De Voorzitter . – Aan de orde is het gecombineerde debat over:
– het verslag van Raimon Obiols i Germà en Charles Tannock, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid (2007/2088(INI)); en
– de verklaringen van Raad en Commissie over de situatie in Georgië.
Raimon Obiols i Germà (PSE), rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik heb de rol van co-rapporteur van dit verslag geërfd van onze collega de heer Beglitis, die nu lid van het Griekse parlement is. Dat deed ik met enige vrees, maar ik kan nu zeggen dat ik heel tevreden ben met het bereikte resultaat. Ten eerste dankzij de goede werkrelatie met mijn co-rapporteur de heer Tannock, ten tweede omdat ik de gelegenheid heb gehad te werken met een groep bijzonder competente assistenten en ambtenaren en tot slot omdat er bij het opstellen van het verslag een hoog niveau van consensus is bereikt.
Het was ook mogelijk de meeste amendementen te aanvaarden, die eveneens in een geest van overeenstemming werden ingediend, en ik vind de uitkomst bevredigend.
Het verslag steunt het stuk van de Commissie van december 2006 over de evaluatie en toekomstige ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid en met betrekking tot de bereikte consensus kunnen we op dit moment zeggen dat Parlement en Commissie dezelfde visie hebben, de gedachte dat het Europese continent en het Middellandse Zeegebied van elkaar afhankelijke realiteiten zijn die niet afzonderlijk kunnen worden beschouwd en dat het nabuurschapsbeleid nieuwe kanalen voor relaties en samenwerking opent met samenlevingen die voor dezelfde uitdagingen en problemen staan en bovendien belangrijke kansen op gezamenlijke vooruitgang biedt.
Het verslag noemt een aantal aspecten die het Europees nabuurschapsbeleid zo sterk en ambitieus mogelijk kunnen maken. Ik zal er in het kort vijf langslopen.
Ten eerste het principe van een breed beleidsschema in een kader van differentiatie, een principe van differentiatie, zodat het Europees nabuurschapsbeleid niet wordt gezien als een gestandaardiseerde, mechanische routine, maar als het middel waarmee de Europese Unie de relaties met haar nabuurlanden kan organiseren terwijl ze flexibel genoeg blijft om met succes op verschillende situatie te kunnen reageren.
Ten tweede de idee van een evenwicht tussen de landen in het oosten en die in het zuiden. We moeten niet de ene kant meer prioriteit geven dan de andere, maar te allen tijde een geheel evenwichtige benadering hanteren.
Ten derde de idee van het versterken, het gebruiken van het nabuurschapsbeleid, de structuur van het Euro-mediterrane beleid, het aspect waaraan ik het meest gewerkt heb in dit verslag. Dat betekent niet dat er soorten beleid gestapeld worden en een te ingewikkeld kader wordt opgebouwd, maar dat er synergieën worden gecreëerd, zodat het Europees nabuurschapsbeleid de versterking kan betekenen van de algemene structuur van het partnerschapsbeleid of de Euro-mediterrane associatie.
Ten vierde de idee van een verschuiving van samenwerking naar integratie op alle terreinen waar dat mogelijk is. Dat zou betekenen dat de komende jaren die sectoren die er klaar voor zijn beleidsterreinen zouden delen om toenadering en synergieën in belangrijke sectoren als energie, vervoersnetwerken, interculturele dialoog, milieu of onderwijs te helpen ontwikkelen.
En tot slot, betrokkenheid, niet alleen van regeringsbeleid of parlementaire instituten maar ook, voor zover mogelijk, van vele andere actieve sectoren in betrokken civiele samenlevingen – hoe meer, hoe beter.
Met dat doel dient het Europees nabuurschapsbeleid ook het basisvraagstuk van communicatie en zichtbaarheid aan te pakken. Ik zou zeggen: de geschiedenis van het algemene beleid van Europa in verband met zijn buurlanden.
Ter afsluiting zou ik willen opmerken dat het op dit moment voor zijn eerste uitdaging van zichtbaarheid, van geschiedenis, staat met het voorstel voor een Mediterrane Unie dat de heer Sarkozy gisteren deed. Gisteren hebben we naar de Franse president geluisterd en ik vind dat hij een paar zeer positieve nuances aanbracht door op te merken dat zijn voorstel voor een Mediterrane Unie niemand uitsluit, ten eerste; ten tweede dat het moet worden toegevoegd aan het acquis van het Euro-mediterrane beleid; en ten derde dat het moet proberen verder dan dat te gaan.
Ik was het volledig eens met zijn idee het algemene politieke en institutionele kader van het Europees nabuurschapsbeleid te proberen te vereenvoudigen, in het bijzonder met betrekking tot het Middellandse Zeegebied.
Charles Tannock (PPE-DE), rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook graag als mederapporteurs van dit belangrijke verslag de heer Beglitis bedanken die nu Grieks parlementslid is in zijn nationale parlement, en zijn opvolger de heer Obiols i Germà voor de geweldige samenwerking over de partijgrenzen heen en de uiteindelijke consensus.
Het is vanzelfsprekend dat iedereen goede buren nodig heeft. In een onzekere en steeds veranderende wereld moet de EU met landen in haar periferie goede en waardevolle relaties ontwikkelen die zijn gebaseerd op veiligheid, stabiliteit en wederzijds voordeel voor allen.
Tot dusver bewijst het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) in dit proces een nuttig instrument te zijn, door een ring van vrienden te scheppen met het doel om te komen tot meer handel, reizen en politieke samenwerking, vooral in de strijd tegen terrorisme en mensensmokkel. Maar van zeer groot belang zijn natuurlijk als onze grootste prioriteit de gedeelde normen en waarden en in het bijzonder de versterking van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten.
Het ENB-beleid was misschien wat haastig ontwikkeld, moet ik tegen de Commissie zeggen. Sommigen zouden erop wijzen dat een allesomvattende regeling voor alle zuidelijke Europees-mediterrane en Oost-Europese landen en aan de zuidelijke Kaukasus grenzende buurlanden geen duurzame beleidsdenkbeeld voor het buitenlands beleid van de Europese Unie kan worden. Ons verslag accepteert niettemin volledig dat in de voorzienbare toekomst dit eenheidsbeleid een blijvend gegeven is en dat het Parlement zich hiermee bezighouden zoals het er nu uitziet.
Duidelijk is het natuurlijk dat Moldavië niet hetzelfde is Marokko. Landen in de zuidelijke dimensie zijn niet Europees en hebben daarom geen reëel vooruitzicht op het lidmaatschap van de EU. In het oosten, waar mijn deel van het verslag over gaat, zijn er naar mijn mening ten minste twee landen, de Oekraïne en Moldavië, die krachtens artikel 49 van het Verdrag van Maastricht mogen toetreden, aangezien zij onmiskenbaar Europees van aard zijn.
In zaken als visaverstrekking, overname en, de periode na Oekraïnes toelating tot de WTO – waarvan we hopen dat dit volgend jaar gebeurt – een omvangrijke EU vrijhandelsovereenkomst, wordt goede voortgang geboekt met een land als Oekraïne, en ik hoop dat dit proces ook kan worden uitgebreid tot Moldavië en te zijner tijd tot de andere zuidelijke Kaukasische landen.
Naar mijn mening moet het uiteindelijke doel van het ENB naar het oosten een visavrij verkeer zijn.
Het ENB draagt in het algemeen bij aan het consolideren van de wensen van deze landen en ze stevig te verankeren binnen de EU-instellingen. In het geval van Moldavië kan het ENB wellicht bewijzen een significante impuls te zijn voor de oplossing van de bevroren conflicten in Transnistrië. Deze Oost-Europese ENB-landen moeten via de Raad en Commissie van de EU ervan op aan kunnen dat het lidmaatschap uiteindelijk voor hen beschikbaar is en dat het ENB niet slechts een vertragingstactiek is om de ambities van het lidmaatschap van deze landen te frustreren.
Het verslag erkent ook het lijden van de bevolking van Wit-Rusland en de onverschrokkenheid van de democratische krachten in het land. We moeten klaar zijn als en wanneer het Lukashenko-regime uiteenvalt om Wit-Rusland opnieuw in het ENB welkom te heten en het land een Europees perspectief te geven.
Het verslag doet een voorstel voor de ontwikkeling van een gezamenlijke parlementaire vergadering van het Europees Parlement en de Oostelijke ENB-landen, voorlopig onder de naam “EURO-NEST”. Dit borduurt voort op het succes van soortgelijke structuren, zoals de Euromediterrane Parlementaire Vergadering, die al functioneert en voornamelijk de zuidelijke dimensie van de parlementaire samenwerking is van het ENB evenals het Barcelonaproces en de bekendere ACS-vergadering. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat EURO-NEST de democratische instellingen in de oostelijke ENB-landen zou kunnen versterken. Het zou het einde van het isolement van Wit-Rusland kunnen bespoedigen en bijvoorbeeld Azerbeidjaanse en Armeense parlementariërs in staat stellen het potentieel explosieve conflict Nagorno Karabach te bespreken, waar opnieuw een oorlog kan uitbreken gelet op het aantal petrodollars dat in de schatkist van de Azerbeidjaanse regering vloeit en de retoriek aan beide zijden van de grens.
De EU is zeer afhankelijk geworden van de Russische energiebronnen, dus zijn we het allemaal erover eens dat we alternatieve bronnen moeten ontwikkelen. Daarom kwam ons verslag toen het werd besproken in de commissie voor buitenlandse zaken, met het voorstel om Kazachstan te zijner tijd als mogelijkheid voor het ENB te bezien. Maar ik vrees te moeten opmerken dat die helaas niet langer door de meerderheid van de Fracties wordt gesteund, dus dit onderwerp zal morgen wel bij stemming uit het verslag worden gehaald. We zouden via dit proces toegang hebben kunnen krijgen tot de omvangrijke natuurlijke hulpbronnen van Kazachstan, terwijl de EU bij de hervormingen in dit uitgestrekte – geografisch gezien – seculiere land van strategisch belang zou hebben kunnen helpen. Als het op een dag dichter naar Rusland en China wordt getrokken – ik weet zeker dat dit de bedoeling is van beide machten – zullen we spijt hebben dat we zo’n ondoordachte beslissing hebben genomen door Kazachstan op afstand te houden.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, u wil ik in het bijzonder lof toezwaaien omdat u zo veel van uw tijd, werk, inzet en enthousiasme hebt gewijd aan het ontwikkelen en implementeren van het Europees nabuurschapsbeleid. Ik erken al die inzet, inspanning en moeite en moet u ermee complimenteren.
Dames en heren, het Europees nabuurschapsbeleid – dat ik verder kortweg als “ENB” zal aanduiden – is een essentieel beleid voor de EU.
Het ENB is een fundamenteel element van de architectuur van de betrekkingen van de Unie met de kring van landen die haar omringen. Stabiliteit, veiligheid en ontwikkeling zijn met elkaar verbonden processen. De betrekkingen tussen de Unie en haar buren moeten versterkt worden, zowel naar het oosten als naar het zuiden, zodat het ENB voorziet in een wereldwijd, enkelvoudig, alomvattend, evenwichtig en samenhangend beleidsnetwerk. Ondanks de specifieke aard en individualiteit van elk land en elke samenleving bestaan er gemeenschappelijke belangen en uitdagingen die we samen moeten aangaan.
Het feit dat we het ENB aan het versterken zijn, bewijst allereerst de pluspunten van dit beleid. We zijn alleen geïnteresseerd in het versterken en verdiepen van beleid dat succesvol is gebleken. We erkennen echter allemaal dat we moeten doorgaan met het verstevigen en versterken van het ENB. Sinds de Commissie eind vorig jaar haar voorstellen presenteerde, hebben de lidstaten een brede consensus bereikt over de noodzaak het ENB te versterken en de maatregelen die nodig zijn om dat te doen. In deze context zou ik namens de Raad de twee rapporteurs, de heer Tannock en de heer Obiols i Germà, willen danken voor hun uitstekende en uitputtende verslag.
De opvattingen van het Parlement zijn bijzonder belangrijk en waardevol, vooral voor het implementeren van het versterkte Europese nabuurschapsbeleid, en er zal rekening mee worden gehouden bij onze vorderingen. Zoals u weet, heeft het Duitse voorzitterschap een interimverslag gepresenteerd over het versterken van het ENB, dat in juni jongstleden werd gesteund door de Raad en de Europese Raad. De Raad van juni nam ook conclusies aan die de hoofdbeginselen van het ENB herhaalden. Ten eerste consolideert het ENB een strategie gebaseerd op partnerschap en samenwerking. Het is onze doelstelling onze nabuurlanden te helpen met moderniseren en hervormen. Met het oog op dit doel en op de effectiviteit van het versterkte ENB moet het door alle landen die lid zijn, worden gevolgd als onderdeel van een geprivilegieerd partnerschap met het oog op het uitvoeren van de noodzakelijke hervormingen. Het vanuit Brussel opleggen van een kalender met hervormingen is zeker niet de beste manier om resultaten te bereiken en daarom hebben we geluisterd naar wat de partnerlanden van het versterkte ENB willen.
Ten tweede is het een wereldwijd, enkelvoudig, alomvattend, evenwichtig en samenhangend beleidsnetwerk. De lidstaten gaan ermee akkoord dat het aanbod van intensievere betrekkingen voor alle partnerlanden geldt, terwijl er een algeheel evenwicht tussen het oosten en het zuiden wordt gehandhaafd.
Ten derde blijven de differentiatieaspecten, uitgestippeld naar aanleiding van de prestaties en hulp per maatregel, van wezenlijk belang in de betrekkingen van de EU met haar buurlanden. Het beleidskader van het ENB moet uiteraard voldoende flexibel blijven om rekening te houden met de behoeften van elke partner en met de mate waarin zij doeltreffend en zichtbaar vorderingen maken en willen maken op het hervormingspad. De steun van de EU dient daarom nog meer toegesneden te worden op de behoeften van de partners en hun prioriteiten zoals uiteengezet in de ENB-actieplannen.
Ten slotte blijft het Europees nabuurschapsbeleid los staan van het uitbreidingsproces en loopt het niet vooruit op mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de betrekkingen van partnerlanden met de EU. Deelname aan het ENB op zichzelf maakt het mogelijk nationale omvormingsprocessen te versterken in het belang van de burgers van onze partners, onafhankelijk van een perspectief van toetreding tot de EU. We moeten derhalve voorzichtig zijn en niet twee verschillende dingen samenvoegen.
Artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie stipuleert dat elke Europese staat die de beginselen van de rechtsstaat, vrijheid, democratie, respect voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden eerbiedigt, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Ieder verzoek om toetreding zal worden onderzocht overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.
Ik wil het nu hebben over het versterken van het ENB. Zoals u weet, is een van de centrale aspecten van het versterkte ENB het zo goed mogelijk benutten van de financiële gewicht van de Unie. De toename van de financiering voor partners onder het nieuwe Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument is reeds een teken van de intensievere inzet van de Unie. Om hervormingen nog meer aan te moedigen is er een bestuursfaciliteit gecreëerd, gebaseerd op objectieve en transparante toewijzingscriteria. Deze herfst zal voor het eerst via deze faciliteit financiering worden toegewezen. Ook aan het opzetten van de ENB-investeringsfaciliteit vordert het werk. Deze faciliteit is bestemd om het effect van de begrotingsbijdragen van de Unie te vergroten en grote donatiebronnen aan te helpen boren. Dit nieuwe mechanisme zal geheel compatibel zijn met bestaande financiële instrumenten, in het bijzonder de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit.
Om meer aanmoediging en steun te geven aan de hervorming van regelgeving en bestuur en aan het opbouwen van instellingen is het ons doel agentschappen en programma’s van de Gemeenschap voor ENB-landen open te stellen door middel van een geleidelijke aanpak. Er is op dit gebied al wat voortgang geboekt. De Commissie is met de eerste groep ENB-partners aan het onderhandelen over de noodzakelijke protocollen inzake de algemene principes voor deelname aan deze nieuwe Gemeenschapsprogramma’s. Israël, Marokko en Oekraïne zullen waarschijnlijk de eerste landen zijn die van deze maatregel profiteren.
Ik zou willen afsluiten met enige opmerkingen over wat wij als de centrale elementen van het versterkte ENB beschouwen. Eerst en vooral is een van zijn essentiële bestanddelen toegenomen economische integratie, die in het bijzonder moet worden bereikt door de geleidelijke aanname van alomvattende vrijhandelsakkoorden. Het openen van de onderhandelingen over dergelijke akkoorden moet echter worden voorafgegaan door toetreding van de partnerlanden tot de WTO.
Het is ook van wezenlijk belang de mobiliteit voor bepaalde categorieën mensen tussen de partnerlanden en de EU te faciliteren. Als een duidelijk en tastbaar signaal van de openheid van de Unie jegens haar buurlanden en in overeenstemming met haar gemeenschappelijke aanpak van visumfacilitering hebben wij visumfaciliterings- en overnameakkoorden gesloten met Oekraïne en Moldavië. We zullen het ook hebben over visumfacilitering voor bepaalde groepen mensen uit Oost-Europa, zodat ze kunnen deelnemen aan bijeenkomsten in verband met het ENB, voortbouwend op vergelijkbare maatregelen die sinds 2003 zijn toegepast op groepen burgers van de Euro-Medlanden.
Tot slot zou ik het willen hebben over de verplichting die we onlangs op ons hebben genomen in verband met de Zwarte Zee en landen in die regio. Het synergie-initiatief voor de Zwarte Zee stelt zich ten doel de samenwerking tussen de landen in de regio te versterken en de betrekkingen die de EU met de regio heeft op alle niveaus te verdiepen. In algemene bewoordingen is het Europees nabuurschapsbeleid in het belang van zowel de Unie als de partnerlanden. Het is nu tijd om er een aantrekkelijker, doeltreffender en geloofwaardiger beleid van te maken dat veiligheid en welvaart voor iedereen garandeert.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik beschouw het Europees nabuurschapsbeleid, over de intensivering waarvan wij vandaag discussiëren, als een centraal strategisch beleid en ik zou mijn oprechte dank aan de twee rapporteurs willen uitspreken voor hun verslag, een waarlijk belangrijk stuk dat ons ook verder zal helpen op de volgende etappe van het ENB.
We willen dit nabuurschapsbeleid natuurlijk gebruiken om onze stabiliteit te verbreiden en hervormingen aan te moedigen. Met het oog op de internationale uitdagingen waar Europa voor staat, is het welslagen van dit beleid niet alleen van vitaal belang voor onze welvaart, maar ook voor de welvaart, de stabiliteit en de veiligheid van zowel onszelf als onze buurlanden. Dat is de grondgedachte.
Ik dank u ook voor de centrale elementen die in het verslag worden ontwikkeld. Het is een gedifferentieerd beleid, een beleid dat een samenhangend politiek kader moet hebben. Het is een beleid dat ook is ontworpen om synergie binnen een regionale structuur te genereren – Zwarte Zeesynergie in het ene gebied en het Euro-mediterrane partnerschap in het andere. Het is een beleid, gebaseerd op erkenning van de noodzaak bepaalde sectoren te ondersteunen. Het implementeren en verder intensiveren van het nabuurschapsbeleid is derhalve een absolute prioriteit. Ik ben dan ook dankbaar voor de steun van het Parlement, die van wezenlijk belang is.
De resultaten van de grote conferentie over het Europees nabuurschapsbeleid van 3 september laten ook zien dat onze partners en onze lidstaten het nu volledig eens zijn met deze prioritering. De conferentie was een werkelijk succes, omdat ze al onze ENB-partners en alle lidstaten voor het eerst samenbracht, samen met vertegenwoordigers van verschillende autoriteiten en van de civiele samenleving. Er kwam een duidelijke consensus tevoorschijn over de voornaamste prioriteiten van het nabuurschapsbeleid, van economische integratie tot grotere mobiliteit en van energiebeleid tot politieke samenwerking.
Het Parlement kan in het bijzonder een prominente en belangrijke rol spelen op het gebied van de politieke samenwerking en natuurlijk bent u ook een katalysator voor de ontwikkeling van democratie, voor mensenrechten en voor hervormingen die leiden tot het vestigen van een rechtsstaat – zaken waaraan wij hier uiteraard het allergrootste belang hechten en die als kompas van het nabuurschapsbeleid fungeren. Het nabuurschapsbeleid levert ook al duidelijke resultaten op. We hoeven alleen maar te bedenken hoezeer we onze samenwerking met Oekraïne in het ENB-kader hebben geïntensiveerd sinds de Oranjerevolutie. Het feit dat Oekraïne nu voor de tweede keer vrije en eerlijke verkiezingen heeft gehouden, vormt zonder twijfel een succes. Ik hoop dat de politieke leiders in Kiev nu de vaart van de afgelopen weken weten te behouden.
We zullen ook met u blijven werken aan de implementatie van grote hervormingen, met de hulp van het substantiële ENB-actieplan. Er zijn onderhandelingen gaande over een verbeterde overeenkomst die, zoals u beseft, bedoeld is om Oekraïne zo dicht mogelijk bij de Europese Unie te brengen.
We zullen natuurlijk de toetreding van Oekraïne tot de WTO blijven steunen, zodat we een alomvattend vrijhandelsgebied kunnen instellen, en we hebben – zoals u weet – al een visumfaciliteringsakkoord met Oekraïne gesloten en hopen dat we dat binnenkort ook met de Republiek Moldavië kunnen doen, waarbij elk van deze akkoorden vergezeld gaat van een akkoord over overname.
Ook Marokko is een enthousiaste begunstigde van dit nabuurschapsbeleid en gebruikt het heel handig als motor voor de modernisering, wat precies is wat we wilden bereiken. We hebben heel duidelijk onze waardering laten blijken voor Marokko’s vooruitgang op basis van zijn gedetailleerde interne hervormingsprogramma en de nieuwe luchtvaartovereenkomst en Marokko’s nauwe samenwerking met de EU op energiegebied zijn goede voorbeelden van vruchtbare samenwerking.
Vorige week nog was ik in Rabat voor besprekingen, waarbij ik ook verdere voortgang heb geïnitieerd inzake het proces van gezamenlijke reflectie waaraan we in juli begonnen met het oog op het tegemoetkomen aan Marokko’s verzoek om een gevorderde status in het ENB-kader. Ik heb er vertrouwen in dat we in de tweede helft van volgend jaar passende voorstellen kunnen presenteren over een nieuwe en gevorderde vorm van associatie.
Het nabuurschapsbeleid werkt dus. Maar we moeten natuurlijk nog verder gaan in onze inspanningen om het nog beter, nog doeltreffender en nog omvattender te maken. Afgelopen december heeft de Commissie aanbevelingen gepubliceerd over manieren om het ENB te versterken, die onze fungerend voorzitter van de Raad al heeft gepresenteerd. Ik ben van mening dat we een paar heel belangrijke stappen hebben gezet. Onze oostelijke partners ontbrak het bijvoorbeeld aan een regionale dimensie, maar nu hebben we het Zwarte Zeesynergieprogramma gelanceerd als een op maat gesneden proces voor het oosten. Het geeft het oosten wat het zuiden al lang bezit in de vorm van het Euro-mediterrane partnerschap en de eerste vergadering in het kader van de Zwarte Zeesynergie zal in 2008 plaatsvinden.
We hebben ook voortgang geboekt in de richting van het openstellen van programma’s en agentschappen van de Gemeenschap voor onze nabuurlanden. Dit jaar zullen we ook de eerste toekenningen doen uit de nieuwe bestuursfaciliteit, waarmee we demonstreren dat we meer kunnen en willen bieden aan die partners die blijk geven van echte hervormingsijver.
Bovendien zullen we vóór het einde van het jaar de Nabuurschapsinvesteringsfaciliteit hebben opgericht. Het doel daarvan is fondsen voor het nabuurschapsbeleid te helpen mobiliseren bovenop ons normale budget, in de eerste plaats om het mogelijk te maken grootschalige projecten te financieren op terreinen als energie en vervoer.
Ik geloof wel degelijk dat we op een paar successen kunnen bogen, maar we hebben nu uw blijvende steun en die van de lidstaten nodig om ons in staat te stellen verdere verbeteringen aan te brengen en verdere stappen te zetten. Ik denk dan voornamelijk aan nauwere economische integratie en aan intensievere vrije handel met onze partners. Hun integratie in de interne markt van de EU is uiteraard een zeer krachtige hefboom voor hervormingen. Om deze reden moeten we ook geleidelijk onze markt openstellen, zelfs voor wat we noemen gevoelige landbouwgoederen en diensten, waarin onze partners bepaalde concurrentievoordelen hebben. Dat betekent dat we onszelf ook moeten afvragen of we daartoe bereid zijn.
Het tweede waaraan ik denk, zijn verdere visumfaciliteringsmaatregelen, die dringend nodig zijn om de contacten tussen mensen in verschillende landen te vergemakkelijken. Zulke maatregelen kunnen vaak worden genomen binnen de bestaande regels, vooropgesteld dat er genoeg politieke wil is om de beschikbare reikwijdte te benutten, en we moeten de politieke dimensie van het nabuurschapsbeleid blijven ontwikkelen. Dit heeft betrekking op de bevroren conflicten die we in de partnerlanden aan onze oostelijke grenzen zien, conflicten die de voortgang van onze nabuurlanden in de richting van hervormingen ernstig hinderen en in sommige gevallen onze eigen veiligheid bedreigen.
Om deze reden moet het nabuurschapsbeleid bijdragen aan het scheppen van het goede klimaat voor het oplossen van conflicten zoals dat in de zuidelijke Kaukasus.
In het Middellandse Zeegebied zal ik natuurlijk blijven aandringen op voortgang in het Midden-Oosten, met name in het kader van het kwartet, en ik hoop ten zeerste dat de ontmoeting in Annapolis en de daarop volgende donorenconferentie in Parijs werkelijkheid zullen worden, zodat er verdere werkelijke vooruitgang kan worden geboekt in het Midden-Oosten.
We zijn ook bereid de partijen in het conflict in de westelijke Sahara te helpen bij hun zoektocht naar een langetermijnoplossing. De komende tijd zal ons nabuurschapsbeleid zich sterk op praktisch implementatie richten. We moeten de rijen sluiten om de hervormingsdynamiek die zich bij onze partners heeft ontwikkeld te handhaven en te intensiveren.
Volgende maand zal de Commissie nog een verklaring over het nabuurschapsbeleid aannemen, waarin we de stappen zullen schetsen die de EU moet zetten om in 2008 meer tastbare resultaten te behalen; met andere woorden, onze eigen bijdrage. In april zullen we dan de voortgangsrapporten per land presenteren, waarin we zullen analyseren op welke punten onze buurlanden de implementatie van de actieplannen verder kunnen verbeteren.
Begin december zullen er een paar fundamentele vragen moeten worden gesteld, bijvoorbeeld of de Commissie zich ten volle bewust is van de uiteenlopende vermogens en doelen van de individuele buurlanden. Zoals ik al zei, kunnen we echter veel vooruitgang boeken op basis van deze gedifferentieerde aanpak.
Het lijkt mij dat er ook belang moet worden gehecht aan het concept van eigendom en het lokale potentieel om het eigendomsbeginsel in de praktijk te brengen, evenals aan nog grotere betrokkenheid van de civiele samenleving, een terrein waarop we nog steeds veel meer zouden kunnen doen.
Laat ik niet vergeten een paar woorden toe te voegen over de gebeurtenissen in Georgië, die we samen hebben besproken. Ik wil slechts toevoegen dat we zeer verontrust zijn door de recentste ontwikkelingen in Georgië. We betreuren het excessieve gebruik van geweld door de Georgische staatsveiligheidsdienst bij het uit elkaar jagen van demonstraties en het sluiten van onafhankelijke televisiezenders.
Ik ben van mening dat we een onafhankelijk onderzoek naar deze incidenten nodig hebben. We blijven ook bezorgd over de voortdurende noodtoestand en de beperkingen van de vrijheid van de media, want het beknotten van grondwettelijke rechten en het sluiten van media-operatoren zijn draconische maatregelen die niet overeenstemmen met die democratische waarden die ten grondslag liggen aan onze bilaterale betrekkingen met Georgië en die Georgië beloofd heeft te handhaven. Wij verwachten derhalve dat deze maatregelen onmiddellijk worden opgeheven.
Aan de andere kant ben ik verheugd over de beslissing van president Saakasjvili op de datum voor de parlementsverkiezingen presidentsverkiezingen en een referendum te houden, waarmee hij tegemoetkomt aan de voornaamste eisen van de oppositie. Ik hoop dat dit de spanning zal helpen verlichten en ik doe een beroep op alle betrokkenen om de politieke meningsverschillen binnen de grenzen van het normale democratische proces te houden en van de straat terug te keren naar de onderhandelingstafel. We hebben de goede omstandigheden nodig voor een eerlijk en transparant verkiezingsproces.
Dat wilde ik nog even toevoegen. Neemt u mij niet kwalijk dat ik langer heb gesproken dan gebruikelijk, maar omdat ik bijzondere verantwoordelijkheid draag op basis van het adagium dat politiek over mensen gaat, zult u begrijpen dat deze dingen mij bijzonder na aan het hart liggen.
Tunne Kelam (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie regionale ontwikkeling is van mening dat een versterkt Europees nabuurschapsbeleid een belangrijk instrument is om onze buren meer vertrouwd te maken met onze Europese normen en waarden. Een efficiënt en open ENB kan een veelvoud aan stimulansen verschaffen voor het aanjagen van economische, juridische en sociale hervormingen in landen die grenzen aan de EU. Het is zeker waar dat het ENB niet gezien wordt als een rechtstreekse weg tot het EU-lidmaatschap. Het principe van de voorwaardelijkheid bij de aanpak van de EU moet echter een werkzaam mechanisme verschaffen ter stimulering van noodzakelijke economische en democratische veranderingen in onze partnerlanden overeenkomstig hun eigen bereidheid daartoe en de voortgang.
Het ENB kan alleen functioneren als tweerichtingsverkeer functioneren. Ik denk dat het ENB op politiek niveau ons een prachtige gelegenheid verschaft om een geregelde politieke dialoog te verdiepen met de landen die bereid zijn hun buitenlandse politieke standpunten met die van de EU op een lijn te brengen zoals de Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië en andere.
De Commissie regionale ontwikkeling benadrukt het cruciale belang van grensoverschrijdende en interregionale samenwerkingsprogramma’s bij de uitvoering van het ENB. Deze programma’s moeten zowel economische en ecologische aspecten als sociale en culturele aspecten bevatten.
Ik onderstreep nog een ander beginsel: het ENB moet niet beperkt zijn tot samenwerking tussen regeringen en instellingen. Maatschappelijke organisaties moeten erbij betrokken zijn en vooral uitwisselingen tussen burgers, NGO’s en plaatselijke autoriteiten moeten worden gestimuleerd. Daarom is het van belang de verschaffing van visa doelmatig te regelen voor lokaal grensverkeer en voor specifieke bevolkingsgroepen. We doen ook een oproep aam de Commissie om richtsnoeren te ontwikkelen voor lokale en regionale autoriteiten die een specifieke rol vervullen bij het uitvoeren van de actieplannen om het ENB verder te ontwikkelen.
Tot slot moet naar het oordeel van de Commissie regionale ontwikkeling het ENB ook samenwerking omvatten in het voorkomen van en het gezamenlijk optreden bij natuurrampen. We moedigen de lidstaten aan dit aspect op te nemen in de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s.
Adina-Ioana Vălean (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in deze tijden van globalisering en onzekerheid over de toekomst hebben onze buren behoefte aan duidelijke signalen van de Europese Unie. Ze moeten horen dat we hen als partners beschouwen. Ze moeten weten dat we hen steunen in hun overgang naar democratie en betere levensomstandigheden. Daarom ben ik blij met het voorstel van de Commissie over de versterking van het ENB door onze partners nieuwe stimulansen voor hervormingen aan te bieden.
Als rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken wil ik aandringen op het belang van het ENB als middel voor versterking van een gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid dat verder reikt dan onze grenzen. We kunnen het ons niet permitteren dat we onze buren bij de vraagstukken over veiligheid, georganiseerde misdaad en illegale immigratie er alleen voor laten staan. In de wereld van vandaag krijgt elk van deze verschijnselen een mondiaal effect en deze uitdagingen zijn onze uitdagingen. Het ENB is uiteindelijk een win-winbeleid. Het bouwen aan een gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is een wederzijds belang voor de EU en voor onze buren, een belang voor al onze mensen.
De Voorzitter. − Mij wordt verteld dat aan het voorzitterschap van de Raad niet was meegedeeld dat het debat een gecombineerd debat was over het Europees nabuurschapsbeleid en de situatie in Georgië.
Daarom zullen we de heer Lobo Antunes de gelegenheid geven nu, met de wisseling van spreker, over het tweede onderwerp te spreken.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik begreep echt niet waarom dit debat zowel over het nabuurschapsbeleid als over Georgië zou gaan. We hebben niet veel tijd, dus ik wil heel kort zeggen dat het voorzitterschap, zoals u weet, op 18 november jongstleden een verklaring heeft doen uitgaan waarin het zijn diepe bezorgdheid uitspreekt over de recente gebeurtenissen en Georgië en opriep tot een dialoog tussen de partijen en een zoektocht naar oplossingen voor de huidige crisis die geen inbreuk maakte op democratische principes en fundamentele rechten, namelijk de vrijheid van meningsuiting. Wij zouden ook willen benadrukken dat het essentieel is dat de regering van Georgië het vertrouwen in de legitimiteit van haar handelen herstelt en haar uiterste best doet om respect voor de beginselen van de democratie te waarborgen.
Vanuit ons standpunt blijft de huidige situatie een reden tot zorg, maar we zijn zeer verheugd over de aankondiging van het Georgische parlement dat de noodtoestand zal worden opgeheven op 16 november, overmorgen. We hopen dat dit daadwerkelijk zal plaatsvinden en dat het niet alleen bij een aankondiging blijft.
Dit is een belangrijke stap in de richting van het herstel van de democratische gang van zaken in Georgië, aangezien er voor de nabije toekomst presidentsverkiezingen zijn aangekondigd en alle democratische omstandigheden die voor het plaatsvinden van die verkiezingen nodig zijn, natuurlijk moeten worden gewaarborgd. We zijn ook verheugd dat er een dialoog tussen de autoriteiten en de oppositie is begonnen.
Ik kan u mededelen dat de Raad met Georgië bezig is en politieke en diplomatieke druk uitoefent om voor een snelle terugkeer naar de normale gang van zaken te zorgen. Onze speciale vertegenwoordiger voor de regio is actief en is op dit moment in Georgië. Ik kan u ook meedelen dat de situatie in Georgië op de agenda van de volgende Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen zal staan. Een week of drie geleden zat ik persoonlijk een Associatieraad tussen de Europese Unie en Georgië voor en kon ik de economische vooruitgang benadrukken die het land aan het maken was en met enige hoop verwijzen naar de democratische ontwikkelingen, die wij als positief beschouwden.
We hopen oprecht dat wat er nu in Georgië gebeurt, geen stap terug is, want dat zou natuurlijk zeer schadelijk zijn voor de positieve aspecten van zowel de politieke als de economische situatie, die wij bemoedigend vonden. Ik neem aan dat het Georgische volk en de Georgische autoriteiten dat beseffen. Een stap terug is noch mogelijk, noch aanvaardbaar.
Jacek Saryusz-Wolski, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, minister, ik zou het willen hebben over één aspect van het uitstekende verslag dat is opgesteld door onze collega’s de heren Tannock en Raimon Obiols i Germà. Dat is het idee van de Parlementaire Vergadering voor het Oostelijk Nabuurschap (EURO-NEST).
Het hoofddoel van EURO-NEST, zoals voorgesteld in het verslag, is het in de praktijk brengen van het idee op parlementair niveau een vriendenkring rond de EU te creëren en te zorgen dat die met elkaar bevriend raken. Dit ter aanvulling van het beleid van nabuurschap dat de uitvoerende lichamen van de EU volgen. EURO-NEST zou een parlementair forum zijn voor dialoog, de uitwisseling van ervaringen en multilaterale samenwerking. Het gaat niet alleen om het aanhalen van de banden tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen van Oekraïne, Moldavië, Azerbeidzjan, Armenië en Georgië, evenals met vertegenwoordigers van democratische krachten in Wit-Rusland. Voor ons is het belangrijkst dat onze buurlanden onderling een dialoog en samenwerking aangaan, dat ze elkaar beter leren kennen, vertrouwen in elkaar krijgen en profiteren van de beste voorbeelden van democratie, vrije meningsuiting en respect voor de mensenrechten.
Het concept van EURO-NEST werd gesteund door de meerderheid van de leden van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Ik zou hopen dat het ook de steun van het hele Parlement krijgt. Ik richt mij tot mijn collega’s van de Liberale Fractie, die amendement 5 hebben ingediend, dat voorstelde EURO-NEST te vervangen door de bestaande organisatie PABSEC. Ik zou willen zeggen dat de PABSEC, de Parlementaire Assemblee voor economische samenwerking tussen Zwarte Zeelanden, een totaal andere functie vervult. Eerst en vooral is er binnen die organisatie geen rol voor het Europees Parlement weggelegd. Ik dank mijn collega’s van de Socialistische Fractie voor hun begrip. De compromisformule die amendement 11 vervangt en de noodzaak van betere samenwerking tussen regeringen benadrukt, zal het mogelijk maken deze vorm van samenwerking op de goede manier af te bakenen.
Ik ben ervan overtuigd dat EURO-NEST een extra impuls zal geven aan het versterken van het partnerschap met onze oostelijke buren en een aanvulling zal zijn op de betrekkingen met onze zuidelijke buren als onderdeel van het Barcelonaproces. Het zal een teken zijn dat wij in het Europees Parlement onze buurlanden serieus nemen en een bewijs dat we de banden met onze oostelijke buren aanhalen, ongeacht scheidslijnen tussen partijen.
Marek Siwiec, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag dat voor ons ligt, staan een paar belangrijke stellingen en ze komen op het goede moment. De situatie in de landen waarover het verslag gaat (ik heb het vooral over het oostelijke gebied) is een heel dynamische, die vele nieuwe ervaringen met zich meebrengt, zoals te verwachten is. Het is heel goed dat Europese instellingen – de Commissie, de Raad en het Europees Parlement – met een gezamenlijke stem spreken, een stem die de functie weerspiegelt waarvoor de instellingen in het leven zijn geroepen, en ik zou de commissaris en de minister willen bedanken voor hun inleidende verklaringen. Ook dank ik de rapporteurs.
De Socialistische Fractie in het Europees Parlement steunt de ontwikkeling van een Europees nabuurschapsbeleid, een versterkt Europees nabuurschapbeleid, mits het voorzichtig en doeltreffend is. Tijdens het werk aan dit verslag hebben we veel overbodige meningsverschillen vermeden. We hebben een tamelijk onverstandige discussie vermeden over de vraag of nabuurschap met het oosten of nabuurschap met het zuiden belangrijker is. Dat is net zo iets als aan een kind vragen: “Van wie houd je het meest, van je mama of van je papa?” We hebben ieder overbodig debat vermeden over de vraag of een Europees nabuurschapsbeleid wel of niet de plaats inneemt van een beleid dat gericht is op uitbreiding van de EU. Ook dit zijn onwerkelijke dilemma’s, maar deze zaken zijn opgehelderd.
Een Europees nabuurschapsbeleid kan doeltreffend zijn als het gezamenlijk wordt uitgevoerd. “Gezamenlijk” betekent dat het wordt uitgevoerd door zowel de Europese Unie als belanghebbende landen. Het kan niet hetzelfde zijn voor elk land, omdat deze landen verschillende gradaties van democratie hebben en geïnteresseerd zijn in verschillende manieren van implementatie van dit beleid. Hoe delicaat dit is, hebt u zelf gezien aan de recente gebeurtenissen in Georgië, waarover zojuist is gesproken. Voldoening over nieuwe democratische verkiezingen in Oekraïne is vertroebeld door het feit dat dit de tweede keer in twee jaar was dat er in dat land verkiezingen werden gehouden. Gemengde voldoening, zouden we kunnen zeggen. Wat het oosten betreft, heeft ons beleid betrekking op een gebied dat voortdurend wordt getroebleerd door intriges die worden georganiseerd door de Russische Federatie, of dat nu duidelijk is of in het verborgene.
Tot slot, zoals de minister heeft gezegd, dit beleid kan alleen succesvol zijn als het wordt vergezeld door middelen, politieke wil, doeltreffend optreden en afwezigheid van naïviteit, vooral als het om het creëren van nieuwe instellingen gaat.
Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, nabuurschapsbeleid is een van de prioriteiten van het buitenlands beleid van de EU. Het Europees nabuurschapsbeleid maakt deel uit van het hogere doel vrede, stabiliteit en economische welvaart te bevorderen. De implementatie van het ENB vergt ook veel van de EU, omdat de strategische doelen van de 27 lidstaten compatibel moeten kunnen zijn. Het is belangrijk oost-westconfrontaties te vermijden, al hebben de lidstaten van de EU vanzelfsprekend verschillende prioriteiten wanneer het op samenwerking aankomt.
Samenwerking is in alle richtingen nodig. Aangezien alle EU-lidstaten en zestien partnerlanden erbij betrokken zijn, is het ook begrijpelijk dat mensen een heel onzeker voorgevoel over de ontwikkeling van dit beleid hebben wat betreft de vraag hoe verschillende partnerlanden bij de samenwerking kunnen worden betrokken. De kracht van het ENB schuilt echter in het feit dat het de EU van meer middelen voorziet om de partnerlanden te helpen dan het geval zou zijn als ieder land apart en vanuit heel andere invalshoeken werd benaderd. De omvattende benadering van het ENB zorgt er ook voor dat het EU-beleid niet afhankelijk is van de regionale en nationale voorkeuren van elk land om het voorzitterschap te bekleden.
Mijn fractie geeft haar volmondige steun aan de ontwikkeling van het ENB en de prioriteitsgebieden die de Commissie beklemtoont, namelijk economische integratie, de mobiliteit van mensen, energie (waaraan wij beslist de klimaatverandering zouden willen toevoegen) en financiële en technische hulp.
(Applaus)
Adam Bielan, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees nabuurschapsbeleid heeft tegelijk met de laatste uitbreiding van de EU meer vaart gekregen. Het helpt nu naburige regio’s aan te moedigen om zich in de richting van het Europese stelsel van waarden te bewegen. Het is de absolute voorwaarde voor het realiseren van doelstellingen die in het belang van beide partijen zijn, dat wil zeggen, een waarborg voor veiligheid en stabiliteit en het uitdragen van waarden als respect voor de mensenrechten en volledige democratie.
Tegelijkertijd is het binnen het kader van het Europees nabuurschapsbeleid de moeite waard de bijzondere betekenis en identiteit te benadrukken van landen zoals Oekraïne. Dit land zou een speciale status moeten hebben binnen de groep van in het ENB opgenomen landen en zou met voorrang moeten worden behandeld, in de eerste plaats vanwege zijn rol in Europa’s culturele erfenis en zijn historische banden met buurlanden. Het verlenen van een geprivilegieerde status aan Oekraïne is ook van bijzonder belang omdat dit land een centrale rol speelt bij het veiligstellen van stabiliteit en zekerheid op energiegebied voor de hele Europese Unie.
Het onderwerp van Oekraïne en het effenen van de weg voor zijn volledig lidmaatschap van de EU dient derhalve op individuele basis te worden overwogen, rekening houdend met het feit dat het Oekraïne is dat de voornaamste partner van de EU is in de Oost-Europese nabuurschap.
Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou om te beginnen willen zeggen dat ik het betreur dat dit een gecombineerd debat is, want de crisis in Georgië had een apart onderwerp van debat moeten zijn. Vorig weekeinde stuurde de Voorzitter van dit Huis mij naar Georgië. Ik ben net terug en ik had graag verslag willen uitbrengen van de gebeurtenissen daar en de verschillende ontmoetingen die ik heb gehad. Twee minuten zijn daarvoor helaas te kort.
Voordat ik over Georgië ga spreken, zou ik echter het nieuwste ENB-land willen verwelkomen, namelijk Mauritanië – een land dat ik onlangs heb bezocht als hoofd van onze waarnemingsmissie bij de verkiezingen daar.
Wat vandaag duidelijk is, is dat de ernstige crisis in Georgië ons Europees nabuurschapsbeleid duidelijk op de proef stelt. Kan dit nabuurschapsbeleid echt nuttig zijn? Het is nu gerechtvaardigd die vraag te stellen in het licht van de situatie in Georgië.
Wat ik u kan vertellen, collega’s, is dat de gemeenschappen in Georgië vier jaar na de vreedzame Rozenrevolutie werkelijk geschokt zijn door het geweld waar wij iets van op onze televisieschermen hebben gezien: het geweld tegen het volk van Georgië en het geweld dat werd gebruikt bij het sluiten van Imedi TV. Ze zijn geschokt omdat ze niet begrijpen wat er gaande is.
Daarom ben ik de Commissie dankbaar voor haar oproep aan de Georgische autoriteiten een onderzoek in te stellen – een onafhankelijk en transparant onderzoek – want mensen willen weten wat er precies is gebeurd en hoe.
Wij hebben het land bezocht en uiteraard twee versies van de gebeurtenissen te horen gekregen: de versie van de oppositie en die van de autoriteiten. Beide zijn toelaatbaar. Het is heel duidelijk dat er twee versies bestaan, maar mensen roepen om echte transparantie. Het is duidelijk dat we eraan moeten denken, zoals onze collega al heeft gezegd, dat Georgië kwetsbaar is – en dat weten we inderdaad – maar ook dat Georgië compromissen moet sluiten met een “grote broer” die voortdurend op de loer ligt om het te betrappen.
Wanneer de Georgische overheid onze aandacht vestigt op de alomtegenwoordigheid van Rusland, moeten we in ogenschouw nemen wat voor dingen er gebeuren. We kregen een voorbeeld met onze visumfaciliteringsregeling met Rusland, waar mensen uit Abchazië en Zuid-Ossetië van profiteren die een Russisch paspoort hebben, ook al zijn deze gebieden deel van het Georgisch grondgebied, wat Georgië in een lastige positie brengt.
Niets van dit alles is nieuw voor u, commissaris. Wat wij vandaag moeten eisen – naast het opheffen van de noodtoestand, uiteraard – is het onmiddellijke herstel van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media en natuurlijk, en dat is het belangrijkste, een garantie dat er vrije en transparante verkiezingen komen. Georgië is vandaag de dag in staat dergelijke verkiezingen te organiseren. Het bewees dat vorig jaar nog, toen het transparante, democratische plaatselijke verkiezingen hield, geheel in overeenstemming met de internationale normen. Het is nu tijd – en ik richt me hier tot de Raad, want ik geloof dat die wat hard is geweest tegen de Georgische autoriteiten – voor ons, met ons Europees nabuurschapsbeleid, te laten zien dat we nuttig kunnen zijn. Wij moeten de mensen van Georgië laten zien dat het ENB enige zin heeft. De Europese Unie moet hen niet in de steek laten. Dat is de boodschap die we heel duidelijk aan de Georgische autoriteiten moeten overbrengen.
Willy Meyer Pleite, namens de GUE/NGL-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, minister, eerst wil ik de heren Tannock en Obiols bedanken voor het presenteren van het verslag en u zonder omhaal meedelen dat mijn fractie kritisch is over de ontwikkeling en de benadering waarvoor wordt gekozen in het nabuurschapsbeleid.
Wij zijn kritisch omdat we in 2004, toen we een nabuurschapsbeleid instelden dat in wezen was gebaseerd op het bevorderen van de mensenrechten, specialistisch technisch advies, een beter evenwicht op het gebied van handel en mensen in migratiestromen, duidelijk kansen zagen ontstaan; er is echter geen twijfel over dat het er sinds de goedkeuring van het financiële instrument op lijkt dat we de indruk wekken dat we in principe geïnteresseerd zijn in het instellen van vrijhandelszones, vrijhandelsakkoorden en een ijzeren greep op de migratiestromen, terwijl we elke verwijzing naar het bevorderen van mensenrechten en de eis ze te respecteren achterwege laten.
Er zijn twee duidelijke voorbeelden in het westen en het zuiden, namelijk het conflict in de Sahara, waar mevrouw Ferrero-Waldner naar verwees, en het conflict met Israël of, om het anders te formuleren, de verantwoordelijkheid van Marokko en de staat Israël voor twee conflicten: de bezette gebieden van de westelijke Sahara en het Palestijnse conflict.
Ik geloof oprecht dat het nabuurschapsbeleid in die gebieden veel strenger zou moeten zijn tegenover die twee staten, om te zorgen dat ze eens en voor altijd hun verantwoordelijkheid aanvaarden voor conflicten die in het ene geval al bijna een eeuw duren en in het andere geval al veertig of vijftig jaar bestaan zonder te zijn opgelost.
Daarom geloven we dat we, vanuit dat standpunt bezien, graag hadden gewild dat de Europese Unie een veel rigoureuzer positie had ingenomen bij het vaststellen van het nabuurschapsbeleid.
Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag laat duidelijk zien hoe de eurofiele politieke elite hier volledig losstaat van de werkelijkheid en van de wensen van hun kiezers.
Het verslag pleit ervoor dat de verstrekking van visa dringend wordt verbeterd zodat het reizen vanuit niet-EU-landen eenvoudiger en minder belasten wordt. Dit is niet wat de meeste Londenaren willen. Zij willen het niet eenvoudiger voor mensen maken om naar Groot-Brittannië te komen: ze willen dit bemoeilijken. Ze willen meer selectie toepassen bij het uitnodigen van mensen om naar ons land te komen, niet dat het huidige opendeurbeleid wordt uitgebreid.
Het verslag anticipeert op de toelating van de Oekraïne tot de EU. De Oekraïne heeft 46 miljoen inwoners die als EU-burgers allemaal het recht zouden hebben om Groot-Brittannië binnen te komen. De meerheid van mijn kiezers willen niet dat nog meer miljoenen mensen het recht van toegang tot Groot-Brittannië krijgen. Zij willen niet nog meer ongedifferentieerde immigratie vanuit Oost-Europa. Er rijden al genoeg immigranten rond Londen die geen belasting te betalen en onverzekerd zijn; we hebben genoeg misdadigers, drugsdealers, oplichters, mensensmokkelaars en seksslavinnen.
Een ander bizar denkbeeld in dit verslag is de roep om een parlementaire vergadering van het EU-nabuurschap, een ander stokpaardje van politici, los van elke werkelijkheid, nog meer manieren om belastinggeld te verspillen. Deze politici zouden natuurlijk ruim voor hun inspanningen moeten worden beloond.
Het zal niemand verbazen dat een van de auteurs van dit verslag lid is van de Britse conservatieve partij, een partij die zich thuis als eurosceptisch voordoet, maar hier enthousiast eurofiel is. Het is geen wonder dat de heer Tannock in Londen bekend staat als het lid voor Oost-Europa.
Ik verzet mij met alle macht tegen dit soort beleid; het brengt schade toe aan de belangen van mijn kiezers. Daarom zal ik in 2009 in Londen worden herkozen en de heer Tannock misschien niet.
Philip Claeys (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in overweging C van het verslag staat dat het Europees nabuurschapsbeleid gescheiden dient te blijven van het uitbreidingsproces en dat de deelname voor de nabuurlanden in het oosten die duidelijk herkenbaar zijn als Europese landen, het perspectief op een mogelijk EU-lidmaatschap op langere termijn niet uitsluit. Om een of andere reden geldt die regel blijkbaar niet voor Turkije. Daar zien we juist het tegenovergestelde. Turkije is duidelijk herkenbaar als een niet-Europees land, maakt geen deel uit van het Europees nabuurschapsbeleid, maar heeft wel perspectief op EU-lidmaatschap.
Het is eigenlijk nooit duidelijk geweest waarom Turkije niet in het ENB opgenomen werd. De Commissie verklaarde bij de aanvang dat Turkije daar als kandidaat-lidstaat niet thuishoort. Dat is raar, want in andere gevallen wordt juist gesteld dat het nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsproces gescheiden moeten blijven. Voor Turkije geldt blijkbaar een sui generis-regeling.
Dit heeft alles te maken met ideologische verblinding, ben ik bevreesd. Zelfs indien men absoluut wil onderhandelen over de toetreding van Turkije, dan had men het land toch moeten opnemen in het Europees nabuurschapsbeleid, al was het maar uit voorzichtigheid. Stel dat de onderhandelingen stilgelegd moeten worden, wat in feite al lang had moeten gebeuren, dan had men Turkije onmiddellijk kunnen opvangen in een bestaande structuur. Dat is nu niet het geval, waardoor de zaken in de toekomst alleen maar moeilijker zullen worden.
Marek Siwiec (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, na de stemming van vandaag kwam ik erachter – en misschien was ik de enige die erachter kwam – dat de Fractie Identiteit, Traditie en Soevereiniteit ophield te bestaan op het moment dat de Voorzitter van het Parlement dit afkondigde. Ik merk echter op dat deze fractie volgens de debattenlijst nog bestaat, dus ik weet beslist niet zeker wie de vergissing heeft gemaakt: was het de heer McMillan-Scott toen hij afkondigde dat de fractie had opgehouden te bestaan, of degene die deze lijsten opstelt?
De Voorzitter. − Mijnheer Siwiec, het elektronische mechanisme is nog steeds niet bijgewerkt, maar de heer Claeys heeft niet gesproken namens een fractie die een paar uur geleden ophield te bestaan; hij sprak veeleer als niet-ingeschrevene.
Elmar Brok (PPE-DE). − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter, dames en heren, ik ben zeer verbaasd over de woorden van de heer Batten, die uit het kosmopolitische Verenigd Koninkrijk komt en hier niettemin bekrompen en xenofobe propaganda verspreidt met zijn valse aantijgingen. Dat heeft niets van doen met de trotse traditie van zijn grote land.
Het nabuurschapsbeleid is toch het voornaamste instrument voor buitenlands beleid geworden, nu we meer een consolidatiefase ingaan na de toetreding van in totaal twaalf landen. Om deze reden is het belangrijk dat het instrument van het ENB op een gepaste en geconcentreerde manier wordt gebruikt en dat is in sommige opzichten ook duidelijk wat er nu gebeurt.
Het nabuurschapsbeleid geeft ons ook een stevig instrument voor actieve betrokkenheid in zaken met betrekking tot het conflict in het Midden-Oosten, zoals commissaris Ferrero-Waldner aangaf. Ik geloof wel degelijk dat het opduiken van oplossingen in Georgië zo kort na de uitbarstingen van spanning en het feit dat er nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden, deels verband houden met de effecten van het Europese perspectief en het nabuurschapsbeleid en laten zien dat we hier op het goede spoor zitten. Het beleid geeft ons de middelen om over onze belangen te waken, banden te smeden, de belangen van onze partners te dienen en de ontwikkeling van mensenrechten en democratie te bevorderen.
Wanneer we het in deze context over Wit-Rusland hebben, commissaris, vind ik het interessant hoe we erin slagen een geschikte manier te vinden om de instrumenten voor mensenrechten en democratie met elkaar te verbinden in een situatie waarin het nabuurschapsinstrument nog niet hetzelfde effect kan hebben. Dat is een belangrijke oefening, die we het komend jaar moeten herhalen.
We hebben hier een oostelijk nabuurschapsbeleid en een zuidelijk nabuurschapsbeleid. Ze zijn allebei even belangrijk, maar de methode hoeft niet altijd dezelfde te zijn, omdat het oostelijke nabuurschapsbeleid ook die dimensie van het Europese perspectief heeft, wat betekent dat er verschillende vertrekpunten kunnen zijn en tot op zekere hoogte ook verschillende vooruitzichten. Een beleid dat te maken heeft met associatieovereenkomsten, met partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en met de doelstellingen een land als Oekraïne bij de WTO te krijgen en dan een vrijhandelsgebied te creëren – met stappen in de richting van een dergelijke ontwikkeling – lijkt mij een heel belangrijk instrument van vooruitgang.
Dit is een beleid van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het is geen zaak van de Centraal-Europese lidstaten alleen naar het oosten te kijken en van de Zuid-Europeanen naar het zuiden te kijken; de hele Europese Gemeenschap is verantwoordelijk voor beide delen. Om deze reden moet ik zeggen dat ik voorstellen zoals dat voor een Mediterrane Unie niet kan aanvaarden. Ik zou heel graag zien dat mensen in Spanje en Frankrijk zich bezighouden met Oekraïne en dat Zweden en Duitsers belangstelling hebben voor Marokko. Dat moet ons beleid zijn en niet een nieuwe opdeling van de Europese Unie.
(Applaus)
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Jan Marinus Wiersma (PSE). - (NL) Mijnheer de Voorzitter, laat ik om te beginnen het appel dat Elmar Brok zojuist tot ons allen richtte, namens mijn fractie van harte te ondersteunen. Blijkt nog maar eens hoe belangrijk het nabuurschapsbeleid voor het externe optreden van de Europese Unie is. We verwelkomen de plannen om het ENB te versterken, maar het ENB is daarmee geen afgerond hoofdstuk. De EU moet blijven zoeken naar manieren om het beleid effectiever te maken.
Differentiatie – anderen hebben het ook gezegd – is de sleutel tot het succes van het nabuurschapsbeleid. Het ENB geldt voor een enorm gebied, van Marokko tot Oekraïne. Europa heeft niet in al die landen dezelfde invloed en dezelfde aantrekkingskracht. De EU moet haar partnerlanden binnen het kader van het ENB, het samenwerkingsakkoord bieden dat past bij hun eigen ambities. Dat gegeven moet volgens ons in de prioriteitstelling door de Commissie tot uiting komen.
De Europese aspiraties van Georgië zijn anders dan die van Azerbeidzjan. Tunesië is voor de EU niet van even groot belang als Oekraïne en Libanon heeft niet hetzelfde gewicht als Marokko. Vandaar het belang om goed naar elk land afzonderlijk te kijken.
We moeten ons kunnen concentreren op die landen waar de kerndoelstelling van het ENB, buurlanden dichter bij Europa brengen, het meest binnen handbereik ligt.
In het verslag wordt ook gesproken over de oostelijke buren van de ENB-landen. We vinden het een goed idee binnen de recent aangenomen Centraal-Azië-strategie te streven naar hechte relaties met de landen in kwestie. Daarbij zou zeker gebruik kunnen worden gemaakt van de ervaringen die de Europese Unie met het nabuurschapsbeleid heeft opgedaan.
We steunen echter niet het idee landen uit die regio een status te bieden als ENB-land. Beter is het ons te concentreren op een samenhangende benadering van Centraal-Azië dan bepaalde landen met de haren bij het ENB te slepen.
Tenslotte heeft het versterken van de parlementaire samenwerking met de oostelijke ENB-landen alleen nut, als dit gepaard gaat met multilaterale samenwerking tussen de regeringen in de regio. Als er een parlementaire vergadering zou komen, dan moet er ook een ministersvergadering zijn, zoals dat ook geldt voor andere regio’s waarbij we zo’n parlementaire assemblee in het leven hebben geroepen. Wat ons betreft zou zo’n parlementaire assemblee er alleen mogen komen, als de Raad en de Commissie ook een intergouvernementele tegenhanger creëren.
Lydie Polfer (ALDE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur over de zuidelijke Kaukasus wil ik de gelegenheid van dit verslag van de heren Tannock en Obiols i Germà – die ik overigens complimenteer met hun werk – benutten om u over mijn indrukken van de situatie in Georgië te vertellen, gebaseerd op het bezoek dat ik aan het land bracht op 5 november, op het hoogtepunt van de demonstraties.
Ik constateerde dat het een heel complexe situatie was. De grote hervormingen die waren ondernomen, waren aan de ene kant indrukwekkend, met name in verband met de economie en het bestrijden van corruptie; aan de andere kant moeten we ook denken aan het moeilijke sociale klimaat, met heel hoge werkloosheidscijfers en eenderde van de bevolking die onder de armoedegrens leeft.
Het opvallendste is het zeer gespannen, ja agressieve politieke klimaat, waarbij de oppositie zeer ernstige beschuldigingen tegen de president uit en dan overgaat tot openbare herroepingen die gewoon meer vragen oproepen. De regering reageert met herhaalde beschuldigingen van buitenlandse (dat wil zeggen Russische) bemoeienis en laat videobeelden zien om die beweringen te staven. De gebeurtenissen van 7 november – het uitroepen van de noodtoestand, het gewelddadige politieoptreden tegen demonstranten en het sluiten van de televisiezender – onderstreepten de bijzonder zorgelijke aard van de situatie. Uiteraard passen acties als deze niet goed in het traditionele Europese kader van waarden die zijn geworteld in de rechtsstaat en de grondrechten en moeten ze worden uitgelegd.
We moeten hopen dat de op 5 januari geplande presidentsverkiezingen het mogelijk zullen maken dat het democratische debat weer op de voorgrond treedt. Het zal aan het Georgische volk zijn te beslissen wat geruchten zijn en wat feiten en of het zich concentreert op zijn teleurstellingen of op de uitdagingen in het verschiet. Het is echter aan ons hen aan te moedigen en te helpen bij het organiseren van werkelijk democratische, correct gehouden verkiezingen, in overeenstemming met de internationale normen. De geloofwaardigheid en de stabiliteit van de democratie in Georgië staan op het spel.
Inese Vaidere (UEN). – (LV) Dames en heren, na de Rozenrevolutie heeft Georgië laten zien dat het de Europese waarden wilde onderschrijven. Het verwachtte van ons begrip en tact. Helaas hebben we deze wens compleet genegeerd. Vorig jaar heb ik opgeroepen tot het vervangen van GOS-vredestroepen door een internationale vredesmacht. Ik heb voorgesteld de legaliteit te onderzoeken van het verstrekken van Russische paspoorten in Abchazië en Zuid-Ossetië, dat de nationale samenstelling van de Georgische bevolking verandert. Ik heb voorgesteld dat de Commissie en de Raad dezelfde visumfacilitering voor Georgië zouden invoeren die nu in Rusland van toepassing is. Al deze oproepen tot actievere betrokkenheid bij het oplossen van de problemen van Georgië waren echter aan dovemansoren gericht. Deze onverschilligheid heeft veel aan de huidige situatie bijgedragen. De weg van democratisering en hervorming voert vaak langs interne politieke crises, vooral in deze situatie, waar ze voortkomen uit een groot buurland. De Europese Unie moet naar Georgië luisteren en moet haar solidariteit laten zien, niet alleen in woorden, maar ook in daden. Dank u.
Tobias Pflüger (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het officiële doel van het Europees nabuurschapsbeleid is het creëren van, en ik citeer, “een ring van welvaart, stabiliteit en veiligheid” rond de EU. Er wordt een zeer grote som geld aan besteed – 12 miljard euro over de periode van 2007 tot 2013. Met welk doel? Er is veel gepraat over mensenrechten, maar het gaat eigenlijk om het opkomen voor de belangen van de EU. Er is bijvoorbeeld sprake van het instellen van een vrijhandelszone. Ik vraag u: wie profiteert daarvan?
Er is veel te doen over het beschermen van grenzen en het beheersen van migratie. In het bijzonder zegt het verslag, als ik er delen uit mag citeren, dat het Parlement “de noodzaak [benadrukt] om de ENB-landen beter in staat te stellen migratiestromen te beheersen, onwettige immigratie daadwerkelijk te bestrijden, (...) intensiever samen te werken in de strijd tegen (...) terrorisme [en] (...) de betrokkenheid [steunt] van de nabuurlanden bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) en de Europese Politiedienst (Europol).” Dit zijn dingen die wij niet steunen en dus, zoals mijn collega Willy Meyer-Pleite al zei, zal onze fractie niet voor het verslag stemmen.
Bastiaan Belder (IND/DEM). - (NL) Mijnheer de Voorzitter, het engagement van de Commissie ten aanzien van de staat Israël in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, spreekt mij zeer aan. Gisteren nog gaf de Commissie daarvan hier ter plekke blijk in de persoon van haar prominente vertegenwoordiger dr. Andreas Eldina.
Mevrouw de commissaris, ga zo door. Ik weet me gesteund door onze co-rapporteur, collega Tannock, en de voorzitter van onze Israëldelegatie, mevrouw Hybášková.
Eén vraag brandt mij daarbij op de lippen. Welke concrete nieuwe mogelijkheden ziet de commissaris voor een versterking van het Europees nabuurschapsbeleid ten aanzien van Israël, zeker gelet op de hoog ontwikkelde politieke en economische status van de joodse staat. Kortom, is differentiatie binnen het Europees nabuurschapsbeleid hier niet volledig op haar plaats? Ik denk het wel. Zeker!
Francisco José Millán Mon (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is heel belangrijk voor onze nabuurlanden zich in een kring van welvarende, stabiele, vreedzame landen te bevinden, waar macht is gebaseerd op democratische modellen en waar de grondrechten volledig worden gerespecteerd.
Deze gedachte moet een basispremisse zijn voor het Europees nabuurschapsbeleid, een beleid dat onze nabuurlanden dient aan te moedigen en te helpen de hervormingen te ondernemen die nodig zijn om de bovengenoemde waarden in de praktijk te brengen.
Het onderwerp van politieke, economische en sociale hervormingen is voor mij een wezenlijk deel van het verslag dat wij morgen zullen goedkeuren.
Een tweede gedachte is dat het nabuurschapsbeleid rekening moet houden met de specifieke kenmerken van ieder land. Er moet geen verschil worden gemaakt op basis van het werelddeel waartoe een land behoort. Buren zijn gewoon buren. Dat is waar het om gaat. Het feit dat sommige ook Europees zijn, kan gevolgen hebben waar het gaat om potentiële toetreding tot de Unie, maar niet binnen de context van het nabuurschapsbeleid. Dat is een algemenere stelling waarmee ik het eens ben, want het zou een vergissing zijn als wij de ene groep landen discrimineerden ten gunste van een andere groep.
Er kan geen eersterangs nabuurschapsbeleid zijn en dan nog een tweederangs nabuurschapsbeleid. Nabuurlanden aan de zuidelijke kust van de Middellandse Zee hebben met enige zorg opgemerkt dat de uitbreiding naar 27 zou kunnen leiden tot een zekere mate van uitsluiting door de uitgebreide Unie; een nabuurschapsbeleid dat Oost-Europa of de Kaukasus voorrang geeft, zou die vrees wel eens kunnen aanwakkeren.
De zuidelijke mediterrane landen hebben zeer oude banden met de Unie. Zij zijn voor ons van wezenlijk belang op centrale terreinen als veiligheid, immigratie en energie. Veel van onze lidstaten hebben, zoals we weten, bijzonder nauwe historische, politieke, menselijke, culturele en economische banden met ze.
Dit is dan ook het tweede hoofdpunt in mijn toespraak. We moeten in het nabuurschapsbeleid geen verschil maken tussen Europeanen en niet-Europeanen. Het beleid moet, zoals de heer Brok zojuist heeft gezegd, er een zijn van gedeelde verantwoordelijkheid.
Met het oog op dit alles, mijnheer de Voorzitter, deel ik niet de twijfels waarvan sprake is in paragraaf 2 van het verslag over de zin van de geografische reikwijdte van het ENB. Bovendien zou ik het verslag niet in twee stukken hebben verdeeld, één over de Europese nabuurlanden en één over de mediterrane nabuurlanden. Een enkel document zou beter zijn geweest.
Om af te sluiten, mijn complimenten aan de heren Tannock en Obiols.
Hannes Swoboda (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de vraag is of de ontwikkelingen in Georgië aantonen dat het nabuurschapsbeleid heeft gefaald. Ik geloof dat dat niet het geval is. Ze tonen aan dat het nog steeds nodig zou kunnen zijn het nabuurschapsbeleid meer profiel te geven, want veel van wat daar is gebeurd, was te voorzien. Het feit is dat aan de successen en de positieve kanten van de Rozenrevolutie in Georgië de laatste maanden en jaren afbreuk is gedaan door een aantal autoritaire beslissingen die ingrepen in het rechtssysteem.
In combinatie met de sociale situatie heeft dat tot de recente onrust geleid en ik hoop dat we nu sterk genoeg zijn om er samen met president Saakasjvili voor te zorgen dat er een dialoog wordt begonnen en dat er transparante en vrije verkiezingen worden gehouden met echte vrijheid van meningsuiting, resulterend in werkelijke democratische keuzen.
Een tweede reden waarom het nabuurschapsbeleid moet worden versterkt, is ongetwijfeld die hele discussie over verdere uitbreiding. Onze intentie is nu het bespreken van uitbreiding naar het zuidoosten, het onderhandelen met de landen van Zuidoost-Europa en Turkije en het voltooien van het proces. Dit is niet het moment om vooruit te lopen op volgende uitbreidingsronden, maar veeleer om de relaties met onze buren te verstevigen en sommige van die nabuurlanden, voor zover ze in Europa liggen, zullen op een later tijdstip de kans krijgen tot de Europese Unie toe te treden, andere niet. Die stevige band moet echter bestaan.
De derde reden is reeds genoemd. Ik ben van mening dat zulke duistere ideeën, als ik het zo mag zeggen, als een Mediterrane Unie die een scheidslijn dwars door de Europese Unie zou trekken, een Mediterrane Unie waarin, zoals president Sarkozy gisteren aan de Conferentie van voorzitters voorstelde, de andere lidstaten van de EU een waarnemersstatus zouden kunnen krijgen, dienen te worden voorkomen, en daarom moeten we een gezamenlijk nabuurschapsbeleid hebben en samen werken om de betrekkingen te verstevigen.
Het is legitiem zich een EU-Zwarte Zeegemeenschap en een EU-mediterrane gemeenschap voor te stellen, maar het zal altijd de taak van de Europese Unie als geheel zijn de betrekkingen met deze nabuurlanden te bewaren en te versterken, een taak die ook steun voor de inspanningen van de Commissie met zich meebrengt.
István Szent-Iványi (ALDE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, de doelstelling van de Unie is het scheppen van een gebied van welvaart, stabiliteit en veiligheid met haar nabuurlanden. Er zijn op dit terrein reeds serieuze en solide resultaten geboekt, maar er zijn ook zware mislukkingen geweest. Er is geen echte voortgang op het gebied van bevroren conflicten en we zien geen ideeën voor het oplossen van de crises in Transnistrië, Abchazië, Palestina of de westelijke Sahara.
De landen van het nabuurschapsbeleid vormen geen geheel, geografisch, cultureel, economisch of politiek. Om deze reden is een gedifferentieerde, landspecifieke aanpak noodzakelijk – het is niet zeker dat wat goed is voor Jordanië, ook goed is voor Oekraïne.
Er moet zo snel mogelijk politiek en budgettair evenwicht tussen de oostelijke en de zuidelijke dimensie van het nabuurschapsbeleid worden gecreëerd. Dit moet echter leiden tot versterking van de oostelijke dimensie, aangezien die een evident gevolg is van het feit dat de Europese Unie onlangs is uitgebreid, met de toetreding van nieuwe lidstaten. We hebben hierover veel beloften van de Commissie gekregen, maar we wachten erop dat de Commissie zich eraan houdt. Dank u.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, wil het Europees nabuurschapsbeleid doeltreffend zijn, dan moet het voortdurend gevolgd worden en aangepast aan de geopolitieke situatie. Alleen dan kan het de taken die de EU ervan verwacht, effectief implementeren.
Het Europees nabuurschapsbeleid staat nog altijd voor aanzienlijke uitdagingen. Die uitdagingen bestaan niet alleen in het geven van doeltreffende hulp bij het creëren van samenwerking tussen staten of economische samenwerking. Het is tegenwoordig ook van wezenlijk belang een antwoord te hebben op de vraag hoe we de situatie kunnen helpen verbeteren in die landen waar de vrijheid wordt bedreigd. Ik denk in het bijzonder aan Rusland en Wit-Rusland.
Het Europees nabuurschapsbeleid moet een instrument zijn om invloed uit te oefenen op de autoriteiten van die landen waar politieke vrijheid en democratie niet meer zijn dan een show, waar journalisten van onafhankelijke media hun leven verliezen onder onopgehelderde omstandigheden en waar de oppositie systematisch en vaak bruut uit het openbare leven wordt verwijderd. Landen die zo handelen, moeten gaan beseffen dat dergelijke praktijken door de Europese Unie aan de kaak zullen worden gesteld en ronduit veroordeeld.
Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De laatste drie jaren hebben aangetoond dat het Europees nabuurschapsbeleid een zeer belangrijk instrument is voor steeds nauwere samenwerking met de betrokken landen en voor het doen toenemen van de stabiliteit en veiligheid van onze Gemeenschap. Het nabuurschapsbeleid schept ook een verplichting voor ons, vooral als het kwetsbare systeem dat tot nu toe in een van de landen is opgebouwd, gevaar loopt.
Ik zou graag uw aandacht willen vestigen op de toestand in Georgië, waar de democratie, grondwettigheid en krachtige economische ontwikkeling die tezamen zijn opgebouwd, worden bedreigd. De massale demonstraties en rellen hebben de toestand onzeker gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat achter de situatie die zich heeft ontwikkeld, de subversieve bedoelingen van Russisch grootmachtenbeleid schuilgaan.
De grootste aandacht moet uitgaan naar het verstevigen van het stelsel van democratische instellingen. Na het uitroepen van de noodtoestand of excessief optreden van de krijgsmacht tegen demonstranten was het naar voren schuiven van de presidentsverkiezingen de goede stap in deze richting.
Georgië onder leiding van Saakasjvili is een toegewijde partner voor de EU en laat ondanks talrijke problemen significante vooruitgang zien op het gebied van hervormingen en economische groei. De EU, dat wil zeggen de Commissie, de Raad en het Parlement, in samenwerking met de OVSE, heeft interesse voor het oplossen van deze spanning met vreedzame middelen. Dit moeten wij allemaal steunen.
De EU is een “zachte kracht”, met andere woorden: de methode van overreding door betrokkenheid is door de situatie in Georgië bewezen, toen president Saakasjvili het geïntensiveerde proces terugdreef in de vijver van de democratie. Ik vind het bijzonder belangrijk dat we in de spiegel van de gebeurtenissen in Georgië een systematische herziening van de effectiviteit van het nabuurschapsbeleid krijgen. De Georgische machthebbers worden op de proef gesteld. In elk geval is een dialoog met de verdeelde oppositie, die niet buiten dit proces kan worden gehouden, onvermijdelijk. Ondanks onze steun moet Tbilisi in januari met de verkiezingen bewijzen hoe sterk het democratisch stelsel van het land is.
Josep Borrell Fontelles (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, als speciale gezant van het Spaanse voorzitterschap van de OVSE was ik in de gelegenheid een van de meest door conflicten verscheurde gebieden van onze nabuurschap te bezoeken: de Kaukasus. Het beste wat er met alle “bevroren” conflicten zou kunnen gebeuren is, gegeven wat er nu in Georgië aan de hand is, dat ze “bevroren” blijven, want we hebben in geen van deze conflicten duidelijke verbetering bereikt. Sterker nog, de gebeurtenissen in Georgië, die heel goed beschreven zijn, bewijzen hoe moeilijk de weg naar volledige democratie is.
Vandaag is de Kaukasus de frontlinie van de nieuwe Koude Oorlog, de Koude Oorlog op plaatselijk niveau. Bij aankomst in Tbilisi wordt men begroet door een enorme afbeelding van president Bush en bij aankomst aan de grens met Ossetië door een enorme afbeelding van president Poetin – symbolen van de nieuwe confrontatie, die we meenden te hebben overwonnen.
Wat gebeurd is, is gebeurd; maar nu is het onze verantwoordelijkheid het nabuurschapsbeleid te gebruiken om te helpen waarborgen dat de verkiezingen in januari vrij en eerlijk zullen zijn. Het zal moeilijk zijn. Het is moeilijk in een paar maanden de stap te zetten van een noodtoestand waar demonstraties met geweld worden onderdrukt, waar media met brute kracht worden gesloten, naar een sfeer van vrijheid die het mogelijk maakt vrije, democratische verkiezingen te houden; het is moeilijk voor te stellen dat de stap kan worden gezet van een toestand waarbij de Ombudsman op straat door de politie in elkaar wordt geslagen naar een toestand waarin de mensen in vrijheid hun president kunnen kiezen. Maar dat zijn de feiten.
Wij, het Europees Parlement, moeten hier serieus bij betrokken zijn en met de OVSE deelnemen aan het toezicht op de verkiezingen door waarnemers te sturen, want het betrokken gebied is dat waar de meeste vooruitgang in de richting van democratie op het spel staat in een van de meest door conflicten verscheurde gebieden in onze nabuurschap.
Samuli Pohjamo (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de auteurs van dit verslag danken voor het uitstekende werk dat ze hebben gedaan. Ik zou erop willen wijzen hoe belangrijk de rol van plaatselijke en regionale overheden en van de civiele samenleving is bij het implementeren van het Europees nabuurschapsbeleid.
Wanneer wij Europese waarden in de naburige landen willen uitdragen, zijn culturele en studentenuitwisselingen van cruciaal belang, evenals geslaagde praktische projecten die gezamenlijk tot stand zijn gebracht. De Commissie regionale ontwikkeling moet ook denken aan de uitstekende ervaringen met het partnerschapsbeginsel in het cohesiebeleid. Die moeten ook in ons voordeel worden gebruikt wanneer het ENB wordt geïmplementeerd.
Een werkelijke gevoel van toenadering zal ook worden bereikt als de obstakels voor het grensverkeer worden verminderd en de mobiliteit van studenten, onderzoekers, kunstenaars, journalisten, ondernemers en anderen wordt vergemakkelijkt.
Bogusław Rogalski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we het over het Europees nabuurschapsbeleid hebben, moeten we er allereerst aan denken die regeringen te steunen die fundamentele vrijheden en mensenrechten respecteren en deze rechten aan te moedigen in landen waar ze niet worden gerespecteerd. Dit is van fundamenteel belang voor de stabiliteit van het Europese continent.
De lijst van in het ENB opgenomen landen is lang. Ik zou uw aandacht willen vestigen op twee landen, Oekraïne en Wit-Rusland, die in het ENB zouden kunnen worden opgenomen.
Oekraïne moet een prioriteit voor ons zijn en de huidige onderhandelingen met dat land zouden moeten leiden tot het sluiten van een associatieovereenkomst en het dan voor dat land mogelijk maken lid van de EU te worden. Een dergelijk beleid zou ons moeten voorzien van een verzekering tegen de groeiende ambities van Rusland en tegen nog een poging van Oekraïne een vazalstaat te maken.
Tot slot Wit-Rusland. Het initiatief van de Commissie om Wit-Rusland als waarnemer bij de ENB-conferentie uit te nodigen lijkt voorbarig. We moeten in gedachten houden dat dit land nog altijd zucht onder de dictatuur van Loekasjenko, die inbreuk maakt op mensenrechten en de rechten van etnische minderheden. De EU zou er beter aan doen het volk en de oppositie binnen Wit-Rusland doeltreffender te steunen. Een prijsverlaging van de visa voor Wit-Russen, in het bijzonder voor studenten, zou een positief signaal in deze richting kunnen zijn en de Commissie dient dit direct in te voeren.
Jana Hybášková (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de Commissie complimenteren met het feit dat ze heeft meegewerkt aan zo’n uniek concept als het ENB. We hebben nu ten slotte een duidelijk onderscheid tussen het uitbreidingsinstrument en het ENB.
Europa is bezig met een heel vreedzaam proces. Tot dusver is het uiterst geslaagd. Het ENB staat voor een noodzakelijke hoeveelheid creatief denken dat zal waken voor vrede en stabiliteit voor onze kinderen. Energiezekerheid, immigratie en terrorismebestrijding zijn allemaal kernvraagstukken. Hoe duidelijker, nauwkeuriger en analytischer en hoe minder politiek we zijn, des te beter zijn we toegerust om deze bedreigingen het hoofd te bieden. Laat ik vervolgens deze bijzondere context gebruiken en vragen naar de wettelijke basis.
Sommige actieplannen lopen binnenkort af. Ik wijs met name op het Actieplan EU-Israël, dat in april 2008 afloopt. Het Duitse voorzitterschap stelde een reflectiegroep in. Haar belangrijkste taak is een duidelijk werkbaar actieplan voor de toekomst op te stellen. In de tussentijd, mevrouw de commissaris, wordt uw werk, ons werk, in Israël zelf zeer positief beoordeeld.
De Raad en de Commissie ontvingen een non-paper dat ingaat op het enkele feit dat Israël onze bilaterale relatie wil vergroten, de EU en Israël een jaarlijkse ontmoeting en een geregelde samenwerking op een hoog niveau hebben. Mevrouw de commissaris, mijn vraag is op welke wijze zal de Commissie nadenken over het Israëlische non-paper en vooral: op welke wijze zal de Commissie aan een nieuw actieplan werken? Hoe zal ons nieuwe actieplan of uitgebreidere actieplan ingaan op onze zorgen – terrorismebestrijding, bestrijding van extremisme, vreemdelingenhaat, energiezekerheid en, natuurlijk de vraagstukken over de mensenrechten evenals internationale vraagstukken, de Conventies van Genève? Hoe wordt hier allemaal op ingegaan en hoe zullen we de reflectiegroep en het Duits voorzitterschap antwoorden?
Alexandra Dobolyi (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ook zeer bezorgd over de crisis in Georgië en ik geef toe dat ik onaangenaam verrast ben. De recente ontwikkelingen komen zeer ongelegen en zijn betreurenswaardig voor allen die voorstander zijn van de democratische ontwikkeling van Georgië. De rapporten van organisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch en het verslag van de Georgische ombudsman zijn zeer verontrustend.
Gelet op de huidige situatie in het land, ben ik blij met de verklaring van de voorzitter van het Georgisch parlement dat de noodtoestand op vrijdag wordt opgeheven en dat hopelijk binnen twee dagen vanaf heden het normale leven weer voor de Georgische burger terugkeert. Naar mijn mening ondermijnt de situatie de reputatie van de regering en ook van de heer Saakashvili, die na de vreedzame protesten in 2003 aan de macht kwam, en die daarmee de rol kreeg toebedeeld van de meest democratische leider in de Kaukasus.
Het feit dat president Saakashvili al presidentiële verkiezingen voor 5 januari 2008 heeft uitgeroepen is een positieve stap die al heeft bijgedragen aan een vermindering van de spanningen in het land. Maar de regering dient een democratische en vrije verkiezing te houden die in overeenstemming is met internationale normen om aan de wereld te laten zien dat het land vooruitgaat. Daarom moet de regering waarborgen dat alle kandidaten in de verkiezingscampagne vrijheid van meningsuiting hebben. Ik ben blij dat er een dialoog plaatsvindt tussen de autoriteiten en de oppositie; dat is een positief signaal. Ik verwacht en roep ook daartoe op dat alle betrokken partijen tijdens de verkiezingscampagne verantwoordelijk handelen en zich constructief opstellen bij de uitdaging van vrije en veilige democratische verkiezingen.
Grażyna Staniszewska (ALDE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is van wezenlijk belang dat in combinatie met het nabuurschapsbeleid de deuren van de Europese Unie open blijven voor onze Oost-Europese buurlanden. Lidmaatschap kan een mogelijkheid op de lange termijn zijn, aangezien het afhankelijk is van de voortgang van de hervormingen en van het voldoen aan de criteria van Kopenhagen, maar het heeft grote symbolische en politieke waarde. Ik weet, op basis van het voorbeeld van mijn eigen land, dat alleen al de mogelijkheid van een EU-lidmaatschap de kracht heeft een samenleving te mobiliseren om de weg van economische hervormingen en democratische verandering in te slaan.
Vandaag sturen wij in het Europees Parlement een duidelijk en positief signaal aan onze oostelijke partners en nu wachten we hun reactie af, niet alleen in de vorm van politieke verklaringen, maar ook – en dat is het belangrijkste – in de vorm van praktische economische en sociale maatregelen. We verwachten dat ze de weg van hervorming en democratie kiezen, hun rechtssystemen hervormen en onafhankelijk maken van politieke invloeden, corruptie bestrijden en een positief klimaat voor economische groei scheppen.
Ik ben ervan overtuigd dat een democratisch en welvarend Oekraïne, Moldavië en – laten we het hopen – op een dag ook Wit-Rusland niet alleen voor de inwoners van die landen goed zouden zijn, maar ook voor de hele Europese Unie.
Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het nabuurschapsbeleid is een van de mechanismen die zijn gericht op ondersteuning van het scheppen van een gebied rond de EU waar samenwerking zonder conflicten mogelijk is, evenals op het vermijden van de vorming van een culturele en economische scheidslijn aan de EU-grenzen. Ik ben het eens met de bezorgdheid van de auteurs van het verslag dat het een vergissing zou zijn de landen rond de Middellandse Zee in ditzelfde beleid op te nemen. Het zou veel beter zijn een EU-mediterraan partnerschap te creëren met zijn eigen mechanismen.
Ik ben van mening dat alleen die landen die te land aan de Europese Unie grenzen, in het nabuurschapsbeleid zouden moeten worden opgenomen. Deelname aan dit beleid zou een stap moeten zijn in de richting van EU-lidmaatschap voor het land in kwestie, uiteraard alleen als dit iets is wat de landen zelf en de EU willen. In de toekomst zullen we moeten nadenken over het creëren van een apart EU-Aziëbeleid voor samenwerking met landen in Azië die economisch en politiek met de Europese Unie willen samenwerken, bijvoorbeeld landen zoals Georgië en Armenië. We moeten onze activiteiten naar regio scheiden.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Wij zijn ons bewust van het feit dat het doel van het Europees nabuurschapsbeleid is een vaste ring van veiligheid en stabiliteit rond de Europese Unie te creëren, nauwe betrekkingen met buurlanden te ontwikkelen en deze landen in staat te stellen democratische hervormingen door te voeren, gebaseerd op respect voor de mensenrechten, de rechtsstaat en economische en sociale ontwikkeling. Mijn vraag zou zijn: welke prijs zijn we bereid te betalen voor het bereiken van deze doelen?
Na beschouwing van ervaringen uit het verleden zou ik erop willen wijzen dat adequate financiering essentieel is voor de ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid. Naar mijn mening is elf miljard euro voor een periode van zeven jaar voor zestien landen niet veel. Efficiëntere coördinatie van financiële instrumenten en beleidslijnen is een wezenlijk onderdeel van het verbeteren van de financiering van het Europees nabuurschapsbeleid en de begrotingshervorming van de EU die zich aan het ontwikkelen is, is een uitstekende gelegenheid om een stevige fundering te leggen voor de veel doeltreffender ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid in de toekomst. Ik zou het op geen enkele manier eens kunnen zijn met de heer Pflüger dat dit niet meer is dan het verspillen van geld van belastingbetalers.
Het tweede punt dat ik wil benadrukken, gaat over de betrekkingen tussen de nabuurlanden van de EU. Het is essentieel dat zij goede betrekkingen onderhouden en elkaar steunen. Ongetwijfeld zouden ze de meeste van hun problemen zelf kunnen oplossen door samen te werken. Met het oog hierop dient het Europees Parlement zijn onomwonden steun uit te spreken voor EURO-NEST – de Parlementaire Vergadering voor het Oostelijk Nabuurschap –, politieke vastberadenheid te tonen en financiële steun aan te bieden voor de uitvoering van dit project. EURO-NEST zou een nieuwe impuls geven aan doeltreffender implementatie van het Europees nabuurschapsbeleid en tegelijk voor een aanzienlijke uitbreiding zorgen van de parlementaire dimensie van dit beleid, waarbinnen het Europees Parlement zijn eervolle missie zou kunnen vervullen.
Jamila Madeira (PSE). - (PT) De rol van de Europese Unie in de wereld is nu beslist doorslaggevend als we bepaalde vormen van evenwicht willen bereiken die wezenlijk zijn voor het nastreven van wereldwijde vrede en rechtvaardigheid. De logica van een associatie met bepaalde landen door bilaterale overeenkomsten in het bijzonder moet derhalve niet de ontwikkeling ondermijnen van de multilaterale benadering die een wereldwijde visie van ons vereist.
De onmiskenbare invloed van universele mensenrechten en de waarborging van fundamentele vrijheden in de betrekkingen van de EU met de wereld moet ten grondslag liggen aan iedere dialoog met welke partner dan ook in de wereld, met name in verband met het Middellandse Zeegebied.
Vanwege de geografische nabijheid van deze regio tot Europa, haar eeuwenoude affiniteit, haar culturele diversiteit en haar voortdurende politieke instabiliteit moet de EU zeer stevig optreden om die fundamentele waarden te waarborgen. Ik complimenteer de rapporteurs dan ook met het belang dat ze hieraan hechten in hun verslag over het Europees nabuurschapsbeleid.
Intussen staat het voorstel van president Sarkozy over de Mediterrane Unie volkomen buiten context. Hoewel het bijzonder nuttig is, omdat het de discussie over het Middellandse Zeegebied nieuw leven inblaast, stelt het enerzijds voor het huidige partnerschap te ontmantelen, terwijl het anderzijds de fundamentele beginselen van de EU verloochent met betrekking tot de suprematie van de universele mensenrechten en fundamentele vrijheden in het bijzonder en deze als secundaire onderwerpen beschouwt ten opzichte van een geval-tot-gevalpragmatisme dat een relatie met tempovariaties zou bevorderen.
Het is niet onze rol het tragere tempo te faciliteren waartoe onze partners hun toevlucht nemen of scheidslijnen te koesteren. We moeten ontwikkeling en vooruitgang bevorderen, in het bijzonder als het om rechten gaat, en altijd garanderen dat we onze investeringen gebruiken om te zorgen voor kansen op groei en economische ontwikkeling als geheel voor de hele regio.
Het waarborgen van de voltooiing van de vrijhandelszone in de regio in 2010, onder al zijn gelijken, is derhalve een haalbare doelstelling, maar we moeten ons respect voor humanistische en democratische waarden en rechten nooit vergeten.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). - (RO) Ik heb waardering voor het verslag van de heer Tannock. We hebben buurlanden nodig die voldoen aan de normen van de Europese Unie, ongeacht de vraag of en wanneer ze lid van de Europese Unie worden.
Om deze reden ben ik van mening dat het nabuurschapsbeleid moet gaan anticiperen; we zouden namelijk niet alleen de ontwikkeling van de toestand moeten volgen, maar ook de landen in kwestie moeten steunen bij hun inspanningen om aan de vereiste normen te voldoen.
Wat betreft de situatie in Georgië: de beslissingen van president Saakasjvili om vervroegde presidentsverkiezingen en een referendum voor het instellen van parlementsverkiezingen te houden en de noodtoestand op te heffen zijn heilzaam.
Al deze daden zullen bijdragen tot het herstel van een democratisch klimaat dat gunstig is voor het hervatten van discussies en onderhandelingen over een levensvatbare oplossing van de gevoelige situatie in Georgië.
Ik steun het idee van de noodzaak de mechanismen van de rechtsstaat, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media in ere te herstellen. Ik verzoek alle politieke krachten in Georgië mee te werken om een wet op te stellen die audiovisuele activiteit reguleert om situaties zoals de recente te voorkomen.
De partij die nu regeert, is degene die sinds 2003 een coherent stelsel van hervormingen op centrale gebieden heeft geïnitieerd en gesteund; hervormingen die op hun beurt zichtbare economische ontwikkeling hebben opgeleverd en Georgië een duw hebben gegeven in de richting van een functionele markteconomie en echte democratie.
Onder dezelfde regering is het creëren van mechanismen voor het efficiënter feitelijk implementeren van het actieplan met de Europese Unie gesteund en is de ontwikkeling naar een Europese richting versterkt.
Tegelijkertijd is Georgië een strategische partner in het nabuurschapsbeleid geworden – wat onmisbaar is voor het oplossen van de bevroren conflicten in de regio –, een goede mediator, een belangrijke partner binnen de regionale samenwerking en een strategische bondgenoot in energiesamenwerkingsprojecten en vervoer.
Er moet rekening worden gehouden met de beweringen en houding van de oppositie, maar die moeten worden geëvalueerd in de context van de gehele politieke en economische situatie, zowel intern als in de regio. Ik ben van mening dat we goed moeten kijken wat er in de conflictgebieden in Georgië gebeurt en hoe de Russische Federatie zich opstelt, met name in de context van de naderende deadline voor het nemen van een beslissing over de status van Kosovo.
Kader Arif (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is mijn bedoeling specifiek over het Middellandse Zeegebied te spreken, dat – en ik dank de rapporteurs dat zij ons daaraan hebben herinnerd – zeer belangrijk is voor Europa als het gaat om buitenlandse politiek. Het is mijn steun aan substantiële Europese inspanningen in het Middellandse Zeegebied die mij ertoe brengt te waarschuwen voor de gevaren van het afzwakken van het mediterrane beleid van Europa binnen zijn algemene nabuurschapsbeleid.
We willen niet dat er zich rivaliteit ontwikkelt tussen Oost-Europese landen en onze zuidelijke buren. Het ENB dient een bilaterale aanvulling te zijn op het multilaterale Barcelonaproces. Ik herinner u eraan dat het Barcelonaproces sinds 1995 het referentiekader is voor het structureren van de betrekkingen in het Middellandse Zeegebied. Gezien dit feit moeten we niet toestaan dat hetzij het ENB, hetzij enig ander project dat zich op de mediterrane landen richt, de doelstellingen van Barcelona vertroebelt of vervangt, die zijn gebaseerd op de drie pijlers van partnerschap in politieke, economische en sociale ontwikkeling, die de enige manier vormen om effectieve regionale integratie te bevorderen.
Daarom moet ik twee punten beklemtonen. Ten eerste moeten we een evenwicht tussen de Oost-Europese en de Middellandse Zeelanden handhaven bij het toewijzen van subsidies. Ons vermogen een sterk en ambitieus Europees beleid voor het Middellandse Zeegebied te handhaven hangt er van af of we dat evenwicht vinden. Ten tweede zou ik met betrekking tot de geplande Euro-mediterrane vrijhandelszone – het onderwerp van mijn verslag aan dit Huis eerder dit jaar – het belang willen benadrukken van een gecoördineerde en geleidelijke benadering die de bewuste landen in staat stelt goed om te gaan met het tempo en de intensiteit van een open handelssysteem en rekening houdt met hun eigen specifieke kenmerken, in het bijzonder de kwetsbaarheid van sommige sectoren van hun economie. Handel die de zaak van de ontwikkeling dient, moet ons doel blijven.
Om af te sluiten: ik zou deze aspecten graag in het verslag behandeld willen zien, omdat ze nodig zijn voor de afbakening van een duidelijk Middellandse Zeebeleid, gebaseerd op een strategische langetermijnvisie op ontwikkeling en stabilisering in deze regio.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteurs complimenteren met hun grondige onderzoek van het onderwerp. Ik moet er echter op wijzen dat we, als een van onze basale doelen het scheppen van een gebied van vrede is, aandacht moeten besteden aan de politieke toekomst van de landen in kwestie.
Laat ik Egypte als voorbeeld aanhalen. Weet een van ons wat er zal gebeuren in het post-Mubaraktijdperk? Ik vrees van niet. Realiseren we ons niet dat Egypte vroeger of later zal worden overgenomen door de Moslimbroederschap, een grote islamitische, extremistische organisatie? Wij moeten dus inzien dat al onze plannen in het gebied door zo’n situatie zullen worden ondermijnd.
Ik wil hier niet weer het voorstel herhalen dat ik vorig jaar in het vorige debat over het verslag heb gedaan. Ik heb voorgesteld een gemenebest van deze landen te creëren teneinde de betrekkingen in de politieke nabuurschap te verstevigen.
Staat u mij tot slot toe erop te wijzen dat de Europese politieke nabuurschap werd bevorderd in combinatie met de toetreding van de Tien, met het doel de vorming van nieuwe scheidslijnen met buurlanden te verzachten. Om deze reden moet de Europese politieke nabuurschap verenigd blijven, geografisch samenhangend en in balans tussen haar oostelijke en zuidelijke delen.
Bovendien: aangezien de landen die de Europese politieke nabuurschap vormen, politieke, economische en zelfs culturele verschillen vertonen, is het diversiteitsprincipe als altijd van cruciaal belang, maar het moet niet worden gebruikt om de kloven tussen deze landen te verbreden.
Evgeni Kirilov (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Ferrero-Waldner had eerder gelijk dat het ENB democratische hervormingen zou stimuleren. De Georgische regering moet het normale democratische proces in het land volledig herstellen en bij al haar maatregelen strikt vasthouden aan de beginselen van de rechtsstaat. We moeten met name onze bezorgdheid uiten over de ernstige schendingen van het recht van meningsuiting en de vrije toegang tot informatie. In deze situatie is hervatting van de politieke dialoog nodig en het vinden van een compromis in het belang van de burgers en democratie in het land.
Ik ben bijzonder verontrust over het door de politie gebruikte geweld tegen vreedzame demonstranten. De gebeurtenissen van de laatste dagen laten zien dat de regering van haar kant geen kritiek verdraagt. Het excuus van een vermeende samenzwering tot een staatsgreep, waarbij enige Russische invloed werd geïmpliceerd, is op zijn minst gezegd hoogst controversieel. Het is voorts ook duidelijk dat een willekeurige kansrijke oppositieleider, die we op dit moment niet op het politieke toneel zien, hoogst waarschijnlijk niet pro-Russisch is.
We zijn blij met de beslissing van president Saakashvili om vervroegde presidentiële verkiezingen te houden. Het nieuws van vandaag dat de noodtoestand zal worden opgeheven, is ook een positief signaal. We verwachten dat vanaf nu aan alle noodzakelijke voorwaarden voor vrije en eerlijke verkiezingen zal worden voldaan. Een van deze voorwaarden is de vrijheid van meningsuiting en dit betekent dat alle media die tijdens de recente verwikkelingen gedwongen waren te sluiten, zoals Imedi TV en Kafkasya TV, hun normale werkzaamheden weer zullen hervatten. We moeten daar heel duidelijk over zijn.
Ik denk dat president Saakashvili doortastend genoeg is om de negatieve trends van de afgelopen weken te keren. Na zijn verkiezing begon hij een goed hervormingsbeleid in Georgië dat steun verdient. Ik geloof ook zeker dat de democratische ontwikkeling van het land nauwlettend in het oog moet worden gehouden en gesteund moet worden door het Europees Parlement.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, vanwege de tijd zal ik heel kort zijn, al is dat in mijn voordeel omdat ik bij het vragenuur aanwezig zal zijn. Dit is een langdurig en intens debat geweest en ik denk dat ieder wezenlijk aspect van het nabuurschapsbeleid is besproken.
Ik geloof ook dat er een brede consensus over fundamentele kwesties is bereikt, zoals de noodzaak dat het nabuurschapsbeleid een alomvattend en ruim beleid is, gericht op het noorden, maar eveneens op het oosten en zuiden. Het moet ook rekening houden met de specifieke kenmerken van de landen waarop het zich richt. Natuurlijk moeten we de specifieke kenmerken en behoeften van onze partners in aanmerking nemen, zoals we ook de noodzakelijke instrumenten moeten gebruiken in overeenstemming met die behoeften en specifieke kenmerken. Het Europees nabuurschapsbeleid heeft een enkel doel dat voor alle partners geldt, namelijk het vormen van een partnerschap dat hen in de richting van economische en sociale vooruitgang brengt, en in de richting van het verstevigen van de rechtsstaat en hun democratieën.
Ik moet echter zeggen dat ik in dit en andere fora soms hoor overwegen of zelfs voorstellen en adviseren dat we mogelijk de middelen zouden moeten verhogen en mogelijk de instrumenten moeten vergroten. Dit zijn gulle gedachten waarvoor ik begrip heb, maar we moeten ook beseffen dat het vergroten van de instrumenten of het verhogen van de subsidies, dat wil zeggen de middelen, heel vaak eenvoudigweg niet werkt doordat het absorptievermogen van onze partners beperkt is. Natuurlijk zouden wij ook graag een toename van de middelen willen zien, maar de waarheid is, zoals ik zei, dat het absorptievermogen van onze partners heel vaak beperkt is. Daardoor zal het verstrekken van meer financiële middelen niet leiden tot doeltreffender programma’s of snellere of zichtbaarder resultaten.
Ik ben van mening dat de Commissie de juiste keuze heeft gemaakt van terreinen waarop partnerschappen moeten worden gevormd met de landen die met ons in deze associaties verkeren. De Commissie bestrijkt een breed spectrum van terreinen, inclusief het bouwen aan administratieve capaciteit, het versterken van het rechtssysteem en het voorzien in steun voor organisaties uit de civiele samenleving en voor onderwijs en opleiding – een heel scala van terreinen wordt door het nabuurschapsbeleid gedekt. Zoals ik al zei: het enkele en belangrijkste doel is natuurlijk dat deze partners een ontwikkeling kunnen doormaken die ook in het belang van de Europese Unie is.
De Raad zal uiteraard de voorstellen die de Commissie hem in verband met het Europees nabuurschapsbeleid ter goedkeuring voorlegt, nauwgezet blijven volgen en is uiteraard ook altijd bereid met dit Parlement over ideeën, suggesties en voorstellen te discussiëren en te debatteren.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal zo kort mogelijk antwoorden. Ik vind het een erg vruchtbaar debat en ik bedank nogmaals de twee rapporteurs. Het was duidelijk dat een groot aantal Parlementsleden aan deze discussie wilde deelnemen.
Ik zal enkele opmerkingen maken in antwoord op sommige vragen. Ten eerste is het waar dat Mauretanië nu een partnerland is in het Euromed-proces, maar het behoort niet tot de landen waarop het nabuurschapbeleid van toepassing is. Ik wilde dit even verduidelijken; de fondsen voor Mauretanië vallen nog altijd onder de ACS-middelen.
Over mijn tweede punt wil ik ook heel duidelijk zijn. Er was kritiek van sommige Parlementsleden dat de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat niet onze belangrijkste doelstellingen waren. Integendeel. Kijkt u naar welk actieplan dan ook, dan is een van de belangrijke onderdelen altijd een basis voor de ontwikkeling van zoveel mogelijk mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Maar het kost natuurlijk tijd en we zijn in het bijzonder met die landen in gesprek over de kwestie van de rechterlijke macht en het justitiële systeem, die natuurlijk een basis vormen voor het maken van plaatselijke verschillen.
Een van de leden van de Fractie Ind/Dem merkte op dat hij niet meer migratie wil hebben. Ik wil hem zeggen dat de verstrekking van visa gelijk op gaat met overnameovereenkomsten. We proberen dus illegale immigratie te bestrijden, maar we willen ook het intermenselijke contact faciliteren en soms passen we ideeën voor legale immigratie toe, dat is ook noodzakelijk voor veel van onze landen vanwege de vergrijzende bevolking.
Ten vierde over bevroren conflicten: het ENB alleen kan deze niet allemaal oplossen. Hiervoor hebben we ook speciale vertegenwoordigers van de heer Solana, de secretaris-generaal van de Raad. Maar met het ENB proberen we hiervoor de best mogelijke omgeving te creëren. En dat is heel belangrijk: in Israël en Palestina, wanneer we spreken over de Maghreb en wanneer we spreken over de landen van Oost-Europa.
Er was nog een andere vraag met betrekking tot de speciale status van Israël. Ik kan u vertellen, zoals ik ook aan de minister van buitenlandse zaken Tzipi Livni heb verteld toen ik haar in Lissabon ontmoette, dat we een speciale reflectiegroep hebben. De reflectiegroep is bezig. De denkbeelden ter tafel zijn zeer ambitieus, vooral van Israëlische kant. Maar we moeten kijken of deze passen in het totale coherente kader van het ENB. Maar daarbinnen kunnen we zeker veel doen. En dat is waarover we op dit moment denken en wat bespreken. Ik stel me voor dat volgend jaar onder de volgende Associatieraad we hopelijk met voorstellen hiervoor zullen komen. We hebben het dus niet vergeten; we werken eraan.
Een laatste woord over Georgië: veel collega’s die over Georgië hebben gesproken, onder wie mijn vriendin Ludie Polfer, hebben gezegd dat deze situatie zeer complex is. We weten allemaal dat er aan de ene kant er grote spanningen zijn tussen oppositie en regering, maar dat er aan de andere kant wellicht ook andere tendensen zijn. Ik vind het daarom heel belangrijk dat president Saakashvili presidentiële verkiezingen heeft uitgeschreven. Hij heeft gezegd dat hij de bevolking zal raadplegen over de datum voor parlementaire verkiezingen. En ik hoop van harte dat het hervormingsaspect dat we werkelijk hebben geprobeerd te stimuleren, in de toekomst verder zal gaan, anders zal het vertrouwen in de Georgische regering veel schade oplopen indien de huidige crisis niet op een democratische manier kan worden opgelost. Maar natuurlijk doen we er alles aan om Georgië te steunen.
Mijn laatste opmerking gaat over financiën. Velen van u hebben gezegd dat we meer geld nodig hebben. Maar u moet weten dat het altijd genoemde Europees Investeringsfonds of de Investeringsfaciliteit de mogelijkheid biedt om meer gelden te verstrekken aan die landen die dat nodig hebben voor infrastructurele projecten , energie, vervoer enzovoort. We hebben daarom gezegd dat datgene wat we hebben misschien niet genoeg is. Laten we daarom voor meer gelden zorgen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
Ik herinner u eraan dat het verslag van Raimon Obiols i Germà en Charles Tannock morgen in stemming wordt gebracht en dat de teksten die zijn ingediend om het debat over de verklaringen van de Raad en de Commissie af te sluiten, op 29 november 2007 in Brussel in stemming worden gebracht.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. – (EN) Als voorzitter van de Moldavische delegatie dank ik de heer Tannock dat hij erop heeft gewezen dat Moldavië volledig beantwoord aan de criteria die uitzicht bieden op het lidmaatschap zoals vastgelegd in artikel 49 van het Verdrag van Maastricht. Dank ook aan zijn mederapporteur de heer Obiols i Germà voor dit evenwichtige en grondige verslag.
Moldavië is geen buurland van Europa, maar ligt geografisch in Europa zelf en behoort tot de EU te worden toegelaten zodra het aan de drie criteria van Kopenhagen voldoet.
Hoewel het Actieplan EU-Moldavië nog lang niet is voltooid, moeten we vragen wat de volgende stap is. Meer stimulansen zijn nodig om onze partners in Europa te bewegen tot pijnlijke hervormingen.
Voor het bereiken van deze doelen moeten de financiële en andere hulpbronnen van het ENB aanzienlijk royaler zijn. Er zijn complete missies in het kader van het Europees veiligheid- en defensiebeleid nodig voor een reële kans om de sluimerende conflicten in Transnistrië en de Kaukasus op te lossen. Er zijn thans geen middelen beschikbaar om deze missies te organiseren.
Tot slot is het lastig om een voorstelling te maken van beleid dat zowel past bij de landen van het geografische Europa als bij de niet-Europese mediterrane landen. Duidelijk is dat de reikwijdte van het ENB in de toekomst moet worden bijgesteld. Vooral de oosterse component moet beter worden omschreven.
José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Mijn complimenten aan de rapporteurs met hun uitstekende werk. De resolutie die wij aannemen, zal de visie van het Parlement op het gebied van het nabuurschapsbeleid consolideren en de lijnen die we in januari 2006 hebben vastgesteld, verder ontwikkelen.
Dat is precies de reden waarom het belangrijk is de amendementen 1 en 2 goed te keuren; ik dank de heer Tannock dat hij die heeft gepresenteerd. Ze geven een nieuwe bevestiging van punten die we al hebben goedgekeurd en die we nu niet mogen vergeten, inzake onze nabuurschapsbetrekkingen aan de Zuid-Atlantische grens. Het is belangrijk dat we ons de specifieke situatie nog eens herinneren van eilandstaten die aan onze buitenste regio’s grenzen – de Canarische Eilanden, Madeira en de Azoren – waarmee we historische banden en bijzondere, nauwe betrekkingen hebben. We moeten derhalve ook ons verzoek aan de Commissie herhalen om specifiek beleid voor te stellen en te ontwikkelen om het Europees nabuurschapsbeleid zo ver mogelijk uit te strekken naar onze eilandburen in de Atlantische Oceaan, dicht bij het Europese continent – beleid dat niet alleen onze geografische nabijheid benadrukt, maar ook onze culturele en historische affiniteit en het gemeenschappelijk belang van wederzijdse veiligheid.
In dezelfde lijn zou ik ook van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn blijdschap uit te spreken over de recente mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Kaapverdië.