De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie inzake economische partnerschapsovereenkomsten.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een groot genoegen dat ik hier enkele woorden van uitleg kan geven over de stand van zaken bij de onderhandelingen over de overeenkomst inzake economisch partnerschap (EPO). Ik ben blij dat de door de Commissie in haar mededeling van 23 oktober voorgestelde strategie vorige week door de Raad is goedgekeurd. Zoals commissaris Mandelson vorige week al ten overstaan van de Commissie internationale handel zei, is er in deze onderhandelingen een nieuwe bladzijde omgeslagen.
De onderhandelingen verlopen buitengewoon snel. Dus om u even een indruk te geven van de stand van zaken het volgende: voor oostelijk Afrika is er een “springplankovereenkomst” ondertekend met de Oost-Afrikaanse gemeenschap, oftewel Kenia, Uganda, Rwanda, Burundi en Tanzania. Ook zitten we al dicht tegen een tijdelijk akkoord aan met de landen van de Indische Oceaan, en dat in de context van de Oost- en Zuid-Afrikaanse landengroep.
Binnen het kader van SADC (Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgroep) hebben wij een “springplankovereenkomst” ondertekend met Botswana, Lesotho, Swaziland en Mozambique. Zodra het ervoor klaar is zal ook Angola zich erbij aansluiten. Morgen nemen Zuid-Afrika en Namibië een besluit over al dan niet deelname.
Dan wat het gebied van de Stille Oceaan betreft, werken we tegelijkertijd aan zowel een algehele overkoepelende overeenkomst voor de regio als specifieke overeenkomsten over markttoegang om de directe belangen van de landen in de regio die handel voeren met de Europese Unie zeker te stellen. Ik verwacht ook hier zeer binnenkort resultaat.
In de overige regio’s is het beeld minder eenduidig. Wel vinden voor West- en Midden-Afrika ontmoetingen plaats met de zogeheten “subgroepen”. Het is mogelijk dat wij in staat zullen zijn om met de landen voor wie dit het meest relevant is tussentijdse overeenkomsten te sluiten inzake goederen, die dan uiteindelijk zouden kunnen worden uitgebreid tot volwaardige EPO’s met de regio als geheel. Dat hangt uiteraard verder af van de wensen van de desbetreffende landen om deze weg al dan niet te bewandelen en om voorstellen te doen voor met de WTO verenigbare markttoegangsovereenkomsten.
In de Caraïbische regio hebben wij bijna overal wel een overeenkomst voor, maar juist niet voor de zo belangrijke handel in goederen. Het voorstel van de regio voldoet in het geheel niet aan de vereisten van de WTO. Er wordt nog steeds onderhandeld, maar er is nu een duidelijke politieke beslissing nodig van de kant van de regio om de onderhandelingen weer op een goed spoor te brengen, zodat deze uiteindelijk kunnen leiden tot een met de WTO verenigbare markttoegangsregeling.
In alle regio’s hebben we gekozen voor een pragmatische en flexibele aanpak om zo datgene te kunnen bereiken wat nog altijd onze doelstelling is voor deze onderhandelingen, namelijk volwaardige EPO’s met de vier regio’s. Dat zal leiden tot modernisering van onze handelsrelaties, ten gunste van de ontwikkelingsagenda. We streven al met al dus naar een volwaardige overeenkomst met de vier regio’s.
De afgelopen dagen is er veel vooruitgang geboekt, maar desalniettemin kunnen wij hier nu niet garanderen dat er met alle ACS-landen een overeenkomst, met inbegrip van nieuwe met de WTO verenigbaar handelsregelingen, afgesloten zal kunnen worden.
Verenigbaarheid met de WTO is de kern van alle overeenkomsten, of het nu gaat om volwaardige EPO’s, springplankovereenkomsten of zelfs overeenkomsten die enkel en alleen over goederen gaan. Zonder dit alles kunnen wij alleen maar het stelsel van algemene preferenties aanbieden.
Volgende week spreekt de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen zich uit over de EU-verordening voor de tenuitvoerlegging van de aan de ACS-landen aangeboden markttoegang. Dit is het beste aanbod ooit in een bilaterale overeenkomst: volledige toegang zonder enige douaneheffingen of quota met voor slechts twee producten een overgangsperiode, namelijk suiker en rijst.
We zullen alles in het werk blijven stellen om te komen tot overeenkomsten. Ons aanbod ligt op tafel, en op het moment dat een ACS-land een met de WTO verenigbaar aanbod doet dan is de zaak beklonken en kunnen wij de overeenkomst met gezwinde spoed voorleggen aan de Raad, zodat het desbetreffende land daadwerkelijk de EPO-markttoegangsregeling genieten kan.
We hebben aangegeven bereid te zijn om met subregio’s te werken indien de ACS-landen dat wensen. We hebben afgesproken om ook na 1 januari 2008 te onderhandelen over andere kwesties zoals diensten, investeringen en andere op handel betrekking hebbende onderwerpen die allemaal bij elkaar een buitengewoon belangrijk onderdeel vormen van de ontwikkelingscomponent van dergelijke overeenkomsten. Wij hebben onze belofte ingelost om handelsvoorwaarden te bieden die gelijk of beter zijn dan Cotonou, aan welk land dan ook dat met ons een overeenkomst sluit. We hebben aangeboden om onze markt volledig open te stellen en om tegenover het aanbod voor de handel in goederen royale aanbiedingen te doen op het gebied van diensten.
Het is echter niet mogelijk om tijdens de voortgaande onderhandelingen over te gaan tot verlenging van de Overeenkomst van Cotonou. We hebben duidelijk gemaakt dat wij bij gebrek aan een EPO geen oplossingen kunnen en willen voorstellen die ofwel illegaal of zeer wankel zijn.
Er zal onze ACS-partners de nodige steun moeten worden verleend bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten, alsook bij het aanbrengen van de nodige wijzigingen en het op poten zetten van de nodige hervormingen. Om die reden doet de Commissie er alles aan om ervoor te zorgen dat als het om de EPO’s gaat, het principe “hulp voor handel” prioriteit nummer één wordt van het Europees Ontwikkelingsfonds. Daarom werken wij nauw samen met de lidstaten, zodat zij extra gelden kunnen inbrengen wat betreft de onlangs goedgekeurde EU-strategie van hulp voor handel.
We zijn ons ervan bewust dat voor de afsluiting van deze onderhandelingen moeilijke politieke beslissingen nodig zijn, maar we zijn ingenomen met het leiderschap waarvan de ACS-regio’s en landen die hebben besloten om samen met ons een EPO-overeenkomst te sluiten, blijk hebben gegeven. Zij kunnen rekenen op onze steun bij de tenuitvoerlegging van datgene waartoe zij zich hebben verbonden, alsook bij onze samenwerking die erop gericht is ervoor te zorgen dat deze handelsbetrekkingen daadwerkelijk bijdragen tot hun ontwikkeling.
Robert Sturdy, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, na zeven jaar onderhandelen zeggen dat we niet daar staan waar we zouden moeten staan, is op zijn minst een understatement. Ik ben er ook niet zo zeker van dat er een nieuwe bladzijde is omgeslagen.
In de afgelopen weken is een aantal ACS-landen steeds ongeruster geworden over het vooruitzicht van het ook door de commissaris zelf beperkt genoemde SAP-douaneregime waarmee zij op één januari te maken krijgen als zij niet een EPO-overeenkomst afsluiten. De Europese Commissie zegt succesvol te zijn geweest bij haar streven naar interim-akkoorden, zowel met individuele landen als met subregionale groeperingen van landen. Zoals de commissaris al zei heeft de Commissie gisteren een akkoord gesloten met de Oost-Afrikaanse landengroep, en heeft ook de SADC vorige week getekend, maar let wel: zonder Zuid-Afrika en Namibië! Wat zijn die economische overeenkomsten nu helemaal waard als sommige landen er niet aan meedoen? Er zijn berichten dat de Commissie West-Afrika onder druk zet om een overeenkomst te sluiten zonder Nigeria erbij, maar dat is een van de grootste landen van Afrika waarmee de Europese Unie enorm omvangrijke handelsonderhandelingen voert. Wat is het effect op de lange termijn van ondertekening van deze zogeheten kaderovereenkomsten? En de regionale integratie dan? Als u het mij vraagt worden hiermee de in mijn verslag omschreven regio’s waar het bij de EPO’s nu juist allemaal om draait, uit elkaar gereten.
In de door een parlementaire fractie opgestelde resolutie wordt duidelijk het belang van deze nu snel voortgaande onderhandelingen aangegeven. We mogen dan niet zo’n warm voorstander zijn van deze regelingen, maar we zitten eenvoudigweg bijna aan de deadline en er zijn op dit moment gewoon geen alternatieven. De Verklaring van Kigali was extreem zwaar en kritisch. Maar met onze resolutie vandaag in het Parlement willen wij vooruitkijken, en ik hoop dat iedereen hier vooruit kijken wil.
Zoals de naam al zegt, vormen de EPO’s een opstap tot volwaardige en allesomvattende handelsbetrekkingen tussen de EU en de ACS-landen. Ik ben erg teleurgesteld dat de PSE-Fractie besloten heeft niet voor te stemmen.
Nog een laatste opmerking voor de commissaris. In het Verenigd Koninkrijk wordt er gezegd dat er in deze wereld drie grote leugens bestaan: “het geld is onderweg”, “het was niet mijn schuld” en “ik ben van de Europese Unie en ben er om u te helpen”.
Harlem Désir, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, we moeten vaststellen dat de manier waarop de Commissie de onderhandelingen gevoerd heeft, niet werkelijk geleid heeft tot de ondertekening van EPO’s voor de geplande datum. Op dat punt ben ik het met de heer Sturdy eens: in de interim-overeenkomsten worden vraagtekens gezet bij de in het leven geroepen regionale groepen die de basis vormden van de besprekingen.
In plaats van de banden tussen Europa en de ACS-landen aan te halen en het vertrouwen te versterken, hebben deze onderhandelingen bezorgdheid opgeroepen. Men maakt zich bijvoorbeeld zorgen over het verlies aan publieke inkomsten. De president van Senegal zei laatst tijdens een persconferentie dat de Afrikaanse begrotingen voor tussen de 35 en 70 procent opgebouwd zijn uit douanetarieven; Nigeria zal bijvoorbeeld waarschijnlijk 800 miljoen euro verlies lijden.
Men maakt zich ook zorgen over de gevolgen van de liberalisering voor kwetsbare sectoren in de economie van de ACS-landen, die zullen moeten concurreren met Europese bedrijven. Verder heerst er bezorgdheid over het verzoek een aantal onderwerpen in de tweede fase te behandelen. Dat is niet volgens de verplichtingen in het kader van de WTO. Ik denk daarbij aan diensten, investeringen, openbare markten en de concurrentieregels. Ook heerst er bezorgdheid over de dreiging van hogere douanetarieven in 2008 voor ACS-landen die niet tot de MOL-groep behoren, waardoor ze wel gedwongen zullen zijn elke overeenkomst te accepteren.
Ik vind dat we de ACS-EU-relaties een nieuw elan moeten geven en de onderhandelingen weer op het spoor moeten zetten van de belangrijkste Cotonou-principes. EPO’s zijn ontwikkelingsinstrumenten. Liberalisering is geen doel op zich. EPO’s moeten de ACS-economieën versterken, zodat ze zich in de wereldeconomie kunnen bewegen.
Een ACS-land mag niet slechter af zijn na de ondertekening van een EPO dan erna. De ondertekenaars moeten van een preferentiestelsel kunnen profiteren dat minsten zo gunstig is als vóór de ondertekening van de EPO. De overeenkomsten moeten gebaseerd zijn op de belangen van de ACS-landen en op hun economische verscheidenheid.
De oorsprongsvoorschriften moeten duidelijker zijn, zodat vaststaat in welke mate zij gaan profiteren van maatregelen die we treffen met betrekking tot de toegang tot nieuwe markten, en er moeten systemen voor financiële schadeloosstelling komen. De boodschap in de Verklaring van Kigali van parlementariërs in de ACS-landen en in Europa moet begrepen worden. De datum 31 december is niet zo’n zware slag als de klap die u uitgedeeld hebt.
Gianluca Susta, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, onze ALDE-Fractie heeft het verzoek van de leider van de sociaal-democratische fractie om de stemming uit te stellen gesteund, zodat er misschien bredere steun voor de tekst van de resolutie zou komen.
Wij delen ook de bezorgdheid en de hoop die verwoord staat in het slotdocument van de bijeenkomst in Kigali. EPO’s zijn belangrijke hulpmiddelen voor ontwikkeling, integratie binnen regio’s en armoedebestrijding. Dat zijn de doelen die de EU met haar maatregelen in onze geglobaliseerde wereld moet nastreven. Vrije handel, de WTO-voorschriften en zelfs EPO’s zijn geen doel op zichzelf, maar staan in dienst van de wereldhandel.
Toch moeten we erkennen dat de juridische leegte die ontstaat door het vervallen van de Overeenkomst van Cotonou grote risico’s oplevert voor de ACS-landen zelf; er staat veel meer op het spel dan de vraag of die overeenkomsten wettig zijn in het licht van WTO-voorschriften en -besluiten.
Ook wij hopen dat de onderhandelingen die in de zes regio’s gaande zijn, snel kunnen worden afgerond en dat er door de hervatting en succesvolle afsluiting van de complexere Doha-onderhandelingen over de hervorming van de wereldhandel een scherp omlijnd raamwerk geschapen kan worden, waarin de ontwikkelingsbehoeften van de armste landen beter vervuld kunnen worden, ook wat betreft de relaties tussen de EU en de ACS-landen.
We zijn ons er echter van bewust dat de ACS-onderhandelingen langzaam verlopen en dat de hervorming van de wereldhandel, waardoor ook het multilateralisme in de wereldhandel nieuw leven ingeblazen zou worden, vertraging oploopt.
Daarom moeten we op een pragmatische manier naar haalbare oplossingen zoeken. We denken daarom dat de door de Commissie gekozen strategie van een aanpak in twee fasen – eerst overeenkomsten voor één bedrijfstak en daarna pas een meeromvattende overeenkomst – nuttig is om te voorkomen dat de stroom goederen met gunstige tarieven, waarover in Cotonou overeenstemming is bereikt, onderbroken wordt. Zo’n onderbreking zou voor de ACS-landen namelijk heel nadelig zijn.
Frithjof Schmidt, namens de Verts/ALE-Fractie. – Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik stond versteld over hoe u aan het praten was over de onderhandelingen, alsof er niets was misgegaan en alles gesmeerd was verlopen voor de Commissie.
De afgelopen maanden hebben we hier in het Parlement bij verschillende gelegenheid aangegeven dat de Commissie de onderhandelingen met de ACS-landen te zwaar belast heeft. We hebben gezegd dat een overeenkomst over goederen voldoende was om aan de voorwaarden van de WTT te voldoen en dat een overeenkomst over de Singaporekwesties niet echt nodig was. Die kritiek bleek echter aan dovemansoren gericht te zijn; de Commissie heeft er geen acht op geslagen. Uw plotselinge ommezwaai naar overeenkomsten voor uitsluitend goederen komt te laat en betekent te weinig. Goods only betekent in deze fase alleen maar dat u door uw eigen gebrek aan inzicht gefaald hebt. Het had u gesierd als u nu eens zelfkritiek had getoond en toegegeven had dat uw onderhandelingsstrategie fout was.
De tweede grote fout was de manier waarop de onderhandelingen zijn gevoerd. De onderhandelingen zijn gevoerd alsof het hier om een gewone vrijhandelsovereenkomst ging en niet om een kaderovereenkomst. De ACS-landen klaagden allemaal dat ze onder druk waren gezet, waaruit blijkt dat er tijdens de onderhandelingen een ellendige atmosfeer heerste. We hebben dat in Kigali heel duidelijk gehoord en ik moet de Commissie zeggen dat de toon bij onderhandelingen heel belangrijk is, niet alleen maar de inhoud.
Het is heel belangrijk niet weer een grote fout te maken. We moeten nu een oplossing vinden voor de landen die niet tot de MOL-groep behoren en die vinden dat ze nu niet kunnen tekenen. We moeten ervoor zorgen dat de handelsbetrekkingen niet ineenstorten. Daarom hebben we een voorstel nodig voor een overgangsregeling voor 2008.
Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de onderhandelingsstrategie van de Commissie was totaal verkeerd, ja, zelfs catastrofaal. De strategie was gebaseerd op de “Europa als wereldspeler”-strategie, die te maken heeft met markttoegang voor de belangrijkste Europese multinationals.
Ik heb me altijd afgevraagd wat die benadering te maken heeft met partnerschapsovereenkomsten. Partnerschap is iets totaal anders. Partnerschap betekent respect voor het land dat zich economisch en sociaal moet ontwikkelen. Een partnerschapsovereenkomst moet respect voor het feit dat ontwikkelingshulp niet gekoppeld mag worden aan het afsluiten van een EPO, bevorderen. In economische partnerschapsovereenkomsten moet rekening gehouden worden met de ontwikkeling van zwakke, en de zwakste, landen. Als een land de overeenkomst niet tekent, mag het niet in een slechtere situatie belanden dan het is. Dan hebben we het over billijk partnerschap en dan is er een op solidariteit gebaseerde aanpak. De Commissie zat daar ver naast. Ik vind het een goede zaak dat de Commissie na veel aandringen nu met een andere strategie begonnen is, maar ik ben wel sceptisch als ik zie hoe men omgaat met de Mercosur, de ASEAN en de landen van het Andespact. Ik zie daar dezelfde oude manier van denken.
Wij, Europeanen, lijken te zeggen: “Dit gaat er gebeuren, jullie kunnen stikken of slikken”. Nogmaals, dat heeft niets met partnerschap te maken. Ik was behoorlijk kwaad – eigenlijk verbijsterd – over wat hier vandaag gebeurd is, namelijk dat we de beslissing die in Kigali genomen is niet als basis konden gebruiken, terwijl alle Parlementariërs die in Kigali waren, erachter stonden. Het Parlement had de delegatie moeten steunen door achter de beslissing te staan.
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Maria Martens (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, de EPA’s zijn in Afrika en in toenemende mate ook in Europa uitgegroeid tot een zeer controversieel thema. Het raakt fundamentele verschillen van inzicht over de mogelijkheid om via duurzame economische groei in ACS-landen armoede te bestrijden. Duidelijk is dat louter financiële hulp niet echt heeft bijgedragen aan de armoedebestrijding. Wij geloven dat deze handelsovereenkomsten een venster kunnen bieden waar wij voorbijgaan aan jaren lang van weinig effectieve hulp. Het wereldwijde handelsaandeel van de ACS-landen is kleiner geworden. Het is nu minder dan 1 procent en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen worden in Afrika niet gehaald. Het moet anders. Europa heeft de morele plicht ACS-landen te helpen om economisch te groeien en het handelsaandeel van de landen te vergroten. De EPA’s moeten juist daaraan een bijdrage leveren.
Voorzitter, de voordelen van handel en economische integratie zijn duidelijk, zeker in een globaliserende wereld. Competitiviteit, een goed investeringsklimaat, markttoegang, verwerkende industrieën zijn essentieel voor economische groei in de ACS-landen. We moeten flexibel en pragmatisch zijn, maar wel binnen het kader van de WTO blijven. De ondertekening van de volledige handelsakkoorden wordt niet meer verwacht voor de deadline van 1 januari 2008. Wel hebben enkele Afrikaanse landen in Oost- en Zuid-Afrika interim-akkoorden bereikt. Het zijn goods only akkoorden. Ze mogen echter niet een stap terug betekenen voor de regionale ontwikkeling. We moeten snel starten met de technische ondersteuning voor de versterking van die landen en dan uiteindelijk komen tot volledig akkoorden, inclusief bijvoorbeeld diensten.
Glenys Kinnock (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals ook anderen al voor ons gedaan hebben, zou mijn fractie het Parlement de aanbeveling willen doen om met het oog op zijn geloofwaardigheid en authenticiteit een dusdanig standpunt in te nemen dat daarmee recht wordt gedaan aan datgene dat unaniem besloten is in de Paritaire Parlementaire Vergadering en eveneens in de Verklaring van Kigali is neergelegd. Ik denk dat het zowel een gematigd als evenwichtig stuk is dat een goede weerspiegeling vormt van de langdurige en succesvolle onderhandelingen tussen alle parlementaire fracties, waaronder uiteraard de fractie van de heer Sturdy, zoals hij zelf ook al zei - en met de ACS.
Ik heb nog nooit eerder meegemaakt dat er zoveel druk uitgeoefend werd op de ACS als tijdens deze onderhandelingen, zeker gezien de reële dreiging als gevolg van het Europese SAP-douaneregime in een zeer nadelige positie terecht te kunnen komen. Deze reële dreiging was dan ook de oorzaak van het ontstaan van nieuwe regionale groeperingen en wellicht zal dit ook leiden tot bilaterale overeenkomsten, zoals met Ivoorkust. De subgroepen waarover de commissaris gesproken heeft, zouden we niet mogen bezien als een groot succes, maar eerder als een bedreiging voor de regionale integratie en iets dat leidt tot enorme regionale spanningen tussen de ACS-landen.
Mauritius, de Seychellen, Madagaskar en de Comoren hebben ingestemd met een subregionale EPO; West- en Centraal-Afrika hebben geen voorstellen voor markttoegang ingediend en krijgen dus te maken met SAP. Zuid-Afrika en Namibië, onderdeel van de SADC, lijken een bepaalde grens te hebben bereikt die ze niet in staat zijn over te steken, en worden gevraagd om een meestbegunstigingsclausule op te nemen uit hoofde waarvan zij de Europese Unie dezelfde markttoegang zouden moeten verschaffen als zij in de toekomst aan andere landen zouden toekennen. Ook wat het gebied van de Grote oceaan betreft, kan niet bepaald gesproken worden van vlekkeloze onderhandelingen. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat andere landen uit de regio dan Fiji of Papoea-Nieuw-Guinea een overeenkomst met ons zullen ondertekenen of überhaupt initiëren.
De ACS zijn sterk van ons vervreemd als gevolg van onze koppigheid en gebrek aan flexibiliteit. Kijk maar hoe de Commissie er bij de ACS-overeenkomsten dingen probeert door te drukken die nogal verschillen met de overeenkomsten met andere partijen, iets dat door de collega’s van de Commissie internationale handel kan worden bevestigd. Zowel technisch als politiek gezien is gebleken dat de goods only-overeenkomst een onhaalbare kaart is, zelfs voor het Caraïbisch gebied. De capaciteit van het Caraïbisch gebied is groter dan welke andere regio dan ook. Vorige week nog zeiden ze dat hetgeen hen was aangeboden voor hen eenvoudigweg geen haalbare kaart is.
Het is duidelijk dat de Commissie nu een stap terug moet doen, de druk van de ketel af moet halen, en opnieuw moet bekijken hoe ze ervoor zorgen kan dat wij niet straks het ondenkbare gaan zitten doen, namelijk de niet-MOL’s voor de leeuwen gooien. De bereidheid van beide zijden om de onderhandelingen voort te zetten, dient als zodanig aan de WTO te worden gecommuniceerd, om zo ervoor te zorgen dat de handel niet op zijn gat komt te liggen, wat zeker wel gebeuren zal als er niet voor de deadline een EPO ondertekend wordt.
De EU dient intern de nodige wetswijzigingen door te voeren zodat de huidige handelsregelingen kunnen worden voortgezet. Vervolgens zouden de EU en de ACS moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat er geen tegenstand bestaat binnen de WTO of te voorkomen dat er daar zaken in twijfel worden getrokken.
Het is voor ons als leden van het Europees Parlement gewoonweg niet mogelijk om terug te keren naar onze kiesdistricten, waar dan ook in Europa, met de boodschap dat kwetsbare ACS-landen op deze manier zullen worden behandeld terwijl ze het onderling met elkaar eens zijn dat er van hen verlangd wordt om in te stemmen met economische partnerschappen die naar hun mening schadelijk zijn voor hun eigen economische belangen.
Margie Sudre (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil u deelgenoot maken van de ernstige bezorgdheid die de afgelopen maanden heerst in de overzeese gebieden met betrekking tot EPO’s.
De EPO’s zijn niet hetzelfde als gewone vrijhandelsovereenkomsten onder de auspiciën van de WTO en ze mogen de kwetsbare economieën van de overzeese gebieden niet in gevaar brengen. Het moet gaan om echte partnerschappen, zodat er een nieuw economie- en handelsraamwerk ontstaat dat de ontwikkeling in al die gebieden bevordert. De geografische ligging van overzeese gebieden, in de nabijheid van vele ACS-landen, plaatst ze in het centrum van de wederzijdse preferentiële overeenkomsten met die landen.
Ik ben me er zeer wel van bewust dat de ultraperifere gebieden en de landen en gebieden overzee (de LGO) die het Europees overzees gebied uitmaken, slechts zes EU-lidstaten betreffen en dat de zaken die daar spelen voor velen onbekend terrein zijn. De situatie in de ultraperifere gebieden is echter wel bekend en daar moet bij deze onderhandelingen veel meer rekening mee gehouden worden, namelijk op basis van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag. Bovendien moet aan de LGO in de buurt van ACS-landen ook speciale aandacht besteed worden in verband met de associatieovereenkomsten waardoor ze krachtens dat artikel al met de EU verbonden zijn.
Ik dank u voor de steun aan het amendement dat ik wil indienen, zodat er een constructief evenwicht ontstaat tussen de regionale integratie van overzeese gebieden en hun banden met Europa. De onderhandelingen zijn misschien moeilijk, vooral over de bescherming van plaatselijke markten en de lijst met gevoelige producten, maar ik vertrouw erop dat de Commissie een respectvol compromis zal bereiken tussen de specifieke belangen van ultraperifere gebieden en de LGO enerzijds en van de ACS-landen anderzijds.
Erika Mann (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik denk dat het belangrijk is de komende weken te gebruiken om de overeenkomst zodanig bij te slijpen dat iedereen er gelukkig mee is. De overeenkomst is van enorm belang en heeft een immense symbolische betekenis. Het gaat er niet alleen om te onderhandelen over een vrijhandelsovereenkomst voor de regio’s en landen van Afrika en ze dichter bij Europa te brengen, het gaat er ook om dat we een overeenkomst tot stand brengen voor een echte ontwikkelingsronde – een ontwikkelingsronde waardoor de armoede bestreden wordt en die duidelijk aantoont dat de Europese Unie over een overeenkomst kan onderhandelen op een manier die de Afrikaanse landen op hun gemak stelt en hen in staat stelt zich met de Europese Unie verbonden te voelen.
Er zijn verschillende belangrijke aspecten, zoals u zelf al zei, en u hebt er verschillende genoemd. We moeten ervoor zorgen dat de regionale overeenkomsten de betrokken landen werkelijk ten goede komen. We moeten er ook voor zorgen dat de niet-MOL-landen ook een overeenkomst krijgen en niet buiten de boot vallen, en dat alle landen zich in de juiste richting kunnen ontwikkelen. De aanpak in twee fasen die u voorstelt, moet ook garanderen dat er niemand buiten de boot valt, zodat we uiteindelijk echt de goede richting inslaan. Op dit moment is dat nog niet het geval.
Mijnheer Markov, we moeten gebruik maken van de gelegenheid die we nu krijgen als gevolg van het niet aannemen van de resolutie morgen, zodat we consensus kunnen bereiken in het Parlement, en ik denk dat er daarvoor genoeg punten van overeenstemming zijn.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou iedereen die aan dit interessante debat deelgenomen heeft willen bedanken voor zijn of haar bijdrage. Ik heb gezien dat wij dit allemaal als een proces beschouwen dat voortdurend in ontwikkeling is. Ik ben dan wel niet zelf direct of persoonlijk deelgenoot eraan, maar om tot overeenstemming te komen is er aan beide kanten en voor vele partners goodwill nodig.
Zoals ik in mijn inleidende toespraak al zei, gaan wij op een pragmatische en flexibele manier te werk. Degenen die in staat en bereid zijn om op dezelfde manier te werk te gaan, werken niet ten nadele van de anderen, maar aan een voor alle regio’s en de internationale handel als geheel zo belangrijke geleidelijke verbetering.
Er waren wat vragen of wat kritische noten over de toon waarop de onderhandelingen gevoerd zouden worden. Ik kan u verzekeren dat deze gevoerd worden in een geest van partnerschap. Hierbij, dus in deze geest van partnerschap, houden we rekening met de ontwikkelingsdoelstellingen en de beperkingen van onze partners.
Een aantal vragen had betrekking op goods only-overeenkomsten. De springplankovereenkomsten leiden uiteindelijk tot allesomvattende EPO’s die gunstig zijn voor de ontwikkeling van de ACS en de regionale integratie. We verliezen het algehele plaatje en de behoefte van onze partnerlanden en -regio’s dus absoluut niet uit het oog.
Ik wil hier niet op al te veel van de in het begin door mij genoemde punten terugkomen, maar het geheel blijft zich continu verder ontwikkelen. Soms zorgt een deadline ervoor dat er onder grote druk in de laatste paar dagen of weken daaraan voorafgaand een oplossing moet worden gevonden, maar alles bij elkaar genomen boeken we daadwerkelijk grote vooruitgang. Ik heb vele namen en landen genoemd waarmee we recentelijk springplankovereenkomsten hebben ondertekend, en er zullen er zeker nog meer volgen, maar uiteindelijk gaat het er ons om oplossingen te vinden.
Het geheel blijft dus verder in beweging, aangezien er in deze situatie sprake is van meer dan één stadium. Zoals gezegd zullen we na 1 januari blijven werken aan kwesties als diensten, investeringen en andere met de handel verband houdende kwesties.
Ik heb er het volste vertrouwen in dat de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen volgende week zijn goedkeuring zal geven aan het voorstel voor een verordening van de Gemeenschap om de aan de ACS aangeboden markttoegang ten uitvoer te leggen. Zoals ik al zei is er nog nooit eerder in een bilaterale overeenkomst een zo’n enorm goed aanbod gedaan. We zijn niet alleen buitengewoon open, maar ook nog eens zeer constructief bezig. De door de Commissie voorgestelde strategie, die ik hier heb proberen te beschrijven, is volledig door de Raad - dus door alle 27 lidstaten - bekrachtigd, en we zijn vastberaden om in deze geest van partnerschap en op deze constructieve manier verder te gaan.
Het geheel dient uiteindelijk te leiden tot een volwaardige economische partnerschapsovereenkomst. Dit zal werken als een katalysator voor de regionale integratie. Zodra de initiële overeenkomsten zijn afgesloten, zullen we zeker niet nalaten dit doel verder na te jagen. Niemand wordt bij dit proces over het hoofd gezien. En we dénken niet alleen aan de minst ontwikkelde landen, maar steunen hen ook daadwerkelijk op zeer actieve wijze.
Ik denk dat dit alles is wat ik nu zeggen kan, ofwel in reactie op vragen of als bevestiging, maar ik twijfel er niet aan dat u als Parlement in de komende weken en maanden nog op deze kwestie zult terugkomen, want het heeft ook alles van doen met de timing van onze overeenkomsten.
De Voorzitter. – Ik heb vier ontwerpresoluties ontvangen(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement. Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op 12 december 2007.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Gay Mitchell (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Er is nu een kritieke periode aangebroken voor de overeenkomsten inzake economisch partnerschap (EPO). Het is voor de meer ontwikkelde ACS-landen van cruciaal belang om een met de WTO verenigbare overeenkomst af te sluiten.
Het is zeer betreurenswaardig dat er niet altijd sprake is geweest van wederzijds vertrouwen tussen beide partijen. Het mag niet zo zijn dat een land zich onder druk gezet voelt om een overeenkomst te sluiten. De Commissie had er meer aan moeten doen om ervoor te zorgen dat de onderhandelingen wat minder scherp waren geweest.
Voor de meeste ACS-landen is de EU de belangrijkste handelspartner.
The EU heeft in 2004 voor in totaal 28 miljard euro ingevoerd uit de ACS-landen. Dat is twee keer zoveel als de totale ontwikkelingshulp die de ACS-regio in de periode van 2000 tot 2007 via het negende Europese ontwikkelingsfonds ontvangen heeft.
Voor een duurzame economische groei en ontwikkeling is handel het sleutelwoord, en niet ontwikkelingshulp. De ACS-landen hebben aanzienlijke problemen die ze het hoofd moeten zien te bieden, en de EPO’s zouden, mits goed vormgegeven, gezien kunnen worden als een oplossingsrichting voor hen.
De Europese Unie zal de realisatie van de ontwikkelingsdoelstellingen die onderdeel van elk EPO- Verdrag zullen uitmaken fors moeten ondersteunen.
Er dienen tijdelijke overeenkomsten te worden afgesloten om te voorkomen dat de handel in duigen valt en dat de middelen van bestaan van miljoenen mensen op de tocht komen te staan.