De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0471/2007) van mevrouw Juknevičienė, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake volks- en woningtellingen (COM(2007)0069 – C6-0078/2007 – 2007/0032(COD)) .
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, volks- en woningtellingen vormen de basis van alle statistische verslaglegging over de bewoners van de Europese Unie. In bijna elk beleidsgebied waarop de EU actief is, of dat nu op financieel, sociaal of milieugebied is, zijn er bevolkingsgegevens van hoge kwaliteit nodig om operationele doelstellingen te formuleren en vooruitgang te beoordelen. Internationale, Europese en nationale instellingen hebben tellingsgegevens nodig om geldige vergelijkingen te maken tussen EU-lidstaten.
Nauwkeurige gegevens over de bevolking zijn noodzakelijk om belangrijke wetgeving na te leven. Voorbeelden hiervan zijn de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad, of de verdeling van structuurfondsen (op basis van het BBP per inwoner).
Het doel van het huidige richtsnoer is een duidelijk Europees kader te verschaffen, dat het mogelijk maakt om de resultaten van de tellingen uitgevoerd in de EU-lidstaten te vergelijken. De verantwoordelijkheden en rollen van de statistische instanties op de nationale en Europese niveaus worden verduidelijkt en er worden gemeenschappelijke voorwaarden gesteld voor de kwaliteit en transparantie van de resultaten, methoden en gebruikte technologie.
Dit betekent een grote stap voorwaarts richting de harmonisatie van demografische en sociale statistieken. Volkstellingen kennen een lange traditie in de landen die tegenwoordig de Europese Unie vormen. In sommige landen is deze traditie eeuwenoud. Voor het eerst zal er een Europees wetgevingskader zijn voor de tellingen. Het woord “historisch” is misschien wel passend om deze ontwikkeling te beschrijven. De richtlijn zal ook een belangrijke mijlpaal zijn voor internationale samenwerking op het gebied van volks- en woningtellingen, waarin de Europese Commissie, middels Eurostat, reeds vele jaren actief is.
In alle betrokken instellingen – de Commissie, de Raad en het Parlement – is er een grote mate van overeenstemming over het belang van de wetgeving. Het is alleen maar logisch en prijzenswaardig dat de wetgeving over tellingen oproept tot debat. U zult immers beslissen over de verzameling van gegevens van alle Europese burgers alsmede over de meest kosten- en arbeidsintensieve statistische registratie.
De kwestie is politiek gevoelig en vereist een aanzienlijke investering van belastinggeld en goodwill van de burgers in de lidstaten.
We moeten echter niet vergeten dat het ontbreken van subjectieve en vergelijkbare tellingsgegevens negatieve gevolgen zou hebben. De gegevens worden gebruikt voor beleidsvorming en -evaluatie, administratieve doeleinden en sociaal onderzoek dat de welvaart van de mensen in de Europese Unie vergroot. De voordelen van geharmoniseerde tellingsgegevens wegen ruimschoots op tegen de inspanningen om deze te verzamelen.
De lidstaten zijn al vele decennia bezig met hun nationale tellingen. Met deze Europese wetgeving kunnen we bereiken dat hun inspanningen nog meer vruchten afwerpen door te zorgen voor tellingsgegevens van de hoogst mogelijke kwaliteit, die kunnen worden vergeleken tussen de regio’s van de Europese Unie.
Dit is waarom de Europese Commissie het huidige debat steunt en van harte hoopt dat er een oplossing gevonden zal worden die aanvaardbaar is voor een ruime meerderheid binnen dit Huis, alsmede voor de lidstaten vertegenwoordigd in de Raad. Wij roepen iedereen op om de rapporteur, mevrouw Juknevičienė, te steunen bij haar opgave om een dergelijk compromis te vinden.
Ona Juknevičienė, rapporteur. – (LT) De commissaris heeft zojuist gezegd dat deze verordening een historische gebeurtenis is. Ik wil beginnen met te zeggen dat het inderdaad een historische gebeurtenis is, maar tegelijkertijd ook een van de schandaligste van Europa. Vandaag moeten we aan onszelf toegeven dat we, hoe voor de hand liggend het ook lijkt, tot nu toe geen betrouwbare statistieken hebben gehad en geen idee hadden hoeveel mensen er in de Europese Unie woonden en in wat voor woningen. Allereerst wil ik mijn collega’s bedanken, in het bijzonder de schaduwrapporteurs, vertegenwoordigers van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en leden van regionale comités, voor hun nauwe samenwerking bij het opstellen van dit document. Veel dank aan de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad die actief hebben deelgenomen aan de besprekingen en aan onze gezamenlijke inspanningen om tot het compromis te komen dat alleen noodzakelijke informatie in deze verordening moet worden opgenomen. Alle onnodige gegevens die in sommige gevallen een inbreuk op het recht op privacy kunnen vormen, mogen niet worden verzameld.
De statistieken van de EU, en daarmee ook de verordening, hebben een juridische basis, die is vastgelegd in artikel 285 van het EU-Verdrag. De basis voor dit document is gelegd, dat is duidelijk. Dit artikel specificeert de noodzaak om zeer belangrijke criteria te hanteren – onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische vertrouwelijkheid.
De belangrijkste doelstelling van de verordening is een gedetailleerd verslag opstellen van de bevolkingsstructuur en -kenmerken met het doel de gegevens te analyseren en de resultaten te gebruiken voor het ontwikkelen van een strategie in veel beleidsterreinen van de EU.
De gegevens van de jaarlijkse volkstelling worden, zoals de commissaris al zei, gebruikt voor het vaststellen van belangrijke criteria als verkiezingen en het bepalen van de meerderheid van stemmen in de Raad. Hoogwaardige regionale gegevens zijn noodzakelijk voor het signaleren van regio’s die in aanmerking komen voor EU-steun, alsmede voor het bepalen van de voortgang van het regionale cohesiebeleid. Is er daarom een document dat van meer belang kan zijn voor het vergelijken en vertrouwen van de gegevens die erin staan?
De verordening biedt de gelegenheid om hoogwaardige gegevens over huisvesting te verzamelen. Deze gegevens zijn noodzakelijk om het aantal verbruikers van water, energie en andere basisproducten te kunnen vaststellen en om de vraag naar huisvesting te bepalen en de noodzakelijke financiering te verstrekken.
De laatste telling, die is uitgevoerd in 2001, was gebaseerd op een herenakkoord en leverde geen positieve resultaten op. Naar mijn mening zijn de gegevens niet nauwkeurig genoeg, onbetrouwbaar en moeilijk te vergelijken en hebben ze betrekking op verschillende perioden. Daarom bestaat er twijfel over de vraag of EU-fondsen ongerechtvaardigd zijn verspreid en gebruikt. Dat maakt het natuurlijk ook moeilijk om plannen voor de toekomst te ontwikkelen.
De voorgestelde verordening zou betrouwbare, transparante en vergelijkbare resultaten garanderen. Hij zou ook slechts de essentiële informatie vereisen over bepaalde zaken.
Daarom, dames en heren, verzoek ik u de amendementen die ik heb voorgesteld te steunen, die tot doel hebben de lidstaten te verlossen van de last van het verzamelen en bewaren van onnodige informatie.
De stemming over deze verordening is uitgesteld tot de volgende plenaire vergadering. Het is erg belangrijk om een compromis te vinden. We moeten zorgen dat deze verordening van kracht wordt om onze doelstellingen te kunnen bereiken.
We hebben ook de steun van de EU-burgers nodig. Het is belangrijk dat zij het belang van de telling inzien en haar steunen. De mensen moeten er zeker van kunnen zijn dat het stelsel van gemeenschappelijke statistieken betrouwbaar is en essentieel is voor hun welzijn. En het allerbelangrijkste: de informatie moet veilig worden opgeslagen en mag uitsluitend voor de juiste doeleinden worden gebruikt.
José Albino Silva Peneda, namens de PPE-DE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten, heb ik de opstelling van dit verslag en de onderhandelingen met de Commissie gevolgd. Dit is een zeer belangrijk verslag voor het plannen en beoordelen van regionaal en sociaal beleid in de verschillende lidstaten en in dat opzicht behoren het sociaaleconomische profiel van de bevolking van Europa en de woonomstandigheden tot de meest bepalende aspecten voor het meten van de verbetering van de leefomstandigheden.
Naar onze mening lijkt de Commissie de juiste lijn te volgen, die wij steunen, als het gaat om de indicatoren die dit type analyse mogelijk maken. We moeten daarom de dekking, kwaliteit en betrouwbaarheid van dit type statistische gegevens blijven verbeteren. Wij zijn echter van mening dat er altijd goed moet worden gelet op een goed evenwicht tussen kosten en baten als het gaat om de mate van detail in de te verstrekken informatie en dat bovendien de persoonlijke privacy niet uit het oog verloren mag worden.
Dit verslag is alleen nuttig als het helpt de frequentie, vergelijkbaarheid en nauwkeurigheid van deze gegevens op EU-niveau te verbeteren. Daarvoor is het essentieel om zeer zorgvuldig om te gaan met de door de lidstaten aangeleverde gegevens, die consistent, volledig en betrouwbaar moeten zijn. Alleen dan kunnen vergelijkende studies en analyses van de sociaaleconomische situatie op regionaal, nationaal en communautair niveau worden uitgevoerd. De manier waarop deze gegevens worden verwerkt is nog belangrijker, want de classificatie van de regio’s voor toepassing van de structuurfondsen is grotendeels gebaseerd op dergelijke indicatoren, wat inhoudt dat dit proces normaal gesproken leidt tot beslissingen die grote gevolgen kunnen hebben voor de verschillende Europese regio’s en de lidstaten zelf.
Ik hoop dat we als gevolg van de onderhandelingen met de Raad overal meer coherentie, duidelijkheid en nauwkeurigheid zullen bereiken. Ik wil nog vermelden dat de PPE-DE-Fractie heeft vastgehouden aan haar oorspronkelijke standpunt over dit verslag, zelfs na het horen van de verklaringen van de Commissie, in overeenstemming met het standpunt van de rapporteur; ik hoop dat we dat standpunt tot het eind kunnen behouden. We zijn in het bijzonder voorstanders van verwijdering van de paragrafen 1.3 en 2.3 van de bijlage, alsmede bepaalde daaruit voortvloeiende amendementen die naar onze mening niet overeenkomen met de doelstellingen van het verbeteren van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatie.
Emanuel Jardim Fernandes, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, mevrouw Madeira, die zou spreken namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, kan hier vandaag niet zijn als gevolg van vervoersproblemen. Ik zal daarom haar standpunten over het belang van dit verslag en haar zorgen uiteenzetten, die ik deel en die ik eerder in deze plenaire vergadering heb geuit toen wij het hadden over ontwikkelingsbeleid.
De goedkeuring van het Verdrag van Lissabon, dat deze week zal worden ondertekend door de staatshoofden en regeringsleiders, maakt het absoluut noodzakelijk om betrouwbare gegevens te hebben over de bevolking van de Europese Unie. De nieuwe verkiezingsmethode die in dat verdrag is opgenomen, die niet alleen rekening houdt met de stem van de lidstaten, maar ook met de bevolkingsaantallen, betekent dat we moeten beseffen dat volkstellingen van cruciaal belang zijn voor de effectieve werking van de Europese Unie. Deze verordening is echter ook belangrijk om andere redenen dan de verkiezingsmethode – zij is ook van belang voor alle indicatoren met betrekking tot werkgelegenheid, regionale, structurele of sociale zaken waarbij rekening wordt gehouden met de gegevens die door de lidstaten worden aangeleverd en die, gezien de discrepanties in de gebruikte methoden van gegevensverzameling of de referentieperioden, vaak ontoereikende analyses en resultaten van twijfelachtige geldigheid opleveren. De laatste keer dat deze taak is uitgevoerd, in 2000, waren de gegevens pas in 2005 beschikbaar en dus van twijfelachtige geldigheid.
De verordening die we vandaag bespreken, gezuiverd van bepaalde ongerijmdheden die zelfs de minst oplettende lezer schokten, houdt rekening met een reeks factoren die essentieel zijn voor het verkrijgen van goede resultaten uit volks- en woningtellingen en zal ons in staat stellen voor alle lidstaten dezelfde vooraf gedefinieerde referentiejaren en standaardvragen te gebruiken om betrouwbare vergelijkingen mogelijk te maken.
Tot slot herhaal ik dat ik een voorstander ben van het opnemen van de niet-verplichte onderwerpen in de verordening. Het gebruik van vragen die niet onder de verplichte onderwerpen vallen geeft de lidstaten een consistent en coherent overzicht dat als basis kan dienen voor het verzamelen van verdere gegevens en laat dit niet aan henzelf over, wat interessante, maar volkomen onnodige resultaten zou kunne opleveren. Het argument dat tellingen uit de tekst moeten worden verwijderd omdat ze geld kosten, is onzin. Juist omdat er hoge kosten aan verbonden zijn, moeten we de te analyseren onderwerpen duidelijk in een rechtskader plaatsen, om te voorkomen dat de resultaten waardeloos blijken te zijn voor diverse doeleinden in de toekomst.
Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerpverordening over volks- en woningtellingen is een document van aanzienlijk belang. Gegevens uit volks- en woningtellingen geven de mogelijkheid op rationele wijze ontwikkelingsstrategieën op te stellen en zo nodig in te grijpen. Daarom is het zo belangrijk dat de gegevens transparant en vergelijkbaar zijn. In dat geval zullen de oplossingen van de Gemeenschap worden toegepast op werkelijke en goed bestudeerde verschijnselen.
Vergelijkbaarheid is niet alleen een kwestie van goed gedefinieerde gegevens; het betekent ook dat deze gegevens in dezelfde periode verzameld moeten zijn. Heldere specificatie van verzamelperioden en bijwerk-, correctie- en publicatiedata is van groot belang en dit wordt duidelijk gesteld in het document en de amendementen.
Een belangrijke kwestie is de manier waarop gegevens over lokale gemeenschappen worden verzameld. Ik steun het amendement dat hiervoor een afzonderlijke definitie introduceert. Ik steun ook het amendement dat milieubeleid naast regionaal beleid introduceert. Regelmatige statistische studies waarin wordt gekeken naar gezins-, sociale, economische en woonkenmerken zijn ongetwijfeld nodig gezien de demografische en sociale problemen waarmee Europa te maken heeft.
Daarom ben ik het niet eens met het amendement dat voorstelt aanbevolen onderwerpen voor geografische niveaus, en in het bijzonder niet-afgeleide onderwerpen zoals de locatie van scholen en hogere onderwijsinstellingen, manieren om op het werk of op school te komen, afstand tot werk of school, aantal levend geboren kinderen, type economische activiteit, duur van werkloosheid, voornaamste middel van bestaan, inkomen, woonomstandigheden of handicaps, die de werkelijke leefomstandigheden van gezinnen beschrijven, te schrappen.
De nadruk op respect voor nationale rechten voor de bescherming van persoonsgegevens in de tekst is belangrijk, en het is terecht dat op dit gebied wordt vastgehouden aan het subsidiariteitsbeginsel. Ik feliciteer mevrouw Juknevičienė met haar goede werk aan het ontwerpverslag.
De Voorzitter. − Mag ik uw aandacht voor het feit dat we gezelschap hebben gekregen van een Parlementslid dat pas gisteren volledig lid van de Kamer is geworden, de heer Krzysztof Hołowczyc, die zeer bekend is in Polen. Welkom, mijnheer Hołowczyc! Ik hoop dat u zich de gang van zaken snel eigen maakt.
Mijnheer Hołowczyc is een rallyrijder, die zeer bekend is in Polen, en afgelopen zaterdag heeft hij een legendarische etappe van de Barbórka Rally gewonnen. Mijn welgemeende felicitaties! Hier beoefenen we echter een andere tak van sport, dus ik hoop dat u zich snel kunt aanpassen, mijnheer Hołowczyc.
Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het is waar dat de verzameling en harmonisatie van statistische gegevens over de belangrijkste economische en sociale kenmerken van de regio’s essentieel is voor de Europese Unie. De toekenning van structuurfondsen, een derde van de begroting, is afhankelijk van deze basisgegevens. Wat de Commissie echter voorstelt in deze verordening over volkstellingen, heeft in werkelijkheid niets met deze noodzaken te maken. De gegevens die zij wil verzamelen en harmoniseren in dit wettelijk voorschrift, dat rechtstreeks van toepassing is op alle EU-lidstaten, zijn de persoonlijke gegevens van onze medemensen, die de EU eigenlijk niet aangaan. Hiertoe behoren persoonlijke gegevens over gezins- en seksleven, woonsituatie en religie. Zij gaat zelfs zo ver dat zij deze gegevens wettelijk wil opnemen in uniforme standaarden zonder dat er in de wet met een woord wordt gerept over gegevensbescherming.
Wij als vertegenwoordigers van onze burgers hebben daarom de plicht om een dergelijke schending van de individuele rechten tegen te houden, vooral omdat er geen enkele reden is om gegevens over gezinsleven, persoonlijke omstandigheden of woonsituatie te harmoniseren als dat op geen enkele manier binnen de bevoegdheid van de Europese Unie valt en niet is beschreven in het Hervormingsverdrag. Wij mogen niet toestaan dat de EU via de achterdeur bevoegdheden naar zich toe trekt die uitsluitend bij de lidstaten moeten blijven, en dat is wat de supervisie van gegevensverzameling inhoudt. Voor ons is het geen kwestie van tijd of snelheid, maar een kwestie van de belangrijkste noodzaak dat de bescherming van persoonlijke gegevens de absolute prioriteit heeft. Deze tekst van de Commissie garandeert dat niet. Ik ben blij dat de rapporteur de niet-verplichte tekst hier wil schrappen. We hebben dit al gesteund, zelfs op commissieniveau. Helaas kreeg zij daar toen geen meerderheid voor.
De burgers verwachten van ons dat wij ervoor zorgen dat wat het oordeel nu bepaalt, namelijk uitstel, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken zal dwingen te garanderen dat de gegevensbescherming nogmaals gecontroleerd is en dat er pas dan een besluit wordt genomen over het standpunt van het Parlement en een eerste lezing wordt gemaakt. Ik wil alle fracties vragen zich met betrekking hiertoe aan hun woord te houden.
Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, ik ben van mening dat het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over volks- en woningtellingen dat de Commissie heeft gepresenteerd een stap in de goede richting is, net als de eerdere voorstellen over statistische gegevens over gezondheid en veiligheid op het werk en over vacatures. Ik ben het ook eens met de verklaring van de Commissie tijdens de laatste volks- en woningtellingen voor 2001 dat de verzameling van gegevens van de afzonderlijke lidstaten uitsluitend gebaseerd op een herenakkoord ontoereikend is om voldoende vergelijkbare resultaten te bereiken. Het is daarom noodzakelijk wetgeving aan te nemen op Europees niveau. Alleen dan kunnen we de betrouwbaarheid, transparantie en vergelijkbaarheid van de resultaten garanderen.
Aan de andere kant schrok ik toen ik in paragraaf 1.3 van de bijlage van de voorgestelde verordening de lijst zag met gegevens die worden opgevraagd door Eurostat. Zelfs als we beseffen dat dit slechts aanbevolen indicatoren zijn, ben ik van mening dat de Commissie in dit opzicht te ver is gegaan. Er is geen reden om mensen vertrouwelijke vragen te stellen over hun privéleven. Ik was zelfs nog geschokter door het feit dat deze gegevens alleen zouden moeten worden verzameld van vrouwen. Ik ben daarom erg blij met het besluit van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken om deze inbreuk makende en ongepaste eisen te schrappen uit het voorstel van de Commissie.
Dergelijke informatie hoort wellicht meer thuis in een medisch centrum. Wat de anonimiteit van deze gegevens betreft, moet deze naar mijn mening vergelijkbaar zijn met bankgegevens. Ik denk dat we bij het verzamelen van statistische informatie de bescherming van de persoonsgegevens en de privacy van individuen moeten respecteren en moeten voorkomen dat de gegevensverstrekkers buitensporig veel nieuwe taken krijgen. Ik wil de GUE/NGL-Fractie adviseren hiermee rekening te houden bij de stemming.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 20 november was ik in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verheugd om de rapporteur, mevrouw Juknevičienė, te steunen in haar amendement 32 om punt 1.3.2. te schrappen, om zo de opdringerige en beledigende vraag over de eerste seksuele handeling van vrouwen, verpakt als “samenwoning”, uit te sluiten. De vertegenwoordiger van de Commissie die op dat moment aanwezig was bij de commissievergadering beloofde mij dat deze “kwetsende vraag” zou worden geschrapt en niet meer terug zou komen. Ik beschouwde dat als een overwinning van mij, van mijn UKIP-partij, maar vooral als een overwinning van het gezond verstand, en ik was van plan de Commissie hiermee te feliciteren. Overigens toont die intrekking aan dat ik gelijk had dat het over seksuele handelingen ging want, als er slechts samenwoning volgde zoals beweerd werd, waarom beloofde dan de vertegenwoordiger van de Commissie iets te schrappen wat een onschuldige vraag was? Hieruit volgt dat ik gelijk heb.
Welnu, toen ik vandaag zag dat de stemming over dit voorstel niet morgen plaatsvindt maar voor onbepaalde tijd uitgesteld zal worden, hoewel het debat duidelijk nog bezig is, voelde ik nattigheid omdat stemmingen normaal gesproken zeer kort volgen op debatten. Ik had gelijk. De nieuwste versie die ik slechts een uur geleden heb geprint, toont op pagina 1, de tekst van de Commissie, dat er sprake is van een nieuw amendement 39. Het heeft niets te maken met het originele amendement 39, dat een onschuldig iets is over technische kwesties, maar het is het oude 1.3.2. – compleet met de hele lijst vragen, met inbegrip van de kwetsende vraag over vrouwen en samenwoning.
Indertijd in de commissievergadering stelde ik het niet op prijs dat, toen er de volgende dag gestemd werd, de rapporteur had toegestaan dat haar amendement 32 enigszins was afgezwakt tot compromis A, waarin alleen de lijst vragen in 1.3.2 werd geschrapt en de inleidende punten 1.3 en 1.3.1 intact werden laten, die natuurlijk een kapstok waren om andere vragen aan op te hangen – en ik vond dat met recht verdacht.
Deze afkeurenswaardige, opdringerige en beledigende vraag is door de Commissie op beschamende wijze opnieuw opgenomen, als amendement 39 – ondanks de belofte die mij door de Commissie in de commissievergadering gedaan werd – en ik ben bozer, mijnheer de Voorzitter, dan ik de laatste tijd op enig ander moment ben geweest. Er was mij beloofd dat deze vraag zou verdwijnen en nu is hij opnieuw opgenomen door de Commissie – een beschamende vraag die aan geen enkele vrouw gesteld zou mogen worden. Dit is beledigend voor vrouwen en beledigend voor de commissie die over de kwestie moet debatteren. Ik vraag daarom alle collega’s om tegen amendement 39 te stemmen en – voor de zekerheid – te stemmen tegen dit gehele walgelijke en weerzinwekkende voorstel.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, met het oog op de conflicten op basis van etniciteit die voortdurend oplaaien, en die buitengewoon sterk naar voren kwamen tijdens de meeste recente rellen in Parijs, is het goed om te zien dat we in de EU eindelijk lijken te ontwaken uit onze multiculturele dromen en vragen willen stellen over etnische afkomst en religie in een volkstelling in heel Europa in 2011.
Deze gegevens moeten zeker worden verzameld, zodat we beter in staat zullen zijn het potentiële risico op dot gebied te evalueren. Culturele verschillen kunnen – zoals we de afgelopen tijd steeds vaker hebben gezien – maar al te gemakkelijk escaleren. In dat opzicht zitten we in Europa – waar sommige landen zich trots hebben uitgeroepen tot immigratielanden – boven op een tijdbom die niet onderschat mag worden, zelfs in de grootstedelijke agglomeraties.
De meest recente conflicten tussen de Koerden en de Turken hebben, zoals bekend, een grote inzet van politie in onze steden noodzakelijk gemaakt. Statistieken over de etnische en culturele samenstelling van de bevolking zouden daarom uiterst noodzakelijk kunnen zijn en kunnen bijdragen aan het voorkomen van geweld.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het voorstel over volks- en woningtellingen is een volledig nieuw stuk EU-wetgeving op een gebied dat daarvoor niet was gereguleerd. De vraag rijst of dergelijke wetgeving eigenlijk wel nodig is. De argumenten van de Commissie met betrekking tot de noodzaak om de vergelijkbaarheid en kwaliteit van statistische gegevens te kunnen garanderen zijn relatief overtuigend, met name op een algemeen niveau. We moeten echter kritisch kijken naar de voorgestelde terreinen waarop informatie zou moeten worden verzameld en geëvalueerd. Het voorstel van de Commissie bevat een groot aantal gegevens waarvan de houdbaarheid zeer twijfelachtig is. Ik zie de verzameling van gegevens over huisvesting op basis van de conclusies van de Europese Raad van Laken als controversieel. Deze kunnen uitsluitend worden opgevat als een uiting van politieke wil, niet als een geldig juridisch document. Bovendien heeft de EU geen bevoegdheid op het gebied van huisvesting, dus de verkregen statistische gegevens over huisvesting kunnen, in tegenstelling tot andere gegevens, niet dienen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van bestaand beleid, tenzij de resultaten bedoeld zijn om te worden gebruikt als mogelijke katalysator voor de invoering van een nieuw gemeenschappelijk huisvestingsbeleid. Dat zou echter machtsmisbruik zijn en een schending van het Verdrag.
Het voorstel om een grote hoeveelheid gegevens te verzamelen over het privéleven van de burgers is volkomen ongerechtvaardigd. Vanuit het oogpunt van de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijk beleid, is er geen reden waarom de instellingen van de EU toegang zouden moeten hebben tot gegevens over het aantal huwelijken en partners van elke vrouwelijke burger of de duur van deze relaties. Dat heeft meer weg van “Big Brother”, inmenging in het privéleven van mensen en hun persoonlijke vrijheid onnodig schenden. Als sommige EU-instellingen in de verleiding komen om dat te doen, is het goed om in te grijpen en duidelijke grenzen te trekken, die niet mogen worden overschreden. Naar mijn mening heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken dat gedaan door het aantal terreinen waarop gegevens moeten worden verzameld aanzienlijk te beperken en daarvoor wil ik haar prijzen. De meest transparante oplossing is de oplossing die is voorgesteld door mijn fractie, de PPE-DE, die alle verwijzingen in de bijlage naar concrete typen statistische gegevens weglaat. Ik raad u aan dit voorstel uw aandacht en steun te geven.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, il wil de rapporteur feliciteren en aandacht vragen voor het belang van dit voorstel tot regulering van de statistische gegevens die worden verzameld door de lidstaten op het gebied van huisvesting.
De lidstaten moeten een gemeenschappelijk systeem gebruiken om te zorgen dat de standaardgegevens regelmatig worden verzameld en gemeld. Nauwkeurige en correcte statistieken op het gebied van huisvesting stellen de Unie en de lidstaten in staat adequate beleidsmaatregelen ten uitvoer te leggen op dat gebied. Bij het verzamelen van gegevens moet echter wel het privéleven van personen worden gerespecteerd. De Unie is niet alleen gebaseerd op economische criteria, maar we moeten ook een sociaal Europa opbouwen.
Om fatsoenlijk te kunnen leven is uiteraard fatsoenlijke huisvesting nodig. Helaas leven vandaag de dag meer dan 60 miljoen burgers onder de armoedegrens in de Europese Unie, en vooral kinderen staan bloot aan het gevaar van armoede. Het is duidelijk dat deze mensen ook moeilijkheden hebben met het vinden van fatsoenlijke huisvesting.
De voornaamste sociale en demografische tendensen die van invloed zijn op gesubsidieerd huisvestingsbeleid komen voort uit vergrijzing van de bevolking, migratie van burgers binnen de Unie, migratie van het platteland naar stedelijke gebieden en het feit dat de ontwikkeling zich concentreert in stedelijke gebieden.
Toch is er geen uniek model dat op alle lidstaten kan worden toegepast: in sommige lidstaten zijn er veel huizen waarin meerdere generaties van dezelfde familie samenleven. Oostenrijk, Finland, Tsjechië en Polen hebben programma’s die jonge mensen gesubsidieerde huisvesting bieden. In Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Spanje en Groot-Brittannië is het aantal huizen met slechts één huurder toegenomen. In Roemenië is 95 procent van de huizen particulier bezit en is slechts 5 procent van de huizen gehuurd of gesubsidieerd. In Denemarken bestaat 47 procent van het woningbestand uit huurhuizen en gesubsidieerde woningen, in Oostenrijk is dit 42 procent, in Finland 37 procent, in Frankrijk 44 procent en in Duitsland 57 procent.
Statistieken vormen slechts een beginpunt voor de ontwikkeling van een adequaat huisvestingsbeleid in elke lidstaat. Dergelijk beleid is afhankelijk van de toewijzing van overheidsgelden op nationaal, regionaal of lokaal niveau en van de ontwikkeling van de vastgoedmarkt. Ik ben van mening dat de lidstaten ook gebruik moeten maken van de structuurfondsen voor de bouw van huizen, vooral die voor regionale ontwikkeling.
Maar de kwestie van huisvesting vereist een aanpak op basis van statistische gegevens, alsmede een overkoepelende, multidimensionale benadering, gebaseerd op de nationale en communautaire wetgeving. Niettemin is er ook een pragmatische aanpak nodig, die is gebaseerd op de behoeften van de burgers. Helaas zijn er Europese burgers die in slechte, onveilige huizen wonen, maar er zijn ook Europese burgers die helemaal geen huis hebben, zelfs niet eens een dak boven hun hoofd. Wat is het antwoord van Europa hierop en hoe gaat het deze burgers helpen?
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de belangrijkste diensten die Europa kan verschaffen is de ondersteuning van de verzameling van betrouwbare en vergelijkbare informatie. Derhalve steun ik met enkele voorbehouden het idee van een Europese telling.
Een aantal zaken moet echter in overweging worden genomen. Ten eerste moeten nationale tellingen tot op zekere hoogte worden erkend in het verslag. Lidstaten houden al tellingen, en zullen nu in een positie komen waarin ze nationale en Europese tellingen moeten organiseren.
Het uitvoeren van een telling is erg duur – het is een arbeidsintensieve bezigheid – en redelijkerwijs kan verwacht worden dat lidstaten de nationale en Europese telling steeds meer gaan combineren. Hier moet rekening mee gehouden worden. Het is zeer belangrijk dat we lidstaten toestaan om een Europese telling te gebruiken als een mogelijkheid om vragen te stellen die relevant zijn voor het land zelf en om deze vragen dan apart te houden van de gedeelde vragen of de uitsluitend Europese.
Verder moeten de tellingsvragen meer aandacht krijgen. Deze vragen moeten zorgvuldig gekozen worden en moeten niet de grens overschrijden tussen geldige informatie enerzijds en opdringerigheid en inbreuk op de privésfeer anderzijds. We willen tendensen begrijpen en beleid relevanter maken; we willen niet wroeten in het privéleven van mensen. Als er eenmaal respectvolle vragen zijn gekozen, moeten we er ook zorgvuldig op toezien dat ze niet alleen een linguïstische maar ook een culturele vertaling ondergaan. Aangezien het verslag niet voorziet in de harmonisatie van de regels inzake tellingen, moet deze stap gezet worden om te garanderen dat de gegevens van lidstaten op een geldige manier met elkaar kunnen worden vergeleken.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, ik wil graag de aandacht vragen voor de relatie tussen het doel om gegevens te verzamelen en de hoeveelheid gegevens die je daadwerkelijk in zo’n onderzoek betrekt. Er zit hier namelijk een duidelijke scheefheid wat dat betreft. Er zit scheefheid tussen datgene wat de Europese Unie als taak heeft ten aanzien van bijvoorbeeld het volkshuisvestingsbeleid en datgene wat we allemaal vragen. De Unie is op dit terrein niet competent. Evenmin als in dit Parlement wordt gesproken over de relatie tussen geloof, etnische afkomst en mogelijke integratievraagstukken; het is niet aan de Europese Unie als zodanig om daarover uitspraken te doen.
Wat wel aan de orde is, is hoe wij middelen verdelen, hoe wij onze structuurfondsen bedelen. Daarbij gaat het om een precies inzicht in het aantal inwoners in de bewuste gebieden, de NUTS-gebieden, de statistische eenheden. Zolang daar geen exacte gegevens over zijn en niet gestuurd kan worden op de uitkomsten - op financiële uitkomsten - dan is deze actie inderdaad noodzakelijk. Homogeniteit en betrouwbaarheid staan daarbij voorop.
Eén punt wil ik nog graag aanmerken - mevrouw Novak heeft in de Commissie regionale ontwikkeling daarvoor ook heel interessante voorstellen gedaan. Als het gaat om inmenging in de familiekring, in het privé-domein van burgers, dan zullen wij daar tegen stemmen, als dit in het voorstel blijft staan. Wellicht - en daar vertrouw ik richting rapporteur op - worden deze aspecten er in de triloog uitgehaald; alleen in dat geval kunnen wij uiteindelijk, als Parlement, als EVP, hieraan onze steun verlenen. Alleen op die voorwaarde.
Maria Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, zoals is gezegd door de rapporteur en bijna alle sprekers, is het belangrijk om de gegevens van de lidstaten over bevolking en de voornaamste sociale, economische, gezins- en huisvestingsindicatoren te vergelijken, zodat de lidstaten op basis van die informatie beter kunnen inspelen op de verschillende kwesties op dat gebied, binnen het kader van hun beleid. Op Europees niveau moeten we ons echter richten op de gegevens die kunnen leiden tot een beter cohesiebeleid en betere regionale ontwikkeling, om ongelijkheden weg te nemen en de kloof tussen verschillende sociale groepen en verschillende Europese regio’s te verkleinen.
Door gemeenschappelijke definities en indicatoren vast te leggen, zorgt de voorgestelde verordening ervoor dat de gegevens vergelijkbaar zijn, wat een betere praktijk in de lidstaten bevordert. Er is echter behoefte aan regelmatige evaluatie en bevestiging van de statistieken die de bevoegde instanties hebben verzameld, en deze instanties moeten kwaliteits- en transparantiecontroles ondergaan. Objectiviteit, representativiteit en nauwkeurigheid van de gegevens zijn belangrijke kwesties. Paradoxaal genoeg is de Commissie, hoewel zij de bijlagen bij de verordening intrekt, voorstander van de opname van aanbevolen onderwerpen die de duidelijkheid en nauwkeurigheid van de gegevens kunnen verminderen, aangezien zij het aan de lidstaten overlaat om te doen wat zij willen. Als het voorstel is bedoeld voor de aanneming van bindende wetgeving voor het instellen van gemeenschappelijk definities voor de vergelijkbaarheid van gegevens, ben ik van mening dat deze punten moeten worden geschrapt.
We moeten een kosten-batenanalyse uitvoeren, zoals is geregeld in artikel 5a, want de kosten van de verzameling van dergelijke gegevens zijn vooral hoog voor lidstaten die weinig capaciteit hebben voor het analyseren van de details.
Tot slot wil ik erop wijzen dat de ontwerpverordening, als de amendementen niet worden goedgekeurd, zeer gevoelige kwesties zal raken met betrekking tot het persoonlijk, gezins- en privéleven, zoals het verzoek tot verzameling van gegevens over samenwonen – dat moet worden geschrapt – of de temperatuur van het badwater! Waarom zouden we informatie en details verzamelen die geen betrekking hebben op Europees beleid? Armoede wordt niet bestreden met getallen en gegevens.
Ljudmila Novak (PPE-DE). - (SL) Ik steun de verordening inzake volks- en woningtellingen.
Met de gegevens die worden verzameld op basis van deze verordening kunnen we ons een beter beeld vormen van de sociaaleconomische omstandigheden waarin de inwoners van de Europese Unie leven op regionaal en nationaal niveau, en op het niveau van de Europese Unie. Bovendien maken deze gegevens het mogelijk de effectiviteit van de tenuitvoerlegging van regionaal beleid en de voortgang op het gebied van regionale cohesie, waarvoor de EU steeds meer geld uittrekt, nauwkeuriger te evalueren.
Twee dingen moeten worden gegarandeerd om de gewenste doelstellingen te bereiken via deze verordening: de hoeveelheid gegevens die we op grond van deze verordening verzamelen moet niet te groot zijn en de verzamelde gegevens moeten vergelijkbaar zijn en van hoogwaardige kwaliteit. Gegevens die niet de noodzakelijke toegevoegde waarde leveren en alleen de administratieve last en kosten verhogen, moeten worden geschrapt. Dit zijn voorstellen die zijn te vinden in de bijlagen 1.3 en 2.3, waarover de lidstaten zelfstandig verslag zouden moeten uitbrengen.
Tegelijkertijd moeten we oppassen dat we niet te veel inbreuk plegen op de privacy van de mannen en vrouwen die in de Europese Unie wonen. Ook mogen we deze verzameling van gegevens niet gebruiken om een van de seksen te discrimineren.
Vergelijkbaarheid van basisgegevens tussen lidstaten en betrouwbaarheid van de tellingsgegevens zijn noodzakelijk voor de evaluatie van het Europese beleid en voor de vergelijking van de resultaten van nationale beleidsmaatregelen op Europees niveau. De verordening moet er daarom voor zorgen dat alle lidstaten dezelfde methode en criteria hanteren bij het verzamelen van de gegevens.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, nauwkeurige bevolkingsgegevens en betrouwbare gegevens over huisvesting binnen de EU zijn momenteel een essentiële voorwaarde voor de correcte evaluatie van alle Europese beleidsterreinen, evenals voor de formulering van operationele doelstellingen en de evaluatie van de vooruitgang in de afzonderlijke lidstaten.
Omdat ze vele fundamentele doelstellingen dienen, zou ik vooral het belang willen onderstrepen van de betrouwbaarheid en kwaliteit van deze gegevens. Van de vele voorbeelden waar exacte tellingsgegevens relevant zijn, wil ik er twee noemen: het proces van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en de toewijzing van middelen uit de structuurfondsen voor de ontwikkeling van minder ontwikkelde regio’s. Ik ben van mening dat het belangrijk is dat dit terrein op een uniforme manier wordt gereguleerd. Op die manier zijn de gegevens die de afzonderlijke lidstaten aanleveren vergelijkbaar op zowel Europees als regionaal niveau, zoals vaak noodzakelijk is.
Als lid van de Commissie regionale ontwikkeling wil ik het belang onderstrepen van de classificatie van statistische eenheden. De kwaliteit en vergelijkbaarheid van dit type informatie kan alleen worden gegarandeerd door een duidelijk Europees raamwerk, met andere woorden Europese wetgeving inzake volks- en woningtellingen.
Ik ben het eens met het standpunt dat de wetgeving hoofdzakelijk gericht moet zijn op de eindresultaten en niet op de informatie die wordt verzameld. Op die manier wordt de vergelijkbaarheid van de statistische gegevens op betrouwbare wijze gegarandeerd, om te voorkomen dat de kwaliteit van de gegevens afneemt.
De lidstaten moeten vrij zijn om de beste manieren en methoden voor telling te kiezen, waarbij ze echter wel gehouden zijn aan bepaalde bindende normen en kwaliteitseisen. Het spreekt voor zich dat de onderwerpen, alsmede de perioden en de deadlines voor tenuitvoerlegging, voor alle landen gelijk moeten zijn. Alleen dan zijn de tellingsgegevens transparant, betrouwbaar en vergelijkbaar, een fundamentele factor om veel belangrijke doelstellingen te verwezenlijken.
De Voorzitter. − Voor ik het woord geef aan de commissaris wil ik er even bij stilstaan dat Koning Herodes ongeveer 2000 jaar geleden een telling in het leven riep, maar dat het toen alleen om de mannen ging.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit begin is voor mij zeer bemoedigend.
Ik ben verheugd te kunnen aankondigen dat de Commissie bereid is om de meeste van de amendementen van het Parlement te aanvaarden. Zoals dit debat heeft aangetoond, worden er op dit moment onderhandelingen gevoerd die ingaan op uw zorgen. Een compromis vergroot de kans op toekomstige ontwikkeling. De Commissie steunt het huidige debat en hoopt van harte dat er een oplossing gevonden zal worden die aanvaardbaar is voor een ruime meerderheid binnen dit Huis, alsmede voor de lidstaten vertegenwoordigd in de Raad.
We moeten echter niet vergeten dat voor de toevoeging van nieuwe onderwerpen aan een telling een intensieve en langdurige voorbereiding nodig is. Ik heb er vertrouwen in dat het juiste evenwicht zal worden gevonden tussen de zeer belangrijke verslaglegging over de bevolking en woningen in de EU enerzijds en de kosten en inspanningen nodig voor de verzameling van gegevens anderzijds.
In het bijzonder wil ik graag ingaan op de vraag van mevrouw Schroedter. Haar belangrijkste punt was dat deze wetgeving de vertrouwelijkheid van gegevens niet voldoende garandeert. Mijn antwoord is dat Eurostat en alle nationale bureaus voor de statistiek de vertrouwelijkheid van gegevens zeer serieus nemen. Er bestaat kaderwetgeving inzake vertrouwelijkheid van gegevens op zowel nationaal als Europees niveau. Het voorstel inzake tellingen is geenszins in strijd met deze wetgeving, noch worden er wijzigingen in aangebracht. In tegendeel, alle bepalingen, nationale en Europese, worden gerespecteerd.
Het is niet nodig om bestaande kaderwetgeving inzake vertrouwelijkheid van gegevens te herhalen binnen dit specifieke voorstel inzake tellingen. Geen van de gegevens die Eurostat ontvangt, geven toegang tot de gegevens van particuliere individuen. Het zijn anonieme gegevens. Bovendien staat de wetgeving beschreven in dit ontwerp alleen de overdracht van geaggregeerde gegevens toe, niet van microgegevens.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats tijdens een latere vergaderperiode.