maken en moeten zeggen dat, in de meeste gevallen, het Parlement voorbehouden maakt.
Dit is iets wat we vorig jaar hebben aangepakt, en de Commissie was in staat om dat vorig jaar aan te pakken, en we zullen ons best doen ervoor te zorgen dat de Commissie aan alle voorwaarden voldoet, en alle noodzakelijke informatie zal verstrekken, zodat u in staat bent, voorafgaande aan de tweede lezing, uw voorbehouden in te trekken.
Ik zou in het bijzonder willen wijzen op de proefprojecten, waartoe het Parlement dit jaar het initiatief nam. Op uw voorstel is een groter aantal nieuwe proefprojecten ingesteld en zijn voorbereidende handelingen getroffen. Zoals gebruikelijk kijken we zorgvuldig naar elke zaak en we zullen ons oordeel begin november presenteren via de zogenoemde brief over de uitvoerbaarheid (executability letter), die tijdig zal verschijnen, ruimschoots voor de overlegprocedure en de tweede lezing.
Wat de uitvoerende agentschappen betreft, dit jaar het grootste informatieve onderwerp in onze begrotingsvoorstellen, wijs ik graag op het constructieve kader dat is vastgesteld bij de overlegprocedure in juli tussen ons en de gezamenlijke agentschappen. Ik wil graag ook het Parlement bedanken en in het bijzonder mevrouw Haug voor haar samenwerking vooral bij de afronding van de werkarrangementen voor uitvoerende agentschappen die we onlangs overeenkwamen.
De Commissie stelt zich als een oprechte makelaar tussen de twee begrotingsautoriteiten op en probeert een goed en evenwichtig resultaat voor ons allemaal tot stand te brengen bij het zoeken naar budget, in de wetenschap dat we nog grote problemen met elkaar moeten oplossen, zoals Galileo en de EIT, waarvoor ons voorstel op tafel ligt, hangende het besluit van de Raad. We zijn tevreden over de wijze waarop het Parlement deze kwestie bij de eerste lezing op basis van ons voorstel aanpakt. Dus ik hoop dat we samen – wij alledrie – in staat zullen zijn de begrotingsbehandeling succesvol en tijdig af te ronden.
Michael Gahler (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, volgens het Meerjarig Financieel Kader is het financiële plafond voor rubriek 4 7,002 miljard euro. De Raad verhoogde het oorspronkelijke ontwerp van algemene begroting 2008 van de Commissie van 6,672 miljard euro naar 6,89 miljard euro, hoofdzakelijk door een verhoging van de steun voor Palestina en Kosovo. Al in een vroeger stadium wees het Parlement op het feit dat deze middelen niet voldoende zijn, omdat geen rekening werd gehouden met uitdagingen die te voorzien waren geweest. Nu vrezen wij dat de Raad duidelijke hogere sommen zal eisen, met name op gebied van het veiligheidsbeleid. Helaas zijn ons nog geen concrete voorstellen bekend. Niettemin moeten we op het gebied van het CBVB tot een compromis met de Raad zien te komen. Laten we daarom open en eerlijk gaan onderhandelen over de actuele behoeften voor 2008.
Als we rond 250 miljoen euro per jaar voor het GBVB goedkeuren voor de periode van 2007 tot 2013, dan is het logisch dat er een tekort zal ontstaan. Alleen de kosten voor het veiligheidsbeleid voor de periode zijn al zo hoog.
Een andere belangrijke kwestie is Palestina. In 2007 geven we aanzienlijk meer uit dan begroot, ongeveer 400 miljoen euro. Ook volgend jaar zullen we meer geld nodig hebben dan de Commissie en de Raad tot dusver hadden geraamd. We kunnen echter van het Parlement niet verwachten dat hij bepaalde begrotingsposten zal verlagen en bijgevolg andere beleidsterreinen in de loop van het jaar zal beroven omdat het gewoonweg ontbreekt aan een serieuze planning.
Er bestaat evenmin duidelijkheid over de exacte taakverdeling voor wat Kosovo betreft en de begrotingsbehoeften voor 2008. Ik weet alleen dat we eerst moeten wachten op het exacte mandaat.
Afsluitend wil ik nog wijzen op de noodzaak tot het voeren van een spoedige politieke dialoog. Het Europees Parlement heeft hiervoor gestreden in onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader en wil het tevens verankerd zien in het Interinstitutioneel Akkoord. Dit is het juiste forum om belangrijke ontwikkelingen op een constructieve wijze, op het juiste moment en op basis van wederzijds vertrouwen aan te pakken. Dit is de juiste context om een overzicht van de nieuwe financiële instrumenten voor te bereiden.
Ralf Walter (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie ontwikkelingssamenwerking is doende om prioriteiten op te stellen voor de geraamde begrotingsuitgaven. We weten dat ontwikkelingshulp, oftewel onze hulp voor de armste mensen op deze planeet, niet iets is waarover je zo even terloops een beslissing neemt en de resultaten maar zomaar vanzelf komen. Hier zijn bepaalde processen voor en daar moeten we voortdurend aan vijlen.
We hebben erop gewezen dat we armoede willen bestrijden. Dit betekent dat we mensen onderwijs moeten bieden en ervoor zorgen dat ze gezond zijn zodat ze zich kunnen ontwikkelen in hun eigen omgeving, hun eigen land. We hebben in het verleden veel geld gestopt in de bestrijding van malaria, tuberculose en aids en we willen deze landen helpen zich echt te ontwikkelen door het nemen van preventieve maatregelen, zoals de afschaffing van handwapens, landmijnen en ABC-wapens door het opzetten van een netwerk voor conflictpreventie en grensoverschrijdende samenwerking tussen de ontwikkelingslanden.
Het is echter niet goed – en dat zijn mijn twee verzoeken aan de Raad en de Commissie – dat de Raad simpelweg vanwege het feit dat er een nieuw onderwerp op de agenda verschijnt reageert in de zin van: nu zetten we alles op de kop. We moeten Kosovo helpen en we moeten Palestina helpen, daar zijn we het toch allemaal over eens. Dit moeten we doen, maar we mogen dit niet doen met geld dat bestemd is voor de armsten van de armen. We mogen niet geloven dat we zoiets als continuïteit op dit gebied kunnen ontdekken of dat de mensen buiten het gevoel krijgen dat we ons gericht bezighouden met het helpen van de armsten van de armen. Er moeten nieuwe middelen beschikbaar worden gesteld en ik weet dat we het over het geld van de belastingbetaler hebben, maar die werden hier nadrukkelijk op gewezen. Als we zo te werk gaan, zullen we zeker succes hebben.
Het tweede verzoek is direct gericht aan de Commissie. U kent onze prioriteiten op het gebied van de armoedebestrijding maar al te goed. Ik heb er zo-even nog naar verwezen: het bieden van gezondheidszorg en basisonderwijs zodat de mensen in staat zijn in hun eigen land iets te verdienen. We hebben een aanzienlijk deel van de middelen in de reserve opgenomen en we zullen dit geld niet vrijmaken totdat u duidelijk hebt gemaakt dat u de prioriteiten van het Parlement zult accepteren en overnemen.
We willen geen micromanagement invoeren, maar we hebben een politieke evaluatie opgesteld waarmee u akkoord bent gegaan. We blijven hieraan vasthouden en zullen het zoals gebruikelijk op het gebied van het buitenlands beleid zodanig implementeren dat het werkelijkheid wordt. We zullen gebruikmaken van onze begrotingsrechten en andere mogelijkheden om de passende druk uit te oefenen op u.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO SANTOS Ondervoorzitter
Peter Šťastný (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. – (EN)Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de heer Virrankoski en Itälä bedanken voor hun schitterend, maar toch ondankbaar werk.
Ik geloof dat het belangrijk is om niet alleen te wijzen op de rol van het Parlement als een instelling die toezicht houdt op de begroting, maar ook op de rol van iedere afzonderlijke commissie met betrekking tot budgettaire aspecten die direct binnen hun kring van bevoegdheden liggen. Ik vind het heel heilzaam dat de afzonderlijke DG’s verslag doen aan de verschillende commissies over de te verwachten uitgaven voor het komende jaar. Er moet een bepaald niveau van toezicht zijn en er moet transparantie zijn. Hoewel de Commissie internationale handel – tot nu toe – geen medebeslissingsrecht heeft in handelszaken, is er een goede gewoonte ontwikkeld dat we een eerlijke en open discussie voeren met de DG Handel over begrotingszaken en over het waarom van bepaalde uitgaven.
Toegespitst op begrotingsartikelen wil ik wijzen op de behoefte om handelssteun te handhaven evenals de parlementaire dimensie van WTO als belangrijke aspecten van een handelsbudget. We moeten in staat zijn Europese goederen in derde landen te promoten. We moeten deskundigen hebben die onze bedrijven helpen buitenlandse markten te betreden, maar tegelijkertijd, moeten we ontwikkelingslanden helpen bij hun export naar de EU. Zonder handel is er geen sprake van een duurzame ontwikkeling op lange termijn. De WTO is onlangs bekritiseerd voor zijn gebrek aan transparantie. De parlementaire dimensie van de besprekingen over wereldhandel is een belangrijk initiatief dat we moeten blijven steunen, omdat het ten goede komt aan de dialoog, een grotere legitimatie verschaft en meer mogelijkheden voor toezicht biedt.
Een laatste opmerking, ik vraag de Commissie ervoor te zorgen dat parlement tijdig wordt geïnformeerd over ieder project inzake microfinanciële bijstand zodat een behoorlijk debat kan worden gehouden in de betreffende commissies, en dat we als instelling goed op de hoogte zijn van de begunstigde landen die EU-geld spenderen.
Salvador Garriga Polledo (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie begrotingscontrole. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Commissie begrotingscontrole richt zijn focus voor de begroting 2008 op twee fundamentele punten:
Het eerste punt betreft de overeenstemming met paragraaf 44 van het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord betreffende de jaarlijkse verklaring van betrouwbaarheid die elke lidstaat dient op te sturen. Dit amendement bevat de conclusies en suggesties uit het kwijtingsbesluit van 2004 en 2005 die intussen door slechts enkele lidstaten – nog te weinig, naar onze mening –worden toegepast.
We weten dat de Europese Commissie niet kan evalueren in welke mate de lidstaten voor 15 februari hebben voldaan aan deze verplichting. Daarom, en wellicht om de Commissie aan te sporen door te gaan met de evaluatie en geen tijd meer te verspillen, hebben we een deel van de personeelkosten van de Commissie in de reserve geplaatst. We zijn er zeker van dat de Commissie er een even groot belang bij heeft als het Parlement dat de lidstaten volledig voldoen aan paragraaf 44 op het gebied van gedeeld beheer. Daarom ben ook ik er zeker van dat we een akkoord over deze reserve zullen bereiken.
Het tweede punt betreft de transparantie. Wij geloven: hoe gedetailleerder begrotingsuitgaven zijn, hoe eenvoudiger de bevoegde begrotingautoriteit de uitvoering ervan kan begeleiden.
Daarom hebben we de Commissie verzocht nieuwe begrotingslijnen te creëren voor uitgaven die bijzonder gevoelig liggen voor het Parlement, zoals uitgaven voor agentschappen, plattelandsontwikkeling en andere categorieën zoals externe actie, met het oog op, en dat wil ik nog eens herhalen, een uitermate duidelijke wil van de kant van het Parlement en de Commissie begrotingscontrole tot het leveren van maximale transparantie, want dat verwachten de burgers van ons.
Cristobal Montoro Romero (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, rapporteurs, de Commissie economische en monetaire zaken heeft een advies uitgebracht dat met eenparigheid van stemmen werd aangenomen – er waren geen tegenstemmen – en waarin we de voordelen huldigen van vastleggingen ten behoeve van de concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid en ook, of in het bijzonder, ten behoeve van cohesie voor groei en werkgelegenheid in de Europese Unie.
Voor wat betreft de gebieden die onder de bevoegdheid van de commissie vallen, namelijk economische en financiële zaken, ondernemingen, concurrentie, belastingen en douane-unie, bestrijding van belastingfraude en algemene fraude in Europese statistieken en, in het bijzonder, het hoofdstuk Statistieken, juichen we de begrotingsvoordelen, deze aanpak, weliswaar toe, maar hebben toch nog een aantal gebreken ontdekt.
We zouden graag meer geld hebben voor economische groei, of met andere woorden: meer geld voor het welzijn van de burgers, om meer voorlichting te kunnen geven over de monetaire unie en om KMO’s beter te kunnen ondersteunen bij het scheppen van banen. Natuurlijk moeten we ons allemaal laten leiden door de beginselen van matiging – dit moet voorop staan en daarvan is niemand zo overtuigd als ikzelf. Helaas liggen dit en de actuele tekortkomingen van de EU-begroting hemelsbreed uit elkaar.
Wij geloven dat de Europese Unie meer doortastende begrotingen zou moeten opstellen die economische groei die banen schept sterker stimuleren, en daarom is het absoluut noodzakelijk dat hiervoor middelen beschikbaar worden gesteld die voor alle EU-landen zijn.
Gabriele Stauner (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken juich ik met name het feit toe dat de Commissie nu bereid is 44,2 procent van de begroting, oftewel57 miljard euro, uit te geven voor groei en werkgelegenheid. Deze verhoging van de overeenkomstige begrotingsrubrieken met 2,3 miljard euro voor 2008 is een effectieve steun voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie. Ik wil graag in het bijzonder wijzen op drie proefprojecten op sociaal gebied, ondanks dat de Begrotingscommissie de middelen in eerste instantie niet goedkeurde en in tweede instantie aanzienlijk verlaagde.
Zelfs het proefproject “Werkgelegenheidssituaties in de gezondheidssector”, waarvoor de uitgaven iets werden verlaagd door de Begrotingcommissie, ligt mij zeer na aan het hart, omdat we hiermee aanzienlijke problemen hadden na de uitbreidingen van de Unie in 2004 en 2007. Het proefproject dient daarom te worden uitgevoerd zoals we hadden voorgesteld. Dit heeft met name betrekking op mogelijke regelingen voor sociale voorzieningen. Dit geldt ook voor een ander project dat we hebben voorgesteld, namelijk de sociale integratie van immigranten.
Daarom verzoeken wij om steun voor de amendementen die we opnieuw hebben ingebracht. Ik wil hier ook graag nog eens pleiten voor uitvoering van het gezinsproject door de stichting van Dublin, waaraan wij onze steun zouden geven met een bedrag van 400 000 euro, hetgeen de Begrotingscommissie echter volledig van tafel veegde. Gezinsvriendelijke banen, verbetering van de huisvesting van gezinnen en voortzetting van de steun voor gezinnen zijn voor ons tevens primaire doelstellingen in Europa.
De behandeling van deze vraagstukken zou daarom moeten worden opgenomen in het activiteitenplan van de stichting van Dublin en de noodzakelijke middelen hiervoor uiteraard beschikbaar moeten worden gesteld.
Jutta Haug (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft posten op de begroting hersteld die door de Raad waren verlaagd tot bedragen zoals vermeld in het VOB van de Commissie. Vergeleken met het begrotingsjaar 2007 betekent dit een verhoging met 10,3 procent voor het milieubeleid.
Wij geloven dat dit ook afdoende is voor de voornaamste instrumenten op milieugebied. De EMEA, EAV, EMA en ECDC – de afkortingen van onze agentschappen die werk afleveren waarmee we absoluut tevreden zijn – krijgen ook meer geld. Life+ is goedgekeurd, met het werk wordt begonnen en komt vanaf januari 2008 in de plaats van het oude gezondheidsprogramma. In zoverre zijn we tevreden – met alles! We zullen eind van dit jaar of begin 2009 zeker een evaluatie kunnen maken.
De preventiecampagne HELP baart ons echter zorgen. We weten hoe schadelijk tabakconsumptie is. Daarom willen we dat de Europese burgers deze boodschap horen en begrijpen. 2008 is het laatste begrotingsjaar waarin we nog geld uit het Fonds voor de tabak zullen ontvangen voor deze antirookcampagne. We verzoeken de Commissie erover na te denken waar het geld voor deze campagne de komende jaren vandaan kan komen.
Angelika Niebler (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil me namens de Commissie industrie, onderzoek en energie allereerst bedanken bij de rapporteur en onze collega’s van de Begrotingscommissie voor hun constructieve en effectieve samenwerking.
Voor ons van de Commissie industrie staan twee onderwerpen die heel nauw met elkaar verband houden centraal. Zoals vandaag al eerder werd verwoord zijn dat Galileo en het EIT-project. Beide initiatieven zijn baanbrekende projecten van essentieel belang voor het innovatie- en industriebeleid en verdienen onze volledige ondersteuning.
Het EIT zal een enorme bijdrage leveren aan de overdracht van technologie van de wetenschap naar de industrie en ondernemingen. Op dit punt hebben we namelijk in Europa nog steeds een achterstand. De financiering roept echter vragen op. De Commissie industrie geeft er duidelijk de voorkeur aan dat deze financiering niet ten koste gaat van andere toekomstgerichte programma’s. Daarom mogen we voor de financiering van het EIT geen middelen afpakken van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, van een programma voor een leven lang leren of van het programma voor trans-Europese vervoersnetwerken. Nee, wij van de Commissie industrie pleiten er daarom voor middelen van de administratieve begroting te gebruiken voor het EIT. Gelukkig heeft ook de Begrotingscommissie al stappen in deze richting ondernomen. Verder pleit de Commissie industrie voor een duidelijke financiering, ook buiten haar eigen begrotingslijn.
Aanzienlijk problematischer is het met Galileo gesteld. Staat u mij toe om dit vanuit het perspectief van het industriebeleid te verduidelijken: Ik geloof dat we het erover eens zijn dat we Galileo nodig hebben en dat het ook gefinancierd moet worden. In de laatste resolutie over Galileo riep het Parlement op tot financiering met Gemeenschapsgelden, hetgeen ook de Commissie had voorgesteld. Dit wetende is het naar mijn mening van cruciaal belang dat het project nu wordt voortgezet. Het project moet niet opnieuw op de rails worden gezet maar kan worden gebaseerd op de aanzienlijke inspanningen die de betrokken ondernemingen tot dusver hebben geleverd. Hiermee dient ook rekening te worden gehouden tijdens de komende onderhandelingen.
De rest betreffende Galileo laat ik over aan collega Böge, die samen met zijn collega’s van de Begrotingscommissie ook verantwoordelijk zal zijn voor de voorzetting van de onderhandelingen.
Luisa Fernanda Rudi Ubeda (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me om te beginnen eerst bedanken bij de leden van de Begrotingscommissie voor de steun die ze gaven aan de amendementen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, die deze overigens bijna met eenparigheid van stemmen had aangenomen.
Ten eerste wil ik over titel 12 (interne markt) zeggen dat de Commissie interne markt met de amendementen een herstel wilde bereiken van de bedragen die de Commissie had voorgesteld maar de Raad vervolgens had verlaagd.
Ik wil nog eens duidelijk maken of eraan herinneren hoe belangrijk alles omtrent de interne markt is voor de EU. Ik denk dat dit evident is. Het is een van de grondpijlers voor de verdere ontwikkeling die hieromheen is ontstaan.
In sommige jaren, zoals het afgelopen jaar en het volgende jaar, 2008, waarin belangrijke wetgeving goedgekeurd moet worden, zoals de Dienstenrichtlijn, en er ook plannen bestaan voor wetgeving voor de voltooiing van de interne markt, zien we de noodzaak tot herstel van de bedragen zoals voorgesteld in het VOB.
Hetzelfde geldt voor titel 14 (belastingen en douane-unie), die eveneens betrekking heeft op het verbeteren van de buitengrenzen van de Unie, die op hun beurt ons in staat stellen ervoor te zorgen dat onze gemeenschappelijke markt goed functioneert.
Over titel 17, en daarin het deel over de consumentenbescherming waarmee onze commissie zich bezighoudt en waarvoor ik de rapporteur was, wil ik nog zeggen dat we met de steun van de Begrotingscommissie de bedragen voor SOLVIT weer op het VOB hebben gekregen. De lidstaten kennen uiteenlopende ontwikkelingsniveaus van consumentenbeleid en consumentenbescherming. In tal van gevallen zijn er verschillen die opgelost dienen te worden met behulp van niet-wettelijke, buitengerechtelijke instrumenten. SOLVIT heeft bewezen hiervoor een goed instrument te zijn.
Tot slot en afrondend wil ik me, mijnheer de Voorzitter, in het bijzonder bedanken bij de Begrotingscommissie voor haar steun voor een modelproject waarvoor ze 1 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld en waarmee volgend jaar een onderzoek kan worden opgestart waarin de maatregelen van de lidstaten op het gebied van consumentenbescherming worden vergeleken.
Wojciech Roszkowski (UEN), rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in haar advies besteed de Commissie regionale ontwikkeling met name aandacht aan de begrotingslijnen van hoofdstuk XIII (regionaal beleid). We hebben erop aangedrongen dat alle begrotingslijnen uit het VOB worden gehandhaafd of waar nodig opnieuw worden opgenomen.
De begrotingscommissie voldeed aan ons verzoek en vroeg zelfs in lijn 130616 over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling om een verhoging van de betalingen met 900 miljoen euro. De Begrotingscommissie deelde ook onze zorg over het gebruik van niet toegewezen gelden op het gebied van het Cohesiefonds voor extra financiering van andere projecten, zoals het EIT, krachtens een besluit van de Raad dat in strijd zou zijn met het cohesiebeginsel en de rechten van het Parlement zou ondergraven. Samenvattend kunnen we zeggen dat dit niet een begroting van onze dromen is, geen begroting die ons in vreugde doet uitbarsten, maar de Commissie regionale ontwikkeling steunt desondanks deze door de Begrotingscommissie voorgestelde ontwerpbegroting. Hartelijk dank.
Jan Mulder (ALDE),rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. – (NL)Voorzitter, ieder jaar vindt er wat betreft de landbouwbegroting het volgende ritueel plaats: de Commissie stelt de ontwerpbegroting vast, vervolgens kort de Raad zonder veel argumenten op vele lijnen, de Landbouwcommissie, gesteund door de Begrotingscommissie, herstelt die lijnen en vervolgens beginnen wij de discussie op basis van de nota van wijzigingen van de Commissie om de begroting voor het volgend jaar precies vast te stellen.
Waarom het nodig is dat de Raad steeds die korting uitvoert, is mij een raadsel, want wij discussiëren al sinds het Verdrag van Amsterdam op basis van die nota van wijzigingen van de Commissie, want dan hebben we de laatste beschikbare cijfers. Ik denk dat we dat beter kunnen volhouden.
De Landbouwcommissie heeft een aantal lijnen verhoogd: die voor schoolfruit, schoolmelk, etcetera, want we willen allemaal dat men zich al op jonge leeftijd bewust wordt van een goede voeding. We zijn erkentelijk voor de proefprojecten en voor de voorbereidende actie die in eerste instantie door de Begrotingscommissie is goedgekeurd.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie visserij. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie visserij heeft, binnen het bestek van haar bevoegdheden, de Begrotingcommissie een aantal amendementsvoorstellen ter overweging toegestuurd. De meeste werden begroet en betreffen met name: het versterken van het maritiem beleid van de EU in voorbereidende acties voor een duurzaam beheer van de oceanen, meer in het bijzonder van de communautaire zeeën en oceanen, meer middelen voor controle op de visserijsector om de duurzaamheid van de zeeën en oceanen te waarborgen en voor het verzamelen van gegevens die van cruciaal belang zijn voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid, voor een goede werking en de efficiëntie van het nieuwe Bureau voor visserijcontrole en bovenal, en dat betreft vooral de ultraperifere regio’s, om de effectiviteit van de huidige programma’s te waarborgen die van groot belang zijn voor het verminderen van de beperkingen waaronder met name deze regio’s voortdurend te lijden hebben.
De verslagen van de heer Virrankoski en van mijzelf zijn een duidelijk teken voor het versterken van het visserijbeleid, ondanks alle beperkingen die verband houden met de financiële vooruitzichten; daarom dring ik er bij mijn collega’s in dit Huis op aan deze verslagen te steunen en bij de Raad om rekening te houden met onze voorstellen en die van het Parlement.
Helga Trüpel (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek hier namens de Commissie cultuur, die niet alleen verantwoordelijk is voor cultuur, maar ook voor het onderwijs-, jeugd-, media- en sportbeleid. Vergeleken met wat goed zou zijn, is onze begroting zeer bescheiden.
Ik geloof dat als we eens goed kijken naar het enorme succes van het ERASMUS-programma, in het kader waarvan universiteitsstudenten in Europa in verschillende landen kunnen studeren, met mensen in andere delen van Europa bevriend raken, en er daarna over praten met hun vrienden en kennissen, dan valt niet te ontkennen dat dit programma een essentiële bijdrage levert aan het wederzijdse begrip in Europa.
Ik geloof dat we meer moeten doen voor het communicatiebeleid, met name nu de staatshoofden en regeringsleiders een akkoord over een nieuw Hervormingsverdrag hebben bereikt. Het idee van “going local”, werken met mensen in hun eigen omgeving om hun steun te winnen voor een Europese toekomst, is van cruciaal belang. Ik ben blij dat twee proefprojecten overeind zijn gebleven: EuroGlobe, een mobiel theater zoals dat in de tijd van Shakespeare bestond, opgericht om door Europese hoofdsteden te trekken om de burgers direct bij Europa te betrekken, en een cultureel project betreffende de mobiliteit van kunstenaars, om ertoe bij te dragen dat jonge kunstenaars in Europa elkaar kunnen ontmoeten, kunnen samenwerken en kunnen meewerken aan Europa’s toekomst.
Gérard Deprez (ALDE),rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben ingesprongen voor mevrouw Dührkop, die vandaag niet aanwezig kan zijn.
De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft drie hoofdprioriteiten voor de begroting 2008 gedefinieerd. De eerste betreft het versterken van de operationele middelen voor het agentschap Frontex, dat, zoals u weet, verantwoordelijk is voor het beheer van en de samenwerking aan de buitengrenzen van de EU. Deze doelstelling hebben we gehaald: als het Parlement ons voorbeeld volgt, zullen de beleidskredieten voor Frontex worden verhoogd met 30 miljoen euro, oftewel een verdubbeling van de middelen van 2007.
De tweede prioriteit betreft de behoefte aan transparantie in het beheer van computersystemen voor de controle aan de Europese buitengrenzen. Voor de Schengen-informatiesystemen SIS I en SIS II en voor het Visa-informatiesysteem, kort VIS, zijn daarom kredieten in de reserve opgenomen. Deze kredieten zullen pas worden vrijgemaakt wanneer de rechtsgrondslag hiervoor is goedgekeurd en we informatie hebben verkregen over de bekendmaking van aanbestedingen en de contracten.
Tot slot de derde prioriteit van onze commissie: Deze betreft het Europees Terugkeerfonds. Alle kredieten hiervoor zijn in de reserve opgenomen en worden pas vrijgemaakt zodra de Raad en het Parlement de Richtlijn over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven hebben goedgekeurd. De Raad moet weten: geen richtlijn, geen geld. Zo simpel is dat.
Rihards Pīks (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie constitutionele zaken. – (LV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben erg blij dat we na de Top van Lissabon nu eindelijk over kunnen gaan tot het ondertekenen van het Hervormingsverdrag en de ratificatie en implementatie ervan. We weten allemaal dat dit nieuwe Verdrag van groot belang is voor de ontwikkeling en consolidatie van Europa. Daarom was ik als rapporteur voor advies van de Commissie constitutionele zaken verbaasd over het feit dat rubriek 3b, over het Europese burgerschap, de enige rubriek was waarvan de uitgaven tegenover het begrotingsjaar 2007 aanzienlijk zijn verlaagd. In een tijd waarin de institutionele structuur van de EU aan verandering onderhevig is, zijn er middelen nodig voor de communicatie met de Europese burgers. Zij moeten worden geïnformeerd over de op til zijnde veranderingen, zodat we zeker kunnen zijn van hun medewerking en steun. Daarom ben ik de leden van de Commissie constitutionele zaken van mijn fractie en met name de rapporteurs en de leden van de Begrotingscommissie dank verschuldigd voor hun steun voor mijn voorstellen over diverse rubrieken om te komen tot een verhoging van de uitgaven voor dit programma. Ik hoop dat ook het Parlement deze begrotingamendementen zal steunen en dat deze middelen op de juiste wijze worden gebruikt, om de Europese Unie te versterken. Hartelijk dank.
Christa Prets (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid.– (DE)Mijnheer de Voorzitter, vanuit het perspectief van het vrouwenbeleid moet de begroting genderneutraal zijn. Het genderaspect is hier van groot belang en een genderbegrotingsaanpak mag geen papieren tijger zijn, maar moet in praktijk worden gebracht.
Het is tevens van belang dat we de uitgaven voor het DAPHNE-programme verhogen. Helaas haalde ons amendement het niet en zullen we dit opnieuw aan de orde brengen tijdens de plenaire vergadering. Wij sociaaldemocraten steunen het amendement en de verhoging van de kredieten voor DAPHNE, aangezien het een relatief klein maar zeer belangrijk programma is ter bestrijding van huiselijk geweld.
Verder is het ook belangrijk dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor het Europees Instituut voor gendergelijkheid, om een succesvolle start mogelijk te maken. Daarnaast is het ook van belang dat de uitgaven voor het Europees jaar van de interculturele dialoog op gendergebied in evenwicht zijn. Er is een groot aantal vrouwen, met name immigranten, die een grote rol in deze interculturele dialoog toebedeeld zouden moeten krijgen.
Luciana Sbarbati (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie verzoekschriften.– (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil de twee rapporteurs, de heer Virrankoski en de heer Itälä, bedanken voor hun uitstekende werk.
Ik vind dat de begroting de fundamentele politieke handeling zou moeten zijn van elke overheidsinstantie en van elke particuliere entiteit, omdat het de politieke besluiten weerspiegelt waarvoor overheidsgelden uitgegeven zullen worden. Er zijn drie fundamentele elementen: ten eerste gestrengheid; ten tweede, de moed tot het maken van effectieve en efficiënte politieke keuzes; ten derde, uitgavencontrole. Zoals de heer Virrankoski al zei, vraagt dit alles om een keihard en resoluut beleid; daaronder valt ook een herziening van procedures, waar ik volkomen achter sta.
Wat de Commissie verzoekschriften betreft, kunnen we tegen de Begrotingscommissie zeggen dat de voorgestelde verhoging van 4,69 procent voor de Ombudsman fair en afdoende is, mede omdat de Ombudsman een belangrijke politieke figuur is geworden voor de democratie en transparantie in de Europese Unie en voor een gezonde administratie, die hij oplettend dient te volgen.
László Surján (PPE-DE).-(HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het belangrijkste vraagstuk van de begroting 2008 is het structuur- en cohesiebeleid. Er zijn feitelijk nog steeds onderontwikkelde regio’s in elke lidstaat en daarom hebben we allemaal een groot belang bij dit beleidsterrein. Bovendien is cohesie ook van belang voor diegenen die betrokken zijn bij de financiering van dit proces, dus niet alleen voor de begunstigden. Daarom kunnen we geen voorstellen accepteren die neerkomen op aanzienlijke besnoeiingen van rond een halve miljard euro op betalingen op het gebied van het cohesiebeleid. In mijn ogen is het Parlement ervan overtuigd dat de nieuwe lidstaten in staat zijn om alle beschikbare middelen aan te passen en te besteden. We moeten dit in onze eigen landen ook nog meer stimuleren.
Dit is niet het enige punt waarover wij het oneens waren en zullen blijven met de Raad. We kunnen met enige overtuiging stellen dat we het geld van de Europese burgers goed oftewel solide hebben beheerd, aangezien de begroting 2008 duidelijk beneden de in het Financieel Kader vastgelegde plafonds zal blijven. Daarom is het teleurstellend dat er nog steeds heftig wordt gestreden over de begrotingen voor Galileo en het EIT. Beide zijn zinvol voor de ontwikkeling van de Europese Unie, dus vraag ik me af waarom we de verwezenlijking van deze projecten maar blijven dwarsbomen?
Ik wil me bij de Europese Commissie en rapporteur bedanken voor hun werk en verzoek het Parlement om de door de Begrotingscommissie voorgestelde amendementen te steunen en zodoende een solide steun te verlenen aan de onderhandelingen die vooraf zullen gaan aan de tweede lezing.
Staat u mij, mijnheer de Voorzitter, tot slot toe de leden van dit Huis die hier vandaag, de nationale feestdag van mijn land, aanwezig zijn te groeten. Ik heb het natuurlijk over de Hongaarse revolutie van 1956. Hartelijk dank voor uw aandacht.
Jutta Haug (PSE). –(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Raad heeft dit jaar weer gedaan wat hij elk jaar pleegt te doen: hij heeft zijn ambtenaren in de ministeries van Financiën een begroting laten opstellen waarin rekening wordt gehouden met de hoofddoelstelling van de Raad, namelijk “de uitgaven binnen de perken houden”, en nog belangrijker, “de betalingen binnen de perken houden”.
Dit staat in geen verhouding tot de beleidsplannen die we in de Europese Unie willen verwezenlijken – absoluut niet! De Raad in zijn wisselende formaties heeft nog steeds de rare gewoonte ‘s zondags te preken en de rest van de week tevreden toe te kijken hoe andere, in dit geval het Parlement, staan te zwoegen. Het maakt niet uit of het nou om een kwestie op het gebied van buitenlands beleid gaat of om hulp voor Kosovo of Palestina of om het uitvoeren van beleid op het gebied van concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid, die alle van enorm belang zijn voor Europa, of sterker nog, van cruciaal belang voor zijn voortbestaan.
Het Parlement keek naar voren en wees er al op – ook toen, 18 maanden geleden, tijdens de onderhandelingen over de financiële vooruitzichten– dat we binnen afzienbare tijd problemen zouden krijgen om juist dit soort beleidsterreinen te kunnen financieren. Onze boodschap vond geen gehoor en nu moet de Raad maar zien hoe het verder gaat. Eerder dan verwacht zien we ons geconfronteerd met een situatie waarin we begrotingsmiddelen beschikbaar moeten stellen om Galileo te redden, omdat de droom van financiële deelname van de kant van de ondernemingen in rook is opgegaan. Het Europees Parlement wist al snel tot een besluit te komen en koos voor financiering van de beginfase van Galileo met Europees geld, en daarmee voor toepassing van de “communautaire methode”. De rest is kwakzalverij en daar doen wij niet aan mee.
Wij zijn bereid om voor Galileo in de periode 2008–2013 2,4 miljard euro beschikbaar te stellen, naast de 1 miljard euro die al waren opgenomen in de begroting. Gezien het feit dat de vereiste middelen niet in rubriek 1a beschikbaar zijn, en ook niet uit de lucht komen vallen, zijn we bereid om deze uit andere begrotingsrubrieken te halen: uit rubriek 2 2007 en 2008, wat neerkomt op 2,2 miljard euro, en 220 miljoen euro uit rubriek 5. Dat is inderdaad een flinke som voor rubriek 2, maar dit is mogelijk zonder de landbouwers te beroven van hun middelen. De wereldmarktprijzen voor landbouwproducten zijn hoog, dus kunnen onze subsidies omlaag.
Deze transactie, waarvoor we in eerste lezing de basis hebben gelegd in de Begrotingscommissie, wordt een “lichte wijziging” genoemd. Bah! De Raad schuwt zelfs de kleinste wijzigingen als de pest, maar dat moet de Raad weten. Hoe dan ook, wij zijn bereid om de basisvoorwaarden te scheppen voor Galileo, het vlaggenschip van Europese technologische innovatie.
Het feit dat wij bereid zijn om in het kader van deze lichte wijziging middelen beschikbaar te stellen voor het EIT is voor ons nauwelijks noemenswaardig gezien de omvang, of beter gezegd, beperktheid van het bedrag waarom oorspronkelijk werd verzocht: 2,9 miljoen euro voor de periode 2008–2013. We verwachten dat de Raad zijn starre houding opgeeft en het Parlement tegemoetkomt.
Mijnheer de Voorzitter, staat u mij nog één opmerking toe. We verwachten dat de minister van Financiën, dan wel de staatssecretaris van Financiën, van het Portugese voorzitterschap dit debat in eerste lezing komt bijwonen en we hem hier welkom kunnen heten. Ik heb niets tegen u, mijnheer Mourato, maar zelfs de Portugese Ondervoorzitter van ons Parlement is in dit geval geen adequaat alternatief.
Gérard Deprez (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als woordvoerder van de ALDE-Fractie wil ik graag eerst mijn dank uitspreken aan onze collega, de rapporteur, de heer Virrankoski, voor het werk dat hij heeft verricht. Ik wil hem vooral zeggen dat we volledig achter de strategie staan die hij met goedkeuring van de Begrotingscommissie voor Galileo heeft ontwikkeld.
Europa heeft Galileo nodig. We willen dat de middelen voor Galileo Gemeenschapsgelden zijn en we willen dat de vastleggingskredieten gegarandeerd zijn, zonder dat deze ten koste gaan van andere prioriteiten.
Ik wil onze rapporteur ook bedanken voor het feit dat hij een aantal proefprojecten op de lijst heeft weten te houden waarvan een paar ons bijzonder na aan het hart liggen, met name het snelle alarmmechanisme voor kidnapping en ontvoering van kinderen.
Ik wil ook nog even kort ingaan op het verslag van de heer Itälä, die helaas niet aanwezig is. Ik waardeer de initiatieven voor verhoging van de middelen voor regionale media zodat deze meer Gemeenschapsactiviteiten onder de aandacht brengen van de burgers. Ik geloof dat regionale en lokale media duidelijk meer kunnen bereiken dan bepaalde gecentraliseerde, bureaucratische initiatieven.
Helaas vind ik in het verslag van de heer Itälä ook een initiatief dat me helemaal niet bevalt, namelijk de verhoging van de uitgaven voor het secretariaat van elk europarlementslid met 1 000 euro per maand. Dit bevalt me helemaal niet, want dit is het resultaat van een afspraak tussen twee fracties, toevallig de grootste, en dat ook nog eens een jaar voor de Europese verkiezingen. Ik beschouw dit als een verborgen subsidie voor de herverkiezing van een aantal collega’s in dit Huis en daarom stem ik tegen deze maatregel.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil het woord nemen in dit debat over de begroting 2008 om de volgende punten ter berde te brengen.
Ten eerste zijn de uitgaven van deze begroting, bijna 129 miljard euro, de hoogste in de geschiedenis van de Unie, maar vergeleken met het bruto nationaal inkomen van de 27 lidstaten de laagste ooit, en, na aanpassingen door de Begrotingscommissie van het Europees Parlement, komen de betalingskredieten nog slechts overeen met 0,99 procent van het bruto nationaal inkomen, en dat wil ik hier nog eens duidelijk onderstrepen.
Ten tweede is het plafond voor betalingskredieten voor het begrotingsjaar 2008 in de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 vastgelegd bij 1,08 procent van het EU-BNI, dus zien we een duidelijk verschil tussen hetgeen er twee jaar geleden opgehoest moest worden en wat de Europese Unie nu aan middelen nodig heeft. U kunt niet meer Europa krijgen voor duidelijk minder geld. Deze opmerking is in dit Huis herhaaldelijk gevallen en we moeten er ook vandaag weer aan herinneren.
Ten derde moeten we de voorstellen van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement voor een duidelijk verhoging van de middelen voor Galileo, het EIT en bepaalde andere activiteiten van de Europese Unie steunen.
Ten vierde moeten we er bij de Europese Commissie op aandringen dat zij de programma’s voor regionale ontwikkeling en plattelandsontwikkeling die de lidstaten hebben voorgelegd, zo snel mogelijk goedkeurt. Alleen in 2008 is voor de nieuwe lidstaten een totaalbedrag van 20 miljard euro opgenomen. Het zou daarom een goede zaak zijn wanneer deze middelen zo effectief mogelijk worden gebruikt.
Ten vijfde en tot slot is het de moeite waard om nota te nemen van de stimulans die uitgaat van het fonds voor aanpassing aan de globalisering. Dit fonds biedt ondernemingen die worden geconfronteerd met de negatieve effecten van dit proces de mogelijkheid bijstand te krijgen en EU-arbeidsplaatsen te behouden.
Gérard Onesta (Verts/ALE).-(FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn opmerkingen gaan vooral over het verslag van onze collega, de heer Itälä; hij heeft uitstekend werk verricht. We weten dat het altijd erg moeilijk is om de begroting voor onze instelling op poten te zetten.
Ik vind één ding heel jammer: er iets merkwaardigs aan de begroting 2008. Het is namelijk de laatste begroting waarin we nog een flinke hoeveelheid geld bij elkaar kunnen schrapen voor investeringen, met name in het vastgoedbeleid van het Parlement. Als je alle bureaus in de diverse hoofdsteden bij elkaar optelt, hebben we in feite 32arbeidsplaatsen. Afgezien van Brussel en Straatsburg zijn slechts zes van al deze locaties eigendom van het Parlement. We weten dat er een acquisitiebeleid bestaat en de Rekenkamer ons regelmatig verzoekt dit om te zetten, maar dat kunnen we niet, omdat de heer Itälä – hoewel ik best snap waarom hij een teken wil afgeven door te stellen dat we niet al onze middelen mogen uitgeven omdat we onder het plafond van 20 procent willen blijven – het Parlement ervan weerhoudt geld te stoppen in een vastgoedportfolio. 2008 was de laatste kans – nu of nooit, want in 2009 moeten we, zoals u weet, gaan betalen voor het Statuut van de leden, en blijft er geen geld over voor investeringen in onroerend goed.
Afgezien van deze misser moet ik toegeven dat de heer Itälä prima werk heeft verricht, vooral omdat het een van de “groenste” begrotingen is die ik ooit heb gezien. Het bevat namelijk diverse groene maatregelen, met name voor het verminderen en neutraliseren van de CO2-uitstoot, de wens om het autopark te vernieuwen en hybridenauto’s aan te schaffen, de wens om het aantal vergaderingen te verminderen door het houden van videoconferenties, en zelfs het aantal dienstreizen van functionarissen terug te dringen, die ons niet per se moeten volgen naar de plaatsen waar we ze nodig hebben.
Samenvattend kunnen we daarom stellen dat we in 2008, het jaar voor de Europese verkiezingen, meer geld nodig zouden hebben gehad voor investeringen en acties, maar dat het verslag op de keper beschouwd verder goed is vanwege de effecten op beleidsterreinen waaraan ik veel waarde hecht. Daarom zullen wij voor dit verslag stemmen, mijnheer de Voorzitter.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) In de twee minuten die ik mag spreken wil ik nogmaals wijzen op het feit dat de begrotingsgeschiedenis zich herhaalt. De Europese Commissie presenteert het voorstel voor algemene begroting van de Gemeenschap, dit keer voor 2008, de Raad stelt voor flink te snoeien in het voorstel van de Commissie en het Parlement komt met een voorstel aanzetten om de bezuinigingen van de Raad op het voorstel van de Commissie ongedaan te maken. Dat lijkt allemaal heel normaal, ware het niet dat al deze voorstellen duidelijk onder de begroting voor 2008 blijven zoals vermeldt in de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013.
Net als in het vorige MFK voor de periode 2000-2006 werd niet vastgehouden aan het begrotingsplafond van de huidige financiële vooruitzichten, daar de vaststellingskredieten in de begroting van de Gemeenschap in 2007 1,6 miljard euro lager waren en de betalingskredieten ruim 8 miljard euro, waarbij nog niet eens rekening is gehouden met de daadwerkelijke implementatie. Het lijdt geen twijfel dat de bedragen die de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 noemt nu al op zich ontoereikend zijn om de echte economische en sociale samenhang te bevorderen in een uitgebreide Europese Unie van 27 landen.
In feite zijn al deze voorstellen voor de communautaire begroting 2008 contrair aan de behoeften van de rijke landen die een begrotingsplafond van rond 1 procent van het EU-BNI kennen, om het eigen aandeel in deze begroting te verlagen en de herverdelingsrol tot een minimum te beperken. Het voorstel van het Parlement bevat aspecten die het ontwerp van de Raad verbeteren, zoals een verhoging van de kredieten voor het cohesiebeleid, zoals ook wij al hadden voorgesteld. We moeten er echter wel op wijzen dat de daadwerkelijke implementatie in grote mate opzettelijk werd vertraagd om te kunnen voldoen aan de doelstellingen van de neoliberale agenda van de Lissabon-strategie, die wij strikt van de hand wijzen.
Maar zelfs de voorstellen van het Parlement komen tezamen neer op bezuinigingen op de betalingskredieten van meer dan 5 miljard euro, vergeleken met hetgeen in het MFK voor 2008 was overeengekomen. Gezien het feit dat we ons nog in het stadium van onderhandelingen bevinden, valt te hopen dat het Parlement, anders dan in het verleden, er op z’n minst voor probeert te zorgen zo dicht mogelijk te blijven bij de minimumbedragen van de financiële vooruitzichten voor 2008.
Jean-Claude Martinez (ITS).-(FR) Mijnheer de Voorzitter, voor begrotingsdebatten bestaat een algemeen bekende regel, namelijk de regel met de drie “l’s”. Begrotingsdebatten hebben namelijk iets van het afraffelen van litanieën, zoals een religieuze liturgie en uiteindelijk economische lethargie teweegbrengt. Dit zien we aan de begroting 2008.
Eerst de litanieën. De heer Virrankoski raffelt deze litanieën af zoals de heer Elles in 2006 en collega Garriga Polledo in 2005. Ten eerste de litanieën van het snoeien in kredieten: in de ontwerpbegroting snoeit de Raad van Ministers in de kredieten van de voorlopige ontwerpbegroting. De heer Mulder wist ons te vertellen dat dit volstrekt normaal is voor bijvoorbeeld het landbouwbeleid. Het Europees Parlement stelt echter voor om deze kredieten weer op te nemen. De litanie is dus een van een begroting die voortdurend onder de plafonds van het MFK blijft. Het MFK is sowieso al zeer krap voor wat betreft de noodzakelijke kredieten en dat geldt nog sterker voor de begroting in haar geheel; het lijkt wel een soort van permanent malthusianisme. Het is echter ook een litanie van politieke prioriteiten: jaar voor jaar worden armoedebestrijding, onderwijs, opleiding, het multifunctionele karakter van de landbouw en het zevende kaderprogramma voor onderzoek genoemd, en daar begint de liturgie.
De liturgie bestaat in de eerste plaats in de begrotingsnomenclatuur en de ideologie waarop deze nomenclatuur steunt. De nomenclatuur is het presenteren van de begroting in termen van activiteiten, het voorbereiden van de begroting in termen van activiteiten. In de praktijk zijn de uitgaven in titels gehakt, in beleidsterreinen, die corresponderen met de DG’s. De begroting doet denken aan een gigantische salami, een soort van inventaris van een kruidenierswinkel. Het probleem is echter, zoals de rapporteur terecht constateert, dat het indelen van de begroting in activiteiten tot verwarring leidt, want het MFK is namelijk ingedeeld in grotere categorieën. Eén ervan heeft vijf beleidsterreinen – concurrentievermogen, behoud van natuurlijke hulpbronnen, vrijheid, de EU als mondiale partner, administratie – en de andere rond dertig, en het verband tussen deze twee categorieën is volstrekt vaag.
Dit alles werd gedaan in naam van de begrotingsideologie, de ideologie van doelstellingen, concurrentievermogen, effectiviteit, efficiency en resultaten, hetgeen een allegaartje aan wazige instrumenten, resultatenindicatoren, prestatie-indicatoren, toelichtingen bij activiteiten oplevert. Deze begrotingstechnologie wordt als iets nieuws opgedist, als zijnde baanbrekend, maar is in feite al tamelijk oud, namelijk ruim zestig jaar. In 1947 voerde het Amerikaanse Hoover-comité dingen in als prestatieconcepten, kosten/baten, efficiency, streefcijfers en resultaten. Deze stonden in de jaren 1960 onder president Johnson aan de basis van het “Planning, Programming and Budgeting System” en onder president Carter ontstond daaruit het model “BBZ”, oftewel “budget base zero” – de ideologie van begrotingsprestaties, die achtereenvolgens ook in Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, in 2001 in Frankrijk, met zijn organieke begrotingswetten, en in 2006 zelfs in Mexico werd ingevoerd.
Hieruit kan worden afgeleid waarom het de Europese begroting aan transparantie en echte efficiency ontbreekt. Er zijn in het Europees Parlement hoogstens honderd mensen die de op activiteiten gebaseerde Europese begroting snappen, met alle gevolgen vandien, zoals de economische lethargie van de Europese Unie. Als we geen Galileo hebben, geen samenhang tussen Lyon en Turijn, geen samenhang tussen Genua en Barcelona, als de hoofdsteden niet met elkaar verbonden zijn door hogesnelheidslijnen, als de begroting voor onderzoek niet is wat het zou moeten zijn, als de begroting van Europa van 27 lidstaten even groot is als die van Spanje, als de Europese begroting slechts een twintigste beloopt van die van de VS, dan is dit nou precies het gevolg van dat malthusianisme. Misschien is het de hoogste tijd dat we beseffen dat we naast de gewone begroting een extra begroting nodig hebben om leningen te financieren met een grote Europese lening, zodat er geïnvesteerd kan worden.
Sergej Kozlík (NI).-(SK) Als we een waarde moesten toekennen aan het vertrouwen in de centraal gefinancierde activiteiten van de EU overeenkomstig de begrotingsuitgaven als een percentage van het EU-BNI, dan zou de curve er ongeveer uitzien als de baan van een vallend blad. Dit is echt verontrustend. De betalingskredieten, gemeten als percentage van het EU-BNI, zijn de afgelopen jaren teruggelopen tot ongeveer 1 procent. In de ontwerpbegroting 2008 daalden ze zelfs nog verder, naar 0,95 procent. Dit soort tendensen zien we niet alleen bij het totale volume van de begrotingsmiddelen maar ook bij de betalingskredieten in verhouding tot de plafonds die het MFK noemt.
Met name de voorgestelde 10 miljard euro voor niet-toegewezen betalingskredieten is een aanzienlijke afwijking van de langetermijndoelstellingen van het MFK. Ook ik ben verbaasd dat de Raad heeft voorgesteld om ruim 1 miljard euro te willen bezuinigen op de middelen voor programma’s ten behoeve van het verbeteren van het Europese concurrentievermogen en de samenhang. Daarom deel ik de mening dat de betalingskredieten ontoereikend zijn gezien de uitdagingen waarmee de EU zich geconfronteerd ziet. En derhalve steun ik het voorstel om de betalingskredieten te verhogen naar 0,99 procent van het EU-BNI.
Ingeborg Gräßle (PPE-DE). –(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, vandaag wil ik graag ingaan op twee belangrijke reserves in de begroting van de Commissie: die voor het gebouwenbeleid en die voor het personeel. Wat de laatste betreft: uit haar screeningverslag blijkt dat bijna 11 000 mensen in de administratie en coördinatie – het administreren van de administratie – van de Commissie werken. Tel daar de vertalers en beheerders bij, oftewel nog eens 5 700 mensen, dan is dit de post met de sterkste personeelsgroei. We moeten er daarom toe overgaan om niet alleen om “betere regelgeving” te vragen, wat we af en toe doen, maar ook om “betere organisatie”. Om dit te kunnen doen, hebben we meer informatie nodig, en daar is die reserve voor.
Een van de dingen die het Parlement aan de Commissie heeft opgedragen is benchmarking, het vergelijken van posten met die van internationale organisaties. De Commissie wil ons de resultaten hiervan niet laten zien en voert als argument aan dat het heeft beloofd de identiteit van die organisatie niet prijs te geven. Dat is belachelijk! We kunnen op dit punt alleen maar vooruitgang boeken als het Parlement de informatie krijgt waarom hij heeft gevraagd – behoorlijke informatie, geen losse fragmenten. Screening biedt ons een unieke, eerste blik in de personeelsstructuur van de Commissie, waarvoor onze dank, maar de conclusies ontbreken, en evenmin heeft de Commissie een actieplan opgesteld. Daarom dring ik er op aan dat dit actieplan wordt voorgelegd.
Over het gebouwenbeleid in Brussel vinden we evenmin conclusies terug. In de mededeling van de Commissie in juli over de behoefte inzake gebouwen wordt geen rekening gehouden met de resultaten van de screening van de personele middelen, hoewel een en dezelfde commissaris voor beide verantwoordelijk is. U bent geen commissaris die teleurstelt en niet door mag gaan. De bedragen die door het Parlement in reserve zijn opgenomen dwingen de Commissie ertoe deze twee zaken met elkaar te verbinden. De Commissie moet eindelijk eens aan de slag gaan met deze kwestie en zijn huiswerk eens naar behoren doen, omdat we naar mijn mening de ontvangen resultaten van deze screening zo niet kunnen voorleggen aan onze kiezers.
Vladimír Maňka (PSE).-(SK) Om te beginnen wil ik me eerst bij de twee rapporteurs bedanken. Mijn dank gaat uit naar de heer Itälä voor de samenwerking gedurende de afgelopen acht maanden in het kader van het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008. In de afgelopen vier jaar is de begroting van de instellingen gegroeid met bijna achttien procent, voornamelijk vanwege de uitbreiding. Dit zal in de toekomst niet meer in deze mate gebeuren. Als we willen dat de instellingen efficiënter worden, dan moeten we de samenwerking tussen de instellingen verbeteren. Ik ben blij dat de vrees voor risico’s in verband met een dergelijke samenwerking ongegrond is gebleken.
Enerzijds hebben we gepoogd om ervoor te zorgen dat alle taken waarvan de burgers verwachten dat deze door de instellingen worden vervuld, ook daadwerkelijk worden vervuld. Anderzijds hebben we gepoogd om ervoor te zorgen dat de financiële middelen doelmatig worden gebruikt. Bij het opstellen van de begroting van het Europees Parlement is één ding van essentieel belang: we moeten ons zowel nu als in de toekomst richten op onze voornaamste rol en prioriteit: het verbeteren van het wetgevingsproces. Uitgaven voor taken die hiermee geen verband houden moeten tot een minimum worden beperkt. We zijn goed op weg om dit te bereiken.
Dames en heren, destijds in maart zeiden we dat u betere informatie over alle middelen en materialen moet krijgen zodat u uw werk op een verantwoorde en doelmatige wijze kunt verrichten. Daarom doen wij het verzoek tot het creëren van een systeem van kennisbeheer dat de leden van dit Huis in staat zal stellen effectief te werken, namelijk door permanente toegang tot alle documenten.
Dames en heren, u wilt de kiezers laten zien dat u hun geld op een verantwoorde wijze beheert. Dat valt niet mee, aangezien we soms niet over documenten beschikken, niet eens in de meest gangbare talen. Er vinden meer buitengewone commissievergaderingen plaats, waarvoor meer geld nodig is. We moeten de flexibiliteit op dit gebied verbeteren. De uitgaven voor gebouwen gaat voor een groot deel voor rekening van de begroting van de instellingen: daarom moeten we dit nauwlettend blijven volgen in de toekomst. We hebben in het verleden tijden beleefd dat de Europese instellingen gebouwen kochten of huurden voor prijzen die boven de marktprijzen lagen. Voortaan moet voor wat betreft koop, huur of renovatie meer de vinger aan de pols worden gehouden. Wij willen de kosten verlagen en de flexibiliteit behouden. Wij willen kartel- en monopolievorming voorkomen.
Een andere prioriteit betreft het verbeteren van de informatieverstrekking aan de Europese burgers. Daarom hebben we besloten om op dit punt meer te doen door regionale en lokale media te steunen. Dames en heren, we willen ervoor zorgen dat de instellingen efficiënter opereren. Daarom moeten de verslagen over hun activiteiten nog meer informatie bevatten. Uit deze verslagen dient duidelijk te blijken of de streefdoelen al dan niet zijn bereikt. Ik juich de methode van de instellingen toe om de begroting op te stellen aan de hand van inflatiecoëfficiënten en op de basis van de daadwerkelijke behoefte. Afsluitend wil ik me bij de rapporteur bedanken omdat we, langs de weg van enkele zware debatten, een goed compromis hebben weten te bereiken dat zal leiden tot een betere besteding van het geld van de Europese belastingbetalers.
Nathalie Griesbeck (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, anderhalve minuut om te zeggen wat je vindt van de ontwerpbegroting 2008 is een geweldige opgave. Voor ik dit doe, wil ik eerst onze rapporteurs, de heer Virrankoski en de heer Itälä, bedanken die ons met grote moeite door de besluiten van de Begrotingscommissie, die zij vandaag voorstelt, wisten te loodsen. Natuurlijk dwingt het MFK voor de periode 2007-2013 ons tot bezuinigingen, zodat we de doelstellingen die we voor Europa hadden vastgelegd, helaas noch gestadig, noch snel kunnen nastreven; het zijn de beleidsmaatregelen die naar mijn mening de enige manier zijn om de Europese regio’s te behouden waar onze medeburgers het comfortabele leven kunnen leven waarnaar ze verlangen in deze geglobaliseerde wereld die onderhevig is aan verandering en voortdurend in beweging en ontwikkeling is. Daarom nodig ik het Parlement uit om de voorstellen van onze commissie te steunen, met name met het vooruitzicht dat we op middellange termijn weer onderhandelen over het MFK en de definitie van een nieuw begrotingsmechanisme.
Wat deze begroting betreft, wil ik gezien de beperkte tijd die ik heb slechts één punt aanstippen. Als permanent rapporteur voor het Structuurfonds in de Begrotingscommissie heb ik besloten de leden van de Europese Commissie te vragen om welke redenen 30 procent van de administratieve kosten voor de structuurfondsen in de reserve zijn geplaatst. Uit de studie over de implementatie van het Structuurfonds die we onlangs samen met de heer Virrankoski hebben voorgelegd, blijkt nog eens duidelijk dat de Commissie veel tijd nodig heeft gehad om de nationale financiële kaders en operationele programma’s goed te keuren, zodat er intussen bij de niet-uitbetaalde vastleggingen een achterstand is van drie jaar; door het aannemen van deze harde houding wilden we alarm slaan. Net als de steun voor onderzoek en innovatie is ook de steun voor het regionaal beleid van cruciaal belang voor de toekomst van onze economie en zodoende voor de arbeidsplaatsen en de levenskwaliteit van de Europese burgers. We willen dat dingen snel gebeuren, maar ze moeten wel goed gebeuren. Dit verklaart het hoge niveau van kredieten waarvoor we de steun van de Raad vragen.
Seán Ó Neachtain (UEN). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, er is een punt in de begroting waar ik op in wil gaan en dat is het beschikbare geld voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dit GLB heeft de laatste vijftien jaar tal van hervormingen ondergaan: de Mac Sharry-hervormingen, de Agenda 2000, en de ontkoppeling van steun en productie.
Ik zou graag één ding duidelijk maken: de regeringen van de lidstaten zullen wellicht niet akkoord gaan met bepaalde wijzigingen in de totale som van betalingen aan landbouwers in Europa in het kader van het GLB die in de periode 2007–2013 gedaan zullen worden. In mijn land, Ierland, zijn er in het kader van het landbouwbeleid inderdaad stevige financiële regelingen getroffen voor de landbouwers voor de periode van 2007 tot 2013. We weten allemaal dat het landbouwbeleid dringend toe is aan een uitgebreid onderzoek, maar niet aan een algemene herziening. Het onderzoek heeft geen betrekking op de financiële regelingen die de EU-leiders tot 2013 hebben getroffen voor de landbouwers in Ierland en Europa. Ik hoop dat dit wordt begrepen en dat er niets over het hoofd wordt gezien; en dat er geen poging wordt gedaan om dingen te verdraaien, aangezien het voor de landbouwers in heel Europa van cruciaal belang is dat alles op orde is.
Margrete Auken (Verts/ALE).-(DA) Mijnheer de Voorzitter, onze fractie stemt natuurlijk voor het amendementsvoorstel om meer geld beschikbaar te stellen aan Palestina. Niettemin moeten we erop wijzen dat zowel de Raad als de Commissie ervoor moet zorgen dat het geld niet in een bodemloze put belandt. Dit was de laatste tijd vaak het geval met verleende hulp, hetgeen in tegenspraak is met de beginselen voor hulpverlening, namelijk dat de begunstigde in staat moet worden gesteld een duurzame economie te ontwikkelen. Dit is echter onmogelijk omdat Israël de Palestijnse samenleving en haar economie onderdrukt, niet alleen in Gaza. De delegatie van de Commissie ontwikkelingssamenwerking was hier in september getuige van tijdens haar bezoek aan de Westoever en Gaza. Het geld van de EU blijft maar stromen, zonder dat Israël verantwoordelijk wordt gesteld.
We hebben een verslag van een gesprek uit Washington ontvangen waarin aan een van de adviseurs voor het Midden-Oosten van het Witte Huis werd gevraagd welke rol de EU speelt. Hij antwoordde: “De EU? Wij geven de bevelen, Europa betaalt de rekening!” Dat klopt! Wij geven alsmaar geld uit en Israël mag al hetgeen wij hebben opgebouwd maar gewoon weer verwoesten. De Commissie en de Raad moeten nu samen een beroep gaan doen op Israël. De blokkade van Gaza moet worden beëindigd zodat goederen en mensen weer vrij naar binnen en buiten kunnen. Gaza is nu in feite een grote openluchtgevangenis. Ook de muur op de Westoever moet verdwijnen. Niet alleen onze delegatie zegt dit, maar ook de Wereldbank en ons eigen Bureau voor humanitaire hulp (ECHO). Als er geen verbetering valt te verwachten of geen licht aan het eind van de tunnel te zien zal zijn, dan maken we misbruik van belastinggelden, en dat moet meteen ophouden!
Adamos Adamou (GUE/NGL).- (EL) Mijnheer de Voorzitter, de begroting van de EU is het belangrijkste middel om politieke prioriteiten te verwezenlijken. Het begrotingsbeleid lijkt drie doelen te hebben: concurrentievermogen van de ondernemingen, terrorismebestrijding en interventies in derde landen.
De uitgaven worden gedaan om deze drie hoofddoelen te halen, maar de belangen en zorgen van de grote massa gaan in een heel andere richting. Deze hebben te maken met hun toekomstige arbeidsplaatsen, inkomen, pensioen, openbare scholen en universitaire opleiding.
Laten we onszelf eens vragen welke politieke prioriteiten de begroting nastreeft. Verbeteren zij wel daadwerkelijk het leven van de burgers? Voldoet de EU als mondiale speler wel eerlijk aan zijn verplichtingen? Hoe kan het toewijzen van een slordige 741 miljoen euro voor vrijheid, veiligheid en justitie het leven van de Europese burgers verbeteren?
In haar recente discussienota over de hervorming van de begroting stelt de Commissie dat de begroting nu en vooral in de toekomst de concurrentie tussen de grondstoffen en de markten moet versterken, het evenwicht in de economische macht moet verschuiven en grote nieuwe markten moet openstellen om nieuwe mogelijkheden te scheppen voor de Europese burgers.
Dit is echter nou net wat de Europese burgers op een dwaalspoor zet, want in plaats van het feit dat de begrotingen van de lidstaten worden gericht op sociale rechtvaardigheid, bemoeilijken ze de inspanningen om de markten te beheersen, ongeacht de middelen. Bovendien wekt dit wrevel over Europa bij de bevolkingen van derde landen.
Janusz Lewandowski (PPE-DE).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, we staan nog aan het begin van de nieuwe financiële vooruitzichten, dus zijn we voorzichtig met het programmeren van de uitgaven voor 2008. Tegelijkertijd is dit al de vierde begroting van deze zittingsperiode en dus hebben we intussen voldoende ervaring met de begrotingsprocedure en de specifieke spelregels tussen Parlement, Commissie en Raad opgedaan. Dit is waarschijnlijk de reden waarom de Begrotingscommissie onder de efficiënte leiding van de heer Böge een recordaantal amendementen probleemloos heeft aangenomen. Dit alles gebeurde in een geest van consensus, hetgeen donderdag zeer zeker bevorderlijk is voor blokstemming en ons een sterkere positie zal opleveren voor de onderhandelingen over de ontwerpbegroting voor 2008.
De prioriteiten voor 2008 zijn herhaaldelijk genoemd en daarbij werd telkens weer de financiering van Galileo als probleem ter berde gebracht. Ik ben daarom blij erop te mogen wijzen dat voor het eerst in een EU-begroting aandacht wordt besteed aan het Oostzeegebied, niet in de vorm van een verklaring, maar in financieel opzicht, dus feitelijk. Dit komt wellicht door het feit dat zowel de commissaris, de twee rapporteurs als de voorzitter van de Begrotingscommissie inwoners zijn van dit gebied. Het is goed dat de Europese Unie op mondiaal niveau ageert, maar hoe groter de Europese Unie wordt, hoe groter haar verantwoordelijkheid wordt voor het eigen continent, inclusief het Oostzeegebied, oftewel het gebied rondom een binnenzee van de Europese Unie, want dat is het nu. Iedereen weet hoe erbarmelijk deze zee er intussen aan toe is. In dit licht bezien is het daarom goed dat we in de vorm van proefprojecten en voorbereidende acties financiële instrumenten hebben gevonden om de middelen te verhogen voor de regionale ontwikkeling, veiligheid van de scheepvaart, vereenvoudiging van grensoverschrijdende procedures, en bovenal, de bescherming van het milieu.
Ik hoop dat de Europese Commissie deze prioriteiten samen met onze gehele begrotingsstrategie in haar achteruitkijkspiegel zal zien opduiken.
VOORZITTER: ADAM BIELAN Ondervoorzitter
Louis Grech (PSE).-(MT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen zeggen dat ik het eens ben met hetgeen de heer Itälä zei over de begrotingsprocedure en dat niemand bereid is voor stempelautomaat te spelen. Daarom stel ik voor dat we zo snel mogelijk over deze kwestie discussiëren zodat we de moeilijkheden en de verschillen die kennelijk bestaan, bij de naam kunnen noemen en doelgericht kunnen aanpakken. We begroeten de verhoging van de middelen voor Frontex met 30 miljoen euro. Daarvoor verwachten we verbeteringen in de structuur van het agentschap, betere coördinatie en meer doelgerichte operaties. Het Parlement heeft een duidelijk en concreet signaal afgegeven, namelijk dat nu Frontex en de lidstaten weer aan zet zijn en een einde moeten maken aan de inefficiëntie, het niet-nakomen van beloften en de vertraging die het afgelopen jaar is ontstaan. Een ander punt waar ik op in wil gaan, houdt verband met verslagen en studies die worden geproduceerd of in opdracht zijn gegeven door de verschillende instellingen, incluis de Commissie. Er bestaat behoefte aan een gemeenschappelijke database van verslagen en studies om dubbel werk te voorkomen, afval te verminderen en de informatie beter toegankelijk te maken. Daarnaast zou er een jaarlijks verslag moeten komen waarin niet alleen deze verslagen en studies staan vermeldt, maar ook wie een contract heeft gewonnen, wat ze hebben gekost en, indien mogelijk, wat we ermee hebben gedaan. We zouden ook de impact en meerwaarde van de verslagen van de Economische en Sociale Raad en het Comité van de Regio’s moeten onderzoeken, met name bezien in het licht van de verslagen die te technisch zijn of die al eens door de Commissie of het Parlement zijn gemaakt. Voor wat betreft de aankoop van gebouwen, wil ik u er graag aan herinneren dat in 2006 is overeengekomen dat we het beleid inzake de koop of huur van gebouwen voor de instellingen, inclusief de informatiebureaus, in 2006 opnieuw onder de loep zouden nemen. Ik heb sterk de indruk dat de instellingen door de jaren heen, om welke redenen dan ook, gebouwen hebben gekocht en gehuurd voor prijzen die hoger waren dan de marktprijzen. Zonder de waarde van dit beleid ter discussie te stellen, acht ik het nog steeds zinvol op institutionele wijze te onderzoeken, hoe we de voorwaarden kunnen verbeteren onder welke we vastgoed kopen en huren en de prijzen van kantoren dichter bij de marktprijzen komen te liggen, om kartel- of monopolievorming te voorkomen. Tot slot, wil ik de Finse dubbelwerking feliciteren met haar zinvolle werk en de manier waarop zij de onderhandelingen hebben geleid.
István Szent-Iványi (ALDE).-(HU) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag de rapporteur, de heer Virrankoski, feliciteren voor zijn uitstekende werk. Niettemin wil ik erop wijzen dat het belachelijk is voor een mondiale speler, en dat wil de EU toch zijn, om minder geld uit te geven voor buitenlands beleid dan voor de administratie.
Ten tweede: het is eveneens onaanvaardbaar dat uitgaven onder het kopje verhoging staan, dus een prioriteit zijn, maar nominaal gezien lager zijn dan in 2007, en ten derde is het onaanvaardbaar dat uitgaven voor buitenlandse zaken minder sterk stijgen – met rond 1,5 procent – dan de algemene uitgaven, die met 2 procent groeien. Dit betekent dat de Europese Unie er kennelijk niet voor heeft gezorgd dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om de door haarzelf vastgelegde taken uit te voeren; hetgeen ook geldt voor de prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid. De middelen die zijn toegewezen aan de Kosovo-missie zijn niet toereikend en hetzelfde geldt voor de hulp voor de mensen in Palestina. Ik vrees dat deze begroting volgend jaar nog enkele keren gewijzigd moet worden aangezien geen toereikende middelen voor het buitenlands beleid zijn voorzien.
De wanverhouding tussen de zuidelijk en oostelijke componenten van het Europese nabuurschapsbeleid is al sinds jaren een terugkerend probleem. De landen in het zuiden hebben drie keer zo veel geld, per hoofd van de bevolking, gekregen, dan die in het oosten, en dat is onaanvaardbaar. Tot slot denk ik dat het belangrijk is om het vraagstuk van samenwerking tussen het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de rubriek GBVB op te lossen. Er is tot dusver nog geen voorafgaand akkoord of politieke dialoog tot stand gekomen, en voor het zover is, ben ik ervoor dat 40 miljoen euro voor het GBVB in de reserve wordt opgenomen. Hartelijk dank.
Konrad Szymański (UEN).-(PL) Dames en heren, een van de dingen waarover we vandaag een besluit moeten nemen, is de toewijzing van de eerste tranche van de financiële steun voor het EIT. Dit is een besluit van groot belang voor Wrocław en wordt daar met grote spanning tegemoetgezien, omdat men hoopt dat het instituut hier gevestigd zal worden.
Het is een slechte zaak dat we dit instituut niet voor het einde van de onderhandelingen over de financiële vooruitzichten hebben weten op te richten; dit bemoeilijkt de start aanzienlijk. Vandaag hebben we de kans om de verloren tijd in te halen en alvast 3 miljoen euro beschikbaar te stellen om het instituut van de grond te krijgen. De volledige financiering in 2010-2011 kan alleen worden gewaarborgd als de financiële vooruitzichten worden herzien.
Ik kan u verzekeren dat dit een goede investering zal zijn, hetgeen ook blijkt uit de bereidheid en het enthousiasme van de lokale autoriteiten, zakenmensen en de wereld van de wetenschap in Laag Silezië om deel te nemen aan dit project. Daarom verzoek ik u deze amendementen te steunen.
Satu Hassi (Verts/ALE).-(FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn dank gaat uit naar de rapporteurs, de heer Itälä en de heer Virrankoski, voor hun uitstekende werk. Ik ben blij dat de Begrotingscommissie de twee proefprojecten voor de bescherming van de Oostzee hebben goedgekeurd. Ik hoop dat ook de plenaire vergadering haar steun zal geven aan deze projecten.
Het is hoogste tijd dat we meer aandacht besteden aan het Oostzeegebied. Sinds de uitbreidingsronde van 2004 is deze zee een binnenzee van de EU, maar tegelijkertijd is het een van de meest vervuilde zeeën ter wereld, waarvoor de EU zich eigenlijk diep moet schamen.
Een van de proefprojecten betreft de vermindering van gevaarlijk afval dat in de Oostzee wordt geloosd en verhoging van het zuurstofgehalte in de diepere delen van de zee. Het andere project houdt verband met de vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide door de scheepvaart met behulp van emissiehandel. Als dit experiment goede resultaten oplevert, wordt de emissiehandel met zwaveldioxide wellicht een doenlijke manier om de uitstoot van zwaveldioxide op alle zeeën in de EU te verminderen, hetgeen de lucht, die tenslotte alle mensen in Europa inademen, schoner maakt. Daarom hoop ik dat de plenaire vergadering deze initiatieven zal steunen.
James Elles (PPE-DE).-(EN)Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de rapporteurs feliciteren, zoals ook anderen hebben gedaan. Maar in mijn opmerkingen wil ik in plaats van de L’s die de heer Martinez gebruikte, als ik mij goed herinner waren dat “litanie”, “liturgie” en “lethargie”, liever drie I’s gebruiken die staan voor “implementatie”, “initiatief” en “imaginatie”.
Ten eerste wil ik graag de rapporteurs bedanken, vooral de heer Virrankoski, voor het opnemen van een aantal alinea’s over het houden van toezicht op de begroting. Het is uiterst belangrijk dat we nadenken over de vraag hoe we waar voor het geld krijgen. Zelfs als dat specifieke begrip niet in de resolutie staat, ligt het ongetwijfeld in de harten van iedereen besloten dat we in staat moeten zijn, samen met onze gespecialiseerde commissies, rekenschap te geven over het geld dat we feitelijk uitgeven en dat niet alleen in de huidige periode, maar ook door het feitelijk verkrijgen van verklaringen inzake nationaal beheer die de lidstaten naar het schijnt met tegenzin verstrekken.
Ten tweede wil ik graag zowel de rapporteurs als de commissaris in dit opzicht bedanken voor de implementatie in mijn eigen begroting voor 2007 van die proefprojecten en voorbereidende projecten die daarin zijn opgenomen. Er zijn er nog maar weinig en het aardige is om een zekere continuïteit te hebben als we in 2008 doorgaan, vooral met het opzetten van proefprojecten van informatienetwerken, maar ook met de projecten binnen de EU, China en India.
Dat brengt mij bij het laatste punt, de vraag van de imaginatie. Einstein zei dat imaginatie belangrijker is dan kennis. We hebben in dit debat gezien dat veel collega’s – de heer Mantovani, mevrouw Guy-Quint en anderen – en ikzelf altijd het feit betreuren dat we te weinig geld hebben in categorie vier, de externe activiteiten. We weten heel goed dat er te weinig is, dus zou ik in dit stadium een bijzonder pleidooi willen houden. Als we kijken naar de herziening van de begroting, zouden we misschien een beetje imaginatie kunnen gebruiken om te zien hoe de Europese Unie in de toekomst wordt geroepen om de mondiale uitdagingen te lijf te gaan en een rol te spelen in mondiale steun en het functioneren van de mondiale economie. Vervolgens zouden we kunnen zorgen dat we de middelen hebben voor de implementatie van onze beleidsmaatregelen die we graag willen nemen.
Joan Calabuig Rull (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, met een begroting die slechts 0,99 procent van het EU-BNI uitmaakt kunnen we geen solide politieke positie innemen.
Wat betreft categorie 1a, het concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid moet erop worden gewezen dat dit de eerste keer is dat de bedragen voor dit beleidsterrein het leeuwendeel uitmaken van het voorontwerp voor algemene begroting. De Raad sneed echter flink in deze categorieën overeenkomstig de strategie van Lissabon, die in feite de kern van het communautaire beleid zou moeten vormen.
Ik wil ook ingaan op de financiering van Galileo en het EIT, beide prioritaire projecten voor ons concurrentievermogen en onze geloofwaardigheid. De financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 zijn ontoereikend om projecten van dergelijk strategisch belang te kunnen financieren.
Een ander punt heeft betrekking op het agentschap Frontex, dat een cruciale rol speelt, zowel in humanitair als politiek opzicht. In juni van dit jaar wees de Europese Raad opnieuw op de noodzaak om Frontex te versterken ten einde de capaciteiten van de Unie ter beheer van haar buitengrenzen te verbeteren.
Ook dit is een van de prioriteiten waarop het Parlement herhaaldelijk heeft gewezen. Een duidelijk bewijs hiervan is de voorgestelde verhoging van de vastleggingskredieten met 30 miljoen euro ter dekking van de operationele kosten van het agentschap, hetgeen een verhoging met 127 procent betekent vergeleken met het voorontwerp van begroting.
De vaststellingen voor categorie 4 zijn absoluut ontoereikend als we onze doelstellingen willen halen en onze beloften als mondiale speler willen nakomen, met name, zoals hier al eerder werd gezegd, ten aanzien van de operaties in Kosovo en Palestina.
Tot slot wil ik nog zeggen dat de bevestiging dat de EU deelneemt aan de EXPO in Zaragoza in 2008 – Water en duurzame ontwikkeling – een goed besluit is en tevens een goede kans biedt om het Europese beleid onder de aandacht van de Europese burgers te brengen, hetgeen dringend nodig is.
Samuli Pohjamo (ALDE).-(FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ook ik wil me om te beginnen eerst bedanken bij de rapporteur, Kyösti Virrankoski, voor zijn uitstekende voorbereiding van de begroting. Hij heeft goed geluisterd naar de fracties en heeft ook de voorstellen van de Commissie regionale ontwikkeling in zijn overwegingen meegenomen. Ook de andere rapporteur, de heer Itälä, heeft zeer goed werk verricht.
Het is van belang dat de vaststellingen voor regionale ontwikkeling op een hoog niveau blijven. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat de uitvoering en administratie van het regionale beleid vereenvoudigd en duidelijker worden, zowel op EU-niveau als in de lidstaten. Alleen op deze manier kunnen alle vaststellingen voor regionale ontwikkeling effectiever en zinvoller worden gebruikt in de lidstaten, regionale verschillen worden verminderd en de strategie van Lissabon worden geïmplementeerd.
Bureaucratie, het schrikbeeld van de Unie, verstoort namelijk ook de implementatie van het regionaal beleid. Het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode is al bijna voorbij, maar de meeste programma’s zijn nog steeds niet goedgekeurd. Dit is een ernstig probleem, zoals de rapporteur al constateerde. Door al dat getreuzel van de Commissie en de lidstaten, kwamen de projecten maar traag op gang en zal het eerste jaar van de programmeringsperiode een problematische kloof achterlaten. Daarom moet de Commissie de overige programma’s zonder enige vertraging goedkeuren, zodat de vaststellingen voor deze programma’s in de begroting effectief en lonend kunnen worden uitgegeven en deze programma’s goed van start kunnen gaan.
Simon Busuttil (PPE-DE).-(MT) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter, en ook u hartelijk dank, mijnheer Virrankoski en mijnheer Itälä. Met deze begroting zal het Parlement de begroting voor het agentschap Frontex bijna verdubbelen, tot bijna 70 miljoen euro. Dit is een maatregel die boekdelen spreekt en waaruit onmiskenbaar blijkt welke waarde het Parlement hecht aan Frontex. De verhoging met 30 miljoen euro is toegewezen aan de operationele begroting van Frontex zodat het agentschap zijn missies in gebieden kan intensiveren die meer te kampen hebben met toestromende migranten. Tegelijkertijd, mijnheer de Voorzitter, hebben we 30 procent van de administratieve begroting van Frontex in reserve geplaatst, omdat we vinden dat het agentschap effectiever moet gaan opereren. We hebben drie voorwaarden gesteld voor het vrijmaken van deze reserve: ten eerste willen we dat de directeur van Frontex ons regelmatig informeert om het toezicht van het Parlement op het agentschap te verbeteren. Ten tweede willen we een gedetailleerd werkprogramma van Frontex voor het komende jaar, en omdat commissaris Frattini, de vicevoorzitter van de Europese Commissie, zelf aankondigde dat de missie van Frontex in het Middellandse Zeegebied vanaf het volgend jaar permanent zal worden, verwachten we dat het agentschap duidelijk meer dan de 10 miljoen euro krijgt toegewezen die tot dusver waren toegewezen voor missies langs de maritieme grenzen. Ten derde willen we een geactualiseerd en realistisch overzicht van alle middelen, schepen, vliegtuigen en helikopters die de lidstaten ter beschikking willen gaan stellen voor missies van Frontex. We willen geen gefingeerde overzichten, zoals eerder dit jaar, toen de lidstaten schijnbaar akkoord gingen met het leveren van circa 21 vliegtuigen, 27 helikopters en 117 schepen aan Frontex, maar feitelijk, toen de missie uitgevoerd moest gaan worden, zonder enige schaamte niets meer wilden weten van hun eigen beloften. Daarom verwachten we dat Frontex zijn werkzaamheden op basis van een behoorlijk en betrouwbaar werkprogramma uitvoert voordat wij de reserve vrijmaken. Hartelijk dank.
Göran Färm (PSE).-(SV) Mijnheer de Voorzitter, rapporteurs, dames en heren, veel mensen zijn verbaasd over het feit dat het Parlement een herziening van de langetermijnbegroting nastreeft. Zijn we niet eens meer in staat om enerzijds het hoofd te bieden aan nieuwe behoeften zoals Galileo, het EIT, activiteiten van de EU in Kosovo en Palestina, en anderzijds het mes te zetten in de begroting? Het probleem is toch dat de begrotingsplafonds betrekking hebben op de begroting in haar geheel, en zodoende natuurlijk ook op elke afzonderlijke begrotingscategorie. Om te voorkomen dat bijvoorbeeld Galileo tot bezuinigingen bij andere onderzoekprogramma’s leidt, dringen wij erop aan dat de begroting licht wordt gewijzigd. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit binnen het kader van de algemene plafonds moet gebeuren. We geven de voorkeur aan bezuinigingen op overschotten binnen de landbouwbegroting, dat lijkt ons belangrijk. Wat Palestina en de kosten van de EU-activiteiten in Kosovo betreft, willen we het “flexibiliteitsinstrument” inschakelen. Anders moeten we namelijk geld bij Afrika of Latijns-Amerika weghalen, en dat zou onredelijk zijn.
We moeten het starre begrotingsmodel van de EU veranderen. Ik wil er echter duidelijk aan toevoegen: ik wil niet buiten de grenzen treden van het Financieel Kader, maar alleen meer flexibiliteit in het kader krijgen om te kunnen beantwoorden aan nieuwe behoeften. Hoe kunnen we anders in de toekomst duidelijk maken wat nodig is voor bijvoorbeeld het klimaat- en energiebeleid? Daarnaast wil ik nog op twee zaken ingaan. Ten eerste: het debat over het Verdrag toont aan hoe belangrijk meer financiële armslag en langetermijnvooruitzichten zijn voor de inspanningen van de EU op het gebied van communicatie, dialoog en democratische ontwikkeling. Ik heb gepoogd een paar aanpassingen te maken in de toewijzingen van de Begrotingscommissie. Ik hoop dat we nu allemaal akkoord gaan met agressievere investeringen. Ten tweede wil ik ingaan op het proefproject waarvoor ik zelf het initiatief heb genomen. In dit project gaat het om steun voor het herstel van culturele en religieuze instellingen en monumenten in gebieden waar conflicten heersen. Het voorstel doelt in de eerste plaats op de Balkanlanden, maar op lange termijn moet het ook mogelijk zijn om de ervaring die hier werd opgedaan in andere gebieden te gebruiken om conflicten op te lossen die verwoeste musea, kerken en moskeeën hebben veroorzaakt. Voorbeelden van dergelijke gebieden zijn Palestina, Afghanistan, Irak en wellicht zelfs Tibet. Ik vraag de leden van dit Huis om begrip en steun voor dit project. Hartelijk dank.
Hannu Takkula (ALDE).-(FI) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik me graag bedanken bij de rapporteurs, de heer Virrankoski en de heer Itälä. Ik ken ze allebei en ik weet dat ze beide voor openheid en transparantie zijn en dolgraag de structuur van de economie van de Europese Unie op een duurzaam fundament willen plaatsen, en dat terecht. Het is goed om de uitgaven te beteugelen en gezond verstand te gebruiken. Ik wil graag kort de aandacht vestigen op een paar kwesties: de eerste betreft onderzoek en innovatie. Natuurlijk weet ik dat dit grotendeels onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, maar toch moet de Europese Unie ook aan haar eigen verplichtingen denken, zoals de strategie van Lissabon. We moeten hieraan voldoen, zodat we begrotingsmiddelen voor onderzoek en innovatie kunnen kanaliseren en zodoende nieuwe meerwaarde scheppen voor Europa.
Ik ben blij met de aandacht voor de Oostzee. Ik geloof dat we dit in de eerste plaats te danken hebben aan de rapporteurs. Het is goed om te weten in welke toestand de Oostzee is, en deze twee proefprojecten zijn een goed begin. Het klopt dat we op dit gebied aanzienlijk meer moeten doen; dit is een goede plek om er een begin mee te maken.
Ten derde: bij het opstellen van een begroting is het van belang rekening te houden met de beginselen van duurzame ontwikkeling en de waarden van de Unie. Dit is de manier waarop we moeten handelen wanneer we bijvoorbeeld geld naar derde landen sturen – we zijn betrokken bij diverse projecten, onder meer in het Palestijnse autonome gebied. We moeten ervoor zorgen dat financiële steun op de juiste wijze worden gebruikt en dat ze niet in activiteiten resulteren die in strijd zijn met democratie, mensenrechten en vrijheid van meningsuiting, oftewel de waarden van de Unie. De wijze waarop het geld wordt gebruikt en de waarden van de Unie moeten altijd hand in hand gaan.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE).-(RO) Aan het begin van dit jaar waren we van plan om met de Raad te gaan onderhandelen om te komen tot een pragmatische en efficiënte begroting die leidt tot resultaten, ten einde beleidsmaatregelen te kunnen nemen die nu nodig zijn in de EU.
Door onze amendementen in de Begrotingscommissie wordt nu op een aantal programma’s die wel belastinggeld opslokken maar geen meerwaarde hebben, ingrijpend bezuinigd. De bezuinigingen in de landbouw van rond 553 miljoen euro, oftewel 77 procent van alle bezuinigingen, openbaren een andere onmiskenbare agenda van de Raad; kennelijk wil hij gaandeweg stoppen met een beleid waarop de gehele economische structuur van de nieuwe lidstaten gebaseerd is. Ik ben blij dat we er in de Begrotingscommissie in zijn geslaagd om het niveau van de middelen voor de landbouw te herstellen. Ik hoop dat de Europese Commissie de operationele programma’s en de programma’s voor de plattelandsontwikkeling zo spoedig mogelijk zal goedkeuren.
Behalve deze aspecten, wil ik het nog hebben over het belang van de begroting voor het jeugdbeleid van de Europese Unie. De voorgestelde begroting bevat een verhoging met negen procent van de middelen voor programma’s voor een leven lang leren, waardoor deze nu in totaal 900 miljoen euro bedragen. Deze programma’s hebben meer bijgedragen aan het bevorderen van de Europese idee dan welk ander programma dan ook. Voor negentig procent van de jongeren betekent de Europese Unie de mogelijkheid vrij te reizen en overal in Europa te kunnen studeren en werken. Voor deze jongeren moeten we nog meer doen. Een van de problemen waarmee ze te kampen hebben, is het beperkte aantal Europese studiebeurzen, met name in het kader van het Erasmus-programma. In de huidige begroting hebben we betalingen verhoogd met 100 miljoen euro, wat vooral het gevolg is van de uitbreiding van de Unie met Roemanie en Bulgarije. Niettemin moeten we ervoor zorgen dat een groter deel van dit geld bij de studenten terechtkomt. Erasmus mag eigenlijk geen extra inkomen voor jonge studenten zijn. Integendeel, het is de belangrijkste steun voor mensen met beperkte financiële mogelijkheden.
Last but not least wil ik de Commissie graag herinneren aan de verplichtingen die zij is aangegaan tijdens het Tripartiet Overleg in juli, namelijk ervoor te zorgen dat het aantal arbeidsplaatsen voor de nieuwe lidstaten toereikend is. Momenteel bekleden maar erg weinig Roemenen of Bulgaren topposities en een groot aantal van hen heeft slechts een tijdelijk contract. De extra middelen die we hebben toegewezen aan het Europees Bureau voor personeelsselectie zou efficiënt moeten worden besteed door zo spoedig mogelijk permanente banen te scheppen voor de nieuwe lidstaten.
Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE).-(BG) Het is een uitdaging voor een afgevaardigde uit Bulgarije, een van de nieuwste EU-lidstaten, om als volwaardig lid deel te nemen aan de goedkeuring van de begroting 2008. Dit is mogelijk geworden dankzij het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie, daarbij gesteund door haar begrotingsbeleid.
Ik steun het verslag en feliciteer de rapporteurs en coördinatoren met het bereikte akkoord over de begroting en de wijzigingen daarin. De rubriek “Duurzame groei” van de ontwerpbegroting 2008 maakt het mogelijk dat zelfs de nieuwste lidstaten hun doelstellingen in samenhang met hun lidmaatschap bereiken. De operationele programma’s in het kader van het Structuurfonds waarborgen een hoge kwaliteit en hoge kwalificaties van de menselijke hulpbronnen, het concurrentievermogen, verbetering van de infrastructuur, versterking van de administratieve capaciteiten op het gebied van vervoer, het milieu, etc. Helaas blijven de beschikbare middelen achter bij de behoefte.
Ik wil ook graag mijn steun uitspreken voor de strategische verhoging van de betalingen aan het Structuurfonds, het Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, omdat zij tot uitbreiding van de operationele programma’s en hun capaciteit zal leiden. Ik steun ook de reserve van dertig procent voor de administratieve uitgaven omdat ik geloof dat dit een manier is om de doelmatigheid van de uitgaven en het toezicht hierop te waarborgen.
De ontwerpbegroting 2008 besteedt ook aandacht aan de nieuwe regio’s van de EU. Dit zijn in het Zwarte Zeegebied Bulgarije en Roemenië, die tevens de buitengrenzen vormen van de Europese Unie. Het beleid van de EU en de nationale regeringen heeft tot doel deze regio’s te veranderen in een gebied waarin veiligheid, stabiliteit en nabuurschap heerst. Deze regio heeft grote behoefte aan verbetering van de infrastructuur, meer investeringen en adequate maatregelen ter bescherming van het milieu vanwege de hoge mate van industrialisatie en het feit dat dit gebied een doorvoergebied voor grondstoffen voor de energiesector is geworden. Het beleid van de Europese Unie en de financiële middelen hiervoor dienen zowel de milieuveiligheid en stabiliteit als veiligstelling van de Europese energievoorziening te waarborgen. Milieumonitoring van het Zwarte Zeebekken en een gemeenschappelijk Europees kaderprogramma voor de ontwikkeling van de Zwarte Zeeregio is een proefproject waarvan ik vol vertrouwen aanneem dat het Europees Parlement het zal steunen; het is een stap in de goede richting, naar een goede ontwikkeling van de Zwarte Zeeregio en naar integratie van de burgers van de Zwarte Zeeregio in Europees beleid.
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – (LT) Ik wil graag ingaan op de impact van de EU-begroting op het welzijn van de gewone burgers van Europa, waarvan enkele vandaag onze debatten bij mogen wonen. Zeer vaak horen we dat de Europese Unie moet uitgroeien tot de meest concurrerende economie ter wereld. De begroting kan hieraan bijdragen. Niettemin moet de begroting worden geherstructureerd ten behoeve van meer efficiëntie en om wetenschappelijk onderzoek en innovatie te bevorderen.
Helaas blijkt in de praktijk dat de Europese Commissie niet eens een definitie heeft van hetgeen wetenschappelijk onderzoek inhoudt. De uiteenlopende uitgaven voor de verschillende projecten worden gefinancierd op basis van het programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling.
We hebben het voortdurend over Europa en zijn invloed in de wereld. De 27 staten sterke, onlangs uitgebreide Europese Unie is in staat veranderingen op wereldniveau teweeg te brengen. De begroting maakt het mogelijk dat aanzienlijke financiële middelen worden verstrekt voor de hulp voor derde landen. Helaas worden deze middelen volgens de Rekenkamer zeer vaak niet doelmatig gebruikt.
Dit komt doordat de meeste landen die onze hulp ontvangen, worden geregeerd door ondemocratische regimes. De mensenrechten worden niet nageleefd en hulpprojecten helpen een handvol mensen rijker te worden in plaats van dat ze bijdragen aan het verbeteren van het welzijn van de gewone burgers.
Daarom doe ik een dringend beroep op u, dames en heren, ervoor te zorgen dat we blijven vasthouden aan de voorwaarden zoals gedefinieerd in onze documenten, met name dat hulpprogramma’s alleen mogen worden toegewezen wanneer deze hand in hand gaan met het bevorderen van de democratie en de mensenrechten.
Rolf Berend (PPE-DE). –(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik me bij het gehele begrotingsteam bedanken voor zijn goede werk. Staat u mij toe een paar opmerkingen te maken vanuit het perspectief van de Commissie regionale ontwikkeling.
In de raming voor de begroting evalueerde de commissie de behoefte aan middelen in overeenstemming met de drempelwaarden van het Interinstitutioneel Akkoord en de financiële vooruitzichten en nam daarbij de aanvragen voor de huidige periode in aanmerking. Als logisch gevolg hiervan nemen de vastleggingen voor de Structuurfondsen in 2008 toe met 0,9 procent en de betalingen met 3,2 procent, terwijl de vastleggingen voor het Cohesiefonds met 14,4 procent zullen stijgen en de betalingen met 36 procent.
Gezien het feit dat de Commissie in feite de enige instelling is die onbeperkt toegang heeft tot de nodige informatie over de algemene financiële behoefte, liet onze commissie zich leiden door het voorstel van de Commissie en corrigeerde met eenparigheid van stemmen onaanvaardbare wijzigingen die de Raad in de ontwerpbegroting had aangebracht.
Naast onze amendementen hebben we ook het beheer vereenvoudigd zodat de gelden efficiënter worden besteed, vooral om de doelstellingen van Lissabon en Göteborg te bereiken. We willen dat er meer aandacht wordt geschonken aan de unieke status van kleine en middelgrote ondernemingen en traditionele kleinschalige bedrijfsactiviteiten zoals onderzoek en ontwikkeling. Verder vinden we het belangrijk dat de Jeremie- en Jessica-initiatieven worden genoemd, twee van de vele hoofdelementen van regionaal beleid.
We steunen de Commissie ook bij haar activiteiten tegen vergrijzing, een van de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst van Europa. Vergrijzing is met name in bepaalde regio’s en zelfs lidstaten als gevolg van de daling van het geboortecijfer een groot probleem geworden. Gezinswaarden moeten worden gepromoot, door bijvoorbeeld jonge vrouwen te helpen werk en gezinsleven te combineren. Dit is toekomstgericht beleid, dat ook zijn weerklank moet vinden in specifieke terreinen van regionaal beleid.
Thijs Berman (PSE). – (NL)Voorzitter, een solidair Europa, dat is wat wij willen. In de begroting van 2008 zitten enkele nieuwe elementen die dat opnieuw laten zien. Maar ook een meer moderne begroting is nodig, die aansluit bij de kenniseconomie. Solidair. Op initiatief van de Sociaal-democraten komt er meer geld voor de hulp aan Palestina en aan Kosovo. Dat is essentieel, hoe complex ook.
Ook in andere kwesties moet Europa solidair zijn. Steun is nodig voor het Global Health Fund en het op mijn initiatief versterken van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in arme landen. Denk aan het verminderen van moedersterfte, het recht op abortus. De emancipatie van vrouwen wordt hiermee gesteund, en daar is de ontwikkeling van arme landen bij gebaat.
Maar ook in het anders inrichten van de EU-begroting is er sprake van solidariteit. Dat kan natuurlijk het beste door het verminderen van de landbouwsubsidies, hetgeen nu heel goed mogelijk is door de hoge prijzen. Europa moet investeren in nieuwe technologie en Galileo laat zien dat er ruimte is voor een andere begroting. We kunnen leven met minder landbouwsubsidies, terwijl Galileo staat voor meer werkgelegenheid en innovatie.
Christofer Fjellner (PPE-DE).-(SV) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. De goedkeuring van de begroting is elk jaar weer een van de belangrijkste taken van ons europarlementariërs. Het is een van de weinige mogelijkheden om een duidelijk, collectief signaal af te geven over de vraag hoe de EU er naar de mening van het Parlement uit dient te zien. Globaal genomen vind ik het een goede zaak dat een groeiend aantal leden van dit Huis het belang lijkt te onderkennen van het in reserve plaatsen van financiële middelen, maar daar mag het niet bij blijven; er moet nog veel meer worden gedaan. Ik vind het belangrijk dat we in de begroting de juiste prioriteiten stellen, maar ook onze taken op het gebied van begrotingscontrole en toezicht op de besteding van middelen is op z’n minst even belangrijk als begrotingen maken voor de juiste doelstellingen. Als we dit vandaag doen, vrees ik dat we op tal van gebieden zullen beleven dat ons geld soms meer schaadt dan baat. Daarnaast moeten de instellingen het boekhoudsysteem van de EU verder ontwikkelen zodat een en ander begrijpelijker wordt en het toezicht op de besteding van de gelden eenvoudiger. Zo kunnen we dan vooraf en achteraf zien waarvoor ze daadwerkelijk worden dan wel werden besteed. Dit is een kwestie van transparantie.
Ik hoop dat de EU-begroting 2008 een nog duidelijker weerspiegeling is van een EU die prioriteiten stelt, een EU die de focus richt op zijn kerntaak: de totstandbrenging van vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. Helaas laat de ontwerpbegroting voor dit jaar op dit punt veel te wensen over. Ik wil graag een paar voorbeelden noemen: subsidies voor de teelt van zijderupsen, bijenteelt, katoenteelt, energiegewassen, vijgen, hennep, noten, olijfgaarden, rijstteelt en tabak. Exportsubsidies voor graan, suiker en producten uit de wijnsector. Het totaalbedrag van deze begrotingslijnen beloopt ruim 1 858 436 000 euro. Afgezien van het feit dat begrotingslijnen, als je het mij vraagt, een ongelooflijke verspilling van belastinggeld zijn, schaden ze meer dan ze baten. Ze hebben gevolgen voor mensen buiten de Unie. Een van de ernstigste voorbeelden is volgens mij de exportsteun van de EU voor de landbouw. Hiermee subsidieert de EU haar eigen landbouwsector waardoor goederen en prijzen op de markten van de arme landen worden gedumpt. Het gevolg is dat de natuurlijke concurrentievoordelen van de arme landen worden ondergraven en deze landen op hun weg naar meer voorspoed ernstig worden belemmerd. Daar moeten we iets aan doen, niet pas in 2013 maar volgend jaar. Hartelijk dank.
Katerina Batzeli (PSE).-(EL) Mijnheer de Voorzitter, mag ik om te beginnen eerst de voorzitter van de Begrotingscommissie, de rapporteur en de schaduwrapporteurs feliciteren, die ons vandaag een begroting hebben voorgelegd die heldere politieke doelstellingen en een goed gedefinieerd plafond van 0,98 procent van het EU-BNI bevat.
Staat u mij toe op twee punten nader in te gaan, punten die van belang zijn voor zowel dit Huis als alle lidstaten.
In paragraaf 24 van zijn resolutie benadrukt het Europees Parlement de dringende noodzaak dat de Commissie de goedkeuringsprocedures voor de nationale operationele programma’s in het kader van Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en de Structuurfondsen zo snel mogelijk bespoedigt. Snelle procedures zijn van groot belang, vooral na de recentelijke grootschalige natuurrampen in Zuid-Europa, met name in Griekenland, waar de middelen voor het herstel van de aangerichte schade snel beschikbaar moeten zijn.
Mij tweede punt houdt verband met de recente crisis op het gebied van de graanprijzen, die grote opschudding op de graanmarkt heeft teweeggebracht en de opbrengsten in de landbouw stevig heeft doen stijgen. Dit heeft geleid tot aanzienlijke lagere uitgaven uit de gemeenschappelijke begroting. Ik wil er echter op wijzen dat deze middelen in geen geval gebruikt mogen worden voor andere beleidsvelden; ze moeten beschikbaar blijven voor het GLB en bijvoorbeeld worden gebruikt om crises in de landbouwsector te boven te komen.
Reimer Böge (PPE-DE), voorzitter van de Begrotingscommissie.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de Begrotingscommissie stelt voor de eerste lezing van de begroting 2008 in plenaire vergadering een totaalbedrag van 129,6 miljard euro aan vastleggingskredieten voor en 124.2 miljard euro voor betalingskredieten, waarbij we al onze overeenkomsten en verplichtingen nakomen die voortvloeien uit zowel de meerjarige programma’s als de financiële vooruitzichten. Ze liggen, en dat wil ik hieraan nog eens aan toevoegen, duidelijk onder de in het MFK overeengekomen plafonds, overeenkomstig de gemeenschappelijke begrotingsdiscipline. Ze zijn verder nauw verbonden met een handreiking aan de Raad om huidige problemen zoals de financiering van Galileo en van het buitenlands- en veiligheidsbeleid duurzaam op te lossen. Ik wil mijn oprechte dank uitspreken aan de rapporteurs, de heer Itälä en de heer Virrankoski, die samen met de coördinatoren en de medewerkers uitstekend werk hebben verricht voor de eerste lezing.
Ten eerste de begroting van het Parlement. Tussen de stemming in de Begrotingscommissie en die in de plenaire vergadering lag een bemiddelingsproces in overleg met het Bureau van dit Huis en nauwe betrokkenheid van de administratie. We zijn er in dit proces in geslaagd om tal van meningsverschillen zowel juridisch gezien als tevredenstellend uit de weg te ruimen. Niettemin wil ik eraan toevoegen dat een Bureau en de administratie bereid moeten zijn kritische vragen te beantwoorden en kritiek van de kant van de Begrotingscommissie aan te horen, want dat hoort bij onze taak. Een punt waarover we elk jaar weer van mening verschillen konden we eveneens oplossen: door het invoeren van een tijdslimiet van twee, drie weken tussen de presentatie van het voorstel voor begroting door de administratie van het Parlement en het besluit van het Bureau. Zo kunnen de fracties al aan het begin van de procedure hun zegje doen en niet pas aan het eind van de procedure.
Commissaris, in uw brief van 17 oktober verklaarde u opnieuw dat de implementatie van de begroting eind september zal plaatsvinden. U liet zien op welke punten het goed liep en waar zich problemen voordoen, waar sommige programma’s wellicht te laat zijn geïmplementeerd en waar de Commissie zelf te veel microbeheer aan de dag heeft gelegd ten aanzien van andere vragen voor de lidstaten. Toch laat het verslag ook zien dat er op het gebied van de implementatie vooruitgang is geboekt sinds het verslag van mei. Als de Commissie geloofwaardig wil blijven, dan kan zij zich nu niet meer verstoppen achter te late implementatie of andere problemen voor 2008 om de achterstand bij de betalingen of vaststellingen voor de begroting 2008 te rechtvaardigen.
Vandaag kunnen we zeggen dat met het akkoord tussen de instellingen over de agentschappen – dat onder het Duitse voorzitterschap begon en werd afgerond door het Portugese voorzitterschap – en dankzij het voortreffelijke werk van onze permanente rapporteur, Jutta Haug, de ontwikkeling van de agentschappen weer stevig verankerd is zodat er geen agentschap in de toekomst meer zal worden opgericht zonder adequate kosten-batenanalyse en zonder dat vooraf duidelijk wordt gemaakt wat de meerwaarde van een agentschap is. Dit moet zijn voortzetting vinden in de overeengekomen gedragscode voor de uitvoerende agentschappen. Op dit punt, mijnheer de commissaris, moet ik eraan toevoegen dat we dit jaar zeer behoedzaam zijn omgesprongen met de administratieve begroting van de Commissie, hetgeen niet betekent dat we dat elk jaar zullen doen. De personeelsbeoordelingen, screening en ontwikkeling – omzichtig en zonder enige overdrijving, en met de nodige transparantie bij de uitvoering – blijven echter onverminderd op onze agenda staan.
Mijnheer de Voorzitter, we hebben een heel duidelijke opvatting over Galileo. Wat we vanmorgen deden, toen we het over het Hervormingsverdrag hadden en we hieraan vervolgens onze steun gaven, wordt voortaan de communautaire methode genoemd. Als lidstaten menen dat ze kunnen rekenen op een allegaartje aan financiële middelen of op middelen uit een andere pot dan de Gemeenschapsbegroting, dan is dit bezien in het licht van de ontwikkeling in Europa simpelweg absurd en volstrekt zinloos.
In mijn tweede punt wil ik ingaan op de financiering van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. Zonder het Parlement zou het GBVB allang failliet zijn gegaan, want dan hadden we namelijk genoegen moeten nemen met naar schatting 90 miljoen euro, overeenkomstig het besluit van staatshoofden en regeringsleiders van december 2005. Als ik nu hoor dat we nu wellicht duidelijk boven het voorstel van de Raad en de Commissie liggen, en en passant nog Palestina en Kosovo toevoegen, dan moeten we een weg zien te vinden. Kennelijk moeten we het ook nog eens hebben over het flexibiliteitsinstrument, op basis van de stemming. Dit geldt ook voor meer erkenning van de belangen van het Parlement, waarom de Commissie ontwikkelingshulp nadrukkelijk – en terecht – vroeg.
Het voorzitterschap moet beseffen dat, met uitzondering van Galileo en het GBVB, het Parlement alles alleen kan beslissen. Daarom mijn dringende advies: de Raad dient een toereikend mandaat te krijgen zodat we zowel Galileo en het GBVB van een stevig fundament kunnen voorzien – hopelijk niet alleen voor 2008. Als we hier niet in slagen, zullen we in het kader van de begroting 2008 samen nog tal van vergaderingen meemaken. De deur naar onderhandelingen staat open, maar we verwachten wel een duidelijk signaal van de Raad dat hij rekening houdt met deze twee kernvragen. Hoe dan ook, er zal, wat dit Parlement betreft, een begroting 2008 komen.
(Applaus)
De Voorzitter.− Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 25 oktober 2007 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Neena Gill (PSE), schriftelijk. – (EN)We moeten de Europese belastingbetaler laten zien dat de EU-begroting het geld waard is en staat voor een gezond financieel beheer. Het voortdurend maandelijks pendelen van het Parlement naar Straatsburg weerspreekt dit echter volkomen, vooral als we ons aandacht richten op klimaatverandering. Hoewel ik de kritische kanttekeningen in het verslag-Itälä over een groener gebruik van vervoer toejuich, pakken ze nauwelijks de schaal van het probleem aan. We moeten dringend als pioniers handelen en een echt voorbeeld stellen.
Voor wat het verslag-Virrankoski betreft ben ik teleurgesteld over de hoogte van de financiering van armoedebestrijdingsprogramma’s voor de armste regio’s, met inbegrip van Azië. Als de EU als mondiale macht geloofwaardig wil zijn, moet zij de daad bij het woord voegen.
Hoewel ik de steun aan Palestina en Afghanistan toejuich, moet in de strategie van de EU meer ruimte komen voor samenwerking tussen buurlanden India en Pakistan om succes op de lange termijn te boeken. Verder betreur ik de voorgestelde vermindering van de financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, vooral in Kosovo. Deze financiering moet niet worden vertraagd of teruggebracht.
Tot slot steun ik het accent van de agenda van Lissabon voor wat betreft het scheppen van banen en het vergroten van vakbekwaamheid. Deze initiatieven zorgen werkelijk voor een toegevoegde waarde van de EU aan de bevolking van de West Midlands die ik vertegenwoordig.
(De vergadering wordt voor korte tijd geschorst)
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
14. Samenstelling Parlement: zie notulen
15. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
De Voorzitter. – Aan de orde is het Vragenuur (B6-0318/07).
We willen vandaag een klein experiment uitvoeren om het Vragenuur wat vriendelijker en interactiever te doen verlopen, en ik meen dat sommige collega’s hiervan op de hoogte zijn. Ik wil graag alle leden van dit Parlement uitnodigen om plaats te nemen op de voorste rijen zodat we wat vriendelijker met elkaar en de Commissie kunnen omgaan. Komt u alstublieft naar de voorste rijen in plaats van achteraan te blijven zitten.
Ik zie dat sommigen van u wat bedeesd zijn. Het moet toch leuk zijn om aan een experiment deel te nemen!
De volgende vragen zijn gericht aan de Commissie.
Eerste deel
Vraag nr. 41 van Manuel Medina Ortega (H-0679/07)
Betreft: Ontvoering van kinderen
Welke maatregelen is de Commissie van plan te treffen, gezien de herhaalde ontvoeringen en verdwijningen van kinderen, om de acties van de lidstaten ter voorkoming en bestraffing van dit soort daden op EU-niveau te coördineren?
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN)De Commissie is het volledig eens over het belang van de bestrijding van verdwijningen en ontvoeringen van kinderen. Het verlenen van meer rechten aan kinderen is, zoals u allemaal weet, een van mijn persoonlijke prioriteiten.
De eerste activiteit die de Europese Commissie op dit vlak ondernam was in 2001 het geven van steun aan de oprichting van een Europees netwerk van organisaties, de Europese federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen, die nu Missing Children Europe wordt genoemd. We hebben tot op heden 21 organisaties in 15 lidstaten.
Vervolgens werden tussen 2001 en 2005 met financiële steun van ons communautair programma, het Daphne-programma, verscheidene centra opgericht of vernieuwd met hulp van Child Focus.
Verschillende lidstaten hebben gedurende de laatste tien jaar telefonische spoedhulplijnen opgericht om het zoeken te versnellen en de gezinnen van vermiste kinderen te steunen.
Gevallen van vermiste en ontvoerde kinderen worden al gauw grensoverschrijdende verschijnselen. We stellen daarom voor een enkel telefoonnummer in te stellen voor dringende oproepen over verdwenen kinderen. Voor dat doel werd de Beschikking van de Commissie van 15 februari 2007 inzake reserveren van de nationale nummerreeks die begint met “116” voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde uitgevaardigd. Dit is een belangrijke beschikking voor iedere lidstaat, vooral met betrekking tot het 116000-nummer voor telefonische hulpdiensten om vermiste kinderen te rapporteren.
U weet dat het oprichten van diensten voor het 116-nummer een verantwoordelijkheid blijft van de lidstaten. Helaas moet ik u zeggen dat drie lidstaten tot nu toe nog niet hebben gereageerd. Door 17 lidstaten zijn wettelijke voorzieningen getroffen. Er zijn oproepen gedaan voor kandidaten voor het beheer van de hulpdienstlijnen in twaalf lidstaten. Tot nu toe hebben slechts 4 lidstaten voor dienstverlenende instanties gekozen: België, Denemarken, Griekenland en Portugal. Dus ik ben niet ontevreden over de stand van de implementatie van de beschikking van februari 2007.
Naast deze spoedtelefoonnummers is een hulpverleningsinstantie nodig voor het zoeken naar vermiste kinderen. Er bestaan al verschillende systemen en deze kunnen als inspiratie dienen voor Europa-brede actie. U bent op de hoogte van het Amerikaanse systeem Amber Alert, het Franse systeem Alerte enlèvement en het Griekse systeem Alert Hellas, die al functioneren. We steunen de lidstaten om soortgelijke instellingen op nationaal niveau op te richten. Gesteld dat alle lidstaten een dergelijk mechanisme instellen en dat samenwerking functioneert, zullen grensoverschrijdende gevallen gemakkelijker kunnen worden opgelost. Voor dat doel hebben we richtsnoeren opgesteld die een opzet voor een kindalarmeringssysteem in heel Europa beschrijven. Het onderwerp werd voor het eerst besproken op de informele Raad voor justitie en binnenlandse zaken op 1 oktober 2007.
Ten slotte steunen we de oprichting van een internationale gegevensbank van gevallen van kindermisbruik die een nieuw instrument kan worden voor de identificatie van slachtoffers en criminelen. Het haalbaarheidsonderzoek en de implementatiefase worden gefinancierd door het AGIS-programma. Deze databank is sinds september 2005 in gebruik bij Interpol en wordt gefinancierd door regeringen van de G8 en private ondernemingen. Tot dusver heeft deze databank het mogelijk gemaakt verschillende criminelen in en buiten Europa op te sporen en te arresteren, waaronder zeer recentelijk een beruchte pedofiel in Thailand, en slachtoffers te redden.
Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank dat u het voor ons mogelijk hebt gemaakt dat wij hier met de commissaris kunnen praten, aan wie ik al tal van vragen heb gesteld over soortgelijke kwesties.
Het vraagstuk van verdwenen kinderen is verontrustend. Alleen op bijvoorbeeld mijn eilanden, de Canarische Eilanden, zijn de afgelopen jaren drie kinderen spoorloos verdwenen, wat betekent dat ze ook niet in pedofiele netwerken zijn opgedoken. Ze verdwijnen volledig, hetgeen ons doet afvragen of deze kinderen worden misbruikt voor bepaalde doeleinden zoals organenhandel, of door maffiaorganisaties die eventueel met de hulp van internationale contacten in de Europese Unie opereren.
Dit roept bij mij de gedachte op dat deze kwestie een initiatief vereist dat ambitieuzer is dan hetgeen de Commissie tot dusver heeft laten zien. Ik weet dat de commissaris altijd ambitieus is geweest, maar toch wil ik hem vragen ook op dit gebied ambitieus te zijn. Het is immers een kwellende kwestie, voor de maatschappij in het algemeen en in het bijzonder voor ouders, omdat kinderen ons het dierbaarst zijn.
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie.−(IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Medina, ik sluit me helemaal aan bij uw wensen en ik kan u zeggen hoe ontevreden ik ben over het feit dat lidstaten goedgekeurde initiatieven niet uitvoeren.
Het centrale alarmnummer in Europa moest eigenlijk voor eind september zijn ingevoerd in elke lidstaat. Het is nu al eind oktober en slechts vier lidstaten bezitten een functionerend systeem; de andere 17 lidstaten hebben initiatieven in deze richting goedgekeurd, maar lopen nog steeds achter.
Het andere voorstel dat we willen verwezenlijken, is nauwere samenwerking om te onderzoeken wat algemeen wordt verstaan onder “sekstoerisme”. Kennelijk reizen veel Europese burgers als toeristen naar andere delen van de wereld om vreselijke pedofiele activiteiten te ontplooien, en op dit gebied pleit ik voor internationale samenwerking. Ik deel uw vrees – en helaas hebben we bewijzen – dat verdwenen kinderen vaak worden misbruikt voor organenhandel. Helaas geldt dit niet alleen voor mijn eigen regio, maar ook voor andere regio’s nabij de Europese Unie, zoals de Balkan, Oost-Europa en het Zwarte Zeegebied.
Organenhandel is helaas een feit, en dan heb ik het nog niet over de ontdekking van de handel met organen van volwassenen en kinderen uit het Verre Oosten en Zuidoost-Azië. Hoewel dit een terrein is waarop de nationale staten tot dusver niet echt bereid waren bevoegdheden over te dragen aan de EU, kan de Europese Unie hier wellicht al binnenkort doelgerichter te werk gaan, deels als gevolg van de goedkeuring van het nieuwe Institutioneel Verdrag.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE).-(EL) Mevrouw de Voorzitter, mag ik de commissaris vragen of hij er zeker van is dat in alle lidstaten alle geboorten worden aangegeven? Worden kinderen die de grens van de EU passeren geregistreerd, zodat hun eventuele verdwijning of het gebruik van hun organen kan worden vastgesteld?
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Ja, u hebt gelijk. Er zijn gevallen van kinderen bekend die niet werden geregistreerd bij het passeren van de grens, en daarom hecht ik grote waarde aan een identificatieplicht.
Identificatieplicht betekent dat we de landen van oorsprong helpen, hetzij binnen de EU – hoewel ik niet denk dat dit nodig is – hetzij de buur- en partnerlanden, waar soms een gebrekkige controle bestaat, dus registers ontbreken, en waar kinderen die nog niet of helemaal nergens geregistreerd zijn, van bijzonder belang zijn voor mij.
Dat is nou precies waarom we hebben besloten om strategische projecten ter versterking van de registers van de burgerlijke stand in partner- en buurlanden financieel te steunen, deels met behulp van Europese steunprogramma’s.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, in uw voorbeelden noemde u met name dat vier lidstaten alarmnummers hebben ingevoerd. Er waren ook andere kwesties – ik herinner me de situatie na de tsunami destijds – waarin diegenen die toen naar dit gebied reisden, om bijvoorbeeld hun pedofiele neigingen uit te leven, werden beschermd door privacybepalingen. Daardoor konden hun familieleden en de autoriteiten niet achterhalen wie al dan niet betroffen was. Is het niet hoogste tijd om op te houden met dat geheimzinnige gedoe en de namen van de nalatige lidstaten maar eens gewoon te noemen? Aan de schandpaal nagelen is een heel geschikte methode om deze lidstaten ertoe te brengen hun verplichtingen na te komen, zodat ze zich uiteindelijk beter gaan gedragen.
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN)Ik heb al gezegd dat ik niet helemaal tevreden ben over het niveau van implementatie en dat tot dusver slechts vier lidstaten deze beschikking hebben geïmplementeerd. Deze beschikking moet door alle lidstaten worden geïmplementeerd. Het feit dat slechts vier lidstaten tot dusver een besluit dat unaniem in februari 2007 is genomen, hebben geïmplementeerd, toont aan dat we nog veel meer moeten doen.
Wat betreft het vinden van de juiste balans tussen de bescherming van de vertrouwelijkheid of de privacy van gegevens en de strijd tegen pedofilie, als we praten over pedofielen en misdaden en het misbruik van kinderen, is mijn persoonlijk standpunt dat ik aan de kant sta van de slachtoffers – de kinderen – en niet aan de kant van de misdadigers. Op voorwaarde dat alle waarborgen geaccepteerd zijn, moeten we dus allereerst de slachtoffers en de ouders steunen, niet de verdachte daders.
De Voorzitter.− Mag ik misschien de leden herinneren aan hetgeen ik aan het begin van het vragenuur heb gezegd. We zijn bezig met een experiment waarbij ik alle leden uitnodig in de stoelen vooraan plaats te nemen zodat we dit een beetje intiemer en vriendelijker maken, waardoor we misschien meer uitwisseling krijgen. Zelfs als u normaal achteraan zit, nodig ik u uit om vooraan plaats te nemen.
De volgende vraag gaat over het tropische chikungunya-virus in Europa. Ik weet niet of ik dit correct uitspreek.
De Voorzitter.− Vraag nr. 42 van Milan Gala (H-0738/07)
Betreft: Tropisch chikungunya-virus in Europa
De Italiaanse autoriteiten hebben de andere EU-lidstaten via het systeem van vroegtijdige waarschuwing geïnformeerd over een door het chikungunya-virus veroorzaakte epidemie van tropische koorts in de regio Emilia-Romagna. Het Europees Centrum voor preventie en bestrijding van infectieziekten wijst erop dat de klimatologische omstandigheden geschikt zijn voor het blijvend voorkomen van deze vector de komende maanden, vooral in het Middellandse Zeegebied, en dat er een hoog risico bestaat dat het virus zich ook verplaatst naar andere Europese landen waar de klimatologische omstandigheden geschikt zijn voor de overleving ervan. Gelet op het feit dat de klimatologische omstandigheden duidelijk veranderen en de mobiliteit enorm toeneemt, stelt de Commissie een scenario op voor de aanpak van een epidemie van tropische koorts met ruimere omvang?
Markos Kyprianou,lid van de Commissie. – (EN) Ik heb zelf ook wat problemen met de uitspraak. Aanvankelijk had ik de hoop dat het virus zou zijn uitgeroeid zonder dat ik het moest leren uitspreken, maar helaas is het hardnekkig geworden zodat we nu de kwestie moeten bespreken.
Allereerst had ik gisteren gelegenheid tijdens de opmerkingen van één minuut de interventie van de geachte afgevaardigde over deze kwestie te beluisteren, en ik deel zijn zorgen. We kunnen stellen dat we relatief gezien een laag aantal infecties hebben – bijvoorbeeld ongeveer 250 in Italië in vergelijking met meer dan 150 000 op het eiland Réunion enkele jaren geleden. Maar de trend is zorgwekkend. Wat ons feitelijk zorgen baart is dat we nu een verspreiding van tropische ziekten over Europa hebben als gevolg van een combinatie van klimaatverandering, die natuurlijk bijdraagt aan de verspreiding en overlevering van de vector, en tegelijkertijd van grotere mobiliteit, die de introductie van het virus mogelijk maakt via reizigers die uit de tropen komen.
Het was belangrijk voor ons om onmiddellijk maatregelen te nemen. Vanaf het begin reageerden de Italiaanse autoriteiten correct, snel en effectief, zodat we nu kunnen zeggen dat de toestand minder ernstig is hoewel zich nog steeds gevallen voordoen.
Voor de aanpak van deze situatie trof de Commissie allereerst verschillende maatregelen met behulp van bestaande instrumenten of door aangepaste instrumenten. We hebben er eerst voor gezorgd dat we technische steun aanboden via het ECDC (European Centre for Disease Control –Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding), waarmee opnieuw bewezen werd dat de Europese Unie een verstandige keuze maakte met de instelling van zo’n centrum.
We hadden nu te maken met deze nieuwe dreiging en een nieuwe vorm van uitdaging. We pasten onze regelgeving aan en namen door vectoren overgebrachte ziekten op in de lijst van ziekten die als prioriteit zijn aangemerkt. Tegelijkertijd vroegen we de lidstaten – en zij zijn daartoe wettelijk verplicht – de Commissie en andere lidstaten in kennis te stellen met behulp van het vroegtijdig waarschuwingssysteem. Het is heel belangrijk de gevallen zo spoedig mogelijk op te sporen om de verspreiding van de ziekte te voorkomen.
Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding heeft naast gevalsbeschrijvingen ook een standaardprocedure opgesteld die regelmatig wordt aangepast. Heel belangrijk is dat we de capaciteit van het laboratorium hebben uitgebreid om het chikungunya-virus op te sporen en te identificeren. We deden via het Europees diagnostisch netwerk van “geïmporteerde” virusziekten, dat door het volksgezondheidsprogramma wordt gefinancierd. Via hetzelfde programma financieren we ook activiteiten binnen de lidstaten voor het treffen van verdere voorbereidingsmaatregelen in het geval van onverwachte gebeurtenissen op het gebied van de volksgezondheid.
We bespraken plenair een mededeling over en een actieplan voor generieke voorbereidingsmaatregelen, die in 2005 waren vastgesteld. Het systeem functioneert en we kunnen het natuurlijk gebruiken, en het is al in gebruik, maar we willen het natuurlijk aanpassen en bijstellen om eveneens met deze vorm van bedreiging voor de gezondheid om te gaan. Voorlichting aan het publiek is belangrijk en dat is iets we ook via de ECDC doen in de getroffen gebieden en ook aan reizigers.
Technische handleidingen voor een snelle detectie van gevallen van chikungunya-koorts zijn opgesteld als een hoeksteen voor een effectief epidemiologisch toezicht. De ECDC heeft ook een uitgebreid pakket met technische handleidingen samengesteld: voorlichting voor werknemers in de gezondheidszorg; gevalsbeschrijvingen van chikungunya-koorts; en stroomschema’s voor het vaststellen van gevallen. Deze zijn beschikbaar en worden momenteel gebruikt door de bevoegde autoriteiten ter bevordering van de besluitvormingsprocessen op nationaal niveau.
We hebben ook onmiddellijk de kwestie aangepakt van bloedveiligheid, die evengoed een belangrijke factor is, in samenwerking met de nationaal bevoegde autoriteiten. Als de toestand echter aanhoudt, staan mijn diensten klaar om een nieuwe regeling voor afkeuring van donoren toe te passen voor deze ziekte.
Het nieuwe programma en andere instrumenten zullen ook onderzoek financieren dat betrekking heeft op door vectoren overgebrachte ziekten, terwijl we ook moeten kijken naar de kwestie van de insecten zelf, en natuurlijk naar de mondiale veranderingen via projecten als Eden, dat betrekking heeft op nieuwe ziekten in een veranderend Europees klimaat.
Dit alles toont aan hoe klimaatverandering een onmiddellijk effect op de gezondheid heeft. Parallel hieraan moet ik erop wijzen dat we in samenhang met de klimaatverandering ook problemen hebben met de gezondheid van dieren. De Europese Commissie bereidt voor komend jaar ook een mededeling voor over dat aspect van klimaatverandering.
Milan Gaľa (PPE-DE).-(SK) Commissaris, hartelijk dank voor uw deskundig antwoord en mijn felicitaties aan de Italiaanse autoriteiten voor hun gepaste actie. Als we de gehele kwestie op de keper beschouwen, vind ik het enigszins vreemd dat er nog geen vaccin tegen dit chikungunya-virus beschikbaar is, hoewel volgens sommige bronnen rond één miljoen mensen in Afrika waren besmet met dit virus. Bijvoorbeeld bij de vogelgriep snap ik zoiets tot op zekere hoogte nog wel, want dat virus was nog niet geïsoleerd en daarom kon er geen vaccin worden ontwikkeld. In dit nieuwe geval schijnt het echter dat we te maken hebben met een virus dat serologisch of met andere methoden geïdentificeerd kan worden, zodat een serum of vaccin tegen dit virus allang ontwikkeld had kunnen worden. Als zo’n virus zich verspreidt, is een dergelijk serum of vaccin een effectieve behandeling, in dit geval tegen het chikungunya-virus en wellicht ook tegen een nog veel gevaarlijker infectieziekte: dengue-koorts.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie. – (EN)Allereerst is de verwijzing naar dengue-koorts ook belangrijk omdat hetzelfde insect de dengue-ziekte ook kan overbrengen op rauw vlees, dus is dit ook een zorg voor ons. Daarom zijn we bezig een verslag op te stellen voor de aanpak van de behandeling van door insecten overgedragen ziekten, omdat klimaatverandering hun verspreiding bevordert, zoals ik al eerder heb gezegd, maar ook omdat – vanwege milde winters – insecten overleven die vervolgens de ziekte overdragen.
U hebt gelijk; er bestaat geen vaccinatie en dat is te betreuren. Het feit is dat er een onderzoek loopt maar ik op dit punt moet zeggen dat we nog ver verwijderd zijn van enig resultaat.
Dit is natuurlijk een kwestie die we ook met de WHO zullen bespreken en we zullen met behulp van verschillende instrumenten en beleidsmaatregelen de ontwikkeling van deze vaccins stimuleren.
Als ik nog even mag, wil ik graag ook een van mijn persoonlijke standpunten noemen, een die ik binnen de lidstaten naar voren heb gebracht sinds de eerste discussie over vogelgriep: we moeten niet alleen solidariteit tonen ten opzichte van ontwikkelingslanden, ten opzichte van derde landen, door deze te helpen bij bedreigingen van de volksgezondheid, het is echter ook een vorm van zelfverdediging en we moeten beseffen dat we niet kunnen denken dat we zelf immuun en beschermd zijn in ons knusse gebied hier in de Europese Unie. Dat zijn we niet! Het is daarom heel belangrijk om bedreigingen voor de volksgezondheid over de hele wereld evenzeer aan te pakken als bedreigingen voor de Europese Unie en deze tot een van onze prioriteiten te verheffen.
De gezondheidsstrategie die we vandaag in de Commissie hebben vastgesteld, zal voor bespreking met u naar het Parlement worden gezonden. Deze bevat een zeer belangrijk mondiaal aspect van het gezondheidsbeleid van de Europese Unie, en ik ben optimistisch dat we de situatie door deze nieuwe aanpak kunnen wijzigen en corrigeren.
De Voorzitter. – Vraag nr. 43 van Paulo Casaca (H-0752/07)
Betreft: Humanitaire ramp in Irak
Met het sluiten van de Syrische grens wordt voor duizenden Irakese vluchtelingen, waaronder kroostrijke families, de enige vluchtroute afgesneden die tot nu toe nog open was.
Afgezien van de etnische zuivering die in veel gevallen met de actieve medewerking van de Irakese autoriteiten wordt uitgevoerd, hebben we nu ook van doen met een ernstige cholera-epidemie die direct verband houdt met de desastreuze sanitaire toestand in een groot deel van het land.
De reactie van de Commissie op de humanitaire ramp die zich in Irak voltrekt, schiet absoluut tekort en staat in schril contrast met de normen en waarden die Europa hoog in zijn vaandel voert.
Hoe denkt de Commissie de Irakese vluchtelingen binnen en buiten Irak te helpen?
Hoe denkt de Commissie steun te bieden aan frontstaten zoals Jordanië die verhoudingsgewijs veel zwaarder getroffen worden dan de andere landen?
Neelie Kroes,lid van de Commissie. – (EN) De Commissie is zich volledig bewust van de schaal van de humanitaire behoeften binnen Irak en de buurlanden. Het antwoord van de Commissie is tweeledig. Ten eerste heeft de Commissie ten behoeve van steun aan de vluchtelingen afkomstig uit Irak en de buurlanden onmiddellijk in mei 2007 gereageerd met een financieel besluit ten bedrage van 6,2 miljoen euro voor humanitaire hulp, ter leniging van de urgentste noden van de vluchtelingen. Die bijstand zal verder worden verhoogd tot 7 miljoen euro aan het eind van 2007.
De Commissie is bezig samen met de regeringen van Syrië en Jordanië, die de meeste lasten van de vluchtelingencrisis dragen, bijstandsprogramma’s te ontwikkelen. Deze regeringen hebben duidelijk aangegeven dat zij niets voelen voor externe humanitaire bijstandsprogramma’s die worden uitgevoerd door internationale organisaties en NGO’s. Ze verwachten dat de internationale gemeenschap hun nationale instellingen zullen steunen, hoofdzakelijk op de gebieden van onderwijs en volksgezondheid, aangezien Irakese vluchtelingen ook baat hebben bij deze instellingen.
Dientengevolge heeft de Commissie direct effectsorterende projecten vastgesteld voor een bedrag van totaal 37,7 miljoen euro en zij consulteert hiervoor op dit moment de lidstaten. Al deze activiteiten maken deel uit van de onmiddellijke reactie van de Commissie op de urgentste behoeften van de vluchtelingen.
De Commissie beseft dat zij slechts gedeeltelijk het ontzaglijk lijden en de druk op de instituties en de sociale structuur van de buurlanden kan verlichten, en dat is de reden waarom ze momenteel haar responsstrategie verder ontwikkelt met een daaraan aangepaste financiering.
Ten tweede steunt de Commissie voor zover het de situatie in Irak betreft het Internationale Comité van het Rode Kruis met tot dusver 4 miljoen euro, en stelt zij momenteel vast of er aanvullend betrouwbare en acceptabele partners in Irak zijn met het oog op een verhoging van de bijstand.
Erkend moet worden dat terwijl er significante humanitaire behoeften bestaan, er ook significante belemmeringen zijn voor de verstrekking van humanitaire hulp. Er zijn ernstige zorgen voor de veiligheid en toegangsproblemen die verhinderen dat de Commissie en andere donoren financiële middelen verstrekken die werkelijk tegemoetkomen aan het behoefteniveau.
Er is in feite een tekort aan humanitaire partners die in staat zijn op te treden en programma’s te implementeren binnen Irak die zich richten op de noden van de kwetsbaarste mensen.
Tot slot wil de Commissie graag eraan herinneren dat zij de belangrijkste financiële contribuant is aan het internationale opbouwfonds voor Irak met een bijdrage van 123 miljoen euro. Dat wil tussen haakjes zeggen 46 procent van de totale bijdragen van vandaag. Sinds 2003 heeft de Commissie 800 miljoen euro aan Irak beschikbaar gesteld.
Paulo Casaca (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, hartelijk dank voor uw verduidelijkingen, maar mag ik u eraan herinneren dat het aantal Iraakse vluchtelingen in Egypte intussen wordt geschat op 200 000; de Europese Commissie doet niets voor Egypte. De universiteit van Amman heeft onlangs onderzoek gedaan en schat dat meer dan één miljoen vluchtelingen hun toevlucht hebben gezocht in Jordanië – met alle desastreuze macro-economische gevolgen vandien; de Europese Commissie doet niets om dit probleem aan te pakken. Zelfs Israël is bezig een vrij uitgebreid medisch hulpprogramma voor Iraakse kinderen op poten te zetten. Wat Syrië betreft: ik was weliswaar niet betrokken bij de gesprekken die de Commissie heeft gevoerd met Syrië, maar ik heb vaak gesproken met de Syrische autoriteiten en daaruit blijkt dat de bevolking is gegroeid met bijna twee miljoen zielen. Mag ik u, mevrouw de Voorzitter, er vandaag aan herinneren, dat hier en nu in Rabiah, aan de grens tussen Syrië en Irak, zich een gigantische humanitaire ramp voltrekt: duizenden Irakezen, die het gerucht hadden vernomen dat de grenzen geopend zouden worden, zijn hier daar naartoe gestroomd, maar mogen het land niet in. Deze situatie is echt ellendig en we mogen niet langer voorbijgaan aan hetgeen daar gaande is.
De Voorzitter. - Ik geloof dat we allemaal uw zorgen delen, maar de regels staan een halve minuut toe voor aanvullende vragen.
Neelie Kroes,lid van de Commissie. – (EN) Ik heb al genoemd dat de regeringen, vooral de Syrische regering waarnaar de geachte afgevaardigde verwees, duidelijk hebben aangegeven dat zij niets voelden voor externe humanitaire bijstandsprogramma’s die worden uitgevoerd via internationale organisaties en NGO’s. De hoeveelheid verstrekte bijstand reflecteert de tegenzin van de Syrische en Jordaanse autoriteiten om internationale niet-overheidsactoren, zoals de VN en NGO’s interveniëren in hun respectieve landen.
Onze bijstand kan alleen worden gedirigeerd via organisaties die door de lokale autoriteiten worden geaccepteerd en die over voldoende operationele capaciteit beschikken. Dit legt een natuurlijke grens op aan datgene wat we kunnen doen. We werken echter aan capaciteitsopbouwende programma’s en zijn bezig in een directe dialoog met de Jordaanse en Syrische autoriteiten om de uitvoeringscapaciteit in deze landen te vergroten.
Opgemerkt moet worden, als ik het zo mag zeggen, dat de Irakese regering zelf erg onwillig lijkt te zijn om haar buren bij te staan. De Irakese regering heeft herhaaldelijk verklaard dat het 25 miljoen USD wil verstrekken om Irakese vluchtelingen bij te staan. Hoewel toezeggingen werden gedaan op de Sharm el-Sheik-conferentie in mei jongstleden en de banden tussen Irakese, Syrische en Jordaanse ambtenaren zijn verstevigd, lijkt het alsof Irak niet voldoende tot samenwerking bereid is. We moeten daarom de Irakese regering vragen ten minste de financiële verantwoordelijkheid voor haar eigen burgers op zich te nemen.
Het gebrek aan coördinatie tussen VN-agentschappen in het beheersen van humanitaire crises wekt grote bezorgdheid. We zien een stevige rivaliteit – het is afschuwelijk om het zo te zeggen – tussen humanitaire agentschappen van de VN in plaats van nauwe samenwerking. We hopen dat de benoeming van een nieuwe humanitaire coördinator ertoe zal leiden dat onze partners bij de VN beter de crisis te lijf gaan.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Onlangs is Turkije, een kandidaat voor het lidmaatschap van de EU, overgegaan tot een militaire actie tegen Iraakse koerden in Irak. Wat is uw mening hierover? Welke gevolgen kan deze actie hebben voor de situatie in Irak? Zal er hulp nodig zijn en wat vindt de Commissie van deze Turkse actie?
Neelie Kroes,lid van de Commissie.– (EN)Dat is geen gemakkelijke vraag. De Commissie veroordeelt alle terroristische aanslagen als misdadig en onder geen enkele omstandigheid te rechtvaardigen. Dat gezegd hebbend, betreuren we het lijden veroorzaakt door deze acties.
Turkije ziet zich geconfronteerd met grensoverschrijdende terroristische aanvallen van de PKK, die op de EU-lijst voorkomt als een terroristische organisatie, zoals u weet. De Commissie begrijpt de behoefte van Turkije om zijn burgers te beschermen, maar we blijven bij Turkije en Irak erop aandringen het probleem door samenwerking tussen de betrokken autoriteiten en met eerbiediging van het internationale recht aan te pakken. In deze context is de recente bilaterale overeenkomst tussen Turkije en Irak over de strijd tegen terrorisme een welkome stap.
De EU en Turkije hebben regelmatig herhaald dat zij zich gebonden achten aan de onafhankelijkheid, soevereiniteit, eenheid en de territoriale integriteit van Irak. We verwachten dat Turkije een constructieve rol blijft spelen ten einde deze doelstellingen te bereiken en een regionale samenwerking zal bevorderen.
Laten we echter rekening houden met de druk van de Turkse bevolking, die bijna elke week wordt geconfronteerd met gedode soldaten en burgers in het zuidoosten van het land. De regering moet haar bereidheid en bekwaamheid tonen om effectievere maatregelen te treffen.
Zoals veel van onze lidstaten weten, is het erg lastig om terroristen effectief aan te pakken. Het is begrijpelijk dat de Turkse autoriteiten proberen de VS, Irak en Irakese Koerdische autoriteiten bij haar inspanningen te betrekken. Het is de enige manier. De resolutie die het Parlement aannam en de opbouw van een geloofwaardige dreiging tot interventie moet als deel van die strategie worden gezien.
De Voorzitter. – Sommige leden zijn al op mijn uitnodiging ingegaan, maar degenen die dat nog niet hebben gedaan, moeten zich vrij voelen om op de voorste rijen te gaan zitten. We willen proberen het geheel wat gerieflijker en interactiever te maken, dus voelt u zich vrij om vooraan te gaan zitten en de commissaris recht in de ogen te kijken. Ik weet zeker dat hij zich daar goed bij voelt!
Tweede deel
De Voorzitter. –
Vraag nr. 44 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0681/07)
Betreft: Tijdelijk personeel op posten die in vaste en duurzame behoeften voorzien bij de instellingen en diensten van de EU
Richtlijn 1999/70/EG(1)verbiedt de lidstaten toe te staan dat misbruik wordt gemaakt van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd voor vaste en duurzame personeelsbehoeften.
In welke mate houden de instellingen en diensten van de EU zich zelf aan deze regel en hoe hoog is het percentage van tijdelijke krachten die bij de instellingen en diensten van de EU werkzaam zijn op posten die in vaste en duurzame behoeften voorzien?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Het is onder de aandacht van de geachte afgevaardigde gebracht dat de gedetailleerde antwoorden die hierna verstrekt worden alleen betrekking hebben op de Commissie, die natuurlijk veruit de belangrijkste werkgever is onder de Europese instellingen.
Een van de doelen van Richtlijn 1999/70/EG betreffende de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is een kader vast te stellen om misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor onbepaalde tijd te voorkomen.
Om misbruik te voorkomen verplicht artikel 5, lid 1 de lidstaten waar geen daadwerkelijke wettelijke maatregelen ter voorkoming van misbruik bestaan, een of meer van de volgende maatregelen in te voeren teneinde misbruik te voorkomen als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidscontracten:
a) vaststelling van objectieve redenen die een vernieuwing van dergelijke overeenkomsten of verhoudingen rechtvaardigen;
b) vaststelling van de maximale totale duur van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd;
c) vaststelling van het aantal malen dat dergelijke overeenkomsten of verhoudingen mogen worden vernieuwd.
De regels inzake arbeid van het personeel van de Europese instellingen zijn vastgesteld in het Statuut van de ambtenaren, die zijn besproken met personeelsvertegenwoordigers voordat ze door de Raad zijn vastgesteld.
De Europese instellingen zijn aldus gehouden aan de wet om de bepalingen van dit Statuut van de ambtenaren te eerbiedigen. Het Statuut van de ambtenaren staat Europese instellingen toe om drie soorten personeel aan te stellen: vaste ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.
Tijdelijke functionarissen en vaste ambtenaren bezetten een post opgenomen in de lijst van het aantal ambten. Er is geen plafond voor het niveau van verantwoordelijkheid waarop vaste ambtenaren en tijdelijke functionarissen mogen werken.
De situatie voor arbeidscontracten is anders. Ze bezetten geen post opgenomen in de lijst van het aantal ambten en zij moeten werkzaamheden verrichten onder toezicht van een vaste ambtenaar of een tijdelijke functionaris. Er twee onderscheiden categorieën arbeidscontractanten. Een categorie arbeidscontracten werd ingesteld voor het uitvoeren van werkzaamheden die niet tot de kerntaken behoren en die niet noodzakelijk moeten worden verricht door een ambtenaar. Zulke arbeidscontractanten kunnen een permanent arbeidscontract krijgen zodat hun werkzaamheden als permanent van aard kunnen worden beschouwd.
Voor zulk personeel wordt gehandeld in de geest van Richtlijn 1999/70/EG als zij in het algemeen een eerste arbeidscontract voor een vastgestelde periode krijgen, een vervolgcontract met een vastgestelde periode en een derde arbeidscontract voor een onbepaalde periode. In sommige gevallen kan een vast arbeidscontract direct bij de aanstelling worden aangeboden.
Er zijn momenteel ongeveer 2300 arbeidscontracten die voor Commissie over de hele wereld werken, hoofdzakelijk in delegaties, vertegenwoordigingen en in bestuurlijke diensten.
Een tweede categorie arbeidscontractanten is ingesteld om tijdelijke of specialistische behoeften te vervullen die niet door bestaande posten kunnen worden vervuld, en om personeel dat tijdelijk afwezig is te vervangen, bijvoorbeeld bij bevallingsverlof of ouderschapsverlof. Door een beperking van drie jaar te stellen als maximale totale duur van opeenvolgende arbeidscontracten met een vaste periode in iedere instelling geeft het Statuut van de ambtenaren de facto gevolg aan artikel 5, lid 1, onder b).
Dergelijke arbeidscontractanten maken voor ongeveer 15 procent deel uit van het totale personeelsbestand. Het is duidelijk dat vaste ambtenaren de pijler vormen van het personeel van de Commissie. Arbeidscontractanten vormen een waardevolle steun op een tijdelijke basis voor het werk van de ambtenaren van de Commissie. Er zijn momenteel ongeveer 3 200 van zulke arbeidscontractanten werkzaam voor de Commissie op verschillende terreinen.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). -(EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris voor zijn antwoord. Mag ik hem ook nog vragen of in het geval van arbeidscontractanten, oftewel hulpfunctionarissen, zoals ze vroeger werden genoemd, de eerste jaren van de betrekking ook meetellen als dienstjaren? Als dit zo is, wegen deze eerste dienstjaren zwaarder in de directe concurrentie voor een baan dan de kwalificaties van andere sollicitanten die succesvol de open competitie hebben doorlopen, maar nog geen aanstelling hadden?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Natuurlijk is de arbeidsverhouding van de arbeidscontractant met de werkgever gebaseerd op het contract dat tegelijkertijd in overeenstemming moet zijn met het recht en de arbeidsmarkt in deze gevallen, dus is er geen sprake van anciënniteit zoals we dat hebben bij vaste ambtenaren, Dit is een contract dat gebaseerd is op de voorwaarden van de arbeidsmarkt en we hebben met succes een heleboel goede arbeidscontractanten aangesteld.
Paul Rübig (PPE-DE).- (DE) Commissaris, ik ben er zeker van dat u begrijpt dat de wijze waarop het personeelsbeleid in de Europese Unie zich in toekomst zal ontwikkelen een grote uitdaging is voor ons allemaal. Daarom is het erg belangrijk voor het Parlement dat we niet alleen worden geïnformeerd over het aantal medewerkers en aanwervingsbureaus – zover ik weet noemt u deze medewerkers voltijdsequivalenten – maar ook over de exacte bedragen die voor elke categorie zijn beraamd en hoe deze worden verdeeld over de lidstaten. Kunt u ons deze gegevens geven?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) U vroeg naar een analyse per lidstaat van het personeel. Die is beschikbaar in onze statistieken. Alle cijfers zijn beschikbaar, neemt u dus voor gedetailleerde getallen alstublieft contact op met onze functionarissen.
De Voorzitter. – Vraag nr. 45 van Johan van Hecke (H-0718/07)
Betreft: Gevolgen voor pensioenkosten van stijgend aantal Europese ambtenaren
Het aantal vaste medewerkers van de Europese Commissie zou de jongste zeven jaar met ruim 16 procent zijn gestegen tot bijna 20 000 ambtenaren. Begin dit jaar werden na de toetreding van Bulgarije en Roemenië, nog meer dan 700 ambtenaren aangeworven met als opdracht de versterking van de interne markt. Het is evident dat dit stijgend aantal Europese ambtenaren zijn weerslag heeft op de begroting, en vooral de pensioenkosten zouden angstwekkend stijgen. In 2008 zouden de pensioenlasten met meer dan 10 procent zijn verhoogd, uiteraard volledig ten laste van de Europese belastingbetaler.
Hoe ziet de Europese Commissie de stijging van haar ambtenaren in de nabije toekomst? Is er reeds nagedacht over een soort van ambtenarenstop? Is de Commissie zich bewust van de financiële implicaties, vooral dan wat de pensioenlasten betreft?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie.– (EN)Pensioenrechten en het pensioenstelsel behoren uiteraard in heel Europa tot de meest gecompliceerde kwesties. Allereerst dient te worden opgemerkt dat de begroting voor 2007 voorziet in 23 198 posten voor de Commissie. Deze vraag bestaat uit twee onderdelen: over de genomen maatregelen van de Commissie met betrekking tot personeelswerving ter beperking van de gevolgen van het toenemend aantal EU-ambtenaren op de begroting en over het toenemend aantal EU-ambtenaren voor wat betreft de pensioenlasten.
Voor het eerste onderdeel van de vraag herinner ik eraan dat het herziene Statuut van de EU-ambtenaren in 2004 van kracht werd, onder andere ter bezuiniging op de begrotingskosten die samenhangen met een personeelsgroei bij de instellingen. De nieuwe structuur voor carrière en promotie en de nieuwe personeelscategorie van arbeidscontractanten werd ingevoerd met het oog op positieve gevolgen voor de begroting. Aan de andere kant is de geachte afgevaardigde zich mogelijk ervan bewust dat het Europees Parlement tijdens de begrotingsprocedure 2007 aan de Commissie vroeg om een substantiële screening met een tussentijdse evaluatie van haar personeelsbehoefte en een gedetailleerd verslag over de bezetting van ondersteunende en coördinerende functies. Het Europees Parlement wenste ook te worden geïnformeerd over de voornemens van de Commissie met betrekking tot herallocatie van personeel in verband met de prioriteiten van het nieuwe Interinstitutioneel akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer, en meer in het bijzonder over het beleid dat door het Parlement tijdens de onderhandelingen werd gesteund.
Naar aanleiding van de screening van de personele middelen van de Commissie die werd uitgevoerd op verzoek van het Europees Parlement bevestigt de Commissie dat de behoefte in 2002 en 2005 aan extra personeel uitsluitend verband hield met de uitbreiding: 890 nieuwe posten voor 2008, onderverdeeld in 640 nieuwe posten voor de uitbreiding van EU-10 en 250 posten voor de uitbreiding van EU-2. Voor 2009 is er een vastgestelde behoefte voor een laatste golf van 250 posten voor de uitbreiding van EU-2.
De Commissie onderschrijft de beslissing tot een personeelsstop nadat al het personeel in verband met de uitbreiding is geïntegreerd en vraagt geen nieuwe posten voor de periode 2009-2013. De Commissie wil in nieuwe personeelsbehoefte voor belangrijke politieke terreinen uitsluitend voorzien via herallocatie van personeel binnen en tussen de diensten. De Commissie wil de hoogste normen aanleggen als het gaat om de burgers die zij dient waar voor hun geld te geven door dienstverlening van hoge kwaliteit met meer efficiëntie te bieden. De Commissie heeft al in de praktijk haar inzet op deze punten getoond. De getallen over de periode 2000-2007 laten zien dat de toename van personeelsformatieposten binnen de Commissie kleiner is dan bij andere instellingen.
Wat het tweede onderdeel van de vraag betreft: de personeelswerving voor de periode 2004-2008 in verband met de uitbreiding zal slechts gevolgen zal hebben voor de pensioenlasten over dertig jaar, dat wil zeggen, dat in de nabije toekomst de uitbreiding geen invloed op de pensioenlasten zal hebben. Niettemin heeft de Commissie buitengewoon veel aandacht voor de stijging van de pensioenlasten in de komende jaren. Volgens de begroting zouden de pensioenlasten naar verwachting in 2008 met 10 procent stijgen. Dit komt door buitengewone omstandigheden. De bovengemiddelde toename in 2008 is een normale opleving na de benedengemiddelde toename in zowel 2006 als 2007. Er komt een eerste vertrekronde van arbeidscontractanten van wie de bijdrage dient te worden overgezet naar een andere regeling, en er wordt een jaarlijkse toename van salarissen en pensioenen van drie procent verwacht. Met inbegrip van deze uitzondering schatten we dat het groeitempo van pensioenlasten voor de periode 2007-2013 overeenkomt met een gemiddelde uitgavengroei van 8,5 procent waarmee rekening is gehouden in het financieel kader 2007-2013.
De financiële gevolgen op lange termijn van de huidige personeelswervingsgolf werden geanalyseerd tijdens de voorbereiding van de hervorming van het Statuut van EU-ambtenaren. Er zijn maatregelen getroffen om de pensioenlasten te verminderen. Het ambtenarenstatuut vereist dat de door de werknemers betaalde pensioenbijdragen, momenteel 10,25 procent jaarlijks worden geactualiseerd, zodat deze overeenkomen met eenderde van de totale bijdrage die nodig is voor een evenwichtige pensioenregeling van de Gemeenschap op lange termijn.
Johan Van Hecke (ALDE). – (NL)Voorzitter, ik ben gemeenteraadslid in een Belgische gemeente met 13 000 inwoners. De begroting van die kleine gemeente wordt niet goedgekeurd door de voogdijoverheid als er geen personeelsbehoefteplan annex gedetailleerd budget is. Een stijging van het aantal ambtenaren met 16procentop enkele jaren, zoals in de EU, zou er nooit worden toegestaan. En evenmin een verhoging van de pensioenlasten in één jaar met meer dan 10procent . De commissaris verwijst naar de uitbreiding, maar ondanks die uitbreiding hebben we het aantal Parlementsleden beperkt. Mijn vraag is: denkt de commissaris niet dat het de hoogste tijd wordt om ook een personeelsstop te overwegen ondanks een mogelijke verdere uitbreiding?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Ja, maar zoals ik reeds opmerkte: na de uitbreiding zal er een personeelsstop plaatsvinden, zodat deze vergelijking met een gemeente niet opgaat. We hebben een groot politiek project – de uitbreiding van de Europese Unie – en we hebben nieuwe ambtenaren aangesteld. Dit is hetzelfde model als bij alle vorige uitbreidingen. We zijn betrekkelijk succesvol geweest met de werving van personeel uit nieuwe lidstaten. Deze werving zal worden bevroren. Daarna zal het totaal aantal posten worden bevroren.
Justas Vincas Paleckis (PSE).-(EN) Commissaris, in Brussel zegt men dat degene die voor al deze toetsen en examens slaagt en als ambtenaar bij de Europese Unie wordt aangesteld, in elk geval tot aan zijn pensioen een rustig leven zal hebben.
Daarom stel ik vragen over de kwaliteit van de medewerkers in de Europese instellingen. Misschien heeft de Commissie enkele plannen om het leven van degenen die niet bijzonder ijverig zijn, moeilijker te maken, om enkele beoordelingen op te stellen en een duidelijk onderscheid te maken tussen degenen die hun best doen en degenen die een al te rustig en gemakkelijk bestaan leiden.
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie.−(EN) Ik kan u met alle plezier de details verstrekken van ons loopbaanontwikkelingssysteem, een van de meest gecompliceerde systemen ter wereld, en, zo moet ik daaraan toevoegen, een systeem waarover voortdurend discussie plaatsvindt. Iedere afzonderlijke ambtenaar krijgt jaarlijks een beoordeling. Het bevorderingssysteem houdt rekening met deze beoordeling die een aantal punten oplevert die op hun beurt de basis voor bevordering vormen. Dit systeem is betrekkelijk ver in detail uitgewerkt.
Uw vraag naar de kwaliteit van het personeel is terecht. Wat betreft de gemiddelde open competitie of “concours”: voor iedere gepubliceerde post zijn er ongeveer 42 serieuze sollicitanten, nog afgezien van de overige sollicitanten. Dit is jaarlijks het geval, dus we hebben altijd een instroom van zeer goede en ervaren medewerkers gehad en de toetsen voor personeelswerving zijn zeer moeilijk.
Ik moet zeggen dat het binnen de Commissie niet zo’n gemakkelijk leven is en dat het niet zo kalm en rustig tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is. U hebt echter ook gelijk met uw constatering dat de meeste ambtenaren echt een zeer lange tijd bij de Commissie werken en dat dit ook als voordeel voor de Commissie mag worden beschouwd.
Ingeborg Gräßle (PPE-DE). –(DE) U hebt vandaag herhaaldelijk de screening van de personele middelen genoemd. Een van de resultaten van deze screening was dat 32 procent van het personeel van de Commissie de administratie administreert, oftewel administratieve ondersteuning en coördinatie biedt tot taak heeft.
Dat zijn maar liefst 11 000 mensen! Vraag: wanneer gaat u eindelijk eens een paar conclusies trekken uit dit getal? Wanneer komt u met een actieplan voor de inkrimping van dit personeelsbestand?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) We nemen dit heel serieus en er zullen beslist voorstellen komen. Deze kwesties vormen onderwerp van bespreking.
Allereerst dient ook in aanmerking te worden genomen dat al deze administratieve en beheersfuncties ook een zeker gevolg zijn van ontwikkelingen bij de Commissie, in die gevallen waarin de leidinggevende functies zijn geëvalueerd of beoordeeld als veel belangrijkere functies. Ook zijn de ondersteunende systemen opgewaardeerd. Op dit moment bespreken we hoe we verder gaan. We zullen beslist klaar zijn met een adequaat project voordat er een nieuwe oproep tot besnoeiing op onze posten komt. Op dit moment bespreken we al dit soort overhead en parallelle functies en binnen de Commissie bestaan hier uiteraard verschillende inzichten over. Het komt niet als een grote verrassing dat sommige horizontale diensten meer gerationaliseerde diensten wensen, terwijl andere diensten argumenten naar voren brengen ten gunste van het bestaande systeem.
Daarom houden we een debat, maar ik kan u verzekeren dat er een duidelijke volgende stap komt in dit screeningsproject.
De Voorzitter. – Vraag nr. 46 van Esko Seppänen (H-0726/07)
Betreft: De Commissie en vakbonden
Is het binnen de Commissie gebruikelijk om aan functionarissen die werkzaam zijn bij vakbonden van personeel van de Commissie een salaris uit te betalen van de EU-begroting, en zo ja, aan hoeveel functionarissen wordt een dergelijk salaris uitbetaald?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Het spijt me dat ik niet direct in het Fins kan antwoorden, maar we kunnen volgende besprekingen in het Fins voeren. Ik ben enigszins huiverig dat ik niet de juiste terminologie hanteer die in de Europese Unie zo exact dient te zijn.
Evenals de Raad heeft ook de Commissie een overeenkomst gesloten met de vakbonden van het personeel en daarbij personele middelen beschikbaar gesteld. In het geval van de Commissie worden op basis van de middelenovereenkomst van 2001 en de protocollen voor de jaarlijks beschikbare middelen, permanent 12 zogenaamde detacheringsplaatsen toegewezen aan de vakbonden op een totaal aantal van meer dan 23 000 posten bij de Commissie.
Dergelijke detacheringen aan vakbonden zijn sinds 1989 toegestaan op grond van hun representativiteit. Bovendien wordt een zeer beperkt aantal posten op een flexibele wijze toegewezen, vooral om rekening te houden met verandering van de meerderheid na verkiezingen. Het personeel dat aan de vakbonden beschikbaar wordt gesteld, behoudt als personeel van de Commissie zijn salaris vanuit de EU-begroting. Bovendien ontvangen de vakbonden een budget dat hen in staat stelt om tot negen arbeidscontractanten uit functiegroep II (secretaressen) te werven.
Esko Seppänen (GUE/NGL).-(FI) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, zover ik weet bent u in uw land ooit eens vakbondsleider geweest en daarom zullen vakbondsactiviteiten u zeker interesseren. Ik kreeg geen exact antwoord op mijn vraag hoeveel functionarissen van vakbonden intussen voor de Commissie werken, in alle vertegenwoordigde vakbonden?
Ik heb nog een tweede vraag die verband houdt met deze kwestie. Het gerucht gaat dat de Commissie haar personeel tijdens stakingen doorbetaalt Zijn de vakbonden er in geslaagd een oplossing te bereiken die voorziet dat personeel wordt doorbetaald wanneer en zolang ze staken?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie.−(FI) Ik kan deze vraag alleen maar beantwoorden op basis van mijn eigen kennis van de situatie. Er zijn 12 gedetacheerde deskundigen in de vakbond van de Commissie. Daarnaast werken er 19 mensen in de personeelscomités, wat natuurlijk volstrekt andere publieke lichamen zijn. Deze mogen niet meer dan negen secretaressen in dienst hebben.
Wat u zo-even zei over stakingen is deels waar. Het klopt dat de Commissie akkoord is gegaan met een oplossing dat functionarissen tijdens een staking een deel van hun salaris krijgen doorbetaald, maar normaal gesproken niet volledig. Ik vind het een delicate zaak dat stakende mensen de helft van hun salaris krijgen doorbetaald.
Paul Rübig (PPE-DE). –(DE) Commissaris, ik zou graag willen weten hoeveel deze functionarissen kosten. Wat kosten ze per jaar?
Siim Kallas,vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) De begroting voor de vakbonden bedraagt ongeveer 500 000 euro per jaar. Dit bedrag wordt uit het Gemeenschapsbudget verstrekt.
De Voorzitter. – Ik wil de leden die ondertussen zijn binnengekomen eraan herinneren dat we vandaag een experiment uitvoeren. Wilt u vooraan plaatsnemen? Voelt u zich niet verlegen en gaat u op de voorste stoelen zitten in plaats van helemaal achteraan. Dan komen we wat dichter bij elkaar.
Vraag nr. 49 van Bart Staes (H-0685/07)
Betreft: Totaalbedrag boetes aan bedrijven in het kader van de mededingingsregels
Kan de Commissie mededelen voor welk totaalbedrag zij aan boetes aan bedrijven in het kader van de Europese mededingingsregels heeft opgelegd sinds de aanvang van haar huidige mandaat, en of er initiatieven zijn genomen of overleg is gepleegd binnen de Commissie om deze gelden, minus de in de begroting geschatte bedragen terzake, voor ‘extra’ activiteiten van de Unie te reserveren in plaats van deze extra inkomsten te doen toekomen aan de lidstaten?
Neelie Kroes,lid van de Commissie.– (EN)Sinds het begin van de huidige termijn tot eind van september 2007 heeft de Commissie 21 besluiten aangenomen waarbij boetes zijn opgelegd aan ondernemingen die de anti-trustbepalingen hebben overtreden.
Het totaalbedrag aan boetes die in die periode zijn opgelegd bedraagt iets meer dan 5,2 miljard euro waarvan 95 procent is opgelegd aan karteldeelnemers.
We moeten er wel aan denken dat dergelijke boetes pas tot onderdeel van het Europese budget worden zodra ze definitief zijn: dat wil zeggen, indien er geen hoger beroep is ingediend door de onderneming die een boete heeft gekregen of wanneer alle mogelijke beroepen door de Europese hoven zijn afgewezen.
Aangezien ondernemingen vaak de geldigheid betwisten van besluiten van de Commissie waarbij boetes zijn opgelegd, is een groot deel van het bovengenoemde bedrag zogezegd niet definitief.
Het mogelijke gebruik van de opbrengsten van boetes voor aanvullende activiteiten zoals voorgesteld door de geachte afgevaardigde wordt belemmerd door wettelijke beperkingen. Een dergelijk gebruik zou indruisen tegen het begrotingsbeginsel van universaliteit zoals bepaald in de artikelen 17 tot en met 20 van het Financieel Reglement.
Op grond van dat beginsel dekt het totaal aan inkomsten het totaal aan uitgaven zonder dat er een specifiek verband bestaat tussen een inkomstenpost en een uitgavenpost.
Het primaire doel van anti-trustboetes zoals uiteengezet bij inleiding van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboetes is bedoeld om af te schrikken, met andere woorden om ondernemingen ervan te weerhouden om de rechtsregels te overtreden.
Het is te hopen dat het niveau van de inbreuken en daarmee het aantal en de hoogte van de opgelegde boetes zal afnemen naarmate de regels beter worden nageleefd en we nog steeds onze taak naar behoren vervullen.
Bart Staes (Verts/ALE) . – (NL)Dank u, commissaris, voor deze heel interessante informatie. Wat ik verder van u zou willen weten: heb ik het goed begrepen dat eigenlijk het gros van dat geld, gezien het Financieel Reglement, na verloop van tijd naar de lidstaten teruggaat? Heb ik dat goed begrepen? Ten tweede, u zegt me dat - alleen als het finaal is - het geld ook tot de EU-begroting behoort. Kunt u aangeven hoeveel ongeveer van die grote som van vijf miljard euro inderdaad als finaal kan worden bestempeld?
Neelie Kroes,lid van de Commissie.−(NL)Het antwoord op het eerste stuk van de vraag is volmondig “ja”: het gaat terug naar de lidstaten. Het betekent dat een lidstaat voor minder wordt aangeslagen voor de bijdrage in het Europese budget. Wanneer, en dat was uw volgende vraag, is welk stuk finaal? Dat is heel moeilijk te zeggen. Dat hangt elk jaar weer af van de omstandigheden, of men wijs is geweest en niet voor een appeal is gegaan of toch kiest voor een wat langere weg en probeert om er iets van af te krijgen.
Reinhard Rack (PPE-DE). –(DE) Commissaris, u noemde de bedragen die aan boetes zijn opgelegd. Deze boetes dienen ertoe het gedrag van de desbetreffende ondernemingen te veranderen. Wat heeft u dienaangaande tot dusver kunnen vaststellen?
Bij deze gelegenheid herinner ik me dat u bij uw aantreding als commissaris ons in de Commissie regionale ontwikkeling de kans bood om met u te discussiëren over de de minimis-regel. U antwoordde toen zeer snel, waarvoor onze dank. Antwoorden ondernemingen net zo snel als u destijds?
Neelie Kroes,lid van de Commissie. – (EN) We hopen dat dit een feit is, maar daar ik ben niet honderd procent zeker van, en in ieder geval niet zeker genoeg om daar openhartig en eerlijk tegenover u te zijn.
We dienen er rekening mee te houden dat het niet alleen gaat om de hoogte van de boete, maar ook om de reputatie die hopelijk een rol speelt bij de gedragingen van ondernemingen.
Ik vind het interessant dat tegenwoordig een aanzienlijk aantal CEO’s van organisaties contact met mij opnemen, om te stellen dat ze zich ervan bewust zijn dat dit reële politiek van de Commissie betreft en dat degenen die zich niet aan de regels houden met een hoge boete worden geconfronteerd. Zoals u weet, is de nieuwe hoogte van de boetes van dien aard dat het niet meer om symbolische bedragen gaat.
CEO’s nemen het initiatief binnen hun eigen organisatie om hun eigen mensen ermee te confronteren en ze stellen dat dit absoluut niet meer binnen hun bedrijf mag voorkomen. Ze houden medewerkers voor dat deze de juiste maatregelen moeten treffen en als er iets mis is dit aan de top dienen melden en dat medewerkers anders later zonder enige ontslagvergoeding zouden worden ontslagen.
De CEO’s stellen ook dat reputatieschade samen met de boetes een zeer belangrijk onderdeel van hun attitude vormt en van hun strijd om de ondernemingen te zuiveren. Een aantal van hen stelde onlangs dat ze heel graag op de voorpagina van de Financial Times zouden staan, maar dan niet vanwege onze boetes. Dit is inderdaad een goede stap voorwaarts.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Deze zomer kondigde Duitsland plannen aan om de prijzen van voedingsmiddelen te verhogen. Tegelijkertijd lieten Litouwse producenten weten dat ze van plan zijn de prijzen van voedingsmiddelen in het najaar te verhogen, zonder daarvoor objectieve redenen op te geven. Kunt u beoordelen of internationale producenten van levensmiddelen kartelafspraken maken? De prijzen van levensmiddelen stijgen gelijktijdig in alle landen zonder dat de prijzen van grondstoffen zijn gestegen.
Neelie Kroes,lid van de Commissie.– (EN)We zijn niet de enigen die de strijd met de kartels hebben aangebonden. Ook de nationale mededingingsautoriteiten hebben dat gedaan. Ik weet dat alle 27 nationale mededingingsautoriteiten samen met ons bij deze strijd zijn betrokken.
We bespreken dit binnen het Europese mededingingsnetwerk. Ook ben ik me ervan bewust dat er in dit geval sprake is van beleid waarbij er één lijn wordt getrokken, dus uw voorbeeld is absoluut een binnenlandse kwestie die door de nationale mededingingsautoriteit dient te worden behandeld. Er zouden dus heel wat redenen kunnen schuilen achter een stijging van de voedselprijzen. Het hoeft niet noodzakelijkerwijs om een kartel te gaan, al kun je er nooit zeker van zijn dat dit niet het geval is. Daarom adviseer ik in dit geval het Parlementslid om zelf het initiatief te nemen en de nationale mededingingautoriteit in te schakelen.
De Voorzitter . –
Vraag nr. 50 van Lambert van Nistelrooij (H-0690/07)
Betreft: Fusie Suez en Gaz de France
Op 3 september werd aangekondigd dat de Raden van bestuur van het Franse energiebedrijf Suez en het staatsbedrijf Gaz de France besloten hebben de geplande fusie uit te voeren. Hiermee zou het op drie na grootste energiebedrijf ontstaan, na Gazprom, Electricité de France en EON. De Commissie heeft het fusiebedrijf al verplicht om een aantal Belgische en Franse activiteiten af te stoten.
Vindt de Commissie dat deze fusieplannen nog steeds overeenstemmen met de huidige principes die zij aanhoudt met betrekking tot de liberalisering van de energiemarkt in de Europese Unie?
In welke mate hebben het nieuwe fusiebedrijf en de Franse staat de eigendomsafsplitsing van de hoofdwerken, zoals de Europese Commissie dit vraagt te doen, toegezegd uit te voeren?
Neelie Kroes,lid van de Commissie. – (EN) De Commissie heeft de fusie tussen Gaz de France (GDF) en de Suez Group in 2006 toegestaan na door de partijen op zich genomen verplichtingen op grond waarvan de Commissie concludeerde dat de fusie de mededinging niet significant zou belemmeren.
De verplichtingen die de fuserende partijen op zich hebben genomen, omvatten in het bijzonder het afstoten van Suez-aandelen in Distrigas, het gevestigde Belgische gasbedrijf dat zoals u weet de Franse markt heeft betreden, het afstoten van GDF-aandelen in de andere Belgische gas- en elektriciteitsleverancier SPE en het afzien van enige wettige of feitelijke zeggenschap van Suez over de Belgische onderneming Fluxys voor het gastransportnetwerk.
GDF Suez mag dan wel aandeelhouder van Fluxys blijven, maar speciale overeenkomsten zullen er borg voor staan dat laatstgenoemde op onafhankelijke wijze wordt beheerd. Deze uitkomst is geheel consistent met de beleidsdoelen van de Commissie ten aanzien van de liberalisatie van de energiemarkten in Europa, in het bijzonder ten aanzien van het pakket voorstellen van september 2007.
De beslissing van de Commissie over de fusie voorziet erin dat de partijen moeten doorgaan met het afstoten van hun eigendom, waaronder een gedeeltelijke afstand van deelname in Fluxys, en met de andere verplichtingen waaronder die met betrekking tot governance over Fluxys, binnen een bepaalde termijn voor de afstoting. De partijen moeten volledig voldoen aan hun verplichtingen om de fusie op wettige wijze uit te voeren. Ondertussen moeten de partijen bepaalde verplichtingen nakomen waarop de Commissie toezicht zal houden met behulp van het toezichthoudend bestuur.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL)Voorzitter, ik kan gelukkig in het Nederlands spreken. U kent de belangstelling van het Parlement voor de nationale kampioenen: level playing field. Ik heb twee kleine aanvullende vragen. Is het zo dat kruissubsidiëring tussen het productiebedrijf en het netwerkbedrijf nu tot het verleden behoort? En ten tweede: hoorde ik u zeggen dat de huidige voorstellen ook volledig in overeenstemming zijn met het nieuwe pakket dat u met Piebalgs heeft gepresenteerd?
Neelie Kroes,lid van de Commissie.−(NL) Het antwoord op beide vragen is “ja”.
Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 51 te vervallen.
De Voorzitter. – Vraag nr. 52 van Anne Van Lancker (H-0755/07)
Betreft: Subsidie aan Volvo Cars Gent/EU-regels inzake staatssteun
Op 12 september 2007 kondigde de Commissie een onderzoek aan naar de verenigbaarheid met de EU-staatssteunregels van een geplande subsidie van 6,02 miljoen euro van het Vlaamse Gewest ter ondersteuning van specifieke en algemene opleidingen bij Volvo Cars Gent ten belope van 20 procent van de totale opleidingsinspanning van het bedrijf. De Commissie stelt te willen voorkomen dat de steun alleen wordt gebruikt voor het subsidiëren van opleidingskosten die de onderneming hoe dan ook zou dragen. Daarbij gaat de Commissie uit van een erg restrictieve interpretatie van Verordening (EG) nr. 68/2001(2) .
Kan de Commissie verduidelijken hoe zij de EU-staatssteunregels in dit geval gaat toepassen? Op welke feitelijke elementen baseert de Commissie zich om aan te voeren dat de steun een onrechtmatig concurrentievoordeel oplevert en bijgevolg onverenigbaar is met de EU-staatssteunregels?
Neelie Kroes,lid van de Commissie. – (EN) De Commissie zal de voorgenomen subsidie aan Volvo Cars te Gent rechtstreeks op basis van het EG-Verdrag analyseren, aangezien deze kwestie meer bedraagt dan het plafond van 1 miljoen euro dat is vastgesteld bij de specifieke verordening inzake groepsvrijstelling voor opleidingssteun. Artikel 87 van het Verdrag voorziet erin dat steun ter bevordering van de ontwikkeling van bepaalde marktactiviteiten en die de concurrentie niet onevenredig verstoort, mag beschouwd worden als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te zijn.
Opleidingssteun kan worden toegestaan wanneer het stimulansen geeft voor activiteiten die het potentieel aantal geschoolde arbeiders in de Europese Unie vergroten en die anderszins niet zouden worden ontplooid. Dat is het geval indien de opleiding verder gaat dan wat gebruikelijk is voor de betreffende sector; bijvoorbeeld omdat er meer werknemers worden opgeleid of omdat de opleiding uitgebreider is. Dat was bijvoorbeeld het geval in de recente Fiat-zaak.
Aan de andere kant kan hulp niet worden toegestaan voor opleiding die noodzakelijk is voor het goede functioneren van de betreffende onderneming en die daarom zelfs zonder ondersteuning zou worden uitgevoerd. Wanneer bijvoorbeeld een fabriek voor autoassemblage een nieuw model produceert, dienen werknemers te worden opgeleid in de nieuwe technieken en werkmethoden. Het subsidiëren van dit soort opleiding zou de onderneming eenvoudigweg ontheffen van kosten die zij normaliter zelf zou dragen. Daarom heeft de Commissie in het recente verleden steun voor verschillende assemblagefabrieken deels verboden. U weet ongetwijfeld van General Motors in België en Ford Genk.
De voorgestelde acht maatregelen voor Volvo Cars Gent hebben betrekking op de invoering van een nieuw productieplatform. De Commissie kan in dit stadium niet uitsluiten dat de betreffende opleiding hoe dan ook zou plaatsvinden en dat deze opleiding daarom niet zou bijdragen aan het vergroten van het aantal geschoolde arbeiders in de EU. De Commissie heeft daarom besloten om een formeel onderzoek in te stellen zonder vooruit te lopen op de eindbeslissing in deze zaak. We hebben meer tijd nodig om uit te zoeken waar het allemaal over gaat. De Belgische autoriteiten, de begunstigden en derde partijen zullen de mogelijkheid krijgen om commentaar te leveren en informatie te verstrekken voordat de eindbeslissing wordt genomen.
Anne Van Lancker (PSE). – (NL)Dank u, commissaris, voor uw antwoord. En trouwens gefeliciteerd met uw overwinning ten opzichte van Microsoft. Wat ik wou zeggen. Ik heb begrepen dat de zaak dus nog in behandeling is. Ik heb het toch juist, als ik denk dat ook in de nieuwe interpretatie van de staatssteunregels voor opleiding er nog voldoende ruimte zal bestaan voor sociale relevantie van opleidingen die ervoor zorgen dat, als opleidingen aan werknemers meer kansen geven op de globale arbeidsmarkt, dit opleidingssteun is die niet aangezien wordt als een ongehoorde inmenging in de concurrentie?
Neelie Kroes,lid van de Commissie.−(NL) Dank voor uw aardige woorden. U heeft het bij het rechte eind dat we bij de review of the state aid guidelines zeer gespitst moeten zijn, omdat dat voor die training, die bijdraagt tot het verwijden van de scope van de werkers in Europa, inderdaad toegestaan zou moeten kunnen worden. Maar daarvoor zijn dus feiten nodig en dat betekent dat wij in dit geval weer teruggegaan zijn naar de belangstellenden en belanghebbenden om daar meer informatie uit te krijgen.
De Voorzitter.− Vraag nr. 53 van Georgios Papastamkos (H-0682/07)
Betreft: Handel en klimaatverandering
De EU loopt terecht voorop met politieke acties voor de aanpak van de klimaatverandering. Het is echter duidelijk dat de inspanning van alleen de EU niet volstaat. Bovendien mogen we niet voorbijzien aan het concurrentienadeel van Europese ondernemingen, het gevaar dat zij zich elders gaan vestigen en de arbeidsplaatsen die daarmee verloren gaan. De commissaris de heer Mandelson heeft zich voorstander betoond van onderlinge afstemming bij het aanbieden van incentieven voor een ‘zuivere’ handel.
Onderzoekt de Commissie daarnaast ook de mogelijkheid van invoering van verdedigingsmaatregelen tegen bijvoorbeeld handelspartners die geen uitvoering geven aan het Kyoto-protocol? Welke initiatieven overweegt zij om ecologische dumping tegen te gaan en de wederkerigheid tussen de EU en haar handelspartners op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau te waarborgen waar het gaat om inachtneming van de ecologische normen?
Peter Mandelson,lid van de Commissie. – (EN) Klimaatverandering is een van de grootste uitdagingen van onze tijd. Dat hoeft hier nauwelijks opnieuw te worden verklaard. Het is bovenal geen handelskwestie, maar er zijn gebieden waar de handel hulp kan bieden. Daarom wil de Commissie dat de Doha-ronde de liberalisatie van ecologische goederen en diensten gaat opleveren en zij ziet ook ruimte voor de nieuwe generatie van vrijhandelsovereenkomsten om duurzame handel te bevorderen.
Het doel van de Commissie is te onderhandelen over een ambitieus en veelomvattend kader met betrekking tot het klimaat voor de periode na 2012. Slagen we erin alle belangrijke spelers daarbij te betrekken, dan zijn we zo ver gegaan als we konden om een gelijke marktpositie voor het bedrijfsleven in de EU te bereiken. Dat betekent ook dat het koolstoflek – de verplaatsing van vervuiling van de ene plaats naar de andere – die anders het gevolg zou zijn van een mislukking om tot overeenstemming te komen, zal worden vermeden. Ons doel is niet om partners van de onderhandelingstafel in Bali te verjagen, maar om alle belangrijke vervuilers op een proportionele manier erbij te betrekken en om later in deze fase handelsmaatregelen ten aanzien van de import voor te bereiden. We hoeven de meelifterskwestie pas aan te pakken als deze zich feitelijk voordoet.
Een goed opgezet handelsbeleid kan de wereld helpen met de aanpak van klimaatverandering door het genereren van de welvaart die nodig is voor de bekostiging van de vereiste maatregelen voor vermindering en aanpassing. Investeringen in de handel, zowel in koolstofarme goederen als in diensten kunnen leiden tot verspreiding van deskundigheid en klimaatvriendelijke technologie door de gehele mondiale economie en daardoor op de meest kostenefficiënte manier bijdragen aan de aanpak van klimaatverandering op wereldniveau. Dat weggooien zou een slechte dienst bewijzen aan het beleid ten aanzien van klimaatverandering. Vergeet niet dat ons beleid ten aanzien van klimaatverandering het Europese bedrijfsleven heeft geholpen aan een vooraanstaande plaats voor wat betreft de ecologische koolstofarme technologie. De EU heeft aanzienlijk innovatievoordeel als resultaat.
Het Stern-verslag maakte duidelijk dat de strijd tegen klimaatverandering economisch gezien zinvol is, dit naast de talloze voordelen voor de samenleving, omdat de ermee gemoeide kosten lager zijn dan de kosten van passiviteit. Handelsbeleid kan bijdragen aan doelen op het gebied van klimaatverandering door het minimaliseren van die kosten en het genereren van de benodigde gelden en door het stimuleren van kaderregelgeving ter bevordering van investering en handel in koolstofarme goederen, diensten en technologie.
Georgios Papastamkos (PPE-DE).-(EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Mandelson lijkt goed acht te slaan op de tijdslimiet voor vragen. Hij beperkt zichzelf niet tot formalistische antwoorden.
Vandaag, commissaris, hebben we het nieuwe kader voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen goedgekeurd. De inwerkingtreding van dit kader zal gevolgen hebben voor de primaire productie van landbouwproducten en in zekere mate ook voor de Europese voedingsmiddelenindustrie. Kunt u bevestigen dat geïmporteerde producten aan intensieve controles worden onderworpen om vast te stellen of zij voldoen aan de strenge eisen die voor binnenlandse producten gelden?
Peter Mandelson,lid van de Commissie. – (EN) We bestuderen inderdaad al deze aspecten. Toch wil ik even het punt dat ik oorspronkelijk noemde, benadrukken: We willen de beste, meest verstrekkende, meest omvattende overeenkomst die haalbaar is voor de periode na 2012.
Dat vereist veel overtuigingskracht van onze handelspartners, de opkomende economieën die we moeten overhalen om mee te doen en de overeenkomst voor de periode na 2012 te tekenen, een overeenkomst waarvan we allemaal vinden dat deze bijzonder noodzakelijk is en een maximale geografische dekking vereist.
De vraag die we onszelf moeten stellen is met welke tactieken we de meeste kans maken om de opkomende economieën te overtuigen de overeenkomst te tekenen die wij propageren.
Naar onze mening zou het niet alleen prematuur, maar ook contraproductief zijn om een stok te gaan hanteren of te gaan dreigen of een scenario te scheppen waarbij degenen die geneigd zijn tot terughoudend gedrag op de een of andere manier door een handelsmaatregel zouden worden gestraft omdat ze behoorden tot de categorie meelifters.
Mocht de tijd komen om ons over dergelijke maatregelen te bezinnen, dan zouden we pas na uitvoerig nadenken en inwinnen van adviezen tot een dergelijke aanpak over gaan en dan dienen eventuele, in overweging te nemen maatregelen – en dit moet ik benadrukken – op WTO-compatibiliteit te worden onderzocht.
Er is geen sprake van dat de Europese Unie een maatregel zou bevorderen of vaststellen die niet ondubbelzinnig in overeenstemming met de WTO zijn.
Daniel Caspary (PPE-DE). –(DE) Commissaris, ik zou graag een andere vraag willen stellen. Mijn collega, de heer Papastamkos, heeft volstrekt gelijk door te zeggen dat we moeten zien te voorkomen dat Europese ondernemingen worden benadeeld wanneer andere landen niet deelnemen aan de opvolger van het Kyoto-systeem.
Er zijn drie mogelijkheden: ten eerste kan de Europese Unie de enige zijn die braaf haar verplichtingen blijft nakomen. Dat zou een extra financiële last voor ondernemingen betekenen en zouden we onszelf benadelen. Het tweede mogelijke scenario is dat wij ook niet deelnemen wanneer andere landen niet deelnemen; dit zou echter betekenen dat we onze klimaatstreefdoelen niet zullen halen. De derde mogelijkheid bestaat in het nemen van passende sancties voor het geval dat andere landen niet deelnemen aan dit “Kyoto plus” of post-Kyoto-systeem. Hoe zouden deze sancties eruit kunnen zien? Kunt u zich bepaalde sancties voorstellen?
Peter Mandelson,lid van de Commissie. – (EN) Het duurt nog wel even voordat we moeten gaan nadenken over wat er gebeurt indien de komende onderhandelingen, die nog niet eens zijn begonnen, zouden mislukken. We zijn nog een lange weg verwijderd van overwegingen ten aanzien van de implicaties of gevolgen van een weigering van bepaalde naties om te ondertekenen en passende verplichtingen op zich te nemen. Om vanavond te discussiëren over sancties is, zoals ik al zei, niet alleen prematuur, maar waarschijnlijk ook contraproductief.
De kwestie is dat er discussies gaande zijn binnen de Commissie over de herziening van de ETS (Emissions Trading Scheme – emissiehandelsregeling) en in het bijzonder over het onderzoek naar de positie van energie-intensieve industrieën die onder die regeling vallen. Met het laatste wordt volledig rekening gehouden bij onze gezamenlijke inspanningen om een verbeterde ETS te ontwikkelen. Er zal zeker rekening worden gehouden met de positie van die industrieën in de context van een internationale overeenkomst die de uitkomst is van onderhandelingen, en met de gevolgen voor de Europese industrieën, in het bijzonder de energie-intensieve bedrijfstakken, indien we niet de gelijke marktpositie scheppen die we door middel van onderhandeling willen bereiken.
De Voorzitter .-
Vraag nr. 54 van Daniel Caspary (H-0695/07)
Betreft: Discussie over de toekomst van de handelsbeschermingsinstrumenten
Het Europees Parlement heeft zich tijdens de stemming over het verslag ‘Europa in de wereld’ op 22 mei 2007 ondubbelzinnig uitgesproken voor handhaving van de huidige beschermingsinstrumenten en een versoepeling van de toepassing afgewezen.
Hoe denkt de Commissie hiermee haar werkzaamheden inzake de toekomst van de handelbeschermingsinstrumenten rekening te houden? Hoe moet de tegenspraak tussen de uitspraken van commissaris Mandelson over de toekomst van de handelsbeschermingsinstrumenten en het advies van het Europees Parlement worden opgelost?
Naar verluidt zijn de antidumpingmaatregelen in verschillende procedures door een gewijzigde administratieve praktijk restrictiever toegepast. Met name het algemeen communautair belang wordt in toenemende mate ten gunste van importeurs en consumenten en ten nadele van de communautaire industrie uitgelegd. Kan de Commissie meedelen waardoor deze gewijzigde opzet wordt gerechtvaardigd?
Kan de Commissie toelichten waarom in het eerste halfjaar van 2007 geen enkel antidumpinggeval werd aangenomen?
Vraag nr. 55 van Laima Liucija Andrikiene (H-0770/07)
Betreft: Handelsbeschermingsinstrumenten van de EU
Hoe kijkt de Commissie aan tegen de resultaten van de raadpleging over het Groenboek over het Europees handelsbeleid? Hoe zal het voorstel van de Commissie er uiteindelijk uitzien, nu de belangstellenden voor het merendeel geen voorstander van verdere liberalisering van dit beleid blijken te zijn?
Peter Mandelson,lid van de Commissie. – (EN) De Commissie stelt de belangstelling van het Parlement voor een herziening van de TDI’s (trade defence instruments – handelsbeschermingsinstrumenten) op prijs en herhaalt dat zij belang hecht aan de inzichten van het Parlement ten aanzien van de huidige herziening. Zij verneemt graag het verslag van de Commissie internationale handel en hoopt dat dit spoedig zal worden voltooid.
Van haar kant is de Commissie bezig de laatste hand te leggen aan haar reactie op de raadplegingsprocedure. Sterker nog, de Commissie hield voorafgaande aan haar bijeenkomst van vandaag over dit onderwerp een voorbereidende bespreking, een oriënterend debat. In de komende weken gaan er mogelijk voorstellen naar de Raad. De Commissie is voornemens het Parlement hierbij nauw te betrekken en op de hoogte te houden.
De Commissie heeft uiteraard alle reacties op het Groenboek nauwkeurig onderzocht. Er waren vele honderden reacties. Het ligt in de bedoeling om nu de lidstaten en het Parlement op de hoogte te stellen van de voornaamste ingekomen reacties en voorstellen en deze zullen ook worden gepubliceerd. Ze zullen opnieuw door de Commissie worden besproken voordat de voorstellen bij de Raad worden ingediend, hopelijk in de tweede helft van november.
De meeste geraadpleegde belanghebbenden die hun standpunten hebben aangegeven, delen de visie van de Commissie dat TDI’s essentieel blijven in een globaliserende wereldeconomie waar multilateraal overeengekomen concurrentieregels ontbreken.
De meerderheid van de belanghebbenden ziet evenmin de noodzaak voor een grondige revisie van het TDI-systeem. Dat geldt ook voor de Commissie. Er is echter ook een verlangen naar duidelijkere regels, evenals naar een grotere transparantie en een efficiëntere inzet van de instrumenten.
De stelling dat de Commissie haar aanpak van de beoordeling van communautair belang in bepaalde recente zaken heeft gewijzigd, is eenvoudigweg niet juist. Elke zaak is onderzocht op grond van zijn eigen technische merites. Bij sommige zaken speelden er bijzondere vraagstukken, maar deze zijn opgelost in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving en binnen de door die regelgeving toegestane discretionaire bevoegdheid, na uitgebreide discussie met lidstaten.
Tot slot, het is het juist dat er geen nieuwe onderzoeken naar antidumping in het eerste halfjaar van 2007 van start gingen. Er dient echter op te worden gewezen dat onderzoeken naar antidumping niet geschieden op ons initiatief, maar dat van het bedrijfsleven. Met andere woorden: ze vinden plaats naar aanleiding van klachten vanuit het bedrijfsleven in de Gemeenschap.
In de eerste zes maanden van 2007 werden er geen klachten over naleven van de wettelijke eisen ingediend. Het is niet ongebruikelijk dat het aantal ingestelde onderzoeken per jaar verschilt. Dit hangt af van factoren zoals de conjunctuurcyclus, overcapaciteit in derde landen en verlegging van de handel als gevolg van handelsbeschermingsmaatregelen in andere wereldmarkten.
Het aantal nieuwe onderzoeken heeft ook in de afgelopen jaren gefluctueerd. Zo stelde in 2003 de Commissie in totaal acht nieuwe onderzoeken in, waarvan de eerste in mei van dat jaar. Ook ging aan het eerste halfjaar van 2007 een periode van buitengewoon grote activiteit tegen het eind van 2006 vooraf.
Ten slotte wil ik graag uw aandacht vragen voor het feit dat in september 2007 er twee nieuwe antidumpingonderzoeken tegen import uit China werden ingesteld: een voor citroenzuur en een andere voor ve-tsin.
Daniel Caspary (PPE-DE). –(DE) Commissaris, hartelijk dank voor uw opmerkingen. Transparantie speelt een grote rol in dit proces. Wanneer krijgen we de evaluatieresultaten van het Groenboek? Of er vindt nog geen evaluatie plaats? Dit zou betekenen dat u uw Groenboek heeft gepubliceerd zonder evaluatie. Of heeft er een evaluatie plaatsgevonden? Ik neem aan dat dit het geval is, dus is het hoogste tijd dat het wordt voorgelegd aan het publiek en aan het Parlement.
Ten tweede: ik zou graag willen weten of u van mening bent dat het echt houdbaar is om beslissingen te nemen over essentiële kwesties zonder eerst de basisverordening op basis van de nieuwe beginselen te wijzigen.
Ten derde: waarom wilt u landen met en zonder een markteconomie gelijk behandelen?
Ten vierde: waar ligt voor u ten aanzien van de communautaire productie het drempelpercentage voor productie buiten de EU?
Peter Mandelson,lid van de Commissie. – (EN) De Commissie heeft een voorlopige analyse van de reacties op het Groenboek uitgevoerd en die vormde de basis voor onze oriënterende bespreking over het onderwerp voor vandaag. Dat baant de weg voor een nog verdergaande analyse die zal worden gevoegd bij de beoordeling door de Commissie van de voorstellen die zij wenst voor te leggen aan de lidstaten op grond van de evaluatie.
Ik kan de geachte afgevaardigde verzekeren dat informatie over de reacties – nu al, geloof ik – op de website staat van DG Handel. Naar ik hoop zullen we ook een eenvoudig toegankelijke versie of presentatie van de reacties die we op het Groenboek kregen, publiceren en de benodigde tijd uit te trekken voor bezinning op deze reacties alvorens onze voorstellen door de Commissie worden ingediend.
Het lijkt erop dat de geachte afgevaardigde al zijn licht heeft doen schijnen op bepaalde aspecten van voorstellen van de Commissie die nog niet door de Commissie zijn ingediend of goedgekeurd en daarom denk ik, met alle respect, dat hij iets te snel is met een aantal veronderstellingen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Ik wil graag een vraag stellen die gebaseerd is op mijn ontmoetingen en gesprekken met industriëlen in het land dat ik vertegenwoordig, Litouwen. In feite kan ik herhalen wat mijn collega al heeft gezegd: we zijn zeer bezorgd over de liberalisering van het handelsbeleid, en er wordt ook veel kritiek geuit. Mijn vraag luidt: hoe zal de Commissie reageren als het standpunt ongewijzigd blijft? Welke maatregelen kunnen van haar worden verwacht? Ziet u aanleiding om te luisteren naar hetgeen vertegenwoordigers van het bedrijfsleven hebben te zeggen of acht u andere argumenten belangrijker?
Peter Mandelson,lid van de Commissie. – (EN) Ik weet niet zeker wat de geachte afgevaardigde verstaat onder “liberalisatie van ons handelsbeleid”. Handel kan per definitie slechts plaatsvinden wanneer de markten open zijn en handelsstromen in feite worden geliberaliseerd. Er vindt geen handel plaats achter gesloten grenzen of waar economieën worden veranderd in forten. Het spreekt dus vanzelf dat de Commissie de liberalisering van de handel wil bevorderen.
De door de Commissie en de lidstaten gepresenteerde en goedgekeurde toetsing en strategie van het mondiale Europees handelsbeleid van een jaar geleden geeft heel duidelijk aan welke belangen de Europese Unie heeft. Dit zijn het open houden van de interne markten, het bevorderen en het voeren van multilaterale en bilaterale onderhandelingen, het openen van externe markten en het inzetten van effectieve handelsbeschermingsmechanismen om oneerlijke handel of oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Dit zijn de drie pijlers van onze strategie; elk daarvan is even belangrijk.
De evaluatie van de derde pijler van die driepoot vindt nu plaats na tamelijk dramatische veranderingen in de wereldeconomie en vooral van de Europese economie, aangezien de laatste evaluatie van onze handelsbeschermingsmaatregelen meer dan tien jaar geleden plaatsvond. We zijn er verantwoordelijk voor dat onze maatregelen zo functioneel mogelijk zijn en dat ze consensus, steun en solidariteit tussen onze lidstaten afdwingen. Wanneer dat afneemt, wordt het minder eenvoudig of mogelijk om handelsbeschermingsmaatregelen te treffen. We ondernemen deze evaluatie in een poging om die consensus, ondersteuning en solidariteit tussen onze lidstaten opnieuw op te bouwen en te herstellen.
De Voorzitter. – Commissaris, om nog een verdere vraag te kunnen behandelen, neem ik de volgende twee aanvullende vragen samen en vraag u die tegelijk te beantwoorden.
Georgios Papastamkos (PPE-DE).-(EL) Mevrouw de Voorzitter, aan de vragen die collega Caspary al heeft gesteld wil ik nog graag mijn eigen vraag toevoegen: wanneer krijgen wij toegang tot de beoordeling van de vragenlijst over het Groenboek. Commissaris, de Europese antidumping- en antisubsidiemaatregelen betreffen minder dan 0,45 procent van de totale invoer in de EU. Waarmee wil de Commissie zo gezien de urgentie van een unilaterale herziening van het handelsbeschermingsbeleid rechtvaardigen? In welke richting tendeert zij daarbij? Meer in de richting van een politieke procedure of wil ze voorkomen dat mensen schadeloosstelling zoeken tegen oneerlijke handelspraktijken?
Elisa Ferreira (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil graag een vraag stellen die verband houdt met uw antwoorden. Het Parlement ziet geen noodzaak tot herziening van de handelsbeschermingsinstrumenten; de openbare raadpleging kwam tot dezelfde conclusie. De commissaris heeft hier nog niet uitgelegd waarom hij dit voorstel heeft gedaan en, met name, in hoeverre de conclusies van de openbare raadpleging en de opvatting van het Parlement zijn voorstellen en overtuigingen hebben doen veranderen. Dit is de kern van de zaak, omdat we niet snappen waarom wordt aangedrongen op een herziening van instrumenten waarvan iedereen vindt dat ze zinvol zijn en goed functioneren. Dit is dus wat we goed moeten begrijpen.
Peter Mandelson,lid van de Commissie. – (EN) Het is mij niet helemaal duidelijk naar welke koersverandering de geachte afgevaardigde verwijst; er is geen koersverandering, en zoals ik duidelijk heb gemaakt, zijn noch de belanghebbenden die reageerden op de evaluatie noch de Commissie van oordeel dat er een ingrijpende revisie of een fundamentele herziening nodig is. Het is mij dus niet geheel duidelijk wat de geachte afgevaardigde met een koersverandering bedoelt. Indien er geen noodzaak tot een evaluatie bestond, dan denk ik dat het Groenboek dat we uitbrachten veel minder reacties had opgeroepen dan de vijfhonderd reacties die we ontvingen. Het zou erop kunnen duiden dat een Groenboek met meer dan vijfhonderd reacties daarop betekent dat er belangstelling bestaat voor een evaluatie die heeft plaatsgevonden.
In antwoord op de eerste vraag: ik kan geen evaluatie bij dit Parlement indienen, voordat zij is uitgevoerd. De Commissie heeft haar evaluatie nog niet uitgevoerd; zij heeft nog geen besluit over haar reactie genomen. Zij hield vandaag een plenaire bespreking en zal haar standpunten bekend maken wanneer zij haar voorstellen indient bij de lidstaten en, tegelijkertijd zullen deze aan het Parlement worden bekendgemaakt. Dat zal ergens in de tweede helft van november plaatsvinden, dat is niet zeer ver weg.
Wat politisering betreft: politisering van deze vraagstukken is bijna onvermijdelijk. Wanneer er bij het Europese bedrijfsleven nu verschillende inzichten en botsende belangen bestaan die ronduit leiden tot zeer verschillende rivaliserende voorstellen met betrekking tot de vraag of handelsbeschermingsmaatregelen wenselijk is, moet dat worden weerspiegeld in de standpunten van onze lidstaten. Indien de lidstaten in plaats daarvan eenvoudigweg zonder meer het doel en de zorgvuldige analyse van de diensten van de Commissie en de conclusies en maatregelen die we voorstellen, aanvaarden; indien ze eenvoudigweg erop voorbereid waren om dat te doen, zou politisering zich niet voordoen. De lidstaten zijn echter voorwerp van hetzelfde gelobby en van verschillende botsende belangen tussen producenten, detailhandelaren, distributeurs, importeurs en consumenten, als wijzelf. Als mensen verschillende inzichten hebben, dient over deze inzichten een debat plaats te vinden, heel breed en op een politieke manier en via een politiek proces. Dat is wat er gebeurt.
De Voorzitter. – De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Het spijt me voor degenen die nog op antwoord wachten.
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 19.35 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)
16. Stijging van de prijzen van levensmiddelen, consumentenbescherming (debat)
De Voorzitter.− Aan de orde is het debat over
- een schriftelijke vraag (O-0065/2007 – B6-0321/2007) van Joseph Daul, Lutz Goepel en Neil Parish, namens de PPE-DE-Fractie, aan de Commissie, over de stijging van de prijzen van levensmiddelen en consumentenbescherming
- een schriftelijke vraag (O-0067/2007 – B6-0377/2007) van Luis Manuel Capoulas Santos, namens de PSE-Fractie, aan de Commissie, over de stijging van de prijzen van levensmiddelen en consumentenbescherming
- een schriftelijke vraag (O-0069/2007 – B6-0378/2007) van Sergio Berlato, Janusz Wojciechowski, Gintaras Didžiokas en Liam Aylward, namens de UEN-Fractie, aan de Commissie, over de stijging van de prijzen van levensmiddelen en consumentenbescherming.
Neil Parish (PPE-DE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, met veel genoegen richt ik vanavond het woord tot u, omdat we nu in een situatie verkeren waarin voedselveiligheid een reëel vraagstuk is geworden. Vijfentwintig jaar lang hebben we in een situatie verkeerd waarin er in Europa volop voedsel was. We hebben feitelijk beslissingen genomen over landbouw, het gemeenschappelijke landbouwbeleid, om de productie te beperken ter handhaving van de prijzen, om het gebruik van exportsubsidies te verminderen en om producten naar de wereldmarkten te exporteren.
Nu worden we geconfronteerd met een geheel andere situatie: de graanprijzen zijn dit jaar drievoudig gestegen; de veesector heeft een groot probleem nu de voederkosten met misschien wel vijftig of zestig procent stijgen. We maken ons hierover ernstige zorgen. De heren Daul en Goepel en ik hebben deze mondelinge vraag naar voren gebracht – en we zijn blij dat commissaris Fischer Boel hier vanavond is – omdat we vinden dat we elke kans moeten aangrijpen om extra voeder in de Europese Unie te krijgen.
We zullen het hoofd moeten bieden aan de realiteit dat sommige voedermiddelen van GM-maïs en GM-soja afkomstig zijn. Dat voer kan op dit moment niet naar de Europese Unie komen, omdat daarvoor geen vergunning is. Ik denk dat we hiernaar moeten kijken en dat we zorgen voor een systeem om voor deze producten een vergunning af te geven. Mits deze producten veilig zijn, dienen ze te worden geïmporteerd als voeder voor ons gevogelte en in het bijzonder voor onze varkens, evenals voor ons vee, zowel ons slacht- als melkvee, omdat we een zeer concurrerende bedrijfssector moeten houden.
We moeten ook kijken naar de situatie van de supermarkten, want – laten we niet vergeten – we maken ons niet alleen zorgen over de prijs die de boer krijgt voor zijn of haar producten, maar we hebben ook belangstelling voor wat de consument moet betalen. Het lijdt geen twijfel dat we zien dat bijvoorbeeld slechts tien procent van een brood feitelijk wordt gemaakt van de ruwe grondstof tarwe en dat de prijs van een brood toch fors stijgt, omdat de supermarkten zeggen dat ze zo veel meer voor tarwe moeten betalen. Dus we moeten druk uitoefenen op de supermarkten om ervoor te zorgen dat consumenten de juiste prijs betalen.
Het is geweldig dat met dergelijke voorzieningen de Europese landbouw in een zeer sterke positie wordt geplaatst ter trotsering van de “brave new world”, omdat we voedselproductie nodig hebben, we boeren nodig hebben en we het platteland nodig hebben, en al deze dingen werken heel goed.
Maar, zoals ik al zei, we moeten nu een goede balans vinden tussen de graan- en de veesector. Daarom hebben we deze kwestie aan de orde gesteld. We horen heel graag wat commissaris Fischer Boel daarover te zeggen heeft.
Luis Manuel Capoulas Santos (PSE),auteur. –(PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het is mij een genoegen u hier in het Parlement weer te zien. Zoals u weet waren we een paar maanden geleden verbaasd over de plotseling verandering in de marktsituatie voor sommige landbouwproducten, waarvan we nog niet lang geleden dachten dat zoiets ondenkbaar zou zijn: een enorme druk op de voorziening, met alle, ons bekende, gevolgen vandien.
Dit wederom leidde tot een grote verstoring van de veeteeltsector, voorspelbare stijging van de consumentenprijzen en last not least de waarschuwing van de FAO over de mogelijke gevolgen hiervan voor de voedselsituatie in tal van gebieden op de wereld. We mogen niet vergeten dat terwijl we in Europa 10-20 procent van het inkomen uitgeven voor voedsel, er samenlevingen zijn waar voedsel 90 procent of meer van het inkomen voor zijn rekening neemt. Dan kun je je goed voorstellen wat een prijsstijging betekent voor landen met grote bevolkingen die sowieso al van alles beroofd zijn.
Daarom moeten we maatregelen nemen, hier en nu; ik ben erg blij dat de Commissie snel – en goed – heeft gereageerd door het nemen van enkele verzachtende maatregelen, zoals het verlagen van de braaklegging in 2008 tot nul. Het is schandalig dat we niet verder zijn gegaan. We hadden wellicht nog andere maatregelen kunnen nemen zonder extra kosten voor de communautaire begroting te veroorzaken, zoals voorafgaande goedkeuring van betalingen voor een bepaalde groep veehouders, dus voor hulp waar sowieso ze recht op hebben. Want zij worden immers dubbel geraakt, niet alleen door de stijgende prijzen, maar ook door veeziekten, zoals blauwtong, en daarom denk ik dat we nu best een stapje verder kunnen gaan.
We moeten in elk geval de situatie goed blijven volgen zodat we snel kunnen vaststellen welke maatregelen op korte termijn nodig zijn en deze in de nabije toekomst kunnen worden goedgekeurd. We hopen uiteraard dat de commissaris en de Commissie hier gevoelig voor zijn en onze zorgen delen.
Sergio Berlato (UEN) ,auteur. –(IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in heel Europa zien we dat de prijzen van levensmiddelen over de gehele linie stijgen. Uit marktonderzoeken blijkt hoe radicaal de Europese consumenten hun eetgewoonten hebben veranderd en worden gedwongen tot het kopen van minder kwaliteit en andere producten dan tot dusver als gevolg van de exorbitant hoge prijzen.
Deze prijsstijgingen zijn enerzijds te wijten aan het buitensporig grote aantal tussenfases voor een product van de producent bij de consument aankomt, en anderzijds door de onevenredige prijsverhogingen door de grote supermarktketens. Een ding staat echter vast: de schuld van deze stijgingen mag en kan niet worden gezocht bij onze landbouwers, want zijn de grootste slachtoffers van deze verontrustende situatie.
Mijnheer de Voorzitter, commissaris, sterker dan ooit geloven wij dat het Europese landbouwmodel beschermd moet worden om nationale landbouwmarkten af te schermen tegen internationale prijsschommelingen en dat we productiemodellen en het grondgebruik dat karakteristiek is voor de Europese landbouw actief moeten gaan beschermen. Wij juichen het toe dat de Raad onlangs heeft besloten het voorstel tot vermindering van de braaklegging tot nul in 2008 te ratificeren.
Gezien de zorgwekkende situatie voor wat betreft de graanvoorraden en de stijgende graanprijzen op de wereldmarkt is dit echter nog niet genoeg om ons gerust te stellen. We moeten ook de verschillende GMO’s inschakelen en goed gebruikmaken van deze mechanismen voor het herstel van het marktevenwicht, want zo kunnen we de druk op de prijzen voor levensmiddelen wegnemen, althans op de interne markt. We hebben de Commissie in een recente vraag verzocht een onmiddellijke verhoging van de melkquota met ten minste 2-3 procent voor te stellen om de prijzen van dit stapelproduct te helpen stabiliseren.
In een moeilijk economisch klimaat zoals nu dragen de Europese Unie en de lidstaten verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat consumenten hun koopkracht voor het kopen van levensmiddelen op peil kunnen houden en dat het recht van onze landbouwers en veehouders op een inkomen tegelijkertijd wordt beschermd.
Mariann Fischer Boel,lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de voorzitter, ik moet denken aan wat mogelijk een oude Japanse verwensing is. “Moge u in boeiende tijden leven”, en ik denk dat dit precies is wat we nu doen. In de loop van de laatste zes tot acht maanden hebben we de prijzen van ruwe grondstoffen binnen de landbouwsector omhoog zien schieten, zoals de sprekers reeds aangaven, maar ik moet erbij zeggen dat dit gebeurt vanaf een historisch laag niveau. Ik denk dat dit een belangrijke overweging voor ons allemaal is. Deze prijsverhogingen zullen doorwerken in de consumentenprijzen, maar in geringere mate. Laat ik het voorbeeld van een brood, een basisproduct, nemen – een Duits voorbeeld – slechts vier procent van de broodprijs in een Duitse supermarkt of winkel is terug te voeren op de tarweprijs.
Zoals reeds is gezegd is voor de zuivelsector is reeds een aantal verschillende maatregelen voorgenomen. Op 1 april 2006 en 1 april 2007 zijn de melkquota in elf lidstaten met 0,5 procent verhoogd. Op 1 april 2006 kregen acht nieuwe lidstaten deze herstructureringsreserve die varieerde tussen de twee en de vijf procent van hun nationale quota. Op 1 april 2008 – volgend jaar – wordt nog eens 0,5 procent toegevoegd aan de verhoogde quota die aan elf lidstaten zijn toegewezen.
Verder zijn alle middelen tot marktsteun drastisch teruggebracht. Momenteel is er helemaal geen sprake van uitvoerrestituties of afzetsteun – voor allebei is de steun nul. Het verslag over de marktvooruitzichten in de zuivelsector zal later dit jaar door de Commissie worden aangenomen en het zal de basis worden voor een verdere discussie over de vraag of we de quota opnieuw moeten verhogen. Bovendien heb ik al de kans gehad om hier duidelijk te benadrukken dat het melkquotastelsel tegen 31 maart 2015 vervalt. Ik heb ook aangegeven dat we voor de periode van nu tot 2015 een zachte landing voor de afschaffing van het quotastelsel nodig hebben. Een van de genoemde mogelijkheden is de verhoging van het quotastelsel over de periode. We zullen deze mogelijkheid kunnen bespreken tijden de health check volgend jaar.
In de graansector zijn er verschillende argumenten voor de prijsverhogingen. Om misverstanden te voorkomen, zeg ik voor alle zekerheid dat het niet de biobrandstoffen zijn die de scherpe prijsstijgingen veroorzaken. Tegenwoordig wordt in Europa minder dan 2procentvan de graanproductie gebruikt voor ethanol. Het gaat om andere oorzaken: Ongunstige weersomstandigheden in Australië, droogte in Zuid-Europa, overstromingen in Noord-Europa, groeiende vraag uit India en China en beperkingen op export uit Rusland en de Oekraïne. Voorts is er natuurlijk het sneeuwbaleffect van de zeer sterke focus op ethanol in de Verenigde Staten waarvan een zekere invloed op de stijging van de graanprijzen uit gaat.
Zoals reeds gezegd, heeft de Commissie al gereageerd: De braakleggingsverplichting is op nul gesteld voor het komende productiejaar, voor het zaaien dat deze herfst en komend voorjaar gaat plaatsvinden. Of de nulstelling van deze braakleggingsverplichting zal worden voortgezet, wordt vervolgens onderwerp van discussie tijdens de health check. We verwachten dat de nulstelling zou kunnen bijdragen aan tussen de tien en twaalf tot vijftien miljoen ton, afhankelijk van de klimatologische omstandigheden. Bovendien wil ik bij het college van commissarissen een voorstel aan de Raad indienen tot opschorting van de invoerrechten op graan uitsluitend voor het lopende marktjaar. Ik denk dat deze initiatieven ons zullen helpen om de druk op de veesector en de consumentenprijzen te verlichten.
In de varkensvleessector doen zich andere problemen voor. De aanvoerlijnen van vlees zitten vol. Er is dus een disbalans tussen de input en output in de sector. Daarom besloot het beheerscomité afgelopen donderdag een particuliere opslag in te voeren. Ik hoop dat dit helpt tegen de problemen in de varkensvleessector. Er zijn ook andere mogelijkheden. Ik denk echter dat we moeten proberen het juiste evenwicht te vinden, want als het slechts een kwestie is van langer pijn laten lijden, schieten we er helemaal niets mee op.
Ik denk dus dat we hebben gereageerd en ik heb het Parlement kunnen bedanken voor zijn snelle reactie, zodat wij zo spoedig mogelijk duidelijke signalen kunnen zenden aan de landbouwsector voor wat betreft de nulstelling van de braaklegging. Ik kom graag terug op de vraag over GGO’s (genetisch gemodificeerde organismen) bij mijn slotopmerkingen, aangezien ik zie dat ik mijn tijd heb gebruikt.
Mairead McGuinness, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag mijn tijd met de commissaris willen delen, omdat ik belangstelling heb voor haar inzichten met betrekking tot GGO’s, maar ik zal het hele debat hier bijwonen.
Ik denk dat het klopt, omdat het niet de eerste keer is dat we in dit Parlement hebben gezegd dat het de onverkwikkelijke waarheid is dat de periode van relatief goedkoop voedsel voorbij is en dat wat er gebeurd is niet voorspeld was binnen de Commissie en evenmin elders ter wereld.
De commissaris heeft een aantal oorzaken van deze disbalans in aanbod en vraag behandeld en ik ben het met haar eens: weer, klimaatverandering, de vraag uit ontwikkelingslanden, en ja, biobrandstoffen hebben gevolgen op mondiaal niveau en de commissaris heeft dat erkend. Toch is het van belang te denken – er waren anderen voor mijn tijd in dit Parlement – aan wat uw voorganger de heer Fischler zei bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2003. Hij beloofde betere marktprijzen voor de boeren. Misschien zien we nu de gevolgen van die hervormingen en beginnen we nu daar vraagtekens bij te plaatsen vanwege het effect op consumentenprijzen.
We hebben positieve ontwikkelingen voor melk en graan gezien, maar niet voor de veesector toegespitst op de producenten van rund- en lamsvlees, kippen- en varkensvlees waarover de commissaris sprak.
We stellen nu de vragen over de levendigheid van de markt en of we gelukkig zijn met die levendigheid in vraag en aanbod. Een belangrijke voedingsonderneming zei onlangs tegen me dat klanten van de supermarkt geen kennis van of belangstelling voor de economie van voedselproductie hebben, maar dat ze aandacht eraan gaan schenken en dat is positief. We moeten echter toezicht houden op de macht van de supermarkten en kijken of ze hun prijsverhogingen ten goed laten komen aan de voedselproducenten. Dat is iets wat ik de Commissie – misschien de commissaris voor mededinging – dringend vraag om te onderzoeken. Ze hebben in het verleden geweigerd dit te doen.
Wat de GGO’s betreft, dit is een groot vraagstuk. Er is een probleem met betrekking tot de verschillen in goedkeuringsmethoden tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten en daar moeten we naar kijken. Dus ik wacht het commentaar van de commissaris op de GGO’s af voordat ik mijn punten naar voren breng.
Tot slot mogen we niet de gevolgen negeren van de wereld van onzekerheid die zich aan het ontwikkelen is, in het bijzonder met betrekking tot de graanmarkt, waar landen die het zich niet kunnen veroorloven om meer voor voedsel te betalen een aanzienlijke verhoging van hun voedselrekening zien. We moeten dit in dit Parlement erkennen en er rekening mee houden in ons toekomstig beleid.
Bernadette Bourzai, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, tijdens Wereldvoedseldag op dinsdag 16 oktober wil de FAO het grote publiek bewustmaken van ondervoeding, waaraan momenteel 854 miljoen mensen overal ter wereld lijden. Bij deze gelegenheid werd uitvoerig ingegaan op de prijsstijgingen van agrarische grondstoffen, met name op de gevolgen hiervan voor de consumenten in ontwikkelingslanden – waarop mijn collega’s al uitgebreid zijn ingegaan – maar ook op de gevolgen voor de bevolkingen in arme landen die graan importeren. Terwijl de mensen in de ontwikkelde landen 10 tot 20 procent van hun inkomen voor voeding uitgeven, besteden de mensen in de minst ontwikkelde landen hiervoor 60 tot 80 procent, en dan is een stijging van de graanprijs met 20 procent wel heel erg drastisch. Deze situatie wordt nog eens verergerd door het feit dat sommige landen in grote mate afhankelijk zijn van invoeren en zodoende sterk te lijden hebben onder wisselkoersschommelingen, klimaatvariaties en stijging van vervoerskosten.
Commissaris, u hebt al gedeeltelijk gereageerd, maar ik hoop dat er nog meer maatregelen zullen volgen. Welke maatregelen bent u op korte en middellange termijn voornemens te nemen, voor de “health check” van het GLB, om deze moeilijke situatie voor de consumenten in het noorden van de Unie en nog moeilijker situatie voor de consumenten in het zuiden te verzachten en bij te dragen aan een mondiaal voedselevenwicht?
Niels Busk, namens de ALDE-Fractie.–(DA) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het is belangrijk dat de focus wordt gericht op deze zeer interessante situatie waarvan we momenteel getuige zijn: de sterke prijsstijgingen van tal van agrarische grondstoffen. We weten dat in sectoren waarin deze prijsstijgingen zich nog niet hebben voorgedaan, namelijk de varkenssector, ze tot een zeer dure winter zullen leiden in termen van prijzen voor voedsel. De oorzaken hiervan zijn alom bekend: slechte opbrengsten in het najaar, lege graanschuren, etc. – ik wil hierop niet dieper ingaan.
Ik vind dat de momentane situatie de kans biedt voor meer dialoog. In de eerste plaats mogen we niet meteen gealarmeerd zijn door de huidige prijsstijgingen. Want veel te lang heeft een liter melk minder gekost dan een liter cola en een liter water. Het is volstrekt onredelijk dat we niet aanvaarden dat aan voedsel nu eenmaal een bepaald prijskaartje hangt. In producten steken lange productietijden en vele arbeidsuren, met name in de melksector. Het is dus duidelijk dat er nu een kans bestaat om de voedselproductie in Europa aan te zwengelen. De markt vraagt dit in feite van ons. De Commissie heeft een goed voorbeeld gegeven door de braaklegging te beëindigen. Uiteraard hebben we nog altijd de mogelijkheid om de productie zeer snel te verhogen, vooral in de melksector.
We moeten doorgaan met de hervorming van het GLB van 2003 door de steun te verminderen en we moeten serieus gaan praten over de uitbreiding van transfers van landbouwsteun naar de plattelandsontwikkeling. We hebben nu de kans om de dynamische landbouwproductie in de EU een flinke impuls te geven, hetgeen betekent dat de landbouwers meer vrijheid krijgen om profijt te trekken uit de huidige grote vraag. Uiteraard moeten we, maar dat is intussen traditie, ook zorgen voor de landbouwers in berggebieden en minder vruchtbare regio’s – dat is alles wat we nodig hebben! We mogen echter niet bang zijn voor prijsstijgingen, maar de situatie waarin we ons dan bevinden doorgronden en offensief aangrijpen.
Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben in de Europese Unie onlangs een aanzienlijke stijging van de prijzen van basislevensmiddelen beleefd, met name in de nieuwe lidstaten. In Polen bijvoorbeeld zijn de broodprijzen de afgelopen twee jaar met 15 procent gestegen, de prijs van appels met 83 procent en de prijs van aardappels met 33 procent, terwijl de prijzen voor melk bijna zijn verdubbeld. Een vergelijkbare tendens zien we in sommige oude lidstaten: Italië en Ierland. Van de nieuwe lidstaten heeft ook Litouwen de prijzen van graan, melk, fruit en groente bijna zien verdubbelen.
Anderzijds is het EU-beleid gebaseerd op de vermindering van de landbouwproductie, een beleid dat in toenemende mate niet meer strookt met de behoeften van de consumenten. Alle zogenaamde hervormingen van het GLB zijn gebaseerd op het verminderen van de productie in de Europese Unie.
Hervorming van de suikermarkt betekent een strenge vermindering van de suikerproductie in de Europese Unie, van 18 miljoen ton naar 12 miljoen ton. Ook de hervormingen van de wijnmarkt betekenen in feite een vermindering van de productie.
Ook andere hervormingen hebben tot doel minder te produceren in de Europese Unie. Anderzijds geven we een erg belangrijk signaal af. De vraag van de Europese consumenten naar levensmiddelen stijgt en dat signaal is zo belangrijk dat het gehele doel van het GLB op de helling moet. We moeten onszelf ook afvragen of het verminderen van de productie en het instellen van productiequota’s in feite goed is, vooral gezien vanuit het perspectief van de consument, omdat dit in de eerste plaats hen aangaat.
Het gaat erom dat Europa evenveel levensmiddelen aanbiedt als de mensen vragen. Er zijn tal van signalen die wijzen op de noodzaak van herziening van het huidige landbouwbeleid. Hartelijk dank.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de discussie wordt steeds gekker. We hebben het hier jarenlang gehad over dalende prijzen, laagst mogelijk prijzen en de laagste prijzen ooit. Alle sprekers die nu zitten te klagen over het feit dat de prijzen stijgen – en eindelijk eens een keer omhooggaan – roepen om maatregelen om deze stijging tegen te gaan.
We zouden blij moeten zijn dat de markt werkt, dankzij uw hulp. Met de hulp van uw voorgangers, maar ook door de vraag die de Europees Parlement heeft gecreëerd, zijn al die miljarden euro’s die we in interventiemaatregelen en prijsstabilisering hebben gestopt – de prijsdruk heeft de prijzen op de wereldmarkt geruïneerd en landen in de derde wereld in de problemen gebracht – zijn afgeschaft. Eindelijk is dit alles van de baan en komen we dichter bij de markt; de situatie wordt echter verslechterd door het gebruik van graan voor de productie van brandstoffen.
Er zijn tal van andere redenen waarom momenteel de vraag op de markt zo groot is. De markt reageert, de prijzen stijgen en nu willen wij hier in het Europees Parlement, als vertegenwoordigers van de landbouwers en veehouders, dat de prijzen weer worden verlaagd. Ik heb hier in het Europees Parlement in al die 20 tot 25 jaar nog nooit zo iets belachelijks meegemaakt! Vandaar dat de heer Busk mijn bijval kreeg. We zouden blij moeten zijn met deze situatie. Natuurlijk moeten we de ontwikkeling nauwlettend blijven volgen, voor de mensen die geen normale prijzen kunnen betalen voor levensmiddelen.
We moeten blijven wijzen op onrechtvaardige loontarieven en ondoordacht sociaal beleid in elk land, maar we kunnen geen maatregelen nemen om de armen te voorzien van levensmiddelen ten koste van de landbouwers; de afgelopen jaren moesten sowieso al honderdduizenden landbouwers hun bedrijf opgeven. Dit is niet de juiste weg!
Ik ben blij dat we vandaag kunnen discussiëren over deze situatie en dat we een markt hebben waarop de prijzen eindelijk stijgen.
Vincenzo Aita, namens de GUE/NGL-Fractie.–(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vind het belangrijk om deze discussie te voeren, hoewel we, deels vanwege hetgeen de Commissie ons verteld, nog geen inzicht hebben in het gehele probleem.
Ik wil de commissaris eraan herinneren dat wij een paar maanden geleden om uitstel van de discussie over wijzigingen in de GMO voor fruit en groente hebben verzocht om in alle rust de ontwikkelingen van toen – die we nu ook in de wijnsector zien – onder de loep te kunnen nemen. Hiervoor hebben we een paar punten aangevoerd, waarop ik hier nog eens wil ingaan.
Ten eerste: we hebben het over mislukte oogsten als gevolg van ongunstige weersomstandigheden, maar er wordt met geen woord gerept over het feit dat we met dit probleem al sinds jaren hebben te kampen, aangezien de klimaatverandering in Europa en overal ter wereld volop gaande is. Feit één!
Ten tweede: anders dan in 1950, toen er 2,5 miljard mensen op aarde leefden en voor iedereen omgerekend 0,5 hectare per persoon was, zal de wereldbevolking in 2020 zijn toegenomen tot 7,5 miljard mensen (volgens de VN) en zal er dan voor elke wereldbewoner nog maar 0,2 hectare beschikbaar zijn voor cultivering.
Ik weet waar de heer Baringdorf vandaan komt wanneer hij zegt dat dit een fundamenteel probleem is, maar ik denk niet dat de momentele prijsstijgingen in het voordeel zijn van de producenten. Als we een blik werpen op het verschil tussen de productiekosten van een product en de prijs die de consument er uiteindelijk voor moet betalen, zien we dat zowel de consument als de producent meebetaalt aan een zeer lange toeleveringsketen. Dit is deels te wijten aan een beleid dat hier in het Europees Parlement op poten werd gezet, dus denk ik dat de commissaris heel goed moet letten op de acties die we voornemens zijn te nemen.
Het was uiteraard van belang om braakland weer op te nemen in de productie, hoewel we vandaag eigenlijk in de eerste plaats een diepgaande discussie nodig hebben. Na de oprichting van de Europese Gemeenschappen werden er maatregelen genomen om te kunnen voldoen aan de voedselbehoefte van de mensen in Europa. Deze beleidsmaatregelen zouden we nu weer moeten toepassen. We kunnen ons in het kader van een ontkoppelingsbeleid geen braaklegging meer permitteren, omdat dit leidt tot productieverlies en onze vragen vruchteloos maakt. Daarom moeten we ons voorbereiden op een diepgaande discussie over de vraag of het beleid van de laatste jaren heeft voldaan aan de wensen van de consumenten en producenten. Of is juist het tegendeel het geval en heeft dit beleid beide groepen in problemen gebracht.
Jim Allister (NI).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij richten op de positie in de intensieve sector. Ik ga niet uitvoerig in op de netelige omstandigheden waarin veel producenten in die sector zich bevinden. Liever richt ik me op wat de commissaris volgens mij zou moeten doen om te helpen. Ik wil vier of vijf punten naar voren brengen.
Allereerst denk ik dat de commissaris dient te erkennen dat zachte maatregelen, zoals afzetbevordering niet genoeg zullen zijn. In de tweede plaats dient zij meer dan tot op heden het geval is onder ogen te zien wat de onstuitbare omschakeling in de Verenigde Staten naar de productie van biobrandstoffen aan langetermijngevolgen zal hebben voor de beschikbaarheid van graan en voor de prijzen. Hun doelen, die zeer agressief zijn, doen de invoer die wij in dat opzicht nodig hebben, werkelijk opdrogen.
In de derde plaats bevinden de voorraden interventiegraan zich op een alarmerend laag niveau, is de verhouding met het gebruik ervan ver te zoeken en zijn er dringend maatregelen nodig om dat evenwicht te herstellen. In de vierde plaats stel ik voor dat de commissaris zich meer proactief opstelt als het gaat om het strijden voor een snellere goedkeuring van producten ter vervanging van genetisch gemodificeerd voedsel. Met alle respect, commissaris, u dient ten behoeve van de landbouw de inzet van de commissarissen Kyprianou en Dimas te evenaren wanneer zij zich verzetten tegen de goedkeuring van genetisch gemodificeerd voedsel.
Ten vijfde en tot slot dient u een bodem in de markt te leggen voor onze intensieve sector, met uitvoerrestituties die onmiddellijk tot vlees en ham worden uitgebreid. Op dat punt weet ik niet zeker of bevordering van particuliere opslag op langere termijn erg veel zal oplossen.
Struan Stevenson (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter laat ik in de eerste plaats de heer Graefe zu Baringdorf ervan overtuigen dat ik blij ben dat de prijzen voor onze boeren eindelijk stijgen, zolang als dit ten goede komt aan de boeren en niet aan de supermarktketens. Tot nu toe heeft het klein aantal supermarktketens dat de detailhandel in Europa domineert, woekerwinsten gemaakt ten kosten van onze boeren en producenten.
In mijn kiesdistrict in Schotland hebben zuivelproducenten veel te lang 0,17 GBP per liter voor melk gekregen, hetgeen beneden de kostprijs is, terwijl het in de supermarkt voor meer dan 0,50 GBP per liter wordt verkocht. Dat heeft veel melkveehouders in mijn kiesdistrict ertoe gebracht hun bedrijf voorgoed doen sluiten.
We hebben nu gezien dat de prijzen die boeren ontvangen voor tarwe met slechts tien procent stijgen, terwijl de prijs in de supermarkt van op tarwe gebaseerde producten met veertig procent is gestegen. Nogmaals, de supermarkten gebruiken prijsfluctuaties om grotere winsten voor zichzelf te behalen.
Dat is een schande. Ik ben het geheel met de heer Parish eens dat we de Commissie moeten vragen om een onderzoek in te stellen naar het prijsbeleid van supermarktketens om ervoor te zorgen dat consumenten en producenten een eerlijke behandeling krijgen.
María Isabel Salinas García (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het valt niet te ontkennen dat de prijsstijgingen die de consumenten thans direct in hun portemonnee voelen het gevolg zijn van diverse factoren, maar in mijn speech wil ik alleen ingaan op hetgeen de heer Stevenson heeft gezegd.
Ik denk dat de rol van tussenhandelaren en grote levensmiddelenketens zorgwekkend is. In veel gevallen reageren ze op speculatieve ontwikkelingen, zodat de prijsstijgingen van eindproducten, zoals hier al werd gezegd, percentueel gezien groter zijn dan de die van de grondstoffen.
De situatie is dus uitermate zorgwekkend voor producenten die, gezien de enorme koopkracht van de grote handelsketens, zich gedwongen zien hun prijzen te verlagen. Zodoende hebben ze dus niet de mogelijkheid om de hogere prijzen van grondstoffen en brandstof door te berekenen.
Daarom denk ik, en op dit punt ben ik het eens met de vorige spreker, dat het belangrijk is dat de Commissie – mag ik deze kans aangrijpen om de commissaris te bedanken voor zijn aanwezigheid –maatregelen neemt: er moet onderzoek worden gedaan naar deze praktijken en voldoende middelen beschikbaar worden gesteld om deze oneerlijke praktijken, die in veel gevallen zelfs corrupt zijn, de kop in te drukken.
Ik denk dat de resolutie op het juiste moment komt en dat we nog op tijd zijn om maatregelen te nemen.
Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, veel van de sprekers voor mij waren blij dat de prijzen van levensmiddelen zijn gestegen. Moeten we ons echter niet afvragen of deze prijsstijgingen wel bij de landbouwers en veehouders terechtkomen. Dat betwijfel ik namelijk ten zeerste. Veel kleine landbouwbedrijven stoppen ermee, overeenkomstig het beleid van de Commissie en de Europese Unie. We moeten ons echter wel afvragen wat voor soort voedsel de landbouwers er voor in de plaats krijgen. Ze krijgen Braziliaans rundvlees, suiker uit Zuid-Amerika, onbetrouwbare kippen uit Azië, of anders gezegd: onze markt wordt overspoeld met goedkoop voedsel. Hierdoor hebben wij wel lagere prijzen, maar in feite ook een productievermindering in Europa. Dit doet de vraag rijzen: moeten we maar knievallen blijven maken voor de industrielobby? Waarom kunnen we aan het eind van de dag niet eindelijk de Europese landbouwers opnieuw gaan steunen, op een moment dat de mogelijkheid zich voordoet om de productie aan te zwengelen en quota’s voor melk en bijvoorbeeld zetmeel, waarvoor een constante vraag bestaat in Polen en andere Oost-Europese landen, te verhogen.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL).-(EL) Mijnheer de Voorzitter, het probleem dat brood, melk, aardappelen en andere levensmiddelen prijsstijgingen ondergaan die in sommige lidstaten tien keer hoger zijn dan het huidige inflatiecijfer, is ernstig, met name voor mensen met lage inkomens, die het leeuwendeel van hun inkomen voor voeding moeten uitgeven.
Dit probleem kwam niet onverwacht. We weten dat de voedselsector wordt beheerst door een handvol ondernemingen die aanzienlijke winsten maken ten koste van de producenten en consumenten: de consumentenprijzen zijn velen male hoger dan de producentenprijzen. Dit is het gevolg van het grote aantal tussenhandelaren en marktmonopolies. Daarom is de vraag naar levensmiddelen en diervoeder overal ter wereld gestegen; graan en raapzaadolie worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen, niet om milieuredenen, maar om redenen van winstbejag van de oliemultinationals.
De landbouwprijzen zijn ingezakt, de interventiesteun van de EU voor de graansector is verdwenen en er bestond een verplichte braaklegging in het kader van het GLB. Al deze factoren hebben er, samen met de ongunstige weersomstandigheden, toe geleid, dat voorraden en productie in de EU drastisch zijn gedaald. Dit feit hebben de handel en industrie echter uitgebuit ten koste van de landbouwers en consumenten.
Hierdoor zijn de prijzen van levensmiddelen en diervoeder gestegen. Deze prijsstijgingen hebben de situatie van arbeiders verergerd, het aantal ondervoede mensen doen toenemen en tal van kleine en middelgrote veehouders de kop gekost. Griekse veehouders voelen zich tot wanhoop gedreven en voeren acties voor meer steun zodat ze kunnen overleven.
Het besluit van de Raad van Ministers op 26 september om de verplichte braaklegging op te beëindigen, accijnzen op geïmporteerd graan op te schorten en andere maatregelen te nemen, waarnaar u hebt verwezen, mijnheer de commissaris, draagt wel bij aan verzachting van het probleem, maar lost het echter niet op. Het besluit stelt halve maatregelen voor, die, de naam zegt het al, ontoereikend zijn. Doortastende maatregelen zijn vereist om de diervoedervoorraden te vergroten, de prijzen te beheersen en kartels en speculatie aan banden te leggen.
Agnes Schierhuber (PPE-DE). –(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben erg dankbaar dat we dit debat vandaag met de commissaris kunnen voeren. Wanneer de prijzen van basisproducten stijgen, hebben de mensen weer meer belangstelling voor de landbouw. De situatie is, zoals al verwoord door de commissaris en enkele sprekers voor mij, enerzijds het gevolg van de toegenomen vraag van derde landen en anderzijds van mislukte oogsten in traditionele exportlanden van landbouwproducten zoals Australië en Nieuw-Zeeland. Daarom is het van essentieel belang dat we alle middelen die we in Europa hebben, mobiliseren. Ik heb bijvoorbeeld tijdens mijn bezoek aan Roemenië geconstateerd dat minstens een derde van het totale landbouwareaal braak ligt, wat altijd al zo is geweest. We hebben aanzienlijke reserves in de lidstaten. Een eerste stap in de goede richting is de beëindiging van de braaklegging.
Zoals ik al als landbouwer stelde, geloof ik van ganser harte dat het produceren van gezond voedsel eerste prioriteit moet zijn, het produceren van diervoeder de tweede prioriteit en het produceren van energiegrondstoffen de derde prioriteit. Uiteindelijk geloof ik niet dat de geringe prijsstijgingen voor ons landbouwers voldoende zijn om de verliezen van de afgelopen decennia te compenseren. Waarop ook al tal van sprekers voor mij hebben gewezen is: wij krijgen misschien net tien procent meer voor de primaire grondstoffen, de detailhandelaren in sommige gevallen wel veertig tot vijftig procent meer. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan boter; bepaald eerlijk lijkt me dat niet.
Een manier waarop wij landbouwers hierop kunnen reageren, is deelname aan producentencoöperaties met productiecontracten, om het hoofd te bieden aan de monopolies van de levensmiddelenketens.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE).-(HU) Het huidige debat toont opnieuw goed aan hoe sterk de meningen in dit Huis uiteenlopen. Ik ben het eens met de heer Stevenson, namelijk dat deze prijsstijgingen slechts een geringe inkomensstijging voor de landbouwers tot gevolg hebben, althans vergeleken met de handelssector, de supermarktketens en speculanten, die het leeuwendeel binnenslepen.
Een ander probleem is dat de graanproducenten hier wel in grote mate van profiteren, maar de veehouders een groot deel van deze prijsstijgingen moeten inleveren. We hebben een onhoudbare situatie: bepaalde sectoren worden bevoordeeld of juist over het hoofd gezien door het GLB, en deze prijsstijgingen zullen ertoe leiden dat deze laatste groep er nog slechter aan toe zal zijn, terwijl degenen die het voor de wind gaat, nog rijker worden.
Ik ben het eens met de heer Graefe zu Baringdorf dat de stijgende prijzen een goede zaak zijn, maar de vraag blijft wel: wie heeft hiermee het meest te kampen? De distorsies nemen steeds verder toe en helaas worden ze nog dieper en verergerd door distorsies in het GLB. Het landbouwbeleid moet in z’n geheel op de helling, aangezien de meeste interventies slechts een cosmetisch karakter hebben. Er kan geen sprake zijn van een normaal gemeenschappelijk landbouwbeleid zolang de productiesectoren vee, wijn, groente en fruit, varkensvlees en gevogelte als ondergeschoven kindjes worden behandeld. Hartelijk dank.
Esther Herranz García (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik hier in het Parlement afgelopen maand al tijdens het debat over de beëindiging van de verplichte braaklegging stelde, overigens ook een avondvergadering, zou de stijging van prijzen van landbouwproducten een diepgaande discussie moeten uitlokken over de richting van het toekomstige GLB.
Binnenkort ligt de mededeling van de Europese Commissie over de “health check” van het GLB op tafel, maar ik vrees dat uit die mededeling zal blijken dat de uitvoerende macht van de Gemeenschap niet moedig genoeg is om te erkennen dat er een prijskaartje hangt aan de liberalisering van de markten en dat de Europese landbouwers en consumenten nu de rekening gepresenteerd krijgen.
Tal van leden van dit Huis gaven altijd al de voorkeur aan afschaffing van marktbeheersingsmaatregelen en droegen zo bij aan het negatieve beeld dat de Europese consumenten gaandeweg kregen van het GLB.
Zoals ik tijdens de laatste plenaire vergadering al zei, zou ik graag willen weten hoe we de burgers gaan uitleggen dat het ons in feite aan instrumenten ontbreekt om deze stijging van de landbouwprijzen in de Europese Unie te beheersen.
Het zou interessant zijn om te weten of de Europese Commissie kan zeggen wat deze prijsstijgingen de Europese burgers zullen gaan kosten en vervolgens dit cijfer af te zetten tegen de kosten voor elke burger als gevolg van het GLB.
Ik zou verder ook heel graag willen weten of de burgers de komende jaren uiteindelijk baat zullen hebben bij de liberalisering van de markten en de drastische bezuinigingen op de directe steun waarmee de landbouwers te kampen hebben.
Ik wil u een cijfer noemen dat volgens mij tekenend is: vóór het begin van het GLB, in 1961, waren de prijzen van grondstoffen voor diervoeder twee keer zo hoog als de prijzen die de landbouwers 20 jaar later hiervoor moesten betalen. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid garandeerde de voorziening van grondstoffen tegen betaalbare prijzen en tegelijkertijd profiteerden ook de Europese consumenten van redelijke prijzen voor basislevensmiddelen.
In landen zoals het mijne, Spanje, zien we dat de prijzen van basislevensmiddelen zoals melk eveneens stijgen. Ik denk dat de ministers van Economische Zaken en Financiën van de lidstaten zich best meer zorgen zouden mogen maken over de gevolgen van de actuele prijsstijgingen op het inflatiecijfer in hun eigen land.
Rosa Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, een ieder die hier vanavond aanwezig is, kent de oorzaken van de prijsstijgingen van graan en grondstoffen. Hoewel u ons hierover een paar goede beschouwingen hebt gegeven, hebt u een paar andere kwesties stilletjes buiten beschouwing gelaten.
Aangezien u ons in november uw voorstellen over de “health check” van het GLB gaat voorleggen, wil ik nu al graag zeggen wat ik denk en de hoop uitspreken dat u in het kader van deze “health check” gaat analyseren of het GLB wel voldoet aan de nieuwe behoeften van de mondiale markt. Tenslotte, en daar ben ik van overtuigd, was het feit was dat het de deskundigen van de Gemeenschap aan een vooruitziende blik ontbrak, een van de belangrijkste oorzaken van de vermindering van de Europese productie.
We moeten het huidige beleid van extreem verlaagde voorraden herzien. Zoals hier al eerder werd gezegd, moeten de interventiepakhuizen van de Gemeenschap het vangnet zijn om de voorziening in tijden als deze te waarborgen, maar het ontbreekt hem aan leveranties en daarom zijn de pakhuizen van de Gemeenschap leeg.
Commissaris, ik ben erg bezorgd over de gevolgen van de prijsstijgingen van diervoeder voor de Europese veehouderijen; zeker is dat ze een negatief effect zullen hebben, met name voor kleine en middelgrote bedrijven.
James Nicholson (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat komt precies op het juiste moment. We weten allemaal dat graanprijzen drastisch zijn gestegen en weten allemaal hoe dat komt. Voorzitter, het is een feit dat we afhankelijk zijn van en nog behoefte hebben aan de import van graan en vervangingen daarvan die van buiten de Europese Unie, voornamelijk uit de Verenigde Staten komen. In dit opzicht ben ik bezorgd dat het zo lang duurt voordat er beslissingen komen over de nieuwe graanrassen die ter goedkeuring zijn voorgelegd. Ik ben mij er zeer van bewust dat dit niet noodzakelijkerwijs aan de Commissie te wijten is. Het is de schuld van nationale regeringen, omdat zij geen overeenstemming konden bereiken. U zult de beslissing moeten gaan nemen en ik hoop dat u dit zo spoedig mogelijk zal doen.
Ik wil aandringen op een snellere goedkeuring van de nieuwe graanrassen die in de pijplijn zitten. Naarmate elementen die de prijs bepalen, stijgen, worden de kosten onvermijdelijk doorberekend aan de consument. Daar kijkt niemand naar uit, maar dit is waar we het hoofd moeten bieden aan de macht van de supermarkten.
Ik ken de heer Graefe zu Baringdorf nu al bijna 19 jaar – vanaf dat ik in dit Parlement zit. Ik moet zeggen dat hij soms gelijk heeft en soms niet; in dit geval heeft hij geen gelijk. Ik ben niet tegen stijgende prijzen, zolang als de prijzen ten goede komen aan de producent, maar ook aan de verwerker en de consument.
We moeten niet alleen dit vraagstuk aanpakken, maar ook het gebruik van genetisch gemodificeerd graan. We importeren voedsel in de Europese Unie voor onze consumenten om in onze winkels te kopen hoewel we geen idee hebben van de productiewijze. Er is geen traceerbaarheid van deze geïmporteerde producten. Ze kunnen met behulp van elke willekeurige manier zijn geproduceerd. Dat is iets dat we moeten aanpakken. Een groot deel van het vlees uit Brazilië, om een land te noemen waarover we gesproken hebben, is bijna zeker geproduceerd met behulp van genetisch gemodificeerd graan. Hoe kunnen we het verschil weten?
Catherine Neris (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil de auteurs van deze resolutie van harte feliciteren en hen mijn steun toezeggen.
De prijzen van graan en zodoende ook van levensmiddelen in het algemeen rijzen de pan uit en weerspiegelen maar al te goed hoe sterk Europa afhankelijk is van de wispelturigheid van de mondiale landbouwmarkten. Als we deze situatie klakkeloos aanvaarden, accepteren we dat de consument als variabele aanpassingsfactor wordt gebruikt om deze markten in moeilijke tijden te corrigeren. Als we deze situatie aanvaarden, ontkennen we in feite de invloed van grote supermarktketens, die al sinds veertig jaar bijdragen aan de neerwaartse spiraal van de producentenprijzen, terwijl de consumentenprijzen van levensmiddelen gelijk zijn gebleven of zelfs zijn gestegen.
Deze enorme marges hadden de grote supermarktketens kunnen, nee moeten gebruiken om in crisistijden zoals nu de stijgende kosten voor agrarische grondstoffen op te vangen. Dit is dus duidelijk niet gebeurd. De grote supermarktketens blijven onverminderd misbruik maken van hun marktbeheersende positie. Daarom moet de Commissie deze zaak als uitermate urgente kwestie gaan behandelen om te voorkomen dat de Europese consumenten in de greep blijven van een oneerlijk en gevaarlijk systeem.
Mariann Fischer Boel,lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de voorzitter, ik wil graag reageren op enkele gestelde vragen.
Allereerst ben ik het eens met degenen die zeggen dat het aardig en zeer bevredigend is te zien dat de markt nu functioneert en dat de ingevoerde hervormingen werken. Dat was de hele gedachte achter al het gedane werk om de agrarische sector te hervormen, dus nu kunnen de boeren in feite op de markt reageren en dat was – vanuit het gezichtspunt van de boer – wat we echt willen doen.
Het is ook van belang ons te realiseren dat deze prijsstijgingen geen Europees fenomeen zijn: het is een mondiaal fenomeen – en dat is de reden waarom het voor ons zeer moeilijk is om bepaalde maatregelen te treffen.
Ik wil graag antwoorden op de gedachte van het invoeren van uitvoerrestituties. Ik denk dat dit het verkeerde signaal aan de sector zou kunnen zijn om de productie voort te zetten en daardoor het leed te verlengen tot het punt waarop we prijsstijgingen zien – ik spreek hier specifiek over de varkensvleessector. Maar er zal druk zijn op de prijzen zolang we een overproductie hebben ten opzichte van de vraag. We zien dat de prijzen van karkassen omlaag gaan; we weten dat dit een onderdeel van de cyclus vormt en we weten net zo goed dat er in de herfst altijd druk ontstaat op de prijs van varkensvlees.
Laat ik even de biobrandstoffen noemen, die conform de op 10 januari 2007 door de Commissie gepresenteerde doelstellingen met een bindend karakter tegen 2020 tien procent van onze brandstoftransportsector zal uitmaken. We hebben nooit bedoeld dat het hier uitsluitend om Europese productie zou gaan: we zullen import nodig hebben. Het is echter zeer belangrijk dat we met de eerste generatie beginnen en daarom zullen we onze onderzoeksinstellingen aanmoedigen om de gouden oplossing voor de tweede generatie te vinden waarvan de productie niet uitsluitend of voor het grootste deel op graan wordt gebaseerd, maar op stro, houtsnippers en restanten uit slachthuizen. Daarvoor hebben we potentieel. We schatten dat tegen 2020 tussen de twintig en dertig procent afkomstig zal zijn van de tweede generatie. Mogelijk behalen we betere resultaten als we de onderzoeksinvesteringen bevorderen.
Wat betreft de GGO’s kan ik u volledig geruststellen dat de Commissie zich bewust is van het probleem dat door asynchrone autorisatie wordt veroorzaakt. U kunt de gevolgen zien in het onlangs gepubliceerde verslag van het Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling – u kunt dit vinden op het internet – waarin drie verschillende scenario’s worden behandeld. De Commissie bezint zich momenteel op de beste manier om deze situatie aan te pakken zonder afbreuk te doen aan ons hoge niveau van risicoinschatting met het oog op het milieu en op de menselijke gezondheid.
Er zijn al belangrijke verbeteringen bereikt bij het verkorten van de procedure of de tijdlijn – de tijd die nodig is voor goedkeuring van de GGO’s. Als voorbeeld wil ik graag noemen de recente toezegging door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid om de volledigheidscontrole binnen zes weken uit te voeren, in vergelijking met een eerdere, veel langere periode. Ik verwacht ook dat een krachtiger steun vanuit de lidstaten de Commissie zal helpen bij het verder verkorten van de doorlooptijd van het goedkeuringsproces. Er zijn stappen in deze richting gezet om de steun van lidstaten bij het goedkeuringsproces te vergroten.
Ik ben sterk voorstander van een werkbare implementatie van onze regels om ervoor te zorgen dat handel in diervoeder niet wordt verstoord met de evident negatieve gevolgen daarvan voor onze boeren. Maar ik zet mij ook in voor het waarborgen van het hoogste veiligheidsniveau met betrekking tot het zetten van nieuwe genetisch gemodificeerde producten op de markt. Natuurlijk kennen onze handelspartners de specifieke regels die binnen de Europese Unie gelden.
Ik ben nog maar twee dagen terug uit Argentinië en Brazilië. Daar vertelden ze mij duidelijk dat ze in staat zullen zijn om niet genetisch gemanipuleerde producten, vooral sojabonen en maïs, te leveren, en de soorten genetisch gemodificeerde producten die in Europa zijn goedgekeurd. Maar ze zeiden erbij dat we moeten beseffen dat dit duurder is. Indien we bereid zijn om de prijs te betalen, zullen zij leveren, maar we moeten bedenken dat zij daar ook andere klanten hebben en ze noemden China als grote klant.
Dus ik ben er vrij zeker van dat we op dit vraagstuk zullen terugkomen. Ik geloof dat dit niet lang gaat duren.
De Voorzitter.− Ik heb zes ontwerpresoluties(1) overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 25 oktober 2007 plaats.
17. Groenboek: Op weg naar een rookvrij Europa: beleidsopties op EU-niveau (debat)
De Voorzitter.− Aan de orde is het verslag [2007/2105(INI)] (A6-0336/2007) van de heer Florenz, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het Groenboek “Op weg naar een rookvrij Europa: beleidsopties op EU-niveau”.
Karl-Heinz Florenz (PPE-DE), rapporteur.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik ben blij dat de Europese Unie opnieuw over tabaksgebruik discussieert. Alleen in mijn land sterven elke dag 350 mensen aan de gevolgen van tabaksgebruik, dus is het een goede zaak dat we dit thema op Europees niveau aanpakken. Ik ben erg blij dat de Commissie milieubeheer heeft besloten om een Europees initiatief te lanceren om door te gaan met het promoten van een rookverbod in restaurants, cafés, bars en openbare gebouwen. Ik denk dat dit de juiste aanpak is.
Of hiervoor Europese wetgeving moet komen of nationale wetgeving die vervolgens in een Europees kader wordt verankerd, moet onderwerp van discussie zijn. Degenen die nog steeds geloven dat we geen verbod nodig hebben, mogen niet vergeten dat we hier in het kader van de Kaderrichtlijn luchtkwaliteit, die we een paar weken geleden hebben goedgekeurd, discussieerden over de vraag of 20 ppm of 25 ppm fijne stofdeeltjes in de lucht aanvaardbaar is. Commissaris, in een gemiddelde kroeg ligt dit cijfer bij 540 gram en in de “Aviateur”, een populaire kroeg hier in de buurt, na middernacht zelfs bij 1 730 gram. Hieraan kunt u zien hoe groot het verschil is en hoe noodzakelijk een verbod.
Een andere uitermate belangrijk punt waarmee ik me al sinds jaren bezighoud, betreft de additieven. Zelfs nu nog mogen sigaretten 600 additieven bevatten, waarvan er 70-80 op de “rode lijst” staan. Dit zijn uiterst giftige, kankerverwekkende stoffen die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de vruchtbaarheid van onze jongeren, en verslavend zijn. Deze stoffen dienen onderworpen te worden aan een uitermate kritisch en intensief onderzoek, waarvan de kosten uiteraard voor een groot deel gedragen moeten worden door de fabrikanten. De gedachte van commissaris Kyprianou dat hij voor dit onderzoek, dat de tabaksindustrie nota bene noodzakelijk heeft gemaakt, diep in zijn portemonnee moet tasten, is uit den boze. Daarom moet van tevoren worden geregeld wie de kosten draagt; dit is een taak voor de Commissie. Ik geloof dat hierdoor de meeste pathogene ingrediënten van sigaretten zullen komen bovendrijven. Hoe dan ook, roken is en blijft gevaarlijk.
Voor mij is de vraag of we op lange termijn de industrie ertoe kunnen dwingen bepaalde uitgaven te betalen die worden veroorzaakt door tabaksgebruik, eveneens een belangrijk punt. Zover ik dat kan beoordelen, hebben we op veel gebieden de aansprakelijkheid van de producent ingevoerd: als je als gevolg van een technisch defect met je auto de sloot in rijdt, moet de fabrikant van die auto de kosten vergoeden.
Commissaris, ik zou graag zien dat u alles in het werk stelt om ervoor te zorgen dat deze kosten worden verhaald op de fabrikanten van tabakproducten omdat mijn land de onvoorstelbare som van vijftig miljard euro uitgeeft om mensen weer op de been te krijgen. Waarom mag iemand die nooit een sigaret heeft aangeraakt hiervan het slachtoffer worden? Dat is niet eerlijk, en ik zou daarom blij zijn dat degenen met een sociaal geweten die aan deze kant van dit Huis zitten zich hier sterk voor zouden maken. De kosten moeten worden gedragen door de veroorzakers, de fabrikanten. Uiteraard zullen zij deze kosten op hun beurt weer doorgeven. Dat snap ik ook, want zo werken dit soort dingen nu eenmaal in een sociale markteconomie.
Elk jaar weer sterven duizenden mensen aan de gevolgen van het roken. Daarom hebben we een goede en strenge wetgeving nodig.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag de rapporteur, de heer Florenz, gelukwensen en hem bedanken. Ik denk dat hij en andere collega’s hier vanaf de allereerste dag van mijn aanwezigheid in het Europees Parlement, tussen twee haakjes indertijd was hij voorzitter, zich herinneren dat ik een zeer stellige uitspraak heb gedaan: Ik wilde graag Europa tabaksvrij zien.
Ik denk dat we daar geleidelijk naar toe gaan. Ik wil graag de heer Florenz bedanken voor zijn werk, zijn toewijding en zijn inzet voor deze zaak. En mijnheer de Voorzitter, als ik een persoonlijke opmerking mag maken, ik wil de heer Florenz feliciteren met zijn verjaardag. Ik begrijp dat hij gisteren jarig was. Ik wil zijn leeftijd niet noemen, want ik wil geen interinstitutioneel probleem scheppen, maar ik wil hem nog vele gelukkige jaren toewensen.
Ik constateer graag dat we een tendens zien en een significante verbetering in het gebied van rookvrije zones in de Europese Unie in vergelijking met drie jaar terug toen uitsluitend Ierland en ik meen Italië zojuist een rookverbod hadden ingevoerd. Nu hebben we een veel groter aantal staten dat deze meer omvattende verboden heeft aanvaard, waarvan sommige staten dit met enkele uitzonderingen hebben gedaan. Daar kom ik zo meteen op terug. Ik geloof echter dat we een gezamenlijke inspanning nodig hebben om dit te bereiken – van de Commissie, lidstaten, en vooral van het Europees Parlement. Ik constateer dat de bijdrage van het Parlement aan de tabaksrichtlijn van vitaal belang was en ik wil graag het verslag van vandaag interpreteren als steun voor het beleid van rookvrije omgevingen.
Ik ben ook erg blij dat het verslag een sterk positieve en constructieve reactie is op het Groenboek van de Commissie, en vooral een ondersteuning van het standpunt van de Commissie dat slechts een volledig verbod op roken de gezondheid van burgers en werknemers op toereikende wijze kan beschermen. Daarover moeten we openhartig zijn. Allereerst beschermt een totaal rookverbod tegen passief roken, het werkt ontmoedigend op mensen, vooral jonge mensen om met roken te beginnen en het is een aanmoediging voor veel mensen om met roken te stoppen. Het schept, en dat is een belangrijke factor, een gelijke marktpositie van de verschillende bedrijven, vooral in de amusementssector, want om effectief te zijn, dienen de uitzonderingen te voorzien in afzonderlijke, verzegelde ruimten met een onderdruk en afzonderlijke ventilatiesystemen – dit alles brengt bepaalde kosten met zich mee waaraan niet alle bedrijven kunnen voldoen. Het brengt een gelijke marktpositie dichterbij en het is ook gemakkelijker te handhaven als er geen uitzonderingen gelden. We hebben aanwijzingen uit de Europese Unie, maar ook uit andere rechtsgebieden waar deze verboden eerder zijn ingevoerd, dat er geen negatief effect is op de horecasector. In feite gingen de inkomsten in veel gevallen omhoog.
Wat voor mij nu telt, is resultaat. Dat is wat we proberen te bereiken. De procedure waarlangs we het bereiken is niet bijzonder belangrijk voor mij, of het nu Europese, nationale, of in sommige gevallen regionale wetgeving betreft: wat we moeten doen is het doel bereiken. Ik ben er klaar voor en ik wil graag een stapsgewijze benadering aanvaarden, mits dat uiteindelijk het doel en dat en niet ergens ver weg, de invoering van een totaalverbod moet zijn.
Waar staan we vandaag? Dat wil ik graag benoemen. We hebben al totaalverboden in Ierland en het Verenigd Koninkrijk – het gehele Verenigd Koninkrijk. We hebben Zweden, Italië, Malta, Litouwen, Estland en Finland. Zij hebben al tamelijk grondige rookverboden ingesteld met uitzonderingen voor wat betreft speciaal afgesloten ruimten, zoals ik eerder zei, met afzonderlijke ventilatiesystemen. Frankrijk volgde deze tweestapsaanpak en zal dus vanaf volgend haar een vergelijkbare situatie kennen. Dan kennen we dezelfde beperkingen, zij het met meer uitzonderingen als het gaat om inkomsten van de horeca in landen als België, Spanje en Nederland. We hebben ook vooruitgang geboekt in landen als Duitsland en Oostenrijk waar er al initiatieven aan de gang zijn om de bestaande rookvrije regelingen uit te breiden.
Zoals u weet hebben wij een Groenboek gehad. We hadden een raadpleging, een debat in de Raad en ik ben nu met de bijdrage van het Europees Parlement plannen aan het maken om die allemaal bij elkaar te nemen en dan te beslissen wat de volgende stap op Europees niveau zal zijn en welke maatregelen er dienen te worden genomen. We hebben ook verplichtingen op ons genomen onder de internationale verplichting van de Kaderovereenkomst van de WHO inzake terugdringing van het tabaksgebruik – die zullen allemaal naast elkaar worden gelegd voor een beslissing over wat de volgende stappen moeten zijn.
Ik ga naar een ander punt dat in het verslag wordt behandeld, de tabaksproductenrichtlijn en ik denk dat het een heel belangrijk vraagstuk is. Later dit jaar zullen we een tweede verslag over de invoering van deze richtlijn maken en daarin de voortgang van de implementatie van de richtlijn evalueren en de gebieden aangeven voor toekomstige wijzigingsvoorstellen. Het zal ingaan op het verslag en daaruit inspiratie putten. Verschillende vraagstukken uit het verslag van vandaag zullen in het onze worden opgenomen, bijvoorbeeld die vraagstukken over de regeling van tabaksingrediënten, etiketteringseisen voor tabaksproducten en productaansprakelijkheid van producenten.
Ik wil graag twee punten noemen. Een is de kwestie van waarschuwende afbeeldingen. Zoals u weet, hebben we een databank met verschillende foto’s en afbeeldingen gemaakt die gebruikt kan worden voor waarschuwende afbeeldingen, maar ik moet toegeven dat het zeer teleurstellend is dat zeer weinig lidstaten daar feitelijk hun voordeel mee hebben gedaan. Dat spijt me werkelijk. Om u een voorbeeld te geven, ik loop nu even door mijn aantekeningen, we hebben nu alleen België dat ze heeft gehanteerd. Roemenië zal dit vanaf volgend jaar doen en in de loop van komend jaar volgt het Verenigd Koninkrijk. Ik heb toezeggingen van de Finse en Letse regeringen dat ze voornemens zijn ze in de nabije toekomst te hanteren en dat was na veel oproepen en aandringen aan lidstaten om ze te gebruiken.
We hebben veel landen buiten de Europese Unie zoals Zwitserland en Nieuw-Zeeland die licentieovereenkomsten met ons ondertekenden, zodat zij onze afbeeldingen en onze voorstellen kunnen gebruiken, dus, voor mij is de situatie binnen de Europese Unie zeer teleurstellend. Daarom zijn we zeer serieus aan het overwegen de betreffende richtlijn feitelijk te amenderen en een wettelijke verplichting in het leven te roepen om de waarschuwende afbeeldingen te gebruiken. Ik vind ook het voorstel van het Parlement om deze afbeeldingen op beide kanten van het pakje te hebben, zeer interessant. Dit is iets dat we zullen bestuderen.
Ten slotte geldt de toepassing van de invoering van het advertentieverbod op tabak nu overal. We hadden problemen met bepaalde lidstaten. We slaagden erin die op te lossen, sommige met behulp van rechtszaken, andere door overtuigingskracht, maar nu is het verbod overal gelijkelijk van toepassing. Een specifiek aspect dat ik wil noemen is het initiatief dat we onlangs ontplooiden om niet-EU-landen te doen stoppen met het sponsorschap door de tabakssector van “Formule Een”-evenementen.
Zoals u weet hebben we geen wettelijke jurisdictie buiten het grondgebied. Aan de andere kant worden deze evenementen door Europese burgers bekeken, omdat ze ook in Europa op de televisie worden uitgezonden. Ze hebben invloed op jonge mensen in Europa, ze ondermijnen Europese regelgeving en Europees beleid in dit gebied. Daarom heb ik contact opgenomen met de betrokken private sector en met de betreffende landen – en dat zijn er slechts drie – die nog sponsorschap van tabak en “Formule Een”-evenementen toestaan. Hopelijk boeken we spoedig enige positieve resultaten, maar ik zal mij met deze kwestie bezig blijven houden.
Ik wil de rapporteur nogmaals bedanken, maar ook de parlementsleden die zich zeer voor deze inspanning inzetten. Voor mij, en dat heb ik vanaf de allereerste dag gezegd, is het zeer frustrerend dat in de Europese Unie ondanks de hoogste niveaus van opleiding en levensstandaard er nog steeds mensen aan vermijdbare ziekten overlijden. Meer dan 600 000 mensen sterven aan tabaksgerelateerde ziekten. Ik geloof dat dit een levenswijze is waarbij we verandering mogen aanmoedigen.
Marianne Thyssen, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL)Voorzitter, collega’s, precies twintig jaar geleden heb ik als juridisch adviseur in het kabinet van de Belgische staatssecretaris voor volksgezondheid reglementering mogen uitwerken die geleid heeft tot het eerste nationale rookverbodbesluit in openbare plaatsen in de toenmalige Europese Gemeenschap.
Ik heb het gevoel, collega’s, dat we nu, met de resolutie waarover we morgen stemmen, ook híer op dit vlak zo’n voortrekkersrol spelen. De aanzet in het Groenboek en het uitstekende verslag van collega Karl-Heinz Florenz hebben ons daarbij zonder twijfel de weg gewezen. Wie de resolutie leest, kan maar tot één conclusie komen: voortaan kiezen wij als Europees Parlement voor een zero tolerance-beleid ten aanzien van het roken.
Een onmiddellijk verbod op schadelijke additieven wordt gevraagd, de effectieve toepassing van productaansprakelijkheid voor tabaksfabrikanten, het zijn voorbeelden van paragrafen die voor zich spreken. Ook een onbeperkt rookverbod in openbare plaatsen, vervoermiddelen, gesloten werkruimten - inclusief de horeca - is hier op zijn plaats.
Maar hier denkt mijn fractie toch dat we rekening moeten houden met de beslissingen die recentelijk in een aantal lidstaten zijn genomen die hoge, nog niet afgeschreven investeringen hebben gevraagd in een aantal sectoren. Daar moeten we rekening mee houden, maar ons einddoel moet bewust en zonder aarzelen gericht zijn op een onbeperkt rookverbod op termijn, ook in die plaatsen.
Alleszins hebben we hiervoor de wind in de zeilen. Als we de Eurobarometer en andere enquêtes mogen geloven, dan steunt de bevolking ons ten volle. En wie nog twijfelt aan de noodzaak om in te grijpen, wil ik er even op wijzen dat sinds wij hier in Straatsburg aangekomen zijn maandagmiddag, er statistisch wellicht er al zo’n 480 Europeanen zijn overleden aan de gevolgen van passief roken.
Collega’s, daar moeten we iets tegen ondernemen. Ook mijn fractie wil daar maximaal op inzetten en wil ook alle ondersteunende acties om het roken te ontraden, steunen.
Glenis Willmott, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het IARC (International Agency for Research on Cancer – Internationaal centrum voor kankeronderzoek) onderzocht onlangs alle beschikbare aanwijzingen over passief roken en kanker. Er was een onafhankelijke jury van internationale wetenschappers uit twaalf landen bijeengeroepen door de Wereldgezondheidsorganisatie. Ze kwamen tot de conclusie dat passief roken kankerverwekkend is en dat blootstelling aan de rook van andere mensen de kans op longkanker bij niet-rokers met 25 tot 30 procent verhoogt – een duizelingwekkend hoog percentage.
Het lijdt geen twijfel dat mensen op de werkplek en in gesloten openbare plaatsen het recht hebben om te worden beschermd tegen de rook van andere mensen. Bedenk dat het merendeel van de bevolking bestaat uit niet-rokers. De beste manier om dit probleem aan te pakken is een veelomvattende antirookregeling op lidstaatniveau met een rookverbod in alle openbare ruimten en op werkplekken.
Daarom ben ik het niet eens met amendement nummer 3 van de heer Florenz waarin hij om een beperkt aantal uitzonderingen vraagt. Er moeten zo min mogelijk uitzonderingen worden gemaakt.
Ik ben het ook niet eens met amendement nummer 2 dat een voorstel tot aanpassing van de kaderrichtlijn over veiligheid en gezondheid schrapt waarin van alle werkgevers wordt geëist dat zij voor een rookvrije werkplek zorgen. Werkgevers hebben een verantwoordelijkheid om de gezondheid van werknemers te beschermen. Daarnaast ben ik tegen elk voorstel om uitzonderingen toe te staan aan cafés en bars die geen voedsel serveren. Dit is niet alleen schadelijk voor werknemers, maar het zou ook leiden tot verschillen op het gebied van gezondheid. Zo zijn in de armere gebieden van het Verenigd Koninkrijk de helft van alle cafés non-food cafés, in vergelijking tot een kwart in meer welvarende gebieden.
Ook denk ik dat bewustmakingsmaatregelen over de gevaren van roken essentieel zijn. Grotere en opvallendere waarschuwende afbeeldingen maken deel uit van deze bewustmaking en daarom kan ik niet amendement nummer 6 steunen dat paragraaf 16 schrapt dat betrekking op deze afbeeldingen heeft.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we moeten optreden om te voorkomende dat jonge mensen gaan roken. Hoe jonger mensen zijn als ze beginnen met roken, des te moeilijker is het voor hen om later in hun leven te stoppen. Daarom dring ik aan op steun voor paragraaf 4 van het verslag dat gericht is op het verminderen van het aantal jonge rokers met vijftig procent tegen 2025 en op afwijzing van amendement nummer 1 door de heer Florenz waarbij wordt opgeroepen tot het schrappen van deze paragraaf .
Roken veroorzaakt enorme gezondheidsproblemen binnen de bevolking, zowel bij rokers als niet-rokers en ik weet dat sommige collega’s van oordeel zijn dat het gebruik van snus een beter alternatief is. Ik kan echter geen maatregelen ondersteunen die zouden kunnen leiden tot een ruimer gebruik van snus, omdat het gebruik ervan zijn eigen gezondheidsgerelateerde problemen waaronder mondkanker met zich brengt. Er is geen winst in het omruilen van het ene gezondheidsrisico voor het andere.
Ten slotte, als we serieus de gezondheid van onze burgers willen verbeteren, dan dienen we alle lidstaten aan te moedigen om de nodige maatregelen te nemen om een rookvrij Europa tot realiteit te maken. Mag ik voorstellen een geweldige start te maken door het verbod hier in onze eigen Parlementsgebouwen te handhaven?
Jules Maaten, namens de ALDE-Fractie. – (NL)Voorzitter, het Groenboek van de Europese Commissie en het verslag van de heer Florenz komen op een uitstekend moment. Het is echt de hoogste tijd dat we in de Europese Unie het onderwerp van tabak weer aan de orde stellen, want het is te lang stil geweest op dat punt.
Het verslag-Florenz richt zich terecht voornamelijk op het roken onder jongeren en de schadelijke gevolgen van het meeroken op het werk, in openbare gebouwen en in de horeca. Voor wat betreft jongeren: onderzoek heeft uitgewezen dat negentig procent van de rokers als kind begint met roken, vóór het 18e levensjaar. Ik ben zeer tevreden met de ambitieuze doelstellingen in het verslag-Florenz om het roken in deze leeftijdscategorie sterk terug te dringen. Immers jongeren zijn gevoelig voor groepsdruk en de schadelijke gevolgen voor de gezondheid zijn bovendien bij hen groter.
Ik hoop daarom ook dat de lidstaten - die natuurlijk vinden dat ze dat allemaal zelf het beste kunnen doen en dat we ons er daarom vooral niet te veel mee moeten bemoeien - de oproep van dit Huis om zich te committeren aan het halveren van de schadelijke gevolgen van roken onder jongeren tegen 2025 zullen aangrijpen om ook daadwerkelijk maatregelen te nemen door met elkaar af te spreken dat ze dat zullen gaan doen.
Ten aanzien van het meeroken en het algemeen rookverbod: een goed liberaal principe zegt dat de eigen persoonlijke vrijheid dáár ophoudt, waar de vrijheid van een ander begint. En waar is dat principe duidelijker te illustreren dan wanneer het gaat om ongewenst meeroken. Meeroken brengt de volksgezondheid grote schade toe en kosten met zich voor de Europese economie. Er overlijden ieder jaar meer dan 79.000 volwassenen in de lidstaten van de Europese Unie als gevolg van passief roken en er zijn bewijzen dat passief roken op het werk in de Europese Unie in 2002 heeft geleid tot 7 000 sterfgevallen; blootstelling aan omgevingstabaksrook thuis was verantwoordelijk voor nog eens 72 000 doden.
Er zijn natuurlijk ook al ruimschoots ervaringen in landen als Ierland, Schotland en Italië met dit soort rookverboden. En die ervaringen zijn eigenlijk allemaal positief. Wat je hoort uit die landen - ook van mensen die van tevoren zeer sceptisch stonden tegenover dit soort maatregelen - is uiteindelijk toch positief. Het lijkt daarom aanlokkelijk om ook vanuit Europa een rookverbod uit te vaardigen.
Dit Huis heeft er recentelijk in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid voor gekozen om op dit moment niet voor een Europees rookverbod te kiezen, maar die maatregelen aan de lidstaten over te laten. Ik denk dat dat de juiste keuze is, want zo’n controversieel besluit zal vooralsnog zo dicht mogelijk bij de burger, en dus door lidstaten of door regio’s, moeten worden genomen. Het oproepen van de lidstaten die reeds een rookverbod hebben om vrijwillig een Europees handvest te ondertekenen om zo meer duidelijkheid te scheppen voor consumenten, lijkt mij daarom momenteel het hoogst haalbare.
Wat wel buitengewoon goed is - en daarin prijs ik de commissaris ook met zijn Groenboek - is het aanzwengelen van deze discussie. Want dat is onmiskenbaar gebeurd. Het is een thema dat op de agenda staat in alle lidstaten.
Ten slotte, Voorzitter, nog enkele woorden over de productrichtlijn. Het verslag-Florenz blikt ook vooruit op de herziening daarvan. Ik onderschrijf alles wat u hebt gezegd over de waarschuwingsplaatjes op de pakjes sigaretten. Het is tragisch dat zo weinig lidstaten hiervan gebruik hebben gemaakt en ik zou persoonlijk voorstander zijn van wetgeving op dat punt. Dit plaatsjes zouden overigens ook op andere wijzen kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld op een bijsluiter met informatie over hoe te stoppen met roken, zoals in Canada gebeurt; daar heeft men positieve ervaringen mee en dat lijkt mij ook een uitstekend idee.
Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil bij dezen mijnheer Florenz graag alsnog feliciteren met zijn verjaardag.
We weten dat roken dodelijk is. Elk jaar weer veroorzaakt roken de dood van 650 000 mensen en nog eens 79 000 volwassenen sterven aan de gevolgen van passief roken. We zijn blij met de wil en inzet van de Commissie om hier iets aan te doen en ook blij dat de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid hiertoe duidelijke, keiharde voorstellen heeft gedaan. We hebben ook de meerderheid van de burgers achter ons. Bijna 70 procent van hen rookt niet, de meeste rokers willen ermee stoppen en uit een Eurobarometerenquête blijkt dat 86 procent van de geïnterviewde personen een rookverbod op de werkplek wenst, terwijl 84 procent voor een rookverbod in gebouwen en 77 procent voor een strikt rookverbod in horecabedrijven is.
We zijn daarom erg bezorgd over de amendementen die de rapporteur heeft voorgesteld, aangezien amendement 3 een sterke verwatering zou betekenen van dit krachtige verslag van onze commissie. Het betekent in feite een verbod met uitzonderingen, en we weten maar al te goed wat met uitzonderingen gebeurt – voordat je het weet zijn ze de regel. Neem nou Duitsland. Hier konden we zien dat er dankzij de voorschriften uit Brussel en het debat op Europees niveau duidelijk vooruitgang werd geboekt. Het zou fataal zijn voor de EU als we de strijd voor deze zaak op het gebied gezondheidsbescherming, die we voeren namens de consument, zouden staken en bijgevolg zouden falen.
Daarom hoop ik dat we amendement 3 morgen afwijzen en we ons sterk maken voor een krachtige Europese gezondheidsbescherming om eindelijk een rookvrije zone in Europa te krijgen.
Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. –(SV) Hartelijk dank. Alleen in de EU sterven elk jaar 650 000 mensen aan de gevolgen van het roken en 80 000 aan de gevolgen van passief roken. Deze droevige cijfers tonen duidelijk aan dat we alles in het werk moeten stellen om tabaksgebruik te bestrijden. Karl-Heinz Florenz heeft een aantal goede voorstellen voor acties gedaan, zoals het verscherpen van de bestaande wetgeving, afschrikwekkende waarschuwingen op sigarettenpakjes maatregelen om te voorkomen dat jongeren met roken beginnen, maatregelen om rokers te helpen die los willen komen van hun verslaving en, meer algemeen, maatregelen om de lidstaten te steunen bij de bestrijding van tabaksgebruik. Dat is een goede zaak. Ik ben er echter tegen dat op het gebied van volksgezondheid meer macht wordt overgedragen aan de EU, met name wanneer de lidstaten zelf al goed bezig zijn.
Het rookverbod in cafés is een goed voorbeeld. Zeker tien EU-landen hebben een algeheel of partieel rookverbod in restaurants en cafés. Ierland beet in 2004 het spits af, al snel gevolgd door Zweden, Italië, Finland, Malta, België en ga zo maar door. Tal van landen volgen dit voorbeeld na. Willen we dit proces van het geven van goede voorbeelden nu stoppen en wachten op een centrale EU-wetgeving? Nee, dat vind ik niet. We moeten ervoor zorgen dat de goede voorbeelden zich uitzaaien. Ik stel vast dat de heer Florenz in zijn verslag schrijft dat hij alle lidstaten verzoekt een onbeperkt rookverbod in te voeren. Dat is een goede zaak, want ik vat dit zo op dat we geen omweg hoeven te nemen via de Europese Commissie en daarbij het risico lopen dat lobbyisten van de tabakindustrie alles weer van tafel vegen.
Ter afronding: lopen we niet het gevaar, dat we uiteindelijk met de ene hand geven wat we met de andere hebben genomen? We dringen er bij de mensen op aan dat ze stoppen met roken, terwijl we tegelijkertijd de tabakteelt blijven subsidiëren met een bedrag van ruim 1 miljard euro per jaar. 1 000 miljoen euro per jaar. Het is duidelijk dat deze steun moet worden afgeschaft. Zo snel mogelijk!
Koenraad Dillen, namens de ITS-Fractie. – (NL)Voorzitter, geachte collega’s, ik ga hier niet in herhaling vallen: vier minuten spreektijd zijn te kostbaar. Tenzij dan om te zeggen dat ik de grote lijnen van deze ontwerpresolutie toejuich, zoals de meeste sprekers. Voorlichtingsprogramma’s, preventiemaatregelen die het aantal rokers onder de jeugd de volgende jaren kunnen terugdringen, kunnen we alleen maar toejuichen. Dat geldt voor de tabaksdoden, dat geldt op een ander domein ook voor de alcoholdoden en de verkeersdoden. Tot daar wil ik mij bij de consensus aansluiten. Maar we moeten ook redelijk blijven.
Zoals we het verkeer niet lamleggen wegens de dodelijke ongelukken of de giftige uitlaatgassen, en zoals we wijn en bier niet naar het vagevuur verbannen wegens de levercirrose van sommige politici, zo moeten we inzake tabak ook ons gezond verstand bewaren en vooral niet hypocriet worden. Ik denk in mijn land bijvoorbeeld aan de groene gezondheidsapostelen die tegen tabak fulmineren, maar wel enkele jaren geleden softdrugs hebben gelegaliseerd. Vandaar, collega’s, toch enkele kanttekeningen bij deze resolutie.
Principieel moet blijven gelden dat in deze materie geen supranationale regelgeving nodig is. Dat Europa nu eens eindelijk het subsidiariteitsbeginsel eerbiedigt, wil het zich verzoenen met zijn burgers. Ik geef een voorbeeld: jaren geleden heeft Europa in een richtlijn voorgeschreven dat ook tabak moet worden geëtiketteerd. Allemaal goed en wel, maar dan komt plots de bureaucratie om de hoek kijken. Het etiket moet 30procentvan de verpakking beslaan en 35procentwanneer het tweetalig is. De tekst moet in zwarte letters worden aangebracht met een zwarte rand van 3 mm minimaal en 4 mm maximaal, het lettertype moet helvetica zijn, enzovoort, enzovoort. Europa wil alles dicteren en niemand die achteraf begrijpt waar de ergernis van het gewone volk vandaan komt.
Ten tweede is er de hypocrisie, collega’s, van de subsidies voor tabakstelers. Tot vorig jaar nog goed voor 900 miljoen euro per jaar. Vandaag teruggebracht tot 300 miljoen euro, maar nog altijd een veelvoud van het geld dat voor de voorlichting gaat dienen om jonge mensen te doen stoppen met roken. En ook de vergelijking met onze nationale staten: in Brussel kost een pakje sigaretten vandaag 4,3 euro, daarvan gaat 3,3 euro aan accijnzen naar de Belgische staat, die enkele miljoenen uitgeeft aan antitabak-voorlichtingsprogramma’s. Maar miljarden per jaar aan accijnzen kunnen dan dienen om de gezondheidskosten van de longkankerbestrijding te financieren. Vergeeft u mij mijn cynisme.
Maar wat gaan we doen? De subsidies afschaffen en onze Europese boeren benadelen door tabakswaren uit het buitenland te importeren? Ook op die vragen moet men een antwoord geven als men in hoogdravende lyriek vervalt. Anders draait men de burgers een rad voor ogen. Jammer genoeg vind ik op deze vragen geen antwoord.
Ten slotte, laat ons ook niet overdrijven, beste collega’s, want het belerend taalgebruik geeft mij soms wel een akelig gevoel. Ik huiver van het grote gelijk. Een rookvrij Europa. Wat een grote woorden. Wat een puritanisme. De zondaars zullen bestraft worden. Laat ons er toch voor hoeden die 30procentmensen die roken al te zeer te stigmatiseren. Laten we geen antitabak-ayatollahs worden, zoals een socialistische minister in Frankrijk mij eens bezwoer. Laten we niet in Amerikaanse toestanden vervallen.
In Californië willen sommigen vanaf 2009 ook het roken in privé-woningen gaan verbieden. Stel u voor! Hoe gaan ze dat doen? Met commando’s en verklikkers? Met verplichte tabaksdetectoren in elke woning? Is dit het voorbeeld waar wij ons aan willen spiegelen? Gaan wij ze achterna? Gaan we het lezen van Simenon verbieden omdat commissaris Maigret met zijn pijp een slecht voorbeeld voor de jeugd zou zijn?
Laten we redelijk blijven. In heel wat Europese landen - ik denk aan Italië, Frankrijk, de Scandinavische landen en ook aan mijn eigen land - werd het roken allang verbannen van de werkvloer en uit de restaurants. En maar goed ook. Europa was daar niet voor nodig. Maar leve de vrijheid, zeg ik ook. Laat ons die restaurantuitbaters, als zij dat willen, toch een kleine ruimte voorzien voor die mensen die af en toe bij hun koffie of hun pousse-café willen nagenieten van een goede sigaar. Maar wie weet, misschien wordt in het Europa van morgen ook koffie verboden en verbannen, want ook cafeïne is verslavend. Misschien kan de Commissie de mensen dan maar het beste op water en brood zetten.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE).-(FI) Mijnheer de Voorzitter, behalve rokers die zichzelf blootstellen aan de gevaren van het roken zijn er miljoenen Europeanen die niet roken. De totstandbrenging van een rookvrij Europa en de bescherming tegen passief roken zijn twee cruciale kernpunten van het milieu- en volksgezondheidsbeleid van de Unie. De lidstaten hebben zich hiertoe ook verplicht langs de weg van internationale wetgeving, aangezien alle lidstaten van de Unie, met uitzondering van Italië en Tsjechië, de bescherming van de burgers tegen tabaksrook in het kader van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor de bestrijding van tabaksgebruik als fundamenteel recht hebben erkend. Dit recht moet effectief worden beschermd.
Van de opties die de Commissie heeft voorgesteld is het vasthouden aan de status quo niet haalbaar; vrijwillige afspraken kunnen mensen niet beschermen tegen tabaksrook. Ik wil de rapporteur bedanken voor het aanbevelen van bindende wettelijke maatregelen als de effectiefste manier om dit probleem te bestrijden.
We moeten met name twee groepen beschermen: kinderen en jongeren én werknemers. We kunnen echter niet gewoon maar even een paar regels vastleggen. We moeten binnen de rationele grenzen blijven, overeenkomstig de bevoegdheden die we als EU hebben. Het steunen van een EU-breed verbod op de verkoop van tabaksproducten aan jongeren onder de 18 jaar is een heel andere zaak dan een verbod op het gebruik van tabak in het bijzijn van jongeren in particuliere voertuigen. In dat geval zou ik eerder een beroep doen op het geweten en gezond verstand van de ouders. Dwing uw kind niet te ademen in dodelijke lucht. Wetgevers moeten voorzichtig wanneer ze ernaar streven dat mensen wetgeving in acht nemen waarop het toezicht tegelijkertijd praktisch onmogelijk is.
Het is ook belangrijk om te wijzen op het belang van preventieve maatregelen en diverse campagnes. Om werknemers te beschermen is het echter van essentieel belang dat er een breed rookverbod wordt ingevoerd in alle lidstaten.
Ik wil ook nog eens wijzen op de verantwoordelijkheid van de fabrikanten. De Richtlijn tabaksproducten moet zodanig worden gewijzigd dat de verantwoordelijkheid van de fabrikant voor de financiering van alle gezondheidskosten die als gevolg van tabaksgebruik ontstaan, wordt ingevoerd. Roken is niet alleen een zaak van de rokers, aangezien de honderden miljarden euro aan kosten waarmee de samenleving als gevolg van tabaksgebruik wordt opgezadeld, moeten worden opgehoest door de niet-rokende meerderheid. Mensen een slecht geweten bezorgen, heeft helemaal geen zin en getuigt van slecht beleid. De cijfers spreken toch voor zichzelf. Roken kost simpelweg te veel; het kost levens.
Gyula Hegyi (PSE).-(EN)Mijnheer de Voorzitter, zoalsreeds is gezegd, sterven er in Europa elk jaar 65 000 mensen door ziekten die samenhangen met roken. Het aantal slachtoffers van passief roken is ook tragisch hoog – ongeveer 80 000 Europese burgers sterven jaarlijks door de slechte gewoonte van andere mensen. Daarom zou een totaalverbod op het roken op de werkplek en andere publieke ruimten welkom zijn.
Onze lange strijd tegen het roken is niet zonder succes gebleven. Tien of twintig jaar geleden was het vanzelfsprekend dat mensen bijna overal rookten: tijdens vergaderingen en, in sommige landen, zelfs in bussen. Nu is het bijna een daad van agressie om een sigaret bij sociale bijeenkomsten op te steken. Het succes van de campagne tegen het roken laat ons zien dat multinationals zoals de tabaksindustrie niet onverslaanbaar zijn. Als wij duidelijke doelen hebben voor het milieu en gezondheid en we kunnen de maatschappij, niet-gouvernementele organisaties en politici – en niet te vergeten goede advocaten – mobiliseren, dan kunnen we onze doelen stap voor stap bereiken. Dit verslag zet de juiste stappen in de juiste richting. We moeten natuurlijk zeggen dat we vechten tegen het roken, niet tegen rokers.
Marios Matsakis (ALDE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, deze ontwerpresolutie is evenwichtig, precies en veelomvattend, en de rapporteur de heer Florenz verdient onze eerlijke hulde voor zijn werk.
Mijn enige kritiek op deze resolutie is dat zij te laat komt. Het onderliggende wetenschappelijk bewijs en de onbetwiste noodzaak voor de beleidsopties in dit document zijn al jarenlang voor iedereen helder. Helaas is het zeker dat de vertraging bij het boeken van significante vooruitgang op weg naar een Europa vrij van tabaksrook de dood door een vermijdbare oorzaak van honderdduizenden EU-burgers teweeg heeft gebracht.
Wie moet de schuld krijgen van deze massale opoffering van menselijk leven? Ik wil slechts twee van de belangrijkste schuldige partijen aanwijzen om ze te schande te maken, zij het niet op een voldoende drastische manier.
Om te beginnen de tabakssector. Zij heeft miljoenen euro’s besteed aan leugencampagnes en misinformatie. Zij heeft de media, politici en zelfs wetenschappers gemanipuleerd om meer tijd te winnen en dit is zuiver en alleen gedaan uit winstbejag in het volle besef dat duizenden levens op het spel stonden.
In de tweede plaats de regeringen en sommige politieke partijen van veel EU-lidstaten. Zij hebben gebogen voor de macht en invloed van de tabaksbaronnen en bleven terughoudend met het treffen van effectieve maatregelen om hun burgers te beschermen tegen de rookplaag. Zelfs ongecompliceerde maatregelen zoals verhoging van accijns op tabak en het op grote schaal beschikbaar stellen van gratis behandeling van tabaksverslaafden ondervonden tegenwerking.
Ik steun een overweldigend stemmenaantal voor deze resolutie en ik dring erop aan dat u niet het verachtelijke gedrag vergeet van degenen die bewust de tragische verliezen door tabaksgerelateerde ziekten in zo veel levens hebben veroorzaakt.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Carl Schlyter (Verts/ALE).-(SV) Karl-Heinz, van harte gefeliciteerd met je zestigste verjaardag. Ik ben blij om te zien dat je nog even energiek bent als de jonge Karl-Heinz. Het mooiste cadeau dat de PPE-DE-Fractie Karl-Heinz kan geven, is hem zelf de zwakke kanten van zijn verslag te laten herroepen. Ik denk dat het belangrijk is om additieven te noemen in het verslag. Al sinds jaren roepen we om wetgeving. Schadelijke additieven moeten verdwijnen en het is een schande dat de informatie op dit punt zo belabberd is. Daarom gaan we ervan uit dat de Commissie spoedig een voorstel zal indienen om die vreselijke additieven kwijt te raken die sigaretten nog schadelijker maken.
We hebben allemaal het natuurrecht om op de werkplek niet te worden blootgesteld aan rook, net als kinderen het natuurrecht hebben om niet op hun speelplaatsen te worden blootgesteld aan rook. Het Parlement heeft volstrekt gelijk dat hij een dringend beroep doet op de lidstaten om dit probleem aan te pakken. Als je met kinderen door het trappenhuis bij het restaurant van dit Huis loopt, dan stinken ze nog een halfuur daarna naar rook. Ik wil ook nog ingaan op een aspect waarover in dit debat met geen woord werd gerept: een geloofwaardig tabaksbeleid schaft gaandeweg alle tabaksubsidies af, en we moeten ervoor zorgen dat onze bedrijven dit werk niet ondermijnen door stevig aan de weg te gaan timmeren in ontwikkelingslanden. Hartelijk dank.
Bogusław Sonik (PPE-DE).-(PL) Mijnheer de Voorzitter, uit de statistieken blijkt duidelijk dat naar schatting dertig procent van de bevolking dag in, dag uit naar een sigaret grijpt. Ik ben het er volstrekt mee eens dat niet-rokers moeten worden beschermd tegen de schadelijke gevolgen van het inhaleren van nicotinerook. Ik ben het echter niet eens met de jakobijnse methoden zoals voorgesteld in de resolutie. We kunnen toch geen repressief beleid gaan voeren tegen rokers dat ertoe leidt dat hun individuele vrijheden worden beknot.
Ik geloof dat we de nadruk moeten leggen op een brede voorlichting van het publiek en de verkoopprijzen moeten reguleren door belastingverhoging, hetgeen volgens wetenschappelijke studies inderdaad een effectief middel is in de strijd tegen tabaksverslaving. Er valt niet te tornen aan het voorstel tot invoering van een rookverbod op de werkplek. Ik denk echter dat het uitgebreid moet worden met de bepaling die waarborgt dat elke entiteit aan rokers een ruimte bij hun werkplek beschikbaar moet stellen waar ze mogen roken zonder dat ze anderen schade berokkenen. Gezien het huidige klimaat mag deze ruimte niet een of ander kunstmatig en zinloos teken van gezondheidsbevordering zijn, maar een doelgerichte actie.
In de resterende tijd wil ik nog graag een ander probleem aanstippen, dat zijn wortels heeft in het antirookbeleid dat een aantal regeringen voert, namelijk de toename van smokkel met imitaties van tabaksproducten, waarvan het grootste voordeel is dat ze goedkoper zijn dan de originele producten. Dit is momenteel een van de lucratiefste inkomstenbronnen voor smokkelaars.
U mag niet vergeten dat deze producten gewoon in onze winkels liggen en dus aan onze burgers worden verkocht. Diegenen die dit soort producten bewust verkopen zullen niet aarzelen om het ook aan minderjarigen te slijten. Daarom moeten we bij het uitstippelen van een antirookbeleid eerst het probleem vanuit verschillende perspectieven onder de loep nemen om er zeker van te zijn dat de wettelijke realiteit die we in het leven roepen daadwerkelijk een effectief middel is om de problemen die verband houden met het gebruik van tabaksproducten op te lossen.
Karin Scheele (PSE). –(DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil graag onze rapporteur feliciteren. Mijn grootste zorg is de bescherming van de werknemers. Ik ben het eens met alle leden van dit Huis die willen dat de lidstaten zo spoedig mogelijk maatregelen nemen, en dat willen bereiken met deze resolutie. Resultaten tonen aan dat dit in sommige lidstaten werkt, maar in mijn eigen land nog niet.
Als het gaat om de bescherming van de werknemers, rijst automatisch de vraag: welke maatregelen kan de Europese Commissie nemen om te voorkomen dat we eersteklas en tweedeklas burgers creëren? Hoe hebben de lidstaten tot dusver gereageerd op deze discussie? Maken ze vorderingen met het beschermen van werknemers op Europees niveau en met het nemen van maatregelen en stappen zoals een rookverbod in restaurants, cafés en bars? De meesten van ons zullen dit vraagstuk vanuit hun eigen situatie benaderen, maar we vergeten daarbij vaak dat we eigenlijk moeten denken aan de werknemers die moeten werken onder deze omstandigheden.
Holger Krahmer (ALDE). –(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, niet alleen voor wat betreft de bescherming van niet-rokers, maar ook bij andere kwesties mogen we de macht van de EU niet tot het uiterste gebruiken. Waar hebben we het hier eigenlijk over? Punt is dat we een discussie willen aanzwengelen over een eventueel rookvrij Europa. Maar we willen toch geen kruistocht voeren tegen mensen die een product gebruiken dat in Europa wettelijk is toegestaan? Tal van bijdragen aan deze discussie en tal van amendementen hebben echter meer weg van een religieuze oorlog dan een debat dat volgens mij hier meer op zijn plaats zou zijn.
Zo valt in het verslag te lezen “dat een verantwoord beleid de plicht heeft randvoorwaarden te creëren waarbinnen roken niet meer als normaal wordt beschouwd”. Ik geloof niet dat het de taak van politici is om mensen bij te brengen hoe ze zich dienen te gedragen of mensen voor te schrijven wat ze moeten denken. We moeten wel blijven relativeren als het gaat om de vraag wat de EU wel moet regelen en wat niet.
Het maken van voorschriften voor de herstructurering van de belastingstelsels van de lidstaten hoort niet bij onze bevoegdheden, en datzelfde geldt voor een breed rookverbod. Simpel gezegd, de lidstaten hebben ons die bevoegdheid niet gegeven. Hoewel er in Europa een tendens bestaat naar niet-roken, is het volgens mij een slechte zaak wanneer we deze tendens uitbuiten en ingrijpende regels vaststellen en zo in het straatje praten van het grote publiek. We hebben het hier nagenoeg alleen maar over verboden. Normaal gesproken doet een verbod de aantrekkelijkheid van hetgeen werd verboden alleen nog maar vergroten, met name bij jongeren, de groep waar we ons in de eerste plaats zorgen om maken.
We doen er echter beter aan om onze energie en geld te stoppen in het voorlichten van de mensen over de schadelijke gevolgen van tabaksgebruik, waarbij elke specifieke doelgroep zo individueel mogelijk benaderd moet worden. Dat is de enige manier om mensen op lange termijn aan te zetten tot het nemen van verstandige beslissingen.
Anja Weisgerber (PPE-DE). –(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de cijfers over de gevolgen van het roken spreken voor zichzelf. De heer Florenz heeft gelijk dat hij erop blijft hameren dat 650 000 doden als gevolg van actief roken en 80 000 doden als gevolg van passief roken ons gezondheidsstelsel 50 miljoen euro per jaar kosten. Het zou niet nodig moeten zijn dat wij parlementariërs discussiëren over een effectieve bescherming van niet-rokers. Daarom gaat de discussie niet over de vraag “of”, maar “hoe” dit kan worden bereikt.
Er bestaan in Europa diverse modellen ter bescherming van niet-rokers. Sommige landen zoals Zweden en Ierland hebben een strikt rookverbod in restaurants, cafés en bars en openbare gebouwen ingevoerd, terwijl andere een verbod met beperkte ontheffingen kennen. We moeten deze verschillende modellen respecteren. In beginsel is het beschermen van niet-rokers volgens mij echter een zaak van de lidstaten.
De rapporteur stelt voor dat Europa dient in te grijpen voor het geval de lidstaten geen effectieve maatregelen nemen ter bescherming van niet-rokers op de werkplek. Wanneer deze maatregelen echter worden geschonden, ben ik ervoor dat de EU zich beperkt tot de bevoegdheden die zij heeft op het gebied van de veiligheid en gezondheid op de werkplek.
Ik pleit ook voor de erkenning van de bestaande regels in de lidstaten. Het moet mogelijk zijn dat goed functionerende nationale regelgeving op het gebied van de bescherming van niet-rokers behouden blijft. Lidstaten die op de goede weg zijn moeten worden beloond; we moeten hun successen erkennen. We moeten per geval rekening houden met nationale verschillen en regionale kenmerken en deze accepteren.
Desondanks moet gewaarborgd zijn dat kinderen en jongeren én niet-rokers speciaal en afdoende worden beschermd. We willen de bescherming voor niet-rokers niet afzwakken. Zo kunnen we een hoog niveau van gezondheidsbescherming bereiken, ook als we vasthouden aan het subsidiariteitsbeginsel en de belangen en de regionale verschillen van de lidstaten respecteren.
Catherine Stihler (PSE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met het verslag van de heer Florenz. Ik ben een sterk voorstander van rookverbod in openbare ruimten om de volksgezondheid te beschermen en om de gevaren van passief roken af te wenden.
Ik was opgetogen toen Schotland in het Verenigde Koninkrijk vooropliep met de invoer van een rookverbod in maart 2006 en ik ben blij dat er nu een verbod geldt in Engeland, Wales en Noord-Ierland.
Aangezien het Schotse verbod nu enige tijd van kracht is, hebben we aanwijzingen over het soort invloed dat dit op de gezondheid heeft gehad. Recente getallen uit Schotland tonen aan dat sinds de invoer van het rookverbod het aantal ziekenhuisopnamen door hartaanvallen met twintig procent is afgenomen.
We blijven ook het besef bevorderen van gezondheidsrisico’s die met roken in verband worden gebracht. Daarom dien ik op 14 november 2007 een schriftelijke verklaring bij het Europees Parlement in met een oproep tot meer research en middelen voor COPD (chronic obstructive pulmonary disease). COPD is een veel voorkomende en kostbare longaandoening die in een voortgeschreden stadium een chronisch ademnood geeft. Het is een nauwelijks onderkende, ondergediagnosticeerde en onderbehandelde ziekte, genegeerd door de gezondheidszorg en het publiek. De stijging van COPD maakt het des te belangrijker dat de EU een veelomvattend “rookvrij”-beleid en het verslag van de heer Florenz vaststelt.
Christofer Fjellner (PPE-DE).- (SV) Hartelijk dank. Mag ik om te beginnen zeggen dat ik zo m’n twijfels heb over het idee dat de EU het roken in openbare gebouwen overal in de Unie gaat verbieden. Zelfs degenen die voor een dergelijk rookverbod zijn moeten toch beseffen dat het problematisch is als we dit op EU-niveau doen. Dit soort besluiten roepen altijd weerstand op. Als de burgers merken dat zoiets uit Brussel komt, oftewel dat iemand dergelijke besluiten neemt die er zelf niet direct door wordt geraakt, zal het verzet hiertegen toenemen.
Niettemin zijn er een paar dingen die we hier in de EU kunnen doen om de schadelijke gevolgen van tabaksgebruik in Europa te verminderen. We kunnen bijvoorbeeld het volstrekt onbegrijpelijke EU-verbod op Zweedse snuif, snus, opheffen. Ik grijp deze uitgelezen kans met beide handen aan om de Zweedse situatie uiteen te zetten. Wij hebben het laagste percentage rokers van alle landen in Europa, wij hebben het laagste percentage mensen met aandoeningen die verband houden met tabaksgebruik van alle landen in Europa. Weet u wat het geval is? Het tabaksgebruik is in Zweden desondanks ongeveer even hoog als in de rest van Europa. Dit is het gevolg van het gebruik van snus in plaats van sigaretten. Wanneer sigaretten in de rest van Europa in dezelfde mate als in Zweden worden vervangen door snus, zouden er jaarlijks 200 000 Europeanen minder longkanker krijgen. Daarom is het volgens mij immoreel om de ogen hiervoor te blijven sluiten.
Helaas gaat de argumentatie van de Commissie kennelijk precies in tegengestelde richting. Vandaag kregen de Åland-eilanden een boete van de Commissie ter hoogte van bijna SEK 20 miljoen omdat ze geen toereikend effectief verbod op snus hebben uitgevaardigd. Dit gebeurde ondanks dat snus op de Åland-eilanden een traditioneel product is, dat ook daar in de plaats kwam voor sigaretten en zodoende levens redde. Maar de Commissie doet maar en heeft ook nog de gotspe dat ze het goed bedoelt, door te stellen dat het haar om de gezondheid van de bewoners van de Åland-eilanden gaat. Ik heb echter met die bewoners gesproken en deze wezen dit vriendelijk van de hand. Daarom heeft de Commissie het op haar geweten wanneer het roken weer toeneemt op de Åland-eilanden. Ik denk dat er in dit Huis nog meer collega’s zijn die zo hun twijfels hebben en niet echt geloven dat het allemaal zo simpel is, dat de statistieken niet zo duidelijk zijn als ze ons doen geloven. Daarom verzoek ik u mij tegemoet te komen, althans op één punt, en met mij te stemmen voor het voorstel van Jules Maaten om de effecten van snus op de gezondheid te evalueren. Laten we maar eerst de feiten op tafel krijgen zodat we een wetenschappelijk basis hebben voor een nieuw debat. Ik ben ervan overtuigd dat het een eerste stap zal zijn in de richting van opheffing van het onhoudbare verbod van de EU op snus. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter.