De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0446/2007) van de heer Christensen, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over gemeenschappelijke beginselen inzake flexizekerheid (2007/2209(INI)).
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik dacht dat u mij vroeg een slottoespraak te houden over het debat over het Handvest. Zo’n toespraak heb ik niet voorbereid, vandaar mijn verwarring.
Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het onderwerp flexizekerheid is nu een hoofdthema op de Europese agenda en het is essentieel voor de toekomst van de Europese economische en sociale modellen. Het is een ingewikkeld onderwerp, waarbij het nodig is om in een snel veranderende wereldwijde context veranderingen te begeleiden en werkgelegenheid en hervorming van de sociale zekerheid te bevorderen. Daarbij moeten we reageren op de uitdagingen van wereldwijde concurrentie, technologische innovatie en vergrijzing van de bevolking. We hebben flexibelere markten nodig, maar dat betekent ook dat we moeten zorgen voor betere omstandigheden, betere instrumenten en meer zekerheid voor onze burgers, zodat zij op een goede manier met deze veranderingen kunnen omgaan. Dat is de uitdaging waarvoor wij gesteld zijn.
Wat ons betreft, het Portugese voorzitterschap heeft getracht actief bij te dragen aan de zoektocht naar integrale en evenwichtige oplossingen op dit terrein. Na de mededeling van de Commissie in juni waren wij verantwoordelijk voor het begeleiden van een proces dat gericht is op het uitvoeren van het mandaat van de Europese Raad en het bereiken van overeenstemming over de gemeenschappelijke beginselen inzake flexizekerheid. De mededeling van de Commissie vormde uiteraard een uitstekend uitgangspunt voor dat werk. Wij konden op basis daarvan het concept ontwikkelen en de discussie over de oplossingen bevorderen die konden dienen als gemeenschappelijk platform voor de verschillende lijnen die elke lidstaat zal moeten volgen.
In gedachten houdend dat de uitgangspunten en situaties verschillend zijn, zullen de oplossingen ook verschillen. Om voorwaarden te scheppen die het mogelijk maken op dit gebied vooruitgang te boeken, hebben we samen met de belangrijkste Europese spelers verschillende initiatieven ontwikkeld, waaronder een conferentie over de uitdagingen van flexizekerheid. Deze conferentie, waar gediscussieerd werd over de ontwikkelingen op dit gebied en ook de vooruitzichten, is door vele politici bijgewoond. We hebben ook geprobeerd de ervaringen in de landen waar de modellen zijn toegepast te analyseren en vast te stellen welke elementen van die modellen in een andere context gebruikt kunnen worden. We hebben naar de mening gevraagd van comités van deskundigen op het gebied van werkgelegenheid en maatschappelijk welzijn en ook van het Comité van de Regio’s. Bovendien hebben we de sociale partners op dit gebied bij het onderwerp proberen te betrekken, omdat we ons ervan bewust zijn dat voor dit nieuwe model de inzet van alle belanghebbenden nodig is. Tegelijkertijd is het nodig dat met ieders belang rekening gehouden wordt.
In dat verband heeft de afspraak die we op 18 oktober met de sociale partners gemaakt hebben op de tripartiete sociale top in Lissabon, een belangrijke impuls gegeven aan het debat. Maatschappelijke dialoog op verschillende niveaus en de betrokkenheid van de sociale partners zijn beslissende factoren voor het succes van iedere strategie ter hervorming van de arbeidsmarkt. Dat iedereen aan het proces deelneemt, is essentieel voor het vinden van geslaagde oplossingen en we hebben een sfeer van vertrouwen nodig tussen de sociale partners en tussen de sociale partners enerzijds en de instellingen anderzijds. We moeten allemaal bereid zijn de verandering te accepteren en er verantwoordelijkheid voor te dragen. Ik wil vooral de kwaliteit van het debat en de interventies, in alle stadia, benadrukken, zowel technisch als academisch en ook wat betreft de discussie over de politieke inhoud en over het proces.
Door het werk dat ik noemde, waarbij we trouwens altijd konden rekenen op de hulp van de Commissie, kan de Raad nu een pakket gemeenschappelijke beginselen over flexizekerheid onderschrijven dat we formeel hopen goed te keuren op de vergadering van 5 en 6 december. Deze gemeenschappelijke beginselen, waarover we het allemaal eens zijn, betreffen vooral het rekening houden met de veelheid aan nationale omstandigheden waarvoor verschillende benaderingen en oplossingen nodig zijn, de noodzaak tot afschaffing van arbeidsmarktsegmentatie, de verschillende dimensies van flexizekerheid (arbeidswetgeving, onderwijs en opleiding, maatschappelijk welzijn), erkenning van het belang van een maatschappelijke dialoog in dit verband, de bevordering van sociale integratie, niet-discriminatie, gelijkheid en het combineren van werk en gezinsleven, en ook de verdediging van de noodzaak het beleid verenigbaar te laten zijn met solide en duurzame openbare financiën. Ik wil er de nadruk op leggen dat er in principe overeenstemming met dit Huis bestaat. Ik moet het uitstekende werk dat wij en dit Huis op dit gebied verricht hebben, onderstrepen.
Als de gemeenschappelijke beginselen eenmaal aangenomen zijn, vormen ze een wezenlijk hulpmiddel voor de tenuitvoerlegging van de volgende ronde van de Lissabonstrategie. De lidstaten worden uitgenodigd met deze beginselen rekening te houden bij het vaststellen en uitvoeren van hun eigen beleid door, afhankelijk van hun specifieke situatie, hun eigen mechanismen en aanpak te ontwikkelen, waarop toezicht gehouden zal worden in het kader van nationale hervormingsprogramma’s. Sociale partners op alle niveaus worden ook aangemoedigd om te helpen bij de vaststelling en uitvoering van de flexizekerheidsmaatregelen en ook om de gemeenschappelijke beginselen als referentie te gebruiken. We vinden het essentieel te investeren in de sociale mobilisering van onze burgers binnen deze strategie, en in dit verband moet ik het wezenlijk belang vermelden van de betrokkenheid van dit Huis daarbij. Als we kijken naar degenen die het vertegenwoordigt en naar hoe dicht het bij de mensen staat, kan dit Huis een uitstekende bijdrage leveren aan een beter begrip van het flexizekerheidsidee onder de mensen. Het belangrijkste is dat flexibiliteit en zekerheid gezien moeten worden als elementen die elkaar ondersteunen en versterken, en dus niet tegenstrijdig zijn; onze burgers moeten dat helemaal begrijpen.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Mijnheer de Voorzitter, de mededeling van de Commissie met betrekking tot flexizekerheid heeft in de hele Europese Unie geleid tot een uitgebreide en uiterst nuttige discussie. Ik zou graag de rapporteur, de heer Christensen, alsook andere afgevaardigden die actief hebben deelgenomen aan de discussie over flexizekerheid, hartelijk willen bedanken voor hun inzet.
Dankzij uw inzet en nauwe samenwerking met de overige parlementaire commissies zal het Europees Parlement deze motie die werkelijk een grote steun vormt voor de door de Commissie voorgestelde benaderingswijze, kunnen goedkeuren. In onze maatschappij is verandering zo langzamerhand de voorwaarde aan het worden voor zekerheid. We dienen dan ook op gecoördineerde wijze nieuwe vormen van zekerheid na te streven, zoals betere vaardigheden, het vermogen nieuw werk te vinden, alsook moderne aan de nieuwe arbeidsmarkt aangepaste vormen van bescherming.
In Europa zijn er in de afgelopen jaren voor elke arbeidsplaats die in de industrie verloren ging in andere sectoren vier nieuwe arbeidsplaatsen in de plaats gekomen. De allerbelangrijkste vraag is hoe grip te krijgen op deze veranderingen en hoe deze verder in goede banen te leiden. Tevens dienen wij ons te buigen over de kwestie van de helaas in veel lidstaten aanwezige segregatie op de arbeidsmarkt.
Ik ben zeer ingenomen met het verslag waar u zich vandaag over uitspreekt. In het verslag in kwestie wordt erkend dat flexizekerheid inderdaad een goede strategie kan zijn voor de hervorming van de arbeidsmarkt. Ook wordt erin steun uitgesproken voor de vier door de Commissie geformuleerde onderdelen waaruit flexizekerheid is opgebouwd. Tevens kan ik mijn steun uitspreken voor de voorstellen met betrekking tot de in alinea 5 van het verslag genoemde gemeenschappelijke principes. Uw voorstellen gaan in precies dezelfde richting als de door de Commissie in haar mededeling neergelegde voorstellen. Ik heb er het volste begrip voor dat u graag zou willen dat een aantal kwesties nader wordt uitgelegd, zoals de strijd tegen onzekerheid. Ik ben echter van mening dat de principes kort en bondig moeten worden geformuleerd en dat ze moeten worden bezien tegen de achtergrond van de mededeling in zijn geheel.
Tevens ben ik ingenomen met de instemmende geluiden die ik hoor van de Europese sociale partners wat betreft de analyse van de problemen op de arbeidsmarkt. Deze analyse werd onlangs op 18 oktober 2007 in Lissabon gepresenteerd tijdens de tripartiete sociale top aldaar, en betreft onder meer het thema flexizekerheid. Uit deze instemming blijkt eens te meer dat de sociale dialoog concrete resultaten opleveren kan. Verder hebt u in uw ontwerpmotie een verwijzing naar deze gezamenlijke analyse opgenomen.
Nu zou ik graag willen reageren op een aantal punten van kritiek in uw verslag. Zo wenst u bijvoorbeeld een evenwichtigere discussie over flexizekerheid. Allereerst zou ik erop willen wijzen dat de mededeling van de Commissie het resultaat is van een intensieve dialoog met alle betreffende partijen, alsook van een gedegen raadpleging van vooraanstaande deskundigen op dit gebied. Ik ben ervan overtuigd dat de Commissie uitgewogen te werk gaat, want het doel is zowel de flexibiliteit als de zekerheid te versterken, en wel zoals reeds eerder gezegd als twee elementen die elkaar versterken, en geenszins als twee elementen die met elkaar in tegenspraak zijn.
Uiteraard mag de discussie over flexizekerheid niet worden misbruikt ter deregulering van de arbeidsmarkt. Flexibiliteit en mobiliteit moeten juist hogere doelen dienen, namelijk betere arbeidsplaatsen, een beter evenwicht tussen werk en het gezins- en privéleven, alsook een beter presterende economie als geheel. Zoals welbekend zal de Raad de komende weken vastleggen wat precies de gemeenschappelijke principes van flexizekerheid zijn. Vervolgens worden de nationale discussies voor alle betrokken partijen voortgezet, om er zo voor te zorgen dat op nationaal niveau de flexizekerheidsstrategie ten uitvoer kan worden gelegd in lijn met de specifieke kenmerken van de individuele lidstaten. Ik vertrouw erop dat alle betrokken partijen ervoor zorgen zullen dat de voor flexizekerheid gekozen methodologieën evenwichtig zijn zullen.
Dan nog wat de kosten betreft: wij dienen ons terdege te beseffen dat de met het flexizekerheidsbeleid gepaard gaande kosten veel lager zijn dan de concrete opbrengsten ervan, namelijk een dynamischere arbeidsmarkt en een lagere werkloosheid. Overigens gaat het in veel gevallen niet eens om een verhoging van de kosten, maar eerder om een doeltreffender gebruik van de reeds beschikbare middelen.
Tevens zou ik willen reageren op het onderdeel van het verslag waarin wordt gezegd dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd de basis van het socialezekerheidsstelsel zou moeten vormen. Het is absoluut niet de bedoeling van de Commissie om de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in belang te doen inboeten. Desalniettemin ben ik van mening dat wij een algemener stelsel van sociale bescherming moeten invoeren dat zowel op de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd als op deeltijdwerk betrekking heeft, of anders gezegd, we moeten er voor zorgen dat ook bij deze vormen van werkgelegenheid de nodige sociale zekerheid wordt geboden. Dat is ons streven; het gaat ons er dus niet om het belang van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd af te zwakken.
Geachte Voorzitter, ik ben van mening dat dit verslag, afgezien van de enkele punten waarover ik een opmerking geplaatst heb, een nuttige en relevante bijdrage is aan de discussie over flexizekerheid, waarvoor ik het Europese Parlement nogmaals hartelijk zou willen bedanken.
Ole Christensen, rapporteur. − (DA) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is mij een groot genoegen hier vandaag als rapporteur te staan. De onderhandelingen in het Parlement zijn afgerond en we kunnen een evenwichtig verslag presenteren, waarin de standpunten vanuit het hele politieke spectrum weerspiegeld worden. Het hele idee achter deze richtsnoeren over flexizekerheid is dat we de uitdagingen aangaan waarmee de arbeidsmarkten van Europa geconfronteerd worden. Ik gebruik met opzet het meervoud “arbeidsmarkten”, omdat in het verslag erkend wordt dat er met betrekking tot flexizekerheid niet maar één maat is. Er is geen gemeenschappelijk model voor flexizekerheid, maar we moeten ons realiseren dat de arbeidsmarkten in Europa geconfronteerd worden met vele gemeenschappelijke uitdagingen waarvoor een gemeenschappelijke respons noodzakelijk is. De demografische uitdaging is dat er in 2050 op iedere gepensioneerde 1,5 werknemers zullen zijn. Op dit moment zijn er nog 3 werknemers per gepensioneerde. Ongeveer 100 miljoen Europeanen leven onder of op de armoedegrens. De effecten van ongelijkheid zijn al te gemakkelijk waar te nemen als men landen waartussen grote verschillen bestaan, zoals in Oost- en West-Europa, met elkaar vergelijkt. Ook binnen landen zijn de verschillen echter waarneembaar; de ongelijkheid neemt toe. Zes procent van de werknemers in Europa kan men tot de “werkende armen” rekenen en een toenemend aantal heeft te maken met slechtere arbeidsomstandigheden, met onzekere werkgelegenheid en zeer slechte arbeidsomstandigheden. Er is vaker sprake van kortdurende arbeidsovereenkomsten en tijdelijk werk en de gangbare arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ligt onder vuur. Twaalf procent van de werknemers in Europa werkt onder zulke onzekere omstandigheden. Bovendien komen zwart en illegaal werk steeds vaker voor. In sommige landen maakt illegaal werk vijftien procent van de totale werkgelegenheid uit. We moeten deze ontwikkeling stoppen, gedeeltelijk omdat er voor Europa veel kosten aan verbonden zijn en gedeeltelijk omdat deze onzekere, onstabiele werkomstandigheden vaak juist de zwakkere groeperingen in de maatschappij treffen.
Onderwijs is Europa’s belangrijkste grondstof op de harde internationale markt, maar daar wordt niet voldoende aandacht aan besteed. Feit is dat vijftien procent van onze jonge mensen het onderwijssysteem voortijdig verlaat, terwijl op de arbeidsmarkt hoge eisen gesteld worden aan kennis. Wie in het onderwijs geen aansluiting vindt, zal op den duur problemen krijgen, en daarom moeten we deze mensen helpen.
Het is dus duidelijk wat de uitdagingen voor Europa zijn. Het is onze verantwoordelijkheid een boodschap over te brengen en met een visie te komen over hoe we deze uitdagingen willen aangaan. In dit verband wil ik de Commissie danken voor haar uitstekende bijdrage. We hebben goed samengewerkt aan dit verslag, waarbij het natuurlijk mijn rol was de losse eindjes aan elkaar te knopen in dit Huis. Als rapporteur merk ik op dat er behoefte is aan een grotere aandacht voor het sociale Europa, zodat de rechten van werknemers overal in Europa gerespecteerd worden en er meer en betere banen komen. Een grotere flexibiliteit binnen organisaties mag niet ten koste gaan van de arbeidsomstandigheden van de werknemers. Hoe kunnen we daarvoor zorgen? In het verslag wordt er vooral voor gepleit de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd de norm te laten zijn bij arbeidscontracten in Europa. In de tweede plaats moeten we ervoor zorgen dat de sociale partners een grotere rol spelen. Dat er geen beslissingen over de hoofden van de werknemers heen genomen kunnen worden, vormt de kern van een flexibele en veilige arbeidsmarkt. Het is absoluut noodzakelijk werknemers erbij te betrekken, en dat kan niet genoeg benadrukt worden bij de uitvoering van de flexizekerheidsstrategieën.
Tot slot, het verslag heeft betrekking op wat we het raamwerk voor flexizekerheid zouden kunnen noemen, met andere woorden: de nationale voorwaarden voor het toepassen van flexibiliteit en zekerheid. Flexibiliteit en flexizekerheid kosten geld. Dat geld wordt echter niet verspild; integendeel, het is een investering en het levert dividend op. Als u bijvoorbeeld in uw personeelsbestand investeert, dan is dat misschien eerst een kostenpost, maar de ervaring leert dat de investering op de lange termijn vruchten afwerpt. Daarom vereist flexizekerheid, zoals we dat begrip in Noord-Europa kennen, een welvaartsstaat van een bepaald kaliber en een bepaalde grootte. Wat dat betreft moeten we eerlijk zijn en toegeven dat de ontwikkelingen in sommige landen waar men met elkaar concurreert om steeds lagere belastingen, de financiering van het zekerheidsaspect van flexizekerheid sterk zullen bemoeilijken. Ik doe daarom een poging om voor eens en altijd al diegenen de mond te snoeren die beweren dat flexizekerheid een neoliberaal begrip is dat de rechten van werknemers ondermijnt. Dat is niet het geval, integendeel.
Ik eindig met de hoop uit te spreken dat wij door middel van deze discussie, zowel in dit Huis als in heel Europa, in staat zullen zijn sommige mythen over flexizekerheid de kop in te drukken. Als rapporteur heb ik, met aanzienlijke steun van mijn collega’s, een aantal evenwichtige richtsnoeren voor flexizekerheid kunnen opstellen – richtsnoeren die aangeven hoe Europa in de toekomst zijn arbeidsmarkt zo moet ontwikkelen dat die arbeidsmarkt zowel concurrerend als sociaal is. Met een dergelijke strategie zullen we ook ontdekken hoe we de onzekerheid onder werknemers in Europa moeten aanpakken. Tegenwoordig zijn velen bang dat hun banen verplaatst worden en dat hun plek op de arbeidsmarkt overbodig zal worden.
Ten slotte wil ik graag de schaduwrapporteur, de rapporteurs van de andere commissies en iedereen die op een andere manier aan dit verslag bijgedragen heeft, bedanken. Ik wil afsluiten met de hoop uit te spreken dat de staatshoofden en regeringshoofden de aanbevelingen van het Parlement in hun verdere werk voor de gemeenschappelijke richtsnoeren voor flexizekerheid zullen meenemen als ze in december in Portugal bij elkaar komen.
Olle Schmidt, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de rapporteur voor zijn goede werk. Door de veranderingen die globalisering met zich meebrengt, krijgen alle landen van de wereld nieuwe en betere kansen, maar natuurlijk ook uitdagingen. Europa staat op een kruispunt. We kunnen de nieuwe, flexibele economie met haar kansen verwelkomen, of ons terugtrekken in verschillende vormen van protectionisme.
Flexizekerheid is een van de belangrijkste hulpmiddelen voor de schepping van een arbeidsmarkt die de mogelijkheden van de beroepsbevolking ten volle benut, zoals de rapporteur zegt. Kernwoorden hierbij zijn opleiding, mobiliteit en inzetbaarheid. Uiteraard is geen enkel model overal toe te passen, maar we kunnen en moeten wel van elkaar leren. In het advies van de Commissie economische en monetaire zaken stellen we vast dat beschermende stelsels die te rigide zijn, inderdaad de mensen binnen het systeem beschermen, maar het moeilijk voor anderen kunnen maken de arbeidsmarkt te betreden.
De bevolkingsgroei is in Europa inderdaad ook een probleem, zoals de rapporteur opmerkte. Er zullen meer mensen banen nodig hebben. Als flexizekerheid op de juiste manier gebruikt wordt, is het een goed model voor Europa om zich in een mondiale economie goed te blijven ontwikkelen. Ik vind dat Denemarken daar een goed voorbeeld van is, al noemde de rapporteur dat niet.
Mijnheer de Voorzitter, er is één ding waar we het ten minste eens over moeten zijn in dit Huis, namelijk dat er te veel mensen geen werk hebben. Europa moet blijven groeien, zodat er nieuwe banen gecreëerd kunnen worden.
Giovanni Berlinguer, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het verslag van de heer Christensen is essentieel geweest voor de uitvoering van het oorspronkelijke document.
Deze beginselen zijn in aanleg heel waardevol, maar alleen als er ook waarborgen zijn voor alle risicogroepen – immigranten, vrouwen, ouderen en gehandicapten – en voor volwassenen met een laag opleidingsniveau, die immers kwetsbaarder en minder goed beschermd zijn.
Bovendien wordt de ongelijkheid in onze maatschappij steeds groter, wat blijkt uit het ontbreken van een minimumloon – dat in alle landen ingevoerd dient te worden – en de noodzaak van werknemersrechten. Ook de kennis van werknemers moet op een hoger niveau worden gebracht. Het is eveneens dringend noodzakelijk fondsen toe te wijzen voor de uitvoering van deze principes en eigen middelen daarvoor te aan te merken.
Ten slotte, het lijkt mij dat er de laatste jaren veel nieuwe oorzaken zijn voor de onevenwichtigheid tussen kapitaal en arbeid; winsten en financiële speculaties hebben de overhand gekregen, terwijl de lonen zijn gedaald. Het aanpakken van deze onevenwichtigheid is een van de taken waaraan we bij de verdere behandeling van deze onderwerpen samen moeten werken.
Tadeusz Zwiefka, rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is niet waarschijnlijk dat het zogenaamde flexizekerheidsmodel op de Europese arbeidsmarkt effectief zal zijn, tenzij het vergezeld wordt door maatregelen en voorstellen om het ondernemerschap te bevorderen en het opzetten van een bedrijf te vereenvoudigen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het opstellen van een statuut voor de Europese besloten vennootschap.
Met betrekking tot de gemeenschappelijke beginselen voor het invoeren van flexizekerheid wil ik opmerken dat het introduceren van complexe juridische oplossingen op Europees niveau op dit gebied ingaat tegen de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Sociaal beleid en werkgelegenheidsbeleid behoren tot de bevoegdheid van de lidstaten en elke EU-maatregel op het gebied van flexizekerheid moet voldoen aan het beginsel van subsidiariteit dat vastgelegd is in artikel 5 van het EU-Verdrag.
De interne complexiteit van het model is bovendien niet gunstig voor de invoering van gemeenschappelijke wetgevingsnormen en voor de zogenaamde standaardaanpak van de kwestie. De uitkomst van de effectbeoordeling geeft aan dat open coördinatie misschien de beste methode is. Dat is vooral belangrijk voor de nieuwe lidstaten, die als gevolg van hun verleden met verschillende structurele problemen op het gebied van de werkgelegenheid geconfronteerd zouden kunnen worden. Met de hoge kortetermijnkosten die verbonden zijn aan de introductie van manieren om het flexizekerheidsmodel toe te passen moet ook rekening worden gehouden, evenals met de aanzienlijke belasting voor de begroting.
José Albino Silva Peneda, namens de PPE-DE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, de hervormingen die de Europese Unie moet doorvoeren om een goede concurrentiepositie in de wereldeconomie te verkrijgen, kunnen niet uitsluitend gezien worden als beperkte, door de publieke sector genomen initiatieven. Ze vereisen ook zowel van werknemers als van bedrijven een verandering in gedrag en houding.
Deze veranderingen kunnen alleen bereikt worden in een sfeer van vertrouwen tussen de sociale partners, en dat vertrouwen kan zich alleen ontwikkelen als de sociale dialoog bevorderd wordt. Bij het aansturen van de arbeidsmarkt moeten we ons niet langer laten leiden door het conflictmodel, maar moeten we een aanpak hanteren die gebaseerd is op een cultuur van samenwerking. Persoonlijk houd ik niet van de term “flexizekerheid”. Ik geef de voorkeur aan “verandering en zekerheid”, omdat aan elke verandering risico’s verbonden zijn. Het gaat erom deze risico’s zo klein mogelijk te houden. Je kunt mensen niet vragen flexibel te zijn als ze geen vertrouwen hebben in zichzelf of in de wereld om hen heen. Daarom leggen we in dit verslag voortdurend de nadruk op de noodzaak van een actief werkgelegenheidsbeleid en regelingen voor een leven lang leren.
De PPE-DE-Fractie heeft 120 amendementen op het oorspronkelijke verslag ingediend. Na onderhandelingen hebben we overeenstemming bereikt over een definitieve versie die naar mijn mening evenwichtig en veelomvattend is. Er is een goed evenwicht gevonden tussen flexibiliteit en zekerheid en ook tussen de belangen van alle deelnemers aan het proces, met name sociale partners en overheidsinstanties. In het verslag wordt duidelijk melding gemaakt van de noodzaak de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid toe te passen bij de tenuitvoerlegging en aansturing van flexizekerheid. Mijn aanbeveling aan dit Huis is om dit verslag daarom goed te keuren.
Stephen Hughes, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn welgemeende complimenten aan de rapporteur.
Ik wil het graag over vier dingen hebben. Allereerst over de Commissie. Deze legt, allereerst in haar Groenboek over arbeidswetgeving en nu dan in haar Mededeling over flexizekerheid, de nadruk op werkzekerheid in plaats van op baanzekerheid. Voor ons zijn beiden belangrijk en daarom erkennen wij de behoeften van flexibele bedrijven. Een flexibel bedrijf is een bedrijf dat elk half jaar een productielijn of elke vier maanden een IT-configuratie moet veranderen, en dat dus flexibele, goed opgeleide en loyale werknemers nodig heeft, iets dat met een gefragmenteerd, gesegmenteerd en tijdelijk werknemersbestand absoluut niet haalbaar is.
Ten tweede is voor een goede werking van flexizekerheid een groot aantal factoren van belang, namelijk een goed en stabiel macro-economisch klimaat, investeringen in een goed en actief arbeidsmarktbeleid, een goed ontwikkelde sociale dialoog en een hoogstaand socialezekerheidsbeleid. Al deze elementen zijn van belang, en één ding is wel duidelijk: er hangt een prijskaartje aan. De Commissie heeft om die reden dan ook onderkend dat de invoering van flexizekerheid in een aantal lidstaten wel eens een langdurig proces zou kunnen worden.
Ten derde: voor een uitgewogen vorm van flexizekerheid dient te werk te worden gegaan op basis van de in alinea 15 van dit verslag opgenomen principes. Deze principes dienen bovendien te worden opgenomen in een gewijzigd richtsnoerenpakket en dienen goed zichtbaar te worden gemaakt en correct te worden toegepast, want anders zijn alle inspanningen die in dit uitstekende verslag gestoken zijn voor niets geweest.
Tot slot hebben de Raad en de Commissie het almaar over het belang van flexizekerheid, maar hoe kunnen we de Raad hierbij serieus nemen als de richtlijn voor uitzendwerk daar nog altijd wordt tegengehouden? Hoe kunnen de andere instellingen serieus worden genomen als er overal in onze lidstaten steeds vaker uitbuitende vormen van atypische arbeid voorkomen? Voor miljoenen werknemers gaat het bij flexizekerheid alleen maar over flexibiliteit en geenszins over zekerheid. In dit verslag wordt aangegeven hoe dat ten goede gekeerd kan worden.
Bernard Lehideux, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij willen de Commissie steunen bij haar poging het collectieve nadenken over flexizekerheid te bevorderen. De EU moet aan de bron staan van de dialogen tussen alle spelers op dit toneel. Onze fractie is ook blij dat de sociale partners, voor de eerste keer in Europa, in een gemeenschappelijk document de afspraak hebben vastgelegd dat ze de lidstaten zullen vragen een flexizekerheidsbeleid te voeren. Dat is uiterst belangrijk, want flexizekerheid heeft alleen maar zin als er een sfeer van vertrouwen geschapen wordt tussen werknemers en werkgevers.
Wij zijn de gekozen vertegenwoordigers van de burgers van de EU, dus we hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het creëren van voorwaarden voor dit vertrouwen. Het is in het belang van iedereen het spel te spelen en we moeten ons ook vooral niet laten verleiden ons tegen flexibiliteit of zekerheid te verzetten. Flexibiliteit is in het voordeel van de werkgevers en zekerheid zou een tegenprestatie zijn voor de werknemers.
Het invoeren van flexizekerheid betekent dat tegelijkertijd zowel flexibiliteit als zekerheid gegarandeerd worden voor werkgevers en werknemers. Werknemers hebben behoefte aan flexibiliteit om hun beroepsleven met hun persoonlijk leven te kunnen combineren of om nieuwe wegen te kunnen inslaan met hun werk. Werkgevers hebben zekerheid net zo hard nodig als werknemers, vooral juridische zekerheid in hun overeenkomsten met hun medewerkers.
Het verslag is een stap in de goede richting. Het is evenwichtig en er wordt een voorstel in gedaan voor een raamwerk waarbinnen lidstaten gemeenschappelijke beginselen kunnen aannemen. Ik dank de rapporteur en feliciteer hem met zijn werk. De lidstaten moeten niet gedwongen worden één bepaalde visie op flexizekerheid te hebben. De arbeidsmarkten in de lidstaten hebben sommige kenmerken die heel erg van elkaar verschillen. We zijn bezig met de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid, niet met voortijdige harmonisatie, maar onze medeburgers willen een Europa dat antwoorden geeft op de uitdagingen van de globalisering. Door mogelijkheden te bieden voor levenslang leren, de aanpassing van werknemers te bevorderen en onverwachte wendingen in het leven te accepteren en begeleiden, kan flexizekerheid een unieke manier zijn om ons sociaal model te moderniseren. We moeten ons niet de kans laten ontgaan met ons allen naar een gezamenlijk doel toe te werken.
Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de trend naar flexibelere vormen van werkgelegenheid kwam op toen er een hoge werkloosheid was. Het was toen relatief eenvoudig een arbeider te dwingen slechtere arbeidsvoorwaarden te accepteren, omdat hij anders zijn baan zou verliezen. In de tijd dat de arbeiders verstoken waren van middelen van bestaan om de basisbehoeften van zichzelf en hun gezin te vervullen, waren ze zelfs bereid zich op het werk te laten vernederen. Ze waren bereid van ongevallenverzekeringen af te zien en tegen een hongerloontje zwart te werken.
Gelukkig is de situatie op de arbeidsmarkt nu aan het veranderen. De meeste Poolse werkgevers hebben het belang van permanente werkgelegenheid onderschat. Als gevolg daarvan hebben ze nu een tekort aan werknemers en zijn er uit Polen twee miljoen jonge mensen, veelal hoogopgeleid, geëmigreerd. Flexiwerk waarbij het belang van baanzekerheid niet erkend wordt, levert werkgevers kortetermijnvoordelen op ten koste van werknemers. Ik ben blij dat het Europees Parlement, in deze ontwerpresolutie, een groter belang hecht aan de noodzaak van baanzekerheid dan de Europese Commissie. Ik wil er graag op wijzen dat uit een studie van de Internationale Arbeidsorganisatie is gebleken dat werknemers met vaste contracten beter werk leveren.
Ik feliciteer de rapporteur met zijn werk.
Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, de discussie over flexizekerheid toont aan dat het onmogelijk is een sociaal model uit één lidstaat zomaar naar de EU als geheel te transporteren. De Commissie lijkt dit ook niet te willen. Haar document houdt zich niet bezig met de sociale zekerheid van werknemers in het licht van de drastisch veranderende marktcondities; nee, de Commissie wil meer flexibiliteit in arbeidsrelaties zonder dat zij in de positie verkeert verbeteringen aan te brengen in de sociale zekerheid voor werknemers. Dat laatste is namelijk de bevoegdheid van de lidstaten, en in de lidstaten leven er heel verschillende ideeën over hoe belangrijk dat is.
Bovendien kunnen de centrale rol en de controlefunctie van de vakbonden, die in Denemarken wezenlijk deel uitmaken van het flexizekerheidsmodel, in andere lidstaten niet als een vaststaand gegeven worden beschouwd – nu niet en ook niet in de nabije toekomst. Sommige regeringen, die flexizekerheid alleen maar zien en wensen als flexibiliteit, perken tegelijkertijd de rechten van vakbonden verder in. Wij, Groenen, staan kritisch tegenover pogingen om flexizekerheid als middel te gebruiken om in de hele EU de arbeidswetgeving te dereguleren, zodat het internationale concurrentievermogen van de Europese Unie vergroot wordt ten koste van de rechten van werknemers. Helaas loopt de coalitie in dit Huis achter de Commissie aan en mist zij de kans een essentieel, even belangrijk element in het flexizekerheidsmodel in te voegen, namelijk sociale zekerheid.
Ik vraag me af hoe de Socialisten dit aan de werknemers gaan uitleggen. Ik vrees dat we daardoor de kans op een toekomstige discussie over de voordelen van flexizekerheid, die er zeker zijn, laten glippen. We kunnen dit verslag daarom niet steunen, tenzij er wijzigingen in aangebracht worden.
Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, flexizekerheid is niets nieuws. Het is een oud Deens model dat stamt uit het eind van de negentiende eeuw en waarbij zekerheid die niet vastgelegd is in arbeidsovereenkomsten, tegen hoge kosten door de overheid gegarandeerd wordt.
Wat nieuw is in dit Europa is de vreselijke onzekerheid; daarmee worden jonge mensen op hun werk geconfronteerd, maar ook de maatschappij als geheel ondervindt er schade van. Om deze onzekerheid te bestrijden moeten we onze koers verleggen en de laissez-faire-methoden en -ideologieën die de oorzaak zijn van deze onzekerheid, overboord gooien. Het is niet zo dat banen en economische groei door onzekerheid geschapen worden, integendeel. Met flexizekerheid experimenteren we nu met een nieuwe ideologie, maar daarbij wordt wel het oude model van onzekerheid intact gelaten.
Daarom heeft mijn fractie enkele heel praktische ideeën naar voren gebracht: tegen het idee van een indicator voor arbeidsmarktrigiditeit en voor een goede werkgelegenheidsindicator, om te benadrukken dat stabiele, zekere werkgelegenheid de norm is; tegen ongerechtvaardigd ontslag, omdat dat op discriminatie neerkomt; tegen een zich herhalende opeenhoping van atypische contracten, of levenslange onzekerheid, want dat is een moderne vorm van slavernij; voor het recht op een inkomen voor hen die geen baan hebben, omdat ze niet van de lucht kunnen leven; voor het samenbrengen van verschillende vormen van sociale bijstand; en tegen discriminatie van vrouwen op het werk.
Dat er geen middelen geoormerkt zijn voor het waarborgen van flexizekerheid – integendeel, er is twee procent bespaard – en dat er dus geen betrouwbare investeringen gedaan kunnen worden, spreekt boekdelen over het risico dat deze operatie alleen maar een boel geklets zal opleveren.
Werknemers en jongeren willen iets tastbaars, geen ouderwetse ideologie. Dit zijn de punten waarvoor we in dit Huis gevochten hebben en waar we graag een stemming over willen hebben.
Kartika Tamara Liotard, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. − (EN) Voorzitter, ook tijdens het debat vandaag werd de vrouwencommissie bijna overgeslagen; gelukkig komt ze op de valreep toch nog aan de beurt.
Meer dan de helft van de bevolking in Europa bestaat uit vrouwen en deze vrouwen zijn op dit moment gewoon al oververtegenwoordigd op de arbeidsmarkt, als het gaat om tijdelijke en deeltijdcontracten. Vrouwen hebben dus nu al te maken met grotere onzekerheid, slechte pensioenopbouw en gebrekkige ziektekosten. Wanneer, zoals de Commissie en de Nederlandse regering willen, het ontslagrecht wordt versoepeld, zal deze groep alleen maar verder in de verdrukking en de rechteloosheid wegzakken. Ik was dan ook ontzettend blij dat de Commissie rechten van de vrouw unaniem met een serie voorstellen kwam die het Commissievoorstel op dit punt iets kon verbeteren. Helaas heeft de rapporteur ervoor gekozen bar weinig van deze breed gedragen voorstellen over te nemen. Hiermee schoffeert hij de Commissie rechten van de vrouw en wordt de reëel bestaande ongelijkheid genegeerd. Ik roep alle leden dan ook op om alsnog de amendementen die zijn ingediend om deze ongelijkheid te voorkomen morgen tijdens de stemming te steunen.
Thomas Mann (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, er zijn steeds minder mensen die hun hele arbeidzame leven bij een en dezelfde werkgever doorbrengen. Zij moeten zich dus zonder problemen kunnen aanpassen aan steeds wisselende leef- en werkomstandigheden. Tegelijkertijd moeten de mensen passende werkzekerheid hebben. Commissaris Spidla, pas als flexibiliteit en zekerheid met elkaar in evenwicht gebracht zijn, zal het nieuwe flexizekerheidsidee in brede kring geaccepteerd worden. Enerzijds is het zo dat bedrijven meer flexibiliteit nodig hebben, zodat ze gaten in de markt kunnen opsporen, innovatiever kunnen worden en proactief – dus niet alleen in reactie op bepaalde gebeurtenissen – hun ontwikkeling kunnen plannen. Anderzijds hebben werknemers in de lidstaten de zekerheid van moderne stelsels van maatschappelijke bescherming en eenduidige overeenkomsten tussen betrouwbare sociale partners nodig. Er moeten goede kadervoorwaarden geschapen worden voor meer vaste banen en een simpelere overgang van een oude naar een nieuwe baan. Ook moeten misbruik van nieuwe werkgelegenheidsvormen, schijnzelfstandigheid en zwart werk voorkomen worden.
Een volgende prioriteit is levenslang leren. Alleen daarmee kunnen onze werkenden de globalisering bijbenen. In mijn ogen is een verplichte benchmark van twee procent van het BBP niet aanvaardbaar, want de lidstaten moeten wel wat financiële speelruimte hebben. Overheden en bedrijven moeten er echter voor zorgen dat er veel meer geïnvesteerd wordt in onze belangrijkste hulpbron: goedopgeleide, hooggekwalificeerde, gemotiveerde mensen die zich goed kunnen aanpassen.
De PPE-DE-Fractie heeft op mijn initiatief opnieuw verscheidene amendementen ingediend. In een van die amendementen brengen we naar voren dat bedrijven zelf moeten kunnen beslissen over hoe zij het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen vormgeven. MVO moet gebaseerd blijven op vrijwilligheid en mag niet verplicht worden.
Als laatste punt wil ik naar voren brengen dat door het vervroegen van 2013 naar 2009 van de datum voor het opheffen van de overgangsmaatregelen met betrekking tot het vrije verkeer van werknemers een verkeerd signaal afgegeven wordt. In landen waar een veel hoger uurloon en een hoog peil van sociale zekerheid gelden, is de druk van de migratie hoog en moeilijk te hanteren. Ook hier geldt dat de sociale zekerheid niet verwaarloosd mag worden, al is flexibiliteit ongetwijfeld noodzakelijk.
Jan Andersson (PSE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter, commissaris, ik wil eerst de rapporteur bedanken voor zijn werk en voor het uitstekende verslag. Net als José Albino Silva Peneda geef ik er de voorkeur aan te spreken over “verandering en zekerheid”, verandering in de vorm van globalisering en in de vorm van demografische groei. Ik vind dat een betere formulering.
Er is een verschil tussen het voorstel van de Commissie en dat van het Parlement, op het punt van de vraag waarop de nadruk moet liggen bij de veranderingen. Het brandpunt ligt in het voorstel van het Parlement ergens anders. De Commissie richt zich meer op werkzekerheid dan op baanzekerheid, maar dat onderscheid moet niet gemaakt worden. We moeten de zekerheid van het in staat zijn een nieuwe baan te krijgen combineren met een hoge mate van werkgelegenheidszekerheid. In het Parlement proberen we ons te richten op participatie in het proces, sterke vakbonden en een stevige maatschappelijke dialoog. We richten ons op een actief werkgelegenheidsbeleid, hogere investeringen in opleidingen en krachtige socialezekerheidsstelsels.
Veel sprekers hebben gezegd dat er niet een enkel model is, maar dat de lidstaten op basis van hun eigen ideeën moeten werken. Het Lissabonproces is hier van toepassing. En als er hier principes van toepassing moeten zijn, dan zou ik willen onderschrijven wat Stephen Hughes zei: kijk naar paragraaf 15 om te zien op welke principes de richtsnoeren gebaseerd zouden moeten worden.
Ten slotte wil ik Elisabeth Schroedter graag meedelen dat het niet zo is dat de rapporteur geen contact heeft gehad met de Europese vakbeweging. In de hele periode hebben we nauwe contacten onderhouden en zij ondersteunen ons volledig bij onze pogingen het brandpunt te verleggen. Als wij geen standpunt zouden bepalen voordat de ministers van werkgelegenheid dat doen, zouden we aan hen het alleenbeslissingsrecht overlaten. Het Parlement moet een mening hebben ...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Siiri Oviir (ALDE) – (ET) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren.
De Europese Unie moet niet alleen haar eigen instellingen snel hervormen, maar ook voor haar burgers en ondernemingen een beleid opstellen waardoor de bijverschijnselen van hevige concurrentie en van het openen van de markt verzacht worden.
Ik vind het belangrijk om stabiele arbeidsmarktrelaties te stimuleren waarbinnen een hoge mate van vertrouwen aanwezig is. Veranderingen in arbeidswetgeving zouden meer succes hebben als de werknemers zich veiliger voelden. We moeten ook niet vergeten dat het gevoel van zekerheid en veiligheid ook vaak afhangt van het gemak waarmee men een nieuwe baan vindt.
Ik ben van mening dat de grootste problemen in de Europese Unie te maken hebben met een flexibele, goed opgeleide beroepsbevolking en dat dit onderwerp de kern moet zijn van de flexizekerheidsstrategie in Europa.
Verhoging van het onderwijsniveau door middel van opleidings- en omscholingsprogramma’s moet voorop staan, zodat een flexibele arbeidsmarkt tot stand kan komen.
Roberta Angelilli (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, flexizekerheid is noch een panacee noch een taboe. We hoeven het alleen maar eens te worden over de regels van het spel. Het spreekt vanzelf dat Europa opgewassen moet zijn tegen de uitdagingen van de globalisering en van de – niet altijd eerlijke – concurrentie die de wereldeconomie ons opdringt.
Dat vereist flexibiliteit, maar het betekent niet dat we het Europese sociale model, de waarden ervan, de zekerheidsnormen en, bovenal, de solidariteit de rug moeten toekeren. Flexibiliteit is dus aanvaardbaar op voorwaarde dat er strenge regels, waarborgen en compensatiemechanismen zijn.
Het belangrijkste is dat Europa de lidstaten moet voorgaan bij een strategie die de volgende belangrijke aspecten moet bevatten: een hoog niveau van permanente educatie, adequate sociale voorzieningen, diensten van goede kwaliteit – te beginnen met kinderopvang – en socialezekerheidsstelsels ter ondersteuning van werknemers die tijdelijk niet werken. Deze steun hoeft trouwens niet per se uit giften te bestaan; een mogelijkheid zou ook zijn mensen de kans te bieden zich te scholen voor een nieuwe baan.
Ten slotte moeten er maatregelen genomen worden om de combinatie van werk en gezin te vergemakkelijken en vooral vrouwen werkelijk gelijke kansen op de arbeidsmarkt te bieden.
Om dit te bereiken is er natuurlijk flink wat geld nodig, maar alleen op deze manier kan flexizekerheid kansen bieden en niet alleen maar een sluiproute zijn naar deregulering van het arbeidsleven.
Donata Gottardi (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ook ik ben de rapporteur dankbaar voor zijn werk, vooral ook omdat hij het zo snel gedaan heeft.
Ook ik ben van mening dat een woord maar een woord is. Flexizekerheid op zich heeft niets te maken met goed of slecht beleid. Het is ook niet maar één beleid, maar een evenwichtig samengesteld pakket maatregelen. Alles hangt af van de manier waarop die maatregelen ingesteld en in de praktijk gebracht worden.
Men denkt vaak dat flexizekerheid een strategie is voor het flexibeler maken van de arbeidsmarkt en het belonen van het overstappen van de ene baan naar de andere door middel van financiële ondersteuning en opleidingsmogelijkheden. Mensen nemen daardoor vaak een defensieve houding aan om de schade te beperken, terwijl we juist een frisse benadering, innovatie en kwaliteit nodig hebben.
Het zou nuttig zijn om eens vanuit een vrouwelijk gezichtspunt naar flexizekerheid te kijken. We zien dan dat de onzekerste en minst stabiele banen meestal bestemd zijn voor vrouwen. Maar tegelijkertijd ontdekken we bovendien de volledige mogelijkheden van een dergelijke strategie als we flexibiliteit niet als onzekerheid zien, maar als flexibele organisatie van werk en werkschema’s om aan de behoeften van werknemers te voldoen.
Als we onder zekerheid niet alleen maar opleidingsmogelijkheden verstaan, maar ook de mogelijkheid in te spelen op de verschillende gebeurtenissen en beslissingen in iemands leven, dan kunnen we nieuwe gebieden ontginnen en voorstellen doen met het oog op de toekomst, in plaats van op de oude weg voort te gaan.
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik zal het heel kort houden. Het werk van dit Huis gaat door na dit debat door, dus ik moet u zeggen dat het voorzitterschap, of beter, ons voorzitterschap, van mening is dat dit uiteraard een belangrijk en noodzakelijk debat is. Dat blijkt wel uit het niveau van de bijdragen en uit het grote aantal leden dat aan dit debat wilde meedoen en bijdragen.
Flexibiliteit betekent natuurlijk mobiliteit, en in een geglobaliseerde wereld is het woord “mobiliteit” noodzakelijk; het symboliseert aanpassing aan verandering. Maar we hebben het niet alleen over mobiliteit, we hebben het ook over zekerheid. Dat betekent betrokkenheid bij mensen, bij werknemers, bij hun kwalificaties en opleiding, en ook bij bescherming van het gezin en van de kwaliteit van het werk.
We vertrouwen er natuurlijk op dat de voornaamste richtsnoeren waarover we overeenstemming hebben weten te bereiken met onze sociale partners, in de praktijk zullen leiden tot ontwikkeling en uitvoering van de noodzakelijke maatregelen, zodat verandering en zekerheid gewaarborgd kunnen worden en Europa beter in staat zal zijn de taken te volbrengen waarmee wij als gevolg van de globalisering geconfronteerd worden.
Hopelijk keurt de Raad deze richtsnoeren goed tijdens de vergadering van 5 en 6 december. Ik ben ervan overtuigd dat deze richtsnoeren in de toekomst juist zullen blijken te zijn en de juiste basis voor een beleid dat Europa sterker en concurrerender maakt.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, kijkend naar het bord zie ik dat de tijd voorbij vliegt. Ik zou daarom graag slechts even kort stil willen staan bij twee belangrijke punten. Ten eerste: uit het debat blijkt overduidelijk - en dat wil ik nog eens benadrukken - dat het er bij flexizekerheid niet om gaat de hele Europese Unie een bepaald nationaal model op te dringen. Integendeel. Er wordt wel degelijk onderkend dat er zeer uiteenlopende modellen bestaan. Desalniettemin wil ik erop wijzen dat de lidstaten die volgens de genoemde principes te werk gaan een gezondere arbeidsmarkt hebben, en dan heb ik het niet alleen over de Scandinavische lidstaten.
Het tweede punt waarbij ik wilde stilstaan, betreft de kosten. Laten we het vaak aangehaalde archetypische voorbeeld noemen van Denemarken. Daar zijn de kosten van het socialezekerheids- en gezondheidsstelsel zeker niet bovengemiddeld te noemen in vergelijking met de algehele situatie in Europa. En dat is iets dat we niet uit het oog mogen verliezen.
Dames en heren, hartelijk dank voor het debat. Het was weliswaar kort, maar ook zeer krachtig, en het concept flexizekerheid is er zeker mee verrijkt. Meer in het bijzonder gaat mijn hartelijke dank uit naar de rapporteur.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Christian Ehler (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) In een van de op dit verslag ingediende amendementen wordt een poging gedaan de steun van het Europees Parlement voor Europese minimumlonen veilig te stellen. Ik ben van mening dat een dergelijke aanpak fundamenteel onjuist is. De voorwaarden en kenmerken die gelden op de afzonderlijke regionale arbeidsmarkten zijn zo verschillend, dat een Europese aanpak niet zal kunnen leiden tot een grotere welvaart voor de burgers. In plaats daarvan zouden we armoede, werkloosheid en zwart werk bevorderen.
Er wordt ook gevraagd om een minimumloon dat niet lager ligt dan vijftig tot zestig procent van het gemiddelde loon in de betreffende lidstaat. Welk land in Europa heeft zo’n hoog minimumloon? Voordat iemand een dergelijk amendement indient, zou hij toch ten minste eerst eens de moeite moeten nemen naar de Europese realiteit te kijken. Men eist hier een Europese loonpolitiek waardoor de bestaande nationale minimumlonen gemiddeld met twintig procent omhoog zouden gaan. Kan het nog populistischer?
Ik hoop dat er in het Parlement een duidelijke meerderheid zal zijn die dit soort gevaarlijke, utopische ideeën, die de werkloosheid en de armoede bevorderen en het economisch concurrentievermogen van Europa in de waagschaal stellen, de kop indrukt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij betreuren het dat het verslag zich niet voldoende helder keert tegen de flexizekerheidsstrategie van de Europese Commissie. Er worden alleen maar wat voorstellen gedaan om de in de mededeling van de Commissie neergelegde beginselen te verzachten.
Daarom hebben we niet alleen in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken tegen dit verslag gestemd, maar hebben we ons ook niet laten afhouden van het indienen van voorstellen waarin de in die mededeling gehanteerde flexizekerheidsaanpak wordt verworpen. Met die aanpak wil men namelijk de arbeidsmarkt en arbeidswetgeving dereguleren, wat in de praktijk zal leiden tot afbraak van de huidige regelingen op het gebied van contracten, tot de mogelijkheid van ongerechtvaardigd ontslag en tot een grotere onzekerheid voor werknemers in het algemeen.
Geen enkele pijnstiller kan op tegen de voortdurende afbraak van collectieve onderhandelingen, de devaluatie van de vakbonden en de omvorming van vaste overeenkomsten in tijdelijke, alles onder het mom van de kapitalistische globalisering.
Tijdens de reusachtige demonstratie van 18 oktober in Lissabon, die georganiseerd was door de CGTP (Algemeen Verbond van Portugese Arbeiders), hebben de Portugese arbeiders “nee” gezegd tegen deze voorstellen. Wat zij willen is meer rechten op het werk, wat met zich meebrengt betrokkenheid bij het werk, meer investeringen in hoogwaardige openbare diensten en respect voor de waardigheid van de werknemers.
Wij blijven dus achter de voorstellen staan die we ingediend hebben. Als ze verworpen worden, zullen we tegen dit verslag stemmen en dus flexizekerheid verwerpen.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Het verslag stelt een essentieel Europees onderwerp ter discussie: de op integratie in de arbeidsmarkt gerichte maatregelen van de Europese Unie kunnen de twijfelachtige beperking van het vrije verkeer van werknemers niet verhullen. Voor acht landen die in 2004 tot de EU toegetreden zijn – samen met Roemenië en Bulgarije – geldt een overgangsperiode van ten minste twee jaar, die kan uitlopen tot zeven jaar.
Vanaf het tweede overgangsjaar gaan de Europese instellingen zich actief bemoeien met de goedkeuring van de overgangsperiodes die door de lidstaten opgelegd zijn. Daarom verzoek ik de Europese Raad om in december een zorgvuldig onderzoek in te stellen naar de beperking van het vrije verkeer in de Europese Unie voor de nieuwe lidstaten en om een verplicht gemeenschappelijk standpunt vast te stellen om de hinderpalen voor het vrije verkeer van arbeid tot een minimum te beperken.
De beperking van toegang tot de arbeidsmarkt heeft rechtstreeks te maken met het eerste beginsel dat de rapporteur voorstelt, namelijk Europese maatregelen tegen gevallen van misbruik in verscheidene soorten niet-standaardovereenkomsten. Als lid van het Europees Parlement heb ik talloze klachten ontvangen van Roemenen die in de landen waar ze werken geen betaling voor hun werk hebben gekregen en verstoken zijn gebleven van de meest elementaire sociale verzekeringen en ziektekostenverzekeringen. De regelingen op basis van flexizekerheid die we gaan aannemen, zullen in de eerste plaats dit soort situaties moeten uitbannen.
(De vergadering wordt om 17.05 uur onderbroken en om 17.10 uur hervat)