De Voorzitter. – Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0353/2007) van de heer Martin, namens de Commissie economische en monetaire zaken, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad [07656/5/2007 - C6-0218/2007 - 2005/0032(COD)].
Hans-Peter Martin, rapporteur. –(DE)Mevrouw de Voorzitter, collega’s, het is inmiddels zo laat dat er nog maar vier van ons aanwezig zijn, waaronder ikzelf. Een van de volgende sprekers is echter een quaestor die ongetwijfeld van de gelegenheid gebruik zal maken om te zorgen dat dit soort zogenaamde debatten, die in feite alleen plaatsvinden voor de archieven, in de toekomst efficiënter en rationeler worden. Desalniettemin ben ik u dankbaar, commissaris, dat u bereid bent geweest om hier te komen en uzelf hieraan te onderwerpen. In mijn optiek heeft beter bestuur, oftewel efficiënt en transparant bestuur, weinig te maken met deze debatten op een dergelijk onchristelijk tijdstip.
Ik zal terugkeren naar de orde van de dag. We zijn hier samengekomen om opnieuw te werken aan een kwestie die al enige tijd aan de orde is. Het gaat om een belangrijk gebied, namelijk statistiek. Enerzijds hebben we te maken met de volkomen gerechtvaardigde en noodzakelijk behoefte van de meeste personen die bij het politieke proces betrokken zijn om zichzelf sneller en tot in de details op de hoogte te kunnen brengen van de bestaande verhoudingen, met name in de bedrijfssector, en van hun functioneren, in het bijzonder in grensoverschrijdende gevallen. Gelukkig hebben we veel van de grenzen tussen Europese landen al ontmanteld.
We hebben het voorstel van de Commissie derhalve opgepakt en uitgebouwd om aan deze behoefte te voldoen, waarbij we er, middels talrijke besprekingen met mijn uitstekende collega van het secretariaat van de Commissie economische en monetaire zaken vanaf de eerste lezing, voor hebben gewaakt om nog meer bureaucratische rompslomp en belemmeringen te creëren. Door amendementen, vereenvoudigingen en, in sommige gevallen, strakker toezicht, hebben we willen voorkomen dat ondernemingen in de lidstaten nog meer formulieren moeten invullen. Dat is gelukt.
Wat niet is gelukt, is zorgen dat de gegevens die door deze verordening beschikbaar worden, ook daadwerkelijk beschikbaar worden voor een breed geïnteresseerd publiek. We hadden meer kunnen doen aan de transparantie. Het was echter belangrijk voor het Huis om vanaf de eerste lezing snelle en duidelijke resultaten te boeken. Na het bereiken van de gepaste consensus en kort na de aanneming in dit Parlement – ik ben niet op de hoogte van ook maar één tegenstem in dit Huis – werden er helaas amendementen aangebracht op andere gebieden binnen de wetgevende macht, met als gevolg dat het verslag, waarvan wij dachten dat het afgehandeld was, ineens niet meer in ongewijzigde vorm kon blijven bestaan. Dit betekent dat wij in nu in tweede lezing een aantal minuscule wijzingen hebben moeten doorvoeren, bestaande uit twee woordjes op drie plaatsen.
Terugkijkend op dit alles dringt zich, zoals ik al heb gezegd, de vraag op of dit alles werkelijk nodig was. Was het niet mogelijk geweest om ons, met behulp van betere coördinatie van de uitwisseling van informatie over en gedurende de besluitvorming, op de hoogte te houden? Dan hadden we ons dit hele avonddebat kunnen besparen, dat nauwelijks een debat mag heten. We hadden alles in eerste lezing kunnen afhandelen als we het verslag een paar weken later hadden aangenomen.
Het feit dat we hier nu zitten, is een klassiek voorbeeld van hoe het in de Europese Unie vaak een piepklein detail is dat de boel ophoudt. Het is dringend noodzakelijk alle initiatieven erdoor te drukken die gericht zijn op betere coördinatie van de kleinste details van de wetgevingsprocedures die dan op grote schaal in Europa worden geregeld. Hierdoor zou het soort debat dat wij nu moeten verduren in de toekomst niet meer hoeven plaats te vinden en zou er geld bespaard worden – de kosten in ogenschouw nemend van de eerste en tweede lezing, met alle voorbereidingen, tolken en vertalingen van dien en van deze vergaderingen laat op de avond – hetgeen zeker in het belang zou zijn van de Europee Unie en het werk dat zij namens burgers verricht, zou verbeteren.
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie. −(EN)Voorzitter, ik ben het Parlement zeer erkentelijk voor dit verslag, dat in tweede lezing een overeenkomst mogelijk moet maken met de Raad over het onderwerp ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat uiterst belangrijk is voor de productie van geharmoniseerde, volledige en betrouwbare statistieken over zakelijke en andere economische activiteiten. Door deze nieuweverordeningzal het gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters de hele economie beslaan, doordat twee sectoren die nu optioneel zijn hier ook verplicht onder zullen vallen: landbouw en openbaar bestuur.
Maar de belangrijkste innovatie van dit voorstel is dat het ook data betreft over multinationale groepen van bedrijven die binnen de EU actief zijn. Dit is een centraal gegeven binnen de context van economische globalisering. De informele bijeenkomst van de Europese Raad, afgelopen week in Lissabon, heeft dan ook de benadering van de Commissie gesteund, om te zorgen dat Europese maatregelen gericht zijn op het beschermen van Europese burgers in een geglobaliseerde economie. Voor dat doeleind is het cruciaal dat beleidsmakers en actoren op het sociaal-economische vlak kunnen beschikken over accurate informatie over alle soorten activiteiten van transnationale bedrijven die hier in Europa actief zijn.
Om de respondenten te ontlasten, die meewerken aan de onderzoeken die nodig zijn om de statistieken te genereren, heeft de Commissie, in het kader van het algemene streven naar betere regulering, met name gelet op het simplificeren van de dataverzameling. Ondernemingsregisters vormen een belangrijke bouwsteen in een aantal projecten die gericht zijn op het verminderen van de statistische druk op bedrijven. Ze zijn nodig om efficiënt gebruik te kunnen maken van bedrijfsgebonden data uit verschillende bronnen, zoals een gecombineerd gebruik van administratieve data en gerichte statistische dataverzameling.
Er zijn natuurlijk geen nieuwe onderzoeken nodig om aan de nieuwe eisen van de verordening te kunnen voldoen; deze kan worden geïmplementeerd door gebruik te maken van landelijk beschikbare aanvullende bronnen en feedback uit bestaande onderzoeken.
Astrid Lulling, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag tegen de rapporteur, die er zich zojuist over heeft beklaagd dat we hier op dit onchristelijke tijdstip zitten te debatteren, zeggen dat ik twintig jaar lang lid ben geweest van een nationaal parlement. Ik weet niet of hij ooit deel heeft uitgemaakt van een nationaal parlement, maar daar raak je gewend aan nachtelijke vergaderingen. Ik vind dit geen onchristelijk tijdstip. De rapporteur mag gerust beweren dat deze zaak sneller zou moeten zijn afgehandeld, maar ik wil hem eraan herinneren dat hij zelf ook ruim de tijd heeft genomen voordat hij zich bereid verklaarde om dit verslag op te stellen.
(FR)Mevrouw de Voorzitter, ik zou toch gewoon willen zeggen dat de huidige verordening over ondernemingsregisters, die handelt over de harmonisatie van ondernemingsregisters die de lidstaten gebruiken voor statistische doeleinden, uit 1993 stamt en nu gedeeltelijk verouderd is. Het voorstel voor een verordening bevat twee belangrijke amendementen die betrekking hebben op de nieuwe gegevenseisen die op dit gebied zijn vastgesteld. Alle ondernemingen die zich bezighouden met economische activiteiten dragen bij aan het BBP en hun plaatselijke eenheden, alsmede de bijbehorende juridische eenheden, moeten vanaf nu verplicht worden geregistreerd. Krachtens de huidige versie van de verordening vindt registratie in sommige bedrijfssectoren op vrijwillige basis plaats.
Mijn tweede punt is dat financiële banden en ondernemingsgroepen ook meegenomen moeten worden en dat gegevens over multinationale groepen en hun adviserende lichamen moeten worden uitgewisseld tussen de lidstaten en Eurostat.
Wat de aanbeveling voor de tweede lezing van het verslag betreft, zijn er twee amendementen aan ons voorgelegd die zijn voorgesteld door de Juridische Dienst van het Europees Parlement. De Commissie economische en monetaire zaken heeft voorgesteld, zoals ik dat bij deze ook doe, om de aanbevelingen van de Juridische Dienst op te volgen, die er terecht op wijst dat het opnemen van de woorden “doel” en “toepasssingsgebied” in de bevoegdheden van de Commissie haar in staat zou stellen om de verplichtingen van de lidstaten, de autoriteiten en de centrale banken, alsmede haar eigen verplichtingen, te wijzigen. Deze verplichtingen maken deel uit van de basisverordening; wijziging ervan in welke zin dan ook zou van invloed kunnen zijn op de politieke keuzes die in de basisverordening zijn gemaakt en deze aanpassingen van het gemeenschappelijke standpunt vormen geen belemmering voor het bereiken van overeenstemming in tweede lezing, aangezien zij een afspiegeling zijn van afspraken tussen de drie belangrijkste instellingen, waardoor wij deze kwestie in tweede lezing kunnen afhandelen. Ik denk dat dat het belangrijkste is.
Margarita Starkevičiūtė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Ik wil de rapporteur bedanken voor zijn grote inspanningen bij het opstellen van dit zeer complexe technische document, aangezien het grote publiek zich over het algemeen weinig interesseert voor statistische kwesties. Dat is ook waarom de bespreking van deze kwestie vrij laat plaatsvindt. Ik ben erg verheugd dat de heer Frattini aanwezig is, hoewel statistische kwesties normaal gesproken tot de bevoegdheid van de heer Almunia behoren. We hebben het echter over grote gegevensbanken en het gebruik, de veiligheid en het beheer hiervan moeten duidelijk omlijnd worden. Ik geloof dat de heer Almunia goed op de hoogte is van onze problemen met verschillende gegevensbanken, met hun gebruik, veiligheid en de mogelijkheid dat ze worden gebruikt voor de verkeerde doeleinden. In het document worden een aantal punten geïdentificeerd die zouden helpen om dergelijke problemen te voorkomen.
Er is nog iets waar ik zeer blij mee ben: het document zal de transparantie van bestuursorganen van regeringen vergroten. In mijn optiek is dat heel belangrijk; dergelijke informatie zou toegankelijk moeten zijn voor het grote publiek.
Anderzijds baart het mij, als vertegenwoordiger van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, wel zorgen dat we de laatste tijd een groot aantal documenten hebben besproken die betrekking hebben op het verkrijgen van statistische gegevens en het opnemen van verscheidene activiteiten in verschillende registers. Er wordt steeds minder gedacht aan winstgevendheid, de verhouding tussen de kosten en de baten van gegevensverzameling.
Als econoom begrijp ik het belang van deze gegevens voor de bepaling van het economische beleid en voor de besluitvorming – zelfs met het oog op veiligheid is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de verschillende aspecten van de activiteiten van multinationals in de EU, in de lidstaten.
Als vertegenwoordiger van Litouwen, een grensland, een EU-grensland, begrijp ik het zeer goed. Desalniettemin werd er aan het begin van mijn mandaat veel gesproken over de noodzaak om de kosten voor het bedrijfsleven te analyseren en om de bijbehorende berekeningen uit te voeren. Sommige lidstaten waren hiertoe bereid. Nederland heeft dit bijvoorbeeld ook echt gedaan.
Helaas is dit initiatief een langzame dood gestorven. Ik kan alleen maar betreuren dat in dit geval niet is geprobeerd vast te stellen hoe groot de last voor het bedrijfsleven is en hoe deze verlicht zou kunnen worden. Er hadden verschillende kleine Europese steekproefgroepen kunnen worden ingesteld als voorbeelden en tegelijkertijd had de statistische basis voor heel Europa geanalyseerd kunnen worden.
Hans-Peter Martin, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, nu mevrouw Lulling mij persoonlijk heeft aangesproken, zou ik willen zeggen dat als anderen het slecht doen, wij hun voorbeeld nog niet hoeven volgen. Het feit dat er in de nationale parlementen op dit tijdstip of nog later wordt gedebatteerd, betekent niet dat de situatie hier daardoor beter is. Het is bitter als je hervormingsvoorstellen doet en anderen deze vervolgens constant blokkeren door ergens anders over te beginnen.
Mijn tweede punt is deze: er was geen vertraging, mevrouw Lulling. Op zijn hoogst waren er misverstanden. De vertraging waar ik naar verwezen heb, was het onfortuinlijke gevolg van het gelijktijdig moeten afhandelen van verschillende kwesties.
Wat mijn derde punt betreft, blijf ik bij mijn mening. In mijn optiek is het vanuit politiek en zelfs democratisch oogpunt niet verstandig om op een dergelijk laat tijdstip zogenaamde debatten te voeren, en ik zie ernaar uit om de commissaris en onze wederzijdse vriend de heer Staffler weer te zien in Hotel Laurin in Bolzano en daar de dialoog aan te gaan. Ik denk dat het veel waarschijnlijker is dat er bij die gelegenheid politieke vooruitgang zal worden geboekt dan hier, aangezien we nu slechts met drie van ons en de commissaris – laat ik dat nog even herhalen, slechts met drie van ons – een pseudo-debat aangaan op dit onchristelijke tijdstip.
Astrid Lulling (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de rapporteur beweert dat hij niet verantwoordelijk was voor de vertraging. Dat was hij beslist wel! Tijdens de commissievergaderingen liep hij ook altijd achter op schema en ik zie echt niet in waarom ik daar nog meer over zou zeggen.
(FR)Mevrouw de Voorzitter, ik wil alleen nog zeggen dat de toelichting die de rapporteur heeft opgesteld, opmerkingen bevat die totaal niet ter zake doen en buiten de context van dit verslag vallen. De persoonlijke opvattingen van de rapporteur over ...
(De Voorzitter vraagt de spreker om zich van verder commentaar te onthouden)
U bent de voorzitter van een werkgroep. Ik moet zeggen dat de persoonlijke opvattingen van een rapporteur over de pensioenen die worden uitbetaald aan EU-personeel, niet thuishoren in een officieel document dat door deze instelling wordt uitgebracht. Dat wilde ik even officieel gezegd hebben.