2. De belangen van Europa: succes boeken in het tijdperk van globalisering (debat)
De Voorzitter. − Dames en heren, het doet mij genoegen te zien dat in elk geval twee van de fractievoorzitters hier aanwezig zijn. Ik had een van hen zojuist bijna over het hoofd gezien, maar nu zie ik hem met grote passen snel naar zijn plaats lopen.
Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de belangen van Europa: succes boeken in het tijdperk van globalisering.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Commissie, dames en heren, de globalisering is niet alleen maar een verschijnsel dat moet worden bekeken in het kader van zijn economische gevolgen en technologische consequenties. Voor u, dames en heren, voor de leden van de Raad van de Europese Unie en in feite voor ons allen is de globalisering in wezen een politieke kwestie. Ze zorgt ervoor dat mensen hun baan verliezen, regio’s in crisis geraken, economische sectoren verdwijnen en dat er nieuwe dreigingen op het gebied van veiligheid en milieu ontstaan, maar de globalisering zorgt ook voor nieuwe werkgelegenheid, nieuwe productiesectoren en lagere prijzen voor een breed scala van producten, waardoor een betere besteding van financiële middelen en groei van de handel in goederen en diensten mogelijk worden.
De globalisering voedt een ongekende uitwisseling van ideeën en contacten tussen mensen. De vooruitzichten op zowel economische als culturele verrijking zijn enorm, maar de risico’s van verschillende vormen van nieuwe mondiale evenwichtsverstoring zijn ook enorm. Wij staan voor de uitdaging deze nieuwe en in toenemende mate veranderlijke wederzijdse afhankelijkheid vorm te geven in een steeds kleiner wordende wereld. Bovenal is het accepteren en reguleren van de globalisering een centrale kwestie voor onze democratieën en voor het concept zelf van effectieve democratie: zullen we in staat zijn de politieke controle over de fundamentele keuzemogelijkheden in het economisch bestuur en zo veel andere aspecten van ons leven in de handen van onze mensen en onze gekozen vertegenwoordigers te houden?
Ik geloof vast dat wij Europeanen op diverse cruciale terreinen alleen effectief kunnen optreden als we in staat zijn nieuwe collectieve politieke oplossingen te bieden voor de ernstigste problemen van onze tijd, zoals economische groei en het creëren van werkgelegenheid, milieubescherming, energie, migratie en het gevecht tegen het terrorisme.
De Europese Unie is bezig met het aanpassen van haar interne beleidslijnen om zich te verzekeren van een goede concurrentiepositie en van eerlijke en duurzame ontwikkeling. Het versterken van de sociale cohesie en het respect voor het milieu moet als richtsnoer voor de economische hervormingen dienen. Investeringen in onderzoek, vernieuwing en onderwijs moeten de drijvende kracht zijn achter groei en werkgelegenheid. We zijn echter niet alleen en het zou onverantwoordelijk zijn ons naar binnen te richten in de overtuiging dat eigenbelang effectief is. Deze nieuwe wereld kent geen effectieve muren of vestingen. We moeten samenwerken met andere landen en regio’s om resultaten te behalen die voor iedereen gunstig zijn.
Stabiliteit, vrijheid, veiligheid en welvaart zullen alleen consistent en blijvend zijn als ze worden gedeeld. Dat is de roeping van Europa. We moeten de globalisering leiden en vormen naar onze principes en onze waarden, naar buiten kijkend met een universalistische houding, zoals we hebben gedaan op de beste momenten van onze gezamenlijke geschiedenis.
Door samen te werken hebben de EU en haar lidstaten laten zien dat ze gemeenschappelijke problemen en gemeenschappelijke uitdagingen kunnen aanpakken door hun ervaring van vijftig jaar integratie aan te wenden. Het nieuwe Verdrag van Lissabon zorgt voor effectiever en transparanter institutionele omstandigheden waaronder de EU haar rol in de wereld kan spelen. De uitdaging ligt in het behouden en versterken van wat we in die tijd hebben bereikt en in het vinden van manieren om onze belangen te verdedigen en onze gemeenschappelijke waarden buiten onze grenzen te verbreiden.
De vernieuwde Lissabonstrategie zorgt voor een kader waarbinnen Europa deze uitdaging kan aangaan. Het lanceren van een nieuwe bestuurscyclus geeft ons de gelegenheid na te denken over het pad dat we willen volgen. De mededeling van de Commissie waarover vandaag wordt gediscussieerd, is een uitstekende gelegenheid voor het debat en leverde de basis voor de discussie tussen de staats- en regeringshoofden bij de informele ontmoeting in Lissabon op 19 oktober. Ons werk in de Raad is op dit stuk gebaseerd en streeft naar het vaststellen van een pakket teksten om bij te dragen aan de voorbereiding van de volgende cyclus van de Lissabonstrategie.
De Raad Economische en Financiële Zaken van deze week heeft nu conclusies aangenomen, de Raad Concurrentievermogen van 22 november zal ook enige teksten goedkeuren en de Raad Werkgelegenheid van 5 en 6 december is van plan conclusies aan te nemen over de toekomst van de Europese werkgelegenheidsstrategie in de context van de nieuwe cyclus van de Lissabonstrategie. Ook andere Raadsformaties hebben zich uitgesproken over kwesties die van belang zijn voor de voorbereiding van de nieuwe cyclus. Ik kan bevestigen dat we het in wezen eens zijn met de Commissie: de vernieuwde Lissabonstrategie moet het aangewezen kader blijven voor Europa’s antwoord op de grote uitdagingen waarvoor we staan, in het bijzonder de uitdaging van de globalisering. Europa boekt belangrijke vooruitgang. De gestelde doelen op de vier prioriteitsgebieden, werkgelegenheid, kennis en vernieuwing, het zakelijk klimaat en energie en klimaatverandering, die in 2006 zijn uitgekozen, zijn nog altijd van toepassing.
De hoofdlijnen van de nieuwe cyclus moeten de stabiliteit bewaren die nodig is om de resultaten te consolideren. Tegelijkertijd is het belangrijk aanpassingen en verbeteringen aan te brengen, zodat het potentieel van de vernieuwde Lissabonstrategie ten volle kan worden gerealiseerd. Nu we gebruik kunnen maken van de impuls die wordt gegenereerd door de reeds geboekte vooruitgang, dienen we prioriteit te geven aan het versnellen van het tempo van de hervormingen om onze economieën te versterken.
De EU heeft mondiale verantwoordelijkheden en moet beter voorbereid zijn op de confrontatie met de globalisering door middel van een strategische, samenhangende en vastberaden aanpak op mondiaal niveau. Intussen moeten we ons stevig blijven inzetten voor het invoeren van maatregelen op nationaal niveau, die ons in staat stellen doelgerichter om te gaan met de problemen die voortkomen uit de verandering van de bevolkingssamenstelling, de kwaliteit van de overheidsfinanciën en hun duurzaamheid op de lange termijn, veranderingen, de arbeidsmarkt, sociale cohesie, de interne markt, het concurrentievermogen, onderzoek en vernieuwing, energie en klimaatverandering en onderwijs en opleiding.
Tegelijkertijd kan het Lissabonprogramma van de Gemeenschap een belangrijke rol in de nieuwe cyclus spelen door het bieden van effectievere garanties van de noodzakelijke coherentie van de hervormingen. De eigen positie van Parlement en Raad moet kracht worden bijgezet en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten moet worden ontwikkeld. Migratie dient een fundamentele rol te spelen in de context van globalisering door te helpen het groeipotentieel te vergroten en aanpassing te vergemakkelijken. Volgens een recent verslag over de gevolgen van deze situatie voor de mobiliteit van arbeidskrachten dat deze week aan de Raad is aangeboden, wordt de bevolkingsgroei van de EU in toenemende mate ondersteund door migratiestromen, en de doorslaggevende manier waarop deze stromen helpen bij het versterken van de flexibiliteit die nodig is om crises het hoofd te bieden en bij het compenseren van de geringe intraregionale mobiliteit verdient onze aandacht.
In deze geglobaliseerde context moet de externe dimensie van de Lissabonstrategie worden versterkt en ontwikkeld door de politieke en economische doelen en sociale en milieunormen van de EU buiten haar grenzen te verbreiden. Zoals u weet, was dit het aspect dat tussen de staats- en regeringshoofden werd besproken tijdens de informele ontmoeting in Lissabon, waar we in het bijzonder onderwerpen hebben uitgediept die betrekking hadden op de instabiliteit van de financiële markt en de klimaatverandering. Dit boeiende en stimulerende debat, waaraan ook de Voorzitter van dit Huis deelnam, heeft ons geloof in de toekomst versterkt.
Zoals de Portugese premier, de heer José Sócrates, hier al heeft betoogd, heeft Europa de plicht het globaliseringsproces leiding te geven en verkeert zij in de positie om dat te doen door gebruik te maken van de nieuwe kansen die zijn geschapen, ook op het gebied van ideeën en culturele uitwisseling. Door het versterken van de banden tussen volkeren en de wederzijdse afhankelijkheid van naties levert de EU een onmisbare bijdrage aan de vrede en de mondiale stabiliteit. Europa heeft de politieke en institutionele omstandigheden om op een consequente manier te reageren op de uitdagingen van de globalisering op het gebied van economie, maatschappij en milieu en kan daarom het globaliseringsproces beïnvloeden. We hebben sterkere strategische samenwerking met onze partners nodig om een nieuwe wereldwijde agenda te ontwikkelen die de wederzijdse opening van markten, verbeterde normen op het gebied van milieu, maatschappij, financiën en intellectuele eigendom, en de noodzaak tot ondersteuning van de institutionele capaciteit van ontwikkelingslanden combineert.
Zoals de Portugese premier ook aankondigde aan het eind van de informele ontmoeting in Lissabon, zal tijdens de Europese top op 13 en 14 december een EU-verklaring over de globalisering worden aangenomen. Dit zal voor onze burgers en voor de wereld een duidelijk teken zijn van de vastberadenheid en de toewijding van de Europese leiders om het vermogen van de EU te stimuleren om de globaliseringsagenda te beïnvloeden en de goede antwoorden te vinden.
De uitdagingen die voor ons liggen, zijn zowel lastig als interessant en het Portugese voorzitterschap zal ze blijven aangaan. Wij rekenen op de steun van het Europees Parlement, zoals we altijd hebben gedaan, voor het bevorderen en ontwikkelen van maatregelen op EU- en nationaal niveau waarover mondiale overeenstemming bestaat en die Europa de mogelijkheid geven haar verantwoordelijkheden in mondiale context op zich te nemen en toekomstige uitdagingen succesvol het hoofd te bieden.
Soms hebben we de neiging te vergeten wat Europa in deze geglobaliseerde wereld voor heel veel mensen betekent. De beelden van immigranten die op onze stranden zijn aangespoeld, zijn een wrede herinnering aan die werkelijkheid en aan de privileges die wij hier in Europa genieten – Europa is een bastion van hoop geworden, van hoop dat het mogelijk is een model te vormen dat vrijheid, economische groei, sociale rechtvaardigheid en milieubescherming combineert op basis van partnerschap, samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid.
Er staat meer op het spel dan alleen ons succes als Europeanen. “Een sterkere Unie voor een betere wereld” is het motto van ons voorzitterschap, zoals u weet, en wij geloven oprecht dat Europa een cruciale rol moet spelen bij het bouwen van een rechtvaardiger en evenwichtiger wereld.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, staatssecretaris van Europese Zaken die het voorzitterschap van de Raad vertegenwoordigt, dames en heren, globalisering is het centrale thema voor deze generatie Europeanen. Het raakt de levens van al onze burgers op de een of andere manier, dus het is gepast dat het nu boven aan de Europese agenda staat.
Zoals u weet, ben ik er persoonlijk van overtuigd dat de Europese agenda van de 21e eeuw grotendeels rond het thema van de globalisering moet worden georganiseerd, uiteraard met handhaving van de waarden en beginselen die het Europese project altijd hebben gevormd. Globalisering moet echter ook worden gezien als een kans voor Europa om haar belangen in deze wereld van toenemende wederzijdse afhankelijkheid te verdedigen. Daarom neem ik met veel genoegen deel aan het debat dat het Europees Parlement over dit onderwerp organiseert.
Zoals de staatssecretaris daareven heeft gezegd, heeft het stuk van de Commissie over het Europees belang dat vorige maand in ontwerpversie ontstond, tijdens de informele Europese Raad in Lissabon tot een uitstekend debat geleid. Ik voelde me vooral aangemoedigd door de stimulerende consensus die werd bereikt rond onze ideeën over de vraag hoe we op de globalisering moeten reageren. Ik zou ook het Portugese voorzitterschap willen bedanken voor zijn trouwe steun aan deze wereldwijde Europese agenda en aan de noodzaak de Lissabonstrategie een dimensie te geven die een antwoord heeft op de uitdagingen van de globalisering.
Ook steunen wij het idee van een verklaring over de globalisering op de Europese top van december. Dat zou een uitstekende manier zijn om deze consensus te consolideren; een consensus die ook hier in het Europees Parlement moet worden bevorderd door het opstellen van een gezamenlijke ontwerpresolutie over zo’n belangrijke kwestie.
De Europese Unie is eigenlijk al bezig met het ontwikkelen van een geleidelijk en waarlijk Europees antwoord op de globalisering, dat Europeanen aanmoedigt dit fenomeen ten volle te benutten. Dit antwoord houdt echter wel rekening met de gerechtvaardigde zorgen van degenen die met verandering te maken krijgen, want we mogen niet vergeten dat de globalisering voor sommige mensen ongunstige gevolgen kan hebben en dat we ook voor hen een antwoord moeten hebben.
Ik geloof dat het in het Europese belang is de goede balans te vinden, maar het kan in geen geval een vreesachtig of defaitistisch antwoord worden; het moet gebaseerd zijn op zelfvertrouwen. Er doet zich de laatste maanden zelfs een nieuw belang voor: de turbulentie op de financiële markten heeft aan het licht gebracht hoe de gezondheid van de Europese economie aan mondiale ontwikkelingen gekoppeld is, terwijl extreme klimaatomstandigheden duidelijk hebben gemaakt hoe ernstig de potentiële gevolgen van de klimaatverandering zijn en hoe een antwoord op dit probleem steeds dringender wordt. Elke dag zien we dat banen in Europa, energie in Europa, de gezondheid van onze mensen en de kwaliteit van leven in heel Europa allemaal worden beïnvloed door een mondiale dimensie.
(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat ons vertrekpunt er een is van vertrouwen. We bezitten de ervaring van de grootste economie en de grootste exporteur ter wereld. We hebben de weg bereid voor innovatieve manieren om nieuwe problemen aan te pakken – neem alleen al de handel in emissierechten. En we beschikken over een aantal duidelijke basisregels die ons goed van pas komen.
Ten eerste hebben we een verantwoordelijkheid om onze burgers te beschermen zonder dat we ons protectionistisch opstellen. We moeten doelen stellen in ons beleid, opdat anderen dezelfde weg inslaan als wij en zich open opstellen. In plaats van deuren te sluiten, zorgen we er beter voor dat anderen hun deuren openzetten. Voor Europa als grootste exporteur ter wereld zou protectionisme een doctrine zijn die haar doel voorbijstreeft.
Ten tweede stellen we ons open op, maar zijn we niet naïef. Dit betekent dat we anderen pas laten meeliften als zij bepaalde belangrijke beginselen eerbiedigen. Dat was de geest achter onze recente voorstellen om ervoor te zorgen dat de regels met betrekking tot energie-investering worden toegepast op bedrijven in derde landen.
Ten derde is er veel te winnen bij een op regels gebaseerd systeem, en de Europese Unie verkeert door haar ervaring in een unieke positie om een goede basis voor regelgeving op wereldschaal te verschaffen – een concrete weg om globalisering vorm te geven. Laten we eerlijk zijn: voor een open economie hebben we wat regels nodig. Markten kunnen zonder regels niet functioneren, en in de Europese Unie hebben we meer dan wie dan ook de ervaring om verschillende regels te combineren, om verschillende nationale ervaringen samen te voegen. Daarom geloof ik werkelijk dat we beter dan enig andere entiteit in de wereld toegerust zijn om globalisering vorm te geven, niet op te leggen, maar ons model voor deze globaliseringsfase die we nu ingaan, voor te stellen.
We hebben ook enkele instrumenten om de globalisering met vertrouwen tegemoet te treden. Dat de euro een stabiele kracht in het internationale financiële stelsel vormt, is duidelijker dan ooit. Het vermogen om wetgeving van de Europese Unie te gebruiken voor het opstellen van bindende doelen voor broeikasgassen en hernieuwbare energiebronnen geeft ons ook een ongekende geloofwaardigheid; daarnaast bezitten we een beproefde hefboom voor hervorming in Europa in de vorm van een vernieuwde strategie van Lissabon.
Bij de nieuwe stimulans van de Lissabonstrategie in 2005 probeerden we deze op een aantal manieren bij te stellen. We versterkten de eigen inbreng en de verantwoordingsplicht met behulp van een gedefinieerd partnerschap tussen de lidstaten en de Commissie. We maakten duidelijk welk werk er moet worden gedaan door ons te richten op de aanbevelingen voor specifieke landen. Iedere lidstaat heeft nu een eigen nationaal hervormingsprogramma en iedere lidstaat aanvaardt dat er een gezamenlijke inspanning is om met deze hervormingen door te gaan. We hebben ook opnieuw aandacht geschonken aan de financiële instrumenten van de Unie op het terrein van groei en banen.
De resultaten beginnen nu vruchten af te werpen. Ondanks de huidige zorgen zijn er betere resultaten: in de afgelopen twee jaar zijn er bijna 6,5 miljoen extra banen in de Europese Unie van 27 lidstaten gecreëerd; Naar verwachting komen er 8 miljoen banen bij in de periode 2007-2009. De hervormingen van Lissabon zijn ongetwijfeld gestimuleerd door het groeipotentieel van de Europese economie.
Maar voor zelfgenoegzaamheid is geen plaats: de taak is nog lang niet volbracht. De lidstaten en de Unie moeten onverminderd doorgaan met hervormingen. Dit is de beste manier om onze economieën meer veerkracht te geven in het licht van een onzeker economisch vooruitzicht.
De vier prioriteitsgebieden die in 2006 waren overeengekomen, boden het juiste kader voor Lissabon: onderzoek en innovatie; een beter bedrijfsklimaat (het bestrijden van bureaucratie en het stimuleren van betere voorwaarden voor investeringen); grotere inzetbaarheid, en de grote vraagstukken van energie en klimaatverandering. Deze terreinen en de afbakening daarvan hebben de strategie een veel sterkere aandacht bezorgd. Natuurlijk zijn deze terreinen onderling nauw met elkaar verbonden. We zullen nooit een koolstofarme kenniseconomie kennen zonder een hooggeschoolde beroepsbevolking of zonder meer onderzoek en omvangrijkere innovatie.
Dus zou ik graag dit punt met betrekking tot onderzoek en innovatie willen benadrukken. Ik wil graag van deze gelegenheid gebruik maken om het Europees Parlement te bedanken voor zijn steun aan de wensen van de Commissie ter zake van de kennisdriehoek onderzoek, onderwijs en innovatie. Ik wil u bedanken en uw aandacht vragen voor de behoefte aan samenwerking om het Galileoproject als groot Europees project te behouden, en ik wil u ook bedanken voor uw steun aan het EIT-project.
We maken vorderingen met de behoefte aan een Europese ruimte voor kennis. Eigenlijk was een van de noviteiten in ons document nu juist de presentatie van het denkbeeld van een vijfde vrijheid – vrij verkeer van kennis in de Europese Unie.
We zullen ook nooit een nieuwe dynamiek doen ontstaan zonder het juiste klimaat voor onze MKB’s. Er zijn 23 miljoen MKB’s in Europa. Daarom geloof ik dat al deze gebieden samen een heilzame cirkel kunnen creëren die al onze doelen tegelijkertijd vooruithelpen.
Bij de voorbereiding van de start van de volgende driejarencyclus, moeten we de strategie herzien in het licht van de ervaringen uit het verleden en de nieuwe omstandigheden. Er is een grotere aandacht nodig voor de sociale dimensie. Meer investering in onderwijs en opleiding voor alle leeftijden is het beste wapen tegen ongelijkheid en sociale uitsluiting en, zoals ik al eerder heb gezegd, niet iedereen is gebaat bij globalisering. Als we ons willen verzekeren van de steun van de burgers van de Europese Unie voor onze agenda, dienen we bijtijds aandacht te besteden aan de bezorgdheid over de sociale dimensie. Daarom heeft de Commissie bijvoorbeeld de instelling van een fonds voor aanpassing aan de globalisering voorgesteld, juist omdat we vanaf het begin de behoefte aan het geven van een concrete respons op deze terreinen hebben onderkend.
Ik voel mij bijzonder gesteund door de overeenkomst van de sociale partners op het vlak van flexizekerheidsbeginselen die door de Commissie voor de zomer werden voorgesteld. We kregen op de Europese informele Raad in Lissabon bijzonder goed nieuws over die overeenkomst tussen de Europese sociale partners. Ik hoop dat de Europese Raad in december zijn steun aan deze beginselen geeft. Dat verschaft een zeer goede basis voor elke lidstaat om tot een beter evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid in hun arbeidsmarkten te komen.
Robuuste uitvoering van markante hervormingen, sterkere nadruk op beroepsvaardigheden en onderwijs, concrete stappen om Europa te veranderen in een koolstofarme economie: dit zijn naar ons oordeel de prioriteiten voor de volgende cyclus.
De geïntegreerde richtsnoeren verschaffen een belangrijk instrument voor coördinatie, een gezamenlijk kader voor uiteenlopende lidstaten die hun eigen nationale hervormingsagenda nastreven. Analyse en feedback van lidstaten laten zien dat de richtsnoeren functioneel zijn. Zij zijn het fundament voor het Lissabonprogramma van de Gemeenschap. Hoewel er een behoefte is om ze te actualiseren, zegt mijn gevoel dat het betere de vijand is van het goede.
We moeten er ook meer voor zorgen dat de vorderingen van de Lissabonstrategie in alle lidstaten gelijke pas houden: een lager hervormingstempo in een lidstaat heeft duidelijke domino-effecten in de andere lidstaten. We hebben ook behoefte aan meer betrokkenheid van parlementen, sociale partners, lokale en regionale autoriteiten.
De betrokkenheid van dit Huis bij de Lissabonstrategie is vooral cruciaal geweest bij het laten voortduren van het momentum. Samen met vicevoorzitter Verheugen en met de hele Commissie verheug ik mij op de verdieping van ons gezamenlijk werk als we aan de nieuwe cyclus van Lissabon gaan beginnen.
De koppeling tussen globalisering en Lissabon verschaft ons een uitstekende gelegenheid om te laten zien dat de Europese economische agenda vandaag de dag geen vrijblijvende keuze is: het is de sleutel voor een succesvolle toekomst voor Europa. Economische hervorming, een mondiale visie, een koolstofarme economie: dit zijn de nauw met elkaar verbonden doelen die naast elkaar moeten worden nagestreefd, en alleen de Europese Unie kan de omvang en de coherentie verschaffen die Europa zo hard nodig heeft. Alleen samen kunnen we datgene nastreven wat we in ons document “het Europees belang” hebben genoemd.
Laat ik tot slot stellen dat ik werkelijk geloof dat het niet alleen gaat om het Europees belang. Ik geloof werkelijk dat in de eeuw van globalisering de wereld ook behoefte heeft aan een geëngageerd Europa dat onze belangen beschermt en verdedigt maar ook onze waarden, de waarden van vrijheid en solidariteit, in deze eeuw van globalisering hoog houdt.
(Applaus)
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste Hans-Gert; fungerend voorzitter van de Raad, Manuel Lobo Antunes; mijnheer de Commissievoorzitter, José Manuel Barroso, in de ogen van onze medeburgers is globalisering geen abstract begrip. Globalisering is een realiteit die in het dagelijks leven gevolgen heeft voor gewone Europeanen en zij verwachten van hun regeringen en instellingen antwoorden op de problemen die die realiteit met zich meebrengt.
Onze medeburgers verwachten in dit opzicht heel wat van de Europese Unie. Ze rekenen erop dat ze beschermd worden en veiligheid krijgen: fysiek beschermd tegen terroristische dreigingen, maar ook beschermd tegen de grillen van de financiële markten. Ze rekenen echter ook op ons om hun voedselvoorziening en voedselzekerheid te waarborgen; toch heeft afgelopen zomer een sterke stijging van de kosten van graanproducten de prijzen voor de consument omhoog gejaagd. De Europese consument moet worden gerustgesteld dat betaalbare importproducten in ieder opzicht veilig blijven. Dit is een bijzonder actuele kwestie: nu de feestdagen naderen, moeten we ouders en grootouders gerust kunnen stellen dat het kinderspeelgoed dat ze voor onder de kerstboom kopen, de gezondheid van de kinderen niet in gevaar brengt.
De globalisering moet niet alleen aan de welvaart bijdragen, ze moet ook eerlijk zijn en aan morele regels onderworpen, bijvoorbeeld om de uitbuiting van kinderen te verbieden. De globalisering kan niet ten koste van de zwaksten gaan: ze moet een instrument zijn om ongelijkheid te bestrijden – niet alleen binnen afzonderlijke landen, maar ook tussen landen. De globalisering dient gericht te zijn op het vergroten van de koopkracht van de armsten in de samenleving. Wij hebben ons altijd voorstanders van de vrije handel betoond, maar die handel moet aan strikte regels gebonden zijn. De openheid van de Europese Unie tegenover de rest van de wereld is een drijvende kracht in de wereldeconomie en veel bedrijven willen zich graag in Europa vestigen. Zij zullen onze regels moeten aanvaarden en zich aan onze normen houden voor de bescherming van gezondheid, milieu en consument.
In een periode van vijftig jaar is de Europese Unie erin geslaagd een functionerende interne markt te scheppen, waarin harmonisering van de wetgeving van de lidstaten altijd de regel is geweest. De Europese Unie dient een rol te spelen door haar kennis van zaken te exporteren en de normen voor productie en kwaliteitscontrole van haar partners te helpen verhogen. We zijn al bezig dat met een aantal van hen te doen. Het succes van de eerste vergadering van de Trans-Atlantische Economische Raad, afgelopen vrijdag in Washington, is een goed teken en we moeten nu onze pogingen verdubbelen om Brazilië, China en India aan hun verantwoordelijkheden te herinneren. Ten aanzien van Afrika zijn we wat toegeeflijker.
Om de externe uitdagingen het hoofd te bieden, dienen we in de eerste plaats onze eigen interne markt te versterken door meer in onderzoek en ontwikkeling te investeren en in de tweede plaats te zorgen voor een betere coördinatie van onderzoek en vernieuwing tussen de lidstaten. De globalisering biedt nieuwe kansen, maar vereist ook aanpassing, bijvoorbeeld waar het gaat om onderwijs en opleiding gedurende het hele werkende leven van mensen.
Mijn fractie is verheugd over de nieuwe initiatieven voor groei en werkgelegenheid onder de Lissabonstrategie en eveneens over de door de Commissie voorgestelde Small Business Act, omdat het MKB van groot belang blijft als motor van de stabiliteit en het creëren van banen in Europa.
Dames en heren, op ons als politici wordt steeds meer een beroep gedaan om in te gaan op de uitdaging van de energieproblemen. Totdat zij een gemeenschappelijk beleid voor energiezekerheid en milieuveiligheid heeft, zal de Europese Unie kwetsbaar blijven. Nu de prijs van een vat olie op bijna honderd dollar ligt, wordt het Europa waarin wij leven met een crisis geconfronteerd. We hebben een Europees energiebeleid nodig dat ons zekerheid van toevoer en duurzame groei in deze sector garandeert. We moeten een grondig onderzoek naar hernieuwbare energiebronnen opzetten en het energieleveringspotentieel van civiele kernenergie verkennen.
De gehele discussie over deze vraagstukken dient transparant te zijn, zodat we het bewustzijn van mensen vergroten en hun steun voor wat wij ondernemen, veiligstellen. Uiteindelijk willen we schonere, efficiëntere en veiligere energie voor Europa. Europa moet duidelijk zijn over zijn belangen, niet alleen waar het gaat om handel en de wereldeconomie, maar ook waar het gaat om cultuur, taal en traditie. Door toe te werken naar het bereiken van gezamenlijke oplossingen voor de uitdagingen van de globalisering, stellen we onszelf in staat de legitieme belangen van onze medeburgers te beschermen zonder protectionistisch te zijn.
(Applaus)
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de titel van dit debat weerspiegelt het feit dat het Europees Parlement met de Raad en de Commissie zal discussiëren over de rol die Europa – de Europese instellingen en de EU-lidstaten – wil spelen bij het omgaan met de kansen en risico’s van de globalisering. We moeten daarom duidelijk maken – en dat zal het debat van vandaag zeker doen – dat de gevolgen van de globalisering op verschillende manieren te zien zijn en met uiteenlopende, met elkaar concurrerende methoden kunnen worden aangepakt.
De onderhandelingen over de resolutie die vandaag moet worden aangenomen, hebben laten zien dat er een diepgaand verschil is, op veel terreinen een gapende kloof, tussen de opvattingen aan de rechterzijde van dit Huis en wat wij in de Socialistische Fractie willen. Wat wij in dit debat zeggen, zal daarom bepalend zijn voor de randvoorwaarden die we toepassen wanneer we de rol inschatten die de instellingen dienen te spelen, in het bijzonder de Commissie. Ik heb heel goed naar u geluisterd, mijnheer de Commissievoorzitter, en naar de heer Daul; ik zou zeggen dat er overeenkomsten zijn, maar er zijn ook opvallende verschillen.
Iedereen die zich kandidaat stelt voor het ambt van voorzitter van de Commissie, nu of in de toekomst, zal door onze fractie worden gemeten aan de hand van bepaalde maatstaven, in het bijzonder op het gebied van zijn of haar opvatting van de rol van de Commissie in de geglobaliseerde economie. Macro-economische beleidscoördinatie, om het jargon te hanteren, of wat we ook algemeen economisch en fiscaal beleid zouden kunnen noemen, dient te worden geleid door de beginselen van het sociale beleid. Economische vooruitgang in Europa moet tot grotere sociale stabiliteit leiden. De EU dient ervoor te zorgen dat wereldwijde economische vooruitgang tot meer gelijkheid van rechten en kansen in de wereld leidt. Ook dat is sociaal beleid. Menselijk welzijn in binnen- en buitenland is onze algemene maatstaf.
Economische vooruitgang is de voorwaarde voor sociale zekerheid en niet andersom, zoals we in een paar toespraken in dit Huis hebben horen suggereren. Het idee dat minder sociale zekerheid in Europa de bron van economische vooruitgang zou zijn, is een absolute misvatting. Iedereen die gelooft dat de EU kan worden gebruikt om verworvenheden op het gebied van sociaal beleid als het ware achter het rookgordijn van de globalisering uit te hollen, vergist zich. Gedereguleerde markten die tot maximale winsten en lagere sociale normen leiden, zijn misschien het ideaal dat de rechterzijde van dit Huis voor ogen staat. Het is niet ons ideaal. Wat wij willen zeggen is dat het geheim van Europa’s succes berust op sociale vooruitgang en economische vooruitgang, wat twee kanten van dezelfde medaille zijn. Wat ons betreft, is er in dat opzicht niets veranderd.
(Applaus)
Dat was een interessante uitroep van de heer Daul. Voor degenen die het niet hebben gehoord, hij zei: “De economie eerst!” Nee! Economische groei en sociaal welzijn moeten hand in hand gaan – dat is het cruciale punt, en het laat zien waar de fout van de rechtse politiek in Europa zit. Laten we over één ding duidelijk zijn: de overweldigende meerderheid van de regeringen in de Raad zijn centrumrechtse regeringen en de Commissie is, uiteraard, geen eldorado van het socialisme. U, mijnheer Barroso, bent een politicus van centrumrechts, evenals de meeste van uw commissarissen. Daarom houden wij de activiteiten van de Commissie nauwlettend in de gaten, om de geloofwaardigheid van uw uitspraken te kunnen peilen.
Natuurlijk hebben we onderzoek, vernieuwing en onderwijs nodig, en natuurlijk is het nodig dat de interne markt zich ontwikkelt op een manier die het milieu beschermt en de hulpbronnen van de maatschappij stabiliseert. Absoluut! Maar het is ook nodig dat de Commissie de geschikte voorstellen voor richtlijnen presenteert. Vervolgens zullen we de passende wetgevingsinitiatieven nodig hebben om het proces te consolideren. Er zijn een paar goede punten en die steunen wij, maar er zijn er ook heel wat die we grondig moeten onderzoeken.
We hebben ook doeltreffend bestuur nodig. Ik weet niet of dat beter Lissabonbestuur moet worden genoemd, zoals het in de kopjes van EU-documenten heet. Ik weet niet of de gewone man of vrouw op straat begrijpt wat wij daarmee bedoelen. En wanneer u het over het vereenvoudigen van het bestuur heeft en de voormalige premier van Beieren aantrekt om die campagne te leiden, dan kan ik alleen maar zeggen: veel geluk!
Er is één ding dat we zeer zeker nodig hebben – op dit punt zijn wij het helemaal met u eens, mijnheer de Commissievoorzitter – en dat is een aantal regels om het wildwestkapitalisme te beteugelen dat op de financiële markten overheerst en, ja, dat complete nationale economieën bedreigt. Laten we dus in Europa beginnen met deze regels. Laat ik er geen twijfel over laten bestaan wat er nodig is: wij verwachten dat de internationale financiële kapitalisten onder toezicht worden geplaatst, dat hun operaties transparant zijn en uiteraard dat hun macht wordt beknot. Uw nastreven van deze doelen zal onze steun krijgen. Dat is een van de sleutels tot sociale vooruitgang in Europa.
Om af te ronden, mijnheer de Voorzitter – Hans-Gert –, dames en heren, zou ik willen zeggen dat de kwestie die wij vandaag bespreken, namelijk hoe wij ons moeten opstellen om de uitdaging van de globalisering aan te gaan en welke invloed Europa (en dan bedoel ik het Europa van de instellingen: u in de Commissie en wij in het Parlement) feitelijk kan uitoefenen bij het nastreven van deze ambitieuze doelen, ook de maatstaf is waarmee de kiezers ons zullen beoordelen. Als wij ons blijven beperken tot algemene debatten waar we precies beschrijven wat we willen, maar die geen vervolg krijgen in de vorm van concrete wetgevingsmaatregelen hier en in de lidstaten, dan zal de hele exercitie zinloos zijn. Daarom verwachten wij dat wat wij hier beschrijven, ook zal worden weerspiegeld in onze gezamenlijke resolutie en zal worden omgezet in stevig beleid.
(Applaus van links)
De Voorzitter. − Mijnheer Schulz, het feit dat u de gelegenheid hebt gekregen uw spreektijd aanzienlijk te overschrijden, had niets te maken met de manier waarop u de Voorzitter aansprak. De extra tijd die u hebt genomen, zal uiteindelijk van de spreektijd van uw fractie worden afgetrokken.
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben zojuist de taal van het verleden gehoord:
... die Rede der Vergangenheit!
(EN) Anderen weten beter dan wij dat we al in een mondiale maatschappij leven. India, China en Brazilië hebben met succes de stroom aan kansen aangegrepen, terwijl een al te groot deel van Europa zich angstig opstelt.
Toen president Sarkozy ons gisteren toesprak, had hij het over “verschillende mogelijke toekomstscenario’s voor het Europa van morgen”, en stelde daarmee ons beleid inzake concurrentie, energie en uitbreiding ter discussie.
De blikken van de heer Barroso tijdens een groot deel van die toespraak vertelden ons meer dan al zijn woorden van vanochtend. Als Europa op zijn handen zit omdat nationale leiders, die bezwaren van burgers aanhalen, twisten over de agenda van de EU, zullen wij de kans missen om de globalisering vorm te geven volgens Europa’s collectieve belangen.
Het zijn niet de burgers, maar de lidstaten die we moeten overtuigen. Onderzoek na onderzoek heeft laten zien dat de meeste burgers niet de nationale regering maar de Europese Unie als de meest aangewezen instantie zien om de globalisering in goede banen te leiden.
Kijk hoe de globalisering als een aardbeving het Europese staatsbestel doet schudden. Geconfronteerd met mondiale uitdagingen trekken sommige rechtsgeoriënteerden zich terug, van conservatisme naar nationalisme, of van christendemocratie naar christenautocratie. De kloof van globalisering loopt precies door de EVP.
Aan de linkerzijde houden Kurt Beck en zijn vrienden veel noodzakelijke hervormingen tegen. Franz Müntefering zag dat en daarom stemde hij met zijn voeten. En toch zien de idealisten de noodzaak tot hervorming. Zij hebben het opgetekend in het nieuwe Europese socialistische partijprogramma en, heel toepasselijk, in Oporto aangenomen.
De scheidslijn in onze politieke overtuigingen over economisch beleid ligt niet langer tussen links en rechts, maar tussen hen die op mondiale uitdagingen reageren door de brug op te halen en hen die, samen met de liberaaldemocraten, voorstander zijn van een open samenleving.
Mijnheer Barroso, uw Commissie wordt door de meerderheid in dit Huis gesteund voor uw aanpak van de globalisering. Maar het is geen meerderheid die gebaseerd is op één politieke familie. Het kan zelfs Europa’s politieke families doen uiteenvallen en opnieuw doen vormen.
Globalisering zal steeds meer vorm gaan geven aan ons beleid. Niet globalisering die in deze mededeling in een tamelijk enge economische betekenis is gedefinieerd – hoewel een stabiele euro en effectieve concurrentieregels en marktregulering in ons aller belang zijn – maar in haar bredere, meer holistische betekenis met inbegrip van onderwerpen als de groei van de wereldbevolking en migratie; klimaatverandering en energiezekerheid; en internationaal georganiseerde misdaad die met terrorisme in verband wordt gebracht.
Is dat niet de bevestiging die we nodig hebben om “op internationale schaal op te treden”, waartoe dit document aanspoort, om onze “kritische massa” aan te wenden zodat “Europeanen in staat worden gesteld globalisering vorm te geven”, zoals de mededeling van de Commissie vraagt?
Als dat zo is, mijnheer Barroso, waar zijn dan uw beleidslijnen? Uw tijdschema? Uw brede aanpak? Ons werd actie beloofd: in plaats daarvan kregen we een papier gepresenteerd dat rijk is aan retoriek, maar betrekkelijk arm aan voorstellen. Dit kan niet het laatste woord zijn van Europa’s repliek op globalisering. Ik wacht op uw heroverweging van de interne markt, om te zien hoe u groei en banen op een lastig terrein wilt stimuleren, en op het beleid inzake legale migratie in de hoop dat dit beleid ingaat op de zorgen van de landen van herkomst.
Mijn collega’s en ik wachten op dringende actie met betrekking tot het terugdringen van het energiegebruik en de strijd tegen grensoverschrijdende misdaad. We geloven ook dat sociale gezondheid en economische vitaliteit allebei belangrijk zijn. Als we een wereldmarkt gaan creëren, hebben we een nieuw mondiaal sociaal contract nodig dat de rivaliserende vragen van flexibiliteit en rechtvaardigheid met elkaar verzoent, omdat zoals Martin Luther King ons leerde, onrechtvaardigheid, om het even waar, een bedreiging is van rechtvaardigheid waar dan ook.
Dus moet de Unie agenda’s samenbrengen: die van Lissabon met zijn aandacht voor concurrentievermogen, die van Cardiff met haar aandacht voor de sociale rechten en die van Göteborg met haar aandacht voor het milieu.
De wereld heeft behoefte aan een sterke, verenigde Unie voor de bestrijding van onrechtvaardigheid, conflicten en armoede waar dan ook, omdat we een van de weinige spelers zijn die mondiale vraagstukken kunnen aanpakken. Als wij niet het voortouw nemen, doet niemand het.
Dat betekent dat we stoppen met de hypocrisie van handelstarieven en dat we vormgeven aan een eerlijke deal voor ontwikkelingslanden in Doha; dat we een contract over koolstofemissies in Bali sluiten en onze gezamenlijke invloed aanwenden om Amerika aan boord te krijgen; en dat we bouwen aan een internationale aanpak van de financiële markten waarbij we de aandacht richten op samenwerking inzake regulering, een convergentie van normen en gelijkwaardigheid van voorschriften.
Billijke oplossingen voor iedereen voor deze uitdagingen vinden, vraagt om meer, niet om minder globalisering. Want we leven in een onderling verbonden wereld, een wereld die solidariteit evenzeer op mondiaal niveau eist als tussen de Europese burgers onderling.
En we moeten, evenals Victor Hugo, uitkijken naar de dag waarop de enige slagvelden die van markten zijn die open staan voor de zakelijke wereld en van de menselijke geest die openstaat voor ideeën.
Mirosław Mariusz Piotrowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de globalisering is een verschijnsel dat in veel opzichten niet kan worden teruggedraaid. De individuele EU-landen dienen dit niet alleen te begrijpen, ze moeten ook op een praktische manier met deze veranderingen omgaan. De acties van de EU kunnen echter geen inbreuk maken op de economische belangen van soevereine staten, bijvoorbeeld door ongerechtvaardigde beperkingen op te leggen aan de kooldioxide-uitstoot, wat de economieën van landen als Polen ernstige schade zal toebrengen.
Aan de andere kant dienen deze politieke stappen niet te leiden tot het verlies van de nationale identiteit. Terwijl landen in Azië zich succesvol aan de nieuwe situatie aanpassen en hun economieën snel groeien, delibereren wij in het Europees Parlement over zulke gewichtige kwesties als achteruitkijkspiegels op land- en bosbouwtractoren, het belang van circussen in de Europese Unie en dergelijke zaken.
De EU voegt voortdurend nieuwe regels toe, waardoor effectieve concurrentie steeds moeilijker wordt, en lijkt blind te zijn voor de werkelijkheid, die blijkt uit de toespraken van vandaag door de socialistische afgevaardigde. Ik hoop dat het debat van vandaag zal bijdragen aan het veranderen van de manier waarop wij in Europees perspectief over de globalisering denken.
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat we in deze speciale mededeling een absoluut tekort aan verbeeldingskracht hebben gezien, gegeven de ernst van de situatie waar we voor staan.
We hebben hier geen echte definitie van globalisering. Doorgaans wordt een verband gelegd met de economische kant, daar wil ik over spreken.
Dit document stelt dat wij voor een derde industriële revolutie staan. Ik vind dat we enkele lessen uit de vorige industriële revoluties moeten trekken. Er is niet volledig rekening gehouden met de ecologische kosten; er is niet volledig rekening gehouden met de sociale kosten. De veronderstelling is dat lage kosten van grondstoffen blijven bestaan, vaak over de rug van de armste landen van de wereld; dat we handel kunnen drijven in landen waar we open markten afdwingen als een sociale infrastructuur en een goede overheidssector ontbreken; dat we op onze hoede moeten zijn voor de verleiding van wederkerigheid als dit niet onder gelijken is. Er zijn ook voorbeelden waarbij we de rol van de markten bij het bereiken van sociale doelen hebben overschat. Daarnaast zijn er vraagstukken met betrekking tot economische consolidatie, vooral als deze is gebaseerd op een schuldeconomie en op speculatie in plaats van op realiteit en dus hoogst gevaarlijk zijn voor economische stabiliteit.
De nieuwe context die we onder ogen zien, gaat niet alleen over klimaatverandering. Die gaat over peak oil en wat dat betekent voor de kansen van ontwikkelingslanden; die gaat over het behalen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.
Het is waar dat we handel, de sociale dimensie en de ecologische dimensie weer in evenwicht moeten brengen De WTO geeft prioriteit aan handel boven productiemethoden, over al het andere dat ons het recht verschaft om te zeggen dat we problemen hebben met de manier waarop goederen worden geproduceerd omdat deze niet aan onze normen voldoen. We kiezen ervoor dat niet in de voorschriften op te nemen.
Als we naar de groei kijken, praten we nog steeds alsof het om de kwantiteit gaat, in plaats van om de kwaliteit en om datgene wat daadwerkelijk toeneemt binnen onze samenlevingen. De conferentie van de Commissie hierover komende week juich ik toe, maar dit zijn werkzaamheden die al jaren plaats zouden moeten vinden.
Wat gaan we doen met onze landbouwsector? Met onze toeristensectoren? Met zoveel andere kwesties in het zicht van klimaatverandering? Wij zijn het er niet mee eens dat we niet naar onze richtsnoeren hoeven te kijken en ze te herzien. Wij vinden dat we dat wel moeten doen.
Praten we over opleiding en onderwijs, vraagt de duurzame ontwikkelingsstrategie nu dat we ernaar kijken binnen de context van klimaatverandering en ecologische vooruitgang. Ik heb geen werkelijk, serieus verband daarmee horen leggen. Daarover bestaat helemaal geen Europese strategie.
Als we praten over een koolstofarme economie, hoe spelen we dat dan klaar? In dit document vinden we niets dat ons bijster veel vertrouwen inzake deze vraagstukken inboezemt.
En we moeten opnieuw naar de sociale kant kijken. Er bestaat nog steeds een kloof tussen de inkomsten van mannen en van vrouwen. We hebben nog steeds behoefte aan een leefbaar loon, en flexizekerheid moet rekening houden met financiële zekerheid voor particulieren.
We moeten nog Lissabon en Göteborg integreren. Dat is de uitdaging. Dit document onderkent dit niet en ik ben er niet van overtuigd dat het Parlement dit wel doet.
Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, allereerst zou ik mijn teleurstelling willen uitspreken over de definitieve versie van de ontwerpresolutie. Ik ben teleurgesteld op twee fronten. Ten eerste is het jammer dat het lange tijd onmogelijk was tot overeenstemming te komen en dat een meerderheid pas op het laatste moment en onder tijdsdruk is bereikt; hiervoor hebben we, naar mijn mening, de prijs betaald van excessieve concessies inzake fundamentele vragen. Ten tweede ben ik teleurgesteld omdat de resolutie geen weerspiegeling is van de Europese belangen, zoals het in de titel van het stuk heet, en – wat meer ter zake doet – niet eens de belangen van de meerderheid van de Europese burgers weerspiegelt.
Deze dubbele teleurstelling komt voort uit mijn analyse van de gezamenlijke ontwerpresolutie, die op geen enkele manier de negatieve invloeden van de globalisering erkent en burgers zelfs niet meer biedt dan een aanpak om met de globalisering te leren leven, ongeveer zoals ze met overstromingen zouden leren leven. Naar mijn mening is het onmogelijk hetzij globalisering hetzij overstromingen leuk te vinden, laat staan ermee te leren leven. De normale aanpak is dat je probeert deze processen te beïnvloeden om hun negatieve uitwerking te voorkomen. Er staat echter niets van dien aard in de resolutie: ze biedt zelfs geen model voor duurzame mondiale ontwikkeling.
Onze fractie heeft zich bij haar ontwerpresolutie in het bijzonder op de volgende feiten gericht:
– het gevecht tegen de armoede, aangezien de statistieken laten zien dat circa tachtig miljoen mensen in de Europese Unie een beschikbaar inkomen hebben van minder dan zestig procent van het nationaal equivalent mediaan inkomen;
– we hebben de behoefte aan doeltreffender middelen om de burgerrechten veilig te stellen, beklemtoond – bijvoorbeeld toegang tot goed en goed betaald werk en sociale minimumnormen;
– met betrekking tot de Lissabonstrategie hebben wij benadrukt dat een nieuwe geïntegreerde strategie voor duurzaamheid en solidariteit nodig is om de huidige Lissabonstrategie te vervangen en voor een doeltreffend implementatiewerktuig te zorgen.
Gisteren zijn een paar fracties het eens geworden over een gezamenlijke resolutie en hebben zij het voorstel van onze fractie daarbij compleet genegeerd. Door dit te doen hebben zij duidelijk laten zien dat ze meer belang aan economische kwesties hechten dan aan sociale rechten en rechtvaardigheid. Om bovengenoemde redenen zal onze fractie de resolutie niet steunen.
Godfrey Bloom, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren genoten we van een geweldig knappe toespraak van de Franse president. Ik luisterde aandachtig naar dit welbespraakte mannetje. Vierkant stond hij voor de vrije handel. Maar als andere landen voor protectionisme waren, dan was hij dat natuurlijk ook. Vierkant stond hij voor democratie: de mensen hadden er recht op dat hun standpunten werden gehoord, maar vervolgens naar het schijnt, genegeerd, zoals de mensen in Frankrijk en Nederland zijn genegeerd. Als het hem uitkomt, is hij allereerst een Europeaan, maar door en door een Fransman, of eerst een Fransman, maar door en door een Europeaan. Oké, met een beetje Hongaarse goulash op de koop toe.
We hebben een Europese landmacht, vloot en luchtmacht nodig om onze vreedzame Europese waarden wijd en zijd te verspreiden, want we moeten nooit meer oorlog voeren. We moeten vertrouwen op onze democratische instellingen, maar niet te veel, zo schijnt het. De Fransen krijgen niet nog een referendum, omdat dit zou kunnen leiden tot een Brits referendum, en natuurlijk weten we allemaal dat de Britten de nieuwe grondwet – oh, sorry – het “verdrag” afwijzen.
We moeten, zo suggereerde hij, onszelf beter onderzoeken en duidelijk maken dat er meer moederschap is, niet alleen voor vrouwen maar ook voor mannen; meer appeltaart, vooral voor de armen, of ze dat willen of niet. Om een gezegde te aan te halen, een oud Engels gezegde – ik houd ervan de beste tolken ter wereld uit te proberen – het was allemaal lariekoek!
Dimitar Stoyanov (ITS) - (BG) Allereerst zou ik de Commissie en de Raad eraan willen herinneren dat de globalisering geen proces is dat op zichzelf bestaat, dat Europa een belangrijke factor is in de wereldpolitiek en dat het beleid dat Europa voert, zal bepalen of de globalisering zich ontwikkelt.
En dit is precies wat ik niet begreep uit de strategie van de Commissie. Is de Commissie bereid een beleid te voeren dat de globalisering zal ontwikkelen of dat dit proces zal vertragen? Bovendien zou ik uw aandacht willen vestigen op het feit dat de interne markt op zich geen garantie is voor het succes van Europa in het ontwikkelingsproces van de globalisering.
De Raad heeft verklaard dat hij concurrentievermogen heel belangrijk vindt, maar op het moment zijn er nieuwe economieën in de Europese Unie die fragiel zijn en wie het zelfs op de interne markt aan concurrentievermogen ontbreekt.
De Commissie stelt op haar beurt dat zij het ontwikkelen van de Lissabonstrategie beschouwt als wat voor haar het belangrijkst is met het oog op het implementeren van haar plannen vanuit globaliseringsperspectief.
In het bijzonder voor Bulgarije verwacht ik dat de Lissabonstrategie zal tekort zal schieten, omdat mijn land, zoals we herhaaldelijk hebben gezegd, niet klaar was toen het bij de Europese Unie kwam. Dus hoe kunnen we de belangen van de Europese burgers beschermen, als we niet bepaalde vormen van protectionisme gebruiken?
De open maatschappij waar Graham Watson het over heeft, is eenvoudigweg verraderlijk voor de zwakkere economieën in de EU. Als we wereldwijde solidariteit op de eerste plaats stellen in plaats van solidariteit binnen de Gemeenschap, waarom hebben we de Gemeenschap dan überhaupt nodig?
In deze context zou een toekomstige ontwikkeling van de globalisering met zwakke economieën die een groot handelstekort hebben en zelfs op de interne markt niet concurrerend zijn, doorgaan met deze economieën onder druk te zetten tot aan het punt van instorten en zouden deze economieën, die nu vechten om te kunnen deelnemen aan een normale manier van ontwikkeling, instorten als kaartenhuizen.
Jana Bobošíková (NI). - (CS) (Het begin van de toespraak is onhoorbaar) ... een inspanning te leveren om ervoor te zorgen dat Europa een zo sterk mogelijke speler op de wereldmarkt is. Om dit te bereiken moeten de wereldhandelsonderhandelingen echter tot een einde worden gebracht, moeten de subsidies aan Europese boeren worden verlaagd en de douanevergoedingen van de VS worden verminderd. Het is ook noodzakelijk binnen de WTO steviger op te treden tegen China en systematisch gebruik te maken van maatregelen tegen dumping. Als we de globalisering succesvol willen aanpakken, moeten we korte metten maken met de last van excessieve regelgeving die kleine en middelgrote ondernemingen hindert. Dit is wat de Commissie van Barroso had beloofd, maar toen liep ze vast aan het begin van de rit.
De Unie zou ook sterker worden als Turkije en Oekraïne lid werden en als ze een echt economisch partnerschap met Rusland had. Het migratiebeleid is ongezond. In plaats van een eindstation voor arme mensen zou Europa een eindstation moeten worden voor de hoogopgeleide mensen die tegenwoordig naar China en de VS vertrekken. Als we de uitdagingen van de globalisering echt willen aanpakken, is het belangrijkste dat we de Unie in staat stellen op het internationale toneel met één stem te spreken; anders zal ze niet serieus worden genomen. Ik hoop dat de staatshoofden in december tot dezelfde conclusie zullen komen.
Staat u mij toe een paar slotopmerkingen te maken. Mijn collega de heer Schulz had het over wildwestkapitalisme dat huishoudt op de financiële markten. Dit is retoriek uit de hoogtijdagen van het communisme, toen financiële kapitalisten “Wall Streetboeven” werden genoemd. We weten allemaal wat deze houding de economieën van het Oostblok uiteindelijk heeft opgeleverd.
Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de voorzitters van de Raad en de Commissie voor hun verklaringen over dit fundamentele vraagstuk met betrekking tot de toekomst van Europa.
Voor overleving en voorspoed dient Europa de uitdagingen van globalisering het hoofd te bieden. We moeten deze uitdagingen aandurven en niet slechts kijken naar de bedreigingen, maar ook naar de kansen. Het uitvoeren van de agenda van Lissabon is belangrijk voor Europa’s toekomstige voorspoed. We moeten ervoor zorgen dat we uiteindelijk bij de wereldhandelsbesprekingen tot een overeenkomst komen. We moeten het gemeenschappelijk landbouwbeleid hervormen en voor een billijke verdeling zorgen, zowel voor onze eigen boeren als ook voor de boeren in de ontwikkelingslanden. We moeten verder werken aan en meer vaart zetten achter de dereguleringsagenda en belemmeringen voor handel en industrie wegnemen om te kunnen concurreren met China en India. Ook dienen we werkelijk onze steun te geven aan kanselier Merkels inspanningen om een transatlantische gemeenschappelijke markt in het leven te roepen.
Ik ben blij met de recente verklaring van de voorzitter van de Commissie over globalisering waarin hij stelt dat er geen twijfel bestaat over het bestaansrecht van de EU in de 21e eeuw: Europa klaarstomen voor een geglobaliseerde wereld. Daarvoor, zo zei hij, moeten we investeren in mensen, in groei, in banen, in energiezekerheid, in bestrijding van klimaatverandering en in het behartigen van consumentenbelangen. Hij ging verder door te stellen dat protectionisme Europa niet welvarender maakt; protectionisme zou onze burgers niet beschermen, maar hen armer maken. Dit is een cruciale verklaring waarop alle Europese regeringen acht moeten slaan.
Natuurlijk worden bij financiële diensten en boekhouden de Europese normen al snel wereldnormen. Daar ben ik trots op. De weg naar voren in Europa is een radicale hervorming van het Europese sociale model, meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt en meer activiteiten met betrekking tot deregulering en lastenvermindering van het bedrijfsleven.
Natuurlijk moeten we ook vooroplopen bij de aanpak van klimaatverandering en ik ben blij met het besluit van het Parlement om daaronder ook de uitstoot van de luchtvaart en de handel in emissierechten te begrijpen, een ander signaal van onze bereidheid om de wereldgemeenschap voor te gaan.
Bij de strijd tegen armoede moeten we ervoor zorgen dat de programma’s van de EU geloofwaardig, economisch verantwoord en doelgericht zijn. We moeten de handelsmogelijkheden voor de ontwikkelingslanden vergroten en een werkelijk verschil voor Afrika betekenen.
We zouden trots op onze prestaties moeten zijn, maar er liggen voor ons nog veel kansen om aan te grijpen.
Robert Goebbels (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, bij het onderhandelen over de ontwerpresolutie over de uitdaging van de globalisering zag ik heel duidelijk hoe wijd de kloof tussen links en rechts in dit Huis is. Mijn collega’s van PPE en ALDE wilden kritiek oefenen op de miljoenen gewone mensen die – terwijl ze banen zien verdwijnen door verhuizing van bedrijven, fusies en overnames, of terwijl ze hun minuscule inkomens vergelijken met de royale bonussen die worden uitgestort over hoge zakenlieden (die overigens hoog opgeven van de deugd der loonmatiging) – twijfelen aan de voordelen van de globalisering.
Naar mijn mening is de globalisering een noodzakelijk proces, vooral omdat ze de armste landen toegang tot de internationale markten geeft en ze zo in staat stelt de levensstandaard van hun volkeren te verhogen. Maar laten we ons niet laten bedotten door reclameslogans! De perfecte markt, zo geliefd bij de liberalen, is een illusie. Concurrentie is noodzakelijk, maar nooit gratis.
Neem bijvoorbeeld de energiemarkt, waar negentig procent van de hulpbronnen van de wereld door soevereine staten wordt beheerd. Een kartel domineert de oliemarkt. Een ander kartel maakt zich op om de gasmarkt binnen te halen. Het prijsbepalingsbeleid is niet transparant en is op slechts veertig procent van de wereldhandel van toepassing. Een derde van de uiteindelijke prijs gaat naar een lange keten van intermediaire speculanten die geen enkele economische bijdrage leveren. Wanneer deze speculanten en hun “speciale ondernemingen” in de goot belanden, pompen centrale banken miljarden in het financiële stelsel om wijdverbreide instabiliteit tegen te gaan, maar het effect komt neer op borg staan voor speculatie.
Een paar directeuren zullen misschien een zachte landing kunnen maken dankzij hun gouden handdrukken, maar miljoenen consumenten zitten uiteindelijk diep in de schulden en zien zich gedwongen hun huis te verkopen. In zes maanden tijd hebben bijna een half miljoen Amerikanen persoonlijk faillissement moeten aanvragen. Intussen neemt de Europese economie een afwachtende houding aan. De Commissie heeft haar economische voorspellingen weliswaar bijgesteld, maar in plaats van met beleidsvoorstellen te komen stelt ze zich tevreden met het produceren van vertrouwde mantra’s. Ja, we hebben inderdaad meer groei en het scheppen van meer banen nodig, aangedreven door betere coördinatie en meer onderzoek en ontwikkeling, en ja, we moeten inderdaad nieuwe maatschappelijke realiteiten onder ogen zien.
Maar waar zijn de budgetten daarvoor? Waar zijn de middelen? De heer Barroso wil de geïntegreerde richtsnoeren niet verbeteren. De rechtervleugel weigert over economische coördinatie te praten. De heer Sarkozy stoot eenheden hooggestemde gebakken lucht uit, maar in een half uur gebruikt hij niet één keer het woord “sociaal”. Toch bevestigen alle opiniepeilingen dat mensen meer nadruk op sociale kwesties gelegd willen zien: ze willen zich veiliger voelen, ze willen dat hun koopkracht verbetert en ze willen betere openbare diensten.
De burgemeesters van tien Europese hoofdsteden hebben onlangs een verklaring ondertekend ter verdediging van voor iedereen toegankelijke openbare diensten. Maar wat doet de Commissie? Ze verschuilt zich achter een armzalig protocolletje bij het toekomstige verdrag dat alleen inzake niet-economische diensten subsidiariteit garandeert – zodat ze de openbare diensten waar de gewone Europeaan om roept, des te beter kan afbreken. Mijn fractie zal deze uitvlucht van de Commissie niet accepteren. We zijn van plan ons bij de burgemeesters, het Comité van de Regio’s, het Economisch en Sociaal Comité en de vakbonden aan te sluiten in een politieke strijd voor een Europa met een sterkere sociale dimensie, waarin openbare diensten prioriteit hebben.
(Applaus)
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – (LT) Veel EU-burgers maken zich zorgen over de veranderingen in hun leefomgeving als gevolg van de globalisering en het is onze plicht als politici voor het antwoord te zorgen. Het Parlement moedigt de lidstaten heel vaak aan een gemeenschappelijk beleid te formuleren, maar ik zou erop willen wijzen dat we bij onszelf moeten beginnen. Het voorbereiden van deze resolutie was zwaar werk en het was niet gemakkelijk de meningen van alle commissies te combineren tot één algemene mening. Daarom zou ik willen voorstellen dat we vaker proberen de meningen van de verschillende commissies en verschillende resoluties tot een algemene mening te combineren, zodat we de EU-burgers een gecoördineerd antwoord kunnen geven over wat we eigenlijk gaan doen.
Een andere heel belangrijke kwestie is onze rol als mondiale speler. Ik zou erop willen wijzen dat onze rol in de wereld een actieve dient te zijn. Op dit moment is de Europese Unie de grootste unie, dankzij uitbreiding, dankzij de nieuwe kansen. Het kan niet anders of wij zullen de grootste rol moeten spelen, ongeacht onze bereidheid of aarzeling om die op ons te nemen. Niettemin wordt de indruk gewekt dat we weifelen, alsof we wachten tot iemand anders met de oplossing komt. Onze buitenlandse politiek door middel van de externe dimensie van de Lissabonstrategie dient actief te zijn.
Inzake het binnenlands beleid zou ik het belang willen onderstrepen van het herzien van onze prioriteiten. Volgens het recentste onderzoek is de reden waarom de Europese Unie achterloopt op het gebied van groei in productiviteit niet het gebrek aan computers of hightech apparatuur. De reden is dat we managementproblemen hebben. We maken geen optimaal gebruik van de interne markt en slagen er niet in positieve omstandigheden te creëren voor goederenverkeer en de uitbreiding van de financiële markt. Nog één vraag: klopt het dat de voornaamste prioriteit van de EU voor de toekomst het ontwikkelen van technologieën zou zijn? Is er een mogelijkheid dat voedselproductie de voornaamste prioriteit zal worden, iets waar experts ons voor waarschuwen?
Kortom, we moeten een nieuwe houding ten opzichte van onze economische markt ontwikkelen en prioriteit geven aan de uitbreiding van de interne markt. Inzake het sociale beleid, dat hier veelvuldig te berde is gebracht: ja, ik ben het ermee eens dat dit een van de belangrijkste punten op onze agenda dient te zijn, maar het moet ook actief zijn. We moeten de neiging bepaalde mensen te steunen achter ons laten; onze rol dient te zijn dat we kansen voor hen creëren om in hun onderhoud te voorzien. Mensen moeten niet in de positie van klaploper worden geduwd; ze moeten actieve marktdeelnemers zijn. Daarom zou het verstandig zijn te investeren in de sociale sferen die in de toekomst zouden helpen bij het vergaren van intellectueel kapitaal en die voor een toename van de productiviteit zouden zorgen.
Om af te ronden zou ik het belang willen beklemtonen van het vergroten van de coördinatie tussen de EU-instellingen. Deze resolutie en het debat van vandaag zijn voorbeelden van goede coördinatie. Ik hoop dat we in de toekomst gelegenheid zullen hebben om deze vraagstukken niet alleen in de avondsessies, maar ook overdag te bespreken.
Seán Ó Neachtain (UEN). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, het is in het belang van de EU een sterk en eerlijk internationaal handelssysteem te hebben onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie. Het is derhalve niet aanvaardbaar dat de Dohagesprekken uitsluitend draaien om meer concessies van de EU inzake landbouw, die tenslotte maar vijf procent van de wereldhandel vertegenwoordigt. Hoe zit het met de andere 95 procent? Gaat het hier soms om overgave?
Naar mijn mening is commissaris Mandelson te veel bereid concessies te doen waar het om de EU-landbouw gaat. Op dit moment pleit hij voor een importtariefverlaging van 46 procent in de landbouwsector. Maar zoals president Sarkozy hier gisteren in het Parlement zei, we moeten onze binnenlandse voedselbronnen in stand houden. Amerika bijvoorbeeld heeft tot dusver op het gebied van landbouw geen duimbreed toegegeven. De recent gepubliceerde landbouwwet van de VS is hiervoor voldoende bewijs.
We moeten stappen naar voren zetten in de wereldhandelsgesprekken op het gebied van industrie, handel en diensten. Het gemiddelde tarief dat in de EU van kracht is, ligt op vier procent, terwijl het vergelijkbare tarief in Azië en Zuid-Amerika dertig procent bedraagt. Zodra de Indiase en Chinese markten in de software- en telecommunicatiesectoren geopend zijn, zal er een kans zijn om door concurrentie aangedreven vooruitgang tot stand te brengen. Daarenboven dient vereenvoudiging niet alleen voor de douaneprocedures te gelden, maar ook voor toekomstige handelsovereenkomsten.
Pierre Jonckheer (Verts/ALE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, naar mijn mening ontbreekt er iets belangrijks aan het stuk dat voor ons ligt en was het ook afwezig in de toespraak van de heer Barroso. Het ontbrekende element is eigenlijk de analyse van de voorstellen die men doet over het functioneren van de internationale financiële markten, over het bestaan van internationale belastingparadijzen, over de strijd tegen de internationale financiële misdaad en over de internationale belastingen – over kapitaalstromen in de eigenlijke zin des woords.
Ik geloof dat het internationale debat hier even op de realiteit moet worden geattendeerd. Noch in de stukken, noch in de woorden van de voorzitter van de Commissie tref ik enig ook maar een beetje doortastend beleidsinitiatief aan over onderwerpen die tenslotte buitengewoon ernstig zijn en ik kan niet nalaten het verband te leggen met de klimaatverandering en het komende debat in Bali, waar de financiële dimensie van cruciaal belang zal zijn, in het bijzonder om de kwetsbaarste landen te helpen het tweede Kyotoprotocol te ondertekenen.
We weten allemaal dat dit zeer grote bedragen aan publiek geld zal vereisen. Waar zullen die vandaan komen? Ik realiseer me dat het bijzonder lastig is deze kwesties bovenaan internationale agenda’s te krijgen, maar ik geloof dat we ons eigen internationale beleid schaden als we daar niet in slagen of als we het weigeren te doen.
Mijn tweede opmerking heeft betrekking op de wereldwijde strijd over normen, in het bijzonder milieu- en sociale normen, en meer specifiek over milieunormen.
Het stuk van de Commissie is heel algemeen, zoals de heer Watson zegt, en ik deel die mening. U zegt op bladzijde 6: “Er is zich als gevolg van bilaterale gesprekken met derde landen een nieuwe internationale benadering aan het vormen die zich richt op samenwerking in de regelgeving, convergentie van normen en gelijkwaardigheid van regels.” Welnu, mijnheer de vicevoorzitter, ik zou graag precies willen weten wat dat betekent voor het behoud van de Europese milieunormen. Wat betekent het voor de ontwikkeling van die normen en wat zijn de praktische gevolgen waar het gaat om het internationaal uitdragen ervan, zoals de heer Barroso voor ogen staat?
Mijn bezorgdheid wordt nog groter als ik krantenberichten lees over de onderhandelingen die op dit moment tussen de Europese Unie en Zuid-Korea worden gehouden, waarin wordt gesuggereerd dat onze opstelling zwakker is dan die van de VS als het gaat om het handhaven van normen, in elk geval van sociale normen.
U bent ons op deze vragen gedetailleerde antwoorden verschuldigd.
Sahra Wagenknecht (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, globalisering is geen natuurlijk proces, ook al houden sommigen er misschien van het op die manier te brengen. Globalisering is zelf een product van politiek. Het is een politieke creatie die voortkomt uit elke maatregel die wordt genomen om het internationale kapitaalverkeer te dereguleren en te liberaliseren. De politieke creatie ervan gaat door, elke keer dat een ontwikkelingsland net zo lang wordt gechanteerd tot het zijn kapitaalmarkt opent en buitenlandse overnamen toestaat. Globalisering is een creatie van de geïndustrialiseerde landen en niet in de laatste plaats van de Europese Unie.
Waar de term “globalisering” eigenlijk voor staat, is lang niet zozeer de internationalisering van de economie, als wel de macht van vastgoedbezitters, banken en conglomeraten, die nu buiten het bereik van landelijke wetgevers zijn, om hun geld overal te kunnen inzetten waar het de grootste winst oplevert, ongeacht de maatschappelijke gevolgen. Die macht stelt hen natuurlijk ook in staat landen tegen elkaar uit te spelen als potentiële zakenlocaties en ze daardoor te dwingen omstandigheden te scheppen die steeds gunstiger zijn voor het maximaliseren van de winst.
Dit is precies de verborgen agenda die schuilgaat achter de doelstelling van concurrentievermogen, namelijk de behoefte het mes te zetten in de belastingheffing voor bedrijven, socialezekerheidsstelsels te vernietigen en over te gaan tot brute loondumping – met andere woorden, de zoektocht naar steeds tomelozer kapitalisme. Dit betekent uiteraard dat niet iedereen een verliezer is in het globaliseringsspel; er zijn ook een paar zeer opgezwollen winnaars. Niet de minsten hiervan zijn de Europese conglomeraten die zich in de loop van dit globaliseringsproces tot mondiale spelers hebben ontwikkeld en wier winstvoorspellingen de laatste jaren nauwelijks beter hadden gekund. De grote meerderheid profiteert echter niet van deze ontwikkeling. Integendeel, de wet van de jungle die in het onbeteugelde kapitalisme geldt, stelt de rijken in staat de armen te onderdrukken en te exploiteren.
De resolutie die voorligt, praat deze stand van zaken goed en onze fractie zal haar niet steunen. In plaats daarvan zullen wij doorgaan met vechten voor een andere economische orde in Europa, voor een economische orde waarin mensen meer zijn dan kostenplaatjes en waarin landen meer zijn dan alleen maar zakenlocaties.
Witold Tomczak (IND/DEM). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we moeten onderscheid maken tussen twee realiteiten: het verschijnsel van de globalisering en het beleid van het globalisme.
De globalisering komt voor uit de ontwikkeling van nieuwe technologieën op terreinen zoals vervoer, communicatie en het verzamelen en verwerken van gegevens. De globalisering biedt nieuwe kansen, maar creëert ook nieuwe dreigingen. Hoe we er gebruik van maken, is aan ons.
Het globalisme daarentegen is een beleid dat gericht is op het creëren van supranationale wereldmacht. Het is gericht tegen vrijheid voor volkeren en naties en streeft ernaar een kleine groep van degenen met het meeste kapitaal en een wereldwijde infrastructuur, een zo goede positie te bezorgen dat zij hun eigen egoïstische belangen kunnen realiseren binnen het kader van een wereldwijd land; het streeft niet naar wat goed is voor volkeren en naties. In wezen is het een totalitair beleid. Het keert zich tegen pacifistische idealen en lokt oorlogsdreiging uit.
Europa wordt geconfronteerd met de verleiding de rechten van haar eigen naties te ondermijnen teneinde de rol te vergroten die haar kosmopolitische elites spelen bij het regeren van de wereld. Toegeven aan deze verleiding zou gelijkstaan aan het uitwissen van de eeuwenoude erfenis van Europese naties, die berust op respect voor de mensenrechten en voor de rechten van menselijke samenlevingen.
In het tijdperk van de globalisering zou het succes van Europa bestaan in respect voor de mensenrechten, voor de rechten van families en naties, dat tot uitdrukking komt in de ontwikkeling van instellingen die respect voor hun verworvenheden garanderen. Het succes van Europa zal zijn andere volkeren en naties in de wereld te laten zien hoe wij een situatie van vrijheid en waardigheid voor de burger scheppen. Het zou een ramp voor Europa zijn de weg van het totalitaire globalistische beleid in te slaan.
Jean-Claude Martinez (ITS) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, collega’s: de globalisering, internationalisering, of “planetisering” zoals de jezuïet Teilhard de Chardin zou zeggen, is duidelijk van blijvende aard, en wat we nu zien is de tweede golf van de globalisering, die meer omvat dan die van de jaren 1990 omdat ze zich uitstrekt over financiën, de economie, taal, migratiestromen en ideologie, met één dominant model: de markt.
De negatieve gevolgen van deze globalisering zijn al even duidelijk: in het zuidelijk halfrond, waar de hulpbronnen worden uitgeput, in India en China, waar mensen, land, bossen, zeeën en rivieren de gevolgen ondervinden en de mensenrechten gevaar lopen. Hier in het noorden zien we de gevolgen in de vorm van het verhuizen van bedrijven, verlies van banen en financiële destabilisering van onze sociale stelsels, en van het gevaar – nu onze bevolking ouder wordt en we geconfronteerd worden met de kosten van de zorg voor hoogbejaarden – dat Europa in een geriatrisch Rwanda zal veranderen, met alle gevolgen van dien als het gaat om gebrek aan respect voor mensenlevens en schending van mensenrechten.
We worden geconfronteerd met deze realiteiten, staan oog in oog met het overduidelijke, en wat is ons antwoord? Het lijkt op een mengsel van toverspreuken, minimalisme en abracadabra. De toverspreuken horen we bijvoorbeeld in onze debatten en resoluties van dit moment. Onze politieke “bezweringen” bestaan uit verwijzingen naar de Lissabonstrategie en een economie met meer concurrentievermogen. Het doet denken aan Chroesjtsjov bij de VN in de jaren zestig, die zijn best deed het kapitalistische systeem bij te benen. Het is Harry Potters antwoord op de globalisering.
Dan is er het minimalisme. Het Globaliseringsfonds is het volmaakte voorbeeld: een klein zakje met financiële snoepjes. We hebben geen greep op wat er gebeurt, dus we slaan de blik ten hemel en proberen het met de vertrouwde abracadabra. In de naam van de Vader, Adam Smith; de Zoon, David Ricardo; en de Heilige Geest van de Markt; voor het grote mondiale altaar van de vrijhandelsideologie brengen we het offer van het verlagen en vervolgens elimineren van de douanerechten.
Complete abracadabra! En toch was Europa’s grootste uitvinding, het product van haar genialiteit van 2500 jaar geleden, het logisch denken: de rede! Wat de rede ons vandaag vertelt is dat vrije handel noodzakelijk is, maar dat het even noodzakelijk is onze sociale en culturele rijkdommen te beschermen. We moeten dus een manier vinden om vrije handel met menselijke zekerheid te verzoenen.
We hebben zelfs de mogelijkheid om dat te doen, dankzij een nieuwe vorm van douanetechnologie. Ik heb het over de technologie van aftrekbare douanerechten: onder dit systeem moeten douanerechten uiteraard door de exporteur worden betaald, maar deze betaling levert de exporteur een evenredig bedrag aan douanekrediet op dat kan worden afgetrokken van de kosten van aankopen in het importerende land. Deze nieuwe generatie van variabele, verhaalbare, onderhandelbare douanerechten, aan kortingen onderhevig, zal ons in staat stellen het maar al te vertrouwde probleem op te lossen van het verstoorde economische, sociale en milieu-evenwicht in de internationale handel tussen noord en zuid.
Jim Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor een toenemend aantal van onze kiezers betekent globalisering troosteloosheid als de ene fabriek na de andere naar het oosten vertrekt.
Precies twee weken geleden kondigde Seagate Technology in mijn kiesdistrict Limavady aan te gaan sluiten met een verlies van 960 arbeidsplaatsen, en deed daarmee die kleine stad duizelen. Het is niet alleen de verlokking van goedkope arbeid, maar onze verlammende last aan regels voor de Europese industrie die verwoestend werkt op de fabricage.
President Sarkozy had gelijk toen hij ons gisteren vertelde dat de EU het recht heeft zichzelf tegen dergelijke verwoestingen te beschermen; Ik wou dat de EU dit deed. Twee rechtstreekse stappen zouden daarbij helpen: een verlaging van de drempel voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Een verlies van duizend banen in Parijs is slecht, maar in een kleine stad als Limavady is het fataal. De drempel voor kleinere economieën moet dus lager worden gelegd. Ten tweede dient de EU haar verbod op staatssteun los te laten, zodat kwesties als een bescheiden vrijstelling van belasting onze fabricage vlottend kan houden Ik nodig de Commissie uit op deze twee specifieke punten positief te reageren.
Werner Langen (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, iedereen die luistert naar de toespraken hier, in het bijzonder die van mevrouw Wagenknecht en de heer Schulz, begrijpt dat zij het over een tijd hadden die al lang voorbij is – gelukkig maar. Dit waren uitspraken uit de socialistische rommelberging en ze helpen ons niet verder met globaliseringsvraagstukken.
Iedereen in deze Kamer weet dat economische vrijheid, toegenomen welvaart en het sociale model met elkaar te verenigen zijn. Europa is de beste illustratie van dit feit. Zoals we de euro hebben geïntroduceerd als internationaal fitnessprogramma voor de interne markt, zo hebben we nu de Lissabonstrategie, ondanks alle bedenkingen en problemen waarvan ze misschien vergezeld gaat, als fitnessprogramma om ons in vorm te krijgen voor wereldwijde concurrentie. We hebben helemaal geen reden om ons te verstoppen voor de globalisering. De manier waarop er hier over wordt gepraat, is volstrekt onrealistisch.
Globalisering is de drijvende kracht achter democratie en welvaart voor onderontwikkelde landen. Het is zeker onwaar dat er alleen maar een schaduwkant is, zoals de voorbeelden in de laatste paar toespraken impliceerden. In feite profiteren alle landen van de globalisering: de ontwikkelingslanden, de recent geïndustrialiseerde landen en zelfs die ontwikkelingslanden met een al te extravagant regeringsapparaat dat de belastingbetalers niet langer kunnen opbrengen. We kunnen de klok niet terugdraaien en Europa is het model voor de rest van de wereld. Ik vraag me af waarom we dat verzwijgen. Waarom hebben we het alleen maar over de slechte dingen?
Natuurlijk kunnen we het hebben over de wildwestpraktijken op de financiële markten. Ja, we hebben internationale coördinatie nodig. We hebben internationale beperking en toezicht nodig. Maar wie heeft er, afgezien van de heer Goebbels, het feit genoemd dat er ook mankementen in het systeem zitten die we nog niet onder controle hebben? In Japan is de regel dat de hoogste manager van een bedrijf niet meer mag verdienen dan twintig keer het salaris van de gemiddelde werknemer. Wat voor rechtvaardiging is er om managers in Europa en de Verenigde Staten toe te staan duizend maal meer te verdienen dan de werknemers van hun bedrijven? Over deze dingen kunnen we het hebben, maar dat betekent nog niet dat we de globalisering in het algemeen kunnen demoniseren, want globalisering biedt nieuwe kansen en combineert vrijheid met welvaart.
Anne Van Lancker (PSE). - (NL) Voorzitter, mijnheer de Raadsvoorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega's, het is goed dat de Commissie aandacht besteedt aan de externe dimensie als nieuw element in de Lissabonstrategie, maar laat ons vooral toch niet vergeten dat globalisering ook gevolgen heeft voor ons eigen intern Europees beleid.
Het is waar dat de Lissabonstrategie bijgedragen heeft tot economische groei en arbeidsplaatsen, maar het is ook waar dat niet iedereen daarvan heeft geprofiteerd. Globalisering heeft in Europa de ongelijkheid en de kloof tussen geschoolden en ongeschoolden sterk doen toenemen.
Ik ben dan ook blij dat de Commissie en de Raad Werkgelegenheid in de toekomst meer aandacht willen besteden aan de sociale dimensie, want nog te veel mensen – laag geschoolden, mensen met een handicap, oudere werknemers, migranten – hebben geen toegang tot een degelijke opleiding en goede kansen op een baan. Zes miljoen jongeren verlaten de school zonder diploma, 72 miljoen mensen leven in de marge van de samenleving in armoede en Europa heeft zelfs 14 miljoen werkende armen.
Economische welvaart, beste collega’s, moet iedereen ten goede komen. Daarom wil ik drie punten extra in de schijnwerper zetten.
Ten eerste: het is duidelijk dat in de nieuwe generatie beleidsinstrumenten voor Lissabon een veel sterkere focus moet komen op sociale insluiting, gelijke kansen, strijd tegen armoede en goede sociale bescherming. De sociale dimensie moet opnieuw zijn plaats krijgen in de geïntegreerde richtsnoeren.
Ten tweede: er moet meer nadruk komen op het nakomen van de toezeggingen van de lidstaten op het gebied van werkgelegenheid en opleiding. Kwaliteitsvol werk is geen automatisch gevolg van economische groei, daarvoor hebben we een duidelijk engagement van de lidstaten nodig.
Ten derde: er moet veel meer gewerkt worden in partnerschap. Een goede strategie voor groei, banen en sociale insluiting veronderstelt ook dat de nationale parlementen, lokale en regionale besturen, sociale partners en maatschappelijke organisaties hun inbreng hebben.
Daarom vindt mijn fractie dat het geen business as usual kan zijn voor de volgende generatie Lissaboninstrumenten. Er zijn redenen te over, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, om het Lissabonpakket op cruciale punten bij te werken.
Bernard Lehideux (ALDE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit steeds terugkerende debat over de voor en nadelen van globalisering heeft ongeveer evenveel zin als een discussie over de voor en nadelen van de winter op eerste kerstdag.
De enige echte vraag voor ons is hoe de Europese Unie kan proberen dit onontkoombare verschijnsel voor haar volkeren ten goede te keren. Wat de burgers van Europa verwachten, zijn doeltreffende hervormingen om de werkgelegenheid op te stuwen en om hen te steunen in tijden van verandering.
Het volgen van de Lissabonstrategie lijkt tot dusver nogal op Wachten op Godot. We horen er voortdurend over praten, we snakken ernaar dat ze in het echt opduikt, maar we komen haar nooit feitelijk tegen. Zij die de sleutel hebben tot het welslagen van de Lissabonstrategie, namelijk de lidstaten, moeten de middelen opbrengen om de doelen te halen die ze zich hebben gesteld. Wij verwachten dat zij met initiatieven komen en bovendien met een complete en objectieve evaluatie van hun resultaten.
Het is niet mijn bedoeling een uitsluitend somber beeld te schilderen. Er zijn een paar bemoedigende tekenen, zoals het Aanpassingsfonds, dat functioneert, ook al moet zijn doeltreffendheid nog worden beoordeeld. Het is ook veelzeggend dat, voor de eerste keer in Europa, de sociale partners het eens zijn in hun analyse van de uitdagingen waarvoor we staan op de arbeidsmarkten. Ze zijn ook overeengekomen de lidstaten te vragen flexizekerheidsbeleid te implementeren, dat de tweelingelementen flexibiliteit en zekerheid combineert, voor zowel werknemers als werkgevers.
Ik zal afsluiten, mijnheer Barroso, met het dringende verzoek aan u de sociale dimensie van de Lissabonstrategie niet op te offeren omdat u denkt dat die ons minder concurrerend maakt. Gewone mensen verwachten dat Europa aandacht heeft voor hun zorgen en bedrijven verwachten dat Europa een beleid implementeert dat wijdverbreide sociale dumping zal tegengaan.
Wojciech Roszkowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het stuk van de Commissie bevat veel woorden over de plaats van de Europese Unie in het globaliseringsproces, maar geeft het specifieke antwoorden op de vragen die we onszelf stellen? Ik betwijfel dat nogal.
Het stuk geeft de indruk dat goede EU-regelgeving groei in de EU en welvaart voor haar burgers zal garanderen. Groei en welvaart hangen echter af van de inspanningen van de burgers, die efficiënter en productiever moeten zijn dan tevoren en ook efficiënter en productiever moeten zijn dan burgers in andere landen.
Goede regelgeving is niet genoeg om toekomstige economische groei in de Europese Unie te waarborgen. Het is niet genoeg als we de economische niveaus van de oude en de nieuwe lidstaten, die sneller groeien dan het EU-gemiddelde, gelijktrekken. De gevolgen van economische migratie van landen met lage arbeidskosten naar landen met hoge arbeidskosten zijn niet voldoende.
Toekomstige economische groei in de EU zal afhangen van haar concurrentievermogen, maar in plaats daarvan praat het stuk van de Commissie uitvoerig over het beschermen van sociale verworvenheden. Dat is allemaal goed en wel, maar die verworvenheden zijn niet de oorzaak van groei, ze zijn het gevolg ervan. Terwijl we deze sociale verworvenheden beschermen, moeten we niet vergeten dat groei voortkomt uit vernieuwing, verbeterde organisatorische efficiëntie, grotere productiviteit en concurrentievermogen.
Jill Evans (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de Commissie en de Raad voor hun verklaringen. Ik ben het ermee eens dat de EU hier potentieel een zeer positieve rol kan vervullen. Maar tot op heden heeft economische globalisering geleid tot een versnelde vervuiling van het milieu, slechte arbeidsvoorwaarden en een groeiend gebrek aan sociaal evenwicht.
Op lokaal niveau is er onzekerheid voor de laagstbetaalden ontstaan en, nog erger, verlies van banen in fabrieken en diensten. Ik zag dat eerder dit jaar met eigen ogen in mijn eigen gemeenschap in Wales, waar ik woon, bij de sluiting van de Burberry-fabriek. Dat betekende het verlies van honderden banen in een buitengewoon arm gebied, een convergentiegebied.
Bedrijven vinden het gemakkelijker om dikwijls te verkassen, ze zoeken de goedkoopste arbeidskrachten en maken zich niet druk over de gevolgen van hun handelingen, ondanks vrijwillige sociale verantwoordelijkheidsovereenkomsten die, zoals bij Burberry, op papier prachtig zijn, maar in de praktijk bitter weinig voorstellen.
De gevolgen zijn voor lokale gemeenschappen desastreus. Die lokale gemeenschappen vormen, we hebben het al gehoord, de sleutel tot banen en groei, het beoogde doel van de agenda van Lissabon. Dit leidt allemaal tot teleurstelling over de politiek en bewijst dat de markt sterker is dan democratie.
De EU kan ervoor zorgen dat arbeidsomstandigheden en sociale normen over de hele wereld verbeteren en zij kan daarbij de kosten van klimaatverandering in de marktprijs opnemen om ecologische dumping te voorkomen. Door de gevolgen van globalisering is de sociale protectie zelfs belangrijker voor arbeiders en gemeenschappen.
Ik ben het ermee eens dat we kleine bedrijven steunen en zorgen voor duurzame banen, hoog gekwalificeerde banen en ik hoop van harte dat het voorstel voor wetgeving voor kleine bedrijven een bijdrage zal vormen om dit op de lange termijn te bereiken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, in dit debat is het goed te benadrukken dat het succes van de Europese Unie afhankelijk is van hoe zij reageert als het gaat om solidariteit en economische en sociale cohesie. Wanneer de Europese Unie blijft lijden aan een hoog armoedepeil dat 17 procent van de bevolking treft, oftewel zo’n tachtig miljoen mensen in de EU-27, wanneer de onzekerheid over werkgelegenheid stijgt en het percentage arme werknemers toeneemt, dan moet onze fundamentele prioriteit zijn van het neoliberale beleid af te stappen en prioriteit te geven aan werkgelegenheid met rechten, fatsoenlijke salarissen, meer sociale bescherming en goede openbare diensten voor al wat productieve investering door micro- en kleine ondernemingen ondersteunt en een eerlijker verdeling van de geproduceerde rijkdom, teneinde werkelijke convergentie tussen de lidstaten te bevorderen, ontwikkeling en sociale vooruitgang te begunstigen en een samenwerkingsbeleid met de landen van de derde wereld te implementeren.
Patrick Louis (IND/DEM) . – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, onze medeburgers – die ook werknemers zijn, consumenten en belastingbetalers – zien heel duidelijk dat de Europese Unie in haar huidige samenstelling niet zozeer een bolwerk tegen de excessen van de financiële globalisering is, als wel een halte onderweg naar die excessen.
Er wordt ons nu al twintig jaar een schitterende toekomst beloofd, met dank aan de euro en het ontmantelen van de grenzen; dat was bijvoorbeeld het lokkertje dat ze gebruikten om onze steun voor het Verdrag van Maastricht te krijgen in 1992. Ondanks alles is onze productiebasis echter bezig in te pakken en weg te wezen, met achterlating van miljoenen werklozen, grote lappen industriële woestenij en een verlaten platteland.
Als we president Sarkozy in dit Huis horen pleiten voor een missie om Europa te beschermen, zouden we bijna gaan denken dat hij de Verdragen van Maastricht en Lissabon nooit heeft geaccepteerd. Het is echt prachtig te horen hoe hij zich sterk maakt als generaal De Gaulle en verklaart dat hij zich in de WTO zal verzetten tegen alle onderhandelingen die ons nationaal belang waarschijnlijk zullen schaden. Daarbij lijkt hij even te zijn vergeten dat Frankrijk geen vetorecht bezit en dat de enige die onderhandelt een commissaris uit Brussel is die het mandaat dat hij van de lidstaten heeft gekregen, consequent negeert.
Soortgelijke illusies bleken duidelijk toen hij – wederom geheel gerechtvaardigd – de deflatie-obsessie van de onafhankelijke Europese Centrale Bank in Frankfurt aanviel. Maar wie moeten we geloven: de man die voor de tv-camera’s de Franse soevereiniteit staat te proclameren of de man die onze nationale soevereiniteit afschaft in een Europees verdrag? De werkelijkheid is dat het Verdrag van Lissabon de logica van de bestaande Verdragen bevestigt, die ons verhinderen de koers van de euro te sturen, onze markten te beschermen en voor onszelf op te komen in mondiale handelsonderhandelingen.
Ja, het Verdrag noemt de bescherming van burgers als een doelstelling, maar dat is niet meer dan een beleidsverklaring zonder wettelijke kracht erachter. Het is veelzeggend dat het Verdrag de bevoegdheden en onafhankelijkheid van zowel de Commissie als de ECB vergroot, met hun vrijhandelsdenken. Zowel protocol nr. 6 als artikelen 3 en 4 van het EG-Verdrag versterken hun dogmatische opvatting van tomeloze concurrentie, zonder te letten op nationale belangen, niet beteugeld door grenzen en achteloos met democratie.
Wij geloven dat het volk van Frankrijk en het volk van Europa iets anders willen. Laten we dus echte vrije handel in ere herstellen, in de vorm van uitwisseling tussen naties die ze verrijkt, zonder ze te beroven van hetzij hun verdedigingsmiddelen, hetzij hun identiteit.
Udo Bullmann (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de Commissie is van plan de komende drie jaar voorstellen te presenteren voor een nieuwe afstemming van economische, sociale en milieubeleidslijnen in de Europese Unie. Dat is een goede zaak, want zoals we allemaal weten, ligt er nog niets op tafel. Het stuk van oktober, dat de basis is van onze huidige discussie, is een kort document. Hoewel ik en passant moet opmerken dat het altijd goed is korte documenten te presenteren, is dit ook een oppervlakkig document, een dun document, waaruit we niets kunnen opmaken over de richting die deze reis geacht wordt te krijgen.
De Commissie moet ons helpen door een tegenstrijdigheid op te lossen. Als we het debat van vandaag opvatten als de voorpagina, de inleiding, dan hebben we het hier over enorme uitdagingen: de globalisering, de klimaatverandering, het vraagstuk van de internationale financiële markten – de formidabele uitdagingen waar we in elk van de lidstaten mee worden geconfronteerd. Maar als we de discussie dan verder volgen naar de sfeer van de praktische gevolgen, krijgen we te horen dat het niet nodig is de praktische beleidsrichtsnoeren te veranderen. Dat is onbegrijpelijk. Het is totaal onbegrijpelijk, omdat het natuurlijk de vraag oproept naar de werkelijke aard van dit globaliseringsdebat. Is het een excuus om geen actie te ondernemen op het gebied van de praktische uitvoering van ons sociale, milieu- en economische beleid, of is het echt een kans om het reële beeld te zien en antwoorden te geven op de dringende vragen en behoeften van de mensen in de landen van de Europese Unie?
Laat ik nog een paar vragen aan de orde stellen. Als onze toekomst inderdaad in een milieubeschermende geïndustrialiseerde samenleving ligt, waarom is het dan zo moeilijk in de Commissie, met de Commissie en zelfs in dit Huis te praten over het passende investeringsbeleid dat nodig is als we dat doel willen bereiken? Waarom kunnen we het niet hebben over de programma’s voor het opknappen van gebouwen, de moderne voertuigen en vervoerssystemen die we nodig hebben om dat doel te bereiken? Waarom is het bijna taboe over een fatsoenlijk investeringsbeleid te discussiëren? En waarom komen deze dingen niet in het programma van de Commissie voor? Waarom staan ze ook niet in het werkprogramma van Lissabon? Ik hoop wel dat er nog veranderingen zullen worden aangebracht.
Wanneer we het hebben over de kennisdriehoek – de noodzaak van onderwijs, onderzoek en vernieuwing –, waarom kunnen we dan het Europees pact voor de jeugd niet tot een praktisch instrument maken en alle jonge mensen in Europa een opleiding van hoge kwaliteit garanderen, zodat ze hun gespecialiseerde kennis en intelligentie kunnen gebruiken in de inspanning om de geïndustrialiseerde maatschappij een nieuwe structuur te geven? Dit zijn de praktische uitdagingen waarop we willen reageren.
Marco Cappato (ALDE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat er ook in dit debat sprekers zijn geweest die economische vrijheid een plaats hebben gegeven als tegendeel van het garanderen en beschermen van sociale rechten en de strijd tegen de armoede.
Die tegenstelling tussen economische vrijheid en sociale rechten smaakt naar de vorige eeuw en is niet langer gangbaar in de politiek van ons Europa. Wij hebben ongetwijfeld de plicht ervoor te zorgen dat de regels ten volle worden toegepast op het gebied van economische vrijheid jegens monopolies, de transparantie van financiële markten en de garantie dat de kosten van milieuvervuiling worden betaald. Dat is zonder twijfel fundamenteel! Vanuit het oogpunt van sociale rechten echter is datgene wat ons nu belet de armsten in onze landen te helpen de oude socialezekerheidsstelsels, gericht op bedrijven en georganiseerd werk, die niets doen voor werklozen en diegenen die buiten sociale garanties en sociale bescherming blijven vallen.
In mijn land, Italië, hebben we een systeem dat mensen min of meer dwingt met pensioen te gaan wanneer ze 58 of 59 zijn, terwijl tegelijkertijd maar twintig procent van de werklozen enige sociale bescherming geniet. Dat is het probleem waarmee de armsten worden geconfronteerd: niet de globalisering of economische vrijheid, maar het feit dat de socialezekerheidsmechanismen oud zijn, achterhaald en uit de tijd. Die mechanismen moeten opnieuw worden doordacht en dat is waar de Lissabonstrategie en de Commissie kunnen helpen.
Ryszard Czarnecki (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil niet dezelfde oude banale verklaringen herhalen over de voordelen van de globalisering. Het zou in het Europees Parlement ook waardevol zijn een kritische opinie inzake het globalisme te presenteren.
Voor mij is de beste illustratie bij ons debat de stem van de Canadese filosoof John Ralston Saul. Ik draag zijn woorden op aan het koor dat de lof van de globalisering zingt en dat vandaag in het Europees Parlement hetzelfde lied zingt. Het globalisme is een ideologie die veel elementen ontleent aan typisch westerse religie. Globalisme is het geloof in een enkele idee dat alternatieve gezichtspunten uitsluit. Het is gebaseerd op de overtuiging van de heerschappij van de economie over andere levensterreinen en op de zekerheid dat alle economische theorieën, behalve het liberalisme, hebben gefaald en dat er geen andere weg is.
Deze overtuiging komt voort uit het feit dat het liberalisme mondiale krachten in beweging heeft gezet die het liberalisme steunen als de goede weg voorwaarts en andere benaderingen incorrect laten lijken. Het globalisme is echter misleid in zijn geloof dat de economie de motor van de beschaving is. De laatste twintig of dertig jaar hebben we geleerd alles in termen van economie te bekijken. Zelfs Marx ging niet zo ver. Hij zei dat economie belangrijk is, maar ging niet zo ver te zeggen dat alles moet worden bekeken door het prisma van de winst.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het onderwerp dat de Commissie vandaag presenteert, is vol tegenstrijdigheden. Staat u mij toe twee punten te benadrukken.
Ten eerste: de Commissie beklemtoont dat de vergroting van het aanpassingsvermogen aan de globalisering moet worden geïntensiveerd om de levensvatbaarheid van de levensstandaard van onze burgers te garanderen. Dat is niet de situatie die we op dit moment hebben, gezien het mislukken van de Lissabonstrategie. In feite verergert dit beleid van intensievere concurrentie de ongelijkheden in rijkdom en productievermogen; de Europese Commissie is de enige die vergroting van de welvaart of uitbanning van ongelijke ontwikkeling tussen de lidstaten ziet.
Ten tweede: het document leert ons dat de Commissie naar een sociaal Europa toe werkt – een idee waar we heel veel over hebben gehoord, maar waar we zelf nooit bewijs van hebben gezien. Ik zal een eenvoudig voorbeeld noemen: sinds 2002 is de prijs van voertuigenbrandstoffen in de lidstaten met 35 tot 50 procent gestegen. Dit treft, samen met veel andere dingen, de portemonnee van mensen met een laag inkomen, en geen van de sociaaleconomische strategieën van de Commissie lijkt een oplossing te bieden.
Daniel Caspary (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ons Europese doel van succes boeken in het tijdperk van globalisering kan worden bereikt als we het erop wagen. Onze discussie in het publieke forum concentreert zich maar al te vaak op de negatieve gevolgen van de globalisering. We bespreken ze elke keer dat bedrijven banen moeten schrappen of zich in het buitenland vestigen, maar we zeggen veel te weinig over alle goede dingen die uit de globalisering voortkomen.
Neem bijvoorbeeld mijn kiesdistrict – de regio waar ik vandaan kom. Niet minder dan 74 procent van de industriële productie van mijn kiesdistrict wordt nu geëxporteerd. We plukken duidelijk vruchten van de globalisering. In de regio waar ik vandaan kom, worden helaas ook werknemers ontslagen door bedrijven die niet langer winstgevend zijn, maar veel meer mensen kunnen worden aangenomen door andere bedrijven die van de globalisering profiteren, bedrijven die zich hebben aangepast, en onze werkloosheidscijfers dalen sterk. Helaas hebben we het te weinig over die kant van de medaille.
De Europese Unie heeft een belangrijke rol te spelen bij het vormgeven van de globalisering. 480 miljoen Europeanen moeten samen opkomen voor hun belangen en waarden. We hebben al de meest open economie ter wereld, maar we hebben wereldwijde toegang tot de markt nodig. We moeten meer waarde hechten aan wederkerigheid. Non-tarifaire belemmeringen en andere obstakels voor de handel zijn onaanvaardbaar. We moeten onszelf kunnen verdedigen tegen oneerlijke handelspraktijken. Voor dat doel hebben we instrumenten ter verdediging van de handel nodig en een commissaris die noch ongeloofwaardig is, noch druipt van de arrogantie wanneer hij de Europese Unie in de wereld vertegenwoordigt, maar die ferm opkomt voor onze handelsbelangen in een geest van samenwerking en wederzijds vertrouwen. We moeten intellectuele eigendom doeltreffender beschermen, we moeten meer aandringen op wereldwijde regels en normen, we moeten de WTO versterken en we moeten trans-Atlantisch partnerschap beoefenen.
Als wij en de Commissie deze taken uitvoeren, zullen we werkelijk in staat zijn het globaliseringsproces te gebruiken en te vormen om ervoor te zorgen dat de mensen in het algemeen hun leven in vrijheid en welvaart kunnen blijven leiden.
Edite Estrela (PSE). - (PT) Succes boeken in het tijdperk van globalisering is de grote uitdaging waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd. De vraag is: hoe valt concurrentievermogen te verzoenen met sociale cohesie, of anders gezegd, globalisering met regulering?
De Lissabonstrategie geeft het antwoord en het Verdrag van Lissabon zal het nemen van besluiten gemakkelijker maken, maar het welslagen zal er bovenal van afhangen of Europa de globalisering als een kans ziet in plaats van als een dreiging. We moeten begrijpen wat er met China en India gebeurt. China heeft Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië ingehaald in de ranglijst van de meest geïndustrialiseerde landen, de Verenigde Staten ingehaald als voornaamste exporteur van technologische producten en enorme financiële reserves opgebouwd.
Wat India betreft: weinig mensen zijn bekend met de naam “Tata”. Maar in 2006 had de dochtermaatschappij van Tata die auto’s produceert, een hogere beurswaarde dan General Motors, terwijl niemand van de Mittalgroep had gehoord totdat ze een vijandig overnamebod deed tegen Arcelor en paniek zaaide in Parijs, Brussel en Luxemburg.
De andere kant van het Aziatische wonder moet echter niet worden vergeten. Dit is een verhaal van leed dat voortkomt uit de medeplichtigheid van de regering in Peking met westerse multinationals die hun fabrieken hebben verhuisd om te profiteren van goedkope arbeidskrachten en de afwezigheid van een welvaartsstaat.
Het is intussen in Azië dat de strijd tegen de opwarming van de aarde gewonnen of verloren zal worden. Europa moet zich stevig opstellen en moet wederkerigheid in de internationale handel eisen zonder systematisch een protectionistisch beleid te voeren. Het is waar dat de Chinese concurrentie oneerlijk is door lage lonen, gebrek aan politieke en vakbondsrechten, vervalsing en de te goedkope munt. Allemaal waar. Maar het is ook waar dat er achthonderd miljoen Chinezen en zevenhonderd miljoen Indiërs zijn die graag een fatsoenlijk minimumloon willen en graag meer sociale rechtvaardigheid willen eisen. Dit zijn uitdagingen voor een sterker Europa en een betere wereld.
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik ben van mening dat onze reactie op globalisering niet moet zijn gebaseerd op vrees, maar op een aanvoelen van kansen in combinatie met intelligente aanpassing.
Of zoals de resolutie zegt: de EU als wereldspeler is een van de grootste begunstigden van een open wereldeconomie. We beseffen dat niet altijd door het volume van de Europese antiglobaliseringsretoriek. Ik ben het eens met de heer Czarnecki dat het liberalisme zich over de wereld heeft verspreid, Maar anders dan hij ben ik daar wel blij mee.
De EU kan haar doelstelling alleen bereiken door zich actief en verenigd op het wereldtoneel op te stellen, en dit geldt vooral op het terrein van migratie. Ik ben dankbaar dat de paragraaf die ik voor de Fractie ALDE schreef vrijwel ongeschonden in de uiteindelijke resolutie is opgenomen. Ik vind werkelijk dat migratie het verdient als prioriteit op de agenda van de EU te staan, op één lijn met klimaatverandering en energie. We voelen de druk van buiten; we voelen de sociale spanningen en zeker ook het racisme binnen de EU. Maar er is nog altijd geen allesomvattend EU-beleid met betrekking tot legale en illegale immigratie, en met betrekking tot integratie.
Laten we tot slot ook denken aan het potentieel van mondiale communicatie en vooral aan het internet om de mensenrechten te bevorderen. Misschien is het niet zo onafwendbaar als we ooit dachten – als u bijvoorbeeld kijkt naar de censuur die China met succes in de praktijk uitoefent – maar toch vormen globalisering, internet en andere mondiale communicatiemiddelen op den duur zeer machtige krachten ten goede. Ook dat maakt deel uit van globalisering.
Jan Tadeusz Masiel (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s in de Raad en de Commissie, net zoals in het leven van de mens de kindertijd wordt gevolgd door een periode van adolescentie, lijkt de globalisering een natuurlijk stadium in de ontwikkeling van de mensheid en haar volgende uitdaging.
In dit moeilijke debat over deze voortdurend veranderende en weinig vertrouwde kwestie zou ik willen zeggen dat, paradoxaal genoeg, alle voorgaande sprekers van zowel de linker- als de rechterzijde van dit Huis in aanzienlijke mate gelijk hadden.
Wat het belangrijkste is, is het feit dat het echt noodzakelijk is goede richtsnoeren en regels te creëren voor een rechtvaardige verdeling van de voordelen van de globalisering. Aangezien uit de definitie van globalisering al blijkt dat het om een wijdverbreid fenomeen gaat, is het niet genoeg dat alleen de Europese Unie dergelijke instellingen en regels heeft – ze moeten door de hele wereld worden geaccepteerd. De heer Barroso had helemaal gelijk toen hij zei dat de Europese Unie de wereld een evenwichtig en rechtvaardig model voor de globalisering dient voor te stellen.
Georgios Toussas (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, het onderwerp van de discussie van vandaag berust op een misvatting. Succes boeken in het tijdperk van globalisering is geen garantie voor de Europese belangen noch voor de welvaart van de werknemers in de EU-landen, maar alleen voor de belangen van het kapitaal. In de context van de globalisering richt de nieuwe orde die wordt gecreëerd door zakelijke belangen en multinationale bedrijven op Gemeenschaps- en internationaal niveau zich op het vermenigvuldigen van de winsten van het kapitaal door middel van intensievere exploitatie van de werknemers.
De uitspraken van de heer Sarkozy van gisteren over de globalisering bevestigen dat de EU op groot kapitaal steunt. Ze onderstrepen de hevigheid van de intra-imperialistische conflicten en de bedoeling de EU als stormram te gebruiken tegen andere grote imperialistische centra en in het bijzonder tegen de verworvenheden en terechte aanspraken van werknemers. De gemeenschappelijke noemer van al deze pogingen is een keiharde aanval op werknemers. Lagere lonen, langere werktijden, aanpassing aan de behoeften van het kapitaal, een stijgende pensioenleeftijd, flexizekerheid en het herstructureren van arbeidsrelaties vormen het hart van de Lissabonstrategie.
Daarom vinden wij dat de harde werkelijkheid die wordt ervaren door miljoenen werknemers, niet kan worden beoordeeld in termen van globalisering. Noch wordt iemand overtuigd door de argumenten over milieubescherming die de Commissie en de Raad naar voren brengen.
Robert Sturdy (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is erg lastig voor commissaris Verheugen om te luisteren naar alles wat er in dit Parlement wordt gezegd, maar er zijn natuurlijk enkele zeer schrijnende punten te berde gebracht en ik hoop dat hij daarmee rekening houdt.
Ik luisterde naar wat voorzitter Barroso had te vertellen. Ik vond dat hij een goed punt had waar ik volledig in geloof, namelijk dat globalisering hier in het voordeel van de Europese Unie is. De heer Toussas sprak zojuist erg nonchalant over de werkende klasse, maar als we geen globalisering hebben, als we geen industrie en bedrijven in de Europese Unie hebben, zijn er geen banen voor mensen. Waar ik mij aanzienlijke zorgen over maak, is datgene wat de heer Sarkozy gisteren zei. Krijgen we het oude Frankrijk, een protectionistisch Frankrijk, of krijgen we een Frankrijk dat een nieuwe generatie in de armen sluit? Het herinnerde mij aan die keer dat de Chinezen de verklaring gingen tekenen om zich aan te sluiten bij de WTO in de Verenigde Staten. President Clinton had het klaargespeeld om ze zeker tien jaar van het tekenen af te houden. Toen president Bush tekende, zeiden zijn adviseurs al terugkijkend: “Mijn God, China heeft het getekend! Wat hebben we gedaan?” Wat zij in werkelijkheid hadden gedaan, was dat ze enkele geweldige kansen voor ons in het spel brachten.
We moeten China en India als kansen zien. We moeten niet de bruggen ophalen, de kantelen bemannen en de deuren sluiten, want Europa heeft hier een geweldige kans die moeten we pakken. De heer Caspary bracht terecht de werkgelegenheid in zijn kiesdistrict ter sprake. Ik weet dat erg moeilijk om werkgelegenheid te behouden, maar als we onszelf niet toestaan een deel van de wereldmarkt te worden, dan komen we nergens. Ik geloof dat er een reusachtige kans voor ons ligt als we dit kunnen aanvaarden. We moeten kijken naar zaken als vrije handelsovereenkomsten. Marokko heeft op dit moment een vrijhandelsovereenkomst met de Verenigde Staten gesloten. Laten we daar naar kijken.
Tot slot vraag ik de Commissie om de handel en industrie in staat te stellen door te gaan met datgene wat zij worden verondersteld te doen. Wees voorzichtig met het opstellen van wetgeving die Europese kansen teloor laat gaan.
Pervenche Berès (PSE) . – (FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitters van de Commissie en de Raad, we hebben de heer Barroso zojuist horen vertellen dat de Europese Unie een unieke gunstige positie inneemt om te zorgen voor een goede basis voor regulering op mondiaal niveau. Hij heeft gelijk. Maar als dat is wat we willen doen, dan moeten we ook ons eigen huis op orde brengen. Onder de instrumenten die in de Unie beschikbaar zijn om deze uitdagingen aan te gaan, vallen wat we noemen de “richtsnoeren” inzake economisch beleid en inzake werkgelegenheid. Ik vrees vandaag dat de Commissie deze noodzakelijke richtsnoeren onder het tapijt van de globalisering probeert te vegen. Maar ze zijn nuttig en we moeten ze herzien.
Dat is in de eerste plaats nodig omdat de staats- en regeringshoofden in de Europese Raad van afgelopen maart de best mogelijke strategie hebben gekozen om de Europese Unie in staat te stellen een antwoord te vinden op de globalisering en de uitdagingen van energievoorziening en klimaatverandering. Als we bij het volgen van die strategie niet alle middelen gebruiken die ons in de Europese Unie ter beschikking staan, inclusief de richtsnoeren – en misschien wel juist de richtsnoeren – zullen we nergens komen en alleen maar teleurstelling veroorzaken over het vermogen van de Unie om op de globalisering te reageren.
Bovendien is het nodig omdat commissaris Almunia zelf heeft erkend dat de kwesties van de wisselkoersen, olieprijzen en het reële effect van de subprime-leningencrisis op de EU-economie gevolgen zullen hebben voor de verwachte economische groei van de Unie. Hij heeft de verwachtingen naar beneden bijgesteld: van 2,9 naar 2,4 procent voor de Unie als geheel en van 2,6 naar 2,2 procent voor het eurogebied.
Het is ook nodig omdat we moeten reageren op de ambities van de mensen in Europa en wat Nicolas Sarkozy ook mag denken, het sociale Europa is een heel reëel vraagstuk waar je iets mee zult moeten als je wilt voorkomen dat de burgers van Europa in de zeer nabije toekomst niets meer met je te maken willen hebben.
De laatste reden waarom dit nodig is, werd vandaag door commissaris Almunia aangegeven, toen hij toegaf dat de groei van Europa in het heersende internationale klimaat in de eerste plaats, zo niet helemaal, zal worden aangedreven door de interne consumptie.
Is het voorstelbaar dat tegen deze achtergrond van alomvattende verandering de richtsnoeren de enige constante zijn? Is het voorstelbaar dat er geen verandering zou zijn in het enige instrument dat de Unie heeft om het economische en sociale beleid van haar lidstaten op een doeltreffende manier te sturen?
Ik zou de vertegenwoordiger van de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie willen vragen tegen de heer Barroso te zeggen dat hij de richtsnoeren moet veranderen; dat hij rekening moet houden met de nieuwe context, zodat de Unie zichzelf intern kan toerusten met de best beschikbare instrumenten om de uitdagingen van de globalisering kordaat het hoofd te bieden.
Wolf Klinz (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, degenen die hun toewijding aan een betere wereld verkondigen, geven zonder scrupules de globalisering de schuld van de problemen in hun eigen economieën. Daarom roepen ze op tot minder vrije markt, meer regulering en meer regeringsinterventie. Toch biedt de globalisering het echte vooruitzicht op een win-winsituatie, omdat ze de opkomende economieën en de langzame starters in de wereldeconomie in staat stelt hun achterstand in te halen en ons de kans te geven nieuwe markten te ontwikkelen voor producten, faciliteiten en diensten van de beste kwaliteit.
Willen we deze kansen echter aangrijpen, dan moeten we ons huiswerk doen en dat betekent een verdubbeling van onze inspanningen op het gebied van opleiding, verder onderwijs – in het bijzonder voor jonge werklozen – en een leven lang leren, waarbij we nog creatiever moeten worden in de manieren waarop we ketens en processen van toegevoegde waarde van onze economie vormgeven en waarbij we nog meer vrije markt moeten aanmoedigen. Ongehinderde globalisering leidt tot meer open markten en meer concurrentie, waar alle consumenten van profiteren.
Laten we de verleiding weerstaan onze economie af te schermen. Zo’n zet zou al snel in puur protectionisme ontaarden. Laten we in plaats daarvan de inherente kracht koesteren van onze economie om zichzelf te blijven vernieuwen. Laten we investeren in de technologieën van de toekomst en de toekomst zal aan ons zijn.
Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de economie hoort er te zijn voor de mensen en niet andersom. Natuurlijke verschillen in het tempo van kapitaal- en arbeidsbewegingen in het tijdperk van de globalisering leiden tot een neerwaartse spiraal in de arbeidsvoorwaarden. Het productieproces verhuist naar gebieden met steeds lagere salarissen en steeds gevaarlijker arbeidsomstandigheden. Dit leidt tot verlies van banen voor werknemers in regio’s met betere arbeidsvoorwaarden en tot een verlies in koopkracht van werknemers, wat de vraag naar consumptiegoederen drukt.
Als de Europese Unie succes wil boeken in het tijdperk van globalisering, moet ze doeltreffende instrumenten vinden om sociale dumping te bestrijden en Europa’s sociale dimensie te handhaven en te beschermen.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vind dat de Commissie een zeer waardevolle bijdrage levert aan het globaliseringsdebat.
Globalisering is volgens mij niet een bedreiging, maar een kans. Europa verkeert in een goede positie de uitdaging aan te gaan. We hebben hoog ontwikkelde infrastructuren, onderwijsstelsels, technologieën, kapitaalmarkten en er zijn levendige binnenlandse markten aan het ontstaan.
Europa’s kracht ligt zeer nadrukkelijk in een interne markt die een springplank is voor onze bedrijven die wereldwijd opereren. In heel Europa vinden zakelijke innovaties plaats. Hun verspreiding, die welvaart aan Europa brengt, moet niet gebukt gaan onder bureaucratie. Ik kijk hiervoor speciaal naar commissaris Verheugen. De vermindering van de bureaucratie in Europa is een belangrijk vraagstuk voor globalisering en het concurrentievermogen van Europa. We moeten in het bijzonder naar de MKB’s kijken. Zij moeten het middelpunt vormen van de aandacht van de Commissie. Er is al veel bereikt, maar bijvoorbeeld de belastingbarrières belemmeren nog steeds de zakenwereld in Europa.
Een krachtig bedrijfsleven kan niet bestaan zonder een arbeidspotentieel, hetgeen al zeer spoedig een schaarse bron in Europa dreigt te worden. Europa’s demografie vereist immigratie. Andere gebieden op de wereld liggen hier ver op ons voor, hetgeen te zien is in hun economische prestaties. Dit is een lastig vraagstuk dat een afweging van alle belangen vereist, niet in de laatste plaats die van werkgevers. Het is natuurlijk een vraagstuk van de EU, omdat concurrentievermogen het niet kan stellen zonder een mobiel arbeidspotentieel. Plannen zoals de “blauwe kaart” worden voor dit doel verwelkomd.
Een ander element dat vrijelijk maar stabiel moet kunnen bewegen, is kapitaal. Financiële stabiliteit is een absolute voorwaarde voor een concurrerend en economisch veilig Europa. Financiële markten zijn globaal een van de sterkste sectoren van Europa, een van onze nieuwe succesvolle bedrijfstakken. Innovatie dankzij marktgerichte wetgeving, wat hier niet hetzelfde is als laisser faire – is essentieel en zorgt ervoor dat de sector gemakkelijker in heel Europa functioneert.
Zowel buiten als binnen haar grenzen moet Europa zich opstellen als een sterke mondiale speler. We hebben eenheid nodig van de lidstaten van de Europese Unie, en de Commissie kan ook bijdragen aan de totstandbrenging van die eenheid.
Jan Andersson (PSE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, ik zou liever naar de kansen dan naar de problemen van de globalisering willen kijken, maar dat hangt ervan af hoe we in Europa handelen. Ik ben het ermee eens dat we moeten investeren in onderzoek en ontwikkelingen, dat we meer langetermijninvesteringen in een goed milieu moeten doen en dat we moeten investeren in mensen en een leven lang leren, maar wat de Commissie vergeet – en dat is de fout in het stuk van de Commissie – is dat we bezig zijn de sociale dimensie te negeren.
De huidige ontwikkelingen in Europa wijzen in de richting van goede groei en meer banen, maar ook van meer uitsluiting, grotere kloven en meer onzekere banen – meer banen, niet in de laatste plaats in Duitsland, waarvan je jezelf niet kunt onderhouden, zodat je een uitkering nodig hebt om je loon aan te vullen. We moeten groei en werkgelegenheid koppelen aan een sociale dimensie die de kloven tussen mensen en regio’s in Europa verkleint. Dit onderwerp werd besproken bij het debat in Guimarães waaraan ik deelnam tijdens de ontmoeting van ministers van Werkgelegenheid en Sociale zaken.
Het Portugese voorzitterschap probeert de kwestie van de geïntegreerde richtsnoeren verder te brengen en ze te veranderen, zodat de verbinding met het sociale aspect veel duidelijker en geïntegreerder wordt.
De Commissie wil dit echter niet doen. De Commissie wil de richtsnoeren niet veranderen. De richtsnoeren moeten worden veranderd. In onze resolutie hebben we er overeenstemming over bereikt dat we nieuwe richstnoeren willen hebben die de sociale dimensie integreren en uiteraard ook ingaan op de kwesties van veiligheid in verandering en “flexizekerheid”. De Commissie dient dit ook in overweging te nemen, zodat we een sterker verband krijgen tussen vraagstukken van groei en de sociale dimensie.
We moeten de Lissabonstrategie ook inbedden. Op dit moment is ze niet ingebed op nationaal, regionaal of lokaal niveau. Er zijn veel mensen die zich niet van de Lissabonstrategie bewust zijn. We moeten haar integreren en ervoor zorgen dat de sociale partners en de civiele samenleving er ook aan gaan werken dat deze kwesties – de sociale dimensie, groei en werkgelegenheid – als belangrijk worden gezien en worden geïntegreerd.
Samuli Pohjamo (ALDE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil een noordelijk perspectief in dit debat brengen. Een jaar of twee geleden werkte ik in een organisatie voor regionale ontwikkeling dicht bij de poolcirkel en de Russische grens. Voor die afgelegen regio was de globalisering zowel een bedreiging als een kans. We begonnen met ontwikkelingswerk en vertrouwden op onze eigen sterke kanten, terwijl we gebruik maakten van de globalisering. Bedrijven, de publieke sector, het onderwijssysteem en de universiteiten bundelden hun krachten om een productieve vernieuwingsomgeving te bouwen. De vaardighedenbasis werd versterkt door te netwerken met wereldwijde vaardighedennetwerken in de geest van de Lissabonstrategie. Tegelijkertijd werden er projecten voor hernieuwbare energie gelanceerd. De resultaten zijn bemoedigend. Een specifiek voorbeeld is de snelle groei van het internationale toerisme in het gebied. Ik geloof dat deze regio elders in Europa als een bruikbaar voorbeeld zou kunnen dienen en de EU zou dit soort werk veel gemakkelijker moeten maken.
Corien Wortmann-Kool (PPE-DE). - (NL) Voorzitter, Europa is groot geworden door de interne markt, de opening van de interne markt en de opening van de wereldmarkt, de globalisering. Dit heeft ons niet alleen welvaart gebracht, maar ook een stabiele democratie. We moeten dan ook oppassen – en dan heb ik het vooral over de handelsaspecten – voor een te defensieve strategie, met vooral aandacht voor de defensieve handelsinstrumenten.
Voorzitter, de concurrentiepositie van Europa is meer gediend door een open oog voor de wereld en daarom vind ik het belangrijk dat meer prioriteit wordt gegeven aan het openen van economische markten in derde landen, en dan doel vooral op de opkomende industrielanden, India, Brazilië en China, want het enorme groeipotentieel van die markten is een kans voor Europese bedrijven en een kans voor de Europese economie. Die opkomende industrielanden zullen dus op hun beurt hun markt moeten openstellen voor onze bedrijven, ook op het gebied van diensten, en ter wille van de reciprociteit vraag ik de Commissie om vooral bij deze landen de druk bij de onderhandelingen op te voeren.
Wij waren met een delegatie van de Commissie internationale handel in Singapore en hebben daar gezien dat Amerikaanse bedrijven veel betere toegang krijgen dan Europese bedrijven, Voorzitter, en dat mogen we dat niet laten gebeuren. Daarom is een offensieve aanpak nodig. Wij zijn immers de grootste economie van de wereld. Als wij de krachten goed bundelen, moeten wij onze macht ook kunnen gebruiken om die markten te openen. Dan bedoel ik het afschaffen van importheffingen en non-tarifaire handelsbelemmeringen, Voorzitter, en ook in het kader van de strategie inzake markttoegang is het belangrijk om de prioriteit bij die opkomende markten te leggen.
Katerina Batzeli (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, fungerend voorzitter, Europa is gevraagd zijn burgers een andere kant van de globalisering te laten zien. Niet de kant van de ongebreidelde concurrentie, maar de kant van sociale solidariteit, herverdeling, diversificatie en culturele waarden.
In deze interne dialoog en ook in alle openheid van de EU naar de rest van de wereld door middel van economisch, sociaal en milieubeleid en het beleid op het gebied van veiligheid, levensvatbare ontwikkeling en immigratie moet de Europese Commissie het culturele ethos van de EU bevorderen en versterken. In haar jaarlijkse wetgevingswerk, in de Lissabonstrategie en ook in het proces van het versterken van het post-hervormings-Verdrag moet de Commissie de volgende terreinen in de culturele sector direct stimuleren.
Ten eerste moet de Commissie de culturele industrieën versterken die zijn gebaseerd op vernieuwende diensten van hoge kwaliteit en die de Europese economie significante mogelijkheden voor productie en vernieuwing bieden. Deze sector is van aanzienlijk belang voor de interculturele dialoog.
Ten tweede moet zij de “kennisdriehoek” van onderzoek, onderwijs en vernieuwing versterken. Helaas staan hier nog geen wetgevingsmaatregelen achter, al zou het een van de doelen van de EU moeten zijn.
Vernieuwing op het gebied van cultuur zou geen luxe voor een paar multinationale bedrijven moeten zijn, maar een horizontaal beleid voor het MKB.
Mevrouw de Voorzitter, de Europese Commissie en de Raad moeten duidelijke beslissingen nemen over hun posities om de uitdagingen van de globalisering aan te gaan. Dat moeten ze doen in een open dialoog, om te beginnen met de nationale parlementen. De globalisering kan als een deel van de Europese geschiedenis worden gepresenteerd, als ze kan worden doordrenkt van het ethos van de Europese cultuur.
Sharon Bowles (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, globalisering krijgt van alles de schuld, van bevolkingsexplosie tot klimaatverandering of uitbuiting. Maar dit zijn slechts producten van de mensheid; zo werkt wedijver. Darwin noemde dit natuurlijke selectie.
Europese burgers zijn bevreesd. We moeten ze voorlichten, dat is waar, maar niet door te stellen dat we een beleid op EU-niveau nodig hebben om de uitdaging van een wereldeconomie te kunnen aangaan. Dat beangstigt mij, het suggereert dat we geen beleid hebben.
De EU heeft een unieke macht op supranationaal niveau om dingen vorm te geven en excessen te weerstaan. De Financial Times schreef in juli dat Brussel de regelgevende hoofdstad van de wereld is en van Washington tot Tokyo niet kan worden genegeerd. Dus, als wij dat zijn, laten we daar dan gebruik van maken, en wel oordeelkundig. Wat is het doel van een agenda inzake concurrentievermogen als deze niet is gericht op het handhaven van onze positie in de wereld? Wat is het doel van een interne markt als we er niet in slagen die op een behoorlijke wijze volkomen te krijgen? Stop met zwakke excuses. De EU gaat onvoorwaardelijk de uitdagingen aan. We hoeven er alleen maar verder mee te gaan voordat de natuurlijke selectie ons inhaalt.
Cristobal Montoro Romero (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie, globalisering is goed voor Europa; Europa moet globalisering aanmoedigen.
Wij zijn getuigen van een tot dusver langzaam, maar onomkeerbaar verdwijnen van grenzen in de wereld, een proces dat erin is geslaagd in minder dan twintig jaar meer dan vierhonderd miljoen mensen uit de armoede te verheffen; in 2007 zal voor het eerst China het land, de regio in de wereld zijn die het meest aan de groei van de wereldeconomie zal bijdragen – China, dames en heren, en niet de Europese Unie!
Dit betekent in het kort dat globalisering een uitdaging is, maar ook een prachtige kans. Het is een uitdaging in die zin dat het openen van de economie meer groei, meer welvaart en meer werkgelegenheid betekent, en dit is iets wat we aan Europese burgers moeten uitleggen. Wat mij weer zorgen baart, is het horen van het woord “beschermen” in deze Kamer.
Protectionisme is een ontkenning van de globalisering en een ontkenning van de Europese Unie. Het beschermen van burgers is niet nodig als zij de hoofdrolspelers zijn van hun eigen economische groei en hun eigen welzijn. We moeten die vaardigheid aan de mensen teruggeven en we moeten daarom ook in de Europese Unie een exercitie in zelfkritiek houden.
De reden hiervan is dat wij in de Europese Unie niet doen wat we moeten doen wanneer onze groei onvoldoende is, wanneer wij ook ons aandeel hebben in de verantwoordelijkheid voor de crisis op de financiële markten van de wereld en, om kort te gaan, wanneer wij thuis, op onze eigen stoep, niet alles doen wat we moeten doen om economische groei bij middelgrote en kleine bedrijven te stimuleren en meer werkgelegenheid te scheppen, want we hebben veel meer werkgelegenheid nodig dan het proces van het openen van de economie zal kunnen bieden.
De Lissabonagenda is eigenlijk een mijlpaal: het voltooien van de interne markt, het op orde brengen van de openbare financiën, hervorming, het moderniseren van onze arbeidsmarkt, ons inzetten voor hervorming op milieugebied en hernieuwbare energie en, om kort te gaan, het openen van Europa betekenen in feite meer sociale cohesie in Europa.
Enrique Barón Crespo (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, ik denk dat het heel toepasselijk is dat het debat over de globalisering heeft plaatsgevonden onder het Portugese voorzitterschap, omdat Portugal een land is waarvan de vlag op de kaart staat, omdat de Portugezen voorop liepen toen wij Europeanen met de globalisering begonnen, en omdat globalisering geen plaag is die over ons komt. De Europeanen zijn tijdens de renaissance met het globaliseringsproces begonnen, toen wij minder ontwikkeld waren dan de Chinezen en de Indiërs, en zo worden we in de rest van de wereld gezien.
Nu, met het Verdrag van Lissabon, zullen we ook pioniers zijn in wat ik de “postimperiale globalisering” zou willen noemen. We gaan geen nieuwe continenten veroveren; wat we doen is een reactie geven waarin we, uit eigen beweging, de waarden die de staten en volkeren delen, samenbrengen en wij kunnen een voorbeeld zijn van het type globalisering dat het hardst nodig is, namelijk politieke en sociale globalisering.
Hier hebben we gesproken over stormachtige, ongebreidelde financiële globalisering, ondanks het feit dat we bijvoorbeeld een Europeaan aan het hoofd van het Internationaal Monetair Fonds hebben. Wij zijn het belangrijkste blok in de WTO en we hebben een specifieke verantwoordelijkheid. Wat missen we dan? Wat we missen, is precies het vermogen in een geglobaliseerde wereld antwoorden te vinden die hiermee overeenstemmen. In het bijzonder zijn er twee zeer belangrijke, uitdagende aspecten waarmee we heel actief aan de slag moeten gaan: niet alleen op het gebied van handel en technologische ontwikkeling, maar ook van de universele verdediging van mensenrechten, in het bijzonder werknemersrechten – waarvoor de Internationale Arbeidsorganisatie er is – en van de onderhandelingen en beleidslijnen die nodig zijn om de klimaatverandering aan te pakken.
In elk geval, mevrouw de Voorzitter, en hiermee zal ik afronden, geloof ik dat wij Europeanen geen recht hebben om pessimistisch te zijn over de globalisering. Wij hebben het gewild en moeten nu met creatieve antwoorden komen.
Jerzy Buzek (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter, het is evident dat wij niet alle problemen van de globalisering zullen kunnen oplossen met één verklaring en één maatregel om de Lissabonstrategie te bevorderen. Maar de verklaring van de Raad en de Commissie is goed, omdat ze de aandacht vestigt op het feit dat globalisering geen vloek is en geen bedreiging hoeft te zijn, sterker nog, dat ze iets positiefs zou kunnen zijn voor de burgers van Europa, en dat het de burgers en hun activiteiten zijn die de voornaamste leidraad van de daden van de EU dienen te zijn.
Ik ben voorstander van vier terreinen van activiteit. Allereerst de kennisdriehoek, in het bijzonder vernieuwing, en ik begrijp dat het hier essentieel is snel te handelen om in elk geval het Europees Technologisch Instituut te lanceren.
Ten tweede het zakenklimaat, en dit betekent een geheel open en vrije interne markt zonder monopolies, met open concurrentie, minder regulering en minder bureaucratie – iets waar de vicevoorzitter van de Commissie, Günter Verheugen, zo dapper voor vecht.
Ten derde de arbeidskrachten, een terrein dat de problemen omvat van de migratie en in de eerste plaats het tegengaan van de brain drain; dat betekent beter onderwijs, aantrekkelijke investeringen en een sociale dimensie aan de EU die is gegrondvest op de prestaties van de economie.
Ten vierde en laatste, energie en de klimaatverandering; dat betekent een gemeenschappelijk energiebeleid, wat naar mijn mening iets is waar we ons allemaal bewust van zijn, en uitstootverminderingen. Er is echter geen sprake van dat een vermindering van broeikasgassen in de Europese Unie alleen het klimaat van de wereld kan redden. Om deze reden hebben we een EU nodig die politiek sterk staat, want alleen een sterke EU kan de Verenigde Staten, China en India beïnvloeden in de richting van het voldoen aan klimaatbeschermingsrichtsnoeren.
Wat een vermindering van uitstoot in de EU betreft – ja, daar ben ik voorstander van, maar ik ben ook voorstander van een EU die politiek sterk staat en dat betekent volledige ratificering van het Europees Verdrag op de kortst mogelijke termijn.
Gary Titley (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, hopelijk, en dat zeg ik met nadruk, betekent het Verdrag van Lissabon de afsluiting van een hoofdstuk in de geschiedenis van de Europese Unie, het hoofdstuk van de groei van de EU, de consolidatie en vrede en stabiliteit op het continent, de ontmanteling van handels- en economische barrières tussen de lidstaten, en de institutionele ontwikkeling die nodig was om deze dingen te bereiken. Nu is het echter tijd dat we aan een nieuw hoofdstuk beginnen, een hoofdstuk met de blik naar buiten gericht, waarbij de uitdagingen van de globalisering worden aangepakt.
We hebben een mondiaal Europa nodig dat een volledig nieuwe agenda voor globalisering opstelt, gebaseerd op de beginselen van openheid, billijkheid en het belang van samenwerking tussen de lidstaten. We weten wat de uitdagingen zijn – ze zijn in dit debat uitgebreid verkend. Klimaatverandering en migratie zijn in mijn ogen de twee grootste, maar we moeten de groei en banen ook fors handhaven. We hebben een moderne effectieve sociale agenda nodig. We moeten optreden tegen terrorisme en misdaad, de veiligheid aan onze grenzen bevorderen en de armoede aanpakken. En zoals mevrouw Bowles zei, we hebben hiervoor beleidslijnen. Maar laten we eerlijk zijn: de vooruitgang is traag, onregelmatig en niet altijd erg effectief geweest.
Als we werkelijk een oplossing zoeken voor globalisering, hebben we een radicale en grondige aanpassing nodig, niet alleen in ons beleid maar in ons hele denken binnen de Europese Unie. We moeten onze aandacht nu eenvoudig richten op actie en prestatie. We moeten ervoor zorgen dat lidstaten hun beloften nakomen omdat we een EU-kader hebben. Wat we niet hebben, zijn 27 lidstaten die allemaal doen wat ze zeggen dat ze gaan doen. Onze aandacht moet nu gericht zijn op het nakomen van beloften en het waarmaken van al het potentieel dat de EU bezit.
Alexander Radwan (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de globalisering samenvatten in twee minuten – daar gaan we dan! Mijn eerste verzoek is dat we in onze discussies iets eerlijker omgaan met het onderwerp van de globalisering. Mijn geboortestreek, Beieren, verdient de helft van haar BBP aan export. Veel mensen zijn kritisch over globalisering, maar als we ze zouden vragen of ze het ermee eens waren dat hun plaatselijke bedrijven de wereldmarkt niet meer zouden mogen bedienen, zouden ze nee zeggen.
En als we ons tot de publieke tribune zouden wenden en vragen of er iemand bereid was de mogelijkheid op te geven concurrerend geprijsde producten te kopen – of het nu om elektrische apparaten, textiel of andere goederen gaat – dan zouden er ook geen vrijwilligers zijn. Iedereen weet dat import uit lagelonenlanden de oorzaak is van de lage inflatiecijfers van de laatste jaren. Het is alleen maar netjes als we dat toegeven, zelfs als we geregeld over de globalisering spreken in termen van bedreiging.
Europa moet het globaliseringsproces vormgeven, want zowel onze fabrikanten als onze consumenten profiteren ervan. Dat is bijvoorbeeld het doel van het uitbannen van bureaucratie, een belangrijke doelstelling voor zowel commissaris Verheugen als Europa. Ik wil niet suggereren dat dit een taak is voor de Commissie alleen; ik heb het ook over het Parlement en de Raad. We hebben het nu over de globalisering, maar straks gaan we ons bezighouden met het goedkeuren van de Bodembeschermingsrichtlijn en het creëren van meer bureaucratie. Kortom, onze daden in Europa moeten rigoureus consequent zijn, en het is onze missie Europa te vormen.
Wanneer we over de subprime-hypotheekcrisis in de Verenigde Staten nadenken, moeten we ons realiseren dat internationale financiële markten met elkaar verweven zijn en dat wij Europeanen moeten helpen zorgen dat er iets gebeurt. Hoe gaan we om met kredietbeoordelingsbureaus en hoe gaan we om met hedgefondsen? Jammer genoeg heeft commissaris McCreevy, die voor deze zaken verantwoordelijk is, nog niet het voortouw genomen in de beweging om de Amerikanen en andere markten in te tomen, en dus loopt Europa achteraan.
Niettemin ben ik er vast van overtuigd dat Europa goed op de globalisering is voorbereid. We profiteren ervan en dat moeten we aan het publiek uitleggen, en we moeten aandringen op minimumnormen – ook al zouden dat geen Europese normen zijn – en dan zijn we voorbereid en in staat het globaliseringsspel te winnen. Of de globalisering plaatsvindt, wordt niet in Brussel of Straatsburg bepaald.
Magda Kósáné Kovács (PSE). - (HU) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Ik spreek als vertegenwoordiger van een regio die na de oorlog haar lot niet kon kiezen. Er lag prikkeldraad tussen ons land en het deel van Europa dat meer geluk had, maar zelfs dat kon de onverwachte gevolgen van de globalisering niet tegenhouden.
In 2000 zijn we begonnen onszelf met concurrentie en solidariteit vertrouwd te maken in de strategie voor werk en werknemers en in de Lissabonstrategie. Sindsdien is de balans vele malen doorgeslagen ten gunste van kapitaalherstel en moest worden gevreesd dat het menselijke gezicht van de strategie onzichtbaar begon te worden.
Concurrentievermogen en werk zijn onomstotelijk en historisch onafscheidelijke concepten en we beginnen ons te realiseren dat bevredigend werk alleen maar deel is van een bevredigend leven. Een bevredigend leven omvat ook basiszekerheid, een bijdrage aan een gezond leven en ontwikkeling, niet gediscrimineerd worden en aanvaardbare leefomstandigheden.
Maar Europa zou zichzelf niet alleen moeten zien als verdediger van waarden, maar ook als vormgever van de dromen van generaties, die een kans creëert voor Europese burgers en voor degenen die uit derde landen komen en dingen willen maken. En het is precies om deze reden dat solidariteit meer moet zijn dan alleen maar een loze kreet; ze zou de kans moeten zijn voor mensen die dingen kunnen maken, of ze in staat moeten stellen dat te doen.
Dames en heren, de arbeidsmarkt en het kapitaal dat opbrengst wil zien is genadeloos selectief, en nieuwe arbeidskrachten vereisen een investering tegen een prijs die hoger is dan die waarvoor kapitaal, dat altijd makkelijker beweegt, arbeid kan kopen. Het Europa dat voor zijn waarden staat, kan niet accepteren dat mensen aan het begin van hun loopbaan, ouderen, zij die door armoede geïsoleerd zijn, zij die gedwongen worden nieuwe vaardigheden te leren, en de zigeuners, die de last van vele soorten nadelen dragen, geen werk hebben. Met name opdat de last van het nadeel niet zwaar op de schouders van komende generaties rust, houden de aan ons bestede Gemeenschapsfondsen hen niet alleen binnen het kader van een bevredigend leven, maar maken ze het ook mogelijk dat wordt doorgegaan met het verbeteren van de vooruitzichten van het Europese concurrentievermogen. Dank u, mevrouw de Voorzitter.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, de conclusie die vanzelfsprekend uit het debat volgt, is dat het projecteren van het Europese model op het “megascherm” van de wereld zowel risico’s als kansen met zich meebrengt.
Als regel wordt de globalisering door Europese burgers als een extern verschijnsel beschouwd: er is geen evidente Europese tussenkomst wat betreft regelgeving of politiek. Het komt derhalve op het Europese actieplan aan te laten zien dat er wel degelijk een zichtbaar, meetbaar Europees belang wordt verdedigd, en tegelijkertijd wereldwijd begrip te bevorderen.
Wat betreft de externe commerciële agenda van de Unie: naar mijn mening zou de prioriteit onder andere moeten gaan naar het zorgen voor voorwaarden voor wederkerigheid van markttoegang en concurrentie op voet van gelijkheid, zoals de Franse president, de heer Sarkozy, gisteren in dit Huis met nadruk heeft gesteld.
Het strikte Europese regelgevingskader voor milieubescherming en bescherming van de gezondheid van consumenten en werknemers is een duidelijke indicatie van de politieke en institutionele volwassenheid van de Unie. Wil dit echter geen blijvend concurrentienadeel voor de Unie zijn, dan moet het door andere belangrijke internationale spelers met vergelijkbare maatregelen worden beantwoord.
De wisselwerking tussen de interne en externe aspecten van de Lissabonstrategie zal het Europese model in de mondiale bestuursarena helpen uitdragen. Het botst echter met een lagere graad van strengheid in regelgeving en van wettelijk bindende volledigheid in zowel de WTO als andere internationale organisaties. Er wordt een beroep op de Unie gedaan om een leidende en constructieve rol te spelen op een gestegen niveau van internationale samenwerking. Er wordt een beroep op haar gedaan om voorrang te geven aan het aangaan van bindende verplichtingen en de goedkeuring van internationale normen in het belang van stijgende convergentie in de regelgeving.
Stephen Hughes (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is een zeer breed debat geweest en aan het slot zou ik graag de aandacht terug willen brengen op het sociaal beleid als productieve factor.
De introductie van het integreerde pakket richtsnoeren werd verondersteld te leiden tot een evenwichtige realisatie van de economische, sociale en duurzame elementen van het proces van Lissabon, maar in de praktijk, wanneer het aankomt op de richtsnoeren ten aanzien van werkgelegenheid, was er geen sprake van integratie maar van subordinatie. De richtsnoeren met betrekking tot werkgelegenheid zijn vrijwel onzichtbaar geworden. Ze verbergen de zeer brede verscheidenheid bij de uitvoering door de lidstaten als het gaat om de reeks indicatoren en doelen die ze worden geacht te behalen in het kader van de werkgelegenheidstrategie inzake jeugdwerkloosheid, integratie van oudere werknemers – een reeks van factoren. In sommige lidstaten zijn de uitgaven voor maatregelen gericht op een leven lang leren en de actieve arbeidsmarkt de afgelopen vijf jaar feitelijk gedaald, let wel, niet gestegen maar gedaald. Dat is desastreus voor het proces van Lissabon als geheel.
De werkgelegenheidsstrategie moet daarom meer zichtbaar worden gemaakt in de volgende Lissaboncyclus. Een ander punt is dat de gezamenlijke resolutie die we hier vandaag bespreken op verschillende plaatsen de nadruk legt op de behoefte aan het leveren van behoorlijk werk en de aandacht richt op de verbetering van de kwaliteit van het werk. Die aandacht is niet gebaat bij het feit dat de Commissie zich concentreert op het denkbeeld van werkzekerheid in tegenstelling tot baanzekerheid, hetgeen wordt herhaald in zowel in het groenboek over arbeidsrecht als in de mededeling over flexizekerheid. In de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken hebben we bij ons werk aan flexizekerheid duidelijk gemaakt dat zowel werkzekerheid als van baanzekerheid belangrijk is.
Wat een snel veranderende flexibele onderneming nodig heeft – een onderneming die haar productielijn elke zes maanden en haar IT-configuratie elke vier maanden verandert – zijn soepele, vakbekwame, loyale en toegewijde werknemers, niet een onregelmatige en gefragmenteerde arbeidsmarkt. Dus doen we ons best om goede beginselen met betrekking tot flexizekerheid op te stellen, maar zij moeten vervolgens leiden tot een wijziging van de richtsnoeren. Voorzitter Barroso zei eerder al dat het betere de vijand is van het goede. Welnu, het moet eerst goed worden.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik complimenteer de Commissie met het uitstekende document. Ik wil graag nog een viertal punten aanstippen.
De eerste gaat over de kenniseconomie. Ik vind de wijze waarop dit in document is verwoord, over de vrije uitwisseling van ideeën en onderzoekers die misschien kan worden gezien als de “vijfde vrijheid” van de EU, prachtig en ik zou het graag verder willen zien uitgewerkt.
In reactie op wat de heer Hughes zojuist zei, denk ik dat dit punt werkelijk weerspiegelt waar we zijn in het debat in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, namelijk dat we afscheid nemen van het denkbeeld van slechts simpele baanbescherming naar bescherming van werkgelegenheid door het bevorderen van de inzetbaarheid en door het vergroten van vakbekwaamheid; zo kan succes voor Europa in de eeuw van globalisering succes voor de individuen – succes voor de mensen – betekenen, iets waar de EU zich veel meer mee bezig zou moeten houden.
Het tweede punt betreft de MKB’s. Er is een verwijzing naar een hele reeks nieuwe voorstellen voor het eind van 2008. Ik juich dat toe, maar er is een “maar”: laten we onze aandacht niet verschuiven naar nieuwe voorstellen voor een overeenkomst van morgen voordat we eerst onze aandacht richten op het uitvoeren van bestaande verplichtingen tot actie van vandaag. Ik vraag aandacht vooral van de heer Verhagen voor deze 25 procent vermindering door vereenvoudiging van bestaande EU-regelgeving. Laten we alstublieft eens kijken naar een werkelijke toepassing over de hele linie, vroeger of later, aangezien dit vooral ten bate komt van het MKB. Ik wil in dit verband een totale herziening van de Richtlijn over werktijden steunen, waarbij veel meer lateraal denken van ons allemaal wordt vereist – ik bedoel van ieder van ons, inclusief de Parlementsleden.
Ten derde de interne markt: een externe dimensie toevoegen is heel goed, maar laten eerst de interne dimensie eens aanpakken, onze eigen interne markt completeren voordat we grote ambities naar buiten toe ontwikkelen. Ik zeg tegen de heer Schulz, maar ook tegen de heer Hughes dat ik het volstrekt ermee eens ben dat dit niet alleen gaat over onze economische vooruitgang, maar ook omdat dit zal leiden tot sociale vooruitgang.
Tot slot een meer persoonlijk punt, het enige in dit document waar ik werkelijk over struikel is de allereerste regel van de voorpagina, waarin staat “Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s.” Ik geef toe dat het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s bestaan – hoewel het mij niet duidelijk is waarom – maar verhef ze alstublieft niet tot hetzelfde niveau als de twee medebeslissingsinstellingen.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Het verschijnsel van de globalisering wordt steeds duidelijker merkbaar. In een dergelijke situatie moet de Europese Unie vrij snel reageren en bepalen of Europa’s concurrentievermogen niet alleen gelijk is gebleven, maar of het ook is gegroeid; of de Lissabonstrategie, het instrument dat wordt geacht hiervoor te zorgen, in staat is oplossingen te bieden op de terreinen van vernieuwing, energie, migratie, onderwijs en demografie in het bijzonder. Al deze dingen moeten de groei en het vermogen banen te creëren vergemakkelijken.
Er doemen nieuwe uitdagingen op in verband met het milieu, zoals de CO2-uitstoot, het gebruik van pesticiden, zorgen over voorraden en bronnen van schoon water, de bescherming van bodem en landbouw. Last but not least zijn er ook uitdagingen waar het gaat om gezondheid en epidemieën, evenals het gevecht tegen obesitas, hart- en vaatziekten en het steeds vaker voorkomen van alle typen kanker.
Dames en heren, de globalisering zorgt voor nog meer uitdagingen op het gebied van veiligheid en migratie, en er is een toenemend gevaar in verband met misdaad en terrorisme. Zeer binnenkort zullen we getuigen zijn van de val van de laatste resten van het IJzeren Gordijn en het verdeelde Europa, wanneer er negen nieuwe lidstaten bij het Schengengebied komen. We moeten al het mogelijke doen om dit gemeenschappelijke terrein alomvattend te beschermen, zodat illegale migranten, die de veiligheidssituatie in de lidstaten doen verslechteren, er niet in kunnen. Aan de andere kant pleit ik voor een verantwoordelijke benadering op het gebied van werkvergunningen voor legale migranten: we moeten er goed over nadenken en we moeten gekwalificeerde werknemers kiezen voor de sectoren die ze het hardst nodig hebben.
Ik geloof ook dat de oudere lidstaten van de Europese Unie – en ik zou graag willen dat de Commissie dit goed in aanmerking neemt – de onzinnige beperkingen zullen afschaffen met betrekking tot het in dienst nemen van burgers van de nieuwe lidstaten. In de situatie van vandaag is dit een onbegrijpelijk anachronisme.
Tokia Saïfi (PPE-DE) . – (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie kan niet toestaan dat zij een slachtoffer van de globalisering wordt of haar mensen de indruk geven dat ze meegezogen worden in iets waar ze geen invloed op hebben. De vraag is nu dus niet of globalisering goed of slecht is; de vraag is of wij bereid zijn ons eigen gewicht in de strijd te gooien en de globalisering te reguleren. Om die uitdaging het hoofd te bieden moet de Europese Unie concurrentievermogen verzoenen met economische en sociale cohesie. Het versterken van multilaterale regels is een deel van het proces.
In een open economisch systeem is de beste manier om ervoor te zorgen dat de rechten van consumenten en burgers worden gerespecteerd, het in acht nemen van de concurrentieregels en tot stand brengen van een eerlijke en rechtvaardige markt die milieu- en sociale normen weerspiegelt. Daarom is het, totdat we een internationaal erkende serie regels hebben, van cruciaal belang dat we onze bestaande handelsverdedigingsinstrumenten handhaven en niet afzwakken, want dat zijn onze enige doeltreffende wapens tegen dumping. En ja, het is mogelijk dat Europa zijn burgers beschermt zonder protectionistisch te zijn. Europa moet ook in die sectoren investeren die in de toekomst zijn economische macht zullen bepalen, namelijk onderzoek, vernieuwing en de ontwikkeling van schone technologieën.
Bovendien moet Europa, om diegenen te steunen die de meeste moeite hebben om van de globalisering te profiteren, zijn regelingen verbeteren om solidariteit in de praktijk te brengen, bijvoorbeeld door middel van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering en flexizekerheid. Als het erom gaat de internationale concurrentie de baas te worden, is het in Europa’s belang op aanpassing te anticiperen en hervormingen te entameren. De Europese Unie bezit alle noodzakelijke vermogens en hulpmiddelen om de uitdaging aan te gaan.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, succes boeken in de globalisering is van vitaal belang voor de Europese welvaart: het is de producent van zijn materiële inhoud. Nu de driejarige cyclus voor de Lissabonstrategie zijn einde nadert, moeten we onze aandacht specifiek op de externe dimensie richten. Ik wil in het bijzonder drie elementen benadrukken.
Ten eerste: energie en de voldoende voorziening daarvan doet de positie van samenlevingen stijgen en dalen in de mondiale concurrerende omgeving. De situatie in Europa lijkt niet gelukkig te zijn. De daling van zelfvoorziening op energiegebied is een serieuze uitdaging voor de EU. Op dit moment importeren we al de helft van onze energie van buiten de EU en er wordt een groei van de afhankelijkheid van import voorspeld. Naast het leveren van een serieuze inspanning om de energiezelfvoorziening te laten groeien hebben we een sterk buitenlands beleid inzake energie nodig, een gezamenlijke stem, solidariteit en importzekerheid.
De tweede centrale kwestie is de klimaatverandering, een wereldwijd verschijnsel dat een wereldwijd negatief effect heeft op het milieu, de economie en de maatschappij, en dat om wereldwijde oplossingen vraagt. Eenzijdige acties vervormen de concurrentie en veroorzaken koolstoflekkage. De volgende aspecten worden prominent waar het om de globalisering gaat: de onvermijdelijkheid van een mondiaal emissiehandelsstelsel, de verplichte vastlegging daarop voor alle geïndustrialiseerde landen en groeiende economieën en het slechten van de barrières voor markttoegang van schone technologie.
Ten derde dient de EU zich altijd het geniale van Schuman te blijven herinneren, namelijk dat we er in ons succesverhaal voor zouden zorgen dat de economie gemeenschappelijke doelen dient, het nut van de mensheid, vrede en stabiliteit. Onze culturele traditie verplicht ons te streven naar een menselijker wereld, die mensenrechten respecteert. Alleen dan kan de globalisering in het belang van iedereen zijn. Alleen dan kunnen we voorkomen dat de wereld uit onze handen glipt.
Panayiotis Demetriou (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, Europese burgers lijken over het algemeen het historische verschijnsel van de globalisering met scepsis te bezien – velen van hen zelfs met vrees en een geheel negatieve houding. Dit komt door de revolutie die plaatsvindt in de mondiale economie en de sociale structuur van Europa. Vooroordelen, vrees en bovenal passiviteit en werkeloos toezien bij de ontwikkelingen zijn echter geen manier om de nieuwe orde op het wereldtoneel tegemoet te treden. De situatie kan niet worden teruggedraaid. Globalisering is een blijvende zaak, of wij dat nu leuk vinden of niet. Het grote wereldwijde dorp is in aanbouw, zoals voorzitter Barroso zei.
De EU moet Europese belangen beschermen. Daarom moet ze op een systematische, geplande, collectieve en dynamische manier betrokken raken bij het globaliseringsproces, teneinde goede functioneringsregels te ontwikkelen in het nieuwe wereldsysteem. De EU moet voorwaarts bewegen; ze moet zich het welzijn van zowel Europese burgers, uiteraard, als wereldburgers ten doel stellen. Als gemenebest van principes en waarden moet de EU haar op de mens gerichte karakter centraal stellen en dit internationaal verbreiden. Ze moet economische concurrentie omvormen tot echte rivaliteit om het bevorderen van vrijheid, democratie, het legaliteitsbeginsel, sociale rechtvaardigheid, respect voor de mensenrechten, bescherming van het milieu en vreedzame coëxistentie van naties en individuen. Dat is de rol die de EU in het globaliseringsproces kan en moet spelen.
Marianne Thyssen (PPE-DE). - (NL) Voorzitter, collega’s, dit debat komt niets te vroeg. De globalisering is een feit. Elke generatie heeft haar uitdaging, wordt wel eens gezegd. Welnu, die van ons bestaat erin de best mogelijke reactie te geven op de nieuwe omstandigheden die de globalisering met zich meebrengt.
Die beste reactie bestaat er natuurlijk niet in de globalisering tegen te houden – sommigen vertellen dat nog altijd aan de mensen. Dat kunnen we niet en dat willen we niet. Het zou overigens bijzonder contraproductief zijn voor Europa, dat meer dan wie ook afhankelijk is van de rest van de wereld op het gebied van grondstof, energie, afzetmarkt en zelfs, ten gevolge van de vergrijzing, arbeidskrachten.
Ons antwoord moet er wel in bestaan de globalisering goed te begeleiden en haar meer vorm te geven. Dat veronderstelt afspraken en normen maken op mondiaal vlak. Als Europa zijn wij goed getraind in intracommunautaire afspraken. Laten we deze ervaring nu gebruiken om meer leiding te geven op internationaal niveau.
Dat moeten we doen, Voorzitter, met de nodige zelfzekerheid en geïnspireerd door de waarden die ons intern optreden ook inspireren, de waarden die we zo mooi geformuleerd hebben in het Hervormingsverdrag en in het Handvest van de grondrechten.
Dames en heren, dat we gisteren konden vaststellen dat het werk- en wetgevingsprogramma van de Commissie voor 2008 gefocust is op de wil om beter met de globalisering om te gaan, is een goed teken, is een teken dat het menens is. Dat globalisering ook een thema was op de informele top van Lissabon, geeft aan dat de Lissabonstrategie een nieuwe externe dimensie behoeft.
Als fractiecoördinator voor de Lissabonstrategie wil ik onderstrepen dat deze strategie ons op gang getrokken heeft. Met vallen en opstaan zijn we nu stilaan successen aan het boeken. De eerste driejarencyclus na de tussentijdse evaluatie loopt af en wellicht is een nieuwe bijsturing nodig. Ik zou ervoor willen pleiten, Voorzitter, dat we dan niet zozeer focussen op streefcijfers en percentages en statistieken, maar dat we echt gaan focussen op de doelstellingen: innovatie, goed ondernemingsklimaat, concurrentievermogen, groei en meer en betere banen.
Uiteindelijk moeten we streven naar ons ultieme doel, dat we hopelijk allen samen delen: goede kansen op een degelijke levenskwaliteit voor zo veel mogelijk mensen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Europa’s vermogen in het verleden om met de moderne tijd om te gaan verdient bewondering, maar wanneer het over globalisering gaat, weten we niet zeker hoe we een adequate strategie moeten vinden die Europa in staat zou stellen een sleutelrol te spelen. De eerste stap in deze zoektocht is het begrip dat het de Lissabonstrategie aan een externe dimensie ontbreekt en dat ze deel zal moeten worden van een complexere economische en sociale strategie. Die strategie zou het conflict tussen de zeer gereguleerde Europese economie en de geliberaliseerde mondiale handel goed moeten definiëren en ons een instrument moeten geven om dit conflict, dat Europa veel minder concurrerend maakt, zo klein mogelijk te maken.
De twee redenen die regulering binnen een gemeenschappelijk economisch gebied rechtvaardigen, zijn eerlijke concurrentie en een hoog niveau van consumentenbescherming. Deze worden allebei echter steeds meer uitgehold door stromen goedkope goederen uit derde landen en vervalste producten. We staan voor angstaanjagende taken, zoals controles op de gigantische hoeveelheid geïmporteerde goederen die niet aan de Europese veiligheidsnormen voldoen.
Het centrale punt van onze complexe strategie moet het bevorderen van de convergentie van reguleringsmechanismen zijn, met andere woorden het scheppen van mondiale regels en normen; niet alleen technische, maar ook milieu-, sociale en veiligheidsregels en -normen. Eén manier om dit proces te bevorderen is voortdurend aandringen op respect voor de mensenrechten in derde landen. Vrijheid van meningsuiting zal de burgers van deze landen in staat stellen hogere normen voor leven en werken te eisen en zodoende vanaf de andere kant bijdragen aan convergentie.
Ons nieuwe energiebeleid voorziet in een goed antwoord op de uitdaging van de globalisering en geeft het goede voorbeeld. We moeten echter ook andere beleidslijnen herzien, die vervolgens deel zullen worden van een passende en complexe strategie voor beheersing van de globalisering. Relicten zoals het landbouwbeleid moeten we afschaffen.
Als we een belangrijke speler op het internationale toneel willen blijven, moeten we niet alleen reageren: we moeten actief samenwerken aan het instellen van wereldwijde convergentieregels, zowel binnen als buiten de EU. Europa moet een beetje veranderen. Zo niet, dan staat ons het lot van de gekookte kikker te wachten: het water zal heel geleidelijk aan de kook komen en dan is het te laat om uit de pan te springen.
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, een van de voorgaande sprekers, Alexander Radwan, heeft gezegd dat Europa goed is voorbereid op de globalisering, maar de moderne variant van de globalisering is al achttien jaar onder ons. Intussen zijn wij bezig recht van de globaliseringsval – praten over vroeger, de terugdraaiing van de massale welvaart en de aanval op de democratie – in de Europese val te glijden, een product van de politieke zondeval dat wij er destijds in Nice niet in zijn geslaagd een fatsoenlijk verdrag tot stand te brengen, omdat overhaaste uitbreiding belangrijker werd gevonden dan diepergaande eenheid.
Als gevolg daarvan bestaat de kern van de problemen van vandaag uit bureaucratie, verspilling van miljarden euro’s en ja, vergissingen in de politieke rekrutering van de elites van Europa. Sterker nog, u zelf, commissaris Verheugen, bent daar een voorbeeld van. De verachtelijke persoonlijke aanvallen op u zijn begonnen toen u probeerde de bureaucratie onder controle te krijgen. Nu zit er een nieuwe man en ze zijn al aan de poten van zijn stoel aan het zagen. We zullen zien hoe veel vorderingen hij maakt met de bureaucratie.
Op deze manier komen we er niet. Als we deze misstanden niet kunnen verhelpen, zal de Unie in de greep van de politieke verlamming blijven en zullen de uitdagingen van de globalisering ons eronder krijgen.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, dit is inderdaad een lang en vol debat geweest, en van alle debatten waaraan ik hier namens het voorzitterschap heb deelgenomen, had dit de langste lijst van deelnemers en afgevaardigden die hun mening gaven. Dit is duidelijk een zeer actueel vraagstuk van groot belang, maar laat er geen illusies over zijn dat het ook moeilijk en controversieel is en dat het een grote variëteit aan meningen, analyses en opmerkingen heeft voortgebracht. Ik neem echter aan dat er een gemeenschappelijke conclusie is, namelijk dat de globalisering een blijvend iets is dat zich zal ontwikkelen en zich op nieuwe manieren zal manifesteren.
Er is geen weg terug, er zijn geen schreden waarop we terug kunnen keren, we kunnen de geschiedenis niet terugdraaien. De globalisering zelf is het resultaat van onze mars naar de toekomst. Wat wij moeten doen, wat we moeten analyseren en wat we moeten beslissen, draait natuurlijk om de vraag hoe we het meest van de globalisering profiteren en er het grootste voordeel uit halen, terwijl we alle bekende risico’s die ermee samenhangen, verminderen of uitbannen, en altijd in gedachten houden – voor mij een heel belangrijk punt – dat globalisering in dienst hoort te staan van de mensheid en de burgers en niet andersom. Het zijn niet de mensheid, de burgers of de mensen die in dienst van de globalisering horen te staan.
Er is ook weinig twijfel aan dat wij in Europa, om ten volle te kunnen benutten wat de globalisering te bieden heeft, onze ondernemingen, of ze nu groot zijn of klein en middelgroot, moeten voorzien van instrumenten en beleid die hen in staat stellen de uitdagingen van de economische globalisering aan te gaan. We moeten kwalificaties verhogen en Europese burgers opleiden en we moeten ook ons sociale model hervormen. Het is geen kwestie van het verminderen of verzwakken van dat model, eigenlijk integendeel. We moeten het versterken en aanpassen, zodat het de uitdagingen en bedreigingen die de globalisering meebrengt, met succes het hoofd kan bieden. Op milieugebied moet worden erkend dat de Europese Unie zich heeft aangetoond op het gebied van milieubescherming en dat zij als geen ander regionaal blok ter wereld heeft bewezen in staat te zijn de leiding te nemen en de weg naar de toekomst te wijzen. De onderhandelingen die in december op Bali zullen beginnen, zullen dit duidelijk demonstreren.
Tot slot moet ik ook verwijzen naar de “externe dimensie” van de Lissabonstrategie, die zo nauw met de globalisering verbonden is. Het idee is anderen die dit pad, deze moeilijkheden en deze uitdagingen van de globalisering delen, uit te nodigen economische, sociale en milieuwaarden en -beginselen met ons te delen en uiteraard heel duidelijk te maken dat globalisering alleen voor iedereen succesvol zal zijn als we het feitelijk eens kunnen worden over een sociale, economische en milieuwereld die werkelijk gereguleerd is voor en ten dienste staat van iedereen. Dit aspect is fundamenteel. Laten we niet naïef zijn, dames en heren. Wij geloven dat we met een solide beleid, solide beginselen en solide waarden werkelijk kunnen bereiken wat voor ons een fundamentele doelstelling is: globalisering ten dienste van de mensheid.
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de mededeling van de Commissie over de Europese belangen die als basis voor het debat van vandaag heeft gediend, is niet meer dan een soort discussiestuk. Het is niet het Lissabonplan voor de komende drie jaar. Het is een document dat bedoeld is om de discussie in de Europese Raad en het Europees Parlement te stimuleren, zodat de Commissie de resultaten van die discussie kan gebruiken voor haar voorstellen voor de volgende Lissaboncyclus. Deze voorstellen zullen pas in december worden gedaan. Ze liggen nog niet op tafel en die geachte afgevaardigden die kritiek op de Commissie hadden omdat ze geen tastbare voorstellen heeft gepresenteerd, leden dus aan een misvatting.
Dat was niet waar het debat van vandaag over ging. Het doel van de Commissie was erachter te komen wat u, de vertegenwoordigers van de Europese kiezers, onder de aandacht van de Commissie wilt brengen voor de formulering van het Lissabonplan. Het doet mij genoegen te zeggen dat ik instemmend kan reageren op veel van wat hier is gezegd.
De richtsnoeren zullen het centrale instrument van het nieuwe Lissabonpakket blijven. Zoals de heer Barroso duidelijk heeft gemaakt: het instrument heeft gewerkt en we zullen het instrument als zodanig niet veranderen, maar het zal natuurlijk zo worden geformuleerd dat het ons in staat stelt rekening te houden met de ervaringen van de afgelopen drie jaar en meer gewicht toe te kennen aan de kwesties die tijdens die periode naar voren zijn gekomen.
Laat me een paar voorbeelden noemen. We zullen meer nadruk moeten leggen op de verbanden tussen concurrentievermogen, energie en het milieu. Er zijn in het debat van vandaag verscheidene verzoeken met die strekking gedaan. Dat is volkomen correct. Het is tijd om op te houden met het apart beschouwen van verschillende soorten beleid. We hebben een geheel geïntegreerde aanpak nodig. We moeten meer waarde hechten aan de formulering van stevige voorstellen die ontwikkeld zijn om ervoor te zorgen dat wereldwijde concurrentie, wat zeker is wat we willen, plaatsvindt op een gelijkmatig speelveld met dezelfde regels voor iedereen. We moeten meer aandacht wijden aan het vinden van manieren waarop sociaal beleid structurele verandering kan ondersteunen. In het debat van vandaag leek er een door de partijen gedeelde mening te zijn dat dit de echte grote kwestie is, en die mening is inderdaad gerechtvaardigd.
Over dat onderwerp wil ik graag iets zeggen. Ik geloof dat het verkeerd is investeringen in de sociale stabiliteit en sociale zekerheid te zien als niets meer dan het uitdelen van liefdadigheid. Integendeel, het zijn ook investeringen in economisch potentieel, want er kan toch geen twijfel aan bestaan dat Europa’s economisch potentieel afhangt van een zeer gemotiveerde en zeer efficiënte beroepsbevolking, en de reden dat wij dit pluspunt bezitten is dat we hoge beloningsniveaus en een hoog niveau van sociale zekerheid hebben.
Het is niet zo dat economische groei en sociaal welzijn elkaar uitsluiten. In feite, zoals verschillende sprekers vandaag hebben gezegd, vullen ze elkaar aan en voeden ze elkaar. Ik beschouw dat als een belangrijke overweging. Ik moet er ook op wijzen dat, al is het maar omdat meer en meer regio’s en sectoren onder een tekort aan opgeleide en bekwame arbeidskrachten lijden, het vraagstuk van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt veel krachtiger moet worden aangepakt dan tot zover gebeurt. Dus ik geloof dat wij in veel van deze zaken op dezelfde golflengte zitten.
Laat ik toevoegen dat de Commissie de mening deelt dat de turbulentie die we recent op de financiële markten hebben meegemaakt, roept om internationaal en multilateraal optreden. We kunnen de dingen niet gewoon op hun beloop laten, want wat we hier hebben is, zoals al is gezegd, een ingebouwd structureel defect in het internationale financiële systeem. Het gaat niet over menselijke vergissingen van de managers die nu op non-actief worden gesteld met afvloeiingspakketten ter waarde van honderd tot tweehonderd miljoen dollar; nee, het is het gevolg van een structureel defect.
Ik zou nog drie korte opmerkingen willen maken over het principedebat dat hier vandaag over het onderwerp van de globalisering heeft plaatsgevonden. Ten eerste: het is zo moeilijk een gezamenlijk Europees beleid te smeden op basis van dit debat, omdat er geen overeenstemming bestaat over wat het Europees belang eigenlijk is. Sterker nog, in ons dagelijks werk worden we voortdurend geconfronteerd met een caleidoscopische definitie van de belangen van Europa. Afhankelijk van de situatie op een bepaald moment kan Europa’s belang liggen in lage supermarktprijzen in de ene lidstaat of in een hoog niveau van industriële werkgelegenheid in een andere, en dit is een conflict van doelstellingen dat niet eenvoudig valt op te lossen. Europa’s belang kan liggen in een hoog niveau van werkgelegenheid in de staalindustrie van Luik, om een zeer actueel voorbeeld te noemen, of in hoge milieunormen in de Europese emissiehandel. We worden voortdurend met deze conflicten geconfronteerd en er is geen uniforme lijn die 27 lidstaten kunnen volgen om hun gezamenlijke Europese belang te bepalen.
Ten tweede kunnen we niet de houding aannemen dat globalisering prima was zo lang het betekende dat de arme landen van het zuiden werden gedomineerd door de rijke landen van het noorden; dat het goed was zo lang die omstandigheden van toepassing waren, maar slecht is als de landen van het zuiden onze concurrenten worden. Dat is geen manier om te reageren. Noch is het aanvaardbaar met eisen omtrent hoge milieu- en sociale normen in de ontwikkelingsregio’s te komen terwijl we weigeren ons eigen beleid te veranderen.
Wat ik vandaag in Europa hoor, is dat China en India hun milieu- en sociale normen moeten veranderen. Dat moeten ze ook, uiteraard, maar de Chinezen en Indiërs beschouwen dergelijke eisen als puur Europees protectionisme, aangezien wij welvarend zijn geworden met behulp van lage sociale normen en lage milieunormen, en nu vertellen we anderen dat wij willen houden wat we hebben, maar dat zij niet hetzelfde kunnen krijgen.
Een dergelijk beleid, dames en heren, is gedoemd te mislukken, dat kan ik u verzekeren. De enige levensvatbare benadering is dat wij deze zich ontwikkelende landen laten zien dat er een andere manier is, dat het mogelijk is de uitdaging op milieu- en sociaal gebied in een economische kans te veranderen. Vandaar de term “industriële milieuzorg”.
Ik geloof dat we het op dat punt in hoge mate eens zijn en tegen die achtergrond gaat de Commissie nu hard werken om haar voorstellen voor de volgende Lissaboncyclus te presenteren. Die zullen dan worden behandeld tijdens de voorjaarsvergadering van de Raad in maart, wat het Europees Parlement ruime gelegenheid geeft om zijn mening over de specifieke initiatieven en voorstellen te laten horen, voordat volgend jaar maart de definitieve beslissing wordt genomen.
(Applaus)
De Voorzitter. – Dank u voor de samenvatting, commissaris.
Ik heb zeven ontwerpresoluties overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
(Ingekort overeenkomstig artikel 142 van het Reglement)
Edit Herczog (PSE), schriftelijk. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, Raad, Commissie, dames en heren, de consequentie van het ontwikkelen van de globalisering is dat meer en meer landen democratisch worden en overstappen naar de vrije wereldhandel. Als zodanig toont dit het succes aan van een halve eeuw Europees beleid voor vrede en democratie. Aan de andere kant is het feit dat sommige landen soms door het gebruik van illegale instrumenten in de internationale handel in het voordeel raken een teken dat de omschakeling naar grondwettigheid geleidelijk gaat en niet direct volmaakt is. Juist om deze reden zou Europa’s doel de bevordering en versterking van democratie moeten blijven.
Hoe succesvol we zullen zijn in de wereldwijde concurrentie die hieruit ontstaat, hangt van ons af. Als schrijver van het verslag van het Parlement over de globalisering weet ik dat we de uitdagingen onderkend hebben; het is tijd om in actie te komen.
We moeten nadenken over het feit dat de welvaart die we vandaag genieten, er ook nog moet zijn voor onze kleinkinderen en wel op zo’n manier dat de andere volkeren van de wereld zich intussen op deze manier kunnen ontwikkelen. Zullen ze energie hebben? Zullen ze een bewoonbaar milieu hebben? Dat is waar het Europese energiebeleid en het bouwen van een “koolstofarme” economie over gaan.
We moeten ervoor zorgen dat alle personen in Europa, ongeacht hun afkomst en situatie, en alle bedrijven, ongeacht hun grootte en statutaire zetel, al hun talenten en hun beste vermogens kunnen ontwikkelen. Dat is waar gelijke kansen, het bouwen aan een op kennis gegrondveste samenleving, vernieuwingsbeleid en het nieuwe Europese MKB-beleid om draaien.
We moeten omschakelen naar het digitale tijdperk; om dat te bereiken, moeten we zorgen dat alle gebieden en alle mensen worden opgenomen in de e-samenleving.
Kortom, we hebben alle instrumenten in handen; we hoeven het alleen maar te doen. Laten we aan het werk gaan!
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) De globalisering is een niet te stuiten proces, maar het succes van de Europese Unie in deze globalisering is geen vanzelfsprekende conclusie. Waarachtig is de Lissabonstrategie, geïmplementeerd zoals tot dusver is gebeurd, geen recept voor succes. Sterker nog, het is maar een papieren strategie en zelfs in het stadium halverwege, in 2005, was het duidelijk dat de voornaamste doelstelling, namelijk de wedloop tegen de VS op het gebied van concurrentievermogen en vernieuwing, niet was gehaald.
In de tussentijd hebben zich andere uitdagingen voorgedaan in de vorm van het economisch offensief uit China, India en andere Aziatische landen. Tot dusver heeft de veelheid aan verstandige doelstellingen het feit verborgen dat er geen politieke moed is om structurele hervormingen op landelijk niveau te ondernemen; dat is het niveau waarop over de mogelijkheid van een vernieuwend en dynamisch Europa wordt beslist. Door dit gebrek aan moed is de Europese Unie op zoek naar surrogaatoplossingen. Bijvoorbeeld door haar hoop te vestigen op een radicale verandering in de Gemeenschapsbegroting die neerkomt op het vergroten van de overheidsuitgaven aan onderzoek en ontwikkeling. Dit is niet genoeg, als het niet hand in hand gaat met het vermogen risico’s te nemen, gepaard aan steun voor vernieuwende bedrijven vanuit de private financiële sector.
Een oplossing in de vorm van het Europees Instituut voor Technologie illustreert de neiging tot institutionele oplossingen, terwijl het fonds voor aanpassing aan de globalisering de mate van overdreven Europese bezorgdheid laat zien. Het gepaste antwoord op de uitdaging van de globalisering is volledige liberalisering van de markt en moedige hervorming van het Europese sociale model.
Joseph Muscat (PSE), schriftelijk. – (EN) Om in deze eeuw van globalisering te slagen, dient de Europese Unie een beleid ten aanzien van directe buitenlandse investeringen voor Europa te ontwikkelen.
We hebben beleid nodig voor:
- Inkomende directe investeringen, dat wil zeggen directe buitenlandse investeringen in de Europese Unie afkomstig van elders in de wereld;
- Uitgaande directe buitenlandse investeringen, dat wil zeggen directe investeringen elders in de wereld afkomstig van de Europese Unie; en
- Interne directe buitenlandse investeringen, dat wil zeggen directe investeringen in enige lidstaat van de Europese Unie afkomstig van enige andere lidstaat van de Europese Unie.
Weliswaar beschikken we over elementen van een dergelijk beleid, zoals het zevende kaderprogramma dat voorwaarden schept om investeringen in onderzoek en ontwikkeling aan te trekken, maar dat is slechts een deel, zij het een belangrijk deel van het verhaal.
Feiten en cijfers tonen het reusachtige belang aan van directe buitenlandse investeringen in de wereldeconomie van vandaag, of van Europa’s directe investeringspositie met betrekking tot de rest van de wereld.
Deze feiten laten zien dat als we een werkelijk succes van de doelstellingen van Lissabon willen maken, we een totaal DBI-beleid voor Europa nodig hebben om de maximale voordelen van DBI voor onze mensen te behalen.
Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Tegenwoordig vinden Europeanen het helemaal niet vreemd om met een rugzak in Zuid-Amerika rond te trekken, online met vrienden in Afrika te chatten en cd’s in de VS te bestellen. Globalisering maakt de wereld kleiner. Vooral de jonge generaties beschouwen Europa als de achtertuin en de wereld als slechts hun woonplaats.
Toch heeft het begrip globalisering nog een negatieve klank. Een gebruikelijke angst is dat door de globalisering landen met lage arbeidskosten Europa van banen zullen beroven.
De EU moet een belangrijke rol spelen bij het veranderen van deze attitudes. Dat doet ze door te bewijzen dat de lidstaten gezamenlijk sterk genoeg zijn om niet alleen de globalisering te overleven, maar er zelfs winst uit te behalen. Zoals in de verklaring staat, is Europa de grootste exporteur van goederen en diensten ter wereld en de op een na grootste bestemming van directe buitenlandse investeringen. Als we spreken over werkgelegenheid: in 2006 werden in totaal 3,5 miljoen nieuwe banen geschapen!
Natuurlijk zijn er dingen voor verbetering vatbaar: Europa’s innovatiebeleid zou een stimulans moeten krijgen, er is reglementering van de wereldmarkt nodig en het tegengaan van klimaatverandering behoort niet alleen het probleem van Europa te zijn. Toch, alles bij elkaar genomen, twijfel ik er niet aan dat de EU de toets voor globalisering met vlag en wimpel zou doorstaan.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
3. Stemmingen
De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemming.
(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)
Pervenche Berès (PSE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, we staan op het punt over negen verslagen te stemmen. Sterker nog, de zes volgende verslagen hebben dezelfde teneur. Dit gaat allemaal over het implementeren van de overeenkomst over de comitologieprocedure die zo indrukwekkend is bereikt tussen de drie instellingen. Waar we hier mee bezig zijn, is de noodzakelijke praktische afronding en na de langdurige en vruchtbare onderhandelingen tussen de Raad en de Commissie hebben we de steun van dit Huis nodig.
3.5. Transparantievereisten voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
3.9. Toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
3.13. Communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
Gyula Hegyi (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil geen tijd van mijn collega’s stelen, maar aangezien we geen plenair debat voeren en nu de eerste lezing hebben, wil ik u graag informeren over de basiselementen van de nieuwe wetgeving over genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s).
Het pakket compromissen geeft het Parlement het recht om de doelbewuste verspreiding van de GGO’s te controleren. Parlementaire controle betekent transparantie bij dit gevoelige onderwerp. De opiniepeiling van de Eurobarometer laat met betrekking tot GGO’s zien dat 94 procent van onze burgers het recht om te kiezen wil hebben, 86 procent meer wil weten voordat ze GGO’s consumeren en dat 71 procent eenvoudigweg geen GGO-voedsel wil. Daarom is ons grootste succes dat de Raad en de Commissie ingestemd hebben met de Parlementaire controle van de uitvoering van de etiketteringsvereisten van GGO’s.
Ik dank de mederapporteurs, de Commissie en het Portugese voorzitterschap. Een grotere openheid over genetische gemanipuleerde organismen leidt tot een democratischer Europa.
3.15. Op de markt brengen van biociden (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
3.18. Voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
− Gezamenlijke ontwerpresolutie: Top EU/Rusland (RC-B6-0434/2007)
– Vóór de stemming:
Konrad Szymański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou uw aandacht willen vestigen op het feit dat we na de discussie over de compromisversie van deze resolutie precies 16 minuten hadden om amendementen in te dienen en de resultaten van ons werk te herzien. Ik ben van mening dat dit de rechten van ieder lid van dit Huis en iedere fractie in dit Huis ondermijnt om vrijelijk de teksten van onze resoluties te kunnen beïnvloeden, inclusief het indienen van amendementen.
Ik zou erom willen vragen dat niet wordt toegestaan dat deze situatie zich in de toekomst nog eens voordoet.
– Vóór de stemming over amendement 1:
Ria Oomen-Ruijten, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen verzoeken om paragraaf 6 als volgt te veranderen. Daarvoor is dan een stemming in onderdelen nodig. De eerste zin moet komen te luiden:
(EN) “benadrukt dat de situatie in Tsjetsjenië nog steeds voor een meningsverschil zorgt in de betrekkingen tussen de EU en Rusland”
(NL) in plaats van de huidige tekst. De rapporteur gaat akkoord.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
– Vóór de stemming over paragraaf 23
Ria Oomen-Ruijten, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL) Voorzitter, wij moeten de praktijk laten spreken, en de Top over de overvliegende vliegtuigen. Die heeft niet plaatsgevonden, dus wij vragen om de verwijzing hiernaar in de tekst te vervangen door een verwijzing naar de volgende top.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
– Vóór de stemming over overweging O:
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we spraken over bevroren conflicten. We noemen twee conflicten, Abchazië en Zuid-Ossetië, maar ik wil namens mijn Fractie na “bevroren conflict” de zinsnede “zoals Transnistrië” invoegen, zodat Transnistrië ook in overweging O wordt genoemd.
Marianne Mikko, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Swoboda heeft u al geïnformeerd over ons amendement met betrekking tot Transnistrië.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen.)
3.23. Beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften in 2006 (stemming)
De Voorzitter. − Hiermee is de stemming beëindigd.
4. Samenstelling fracties
De Voorzitter. − Er zijn vandaag brieven ingekomen van mevrouw Daniela Buruiană-Aprodu en de heer Cristian Stănescu waarin zij melding maken van hun besluit de Fractie ITS te verlaten. Het Parlement neemt kennis van dit besluit dat met ingang van vandaag, 14 november 2007, wordt geëffectueerd.
In aanmerking genomen de eerder deze week gedane aankondigingen van drie leden die de Fractie verlaten, concludeer ik dat het ledenaantal van de Fractie ITS is gekomen onder de twintig is gekomen, het minimumaantal dat krachtens artikel 29, lid 2 is vereist om een politieke fractie te vormen.
(Luid applaus)
Het Parlement neemt daarom kennis van het feit dat de Fractie ITS niet langer voldoet aan de criteria van het Reglement voor het formeren van een Fractie. Daaruit vloeit voort dat de Fractie vanaf het moment van deze aankondiging ophoudt te bestaan.
(Applaus)
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u er graag opmerkzaam op willen maken dat toen ik, net als vele andere afgevaardigden, applaudisseerde voor uw laatste aankondiging, Jean-Marie Le Pen rechtstreeks naar mij dit handgebaar maakte, dat (EN) “Fuck you!” (DE) betekent. Mag ik u verzoeken dat na te gaan op de videobeelden? Ik vind dat een dergelijke handeling echt gevolgen moet hebben. Ik vind het schokkend dat iemand zich tegen mij op zo’n regelrecht agressieve manier gedraagt.
De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Martin, ik merkte het niet zelf op, maar ik neem kennis van uw opmerking.
Den Dover (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De conservatieven hebben het verslag-Vakalis gesteund, maar hebben ernstige bedenkingen ten aanzien van de paragrafen 16 en 17. We zijn van mening dat zowel preventie als snelle reactievaardigheid met betrekking tot aardbevingen moeten worden geconcentreerd bij de hulpmiddelen van de lidstaten, en we steunen niet “de oprichting van een Europese civielebeschermingseenheid”.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik steun het verslag over de regionale impact van aardbevingen. Als geoloog en oceanograaf , afgestudeerd op de seismische activiteit van De Mid-Atlantische Rug van 12°N tot 20°Z, ben ik mij zeer bewust van het feit dat het Verenigd Koninkrijk vrijwel immuun is. Volgens de gegevens van het Verenigd Koninkrijk stierf er slechts een persoon ten gevolge van een aardbeving en dat was halverwege de zeventiende eeuw. Toch geldt dit niet voor heel Europa: door de eeuwen heen vielen er duizenden doden en was er sprake van massale verwoestingen, van Lissabon tot en Sarajevo.
Een deel van mijn eigen kiesdistrict Gloucestershire werd in juli geteisterd door overstromingen die miljarden euro’s schade toebrachten aan wegen, spoorwegen, ziekenhuizen en scholen, waterleidingstations en elektriciteitscentrales. We krijgen waarschijnlijk bijstand uit het Europees Solidariteitsfonds. Ik hoop dat het niet nodig blijkt te zijn, maar als dit wel het geval is, moet Europa bereid zijn landen, regio’s en besturen die door aardbevingen zijn getroffen, bij te staan.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Zoals is gezegd, wordt heel zuidelijk Europa begrensd door de rand van twee tektonische platen die de Middellandse Zee doorkruisen en die doorlopen door de Atlantische Oceaan via een paar van de Azoren, wat inhoudt dat aardbevingen in deze regio een van de meest voorkomende natuurrampen zijn.
Dit EP-verslag bevat een scala aan zorgen en voorstellen die wij weten te waarderen, in het bijzonder wanneer het erkent dat de buitenste regio’s regelmatig onder deze verschijnselen lijden, of wanneer het onder andere wijst op de noodzaak nationale maatregelen te ondersteunen op het gebied van preventie, reactie en schadeherstel, publieksvoorlichting, wetenschappelijk onderzoek, burgerbescherming en solidariteit op Gemeenschapsniveau.
Voor zover het coördinatie betreft, stelt het verslag samenwerking tussen lidstaten enerzijds en tussen lidstaten en derde landen anderzijds voor om de genoemde maatregelen uit te voeren. Maar ondanks zijn steun voor het creëren van een “Europese civiele beschermingseenheid” als “centraal instrument voor preventie en beheer” – een beleid waarmee wij het niet eens zijn – stelt het dat dit “pas zinvol is als de nationale civiele bescherming en de grensoverschrijdende instrumenten voor coördinatie tussen de lidstaten verbeterd zijn”, hetgeen naar onze mening de vraag weer stelt zoals hij behoort te worden gesteld.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Onze collega de heer Cornillet heeft ons een zeer grondig verslag gegeven, waarin wordt opgemerkt dat aardbevingen een negatief effect hebben op de sociale en economische cohesie in de regio’s.
We moeten eraan denken dat zware aardbevingen ook vaak voorkomen in de landen en regio’s van de Europese Unie, in het bijzonder in het zuiden van Europa en bij de Middellandse Zee. Om deze reden moeten we ervoor zorgen dat de noodzakelijke preventie en vermogen tot snelle reactie aanwezig zijn om met een dergelijke ramp om te gaan.
Het is belangrijk in de hele EU sociale voorlichtingscampagnes op touw te zetten en voor voorlichting en training van de staf van de bevoegde technische instanties in de lidstaten te zorgen; hieronder dient ook training op regionaal en lokaal niveau te vallen, evenals training van alle specialisten op het gebied van aardbevingen. Daarenboven moeten we rekening houden met de rol die de vele landelijke, regionale en lokale instanties zullen spelen en ervoor zorgen dat er instructies bestaan voor doeltreffende bescherming van essentiële infrastructuur, zoals toegang tot telecommunicatie-infrastructuur, elektriciteitsnetwerken, ziekenhuizen, bruggen, havens, vliegvelden enzovoorts.
In de toekomst dient het cohesiebeleid de schade die aardbevingen veroorzaken, grondig te overwegen en hiermee moet rekening worden gehouden in het kader van een nieuwe financieel instrument voor de bescherming van de bevolking.
Ik ben ook van mening dat vraagstukken op het gebied van coördinatie, samenwerking en flexibiliteit in de activiteiten van overheden op Gemeenschaps-, landelijk, regionaal en lokaal niveau bij het debat betrokken moeten worden, aangezien deze in de omgang met natuurrampen voor aanzienlijke problemen zorgen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Wij hebben vandaag vóór de resolutie gestemd die is opgesteld op basis van het verslag van de heer Cornillet over een Europese consensus over humanitaire hulp. Ik wil de rapporteur graag danken en mijn goedkeuring van dit belangrijke document nog eens bevestigen.
We zijn ons goed bewust van het feit dat de Europese Unie – en ik denk dan aan de Commissie en de lidstaten – de leidende leverancier van humanitaire zorg is. De contributie van de EU voor 2006 bedroeg slechts twee miljard euro. Ik ben het er volledig mee eens dat de EU zou moeten bepalen waar de limiet voor het nieuwe peil van de humanitaire hulp wordt gesteld. Aan de andere kant moet de EU haar positie bepalen met het oog op de nieuwe internationale initiatieven en de implementering van de hervorming waartoe de Verenigde Naties het initiatief hebben genomen. Als lid van de Begrotingscommissie zou ik op het derde probleem willen wijzen dat de EU moet oplossen, namelijk het verbeteren van de coördinatie van de middelen van de Gemeenschap en de lidstaten, met het doel ze eenvoudig toegankelijk te maken voor de slachtoffers van humanitaire rampen.
Ik hoop dat de concrete en precieze stellingname van het Parlement het halen van onze gezamenlijke doelstellingen zal vergemakkelijken en zal helpen bij het bereiken van consensus inzake humanitaire hulp.
Koenraad Dillen (NI). - (NL) Mijnheer de Voorzitter, ik hoor graag zeggen dat er een Europese consensus over humanitaire hulp bestaat en uiteraard is geen zinnig mens gekant tegen hulp aan landen die het daadwerkelijk nodig hebben. Maar laten we ook eerlijk durven zeggen dat er blijkbaar geen Europese consensus bestaat over een gedragscode voor het omgaan met dictators.
De Britse boycot van de Europees-Afrikaanse top als antwoord op de deelname van Mugabe wordt door andere lidstaten gewoon genegeerd en humanitaire tragedies vloeien zeer dikwijls voort – dat weet iedereen – uit oorlogen of uit misdadig bestuur, zoals in Zimbabwe. De realiteit is en blijft dat Afrika het toneel is van bloedige conflicten en dat Afrikanen meer uitgeven aan wapens dan ze aan ontwikkelingshulp ontvangen.
Het is evenzeer waar dat staten met een democratisch bestel, waar de heersers en het bestuur dus niet boven de wet staan, bijna nooit met elkaar oorlog voeren. Als dictators zoals Mugabe kunnen deelnemen aan een Europese top, komt Europa inzake mensenrechten en democratie totaal niet geloofwaardig over. Het is om die tweeslachtigheid dat ik mij bij het verslag-Cornillet heb onthouden.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ongeacht onze steun voor verscheidene aspecten van humanitaire hulp die in het verslag worden beklemtoond, kunnen wij geen steun geven aan een “consensus” over de beginselen, doelstellingen en strategieën van de EU voor het geven van humanitaire hulp in derde landen die oproept tot het bevorderen van “het recht – of zelfs de plicht – van interventie in geval van ernstige schending van het IHR en/of de mensenrechten”, vanuit de overweging dat “dwangmaatregelen, met inbegrip van militair ingrijpen, slechts als laatste redmiddel” mogen worden toegepast. We weten wat het resultaat is van een dergelijke politiek van “goede bedoelingen”, namelijk de agressie en militaire bezetting van Irak door de VS en hun bondgenoten en de honderdduizenden levens die dat heeft gekost.
Zoals al is gezegd, gaan achter zogenaamde humanitaire interventie heel vaak andere, werkelijke bedoelingen schuil die de interventie gebruiken en manipuleren naar de belangen en gewetenloze berekening van de grote machten en multinationals die het niet zo nauw nemen met de grondbeginselen van het internationale recht.
Wij geloven dat de oplossing van ernstige problemen waarbij miljoenen mensen betrokken zijn, onder andere gepaard dient te gaan met respect voor de soevereiniteit van alle volkeren en landen, de vreedzame oplossing van internationale conflicten, het lenigen van de dringende noden van de economisch armste landen op basis van vriendschap en solidariteit, en effectieve ontwikkeling van die landen.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Rapporteur Thierry Cornillet benadrukt terecht dat het nodig is dat de Gemeenschap en de lidstaten het debat over politieke strategieën in humanitaire operaties uitbreiden naar het relevante Raadsforum door een nieuwe speciale werkgroep in het leven te roepen. Het creëren van zo’n groep (bijvoorbeeld COHUMA, dat wil zeggen de working group of the Council on Humanitarian Aid, de werkgroep van de Raad inzake humanitaire hulp) zou helpen bij het ontwikkelen van coherente methoden die snelle en systematische activiteiten op dit terrein mogelijk zouden maken.
Het verslag benadrukt ook terecht dat de frequentie van natuurrampen is toegenomen en dat hun gevolgen steeds significanter worden, wat het noodzakelijk maakt de interventies te versterken.
Om deze redenen ben ik het eens met het voorstel dat de EU haar mogelijkheden tot snelle reactie dient te vergroten. Reactiesnelheid en -vermogen zullen zeker volgen uit verbeteringen in de coördinatie en de tijdigewaarschuwingsmechanismen, evenals voorraden van geschikte materialen en reserves op internationaal niveau.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Humanitaire hulp is vaak heel moeilijk te geven door ongunstige omstandigheden of veiligheidsproblemen. Dat maakt een goede afstemming en coördinatie van hulpactiviteiten des te belangrijker. Maar pogingen om dat doel te bereiken moeten op geen enkele manier worden gebruikt als excuus om Europese instellingen nog verder te doen opzwellen; bovendien bieden noch een EU-instantie voor civiele bescherming noch een snelle-interventiemacht van de EU doeltreffende bescherming in geval van natuurrampen.
Daarenboven moet de kritiek in overweging worden genomen die gisteren van de Rekenkamer kwam, die een “materieel foutenpercentage” constateerde op verschillende gebieden, waaronder het budget van 5,2 miljard euro voor voedselhulp, humanitaire hulp en deelfinanciering van NGO’s. Aangezien het huidige verslag naar mijn mening geen goede basis vormt voor de oplossing van al deze problemen, heb ik ertegen gestemd.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Als fervent supporter van humanitaire hulpprojecten die tijdig, doelgericht en effectief gefinancierd zijn, stem ik vóór het verslag over humanitaire hulp.
Ik heb echter ernstige bezwaren tegen veel van de gebruikte formuleringen. Ik vind het ongelukkig dat er verwijzingen zijn naar het zogenaamde Verdrag van Lissabon, de weer tot leven gebrachte EU-grondwet, waar ik fundamenteel tegen ben. Het is onrealistisch om te veronderstellen dat humanitaire hulp kan worden losgemaakt van alle politieke overwegingen; het verslag zelf is een zeer politiek document dat de EU-agenda voortstuwt.
In elk geval zijn prioriteiten, omvang van de bijstand en hulpverlening op een manier die zich aan de greep van verschrikkelijke regimes onttrekt allemaal politieke kwesties. Los van veel andere bezwaren tegen betrokkenheid van de EU in militaire zaken, leidt dat af van een heldere kijk op humanitaire hulp. De EU is geen unieke humanitaire speler. Zij moet zich richten op de toegevoegde waarde van humanitaire inspanningen door onze landen via een verbeterde coördinatie van de inspanning op bijzondere terreinen en door een goed beheer van de middelen en een evaluatie van hun effecten te waarborgen.
Hans-Peter Mayer (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik beschouw deze Kaderrichtlijn voor bodembescherming als een ernstige vergissing die het concurrentievermogen van de Europese landbouw en de voedselvoorziening in Europa in gevaar brengt. Wat voor beeld hebben de mensen die deze richtlijn steunen eigenlijk van onze boeren? Laat me u vertellen: ze geloven dat we een dikke bureaucratische richtlijn nodig hebben, dat we 420 miljoen hectare boerenland in kaart moeten brengen, met draconische boetes moeten dreigen en tot slot prioriteitsgebieden voor bodembescherming moeten creëren voordat boeren goed voor hun bodem zullen zorgen.
Maar ik zeg u dat dit beeld volkomen los staat van de werkelijkheid. De bodem is het kostbaarste bezit van een boer. Een boer die zijn grond niet met zorg behandelt, is niet lang boer. De meeste bodems in de EU worden verzorgd; ze zijn de moeite van het behouden waard en worden door onze boeren gekoesterd. Ik beschouw deze richtlijn als een voorbeeld van ivorentorenbureaucratie en ik hoop dat we deze fout snel recht kunnen zetten, voordat er ernstige schade aan onze landbouw wordt aangericht.
Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Als de afgevaardigde van het Hongaars Democratisch Forum heb ik vóór het creëren van de Europese Richtlijn bodembescherming gestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat ze nodig is. Zonder een voldoende hoeveelheid bodem van goede kwaliteit zal de Europese landbouw ook in gevaar komen. Ik vertrouw erop dat wij, als deze wetgeving tot stand komt, de gelegenheid zullen krijgen met gebruik van middelen van de Unie te werken aan het schoonmaken van verontreinigde grond en het beschermen van de kwaliteit ervan.
Op dit punt zou ik echter de aandacht van de lidstaten willen vestigen op het feit dat dit alleen mogelijk is als de lidstaten hun plichten serieus nemen. In mijn thuisland bijvoorbeeld komen de activiteiten grotendeels neer op het maken van plannen en is de uitvoering ervan een slepende zaak. Er is een nationaal programma in Hongarije, maar er wordt met geen woord gerept over de consequente uitvoering ervan. De regering staat geen borg voor de benodigde middelen. Voor de toekomst is een bedrag van achttien miljoen euro geoormerkt, wat een lachertje is vergeleken met de omvang van het probleem. In dit tempo zouden we meer dan 220 jaar bezig zijn met het opruimen van de bodemverontreiniging waar we nu van weten. Laten we alstublieft wat serieuzer zijn! Dank u.
Anja Weisgerber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het voorstel van de Commissie gestemd. Het voorstel maakt inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel. Bodem heeft geen grensoverschrijdende aspecten en daarom kan deze aangelegenheid even goed of beter in de lidstaten geregeld worden dan op Europees niveau. Veel landen hebben al bodembeschermingswetgeving. Het voorstel van de Commissie houdt daar te weinig rekening mee.
In de eindstemming heb ik ook tegen het verslag en de meeste compromissen gestemd, al ben ik wel van mening dat het door het Parlement goedgekeurde verslag een duidelijke verbetering is ten aanzien van het voorstel van de Commissie. Er zijn bijvoorbeeld verbeteringen aangebracht met betrekking tot de aanwijzing van potentieel vervuilde locaties. De nieuwe versie biedt meer flexibiliteit in de toepassing van de in Bijlage II genoemde criteria. Over het algemeen zijn er echter nog altijd veel bepalingen die deze richtlijn tot een uitgebreid, bureaucratisch en duur instrument maken.
Eén goede zaak is het feit dat de in Bijlage II opgesomde criteria nu in elk geval niet bindend zullen zijn. Een tweede goede zaak is het feit dat de richtlijn het bijzondere karakter van landbouwgebruik van land onderkent. De minpunten wegen echter zwaarder dan de pluspunten. Met betrekking tot de financiering hadden we bijvoorbeeld duidelijker moeten maken dat de Richtlijn bodembescherming geen effect op het Gemeenschapsbudget zal hebben en dat er geen nieuwe fondsen zullen worden ingesteld om de richtlijn te implementeren. Alleen de bestaande steunmechanismen zullen worden gebruikt.
Om deze redenen heb ik tegen de richtlijn gestemd en ik hoop dat de Raad nu de nodige correcties zal aanbrengen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, een tijd geleden vroeg dit Parlement de Commissie om een richtlijn voor bodembescherming. Commissaris Dimas gaf ons er vijf jaar later een. We hebben haar niet meer nodig, en dat is geen geheim. We hebben andere richtlijnen inzake de bescherming van specifieke transnationale problemen die verband houden met de bodem. De Commissie negeert het feit dat veel landen – en Tsjechië is één voorbeeld – hun eigen wetgeving hebben en voorzien zijn van goede systemen om de bodem tegen verdere erosie en aantasting te beschermen. Wat sommige landen (Vlaanderen inbegrepen) nodig hebben, is een gezamenlijke strategie en verbeterde coördinatie.
Dankzij een enorme inspanning van de rapporteurs heeft het Parlement vóór de herziene richtlijn kunnen stemmen, die waarschijnlijk niet te veel schade zal aanrichten, omdat ze het in elk geval mogelijk maakt de landelijke wetgeving te handhaven waar die al bestaat. In zijn presentatie van gisteren toonde de commissaris geen enkel begrip voor een verstandige oplossing, waarover de rapporteur in het Parlement met veel ijver heeft onderhandeld. Door zich niet ontvankelijk te betonen voor de wenken van het Parlement helpt de commissaris zijn eigen richtlijn begraven. Hij heeft mij zo goed als gevraagd tegen zijn verslag te stemmen. Ik verwacht dat de Raad zich op een vergelijkbare manier zal gedragen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat de clausules die we hebben goedgekeurd, absoluut noodzakelijk zijn en dat ze zullen helpen de toestand van het milieu en ook de gezondheid van mensen te verbeteren. De bodem is een eindige en niet hernieuwbare hulpbron. Hij verdient bijzondere bescherming vanwege zijn sociale, economische, milieu- en culturele functies.
Ik deel de opvatting dat bodembescherming onderworpen dient te zijn aan regulering op Gemeenschapsniveau, teneinde een minimumniveau van bescherming in alle lidstaten van de EU te garanderen.
Ik ben zeer positief over het voorstel openbare nationale inventarissen van vervuilde locaties te maken. Er dient een inventaris te worden opgesteld van de locaties waar de bodem in het verleden vervuild kan zijn. Geleid door het beginsel van assistentieverlening zou er hulp aan EU-lidstaten moeten worden geboden om vervuilde grond weer bebouwbaar te maken en gevaarlijke verbindingen die erin zijn achtergebleven te verwijderen.
De invoering van goede regelgeving die de aantasting van de bodem aan banden legt om duurzaam bodemgebruik te garanderen en tegelijkertijd aangetaste gebieden weer bebouwbaar maakt, zal ongetwijfeld een stap voorwaarts zijn wat betreft de bescherming van de hulpbronnen van de natuurlijke omgeving.
Ik ben ook van mening dat het bijzonder belangrijk is de wetgeving in de lidstaten te harmoniseren op het gebied van bodembescherming.
Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, alle Oostenrijkse PPE-afgevaardigden zijn voorstanders van een ambitieuze serie maatregelen om de bodem te beschermen, mits ze op het goede politieke niveau worden genomen. Wij zijn van mening dat het voorstel en het verslag duidelijk inbreuk maken op het subsidiariteitsprincipe en daarom hebben we tegen veel van de amendementen gestemd en ook tegen het verslag als geheel.
Ondanks het eersteklas werk van de rapporteur, mevrouw Gutiérrez, die veel van de angels uit het voorstel heeft gehaald, is het onze opvatting dat dit verslag de passende grenzen van EU-wetgeving ver te buiten gaat. Er moet echter bij de lidstaten op aan worden gedrongen dat zij zich intensief met dit onderwerp gaan bezighouden, omdat de bodem de basis is van alle economische en agrarische activiteit. Het moet ook worden gezegd dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de financiering van hun eigen programma’s.
Albert Deß (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen deze zogenaamde Bodembeschermingsrichtlijn gestemd, omdat ik vind dat we al onze geloofwaardigheid verliezen als we het elke dag over het terugdringen van de bureaucratie hebben en vervolgens dit bureaucratische monster van een richtlijn creëren. In tegenstelling tot lucht en water is bodem geen grensoverschrijdende kwestie, maar een landelijke aangelegenheid. We kunnen deze richtlijn missen als kiespijn. De Commissie en voorzitter Barroso hadden dit voorstel moeten intrekken. Voorzitter Barroso spreekt heel mooi over het terugdringen van de bureaucratie, maar zijn daden kloppen niet met zijn woorden. Waar ik vandaan kom, heten zulke mensen Dampfplauderer – praatjesverkopers. Ik bewerk al 46 jaar mijn grond. Mijn grond is nu vruchtbaarder dan 46 jaar geleden. Ik ben een warm voorstander van Europese regulering van de bodembescherming, maar dan één die mijn grond tegen de Europese bureaucratie beschermt.
Bogusław Sonik (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór de richtlijn gestemd. De implementering van de bepalingen van de richtlijn zal economisch gebruik van veel aangetaste gebieden mogelijk maken en tegelijkertijd ongerepte locaties beschermen tegen gebruik voor industriële en commerciële doeleinden. Deze richtlijn zal het ook mogelijk maken bodems te classificeren overeenkomstig een evaluatie van hun plant- en dierproductiecapaciteit, met bijzondere aandacht voor de productie van kwaliteitsvoedsel.
Ik zou het belang willen beklemtonen van het opstellen van een Europese strategie om problemen die verband houden met bodemaantasting, te onderkennen en op te lossen. De aanzienlijke diversiteit aan verschillende bodemtypen betekent dat, ongeacht de door individuele landen genomen stappen, een Europese strategie vereist is, gebaseerd op preventie en het vergroten van het bewustzijn van de noodzaak van bodembescherming evenals een beschrijving van bestaande risicofactoren, teneinde dit probleem op het Europese niveau op te lossen.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben besloten vóór het verslag te stemmen, ook al heeft een aantal EU-landen al volledig functionele wetgeving op het gebied van bodembescherming.
Wij hebben de amendementen 106, 107, 108 en 110 gesteund, die als volgt luiden:
“Lidstaten die reeds over specifieke nationale wetgeving beschikken om hun bodem te beschermen, worden uitgezonderd van de verplichtingen onder dit artikel, op voorwaarde dat hun wetgeving ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau garandeert.”
Hoewel de richtlijn in bepaalde lidstaten als overbodig kan worden beschouwd, koesteren wij de hoop dat ze een verbetering tot stand kan brengen in het grote aantal lidstaten dat op dit moment geen functionele bodembeschermingswetgeving heeft.
We hopen ook dat de lidstaten die op dit gebied functionerende wetgeving hebben, in de voortdurende onderhandelingen met het Parlement samen kunnen werken om ervoor te zorgen dat de richtlijn voor hen geen onnodige verdubbeling van administratief werk met zich meebrengt wanneer ze eenmaal in werking is getreden.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM), schriftelijk. − (DA) Koolstofopslag is van groot belang in verband met de reductie van broeikasgassen. De overexploitatie van de bodem door koolstofverbranding zorgt voor aanzienlijke druk. Dat is derhalve een vraagstuk dat een internationaal initiatief vereist.
De junibeweging steunt daarom de EU-aanpak van de bodembescherming in de lidstaten.
Het is heel goed dat het Europees Parlement zijn steun heeft uitgesproken voor het onderzoeken van het mogelijke gebruik van het “de vervuiler betaalt”-beginsel onder artikel 22 en de inschatting van landgebruik onder artikel 28, gezien de grote betekenis ervan in verband met het afvangen van koolstof. Beide voorstellen zijn het initiatief van de heer Bonde.
Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Alles in aanmerking genomen, stem ik voor het verslag van Gutiérrez-Cortines, omdat ik van oordeel ben dat haar tekst wezenlijk het voorstel over de bodem heeft herschreven om de subsidiariteit te herstellen, de verplichtingen te ontdubbelen en een vrijwillige gedragscode in te voeren zonder verdere bureaucratie op te leggen. Het verslag erkent ook, en zeer terecht, de belangrijke rol van boeren als beheerders van de bodem.
Het is belangrijk dat het voorstel over de bodem zowel de veengronden als bedreigde waardevolle habitat beschermt en tegelijkertijd de passende winning van turf als grondstof toestaat. Het is niet duidelijk of amendement 36 van het verslag van Gutiérrez-Cortines (over de aanpassing van de lijst van functies in artikel 1) dit toestaat en ik dring bij de Commissie en/of de Raad eropaan dit in hun overwegingen te verduidelijken.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór het verslag-Gutiérrez-Cortines over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de bescherming van de bodem en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EC gestemd, omdat ik bodem beschouw als een vitale hulpbron die moet worden beschermd om de gevolgen van de klimaatverandering te verzachten en om ervoor te zorgen dat de activiteiten van volgende generaties in een veilige en gezonde omgeving kunnen plaatsvinden.
Ik ben dan ook van mening dat dit voorstel bijdraagt aan effectieve bodembescherming, voor zover het de doelstellingen definieert waarover geen Gemeenschaps- en/of nationale wetgeving bestaat. Al naar gelang hun specifieke situatie zullen de lidstaten echter moeten beslissen aan welke maatregelen zij prioriteit dienen te geven, overeenkomstig het subsidiariteitsprincipe.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij begrijpen het belang van bodembescherming, in de eerste plaats voor de landbouw, die meer voedsel zal moeten produceren en meer water nodig zal hebben. Bodembescherming is daarom essentieel om de voedselproductie veilig te stellen en voldoende schoon water voor toekomstige generaties te garanderen, aangezien de aarde een maatschappelijke functie heeft die door geen privébelang mag worden bedreigd.
De bodem is een platform voor menselijke activiteiten, daarbij inbegrepen steden en infrastructuur, maar ook voor natuur en landschappen. Zijn bescherming is derhalve cruciaal voor het bewaren van onze culturele erfenis en natuurlijke hulpbronnen.
Het door de Europese Commissie ter tafel gebrachte voorstel is hiervoor echter niet het meest geschikt door zijn deelvisie, de voorwaarden die het oplegt en zijn gebrek aan aandacht voor de landbouw.
Het Europees Parlement heeft het aanzienlijk geamendeerd met voorstellen die het subsidiariteitsbeginsel ondersteunen, het belang van de landbouw onderkennen, stellen dat “elke lidstaat (...) al naar gelang zijn klimaat, bodem- en landbouwkenmerken (...) zijn eigen landbouwbeleid met betrekking tot de bodem [kan] vaststellen”, en de verschillende benaderingen van bodembescherming erkennen.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik beschouw het bestaan van een kaderrichtlijn over bodembescherming als buitengewoon belangrijk, omdat bodem een niet-hernieuwbare hulpbron is die voorziet in wezenlijke diensten voor menselijke activiteiten en het voortbestaan van ecosystemen, in het bijzonder nu de klimaatverandering ons steeds meer zorgen baart en er nog geen specifieke Europese wetgeving over bodembescherming bestaat.
Daarom steun ik het verslag-Gutiérrez-Cortines en stem ik tegen alle ingediende amendementen die gericht zijn op het verwerpen van het voorstel van de Commissie of die het verslag beduidend verzwakken.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE), schriftelijk. − (PL) De voorgestelde kaderrichtlijn consolideert wettelijke oplossingen op het gebied van bodembeschermingsbeleid die gefragmenteerd zijn ondergebracht in andere wetgeving inzake afvalbeheer, het gebruik van pesticiden en milieubescherming. Het stuk stelt niet alleen maatregelen voor de bescherming en het duurzame gebruik van de bodem voor, teneinde zijn aantasting door klimaatveranderingen te voorkomen, maar ook maatregelen om bodem te saneren die reeds is aangetast.
De kaderrichtlijn is een instrument dat het allereerst mogelijk zal maken rekening te houden met de verschillen in bodem in afzonderlijke EU-lidstaten en een flexibele implementatie te waarborgen. Haar doelstellingen zijn al bezig gehaald te worden, zij het in verschillende gradaties, op basis van wetgeving in afzonderlijke lidstaten. Aan de andere kant biedt de richtlijn een prachtige kans aan die landen die nog geen bodembeschermingsregelgeving hebben.
In dit opzicht zou het besluit een definitie van vervuilde grond te introduceren zeer betekenisvol lijken, evenals de verplichting voor EU-landen om nationale lijsten van vervuilde locaties op te stellen die openbaar zouden worden gemaakt en iedere vijf jaar zouden worden bijgewerkt. Bovendien zijn de clausules over de verplichting een saneringsstrategie op te stellen die doelstellingen bevat voor herstelmaatregelen, een financieringsmechanisme en aanwijzing van prioriteitsgebieden die bijzondere bescherming tegen erosie, verzilting of verzuring vereisen, over een periode van zeven jaar vanaf de invoering van de richtlijn, zeer bemoedigend.
Dank u voor uw aandacht.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) De geologische en klimatologische omstandigheden binnen de Europese Unie verschillen sterk van land tot land en soms zelfs binnen één land. Er zijn zo’n driehonderd verschillende bodemtypen. Niettemin is de Europese Commissie vastbesloten het bodemgebruik dwars door heel Europa te reglementeren en de Commissie milieubeheer wil zelfs nog meer reglementering. Ik ben een voorstander van subsidiariteit en een tegenstander van overregulering. Daarom heb ik tegen dit onverteerbare en zinloze verslag gestemd.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Er is geen behoefte aan een kaderrichtlijn over bodembescherming. De bodemsituatie in de lidstaten varieert. De probleemgebieden die onder de richtlijn vallen, hebben een nationaal karakter en kunnen daarom het beste op nationaal niveau worden beheerd. De bodembescherming die nodig is, wordt al geregeld door bestaande EU- en landelijke wetgeving.
Het voorstel zal slechts leiden tot meer bureaucratie en meer ingewikkelde regels voor de betrokken partijen. Gedetailleerde bepalingen en aansporingen zijn typische EU-ideeën, die tot hogere kosten en irritatie over de EU-machine leiden. Sommigen van ons Zweden vragen zich af of de richtlijn wel verenigbaar is met het werk van de EU om de regels te vereenvoudigen en willen dat het Zweedse parlement het voorstel onderzoekt, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel.
Derhalve hebben wij uit principe besloten het voorstel in zijn geheel te verwerpen.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. − (EN) Amendement 112: Ik ben tegen het voorstel van de Commissie aangezien een kaderrichtlijn inzake de bodem eenvoudigweg meer bureaucratie en een verdubbeling van regelgeving zou betekenen zonder enige aanvullende verbeteringen van de bodembescherming. Een grote reeks maatregelen bestaat op grond van de hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar ook krachtens de hervorming van de milieuwetgeving, en deze brengen ook voordelen mee voor de bodembescherming.
Christa Klaß (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Bodem is een schat van wezenlijk belang. Als niet-hernieuwbare hulpbron is hij van het grootste belang bij het in stand houden van de biodiversiteit, als bron van grondstoffen en ook als opslag- en filtermedium voor voedingsstoffen en water. Bodem is echter niet iets dat grenzen oversteekt, noch kan hij door de Europese Unie verschoven worden. Het beschermen van onze bodem is in het belang van degenen die grond bezitten en valt daarom onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Deze toepassing van het subsidiariteitsbeginsel moet intact blijven.
Er is geen rechtvaardiging voor het negeren van alle bestaande Europese wettelijke bepalingen en de toewijding van boeren tot op de dag van vandaag en het invoeren van nieuwe maatregelen die parallel lopen aan de Europese richtlijnen, landelijke regelingen en cross compliance-regels die direct of indirect met bodembescherming te maken hebben. Onder de talrijke door de EU uitgevaardigde bodemgerelateerde richtlijnen en regels zijn instrumenten als de Nitratenrichtlijn, de Kaderrichtlijn water, de Richtlijn emissierechten en de Richtlijn gewasbeschermingsproducten.
De bureaucratische verplichtingen die de lidstaten en de boerengemeenschap zouden kunnen treffen, staan in schril contrast met de gezamenlijke inspanningen om de bureaucratie terug te dringen. Bovendien maken de voorzorgsmaatregelen waarin de ontwerprichtlijn voorziet, inbreuk op ieder aspect van de wet dat betrekking heeft op de landbouw. Ik beschouw een Europese bodembeschermingsrichtlijn als overbodig en ondoelmatig en heb tegen dit voorstel gestemd.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Een gezonde bodem is de basis van menselijke gezondheid en rijkdom. Bodems moeten worden beschermd. We kunnen ons niet tevredenstellen met de huidige toestand van de bodem in alle delen van de EU.
Desalniettemin gaat het een stap te ver dit probleem op een paternalistische en bureaucratische manier op Europees niveau te willen regelen.
De bodem wordt al beschermd door de Richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (de IPPC-richtlijn) en de Habitatrichtlijn en verhuist, zoals wij allen weten, niet van het ene land naar het andere, al geldt dat wel voor water, dat bij bodemverontreiniging een potentiële factor vormt. Dat wordt echter al gedekt door de Kaderrichtlijn water en de Grondwaterrichtlijn. Als we nu een bodembeschermingsrichtlijn toevoegen, zal het resultaat verdubbelde regelgeving en kostbare bureaucratie zijn en dat wil niemand.
Open coördinatie en het delen van ervaring over best practices zou een betere benadering zijn. Het aannemen van een kaderrichtlijn inzake bodembescherming zou het paard achter de wagen spannen. Het is ondenkbaar dat landen die al voorbeeldige wetgeving inzake bodembescherming hebben, veel tijd en geld zouden moeten besteden aan het opnieuw onderzoeken van hun hele grondgebied op mogelijke risicoterreinen.
Ik heb in deze stemming geprobeerd aan schadebeperking te doen, maar ik ben bang dat ik niet geslaagd ben. Daarom heb ik niet vóór het verslag kunnen stemmen. Ik wil onze boeren nog steeds in de ogen kunnen kijken.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Samen met mijn sociaaldemocratische collega’s van het Europees Parlement stem ik tegen deze voorgestelde richtlijn. Hoewel we gisteren de algemene thematische strategie inzake bodembescherming steunden, bevat de richtlijn inzake bodembescherming zoals deze er nu uitziet te veel voorschriften. Zij houdt geen rekening met bestaande en goed functionerende regelgeving die al in de lidstaten van toepassing.
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ondanks mijn verklaard verzet tegen een voorstel voor een richtlijn inzake bodembescherming stemde ik vóór dit verslag bij de eindstemming.
Ik heb mijn verzet tegen een dergelijke richtlijn al uiteengezet in het verslag met betrekking tot de Thematische strategie inzake bodembescherming. Ik geloof niet dat er behoefte bestaat aan aanvullende wetgeving met betrekking tot bodembescherming. We hebben al een reeks wettelijke instrumenten ter waarborging van de bodembescherming en totdat deze stukken regelgeving volledig zijn geïmplementeerd en de effecten volledig zijn geanalyseerd, ben ik van oordeel dat geen verdere regelgeving op dit gebied noodzakelijk of wenselijk is.
De door de rapporteur voorgestelde amendementen gaan een eindje in de richting van vermindering van de overlap tussen dit nieuwe voorstel en de bestaande regelgeving en dat moet worden toegejuicht.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − (NL) Bodembescherming is hard nodig om vernietiging van het natuurlijke bodemleven, erosie, vergiftiging en uitdroging te voorkomen. Plantengroei wordt zonder die maatregelen in dichtbevolkte gebieden met een intensief bodemgebruik onmogelijk. Op veel plekken in Europa zie ik verwaarloosde terreinen, die elk nut voor natuur en menselijk gebruik hebben verloren.
Gisteren heb ik met de meerderheid van dit Parlement gestemd vóór het verslag-Prodi, dat uitspreekt hoe nodig het is dat actief bodembeschermingsmaatregelen worden genomen.
Vandaag is aan de orde hoe zulke bodembeschermingsmaatregelen eruit moeten zien. Ik steun een regeling die bevordert dat lidstaten die tot nu toe zelfstandig nog niet de nodige initiatieven hebben genomen, nu wel de noodzakelijke stappen gaan zetten. Hun tekortschieten heeft niet alleen negatieve gevolgen voor henzelf maar ook voor buurstaten, bijvoorbeeld door toename van erosiepuin waardoor rivieren dichtslibben en overstromingen worden veroorzaakt.
Daarentegen mogen EU-regels in geen geval ertoe leiden dat lidstaten die deze zaak nu al behoorlijk regelen, te maken krijgen met de verplichting tot meer bureaucratie of belemmeringen voor hun goede aanpak. Ik steun amendementen waarin wie het gelijkwaardig of beter doet, daarmee mag doorgaan. Afwijzing, uitstel of beperking van het bodembeschermingspakket, zoals vanuit de grootste fractie in dit Parlement wordt voorgesteld, is daarentegen onverantwoord.
Robert Navarro (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag-Gutiérrez-Cortines gestemd, omdat het positieve stappen voorwaarts voorstelt voor de bescherming en het duurzame gebruik van de bodem – en niet-hernieuwbare hulpbron die van levensbelang is om te behouden en wier kwaliteit van cruciaal belang is, als we voor een adequaat niveau van voedselproductie en toegang tot schoon water willen zorgen. Het Europees Parlement heeft opgeroepen tot duidelijker aanwijzing van vervuilde locaties waar gevaarlijke stoffen die aanwezig zijn ten gevolge van menselijke activiteit een significant risico voor gezondheid en milieu vormen. Er zullen nationale of regionale lijsten van dergelijke locaties worden opgesteld en die zullen door het publiek kunnen worden geraadpleegd. Iedere lidstaat zal saneringsstrategieën moeten vaststellen zodat het aantal vervuilde locaties beperkt kan worden en duurzaam landbouwbeleid zal worden aangemoedigd, waarbij rekening zal worden gehouden met de bodemkenmerken van het land, zodat schone bodem kan worden behouden. Door het goedkeuren van dit verslag onderstreept het Europees Parlement de noodzaak de hulpbronnen van de aarde te beschermen en verstandiger te gebruiken.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Dit is weer zo’n voorbeeld van een uniforme aanpak die de EU een slechte naam in de lidstaten bezorgt. We hebben meer dan driehonderd bodemsoorten in de Europese Unie. hoe kunnen we verwachten dat we ze allemaal bestrijken met behulp van een enkele richtlijn? Dit is zeker een uitstekend voorbeeld van een gebied waarop we de lidstaten zouden moeten toestaan hun eigen regelgeving te bepalen op basis van hun eigen bodemsoorten.
Het is zeer teleurstellend dat de Commissie met al de wetenschappelijke deskundigheid waarover ze beschikt, een wetgevingsvoorstel heeft opgeleverd dat geen rekening houdt met eenvoudige wetenschappelijke feiten. Als ’s zomers het Verenigd Koninkrijk last heeft van overstromingen en Griekenland van een hittegolf, is het duidelijk dat het effect van deze weersomstandigheden op de bodem van deze lidstaten geheel verschillend is. Het enige werkelijke gevolg van dit voorstel zal zijn dat de landbouwsector met nog meer bureaucratie en nog weer hogere kosten wordt opgezadeld. Frustrerend is dat de landbouwgemeenschap opnieuw zal moeten betalen voor het najagen van nutteloze uniformiteit.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de goedkeuring door dit Huis van Cristina Gutiérrez-Cortines’ verslag, dat aandringt op de invoering van een enkel, coherent Europees beleid voor bodembescherming.
Bodembescherming is een prioriteit voor de EU geworden, omdat de bodem in Europa steeds verder wordt aangetast. De factoren waaraan dit te wijten is, zijn de ongeremde verstedelijking, de stijging van het aantal vervuilde locaties (naar meer dan twee miljoen bij de recentste telling) en de intensieve landbouwpraktijken van de laatste vijftig jaar, met misbruik van pesticiden en kunstmest op nitraatbasis.
Naar mijn mening werden de 225 afgevaardigden die tegen deze richtlijn hebben gestemd, bewogen door fanatiek nationalisme of hebben ze op zijn minst geen idee van de zorgen van gewone mensen! Europa kan een echte meerwaarde bieden op het gebied van bodembescherming, een onderwerp waarover slechts negen lidstaten hun eigen wetgeving hebben.
Ik zou willen toevoegen dat de richtlijn de lidstaten een aanzienlijke keuzevrijheid laat met twee precieze doelen die gehaald moeten worden binnen ruimhartige termijnen: binnen respectievelijk vijf en zeven jaar vanaf de omzetting van de tekst moeten ze een lijst van vervuilde locaties opstellen en een landelijke saneringsstrategie vaststellen.
Ik denk dat er geen twijfel aan kan bestaan dat dit respect voor de beginselen van flexibiliteit en subsidiariteit betekent!
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik vrees dat ik tegen het verslag zal stemmen, omdat ik van oordeel ben dat een kader voor de bescherming van de bodem niet nodig is. Ik stemde oorspronkelijk voor verwerping, omdat ik geloof dat dit vraagstuk krachtens het subsidiariteitsbeginsel aan de lidstaten moet worden overgelaten.
Wat we op tafel hebben, is een stuk regelgeving dat disproportioneel is, weinig flexibiliteit kent en louter herhaalt wat al door andere richtlijnen wordt bestreken. Het tracht zowel woestijnvorming en reiniging van de bodem te bestrijken, voorwaar een ruim terrein, maar het resultaat is een verslag dat geen van beide adequaat behandelt; het schept echter wel problemen in de manier waarop de richtlijn wordt geïmplementeerd.
In mijn eigen regio waar de plaatselijke autoriteiten trachten de bodem te recyclen zou dit voorstel dat zo ingewikkeld maken dat de uitvoerbaarheid van de hele operatie ter discussie komt te staan.
Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar ik vind het een armzalig en overbodig stuk regelgeving en ik zal tegenstemmen in de hoop dat ik boeren, tuinders en plaatselijke autoriteiten kan behoeden voor een bureaucratische nachtmerrie.
Gabriele Stauner (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Ik verwerp de kaderrichtlijn inzake bodembescherming, omdat zij een grove inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel vormt en derhalve onaanvaardbaar is als Europese wetgeving. Zelfs als het Europees Parlement vóór stemt, zal ik mijn strijd voortzetten bij de Duitse overheid met het doel ervoor te zorgen dat de Bondsrepubliek Duitsland deze richtlijn aanvecht voor het Europees Hof van Justitie.
Jacques Toubon (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Overeenkomstig de stemming in de Commissie juridische zaken ben ik van mening dat de Commissie hier buiten haar bevoegdheden is getreden en dat de Europese Unie geen nieuwe voorschriften aan de lidstaten hoeft uit te vaardigen. Het is een zaak van nationale verantwoordelijkheid. Ik zie het als een kunstmatige exercitie te proberen identieke voorschriften uit te vaardigen aan landen met zeer uiteenlopende wetgevingstradities en milieuomstandigheden. De Commissie dient daarom haar voorstel te herzien en specifiek die situaties aan te wijzen waar Europese wetgeving nodig is.
Thomas Ulmer (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Ik verwerp de kaderrichtlijn bodembescherming, omdat zij een grove inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel vormt en derhalve onaanvaardbaar is als Europese wetgeving. Zelfs als het Europees Parlement vóór stemt, zal ik mijn strijd voortzetten bij de Duitse overheid met het doel ervoor te zorgen dat de Bondsrepubliek Duitsland deze richtlijn aanvecht voor het Europees Hof van Justitie.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de rechtvaardiging voor het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement is een nieuwe comitologieprocedure die de bevoegdheden van het Europees Parlement beduidend vergroot. Het is een regelgevingsprocedure, gecombineerd met toetsing. De mening van de rapporteur, die het verdient te worden gesteund, is dat de nieuwe procedure zal gelden voor aangelegenheden in regelgeving betreffende effectenprospectussen, zoals maatregelen in verband met uitzonderingen van de verplichting een prospectus te publiceren, het model van het prospectus en gelijkwaardigheid in een derde land.
Dit is de grondslag van de amendementen die in de plenaire stemming zijn ingediend namens de Commissie economische en monetaire zaken. Het verslag waarover we het hebben, geeft ook een extra impuls aan het idee van significante vooruitgang in de harmonisering van de regelgeving voor Europese financiële en aandelenmarkten. Dat is grotendeels te danken aan het onverbiddelijke proces van de globalisering en deels aan het Actieplan financiële diensten uit 1999.
Tegelijkertijd bevestigt het de verstandige keuze die in het begin van de jaren 1990 is gemaakt in landen als Polen, waar de reconstructie van de kapitaalmarkten op Europese normen werd gebaseerd, wat nu de harmonisering van de regelgeving in de hele Europese Unie vereenvoudigt.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) In 2006 is na jaren onderhandelen tussen de Raad, de Commissie en het Parlement eindelijk het Besluit vastgesteld tot wijziging van het eerdere Besluit uit 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.
Zo is de regelgevingsprocedure met toetsing geïntroduceerd. Deze moet worden gevolgd bij het vaststellen van maatregelen van algemene strekking die wijziging (door schrappen of aanvullen) beogen van niet-essentiële onderdelen van een basisinstrument dat is aangenomen overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag, dat wil zeggen onder de medebeslissingsprocedure.
Dit is derhalve een nieuwe comitologieprocedure die moet worden toegepast op een door de Commissie opgestelde lijst van 25 instrumenten die al zijn aangenomen en die moeten worden aangepast, inclusief de onderhavige Verordening over de Schengengrenscode.
Daarom steun ik de technische voorstellen die de rapporteur, de heer Cashman, doet teneinde rekening te houden met het specifieke karakter van de Schengengrenscode, omdat die een verdere ontwikkeling van het Schengen-acquis vormt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het Schengen-acquis is een bijzonder gevoelig terrein, waarop we met ieder voorkomend geval moeten kunnen omgaan. Georganiseerde mensenhandelbendes zijn voortdurend op zoek naar nieuwe gaten in onze verdediging waardoorheen ze de EU kunnen overspoelen met migranten. Om deze reden moet er geen overhaaste uitbreiding van het Schengengebied plaatsvinden. Er moeten van tevoren stappen worden gezet om ervoor te zorgen dat de betrokken lidstaten de taak van het beschermen van hun externe grenzen geheel onder de knie hebben. Aangezien dit naar mijn mening buitengewoon twijfelachtig is, heb ik tegen het verslag-Cashman gestemd.
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór het verslag-Hegyi gestemd, omdat wij herhaaldelijk kritiek hebben geoefend op het bestaande democratisch tekort met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen.
We weten dat een echte beslissing voor of tegen de goedkeuring van GGO’s zelden of nooit door de Raad of door het Comité van permanente vertegenwoordigers is genomen. Het is altijd min of meer hetzelfde verhaal geweest van de Europese Commissie die haar verantwoordelijkheid voor risicobeheer uitoefent door GGO’s goed te keuren tegen de wil van de bevolking van de EU en ondanks de bedenkingen van vele lidstaten en deskundigen. We kunnen niet toestaan dat de Europese Commissie het laatste woord krijgt. Haar besluiten moeten worden onderworpen aan toetsing door het Europees Parlement.
Hoewel het verslag van de heer Hegyi in de goede richting gaat door aan te dringen op een bindend parlementair recht van medebeslissing inzake vergunningen voor GGO’s, verwerpen wij het bereikte compromis, omdat het de ondemocratische comitologieprocedure intact laat. Er kan eigenlijk maar één oplossing zijn, namelijk medebeslissingsrechten voor het Europees Parlement in alle aangelegenheden die verband houden met vergunningen voor GGO’s. Daarom vind ik het nogal betreurenswaardig dat we deze stemming niet optimaal hebben benut en eindelijk de gelegenheid aangegrepen om meer druk uit te oefenen tegen het voortbestaan van dit democratisch tekort.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is waar dat de gevolgen van GGO-technologie op de lange termijn nog onbekend zijn. Er zijn tegenstrijdige wetenschappelijke beweringen en veel mensen zijn bang voor de mogelijke gevaren en risico’s. Daarom moeten er voorzorgen worden genomen en moet er niet worden vastgehouden aan het gebruik van GGO’s in de landbouw.
Richtlijn 2001/18/EC inzake de doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen is van kracht. Deze richtlijn dekt de experimentele introductie van GGO’s in het milieu, met andere woorden: de introductie van GGO’s in het milieu voor experimentele doelen (bijvoorbeeld voor veldproeven) en het op de markt brengen van GGO’s (producten die GGO’s bevatten of eruit bestaan), bijvoorbeeld voor teelt, invoer of verwerking tot industriële producten.
Wij zijn van mening dat het belangrijk is ten minste bredere controle op GGO-technologie uit te oefenen, in elk geval in verband met de procedures, zoals het Europees Parlement nu van plan is, maar we benadrukken de noodzaak voorzichtig te zijn, of het nu gaat om landbouw of om industriële voedselproducten.
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. − (DE) Zeventig procent van de Europese bevolking is tegen genetische manipulatie. In Oostenrijk zijn de mensen nog banger voor gifresten in voedingsmiddelen dan voor terreuraanslagen of vogelgriep. Naast de verdenking van een verband tussen genetisch gemodificeerde organismen en de steeds vaker voorkomende gezondheidsproblemen is er meer en meer bewijs dat het gebruik van genetische manipulatie ervoor zal zorgen dat akkerland in woestijn verandert en boeren afhankelijk zal maken van multinationale conglomeraten.
Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Conservatieven stemden vóór dit verslag, maar betreuren de aanpak van de Raad gedurende het Parlementaire proces. In de beginfase van het opstellen van het verslag oefende het toenmalige voorzitterschap van de Raad onbehoorlijk veel druk uit op het Parlement. Dit vinden wij onacceptabel gelet op de rol van het Parlement bij het onderzoek van de regelgeving.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Deze richtlijn is buitengewoon belangrijk vanwege de groeiende bezorgdheid over het witwassen van geld en de rol die dit speelt in de financiering van internationale misdaad en terrorisme.
Derhalve is een communautaire benadering noodzakelijk om eenvormige regels in het leven te roepen, mazen te dichten en een evenwicht te vinden tussen de noodzaak van controle en vereisten inzake de bescherming van de interne markt en het vrije kapitaalverkeer.
Ik steun dit initiatief, dat tot doel heeft Richtlijn 2005/60/EC inzake het witwassen van geld bij te werken, met name waar het gaat om alle uitvoeringsmaatregelen die in artikel 41 van deze richtlijn worden opgesomd.
Dit is dus alweer een geval van het bijwerken van wetgeving die van kracht is overeenkomstig de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing onder het comitologiebesluit.
Dit zal het Europees Parlement meer controle geven over de uitvoeringsbevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij hebben besloten vóór het gehele voorstel te stemmen. Het is belangrijk dat er internationale normen worden ingevoerd en gehandhaafd om het financiële stelsel te beschermen tegen misdaad en witwaspraktijken in het algemeen, terwijl de eigen maatregelen van de lidstaten tegelijkertijd niet strijdig mogen zijn met de regels van de interne markt. We vinden het echter stuitend dat de EU door het frequente gebruik van het begrip “terrorisme” haar macht probeert uit te breiden ten koste van de lidstaten. Geld voor terrorisme is maar een piepklein deel van de witwaspraktijken. De grote bedragen gaan naar andere soorten goed georganiseerde misdaad.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het ingediende voorstel wijzigt de bepalingen van Richtlijn 2005/60/EC over de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme waarin een tijdslimiet werd opgelegd aan de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie op dit vlak.
In overeenstemming met het recente besluit over het uitoefenen van de bevoegdheden van de Commissie is deze beperking opgeheven, maar het Europees Parlement behoudt het recht de uitvoering van wetten te controleren die onder de medebeslissingsprocedure zijn goedgekeurd. Het is nu dus duidelijk dat alle wijzigingen in deze richtlijn zowel aan het Europees Parlement als aan de Raad ter overweging moeten worden gegeven.
Dit behoort echter niet te betekenen dat landelijke parlementen van de wetgevingsprocedure worden uitgesloten of worden beperkt tot het omzetten van richtlijnen die op dit terrein op Gemeenschapsniveau worden goedgekeurd. Oftewel, zoals het “Hervormingsverdrag” tot stand probeert te brengen, de geleidelijke transformatie van justitie en binnenlandse zaken in een toekomstig gemeenschappelijk beleid, waar wij uiteraard tegen zijn.
Tot slot moeten we de inconsequentie van de Europese Unie benadrukken, die complete bewegingsvrijheid van kapitaal en belastingparadijzen bevordert en zich tegelijkertijd opwerpt als voorvechter van de strijd tegen het witwassen van geld.
Jeffrey Titford (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) De rechtvaardiging voor deze regelgeving is de bescherming van het financiële systeem van de EU tegen witwassen en financiering van terrorisme. De UKIP zou echter altijd proberen internationaal samen te werken bij deze zaken, aangezien de EU geen afgesproken bevoegdheid inzake defensie kent. Als de Commissie van de EU bovendien de afgelopen dertien jaar niet in staat was haar eigen jaarrekeningen te doen aftekenen, kan men niet veronderstellen dat zij beschikt over enige financiële deskundigheid of dat zij een geschikt orgaan is om voorstellen tot regelgeving te doen over de controle van het financiële systeem.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben vóór het verslag gestemd, omdat we in overweging nemen dat het nodig is de kennis over BZP, een synthetische drug, te vergroten en deze substantie te onderwerpen aan maatregelen en strafrechtelijke sancties. We hebben echter tegen alle voorstellen gestemd die ten doel hebben de invoering van besluiten over controlemaatregelen en strafrechtelijke sancties te voorkomen, omdat dat tegen het voorzorgbeginsel indruist.
- Resolutie: Internationale standaarden voor jaarrekeningen (B6-0437/2007)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Sinds 2005 zijn beursgenoteerde ondernemingen onder bepaalde omstandigheden verplicht hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen overeenkomstig internationale boekhoudnormen. Deze normen zijn ontwikkeld door een privé-organisatie in Londen (de International Accounting Standards Committee Foundation/International Accounting Standards Board) en vervolgens door middel van een verordening opgenomen in de wetgeving van de Gemeenschap.
Ondanks bepaalde bedenkingen accepteert deze resolutie het voorstel van de Commissie (waarin die verordening wordt gewijzigd) een norm te steunen (IFRS 8) die op haar beurt een norm uit de VS (SFAS 131) in de EU-wetgeving integreert.
Dit wordt aanvaard, zoals in de resolutie wordt gesteld, ondanks het feit dat de door de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling onvoldoende rekening hield met de belangen van de gebruikers en de behoeften van kleine en middelgrote bedrijven die in verschillende Europese landen gevestigd zijn en van ondernemingen die uitsluitend lokaal opereren.
Daarom kunnen wij deze resolutie niet steunen.
- Gezamenlijke resolutie: de Top EU/Rusland (RC-B6-0434/2007)
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gevraagd om stemverklaringen over de resolutie over de Top EU-Rusland. Ik betreur het dat enkele belangrijke paragrafen om een merkwaardige reden zijn opgeofferd, namelijk met het oog op een korte resolutie in plaats van een lange resolutie die de belangrijke vraagstukken bestrijkt.
Ik vind het heel belangrijk een beroep op de Commissie en de Raad te doen om samen met de Russische regering initiatieven te ontplooien ter versterking van de veiligheid en de stabiliteit in de gemeenschappelijke buurlanden, met name door middel van een intensievere dialoog over de Oekraïne en Wit-Rusland en gezamenlijke inspanningen voor een definitieve oplossing van de bevroren conflicten in Nagorno Karabach, evenals in Moldavië en Georgië door de volledige territoriale integriteit van deze staten te waarborgen, en voor zover het Transnistrië betreft, door terugtrekking van de resterende Russische troepen, die zo nodig moeten worden vervangen door een groep internationale waarnemers.
Jana Hybášková (PPE-DE). - (CS) Ik heb uitdrukkelijk tegen deze ontwerpresolutie over de resultaten van de tiende Top EU/Rusland gestemd. Het Russische KGB-regime probeert zich te legitimeren. Ik weiger een marionet te worden en ik schaam me voor al diegenen die door onwetendheid en lafheid Ruslands marionetten worden, vooral met het doel economische voordeeltjes te halen. Rusland is niet Europa’s partner. Ik verwerp de mening dat Rusland onze partner is wat betreft de onafhankelijkheid van Kosovo volkomen. Waarom hecht dit Huis zo veel waarde aan het partnerschap? Rusland blijft boven Tsjetsjenië de lichamen van Tsjetsjenen uit helikopters gooien, houdt duizenden tegenstanders van het regime gevangen, houdt illegale processen tegen politici uit het Andere Rusland en houdt Michail Chodorkovski illegaal in detentie. Hoe en wanneer zullen we achter de waarheid komen over de dood van Anna Politkovskaja? Wanneer zal Rusland ophouden met het bedreigen van mensenrechtenactivisten? Waarom zijn we niet uitgenodigd om de Russische parlementsverkiezingen te observeren? Waarom wil Poetin niet dat wij, zijn partners, erbij zijn? Zowel in Marokko als in de Palestijnse gebieden worden we getolereerd.
Iemand die het fundamentele principe van de solidariteit schendt door Polen niet te helpen in verband met vrije uitvoer en gelijke exportvoorwaarden, wordt door dit Huis als een partner beschouwd. Rusland houdt ons gegijzeld. Als we geen democratisch en stabiel Rusland steunen, maar in plaats daarvan een geheimedienstregime, dan zijn we onze eigen ergste vijand. Tot slot heeft ons land het recht vrij te zijn om bij te dragen aan de veiligheid van Europa en Europa te beschermen tegen een mogelijke aanval vanuit Iran. Hoe kunnen we de VS vragen de vrede in Europa niet in gevaar te brengen met zijn beleid, terwijl we toegeeflijk zijn jegens de overduidelijke steun van Rusland aan het Iraanse regime? Deze resolutie is een voorbeeld van trouweloosheid en zwakte. Zoals wij Tsjechen weten, werpt zwakte tegenover Rusland niet echt vruchten af. Ik verwerp deze resolutie met kracht, al was het alleen maar als uiting van respect voor de erfenis van de Tsjechische politieke gevangenen, die allemaal tegen de bezetting waren.
Vytautas Landsbergis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nadat ik vóór de ontwerpresolutie over de Top EU-Rusland stemde, betreur ik nog steeds dat het door mij als een nieuwe overweging voorgestelde amendement door de rapporteur werd verworpen. Daarom citeer ik die overweging nu: “overwegende dat de Russische federatie niet voldeed aan enige verplichting die is aangegaan bij de toetreding tot de Raad van Europa in 1996 en twee jaar geleden een reeds getekende nieuwe grensovereenkomst met de EU-lidstaat Estland botweg opzegde, daarmee deze sector van de grens tussen de EU en Rusland tot op de dag van heden ongeregeld liet; overwegende dat de feitelijke wetgeving van de Russische federatie nog steeds agressieve standpunten bevat zoals die over sociale privileges voor haar militairen in een geval van verliezen veroorzaakt door of letsel ontstaan tijdens gewapende acties in de Baltische staten, of die over procedures van toetreding van buitenlandse staten of delen daarvan tot de Russische federatie.” Ik ben ervan overtuigd dat deze standpunten later door dit Huis opnieuw zullen worden bekeken.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steunde deze resolutie met enige tegenzin. Rusland en zijn leider Vladimir Poetin hebben zich kortgeleden lastig opgesteld op een aantal gebieden, vooral op het gebied van energie.
Het enige vraagstuk waarvoor ik niettemin enige sympathie kan opbrengen, is hun reactie op het hoogst controversiële plan van de VS om in de EU Theatre Ballistic Missile Defence-faciliteiten op te stellen, zogenaamd om een nauwelijks geloofwaardige dreiging van Iraanse ICBM’s (Intercontinental ballistic missiles – intercontinentale ballistische raketten) met kernkoppen af te weren, maar die tegelijkertijd een bedreiging voor Ruslands eigen verdediging vormen.
Ik betreur daarom dat amendement 3, waar ik vóór stemde, door de Fractie van de Groenen werd verworpen met 242 tegen 362 stemmen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Er valt veel te zeggen over deze resolutie over de recente Top EU/Rusland en daarom zullen we alleen bepaalde voorbeelden noemen in verband met haar doelstellingen.
Terwijl ze bijvoorbeeld de initiatieven en diepgaande verantwoordelijkheid van de regering van de VS wegpoetst bij het bevorderen van een nieuwe escalatie in de militarisering van Europa – met steun van NAVO-leden, moet worden opgemerkt –, overweegt de resolutie dat de “verklaringen van de Russische autoriteiten” en het “ongepaste Russische dreigement zich terug te trekken uit het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa (CFE) hebben geleid tot ernstige verontrusting over de handhaving van vrede en stabiliteit in Europa.”
De resolutie benadrukt bijvoorbeeld min of meer direct de wezenlijke aspecten, dat wil zeggen het feit dat Rusland EU-bedrijven heeft toegestaan strategische aandelen in Russische bedrijven te kopen, het belang van het verbeteren van het investeringsklimaat in Rusland (tot vreugde van grote financiële groepen in de EU) en “gelijke toegang tot markten, infrastructuur en investeringen” op basis van de beginselen van het “Energiehandvest”.
En overeenkomstig de bovengenoemde voorbeelden handhaaft de resolutie de politieke druk op de Russische Federatie en probeert zelfs interventie-instrumenten te bevorderen, terwijl ze intussen de onaanvaardbare toestand van de meest basale rechten van de Russischtalige bevolking van Letland, een lidstaat van de EU, negeert.
Richard Howitt (PSE), schriftelijk. − (EN) De sociaaldemocratische Fractie in het Europees Parlement steunt deze resolutie en haar doel om een strategische samenwerking met Rusland op te bouwen op basis van gemeenschappelijke waarden en eerbiediging van de mensenrechten. Wij steunen in het bijzonder oproepen voor een positieve Russische bijdrage aan het vinden van een duurzame politieke oplossing in de kwestie Kosovo.
We stemmen vóór amendement 3 uit bezorgdheid over een verdere opbouw van conventionele of onconventionele wapens op het Europese continent, en we steunen verdere bilaterale besprekingen tussen de VS en Rusland over dit vraagstuk.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Top EU/Rusland in Mafra is tekenend voor de verandering in de verhoudingen sinds de jaren 1990, toen de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst die in 2007 afloopt, ontstond. Drie hoofdfactoren hebben deze verhoudingen beïnvloed.
Allereerst de uitbreiding van de Europese Unie, die een definitieve emancipatie markeerde van een hele groep landen uit de Russische invloedssfeer, iets wat het vroegere rijk niet wil accepteren.
Ten tweede het autoritaire karakter van het presidentschap van Poetin, dat de democratisering van Rusland heeft tegengewerkt. Hoewel het in Rusland breed wordt geaccepteerd en voor een basale economische orde zorgt, kan de EU niet werkeloos toezien bij voorbeelden van schendingen van de mensenrechten, wat een extra terrein van wrijving creëert.
Ten derde de situatie op de energiemarkten, die het gemakkelijker maakt Gazprom voor politieke doelen te gebruiken en die Europese landen ook gevoeliger heeft gemaakt voor het vraagstuk van de energiezekerheid.
Als we deze achtergrond in overweging nemen, voorziet de resolutie die is voorgesteld door de fractie van de Europese Volkspartij en de Europese democraten in een evenwicht van kritiek op Rusland en hoop op een warmer diplomatiek klimaat, versterkt door principes die ons waardensysteem weerspiegelen. Met name de punten over respect voor de mensenrechten zijn de moeite waard om op te merken, evenals het voor Polen belangrijke verzoek om opheffing van het verbod op de uitvoer van Poolse landbouwproducten naar de Russische markt, wat een bevestiging is van de vurig gewenste solidariteit tussen EU-landen in de relatie met Moskou.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik stemde vóór de gezamenlijke moties voor een resolutie die betrekking heeft op de Top EU-Rusland, waarbij het Parlement onder andere de Russische regering oproept om samen met de Europese Unie de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor een snelle start van de onderhandelingen over een nieuw partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland. Ook terzake andere vraagstukken zoals de door Rusland aangevraagde toelating tot de Wereldhandelsorganisatie, mensenrechtenkwesties in Rusland, het investeringsklimaat en voortdurende zorgen over de naleving van het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De achttiende verjaardag van de val van de Berlijnse Muur kwam na de Top EU/Rusland, die werd gehouden nadat dit verslag was besproken, maar voordat het in stemming werd gebracht. Achttien jaar later is het voormalige Oost-Europa een democratisch gebied met de markteconomie als vast kenmerk. Rusland is daarentegen verre van democratisch en bepaald geen betrouwbare partner. In verband met energie, Kosovo, de Kaukasus, Centraal-Azië, Oekraïne, Moldavië of de Iraanse nucleaire kwestie is gebleken dat de Russische bijdrage aan de oplossing tekortschoot.
In dezelfde week presenteerde de European Council on Foreign Relations (Europese Raad over buitenlandse betrekkingen) een verslag waarin staat dat de Russen de regels bepalen in de verhoudingen tussen Rusland en de Europese Unie en dat Europa een gebrek aan eenheid en strategie heeft getoond, waarbij het in sommige gevallen leek alsof het de herinneringen aan het Sovjettijdperk niet achter zich kon laten en het in andere overdreven pragmatisch was. Het suggereert daarna terecht dat de strategie van de EU Rusland dient aan te moedigen de wet te respecteren. Zelfs al is het geen liberale democratie, Rusland moet een voorspelbare en betrouwbare staat zijn en Europa moet daar hard aan werken.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij beschouwen de vrijheid om informatie te openbaren als een belangrijk principe. Ambtenaren dienen zonder gevaar van represailles in staat te zijn informatie te verschaffen, informatie te verkrijgen om hun vrijheid van meningsuiting en vrijheid om informatie te openbaar te maken, het recht op anonimiteit te hebben en er dient een verbod op onderzoek te zijn, wat betekent dat het autoriteiten en andere openbare lichamen niet is toegestaan te onderzoeken wie er informatie heeft verstrekt onder de vrijheid om informatie te openbaren.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben het zeer oneens met het Atkins-amendement (amendement 1 tot en met paragraaf 15) op het verslag van Carlos José Iturgaiz Angulo over de Commissie verzoekschriften.
Het speciaal verslag van de ombudsman inzake OLAF (Europees Bureau voor fraudebestrijding) gaat over de beschuldigingen van het Bureau tegen een journalist die het verhaal over het onderzoek naar de beschuldigingen van de heer Van Buitenen naar buiten bracht.
Ongeacht of de beschuldigingen van de heer Van Buitenen al dan niet juist zijn, moeten we het recht van journalisten verdedigen om verslag te doen van zaken van algemeen belang, zelfs als deze werken voor kranten die onze standpunten niet krachtig ondersteunen.
Het speciaal verslag van de ombudsman oordeelde dat OLAF onjuist handelde door een journalist te beschuldigen. De Commissie verzoekschriften stemde in met het verzoek voor een initiatiefverslag over deze kwestie teneinde erbij OLAF aan te dringen om toe te geven dat sprake was van onjuist handelen. Door vóór het amendement van de Fractie PPE-DE te stemmen, schieten we tekort in de verdediging van de onafhankelijkheid van journalisten die hun werk te doen en steunen we onvoldoende het werk van de Commissie verzoekschriften en steunen we evenmin de ombudsman bij diens taak.
(De vergadering wordt om 13.10 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter
7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
8. Situatie in Pakistan (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Pakistan.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, zoals wij weten, heeft de Europese Unie de recente ontwikkelingen in Pakistan met grote bezorgdheid gadegeslagen, in het bijzonder de gebeurtenissen die leidden tot het uitroepen van de noodtoestand op 3 november jongstleden en dientengevolge tot grote sociale onrust en talrijke arrestaties, onder andere van de opperrechter, die op dit moment onder huisarrest staat.
U kunt er zeker van zijn dat dit een serieuze stap terug is in de structuur van de rechtsstaat en het democratisch proces in Pakistan; ik zou zeggen dat dit elke hoop neerslaat die het Pakistaanse volk en de internationale gemeenschap in het algemeen zouden kunnen hebben gekoesterd op het verstevigen van de legitimiteit van democratische instellingen in Pakistan. Om deze reden heeft het voorzitterschap op 6 november een verklaring doen uitgaan namens de Unie waarin wij onze ernstige bezorgdheid uitspreken over het uitroepen van de noodtoestand en het opschorten van de Pakistaanse grondwet en fundamentele vrijheden.
Op 4 november, twee dagen eerder, hadden de missiehoofden in Islamabad en de Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, hun bezorgdheid over de gebeurtenissen geuit. Onze woorden, de woorden van de EU, werden dus toegevoegd aan vele anderen die herhaalden hoe belangrijk het is de grondwet opnieuw in te stellen, de civiele orde te herstellen, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de vrijheid van de massamedia te waarborgen, alle politieke gevangenen, journalisten en verdedigers van de mensenrechten vrij te laten en de omstandigheden te scheppen die nodig zijn om de parlementsverkiezingen te kunnen laten plaatsvinden zoals gepland, dat wil zeggen in januari 2008.
We twijfelen er niet aan dat de stabiliteit en ontwikkeling van welke natie dan ook alleen kan worden gewaarborgd in een sfeer van complete democratische geloofwaardigheid. Wij maken ons ernstige zorgen over de berichten van talrijke arrestaties, het boycotten van de vrije berichtgeving, het onderdrukken van de wezenlijke vrijheid van meningsuiting van de burgers en aanvallen op mensen met een beroep, zoals rechters, advocaten, journalisten en mensenrechtenactivisten. Tegelijkertijd doen we echter een krachtig beroep op alle partijen de uiterste terughoudendheid te betrachten en samen te werken aan een democratische en vreedzame oplossing voor de huidige crisis, die een snelle terugkeer naar een normale gang van zaken mogelijk zal maken.
Hoewel wij de uitdagingen erkennen waar Pakistan op dit moment in verband met zijn veiligheidssituatie mee wordt geconfronteerd, evenals de offers en inspanningen van het Pakistaanse volk bij het bestrijden van extremisme en terrorisme, is de Europese Unie er vast van overtuigd dat de oplossing van deze uitdagingen geen onderbreking van het democratisch proces kan inhouden.
Maar natuurlijk zijn wij erkenning verschuldigd aan de bondgenoot op wie we altijd hebben kunnen rekenen in deze strijd tegen extremisme en terrorisme. Daarom moeten we ervoor zorgen dat Pakistan zich blijft inzetten in de strijd tegen deze wereldwijde dreiging, waarin internationale samenwerking een essentieel gereedschap is.
Tot slot hoopt de Unie dat het huidige klimaat van onzekerheid snel en vreedzaam zal worden opgelost en roept zij president Musharraf op zich te houden aan zijn belofte zijn militaire uniform af te leggen en zijn functie als stafchef neer te leggen.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, Pakistan staat voor derde maal binnen enkele maanden op de agenda van deze plenaire vergadering. Dit getuigt van de zeer lastige overgangssituatie die het land op dit moment doormaakt. Het uitroepen van de noodtoestand op 3 november door president Musharraf in zijn hoedanigheid als chef-staf van het leger was voor Europa en de rest van de wereld een zeer verontrustend signaal en heeft schade toegebracht aan de democratische koers in Pakistan.
Voorafgaande aan het uitroepen van de noodtoestand waren we getuige van enkele bemoedigende ontwikkelingen die hoop gaven op een politiek proces waarin groepen niet worden buitengesloten en sterkere democratische instellingen, maar jammer genoeg staat dit nu ter discussie en vandaag vragen we ons af of deze situatie nog omkeerbaar is en of het nog niet te laat is om het vertrouwen en de omstandigheden te herstellen in het zicht van de parlementaire verkiezingen.
In zijn televisietoespraak op 3 november ‘s avonds vertelde president Musharraf ons dat hij de grondwet opschortte vanwege de dreigingen voor het land die te wijten zijn aan een zichtbare toename in terroristische activiteiten en aanslagen. Het lijdt geen twijfel dat Pakistan momenteel geconfronteerd wordt met een ernstige dreiging van religieus extremisme en geweld, zoals de recente gebeurtenissen in de noordwestelijke grensprovincie en de aanval op het escorte van mevrouw Bhutto op 18 oktober duidelijk hebben laten zien. Maar waar we nu getuige van zijn, is de arrestatie van duizenden advocaten, journalisten, medewerkers van politieke partijen en mensenrechtenactivisten onder wie eminente personen zoal mevrouw Asma Jahangir, de voorzitter van de mensenrechtencommissie van Pakistan of de heer Aitzaz Ahsan, de president van de balie van advocaten bij het hooggerechtshof.
Dit zijn mensen die een open en tolerant Pakistan vertegenwoordigen. Zij zijn geen terroristen en het is verkeerd om ze vast te zetten. Ze moeten onmiddellijk worden vrijgelaten. Ik beschouw de drastische maatregelen die tegen de rechterlijke macht van Pakistan zijn genomen als bijzonder ernstig. De rechtsstaat ligt ten grondslag aan elk democratisch proces en zonder een onafhankelijke rechterlijke macht kan het functionerende democratisch systeem niet blijven bestaan.
De verklaring van het voorzitterschap, zojuist ook vermeld door onze Voorzitter namens de EU, is daarom erg duidelijk, en dit blijft ons standpunt. Afgelopen zondag sprak president Musharraf op een persconferentie de hoop uit dat de parlementaire verkiezingen op 9 januari 2008 kunnen worden gehouden. Dit zou een stap in de goede richting zijn, maar er blijven nog veel problemen over. Wanneer mogen we een eind verwachten aan de noodtoestand? Hoe kunnen we vrije en eerlijke verkiezingen hebben als de gedrukte en elektronische media worden gecensureerd, andere mensenrechten en vrijheden worden opgeschort en de onafhankelijkheid van rechterlijke macht is ondergraven? Hoe kunnen partijen campagne voeren als het recht van vergadering is geknot en partijleiders zoals Benazir Bhutto onder huisarrest staan? Deze kwesties zijn in dit stadium helemaal niet duidelijk.
Om aan deze onzekerheid een eind te maken is het van fundamenteel belang dat er zo spoedig mogelijk een vaste datum voor verkiezingen wordt aangekondigd, tegelijk met een duidelijk tijdschema voor het beëindigen van de noodtoestand. Voor enige kans op een democratisch en transparant verloop van deze verkiezingen is het belangrijk dat alle beperkingen van politieke rechten en fundamentele vrijheden worden ingetrokken. En zoals de zaken er nu voor staan, lijkt het niet mogelijk een waarnemersmissie naar de verkiezingen te zenden. Aan bepaalde minimumvoorwaarden voor het houden van democratische verkiezingen zoals vermeld in de mededeling van de Commissie over verkiezingsbijstand en waarneming door de EU wordt niet voldaan.
Als echter de noodtoestand tamelijk snel werd ingetrokken en de omstandigheden spoedig significant verbeterden, zou ik misschien de situatie opnieuw kunnen beoordelen. In ieder geval heb ik de noodzakelijke voorbereidingen getroffen voor een mogelijke inzet van een EU-waarnemersmissie in Pakistan als de omstandigheden zich opmerkelijk sneller ten goede keren. Maar zoals gezegd, ik heb zo mijn bedenkingen over de waarschijnlijkheid dat dit gaat gebeuren.
Er zijn oproepen geweest om onze hulp aan Pakistan op te schorten of te herzien en enkele EU-lidstaten hebben in dit opzicht stappen ondernomen of overwegen enkele maatregelen. Ik wil u eraan herinneren dat de steun van de Europese Commissie aan Pakistan zich richt op belangrijke vraagstukken zoals armoedebestrijding en onderwijs, waaronder die in de noordwestelijke grensprovincie en in Baluchistan, twee van de meest achtergestelde provincies in Pakistan.
Daarom vind ik dat moeten overwegen hoe we het beste verdergaan, maar gelet op de aard van deze bijstand vind ik dat we zeer zorgvuldig daarover moeten nadenken.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de werkelijkheid is dat de situatie zeer verontrustend is: opschorting van grondwettelijke garanties, noodtoestand, detentie van vele leden van de burgersamenleving, onder wie advocaten zoals de heer Ahsan, die voorzitter is van de orde van advocaten bij het Hooggerechtshof, en van opponenten, huisarrest van oppositieleider Bhutto. Wat doen we in deze situatie?
We hebben gehoord dat de staatssecretaris van Buitenlandse zaken van de VS, de heer Negroponte, Pakistan binnenkort zal bezoeken en dat één lidstaat, het Verenigd Koninkrijk, zich heeft aangesloten bij de oproep van de Verenigde Naties aan president Musharraf zijn functie als bevelhebber van het leger neer te leggen en de noodtoestand binnen tien dagen op te heffen.
Wat kunnen wij als Europese Unie doen? Ik geloof dat we in de eerste plaats met de grootst mogelijke voorzichtigheid moeten handelen. Ik geloof dat de vertegenwoordiger van het huidige voorzitterschap zeer terecht heeft opgemerkt dat Pakistan een partner van wezenlijk belang is in de strijd tegen het terrorisme en ook een land met kernwapens.
Daarom ben ik van mening dat de Europese Unie enerzijds de regering moet vragen voor zover mogelijk – want we moeten niet uit het oog verliezen dat terrorisme in Pakistan een factor is, een belangrijke factor – dus tot op zekere hoogte de orde, stabiliteit en grondwettelijke rechten en vrijheden te herstellen en die mensen vrij te laten die onrechtmatig gevangen worden gehouden. Bovendien, commissaris, zou ik u willen vragen uw aanzienlijke kwaliteiten en inspanningen te bundelen om ervoor te zorgen dat er vrije en eerlijke verkiezingen kunnen worden gehouden en dat de Europese Unie, op basis van de waarborgen waarnaar u in uw toespraak verwees, aanwezig is bij het proces in Pakistan dat zo bijzonder belangrijk is voor de stabiliteit van de regio en voor alle betrekkingen tussen die regio en de Europese Unie.
Daarom, commissaris, hebben wij groot vertrouwen in uw capaciteiten, groot vertrouwen in uw diplomatieke activiteit en groot vertrouwen in uw inspanningen, en wij hopen dat ze werkelijk een succesvolle afloop zullen krijgen die het mogelijk zal maken dat de Europese Unie aanwezig is bij het electorale proces.
Robert Evans, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Raad en de Commissie, in het bijzonder de Raad voor zijn krachtige verklaring op 8 november.
Ik denk niet dat iemand eraan twijfelt dat de situatie in Pakistan zeer ernstig en zeer explosief is. Wellicht is het moeilijk om tot ons door te laten dringen dat al het gebeurde feitelijk slechts in de laatste tien dagen heeft plaatsgevonden en wel vanaf het moment dat de noodtoestand is uitgeroepen. Verschillende leden hier hebben generaal Musharraf enige maanden geleden zowel in Brussel als later in Islamabad ontmoet en een aantal garanties gekregen. Hij was er zeer stellig in dat hij de grondwet zou volgen en dat er vrije en eerlijke verkiezingen zouden plaatsvinden. Ik ben blij met zijn aankondiging dat de verkiezingen op 9 januari kunnen plaatsvinden, maar ik deel de bezorgdheid van de commissaris en stel daarom de vraag: zijn er binnen minder dan acht weken vrije en eerlijke verkiezingen mogelijk, gezien in het licht van wat er gaande is en de huidige maatregelen in het kader van de noodtoestand zoals het uit de lucht halen van bepaalde televisiekanalen en de opschorting van andere mensenrechten?
Hoewel ik verwijs naar de commissaris, zou ik graag ook haar bijzondere aandacht willen vragen voor onze paragraaf 14 van deze resolutie waarin we de Commissie vragen om uitbreiding van hulp aan Pakistan voor onderwijs, armoedebestrijding, gezondheidszorg en hulp uit te breiden, maar, gegeven de omstandigheden, de financiering via particuliere NGO’s te laten verlopen in plaats van rechtstreeks aan de regering.
We hebben geen problemen met het Pakistaanse volk. We erkennen dat Pakistan een belangrijke bondgenoot van het westen is, zoals de heer Salafranca Sánchez-Neyra opmerkte. We erkennen de belangrijke rol die Pakistan op vele, vele gebieden speelt en dat er ook in dit land slachtoffers zijn van terrorisme. Maar collega’s, ik vind niet dat dit betekent dat we afzijdig moeten blijven en moeten negeren wat er op dit moment gebeurt. Mijn Fractie wilde ook een paragraaf opnemen over mogelijke sancties en de Raad uitnodigen...
(De spreker wordt door de Voorzitter verzocht langzamer te spreken)
Ik dacht dat ik zo duidelijk Engels sprak, dat zij het goed konden volgen, maar ik zal natuurlijk wat langzamer spreken.
Ik nodig de Raad ook uit om doelgerichte sancties te overwegen zoals de Socialistische Fractie graag wilde zien, maar we kregen daar geen enkele steun voor: misschien reisverboden, bevriezing van banktegoeden. We hopen echter dat dit allemaal niet nodig zal zijn en dat Pakistan op zijn schreden terug zal keren van de rand van de afgrond, dat de noodtoestand kan worden ingetrokken en dat generaal Musharraf terugtreedt als opperbevelhebber. Mijnheer de Voorzitter, mijn excuus dat ik te snel sprak.
Sajjad Karim, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Pakistan is een onmisbare bondgenoot voor de Europese Unie. Vandaag de dag menen wij dat Pakistan zich op een kruispunt bevindt.
Maar ik geloof dat het land zich met ons wil verbinden en we hebben een recente ontwikkeling van verbondenheid met Pakistan hersteld die, naar ik begrijp, zich redelijk succesvol aan het ontwikkelen is.
Laten we echter de historische context van de huidige situatie voor ogen houden. Ik ken Pakistan redelijk goed en verreweg het grootste probleem waar Pakistan intern tegenwoordig mee te kampen heeft, is de terroristische dreiging die van over de grens met Afghanistan komt. Afghanistan is een gemeenschappelijk mondiaal probleem. Wij in het westen hebben Afghanistan enkele jaren geleden de rug toegekeerd. Het is belangrijk dat we vandaag niet onze rug toekeren aan Pakistan.
Pakistan ligt in het gevechtsfront en draagt soms een zeer zware last ten behoeve de internationale gemeenschap, een zware last die soms op zwakke schouders rust. De Pakistaanse bevolking draagt deze last met zijn vele geweld en afslachtingen die anders in andere delen van de wereld zouden hebben plaatsgevonden. De oplossing ligt niet in het isoleren van liberalen en liberale normen en waarden en weghalen van deze liberale normen en waarden bij het Pakistaanse volk.
Vandaag zie ik dat de Commissie weer heeft opgeroepen tot vrijlating van gevangenen die nu worden vastgehouden en ik steun die oproep. Het gaat om mensen zoals de opperrechter van Pakistan en ook de heer Aitzaz Ahsan, een vooraanstaand advocaat in Pakistan. De president van Pakistan moet de noodtoestand onmiddellijk beëindigen; dat moet ons uitgangspunt zijn. Hij moet de grondwet in de vroegere toestand herstellen. Hij moet het hooggerechtshof in de vroegere toestand herstellen en aankoersen op vrije en eerlijke verkiezingen.
President Musharraf moet erkennen dat we niet onze rug naar Pakistan hebben toegekeerd. We moeten betrokken blijven. Het is nu voor hem tijd om op zijn schreden terug te keren, onze kernwaarden te erkennen en deze waarden met ons te delen. In een bepaald opzicht heeft hij ondanks de uitzichtloze situatie zelfs nu de unieke gelegenheid de macht te geven aan het volk van Pakistan, de ware beheerders van die macht.
Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. – Mijnheer de Voorzitter, ook ik erken het belang van Pakistan voor ons allemaal in de strijd tegen het terrorisme. Het land is in die strijd een bondgenoot van ons allemaal. Ik geloof echter geen moment dat dit in alle omstandigheden een rechtvaardiging is voor datgene wat er in de afgelopen weken in Pakistan is gebeurd.
Elke afwijking van het algemene democratische proces kan geen oplossing zijn voor de politieke problemen binnen Pakistan. Een van de dingen waar ik mij echt zorgen over maak, is de reden waarom hij dit deed: omdat hij bang was dat hij van het hooggerechtshof niet de beslissing zou krijgen die hij verwachtte of wenste. Het is in een opzicht een tamelijk triviale zaak en het lijkt erop dat hij tot extreme maatregelen in zijn behandeling van het volk van Pakistan en met de rechterlijke macht in Pakistan is overgegaan op een manier die uiterst gevaarlijk is.
Ik juich het feit toe dat hij beloofd heeft verkiezingen te houden, maar de internationale gemeenschap moet hem niet toestaan van die belofte terug te komen. De noodtoestand in Pakistan moet onmiddellijk worden opgeheven en de regering van Pakistan moet de grenzen van de grondwet eerbiedigen. Het aan de kant zetten van het hooggerechtshof bracht onmeetbare schade toe aan het stelsel van scheiding van machten binnen Pakistan. Het is zeer, zeer slecht voorbeeld dat de generaal heeft gegeven. Ik veroordeel ten volle de massale arrestaties van politieke tegenstanders van de generaal, onder wie 3 000 vreedzame demonstranten, burgers en mensenrechtenactivisten.
Het Europees Parlement moet vandaag een krachtige boodschap aan generaal Musharraf sturen dat zijn recente maatregelen alle gerespecteerde internationale conventies schenden en dat hij Pakistan een zeer negatieve en zeer gevaarlijke richting doet inslaan.
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, evenals vele anderen zit ik hier met een diep gevoel van spijt en met een zekere woede dat we opnieuw de situatie in Pakistan moeten bespreken. Ik ben het eens met werkelijk alles wat hier vanmiddag is gezegd. We verkeren in een ernstige situatie, niet in het minst omdat dit een nucleaire staat is en het risico van een mislukte nucleaire staat is iets wat ons allemaal erg nerveus maakt.
Mensen hebben gelijk als ze zeggen dat de macht om een stap terug te doen in de crisis hoofdzakelijk bij president Musharraf en zijn aanhangers ligt. Deze gedachte dat er een noodtoestand heerst, maar dat de verkiezingen ongestoord kunnen verlopen, houdt geen stand. Het zijn zeker geen ongestoorde verkiezingen als de leiders van de andere politieke partijen huisarrest hebben of in de gevangenis zitten. Als er geen persvrijheid is, als mensen zelfs geen satellietschotels kunnen krijgen omdat de import ervan verboden is, zijn er hoe dan ook geen omstandigheden voor vrije en eerlijke verkiezingen.
Het zal duidelijk zijn dat we de vrijlating willen van al die politieke gevangenen, dat we persvrijheid willen en dat we willen dat de rechterlijke macht in staat is onbelemmerd te functioneren, want als iedereen met een uitgesproken democratische gezindheid wordt opgesloten, wie blijven er dan nog op straat over? De boodschap die door de maatregelen van de Pakistaanse regering op dit moment wordt uitgedragen, is daarom uiterst zorgwekkend voor een staat die zegt toegewijd te zijn aan de democratie.
Ik ben het eens wat de heer Robert Evans heeft gezegd. We moeten bepaalde sancties achter de hand hebben als de deadline van 22 november die door de Gemenebest en de VN is gesteld niet in acht wordt genomen en we niet zien dat president Musharraf terugtreedt als militaire leider of geen eind maakt aan de noodtoestand.
We zouden morgen de actiedag van Amnesty International moeten steunen om aan de politieke gevangenen in Pakistan te denken en we moeten zeker kijken naar hulp en de wijze waarop deze wordt besteed. Pakistan heeft tien miljard dollar aan hulp van de VS gehad in de afgelopen vijf of zes jaar, vooral antiterreurmaatregelen en niet voor de instandhouding en ontwikkeling van onderwijs.
Georgios Georgiou, namens de IND/DEM-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gezien dat de hele westerse wereld, met de Verenigde Staten voorop, vroegere verkiezingen in Pakistan eist. Ze willen verkiezingen voordat de oppositie uit de gevangenis is en het huisarrest van de heer Ahsan, voorzitter van de orde van advocaten bij het Hooggerechtshof, wordt opgeheven.
De gevolgen zullen in Pakistan zeker gevoeld worden. Er zal ook onvermijdelijk politieke instabiliteit komen en een negatief effect op de economie van een land dat toch al in een ongunstige situatie verkeert. Het is waarschijnlijk dat de crisis op regionaal niveau nog meer kwalijke gevolgen zal hebben en dat de bredere ontwikkelingen de stabiliteit in heel Azië zullen aantasten. Mijns inziens is het niet mogelijk de ontwikkelingen in Pakistan en Kashmir los te zien van die in Afghanistan.
Ik stel voor dat de EU staat op het veiligstellen van Pakistans aanzienlijke nucleaire arsenaal, indien nodig door de VN, ten minste totdat het land terugkeert tot zijn vroegere politieke en indien mogelijk democratische staat.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij en de rest van de westerse wereld beschouwen Pakistan nu al jaren als een belangrijke bondgenoot. De terreurdreiging en de beloften en de krijgshaftige retoriek van de Pakistaanse regering over het tegenhouden van die dreiging zijn voor de EU ook altijd geruststellende woorden geweest. Er zijn echter te veel nadelen verbonden aan dit bondgenootschap en deze wederzijdse solidariteit. Nu is het tijd om eindelijk onze ogen te openen.
De noodtoestand die generaal Musharraf op de derde dag heeft uitgeroepen, een scheur in de Pakistaanse grondwet, is slechts het topje van de ijsberg waarvoor wij hier in juli en oktober al hebben gewaarschuwd. De samenleving is in de loop der jaren gemilitariseerd en de lakmoesproef voor de toestand van de mensenrechten, godsdienstvrijheid en rechten van minderheden, heeft aangetoond dat deze beperkt zijn. Pakistan zou zich dit jaar klaarmaken voor de triomfale intocht van de democratie, maar in plaats daarvan zijn er duidelijke tekenen van een harder wordend dictatoriaal regeringsstelsel. De arrestaties van oppositieleden, de verstoring van het werk van het Hooggerechtshof, de weigering één oppositieleider het land binnen te laten en de arrestatie van een tweede, de gevangenschap van een vertegenwoordiger van de VN en het geweld dat de autoriteiten tegen vreedzame demonstranten gebruiken, maken allemaal duidelijk dat Pakistan aan de rand van de afgrond staat.
Commissaris, de EU dient nu de krachtige en eenstemmige boodschap over te brengen dat het democratische volksmacht en een samenleving met respect voor de mensenrechten zijn die de sterkste barrière tegen de opkomst van radicale groeperingen vormen en niet een leger. We begrijpen dat het land wordt geconfronteerd met interne bedreigingen van zijn veiligheid en dat het daarop moet reageren, maar democratie is geen bedreiging van de veiligheid. Democratie is ook precies het antwoord in de strijd tegen de opkomst van de Taliban. De EU moet haar stem durven verheffen en zeggen dat wij de opbouw van een stabiele en democratische samenleving als cruciaal voor ons bondgenootschap beschouwen. De eerste stap naar stabiliteit in Pakistan is de garantie dat het Hooggerechtshof onafhankelijk en in vrede kan werken. Dan zijn er de parlementsverkiezingen in januari. Het bieden van internationale assistentie aan de autoriteiten bij het onderzoek naar de bomaanslag van oktober zou een teken van onze bezorgdheid zijn. Een samenleving die in elk geval officieel op een grondwet is gebaseerd, met oude democratische tradities en waar de mensen een oprecht verlangen naar democratie, vrede en stabiliteit hebben, zal het niet zo gemakkelijk opgeven. Daarom is Pakistan vol hoop.
Libor Rouček (PSE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, de langdurige ervaring van vele landen laat zien dat een rechtsstaat en democratie de beste en doeltreffendste manier zijn om extremisme, instabiliteit en chaos te voorkomen. Vanuit dit standpunt bekeken is het besluit van president Musharraf de noodtoestand uit te roepen een ernstige vergissing en een blunder. Pakistan is geen land zonder democratische tradities: integendeel, zoals te zien valt aan het moedige en verantwoordelijke gedrag van Pakistaanse rechters, advocaten, journalisten en andere vertegenwoordigers van NGO’s, heeft de civiele samenleving diepe en sterke wortels in Pakistan. Deze civiele samenleving heeft echter hulp nodig. Daarom doen wij een beroep op president Musharraf de noodtoestand te beëindigen, alle politieke gevangenen vrij te laten en alle door de grondwet gewaarborgde rechten en vrijheden te herstellen, inclusief vrijheid van beweging, meningsuiting, vereniging en vergadering, zodat er begin volgend jaar waarlijk democratische, vrije en transparante parlementsverkiezingen kunnen worden gehouden.
Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen paar weken heeft er een golf van schokkende gebeurtenissen in dit turbulente en woelige land plaatsgevonden. Het uitroepen van de staat van beleg in de vermomming van de wet op de noodtoestand is een heimelijke poging om Pakistan te destabiliseren vanwege de persoonlijke ambitie van een man.
President Musharraf rechtvaardigt zijn maatregelen als zijnde een poging om het land af te houden van het plegen van zelfmoord, maar het is niet het land dat zelfmoord pleegt, maar het zijn de maatregelen en de daden van een dictator die het land ombrengen.
Het is volkomen onacceptabel dat de leider van de oppositie, Benazir Bhutto, huisarrest heeft gekregen en een verbod om politieke activiteiten te bedrijven en dat andere activisten, de media en de onafhankelijke rechterlijke macht zijn gemuilkorfd.
Hoewel we erkennen dat er reële dreigingen zijn van extremisten in het land, ben ik van oordeel dat de maatregelen van generaal Musharraf in plaats van de extremisten te verdelgen, hen slechts aansporen en slechts zullen leiden tot verzwakking van de democratische en gematigde stemmen in het land.
Sommigen zeggen dat Pakistan op de rand van instorting staat. We moeten dit voorkomen door een sterke reactie te geven. Gematigde mensen in Pakistan zijn gefrustreerd en boos en zij zijn teleurgesteld vanwege de slappe reactie van Europa.
Ik roep daarom commissaris Ferrero-Waldner en de Raad op om een ondubbelzinnige, duidelijke boodschap aan de president te brengen over de ernstige gevolgen als de onderdrukking van de grondwet, van politici, van de media en van de rechterlijke macht niet onmiddellijk wordt beëindigd.
Philip Claeys (NI). - (NL) Mijnheer de Voorzitter, praktisch alle sprekers voor mij hebben er al op gewezen: de afkondiging van de noodtoestand in Pakistan en de manier waarop dat allemaal is gebeurd, is totaal onaanvaardbaar. Het is onaanvaardbaar dat Musharraf blijk van een dergelijk gebrek aan zin voor democratie geeft.
Bovendien is er een ernstig probleem dat door die noodtoestand nog meer in de hand wordt gewerkt, namelijk het feit dat hierdoor bij wijze van spreken nog een tweede front wordt geopend, het front van het moslimterrorisme.
U weet dat er in ieder geval al veel kritiek op het regime van Musharaf te leveren is: het regime schiet tekort in de bestrijding van o.a. de Taliban, van groepen in en rond Al-Quaeda die opereren aan de grens met Afghanistan. Welnu, door het afkondigen van de noodtoestand wordt daar aan dergelijke terreurorganisaties vrij spel gegeven en de situatie zal hierdoor alleen nog maar verergeren.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ten eerste zou ik het Europees Parlement willen danken voor het agenderen van dit debat, dat met het oog op de situatie in Pakistan en onze samenwerking met dat land in de zo belangrijke strijd tegen extremisme en terrorisme wel zeer opportuun is.
We kunnen en zullen niet onverschillig blijven tegenover een land als Pakistan. Dit debat laat ook zien dat de drie instellingen, het Parlement, de Raad en de Commissie, dezelfde fundamentele en onmiddellijke doelstellingen hebben, namelijk het snelle en volledige herstel van de rechtsstaat en democratische vrijheden in Pakistan en het houden van vrije en democratische verkiezingen. Dit is het doel dat ons verenigt en het doel waarvoor we ons allemaal moeten inzetten, in het bijzonder de drie instellingen, op het gebied van onze respectieve competenties en bevoegdheden.
Ik zou ook willen zeggen dat wij in onze hoedanigheid van voorzitter ook begrijpen, zoals de commissaris hier heeft gezegd, dat alle maatregelen die zouden kunnen leiden tot een mogelijke opschorting van de samenwerking die gevolgen heeft voor een bevolking die al onder vele tekorten lijdt, met zorg moeten worden overwogen en onderzocht. Het volk van Pakistan heeft al genoeg geleden en hoeft niet nog meer te lijden. Ook dit is een kwestie die met enige zorg moet worden overwogen, mocht ze zich voordoen.
Wat het geval ook mag zijn, onze doelstellingen zijn nu helder en gedefinieerd en ik kan u verzekeren dat het voorzitterschap en de Raad alle initiatieven en maatregelen zullen nemen die gepast worden geacht om op ontwikkelingen in de situatie te reageren.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is evident dat we het allemaal erg lastig om te begrijpen wat er is gebeurd. Het is zeer ernstig. We zijn allemaal bezorgd, omdat het uitroepen van de noodtoestand het krachtiger maken van democratische instellingen en het bouwen aan een democratisch proces waarin groepen niet worden buitengesloten in gevaar heeft gebracht. Het is daarom van fundamenteel belang dat mensenrechten en politieke rechten volledig worden hersteld, dat beperkingen voor de media worden opgeheven en dat het kader en de voorwaarden voor verkiezingen in belangrijke mate worden verbeterd. Stabiliteit en ontwikkeling zijn slechts bereikbaar bij democratie en de rechtsstaat.
We denken daarom verder na over de vraag van een mogelijke waarnemersmissie voor de verkiezingen. Zoals ik al zei, misschien kunnen we een kleine groep adviseurs sturen om het proces onder de huidige omstandigheden te volgen. Zoals ik al zei, moet anders de noodtoestand zeer snel worden opgeheven en de burgerlijke vrijheden worden hersteld.
Wat de hulp betreft, vind ik dat we onze hulp aan Pakistan al substantieel hebben vergroot, vooral op het terrein van onderwijs en plattelandsontwikkeling. Zoals ik als eerder zei, geloof ik daarom dat we in dit stadium even moeten wachten en zeer zorgvuldig moeten oordelen. Natuurlijk moeten we de arme bevolking in Pakistan niet in gevaar brengen, maar we moeten de dingen op een goede manier doen.
De Voorzitter. − Om het debat af te ronden: ik heb zeven ontwerpresoluties overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen(1).
Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 15 november 2007.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Pakistan is een onmisbare bondgenoot in de strijd tegen terreur. Als gevolg daarvan wordt het land geconfronteerd met een geweldige interne druk en een dreigende instabiliteit. President Musharraf heeft op deze situatie gereageerd door de noodtoestand uit te roepen.
Hij stelt dat een abnormale situatie abnormale maatregelen vereist. Zijn reactie is voor een deel begrijpelijk, maar heel verkeerd. De aangewezen manier om antidemocratische krachten aan te pakken is met democratie. Hij moet een eind maken aan de noodtoestand, een verkiezingsdatum aankondigen en een datum bepalen waarop hij zijn uniform uittrekt. Hij moet vervolgens oproepen tot een open en breed opgezet debat over de toekomst van Pakistan.
Ik ben ervan overtuigd dat zo’n debat zou aantonen dat de grote meerderheid van de Pakistani extremisme en fundamentalisme verwerpt en wil wonen in een land dat in vrede is met zichzelf, in vrede met zijn buren en een goede verstandhouding met het westen heeft.
9. Strategie van de Raad voor de Conferentie over klimaatverandering op Bali (COP 13 en COP/MOP 3) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over:
- de mondelinge vraag over de strategie van de Raad voor de Conferentie over klimaatverandering op Bali (COP 13 en COP/MOP 3), door Guido Sacconi, namens de Tijdelijke Commissie klimaatverandering van de Raad (O-0057/2007 - B6-0379/2007);
- de mondelinge vraag over de strategie van de Raad voor de Conferentie over klimaatverandering op Bali (COP 13 en COP/MOP 3), door Guido Sacconi, namens de Tijdelijke Commissie klimaatverandering van de Raad (O-0058/2007 - B6-0380/2007).
Guido Sacconi (PSE), auteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, minister, commissaris, dames en heren, ik weet zeker dat ik u niet hoef te herinneren aan het belang van de Conferentie van de Partijen op Bali die nu ophanden is en met het oog waarop wij hebben gevraagd om meer informatie over uw strategie, over de benadering die u kiest.
Als Europese Unie zijn wij onafhankelijk gehouden aan een buitengewone inspanning, als ik het zo mag zeggen, ook al weten we dat die niet de definitieve oplossing vertegenwoordigt. Het is ons gedeelde doel de opwarming van de aarde binnen twee graden van het niveau in het pre-industriële tijdperk te houden, in het volle besef dat dit een drempel met een hoog risico is en dat het voor sommige gebieden op aarde, voor sommige delen van Europa, nodig zal zijn voorzieningen te treffen, zoals gepland, voor een beleid van aanpassing. Maar als we dit lastige doel echt willen nastreven, weten we dat een nieuw internationaal verdrag absoluut van cruciaal belang is.
Zoals we weten, is de last van de verantwoordelijkheid van de Europese Unie beperkt (veertien procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen). Een nieuw internationaal verdrag dat rekening houdt met de veranderingen die sinds Kyoto hebben plaatsgevonden, in het bijzonder de buitengewone, explosieve groei van de Aziatische reuzen: Bali is zeker een cruciale stap in die richting, en al zal het niet de plaats zijn waar overeenstemming wordt bereikt, het zal wel de plaats zijn waar de onderhandelingen beginnen en daarom is het erg belangrijk dat uit Bali een duidelijk onderhandelingsmandaat voortkomt, met precieze deadlines, met het oog op afronding in 2009.
De laatste maanden is de context van de wereld veranderd vanuit politiek, economisch en cultureel gezichtspunt, van de rapporten van het IPCC waarvan de definitieve conclusies eind deze week worden gepubliceerd en in Valencia gepresenteerd, tot het toekennen van de Nobelprijs aan Al Gore en de wetenschappers van het IPCC. Er is de laatste maanden veel veranderd en daarom kunnen we optimistisch zijn, zij het op een kritische en waakzame manier.
Ik zou daarom de strekking van de resolutie die wij hebben opgesteld en waarvan we zeker weten dat een grote meerderheid van dit Huis haar morgen zal aannemen, als volgt willen samenvatten: het is een bijdrage, een bijdrage aan de onderhandelaars om ze te helpen zich steviger op te stellen nu deze onderhandelingen van start gaan. Ik zou mevrouw Hassi willen danken, die er met de andere rapporteurs in geslaagd is tot een synthese te komen om te zorgen dat het geheel geen overvolle kerstboom werd. De focus ligt in belangrijke mate op die onderhandelingen en dat is hoe we de resolutie aan u voorleggen.
Satu Hassi (Verts/ALE), auteur. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank uitspreken voor de uitstekende samenwerking met de schaduwrapporteurs van de fracties bij de onderhandelingen over deze resolutie. De klimaatverandering is zich nu aan het voltrekken en ze gaat sneller dan voorspeld. Een dramatische indicatie daarvan was het feit dat aan het eind van de afgelopen zomer een miljoen vierkante meter van het ijs in de Noordelijke IJszee smolt, een gebied zo groot als Finland, Zweden en Noorwegen bij elkaar. De boodschap die de wetenschappers uitzenden over het tempo van de klimaatverandering en de dringende noodzaak de emissies terug te dringen, wordt steeds alarmerender. Ze weerklinkt ook in de van tevoren uitgebrachte informatie over de IPCC-vergadering in Valencia deze week.
Het is belangrijk dat er geen ruimte zit tussen het Kyoto-protocol en de volgende klimaatovereenkomst. Daarom moet het verdrag over de periode na 2012 niet later dan in 2009 klaar zijn. Op Bali moet de EU alles doen wat in haar macht ligt om een onderhandelingsmandaat te bereiken dat het mogelijk maakt dat de opwarming van de aarde onder de twee graden blijft. De leidende rol die de EU op zich neemt, is hiervoor van cruciaal belang. Wij wijzen de weg met onze eigen maatregelen om onze eigen uitstoot te verminderen, maar ook door de internationale onderhandelingen te coördineren. Het is van vitaal belang dat we alle geïndustrialiseerde landen erbij betrekken, inclusief de Verenigde Staten van Amerika, al zal dat niet genoeg zijn om het klimaat te redden. Het is even cruciaal grote landen in ontwikkeling, zoals China en India, zo ver te krijgen dat ze grenzen aan de toename van hun uitstoot accepteren. Dit is misschien wel de lastigste uitdaging in de geschiedenis van de internationale diplomatie. We moeten begrijpen dat het voor China, India en dergelijke landen een enorme verandering in hun manier van denken en de manier waarop ze dingen doen zal betekenen als ze grenzen aan hun emissies accepteren. We moeten bereid zijn ze daarvoor iets in ruil te geven. Met andere woorden, we moeten ook financiële ondersteuning bieden voor de doorbraak in schone, klimaatvriendelijke technologie in deze landen.
Ik zou iedereen willen herinneren aan de schatting van Nicholas Stern dat ieder jaar één procent van het wereldwijde bruto binnenlands product nodig zal zijn om het klimaat te beschermen. Na de Tweede Wereldoorlog besteedden de Verenigde Staten twee procent van hun BBP aan het Marshallplan. Het was belangrijk na de oorlog de herstelwerkzaamheden op gang te krijgen, maar het is nog belangrijker een vergelijkbare catastrofe als gevolg van de klimaatverandering te voorkomen. Daarom moeten we ook bereid zijn te betalen voor de bescherming van het klimaat.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het uur nadert dat het Indonesische eiland Bali de afgevaardigden naar de Dertiende Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake klimaatverandering welkom zal heten, aan wie opnieuw gevraagd zal worden hun ervaring en onderhandelingsvaardigheden te gebruiken om geschiedenis te schrijven.
Met het oog op de eerste protocolperiode, van 2008 tot 2012, benadrukt de zorgwekkende wetenschappelijke informatie die intussen over de recente ontwikkelingen in verband met de klimaatverandering bekend is geworden, hoe urgent het is een collectief en doeltreffend antwoord op deze uitdaging te vinden, aangezien er niets minder op het spel staat dan de toekomst van onze planeet. In deze context is Bali de laatste gelegenheid om onderhandelingen over een mondiale en alomvattende overeenkomst over het klimaatregime na 2012 te beginnen. Wij zijn ons bewust van de moeilijkheden in dit juridische proces.
De Europese Unie zal naar Bali gaan met dezelfde doelbewustheid die haar de afgelopen vijftien jaar heeft geleid, een periode waarin wij duidelijk en doortastend de rol van leider van de internationale gemeenschap op ons hebben genomen in deze grote wereldwijde uitdaging. De voornaamste doelstelling van de Europese Unie bij de conferentie van Bali over de klimaatverandering zal betrekking hebben op het proces zelf, dat wil zeggen: we willen ervoor zorgen dat er een wereldwijd en alomvattend onderhandelingsproces in beweging wordt gezet.
Ik zou u ook willen mededelen dat de EU de volgende aspecten als wezenlijk beschouwt voor het scheppen van een doeltreffend en passend kader voor de periode na 2012: ten eerste, doorgaan met het ontwikkelen van een gezamenlijk perspectief op het probleem teneinde het hoofddoel van het verdrag te realiseren; ten tweede, een overeenkomst bereiken over de goedkeuring van concretere verplichtingen op het gebied van wereldwijde uitstootverminderingen door de ontwikkelde landen; ten derde, het faciliteren van het voorzien in nieuwe rechtvaardige en doeltreffende bijdragen door andere landen, inclusief stimulansen door middel van nieuwe typen flexibele verplichtingen om de intensiteit van de broeikasgasemissies die gepaard gaan met economische ontwikkeling te verminderen; ten vierde, het uitbreiden van de koolstofmarkt, in het bijzonder door vernieuwende en flexibele mechanismen te versterken; ten vijfde, het versterken van de samenwerking op de gebieden van onderzoek, ontwikkeling, verspreiding, voorspelling en transparantie in de technologische sector; en ten laatste, het intensiveren van inspanningen om zich aan te passen, in het bijzonder wat betreft instrumenten voor risicobeheersing, financiering en technologie.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de cijfers spreken voor zich. In Kyoto stonden wij in de voorste linie bij het aanvaarden van grotere verplichtingen dan van ons werd gevraagd, en op dit moment hebben de EU en haar lidstaten vastomlijnde, ambitieuze doelen die ons opnieuw in de voorste linie van de strijd tegen de klimaatverandering plaatsen. Zoals de fungerend voorzitter van de Europese Raad in New York benadrukte: de klimaatverandering is nu ontegenzeglijk een van de grootste uitdagingen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd en is uit het domein van de theorie gekomen en een echte en wijdverbreide zorg geworden voor de mensen in de hele wereld.
Dit is een wereldwijde uitdaging die om een wereldwijd antwoord vraagt, waarvan de effectiviteit zal afhangen van het collectieve optreden van de internationale gemeenschap. Daarom moeten we erop staan dat alles in het werk wordt gesteld om, zoals ik zei, de wereldwijde alomvattende overeenkomst tot stand te brengen onder het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, dat het centrale en wezenlijke referentiekader vertegenwoordigt en moet blijven vertegenwoordigen voor alle activiteiten en initiatieven die op dit gebied worden ontplooid.
Het is derhalve tijd dat andere landen hun verantwoordelijkheid op zich nemen en een echte en proportionele rol gaan spelen in de wereldwijde strijd tegen de klimaatverandering. Aangemoedigd door het debat tussen de staats- en regeringshoofden tijdens de recente informele top in Lissabon over Europa en de globalisering, dat duidelijk liet zien dat de klimaatverandering een prioriteitsgebied is voor de EU, en ook door de conclusies van 30 oktober van de Commissie milieubeheer over de voorbereiding van COP 13, zullen we naar Bali gaan met het vaste voornemen actief bij te dragen aan het bereiken van een resultaat dat kan worden vertaald naar concrete, merkbare vooruitgang over de toekomst van het klimaatregime. Bali vertegenwoordigt niet het einde, maar veeleer het begin van de reis, de routekaart waarover de laatste jaren zo vaak is gesproken. Het is een complexe en lastige uitdaging, maar wel een die overwonnen kan worden en die geen uitstel verdraagt. Wat de EU betreft, wij zijn bereid bij deze uitdaging de leiding te nemen, want dat is wat onze mensen willen.
Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor de gelegenheid die we vandaag hebben gekregen om van gedachten te wisselen over de positie van de EU bij de VN-conferentie op Bali die op 3 december begint.
De Commissie en het Europees Parlement hebben een doorslaggevende bijdrage geleverd aan het aannemen van een ambitieus Europees beleid inzake de klimaatverandering. Het kreeg een leidende rol op het internationale toneel en een constructieve positie met betrekking tot onze voornaamste partners onder de ontwikkelde en zich ontwikkelende landen. Ik zie uit naar het voortzetten van deze nauwe en vruchtbare samenwerking op Bali, waar het Parlement door een sterke delegatie zal worden vertegenwoordigd.
De vraag die door de Tijdelijke Commissie klimaatverandering is gesteld, betreft de belangrijkste onderwerpen waarmee we op Bali geconfronteerd zullen worden.
Een van die onderwerpen is de vraag hoe we ons verzekeren van de steun van onze voornaamste partners voor het openen van onderhandelingen, met het oog op het sluiten van een internationale overeenkomst die als doel heeft dat de opwarming van de aarde tot 2 °C beperkt blijft.
De conferentie op Bali zal zonder twijfel een mijlpaal zijn in de internationale inspanning om de klimaatverandering te bestrijden. Bali zal een eerste praktische toets zijn van de vastberadenheid van de internationale gemeenschap om politieke verklaringen in daden om te zetten.
Er zijn veel bemoedigende signalen. De klimaatverandering is nu een eerste prioriteit in de internationale politiek; het is een onderwerp van directe zorg voor staats- en regeringshoofden over de hele wereld. Een maand geleden gaf de eerste vergadering van haar soort, in New York bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal van de VN, Ban Ki-moon, een zeer krachtige boodschap: de klimaatverandering wordt nu door alle leiders over de hele wereld erkend als een kwestie die dringend doorslaggevend ingrijpen door de internationale gemeenschap behoeft.
De recente vergadering in Bogor heeft ook bevestigd dat een gestaag groeiend aantal landen de opvatting deelt dat er op Bali een akkoord moet worden bereikt over het openen van de onderhandelingen die moeten leiden tot het sluiten van een overeenkomst over de klimaatverandering voor de periode na 2012.
De gesprekken tot dusver hebben ook laten zien dat er overeenstemmende meningen zijn over de hoofdpunten die moeten worden opgenomen in de overeenkomst voor de periode na 2012. Natuurlijk zouden sommigen de voorkeur geven aan clusters (vermindering, aanpassing, technologie, financiering) boven het vaststellen van de voornaamste punten van overeenkomst op Bali, wat het standpunt van de EU is.
Niettemin is het waar dat de EU er tot op grote hoogte in is geslaagd de agenda voor de conferentie van Bali te bepalen. De EU-strategie inzake klimaat en energie die in maart 2007 door de Europese Raad is goedgekeurd op basis van een verwante motie van de Commissie, heeft een doorslaggevend effect gehad op de doelen en het ambitieniveau van de conferentie van Bali, evenals op de architectuur van de overeenkomst over de klimaatverandering voor de periode na 2012.
De EU-strategie heeft een basis gevormd voor een reeks multilaterale en bilaterale discussies. Aan het eind van deze maand zal de EU de klimaatverandering als een prioriteitskwestie bespreken op de topconferenties EU-China en EU-India. Het is aan onze partners in de ontwikkelde landen te reageren op en mee te werken aan de door de EU gestelde doelen, waarbij te allen tijde wordt gehandeld op basis van wetenschappelijke gegevens.
De ontwikkelde landen moeten de leiding blijven nemen door zichzelf ambitieuze verplichtingen op te leggen om de uitstoot in absolute zin terug te dringen. We beschikken over de economische en technische middelen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Als wij en de andere ontwikkelde landen niet de eerste stappen zetten, hoe kunnen we dan verwachten dat de zich snel ontwikkelende, opkomende economieën in actie komen, met name op de vereiste schaal?
Niettemin laten de voorspellingen van wereldwijde emissietoename er geen twijfel over bestaan dat de landen in ontwikkeling een bijdrage moeten leveren. We vragen ze voorlopig niet zich te verplichten tot uitstootvermindering in absolute zin. Maar met onze hulp moeten de zich ontwikkelende landen het tempo van de toename van hun uitstoot vertragen. Zodoende kan de CO2-uitstoot op wereldwijde schaal op zeker moment in de komende tien tot vijftien jaar, zodra we een hoogtepunt in de uitstoot hebben bereikt, beginnen af te nemen in absolute zin.
Dit is de enige manier waarop we de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde onder de grens van 2°C kunnen houden. In deze context moeten we ons concentreren op specifieke voorstellen voor het versterken van de financiering en van investeringen in schone technologie en de overdracht van zulke technologie naar landen in ontwikkeling.
Daarom steunen wij het initiatief van onze Indonesische gastheren om ministers van Financiën uit te nodigen voor een vergadering over klimaatverandering en financiering, op Bali te houden tijdens de conferentie.
Om haar internationale leidende rol te behouden, moet de EU bovenal op haar eigen grondgebied resultaten behalen. De Commissie zal begin volgend jaar het maatregelenpakket over klimaat en energie goedkeuren en zal de nodige maatregelen plannen om onze doelen te bereiken, namelijk een eenzijdige emissievermindering van twintig procent, of dertig procent als er een internationaal akkoord wordt bereikt.
Dit maatregelenpakket zal voorstellen bevatten voor de toewijzing van verantwoordelijkheid en verplichtingen onder de lidstaten om het EU-emissiehandelssysteem te verbeteren en de doelen voor hernieuwbare energiebronnen te halen.
Maatregelen die op Gemeenschapsniveau moeten worden genomen, moeten ook een rol spelen bij het verminderen van de uitstoot. Een van die terreinen wordt beslagen door onze binnenkort te verwachten voorstellen over CO2 en motorvoertuigen, zoals in het Europees Parlement besproken tijdens de plenaire zitting van oktober.
De Commissie zal een wetgevingskader voorstellen voor het halen van het Gemeenschapsdoel van 120 g/km in 2012. De Commissie zal ook het wettelijk kader voor afvang en opslag van CO2 presenteren, met de noodzakelijke garanties voor bescherming van het milieu.
Bali is slechts het begin van het onderhandelingsproces, zoals de voorzitter eerder al zei. We moeten ons nu voorbereiden en zo breed mogelijke internationale steun zien te krijgen voor de weg die wij hebben uitgestippeld.
De EU zal de bilaterale contacten met belangrijke partners intensiveren en zal het onderste uit de kan halen op de topconferenties die binnenkort worden gehouden en bij alle belangrijke internationale ontmoetingen.
Zoals ik al eerder zei: ondanks internationale bemoedigende tekenen zijn er niettemin serieuze verschillen van opvatting. Zo is er verschil van mening over de vraag hoe we de klimaatverandering moeten bestrijden en in het bijzonder over het type en de aard van de doelen. De VS blijft zich verzetten tegen bindende doelen.
Doelen van dit type zijn van fundamenteel belang als we de effectiviteit van ons akkoord en de versterking van de mondiale CO2-markt willen waarborgen. We zullen blijven samenwerken met al diegenen in de Verenigde Staten die een verandering in de houding op federaal niveau tot stand kunnen helpen brengen.
In de Verenigde Staten zelf wordt reeds een zeer levendige dialoog over de strijd tegen de klimaatverandering gevoerd. Uit verschillende delen van de Verenigde Staten krijgen we in de aanloop naar de conferentie op Bali duidelijke boodschappen en oproepen tot krachtig ingrijpen.
Door uw uiteenlopende contacten met collega’s in andere parlementen over de hele wereld, met vertegenwoordigers van de industrie en met de civiele samenleving rekenen wij op de steun van het Europees Parlement bij het bevorderen van de ambitieuze doelen van de EU op het gebied van de klimaatverandering.
Die steun hebben we nodig bij onze pogingen de internationale samenwerking inzake de klimaatverandering te versterken.
(Applaus)
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
Eija-Riitta Korhola, namens de PPE-DE-Fractie. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, allereerst mijn oprechte dank aan mevrouw Hassi voor haar medewerking aan deze resolutie. Het is duidelijk dat dit misschien een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste conferentie over de klimaatverandering zal worden. Helaas is er tijdens de vorige vijf conferenties niet veel vooruitgang geboekt. Nu is de tijd eindelijk gekomen om over concrete maatregelen voor de periode na 2012 te beslissen.
Wat alle eerdere conferenties gemeen hadden, was dat de EU in plaats van souvenirs in de vorm van echte doorbraken een schouderklopje kreeg voor het wijzen van de weg met haar eenzijdige acties en milieuambities, en dan ging iedereen weer zijns weegs voor een jaartje. Het probleem is dat er dringende mondiale maatregelen nodig zijn voor wat een mondiaal klimaatprobleem is, al lijken ze tot zover moeilijk te nemen. In Nairobi vorig jaar was er bijvoorbeeld geen enkel teken dat ook maar één van de belangrijke nieuwe landen verplichtingen zou aangaan voor emissiereducties vanaf 2013. Daarom moesten we maar hopen dat de onderhandelingen buiten het kader van het Kyotoprotocol zouden resulteren in uitstootvermindering van de vier grootste vervuilers ter wereld, de Verenigde Staten, China, India en Rusland.
Misschien wel de tastbaarste uitdaging voor de landen in ontwikkeling is de notie van solidariteit. Er was een tijd dat niemand kon voorzien in welke mate de emissies zouden gaan toenemen, en nu is ongeveer de helft van de uitstoot afkomstig van de landen in ontwikkeling, voornamelijk China en India. Uiteraard hebben hun burgers recht op economische groei, maar het is in ieders belang dat die groei zo schoon mogelijk is. De onderhandelingssituatie is dus ongemakkelijk, maar dat is de praktijk ook. Het kan voor bedrijven die op de mondiale markt opereren, verleidelijk zijn te blijven investeren in plaatsen waar geen goede milieunormen of uitstootbeperkingen zijn. Voor mensen in de zich ontwikkelende landen zit er geen solidariteit in het feit dat hun leefomgeving wordt vervuild. Bovendien is het verhuizen van emissies niet hetzelfde als het verminderen ervan. De uitkomst is dus dat drie van elke vier emissies snel toenemen. Hoe komen we uit deze situatie? Zal er tijd zijn om de industriële productie los te koppelen van landspecifieke beperkingen en in plaats daarvan met een wereldwijd plan voor de industriële sector en met een internationale koolstofeconomie te komen? De prioriteiten dienen energie-inhoud, milieu-efficiëntie en emissiearme technologie en haar ontwikkeling te zijn.
Elisa Ferreira, namens de PSE-Fractie. – (PT) Fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, dames en heren, ik zal beginnen met mijn welgemeende complimenten aan de rapporteur, mevrouw Hassi, met haar openingstekst en met haar vermogen over deze complexe kwestie toezeggingen te genereren.
De tekst waarover we zullen stemmen, weerspiegelt de oprechte inspanning die de diverse fracties hebben geleverd om een duidelijke, doeltreffende en mobiliserende boodschap naar Bali te sturen. Dit is de enige manier om de omstandigheden tot stand te brengen voor het bereiken van de centrale doelstelling: het omvormen van de vergadering op Bali tot het vertrekpunt voor alle mondiale partners om in 2009 heldere en gekwantificeerde beleidsverplichtingen op zich te nemen voor het bestrijden van de klimaatverandering.
Iedereen heeft offers moeten brengen en aanpassingen moeten toestaan. Het doel zal bereikt zijn als deze tekst brede steun krijgt van het Parlement. Dat zal de pioniersgeest van de EU op het gebied van het milieu en het klimaat in de ogen van de hele wereld een democratische bestaansgrond geven. Die pioniersgeest heeft echter extra verantwoordelijkheden geschapen, vooral waar het gaat om de kwaliteit van de gepresenteerde specifieke voorstellen, die intussen zowel reducties als aanpassingen moeten omvatten. Er moet in het bijzonder rekening worden gehouden met het feit dat de hoogste aanpassingskosten nu op de armste regio’s van de wereld neerkomen, die het minst aan het probleem hebben bijgedragen en het minst zijn toegerust om het op te lossen. De voorstellen moeten er intussen voor zorgen dat de uiteenlopende internationale reductieverantwoordelijkheden eerlijk, proportioneel en rechtvaardig worden verdeeld.
Milieuverplichtingen zullen moeten worden aangepast aan het ontwikkelingsproces waar de armste landen en regio’s recht op hebben, inclusief toegang tot een normale welzijns- en comfortstandaard, of het nu de minder ontwikkelde landen zijn of de enorme bevolkingen in de opkomende economieën. Hoewel de Europese pioniersbenadering een plicht is, moet zij niettemin ook worden gezien als een kans om milieugerelateerde technologische en vernieuwende voordelen te behalen. Dit zal echter alleen werkelijkheid worden als zorgen om het milieu en milieuverplichtingen geleidelijk de stelregel van de mondiale economie worden. Zo niet, dan zullen de goede praktijken van de EU de concurrentie vervormen en haar burgers teleurstellen.
In deze context doet het Parlement de praktische suggestie dat nationale verplichtingen dienen te worden aangevuld met de verkenning van mondiale verplichtingen per sector met het oog op het creëren van criteria en internationaal aanvaarde goede praktijken voor alle sectoren van de industrie en diensten die in de internationale concurrentie verwikkeld zijn. Dit is een zeer ambitieuze agenda, maar de EU moet de verantwoordelijkheid op zich nemen die hoort bij haar rol van positief leiderschap, die zo belangrijk is voor het voortbestaan van de aarde.
Lena Ek, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, minister, commissaris, het begin van de onderhandelingen in december op Bali voor wat het nieuwe Kyoto-akkoord zal worden, is natuurlijk buitengewoon belangrijk. Het Parlement is bezig zich voor te bereiden door middel van dit debat en een resolutie en de Raad heeft zich voorbereid door middel van een resolutie. Wat naar mijn mening nog ontbreekt, is duidelijke samenwerking tussen de verschillende EU-instellingen. Hier rust een grote verantwoordelijkheid bij het Portugese voorzitterschap. De Europese Unie moet op Bali met één stem spreken.
Een belangrijk element is de vraag hoe we moeten omgaan met de situatie van zich ontwikkelende landen en hoe zij in staat kunnen worden gesteld economische ontwikkeling te combineren met milieuvriendelijke technologie. Ze hebben onze assistentie nodig. Niet alleen in de vorm van mooie woorden; ze hebben geld nodig, methodologische ontwikkeling en toegang tot nieuwe technologie. We moeten onze inspanningen op verschillende beleidsterreinen richten en de hulp moet worden veranderd, zodat ze ook klimaatvriendelijk is.
Een deel van de oplossing hangt ook af van het tweede punt dat ik in het debat wilde noemen – bossen. Er worden op dit moment grote oppervlakken vernietigd en we weten allemaal wat dat voor het klimaat betekent. Maar het is ook een catastrofe voor de mensen die in deze gebieden wonen als hun levensonderhoud verdwijnt. Er moet een werkwijze worden ontwikkeld waarbij we landen in ontwikkeling en gewone gezinnen betalen om voor bosgebieden te zorgen. Duurzame productie is bijzonder belangrijk. Een geheel ongerept woud is goed vanuit het gezichtspunt van de biodiversiteit, maar een rottend woud stoot grote hoeveelheden methaan uit. Wat we nodig hebben is een groeiend woud waar voor het eindproduct wordt gezorgd op een manier die CO2 en de andere broeikasgassen vasthoudt.
Bali zal een grote, moeilijke en chaotische conferentie worden. Het beste wat we kunnen doen is ons goed voorbereiden, zodat het feitelijke begin van de onderhandelingen goed verloopt. Daarvoor is dit debat een uitstekend gereedschap, maar we moeten ook samen met onze vrienden voorbereidingen treffen door middel van een sterke trans-Atlantische dialoog met China en India. We weten dat 25 landen 83 procent van de gassen uitstoten die we moeten tegenhouden en, commissaris, minister, een echte vriend is iemand die vraagt hoe het met je gaat en ook blijft staan om naar het antwoord te luisteren.
Liam Aylward, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer ook mevrouw Hassi met haar werk en bijdrage aan dit debat.
Ik wil ook Al Gore, de vroegere vicepresident van Amerika, feliciteren met de toegekende Nobelprijs voor de vrede voor de degelijke wijze waarop hij de noodzaak tot internationale maatregelen tegen klimaatverandering heeft benadrukt.
De ontvangst van deze prijs betekent een internationale erkenning dat klimaatverandering hoog op de internationale politieke agenda staat. Er zijn nu internationale maatregelen nodig, zodat wij allemaal gezamenlijk ervoor kunnen zorgen dat de uitstoot van kooldioxide in de nabije toekomst substantieel wordt verminderd. Ik steun dus volledig de 20-20 en 50-50 EU-afspraken om koolstofuitstoot te verminderen.
Bali verschaft ons een reële kans op overeenstemming over een officieel mandaat en kader om internationale afspraken voor de periode na 2012 ondubbelzinnig veilig te stellen.
Laat in Bali het werk aan de bouwstenen en de routekaart beginnen op basis van: een gedeelde visie; harde afspraken van ontwikkelingslanden; de uitbreiding van het gebruik van koolstofmarkten; de versterking van de samenwerking bij technologisch onderzoek en de vermindering van ontbossing. Laten we ook niet vergeten dat de EU hier in eigen huis moet presteren en het goede voorbeeld geven.
Ik ben daarom benieuwd naar het voorstel van voorzitter Pöttering in februari over de wijze waarop in dit Huis, het Europees Parlement, de koolstofvoetafdruk kan worden verminderd.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, het is in de Europese Unie de gewoonte geworden, zoals we vandaag weer hoorden van de fungerend voorzitter van de Raad, te spreken van een leidende Europese rol in de internationale inspanning om de klimaatverandering te bestrijden. Als ik terugdenk aan maart en de beslissingen die tijdens de top zijn genomen om doelen te stellen van een reductie van de CO2-uitstoot met twintig procent, een toename van twintig procent in de energie-efficiëntie en een quotum van hernieuwbare bronnen van twintig procent in 2020, dan klinkt dat inderdaad als een leidende rol.
Ik vind het bijzonder betreurenswaardig dat de onderhandelingen met de lidstaten over het energiepakket niet ver genoeg gevorderd zijn om deze beslissingen van de top in Brussel te kunnen verstevigen voordat de Conferentie op Bali begint. Als de landen waarmee de EU op Bali wil onderhandelen, een kijkje achter de Europese schermen nemen en de moeizame onderhandelingen met de lidstaten over energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen zien, zullen ze zich realiseren dat de hele gang van zaken niets minder dan een tragedie is. Ik geloof dat het een duister voorteken is als wij op het wereldtoneel reuzenstappen eisen, maar thuis slechts bereid zijn tot voorzichtige trippelpasjes. Het probleem is niet dat het ons aan de technologie ontbreekt. Ons probleem is dat het ons ten enen male ontbreekt aan de politieke moed om de in maart besproken ommekeer in ons energie- en hulpbronnenbeleid teweeg te brengen.
Ik moet zeggen dat mij de haren ten berge rezen toen ik bij het aannemen van het verslag-Reul tijdens de vorige plenaire vergadering hoorde dat we terug zijn bij praten over niets anders dan kolen en kernenergie als opties. Het vervult mij met grote schaamte dat Europeanen Afrikaanse landen nu kernenergie aanbieden als een oplossing voor klimaatproblemen. Ik geloof dat sommige Europeanen hun verstand hebben verloren.
Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, de tekst die nu aan de orde is, is het resultaat van collectief werk van de Commissie klimaatverandering. Deze commissie, ad hoc ingesteld met een mandaat van groot belang, heeft belangrijke initiatieven tot raadpleging en discussie genomen en heeft een instrument ontworpen dat Europa kan gebruiken om een voorname rol te spelen bij de dertiende Conferentie van de Partijen op Bali.
De crux van het beleidsvoorstel is duidelijk en krachtig. Wat nodig is, is een politieke en multilaterale benadering die is gebaseerd op de VN en rekening houdt met het IPCC en met belangrijke veranderingen, niet alleen in de technologie, maar ook in het sociale model. Overdracht van technologie, samenwerking en een nieuwe benadering van milieu en ontwikkeling zijn noodzakelijk. De 3,20 procent die de Commissie en de Raad voorstellen, is in die zin niet meer dan een begin, zij het een positief begin. Ons denken moet zich wijd uitstrekken en vooruitzien en eerlijk gezegd kan de toekomst niet gepaard gaan met een terugkeer naar technologieën van het verleden die oud, gevaarlijk en controversieel zijn, zoals nucleaire technologie.
We moeten ook gaan nadenken over vernieuwende voorstellen die wij zelf in ons parlementaire debat naar voren hebben gebracht en die nu op een gezaghebbender manier worden overgenomen door leidende figuren als kanselier Merkel. Ik heb het over de berekening van de emissies per hoofd, die wij samen met de heer Prodi hebben voorgesteld en die heel belangrijk is in het licht van de huidige situatie, waarin een ongelijkheid van de emissies lijkt te bestaan en waarin die emissies allemaal moeten worden teruggedrongen op basis van gelijkheid.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Mevrouw de Voorzitter, namens mijn collega Hans Blokland, de volgende bijdrage.
Allereerst wil ik collega Satu Hassi hartelijk bedanken voor het vele en belangrijke werk dat zij heeft verricht om tot de voorliggende resolutie te komen. In het licht van de komende klimaatconferentie op Bali is het van belang om het standpunt van het Europees Parlement inzake klimaatbeleid zo kernachtig mogelijk te verwoorden. Daarin is Satu Hassi geslaagd.
Nu de Europese Unie sterk inzet op klimaatbeleid, is het tijd dat andere delen van de wereld volgen, ook die landen die het Kyotoverdrag nog niet geratificeerd hebben. Op Bali zal de Europese Unie dan ook haar leidende positie moeten waar maken, niet paternalistisch, maar coöperatief.
Ik zie de conferentie op Bali als hét moment om gezamenlijk na te denken over acties inzake het klimaatbeleid na 2012. Er zullen wereldwijd gezamenlijk inspanningen verricht moeten worden om de kwaliteit van de schepping te behouden en onze veiligheid te waarborgen.
Karl-Heinz Florenz (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte heer Dimas! Van harte welkom in ons midden. We kijken uit naar onze discussies met u op Bali over de weg die Europa wil volgen op het gebied van klimaatbeleid.
Ik zie het maken van klimaatbeleid als een uitdaging voor ons allemaal. Het is niet het domein van emotionele milieubeschermers of van liberale kooplui, maar een uitdaging die we allemaal samen moeten aannemen; daarmee is de Tijdelijke Commissie klimaatverandering nu begonnen. Niet iedereen weet dit al op waarde te schatten, maar we hebben niettemin een goed begin gemaakt.
Bali is een mijlpaal – daar valt niet aan te twijfelen. Een hiaat na Bali, dat ook een hiaat na Kyoto zou zijn, zou een ramp zijn; niet alleen voor het milieu, maar ook op het gebied van economisch beleid, want industrie kan niet investeren zonder harde en snelle gegevens. Het hangt er ook vanaf waar we op dit moment staan en wat we eigenlijk te bieden hebben op Bali – want we moeten iets te bieden hebben, anders kunnen we niet verwachten dat andere continenten zich bij ons aansluiten in een gezamenlijke inspanning om het probleem op te lossen.
Dit is de reden dat het goed en passend is dat wij hier oprecht van plan zijn iets te bieden. Drie keer twintig procent is bij elkaar heel wat en het zou heuglijk zijn als we die doelen halen. Ik zie nog wel grote obstakels onderweg, zeker, maar we zullen het halen. Bovendien, juist omdat we een goed voorbeeld moeten geven, geloof ik wel dat we tot een Europees extern milieubeleid zullen komen dat dient om de zoektocht naar antwoorden te beïnvloeden op vragen als die waarom er over de hele wereld zulke enorme branden uitbreken, die meer CO2 produceren dan alle elektriciteitscentrales van Europa bij elkaar.
Ik ben van mening dat Europa zich hiermee moet bemoeien, en we zijn goed op weg om dat te gaan doen; dan zullen Amerikanen in de Verenigde Staten – niet noodzakelijk via hun regering – een positieve stimulans krijgen om ook een stap voorwaarts te zetten. Dat is precies waar we naartoe gaan. Ik beschouw de klimaatverandering geheel als een gouden economische kans. Als wij die niet benutten, doen anderen het beslist.
Riitta Myller (PSE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, de geloofwaardigheid van het door de Europese Unie getoonde leiderschap op het gebied van klimaatbeleid zal in december op Bali worden gemeten. Het resultaat moet wereldwijde wil zijn in de vorm van een duidelijk mandaat om te voorkomen dat de temperatuur op aarde meer dan twee graden stijgt. De Europese Unie heeft haar eigen beslissingen al genomen. Maar willen we het doel bereiken, dan is het nodig dat alle geïndustrialiseerde landen, bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Australië, zich verbinden aan kwantitatieve uitstootvermindering.
We kunnen ons niet langer veroorloven het soort debat te houden dat we tot nu toe steeds hebben gehouden, over de vraag of we dit doel moeten bereiken door middel van technologische ontwikkeling of door middel van het stellen van bindende doelen. We hebben allebei nodig. Maar alleen bindende doelen en voldoende strikte emissiedoelstellingen zullen bedrijven doen omschakelen naar schoner en milieuvriendelijker technologie. We moeten in gedachten houden, zoals hier al gezegd is, dat er solidariteit nodig is om alle partijen zo ver te krijgen dat ze het verdrag goedkeuren; vooral solidariteit met de landen in ontwikkeling, die het slechtst af zijn van allemaal. Maar we moeten ook een duidelijke onderhandelingspositie met landen in ontwikkeling, zoals China en India, bereiken over kwantitatieve vermindering van de emissies in de toekomst.
Ik wil nogmaals al diegenen bedanken die betrokken zijn geweest bij het ontwerpen van deze resolutie voor het Parlement, in het bijzonder mevrouw Hassi en de onderhandelaars van de fracties. U hebt uitstekend werk gedaan.
Vittorio Prodi (ALDE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, een welkomstwoord aan commissaris Dimas, die op Bali in de voorste linie zal staan. De opwarming van de aarde is een urgent, zeer ernstig en werkelijk mondiaal probleem, ten aanzien waarvan een mondiale consensus dringend nodig is. Dat maakt het noodzakelijk direct voorstellen voor de beheersing van de uitstoot van broeikasgassen te doen die eerlijker zijn en breder worden geaccepteerd dan die van het Kyotoprotocol, die gebaseerd zijn op het principe van grandfathering, dat wil zeggen “wie het meest vervuild heeft, kan doorgaan met het meest te vervuilen.” Dat is onaanvaardbaar.
Om die reden denk ik dat we met een doortastender voorstel moeten komen. Ik heb een amendement ingebracht, zoals al is opgemerkt, dat kan worden samengevat met de kreet “één persoon, één emissierecht”, iets wat werd voorgesteld door de Duitse hoogleraar Lutz en werd verwelkomd door kanselier Merkel.
Wil elke persoon recht op hetzelfde gedrag krijgen, dezelfde toegang tot natuurlijke hulpbronnen, dan is het belangrijk dat het Parlement zijn steun verleent aan dit proces, dat, vanuit het gezichtspunt van het emissiehandelsmechanisme, de volkeren in ontwikkeling een hoeveelheid hulpbronnen zou kunnen brengen van een orde van grootte die hoger ligt dan die van internationale samenwerking en die makkelijker in de hand te houden is. Als tegenprestatie zou dan een verplichting vereist zijn om koolstofopslagplaatsen te respecteren, zoals de tropische regenwouden.
Het gelijkheidsbeginsel dient een vertrekpunt te leveren voor een geleidelijke verbetering, die bij een bepaald punt moet beginnen om het berekenen van de voor 2050 toelaatbare uitstootcijfers mogelijk te maken. Daarom is het van cruciaal belang dat grandfathering geleidelijk wordt teruggedrongen. Juist omdat het om zo’n ernstige en urgente aangelegenheid gaat, moeten we de zaken in beweging zetten, zodat dat eindresultaat snel kan worden bereikt.
Caroline Lucas (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, een van de effectiefste strategieën die de EU in Bali kan ontwikkelen, is het geven van het goede voorbeeld. Het eerste deel van nieuwe Europese wetgeving over het klimaat waarover sinds de Raad van maart een beslissing nodig is, is het meetellen van de luchtvaart in het emissiehandelssysteem. Dus de uitkomst is van wezenlijk belang, ook als signaal voor anderen op de Bali-conferentie dat het de EU werkelijk ernst is met haar verplichtingen ten aanzien van klimaatverandering.
Eerlijk gezegd is het vooruitzicht tot dusver tamelijk ongunstig. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie was hopeloos zwak en het feit dat de Raad niet in staat was te komen tot een gemeenschappelijk mandaat voor een eerste lezing van de overeenkomst zendt een uiterst negatief signaal uit. Ik dring er daarom zowel bij de Raad als de Commissie op aan hun inzet substantieel en snel te verhogen.
Het welslagen in Bali hangt ook wezenlijk af van de vraag of billijkheid de basis van een nieuwe overeenkomst vormt. Daarom moet worden gestreefd naar gelijke emissierechten per hoofd van de bevolking, zoals de aanpak die bekend staat als “contractie en convergentie”. Ik dring er bij de Raad en de Commissie op aan deze aanpak te volgen.
Tot slot wil ik waarschuwen voor een al te groot vertrouwen in het mechanisme van koolstofcompensaties. Zoals een collega van mij al naar voren bracht, zijn de koolstofcompensaties net zo nuttig als een antirookcampagne die iemand anders in de ontwikkelingslanden betaalt om te stoppen met roken terwijl we zelf vrolijk verder paffen. Het is onverantwoordelijk en zeer ineffectief.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de opdracht van de conferentie op Bali is het bevorderen van een ambitieus en realistisch kader voor de periode na 2012. Er is geen ruimte voor meer uitstel. De opwarming van de aarde moet onmiddellijk en drastisch worden aangepakt. Milieubescherming en economie kunnen en moeten samengaan.
De daaruit voortvloeiende voordelen zullen veel groter zijn dan de financiële kosten. Er is echter een bredere overeenstemming voor nodig, met specifieke verplichtingen om de uitstoot te verminderen, en niet alleen maar wishful thinking. Er moeten verplichtingen worden aangegaan om de uitstoot van het internationaal lucht- en zeeverkeer te bestrijden. Het is noodzakelijk dat er broeikasgassen worden opgeslagen door middel van duurzaam bosbeheer en een verandering in de productienormen en de consumptie, evenals door middel van landgebruik.
Maar om dit te bereiken moet de Commissie weer denken aan vergeten doelen met betrekking tot de doortastende bevordering van hernieuwbare energiebronnen. Ze moet ambitieuzere doelstellingen uitdragen en een sterkere politieke wil tonen.
Dat is wat wij verwachten, mijnheer Dimas.
Romana Jordan Cizelj (PPE-DE). - (SL) De Europese Unie is een wereldleider in de strijd tegen de klimaatverandering en in de ontwikkeling van nieuwe, milieuvriendelijke technologie. Maar hoe lang nog? Het besef van de noodzaak het effect van menselijke activiteiten op de natuurlijke omgeving terug te dringen is groeiende in een groot aantal landen. Dit besef wordt gevolgd door strategieën, plannen en maatregelen, zelfs in landen waar milieubescherming zelfs kort geleden nog geen prioriteit was.
Neem bijvoorbeeld China, waar een delegatie van de Tijdelijke Commissie klimaatverandering onlangs op bezoek was om zich vertrouwd te maken met de situatie daar. Hoewel China als land in ontwikkeling onder het Kyotoprotocol zijn uitstoot van broeikasgassen niet hoeft te verminderen, wordt het zich bewust van het probleem van de opwarming van de aarde en is het al begonnen in actie te komen. Het heeft een nationaal klimaatveranderingsbeleid aangenomen waarin het zich onder andere een groot aantal ambitieuze doelen heeft gesteld.
Dit alles toont aan dat we niet op onze lauweren kunnen rusten, als we willen dat Europa zijn mondiale invloed behoudt. Daarom roep ik de delegatie naar Bali op Europa’s standpunt in het gevecht tegen de opwarming van de aarde dienovereenkomstig en met één stem naar voren te brengen. Naar mijn mening is een voldoende vermindering van de opwarming alleen mogelijk als we erin slagen een wereldwijde koolstofmarkt in te stellen. De prijs, dat wil zeggen geld, is een buitengewoon doeltreffend mechanisme om in de menselijke samenleving doelen te bereiken.
Bij het streven naar een akkoord over wereldwijde maatregelen kunnen we de tenuitvoerlegging van onze eigen doelen niet vergeten. We moeten ons eigen beleid gestaag verder ontwikkelen en doorgaan met het introduceren van vernieuwingen in energie, vervoer en andere sectoren die ook uitstoot van broeikasgassen veroorzaken. Alleen met een doeltreffende en geslaagde implementatie op ons eigen grondgebied kunnen we slagen in onze onderhandelingen en samenwerking met derde landen.
Ik hoop dat de afvaardiging naar Bali een heel geslaagd bezoek zal hebben en de in onze resolutie uiteengezette standpunten succesvol naar voren zal brengen.
Dorette Corbey (PSE). - (NL) Voorzitter, Europa zal volgende maand op Bali zijn volle politieke gewicht moeten inzetten om de conferentie tot een succes te maken. Om dit te bereiken is de steun van ontwikkelingslanden heel hard nodig en ook van landen als China en India. Deze landen dragen tot nu toe nauwelijks aan klimaatverandering bij, maar zij dragen wel de zware gevolgen ervan. Europa moet deze landen hulp bieden en de hand reiken, opdat zij zich aan klimaatverandering kunnen aanpassen, en het moet investeren in technologieoverdracht.
Ik ben optimistisch dat we in 2009 spijkers met koppen kunnen slaan en dat er een goed akkoord kan komen waar ook de Verenigde Staten ja tegen zeggen. Maar ingeval de rest van de wereld Europa niet volgt om bindende doelstellingen af te spreken, is er een plan B nodig en zelfs een plan C.
Plan B houdt in: wereldwijde sectorale reductiedoelstellingen per industriesector, en als dat niet lukt, is plan C: importheffingen op producten uit landen die niet mee willen doen aan het klimaatbeleid.
De resolutie die aan de orde is, is goed en verdient onze volle steun. Mijn hartelijke dank aan Satu Hassi en de schaduwrapporteurs.
David Hammerstein (Verts/ALE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, er is een gemiddeld uitstootniveau per hoofd voor iedereen voorgesteld, maar we moeten beseffen dat wat vanuit sociaal oogpunt eerlijk is, vanuit milieuoogpunt onmogelijk kan blijken.
Milieudoelstellingen moeten ook landen als China en India omvatten en ze moeten billijk zijn. Maar milieuconvergentie tussen het noorden en het zuiden moet snel tot stand worden gebracht en het uitstootniveau moet heel laag zijn als we willen dat dit een doeltreffende maatregel wordt in plaats van een goocheltruc.
Tegelijkertijd zouden we fiscale en commerciële maatregelen moeten overwegen voor het vertragen van de handel in zowel zeer vervuilende producten als producten die zijn vervaardigd met behulp van vuile technologie.
Externe klimaatbescherming van deze aard kan een antwoord van de Europese Unie geven op de groei van de uitstoot in onze producten uit zuidelijke landen en we kunnen de gegenereerde inkomsten verzamelen en dan investeren in schone technologie in het zuiden.
Jens Holm (GUE/NGL). – (SV) We zullen binnenkort beslissen hoe we de opwarming van de aarde kunnen bestrijden na 2012, wanneer het akkoord van Kyoto ten einde loopt.
We hebben een heel goede basis. We hebben reducties oplopend tot tachtig procent in 2050 nodig, hulp voor landen in ontwikkeling om hun uitstoot te verminderen, maatregelen tegen de vleesindustrie, die verantwoordelijk is voor bijna een vijfde van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, flexibeler octrooirecht dat het verspreiden van groene technologie vereenvoudigt, certificering van biobrandstoffen om te voorkomen dat ze in conflict komen met de voedselvoorziening, en de bescherming van de bossen van de wereld. Zoals al is gezegd: dit is allemaal fantastisch.
Wat er nog ontbreekt en wat we in de toekomst moeten doen, is het nemen van maatregelen tegen de voortdurend groeiende verkeersstromen binnen de EU, de EU-subsidies en de neiging van de EU markten prioriteit te geven bij wetgeving en implementatie.
Er zijn elf amendementen; de meeste daarvan zijn mijns inziens goed en versterken de leidende gedachte van de resolutie, namelijk dat het de rijke wereld is die verantwoordelijk is voor de klimaatverandering en die derhalve de leiding moet nemen bij radicale reducties.
Ik ben verontrust door amendement 7, dat ten doel heeft kernenergie te gebruiken om het broeikaseffect te bestrijden. We moeten niet het ene milieuprobleem vervangen door nieuwe problemen.
Anders Wijkman (PPE-DE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, het is bijna vijftien jaar geleden dat het klimaatverdrag werd ondertekend op de conferentie van Rio en toch is het een feit dat de emissies van broeikasgassen tegenwoordig sneller stijgen dan ooit tevoren. Dit toont aan hoe inadequaat de internationale samenwerking tot zover is geweest.
De EU moet doorgaan met het nemen van een leidende verantwoordelijkheid door middel van maatregelen binnen haar eigen grenzen – alles van strengere eisen aan auto’s tot meer steun voor alternatieve energiebronnen. Maar “interne actie” is niet genoeg. De heer Florenz vroeg wat wij de rest van de wereld te bieden hebben. Dat is een goede vraag. Ten eerste: schone, milieuvriendelijke technologie aan alle zich ontwikkelende landen die in een moderniseringsfase zitten, niet in de laatste plaats China en India. Zij hebben het volste recht op hun ontwikkeling, maar ze hoeven onze fouten niet te herhalen. Het geven van steun ten behoeve van technologie en kennis moet een prioriteit zijn op de EU-begroting. Zij hebben er voordeel van, maar wij ook.
Even belangrijk is het dat wij onze historische verantwoordelijkheid aanvaarden en steun verlenen aan aanpassingsmaatregelen voor alle landen met een laag inkomen die zwaar getroffen zullen worden door stormen, overstromingen en lange perioden van droogte. Het geld dat tot dusver opzij is gelegd in verschillende aanpassingsfondsen en het initiatief dat de Commissie onlangs heeft genomen, het “Klimaatverbond”, is niet genoeg. Het is absurd weinig. De behoefte is honderden malen groter.
Ten derde, zoals mevrouw Ek onderstreepte: het is belangrijk aandacht te besteden aan de rol van de bossen, niet in de laatste plaats van het tropisch regenwoud. We moeten de boseigenaars een stimulans geven om hun bossen niet om te hakken, maar te beschermen.
Klimaatbeleid staat of valt niet met Bali, maar succes op Bali zal uiteraard de kansen verbeteren op het bereiken van een definitief akkoord in 2009. Teneinde dit te vergemakkelijken neem ik aan dat de Commissie en de Raad naar het Parlement zullen luisteren, niet in de laatste plaats met betrekking tot de noodzaak veel meer te doen op het gebied van technische samenwerking, aanpassingsmaatregelen en bossen.
Matthias Groote (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, tijdens hun voorjaarstop hebben de staats- en regeringshoofden goede besluiten over het gevecht tegen de klimaatverandering genomen. Hun beslissing inzake broeikasgassen voorziet in een reductie van twintig procent in 2020 ten opzichte van de Europese niveaus van 1990. Ook werd tijdens de voorjaarstop overeengekomen dat de reductiedoelstelling zou worden verhoogd naar dertig procent als andere geïndustrialiseerde landen zich zouden vastleggen op vermindering van hun broeikasgasemissies. Daarom dient de EU zich tot het uiterste in te spannen om andere geïndustrialiseerde landen aan te moedigen zich aan te sluiten bij het post-Kyoto-akkoord.
Ik wil ook graag naar een ander specifiek punt verwijzen, namelijk vervoer, want het is belangrijk dat we ervoor zorgen dat vervoer in het post-Kyoto-akkoord wordt opgenomen. Alleen al in Europa produceert vervoer 21 procent van alle broeikasgassen. Het internationale vliegverkeer in het bijzonder werd niet door het Kyotoprotocol gedekt omdat de ICAO, de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, verzekerde dat er plannen waren voor het opzetten van een wereldwijd systeem. Deze belofte is sinds 1997 niet waargemaakt en ik ben bang dat we er nog steeds op wachten dat het vliegverkeer in het protocol wordt opgenomen. Ik hoop dat met deze stap in Bali een begin kan worden gemaakt.
Herbert Reul (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, er is een ernstig klimaatprobleem. Dat ontkent niemand. De politieke kwestie is echter hoe we de inspanning om het probleem op te lossen aanpakken. Ik moet zeggen dat we grote moeite met het onderhavige verslag hebben gehad wat betreft de manier waarop het probleem wordt benaderd.
Problemen worden niet opgelost door doemscenario’s te beschrijven en over mensenrechtenschendingen te spreken of door een ontmoedigende toon aan te slaan in plaats van oplossingen voor te stellen. Het doel moet zijn realistisch en objectief naar oplossingen te zoeken en verschillende argumenten te wegen. In dit opzicht vind ik het betreurenswaardig dat we niet bereid zijn geweest uiteenlopende inschattingen inzake de oorzaken van klimaattrends en -veranderingen toe te staan. Ik ben helemaal vóór het opnemen van ambitieuze doelstellingen, maar het is ook van wezenlijk belang erop te letten dat ze haalbaar zijn; anders is ons klimaatbeleid zinloos.
Het is ook verkeerd taboes in te stellen en te zeggen dat kolen en de ontwikkeling van schonekolentechnologie of kernenergie als onderwerp niet bespreekbaar zijn en dat hernieuwbare energie het enige antwoord is. Een dergelijke benadering sluit totaal niet aan bij het probleem. Wat we nodig hebben is een alomvattend debat waarin alle aspecten gedetailleerd worden onderzocht en waarin we allemaal openstaan voor een scala aan instrumenten en voor informatie uit een breed spectrum van bronnen.
Ik ben van mening dat we als onderdeel van het debat ook dienen te overwegen welk effect we met welke middelen kunnen bereiken. Hoe maximaliseren we het effect? We moeten ook over de kosten nadenken. Ik ben van mening dat we ons niet alleen moeten concentreren op de manier waarop nationale politieke beslissingen worden genomen, maar ook, zoals een of twee collega’s tegen mij zeiden, hoe de ontwikkeling van technologie kan worden gestimuleerd en ondersteund. Mijns inziens is het zinloos vandaag dit debat te houden en dan een paar uur of een paar dagen later in dezelfde zaal Lissabonstrategieën en dergelijke te bespreken. Die twee debatten moeten worden gecombineerd als we de klimaatverandering willen bestrijden en haar gevolgen verzachten.
Ik ben van mening dat de kritische opmerkingen die wij ook in de beraadslagingen geuit hebben, maar een beperkte kans hadden. Ik hoop dat we de volgende keer, wanneer we het complete verslag van de Commissie klimaatverandering behandelen, de kans zullen krijgen een wat breder spectrum aan argumenten naar voren te brengen.
Karin Scheele (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de talrijke complimenten die zijn uitgesproken aan het adres van de rapporteur voor dit goede en objectief gepresenteerde verslag, dat ook de steun van een ruime meerderheid van de Commissie klimaatverandering heeft gekregen. Het spreekt voor zich dat we resultaten verwachten en een duidelijk mandaat voor Bali. Daaronder moeten ook gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden vallen voor de geïndustrialiseerde landen, de landen met opkomende economieën en de ontwikkelingslanden.
Deze resolutie geeft ook duidelijk aan dat we in 2009 resultaten verwachten. In de wetgevingsinstrumenten die het Europees Parlement aanneemt – er hebben vandaag al sprekers verwezen naar de opname van het vliegverkeer in de emissiehandel en naar de CO2-uitstoot van motorvoertuigen – moeten we zeer duidelijke boodschappen sturen aan de rest van de wereld, aan de andere continenten. Dat is een essentiële voorwaarde als we willen dat alle landen meedoen.
Katerina Batzeli (PSE). – (EL) Commissaris, staat u mij allereerst toe u te complimenteren met uw inspanningen in de belangrijke internationale kwestie van de klimaatverandering.
Mevrouw de Voorzitter, het gevecht tegen de klimaatverandering zou moeten inspireren tot het creëren van een nieuw ontwikkelingsmodel. Dit model zal het bestaande beleid herdefiniëren in de richting van milieubescherming en economische activiteit koppelen aan respect voor natuurlijke hulpbronnen en sociaal welzijn.
De EU dient een leidende rol te spelen en ervoor te zorgen dat de onderhandelingen niet uitlopen op een verbreding van de flexibele mechanismen van het Kyotoprotocol. Het doel op Bali dient een akkoord met een milieubeschermingsperspectief te zijn. Het akkoord zou ook gebruik moeten maken van de kansen op het gebied van technologische vernieuwing, economische ontwikkeling en het creëren van banen.
De overgang naar een koolstofarme wereldeconomie door het koppelen van koolstofmarkten aan emissiehandelssystemen zou bijvoorbeeld een stap in de goede richting zijn.
De conferentie op Bali moet een gelegenheid zijn om een alomvattend voorstel te formuleren voor de periode na 2012, met bindende langetermijndoelen.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, dit is een debat van evident belang dat we hier in het Europees Parlement geregeld hebben gevoerd. Het onderwerp van de klimaatverandering en de voorbereidingen van de EU op de conferentie op Bali zijn een terugkerend thema geweest tijdens de maandelijkse vergaderingen die ik heb bezocht. Dat laat duidelijk het belang zien dat het Parlement er terecht in stelt, en vanochtend nog stond de klimaatverandering ook weer op de agenda in verband met ons debat over de globalisering.
In mijn openingstoespraak heb ik zes fundamentele doelstellingen genoemd die de Europese Unie meeneemt naar de conferentie op Bali. Dit zijn heldere en vastomlijnde doelstellingen waarvan ik aanneem dat ze goed worden begrepen en van harte gesteund en uiteraard zullen we ernaar streven ze allemaal te bereiken. Ik heb echter ook heel duidelijk gesteld dat dit een moeilijk, complex en politiek delicaat proces is, maar we zullen natuurlijk ons uiterste best doen om tot een conclusie te komen.
Sommige afgevaardigden hebben gesuggereerd dat de EU in dit proces misschien niet de leider is geweest die ze vaak heeft beweerd te zijn. Ik deel die mening niet, want als er één blok, organisatie of entiteit is die in de praktijk heeft laten blijken ambitieuze doelen te hebben, verder te willen gaan en echte bezorgdheid te laten zien over een probleem dat onze burgers raakt, dan is het de Europese Unie wel. We hebben onze eigen doelen voor uitstootvermindering vastgesteld die nergens ter wereld zijn geëvenaard of dat kunnen worden, en we hebben significante inspanningen geleverd om energie te besparen, in hernieuwbare energie te investeren enzovoort. Daarom moeten we trots zijn op onze inspanningen en op ons werk en ze niet laten verslappen.
Tot slot zou ik ook willen zeggen dat ik kennis heb genomen van de aanbevelingen en suggesties die in de resolutie van mevrouw Hassi worden gedaan. Naar sommige van die suggesties werd hier verwezen door mevrouw Ferreira en de Raad zal de aanbevelingen zeker in gedachten houden.
Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de sprekers in het debat van vandaag bedanken voor hun positieve bijdragen.
Er is een consensus aan het ontstaan over de benodigde mondiale inspanningen om de strijd tegen klimaatverandering te winnen en over het feit dat Bali het proces en de inhoud van klimaatoverkomst voor de periode na 2012 moet bepalen.
De Europese Unie zal haar bilaterale contacten met belangrijke partners intensiveren om steun voor deze beleidslijn te krijgen. Maar we moeten ook verder dan Bali kijken. Laten we niet vergeten dat Bali slechts het begin is van een onderhandelingsproces. Het is natuurlijk belangrijk dat we ervoor zorgen op het juiste spoor in Bali te zitten. Maar we dienen onze inspanningen te vergroten om een gemeenschappelijke visie en gezamenlijke oplossingen met al onze partners gedurende de komende maanden en jaren te ontwikkelen.
De top EU-China en de top EU-India, evenals de top EU-Azië die allemaal in november van dit jaar zullen plaatsvinden, zijn de volgende stappen om zelfs meer convergentie en politiek momentum te genereren voor de internationale klimaatovereenkomst voor de periode na 2012.
Voor wat de Verenigde Staten en Canada betreft, is het van belang om door te gaan, maar ook om verder te gaan dan alleen de contacten met de federale regering. Het ICAP (International Carbon Action Partnership) met de Amerikaanse staten en de Canadese provincies die ik namens de Europese Unie op 29 oktober in Lissabon tekende, brengt partners samen die actief de invoering van koolstofmarkten door middel van de verplichte “cap- en trade”-systemen nastreven.
Ik kijk uit naar het vervolg van deze besprekingen met de leden van het Europees Parlement in de aanloop naar Bali tegemoet en dank u zeer voor uw steun.
Ik moet benadrukken dat zonder de voortdurende steun van het Europees Parlement we eerder dit jaar geen energie- en klimaatveranderingspakket zouden hebben gehad en zonder uw steun hebben we geen enkele hoop op het behalen van een beter resultaat in Bali. Komt u alstublieft naar Bali met grote ambities en spant u zich naar vermogen in om ons te helpen.
De Voorzitter . – Ik sluit nu het debat en ik heb een ontwerpresolutie(1) ontvangen overeenkomstig artikel 108, lid 5, namens de Tijdelijke Commissie klimaatverandering.
10. Versterking van het Europees nabuurschapsbeleid - Situatie in Georgië (debat)
De Voorzitter . – Aan de orde is het gecombineerde debat over:
– het verslag van Raimon Obiols i Germà en Charles Tannock, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid (2007/2088(INI)); en
– de verklaringen van Raad en Commissie over de situatie in Georgië.
Raimon Obiols i Germà (PSE), rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik heb de rol van co-rapporteur van dit verslag geërfd van onze collega de heer Beglitis, die nu lid van het Griekse parlement is. Dat deed ik met enige vrees, maar ik kan nu zeggen dat ik heel tevreden ben met het bereikte resultaat. Ten eerste dankzij de goede werkrelatie met mijn co-rapporteur de heer Tannock, ten tweede omdat ik de gelegenheid heb gehad te werken met een groep bijzonder competente assistenten en ambtenaren en tot slot omdat er bij het opstellen van het verslag een hoog niveau van consensus is bereikt.
Het was ook mogelijk de meeste amendementen te aanvaarden, die eveneens in een geest van overeenstemming werden ingediend, en ik vind de uitkomst bevredigend.
Het verslag steunt het stuk van de Commissie van december 2006 over de evaluatie en toekomstige ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid en met betrekking tot de bereikte consensus kunnen we op dit moment zeggen dat Parlement en Commissie dezelfde visie hebben, de gedachte dat het Europese continent en het Middellandse Zeegebied van elkaar afhankelijke realiteiten zijn die niet afzonderlijk kunnen worden beschouwd en dat het nabuurschapsbeleid nieuwe kanalen voor relaties en samenwerking opent met samenlevingen die voor dezelfde uitdagingen en problemen staan en bovendien belangrijke kansen op gezamenlijke vooruitgang biedt.
Het verslag noemt een aantal aspecten die het Europees nabuurschapsbeleid zo sterk en ambitieus mogelijk kunnen maken. Ik zal er in het kort vijf langslopen.
Ten eerste het principe van een breed beleidsschema in een kader van differentiatie, een principe van differentiatie, zodat het Europees nabuurschapsbeleid niet wordt gezien als een gestandaardiseerde, mechanische routine, maar als het middel waarmee de Europese Unie de relaties met haar nabuurlanden kan organiseren terwijl ze flexibel genoeg blijft om met succes op verschillende situatie te kunnen reageren.
Ten tweede de idee van een evenwicht tussen de landen in het oosten en die in het zuiden. We moeten niet de ene kant meer prioriteit geven dan de andere, maar te allen tijde een geheel evenwichtige benadering hanteren.
Ten derde de idee van het versterken, het gebruiken van het nabuurschapsbeleid, de structuur van het Euro-mediterrane beleid, het aspect waaraan ik het meest gewerkt heb in dit verslag. Dat betekent niet dat er soorten beleid gestapeld worden en een te ingewikkeld kader wordt opgebouwd, maar dat er synergieën worden gecreëerd, zodat het Europees nabuurschapsbeleid de versterking kan betekenen van de algemene structuur van het partnerschapsbeleid of de Euro-mediterrane associatie.
Ten vierde de idee van een verschuiving van samenwerking naar integratie op alle terreinen waar dat mogelijk is. Dat zou betekenen dat de komende jaren die sectoren die er klaar voor zijn beleidsterreinen zouden delen om toenadering en synergieën in belangrijke sectoren als energie, vervoersnetwerken, interculturele dialoog, milieu of onderwijs te helpen ontwikkelen.
En tot slot, betrokkenheid, niet alleen van regeringsbeleid of parlementaire instituten maar ook, voor zover mogelijk, van vele andere actieve sectoren in betrokken civiele samenlevingen – hoe meer, hoe beter.
Met dat doel dient het Europees nabuurschapsbeleid ook het basisvraagstuk van communicatie en zichtbaarheid aan te pakken. Ik zou zeggen: de geschiedenis van het algemene beleid van Europa in verband met zijn buurlanden.
Ter afsluiting zou ik willen opmerken dat het op dit moment voor zijn eerste uitdaging van zichtbaarheid, van geschiedenis, staat met het voorstel voor een Mediterrane Unie dat de heer Sarkozy gisteren deed. Gisteren hebben we naar de Franse president geluisterd en ik vind dat hij een paar zeer positieve nuances aanbracht door op te merken dat zijn voorstel voor een Mediterrane Unie niemand uitsluit, ten eerste; ten tweede dat het moet worden toegevoegd aan het acquis van het Euro-mediterrane beleid; en ten derde dat het moet proberen verder dan dat te gaan.
Ik was het volledig eens met zijn idee het algemene politieke en institutionele kader van het Europees nabuurschapsbeleid te proberen te vereenvoudigen, in het bijzonder met betrekking tot het Middellandse Zeegebied.
Charles Tannock (PPE-DE), rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook graag als mederapporteurs van dit belangrijke verslag de heer Beglitis bedanken die nu Grieks parlementslid is in zijn nationale parlement, en zijn opvolger de heer Obiols i Germà voor de geweldige samenwerking over de partijgrenzen heen en de uiteindelijke consensus.
Het is vanzelfsprekend dat iedereen goede buren nodig heeft. In een onzekere en steeds veranderende wereld moet de EU met landen in haar periferie goede en waardevolle relaties ontwikkelen die zijn gebaseerd op veiligheid, stabiliteit en wederzijds voordeel voor allen.
Tot dusver bewijst het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) in dit proces een nuttig instrument te zijn, door een ring van vrienden te scheppen met het doel om te komen tot meer handel, reizen en politieke samenwerking, vooral in de strijd tegen terrorisme en mensensmokkel. Maar van zeer groot belang zijn natuurlijk als onze grootste prioriteit de gedeelde normen en waarden en in het bijzonder de versterking van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten.
Het ENB-beleid was misschien wat haastig ontwikkeld, moet ik tegen de Commissie zeggen. Sommigen zouden erop wijzen dat een allesomvattende regeling voor alle zuidelijke Europees-mediterrane en Oost-Europese landen en aan de zuidelijke Kaukasus grenzende buurlanden geen duurzame beleidsdenkbeeld voor het buitenlands beleid van de Europese Unie kan worden. Ons verslag accepteert niettemin volledig dat in de voorzienbare toekomst dit eenheidsbeleid een blijvend gegeven is en dat het Parlement zich hiermee bezighouden zoals het er nu uitziet.
Duidelijk is het natuurlijk dat Moldavië niet hetzelfde is Marokko. Landen in de zuidelijke dimensie zijn niet Europees en hebben daarom geen reëel vooruitzicht op het lidmaatschap van de EU. In het oosten, waar mijn deel van het verslag over gaat, zijn er naar mijn mening ten minste twee landen, de Oekraïne en Moldavië, die krachtens artikel 49 van het Verdrag van Maastricht mogen toetreden, aangezien zij onmiskenbaar Europees van aard zijn.
In zaken als visaverstrekking, overname en, de periode na Oekraïnes toelating tot de WTO – waarvan we hopen dat dit volgend jaar gebeurt – een omvangrijke EU vrijhandelsovereenkomst, wordt goede voortgang geboekt met een land als Oekraïne, en ik hoop dat dit proces ook kan worden uitgebreid tot Moldavië en te zijner tijd tot de andere zuidelijke Kaukasische landen.
Naar mijn mening moet het uiteindelijke doel van het ENB naar het oosten een visavrij verkeer zijn.
Het ENB draagt in het algemeen bij aan het consolideren van de wensen van deze landen en ze stevig te verankeren binnen de EU-instellingen. In het geval van Moldavië kan het ENB wellicht bewijzen een significante impuls te zijn voor de oplossing van de bevroren conflicten in Transnistrië. Deze Oost-Europese ENB-landen moeten via de Raad en Commissie van de EU ervan op aan kunnen dat het lidmaatschap uiteindelijk voor hen beschikbaar is en dat het ENB niet slechts een vertragingstactiek is om de ambities van het lidmaatschap van deze landen te frustreren.
Het verslag erkent ook het lijden van de bevolking van Wit-Rusland en de onverschrokkenheid van de democratische krachten in het land. We moeten klaar zijn als en wanneer het Lukashenko-regime uiteenvalt om Wit-Rusland opnieuw in het ENB welkom te heten en het land een Europees perspectief te geven.
Het verslag doet een voorstel voor de ontwikkeling van een gezamenlijke parlementaire vergadering van het Europees Parlement en de Oostelijke ENB-landen, voorlopig onder de naam “EURO-NEST”. Dit borduurt voort op het succes van soortgelijke structuren, zoals de Euromediterrane Parlementaire Vergadering, die al functioneert en voornamelijk de zuidelijke dimensie van de parlementaire samenwerking is van het ENB evenals het Barcelonaproces en de bekendere ACS-vergadering. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat EURO-NEST de democratische instellingen in de oostelijke ENB-landen zou kunnen versterken. Het zou het einde van het isolement van Wit-Rusland kunnen bespoedigen en bijvoorbeeld Azerbeidjaanse en Armeense parlementariërs in staat stellen het potentieel explosieve conflict Nagorno Karabach te bespreken, waar opnieuw een oorlog kan uitbreken gelet op het aantal petrodollars dat in de schatkist van de Azerbeidjaanse regering vloeit en de retoriek aan beide zijden van de grens.
De EU is zeer afhankelijk geworden van de Russische energiebronnen, dus zijn we het allemaal erover eens dat we alternatieve bronnen moeten ontwikkelen. Daarom kwam ons verslag toen het werd besproken in de commissie voor buitenlandse zaken, met het voorstel om Kazachstan te zijner tijd als mogelijkheid voor het ENB te bezien. Maar ik vrees te moeten opmerken dat die helaas niet langer door de meerderheid van de Fracties wordt gesteund, dus dit onderwerp zal morgen wel bij stemming uit het verslag worden gehaald. We zouden via dit proces toegang hebben kunnen krijgen tot de omvangrijke natuurlijke hulpbronnen van Kazachstan, terwijl de EU bij de hervormingen in dit uitgestrekte – geografisch gezien – seculiere land van strategisch belang zou hebben kunnen helpen. Als het op een dag dichter naar Rusland en China wordt getrokken – ik weet zeker dat dit de bedoeling is van beide machten – zullen we spijt hebben dat we zo’n ondoordachte beslissing hebben genomen door Kazachstan op afstand te houden.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, u wil ik in het bijzonder lof toezwaaien omdat u zo veel van uw tijd, werk, inzet en enthousiasme hebt gewijd aan het ontwikkelen en implementeren van het Europees nabuurschapsbeleid. Ik erken al die inzet, inspanning en moeite en moet u ermee complimenteren.
Dames en heren, het Europees nabuurschapsbeleid – dat ik verder kortweg als “ENB” zal aanduiden – is een essentieel beleid voor de EU.
Het ENB is een fundamenteel element van de architectuur van de betrekkingen van de Unie met de kring van landen die haar omringen. Stabiliteit, veiligheid en ontwikkeling zijn met elkaar verbonden processen. De betrekkingen tussen de Unie en haar buren moeten versterkt worden, zowel naar het oosten als naar het zuiden, zodat het ENB voorziet in een wereldwijd, enkelvoudig, alomvattend, evenwichtig en samenhangend beleidsnetwerk. Ondanks de specifieke aard en individualiteit van elk land en elke samenleving bestaan er gemeenschappelijke belangen en uitdagingen die we samen moeten aangaan.
Het feit dat we het ENB aan het versterken zijn, bewijst allereerst de pluspunten van dit beleid. We zijn alleen geïnteresseerd in het versterken en verdiepen van beleid dat succesvol is gebleken. We erkennen echter allemaal dat we moeten doorgaan met het verstevigen en versterken van het ENB. Sinds de Commissie eind vorig jaar haar voorstellen presenteerde, hebben de lidstaten een brede consensus bereikt over de noodzaak het ENB te versterken en de maatregelen die nodig zijn om dat te doen. In deze context zou ik namens de Raad de twee rapporteurs, de heer Tannock en de heer Obiols i Germà, willen danken voor hun uitstekende en uitputtende verslag.
De opvattingen van het Parlement zijn bijzonder belangrijk en waardevol, vooral voor het implementeren van het versterkte Europese nabuurschapsbeleid, en er zal rekening mee worden gehouden bij onze vorderingen. Zoals u weet, heeft het Duitse voorzitterschap een interimverslag gepresenteerd over het versterken van het ENB, dat in juni jongstleden werd gesteund door de Raad en de Europese Raad. De Raad van juni nam ook conclusies aan die de hoofdbeginselen van het ENB herhaalden. Ten eerste consolideert het ENB een strategie gebaseerd op partnerschap en samenwerking. Het is onze doelstelling onze nabuurlanden te helpen met moderniseren en hervormen. Met het oog op dit doel en op de effectiviteit van het versterkte ENB moet het door alle landen die lid zijn, worden gevolgd als onderdeel van een geprivilegieerd partnerschap met het oog op het uitvoeren van de noodzakelijke hervormingen. Het vanuit Brussel opleggen van een kalender met hervormingen is zeker niet de beste manier om resultaten te bereiken en daarom hebben we geluisterd naar wat de partnerlanden van het versterkte ENB willen.
Ten tweede is het een wereldwijd, enkelvoudig, alomvattend, evenwichtig en samenhangend beleidsnetwerk. De lidstaten gaan ermee akkoord dat het aanbod van intensievere betrekkingen voor alle partnerlanden geldt, terwijl er een algeheel evenwicht tussen het oosten en het zuiden wordt gehandhaafd.
Ten derde blijven de differentiatieaspecten, uitgestippeld naar aanleiding van de prestaties en hulp per maatregel, van wezenlijk belang in de betrekkingen van de EU met haar buurlanden. Het beleidskader van het ENB moet uiteraard voldoende flexibel blijven om rekening te houden met de behoeften van elke partner en met de mate waarin zij doeltreffend en zichtbaar vorderingen maken en willen maken op het hervormingspad. De steun van de EU dient daarom nog meer toegesneden te worden op de behoeften van de partners en hun prioriteiten zoals uiteengezet in de ENB-actieplannen.
Ten slotte blijft het Europees nabuurschapsbeleid los staan van het uitbreidingsproces en loopt het niet vooruit op mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de betrekkingen van partnerlanden met de EU. Deelname aan het ENB op zichzelf maakt het mogelijk nationale omvormingsprocessen te versterken in het belang van de burgers van onze partners, onafhankelijk van een perspectief van toetreding tot de EU. We moeten derhalve voorzichtig zijn en niet twee verschillende dingen samenvoegen.
Artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie stipuleert dat elke Europese staat die de beginselen van de rechtsstaat, vrijheid, democratie, respect voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden eerbiedigt, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Ieder verzoek om toetreding zal worden onderzocht overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.
Ik wil het nu hebben over het versterken van het ENB. Zoals u weet, is een van de centrale aspecten van het versterkte ENB het zo goed mogelijk benutten van de financiële gewicht van de Unie. De toename van de financiering voor partners onder het nieuwe Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument is reeds een teken van de intensievere inzet van de Unie. Om hervormingen nog meer aan te moedigen is er een bestuursfaciliteit gecreëerd, gebaseerd op objectieve en transparante toewijzingscriteria. Deze herfst zal voor het eerst via deze faciliteit financiering worden toegewezen. Ook aan het opzetten van de ENB-investeringsfaciliteit vordert het werk. Deze faciliteit is bestemd om het effect van de begrotingsbijdragen van de Unie te vergroten en grote donatiebronnen aan te helpen boren. Dit nieuwe mechanisme zal geheel compatibel zijn met bestaande financiële instrumenten, in het bijzonder de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit.
Om meer aanmoediging en steun te geven aan de hervorming van regelgeving en bestuur en aan het opbouwen van instellingen is het ons doel agentschappen en programma’s van de Gemeenschap voor ENB-landen open te stellen door middel van een geleidelijke aanpak. Er is op dit gebied al wat voortgang geboekt. De Commissie is met de eerste groep ENB-partners aan het onderhandelen over de noodzakelijke protocollen inzake de algemene principes voor deelname aan deze nieuwe Gemeenschapsprogramma’s. Israël, Marokko en Oekraïne zullen waarschijnlijk de eerste landen zijn die van deze maatregel profiteren.
Ik zou willen afsluiten met enige opmerkingen over wat wij als de centrale elementen van het versterkte ENB beschouwen. Eerst en vooral is een van zijn essentiële bestanddelen toegenomen economische integratie, die in het bijzonder moet worden bereikt door de geleidelijke aanname van alomvattende vrijhandelsakkoorden. Het openen van de onderhandelingen over dergelijke akkoorden moet echter worden voorafgegaan door toetreding van de partnerlanden tot de WTO.
Het is ook van wezenlijk belang de mobiliteit voor bepaalde categorieën mensen tussen de partnerlanden en de EU te faciliteren. Als een duidelijk en tastbaar signaal van de openheid van de Unie jegens haar buurlanden en in overeenstemming met haar gemeenschappelijke aanpak van visumfacilitering hebben wij visumfaciliterings- en overnameakkoorden gesloten met Oekraïne en Moldavië. We zullen het ook hebben over visumfacilitering voor bepaalde groepen mensen uit Oost-Europa, zodat ze kunnen deelnemen aan bijeenkomsten in verband met het ENB, voortbouwend op vergelijkbare maatregelen die sinds 2003 zijn toegepast op groepen burgers van de Euro-Medlanden.
Tot slot zou ik het willen hebben over de verplichting die we onlangs op ons hebben genomen in verband met de Zwarte Zee en landen in die regio. Het synergie-initiatief voor de Zwarte Zee stelt zich ten doel de samenwerking tussen de landen in de regio te versterken en de betrekkingen die de EU met de regio heeft op alle niveaus te verdiepen. In algemene bewoordingen is het Europees nabuurschapsbeleid in het belang van zowel de Unie als de partnerlanden. Het is nu tijd om er een aantrekkelijker, doeltreffender en geloofwaardiger beleid van te maken dat veiligheid en welvaart voor iedereen garandeert.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik beschouw het Europees nabuurschapsbeleid, over de intensivering waarvan wij vandaag discussiëren, als een centraal strategisch beleid en ik zou mijn oprechte dank aan de twee rapporteurs willen uitspreken voor hun verslag, een waarlijk belangrijk stuk dat ons ook verder zal helpen op de volgende etappe van het ENB.
We willen dit nabuurschapsbeleid natuurlijk gebruiken om onze stabiliteit te verbreiden en hervormingen aan te moedigen. Met het oog op de internationale uitdagingen waar Europa voor staat, is het welslagen van dit beleid niet alleen van vitaal belang voor onze welvaart, maar ook voor de welvaart, de stabiliteit en de veiligheid van zowel onszelf als onze buurlanden. Dat is de grondgedachte.
Ik dank u ook voor de centrale elementen die in het verslag worden ontwikkeld. Het is een gedifferentieerd beleid, een beleid dat een samenhangend politiek kader moet hebben. Het is een beleid dat ook is ontworpen om synergie binnen een regionale structuur te genereren – Zwarte Zeesynergie in het ene gebied en het Euro-mediterrane partnerschap in het andere. Het is een beleid, gebaseerd op erkenning van de noodzaak bepaalde sectoren te ondersteunen. Het implementeren en verder intensiveren van het nabuurschapsbeleid is derhalve een absolute prioriteit. Ik ben dan ook dankbaar voor de steun van het Parlement, die van wezenlijk belang is.
De resultaten van de grote conferentie over het Europees nabuurschapsbeleid van 3 september laten ook zien dat onze partners en onze lidstaten het nu volledig eens zijn met deze prioritering. De conferentie was een werkelijk succes, omdat ze al onze ENB-partners en alle lidstaten voor het eerst samenbracht, samen met vertegenwoordigers van verschillende autoriteiten en van de civiele samenleving. Er kwam een duidelijke consensus tevoorschijn over de voornaamste prioriteiten van het nabuurschapsbeleid, van economische integratie tot grotere mobiliteit en van energiebeleid tot politieke samenwerking.
Het Parlement kan in het bijzonder een prominente en belangrijke rol spelen op het gebied van de politieke samenwerking en natuurlijk bent u ook een katalysator voor de ontwikkeling van democratie, voor mensenrechten en voor hervormingen die leiden tot het vestigen van een rechtsstaat – zaken waaraan wij hier uiteraard het allergrootste belang hechten en die als kompas van het nabuurschapsbeleid fungeren. Het nabuurschapsbeleid levert ook al duidelijke resultaten op. We hoeven alleen maar te bedenken hoezeer we onze samenwerking met Oekraïne in het ENB-kader hebben geïntensiveerd sinds de Oranjerevolutie. Het feit dat Oekraïne nu voor de tweede keer vrije en eerlijke verkiezingen heeft gehouden, vormt zonder twijfel een succes. Ik hoop dat de politieke leiders in Kiev nu de vaart van de afgelopen weken weten te behouden.
We zullen ook met u blijven werken aan de implementatie van grote hervormingen, met de hulp van het substantiële ENB-actieplan. Er zijn onderhandelingen gaande over een verbeterde overeenkomst die, zoals u beseft, bedoeld is om Oekraïne zo dicht mogelijk bij de Europese Unie te brengen.
We zullen natuurlijk de toetreding van Oekraïne tot de WTO blijven steunen, zodat we een alomvattend vrijhandelsgebied kunnen instellen, en we hebben – zoals u weet – al een visumfaciliteringsakkoord met Oekraïne gesloten en hopen dat we dat binnenkort ook met de Republiek Moldavië kunnen doen, waarbij elk van deze akkoorden vergezeld gaat van een akkoord over overname.
Ook Marokko is een enthousiaste begunstigde van dit nabuurschapsbeleid en gebruikt het heel handig als motor voor de modernisering, wat precies is wat we wilden bereiken. We hebben heel duidelijk onze waardering laten blijken voor Marokko’s vooruitgang op basis van zijn gedetailleerde interne hervormingsprogramma en de nieuwe luchtvaartovereenkomst en Marokko’s nauwe samenwerking met de EU op energiegebied zijn goede voorbeelden van vruchtbare samenwerking.
Vorige week nog was ik in Rabat voor besprekingen, waarbij ik ook verdere voortgang heb geïnitieerd inzake het proces van gezamenlijke reflectie waaraan we in juli begonnen met het oog op het tegemoetkomen aan Marokko’s verzoek om een gevorderde status in het ENB-kader. Ik heb er vertrouwen in dat we in de tweede helft van volgend jaar passende voorstellen kunnen presenteren over een nieuwe en gevorderde vorm van associatie.
Het nabuurschapsbeleid werkt dus. Maar we moeten natuurlijk nog verder gaan in onze inspanningen om het nog beter, nog doeltreffender en nog omvattender te maken. Afgelopen december heeft de Commissie aanbevelingen gepubliceerd over manieren om het ENB te versterken, die onze fungerend voorzitter van de Raad al heeft gepresenteerd. Ik ben van mening dat we een paar heel belangrijke stappen hebben gezet. Onze oostelijke partners ontbrak het bijvoorbeeld aan een regionale dimensie, maar nu hebben we het Zwarte Zeesynergieprogramma gelanceerd als een op maat gesneden proces voor het oosten. Het geeft het oosten wat het zuiden al lang bezit in de vorm van het Euro-mediterrane partnerschap en de eerste vergadering in het kader van de Zwarte Zeesynergie zal in 2008 plaatsvinden.
We hebben ook voortgang geboekt in de richting van het openstellen van programma’s en agentschappen van de Gemeenschap voor onze nabuurlanden. Dit jaar zullen we ook de eerste toekenningen doen uit de nieuwe bestuursfaciliteit, waarmee we demonstreren dat we meer kunnen en willen bieden aan die partners die blijk geven van echte hervormingsijver.
Bovendien zullen we vóór het einde van het jaar de Nabuurschapsinvesteringsfaciliteit hebben opgericht. Het doel daarvan is fondsen voor het nabuurschapsbeleid te helpen mobiliseren bovenop ons normale budget, in de eerste plaats om het mogelijk te maken grootschalige projecten te financieren op terreinen als energie en vervoer.
Ik geloof wel degelijk dat we op een paar successen kunnen bogen, maar we hebben nu uw blijvende steun en die van de lidstaten nodig om ons in staat te stellen verdere verbeteringen aan te brengen en verdere stappen te zetten. Ik denk dan voornamelijk aan nauwere economische integratie en aan intensievere vrije handel met onze partners. Hun integratie in de interne markt van de EU is uiteraard een zeer krachtige hefboom voor hervormingen. Om deze reden moeten we ook geleidelijk onze markt openstellen, zelfs voor wat we noemen gevoelige landbouwgoederen en diensten, waarin onze partners bepaalde concurrentievoordelen hebben. Dat betekent dat we onszelf ook moeten afvragen of we daartoe bereid zijn.
Het tweede waaraan ik denk, zijn verdere visumfaciliteringsmaatregelen, die dringend nodig zijn om de contacten tussen mensen in verschillende landen te vergemakkelijken. Zulke maatregelen kunnen vaak worden genomen binnen de bestaande regels, vooropgesteld dat er genoeg politieke wil is om de beschikbare reikwijdte te benutten, en we moeten de politieke dimensie van het nabuurschapsbeleid blijven ontwikkelen. Dit heeft betrekking op de bevroren conflicten die we in de partnerlanden aan onze oostelijke grenzen zien, conflicten die de voortgang van onze nabuurlanden in de richting van hervormingen ernstig hinderen en in sommige gevallen onze eigen veiligheid bedreigen.
Om deze reden moet het nabuurschapsbeleid bijdragen aan het scheppen van het goede klimaat voor het oplossen van conflicten zoals dat in de zuidelijke Kaukasus.
In het Middellandse Zeegebied zal ik natuurlijk blijven aandringen op voortgang in het Midden-Oosten, met name in het kader van het kwartet, en ik hoop ten zeerste dat de ontmoeting in Annapolis en de daarop volgende donorenconferentie in Parijs werkelijkheid zullen worden, zodat er verdere werkelijke vooruitgang kan worden geboekt in het Midden-Oosten.
We zijn ook bereid de partijen in het conflict in de westelijke Sahara te helpen bij hun zoektocht naar een langetermijnoplossing. De komende tijd zal ons nabuurschapsbeleid zich sterk op praktisch implementatie richten. We moeten de rijen sluiten om de hervormingsdynamiek die zich bij onze partners heeft ontwikkeld te handhaven en te intensiveren.
Volgende maand zal de Commissie nog een verklaring over het nabuurschapsbeleid aannemen, waarin we de stappen zullen schetsen die de EU moet zetten om in 2008 meer tastbare resultaten te behalen; met andere woorden, onze eigen bijdrage. In april zullen we dan de voortgangsrapporten per land presenteren, waarin we zullen analyseren op welke punten onze buurlanden de implementatie van de actieplannen verder kunnen verbeteren.
Begin december zullen er een paar fundamentele vragen moeten worden gesteld, bijvoorbeeld of de Commissie zich ten volle bewust is van de uiteenlopende vermogens en doelen van de individuele buurlanden. Zoals ik al zei, kunnen we echter veel vooruitgang boeken op basis van deze gedifferentieerde aanpak.
Het lijkt mij dat er ook belang moet worden gehecht aan het concept van eigendom en het lokale potentieel om het eigendomsbeginsel in de praktijk te brengen, evenals aan nog grotere betrokkenheid van de civiele samenleving, een terrein waarop we nog steeds veel meer zouden kunnen doen.
Laat ik niet vergeten een paar woorden toe te voegen over de gebeurtenissen in Georgië, die we samen hebben besproken. Ik wil slechts toevoegen dat we zeer verontrust zijn door de recentste ontwikkelingen in Georgië. We betreuren het excessieve gebruik van geweld door de Georgische staatsveiligheidsdienst bij het uit elkaar jagen van demonstraties en het sluiten van onafhankelijke televisiezenders.
Ik ben van mening dat we een onafhankelijk onderzoek naar deze incidenten nodig hebben. We blijven ook bezorgd over de voortdurende noodtoestand en de beperkingen van de vrijheid van de media, want het beknotten van grondwettelijke rechten en het sluiten van media-operatoren zijn draconische maatregelen die niet overeenstemmen met die democratische waarden die ten grondslag liggen aan onze bilaterale betrekkingen met Georgië en die Georgië beloofd heeft te handhaven. Wij verwachten derhalve dat deze maatregelen onmiddellijk worden opgeheven.
Aan de andere kant ben ik verheugd over de beslissing van president Saakasjvili op de datum voor de parlementsverkiezingen presidentsverkiezingen en een referendum te houden, waarmee hij tegemoetkomt aan de voornaamste eisen van de oppositie. Ik hoop dat dit de spanning zal helpen verlichten en ik doe een beroep op alle betrokkenen om de politieke meningsverschillen binnen de grenzen van het normale democratische proces te houden en van de straat terug te keren naar de onderhandelingstafel. We hebben de goede omstandigheden nodig voor een eerlijk en transparant verkiezingsproces.
Dat wilde ik nog even toevoegen. Neemt u mij niet kwalijk dat ik langer heb gesproken dan gebruikelijk, maar omdat ik bijzondere verantwoordelijkheid draag op basis van het adagium dat politiek over mensen gaat, zult u begrijpen dat deze dingen mij bijzonder na aan het hart liggen.
Tunne Kelam (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie regionale ontwikkeling is van mening dat een versterkt Europees nabuurschapsbeleid een belangrijk instrument is om onze buren meer vertrouwd te maken met onze Europese normen en waarden. Een efficiënt en open ENB kan een veelvoud aan stimulansen verschaffen voor het aanjagen van economische, juridische en sociale hervormingen in landen die grenzen aan de EU. Het is zeker waar dat het ENB niet gezien wordt als een rechtstreekse weg tot het EU-lidmaatschap. Het principe van de voorwaardelijkheid bij de aanpak van de EU moet echter een werkzaam mechanisme verschaffen ter stimulering van noodzakelijke economische en democratische veranderingen in onze partnerlanden overeenkomstig hun eigen bereidheid daartoe en de voortgang.
Het ENB kan alleen functioneren als tweerichtingsverkeer functioneren. Ik denk dat het ENB op politiek niveau ons een prachtige gelegenheid verschaft om een geregelde politieke dialoog te verdiepen met de landen die bereid zijn hun buitenlandse politieke standpunten met die van de EU op een lijn te brengen zoals de Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië en andere.
De Commissie regionale ontwikkeling benadrukt het cruciale belang van grensoverschrijdende en interregionale samenwerkingsprogramma’s bij de uitvoering van het ENB. Deze programma’s moeten zowel economische en ecologische aspecten als sociale en culturele aspecten bevatten.
Ik onderstreep nog een ander beginsel: het ENB moet niet beperkt zijn tot samenwerking tussen regeringen en instellingen. Maatschappelijke organisaties moeten erbij betrokken zijn en vooral uitwisselingen tussen burgers, NGO’s en plaatselijke autoriteiten moeten worden gestimuleerd. Daarom is het van belang de verschaffing van visa doelmatig te regelen voor lokaal grensverkeer en voor specifieke bevolkingsgroepen. We doen ook een oproep aam de Commissie om richtsnoeren te ontwikkelen voor lokale en regionale autoriteiten die een specifieke rol vervullen bij het uitvoeren van de actieplannen om het ENB verder te ontwikkelen.
Tot slot moet naar het oordeel van de Commissie regionale ontwikkeling het ENB ook samenwerking omvatten in het voorkomen van en het gezamenlijk optreden bij natuurrampen. We moedigen de lidstaten aan dit aspect op te nemen in de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s.
Adina-Ioana Vălean (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in deze tijden van globalisering en onzekerheid over de toekomst hebben onze buren behoefte aan duidelijke signalen van de Europese Unie. Ze moeten horen dat we hen als partners beschouwen. Ze moeten weten dat we hen steunen in hun overgang naar democratie en betere levensomstandigheden. Daarom ben ik blij met het voorstel van de Commissie over de versterking van het ENB door onze partners nieuwe stimulansen voor hervormingen aan te bieden.
Als rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken wil ik aandringen op het belang van het ENB als middel voor versterking van een gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid dat verder reikt dan onze grenzen. We kunnen het ons niet permitteren dat we onze buren bij de vraagstukken over veiligheid, georganiseerde misdaad en illegale immigratie er alleen voor laten staan. In de wereld van vandaag krijgt elk van deze verschijnselen een mondiaal effect en deze uitdagingen zijn onze uitdagingen. Het ENB is uiteindelijk een win-winbeleid. Het bouwen aan een gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is een wederzijds belang voor de EU en voor onze buren, een belang voor al onze mensen.
De Voorzitter. − Mij wordt verteld dat aan het voorzitterschap van de Raad niet was meegedeeld dat het debat een gecombineerd debat was over het Europees nabuurschapsbeleid en de situatie in Georgië.
Daarom zullen we de heer Lobo Antunes de gelegenheid geven nu, met de wisseling van spreker, over het tweede onderwerp te spreken.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik begreep echt niet waarom dit debat zowel over het nabuurschapsbeleid als over Georgië zou gaan. We hebben niet veel tijd, dus ik wil heel kort zeggen dat het voorzitterschap, zoals u weet, op 18 november jongstleden een verklaring heeft doen uitgaan waarin het zijn diepe bezorgdheid uitspreekt over de recente gebeurtenissen en Georgië en opriep tot een dialoog tussen de partijen en een zoektocht naar oplossingen voor de huidige crisis die geen inbreuk maakte op democratische principes en fundamentele rechten, namelijk de vrijheid van meningsuiting. Wij zouden ook willen benadrukken dat het essentieel is dat de regering van Georgië het vertrouwen in de legitimiteit van haar handelen herstelt en haar uiterste best doet om respect voor de beginselen van de democratie te waarborgen.
Vanuit ons standpunt blijft de huidige situatie een reden tot zorg, maar we zijn zeer verheugd over de aankondiging van het Georgische parlement dat de noodtoestand zal worden opgeheven op 16 november, overmorgen. We hopen dat dit daadwerkelijk zal plaatsvinden en dat het niet alleen bij een aankondiging blijft.
Dit is een belangrijke stap in de richting van het herstel van de democratische gang van zaken in Georgië, aangezien er voor de nabije toekomst presidentsverkiezingen zijn aangekondigd en alle democratische omstandigheden die voor het plaatsvinden van die verkiezingen nodig zijn, natuurlijk moeten worden gewaarborgd. We zijn ook verheugd dat er een dialoog tussen de autoriteiten en de oppositie is begonnen.
Ik kan u mededelen dat de Raad met Georgië bezig is en politieke en diplomatieke druk uitoefent om voor een snelle terugkeer naar de normale gang van zaken te zorgen. Onze speciale vertegenwoordiger voor de regio is actief en is op dit moment in Georgië. Ik kan u ook meedelen dat de situatie in Georgië op de agenda van de volgende Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen zal staan. Een week of drie geleden zat ik persoonlijk een Associatieraad tussen de Europese Unie en Georgië voor en kon ik de economische vooruitgang benadrukken die het land aan het maken was en met enige hoop verwijzen naar de democratische ontwikkelingen, die wij als positief beschouwden.
We hopen oprecht dat wat er nu in Georgië gebeurt, geen stap terug is, want dat zou natuurlijk zeer schadelijk zijn voor de positieve aspecten van zowel de politieke als de economische situatie, die wij bemoedigend vonden. Ik neem aan dat het Georgische volk en de Georgische autoriteiten dat beseffen. Een stap terug is noch mogelijk, noch aanvaardbaar.
Jacek Saryusz-Wolski, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, minister, ik zou het willen hebben over één aspect van het uitstekende verslag dat is opgesteld door onze collega’s de heren Tannock en Raimon Obiols i Germà. Dat is het idee van de Parlementaire Vergadering voor het Oostelijk Nabuurschap (EURO-NEST).
Het hoofddoel van EURO-NEST, zoals voorgesteld in het verslag, is het in de praktijk brengen van het idee op parlementair niveau een vriendenkring rond de EU te creëren en te zorgen dat die met elkaar bevriend raken. Dit ter aanvulling van het beleid van nabuurschap dat de uitvoerende lichamen van de EU volgen. EURO-NEST zou een parlementair forum zijn voor dialoog, de uitwisseling van ervaringen en multilaterale samenwerking. Het gaat niet alleen om het aanhalen van de banden tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen van Oekraïne, Moldavië, Azerbeidzjan, Armenië en Georgië, evenals met vertegenwoordigers van democratische krachten in Wit-Rusland. Voor ons is het belangrijkst dat onze buurlanden onderling een dialoog en samenwerking aangaan, dat ze elkaar beter leren kennen, vertrouwen in elkaar krijgen en profiteren van de beste voorbeelden van democratie, vrije meningsuiting en respect voor de mensenrechten.
Het concept van EURO-NEST werd gesteund door de meerderheid van de leden van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Ik zou hopen dat het ook de steun van het hele Parlement krijgt. Ik richt mij tot mijn collega’s van de Liberale Fractie, die amendement 5 hebben ingediend, dat voorstelde EURO-NEST te vervangen door de bestaande organisatie PABSEC. Ik zou willen zeggen dat de PABSEC, de Parlementaire Assemblee voor economische samenwerking tussen Zwarte Zeelanden, een totaal andere functie vervult. Eerst en vooral is er binnen die organisatie geen rol voor het Europees Parlement weggelegd. Ik dank mijn collega’s van de Socialistische Fractie voor hun begrip. De compromisformule die amendement 11 vervangt en de noodzaak van betere samenwerking tussen regeringen benadrukt, zal het mogelijk maken deze vorm van samenwerking op de goede manier af te bakenen.
Ik ben ervan overtuigd dat EURO-NEST een extra impuls zal geven aan het versterken van het partnerschap met onze oostelijke buren en een aanvulling zal zijn op de betrekkingen met onze zuidelijke buren als onderdeel van het Barcelonaproces. Het zal een teken zijn dat wij in het Europees Parlement onze buurlanden serieus nemen en een bewijs dat we de banden met onze oostelijke buren aanhalen, ongeacht scheidslijnen tussen partijen.
Marek Siwiec, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag dat voor ons ligt, staan een paar belangrijke stellingen en ze komen op het goede moment. De situatie in de landen waarover het verslag gaat (ik heb het vooral over het oostelijke gebied) is een heel dynamische, die vele nieuwe ervaringen met zich meebrengt, zoals te verwachten is. Het is heel goed dat Europese instellingen – de Commissie, de Raad en het Europees Parlement – met een gezamenlijke stem spreken, een stem die de functie weerspiegelt waarvoor de instellingen in het leven zijn geroepen, en ik zou de commissaris en de minister willen bedanken voor hun inleidende verklaringen. Ook dank ik de rapporteurs.
De Socialistische Fractie in het Europees Parlement steunt de ontwikkeling van een Europees nabuurschapsbeleid, een versterkt Europees nabuurschapbeleid, mits het voorzichtig en doeltreffend is. Tijdens het werk aan dit verslag hebben we veel overbodige meningsverschillen vermeden. We hebben een tamelijk onverstandige discussie vermeden over de vraag of nabuurschap met het oosten of nabuurschap met het zuiden belangrijker is. Dat is net zo iets als aan een kind vragen: “Van wie houd je het meest, van je mama of van je papa?” We hebben ieder overbodig debat vermeden over de vraag of een Europees nabuurschapsbeleid wel of niet de plaats inneemt van een beleid dat gericht is op uitbreiding van de EU. Ook dit zijn onwerkelijke dilemma’s, maar deze zaken zijn opgehelderd.
Een Europees nabuurschapsbeleid kan doeltreffend zijn als het gezamenlijk wordt uitgevoerd. “Gezamenlijk” betekent dat het wordt uitgevoerd door zowel de Europese Unie als belanghebbende landen. Het kan niet hetzelfde zijn voor elk land, omdat deze landen verschillende gradaties van democratie hebben en geïnteresseerd zijn in verschillende manieren van implementatie van dit beleid. Hoe delicaat dit is, hebt u zelf gezien aan de recente gebeurtenissen in Georgië, waarover zojuist is gesproken. Voldoening over nieuwe democratische verkiezingen in Oekraïne is vertroebeld door het feit dat dit de tweede keer in twee jaar was dat er in dat land verkiezingen werden gehouden. Gemengde voldoening, zouden we kunnen zeggen. Wat het oosten betreft, heeft ons beleid betrekking op een gebied dat voortdurend wordt getroebleerd door intriges die worden georganiseerd door de Russische Federatie, of dat nu duidelijk is of in het verborgene.
Tot slot, zoals de minister heeft gezegd, dit beleid kan alleen succesvol zijn als het wordt vergezeld door middelen, politieke wil, doeltreffend optreden en afwezigheid van naïviteit, vooral als het om het creëren van nieuwe instellingen gaat.
Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, nabuurschapsbeleid is een van de prioriteiten van het buitenlands beleid van de EU. Het Europees nabuurschapsbeleid maakt deel uit van het hogere doel vrede, stabiliteit en economische welvaart te bevorderen. De implementatie van het ENB vergt ook veel van de EU, omdat de strategische doelen van de 27 lidstaten compatibel moeten kunnen zijn. Het is belangrijk oost-westconfrontaties te vermijden, al hebben de lidstaten van de EU vanzelfsprekend verschillende prioriteiten wanneer het op samenwerking aankomt.
Samenwerking is in alle richtingen nodig. Aangezien alle EU-lidstaten en zestien partnerlanden erbij betrokken zijn, is het ook begrijpelijk dat mensen een heel onzeker voorgevoel over de ontwikkeling van dit beleid hebben wat betreft de vraag hoe verschillende partnerlanden bij de samenwerking kunnen worden betrokken. De kracht van het ENB schuilt echter in het feit dat het de EU van meer middelen voorziet om de partnerlanden te helpen dan het geval zou zijn als ieder land apart en vanuit heel andere invalshoeken werd benaderd. De omvattende benadering van het ENB zorgt er ook voor dat het EU-beleid niet afhankelijk is van de regionale en nationale voorkeuren van elk land om het voorzitterschap te bekleden.
Mijn fractie geeft haar volmondige steun aan de ontwikkeling van het ENB en de prioriteitsgebieden die de Commissie beklemtoont, namelijk economische integratie, de mobiliteit van mensen, energie (waaraan wij beslist de klimaatverandering zouden willen toevoegen) en financiële en technische hulp.
(Applaus)
Adam Bielan, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees nabuurschapsbeleid heeft tegelijk met de laatste uitbreiding van de EU meer vaart gekregen. Het helpt nu naburige regio’s aan te moedigen om zich in de richting van het Europese stelsel van waarden te bewegen. Het is de absolute voorwaarde voor het realiseren van doelstellingen die in het belang van beide partijen zijn, dat wil zeggen, een waarborg voor veiligheid en stabiliteit en het uitdragen van waarden als respect voor de mensenrechten en volledige democratie.
Tegelijkertijd is het binnen het kader van het Europees nabuurschapsbeleid de moeite waard de bijzondere betekenis en identiteit te benadrukken van landen zoals Oekraïne. Dit land zou een speciale status moeten hebben binnen de groep van in het ENB opgenomen landen en zou met voorrang moeten worden behandeld, in de eerste plaats vanwege zijn rol in Europa’s culturele erfenis en zijn historische banden met buurlanden. Het verlenen van een geprivilegieerde status aan Oekraïne is ook van bijzonder belang omdat dit land een centrale rol speelt bij het veiligstellen van stabiliteit en zekerheid op energiegebied voor de hele Europese Unie.
Het onderwerp van Oekraïne en het effenen van de weg voor zijn volledig lidmaatschap van de EU dient derhalve op individuele basis te worden overwogen, rekening houdend met het feit dat het Oekraïne is dat de voornaamste partner van de EU is in de Oost-Europese nabuurschap.
Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou om te beginnen willen zeggen dat ik het betreur dat dit een gecombineerd debat is, want de crisis in Georgië had een apart onderwerp van debat moeten zijn. Vorig weekeinde stuurde de Voorzitter van dit Huis mij naar Georgië. Ik ben net terug en ik had graag verslag willen uitbrengen van de gebeurtenissen daar en de verschillende ontmoetingen die ik heb gehad. Twee minuten zijn daarvoor helaas te kort.
Voordat ik over Georgië ga spreken, zou ik echter het nieuwste ENB-land willen verwelkomen, namelijk Mauritanië – een land dat ik onlangs heb bezocht als hoofd van onze waarnemingsmissie bij de verkiezingen daar.
Wat vandaag duidelijk is, is dat de ernstige crisis in Georgië ons Europees nabuurschapsbeleid duidelijk op de proef stelt. Kan dit nabuurschapsbeleid echt nuttig zijn? Het is nu gerechtvaardigd die vraag te stellen in het licht van de situatie in Georgië.
Wat ik u kan vertellen, collega’s, is dat de gemeenschappen in Georgië vier jaar na de vreedzame Rozenrevolutie werkelijk geschokt zijn door het geweld waar wij iets van op onze televisieschermen hebben gezien: het geweld tegen het volk van Georgië en het geweld dat werd gebruikt bij het sluiten van Imedi TV. Ze zijn geschokt omdat ze niet begrijpen wat er gaande is.
Daarom ben ik de Commissie dankbaar voor haar oproep aan de Georgische autoriteiten een onderzoek in te stellen – een onafhankelijk en transparant onderzoek – want mensen willen weten wat er precies is gebeurd en hoe.
Wij hebben het land bezocht en uiteraard twee versies van de gebeurtenissen te horen gekregen: de versie van de oppositie en die van de autoriteiten. Beide zijn toelaatbaar. Het is heel duidelijk dat er twee versies bestaan, maar mensen roepen om echte transparantie. Het is duidelijk dat we eraan moeten denken, zoals onze collega al heeft gezegd, dat Georgië kwetsbaar is – en dat weten we inderdaad – maar ook dat Georgië compromissen moet sluiten met een “grote broer” die voortdurend op de loer ligt om het te betrappen.
Wanneer de Georgische overheid onze aandacht vestigt op de alomtegenwoordigheid van Rusland, moeten we in ogenschouw nemen wat voor dingen er gebeuren. We kregen een voorbeeld met onze visumfaciliteringsregeling met Rusland, waar mensen uit Abchazië en Zuid-Ossetië van profiteren die een Russisch paspoort hebben, ook al zijn deze gebieden deel van het Georgisch grondgebied, wat Georgië in een lastige positie brengt.
Niets van dit alles is nieuw voor u, commissaris. Wat wij vandaag moeten eisen – naast het opheffen van de noodtoestand, uiteraard – is het onmiddellijke herstel van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media en natuurlijk, en dat is het belangrijkste, een garantie dat er vrije en transparante verkiezingen komen. Georgië is vandaag de dag in staat dergelijke verkiezingen te organiseren. Het bewees dat vorig jaar nog, toen het transparante, democratische plaatselijke verkiezingen hield, geheel in overeenstemming met de internationale normen. Het is nu tijd – en ik richt me hier tot de Raad, want ik geloof dat die wat hard is geweest tegen de Georgische autoriteiten – voor ons, met ons Europees nabuurschapsbeleid, te laten zien dat we nuttig kunnen zijn. Wij moeten de mensen van Georgië laten zien dat het ENB enige zin heeft. De Europese Unie moet hen niet in de steek laten. Dat is de boodschap die we heel duidelijk aan de Georgische autoriteiten moeten overbrengen.
Willy Meyer Pleite, namens de GUE/NGL-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, minister, eerst wil ik de heren Tannock en Obiols bedanken voor het presenteren van het verslag en u zonder omhaal meedelen dat mijn fractie kritisch is over de ontwikkeling en de benadering waarvoor wordt gekozen in het nabuurschapsbeleid.
Wij zijn kritisch omdat we in 2004, toen we een nabuurschapsbeleid instelden dat in wezen was gebaseerd op het bevorderen van de mensenrechten, specialistisch technisch advies, een beter evenwicht op het gebied van handel en mensen in migratiestromen, duidelijk kansen zagen ontstaan; er is echter geen twijfel over dat het er sinds de goedkeuring van het financiële instrument op lijkt dat we de indruk wekken dat we in principe geïnteresseerd zijn in het instellen van vrijhandelszones, vrijhandelsakkoorden en een ijzeren greep op de migratiestromen, terwijl we elke verwijzing naar het bevorderen van mensenrechten en de eis ze te respecteren achterwege laten.
Er zijn twee duidelijke voorbeelden in het westen en het zuiden, namelijk het conflict in de Sahara, waar mevrouw Ferrero-Waldner naar verwees, en het conflict met Israël of, om het anders te formuleren, de verantwoordelijkheid van Marokko en de staat Israël voor twee conflicten: de bezette gebieden van de westelijke Sahara en het Palestijnse conflict.
Ik geloof oprecht dat het nabuurschapsbeleid in die gebieden veel strenger zou moeten zijn tegenover die twee staten, om te zorgen dat ze eens en voor altijd hun verantwoordelijkheid aanvaarden voor conflicten die in het ene geval al bijna een eeuw duren en in het andere geval al veertig of vijftig jaar bestaan zonder te zijn opgelost.
Daarom geloven we dat we, vanuit dat standpunt bezien, graag hadden gewild dat de Europese Unie een veel rigoureuzer positie had ingenomen bij het vaststellen van het nabuurschapsbeleid.
Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag laat duidelijk zien hoe de eurofiele politieke elite hier volledig losstaat van de werkelijkheid en van de wensen van hun kiezers.
Het verslag pleit ervoor dat de verstrekking van visa dringend wordt verbeterd zodat het reizen vanuit niet-EU-landen eenvoudiger en minder belasten wordt. Dit is niet wat de meeste Londenaren willen. Zij willen het niet eenvoudiger voor mensen maken om naar Groot-Brittannië te komen: ze willen dit bemoeilijken. Ze willen meer selectie toepassen bij het uitnodigen van mensen om naar ons land te komen, niet dat het huidige opendeurbeleid wordt uitgebreid.
Het verslag anticipeert op de toelating van de Oekraïne tot de EU. De Oekraïne heeft 46 miljoen inwoners die als EU-burgers allemaal het recht zouden hebben om Groot-Brittannië binnen te komen. De meerheid van mijn kiezers willen niet dat nog meer miljoenen mensen het recht van toegang tot Groot-Brittannië krijgen. Zij willen niet nog meer ongedifferentieerde immigratie vanuit Oost-Europa. Er rijden al genoeg immigranten rond Londen die geen belasting te betalen en onverzekerd zijn; we hebben genoeg misdadigers, drugsdealers, oplichters, mensensmokkelaars en seksslavinnen.
Een ander bizar denkbeeld in dit verslag is de roep om een parlementaire vergadering van het EU-nabuurschap, een ander stokpaardje van politici, los van elke werkelijkheid, nog meer manieren om belastinggeld te verspillen. Deze politici zouden natuurlijk ruim voor hun inspanningen moeten worden beloond.
Het zal niemand verbazen dat een van de auteurs van dit verslag lid is van de Britse conservatieve partij, een partij die zich thuis als eurosceptisch voordoet, maar hier enthousiast eurofiel is. Het is geen wonder dat de heer Tannock in Londen bekend staat als het lid voor Oost-Europa.
Ik verzet mij met alle macht tegen dit soort beleid; het brengt schade toe aan de belangen van mijn kiezers. Daarom zal ik in 2009 in Londen worden herkozen en de heer Tannock misschien niet.
Philip Claeys (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in overweging C van het verslag staat dat het Europees nabuurschapsbeleid gescheiden dient te blijven van het uitbreidingsproces en dat de deelname voor de nabuurlanden in het oosten die duidelijk herkenbaar zijn als Europese landen, het perspectief op een mogelijk EU-lidmaatschap op langere termijn niet uitsluit. Om een of andere reden geldt die regel blijkbaar niet voor Turkije. Daar zien we juist het tegenovergestelde. Turkije is duidelijk herkenbaar als een niet-Europees land, maakt geen deel uit van het Europees nabuurschapsbeleid, maar heeft wel perspectief op EU-lidmaatschap.
Het is eigenlijk nooit duidelijk geweest waarom Turkije niet in het ENB opgenomen werd. De Commissie verklaarde bij de aanvang dat Turkije daar als kandidaat-lidstaat niet thuishoort. Dat is raar, want in andere gevallen wordt juist gesteld dat het nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsproces gescheiden moeten blijven. Voor Turkije geldt blijkbaar een sui generis-regeling.
Dit heeft alles te maken met ideologische verblinding, ben ik bevreesd. Zelfs indien men absoluut wil onderhandelen over de toetreding van Turkije, dan had men het land toch moeten opnemen in het Europees nabuurschapsbeleid, al was het maar uit voorzichtigheid. Stel dat de onderhandelingen stilgelegd moeten worden, wat in feite al lang had moeten gebeuren, dan had men Turkije onmiddellijk kunnen opvangen in een bestaande structuur. Dat is nu niet het geval, waardoor de zaken in de toekomst alleen maar moeilijker zullen worden.
Marek Siwiec (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, na de stemming van vandaag kwam ik erachter – en misschien was ik de enige die erachter kwam – dat de Fractie Identiteit, Traditie en Soevereiniteit ophield te bestaan op het moment dat de Voorzitter van het Parlement dit afkondigde. Ik merk echter op dat deze fractie volgens de debattenlijst nog bestaat, dus ik weet beslist niet zeker wie de vergissing heeft gemaakt: was het de heer McMillan-Scott toen hij afkondigde dat de fractie had opgehouden te bestaan, of degene die deze lijsten opstelt?
De Voorzitter. − Mijnheer Siwiec, het elektronische mechanisme is nog steeds niet bijgewerkt, maar de heer Claeys heeft niet gesproken namens een fractie die een paar uur geleden ophield te bestaan; hij sprak veeleer als niet-ingeschrevene.
Elmar Brok (PPE-DE). − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter, dames en heren, ik ben zeer verbaasd over de woorden van de heer Batten, die uit het kosmopolitische Verenigd Koninkrijk komt en hier niettemin bekrompen en xenofobe propaganda verspreidt met zijn valse aantijgingen. Dat heeft niets van doen met de trotse traditie van zijn grote land.
Het nabuurschapsbeleid is toch het voornaamste instrument voor buitenlands beleid geworden, nu we meer een consolidatiefase ingaan na de toetreding van in totaal twaalf landen. Om deze reden is het belangrijk dat het instrument van het ENB op een gepaste en geconcentreerde manier wordt gebruikt en dat is in sommige opzichten ook duidelijk wat er nu gebeurt.
Het nabuurschapsbeleid geeft ons ook een stevig instrument voor actieve betrokkenheid in zaken met betrekking tot het conflict in het Midden-Oosten, zoals commissaris Ferrero-Waldner aangaf. Ik geloof wel degelijk dat het opduiken van oplossingen in Georgië zo kort na de uitbarstingen van spanning en het feit dat er nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden, deels verband houden met de effecten van het Europese perspectief en het nabuurschapsbeleid en laten zien dat we hier op het goede spoor zitten. Het beleid geeft ons de middelen om over onze belangen te waken, banden te smeden, de belangen van onze partners te dienen en de ontwikkeling van mensenrechten en democratie te bevorderen.
Wanneer we het in deze context over Wit-Rusland hebben, commissaris, vind ik het interessant hoe we erin slagen een geschikte manier te vinden om de instrumenten voor mensenrechten en democratie met elkaar te verbinden in een situatie waarin het nabuurschapsinstrument nog niet hetzelfde effect kan hebben. Dat is een belangrijke oefening, die we het komend jaar moeten herhalen.
We hebben hier een oostelijk nabuurschapsbeleid en een zuidelijk nabuurschapsbeleid. Ze zijn allebei even belangrijk, maar de methode hoeft niet altijd dezelfde te zijn, omdat het oostelijke nabuurschapsbeleid ook die dimensie van het Europese perspectief heeft, wat betekent dat er verschillende vertrekpunten kunnen zijn en tot op zekere hoogte ook verschillende vooruitzichten. Een beleid dat te maken heeft met associatieovereenkomsten, met partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en met de doelstellingen een land als Oekraïne bij de WTO te krijgen en dan een vrijhandelsgebied te creëren – met stappen in de richting van een dergelijke ontwikkeling – lijkt mij een heel belangrijk instrument van vooruitgang.
Dit is een beleid van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het is geen zaak van de Centraal-Europese lidstaten alleen naar het oosten te kijken en van de Zuid-Europeanen naar het zuiden te kijken; de hele Europese Gemeenschap is verantwoordelijk voor beide delen. Om deze reden moet ik zeggen dat ik voorstellen zoals dat voor een Mediterrane Unie niet kan aanvaarden. Ik zou heel graag zien dat mensen in Spanje en Frankrijk zich bezighouden met Oekraïne en dat Zweden en Duitsers belangstelling hebben voor Marokko. Dat moet ons beleid zijn en niet een nieuwe opdeling van de Europese Unie.
(Applaus)
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Jan Marinus Wiersma (PSE). - (NL) Mijnheer de Voorzitter, laat ik om te beginnen het appel dat Elmar Brok zojuist tot ons allen richtte, namens mijn fractie van harte te ondersteunen. Blijkt nog maar eens hoe belangrijk het nabuurschapsbeleid voor het externe optreden van de Europese Unie is. We verwelkomen de plannen om het ENB te versterken, maar het ENB is daarmee geen afgerond hoofdstuk. De EU moet blijven zoeken naar manieren om het beleid effectiever te maken.
Differentiatie – anderen hebben het ook gezegd – is de sleutel tot het succes van het nabuurschapsbeleid. Het ENB geldt voor een enorm gebied, van Marokko tot Oekraïne. Europa heeft niet in al die landen dezelfde invloed en dezelfde aantrekkingskracht. De EU moet haar partnerlanden binnen het kader van het ENB, het samenwerkingsakkoord bieden dat past bij hun eigen ambities. Dat gegeven moet volgens ons in de prioriteitstelling door de Commissie tot uiting komen.
De Europese aspiraties van Georgië zijn anders dan die van Azerbeidzjan. Tunesië is voor de EU niet van even groot belang als Oekraïne en Libanon heeft niet hetzelfde gewicht als Marokko. Vandaar het belang om goed naar elk land afzonderlijk te kijken.
We moeten ons kunnen concentreren op die landen waar de kerndoelstelling van het ENB, buurlanden dichter bij Europa brengen, het meest binnen handbereik ligt.
In het verslag wordt ook gesproken over de oostelijke buren van de ENB-landen. We vinden het een goed idee binnen de recent aangenomen Centraal-Azië-strategie te streven naar hechte relaties met de landen in kwestie. Daarbij zou zeker gebruik kunnen worden gemaakt van de ervaringen die de Europese Unie met het nabuurschapsbeleid heeft opgedaan.
We steunen echter niet het idee landen uit die regio een status te bieden als ENB-land. Beter is het ons te concentreren op een samenhangende benadering van Centraal-Azië dan bepaalde landen met de haren bij het ENB te slepen.
Tenslotte heeft het versterken van de parlementaire samenwerking met de oostelijke ENB-landen alleen nut, als dit gepaard gaat met multilaterale samenwerking tussen de regeringen in de regio. Als er een parlementaire vergadering zou komen, dan moet er ook een ministersvergadering zijn, zoals dat ook geldt voor andere regio’s waarbij we zo’n parlementaire assemblee in het leven hebben geroepen. Wat ons betreft zou zo’n parlementaire assemblee er alleen mogen komen, als de Raad en de Commissie ook een intergouvernementele tegenhanger creëren.
Lydie Polfer (ALDE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur over de zuidelijke Kaukasus wil ik de gelegenheid van dit verslag van de heren Tannock en Obiols i Germà – die ik overigens complimenteer met hun werk – benutten om u over mijn indrukken van de situatie in Georgië te vertellen, gebaseerd op het bezoek dat ik aan het land bracht op 5 november, op het hoogtepunt van de demonstraties.
Ik constateerde dat het een heel complexe situatie was. De grote hervormingen die waren ondernomen, waren aan de ene kant indrukwekkend, met name in verband met de economie en het bestrijden van corruptie; aan de andere kant moeten we ook denken aan het moeilijke sociale klimaat, met heel hoge werkloosheidscijfers en eenderde van de bevolking die onder de armoedegrens leeft.
Het opvallendste is het zeer gespannen, ja agressieve politieke klimaat, waarbij de oppositie zeer ernstige beschuldigingen tegen de president uit en dan overgaat tot openbare herroepingen die gewoon meer vragen oproepen. De regering reageert met herhaalde beschuldigingen van buitenlandse (dat wil zeggen Russische) bemoeienis en laat videobeelden zien om die beweringen te staven. De gebeurtenissen van 7 november – het uitroepen van de noodtoestand, het gewelddadige politieoptreden tegen demonstranten en het sluiten van de televisiezender – onderstreepten de bijzonder zorgelijke aard van de situatie. Uiteraard passen acties als deze niet goed in het traditionele Europese kader van waarden die zijn geworteld in de rechtsstaat en de grondrechten en moeten ze worden uitgelegd.
We moeten hopen dat de op 5 januari geplande presidentsverkiezingen het mogelijk zullen maken dat het democratische debat weer op de voorgrond treedt. Het zal aan het Georgische volk zijn te beslissen wat geruchten zijn en wat feiten en of het zich concentreert op zijn teleurstellingen of op de uitdagingen in het verschiet. Het is echter aan ons hen aan te moedigen en te helpen bij het organiseren van werkelijk democratische, correct gehouden verkiezingen, in overeenstemming met de internationale normen. De geloofwaardigheid en de stabiliteit van de democratie in Georgië staan op het spel.
Inese Vaidere (UEN). – (LV) Dames en heren, na de Rozenrevolutie heeft Georgië laten zien dat het de Europese waarden wilde onderschrijven. Het verwachtte van ons begrip en tact. Helaas hebben we deze wens compleet genegeerd. Vorig jaar heb ik opgeroepen tot het vervangen van GOS-vredestroepen door een internationale vredesmacht. Ik heb voorgesteld de legaliteit te onderzoeken van het verstrekken van Russische paspoorten in Abchazië en Zuid-Ossetië, dat de nationale samenstelling van de Georgische bevolking verandert. Ik heb voorgesteld dat de Commissie en de Raad dezelfde visumfacilitering voor Georgië zouden invoeren die nu in Rusland van toepassing is. Al deze oproepen tot actievere betrokkenheid bij het oplossen van de problemen van Georgië waren echter aan dovemansoren gericht. Deze onverschilligheid heeft veel aan de huidige situatie bijgedragen. De weg van democratisering en hervorming voert vaak langs interne politieke crises, vooral in deze situatie, waar ze voortkomen uit een groot buurland. De Europese Unie moet naar Georgië luisteren en moet haar solidariteit laten zien, niet alleen in woorden, maar ook in daden. Dank u.
Tobias Pflüger (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het officiële doel van het Europees nabuurschapsbeleid is het creëren van, en ik citeer, “een ring van welvaart, stabiliteit en veiligheid” rond de EU. Er wordt een zeer grote som geld aan besteed – 12 miljard euro over de periode van 2007 tot 2013. Met welk doel? Er is veel gepraat over mensenrechten, maar het gaat eigenlijk om het opkomen voor de belangen van de EU. Er is bijvoorbeeld sprake van het instellen van een vrijhandelszone. Ik vraag u: wie profiteert daarvan?
Er is veel te doen over het beschermen van grenzen en het beheersen van migratie. In het bijzonder zegt het verslag, als ik er delen uit mag citeren, dat het Parlement “de noodzaak [benadrukt] om de ENB-landen beter in staat te stellen migratiestromen te beheersen, onwettige immigratie daadwerkelijk te bestrijden, (...) intensiever samen te werken in de strijd tegen (...) terrorisme [en] (...) de betrokkenheid [steunt] van de nabuurlanden bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) en de Europese Politiedienst (Europol).” Dit zijn dingen die wij niet steunen en dus, zoals mijn collega Willy Meyer-Pleite al zei, zal onze fractie niet voor het verslag stemmen.
Bastiaan Belder (IND/DEM). - (NL) Mijnheer de Voorzitter, het engagement van de Commissie ten aanzien van de staat Israël in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, spreekt mij zeer aan. Gisteren nog gaf de Commissie daarvan hier ter plekke blijk in de persoon van haar prominente vertegenwoordiger dr. Andreas Eldina.
Mevrouw de commissaris, ga zo door. Ik weet me gesteund door onze co-rapporteur, collega Tannock, en de voorzitter van onze Israëldelegatie, mevrouw Hybášková.
Eén vraag brandt mij daarbij op de lippen. Welke concrete nieuwe mogelijkheden ziet de commissaris voor een versterking van het Europees nabuurschapsbeleid ten aanzien van Israël, zeker gelet op de hoog ontwikkelde politieke en economische status van de joodse staat. Kortom, is differentiatie binnen het Europees nabuurschapsbeleid hier niet volledig op haar plaats? Ik denk het wel. Zeker!
Francisco José Millán Mon (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is heel belangrijk voor onze nabuurlanden zich in een kring van welvarende, stabiele, vreedzame landen te bevinden, waar macht is gebaseerd op democratische modellen en waar de grondrechten volledig worden gerespecteerd.
Deze gedachte moet een basispremisse zijn voor het Europees nabuurschapsbeleid, een beleid dat onze nabuurlanden dient aan te moedigen en te helpen de hervormingen te ondernemen die nodig zijn om de bovengenoemde waarden in de praktijk te brengen.
Het onderwerp van politieke, economische en sociale hervormingen is voor mij een wezenlijk deel van het verslag dat wij morgen zullen goedkeuren.
Een tweede gedachte is dat het nabuurschapsbeleid rekening moet houden met de specifieke kenmerken van ieder land. Er moet geen verschil worden gemaakt op basis van het werelddeel waartoe een land behoort. Buren zijn gewoon buren. Dat is waar het om gaat. Het feit dat sommige ook Europees zijn, kan gevolgen hebben waar het gaat om potentiële toetreding tot de Unie, maar niet binnen de context van het nabuurschapsbeleid. Dat is een algemenere stelling waarmee ik het eens ben, want het zou een vergissing zijn als wij de ene groep landen discrimineerden ten gunste van een andere groep.
Er kan geen eersterangs nabuurschapsbeleid zijn en dan nog een tweederangs nabuurschapsbeleid. Nabuurlanden aan de zuidelijke kust van de Middellandse Zee hebben met enige zorg opgemerkt dat de uitbreiding naar 27 zou kunnen leiden tot een zekere mate van uitsluiting door de uitgebreide Unie; een nabuurschapsbeleid dat Oost-Europa of de Kaukasus voorrang geeft, zou die vrees wel eens kunnen aanwakkeren.
De zuidelijke mediterrane landen hebben zeer oude banden met de Unie. Zij zijn voor ons van wezenlijk belang op centrale terreinen als veiligheid, immigratie en energie. Veel van onze lidstaten hebben, zoals we weten, bijzonder nauwe historische, politieke, menselijke, culturele en economische banden met ze.
Dit is dan ook het tweede hoofdpunt in mijn toespraak. We moeten in het nabuurschapsbeleid geen verschil maken tussen Europeanen en niet-Europeanen. Het beleid moet, zoals de heer Brok zojuist heeft gezegd, er een zijn van gedeelde verantwoordelijkheid.
Met het oog op dit alles, mijnheer de Voorzitter, deel ik niet de twijfels waarvan sprake is in paragraaf 2 van het verslag over de zin van de geografische reikwijdte van het ENB. Bovendien zou ik het verslag niet in twee stukken hebben verdeeld, één over de Europese nabuurlanden en één over de mediterrane nabuurlanden. Een enkel document zou beter zijn geweest.
Om af te sluiten, mijn complimenten aan de heren Tannock en Obiols.
Hannes Swoboda (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de vraag is of de ontwikkelingen in Georgië aantonen dat het nabuurschapsbeleid heeft gefaald. Ik geloof dat dat niet het geval is. Ze tonen aan dat het nog steeds nodig zou kunnen zijn het nabuurschapsbeleid meer profiel te geven, want veel van wat daar is gebeurd, was te voorzien. Het feit is dat aan de successen en de positieve kanten van de Rozenrevolutie in Georgië de laatste maanden en jaren afbreuk is gedaan door een aantal autoritaire beslissingen die ingrepen in het rechtssysteem.
In combinatie met de sociale situatie heeft dat tot de recente onrust geleid en ik hoop dat we nu sterk genoeg zijn om er samen met president Saakasjvili voor te zorgen dat er een dialoog wordt begonnen en dat er transparante en vrije verkiezingen worden gehouden met echte vrijheid van meningsuiting, resulterend in werkelijke democratische keuzen.
Een tweede reden waarom het nabuurschapsbeleid moet worden versterkt, is ongetwijfeld die hele discussie over verdere uitbreiding. Onze intentie is nu het bespreken van uitbreiding naar het zuidoosten, het onderhandelen met de landen van Zuidoost-Europa en Turkije en het voltooien van het proces. Dit is niet het moment om vooruit te lopen op volgende uitbreidingsronden, maar veeleer om de relaties met onze buren te verstevigen en sommige van die nabuurlanden, voor zover ze in Europa liggen, zullen op een later tijdstip de kans krijgen tot de Europese Unie toe te treden, andere niet. Die stevige band moet echter bestaan.
De derde reden is reeds genoemd. Ik ben van mening dat zulke duistere ideeën, als ik het zo mag zeggen, als een Mediterrane Unie die een scheidslijn dwars door de Europese Unie zou trekken, een Mediterrane Unie waarin, zoals president Sarkozy gisteren aan de Conferentie van voorzitters voorstelde, de andere lidstaten van de EU een waarnemersstatus zouden kunnen krijgen, dienen te worden voorkomen, en daarom moeten we een gezamenlijk nabuurschapsbeleid hebben en samen werken om de betrekkingen te verstevigen.
Het is legitiem zich een EU-Zwarte Zeegemeenschap en een EU-mediterrane gemeenschap voor te stellen, maar het zal altijd de taak van de Europese Unie als geheel zijn de betrekkingen met deze nabuurlanden te bewaren en te versterken, een taak die ook steun voor de inspanningen van de Commissie met zich meebrengt.
István Szent-Iványi (ALDE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, de doelstelling van de Unie is het scheppen van een gebied van welvaart, stabiliteit en veiligheid met haar nabuurlanden. Er zijn op dit terrein reeds serieuze en solide resultaten geboekt, maar er zijn ook zware mislukkingen geweest. Er is geen echte voortgang op het gebied van bevroren conflicten en we zien geen ideeën voor het oplossen van de crises in Transnistrië, Abchazië, Palestina of de westelijke Sahara.
De landen van het nabuurschapsbeleid vormen geen geheel, geografisch, cultureel, economisch of politiek. Om deze reden is een gedifferentieerde, landspecifieke aanpak noodzakelijk – het is niet zeker dat wat goed is voor Jordanië, ook goed is voor Oekraïne.
Er moet zo snel mogelijk politiek en budgettair evenwicht tussen de oostelijke en de zuidelijke dimensie van het nabuurschapsbeleid worden gecreëerd. Dit moet echter leiden tot versterking van de oostelijke dimensie, aangezien die een evident gevolg is van het feit dat de Europese Unie onlangs is uitgebreid, met de toetreding van nieuwe lidstaten. We hebben hierover veel beloften van de Commissie gekregen, maar we wachten erop dat de Commissie zich eraan houdt. Dank u.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, wil het Europees nabuurschapsbeleid doeltreffend zijn, dan moet het voortdurend gevolgd worden en aangepast aan de geopolitieke situatie. Alleen dan kan het de taken die de EU ervan verwacht, effectief implementeren.
Het Europees nabuurschapsbeleid staat nog altijd voor aanzienlijke uitdagingen. Die uitdagingen bestaan niet alleen in het geven van doeltreffende hulp bij het creëren van samenwerking tussen staten of economische samenwerking. Het is tegenwoordig ook van wezenlijk belang een antwoord te hebben op de vraag hoe we de situatie kunnen helpen verbeteren in die landen waar de vrijheid wordt bedreigd. Ik denk in het bijzonder aan Rusland en Wit-Rusland.
Het Europees nabuurschapsbeleid moet een instrument zijn om invloed uit te oefenen op de autoriteiten van die landen waar politieke vrijheid en democratie niet meer zijn dan een show, waar journalisten van onafhankelijke media hun leven verliezen onder onopgehelderde omstandigheden en waar de oppositie systematisch en vaak bruut uit het openbare leven wordt verwijderd. Landen die zo handelen, moeten gaan beseffen dat dergelijke praktijken door de Europese Unie aan de kaak zullen worden gesteld en ronduit veroordeeld.
Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De laatste drie jaren hebben aangetoond dat het Europees nabuurschapsbeleid een zeer belangrijk instrument is voor steeds nauwere samenwerking met de betrokken landen en voor het doen toenemen van de stabiliteit en veiligheid van onze Gemeenschap. Het nabuurschapsbeleid schept ook een verplichting voor ons, vooral als het kwetsbare systeem dat tot nu toe in een van de landen is opgebouwd, gevaar loopt.
Ik zou graag uw aandacht willen vestigen op de toestand in Georgië, waar de democratie, grondwettigheid en krachtige economische ontwikkeling die tezamen zijn opgebouwd, worden bedreigd. De massale demonstraties en rellen hebben de toestand onzeker gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat achter de situatie die zich heeft ontwikkeld, de subversieve bedoelingen van Russisch grootmachtenbeleid schuilgaan.
De grootste aandacht moet uitgaan naar het verstevigen van het stelsel van democratische instellingen. Na het uitroepen van de noodtoestand of excessief optreden van de krijgsmacht tegen demonstranten was het naar voren schuiven van de presidentsverkiezingen de goede stap in deze richting.
Georgië onder leiding van Saakasjvili is een toegewijde partner voor de EU en laat ondanks talrijke problemen significante vooruitgang zien op het gebied van hervormingen en economische groei. De EU, dat wil zeggen de Commissie, de Raad en het Parlement, in samenwerking met de OVSE, heeft interesse voor het oplossen van deze spanning met vreedzame middelen. Dit moeten wij allemaal steunen.
De EU is een “zachte kracht”, met andere woorden: de methode van overreding door betrokkenheid is door de situatie in Georgië bewezen, toen president Saakasjvili het geïntensiveerde proces terugdreef in de vijver van de democratie. Ik vind het bijzonder belangrijk dat we in de spiegel van de gebeurtenissen in Georgië een systematische herziening van de effectiviteit van het nabuurschapsbeleid krijgen. De Georgische machthebbers worden op de proef gesteld. In elk geval is een dialoog met de verdeelde oppositie, die niet buiten dit proces kan worden gehouden, onvermijdelijk. Ondanks onze steun moet Tbilisi in januari met de verkiezingen bewijzen hoe sterk het democratisch stelsel van het land is.
Josep Borrell Fontelles (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, als speciale gezant van het Spaanse voorzitterschap van de OVSE was ik in de gelegenheid een van de meest door conflicten verscheurde gebieden van onze nabuurschap te bezoeken: de Kaukasus. Het beste wat er met alle “bevroren” conflicten zou kunnen gebeuren is, gegeven wat er nu in Georgië aan de hand is, dat ze “bevroren” blijven, want we hebben in geen van deze conflicten duidelijke verbetering bereikt. Sterker nog, de gebeurtenissen in Georgië, die heel goed beschreven zijn, bewijzen hoe moeilijk de weg naar volledige democratie is.
Vandaag is de Kaukasus de frontlinie van de nieuwe Koude Oorlog, de Koude Oorlog op plaatselijk niveau. Bij aankomst in Tbilisi wordt men begroet door een enorme afbeelding van president Bush en bij aankomst aan de grens met Ossetië door een enorme afbeelding van president Poetin – symbolen van de nieuwe confrontatie, die we meenden te hebben overwonnen.
Wat gebeurd is, is gebeurd; maar nu is het onze verantwoordelijkheid het nabuurschapsbeleid te gebruiken om te helpen waarborgen dat de verkiezingen in januari vrij en eerlijk zullen zijn. Het zal moeilijk zijn. Het is moeilijk in een paar maanden de stap te zetten van een noodtoestand waar demonstraties met geweld worden onderdrukt, waar media met brute kracht worden gesloten, naar een sfeer van vrijheid die het mogelijk maakt vrije, democratische verkiezingen te houden; het is moeilijk voor te stellen dat de stap kan worden gezet van een toestand waarbij de Ombudsman op straat door de politie in elkaar wordt geslagen naar een toestand waarin de mensen in vrijheid hun president kunnen kiezen. Maar dat zijn de feiten.
Wij, het Europees Parlement, moeten hier serieus bij betrokken zijn en met de OVSE deelnemen aan het toezicht op de verkiezingen door waarnemers te sturen, want het betrokken gebied is dat waar de meeste vooruitgang in de richting van democratie op het spel staat in een van de meest door conflicten verscheurde gebieden in onze nabuurschap.
Samuli Pohjamo (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de auteurs van dit verslag danken voor het uitstekende werk dat ze hebben gedaan. Ik zou erop willen wijzen hoe belangrijk de rol van plaatselijke en regionale overheden en van de civiele samenleving is bij het implementeren van het Europees nabuurschapsbeleid.
Wanneer wij Europese waarden in de naburige landen willen uitdragen, zijn culturele en studentenuitwisselingen van cruciaal belang, evenals geslaagde praktische projecten die gezamenlijk tot stand zijn gebracht. De Commissie regionale ontwikkeling moet ook denken aan de uitstekende ervaringen met het partnerschapsbeginsel in het cohesiebeleid. Die moeten ook in ons voordeel worden gebruikt wanneer het ENB wordt geïmplementeerd.
Een werkelijke gevoel van toenadering zal ook worden bereikt als de obstakels voor het grensverkeer worden verminderd en de mobiliteit van studenten, onderzoekers, kunstenaars, journalisten, ondernemers en anderen wordt vergemakkelijkt.
Bogusław Rogalski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we het over het Europees nabuurschapsbeleid hebben, moeten we er allereerst aan denken die regeringen te steunen die fundamentele vrijheden en mensenrechten respecteren en deze rechten aan te moedigen in landen waar ze niet worden gerespecteerd. Dit is van fundamenteel belang voor de stabiliteit van het Europese continent.
De lijst van in het ENB opgenomen landen is lang. Ik zou uw aandacht willen vestigen op twee landen, Oekraïne en Wit-Rusland, die in het ENB zouden kunnen worden opgenomen.
Oekraïne moet een prioriteit voor ons zijn en de huidige onderhandelingen met dat land zouden moeten leiden tot het sluiten van een associatieovereenkomst en het dan voor dat land mogelijk maken lid van de EU te worden. Een dergelijk beleid zou ons moeten voorzien van een verzekering tegen de groeiende ambities van Rusland en tegen nog een poging van Oekraïne een vazalstaat te maken.
Tot slot Wit-Rusland. Het initiatief van de Commissie om Wit-Rusland als waarnemer bij de ENB-conferentie uit te nodigen lijkt voorbarig. We moeten in gedachten houden dat dit land nog altijd zucht onder de dictatuur van Loekasjenko, die inbreuk maakt op mensenrechten en de rechten van etnische minderheden. De EU zou er beter aan doen het volk en de oppositie binnen Wit-Rusland doeltreffender te steunen. Een prijsverlaging van de visa voor Wit-Russen, in het bijzonder voor studenten, zou een positief signaal in deze richting kunnen zijn en de Commissie dient dit direct in te voeren.
Jana Hybášková (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de Commissie complimenteren met het feit dat ze heeft meegewerkt aan zo’n uniek concept als het ENB. We hebben nu ten slotte een duidelijk onderscheid tussen het uitbreidingsinstrument en het ENB.
Europa is bezig met een heel vreedzaam proces. Tot dusver is het uiterst geslaagd. Het ENB staat voor een noodzakelijke hoeveelheid creatief denken dat zal waken voor vrede en stabiliteit voor onze kinderen. Energiezekerheid, immigratie en terrorismebestrijding zijn allemaal kernvraagstukken. Hoe duidelijker, nauwkeuriger en analytischer en hoe minder politiek we zijn, des te beter zijn we toegerust om deze bedreigingen het hoofd te bieden. Laat ik vervolgens deze bijzondere context gebruiken en vragen naar de wettelijke basis.
Sommige actieplannen lopen binnenkort af. Ik wijs met name op het Actieplan EU-Israël, dat in april 2008 afloopt. Het Duitse voorzitterschap stelde een reflectiegroep in. Haar belangrijkste taak is een duidelijk werkbaar actieplan voor de toekomst op te stellen. In de tussentijd, mevrouw de commissaris, wordt uw werk, ons werk, in Israël zelf zeer positief beoordeeld.
De Raad en de Commissie ontvingen een non-paper dat ingaat op het enkele feit dat Israël onze bilaterale relatie wil vergroten, de EU en Israël een jaarlijkse ontmoeting en een geregelde samenwerking op een hoog niveau hebben. Mevrouw de commissaris, mijn vraag is op welke wijze zal de Commissie nadenken over het Israëlische non-paper en vooral: op welke wijze zal de Commissie aan een nieuw actieplan werken? Hoe zal ons nieuwe actieplan of uitgebreidere actieplan ingaan op onze zorgen – terrorismebestrijding, bestrijding van extremisme, vreemdelingenhaat, energiezekerheid en, natuurlijk de vraagstukken over de mensenrechten evenals internationale vraagstukken, de Conventies van Genève? Hoe wordt hier allemaal op ingegaan en hoe zullen we de reflectiegroep en het Duits voorzitterschap antwoorden?
Alexandra Dobolyi (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ook zeer bezorgd over de crisis in Georgië en ik geef toe dat ik onaangenaam verrast ben. De recente ontwikkelingen komen zeer ongelegen en zijn betreurenswaardig voor allen die voorstander zijn van de democratische ontwikkeling van Georgië. De rapporten van organisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch en het verslag van de Georgische ombudsman zijn zeer verontrustend.
Gelet op de huidige situatie in het land, ben ik blij met de verklaring van de voorzitter van het Georgisch parlement dat de noodtoestand op vrijdag wordt opgeheven en dat hopelijk binnen twee dagen vanaf heden het normale leven weer voor de Georgische burger terugkeert. Naar mijn mening ondermijnt de situatie de reputatie van de regering en ook van de heer Saakashvili, die na de vreedzame protesten in 2003 aan de macht kwam, en die daarmee de rol kreeg toebedeeld van de meest democratische leider in de Kaukasus.
Het feit dat president Saakashvili al presidentiële verkiezingen voor 5 januari 2008 heeft uitgeroepen is een positieve stap die al heeft bijgedragen aan een vermindering van de spanningen in het land. Maar de regering dient een democratische en vrije verkiezing te houden die in overeenstemming is met internationale normen om aan de wereld te laten zien dat het land vooruitgaat. Daarom moet de regering waarborgen dat alle kandidaten in de verkiezingscampagne vrijheid van meningsuiting hebben. Ik ben blij dat er een dialoog plaatsvindt tussen de autoriteiten en de oppositie; dat is een positief signaal. Ik verwacht en roep ook daartoe op dat alle betrokken partijen tijdens de verkiezingscampagne verantwoordelijk handelen en zich constructief opstellen bij de uitdaging van vrije en veilige democratische verkiezingen.
Grażyna Staniszewska (ALDE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is van wezenlijk belang dat in combinatie met het nabuurschapsbeleid de deuren van de Europese Unie open blijven voor onze Oost-Europese buurlanden. Lidmaatschap kan een mogelijkheid op de lange termijn zijn, aangezien het afhankelijk is van de voortgang van de hervormingen en van het voldoen aan de criteria van Kopenhagen, maar het heeft grote symbolische en politieke waarde. Ik weet, op basis van het voorbeeld van mijn eigen land, dat alleen al de mogelijkheid van een EU-lidmaatschap de kracht heeft een samenleving te mobiliseren om de weg van economische hervormingen en democratische verandering in te slaan.
Vandaag sturen wij in het Europees Parlement een duidelijk en positief signaal aan onze oostelijke partners en nu wachten we hun reactie af, niet alleen in de vorm van politieke verklaringen, maar ook – en dat is het belangrijkste – in de vorm van praktische economische en sociale maatregelen. We verwachten dat ze de weg van hervorming en democratie kiezen, hun rechtssystemen hervormen en onafhankelijk maken van politieke invloeden, corruptie bestrijden en een positief klimaat voor economische groei scheppen.
Ik ben ervan overtuigd dat een democratisch en welvarend Oekraïne, Moldavië en – laten we het hopen – op een dag ook Wit-Rusland niet alleen voor de inwoners van die landen goed zouden zijn, maar ook voor de hele Europese Unie.
Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het nabuurschapsbeleid is een van de mechanismen die zijn gericht op ondersteuning van het scheppen van een gebied rond de EU waar samenwerking zonder conflicten mogelijk is, evenals op het vermijden van de vorming van een culturele en economische scheidslijn aan de EU-grenzen. Ik ben het eens met de bezorgdheid van de auteurs van het verslag dat het een vergissing zou zijn de landen rond de Middellandse Zee in ditzelfde beleid op te nemen. Het zou veel beter zijn een EU-mediterraan partnerschap te creëren met zijn eigen mechanismen.
Ik ben van mening dat alleen die landen die te land aan de Europese Unie grenzen, in het nabuurschapsbeleid zouden moeten worden opgenomen. Deelname aan dit beleid zou een stap moeten zijn in de richting van EU-lidmaatschap voor het land in kwestie, uiteraard alleen als dit iets is wat de landen zelf en de EU willen. In de toekomst zullen we moeten nadenken over het creëren van een apart EU-Aziëbeleid voor samenwerking met landen in Azië die economisch en politiek met de Europese Unie willen samenwerken, bijvoorbeeld landen zoals Georgië en Armenië. We moeten onze activiteiten naar regio scheiden.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Wij zijn ons bewust van het feit dat het doel van het Europees nabuurschapsbeleid is een vaste ring van veiligheid en stabiliteit rond de Europese Unie te creëren, nauwe betrekkingen met buurlanden te ontwikkelen en deze landen in staat te stellen democratische hervormingen door te voeren, gebaseerd op respect voor de mensenrechten, de rechtsstaat en economische en sociale ontwikkeling. Mijn vraag zou zijn: welke prijs zijn we bereid te betalen voor het bereiken van deze doelen?
Na beschouwing van ervaringen uit het verleden zou ik erop willen wijzen dat adequate financiering essentieel is voor de ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid. Naar mijn mening is elf miljard euro voor een periode van zeven jaar voor zestien landen niet veel. Efficiëntere coördinatie van financiële instrumenten en beleidslijnen is een wezenlijk onderdeel van het verbeteren van de financiering van het Europees nabuurschapsbeleid en de begrotingshervorming van de EU die zich aan het ontwikkelen is, is een uitstekende gelegenheid om een stevige fundering te leggen voor de veel doeltreffender ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid in de toekomst. Ik zou het op geen enkele manier eens kunnen zijn met de heer Pflüger dat dit niet meer is dan het verspillen van geld van belastingbetalers.
Het tweede punt dat ik wil benadrukken, gaat over de betrekkingen tussen de nabuurlanden van de EU. Het is essentieel dat zij goede betrekkingen onderhouden en elkaar steunen. Ongetwijfeld zouden ze de meeste van hun problemen zelf kunnen oplossen door samen te werken. Met het oog hierop dient het Europees Parlement zijn onomwonden steun uit te spreken voor EURO-NEST – de Parlementaire Vergadering voor het Oostelijk Nabuurschap –, politieke vastberadenheid te tonen en financiële steun aan te bieden voor de uitvoering van dit project. EURO-NEST zou een nieuwe impuls geven aan doeltreffender implementatie van het Europees nabuurschapsbeleid en tegelijk voor een aanzienlijke uitbreiding zorgen van de parlementaire dimensie van dit beleid, waarbinnen het Europees Parlement zijn eervolle missie zou kunnen vervullen.
Jamila Madeira (PSE). - (PT) De rol van de Europese Unie in de wereld is nu beslist doorslaggevend als we bepaalde vormen van evenwicht willen bereiken die wezenlijk zijn voor het nastreven van wereldwijde vrede en rechtvaardigheid. De logica van een associatie met bepaalde landen door bilaterale overeenkomsten in het bijzonder moet derhalve niet de ontwikkeling ondermijnen van de multilaterale benadering die een wereldwijde visie van ons vereist.
De onmiskenbare invloed van universele mensenrechten en de waarborging van fundamentele vrijheden in de betrekkingen van de EU met de wereld moet ten grondslag liggen aan iedere dialoog met welke partner dan ook in de wereld, met name in verband met het Middellandse Zeegebied.
Vanwege de geografische nabijheid van deze regio tot Europa, haar eeuwenoude affiniteit, haar culturele diversiteit en haar voortdurende politieke instabiliteit moet de EU zeer stevig optreden om die fundamentele waarden te waarborgen. Ik complimenteer de rapporteurs dan ook met het belang dat ze hieraan hechten in hun verslag over het Europees nabuurschapsbeleid.
Intussen staat het voorstel van president Sarkozy over de Mediterrane Unie volkomen buiten context. Hoewel het bijzonder nuttig is, omdat het de discussie over het Middellandse Zeegebied nieuw leven inblaast, stelt het enerzijds voor het huidige partnerschap te ontmantelen, terwijl het anderzijds de fundamentele beginselen van de EU verloochent met betrekking tot de suprematie van de universele mensenrechten en fundamentele vrijheden in het bijzonder en deze als secundaire onderwerpen beschouwt ten opzichte van een geval-tot-gevalpragmatisme dat een relatie met tempovariaties zou bevorderen.
Het is niet onze rol het tragere tempo te faciliteren waartoe onze partners hun toevlucht nemen of scheidslijnen te koesteren. We moeten ontwikkeling en vooruitgang bevorderen, in het bijzonder als het om rechten gaat, en altijd garanderen dat we onze investeringen gebruiken om te zorgen voor kansen op groei en economische ontwikkeling als geheel voor de hele regio.
Het waarborgen van de voltooiing van de vrijhandelszone in de regio in 2010, onder al zijn gelijken, is derhalve een haalbare doelstelling, maar we moeten ons respect voor humanistische en democratische waarden en rechten nooit vergeten.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). - (RO) Ik heb waardering voor het verslag van de heer Tannock. We hebben buurlanden nodig die voldoen aan de normen van de Europese Unie, ongeacht de vraag of en wanneer ze lid van de Europese Unie worden.
Om deze reden ben ik van mening dat het nabuurschapsbeleid moet gaan anticiperen; we zouden namelijk niet alleen de ontwikkeling van de toestand moeten volgen, maar ook de landen in kwestie moeten steunen bij hun inspanningen om aan de vereiste normen te voldoen.
Wat betreft de situatie in Georgië: de beslissingen van president Saakasjvili om vervroegde presidentsverkiezingen en een referendum voor het instellen van parlementsverkiezingen te houden en de noodtoestand op te heffen zijn heilzaam.
Al deze daden zullen bijdragen tot het herstel van een democratisch klimaat dat gunstig is voor het hervatten van discussies en onderhandelingen over een levensvatbare oplossing van de gevoelige situatie in Georgië.
Ik steun het idee van de noodzaak de mechanismen van de rechtsstaat, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media in ere te herstellen. Ik verzoek alle politieke krachten in Georgië mee te werken om een wet op te stellen die audiovisuele activiteit reguleert om situaties zoals de recente te voorkomen.
De partij die nu regeert, is degene die sinds 2003 een coherent stelsel van hervormingen op centrale gebieden heeft geïnitieerd en gesteund; hervormingen die op hun beurt zichtbare economische ontwikkeling hebben opgeleverd en Georgië een duw hebben gegeven in de richting van een functionele markteconomie en echte democratie.
Onder dezelfde regering is het creëren van mechanismen voor het efficiënter feitelijk implementeren van het actieplan met de Europese Unie gesteund en is de ontwikkeling naar een Europese richting versterkt.
Tegelijkertijd is Georgië een strategische partner in het nabuurschapsbeleid geworden – wat onmisbaar is voor het oplossen van de bevroren conflicten in de regio –, een goede mediator, een belangrijke partner binnen de regionale samenwerking en een strategische bondgenoot in energiesamenwerkingsprojecten en vervoer.
Er moet rekening worden gehouden met de beweringen en houding van de oppositie, maar die moeten worden geëvalueerd in de context van de gehele politieke en economische situatie, zowel intern als in de regio. Ik ben van mening dat we goed moeten kijken wat er in de conflictgebieden in Georgië gebeurt en hoe de Russische Federatie zich opstelt, met name in de context van de naderende deadline voor het nemen van een beslissing over de status van Kosovo.
Kader Arif (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is mijn bedoeling specifiek over het Middellandse Zeegebied te spreken, dat – en ik dank de rapporteurs dat zij ons daaraan hebben herinnerd – zeer belangrijk is voor Europa als het gaat om buitenlandse politiek. Het is mijn steun aan substantiële Europese inspanningen in het Middellandse Zeegebied die mij ertoe brengt te waarschuwen voor de gevaren van het afzwakken van het mediterrane beleid van Europa binnen zijn algemene nabuurschapsbeleid.
We willen niet dat er zich rivaliteit ontwikkelt tussen Oost-Europese landen en onze zuidelijke buren. Het ENB dient een bilaterale aanvulling te zijn op het multilaterale Barcelonaproces. Ik herinner u eraan dat het Barcelonaproces sinds 1995 het referentiekader is voor het structureren van de betrekkingen in het Middellandse Zeegebied. Gezien dit feit moeten we niet toestaan dat hetzij het ENB, hetzij enig ander project dat zich op de mediterrane landen richt, de doelstellingen van Barcelona vertroebelt of vervangt, die zijn gebaseerd op de drie pijlers van partnerschap in politieke, economische en sociale ontwikkeling, die de enige manier vormen om effectieve regionale integratie te bevorderen.
Daarom moet ik twee punten beklemtonen. Ten eerste moeten we een evenwicht tussen de Oost-Europese en de Middellandse Zeelanden handhaven bij het toewijzen van subsidies. Ons vermogen een sterk en ambitieus Europees beleid voor het Middellandse Zeegebied te handhaven hangt er van af of we dat evenwicht vinden. Ten tweede zou ik met betrekking tot de geplande Euro-mediterrane vrijhandelszone – het onderwerp van mijn verslag aan dit Huis eerder dit jaar – het belang willen benadrukken van een gecoördineerde en geleidelijke benadering die de bewuste landen in staat stelt goed om te gaan met het tempo en de intensiteit van een open handelssysteem en rekening houdt met hun eigen specifieke kenmerken, in het bijzonder de kwetsbaarheid van sommige sectoren van hun economie. Handel die de zaak van de ontwikkeling dient, moet ons doel blijven.
Om af te sluiten: ik zou deze aspecten graag in het verslag behandeld willen zien, omdat ze nodig zijn voor de afbakening van een duidelijk Middellandse Zeebeleid, gebaseerd op een strategische langetermijnvisie op ontwikkeling en stabilisering in deze regio.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteurs complimenteren met hun grondige onderzoek van het onderwerp. Ik moet er echter op wijzen dat we, als een van onze basale doelen het scheppen van een gebied van vrede is, aandacht moeten besteden aan de politieke toekomst van de landen in kwestie.
Laat ik Egypte als voorbeeld aanhalen. Weet een van ons wat er zal gebeuren in het post-Mubaraktijdperk? Ik vrees van niet. Realiseren we ons niet dat Egypte vroeger of later zal worden overgenomen door de Moslimbroederschap, een grote islamitische, extremistische organisatie? Wij moeten dus inzien dat al onze plannen in het gebied door zo’n situatie zullen worden ondermijnd.
Ik wil hier niet weer het voorstel herhalen dat ik vorig jaar in het vorige debat over het verslag heb gedaan. Ik heb voorgesteld een gemenebest van deze landen te creëren teneinde de betrekkingen in de politieke nabuurschap te verstevigen.
Staat u mij tot slot toe erop te wijzen dat de Europese politieke nabuurschap werd bevorderd in combinatie met de toetreding van de Tien, met het doel de vorming van nieuwe scheidslijnen met buurlanden te verzachten. Om deze reden moet de Europese politieke nabuurschap verenigd blijven, geografisch samenhangend en in balans tussen haar oostelijke en zuidelijke delen.
Bovendien: aangezien de landen die de Europese politieke nabuurschap vormen, politieke, economische en zelfs culturele verschillen vertonen, is het diversiteitsprincipe als altijd van cruciaal belang, maar het moet niet worden gebruikt om de kloven tussen deze landen te verbreden.
Evgeni Kirilov (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Ferrero-Waldner had eerder gelijk dat het ENB democratische hervormingen zou stimuleren. De Georgische regering moet het normale democratische proces in het land volledig herstellen en bij al haar maatregelen strikt vasthouden aan de beginselen van de rechtsstaat. We moeten met name onze bezorgdheid uiten over de ernstige schendingen van het recht van meningsuiting en de vrije toegang tot informatie. In deze situatie is hervatting van de politieke dialoog nodig en het vinden van een compromis in het belang van de burgers en democratie in het land.
Ik ben bijzonder verontrust over het door de politie gebruikte geweld tegen vreedzame demonstranten. De gebeurtenissen van de laatste dagen laten zien dat de regering van haar kant geen kritiek verdraagt. Het excuus van een vermeende samenzwering tot een staatsgreep, waarbij enige Russische invloed werd geïmpliceerd, is op zijn minst gezegd hoogst controversieel. Het is voorts ook duidelijk dat een willekeurige kansrijke oppositieleider, die we op dit moment niet op het politieke toneel zien, hoogst waarschijnlijk niet pro-Russisch is.
We zijn blij met de beslissing van president Saakashvili om vervroegde presidentiële verkiezingen te houden. Het nieuws van vandaag dat de noodtoestand zal worden opgeheven, is ook een positief signaal. We verwachten dat vanaf nu aan alle noodzakelijke voorwaarden voor vrije en eerlijke verkiezingen zal worden voldaan. Een van deze voorwaarden is de vrijheid van meningsuiting en dit betekent dat alle media die tijdens de recente verwikkelingen gedwongen waren te sluiten, zoals Imedi TV en Kafkasya TV, hun normale werkzaamheden weer zullen hervatten. We moeten daar heel duidelijk over zijn.
Ik denk dat president Saakashvili doortastend genoeg is om de negatieve trends van de afgelopen weken te keren. Na zijn verkiezing begon hij een goed hervormingsbeleid in Georgië dat steun verdient. Ik geloof ook zeker dat de democratische ontwikkeling van het land nauwlettend in het oog moet worden gehouden en gesteund moet worden door het Europees Parlement.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, vanwege de tijd zal ik heel kort zijn, al is dat in mijn voordeel omdat ik bij het vragenuur aanwezig zal zijn. Dit is een langdurig en intens debat geweest en ik denk dat ieder wezenlijk aspect van het nabuurschapsbeleid is besproken.
Ik geloof ook dat er een brede consensus over fundamentele kwesties is bereikt, zoals de noodzaak dat het nabuurschapsbeleid een alomvattend en ruim beleid is, gericht op het noorden, maar eveneens op het oosten en zuiden. Het moet ook rekening houden met de specifieke kenmerken van de landen waarop het zich richt. Natuurlijk moeten we de specifieke kenmerken en behoeften van onze partners in aanmerking nemen, zoals we ook de noodzakelijke instrumenten moeten gebruiken in overeenstemming met die behoeften en specifieke kenmerken. Het Europees nabuurschapsbeleid heeft een enkel doel dat voor alle partners geldt, namelijk het vormen van een partnerschap dat hen in de richting van economische en sociale vooruitgang brengt, en in de richting van het verstevigen van de rechtsstaat en hun democratieën.
Ik moet echter zeggen dat ik in dit en andere fora soms hoor overwegen of zelfs voorstellen en adviseren dat we mogelijk de middelen zouden moeten verhogen en mogelijk de instrumenten moeten vergroten. Dit zijn gulle gedachten waarvoor ik begrip heb, maar we moeten ook beseffen dat het vergroten van de instrumenten of het verhogen van de subsidies, dat wil zeggen de middelen, heel vaak eenvoudigweg niet werkt doordat het absorptievermogen van onze partners beperkt is. Natuurlijk zouden wij ook graag een toename van de middelen willen zien, maar de waarheid is, zoals ik zei, dat het absorptievermogen van onze partners heel vaak beperkt is. Daardoor zal het verstrekken van meer financiële middelen niet leiden tot doeltreffender programma’s of snellere of zichtbaarder resultaten.
Ik ben van mening dat de Commissie de juiste keuze heeft gemaakt van terreinen waarop partnerschappen moeten worden gevormd met de landen die met ons in deze associaties verkeren. De Commissie bestrijkt een breed spectrum van terreinen, inclusief het bouwen aan administratieve capaciteit, het versterken van het rechtssysteem en het voorzien in steun voor organisaties uit de civiele samenleving en voor onderwijs en opleiding – een heel scala van terreinen wordt door het nabuurschapsbeleid gedekt. Zoals ik al zei: het enkele en belangrijkste doel is natuurlijk dat deze partners een ontwikkeling kunnen doormaken die ook in het belang van de Europese Unie is.
De Raad zal uiteraard de voorstellen die de Commissie hem in verband met het Europees nabuurschapsbeleid ter goedkeuring voorlegt, nauwgezet blijven volgen en is uiteraard ook altijd bereid met dit Parlement over ideeën, suggesties en voorstellen te discussiëren en te debatteren.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal zo kort mogelijk antwoorden. Ik vind het een erg vruchtbaar debat en ik bedank nogmaals de twee rapporteurs. Het was duidelijk dat een groot aantal Parlementsleden aan deze discussie wilde deelnemen.
Ik zal enkele opmerkingen maken in antwoord op sommige vragen. Ten eerste is het waar dat Mauretanië nu een partnerland is in het Euromed-proces, maar het behoort niet tot de landen waarop het nabuurschapbeleid van toepassing is. Ik wilde dit even verduidelijken; de fondsen voor Mauretanië vallen nog altijd onder de ACS-middelen.
Over mijn tweede punt wil ik ook heel duidelijk zijn. Er was kritiek van sommige Parlementsleden dat de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat niet onze belangrijkste doelstellingen waren. Integendeel. Kijkt u naar welk actieplan dan ook, dan is een van de belangrijke onderdelen altijd een basis voor de ontwikkeling van zoveel mogelijk mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Maar het kost natuurlijk tijd en we zijn in het bijzonder met die landen in gesprek over de kwestie van de rechterlijke macht en het justitiële systeem, die natuurlijk een basis vormen voor het maken van plaatselijke verschillen.
Een van de leden van de Fractie Ind/Dem merkte op dat hij niet meer migratie wil hebben. Ik wil hem zeggen dat de verstrekking van visa gelijk op gaat met overnameovereenkomsten. We proberen dus illegale immigratie te bestrijden, maar we willen ook het intermenselijke contact faciliteren en soms passen we ideeën voor legale immigratie toe, dat is ook noodzakelijk voor veel van onze landen vanwege de vergrijzende bevolking.
Ten vierde over bevroren conflicten: het ENB alleen kan deze niet allemaal oplossen. Hiervoor hebben we ook speciale vertegenwoordigers van de heer Solana, de secretaris-generaal van de Raad. Maar met het ENB proberen we hiervoor de best mogelijke omgeving te creëren. En dat is heel belangrijk: in Israël en Palestina, wanneer we spreken over de Maghreb en wanneer we spreken over de landen van Oost-Europa.
Er was nog een andere vraag met betrekking tot de speciale status van Israël. Ik kan u vertellen, zoals ik ook aan de minister van buitenlandse zaken Tzipi Livni heb verteld toen ik haar in Lissabon ontmoette, dat we een speciale reflectiegroep hebben. De reflectiegroep is bezig. De denkbeelden ter tafel zijn zeer ambitieus, vooral van Israëlische kant. Maar we moeten kijken of deze passen in het totale coherente kader van het ENB. Maar daarbinnen kunnen we zeker veel doen. En dat is waarover we op dit moment denken en wat bespreken. Ik stel me voor dat volgend jaar onder de volgende Associatieraad we hopelijk met voorstellen hiervoor zullen komen. We hebben het dus niet vergeten; we werken eraan.
Een laatste woord over Georgië: veel collega’s die over Georgië hebben gesproken, onder wie mijn vriendin Ludie Polfer, hebben gezegd dat deze situatie zeer complex is. We weten allemaal dat er aan de ene kant er grote spanningen zijn tussen oppositie en regering, maar dat er aan de andere kant wellicht ook andere tendensen zijn. Ik vind het daarom heel belangrijk dat president Saakashvili presidentiële verkiezingen heeft uitgeschreven. Hij heeft gezegd dat hij de bevolking zal raadplegen over de datum voor parlementaire verkiezingen. En ik hoop van harte dat het hervormingsaspect dat we werkelijk hebben geprobeerd te stimuleren, in de toekomst verder zal gaan, anders zal het vertrouwen in de Georgische regering veel schade oplopen indien de huidige crisis niet op een democratische manier kan worden opgelost. Maar natuurlijk doen we er alles aan om Georgië te steunen.
Mijn laatste opmerking gaat over financiën. Velen van u hebben gezegd dat we meer geld nodig hebben. Maar u moet weten dat het altijd genoemde Europees Investeringsfonds of de Investeringsfaciliteit de mogelijkheid biedt om meer gelden te verstrekken aan die landen die dat nodig hebben voor infrastructurele projecten , energie, vervoer enzovoort. We hebben daarom gezegd dat datgene wat we hebben misschien niet genoeg is. Laten we daarom voor meer gelden zorgen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
Ik herinner u eraan dat het verslag van Raimon Obiols i Germà en Charles Tannock morgen in stemming wordt gebracht en dat de teksten die zijn ingediend om het debat over de verklaringen van de Raad en de Commissie af te sluiten, op 29 november 2007 in Brussel in stemming worden gebracht.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. – (EN) Als voorzitter van de Moldavische delegatie dank ik de heer Tannock dat hij erop heeft gewezen dat Moldavië volledig beantwoord aan de criteria die uitzicht bieden op het lidmaatschap zoals vastgelegd in artikel 49 van het Verdrag van Maastricht. Dank ook aan zijn mederapporteur de heer Obiols i Germà voor dit evenwichtige en grondige verslag.
Moldavië is geen buurland van Europa, maar ligt geografisch in Europa zelf en behoort tot de EU te worden toegelaten zodra het aan de drie criteria van Kopenhagen voldoet.
Hoewel het Actieplan EU-Moldavië nog lang niet is voltooid, moeten we vragen wat de volgende stap is. Meer stimulansen zijn nodig om onze partners in Europa te bewegen tot pijnlijke hervormingen.
Voor het bereiken van deze doelen moeten de financiële en andere hulpbronnen van het ENB aanzienlijk royaler zijn. Er zijn complete missies in het kader van het Europees veiligheid- en defensiebeleid nodig voor een reële kans om de sluimerende conflicten in Transnistrië en de Kaukasus op te lossen. Er zijn thans geen middelen beschikbaar om deze missies te organiseren.
Tot slot is het lastig om een voorstelling te maken van beleid dat zowel past bij de landen van het geografische Europa als bij de niet-Europese mediterrane landen. Duidelijk is dat de reikwijdte van het ENB in de toekomst moet worden bijgesteld. Vooral de oosterse component moet beter worden omschreven.
José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Mijn complimenten aan de rapporteurs met hun uitstekende werk. De resolutie die wij aannemen, zal de visie van het Parlement op het gebied van het nabuurschapsbeleid consolideren en de lijnen die we in januari 2006 hebben vastgesteld, verder ontwikkelen.
Dat is precies de reden waarom het belangrijk is de amendementen 1 en 2 goed te keuren; ik dank de heer Tannock dat hij die heeft gepresenteerd. Ze geven een nieuwe bevestiging van punten die we al hebben goedgekeurd en die we nu niet mogen vergeten, inzake onze nabuurschapsbetrekkingen aan de Zuid-Atlantische grens. Het is belangrijk dat we ons de specifieke situatie nog eens herinneren van eilandstaten die aan onze buitenste regio’s grenzen – de Canarische Eilanden, Madeira en de Azoren – waarmee we historische banden en bijzondere, nauwe betrekkingen hebben. We moeten derhalve ook ons verzoek aan de Commissie herhalen om specifiek beleid voor te stellen en te ontwikkelen om het Europees nabuurschapsbeleid zo ver mogelijk uit te strekken naar onze eilandburen in de Atlantische Oceaan, dicht bij het Europese continent – beleid dat niet alleen onze geografische nabijheid benadrukt, maar ook onze culturele en historische affiniteit en het gemeenschappelijk belang van wederzijdse veiligheid.
In dezelfde lijn zou ik ook van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn blijdschap uit te spreken over de recente mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Kaapverdië.
11. Vragenuur (vragen aan de Raad)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de vragen aan de Raad (B6-0382/2007).
De volgende vragen zijn voorgelegd.
Vraag nr. 1 van Manuel Medina Ortega (H-0777/07)
Betreft: Draaideurbeleid voor immigratie
Een aantal politieke verantwoordelijken en deskundigen hebben plannen geopperd voor een overeenkomst tussen de lidstaten die het mogelijk zou maken de controle aan de buitengrenzen van de Unie te combineren met een nieuw “draaideurbeleid” voor immigratie, om ervoor te zorgen dat migranten die zich legaal in de Unie hebben gevestigd, naar hun land van herkomst kunnen terugkeren zonder de vrees dat zij bij terugkeer naar de Unie voor gesloten grenzen komen te staan.
Meent de Raad dat deze aanpak haalbaar is en dat het mogelijk is dit beleid ten uitvoer te leggen met de beperkte instrumenten van de intergouvernementele samenwerking, of meent hij integendeel dat hiervoor nieuwe institutionele mechanismen in het leven moeten worden geroepen?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Zoals de geachte afgevaardigde zal weten, heeft de Commissie in mei 2007 aan het Europees Parlement, de Raad en het Comité van de Regio’s een mededeling gepresenteerd over circulaire migratie en mobiliteitspartnerschappen tussen de Europese Unie en derde landen. In haar mededeling beschouwt de Commissie circulaire migratie als een nuttig middel dat op Gemeenschapsniveau moet worden ontwikkeld om tot een doeltreffender beheer van migratiestromen te komen. In de conclusies van juni 2007 over de uitbreiding en versterking van de algehele aanpak van migratie heeft de Raad op zijn beurt benadrukt dat mogelijkheden voor legale migratie, inclusief in goede banen geleide circulaire migratie, potentieel voordelig zijn voor alle betrokken partners.
De Raad is van mening dat alle mogelijkheden voor goed beheerde circulaire migratie dan ook dienen te worden onderzocht in nauwe samenwerking met alle relevante partijen, met het oog op de goedkeuring van de conclusies van de Raad niet later dan het einde van 2007. De noodzaak deze mogelijkheden voor circulaire migratie te onderzoeken, gebaseerd op de mededeling van de Commissie van 16 mei 2007, is ook opnieuw genoemd in de conclusies van de Europese Raad van juni 2007. De Raad onderzoekt op dit moment de kwestie van het aannemen van specifieke instrumenten en maatregelen om circulaire migratie te faciliteren en de kwestie van het uitzoeken hoe dergelijke maatregelen kunnen worden geïmplementeerd.
De Commissie heeft nog geen specifieke maatregelen voorgesteld.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat het Portugese voorzitterschap een behoorlijke hoeveelheid aandacht aan deze zaak besteedt en dat het antwoord afdoende was.
Ik ben me ervan bewust dat het Portugese voorzitterschap ten einde loopt doordat dit half jaar tamelijk kort is, maar ik weet niet of u denkt dat het mogelijk zal zijn dat er vóór 31 december een specifiek voorstel wordt geformuleerd, dan wel of u de Commissie zult aanmoedigen meer specifieke voorstellen in te dienen, in het bijzonder met betrekking tot de institutionele aspecten, of de mechanismen die we nu hebben toereikend zijn dan wel of het gepast zou zijn een of andere instelling op te richten om circulaire migratie van deze aard te faciliteren.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de geachte afgevaardigde voor zijn vriendelijke woorden. De voorzitterschappen zijn inderdaad altijd iets korter dan een half jaar – of dat jammer of gelukkig is, weet ik niet – vanwege de zomervakantie. Wij zouden inderdaad voor het eind van het jaar aanmerkelijk meer vooruitgang in deze kwestie willen boeken, maar we zijn uiteraard tot op zeker hoogte afhankelijk van de initiatieven die de Commissie wenst te presenteren om ons daartoe de gelegenheid te geven. Dat zou onze bedoeling en onze wens zijn. Op dit moment kan ik dat echter niet garanderen, maar als het mogelijk is en wij de gelegenheid krijgen, zullen we die zeker aangrijpen.
Josu Ortuondo Larrea (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik deel de mening van het voorzitterschap van de Raad over het draaideurbeleid voor immigratie en de nieuwe ideeën over een blauwe kaart om immigranten van hoog kaliber aan te trekken.
Ik zou het voorzitterschap van de Raad echter willen vragen of het ervan overtuigd is dat we in staat zullen zijn de enorme instroom van immigranten naar de Europese Unie die we elk jaar krijgen, binnen de perken te houden, gezien het feit dat er landen in de wereld zijn wier ontwikkelingsniveau zo armzalig en laag is.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE). - (PT) De vraag die ik over circulaire immigratie zou willen stellen, is of er niet een speciaal mechanisme zou moeten zijn om in dergelijke immigratie te voorzien, met name waar het gaat om het zorgen voor opleiding in de desbetreffende landen. Ik denk bijvoorbeeld aan artsen en verpleegkundigen uit Malawi die in het Verenigd Koninkrijk zijn.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) De kwestie van circulaire immigratie is of wordt besproken en werd door de Commissie snel opgeworpen tijdens een breder debat over het vraagstuk van immigratie in Europa, in het bijzonder illegale en legale immigratie, en het was een van de mechanismen die werden genoemd in dit debat over aan immigratie gerelateerde kwesties. De Commissie heeft de zaak overwogen en de Raad uitgenodigd dat ook te doen en erover te discussiëren. Naar mijn mening zullen mechanismen van circulaire immigratie alleen niet alle problemen oplossen die zich op dit terrein en in dit debat voordoen. Het is een maatregel die een voorstel zou kunnen zijn en die een manier zou kunnen zijn om onze last te verlichten en problemen op te lossen die verband houden met immigratie en in dit geval zelfs legale immigratie, maar het zal zeker niet alle gerelateerde problemen oplossen. Daarvoor zal natuurlijk een breder spectrum van beleid nodig zijn, waarover de Raad inderdaad aan het discussiëren is, zoals u weet, naar aanleiding van een voorstel van de Commissie.
Natuurlijk bent u zich er ook van bewust dat het programma van het Portugese voorzitterschap prioriteit geeft aan alle vragen met betrekking tot immigratie, hetzij legaal, hetzij illegaal. Tijdens de Raad van december die volgende maand het eind van ons voorzitterschap markeert, zouden we graag in staat willen zijn een reeks conclusies te presenteren over het algemene vraagstuk van legale immigratie en over het bestrijden van illegale immigratie die reële vooruitgang op deze twee terreinen aangeeft.
Wat betreft de concrete technische vragen gericht op specifieke groepen, de overweging waarmee de Raad nu bezig is en moet zijn, is nog niet afgerond en ik weet zeker dat de geachte afgevaardigde er begrip voor zal hebben dat ik u op dit moment niet kan vertellen wat de resultaten van die overweging zijn, in het bijzonder aangaande vragen met een zeer ad hoc- en specifiek karakter.
De Voorzitter. − Vraag nr. 2 van Claude Moraes (H-0779/07)
Betreft: Lastenverdeling op het gebied van asiel en immigratie
Welke vooruitgang is er in de context van het kaderprogramma “Solidariteit en beheer van migratiestromen 2007-2013” geboekt op het punt van de “lastenverdeling”?
Welke praktische maatregelen worden er door de lidstaten genomen om te komen tot een eerlijke onderlinge verdeling van de verantwoordelijkheden met betrekking tot asiel en immigratie?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) In mei 2007 hebben het Europees Parlement en de Raad drie besluiten aangenomen: het besluit waarmee het Europees Vluchtelingenfonds 2008-2013 wordt gecreëerd, het besluit dat het Buitengrenzenfonds 2007-2013 in het leven roept en het besluit waarbij het Europees Terugkeerfonds 2008-2013 wordt opgericht. In juni 2007 heeft de Raad ook het besluit aangenomen dat het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen 2007-2013 in het leven roept. Die vier besluiten vormen een integraal onderdeel van het algemene programma “Solidariteit en beheer van migratiestromen”.
Overeenkomstig de doelstellingen die zijn vastgelegd door de Europese Raad is het doel van dit programma de eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten, waar het gaat om de financiële last die voortkomt uit de invoering van het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen van de EU en de tenuitvoerlegging van gezamenlijk asiel- en immigratiebeleid.
Het Europees Vluchtelingenfonds voldoet aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 63(2)(b) van het EG-Verdrag over het aannemen van maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van vluchtelingen en ontheemden.
De Raad wil de solidariteit ook met andere middelen bevorderen. De conclusies van de Raad van 18 september 2007 over het versterken van de zuidelijke zeegrenzen van de EU moedigden de lidstaten bijvoorbeeld aan op bilaterale basis steun te verlenen aan lidstaten die bijzondere druk ondervinden en stelden dat dergelijke steun kan worden verleend op het niveau van terugkeeroperaties, opvangomstandigheden, expertise in het behandelen van gevallen of het vrijwillig op zich nemen van de verantwoordelijkheid voor asielzoekers, vluchtelingen, mensen met een subsidiairebeschermingsstatus of minderjarigen zonder begeleiding.
Claude Moraes (PSE). - (EN) Dat was een uitvoerige verklaring over het theoretische standpunt met betrekking tot lastenverdeling. We kennen de instrumenten, maar als het over Malta, Lampedusa en de Canarische eilanden gaat, moet ik u ronduit vragen hoe de implementatie geschiedt. Bent u van mening dat de leden van de Raad, met inbegrip van de West-Europese leden, in de afgelopen zes maanden hun verplichtingen met betrekking tot de lastenverdeling serieus zijn nagekomen met betrekking tot deze landen die in een noodsituatie verkeren? Sommige van onze collega’s hier kennen dat en zien het elke dag.
Niemand oordeelt dat Portugal zich op enige wijze apathisch met betrekking tot dit vraagstuk opstelt, maar wanneer gaat de Raad de lastenverdeling actief uitvoeren? Wordt dit al uitgevoerd? Geeft u ons alstublieft een openhartig antwoord.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik geef de geachte afgevaardigde met veel genoegen antwoord en uiteraard spreek ik namens het Portugese voorzitterschap in overeenstemming met zijn gedachten over dit onderwerp. De geachte afgevaardigde weet dat migratie en migratiestromen, in het bijzonder illegale migratiestromen, met name vanuit regio’s ten zuiden van Europa, een nieuw probleem vertegenwoordigen waarmee we nog maar een paar jaar geleden niet werden geconfronteerd.
Derhalve moeten we, uiteraard, op dit nieuwe en onbekende verschijnsel reageren en moeten we gepaste maatregelen treffen. Zoals echter altijd het geval is, krijgen die maatregelen, die reactie en de genoemde instrumenten geleidelijk vorm, net zoals ons bewustzijn van het belang en de ernst van dit probleem geleidelijk vorm krijgt. Ik moet in dit verband zeggen dat het sleutelwoord in deze kwestie voor het Portugese voorzitterschap en voor Portugal als lidstaat solidariteit is. Zoals wij allemaal begrijpen dat wanneer andere vraagstukken één of twee lidstaten raken, ze moeten worden beschouwd als een probleem voor iedereen, zo is ook in verband met illegale migratie solidariteit het goede woord, omdat wij ons ervan bewust zijn dat deze verschijnselen vaak individuele staten in het bijzonder treffen.
Het is waar dat wij vaak alleen maar praten en het is ook waar dat we meer moeten doen dan alleen praten. Maar het huidige besef dat dit vraagstuk een wereldwijd probleem is dat iedereen raakt en dat ieders verantwoordelijkheid is, is een eerste stap. Natuurlijk hebben wij er vertrouwen in dat we op een geleidelijke en realistische manier, maar ook met de nodige urgentie, over solidariteit kunnen blijven spreken en die intussen omzetten in concrete daden en maatregelen. Dat is de rol van het voorzitterschap en dat is wat Portugal als lidstaat moet doen. U zult ook begrijpen dat het niet aan één lidstaat of een enkel voorzitterschap is alle gebeurtenissen en alle maatregelen te beïnvloeden, zoals misschien zou worden gewenst. Maar ik kan u verzekeren dat er een verhoogd en steeds sterker wordend besef is dat we die verantwoordelijkheid moeten delen en die solidariteit handen en voeten moeten geven.
Simon Busuttil (PPE-DE). – (MT) Met alle verschuldigde respect, mijnheer de fungerend voorzitter, ik ben niet overtuigd door uw antwoord, want terwijl de Raad van Ministers erover nadenkt, zijn er mensen aan het verdrinken in de Middellandse Zee en zijn er mediterrane landen die niet met de noodsituatie kunnen omgaan; daarom ben ik niet overtuigd. Ik zal u een specifieke vraag stellen: Malta heeft in de Raad een voorstel gedaan over het verdelen van de last, over lastenverdeling. Het verzocht om het verdelen van alle immigranten die uit zee werden gered buiten de wateren van de EU – in de wateren van Libië bijvoorbeeld – over alle EU-landen. Ik zou graag willen weten wat het antwoord van de Raad was.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Die situatie is mij zeer vertrouwd en het door de regering van Malta opgeworpen vraagstuk daarover is mij zeer vertrouwd. Uw vraag wordt beantwoord door het antwoord dat ik al aan een andere afgevaardigde heb gegeven: het voorzitterschap is zich ervan bewust en Portugal is zich er als lidstaat van bewust dat Portugal ook een zuidelijk land is en daarom zullen ook wij ons uiterste best doen dat het woord “solidariteit” daadwerkelijk in de praktijk wordt gebracht, daarbij rekening houdend met de moeilijkheden en problemen, want die bestaan, al vereist dit ook, zoals zoveel gevallen, volharding en doorzettingsvermogen.
De Voorzitter. − Vraag nr. 3 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0781/07)
Betreft: Goede verblijfsomstandigheden voor illegale migranten, met name vrouwen en kinderen
Welke maatregelen gaat de Raad nemen om ervoor te zorgen dat de lidstaten zich aan hun internationale verplichtingen houden en in de tijdelijke opvangcentra voor illegale immigranten (met name vrouwen en kinderen) waardige verblijfsomstandigheden creëren?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet of het mogelijk is of binnen de regels valt, maar wanneer de vraag wordt aangekondigd, zou ik graag willen weten wie van de geachte afgevaardigden precies de auteur is, want mijn antwoord zal natuurlijk in de eerste plaats aan die persoon gericht zijn.
Zoals u ongetwijfeld weet, staan in het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven specifieke regels voor de behandeling van dergelijke onderdanen. Artikel 13 van het voorstel voor een richtlijn voorziet in waarborgen van de verblijfsomstandigheden in afwachting van terugkeer van alle personen op wie de richtlijn betrekking heeft. Artikel 15, dat de omstandigheden van vreemdelingenbewaring vaststelt, definieert de behandeling die aan onderdanen van derde landen moet worden gegeven in afwachting van hun terugkeer. Artikel 15(3) stipuleert dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de situatie van kwetsbare personen en bevat een specifieke bepaling voor minderjarigen. Zoals u ook weet, zijn het Europees Parlement en de Raad dit voorstel voor een richtlijn op dit moment aan het onderzoeken.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Staat u mij toe de opmerkingen van de heer Moraes te herhalen: theoretisch beantwoordt u onze vragen heel goed en in detail. Maar wat is de verantwoordelijkheid van de lidstaten nu we uw analyses nog niet hebben? Zijn er internationale verdragen en worden die gelijkelijk op alle lidstaten toegepast of zijn er lidstaten die om bijzondere redenen meer of minder doen? Wat is de verantwoordelijkheid van de toetredingslanden die als doorgangsroute fungeren voor illegale immigranten, voornamelijk vrouwen en kinderen? Tijdens de vergadering van gisteren heb ik tegen de commissaris gezegd dat er zelfs een veertienjarige illegale transporteur van clandestiene immigranten was gearresteerd.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik heb zojuist gezegd dat er op dit moment een voorstel voor een richtlijn tussen de Raad en het Europees Parlement onder discussie is waarin dit onderwerp wordt behandeld. Aangezien het voorstel voor een richtlijn nog niet is aangenomen, kan ik niet precies zeggen welke maatregelen de richtlijn zal voorstellen voor het verdedigen en beschermen van de zwakste individuen die de meeste bescherming nodig hebben. We zullen zien. Dit voorstel voor een richtlijn richt zich nu op die zorg om de zwaksten te beschermen.
Ik kan u ook duidelijk vertellen dat wanneer wij, het Portugese voorzitterschap, het over de kwestie van illegale immigratie hebben, we altijd zeggen dat de strijd ertegen gebaseerd is op twee fundamentele beginselen: solidariteit en respect voor mensen en respect voor de humanitaire tragedie die aan het verschijnsel ten grondslag ligt. We moeten mensen niet als objecten behandelen en noch het voorzitterschap noch Portugal accepteert dat de humanitaire dimensie in deze situaties wordt veronachtzaamd of als secundair wordt beschouwd. Dit is ons principiële uitgangspunt als het voorzitterschap, het is ons principiële uitgangspunt als lidstaat van de EU en het is een uitgangspunt dat wij onder geen enkele voorwaarde zullen opgeven.
De Voorzitter. − Vraag nr. 4 van Georgios Papastamkos (H-0784/07)
Betreft: Europese veiligheidsstrategie
Wat zijn tot nu toe de resultaten van de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie? Wat zijn meer in het bijzonder de resulaten van de uitbreiding van de veiligheidszone tot de Europese regio’s? Is de Raad tevreden over de strategie “vrede door middel van regionale integratie” en “regionale integratie door middel van vrede” binnen het geopolitieke kader van de EU?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigde, in de vier jaar die zijn verstreken sinds de Europese veiligheidsstrategie in december 2003 werd aangenomen, heeft het buitenlandse en veiligheidsbeleid van de Europese Unie zich dynamisch ontwikkeld.
We hebben met succes gereageerd op de in de Europese strategie aangewezen dreigingen door de leidraad te volgen die onze benadering bepaalde. We hebben actiever, coherenter en ook competenter moeten zijn. De nieuwe dreigingen van terrorisme, de proliferatie van massavernietigingswapens, regionale conflicten, verwording van de staat en georganiseerde misdaad zijn tegemoetgetreden met veel concrete maatregelen die een afspiegeling zijn van het scala van instrumenten dat de Europese Unie op dit moment ter beschikking staat. Daaronder vallen diplomatieke actie, civiele en militaire missies en handels- en ontwikkelingsactiviteiten.
We hebben doeltreffend multilateralisme gesteund en onze samenwerking met de Verenigde Naties ondersteund en laten groeien op het gebied van crisisbeheersing, de oorlog tegen het terrorisme en non-proliferatie. Onze operaties in verband met het Europese veiligheids- en defensiebeleid zijn onze zichtbaarste bijdrage aan mondiale vrede en veiligheid en bewijzen onze bereidheid mondiale verantwoordelijkheden op ons te nemen. Sinds 2003 hebben we de aanzet gegeven tot zestien crisismanagementoperaties, vier militaire en twaalf civiele, in verschillende delen van de wereld. Deze operaties in het kader van het Europese veiligheids- en defensiebeleid beslaan drie continenten en strekken zich uit van puur militaire operaties, inclusief hervorming van de veiligheidssector en institutionele ontwikkeling, tot politiemissies om recht en orde te handhaven. Van Atjeh tot Ramallah, van Kinshasa tot Sarajevo is de EU bezig de belangrijkste katalysatoren voor vrede en stabiliteit aan te brengen.
De druk op de Unie neemt echter toe. We hebben zojuist besloten in principe een militaire missie naar Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek te leiden om een eind te helpen maken aan de regionale gevolgen van de crisis in Darfur. We zijn ook bereid een politiemissie te leiden om de orde in Kosovo te handhaven. Van de westelijke Balkan en van Oost-Europa tot het Middellandse Zeegebied hebben we actief gewerkt voor vrede en stabiliteit in onze nabuurschap, daarbij gebruik makend van alle middelen die ons ter beschikking staan. Ik ben van mening dat het werk dat wordt gedaan door de Hoge Vertegenwoordiger, Javier Solana, het EU-uitbreidingsbeleid, het Barcelonaproces, het Europees nabuurschapsbeleid waarover hier zojuist is gedebatteerd, de speciale EU-gezanten in Bosnië-Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Moldavië en de zuidelijke Kaukasus en het vredesproces in het Midden-Oosten, evenals de rol van de EU als lid van het Midden-Oostenkwartet en de Kosovotrojka, plus de andere EVDB-missies die ik heb genoemd, een afspiegeling vormen van onze vastberadenheid veiligheid te scheppen in onze nabuurschap.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). – (EL) Dank u voor uw antwoord, mijnheer de voorzitter. Ik denk echt dat de Europese veiligheidsstrategie meer succes blijkt te hebben bij missies buiten het Europees continent dan bij het aangaan van uitdagingen die zich binnen de EU voordoen. Ik ben van mening dat situaties zoals die in Kosovo, het beheersen van een crisis in wording, het voorwaardelijkheidsbeleid in Macedonië, een kandidaat-lidstaat wiens politiek systeem ernstig ziek is, en de Russofobie die – terecht of niet – onze collega’s uit de landen van het vroegere Oost-Europa in haar greep houdt – dat dit alles ons uitdaagt een samenhangender en doeltreffender Europese veiligheidsstrategie te vormen.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) We hebben hier in deze plenaire vergadering zojuist een discussie gehad over het Europees nabuurschapsbeleid, dat precies bedoeld is voor onze partners in dit werelddeel. Ik neem aan dat een algemene conclusie was dat, ondanks de moeilijkheden die zouden kunnen bestaan en de verbeteringen die zouden kunnen worden ingevoerd, dit Europees nabuurschapsbeleid dat deel uitmaakt van onze strategie, goed heeft gewerkt en ervoor heeft gezorgd dat veel van onze partners en nabuurlanden kunnen genieten van stabiliteit, economische vooruitgang en economische en sociale ontwikkeling.
Om historische redenen die algemeen bekend zijn, gaan veel van onze partners nu natuurlijk door wat we overgangsfasen zouden kunnen noemen, fasen van democratische consolidering en consolidering van de rechtsstaat; en zoals zo vaak het geval is, zijn deze processen niet vrij van moeilijkheden, onrust en problemen. En dat geldt misschien voor sommige van die landen. We hadden het eerder over Georgië, toen ik hier zei dat ik zo’n drie weken geleden de Associatieraad met Georgië voorzat en de gelegenheid had onze Georgische collega’s mee te delen dat wij bijvoorbeeld op het terrein van de economie verheugd waren te zien dat er aanmerkelijke vooruitgang was gemaakt op het gebied van economische ontwikkeling, ondanks de problemen die dat land met Rusland heeft. Daarom moeten we voorbereid zijn op de aanzienlijke vooruitgang die we verwachten en wensen, maar moeten we ook om welbekende redenen soms stappen terug verwachten waarvan we oprecht hopen dat ze slechts tijdelijk zullen zijn; en we hopen dat de landen snel zullen terugkeren naar de vooruitgang en het handhaven van de rechtsstaat.
Ik moet de geachte afgevaardigde derhalve in alle oprechtheid zeggen dat, hoewel wij burgers van de Europese Unie soms de neiging hebben erg bescheiden te zijn over de capaciteiten van onze prestaties en over de prestaties zelf, we een beetje aardig voor onszelf moeten zijn, als het ware. Ik denk dat we iets hebben bereikt, ondanks de moeilijkheden.
Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Gelet op wat de verdragen van de Unie zeggen en wat de inhoud van het hervormingsverdrag zegt over het vraagstuk van veiligheid en defensie, en gelet op datgene wat de Franse president hier gisteren heeft gezegd en het feit dat Frankrijk volgend jaar het voorzitterschap bekleedt, kan de Raad het Parlement informeren of hij voorziet dat er een gemeenschappelijk defensiebeleid binnen de Europese Unie tot stand komt tijdens de zittingsduur van dit Parlement, of van het volgende Parlement, en wanneer dit volgens de Raad misschien tot stand komt?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Zoals de geachte afgevaardigde weet, geeft de Raad geen commentaar op toespraken van staatshoofden van lidstaten van de Europese Unie. Maar natuurlijk heb ik wel notie genomen van de opvatting van president Sarkozy, die de opvatting is van het staatshoofd van een zeer belangrijke EU-lidstaat. Of we nu in die richting zullen gaan of niet, naar een Europa met een verbeterde defensie, het zal de Raad zijn die erover moet beslissen en zoals u zich kunt voorstellen, kan ik niet op de beslissing van de Raad vooruitlopen. Als dat de beslissing van de Raad is – en zoals u weet, is defensie een specifiek terrein dat heel sterke consensus vereist – dan zullen we natuurlijk langs die weg verder kunnen gaan, maar de beslissing ligt uiteraard bij de Raad. Ik heb geen glazen bol en derhalve kan ik u niet vertellen hoe ver dit idee zal gaan. We zullen zien, maar aangezien het een voorstel van president Sarkozy is, zal er natuurlijk heel aandachtig naar worden geluisterd, zoals naar al zijn voorstellen.
De Voorzitter. − Vraag nr. 5 van Bernd Posselt (H-0788/07)
Betreft: Toetredingsonderhandelingen met Macedonië
Hoe beoordeelt de Raad de huidige stand van de toenadering van Macedonië tot de EU en wanneer acht hij het mogelijk of wenselijk een datum te noemen voor het begin van de toetredingsonderhandelingen?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigde, het besluit van de Europese Raad van december 2005 de status van kandidaat-lidstaat aan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te verlenen was een erkenning van de hervormingsprestaties van dat land. De Europese Raad stelde dat verdere stappen in de richting van EU-lidmaatschap in de eerste plaats zouden moeten worden beschouwd in het licht van het debat over de uitbreidingsstrategie, zoals voorzien door de conclusies van de Raad van 12 december 2005 en afgerond met de “hernieuwde consensus” over uitbreiding die werd bereikt tijdens de Europese Raad van 14 en 15 december 2006; in de tweede plaats in het licht van het voldoen aan de criteria van Kopenhagen door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; in de derde plaats in het licht van de vereisten van het Stabilisatie- en Associatieproces en de doeltreffende tenuitvoerlegging van de stabilisatie- en associatieovereenkomst; en tot slot in het licht van de noodzaak van verdere aanmerkelijke vooruitgang in het reageren op de andere kwesties en lidmaatschapscriteria die waren opgenomen in het advies van de Commissie en de tenuitvoerlegging van de prioriteiten in het Europees partnerschap.
In haar tussenverslagen heeft de Commissie de ontwikkelingen in detail onderzocht. Na de inschatting van de toestand in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zoals uiteengezet in het Commissieverslag van 2006 betreurde de Raad in zijn vergadering van 11 en 12 december 2006 dat het tempo van de waargenomen hervormingen in 2006 trager was geworden. Op 14 en 15 december 2006 herhaalde de Europese Raad dat de voortgang van ieder land in de richting van de Unie afhankelijk zou blijven van zijn inspanningen om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en de voorwaardelijkheid van het Stabilisatie- en Associatieproces. De Raad riep de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op het tempo van de hervormingen op belangrijke terreinen te verhogen en de in het Europees partnerschap aangewezen prioriteiten te implementeren teneinde verder te komen in het toetredingsproces. De vierde vergadering van de Stabilisatie- en Associatieraad tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vond plaats op 24 juli jongstleden. Te midden van de boodschappen die werden uiteengezet in het gezamenlijke standpunt van de Unie voor de Stabilisatie- en Associatieraad was met name belangrijk dat zij erop aandrong dat stabiliteit en het normaal functioneren van democratische instellingen fundamentele aspecten waren van de politieke criteria die essentieel zijn voor het waarborgen van voortgang in de richting van Europese integratie. Instellingen als de regering, het parlement en de president moeten functioneren en doeltreffend samenwerken. Ze moeten ook hun gedifferentieerde rollen spelen en interactie hebben overeenkomstig de grondwet. Er moet een constructief politiek klimaat worden bereikt en gehandhaafd, zodat het land zich kan concentreren op de hervormingen die nodig zijn om vooruitgang te boeken in de richting van de Unie. Er moeten ook meer inspanningen worden geleverd om op alle niveaus vertrouwen tussen de etnische gemeenschappen te bewerkstelligen. De Unie memoreerde dat volgehouden tenuitvoerlegging van het kaderakkoord van Ohrid een centraal element van de politieke criteria was. Alles moet in het werk worden gesteld om een zo breed mogelijke politieke consensus te bereiken over de geassocieerde hervormingen, geheel overeenkomstig letter en geest van het akkoord.
De vergadering herinnerde ook aan het belang van het boeken van vooruitgang op de terreinen van justitie en binnenlandse zaken, in het bijzonder bij het bestrijden van de georganiseerde misdaad en de corruptie. Tegelijkertijd memoreerde de Raad ook dat regionale samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen een wezenlijk deel waren van het proces van EU-integratie. Tot slot wil ik verklaren dat de Raad het op 6 november gepubliceerde verslag van de Commissie heel zorgvuldig aan het bestuderen is en dat dit het onderwerp van conclusies zal zijn bij de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen komende december.
Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Dank u, mijnheer de fungerend voorzitter, voor uw zeer veelomvattende antwoord. Ik heb slechts twee korte aanvullende vragen. Ten eerste, acht u het voorstelbaar dat er in de loop van volgend jaar een datum wordt vastgesteld voor het openen van de toetredingsonderhandelingen? De kandidatenstatus van Macedonië dateert van meer dan twee jaar geleden en het is zeker hoog tijd om over een datum na te denken.
Mijn tweede aanvullende vraag is deze: welke benadering wordt er gekozen? Worden er pogingen gedaan om de toetreding van Macedonië te koppelen aan die van andere landen, zoals Servië, of wordt het land werkelijk apart van alle andere behandeld?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Zoals de geachte afgevaardigde zal begrijpen, kan ik niet zeggen of wij wel of niet in een positie verkeren om in het komende jaar een datum vast te stellen voor het beginnen van toetredingsonderhandelingen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Er moet worden voldaan aan moeilijke en veeleisende voorwaarden en criteria voordat dergelijke onderhandelingen kunnen beginnen, dus de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zal dichterbij of verder van de vaststelling van de datum voor het begin van de onderhandelingen zijn, al naar gelang zij aan die criteria en voorwaarden voldoet. Wat ik echter zou zeggen is dat de kandidaat-lidstaat die vraag beter zal kunnen beantwoorden dan de Europese Unie.
Wat betreft het koppelen van toetredingsprocessen: het voorzitterschap houdt vol en heeft altijd volgehouden dat iedere kandidaat-lidstaat afzonderlijk op zijn eigen verdiensten moet worden beoordeeld. Als de kandidaat-lidstaat in aanmerking komt omdat hij aan de verplichtingen en voorwaarden voor het openen van de toetredingsonderhandelingen voldoet, dient hij die status te krijgen, ongeacht wat er in parallelle processen met andere kandidaat-lidstaten zou gebeuren.
De Voorzitter. − Vraag nr. 6 van Sarah Ludford (H-0790/07)
Betreft: Bescherming van de tijger
Wat heeft de Europese Unie al gedaan en welke verdere maatregelen overweegt ze om India en andere belanghebbende landen aan te moedigen en bij te staan om hun tijgerpopulatie te beschermen, met medewerking van de plaatselijke bevolking en op zo’n manier dat de bevolking er belang bij heeft dat de dieren worden beschermd?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigde, de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) voorziet in het internationale wetgevingskader voor de bescherming van tijgers en andere bedreigde soorten. De EU en haar lidstaten geven CITES krachtige steun, zowel politiek als financieel.
De laatste jaren heeft de EU bijzondere nadruk gelegd op de noodzaak van een grotere concentratie van inspanning in de praktische uitvoering van CITES-controles om illegale slachtpartijen en handel terug te dringen en duurzame handel in soorten te waarborgen. Om deze noodzaak te onderstrepen heeft de Commissie Aanbeveling 2007/425/EG van 13 juli 2007 gepubliceerd, waarin een reeks maatregelen wordt genoemd voor de handhaving van Verordening (EG) 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer. Intussen wordt de soort Pantera tigris genoemd in Bijlage A van Verordening (EG) 1332/2005 van 9 augustus 2005 en ook in Bijlage I van CITES, wat betekent dat exemplaren van die soort alleen kunnen worden vervoerd in uitzonderlijke omstandigheden die zijn onderworpen aan strikte criteria. Aan die criteria kan alleen worden voldaan en enig besluit om handel toe te staan kan alleen mogelijk zijn als er wordt gegarandeerd dat de activiteit niet schadelijk is voor de beschermingsstatus van de soort.
We zouden ook uw aandacht willen vestigen op de noodzaak van internationale samenwerking en in het bijzonder van capaciteitsopbouw voor het faciliteren van de tenuitvoerlegging van beleid ten behoeve van de bescherming en het duurzame gebruik van in het wild levende dier- en plantensoorten in landen waar zulke soorten voorkomen. De EU heeft derhalve de besluiten met betrekking tot Aziatische grote katachtigen gesteund die tijdens de veertiende conferentie van de partijen bij CITES begin dit jaar zijn goedgekeurd teneinde de inspanningen voor toepassing en bescherming te verhevigen.
Bovendien zijn wij ook bereid India en de andere landen van het verspreidingsgebied assistentie te verlenen bij de uitvoering van deze besluiten. We erkennen dat de doeltreffende tenuitvoerlegging van beschermingsmaatregelen de deelname van de plaatselijke bevolking vereist. We hebben door middel van CITES de noodzaak beklemtoond van het veiligstellen van de steun en medewerking van de plaatselijke en boerengemeenschappen bij het beheren van in het wild levende dier- en plantensoorten en derhalve bij het bestrijden van illegale handel daarin.
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Ik bedank het voorzitterschap hiervoor en ik zal de genoemde documenten lezen.
Het probleem is echter dat er met betrekking tot de tijgers sprake is van een crisissituatie. Er leven nog slechts 3000 tijgers in het wild. Tegen 2020 kunnen ze in het wild zijn uitgeroeid. Het grootste probleem vormt de jacht, die wordt ingegeven door de lucratieve illegale handel in tijgerhuiden en organen, die zich tot Oost-Europa uitstrekt. De Indiase bosbouwautoriteiten zeggen dat zij de stropersbenden niet kunnen aanpakken bij gebrek aan financiële middelen. Kan de EU daarbij helpen? Hebben we daarvoor speciale projecten?
Een Chinese functionaris zei onlangs dat het heel lastig is om de druk te weerstaan bij het blootleggen van de tijgerhandel. Natuurlijk is onderwijs enerzijds belangrijk, maar geef ook de lokale bevolking een economisch belang om een hoger niveau te bereiken. Wat doet de EU feitelijk op het gebied van specifieke projecten?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) De geachte afgevaardigde zal opmerken dat ik uitvoerig en in detail heb verwezen naar het internationale wettelijke en juridische kader waarbinnen de Europese Unie bestaat en opereert. Ik heb natuurlijk ook uitdrukking gegeven aan de bereidheid en vastberadenheid van de Raad om binnen dat internationale kader zijn uiterste best te doen om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin het voorziet, effectief worden toegepast.
Ik heb ook heel helder gezegd dat wij ook onderkennen dat we moeten samenwerken met de plaatselijke bevolking, die direct contact met die bedreigde soorten heeft. De strijd tegen stroperij en dergelijke illegale activiteiten is geen gemakkelijke, zoals mensen met ervaring in dergelijke situaties weten. Zij beseffen dat het een moeilijke, maar noodzakelijk strijd is, een inschatting waarmee ik het eens ben.
De Europese publieke opinie staat in haar geheel achter u, want wat er onlangs te zien is geweest in verband met de illegale handel in bedreigde soorten laat zien dat mensen zich veel bewuster zijn dan vroeger van de noodzaak de aandacht op deze kwesties te vestigen. De druk van de publieke opinie en de aandacht die eraan wordt besteed in verband met deze situaties zijn daardoor nu veel groter dan ze waren. Daardoor kunt u duidelijk op dat publieke bewustzijn rekenen, dat ook nodig is om ervoor te zorgen dat wij, de EU, en onze lidstaten in staat zijn doeltreffender op te treden. Zoals ik heb gezegd: we moeten erkennen dat het een moeilijke strijd is.
David Martin (PSE). - (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, u bent zeer duidelijk geweest dat u en de Raad als geheel zich betrokken voelen bij de bescherming en instandhouding van de tijger. De Indiase premier heeft eveneens in een aantal verklaringen duidelijk blijk gegeven van zijn grote betrokkenheid bij de instandhouding van de tijger. We voeren nu bilaterale onderhandelingen met India over een nieuw bilateraal verdrag tussen de EU en India. Denkt u dat dit een onderwerp is dat we in het verdrag kunnen opnemen en dat we verder kunnen reiken dan onze huidige verplichtingen krachtens CITES bij onderwijs, opleiding en natuurbehoud – het soort maatregelen waar barones Ludford op doelde?
Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter, mijn vraag heeft met dit onderwerp te maken, maar houdt verband met een iets ander aspect. Ik ben van mening – en u verwees hier terecht naar – dat vragen zoals die waarover we nu discussiëren, sterke gevoelens oproepen bij het grote publiek. Aan de andere kant – en u verwees ook naar de wettelijke positie: hebben wij in de Europese Unie werkelijk het recht ons wettelijke of contractuele bevoegdheden toe te eigenen over iedere kwestie die een willekeurige inwoner van de EU diep raakt? Of zouden we in dezen niet wat terughoudendheid moeten betrachten?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Goed, ik moet bekennen, mijnheer de Voorzitter, dat ik de tweede vraag niet helemaal heb begrepen, mogelijk door vertragingen bij de vertaling.
Wat betreft de vraag over de tijger en de dialoog met India, moet ik in alle oprechtheid en eerlijkheid zeggen dat het een specifieke vraag is waarover ik niet heb nagedacht, maar waarover we in de toekomst zullen nadenken en daarom neem ik kennis van de suggestie van de geachte afgevaardigde. In onze bilaterale dialoog met India – er zal een Top EU/India worden gehouden – zouden we ook het onderwerp van de beschermde soorten kunnen bespreken en de vraag hoe we bedreigde soorten beter kunnen beschermen.
Ik moet bekennen dat ik, naar ik meen door de vertaling, uw tweede vraag niet kon volgen.
Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Dank u zeer, en mijn excuses dat ik zo snel heb gesproken. Ik deed mijn best om de spreektijd niet te overschrijden. Ik bedoel dat het belangrijk is dat we op zulke zaken ingaan als ze van belang zijn voor de mensen in Europa. Anderzijds moeten we ons ook bewust zijn van de wettelijke grenzen van de Unie en ons best doen die grenzen zoveel mogelijk te respecteren.
De benadering die u voorstelt, lijkt belangwekkend, maar we moeten onszelf niet blootstellen aan de beschuldiging dat de Unie in alle mondiale zaken aanspraak maakt op competentie.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Ik ben het met de geachte afgevaardigde eens, de Europese Unie kan niet en moet niet voor alles verantwoordelijk zijn en dient niet voor alles beschuldigd of beoordeeld te worden. Volgens de Verdragen liggen veel van die aspecten en verantwoordelijkheden bij de lidstaten en in dit geval zouden het de verantwoordelijkheden kunnen zijn van zowel de lidstaten als de staten waarin deze situaties zich voordoen.
De Europese Unie is geen universele panacee en kan dat ook niet zijn, in het bijzonder niet omdat er een beginsel is, het subsidiariteitsbeginsel, dat altijd moet worden gerespecteerd.
De Voorzitter. − Vraag nr. 7 van Gay Mitchell (H-0792/07)
Betreft: Centra voor financiële dienstverlening buiten de EU
Op welke wijze onderhoudt de Raad betrekkingen met centra voor financiële dienstverlening buiten de EU over zaken van wederzijds belang?
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigde, in de conclusies die in mei 2006 zijn aangenomen, verwelkomde de Raad het Witboek van de Commissie over het financiëledienstverleningsbeleid van 2005 tot 2010. De Raad verwelkomde in het bijzonder, en ik citeer: “de ideeën over het toenemend belang van de externe dimensie van financiële diensten, met name over het verdiepen en verbreden van de dialoog op regelgevend gebied met derde landen en het toewerken naar een verdere opening van de mondiale markten voor financiële diensten.”
Op initiatief van het Portugese voorzitterschap heeft de Raad Economische en Financiële Zaken op 9 oktober jongstleden de stand van zaken onderzocht op het gebied van macro-economische, financiële en regelgevingsdialogen met de voornaamste partners van de Unie: de Verenigde Staten, Japan, Rusland, India en China. Tijdens de discussie werd het belang van deze strategische dialogen benadrukt. Zulke dialogen maken het mogelijk convergentie, samenwerking en wederzijds begrip tussen mondiale partners te verstevigen en daardoor toegang tot de respectieve markten te helpen vergemakkelijken en macro-economische en financiële stabiliteit te helpen bevorderen, in het bijzonder in de financiële dienstverlening. De dialogen hebben geleid tot aanzienlijke vooruitgang op het gebied van convergentie en gelijkwaardigheid van boekhoudingsnormen.
De Raad steunt het werk van de Commissie en overweegt dat de globalisering van de financiële markt een toenemende inspanning vereist om convergentie en samenwerking op internationaal niveau te bereiken, overeenkomstig de strategische visie van de Commissie en de Raad over de noodzaak de externe dimensie van de Lissabonstrategie te versterken door de bevordering en internationale aanpak van de samenwerking op regelgevingsgebied en de convergentie en gelijkwaardigheid van normen.
Er werd ook beklemtoond hoe belangrijk het is dat de Europese Unie op dit terrein voor een samenhangende aanpak zorgt en het werd overwogen dat er regelmatig informatie over de ontwikkeling van dergelijke dialogen naar de Raad moet blijven worden doorgestuurd.
Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Ik dank het voorzitterschap van de Raad voor zijn antwoorden. Is dit voorzitterschap van de Raad ervan op de hoogte dat er een denkrichting is die zegt dat ontwikkelingslanden er veel baat bij kunnen hebben als zij over een financiële dienstensector beschikken? Gelet op met name de Portugese ervaringen in Afrika vraag ik aan de voorzitter van de Raad, als hij niet het antwoord heeft in zijn resumé, of hij ervoor wil zorgen dat dit onderwerp wordt onderzocht en gevolgd, omdat het mogelijk een manier van hulp kan zijn aan niet alleen de ontwikkelingslanden maar ook bij mondiale uitwisselingen, die evenzo goed van groot voordeel voor dit deel van de wereld kunnen zijn.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) De geachte afgevaardigde heeft gelijk: ik heb geen geschreven antwoord in mijn resumé om u te geven, maar ik zal u mijn mening geven. We hadden in dit opzicht een heel interessante discussie over de globalisering vanochtend, toen we ook financiële diensten bespraken en vragen die verband hielden met de turbulentie op sommige financiële markten.
Eén onderwerp dat ik in verband met Afrika als fundamenteel beschouw en dat nauw gerelateerd is aan de Top Europa-Afrika, gaat over de positie van Afrika in de globalisering: moet Afrika een volwaardige partner zijn, zoals wij menen, in de problemen en uitdagingen die de globalisering opwerpt, moet Afrika een actieve partner zijn en moet het over doeltreffende instrumenten beschikken zodat het werkelijk een volwaardige partner in de globalisering kan zijn, of willen we anderzijds een Afrika dat is veroordeeld tot oorlog, onveiligheid, onderontwikkeling en armoede?
In deze context kunnen we derhalve alleen maar verheugd zijn over de financiële of andere instrumenten, initiatieven of mechanismen die Afrika echt een plaats zouden kunnen geven bij ons allemaal, bij de Europese Unie en bij andere grote opkomende blokken, als het gaat om de agenda van de besprekingen, het debat en het thema van de globalisering.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Dank u Voorzitter en fungerend voorzitter van de Raad voor de overuren die u net als wij maakt; we stellen dat op prijs.
Wat zijn volgens u de obstakels voor een grotere vooruitgang op dit gebied, en vindt u, zoals de zaken er nu voorstaan, dat er genoeg is gedaan? Want waar we over praten is het vertrouwen van de consument in de financiële dienstensector, zowel in als buiten Europa.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Dit onderwerp, het voeren van deze dialogen en dergelijke op dit specifieke terrein, dat deel uitmaakt van de vraag die mij werd gesteld, wordt geleid door en is de verantwoordelijkheid van de Commissie. Ook moet ik bekennen dat ik geen financieel specialist ben en derhalve niet de gedetailleerde kennis heb die vereist is om u een technisch antwoord te geven. U vraagt om een technisch antwoord en dat kan ik u niet geven. Ik kan u een politiek antwoord geven, dat een nieuwe werkelijkheid, een nieuw probleem en een nieuwe uitdaging zal schetsen, maar ook een nieuwe kans. Dit probleem dient te worden onderzocht, het is nu onderzocht en is tot op een niet eerder vertoonde hoogte ontwikkeld. Ook wij in de Europese Unie moeten natuurlijk passende antwoorden zoeken wanneer zich problemen voordoen en de noodzakelijke instrumenten moeten ook tot onze beschikking staan wanneer het een geval is van ontwikkelen en voortgang maken.
Ik kan u niet specifiek vertellen welke obstakels er zijn opgedoemd of zouden kunnen opdoemen, al kan ik u wel een idee geven, zoals ik heb gedaan, van wat het beleid van de EU en de verantwoordelijkheden van de Raad op dit terrein tot dusver zijn geweest. Tot slot kan ik zeggen dat het me veel genoegen doet mijn verblijf hier bij u te kunnen rekken, vooral omdat dit mandaat bijna ten einde is. Ik krijg hierna nog maar één kans om bij u te zijn, dus ik moet het onderste uit de kan halen.
De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie de bijlage).
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 19.45 uur onderbroken en om 21.05 hervat)
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
12. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
13. Handel en economische betrekkingen met Oekraïne (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van Zbigniew Zaleski, namens de Commissie internationale handel, over handel en economische betrekkingen met de Oekraïne (2007/2022(INI) (A6-0396/2007).
Zbigniew Zaleski (PPE-DE), rapporteur. – (PL) Het verslag illustreert de rol die wij voor Oekraïne zien tegen de achtergrond van onze eigen economische activiteiten en als partner in de context van handel met andere landen. Bovendien wilden we de rol beklemtonen die Oekraïne in het Zwarte Zeegebied speelt, dat wil zeggen zijn politieke, economische en culturele rol.
Ik ben van mening dat economische activiteiten en ontwikkeling voortgang dienen te vinden, ongeacht de politieke ideeën die een land heeft. De economie moet vrij zijn, staat en wetgevende overheden dienen steun te geven, individuele zakenlui en groepen ondernemers dienen economische entiteiten te vormen. De economie dient een instrument te zijn om de burgers goede leefomstandigheden te brengen en dit doel kan worden bereikt door de levensstandaard te verhogen, de arbeidsomstandigheden te verbeteren, door goed onderwijs, een goed rechtssysteem, inclusief eigendomsrechten. We kunnen niet toestaan dat gezamenlijk eigendom wordt gebruikt voor individueel gewin. Mensen moeten worden aangemoedigd en gemotiveerd om eerlijk te werken voor materiële zaken en andere persoonlijke voordelen.
Als je geen eigen goede voorbeelden of geschiedenis hebt, loont het je voordeel te doen met goede praktijken en ervaringen van anderen, van je buren. Om deze reden is het belangrijk Oekraïne op te nemen in de gemeenschappelijke markt en de kennis van zaken die in de EU is ontwikkeld, voor dat land beschikbaar te maken. Ik geloof dat ons economische model goed is, ook al is het verre van volmaakt, bijvoorbeeld met betrekking tot productie en handel in voedsel, maar we leveren voortdurende inspanningen om onszelf te verbeteren. We kunnen onze buurman aan de andere kant van de rivier de Boeg de normen en regels aanbieden waarvan wij ontdekt hebben dat ze werken.
Welke terreinen beslaat het verslag? Industrie, landbouw, energie, financiën, grenswachten, vervoersinfrastructuur, voorbeelden van niet-corrupte activiteiten, intellectueel eigendom, de natuurlijke omgeving, wetenschappelijke samenwerking en betrekkingen met buurlanden. Dat zijn delen van een enkel geheel dat we de economie noemen. Er zijn vastomlijnde normen die de basis van die economie vormen en in het verslag doen we de aanbeveling dat onze partners zulke normen voor zichzelf ontwikkelen of zich eraan houden.
Aan welke voorwaarden moet Oekraïne voldoen om betere banden met de Europese Unie te verkrijgen? Wezenlijke voorwaarden zijn naar mijn mening allereerst toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie en intussen of zelfs nog eerder de oplossing van het schuldenprobleem met Kirgizië. Dit proces is al bezig. Ten tweede: op zo kort mogelijke termijn goedkeuring van lidmaatschap door het Oekraïense parlement. Andere voorwaarden zijn onder andere goede betrekkingen met de buurlanden, dat wil zeggen Rusland en Wit-Rusland, stabiliteit van de munt, de kwaliteit van de financiële dienstverlening, het ontwikkelen van merken op internationale markten en zich houden aan de letter van de wet.
Oekraïne heeft zijn wens uitgesproken lid van de Europese Unie te worden en staat voor grote, ja enorme uitdagingen. Het moet Europa namelijk door zijn economische, wettelijke, financiële en politieke activiteiten overtuigen dat het een voldoende serieuze partner voor de EU is om ons vroeger of later af te vragen of het niet de moeite waard zou zijn Oekraïne in de gemeenschappelijke Europese entiteit op te nemen.
Commissaris, onze benaderingen zijn soms misschien verschillend geweest, maar ik geloof dat we hetzelfde doel hebben, namelijk het ontwikkelen van een gunstige modus vivendi, een manier van co-existeren met dit belangrijke oostelijke buurland.
Ik denk, mijnheer de Voorzitter, dat ik wat tijd heb bespaard, want het is al avond.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur de heer Zaleski feliciteren met dit zeer goede verslag.
Ik wil de rapporteur bedanken voor de uitstekende samenwerking met de diensten van de Commissie bij het opstellen van dit verslag. Het verslag komt op een zeer gelegen moment. Het bevat een uitgebreid overzicht van de relevante onderwerpen in de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en de Oekraïne.
Ik richt mij op enkele punten die u ook in verslag benadrukt. We beschouwen de Oekraïne als een belangrijke en waardevolle partner in onze nabuurschapsstrategie. We stemmen in met de algemene geest van het voorliggende verslag: breng de economie van de Oekraïne zo dicht mogelijk bij de EU door middel van een nieuwe uitgebreide overeenkomst waarbij de veelomvattende vrijhandelsovereenkomst een belangrijke pijler zal zijn.
De Commissie deelt ook volledig uw standpunten betreffende de noodzaak de rechtsstaat in de Oekraïne te versterken en het belang van Oekraïnes toelating tot de WTO. We hopen vurig dat de Oekraïne het toelatingsproces tot de WTO dit jaar kan afronden en we zullen hiervoor nauw met de regering van de Oekraïne samenwerken. We zijn van mening dat zodra het toelatingspakket is goedgekeurd door de leden van de WTO, het multilaterale toegangsproces daarmee is voltooid.
De Oekraïne heeft de toegang tot de WTO tot prioriteit verheven. We zijn ervan overtuigd dat het land zijn interne ratificatieprocedures voor het formaliseren van zijn lidmaatschap stipt zal uitvoeren. De Europese Unie heeft geen belang bij een verder uitstel van de FTA-onderhandelingen en zij is klaar om te beginnen zodra de beslissing over het toelatingspakket is goedgekeurd door de leden van de WTO. Wat betreft de toekomst van de FTA zijn we het er volledig over eens dat deze moet worden uitgebreid met een sterke nadruk op harmonisatie van regelgeving.
Voor wat de economische betrekkingen met de nabuurlanden betreft, stelt het verslag een driepartijengesprek voor: EU - Rusland - Oekraïne. We moeten zeer omzichtig te werk gaan en geen processen over onderwerpen dupliceren die al door andere fora worden bestreken. De vraag rijst verder of de Europese Unie niet het risico zal lopen bij de bilaterale twisten tussen Rusland en de Oekraïne te worden betrokken. We zouden ook de voordelen van een dergelijke aanpak moeten onderzoeken,
In ons beleid steunen we de openstelling van de energiemarkten voor concurrentie als middel ter verzekering van een betrouwbare en betaalbare energie. Dit zal een belangrijk onderwerp zijn bij de toekomstige vrijhandelszone-onderhandelingen met de Oekraïne.
Voor wat betreft het waarborgen van de basisbehoeften van de bevolking bevat de EU wetgeving inzake de liberalisering van de elektriciteits- en gassector significante voorzieningen met de bedoeling de consumenten te beschermen en hun basisbehoeften te waarborgen. We streven ernaar in de onderhandelingen de Oekraïne op één lijn met deze regelgeving te brengen.
Voor wat betreft het voorstel om het SAP+ tot de Oekraïne uit te breiden, wil ik graag onderstrepen dat de Oekraïne zich niet kwalificeert voor deze aanvullende preferenties en dat de Europese Unie zich heeft verplicht de basiscriteria voor de GSP niet op ad-hocbasis aan te passen. Bovendien zou dit onze onderhandelingspositie voor de toekomstige FTA ernstig ondergraven.
Tot slot wil ik opnieuw de rapporteur met dit goede verslag feliciteren. De Commissie deelt grotendeels de algemene benadering met uitzondering van de enkele vraagstukken die ik hiervoor heb geaccentueerd. Zij zal bij de huidige en toekomstige samenwerking met de Oekraïne rekening houden met het verslag.
Jerzy Buzek, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de toestand na de verkiezingen in Oekraïne zich nog niet heeft gestabiliseerd, hebben degenen gewonnen die de democratie vertegenwoordigen. Dit is een overwinning, niet alleen voor de democratie in Oekraïne, maar ook voor de Europese Unie zelf, die dit soort activiteit heeft ondersteund. Nu moeten we, in het belang van Oekraïne, de Oekraïeners en de Europese Unie, consolideren wat er in Oekraïne met zo veel moeite is bereikt. Het zijn de Oekraïeners zelf die de beslissingen na de verkiezingen moeten nemen, maar wij kunnen Oekraïne helpen en tegelijk onszelf helpen.
Ik ondersteun het verslag van de heer Zaleski volledig en complimenteer hem met het opstellen van zo’n stuk. Naar mijn mening zijn er drie gebieden die het belangrijkst zijn als het erom gaat Oekraïne stabiliteit en de Europese Unie voordeel te brengen.
Ten eerste energiesamenwerking, wat voor beide partijen heel belangrijk is. Het is essentieel dat we betrokken raken bij investering in de pijpleidingen, die in veel gevallen in slechte conditie zijn, en daarnaast in nieuwe pijpleidingen, zoals die van Odessa via Brody naar Gdansk, bij investeringen in het elektriciteitsnet en in het bevorderen van energie-efficiëntie. We kunnen onze eigen technologieën aanbieden, we kunnen gezamenlijk kapitaal creëren om de energie-efficiëntie in Oekraïne te verbeteren, en dat zal ook onze eigen energiezekerheid bevorderen. Tot slot iets wat evident is, verbeteringen in de veiligheid van kerncentrales in Oekraïne, wat heel belangrijk is voor Europa.
Het tweede terrein is wetenschappelijke samenwerking. Oekraïne heeft heel wat bereikt op dit vlak. Het is de moeite waard ervan te profiteren. Bovendien zouden uitwisselingen van studenten en wetenschappers het tekort in de Europese Unie kunnen terugdringen, waar we zevenhonderdduizend wetenschappers tekortkomen. We moeten eraan denken dat dit altijd de zekerste en snelste manier van samenwerking is: wetenschap, onderwijsinstellingen en studenten.
Ten derde, samenwerking tussen plaatselijke en regionale overheden. Onze EU-steden hebben in dit opzicht heel wat te bieden. We zouden kunnen helpen bij het tot stand brengen van volledige democratie op het niveau van de plaatselijke overheid in Oekraïne, iets wat tot dusver niet is gebeurd.
Dit alles zou onderdeel moeten worden van een langetermijndoelstelling, namelijk een associatieovereenkomst met Oekraïne. Het maakt niet uit of het tien of twintig jaar duurt. Het is de moeite waard Oekraïne deze kans te geven. Het zal de Oekraïeners helpen en het zal de Europese Unie helpen.
Vural Öger, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in de plenaire vergadering van vanmiddag hebben we over het Europees nabuurschapsbeleid gedebatteerd. Na de uitbreidingsronde van 2004 stelde de Europese Commissie de ontwikkeling voor van een coherente strategie jegens de nieuwe buurlanden van de Unie. Het ENB heeft speciale banden gecreëerd met een kring van landen die de fundamentele waarden en doelen van de EU delen.
Ons buurland Oekraïne is stevig in het ENB ingebed. We zijn ons bewust van het bijzondere geopolitieke en commerciële belang van Oekraïne als natuurlijke brug tussen de EU enerzijds en Rusland en Centraal-Azië anderzijds. Tegenwoordig is de EU de voornaamste handelspartner van Oekraïne; in 2006 had de omvang van de handel tussen Oekraïne en de lidstaten van de EU al 26,6 miljard euro bereikt.
Wij in de Europese Unie erkennen de grote inspanningen die de afgelopen jaren in Oekraïne zijn geleverd. De voormalige bevelseconomie is tot een efficiënte markteconomie ontwikkeld. Volgens het verslag van de OESO bedroeg de economische groei in Oekraïne in de jaren 2000–2006 gemiddeld 7,6 procent. Dat is een groot succes.
In februari 2007 zijn we begonnen met onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en associatieovereenkomst tussen Oekraïne en de EU. De Oekraïense aspiraties in de richting van lidmaatschap van de EU en de NAVO zijn ook goed gedocumenteerd. Om redenen van handels- en economisch beleid staat de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie helemaal boven aan de Oekraïense agenda. We gaan er van uit dat toetreding tot de WTO voor het eind van dit jaar mogelijk zal blijken. Dat zou ook de mogelijkheden voor samenwerking tussen de EU en Oekraïne aanzienlijk verruimen en de weg vrijmaken voor onderhandelingen over het tot stand brengen van een vrijhandelszone in het kader van het ENB.
De EU moet Oekraïne als een echte partner behandelen en duidelijke boodschappen geven. In dit opzicht kan ik alleen maar verheugd zijn over de uitkomst van de top EU/Oekraïne die op 14 september 2007 in Kiev is gehouden en waar de sterke en duurzame relatie tussen de twee partijen opnieuw werd bevestigd. We moeten doorgaan met het geven van krachtige steun aan Oekraïne op zijn weg naar WTO-lidmaatschap, in de daaropvolgende totstandbrenging van een vrijhandelszone en met betrekking tot zijn Europese aspiraties.
Danutė Budreikaitė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Oekraïne is een strategisch en economisch significante EU-partner en een oostelijk buurland met een belangrijke rol binnen en buiten de regio.
De betrekkingen tussen de EU en Oekraïne hebben zich vooral ontwikkeld in de richting van toenemende politieke samenwerking en geleidelijk groeiende economische integratie. De tenuitvoerlegging van deze doelstellingen zou bijdragen tot de verdere consolidatie van de democratie en de ontwikkeling van de markteconomie in Oekraïne. Het welslagen van de ontwikkeling van het land hangt echter niet uitsluitend van de EU af. Oekraïne moet een duidelijke beslissing nemen de prowesterse richting te volgen en daarin consequent te zijn.
Ik zou wat gedachten met u willen delen over de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Oekraïne.
Allereerst is het begin van onderhandelingen over een vrijhandelszone met de EU strikt gebonden aan Oekraïnes lidmaatschap van de WTO. Onderhandelingen over de vrijhandelszone zouden echter niet alleen gaan over de afschaffing van tarieven (wat ook onder de onderhandelingen met de WTO valt), maar over de uitgebreidere convergentie – de liberalisering van de dienstensector, institutionele hervormingen, de harmonisering van de wettelijke basis met het EU-acquis. Daarom dienen gecoördineerde activiteiten van de EU en Oekraïne met het oog op het creëren van de vrijhandelszone zich te ontplooien naast het WTO-lidmaatschap van Oekraïne.
Ten tweede dient er meer aandacht te worden besteed aan de implementatie van een goede managementpraktijk, de intensivering van de publieke sector en het beteugelen van de corruptie. Nauwere samenwerking op deze terreinen zou aanmerkelijk bijdragen aan het vestigen van stabielere economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Oekraïne, evenals aan het versterken van het democratiseringsproces en het verbeteren van de vooruitzichten op het EU-lidmaatschap van Oekraïne.
Ten derde is het belangrijk te wijzen op het feit dat de producenten in Oekraïne nog niet klaar zijn voor de concurrentie met de producenten in EU-lidstaten. Daarom dienen er overgangsperioden te worden ingesteld, evenals toezicht houdende instellingen om te waken voor het negatieve effect op de Oekraïense economie en samenleving.
Het vierde punt is dat de EU bij het steunen van de liberalisering van de handel met Oekraïne voorbereid moet zijn op mogelijke problemen afkomstig van de Oekraïense producenten, in het bijzonder degenen die naar het GOS exporteren; verzet tegen de invoering van EU-normen; pogingen van ambtenaren om de status quo en bestaande corrupte betrekkingen te handhaven. Om een succesvolle uitvoering van de hervormingen te vergemakkelijken zou de Oekraïense regering zakenmensen en het publiek moeten informeren over de voordelen van liberalisering van de handel en een vrijhandelszone tussen de EU en Oekraïne.
Het vijfde punt is dat de intensieve ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne mogelijk de politieke en economische druk van Rusland op Oekraïne kan doen toenemen. In dat geval dient de EU haar rol van passieve arbiter te laten varen en de rol aan te nemen van verdediger van haar eigen belangen en die van Oekraïne. Er is een mogelijkheid dat Rusland druk op Oekraïne en bepaalde EU-landen zou kunnen uitoefenen in de sfeer van energievoorziening. Derhalve dient de EU zich niet alleen in te spannen om deze problemen op het hoogste niveau op te lossen, maar ook en tegelijkertijd Oekraïnes betrokkenheid bij de gemeenschappelijke energiemarkt van de EU na te streven en de energiezekerheid van de EU en Oekraïne veilig te stellen.
Guntars Krasts, namens de UEN-Fractie. – (LV) Het verslag geeft een overzicht van de huidige ontwikkeling van Oekraïne als EU-partner en van de taken die het nog moet uitvoeren. Alle lof voor het aantal onderwerpen dat het verslag beslaat en de diepgang waarmee ze worden besproken. Uit het verslag blijkt dat de auteur een groot persoonlijk belang stelt in kwesties aangaande de ontwikkeling van Oekraïne en de vorming van zijn betrekkingen met de Europese Unie en dit heeft het verslag natuurlijk goedgedaan. De rapporteur heeft zorgvuldig en afgewogen de problemen ingeschat die een dreiging vormen voor de succesvolle ontwikkeling van Oekraïne; maar tegelijkertijd is het soms moeilijk oplossingen voor problemen te voorzien als we de dingen niet bij de naam noemen. Het kan niet onopgemerkt blijven dat in de Oekraïense economie steeds meer economische sectoren overgereguleerd zijn, dat overheidsinterventie niet op wetten is gebaseerd en dat er steeds meer wederzijds tegenstrijdige wetgeving wordt gecreëerd, wat gunstig is voor degenen die mazen in de wet zoeken en degenen wier werk het is wetgeving te interpreteren. In combinatie met het hoge bureaucratieniveau is dit een aanzienlijk obstakel voor de toestroom van investeringen in de economie van het land, ook vanuit de Europese Unie. De energiesector is hier een duidelijk voorbeeld van. De Europese Unie is geïnteresseerd in een transparant transportsysteem voor het Oekraïense natuurlijke gas, dat, net als de hele energiesector in het land, overgereguleerd is, met kunstmatig complexe structuren en geldstromen die niet transparant zijn. De Europese Unie heeft nog steeds niet de gegevens die het haar mogelijk moeten maken de veiligheid van Oekraïnes gastransportsysteem in te schatten. Dit zijn belangrijke kwesties voor de Europese Unie, die Oekraïnes grootste handelspartner is. Het valt te hopen dat Oekraïne erin zal slagen de langdurige politieke crisis te boven te komen en de Oekraïense regering in de toekomst zal worden betrokken bij EU-besprekingen die het op basis van wederzijds belang mogelijk zullen maken een nauwe samenwerking tot stand te brengen. Ik ben het met de rapporteur eens dat Oekraïnes wens tot de Europese Unie toe te treden niet kan worden genegeerd en ik zou dit hier nog eens willen benadrukken: een duidelijk vooruitzicht op EU-lidmaatschap is het doeltreffendste hervormingsinstrument dat de Europese Unie Oekraïne kan bieden. Dank u.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de heer Zaleski van harte met zijn verslag. Ik ben van mening dat een significant ander soort verslag is dan de recente verslagen waarover in de Commissie internationale handel is gestemd. Vergeleken met de verslagen over bilaterale handelsbetrekkingen van een of twee jaar geleden, zoals het EU-Rusland- of het EU-Mercosur-verslag, toont dit verslag zich voorzichtiger met betrekking tot de voordelen van de ongebonden vrije handel. Ik ben van mening dat dit erop wijst dat dwars door het spectrum van de partijen heen er sprake is van een groeiende consensus over het belang van een actieve betrokkenheid bij het politieke onderzoek naar de wijze waarop handelsregels het beste kunnen voldoen aan de beginselen van duurzame ontwikkeling.
In dat opzicht denk ik dat we blij mogen zijn dat we het beste hebben gemaakt van de uiteenlopende vertragingen bij de WTO Doharonde, die op een bepaalde manier ons in staat stelden dit onderzoek naar billijker en duurzamere handelsbepalingen in onze bilaterale handelsbetrekkingen uit te voeren. Ik bedank daarom de rapporteur voor zijn actieve aanpak van deze kans.
Onder de vele positieve signalen die dit verslag aan DG Handel afgeeft voor de onderhandelingen met de Oekraïne over een vrijhandelsovereenkomst wil ik graag een viertal punten in het bijzonder benadrukken.
Ik ben van mening dat het verslag in paragraaf 10 terecht waarschuwt tegen een exclusief vertrouwen op exportoriëntatie en export diversificatie om tot duurzame handel te komen. In plaats daarvan richt het verslag de aandacht op het belang van de ontwikkeling van de binnenlandse markt als een noodzakelijke basis voor elke economisch duurzame ontwikkeling.
Het verslag stelt in paragraaf 13 de noodzaak voor om een tegenwicht te bieden aan de rechtspositie van investeerders. Met andere woorden, het houdt vast aan een wettelijk kader in de Oekraïne dat de beste werkwijze stimuleert bij gezamenlijke sociale verantwoordelijkheid.
In paragraaf 23 stelt het verslag een belangrijke verschuiving voor in ons beleid inzake buitenlandse energievoorraden door multilaterale regels te vragen betreffende toegang tot energiebronnen en door te waarschuwen geen steun te geven aan de race om de beste voorwaarden voor unilaterale toegang tot energie.
Tot slot wordt in paragraaf 36 van het verslag erkend dat de landbouw een bijzondere activiteit is die niet op dezelfde manier als industriële goederen kan worden behandeld en daarom een andere tariefstelling rechtvaardigt.
Ik hoop van harte dat deze en andere punten in de slottekst blijven staan, zodat mijn Fractie vóór het verslag kan stemmen. Maar ik wil er nog aan toevoegen dat ik het jammer vind om te horen dat DG Handel bezwaren heeft tegen drie belangrijke amendementen die door de Groenen zijn voorgesteld en die ondersteund worden door de rapporteur. Hierin wordt DG Handel opgeroepen de onderhandelingen voor een bilaterale vrijhandelszone pas te beginnen nadat het parlement van de Oekraïne zijn goedkeuring aan de onderhandelingen voor de toegang tot de WTO heeft gegeven. Hoewel DG Handel zeker gelijk heeft dat dit de bilaterale vrijhandelszone zal vertragen, moeten we als parlementariërs er op staan, zoals we zelf doen voor de totstandkoming van zulke vrijhandelszones van de kant van de Europese Unie, dat met de stem van de bevolking bij zo’n belangrijke zaak rekening wordt gehouden en dat geldt natuurlijk ook voor de bevolking van de Oekraïne. We bedanken daarom de heer Zaleski voor het feit dat hij niet toegaf aan de druk, en nogmaals dank voor een uitstekend verslag.
Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, iedereen heeft onze geachte collega de heer Zaleski bedankt en dat zal ik ook doen. Zijn verslag is in de commissie unaniem goedgekeurd, wat aantoont dat we wel degelijk een verslag kunnen produceren waar alle fracties achter staan, als we hard genoeg ons best doen.
Sta mij toe een paar opmerkingen te maken. De Oekraïense verkiezingen hebben plaatsgevonden. Ze waren democratisch, ze waren eerlijk en ze waren vrij, maar ik ben mening dat ze een massa problemen onopgelost hebben gelaten. De huidige president heeft altijd moeite gehad met de omgang met sterke premiers, of het nu met Julia Timosjenko was, die hij in 2005 ontsloeg, of met Viktor Janoekovitsj in 2006 en 2007.
Hoewel het regeerakkoord dat Julia Timosjenko’s alliantie en het blok van Ons Oekraïne hebben gesloten, op papier de basis van een mogelijke nieuwe regeringsconstellatie vormt, is de regering nog niet samengesteld. We weten ook niet wat er uiteindelijk zal gebeuren, ook al is de deadline nu heel dichtbij. Als deze regering dan gevormd is, zal haar eerste taak naar mijn mening het doorvoeren van constitutionele hervormingen zijn, want zonder hervorming van de grondwet is er geen garantie dat de interne stabiliteit van de politieke krachten in Oekraïne voldoende zal zijn om nieuwe verkiezingen te voorkomen, vooral omdat sommige mensen er al over denken op te roepen tot nieuwe parlementsverkiezingen in combinatie met de presidentsverkiezing.
Als je naar bepaalde terreinen kijkt, zoals economisch beleid, geeft het OESO-verslag een waarlijk bemoedigend beeld. Het vertelt ons dat het Oekraïense BBP tussen 2000 en 2006 een gemiddelde groei van 8,7 procent liet zien. Maar als je achter deze cijfers kijkt, zie je een enorm handelstekort. Oekraïne heeft een tekort van meer dan 4,5 miljard euro in zijn handel met de landen van het GOS en een tekort van bijna 4,5 miljard euro met de Europese Unie. Met andere woorden, economische veranderingen zijn nog steeds hard nodig en de partnerschapsovereenkomsten kunnen en moeten voor dat doel worden gebruikt.
Anderzijds, vergeleken met de statistieken van een land als het mijne – de Bondsrepubliek Duitsland – lijken de cijfers van Oekraïne inderdaad magnifiek. Oekraïnes werkloosheidscijfer is lager, zijn BBP groeit sneller, zijn socialezekerheidsuitgaven voor uitkeringen zijn hoger en het besteedt een hoger percentage van zijn BBP aan onderwijs en dus aan investering in de toekomst dan de Bondsrepubliek Duitsland. Daarom is er alle reden te constateren dat het land ontegenzeglijk op de goede weg is.
Niettemin verwees ik al naar problemen in de economie en zijn er natuurlijk ook problemen op andere gebieden. Rusland heeft duidelijk te kennen gegeven dat zijn energieprijzen met ingang van 1 januari 2008 met tien procent zullen stijgen. Dat zal een ingrijpend effect op de Oekraïense economie hebben. Op dit moment betaalt Oekraïne zijn schulden aan Rusland af met gas uit zijn eigen ondergrondse voorraden. We zullen zien hoe dat zich ontwikkelt. Het zal weer een politieke kwestie worden en het is belangrijk dat de Europese Unie tussenbeide komt om de vrede te bewaren. De Russen hebben het recht hun prijzen te verhogen en het spreekt voor zich dat de Oekraïeners moeten uitzoeken hoe ze met de economische terugslag moeten omgaan.
Neem een ander onderwerp, namelijk sociaal beleid. Tijdens de verkiezingscampagne kondigden alle partijen die meededen grote stijgingen in uitgaven aan sociale zekerheid aan. Als je naar het huidige regeerakkoord tussen Timosjenko’s alliantie en het blok van de president kijkt, zul je zien dat er helemaal niets gezegd wordt over een toename van de uitgaven voor sociale zekerheid. En gegeven het huidige niveau van overheidsinkomsten zou het ook praktisch onmogelijk zijn de beloofde stijging van de uitgaven in de praktijk te brengen. Dit betekent dat de ontwikkeling in Oekraïne niet zo snel gaat als altijd wordt beweerd.
Het volgende punt dat ik wil bespreken is de buitenlandse politiek. Tijdens de verkiezingscampagne beloofden alle partijen het land dichter bij de Europese Unie te brengen. De partij die deze convergentie met de Europese Unie altijd het meest heeft verbonden aan het onderwerp van toetreding tot de NAVO, namelijk Ons Oekraïne, is de partij die de meeste verliezen heeft geleden. Een absolute meerderheid van de Oekraïense bevolking is tegen lidmaatschap van de NAVO. Daarom vraag ik de Europese Unie in dezen voorzichtig te opereren. De meerderheid van de bevolking wil niet dat haar land lid wordt van de NAVO. Alle beschikbare gegevens wijzen erop dat ze wel wil dat het lid wordt van de WTO.
Als we tegen deze achtergrond bekijken hoe de partnerschapsovereenkomsten moeten worden vormgegeven, komen de echte behoeften tevoorschijn op de terreinen waar Oekraïne nog steeds de problemen heeft die ik heb opgesomd. Oekraïne heeft – en hierin ben ik het volkomen met de heer Zaleski eens – een Europees perspectief nodig, een uitzicht op toetreding tot de EU. Het zou goed zijn voor de Europese Unie een sterke partner in het oosten te hebben en het zou ook goed zijn voor Oekraïne, met het oog op zijn algemene geostrategische oriëntatie.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, het debat over de economische en handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne naar aanleiding van het gedegen verslag van collega Zaleski vindt op een cruciaal moment plaats: de parlementsverkiezingen zijn achter de rug en de economische en politieke problemen in het land vragen om een voortvarende behandeling door een doortastende regering. Ik denk aan een actieve bestrijding van de corruptie. Met de winter op komst is eveneens een daadkrachtige regering vereist die met Rusland kan onderhandelen over levering en doorvoer van Russisch gas.
Na lezing van dit verslag ben ik geneigd om te zeggen dat Europa zijn eisen op tafel heeft gelegd. Oekraïne is nu aan zet. Het land moet niet alleen een goed functionerende regering krijgen, maar deze regering moet ook de politieke wil tonen om de problemen aan te pakken. Na vijf verkiezingen in even zo veel jaren is de bevolking terecht moe van al het politieke gezeur. Oekraïense politici moeten vanaf nu minder met elkaar bezig zijn en meer met de politieke en economische toekomst van het land.
Toch wil ik, mijnheer de Voorzitter, niet stoppen met de constatering dat Oekraïne aan zet is. Ook de Europese Unie heeft huiswerk te doen. Ik onderschrijf de opmerkingen van onze rapporteur in paragraaf 51, waar hij stelt dat heldere definities en perspectieven van het Europees nabuurschapsbeleid ontbreken. Oekraïne moet het perspectief op EU-lidmaatschap op middellange of lange termijn ontvangen. Binnen de kaders van het nabuurschapsbeleid kan de Europese Unie dan de noodzakelijke hervormingen in het land initiëren of ondersteunen.
Sylwester Chruszcz (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Oekraïne is een land met strategisch belang binnen het Europees nabuurschapsbeleid en het is een belangrijke partner voor de landen van de Europese Unie.
We hopen allemaal dat groei in de handel tussen Oekraïne en EU-landen de economische groei en de samenwerking met landen in de regio zal versterken. Goede economische relaties zijn voordelig voor beide partijen.
Economische groei in Oekraïne dient gelijke tred te houden met respect voor de democratie en voor de wetten van het land. Ik denk op dit punt ook aan respect voor de rechten van etnische minderheden en, een onderwerp dat voor mij belangrijk is, aan het feit dat activiteiten die fascisme en genocide verheerlijken niet dienen te worden toegestaan. Wij steunen democratische en economische processen in ons oostelijke buurland.
Aan de andere kant zou het gepast zijn bevooroordeelde en eenzijdige steun aan enig politiek blok in Oekraïne te vermijden.
Bogdan Golik (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, net zoals u eerder heeft gedaan, zou ik allereerst de heer Zaleski willen feliciteren met zo’n inzichtelijk verslag over de handels- en economische betrekkingen met Oekraïne. Het onderwerp van samenwerking met Oekraïne is nu bijzonder belangrijk en alle initiatieven die versteviging van de samenwerking beogen, zijn een duidelijk teken van Europese belangstelling voor ons oostelijke buurland en van openheid aan de kant van de Europese Unie.
Het probleem ligt in het feit dat het uur werkelijk nadert dat het gepast zou zijn het idee van nauwere samenwerking in de praktijk te brengen en verder te gaan dan het Europees nabuurschapsbeleid, dat Oekraïne tot dusver weinig heeft opgeleverd. Het valt niet te ontkennen dat Oekraïne nog een lange weg te gaan heeft om de economische, politieke en sociale structuren van de Gemeenschap te benaderen. De taken waar Oekraïne voor staat, zijn in het verslag grondig overwogen.
Ondanks het feit dat Oekraïne prat kan gaan op zijn prestaties wat betreft liberalisering van de handel en kapitaalstromen, zijn verdere hervormingen en het versterken van de Oekraïense economie, onder andere door lidmaatschap van de WTO, van wezenlijk belang. Ondanks de Europese aspiraties die werden geuit tijdens de Oranjerevolutie moet Oekraïne nog een eenduidige keuze maken tussen de Europese optie en de Russische. Als we willen dat Oekraïne de Europese optie verkiest, moeten we dit duidelijk stellen en moeten we dit onze steun geven.
De EU dient haar belangstelling voor contact met Oekraïne te laten blijken door enerzijds actieve steun te verlenen aan veranderingen in het land en anderzijds binnen de Europese Unie stappen te ondernemen die gericht zijn op een geleidelijke overgang van een nabuurschapsbeleid naar een beleid van integratie. Om dit doel te bereiken moeten er zowel op het economisch front als in de sociale en politieke arena stappen worden ondernomen. Daarom zou het gepast zijn Oekraïnes onafhankelijkheid van Rusland te steunen door de economische banden te verstevigen, dat wil zeggen een vrijhandelszone tussen de EU en Oekraïne in het leven te roepen, Oekraïne op te nemen in het energienetwerk van de Gemeenschap en mogelijk financiering te verschaffen voor het transportstelsel.
Het zou ook nuttig zijn programma’s te steunen en uit te voeren om in de Europese Unie reclame te maken voor Oekraïne en vice versa, evenals programma’s om de ontwikkeling van wetenschap en onderwijs te bevorderen, een kwestie die aan de orde is gesteld door professor Buzek. De belangrijkste stap wat betreft het veranderen van het image van de Europese Unie in de ogen van de Oekraïeners zou de afschaffing van de visumverplichting voor reizen naar de Europese Unie zijn; het zou ook een duidelijk signaal zijn – en dit is iets waar iedereen over heeft gesproken – dat Oekraïne in staat zal zijn lid te worden van de Europese Unie, ook al is daar een uitgebreid tijdskader mee gemoeid.
Šarūnas Birutis (ALDE). – (LT) Op 18 oktober kondigde president Joesjtsjenko in Portugal aan dat Oekraïne van plan is dit jaar tot de WTO toe te treden. Oekraïne heeft de onderhandelingen met de WTO-landen al afgerond, met uitzondering van die met Kirgizië, dat nog steeds staat op het innen van de oude schuld van 27 miljoen dollar, daterend uit de Sovjettijd.
Als de WTO Oekraïne accepteert, zal dat leiden tot een verlaging van de invoerrechten en een hoger aantal importeurs. Het is echter belangrijk dat Oekraïne systematische economische hervormingen doorvoert. Ondanks positieve veranderingen als het WTO-lidmaatschap geeft de stemming onder het publiek aan dat serieuze hervormingen noodzakelijk zijn.
Oekraïne is zich snel aan het ontwikkelen. De laatste jaren is het BBP aanzienlijk gegroeid, maar er is nog veel werk te doen op het gebied van economische productiviteit en concurrentievermogen. Volgens het Global Competitiveness Report over 2007-2008 van het World Economic Forum is Oekraïne van de 69e naar de 73e plaats gezakt. De invloed van oligarchen is bepaald negatief.
Oekraïne is een strategische partner, dus het is belangrijk het land verder in zulke belangrijke sectoren als energie en bilaterale handel te integreren. Oekraïnes beduidende rol bij het veiligstellen van de energievoorziening van de EU dient uitvoerig in aanmerking te worden genomen. De mogelijkheid Oekraïne in de trans-Europese transportnetwerken te integreren dient te worden gestimuleerd, aangezien Oekraïne de strategische rol van doorgangsland zou kunnen spelen waardoorheen olie en gas Europa zouden kunnen bereiken.
Ik hoop dat Oekraïne, nu de verkiezingen voor de Verkhovna Rada hebben plaatsgevonden, de weg naar politieke stabiliteit zal zijn ingeslagen. Ik denk dat de EU haar opendeurbeleid jegens Oekraïne moet voortzetten.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het zou duidelijk in het belang van de Europese Unie zijn de politieke en economische banden met Oekraïne te verstevigen en te ontwikkelen. Oekraïne, dat baat heeft gehad bij het doorgaande proces van democratisering, is een van de meest veelbelovende handelspartners voor de Europese Unie geworden.
Oekraïnes ambities om lid van de Wereldhandelsorganisatie te worden, verdienen steun. De acceptatie van Oekraïne door die organisatie zal eens en voor altijd duidelijk maken dat het land van een planeconomie in een volledig functionerende markteconomie is veranderd.
Het is ook belangrijk Oekraïnes wens te accepteren goede politieke en economische banden met Rusland te hebben. Aangezien Rusland door het aanbieden van een overeenkomst over een gezamenlijke handelszone met Oekraïne probeert het land onder controle te krijgen voor zijn eigen belangen, is het belangrijk dat de Europese Commissie een doorslaggevend standpunt presenteert dat Oekraïne steunt in zijn aspiraties om lid van de Europese Unie te worden. Oekraïne moet behoorlijke politieke en economische betrekkingen met Rusland hebben, maar tegelijkertijd moeten we zijn EU-ambities steunen.
Bij het begin van het komende jaar zullen de oplossingen met betrekking tot de Poolse aanvaarding van het Schengenakkoord van kracht worden. Het is belangrijk dat het voldoen aan de veiligheidsregelgeving voor de grenzen van de Europese Unie niet tegelijk een nieuwe Berlijnse Muur voor de inwoners van Oekraïne creëert. Ik hoop dat de Europese Commissie Polen zal toestaan deze regels op zo’n manier in te voeren dat de inwoners van Oekraïne er baat bij hebben.
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met de Oekraïense premier Viktor Yanukovych gesproken tijdens zijn bezoek aan het Parlement afgelopen maart. Ik confronteerde hem met het probleem van de gruwelijke, maar lucratieve en wijdvertakte illegale handel in menselijke organen in zijn land. Tot mijn verrassing ontkende hij dit niet. Feitelijk zei hij dat dit een zeer pijnlijk vraagstuk was en hij vroeg ons in de Commissie buitenlandse handel om hulp, vooral bij de kopers van wie velen afkomstig zijn uit de EU.
Het is belangrijk om de Oekraïne te complimenteren met zijn eerlijkheid over dit probleem en we moeten krachtig uitspreken dat deze handel volledig onverenigbaar is met de menselijke waardigheid en met nauwere betrekkingen tussen de EU en de Oekraïne en dat daarom deze handel moet worden uitgeroeid. Dit verslag gaat over de Oekraïne behulpzaam zijn op gebieden zoals handel. Dit moet de hulp inhouden die de vroegere premier aan ons Parlement vroeg. Het is een dringende zaak, want men kan niet spreken over verdere samenwerking met een land waar de smokkel van levende of overleden mensen een belangrijk deel van de economie vormt. De bestrijding ervan speelt een belangrijke rol in de samenwerking tussen de EU en de Oekraïne.
Béla Glattfelder (PPE-DE). - (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Ik sluit me aan bij degenen die onze collega de heer Zaleski hebben gefeliciteerd met zijn uitstekende verslag. Het is in het belang van de Europese Unie dat Oekraïne politiek stabiel blijft en zijn economie ontwikkelt. Een succesvol Oekraïne zou als positief voorbeeld kunnen dienen voor alle landen in de regio en de staten van de voormalige Sovjet-Unie en zou de democratie in de regio helpen versterken.
De Europese Unie moet Oekraïne helpen en aanmoedigen zijn toekomst niet aan Rusland, maar aan de Europese Unie te verbinden. Oekraïne is een Europees land en zijn geografische locatie, geschiedenis en culturele tradities binden het aan Europa. We moeten Oekraïne helpen, zodat het de WTO-regels zal kunnen toepassen. WTO-lidmaatschap kan leiden tot een vrijhandelsakkoord met de Europese Unie.
Het uitbreiden van de handel is een gezamenlijk belang van Europa en Oekraïne, maar het moet niet-vervormde handel zijn, die er ook voor zorgt dat Oekraïne de sociale en arbeidsregels en de regels op het gebied van dieren- en plantengezondheid en het milieu toepast. Als dat niet gebeurt, zullen we voor veel problemen komen te staan.
Staat u me toe Hongarije in dit geval als voorbeeld te gebruiken, omdat Hongarije een grens met Oekraïne heeft. In Hongarije moeten houders van gevogelte buitengewoon dure investeringen doen om te voldoen aan de bepalingen op het gebied van dierenwelzijn en milieubescherming. Als het vrijhandelsakkoord ook veeteeltproducten zou omvatten, zou een aanzienlijk deel van de Hongaarse producenten hun productiecentrales naar Oekraïne verplaatsen, nauwelijks honderd kilometer van de bestaande locaties, en kunnen doorgaan met concurrerende productie tegen bijzonder lage kosten. Anderzijds zouden alle producten die zij zouden kunnen produceren met vermijding van de dierenwelzijnsbepalingen, terugkomen in de Europese Unie, en doordat de rivier de Tisza van Oekraïne naar Hongarije stroomt, zullen wij in Hongarije ook met milieubeschermingsproblemen te maken krijgen.
Ik ben derhalve van mening dat we Oekraïne moeten helpen alle internationale sociale regels en regels op het gebied van diergezondheid, milieubescherming en dierenwelzijn zo snel mogelijk te gaan toepassen. Dank u zeer voor uw aandacht.
Stavros Arnaoutakis (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de heer Zaleski gelukwensen met zijn uitstekende werk.
Oekraïne is een belangrijke handelspartner van de EU. Wij ondersteunen zijn toetreding tot de WTO en de onderhandelingen over een vrijhandelszone met de Unie.
Om dit doel te bereiken moeten de economische prestaties van Oekraïne verder worden ontwikkeld, zodat het de grootst mogelijke toenadering tot de EU-economie kan bereiken.
Bovendien is er een grotere inspanning nodig om de uitdagingen in Oekraïne effectief het hoofd te bieden. De volgende punten hebben aandacht nodig: corruptiebestrijding, het bestrijden van de illegale handel, het versterken van de samenwerking met de Unie op de terreinen van wetenschap, technologie en onderwijs, en het vormen van hechtere grensoverschrijdende culturele connecties.
Als Oekraïne met meer energie doorgaat met het steunen van de pogingen tot hervorming die het is begonnen, geloof ik dat de gewenste resultaten zich snel zullen manifesteren.
Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Oekraïne staat op het moment voor een strategische beslissing: of het de scheidslijnen in het land permanent zal maken door het creëren van een oranje coalitie, dan wel een coalitie tot stand zal brengen van Onze Oekraïne met de Partij van de regio’s. Het besluit dat hierover valt, zal grote betekenis hebben voor de toekomstige betrekkingen tussen de EU en Oekraïne. Als de eerste optie wordt verkozen, is het zeer waarschijnlijk dat dit zal leiden tot politieke samenwerking met de Europese Unie en tot enorme economische spanningen met Rusland. Als er een grote oranjeblauwe coalitie komt, zal er relatieve economische stabiliteit zijn, maar de integratie van Oekraïne met de EU zal aanmerkelijk worden vertraagd.
Ik weet niet zeker of de EU op dit moment in de positie verkeert Oekraïne voldoende hulp te bieden om het land te compenseren voor de verliezen die een conflict met Rusland met zich mee zou brengen. Dit is een belangrijke kwestie in die zin dat de EU nu een verklaring moet afleggen over de vraag of ze tot aanzienlijke financiële en politieke betrokkenheid bereid is bij het helpen van Oekraïne. Als we niet voor een eenduidig standpunt zorgen, zouden we zelf destabilisering van de binnenlandse situatie in Oekraïne kunnen veroorzaken. Ik complimenteer de heer Zaleski met zijn verslag.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Als iemand mij vandaag zou vragen welk van de landen van het Europees nabuurschapsbeleid het dichtst bij de Europese Unie stond, zou ik niet aarzelen te zeggen: “Oekraïne”.
Dit enorme land met een bevolking van 46 miljoen heeft het recht trots te zijn op zijn democratische prestaties sinds de instorting van de Sovjet-Unie. Het heeft zich ongetwijfeld ontwikkeld tot een van de meest veelbelovende EU-partners. Als vertegenwoordiger van de delegatie van het Europees Parlement had ik meer dan een maand geleden de gelegenheid de parlementsverkiezingen in dit land te observeren en ik ben ervan overtuigd dat er een duidelijke trend van toenemende ontwikkeling van democratische burgerlijke instellingen is, dat de democratie een integraal deel van het leven in Oekraïne aan het worden is en dat de verkiezingen in dat land niet anders zijn dan die in de lidstaten van de EU.
Als je naar de kaart kijkt, is het duidelijk dat Oekraïnes positie niet gemakkelijk kan zijn: aan de ene kant ligt de EU en aan de andere Rusland. De keuze is niet eenvoudig, zoals het ook niet eenvoudig is een antwoord te geven op de vraag: “Quo vadis, Oekraïne?” Maar het is duidelijk dat Oekraïne nu een onomkeerbare keuze moet maken.
Deze keuze betekent niet dat alle handels- en economische langetermijnbetrekkingen met Rusland en het GOS moeten worden verbroken of dat Rusland niet kan deelnemen aan de Oekraïense economie; eerder het tegendeel. Maar het akkoord over de Single Economic Space van het GOS dat Rusland onlangs heeft voorgesteld, zou Oekraïnes ambitie om economisch onafhankelijk te worden eerder in gevaar brengen dan helpen realiseren.
Ik wil erop wijzen dat de EU, samen met haar instellingen en lidstaten, Oekraïne politieke en diplomatieke assistentie moet aanbieden met het oog op het veiligstellen van de acceptatie van het land door de WTO. Ook wanneer de toetreding tot de WTO een feit is, is assistentie van groot belang, bijvoorbeeld hulp met officiële onderhandelingen over de vrijhandelszone en een nieuwe, meer gedetailleerde overeenkomst tussen de EU en Oekraïne.
Tot slot zou ik mijn Poolse collega de heer Zaleski willen danken voor zijn uitmuntende verslag. Ik wens onze collega’s in Oekraïne veel succes bij het afronden van de samenstelling van een nieuwe regering en het beginnen aan de gewichtige taken die hen wachten.
Bogusław Rogalski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Oekraïne is een strategisch belangrijk buurland voor de Europese Unie. Het vormt een natuurlijke brug die ons met Rusland en Centraal-Azië verbindt.
Sinds 2004, dat wil zeggen sinds de tijd van de grote uitbreiding, is de EU de grootste handelspartner van Oekraïne. Tot op grote hoogte hebben de EU en Oekraïne dezelfde economische en handelsbelangen; daarom is het verstandig de weg van verdere integratie van onze markten in te slaan teneinde de meeste winst te behalen. De manier om dit te bereiken is het creëren van een gezamenlijke vrijhandelszone, maar eerst moet Oekraïne zijn proces van toetreding tot de WTO voltooien. We moeten alles doen wat in onze macht ligt, politiek en diplomatiek, om Oekraïne te steunen bij zijn poging het WTO-lidmaatschap te verkrijgen. Het zal ook nodig zijn doorlopende steun te verlenen om Oekraïne te helpen aan de WTO-eisen te voldoen.
We moeten eraan denken dat achter Oekraïne de machtige arm van Rusland opdoemt, die dit deel van Europa graag opnieuw zou willen overheersen. Daarom is het een goed idee Oekraïne de status van een markteconomie te geven, wat het land dichter bij West-Europa zou moeten brengen en dientengevolge tot lidmaatschap van de Europese Unie zou moeten leiden. Het verslag van de heer Zaleski is een goede stap in deze richting en ik wil hem er graag mee feliciteren.
Daniel Caspary (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe mijn opmerkingen te beginnen met erop te wijzen dat dit vandaag het tweede debat over een kwestie van buitenlands beleid is waarbij de Commissie niet door de bevoegde commissaris wordt vertegenwoordigd. Vanochtend hielden we ons voornaamste debat over de globalisering en was de bevoegde commissaris niet aanwezig en vanavond zijn de leden van de Commissie die voor deze belangrijke zaak verantwoordelijk zijn, ook weer afwezig. Ik heb niets tegen onze gewaardeerde commissaris Borg, maar het zou naar mijn mening gepast zijn als de Commissie werd vertegenwoordigd door de commissaris met verantwoordelijkheid voor het onderwerp in kwestie. Ik zou dankbaar zijn, mijnheer de Voorzitter, als u dit verzoek naar de Commissie zou willen doorsturen voor toekomstige debatten en ik weet zeker dat het in het belang van het hele college van commissarissen is.
Ik spreek mijn oprechte dank uit aan de heer Zaleski voor dit zeer evenwichtige verslag. We moeten onze samenwerking met onze Oekraïense buren verbeteren. Daarom is het goed dat het Europees nabuurschapsbeleid dienovereenkomstig wordt vormgegeven. Daarom is het goed dat Oekraïne lid wordt van de WTO. Daarom is het goed dat we een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst sluiten en is het goed dat we de idee steunen van een vrijhandelszone als het begin van een voorzichtige onthulling van een Europees perspectief voor Oekraïne.
Laat ik op dit punt echter ook zeggen dat ik me voor de nabije toekomst geen EU-lidmaatschap voor Oekraïne kan voorstellen. Verbeterde samenwerking, waarover veel van mijn medeafgevaardigden al hebben gesproken, is ook een dringend vereiste en kan voor beide partijen voordelig zijn. Ik hecht bijzonder belang aan vruchtbare samenwerking en hechte solidariteit met onze oostelijke buren.
Naar mijn mening is het bijvoorbeeld onaanvaardbaar dat Rusland zijn samenwerking met Oekraïne ervan afhankelijk maakt welke regering in Kiev aan de macht is en welke parlementaire meerderheid de Oekraïense natie heeft verkozen. Dat is onaanvaardbaar en Rusland zit met een dergelijke politiek op het verkeerde spoor. Wij als Europeanen, als de Europese Unie, moeten het Oekraïense volk steunen bij de volgende etappes van zijn reis naar onafhankelijkheid en stevig gegrondveste democratie. Het verslag van de heer Zaleski vormt een grote en belangrijke bijdrage aan dat streven.
De Voorzitter. − Mijnheer Caspary, u hebt ongetwijfeld gelijk dat de aangewezen commissaris het debat zou moeten voeren, maar in praktische zin is dat niet altijd mogelijk. Ik ken de heer Borg als een uiterst ervaren commissaris en politicus die ongetwijfeld uw boodschap aan de relevante personen zal overbrengen.
Ik moet erop wijzen dat het debat over globalisering eerder vandaag werd bijgewoond door de heer Barroso, dus het is een afgewisselde Commissie, maar wel een zeer competente.
Bogusław Sonik (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Oekraïne dient prioriteit te krijgen op het gebied van het buitenlands beleid binnen Europa van de Europese Unie. Dit vanwege zijn strategische geopolitieke ligging. Aan de ene kant is het een direct buurland van de Europese Unie en aan de andere kant zou Oekraïne een belangrijke brug kunnen zijn tussen de EU, Rusland en de landen van Centraal-Azië. Met zijn toegang tot de Zwarte Zee zou het ook een belangrijke economische partner in die regio kunnen zijn.
Ik steun de aanbevelingen van de rapporteur inzake hulp van lidstaten aan Oekraïne bij zijn toetreding tot de WTO. Dit zal Oekraïne en de regio een groot aantal voordelen opleveren. Intussen moeten we echter het feit niet uit het oog verliezen dat Kiev om historische redenen nog veel werk moet verzetten. De Europese Unie dient de Oekraïense regering te steunen bij de wederopbouw van het land op veel niveaus, niet alleen als het gaat om economie of industrie, maar ook in sociale zaken. Er moet ook aanzienlijke flexibiliteit worden betracht op het gebied van buitenlands beleid, de politieke complexiteit in Oekraïne in aanmerking nemend.
Op dit punt is het belangrijk bij Rusland stil te staan, wiens belangen in Oekraïne ten westen van de Dnjepr strijdig zijn met die van de Gemeenschap. De Oekraïense democratie is nog heel jong. Niettemin hebben de laatste paar jaren laten zien dat de democratische processen zich aan het stabiliseren zijn. We kunnen nu niet vergeten dat het, afhankelijk van maatschappelijke opvattingen, mogelijk zou zijn dat er sterk anti-Europese krachten aan de macht komen. Om deze reden zou ik mijn complimenten willen toevoegen aan de eerder in dit Huis uitgesproken complimenten; ik steun het verslag van de heer Zaleski. Het is een verslag waarin al deze fundamentele vragen worden behandeld en waarin een weg wordt uitgestippeld die de EU in haar beleid jegens Oekraïne kan volgen.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de leden van het Parlement voor hun inbreng en het interessante debat.
Ik heb goede nota ervan genomen en zal uw commentaar doorgeven aan mijn collega, commissaris Mandelson, die vandaag een internationale verplichting waaraan hij zich niet kon onttrekken. Ik weet echter zeker dat hij uw commentaar nauwgezet in overweging zal nemen.
Laat ik op sommige punten in het debat mijn reactie geven. Al zal ik op verschillende punten niet in detail treden, toch wil ik benadrukken dat we het eens zijn over twee heel belangrijke conclusies.
De eerste is dat de Oekraïne een belangrijke en waardevolle partner is in de nabuurschapsstrategie van de EU. We zijn het eens met uw belangrijke boodschappen betreffende de positieve economische interdependentie, het belang van onze energiebetrekkingen, het wetenschappelijk terrein, de intermenselijke relaties en de behoefte onze economische betrekkingen te verdiepen en te versterken.
Voor wat de kwestie van de toegang tot de WTO betreft, is de Commissie het volledig eens dat dit een belangrijke kwestie is. Maar de Commissie en de lidstaten zijn van mening dat onderhandelingen over een vrijhandelszone een cruciale stap is die zo snel als mogelijk moet worden gezet. De afronding van het WTO-proces van Genève zou op zichzelf voldoende moeten zijn voor het starten van de onderhandelingen over een veelomvattende vrijhandelszone. We hopen dat het WTO-proces nog steeds aan het eind van dit jaar of in begin 2008 kan worden afgerond.
We trachten de meest ambitieuze bilaterale handelsovereenkomst af te ronden die we ooit zijn aangegaan. We moeten ook kwesties als de institutionele capaciteit en noodzaak tot hervorming, douane, politie en rechterlijke macht en de kwestie van corruptie in het algemeen aanpakken.
Voor wat betreft het onderwerp wetenschappelijke uitwisselingen en visa wil ik graag erop wijzen dat dit ook wordt bestreken door de vrijhandelszone.
Laat ik ook stellen dat toenemende handelsstromen geen bedreiging vormen voor duurzame ontwikkeling. Anderzijds wordt duurzame ontwikkeling gestimuleerd door aanvaarding van EU-normen.
Laat ik voor wat betreft het onderwerp van de mogelijke toetreding van de Oekraïne tot de EU benadrukken dat geen van de partijen al klaar is voor deze stap. De nieuwe uitgebreide overeenkomst brengt de Oekraïne, overeenkomstig de verdragsvoorwaarden op zoveel mogelijk gebieden zo dicht mogelijk bij de EU zonder daarbij vooruit te lopen op mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de betrekkingen tussen de EU en de Oekraïne.
Afrondend wil ik de rapporteur opnieuw bedanken voor dit goede verslag dat we evenwichtig vinden. We zullen nauwgezet rekening houden met zijn aanbevelingen in het komend overleg met de Oekraïne.
De Voorzitter. − Dank u wel, commissaris en dank ook aan alle sprekers in dit belangrijke debat over een bijzonder relevant onderwerp.
Het debat is gesloten;
De stemming vindt plaats op donderdag.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Het besproken verslag werpt terecht licht op het feit dat Oekraïne een strategisch belangrijke partner voor de Europese Unie is, omdat het een belangrijke intermediaire rol kan spelen in de dialoog met Rusland en andere Centraal-Aziatische landen. Wij zijn ervan overtuigd dat het verstevigen van economische betrekkingen door middel van de beginselen van een vrije markt voor beide partijen inherente voordelen heeft. Dat geldt met name op het gebied van het energiebeleid.
De gebeurtenissen van de laatste paar maanden hebben nieuw licht geworpen op het feit dat de energiesector in Oekraïne tegenwoordig wordt gekenmerkt door een gebrek aan transparantie. De verwarrende betrekkingen bieden ruimte voor corruptie en het uitoefenen van politieke druk. Niets daarvan bevordert de verwezenlijking van marktbetrekkingen. Het hindert Oekraïnes inspanningen op het terrein van integratie met de Unie en brengt daardoor de zekerheid van de Europese voorziening in gevaar.
De Europese Unie en Oekraïne moeten juist om deze reden samenwerken, zodat de beginselen van transparantie en concurrentie worden verwezenlijkt terwijl de samenwerking op energiegebied zich begint te ontwikkelen. Tegelijkertijd moeten we de relatie in elk geval op wederkerigheid baseren.
Ik vind het belangrijk op te merken dat de economische samenwerking die tussen de Europese Unie en Oekraïne moet worden ontwikkeld, niet kan worden geïnterpreteerd zonder de ambities van Rusland bij de overwegingen te betrekken. De Oekraïense regering die aantreedt, kan een belangrijke rol vervullen bij het waarborgen van de verwezenlijking van de hierboven geschetste principes, niet alleen in verband met de dialoog met de Unie, maar ook in de hele regio.
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) Na de uitbreiding van 2004 en de toelating van landen met gemeenschappelijke buitengrenzen met de Oekraïne is het duidelijk dat de Oekraïne een buurland is geworden dat strategisch van belang is voor de hele EU, en een bepalende actor in de regio vormt. Sinds 2004 is de EU de belangrijke handelspartner van Oekraïne en de oostelijke uitbreiding van de grenzen van de Unie heeft beslist gezorgd voor nieuwe kansen voor handel, industriële samenwerking en economische groei in de regio.
In dit opzicht is het voor de Unie van het allergrootste belang om de toegang van de Oekraïne tot de WTO actief te steunen, waarna het mogelijk zal worden dat er een werkelijk vrijhandelsgebied tussen de EU en de Oekraïne binnen een gedegen en transparant institutioneel kader wordt ingesteld. In het algemeen is het in het belang van de Unie om goede commerciële, economische en sociale resultaten in de Oekraïne te bevorderen teneinde de handelsbetrekkingen en de politieke stabiliteit in de regio te waarborgen.
We steunen daarom de oproep voor een gecoördineerde mondiale respons op de politieke, economische en sociale uitdagingen in het oostelijk deel van centraal Europa. In het bijzonder dienen we samen met de Oekraïne te komen tot een consistente aanpak van belangrijke vraagstukken zoals de betrouwbaarheid van de energietoevoer, nucleaire veiligheid, landbouwzaken en duurzame milieunormen.
14. Herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van Iles Braghetto namens de Commissie visserij over het voorstel voor verordening van de Raad waarbij een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee wordt vastgesteld (COM(2007)0169 – C6-0110/2007 – 2007/0058(CNS)) (A6-0408/2007).
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst mijn dank uitspreken aan de rapporteur de heer Braghetto en aan de Commissie visserij voor dit verslag dat de kwestie van het herstelplan voor de blauwvintonijn behandelt.
De blauwvintonijn in het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse zee is een belangrijk visbestand voor de Gemeenschap. Zoals wetenschappelijke informatie bevestigt bestaat er een grote kans dat het blauwvintonijnbestand zal instorten. Alle bij deze visserij betrokken landen zijn het eens over de noodzaak tot dringende maatregelen om de duurzaamheid van het blauwvintonijnbestand en van de visserij te waarborgen.
Ik ben ervan overtuigd dat het herstelplan zoals aangenomen door de ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas – Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen) een realistische kans geeft op het geleidelijke herstel van de blauwvintonijn, mits dit plan volledig wordt nageleefd. Daarom is er onmiddellijk een beslissende en effectieve maatregel op Gemeenschapsniveau noodzakelijk. Een snelle uitvoering van het ICCAT-herstelplan is een absolute noodzaak zowel voor de instandhouding als voor het bewaken van de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk visserijbeleid en die van de EU-vissers zelf. Het doel is om het voorstel in de Raad van november aan te nemen.
Tijdens besprekingen ter voorbereiding van de Raad zijn er veel veranderingen in het oorspronkelijk voorstel aangebracht waarvan sommige in de richting gaan van de door u voorgestelde amendementen. Ik weet zeker dat we overeenstemming hebben over de doelstellingen van dringend te nemen maatregelen om overbevissing uit te bannen en strikte naleving van ICCAT-maatregelen te verzekeren teneinde de hoeveelheid blauwvintonijn op een duurzaam niveau te brengen. Dit zal tegelijkertijd de rentabiliteit van de visserijsector op de lange termijn verbeteren. Naast de voordelen voor de bedrijfstak is er ook een internationale politieke verplichting waaraan moet worden voldaan.
Ik keer nu terug naar het verslag. Ik waardeer en deel het standpunt van de Visserijcommissie dat de Gemeenschap de bovenmatige bevissing van haar vloot moet indammen. De Commissie is ook van mening dat het jaarlijkse visplan een effectief instrument is om overbevissing tegen te gaan vanwege de overcapaciteit van de Gemeenschapsvloot.
Tegen deze achtergrond accepteert de Commissie de amendementen 1, 2, 7 en 8 betreffende de vaststelling van jaarlijkse visserijplannen om een evenwicht te verzekeren tussen visserij-inspanningen van de Gemeenschapsvloot en de quota. Een relevante voorziening bij dit vraagstuk ligt besloten in het compromis van het voorzitterschap.
De Commissie vraagt voorts de betrokken lidstaten in hun operationele plannen een reductie van hun visserijcapaciteit aan te brengen, in de vorm van een tijdelijke opschorting of een stop, om te zorgen dat hun quota voor 2008 en de volgende jaren volledig worden nagekomen. Ik erken dat we aanzienlijke offers van de sector vragen, maar deze zijn noodzakelijk voor een duurzaamheid op de lange termijn voor de visserij, de vloten en de betrokken kustplaatsen. De keuze gaat tussen een offer voor de korte termijn en de verdwijning van de visstand.
Ik ben het ook volledig met u eens dat een financiële compensatie voor de sector noodzakelijk is om de sociaaleconomische uitwerking te verlichten die zal worden veroorzaakt door de vermindering van de visserij-activiteiten. Een voorziening voor een dergelijke financiële maatregel in de lijn van amendement 5 ligt ook besloten in compromis van het voorzitterschap. Het is mij bekend dat er andere zorgen zijn. Ik deel veel van deze zorgen en weet dat ze dienen te worden behandeld.
Laat ik over amendement 3 allereerst zeggen dat ik ervan op de hoogte ben dat het aantal kooien voor het mesten van blauwvintonijn aanzienlijk is toegenomen sinds 1990 en dat hun capaciteit het totale toegestane aantal van de TAC (totaal toegestane vangst) overschrijdt.
ICCAT heeft nu een strenge reglementering ingevoerd om te zorgen voor een duurzame ontwikkeling van de kweekactiviteiten voor de blauwvintonijn. De volgende stap is het aantal kweekplaatsen te regelen. De Commissie steunt volledig de aanvaarding van aanbeveling opgesteld door van de ICCAT-werkgroep inzake de capaciteit in juli 2007.
Deze aanbeveling doet voorstellen over de uitvoering van een bevriezing van de capaciteit van de vissersvloot en de kweekcapaciteit voor de blauwvintonijn. We moeten wachten op de eindresultaten van de ICCAT-besprekingen die deze week in Antalya worden gehouden. Dat is de reden waarom de Commissie in dit stadium het amendement over de beperking van de kweekcapaciteit niet kan aanvaarden.
Over de uitzonderingen met betrekking tot visgebieden en de minimummaat wil ik u herinneren aan de context waarbinnen dergelijke uitzonderingen door ICCAT werden geaccepteerd. Alle verdragspartijen stemden met deze uitzonderingen in als onderdeel van het herstelplan. Deze veranderingen waren bestemd voor de ambachtelijke vloten en voor sommige seizoensvloten omdat hun uitwerking op de vangsten niet significant is. Bovendien bevatten deze veranderingen een reeks strikte voorwaarden zoals een beperkt aantal boten, beperkte vangsten en aangewezen havens. Het herstelplan kan echter in 2008 worden herzien op basis van nieuw wetenschappelijke informatie of ontdekte gebreken in de uitvoering.
In dit stadium draagt de Gemeenschap verantwoordelijkheid voor de zorg dat het herstelplan wordt opgenomen in Gemeenschapswetgeving om de volledige uitvoering te waarborgen. Tegen deze achtergrond kan ik de volgende amendementen van het Parlement niet overnemen: de amendementen 4 en 6 over het schrappen van de uitzonderingen, de amendementen 12 en 13 over de nieuwe benaming van het plan, de aanpassing van de EG-quota en de invoering van een nieuw terugbetalingssysteem (payback system). Deze amendementen stroken niet met het herstelplan aangenomen door ICCAT en de ICCAT-regels inzake terugbetaling (payback).
Ik kan eveneens amendement 10 over netten niet overnemen, aangezien het voorstel geen maatregelen bevat om dit vraagstuk aan te pakken. Het herstelplan regelt voor de eerste keer de vangsten met netten en dit maakt het in de toekomst mogelijk de uitwerking van deze visvangst op het bestand te analyseren.
Wat betreft de amendementen 9 en 11 over de harmonisatie van sancties en de mogelijke stopzetting van een nationale visserij van een lidstaat wanneer deze niet voldoet aan de vereisten, laat ik het zo zeggen, hoewel we de intentie van dit voorstel volledig begrijpen en delen, kunnen we het amendement in deze context niet overnemen zolang het voorstel geen maatregelen bevat om het vraagstuk aan te pakken. Het vraagstuk is er een van algemeen beleid en de Commissie zal dit in 2008 bij de komende hervormingen van het beheerskader van het gemeenschappelijk visserijbeleid onderzoeken.
We zijn van oordeel dat documentatie en overdracht van informatie aan de Commissie op gezette tijden een cruciaal element is voor succes van het herstelplan voor de blauwvintonijn, en het is ook een eerste vereiste als we toezicht gaan houden op het daadwerkelijke verbruik van de EU-quota. De Commissie heeft daarom procedures wegens schending van het Gemeenschapsrecht aangespannen tegen alle zeven lidstaten die op blauwvintonijn vissen vanwege tekortkomingen bij de verstrekking van gegevens.
Laat ik tot slot zeggen dat we zeer bezorgd zijn dat sommige lidstaten de quota overschrijden waardoor de geloofwaardigheid van de Gemeenschap op internationaal niveau wordt aangetast en het succes van het herstelplan van de blauwvintonijn op spel wordt gezet.
Op een bijeenkomst van het uitvoeringscomité op 8 en 9 november in Antalya hebben de verdragspartijen, met name de Verenigde Staten en Canada, het gebrek aan naleving van de ICCAT-regels bekritiseerd. Zoals verwacht werd de Europese Gemeenschap ernstig bekritiseerd voor de overschrijding van de TAC in 2007.
Tegelijkertijd erkenden de verdragspartijen de problemen voor de Europese Gemeenschapsvloot bij de aanpassing aan de realiteit van het herstelplan dat in 2007 van kracht werd, en zij verwelkomden het voorstel van de Europese Gemeenschap voor een specifiek terugbetalingssysteem. Het uitvoeringscomité heeft een specifieke aanbeveling aangenomen over een terugbetalingssysteem voor de overschrijding van de EG-quota in 2007 die neerkomt op 4 440 ton, en dat gebaseerd is op een EG-voorstel.
In overeenstemming met deze aanbeveling, zal de overschrijding van de quota van de Europese Gemeenschap in 2007 uitmonden in een jaarlijkse reductie of 1 480 ton van haar jaarlijkse quota voor de periode 2009-2011.
Bovendien heeft het uitvoeringscomité ermee ingestemd dat het aantal voor de Europese Gemeenschap voorlopig is en mogelijk opnieuw wordt bekeken en eventueel aangepast als gevolg van lopende onderzoeken. Deze aanbeveling zal door de ICCAT zal worden aangenomen tijdens de plenaire bijeenkomst op 18 november.
We moeten niettemin de ICCAT-partijen verzekeren dat de Europese Gemeenschap haar uiterste best zal doen ervoor te zorgen dat de quota die worden toegewezen aan de boten van onze lidstaten zorgvuldig worden gecontroleerd door deze lidstaten en door de Europese Commissie zodat de voor 2008 en volgende jaren gestelde quota zullen worden geëerbiedigd.
De Commissie zal na goedkeuring van deze regeling nauw samenwerken met de lidstaten om ervoor te zorgen dat het herstelplan voor de blauwvintonijn volledig wordt uitgevoerd en zij zal dat nauwgezet controleren. Ook het Communautair Bureau voor visserijcontrole zal een actieve rol spelen. Het bureau is begonnen aan de voorbereidingen voor de coördinatie van de controle en inspectiewerkzaamheden door de lidstaten met het oogmerk om alles gereed te hebben voor het blauwvintonijnseizoen in 2008.
Iles Braghetto (PPE-DE), rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het doel van het herstelplan voor de blauwvintonijn van de Europese Commissie, in gang gezet door de ICCAT, is te reageren op de bezorgdheid van wetenschappers over de kritieke toestand van de populatie, veroorzaakt door overbevissing.
Het plan is op uiteenlopende manieren bekritiseerd, waaruit blijkt dat deskundige wetenschappers en vissers verschillende opvattingen hebben over de noodzaak van bescherming van de populaties. Het plan biedt echter een gepaste reactie op de behoeften die zijn beklemtoond door te voorzien in een gestage vermindering van de vangstquota, oplopend tot twintig procent tussen 2006 en 2010, een verhoging van de minimummaat tot dertig kg, de beperking van de vangstperioden en het intensiveren van de controlemaatregelen ter bestrijding van illegale vangst.
In detail zijn sommige elementen van het plan versterkt tijdens het werk van de commissie, met voorstellen om:
– te voorzien in en te vragen om het indienen van visserijplannen door lidstaten in het kader van de visserijovereenkomsten, zelfs in het geval van visstanden die biologisch goed in vorm zijn, omdat een van de grootste problemen een vangstcapaciteit is die de beschikbare quota overschrijdt;
– in elke lidstaat een evenwicht tot stand te brengen tussen zijn quota en zijn mest- en kweekcapaciteit;
– de uitzonderingen met betrekking tot visgebieden en minimummaten op te heffen: deze zijn in strijd met de opvattingen van alle deskundige wetenschappers en met die van de meerderheid van de lidstaten. Bovendien zijn deze uitzonderingen niet gerechtvaardigd vanuit biologisch oogpunt, omdat de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan door één enkele populatie worden bevolkt, en werken ze ernstig verstorend op de concurrentie doordat er in de bewuste gebieden intensiever wordt gevist, ook door vaartuigen die daar traditioneel niet opereren, en gaan ze ten koste van een doeltreffende controle;
– er bij lidstaten op aan te dringen hun verplichtingen te respecteren om gegevens en informatie aan de Commissie te leveren; als lidstaten geen vangstgegevens doorgeven, wordt hun visvangst stilgelegd;
– een plan op te stellen om de tonnara-activiteit in de Atlantische Oceaan te hervatten en niet meer gebruikte tonnara’s in de Middellandse Zee terug te halen, om zo een duurzame en zeer selectieve tonijnvangstmethode in stand te houden;
– te voorzien in financiële compensatie van het Europees Visserijfonds aan vissers tijdens het gesloten seizoen teneinde het sociaaleconomisch evenwicht van visserijbedrijven en vissers te beschermen;
– de sancties te harmoniseren om verschillen in de manier waarop de lidstaten deze verordening uitvoeren, tegen te gaan.
Tot slot zijn de inbreukprocedures die de laatste maanden tegen sommige lidstaten zijn begonnen vanwege hun overschrijding van de vangstquota over 2007 ongetwijfeld terecht en noodzakelijk, maar de korte tijd voor de inwerkingtreding van de huidige bepalingen in dat jaar dient ook in aanmerking te worden genomen.
Ook rekening houdend met het feit dat het beheren van de visstand een bijzonder complexe aangelegenheid is, vooral in gebieden waar veel concurrentie is met vissersvloten van buiten de EU, met name in de Middellandse Zee, is meer respect voor het wederkerigheidsbeginsel nodig om ervoor te zorgen dat de door de ICCAT gestelde doelen op een eerlijke manier worden nagestreefd. Deze maatregelen zullen alleen effectief zijn als de beginselen en bepalingen door zowel de lidstaten als de niet tot de EU behorende landen worden toegepast.
Om af te sluiten, mijnheer de Voorzitter, zou ik mijn bijzondere dank willen uitspreken aan al die collega’s die aan dit werk hebben deelgenomen.
Carmen Fraga Estévez, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, hoewel ik de opvatting deel dat dit herstelplan niet zo ambitieus is als het zou moeten zijn, is het een feit dat het het resultaat is van een zwaarbevochten compromis in de ICCAT en ik geloof dat we door het aan te nemen een enorme stap voorwaarts zetten en voor het eerst een heel duidelijk signaal geven aan de personen die verantwoordelijk zijn voor het overbevissen van deze soort.
In elk geval is, wat de Europese Unie betreft, de ernstige toestand van de blauwvintonijn te wijten aan bepaalde lidstaten, die excessieve groei van hun Middellandse Zeevloten hebben toegestaan en zelfs aangemoedigd, en aan de Commissie, die volledig op de hoogte was van dit misbruik en de voortdurende te lage vangstaangiften, maar tot nu toe geen vinger heeft uitgestoken om verbetering in de situatie te brengen.
Deze weigering om de verantwoordelijkheid te dragen is wat ertoe heeft geleid dat de vangst in alle lidstaten werd stilgelegd vanwege het schandalige nieuws in augustus dat twee landen het hele quotum van de Europese Unie hadden opgevist.
Om die reden ben ik van mening dat het belangrijk is dat de plenaire vergadering het verslag van de heer Braghetto steunt, waarin mijn amendement is opgenomen, zodat de lidstaten voortaan verplicht zullen zijn van tevoren een visserijplan in te dienen, waarin ten eerste het maximale aantal vaartuigen wordt vermeld en ten tweede duidelijk wordt gemaakt dat de visserijinspanning van het land overeenkomt met zijn quotum. De Commissie heeft aangegeven voorstander van het opnemen van het visserijplan te zijn en we hopen dat de Raad hier ook zijn steun aan zal geven.
Niettemin betreur ik het dat het verslag niet voorziet in enige uitzondering voor het binnenhalen van een verwaarloosbaar deel van het Gemeenschapsquotum met veel selectiever vistuig door vloten die al sinds mensenheugenis op de Atlantische Oceaan vissen. De mensen die bij deze traditionele visvangst betrokken zijn, worden daardoor gedwongen te boeten voor de zonden van ongebreidelde hebzucht van de ringzegenvloten van de twee lidstaten die ik hierboven bedoelde, zonder dat ze daar een aandeel in hebben. Dit is een onrechtvaardigheid waarvan ik ook hoop dat dit Parlement en de Raad haar zullen rechtzetten.
Tot slot is alles wat mij nog te doen staat de Commissie dringend te verzoeken alle noodzakelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat bij de verdeling van de Gemeenschapsquota voor volgend jaar afdoende compensatie wordt gegeven aan de lidstaten die zijn gedwongen de vangst te staken omdat de quota waar ze recht op hadden, door anderen waren opgebruikt en dat het gepaste tonnage van de quota van de verantwoordelijken wordt afgetrokken, zodat het als echte en doeltreffende compensatie kan dienen.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
Rosa Miguélez Ramos, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een zeer gunstige mening over het voorstel van de Commissie om het in de ICCAT overeengekomen herstelplan voor de blauwvintonijn naar de rechtsorde om te zetten en ik ben het met de commissaris eens dat de erin opgenomen maatregelen, mits correct toegepast, een geleidelijk herstel van de populaties in zowel de Atlantische Oceaan als de Middellandse Zee mogelijk zullen maken.
Het plan – en dit is voor mij een heel belangrijke factor – houdt rekening met de specifieke kenmerken van de traditionele visserijen door hun voorwaarden en omstandigheden te bieden die voorkomen dat hun activiteiten worden afgestraft en tegelijkertijd te streven naar het combineren van behoud van de hulpbron met sociaaleconomische aspecten.
Daarover zou ik de commissaris willen meedelen dat mijn land er vanaf het begin naar heeft gestreefd dat er enige flexibiliteit inzake de minimummaat op de traditionele vloot zou worden toegepast en er om die reden om heeft verzocht dat een bepaald aan de traditionele vloot toegewezen percentage zou worden opgenomen in het quotum voor vissen onder de dertig kg van die vloot.
De Commissie heeft naar dat verzoek geluisterd en begrepen dat kleine traditionele vissers niet moeten worden gestraft voor een situatie die is veroorzaakt door grote industriële vloten, en ermee ingestemd die maatregel op te nemen, al heeft ze hem in het plan tot twee procent teruggebracht.
Maar, commissaris, de plaats waarop ze hem heeft opgenomen, namelijk punt 6 van Bijlage I, doet twijfels rijzen over de geografische reikwijdte van de geldigheid ervan.
Het beperken van de maatregel tot Atlantische visserijen zou heel eenvoudig neerkomen op een bevel tot verdwijning van de traditionele mediterrane vloot, een vloot die niet eens de mogelijkheid heeft naar de Atlantische visgronden te varen. Het gaat hier om een historische vloot die al eeuwen opereert zonder problemen op te leveren voor de visstand; alle teruggang is te wijten aan de overtollige capaciteit van de ringzegenvloot van de Middellandse Zee.
Commissaris, de maatregel dient te gelden voor de vloten van alle landen die bij de visserijen betrokken zijn, niet alleen die met Atlantische vloten. Algerije, Tunesië of Turkije moeten ook het recht hebben een deel van hun quota te gebruiken om hun traditionele vloten te beschermen tegen concurrentie van industriële vloten en ik geloof niet dat deze uitzondering, minimaal zoals u weet, ook maar iets aan de effectiviteit van het herstelplan zal afdoen.
Daarom vraag ik de Commissie rekening te houden met de twijfels naar aanleiding van het opnemen van de maatregel onder punt 6 van Bijlage I en daarom vraag ik de vertegenwoordigers van de Commissie zich bij de ICCAT-vergadering die nu bezig is tot het uiterste in te spannen om duidelijk te maken dat die twee procent van de vangst mag worden gedaan door traditionele vloten op zowel de Atlantische Oceaan als de Middellandse Zee.
Wat het verslag betreft waarover we vandaag debatteren, zou ik de rapporteur willen melden dat mijn fractie opnieuw tegen het opheffen van uitzonderingen op zowel de minimummaat als verboden gebieden is, uitzonderingen die, zoals de commissaris zei, bij de ICCAT zijn afgesproken. Om dezelfde reden zijn wij tegen de nieuwe amendementen van de fractie van de Groenen en zullen wij daar morgen tegen stemmen.
Alfonso Andria, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst zou ik de rapporteur, de heer Braghetto, willen complimenteren met zijn uitstekende werk in de Commissie visserij, waardoor wij een uitgebalanceerde tekst konden indienen voor de stemming van morgen, een tekst die tot op zekere hoogte gebaseerd is op eerdere ervaringen en de verordening over herstel van de blauwvintonijn bijstelt op een manier die zeker een verbetering is.
De opheffing van de uitzonderingen op de vaste quota voor tonijnvangst, waarvan sommige oorspronkelijk waren gehandhaafd, en voor vangsten in de oostelijke Atlantische Oceaan en de Adriatische Zee is in mijn ogen een van de voornaamste successen van deze parlementaire procedure. Die uitzonderingen waren onvoldoende gerechtvaardigd vanuit biologisch standpunt, aangezien de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan door een enkele tonijnpopulatie worden bevolkt, en ze zouden de concurrentie zelfs ernstig kunnen vervormen omdat ze zouden kunnen leiden tot intensievere visserij in die gebieden die vrij zijn van beperkingen. Ook zouden controles moeilijker zijn en ongetwijfeld minder doeltreffend.
Ik ben het met de rapporteur eens dat vissers tijdens het gesloten seizoen financiële compensatie moeten krijgen en ik ben ook verheugd over het voorgestelde plan om de tonnara-activiteit te hervatten.
Illegale visserij, beschouwd als een van de ergste plagen die de bescherming van de blauwvintonijnstand ondermijnen, dient ook krachtig te worden bestreden. Hoewel het voorstel voor een verordening het probleem van controles doortastender aanpakt dan in het verleden, dienen de voortdurende discrepanties in de manier waarop de verschillende lidstaten de wettelijke bepalingen toepassen naar mijn mening te worden weggewerkt. Naar mijn mening is verbeterde samenwerking tussen staten nodig om de landelijke wetgeving over het uitvoeren van maatregelen te harmoniseren en dat is de strekking van mijn amendement.
Naar mijn mening moet er nog een probleem worden opgelost: het beheren van de blauwvintonijnpopulaties in de Middellandse Zee vereist een wereldwijde strategie, overeengekomen met de andere, niet bij de ICCAT aangesloten landen die op de Middellandse Zee vissen – ik denk dan bijvoorbeeld aan de Japanse vloot – omdat er anders van de doelen waar de verordening naar streeft, niets terecht zal komen.
Daarom hoop ik, bij wijze van afsluiting, dat de stemming de door de Commissie visserij overeengekomen tekst zal steunen.
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ook ik zou willen beginnen met erkenning voor het werk dat onze collega de heer Braghetto in dit verslag heeft verzet. Maar zoals ik destijds al zei tijdens de discussies in de Commissie visserij, op basis van de rapporten van een groot aantal wetenschappers, milieuorganisaties en zelfs sommige terreinen van de sector ben ik van mening dat de titel van het verslag moet worden veranderd.
In plaats van het te hebben over een zogenaamde verordening voor het herstelplan van de blauwvintonijn, zouden we het het niet-herstelplan moeten noemen, of nog beter: het vernietigingsplan voor de tonijn. Laten we hier duidelijk over zijn: toen het ten onrechte zo genoemde herstelplan een jaar geleden in Dubrovnik door de ICCAT werd aangenomen, waarschuwde de wetenschappelijke commissie zelfs in dat stadium, en ik citeer: “Over het algemeen geven de voorlopige resultaten aan dat het onwaarschijnlijk is dat de huidige maatregelen, hoewel ze een stap in de goede richting zijn, de doelstelling van het plan geheel zullen verwezenlijken.” Ze voegde toe: “Als de uitvoering perfect is en als de toekomstige aanwas bij benadering op het niveau van de jaren 1990 ligt en niet wordt aangetast door het recente peil van de biomassa kuit, is er een kans van vijftig procent op herstel in 2023 onder de huidige regelgeving.”
Met andere woorden: in geval van hetzij minder dan ideale tenuitvoerlegging hetzij een aanwas van de tonijn die onder het recente peil valt, overeenkomstig de afname van de biomassa kuit, of allebei, zullen de doelstellingen van het herstelplan moeilijk te halen zijn.
Ik herhaal dat mijn toespraak is gebaseerd op wetenschappelijke rapporten. Alsof dat niet genoeg is, blijkt het plan, dat in 2007 alvast provisorisch is geïmplementeerd, in de praktijk zo slecht te werken dat de Europese Unie haar quota met 26 procent heeft overschreden; dit heeft ertoe geleid dat er wettelijke stappen moesten worden ondernomen – iets wat nog nooit is vertoond– tegen alle landen die zich niet aan de regels hebben gehouden, met name Frankrijk en Italië.
Ik vraag me natuurlijk bezorgd af hoe een ander land, Spanje, in 2006 bijna 9.000 ton tonijn heeft kunnen exporteren terwijl het heeft aangegeven slechts 4.700 ton te hebben gevangen, zoals organisaties als Greenpeace of Adena hebben opgemerkt.
Ten slotte zou het interessant zijn te vernemen welke maatregelen de Commissie en regeringen van plan zijn te nemen om de omvang van de visserijvloot onder controle te houden en zelfs te verminderen, gegeven het feit dat het moeilijk te geloven zou zijn, om het voorzichtig uit te drukken, dat het mogelijk is de vangst te verminderen terwijl onze vaartuigen steeds talrijker en steeds beter worden – vaartuigen die in de meeste gevallen van Europese subsidies bestaan. Misschien kan de ICCAT-vergadering die op dit moment in het Turkse Antalya aan de gang is en waarbij mijn collega’s Marie-Hélène Aubert en Michael Earle aanwezig zijn, ons wat antwoorden geven.
In mijn opvatting is de onmiddellijke conclusie echter eenvoudig en alarmerend: alles wijst erop dat de situatie met betrekking tot de visstand heel veel slechter is dan de meest optimistische voorspellingen. Sommigen zeggen zelfs dat we al voorbij het omslagpunt zijn. Met andere woorden: gegeven de omstandigheden vind ik het moeilijk te geloven dat het huidige plan een herstelplan heet.
James Nicholson (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ook ik de rapporteur met zijn verslag feliciteren. Het realiseren van herstel in een herstelplan is altijd lastig. Dat verschilt niet van veel andere veeljaarlijkse herstelplannen, maar dit keer gaat het over de blauwvintonijn. Net als iedereen hoop ik van harte dat het programma succes zal hebben.
Mijn enige ervaring tot nu toe was met het kabeljauwherstelplan in de Ierse zee. De vissers in dat gebied kregen in die jaren geen enkele compensatie voor het niet mogen vissen in die periode. Die fout moet niet nog eens worden gemaakt: als we willen beschermen, moeten we volgens mij ook bereid zijn om compensatie te betalen: ik geloof niet dat er een alternatief is. Het is prima om offers te vragen, maar ook offers kennen een prijs.
Ik erken dat dit verslag uiterst gevoelig ligt bij de vissers die uit het Middellandse Zeegebied komen en zij die in de Atlantische Oceaan vissen. Vanuit een economisch en sociaal perspectief zal het dus voor hen uiterst moeilijk worden. In zulke omstandigheden zal het ook een zeer pijnlijke regeling zijn voor vissers aan de wal in deze regio. Maar de instandhouding en bescherming van blauwvintonijnsoorten is van het hoogste belang.
Paulo Casaca (PSE). - (PT) Mijnheer deVoorzitter, commissaris, ook ik wil onze rapporteur, de heer Braghetto, complimenteren met het uitstekende werk dat hij heeft gepresenteerd en ik zou om te beginnen willen zeggen dat het treffendste voorbeeld van het onvermogen van het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen, de toestand is waarmee we nu worden geconfronteerd inzake de blauwvintonijn, in de oostelijke Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee in het bijzonder. Dit werd onlangs erkend in een zeer interessante studie in opdracht van het directoraat-generaal Visserij waarvan de heer Borg de moeite heeft genomen om hem openbaar te maken, een gebaar waarvoor ik hem nu zou willen bedanken.
Het is een feit dat de harde maatregelen die we nu op dit gebied zien – met de volledige sluiting van de visserij voor het eind van het jaar, een poging een substantieel deel van de vloot uit bedrijf te nemen en het vooruitzicht van complete stillegging van de activiteiten, zelfs al bereikt dat misschien niet zijn doelen – een direct gevolg zijn van een opvatting van het gemeenschappelijk visserijbeleid waarin beheersbeslissingen worden losgekoppeld van hun toepassing en de controle erop en waarin de vissersgemeenschappen en verantwoordelijkheden van de autoriteiten zijn ondermijnd door een uitsluitend Europese bevoegdheid die nochtans niet is uitgeoefend door de partij die ervoor pleitte.
De ecologisch duurzame, maar economisch minder winstgevende hengelvisserij moest concurreren met moderne technologieën en bijzonder verfijnde middelen die op korte termijn onvergelijkbaar winstgevender waren, maar ecologisch niet duurzaam; pas nu doen er wat discriminerende maatregelen tegen dit laatste type vaartuig eindelijk hun intrede. Ik zou willen onderstrepen dat ik volledig steun wat mijn collega mevrouw Miguélez hier heeft gezegd, dat het essentieel is traditionele vismethoden te bevorderen.
De directe dreiging van commerciële uitroeiing van de blauwvintonijnvisserij moet ons allen tot nadenken stemmen over wat er dringend moet worden gedaan in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid als geheel.
Ioannis Gklavakis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik ben het eens met de meeste standpunten van de heer Braghetto over het herstel van de tonijnstand. Ik denk dat wij allen zeeën met bevredigende visstanden willen.
Ik wil echter twee zorgen uitspreken. Ten eerste zijn er plannen om een systeem op te zetten waarin visvaartuigen een gedetailleerd tonijnvisserijplan zouden indienen om meer controle te waarborgen. Ik geloof dat de toestand die door dit visserijplan wordt geschapen, alleen werkbaar is voor grote tonijnvisserijschepen die uitsluitend op tonijn vissen, niet voor kleine vaartuigen die bedoeld zijn voor tonijn en andere vis.
We willen allemaal greep op de tonijnvisserij, maar we willen landen met kleine vaartuigen niet uitsluiten. Bovendien is daar een sterke visserijtraditie.
Ten tweede noem ik amendement 3, dat de mest- en kweekcapaciteit aan het nationale quotum koppelt. Het kweken van blauwvintonijn in de EU wordt in andere landen gedaan dan die met grote quota.
Mijn land is bijvoorbeeld niet een van de begunstigde landen als het om quota gaat. Anderzijds hebben we relatieve voordelen op het gebied van tonijnkwekerij. Waarom zouden we onze mestcapaciteit terugbrengen tot het niveau van ons quotum?
Om af te sluiten wil ik het onaanvaardbare feit noemen dat de tonijnvisserij in september werd verboden omdat twee EU-landen hoeveelheden vingen die voldoende hadden moeten zijn voor alle lidstaten bij elkaar. Deze landen moeten aan de gepaste sancties worden onderworpen. Aan de andere kant moeten de landen die dit jaar van hun visrechten zijn beroofd, volgend jaar de eersten zijn die het percentage krijgen waarvan ze zijn beroofd. Intussen zouden we manieren moeten vinden om visvangsten prompt te controleren.
Robert Navarro (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen graag de rapporteur, de heer Braghetto, danken voor het uitstekende werk dat hij heeft gedaan. Aangezien de ICCAT-onderhandelingen nog aan de gang zijn, weten we nog niet wat het lot onze vissers volgend jaar zal brengen. Wat we wel weten is dat er deze zomer iets heel ernstigs is gebeurd en dat we een grondige herziening van de regeling voor het in de gaten houden van de vangsten zullen moeten ondernemen. Ik ben blij te kunnen zeggen dat de Commissie die taak ter hand heeft genomen, al vrees ik dat sommige van de vorige maand voorgestelde maatregelen om illegale visserij uit te bannen, bij de Raad niet erg goed zullen vallen.
Ik hoop dat het Communautair Bureau voor Visserijcontrole, wat er ook gebeurt, zal slagen in het invoeren van een goede coördinatie van de Europese inspanningen om de nodige controles uit te voeren, aangezien de landelijke controlesystemen niet werken. Het is allemaal goed en wel dat onze Spaanse, Portugese en Griekse vrienden hoog van de toren blazen over het gedrag van de Franse en de Italiaanse vloot en het mislukken van de controle in die twee landen. Iedereen weet hoe de werkelijkheid eruitziet! We zijn ons er allemaal van bewust dat ieder land de illegale activiteiten van zijn eigen visserijvloot al te lang verborgen houdt. Daarom hebben we – of we het nu leuk vinden of niet – steviger controle op Europees niveau nodig en daarom ben ik ervan overtuigd dat we een Europese kustwacht nodig hebben.
We moeten het ook hebben over sancties op deze overbevissing. Het is zeer waarschijnlijk dat de ICCAT zal besluiten de Gemeenschap sancties op te leggen en dan zouden wij op onze beurt de lidstaten die de overtreding hebben begaan, sancties moeten opleggen. De Franse regering maakt veel lawaai over het weigeren van een compromis en heeft gewaarschuwd dat er koppen zouden kunnen rollen. Persoonlijk hoop ik dat deze sancties – die niet nodig zouden zijn geweest als de controlesystemen hadden gewerkt – hard zullen zijn, maar eerlijk en evenwichtig. Ik hoop ook dat degenen die zich met traditionele tonijnvisserij bezighouden – die minder schadelijk is voor de visstand – niet zullen worden gestraft voor de fouten van anderen.
Ten slotte: aangezien de experts duidelijk hebben vastgesteld dat de vangstcapaciteit van de Europese vloot niet in verhouding staat tot de populaties van de blauwvintonijn, wil ik deze gelegenheid benutten om de commissaris te vragen welke middelen zullen worden toegewezen aan het omscholen van die vissers die een ander vak zullen moeten kiezen.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag allereerst de geachte afgevaardigden bedanken voor de interessante argumenten die zij naar voren hebben gebracht.
Wat uit dit debat naar voren komt, is de erkenning van het feit dat we een gemeenschappelijke doelstelling hebben, te weten het effectief aanpakken van de hachelijke situatie van de blauwvintonijn. De beste manier om de slechte situatie van de visbestanden aan te pakken, is het ICCAT-herstelplan uit te voeren. Ik bedank dus het Parlement voor zijn voorstel inzake nationale visserijplannen, dat een effectief instrument is voor het aanpakken van de naleving in geval van overcapaciteit.
Wat betreft het vraagstuk van de uitzonderingen kan de Commissie de inhoud van het door de ICCAT aangenomen plan niet aanpassen. Alle verdragspartijen hebben ingestemd met deze uitzonderingen. Ik herinner u eraan dat de uitzonderingen werden toegestaan aan de ambachtelijke vloten en voor enkele seizoensvloten vanwege het feit dat hun uitwerking op vangsten niet significant is. Deze uitzonderingen kennen voorts een reeks strikte voorwaarden, zoals een beperkt aantal boten, beperkte vangsten en aangewezen havens. Het herstelplan kan mogelijk echter in 2010 worden herzien op basis van nieuw wetenschappelijk advies of ontdekte gebreken in de uitvoering.
Wat betreft het punt van mevrouw Miguélez Ramos over een verdere uitbreiding van de twee specifieke voorbeelden in de Atlantische Oceaan en in de Adriatische Zee: dit zijn specifieke, kleine en onbeduidende gevallen. Om deze uit te breiden om ook op andere gebieden te bestrijken, zou nopen tot een wijziging van het overeengekomen ICCAT-herstelplan. Dat kan zeker niet meer dit jaar plaatsvinden. We willen het ICCAT-plan niet openbreken. Een revisie is gepland voor 2008, maar gegeven de kritiek op de twee uitzonderingen denk ik dat het buitengewoonlijk moeilijk zal zijn om die uitzonderingen uit te breiden.
Overcapaciteit zal worden aangepakt door nationale plannen van de lidstaten, die de capaciteit en de vangsten met elkaar in evenwicht moeten houden. Bij onze besprekingen in de Raad zijn we er bovendien in geslaagd meer controlemaatregelen in te voeren voor een betere naleving. Voorts zullen we in 2008 onze inspanningen concentreren op de versterking van controles in het algemeen.
We zullen ook erop aandringen dat krachtens het Europees Visserijfonds er financiën beschikbaar komen voor het uit bedrijf nemen van de boten in lidstaten met een overcapaciteit vooral met betrekking tot de blauwvintonijnvisserij.
Over de kwestie van het waarborgen dat andere vissersboten de ICCAT-regels naleven, het betreft hier de vissersboten van derdelanden, de ICCAT-voorzieningen zijn van toepassing op alle ICCAT-partners, en we verwachten van hen allemaal dat ze zich houden aan de voorwaarden van het herstelplan voor de blauwvintonijn. Zo niet, dan zullen we dit binnen de ICCAT en bilateraal met hen bespreken. Als ze weigeren hun verplichtingen na te komen, zullen we andere maatregelen overwegen.
Wat betreft de vraag over het overbevissen van twee landen: ik heb al gezegd dat we de nationale visserijplannen steunen, en dit staat ook in compromis van het voorzitterschap, waarvan ik hoop dat dit door alle lidstaten in de Raad van november wordt goedgekeurd.
Het teveel aan vangsten moet worden terugbetaald, zoals in Antalya is overeengekomen. Het resultaat zal een jaarlijkse vermindering met 1 480 ton zijn voor de periode 2009-2011. Compensatie voor landen met minder visvangsten zal van kracht worden vanaf 2008.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Francesco Musotto (PPE-DE), schriftelijk. – (IT) Het verslag-Braghetto bevat veel stof tot nadenken wat betreft de tenuitvoerlegging van het herstelplan voor de blauwvintonijn. Dat plan legt de visserij grote beperkingen op met het oog op de noodzaak de populatie van een bedreigde diersoort te beschermen. Er is niettemin een risico dat het initiatief niet effectief zal zijn als de Europese Unie er niet in slaagt maatregelen aan te nemen om zijn sociaaleconomische gevolgen tegen te gaan. Het verslag verdient alle lof voor het vestigen van de aandacht op dit hiaat en het voorstellen van geschikte instrumenten voor doeltreffende tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de Commissie en de ICCAT.
Wat de sociaaleconomische aspecten betreft, tonijnvisserij is een traditionele activiteit en de enige bron van inkomsten voor duizenden gezinnen: als ze helemaal gesloten zou worden, zouden vissers financiële compensatie van het Europees Visserijfonds moeten ontvangen.
Lidstaten moeten ook sancties toepassen op illegale visserij, die de werkelijke oorzaak is van de verarming van de visstand. Het heeft weinig zin eerlijke vissers hard aan te pakken als er geen instrumenten zijn om rovers op zee tegen te houden.
Tot slot moet er wederkerigheid van niet-EU-landen worden geëist: het heeft geen zin onze vissers op te offeren om de soort te beschermen als andere landen, en ik denk dan aan Libië en Turkije, maar ook aan China en Japan, niet even strenge beperkingen opleggen op hun zeeën. Zolang zij een concurrentievoordeel op Europese vissers zouden hebben, zou het probleem van de achteruitgang van de tonijn niet worden opgelost.
15. Kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van Alexandru Athanasiu, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap (COM(2007)0076 - C6-0090/2007 - 2007/0033(COD)) (A6-0335/2007).
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het doel van deze verordening is een wettelijk kader te scheppen voor de verzameling van kwartaalstatistieken van vacatures. Kwartaalstatistieken van vacatures uitgesplitst naar economische activiteiten zijn nodig voor de Commissie en voor de Europese Centrale Bank voor het economisch en monetair beleid. Ze maken het mogelijk toe te zien op kortetermijnveranderingen op de arbeidsmarkt en dragen bij aan de beoordeling van de conjunctuurcyclus. Vanwege dit belang was deze statistiek opgenomen in een reeks belangrijke Europese economische indicatoren die vastgesteld zijn in de mededeling in 2002 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake Eurozone-statistieken. Kwartaalstatistiek van vacatures is slechts een van die indicatoren waarvoor een wettelijke basis nog niet is ontwikkeld. De voorgestelde verordening verschaft een mechanisme voor een geharmoniseerde set van tijdelijke vacatures in alle lidstaten.
Ik begrijp dat er een discussie was over verscheidene vraagstukken die door de verordening van de Commissie worden bestreken en dat sommige veranderingen werden voorgesteld. De amendementen die in het verslag van het Parlement zijn voorgesteld, bevatten de wijzigingen die door de Raad zijn voorgesteld. De tekst zoals die vandaag aan u ter aanvaarding wordt voorgesteld, weerspiegelt het compromis dat tussen de betrokken drie instellingen is bereikt: de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement. De drie instellingen zijn het er ook over eens dat de wetgeving zo spoedig mogelijk van kracht moet worden. Dit opent de weg voor vaststelling van de verordening bij eerste lezing. Ik bedank de rapporteur, de heer Athanasiu, voor zijn goede samenwerking en zijn inzicht in deze zaak.
Alexandru Athanasiu (PSE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie, dames en heren, om te beginnen zou ik mijn collega’s willen danken, die mij dit verslag hebben toevertrouwd, en de schaduwrapporteur, voor hun respectieve bijdragen.
Het is duidelijk dat het verzamelen van gegevens in de maatschappij waarin wij leven een wezenlijk instrument voor analyse is geworden. Gegevens over vacatures worden niet alleen gebruikt om de gezondheid van de economie te meten, maar ook om bepaalde soorten beleid te bepalen en vorm te geven. Tegenwoordig hebben statistieken over vacatures een direct effect op financiële markten. Kredietbeoordelingsbureaus wachten op deze cijfers en gebruiken ze voor het advies dat ze geven.
Statistieken, mijnheer de Voorzitter, zijn een veeleisend onderwerp, als ik het mag zeggen. De beroemde opmerking van G.O. Ashley is het citeren waard: “Net als andere occulte voorspellingstechnieken heeft de statistische methode een privéjargon, opzettelijk bedacht om haar methoden geheim te houden voor niet-beoefenaars.” Bij ons gezamenlijk werk aan deze tekst in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken hebben mijn collega’s en ik geprobeerd drie aspecten te beklemtonen.
Ten eerste is er het politieke aspect van de verordening: opnieuw opkomen, zelfs in de context van een statistisch instrument als dit, voor het concept van bewegingsvrijheid voor Europese burgers en onvoorwaardelijke, onbeperkte en ongehinderde toegang tot werk. Dan is er het sociale aspect: het voor alle mensen van Europa gemakkelijker maken geschikt werk te vinden en toegang te krijgen tot informatie over vacatures in de hele Europese Unie. Tot slot – en dit hebben we aan de Commissie en de Raad te danken – is er het technische aspect van de kwaliteit van de gegevens. We hebben het over een systeem dat de procedures heeft geharmoniseerd en de regelingen voor het vergaren van statistische informatie doeltreffend heeft bijgewerkt, met andere woorden een verbeterde benadering van het verkrijgen van precieze gegevens.
Zoals u weet, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, hadden we voorheen niet meer dan een herenakkoord, dat wil zeggen een vrijwillige basis voor het vergaren van statistische informatie. Zorgvuldige analyse is er echter van afhankelijk dat het vergaren van deze gegevens verplicht en consequent is. Daarom is een verordening een betere wettelijke basis dan een richtlijn, omdat de bepalingen van een verordening, anders dan die van een richtlijn, in de hele Unie identiek zijn: de lidstaten hebben geen bevoegdheid om ze onvolledig of selectief toe te passen en geen keus in de methoden om de vereiste doelen na te streven.
Een van de doelen van de Lissabonstrategie is meer mensen op de arbeidsmarkt te brengen en tegelijkertijd moeten er meer banen worden gecreëerd: vandaar de noodzaak van het best mogelijke informatiesysteem over vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Kwaliteit van informatie kan de sleutel tot succes zijn en we weten tegenwoordig allemaal dat informatie macht is. Dat geldt in de economie net zo goed als elders en daarom werd het nodig geacht een structuurindicator van vacatures te ontwikkelen en te publiceren die in staat is te meten hoe krap de arbeidsmarkt eigenlijk is en waar de tekorten aan vaardigheden liggen.
De Commissie en de Europese Centrale Bank hebben ook kwartaalgegevens over vacatures nodig om schommelingen in het aantal vacatures in bepaalde economische sectoren in de gaten te houden. Vacaturecijfers zijn deel van een reeks van voornaamste Europese economische indicatoren en ze zijn nodig voor de evaluatie van de heersende omstandigheden op de arbeidsmarkt van de EU en binnen de eurozone in het kader van het EMU-actieplan.
Mijnheer de Voorzitter, ik zal afsluiten met een citaat van Abbé Pierre, die zei dat veel politici armoede alleen uit statistieken kennen en dat niemand huilt om statistieken. We zouden niet overtuigd hoeven worden van de noodzaak van een technisch doeltreffender mechanisme voor het vergaren van alle statistieken die nodig zijn. Als politici kunnen we ons werk doen door het voor mensen eenvoudiger te maken geschikt werk te vinden. Deze statistieken zullen ons in staat stellen hun inspanningen te verlichten.
José Albino Silva Peneda, namens de PPE-DE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ten eerste zou ik de rapporteur willen bedanken, de heer Athanasiu, die ik de afgelopen paar maanden geregeld heb ontmoet en die nu de resultaten presenteert van een in mijn ogen mooi stuk werk.
Ik heb de inhoud van het onderhavige verslag en de onderhandelingen met de Commissie en de Raad sinds juni van dit jaar gevolgd en namens de PPE-DE kan ik nu gerust zeggen dat er een zeer degelijke compromistekst van hoge kwaliteit is bereikt. Mocht het Parlement de amendementen op het Commissievoorstel in de plenaire vergadering goedkeuren, en ik hoop dat het dat zal doen, dan weten we dat de Raad al heeft gezegd dat hij ook hetzelfde geamendeerde voorstel voor een verordening zal aannemen.
Ik ben van mening dat dit verslag een nuttig instrument zal blijken voor het identificeren van EU-sectoren en regio’s waar arbeidskrachten nodig zijn en daardoor voor het bevorderen van de solvabiliteit en een beter beheer van opleidingen. Ik zou ook de aandacht willen vestigen op een aspect dat volgens mij belangrijk is: de inhoud van dit verslag vertegenwoordigt geen grotere bureaucratische last of meer nutteloze wetgeving, aangezien het in de huidige versie de verdubbeling van initiatieven en het opnemen van reeds ingevoerde instrumenten vermijdt.
Intussen vertegenwoordigt het verslag ook een goed compromis tussen de noodzaak informatie te leveren voor statistische doelen en de noodzaak ervoor te zorgen dat ondernemingen, met name kleine en middelgrote, niet worden overbelast met onnodige bureaucratische procedures.
Daarom geloof ik dat aan alle voorwaarden is voldaan om het verslag nu bij de eerste lezing aan te nemen en dat is ook de beslissing die ik aan dit Huis aanbeveel.
Proinsias De Rossa, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vanavond vier minuten spreektijd, dat is 400 procent meer dan ik normaal krijg. Ik moet zorgen dat ik niet al te spraakzaam word. Dus ga ik nog even door.
Ondanks het uitzonderlijk technisch karakter van de voorgestelde verordening mag haar waarde voor Europa en lidstaten niet worden onderschat. De herintroductie in 2005 van de Lissabonagenda voor meer en betere banen geeft aanleiding tot de noodzaak voor accurate, tijdige en vergelijkbare statistieken van vacatures in Europa per regio en per economische activiteit. Het is cruciaal als we de behoeften van de arbeidsmarkt en de behoeften van degenen die toetreden tot de arbeidsmarkt willen plannen.
Ik ben blij met het feit dat we in dit stadium onderhandelen over een verordening in plaats van een richtlijn, want dit draagt bij aan een spoediger invoering zodra deze is goedgekeurd. En deze is natuurlijk direct en gelijkelijk toepasbaar in alle lidstaten en daarom is het niet waarschijnlijk dat de ene lidstaat andere definities of interpretaties hanteert dan de andere. Zo is er geen behoefte om de verordening om te zetten in nationale wetgeving. Daardoor kan de vertraging die dit met zich kan brengen, worden vermeden.
Dit is een uitstekend voorbeeld van de wijze waarop de EU een toegevoegde waarde heeft voor het werk van de lidstaten die dat mogelijk niet alleen of zelfs samen zouden kunnen bereiken. Niettemin heeft het twee jaar geduurd voordat dit stuk regelgeving dit stadium heeft bereikt en ik hoop daarom dat overeenstemming met de Raad kan worden afgerond en dat de verordening in deze eerste lezing wordt goedgekeurd.
Ik weet dat we in Ierland geen gegevens over vacatures verzamelen, maar deze werkzaamheden worden door het CSO (Central Statistics Office – centraal bureau voor de statistiek) voorbereid. Het CSO staat hoog in aanzicht en de hoop bestaat dat binnen ongeveer een jaar Ierland in staat zal zijn volledig aan het systeem mee te doen.
Ik ben ook blij met het voorstel om dienstverlening aan particulieren, landbouwvacatures etc., werkgevers met minder dan tien werknemers en de aard van de arbeidsovereenkomst hierin op te nemen. Ik denk dat dit vooral belangrijk is met het oog op de groeiende bezorgdheid over de tendens tot losse dienstverbanden en de vrees in sommige kwartalen die voorkomt uit de beweging in de richting van flexizekerheid.
Ik hoop echt dat overeenstemming kan worden bereikt en dat we door kunnen gaan met het vaststellen van gemeenschappelijke statistieken in de hele Europese Unie.
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur feliciteren met zijn uitstekend werk aan dit voorstel voor een verordening inzake de verzameling van kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap.
Ik wil voorop stellen dat statistieken die van hoge kwaliteit, up-to-date en relevant zijn, de onderbouwing vormen van goede beleidsbeslissingen. Dat is vooral waar op het niveau van de EU waar we met 27 verschillende landen te maken hebben die allemaal in deze speciale context de Lissabondoelstellingen proberen te halen. Iedere hulp en bijstand die aan de lidstaten kan worden gegeven voor het bereiken van deze doelstellingen, te weten meer en betere banen creëren, is volgens mij beslist de moeite waard.
Hoewel de vereiste informatie door de lidstaten zelf kan worden verzameld krachtens deze verordening die de vergelijkbaarheid van de gegevens waarborgt, steun ik volledig de gedachte dat we de Commissie nodig hebben om de harmonisatie van de statistische informatie te coördineren. En ik ben ervan overtuigd dat we in deze context inderdaad niet zozeer een richtlijn, maar een verordening nodig hebben, maar dat de voorgestelde verordening niet verder gaat dan de minimale vereisten om de gewenste doelstellingen te bereiken.
Ik veronderstel tegen deze achtergrond dat ik werkelijk niet verder hoef te gaan, behalve om te zeggen dat ik vooral verheugd ben om te zien dat we de lidstaten vragen om informatie te verstrekken over persoonlijke zorgverlening, extramurale activiteiten en maatschappelijke begeleiding. Deze informatie is zeer belangrijk vanwege het groeiend aantal mensen in de thuiszorg binnen de EU. De vergrijzing van onze bevolking is een grote demografische uitdaging en zorg is een essentieel element voor het omgaan met die uitdaging. Diegenen onder ons die zo gelukkig zijn om lang genoeg te leven, zullen waarschijnlijk een bepaald soort zorg nodig krijgen en dit is absoluut een groeimarkt voor mogelijke banen binnen de EU. Hoewel het meeste werk in zorg niet betaald wordt en veel al zo zal blijven, zullen de mogelijkheden voor werk op dit terrein toenemen. Daarom hebben we betrouwbare en kwalitatief goede statistieken nodig ter voorbereiding van het zorgaspect van de demografische uitdaging.
Ter afronding: zoals ik al eerder heb gezegd, geldt voor in de context als geheel: relevante, tijdige, vergelijkbare en coherente informatie van hoge kwaliteit is een uiterst waardevol instrument voor goede beleidsvorming, mits we natuurlijk als politici de informatie gebruiken die aan ons beschikbaar wordt gesteld.
Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de tenuitvoerlegging van de Lissabonagenda ten aanzien van de stijging van het aantal hooggekwalificeerde banen vereist bepaalde instrumenten. In een daarvan wordt voorzien door kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap. Eurostat moet een wettelijke basis hebben voor het vergaren van gegevens over vacatures. Een ongeschreven overeenkomst is niet genoeg en waarborgt niet dat de gegevens vergelijkbaar en volledig zijn.
En nu wat specifieke opmerkingen. Het eerste amendement betekent in de praktijk een toename van de bureaucratische belasting van kleine bedrijven, maar er is een steeds stijgend percentage van werknemers in precies die kleine bedrijven en daarom is informatie over de situatie in deze bedrijven in toenemende mate nuttig.
Ik steun het tweede amendement, dat de sociale partners bij de tenuitvoerlegging van de verordening betrekt.
Amendement 3 verduidelijkt de methode voor het indienen van gegevens, zelfs wanneer deze vrijwillig worden geleverd; dat maakt dat het van wezenlijk belang is.
Ik steun ook amendement 17, dat publicatie van de gegevens garandeert en daarmee de mogelijkheid schept ze te gebruiken om tot praktische conclusies te komen.
Mijn gelukwensen aan de rapporteur.
Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, ook ik wil mij aansluiten bij de mensen die de rapporteur complimenteren en bedanken voor zijn verslag. Net als hij onderschrijf ik de opvatting dat de compilatie van vacaturestatistieken die van goede kwaliteit en met elkaar vergelijkbaar zijn, een Europese prioriteit is. Even zeker ben ik ervan dat het vergaren van deze statistische gegevens onder auspiciën van een herenakkoord alleen onvoldoende is en dat het nodig is een wet op Europees niveau aan te nemen om de productie van geharmoniseerde statistieken van goede kwaliteit in alle lidstaten te waarborgen. Alleen de Commissie kan de noodzakelijke harmonisering van statistische informatie op Gemeenschapsniveau coördineren.
Ik heb dezelfde opvatting recentelijk nog verdedigd toen ik mijn mening gaf over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk. Ik was ook zeer verheugd over de resultaten van de dialoog tussen de rapporteur, de Commissie en het voorzitterschap. De daaruit voortvloeiende compromisvoorstellen hebben de kwaliteit van het stuk beduidend verbeterd. Net als de schaduwrapporteurs van de andere fracties heb ook ik met genoegen mijn handtekening gezet namens de GUE/NGL.
Onder deze compromisvoorstellen zou ik in het bijzonder de betekenis willen benadrukken van het voorstel in de statistieken gegevens over eenheden met minder dan tien werknemers op te nemen, het voorstel onderscheid te maken tussen vacatures voor banen van bepaalde duur en vaste banen en het voorstel ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk Europese burgers toegang tot de gegevens hebben.
Tot slot zou ik willen zeggen dat ik blij ben met de definitie van de criteria voor het vaststellen van de kwaliteit, omdat alleen relevante, nauwkeurige, bijgewerkte en begrijpelijke vacaturegegevens kunnen helpen in de strijd tegen werkloosheid in de Gemeenschap.
Derek Roland Clark, - namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, informatie over wijzigingen in vacatures om tekorten aan arbeidskrachten te onderkennen, klinkt mooi. Maar toch zeker niet alleen om statistieken op te stellen? Die informatie behoort werkgevers in staat te stellen zo snel mogelijk vacatures op te vullen en werknemers in staat te stellen zo snel mogelijk een baan te vinden, vandaar dat de kwartaaloverzichten.
Tegenwoordig worden nationale statistieken door de lidstaten zelf verzameld en de Commissie lijkt er de voorkeur aan te geven daarvan gebruik van te maken door een gemeenschappelijk kader op te stellen krachtens een enkele verordening van de Europese Unie, optie C. Dus converteert de EG, die graag harmoniseert, een eenvoudig systeem in een bureaucratische en tijdverslindend systeem.
Het werkelijke doel is een gecentraliseerde controle. Zullen we binnenkort zien dat van werknemers en werkzoekenden wordt geëist dat ze een EU-bureau consulteren? Leidt dit uiteindelijk tot loopbaanbegeleiding? Het leidt zeker tot een Europese planeconomie en betekent het einde van een droom over een steeds welvarender Europa met volledige werkgelegenheid en een bruisende innovatie.
In een mondiale marktplaats is de enige manier om concurrerend te blijven een open houding, klaar om het gat te vullen, klaar om een opening uit te buiten, klaar voor alles. Kolommen met statistieken op vellen papier of opgeslagen op een harde schijf doen dat niet: het de man of vrouw aan de basis die plotseling een kans ziet en snel toeslaat voordat een ander dat doet. Als werkgevers achterop willen raken, laat ze dan de statistieken doornemen. Terwijl zij dat doen, springen gewiekste ondernemers elders als eerste in het gat en romen de markt af.
Erger nog, amendement 8, als dat wordt aangenomen, staat het verzamelend bureau toe om ongeschikte nationale cijfers af te wijzen en door eigen cijfers te vervangen. Zo kunnen zij een verkeerd beeld creëren dat voor de centrale controleurs van de EG voldoet en de mensen misleiden. Dat alles om de burger te informeren!
Tot slot: amendement 3 werkt de uitsluiting van deze overwegingen voor landbouw, visserij en bosbouw in de hand. Waarom moet dat nu? Ik weet niet veel van bosbouw, maar de cijfers van het Verenigd Koninkrijk voor landbouw en visserij zijn verschrikkelijk. Sinds we in 1973 gingen meedoen aan het Gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben meer Britse boeren het land verlaten en hebben meer boeren zelfmoord gepleegd dan in enig andere vergelijkbare periode in onze geschiedenis. Onze vissersvloten die in omvang nog maar een kwart zijn van die in 1973, zijn het bewijs van de verwoesting die is veroorzaakt door het waardeloze Gemeenschappelijk visserijbeleid.
Geen wonder dat sommige mensen deze getallen buiten de EU-statistieken willen houden; is er geen noodzaak om de burgers te waarschuwen?
Zdzisław Kazimierz Chmielewski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, iedere poging de EU te stroomlijnen verdient respect, vooral wanneer het over het vraagstuk van de werkgelegenheid gaat. Werkgelegenheid is naar mijn overtuiging de cruciale connectie in de sociale en economische transformatie van een geïntegreerd Europa. De rapporteur heeft een sfeer van verwachting rond dit wetgevingsinitiatief aangetroffen en heeft zijn verslag een zeer toegankelijke en werkelijk interessante vorm gegeven.
De verordening van het Europees Parlement en van de Raad vervangt de bestaande, op een herenakkoord gebaseerde praktijken voor de vergaring van gegevens over vacatures door een beslissing om een wettelijk kader voor deze activiteit in te stellen. Dit geeft ons de gelegenheid het volgende onderdeel van het proces van informatie-integratie te verbeteren, dat overigens deel uitmaakt van de basale Europese economische indicatoren. Hiermee rees de behoefte aan een wettelijke basis die zou helpen de nodige methodologische pijlers te creëren voor het samenvatten van de groeiende verzamelingen van gegevens.
Deze verordening belooft nog een ander voordeel. Ze maakt het mogelijk hogere normen te halen in de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de statistieken. Ze zal het ook eenvoudiger maken doeltreffend werkgelegenheidsbeleid te ontwikkelen op basis van betrouwbare gegevens, zowel op nationaal als op internationaal niveau. Tegelijkertijd zal het mogelijk worden de tenuitvoerlegging van zulk beleid in individuele landen te volgen. De regeringen van de zogenaamde nieuwe EU-landen hebben erop gewezen dat zij dankzij de kwartaalstatistieken de beschikking zullen hebben over een gezamenlijk systeem van indicatoren dat essentieel is voor het in de gaten houden van de arbeidsmarkt. Zij hebben ook met enige opluchting opgemerkt dat de invoering van deze verordening niet zal betekenen dat er extra financiering nodig is voor het verzamelen van de kwartaalgegevens.
In de verantwoording van haar standpunt over dit voorstel wees de Poolse regering erop dat het gelijkvormig maken van de gegevens op Europees niveau, in combinatie met het controleren van hun kwaliteit, zou moeten leiden tot toenemende kennis van de veranderende vraag naar specifieke kwalificaties en tot doeltreffender monitoring van de situatie op de Poolse arbeidsmarkt. Het zal het ook eenvoudiger maken preciezere voorspellingen te doen over werkgelegenheid en lonen. Vergelijkbare gegevens op Europees niveau zullen het mogelijk maken het niveau van discrepanties op landelijke arbeidsmarkten te evalueren tegen de achtergrond van de overige EU-landen. Er zijn ook specifieke praktische resultaten betreffende het verband tussen werkgelegenheidsbeleid en aanbod en voor het plannen van de richting van beroepsonderwijs voor toekomstige werknemers.
Bogdan Golik (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek graag mijn steun uit aan het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap. Er kan geen onenigheid over zijn hoe belangrijk het is dat deze gegevens in alle lidstaten systematisch, eenvormig en volgens vastgelegde normen worden verzameld. De waarde van op deze manier verzamelde informatie is onmiskenbaar als het gaat om het evalueren van de toestand op de arbeidsmarkt in de Europese Unie, evenals voor het functioneren van de Europese Centrale Bank.
De huidige situatie, waarin deze gegevens worden verzameld op basis van een ongeschreven overeenkomst, laat duidelijk zien dat deze methode niet effectief is en moet worden veranderd. Alleen met de goedkeuring van deze verordening, die dezelfde regels voor het opstellen van kwaliteitsstatistieken in de hele Gemeenschap vastlegt, zal het mogelijk zijn nauwkeurig inzicht in en een analyse van de factoren te verkrijgen die samen de algemene situatie en omstandigheden op de arbeidsmarkt scheppen.
Deze verordening verplicht lidstaten niet alleen statistieken te maken overeenkomstig vastomlijnde normen, maar helpt ze ook bij deze taak door kant-en-klare instrumenten voor dit doel te leveren. Het eenvormig maken van dit onderzoek op Europees niveau zal helpen bij het uitbreiden van onze kennis van de schommelingen in de vraag naar specifieke banen op nationale markten en zal het mogelijk maken preciezere voorspellingen te doen over werkgelegenheid en lonen.
Om deze redenen is het van wezenlijk belang dat er wetgeving van kracht wordt die op een duidelijke en transparante manier alle regels vastlegt met betrekking tot het vergaren van gegevens over vacatures in de hele Gemeenschap.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.
16. Grensoverschrijdend collectief beheer van copyright (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie over het gevolg dat is gegeven aan de resolutie van het EP over het grensoverschrijdend collectief beheer van copyright (verslag-Lévai (A6-0053/2007)), door Giuseppe Gargani, namens de Commissie juridische zaken (O-0068/2007 - B6-0381/2007).
Cristian Dumitrescu (PSE), auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, op 13 maart 2007 hechtte de plenaire vergadering van het Europees Parlement haar goedkeuring aan een resolutie over de aanbeveling van de Commissie van 18 oktober 2005 betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige online muziekdiensten.
In die resolutie nodigde het Parlement de Commissie uit duidelijk te maken dat de aanbeveling uit 2005 alleen gold voor de online verkoop van muziekopnamen en zo spoedig mogelijk – na nauw overleg met de betrokken partijen – een voorstel in te dienen voor een flexibele kaderrichtlijn, door Parlement en Raad in medebeslissing aan te nemen, met het oog op het reguleren van het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van grensoverschrijdende online muziekdiensten, rekening houdend met het specifieke karakter van het digitale tijdperk en met het behoud van de Europese culturele diversiteit.
Het Parlement benadrukte ook dat de voorgestelde richtlijn op geen enkele manier afbreuk mocht doen aan het concurrentievermogen van creatieve ondernemingen, de effectiviteit van de diensten van beheerders van collectieve rechten (BCR) of het concurrentievermogen van de gebruikende ondernemingen – met name kleine houders van rechten en gebruikers – en dat ze anderzijds de houders van rechten een hoge mate van bescherming en gelijke behandeling moest garanderen; ervoor moest zorgen dat de relevante wettelijke bepalingen een daadwerkelijke, aanzienlijke en passende weerslag hadden; het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting moest beklemtonen; moest zorgen voor democratische, doorzichtige en controleerbare leiding van de BCR; creativiteit en culturele verscheidenheid moest bevorderen; alleen eerlijke en gestuurde mededinging zonder territoriale beperkingen zou toestaan, maar vergezeld van de noodzakelijke en adequate kwaliteitsnormen; rekening moest houden met de belangen van gebruikers en van de markt; voldoen aan de toekomstige behoeften van een online markt; en de ontwikkeling van legitieme online muziekdiensten bevorderen.
Vandaag vraagt het Europees Parlement de Commissie welke stappen zij heeft genomen in de richting van het voldoen aan de in die resolutie vervatte verwachtingen.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank het Europees Parlement voor de getoonde belangstelling voor het grensoverschrijdend collectief beheer van muziekrechten en de aanbeveling van 2005 inzake online muziekdiensten. De aanbeveling van de Commissie van 2005 over online muziekdiensten wil het mogelijk maken dat de Europese muziekmarkt zich in een digitale omgeving ontwikkelt. Het heeft als doel een kader te scheppen waarbinnen het beste nieuwe online licentiemodel tussen de marktspelers kan worden overeengekomen. Hierdoor is het voor auteurs, componisten en muziekuitgevers mogelijk om een eerlijk deel van de verspreiding van hun online werken te verkrijgen.
De aanbeveling schrijft geen specifiek EU-licentiemodel voor. maar laat de uitvoering van haar beginselen over aan de markt. Precies twee jaar na aanvaarding van de aanbeveling beoordeelt de Commissie nu de ontwikkeling van de online licentiepraktijk in de Europese muzieksector. Belanghebbenden werden uitgenodigd om voor 1 juli 2007 commentaar te leveren op nieuwe trends bij online licenties. De Commissie ontving 88 antwoorden van belanghebbende partijen zoals collectieve rechtenbeheersorganisaties, auteurs, ontwerpers en muziekgebruikers in de lidstaten. De ingezonden bijdragen worden nog steeds bestudeerd. De Commissie zal eerst na een diepgaand onderzoek de verdere beleidstappen met betrekking tot de online activiteiten van collectieve rechtenbeheersorganisaties onderzoeken. De tot dusver geanalyseerde bijdragen laten zien dat de meeste belanghebbenden de noodzaak voor een kaderrichtlijn niet zien en marktgerichte oplossingen verkiezen boven een wettelijke ingreep.
Met betrekking tot de vraag of de aanbeveling van 2005 zich beperkt tot de online verkoop van sommige opnames wil de Commissie erop wijzen dat de beginselen van transparantie en governance zoals weergegeven in de aanbeveling niet beperkt zijn tot online muziekverkoop en van toepassing zijn op alle activiteiten van collectieve rechtenbeheersorganisaties.
Aangezien de online markt voor muziek nog steeds in beweging is, lijkt regelgeving voor een specifiek licentiemodel prematuur. De Commissie zal de ontwikkelingen blijven volgen en verslag uitbrengen aan het Parlement en de Raad zoals voorzien in de aanbeveling. Enig vervolg, indien nodig, zal in goed overleg met het Europees Parlement en de Raad plaatsvinden.
Manolis Mavrommatis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, op 13 maart 2007 nam het Europees Parlement een resolutie aan over het grensoverschrijdend collectief beheer van auteursrechten.
In zijn resolutie riep het Parlement de Commissie op niet te talmen met het indienen van een voorstel voor een kaderrichtlijn betreffende het grensoverschrijdend collectief beheer van auteursrechten en naburige intellectuele-eigendomsrechten ten behoeve van legitieme online muziekdiensten. Het riep de Commissie ook op duidelijk te maken dat de aanbeveling van 2005 op dit gebied uitsluitend betrekking heeft op de online verkoop van muziekopnamen.
Kan de Commissie het Parlement bijpraten over de maatregelen die ze tot dusver heeft genomen om gevolg te geven aan de verzoeken van het Parlement?
Kan de Commissie het Parlement meedelen of ze dezelfde richtlijnen en instructies volgt die voorzitter Barroso heeft uitgevaardigd over de eenvormige, democratische, snelle ontwikkeling van een verenigd Europa? Wanneer zal de Commissie het reglement van het Parlement en het standpunt van de meerderheid van zijn 785 leden respecteren?
De resolutie van 13 maart weerspiegelt het duidelijke standpunt van het Europees Parlement over het grensoverschrijdend collectief beheer van auteursrechten. De aanbeveling van de Commissie was de eerste stap in de richting van toekomstige convergentie van de uiteenlopende praktijken in de 27 lidstaten. Namens de Commissie cultuur en onderwijs heb ik zelf in mijn advies aan de bevoegde commissie gepleit voor het belang van het waarborgen van gelijke behandeling van alle houders van rechten, of het nu gaat om schrijvers, componisten, redacteurs, producers of artiesten.
Met andere woorden, dit is een kwestie die miljoenen houders van rechten in heel Europa aangaat. De situatie wat betreft de online diensten wordt op dit moment als onvoldoende effectief beschouwd, hetzij voor gebruikers, hetzij voor houders van rechten. Zodoende hebben we er allemaal aan gewerkt de Commissie en de Raad voorstellen te presenteren waarvan wij geloven dat ze een verandering ten goede zouden brengen in het collectieve beheer van auteursrechten.
De nauwe samenwerking tussen rechtenbeheerders moet worden gehandhaafd ten behoeve van alle partijen. Piraterij blijft het grootste probleem waarmee de muziekindustrie tegenwoordig wordt geconfronteerd. Drie van de oorzaken van de internationale uitbreiding van de piraterij zijn de technologische faciliteiten voor goedkoop illegaal kopiëren, de ongunstige economische omstandigheden en de verbreiding van het Internet.
We zullen allemaal in gedachten moeten houden dat de uitbreiding van muziekpiraterij het meeste effect heeft in kleine landen waar de muziekindustrie vooral lokaal en regionaal van karakter is. Specifiek gezegd betekent piraterij een verkleining van de legale muziekmarkt en heeft ze daling van de legale verkoop tot gevolg; daardoor schaadt ze de levensvatbaarheid van de landelijke muziekindustrie.
Piraterij brengt zeker verlies aan auteursrechten met zich mee voor componisten en schrijvers, maar ze berooft de staat ook van inkomstenbelasting en BTW. De strijd tegen de piraterij moet derhalve onder de oorspronkelijke doelen van de Commissie worden opgenomen in het mogelijke wetgevingsvoorstel over het collectief beheer van auteursrechten.
Daarom zou ik de Commissie willen oproepen zo snel mogelijk stappen te ondernemen om aan de verzoeken van het Parlement te voldoen en een voorstel voor een kaderrichtlijn in te dienen met het oog op het reguleren van het grensoverschrijdend collectief beheer van auteursrechten.
Ten slotte: zoals ik altijd heb gezegd, muziek is geen gebruiksartikel en het is ons aller plicht de creativiteit in Europa te beschermen en te versterken. Een richtlijn die naar alle waarschijnlijkheid pas in 2010 van kracht wordt, is een ramp voor miljoenen kunstenaars in de EU.
Katalin Lévai, namens de PSE-Fractie. – (HU) Dank u wel. Ik wil graag benadrukken dat dit over een buitengewoon belangrijk terrein gaat, aangezien inkomen uit goederen en diensten die worden beschermd door auteursrechten en naburige rechten 5–7 procent van het BBP van de Europese Unie oplevert. Dit maakt duidelijk hoe belangrijk het is dat dergelijke rechten op gepaste wijze worden beheerd.
Zoals u weet, keurde de Europese Commissie in 2005 een aanbeveling goed over het grensoverschrijdend beheer van rechtmatige online muziekdiensten. Destijds beschreef commissaris McCreevy de aanbeveling als een “instrument van zachte wetgeving” dat zodanig is opgezet dat de markt de kans krijgt zich in de juiste richting te ontwikkelen.”
De aanbeveling heeft verregaande consequenties voor de auteursrechtenmarkt en grote spelers op de markt handelen er al naar. Ze gaat duidelijk verder dan het alleen maar interpreteren en aanvullen van bestaande regels en het effect dat ze heeft, heeft alle kenmerken van een compleet regelgevingsinitiatief.
Destijds heerste er veel angst in verband met deze aanbeveling, onder andere de angst dat ze tot onbeheersbare concurrentie zou leiden en dat de krachten van de markt zouden worden samengebald in de handen van een paar grote beheersmaatschappijen, zodat er monopolies zouden ontstaan. Dat is precies waarom ik meende in een initiatiefverslag een aanbeveling te moeten doen dat de online muziekmarkt op een andere manier zou worden gereguleerd.
Niettemin ontnam de aanbeveling – die door de Commissie werd goedgekeurd – het Europees Parlement en de lidstaten de gelegenheid enige invloed van betekenis uit te oefenen op de veranderingen die gevolgen hebben voor de concurrentie en de culturele diversiteit in Europa.
Juist om die reden heb ik de steun van het gehele Parlement en van alle fracties voor mijn verslag kunnen verkrijgen, ten behoeve van het tot stand brengen van een driehoek die de beslissingen neemt, zodat het Parlement op zo’n belangrijk terrein niet buiten de wetgeving kan worden gelaten, en heb ik de aanbeveling gedaan dat de Commissie een kaderrichtlijn zou opstellen.
Naar mijn mening moet deze aanbevolen richtlijn aan de volgende eisen voldoen: ze moet houders van rechten een hoge mate van bescherming en gelijke behandeling garanderen. Ze moet zijn gebaseerd op solidariteit tussen houders van rechten en op een gepast, eerlijk evenwicht tussen beheersmaatschappijen. Ze moet voorzien in democratisch, transparant en controleerbaar bestuur in beheersmaatschappijen, inclusief structurering van de organisatie, transparantie, vertegenwoordiging, regels betreffende auteursrechten en productie, en boekhouding, door middel van minimumnormen.
Bij de beheerders van collectieve rechten moet transparantie worden bewerkstelligd. Creativiteit en culturele verscheidenheid dienen te worden bevorderd. Eerlijke en gestuurde mededinging kan worden toegestaan, zonder territoriale beperkingen, maar met de noodzakelijke en adequate kwaliteitsnormen voor het collectief beheer van auteursrechten en het behoud van de waarde van de rechten.
Er moet voor gebruikers in een hoge mate van wettelijke zekerheid worden voorzien en de beschikbaarheid van het wereldwijde repertoire moet behouden blijven. Wij, of ik, vragen u daarom na te denken over de vraag of een richtlijn nodig zou zijn voor de regelgeving op dit belangrijke terrein.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het antwoord van commissaris Borg op de vraag van de heer Dumitrescu vervult mij met zorg. De commissaris had het erover de zaak aan de markt over te laten. Maar waar hebben we het eigenlijk over?
We hebben het over rechten die zich gedurende twee eeuwen hebben ontwikkeld: de rechten van creatieve geesten, auteurs, componisten, kunstenaars. En nu wordt ons verteld dat die rechten door de markt moeten worden gereguleerd: door welke markt? De markt van dieven, de markt van mensen die producers en creatieve mensen dankzij nieuwe communicatiemiddelen van hun intellectuele eigendom hebben beroofd? Over wat voor soort rechten hebben we het?
Rechten worden geregeld door openbare lichamen; in het bijzonder in de Europese arena hebben we instellingen, namelijk de Commissie, de Raad en het Parlement: de Commissie met haar bevoegdheid tot initiatief, de Raad en het Parlement door de medebeslissingsprocedure.
Het lijkt mij dat het nu niet het moment is een weg te volgen die zal leiden tot de verdwijning van intellectuele eigendom. En als de intellectuele eigendom verdwijnt, verdwijnt ook de intellectuele creativiteit.
Sommige wijze mannen en vrouwen die tegenwoordig tot ons spreken over de voordelen van de informatiesamenleving zeggen: “Nu, ja, componisten en schrijvers kunnen langs de straten zwerven en concerten geven zoals in de middeleeuwen.” Gaan wij onze schrijvers reduceren tot middeleeuwse minstrelen die midden op straat kunnen spelen met een pet op de grond in de hoop dat iemand ze een aalmoes geeft?
Ik denk dat het nu voor de instellingen van de Europese Unie het moment is om krachtig te reageren ter verdediging van deze Europese traditie; de politieke essentie ervan is zeer belangrijk en ze is van wezenlijk belang voor het behoud van de intellectuele creativiteit. Alleen door middel van maatschappijen van auteurs, het collectieve beheer van deze maatschappijen, kunnen intellectuele-eigendomsrechten tegenwoordig, nu, worden verdedigd tegen de echte dieven in de vorm van zenders die intellectuele creativiteit voor hun eigen gewin benutten.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de reactie op de aanbeveling van de Commissie betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten ten behoeve van rechtmatige online muziekdiensten werd gegeven door de resolutie van het Parlement dat er een kaderrichtlijn moest worden ingevoerd om deze kwestie te reguleren. De Commissie voerde echter de noodzakelijke brede consultatie van de belanghebbenden die vereist was, inclusief het Parlement, niet uit, wat een schending was van de democratische procedures. Het is volstrekt onaanvaardbaar de institutionele driehoek te negeren en in plaats daarvan de zogenaamde benadering van zachte wetgeving te kiezen zonder voorafgaand overleg en zonder de formele betrokkenheid van Parlement en Raad.
Deze aanbeveling, die er in de praktijk op gericht is meer vrijheid voor eigenaars van auteursrechten te creëren om de instelling voor collectief beheer te kiezen, afhankelijk van de eisen, zou verregaande consequenties hebben voor de auteursrechten- en gerelateerde markten en zou een potentiële dreiging creëren, niet alleen voor de mededingingsregels, maar ook voor de culturele verscheidenheid. Dientengevolge zou de macht over de markt worden samengebald in de handen van een paar van de grootste entiteiten, die dan het netwerk van bilaterale overeenkomsten zullen kunnen omzeilen en vergunningen uitgeven voor de hele Europese markt.
Het is de moeite waard ons te herinneren dat ongeveer 5–7 procent van het BBP van de EU afkomstig is van de verkoop van goederen of diensten die worden beschermd door auteursrechten en dergelijke wetten. Dit feit illustreert nog meer hoe belangrijk correct beheer van de relevante rechten is, evenals de noodzaak hun positie in het huidige digitale tijdperk te versterken. Terwijl we de beginselen van de mededinging respecteren, moeten we vermijden dat we het inkomen van componisten verminderen en tegelijkertijd de gebruikers van muziek voorzien van een vergunning voor de hele EU die overeenkomt met het zakenmodel van de toekomst. Geleid door deze gedachte dient de Commissie zo snel mogelijk een voorstel in te dienen voor een passend instrument dat wettelijk bindend zou zijn voor entiteiten die actief zijn op dit terrein.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst alle leden die gesproken hebben, bedanken voor hun opmerkingen die ik zeker zal doorgeleiden naar mijn collega, commissaris McCreevy.
Als ik aantal van de genoemde punten, oppak: wat betreft de behoefte aan wettelijke interventie wijs ik erop dat de aanbeveling van de Commissie van 2005 inzake online muzieklicenties al heeft geleid tot een aanmerkelijke vooruitgang op de markt. De aanbeveling heeft collectieve rechtenbeheersorganisaties in Europa een stimulans gegeven om EU-brede licentieplatforms op te zetten die het repertoire beschikbaar stellen voor van online muziekwinkels in heel Europa.
Ik geef drie relevante voorbeelden. Genoemde organisaties in het Verenigd Koninkrijk en in Duitsland hebben een EU-breed licentieplatform voor het EMI-repertoire ingesteld, CELAS genaamd. Genoemde organisaties in het Verenigd Koninkrijk en in Spanje werken samen in een platform dat het Engels-Spaans repertoire op EU-niveau gaat beheren, en de Franse en Spaanse beheersorganisaties hebben een gezamenlijk licentieplatform aangekondigd dat EU-breed toegang geeft tot het Frans-Spaans repertoire. Onder deze omstandigheden ziet de Commissie geen noodzaak voor een premature wettelijke interventie.
Ik wil graag opmerken dat de aanbeveling van de Commissie van 2005 inzake online licenties al heeft geleid tot een aanmerkelijke vooruitgang op de markt. De aanbeveling heeft collectieve rechtenbeheersorganisaties in Europa een stimulans gegeven om een EU-breed licentieplatform op te zetten ten behoeve van het beschikbare repertoire van online muziekwinkels in heel Europa. Ik verwijs naar de drie voorbeelden die ik zojuist noemde. Het samenwerkingsverband CELAS alleen heeft in feite ongeveer 25 procent van alle muzikale werken in licentie van alle Europese online muziekwinkels zoals iTunes, Sony’s CONNECT of eMusic in een enkele transactie.
Op de vraag over culturele diversiteit is mijn antwoord dat onze aanbeveling niet schadelijk is voor culturele diversiteit. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de nieuwe platforms voor Engels-Amerikaanse, Franse of Spaanse muziek open platforms zijn. Deze platforms kunnen repertoire van andere muziekuitgeverijen bevatten of het hele repertoire van bestaande beheersorganisaties.
Nationale collectieve rechtenbeheersorganisaties zullen niet verdwijnen; auteurs zijn nog steeds lid zijn van lokale collectieve rechtenbeheersorganisaties en inkomsten worden nog steeds verdeeld via dit soort organisaties die zich aangesloten hebben bij de nieuwe licentieplatforms.
Wat betreft het vraagstuk van de rechten wil ik graag benadrukken dat er geen reden is om te denken dat dit multiterritoriale licentiemodel slecht is voor de culturele diversiteit of voor de rechten van de kunstenaars, aangezien het goed is voor rechthebbenden, omdat zij meer geld krijgen dan onder het oude territoriale model. Culturele diversiteit en de rechten van kunstenaars zorgen er ook voor dat auteurs meer geld krijgen, zodat ze kunnen doorgaan met scheppende activiteiten.
Nog een laatste opmerking. De Commissie stimuleert actief de ontwikkeling van een eigen licentiemarkt voor muziek. De Commissie wil in deze geest de ontwikkelingen in deze ontluikende markt volgen en gaandeweg zal de Commissie zorgvuldig de vraagstukken genoemd in het verslag-Lévai van 5 maart 2007 in beschouwing nemen.
Als we tussen nu en 2010 bijvoorbeeld zien dat monopolistische licentiestructuren opduiken op het internet, dat het beschikbare repertoire op internet niet een adequate afspiegeling is van Europa’s culturele diversiteit en dat de markt alleen niet de EU-licentiestructuren levert die zijn aangepast aan het internettijdperk, zal de Commissie adequate alternatieve middelen overwegen om deze doelstellingen te bereiken.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming zal in Brussel plaatsvinden op donderdag 29 november.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Jacques Toubon (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De vraag van de heer Dumitrescu heeft als doel de Commissie aan haar verantwoordelijkheden te herinneren. Met haar aanbeveling van september 2005 en haar beslissing de territoriale bevoegdheid van de BCR in twijfel te trekken heeft de Commissie de relatie verstoord tussen houders van rechten en nationale maatschappijen – en dit is gebeurd buiten de context van enige wetgevings- of harmoniseringsmaatregel.
Onder het mom van aanpassing aan de digitale omgeving heeft de Commissie verwarring gebracht in het Europese systeem van auteursrechten en naburige rechten. Dat heeft op zijn beurt concentratie en een op formaat gebaseerde aanpak bevorderd, ten nadele van kunstenaars en in het voordeel van industriëlen en andere economische operatoren.
De Commissie moet dringend ophouden met het nemen van willekeurige initiatieven zonder serieuze inschatting van hun gevolgen; ze moet de situatie in alle kunst- en culturele sectoren onderzoeken, in overleg met alle belanghebbenden, en een alomvattend beleid aannemen dat de vereisten van culturele diversiteit weerspiegelt, evenals de waarden van Europa en de doelstellingen van de Lissabonstrategie, gebaseerd op de kennis- en vernieuwingseconomie; en ze moet het Parlement en de Raad coherente ontwerprichtlijnen presenteren die de door mij genoemde beginselen respecteren.
17. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen