De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op donderdag 25 oktober 2007 werd onderbroken, te zijn hervat.
2. Verklaringen van de Voorzitter
De Voorzitter. −Dames en heren, met diepe treurnis hebben wij kennis genomen van de tragische gebeurtenis in Finland, waarbij acht mensen – leerlingen en docenten – werden gedood. Namens het Huis wil ik ons diepste medeleven uitspreken aan hun families en aan de Finse natie.
De fracties hebben mij verzocht een verklaring te doen over het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnenen inzake de vernietiging van deze wapens(Verdrag van Ottawa). Over een paar weken vieren we het 10-jarig bestaan van het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens. Op 3 en 4 december 1997hebben122 landen dit historische verdrag in Ottawa ondertekend. Antipersoneelmijnen maken geen onderscheid tussen burger- en militaire slachtoffers. Zij zijn gericht tegen mensen, met het doel ze te doden of te verminken. Het verbod op mijnen door middel van het Verdrag van Ottawa is een overwinning voor de mensheid.
Het Verdrag is tevens een succes voor het internationaal met elkaar verbonden maatschappelijk middenveld. In een nooit eerder vertoond proces is het een coalitie van non-gouvernementele organisaties, samen met de betrokken overheden en Parlementen gelukt om buiten de normale diplomatieke fora een internationaal verdrag ondertekend te krijgen. De internationale campagne voor het verbod op antipersoneelmijnen kreeg de Nobelprijs voor de Vrede in 1997, uit erkenning voor deze gebeurtenis.
HetEuropees Parlementheeft de campagne voor het verbod op landmijnen vanaf het begin gesteund. Na ondertekening van het Verdrag in Ottawaheeft het Europees Parlementvia resoluties, hoorzittingen en adviezen campagne gevoerd om ervoor te zorgen dat het verdrag daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Inmiddels is duidelijk dat de internationale campagne enorm succesvol is geweest. Meer dan driekwart van alle staten hebben het Verdrag van Ottawa geratificeerd. Het gebruik van antipersoneelmijnen is drastisch afgenomen, evenals het aantal landen dat landmijnen produceert. Ondanks deze successen zijn er nog steeds meer dan 69 landen die landmijnen nog niet hebben afgeschaft. Het is duidelijk geworden dat dit doel niet overal kan worden bereikt, tenzij aanvullende financiële steun wordt geleverd.
Europaheeft in de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Ottawa.Van 1997 tot 2004 heeftde Europese Uniemeer dan een miljard euro geïnvesteerd in de strijd tegen landmijnen. De anti-mijnenstrategie van de Europese Commissie wordt gezien als een van de meest succesvolle onderdelen van het Europees buitenlands beleid. Dit is niet alleen een uiting van onze humanitaire verplichtingen, maar tevens een waardevolle investering in duurzame ontwikkeling en menselijke veiligheid.
De Raadvan de Europese Uniezal binnenkort zijn goedkeuring hechten aan een nieuw gemeenschappelijk optreden inzake landmijnen binnen het kader van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. Wij zijn verheugd over de intentie om te werken aan een universele ratificering van het Verdrag van Ottawa en een daadwerkelijke toetsingsconferentie in 2009.
Wij kijken uit naar een nauwe samenwerking met de Raadende Commissie bij de uitvoering van deze gezamenlijke actie. Ik hoop dat wij spoedig de mogelijkheid hebben met de Raad en de Commissiete overleggen over hun respectievelijke initiatieven inzake landmijnen en hoe zij deze met elkaar coördineren. Ons uiteindelijke, gemeenschappelijke doel is een wereld zonder landmijnen. Om dit te bereiken heeft de Europese Unieeen samenhangend gemeenschappelijk beleid nodig.
(Applaus)
3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
4. Samenstelling Parlement: zie notulen
5. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
6. Rooster van de vergaderperioden: zie notulen
7. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen
8. Rectificatie op een aangenomen tekst (artikel 204 bis van het Reglement): zie notulen
9. Ingekomen stukken: zie notulen
10. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen
12. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
13. Aan de resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen
14. Verzoekschriften: zie notulen
15. Regeling van de werkzaamheden
De Voorzitter. – De definitieve ontwerpagenda voor deze deelzitting, die is opgesteld door de Conferentie van voorzitters op hun vergadering vandonderdag 8 november, overeenkomstigartikelen 130 en 131 van het Reglement, ligt voor u. Men heeft om de volgende wijzigingen op deze ontwerpagenda verzocht:
Dinsdag:
De fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa heeft verzocht op de agenda van dinsdagmiddag een verklaring van de Raad en de Commissie over de scheepvaartongevallen in de Zwarte Zee op te nemen, na het verslag van de heer Leinen, en daardoor de middagvergadering te verlengen tot 18.30 uur. Dit zou betekenen dat de vragen aan de Commissie niet eerder kunnen beginnen dan 18.30 uur en dus een half uur korter zouden duren.
Wie wil de motie motiveren?
Als niemand zich voor of tegen deze motie wil uitspreken, dan vervalt de motie hierbij.
(De motie vervalt)
Woensdag:
De fractie van de Groenen/Europese Vrije Alliantieverzoekt een verklaring van de Raad en de Commissieop te nemen over de situatie in Georgië en deze te bespreken in een gezamenlijk debat over het verslag van de heren Obiols i Germà en Tannock, en de middagvergadering te verlengen tot 18.30 uur en de vragen aan de Raad met een half uur te verkorten.Zij doen tevens het verzoek om het debat over Georgië afte sluiten met de indiening van ontwerpresoluties en over de kwestie te stemmen tijdens de deelvergadering van november in Brussel.
Wie wil de motie motiveren?
Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE). – (DE)Voorzitter, er valt weinig te motiveren: het is voor iedereen duidelijk wat er in Georgië gebeurt en het is duidelijk dat wij het ook over Georgië moeten hebben wanneer we praten over het nabuurschapbeleid. Dit moet worden vastgelegd, zodat de Raadweet wat wat is. Daarna moeten we rustig doorgaan met het opstellen van een ontwerpresolutie, omdat ik denk dat het belangrijk is dat het Europees Parlementeen duidelijke resolutie opstelt over de situatie in Georgië. Die moet vervolgens in Brussel worden aangenomen. Dat is de juiste formele procedure en ik hoop dat alle leden het hiermee eens zijn, zodat we op deze manier kunnen verdergaan.
De Voorzitter. −Dat was de motivering. Wie is vóór de motie?
Hannes Swoboda (PSE). – (DE)Voorzitter, wij steunen deze motie om een heel belangrijke reden. De Rozenrevolutie in Georgiëheeft vele positieve veranderingen met zich meegebracht, vooral na het regime van Shevardnadze. Nu bestaat het grote gevaar dat de onbetwiste successen verloren gaan als er niets wordt gedaan aan de kritiek van de oppositie.
Een initiatief van het Europees Parlementzou President Saakashvili weer op weg kunnen helpen; dat wil zeggen: een dialoog aangaan met de oppositie.
Voorzitter, ik wil u tevens verzoeken contact te houden met de voorzitter van het parlement, die daar ook heel actief is, en haar ook proberen te overtuigen de weg van de dialoog te volgen. Dat is de crux van dit debat en tevens van de resolutie, en daarom steun ik die van harte.
(Het Parlementneemt de motie aan)
Alfonso Andria (ALDE).-(IT)Voorzitter, dames en heren, mijn excuses. Ik heb eerder het woord gevraagd, maar ondanks het feit dat ik ben opgestaan en diverse keren mijn hand heb opgestoken, heb ik niet de mogelijkheid gekregen om te spreken. Ik wil graag iets goed begrijpen.Ik was van plan om, namens de fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Raad en de Commissie te verzoeken om een verklaring over de ramp in de Zwarte Zee. Zonder voor- of tegenstemmen te hebben gehoord is mij niet duidelijk wat is besloten. Zoals ik zei was dit mijn bedoeling en heb ik verzocht om spreektijd. Ik was van plan dit verzoek te richten aan de Voorzitter: er moet een verklaring komen van de Raad en de Commissieover de Zwarte Zee-ramp. Ik vraag u eenvoudig mij uit te leggen waartoe het Parlementheeft besloten.
De Voorzitter. − Mijnheer Andria, let u alstublieft goed op. Ik heb heel duidelijk gevraagd of er leden waren die de motie wilden motiveren. Er kwam geen reactie. Noch waren de verantwoordelijken voor het beheer van de procedure in de zaal op dat moment. Ik heb goed rondgekeken en zag niemand die iets wilde zeggen om de motie te motiveren of te steunen, dus besloot het Huis dat niemand zich tegen de motie hoefde uit te spreken, aangezien deze niet gemotiveerd was. Zowel wij hier aan tafel als de plenaire vergadering waren het ermee eens dat de motie was vervallen en dus niet langer op de agenda stond. Ik wil dan ook verder gaan zoals zojuist is besloten.
Alfonso Andria (ALDE).-(IT)Voorzitter, dames en heren, laat ik duidelijker zijn. Ik ben opgestaan en heb laten weten dat ik iets wilde zeggen, zelfs woordelijk, maar de Voorzitter gaf aan dat ik stil moest zijn. Ik ben diverse keren opgestaan. Ik verzoek u nu dit initiatief op de agenda te plaatsen en ervoor te zorgen dat de Raad en de Commissie een verklaring opstellen. In elk geval zei de Voorzitter bij aanvang van de zitting dat er een verzoek was van de fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa.
Ik zie niet in waarom wij geen debat zouden kunnen voeren, alleen omdat een verzoek per ongeluk van de agenda is gehaald. Ik heb gevraagd te mogen spreken, maar niemand heeft het gezien. Ik ben zelfs opgestaan.
De Voorzitter. − Niemand hier in de zaal heeft het gezien, en dat is waarom ik u dat vertelde. Maar als u denkt dat het nodig is, dan kunnen we er zonder problemen over stemmen.
De voorzitter van de fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa wil graag het woord.
Graham Watson (ALDE).- Voorzitter, ik weet dat mijn collega probeerde te interrumperen toen u het ter sprake bracht, maar ik denk dat het nuttig kan zijn dat ik één ding duidelijk maak aan de Kamer: we zijn niet uit op een debat met de Commissie en de Raad hierover; we weten dat we deze week erg weinig tijd hebben met de Raad. Maar het zou volstaan als de Commissie een verklaring kan afleggen en we op grond daarvan een debat kunnen voeren.
(Het Parlementverwerpt de motie)
⁂
(De regeling van de werkzaamheden isbij dezen vastgesteld)(1)
Voor details over de wijzigingen van de regeling van de werkzaamheden: zie notulen.
16. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
Kinga Gál (PPE-DE).-(HU) Vorige week heeft de Hongaarse Academie van Wetenschappenvoor de derde keer het Wereld Wetenschap Forum georganiseerd, in samenwerking met de EU, UNESCO en de Internationale Raad voor de Wetenschap. Wetenschappers en besluitvormers uit meer dan 60 landen namen deel aan het Wereld Wetenschap Forum, waaronder vier staatshoofden, de directeur-generaal van UNESCO en de Commissiemilieu [...] (onderbreking: Sorry, Voorzitter, maar zo kan ik niet doorgaan!).
Terwijl László Sólyom, President van de Republiek Hongarije, in zijn toespraak de aanbeveling deed een wereldmilieuorganisatie op te richten, kondigden de leiders van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties de oprichting van een nieuwe internationale organisatie aan. Op het Wereldforumvoor economie werd aangeraden de parlementen van zoveel mogelijk landen een commissaris voor toekomstige generaties aan te laten stellen.
De belangrijkste boodschap van het Wereldforum is dat de wetenschap en de politiek samenmoeten werken om klimaatverandering en de vernietiging van het milieu een halt toe te brengen. Volgens de deelnemers is in Boedapest een “wetenschappelijk Davos”opgericht. Met andere woorden: Boedapest is nu voor de wetenschap wat Davos is voor de economie.
De volgende bijeenkomst in de serie is in 2009, wanneer het de bedoeling is de ministers van Wetenschap, onderwijs en financiën in Boedapest te ontvangen, als belangrijkste onderdeel van het Jaar van de Creativiteit. Ik zou de Commissieen u willen vragen de bijeenkomst en het concept erachter te steunen. We moeten namelijk onszelf en toekomstige generaties, evenals het milieu en duurzaamheid verdedigen. Dank u voor het woord, mijnheer de Voorzitter.
Eluned Morgan (PSE).-(EN) Voorzitter, één van de grootste problemen met Europees beleid is de implementatie ervan. Dit geldt zeker ook voor richtlijnen die te maken hebben met Lissabon en de klimaatverandering.
Op 4 januari 2006 had de Richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen in alle lidstaten geïmplementeerd moeten zijn. Dit zou enorme energiebesparingen hebben opgeleverd. Het probleem is, dat slechts acht landen gemeld hebben, de richtlijn volledig en op tijd te hebben ingevoerd. Dat betekent dat de volgende landen er niet in geslaagd zijn, de wet die ze zelf ondertekend hebben, te implementeren: Frankrijk, Italië, België, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Australië, Finland, Zweden, Estland, Litouwen, Polen, de Tsjechische Republiek, Slovenië, Hongarije, Roemenië, Griekenland, Cyprus en Malta.
Als de wetten van de EU niet tijdig uitgevoerd worden, verliest de EU haar geloofwaardigheid en zullen haar pogingen om de kooldioxide-emissies terug te dringen, niet serieus genomen worden. Ik verzoek u dringend de lidstaten die ik zojuist genoemd heb, aan te schrijven en er bij hen op aan te dringen, haast te maken met de implementatie van deze belangrijke richtlijn.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE).-(RO)De veiligheid van Italiaanse burgers op Italiaans grondgebied valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Italiaanse regering. De regering van Roemenië mag zich daar op geen enkele wijze in mengen. Wat de Roemeense overheid wel kan doen, en ook al heeft gedaan, is samenwerken en alle benodigde informatie verstrekken om mogelijke misdrijven door Roemeense burgers te voorkomen.
Tot op heden had de Italiaanse overheid geen strategie om de situatie van de Roma op haar grondgebied te verbeteren. Het beste bewijs hiervan is dat de Italiaanse overheid geen verzoek heeft ingediend voor Europese fondsen voor de integratie van de Roma, hoewel al enkele jaren duidelijk is dat de Roma een probleem begonnen te worden dat aangepakt moest worden.
De lidstaten van de Europese Uniehebben het recht om burgers die misdrijven begaan uit te zetten, maar geen enkele lidstaat van de Europese Uniemag Europese burgers die mogelijk crimineel zijn uitzetten, zonder dat zij een verwijtbare daad hebben verricht.
Richtlijn 38 uit 2004 legt deze situaties duidelijk uit en het decreet van de Italiaanse overheid gaat verder dan de geest van de Europese richtlijn.
Het Europees Parlement en deEuropese ambtenaren moeten een standpunt innemen inzake decreet 181 van 1 november 2007en het Italiaanse parlementverzoeken ervoor te zorgen dat de definitieve vorm van de wet overeenstemt met de letter en de geest van de Europese richtlijn.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL)Voorzitter, kort geleden verklaardeValéry Giscard d’Estaing, voormalig president van Frankrijk en de belangrijkste architect van het grondwettelijke verdrag, dat in de Franse en Nederlandse referenda werd verworpen, dat het in Lissabon goedgekeurde Hervormingsverdrag van de EU niet meer is dan een herziene versie van het grondwettelijke verdrag, waaruit verwijzingen naar de grondwet opzettelijk zijn verwijderd.
Ik citeer: “met name om het gevaar van referenda uit de weg te gaan, door grondwettelijk vocabulaire te vermijden” – einde citaat.
Zo kwamen de burgers van de EU erachter dat een referendum over het Hervormingsverdrag een bedreiging voor Europa is, en dat de opstellers van dit verdrag toestaan dat er opzettelijk wordt gemanipuleerd om het volk van Europa te misleiden.
Deze belachelijke uitspraak toont aan dat referenda over het verdrag nodig zijn, maar dat voordat ze worden gehouden een eerlijk debat moet worden gevoerd, niet in de laatste plaats in het forum van het Europees Parlement. Ons electoraatmoet weten wat dit document werkelijk is.
Věra Flasarová (GUE/NGL).-(CS)Dames en heren, tijdens een recente bijeenkomst met Tsjechische burgers werd mij verteld dat daar nog steeds mensen zijn die problemen ondervinden vanwegede nog niet voltooide harmonisering van de EU-wetgeving inzake concessies voor gehandicapten die naar het buitenland reizen. Ik heb dit jaar al eerder in hetParlementgesproken over het feit dat de harmonisering van EU-wetgeving ervoor zou kunnen zorgen dat mensen met verschillende soorten geestelijke en lichamelijke handicaps over één document beschikken waarmee zij in de hele EU recht hebben op bepaalde uitzonderingen, waarmee zij hun recht op vrij verkeer kunnen uitoefenen en dus in grotere mate aan onze maatschappij kunnen deelnemen.
Een andere kwestie die door de burgers aan de orde werd gesteld en onze aandacht verdient, heeft betrekking op de deadline voor oproepen tot het indienen van projecten die uit hoofde van het Europees Sociaal Fonds worden gefinancierd. Ik waardeer het feit dat de fondsen worden aangewend voor burgers in nood. Maar volgens gehandicaptenorganisaties is het opstellen en indienen van projecten in de periode tussen de oproep en de deadline voor indiening soms zelfs voor een compleet gezond persoon een onmenselijke taak. Ik weet dat het Hervormingsverdrag meer aandacht besteedt aan gehandicapten, maar dat zal niet alles oplossen. We moeten daarom bekijken of wij meer aandacht moeten besteden aan mensen met een handicap. Waar liggen de grenzen tussen gezond en gehandicapt? En wat hulp betreft: wie geeft en wie ontvangt de hulp? Ieder van ons zou op een dag aan de andere kant van de lijn kunnen staan.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM).– (PL)Voorzitter, de Poolse pers meldt dat de namen van twee Poolse vrouwen zijn weggelaten op het Madrileense monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de terroristische aanval op 11 maart 2004. Het gaat om Danuta Teresa Szpila en Alina Maria Bryk. Hun families zijn beledigd. Het monument werd acht maanden geleden onthuld.
Ook de namen van immigranten uit Marokko en Roemenië zijn weggelaten.Ik vraag mijn collega’s uit Spanje daarom: is deze fout rechtgezet? Waarom zijn deze namen niet op het monument gezet? Voorzitter, ik wil u vragen uw interesse te tonen en in deze zaak tussenbeide te komen.
Dimitar Stoyanov (ITS).-(BG) Mijnheer de Voorzitter, leden van het Parlement,Ahmed Dogan, de leider van de anticonstitutionele Turkse partij voor Rechten en Vrijheden, die het mandaat van de Bulgaarse overheid in handen heeft, verklaarde in de nacht na afloop van de plaatselijke verkiezingen dat stemmen ronselen normaal is in Europa.Die schandelijke opmerkingwekte terecht de woede op van de minister van Europese zaken van de Duitse deelstaat Beieren, Markus Söder. In zijn interview metDie Welteiste Söder een onderzoek en het stopzetten van EU-fondsen voor Bulgarije.
De MRF is de politieke erfgenaam van een Turkse terroristische organisatie. Ahmed Dogan was de oprichter van die organisatie en hij is daarvoor, als terrorist, veroordeeld en gevangengezet. Al vanaf het begin is de Ataka-partij tegen het bestaan van deze maffioseorganisatie geweest, die haar fondsen gebruiktevoor het ronselen van stemmen en voor economische racketeering en de verschrikkelijke discriminatie van Bulgaren in hun eigen land.
Het stoppen van EU-fondsen zal neerkomen op het straffen van het Bulgaarse volk vanwege een politieke maffioso. We kunnen dus beter Dogan zelf stoppen! Als hij denkt dat stemmen ronselen een Europese praktijk is, dan kunt u zich voorstellen hoe de vier vertegenwoordigers van de Beweging voor Rechten en Vrijheden bij de fractie van de liberalen hier in het Europees Parlement terecht zijn gekomen!
DitParlementmoet de antidemocratische uitingen van Ahmed Doganveroordelen en een enquêtecommissie instellen om de recente plaatselijke verkiezingen en de in mei dit jaar gehouden verkiezingen voor het Europees Parlementte onderzoeken. Dank u!
Jaroslav Zvěřina (PPE-DE).-(CS) Dames en heren, het definitieve besluit over de aansluiting van negen EU-lidstaten bij het Schengen-gebied werd enthousiast ontvangen door de burgers van de Tsjechische Republiek. De aansluiting zal formeleveranderingen van het beveiligingssysteem en de bescherming van de nationale grenzen met zich meebrengen en het vrije verkeer van personen en goederen vergemakkelijken, maar zorgt tevens voor enkele verrassende complicaties. Op de recente bijeenkomst van plaatselijke autoriteiten uit Zuid-Bohemen, Beieren en Oberösterreichgaven verschillende deskundigen aan dat het nieuwe obstakel langs de voormalige nationale grenzen de zogenoemde “non-interferentiezone”van het Šumava Nationaal Park zou kunnen zijn. Sommige toeristenroutes vanaf de grens van Beieren grenzen aan de non-interferentiezone en de strikte milieuwetten staan niet toe dat deze routes de Tsjechische grens overschrijden. Niet zo lang geleden was er een ijzeren gordijn langs de grenzen tussen Tsjechië en Oostenrijk en Tsjechië en Duitsland, waardoor voormalig Oost-Duitsland en Tsjecho-Slowakije, die door een totalitair regime werden bestuurd, werden afgesneden van de democratische wereld. Het zou kunnen gebeuren dat de mensen die in die regio’s leven ditmaal niet door een ijzeren, maar door een groen gordijn worden gescheiden.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE)Voorzitter, mijn excuses, maar bij de twee na laatste spreker zei onze verder overigens zeer capabele tolk datde heer Söder Bulgarije’s minister voor Europa was. Ik denk dat het echter belangrijk is erop te wijzen dat hij de minister van Europa van Beieren was. Dit toont maar weer hoe belangrijk het is dat wij schriftelijke notulen ontvangen en niet alleen audiovisuele opnames.
De Voorzitter. − We zullen dit noteren.
Mijnheer Dîncu heeft nu het woord. Is hij afwezig?
Richard Corbett (PSE).-(EN) Voorzitter, dit is een catch-the-eye-debat.
Hoe is het dat lid gelukt uw blik te vangen zonder zelf aanwezig te zijn?
De Voorzitter.− Ik begrijp dat u de aandacht op catch-the-eye wilt vestigen; daar bent u in geslaagd!
Kristian Vigenin (PSE).-(EN)Voorzitter, ik wil uw aandacht vragen voor de toenemende activiteiten van uiterst rechtse groeperingen, die we geneigd zijn soms te vergeten en zelfs te vergeven.
In minder dan een maand tijd is er een aantal verontrustende incidenten geweest. In oktober heeft een groep jonge Italianen de nagedachtenis van de Holocaust besmet, door in het concentratiekamp van Dachau Hitlerleuzen te schreeuwen. In Spanje waren er racistische aanvallen op immigranten in Barcelona en Madrid. In Boedapest heeft de paramilitaire Hongaarse Garde zijn gewelddadige gezicht laten zien. In de afgelopen dagen hebben we gezien hoe extreemrechtse ideeën die ingaan tegen de meest fundamentele waarden van ons Europese project het politieke leven in België en Italië hebben geïnfecteerd en politieke besluiten en acties beïnvloeden.
Speciale aandacht dient uit te gaan naar de demonstratie van extreemrechts die vorige week in Praag plaatsvond, die erop uit was, de anti-joodse zuiveringsactie van 9 november 1938, beter bekend als de Kristalnacht, te vieren. Al deze gebeurtenissen beginnen bij ons dagelijkse leven te horen. Het is tijd om wakker te worden. Wij, de Europarlementariërs, moeten een strijd voeren voor de principes die ons in dit Huis gebracht hebben: vrede, democratie, tolerantie, rechtvaardigheid en solidariteit. Laat me daarbij onderstrepen dat het feit dat er een extreemrechtse politieke groepering in dit Parlement zit een aanmoediging vormt voor extremisten in heel Europa. Mijn enige hoop is dat er snel een einde zal worden gemaakt aan dit misbruik van de democratie.
Marios Matsakis (ALDE).-(EN) Voorzitter, het is zo goed als zeker dat het mond- en klauwzeervirus dat vorig jaar zomer de Britse economie enorm beschadigd heeft, ontsnapt is uit het Pirbright Laboratorium in Surrey. Dat is een laboratorium met Europese erkenning, dat onze dieren tegen besmettelijke ziekten moet beschermen, niet epidemieën veroorzaken door incompetentie.
In de afgelopen twee weken speelt datzelfde laboratorium een hoofdrol in iets wat een nieuw fiasco lijkt te zijn. Het heeft een hele rij verwarrende en soms tegenstrijdige onderzoeksresultaten naar buiten gebracht over mond- en klauwzeer, gebaseerd op bloedmonsters van dieren uit Cyprus. Dit uitgesproken onverantwoorde gedrag heeft zeer ernstige gevolgen gehad voor honderden boeren op het eiland. De Cypriotische autoriteiten houden de Europese Commissie verantwoordelijk voor alle verwarring en de burgers zijn behoorlijk boos, zoals valt te begrijpen.
Kunt u de Commissie in het belang van de landbouw alstublieft vragen om Pirbright, voordat ze weer een gevaarlijke blunder begaan, van de lijst van erkende dierproeflaboratoria te verwijderen en te vervangen door een betrouwbaardere instelling?
Mieczysław Edmund Janowski (UEN).– (PL)Voorzitter, ik wil graag een punt aan de orde stellen dat ons allemaal niet zo lang geleden dwars zat, namelijk de overgang van zomer- naar wintertijd (en weer terug in maart).
Er wordt gezegd dat dit aanzienlijke besparingen oplevert in het elektriciteitsgebruik. Mij lijkt dit echter niet het geval, aangezien de hoeveelheid daglicht niet meer of minder wordt. Hetzelfde geldt voor het elektriciteitsverbruik voor straatverlichting, aangezien dit automatisch wordt geregeld, afhankelijk van de hoeveelheiddaglicht.
Het elektriciteitsverbruik in fabrieken verandert ook niet. Alleen het elektriciteitsverbruik in de huishoudens vermindert enigszins. Toch worden nieuwe roosters gedrukt, treinen gestopt, het brengt ongemakken met zich mee voor ouderen en ook voor kinderen, en het verstoort informatiesystemen. Het zou mij verheugen, Voorzitter, als het Parlementbetrouwbare informatie van de Commissiezou krijgen over de voor- en nadelen van zomer- en wintertijd.
James Nicholson (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, ik wil graag de aandacht van het Huis vragen voor een voorstel van de FIFA, de overkoepelende voetbalorganisatie, om spelers die in Noord-Ierland geboren zijn toe te staan de Ierse Republiek te vertegenwoordigen. Het voetbalteam van Noord-Ierland kan bogen op een lange geschiedenis, waarin het vele geweldige voetbalelftallen voortgebracht heeft, die veel van de grote Europese landen verslagen hebben. In al die jaren heeft Noord-Ierland veel problemen gekend, net als de afgelopen 30 jaar, maar al die tijd bracht voetbal de mensen samen. Daarom wil ik de FIFA heel duidelijk het volgende zeggen: u bent hiermee verkeerd bezig en dit zal de kansen van Noord-Ierland om zich in de toekomst volledig te ontwikkelen zeker niet vergroten, en juist op het moment dat we dachten dat onze situatie zich aan het normaliseren was.
Glyn Ford (PSE).-(EN) Voorzitter, ik wil de kwestie aan de orde stellen van Cadbury Schweppes, dat zojuist in mijn eigen kiesdistrict aangekondigd heeft dat het zijn fabriek in Keynsham gaat sluiten en de productie naar Polen gaat verplaatsen. Hierbij gaan 500 banen verloren. De Britse en Poolse vakbonden zijn hierop tegen, omdat zij van mening zijn dat dit een poging van Cadbury Schweppes is om naar het absolute minimum te zakken en alleen nog mensen aan te nemen die de extreem lage lonen accepteren.
Er wordt in Keynsham al 250 jaar chocolade gemaakt, waarvan bijna 100 jaar door Cadbury Schweppes. Er zullen daar 500 banen verloren gaan en als we de effecten bij onderaannemers meetellen, komt het totaal op ergens rond de 1 500.
Het bedrijf hoopt op Europees geld om te helpen bij het verplaatsen van de productie. Ik ben een groot voorstander van Europese projecten waarin banen worden gecreëerd en ik hoop dat de Commissie daarmee door zal gaan, of dat nou in het Verenigd Koninkrijk is, in Polen of ergens anders. Maar geld van de Europese Unie is bestemd voor het creëren van banen, niet voor het verplaatsen ervan. Ik hoop dat het punt duidelijk is voor de Commissie: we vinden dat ze niet hoort te betalen voor dit verlies van banen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE).– (PL)Voorzitter, het integratieproces van de EU doorloopt verschillende fases. Als gevolg van de tenuitvoerlegging van het Schengenakkoord zal een nieuwe groep staten een gebied binnentreden waarbinnen grenscontroles en beperkingen zijn opgeheven. Wij zijn hier verheugd over, aangezien een aanzienlijk deel van de Poolse oostgrens tevens een EU-grens is.
Met het van kracht worden van de Schengenbepalingenis Polen verplicht extra grenscontroles uit te voeren. Ik denk hierbij met name aan de grens met Oekraïne, een land dat sinds zijn democratische en economische transitie een steeds belangrijkere EU-partner wordt. Polen en Oekraïne zijn door hun eeuwenlange geschiedenis als buurlanden met elkaar verbonden. Tegenwoordig bestaan er bijzonder nauwe contactenen samenwerking tussen onze burgers en bevolkingen.
We moeten daarom goede voorwaarden creëren en het gemakkelijk voor mensen maken om de grens tussen Oekraïne en Polen, met andere woorden de grens tussen Oekraïne en de EU, over te gaan, door onnodige administratieve eisen en kosten tot een minimum te beperken. Dit moet geen scheidende grens zijn, maar een grens van samenwerking tussen buurlanden, een grens die in de toekomst alleen nog formeel, op papier, zal bestaan, als Oekraïne lid wordt van de EU. En laten we hopen dat dit gebeurt.
Viktória Mohácsi (ALDE).-(HU)Voorzitter, dames en heren, ik wil graag iets zeggen over de situatie die zich heeft ontwikkeld ten aanzien van de Roemeense Roma in Italië. Het betreurt mij dat een dergelijke tragedie moest gebeuren voordat het besluit van Italië het werkelijke probleem kon blootleggen, dat door iedereen overigens verschillend wordt uitgelegd, en waar ik, zolang als ik me kan herinneren, op elk forum aandacht aan heb besteed.
In deze zelfde kamer heb ik altijd het gebrek aan een integratiebeleid voor Roma genoemd bij het overleg over de toetreding van Roemenië en Bulgarije. Wanneer minderheidsgroeperingen hun land verlaten in de hoop op een beter leven is dat een probleem. Maar het is tevens een enorm probleem dat er discriminatie plaatsvindt binnen de grenzen van de Europese Unie en bepaalde minderheidsgroeperingen gedwongen zijn hun geboorteland te verlaten.
Het moment is aangebroken om een de brede strategie te creëren waar wij, dit Parlement, voor hebben gestemd in onze beschikking van april 2005 en waarin wij de Commissiehebben verzocht er bij de lidstaten op aan te dringen de strategie te ontwerpen. Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Slowakije hebben al een strategie opgezet en nemen deel aan het programma “Decennium voor de integratie van de Roma”.
Indien de Commissie of de andere lidstaten niet tevreden zijn met de richtsnoeren van 2005 en de beschikking van het Parlement, dan dient de zaak opnieuw te worden behandeld. Wij moeten niet alleen een brede Roma-strategie uitwerken, maar tevens, met het oog op het aandringen op het creëren van een strategie en de ernst ervan, zo spoedig mogelijk een zogenoemd EU-fonds instellen voor een volledige integratie van de Roma, met name om een einde te maken aan de segregatie in het onderwijs.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN).– (PL)Voorzitter, ik zou vandaag spreken over de situatie in Birma, maar informatie die ik heb ontvangen over Rusland verplicht mij uw aandacht daar wederom op te vestigen.
Toen de voorbereidingen voor de top van de Europese Unieplaatsvonden in Mafra, in de Russische stad Kazan, 720 kilometer van Moskou, ging de langdurige strijd tussen de autoriteiten en de media een nieuwe ronde in. Dit keer was het slachtoffer Natalia Petrova, die documentaires maakte over, onder meer, Tsjetsjenië. Deze keer werd de rol van folteraar gespeeld dooragenten in burger van de plaatselijke politie.
Zij arresteerden mevrouw Petrova thuis, voor de ogen van haar ouders en twee kleine kinderen. Tijdens haar arrestatie verloor zij het bewustzijn, werd diverse keren geslagen en er werden sigaretten op haar uitgedrukt. Zij kwam weer bij positieven op het hoofdkantoor van de politie, waar zij na enkele uren werd vrijgelaten. Een van de dochters van de journaliste had ook enkele verwondingen, evenals haar moeder. Is dit standaardgedrag bij de politie in een democratisch land dat lid is van de RaadvanEuropa? Moet ik u in deze vergadering van deze brute feiten op de hoogte brengen om Europabewust te maken van wat zich werkelijk in Rusland afspeelt?
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) Ik wil de opening van de plenaire zitting van het Europees Parlementgraag gebruiken om onze solidariteit te betuigen met de arbeiders van Gestnave en Erecta,die vastberaden en dapper strijden voor integratie in Lisnave. Die integratie, als het hen lukt, is in feite de uitvoering van wat is vastgelegd in het akkoord dat tien jaar geleden is gesloten tussen de Portugese staat en de Mello-groep, in het kader van de herstructurering van de scheepsbouwindustrie van het schiereiland Setúbal, en de uitvoering van de Portugese arbeidswet.
Tenslotte wil ik graag onze volle steun betuigen aan de talloze initiatieven die de arbeiders van Gestnave, Erecta en Lisnave over de jaren hebben genomen om de wet ten uitvoer te leggen en te zorgen voor rechtvaardigheid voor de werknemers en de toekomst van de scheepsbouw en –reparatie in Portugal.
Avril Doyle (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, uit een recent opinieonderzoek in Ierland blijkt dat er alarmerend weinig steun is voor het Hervormingsverdrag: minder dan 25 procent is ervóór en ruim 62 procent heeft geen mening. Maar het ontwerp wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008, dat deze week verschenen is, stelt dat er ook verder gewerkt zal worden aan de plannen om bedrijven de mogelijkheid te bieden, een EU-brede belastinggrondslag te kiezen.
Dr. Sean Barrett, docent economie aan het Trinity College in Dublin, beschreef vandaag de verlaging van de vennootschapsbelasting in Ierland, van 50 procent in de jaren 1980 naar 12½ procent tien jaar later, als een van de belangrijkste beleidsmaatregelen bij de transformatie die in Ierland heeft plaatsgevonden.
Het concept van een EU-brede belastinggrondslag, met de gevaarlijke optie om de belasting over de omzet te innen op basis van het belastingpercentage dat in elk land geldt, ondermijnt het vertrouwen, draagt bij aan de Euroscepsis in Ierland en is volledig misplaatst in de context van de ratificatie van het Hervormingsverdrag.
Ik wil er daarom op aandringen dat deze kwestie snel in de Commissie aan de orde wordt gesteld. We moeten ons richten op de belangrijke elementen vanhet voorgestelde Verdragen de echte obstakels in de interne markt, en niet de opkomende markten, inkomende investeringen en de toekomstige ratificatie van het Verdrag in gevaar brengen door een onverstandig voorstel voor een belastinggrondslag, dat kan rekenen op wantrouwen en dus onacceptabel is.
De Voorzitter. − Commissaris Figel is hier, dus ik ga ervan uit dat hij hier nauwkeurig nota van heeft genomen.
Anna Záborská (PPE-DE).-(SK) 17 november aanstaande is voor het Tsjechische en Slowaakse volk symbolisch even belangrijk als de val van de Berlijnse muur voor de Duitsers.
Achttien jaar geleden werd in die landen een einde gemaakt aan een barbaars totalitair regime. Het Tsjechische en Slowaakse volk werd opnieuw deel van Europa. Vanwege deze gebeurtenis is 17 november een feestdag die overal wordt gevierd, een symbool van iets belangrijks dat men niet mag vergeten. Het verenigde Europaheeft zijn fundamenten in de nederlaag van het nazisme, maar ook van het communisme. Net als het niet berechten van nazimisdaden en nazimisdadigers een bedreiging voor Europa is geweest, geldt dit ook voor de misdaden van het communistische regime.
Ik zou hier de erfenis van Paus Johannes Paulus II in herinnering willen brengen, wiens beroemde woorden “wees niet bang” een belangrijke uiting van solidariteit waren voor Slowaakse dissidenten. Ik wil ook graag President Reagan noemen, wiens woorden over het “Evil Empire”hem ook ónze president maakten, ook al hadden wij niet voor hem gestemd. Moedige mannen en vrouwen hebben het communisme verslagen; onrechtvaardigheid werd vervangen door rechtvaardigheid. Vrijheid is een groot goed en ik ben blij dat vandaag als lid van het Europees Parlement te kunnen zeggen.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE).-(HU)Een grote meerderheid van het Europees Parlementheeft terecht met afschuw gereageerd op de gebeurtenissen in Italië, maar hier zit een enorme hypocrisie in, dames en heren. Alsof wij niet weten dat in Roemenië 3 tot 4 miljoen Roma leven in moeilijke omstandigheden. Alsof wij niet weten dat er 12 miljoen Roma in Europa zijn. Dit toont ook aan dat de Europese Uniegeen minderhedenbeleid heeft, niet voor inheemse minderheden, niet voor de Roma en niet voor migrantenminderheden.
Het vervult mij met blijdschap en trots dat de Europese Socialisten het beginsel van collectieve schuld in Italië hebben veroordeeld en ik zou blij zijn geweest als mijn eigen fractie hetzelfde zou hebben gedaan met betrekking tot het collectieve brandmerken van de Hongaarse minderheid in Slowakije.
Voorzitter, ik wil u heel graag verzoeken tijdens deze parlementaire zitting eindelijk iemand te benoemen die verantwoordelijk wordt voor minderhedenzaken in het Europees Parlement. Daarnaast moethet subcomité Mensenrechten eindelijk een volwaardig comité worden en tenslotte zou er ook eindelijk enige monitoring moeten zijn, aangezien onze president een echte “minderheidsvriendelijke” president is.Dank u.
Milan Horáček (Verts/ALE). – (DE)Voorzitter, nog maar kort geleden was het vier jaar geleden dat Mikhail Khodorkovsky en Platon Lebedev, die hartproblemen heeft en aan hepatitis lijdt, gevangen zijn genomen.Het is onaanvaardbaar dat deze twee mannen nog steeds gevangen zitten in de Siberische stad Chita, onder schending van de Russische wetgeving.
Om onjuiste redenenzijn hun aanvragen voor vervroegde vrijlating, wat mogelijk is onder de Russische wetgeving, afgewezen, ondanks goed gedrag. Dit was duidelijk bedoeld om weerstand tegen het besluit tot een minimum te beperken, met het oog op de verkiezingen van volgend jaar.
Toen onze fractie twee weken geleden in Moskou was heb ik gesproken met de advocaat van mijnheer Khodorkovsky, Yuri Schmidt. We hebben ook met enkele andere vertegenwoordigers van Memorial gesproken en met Garry Kasparov en Grigory Yavlinsky, die allen bevestigden dat het Yukos-probleem vooral een politiek probleem is. Ik verzoek de EU daarom schendingen van de mensenrechten harder en duidelijker aan de orde te stellen in haar overleg met Rusland. Het gaat hier niet om vergelding, maar om menselijkheid en gerechtigheid.
Rodi Kratsa-Τsagaropoulou (PPE-DE). – (EL)Voorzitter, dames en heren, ik wil het graag hebben over de tragische politieke situatie in Libanon en de rol die de EU dringend wordt verzocht op zich te nemen. Vandaag is weer een typisch voorbeeld van deze crisis, omdat de verkiezing van de president van de republiek wederom is uitgesteld.
Regionale machtspelletjes met gevolgen voor Libanon hebben de kloof tussen de politieke partijen vergroot. Als gevolg hiervan wordt de bevolking gegijzeld, bestaat het risico op een burgeroorlog en is de gehele regio onstabiel.
De EU, die een partnerschap heeft met Libanon, is bezig met de uitvoering van een actieplan uit hoofde van het nabuurschapsbeleid. De EU en haar lidstaten zorgen voor veertig procentvan de internationale ontwikkelingshulp voor Libanon. De Unie heeft aan haar verplichtingenmet betrekking tot de versterkte vredesmacht voldaan. Deze maatregelen hebben echter geen enkele zin als er geen overeenkomst wordt bereikt om de crisis af te wenden. De weg vooruit is moeilijk, misschien zelfs onmogelijk, vanwege het mislukken van de presidentiële verkiezingen. De Unie moet zich nu als daadkrachtige onderhandelaar opstellen en een daadwerkelijke dialoog op gang brengen. We hebben geen tijd te verliezen; we kunnen niet gewoon maar afwachten.
Gerard Batten (IND/DEM).-(EN) Voorzitter, het Europees Hof voor de Mensenrechten heeft onlangs een beslissing genomen die verstrekkende consequenties heeft. De rechtszaak waar het om gaat was die van de Amalgated Society of Locomotive Engineers en Firemen tegen het Verenigd Koninkrijk. Het ging over de heer Jay Lee, die lid was geweest van ASLEF en de British National Party (BNP). De heer Lee was uit ASLEF gezet vanwege zijn lidmaatschap van de BNP. Het Hof heeft zich achter deze actie geschaard.
De BNP is een politieke partij die geworteld is in het neonazisme. Maar het lidmaatschap van deze partij is onder de Britse wet volstrekt legaal. De Britse regering heeft aangegeven dat de vakbondswetgeving nu moet worden aangepast, zodat vakbonden leden kunnen royeren wier politieke ideeën hen niet aanstaan.
Vakbonden moeten de collectieve materiële belangen van hun leden op de werkplek behartigen en gaan er niet over welke politieke ideeën al dan niet acceptabel zijn. De beslissing van het Hof is de zoveelste nagel in de doodskist van de Britse vrijheden.
Toomas Savi (ALDE).-(EN) Voorzitter, we zijn geschokt door de gewelddadige confrontaties tussen demonstranten en politie, afgelopen week in Tbilisi in Georgië. Het feit dat president Mikhail Saakashvili de noodtoestand heeft afgekondigd om een eind te maken aan de rellen en zijn gewelddadige optreden is uiterst alarmerend.
Volgens de deelnemers was er geen sprake van externe invloeden op de rellen, maar waren deze een uiting van een diepgaande onvrede met de regering.
De reactie van president Saakashvili was buiten proporties, want geweld is niet de gepaste oplossing om in te gaan op de terechte zorgen van de oppositie. Ook heeft president Saakashvili aangekondigd dat er in Georgië in januari 2008 presidentsverkiezingen zullen worden gehouden.
We mogen deze ongeregeldheden niet negeren. De EU heeft Georgië, als een van de landen van bestemming in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, geadviseerd over de uitvoering van de regimetransitie. We moeten ons afvragen of we genoeg gedaan hebben om een dergelijke crisis te voorkomen en vooral of we ervan verzekerd kunnen zijn dat dit niet ook in andere bestemmingslanden gaat gebeuren.
Tunne Kelam (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, op de Mafratop die onlangs plaatsvond hebben de Russen voorgesteld een instituut op te richten om de mensenrechtensituatie in EU-landen te monitoren. De Russische afgevaardigden zien dit initiatief als een politieke maatregel die tegenwicht moet bieden aan de voortdurende kritiek die er vanuit de EU geleverd wordt op de steeds slechter wordende mensenrechtensituatie in Rusland. Het betreffende instituut zal door Rusland gefinancierd worden.
Ik vind dat de Europese leiders dergelijke pogingen om mensenrechtenkwesties te politiseren in principe moeten vermijden. Er bestaan al adequate kaders voor dialoog over mensenrechten tussen de EU en Rusland. Deze kaders zijn helaas niet voldoende benut, met name door het gebrek aan respons van Russische zijde op kwesties die door de EU worden aangekaart.
Straks gaat president Ahmadinejad nog voorstellen dat er op EU-grondgebied een door Iran gefinancierd instituut voor de mensenrechten en Holocauststudies wordt opgericht. Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke initiatieven de edele zaak van de strijd voor de mensenrechten enkel maar in diskrediet kunnen brengen.
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
17. De rol van sport in het onderwijs (debat)
De Voorzitter. - Het volgende onderwerp (A6-0415/2007) is het verslag van Pál Schmitt, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over de rol van sport in het onderwijs (2007/2086(INI)).
Pál Schmitt (PPE-DE), rapporteur. –(HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik graag mijn dank uitspreken voor de talloze opmerkingen en suggesties voor verbeteringen die ik heb ontvangen naar aanleiding van mijn verslag. Mijn doel was te schrijven over het versterken van de rol van lichamelijke beweging en sport in het onderwijs.
Bijna een kwart van de kinderen in de Europese Uniekampt met overgewicht, en vijftig procentvan hen doet alleen aan sport tijdens de gymlessen op school. En voor die gymlessen worden steeds minder uren beschikbaar gesteld. Als gevolg van dit gevaarlijke proces lijden steeds meer mensen in Europa aan diabetes, hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten, rugproblemen en zenuwaandoeningen en zullen de uitgaven voor de gezondheidszorg van de lidstaten in de toekomst aanzienlijk toenemen.
Wij kunnen het ons niet permitteren de inactieve en zittende levensstijl van Europese adolescenten te compenseren door zo’n eenvoudig, maar tegelijkertijd efficiënt instrument als de gymles te verwaarlozen. Als voormalig deelnemer aan de Olympische Spelen, uitvoerend sportdirecteur en natuurlijk ook als lid van het EP is het mijn plicht en verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de Unie een bijdrage levert aan de bestrijding van obesitas onder kinderen, door een gezonde, actieve levensstijl te ondersteunen, de gezondheid van Europese jongeren vast te leggen en sport op scholen te bevorderen.
Ik wil de staatshoofden van de lidstaten graag feliciteren met hun wijze besluit om het thema sport tijdens de laatste top in Lissabon niet te vergeten en de Unie het recht op initiatief in de sport te geven na goedkeuring van het Hervormingsverdrag. De Commissieheeft diverse programma’s opgesteld voor het bevorderen van een gezonde levensstijl en een gezonde voeding, maar deze programma’s zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. Sportdeskundigen, gymleraren en trainers moeten bij de tenuitvoerlegging van de programma’s een grotere rol en meer waardering krijgen.
Het moet gezegd dat het door de Commissie in juli gepubliceerde Witboek over Sporten het bijbehorende actieplan een stap in de goede richting zijn. Wij rekenen ook op samenwerking met de Commissie bij het bevorderen van onderzoek dat belangrijk is voor sportdeskundigen en het vergaren van statistische gegevens om de sportactiviteiten van leerlingen en hun fysieke conditie te meten.
Ik ben van mening dat het belangrijk is dat wij, door middel van “een leven lang leren” en het kader van het Bologna-procesmobiliteit en vervolgopleidingen voor trainers en gymleraren bevorderen, hun diploma’s onderling erkennen en bijdragen aan een betere samenwerking tussen organisaties van sportdeskundigen.
Naast lichamelijke beweging ontwikkelen kinderen tijdens gymlessen op school ook belangrijke eigenschappen als vasthoudendheid, teamgeest, wilskracht en fair play, waar de kinderen waar wij voor zorgen de rest van hun leven profijt van zullen hebben. Gymzalen op scholen en sportscholen in de lidstaten worden vaak enorm verwaarloosd. Bovendien worden ze slecht onderhouden en zien ze er niet uit. Een ander groot probleem is het tekort aan geschoolde gymleraren, beter gezegd: het gebrek aan organisatie van vervolgopleidingen en het feit dat de inhoud van het gymnastiekcurriculum niet meer van deze tijd is.
Helaas is gymnastiek op scholen steeds minder belangrijk geworden, terwijl het wel de basis is voor lichamelijke én geestelijke ontwikkeling. Subtiele en ruwe bewegingen, die heel goed kunnen worden ontwikkeld door middel van sport en spel, of welke andere activiteit op basis van beweging dan ook, zijn tevens essentieel voor het leren lezen en schrijven. Het is niet voor niets dat kinderen met dyslexie en dysgrafie worden behandeld door middel van bewegingstherapie.
Gymnastiek is het enige vak op school dat niet alleen gericht is op geestelijke, maar ook op lichamelijke ontwikkeling; de ontwikkeling van een cultuur van activiteit en hygiëne. Gymleraren en ouders zijn er gezamenlijk voor verantwoordelijk kinderen te leren en aan te moedigen een gezonde levensstijl te leiden en regelmatig te bewegen en hun aandacht te vestigen op de schadelijke lichamelijke en geestelijk gevolgen van verboden prestatiebevorderende drugs, alcohol en andere verdovende middelen.
Om de gezondheid en de lichamelijke conditie van schoolgaande kinderen te verbeteren bevelen wij aan gymnastiek verplicht te stellen op lagere en middelbare scholen en kinderen de mogelijkheid te bieden ten minste driemaal per week, als onderdeel van het vakkenpakket, te kunnen sporten. Sport speelt een prominente rol bij het bevorderen van maatschappelijke integratie en het versterken van sociale cohesie. Sport is dus een belangrijk instrument voor socialisatie en een interculturele dialoog.
Het thema gendergelijkheid speelt een grote rol in het verslag. Ik vind het tevens belangrijk dat kinderen met een handicap ook deelnemen aan gymlessen die passen bij hun behoeftes en beter geïntegreerd zijn. In mijn verslag merk ik tevens op dat gymnastiek en georganiseerde sporten op scholen een belangrijke rol spelen bij een gezonde, lichamelijke én geestelijke, ontwikkeling van kinderen en tegelijkertijd maatschappelijke integratie bevorderen. In mijn verslag stel ik dat de regio’s die op dit gebiedachter zijn gebleven geld uit de structuurfondsen moeten kunnen aanvragen om te investeren in sport.
Tenslotte wil ik de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken graag bedanken voor hun waardevolle bijdragen aan het verslag. Dames en heren, ik vraag uvriendelijk mijn verslag te steunen. Dank uvoor uw aandacht.
Hans-Peter Martin (NI). –(DE)Mevrouw de Voorzitter, ik heb om het woord gevraagd voordat het verslag werd aangekondigd. De vorige voorzitter heeft een groot aantal leden die niet eens in het Huis aanwezig waren, als een soort van “catch-the-eye-procedure”, het woord gegeven. Daarvoor werd hij bestraft door de bewaker van het Reglement, mijnheer Corbett.
Ik heb tientallen keren geprobeerd te spreken, en daar ook een verzoek voor ingediend, maar dat werd genegeerd. Ik ben van mening dat wat de vorige voorzitter heeft gedaan strijdig is met de regels van dit Huis en beneden het niveau van dit Parlement.
De Voorzitter. - Mijnheer Martin, er waren veel te veel speeches van één minuut. Normaal duurt dit een half uur. Het heeft veel langer geduurd, dus helaas.
Ján Figeľ,lid van de Commissie.−(EN) Voorzitter, allereerst wil ik de heer Schmitt en de commissie complimenteren met deze ontwerpresolutie. Dit verslag is goed getimed en het is erg inspirerend. We hebben dit verslag gebruikt bij het opstellen van ons Witboek, als een van de in mijn ogen belangrijke bijdragen aan een gezamenlijke strategie op het gebied van sport in Europa en ik ben blij dat er veel concrete punten van overeenstemming bestaan tussen het Witboek dat in juli is aangenomen en dit verslag.
In grote lijnen stellen dit verslag en het witboek beide dat de algemene uitgangspunten van de lichamelijke opvoeding niet aansluiten bij de huidige noden van de samenleving. Het vak krijgt een steeds marginalere plaats in het schoolprogramma, dus daar moeten we verbetering in brengen.
Ik wil enkele kwesties en onderwerpen bespreken, die in het verslag en het Witboek aan de orde komen. Beide documenten doen de aanbeveling, de samenwerking te versterken tussen de sectoren volksgezondheid, onderwijs en sport, om strategieën te ontwikkelen en te implementeren die gericht zijn op het terugdringen van gezondheidsrisico’s zoals overgewicht.
Wat betreft de tijd die aan lichamelijke opvoeding wordt besteed: deze zullen we opnemen in een stel richtsnoeren voor lichaamsbeweging. We dienen dit voor het einde van het komende jaar, 2008, samen met de lidstaten te ontwikkelen. We overwegen ook het instellen van een Europees keurmerk voor scholen die actief betrokken zijn bij het ontwikkelen en stimuleren van fysieke activiteiten in een schoolomgeving.
Op het gebied van onderzoek stelt het Witboek voor, het zevende Kaderprogramma onderzoek te gebruiken om multidisciplinair onderzoek op dit gebied op te zetten, met name naar de relatie tussen levenswijze en gezondheid. We bevelen ook aan, bij het programmeren van Structuurfondsen de rol van sport bij integratie en gelijke kansen mee te nemen.
Wat betreft investeren in topsport, zijn we een onderzoek gestart naar de opleiding van jonge topsporters in Europa. Aan de hand van dit onderzoek zouden we moeten kunnen vaststellen wat de juiste instrumenten zijn voor het ontwikkelen van sporttrainingen en –opleidingen voor jonge mensen, en kunnen we de kwaliteit daarvan, en kwaliteit in het algemeen, verbeteren.
Tegelijkertijd ondersteunen we sport en lichaamsbeweging door middel van het Programma voor Levenslang Leren, het Programma Jeugd in Actie en het Programma Europa voor de burger. Laat me hierbij onderstrepen dat lichamelijke opvoeding en sport bij de algemene oproep voor voorstellenvoor 2008, 2009 en 2010 in het kader van het Programma voor Levenslang Leren als prioriteiten zijn aangemerkt, hetgeen dit terrein van onderwijs nieuwe financieringsmogelijkheden zal bieden.
Afsluitend: we zien, zoals de heer Schmitt al zei, uit naar de ratificatie en de inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag, omdat dit nieuwe kansen zal bieden. Onze ervaring met het Pierre de Coubertin-actieplanen uw verslag zullen ons helpen die kansen beter vorm te geven, om de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen bij het stimuleren van de rol van sport in het onderwijs in de komende jaren. Ik dank u nogmaals voor uw bijdrage.
Christa Prets (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid.– (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, in de sport – en we hebben het hier over fair play – mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de seksen; vrouwen moeten gelijk worden behandeld. Het begint al op school, tijdens de gymnastieklessen en loopt door in trainingen op topsportniveau, omdat daar veel te weinig rekening wordt gehouden met vrouwelijke kenmerken en vrouwelijke biologische behoeftes. Daar moet meer aandacht aan worden besteed.
In de topsport geldt hetzelfde voor het publiek en de aandacht van de media, wat gevolgen heeft voor financiering. Vrouwen worden aanzienlijk benadeeld in de topsport en het is hoog tijd dat we ervoor zorgen dat fair play ook op dit vlak gaat gelden.
Tevens moeten we ervoor zorgen dat de integratie van meisjes van verschillende culturele achtergronden in sportactiviteiten op school beter wordt. We moeten proberen iedereen erbij te betrekken, ongeacht religieuze of culturele verschillen.
Manolis Mavrommatis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil onze collega, de heer Schmitt, die zijn ervaring voor dit verslag heeft gebruikt, feliciteren. Ik wil graag benadrukken dat sport en de deelname van kinderen aan sportactiviteiten vandaag de dag, met het oog op de veranderingen die plaatsvinden in ons dagelijks leven, broodnodig zijn.
Kinderen brengen tegenwoordig een groot deel van hun tijd voor de televisie, met videogames of achter de computer door. Hun eetpatroon is alles behalve gezond. Obesitas bij kinderen is een steeds groter probleem geworden dat ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee brengt. Voor kinderen is sport niet alleen een manier om aan lichaamsbeweging te doen en nieuwe groepsvaardigheden te ontwikkelen; het is ook recreatief en leert ze teamwork. De lichamelijke beweging die hoort bij sport heeft een gunstig effect op de fysieke gezondheid van kinderen. Commissaris, kinderen eten niet méér. Ze zijn simpelweg minder actief en bewegen minder. Een zittend leven en obesitas veroorzaken vaak een hoge bloeddruk en diabetes, waar een steeds groter deel van de bevolking van de EU aan lijdt.
De lidstaten moeten lichaamsbeweging nu promoten als schoolvak, om kinderen voor te bereiden op een gezonde levensstijl. De lidstaten en de bevoegde instanties moeten ervoor zorgen dat er meer nadruk wordt gelegd op de bevordering van gezondheid in het vakkenpakket, en dat gymnastiek dezelfde status krijgt als andere vakken. Tevens moeten de lidstaten een minimaal aantal uren vaststellen voor gymnastiek op scholen.
Tenslotte moeten de lidstaten alle vormen vanlichamelijke opvoeding actief ondersteunen en een dialoog tussen ouders, gymnastiekleraren en sportverenigingen buiten de school bevorderen.
Christel Schaldemose, namens de PSE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijnheer Schmitt bedanken voor zijn goede verslag en voor zijn opbouwende samenwerking bij de opstelling ervan. De rol van sport in het algemeen en in het bijzonder op scholen is een ongelooflijk belangrijke kwestie. Minder dan een maand gelegen zei commissaris Kyprianou dat hij van mening was dat obesitas de grootste bedreiging van de gezondheid van EU-burgers is. Helaas denk ik dat hij gelijk heeft. Daarom is het van cruciaal belang dat wij ons richten op het probleem en op wat we kunnen doen om het op te lossen. Dat zijn we verplicht aan onze kinderen, met name diegenen die thuis geen goede eet- en sportgewoontes aanleren vanwege sociale of gezinsgerelateerde redenen. De focus op de rol van sport in het onderwijs is daarom erg belangrijk.
De school kan en moet een belangrijke rol spelen bij het aanleren van goede gewoonten aan kinderen, aangezien zij een groot deel van hun dag daar doorbrengen. Zoals aangegeven in het verslag hoeven we daarom niet te discussiëren over de vraag of sport binnen het onderwijs essentieel is of niet. Het is echter wel van belang dat wij overleggen hoe wij ervoor kunnen zorgen dat er meer sport komt op school. Het is ook belangrijk dat kinderen zo vroeg mogelijk goede gewoontes op het gebied van lichaamsbeweging ontwikkelen. In de eerste plaats natuurlijk omwille van hun gezondheid, maar ook, zoals collegaSchmitt heeft aangegeven, omdat lichaamsbeweging en sport kinderen en jongeren helpen sociale relaties aan te gaan en maatschappelijke integratie bevorderen, ongeacht etniciteit of sociale klasse.Dat is waarom sport zo’n belangrijk instrument is. Wat kunnen wij doen? We moeten ervoor zorgen dat kinderen de kans krijgen meer aan lichaamsbeweging te doen dan nu het geval is. Sport mag niet alleen iets voor welvarende kinderen zijn. Het moet een natuurlijk onderdeel zijn van het leven van ieder kind. Op dit punt is het tevens van belang ervoor te zorgen dat sport niet alleen competitieve sport betekent, maar iets waar iedereen aan kan deelnemen. Daarom is het zo belangrijk dat sport in het onderwijs wordt geïntegreerd.
De afzonderlijke lidstaten moeten sport daarom een grotere prioriteit in het onderwijs geven dan momenteel het geval is, bijvoorbeeld door te zorgen voor goede sportfaciliteiten en gediplomeerde gymleraren. Het is duidelijk een belangrijke verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar met dit verslag willen wij proberen de aandacht te richten op het probleem en de mogelijke oplossingen, evenals natuurlijk benadrukken wat de EU kan doen.Voorts zijn er drie eisen waaraan moet worden voldaan. Leraren moeten meer inzicht krijgen in de redenen waarom kinderen niet meedoen aan sport. Ook moet de verhouding tussen sport op school en sport als vrijetijdsbesteding worden verbeterd. Daarnaast moeten we, zoals ik zojuist als zei, prioriteit geven aan middelen, tijd en sportfaciliteiten. Ik ben erg tevreden met het verslag. Het is een goed verslag dat aangeeft aan welke voorwaarden moet worden voldaan om ervoor te zorgen dat sport de gezondheid van kinderen bevordert. Daarom steunt de Socialistische Fractie in het Europees Parlementhet verslag volledig. Wij zijn echter wel van mening dat dit slechts de eerste stap is naar een breder initiatief om het probleem van zwaarlijvigheid aan te pakken. Wij denken dat we hiervoor meer middelen en meer tijd moeten inzetten.
Hannu Takkula, namens de ALDE-Fractie. –(FI) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de rapporteur, mijnheer Schmitt, graag bedanken voor dit verslag. Het moet gezegd dat het een uitstekend en actueel onderwerp is. Het stelt lichamelijke opvoeding en de rol van sport op school aan de orde. Als we 20 tot 30 jaar terug in de tijd gaan, weten wij als Europeanen dat dit een schoolvak is dat we verwaarloosd hebben.Dit is overal in Europazichtbaar in de vorm van een daling van de algemene lichamelijke conditie. We zien het ook aan het aantal bijwerkingen daarvan. Een voorbeeld hiervan is de zichtbare toename van obesitas. Ook diabetes is een veelvoorkomende ziekte geworden, net als hart- en vaatziekten. Tevens komen geestelijke gezondheidsproblemen steeds vaker voor. We zouden kunnen zeggen, zoals hier al eerder is gezegd en zoals mijnheer Mavrommatis, die uit het “oude Griekenland” komt, eerder heeft aangegeven, dat men vroeger zei dat een “gezonde geest in een gezond lichaam” het beste was. Daar zouden we in Europa opnieuw naar moeten streven. We moeten begrijpen dat lichaamsbeweging essentieel is voor het welzijn van mensen.
We leven in Europa in de zogenoemde informatiemaatschappij, maar ik hoop dat de informatiemaatschappij iets meer wordt. Het zou een onderwijsmaatschappij kunnen zijn, waaronder ook lichaamsonderwijs en –beweging vallen. In Finland is onze olympische medaillewinnaar Tapio Korjus op dit moment bezig met een lichaamsonderwijsproject, ter bevordering van het standpunt dat een gezonde lichamelijke conditie gevolgen heeft voor het welzijn van mensen. Wij verwachten hier goede resultaten van.
De kern van het verhaal is echter de lerarenopleiding en scholen. Lichaamsbeweging moet een prioriteit worden voor leraren. Dit moet ook van leraren worden vereist, omdat veel kinderen in afgelegen gebieden bijzondere problemen hebben.
Ik hoop echt dat de lichamelijke opvoedingwordt verbeterd, dat scholen en fitnessorganisaties elkaar makkelijker zullen vinden en dat kinderen en jongeren de voordelen van lichamelijke opvoeding in hun leven zelf kunnen ervaren en hun toekomst erop bouwen.
Zdzisław Zbigniew Podkański,namens de UEN-Fractie. – (PL)Mevrouw de Voorzitter, lichaamsbeweging is absoluut een belangrijke factor in het leven van ieder mens. We kunnen wel zeggen dat het goed is voor onze gezondheid en voor onze ziel.
Uit talloze studies en statistieken blijkt dat de gezondheid van EU-burgers ieder jaar verslechtert als gevolg van een steeds snellere levensstijl waardoor wij steeds minder tijd hebben voor sport en recreatie. Voegen we hier slechte eetgewoonten aan toe, vanwege de opname van fastfood in ons dagelijks menu, zouden we kunnen zeggen dat we een gezonde levensstijl zijn kwijtgeraakt. Erger nog, wij zijn verantwoordelijk voor de gezondheid van kinderen en jongeren die steeds meer last hebben van zwaarlijvigheid en hartaandoeningen.
De levensstijl die wij kinderen opleggen bestaat uit reizen naar school in de auto, onvoldoende lichamelijke opvoeding op school, terug naar huis in de auto en eenmaal thuis computers en televisie, wat niet bepaald de beste levensstijl is.Daarom is het nu tijd de balans op te maken en alle nuttige initiatieven die gericht zijn op het opbouwen van een actieve levensstijl te steunen.Het is hoog tijd dat we iets dóen met de resoluties over de rol van sport in het onderwijs en het commentaar en de voorstellen van mijnheer Schmitt. Het is tijd dat we dit onderwerp serieus gaan nemen.
Mikel Irujo Amezaga, namens de Verts/ALE-Fractie.–(ES) Mevrouw de Voorzitter, namens mijn fractie wil ik allereerst mijnheer Schmitt feliciteren met dit verslag en tevens het belang benadrukken van het verhogen van het aantal uren lichamelijke opvoeding op scholen. Voldoende tijd besteden aan de juiste lichamelijke beweging is de beste manier om een allround persoonlijke ontwikkeling aan te vullen, zowel vanuit geestelijk als lichamelijk oogpunt.
Een evenwicht vinden tussen de tijd die aan studie en aan sport wordt besteed is iets dat wij voor onze kinderen zo spoedig mogelijk moeten realiseren, aangezien wij er zo voor kunnen zorgen dat zij in de toekomst een goed leven leiden. We moeten er ook rekening mee houden dat dit een belangrijk moment is om gewoontes aan te leren. Lichamelijke opvoeding is dus essentieel. Ik wil ook graag de noodzaak benadrukken om op kinderen gerichte campagnes te introduceren. Dit is dan ook een verzoek aan de Commissie. Deze campagnes en programma’s moeten gericht zijn op kinderen en hun ouders, zodat zij een gezonde levensstijl aannemen, mét lichaamsbeweging, maar zonder slechte gewoontes als roken, wat nog steeds een van de smetten op de Europese gezondheid is.
Tenslotte denk ik dat alle voorgaande sprekers een betere opleiding van gymnastiekleraren hebben genoemd aangezien dit programma zonder hen natuurlijk niet kan worden uitgevoerd.
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag over de rol van sport in het onderwijs gaat uitgebreid in op de vraag hoe de lidstaten invulling moeten geven aan het vak lichamelijke opvoeding op school. Dit is opnieuw een voorbeeld van hoe de politici en ambtenaren van de EU zich met ieder gewenst onderwerp en op ieder gewenste schaal bemoeien om de politieke macht hier te centraliseren. In speeches wordt altijd hoog opgegeven over subsidiariteit, maar in de politieke praktijk wordt dit niet in daden omgezet. Dit voorbeeld vestigt een nieuw record van absurd gedetailleerde regelgeving.
Ik zal u enkele voorbeelden geven. Paragraaf 10 stelt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen lichamelijke opvoeding verplicht te stellen in het basis- en voortgezet onderwijs en dat leerlingen ten minste drie gymnastieklessen per week moeten krijgen. Paragraaf 24 gaat over het belang van het aanbieden van gemengde sportlessen op kleuter- en basisscholen.
Dit is waar men nu mee bezig is. Het is een schaamteloze en belachelijke poging om de positie van de EU te versterken op een gebied dat aan de Europese bevolking zelf moet worden overgelaten.
Slavi Binev,namens de ITS-Fractie.–(BG) Mevrouw de Voorzitter, collega’s, met genoegen stel ik vast dat een beroemd en prominent persoon in de sportwereld als Pál Schmitt zo’n belangrijke kwestie voor de toekomst van de Europeanen aan de ordeheeft willen stellen in het Europees Parlement. Want een standpunt over sport is in feite een standpunt over de gezondheid van de bevolking in het verenigde Europa. Ik ben vereerd en trots dat ik over zijn verslag kan spreken als atleet, een vertegenwoordiger van een oude bevolking met een enorm gevoel voor sport en ook als iemand die bezorgd is over de toekomst van kinderen in het verenigde Europa, de toekomst van onze kinderen.
Volgens mij is alles zo helder als glas: meer sport op school betekent minder drugs op school; meer uitgaven voor sport op school betekent minder uitgaven voor gezondheidszorg, want het is natuurlijk tien keer beter voor onze kinderen om gelukkig te zijn dan beter verpleegd te worden; meer competitiesport op jonge leeftijd betekent minder agressie op andere vlakken; meer internationale sportwedstrijden met schoolkinderen betekent minder etnische en andere spanningen tussen de verschillende landen in de EU en in de rest van de wereld. Vanwege de beperkte tijd wil ik graag enkele aspecten benadrukken die verder ontwikkeld moeten worden op basis van het verslag van de kampioen en zeer gerespecteerde atleet en politicus Pál Schmitt.
Ik zou graag zien dat het Europees Parlementalle lidstaten aanbeveelt het aantal sporturen op scholen te verhogen tot vijf uur per week. Ik wil het Europees Parlementverzoeken hier serieus over na te denken en in haar toekomstige begroting een voorstel op te nemen voor internationale sportwedstrijden van de EU voor schoolkinderen, voor de sporten die voor adolescenten het beste zijn. Het verslag wijst op het feit dat sport op school niet aantrekkelijk is.Hebt u zich ooit afgevraagd waarom voetbal wel aantrekkelijk is? Omdat voetballers sterren zijn. Laten we eens kijken wie, voor verschillende sporten, de sportsterren op de Europese scholen zijn! Op die manier krijgt sport op school veel meer publiciteit dan een richtlijn of aanbeveling ooit zou kunnen genereren.Dan hebben we Europese schoolkampioenen atletiek, voetbal, basketbal, vechtkunst of zwemmen. Op deze manier kunnen we misschien het oude Spartaanse ideaal van een gezonde geest in een gezond lichaam, mens sana in corpore sano, niet helemaal in de oorspronkelijke betekenis in ere herstellen, maar we bereiken dan wel meer dan een verslag ooit zou kunnen.
Het besluit om Olympische Spelen voor de jeugd te organiseren in 2010past in deze lijn, maar de Olympische gedachte blijft niet hangen op scholen als we alleen vierjaarlijkse spelen organiseren. We moeten de tijd ertussen intensiever gebruiken door schoolgaande kinderen een sportkalender van betekenis te bieden.
Het Europees Parlementmoet bijzondere maatregelen nemen om de verspreiding van drugs via de sport op school tegen te gaan. Tenslotte ben ik van mening dat het beeld van dit Parlement over sport op jonge leeftijd veel goeds voorspelt voor de toekomst …
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Ljudmila Novak (PPE-DE).-(SL) Het belang van lichaamsbeweging voor de ontwikkeling en gezondheid van kinderen is welbekend. We weten echter ook dat onze huidige levensstijl inhoudt dat veel kinderen een groot deel van hun tijd binnen doorbrengen, gezeten achter de computer. Het verslag van collega Schmitt, dat de lidstaten en ons allemaal aanmoedigtom opnieuw na te denken over de rol van sport in het onderwijs, is dan ook van groot belang.
Ik wil graag twee aspecten noemen die in het verslag vluchtig worden genoemd. In de eerste plaats het belang van sportonderwijs aan kinderen met bijzondere behoeftes. De tendens is zoveel mogelijk van die kinderen naar gewone scholen te laten gaan. Vanwege de bijzondere behoeftes van die kinderen en jongeren is het echter niet altijd mogelijk om hun op een gewone school het juiste materiaal en de juiste begeleiding te bieden. Anderzijds zijn het juist deze kinderen die speciale aandacht en lichaamsbeweging behoeven, Kinderen met bewegingsproblemen, bijvoorbeeld,brengen een groot deel van de dag zittend door en hebben daarom nog meer mogelijkheden voor beweging nodig. Als zij naar gewone scholen gaan, moet daarom voor passende, aan hen aangepaste, voorwaarden voor lichaamsbeweging worden gezorgd.
Het tweede aspect is de rol van sportclubs en de impact van sporttrainers op de ontwikkeling van kinderen. Niet alleen sportresultaten zijn belangrijk, maar ook gezondheids- en onderwijsactiviteiten met jongeren, waar trainers in clubs veel aandacht aan moeten besteden. Ouders willen hun kinderen in de handen laten van iemand die niet alleen streeft naar de beste sportprestatie, maar die ook op hun gezondheid let en zich op alle vlakken als opvoeder en rolmodel opstelt.Alleen op die manier kunnen we spreken van de positieve rol van sport in het leven van kinderen en jongeren.
Christa Prets (PSE). – (DE)Mevrouw de Voorzitter, we hebben natuurlijk het Europees Jaar van opvoeding door sport gehad en ik denk dat we kunnen voortbouwen op veel van de inzichten die dat jaar ons heeft gebracht. Over verschillende zaken hebben wij al enkele resoluties aangenomen. Er staat nog veel op de agenda, waaronder het verslag van mijnheer Schmitt, en ik denk dat we over veel materiaal beschikken dat kan staven en illustreren hoe belangrijk sport is en wat we ervan kunnen leren. Maar er gebeurt niet genoeg in de sport. Ik bedoel, er gebeurt te weinig voor de sport.
Mensen zijn zich meer bewust van hun gezondheid, maar toch is er sprake van steeds meer obesitas en diabetes, met name onder kinderen. We hebben veel gesproken over de opleiding van leraren en ik denk dat we moeten beginnen met de lagere school. Er zijn geen gespecialiseerde gymnastiekleraren op basisscholen – in elk geval niet in mijn land. Gewone basisschoolleraren geven ook gymles. Maar ook op de basisschool zijn gespecialiseerde gymnastiekleraren nodig.
Ik ben van mening dat samenwerking tussen sportverenigingen, scholen en overheidsinstanties erg belangrijk is. Sportverenigingen leveren een belangrijke bijdrage aan onderwijs en opleiding van kinderen en krijgen veel te weinig steun. Zij worstelen allemaal met het feit dat ze te weinig geld hebben, terwijl ze van onschatbare waarde zijn. Ik ben trots op het project dat momenteel in Oostenrijk loopt, waarbij sportbeheerders op scholen het aanbod van lichamelijke opvoeding hebben kunnen vergroten, in samenwerking met leraren en de schoolorganisaties van de verschillende deelgebieden. Er is bijzondere aandacht voor de talenten en mogelijkheden van de kinderen.
Ik denk dat het erg belangrijk is de ouders erbij te betrekken. We kunnen en mogen niet alles aan overheidsinstanties overlaten. We moeten mensen er juist bewust van maken dat voeding en lichaamsbeweging belangrijk zijn voor kinderen. Hier moeten ook de ouders op worden gewezen.
Karin Resetarits (ALDE). – (DE)Mevrouw de Voorzitter, felicitaties voor mijnheer Schmitt voor zijn verslag op eigen initiatief. Ik ben het niet eens met mijnheer Lundgren. Helaas wordt de Europese Unie, wat schoolzaken betreft, door de lidstaten beperkt, aangezien elke objectieve analyse van het probleem snel duidelijk maakt hoe belangrijk het is de verschillende aspecten van scholing te harmoniseren. Lichamelijke opvoeding is hier een onderdeel van, net al kinderen leren creatief te denken en sociale betrokkenheid te tonen.
Het verslag van de heer Schmitt richt zich op lichamelijke opvoeding. Terwijl in de VS alleen zeer sportieve leerlingen met uitstekende cijfers een plek op een goede universiteit krijgen, is het in Europa precies omgekeerd. Hoe hoger het scholingsniveau, hoe minder tijd er aan sport wordt besteed.
Lichamelijke opleiding heeft een nogal lage status op scholen. Sport wordt alleen als vrijetijdsbesteding gezien, en dat is onjuist. Door sport leren mensen geestelijke grenzen over te gaan, en dat is precies wat we in Europa nodig hebben. Tegenwoordig kunnen mensen vaak een carrière maken in de sport ondanks school, en niet dankzij de school. Dat is een fout in ons systeem, een fout waar dit verslag ons op wijst.
Tenslotte wil ik graag iets zeggen uit naam van een gemeenschap die hier niet zelf kan spreken. Vanwege de politieke situatie in hun land kunnen jonge sporters in het Turkse deel van Cyprus niet meedoen aan internationale sportwedstrijden.Zij hopen dat de Europese Unieeen eind zal maken aan hun geïsoleerde positie.Het is nu meer dan drie jaar geleden dat Cyprus lid werd van de Europese Unie. Indien er nog geen oplossingis gevonden, zou er toch tenminste een voorstel voor een oplossing moeten komen.
Ewa Tomaszewska (UEN).– (PL)Mevrouw de Voorzitter, wij zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling van onze economie, maar wij verwaarlozen vaak een evenwichtige ontwikkeling van onze kinderen, niet alleen hun intellectuele ontwikkeling, maar ook hun lichamelijke ontwikkeling.
Tijdens hun schooljaren gaan kinderen en jongeren door een periode van dynamische groei en een snelle biologische ontwikkeling en volwassenwording. Lichaamsbeweging en de versterking van verschillende spiergroepen is bijzonder belangrijk voor de gezondheid in deze periode.
Kinderen brengen veel tijd voor de televisie of de achter de computer door. Dit bevordert misschien hun intellectuele ontwikkeling, maar het heeft negatieve gevolgen voor hun lichamelijke ontwikkeling. Het veroorzaakt verkrommingen van de ruggengraat. Dit kan worden voorkomen door regelmatig te sporten. Helaas zijn de gymzalen op scholen vaak niet toegankelijk na de lessen en kunnen kinderen er geen gebruik van maken. Ik steun het verslag.
Rolf Berend (PPE-DE). – (DE)Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het Witboek van de Commissie en het uitstekende verslag van mijnheer Schmitt gaan beide over de educatieve functie van lichamelijke opvoeding op scholen en de rol van sport bij sociale integratie en het bevorderen van een goede gezondheid. De bewustwording van al deze aspecten moet in de maatschappij worden vergroot.
Naast wat wij hebben geleerd van het Europees Jaar van opvoeding door sport en de programma’s “een leven lang leren”, “Europa voor de burger” en het jongerenprogramma, is het nu tijd om initiatieven te ontplooien om in deze tijd zoveel mogelijk uit de verschillende vormen van lichaamsbeweging te halen, waaronder sport op scholen, clubs en verenigingen en sport als spontane, informelelichaamsbeweging.
In een tijd waarin wij zeer weinig aan lichaamsbeweging doen, betekent sport veel meer voor ons dan indertijd voor onze ouders en grootouders. In een tijd waarin kinderen liever computerspelletjes spelen, wordt het steeds belangrijker om actieve, gezonde levensstijlen te bevorderen onder kinderen en jongeren. Helaas zijn er veel signalen dat op veel scholen in de praktijk niet aan het officieel aantal uren gymnastiek wordt voldaan. Met andere woorden: de praktijk komt niet overeen met de wettelijke verplichtingen. Het lijkt erop dat op veel scholen op dit vlak een “reality check” nodig is.
Ik ben het ook eens met de oproep van de rapporteur aan de Commissie om, samen met de nationale en Europese koepelorganisaties, richtsnoeren op te stellen over de toepassing van de voorschriften over staatssteun voor sportlokalen, uiteraard met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Het moet duidelijk worden welk soort staatssteun als aanvaardbaar en wettig wordt beschouwd en welke aspecten mogelijk geïntegreerd kunnen worden, zoals meer investeringen in lichamelijke opvoeding en, indien nodig met steun van Europese fondsen in het kader van de Structuurfondsen, de modernisering en uitrusting van scholen.
Ryszard Czarnecki (UEN).– (PL)Mevrouw de Voorzitter, ik steun de ontwerpresolutie volledig en ik wil de rapporteur bedanken voor een zeer goede ontwerptekst. Voor mij bestaat er geen twijfel: in mijn jeugd, en hetzelfde zal voor de meeste van u gelden, waren school en sport voor veel meer kinderen gewoon. Het aantal uren gymnastiek op scholen is nu flink gedaald. Natuurlijk heeft dit gevolgen voor de gezondheid van jongeren, zoals mevrouw Tomaszewska opmerkte.
Aan sport doen moet worden beloond. Een manier om dit te doen is om de Europese overdracht van studiepunten voor scholing en opleiding ook voor sport te laten gelden. Wederzijdse erkenning van diploma’s en vergunningen, zodat houders hiervan hun diensten in de hele Europese Unie kunnen aanbieden, zal zeker bijdragen aan een vrij verkeer van studenten, sporters en werknemers in Europa en de kansen op een goede baan voor mensen in deze sector vergroten. Er moet nadruk worden gelegd op de sociale en culturele aspecten van het bestaan van sportclubs en verenigingen voor lokale bewoners en nationale gemeenschappen.
Ovidiu Victor Ganţ (PPE-DE).-(RO)Mevrouw de Voorzitter, commissaris, beste collega’s, ik waardeer en steun het verslag van Pál Schmitt over de rol van sport in het onderwijs omdat het ons wederom de kans biedt actief te proberen het leven van onze medeburgers te verbeteren.
Door lichamelijke opvoeding en sport te steunen geeft het Europees Parlementniet alleen een signaal voor een gezonder leven, maar ook voor de bevordering van de gemeenschappelijke Europese waarden die wij allemaal van de oude Grieken en Romeinen hebben geërfd.
We moeten meer inhoud geven aan het gezegde mens sana in corpore sano, via concrete maatregelen die vaak door financiële aspecten worden gedicteerd.
Daarom vragen wij de Commissie, de Raad en de lidstaten de juiste instrumenten in te zetten om het aantal investeringen in de infrastructuur en de uitrusting van scholen te vergroten.
Eén extreem efficiënte manier om dit te bereiken is het Europees fonds voor achterstandsgebieden, met name in de nieuwe lidstaten, die steun nodig hebben om hun absorptievermogen te vergroten.
Bovendien ben ik van mening dat de Europese Unieeen doorlopende mediacampagne moet beginnen, met name in tv-programma’s voor kinderen en jongeren, om hen aan te moedigen aan sport te doen teneinde overgewicht, roken en drugsgebruik terug te dringen en correctheid, teamgeest, discipline, solidariteit en tolerantie te bevorderen en discriminatie te bestrijden.
Vele van ons, als leden van het Europees Parlement, hebben aan sport gedaan. Ik denk dat we een manier moeten vinden om jaarlijks de beste initiatieven voor het bevorderen van lichamelijke opvoeding en sport te belonen, bijvoorbeeld door een prijs uit te loven.
Ivo Belet (PPE-DE). – (NL)Voorzitter, felicitaties aan collega Schmitt voor dit prima verslag, maar ook nogmaals aan commissaris Figel, voor het witboek over sport. Laat me dat nog eenmaal duidelijk zeggen, want we zetten hiermee een heel belangrijke stap vooruit, zeker met het oog op de sportparagraaf in het Hervormingsverdrag van de Europese Unie.
Dat de Europese Unie zich met sport inlaat, beste collega’s, is niet evident voor iedereen. Maar een aantal facetten van sport, of we dat nu graag hebben of niet, moeten we toch Europees bekijken.
Ik pik er één element uit: het pleidooi in dit verslag van de heer Schmitt om sportclubs extra financieel te ondersteunen als ze actief samenwerken met scholen. Dat kan perfect ingepast worden in het openstadionbeleid, zoals we dat noemen, ook bij professionele sportclubs. Sport is overigens, beste collega’s, een uitstekend instrument om sociaal benadeelde groepen van jongeren weer zin te laten krijgen in school en opleiding. Ik denk dat dat aspect van sport ook maximale ondersteuning verdient.
Dan is er uiteraard het obesitasprobleem. Dat vraagt om een dringende aanpak. Almaar meer jongeren, we lezen het in het verslag van de heer Schmitt, krijgen ermee te maken. In de EU van de 27 is nu al één op vier kinderen te zwaar, niet omdat deze kinderen te veel eten, of omdat ze verkeerd eten, maar vooral omdat ze te weinig bewegen.
Daarom die oproep in het verslag aan de lidstaten en aan de regio’s om minimum drie uur per week aan sport te besteden en in het lesrooster van de lagere en de middelbare scholen op te nemen. Die oproep komt niks te vroeg. Opleggen kunnen we dat vanuit Europa niet. Dat willen we vanuit Europa uiteraard ook niet, maar we kunnen de lidstaten en de regio’s die dit niet doen, als slechtste leerlingen van de klas brandmerken. Dat is trouwens ook een economische noodzaak, want zoals u weet is zwaarlijvigheid bij kinderen een van de oorzaken van hart- en vaatziekten, ook op latere leeftijd.
We hebben er dus alle belang bij om meer tijd en meer energie in sportfaciliteiten op school te investeren.
Ján Figeľ, lid van de Commissie.? (SK) Ik ben verheugd over de zeer bemoedigende sfeer van dit debat. Het bevestigt dat sport en lichamelijke opvoeding gevolgen hebben voor de gezondheid, maar ook voor bepaalde waarden van jongeren in onze maatschappij.
Ik denk dat we het allemaal eens zijn over de praktische argumenten die naar voren zijn gebracht over het preventieve karakter van lichamelijke opvoeding. Het is goed en passend bij de tijdgeest om hier meer in te investeren. Sport bevordert ook waarden als“fair play”, teamgeest, discipline, begrip van regels, acceptatie van anderen en solidariteit. Dat is waarom sport zo’n prachtig integratie-instrument is, zowel op nationaal als op Europees niveau. Wat niet hetzelfde is als assimilatie of het absorberen van andere groepen, maar het aanzetten tot deelname, volgens afgesproken regels. Hoe meer onderwijs en hoe meer sport in het onderwijs, hoe beter we kunnen samenleven.
Zoals velen van u al hebben aangegeven, zijn we het hierover wel eens. Maar wat moeten we nu doen om verder te gaan? We moeten het niet alleen met elkaar eens zijn, maar ook actie ondernemen. Ik denk dat er diverse aspecten zijn die een bepaalde mate van rijpheid en gereedheid tonen, zoals ik aan het begin heb gezegd. In het programma “een leven lang leren” voor 2008-2010 is prioriteit gegeven aan sport en lichamelijke opvoeding in de oproepen voor individuele projecten voor mobiliteit, samenwerking op het gebied van curricula en schoolpartnerschappen. Het is een uitnodiging, een aanbod van ruimte. Hetzelfde geldt voor de Structuurfondsen en de modernisering van onze scholen.
Het Witboek is een zeer uitgebreid document. In 50 jaar zijn deze thema’s niet eerder zodanig geformuleerd, omdat wij zijn gegroeid van staal en kolen naar kwesties die meer gericht zijn op de kennismaatschappij. In dit verband is sport een zeer populaire en belangrijke bezigheid. Daarom is deze bijdrage vandaag zo belangrijk en op het juiste moment gekomen. Het omvat 53 maatregelen voor de komende jaren, waarvan vele het thema “opvoeding door sport” gemeen hebben.
Ik rond af door te zeggen dat artikel 149, dat betrekking heeft op onderwijs en jongeren, voor het eerst ook een sectie over sport bevat. Ik ben van mening dat men ook tijdens de ratificering, na de ondertekening van het Verdrag, zijn steun voor sport zal laten blijken en dat de EU over een paar jaar, via geleidelijke ontwikkelingen, wellicht zelfs een sportprogramma kan opzetten, uiteraard gebaseerd op het in het Verdrag vastgelegde subsidiariteitsbeginsel.Dat hoort bij dit debat, maar ook bij de eventuele besluiten die worden genomen naar aanleiding van vergelijkbare debatten. Ik wil mijnheer Schmitt en allen die hebben bijgedragen aan dit inspirerende verslag nogmaals bedanken en ik kijk uit naar verdere samenwerking.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op dinsdag 13 november 2007.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Zita Gurmai (PSE), schriftelijk. –(HU) Sport is veel meer dan alleen vrijetijdsbesteding: het is vervlochten met onze hele economie en maatschappij. Sport is het perfecte onderwijsinstrument: het leert ons iets over sociaal samenleven en dat iemand die in een groep integreert daar een volwaardig lid van kan zijn.
Door de sport krijgen wij respect voor teamgenoten, tegenstanders en regels en ervaren we solidariteit, ondernemersgeest en collectieve discipline. Overal in de wereld wordt het belang van sport erkend. Sport is dan ook belangrijk geworden bij het uitdragen van positieve waarden en boodschappen en bij de opbouw van sociaal en ecologisch duurzame economieën.
De enorme groei aan zittende beroepen, de toename van het aantal auto’s, de verminderde beweging en de toegenomen consumptie van voedsel en drank met een hoge energiewaarde veroorzaken grote gezondheidsproblemenvoor onze burgers. Daarom moeten mensen nu worden overgehaald om er al vanaf jonge leeftijd een gezonde levensstijl op na te houden, waarin lichaamsbeweging een van de belangrijkste onderdelen is. Daarom moeten we zorgen voor een goede infrastructuur en sportmogelijkheden.
Dit omvat een breed scala aan sectoren en activiteiten die gebaseerd zijn op instituten, sociale factoren, grootschalige communicatie, de uitbreiding van diensten en politieke verantwoordelijkheid. Om ervoor te zorgen dat Europese burgers hun gewoontes op het gebied van lichaamsbeweging en een gezonde levensstijl veranderen, moeten de publieke en private sectoren de handen ineenslaan om denkpatronen te doorbreken, bewustwording te creëren, specifieke, praktische initiatieven te ontplooien en infrastructuur te ontwikkelen. Lokale overheden zullen hier een speciale rol in spelen.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk.–(EN) Voorzitter, als voormalig speerwerper en als voorzitter van de Skivereniging van Estland, ben ik erg blij met het feit dat Pál Schmitt een verslag heeft opgesteld over de rol van sport in het onderwijs. We kennen in de lidstaten van Europa een grote variëteit aan populaire sporten, van skiën in Finland tot voetbal in het Verenigd Koninkrijk en van hockey in de Tsjechische Republiek tot wielrennen in Nederland.
We beschikken over vele getalenteerde trainers die meer betrokken zouden kunnen worden bij professionele uitwisseling, om de verschillende sporten in Europa te bevorderen en studenten van alle leeftijden meer uiteenlopende mogelijkheden te bieden. Ik sta volledig achter artikel 50 van het verslag, waarin de Commissie wordt opgeroepen de mobiliteit van leerkrachten lichamelijke opvoeding en trainers binnen Europa te bevorderen.De Europese Unie staat voor eenheid in diversiteit en we moeten onze uitgebreide expertise op het gebied van sport benutten.
Ook artikel 10 vind ik enorm belangrijk. Hierin worden de lidstaten opgeroepen om lichamelijke opvoeding tot een verplicht vak te maken op lagere en middelbare scholen en ten minste drie lessen lichamelijke opvoeding per week te garanderen, of als het kan zelfs één les per dag, om een gezondere levenswijze te bevorderen bij de Europese jeugd.
18. Statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6–0376/2007) van Romana Jordan Cizelj, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom (COM(2007)0119 - C6-0131/2007 -2007/0043(CNS)).
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie. −(EN) Voorzitter, ik wil om te beginnen de rapporteur complimenteren met haar verslag.
Kernenergie vormt een belangrijke component van een Europees energiebeleidsmix en we zien momenteel een hernieuwde belangstelling voor kernenergie, zowel in Europa als internationaal.
Het Voorzieningsagentschap van Euratom heeft er in zijn ruim 45-jarige bestaan aan bijgedragen dat de gebruikers van de Gemeenschap verzekerd zijn van een regelmatige voorziening van kernbrandstoffen.
Het Voorzieningsagentschap is een instituut dat is opgericht in het kader van het Euratomverdrag, hetgeen betekent dat het rechtstreeks voorkomt uit een instrument van primair recht. Het agentschap heeft als doelstelling de aanvoer op lange termijn veilig te stellen door een redelijke diversificatie van de materiaalbronnen van kernbrandstoffen. Gelijke toegang tot deze hulpbronnen is een belangrijk element van het Euratomverdrag en het Voorzieningsagentschap waarborgt dit.
Het Voorzieningsagentschap functioneert momenteel op basis van statuten uit 1958, toen de Gemeenschap nog uit zes lidstaten bestond. De uitbreiding van de Europese Unie maakt modernisering van deze statuten noodzakelijk. Dat is het doel van ons voorstel en daarom kan het Voorzieningsagentschap ook niet beschouwd worden als een nieuw agentschap in de betekenis van de bepalingen in het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie.
Het Europese Parlement heeft er al lang geleden om gevraagd dat de rol van het Agentschap hernieuwd wordt en dat de bevoegdheden in het Euratomverdrag volledig gebruikt worden. Ik wil hierbij in het bijzonder wijzen op het Maldeikisverslag ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Euratomverdrag, dat het Huis eerder dit jaar heeft aangenomen. Ik ben blij te kunnen zeggen dat de Commissie met de meeste van de voorgestelde amendementen instemt.Ik ben met u van mening dat de rol van het raadgevend comité versterkt moet worden. Ik ben het er ook mee eens dat het een grotere bijdrage moet leveren aan de voorbereiding van de marktoverzichten van het Agentschap.
Concluderend: ik ben blij met de steun vanuit het Europees Parlement voor het versterken van de rol van het Voorzieningsagentschap van Euratom. Ik verheug me op de discussie.
Romana Jordan Cizelj (PPE-DE), rapporteur. –(SL)De rol vankernenergie wordt steeds belangrijker, in Europa, maar ook wereldwijd. Betrouwbaarheid van levering, concurrentie op de energiemarkt en minimalisering van de gevolgen voor het milieu van de productie en het gebruik van energie vormen de basis van het energiebeleid van de Europese unie. Tegelijkertijd heeft de ontwikkeling van duurzame energie ook een positief effect op de ontwikkeling van technologie, economische groei en werkgelegenheid. Dit alles wijst op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie.
Een evenwichtige energiemix is een van de vereisten voor duurzame ontwikkeling, het tegengaan van de opwarming van de aarde en klimaatverandering, het verminderen van de afhankelijkheid van importen en het verzekeren van de energievoorziening. In de Europese Unieis kernenergie ook een van de bestanddelen van die mix. We moeten er daarom voor zorgen dat we een zekere en betrouwbare levering hebben van kernmateriaal en concurrerende, goed functionerende energiemarkten waar we op kunnen rekenen.
Het Voorzieningsagentschap van Euratom is om die reden opgericht. In het licht van de veranderende omstandigheden op de mondiale energiemarkten moet zijn rol worden versterkt. Natuurlijk ben ik het ook met de Commissieeens dat de uitbreiding van de Europese Unie tot 27 lidstaten en de voor het Agentschap goedgekeurde financiële verordening nieuwe, gemoderniseerde en verbeterde statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom vereisen.
Ik heb ook de grotere rol van het Agentschap in mijn verslag benadrukt. We hebben een sterk orgaan nodig dat, naast zijn basistaak van toezicht houden op de vraag en aanbod van kernmateriaal en –diensten, regelmatig studies uitvoert en aanbiedt naar marktrisico’s en prijsbewegingen op de lange termijn op de markt voor kernmateriaal. Het moet controle uitoefenen over het afsluiten van langetermijncontracten voor kernenergie, een investeringskader bieden, etc.
Om al deze taken succesvol uit te kunnen voeren heb ik voorgesteld het Raadgevend Comité, wat ik voornamelijk als deskundigenorgaan zie, een grotere rol toe te kennen. Op basis van zijn diverse expertise kan het Comité het agentschap unieke steun verlenen bij de taken die het uit hoofde van het Euratomverdrag heeft gekregen. Ik ben daarom van mening dat het aantal leden van het Raadgevend Comité moet worden verhoogd, met name het aantal deskundigen. Ik denk dat de lidstaten die activiteiten ontplooien op het gebied van de splijtstofcyclus en de meeste financiële middelen bijdragen, recht hebben op een extra lid in het Raadgevend Comité.
Om consistentie in het werk van het Comité te waarborgen en het Comité de ruimte te geven hoogwaardige expertise op te bouwen, stel ik voor een bureau of orgaan van leidinggevende ambtenaren op te richten, bestaande uit een voorzitter, twee vice-voorzitters en twee adviseurs. Consistentie kan alleen worden gegarandeerd door middel van een eenvoudige structuur en duidelijk omschreven taken voor de leidinggevende ambtenaren van het Raadgevend Comité, die een link vormen tussen het Raadgevend Comité en de directeur-generaal van het Agentschap. Zij moeten de activiteiten van het Raadgevend Comité coördineren, met name de activiteiten die betrekking hebben op de opstelling, beoordeling en herziening van zijn verslagen en het vergroten van de expertise. Zonder te investeren in kennis en personeel zullen de doelstellingen die zijn gesteld voor een concurrerend en technologisch geavanceerdEuropanauwelijks worden bereikt.
Voorts wil ik de behoefte aan transparantie benadrukken, die met name van belang is voor het jaarverslag van het Agentschap. Ik ben van mening dat ook het Europees Parlement geïnformeerd moet worden over elk groot project van het Agentschap. De rol van het Parlement bij de begrotingsprocedure van het Agentschap moet duidelijker worden omschreven.
Het jaarverslag van het Agentschap, onderzoeksresultaten en andere relevante documenten moeten niet alleen naar het Europees Parlement, maar ook naar de Raad, de Rekenkamer en de lidstaten worden gestuurd. Alleen met een goede informatiestroom en goede praktijken kunnen we het functioneren van het Agentschap verbeteren.
De manier waarop het Agentschap gefinancierd wordt, die tot op heden nogal ingewikkeld en onduidelijk isgeweest vanwege de specifieke aard van het Agentschap, kan ook bijdragen aan transparantie. Ik zou deze methode willen vereenvoudigen en steun dan ook het idee dat het Agentschap op dezelfde wijze zou moeten opereren als andere Europese agentschappen. Kernenergie maakt deel uit van de energiemix en ik zou graag zien dat hiervoor dezelfde voorwaarden gelden als voor andere energiebronnen.
Teneinde de situatie eenvoudiger, opener en meer in overeenstemming met de bepalingen van het Euratomverdrag te maken, stel ik voor het Voorzieningsagentschap een eigen begrotingsonderdeel in de algemene begroting te geven, dat het Agentschap scheidt van de begroting van de diensten van de Commissie en waarin administratieve uitgaven duidelijk worden gescheiden van de operationele uitgaven van het Agentschap. Hierdoor kanhet Europees Parlement, als tak van de begrotingsautoriteit, controle krijgen over de begroting van het Agentschap en bijdragen aan een opener en democratischer Europa.
Of wij het nu eens zijn met de groeiende rol van kernenergie of niet, we kunnen niet om het bestaan ervan heen. Wij willen absoluut zekerheid van energieleveringen en functionerende markten, maar dat kan alleen door een langetermijnvisie te hanteren en met een krachtig orgaan met voldoende bevoegdheden en democratische controle. De nieuwe statuten voor het Voorzieningenagentschap van Euratom streven naar verwezenlijking van deze doelstellingen.
Tenslotte wil ik de Commissiebedanken voor haar samenwerking en voor het beantwoorden van lastige vragen over de statuten. Ook wil ik de leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie bedanken voor hun constructieve samenwerking bij de opstelling en goedkeuring van het verslag. Ik wil u vragen uw steun uit te spreken voor het verslag bij de stemming in de plenaire vergadering en ben benieuwd naar de opmerkingen van mijn collega’s.
Giles Chichester, namens de PPE-DE-Fractie. −(EN) Voorzitter, ik wil ook eerst mevrouw Jordan Cizelj complimenteren met haar verslag. Ze heeft hier veel werk in gestoken en heeft veel belangrijke en verstandige verbeteringen aangebracht in dit voorstel.
Ik moet zeggen dat ik van harte hoop dat de Raad deze overneemt. Ik ben me ervan bewust dat dit slechts een consultatieronde is. Ik ben blij met de nadruk die in het verslag op openheid wordt gelegd – openheid over het functioneren van het Agentschap – en met de nadruk die het legt op de rol die dit Parlement dient te hebben bij het werk van het Agentschap.
In die lijn sta ik achter de amendementen van de Begrotingscommissie, die onze bevoegdheden uitoefent als onderdeel van de begrotingsautoriteit.
Ik ben ook blij met de voorstellen die mevrouw Jordan Cizelj heeft opgenomen om de rol van het Agentschap te verhelderen en met name de rol van het raadgevend comité. Hoewel ik zelf niet zo enthousiast ben over een uitbreiding van het aantal leden van dat comité, vind ik toch dat het uiterst nuttig is om meer openheid te betrachten ten aanzien van de rol van het comité en hier meer duidelijkheid over te verschaffen.
Daar staat tegenover dat ik het betreur dat er een aantal minder gelukkige amendementen in staan, met name Amendement 39, dat enigszins ongemerkt, maar wellicht welbewust, precies ingaat tegen de intentie en de rol van het Agentschap en het hele Euratomverdrag. Maar zo staat het ervoor. Misschien zou het ons niet moeten verbazen, aangezien dit van de Verts/ALE-Fractie komt.
Maar, om af te ronden: ik zou de wedergeboorte van kernenergie willen verwelkomen - zoals de commissaris al zei, zowel in Europa als internationaal– vanwege de cruciale rol die deze zal moeten spelen bij het terugdringen van de klimaatverandering.
Atanas Paparizov,namens de PSE-Fractie.–(BG)Beste collega’s, namens de Socialisten wil ik de rapporteur, mevrouwCizelj, bedanken voor haar grondige werk en de goede samenwerking binnen de Commissie industrie, onderzoek en energie bij het opstellen van het verslag.
Ik ben van mening dat de goedkeuring van nieuwe statuten voor het Voorzieningenagentschap van Euratom niet alleen het nieuwe aantal lidstaten moet weerspiegelen, maar ook de moderne financiële voorschriften. In de eerste plaats moeten de statuten de basis leggen voor het versterken van de rol van het Agentschap en het verzekeren van regelmatige leveringen onder de gunstigste voorwaarden en de voorwaarden voor de levering van grondstoffen en kernmateriaal.
In dit verband steun ik het voorstel om de analytische functies van het Agentschap met betrekking tot de ontwikkeling van de markt voor kernmaterialen te versterken en regelmatig toetsingen uit te voeren, waaronder een marktrisicoanalyse. Het aanzien en de deskundigheid van het Agentschap zullen verbeteren door de voorstellen om de rol van het Raadgevend Comité van het Agentschap te specificeren en te versterken. Speciale aandacht moet worden geschonken aan de voorstellen voor meer openheid in de activiteiten van het Agentschap.
Bezien vanuit de rol van het Europees Parlement zou het passend zijn op twee niveaus veranderingen aan te brengen:een duidelijker omschreven rol van het Europees Parlementin de begrotingsprocedure en de indiening bij het Europees Parlementvan het werkprogramma, de jaarverslagen en de onderzoeken van het Agentschap, teneinde het Parlement regelmatig van gedetailleerde informatie te voorzien over zijn werkzaamheden. Ik weet zeker dat de goedkeuring van de voorstellen van het Europees Parlement door de Raadde basis zou kunnen vormen om de autoriteit van het Agentschap te bevorderen, zodat het de leiding kan nemen bij de tenuitvoerlegging van het verzoek van het Europees Parlement aan de internationale gemeenschap in punt 9 van zijn resolutie van 14 maart 2007 inzake non-proliferatie en nucleaire ontwapening, waarin het vroeg om steun voor initiatieven voor multilaterale, internationale centra voor uraniumverrijking onder toezicht van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie.
Zoals Javier Solana op 6 november op de Euromed-vergadering in Lissabon aangaf, is dit vooral nu een actueel thema, aangezien landen als Marokko, Egypte en Jordanië ambitieuze programma’s voor de ontwikkeling van kernenergie hebben aangekondigd.
Afsluitend wil ik mijn vertrouwen uitspreken dat de goedkeuring van de nieuwe statuten van het Voorzieningenagentschap van Euratom zullen bijdragen aan een sterkere rol vande Europese Uniebij de toepassing van strengere regels voor non-proliferatie en nucleaire veiligheid.
(De spreker zet zijn voordracht voort in het Engels)
(EN) Ik wil met name de ondervoorzitter van de Commissie, de heer Frattini, bedanken voor zijn steun voor de voorstellen van de Commissie voor industrie, onderzoek en energie en voor zijn uitspraak dat het Agentschap een volwaardig lichaam van de Europese Unie moet worden, in het licht van de opleving van de rol van kernenergie en een nieuwe, evenwichtigere houding ten opzichte daarvan.
Šarūnas Birutis,namens de ALDE-Fractie. – (LT)Dames en heren, allereerst wil ik onze rapporteur bedanken voor het uitmuntende resultaat, een evenwichtig verslag.
De belangrijkste taak van het Voorzieningenagentschap van Euratom is te zorgen voor gelijke toegang tot en een verzekerde levering van kernenergie voor alle gebruikers in de EU. Momenteel opereert het Agentschap op basis van statuten die bijna vijftig jaar geleden zijn aangenomen. De uitdagingen van het leven van vandaag en de uitbreiding van de Europese Unie, evenals het feit dat het Agentschap genoodzaakt is een modern financieel standpunt in te nemen, verklaren de behoefte aan nieuwe statuten. Het financiële standpunt van de nieuwe statuten stemt overeen met het algemene financiële kader van de Europese Gemeenschap en tevens met de uitbreiding van de Europese Unie.
Het overleg over de nieuwe statuten is, vanwege het samengestelde karakter van het Agentschap, niet makkelijk geweest. Het is duidelijk dat het Agentschap feitelijk als orgaan van de Commissie heeft gehandeld, hoewel het, volgens het Euratomverdrag, is opgericht als agentschap met een juridische status en aanzienlijke financiële onafhankelijkheid. Anders zou het geen statuten nodig hebben gehad, die organen van de Commissie normaliter ook niet hebben.Dit is voor bepaalde lidstaten van groot belang vanwege het soort werkzaamheden dat het Agentschap geacht werd uit te voeren. Dat is waarom het geen normaal gedecentraliseerd EU-agentschap is.
Ik ben enorm verheugd over het feit dat er consensus is bereikt binnen de Commissie industrie, onderzoek en energie over het aantal leden van het Raadgevend Comité van het Agentschap. Met alle respect voor de Commissie, wil ik er graag op wijzen dat de suggestie om de invloed van de Commissie te beperken en het aantal Commissieleden terug te brengen tot 42 niet erg verstandig was, met name in het licht van de aanbevelingen van de Commissie om instrumenten of structuren op te zetten als het bureau van het Europees Energieobservatorium, teneinde een efficiënt Europees energiebeleid te creëren.
Het Comité zal het Agentschap bijstaan bij het uitvoeren van zijn taken om adviezen te geven en informatie te verstrekken. Het Comité moet fungeren als link tussen het Agentschap en producenten en gebruikers van nucleaire energie.Vanwege zijn gevarieerde expertise zou het Comité het Agentschap unieke steun bieden bij de taken die het volgens het Verdrag dient uit te voeren.
Ik ben ervoor de mandaten van de leden van het Raadgevend Comité niet te beperken. Op die manier kunnen we zorgen voor stabiliteit in het Comité en consistentie in zijn bevoegdheid. Dit amendement is van groot belang voor kleine landen. Ik denk hierbij aan mijn eigen land, Litouwen, maar ook enkele anderen, dus ik ben ervoor en juich het toe.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Liam Aylward, namens de UEN-Fractie. −(EN) Voorzitter, ik onderken volledig dat de keuzes op het gebied van energie in Europa door individuele regeringen gemaakt dienen te worden. Ik geloof echter dat het nu tijd is dat de Europese Unie, wellicht via het Euratomverdrag, in Europa een onafhankelijke nucleaire inspectie opricht, die de bevoegdheid krijgt de veiligheidsnormen in kerncentrales in Europa op alle fronten te controleren. Afgezien daarvan, dient de Britse regering een tijdspad op te stellen voor een verantwoorde sluiting van de kerncentrale in Sellafield, vanwege de historie van ernstige veiligheidsproblemen en systeemfalen in die centrale.
Bij deze kerncentrale in Sellafield zijn in het beruchte gebouw B30 sinds 1959 gigantische hoeveelheden radioactief materiaal opgeslagen. Zelfs bij de Britse Decommissioning Authority is het niet bekend hoeveel onbewerkt radioactief materiaal er exact ligt opgeslagen in dit B30-gebouw. De Britse regering dient in een gedetailleerd plan aan te geven hoe het deze radioactieve opslagplaats, die bekend staat als gebouw B30, wil gaan ontmantelen.In april 2005 is drieëntachtig duizend liter radioactief materiaal gelekt uit de THORP-opwerkingsfabriek, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat deze fabriek sindsdien gesloten is. De Britse regering dient nu te besluiten, dat deze THORP-fabriek vanwege de goedgedocumenteerde veiligheidsproblemen nooit meer heropend mag worden.
Satu Hassi, namens de Verts/ALE-Fractie. –(FI) Voorzitter, ik bedank de rapporteur voor een serieus onderzoek naar deze kwestie, ook al is mijn fractie het niet eens met veel aspecten ervan. Voor de Groenen is het hele Euratomverdrag de nagel aan onze doodskist, omdat het kernenergie prefereert boven veiliger energievormen. We zouden de statuten van het Voorzieningenagentschap van Euratomechter kunnen accepteren indien zij aan drie voorwaarden zouden voldoen: transparant, zelfvoorzienend en onafhankelijk van toezicht. Helaas is dat echter niet het geval.
In de eerste plaats wordt het Voorzieningenagentschap gefinancierd door de belastingbetaler. Dit betekent verdekte subsidies voor kernenergie. Artikel 54 van het Euratomverdrag bepaalt dat het Agentschap fondsen mag innen wanneer nucleair materiaal wordt verkocht door middel van een heffing. De Groenen zijn van mening dat zelffinanciering wettelijk verplicht moet worden gesteld.
In de tweede plaats moet onafhankelijkheid van toezicht worden gegarandeerd. Het voorstel dat voor ons ligt zou tot gevolg hebben dat het directoraat-generaal voor energie en transport zowel het gebruik van kernenergie bevordert als er toezicht op houdt, wat niet juist is, met name vanwege het feit dat het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie ook een inconsistente rol heeft als een orgaan dat toezicht houdt op nucleaire veiligheid en tegelijkertijd kernenergie promoot.
In de derde plaats is de structuur van het Raadgevend Comité van het Voorzieningenagentschap verstoord, aangezien het een onevenredig aantal leden heeft uit landen die kernenergie produceren, wat alleen maar toeneemt door het amendement dat door de Commissie industrie, onderzoek en energie is aangenomen.
Vanwege dezetegenvallerskunnen wij dit voorstel helaas niet steunen.
Ján Hudacký (PPE-DE).-(SK) Ik wil de rapporteur, mevrouw Cizelj, bedanken voor haar uitmuntende en inspirerende verslag.
De ernstige mondiale energiesituatie, de grote afhankelijkheid van de EU van energie-importen en de toename van broeikasgassen betekenen allemaal dat kernenergie, ondanks de vele ideologische tegenstanders, meer aandacht krijgt op EU-niveau en in sommige Europese landen al een integraal deel van de energiemix uitmaakt.
In dit verband moet het Voorzieningenagentschap van Euratomdeze problemen aanpakken teneinde zijn klanten uitgebreide en efficiëntediensten te bieden met een hoge mate van flexibiliteit en toegang tot energiebronnen.Graag zou ik kort op drie aspecten willen ingaan die fundamenteel zijn voor een succesvol functioneren van dit Agentschap.
Allereerst wil ik iets zeggen over de taken van het Agentschap. Ik ben het volledig met de rapporteur eens dat de taken duidelijker moeten worden omschreven, in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag en de doelstellingen van het communautaire beleid inzake de leveringszekerheid van kernmateriaal in een vernieuwde energiecontext. Mijn tweede punt heeft betrekking op het Agentschap zelf. De nieuwe, door de Commissie voorgestelde statuten van het Agentschap lijken op het eerste gezicht voldoende effectief, met betrekking tot zowel de organisatiestructuur, bijvoorbeeld de beperking van het aantal leden van het Raadgevend Comité, en de begroting. Als we echter kijken naar de rol van het Agentschap in het algemeen, dient het een hoog competentieniveau te behouden om haar taken - toezicht houden op evaluaties, aanbevelingen doen en specifieke marktonderzoeken uitvoeren -te vervullen.
Op het gebied van interinstitutionele verhoudingen moet het Europees Parlementregelmatig belangrijke verslagen van het Agentschap ontvangen, zodat de openheid over zijn activiteiten en de begroting toeneemt. Het derde punt heeft betrekking op transparantie over de financiering van het Agentschap. Ondanks het feit dat het Agentschap is opgericht op basis van het Euratomverdrag, als wettelijke instelling met een hoge mate van financiële autonomie, zorgt zijn relatie tot de Commissievoor een complex en onduidelijk financieel mechanisme, die slechts beperkte toegang biedt tot financiële informatie.
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie.−(EN) Voorzitter, ik wil nogmaals de rapporteur bedanken voor het geleverde werk, dat uiterst waardevol is. Ik dank u ook allemaal voor dit debat, waaruit blijkt dat het inderdaad nodig is de statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom te moderniseren.
We hebben afgelopen voorjaar het voorstel voor de statuten van het Voorzieningsagentschap aangenomen. Uw verslag betekent een verrijking van het eerste voorstel van de Commissie. Ik kan u dan ook verzekeren dat de Commissie bij de afsluitende discussie in de Raad de meeste van de amendementen zal steunen die het Parlement heeft voorgesteld.
Ik dank u nogmaals voor uw steun en aandacht.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.
19. Toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissieover de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2004/38/EGbetreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
Franco Frattini,ondervoorzitter van de Commissie.−(EN) Voorzitter, we hebben de ontwikkelingen in Italië heel nauwlettend gevolgd. We maken ons zorgen over de toename van de misdaad op straat en we willen op de allereerste plaats ons medeleven uitspreken met de familieleden van de mensen die het slachtoffer geworden zijn van criminele activiteiten.
We zijn verheugd met de bilaterale samenwerking die de premiers van Italië en Roemenië vorige week hebben aangekondigd. We zullen er zorg voor dragen dat de rechten van Roemenen worden gerespecteerd, zoals de rechten van alle burgers gerespecteerd dienen te worden.
Onder de overgangsregeling voor de volledige openstelling van arbeidsmarkten dienen Roemeense staatsburgers in bepaalde lidstaten een werkvergunning aan te vragen. We zullen er zorg voor dragen dat lidstaten het beginsel van non-discriminatie toepassen in hun nationale wetgeving en bij de administratieve uitvoering daarvan.
Binnen de Richtlijn betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf, Richtlijn 2004/38/EG, is het mogelijk Europese burgers uit te zetten, als een individu een daadwerkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een van de fundamentele belangen van de samenleving. Een dergelijk besluit dient per geval genomen te worden, met volledige inachtneming van de waarborgen van inhoud en procedures. In geval van onmiddellijke uitzetting dient de urgentie afdoende aangetoond te zijn. Onder de bepalingen van de Richtlijn mag de lidstaat Europese burgers uitzetten als deze niet langer voldoen aan de voorwaarden die aan hun verblijfsrecht gekoppeld zijn. Niet-actieve burgers van de Unie mogen worden uitgezet als ze een onredelijke belasting vormen voor hun systeem van sociale zekerheid, met andere woorden als ze geen legale financiële middelen hebben waarmee ze in hun dagelijkse levensbehoeften kunnen voldoen. In zo’n geval dient de uitzetting op objectieve criteria gebaseerd te zijn en kan er geen verbod worden opgelegd op hernieuwde toegang.
Het uitzetten van Europese burgers is een uiterste maatregel. Het is een beperking van de fundamentele vrijheden van het Verdrag. Er dienen maatregelen te worden getroffen om een juist evenwicht te vinden tussen het recht van vrij verkeer en verblijf, enerzijds, en de plicht van elke lidstaat om te handelen in het belang van eerlijke burgers als niet wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor verblijf, anderzijds.
De Italiaanse autoriteiten hebben de Commissie officieel geïnformeerd over de tekst van het decreet van 7 november 2007. Het decreet moet binnen 60 dagen worden aangenomen door het Italiaanse parlement. Zoals u weet heeft het Italiaanse parlement de bevoegdheid om de tekst van het decreet te wijzigen. De opstelling van de Commissie ten aanzien van de Italiaanse wetgeving die Richtlijn 2004/38/EC omzet, zal uiteraard afhangen van de eindversie van die wet die wordt vastgesteld door het Italiaanse parlement. Het decreet is met onmiddellijke ingang in werking getreden, maar de bepalingen van de Richtlijn zijn voldoende specifiek om rechtstreeks te kunnen worden toegepast door een nationale rechtbank. Dat betekent dat als een burger van de Unie van mening is dat de individuele uitzettingsmaatregel die voor hem of haar getroffen is, zijn of haar rechten niet respecteert, hij of zij beroep kan aantekenen bij een nationale rechtbank. In geval van twijfel betreffende de toepassing van de Europese wet is een nationale rechtbank, zoals u maar al te goed weet, verplicht de kwestie voor te leggen aan het Europees Hof van Justitie. We blijven de situatie nauwlettend volgen, in afwachting van de bespreking van het decreet in het Italiaanse parlement.
We maken ons ook zorgen over de demonstraties van racisme en vreemdelingenhaat die bij de invoering van het decreet in Italië hebben plaatsgevonden. De Roma vormen de grootste minderheid in Europa. In heel Europa leven Roma in moeilijke omstandigheden. Ze hebben een lange geschiedenis van achtervolging. Deze situatie veroorzaakt veel menselijk leed en sociale spanningen. Voor integratie zijn de inspanningen van iedereen nodig, ook die van de Roma zelf. Speciale bescherming dient geboden te worden aan individuen, vooral vrouwen en kinderen.
Criminelen, ongeacht hun nationaliteit, misbruiken vaak kwetsbare personen zoals kinderen. Romakinderen worden dubbel gediscrimineerd. Ten eerste zijn ze het slachtoffer van stereotypen en vooroordelen. Maar ook worden hun fundamentele rechten met voeten getreden, zelfs binnen hun eigen gemeenschappen. Al te vaak zien we verwaarloosde Romakinderen op straat of kinderen die in erbarmelijke, vaak oogluikend toegestane, condities leven in Europesefavelas. Kinderen kunnen hierdoor in de criminaliteit terechtkomen of gedwongen worden te bedelen. De meeste Romakinderen maken hun school niet af en beschikken over geen enkel diploma voor de toekomst, noch over de vaardigheden om voor zichzelf en hun familie te zorgen.
Als we enkel naar een groep kijken bij de vraag hoe we hun fundamentele rechten kunnen beschermen, lopen we het risico het individu binnen die groep over het hoofd te zien en laten we een kans liggen om de cirkel van onrecht en angst te doorbreken.
We zijn bereid Italië en Roemenië te ondersteunen om zo goed mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden die reeds bestaan onder de Europese wet en binnen de Europese fondsen. Ook dient benadrukt te worden dat er in vele andere lidstaten groepen Roma leven, zoals in Frankrijk, Ierland, Spanje, Slowakije, de Tsjechische Republiek en Hongarije. De sociale integratie van de Roma kan ook in die lidstaten verbeterd worden, met name door structurele middelen, die daar veel aan kunnen bijdragen.
Ook nu al worden Europese middelen gericht ingezet voor de noden van de Roma, op terreinen zoals sociale integratie, het bestrijden van discriminatie, regionale ontwikkeling en onderwijs. In de afgelopen programmeringsperiode is meer dan 275 miljoen euro vrijgemaakt uit Europese structurele middelen voor projecten die gericht zijn op de Roma. Afgezien daarvan is tussen 2004 en 2006 60 miljoen euro beschikbaar gesteld aan Roemenië en Bulgarije, in het kader van de pretoetredingsinstrumenten. De financiering van op Roma gerichte projecten zal ook in de programmeringsperiode 2007-2013 van het structuurfonds worden voortgezet. In de Europese Richtlijn houdende toepassing van het beginsel van de gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (2000/43/EC), die ook van toepassing is op het Romavolk, wordt de bescherming gegarandeerd tegen discriminatie op het gebied van arbeid, onderwijs, sociale zekerheid, gezondheidszorg, goederen en diensten en huisvesting. We zorgen er actief voor dat deze wetgeving in de hele EU wordt toegepast.
Tot slot: als Commissie zullen we geen enkele vorm van discriminatie of onverdraagzaamheid tegen Europese burgers toestaan, maar tegelijkertijd zullen we lidstaten ondersteunen die hun burgers rechtmatig beschermen tegen criminaliteit, of het nu gaat om eigen staatsburgers of burgers van de Unie in het algemeen. Vrijheid, rechtvaardigheid en veiligheid gaan immers hand in hand.
Antonio Tajani, namens de PPE-DE-Fractie.–(IT)Voorzitter, dames en heren, ik wil mijnheer Frattini feliciteren met zijn uitgebreide verslag over de voorstellen, ideeën, inhoud en waarden die hij in zijn speech heeft verdedigd. De hereniging van Europa heeft natuurlijk geleid tot meer verkeer van burgers binnen de Unie, wat in sommige gevallen tot een echt migratiefenomeen heeft geleid. In elk geval in Italië, waar zich momenteel ongeveer een half miljoen Roemeense burgers bevinden.
De EU heeft met Richtlijn 2004/38/EG geprobeerd respect te waarborgen voor zowel de rechten van burgers van de Gemeenschap die van het ene land naar een ander land emigreren, als het recht van de lidstaten om EU-burgers die bepaalde regels niet naleven het land uit te zetten. Ik heb het hier over mensen die zichzelf niet kunnen onderhouden en over de risico’s voor openbaar beleid en veiligheid. Helaas is de EU-richtlijn in Italië onvoldoende en te laat toegepast. Het resultaat hiervan is dat te weinig burgers worden uitgezet die, indien zij gedeporteerd zouden zijn, wellicht geen misdrijven zouden hebben gepleegd in Italië.
Helaas zijn er echter misdrijven gepleegd door mensen met een Europees paspoort die de publieke opinieflink hebben opgeschud. De reactie hierop was er een van onaanvaardbaar geweld tegen vreemdelingen.Het geweld en de moorden die in Italië zijn gepleegd moeten streng worden veroordeeld en er moet solidariteit worden getoond met de families van de slachtoffers. De gewelddadige en xenofobe reactie moet ook worden veroordeeld, hoewel het helaas zo is dat wanneer regels niet worden toegepast en wetten niet worden gehandhaafd, burgers niet langer vertrouwen op justitie. En dit is onaanvaardbaar.
De lidstaten hebben duidelijke verantwoordelijkheden, net als de plaatselijke autoriteiten. In Rome zijn helaas geen maatregelen genomen naar aanleiding van bepaalde maatschappelijke situaties, zoals de sloppenwijken die door Roma worden bewoond. Dit zijn situaties waar de overheid snel actie had moeten ondernemen. Soms zijn maatregelen die te laat worden genomen niet afdoende om ontstane problemen op te lossen. Wij zijn niet voor massale uitzettingen. Iedere burger die een misdrijf pleegt is persoonlijk verantwoordelijk. Het is geen kwestie van nationaliteit of behoren bij een bepaalde etnische groepering. Meer samenwerking tussen Roemenië en Italië zou natuurlijk nuttig zijn. Het is niet voor niets dat de PPE-tekst is door mijn collega, de heer Marinescu, en mij is ondertekend.
Dit is een kwestie die specifiek betrekking heeft op de Roma-bevolking, niet op Roemeense burgers. Daarom verzoeken wij een speciaal agentschap voor de maatschappelijke integratie van de Roma op te richten, een Europees agentschap om te laten zien dat Europa probeert een probleem op te lossen dat anders nog meer sociale paniek zou kunnen veroorzaken.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE)Voorzitter, dames en heren, we bevinden ons in een zeer lastige situatie. Lastig, omdat de gebeurtenissen die in Rome zijn voorgevallen slechts iets aan het voetlicht brengen dat wij niet eerder hebben gezien, of niet hebben willen zien. De moord die daar is begaan was een diep verwerpelijke, afschuwelijke daad. Deze moord heeft alarmerende reacties teweeggebracht. Het feit echter dat een enkele overtreder die een misdrijf begaat in zijn vonnis als deel van een grote groep mensen wordt beschouwd die als het ware collectief verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van één individu is niets nieuws in de geschiedenis. Het is heel vaak voorgekomen. Het is echter wel altijd even verwerpelijk. Het eerste dat we daarom moeten doen is onderscheid maken. We moeten heel voorzichtig te werk gaan. Het is allemaal waar: de integratie van de Roma in onze maatschappij verloopt al heel lang zeer moeizaam. Dit heeft ook te maken met het feit dat er weinig wordt gedaan om de Roma in onze maatschappij te integreren. Het is een moeilijk volk, met zijn eigen autonome cultuur en het vereist enorme inspanningen om ze te integreren. Maar het kán wel. Het kan als we respect tonen voor hen en hun cultuur.
Het moet echter wel duidelijk zijn dat een rechtstaatin staat moet zijn met alle constitutionele middelen zijn overleving vast te stellen.Een rechtstaat moet ieder beschikbaar middel gebruiken om de publieke veiligheid en de openbare orde te waarborgen. Hoe kan dit het beste worden gedaan? De beste manier is niet te generaliseren, maar elk individueel geval apart te beoordelen. Dat is precies wat er in Europa moet gebeuren. Wanneer het aankomt op vrij verkeer moeten wij voor elk geval apart vaststellen waar een burger van de Unie recht op heeft en, wanneer hij zich van het ene naar het andere land verplaatst, op welke rechten zijn behandeling gebaseerd moet worden.
In de Europese Unie garanderen wij vrij verkeer van personen. Alle burgers van de Europese staten – dat wil zeggen de landen van het Schengengebied – hebben recht op dit vrije verkeer.Dat betekent niet dat zij kunnen doen wat zij willen wanneer zij zich van de ene staat naar de andere verplaatsen. Zij moeten de rechten en wetten daar respecteren. Net zo moeten de staten van het Schengengebied de rechten van de burgers van de Unie op hun grondgebied respecteren. We kunnen niet in zijn algemeenheid zeggen “het is de schuld van deze groep en deze groep moet verdwijnen want geen van de leden ervan heeft een werkvergunning, ze passen niet goed bij ons idee van onze cultuur, ze zijn allemaal werkloos of ze bedelen”. In plaats daarvan moeten we voor elk geval apart vaststellen welke rechten een burger heeft, net als voor elk geval wordt vastgesteld welke rechten hij heeft overtreden. Dit is precies wat de Italiaanse en Roemeense overheden nu doen en wat de Commissie ook moet doen.
Hier moet ik zeggen, commissaris Frattini, dat u uw rol geen recht aan doet. Ik was zeer verrast toen ik las wat u schreef in IlMessaggero. Tot dat moment had ik de indruk dat u een zeer gematigde commissaris was. Uhad het respect van mijn fractie gewonnenomdat u tot dat moment zeer voorzichtig was omgegaan met een zeer gevoelig politiek onderwerp. Uw opmerkingen in Il Messaggero over werkvergunningen en de inkomensstructuur van bepaalde mensen – waarin u suggereerde dat het mogelijk zou zijn gewoon een kamp binnen te gaan, iemand te vragen hoe hij zijn brood verdient en, als deze persoon niet meteen kan uitleggen wat hij doet, hem het land uitzetten – doen denken aan een volledig willekeurige staat. Wij leven echter niet in zo’n land. Het is aan u, commissaris Frattini, vooral als commissaris voor de mensenrechten – om de beginselen van de Europese Uniete verdedigen en uzelf niet opnieuw te promoten als minister in een komende Italiaanse regering, indien u daarvoor gevraagd wordt.
(Applaus vanuit het centrum en links)
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie.−(EN) Voorzitter, de meesten van ons erkennen de positieve effecten van migratie. De lidstaten die hun grenzen hebben opengesteld voor migranten uit andere lidstaten zijn niet geconfronteerd met een stijging van de werkloosheid. In plaats daarvan is hun productiviteit toegenomen, is de economie gegroeid en zijn er nieuwe banen gecreëerd.
Het is het oude verhaal. De nieuwkomers doen het werk dat de lokale bevolking niet wil doen, ze werken hard, kosten weinig en brengen nieuwe ideeën mee. Maar het is belangrijk te onderkennen dat er ook mensen de grens overgaan die niet willen werken, of tenminste niet legaal willen werken. De Europese Unie erkent dit, zoals u hebt uiteengezet, commissaris. De Unie geeft mensen het recht op verblijf in andere lidstaten, maar geeft het gastland ook het recht het verblijf te beperken tot drie maanden als iemand geen middelen van bestaan heeft en de mogelijkheid het recht op verblijf te beëindigen als er sprake is van een bedreiging van de openbare orde.
Een van de grote successen van onze Unie is het recht op vrij verkeer, waarvan miljoenen mensen gebruik maken voor studie, werk en pensioen. Dit is een grote uitdaging en zoals de Joden, een volk zonder eigen staat, in het verleden vaak niet welkom waren, zo worden de Roma, zo’n 9 miljoen mensen, in veel gastlanden gediscrimineerd. Als we de Roma vereenzelvigen met het land Roemenië hebben we echter een verkeerd begrip van beide, ook al zijn velen van hen Roemeens staatsburger. Je zou ze net zo goed kunnen vereenzelvigen met de stad Rome.
De Europese Unie heeft middelen beschikbaar gesteld voor de integratie van de Roma. We werken samen met George Soros en zijn Decennium van de Roma-integratie. Maar dit kan alleen werken als alle lidstaten dit ondertekenen en meewerken aan een gezamenlijke kaderstrategie van de Gemeenschap voor Roma-integratie.
Het is te betreuren dat Italië geen beroep heeft gedaan op deze middelen. Spanje heeft zo’n 52 miljoen euro ingezet en Polen zo’n 8 miljoen euro. Dit gebrek aan beleid is echter niet alleen te wijten aan de Italiaanse regering, maar ook aan het ontbreken van een vooruitziende blik van de kant van de Commissie. Ik vind dat de heer Barroso geen gelijk had toen hij gisteren in zijn interview met La Repubblica zei dat het niet voorstelbaar is dat de autoriteiten van de Europese Unie integratie in de praktijk moeten stimuleren. Dat moet wel degelijk voorstelbaar zijn.
Mijnheer Frattini, ik deel de opvattingen van de heer Schulz. In deze kwestie mag u geen partijpolitiek bedrijven. Dit Huis eist dat u zich op uw huidige verantwoordelijkheden concentreert en niet op uw eventuele toekomstige carrière. Italianen weten evengoed als anderen hoe kwetsbaar migrantengroepen zijn. In 1893 werden in Aigues-Mortes in Frankrijk Italiaanse zoutarbeiders in de Peccais gelyncht bij oplevingen van vreemdelingenhaat, die gericht waren op het beschermen van de lokale werkgelegenheid. Maar een van de grote verworvenheden van de Unie is dat dergelijke pogroms tot het verleden behoren.
Democratieën worden echter te vaak bestuurd op grond van crisismanagement. Dat is in Italië wellicht beter zichtbaar dan waar dan ook. Maar als er in Italië problemen zijn, zullen er zich in andere landen ook problemen voordoen. Indien het recht op verblijf in een ander land een EU-recht is, kunnen we niet toestaan dat lidstaten de uitzonderingsbepalingen gaan herschrijven, zoals de Italiaanse regering in haar decreet gedaan heeft. Niets verhindert een land rechters de bevoegdheid te geven om dit af te handelen, zolang er een recht van beroep is.Het is ontoereikend als het daarbij om een kantonrechter gaat die juridisch niet voldoende deskundig is, of als de juridische documenten uitsluitend in het Italiaans of Engels beschikbaar zijn. Maar ik vertrouw erop dat het Italiaanse parlement deze bepalingen zal corrigeren en er zorg voor zal dragen dat de nationale wetgeving in overeenstemming is met de EU-bepalingen.
Voor ons is dit het eerste echte geval waarin het Europees Parlement samen met de nationale parlementen toezicht houdt op de rechtsgang en de toepassing van wetgeving op het gebied van binnenlandse zaken. We moeten niet alleen kijken naar wat niet werkt, maar ook naar wat wel werkt en we hebben uw actieve inzet bij die taak nodig, commissaris.
(Applaus vanuit het centrum en links)
Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie.–(IT)Voorzitter, dames en heren, ook ik wil commissaris Frattini bedanken voor zijn gedetailleerde verslag vanmiddag. Naar mijn mening is Richtlijn 2004/38/EG een waardevol referentiepunt, die volledige uitoefening van het recht op vrij verkeer voor EU-burgers waarborgt, iedere vorm van discriminatie voorkomt en het beginsel van volledige integratie vastlegt.
Deze richtlijn heeft met name betrekking op de rechten van mensen die wonen in een bepaalde lidstaat en, in lijn met het wederkerigheidsbeginsel, op de rechten van staatsburgers van die lidstaat. De richtlijn biedt maximale bescherming aan mensen die werken, studeren en willen integreren, maar is hard voor mensen die zich niet aan de regels houden. Over dit laatste punt moet het Parlement een echt debat voeren.
Er zijn niet alleen rechten, maar ook plichten en regels waar men zich aan moet houden. We kunnen niet blijven negeren dat een deel van de bevolking – ongetwijfeld een absolute minderheid, maar het blijft een deel van de bevolking – naar andere lidstaten reist en niet van plan is hun aanwezigheid aan de ontvangende lidstaat te melden, simpelweg omdat zij niet officieel erkend willen worden, omdat ze niet van plan zijn de wetten na te leven en legaal te werken.
We moeten het probleem van mensen die verhuizen naar een andere lidstaat en van plan zijn aan de marge van de samenleving te blijven, aanpakken. Het lijdt geen twijfel dat de instrumenten kunnen worden verbeterd, maar sommige ervan zijn al beschikbaar voor de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 2004/38/EG. Daarom moeten we eerst aandringen op een snelle, volledige, grondige en concrete tenuitvoerlegging van de richtlijn in elke lidstaat.
Misschien is het tevens de moeite waard de richtlijn te verfijnen. Bezoekers niet alleen verplichten hun aanwezigheid op het grondgebied van de ontvangende lidstaat onder bepaalde voorwaarden te melden, maar de lidstaat ook verplichten iedereen die de regels niet naleeft sancties op te leggen. In Italië bevat het decreet waarmee de richtlijn ten uitvoer wordt gelegd bijvoorbeeld bepaalde voorwaarden, maar geen mogelijkheden tot het opleggen van sancties. De wet is in feite dus volledige inefficiënt.
Bovenal moeten we ervoor zorgen dat immigranten worden teruggebracht naar hun eigen land als er gegronde redenen zijn om dit te doen. Ik wil er echter op wijzen dat elke persoon die een misdaad begaat, mensenrechten schendt - want dit is ook belangrijk -, kinderen uitbuit, vrouwen uitbuit of een bedreiging vormt voor de openbare veiligheid, moet worden uitgezet en zonder omhaal aan de autoriteiten van zijn of haar land van oorsprong worden overhandigd. We hebben ook wetten nodig voor mensen die niet werken, voor mensen die van de hand in de tand leven en die dus een buitengewone last betekenen voor de gemeenschap van de ontvangende lidstaat.
Afsluitend wil ik graag de Roma-kinderen noemen en opkomen voor Italië. Er zijn ongeveer 50000, beter gezegd ten minste 50 000 kinderen die worden uitgebuit in Italië. Het zijn Roma-kinderen. Zij worden gedwongen te bedelen, worden niet gevaccineerd, gaan niet naar school en leven in betreurenswaardige hygiënische omstandigheden. Ik wil iedereen eraan herinneren dat ongeveer een week voordat mevrouw Reggiani werd vermoord in Roma, in dezelfde sloppenwijk als waar de moordenaar van mevrouw Reggiani woonde, een twee maanden oude Roma-baby overleed door onderkoeling. In Rome, een van de belangrijkste hoofdsteden van Europa!
Daarom eindig ik met de volgende vraag: is dit werkelijk integratie? Is dit respect voor mensenrechten? Wij hebben de plicht serieuze vragen te stellen, zonder hypocrisie, en we hebben de plicht te zeggen dat iedereen voor de wet gelijk is.
Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie.–(IT)Voorzitter, commissaris, dames en heren, op 2 november zei mijnheer Frattini: “Wat wij moeten doen is simpel: ga bijvoorbeeld naar een reizigerskamp in Rome en stel de vraag “kunt u me vertellen waar u woont?” Als ze zeggen dat ze het niet weten, stuur ze dan meteen terug naar Roemenië”. Zo werkt de Europese richtlijn, heel simpel, en we moeten die kampen onmiddellijk opdoeken. U hebt ook gezegd dat het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland normaliter werkloze burgers uitzetten, dat Italië dit niet doet en dat Richtlijn 2004/38/EG daarom niet juist had toegepast.
Ik spreek tot u als medevoorzitter van een Europese politieke fractie en tevens alsEuropesecommissaris.Het feit dat wij in Italië waarschijnlijk in verschillende coalities campagne voeren moeten we absoluut buiten beschouwing laten. Hier handelen wij en moeten wij handelen als Europeanen. Ik vind uw opmerkingen in Il Messaggero onaanvaardbaar en bovendien volledig strijdig met wat u hier gisteravond tegen ons heeft gezegd. Wie van de twee Frattini’s is de ware? Degene die heeft gezegd dat we de Roma-kampen moeten opdoeken of degene die heeft gezegd, zoals in de richtlijn terecht is vermeld, dat burgers kunnen worden verbannen op basis van strikte regels en nog striktere garanties? Ik zou deze vragen graag beantwoord zien.
Wat de kwestie van andere Europese lidstaten betreft, zou ik het waarderen als u mij de situatie zou willen uitleggen. Wij hebben inlichtingen ingewonnen en ontdekt dat geen van de genoemde landen – het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk of Duitsland – ooit Europese burgers om economische redenen heeft gedeporteerd, wat ook verboden is volgens de richtlijn, en dat geen enkele burger ooit als buitensporige last voor de economie van het gastland is beschouwd. Ik wil dan ook graag weten of u dit wist, want het lijkt me cruciale informatie.
Ik ben het volledig eens met het feit dat deze richtlijn een precies kader biedt. Ik denk echter dat het kader nog preciezer en beter had kunnen zijn. Ik ben zelfs van mening dat het geval, of de gevallen, die wij vandaag bespreken symbolisch zijn voor de manier waarop de richtlijn moet worden toegepast en hoe de lidstaten de uitbreiding en het vrije verkeer zien, wat voor ons een absolute prioriteit is. Ik wil graag zeggen, Voorzitter, mijnheer Tajani en mevrouw Angelilli, dat een land waar de maffiaeen business runt van ongeveer 90 miljard euro en waar gebeurtenissen plaatsvinden zoals die van de afgelopen dagen ons maar weinig kan leren over het onderwerp immigratie.
Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie.–(IT)Voorzitter, dames en heren, de discussie hier gaat niet over Italië of Roemenië. Het gaat over Europa en over het leven van haar burgers: een vrouw is vermoord en onze gedachten en sympathie moeten uitgaan naar haar familie. Roma en Roemeense burgers worden schandelijk aangevallen; onze identiteit, onze waarden, onze wetten en onze geschiedenis, waaronder tragedies als de vervolging van de Roma, moeten allemaal ter discussie worden gesteld vandaag. En laten we niet vergeten dat we geen enkel soort racisme mogen toelaten.
Deze tragedies hebben ons het belang geleerd van wetten die rechten bekrachtigen: er bestaat geen veiligheid zonder de wet. Zo belangrijk zijn onze wetten dus, net als onze verdragen, en zelfs onze economische verordeningen, die de waarde en het recht op mobiliteit en verblijf bevestigen. Dit zijn de legitieme rechten van Europese burgers, geen concessies. Ze kunnen worden gereguleerd, maar niet worden ontnomen. Europese wetten zijn duidelijk: iedereen heeft het recht op mobiliteit en verblijf. Alleen in extreme gevallen, wanneer de nationale veiligheid op het spel staat, kan iemand het land uit worden gezet. Verbanning is strikt individueel, nooit collectief, en gaat gepaard met een gegarandeerd recht op verdediging. Dit zijn proportionele maatregelen, die het recht op mobiliteit in stand houden, een recht dat iemand nooit om economische redenen kan worden ontzegd, aangezien armoede geen stigma mag zijn, of een reden om burgers te discrimineren.
Dit is wat artikel 27 van de richtlijn zegt. Het is de wet. Belangrijker dan wat ook, omdat het om rechten gaat. De wet is op iedereen van toepassing, niet in de laatste plaats op commissarissen – en ik moet zeggen, mijnheer Frattini, dat ik bij uw talloze verklaringen hier in het Parlement grote moeite had de letter of de geest van de wet te vinden, sterker nog, ik kon geen van beide erin terugvinden – en op de lidstaten, die hun lidmaatschap van Europa en zijn richtlijnen voor ons allen omzetten.
Er gaan nog steeds te veel mensen dood in Europa. In Italië stierf een vrouw aan de gevolgen van een gewelddadige aanval door een Roemeense man. Dit vind ik extreem verontrustend. Iedereen die schuldig is aan moord moet daarvoor de prijs betalen, maar dit heeft niets te doen moet Roma of met Roemeense burgers. Ook leden van hun bevolking zijn oneerlijk aangevallen. Schuld is individueel, nooit collectief. Zoveel migranten vinden de dood terwijl ze proberen Europa te bereiken. Deze mensen worden overweldigd en verzoeken ons hen te helpen. Omwille van hun lijden moeten wij van Europa een land van wetten en rechten maken, van heilige wetten, vooral met betrekking tot ontvangst. Deze wetten vormen de basis van onze veiligheid.
Wij willen dat dit plechtig wordt bevestigd in het Parlementdoor middel van een stemming, zodat onze Europese wetten niet meer verkeerdgeïnterpreteerd kunnen worden.
De Voorzitter. − Overeenkomstig ons Reglement wil ik de leden die het woord hebben verzoeken andere leden niet te citeren, om de simpele reden dat zij volgens de regels kunnen vragen op een later moment te spreken. Om te zorgen voor een soepel verloop van het debat wil ik iedereen vragen het Parlement in het algemeen aan te spreken en u te beperken tot de feiten. Uiteraard geldt dit niet voor de commissaris, die aan het eind van het debat alle gelegenheid krijgt zijn redenen uiteen te zetten.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie.−(EN) Voorzitter, mijn vrienden in de nieuwe NIP-partij van Roemenië waren woedend toen ze vernamen dat duizenden Roemenen Italië waren uitgezet. Ik begrijp hen volkomen.
Ik heb commissaris Frattini gebeld, die me verzekerde dat er geen enkele Roemeen zonder tussenkomst van de rechter zou worden uitgezet. Hierop kan echter inbreuk plaatsvinden: als mensen, na een verblijf van drie maanden, geen geld hebben om van te leven, kunnen ze uitgezet worden zonder rechterlijke beslissing. Ik kan achter deze procedure staan als deze met de juiste intenties wordt uitgevoerd. Vrij verkeer houdt niet in dat je recht hebt op financiële steun van het land dat je bezoekt. Je moet in staat zijn van je eigen middelen te leven of werk te hebben.
Criminelen kunnen ook uitgewezen worden als een rechter daartoe besluit, maar het is niet aan de politie om te besluiten wie een crimineel is. Dat soort beslissingen moet door een onafhankelijke rechter genomen worden. Ik hoop dat mijn vrienden in de Italiaanse regering het eens zijn met dit grondbeginsel van de Europese Unie.
Luca Romagnoli, namens de ITS-Fractie.–(IT)Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik de heer Frattini bedanken voor het feit dat hij hier weer is, voor zijn inzet en omdat hij zichzelf beschikbaar heeft gesteld voor ons. U bent goed voor uw land. Het is een schande dat ik dit van andere Italiaanse vertegenwoordigers niet kan zeggen en daar ben ik niet blij mee.
We hebben een debat gevoerd – en doen dat nog steeds – over het Schengenakkoord. Ondanks alle sociale onrust die het vrije verkeer van burgers binnen de EU ongetwijfeld met zich meebrengt, heeft de heer Amato besloten dat het een goed idee zou zijn om de aandacht op andere zaken te richten. Er moet iets worden gedaan om te voorkomen dat deze sociale onrust tot ontploffing komt, zoals in ons land is gebeurd. Het lijkt er echter niet op dat er maatregelen worden genomen, gezien de toenemende misdaad in heel Italië, variërend van antisociaal gedrag tot georganiseerde misdaad, en niet te vergeten de gestage instroom van illegale immigranten in ons land en met name het feit dat sommige mensen die naar Italië komen met een studie-, werk- of toeristenvisa na het verlopen hiervan niet terugkeren naar hun eigen land. Dit laatste punt is niet breed aan bod gekomen in de media.
Bovendien lijken de huidige Italiaanse regering en de minister van Binnenlandse zaken zich niet bewust van de misdaden in Italië die grotendeels door buitenlanders worden gepleegd, waarvan sommigen Europese burgers zijn, reizigers of mensen die zichzelf zo noemen. Dit werd enkele maanden geleden duidelijk in het verslag van de Italiaanse prefect, de heer Serra, aan het Italiaanse Parlement.
De Italiaanse overheid wordt zo langzamerhand een beschamende vertoning voor een land dat daar steeds meer zat van is. En niet alleen de bevolking. Deze regering, die de sociale onrust noch lijkt te begrijpen, noch kan voorkomen, weet niet hoe zij het probleem op moet lossen. Het komt niet in haar op, en je vraagt je af waarom, de tekortkomingen van het huidige migratiebeleid of de gebrekkige uitvoering van Europese richtlijnen, in dit geval Richtlijn 2004/38/EG, toe te geven.
Wat deze richtlijn betreft, klaagt de Italiaanse overheid dat zij moeite heeft de exacte ingangsdatum te bepalen. Het is duidelijk dat deze problemen onder de Schengenovereenkomst buiten alle proporties groeien. Het is ook duidelijk dat mijn partij en ik de Schengenovereenkomst zouden willen intrekken. Zelfs de herhaalde daden van politiek vandalisme in de afgelopen maanden in Italië, waar mijn partij vaak slachtoffer van was en die werden begaan door de volgers van de anarchistische en onbehouwen communisten, die worden beschermd door vertegenwoordigers van het institutionele links, worden nog steeds ontkend door de heer Amato.
Helaas wonen de heer Amato en president Prodi, zoals zoveel burgemeesters, en al helemaal die van Rome, niet in arbeiderswijken, hebben geen contact met Roma-kampen,maken geen gebruik van het openbaar vervoer en hebben geen last van de pesterijen, het geweld en het gedraai waar zelfs bezoekers uit de EU regelmatig aan worden blootgesteld in Italië.Deze onverantwoordelijke politici praten over solidariteit, maar uit hun naam lijdt een hele bevolking onder stomme beslissingen.
De Europese Unie zou moeten luisteren naar wat Voorzitter Barroso zegt, in plaats van te klagen over het feit dat Italië niet om fondsen heeft gevraagd, namelijk dat als een lidstaat toestaat dat zich sloppenwijken ontwikkelen op zijn grondgebied, wat kan zij dan verwachten dat de Commissie doet? De heer Amato kiest ervoor niet aanwezig te zijn bij vergaderingen over dit onderwerp. Ondertussen zouden de Italianen het enige juiste willen doen: hun stem uitbrengen en de regering vertellen op te rotten.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE).-(RO)De Europese Unie is een gemeenschap van waarden waarin respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden boven alles gaan. Haar beleid omvat de het garanderen van veiligheid van de burgers en het bestrijden van criminaliteit, evenals de bescherming van kinderen en de strijd tegen het aanzetten tot geweld.
Ik veroordeel geweld en misdrijven met kracht en ikbetreur diep wat er in Italië is gebeurd! Maar ik geloof dat misbruik en onrecht dat in naam der wet wordt gepleegd onaanvaardbaar is, tot angst en vernedering leidt en kan aanzetten tot haat binnen menselijke gemeenschappen.
Ik heb ontdekt dat de neiging bestaat om deze situatie onterecht te laten escaleren, mede ingegeven door politieke en xenofobe verklaringen van sommige politici.
Ik ben bezorgd over het feit dat, volgens de tot zover gepubliceerde gegevens, alleen Roemeense burgers Italië zijn uitgezet. Alle lidstaten hebben het recht en de plichtwetgeving op te stellen die de openbare orde en veiligheid waarborgt en versterkt.
AlleEuropese burgers, ongeacht hun nationaliteit, hebben de plicht de wet en wettelijke voorschriften na te leven, waar zij zich ook binnen de Europese Unie bevinden.
Tegelijkertijd moeten wij intolerantie en vreemdelingenhaat veroordelen, met name wanneer haatgevoelens en stigma’s jegens enkele personen, die geen respect hebben voor de wet, onterecht worden doorgetrokken naar een hele etnische groep of, nog ernstiger, een hele natie.
Ik ben van mening dat de Italiaanse staat, net als de andere lidstaten van de Europese Unie, de plicht heeft de rechten en vrijheden van Europese burgers die op zijn grondgebied leven, in de gemeenschap integreren en de wetten respecteren, te beschermen.
Er moet een gemeenschappelijke Europese aanpak van het immigratiebeleid en de integratie van minderheden komen. Het probleem van de minderheden en met name de Roma-minderheid is een Europees probleem en het moet dan ook op een coherente en uniforme manier worden aangepakt, niet alleen in tijden van crisis.
Alle relevante organen moeten met elkaar samenwerken, in de eerste plaats de Europese Commissie en het Bureau voor de Grondrechten, evenals de betreffende instellingen in de lidstaten.
Ik roep de Europese Commissieop de prioriteiten en de mechanismen van het Europees Sociaal Fonds te herzien om de financiering van communautaire maatregelen uit te breiden, aangezien dit zou bijdragen aan de maatschappelijke insluiting van de Roma-minderheid.
Tevens verzoek ik de Europese Commissiena te gaan of de door de Italiaanse autoriteiten uitgevaardigde besluitwet overeenstemt met de Europese wetgeving en te verzekeren dat de tenuitvoerlegging van dit soort bepalingen niet leidt tot misbruik van eerlijke mensen, ongeacht hun nationaliteit.
Gianni Pittella (PSE).-(IT)Voorzitter, dames en heren, ik denk dat het correct zou zijn als ons Parlementzijn medeleven zou betuigen aan de familie van mevrouw Reggiani.Ook zou ik de recente uitspraken van de heer Frattini, die in de eerdergenoemde interviews zijn rol als vertegenwoordiger van de Commissie verwarde met zijn rol als lid van de oppositie, willen censureren. Ik wil de heer Tajani dit plezier ontnemen, aangezien hij zijn vooraanstaande rol beter kan gebruiken voor het verlichten van het nationale politieke klimaat.
Het spijt me dit te moeten zeggen, omdat wij de voorstellen en initiatieven van de heer Frattini vaker hebben gesteund. Mijnheer Frattini weet heel goed, zoals sommige van mijn collega’s al hebben aangegeven, dat er geen Europese tekst bestaat waarin staat dat burgers uit andere lidstaten op economische gronden zomaar mogen worden uitgezet.
De recente bepalingen van de Italiaanse regering stemmen overeen met de Europese richtlijn, respecteren de geest ervan en versterken bepaalde aspecten ervan die in het licht van de situatie in Italië als belangrijk worden gezien. Alle Italiaanse instellingen – en ik zeg dit tegen mijnheer Tajani, mevrouw Angelilli en tegen andere leden van de oppositie – van Rome tot de regionale autoriteiten en de kleinste gemeenteraad, hebben zich hiertoe verbonden. Het is onwaardig om zoveel kritiek te uiten op de mate van civilisatie en integratie die ons land over de jaren heeft bereikt.
Ik hoop dathet Europees Parlementzijn afkeuren van het beginsel van collectieve verantwoordelijkheid opnieuw wil uitspreken, omdat het wordt gebruikt om aan te zetten tot haat en geweld in het hart van Europa.
Waar we juist de nadruk op moeten leggen is op het bestrijden van elke vorm van racisme of vreemdelingenhaaten elke vorm van discriminatie op basis van nationaliteit en etnische achtergrond. Hier hebben we een routekaart voor: het Handvest van de grondrechten. Het is belangrijk dat we, zoals de Italiaanse en Roemeense premiers hebben gevraagd, ons best doen om te zorgen voor een betere sociale integratie van achtergestelde bevolkingen en samenwerking tussen de lidstaten, zowel door onze eigen migratiestromen te beheren als door middel van sociale ontwikkeling en welzijnsprogramma’s die worden gefinancierd door de Structuurfondsen.
Wat wij in de toekomst moeten doen is simpel: niemand van ons mag vergeten dat immigratie een hulpmiddel is. Het maakt deel uit van onze toekomst, maar moet wel worden gereguleerd. Ik stel daarom voor dat de lidstaten nu maatregelen nemen om te zorgen voor een nauwere Europese coördinatie om migratiestromen in de Europese Unie te reguleren.
Adina-Ioana Vălean (ALDE).-(EN) Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor het toespreken van het Parlement over deze uiterst belangrijke kwestie.
Er is enorm veel emotie opgelaaid in Italië naar aanleiding van de moord op een Italiaanse vrouw door een Roemeens burger. Er is ook enorm veel emotie opgelaaid in Roemenië, naar aanleiding van vergeldingsacties van Italiaanse bendes tegen Roemeense burgers.
Als we onze emoties echter even buiten beschouwing laten, kunnen we terugkeren naar onze fundamentele waarden en beginselen: vrij verkeer voor alle burgers, de rechtsorde en de conformiteit daarvan met het Europese recht.
Voor het geval dat nodig is, wil ik u eraan herinneren dat het vrije verkeer van Europese burgers een grondrecht is, dat is vastgelegd in de oprichtingsverdragen. De recente gebeurtenissen tonen echter helaas aan, dat we ons nog meer moeten inspannen om deze rechten te garanderen en om te zorgen dat ze afdoende worden gehandhaafd in heel Europa.
We kunnen in het Europa van vandaag niet toestaan dat onverantwoordelijke autoriteiten met de vinger wijzen naar bepaalde nationaliteiten of groepen. We kunnen ook niet accepteren dat beweerd wordt dat het vrije verkeer van werknemers een route vormt naar grotere criminaliteit, want de misdaad heeft geen nationaliteit of etniciteit. Deze houding kan slechts gevaarlijke ontwikkelingen en vreemdelingenhaat in de hand werken.
Ik ben van mening dat we juist de mobiliteit van mensen moeten stimuleren en werknemers in heel Europa dezelfde kansen moeten geven en daarmee een sterke Europese identiteit bevorderen. Dat was de diepe wens van de oprichters toen de Europese Unie tot stand kwam.
Ik benadruk nog eens, dat ik vind dat de Europese Unie moet zorgen dat al haar burgers in een gebied kunnen leven waar ze vrijheid, veiligheid en recht genieten, maar ik vind ook dat we onze aandacht meer moeten richten op integratie en vrij verkeer.
Het antwoord op misdaad is niet het sluiten van grenzen. Het antwoord op misdaad is niet het stimuleren van vreemdelingenhaat, discriminatie en stigmatisering op grond van nationaliteit of etnische afstamming. In een modern Europa is het antwoord méér samenwerking op het gebied van politie en justitie, meer integratiebeleid en meer middelen ter beschikking stellen van hen die zich in dienst stellen van de bescherming van al onze burgers, ongeacht nationaliteit.
Ik zou graag een Europa zien waar alle burgers vrij kunnen leven, werken en circuleren. Als beschermer van de Verdragen dient de Europese Commissie er nu voor te zorgen dat deze grondrechten op de juiste manier worden geïmplementeerd en gehandhaafd. Ik roep de Commissie op onwankelbaar achter deze beginselen te blijven staan.
Elly de Groen-Kouwenhoven (Verts/ALE).-(EN) Voorzitter, de situatie van de Roma in Europa is aan het verslechteren. De ontwikkelingen in Italië vormen daarvan het bewijs. We hebben allemaal gezien dat vreemdelingenhaat en racistische massahysterie ongebreideld hun gang kunnen gaan en de overhand kunnen krijgen over gezond verstand. De misdaad van één individu heeft een ongekende medialynchpartij doen oplaaien. Dat heeft geleid tot beperkingen van de fundamentele rechten van Europese burgers, gebaseerd op een racistische en door vreemdelingenhaat gevoede massahysterie.
We mogen dat niet laten gebeuren. Criminele kwesties zijn de zaak van rechters en niet van politici of burgers. De misdaad die in Rome is gepleegd, is afschuwelijk en moet veroordeeld worden, maar het is niet de collectieve verantwoordelijkheid van een heel land. De gebeurtenissen in Italië hebben ook de realiteit aan het licht gebracht van de campo nomadi, waar zoveel Roma leven. Het moge duidelijk zijn dat dergelijke situaties spanningen en instabiliteit voortbrengen. Daarom moeten we tot handelen overgaan. Mijn eerste assistent is een Roma. Integratie kan snel verlopen.
In 2005 hebben we een resolutie aangenomen waarin gevraagd werd om een gezamenlijk optreden van de EU en de nationale autoriteiten om de integratie van de Roma te bespoedigen. Ik stel daarom voor, dat wij als Europarlementariërs laten zien dat dit ons ter harte gaat en ik roep degenen die de besluiten nemen op, zich bij ons aan te sluiten. Ik stel voor dat het EP een permanente EP-rapporteur voor Roma-kwesties aanstelt, die toezicht houdt op de situatie van de Roma in Europa en jaarlijks met aanbevelingen komt aan de Commissie en de regeringen. Daarnaast moeten we de Commissie oproepen, een EU-fonds in te stellen voor Roma-integratie, gekoppeld aan een strategie voor de integratie van Roma en een Roma-afdeling binnen de Europese Commissie. Daarmee kan gezorgd worden voor een goede aansturing van het EU-beleid voor Roma-integratie.
Umberto Guidoni (GUE/NGL). – (IT)Voorzitter, dames en heren, na de brute moord door een Roemeense burger op Giovanna Reggiani, aan wiens familie wij ons oprechte medeleven betuigen, wezen veel politieke partijen in Italië met een beschuldigende vinger naar Europa. Wat er in Italië is gebeurd heeft echter niets te maken met de uitbreiding, Schengen of andere Europese richtlijnen over vrij verkeer binnen de Europese Unie.
Dit zijn eeuwenoude problemen die een minder oppervlakkige aanpak verdienen en die niet kunnen worden opgelost met een decreet dat door het parlement wordt gejaagd om de publieke opinie tevreden te stellen. Daarom moeten wij nauwlettender zijn en de hele zaak opnieuw bekijken in een wettelijk kader, waarbij we emoties of dringende eisen buiten de deur houden. In een rechtsstaat is criminele verantwoordelijkheid een individuele en geen collectieve verantwoordelijkheid. Afwijken van dit beginsel zou een gevaarlijk precedent scheppen dat zou kunnen leiden tot de criminalisering van bepaalde migrantennationaliteiten.
De mogelijke gevolgen hiervan zijn verontrustend. In Italië is een heksenjacht ontstaan tegen Roma en Roemeense burgers, met vele strafexpedities: zelfs schoolkinderen zijn het slachtoffer geworden van minachting en mishandeling. Het veiligheidsaspect is duidelijk gerechtvaardigd, maar we mogen niet in de val trappen van polemiek en uitbuiting die bedoeld zijn om alleen om partijredenen xenofobie en haat te zaaien. Als we weer objectief zouden kunnen zijn in de Italiaanse politiek, zou het publiek erachter komen dat Italië niet is overspoeld met delinquente migranten.Immigratie is zeker een onderwerp dat Europese coördinatie vereist, maar we mogen Europaniet gebruiken om het vrije verkeer van migranten te beperken.
Het handelen van de heer Frattini moet veroordeeld worden. Hij heeft van deze kans gebruik gemaakt om zich aan te sluiten bij de nationale polemiek en meningen te uiten die strijdig zijn met de Europese richtlijnen. Het zou beter zijn geweest als de commissaris een aantal immigratiebeleidsmaatregelen had voorgesteld, bijvoorbeeld op basis van de verhoogde kredieten van het integratiefonds en de noodzaak om het nationale ontvangstbeleid te bevrijden van de beperkingen van het stabiliteitspact, zoals ookmet het veiligheidsbeleid is gebeurd.
Tevens is het belangrijk dat wij aandringen op coördinatie en versterking van juridische instrumenten en politiebevoegdheden voor het bestrijden van georganiseerde misdaad en mensenhandel, een hatelijk misdrijf dat inmiddels een transnationaal niveau heeft bereikt. De discussie over de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG is het juiste kader voor een debat over de uitzetting van Roemeense burgers in de juiste juridische setting. Het is een kans om te bevestigen dat het vrije verkeer van Roemeense burgers een onontvreemdbaar recht van Europees burgerschap is.
De richtlijn is duidelijk: mensen kunnen niet als preventieve maatregel het land worden uitgezet. Eerst moet worden bepaald in hoeverre iemand persoonlijk verantwoordelijk is en vervolgens moet die informatie als uitgangspunt worden gebruikt, zodat de overheidsdecreten in overeenstemming blijven met de pro-Europese traditie van ons land.
Alfredo Antoniozzi (PPE-DE).- (IT)Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil u bedanken voor uw moed en consistentie en het ontbreken van hypocrisie, die helaas in onze instellingen de overhand heeft en die tot op zekere hoogte ook vandaag te horen was. Mijnheer Guidoni, het decreet dat u hier aanvalt is een decreet van uw eigen regering, dus we moeten hier duidelijkheid scheppen.
De verontrustende gebeurtenissen in Italië, en met name in Rome, zijn slechts de meest recente in een serie incidenten die vaak niet zijn gehoord of zelfs genegeerd. Europa is gegrond op de beginselen van vrijheid en respect voor fundamentele rechten en vrijheden. Het Italiaanse volk heeft altijd laten zien dat het onvervreemdbare waarden als non-discriminatie, gelijkheid tussen volken en democratie steunt.
Ik denk echter dat het niet meer dan terecht is om, op basis van de informatie van het officiële Caritas-verslag, dat in samenwerking met het Italiaanse ministerie van Binnenlandse zaken is opgesteld en een nogal ernstig beeld schetst, toe te voegen dat dit aan de hand is sinds 1 januari 2007, als gevolg van de enorme migratiestroom van Roemeense burgers naar Italië, op niet eerder in de EU vertoonde schaal.
Ik vind het vreselijk om te zeggen, maar we hoeven maar naar enkele gegevens te kijken om de absurditeit van de situatie in te zien. Alleen al in 2006 werden 17900 Roemenen in Italië gearresteerd. Dit is niet de schuld van een hele bevolking, het is de schuld van individuen. Toch moeten we erover nadenken en dan rijst meteen de vraag: waarom heeft de Italiaanse overheid het decreet tot omzetting van Richtlijn 2004/38/EG niet eerder geratificeerd? Bovendien: waarom zorgt het decreet niet voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de richtlijn die betrekking hebben op een verblijf na een periode van drie maanden? Waarom heeft het ministerie van Binnenlandse zaken geen passende uitvoeringsmaatregelen genomen in verband met de voorwaarden en vereisten waaraan moet worden voldaan en het toezicht, de controle en de mogelijke repatriëring van EU-burgers die de dwingende voorwaarden van de richtlijn niet naleven?
Deze laksheid heeft een onbegrijpelijke gedoogcultuur veroorzaakt. Het heeft geleid tot een ongecontroleerde stroom van armoedige mensen die iedere dag de bestaande wanhoop meer aanwakkeren en mensen de onvermijdelijke weg opleidt van wetsovertredingen. De burgermeester van Rome heeft bijvoorbeeld de oprichting van zo’n honderd Romakampen toegestaan, waar de meest elementaire mensenrechten werden overtreden en waar hygiëne en persoonlijke waardigheid compleet werden genegeerd, voordat hij besloot de kampen op te breken. Hij heeft onnadenkend gehandeld en wij betalen daar nu nog steeds de prijs voor. Wij zijn voor solidariteit en opvang, maar wel in overeenstemming met de wet, aan de hand van rechtszekerheid en de openbare orde.
Adrian Severin (PSE).-(EN) Voorzitter, ik zal vandaag proberen te vergeten dat ik Roemeen ben. Ik zal dat proberen te vergeten, ook al worden mensen gedeporteerd, aangevallen en vermoord binnen de grenzen van de Europese Unie, enkel en alleen omdat ze Roemeens zijn, etnisch dan wel van nationaliteit.
Vandaag denk ik als Italiaan en als Europeaan. Als ik Italiaan was, zou ik vinden dat ik het recht heb me veilig te voelen in het land van mijn voorouders. Ik zou woedend zijn over de armzalige kampen van armzalige mensen rondom mijn prachtige steden. Het zou me met afkeer vervullen, te zien dat een steeds groter aantal misdadigers het vreedzame leven van mijn landgenoten bedreigt. Maar op zoek naar mijn veiligheid zou ik me realiseren dat deze dagelijks gedragen wordt door het creatieve werk van meer dan een miljoen immigranten die Italiaanse goederen produceren, diensten uitvoeren op terreinen die niet worden ingevuld door Italiaanse arbeidskrachten, Italiaanse waar kopen en belasting betalen aan de Italiaanse autoriteiten. Ik zou dus eerder het gevoel hebben dat mijn veiligheid zou afnemen als die niet-Italianen mijn land zouden verlaten, als hun mensenrechten werden geschonden en als ze het doel zouden worden van vreemdelingenhaat.
Als de grondrechten van één individu geschonden worden door de autoriteiten van mijn land, die hun zwakte proberen te verbergen door de wet te versterken achter racistische concepten, excuses voor vreemdelingenhaat en discriminerende maatregelen, zijn mijn eigen rechten - en die van iedereen - in gevaar.
Het is niet voor het eerst dat veiligheid wordt afgezet tegen democratie en menselijke waarden, dat er mensen zijn die geloven dat inperking van de mensenrechten en burgerrechten meer veiligheid betekent, dat mensen uit onzekerheid hun toevlucht zoeken in hun nationale gemeenschap, omdat ze onterecht veronderstellen dat etnische gelijkheid een garantie is voor betere bescherming. Dat is onjuist. Bij een gewone misdaad zijn er één of enkele slachtoffers. Racisme is ook een misdaad, maar het is een buitengewone misdaad waarbij iedereen, óók de misdadiger, het slachtoffer is van racisme en vreemdelingenhaat. Racisme en racistische maatregelen zijn daarom een bron van onveiligheid.
Als Europees democraat kan ik absoluut niet accepteren dat diversiteit meer onveiligheid betekent of dat sommige misdadigers sociaal geïntegreerd dienen te worden en anderen dienen te worden uitgesloten. Dat sommigen recht hebben op verdediging en anderen niet. Dat sommigen het voordeel van de twijfel krijgen en anderen niet, afhankelijk van hun nationaliteit of etnische afstamming. Als Europeaan zou ik niet toestaan dat een van de lidstaten, Roemenië bijvoorbeeld, een getto zou worden voor de Roma of het Siberië van de Europese Unie, waarheen ongewenste Europese burgers gedeporteerd worden. Ik kan begrijpen dat extreem rechts vreemdelingen haat, maar ik kan het niet begrijpen als democraten terugvallen op een spraakgebruik dat doordrenkt is van vreemdelingenhaat en racisme. Ik heb geen begrip voor de zwakte en de demagogische racistische toespraken van de democraten en ik veroordeel hen nog meer dan extreem rechts voor hun vreemdelingenhaat.
Om al deze reden moeten we nu wakker worden en ons mobiliseren. Ik hoop dat de motie van het Europees Parlement om een resolutie over deze kwestie aan te nemen, ons zal verenigen voor de verdediging van de Europese waarden en de toekomst van Europa.
(Applaus)
Alfonso Andria (ALDE).- (IT)Voorzitter, commissaris, dames en heren, de regering van elke lidstaat heeft het recht en de plicht misdaad de kop in te drukken om de veiligheid van zijn burgers en een ieder die in het land werkt en woont te waarborgen. In het debat dat wij vandaag voeren moeten we vermijden ons te laten leiden door emoties en instrumentele politieke reacties.
De opstelling van een wet uit naam van een “veiligheidspakket” lag al enige tijd in de planning in Italië. De dramatische gebeurtenissen van afgelopen oktober hebben ervoor gezorgd dat de overheid de wet heeft veranderd in een besluitwet, met onmiddellijk gevolgen. Er was niets overhaast of geïmproviseerd aan en er zullen sowieso amendementen worden ingediend bij het parlement, zoals iedereen weet. Laten we ons richten op waar deze kwestie werkelijk om draait. Dan zullen we begrijpen dat de inhoud van het decreet absoluut fair is: het is gericht tegen degenen die de wet en de openbare orde met hun gedrag bedreigen, de openbare veiligheid in gevaar brengen en schade toebrengen aan allen die naar Italië komen om hun leven te beteren door te werken. Dit decreet is niet tegen iedereen gericht. Het is juist voor mensen die naar Italië komen om te integreren in volle overeenstemming met onze wetten en die ook nog eens de overgrote meerderheid vertegenwoordigen.
Net als in ieder ander land maakt de aanwezigheid in Italië van mensen die zich niet aan de regels houden, integratie voor anderen moeilijker. Wat ik bedoel is dat een afwijzingsmentaliteit ontstaat, die het integratieproces bemoeilijkt. Vandaar de snelle reactie van de Italiaanse regering, die tevens instrumentele politieke standpunten en gevaarlijke signalen heeft voorkomen, zoals strafexpedities of patrouilles die het volk een misleidend of zelfs pervers signaal zouden hebben gegeven.
Evgeni Kirilov (PSE).-(EN) Voorzitter, volgens de Richtlijn en conform het beginsel van non-discriminatie hebben alle burgers van de Unie en hun gezinsleden die in een van de lidstaten verblijven recht op gelijke behandeling. Naast het recht van vrij verkeer hebben zij het recht werk aan te nemen in het verblijfsland; dit zijn volgens Artikel 23 van de Richtlijn naburige rechten.
In dit opzicht is de vrijheid van verkeer van werknemers een fundamenteel recht, dat voortkomt uit het idee van een verenigd Europa, waarin de burgers vrij zijn overal te werken. Helaas geldt dit niet voor de burgers van de meeste nieuwe lidstaten, waaronder Bulgarije en Roemenië, waarvoor beperkingen gelden.
Na een openbaar debat over de vraag of Bulgarije al dan niet de wetgeving van de Gemeenschap op dit terrein gaat toepassen en of voor een benadering van wederkerigheid moest worden gekozen, is besloten dit niet te doen en zich te houden aan de doelen van de Gemeenschap, zodat de Europese Unie adequaat kan inspringen op de huidige mondiale uitdagingen.
Ik heb waardering voor de lidstaten die tot dusverre hetzelfde standpunt hebben ingenomen en ik roep de andere lidstaten op, zich hierbij aan te sluiten en in hun overwegingen mee te nemen dat de overgangsperiodes een obstakel vormen om te komen tot één Europese arbeidsmarkt en daarmee een negatief effect hebben op de concurrentiepositie van die markt.
Analyses laten zien dat de oude lidstaten die hun markten hebben opengesteld veeleer voordeel dan nadelen hebben gehad van de werknemers die ze aangetrokken hebben. Van de andere kant worden de nieuwe lidstaten nu al geconfronteerd met een ernstig tekort aan geschoolde arbeiders. De recente cijfers van Eurostat, die vandaag zijn gepubliceerd, laten zien dat er na de toetreding geen grootschalige migratie van Bulgaren en Roemenen heeft plaatsgevonden. De cijfers laten ook zien dat tachtig procent van de Bulgaren die in het buitenland verblijven werk hebben, een percentage waar heel wat EU-landen slechts van kunnen dromen als het om deelname aan de arbeidsmarkt gaat.
Vrij verkeer van burgers blijft, ondanks de vooruitgang die op dit terrein geboekt is, nog steeds ver achter bij andere Europese vrijheden. Het idee van Europees burgerschap wordt ook aangetast door de indeling in eerste-, tweede- en derderangsburgers, waarvan we in dit debat vandaag getuige zijn.
Er dient zo snel mogelijk een daadwerkelijke overgang van burger van de gemeenschappelijke markt van de EU naar EU-burger met alle rechten en verantwoordelijkheden van een burger plaats te vinden, in het belang van ons allemaal.
Viktória Mohácsi (ALDE).-(HU)Hartelijk dank. Commissaris, Voorzitter, dames en heren, zoals u weet wonen er officieel 560 000 Roemeense burgers op Italiaans grondgebied, hoewel het volgens sommige schattingen om meer dan een miljoen gaat. Een groot deel van hen woont in nederzettingen in de buitenwijken van Rome, Turijn, Milaan en Napels. Er zijn geen excuses voor de moord in Rome: als iemand een misdrijf heeft gepleegd, moet hij zich voor de rechter verantwoorden voor zijn daden.
Als liberaal kan ik en wil ik echter niet aanvaarden dat een crimineel van welke nationaliteit dan ook, die bij een etnische groepering behoort, als basis wordt gebruikt voor het beoordelen van een hele groep, waardoor ruimte ontstaat voor extreem geweld, waarvan de slachtoffers onschuldige mensen zijn, zoals de betreurenswaardige gebeurtenissen die volgden op de moord hebben aangetoond.
Ik wil u eraan herinneren dat ik vaak met de heer Rehn, de commissaris voor uitbreiding, heb gesproken over het feit dat de migratie van mensen die in ellendige sociale omstandigheden en in armoede leven in nederzettingen in de twee landen die op 1 januari 2007 zijn toegetreden een serieus probleem zou kunnen blijken te zijn in de lidstaten van de EU, juist vanwege het gebrek aan integratie. De waarschuwing werd niet opgevolgd door serieuze maatregelen tijdens de onderhandelingen over de toetreding. Ik zou niet eens durven schatten hoeveel Roma in Europavan de nieuwe lidstaten naar de lidstaten in West- en Noord-Europa vluchten, hopend op een beter leven en hun onvrede uitend met het integratiebeleid van het land dat zij hebben verlaten.
Ook heb ik in de periode voorafgaand aan de toetreding van deze twee landen het belang benadrukt om op de hiermee verband houdende migratieproblemen voor te bereiden. Veel van mijn collega’s wezen dit af, omdat zij het als een beperking van het vrije verkeer zagen. Ons antwoord hierop zou kunnen zijn: creëren wij een overheidsdecreet op een buitengewone zitting die een juridische basis vormt voor uitzetting?Er zijn ernstige zorgen gerezen in verband met de grondwettelijkheid van het decreet en de verhouding van het decreet tot internationale en EU-wetgeving. Ik denk ook aan schendingen van de richtlijn inzake vrij verkeer en de richtlijn inzake gelijke behandeling ongeacht ras of etnische afstamming.
Is dit werkelijk hoe we met echte problemen moeten omgaan? De 27 landen van de EU mogen niet in een situatie terechtkomen waarin we de problemen van het ene land naar het andere land verplaatsen.
Ik zou graag enkele fragmenten willen voorlezen uit een verslag van de Europese Commissie en het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie. In 2002–2003 was meer dan de helft van de leerlingen op speciale scholen in Slowakije Roma. In Duitsland ging slechts de helft van de Roma-kinderen naar school en tachtig procentdaarvan ging naar speciaal onderwijs. In Hongarije, Slowakije, Polen, Bulgarije en Slovenië vormen Roma-kinderen de meerderheid van kinderen op speciale scholen. In 2003 had tachtig procentvan de Roma in Slowakije geen vaste werkplek, tachtig procentvan de Roma in Roemenië en Bulgarije heeft een inkomen onder de nationale armoedegrens en ik zou... (de spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Ik zou nog meer gevallen kunnen noemen. Dank u.
Jan Marinus Wiersma (PSE). – (NL)Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we het er gauw over eens zullen zijn dat een effectieve aanpak van criminaliteit onze steun verdient, en een moord is natuurlijk nooit goed te praten, maar we zijn het er denk ik ook over eens dat de vrijheid van verblijf in de Schengenzone een groot goed is en een tastbaar bewijs van Europees burgerschap. Als je dat wil inperken, moet je wel met heel goede argumenten komen. We moeten vooral ook oppassen met collectieve regelingen in dat kader, want als je het over collectieve regelingen hebt, dan heb je het al gauw over een groep, en door het toeval gaat het nu over de groep van de Roma en ik vind dat een heel ongelukkige ontwikkeling.
Ik ben blij met de opmerkingen die commissaris Frattini gemaakt heeft over de Roma en over het feit dat de Europese Unie meer voor de Roma zou kunnen doen, maar ik blijf natuurlijk ontevreden over de eerdere opmerking die hij in verband met wat er in Italië is gebeurd, over de Roma heeft gemaakt. Er wordt vandaag veel gepraat over de gevolgen van een migratie die plaatsvindt sinds de uitbreiding van de Europese Unie, maar die ook al eerder binnen de grotere Europese Unie heeft plaatsgevonden en we hebben natuurlijk te maken met de gevolgen daarvan, maar ik denk dat we ook een beetje moeten kijken naar de oorzaken ervan en naar de manier waarop we als Europese Unie meer kunnen doen voor de mensen die in de Europese Unie gaan reizen, omdat ze gewoon op zoek zijn naar betere levensomstandigheden, naar werk en naar betere omstandigheden voor hun familie en voor hun kinderen.
Ik ben heel erg voor het beter gebruiken van de Europese fondsen om meer te doen voor de Roma, met name ook in de nieuwe lidstaten, maar ik wijs er nog eens op dat dit Parlement in het verleden al een keer heeft opgeroepen om de Roma te erkennen als Europese minderheid, dus als heel bijzondere groep, niet te vergelijken met andere minderheden. Als je van de Roma een Europese minderheid maakt, geeft dat de Unie meteen ook veel meer mogelijkheden om wat aan de problemen te doen.
Ik herhaal onze oproep om één commissaris in de Commissie verantwoordelijk te maken voor het beleid ten aanzien van de Roma en niet wat we nu zien, dat er één coördineert en dat allerlei commissarissen zich ermee bemoeien. De bevoegdheid moet in één hand terechtkomen.
Tenslotte, wat discriminatie en sociale uitsluiting betreft: dit zijn prioriteiten geweest van dit Parlement, ook tijdens de onderhandelingen met de nieuwe lidstaten. Ik wijs nu even de nieuwe lidstaten met de vinger, maar we weten dat er ook problemen zijn in de oudere lidstaten.
Er zijn toen allerlei afspraken gemaakt met de regeringen van de nieuwe lidstaten en die worden niet of onvoldoende uitgevoerd. Ik denk dat de Europese Unie, de Europese Commissie, ook haar rol moet spelen door nog eens terug te komen op die afspraken die bij de toetreding zijn gemaakt, met name waar het gaat om verbetering van de situatie van de Roma. Dan gaat het over discriminatie, maar ook over sociale uitsluiting.
Vandaar de oproep van onze fractie om daarover nog eens keer met die nieuwe lidstaten in gesprek te gaan. We zullen dat zeker zelf doen, maar het is ook een oproep aan de Raad en met name ook aan de Commissie, niet alleen commissaris Frattini, maar ook zijn collega’s.
Franco Frattini,vicevoorzitter van de Commissie.−(IT)Voorzitter, dames en heren, het is duidelijk dat ik ooknu de gebruikelijke eerlijkheid en oprechtheid moet betrachten jegens dit Parlement, waarvoor ik het grootste respect heb, hoewel dit mij niet belet te reageren op verklaringen en overwegingen waar ik het niet mee eens ben.
Het is niet zo dat ik pas een paar dagen geleden maatregelen heb genomen en me over dit onderwerp heb uitgesproken. Vele van u hebben verwezen naar enkele regels uit een interview dat ik heb gegeven – een van de vele – op 2 november. Ik heb dit onderwerp al maanden geleden ter harte genomen, op verzoek van Italiaanse burgemeesters die, zoals u weet, van verschillende politieke partijen zijn, de meeste centrum-links.
Op het congres van Italiaanse burgemeesters op 19 mei, een belangrijke bijeenkomst die maanden geleden plaatsvond – gezien de mate waarin ik geciteerd word houd ik het ook bij –kaarttenItaliaanse burgemeesters het probleem van de veiligheid in hun steden aan bij de Italiaanse minister van Binnenlandse zaken en gaven Europa de schuld. Aan het eind van die vergadering zei de heer Amato dat het een grove fout was te denken dat het veiligheidsprobleem alleen het probleem was van de welgestelden die iets te beschermen hadden en dat het een fenomeen was dat, als het niet zou worden opgelost, buren tot vijanden van elkaar zou maken. Dit had tot gevolg dat dezelfde dag een oproep aan de Europese Commissiewerd gedaan.
Op 23 juni werd op de algemene vergadering van het ANCI, de Italiaanse organisatie van lokale overheden onder leiding van de burgemeester van Florence, zoals de Italiaanse collega’s zullen weten, het opvangplan voor Roma onthuld, volgend op een vergadering die een paar dagen daarvoor had plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van lokale overheden en ik. Op die vergadering, die plaatsvond in Bari, werd het opvangplan voor Roma onthuld en een verzoek voor Europese financiering ingediend om de kosten van het plan te dekken. Tot op dat moment had Italië daar nog niet om verzocht. De Italiaanse burgemeesters waren het erover eens dat het integratiestelsel gebaseerd moest zijn op wederkerigheid. Zij vonden dat wij de plicht hebben om immigranten te verwelkomen en te integreren, mits zij de regels van ons land accepteren.
Dit is het standpunt dat ik maandenlang heb ingenomen, om precies te zijn sinds de zomer, totdat een door de burgemeesters van Bologna en Florence gepromote gebeurtenis tot een nationale campagne leidde tegen mensen die autoruiten schoonmaken. De burgemeester van Florence – die u natuurlijk kent en waarvan u weet dat hij niet bepaald bekend staat om zijn racistische ideeën – stelde zelfs voor daklozen die autoruiten schoonmaken strafbaar te stellen.
Ik had wederom een ontmoeting met de burgemeesters en op 25 oktober, een paar weken geleden, stelde een memo van een Italiaans bureau, op weer een andere bijeenkomst, dat “de burgemeesters het er niet mee eens zijn, onmiddellijk nieuwe wetten willen en beweren dat mensen de verdeeldheid die binnen de meerderheid ontstaat niet begrijpen”. Deze verklaring bevatte een oproep van de Italiaanse burgemeesters en de Italiaanse minister van Binnenlandse zaken aan mij, omdat niemand op dat moment dacht dat Europaover de instrumenten beschikte die later met de aanname van de besluitwet zijn ingevoerd, om situaties waarin duidelijk sprake was van een schending van Richtlijn 2004/38/EG aan te pakken.
Dit is waarom ik in dit onderwerp ben gedoken. Tegen allen die het woord hebben genomen om mij te bekritiseren zeg ik het volgende: ik denk dat u geen enkel moment zult kunnen ontdekken waarop ik geen positieve en oprechte bijdrage heb geleverd en met de heer Amato, die verantwoordelijk is voor deze zaak in Italië, heb samengewerkt. Ik daag u uit het tegendeel te bewijzen, dat ik weigerde samen te werken, toen de heer Amato mij dat vroeg en dat ik niet heb gereageerd op verzoeken die de Italiaanse regering terecht bij Europa heeft ingediend, zoals een paar dagen geleden.
Enkele weken na deze gebeurtenissen werden de eerste cijfers gepubliceerd. Ik herinner me dat nog goed omdat ik, als lid van de Europese Commissie, protesten ontving uit Boekarest over het feit dat de burgemeester had beweerd dat Roemenen verantwoordelijk zijn voor 75 procentvan de misdaad in Italië, terwijl 75 procent van de misdrijven in Italië door buitenlanders worden gepleegd, en dus een veel lager percentage door Roemenen. Velen van u zullen zich herinneren dat mensen in Boekarest de straten opgingen om tegen deze beweringen te protesteren en dat ik, ondanks deze protesten, nog steeds in overleg was met de burgemeester van Rome en hem geld aanbod uit het Europees Sociaal Fonds. Hij heeft mij een brief gestuurd, die duidelijk officieel was, waarin hij om hulp en steun van Europa verzoekt in de vorm van integratiemaatregelen. Ik vond dat dit mijn plicht was en heb dit gedaan.
Afsluitend denk ik dat niemand in het Parlementtwijfels kan hebben over wat ik in de afgelopen jaren heb bereikt, los van wat sommigen van u vandaag hebben willen aankaarten, wat slechts één aspect is van een specifiek interview. Ik heb mijn uiterste best gedaan, en doe dat nog steeds, om ervoor te zorgen dat het Schengengebied voor het eind van het jaar wordt uitgebreid met de negen nieuwe lidstaten.
Wat kan dit anders tot gevolg hebben dan een efficiënter vrij verkeer? Indien dat het geval is, is het deels aan mijn inspanningen te danken. Ik heb hier de afgelopen tweeëneenhalf jaar aan gewerkt en ben nooit bang geweest om te zeggen dat het recht op vrij verkeer een van de pijlers van de Europese Unie is. Ik kan me niet voorstellen dat iemand mij zou willen aanwijzen als iemand die niet wil dat dit recht wordt erkend.
Een laatste woord over Roemenië. Ik heb naar de Roemeense leden van het Parlement geluisterd. Zij weten beter dan wie ook wat ik persoonlijk heb gedaan om ervoor te zorgen dat Roemenië zich kon aansluiten bij de EU. Met verslagen, advies en de bezoeken die ik aan Roemenië heb gebracht. Ik denk dat niemand in het Parlement ook maar een moment kan twijfelen aan het feit dat ik het grootste respect en diepe gevoelens van vriendschap koester voor Roemenië en voor de Roemeense bevolking, behalve Roemeense criminelen, die ik op dezelfde manier zie als Italiaanse criminelen. Anders zou ik alles wat ik in de afgelopen twee jaar heb gedaan niet hebben gedaan. Ik denk ook niet dat een enkele zin uit een interview deze feiten kunnen veranderen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag om 12.00 uur.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk.–(IT)De internationale publieke opinie is flink opgeschud door de recente tragische gebeurtenissen in Rome. Ik vind het jammer dat sommige politieke groeperingen op onhandige manier proberen politieke munt uit deze situatie te slaan, soms door op te roepen tot een gevaarlijke en contraproductieve terugkeer naar het verleden. De Europese wetgeving legt bepaalde benchmarks vast die in alle 27 lidstaten moeten worden nageleefd, rekening houdend met het feit dat sommige landen, om geografische of logistieke redenen, makkelijker te bereiken zijn. We hebben een systeem nodig dat rechten boven alles stelt, maar dat de plichten van mensen niet vergeet. Juist deze twee aspecten samen bepalen de daadkracht van beleid in deze sector. We moeten voor een fundamentele aanpak kiezen, die de lidstaten enerzijds verplicht gezagsgetrouwe Europese burgers te integreren en de landen anderzijds het recht geeft degenen die de regels overtreden het land uit te zetten. Europa speelt in deze uitdaging een cruciale rol.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk.–(RO)Criminaliteit heeft geen nationaliteit en ik betreur en veroordeel elke criminele daad, waar dan ook, en vind dat het recht moet zegevieren. Maar we mogen niet een heel volk of etnische groep stigmatiseren voor een misdrijf dat door een van de leden daarvan is gepleegd.
Het bestrijden van criminaliteit mag niet indruisen tegen het vrije verkeer van personen, een grondbeginsel van de Europese Unie.
Europese burgers hebben het recht te wonen en reizen waar zij willen, zonder angst om vervolgd te worden of slachtoffer te worden van geweld in de lidstaten.
Ik verzoek de Europese Commissiehet recentelijk in Italië goedgekeurde decreet te beoordelen, aangezien het uitwijzingen toestaat zonder de uitgewezen personen enige wettelijke waarborgen te bieden, vooral wanneer zij burgers van de Europese Unie zijn. Dit decreet heeft tot misbruik geleid, waar bepaalde Roemeense burgers al slachtoffer van zijn geworden. Ik verzoek de Italiaanse staat maatregelen te nemen om dit misbruik een halt toe te roepen.
Ik vind dat deze situatie zo snel mogelijk moet worden opgelost, om ervoor te zorgen dat burgers van de Europese Unie niet gediscrimineerd worden, ongeacht of zij Roemeens, Italiaans, Duits, Spaans of Frans zijn. Ik zou niet willen dat dit decreet een gevaarlijk precedent schept dat de naleving van de grondbeginselen van de Unie in gevaar brengt. Dit zou gevolgen kunnen hebben voor zowel de interne geloofwaardigheid van de Europese Unie als haar geloofwaardigheid als wereldspeler.
VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter
20. Vaststelling van een kader voor de bescherming van de bodem- Thematische strategie voor bodembescherming (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het gezamenlijke debat over:
– het verslag van Cristina Gutiérrez-Cortines namens de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raadtot vaststelling van een kader voor de bescherming van de bodem en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (COM(2006)0232 – C6-0307/2006 – 2006/0086(COD)) (A6-0410/2007), en
– het verslag van Vittorio Prodi namens de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid over de thematische strategie voor bodembescherming (2006/2293(INI)) (A6-0411/2007).
Martin Schulz (PSE). – (DE)Mevrouw de Voorzitter, ik zou niet opnieuw om het woord hebben gevraagd als de commissaris in zijn afsluitende woorden niet het slachtoffer had gespeeld. Commissaris, u zult moeten accepteren dat u in een Europees forum zit waarin u een specifieke plicht heeft uiterst voorzichtig met uw woorden om te gaan. Wat u in het interview met Il Messaggeroheeft gezegd was feitelijk onjuist.
Geen enkele instantie in Europaheeft het recht een kamp binnen te gaan en iemand te vragen “hoe verdient u uw brood?” en als deze persoon niet onmiddellijk antwoordt hem te deporteren. Dat gaat tegen alle regels in, maar het is wel wat u gezegd heeft in het interview met Il Messaggero. Wees dan niet op uw tenen getrapt als men u daarop wijst.
De Voorzitter. − Hoe dan ook is het debat gesloten. Het spijt me, maar het is niet mogelijk. Ik dacht dat u een punt op de agenda wilde plaatsen. Het debat is gesloten, laten we verder gaan. ... Ik ben tegen deze interventie. We kunnen hier niet mee doorgaan. Ik dacht dat de heer Schulz iets op de agenda wilde plaatsen.
Stavros Dimas, lid van de Commissie.−(EL)Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik graag het Europees Parlement en met name de rapporteurs, mevrouw Gutiérrez-Cortines en de heer Prodi, de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid en de andere commissies bedanken voor hun bijdrage bij de eerste lezing.
Het voorstel van de Commissie voor een thematische strategie voor bodembescherming komt voort uit de werkzaamheden waarmee in 1998 is begonnen naar aanleiding van een initiatief van het Duitse ministerie van Milieu. Als gevolg van het uitgebreide overleg met de belanghebbenden en de lidstaten werd erkend dat de bodem een belangrijke natuurlijke hulpbron is dat bodemafbraak in Europa een steeds groter probleem wordt.De Commissieen de betrokken partijen, met name het Parlement en de Raad, hebben vervolgens de handen ineen geslagen om meer te weten te komen over bodembeschermingsaspecten en hierover consensus te bereiken.
De resolutie van hetParlementover de mededeling van 2002 over bodembescherming bevatte belangrijke aanbevelingen aan de Commissieover de richting die zij in moet slaan om te zorgen voor een goede bodembescherming in Europa. Na de goedkeuring van de conclusies in Mallorca in 2002, verzocht de Europese Raad de Commissieeen uitgebreide en verstrekkende strategie inzake bodembescherming op te stellen met algemene beginselen, passende kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen en schema’s voor het meten en beoordelen van de geplande maatregelen.
Sta mij toe wat specifiekere kwesties te noemen. Ik vind het zeer bevredigend dat bodemafbraak als een ernstig probleem wordt erkend dat aangepakt moet worden. Met het oog op de huidige interesse van het Parlement in bijvoorbeeld woestijnvorming is het belangrijk dat wij in Europa openlijk onze betrokkenheid tonen bij het oplossen van de oorzaken van dit probleem, zowel in Europa als in de rest van de wereld.Klimaatveranderingen en bepaalde ongepaste bodembeheerspraktijken brengen onze bodem in gevaar. Eerst de mate van afbraak vaststellen en dan methodes ontwikkelen om een duurzaam bodemgebruik te garanderen is een voorbeeld van de directe toepassing van de kennisgebaseerde aanpak die het Parlement terecht waardeert. De inspanningen zijn dan gegarandeerd meer gefocust en hulpbronnen worden efficiënter gebruikt.
Bedrijven verwachten terecht dat de lidstaten het Gemeenschapsrecht consistent toepassen. De door de Commissie opgestelde milieueffectbeoordeling schat dat ongeveer 3,5 miljoen gebieden in de EU zeer waarschijnlijk verontreinigd zijn. Een deel daarvan, zo’n vijftien procent, is zeker verontreinigd. Het is daarom van cruciaal belang dat bedrijven er zeker van kunnen zijn dat vergelijkbare procedures worden gebruikt voor het aanwijzen van verontreinigde gebieden, zodat zij investeringen kunnen plannen.
We moeten ook niet vergeten dat er een direct verband is tussen klimaatverandering en de bodem. Uit een recent onderzoeksartikel, gepubliceerd in het toonaangevende internationale wetenschappelijke tijdschrift Nature, blijkt bijvoorbeeld dat alleen al in het Verenigd Koninkrijk in de afgelopen 25 jaar elk jaar 13 miljoen ton CO2uit de bodem in de atmosfeer is vrijgekomen, evenveel als de uitstoot van 5 miljoen auto’s per jaar meer. Tevens zij opgemerkt dat de capaciteit van de bodem om koolstof op te vangen en die om te zetten in bruikbare humus nog niet ten volle is benut.
Met het oog op het voorgaande wil ik graag de belangrijkste doelen van de door de Commissie voorgestelde maatregelen samenvatten:
Allereerst dient een zeer flexibel, maar consistent en integraal Europees bodembeleid te worden ontwikkeld. Door een kader voor duurzaam bodemgebruik op te stellen en maatregelen aan de bron te nemen, voorkomt dit beleid verdere afbraak van de bodem en blijven zijn belangrijke sociale, milieu- en economische functies behouden.
In de tweede plaats moet de benodigde informatie over de staat van de bodem in Europa worden verzameld, zodat we kennisgebaseerde beleidsbeslissingen kunnen nemen en onze inspanningen kunnen richten op plaatsen waar de zwaarste bodemafbraak is waargenomen.
In de derde plaats moetenaangetaste bodems worden hersteld op basis van een analyse van de bodemconditie, die door de lidstaten moet worden uitgevoerd. Het herstel moet erop zijn gericht een consistente bodemkwaliteit te bereiken die past bij het huidige en het geplande gebruik van de grond.
In de vierde plaats moeten gemeenschappelijke regels voor de hele EU worden aangenomen om te zorgen voor een consistente aanpak onder de lidstaten inzake bodembescherming. Deze gemeenschappelijke voorschriften zullen bijdragen aan transparantie en verstoring van de interne markt vermijden.
Het doel van de strategie en de richtlijn is een bodembeleid voor de lange termijn te lanceren, zodat alle lidstaten over een paar jaar aanzienlijke vooruitgang zullen hebben geboekt op dit gebied.
Ik wil uw aandacht vestigen op bepaalde belangrijke aspecten van de kaderrichtlijn over bodembescherming:
In die eerste plaats moet het document dat na het medebeslissingsproces wordt gepubliceerd ondubbelzinnig zijn en moet het juridische duidelijkheid verschaffen voor de partijen voor wie dit wetgevingsproces gevolgen heeft. We moeten vermijden amendementen in te dienen met rechtsvacuüms, die de reikwijdte van de richtlijn onnodig beperken.
In de tweede plaats bevat het voorstel al een hoog niveau van subsidiariteit en flexibiliteit. Ik begrijp dat bepaalde amendementen nog worden doorgevoerd om de mate van subsidiariteit nog meer te verhogen. U moet er echter voor zorgen dat deze amendementen niet voor problemen zorgen bij de toepassing van de richtlijn door de lidstaten. Dit geldt met name voor de amendementen op het gebied van programma’s van maatregelen op de in de richtlijn vastgelegde prioritaire gebieden.
In de derde plaats moeten wij overeenstemming bereiken over een consistente, door alle lidstaten uit te voeren aanpak voor het identificeren van aangetaste bodems. De voorgestelde schrapping van bijlage II zou ervoor zorgen dat wij dit doel niet kunnen bereiken.
Afsluitend kan ik zeggen dat de Commissie vanaf heden de ontwikkelingen tijdens het overleg over het voorstel in de Raad en in het Europees Parlement zal volgen. Daarna zal zij haar standpunt bepalen.
Cristina Gutiérrez-Cortines (PPE-DE), rapporteur.–(ES) Mevrouw de Voorzitter, alvorens in te gaan op het voorstel waarover wij vanochtend zullen stemmen, wil ik graag de rapporteurs van alle fracties bedanken en ik wil met name mevrouw Sornosa, van de Socialistische Fractie in het Europees Parlement, en onze vriend de heer Prodi bedanken, die nauw hebben samengewerkt en de richtlijn hebben verrijkt, evenals de Fractie De Groenen/Europese Vrije Alliantie en vele andere leden.
Het document waar wij morgen over zullen stemmen bevat verschillende amendementen, als gevolg van een overeenkomst, en is daarom aangevuld met bijdragen van andere politieke partijen. Het is een document dat grotendeels op consensus is gebaseerd, wat niet verwacht werd voor een milieubeleid dat tot een nieuw Europees beleid zal leiden en een nieuwe weg inslaat.
Dit document is extreme innovatief, aangezien het een reactie is op een nieuwe manier om met richtlijnen om te gaan. We werden geconfronteerd met het feit dat van de 27 landen slechts negen wetgeving hadden inzake bodembescherming. En dat is een probleem waar we in de toekomst opnieuw mee te maken krijgen. Europa heeft zich asymmetrisch ontwikkeld en er zijn momenteel veel landen die al ver vooruit zijn op het gebied van bodembeleid, terwijl andere nog een lange weg te gaan hebben.
Hoe te komen tot een consensusbeleid, een gemeenschappelijk beleid, als er zulke grote verschillen zijn? Dat is de uitdaging waar we voor stonden. Wat was de oplossing? We hebben het Verdrag erbij gehaald en zagen dat, wat het opstellen van richtlijnen betreft, artikel 249 stelt dat richtlijnen gemeenschappelijke doelstellingen zijn, maar dat de tenuitvoerlegging of toepassing ervan aan de lidstaten kan worden overgelaten, en dat is wat we hebben gedaan.
Artikelen 1 en 2 zijn versterkt tot aan artikel 6 om de gemeenschappelijke doelstellingen goed duidelijk te maken. Met andere woorden: we hebben ons doel bepaald. We weten wat we willen bereiken en moeten erkennen dat duurzaamheid een proces is dat duidelijke doelen nodig heeft, maar dat niet alle landen dat in hetzelfde tempo kunnen bereiken. We kunnen niet van de landen die nog nauwelijks vooruitgang hebben geboekt vragen hetzelfde te doen als de rest.
Wij verzoeken daarom de tenuitvoerlegging aan de lidstaten over te laten, met maximale inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, om de angst weg te nemen van bepaalde landen die al vooruitgang hebben geboekt dat zij hun officiële regelingen opnieuw moeten opstellen. Landen die een duidelijke bodembescherming hebben hoeven natuurlijk niet alles opnieuw te doen.
Bij dit beleid van flexibiliteit hoort ook de erkenning dat, gezien het specifieke klimaat en de specifieke omstandigheden van elk land, elke lidstaat een overeenkomst moet kunnen sluiten met zijn burgers teneinde deze beleidsmaatregelen uit te voeren. Daarom garanderen wij bijvoorbeeld in artikel 8 dat boeren een overeenkomst met hun overheden kunnen sluiten over bodembescherming en dat degenen die dat al hebben gedaan geen nieuwe wetgeving hoeven op te stellen.
Dit betekent dat we er tegelijkertijd voor moeten zorgen dat er een duidelijk beleid is inzake verontreinigde grond en dat de gezondheid van de burgers in dit verband boven alles gaat. Uiteraard gepaard met de doelstellingen van bescherming van de gezondheid en openheid bij het verstrekken van informatie aan burgers.
Waarom denk ik dat het belangrijk is dat we een richtlijn hebben, terwijl er ook tegenstanders zijn? Een richtlijn is belangrijk, dames en heren, omdat we Europa moeten opbouwen op basis van onze sterke punten. We moeten dus de landen die de zaken goed hebben gedaan volgen. Als we geen wetgeving opstellen, belanden we in een situatie van onzekerheid en onveiligheid, en die twee zaken ondermijnen de markt en de gezondheid
Laten we Europaopbouwen rond zijn sterktes, niet zijn zwakheden. Dat is de weg die we moeten bewandelen.
Bovendien wordt subsidiariteit gewaarborgd en heb ik gezegd dat officiële regelingen of wetgeving niet opnieuw opgesteld hoeven te worden. De lidstaten krijgen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering, en vrijheid betekent verantwoordelijkheid.
In eenEuropavan 27 leden moeten we leren dat we geen milieubeleid kunnen creëren door het via het gerechtelijk systeem te implementeren. We kunnen niet alleen vertrouwen op aanklagers en het Hof van Justitie om het beleid ten uitvoer te leggen. We moeten vertrouwen op een gemeenschappelijk beleid en op de geloofwaardigheid en de capaciteit van de lidstaten om het beste beleid uit te voeren. Dit is waarom we zoveel rekening hebben gehouden met goede praktijken.
Een ander innovatief element van deze richtlijn is dat hij voor het eerst klimaatverandering aanpakt in relatie tot bodembeheer, door middel van een effectieve behandeling van de bodem voor overstromingen de bestrijding van woestijnvorming en erosie.Er is nog iets anders waar we rekening mee moeten houden: Europa en zijn platteland zijn het werk van mensenhanden. Ze zijn het resultaat van het werk van boeren als de tuiniers van het platteland. We moeten er rekening mee houden dat het Europa van de toekomst door zijn burgers moet worden opgebouwd en daarom zeg ik opnieuw dat we gemeenschappelijke doelstellingen moeten opstellen, maar we moetende burgers ook helpen het pad te betreden dat leidt tot gezondheid en een streven naar openheid.
Dank uhartelijk. Ook hartelijk dank nogmaals aan de politieke partijen.
Vittorio Prodi (ALDE), rapporteur.–(IT)Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil u bedanken en ik wil ook de rapporteur, mevrouw Gutiérrez-Cortines bedanken. Het was een opdracht waar wij samen aan hebben gewerkt en ik hoop dat de samenwerking tot een betere tekst heeft geleid.
De richtlijn die vandaag aan de orde is, is gericht op het beschermen van de Europese bodem tegen fenomenen als woestijnvorming, erosie en verzilting, die steeds vaker het gevolg zijn van klimaatverandering en specifieke bodemverontreiniging. Paradoxaal genoeg was er, ondanks de talloze verordeningen over het gebruik en het vrijkomen in de atmosfeer van verontreinigende stoffen, geen richtlijn die een verplichting bevatte om ernstig verontreinigde bodems te identificeren en te certificeren,alvorens deze te herstellen.
Dit lijkt echter tot irritatie te leiden onder bepaalde personen in het Parlement en elders, die kritiek hebben op wat zij een aanval op het subsidiariteitsbeginsel noemen en op de verstikkende aanwezigheid van de Europese instellingen, die maatregelen als de kaderrichtlijn bodem gebruiken om groepen boeren of bedrijven lastig te vallen met oneerlijke wetten en bepalingen en nieuwe bestuurlijke en/of financiële lasten.
Waar hebben wij het over? We hebben het over dezelfde richtlijn die lidstaten ongeveer 25 jaar de tijd geeft om alle gebieden op het nationale grondgebied aan te wijzen die als ernstig verontreinigd zouden kunnen worden beschouwd en die dus een gevaar op zouden kunnen leveren voor gebruik, zowel openbaar als privé, en alle gebieden die ernstige risico’s lopen op woestijnvorming, erosie, verzilting en vermindering van verdichting.
We hebben het over richtlijnen voor het opzetten van een regeling van systematische verbeteringen, in het belang van iedereen. We hebben het over het beschermen van de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. We hebben het over een kaderrichtlijn die niet alleen de autonomie van de lidstaten respecteert, maar ook vrij is van lastige bepalingen.
Ik vraag u dan waarom bepaalde lidstaten en het Parlement – de gebruikelijke tegenstanders – tegen het aanvaarden van een lijst maatregelen en gebieden zijn die uitgebreiddoor de nationale autoriteiten moeten worden onderzocht? Wat hebben zij te verbergen? Waarom zoveel aversie, terwijl hun vertegenwoordigers in de Raad het bindende karakter van het onderzoek naar alle door de Commissie in bijlage II voorgestelde gebieden en het transparantiebeginsel dat bij bodemgerelateerde transacties moet overheersen al hebben aanvaard?
Bovendien heeft een Europa-brede aanpak van het bodemtoezicht een toegevoegde waarde, omdat het de lidstaten de kans geeft meer te weten te komen over hun bodem. In elk geval zullen de verslagen aan de Commissie vrijwel automatisch worden verstuurd, aangezien zij gebaseerd zijn op satelliet-enquêtes. Het is misschien niet algemeen bekend dat een dergelijk project al eerder door de Commissie is uitgevoerd en de Soil Atlas of Europe heeft opgeleverd, een goed voorbeeld van de resultaten die we kunnen boeken als we samenwerken.
Er is echter nog een ander argument voor een gemeenschapsbrede aanpak van de bodem, namelijk klimaatverandering, een probleem waar heel Europa mee te maken heeft. Dit probleem zal bestaan uit extreme klimaatverschijnselen: meer regenval, langere droogteperiodes, minder sneeuwval en een stijging van de zeespiegel. Dit betekent dat wij een taak hebben de bodem te beheren, juist om deze problemen te lijf te gaan, om de waterretentiein heel Europa te verhogen, overstromingen te voorkomen en grondwaterabsorptie te bevorderen, met name langs de kusten, en de infiltratie van zout water, waarschijnlijk het gevolg van de stijgende zeespiegel, te voorkomen.
Bosbeheer om het risico op bosbranden onder controle te houden, aangezien meer droogteperiodes een groter risico op woestijnvorming met zich meebrengen in geval van brand. Overigens zal dit soort grondbeheer bijdragen aan een gebruik van duurzame energiebronnen als waterenergie en biomassa. Tenslotte mogen we niet vergeten welke rol de bodem speelt in het compenseren van de uitstoot van broeikasgassen.
Bij het stemmen op woensdag wil ik u vragen te bedenken dat wij bovenal een strategie en een richtlijn nodig hebben die het gebruik en het plezier van de bodem dat wij nu hebben waarborgt, rekening houdend met het feit dat elke lidstaat voor dezelfde bedreigingen en dezelfde milieurisico’s staat. De bodem is een hulpbron, een hulpbron die schaars is in Europa. We moeten de beschikbaarheid ervan dan ook maximaliseren.
Joan Calabuig Rull (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie onderzoek en energie.–(ES) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Ik dank ookcommissaris Dimas voor zijn duidelijke steun voor de richtlijn.
Wij zouden blij zijn met het voorstel van de Commissie, aangezien het inderdaad gericht is op bodembescherming en het behoud van zijn milieu-, economische, sociale en culturele functies, die allemaal natuurlijk essentieel zijn voor de mens.
Bovendien stelt de richtlijn, zoals de commissaris terecht opmerkte, flexibele voorschriften voor, die wat doelstellingen betreft ambitieus zijn, maar wat inhoud betreft niet overdreven dwingend. Binnen een gemeenschappelijk kader, een minimale gemene deler, kunnen de lidstaten hun eigen interventieniveau vaststellen, wat leidt tot een efficiënter gebruik van de bestuurlijke capaciteit op nationaal niveau.
Ondanks de overdreven tegenstand tegen deze richtlijn van sommige sectoren is het overduidelijk dat de bodem een niet hernieuwbare hulpbron van levensbelang is, die lijdt onder de steeds grotere milieudruk waar de mens grotendeels verantwoordelijk voor is.
Volgens de verslagen die hier zijn besproken is berekend dat de kosten van de bodemafbraak ongeveer 40 miljard euro per jaar bedragen. Dit zijn kosten die door de maatschappij worden gedragen in de vorm van schade aan infrastructuur, stijgende kosten van de gezondheidszorg en vele andere factoren.
Deze richtlijn is uiteraard gebaseerdop het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen en het beginsel dat milieuschade bij de bron moet worden hersteld en dat de vervuiler betaalt.
Deze wetgeving zal de grensoverschrijdende gevolgen van bodemafbraak, die er ook zijn, beperken en een bijdrage leveren aan het creëren van gelijke voorwaarden op de interne markt.
Ik wil dit aspect benadrukken, omdat de verschillende verplichtingen die economische actoren zouden kunnen opleggen, overeenkomstig de verschillende nationale wetten inzake bodembescherming, de mededinging zouden kunnen verstoren.
Tenslotte is de richtlijn inzake bodembescherming een stap vooruit die zal leiden tot opener concurrentie en tot bescherming van zaken van algemeen belang, zoals water, voedselveiligheid en volksgezondheid.
Neil Parish (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. −(EN) Voorzitter, het was mij echt liever geweest als deze richtlijn niet aan ons was voorgelegd. Ik zou een afwijzing ervan ondersteunen, maar niet omdat ik niet wil dat de bodem beschermd wordt, want het is in ons aller belang dat dat wel gebeurt. Maar is de richtlijn wel de juiste manier om dit te bereiken?
Commissaris Dimas, u hebt zelf gezegd dat momenteel slechts negen lidstaten beschikken over wetgeving voor de bescherming van de bodem. Ik zou zeggen dat het aan de achttien andere lidstaten is, te zorgen voor wetgeving om de bodem te beschermen en dat we niet maar weer een richtlijn moeten invoeren. We hebben al een grondwaterrichtlijn en een nitraatrichtlijn. Wat de landbouw betreft hebben we al een heleboel cross compliance wetgeving waarin de bodem en bodemverdichting aan de orde komen. Ik weet dat de rapporteur haar uiterste best doet om landbouw uit het voorstel te halen, maar ik vrees dat we nóg meer bureaucratie en nóg meer problemen voor de boeren krijgen.
De commissaris heeft ook gezegd dat er in de hele Europese Unie 300 typen bodem zijn. Het is erg ingewikkeld om al deze uiteenlopende situaties onder één richtlijn te willen regelen. Je hoeft maar naar landbouw te kijken in bijvoorbeeld dit een jaar: in sommige lidstaten was er sprake van droogte en in andere landen is het een uitgesproken nat jaar geweest, met zware regenval. In veel van de noordelijke lidstaten, waar heel veel regen is gevallen, zal er bij het rooien van de aardappels natuurlijk verdichting plaatsvinden. Men moet dat doen om de oogst binnen te halen. Dat kan het volgende jaar gecorrigeerd worden door de ondergrond te woelen en de schade aan de bodem te herstellen.
Bij dit alles is flexibiliteit nodig. Ik vind echt dat wéér een nieuwe richtlijn, waarmee onze boeren en onze landbouwindustrie nóg meer regelgeving te verduren krijgen, de verkeerde weg is.
Karsten Friedrich Hoppenstedt, namens de PPE-DE-Fractie. –(DE)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de richtlijn inzake bodembescherming en de kaderrichtlijn inzake de bodem, samen met de thematische strategie voor bodembescherming, vormen de belangrijkste onderwerpen van deze deelzitting, en natuurlijk van de afgelopen weken en maanden in de commissies.
Normaliter wordt een strategie – in dit geval over de bodem – vóór de betreffende richtlijn afgehandeld, en met reden. Het voordeel van werken in etappes is meestal dat belangen in een vroege fase al openlijk worden besproken, zodat rekening kan worden gehouden met nieuwe standpunten bij het opstellen van de richtlijn. Wat de hevige kritiek op het voorstel van de Commissie voor een richtlijn inzake bodembescherming betreft, zou overleg vooraf over het onderwerp ongetwijfeld nuttig zijn geweest, onder meer om de gemoederen te bedaren.
In tegenstelling tot een normale kaderrichtlijn bevat het voorstel van de Commissie – ik deel deze mening – zeer strikte, gedetailleerde voorschriften en verplicht de lidstaten tot talloze beoordelingen en verslagen die een enorme administratieve last tot gevolg zouden hebben. Dat is onaanvaardbaar.
De nieuwe lidstaten hebben al wetgeving inzake bodembescherming die goed functioneert. Voor hen zou het voorstel van de Commissie in sommige gevallen een complete herstructurering van hun stelsels inhouden. Met als gevolg een enorme verdubbeling van de regelgeving en extra bureaucratische rompslomp. Daarom zijn vele lidstaten sceptisch over deze richtlijn, zoals al is gezegd.
Toch ben ik de afgelopen maanden uitgebreid betrokken geweest bij de herschrijving van het voorstel van de Commissie. In feite ging het erom de lidstaten meer handelsruimte te bieden, zonder het doel om de groei van de bodemafbraak op Europees niveau te beteugelen uit het oog te verliezen.
Ik hoop dat we uiteindelijk, samen met onze collega, mevrouw Gutiérrez-Cortines, tot een zinvol resultaat zijn gekomen. Een resultaat dat, gezien het belang van het thema bodembescherming, als model kan dienen voor Europa en ook voor de rest van de wereld. Daarom wil ik de rapporteur nogmaals hartelijk danken voor het bieden van een oplossing waarmee we een compromis hebben kunnen bereiken.
María Sornosa Martínez, namens de PSE-Fractie.–(ES) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in de Europese wetgeving geldt voor belangrijke natuurlijke hulpbronnen (water, lucht, dier- en plantsoorten, de leefomgevingen van flora en fauna) specifieke Gemeenschapswetgeving, terwijl dat niet zo is voor de bodem. Het is tijd om dit gebrek aan evenwicht te herstellen. Daarom dank ik de Commissievoor haar voorstel en dank ik tevens de rapporteur, mevrouw Gutiérrez-Cortines, voor haar werk.
Zoals vele van ons al hebben gezegd is de bodem een niet hernieuwbare en dus eindige natuurlijke hulpbron die belangrijke ecologische en economische functies vervult en tevens de basis is van bijna al het menselijk handelen. Er bestaat geen twijfel dat de betrokkenheid van het Europese institutionele wetgevingsstelsel in deze een impuls zal geven aan de verbetering van de wetgeving die in veel landen wordt ingevoerd, door deze een samenhangend kader te verschaffen dat wordt ondersteund door Europese regelgeving en mogelijk ook met Europese middelen.
Wat de onverplaatsbare aard van de bodem betreft, die door sommigen wordt aangevoerd als bewijs ter rechtvaardiging van hun voorkeur voor een nationale of subsidiaire behandeling in plaats van Europees beleid, biedt de mededeling van de Commissie voldoende argumenten over waarom een strategie op Europees niveau nodig is, en sommige collega’s, zoals de heer Calabuig Rull, hebben dit ook al genoemd.
Er zijn bepaalde lidstaten die niet erg happig zijn op het standaardiseren van bodembescherming op Europees niveau en wij denken dan ook dat zowel de strategie als de richtlijn terecht worden beschreven als flexibele juridische instrumentendie ambitieus zijn, maar niet overdreven dwingend. Dit houdt in dat elke lidstaat ze naar eigen behoefte en sociale en economische situatie kan aanpassen, aangezien een kader is opgesteld en langetermijndoelen zijn vastgesteld.
Kortom, ik denk dat de methodologie van het voorstel voor een richtlijn, gebaseerd op preventie, het creëren van bewustwording onder burgers, het verstrekken van informatie, het aanwijzen van prioritaire gebieden van bodemafbraak en het inventariseren van verontreinigde grond, samen met de programma’s van nationale maatregelen en rehabilitatiestrategieën, een coherente, efficiënte en flexibele aanpak van het probleem van bodemafbraak in Europa vormen, rekening houdend met de diversiteit van nationale situaties en standpunten.
I verzoek dit Huis daarom in de eerste plaats om hartgrondig “nee” te zeggen tegen de volledige afwijzing van dit voorstel in sommige sectoren, en de compromisamendementen, waar we na lang onderhandeling op uit zijn gekomen, te steunen.
Misschien is dit niet de richtlijn die iedereen zou willen, maar juist omdat we allemaal op een bepaalde manier tegen deze richtlijn zijn kan hij ons van dienst zijn in de toekomst.
Holger Krahmer, namens de ALDE-Fractie.– (DE)Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, mevrouw Gutiérrez-Cortines, graag van harte bedanken. Zij heeft in de afgelopen maanden veel energie in dit project gestoken en als bemiddelaar gefungeerd tussen voor- en tegenstanders van de richtlijn en uiteindelijk is het haar gelukt de basis van een werkbaar compromis op te stellen.
Toch ben ik het, zoals altijd, eens met de leden van dit Huis die het voorstel van de Commissie willen afwijzen. Laat het duidelijk zijn: onze bodem is de basis van ons bestaan. Zonder gezonde grond geen landbouw, geen natuurlijke cyclus van voedingsstoffen en, op de lange termijn, geen leven. Wij zijn ervoor verantwoordelijk onze bodem waar mogelijk te beschermen en deze in goede conditie te houden.
Deze richtlijn is echter niet de juiste manier om dit te bereiken. Ik denk niet dat de vraag hier is of we onze bodem beter willen beschermen of niet. Op Europees niveau moeten wij juist de vraag stellen: valt dit binnen onze jurisdictie of niet? Ik vind van niet.
Vele lidstaten hebben hun eigen, goed functionerende, wetgeving inzake bodembescherming ontwikkeld, met meer aandacht en betere oplossingen voor lokale problemen dan mogelijk zou zijn met gecentraliseerde wetgeving uit Brussel. Daarom wil ik het Huis vragen zijn steun uit te spreken voor de amendementen die de handelsruimte voor de lidstaten behouden.
Los daarvan staan wij op het punt om een enorme nieuwe bureaucratische rompslomp en uitgaven te creëren voor bestuursorganen en bedrijven. Er zijn amendementen die de pure oprichting van een industrieel bedrijf al als reden beschouwen om gedetailleerde onderzoeken en verslagen te eisen.
Ik zal u kort één voorbeeld geven, namelijk de bouw van industriële gasinstallaties. Deze installaties scheiden normale lucht, dat een mix van gassen is, in verschillende deeltjes – wat de bodem geen enkele schade toebrengt. We moeten ons niet over drukmaken over dergelijke dingen, maar juist over dingen waarbij terechte zorg over verontreiniging van de bodem bestaat.
Ik ben van mening dat het hoog tijd is dat we stoppen met het opstellen en publiceren van bodemrapporten. Dat is een inbreuk op contractvrijheid. De verkoop van grond valt terecht onder het burgerlijk recht en dat moet ook zo blijven. Dames en heren, ik hoop dat het ons lukt tot een richtlijn te komen die werkelijk bescherming van de bodem waarborgt en niet in de eerste plaats de administratieve last verhoogt.
Janusz Wojciechowski,namens de UEN-Fractie. – (PL)Mevrouw de Voorzitter, er is een gezegde dat we in veel landen kennen: “beter laat dan nooit”. Wij zijn weliswaar nogal laat met de bodembescherming, na decennia van afbraak, wat het best in industriegebieden te zien is, maar het is goed dat we ons hebben gerealiseerd dat de bodem ons van voedsel voorziet en we hem dus niet mogen vernietigen. We moeten de bodem niet als een commercieel goed beschouwen en een beleid uitvoeren dat gebaseerd is op het aankopen van land en op het bestemmen van grond voor andere doeleinden dan landbouw.
Van dit beleid plukken we nu al de wrange vruchten. Het is goed dat we dat nu eindelijk inzien en kunnen beginnen de bodem, onze leverancier, te beschermen. Laat me u herinneren aan de gedachte in het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling dat een van de voorwaarden voor een doeltreffende bescherming van de bodem het behoud en de ontwikkeling van de landbouw is.Grond dat door boeren wordt verzorgd, behoudt zijn vruchtbaarheid maar wanneer die zorg ontbreekt, verwordt die bodem tot een woestijn. Namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten steun ik de verslagen van mevrouw Gutiérrez-Cortines en de heer Prodi.
Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE)Mevrouw de Voorzitter, wij zeggen heel duidelijk “ja” tegen EU-brede bodembescherming. We hebben gehoord dat de bodem onze belangrijkste niet-hernieuwbare hulpbron is. Bodemafbraak kost de EU ieder jaar meer dan 38 miljard euro. In Duitsland bevindt nog maar twee procent van de bodem zich in zijn oorspronkelijke staat. Twaalf procent van de bodems in de EU zijn aangetast door erosie.
Bodemafbraak houdt zich niet aan landsgrenzen. Met hoe wij momenteel omgaan met onze bodem snijden we ons dus in de vingers. Het EU-voorstel was goed, het was een stap in de juiste richting, ook al hadden we het graag willen verbeteren. Ik weet dat de rapporteur er voor heeft gevochten, maar helaas heeft de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid een groot aantal punten uit het voorstel verwijderd onder druk van de conservatieven en de landbouwlobby. Ik begrijp niet waarom wij er in de Commissie milieu mee akkoord zijn gegaan ons stil te houden over bodems die al jarenlang vervuild zijn. Ik hoop dat we dit morgen alsnog kunnen corrigeren. Het druist in tegen het transparantiebeginsel en ook tegen het Verdrag van Aarhus.
We weten ook dat klimaatverandering en een goedebodemkwaliteit hand in hand gaan, dat de bodem een belangrijke opslagruimte is voor kooldioxide en steeds minder goed in staat is CO2 op te nemen.Vanwege het snijdwerk dat heeft plaatsgevonden in de Commissie milieu vrees ik dateen ambitieuze richtlijn inzake bodembescherming helaas onmogelijk is. We hebben echter wel een doeltreffende bodembescherming nodig, met een gedeeld tijdspad en gemeenschappelijke criteria.
Kortom, we hebben doeltreffende, specifieke doelen nodig om de afbraak van de bodem in de Europese Unietegen te gaan. We mogen de creatie van een wettelijk bindend instrument niet opgeven vanwege dit zogenoemde compromis. Alleen met wettelijk bindende maatregelen kunnen we een ambitieuze bodemstrategie in beweging zetten.
Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie.– (IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, er ligt een belangrijke en positieve richtlijn voor ons. Ik wilcommissaris Dimas, bedanken voor zijn behandeling van de richtlijn.Als lid van een fractie die vaak kritiek heeft op richtlijnen en op de Commissie, zeg ik tegen mezelf: in dit geval is dat niet nodig.
Deze richtlijn zal een enorme stap vooruit betekenen voor Europa, zowel wat haar beleid als haar doeltreffendheid betreft. Met de voltooiing van de kaderrichtlijnen over de natuurlijke elementen wordt de bodem als een belangrijk onderdeel van de biosfeer beschouwd, een fundamenteel deel van het ecologische en klimatologische evenwicht, en niet alleen een platform om op te bouwen.
De bodem leeft, absorbeert CO2en produceert biomassa: hij moet worden beschermd, zelfs worden verbeterd, omdat de Europese bodem zeer verontreinigd is. Europabegrijpt dit. We hebben langdurige en lastige discussies gevoerd in de Commissie en ik wil graag Cristina Gutiérrez-Cortines bedanken voor haar passie voor het onderwerp.
Het risico bestaat echter dat het Parlementzich zal bemoeien met de tekst van de Commissie. Ik ben hier nooit een voorstander van. Ik heb liever dat het Parlementvooruitloopt op de Commissie. Iemand heeft zelfs aanbevolen de richtlijn te verwerpen, maar dat zou een ernstige fout zijn. Europamoet naar de toekomst kijken. De bodem waarop wij leven is een bodem die we allen samen delen, hij is onderdeel van onze planeet. Het is de enige bodem die we hebben en we moeten er goed voor zorgen.
Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. −(EN) Voorzitter, ik zie wel een zekere logica in EU-wetgeving voor de kwaliteit van water en lucht. We delen die in de EU en zelfs mondiaal. Maar in het geval van bodembescherming ontgaat die logica mij. Bodems zijn veel minder mobiel en dit zou, afgezien van het stellen van redelijke normen voor bescherming, onder de competentie van de lidstaten en daarmee van de plaatselijke autoriteiten moeten vallen. We moeten hier misschien wat beter naar kijken, voordat de EU teveel controle over de bodem krijgt.
Enkele van de meer problematische maatregelen op het gebied van bodemaantasting in Ierland zijn door Europa van bovenaf opgelegd. Door de suikerhervorming van de EU is bijvoorbeeld de biet verdwenen uit de tarwerotatie. De bietenteelt bracht de bodem in conditie en maakte deze beter geschikt voor granen. En de EU-subsidies voor bosprojecten hebben in de loop der jaren geresulteerd in ongeschikte aanplant, die in de groeifase de zuurgraad van de bodem verhoogd heeft en bij de oogst in sommige gevallen geleid heeft tot bodemverdichting, waardoor deze onvruchtbaar is geworden, en in andere gevallen de grond heeft losgemaakt van de heuvels, vanwaar het vervolgens is weggespoeld naar rivieren en meren.
Bodems variëren enorm, maar ze moeten levend zijn en vernieuwend. De EU moet een verbod instellen op vernietiging van de bodem, maar de zorg en het beheer ervan overlaten aan mensen die verstand hebben van de samenstelling ervan in elk gebied.
Irena Belohorská (NI).-(SK) Alvorens in te gaan op wat er precies in de voorgestelde kaderrichtlijn inzake bodembescherming staat, moeten we eerst bepalen of EU-wetgeving op dit gebied echt nodig is.
We moeten het advies van de Commissie juridische zakenin ogenschouw nemen. In dat advies werd de behoefte aan wetgeving in de EU over bodembescherming nadrukkelijk verworpen, vanwege het feit dat de bodem geen grensoverschrijdende gevolgen heeft en dus een regionale kwestie is. Ondanks het feit dat andere commissies in hun respectievelijke adviezen vóór EU-wetgeving op dit gebied waren, hebben sommige fractie nog hun twijfels. Het amendement op artikel 5 in het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling stelt bijvoorbeeld duidelijk dat de afbraak van de bodem lokale en regionale oorzaken en gevolgen heeft en dat daarom nationale in plaats van Europese maatregelen moeten worden genomen.Dit lijkt strijdig te zijn met de rest van de tekst, die duidelijk vóór de kaderrichtlijn is.Het amendement van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheidop artikel 2 bevat vergelijkbare woorden.
Anderzijds is het belangrijk te erkennen dat de afbraak van de bodem, als niet hernieuwbare bron, aanzienlijke gevolgen heeft voor andere aspecten, waar al wetgeving voor bestaat, zoals waterkwaliteit, voedselveiligheid, klimaatverandering, etc.Zelfs als beide partijen gedeeltelijk gelijk zouden hebben over de behoefte aan een kaderrichtlijn, denk ik dat het besluit om het Europese kader goed te keuren een politiek besluit zal zijn.
Ik wil ook iets zeggen over de opmerking over de omslag van negatief naar positief in het verslag. Een voorbeeld hiervan is het vervangen van de term “risicogebied” door “prioritair gebied”. Ik denk dat wij voor gebieden waar bodemafbraak zo urgent mogelijk een halt moet worden toegeroepen ook urgente terminologie moeten gebruiken; bodems die gevaar lopen moeten met een negatieve term worden aangeduid, om de ernst van de situatie te onderstrepen.
Jan Březina (PPE-DE).-(CS)Mevrouw de Voorzitter, commissaris, allereerst wil ik graag de rapporteurs bedanken voor hun werk aan het voorstel dat ter tafel ligt. Ik steun echter het standpunt van de Commissie juridische zaken, dat de verantwoordelijke commissie verzoekt voor te stellen het voorstel van de Commissie te verwerpen.
De door de commissies genoemde redenen zijn en blijven geldig, ondanks de aanzienlijke wijzigingen die in de afgelopen maanden in het voorstel zijn aangebracht. Bodem heeft niet echt grensoverschrijdende gevolgen en moet daarom een verantwoordelijkheid van de lidstaten blijven. Ondanks de positieve veranderingen vormt dit voorstel dus nog steeds een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel. Wat proportionaliteit betreft, zou de goedkeuring van dergelijke wetgeving als een verspilling van middelen kunnen worden gezien. Bovendien mogen we niet vergeten dat er verschillende bodemsoorten zijn in de EU, die op diverse manieren worden gebruikt.
Het is waar dat de kaderrichtlijn een soort flexibele kaderrichtlijn is geworden. Bovendien is de richtlijn, als gevolg van onze nieuwe filosofie, bindend betreffende resultaten, maar laat de beslissing over de vorm en methode over aan de lidstaten. Het is zeer positief dat de bestaande wetgeving van de lidstaten die al betrekking heeft op deze doelstellingen niet hoeft te worden herzien. In die zin zijn we werkelijk op weg naar de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Een positieve bijwerking van deze wetgeving zou de druk zijn op de lidstaten van wie de wetgeving inzake bodembescherming nog niet afdoende is, maar ik weet niet zeker of druk op deze lidstaten de beste manier is. Na alle voors en tegens tegen elkaar te hebben afgewogen denk ik dat we de voorgestelde richtlijn niet hoeven goed te keuren. De lidstaten kunnen hun bodem zelf wel beschermen. Tenslotte wil ik graag de woorden van een Franse filosoof herhalen, die zei dat indien een wet niet nodig is, dan moet deze ook niet worden opgesteld.
Karin Scheele (PSE). – (DE)Mevrouw de Voorzitter, ik ben een van de vertegenwoordigers die vindt dat bodembescherming heel duidelijk een taak is van de Europese Unie, en dathet Europees Parlementdeze kaderrichtlijn dus moet aannemen. Eerlijk gezegd begrijp ik de opmerkingen niet die zijn gemaakt over het feit dat geen rekening is gehouden met de verschillende bodemsoorten in onze lidstaten. Ik zal deze richtlijn nog eens goed doorlezen en proberen te achterhalen waar de andere leden het over hebben, want ik heb deze onflexibele maatregelen en voorstellen niet gezien.
Ik wil ook graag de rol van de landbouw noemen, omdat het compromisamendement van de verschillende partijen erg belangrijk is. Het verplicht de lidstaten, bij gebruik van de bodem voor landbouwdoeleinden, gewassen- en bebossingsmethodes te bevorderen die positieve gevolgen kunnen hebben voor organisch bodemmateriaal en de vruchtbaarheid van de bodem, en dus woestijnvorming en aardverschuivingen voorkomen.
Evenzo moeten landbouwmethodes die verdichting en bodemerosie voorkomen ondersteund worden. We weten dat landbouw vaak problemen met zich meebrengt voor de bodemkwaliteit en ik denk dat deze verduidelijking absoluut cruciaal is. Ik denk niet dat het idee “steun de landbouw, hoe dan ook” voldoende is om de bodems op regionaal, nationaal, of zelfsEuropees niveau te beschermen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN).– (PL)Mevrouw de Voorzitter, naar mijn mening wordt een kaderrichtlijn inzake bodembescherming een instrument dat de productie van voedsel en de zorg voor voldoende voorraden schoon water voor toekomstige generaties EU-burgers bevordert.
De bodem heeft ook belangrijke andere functies: hij vormt, samen met steden en infrastructuur, de basis van het menselijk handelen, en tevens van de natuur en waardevolle landschappen. Bescherming van de bodem is van essentieel belang voor het behoud van ons natuurlijk erfgoed en onze grondstoffen.
Met het oog op het voorgaande zal een flexibele kaderrichtlijn die het subsidiariteitsbeginsel erkent een instrument zijn dat de lidstaten aanspoort hun bodems te beschermen. Een richtlijn met dergelijke bewoordingen is bindend voor de lidstaten wat betreft de resultaten die op het gebied van bodembescherming worden behaald, maar biedt de lidstaten de mogelijkheid zelf te beslissen welke methodes zij willen gebruiken om deze bescherming te verwezenlijken.
De in de richtlijn vervatte voorstellen waarbij de lidstaten lijsten met verontreinigde gebieden moeten opstellen, onder meer op regionale schaal, die elke vijf jaar moeten worden gepubliceerd en bijgewerkt, zijn het vermelden waard. Dit is belangrijke informatie voor de bescherming van het leven en de gezondheid van EU-burgers.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE).-(FR)Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook graag eerst onze rapporteursfeliciteren en bewonder de lastige taak die mevrouw Gutiérrez heeft vervuld door een voorstel te presenteren voor de bescherming van onze bodem.
In tegenstelling tot een aantal van mijn collega’s denk ik dat een restrictievere aanpakvoor meer bescherming zou hebben gezorgd.
Ook ik vind het jammer dat onze collega’suit landen die een strengere wetgeving hebben dan hier wordt voorgesteld nog steeds proberen dit verslag af te zwakken met amendementen die ik u met klem wil verzoeken te verwerpen morgen.
Onze landbouw- en industrieactiviteiten en vervoersplannen hebben de kwaliteit van onze bodem drastisch aangetast. Toch is deze bodem de basis van onze biodiversiteit en ons voedsel. Hij dient als filter en opslagplaats voor organisch materiaal en mineralen en biedt ons toegang tot water. De bodem speelt een zeer belangrijke rol bij de bestrijding van klimaatverandering. Bovendien is het van cruciaal belang dat wij, met het oog op een groeiende vraag naar voedsel- en energieproductie, de kwaliteit van onze bodem waarborgen, herstellen en woestijnvorming voorkomen.
Zonder wetgeving op Europees niveau kunnen we geen resultaten verwachten.
Bastiaan Belder (IND/DEM). – (NL)Mevrouw de Voorzitter, namens mijn collega Blokland het volgende.
Ook in dit debat blijkt weer dat het voorgestelde bodembeleid zeer controversieel is. Nu er twee voorstellen liggen, de strategie en de richtlijn, lijkt het alsof een nieuwe tak van milieubeleid wordt geïntroduceerd. Zo lijkt het tenminste, want niets is minder waar. In 33 Europese richtlijnen komt duurzaam bodembeheer reeds naar voren, bijvoorbeeld in de kaderrichtlijn water. Waarom komen we dan met overlappende wetgeving die ook nog eens extra lasten met zich meebrengt, zeker voor lidstaten waar al een goed functionerend bodembeleid is?
De thematische strategie van collega Prodi zal ik ondersteunen. Mijn mening is dat lidstaten die nu nog geen bodembeleid hebben, dat op basis van de strategie moeten ontwikkelen. De kaderrichtlijn daarentegen is buitenproportioneel en mijns inziens ook in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Anders dan lucht en water is bodem namelijk niet grensoverschrijdend en wordt het beleid vaak op regionale of lokale schaal uitgevoerd. Dat is ook de reden waarom ik - dus collega Blokland - het amendement ter verwerping van het Commissievoorstel heb medeondertekend.
Jim Allister (NI).-(EN) Voorzitter, we kennen het begrip landroof als zijnde het zich onwetmatig toe-eigenen van grondgebied dat aan een ander toebehoort. Ik vind dat deze bodemrichtlijn neerkomt op een onwetmatige machtsgreep door Brussel, die natuurlijk weer een onvermijdelijke hoeveelheid nieuwe bureaucratie met zich meebrengt.
Iemand zei al in dit debat: bodems stromen niet, zo als water en lucht, van het ene land naar het andere. Er zit geen grensoverschrijdende dimensie aan. Bodembeleid is dus een zaak van de lidstaten en moet dat blijven.
IPPC, cross-compliance verplichtingen, de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen en de nitraatrichtlijn leveren al meer dan genoeg EU-bemoeienis op. Ik verontschuldig me dan ook niet om achter de volledige verwerping van dit machtsbeluste voorstel te gaan staan.
Maar als de EU gewoontegetrouw toch besluit zich met deze nationale aangelegenheid te bemoeien, zou zij kunnen overwegen boeren te betalen voor koolstofvastlegging bij bodembeheer en in de landbouwpraktijk.
Françoise Grossetête (PPE-DE).-(FR)Mevrouw de Voorzitter, in eerste instantie was ik van plan dit voorstel voor een richtlijn te verwerpen. Ik denk ook dat een kaderrichtlijn niet de juiste oplossing was.
Waarom een nieuwe tekst over bodembescherming aannemen als we al een hele rits voorschriften over bodem, afval, bestrijdingsmiddelen en de bescherming van de natuur hebben? Binnen het kader van betere wetgeving meende ik dat we niet opnieuw door de molen van de Europese Commissiezouden moeten gaan. Ik verplaatste mij in met name de burgemeesters van onze steden, die weer een nieuwe tekst zouden moeten ontleden.
De realiteit is echter als volgt: de mens heeft onvoldoende respect gehad voor de bodem. We hebben de bodem met onze intensieve productie uitgeput. Daarbij hebben we te kampen met klimaatverandering en woestijnvorming. Door ons stedenbouwkundig beleid is de bodem gemineraliseerd, afgebroken en nu zijn onze burgers verbaasd dat er rampzalige overstromingen plaatsvinden omdat de bodem de regen niet meer absorbeert. Wie heeft de open wonden in het landschap niet gezien die zijn veroorzaakt door de steengroeven die ons zulke waardevolle grondstoffen leveren?
Een verarmde, uitgedroogde, aangetaste en verontreinigde bodem – dat is wat er van de grond is overgebleven waar voorgaande generaties met eerbied over spraken omdat het land alles voor hen was: hun arbeid, hun voedsel, hun leven en, voor velen, hun enige eigendom. Wat eens onze Moeder Aarde was, bekijken wij nu met argusogen. Wat zullen de gevolgen zijn van deze afbraak en deze vervuiling voor ons milieu en onze gezondheid?
Mevrouw Gutiérrez heeft uitstekende werk verricht door te proberen een aanvaardbare aanpak te vinden en door te proberen de voor- en tegenstanders van deze richtlijn dichter bij elkaar te brengen. Ze heeft geluisterd naar het Parlement. Ze heeft evenwichtige standpunten geformuleerd die rekening houden met de behoefte aan subsidiariteit bij het kiezen van methodes, omdat er zulke grote verschillen zijn tussen de lidstaten. De definitieve tekst is veel beter geworden. Het voorstel voorkomt een toename van de administratieve kostendoor ons aan te moedigen de fouten van het verleden recht te zetten: onze landbouw-, industriële en stadspraktijken die geen rekening hielden met de bodem. Dit verslag, geheel herzien door mevrouw Gutiérrez, is bevredigend. Er zijn zoveel verschillen tussen bodems in de Europese Uniedat de garantie van subsidiariteit essentieel is, evenals de bescherming en een duurzaam gebruik van de bodem.
Gyula Hegyi (PSE).-(HU)Onze fundamentele doelstelling is het waarborgen van een gezonde leefomgeving voor onze burgers. Voor de meeste aspecten van ons milieu bestaat strenge communautaire wetgeving. De bodem is het enige onderdeel van het milieu dat we nog niet hebben kunnen reguleren. Er is dus momenteel geen EU-instrument om de vervuiling van de bodem en de achteruitgang van de kwaliteit van de bodem een halt toe te roepen, ook al veroorzaakt dit tientallen miljoenen euro’s schade die gevolgen heeft voor ons allemaal.
Volgens de huidige wetgeving zijn lidstaten alleen verplicht tegen bodemverontreiniging op te treden als de vervuiling gevolgen heeft voor andere onderdelen van het milieu, zoals grondwater, zoet water enlandbouwproducten, of wanneer het te laat is om in de praktijk op te treden. Het zou mij daarom verheugen als de Europese Unie deze nieuwe richtlijn zou goedkeuren, en ik ben blij dat er een compromispakket is opgesteld dat vanuit het oogpunt van milieubescherming nog aanvaardbaarder is.
Vanuit Hongaars perspectief is het tevens belangrijk dat de wetgeving, zoals vele van ons hebben voorgesteld, aangeeft hoe bodemverzuring moet worden aangepakt. Die vormt een ernstige bedreiging van de landbouwproductie en moet dus ook met EU-instrumenten worden bestreden.Aanwijzing van verontreinigde gebieden zal herstel bevorderen, zodat we de vervuiling van grondwater voor drinkwater en natuurlijk de groei van verontreinigde planten kunnen voorkomen. Bodemregulering is dus in het belang van de boeren.
Ik hoop dan ook dat bepaalde rechtse parlementsleden, waaronder verrassend genoeg enkele Hongaarse collega’s, niet slagen in hun pogingen om de opstelling van de richtlijn ter bescherming van de belangen van de Hongaarse landbouw en het milieute voorkomen. In de geest van de richtlijn zal de Unie de taak op zich nemen gebieden die als verontreinigd zijn aangewezen, of waar sprake is van bodemafbraak, te herstellen. Daarvoor moeten in de toekomstige communautaire begrotingen middelen worden gereserveerd.
Jeffrey Titford (IND/DEM).-(EN) Voorzitter, in dit voorstel voor een bodemrichtlijn zitten grote gaten als het om de geloofwaardigheid gaat. Ten eerste variëren de inhoud en de kwaliteit van de bodem aanzienlijk in de verschillende delen van een bepaald land. Hoe groot zal de variatie dan wel niet zijn tussen de bodems van 27 verschillende landen met sterk verschillende klimaten? Het is absurd te veronderstellen dat de EU een richtlijn kan invoeren die van toepassing is op de bodem van alle gebieden, van de landen rond de Middellandse Zee tot in Scandinavië.
Nu iets namens onze boeren, die toch al onder grote druk staan en van wie er vele naar het kantoor van mijn kiesdistrict geschreven hebben, met zeer kritische vragen over de noodzaak van een richtlijn voor bodembescherming. Ze wijzen er terecht op dat het beschermen van de bodem bij uitstek in hun eigen belang is, omdat het hun levensonderhoud is. Ze wijzen er ook op dat dit nóg een onevenredige last op hun schouders zou leggen, vanwege het feit dat het bestaande landelijke wetgevingen onvoldoende erkent.
De tweede grote kloof als het om geloofwaardigheid gaat vormt de kortzichtige opengrenzenpolitiek van de EU, waardoor een massale immigratie op gang gekomen is van Oost-Europa naar mijn land. Deze heeft ertoe geleid dat er een overeenkomstig groot programma opgezet moest worden voor nieuwe woningbouw op elke beschikbare vierkante centimeter; zo’n drie miljoen nieuwe huizen tot aan het jaar 2020, zeggen ze. Zelfs de groene long wordt bedreigd. Enorme oppervlakten land begraven onder asfalt en beton is volgens mij niet de beste manier om de bodem te beschermen.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL)Voorzitter, geachte commissaris, ik ben voorstander van de bodemstrategie die is uitgewerkt in het verslag-Prodi, maar ik ben tegenstander van de bodemrichtlijn. Dit heel duidelijk op basis van de principes van subsidiariteit en proportionaliteit.
Daarom heb ik een amendement ingediend ter verwerping, maar tegelijkertijd een ander om te kiezen voor een ander instrument, namelijk de open coördinatie. De doelstellingen kunnen hiermee ten volle worden bereikt. Het draait immers overduidelijk om stimulering, kennisuitwisseling en monitoring. Alles is mogelijk, inclusief financiële ondersteuning van de Unie.
Er bestaat nog steeds het gevaar van dubbel werk: er worden opnieuw prioritaire gebieden aangewezen en ook de waterbodems worden opnieuw in het debat betrokken. De burgers van mijn land, Nederland, begrijpen niet waarom onnodige wet- en regelgeving van bovenaf, vanop het Europese niveau, moet worden vastgesteld. Er zijn zoals gezegd al meer dan 30 richtlijnen die zich direct of indirect met de kwaliteit van de bodem bezighouden. Waarom centrale regelgeving als het ook decentraal kan? Waarbij ik wel waardering heb voor mevrouw Gutiérrez-Cortines die de regeling meer op subsidiariteit wil richten.
Tenslotte heb ik met 40 handtekeningen nog een groot aantal voorstellen ingediend, amendementen om nog meer de nadruk te leggen op kwaliteit en bescherming van de bodem en in te spelen op nieuwe uitdagingen zoals de klimaatverandering, maar er mag geen wetgeving komen op Europees niveau. Ik roep de collega’s op om mijn amendementen hierover te volgen.
Dorette Corbey (PSE). – (NL)Voorzitter, dank aan mevrouw Gutiérrez-Cortines, maar ik moet zeggen dat wij het helaas niet met haar eens zijn.
Op heel veel plekken in Europa is de bodem vervuild of is er sprake van erosie of andere bodemproblemen. Die problemen moeten zo snel mogelijk worden opgelost. Ik vermoed dat iedereen het hierover eens is.
De Commissie stelt voor om bodemproblemen op te lossen op Europees niveau en daar zit, wat mij betreft, het probleem. Bodemproblemen zijn immers vaak lokaal en hebben slechts in specifieke gevallen een echte grensoverschrijdende impact.
Europese samenwerking is gewenst voor bodemproblemen met grensoverschrijdende gevolgen. Solidariteit en samenwerking zijn dan belangrijk. Voor lokale en nationale bodemproblemen is Europees beleid echter totaal niet nodig. Vele lidstaten hebben al een goed nationaal beleid om hun bodemproblemen op te lossen en te voorkomen. Hun beleid biedt een beschermingsniveau dat minstens even hoog is als hetgeen dat nu voorligt.
De bodemrichtlijn zou rekening met deze lidstaten moeten houden, zij zouden vrijgesteld moeten worden van Europese verplichtingen en daarom stellen wij voor om tegen deze richtlijn te stemmen.
Mairead McGuinness (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, ik ben hier naar dit debat gekomen vanuit de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, waar we de ontwerprichtlijn verworpen hebben. Ik ben voorstander van de Prodi-strategie, met een enkel voorbehoud.
We willen allemaal dat onze bodems beschermd worden, maar ik denk dat degenen die zich zorgen maken over deze richtlijn ervan overtuigd zijn dat dit niet de aangewezen weg is. De heer van Nistelrooij heeft erop gewezen dat er een veel betere manier is, namelijk die van open coördinatie. Het probleem dat ik signaleer op het gebied van bodembescherming is dat we niet genoeg onderzoek doen naar manieren om de bodem te beschermen en dat veel onderzoekers en adviseurs op het gebied van landbouw hun tijd besteden aan het invullen van formulieren; formulieren die hier in de Europese Unie gemaakt worden en die hen afleiden van hun taak, namelijk boeren helpen de beste methoden voor bodembescherming in te zetten.
Het is voor boeren heel moeilijk om met nóg meer bureaucratie te worden opgezadeld. Ze hebben hier al elke dag mee te maken, in het kader van cross compliance. Ik ben van mening dat bodems beschermd worden door een goede manier van landbouw bedrijven. Het is een zaak van de lidstaten. Ik hoopte dat dit debat van vanavond me ervan zou overtuigen dat we een richtlijn nodig hebben, maar tot nu toe ben ik er daarvan niet overtuigd geraakt.
Ik accepteer het werk dat de rapporteur gedaan heeft en ze heeft zeker een heleboel mogelijke zorgpunten weggenomen, maar toch vraag ik me nog steeds af waarom we dit nodig hebben. Ik denk dat Ierse boeren, waarvan het overgrote deel zich nu zorgen maken over het Hervormingsverdrag, dit zullen zien als weer een poging om hen het dagelijks functioneren te bemoeilijken, tenzij we hen ervan kunnen overtuigen dat dit niet het geval is.
Ik herhaal mijn punt, dat ik het zorgelijk acht dat het onderzoek- en advieswerk nagenoeg teniet gedaan wordt door de overdaad aan bureaucratie die de EU heeft geschapen. Ja, we moeten iets doen aan verontreinigde bodems, maar we hebben al richtlijnen die dat doen; die zijn al in werking. Het debat van vandaag heeft me er niet van overtuigd dat we een dergelijke richtlijn nodig hebben. Ik zal de rest van het debat onbevooroordeeld volgen en kijken of ik alsnog overtuigd word, maar tot nu toe niet, vrees ik. Dus ja tegen de strategie, maar nee tegen de richtlijn.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Péter Olajos (PPE-DE).-(HU)Dank u, Voorzitter. Allereerst wil ik mevrouw Gutiérrez graag bedanken voor het feit dat zij zoveel tijd en energie heeft gestoken in de opstelling van een ontwerptekst waarover daadwerkelijk in de plenaire vergadering wordt gedebatteerd en gestemd, ondanks het verzet binnen het Parlement.
Juist in deze tijd, waarin extreme weersomstandigheden als gevolg van klimaatverandering en de beschaving, een steeds zwaardere last zijn voor de bodem en daarmee voor de hele levende wereld, is deze wetgeving van groot belang. Wat mij betreft is de richtlijn een van de belangrijkste verklaringen over het belang van agrarische activiteiten en de niet te ontkennen verdienste van mensen die zich inzetten voor het behoud, de bescherming en de verbetering van de bodem. Zonder hen zou het ons niet alleen ontbreken aan voedsel, maar zou onze leefomgeving ook ernstige schade oplopen.
Duurzame landbouw, uitgevoerd met kennis, is een van de pijlers van milieubescherming. Informatie is hiervoor echter een van de belangrijkste voorwaarden. Informatie over de toestand van de bodem die beschikbaar is voor het publiek zou een van de vruchten van de nieuwe wetgeving zijn, die eindelijk mensen en boeren zou beschermen, in plaats van vervuilers te beschermen.
In mijn thuisland Hongarije heeft het plaatje normaliter twee kanten: enerzijds hebben we grond van uitstekende kwaliteit en een hoge mate van wettelijke bescherming, maar anderzijds is er industriële vervuiling als gevolg van veertig jaar communisme, en het opruimen hiervan zou nog minstens veertig jaar vergen en 4 miljard euro. Op dit moment geven we EU-geld uit om de vervuiling tegen te gaan, maar we zouden het proces in de toekomstgraag willen versnellen en deze wetgeving zou daarbij helpen.
Tenslotte, dames en heren, ronden wij ook een theologisch proces af als we de richtlijn inzake bodembescherming goedkeuren. We hebben alle elementen waaruit de aarde bestaat al gereguleerd: lucht, water en vuur (in de zin van energie). Het belang van deze drie zaken wordt grondig en op passende wijze door de Unie gewaarborgd. Nu is het de beurt aan het vierde element, de aarde, om de cirkel te sluiten. Hartelijk dank.
Frieda Brepoels (PPE-DE). – (NL)Voorzitter, mijnheer de secretaris, ik zou eerst onze rapporteur, mevrouw Gutiérrez-Cortines van harte willen feliciteren, maar ook bedanken voor haar enorme inspanningen om in dit toch heel moeilijke dossier een evenwicht te vinden tussen voor- en tegenstanders van deze richtlijn.
Ikzelf ben er erg van overtuigd dat een Europese richtlijn voor bodembescherming nodig is en dit om verschillende redenen. Ik hoop dat ik misschien mevrouw McGuinness ook nog kan overtuigen.
Sommige collega’s wijzen de kaderrichtlijn immers af, omdat hun land al een verregaande bodemwetgeving heeft. Ook mijn regio, Vlaanderen, voert reeds jaren een vooruitstrevend bodembeleid. Wij kennen bijvoorbeeld al lang een verplicht bodemattest bij eigendomsoverdracht, iets wat in vele EU-landen vandaag nog ondenkbaar is.
Ik zou de redenering van de collega’s dan ook willen omdraaien. Deze flexibele richtlijn biedt niet alleen een kader aan de lidstaten die nog geen bodembeleid hebben, maar er kan precies ook mee worden voorkomen dat de concurrentiepositie van de landen en regio’s die vandaag reeds inspanningen leveren, ondermijnd wordt. Om die reden is het erg belangrijk dat alle lidstaten de maatregelen nemen die in het verslag worden voorgesteld.
Grensoverschrijdende impact is er zeker op heel veel plaatsen, erosie in Vlaanderen zou bijvoorbeeld slib in Nederland teweeg kunnen brengen of omgekeerd. De richtlijn biedt ook een coherent kader voor de bestaande wetgeving die betrekking op bodembescherming heeft.
Ik heb nog een aantal andere redenen, maar ik wil om tijdsredenen afronden met de woorden dat het verslag dat we vandaag bespreken, veel meer in al de genoemde noden voorziet dan het oorspronkelijke Commissievoorstel. Ik heb zelf ook heel wat amendementen ingediend en ben heel erg tevreden over het resultaat.
Het voorstel biedt de lidstaten voldoende speelruimte, creëert geen bijkomende administratieve last of dubbel werk en er wordt ook expliciet de rol van de regionale overheden in erkend. Ik hoop dan ook op grote steun van de collega’s morgen bij de stemming.
Robert Sturdy (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, ten eerste mijn complimenten aan mevrouw Gutiérrez-Cortines. Ik vind dat ze fantastisch werk geleverd heeft aan een verslag dat bijna niemand nodig heeft of wil en, commissaris Dimas, naar mijn mening dit Huis en de Commissie volledig in diskrediet brengt. U brengt wetgeving uit die volslagen overbodig is.
U zou zich bezig moeten houden met te zorgen dat de wetgeving die we hebben wordt uitgevoerd. De Commissie slaagt er meestal totaal niet in, de reeds bestaande wetgeving te doen uitvoeren. Ik kan u daarvan een aantal voorbeelden geven, maar dat wil ik nu niet doen. Als ik bijvoorbeeld naar uw collega, de heer Kyprianou, kijk: we hebben zojuist weer een uitbraak van mond-en klauwzeer gehad in het Verenigd Koninkrijk; we hebben blauwtong gehad en vandaag werd bekend dat we vogelgriep hebben. Hij heeft beloofd daar allemaal een eind aan te maken. Hij zou alles in het werk stellen om er een eind aan te maken. Ik geloofde hem. Ik geloof de Commissie als deze iets belooft, maar wat er gebeurt, is dat ze niet zorgt voor de uitvoering vanreeds bestaande wetgeving, om een eind te maken aan dit soort dingen. Ik roep dit Huis op deze wetgeving volledig te verwerpen.
Ik vind dat mevrouw Gutiérrez-Cortines absoluut fantastisch werk gedaan heeft en ze kan op mijn volledige steun rekenen als dit Huis besluit het niet te verwerpen, maar ik wil het even hebben over iets dat mevrouw Scheele en mevrouw Corbey over erosie hebben gezegd. Ik ben het helemaal met hen eens. Erosie is een groot probleem, maar niet persé in de Europese Unie. Het is een probleem bij ontbossing en dat is iets waar we iets aan kunnen doen.
Ik vind de punten van de heer Allister volslagen correct. Ik vind dat de Commissie het laat afweten. Ze laat het afweten als het gaat om de uitvoering van de regelgeving.
Nog één laatste gedachte. Als boer is de bodem mijn leven. Ik zal die beschermen met alles wat ik heb. Voer niet nóg meer wetgeving in. Laat me doorgaan met het beschermen van de bodem, die voedsel geeft en die de mensen in plattelandsgebieden een inkomen verschaft.
Horst Schnellhardt (PPE-DE). – (DE)Voorzitter, commissaris, dames en heren, wat de Commissiezegt – namelijk dat de bodem de cruciale basis is voor een langdurige, duurzame productie van voedsel, diervoeding en biomassa – is waar.
Het is ook waar dat we niet tevreden mogen zijn met de staat van de bodems in de Europese Unie, maar om hier de conclusie uit te trekken dat we een Europese richtlijn nodig hebben is een stap in de verkeerde richting. Waarom?We houden geen rekening met het feit dat er al talloze voorschriften in de Europese Uniezijn op het gebied van bodembescherming die wij doeltreffend zouden kunnen gebruiken. Voorbeelden zijn de Habitatrichtlijn, de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, de kaderrichtlijn waterbeheer, de Grondwaterrichtlijn en de regels inzake randvoorwaarden: met deze voorschriften kunnen wij financiële invloed uitoefenen op de verbetering van de situatie in de verschillende landen. Het zijn allemaal bestaande maatregelen en als wij daar de richtlijn inzake bodembescherming aan toevoegen creëren we verdubbeling van de regelgeving (parallelle wetgeving), die alleen maar tot meer bureaucratie leidt.
We zeggen dat we de bureaucratie tegen 2010 met 25 procentwillen verminderen, maar deze richtlijn doet precies het tegendeel! Het zal de bureaucratie met 25 procent doen toenemen. In het Verdrag hebben wij ons voorgenomen zaken die lokaal geregeld kunnen worden ook lokaal te reguleren en dat moeten we ook doen. We moeten dit proces versnellen. De bewering dat bodemafbraak klimaatverandering veroorzaakt is echter onacceptabel. Wetenschappers zijn het er unaniem over eens dat bodemafbraak het gevolg is van klimaatverandering, niet andersom.
De rapporteur heeft duidelijk een hoop werk gestoken in het verslag, maar wanneer we zien dat regels die door andere richtlijnen zijn ingevoerd prioriteit krijgen is dat onaanvaardbaar: het mag niet zo zijn dat de ene richtlijn een hogere prioriteit heeft dan de andere richtlijn.
Als we werkelijk iets willen bereiken, laten we dan vasthouden aan de methode van open coördinatie, aan het overdragen van expertise van het ene naar het andere land. Dat is de juiste aanpak, die zeker tot resultaat zal leiden. Deze richtlijn levert echter niets meer op dan bureaucratie en verwarrende wetgeving.
Markus Pieper (PPE-DE). – (DE)Voorzitter, waar is de toegevoegde waarde? Wat rechtvaardigt Europese voorschriften over bodembescherming? De argumenten van de Commissie over grensoverschrijdende gevolgen zijn nogal kunstmatig, in elk geval vanuit ecologisch oogpunt. Ook ben ik het niet eens met het argument dat de interne markt wordt verstoord door verschillende nationale voorschriften inzake bodembescherming. Als de Commissiedat echt zou menen, zou zij ons geen kaderrichtlijn voorleggen die de lidstaten de grootst mogelijke zelfstandigheid biedt bij het vaststellen van de doelen inzake bodembescherming. Dat zou het aantal verschillen alleen maar doen toenemen, in plaats van ze te verminderen. Laat deze aanpak niet zien dat de Commissieniet goed weet hoe zij verder moet met het thema subsidiariteit als het aankomt op wetgeving voor bodems op specifieke locaties? Zouden wij in dat geval, wetende dat wij allemaal een betere bodembescherming willen maar te maken hebben met verschillende nationale voorschriften, niet eerst het instrument van open coördinatie moeten gebruiken?
De kaderrichtlijn neemt eerst de tweede stap in plaats van de eerste. We missen de stap waarbij landen zonder wetgeving leren van landen met uitstekende ervaring op het gebied van bodembescherming. Ook zullen we te maken krijgen met bureaucratie, met name in de landen die al strenge wetgeving hebben. Waarom moeten zij hun hele land doorlopen en risicogebieden aanwijzen, terwijl zij al over voorbeeldige wetgeving beschikken? We hebben deze bureaucratie niet nodig, evenmin als het belangrijke bodembeschermingssysteem dat Europa nu van ons eist.
Ik sluit af met een opmerking over het argument dat het Parlementjaren geleden zelf om deze richtlijn heeft gevraagd. Ja, dat was meer dan vijf jaar geleden het geval. In de tussentijd hebben echter ervaring opgedaan met de Habitatrichtlijn, de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, de kaderrichtlijn waterbeheer en vele andere. Bovendien leggen wij, in tegenstelling tot de commissarissen, op nationaal niveau verantwoording af. Daarom kunnen wij niet vasthouden aan vijf- en tienjarenplannen wanneer bedrijven en lokale overheden ter plaatse ons vertellen dat het te veel van het goede is. Ik erken de inspanningen van de rapporteur om de richtlijn minder streng te maken, maar bureaucratie kun je het best vanaf de bron proberen te voorkomen. Dat kunnen we nog steeds doen, door de richtlijn te verwerpen.
Ik hoop dat we de Raadeen sterk signaal kunnen afgeven dat hij niet van de landen kan verwachten deze golf van bureaucratie te accepteren.
Stavros Dimas,lid van de Commissie. −(EN) Voorzitter, ik wil allereerst alle sprekers bedanken voor hun positieve bijdrage aan dit debat. Ik zou graag een nadere toelichting geven op het standpunt van de Commissie over een aantal essentiële punten die het Parlement aan de orde heeft gesteld.
Laat me zeggen dat de Commissie zal volgen hoe haar ontwerpresolutie zich in de Raad en in het Parlement ontwikkelt en haar standpunt zal bepalen in het licht van die ontwikkelingen.
Ik zal beginnen met die aspecten van de thematische strategie die in het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid aan de orde komen en niet door de richtlijn worden bestreken.
Ik ben blij dat in het verslag steun gegeven wordt aan het op Europees niveau aanpakken van de bescherming van de bodem en het uiterst belangrijke verband tussen bodembescherming en strategieën ter bestrijding van klimaatverandering, diversiteitsverlies van de bodembiota en woestijnvorming.
Ik ben het ook eens met het nader bestuderen van de bestaande milieuwetgeving om de potentiële synergieën met bodembescherming beter te gebruiken en verder te versterken.
De resolutie die u hebt goedgekeurd doet verder een aantal aanbevelingen voor een nieuwe bio-afvalrichtlijn en een mededeling over woestijnvorming.
De Commissie zal deze aanbevelingen meenemen bij de verdere ontwikkeling van maatregelen om de thematische strategie te implementeren.
Ik ga nu over op de kaderrichtlijn bodembescherming en zet uiteen hoe de Commissie momenteel denkt over de punten die naar voren zijn gebracht.
Veel van de door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid voorgestelde amendementen zijn heel zinvol en brengen meer helderheid in het voorstel. Ik doel daarbij met name op het beter uitwerken van het doel van de wetgeving en de rol van bodemfuncties bij het duurzaam gebruik van de bodem in Artikel 1, overeenkomstig Amendement 36. Verder kunnen aspecten zoals het invoeren van vrijwillige gedragscodes of een niet-bindende bijlage met betrekking tot mogelijke maatregelen om bodemaantasting te bestrijden opgenomen worden in Artikelen 4 en 8, gedeeltelijk overeenkomstig Amendementen 58 en 65.
De toevoeging van bodemverzuring aan de lijst van processen van bodemaantasting die aangepakt moeten worden om rekening te houden met de uiteenlopende bodemtoestanden in enkele nieuwe lidstaten. De Commissie beschouwt ook de nadere uitwerking, die voorgesteld wordt in de bepaling met betrekking tot de inventarisatie van mogelijk verontreinigde locaties in Artikel 10, overeenkomstig Amendement 74, als een verbetering van de tekst.
Er is echter ook een aantal amendementen dat de Commissie zorg baart. Ten eerste: Amendement 38 op Artikel 1, om andere wetgeving van de Europese Unie voorrang te geven boven de kaderrichtlijn bodembescherming, zodat bepalingen uit andere wetgeving van de Gemeenschap voorrang zouden krijgen boven de bepalingen in deze richtlijn.
Ten tweede: het is duidelijk dat er een uiterste datum dient te worden vastgesteld waarop de programma’s van maatregelen voor de aanpak van gevaren voor de landbouw gereed dienen te zijn.
Ten derde: sommige amendementen, zoals Amendement 77 betreffende Artikel 12, sluiten de bepalingen uit met betrekking tot de informatie over bodemvervuiling die bij bepaalde grondverkooptransacties moet worden verstrekt.
Het bodemrapport is een zeer belangrijk onderdeel van het voorstel van de Commissie. Dit zou ten goede komen aan de transparantie bij grondverkooptransacties, de autoriteiten helpen verontreinigde locaties op te sporen en de inventarisatie versnellen. De kosten die gemoeid zijn met het maken van zo’n rapport vallen in het niet bij de bedragen die omgaan bij de transacties van dergelijke industriële locaties.
Ik wil nog eens het belang benadrukken van het opnemen van een gemeenschappelijke lijst van activiteiten in Bijlage 2. Deze bijlage is van essentieel belang voor een zinvolle, uitvoerbare, systematische en kostenefficiënte inventarisatie van verontreinigde locaties.
Veel lidstaten en regio’s gebruiken al een vergelijkbare lijst bij hun onderzoek. Het is van groot belang om een gezamenlijke lijst te hebben, om de implementatie te kunnen harmoniseren en te voorkomen dat de interne markt voor de verschillende sectoren verstoord raakt.
We bieden daarmee investeerders, economische actoren, overheden en de samenleving als geheel juridische zekerheid en een gemeenschappelijke basis op grond waarvan de voortgang van het onderzoek naar verontreinigde locaties kan worden gevolgd.
Ik zal een volledig overzicht van het huidige standpunt van de Commissie over de amendementen aan het secretariaat van het Parlement overhandigen(1). Zoals ik al zei, kan ik u verzekeren dat de Commissie zal volgen hoe haar voorstel zich in de Raad en in het Parlement ontwikkelt en haar standpunt zal bepalen in het licht van die ontwikkelingen.
Ik wil de rapporteurs nogmaals bedanken voor hun inspanningen.
lid van de Commissie.−
Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement
(EN) De Commissie zal volgen hoe haar ontwerpresolutie zich in de Raad en in het Parlement ontwikkelt en haar standpunt bepalen in het licht van die ontwikkelingen. Het huidige standpunt van de Commissie over de voorgestelde amendementen luidt dat er 50 amendementen zijn die de Commissie geheel, gedeeltelijk of in beginsel kan aanvaarden.
De stemming over het verslag Gutiérrez-Cortines vindt plaats op woensdag om 12.00 uur en de stemming over het verslag Prodi vindt plaats op dinsdag om 11.30 uur.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) In het licht van de recente overeenkomst over het Hervormingsverdrag moet het Europees Parlement, en daarmee de hele EU, deze hernieuwde bevestiging van het idee van een band met de burgers en het waarborgen van het subsidiariteitsbeginsel steunen en versterken, te beginnen met de huidige initiatieven.
Het huidige voorstel over een kaderrichtlijn inzake bodembescherming doet geen recht aan de bedoeling ervan. De bureaucratie die ermee gepaard gaat staat in geen verhouding tot het werkelijke nut van de richtlijn en we kunnen dit op geen enkele manier verantwoorden aan de burgers van Europa. Integendeel, het gaat in tegen het besluit van de Europese Raad om bureaucratie op EU-niveau in 2012 te verminderen met 25 procent. De bodem is in de eerste plaats een nationale bron.
Doeltreffende bodembescherming moet daarom op de meest passende niveaus worden uitgevoerd, op regionaal of lokaal niveau. Alleen op deze niveaus kan men rekening houden met het brede scala aan eigenschappen van de bodem. Ondanks de vele verbeteringen die de rapporteur heeft aangebracht verwerp ik dit voorstel, omdat het inbreuk pleegt op het subsidiariteitsbeginsel. Sommige lidstaten hebben al enorm goede voorschriften, die deze richtlijn zelfs zou kunnen verzwakken. Indien nodig zou de open coördinatiemethode een oplossing kunnen bieden.
Witold Tomczak (IND/DEM).– (PL)Bodemafbraak is een feit. Een van de factoren die dit veroorzaken is… het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We hebben zelfvoorziening op voedselgebied bereikt ten koste van intensivering van de landbouw en bodemafbraak.
Een toename van economische efficiëntie leidt tot het verdwijnen van kleine en middelgrote landbouwers, waarvan de grote meerderheid milieuvriendelijker zijn dan de grote, op winst gerichte, landbouwbedrijven. Dit is de laatste oproep om het proces van boeren die stoppen met hun activiteiten een halt toe te roepen en terug te keren naar een rationeel en evenwichtig landbouwmodel dat de bodem beschermt. De huidige verdeling van landbouwsubsidies is echter in strijd met dit model. Subsidies zijn bovenal gericht op landbouwbelangen en op grote intensieve boerenbedrijven; 1,39 procentvan de begunstigden ontvangt bijna 30 procentvan de subsidies!Het GLB moet worden aangepast. Het belangrijkste doel ervan zou de productie van gezonde voedingsmiddelen moeten zijn, niet een toename van concurrentie. Een goede bodem moet een kernonderdeel van dit nieuwe beleid zijn. Daarom steun ik alle maatregelen die gericht zijn op de bescherming van de bodem en het herstel van de vruchtbaarheid.
Laten we niet concurreren met producten uit monoculturen en intensieve veeteelt. Laten we NEE zeggen tegen goedkoop vlees dat vol zit met hormonen. Laten we niet concurreren met fruit dat nauwelijks enige voedingswaarde heeft, met goedkope wijn van slechte kwaliteit of met genetisch gemodificeerd voedsel, waarvan we over de gevolgen nog maar weinig weten. Het Europese landbouwmodel zou een voorbeeld moeten zijn voor de rest van de wereld.
Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement: zie bijlage.
21. Wijziging Richtlijn 2003/87/EG ter opneming van luchtvaartactiviteiten in de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten(debat)
De Voorzitter. −Aan de orde ishet verslag van Peter Liese, namensdeCommissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raadtot wijziging van Richtlijn 2003/87/EGter opneming van luchtvaartactiviteiten in de communautaire regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (COM(2006)0818 – C6-0011/2007 – 2006/0304(COD)) (A6-0402/2007)
Stavros Dimas, lid van de Commissie. −(EL)Voorzitter, dames en heren, het stemt mij buitengewoon tevreden om het debat van vandaag te openen over het voorstel om luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten in de Gemeenschap, ook bekend als het ETS.
Ik wil de rapporteur, de heer Liese, en deCommissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheidbedanken voor de inspanningen die zij tot nu toe hebben geleverd. Ook wil ik graag de drie andere commissies bedanken voor hun deelname en bijdrage aan de discussie.
Iedereen is het er inmiddels wel over eens dat klimaatverandering plaatsvindt en dat deze door de mens wordt veroorzaakt. De maatregelen die wij de komende 10 jaar nemen, zullen bepalend zijn voor de vraag of wij in staat zullen zijn om de situatie onder controle te krijgen of de klimaatverandering zo ver laten komen dat die het welzijn en de stabiliteit van onze samenlevingen in gevaar brengt. De EU heeft de capaciteit, de middelen en de wil om de leiding te nemen bij de wereldwijde inspanningen om klimaatverandering een halt toe te roepen.Dat is de duidelijke boodschap die wij over enkele weken in Bali zullen afgeven, waar het Future International Action on Climate Change Network zal worden besproken. Voor deze gelegenheid hebben alle drie de organen, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, de kans gekregen ambitieuze en bindende streefcijfers vast te stellen om emissies terug te dringen. Om deze streefcijfers te bereiken moeten alle sectoren, inclusief het internationale luchtverkeer, hun deel van de verantwoordelijkheid nemen.
Tot op heden is het internationale luchtverkeer relatief gunstig behandeld, vergeleken met andere onderdelen van de vervoerssector. Wat belasting en BTW betreft heeft het internationale luchtverkeer nog steeds bepaalde privileges die het kreeg toen het nog een kleine, opkomende economische sector was na de Tweede Wereldoorlog. Bij de onderhandelingen over het Kyoto-protocol in de jaren negentig werden lucht- en zeevervoer vrijgesteld van streefcijfers om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Die streefcijfers zijn alleen van invloed op interne vluchten. Het luchtvervoer is inmiddels aanzienlijk gegroeid en is de hoeksteen van de globalisering geworden, aangezien het mensen en economieën dichter bij elkaar brengt. De Commissieerkent het belang van het luchtvervoer voor de internationale handel en de economische ontwikkeling volledig. Enerzijds worden de negatieve gevolgen van het luchtvervoer voor het milieu steeds duidelijker; de dramatische toename van de uitstoot van broeikasgassen is hier een zichtbaar voorbeeld van. De bijdrage van het luchtvervoer aan de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen komt overeen met de totale uitstoot van het Verenigd Koninkrijk of Canada. In de EU is de CO2-uitstoot van vliegtuigen bijna verdubbeld ten opzichte van 1990 en voorspeld wordt dat de emissies tegen 2012 met 150 procent zullen zijn toegenomen.
Deze situatie kan natuurlijk niet voortduren zonder dat we maatregelen nemen. Het luchtvervoer moet ook bijdragen aan de strijd tegen klimaatverandering, anders wordt die sector bevoordeeld ten opzichte van andere sectoren van de economie die al aanzienlijke inspanningen verrichten om hun uitstoot terug te dringen. Dit is precies waarom de Commissie in haar mededeling van september 2005 en algemene aanpak heeft aangenomen ter bestrijding van de gevolgen van het luchtvervoer voor het klimaat.
Onze strategie is gebaseerd op beleidsmaatregelen die al door de Gemeenschap worden toegepast, maar versterkt deze en breidt ze uit. Ons huidige beleid omvat onderzoek naar nieuwe, schonere technologieën en een verdere verbetering van het systeem voor luchtverkeerbeheer door middel van de programma’s“Single European Sky” en “Clean Sky”. Maar deze programma’s alleen zijn niet genoeg. Er moeten meer maatregelen worden genomen. Daarom heeft de Commissie in december 2006 voorgesteld het luchtvervoer op te nemen in het communautaire systeem voor emissiehandel. Dat is het voorstel dat vandaag ter tafel ligt.
De aanpak van de Commissie bevat twee fases. Allereerst worden alle vluchten binnen de EU vanaf 2011 opgenomen in het systeem. In de tweede fase geldt het systeem vanaf 2012 ook voor alle vluchten van en naar EU-luchthavens. We beginnen met internationale vluchten: hiermee tonen wij onze bereidheid om internationaal de leiding te nemen. Tegelijkertijd roepen wij onze internationale partners op zich aan te sluiten bij dit gemeenschappelijke streven.
Op de laatste conferentie van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) in september, hadden we te maken met fikse tegenstand van vele derde landen inzake onze plannen om alle vliegtuigen, ongeacht nationaliteit, op te nemen in het systeem voor emissiehandel. De redenen hiervoor variëren per land, maar het is duidelijk geworden dat met name ontwikkelingslanden vonden dat wij dit eerst maar binnen de EU moesten toepassen, alvorens het systeem toe te passen op vluchten van en naar hun landen en op hun luchtvaartmaatschappijen.
Dit betekent dat wij meer vastberadenheid moeten tonen. Een van de belangrijkste punten van het voorstel is dat het van toepassing moet zijn op alle maatschappijen die vliegen op de routes waarvoor het systeem geldt, ongeacht hun nationaliteit, teneinde discriminatie te voorkomen. Het voorstel stemt overeen met het Verdrag van Chicago en de bilaterale luchtvaartovereenkomsten. Dit standpunt werd gesteund door alle 42 Europese staten op de ICAO-conferentie. Europaheeft een formeel voorbehoud gemaakt ten aanzien van deze kwestie, zodat wij enige bewegingsruimte hebben.
Het ambitieuze karakter van het voorstel van de Commissie is af te meten aan de oproep emissies te stabiliseren op het gemiddelde niveau van 2004-2006. Gezien de voorspellingen van de snelle groei in het luchtverkeer zal dit aanzienlijke gevolgen hebben voor het milieu. In 2020 zullen wij 183 miljoen ton CO2per jaar besparen, wat overeenkomt met tweemaal de huidige Oostenrijkse broeikasgasemissies uit alle bronnen. Dat betekent een emissievermindering van 46 procentvergeleken met een situatie waarin het luchtverkeer niet zou zijn opgenomen in het Europese emissiesysteem.
Wat de toewijzing van emissierechten aan luchtvaartmaatschappijen betreft, stellen wij een simpele aanpak voor. In de periode tot 2013 zal een percentage van de emissierechten voor het luchtvervoer worden geveild, overeenkomstig het percentage dat voor andere sectoren wordt geveild. De rest zal kosteloos worden verdeeld volgens een referentiecijfer, waarbij maatschappijen die goed presteren, worden beloond. Vanaf 2013 dient het aandeel rechten dat wordt geveild in overeenstemming zijn met het aandeel dat in de laatste herziening van het emissiehandelssysteem is overeengekomen. Tenslotte zal dezelfde geharmoniseerde benchmarkmethodologie worden gebruikt voor de verdeling van de overige rechten.
Dames en heren, de strijd tegen klimaatverandering is nu de hoogste prioriteit van de EU. Het voorstel dat ter tafel ligt heeft betrekking op een van de snelst groeiendebronnen van broeikasgasemissies. Het symboliseert dan ook de vastberadenheid van de Unie omtrent deze kwestie. Door middel van specifieke maatregelen probeert zij een moeilijk probleem aan te pakken in een economische sector waar doeltreffend beleid tot op heden nog niet succesvol is uitgevoerd.Europa heeft de plicht een leidende rol te spelen, maar moet dat wel doen zonder de internationale partners uit te lokken. Met het oog op de ernstige bezwaren die door veel van die partners zijn geuit moeten we zowel vastberadenheid tonen als verstandig handelen. De Commissieis er ten volle van overtuigd dat dit voorstel precies tegemoet komt aan deze eis.
Peter Liese (PPE-DE), rapporteur. – (DE)Voorzitter, commissaris, dames en heren, in de afgelopen maanden heeft bijna iedereen zich gerealiseerd dat we iets moeten doen om dramatische klimaatveranderingen te voorkomen.
Uit verslagen van deIntergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering (IPCC) en de voormalige hoofdeconoom van de Wereldbank, Sir Nicholas Stern, is duidelijk geworden dat niets doen veel meer kost dan iets doen. Sir Nicholas heeft zelfs gezegd dat indien we niets aan klimaatverandering doen, het dezelfde economische gevolgen zou kunnen hebben als de twee wereldoorlogen. Dit voorbeeld geeft aan dat het niet om zomaar iets gaat, of om een zinnetje dat door de Groenen is bedacht, maar een kwestie van tastbare economische belangen en iets dat werkelijk voor iedereen gevolgen heeft. Het was dan ook niet meer dan logisch dat de top van staatshoofden en regeringsleiders van de EU in maart besloot dat de Europese Uniehaar emissies tegen 2020 met ten minste twintig procentzal terugdringen en, als we een internationale overeenkomst kunnen bereiken – wat we willen – zelfs met dertig procent.
Het zou dan ook inconsistent zijn als we toestaan dat een grote economische sector zijn uitstoot helemaal niet terugdringt en deze ongecontroleerd laat groeien. Zoals de commissaris zei, is de uitstoot van de luchtvaartindustrie verdubbeld sinds 1990. Het is een goede zaak dat de Commissie een voorstel heeft ingediend om de CO2-uitstootin het luchtverkeer terug te dringen. Dit voorstel heeft echter ook een aantal zwaktes, en ik weet zeker dat het Europees Parlementdeze morgen met talloze amendementen aan de orde zal stellen.
Ik wil mijn dank uitspreken aan allen die het ons mogelijk hebben gemaaktmorgen te komen tot een resultaat waarvan ik zeker weet dat het tot tevredenheid zal stemmen, met name de schaduwrapporteurs, de heer Jarzembowski, de rapporteur van de Commissie vervoer en toerisme, die betrokken was bij de Hughes-procedure, en alle deelnemers van de andere commissies die hun advies hebben gegeven.Hoewel de standpunten soms uit elkaar liepen, denk ik dat we het over belangrijke punten eens zijn geworden en dat dit morgen, bij de stemming, ook zo zal zijn.
We hebben afgesproken dat we één enkele startdatum willen. Het systeem moet vanaf dezelfde dag gelden voor zowel vluchten binnen Europa als intercontinentale vluchten die starten of landen in Europa. Dit is essentieel vanwege concurrentieneutraliteit en ook omdat tweederde van de CO2-uitstootafkomstig is van intercontinentale vluchten, in plaats van vluchten binnen Europa. Uiteraard moeten wij ook overleg voeren met derde landen. Daarom heeft de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheidtevens een motie aangenomen dat de Commissiemoet blijven onderhandelen met derde landen. Als we het eens kunnen worden over gemeenschappelijke doelen en een gemeenschappelijke aanpak die net zoveel bereikt als het voorstel van de Commissie, dan kunnen we ook beginnen met onderhandelingen met derde landen.
We zijn het er ook over eens – dit is een tweede punt dat ik graag wil benadrukken – dat we een veel groter deel van de emissierechten willen veilen. Dit is belangrijk voor nieuwkomers, maar vooral om de zogenoemde “windfall profits”(onverwachte winsten), die zo vaak voorkomen in de elektriciteitssector, te voorkomen. De elektriciteitsprijzen zijn gestegen, ondanks het feit dat de rechten kosteloos zijn verdeeld. Daarom moet een groter deel worden geveild en moeten de opbrengsten daarvan worden teruggegeven aan de burger in de vorm van lagere belastingen en heffingen op milieuvriendelijk vervoer; dit is ook wat de commissie heeft besloten.
We zijn het erover eens dat de bovengrens voor emissies onder de honderd procent moet liggen, omdat het hier gaat om het beperken en niet alleen het stabiliseren van de CO2-uitstoot. Bovendien heeft de Commissie milieu besloten de uitstoot met een factor twee te vermenigvuldigen, om ook de uitstoot van stikstofoxidemee te rekenen. Als de Commissieeen voorstel doetover een alternatieve manier om stikstofoxide aan te pakken en dit voorstel wordt aangenomen, dan kan deze vermenigvuldiging achterwege blijven, maar vooralsnog hebben we die nodig. Daarnaast is het ook heel belangrijk een efficiëntieclausule op te nemen. De Commissie milieu heeft hier ook toe besloten. De doelen die de luchtvaartmaatschappijen zichzelf hebben gesteld voor efficiëntieverbetering moeten worden bereikt, en de luchtvaartindustrie mag zich niet simpelweg kunnen uitkopen.
Dames en heren, voor sommige kwesties zal het morgen een nek-aan-nekrace worden. Er zijn bepaalde punten waar we het niet allemaal over eens zullen zijn. Namens mijn fractie – niet als rapporteur – kan ik zeggen dat de Commissie milieu op sommige punten te ver is gegaan. Wij zullen een grensvan 75 procent bijvoorbeeld niet accepteren, en wij willen de mogelijkheid voor steun aan kleine en middelgrote bedrijven behouden. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en de Europese Democraten zullen het verslag in ieder geval goedkeuren en ik denk dat het Parlementals geheel een duidelijk signaal zal afgeven aan de Raad.
We moeten niet tevreden zijn met het opstellen van algemene doelstellingen om klimaatverandering aan te pakken. We moeten ook specifieke wetgeving ten uitvoer leggen. We zullen met belangstelling volgen of de Raad de daad bij het woord voegt, zijn eigen doelstellingen niet haalt of het voorstel van de Commissie zelfs zal verzwakken. Het Europees Parlementzal zoiets niet aanvaarden.
(Applaus)
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Alain Lipietz (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. –(FR)Voorzitter, commissaris, rapporteur, allereerst wil ik de Commissie graag hartelijk bedanken voor het doorbreken van het luchtvaarttaboe, zonder de besluiten van IATA af te wachten, en ik dank de rapporteur dat hij dit heeft gesteund.
Als rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken zal ik mij slechts richten op één punt: de mededingingskwestie.
U gaf aan, commissaris, dat deze richtlijn een fout in de voorschriften herstelt die andere vormen van vervoer begunstigt ten opzichte van de luchtvaart. Dat is een uitstekend punt.
Het mag niet zo zijn dat door de manier waarop de regels worden toegepast bepaalde maatschappijen meer voordelen hebben dan andere. Bijna iedereen van ons heeft dit jaar minimaal één keer gevolgen met een maatschappij die drie jaar geleden nog niet bestond. We kunnen de bestaande maatschappijen daarom geen inkomen garanderen. Hoe groter het aandeel emissierechten dat geveild wordt, des te beter dit is voor de concurrentie.
Silvia Ciornei (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie.–(RO)Voorzitter, commissaris, beste collega’s, als rapporteur voor het ITRE-advies kan ik u zeggen dat de richtlijn ook in onze commissie uitgebreid is besproken.
We hebben geprobeerd een zo correct mogelijk evenwicht te vinden tussen enerzijds de noodzakelijke maatregelen voor milieubescherming en anderzijds de noodzakelijke maatregelen om de concurrentiepositie van de Europese luchtvaartindustrie te waarborgen en te zorgen voor een gelijke behandeling van alle luchtvaartmaatschappijen in de EU.
Ik ben blij dat er in het verslag van de heer Liese ook voorstellen zijn gedaan door de Commissie industrie, met name wat betreft de gelijktijdige opname in het emissiesysteem van het aandeel broeikasgasemissies van alle vluchten die starten of landen in de Gemeenschap en het bieden van markttoegang voor alle nieuw opgerichte luchtvaartmaatschappijen.
Tegelijkertijd moet ik zeggen dat ik de oplossing voor het vaststellen van het totale aantal emissies die periodiek onder luchtvaartmaatschappijen zullen worden verdeeld betreur.
De periode waar het verslag betrekking op heeft, 2004-2006, die gepaard ging met een continue periodieke daling van het totale aandeel, houdt geen rekening met het feit dat de luchtvaartsector in de nieuwe lidstaten volop in ontwikkeling is. Luchtvaartmaatschappijen in die landen worden door deze periode dus benadeeld. Dit zou tegelijkertijd een concurrerende ontwikkeling van de Europese luchtvaartsector kunnen voorkomen, volgens de transporteisen die het gevolg zijn van de economische en sociale ontwikkeling van de Europese Unie.
Ik waardeer het feit dat de variant waar de ITRE-commissie voor heeft gekozen, die 2008-2010 als referentieperiode voorstelt, met de mogelijkheid het totale aantal rechten naar boven of naar beneden aan te passen om in te kunnen springen op toekomstige veranderingen in de sector, een beter kader aangeeft dat nodig is voor een goede concurrentie tussen de luchtvaartmaatschappijen in de Europese Unie en voor de concurrentiepositie van de hele Europese economie.
Ik hoop dat de stemming van deze week zo dicht mogelijk bij de door de ITRE-commissie aangenomen lijn ligt.
Georg Jarzembowski (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissievervoer en toerisme. – (DE)Voorzitter, commissaris, dames en heren, wij in de commissies zijn unaniem van mening dat voor luchtvaartmaatschappijen uit Europa en maatschappijen uit andere landen die onze regio binnenvliegen dezelfde startdatum moet gelden, omdat we rekening moeten houden met de concurrentiepositie van onze luchtvaartmaatschappijen. Op de ICAO-conferentie zagen wij echter dat de andere landen hier bezwaar tegen maakten. Op deze manier heeft een dubbele deadline geen zin.
In de Commissie vervoer en toerisme zijn wij echter van mening dat 2012 het deadlinejaar zou moeten zijn. Commissaris, u hebt er terecht op gewezen dat de luchtvaart werd uitgesloten van het Kyoto-protocol. In die zin is 2012 het juiste jaar, omdat het ons de beste kans geeft om derde landen te overtuigen toch meete doen. Het geeft hun voldoende tijd om zich bij ons systeem aan te sluiten of een vergelijkbaar systeem op te zetten. We kunnen de leidende rol van u en van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid, die nog verder gaat en van 2010 uit wil gaan, niet accepteren, omdat de wereldwijde dimensie van de luchtvaart, de bron van de concurrentie tussen luchtvaartmaatschappijen, volledig buiten beschouwing wordt gelaten. We kunnen onze luchthavens en het personeel dat er werkt niet benadelen. Daarom zou 2011 de best aanvaardbare tijd zijn, mits deze datum geldt voor alle luchtvaartmaatschappijen.
Bovendien moeten we een evenwicht bereiken. We willen de gevolgen voor het klimaat van de luchtvaart beperken, maar me mogen de concurrentiepositie van onze luchtvaartmaatschappijen niet vergeten en moeten ook rekening houden met de luchthavens en passagiers – vooral die uit afgelegen gebieden – en vliegen betaalbaar voor ze houden.
We pleiten daarom voor snelle overeenstemming over een referentieperiode, een verstandig percentage voor de toewijzing van emissierechten – de Commissie vervoer stelde 110 voor, maar net onder de 100 zou ook haalbaar zijn – en een verstandig percentage voor de veiling. Er is één ding dat we niet mogen doen: het mag niet te duur worden voor onze passagiers uit afgelegen gebieden in Europaom te vliegen – laten we de emissiehandel dus op voorzichtige wijze invoeren.
John Purvis, namens de PPE-DE-Fractie.–(EN) Voorzitter, de heer Liese heeft een uitstekend verslag geproduceerd. Maar toch steun ik, als de schaduw die de PPE-DE-Fractie vormde op de Commissie economische en financiële zaken, de amendementen van mijn fractie, die streven naar een in onze ogen betere balans tussen wens en werkelijkheid.
Naar mijn mening is het emissiehandelssysteem als instrument het meest kostenefficiënt,houdt het beste rekening met de vraag en is het meest objectieve marktgebaseerde instrument om de broeikasgasreductiedoelstelling van minstens twintig procent in het jaar 2020 te halen.
De bijdrage van de luchtvaartsector aan de uitstoot van broeikasgassen neemt snel toe en ik sta dan ook volledig achter de integratie ervan in het emissiehandelssysteem.
We moeten één startdatum hebben. Ik vind 2011 een redelijk compromis tussen de verschillende data die we voor ons hebben. En hiermee zal Europa de rest van de wereld als voorbeeld dienen.
Een aanzienlijk en groeiend deel van de rechten dient door veiling te worden verleend, om de nadelige effecten op de concurrentie te voorkomen die samengaan met het verlenen van rechten op basis van de historische situatie (grandfathering) of op basis van een ijkpunt (benchmarking). Veilen van rechten is economisch veel efficiënter. Het moedigt nieuwkomers op de markt aan en stimuleert innovatie en de reductie van emissies door technologische en operationele verbeteringen. De opbrengsten van de veiling van emissierechten dienen te worden geherinvesteerd in onderzoek en ontwikkeling binnen de luchtvaartsector.
Er is nog veel technologische innovatie mogelijk om de CO2-emissies van de sector terug te dringen. Daarnaast zal het gemeenschappelijk Europees luchtruim waar de Commissie het over had, als het eenmaal volledig geïmplementeerd is de CO2-emissies met zo’n twaalf procent terugdringen en dit moet met de grootst mogelijke spoed operationeel worden gemaakt.
In onze amendementen hebben we onderstreept dat het belangrijk is om speciale aandacht te schenken aan de meer afgelegen en dunbevolkte gebieden. We kunnen nu alleen nog maar hopen dat de Raad positief zal reageren op dit dringende signaal van het Parlement.
Matthias Groote, namens de PSE-Fractie. – (DE)Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil ook graag eerst de rapporteur, de heer Liese, bedanken voor zijn redelijke en opbouwende samenwerking in de afgelopen maanden.
De opname van de luchtvaart in de emissiehandel is de eerste wetgevingsprocedure na de Voorjaarstop, waarop de staatshoofden en regeringsleiders enkele ambitieuze doelen hebben gesteld. Ook in het Europees Parlementhebben wij het onderwerp bovenaan de politieke agenda gezet, door een tijdelijk Commissie klimaatverandering in te stellen. Deskundigen en klimaatonderzoekers hebben ons er in hoorzittingen in de Commissie klimaatverandering aan herinnerd dat wij de huidige tendens in CO2-uitstoot in de komende 8 tot 10 jaar moeten omkeren. Daarna mag de uitstoot niet verder groeien. Sterker nog, de uitstoot van broeikasgassen moet dalen, zodat de opwarming van de aarde beperkt kan blijven tot minder dan twee graden.
De startdatum van 1 januari 2010, waarover in deCommissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheidis gestemd, is van groot belang. We hebben 2010 als startdatum nodig, omdat er geen tijd mag worden verspild in de strijd tegen klimaatverandering en de “braking distance”op het gebied van klimaatverandering is erg lang en wordt alleen maar langer naarmate de tijd vordert.
Wat het ontwerp van de Commissiebetreft, in het bijzonder het onderscheid tussen vluchten binnen Europa en intercontinentale vluchten, moet ik zeggen dat ik blij ben dat wij – zoals de heer Jarzembowski ook aangaf –in het Parlementvan mening zijn dat we één startdatum moeten hebben.
Evenals het tijdpad is ook de bovengrens voor de uit te geven emissierechten zeer belangrijk. Hier moeten we realistisch te werk gaan en ambitieus zijn. Een bovengrens voor de emissies van de luchtvaartsector vantachtig procentvan het cijfer van 2004-2006 is een goede en eerlijke aanpak. Het is ook noodzakelijk om te voorkomen dat de groei in de luchtvaart van 1990 tot 2004 met 87 procentde reductie van andere industriële sectoren ondermijnt. Om ervoor te zorgen dat de rechten een passende prijs krijgen, zodat het emissierechtensysteem effect heeft, moet het deel dat geveild gaat worden veel groter zijn dan de Commissie heeft voorgesteld.
De Socialistische Fractie in het Europees Parlementstelt dan ook voor het aandeel te veilen emissierechten te verhogen tot 25 procent. De lidstaten moeten de inkomsten van geveilde emissierechten gebruiken voor maatregelen gericht op het aanpassen aan klimaatverandering en de bestrijding van klimaatverandering, zowel binnen als buiten de Europese Unie.
Een andere belangrijke kwestie is dat alle vliegtuigen met een startgewicht hoger dan 5,7 ton in het emissiehandelssysteem moeten worden opgenomen. Morgen stemmen wij over een amendement dat voorstelt alleen vliegtuigen met een maximaal startgewicht van meer dan 20 ton op te nemen. Ons doel mag niet zijn zakelijke vliegtuigen buiten het emissiehandelssysteem te houden, terwijl vliegtuigen met vakantiegangers wel volledig worden opgenomen.
Ik denk dat we morgen grote stappen zullen zetten in de richting van meer klimaatbescherming. Ik hoop dat we de zaak in beweging brengen.
Holger Krahmer, namens de ALDE-Fractie. – (DE)Voorzitter, allereerst mijn dank aan de twee rapporteurs over dit thema, de heren Liese en Jarzembowski, voor wie dit thema duidelijk niet altijd even gemakkelijk was. Samen met investeringen in nieuwe technologieën en de aanleg van meer infrastructuur kan het emissiehandelssysteem een belangrijke bijdrage leveren aan het beperken van de CO2-uitstoot in de luchtvaart. Hierbij moet de emissiehandel groei bevorderen in plaats van belemmeren. Het systeem zou impulsen moeten bieden om vloten te vernieuwen en efficiëntere en modernere vliegtuigen te bouwen.
De fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa pleit ervoor alle luchtvaartmaatschappijen op hetzelfde moment, in 2011, in het systeem op te nemen. Naar onze mening zouden de emissies van 2004-2006 als uitgangspunt moeten dienen, ter beloning van maatschappijen die hun vloot in het verleden alhebben herzien en gemoderniseerd. Mijn fractie stelt voor de bovengrens op negentig procent vast te stellen. Dat is ambitieus, ambitieuzer dan het voorstel van de Commissie, maar niet buitensporig. Volgens ons moet een maximum van dertig procentvan de emissierechten worden geveild, zodat het makkelijker is voor nieuwe luchtvaartmaatschappijen om de markt te betreden.
De inkomsten uit de veiling moeten door de luchtvaartsector in eerste instantie worden gebruikt om emissies terug te dringen. Wij zijn ook voor het verhogen van het startgewicht tot twintig ton, omdat we de bureaucratische hindernissen voor kleine maatschappijen tot een minimum willen beperken. Ik pleit ervoor de luchtvaart in een zo open en efficiënt mogelijk emissiehandelssysteem op te nemen. Het inperken van het gebruik van rechten heeft ecologisch gezien geen zin. Net zoals elke gram uitgestoten CO2op dezelfde manier moet worden behandeld, heeft de beperking van de uitstoot ook overal hetzelfde effect. Er zijn goede economische redenen voor onbeperkte, flexibele toegang tot emissierechten als de emissies elders goedkoper kunnen worden beperkt.
De luchtvaart is van cruciaal belang voor de economische groei van Europa. Globalisering is ondenkbaar zonder concurrerende luchtvaartmaatschappijen. In de toekomst zullen mensen alleen maar meer willen vliegen, niet minder. Niet alleen in Europa, maar ook, of juist, naar andere delen van de wereld. We moeten dit erkennen.
De EU besluit eenzijdig om de luchtvaart in de emissiehandel op te nemen en maakt daarbij internationaal vrienden en vijanden. Als wij als Europeanen de leiding willen nemen in het klimaatbeleid, dan moeten we ons niet alleen afvragen hoever we moeten gaan, maar ook hoe we de rest van de wereld mee kunnen trekken. Deze vraag zal in Bali opnieuw aan de orde komen.Dames en heren, het is tijd om afstand te nemen van eenzijdige EU-oplossingen in het klimaatbeleid.
Guntars Krasts, namens de UEN-Fractie. – (LV) Dank u, Voorzitter. De handel in broeikasgasemissies is de juiste manier om de uitstoot in de luchtvaart terug te dringen. We moeten de voorwaarden voor het invoeren van quota echter zorgvuldig bekijken om concurrentieverstoring voor de luchtvaartmaatschappijen van de lidstaten en de reismogelijkheden van EU-burgers te voorkomen. De meeste maatschappijen in de nieuwe EU-lidstaten liggen ver achter op die van de oude lidstaten, zowel wat betreft het aantal passagiers dat wordt vervoerd als het aantal broeikasgasemissies per hoofd van de bevolking. Het is lastig te bepalen hoezeer de luchtvaartmaatschappijen in de nieuwe EU-lidstaten zullen groeien, maar ik ben er zeker van dat de vervoersvolumes in de nieuwe lidstaten aanzienlijk moeten groeien om de mobiliteitsindicatoren voor inwoners van de lidstaten in evenwicht te brengen. Als er in de voorschriften voor broeikasgasemissiehandel geen bepalingen worden vastgelegd over hoe de snel groeiende luchtvaartmaatschappijen kunnen blijven groeien, zodat het geld dat aan de aanschaf van emissierechten wordt besteed geen rem op hun ontwikkeling betekent, zal dit een evenredige verdeling van de mobiliteit van EU-burgers belemmeren.DeCommissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheidvan het Parlement heeft haar steun uitgesproken voor het voorstel om een reserve aan te leggen voor nieuwe luchtvaartmaatschappijen, en dit is de juiste aanpak. Om er echter voor te zorgen dat luchtvaartmaatschappijen met verschillende startposities en groeitendensen gelijk worden behandeld, moeten we een deel van de quota voor luchtvaartmaatschappijen met een snel groeiende capaciteit reserveren. Een groei van ten minste tweemaal de gemiddelde jaarlijkse groei van het aantal passagiers zou bijvoorbeeld als indicator kunnen worden genomen van snelle capaciteitsgroei. Beide voorstellen zijn cruciaal voor het bevorderen van de concurrentie in de Europese luchtvaartindustrie. Dank u.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie.–(EN)Voorzitter, ik wil de heer Liese bedanken voor de uitstekende samenwerking en hem complimenteren met zijn werk.
Ik moet echter zeggen, dat ik zijn werk nog veel meer waardeerde vóórdat hij binnen zijn politieke fractie compromissen moest zoeken die, als ze worden aangenomen, een aanzienlijke afzwakking zouden betekenen van het standpunt dat een overgrote meerderheid binnen de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid vorige maand heeft ingenomen. Dat is van belang omdat we het originele voorstel van de Commissie zeer moeten aanscherpen om het effect van de luchtvaart op ons klimaat serieus te kunnen verminderen. Volgens de cijfers van de Commissie zelf leiden al haar voorstellen momenteel slechts tot een iets kleinere toename van de emissies van de luchtvaart met 78 procent, in 2020, in plaats van 83 procent in een scenario waarin er niets gedaan wordt. Die reductie komt overeen met minder dan één jaar groei van het aantal vliegreizen. Dat is niet serieus, het is niet ambitieus en het is niet de manier om wereldwijd voorop te lopen.
Het terugdringen van emissies door middel van handel hangt in essentie af van de schaarste van rechten. Gezien het feit dat luchtvaartemissies sinds 1990 reeds verdubbeld zijn, is het simpelweg té royaal om te vragen om een eerste toekenning die overeenkomt met de gemiddelde emissies over de periode 2004-2006 of zelfs tachtig tot negentig procent daarvan. Ik dring er daarom bij u op aan, dat u de amendementen van mijn fractie ondersteunt, die een eerste toekenning vragen die gelijk is aan vijftig procent van die hoeveelheid. Er dient ook sprake te zijn van honderd procent veiling, om te voorkómen dat bedrijven winsten in de schoot geworpen krijgen ten koste van de passagier.
Tot slot vraag ik u dringend tegen het ronduit schandalige amendement van de ALDE-Fractie te stemmen, dat de beperkingen wil opheffen op de toegang tot de tegoeden die de mechanismen voor schone ontwikkeling en gezamenlijke uitvoering (CDM/JI) opleveren, niet alleen voor de luchtvaart maar voor alle sectoren in het ETS (Emissiehandelssysteem). Het opheffen van dergelijke beperkingen vormt een open uitnodiging om gewoon door te gaan met waar men mee bezig was. De luchtvaart en de andere sectoren kunnen dan gewoon doorgaan met hun emissies onbeperkt te laten groeien, door eenvoudigweg de reducties die elders bereikt zijn op te kopen en dit zal, gezien de recente bevindingen dat bijna de helft van de reducties uit CDM- en JI-projecten twijfelachtig zijn, de integriteit van de hele aanpak volledig ondermijnen.
Het Europees Parlement zal morgen een serieuze test ondergaan op de vraag of het echt actie wil ondernemen tegen de klimaatverandering en om echt serieus voorop te kunnen lopen dient het de Groene amendementen te steunen.
Bairbre de Brún, namens de GUE/NGL-Fractie. – (GA)Ik verzoek u de schaduwrapporteur van de GUE/NGL-Fractie, Jens Holm, die vanavond niet aanwezig kan zijn voor het debat, te verontschuldigen voor zijn afwezigheid. Ik zal een overzicht geven van de visies van de GUE/NGL-Fractie.
Het is hoog tijd dat ook luchtvaartmaatschappijen hun verantwoordelijkheid nemen bij de bestrijding van klimaatverandering. De uitstoot van broeikasgassen door de internationale luchtvaart is sinds 1990 verdubbeld en is verantwoordelijk voorvijf tottwaalf procentvan de totale koolstofdioxide-emissies van de EU.
De leiders van de EU hebben zich er afgelopen maart toe verbonden de uitstoot van CO2 tegen 2020 met twintig procentte verminderen ten opzichte van 1990. We hebben nu de kans om de rest van de wereld te laten zien dat we die doelstelling zullen halen.
De Commissiebeveelt in haar voorstel aan dat de luchtvaart niet hoeft te voldoen aan het gemiddelde voor de periode 2004-2006. Dat is meer dan negentig procentboven het niveau van 1990. De Commissiebeveelt ook aan niet meer dan ongeveer drie procent van de emissierechten te veilen. Luchtvaartmaatschappijen zullen niet worden gestimuleerd om zelf hun uitstoot terug te dringen als zij de emissierechten gratis kunnen krijgen. Het veilingspercentage zou honderd procent moeten zijn – waar wij en ook de Groenen voor pleiten – aangezien dit consistent zou zijn met het beginsel “de vervuiler betaalt”.
De GUE/NGL-Fractie is van mening dat het aandeel toe te wijzen rechten twintig procentvan het gemiddelde van de periode 2004-2006 zou moeten zijn; dit zou het aantal rechten dat de luchtvaartsector van andere sectoren of uit hoofde van het emissiehandelssysteem zou kunnen kopen, beperken. Daarnaast zou het veilingpercentage omhoog kunnen naar honderd procent.
Luchtvaartmaatschappijenzijn een belangrijke uitstoter van broeikasgassen in Europa en in de rest van de wereld. Het is tijd om een einde te maken aan speciale behandelingen en rekening te houden met de gevolgen voor het milieu en voor klimaatverandering.
Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV)Voorzitter, klimaatverandering is een grensoverschrijdend milieuprobleem en de EU is een belangrijke partij bij de wereldwijde bestrijding ervan. De uitstoot groeit wereldwijd en de tijd is beperkt. De Zweedse partij June List steunt daarom de kern van het voorstel dat wij vanavond bespreken.
De opname van de luchtvaart in het EU-systeem voor emissiehandel is een duidelijke en kostenefficiënte stap in het tegengaan van klimaatverandering. Het is echter niet de handel zelf die leidt tot minder emissies, maar het totale emissieplafond waar wij voor kiezen. Het systeem moet worden uitgebreid en ook andere sectoren die het klimaat beïnvloedenmoeten erin worden opgenomen, als wij de klimaatdoelen die we zelf hebben opgesteld willen verwezenlijken.
Wij zijn voor het Commissievoorstel om een enkele ingangsdatum voor de richtlijn te hanteren. Het is onaanvaardbaar dat de Commissieis gezwicht voor internationale politieke druk gericht op het vertragen van klimaatmaatregelen en op het verstoren van de concurrentie. De richtlijn zou voor iedereen moeten gelden. We mogen geen uitzonderingen toestaan voor specifieke personen of gebeurtenissen. Onze staatshoofden moeten net als ieder ander voor hun kosten opdraaien. Ieder andere optie is onaanvaardbaar.
Tenslotte wil ik er graag op wijzen dat gemeenschappelijke milieudoelen niet moeten worden gebruikt als een manier om een gemeenschappelijk belastingbeleid in te voeren. De opbrengst van de handel mag niet naar de EU worden overgeheveld, zoals amendement 14 voorstelt. Elke lidstaat moet zelf kunnen besluiten hoe hij de opbrengst van de verkoop van emissierechten wil gebruiken.
Roger Helmer (NI).-(EN) Voorzitter, we stellen voor om een nieuwe sector, de luchtvaart, op te nemen in het Europees emissiehandelssysteem (ETS), maar dat systeem functioneert erbarmelijk. Het heeft geen enkele reductie van de kooldioxide-emissies opgeleverd, maar wel een heleboel nieuwe bureaucratie, administratie en kosten voor de industrie. Het heeft geleid tot de overdracht van grote sommen geld van landen die zich verantwoordelijk getoond hebben met de eerste toewijzingen, naar landen die daar losbandig mee zijn omgegaan, met name van Groot-Brittannië naar Frankrijk en Duitsland. In Groot-Brittannië heeft dit het absurde effect gehad dat middelen zijn verlegd van ziekenhuizen naar grote oliemaatschappijen.
Het ETS heeft een complex netwerk voortgebracht van politiek invloedrijke gevestigde belangen en partijen die op winstbejag uit zijn en lobbyen om het systeem naar hun hand te zetten. De plannen van de Commissie voor een strenger toewijzingsbeleid zullen de problemen slechts versterken. Als we slordig zijn met beperkingen op toewijzingen die van buiten Europa worden ingekocht, zullen EU-fondsen naar landen als China vloeien, waar heel weinig gereguleerd is en gegevens niet altijd betrouwbaar zijn. Grote buitenlandse vervuilers kunnen dan met weinig inspanning grote winsten maken. Dit zal de Europese economieën grote schade toebrengen en CO2-uitstoot zal onbeperkt door kunnen gaan. Voorzitter, het is ronduit een schandaal dat we voorstellen een nieuwe sector in dit falende systeem onder te brengen. Ik vind dat je eerst je eigen huis op orde moet brengen voordat je aan uitbreiding denkt.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE)Voorzitter, het is altijd interessant om te horen hoe sommige leden de werkelijkheid weigeren te accepteren. Ik vind het voorstel van de Commissie een goed voorstel. Ik vind ook dat de heer Liese het heeft verbeterd. Dit is een klassiek geval van internaliseren van externe kosten.
Markten kunnen alleen functioneren als wij de juiste kadervoorwaarden scheppen. We zijn allemaal akkoord gegaan met het principe “de vervuiler betaalt”, maar dit betekent ook dat degenen die de kosten maken daar ook de prijs voor moeten betalen. En met kosten bedoel ik alle kosten, dus met inbegrip van de milieukosten die door de CO2-uitstoot van vliegtuigen wordt veroorzaakt. Ik denk ook dat we meer moed en ambitie op dit vlak moeten tonen. We weten allemaal dat voor velen van ons, waaronder veel mensen in het Verenigd Koninkrijk, niets doen duurder zou uitvallen dan deze stap nemen.
We moeten echter ook redelijk zijn. Alle sectoren moeten aan dit systeem bijdragen. We weten dat CO2-emissies op grote hoogte veel schadelijker zijn CO2-emissies op de grond. Hier moet ook rekening mee worden gehouden wanneer we het hebben over het opnemen van de emissies van vliegtuigen. Bovendien is dit een sector die zeer hoge groeicijfers kent. In de tweede plaats moeten we ook zeggen dat we het potentieel hebben om verschillende beheersmaatregelen in te voeren om deze CO2-uitstoot verder te beperken. Daar moeten we ook rekening mee houden.
De Gemeenschap heeft de plicht op internationaal gebied een rolmodelte zijn. We kunnen niet van andere landen verwachten dat zij meedoen als wij niet zelf het goede voorbeeld geven. Ik ben ook van mening dat wij aanzienlijke mogelijkheden hebben om te bouwen op het concurrentievoordeel dat wij in zekere mate hebben in deze specifieke sector. We moeten dus met name innovatieve bedrijven de steun verlenen die zij nodig hebben.
Dorette Corbey (PSE). – (NL)Voorzitter, allereerst mijn complimenten aan Peter Liese. Hij heeft een prachtig verslag afgeleverd. Ook mijn complimenten aan onze schaduwrapporteur, Matthias Groote.
Net als de andere sectoren moet ook de luchtvaart een bijdrage aan de strijd tegen klimaatverandering leveren. We kunnen de klimaatdoelstelling van min twintig of min dertig procent in 2020 niet halen zonder dat iedereen een duit in het zakje doet. De luchtvaartindustrie wil vooral niet te streng worden aangepakt, maar dat horen we van alle sectoren en als we iedereen paaien, wordt het helemaal niets met het klimaatbeleid.
Het is dus goed dat de Commissie de luchtvaart wil onderbrengen in het ETS, maar de Commissie is wel wat te royaal geweest wat het aantal uitstootrechten betreft dat zij de sector wil toekennen. Ik denk dat tachtig procent van de emissies echt de bovengrens moet zijn. De milieucommissie wil terecht dat dit plafond geleidelijk omlaag gaat, in lijn met de Europese klimaatdoelstelling van min twintig of min dertig procent.
Vliegtuigexploitanten hebben beloofd de efficiëntie van vliegtuigmotoren met vijftig procent te verhogen. De milieucommissie wil hen hieraan houden en dat is goed, want hoe zuiniger, hoe schoner.
Een derde belangrijk punt is het veilen van rechten. Wat mij betreft, veilen we zo veel mogelijk. 25 procent is echt het minimum. De opbrengst van de veiling moet gaan naar het bestrijden van de klimaatverandering, maar vooral ook naar de aanpassing aan de klimaatverandering in ontwikkelingslanden. De minst ontwikkelde landen dragen nauwelijks aan de klimaatverandering bij, maar dragen er wel de zwaarste gevolgen van. Daaraan kunnen we met deze wetgeving iets doen.
Chris Davies (ALDE).-(EN) Voorzitter, ik heb hier een brief van General Motors, waarin deze hun beklag doen over het standpunt van het Parlement met betrekking tot de reductie van kooldioxide-emissies van auto’s. Ik heb ook een brief van British Airways – ook een geval van belangenbehartiging – waarin zij hun beklag doen over deze maatregel en verklaren dat de extra kosten hun voornemen zullen bemoeilijken om te investeren in technologieën voor lagere kooldioxide-uitstoot van vliegtuigen.
Ik geloof geen woord uit deze brieven. Het is gewoon belangenbehartiging van de ene sector na de andere. Hebben deze managers geen van allen het verslag van de Verenigde Naties gelezen? Dit verslag stelt dat zo’n twee miljard mensen binnen twintig jaar te maken zullen krijgen met ernstige watertekorten, die deels toe te schrijven zijn aan de klimaatverandering. Daar moeten we iets aan doen. Michael O’Leary van Ryanair mag dan wel voor de luchtvaartmaatschappijen een ongewenst visitekaartje zijn, maar er zit veel waarheid in zijn duidelijke uitspraak, dat het milieu hem een zorg zal zijn, zolang hij zijn zakken en die van zijn bedrijf maar met goud kan vullen.
We moeten enige balans aanbrengen. We moeten zorgen voor onze kiezers die graag reizen, maar we moeten ook zorgen dat we een goed antwoord vinden op de problemen van het milieu.
Deze maatregel draagt een heel klein beetje bij aan het afremmen van de spectaculaire groei van de luchtvaartsector. De sector zal erdoor gestimuleerd worden te investeren in bestrijdingsmaatregelen. En op zijn minst zal het beginsel dat de vervuiler betaalt erdoor in onze aanpak worden opgenomen.
Maar we moeten vooral ervoor zorgen dat we een koers varen die gericht is op het nemen van maatregelen; een koers die, naar mijn mening wel wat ambitieuzer moet zijn dan wat de Commissie momenteel voorstelt.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN).– (PL)Voorzitter, commissaris, ik dank alle rapporteurs. We worden geconfronteerd met een complex probleem. Enerzijds hebben we milieuoverwegingen met betrekking tot onze atmosfeer en anderzijds moeten we blij zijn met de ontwikkeling van de luchtvaart, een belangrijke bron van economische activiteit, en moeten we vervoer en toerisme, die op een zeer concurrerende markt opereren, omarmen.
Besluiten hierover moeten verstandig en ondubbelzinnig zijn, maar mogen nooit discriminerend zijn voor Europese luchtvaartmaatschappijen, met inbegrip van die van de nieuwe lidstaten. Dit zou zeer schadelijk kunnen zijn voor de Europese luchtvaart, zonder het doel van het terugdringen van schadelijke uitstoot te bereiken. Het is duidelijk dat de atmosfeer van de aarde geen grenzen kent. Het opnemen van de uitstoot van CO2 van de luchtvaart in de EU-regeling moet dan ook als legitiem worden beschouwd.
Bovendien ben ik van mening dat we ook rekening moeten houden met de uitstoot van andere gassen, zoals giftige oxides van stikstof. Ik denk dat de maatregelen die de uitstoot van schadelijke gassen werkelijk terugdringen, door het gebruik van innovatieve oplossingen op het gebied van vliegtuigmotoren, het ontwerpen van aërodynamischer vliegtuigen en een radicale verbetering van het luchtverkeerbeheer, zodat onnodig lang vliegen wordt beperkt, de belangrijkste zijn. Ik zie emissiehandel op dit moment als een soort substituut. Ik denk dat het verstandig zou zijn een basisperiode van 2007-2009 te aanvaarden, een emissieplafond in te stellen van ongeveer vijf tot tien procentper honderd procent, met het oog op de groeiende belangstelling voor vliegen, en bovendien niet-EU-maatschappijen die binnen de EU starten of landen op te nemen.
Umberto Guidoni (GUE/NGL).-(IT)Voorzitter, dames en heren, klimaatverandering is een van de grootste problemen waar wij voor staan. Als wij onze toekomst willen waarborgen, dan kunnen we het milieuvraagstuk niet langer negeren en zullen we onze manier van leven moeten aanpassen, met name op het gebied van mobiliteit.
Vervoer is een van de sectoren die het meest bijdragen aan de energieconsumptie en de sector die het meest gebruikt maakt van fossiele brandstoffen. Binnen deze sector speelt de luchtvaart een steeds belangrijker rol. In 2004 steeg de uitstoot van broeikasgassen met 87 procentvergeleken met 1990. Europa is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de CO2-emissies van de luchtvaart. Deze tendens is niet langer houdbaar en het is van essentieel belang dat wij passende maatregelen nemen, bijvoorbeeld door de belastingvoordelen van deze sector in te trekken.
Ik denk dat het voorstel van de Commissie voor een richtlijn over emissiequota voor de luchtvaart een essentieel instrument is om de problemen op het gebied van klimaatveranderinghard aan te pakken en wij zijn dan ook verheugd over het verslag van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid dat de oorspronkelijke richtlijn versterkt.
We moeten echter, en dit is belangrijk te onderstrepen, bepaalde belangrijke punten in het debat en morgen tijdens de stemming behouden. Wat deze punten betreft denk ik dat het communautaire emissiehandelssysteem van toepassing moet zijn op alle vluchten, zowel van als naar de EU. Dit mogen we niet uitstellen tot na 2010.
Tevens is het van belang een aanzienlijk aandeel quota te veilen en de opbrengst daarvan te gebruiken om de schoonste vormen van vervoer te subsidiëren, bijvoorbeeld door milieuvriendelijk vervoer niet langer te belasten, teneinde goedkoop toerisme te creëren waarbij minder vervuilende vervoersmiddelen worden gebruikt, zoals treinen. Ook moeten we onderzoek aanmoedigen naar efficiëntere vliegtuigmotoren en een efficiënter luchtverkeerbeheer.
Ik hoop dat hetParlementhet voorgestelde compromis niet zal afwijzen, omdat het Europa de kans biedt de leiding te nemen in de strijd tegenklimaatverandering.
Bastiaan Belder (IND/DEM). – (NL)Mijnheer de Voorzitter, namens mijn collega Blokland de volgende bijdrage.
Het voorstel om luchtvaart te integreren in het emissiehandelssysteem zou een duidelijk signaal moeten zijn van de Europese Unie om bij te dragen aan de ambitieuze reductiedoelstellingen die begin dit jaar zijn afgesproken. In dat licht heeft de ten principale bevoegde commissie in het Parlement zich uitgesproken vóór het voorstel van de Commissie en zelfs nog aangedrongen op een aanscherping.
In de afgelopen week leek aangekoerst te worden op een akkoord in eerste lezing. Deze verwachting werd door het voorzitterschap van de Raad versterkt. Het bleek een verwachting die niet juist was, omdat geen mandaat van de Raad kon worden verkregen.
Deze week is het naar mijn mening van belang dat we geen genoegen nemen met een afzwakking van het voorstel van de Commissie, maar streven naar een voorstel met duidelijke ambities, om consistent te zijn met de in dit voorjaar ingezette lijn met betrekking tot emissiereductie. Ik steun daarom van harte de lijn die is ingezet door de milieucommissie.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE)Voorzitter, ik ben het eens met de punten die bijna alle andere leden hebben gemaakt. Ik zeg “bijna” alle leden, en zal daarom ingaan op drie formele aspecten.
Punt 1: We doen het zo vaak in dit Parlement, en vandaag doen we het weer: we verplaatsen wetgevingsvoorstellen naar de avondvergadering. Op die manier zijn we er zeker van dat zo min mogelijk mensen luisteren, dat er, uitzonderingen daargelaten, niemand op het bezoekersbalkon zit en dat journalisten, die hier verslag over zouden moeten uitbrengen, hun aandacht waarschijnlijk al op andere zaken hebben gericht.
In de tweede plaats horen we altijd, en vandaag is geen uitzondering, dat wij, het Europees Parlement, onze nek uit moeten steken bij de eerste lezing en veeleisende standpunten moeten innemen, aangezien de Raad daarna toch wel op de rem zal stappen, en we niet bereiken wat we willen. Ik wil hier tegen waarschuwen. Lange tijd was dit inderdaad het geval, maar inmiddels is dat niet meer zo. We hebben het bijvoorbeeld gezien met betrekking tot de regelgeving over de luchtkwaliteit, waar veel initiatieven waren (en zijn) waarbij de staatshoofden, en zelfs de milieuministers, zelfs bij de eerste lezing, een heel eind met ons zijn meegegaan. De resultaten waar wij over hebben besloten hebben tot gevolg dat in Centraal-Europa, in 10 tot 15 jaar, alle steden tussen Neurenberg en Bologna buiten de regeling zullen vallen omdat zij niet kunnen voldoen aan de vastgestelde streefcijfers.
In de derde plaats moeten wij hier in het Europees Parlementeen zinvolle werkrelatie invoeren om tot verstandige, gezamenlijke besluiten te komen. Wat er de afgelopen weken en maanden is gebeurd in verband met deze richtlijn lijkt me hier een goed en succesvol voorbeeld van. Er is nog geen verstandig compromis bereikt over milieu-, vervoers-, economische en industriële maatregelen, maar ik denk dat het morgen, na de stemming, wel zo zal zijn. Nu moeten we alleen de rest van de wereld nog overtuigen dat zij zich bij onze strijd om het milieu moeten aansluiten.
Eluned Morgan (PSE).-(EN) Voorzitter, ten eerste wil ik zeggen, dat het me goed doet, de heer Dimas weer te zien.
In het algemeen is het wel een geaccepteerd feit, dat de kooldioxide-emissies van de luchtvaart momenteel een heel klein deel vormt van de totale kooldioxide-uitstoot van de EU. Maar je moet wel heel dom zijn om niet de ongelofelijke groei te zien die de sector in de laatste jaren heeft doorgemaakt en niet te onderkennen dat de uitbreidingsplannen van de sector zelf gigantisch zijn. De technologie voor alternatieve, minder vervuilende brandstoffen is momenteel voor de luchtvaart erg beperkt. Daarom is het logisch te constateren dat de luchtvaart verder zal groeien, maar we moeten zorgen dat deze groei gecompenseerd wordt in andere economische sectoren, die wél alternatieven hebben om de kooldioxide-emissies te verminderen. Daarom is het van cruciaal belang dat de luchtvaart in het ETS wordt opgenomen.
Ik wil er ook nog eens op wijzen dat de EU het principe hanteert dat de vervuiler betaalt. Binnen het huidige ETS is het allerminst de vervuiler die betaalt, maar zien we hoe veel vervuilers dankzij het ETS enorme winsten in de schoot geworpen krijgen. Daar moet een eind aan komen. Het is daarom goed dat veel van deze kooldioxideveroorzakers geveild worden, vooral als de hervorming van de grootschalige verkoop doorgaat.
Een van de interessantste aspecten van dit debat is wellicht de vraag waar het geld van de ETS-veiling aan besteed dient te worden. De op handen zijnde ETS-evaluatie kan potentieel 200 miljard euro opleveren als we kiezen voor honderd procent veiling. Ik weet zeker dat velen van ons eindeloos veel manieren kunnen bedenken om dat geld te besteden, maar ik zou het verstandig vinden als we dit geld indien mogelijk via het EU-budget doorsluizen naar initiatieven op het gebied van klimaatverandering. Daarbij kan gedacht worden aan financiering in ontwikkelingslanden, onder andere bijvoorbeeld voor herbebossing in ontwikkelingslanden en opkomende landen.
Maar we dienen ook te onderkennen dat we waarschijnlijk zelfs in onze eigen lidstaten een enorme toename van energieschaarste zullen zien. Misschien moeten we ook overwegen geld in die richting over te hevelen. De besluiten die we morgen nemen zullen dus een indicatie geven, in welke richting we moeten gaan, als het gaat om de herziening van het ETS in zijn geheel.
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE). – (NL)Voorzitter, in plaats van allerhande niet-effectieve belastingen en heffingen, stelt de Commissie het voorliggende marktgebaseerde instrument voor. Een keuze die ik van harte onderschrijf. Het is milieueffectief, economisch efficiënt en het leent zich goed tot een bredere toepassing. Althans, zo zou het allemaal kunnen zijn.
Al vrij snel werd duidelijk dat de meningen in dit Huis nogal verdeeld zijn. De milieucommissie kwam recht tegenover de transportcommissie te staan. Mijn collega Holger Krahmer, heeft hierover al het nodige gezegd. Inmiddels zijn er compromisamendementen opgesteld en de stemming van morgen zal uitwijzen of de emotie leidend is.
Het klimaat is hot en groen stemmen is buitengewoon sexy. Op zich is daar ook niet zo veel mis mee, maar een wurggreep voor de Europese luchtvaartsector en de bijbehorende werkgelegenheid kan wat mij betreft, niet de bedoeling zijn.
De poging om één specifieke modaliteit, in dit geval de luchtvaart, kunstmatig in te krimpen ten voordele van een andere, acht ik contraproductief. Alles wijst erop dat de vraag naar vervoer in snel tempo meer toeneemt dan de aangeboden capaciteit. We hebben alle modaliteiten nodig, met treinen en bussen alleen redden we het echt niet.
Het doel was om een zo werkbaar mogelijk model te ontwikkelen dat wereldwijd zou kunnen worden uitgebreid en/of gekopieerd. En ja, als we daadwerkelijk milieueffectief willen zijn, dan is dit laatste van cruciaal belang.
Zo niet, dan blijven we bij die hele kleine druppel op die welbekende gloeiende plaat en dat zou ik nu juist graag willen vermijden. Zoals collega Rack net treffend zei, willen we effectief zijn, dan moeten we nog wel even de rest van de wereld overhalen, want alleen dan zet ons optreden zoden aan de dijk.
Sérgio Marques (PPE-DE). – (PT) Commissaris, dames en heren, als lid dat is gekozen voor een van de zeven ultraperifere regio’s moet ik dit Huis informeren over de enorme zorg in die regio’s over de tenuitvoerlegging van de voorgestelde richtlijn. Dat is om één simpele reden: de ultraperifere regio’s zijn bijna volledig afhankelijk van luchtverkeer en iedere stijging van de prijs van dit soort vervoer, die onvermijdelijk een gevolg zal zijn van de tenuitvoerlegging van de richtlijn, zal toegang tot die gebieden nog moeilijker maken en ze meer isoleren, wat een bepalende factor was voor het verlenen van een speciale EU-status voor die regio’s, zoals vervat in artikel 299, lid 2 van het EG-Verdrag.
Anderzijds zorgt een stijging van de luchtvaartkosten voor een nog groter concurrentienadeel voor die regio’s, met nadelige gevolgen voor het toerisme, wat voor de meeste van de regio’s de belangrijkste economische activiteit is. We kunnen een daling van het aantal en/of de uitgaven van toeristen verwachten, wat volgens studies van de regering van de Canarische Eilanden tot een daling van ten minste twee procentvan het BBP zou kunnen leiden.In de mededeling van de Commissie getiteld “Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio’s: balans en vooruitzichten”, dat het Parlement ten volle ondersteunde, vormen een verbetering van de toegankelijkheid van de ultraperifere regio’s en een verbetering van hun concurrentiepositie echter twee van de drie belangrijkste beleidsprioriteiten van de EU voor die regio’s. We moeten benadrukken hoe strijdig en inconsistent de tenuitvoerlegging van deze richtlijn met deze prioriteiten is.
Ik denk dat nu voor het eerst een Europese wet voor ons ligt die de isolatie van die regio’s zou vergroten. De door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten ingediende amendementen 5 en 6, naar aanleiding van een compromis tussen de rapporteur, de heer Liese – die ik wil feliciteren met zijn uitstekende werk – en de heerJarzembowski en mevrouw De Veyrac, compenseren de gevolgen van de richtlijn wel tot op zekere hoogte, maar ze zijn niet genoeg. Ik roep de drie instellingen daarom op betere oplossingen te vinden in de volgende fases van het wetgevingsproces, om de gevolgen van deze richtlijn voor de ultraperifere regio’s te beperken.
Ulrich Stockmann (PSE). – (DE)Voorzitter, commissaris, dames en heren, de snel groeiende luchtvaartsector moet zo spoedig mogelijk in het systeem voor emissiehandel worden opgenomen. Dat betekent dat deze vorm van vervoer ook zijn bijdrage gaat leveren aan het terugdringen van het antropogene broeikaseffect.
Vanuit het oogpunt van vervoersbeleid is onze wetgevingstaak nu het verfijnen van de kadervoorwaarden. Deze kadervoorwaarden moeten zodanig worden gedefinieerd dat de mogelijke stimulans om te besparen komt van een passend prijs per ton CO2, zonder het aantal vluchten drastisch te verminderen.Om dit te bereiken moeten emissierechten zodanig worden toegewezen, bijvoorbeeld wanneer luchtvaartmaatschappijen deze voor het eerst krijgen, dat het gebrek aan dergelijke rechten op realistische wijze door de markt wordt opgelost, anders zouden vluchten moeten worden geannuleerd en ik weet niet in hoeverre wij en onze maatschappij dat zouden accepteren. Zelfs als luchtvaartmaatschappijenbij het betreden van het handelssysteem honderd procentemissierechten zouden krijgen – en daar vraagt niemand hier om – dan zou een jaarlijkse groei van de luchtvaart met vijf procenteen evengrote besparing van CO2-emissies vergen. Dat is niet niks.
Het grootste potentieel voor terugdringing ligt in het realiseren van een gemeenschappelijk Europees luchtruim, wat inhoudt dat het afhangt van de politieke wil van de lidstaten.Vooralsnog is de enige optie van de luchtvaartmaatschappijen het vernieuwen van hun vloten, mits daar voldoende geld voor over is na aftrek van de sommen die voor de veiling zijn bestemd. Voor regionale luchtvaartmaatschappijen zal dat nauwelijks het geval zijn.
Avril Doyle (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, met in mijn achterhoofd de wetenschap dat politiek de kunst van het mogelijke is en dat het beste soms het goede in de weg staat, wil ik mijn collega, de heer Liese, bedanken voor de geweldige inspanning die hij heeft geleverd om te zorgen dat we tot een standpunt zijn gekomen, dat we het eens zijn geworden, niet alleen onderling binnen de PPE-DE-Fractie, maar ook met collega’s vanuit het hele Huis.
Internationale luchtvaart valt niet onder de Kyoto-verplichtingen en gezien het totale gebrek aan voortgang in de ICAO (Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart) in de tien jaar dat deze het mandaat heeft om emissies aan te pakken, is het belangrijk dat de EU het voortouw neemt. Het voorgestelde emissiehandelssysteem dient van toepassing te zijn op alle vluchten, ook vanuit derde landen, vanaf een gezamenlijke datum, om concurrentieredenen.
Ik wil me in de mij resterende twee minuten concentreren op één punt, dat geloof ik door geen enkele collega aan de orde is gesteld. Het betreft een zeer ernstig nationaal probleem voor Ierland.
In het voorstel is sprake van vervangbaarheid of inwisselbaarheid van luchtvaartrechten naar Kyoto-rechten, zonder kosten. Een luchtvaartmaatschappij kan vragen om zijn luchtvaartrechten om te zetten in deze rechten die uit het verdrag van Kyoto voortkomen en de lidstaat die deze toewijst moet daaraan gevolg geven. Dat is voor ons in Ierland een enorm probleem, omdat we, als luchtvaartmaatschappijen de rechten zonder kosten mogen inruilen, die Kyoto-rechten zouden moeten vervangen door rechten die de Ierse staat op de markt zou moeten kopen tegen marktprijzen.
Het Ierse register zal een disproportioneel groot deel van de vluchten in de boeken laten zien, vanwege de omvang en de geografische spreiding van bepaalde luchtvaartmaatschappijen, omdat die maatschappijen, met name Ryanair, bij de Irish Aviation Authority geregistreerd staan voor al hun EU-activiteiten. Ryanair is zo succesvol, dat ze 20 operationele vestigingen in de hele EU hebben, die op bijna 130 bestemmingen vliegen en, ja, dat groeit nog steeds. Maar ze voeren slechts een klein deel van die vluchten in Ierland uit.
Ik zou vooral van de Commissie willen horen of ze Amendement 47 zal aanvaarden, waarin die bijzonder moeilijke zinnen geschrapt worden.
De interpretatie van het principe van de vervuiler betaalt mag er niet toe leiden dat de Ierse belastingbetaler betaalt voor de vervuiling in onze medelidstaten.
Riitta Myller (PSE).-(FI) Voorzitter, er zijn dringende maatregelen nodig om klimaatveranderingte bestrijden en, net als hier al eerder is gezegd, moeten alle industrieën die broeikasgassen uitstoten in de atmosfeer daarbij betrokken worden. De luchtvaart mag geen uitzonderingspositie bekleden. De broeikasgassen van luchtverkeer groeien snel. Dat is belangrijk om te onthouden, omdat vaak wordt gezegd dat luchtvervoer slechts twee tot drie procent van de broeikasgasemissies veroorzaakt. Zoals eerder gezegd is de uitstoot van broeikasgassen van de luchtvaart met niet minder dan de helft gegroeid sinds 1990.
Het plan om het luchtverkeer op te nemen in de emissiehandel is een specifiek EU-voorstel. Het doel is om op langere termijn ook een wereldwijd systeem op te zetten, waarbij het luchtverkeer de last deelt met andere sectoren. We hebben nu de kans te leren van de fouten van de algemene richtlijn inzake emissiehandel en het aandeel geveilde emissierechten bij de eerste toekenning van de rechten te vergroten. De eerste toewijzing, evenals het systeem op zich, moeten aanzetten tot een vermindering van de uitstoot, zodat korte vluchten worden vervangen door treinreizen. Dat zou met name goed zijn voor regio’s met een dicht stedelijk netwerk en een hoge bevolkingsdichtheid. Anderzijds hebben we problemen in gebieden met minder inwoners die ver van de stadscentra afliggen. Het Europese systeem moet, op evenwichtige wijze, ook rekening houden met de afgelegen gebieden.
Corien Wortmann-Kool (PPE-DE). – (NL)Voorzitter, met de invoering van emissiehandel in de luchtvaart toont Europa ambitie, de ambitie om de uitstoot van CO2 aan te pakken en de klimaatverandering tegen te gaan, want nergens ter wereld, zelfs niet in Californië, is tot op heden een vergelijkbare ambitieuze aanpak voorgesteld. Ook in vergelijking met het emissiehandelssysteem in de industrie is dit een zeer ambitieus plan.
Maar, Voorzitter, wat deed onze milieucommissie? Die heeft dit voorstel op kernpunten fors aangescherpt en daarmee vliegen we ons doel voorbij. Europa moet leiderschap tonen, maar leiderschap betekent niet alleen voorop lopen, maar ook anderen overtuigen en mee krijgen, en dat in de uiterst competitieve omgeving van de internationale luchtvaart. De nieuwe regeling mag dus in geen geval leiden tot hoge kosten en bureaucratie, vooral voor de Europese luchtvaartmaatschappijen, maar er moet winst zijn voor het klimaat. Er moet per saldo klimaatwinst gerealiseerd worden en bij voorkeur wereldwijd.
Ik ben daarom blij dat er nu amendementen voorliggen van de EVP en ook van de liberalen, waardoor ik verwacht dat we morgen op een realistische koers zullen uitkomen. Dat is nodig om het schoner vliegen ook daadwerkelijk te stimuleren, want als je zelfs met schone vliegtuigen de bureaucratische molen van een veiling in moet, is dat weinig stimulerend. Ook qua hoeveelheid beschikbare rechten verwacht ik gelukkig dat we morgen realistischer uitkomen.
Maar, Voorzitter, met dit voorstel alleen zijn we er zeker niet. De Commissie en het Europees Parlement moeten schouder aan schouder staan om het gemeenschappelijk Europees luchtruim gerealiseerd te krijgen, want daar is nog vijf keer meer milieuwinst mee te halen.
Ik hoop, Voorzitter, dat we ook op dat punt de druk op de lidstaten kunnen opvoeren, want dan kunnen we pas echt wat betekenen voor het klimaat.
Robert Evans (PSE).-(EN) Voorzitter, vanavond kan het Parlement eindelijk eens het voortouw nemen bij het beschermen van het milieu. Ik vind dat, zoals de heer Belder zei, de Commissie in haar eerste voorstel een beetje te bescheiden was. Ik denk dat het Europese publiek van dit Parlement verwacht dat we hoge normen en ambitieuze doelen stellen.
Als lid van de Commissie vervoer en toerisme, en samen met mijn collega’s in de PSE-Fractie, heb ik niet de lijn van de heer Jarzembowski gesteund, die doorgedrukt is met, helaas, de steun van de liberale ALDE-Fractie. We wilden het originele voorstel versterken, niet afzwakken.
Mijn complimenten dus voor het verslag van de heer Liese en ik citeer: “We hebben de aarde in bruikleen van onze kinderen.” En met mevrouw Lucas roep ik alle fracties in dit Parlement op na te denken over hoe ze morgen gaan stemmen; wees daarbij bereid tot compromissen, wees verstandig, wees realistisch, maar wees vooral positief, want dit is de kans voor het Parlement om voorop te lopen bij het beschermen van het milieu voor 500 miljoen burgers en hun nageslacht.
Thomas Ulmer (PPE-DE). – (DE)Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst mijn dank aan derapporteur, de heer Liese, voor zijn goede verslag en aan de heer Jarzembowski. Ik denk dat de compromissen over het algemeen heel werkbaar zijn. Beleid is vaak afhankelijk van symbolen en wij geven nu een duidelijk signaal af: het is het eerste wetgevingsvoorstel sinds de Voorjaarstop. We gaan nu actief aan de slag met de uitvoering van maatregelen ter bescherming van het klimaat.
De zeven hoofdpunten van dit verslag – het begin van de emissiehandel, de referentieperiode, het aantal rechten, het gebruik van veilingopbrengsten, uitzonderingen voor kleine vliegtuigen en de berekeningsmethode – zijn, naar mijn mening, voldoende en op betrouwbare wijze aan de orde gekomen in de compromissen. Ik pleit niet voor derogaties, maar ik denk wel dat een bijzondere regeling voor de ultraperifere regio’s nodig is, om ervoor te zorgen dat die gebieden niet benadeeld worden.
Ik denk dat het een goed voorstel is en dat er voldoende aandacht is geschonken aan concurrentie. We mogen niet vergeten dat zelfs als honderd procent van de emissierechten wordt geveild – een puur theoretisch idee, zoals we zojuist hebben gehoord –het om 2 miljard euro gaat, ongetwijfeld een beheersbaar bedrag voor de luchtvaartmaatschappijen, dat zeker gevolgen zal hebben voor de ticketprijzen. Ik verwacht hier echter geen problemen mee, noch met het grote aantal vluchten.
Ik zou graag zien dat de EUhier verder mee gaat in verband met klimaatbescherming, en ik hoop dat we alle andere grote concurrerende luchtvaartmaatschappijenervan kunnen overtuigen zich bij deze overeenkomst aan te sluiten.
Gyula Hegyi (PSE).-(EN) Voorzitter, de burgerluchtvaart leek in het verleden, toen vooral de rijken en de zogeheten jetset gebruik maakten van de voordelen van snelle vluchten, een luxe. Vandaag de dag is de burgerluchtvaart, tenminste in de Europese Unie, een noodzakelijk onderdeel van ons leven geworden; zonder dat zouden het Parlement en de Raad hun werk gewoon niet kunnen doen. Als de afstand tot Brussel meer dan 1 000 kilometer is, is er geen realistisch alternatief voor vliegen, als er geen snelle treinen zijn.
Tengevolge van de toetreding van nieuwe lidstaten en de snelle opkomst van lowbudgetmaatschappijen, zijn er nu twee of drie maal zoveel vluchten als vóór de uitbreiding van de EU. Internationale luchtvaart valt nog niet onder het Kyoto-protocol. Directe emissies van de luchtvaart zijn echter goed voor zo’n drie procent van de totale uitstoot van broeikasgassen in de EU, en dit neemt snel toe. Ik vind dat de omvang van de drie rechten gebaseerd had moeten worden op de broeikasgasuitstoot per hoofd van de bevolking van de verschillende lidstaten, aangezien deze onderling sterk uiteen loopt. Ik vind het onredelijk dat West-Europese landen het recht hebben ongeveer drie keer zoveel broeikasgassen uit te stoten via luchtvaart als Hongarije en andere nieuwe lidstaten. Ik vind dat dit principe ook in andere milieubeleidsmaatregelen dient te worden toegepast, een absolute reductie in plaats van een percentuele reductie. Anders worden de landen die in het verleden minder vervuild hebben gestraft.
Christofer Fjellner (PPE-DE).– (SV)De luchtvaart moet voor zijn milieukosten opdraaien en daarom is dit een goed voorstel. De luchtvaart kan niet worden vrijgesteld van milieukosten die andere vervoerssectoren wel moeten betalen. Maar ik ben het niet eens met al diegenen in dit debat die net doen alsof de luchtvaart de grootste milieuschurk is die er bestaat en dat we eigenlijk helemaal niet meer zouden moeten vliegen. Dat is eenvoudig weg niet waar. De luchtvaart is verantwoordelijk voor vijf procent van de CO2-emissies. Een vol vliegtuig gebruikt minder benzine per passagier dan een auto. Vliegen kan en moet beter, maar door eisen aan de luchtvaartindustrie te stellen die ontwikkeling stimuleren, niet door te stoppen met vliegen.
Reizen en mensen uit andere werelddelen ontmoeten is belangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat Ryanair meer voor begrip onder Europese bevolkingen heeft gedaan dan alle culturele projecten van de EU samen. Minder reizen moet dus niet een doel op zich zijn. Het isoleren van mensen brengt ons terug naar de middeleeuwen.
Het voorstel van de Commissie is een stap in de goede richting, maar het heeft een cynisch perspectief – namelijk dat iemand anders maar minder moet vliegen. Men heeft geprobeerd vluchten van staatshoofden en regeringsleiders van de regeling uit te sluiten, terwijl tegelijkertijd van de burgers wordt verwacht dat zij verantwoordelijk handelen. Door dit soort voorstellen ontstaat (terecht) minachting voor politici en ik ben dan ook blij dat wij van de Commissie milieu deze specifieke formuleringen hebben geschrapt.
Net zo ironisch is dat een aantal collega’s van Links eist dat we de luchtvaart in een aantal jaar met meer dan de helft terugbrengen. Degenen die dergelijke voorstellen doen nemen zelf geen trein als ze van bijvoorbeeld Stockholm naar Brussel moeten reizen. Het is net alsof hun eigen reizen onontbeerlijk zijn en andere mensen alleen maar voor de lol reizen.
Met een dergelijk onverantwoord voorstel is het de gewone man die gedwongen wordt de rekening te betalen, niet de politici en de top van bedrijven, die hun ticket toch niet zelf betalen. Het zijn de studenten, die zich niet langer kunnen veroorloven in het buitenland te studeren en meer van de wereld te zien. Het zijn de grootmoeders in Norrland die hun kleinkinderen in de stad minder vaak kunnen zien. Dit voorstel brengt ons terug naar de jaren tachtig, toen een SAS-vliegtuig alleen managers, politici en vakbondsleiders aan boord had.
We moeten morgen juist stemmen voor harde, maar realistische eisen voor de luchtvaartindustrie, zodat de sector wordt gedwongen zijn eigen milieukosten te betalen, betere en milieuvriendelijker vliegtuigtechnologie te ontwikkelen en zodat prioriteiten worden gesteld, zodat de luchtvaart kan worden afgezet tegen de echte CO2-schurken, zoals kolengestookte elektriciteitscentrales. Belangrijk is de uitstoot te verminderen, niet vliegen op zich.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE). – (PT)Voorzitter, ik ben het eens met het voorstel van de Commissie en de rapporteur, maar ik wil toch graag uw aandacht vestigen op het feit dat het niet overeenstemt met de doelstellingen van het Parlement die specifiek zijn omschreven in het verslag over het beperken van de gevolgen van de luchtvaart voor klimaatverandering; ik wil u met name wijzen op de situatie in de meest geïsoleerde gebieden, die zeer afhankelijk zijn van luchtvervoer, met name de ultraperifere regio’s.
Noch is het in overeenstemming met de vraag die de Commissie zichzelf heeft gesteld in haar mededeling van afgelopen september over een “strategie voor de ultraperifere regio’s”. Ik citeer: “Welke maatregelen moeten worden genomen om te vermijden dat de voorgenomen vermindering van de emissies negatieve gevolgen heeft voor de toegankelijkheid, de economie en de burgers van de UPR’s?”Door voor de door de Socialistische Fractie van het Europees Parlement gesteunde amendementen 99 en 100 te stemmen, geeft het Parlement een antwoord op de aan de orde gestelde kwesties door eventueel een effectbeoordeling en compromismaatregelen in te stellen om ervoor te zorgen dat de ultraperifere regio’sin de toekomst in het systeem voor emissiehandel worden opgenomen. Dit is een noodzakelijke stap die op passende manier moet worden genomen en moet zorgen voor milieu- en economische duurzaamheid en mobiliteit in die regio’s, die vanwege hun geografische ligging volledig afhankelijk zijn van luchtvervoer.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE).– (PL)Voorzitter, we voeren vandaag een debat over een ontwerpresolutie inzake de opname van de Europese luchtvaart in het systeem voor emissiehandel van de EU. Naar mijn mening is dit zeer belangrijke ontwerp haastig opgesteld, zonder de luchtvaartindustrie, en met name vertegenwoordigers van de nieuwe lidstaten, te raadplegen en zonder een analyse uit te voeren van de economische en maatschappelijke gevolgen van deze opname, evenmin als een analyse van het aspect van milieubescherming en de gevolgen voor de luchtvaart en de bedreiging van Europa’s economische ontwikkeling, bijvoorbeeld op het gebied van toerisme, dat voor vele regio’s de belangrijkste bron van inkomsten is.
De ontwerpresolutie vormt ook een bedreiging van het concurrentievermogen van luchtvaartmaatschappijen en zou tot een radicale verslechtering van de nu al lastige financiële situatie van veel Europese luchtvaartmaatschappijen kunnen leiden. Ik denk daarom dat de vroegste startdatum voor de opname van de luchtvaartindustrie in het emissiehandelssysteem voor alle mededelingen 2012 moet zijn.
Ik ondersteun ten volle het zogenoemde brede geografischetoepassingsgebied, met andere woorden de opname van alle vluchten van en naar de EU, ongeacht het land waartoe de luchtvaartmaatschappij behoort. Dit is de enige oplossing die garandeert dat de vereiste milieugevolgen worden bereikt en dat de Europese luchtvaartmaatschappijen geen slachtoffer wordt van een drastische daling van het concurrentievermogen.
Naar mijn mening moet het totaal aantal aan de luchtvaart toe te kennen emissierechten op Gemeenschapsniveau worden vastgesteld, onder verwijzing naar de gemiddelde emissieniveaus van de luchtvaart, tenminste voor de periode 2005-2007, en moet de emissiegrens worden vastgesteld op honderd procent.
Rekening houdend met de verschillende standpunten die tijdens het debat zijn gepresenteerd en het feit dat dit project betrekking heeft op zowel het milieu als de economieën van alle EU-lidstaten, evenals op onze burgers, moeten onze besluitenweloverwogenen goed zijn.
Alexander Stubb (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, ik kom uit een van die ultraperifere regio’s, in dit geval Finland. Als ik niet hierheen kon vliegen, was ik waarschijnlijk twee dagen onderweg. Dat is niet op de fiets: dat is per boot, auto en trein. Dit slechts ter inleiding.
Ik denk dat er hier zes punten zijn en ik zal met name ingaan op een daarvan, maar ik neem ze alle zes even door. Punt één: inwerkingtreding. Ik zou kiezen voor het EPP-ED-compromis, met andere woorden 2011. Emissierechten: voor mij 95 procent. Referentiepunt: ja. Voor mij: 2005-2007. Veiling, voor mij: 25 procent. Winsten: gedeeltelijk terug naar de luchtvaartmaatschappijen en de rest naar andere goede klimaatveranderingsdoelen. Maar het belangrijkste punt is voor mij punt 6: de basis voor toewijzing, met andere woorden ATK versus RTK. Ik realiseer me dat dit voor veel mensen een moeilijke kwestie is, maar voor mij is het geen echte milieukwestie. De koers is al uitgezet. Als we het over ATK en RTK hebben, hebben we het over de verdeling tussen de verschillende luchtvaartmaatschappijen.
Geen van beide systemen is perfect, maar we kunnen niet een situatie creëren waarin luchtvaartmaatschappijen die meer in de periferie gevestigd zijn gestraft worden en anders behandeld worden dan luchtvaartmaatschappijen die bijvoorbeeld in Frankfurt, Berlijn, Londen, Brussel of Parijs gevestigd zijn. De trein is voor ons geen optie, zo simpel is dat. Gezien hoe het momenteel met de klimaatverandering gaat, ben ik bang dat we in de toekomst in de winter alleen nog sneeuw in Lapland zullen hebben. Ik weet dat de vluchten daarheen vol kunnen zijn, maar op de terugweg misschien niet altijd vol zullen zijn, dus we moeten oppassen dat we hiermee niet op de afgrond afracen. Ik wil daarom al mijn vrienden en collega’s dringend verzoeken, morgen voor ATK te stemmen en niet voor RTK. Dit is voor de perifere gebieden van levensbelang, maar ik weet dat het niet van levensbelang is voor de centrale gebieden.
De Voorzitter. - Straks zullen we nog zien dat de slee van de kerstman wordt opgenomen in het EU-systeem voor de handel in broeikasgasemissies.
Bogusław Sonik (PPE-DE).– (PL)Voorzitter, ik vlieg hier naartoe vanuit Krakau, waar de hele stad bedekt was met sneeuw, dus het valt nog wel mee met het klimaat.
Bescherming van het milieu en het bestrijden van negatieve klimaatveranderingen zijn een uitdaging geworden voor de hele mensheid. Als EU-burger heb ik veel waardering voor de betrokkenheid van de Europese Unie bij de bescherming van het milieu. We mogen de gevolgen die wetgeving op dit gebied heeft voor de Europese economie echter nooit uit het oog verliezen.
In het debat van vandaag over de richtlijn over CO2-emissies in de luchtvaart zijn we tegen dit probleem aan gelopen. Luchtvervoer stijgt enorm de laatste tijd. Met name in de nieuwe lidstaten, waar deze markt buitengewoon snel groeit en leidt tot steeds meer banen. Op macroschaal leidt dit tot een groei van het BBP.
Ik ben dan ook van mening dat de nieuwe lidstaten de kans moeten krijgen om zich, wat de luchtvaart betreft, aan te passen aan het ontwikkelingsniveau van de oude lidstaten. Dit kan worden bereikt door een zeer lange invoeringsperiode te hanteren voor de richtlijn. In zijn voorgestelde vorm zou de nieuwe richtlijn de ontwikkeling van deze sector kunnen belemmeren, wat strijdig zou zijn met het beleid om binnen de Gemeenschap voor iedereen gelijke voorwaarden te scheppen.
Een ander gevaar is dat Europese bedrijven concurrentievermogen verliezen ten opzichte van derde landen. Het is dus belangrijk dat de nieuwe voorschriften wereldwijd worden aanvaard, niet alleen door de Europese Unie.
Ik wil graag het standpunt van wetenschappers herhalen en zeggen dat er geen ontwikkeling van nieuwe technologieën is voorzien die de uitstoot van CO2 daadwerkelijk kan terugdringen.Het is dan ook buitengewoon belangrijk om, waar mogelijk, beperkingen op gasemissies op te leggen.Een efficiënt instrument is het moderniseren van luchtverkeerbeheer waar, volgens analisten, een brandstofbesparing van zes tot twaalf procent kan worden bereikt.
Tenslotte wil ik benadrukken dat wij, bij het uitvoeren van een pro-milieubeleid, rekening moeten houden met de gevolgen ervan voor elke lidstaat. De referentieperiode moet volgens mij dan ookzo verstrekkend mogelijk zijn, met andere woorden de periode 2007-2009.
Stavros Dimas,lid van de Commissie.−(EN) Voorzitter, ik wil eerst alle sprekers van vanavond bedanken voor hun positieve bijdragen en ik wil graag ingaan op de details van enkele amendementen.
Veel amendementen zijn aanvaardbaar, of tenminste gedeeltelijk of in beginsel. De Commissie aanvaardt bijvoorbeeld dat het zinvol zou zijn vliegtuigexploitanten te vragen plannen te ontwikkelen om emissies te monitoren en erover te rapporteren. In de huidige opzet dienen exploitanten dat ook te doen om een vergunning voor broeikasgassen te krijgen. Daarmee zullen gegevens op een geloofwaardige manier gecontroleerd kunnen worden en dit vormt een garantie voor de milieu-integriteit van het plan, omdat fraude zo voorkomen wordt.
Andere voorbeelden zijn het uitzonderen van bepaalde activiteiten zoals humanitaire vluchten of vluchten in het kader van brandbestrijding. Ik vind echter, hoewel ik het er helemaal mee eens ben dat we zo snel mogelijk moeten beginnen, een startdatum van 2010 erg moeilijk haalbaar. Dat zou ons niet voldoende tijd laten om al het voorbereidende werk af te ronden en met name om het toewijzingsproces af te ronden, waar méér aanlooptijd voor nodig is dan voor het proces dat in het huidige systeem gebruikt wordt.
Wat de reikwijdte betreft heb ik al uitgelegd waarom de Commissie nog steeds vindt dat een tweefasenplan goed zou zijn om derde landen ervan te overtuigen dat de Europese Unie bereid is voorop te lopen, hetgeen past bij onze verplichtingen als regio van ontwikkelde landen.
Wat betreft de vraag om meer te veilen, ben ik me er terdege van bewust dat dit voortkomt uit de groeiende consensus over de voordelen van veilen en ik verwacht dat we dit binnenkort nog uitgebreid zullen bespreken in het kader van de algemene ETS-evaluatie. In de periode tot 2013 dient de luchtvaart echter zoveel mogelijk hetzelfde als andere sectoren te worden behandeld.
Het aandeel rechten dat geveild wordt dient daarom overeen te komen met het gemiddelde percentage voor veilingen dat voor andere sectoren geldt, zoals vastgelegd in de nationale toewijzingsplannen voor 2008-2012. Wat er na 2012 gebeurt, moet afhangen van de algemene evaluatie van het ETS.
Tot slot wil ik nog enige zorgen aan u kenbaar maken die bij ons leven over amendementen betreffende het stellen van beperkingen aan het gebruik van niet-luchtvaart tegoeden, betreffende het toepassen van een vermenigvuldigingsfactor voor niet-kooldioxide-effecten en betreffende een aanvullende energie-efficiëntiefactor. Al deze amendementen zullen tot een beperking leiden van de mogelijkheid van vliegtuigexploitanten om hun rechten, niet zijnde luchtvaartrechten, te gebruiken om hun emissies te dekken. Dit past niet bij het basisidee van een open emissiehandel, die bedoeld is om rendabele oplossingen mogelijk te maken. Bovendien zouden dergelijke veranderingen het systeem aanzienlijk compliceren.
Het voorstel van de Commissie stimuleert vliegtuigexploitanten al op verschillende manieren tot brandstofbesparingen. Wij zijn van mening dat het niet nodig is daar nog andere aspecten aan toe te voegen die het alleen maar nog gecompliceerder zouden maken.
Samenvattend kan de Commissie 27 van de 100 voorgestelde amendementen geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaarden. Ik zal het secretariaat van het Parlement een gedetailleerd overzicht overhandigen van het standpunt van de Commissie over de amendementen(1), waaronder Amendement 47, waarover ik wil zeggen dat de Commissie de bepalingen zal handhaven die voorzien in een verandering van de registerverordening, maar bereid is te bezien op welke manier gezorgd kan worden dat de conversie van luchtvaartrechten het de lidstaten niet bemoeilijkt om hun verplichtingen in het kader van een van de Kyoto-doelstellingen na te komen.
lid van de Commissie.−
Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement
De Commissie kan 27 amendementen geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaarden: Nummers 1, 3-5, 7, 8, 10, 14, 17, 26, 29, 30, 36-38, 40, 45, 47, 49, 51-53, 57, 65, 70, 76, 79.
De amendementen die de Commissie niet kan aanvaarden zijn de nummers 2, 6, 9, 11-13, 15, 16, 18-25, 27, 28, 31-35, 39, 41-44, 46, 48, 50, 54-56, 58-60, 61-64, 66-69, 71-75, 77, 78, 80-100.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen vanaf 11.30 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. –(FR)De noodzaak snel en daadkrachtig te handelen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen is iets wat niemand meer kan ontkennen. In dit verband zal het terugdringen van de gevolgen van het vervoer voor de opwarming van de aarde een beslissende rol spelen. De tekst die voor ons ligt is een van de maatregelen om dit te bereiken en ik ondersteun dit initiatief dan ook.
Deze wetgeving zal echter alleen een succes worden als wij de milieudoelstelling met de doelstelling van meer mobiliteit voor de burgers kunnen verenigen, daarbij rekening houdend met landen buiten de EU.
Het is dan ook van essentieel belang dat wij de CO2-uitstoot beperken tegen zo min mogelijk kosten voor passagiers. Wat wij vragen van de luchtvaart zou voldoende moeten zijn om de beperkingen die andere sectoren realiseren niet in gevaar te brengen, maar mag evenmin de groei van de luchtvaartsector benadelen.
Daarom denk ik dat streefcijfers voor het terugdringen van CO2-emissies die vanuit milieu-oogpunt te snel of te streng zijn weliswaar toe te juichen, maar niet realistisch zijn en een tegengesteld effect kunnen hebben.
Ik hoop dat wij tijdens de stemming morgen rekeninghouden met deze verschillende parameters.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk.–(FI) We staan op het punt een uniek systeem in te voeren, met een eigen klimaatbeleidsinstrument voor het luchtverkeer. Emissiehandel op het gebied van luchtverkeer brengt risico’s met zich mee en ik verzoek u daarom allen te letten op één of twee belangrijke zaken.
Hoewel wij terecht bezorgd zijn over de toenemende uitstoot van de luchtvaart, is luchtverkeer toch de toekomst. Ik zou zelfs kunnen zeggen dat het onvermijdelijk is voor het milieu. Volgens het hoogstaande MIPS-onderzoek over de algemene mate van milieuvervuiling heeft het luchtverkeer zijn eigen voordelen en zou zelfs een oplossing voor de toekomt kunnen zijn. Volledig emissievrije luchtvaart zou de problemen van de uitstoot van vervoer kunnen oplossen, en dat moet onze belangrijkste doelstelling zijn.
Daarom wilde ik bij het opstellen van compromissen de opbrengsten van de emissiehandel specifiek bestemmen voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaart. Als de groei van de emissies werkelijk verontrustend is, dan moeten de beschikbare middelen specifiek aan de ontwikkeling van emissievrij vervoer worden besteed. Hopelijk begrijpt ook de Raad hoe belangrijk dit is.
Anderzijds moet de richtlijn ervoor zorgen dat de perifere gebieden van de Unie op gelijk niveau kunnen concurreren in het emissiehandelssysteem. Dit is met name van belang met betrekking tot niet-geveilde rechten in het toewijzingssysteem. Het ATK-model (“aangeboden tonkilometers”), dat is gebaseerd op de maximale capaciteit van een vliegtuig, zou de beste manier zijn om een eerlijke emissiehandel te garanderen en uiteindelijk dus beter zijn voor het klimaat. Dit is zo, omdat het systeem waar niet-geveilde emissierechten worden toegewezen per hoeveelheid goederen en passagiers het gebruik van aansluitende vluchten en vliegen via steden met grote aantallen passagiers zou aanmoedigen.
Een systeem dat bedoeld is om het klimaat te beschermen zou een regeling moeten bevorderen waarbij eerlijke ticketprijzen meer worden bepaald door het aantal werkelijk gevlogen kilometers. Momenteel is het vaak zo dat langere vluchten, die meer schade opleveren voor het milieu en ook nog een tussenstop maken, goedkoper zijn. Dat is wat het milieu betreft niet rationeel.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE), schriftelijk.–(RO)De opname van de luchtvaart in het Europese systeem voor emissiehandel is een positieve maatregel, die de voortrekkersrol van Europa bij het bestrijden van klimaatverandering benadrukt.
De handel in emissies in de luchtvaart mag niet leiden tot een daling van het aantal vluchten, een stijging van de prijzen en negatieve gevolgen voor reizigers, voor de luchtvaartindustrie en voor de duurzame ontwikkeling van de vervoerssector. Onder deze voorwaarden is het belangrijk de technische oorzaken op te lossen.
Een vermindering van de uitstoot kan worden bereikt door motoren te produceren met een nieuw ontwerp, met een efficiënter brandstofgebruik, door vliegtuigen aërodynamischer te maken en nieuwe metaallegeringen en composietmaterialen te gebruiken voor de bouw van vliegtuigrompen.
We moeten ook rekening houden met onderzoek op het gebied van alternatieve brandstoffen. NASA heeft aangekondigd een programma te lanceren om oplossingen te vinden voor het verbeteren van kerosine.
Het is daarom belangrijk aanvullende financiële middelen beschikbaar te stellen voor onderzoek en ontwikkeling en particuliere investeringen op dit gebied aan te moedigen. De opbrengsten van de biedingen in het emissiehandelssysteem moeten worden gebruikt voor onderzoek en innovatie, zodat concrete oplossingen kunnen worden gevonden.
Ik verzoek de Raad en de Commissieook om door te gaan met de onderhandelingen met de internationale organen en derde partnerlanden om alle benodigde overeenkomsten te verkrijgen, teneinde eventuele internationale geschillen bij de tenuitvoerlegging van deze wettelijke voorschriften te voorkomen.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk.−(EN) De luchtvaart moet geïntegreerd worden in het Emissiehandelssysteem (ETS). Het ETS heeft in de twee jaar sinds het is opgezet zijn waarde bewezen. Het is een nuttig middel om te zorgen dat de luchtvaartsector zijn bijdrage levert aan de bestrijding van de klimaatverandering. We moeten de aanpak echter wijzigen, zodat deze effectief werkt.
Er is uiteraard niemand die denkt dat deze ontwikkeling alléén het antwoord kan vormen op het probleem van emissies, maar het is wel een belangrijke stap in de goede richting. Bovendien blijkt hieruit de politieke wil om moeilijke beslissingen te nemen in het belang van de planeet en haar bewoners. Maar ook is een vergaande herziening nodig van het functioneren van het ETS.
We moeten daarbij bewaken dat de last niet onevenredig bij de consument komt te liggen, door grote prijsstijgingen voor vliegtickets. We moeten ook naar andere manieren zoeken om de CO2-emissies van de luchtvaartsector terug te dringen. Ik besef dat de transportministers van de EU dit momenteel doen door te zoeken naar manieren om de luchtverkeerscontrole te moderniseren en nieuwe systemen van landingsrechten in te voeren, die gekoppeld zijn aan de uitstoot van broeikasgassen.
Péter Olajos (PPE-DE), schriftelijk.–(HU)Een steeds groter deel van de bevolking van de ontwikkelde wereld begrijpt de dreiging die uitgaat van klimaatverandering. We moeten echter drastische maatregelen nemen als we onze uitstoot in 13 jaar met 20 procentwillen verminderen.
Helaas zien we nauwelijks enige stappen die ons die richting op leiden. Het maakt niet uit welke uitstoot-veroorzakende sectoren we onderzoeken, er zullen altijd stemmen zijn die de industrie waar we het nu over hebben willen beschermen.
Tegelijkertijd weten we dat we het vastgestelde streefcijfer alleen kunnen halen als we alle relevante sectoren betrekken bij het terugdringen van de uitstoot. Als wij voor één sector een uitzondering maken, dan moeten we dat elders weer compenseren. Welke zal de uitzondering hierop zijn?
Het luchtvervoer is nu nog een klein gebied, maar wel een die zeer snel groeit. De groei is nauw verbonden met de wereldwijde prijs van grondstoffen, waar het zelf weer een grote invloed op heeft. Als politici zullen wij Europese bedrijven vanuit een strategisch perspectief werkelijk ondersteunen als wij een omgeving voor hen creëren die innovatie stimuleert.
Dit heeft geen gevolgen voor passagiers, aangezien de maatregelen die worden genomen om de uitstoot van CO2terug te dringen de prijs voor een ticket voor vluchten binnen Europa met niet meer dan ongeveer 1 euro zullen doen stijgen. Dit is een fractie van wat mij moeten betalen voor veiligheidsmaatregelen tegen terrorisme! Samen met deze maatregelen moet een 1000 km lange spoorweg van goede kwaliteit echter concurreren met de luchtvaart en om dit te bereiken moeten de luchtvaartmaatschappijende kosten die zij zelf veroorzaken ook zelf dragen, net zoals wij dat verwachten van de spoorwegen en het wegverkeer.
Standpunt van de Commissie over de amendementen van het Parlement: zie bijlage.
22. Comitologie (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde isde verklaring van de Commissieover comitologie.
Margot Wallström,vicevoorzitter van de Commissie. −(EN) Voorzitter, de hervorming van de comitologie waartoe in juli 2006 is besloten, introduceerde een “regelgevingsprocedure met toetsing”, die het Europees Parlement vetorecht geeft ten aanzien van maatregelen van algemene strekking die een wijziging inhouden op een volgens medebeslissing aangenomen basisverordening.
In het kader van deze hervorming hebben de drie instellingen een gezamenlijke verklaring opgesteld waarin zij toezegden 26 prioritaire basisbesluiten op deze nieuwe procedure te zullen afstemmen en de Commissie heeft eind vorig jaar 26 prioritaire afstemmingsvoorstellen aangenomen. Het is in ons aller belang dat deze afstemmingsinstrumenten zo snel mogelijk worden aangenomen. De Commissie is dan ook blij, te zien dat het Parlement nu klaar is om over verschillende wetgevingsresoluties te stemmen, nu de drie instellingen tot goede en rechtvaardige compromisoplossingen zijn gekomen.
Andere belangrijke dossiers staan later deze maand op de agenda van een volgende zitting van het Europees Parlement en ik heb het volste vertrouwen dat we deze dossiers ook tot een goed einde zullen kunnen brengen. Ik wil de rapporteurs vanuit de verschillende commissies bedanken voor hun zeer coöperatieve en constructieve aanpak.
Het hele pakket met de 26 prioritaire afstemmingsvoorstellen kunnen dientengevolge vóór het eind van dit jaar klaar zijn om aangenomen te worden. Dit zou een uitstekend resultaat zijn, dat de weg vrijmaakt voor de zogeheten “algemene afstemming”.
Zoals u weet, heeft de Commissie toegezegd om behalve deze 26 prioritaire basisbesluiten alle bestaande volgens medebeslissing aangenomen basisverordeningen te evalueren, teneinde deze af te stemmen op de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing. De Commissie zal deze toezegging gestand doen en een voorstel doen voor deze algemene aanpassing van alle niet-prioritaire basisbesluiten. Het betreft in totaal ongeveer 220 besluiten. Dit zal gebeuren in de vorm van vier of vijf omnibus- of pakketvoorstellen, waarvan het Europees Parlement de eerste begin november tegemoet kan zien. De twee volgende omnibusvoorstellen zullen binnen enkele weken volgen en het laatste voorstel volgt net voor het eind van dit jaar of in het begin van volgend jaar.
Een derde aspect van het toetsingsrecht van het Parlement is de herziening van de overeenkomst uit 2000 tussen de Commissie en het Parlement over de comitologieprocedures. Ik wil hierbij het Parlement en in het bijzonder de heren Galeote en Corbett bedanken voor de geweldige coöperatieve instelling die zij bij alle onderhandelingen aan de dag hebben gelegd. Ik wil hen ook bedanken dat zij erkend hebben dat de speciale procedures waarin de overeenkomst voorziet van toepassing zullen zijn op alle extreem urgente gevallen.
Het doet mij genoegen u mede te kunnen delen, dat de resultaten van deze onderhandelingen op politieke steun kunnen rekenen en dat de Commissie klaar is om de herziene overeenkomst formeel aan te nemen, zodra het Parlement de uitkomsten van de onderhandelingen formeel goedgekeurd heeft. Ik heb er alle vertrouwen in, dat onze beide instellingen dankzij de overeenkomst die we bereiken in de toekomst efficiënter zullen kunnen werken.
Alexander Radwan, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE)Voorzitter, commissaris, deze discussie over comitologie is al lange tijd aan de gang. Op basis van het Basel II-verslag heeft het Europees Parlementeindelijk, met enorme tegenstand van de Raad en de Commissie, controlerechten verworven die in feite normaal zouden moeten zijn in een democratie. Als gevolg hiervan moeten wij de richtlijnen nu aanpassen. De focus heeft hier gelegen op het aanpassen van de betreffende richtlijnen en dat is ook begrijpelijk.De vraag tot in hoeverre wij de richtlijn op wetgevingsgebied aanpassen is zeker een belangrijke.
De overeenkomst tussen het Parlement, de Commissie en de Raadgaat echter over hoe het Parlementer op passende wijze bij kan worden betrokken. De commissaris heeft haar hoop geuit dat het Parlementde betreffende amendementen nog dit jaar zal goedkeuren. Het is belangrijk voor ons dat het Parlement op tijd over de processen wordt geïnformeerd en dat de uitwisseling van informatie met het Parlement via de comitologiecomitéssnel verloopt. De feitelijke uitvoeringsfase moet nog beginnen en de tijd zal ons leren of deze de rechten van het Parlement wel of niet zal versterken.
Hetzelfde geldt voor verzoeken om een spoeddebat. Een voorbeeld: het volgende agendapunt is boekhouding, IFRS 8. Hier had de procedure tot gevolg dat wij in het comitologieproces helaas pas op het laatste moment door de Commissiewerden geïnformeerd. Vervolgens werden wij geacht relatief snel een beslissing te nemen. Los van het formele harmoniseringsproces is de belangrijkste vraag of de Commissie, de betreffende directoraten-generaal en de ambtenaren op dit gebiedbereid zijn om het Parlement op tijd bij hun werk te betrekken. Alleen dan is daadwerkelijke controle mogelijk. Dit is waar duidelijk zal worden of de Commissie als geheel vóór is of niet.
Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie. –(FR)Voorzitter, commissaris, daar zijn we weer, en opnieuw hebben we het over comitologie. In feite gaat het, zoals u ziet, over de tenuitvoerlegging van een overeenkomst die wij allemaal als een succes beschouwden toen wij deze in juli 2006 zijn aangegaan.
Er zitten twee aspecten aan vast: het praktische aspect, waar ik het niet weer over zal hebben, maar ook de vertaling in de verschillende richtlijnen, in dit geval de 26 prioritaire richtlijnen. Ik heb het over de richtlijnen die betrekking hebben op de Commissie economische en monetaire zaken. Vanuit dat oogpunt wil ik graag onze vaste overtuiging met u delen dat het standpunt van het Europees Parlement, bij de beoordeling van deze 26 prioritaire richtlijnen, zo coherent mogelijk moet zijn. Op alle 26 richtlijnen moet dezelfde comitologieovereenkomst worden toegepast. Vandaar het idee van een parallelle aanpak. Zoals wij echter weten “zit de duivel in de details” en kwamen we hem tijdens het overleg op drie verschillende plaatsen tegen, die ik kort zal aanstippen.
Het eerste punt heeft betrekking op iets dat binnen de Commissie economische en monetaire zaken (en niet alleen daar) als een soort van provocatie werd gezien. Met betrekking tot boekhoudnormen, een onderwerp waar het Europees Parlementzijn bevoegdheden en competenties ten volle benut, heeft de Commissieeen voorstel gepresenteerd waarin stond dat men standaard urgentie zou moeten betrachten. We accepteerden dit niet en uiteindelijk hebben wij de Commissie zo ver kunnen krijgen haar eis van systematische urgentie te laten varen, omdat dit het Parlement een efficiënt controle-instrument zou hebben ontnomen op een gebied waar het juist heeft laten zien zeer nuttig, daadkrachtig en relevant te kunnen zijn.
Het tweede punt betreft natuurlijk de zogenoemde “verval-” of herzieningsbepalingen. De Commissie en de Raadwilden deze clausules heel graag schrappen. Zij waren van mening dat ze een inherent onderdeel vormden van de vorig jaar aangegane comitologie-overeenkomst. In de geest van samenwerking hebben wij ervoor gezorgd dat de Commissie zal worden gevraagd de efficiëntie en het democratisch functioneren van de voorwaarden voor de overdracht van uitvoeringsbevoegdheden iedere drie jaar te controleren. Ik denk dat dit de juiste weg is en ik zie dat de Commissie, door haar handtekening te zetten onder wat nu de herzieningsbepaling wordt genoemd, wordt uitgenodigd de reikwijdte van haar bevoegdheden onder de loep te nemen en eventuele veranderingen in de wetgeving, of juist het ontbreken daarvan, te motiveren.
Het derde punt is het toepassingsgebied. Wat we zien is dat de Raadde voorstellen van de Commissie niet altijd heeft gevolgd, of deze nu betrekking hadden op de openheid van prospectussen, de definitie van grensoverschrijdende missies of soortgelijke kwesties.
Ik denk echter wel datwij, in de geest van samenwerking, ook van de zijde van het Portugese voorzitterschap, een resultaat bereiken dat alle instellingen tevreden zou moeten stellen. En daar ben ik blij mee.
Manuel Medina Ortega (PSE).-(ES) Voorzitter, na de toespraken van de Vicevoorzitter van de commissie en mijn collega, mevrouw Berès, is mijn toespraak bijna onnodig.
Ik was verantwoordelijk voor de opstelling van het verslag van de Commissie juridische zaken ensamen met onze collega-leden van de Commissie economische en monetaire zaken zijn wij tot de conclusie gekomen dat de urgente procedure waar de Commissie om verzocht in artikel 6, lid 2, punt 2 onnodig was, omdat de samenwerking tussen het Parlement en de Commissie, en tevens de Raad, momenteel uitstekend is.
Als gevolg hiervan verzoekt de Commissie juridische zaken in haar verslag dan ook om schrapping van dit artikel en keurt twee andere overwegingen goed, gericht op het benadrukken van de flexibiliteit van de procedure.
Na de goedkeuring van overwegingen 1 en 2 in de Commissie juridische zaken heeft overleg plaatsgevonden tussen het Parlement en de Commissie, waar mevrouw Wallström naar verwees, en hebben wij een laatste amendement ingediend, amendement 4, dat het huidige amendement 2 vervangt en een formule vastlegt voor samenwerking tussen de drie instellingen. Met andere woorden, wat belangrijk is in deze tekst is de laatste zin, die stelt dat de Commissie, de Raad en het Europees Parlementzorgvuldig moeten handelen om ervoor te zorgen dat deze regels en interpretaties op tijd kunnen worden aangenomen, zodat de perceptie en het vertrouwen van de investeerders niet wordt ondermijnd.
Ik denk dat dit compromis tussen het Parlement, de Raad en de Commissie op dit moment zou kunnen helpen de problemen op te lossen zonder de door de Commissie oorspronkelijk voorgestelde urgente procedure te hoeven gebruiken.
Margot Wallström,vicevoorzitter van de Commissie. −(EN) Voorzitter, ik dank u voor uw constructieve opmerkingen, op dit late tijdstip.
Ik wil graag nog twee korte laatste opmerkingen maken. Ten eerste over het register. Ik vind dat u absoluut gelijk heeft, als u onderstreept dat u informatie over de procedure moet hebben en goed geïnformeerd moet worden over de voortgang van verschillende dossiers. Een van de maatregelen waar we mee hebben ingestemd is dat het comitologieregister uiteraard ook up to date gebracht wordt.
Dit is overeengekomen tussen de instellingen en de Commissie zet zich hiervoor in. We zijn er zeker van dat dit in maart volgend jaar geregeld zal zijn. Ik denk dus dat dat zal helpen, maar we zullen natuurlijk ook onze diensten nadrukkelijk vragen zo nauw mogelijk met het Parlement samen te werken.
De tweede opmerking is dat ik hoop dat we het erover eens zijn dat het hele idee achter deze procedure is, ervoor te zorgen dat de nieuwe regels consequent en samenhangend worden uitgevoerd. Dat is ook de reden dat we dit soort pakket- of omnibusvoorstellen hebben voorgesteld en ik denk dat dat de manier is om voortgang te boeken: zorgen dat we ons nauwkeurig houden aan dat wat overeengekomen is en dat we er met de twee instellingen zo effectief mogelijk mee kunnen omgaan.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
23. Internationale standaarden voor jaarrekeningen (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde isde ontwerpresolutie over internationale boekhoudnormen (B6-0437/2007).
Pervenche Berès (PSE), voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken. –(FR)Voorzitter, commissaris, er zit een zekere logica in de verschillende discussies die wij voeren omdat wij in dit debat moeten beslissen of wij de zogenoemde IFRS 8-norm wel of niet op Europees niveau goedkeuren.
In een vorig debat op 25 april 2007, toen het Parlement een besluit over deze norm moest nemen, waren wij unaniem van mening dat de juiste voorwaarden ontbraken om hier een besluit over te nemen. Daar waren twee redenen voor.
De eerste reden was dat wij de Europese Commissie en de Raadnet een duidelijke boodschap hadden gestuurd dat wij vonden dat de convergentie van de Europese Uniemet landen buiten de EU voor de erkenning van hun boekhoudnormen niet eenvoudigweg zou kunnen neerkomen op het knippen en plakken van hun normen en de internationale normen. We vonden ook dat een convergentieproces een wederzijds proces moet zijn.
Wat de IFRS 8-norm betreft kregen wij de indruk dat dit niet de route was die door internationale organisatie werd gevolgd en wilden wij het publiek hierop wijzen.
De tweede reden om nog geen besluit te nemen was dat veel mensen ons, naar mijn mening terecht, waarschuwden voor het feit dat deze boekhoudnorm werd voorgesteld voor alle gebruikers, namelijk auditoren, investeerders en toezichthouders, zonder dat eerst een effectbeoordeling was uitgevoerd.
Nu weten we dat de Commissieonder voorzitterschap van de heer Barroso geobsedeerd is met het regelmatig uitvoeren van effectbeoordeling als onderdeel van een betere regelgeving, wat zij als routekaart gebruikt. Volgens ons moet wat op Europees niveau geldt ook gelden voor de zelfregulerende internationale normalisatieorganisaties. We hebben de Commissie daarom verzocht zelf deze effectbeoordeling uit te voeren, aangezien een effectbeoordeling van een internationaal orgaan ontbreekt.
De Commissieheeft voldaan aan haar formele verplichting door de conclusies van deze effectbeoordeling zoals afgesproken begin september te presenteren aan de Commissie economische en monetaire zaken.In de toekomst moeten wij echter erkennen dat de reikwijdte van deze beoordeling en de manier waarop alle partijen werden geïnterviewd zonder twijfel moet worden herzien om het spectrum van bevraagde partijen te verbreden, zodat niet alleen degenen die de opstellers van de beoordeling kennen worden geïnterviewd, maar ook degenen die de boekhouding opstellen.
Vanwege zijn wens om verder te gaan met dit debat en mogelijk ook om bij te dragen aan de internationale normen die in de hele wereld als referentie zullen worden gebruikt, wil het Parlementde IFRS 8-norm vandaag nog steeds goedkeuren en dit toont aan dat het Parlement de procedure voor de goedkeuring van de boekhoudnormen zeer serieus neemt en er verantwoordelijk mee omgaat.
Aangezien belangrijk overleg begint met de Verenigde Staten om de voorwaarden voor hun eigen goedkeuring van de boekhoudnormen vast te stellen, lijkt het ons belangrijk te laten zien dat wij vasthoudend zijn en op een verstandige en verantwoordelijke manier handelen.
Ik hoop dat ditParlementde IFRS 8-norm morgen goedkeurt en tegelijkertijd benadrukt dat men bij de herziening van de norm – en daar zijn ze bij de IASB, de International Accounting Standards Board,al mee bezig – rekening houdt met de behoefte aan precieze financiële informatie over de realiteit van groepsactiviteiten. Met name veel NGO’s zijn gevoelig voor het feit dat door middel van deze informatie een duidelijker beeld kan worden gegeven van de activiteiten van bepaalde groepen – zoals mijnbouw in een bepaald geografisch gebied of per land indien dit zin heeft – aan degenen die daar de gevolgen van ondervinden.
Tenslotte zou ik tegen de Commissie willen zeggen dat wij van mening zijn dathet resultaat van deze procedure een belangrijke oproep is om de Europese stem te respecteren, als een kwestie van gelijkwaardigheid, en bij de uitvoering van effectbeoordelingen alle partijen de kans te geven hun standpunten weer te geven.
De Voorzitter. - Ik wil u er op wijzen dat de stemming niet morgen, maar woensdag plaatsvindt.
Charlie McCreevy,lid van de Commissie. −(EN) Voorzitter, ik wil de Commissie economische en monetaire zaken hartelijk danken voor het uitstekende werk dat ze hebben geleverd met betrekking tot de IFRS (International Financial Reporting Standard) 8 - operationele segmenten, de nieuwe standaard voor segmentinformatie.
Nadat de IASB (International Accounting Standards Board) de standaard in november 2006 uitbracht, is er een debat ontstaan over de geschiktheid van de IFRS binnen de Europese context. Dit was een heel nuttig debat. We moesten ervoor zorgen dat de Europese Unie een nieuwe standaard voor jaarrekeningen niet alleen maar zou aannemen om aansluiting te vinden bij de overeenkomstige VS-standaard, maar voornamelijk omdat het de kwaliteit van de financiële informatie verhoogt en van nut is voor het Europese algemeen belang.
Alvorens een besluit te nemen, kwamen de Commissie en het Parlement in mei 2007 overeen dat de diensten van de Commissie een analyse zouden maken van de potentiële gevolgen van de invoering van de IFRS 8. Zij hielden in juli en augustus openbare consultatieronden en peilden de meningen van belanghebbenden over kosten en baten en het algemene effect van de IFRS 8. Mijn diensten hebben op basis van bijna 200 bijdragen een verslag opgesteld dat op 10 september 2007 aan het Parlement is verstrekt. De belangrijkste conclusie uit het verslag luidt, dat de positieve effecten van de IFRS 8 opwegen tegen de kosten. Bovendien benadrukten veel kiezers dat een snelle goedkeuring van de IFRS 8 de onzekerheid zou wegnemen over de behandeling van financieel jaarverslagen over de periode die in december 2007 afloopt.
Ik wil benadrukken dat we de zorgen niet genegeerd hebben die werden uitgesproken over de invoering van de zogeheten “managementbenadering”, waarin managers meer ruimte krijgen dan bij de bestaande standaard, als het gaat om het leveren van gesegmenteerde informatie. Sommige kiezers maakten zich zorgen dat het in de IFRS 8 ontbreekt aan strenge eisen voor gedetailleerde geografische informatie, omdat er volgens hen niet gevraagd wordt naar voldoende gedetailleerde informatie per land. Uit discussies met kiezers kwam echter naar voren, dat verwacht wordt dat IFRS 8 juist een verbetering betekent van dit soort informatie. Bovendien kunnen bepaalde zorgen op dit gebied onzes inziens, en volgens de meeste respondenten uit onze consultatie, niet opgelost worden door een standaard voor jaarrekeningen met betrekking tot gesegmenteerde informatie. Dit kan beter worden aangepakt door het verder ontwikkelen van een kader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
We waren en zijn het erover eens dat de IFRS 8 niet alleen dient te worden aangenomen om aansluiting te vinden, maar we denken wel dat het van essentieel belang is, deze kwestie te zien in een bredere context: de Europese Unie neemt een set standaarden aan die feitelijk mondiaal zijn. Een aantal jaren geleden waren we het er allemaal over eens dat Europa niet moest kiezen voor een eigen set standaarden, maar beter de ontwikkeling kon ondersteunen en bevorderen van een mondiale set standaarden van hoge kwaliteit, zoals IFRS.
We werken aan de verbetering van het bestuur van de IASB. Op 7 november hebben de Europese Commissie, de US Securities en Exchange Commission en het Japanse Financial Services Agency een gezamenlijke verklaring opgesteld, waarin zij bekend maakten overeengekomen te zijn bepaalde veranderingen na te streven om het institutionele kader van de International Accounting Standards Committee Foundation (IASCF) te versterken. Deze veranderingen zijn bedoeld om de verantwoordingsplicht van de trustees van de Foundation te vergroten, met name door het huidige systeem van coöptatie bij de benoeming van trustees te vervangen door een procedure waarbij overheidsinstanties eindverantwoordelijk zijn voor de benoeming van trustees.
In deze gezamenlijke verklaring wordt ook het belang onderkend van een verdere verbetering van de procedures van de IASB, onder andere door het uitvoeren van effectbeoordelingen. Deze overeenkomst biedt een stevige basis om tegemoet te komen aan de zorgen die dit Parlement heeft uitgesproken. Ook gaat deze in op de kwesties die naar voren kwamen in de twee monitoring verslagen van de Commissie aan ECOFIN over het bestuur van de IASB. We zullen met de IASCF en de internationale partners samenwerken om in de komende maanden meer gedetailleerde voorstellen uit te werken. We blijven tijdens dit hele proces natuurlijk intensief met het Europees Parlement communiceren. Ik vertrouw erop, dat dit proces ertoe zal leiden dat de standaarden aansluiten op de Europese behoeften en makkelijk te accepteren en uit te voeren zijn door alle belanghebbenden in de EU en ook wereldwijd.
Ik ga afronden. Het is om twee redenen van belang dat de IFRS 8 snel wordt ingevoerd. Het zal de kwaliteit van de financiële informatie verbeteren en het zal alle marktdeelnemers zekerheid verschaffen. De discussies van de afgelopen maanden hebben uitgewezen dat een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement bij het goedkeuringsproces nodig is. De Commissie zal er ook met de IASB en de IASCF en met onze internationale partners voor blijven zorgen dat er over het proces van het ontwikkelen van internationale standaarden voor jaarverslagen volledige verantwoording wordt afgelegd en dat het proces transparant blijft en beantwoordt aan de behoeften van de Europese belanghebbenden.
Alexander Radwan, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE)Voorzitter, commissaris, het IFRS 8-processtaat symbool voor waar wij op dit moment staan op het gebied van de tenuitvoerlegging en de goedkeuring van IFRS in Europa. Ik wil bij voorbaat heel duidelijk zeggen tegen degenen die wellicht altijd het tegenovergestelde verwachten van het Parlement, dat de meerderheid van het Europees Parlementvoor IFRS is, voor een wereldwijde norm, en hierbij dezelfde weg wil nemen, de juiste weg.
We zouden dit IFRS-proces moeten bestuderen, met name wat de vraag betreft of alles wel goed loopt op dit moment: de Commissielegthet Europees Parlementeen norm voor met een korte termijn, de Commissie en de industrie worden verwacht deze relatief snel in te voeren, de druk van de industrie wordt steeds groter en degenen die de plicht hebben de norm te motiveren aan de burgers krijgen geen kans zich er een mening over te vormen.
De Commissie heeft een passend tijdpad voorgeschreven, maar we zullen het eens goed moeten hebben over wat er nu is gebeurd, aangezien de implementatiefase nu achteraf wordt uitgesteld. Om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt, is het essentieel dat de wetgevingsorganen, zoals het Europees Parlement, op tijd over het werk worden geïnformeerd. Ik ben verheugd over de aankondiging die vorige week door de Commissie, het SSI, de Japanners en IOSCO is gedaan. Wat de IFRS-organisatie vervolgens presenteerde – over het zelf zorgen voor goed bestuur – is een juiste stap in de richting van passende legitimatie en bestuur die al veel eerder genomen had moeten worden. Wij, het Europees Parlement, moeten er vooral op letten of de democratische spelregels worden gerespecteerd.
Dat betekent niet dat het Europees Parlementdirect betrokken moet zijn, maar alleen als het proces correct werkt kunnen we ervoor zorgen dat het in de toekomst optimaal functioneert wanneer de verschillende normen ten uitvoer worden gelegd – en in de toekomst moeten wij over elke norm apart worden geraadpleegd.
Sharon Bowles, namens de ALDE-Fractie.−(EN) Voorzitter, de IFRS 8-standaard kan door onze bedrijven gebruikt worden als standaard voor het lopende boekjaar en een einde maken aan de onzekerheid.
Dankzij de managementbenadering zullen onze bedrijven openbare verslagen kunnen publiceren met dezelfde structuur die intern gebruikt wordt, waardoor de rapportagelast vermindert. Gebruikers krijgen toegang tot informatie die tot nu toe intern gehouden werd. De IFRS 8 is dus een vooruitgang voor zowel bedrijven als investeerders.
Ik heb echter enige zorg omtrent de effectbeoordeling, die overeenkomt met waarover ik eerder gesproken heb. De respondenten zijn deze keer voornamelijk producenten en niet gebruikers en voor gebruikers waren er geen vragen over vergelijkbaarheid. Er moet wellicht een proactievere aanpak gehanteerd worden met betrekking tot effectbeoordelingen in zijn algemeenheid en het zal in dit geval zeker niet geholpen hebben, dat de belangrijkste vragen niet aan een van de gewenste respondentgroepen gesteld zijn.
Verder vormen enkele van de verantwoordingen in het verslag geen echte verantwoording. Ik vind het er zelfs meer naar uitzien dat deze documenten vooraf geschreven zijn in de hoop dat er op de vergadering een overeenkomst bereikt kan worden.
Ik ben daar erg Brits in en ik heb liever dat mijn notulen en antwoorden en verslagen eruit zien alsof ze na de gebeurtenis zijn opgesteld.
Ik betreur het dat de Europese bedrijven hebben moeten wachten op onze steun voor de standaard, maar het kan niet zo zijn dat het Parlement op goed vertrouwen zijn instemming moet geven, zonder dat er de tijd en de juiste informatie is om een goede afweging te maken.
Ik ben echter blij dat er de laatste tijd een betere samenwerking is en ik hoop dat dat zo doorgaat.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE).-(EN) Voorzitter, het belang van goede standaarden voor jaarrekeningen kan niet teveel benadrukt worden. In de wereld van vandaag is er een groeiende behoefte aan duidelijke, vergelijkbare en toereikende informatie voor investeerders en er is eveneens behoefte aan, dat de bedrijfsvoering ondersteund wordt door de kosten voor naleving van regelgeving terug te dringen.
Ik ben het dan ook met mijn collega’s eens dat voorzichtigheid in deze geboden is. We moeten dit soort besluiten niet licht nemen en ben echt van mening dat het van groot belang is wat mijn collega’s zeggen, namelijk dat een tijdige effectbeoordeling een belangrijk instrument is om evenwichtige oplossingen te vinden en ervoor te zorgen dat er rekening gehouden wordt met belanghebbenden en hun meningen.
Het Parlement dient uiteraard volledig op de hoogte gehouden te worden. Minstens zo belangrijk is, dat het bestuur van de EASB geëvalueerd en verbeterd wordt, zodat regelgevende instanties het proces van het stellen van de standaard en het resultaat ervan kunnen ondersteunen. Het is tenslotte het enige lichaam dat we hebben dat een grensoverschrijdende standaard voor jaarrekeningen kan ontwikkelen.
Het proces is dus niet echt perfect verlopen, maar we moeten hierdoor ons werk aan het dichten van de kloof tussen ons en onze economische partners niet laten uitstellen. In de wereld van vandaag is er een veel grotere interconnectie en we hebben er belang bij dat het zo soepel mogelijk functioneert. Compatibele standaarden zijn daarbij van essentieel belang.
Beide partijen in de Transatlantische Economische Raad vinden het van groot belang dat dit gaat werken en IFRS-standaarden en jaarrekeningen zijn een belangrijk instrument voor de wederzijdse erkenning van standaarden.
De IASB is de beste manier die we daar momenteel voor hebben. De Europese belanghebbenden moeten erbij betrokken worden en het functioneren van de IFRS moet gemonitord worden. Het kan en moet ook gewijzigd worden om politieke fouten te corrigeren, als we fouten maken. Democratie heeft tijd nodig, dat weten we, maar soms moeten fouten hersteld worden. Veel van mijn collega’s hebben aangegeven dat het heel belangrijk was dat het Parlement enkele zorgen te berde heeft kunnen brengen en verbeteringen heeft kunnen aanbrengen in het proces.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.
24. Samenstelling fracties: zie notulen
25. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
26. Sluiting van de vergadering
De Voorzitter. – Rest mij nog de laatste overgebleven zes leden, onze moedige twee bezoekers op de galerij, de ongeveer 15 ambtenaren en onze 69 tolken – er zijn meer tolken dan alle overige aanwezigen samen – te bedanken voor hun aanwezigheid.