Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 780k
Donderdag 29 november 2007 - Brussel Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Ingekomen stukken: zie notulen
 3. Presentatie van het jaarverslag van de Rekenkamer - 2006 (debat)
 4. Benoeming van 7 leden van de Rekenkamer (debat)
 5. Recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (debat)
 6. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 7. Stemmingen
  7.1. Elektrische apparaten die worden gebruikt bij de uitoefening van de diergeneeskunde (stemming)
  7.2. Meeteenheden (stemming)
  7.3. Wijziging van Richtlijn 2003/54/EC ten aanzien van Estland (stemming)
  7.4. Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking EG/Egypte (stemming)
  7.5. Ontwerpverordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (Financieel Reglement) (stemming)
  7.6. Macrofinanciële bijstand aan Libanon (stemming)
  7.7. Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces (stemming)
  7.8. Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht (stemming)
  7.9. Behandeling van verzoeken om een prejudiciële beslissing op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (stemming)
  7.10. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Renato Brunetta (stemming)
  7.11. Coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (stemming)
  7.12. Communautaire code voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.13. Wijziging Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (stemming)
  7.14. Wijziging Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (stemming)
  7.15. Controle op verwerving en voorhanden hebben van wapens (stemming)
  7.16. Recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (stemming)
  7.17. Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.18. Statuut en financiering van politieke partijen op Europees niveau (stemming)
  7.19. Bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  7.20. Voordracht van David Bostock voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  7.21. Voordracht van Michel Cretin voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  7.22. Voordracht van Maarten B. Engwirda voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  7.23. Voordracht van Henri Grethen voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  7.24. Voordracht van Harald Noack voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  7.25. Voordracht van Ioannis Sarmas voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  7.26. Voordracht van Hubert Weber voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  7.27. Afkondiging van de Europese consensus over humanitaire hulp (stemming)
  7.28. Situatie in Georgië (stemming)
  7.29. Goedkeuring door het Europees Parlement van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (stemming)
  7.30. Gemeenschappelijke beginselen flexizekerheid (stemming)
  7.31. EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme (stemming)
  7.32. Handel en klimaatverandering (stemming)
  7.33. Nieuwe impulsen voor de Afrikaanse landbouw - Voorstel voor de landbouwontwikkeling en voedselzekerheid in Afrika (stemming)
 8. Stemverklaringen
 9. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 10. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
 11. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen
 12. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen
 13. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen
 14. Onderbreking van de zitting


  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Ingekomen stukken: zie notulen

3. Presentatie van het jaarverslag van de Rekenkamer - 2006 (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is de presentatie van het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006.

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Weber, voorzitter van de Rekenkamer. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, vicevoorzitter Kallas, dames en heren, het is mij een genoegen vandaag deel te mogen nemen aan uw debat over het jaarverslag van de Rekenkamer over het boekjaar 2006. Op 12 november heb ik het jaarverslag gepresenteerd aan de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement. De dag daarna heb ik datzelfde verslag gepresenteerd aan de Raad Economische en Financiële Zaken.

Laat ik beginnen met een korte samenvatting van de belangrijkste observaties die in het jaarverslag over 2006 zijn opgenomen. Mijn eerste punt betreft de betrouwbaarheid van de financiële jaarcijfers over 2006. Het geconsolideerde jaarverslag over het boekjaar 2006 geeft een getrouw beeld van de activa en passiva en de financiële toestand van de Gemeenschappen en de resultaten van hun activiteiten in dat jaar, met uitzondering van een overwaardering in de balans van de te ontvangen posten en het bedrag aan voorfinanciering. De Commissie heeft opnieuw vooruitgang geboekt in de uitvoering van het boekhoudstelsel op transactiebasis, maar er zijn nog altijd bepaalde zwakke punten te constateren.

De Rekenkamer heeft aangemerkt dat de Commissie zich aanzienlijke moeite heeft getroost om de zwakke plekken in het systeem voor risicobeheer van de EU-financiering weg te nemen. Sommige wijzigingen hebben reeds tot zichtbare resultaten geleid, bijvoorbeeld op het vlak van de landbouwbegroting.

Ik ga nu over tot het punt van de wetmatigheid en de regelmatigheid. De Rekenkamer heeft wederom zijn onvoorwaardelijk goedkeurende oordeel verleend aan de transacties die aan de opbrengsten en verplichtingen ten grondslag liggen, alsmede aan de betalingen voor administratieve uitgaven en uitgaven in het kader van de pretoetredingsstrategie, met uitzondering van de uitgaven in verband met het Sapard-programma. Ook was er een minimaal foutenpercentage voor direct door delegaties van de Commissie beheerde en gecontroleerde betalingen in verband met externe acties. De Rekenkamer heeft echter opnieuw een negatief oordeel geveld over de wettigheid en regelmatigheid van het overgrote deel van de uitgaventransacties van de EU. Dit geldt primair voor die uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die niet vallen onder het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (IACS), en de uitgaven voor structurele maatregelen en intern beleid, maar ook voor een aanzienlijk deel van de uitgaven voor externe acties. Op deze vlakken hebben de betalingen aan de uiteindelijke begunstigden nog altijd te lijden van een wezenlijk foutenpercentage, zij het in verschillende mate.

Ten aanzien van die vlakken van de begroting die vallen onder gedeeld beheer heeft de Rekenkamer als volgt geoordeeld. Op het gebied van de landbouw, waaraan in 2006 een begroting van 49,8 miljard euro was toegewezen, werd een duidelijke afname van het geschatte algehele foutenpercentage geconstateerd, alhoewel het percentage nog altijd iets boven de materialiteitsdrempel ligt. Indien juist toegepast, kan het IACS, dat ongeveer zeventig procent van de landbouwuitgaven dekt, effectief het risico van illegale of onregelmatige betalingen verminderen. Bij financiële correcties op landbouwbetalingen die verband houden met de jaarlijkse goedkeuringsbeschikkingen van de Commissie in het kader van de procedure van afweging, gaat het om grote bedragen die lidstaten moeten terugbetalen aan de Gemeenschapsbegroting, zoals correcties of financiële sancties vanwege een verzuim om adequate controlesystemen in het leven te roepen. Deze teruggaven aan de Gemeenschapsbegroting worden nog altijd betaald door nationale belastingbetalers en niet door de begunstigden die op onregelmatige wijze communautaire middelen hebben verkregen.

De Rekenkamer legt niet alleen de vinger op specifieke probleemgebieden door illustratieve gevallen aan te halen, maar beschouwt het tevens als zijn plicht om ontwikkelingen bloot te leggen waarvan het belangrijk is dat politieke beleidsmakers er kennis van nemen. Zo heeft de Rekenkamer erop gewezen dat alhoewel het bedrijfstoeslagsysteem de toepassings- en betalingsprocedures makkelijker maakt, het tevens nadelige neveneffecten heeft, onder meer dat de rechten worden toegewezen aan landeigenaren die zelf helemaal niet boeren. Wettelijk is dit misschien toelaatbaar, maar het heeft de aandacht van de EU duidelijk verlegd van boerderijhouder naar landeigenaar. De nieuwe ontvangers van landbouwsubsidies zijn onder meer spoorwegbedrijven, maneges, fokbedrijven, golf- en vrijetijdsclubs en plaatselijke autoriteiten. Bovendien hebben de wettelijke bepalingen met betrekking tot het bedrijfstoeslagsysteem de lidstaten wel erg veel ruimte gegeven bij het toewijzen van rechten, hetgeen heeft geleid tot een ongelijke behandeling van begunstigden.

Ten aanzien van structurele maatregelen, waaraan in totaal een bedrag van 32,4 miljard euro is toegewezen, is de situatie zoals wij die van de voorafgaande jaren kennen niet veranderd. De Rekenkamer constateerde dat het materiële foutenpercentage geschat moet worden op ten minste twaalf procent van het totale bedrag aan terugbetalingen aan begunstigden. De meest gangbare fouten betreffen aanvragen voor terugbetalingen van uitgaven die niet in aanmerking komen en het verzuim om een openbare aanbestedingsprocedure in te stellen. Ook ontbrak vaak de documentatie ter verantwoording van de administratie- en personeelskosten.

Naar het oordeel van de Rekenkamer dient de Commissie het goede voorbeeld te geven ten aanzien van de afhandeling van de direct door haar beheerde uitgaven, dat wil zeggen uitgaven in verband met het interne beleid en de externe acties van de Unie. Alhoewel er verbetering constateerbaar is, is er bij de door de Commissie beheerde interne beleidsterreinen, waaraan in 2006 negen miljard euro is besteed, opnieuw sprake van een wezenlijk foutenpercentage. Het gaat hierbij vooral om terugbetalingen aan begunstigden die bij de indiening van hun declaratie een te hoog bedrag voor de kosten opgeven. De redenen voor fouten bij de onderliggende transacties zijn onder meer nalatigheid, onvoldoende kennis van de vaak erg complexe regels en bewuste pogingen van indieners om te frauderen ten koste van de EU-begroting. Daarnaast geldt dat voor landbouwuitgaven die onder het IACS vallen en voor uitgaven voor structurele maatregelen en intern beleid, de controle op de betalingsaanvragen, die veelal gebaseerd zijn op de door de indiener verstrekte gegevens, in veel gevallen ontoereikend is in de zin van frequentie en dekking, en vaak ook kwalitatief tekortschiet.

De afgelopen paar jaar heeft de Commissie stappen ondernomen om het systeem voor terugvordering van uitgaven te verbeteren en de financiële belangen van de Unie beter te beschermen. Vanwege de complexiteit van de procedures heeft de Commissie echter nog altijd geen betrouwbare gegevens over de diverse bedragen en ontvangers van onrechtmatig verstrekte bedragen en over het financiële effect daarvan op de EU-begroting. Feitelijk hebben maar zes lidstaten gereageerd op het verzoek van de Commissie van afgelopen november om verslag te doen van de terugvordering van onregelmatige betalingen. In het zogezegde single audit-model beveelt de Rekenkamer aan een efficiënt kader in het leven te roepen voor alle interne controlesystemen met betrekking tot EU-gelden. Al deze systemen moeten uitgaan van dezelfde grondbeginselen en standaarden; zij moeten enerzijds rekening houden met de inherente risico’s en anderzijds de juiste balans vinden tussen de controlekosten en de voordelen die controle oplevert.

Een van de belangrijkste vernieuwingen van de laatste tijd is dat lidstaten verplicht zijn een jaarlijks verslag van hun controlebevindingen te publiceren. Ook zijn er door sommige nationale controle-instellingen vrijwillig initiatieven geïntroduceerd om nationale verklaringen uit te geven en controleverslagen op te stellen over het beheer van de EU-gelden in hun respectieve landen. De Rekenkamer is van mening dat nationale verklaringen en nationale controleactiviteiten het bewustzijn binnen de lidstaten kunnen vergroten van het belang van de interne controle op EU-middelen. In zijn mededeling nummer 6 van 2007 stelt de Rekenkamer dat dergelijke procedures een middel kunnen vormen om de aandacht te vestigen op en nationale verantwoordelijkheid te tonen voor het gebruik van de EU-gelden. Bovendien kunnen zij bijdragen aan het ontdekken van corrigeerbare fouten, het vinden van optimale werkwijzen en het vergroten van de transparantie en betrouwbaarheid op het gebied van financieel beheer.

De Rekenkamer blijft ook actief werken aan de bevordering van de samenwerking tussen de nationale rekenkamers in de lidstaten. Zelf vormt de Rekenkamer het belangrijkste orgaan binnen een nieuwe werkgroep die zich buigt over gemeenschappelijke controlestandaarden en vergelijkende controlecriteria die speciaal ontworpen zijn voor de EU-context.

Dit brengt me bij de conclusies. Ondanks de aanzienlijke inspanningen van de Commissie om de zwakke punten binnen het systeem van risicobeheer van de EU-middelen uit te bannen, heeft de Rekenkamer opnieuw een negatief oordeel geveld over de wetmatigheid en regelmatigheid van de transacties binnen de meeste terreinen van de begroting. De grootste verbeteringen zijn te constateren op het vlak van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het hoge foutenpercentage in de onderliggende transacties is het gevolg van het feit dat de complexe wettelijke vereisten en bepalingen en onduidelijke criteria om in aanmerking te komen ertoe leiden dat begunstigden te hoge kosten opgeven bij hun aanvragen voor terugbetalingen, maar is tegelijk ook te wijten aan de voortdurende gebreken op het terrein van interne controle.

Om de begrotingsgelden effectief te beheren is het een basisvoorwaarde dat er in alle lidstaten en ontvangende landen op alle bestuurlijke niveaus betrouwbare interne controlesystemen bestaan. Mijns inziens heeft de Europese burger recht op een passend beheer en controle van de EU-gelden in de gehele Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is ingenomen met het verslag van de Rekenkamer en de toelichting van voorzitter Weber.

Over het geheel genomen is het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006 positiever dan dat van 2005. Dankzij het “verkeerslichtensysteem” van de Rekenkamer is het nu mogelijk om de vooruitgang in detail te volgen. In het verslag van de Rekenkamer wordt voor alle soorten uitgaven uiteengezet waar onze systemen voldoen en waar de gevonden onvolkomenheden onder de materialiteitsdrempel van twee procent liggen.

De Commissie is ingenomen met het feit dat, in vergelijking met de voorgaande jaren, de Rekenkamer nu in totaal aan meer dan veertig procent van alle betalingen groen licht heeft verleend, in vergelijking met de ongeveer dertig procent van vorig jaar en de zes procent van nog maar twee jaar geleden. Dat noem ik nu echte vooruitgang, vooruitgang op weg naar ons doel om een positieve betrouwbaarheidsverklaring (VB) te verkrijgen.

De Rekenkamer meldt ook verbeteringen op het vlak van het intern beleid, zoals onderzoeksprogramma’s en externe acties. De Rekenkamer heeft aangegeven dat onze rekeningen voor 2006 op alle materiële aspecten ervan waarheidsgetrouw en billijk zijn, met uitzondering van een aantal kleine overwaarderingen die in totaal goed zijn voor 0,13 procent van de beleidsuitgaven. De Rekenkamer onderkent dat de Commissie zich hard heeft ingespannen om de onvolkomenheden in het beheer van de risico’s waaraan EU-fondsen blootstaan, aan te pakken.

Desalniettemin is er opnieuw een negatieve VB uitgebracht met betrekking tot de wettelijkheid en de juistheid van transacties. Aangezien we wel degelijk op de juiste weg zijn, wil ik graag even stilstaan bij de belangrijkste obstakels voor het verkrijgen van een positieve VB. De allergrootste uitdaging die nog voor ons ligt, is ervoor te zorgen dat het structuurbeleid correct ten uitvoer wordt gelegd. Want wat betreft de uitgaven op structuurgebied - goed voor 32,4 miljard euro in 2006 - is er weinig verandering ten opzichte van de voorgaande jaren, en de Rekenkamer heeft opnieuw een materieel foutenpercentage vastgesteld.

De meest voorkomende fouten betroffen declaraties voor niet vergoedbare uitgaven, het niet uitschrijven van openbare aanbestedingen, alsook een onvoldoende onderbouwing van de berekening van overhead- of personeelskosten.

De Rekenkamer gaat verder met de mededeling dat men er redelijk zeker van is dat in 2006 ten minste twaalf procent van de in het kader van de structuur- en cohesiefondsen gedane betalingen niet had mogen plaatsvinden. In het samenvattend verslag voor 2006 van de Commissie zelf staat dat zij geen vertrouwen heeft in de beheersystemen voor de structuurfondsen in delen van Italië, Letland, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Ook spraken de directeurs-generaal in hun jaarlijkse activiteitenverslagen de nodige bedenkingen uit.

De Rekenkamer heeft in 2006 gekeken naar een steekproef van negentien regio’s, en constateert dat geen ervan volledig naar behoren werkt. De Rekenkamer constateerde dat een heel scala aan toezichthoudende systemen in Engeland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië, Polen, Portugal, Schotland, Slovenië en Spanje niet voldoen, en dat geldt ook voor het Interreg-project tussen Oostenrijk en Hongarije.

We zijn ervan overtuigd dat met de nieuwe wetgeving de zaken zullen verbeteren, maar dat verandert niets aan de nog altijd hoge risico’s in verband met de betalingen die nog gedaan moeten worden voor de programma’s voor de jaren 2000 tot en met 2006. Tot de afsluiting daarvan in 2009-2010 blijft de situatie kritiek. We moeten hier samen de schouders onder zetten. Ik heb een schrijven doen uitgaan naar de voorzitter van de Raad, naar de lidstaten, alsook naar het Europees Parlement, met daarin de extra inspanningen die de Commissie zich op dit vlak getroosten zal.

Tijdens de Ecofin-vergadering eerder deze maand heb ik verder de lidstaten opgeroepen aan hun verplichting te voldoen om voor 15 februari 2008 hun jaarlijkse samenvattingen van boekhoudkundige controles en verklaringen in te leveren. Dat is overeenkomstig het akkoord dat we bij de goedkeuring van het herziene financiële reglement met het Parlement en de Raad gesloten hebben.

De jaarlijkse samenvatting dient echter meer te zijn dan slechts een zoveelste verslagje, verstoken van toegevoegde waarde. De samenvatting dient volwaardige analytische informatie te bevatten, zodat de Commissie deze kan gebruiken om de Rekenkamer en het Parlement per lidstaat gedegen te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het toezicht.

De kwijtingshoorzitting aangaande 2006 met de commissarissen die het meest betrokken zijn bij de structuurfondsen, door de Commissie begrotingscontrole belegd voor 18 december 2007, zal tevens worden bijgewoond door vertegenwoordigers van de nationale begrotingscontrolecommissies. De Commissie is ingenomen met deze innovatie en hoopt dat daarmee op nationaal niveau een grotere betrokkenheid wordt gekweekt voor de verbetering van het beheer van EU-gelden.

We dienen een lik-op-stuk-beleid te voeren: waarschuwen, oplossen of opschorten. De Commissie heeft haar voornemen uitgesproken om betalingen in het kader van de structuurfondsen op te schorten indien zij niet de nodige garanties van een lidstaat verkrijgt dat de systemen correct werken. Dat kan tot gevolg hebben dat de Commissie een aantal impopulaire beslissingen moet nemen, maar we zijn eenvoudigweg tot de conclusie gekomen dat er maar zeer langzaam vooruitgang zal worden geboekt indien we er niet genoeg druk achter zetten.

Voordat ik afsluit wil ik graag iets zeggen over de wijze waarop de media dit jaar zijn omgegaan met het verslag van de Rekenkamer. De afgelopen twee weken kreeg de Commissie vragen van journalisten over in hoofdzaak twee kwesties. Allereerst werd gevraagd iets te zeggen over de constatering van de Rekenkamer dat golfclubs en andere organisaties die formeel niets met landbouw te maken hebben vorig jaar EU-subsidies hebben ontvangen. Op de voorpagina van een anders zo serieuze krant stond met grote letters “EU-hulp voor armen misbruikt voor golfbanen”. Daarmee speelde die krant het klaar om in slechts acht woorden drie feiten te verdraaien. Laten we de zaak eens even nader bekijken. Allereerst: landbouwsubsidies zijn geen hulp aan de armen. Ten tweede: de steun in kwestie was niet verstrekt aan golfbanen, maar als subsidie voor daarvoor in aanmerking komende landbouwactiviteiten – in deze gevallen op aanpalend land van andere eigenaren. Daaruit volgt, en dat is mijn derde punt, dat het geld niet misbruikt is, maar dat het een juridische en correcte uitgave betrof die ook als zodanig niet door de Rekenkamer in twijfel getrokken wordt. Het ging er de Rekenkamer vooral om de aandacht te vestigen op een beleidskwestie en op het eindresultaat van een beleidsmaatregel waartoe besloten is, namelijk de invoering van de bedrijfstoeslagregeling.

We zijn ingenomen met dergelijke discussies en zoals de geachte afgevaardigden wellicht weten heeft de Commissie er alles aan gedaan om te komen tot volledige transparantie wat betreft de begunstigden van EU-gelden. Dat zal naar onze mening leiden tot beter onderlegde beleidsdiscussies, zoals bijvoorbeeld de eerder deze maand in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door mijn collega Marian Fischer Boel ingevoerde gezondheidscontroles.

Het Commissie-initiatief om de hoogste auditorganen van de lidstaten een compleet overzicht te sturen van alle in de desbetreffende lidstaat uitgekeerde betalingen is op dezelfde logica gebaseerd.

Helaas is in een aantal media de uitspraak van de Rekenkamer dat op het gebied van de landbouw de meeste vooruitgang geboekt is geheel overschaduwd door deze hele golfbaankwestie. De Rekenkamer had zelfs bijna groen licht gegeven voor de landbouw. Vandaar mijn behoefte om dit vandaag recht te zetten.

Het tweede punt betreft het feit dat volgens de Rekenkamer twaalf procent van de structuurfondsen niet uitgekeerd had mogen worden. De meeste journalisten vielen de Rekenkamer hierop aan omdat zij dit gezien de bijna vier miljard euro die vorig jaar is uitgekeerd als een probleem beschouwden. Maar ook dit verdient de nodige toelichting. Het staat namelijk helemaal niet onomstotelijk vast of deze gelden verloren zijn gegaan of gestolen, of dat de fouten systematisch waren of eenmalig. Het is daarom aan de Commissie om deze twaalf procent met redenen te omkleden. In mijn toespraak heb ik nu een aantal verklaringen gegeven, heb ik gewezen op een aantal problemen waarmee we te maken hebben en aangegeven wat we van plan zijn eraan te doen.

Mijn collega’s, de commissarissen Hübner en Špidla, zullen hier volgende maand tijdens hun hoorzittingen van de Commissie begrotingscontrole verder op ingaan.

Tot slot wil ik erop wijzen dat ondanks hetgeen wat er her en in de media is gezegd en geschreven, wij denken dat het verslag van de Rekenkamer ons helpt om ons te richten op de zaken waar het echt om gaat. De Commissie doet uitermate haar best om ervoor te zorgen dat op een aantal van deze cruciale punten de nodige vooruitgang wordt geboekt.

 
  
MPphoto
 
 

  José Javier Pomés Ruiz, namens de PPE-DE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, Hans-Gert Pöttering, het verheugt mij dat u deelneemt aan dit debat, hetgeen het belang onderstreept dat het Parlement hecht aan de controle van zijn boeken, en dat vicevoorzitter Kallas en voorzitter Weber hier tevens aanwezig zijn. De vraag is alleen: waar is de Raad? Waar is de spreker die ons kan vertellen wat de Raad doet met alle suggesties en opmerkingen die de voorzitter van de Rekenkamer, vicevoorzitter Kallas en ik hebben voor de Raad?

Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor uw aanwezigheid bij dit debat.

(Applaus vanuit verschillende banken)

Ik zou willen beginnen met de Rekenkamer te bedanken voor zijn voortreffelijke werk, in het bijzonder hoofdstuk 2 van zijn verslag, dat uitermate goed is opgezet. U wordt almaar beter in dit werk en helpt hiermee niet alleen het Parlement, maar ook de burger om te beseffen hoeveel het kost om de Europese Unie gestalte te geven.

Ook de boeren verdienen een compliment. Nu wij de directe betalingen verminderen, zijn zij er in geslaagd hun beheer van de ontvangen gelden aanzienlijk te verbeteren.

Dergelijke lof kan echter moeilijk worden geuit aan het adres van de structuurfondsen. Het Parlement zegt nu al drie jaar dat de Raad, de grote afwezige hier, betrokken moet worden bij de verantwoording voor de wijze waarop het merendeel van de begroting onder zijn beheer wordt uitgegeven. Eén ding is wel duidelijk: onder de nieuwe regelgeving zijn lidstaten nu verplicht een samenvatting van de nationale beheersverklaringen indienen. Dat is geen optie, maar een verplichting. Zij zullen dit moeten doen vóór half februari volgend jaar; en zoals wij weten – en ik sluit mij hier aan bij de heer Kallas – zijn de lidstaten bepaald niet happig om dit te doen: het lijkt wel of zij zich helemaal niet verplicht voelen hun cijfers te presenteren. Maar als zij hiertoe verplicht zijn, zouden juist zij het goede voorbeeld moeten geven. U gaf aan dat slechts zes lidstaten verslag doen van hoe zij de gelden verhalen. Dat is een schande en zou de krantenkoppen moeten halen: maar zes lidstaten vertellen ons wat zij doen aan het verhalen van gelden die verkeerd gebruikt zijn. Dat is ronduit een schande.

Samenvattend zou ik willen aangeven dat het Parlement gewoon doorgaat met zijn werk. Ik hoop dat u ook doorgaat met het uwe. U en de heer Kallas hebben onze volledige steun bij uw voortdurende streven naar een positieve verklaring van betrouwbaarheid. Ook accepteren wij onze verantwoordelijkheid voor al die lastige procedures; ons treft in dat opzicht blaam omdat wij soms het onmogelijke vragen. Wij willen dan ook graag samenwerken om de procedures zo veel mogelijk te vereenvoudigen.

Mijnheer Weber, hartelijk dank voor uw uitmuntende verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Bösch, namens de PSE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het beheer van de financiële middelen van de Europese Unie geeft een gemengd beeld. Ik ben ingenomen met de inspanningen van de Commissie op het gebied van de landbouw. De Rekenkamer heeft op het gebied van de landbouwuitgaven een algehele vermindering van het aantal fouten kunnen constateren. Dat mag echt wel als een groot succes worden beschouwd.

Aan de andere kant wordt er maar weinig positiefs gezegd over de structuurfondsen. De Rekenkamer is van mening dat de toezichthoudende systemen in de lidstaten geheel of gematigd ondoeltreffend zijn. De oproep van dit Parlement tot nationale beheersverklaringen als een middel om de nationale aansprakelijkheid te verbeteren, is dus relevanter dan ooit tevoren.

Ik ben ook erg teleurgesteld over het feit dat het interne controlesysteem binnen de Europese Commissie nog altijd, zeven jaar na de hervorming, niet dat is wat het wezen moet. Er bestaan nog altijd grote onvolkomenheden, en ik ben dan ook ingenomen met de gedegen analyse van de Rekenkamer in hoofdstuk 2 van het jaarverslag.

Laten we nu even vooruitkijken. De Rekenkamer heeft voorstellen gedaan tot interinstitutionele discussies over het concept van het “aanvaardbare foutenrisico”, iets waarmee ik buitengewoon ingenomen ben. Het Parlement en de Commissie hebben reeds ieder op een verschillende manier iets met dit voorstel gedaan. Wanneer kunnen wij het standpunt van de vandaag niet aanwezige Raad verwachten?

Het Hervormingsverdrag formuleert het als volgt: “Bij het reglement worden de met de uitvoering van de begroting verband houdende

controle- en auditverplichtingen van de lidstaten en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden vastgesteld.” Het Parlement is van plan nauwlettend toe te zien op de tenuitvoerlegging van deze nieuwe bepaling.

Wat betreft de regelingen voor de audit van de EU zal ik niet herhalen wat ik reeds in op 18 oktober 2007 in Luxemburg gezegd heb. Ik wil alleen nog maar zeggen dat het Parlement uitermate geïnteresseerd is in de resultaten van de collegiale toetsing waar op dit moment in de Rekenkamer aan gewerkt wordt. Mijn complimenten aan de heer Weber, en in het bijzonder aan de heer Engwirda, voor het feit dat zij in staat zijn geweest deze hele exercitie op poten te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Mulder, namens de ALDE-Fractie. (NL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen om de Rekenkamer te bedanken voor het nieuwe systeem van rapportage aan het Europees Parlement. Jarenlang hebben wij gevraagd of het niet mogelijk was om de fouten in de verschillende hoofdstukken iets meer te kwantificeren. Jarenlang heeft de Rekenkamer gezegd dat dat niet mogelijk is en gelukkig, nu voor de eerste keer blijkt dat ook de Rekenkamer van mening kan veranderen; die produceert nu een systeem van rapportage met rood, geel en groen. Wij verwelkomen dat zeer en wij hopen dat in de komende jaren dat systeem nog verfijnd zal worden, zodat wij kunnen vergelijken wat de verbeteringen zijn. Als wij het hebben over de verbeteringen - mijnheer Kallas zei het ook al - kan de Commissie natuurlijk trots zijn; want drie jaar geleden werd maar zes procent van de uitgaven erkend als rechtmatig. Inmiddels is dat veertig procent en voor de landbouw is het bijna positief. Dat is een vooruitgang. De grote vraag is, is die vooruitgang voldoende in de ogen van de publieke opinie, ja of nee? Nou, ik kan u verzekeren, het antwoord is nee. Het valt niet te verklaren dat nu al zo veel jaren lang die betrouwbaarheidsverklaring nog steeds negatief is en dat is een punt van grote zorg.

Groter probleem zijn de structuurfondsen; twaalf procent is natuurlijk veel te hoog. Het zou goed zijn als de Rekenkamer in een volgend verslag zou zeggen, hoe het precies zit met die twaalf procent. Komt het door het verkeerd invullen van formulieren, zijn het werkelijke fouten? Als ik in het veld beluister hoe moeilijk het is om aan structuurfondsen te komen, dan is het vrij onbegrijpelijk dat die controle niet voldoende is, want ik hoor steeds meer, laat mijn portie maar aan iemand anders, want het is veel te ingewikkeld om deel te nemen aan die fondsen. Dat hoor ik althans in sommige provincies in Nederland.

Als wij nu beginnen aan de kwijtingsprocedure voor de Commissie, dan staat wat mij betreft het volgende centraal: wat heeft de Commissie gedaan met de voorgaande aanbevelingen in de kwijtingsresoluties van het Parlement? Want, zegt het Verdrag niet dat de Commissie haar uiterste best moet doen om de kwijtingsresoluties zo veel mogelijk uit te voeren? Er staan wat mij betreft twee dingen in die een nadere verklaring behoeven, - niet alleen in een resolutie, maar ook in het Verdrag ten aanzien van de meerjarenbegroting – namelijk voor wat betreft de verklaringen van de lidstaten – andere mensen hebben daar ook al op gewezen; er staat in twee resoluties van het Parlement dat de commissarissen de verklaringen van de directeuren-generaal ieder jaar mede moeten ondertekenen in wat voor vorm ook. Het betekent dus voor het Parlement dat niet de Commissie in haar geheel de verantwoordelijkheid moet nemen, maar een commissaris individueel verantwoordelijk is voor zijn begroting. Ik zou daar graag iets meer over willen horen.

Tenslotte, het nieuwe Verdrag zegt dat de Commissie en de lidstaten samen verantwoordelijk zijn. In het licht van die lidstatenverklaringen zou het interessant zijn wat voor voorbereidingen de Commissie treft om dat nieuwe verdrag nu en in de toekomst uit te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. (NL) Voorzitter, collega’s, geachte leden van de Rekenkamer, mijnheer de commissaris, in 2006 bedroeg de Europese begroting ruim 106 miljard euro. Dat is weliswaar maar een procent van het bruto nationaal product van de 27 lidstaten, maar het blijft een flinke brok geld. Het is geld dat door u en mij en door alle belastingbetalers wordt opgehoest en verdient dus ook ernstige controle. Dat is een van de kerntaken van het Europees Parlement. Voor de dertiende keer op rij stel ik vast dat de Rekenkamer weigert de volstrekte wettigheid en de regelmatigheid van deze uitgaven te garanderen.

Beste collega’s, dit is geen fait divers. Hier past nu toch wel enige verontwaardiging. Het is een ernstige waarschuwing aan de Commissie, maar ook aan de regeringen van de lidstaten om hier op te treden. Karel Pinxten, het Belgisch lid van de Rekenkamer, schreef daarover een bijdrage in de kranten De Tijd en Echo de la Bourse, ik citeer hem: “Zo’n voorbehoud van een bedrijfsrevisor of een externe auditor voor een beursgenoteerd bedrijf met de omvang van de EU-begroting zou schokgolven door de financiële markten jagen.” Hij heeft groot gelijk en we kunnen dit dus niet zomaar laten voor wat het is.

Wat zijn de knelpunten? Landbouw, nog altijd de belangrijkste begrotingspost, ruim vijftig miljard euro. De positieve evolutie daar is onmiskenbaar, vooral door de toepassing van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem. Maar, collega’s, laten we het ook duidelijk zeggen, sommige lidstaten, en met name Griekenland, weigeren in het systeem mee te stappen. Dit geld wordt dus beheerd door de administraties van de lidstaten en ik denk dat we hier naar Griekenland een duidelijk rode kaart moeten tonen. Wij moeten de eis herhalen dat de betalingen aan Griekenland wat betreft landbouwgelden opgeschort worden, totdat Griekenland eindelijk in de pas loopt.

Tweede probleem bij de landbouw is de uitbetaling - de heer Weber heeft erop gewezen, de heer Kallas is erop teruggekomen - van landbouwgelden aan golfclubs, aan spoorwegmaatschappijen, aan paardenfokkerijen, ook aan grondeigenaren, die blijkbaar geen boerende boeren zijn en die met geld van de landbouwbegroting gaan lopen. Dat zijn dan ook meestal mensen die een adellijke of een koninklijke titel hebben. Er is hier een welles-nietes-spelletje aan de gang: de heer Weber zegt dat het wel waar is, de heer Kallas zegt dat het niet waar is. Er is een hoorzitting geweest in de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement, mevrouw Fischer Boel, de landbouwcommissaris zegt dat dit allemaal overdreven is, ze minimaliseert het geheel. Ik zal in de repliek van de heer Kallas, in de repliek van de heer Weber, nu eens willen horen, wat de stand van zaken is. Kan de Rekenkamer dit hard maken? Blijft ze bij die beschuldiging?

Tweede grote begrotingspost blijven de structuurfondsen. Twaalf procent daarvan had eigenlijk niet mogen worden uitbetaald, lees ik in het Rekenkamerverslag. Dit kan toch niet. Daar moeten we optreden. Vandaar ook de oproep, mijnheer de Voorzitter, aan de lidstaten, aan de regeringen van de lidstaten, want zij zijn medeverantwoordelijk. Tachtig procent van de Europese gelden worden door hen beheerd. Ik herhaal hier dus de eis van ons Parlement, van de plenaire vergadering, dat zij een verklaring moeten ondertekenen volgens welke de Europese gelden op een correcte manier zijn besteed en aldus ook hun politieke verantwoordelijkheid nemen. Denemarken, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, hebben dat gedaan. Waar blijven de andere regeringen van de lidstaten? Waar blijft België, waar blijft Frankrijk, waar blijft Duitsland? Moeten zij niet ook eens eindelijk hun politieke verantwoordelijkheid nemen?

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het moment van het jaar is weer aangebroken dat de Rekenkamer een negatief oordeel velt over de wetmatigheid en relevantie van de uitgaven van het voorgaande jaar. En in het voorjaar breekt dan weer het moment aan dat het Parlement kwijting verleent aan alle betrokken partijen, ondanks het negatieve verslag. Dat was in ieder geval de gangbare praktijk de afgelopen jaren, op één jaar na dan: dat jaar werden er verkiezingen gehouden.

Ik zou graag uw aandacht willen vestigen op de diagrammen V en VI in de bijlage van het verslag van de Rekenkamer, waarin de nettobijdragen van de lidstaten worden berekend. De tarieven van de lidstaten, met inbegrip van tarieven die worden gerekend over goederen die worden verzonden naar overige lidstaten, zijn opgenomen onder traditionele eigen middelen. Dit geeft een vertekend beeld van de feitelijke nettobijdrage van sommige lidstaten, in het bijzonder Nederland en België, met name met het oog op het onredelijk hoge tarief van 25 procent.

Het is moeilijk een klaarblijkelijk van de Commissie afkomstige berekeningsmethode te accepteren waarbij de administratieve uitgaven in deze context niet worden opgenomen onder de uitgaven van de Unie. De controlecijfers vertellen ons simpelweg niet het hele verhaal over het gebruik van de middelen: ze bevatten ook politieke elementen. Het is wel een positief teken dat het land dat geen controle- en beheerssysteem heeft opgezet voor landbouwuitgaven, ook werkelijk bij naam wordt genoemd, namelijk Griekenland. De voorbeelden van verkeerd gebruik van de landbouwgelden die de voorzitter van de Rekenkamer in zijn presentatie noemde, behoeven geen correctie. De problemen betreffen niet alleen maar golfbanen, commissaris Kallas.

Een goed voorbeeld van het positieve effect van de aanbevelingen van de Rekenkamer is de aandacht die wordt besteed aan de bezoldiging van de assistenten van de parlementsleden. De herziene regels zijn eerlijk gezegd veel te strikt, maar het is beter dan nalatigheid toe te staan.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. (SV) Mijnheer de Voorzitter, de Rekenkamer heeft dus voor het dertiende jaar achtereen de uitvoering van de EU-begroting verworpen. Waarom is dat het geval? Zijn de politici, ambtenaren en burgers van de EU notoire fraudeurs? Natuurlijk niet! Het probleem is dat de EU in detail wil regelen wat er gebeurt in een regio met 23 landen en een half miljard inwoners. Dit werkt nu eenmaal fraude, misbruik en fouten in de hand. De hele organisatie zal van de grond af moeten worden hervormd. Dat kan op twee manieren.

Ten eerste moeten wij die exorbitant gedetailleerde regelgeving vervangen voor systemen waarbij lidstaten steun krijgen zonder al die gedetailleerde bepalingen over hoe die moet worden gebruikt. Ten tweede moeten wij zorgen dat de boosdoeners worden aangewezen. Dit houdt in dat er naar maximale transparantie moet worden gestreefd, dat klokkenluiders worden behandeld als helden, en niet als verraders, en dat journalisten welkom zijn om het rentmeesterschap van de EU onder de loep te nemen. In feite wordt aan geen van deze drie vereisten voldaan. Een opmerkelijk voorbeeld hiervan is de journalist Hans-Martin Tillack. Hij kwam fraude op het spoor bij Eurostat, maar werd vervolgens zelf aangeklaagd door OLAF. Hij verloor zijn zaak bij de Belgische rechtbank en vervolgens bij het Europese Hof van Justitie, maar zijn naam is nu gezuiverd door het Europese Hof voor de rechten van de mens. De rol van de EU in dit droevige verhaal geeft eens te meer aan hoe ver wij zullen moeten gaan, willen wij verandering brengen in de aard van bureaucratisch bolwerk die de EU heeft. Maar is de wil daartoe werkelijk aanwezig? Ik waag het te betwijfelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI) . (DE) Mijnheer de despotische Voorzitter, het recht, de democratie en controle op basis van het beginsel van gelijkheid zouden een bastion moeten vormen tegen despotisme. Het zijn helaas juist deze zaken die hier ontbreken.

Dit jaarverslag van de Rekenkamer zou echter wel eens van pas kunnen komen om een aantal dingen recht te zetten. Ik verwijs hierbij nogmaals naar de feiten die onder uw verantwoordelijkheid, mijnheer Weber, gelukkig eindelijk te boek zijn gesteld in de punten 10.9 tot en met 10.12. Deze vormen een vermaning van het Europees Parlement. In dat deel van het verslag constateert de Rekenkamer immers dat de controle door het Parlement van de uitgaven van de lidstaten uitermate ontoereikend is, waarbij een hele lijst van omissies wordt aangevoerd. Wat zijn de praktische implicaties hiervan? Het betekent, mijnheer de Voorzitter, mijnheer de secretaris-generaal van dit Parlement, dat ongewenste individuele personen worden aangewezen. Het betekent, mijnheer Herbert Bösch, dat een lafhartig verslag wordt overgelegd aan OLAF en dat vervolgens na jaren van onderzoek naar boven komt dat er helemaal niets was – geen fraude, in het geheel niets. Maar hier, waar echt iets te vinden is – en u zei het zelf, mijnheer Weber, dat slechts 22 procent van alle uitgaven correct wordt verwerkt – kijkt iedereen de andere kant op. En dat noem ik despotisch gedrag.

Iedereen binnen het Parlement, met inbegrip van de Voorzitter en de secretaris-generaal, de heer Rømer, weet dat ten minste tachtig miljoen euro van de uitgaven van de parlementsleden niet wordt gedekt door correcte ondersteunende documentatie. Waarom wordt dit niet onderzocht? Waarom worden er geen passende maatregelen genomen? Waarom worden de diverse uiterste data voortdurend verschoven? Wat hier gebeurt – en laat ik nogmaals de Rekenkamer bedanken voor het feit dat hij hierop de vinger heeft gelegd – resulteert in een despotische systeem en het feit dat dit instituut niet langer kan worden omschreven als een parlement. En vervolgens lichten de verantwoordelijken hun hielen. Zo kan het niet doorgaan.

Ik doe nu het volgende beroep op het Parlement en op u van de Rekenkamer: onderzoek deze gevallen in detail en zorg voor een oplossing. Het is een feit dat er een grote hoeveelheid werkelijke fraude aan het oppervlak kan worden gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Bösch (PSE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb geleerd mij in dit Parlement het nodige van de heer Martin te laten welgevallen, maar ik moet echt protesteren tegen de omschrijving “lafhartig verslag”. Ik zou het zeer waarderen als dit punt even wordt rechtgezet, want ik geloof dat de heer Martin de laatste is die het recht heeft zulke aantijgingen te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik had mijn toespraak willen beëindigen met de uitspraak dat het kwijtingsverslag een geweldige bron voor anti-Europese propaganda vormt, maar omdat dat precies is waar de heer Hans-Peter Martin zich zojuist schuldig aan heeft gemaakt, zal ik er nu maar mee beginnen, en ik ben dankbaar voor de interventie van de heer Bösch.

Ik zou drie punten willen aanstippen. Het eerste is een algemeen punt, namelijk dat ik de Rekenkamer zou willen feliciteren met zijn verslag. En omdat het een beter verslag is dan dat van vorig jaar, komen ook de Commissie felicitaties toe. Ik houd van het systeem van verkeerslichten. Voor eenvoudige parlementsleden als mijzelf geeft het een helder beeld van wat er goed gaat en wat niet. Desalniettemin hebben wij in het Europees Parlement, zoals altijd, drie mogelijkheden. Het eerste is om de Commissie goedkeuring en kwijting te verlenen, het tweede is om uitstel te geven, en het derde is om iets te verwerpen. Dat moeten wij goed in het achterhoofd houden aan het begin van elk debat.

Mijn tweede punt betreft het beleid, en dan met name het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Mijn gelukswensen op dat punt. Het enige probleem dat er lijkt te zijn betreft Griekenland, zoals velen al hebben opgemerkt. Het probleem van de golfbanen is, zoals ook reeds is gezegd, natuurlijk niet echt een probleem. Het is allemaal wat opgeblazen door de media. En ik zeg dit heus niet omdat ik in het verleden heb gespeeld voor het Finse nationale golfteam. Ik heb geenszins een gevestigd belang in dezen!

Het andere gebied is het structuurbeleid, met een geschat foutenpercentage van twaalf procent. Dat is voor verbetering vatbaar. Dan zijn er nog de zogeheten nog betaalbaar te stellen verplichtingen of restes à liquider, die in totaal 130 miljard euro vertegenwoordigen. Op dat vlak heeft de Commissie echt nog veel werk te verrichten.

Mijn derde en laatste punt is dat de kwijtingsprocedure een dankbaar mikpunt is voor anti-Europese propaganda, zoals we ook net weer hebben kunnen zien, en tevens dat het verslag inderdaad slecht nieuws bevat, namelijk dat niet alles in orde is en dat er ook ruimte voor verbetering is. Het goede nieuws is echter dat er ook het een en ander is verbeterd. Wij hebben betrouwbare cijfers en wij hebben vooruitgang geboekt ten aanzien van het GLB. Ook moet de Commissie worden gefeliciteerd voor het groene licht dat zij heeft gekregen voor haar administratie.

Ik zou daarom willen oproepen tot een kritisch, maar opbouwend debat over de kwijtingsprocedure met de vage hoop dat er in 2009 een positieve verklaring van betrouwbaarheid zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Dan Jørgensen (PSE) – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met de Rekenkamer te bedanken voor zijn uitstekende verslag en voor de heldere uiteenzetting hier vandaag. Het is wel duidelijk dat dit een zeer nuttig instrument is in ons streven om te zorgen dat het geld van de Europese burger goed en op een wetmatige en passende manier wordt besteed. Helaas is de algehele conclusie van het verslag dat dit ontoereikend gebeurt. Als het al dertien jaar op rij niet mogelijk is om een positieve verklaring van betrouwbaarheid uit te geven, dan is er duidelijk reden voor uiterst scherpe kritiek. Dit wijst helaas uit dat er onvoldoende greep is op het geld van de belastingbetaler. Ook geeft het aan dat wij hier in het Parlement, tezamen met de Commissie en de lidstaten, nog bergen werk te verzetten hebben. Wij zullen de dingen beter moeten doen. Het zal gewoon beter moeten.

In de Commissie begrotingscontrole is de jaarlijkse procedure nu gaande – dat wil zeggen, wij raadplegen de relevante commissarissen en bestuderen grondig de voor ons beschikbare documenten. Pas wanneer wij dit proces hebben afgerond, kunnen wij zeggen in hoeverre wij kunnen geven wat in technische termen ook wel “kwijting” heet – anders gezegd, de mate waarin wij de cijfers en de uitvoering van de begroting voor 2006 goedkeuren. Er is een aantal argumenten dat hiervoor pleit: er is immers op een aantal vlakken vooruitgang geboekt. Helaas is er echter ook zeer ernstige kritiek, en zijn er derhalve ook serieuze argumenten om de cijfers voor 2006 niet goed te keuren.

Staat u mij toe te beginnen met de positieve aspecten. Gelukkig gaat alles in de landbouwsector nu heel goed, zoals reeds is opgemerkt door andere parlementsleden, en zoals zowel de Rekenkamer als de heer Kallas in hun bijdragen noemde. Het systeem dat wij het “geïntegreerd beheers- en controlesysteem” noemen blijkt effectief te werken. Het moet dan ook worden gezegd dat op die vlakken waar het systeem is doorgevoerd, er goede financiële controle is geweest. Wij kunnen de burger recht in de ogen kijken en zeggen dat het geld dat aan belasting is betaald, goed en passend is beheerd. Naar mijn mening heeft de Commissie verantwoordelijk gehandeld door ten aanzien van Griekenland, waar het systeem nog niet goed is doorgevoerd, aan te kondigen dat de betalingen worden opgeschort. Dat is een goed en positief teken. Ook in de onderzoeksector is er reden om positief te zijn. Het is bijna een voorbeeld uit het boekje. Afgelopen jaar is er zeker de nodige kritiek geuit, maar commissaris Potočnik heeft hier vervolgens rekening mee gehouden, en dit is uiteraard de manier waarop de dingen moeten gaan. Het is een goede zaak als wij hier niet te populistisch worden, zoals sommigen onder ons wellicht proberen. Wij zijn hier niet de loopjongens van de tegenstanders van de EU; wij zijn hier om de punten bloot te leggen die kritiek verdienen en om met goede en opbouwende voorstellen te komen voor oplossingen.

Dit gezegd hebbende, moeten wij ook constateren dat er nog altijd enorme problemen zijn met de structuurfondsen. Wij hebben nog geen uitleg gekregen over de twaalf procent die u noemde, mijnheer Kallas. Maar mogelijk is er wel een uitleg. Laten wij hopen dat die er is. Tot op heden hebben wij een dergelijke uitleg echter moeten ontberen. Ook moeten wij constateren dat het uiteraard niet genoeg is als de controlesystemen in de door de Rekenkamer gecontroleerde gevallen worden bestempeld als ineffectief. Bovendien is gebleken dat er een gebrek aan controle is ten aanzien van het buitenlands beleid, waarbij het gaat om een bedrag van een miljard euro dat gezamenlijk met andere instellingen wordt gebruikt in internationale trustfondsen. Ter afsluiting zou ik willen benadrukken dat hier hele duidelijke antwoorden op moeten komen. Er zal een zeer goede uitleg moeten zijn, willen wij kwijting aanbevelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Helga Trüpel (Verts/ALE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Kallas, dames en heren, ook wij van de Groenen zijn vol lof over het werk van de Rekenkamer. Wij hebben de daarin geboden informatie nodig, al betreuren wij het wel dat wij op veel beleidsterreinen geen verbetering hebben gezien. Dergelijke bevindingen brengen de Europese Unie in diskrediet. Wij willen daarom niet langer aan het lijntje gehouden worden; wij willen dat er nu eindelijk efficiënt gewerkt wordt.

De heer Kallas liet zich nu van een vrij inschikkelijke kant zien, maar toen de inhoud van het verslag van de Rekenkamer bekend werd, noemde hij deze te streng en deed hij tevens een aanval op de lidstaten. Dat was niet zo verstandig van de kant van de Commissie: zij draagt immers politieke verantwoordelijkheid en wij mogen dan ook verwachten dat zij die verantwoordelijkheid neemt en er eindelijk voor zorgt dat de verbeteringen werkelijkheid worden.

Als Groenen hebben wij ernstige twijfels of wij wel kwijting kunnen verlenen aan de begroting voor 2006, en hetgeen wij hier hebben gehoord zou wel eens politieke consequenties kunnen hebben voor bepaalde commissarissen. Daarom dringen wij er bij de Commissie op aan haar begrotingspraktijk te wijzigen en te beginnen deze ingrijpend te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jeffrey Titford (IND/DEM) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan u zeggen: bingo! Het dertiende opeenvolgende jaar van afgekeurde jaarrekeningen. We hebben geen nieuwe rekenmeesters nodig, maar een nieuw betalingssysteem. Ik blijf me aldoor maar verbazen over hoe politici in dit Parlement, en ook in het Britse parlement, bereid zijn om willens en wetens niet alleen de buitengewoon bedenkelijke staat waarin de EU-boekhouding verkeert te tolereren, maar ook nog eens om telkens weer de hoeveelheid belastinggeld die aan de EU gegeven wordt, te verhogen. Zoals te doen gebruikelijk krijgen we weer een heel circus van excuses voor alle flagrante incompetentie, en doen we verder alsof onze neus bloedt. Dat de bal vooral bij de lidstaten gelegd wordt, is helemaal te gek voor woorden.

Want hoe kan de Europese Commissie nu geld overmaken aan de lidstaten zonder dat daar de nodige documenten tegenover staan waarin wordt bevestigd hoe en waaraan het wordt uitgegeven? Er bestaat echt geen enkele andere professionele organisatie waarin zoiets mogelijk is, en dan ook nog eens voor zo lange tijd. Als de lidstaten niet bereid zijn om de nodige bewijsstukken te overleggen, zoals ontvangstbewijzen en cheques, dan dient de financiële kraan eenvoudigweg te worden dichtgedraaid. En die kraan dient zelfs aan beide einden te worden dichtgedraaid. Als de EU niet bereid is om haar zaken op orde te brengen, dan dienen de politici van het Britse parlement op te houden almaar belastinggeld in de EU-emmer te gieten, die naar het zich zo laat aanzien meer gaten heeft dan een vergiet!

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI) . (CS) ) Dames en heren, al dertien jaar tolereren wij een alarmerende en absoluut onaanvaardbare situatie. De Commissie en de lidstaten gaan op nalatige en illegale wijze om met het geld van de belastingbetaler. Uit het verslag van de Europese Rekenkamer komt ondubbelzinnig naar voren dat de Commissie en de lidstaten nalatig zijn en niet eens de regels met betrekking tot de budgettaire baten en lasten kennen.

Bovendien bestaat er de verdenking van pogingen tot misbruik van gelden uit de EU-begroting. Zo worden er volledig tegen de verordeningen van de Commissie en de wetten van de lidstaten in geen openbare aanbestedingen uitgeschreven, worden declaraties ingediend voor uitgaven die niet voor vergoeding in aanmerking komen, zijn de ontvangers van de gelden niet in staat een bewijs te overleggen ter onderbouwing van de berekening van de algemene kosten of de betrokken personeelskosten, en is ook het toezicht ontoereikend.

Dames en heren, als de burger binnen het bedrijfsleven of in zijn of haar eigen huishouden op een dergelijke manier met geld om zou gaan, als zij zo zorgeloos met geld zouden rondstrooien, dan zat de Europese Unie propvol met door de maatschappij uitgestoten daklozen. Ik wil daarom de Commissie en de Raad verzoeken om eindelijk eens wakker te worden en nu eindelijk eens met het geld van de belastingbetaler om te gaan als het ware het hun eigen portemonnee. Want alleen op die manier kan het vertrouwen in het proces van de Europese integratie versterkt worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Stauner (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Weber, dames en heren, verslagen van de diverse controle-instellingen zijn altijd interessant en belangrijk. Dat geldt met name voor Europa omdat het zorgvuldige en efficiënte gebruik van de Europese gelden altijd onderwerp is van zeer nauwlettende publieke aandacht.

In het verslag wordt terecht met een scherpe blik gekeken naar het gebruik van gelden door de lidstaten. Er zal op dat vlak zeker nog veel verbeterd moeten worden, met name ten aanzien van de structuurfondsen. Dat betekent echter niet dat wij de uitgavenpraktijk van onze eigen instellingen, met name de Commissie en de Raad, over het hoofd moeten zien. Het is op het terrein van de direct beheerde uitgaven dat er nog het meest te verbeteren valt voor de Commissie. Kort gezegd, de Commissie is niet alleen de waakhond van de verdragen; zij moet ook een toonbeeld zijn van gezond financieel beheer. Als ik kijk naar de veranderingen binnen het landbouwbeleid, om te beginnen naar de subsidies, maar ook naar de bevordering van landschapsbehoud, dan vraag ik mij af of het wel de bedoeling is om maneges en golfbanen te subsidiëren. Een dergelijk doel strookt in zijn geheel niet met het echte doel van landbouwsteun.

Het gebouwenbeleid bezorgt de Rekenkamer ook nog altijd de nodige kopzorgen, of het nu gaat om de uitbreiding van de vestiging van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg of de gebouwen van de Raad en de Commissie in Brussel. Het Hof van Justitie streeft er terecht naar om consistent pijnlijke waarheden bloot te leggen, met name ten aanzien van gevallen waar aanbestedingsprocedures niet naar behoren zijn uitgevoerd of zelfs in het geheel geen plaats hebben gevonden. Het kan toch niet zo zijn dat het Hof van Justitie wel de rekening moet betalen, maar geen hand mag hebben in het opstellen van het contract en het aanbesteden ervan?

Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om de Commissie te herinneren aan haar antwoord op mijn schriftelijke vraag van 2 augustus over deze kwestie. Het maakt nu eenmaal geen goede indruk als elke plaatselijke overheid van elke kleine gemeente in de EU een EU-brede uitnodiging tot inschrijving moet laten uitgaan voordat het een contract met een waarde van meer dan 200 000 euro kan toekennen, terwijl de Europese instellingen zelf voor contracten met een waarde van miljoenen simpelweg aan de aanbestedingsprocedure voorbijgaan. Zoiets is aan de burger niet uit te leggen.

Ook zou ik mij willen richten tot de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie regionale ontwikkeling, aangezien elk van hen nog altijd moet komen met het verslag waar wij om hebben gevraagd. Mag ik tot slot de Raad vragen te zorgen dat de toenamen in operationele uitgaven voor algemeen buitenlands en veiligheidsbeleid niet worden weggemoffeld onder het kopje administratieve uitgaven?

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Casaca (PSE) . (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met het feliciteren van de Rekenkamer, en dan met name zijn voorzitter, Hubert Weber, voor wie het einde van de ambttermijn nadert en met wie wij, de socialisten in de Commissie begrotingscontrole, altijd uitstekend hebben kunnen samenwerken. Ik wil hem hartelijk danken voor zijn werk en ik zou in het bijzonder het werk willen benadrukken dat de Rekenkamer heeft verricht voor tal van specifieke kwesties, zoals het helpen verhelderen van het beleid van de Europese Unie inzake restituties bij uitvoer.

Ik zou willen zeggen dat ik mij ernstige zorgen maak over de begroting van de Europese Unie voor buitenlandse hulp. Een groot deel van de vijf miljard euro die wij in 2006 hebben uitgegeven, ongeveer een miljard euro, is gegaan naar multilaterale fondsen. Daarnaast is ook nog eens een groot deel van de overige financiering gespendeerd aan bepaalde internationale organisaties die worden gefinancierd door de Europese Commissie – ik zou graag willen weten op welke grondslag en of dit wel toegestaan, wetmatig en transparant is. Alhoewel wij vorig jaar reeds gevraagd hebben om meer gedetailleerde cijfers en toelichtingen, blijft de Commissie spotten met de financiële regelgeving en heeft zij ons nog altijd geen verslag gedaan van de wijze waarop het Europese geld wordt besteed in veel Midden-Europese landen.

Tegelijkertijd weigert de Europese Commissie naar ons te luisteren als wij zeggen dat het Europees Agentschap voor Wederopbouw een essentieel mechanisme is om te zorgen dat de Europese aanwezigheid in de westelijke Balkanlanden zichtbaar wordt, hetgeen zou leiden tot Europees politiek leiderschap en gezond en effectief financieel beheer. Zij wil nu het agentschap opheffen, zelfs al is het momenteel het enige beschikbare instrument om werk te verrichten waarvan wij geloven dat het doeltreffend is in situaties die alles behalve transparant zijn. Dit is niet acceptabel en ik zou met name tegen vicevoorzitter Kallas willen zeggen dat hij hier niet simpelweg voorbij aan kan gaan, en dat wij bij de kwijtingsprocedure de gehele begroting nauwlettend zullen bestuderen, met inbegrip van de organisaties die de middelen niet op een transparante wijze gebruiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, de controle en het beheer van de EU-middelen in de lidstaten is een basisvereiste voor een efficiënt en transparant beheer van de communautaire begrotingsmiddelen. De meest recente voorstellen van de Commissie wekken echter zorg, aangezien zij een ernstig effect kunnen hebben op de begunstigden van de EU-middelen. De Commissie wil de procedures strikter maken en sancties opleggen voor onregelmatigheden met aanbestedingen, vaak zonder objectieve redenen.

Ik verwijs naar het document getiteld “Richtsnoeren betreffende de principes, de criteria en de indicatieve schaal die de diensten van de Commissie moeten toepassen bij de vaststelling van financiële correcties”. Het voorstel van de EU voor sancties vormt met name een bedreiging voor lokale en regionale autoriteiten. Wij kunnen toch moeilijk een situatie tolereren waarin de EU, zoals al eerder door overige parlementsleden is aangeduid, enerzijds in de vijftien oude lidstaten golfbanen subsidieert en anderzijds een stelsel van sancties en straffen oplegt waardoor juist de minder ontwikkelde Europese landen, waaronder Polen, worden getroffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ingeborg Gräßle (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter en leden van de Rekenkamer, commissaris, dames en heren, wij willen aan de Rekenkamer onze oprechte waardering uitdrukken voor het verslag, dat beter is samengesteld dan voorheen, en wij zouden u willen vragen op deze weg verder te gaan. Wij hebben de grenzen van het mogelijke nog niet bereikt, maar hoe bevattelijker uw verslagen zijn, des te meer zij ons helpen en des te meer zij de Commissie helpen uw bevindingen in daden om te zetten. Dus gaat u vooral door op deze weg. Wij zijn zeer tevreden met wat er tot nu toe is bereikt.

Onze felicitaties gaan ook uit naar de Commissie. Wat er is bereikt op het gebied van de landbouw, is waarlijk een mijlpaal. Dit geeft aan dat jaren van hard werken ook echt tot verbeteringen leiden.

Maar nu het punt van de structuurfondsen. Ook op dit vlak zullen wij de zaken op orde moeten krijgen en in ieder geval in de buurt moeten komen van de norm die nu in de landbouw is bereikt. Wij zijn bereid daartoe de nodige gesprekken aan te gaan en streven niet naar het onmogelijke. Daarom spreken wij van een aanvaardbaar risico. Wij zijn ons bewust van de problemen van de Commissie, maar beseffen tevens dat de enige manier om vooruit te komen is om de Commissie te steunen. Commissaris Kallas, u hebt derhalve de steun van het Parlement en zijn Commissie begrotingscontrole voor de richtsnoeren inzake structuurfondsen. En wij moedigen u van harte aan tastbare vooruitgang te boeken op deze weg. Wij moeten nu eenmaal vooruit.

Helaas is er niemand van de Raad om het woord tegen te richten. Wij zullen de Raad bij een volgende gelegenheid echter stevig aanpakken. Zo kan het niet langer doorgaan. Wij kunnen hier niet volgend jaar weer bijeenkomen om dezelfde conclusies te trekken. Wij hebben al lang genoeg een lachertje van onszelf gemaakt.

Tot slot een paar woorden over de parlementaire begroting: wat de leden van het Parlement van anderen verwachten, moeten zij uiteraard ook van zichzelf eisen. Ik zou de Rekenkamer willen danken voor het feit dat deze het ons mogelijk maakt de parlementaire begroting voor 2006 naar het volgende boekjaar over te zetten voor zover het de vergoedingen aan leden voor parlementaire medewerkers betreft. Ondertussen is het probleem van de bewijsstukken voor de vergoedingen aan leden, zoals aangetekend in 2006, gereguleerd en voor op zes na alle parlementsleden opgelost. Dat is een boodschap, Voorzitter Pöttering, die moet worden uitgedragen aan de Europese belastingbetaler. Het is ook in ons belang dat wij de oude kwesties oplossen en dat wij dat doen in samenwerking met de parlementaire administratie. Wij zullen een oplossing vinden, en deze zal niet verschillen van wat wij van anderen verwachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Musotto (PPE-DE) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou eerst de aandacht willen vestigen op de zeer positieve houding en het waardevolle werk van de Rekenkamer. Daarnaast zou ik met name aandacht willen vragen voor de cijfers die wij hebben ontvangen in verband met het jaarverslag over 2006.

Er zit verbetering in het gebruik van de Gemeenschapsgelden. Dit jaar geeft de Rekenkamer een positief oordeel over de manier waarop veertig procent van de middelen is gespendeerd, afgezet tegen dertig procent vorig jaar. Zelfs al worden de middelen nog altijd niet volledig gebruikt, we kunnen in ieder geval zeker zijn van de positieve ontwikkeling dat er elk jaar vooruitgang wordt geboekt. Een aantal jaren terug gaf de Rekenkamer voor maar slechts zes procent van de totale uitgaven groen licht.

Het is belangrijk op te merken dat de problemen waarop wij stuiten veelal het gevolg zijn van onregelmatigheden, en niet zozeer van fraude. De meest voorkomende fouten zijn het ontbreken van bewijsstukken, het niet naleven van de subsidiabiliteitscriteria, onnauwkeurige declaraties en het niet volgen van de procedures. Het voldoen aan de formaliteiten is kennelijk een probleem.

De nieuwe financiële regelgeving is een stap op weg naar een eenvoudiger en transparanter bestuur. De verplichte openbaarmaking van direct door nationale en regionale autoriteiten beheerde middelen, die tachtig procent van de Gemeenschapsbegroting vertegenwoordigen, is daarbij van specifiek belang.

Er zal nog veel moeten gebeuren om met het oog op vereenvoudiging van de bepalingen inzake de vrijgave van middelen, de formaliteiten te stroomlijnen. Daardoor zou het mogelijk moeten worden om de onregelmatigheden aanzienlijk terug te brengen, met name van de kant van de begunstigden, van wie velen niet over de mogelijkheden beschikken om de nodige procedures te volgen.

Tot slot, het probleem van de teruggevorderde bedragen blijft een heikel punt binnen het Europese financiële controlesysteem. Om het terugvorderen makkelijker te maken, zal meer gedetailleerde informatie en gegevens ter beschikking moeten worden gesteld van de Rekenkamer, het Parlement en de Commissie, en zullen meer bindende wettelijke instrumenten, zoals garantie- en prestatiesystemen op basis van borgstelling, moeten worden ingevoerd.

Alhoewel de in het jaarverslag van de Rekenkamer uiteengezette resultaten enige verbetering laten zien, zou ik toch willen afsluiten met de opmerking dat wij vooral zullen moeten blijven streven naar vereenvoudigde procedures en betere samenwerking tussen de lidstaten gedurende de controlefase.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Richard James Ashworth (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik de heer Weber en de Rekenkamer willen bedanken voor het verslag van dit jaar. Ik heb het met grote belangstelling gelezen. Ik heb al meerdere malen gezegd dat het betreurenswaardig is dat de partijen die broodnodig hun leven zouden moeten beteren in onvoldoende mate door de Rekenkamer met naam en toenaam worden genoemd. Zou dat wel gedaan worden, dan zouden de afgevaardigden van het Parlement beschikken over de informatie die zij nodig hebben om op doeltreffende wijze te kunnen werken in de richting van een positieve verklaring van betrouwbaarheid (VB).

Ondanks dit alles is het absoluut duidelijk dat het allerbelangrijkste onderwerp dat moet worden aangepakt het feit betreft dat tachtig procent of misschien zelfs meer van de transacties van de Europese Unie op basis van gemeenschappelijke beheersovereenkomsten uitgevoerd worden in de lidstaten, veelal door agentschappen. Daarmee wil ik niet zeggen dat tachtig procent wordt uitgevoerd door de agentschappen, maar dat deze agentschappen absoluut in ontoereikende mate rekenschap afleggen over de middelen die zij namens de Europese Unie beheren. Het is een zeer grote verdienste van de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole dat zij deze tekortkoming onderkend hebben en in 2006 de opname van artikel 44 van de interinstitutionele overeenkomst erdoor gedrukt hebben. Om uw geheugen op te frissen: met dit artikel werden de lidstaten verplicht gesteld certificaten in te dienen voor de gelden en transacties onder hun beheer.

Dat was een goede stap in de juiste richting, maar desalniettemin is er tot nog toe bijna geen, of misschien wel helemaal geen enkele werkelijke vooruitgang geboekt. Het is dan ook niet onredelijk om te veronderstellen dat zelfs indien er nu vooruitgang wordt geboekt, het nog wel tot 2012 duren kan voordat we überhaupt enige kans hebben op een positieve VB, wat dan de teller op achttien jaar zonder positieve VB zou brengen.

De Raad en de Commissie dienen zich terdege te beseffen dat dit niet acceptabel is. Ze moeten inzien dat het feit dat er jaar na jaar geen positieve VB kan worden afgegeven uitermate schadelijk is voor het Europees Parlement. Het is nu de hoogste tijd dat de gekozen leden van dit Parlement meer druk uitoefenen op zowel de Raad als de Commissie om deze buitengewoon cruciale kwestie met veel meer urgentie aan te pakken. Ikzelf heb nog nooit voor kwijting van de jaarrekeningen gestemd, en zal dat ook in de toekomst niet doen zolang de Raad en de Commissie deze hele kwestie niet met meer gevoel van urgentie te lijf gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Weber, voorzitter van de Rekenkamer. (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe eerst mijn welgemeende dank te betuigen voor de vele vriendelijke woorden die zijn geuit aan het adres van de Rekenkamer, zijn verslag en de presentatie daarvan. Ik hecht grote waarde aan deze opmerkingen en ik zal ze graag doorgeven in Luxemburg. Ik ben er zeker van dat ze zeer motiverend zullen zijn voor onze staf. Ook ben ik blij met de vele verwijzingen naar de nieuwe begunstigden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat neemt niet weg dat ik toch van de gelegenheid gebruik wil maken om een aantal dingen recht te zetten, zoals de heer Staes mij ook heeft verzocht te doen.

Laat ik beginnen met wat achtergrondinformatie. Het bedrijfstoeslagsysteem is in essentie vanaf het eerste begin verwelkomd door de Rekenkamer. Het vereenvoudigt de zaak aanzienlijk en daarvan zien wij nu de effecten. Tezamen met het IACS heeft het gezorgd voor een enorme afname van de frequentie van fouten. Maar zodra er nieuwe regels worden gecreëerd, bestaat uiteraard altijd de mogelijkheid dat deze niet worden nageleefd. We moeten dan ook kijken naar het geheel, en niet enkel onze aandacht richten op een enkel fenomeen, zoals het niet naleven van de tienmaandsregel en de daaruit voortvloeiende zware financiële verliezen.

Ook moeten wij natuurlijk niet vergeten dat de regels zeer algemeen zijn geformuleerd en dat veel wordt overgelaten aan de lidstaten om zelf te bepalen. Daardoor ontstaan bepaalde fenomenen. Toegegeven, er zijn bepaalde zogezegde neveneffecten. Soms hebben die niet al te ernstige financiële gevolgen, maar krijgen ze wel veel publieke aandacht. Het moet worden gezegd dat het algehele concept van landbouwactiviteit wel erg ruim omschreven is. Op het moment volstaat het om een stuk land te beheren op basis van een goede landbouw- en milieupraktijk. Het is in principe al genoeg om het gras te maaien om een subsidie aan te vragen. Wij willen dat punt benadrukken om het goed te kunnen bestuderen. Er zijn momenteel ongeveer 700 gevallen en ik kan op dit moment niet zeggen of al die gevallen wettelijk relevant zijn, aangezien ze allemaal op hun eigen merites moeten worden beoordeeld. Het spreekt voor zich dat als de steun die wordt ontvangen door een golfvereniging, ook het gebied van de golfbaan zelf betreft, deze situatie niet wetmatig is. Zoals gezegd, wij zullen deze gevallen stuk voor stuk moeten beoordelen, en wij roepen de Commissie op hetzelfde te doen.

Ik heb er echter ook op gewezen dat er andere effecten zijn waarnaar gekeken moet worden. De introductie van een dynamisch model betekent dat er een herverdeling plaatsvindt van landbeheerders – ofwel boeren – naar landeigenaren. Ik ben verheugd dat wij ook gevraagd zijn de implicaties van het beleid te becommentariëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de geachte afgevaardigden willen bedanken voor hun opmerkingen. De belangrijkste kwestie, namelijk die van een beter beheer van de structuurfondsen, zal uitvoerig besproken worden tijdens de hoorzittingen in de Commissie begrotingscontrole op 18 december aanstaande. Daaropvolgend zullen er in januari hoorzittingen worden gehouden over het algehele toezicht en de interne controlesystemen.

Nogmaals hartelijk dank voor uw opmerkingen. De Commissie zal tijdens de hoorzittingen te uwer beschikking staan om meer in detail op alle vragen in te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Daarmee is dit debat gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met het jaarverslag van de Europese Rekenkamer voor 2006, aangezien het melding maakt van een aantal welkome verbeteringen, met name op het gebied van de landbouwuitgaven. De misstanden die zijn geconstateerd, hebben voornamelijk betrekking op onvolkomenheden in de interne controlesystemen van zowel de lidstaten als de Commissie.

Uit de positieve ontwikkelingen op het gebied van de landbouwuitgaven blijkt hoe doeltreffend het geïntegreerde beheers- en controlesysteem GBCS is, en hoe gunstig de vereenvoudiging van de aanvraag- en betalingsprocedures in de onlangs ingevoerde bedrijfstoeslagregeling heeft uitgepakt.

Voor landbouw als geheel – 49,8 miljard euro in 2006 – heeft de Rekenkamer een sterke vermindering geconstateerd van het totale geschatte foutenpercentage.

De Rekenkamer merkt op dat de bedrijfstoeslagregeling bepaalde neveneffecten heeft, zoals de toekenning van rechten aan grondeigenaren die voordien nooit een landbouwactiviteit hebben uitgeoefend, hetgeen leidt tot een grote verschuiving van de EU-steun van de feitelijke landbouwers naar de grondeigenaren.

Voor mij is deze algemene uitspraak echter niet afdoende. De bedrijfstoeslag dient te worden toegekend aan actieve producenten en NIET aan landeigenaren.

Als de Rekenkamer zegt dat golfbanen een bedrijfstoeslag uitgekeerd krijgen, is dat natuurlijk helemaal fout. Als dat echt zo is, dan zit er iets niet goed, want de bedrijfstoeslag kan alleen worden uitgekeerd aan actieve producenten die hun land bebouwen en in voor de landbouw bruikbare conditie houden. Golfbanen komen hier eenvoudigweg niet voor in aanmerking.

 

4. Benoeming van 7 leden van de Rekenkamer (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de zeven verslagen door mevrouw Ayala Sender van de Commissie begrotingscontrole over de voordracht van David Bostock, Michel Cretin, Maarten B. Engwirda, Henri Grethen, Harald Noack, Ioannis Sarmas en Hubert Weber voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals u allen weet, worden de leden van de Rekenkamer genomineerd door de Raad voor een zesjarig mandaat, na raadpleging van het Parlement. Het is de taak van de Commissie begrotingscontrole om het advies van het Parlement op te stellen.

De Rekenkamer telt momenteel 27 leden, afkomstig uit de 27 lidstaten van de Unie. Momenteel richten wij ons op verlenging van het mandaat van vier kandidaten: David Bostock, namens het Verenigd Koninkrijk; Maarten B. Engwirda, namens Nederland; Ioannis Sarmas, namens Griekenland; en Hubert Weber, namens Oostenrijk. Daarnaast gaat het om de voordracht van drie nieuwe leden: Michel Cretin, namens Frankrijk; Henri Grethen, namens Luxemburg; en Harald Noack, namens Duitsland.

In principe zijn tijdens de procedure van de Commissie begrotingscontrole alle kandidaten goedgekeurd, zij het niet allemaal unaniem. U zult echter zien dat, behoudens enige uitleg, mijn uiteindelijke voorstel zal zijn om, mochten er geen verdere kanttekeningen worden gemaakt, al deze nominaties goed te keuren.

Naar aanleiding van de drie interviews met de drie nieuwe kandidaten, zou ik de goede indruk willen benadrukken die de heer Cretin, de Franse kandidaat, heeft gemaakt. Hij heeft de Rekenkamer aanzienlijke ervaring te bieden in internationale controle, zowel in verband met de VN als in verband met de NAVO. De Commissie begrotingscontrole beschouwt zijn bagage als een enorm pluspunt.

Tijdens de persoonlijke interviews met de vier leden die in aanmerking komen voor verlenging van hun mandaat, waren de belangrijkste onderwerpen hun mening over het zelfbeoordelingsproces dat de Rekenkamer heeft ingezet en dat eind 2008 moet worden afgerond, en de bijdrage van elke kandidaat aan het huidige debat over de noodzaak om de wijze waarop de Rekenkamer is georganiseerd te hervormen, in het bijzonder sinds de uitbreiding, gelet op het feit dat de Rekenkamer momenteel een college heeft van 27 leden, en tevens met het oog op verbetering van de effectiviteit en op modernisering.

In deze context zou ik willen opmerken dat met name de heer Sarmas een goede indruk maakt. Hij kreeg de unanieme steun van de commissie, naar ik meen vanwege zijn specifiek coöperatieve houding tijdens het goedkeuringsproces.

Anderzijds was de overeenkomst die was bereikt tussen de heer Engwirda en de Nederlandse overheid niet geheel en al transparant en dit leidde tot enige bedenkingen bij de commissie.

Ten aanzien van de heer Weber, de huidige voorzitter van de Europese Rekenkamer, zou ik op één punt, dat van specifiek belang is voor mij en dat in de Commissie begrotingscontrole naar boven kwam na de hoorzitting, duidelijkheid willen hebben. Ik denk dat dit forum een uitgelezen gelegenheid biedt om op dit punt opheldering te krijgen.

Mijnheer de Voorzitter, met dit in het achterhoofd zou ik u willen vragen de heer Weber gelegenheid te geven te spreken wanneer ik uitgesproken ben, teneinde duidelijkheid te geven in de volgende kwestie.

Op 13 november 2007, naar aanleiding van de presentatie van het jaarverslag van de Rekenkamer waarvan de heer Weber voorzitter is, zijn diverse verklaringen gedaan op BBC News door een voormalige hoofdaccountant van de Commissie die beweerde dat tachtig procent van de Gemeenschapsbegroting nog altijd verdacht was. Dit werd direct gevolgd door een uitspraak van de heer Weber, die stelde dat die analyse uitging van een wat meer orthodoxe benadering, maar dat de behoorlijk afwijkende verklaring van de heer Kallas eveneens geldig was.

Ik zou graag horen hoe het werkelijk zit en de heer Weber willen vragen of hij kan bevestigen dat deze uitspraken inderdaad van hem zijn. Zo niet, dan zou ik graag zien dat hij dit openlijk ontkent en een kopie hiervan naar dit Parlement stuurt, dit om de schade te voorkomen die een dergelijke contradictie doet aan de publieke opinie onder de bevolking.

Om terug te keren tot de inhoud van mijn verslag, zou ik graag uiting willen geven aan mijn frustratie over het feit dat de Raad, waarvan de afwezigheid bij deze zitting – ik herhaal het nog maar eens – zeer te betreuren is, opnieuw de criteria heeft genegeerd die het Parlement in zijn resolutie van 1992 heeft vastgelegd met het oog op het bereiken van meer transparantie.

In principe heeft de Raad in twee gevallen de aanbeveling genegeerd om een maximum van twee mandaten, met andere woorden een dienstverband van twaalf jaar, aan te houden. Erger nog is dat de Raad de aanbeveling van dit Parlement inzake het belang van een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen in de Rekenkamer, terzijde heeft geschoven. Terwijl tot op heden slechts vijf van de 27 leden vrouw waren, wordt dit aantal met de huidige voorstellen gereduceerd tot vier. In dit verband vind ik dat het nu echt tijd is dat de Raad speciale maatregelen neemt.

In dit verband eisen wij tevens dat de Raad erkent dat de goede betrekkingen tussen het Parlement en de Rekenkamer essentieel zijn, wil het controlesysteem goed functioneren. Wij zouden derhalve het voorstel van de Raad met de voorgestelde nominaties tijdig moeten ontvangen om in de periode voorafgaand aan het besluit beter samen te kunnen werken met de parlementsleden.

Nog belangrijker is dat wij de Raad eraan zouden willen herinneren dat het belangrijk is om de mening van het Europees Parlement te respecteren teneinde een herhaling te vermijden van wat er in 2004 is gebeurd, toen een negatief advies ten aanzien van een van de voorgestelde leden geheel werd genegeerd door de Raad.

Met de toekomst van de Rekenkamer in het achterhoofd zou ik uiting willen geven aan de zorg, die alom heerst onder leden van het Europees Parlement, over de doeltreffendheid van een dergelijk belangrijk orgaan wanneer het wordt bestuurd door een college van niet minder dan 27 leden. Wij wachten daarom met enig ongeduld op de uitkomst van de zelfbeoordeling van de Rekenkamer en ik heb in mijn verslag feitelijk al aanbevolen dat het Parlement deze, wanneer zij eind 2008 wordt ingediend, zorgvuldig moet bestuderen en dat het een standpunt moet innemen over de diverse opties.

Ondertussen kan er echter het nodige worden verbeterd en daarom nodig ik de Rekenkamer uit alle middelen die het tot zijn beschikking heeft aan te wenden om zijn werk doelmatiger en eenvoudiger te maken, met name door gebruik te maken van de opties die beschikbaar zijn onder het huidige Verdrag: bijvoorbeeld de mogelijkheid om verslagen aan te nemen bij meerderheid en niet altijd bij eenstemmigheid, alsmede de mogelijkheid om panels in het leven te roepen met verantwoordelijkheid voor specifieke verslagen, die om die reden niet door het hele college hoeven te worden behandeld.

Dienovereenkomstig beveel ik aan, met alle genoemde voorbehouden, dat bij het goedkeuren van het voorstel inzake de nominatie van de leden, het Parlement de wens uit moet spreken dat het in ieder geval uitleg krijgt over hetgeen ik eerder heb voorgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Hartelijk dank, mevrouw Ayala. Aangezien de heer Weber op dit moment niet aanwezig is, hoop ik dat uw verzoek door een van zijn collega’s zal worden overgebracht, opdat de heer Weber alsnog in kan gaan op uw bezwaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Petya Stavreva namens de PPE-DE-Fractie. (BG) Vandaag gaan wij stemmen over zeven nieuwe leden van de Rekenkamer. Het Europees Parlement en zijn leden hebben altijd groot belang gehecht aan deze instelling. Als parlementslid uit Bulgarije en vertegenwoordiger van een nieuwe lidstaat acht ik een goed functioneren van de Rekenkamer en een effectieve samenwerking met de parlementsleden van cruciaal belang voor de financiële gezondheid van de gehele Europese Unie.

Tijdens de interviews met de genomineerden die de Commissie begrotingscontrole heeft afgenomen, hadden wij gelegenheid te kijken naar hun professionele vaardigheden, hun persoonlijke kennis en hun individuele motivaties. Uiteraard konden wij enkel betreuren dat er geen vrouw of jonger persoon tussen de genomineerden was, maar het Europees Parlement heeft geen macht over de lidstaten en de selectie die daar op nationaal niveau plaatsvindt.

Als parlementsleden hebben wij de verantwoordelijkheid de genomineerden te beoordelen en ik geloof dat degenen met wie wij bij de Commissie begrotingscontrole hebben gesproken, het waard zijn te worden gekozen voor de Rekenkamer. De meerderheid die elk van de zeven genomineerden bij de stemming van de Commissie wist te behalen, getuigt van de hoge waardering die wij voor elk van hen hebben. Onder de fundamentele criteria die wij voor de beoordeling van de genomineerden hebben gehanteerd, is hun politieke en professionele onafhankelijkheid. De PPE-DE-Fractie in het Europees Parlement ondersteunt alle nominaties en verwacht een goede en vruchtbare samenwerking met de leden van de Europese Rekenkamer.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Stauner (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik verwelkom de voorstellen voor de benoeming van de zeven leden van de Rekenkamer en kan enkel herhalen hoe belangrijk het werk van de Rekenkamer is bij de bescherming van de financiële belangen van de EU en de lidstaten. De Rekenkamer speelt een belangrijke rol bij de verwezenlijking van dit doel en heeft met de tijd een uitstekende reputatie opgebouwd. De Rekenkamer kwijt zich onverschrokken, eerlijk, professioneel en onafhankelijk van zijn taken, maar blijft daarbij uiteraard afhankelijk van individuele personen, aangezien zij het zijn die het instituut draaiende houden. En omdat de genomineerden worden aangewezen door de lidstaten, zijn mijn woorden dan ook eigenlijk primair gericht tot de lidstaten.

Bij de beoordeling van de genomineerden zou je bezwaar kunnen maken tegen de relatief hoge leeftijden. Voor een dergelijke functie beschouw ik echter de persoonlijke en beroepsmatige ervaring als een cruciale factor en een genomineerde beschikt nu eenmaal niet over deze ervaring op een leeftijd van 25, 30 of 35 jaar. De kritiek op het percentage vrouwen, dat erg laag is, is naar mijn mening meer gerechtvaardigd. De kwaliteit van de kandidaten moet echter prevaleren boven hun geslacht. Ik hecht grote waarde aan het ontwikkelen van teamgeest en esprit de corps, alsmede aan het streven naar nauwe banden met de nationale controlebureaus. Er zal moeten worden samengewerkt, zonder daarbij afhankelijk te worden.

Zoals u weet is de vraag of de Rekenkamer te veel leden heeft, de laatste tijd onderwerp geweest van hevige discussie. Op basis van het Hervormingsverdrag is nu een besluit genomen. Al blijven sommige bezwaren – en deze zijn gerechtvaardigd – ten aanzien van de vraag of een college van 27 leden wel optimaal efficiënt kan werken. Het aantal en het profiel van de leden moet juist zijn. Maar bovenal geldt, met name op dit vlak, dat de professionele competentie niet ondergeschikt mag worden gemaakt aan politieke overwegingen. Als wij vooruit denken aan toekomstige hervormingsplannen – en die zullen er zeker zijn – zou ik het voorbeeld willen aanhalen van het landelijke controlebureau uit het land waar ik vandaan kom. Dit bureau heeft een groot aantal leden – ik geloof zelfs meer dan vijftig – maar elk lid is hoofd van een bepaalde afdeling en is volledig betrokken bij de controleactiviteiten en heeft daarnaast volledige gerechtelijke onafhankelijkheid.

Wat de toekomst ook moge brengen voor het nationale controlebureau, het is en blijft onze voornaamste bondgenoot bij de taak van budgettair onderzoek.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik denk dat wij de heer Weber moeten vragen of hij iets wil zeggen als commentaar of reactie op het verzoek dat is gedaan door de rapporteur voor dit debat, mevrouw Ayala.

Mijnheer Weber, wilt u iets zeggen?

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Weber, voorzitter van de Rekenkamer. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik had de zaal reeds verlaten toen deze vraag werd gesteld. Het behoeft geen uitleg dat ik de zaak graag ophelder. Er werd beweerd dat ik in een interview van de BBC de zijde zou hebben gekozen van mevrouw Andreasen. Ik kan u zeggen dat ik inderdaad door de BBC ben geïnterviewd, maar dat in dat gesprek de naam van mevrouw Andreasen in het geheel niet is gevallen. Twee van mijn hier aanwezige stafleden kunnen dit bevestigen.

Een ander specifiek belangrijk punt is dat ik zou hebben gezegd dat tachtig procent van de uitgaven een rood licht had gekregen, als ik de zaak even in deze simpele bewoordingen mag weergeven. Wat ik zei was feitelijk precies het tegenovergestelde. De interviewer, die uiteraard vrij is de dingen te presenteren zoals hij dat wil, vroeg mij of ik problemen had met de uitspraak van de heer Kallas dat veertig procent van de uitgaven een groen licht had gekregen. Ik antwoordde dat ik daar geen problemen mee had. Ik zeg dit om duidelijk te maken dat er geen verschil is in hoe de heer Kallas en ik over de zaak denken. Over percentages kan altijd worden getwist. Het percentage zou zelfs hoger kunnen liggen dan veertig procent, maar ik kan u verzekeren dat het cijfer tachtig niet over mijn lippen is gekomen. Ik heb geen enkele verwijzing naar mevrouw Andreasen gemaakt, aangezien het een kwestie betreft die speelt tussen de Commissie en mevrouw Andreasen, en de Rekenkamer niet van plan is zich daarin te mengen. Ik dank u dat u mij de gelegenheid gaf om op deze kwestie te reageren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Hartelijk dank voor uw verklaring in antwoord op de door de rapporteur uitgesproken zorgen. De gecombineerde behandeling is nu gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

 

5. Recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is het verslag (A6-0450/2007) van de heer Dumitrescu, namens de Commissie juridische zaken, over het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, lid van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd dat de onderhandelingen tot zo’n voortreffelijke uitkomst hebben geleid. Wij ondersteunen het compromis dat momenteel op tafel ligt. Als u uw goedkeuring geeft, dames en heren, kunnen wij het boek sluiten van twee jaar discussie, die duidelijk hebben aangetoond hoe belangrijk dit onderwerp is voor de Europese rechtspraak en de interne markt. Ik zou in het bijzonder de rapporteur, de heer Dumitrescu, willen feliciteren, wiens efficiënte aanpak zo belangrijk is geweest voor het bereiken van dit succesvolle resultaat, alsmede de schaduwrapporteurs van alle politieke fracties.

2007 is, naar ik meen, een belangrijk jaar geweest voor de communautaire harmonisatie van internationale private wetgeving op het vlak van burgerlijke en handelsverplichtingen. De Verordening Brussel I betreffende de rechterlijke bevoegdheid, die zowel contracten als onrechtmatige daad en delicten dekt, wordt nu aangevuld door de Verordening Rome II betreffende de wetgeving inzake onrechtmatige daad en delicten, die in mei dit jaar heeft geresulteerd in de eerste schikkingsprocedure in de recht- en veiligheidssector, en door de Verordening Rome I.

Het compromis dat voor artikel 5 is gevonden, vormt een stap vooruit voor de consument. Het artikel is ook verenigbaar met de Verordening Brussel I, die bepaalt dat een consument niet in andere rechtbanken kan worden vervolgd dan die van zijn domicilie. Ook kan ik bevestigen dat de Commissie voornemens is om bij de medewetgever, als onderdeel van het verslag over de toepassing van Verordening Rome I, studies in te dienen over twee belangrijke kwesties waarover in het compromis nog geen harmonisatieregels op Gemeenschapsniveau konden worden vastgelegd: de overdracht van claims en verzekeringscontracten. Op dit vlak zullen later passende maatregelen worden genomen, mocht dit nodig zijn. Het algemene verslag zal gaan over artikel 5 en consumentencontracten, en in het bijzonder over de vraag of dit consistent is met de regels van internationale private wetgeving die van toepassing zijn op consumentencontracten. Ik wil er echter op wijzen dat het verslag niet zal gaan over consumentenrecht.

Wat betreft verzekeringscontracten vond zowel de Commissie als de Raad het noodzakelijk om een verklaring uit te geven waarin wordt aangegeven dat de opname van bepaalde regels in de Verordening Rome I niet het werk inzake het voorstel betreffende Solvabiliteit II mag vertragen. Het Parlement kan deze verklaring ook ondersteunen, indien het dat wenst.

Om het recht op initiatief op het gebied van externe competentie te benadrukken heeft de Commissie, zoals u weet, een tweede verklaring uitgegeven inzake overweging 16b. Ik zou erop willen wijzen dat wij van plan zijn een horizontaal mechanisme voor te stellen waardoor de lidstaten bilaterale overeenkomsten kunnen sluiten met derde landen op vlakken waar er communautaire verantwoordelijkheden zijn. Niettemin heeft de Commissie overweging 16b geaccepteerd om te voorkomen dat er bij eerste lezing geen overeenstemming werd bereikt.

Tot slot wil ik nog aangeven dat wij de opvattingen van het Parlement delen inzake het belang van alternatieve methoden voor het oplossen van geschillen met betrekking tot contracten die via het internet zijn gesloten. Om die reden ondersteunen wij actief de ontwikkeling van dergelijke methoden door middel van een bemiddelingsrichtlijn en door een Europees netwerk op te zetten om consumenten te helpen die in een andere lidstaat een buitengerechtelijke procedure willen aanspannen.

Ik hoop derhalve dat het Parlement vandaag de met de Raad onderhandelde overeenkomst zal bekrachtigen, zodat de Raad de amendementen van het Parlement bij zijn volgende vergadering op 6 en 7 december 2007 kan aannemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Dumitrescu, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter, commissaris, dames en heren, vandaag moeten wij stemmen over een tweede instrument voor internationale private wetgeving, de toekomstige regelgeving die van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, hetgeen iets zeldzaams is binnen de communautaire wetgeving: een document over een puur juridische aangelegenheid.

Ondanks haar technische aard is deze regelgeving echter van grote importantie voor de Europese burger. Contractrecht ligt aan de basis van al het economische en sociale leven, en binnen de interne markt worden steeds meer contracten afgesloten tussen partijen die gevestigd zijn in verschillende lidstaten. Dit is waarom dit instrument, waarin algemene regels over de vigerende wet worden vastgelegd, zo belangrijk is. De oplossingen die uiteindelijk in de amendementen zijn opgenomen, liggen ter stemming voor u en zijn het resultaat van oprechte, ambitieuze en vernieuwende samenwerking met de schaduwrapporteurs de heer Gauzès, mevrouw Wallis en mevrouw Frassoni, alsmede met het Portugese voorzitterschap en de leiders van de politieke fracties in de Commissie juridische zaken, de heren Medina Ortega en Lehne. Daarnaast ben ik veel dank verschuldigd aan mevrouw Maria Berger, die mij voor is gegaan als rapporteur.

Aanvankelijk leken de problemen onoverkomelijk, met name voor een parlementslid afkomstig uit een van de nieuwe lidstaten. Ik moet erop wijzen dat bij ons streven om het Verdrag van Rome inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst te vervangen, de Europese Commissie wellicht wat naïef claimde dat zij trachtte een bestaand instrument te communautariseren, terwijl zij feitelijk radicale wijzigingen wilde aanbrengen. Dit leidde tot de wijdverbreide kritiek dat de Commissie had gefaald in haar taak om een effectbeoordeling te verrichten.

Voordat ik nader inga op artikel 5, dat het grootste probleem vormde dat wij moesten zien op te lossen, zal ik kort de belangrijkste punten beschrijven die wij hebben bereikt. Het kernpunt van deze regelgeving ligt niet in artikel 5, maar in artikel 3, waarin het basisbeginsel wordt uiteengezet dat de partijen onafhankelijk zijn, en in artikel 4, dat de regels bevat inzake de wetgeving die van toepassing is op gevallen waar de partijen niet hebben gekozen welke wetgeving van toepassing is. De Raad heeft hier de benadering gevolgd die is aangenomen door de Commissie juridische zaken. Het dient te worden gezegd dat het Parlement en de Raad in deze medebeslissingsprocedure het voortouw hebben genomen door de draagwijdte van de toekomstige regelgeving uit te breiden met verzekeringscontracten en contracten voor de verzending van goederen, en door de regels inzake het negeren van verplichte bepalingen en regels, te verduidelijken.

Om terug te komen op het netelige vraagstuk van artikel 5, er moet worden opgemerkt dat het Parlement hier een uitgesproken overwinning heeft geboekt, hetgeen een weerslag vormt van de nauwe en vriendschappelijke samenwerking tussen de rapporteur en de schaduwrapporteurs. Het probleem was dat het voorstel van de Commissie afweek van het Verdrag van Rome door te stellen dat het, op een aantal uitzonderingen na, de consumentenwetgeving is die op contracten tussen consumenten en beroepsbeoefenaars moet worden toegepast. Het probleem van deze door de Commissie voorgestelde versie van artikel 5 was dat handelaars, met name handelaars in elektronica, toegespitste voorwaarden zouden moeten gaan opstellen voor elke lidstaat. Dit zou onmogelijk zijn geweest voor kleine en middelgrote ondernemingen, die niet over dezelfde middelen beschikken als de grote multinationals, en de uitkomst zou zijn geweest dat er een enorme barrière zou worden opgeworpen voor het MKB om op de interne markt e-commerce te bedrijven. De rapporteur is zich er echter maar al te goed van bewust dat het MKB de motor vormt achter de Europese economie en zorgt voor veel banen en innovatie. Daarnaast waren de kleinere lidstaten bezorgd dat zij zouden worden uitgesloten van de markt voor e-commerce.

Uiteindelijk hebben wij als oplossing gekozen om terug te keren naar een vereenvoudigde versie van artikel 5 van het Verdrag van Rome. In het nieuwe artikel 5 wordt bepaald dat in beginsel de wetgeving van de consument moet worden toegepast, maar wordt tevens bepaald dat het de partijen wel is toegestaan zelf de toepasselijke wetgeving te kiezen. Gelet op het feit dat de meeste contracten tussen consumenten en beroepsbeoefenaars standaard zijn, betekent dit in de praktijk dat handelaars hun eigen wetgeving van toepassing zullen maken. Omdat artikel 5 echter bepaalt dat de keuze van wetgeving onderhevig is aan de verplichte regels van het land van domicilie van de consument, biedt het toch een oplossing die zeer in het voordeel is van de consument. Met het nieuwe, door ons voorgestelde artikel 5 zijn er daarom alleen maar winnaars, aangezien de consument maximale bescherming wordt gegarandeerd en het MKB vrij wordt gelaten op het internet goederen en diensten aan te bieden op basis van contracten die worden beheerst door hun eigen wetgeving.

Tot slot wil ik uw aandacht vestigen op een korte overweging waarin wordt bepaald dat de Gemeenschap in de toekomst standaardvoorwaarden voor elektronicacontracten tussen consumenten en beroepsbeoefenaars mag goedkeuren. Uiteindelijk is de grootste stap voorwaarts de opname van verzekeringscontracten, die onderwerp zijn geweest van uitvoerige onderhandelingen tussen de lidstaten – commissaris Frattini noemde dit al – en de opname van contracten voor de verzending van goederen.

Het laatste dat ik absoluut nog moet noemen is dat het Verenigd Koninkrijk aanvankelijk had besloten niet betrokken te zijn bij het aannemen van de regelgeving – dit naar aanleiding van zijn reserves ten aanzien van het Verdrag van Rome – maar dat het in het licht van de verwoording die uit de onderhandelingen naar voren is gekomen, klaarblijkelijk toch heeft besloten alsnog deel te nemen.

Daarom bevelen wij het Parlement deze tekst aan. Naar onze mening vormt het een zeer positief resultaat voor consumenten en ondernemingen, en is het een eloquente demonstratie van de uitermate effectieve bijdrage die het Parlement onder de medebeslissingsprocedure kan leveren, zelfs ten aanzien van een zeer netelige kwestie als de onderhavige.

De voorzitter van de Raad heeft ons verzekerd dat indien de amendementen in de eerste groep op de stemmingslijst worden aangenomen, er overeenkomst in eerste lezing is. Dat zou een voortreffelijk en onverwacht succes zijn voor het Parlement en het voorzitterschap. Als rapporteur afkomstig uit de nieuwe lidstaat Roemenië ben ik zeer verheugd hier een kleine bijdrage aan te hebben mogen leveren. En nu ik aan het eind van mijn termijn als Roemeens parlementslid kom, kan ik u zeggen dat ik ook uitermate trots ben.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken, mijnheer Dumitrescu, om u alle succes en geluk te wensen bij uw verdere activiteiten wanneer u uiteindelijk de zetel moet verlaten die u al deze maanden met zoveel waardigheid hebt bekleed.

 
  
MPphoto
 
 

  Klaus-Heiner Lehne, namens de PPE-DE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de PPE-DE-Fractie is tevreden met de uitkomst van het proces. Dit is in eerste instantie te danken het feit dat de rapporteur, door middel van zijn voortreffelijke onderhandelingsvaardigheden, enorme geduld en grote volhardendheid, erin is geslaagd een compromis te vinden en te bezegelen waarin de gehele Commissie juridische zaken zich kan vinden. Mag ik derhalve mijn bijzondere dank betuigen aan de rapporteur?

Dit resultaat laat duidelijk zien dat geduld het beste beleid is geweest. Het bleek juist om in plaats van snelle beslissingen na een enkele lezing, te kiezen voor verdere onderhandelingen met de Raad en de Commissie, aangezien dit precies het soort materie was dat zich leende voor behandeling in één lezing met als doel alle complexe kwesties op te lossen, in plaats van eindeloos te moeten dooronderhandelen tot twee jaar van nu in vergaderingen van het bemiddelingscomité, dat dezelfde problemen had moeten bespreken als die wij nu vandaag beoordelen.

In mijn ogen vormt artikel 5 de kern van deze regelgeving en wij zijn verheugd dat wij erin zijn geslaagd de inhoud van artikel 5 dusdanig te wijzigen dat de oorspronkelijke bedoeling van het Verdrag van Rome erin behouden blijft, namelijk om de belangen van de consument af te wegen met die van de aanbieder. Waren de voorstellen van de Commissie goedgekeurd, dan hadden wij nu te maken gehad met een ernstige terugslag voor de e-commerce en het midden- en kleinbedrijf, en dit zou een schadelijk effect hebben gehad op de levering van goederen en diensten aan de consument.

Wij hebben bij voortduring kritiek uitgeoefend op het feit dat de Commissie, ondanks het Interinstitutioneel Akkoord van december 2003, heeft nagelaten een effectbeoordeling van deze zaak te maken. Wij zijn echter vol vertrouwen dat dit de laatste van dit soort omissies is en dat de Commissie bij toekomstige wetsvoorstellen niet in dezelfde fout zal vervallen.

Tot slot zou ik slechts nog willen opmerken dat het hele debat over consumentenrechten, over de “land van bestemming”-regel en de “land van oorsprong”-regel, en over de relatie tussen aanbieders of leveranciers en consumenten alleen maar de voortdurend herhaalde boodschap van het Parlement heeft verstrekt dat wij op de lange termijn een optioneel instrument nodig hebben voor de wetgeving inzake contracten voor grensoverschrijdende handel. Wij zijn dan ook verheugd dat deze vereiste is vastgelegd in de overwegingen van de ontwerpresolutie die voor ons ligt.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat dit voorbeeld duidelijk aantoont dat de Europese instellingen goed functioneren. Ondanks de institutionele complexiteit hebben Parlement, Commissie en Raad alledrie goed aan deze zaak gewerkt en ik hoop dat wij middels een goede uitslag van de stemming tijdens deze zitting van het Parlement, de resolutie kunnen aannemen bij de eerste lezing, zonder verdere vertragingen.

Ik ben de heer Frattini erkentelijk dat hij deze uitkomst mogelijk heeft gemaakt en de rapporteur dat hij zo hard heeft gewerkt aan het bereiken van deze overeenkomst.

Zoals reeds meerdere malen is gezegd, waren de discussies hier vooral gericht op artikel 5, dat betrekking heeft op bescherming van de consumentenrechten. Bij contractuele aangelegenheden bevindt de consument zich niet in een situatie van gelijkheid; normaal gesproken is hij in het nadeel. Om een simpel voorbeeld te even, denk aan een persoon die op een luchthaven een autohuurcontract moet ondertekenen: de consument kan de inhoud van het contract niet lezen, heeft geen kennis van de wetgeving waaraan het contract is onderworpen en is, tenzij hij wettelijke bescherming geniet, volledig overgeleverd aan de persoon die hem het contract aanbiedt.

Dit regelgevingsvoorstel is bedoeld om zonder de beginselen ten aanzien van de keuze van het toepasselijk recht, te zorgen voor een systeem van bescherming voor de consument. Dit vindt nu zijn weerslag in een formule, zoals voorgesteld door de Raad, waarbij de keuze van wetgeving niet mag leiden tot een verlies aan bescherming voor de consument, zoals die is vastgelegd in de onvervreemdbare contractuele bepalingen van de wetgeving die bij afwezigheid van een keuze ingevolge paragraaf 1 van toepassing zou zijn geweest.

In het algemeen gesproken is het voornaamste probleem hier in de Europese Unie het gebrek aan harmonisatie van het materieel recht. Dit soort formules, waarbij het conflictrecht wordt toegepast, zijn slechts nevenformules en wij hopen dan ook dat de Commissie haar wetgevingsplannen zal doorzetten en teksten zal voorstellen waarbij de consument materiele bescherming wordt geboden die gelijk is voor de hele Europese Unie, zodat wij niet langer onze toevlucht hoeven nemen tot complexe conflictwetgevingsbepalingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Katalin Lévai (PSE) . (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Commissaris, dames en heren, het document dat voor ons ligt is van groot belang vanuit economisch, sociaal en politiek oogpunt. De voornaamste doelstelling ervan was de inhoud van de Verordening Brussel I en de wetgeving in verband met Rome II te harmoniseren, zodat er een juiste balans tussen de twee zou ontstaan. Men is gekomen tot een goed compromis, zoals wij ook hebben kunnen horen van onze collega-parlementariërs, en dit is inderdaad het gevolg van het feit dat er voorbeeldig is samengewerkt tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement. De Europese Unie heeft als doel een ruimte te creëren op basis van vrijheid, veiligheid en gerechtigheid, en dit vereist nu eenmaal het soort compromissen zoals hier voor ons ligt. Het betekent al met al een aanzienlijke vooruitgang voor de consument. De consument kan alleen voor het gerecht worden gedaagd in zijn thuisland, en in dit opzicht wijst de huidige oplossing voor contractwetgeving, die zo belangrijk is voor het economische leven, ook vooruit naar wat verder komen gaat. Ik dank u hartelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur bedanken voor zijn bijdrage aan het ontwerpen van een regelgeving die van zulk groot belang is voor de toekomst van de Europese Unie. Wij moeten niet vergeten dat het Verdrag van Rome op het vlak van internationaal privaatrecht op Gemeenschapsniveau het enige wettelijke instrument is dat momenteel de vorm heeft van een internationaal verdrag.

Het Verdrag moet worden gewijzigd met het oog op de huidige en toekomstige behoeften van de interne markt van de Europese Unie. Om die reden ligt de voorgestelde wetgeving dan ook politiek zeer gevoelig, met name in de zin van de bescherming van de consument en de mogelijkheden voor ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf om producten en diensten te leveren via het internet.

Het verslag dat voor ons ligt vormt een compromis tussen het voorzien in mogelijkheden voor consumentenbescherming en het bevorderen van de activiteiten van ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf op de gemeenschappelijke markt van de EU. Ook snijdt het de belangrijke kwestie aan van standaardisering van de clausules in contracten met betrekking tot transacties via het internet. Ik deelde de opvatting dat de Europese Unie op dit vlak passende maatregelen moest nemen. Dat heeft zij nu gedaan en ik ben dan ook blij dat wij dit compromis hebben kunnen bereiken. Daarom wil ik nogmaals de rapporteur feliciteren en spreek ik mijn steun uit voor goedkeuring van deze wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats om 11.00 uur.

(De vergadering wordt om 10.50 uur onderbroken en om 11. 00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 

6. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de vergadering van gisteravond laat droeg mevrouw McCarthy een wapen bij zich in het Parlement. Ik zou willen vragen wie er toestemming heeft gegeven een wapen deze zaal binnen te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Dat is een goede vraag. Ik zal de zaak doorverwijzen naar de desbetreffende autoriteiten en zij zullen het u laten weten.

 

7. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Aan de orde is de stemming.

(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)

 

7.1. Elektrische apparaten die worden gebruikt bij de uitoefening van de diergeneeskunde (stemming)
  

- Verslag: Arlene McCarthy (A6-0431/2007)

 

7.2. Meeteenheden (stemming)
  

- Verslag: Arlene McCarthy (A6-0430/2007)

- Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie bevestigt hiermee dat zij de ontwikkelingen met betrekking tot deze richtlijn en de tenuitvoerlegging ervan op de voet zal blijven volgen en dat zij op basis van deze monitoringactiviteiten eventuele verdere maatregelen zal overwegen.

 

7.3. Wijziging van Richtlijn 2003/54/EC ten aanzien van Estland (stemming)
  

- Verslag: Angelika Niebler (A6-0440/2007)

 

7.4. Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking EG/Egypte (stemming)
  

- Verslag: Angelika Niebler (A6-0429/2007)

 

7.5. Ontwerpverordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (Financieel Reglement) (stemming)
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0465/2007)

 

7.6. Macrofinanciële bijstand aan Libanon (stemming)
  

- Verslag: Kader Arif (A6-0452/2007)

 

7.7. Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces (stemming)
  

- Verslag: Ioannis Varvitsiotis (A6-0428/2007)

 

7.8. Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht (stemming)
  

- Verslag: Martine Roure (A6-0444/2007)

- Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou alleen willen zeggen dat het Europees Parlement eens te meer blijk heeft gegeven van zijn volwassenheid en gevoel voor verantwoordelijkheid, en ik zou tegen de Raad, die hier niet aanwezig is, willen zeggen dat men daar een voorbeeld aan kan nemen: wij hebben een tekst geproduceerd die unanieme bijval heeft gekregen van praktisch de gehele commissie en dat is iets waar wij trost op kunnen zijn. Mijn dank gaat uit naar al mijn collega-commissieleden.

 

7.9. Behandeling van verzoeken om een prejudiciële beslissing op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (stemming)
  

- Verslag: Diana Wallis (A6-0451/2007)

 

7.10. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Renato Brunetta (stemming)
  

- Verslag: Aloyzas Sakalas (A6-0449/2007)

 

7.11. Coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (stemming)
  

- Verslag: Ruth Hieronymi (A6-0442/2007)

 

7.12. Communautaire code voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag: Françoise Grossetête (A6-0277/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Commissieverklaring (EN) De Commissie werkt aan een wetsvoorstel, onderdeel van het wetgevingsprogramma voor 2008, om het communautaire monitoringsysteem voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik te wijzigen. Titel IX (“Geneesmiddelenbewaking”) van Richtlijn 2001/83/EG zal volledig opnieuw in de verf worden gezet.

In dit voorstel belooft de Commissie een voorstel in te dienen om gebruik te maken van de in artikel 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG genoemde regelgevingsprocedure ter vaststelling van de definitieve maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid, wat betreft de uitgifte van vergunningen die nodig zouden kunnen blijken als resultaat van de evaluatie van de gegevens betreffende geneesmiddelenbewaking (maatregelen in het nieuwe voorstel ter amendering of vervanging van de vierde alinea van artikel 107(2) van Richtlijn 2001/83/EG).

Tevens is de Commissie voornemens om in haar toekomstige voorstellen de huidige situatie te handhaven waarbinnen uit hoofde van artikel 107 de Commissie de lidstaten mag verzoeken per direct tijdelijke maatregelen te treffen in gevallen waarin onmiddellijk optreden nodig is ter bescherming van de volksgezondheid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van enige comitéprocedure. Verder zal de Commissie gebruik blijven maken van de beheersprocedure zoals bedoeld in artikel 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG ter vaststelling van enig besluit van individuele aard ter verstrekking van een vergunning aan een bepaald geneesmiddel.

 

7.13. Wijziging Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (stemming)
  

- Verslag: Paolo Costa (A6-0346/2007)

 

7.14. Wijziging Verordening (EG) nr. 881/2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (stemming)
  

- Verslag: Paolo Costa (A6-0350/2007)

 

7.15. Controle op verwerving en voorhanden hebben van wapens (stemming)
  

- Verslag: Gisela Kallenbach (A6-0276/2007)

- Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Gisela Kallenbach (Verts/ALE) . (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik beschouw het als een opmerkelijk succes dat dit compromis tussen de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Raad en de Europese Commissie ons in staat heeft gesteld ten aanzien van de gevoelige kwestie van de aanschaf en het bezit van vuurwapens een resultaat te boeken in eerste lezing. Ik zou aan alle betrokkenen mijn oprechte dank willen betuigen.

 
  
  

- Na de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Rübig heeft mij er nu al twee keer van beschuldigd een vuurwapen binnengebracht te hebben in dit Parlement. Ik zie me dan ook gedwongen u mede te delen dat dit alles plaatsvond in overleg met de veiligheidsdiensten en met medeweten van het voorzitterschap.

Tot aan deze stemming was dit geen vuurwapen. Maar nu dit Parlement met deze stemming besloten heeft dat dit wel degelijk een vuurwapen is, ben ik ten volste bereid het over te dragen aan de autoriteiten!

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik denk dat het enige wapen waarover wij hier beschikken, de kracht van onze overtuigingen is.

 

7.16. Recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (stemming)
  

- Verslag: Cristian Dumitrescu (A6-0450/2007)

- Vóór de stemming over artikel 5, amendement 77

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Dumitrescu, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik had al eerder het woord gevraagd, maar u gunde het daarentegen aan mevrouw McCarthy, waar ik alle begrip voor heb, aangezien dames altijd voorgaan.

Dit gezegd hebbende, gaan wij nu stemmen en ik zou u willen vragen te beginnen met artikel 5 en amendement 77.

Ik stel voor dat wij het amendement van de GUE-Fractie verwerpen, opdat wij kunnen stemmen over het pakket van het compromis dat wij bereikt hebben met de overige politieke fracties. Via deze weg zou ik mijn dank uit willen spreken voor het besluit van de Raad en de Commissie. Laten we hopen dat wij in eerste lezing goedkeuring kunnen krijgen. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Dat is uitstekend, mijnheer Dumitrescu. Ik had zelf al hetzelfde willen voorstellen.

 

7.17. Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag: Karin Scheele (A6-0299/2007)

 

7.18. Statuut en financiering van politieke partijen op Europees niveau (stemming)
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0412/2007)

- Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst mijn dank voor de waarlijk effectieve en toegewijde wijze waarop het Portugese voorzitterschap de onderhandelingen over deze gevoelige kwestie heeft gevoerd. Wij kunnen deze resolutie vandaag in eerste lezing goedkeuren. Alle amendementen van het compromis bevinden zich in vak 1, hetgeen betekent dat alle overige amendement zijn verworpen.

Door deze regelgeving kunnen Europese politieke partijen eindelijk deelnemen aan Europese verkiezingen. Dat lijkt misschien volstrekt normaal, maar dat was het tot op heden nog niet. Ik hoop dat deze nieuwe regelgeving de tien families van politieke partijen werkelijk in staat stelt fris en met nieuw elan de volgende Europese verkiezingen van 2009 in te gaan. Ik dank iedereen die met mij aan deze wetgeving heeft samengewerkt.

(Applaus)

 

7.19. Bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong (aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden) (stemming)
  

- Verslag: Robert Sturdy (A6-0342/2007)

- Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie zou graag het Europees Parlement hartelijk willen danken voor diens constructieve steun, en is ingenomen met het goede compromis dat is bereikt. Onderdeel van het compromis is dat de Commissie heeft ingestemd de volgende verklaring af te leggen:

“De standaard tijdslimieten voor de regelgevingsprocedure met toetsing zijn neergelegd in artikel 5a, lid 3 en 4 van Besluit 1999/468/EG. Alleen in uitzonderlijke en goed onderbouwde gevallen kunnen uitzonderingen op lid 3 en 4 verleend worden. Het doel van de in het Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 396/2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden vervatte inkorting van de termijnen is om het gehele proces vanaf de aanvraag voor een maximumresidugehalte tot aan de goedkeuring ervan minder dan een jaar te laten duren. Deze aanpassingen zijn nodig om ervoor te zorgen dat het geheel in lijn is met de voorgestelde termijn van één jaar wat betreft de toelating van gewasbeschermingsmiddelen zoals neergelegd in het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.

De Europese Commissie zal nadat de in het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen vervatte toelatingsprocedure twee jaar gefunctioneerd heeft, bekijken of deze inkorting van de termijnen voldoet krachtens de regelgevingsprocedure met toetsing. Daarbij zal rekening worden gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan bij de toepassing van deze procedures in het Europees Parlement en de Raad.”

 

7.20. Voordracht van David Bostock voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  

- Verslag: Inés Ayala Sender (A6-0439/2007)

 

7.21. Voordracht van Michel Cretin voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  

- Verslag: Inés Ayala Sender (A6-0438/2007)

 

7.22. Voordracht van Maarten B. Engwirda voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  

- Verslag: Inés Ayala Sender (A6-0437/2007)

 

7.23. Voordracht van Henri Grethen voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  

- Verslag: Inés Ayala Sender (A6-0436/2007)

 

7.24. Voordracht van Harald Noack voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  

- Verslag: Inés Ayala Sender (A6-0435/2007)

 

7.25. Voordracht van Ioannis Sarmas voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  

- Verslag: Inés Ayala Sender (A6-0434/2007)

 

7.26. Voordracht van Hubert Weber voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (stemming)
  

- Verslag: Inés Ayala Sender (A6-0433/2007)

 

7.27. Afkondiging van de Europese consensus over humanitaire hulp (stemming)
  

- Ontwerpresolutie B6-0484/2007

 

7.28. Situatie in Georgië (stemming)
  

- Gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0481/2007

- Vóór de stemming over paragraaf 9

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, in paragraaf 9 zou ik het volgende willen vervangen:

(EN) “is verheugd over de bereidheid van de Georgische autoriteiten om internationale waarnemers toe te staan op de verkiezingen toezicht te houden” door “is verheugd over het verzoek van de Georgische autoriteiten om toezicht op de verkiezingen door internationale waarnemers.”

(FR) Hierdoor sluit de tekst nauwer aan bij wat er in werkelijkheid gebeurt.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

- Vóór de stemming over amendement 4

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, aan het eind van de tekst waarvan is voorgesteld die aan paragraaf 10 toe te voegen – op de stemlijst te vinden onder amendement 4 – is de bewoording “haar houding” te vaag. Is deze houding van Rusland goed of slecht? Ik stel dan ook voor dit te aan te geven met het woord “betreurenswaardige”, zodat het “haar betreurenswaardige houding …” wordt. Ik zou de overige afgevaardigden graag willen vragen deze verheldering te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Mijnheer Landsbergis, kunt u misschien even aangeven of u spreekt over paragraaf 10 of over amendement 4?

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, volgens de stemlijst zou dat moeten volgen na paragraaf 14. Het is dus paragraaf 14 bis, en dat is amendement 4 van de heer Gahler en anderen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het is duidelijk. Mijn dank.

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

- Vóór de stemming over overweging D

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, om de zaken nog meer te verhelderen zou ik graag het woord politie toevoegen vóór veiligheidsdiensten, zodat de tekst als volgt luidt:

(EN)“overwegende dat het na zes dagen betogen door de oppositie tot een uitbarsting van geweld kwam, toen de veiligheidstroepen van de politie…”, enzovoort.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

- Vóór de stemming over overweging G

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, nogmaals ten behoeve van de helderheid, en omdat er momenteel een onderzoek loopt, zou ik de verwijzing naar negentig procent willen schrappen, zodat we schrappen

(EN) “tot negentig procent”, en dat vervangen door “een deel van”, zodat er komt te staan “waarbij een deel van de zendapparatuur…”, enzovoort.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

- Vóór de stemming over overweging H

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Georgische grondwet kent de termen “referendum” en “plebisciet”, die niet synoniem zijn. Ik stel derhalve voor dat we de term “referendum” vervangen door “plebisciet”, om dit in overeenstemming te brengen met de Georgische grondwet.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

- Na de stemming over overweging J

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, aangezien er ook maatschappelijke redenen ten grondslag lagen aan de recente gebeurtenissen zouden we daar op zijn minst een neutrale verwijzing naar moeten maken. Mijn mondeling amendement luidt dan als volgt: “overwegende dat Georgië’s economische en sociale hervormingen de levensstandaard van de bevolking in het algemeen zou moeten verhogen”.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 

7.29. Goedkeuring door het Europees Parlement van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (stemming)
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0445/2007)

- Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, met deze resolutie maken we de weg vrij voor de plechtige afkondiging van het Handvest van de grondrechten op 12 december door de drie instellingen in Straatsburg.

Ik vraag uw aandacht voor een belangrijk amendement, namelijk amendement 3, dat ik ondersteun en waarin Groot-Brittannië en Polen worden opgeroepen hun inzet te verdubbelen om hun besluit om zich terug te trekken opnieuw te overwegen en te herzien. Als het gaat om grondrechten en fundamentele vrijheden moet de EU in staat zijn met één stem te spreken, zowel binnen Europa als daarbuiten. Om die reden is amendement 3 zeer belangrijk.

 

7.30. Gemeenschappelijke beginselen flexizekerheid (stemming)
  

- Verslag: Ole Christensen (A6-0446/2007)

- Vóór de stemming

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE) . (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil er enkel op wijzen dat zich een aantal ernstige problemen voordoet bij de Griekse vertaling van deze tekst, met name wat betreft de overwegingen 4, 5, 6 en 8, artikel 20, enzovoort, waarvoor de Engelse versie van de tekst als gezaghebbend wordt aangemerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . U hebt gelijk, mijnheer Lambrinidis, er kan geen sprake meer zijn van flexibiliteit bij taalkundige fouten.

 

7.31. EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme (stemming)
  

- Verslag: Paolo Costa (A6-0399/2007)

 

7.32. Handel en klimaatverandering (stemming)
  

- Verslag: Alain Lipietz (A6-0409/2007)

- Vóór de stemming over paragraaf 4

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, even heel kort. De PPE-DE-Fractie heeft van paragraaf vier van dit verslag een fundamentele kwestie gemaakt. We zouden er voor gestemd hebben, maar niet als zij een brede consensus krijgen voor het verslag. Wij stellen voor om af te zien van stemming. Ik zou de leden van de PPE-DE-Fractie willen vragen om zich te onthouden van stemming over deze paragraaf.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Het Huis heeft hier kennis van genomen.

- Vóór de stemming over amendement 18

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE) . (EN) In ons streven om een consensus te bereiken, zouden we graag willen voorstellen om daar waar geschreven staat “of het zinvol is de regels betreffende handelsdefensieve maatregelen, zoals antidumpings- en subsidieregels, te herzien” het woord “herzien” te vervangen door het woord “evalueren”.

 
  
  

(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)

 

7.33. Nieuwe impulsen voor de Afrikaanse landbouw - Voorstel voor de landbouwontwikkeling en voedselzekerheid in Afrika (stemming)
  

- Verslag: Luisa Morgantini (A6-0432/2007)

 

8. Stemverklaringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0412/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI) . (NL) Voorzitter, het verslag-Leinen is de zoveelste uiting van de kanker van de financiële zelfbediening die deze Europese Unie voor alle politieke partijen aan het worden is. Het is in mijn ogen bijzonder kenschetsend dat nu zelfs Europese verkiezingscampagnes worden gefinancierd door de belastingbetalers, waarbij het dan natuurlijk gaat over de campagnes van eurocratische partijen, want zoals men weet legt men de lat hoog en wordt het voor eurocritici eigenlijk onmogelijk gemaakt om aan de voorwaarden van financiering te voldoen. Dit is de zoveelste diefstal van belastinggeld die in deze assemblee wordt verkocht onder het mom van democratisering. Dezelfde mensen die zich vandaag weer eens bedienen, dezelfde partijen die zich vandaag weer eens bedienen uit de pot van het gemeenschapsgeld, zijn dezelfde die democratische volksraadpleging in Frankrijk en Nederland en destijds in Denemarken gewoon negeerden en vandaag nog steeds negeren. Het zijn dezelfde mensen die zeggen dat onze burgers zich niet mogen uitspreken over de potentiële Turkse toetreding. Dat ze dus in godsnaam hun mond houden over democratisering en dat ze hun financiële wolvenhonger niet vermommen als dienstbaarheid aan de samenleving.

 
  
  

- Verslag: Martine Roure (A6-0444/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI) . (NL) Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Roure gestemd om enkele fundamentele redenen. Een daarvan is dat wettelijke bescherming tegen racistische daden perfect door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, met andere woorden, een optreden van de Europese Unie op dit gebied is wezenlijk in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. De kaderrichtlijn is daarnaast ook een aanslag op de vrijheid van meningsuiting. Terwijl de bestrijding van racisme aanvaardbaar is - dan bedoel ik racisme op basis van concreet aanzetten of tot plegen van geweld -, kan niet aanvaard worden dat dit begrip verward wordt met een legitiem public discours, zoals het verzet tegen massa-immigratie, het verzet tegen islamisering of het verdedigen van de nationale identiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Louis Bourlanges (ALDE) . (FR) Mijnheer de Voorzitter, net als al mijn collega’s stemde ik voor het verslag van mevrouw Roure over de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. Dit deed ik omdat ik het eens ben met de hierin uitgezette koers, maar ook omdat de rapporteur en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ons een verslag in handen hebben gegeven dat als doel heeft de vrijheid van denken, onderzoek en meningsuiting te beschermen. Een dergelijk besluit brengt altijd een risico met zich mee: het risico dat aan een politieke autoriteit het recht wordt verleend mensen op te leggen wat ze volgens de wet wel en niet mogen denken, zeggen en schrijven.

In mijn land hebben we te maken gehad met ontoereikende wetgeving: de heer Gollnisch wilde bijvoorbeeld dat in het curriculum van scholen vleiende verwijzingen werden opgenomen over wat er in het Franse koloniale verleden tot stand was gebracht. Op nog vernuftiger wijze zijn wetten met een bijzonder heldere doelstelling, zoals die van mevrouw Taubira, verkeerd geïnterpreteerd of misbruikt om historische werken waarvan de objectiviteit, intellectuele nauwkeurigheid en het hoge academische niveau door historici in het algemeen unaniem zijn erkend, op ongerechtvaardigde wijze te vervolgen.

Het advies dat we hebben aangenomen lijkt een dergelijk misbruik te kunnen voorkomen: allereerst omdat het de vrijheid van meningsuiting formeel als een grondrecht erkent, en ten tweede omdat het kaderbesluit niet als doel heeft commentaar, analyses of meningen te bestraffen, maar het aanzetten tot haat, wat iets wezenlijk anders is. Laten we hopen dat alle lidstaten en politieke groeperingen dezelfde evenwichtige en wijze benadering aanhangen als onze rapporteur.

 
  
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0412/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI) . (NL) Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Leinen over de financiering van Europese politieke partijen gestemd, omdat het onaanvaardbaar is dat Europese geldstromen naar bestaande Europese politieke verenigingen vloeien en daarbij stromingen gediscrimineerd worden die niet de behoefte voelen om zich op Europees niveau te organiseren. Het is bovendien zeer cynisch dat een Europese financiering van Europese verkiezingscampagnes en van allerhande Europese politieke stichtingen wordt voorgesteld als een versterking van de Europese democratie. Want toevallig gaat het, zoals mijn collega al gezegd heeft, net om dezelfde Europese politieke partijen die steeds in koor hebben geroepen om de nee-stem van de Fransen en de Nederlanders tegen de Europese grondwet van de kaart te vegen en gewoon door te gaan met het ratificatieproces. Een pleidooi voor een referendum over de Turkse toetreding heb ik van dezelfde partijen evenmin ooit gehoord. Zoiets zou nochtans een versterking zijn van de Europese democratie. Maar financiering geldt blijkbaar enkel voor díe partijen die Europees politiek correct willen denken. Daarom moeten wij tegen deze financiering stemmen.

 
  
  

- Verslag: Martine Roure (A6-0444/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI) . (NL) Voorzitter, omdat ik daarstraks al op volledige wijze al het slechte gezegd heb dat ik denk over het eerste verslag-Leinen, wil ik me hier toch nog aansluiten bij wat mijn collega Philip Claeys daarstraks heeft gezegd,waarmee hij trouwens ook de merkwaardige tussenkomst van collega Bourlanges afdoend heeft beantwoord. Er is een complete verwarring aan het ontstaan tussen de begrippen racisme enerzijds en legitiem publiek discours anderzijds. Dat blijkt trouwens ook uit wat het Europees Waarnemingscentrum tegen racisme zei, toen het beweerde dat islamofobie een nieuwe vorm van discriminatie is en dat de Deense cartoonrellen moeten worden aangepakt met een wet tegen godslastering. Dat is allemaal zeer gevaarlijk, nu wij vaststellen dat een normaal publiek discours ter attentie van islam en islamisering kan worden geïnterpreteerd als een aanzetten tot haat tegen moslims. Om al die verschillende redenen beschouwen wij dit gehele discours onaanvaardbaar en hebben wij zowel het verslag-Leinen als het verslag-Roure afgekeurd.

 
  
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0412/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI) . (NL) Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Leinen gestemd, omdat de regeling voor de Europese partijfinanciering, die ik op zich al onaanvaardbaar acht, nog verder wordt uitgebreid. Naast numerieke criteria om in aanmerking te komen, zijn er ook ideologische criteria die erop neerkomen dat partijen die tegen de stroom oproeien, geen kans maken. De gevestigde partijen en fracties beslissen wie geld krijgt. Het is niet eens mogelijk om tegen de genomen beslissingen in beroep te gaan.

Wat we bovendien ook moeten vaststellen, is de sluipende besluitvorming, de typische salamitechniek die hier wordt gehanteerd. Enkele jaren geleden werd het principe van de Europese partijfinanciering voorzichtig gelanceerd. Toen werd nog uitdrukkelijk bepaald dat het geld niet mocht dienen om verkiezingscampagnes te financieren. Wat gebeurt er nu? Verkiezingscampagnes zullen wel degelijk gefinancierd worden. Daar bovenop zal er ook nog eens geld gaan naar allerlei politieke stichtingen. U zult in dergelijke omstandigheden begrijpen, Voorzitter, dat ik tegen deze zelfbedieningswinkel heb gestemd.

 
  
  

- Situatie in Georgië (RC-B6-0481/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Sylwester Chruszcz (NI) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vandaag voor de resolutie over de situatie in Georgië gestemd. Ik wil mijn diepgaande bezorgdheid uiten over de recente gebeurtenissen in Tbilisi en het geweld aan de zijde van de veiligheidstroepen.

De situatie in de regio verlangt een dialoog van alle partijen, waaronder ook de leiders van de oppositie. De internationale gemeenschap, waar de Europese Unie en de Russische Federatie deel van uitmaken, moet alles doen wat in haar macht ligt om te zorgen dat de komende verkiezingen in Georgië democratisch verlopen, met inachtneming van de mensenrechten en de persvrijheid.

Ik heb me er echter over verbaasd dat leden van de UEN-Fractie een zinsnede in overweging C wilden schrappen die verwijst naar de vrijlating van mensen die als politieke gevangenen worden gezien.

Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat u mijn naam in het begin niet helemaal goed hebt verstaan, vandaar de langere introductie. Ik was er niet zeker van of mij al het woord was gegeven.

 
  
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0445/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jaroslav Zvěřina (PPE-DE) . (CS) Ik kan mij niet bepaald vinden in het hier aanwezige enthousiasme over deze tekst. Ik ben van mening dat op het gebied van de mensenrechten zou moeten gelden wat de profeet Mozes ooit lang geleden mededeelde in de tien geboden Gods, en natuurlijk ook wat verankerd is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN.

We dienen de vrijheid van het individu te allen tijde helemaal bovenaan onze waardenladder te plaatsen. Deze vrijheid mag alleen worden ingeperkt om redenen van bescherming van de vrijheid van anderen. Een aantal bepalingen met betrekking tot de sociale rechten is onduidelijk gedefinieerd en moeilijk te begrijpen. Ik heb het met name over de bepalingen met betrekking tot discriminatie, maar ook over zoiets als het natuurlijke recht van ouderen deel te nemen aan het openbare leven. Ik denk dat die vanzelfsprekendheden niet horen te worden vastgelegd in een stuk wetgeving. En de bepalingen met betrekking tot de rechten van werknemers leveren eerder problemen op dan duidelijke principes.

De Europese Unie is in mijn optiek niet slechts een verzameling loonslaven. Het Handvest komt onevenwichtig over als er niet genoeg aandacht wordt besteed aan de bescherming van het privébezit en de rechten van de eigenaren en ondernemers. Ik ben dan ook van mening dat dit Handvest eigenlijk niets aan ons leven toevoegt.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN) . – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik stem voor dit verslag omdat ik de stellige mening aanhang dat het Hervormingsverdrag, of het Verdrag van Lissabon, een wettige status verleent aan het Handvest van de grondrechten en de daarin opgenomen 54 afzonderlijke rechten, waaronder het recht op leven, het verbod van folteringen, gelijkheid voor de wet, de eerbiediging van het familie- en gezinsleven en het recht op rechtspraak.

Met de aanneming van de Europese Grondwet enkele jaren geleden in gedachten, denk ik dat de meeste mensen in Ierland, evenals de regering, dit Handvest ondersteunen.

Mijnheer de Voorzitter, we zullen in Ierland een referendum moeten houden over de Europese hervorming, dat wil zeggen over het Verdrag van Lissabon, en om dit te laten slagen moeten we een heldere, transparante, zichtbare en professionele campagne opstarten. Ik denk dat een Ierse stem voor de Grondwet in belangrijke mate afhangt van de maatregelen die er in Europa worden genomen om te zorgen dat de mensenrechten in het Verdrag volledig worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, in artikel 3, lid 2 van het Handvest van de Grondrechten wordt uitsluitend reproductief klonen verboden, waaruit volgt klonen voor therapeutische doeleinden is toegestaan. Dat is in strijd met de Verklaring van de Verenigde Naties inzake het klonen van mensen van 8 maart 2005, waarin de noodzaak op het verbod op elke vorm van klonen van mensen wordt erkend. Want door klonen, voor welke doeleinden dan ook, worden mensen in de embryonale fase vernietigd. En daar kan ik niet mee instemmen. Ik had artikel 26 inzake de rechten op integratie van personen met een handicap graag willen steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI) . (NL) Voorzitter, ik wil geen misverstanden laten bestaan. Mijn nee-stem bij de stemming over het verslag-Leinen betreffende de grondrechten mag zeker niet begrepen worden alsof ik mij zou verzetten tegen de toekenning van zeer fundamentele rechten en vrijheden aan de Europese burgers, integendeel. Ik ben trouwens in dit halfrond en daarbuiten al vele malen tussengekomen om de vrije meningsuiting te beschermen en om de muilkorfwetten te bestrijden. Het punt is dat het in dit verslag niet over de fundamentele vrijheden gaat. De Europese burger is gelukkig reeds met zeer fundamentele rechten en zeer fundamentele vrijheden gewapend, ook tegen misbruik in zijn eigen staat en misbruik op het niveau van de Europese Unie. Waarom ik hier dan wel tegen heb gestemd is omwille van het feit dat het verbindend maken van dit handvest eigenlijk een zeer grote stap vooruit is in de richting van een federaal Europa. Ik ben voor een confederaal Europa van vrije naties en bijgevolg heb ik tegen dit verslag over de grondrechten gestemd, zonder uiteraard tegen fundamentele grondrechten te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (UEN) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de zeven uur die ik, dankzij de burgemeester van Brussel en het stilzwijgen van de bevoegde autoriteiten, doorbracht in een ondergrondse cel van het Belgische Palais de Justice, gaven me ruim voldoende tijd om na te denken over grondrechten.

Ik wijs op de gebrekkige aandacht die is uitgegaan naar de aan artikel 10 verbonden gevaren, en om die reden heeft de Lega Nord tegen het Handvest van de grondrechten gestemd. Wat betreft de vrijheid van godsdienst, deze staat buiten kijf, maar vrijheid in het onderhouden van geboden en voorschriften, zonder enige beperkingen? Deze beperkingen zijn in de grondwet van mijn land, Italië, wel opgenomen: beperkingen met betrekking tot publiek fatsoen, veiligheid en de openbare orde.

Is de Europese Unie zich ervan bewust dat kannibalisme een aanhoudend probleem is? Weet zij wat voodoorituelen inhouden? Ik ben van mening dat onze Vlaamse collega’s gelijk hadden toen ze met zeer duidelijke bewoordingen wezen op het dubbelzinnige karakter van de teksten die de Europese Unie produceert, bijvoorbeeld tegen islamofobie. Er wordt echter nooit gerept over christenfobie, over racisme tegen blanken. Dit zijn reële problemen, en de Europese Unie zou ook deze risico’s en gevaren onder ogen moeten zien, en haar eigen burgers, haar cultuur en tradities, de identiteit van de Europese volken moeten beschermen als wij een Europa van volkeren wensen, en niet een Europa dat verwordt tot een smeltkroes waarin fundamentele rechten niet werkelijk beschermd worden.

Wij zijn hiervan het bewijs, wij die de gevangenis in zijn gegooid omdat we onze ideeën en de rechten van Europese burgers verdedigden, terwijl Europa stilzwijgend bleef toekijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Enrico Speroni (UEN) . (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb ook tegen het verslag over het Handvest van de grondrechten gestemd, niet omdat ik tegen deze rechten ben, maar omdat ik wil wijzen op een dubbelzinnigheid, een gevaar dat geworteld is in de formulering van die rechten, met name – en de heer Borghezio heeft hier al op =gewezen – in artikel 10, waar geen beperkingen worden gesteld aan de vrijheid van godsdienst in erediensten, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.

Aangezien er geen grenzen worden gesteld kan het zeer goed gebeuren dat satanische praktijken, voodoorituelen, rituelen die ingaan tegen de openbare orde, de publieke moraal en tegen andere rechten, worden toegestaan en uitgeoefend. Het Hof van Justitie in Luxemburg zou, als het de tekst letterlijk zou nemen, geen andere keus hebben dan een gunstig oordeel uit te spreken over de daden van diegenen die dergelijke rituelen toepassen, iets wat niet alleen indruist tegen eeuwenoude tradities maar ook tegen het gezonde verstand.

 
  
  

- Verslag: Alain Lipietz (A6-0409/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, de PPE-DE-Fractie heeft besloten om tijdens deze minizitting vóór het verslag van de heer Lipietz over handel en klimaatverandering te stemmen. Het is een voortreffelijk verslag waarin veel van de door ons allen gedeelde zorgen behandeld worden. We hebben echter besloten om tegen een aantal van de amendementen te stemmen, want wij zijn van mening dat het broeikaseffect dient te worden aangepakt door middel van duurzame maatregelen die geen negatief effect hebben op de economische groei of op de toekomst van het Europees sociaal model op de lange termijn.

Als fractie zijn wij uitermate gevoelig voor de kwestie van klimaatverandering. De Europese Unie heeft het voortouw genomen door verregaande oplossingen voor te stellen in de strijd tegen de klimaatverandering. We zijn ervan overtuigd dat de Europese voorstellen de leidraad zullen vormen van alle toekomstige discussies over dit onderwerp in de wereld, en we denken dat deze verenigbaar zijn met ons economisch model.

We zijn van mening dat de wereldhandel goed is voor de wereldeconomie, maar we erkennen tegelijkertijd dat er – met name in de vervoersector – meer gedaan moet worden om de schadelijke uitstoot terug te dringen. De wereldhandel an sich mag echter niet verstoord worden.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag: Arlene McCarthy (A6-0430/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben van plan om voor dit verslag te stemmen, aangezien de lidstaten hiermee, en dan vooral het Verenigd Koninkrijk, eindelijk toestemming krijgen om ook in de toekomst de Engelse meeteenheden te blijven gebruiken.

Ikzelf geef de voorkeur aan het metrieke stelsel, maar soms is het gezien de aard van de uit te voeren werkzaamheden nodig om de Engelse meeteenheden te gebruiken. Ik heb het dan niet over de verkoop van groente, maar bijvoorbeeld over de renovatie van historische onder monumentenzorg geplaatste vormen van vervoer, en dan met name over onder monumentenzorg geplaatste spoorwegen.

Om duidelijk te zijn: niet iedereen in het Verenigd Koninkrijk gebruikt de Engelse meeteenheden. Jaren geleden al is het edele rugby overgegaan op de meter.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) Het is wederom gebleken dat de EU, ondanks de verwoede pogingen van een aantal lieden om haar vanwege de kwestie van de meeteenheden zwart te maken, in staat is om kwesties op een praktische manier op te lossen. De burgers van het Verenigd Koninkrijk gebruiken al enige tijd de Engelse meeteenheden en het metrieke stelsel naast elkaar. Ook al wordt op de scholen tegenwoordig in het metrieke stelsel onderwezen en zijn veel mensen met deze meeteenheden opgegroeid, toch blijven vele andere de Engelse meeteenheden gebruiken. Dit is een welkome stap en ik denk dat de vele mensen die nogal verward raakten door eerdere berichten in de pers dat het tegendeel het geval was, nu weer rustig kunnen ademhalen.

 
  
  

- Verslag: Kader Arif (A6-0452/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Libanon is een van de ernstigst met schulden bezwaarde landen ter wereld. De toekenning van macro-economische financiële hulp door de EU aan het land is dan ook volledig gerechtvaardigd. Er dienen echter de nodige randvoorwaarden te worden gecreëerd om ervoor te zorgen dat er gedegen verantwoording wordt afgelegd over de uitgave van de EU-middelen, en tevens dienen fraude en wanbeheer te worden aangepakt zonder ook maar enig pardon. Ik wil opmerken dat de EU voor de zoveelste keer het puin moet ruimen van Israëlische aanvallen op een buurland.

 
  
  

- Verslag: Ioannis Varvitsiotis (A6-0428/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) We moeten ervoor zorgen dat gerechtigheid niet slechts beperkt blijft tot binnen de nationale grenzen, die tussen de lidstaten fysiek al verdwenen zijn.

Het is van groot belang dat de gelijke behandeling van alle burgers van de EU wordt gegarandeerd, ongeacht hun nationaliteit of het land waarin ze woonachtig zijn. Een verdachte die niet woonachtig is in het land waar het gerechtelijk onderzoek plaatsvindt mag niet anders behandeld worden dan een verdachte die wel in dat land verblijft.

Niet-vrijheidsbenemende surveillancemaatregelen kunnen momenteel niet tussen lidstaten worden overgedragen, aangezien er geen wederzijdse erkenning is van deze maatregelen.

Derhalve ondersteun ik dit voorstel voor een kaderbesluit betreffende het Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces, waardoor de wederzijdse erkenning van surveillancemaatregelen voorafgaand aan het proces mogelijk wordt, zodat verdachten in staat worden gesteld gedurende het onderzoek terug te keren naar de lidstaat waarin ze woonachtig zijn.

Dit vermindert de gelegenheid tot aanhoudingen (met name in het geval van minder ernstige delicten) en stimuleert tegelijkertijd een meer efficiënte justitiële samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Zoals bij voorgaande processen is dit kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces, dat zojuist in het verslag van het Europees Parlement is goedgekeurd, onderdeel van een poging een “gemeenschappelijke Europese rechtsruimte” te versterken en te voltooien, waarmee de koers die is uitgezet met de programma’s van Tampere en Den Haag, die streefden naar een “Europa zonder (interne) grenzen”, wordt voortgezet.

Met het voorstel voor een kaderbesluit en het verslag wil men het gebruik van het Europees aanhoudingsbevel uitbreiden naar alle strafbare feiten (zonder dat hiervoor een drempel wordt ingevoerd).

Deze en andere geplande maatregelen hebben als doel het toepassingsgebied voor harmonisatie van de rechtspraak in de verschillende EU-lidstaten uit te breiden, de federalistische aard van de Europese Unie te versterken en een stimulans te bieden aan en kracht te putten uit het “Hervormingsverdrag”, dat lidstaten ontdoet van nieuwe terreinen van jurisdictie op het gebied van juridische en binnenlandse zaken.

 
  
  

- Verslag: Martine Roure (A6-0444/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Na meer dan vijf jaar onderhandelen heeft de Raad eindelijk overeenstemming bereikt over het kaderbesluit inzake de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. We zouden deze doorbraak eigenlijk moeten verwelkomen, maar tegelijkertijd betreuren we het dat dit is bereikt door te komen tot een slechts minimale bescherming.

Zoals het verslag van mevrouw Roure uitwijst wordt in het kaderbesluit slechts een minimaal niveau van harmonisatie vastgelegd, en de doeltreffendheid en het toepassingsgebied zijn ernstig beperkt door de vele uitzonderingen die erin zijn opgenomen

Ondanks de inspanningen van het om advies gevraagde Europees Parlement om het gewicht van het besluit te vergroten, mist het de ambitie en het vermogen om de problemen die we tegenkomen aan te pakken: racisme bestrijden en zorgen voor de verspreiding van onze universele waarden.

Dit kaderbesluit moet worden gezien als een eerste stap in het proces om op Europees niveau greep te krijgen op racisme en vreemdelingenhaat en op dit gebied maximale harmonisatie te bewerkstelligen.

Ondanks deze tekortkomingen heb ik tijdens de plenaire zitting voor dit verslag gestemd, aangezien het van essentieel belang is voor de Europese Unie, en met name voor het Europees Parlement, om een krachtige politieke boodschap te verkondigen waarin steun wordt geuit voor de grondrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Ik sluit me aan bij het minderheidsstandpunt dat officieel is verkondigd door de heer Dillen. Het kaderbesluit over de criminalisering van “bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat” is vrijheidsberovende Europese wetgeving die de vrijheid van gedachte en de vrijheid van meningsuiting evenveel schade toebrengt als de Gayssot- en Taubira-wetgeving in Frankrijk.

Een politieke toespraak waarin de nationale identiteit wordt verdedigd, met trots wordt gesproken over de nationale geschiedenis of waarin verzet wordt geuit tegen de zich uitbreidende migratie en de wereldwijde bedreiging van de vrijheid, die wordt veroorzaakt door de nietsontziende islamisering van ons continent, kan nu onmogelijk nog ontsnappen aan de toorn van de gedachtenpolitie. Opnieuw kiest Europa niet de kant van haar eigen bevolking, want diegenen die deze richtlijn hebben ontworpen en de leden van het Parlement die deze zojuist hebben aangenomen hebben voor zichzelf al besloten wie de zogenaamde criminelen zijn en wie de veronderstelde slachtoffers.

Wat betreft de harmonisatie van het strafrecht: in een tijd waarin met oorlogsgeschut wordt gevuurd op de politie in Franse buitenwijken, ons continent nog steeds wordt bedreigd met terroristische massaslachtingen en geharde criminelen profiteren van de afschaffing van grenzen om in het ene na het andere land afschuwelijke misdrijven te plegen, hebben we dringender zaken te doen dan degenen die het opgelegde multiculturalisme en alles wat buitenlands is steunen, uit te roepen tot intellectuele en gerechtelijke alleenheersers.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk.(FR) De doelstelling van het verslag van mevrouw Roure is de bestrijding van racisme. Dit is een zeer prijzenswaardig doel, ware het niet dat het helaas wordt gebruikt als een excuus om een beleid toe te passen dat discrimineert tegen staatsburgers van onze lidstaten, die tweederangs burgers worden in hun eigen land.

Twee tragische gebeurtenissen afgelopen zondag illustreren dit. De moord op Anne-Lorraine Schmitt, een jonge Franse vrouw, door een reeds eerder veroordeelde verkrachter van Turkse afkomst, haalde de krantenkoppen niet. Dit in tegenstelling tot de dood van twee “jongelui”, Moushin en Larami, diezelfde dag, die op een minibike zonder vergunning en zonder helm te hard reden en in botsing kwamen met een politieauto. Het ongeluk werd breed uitgemeten in het nieuws, en de Franse president had een ontmoeting met de ouders van de twee tieners.

Moet iemand om de sympathie van de regering te verkrijgen een stad platbranden en plunderen, zoals honderden criminelen deden om de dood van hun “vrienden” Moushin en Larami te wreken, zoals ze beweerden? Waarom hebben onschuldige slachtoffers recht op minder aandacht dan delinquenten? Het wordt hoog tijd dat er een einde wordt gemaakt aan deze wantoestanden: de zachte aanpak van de autoriteiten, het krankzinnige immigratiebeleid van de afgelopen dertig jaar, en het veronderstelde anti-racisme dat in Frankrijk meer lijkt op radicaal anti-Frans racisme.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE), schriftelijk.(FR) De Europese Unie is niet enkel een interne markt, het is bovenal een gemeenschap van volkeren die dezelfde waarden delen, met name de bescherming van individuele grondrechten. Het was daarom dringend nodig dat het kaderbesluit inzake de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht werd aangenomen.

Europa neemt maatregelen om racisme en discriminatie te bestrijden, en op grond daarvan is een instrument nodig dat in alle lidstaten hetzelfde niveau van bescherming garandeert tegen uitingen van racisme en vreemdelingenhaat. We moeten een eerlijke balans zien te vinden door eenzelfde strafmaat te hanteren voor uitspraken en daden die aanzetten tot geweld en haat, terwijl tegelijkertijd het recht op vrijheid van meningsuiting moet worden gewaarborgd. We moeten dus bijvoorbeeld bij het verwerpen van behoudendheid nationale tradities respecteren.

Ik betreur echter het feit dat het toepassingsbereik van dit voorstel door de vereiste van eenstemmigheid in de Raad is gereduceerd, en ik zou de lidstaten dringend willen verzoeken om, zodra deze tekst opnieuw wordt geëvalueerd, er samen met het Europees Parlement verder op door te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. (SV) Het verslag van mevrouw Roure zorgde ervoor dat menigeen zich meermalen op het hoofd krabde. Vanzelfsprekend ben ik het van ganser harte eens met de ambitieuze doelstelling om op meerdere fronten de strijd aan te binden met racisme en vreemdelingenhaat, waar het zich ook voordoet. Er zijn goede redenen om de discussie over wetgeving op EU-niveau aan te gaan. Ideeën, zowel goede als slechte, verplaatsen zich snel over grenzen en tussen mensen. De gerechtelijke bescherming in Europa vertoont hiaten.

Tegelijkertijd hebben we reden om voorzichtig te zijn als het gaat om de harmonisatie van het strafrecht, niet in de laatste plaats op een terrein waar dit grondwettelijke gevolgen kan hebben. In Zweden kent men een genereuze benadering van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van pers en de vrijheid van godsdienst. Andere landen in Europa delen die opvatting om duidelijke redenen niet. Het besluit van de Raad, dat onder het Duitse voorzitterschap door middel van uiterst nauwgezette onderhandelingen het licht zag, zorgt voor een minimaal niveau van bescherming. Het verslag van mevrouw Roure wilde verder gaan, en omvatte een aantal zeer onduidelijke overwegingen. Uiteindelijk besloot ik op grond hiervan tegen het verslag te stemmen.

Vrijheid van meningsuiting kan natuurlijk niet onvoorwaardelijk zijn. Met deze uitspraak wordt echter niet duidelijk gemaakt dat eventuele beperkingen bijzonder goed gemotiveerd moeten zijn.

 
  
  

- Verslag: Ruth Hieronymi (A6-0442/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Hélène Descamps (PPE-DE), schriftelijk.(FR) De tekst die vandaag is aangenomen is een belangrijke stap voorwaarts voor zowel de audiovisuele mediasector als de Europese burgers.

Het is het resultaat van langdurige onderhandelingen waarin het Europees Parlement een belangrijke rol heeft gespeeld.

Hiermee wordt het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie aanzienlijk verbeterd, met name door de uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn met de nieuwe media en door de praktische maatregelen voor het stimuleren van Europese audiovisuele producties.

Door deze punten wordt ervoor gezorgd dat de traditionele en digitale audiovisuele media zich in competitief opzicht kunnen ontwikkelen, terwijl de culturele diversiteit die kenmerkend is voor de Europese identiteit behouden blijft.

De erkenning van het recht van toegang tot korte fragmenten betekent ook voor de omroeporganen, waaronder de pan-Europese, daadwerkelijke vooruitgang, mits dit recht op redelijke wijze wordt toegepast.

Tot slot zullen we voor het eerst beschikken over duidelijke regels omtrent productplaatsing. Deze praktijk bestaat al, maar ontwikkelt zich momenteel zonder enig regelgevend kader en derhalve zonder transparantie of wettelijke zekerheid. Door de voorgestelde garanties zal productplaatsing nieuwe mogelijkheden scheppen voor Europese audiovisuele producties en creatieve ontwikkeling, terwijl tegelijkertijd de vereiste consumentenbescherming en -informatie wordt geboden.

 
  
MPphoto
 
 

  Henri Weber (PSE), schriftelijk.(FR) Hier zijn we dan, aan het eind van een langdurig en inspannend proces. We hebben de Raad weten over te halen ons te geven wat we maximaal konden verwachten. We hebben hersteld wat volgens ons essentieel was in de tekst, en tot onze verbazing en vreugde moeten we toegeven dat bijna al onze nieuwe voorstellen zijn geaccepteerd.

Natuurlijk zouden we gelukkiger zijn geweest als we de private omroeporganisaties en –exploitanten omtrent de liberalisering van reclame een halt hadden kunnen toeroepen. En natuurlijk zouden we liever hebben gezien dat productplaatsing verboden werd, en dat er wat betreft op kinderen gerichte reclame een overtuigender standpunt was ingenomen. Maar dit was duidelijk niet het standpunt van de meerderheid in dit Huis of in de Raad.

Aangezien de audiovisuele mediadiensten deze nieuwe wetgeving zo snel mogelijk nodig hebben, en aangezien we moeten toegeven dat de Raad en het Duitse voorzitterschap zorg droegen voor een open en uiteindelijk productieve samenwerking, kunnen we nu zeggen dat de fles halfvol is. De sociaal-democratische fractie geeft daarom haar goedkeuring aan het voorstel om de tekst die het resultaat is van de onderhandelingen aan te nemen.

 
  
  

- Verslag: Gisela Kallenbach (A6-0276/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie hebben schadelijke gevolgen voor de veiligheid van alle inwoners van de Europese Unie. Daarnaast is het opsporen van vuurwapens van zeer groot belang in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

Het is uitermate belangrijk om de maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om dit type misdaad te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien.

Volgens gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) staan geweldsdelicten en zelfmoord op de derde respectievelijk de vierde plaats wat betreft de doodsoorzaak bij personen in de leeftijdsgroep 15 tot 44 jaar, en behoren zij tot de belangrijkste oorzaken van slechte gezondheid en vroegtijdige sterfte in de wereld. Dit is grotendeels het resultaat van vuurwapengebruik.

Dit initiatief is er derhalve op gericht de richtlijn aan te passen voor wat betreft het toezicht op het verkrijgen en het bezit van wapens, en stelt gemeenschappelijke regels op die lidstaten in staat stellen het verkrijgen en het bezit van vuurwapens en het overbrengen van vuurwapens naar andere landen te controleren.

Hoewel het voorstel van de Commissie in het algemeen positief wordt bevonden, beperkt het zich tot het opnemen van onderdelen uit het VN-protocol uit 2001. Het is belangrijk dat bij het voorstel ook rekening wordt gehouden met de wijzigingen die in het verslag van de Commissie uit 2000 noodzakelijk worden geacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn fractiegenote mevrouw Kallenbach, een welverdiend compromis.

Het legale gebruik van vuurwapens is een belangrijke kwestie in heel de Europese Unie. Vuurwapens dragen bij aan verschillende delen van de economie, of het nu gaat om de productie ervan, de verkoop ervan, of om delen van de plattelandseconomie waar de jacht een noodzaak is. Ook zijn er duizenden mensen die in hun vrije tijd deelnemen aan schietevenementen.

Het is niettemin van cruciaal belang dat er adequaat toezicht wordt uitgeoefend om ervoor te zorgen dat legale vuurwapens niet in criminele handen belanden. In het verslag van vandaag wordt een goed evenwicht gevonden. Degenen die op een legale wijze van vuurwapens gebruikmaken kunnen dit verder blijven doen, en tegelijkertijd wordt degenen die deze wapens voor onwettelijke activiteiten willen gebruiken het leven moeilijker gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik stem voor het verslag van mevrouw Kallenbach over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (COM(2006)0093 – C6-0081/2006 – 2006/0031(COD)). Ik ben het ermee eens dat de illegale vervaardiging van en de handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie schadelijke gevolgen hebben voor de veiligheid van alle inwoners van de Europese Unie.

In het verslag wordt er terecht op gewezen dat gemakkelijk te verkrijgen, goedkope, draagbare en gemakkelijk bruikbare handvuurwapens in de maatschappij geweldsinstrumenten zijn.

Tevens onderstreept het verslag de noodzaak om internethandel en de aanbieding van internetplatforms die de wapenhandel ondersteunen op te nemen in het toepassingsgebied van de richtlijn.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag gestemd en ben ingenomen met de toetreding van de Europese Gemeenschappen tot het VN-protocol inzake de verwerving en het voorhanden hebben van vuurwapens. Met dit protocol komt grotere consumentenbescherming binnen handbereik, aangezien hiermee het toezicht op de markt, alsook de traceerbaarheid van wapens met behulp van gecomputeriseerde gegevensbestanden wordt vergroot, zodat al met al de illegale productie en handel in vuurwapens op het grondgebied van de lidstaten kan worden teruggedrongen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Wapens zijn geen gangbare producten. Ze vormen een groot gevaar, met name voor kinderen en jongeren voor wie de verspreiding van een cultuur van wapengebruik via internet een bedreiging vormt. Onlangs zijn er in Europa een aantal zeer negatieve incidenten voorgevallen waarbij de belangrijkste daders jongeren waren die gebruikmaakten van vuurwapens. Ik ben blij dat we, ondanks de gebeurtenissen in Finland en in het Belgische Antwerpen, niet werkloos zijn blijven toekijken.

Ik ben me ervan bewust dat een wapenverbod betekent dat de illegale handel zal toenemen, en om die reden vraagt dit probleem om een zeer voorzichtige politieke benadering. De VN-protocollen hebben als uitgangspunt gediend voor deze richtlijn. Vóór de ratificatie van deze protocollen moesten de hierin opgenomen bepalingen worden geïntegreerd in de Europese wetgeving.

Ik heb voor het verslag gestemd omdat het een verwezenlijkbaar compromis introduceert door enerzijds de illegale verkoop van wapens te beperken, maar tegelijkertijd de legale belangen van jagers en gemachtigde eigenaren van wapens voor sportieve doeleinden te respecteren. De richtlijn zal leiden tot een verbeterde markering van vuurwapens en erkent tevens dat elke lidstaat zijn eigen tradities en cultuur omtrent het gebruik van wapens heeft. Het wapengebruik door jongeren onder de achttien jaar wordt door de richtlijn verboden. Jongeren mogen enkel onder toezicht van hun trainers en ouders aan de zojuist genoemde sportieve activiteiten deelnemen.

Ik ben van mening dat Europa, dankzij het verantwoordelijke werk van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, zal beschikken over een moderne wapenwetgeving. De gedeeltelijke harmonisatie van voorschriften binnen de Gemeenschap zal niet alleen leiden tot een afname van de illegale verkoop, maar zal er tevens voor zorgen dat gevaarlijke wapens, die een bedreiging vormen voor onschuldige mensen, geleidelijk uit ons straatbeeld verdwijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) Dit verslag over het toezicht op de verwerving en het voorhanden hebben van vuurwapens verdient ons aller steun. De aanpak van vuurwapencriminaliteit en de illegale smokkel van wapens naar de EU dient een belangrijke prioriteit te zijn.

 
  
  

- Verslag: Cristian Dumitrescu (A6-0450/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE) , schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag-Dumitrescu gestemd en ben zeer verheugd dat we dankzij de inspanningen van het Parlement in staat zijn geweest compromissen aan te nemen die uitvoerbaar zijn voor alle betrokken partijen. Voor Luxemburg is artikel 5 van de verordening van essentieel belang.

Dit artikel herstelt de contractvrijheid die de twee partijen, consumenten en verkopers, in staat stelt te kiezen welke nationale wetgeving van toepassing moet zijn op hun overeenkomst; die van de lidstaat waar de consument woonachtig is, of die van de lidstaat waar de verkoper is gevestigd.

In haar voorstel probeerde de Commissie dit te wijzigen door te stellen dat alleen de wetgeving van het land waar de consument zijn verblijfplaats heeft van toepassing is. Dit zou vernietigende gevolgen hebben voor de kleinere lidstaten, aangezien ondernemingen uit deze landen die opereren binnen de interne markt dan gedwongen zouden zijn om tot wel 27 verschillende nationale wetgevingen toe te passen, wat met name midden- en kleinbedrijven zou afschrikken om buiten hun nationale grenzen commerciële activiteiten uit te oefenen.

Consumenten in de kleinere lidstaten zouden te maken krijgen met een aanzienlijke afname van het aanbod, aangezien de toegenomen bureaucratie die dit voorstel met zich meebrengt ondernemers ertoe zou kunnen bewegen hun diensten niet langer aan te bieden aan consumenten die in deze landen wonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Inger Segelström (PSE), schriftelijk. (SV) Wij Zweedse sociaal-democraten hebben voor het verslag gestemd, omdat we van mening zijn dat het uit het oogpunt van rechtszekerheid en in het kader van de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden op het gebied van zowel handel als marketing belangrijk is dat we moderne gemeenschappelijke voorschriften hanteren voor de keuze van het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst. We zijn echter niet tevreden over het compromis dat naar voren is gebracht, en daarom hebben we tegen paragraaf 2 in amendement 77 gestemd: dat gaat over consumentenovereenkomsten. Wij zijn van mening dat Europa behoefte heeft aan een sterkere consumentenbescherming met heldere regels voor zowel ondernemers als consumenten. In onze optiek biedt het compromis hiervoor geen bevredigende oplossing.

Zelfverzekerde consumenten, die zich bewust zijn van hun rechten en het vertrouwen hebben om buiten de nationale grenzen aankopen te doen, zijn belangrijk voor de Europese economie en welvaart. We delen echter de zorg die door kleine bedrijven wordt geuit over de last die ondernemers in e-commerce in Europa wordt opgelegd voor wat betreft het verkrijgen van ervaring in de consumentenwetgeving van de verschillende lidstaten. Dit is een belangrijke kwestie die nog moet worden opgelost.

 
  
  

- Verslag: Karin Scheele (A6-0299/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag van Karin Scheele gestemd over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, omdat ik van mening ben dat de in het verslag naar voren gebrachte amendementen, die gericht zijn op een uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening, de rol van het Europees Parlement bij de uitvoering ervan versterken, en als gevolg daarvan betere regelgeving bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het Europees Parlement heeft vandaag het verslag van Karin Scheele aangenomen over genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Zoals bekend bestaat er nog altijd veel twijfel over genetisch gemodificeerd voedsel, met name ten aanzien van de invloed daarvan op de gezondheid van mens en dier. Bij gebrek aan wetenschappelijke zekerheid moet daarom het voorzorgsbeginsel worden gehandhaafd.

Daarnaast betekent het voeden van dieren met genetisch gemodificeerde diervoeders dat deze producten ook onze voedselketen binnenkomen, ondanks het feit dat er geen wetenschappelijk bewijs bestaat dat dit niet schadelijk is voor de gezondheid.

In dit verslag steunt het Europees Parlement het standpunt van de Commissie over de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden en wordt er een reeks voorwaarden gesteld aan de bestaande wetgeving, zonder dat de wezenlijke knelpunten worden opgelost.

Om die reden kunnen we niet voor het voorstel stemmen. Alhoewel de voorwaarden wellicht positief zijn, bieden ze geen oplossing voor het fundamentele probleem.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Mijn fractie heeft een belangrijk amendement ingediend op het verslag van mevrouw Scheele. Het Parlement dient naar onze mening volledige controlerechten te hebben op het gebied van GGO-kwesties. Ik ben namelijk van mening dat GGO’s een substantiële bedreiging vormen voor de gezondheid en het milieu in de EU, en dat alle beslissingen op dit gebied daarom onder zo streng mogelijk toezicht van het Parlement behoren te staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Renate Sommer (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Na langdurig beraad zijn wij, de rapporteurs van de fracties in dit Huis, het eens geworden over een compromis voor het amendement van Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft. Dit compromis werd bereikt na overleg met andere instellingen, waaronder de Raad. Het houdt ten volle rekening met de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing.

We slaagden er aan de ene kant in om de bevoegdheden van het Parlement uit te breiden ten opzichte van het voorstel hierover in het ontwerpverslag van de Commissie. We wisten ook correcties aan te brengen in het ontwerpverslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het te veranderen in een uitvoerbaar en realistisch voorstel. Alle amendementen die waren ontworpen om misbruik te maken van de nieuwe comitéprocedure door essentiële onderdelen van bestaande GGO-wetgeving via de achterdeur te wijzigen, werden verworpen.

Het staat vast dat we het ons niet kunnen veroorloven “groene” gentechnologie de rug toe te keren. In tegendeel, GGO’s zijn onmisbaar voor onze toekomst. In het licht van het klimaatdebat zou het nu overduidelijk moeten zijn, zelfs voor de ideologisch overbelaste “groene” politici, dat we biotechnologische methodes moeten toepassen om duurzame energie te verbeteren voor gebruik in de productie van biomassa en energie. We hebben eenvoudigweg niet genoeg landbouwgrond om voldoende hoeveelheden conventionele energiegewassen te verbouwen. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat de voedsel- en energieteelt niet met elkaar hoeven te strijden om ruimte. Goedgekeurde GGO’s zijn veilig, en ideologie vult onze magen niet!

 
  
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0412/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Wij zeggen “nee” tegen meer subsidies voor politieke partijen op Europees niveau. Het is de aard van de democratie dat politieke partijen van onderaf opgebouwd worden door middel van een proces van meningvorming, dat wordt gevolgd door de formulering van politieke programma’s en de lancering van partijen die vervolgens steun proberen te verwerven tijdens de algemene verkiezingen. Het idee dat de politieke en technocratische gevestigde orde in staat wordt gesteld van bovenaf EU-partijen op te richten door gebruikmaking van belastinggeld, is in strijd met de democratie. Het resultaat zijn partijen die onafhankelijk zijn van hun leden, maar afhankelijk van een politieke elite.

Op grond hiervan is het bijzonder incorrect om door middel van kredieten de subsidies aan EU-partijen nu te verhogen en zo politieke fondsen op Europees niveau te creëren. EU-partijen kosten belastingbetalers volgens de EU-begroting uit 2007 al meer dan tien miljoen euro, en het lijkt erop dat de politieke fondsen opnieuw een dergelijke grote financiële bijdrage zullen krijgen. Dit betekent dat Europese belastingbetalers in de toekomst circa 190 miljoen Zweedse kronen (circa 18 500 000 euro) moeten betalen aan de EU-partijen en de daaraan verbonden organisaties. De fondsen gaan naar de EU-partijen, die niets meer zijn dan papieren ingrepen van Brussel, partijen waar de mensen, als burgers noch als belastingbetalers nooit om hebben gevraagd.

Uit moreel oogpunt kan men zich tevens afvragen hoe politici in dit Huis zo lichtvaardig geld van belastingbetalers kunnen toewijzen aan hun eigen organisaties, in een tijd waarin er in de lidstaten wordt gekort op de collectieve uitgaven.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In hun pogingen de essentie van een verdragsvoorstel op te leggen dat reeds is afgewezen, en dat afwisselend “constitutioneel”, “minimalistisch”, “simplistisch” en “hervormend” is genoemd, gaan de supranationale instellingen van de EU door met de promotie van het kunstmatig creëren van een “Europese publieke opinie”.

Bovendien staat nog vers in ons geheugen gegrift dat deze vastbeslotenheid veranderde in een soort kruistocht nadat de Fransen en Nederlanders de “Europese Grondwet” hadden verworpen; ze namen hun toevlucht tot alle beschikbare middelen, waaronder de “Europese politieke partijen” en nu ook nog hun politieke achterban, om de “vorming van een Europees bewustzijn” te bevorderen.

Zoals de Portugese voorzitter van de Raad reeds benoemde, is in dit fascinerende proces van de opbouw van Europa de betrokkenheid van al onze burgers de werkelijke reden, het werkelijke doel, dat waar het allemaal om draait. We zouden ons derhalve moeten afvragen waarom, ondanks zoveel enthousiasme, referenda over het Verdrag van Lissabon worden vermeden.

Dit is echter niet wat de dominerende krachten in de Europese Unie willen. Wat zij momenteel willen is, onder andere, geld uit de Gemeenschapsbegroting voor de financiering van de Europese verkiezingscampagnes van de Europese politieke partijen, wat zou kunnen leiden tot duidelijke inmenging in binnenlandse politieke aangelegenheden en in het democratisch functioneren van alle betrokken landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard en Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. (NL) In staten waarin verschillende volkeren samenleven, bestaan veelal geen in het hele land werkzame partijen. In voormalig Oostenrijk-Hongarije bestonden verschillende sociaal-democratische, katholieke en liberale partijen, elk voor de afzonderlijke volkeren, gebonden aan de eigen groepsbelangen en de eigen taal. Ook in België bestaan sinds enige decennia geen nationale partijen meer, maar Vlaamse en Waalse partijen. Waarom zouden er dan in de EU Europese partijen kunnen bestaan?

Onze partij, de Socialistische Partij in Nederland, ziet partijen als organisaties van onderop, als bewegingen van burgers die samen strijden voor hun visie op de inrichting van de samenleving en voor de belangen van de groepen die een partij hun vertrouwen geven. Partijen zijn geen onderdeel van het staatsapparaat en moeten niet worden gecreëerd met behulp van belastinggeld. Op grond daarvan hebben wij eerdere besluiten over de financiering van Europese partijen afgewezen en zijn we ook tegen een verhoging van die financiering tot 85 procent. Ook bevordering van Europese in plaats van nationale campagnes bij volgende Europese verkiezingen vinden we irreëel. Dat zijn 27 nationale verkiezingen onder uiteenlopende omstandigheden. Vervolgens leiden die tot één gezamenlijk parlement met internationaal samengestelde fracties van gelijkgezinden. Wij zijn voor internationale samenwerking tussen gelijkgezinden, maar daarvoor is geen EU-financiering nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL), schriftelijk. (EL) De politieke partijen op Europees niveau hebben verschillende en soms tegenstrijdige politieke standpunten over het Europees beleid op diverse terreinen. Alle Europese politieke organisaties die verbonden zijn aan politieke partijen zouden daarom onafhankelijk moeten zijn, zodat ze hun politieke standpunten volgens eigen inzicht naar voren kunnen brengen.

De Europese politieke organisaties die binnen het kader van deze verordening vallen krijgen de taak om het officiële Europese beleid te bevorderen, dat vaak tegengesteld is aan de standpunten die de politieke partijen verkondigen. Dit houdt in dat er sprake is van directe inmenging in de politieke werkzaamheden van de Europese politieke partijen en de nationale politieke partijen waaruit zij bestaan. Het leidt ook tot indirecte bemoeienis met de politieke en electorale processen binnen de lidstaten, aangezien het – door de geplande financiering – zou aanzetten tot “begunstigde” en “onbegunstigde” politieke partijen, met daaruit volgende consequenties voor de resultaten van de Europese verkiezingen.

In elke verordening moet daarom de vrijheid van meningsuiting en transparantie worden gestimuleerd, zonder dat er sprake is van enige vorm van onderlinge afhankelijkheid die een remmende werking heeft op de standpunten en activiteiten van de Europese en nationale politieke partijen.

 
  
  

- Verslag: Robert Sturdy (A6-0342/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met dit verslag waarmee wordt getracht te zorgen voor een zo laag mogelijke hoeveelheid pesticideresiduen in voedsel en dierenvoeder. Dit is een erg belangrijke kwestie voor de gezondheid van zowel mens als dier.

 
  
  

- Afkondiging van de Europese consensus over humanitaire hulp (B6-0484/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We hebben er reeds eerder op gewezen dat we onze steun niet kunnen verlenen aan de “consensus” betreffende de beginselen, doelstellingen en strategieën van de EU voor het verstrekken van humanitaire hulp in derde landen, waardoor we verplicht worden de zogenaamde “humanitaire” interventie te bevorderen als een “recht” of zelfs een “plicht”, en “dwangmaatregelen, met inbegrip van militair ingrijpen” slechts als “laatste redmiddel” mogen toepassen, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de grondbeginselen van het internationaal recht.

Helaas zijn de consequenties van een dergelijk beleid zeer duidelijk zichtbaar (ondanks dat ze achtergehouden en genegeerd worden). Het beleid camoufleert ontoelaatbare doelstellingen en belangen onder een mantel van “goede bedoelingen”, alsof de voortdurende aanklacht tegen het militaire geweld in en de bezetting van Irak door de Verenigde Staten en haar bondgenoten, met als gevolg honderdduizenden doden en de plundering van de enorme voorraad natuurlijke hulpbronnen in het land, nog niet afdoende is.

“Humanitaire interventie” is een middel dat vooraanstaande machthebbers gebruiken om hun inmenging in situaties te rechtvaardigen, die ze vaak juist hebben gevoed en verergerd door jarenlange interventies, door het nastreven van hun strategische belangen en door steun te bieden aan de gewetenloze en slinkse handelwijzen van multinationals.

Om de ernstige problemen, waar miljoenen mensen mee kampen, op te lossen is het nodig dat de nationale soevereiniteit wordt gerespecteerd, een vreedzame oplossing wordt gezocht voor internationale conflicten en dat wordt voldaan aan de meest dringende behoeften van de economisch armste landen.

 
  
  

- Situatie in Georgië (RC-B6-0481/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor deze verordening gestemd in de hoop dat deze een concrete invloed zal hebben op enerzijds de situatie in Georgië en het besluit van dit land om de democratische hervormingen onverdroten voort te zetten, en anderzijds op het proces om de activiteiten van de EU in dit land en in Oost-Europa in het algemeen te versterken.

Als rapporteur voor economische samenwerking in het Zwarte-Zeegebied zou ik het belang willen onderstrepen van het creëren van een zone van politieke stabiliteit en daadwerkelijke democratie in deze regio. Mijn ontwerpverslag geeft een nauwkeurige beschrijving van dit aandachtspunt, evenals van andere kernprioriteiten van regionale samenwerking, en de situatie in Georgië bevestigt voor ons de absolute noodzaak om de samenwerking op dit gebied te bevorderen en te versterken. Ik geloof dat met het oog op deze doelstelling drie zaken essentieel zijn: de democratische hervormingen in Georgië verstevigen, het tot stand brengen van goede verhoudingen tussen buurlanden in de regio en de constructieve betrokkenheid van Rusland in dit proces, en, als laatste, de diepgaande en actievere betrokkenheid van de EU bij het huidige stabiliserings- en democratiseringsproces van Georgië en meer in het algemeen van het hele Zwarte-Zeegebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Hierbij slechts een aantal punten over de resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Georgië.

Alhoewel de verslechterde politieke situatie en de onderdrukking in Georgië in het verslag worden opgemerkt, is dit het zoveelste voorbeeld van inmenging door de EU, eufemistisch omschreven als steun voor de “politieke en economische hervormingen” en “Euro-atlantische waarden”.

Ten tweede, en als gevolg hiervan, wordt erkend dat “de huidige president en de huidige regering van Georgië politieke, democratische en economische vooruitgang hebben geboekt”, hoewel er in het verslag exact het tegenovergestelde wordt beweerd en hierin niets staat vermeld over de golf van onderdrukking waar de progressieve kringen van het land reeds lange tijd blootgestaan.

Ten derde negeert het verslag het feit dat de verslechtering van de sociale en economische situatie in Georgië en van de leefomstandigheden van de meerderheid van de bevolking (door de daling van inkomen en werkgelegenheid) de wortel vormt van de huidige maatschappelijke ontevredenheid, en dat hierdoor tevens de binnenlandse ongelijkheid is versterkt, waar de machthebbers, net als in het recente verleden, handig gebruik van proberen te maken.

Tot slot doet het Europees Parlement als reactie op deze belangrijke gebeurtenissen president Saakashvili en de Georgische autoriteiten een “verzoek”, terwijl anderen voor beduidend minder belangrijke zaken door het Europees Parlement zijn “veroordeeld”.

 
  
  

- Verslag: Jo Leinen (A6-0445/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het Handvest van de grondrechten dat in 2000 in Nice werd aangenomen is een opsomming van gemeenschappelijke Europese waarden waar alle burgers zich mee kunnen vereenzelvigen.

Deze waarden komen voort uit de rijke culturele erfenis van de verschillende EU-landen, uit hun constitutionele tradities en wetgeving, en kenschetsen de Europese Unie niet enkel als een economische eenheid, maar ook als een gemeenschap van gedeelde waarden.

Het Europees Parlement heeft stelselmatig verzocht het Handvest de status van primaire wet te verlenen, waardoor het een centraal referentiepunt zou worden voor het Hof van Justitie en de nationale rechtbanken en het juridisch bindend wordt.

Dit bevestigd te zien stemt mij derhalve uiterst tevreden, en tevens ben ik verheugd dat het voorlopige Hervormingsverdrag de inhoud van Deel II van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa omvat.

Ik betreur het dat het Handvest in de vorm van een bijlage is opgenomen in plaats van in de kern van het Verdrag, wat gezien het belang ervan wel gerechtvaardigd zou zijn. Ik betreur het ook dat het Verenigd Koninkrijk en Polen gebruik hebben gemaakt van hun recht om zich afzijdig te houden van deze verbintenis aan de grondrechten, hoewel recente uitspraken van de nieuwe Poolse regering lijken te wijzen op een nieuwe benadering, die veel meer op één lijn ligt met de gemeenschappelijke gedachte.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het is duidelijk dat dit verslag over het Handvest van de grondrechten wordt gebruikt als camouflage om de kern van de Europese Grondwet weer tot leven te wekken en de soevereine keuze van de bevolking van Frankrijk en Nederland, die de grondwet verwierpen, te omzeilen, teneinde te voorkomen dat er referenda moeten worden gehouden over het zogenaamde Hervormingsverdrag. Dit is ontoelaatbaar, en op grond daarvan hebben we tegen gestemd.

In zekere zin is het hypocriet te spreken over het verdedigen van grondrechten als er tegelijkertijd wordt getracht de inhoud van dit verdrag voor mensen te verbergen, open debatten waarin vragen worden opgehelderd te vermijden, en te voorkomen dat burgers tijdens nationale referenda hun mening geven bij de stembus.

We moeten nogmaals benadrukken dat het Handvest zwakker is dan andere instrumenten, zoals de grondwet van de Portugese Republiek, het Europees Sociaal Handvest en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa, die internationaal geldig en veelomvattender zijn en als legitiem worden erkend.

Tot slot moeten we niet vergeten dat de belangrijkste doelstelling van het Handvest is om de neoliberale, federale en militaristische sprong voorwaarts, die het doel is van het zogenaamde Hervormingsverdrag, te vergemakkelijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE), schriftelijk.(FR) Het feit dat de Europese Unie zich opnieuw voorbereidt om het Handvest van de grondrechten aan te nemen toont precies aan hoe de bevolking van Europa wordt misleid. Het oorspronkelijke Handvest, met name de wettelijke invloed ervan, werd gewijzigd om er zeker van te zijn dat het Verenigd Koninkrijk in staat zou zijn het Constitutioneel Verdrag in Rome te tekenen. Dit was een concessie die door de Britten werd gewonnen.

Protocol 7 van het toekomstige Verdrag van Lissabon, waarin de uitzonderingsbepaling voor het Verenigd Koninkrijk en Polen geregeld is, bepaalt echter “om twijfel te voorkomen” dat “het Handvest […] het Hof van Justitie van de Europese Unie” niet “de bevoegdheid [verleent]” op basis van het Handvest een oordeel uit te spreken over de wetten en regelgeving van deze landen, en ook “voorziet […] het Handvest niet in rechten voor de justitiabele die op Polen of het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn”. Dit betekent dat de rechten die in het Handvest zijn uiteengezet geen Gemeenschapsrechten zijn. Ik wil niets te maken hebben met een dergelijk bedrog.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Alle EU-instellingen zijn reeds aan internationale wetgeving gebonden waarin de bescherming van de mensenrechten wordt verzekerd. Dit blijkt zeer duidelijk uit het vonnis van het Europees Hof van Justitie in de zaak-Racke. Daarnaast hebben alle EU-landen het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geratificeerd. Dit verdrag is bindend voor alle lidstaten en doet zijn werk goed.

Anderzijds draagt een nieuwe tekst het gevaar in zich dat er rechtsonzekerheid zou kunnen ontstaan, aangezien het Europees Hof van Justitie in Luxemburg vonnissen zou kunnen uitvaardigen die indruisen tegen besluiten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, dat al naar behoren functioneert.

Wij verzetten ons tegen het idee om het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat wil zeggen de versie die als bijlage is toegevoegd aan dit verslag, tot een wettelijk bindend middel te maken.

Wij zijn van mening dat het niet juist is om de Voorzitter een mandaat te geven om het Handvest plechtig af te kondigen voordat het Verdrag getekend is, en wij verzetten ons tegen alle initiatieven om het mogelijk al in het Publicatieblad van de Europese Unie te laten publiceren voordat de ratificatieprocedure met positief resultaat is afgerond, als dat is wat er gaat gebeuren.

In plaats daarvan roepen we de lidstaten op om onderhandelingen te starten die het de EU mogelijk maken toe te treden tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zodat de EU-instellingen ook gebonden zijn aan deze gemeenschappelijke bepalingen betreffende de mensenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het lijkt erop dat het Europees Parlement het “Handvest van de grondrechten” gek genoeg voor de tweede keer heeft aangenomen, zeven jaar nadat dit voor het eerst gebeurde.

Hierbij moet worden opgemerkt dat dit handvest werd opgesteld door een zogenaamde “conventie”, die voor de gelegenheid in het leven was geroepen en die een consensus bereikte gebaseerd op de kleinste gemene deler, onder druk van krachten die zeer behoudende standpunten uitdroegen, namelijk de Britse Labour-regering onder leiding van Tony Blair.

De uitkomst van dit proces was een Handvest van de grondrechten dat wat betreft sociale rechten beduidend zwakker is dan bijvoorbeeld de grondwet van de Portugese Republiek of het Europees Sociaal Handvest, dat Portugal heeft geratificeerd.

De bescherming van het recht op werk bijvoorbeeld, dat duidelijk en expliciet is vastgelegd in de grondwet van de Portugese Republiek (artikel 58) en het Europees Sociaal Handvest (artikel 1), is in het Handvest van de grondrechten “aangepast” en “gemoderniseerd” en veranderd in “het recht te werken”.

Er zijn tevens andere voorbeelden, zoals blijkt uit de “toelichtingen die zijn opgesteld onder het gezag van het praesidium van de Conventie die het Handvest heeft opgesteld en bijgewerkt onder de verantwoordelijkheid van het praesidium van de Europese Conventie” die de “Europese Grondwet” heeft opgesteld. Deze “toelichtingen” zijn essentieel voor het begrip van de inhoud van het Handvest van de grondrechten, maar zijn vrijwel nooit bijgevoegd. Ik vraag me af waarom.

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. (NL) “De volkeren van Europa hebben door onderling een steeds hechter verbond tot stand te brengen besloten een op gemeenschappelijke waarden gegrondveste vreedzame toekomst te delen.” Zo ondertekenden EU-leiders de eerste zin van de preambule van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op 7 december 2000 in Nice.

En in deze zin zit dan ook meteen de kernwaarheid vervat. In onze Unie hebben we gemeenschappelijke waarden en normen, die nu met het Handvest als rechten zijn vastgelegd: vrijheid, gelijkheid, waardigheid van de persoon, solidariteit, burgerschap en gerechtigheid.

Wat mij betreft was het beter geweest als de EU zich gewoon had aangesloten bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens van de Raad van Europa. Maar uiteindelijk is dit een acceptabele oplossing. Het is eindelijk een uitdrukkelijke erkenning van de grondrechten in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben ingenomen met, en heb dan ook gestemd voor, het verslag van de heer Leinen over het Handvest van de grondrechten. Ik heb me echter onthouden van stemming over het amendement waarin Polen wordt opgeroepen zijn uiterste best te doen om het Handvest van de grondrechten integraal toe te passen. Als Brits afgevaardigde leek me dat een beetje hypocriet.

 
  
MPphoto
 
 

  José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik heb me onthouden van stemming over dit voorstel omdat de Portugese grondwet een betere bescherming van de grondrechten biedt en omdat het standpunt van sommigen dat communautaire wetgeving voorrang heeft ten opzichte van de nationale wetgeving van lidstaten kan leiden tot zeer schadelijke juridische geschillen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Siwiec (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb vandaag gestemd voor de hernieuwde goedkeuring van het Handvest in zijn nieuwe gedaante, een handeling waarmee het bindend wordt voor de Europese instellingen. Mijn socialistische partij is zowel in Polen als in Europa een groot voorstander van de goedkeuring van dit Handvest, en ik persoonlijk evenzo. Het Handvest is een cruciaal instrument voor onze Unie. De burgers van de Europese Unie verkrijgen hiermee rechten; individuele rechten, alsook rechten op het vlak van het burgerschap. Met dit Handvest wordt een grote lacune gedicht. Een opt-out is geen echte opt-out als het Handvest bindend blijft voor de Europese instellingen en voor het geheel aan Gemeenschapsrecht, ook al is er nog steeds een aantal landen dat hoopt dat het van generlei invloed zijn zal op hun nationale rechtsstelsel. Het Hof van Justitie zal ervoor zorg dragen dat het Handvest op juiste wijze ten uitvoer wordt gelegd. De proclamatie van het herziene Handvest en de verwijzing ernaar in het nieuwe Verdrag zorgen ervoor dat de Europese Unie sterker komt te staan als een gemeenschappelijke ruimte van gemeenschappelijke waarden en gemeenschappelijke rechten. Dat is dan ook de reden waarom ik nog altijd hoop dat het Handvest zonder enige uitzondering van toepassing zal zijn op alle 27 lidstaten, eerst en vooral ook op mijn eigen land, Polen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) Ik stem voor het verslag van de heer Leinen over de goedkeuring door het Europees Parlement van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

In mijn optiek moet het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zonder enig voorbehoud worden aangenomen, ook door Polen, mijn eigen land.

In combinatie met de aanneming van het nieuwe Hervormingsverdrag zal het Handvest een bindend wetgevend document zijn dat evenveel waarde heeft als de Europese verdragen. Het is belangrijk voor onze burgers, en daarnaast biedt het een motief om de handelingen van de EU-instellingen op terreinen waar zij volgens de lidstaten gemachtigd zijn te opereren, te controleren. Iedere burger zal in staat zijn direct een beroep te doen op het handvest, en kan op basis van EU-wetgeving in rechtbanken in heel de Europese Unie gebruik maken van zijn of haar rechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. (PL) Het Handvest van de grondrechten maakt het systeem dat in Europa wordt gehanteerd voor de bescherming van de grondrechten ingewikkelder. Voor burgers wordt het nog onbegrijpelijker, en veel Europeanen hebben hun twijfels hierover. Dat is de reden waarom twee lidstaten hebben besloten protocollen op te stellen die hen moeten beschermen tegen eventuele onverwachte gevolgen van het handvest. En dat is ook de reden waarom ik tegen het verslag-Leinen stem.

 
  
  

- Verslag: Ole Christensen (A6-0446/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Ole Christensen, Göran Färm, Anna Hedh, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose, Inger Segelström en Britta Thomsen (PSE), schriftelijk. (SV) Wij Zweedse en Deense sociaal-democraten hebben ervoor gekozen om voor amendement 41 in het verslag te stemmen. Er zijn problemen op de arbeidsmarkt die te wijten zijn aan onzekere arbeidsovereenkomsten, en aan lonen waar onmogelijk van te leven valt. Beide problemen moeten verholpen worden. In sommige landen wordt dit gedaan door middel van wettelijk ingestelde minimumlonen. In andere landen worden dergelijke vraagstukken opgelost door middel van onderhandelingen tussen de sociale partners. In de Scandinavische landen hebben we gekozen voor het laatste model. Wij Zweedse en Deense sociaal-democraten zijn van mening dat we in staat moeten blijven ons collectief overlegmodel te gebruiken om te zorgen dat werknemers fatsoenlijke worden betaald.

Aangezien het ingediende amendement ertoe oproept deze zaken te reguleren door middel van de nationale stelsels van de lidstaten, zijn wij van mening dat dit verenigbaar is met het collectieve overlegmodel waar wij gebruik van maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De PPE-DE-Fractie is een groot voorstander van het principe van flexizekerheid alsook van het helpen van zowel werknemers als werkgevers om zich aan te passen aan de uitdagingen van de globalisering. We hebben nauw met andere fracties samengewerkt, alsook met de PSE-rapporteur, om zo een verslag het levenslicht te doen zien dat zowel positief als uitgewogen is, en in het kader waarvan op alle belangrijke punten grote overeenstemming is bereikt.

We hebben echter ook duidelijk gemaakt dat wij het uiteindelijke verslag niet zouden kunnen steunen indien twee op het laatste moment ingediende amendementen goedgekeurd zouden worden. Zo kunnen wij onmogelijk instemmen met het last minute-amendement ( 41) van de GUE/NGL-Fractie inzake een gedwongen beperking van het aantal arbeidsuren, waarmee de individuele keuzemogelijkheid alsook de arbeidsbeloning zou worden ingeperkt. Ook is amendement 45 met betrekking tot een voor de hele EU geldend minimumloon voor ons niet aanvaardbaar, aangezien er in het Verdrag is bepaald dat dit een kwestie is die geregeld wordt door de lidstaten. Om die reden valt het minimumloon dus niet onder de bevoegdheid van de EU en hoort het dus ook niet in dit verslag.

We zullen nauw blijven samenwerken met alle fracties die met constructieve ideeën komen willen om werkenden te helpen de grote veranderingen het hoofd te bieden. We zijn echter niet onder de indruk van fracties die er de voorkeur aan geven zich uit electorale overwegingen met veel spektakel in de schijnwerpers te werken, in plaats van de ware behoeften van de mensen als leidraad te kiezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben tegen gestemd omdat het niet acceptabel is dat het Europees Parlement steun verleent aan de fundamentele doelstellingen inzake flexizekerheid van de Europese Commissie. Door te accepteren dat werkgevers en werknemers belang hebben bij flexibiliteit geeft de tekst zijn goedkeuring aan de mededeling van de Europese Commissie, die deregulering van de arbeidsmarkt nastreeft, het recht om mensen zonder geldige reden te ontslaan liberaliseert, de waarde van collectieve arbeidsovereenkomsten beperkt en de vakbonden en de strijd van werknemers verzwakt, hoewel de tekst in een aantal opzichten kritisch is ten aanzien van de mededeling.

In de tekst wordt herhaaldelijk verwezen naar de noodzaak van “flexibele arbeidsmarkten”, “aanpasbare contractuele regelingen”, en “werknemers die zich kunnen aanpassen”. Dit laat geen ruimte voor twijfel over de werkelijke bedoeling van dit verslag, dat het resultaat is van een overeenkomst tussen de twee belangrijkste fracties in het Europees Parlement, de PPE en de PSE, waaronder ook de Portugese afgevaardigden in de PS, de PSD en de CDS/PP.

Wij betreuren het dat onze voorstellen zijn afgewezen, waaronder onze bezwaren tegen het opnemen van de beginselen van flexizekerheid in het kader van de Lissabonstrategie, tegen de herziening van de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor de periode 2008-2010, tegen de nationale hervormingsprogramma’s en tegen het gebruik van communautaire fondsen om aanvallen op werknemersrechten te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten moet door de landen zelf bepaald worden door middel van een breed en democratisch verankerd debat dat gebaseerd is op onderzoek en de ervaring in het eigen land. Het werkgelegenheidsbeleid van de verschillende EU-landen moet uit een proces van institutionele concurrentie ontwikkeld worden.

We zijn nu gelukkig in staat te debatteren over het Deense model van flexizekerheid, omdat de EU zo’n 25 jaar geleden nog geen gemeenschappelijke arbeidsmarkt invoerde. Als dat wel het geval was geweest, hadden enkele continentale landen, aangevoerd door Duitsland, communautaire wetgeving ingevoerd die desastreuze gevolgen zou hebben gehad voor de werkgelegenheid en de economische groei in Europa en die welhaast niet veranderd had kunnen worden. De nieuwe lidstaten zouden gedwongen zijn het beleid aan te nemen als onderdeel van het acquis communautaire, en zouden op grond daarvan verplicht zijn geweest onder onredelijke voorwaarden hun entree te maken als nieuwe lidstaat.

Het is te danken aan het feit dat er op dit terrein geen gemeenschappelijk beleid is dat we nu flexizekerheid kunnen vergelijken met het Scandinavische model, het Angelsaksische model en het continentale model. Het is te danken aan deze institutionele concurrentiestrijd, gericht op het vinden van goede oplossingen, dat er in de echte wereld oplossingen bestaan die we met elkaar kunnen vergelijken.

Op basis van de bovengenoemde argumenten hebben we in de eindstemming tegen de ontwerpresolutie gestemd, en tegen alle ingediende amendementen die ideeën bevatten over het type werkgelegenheidsbeleid dat de lidstaten zouden moeten nastreven.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk.(FR) De proliferatie van nieuwe woorden is een van de symptomen van een ongeneeslijk probleem: een gebrek aan talent of deskundigheid, ondanks de rijke woordenschat waar men reeds uit kan putten. Het is ook een hellend vlak richting de uniforme taal die gebezigd wordt door een elite zonder thuisland, zonder geloof en zonder wetten, en door haar propagandamachines.

“Flexizekerheid”, bedoeld als een instrument om welvaart te brengen in heel Europa door middel van een evenwichtige combinatie van “flexibiliteit” op economisch terrein en “zekerheid” op sociaal terrein, is een nieuwe vondst van de aanhangers van Europa vóór de mondialisering.

Voor de Europese Commissie houdt dit in principe slechts een versoepeling in van de arbeidswetgeving om de werkloosheid tegen te gaan. In werkelijkheid zal dit liberale concept echter als belangrijkste resultaat hebben dat het gemakkelijker en goedkoper wordt voor bedrijven om werknemers te ontslaan teneinde goedkoper personeel aan te trekken. Hierdoor zullen nog meer migranten van buiten Europa worden aangetrokken, maar daarnaast vormt het ook een maatschappelijke bedreiging doordat er een domino-effect optreedt, waarbij de lager betaalde banen iets aan zekerheid inboeten, wat dan weer gevolgen heeft voor de beter betaalde banen.

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement heeft geprobeerd deze tekst te wijzigen om zo de invloed ervan op de werkgelegenheid te matigen, maar dit zal niet genoeg zijn om de ultraliberale hang naar meer van de voorvechters van Europa te beteugelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag-Christensen gestemd omdat het een gepaste en breed gesteunde benadering kiest, waarbij flexibiliteit en zekerheid in zekere zin aan elkaar gekoppeld worden. Het verslag maakt zeer duidelijk dat een flexibele arbeidsmarkt hand in hand kan gaan met baanzekerheid.

De term “flexizekerheid” wordt vaak gedemoniseerd, maar in dit verslag zijn we erin geslaagd de negatieve associaties met wat een leidend beginsel zou moeten zijn voor het werkgelegenheidsbeleid in Europa te overbruggen. Het scheppen van banen is van primair belang voor het bestrijden van de werkloosheid in Europa, die te hoog blijft ondanks de in de afgelopen jaren geboekte vooruitgang. Flexizekerheid biedt ons een realistisch vooruitzicht op het bereiken van de doelstellingen van de Lissabonstrategie.

Om dit te bereiken moeten we manieren vinden om de toegang tot werkgelegenheid te vergemakkelijken en mensen op te leiden tot deskundige, flexibele, mobiele en gemotiveerde arbeidskrachten.

Het hebben van een baan biedt de beste bescherming tegen alle vormen van sociale uitsluiting. Europa moet de lidstaten aanmoedigen om de toegang tot werk te vergemakkelijken voor diegenen die trachten te integreren of te reïntegreren op de arbeidsmarkt.

De wetgeving op het gebied van arbeid en arbeidsvoorwaarden is de verantwoordelijkheid van de lidstaten, en ik steun de amendementen die het subsidiariteitsbeginsel versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben over het algeheel ingenomen met de inhoud van het Commissiedocument over flexizekerheid. Met dit verslag heeft het Parlement duidelijk gemaakt dat flexizekerheid ertoe dient de baanzekerheid te verbeteren en de werkzekerheid te bevorderen. Geen enkele werkende mag het recht op gelijke behandeling, levenslang leren of sociale zekerheid ontzegd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk.(FR) “Flexizekerheid” is een rookgordijn waarachter de verzakelijking van arbeid en arbeidskrachten schuilgaat.

Dit rookgordijn schijnt afkomstig te zijn uit Denemarken. Na het Zweedse model in de jaren zestig, het Joegoslavische model van zelfbestuur in de jaren zeventig, het onverwoestbare maoïstische model, het ex-sovjetmodel, het model van Blair en zelfs het Zapatistische model, hebben we nu het Deense model. Het is “Andersen-manie”, Margaret Thatcher die ons vermomd als de kleine zeemeermin doet geloven dat als we “wegwerpwerknemers” wat subsidie, extra opleidingen en een snelle reïntegratie bieden, we ze meer zekerheid geven.

Denemarken telt meer stakingsdagen dan Frankrijk, maar dat geeft niet. Flexizekerheid heeft het land omgetoverd in een paradijs van flexibele arbeidsmarkten en gelukkige werknemers (alhoewel je je wel moet afvragen waarom ze dan nog steeds staken …).

Wat is hier nu de waarheid? De waarheid is dat we proberen “Mindongs” te creëren in Europa, vergelijkbaar met de Chinese “half-boeren, half-arbeiders” die onder de zwaarst mogelijke omstandigheden moeten werken.

Het hele idee is dat de mate van bescherming die wordt geboden door de wet sociale zekerheid en de arbeidswet wordt verminderd.

“Flexizekerheid” is farizeïsme toegepast op de arbeidswetgeving. Dat dit een positief resultaat zou opleveren voor de economie is een illusie die vergelijkbaar is met de verlaging van de bijdragen voor de sociale zekerheid, waardoor ook geen einde werd gemaakt aan de onevenredige productiekosten tussen Azië en Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún en Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Het doet ons deugd dat dit verslag in zekere zin een correctie aanbrengt op de Commissiemededeling, en wel ten faveure van de bescherming van de werknemersrechten. Ook al zijn we ingenomen met de erkenning van de behoefte aan de schepping van hoogkwalitatieve banen, de noodzaak tot het verstrekken van de nodige middelen voor levenslang leren, de noodzaak werknemers op continue basis te scholen, alsook met het feit dat er specifieke strategieën zijn voor een grotere deelname van jongere werknemers en vrouwen aan de arbeidsmarkt, toch betreuren wij het dat al deze kwesties vaag zijn geformuleerd en dat er geen concrete doelen worden gesteld.

Een dynamische en flexibele economie dient ten dienste te staan van de rechten en de behoeften van de werknemers, alsook van de belangen van de onderneming. Wij verwerpen de eenzijdige versie van flexibiliteit die hier tentoon wordt gespreid.

Wij zijn tegen het verslag vanwege het feit dat ondanks het groeiend aantal precaire dienstverbanden en het groeiende misbruik van werknemers met atypische dienstverbanden de EU-lidstaten hebben nagelaten hier iets aan te doen, vooral als het gaat om uitzendkrachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb tegen het verslag van Christensen over flexizekerheid gestemd, omdat het onder de noemer van flexibiliteit van arbeidsverhoudingen de bescherming van reguliere arbeid en de zekerheid voor werknemers verzwakt. Ondanks de pogingen en voorstellen van de Fractie Europees Unitair Links heeft het Europees Parlement, door middel van het door haar goedgekeurde compromis van Europees Rechts en de Sociaal-democratische Fractie, en ondanks enkele individuele wijzigingen, de basisfilosofie aangenomen van de neoliberale voorstellen van de Commissie. In naam van concurrentievermogen en bedrijfswinst wordt datgene wat de vakbonden hebben bereikt nu gezien als “inflexibiliteit” en “een last”. Het zal voor bedrijven gemakkelijker worden mensen te ontslaan zonder bijkomende kosten, en de kosten voor het beschermen van werkloze jongeren zullen volledig op de schouders van de gemeenschap terechtkomen. De verantwoordelijkheid van bedrijven voor werknemers zal worden vervangen door de verantwoordelijkheid van de maatschappij voor diegenen die geen werk hebben. Collectieve onderhandelingen en de rol van de vakbonden worden in dit nieuwe model ernstig verzwakt. Europees Links oefent, in samenwerking met de vakbonden, door middel van haar voorstellen aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de plenaire vergadering druk uit voor de bescherming van alle werknemers, ongeacht het type contract dat bij hun aanstelling is getekend. Het blijft een vaststaand gegeven dat het recht om collectief actie te voeren een belangrijk onderdeel vormt van het arbeidsrecht. Wij roepen de lidstaten op om reguliere arbeid te stimuleren en de rechten van werknemers, met een hoog niveau van sociale bescherming, veilig te stellen en te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Pribetich (PSE), schriftelijk.(FR) Een door Ole Christensen ingediend wezenlijk belangrijk amendement op het verslag over gemeenschappelijke beginselen inzake flexizekerheid is helaas verworpen door de meerderheid van het Europees Parlement, en om die reden heb ik tegen het verslag gestemd.

Amendement 41 over het bevorderen van een Europees inkomensbeleid stelde een minimuminkomen voor van ten minste vijftig procent van het nationaal gemiddeld inkomen, en dit leek mij van wezenlijk belang om de strijd aan te binden met de lage lonen die vaak leiden tot armoede.

De harmonisatie van het minimuminkomen op Europees niveau zou voor Europese werknemers belangrijke gevolgen kunnen hebben in de zin van betere arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden voor Europese werknemers. Ik betreur het zeer dat deze stemming helaas andermaal heeft voorkomen dat sociaal Europa vooruitgang kan boeken in de richting van een eerlijker en meer verbonden Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) Het is van cruciaal belang voor het vrije verkeer van arbeid in de hele EU dat er een algemeen geaccepteerd geheel aan basisrechten bestaat dat indien nodig met juridische middelen kan worden afgedwongen.

Gezien het feit dat in een moderne geliberaliseerde economie de werkgelegenheid van miljoenen mensen continu onder druk staat, en gezien de effecten van het streven naar een gemeenschappelijke markt, is het van essentieel belang dat er een goed werkend en doeltreffend evenwicht wordt bewerkstelligd. Ik heb dan ook om de reeds door mij aangegeven redenen mijn steun gegeven aan die onderdelen van dit verslag waarmee iets aan de genoemde zorgpunten wordt gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Renate Sommer en Gabriele Stauner (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Wij hebben tegen dit verslag gestemd, omdat het een bonte verzameling is van tegenstrijdige verklaringen zonder enig teken van een duidelijke lijn in welke belangrijke sociale kwestie dan ook. Je kunt er absoluut alles in lezen wat je wilt. Bovendien geeft het de Commissie de vrijheid om te handelen zonder een gepaste rechtsgrond. Daarnaast verwerpen we de term “flexizekerheid” als betekenisloos gespeel met woorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) Flexizekerheid kan alleen maar werken als er gedegen steun wordt gegeven aan iemand die zijn baan verloren heeft, zowel op financieel vlak als bij de zoektocht naar nieuw werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Het concept flexizekerheid heeft momenteel jammer genoeg zo’n stevige voet aan de grond gekregen in het debat dat het niet mogelijk is om het uit de weg te gaan. Er woedt een strijd over wiens definitie zal zegevieren. In enigszins versimpelde bewoordingen leggen de conservatieven de nadruk op flexibiliteit, en de sociaal-democraten op zekerheid. In het verslag over flexizekerheid, waarover we vandaag stemden in het Europees Parlement, is het gelukkig de eerste definitie die prevaleert. Op grond hiervan was ik in staat het verslag te steunen, ondanks een aantal minder gelukkige overwegingen. Loskomen van de starheid die met name jongeren en oudere werknemers belet de arbeidsmarkt te betreden moet de hoogste prioriteit krijgen als we uitsluiting willen uitbannen.

 
  
  

- Verslag: Paolo Costa (A6-0399/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. (PT) Het voorstel van de Europese Commissie inzake een nieuw EU-toerismebeleid zoals gepresenteerd in haar mededeling “Een nieuw EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme”, die het onderwerp is van dit verslag, verdient onze volledige steun.

Het verslag versterkt de bepalingen van het voorstel van de Commissie en vult ze aan, en brengt er verbeteringen in aan door:

- de harmonisatie van kwaliteitsnormen voor toeristische accommodaties in Europa te verdedigen en de invoering van een algemeen kader voor kwaliteitsbeheersystemen te ondersteunen;

- consumentenbescherming, met name op het gebied van elektronische toeristische dienstverlening (boekingen en betalingen);

- op het gebied van toegankelijk toerisme naar behoren rekening te houden met niet alleen toeristen met een beperkte mobiliteit, maar ook met de beperkte toegankelijkheid van regio’s met specifieke natuurlijke of geografische kenmerken, zoals de ultraperifere regio’s;

- duurzaam toerisme te bevorderen (in economisch, sociaal, territoriaal, ecologisch en cultureel opzicht);

- passagiersrechten te versterken op het gebied van luchtvervoer;

- de promotie van Europa als toeristische bestemming en van toeristische bestemmingen in Europa.

Op grond hiervan heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Hoewel wij ingenomen zijn met sommige aspecten van dit verslag, zoals het bevorderen van kwaliteitsnormen voor toeristische accommodaties, de bescherming van consumenten, de verbetering van de toegankelijkheid van toeristische bestemmingen en toegang voor iedereen, betreuren wij het dat onze voorstellen zijn verworpen, die de noodzaak onderstreepten:

- om de rechten van werknemers en kwalitatief goede banen te waarborgen door te investeren in de opleiding en ontwikkeling van menselijke hulpbronnen en te zorgen voor betrouwbare arbeidscontracten en eerlijke en gepaste lonen;

- om te kiezen voor een transversale aanpak van de sector wat betreft het beleid en de financiering van de Gemeenschap door het creëren van een specifiek Gemeenschapsprogramma ter aanvulling van de initiatieven van de lidstaten.

- om de seizoensgebondenheid van de vraag te verminderen, de invloed van het gebruik en het afval van hulpmiddelen tot een minimum te beperken, en een toeristisch aanbod te ontwikkelen dat voor iedereen toegankelijk is en gevrijwaard is van discriminatie.

We verwelkomen de aanneming van voorstellen die ernaar streven:

- duurzaam toerisme te garanderen waarbij andere economische activiteiten – zowel op het gebied van de toelevering als de afzet – worden ondersteund; het landschap en ons cultureel, historisch en ecologisch erfgoed te waarderen; de territoriale samenhang te bevorderen;

- de opkomst van toeristische faciliteiten tegen te gaan die gericht zijn op massatoerisme, dat een sterk negatieve invloed heeft op lokale gemeenschappen, het milieu en het historisch en cultureel erfgoed.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag van de heer Costa over het toerismebeleid gestemd. In elk Europees land speelt de toeristische sector een belangrijke economische rol en deze is absoluut van cruciaal belang voor vele plattelandsgebieden zoals de Schotse hooglanden en de Schotse eilanden. Het is dan ook van het allergrootste belang dat wij in de EU alle mogelijke ondersteuning verlenen aan de ontwikkeling van een toeristische sector die rekening houdt met de lokale economieën, de culturele en taalkundige diversiteit, alsook met het milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) In het kader van de mogelijkheden die nieuwe technologieën de toerisme-industrie bieden boeken steeds meer toeristen hun reis, met name het vervoer en de accommodatie, met behulp van elektronische middelen, zonder tussenpersonen en reisbureaus.

Er ontstaan vaak situaties waarin consumenten teleurgesteld zijn wanneer ze niet de diensten geleverd krijgen waarvoor ze van tevoren betaald hebben. Onlangs werd ik geïnformeerd over de gang van zaken in het Victoria Garden Suites Hotel in Straatsburg, waar Slowaakse toeristen werden teruggeplaatst van een driesterren- naar een tweesterrenhotel en werden behandeld als tweederangs burgers. Het hotel gaf hen geen vergoeding voor het verschil in de diensten waar ze voor hadden betaald en die ze daadwerkelijk geleverd kregen, hoewel het klein genoeg was om dit op te eisen.

Deze ontwikkeling van het gebruik van IT-technologieën voor toeristische dienstverlening vereist een kader voor consumentenbescherming en de bescherming van persoonsgegevens bij elektronische boekingen. Het is belangrijk dat consumenten informatie krijgen die juist, niet misleidend, recent en ondubbelzinnig is. In het belang van de consumentenbescherming zou het nuttig zijn websites te certificeren die langs elektronische weg informatie verstrekken en toeristische diensten aanbieden (reserveringen en betalingen).

Niets is erger voor het toerisme dan de ontevredenheid van Europese consumenten, en om die reden heb ik mijn volledige steun gegeven aan het verslag over “Een nieuw EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme”, zoals de rapporteur, de heer Costa, suggereerde, en ik ben het bijzonder eens met zijn speciale aandacht voor consumentenbescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE) . (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien het veel goede ideeën bevat om het toerismebeleid op een hoger plan te brengen. Ik wil echter even stilstaan bij het belang van het industrieel erfgoed en hoe het ons kan helpen om oude industriële gebieden te regenereren, waarmee we ons in één klap toegang verschaffen tot cultuur en geschiedenis.

Het behoud van het industrieel erfgoed is even belangrijk als het behoud van artefacten uit de oudheid of van geografische structuren. Ik ben afkomstig uit de regio waar de wieg van de industriële revolutie stond, een revolutie die van zo’n fundamenteel belang is geweest voor het leven van zovele mensen dat het verdient te worden erkend als belangrijk onderdeel van onze unieke Europese cultuur.

Desalniettemin zijn de middelen die op zowel nationaal als Europees niveau aan het industrieel erfgoed worden toegekend in vergelijking met wat er voor andere toeristische sectoren beschikbaar is slechts beperkt.

Om u een voorbeeld te geven: de Europese organisatie voor historische en museumspoorwegen “FEDECRAIL” is wereldleider op het gebied van het behoud van oude spoorwegen, maar ontvangt desalniettemin maar weinig steun van de Europese Unie.

De Europese Unie dient het belang van het industrieel erfgoed te onderkennen en een hoge prioriteit toe te kennen aan deze specifieke tak van toerisme, zodat jonge mensen het belang kunnen leren begrijpen van ons industrieel verleden.

Het is nu de hoogste tijd te onderkennen dat het industrieel erfgoed een groot potentieel heeft en een belangrijke rol kan spelen in eender welke vorm van toekomstig Europees toerismebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Renate Sommer (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik onderschrijf het verslag over een nieuw EU-toerismebeleid. Daarin worden mogelijkheden uitgelicht voor een aanpak van de EU op het gebied van toerisme.

Alhoewel de EU op dit terrein geen alomvattende bevoegdheden heeft, kan zij desondanks maatregelen nemen om het toerisme te promoten. Op deze manier kan de Gemeenschap helpen het concurrentievermogen van de toeristische industrie, die een belangrijke economische factor en een nog belangrijkere bron van werkgelegenheid vormt, te vergroten.

Ik hecht speciaal belang aan het streven naar de bevordering van duurzaam toerisme, met andere woorden een vorm van toerisme waarbij ecologische, economische en sociale aspecten in gelijke mate aandacht krijgen. Duurzaam toerisme is essentieel als uitgangspunt voor de ontwikkeling en handhaving van toeristische activiteiten, en een cruciale factor in het behoud en de verrijking van ons natuurlijk en cultureel erfgoed. Het behoud van het natuurlijk erfgoed speelt een centrale rol in het aanhoudende succes van deze economisch belangrijke industrie, en stelt Europese toeristische bestemmingen in staat ondanks de internationale concurrentiestrijd aan hun eigen principes vast te houden. Daarnaast moeten we niet vergeten dat de EU ook steevast dienst doet als etalage. In veel delen van de wereld wordt ons voorbeeld op een groot aantal werkterreinen meer en meer gevolgd. Dit legt een zware verantwoordelijkheid op onze schouders. Ik zou daarom de andere leden van het Europees Parlement willen vragen, met name diegenen die afkomstig zijn uit regio’s die verbonden zijn met toerisme, om de zoektocht naar duurzaamheid te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Het nieuwe EU-toerismebeleid moet betere voorzieningen treffen voor consumentenbescherming, wat is waarom ik oproep tot het certificeren van websites die toeristische diensten aanbieden. Consumenten moeten een duidelijke en transparante dienstverlening aangeboden krijgen die wat betreft het maken van reserveringen en het doen van betalingen voldoet aan de desbetreffende veiligheidsnormen.

Ondanks de daadwerkelijke vooruitgang die door de oprichting van een Tourist Destinations Portal is geboekt met de promotie van Europa als toeristische bestemming, zou ik de Commissie en de lidstaten dringend willen verzoeken door te gaan met hun pogingen afgelegen gebieden met een grote toeristische capaciteit (met name ultraperifere regio’s), waar toerisme als sector de belangrijkste bron van inkomsten is en van groot belang is voor de economische en sociale ontwikkeling, te ontwikkelen.

Tevens zou ik professionele instanties binnen de sector willen oproepen overeenstemming te bereiken over een geharmoniseerd classificatiesysteem voor accommodaties en het voor dit doel opzetten van publiek-private partnerschappen.

Ten slotte zou ik de Commissie dringend willen verzoeken een effectrapportage over de gevolgen van seizoensgebonden toerisme op regionaal niveau en in het verleden uit te voeren. Als we dit verschijnsel beter begrijpen zullen we in staat zijn het effectiever te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Meteen in het begin, in overweging A, wordt er in het verslag op gewezen dat er geen wettelijke basis is voor een Europees toerismebeleid. Daarna wordt er gesproken over de belangrijke rol die het toerisme kan spelen bij de bevordering van sociale integratie en het belang van een grotere samenwerking bij het bieden van faciliteiten voor toeristen. Er wordt veel gesproken over de verzameling van statistische informatie en gemeenschappelijke maatregelen voor kwaliteitsgarantie en consumentenbescherming. Er zijn ook overwegingen die gaan over de noodzaak om het Europees cultureel erfgoed te beschermen, in stand te houden en te herstellen.

Het Parlement verzoekt de Commissie de lidstaten van een richtsnoer te voorzien ten behoeve van een betere politieke coördinatie van de toeristische ontwikkeling op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Het Europees Parlement wil tevens de invoering van een keurmerk voor het Europees erfgoed teneinde meer steun te verwerven voor zaken die het waard zijn behouden te blijven (Europese culturele routes en monumenten worden als voorbeeld genoemd).

Naar mijn mening, en volgens de bestaande wetgeving, is toerismebeleid een nationale aangelegenheid. De toerisme-industrie moet zich ontwikkelen door de concurrentiestrijd aan te gaan met toeristische activiteiten in andere landen, en elk land moet de vrijheid hebben zijn eigen beleid vorm te geven. Op grond hiervan heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
  

- Verslag: Alain Lipietz (A6-0409/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik heb de besloten om tijdens de minizitting in Brussel in november te stemmen voor het verslag van de heer Lipietz over handel en klimaatverandering. Het is een zeer goed verslag waarin veel van de door ons allen gedeelde punten van zorg onder de loep worden genomen. Desalniettemin heb ik besloten om tegen een aantal van de amendementen en paragrafen te stemmen, omdat ik er van overtuigd ben dat de wereldwijde opwarming dient te worden aangepakt door middel van duurzame maatregelen die geen negatief effect hebben op de economische groei in de wereld of de langetermijnvooruitzichten van het Europees sociaal model.

Ik ben uitermate gevoelig voor de kwestie van klimaatverandering. De Europese Unie heeft het voortouw genomen door verregaande oplossingen voor te stellen in de strijd tegen de klimaatverandering. Ik ben van mening dat de Europese voorstellen de leidraad zullen vormen van alle toekomstige discussies over dit onderwerp in de wereld, en ik denk dat deze verenigbaar zijn met ons economisch model.

Ik ben van mening dat de wereldhandel goed is voor de wereldeconomie, maar tegelijkertijd erken ik dat er – met name in de vervoersector – meer gedaan moet worden om de schadelijke uitstoot terug te dringen. De wereldhandel an sich mag onder geen beding verstoord worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag van de heer Lipietz over handel en klimaatverandering gestemd omdat ik van mening ben dat Europa in de wereld een leidende positie moet innemen in de strijd tegen klimaatverandering, en om die reden geloof ik dat er wezenlijke veranderingen in het handelsbeleid van de Europese Unie nodig zijn om een koolstofarme economie te bevorderen.

Het verslag onderstreept de noodzaak productie-, consumptie- en handelspatronen te ontwikkelen die klimaatverandering en de economische effecten daarvan beperken. Ten behoeve hiervan zijn er maatregelen nodig om lokale productie te stimuleren als middel om de behoefte aan vervoer te beperken, en om gemeenschappelijke programma’s voor normen en labels voor de Europese Unie in te voeren die erop gericht zijn consumenten bewuster te maken van de gevolgen voor het milieu van verschillende producten.

 
  
MPphoto
 
 

  Christofer Fjellner (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Wij gematigden zijn er vandaag in geslaagd het Europees Parlement ervan te overtuigen tegen het voorstel te stemmen voor de invoering van tarieven voor goederen van landen die het Kyoto-protocol niet hebben getekend. Op vergelijkbare wijze hebben we het Europees Parlement overgehaald niet in te stemmen met de mening dat de markteconomie schuldig is aan de milieuproblematiek in de wereld. Op grond hiervan hebben wij voor het verslag over handel en klimaatverandering gestemd.

Handel an sich vormt geen bedreiging voor het milieu. In tegenstelling, handel creëert de welvaart die nodig is om toekomstige ecologische uitdagingen aan te gaan. Het biedt ons de mogelijkheid om effectiever gebruik te maken van schaarse hulpbronnen en haalt mensen weg uit hun armoede, die de oorzaak is van het gros van de milieuproblemen in de wereld. Openheid en handel zijn daarnaast primaire voorwaarden voor de overdracht van technologie, die ontwikkelingslanden vandaag de dag in staat stelt sneller te beschikken over een beter milieu dan wij zelf.

Aan de andere kant vormt vervoer waarbij geen sprake is van internalisering van milieukosten een groot probleem. Wij gematigden zijn van mening dat het Parlement tijdens de stemming van vandaag kiest voor de verkeerde benadering door voorstellen te bevorderen die handel blokkeren en beperken. In plaats daarvan zou het Parlement haar aandacht moeten verplaatsen en vervoerders moeten verplichten hun milieukosten te internaliseren. De bezorgdheid over het milieu die we met zijn allen delen moet geen excuus zijn voor protectionisme, aangezien protectionisme een bedreiging vormt voor ontwikkeling en daarmee ook voor een gezond milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Het verslag van de heer Lipietz gaat over een belangrijk onderwerp. Als we daadwerkelijk serieus willen proberen iets te doen aan de productie van “broeikas-” gassen dan we moeten ervoor zorgen dat de kosten ervan te allen tijde doorberekend worden. Handel - vrijhandel - is een belangrijke motor voor de wereldwijde economie en verdient dus onze steun. Desalniettemin is het op de lange termijn onhoudbaar om goederen duizenden kilometers over de aardkloot te vervoeren, terwijl bijna identieke goederen precies in de tegenovergestelde richting reizen, zonder dat de volledige kosten daarvan gedekt worden. Maar de overgang hiertoe dient zeer behoedzaam ter hand te worden genomen om ervoor te zorgen dat het niet de armste mensen in de wereld zijn die moeten opdraaien voor de gevolgen van de spilzucht van de geïndustrialiseerde wereld en haar zorgeloze misbruik van de natuurlijke hulpbronnen van deze planeet. Europa heeft de verantwoordelijkheid om de mensen die voor hun middelen van bestaan - en dat geheel buiten hun schuld om - afhankelijk zijn van een manier van leven voorbij niet wordt gekeken naar de leefbaarheid van de planeet op de lange termijn maar naar het snelle gewin.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Junilistan is van mening dat de EU een belangrijke rol moet spelen in de strijd om de invloed van de mensheid op het klimaat van de aarde te verminderen. Als een van de grootste actoren in de wereldhandel heeft de EU de mogelijkheid de effecten die productie en internationaal vervoer op het milieu hebben, te beïnvloeden.

Aan dit verslag zijn echter ernstige risico’s verbonden. We kunnen zowel in als tussen de regels lezen dat een beleid dat op deze overwegingen is gestoeld de deur zal openen voor protectionistische tendensen die de goedkeuring wegdragen van talrijke belangengroepen en landen binnen de EU. Speciale belangen zullen altijd trachten zich voor te doen als voorvechters van het publieke belang. Het zou daarom zeer riskant zijn dit verslag te steunen. Het gevolg zou kunnen zijn dat het uitmondt in toegenomen protectionisme, wat zou leiden tot hogere kosten voor de arme wereldbevolking en consumenten in de EU.

In plaats daarvan moet de EU doorgaan op het zelf gekozen pad als model en bondgenoot voor alle landen in de wereld die zich wat betreft de klimaatverandering verantwoordelijk willen opstellen. Junilistan heeft er op grond hiervan voor gekozen tegen dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We zijn het volledig eens met het verslag wanneer hierin wordt gesteld dat “het huidige economische model, dat een voortdurende toename van consumptie, productie en handel meebrengt, op termijn niet houdbaar is, omdat dit systeem leidt tot gestaag groeiende eisen ten aanzien van het gebruik van grondstoffen en vervoer en tot een toenemende hoeveelheid afval en emissies”, en dat het huidige handelsstelsel leidt tot “een wereldwijde arbeidsverdeling die in zeer hoge mate is gebaseerd op vervoer van producten” die op veel duurzamere wijze lokaal geproduceerd zouden kunnen worden.

We zouden echter ook een aantal negatieve aspecten willen belichten, zoals de roep om tot overeenstemming te komen over de afschaffing van tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor “milieuvriendelijke goederen en diensten” als onderdeel van de onderhandelingen van de huidige WTO Doharonde, en de impliciete acceptatie van de onderhandelingen over overeenkomsten betreffende vrijhandel (Free Trade Agreements), wat in tegenspraak is met wat eerder in het verslag werd gezegd over het huidige handelsstelsel.

We zijn ook fel gekant tegen de invoering van het beginsel “de vervuiler betaalt, liefst door wereldwijde toepassing van de regeling voor handel in emissierechten”, dat we afwijzen wegens de hieraan verbonden consequenties.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag-Lipietz over handel en klimaatverandering gestemd. Klimaatverandering is een van de meest urgente problemen van dit moment waartegen op nationaal, EU-, en wereldwijd niveau serieus opgetreden moet worden.

Ik wil niet alleen mijn steun uitspreken voor het verslag waarin veel van de belangrijke internationale kwesties behandeld worden, maar wilde tevens stilstaan bij het voorstel van de Schotse regering voor een klimaatveranderingswet. De regering heeft een afdwingbare langetermijnsdoelstelling afgekondigd die inhoudt dat tegen 2050 de Schotse uitstoot met tachtig procent verminderd moet zijn. Ik vind dit zeer lovenswaardig en hoop dat eveneens andere EU-landen in de strijd tegen de wereldwijde opwarming voor dergelijke ambitieuze doelstellingen kiezen zullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Er bestaat weliswaar een brede consensus over de noodzaak tot vermindering van de hoeveelheid schadelijke emissies, maar de door de auteur van dit verslag bepleite maatregelen zouden leiden tot een vermindering van de handel met de armere landen, waardoor de inwoners van deze landen veroordeeld zouden worden tot armoede, wereldwijde bevoorradingsketens zouden worden onderbroken en er onrealistische straffen zouden worden ingevoerd.

De Conservatieven zijn van mening dat de beste manier om de hoeveelheid schadelijke emissies terug te brengen, ligt in een grotere nadruk op technologie, het afspreken van realistische doelstellingen, en uitbreiding van de handel met de arme landen, zodat deze het zich veroorloven kunnen te investeren in schonere, groene technologieën en processen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) De ontwerpresolutie gaat overdreven gekleed in goedkope, milieuvriendelijke kleuren en vage uitingen van goede bedoelingen, zodat de behoudende inhoud wordt verhuld die het stempel draagt van imperialistische groeperingen en organisaties.

De resolutie bekritiseert weg- en luchtvervoer als een van de grootste CO2-vervuilers in vergelijking met vervoer per spoor en over zee, maar tegelijkertijd geeft het de boodschap af dat de keuzevrijheid (voor multinationals) van fundamenteel belang is voor de wereldhandel.

De vervoersector wordt verzocht over te gaan op het verhandelen van broeikasgassen, wat in het verleden niet heeft geleid tot een vermindering van de CO2-uitstoot, maar wel heeft bewezen een winstgevend beurshandelmechanisme te zijn voor kapitaal. Het onderschrijft de doelstellingen van de internationale monopolies voor ruime bijdragen door middel van het mechanisme voor schone ontwikkeling (“Clean Development Mechanism”).

De ontwerpresolutie geeft de Europese Investeringsbank de rol van een “milieuvriendelijke” toezichthouder die handelt “overeenkomstig het advies van de OESO en de G8”, en eist dat toekomstige voorstellen voorgeschreven worden door de WTO.

Waar het werkelijk om draait is dat natuurlijke hulpbronnen nog steeds geplunderd worden door de multinationals, dat bossen worden leeggehaald, drinkwatervoorraden in aantal afnemen en worden afgebroken, woestijnvorming oprukt, genetisch gemodificeerde gewassen meer en meer wijdverbreid zijn, giftige chemicaliën vervuiling veroorzaken, gewapende conflicten en imperialistische interventies elkaar voortdurend opvolgen, broeikasgassen toenemen, miljarden mensen zich moeten handhaven temidden van de plunderingen en woekerwinsten van het kapitaal, en dat deze resolutie hier achter staat en dit ondersteunt.

Wij, de leden van het Europees Parlement van de Communistische Partij van Griekenland, zullen derhalve tegen de ontwerpresolutie stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben genomen met dit verslag, een verslag waarin een reeks realistische maatregelen wordt opgesomd om de handel te gebruiken als middel in de strijd tegen de klimaatverandering. Het gaat hierbij om oplossingen zoals het toekennen van een op nul vastgesteld douanerecht op producten met lage broeikasgassenuitstoot-/verbruikswaarden, een invoerverbod op exotische houtsoorten, etikettering van energie-efficiënte producten en opname van de luchtvaart in het emissiehandelsysteem. Dit alles dient verder op een hoger plan te worden gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. (SV) Het verslag van de heer Lipietz over handel en klimaatverandering raakt aan twee gebieden waarin de EU de meeste bevoegdheid heeft om op internationaal niveau invloed uit te oefenen. Het is daarom uitermate belangrijk dat wij in het Europees Parlement onze meningen over de zaak kenbaar maken. Alle landen in de wereld moeten door handel hun aandeel hebben in de wereldeconomie. Alleen een ontwikkeld handelsstelsel en economische ontwikkeling bieden een werkelijke basis om mensen uit hun armoede weg te halen en invloed uit te oefenen op het milieu. De Europese betrokkenheid bij het milieu en bij ontwikkeling moet blijven fungeren als katalysator voor een duurzame economie waarvoor handel het fundament vormt, en niet werken als een barrière voor handel. Daarom betreur ik het dat het verslag dat vandaag bij stemming is aangenomen een richting kiest die handel en ontwikkeling niet van ganser harte steunt. Desalniettemin heb ik ervoor gekozen om, met grote twijfel, voor het verslag te stemmen, aangezien de meest problematische formuleringen reeds zijn verwijderd.

 
  
  

- Verslag: Luisa Morgantini (A6-0432/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI), schriftelijk. (EN) Tijdens de stemming over amendement 6 op het verslag van mevrouw Morgantini over nieuwe impulsen voor de Afrikaanse landbouw, werd ons een veelzeggend inkijkje geboden in de affiniteiten en sympathieën van de GUE/NGL-Fractie en het linkse kamp in bredere zin. Ze hebben hun ware gedaante getoond door zich op te stellen als een vriend van de tiran Mugabe en zich te keren tegen verzet tegen zijn aanwezigheid tijdens de topontmoeting EU-Afrika in Lissabon. Het was mij als iemand die van mening is dat Mugabe een verachtelijke despoot is die zijn land geruïneerd heeft een groot genoegen om als uiting van mijn enorme verontwaardiging over zijn gedrag en zijn voorgenomen aanwezigheid tijdens de top, tegen amendement zes te stemmen. Het feit dat het Parlement dit amendement - weliswaar met een zeer kleine meerderheid - heeft aangenomen, is een weerzinwekkende opsteker voor die tiran.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hekelen de onacceptabele politieke kunstgreep die door de meest behoudende afdelingen van het Europees Parlement wordt geleid en waarbij wordt getracht een verslag over “Afrikaanse landbouw” te gebruiken om de legitieme deelname van de president van de Republiek Zimbabwe, een volle lidstaat van de Afrikaanse Unie, aan de aanstaande top tussen de EU en Afrika te bekritiseren. Deze manoeuvre is geheel verijdeld.

Met betrekking tot het verslag zelf zijn we van mening dat het een aantal positieve punten omvat, zoals de kritiek dat de steun voor “nieuwe impulsen voor de Afrikaanse landbouw” teneinde de handel te bevorderen uitsluitend op economische partnerschapsovereenkomsten is gebaseerd, wat een vorm van chantage is om de liberalisering van de handel in agrarische producten te bevorderen.

Het aanmoedigen van veel van deze landen om hun agrarische economieën afhankelijk te maken van de EU is een poging ze te binden aan een overeenkomst die hen een agrarisch model oplegt dat is gebaseerd op monocultuur voor de export, wat zal resulteren in onmiskenbare economische, sociale en ecologische problemen, zowel voor de bevolking van veel Afrikaanse landen als voor de inwoners van de EU-lidstaten.

Derhalve zijn wij van mening dat hulp aan de Afrikaanse landbouw ondersteuning inhoudt van de sociaal verantwoorde ontwikkeling van een agrarisch model dat is gebaseerd op de eigen specifieke behoeften en op de voedselsoevereiniteit en -veiligheid van elk individueel land.

 

9. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen

10. Kredietoverschrijvingen: zie notulen

11. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen

12. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen

13. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen

14. Onderbreking van de zitting
MPphoto
 
 

  De Voorzitter . Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken.

(De zitting wordt om 12.20 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid