De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement die op donderdag 29 november 2007 werd onderbroken, te zijn hervat.
2. Verklaring van de Voorzitter
De Voorzitter. − Op 1 december zijn twee leden van de Spaanse veiligheidsdiensten neergeschoten door de terroristische organisatie ETA in Capbreton in Frankrijk. Een jonge Spaanse politieman van 24 jaar, Raúl Centeno, overleed direct en een tweede politieman, Fernando Trapero, 23 jaar oud, raakte ernstig gewond en is afgelopen woensdag overleden.
Dames en heren, namens u allemaal wil ik onze oprechte deelneming betuigen aan de familieleden van de slachtoffers.
Ik wil ook een boodschap van solidariteit uitzenden aan het Spaanse volk, de Spaanse autoriteiten, de democratische instellingen van het land en in het bijzonder de veiligheidsdiensten. Het Europees Parlement keurt elke vorm van geweld om een doel te bereiken af. Terrorisme is een aanslag op de vrijheid en democratie. Terrorisme moet worden bestreden en worden uitgebannen met alle middelen die we binnen de rechtsorde tot onze beschikking hebben. Terreur is niet te rechtvaardigen. We mogen geen zwakheid tonen bij de bestrijding van terrorisme. De terroristische bedreiging zal er dus nooit in slagen de democratie op haar knieën te krijgen!
Ik weet zeker dat we het allemaal eens zijn met deze beginselen. Dank u.
(Applaus)
3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
4. Samenstelling Parlement
De Voorzitter. − De 35 Roemeense leden worden de stem van het Roemeense volk, door zijn belangen te vertegenwoordigen in het Europees Parlement. Als Voorzitter van het Europees Parlement wens ik onze nieuwe collega’s – van wie we velen al kennen van hun werk tot nu toe – heel veel succes in de komende 18 maanden van hun mandaat.
Bij deze gelegenheid wil ik nogmaals mijn dank uitspreken aan alle leden van het Roemeense Parlement, die sinds september 2005 waarnemers waren en sinds 1 januari van dit jaar lid zijn van het Europees Parlement. Ik dank u voor uw onvermoeibare werk en voor uw inzet voor de Europese eenheid.
(Applaus)
In totaal 13 van de eerste leden van het Parlement zijn herkozen en ik hoop dat zij hun nieuwe collega’s zullen helpen snel en volledig te integreren in het werk van het Parlement, zodat zij kunnen bijdragen aan het succes van het Europese eenwordingsproject in het belang van hun kiezers.
Er wordt een lijst van deze leden gepubliceerd in de notulen van de vergadering van vandaag. Nogmaals een heel warm welkom voor onze collega’s uit Roemenië(1).
12. Besluit inzake toepassing van de urgentieprocedure: zie notulen
13. Bestrijding van het terrorisme (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
14. Regeling van de werkzaamheden: zie notulen
15. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
De Voorzitter. − Aan de orde is de spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, zoals u weet, worden er onderhandelingen gevoerd tussen de Unie en Zuid-Korea over de oprichting van een vrijhandelsgebied. In het kader van de parlementaire controle heb ik de aandacht van de Commissie gevestigd op een kwestie die van groot belang is voor de economie van bepaalde delen van Griekenland en ook van andere regio’s.
Ik heb het over de bijzonder hoge invoerheffingen die Zuid-Korea hanteert voor fruit in blik. We kennen de grenzen van de rol die het Europees Parlement kan spelen in het vormen van het buitenlands handelsbeleid. De geheimhouding van de onderhandelingen van de Commissie zou echter niet mogen leiden tot een gebrek aan transparantie en democratische verantwoordingsplicht, in elk geval niet binnen het EU-systeem.
András Gyürk (PPE-DE). - (HU) Dank u voor de spreektijd, mijnheer de Voorzitter. Dames en heren, de Russische verkiezingen die zijn gehouden op 2 december zijn een reden voor grote angst. De waarnemers van de OVSE en de Europese Raad, voor zover zij een visum hadden weten te krijgen, meldden ernstige misbruiken. Voorafgaand aan de verkiezingen hebben de regeringsmachten alles gedaan wat ze konden om het de politieke oppositiebewegingen moeilijk te maken. Hun acties hebben de Russische maatschappij beroofd van de belangrijkste pijler van de democratie, het vrije kiesrecht. We zijn ervan overtuigd dat Europa in gevallen van antidemocratische processen zijn kop niet in het zand mag steken. Onder geen beding mag de nadruk op stabiliteit van regering beperking van de vrijheid van meningsuiting en het kiesrecht rechtvaardigen. We mogen niet vergeten dat de staat die het beleid van dwang toepast binnen zijn grenzen er ook niet voor zal terugschikken een dergelijk beleid te hanteren in de internationale betrekkingen. We zijn van mening dat er geen alternatief is voor nauwere samenwerking tussen de Europese Unie en Rusland. Tegelijkertijd moet de bilaterale relatie te allen tijde gebaseerd zijn op blijvend respect voor de mensenrechten en werkelijke wederkerigheid. Dank u.
De Voorzitter. − De heer Gyürk heeft geprofiteerd van een fout van mij. Ik had per ongeluk PPE-DE gelezen in plaats van PSE, wat natuurlijk niet acceptabel is. Daarom krijgen nu twee vertegenwoordigers van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement het woord.
Antonio Masip Hidalgo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor uw woorden aan het begin van de vergadering over het terrorisme waarvan twee jonge Spanjaarden het slachtoffer zijn geworden, waarmee u namens het hele Huis sprak. Heel hartelijk bedankt, mijnheer de Voorzitter.
Ik wil u eraan herinneren dat op 16 mei twee Spanjaarden, Miguel Ángel López en Edén Galván, zijn aangehouden in Riga, samen met vijf Portugezen, omdat ze enkele Letse vlaggen hadden meegenomen die aan lantaarnpalen hingen.
Het was niet hun bedoeling een strafbaar feit te plegen; ze kregen geen juridische bijstand tot de voorlopige hoorzitting, waar ze niet de beschikking hadden over een tolk en slechts een paar seconden met een advocaat mochten praten. Ze werden geslagen door de politie en vastgehouden in een isoleercel. Een van hen kreeg een week lang geen medicijnen voor zijn ziekte.
Sommigen brachten dertien dagen door in de gevangenis voordat ze zonder aanklacht werden vrijgelaten. Miguel Ángel en Edén Galván verbleven negentien dagen in de gevangenis. Deze nachtmerrie eindigde in november met een boete van 4 000 euro per persoon.
Ik weet dat er nog andere gevallen bekend zijn van buitenproportionele behandeling voor vermeende vergrijpen tegen Letse symbolen en ik vind dat we dit zeer serieus moeten nemen. Op deze Dag van de Mensenrechten verzoek ik de Voorzitter, die veel waarde hecht aan mensenrechten, een brief te schrijven aan de president van Letland om onze grote bezorgdheid uit te drukken.
Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u eveneens bedanken voor wat u hebt gezegd met betrekking tot de moord op twee agenten van de Guardia Civil in Capbreton.
Ik wil tevens een klacht indienen over de teleurstellende vertoning in dit Huis tijdens het bezoek van de premier van Spanje, José Luis Rodríguez Zapatero. Als Spaanse en als vertegenwoordiger van de Europese burgers in het Parlement kan ik moeilijk begrijpen hoe uw instelling de Spaanse premier kan uitnodigen en vervolgens niet alles doet om een waardig bezoek mogelijk te maken. Dit viel vooral op binnen de meerderheidsfractie, want het leek wel of deze fractie geïnstrueerd was en de media in mijn land hebben daar commentaar op geleverd.
Ik denk dat we een prachtige gelegenheid voorbij hebben laten gaan om de zichtbaarheid te verbeteren van de pro-Europese banden tussen het Parlement en het Spaanse volk, dat hier die dag werd vertegenwoordigd door de voorzitter van zijn regering. Deze instelling heeft niet de mate van gastvrijheid getoond die de Spaanse en Europese burgers mochten verwachten.
Gelukkig heeft de Spaanse premier er, met gulheid van geest en een sterke pro-parlementaire houding, voor gekozen te spreken over het niveau en de rijkheid van het debat en over het uitstekende welkom van de overige fracties, samen met de grote aantallen Spaanse burgers die hem verwelkomden in het gebouw van de Raad.
Ik vertrouw erop, mijnheer de Voorzitter, dat u op basis van uw aanzienlijke ervaring en uw huidige verantwoordelijkheid als Voorzitter van dit Huis weet wat u moet doen om deze ongelukkige indruk te doen vergeten en ervoor te zorgen dat dit niet nog een keer gebeurt.
De Voorzitter. − De Voorzitter is altijd blij als de plenaire vergadering voltallig is en in het bijzonder om dit soort redenen.
Metin Kazak (ALDE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, Bulgarije heeft bij zijn toetreding tot de Europese Unie een functionerend tolerantiemodel ingebracht dat uniek is voor de Balkan en voor Europa. Het is gebaseerd op het evenwicht tussen het beginsel van integratie van minderheden in alle delen van het politieke, sociale, economische en culturele leven van het land en het beginsel van het behoud van hun etnische en religieuze identiteit. Dit model bood een oplossing voor de impasse door de interetnische spanningen, waarin Bulgarije terecht was gekomen als gevolg van het “herstelproces”. Het is precies dit model dat de goede burenbetrekkingen hebben hersteld tussen de christenen en de moslims, door de etnische conflicten om te vormen tot een politiek proces.
De Beweging voor Rechten en Vrijheden speelt een fundamentele rol in de ontwikkeling van het Bulgaarse etnische model. De BRV verdedigt als grootste liberale partij op de Balkan de individuele rechten en vrijheden en zij beschermt de minderheden volgens de wet en in overeenstemming met de Europese waarden, niet op basis van afkomst of religie. In tegenstelling tot bepaalde buurlanden is de BRV, zelfs ten tijde van de ernstigste represailles door het communistische regime, nooit in de verleiding gekomen haar toevlucht te nemen tot gewelddadige methoden. Zij heeft nooit afscheidingsideeën of -acties gesteund, maar juist overeenstemming gezocht tussen alle democratische partijen op zowel nationaal als Europees niveau om duidelijk stelling te nemen tegen nieuwe neigingen tot etnische, raciale of religieuze onverdraagzaamheid.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, misbruik van pesticiden en ontoereikend afvalbeheer hebben geleid tot een verslechtering van de bodemkwaliteit en vormen een bedreiging voor onze burgers. Deze burgers en de generaties na hen de mogelijkheid bieden om gezond voedsel te produceren zou een van onze prioriteiten moeten zijn.
De oplossingen die worden voorgesteld in het verslag van mevrouw Gutiérrez-Cortines, waaronder het opstellen van een lijst van vervuilde gebieden in elke lidstaat en een strategie voor het verbeteren van deze gebieden, zijn ongetwijfeld een stap in de goede richting, en ik hoop dat er nog meer van dit soort stappen zullen volgen.
Chemische verontreiniging en het wegnemen van de gevolgen daarvan zijn echter niet het hele verhaal. Daarnaast is een nieuw en alarmerender probleem ontstaan dat te maken heeft met de toenemende productie van genetisch gemanipuleerde voedingsmiddelen, namelijk biologische verontreiniging. Ik kan u allen verzekeren dat ggo’s aanzienlijk zorgwekkender zijn dan chemische vervuiling. We moeten dus niet alleen chemische verontreiniging aanpakken, maar ook biologische verontreiniging. De EU moet keihard “nee” zeggen tegen de introductie van genetisch gemodificeerde organismen in voedsel.
Milan Horáček (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de verkiezingen voor de Doema op 2 december hebben eens te meer aangetoond dat er geen verrassingen te verwachten zijn in Rusland. De aanpak heeft geleid tot gerichte verzwakking en intimidatie van de oppositie door ingrijpende veranderingen in de kieswetgeving, het gevangen nemen en uitschakelen van potentiële tegenstanders zoals Chodorkovski en de herhaalde arrestaties van Garri Kasparov.
Wij zijn niet onder de indruk van het resultaat van de campagne Verenigd Rusland. Poetins partij wint, de democratie verliest. Dit dubieuze succes wordt versterkt door het feit dat geen enkele partij met kritiek op de regering in het parlement is gekomen. Deze verkiezingen geven geen blijk van een gemeenschappelijke basis voor betrekkingen tussen Europa en Rusland die zijn gebouwd op democratie, mensenrechten en de rechtsorde. Deze ontmoedigende generale repetitie voorspelt niet veel goeds voor de presidentsverkiezingen in maart 2008 en laat ons tegelijkertijd zien hoe belangrijk ons begrip van waarden is.
Willy Meyer Pleite (GUE/NGL). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor uw verklaring namens onze instelling waarin u de ETA-moorden veroordeelt.
Met betrekking tot mijn vraag wil ik zeggen dat ik vorige week in de gelegenheid was om mevrouw Yolanda Pulecio te ontmoeten, de moeder van Ingrid Betancourt, die zoals u weet sinds 2001 is gegijzeld door de FARC. Ze vertelde mij, zoals ik u, het Parlement en de Commissie, de Europese instellingen, nu vertel, dat het belangrijk is dat de Unie een fundamentele rol speelt in het ondersteunen van de bemiddelingspogingen door zowel Hugo Chávez, de president van Venezuela, als president Sarkozy van Frankrijk. Op 9 oktober hebben de Europese instellingen, via het Portugese voorzitterschap, deze bemiddeling ook gesteund.
Dit is erg belangrijk, want er ontstaan mogelijkheden voor bemiddeling, om een einde te maken aan de kwelling van veel gijzelaars die al lange tijd worden vastgehouden en om te beginnen de normale situatie in het conflict in Colombia te herstellen.
Ik verzoek daarom de Europese instellingen te luisteren naar deze oproep van mevrouw Yolanda Pulecio, de moeder van Ingrid Betancourt.
(Applaus)
Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 23 november was het een jaar geleden dat de uit mijn kiesdistrict afkomstige Alexander Litvinenko werd vermoord, als daad van door de staat gefinancierd nucleair terrorisme. De stof die werd gebruikt om hem om te brengen, polonium-210, staat onder streng toezicht en is eenvoudig te herleiden naar haar herkomst in Rusland, zelfs naar de oorspronkelijke voorraad waaruit ze afkomstig is. Voor deze misdaad kan alleen toestemming gegeven zijn op het hoogste niveau binnen de Russische politiek.
De Britse autoriteiten hebben om uitlevering verzocht van slechts één persoon, Andre Lugovio, maar de moord was niet een individuele daad: een team van geoefende agenten was hierbij betrokken. De Britse regering heeft ervoor gezorgd dat het lijkt alsof mijnheer Lugovoi de enige verantwoordelijke is, om zo de aandacht af te leiden van de daadwerkelijke schuldigen. Het spoor van verdenking loopt regelrecht naar het Kremlin. Als president Putin niet opdracht heeft gegeven tot deze daad, dan weet hij in ieder geval wie dit wel heeft gedaan.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, aan het eind van het jaar stelt de Europese Commissie het verslag op met betrekking tot de barrières die zijn ingesteld voor toegang tot de arbeidsmarkt.
Naar mijn mening moet dit verslag noodzakelijkerwijs de volgende twee kwesties benadrukken: de beperkingen die worden opgelegd aan de nieuwe lidstaten zijn niet gerechtvaardigd, aangezien hun toetreding geen verstoringen van het evenwicht heeft veroorzaakt in de markten van andere landen van de Europese Unie; ten tweede zouden deze beperkingen niet langer van kracht mogen zijn dan de eerste twee jaar, zoals bepaald door de Europese arbeidswetgeving.
In de lidstaten wordt vaak de formule 2+3+2 gebruikt als reactie op bepaalde bestaande politieke vereisten.
Daarom ben ik van mening dat een duidelijk standpunt van de Europese instellingen vanaf de eerste twee jaar noodzakelijk is om een einde te maken aan ongerechtvaardigd blokkeren van de bewegingen van de beroepsbevolking.
Ik wil ook nogmaals wijzen op het communautair preferentiebeginsel in de context waarin het Parlement spreekt over de Europese Blue Card, die het mogelijk zal maken een beroepsbevolking van meer dan 20 miljoen mensen van buiten de Europese Unie te importeren.
Op grond van dit beginsel is het abnormaal om werknemers uit onlangs toegetreden lidstaten van de Europese Unie strenger te behandelen dan werknemers uit derde landen.
Justas Vincas Paleckis (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de uitbreiding van het Schengengebied is een geweldig kerstcadeau voor de Europeanen van de eenentwintigste eeuw, maar tegelijkertijd verdwijnen onze buren uit Oekraïne, Rusland, Moldavië en Wit-Rusland achter een nieuw Europees gordijn: een financieel en bureaucratisch gordijn in plaats van het zeer oude van ijzer. Vroeger konden onze buren visa krijgen, gratis of met korting, om naar vele van de nieuwe Schengenlanden te reizen. Nu moeten ze tussen de 35 en 60 euro betalen. In sommige van deze landen is dat een derde van het maandsalaris.
Het financiële gewin uit belastingen op visa heeft een averechtse uitwerking voor de EU zelf. Voor gewone buren wordt de EU nu een ver land. Immers, hoe meer mensen de EU komen bezoeken, hoe beter ze kunnen zien hoe wij leven, en ook onze toeristenindustrie profiteert daarvan. Daarnaast is toestemming in financieel opzicht beter dan beperking.
Het is niet nodig om van Europa een fort te maken. Ik wend mij tot mijn collega’s en de Voorzitter van dit Huis en verzoek hen om druk uit te oefenen op de Raad om de situatie inzake belastingen op visa voor onze buren in het oosten te herzien.
Toomas Savi (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou uw aandacht willen vragen voor een document dat op het punt staat te worden behandeld door dit Huis: het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad dat een amendement vormt op Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit.
Het baart mij zorgen dat het voorstel van de Commissie geen artikelen bevat die lidstaten toestaan om de invoer van elektriciteit uit derde landen te beperken indien de milieuregelgeving in die landen minder streng is dan de regelgeving die hier in de Europese Unie van kracht is.
De Europese Unie zou geen concessies moeten doen aan energieleveraars die elektriciteit produceren tegen een lage prijs, maar met rampzalige gevolgen voor het milieu. Dit zou een lafhartige veronachtzaming van onze waarden zijn, alsmede oneerlijk ten opzichte van de Europese energieleveraars die wel voldoen aan de gestelde vereisten.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, onder verwijzing naar twee redevoeringen van mijn collega-Parlementsleden wil ik iets zeggen over de verkiezingen in Rusland. Ze deden me denken aan de oude grap dat elke Amerikaan zelf een auto mag kiezen, zolang het maar een zwarte Ford is. Ik heb echter de indruk dat veel Europese politici een zucht van verlichting hebben geslaakt vanwege het feit dat er enige continuïteit was en dat er nog iemand in Rusland was met wie ze konden praten.
Natuurlijk, ik begrijp de economische belangen van afzonderlijke EU-lidstaten, in het bijzonder de grote, en van individuele lobbygroepen en branches, maar onze stilzwijgende instemming met het niet respecteren van de mensenrechten in Rusland, de blindheid en doofheid van onze Europese Unie, kunnen de Russische autoriteiten alleen maar aanmoedigen om meer en meer Kasparovs te arresteren. Hoe meer we in de EU zwijgen over wat er in Rusland gebeurt, hoe minder we erover zeggen, hoe sterker het beleid van repressie in dat land – zo eenvoudig is het; ik stel daarom voor dat we praten over wat er in Rusland aan de hand is en over de slechte dingen die er gebeuren.
Gisela Kallenbach (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil aandacht vragen voor de situatie van de Bulgaarse kunsthistorica Martina Baleva en haar Duitse collega van de Vrije Universiteit van Berlijn, Ulf Brunnbauer. Beide zijn met de dood bedreigd en het slachtoffer geworden van haatcampagnes in verband met, en als gevolg van, wetenschappelijk werk aan een schilderij, specifiek door het televisiestation Skat TV en de radicale partij Ataka. Meer recentelijk, aan het einde van de Europese verkiezingscampagne van Ataka, werd op een billboard een spandoek getoond met de tekst: “Baleva op het schavot – de Duitse jood op de brandstapel!” De klacht is sinds juni niet in behandeling genomen door het Bulgaarse parket van het Openbaar Ministerie als gevolg van een openbare oproep tot moord. Om veiligheidsredenen verblijft mevrouw Baleva momenteel in Duitsland; het televisiestation heeft een beloning uitgeloofd voor informatie over haar verblijfplaats. De Bulgaarse regering reageert niet en dat is onaanvaardbaar en een lidstaat onwaardig!
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Europees-Afrikaanse top heeft plaatsgevonden in Lissabon. In de gemeenschappelijke verklaring die is overeengekomen werd veel nadruk gelegd op samenwerkingsovereenkomsten tussen de Unie en de landen van Afrika. Volgens de betrokken commissarissen, de heer Mandelson en de heer Michel, zullen deze overeenkomsten de ontwikkeling van Afrika een impuls geven.
Afgezien van het feit dat we al jaren politieke hulp negeren ten gunste van economische hulp, is het de moeite waard na te denken over wat we de landen van Afrika nog meer te bieden hebben, als we bijvoorbeeld weten dat de exporten van de EU naar het Afrikaanse continent de afgelopen vijftien jaar zijn toegenomen met 84 procent, waardoor arme landen gedwongen waren 57 procent van hun BNP te gebruiken voor het importeren van voedsel dat ook lokaal geproduceerd had kunnen worden.
De enige die profiteren van al deze samenwerking zijn de grote Europese bedrijven. Laten we onszelf niet voor de gek houden en laten we eerlijk zijn: we geven geld dat we meteen weer terug pakken.
Pál Schmitt (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Vier leden van het Europees Parlement met de Hongaarse nationaliteit hebben een mandaat gekregen bij de Roemeense verkiezingen voor het Europees Parlement: Magor Csibi, Csaba Sógor, László Tőkés en Iuliu Winkler. Dit is een uitstekend resultaat en een prachtige kans voor de Hongaarse gemeenschap om te strijden voor dezelfde mate van autonomie die overal in Europa is beproefd, onderwijs in de moedertaal en een onafhankelijke Hongaarstalige universiteit.
Ik wil in het bijzonder bisschop László Tőkés noemen, aangezien wij allemaal zijn verrijkt door een eerlijk, oprecht Parlementslid dat zich inzet voor democratie en mensenrechten. Hij is gekozen als een onafhankelijke, individuele kandidaat, zonder een partijlijst, wat nog niet vaak is voorgekomen. Het feit dat zijn campagne eerlijk was en was gebaseerd op waarden met betrekking tot fundamentele mensenrechten speelde een grote rol bij zijn verkiezingssucces. Bisschop Tőkés is een soort legende geworden in de Hongaarse politiek door zijn activiteiten tot nu toe, zijn rol in de Roemeense overgang naar democratie en zijn niet aflatende strijd voor de grootste nationale minderheid die inheems is in Europa, de Hongaarse gemeenschap in Roemenië. Ik zie het als mijn plicht om namens de delegatie van de Hongaarse Volkspartij onze volksgenoten te verwelkomen als gekozen vertegenwoordigers van de Hongaarse gemeenschap die op het grondgebied van Roemenië leeft. Dank u.
Maria-Eleni Koppa (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil vandaag de kwestie van Olympic Airlines ter sprake brengen in de plenaire vergadering. Ik ben van mening dat de Griekse regering alle pogingen om te onderhandelen over de toekomst van Olympic Airlines heeft gestaakt, waardoor de aanstaande uitspraak van het Europees Hof een uitgemaakte zaak is.
Er is geen rechtvaardiging mogelijk voor dit onaanvaardbare standpunt als bekend is dat de Europese Unie als onderdeel van haar regionale beleid al heeft erkend dat het noodzakelijk is de luchtvaartmaatschappij te versterken met modern materieel, om dagelijkse verbindingen met de geïsoleerde eilanden van het land te garanderen.
Het is duidelijk dat de Griekse regering, op basis van een vooringenomen besluit, elk recht en elke kans om te onderhandelen over het redden van banen heeft weggegooid en zo een enorm sociaal probleem heeft gecreëerd. Tegelijkertijd laat men stilzwijgend alle eisen vallen die opdeling van de immateriële goederen van Olympic Airlines, die een aanzienlijke economische waarde vertegenwoordigen, zouden kunnen voorkomen.
Op deze manier maken de Griekse regering en de Europese Commissie uit naam van de concurrentie een tweederangs bestemming van Griekenland. Alle krachten die zich inzetten voor de toekomst van het land als een serieuze toeristenbestemming zullen zich hiertegen verzetten.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Alweer hebben we reden tot bezorgdheid over etnische diversiteit in de regio Vojvodina in Noord-Servië, aangezien het Europees Parlement in diverse uitspraken heeft verklaard dat dit een waarde is die moet worden beschermd. In de zin van de overnameovereenkomst die anders op oneerlijke wijze aan Servië zou zijn opgedrongen door de Europese Unie, geven sommige schattingen aan dat vele tienduizenden mensen die illegaal in de geïntegreerde lidstaten verblijven, zullen worden teruggestuurd naar Servië. Aangezien de Servische regering geen strategie heeft voor sociale en geografische re-integratie van deze grote groep mensen, verbiedt de Servische grondwet op papier vergeefs alle wijzigingen in de aandelen van etnische groepen door middel van vestiging als degenen die worden overgenomen niet teruggaan naar de nederzettingen waar ze oorspronkelijk vandaan zijn gekomen, maar naar Vojvodina, een hoger ontwikkelde regio. Het is geen vergissing dat zelfs lege flats hier op de politielijst worden gezet. Daarnaast zij de lokale bewoners terecht bang voor een golf van vluchtelingen uit Kosovo. De spanningen worden verder opgevoerd door de onlangs uitgevoerde militaire tellingen, waarbij de Hongaren van Vojvodina meetellen als trouwe Servische burgers, maar die als ongerechtvaardigd worden gezien door een land dat een partner voor vrede is in de NAVO en dat streeft naar een vreedzame schikking in Kosovo. Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Marianne Mikko (PSE). - (ET) Dames en heren.
Europa mag geen veiligheid opofferen aan liberalisering van de energiemarkt. In elk geval niet zolang derde landen energie gebruiken als een hulpmiddel voor het buitenlands beleid.
Door gaspijpleidingen in Moldavië op te kopen, heeft Gazprom geprofiteerd van het bevroren conflict in Transnistrië en de gasaanvoer en exportkanalen afgesneden.
Met het oog op de kwetsbaarheid van Moldavië, twijfel ik er niet aan dat het oprichten van verdere partnerschappen tussen verschillende marktregio’s, lidstaten en derde landen die aan onze criteria voldoen onze energiezekerheid zal vergroten.
Kleinere lidstaten moeten nog meer doen om hun veiligheid te garanderen. De economie en militaire macht van Estland hebben het steeds opnieuw moeten afleggen tegen die van ons buurland en zijn vele malen kleiner dan die van de veroveraar Rusland.
Zowel productie als distributie van energie is van strategisch belang voor Estland. Ik ben van mening dat gezien die situatie bepaalde ondernemingen niet zouden mogen worden gesplitst en eigendom van de staat zouden moeten blijven. Geloof ons alstublieft als wij zeggen dat dit heel belangrijk voor ons is.
Emmanouil Angelakas (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het graag hebben over een brute aanval op een etnisch Griekse journalist, die op 5 december plaatsvond in Istanbul. De journalist in kwestie is Andreas Robopoulos, correspondent voor de Griekse televisiezender MEGA en redacteur van de Griekstalige krant ECHO. Hij werd met knuppels op zijn rug geslagen door kennelijk onbekende aanvallers, die mogelijk bekend zijn bij de autoriteiten, en liep daarbij meerdere botbreuken in zijn armen op en hoofdwonden die moesten worden gehecht.
Dit incident gebeurde voor het kantoor van ECHO in de wijk Pera. De daders lieten het slachtoffer hevig bloedend op straat achter. Dit volgt op veel andere incidenten, zoals de moord op de etnisch Armeense journalist Hrant Dink op 19 januari in Istanbul en de gebeurtenissen van 13 december, toen bulldozers van de Turkse bosbouwdienst het Klooster van de Transfiguratie op het eiland Heybeliada (Halki) verwoestten.
Ik doe een beroep op het Europees Parlement, de hoogste politieke verpersoonlijking van democratie in de Europese Unie, om een grondig onderzoek uit te voeren en krachtig te reageren, met de veroordeling van dergelijke misdaden door een land dat lid wil worden van de Europese Unie, maar zijn eigen burgers aanvalt.
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag is het de Dag van de mensenrechten, en de wereld wordt geteisterd door een stortvloed aan mensenrechtenschendingen. Een voorbeeld hiervan is mijn piepkleine thuisland, Cyprus. Al 33 jaar houden Turkse strijdkrachten een gedeelte van het eiland bezet en verhinderen zij 200 000 vluchtelingen om naar huis te komen. Al 33 jaar zetelt het Turkse leger in de onbewoonde stad Famagusta, die wordt gebruikt om de Grieks-Cypriotische bevolking te chanteren. Al 33 jaar houden Turkse soldaten de Berlijn-achtige verdeling van de hoofdstad Nicosia in stand. En dit alles omdat het Turkse leger het Turkse beleid inzake Cyprus lijkt te bepalen.
Laat ons hopen dat de nieuwe regering van mijnheer Erdoğan zal inzien dat het niet te verdedigen valt om een lidstaat van de EU te bezetten met haar strijdkrachten en dat zij de Turkse chef-staf, mijnheer Büyükanıt, opdracht zal geven om haar strijdkrachten zo snel mogelijk van het eiland terug te trekken.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is moeilijk om de zojuist afgelopen parlementaire verkiezingen in Rusland anders te beschrijven dan als een slechte grap ten koste van de democratie. Vooral de uitslagen uit de regio Tsjetsjenië, waar de opkomst 99 procent was en Verenigd Rusland werd gesteund, zijn erg verontrustend.
Het voorbeeld van de Tsjetsjenen is symptomatisch. De mensen in dat land hebben geen enkele reden om op Poetin en de zijnen te stemmen. Het enorme leed dat hen door dit team is aangedaan is al diverse malen ter sprake geweest. Een opkomst van nagenoeg 100 procent met steun voor de regering kom in geen enkel democratisch land voor. Aan de andere kant brengt het ons de verkiezingen in totalitaire staten levendig voor de geest.
Er zijn nog meer overeenkomsten. De verkiezingen maakten duidelijk dat er geen plaats meer is voor een oppositie in Rusland. De vrijheid van meningsuiting is beperkt en de media worden door de staat gecontroleerd. De categorie politieke gevangenen komt weer terug. Deze categorie bestaat uit degenen die de moed hebben gehad om zich openlijk uit te spreken tegen het regime, en democratie wordt steeds meer een façade waarachter “democraat in hart en nieren” Poetin precies kan doen wat hij zelf wil.
Mairead McGuinness (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de aanloop naar kerstmis zijn we normaal gesproken goed gehumeurd. Maar ik moet zeggen dat Ierland op dit moment nogal geschockeerd is door de sterfte door cocaïnegebruik onder jongeren. Vandaag vindt de begrafenis plaats van een jong meisje, en het hele land praat erover omdat zij erg bekend was. Maar ik denk dat hier een zeer ernstige kwestie wordt aangeroerd, niet alleen voor Ierland maar voor veel van de lidstaten en hun jongeren. Drugsgebruik is recreatie geworden.
De Europese Unie en de individuele lidstaten moeten dit probleem aanpakken vanuit twee invalshoeken. Natuurlijk moeten we de toelevering stilleggen, maar dit kan wel eens buitengewoon moeilijk blijken. Dit moet gedaan worden door beter politiewerk en betere samenwerking door de lidstaten. Maar we moeten ook de vraag tot stilstand brengen en we moeten zorgen dat jonge mensen – beter gezegd: wij allemaal – het gevaar van drugs inzien. En degenen die de legalisering van drugs steunen, moeten hier nota van nemen.
Ten slotte zou ik gewoon iedereen die nu met drugs aan het knoeien is, willen vragen daar alsjeblieft mee op te houden, en zou ik mijn medeleven willen betuigen aan de families in Ierland die dierbaren hebben verloren.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, klimaatverandering vormt een van de meest complexe problemen van de internationale gemeenschap.
Delegaties van 190 landen, honderden deskundigen en niet-gouvernementele organisaties en meer dan 1 400 journalisten komen nu bijeen op de Conferentie van Bali.
De gemeenschappelijke doelstelling is een routekaart opstellen om de klimaatveranderingen ook na 2012 te beperken.
We kunnen reageren op uitdagingen met betrekking tot klimaatverandering door wetenschappelijk onderzoek te ontwikkelen, ons aan te passen aan klimaatveranderingen, de uitstoot van broeikasgassen te verminderen of een wereldwijde energiestrategie te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen.
In de context van de Conferentie van Bali zou de Europese Unie zich moeten opstellen als leider in het gevecht tegen klimaatverandering.
De acties die de Unie al heeft ondernomen op bepaalde gebieden, zoals de luchtvaart, de bevordering van minder vervuilende voertuigen, brandstofkwaliteit en luchtkwaliteit zullen zowel effect hebben voor de bestrijding van klimaatverandering als voor het stimuleren van economische ontwikkeling.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de totalitaire regimes was de bevolking van Oost-Europa vaak bang voor douanecontroles en het lidmaatschap van de EU hangt voor velen nauw samen met het einde van deze controles.
Euro-regio’s, die met hun activiteiten de samenwerking in grensgebieden hebben gesteund, hebben de verwijdering van barrières in grensgebieden aanzienlijk vergemakkelijkt. Deze grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden hebben ons, de leden van het Parlement, aangemoedigd druk uit te oefenen op de betrokken partijen om zich te houden aan de oorspronkelijke deadline voor de uitbreiding van het Schengengebied.
Ik ben blij dat hun verwachtingen op dit gebied zijn uitgekomen en dat op 20 december om middernacht de laatste overblijfselen van het IJzeren Gordijn zullen vallen en de grenzeloze Euro-regio’s werkelijkheid zullen worden. Met de toetreding van de republiek Slowakije tot het Schengengebied en de opening van de grenzen met Tsjechië, Polen, Hongarije en Oostenrijk wordt er een nieuw gebied voor nauwe samenwerking gecreëerd.
Ik hoop dat alle samenwerkingsverbanden, dorpen en steden in de grensgebieden de uitnodiging van de regio Tatry zullen aannemen en op 21 december bij de grensovergangen het grootste succes van de Europese integratie zullen vieren, namelijk het wegnemen van de grenzen die hen verdeelden.
Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag al even vooruitlopen op kerstmis en voor een keer de Europese Commissie willen bedanken voor het aankondigen van de hulp van meer dan 170 miljoen euro afkomstig uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, bedoeld om te helpen bij de opruimacties na de overstromingen van deze zomer in mijn land, en met name in mijn regio. Ik heb begrepen dat, na bevestiging, dit het op-een-na-hoogste bedrag zal zijn dat ooit is uitbetaald uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Als lid van het Europees Parlement voor een van de gebieden die het zwaarst zijn getroffen, kan ik zeggen dat elke bijdrage welkom is. Dit solidaire gebaar van de rest van Europa zal heel goed ontvangen worden in mijn kiesdistrict.
De Voorzitter. − Normaal gesproken geeft de Voorzitter geen commentaar op wat sprekers zeggen, maar op mijn lijst staat vermeld dat het om “170 euro” gaat en niet om “170 miljoen euro”, dus ik ben blij dat het Verenigd Koninkrijk in dezen niets te klagen heeft!
(Gelach)
Ljudmila Novak (PPE-DE). - (SL) Ik wil u op de hoogte brengen van enkele gebeurtenissen op de Kroatisch-Sloveense grens.
De Kroatische zijde bedient zich wederom van faits accomplis als een manier om lopende grenskwesties met Slovenië op te lossen. De Kroaten begonnen eerst grond te verkopen in het betwiste gebied op de linkeroever van de rivier Dragonja en bouwden daarna een brug in Hotiza. Onlangs hebben ze heel langzaam de grens verplaatst in de bossen van Snežniški en zijn hun bosbouwers begonnen met het rooien van bomen.
In Razkrižje hebben ze stilletjes een nieuw grenscontrolegebouw gekozen zonder dat het Kroatische Ministerie van Buitenlandse Zaken de Sloveense zijde vooraf van dit voornemen op de hoogte had gesteld, hoewel dit vereist is op grond van de overeenkomsten die zij is aangegaan. Ook de Sloveense eigenaren van de percelen waarop de overgang moet worden aangelegd zijn hiervan niet op de hoogte gesteld.
Slovenië steunt in principe de toetreding van Kroatië tot de EU, maar Kroatië moet zich wel houden aan de afspraken die het heeft gemaakt met andere landen als hij zijn status als een geloofwaardige kandidaat voor het EU-lidmaatschap wil rechtvaardigen.
Viktória Mohácsi (ALDE). - (HU) Heel hartelijk bedankt, mijnheer de Voorzitter. Dames en heren, op deze dag in 1948 nam de Algemene Vergadering van de VN de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan, dus vandaag vieren we de Dag van de Mensenrechten. Ik wil vragen, met alle respect: hebben we eigenlijk wel iets te vieren? Het lijdt geen twijfel dat de waarden die in dat document zijn geformuleerd nog altijd de basis vormen voor de Unie en voor onze Europeesheid. Maar dat we dat nu vieren, betekent niet dat we kunnen negeren dat in veel lidstaten van de Unie, van Hongarije tot Griekenland en van Slowakije tot Nederland – ik noem maar een paar voorbeelden – nog steeds politieke groeperingen bestaan en groeien die zich verstoppen in uniformen en die precies deze waarden in twijfel trekken, terwijl ze marcheren met de symbolen van gevallen dictaturen. Ik smeek alle verantwoordelijke Europese politici: laten we deze feestelijke dag mooier maken; laten we samen optreden tegen extremistische groepen! Ik hoop dat mijn fractie erin slaagt een parlementair besluit voor te stellen om te protesteren tegen uitingen van extremisme. Er is geen beter moment om de handen ineen te slaan dan de Internationale Dag van de Mensenrechten. Dank u zeer.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u eraan herinneren dat 5 december de geboortedag was van de grote Pool en Europeaan – Pools staatshoofd en legerleider Józef Piłsudski. Deze charismatische figuur was niet alleen een uitstekende en heldhaftige bevelhebber, maar ook, bovenal, een authentieke staatsman die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de wederopstanding van de Poolse staat.
Onder zijn leiderschap stuitte het Poolse leger in 1920 de opmars van de Bolsjewieken, die van plan waren heel Europa onder de voet te lopen. Hij wilde in vrede en harmonie samenleven met de buurlanden, met respect voor volledige soevereiniteit. Hij zei ook dat Polen voor een grote vraag gesteld was: moest het op gelijke voet staan met andere grote wereldmachten, of moest het een lagere staat zijn die de bescherming van de machtige staten nodig had? Polen heeft deze vraag nog niet beantwoord; het heeft zijn krachten nog niet kunnen meten. In dat opzicht ligt er een grote inspanning voor ons en wij, de huidige generatie, moeten ons daarop voorbereiden. Deze woorden blijven vandaag de dag relevant, nu Polen een van de 27 lidstaten van de Europese Unie is.
Milan Gaľa (PPE-DE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, op 19 november 2007 is de snelweg A6 tussen Bratislava en Wenen geopend. Ik zie dat als een historische gebeurtenis, die de snelwegverbindingen tussen de Slowaakse Republiek en Oostenrijk aanzienlijk heeft vereenvoudigd.
Na drie jaar van intensief werk aan de A6, en zeker als de Slowaakse Republiek is toegetreden tot het Schengengebied, zullen de contacten tussen de twee landen ongetwijfeld nog productiever worden.
Ik wil Oostenrijk bedanken voor de succesvolle voltooiing van het project, in samenwerking met de Slowaakse Republiek. De opening van de A6 is de eerste keer dat de Slowaakse Republiek is aangesloten op de trans-Europese vervoerscorridors. Dit zal de andere transportroutes, die al intensief worden gebruikt, ontlasten.
Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen vrijdag zijn meer dan 70 000 handtekeningen ter ondersteuning van striktere wetgeving voor veevervoer overhandigd aan de voorzitter van het Oostenrijkse parlement, Barbara Prammer. Een burgerinitiatief werd opgezet door een kleine groep mensen, gecoördineerd door een van mijn landgenoten, Helmut Schaupensteiner, en gesteund door een zeer toegewijde journaliste, Maggie Entenfeller. Zij hebben deze 70 000 handtekeningen in de kortst mogelijke tijd verzameld.
Dit initiatief heeft mijn volledige steun en 70 000 handtekeningen geven aan dat de bevolking niet langer bereid is deze tragische omstandigheden zonder slag of stoot te laten gebeuren. Als lid van het Europees Parlement zie ik het daarom als mijn plicht om u, dames en heren, te informeren over deze prachtige toepassing van het initiatief tegen het vervoer van vee en om ons allemaal te vragen hier eindelijk iets te doen om ervoor te zorgen dat de dingen die op dit moment gebeuren op de Europese wegen in de toekomst niet meer zullen gebeuren.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Ján Hudacký (PPE-DE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, op 4 december 2007 heeft het Constitutioneel Hof van de Slowaakse Republiek geoordeeld dat de wetgeving inzake beëindiging van zwangerschappen, die moedwillige abortus tot de 12e week van de zwangerschap toestaat zonder rechtvaardiging, en ik herhaal: zonder enige rechtvaardiging, niet in strijd is met de grondwet van de Slowaakse Republiek.
De grondwet van de Slowaakse Republiek spreekt niettemin van de bescherming van menselijk leven, zelfs voor de geboorte. Het spijt mij dat deze dag in de geschiedenis van de Slowaakse Republiek zal worden bijgeschreven met het bloed van de kinderen die niet de kans krijgen om geboren te worden en te leven.
Ik betreur het dat de meerderheid van de rechters niet voldoende moed wist op te brengen om te bevestigen dat het hogere beginsel van de bescherming van menselijk leven voor gaat. Het aborteren van ongeboren kinderen toestaan op grond van zogenaamde mensenrechten, of liever gezegd vrouwenrechten, die niets te maken hebben met de menselijke natuur en waardigheid, is betreurenswaardig en moet worden afgekeurd.
Maria Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben al eerder gehoord over de bezorgdheid van de Griekse bevolking over de kwestie van Olympic Airlines. We moeten ervoor zorgen dat Olympic blijft vliegen.
Er is echter nog een probleem dat de Griekse bevolking aangaat en dat is besproken in het Griekse parlement op initiatief van de vicevoorzitter (eerste spreker), de heer Sourlas: het ernstige risico dat jonge mensen lopen door het gebruik van technologie en computers. Afhankelijk van dit nieuwe verschijnsel veroorzaakt aandoeningen bij jonge mensen waardoor zij niet kunnen deelnemen aan de maatschappij en hun vooruitzichten op onderwijs en werk worden vernietigd.
Toch bestaan er geen veiligheidsmaatregelen. Onze vraag is daarom: waarom is op grond van de vrije concurrentie in een open markt de productie en import van videospellen uit derde landen toegestaan, evenals de verspreiding van dergelijke spellen en de ongecontroleerde, 24 uurs openstelling van internetcafés? Hoe kan deze markt worden gecontroleerd? Wat is de Europese subsidie voor de levering van een veilig internet voor jonge mensen? Welke maatregelen worden er genomen om de aandoeningen te behandelen waaraan jonge mensen lijden als gevolg van hun verslaving aan computers en het internet? En hoe beheersen de bevoegde rechtshandhavingsinstanties de elektronische misdaad op Europees niveau?
Dushana Zdravkova (PPE-DE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, aan de vooravond van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en de ondertekening van het Handvest van de Grondrechten wil ik uw aandacht vragen voor Bulgarije en voor het feit dat de Bulgaarse regering, haar leiding en de vertegenwoordigers van de coalitie in het parlement helaas nog steeds ver verwijderd zijn van de toepassing van de onderliggende grondbeginselen. Dit zijn de beginselen van open bestuur, transparantie en vooral verantwoordingsplicht in het besluitvormingsproces.
De afgelopen dagen zijn de Bulgaarse burgers getuige geweest van weer een nieuwe poging van de regering om obscure criteria toe te passen en op die manier heimelijk het begrotingsoverschot van de staat opnieuw te verdelen en op onwettige wijze geld te laten verdwijnen in de zogenoemde “zwarte fondsen” van de regeringspartijen. Dit is weer een voorbeeld van de heersende politieke praktijk van de afgelopen jaren om aan de macht te komen en blijven door stemmen te kopen, in plaats van door hun werk goed te doen.
Als lid van het Europees Parlement en vertegenwoordiger van de grootste oppositiepartij in Bulgarije en de rechtse politieke macht die de waarden van de Europese Volkspartij deelt, ben ik van mening dat de bestaande status quo van het politieke model in Bulgarije de burgers vervreemdt van het besluitvormingsproces en hun perceptie van corruptie vergroot. In de bewustmakingscampagne met betrekking tot het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de Grondrechten zijn we bereid de beginselen van efficiënt en transparant bestuur te bevorderen en de burgers te overtuigen van de waarden die in deze twee documenten besloten liggen.
Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Heel hartelijk bedankt, mijnheer de Voorzitter. Dit jaar hebben alle 27 lidstaten van de Unie een reeks feestelijkheden gevierd ter herdenking van de geboorte van de Europese Unie en haar vijftigste verjaardag. Pas geleden, begin december, nam ik deel aan een dergelijk evenement in Mosonmagyaróvár. Mosonmagyaróvár is een stad op de grens van Slowakije, Oostenrijk en Hongarije, dus het is geen verrassing dat er veel burgemeesters uit alle drie die landen aanwezig waren. De deelnemende burgemeesters haalden een initiatief aan dat is opgesteld voor het Europees Parlement of voor de Voorzitter daarvan. De essentie van het initiatief is dat het Europees Parlement, in navolging van de tradities van de oude Grieken, in 2008 voor de eerste keer een wereldwijd staakt-het-vuren zou moeten afkondigen tijdens de Olympische Spelen in Peking. Mijnheer de Voorzitter, het motto van deze uitnodiging is “17 dagen vrede”. De burgemeesters zijn op 1 december begonnen met het inzamelen van handtekeningen en ze willen de petitie in het voorjaar graag hier in Straatsburg aan u overhandigen, mijnheer de Voorzitter. Ze hebben mij gevraagd u deze uitnodiging te doen toekomen, en dat heb ik bij dezen gedaan. Dank u.
Nickolay Mladenov (PPE-DE). - (BG) Mijnheer de Voorzitter, ik ben benaderd door vertegenwoordigers van de Bulgaarse Confederatie voor Gezondheidsbescherming die is opgericht door twaalf patiëntenorganisaties voor de behartiging van de belangen van een miljoen Bulgaren met chronische ziekten. Het farmaceutische beleid is de afgelopen jaren een bron van ernstige zorg in Bulgarije. Hoewel er meer geld beschikbaar is voor de gezondheidszorg, kunnen hiervoor elk kaar minder geneesmiddelen worden gekocht. Helaas wordt de prijs daarvan verhoogd met 20 procent BTW. Bulgaarse patiënten maken zich zorgen over het feit dat hun vertegenwoordigers niet mogen deelnemen aan het toezicht op en de controle van de uitgaven voor gezondheidszorg. Ze dringen aan op betrokkenheid bij deze processen om transparantie te garanderen. Na jarenlange verzoeken aan de Bulgaarse regering, hebben ze nu besloten zich te wenden tot de Europese Commissie en het Europees Parlement.
Meer dan een miljoen Bulgaren lijden aan chronische ziekten en hun gezondheid wordt onvoldoende beschermd. Bovendien schaden de problemen met het farmaceutische beleid de belangen van meer dan tachtig Europese geneesmiddelenproducenten die ook streven naar meer transparantie. Daarom roep ik vanaf hier de Bulgaarse autoriteiten en de instellingen van de EU op het verzoek van de patiëntenorganisaties om meer transparantie te steunen.
Edit Bauer (PPE-DE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hebben over de kwestie van een radiozender voor minderheden in de Slowaakse Republiek, die op het punt staat zijn activiteiten te staken.
De staatsradio van de Slowaakse Republiek is wettelijk verplicht uit te zenden in nationale minderheidstalen. Vorige week heeft het bestuur van de radio echter besloten te stoppen met het uitzenden van Rádio Pátria in minderheidstalen op de middellange golf als gevolg van geldgebrek. Dit zou betekenen dat er niet meer wordt uitgezonden in het Hongaars, Roetheens en Oekraïens.
Als het Slowaakse parlement bij de goedkeuring van de begroting van volgend jaar geen geld heeft uitgetrokken voor uitzendingen op de middellange golf, zullen de uitzendingen in minderheidstalen ophouden op 1 januari. In Slowakije zijn deze uitzendingen een traditie die al tachtig jaar bestaat. Men heeft ook besloten dat deze uitzendingen zullen worden voortgezet via het Internet, hoewel naar schatting slechts 1 procent van de luisteraars een computer heeft en deze gebruikt om naar de radio te luisteren. Er zijn echter alternatieve oplossingen...
Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit weekend zal de Europese Raad ook energieproblemen bespreken, die inmiddels deel uitmaken van de gemeenschappelijke veiligheid.
Staat u mij toe om met het oog hierop drie wensen kenbaar te maken aan de Europese Raad.
In de eerste plaats hoop ik dat de Raad de voorstellen van de Commissie inzake ontvlechting van eigendom en inperking van de greep van het kapitaal van derde landen op de meerderheid van de elektriciteit- en gasmarkten, zal steunen. Deze kwestie is van levensbelang voor de garantie op eerlijke concurrentie en het voorkomen van ondoorzichtige afspraken tussen staatsmonopolies.
In de tweede plaats zou ik willen dat lidstaten de mogelijkheid hadden om de elektriciteitsinvoer vanuit derde landen te beperken in gevallen waarin deze invoer een ernstig gevaar vormt voor de voorzieningszekerheid op de lange termijn.
In de derde plaats wil ik de Raad herinneren aan de resolutie van het Europees Parlement inzake energiezekerheid van september, waarin een voorstel wordt gedaan voor de aanstelling van een externe functionaris voor energiezekerheid
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag, aan het begin van het derde millennium, heeft de wereld te maken met problemen uit het verleden die nog niet zijn opgelost, en daar komen nog nieuwe uitdagingen bij. We kunnen trots zijn dat de Europese Unie veranderingen teweeg heeft gebracht en dat onze grootste waarden mensenrechten, vrijheid, democratie, tolerantie, een vrije markt, een verbeterde levensstandaard en zorg voor het natuurlijke milieu zijn.
Als we deze ideeën en doelstellingen effectief in praktijk willen brengen, moet onze Unie zakelijk en efficiënt zijn. We bereiken het einde van één bepaalde fase van het werk: we aanvaarden het Hervormingsverdrag, het Verdrag van Lissabon. Dit is heel goed, maar het leven heeft nieuwe uitdagingen voor ons geschapen. Bij de tenuitvoerlegging van alle bepalingen van het verdrag, bij het verbeteren van het functioneren van de EU en haar instellingen, moeten we praten over – en willen we praten over – de toekomst, een betere toekomst voor Europa, voor onze lidstaten...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Eluned Morgan (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijn Straatsburg-traditie willen voortzetten van het benoemen en beschamen van lidstaten die niet aan de Lissabon-richtlijnen voldoen.
In 2005 stemden alle 27 lidstaten ermee in om zich te houden aan het kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten. Tegen augustus 2007 hadden slechts zes lidstaten verklaard dat zij deze richtlijn volledig hadden omgezet in nationale wetgeving. De Commissie startte inbreukprocedures tegen 21 lidstaten en, tot op heden, zijn er nog steeds 15 lidstaten die deze wetgeving niet naleven.
De zwarte lijst bestaat dus uit: Duitsland, Italië, Luxemburg (alweer), Portugal, Malta, Cyprus, Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije, Finland, Denemarken, Estland en Griekenland.
In deze week waarin de Bali-conferentie wordt gehouden, is het een schandaal dat er lidstaten zijn die niet voldoen aan maatregelen waar ze al mee ingestemd hebben en welke reeds van zeer belangrijke invloed hadden kunnen zijn op de aanpak van klimaatverandering.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Dames en heren, vandaag is een keerpunt op de westelijke Balkan en ook in het leven van de hele Europese Unie. Vandaag verloopt de deadline van de VN voor de Serviërs en Albanezen om overeenstemming te bereiken. We hadden van tevoren kunnen weten dat de inspanningen van de trojka om dit te bereiken gedoemd waren te mislukken. Naar alle waarschijnlijkheid zal Kosovo zich binnen twee maanden onafhankelijk verklaren en het is nog moeilijk in te schatten wat de gevolgen daarvan zullen zijn buiten de westelijke Balkan. Kosovo wordt een protectoraat van de Unie. De regeling met betrekking tot Kosovo wordt de ultieme test voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Zullen we een gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen, of worden we het slachtoffer van geruzie tussen Amerika en Rusland? Als de Unie niet verenigd is, vormt dit een ernstig gevaar voor de aansluiting en Europese integratie van de regio, dus het is erg belangrijk dat er een goede, eerlijke regeling wordt getroffen in Kosovo. Dit is de verantwoordelijkheid van de Unie.
Jacky Hénin (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, op 6 december heeft het arbeidsgerecht van Straatsburg uitspraak gedaan in de zaak van het Europees Parlement tegen enkele van zijn medewerkers. Ik citeer: “Merkt op dat de overeenkomst van overdracht tussen Manpower en het Europees Parlement ongeldig is; merkt op dat de projectovereenkomst tussen Manpower en de werknemers ongeldig is; stelt en oordeelt dat de contractuele betrekking tussen de verzoekende werknemer en het Europees Parlement moet worden omgezet naar een vaste aanstelling”.
Ik juich de moed van de tijdelijke beambten toe, die zich niets hebben aangetrokken van pesterijen en andere provocaties om erkenning te krijgen voor hun rechten. Ik mag hopen, mijnheer de Voorzitter, dat de administratie heel snel opdracht zal krijgen om definitief een einde te maken aan deze zaak, want het enige wat zij heeft gedaan is onze instelling in diskrediet brengen binnen de arbeidsmarkt.
Ioan Mircea Paşcu (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag wil ik ingaan op de kwestie van de juiste balans tussen de strijd tegen corruptie en democratie. Het internationale imago van corruptie in sommige landen, met inbegrip van Roemenië, is zo krachtig dat er blijkbaar een opvatting is ontstaan dat om deze corruptie te bestrijden, het zelfs toegestaan is om met de democratie te sjoemelen. Dientengevolge roept Brussel voortdurend op tot de verscherping van de instrumenten om corruptie te bestrijden en worden dergelijke verscherpingen luidkeels geprezen, maar blijft het doorgaans stil als er misbruik wordt gemaakt van dezelfde instrumenten, die in de eerste plaats ontworpen zijn voor binnenlands politiek gebruik.
Als de strijd tegen corruptie een prioriteit blijft – hetgeen zou moeten – zou de lof die men toegezwaaid krijgt van de beschermers van de democratie ook vergezeld moeten gaan van kritiek op overdrijvingen en schendingen van fundamentele burgerrechten. Anders zal deze democratie geleidelijk worden ondermijnd onder het mom van de strijd tegen corruptie, iets wat ik eerlijk gezegd minstens even schadelijk zou vinden.
Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, 1 december was het Wereld Aidsdag, een dag waarop we stilstaan bij alle slachtoffers van deze ziekte die onze planeet blijft teisteren. De cijfers van het meest recente onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie tonen aan dat het percentage dragers van het virus op hetzelfde peil blijft, terwijl het aantal nieuwe gevallen is gedaald. Desondanks zijn de aantallen nog veel te hoog.
In een vraag die ik heb gesteld aan de Europese Commissie, heb ik voorgesteld een serie postzegels uit te geven om meer aandacht te vragen voor aids, en dit idee werd aangemoedigd door Markos Kyprianou, de commissaris die verantwoordelijk is voor gezondheidszaken. Kostis Hatzidakis – tot enkele maande geleden een collega van ons, voorheen lid van het EP en nu de Griekse minister van verkeer en communicatie – heeft mijn voorstel goedgekeurd en Griekenland heeft een serie postzegels ter herinnering aan aids geproduceerd en uitgegeven; de opbrengst van de verkoop van de postzegels zal worden besteed aan medicijnen voor mensen die aan het virus lijden. De Commissie heeft alle 27 lidstaten aangemoedigd het idee over te nemen. Griekenland heeft alvast het goede voorbeeld gegeven!
De Voorzitter. – Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de spreektijden van één minuut.
16. Communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de aanbeveling voor tweede lezing (A6-0389/2007), namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) [09388/2/2007 – C6-0261/2007 – 2005/0211(COD)] (Rapporteur: Marie-Noëlle Lienemann).
Marie-Noëlle Lienemann, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de richtlijn die het Parlement in de tweede lezing zou moeten aannemen, is zeer belangrijk omdat het de eerste richtlijn is die de lidstaten dwingt een milieustrategie te ontwikkelen om de zeeën en oceanen weer ecologisch gezond te maken. Toen we de richtlijn in de eerste lezing bekeken, hebben we benadrukt dat hij van groot belang is, gezien het feit dat uit recente wetenschappelijke verslagen blijkt dat het voortbestaan van de visstanden en de biodiversiteit van de zeeën en oceanen ernstig worden bedreigd. Sommige mensen zeggen zelfs dat er over vijftig jaar helemaal geen vissen meer zullen zijn. Bovendien spelen de oceanen een fundamentele rol in de regulering van het klimaat en door ze te vervuilen, lopen we het risico deze regulerende functie te beschadigen en de negatieve effecten van klimaatverandering te versterken. Het was daarom dringend en noodzakelijk dat de Europese Unie, na de aanneming van de kaderrichtlijn water, die in het bijzonder betrekking heeft op zoet water, snel de kwestie van het zeewater zou aanpakken.
Tijdens de eerste lezing hebben we onze bereidheid getoond om de bestaande tekst te verbeteren. Ik wil eerst de structurele punten van deze richtlijn en de bestaande teksten doornemen. Het eerste doel is het herstellen van de goede milieutoestand van onze zeeën en oceanen. Het tweede doel is het definiëren van de noodzakelijke maatregelen die elke lidstaat moet nemen: ten eerste samenwerken binnen mariene regio’s of subregio’s, vervolgens de toestand van het water en van de biodiversiteit in deze gebieden in kaart brengen, daarna een goede milieutoestand en enkele prioritaire milieudoelstellingen definiëren en ten slotte een actieplan opstellen en enkele te nemen maatregelen formuleren. We waren dus positief over deze richtlijn, maar we vonden dat hij niet ver genoeg ging in de vorm waarin wij hem van de Commissie ontvingen.
We hebben een aantal punten benadrukt. De eerste is de noodzaak om deze richtlijn stevig te maken. Stevig wat zowel de middelen als de resultaten betreft. Dat was zeker het meest positieve punt van onze samenwerking met de Raad en de Commissie: de richtlijn is stevig.
Het tweede punt is dat we hopen dat de goede milieutoestand strikt gedefinieerd zal worden, zodat het herstel ervan meer inhoudt dan alleen woorden. We zijn grotendeels tevreden gesteld, want de criteria voor een goede milieutoestand zijn uitgebreid en omvatten nu de druk van alle verontreinigende stoffen die een ecosysteem schaden en de noodzaak om deze te evalueren en de invloed ervan te verminderen voor het herstel van een goede milieutoestand.
Het derde punt is dat het Parlement erg graag beschermde zeegebieden wil instellen, reservaten die een belangrijke rol moeten spelen bij het herstel van de diversiteit van deze biotopen en in het bijzonder het op peil brengen van de visstanden. We hadden graag een tekst gezien die beperkender was, strikter, resoluter over de noodzaak van deze reservaten, maar het beginsel is er wel; in elk geval is er de eis dat ze groot genoeg zijn om een rol te kunnen spelen in het herstel van de biodiversiteit.
Tot slot wilde het Parlement dat het bereik van de richtlijn zou worden uitgebreid. We wilden in het bijzonder dat er voldoende rekening zou worden gehouden met kustwateren en we wilden dat er geen onzekerheid bleef bestaan over de noodzaak om rekening te houden met alle getijdenwateren. Dit is in elk geval voor veel ervan het geval geweest. We hadden uiteraard graag een wat betere definitie gezien van het land dat wordt overspoeld door getijdenwateren, maar de tekst die we hebben voldoet.
Ik wil onderstrepen dat het belangrijk is per geografisch gebied consistente strategieën te hanteren. We hadden graag gezien dat te tekst strikter was, maar de noodzaak van consistentie wordt wel bevestigd.
Tot slot wilden onze collega-Parlementsleden uit de Baltische Staten dat de Oostzee een soort proefproject zou worden dat ons in staat zou stellen sneller te handelen, met het oog op de urgentie van de situatie. Ze zijn hierin niet volledig tevreden gesteld, want de traditie in onze instellingen is dat er geen uitzonderingssituaties mogen gelden voor bepaalde gebieden. Het idee van een proefgebied is echter behouden en ik weet zeker dat de Commissie hiervoor de Oostzee zou kiezen.
Dan is er nog de kwestie van de tijdschaal: het voornaamste voor ons was dat de richtlijn bindend zou zijn, zelfs als dat zou betekenen dat de tijd die de lidstaten krijgen om eraan te voldoen iets langer werd. Dit was het compromis dat we uiteindelijk hebben afgesproken. De deadline is 2020, maar de lidstaten moeten niet treuzelen, want ze moeten de richtlijn uiterlijk in 2010 hebben omgezet. Ik wil hen sowieso verzoeken geen tijd te verspillen, want met betrekking tot de kaderrichtlijn water neemt de vertraging toe en onze zeeën kunnen niet wachten.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ga in op dit punt namens mijn collega mijnheer Stravros Dimas, die hier vanavond niet kan zijn vanwege zijn aanwezigheid bij de klimaatveranderingconferentie op Bali. Ik wil eerst graag de rapporteur, mevrouw Lienemann, bedanken en feliciteren met haar uitstekende werk inzake de Richtlijn mariene strategie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid met haar positieve en constructieve bijdrage.
Deze richtlijn betekent het begin van een nieuwe aanpak voor de bescherming van onze zeeën en oceanen. De volgende uitdaging is natuurlijk haar succesvolle uitvoering. De inspanningen van het Parlement om de reikwijdte van dit wetgevingsinitiatief te vergroten, hebben hun vruchten afgeworpen en ervoor gezorgd dat de overeengekomen richtlijn een doeltreffend instrument zal zijn om onze zeeën en oceanen op een geïntegreerde manier te beschermen. De Commissie is verheugd dat het gelukt is om in tweede lezing tot een overeenkomst te komen. Ik wil graag met name de constructieve rol van het Europees Parlement in deze benadrukken. Het Parlement heeft een behulpzame en constructieve rol gespeeld op weg naar deze overeenkomst door te allen tijde vast te houden aan zijn ambitieuze politieke en milieudoelstellingen.
De doelstelling van de voorgestelde richtlijn is dat de lidstaten de noodzakelijke maatregelen nemen om uiterlijk tegen het jaar 2020 een goede milieutoestand in het mariene milieu te verwezenlijken. Dit zal gedaan worden door de ontwikkeling en uitvoering van mariene strategieën in hun maritieme wateren. De richtlijn bevat derhalve een zeer ambitieuze doelstelling. De Commissie blijft alert om te zorgen dat alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om een doeltreffende bescherming van ons mariene milieu te garanderen. Op sommige belangrijke punten is het Parlement erin geslaagd om het originele voorstel van de Commissie te overtreffen.
Ik zou met name drie kwesties willen benadrukken die centraal hebben gestaan bij de onderhandelingen: de garantie op een ambitieuze doelstelling voor de richtlijn; de preciezere definiëring van een goede milieutoestand, met inbegrip van een aantal specifieke descriptoren, en de instelling van beschermde mariene gebieden in het kader van deze richtlijn.
Het Parlement heeft gedurende het onderhandelingsproces aangedrongen op de noodzaak van een grote reikwijdte op alle essentiële punten. In de richtlijn wordt een kader geschapen om, voor de eerste keer, op een geïntegreerde manier samen te werken om onze zeeën en oceanen te beschermen. We zullen dit beleidsinitiatief blijven uitbreiden om ervoor te zorgen dat deze Richtlijn mariene strategie in concrete zin zal resulteren in de milieupeiler van het mariene beleid van de Europese Unie. De Commissie kan derhalve een compromispakket verwachten teneinde in tweede lezing tot een overeenkomst te komen over deze richtlijn.
Eija-Riitta Korhola, namens de PPE-DE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur voor mijn fractie is het mij een genoegen te kunnen melden dat de richtlijn waarover we een compromis hebben bereikt een van die onderdelen van de milieuwetgeving van de EU is waarvan de volgende generaties zeer direct de vruchten zullen plukken. Het is hoog tijd om eindelijk onze aandacht te richten op het mariene milieu, waarvan de toestand op treurige wijze is verslechterd, met de Oostzee als het meest verontrustende voorbeeld. Deze richtlijn brengt nieuwe hoop voor deze situatie, want hij is erop gericht de vervuiling van de zeeën een halt toe te roepen en hun biodiversiteit te herstellen.
Het werk van de afgelopen twee jaar was niet altijd gemakkelijk. Hoewel iedereen hetzelfde doel voor ogen had, kozen de fracties vaak voor verschillende middelen om dit te bereiken. Een voorbeeld van onze uiteenlopende meningen heeft betrekking op de vooruitzichten van een techniek voor koolstofafvang en -opslag. Het standpunt van mevrouw Lienemann zou de ontwikkeling van een dergelijke techniek in de praktijk hebben verhinderd. Wij waren echter van mening dat deze met het oog op de klimaatverandering noodzakelijk was en dat de Richtlijn mariene strategie daarom niet moest worden overladen met details die dit onmogelijk zouden maken.
Ik ben ervan overtuigd dat het compromis dat we nu hebben bereikt, bevredigend is voor alle partijen. Het is ambitieus in zijn doelstellingen en laat het aan de lidstaten over de middelen te kiezen om deze te bereiken, maar verplicht hen wel in elke mariene regio samen te werken voor het beste resultaat. De compromistekst beschrijft duidelijk wat voor soort goede mariene milieutoestand we willen bereiken en waardoor die mogelijk wordt bedreigd. Tegelijkertijd specificeert hij niet meer in detail welke maatregelen bedreigingen vormen, aangezien deze lijst niet volledig kan zijn, waardoor de maatregelen in het mariene milieu een ongelijke status zouden krijgen. De nu gekozen bewoordingen scheppen een verplichting voor de partijen, maar beschuldigen niet, en ze stimuleren zonder ongerechtvaardigde dwang. De doelstellingen zijn niettemin duidelijk, wetenschappelijk te rechtvaardigen en bindend en ze zullen ook effectief zijn.
Ik wil mijn collega, mevrouw Lienemann, bedanken voor haar succesvolle werk. Ze is een goede leider geweest in de onderhandelingen en heeft ook geluisterd naar de andere fracties. Ik ben vooral dankbaar dat we erin zijn geslaagd meer aandacht te vestigen op de ernstige situatie in de Oostzee.
Ik ben ervan overtuigd dat de Richtlijn mariene strategie een uitstekende milieupijler van een gemeenschappelijk maritiem beleid van de EU zal worden. Hij ondersteunt op geweldige wijze de doelstelling van een gemeenschappelijk maritiem beleid voor het bevorderen van groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling en bouwt tegelijkertijd voort op een solide kennisbasis van maritiem onderzoek. Dit is het soort wetgeving dat onze Gemeenschap nodig heeft.
Justas Vincas Paleckis, namens de PSE-Fractie. – (LT) Mijn felicitaties aan de rapporteur voor het verzetten van belangrijk werk. Ik wil zeggen dat ik het ermee eens ben dan een verslag met een sterker standpunt nog effectiever zou zijn geweest. Maar de sterke standpunten kunnen wachten; in de tussentijd kunnen we genieten van het compromis dat we hebben bereikt.
De bescherming van de zeeën en oceanen krijgt al enige tijd niet de aandacht die zijn verdient. De mariene hulpbronnen zijn meedogenloos gebruikt, het ecosysteem wordt uitgeput en we behandelen het mariene milieu alsof we de tak afzagen waar we op zitten. Daarom is de instelling van beschermde zeegebieden van groot belang voor het behoud van levende wateren voor de generaties na ons.
Zoals u allen weet, is het zeeterritorium van de Europese Unie groter dan haar grondgebied. Het welzijn van alle EU-regio’s en miljoenen EU-burgers is afhankelijk van de goede milieutoestand en productiviteit van de omringende zeeën en oceanen. Het is daarom essentieel dat de Europese Unie in de toekomst milieubescherming als één geheel ziet en beseft dat het niet kan worden “verknipt” door op zichzelf staande onbelangrijke besluiten te nemen. Als we de bodemvervuiling terugdringen, vermindert de zeevervuiling ook. We moeten meer geld vrijmaken voor de aanleg van afwatering en het is niet minder belangrijk om dit ook buiten de EU te ontwikkelen.
Ik verwelkom het feit dat de Europese Unie weer de rol van wereldleider op zich neemt en streeft naar het bereiken van een goed mariene milieutoestand in 13 jaar tijd.
De kwestie van de Oostzee is al ter sprake geweest. Deze zee is bijzonder gevoelig – het water erin wisselt maar eens per 25-30 jaar, dus het effect van vervuiling is er sterker dan gemiddeld. We voelen nog steeds de consequenties van tientallen jaren onverantwoord gebruik van chemicaliën. Voordat we beginnen met oliewinning en plannen gaan maken voor de aanleg van pijpleidingen in de Oostzee, moeten we nadenken over de milieuaspecten. We moeten ervoor zorgen dat het welzijn van onze kinderen en kleinkinderen niet te lijden heeft onder onze beslissingen.
Adamos Adamou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Lienemann bedanken voor en feliciteren met haar inspanningen en de manier waarop ze de onderhandelingen met de Raad en de Commissie heeft geleid. Ik zal mij richten op enkele van de belangrijkste positieve punten.
De richtlijn als geheel zal voldoende nadruk leggen op de maatregelen die noodzakelijk zijn voor naleving en voor het bereiken van een goede milieutoestand, waarvan elke verslechtering zal worden voorkomen. Hoewel het Europees Parlement oorspronkelijk had ingezet op 2017, loopt de planning voor naleving door de lidstaten nu tot 2020, een realistische datum die is voorgesteld door de Raad in samenspraak met de nationale vertegenwoordigers.
De lidstaten zullen uiterlijk 2012 een voorlopige evaluatie leveren, waarin de goede milieutoestand wordt gedefinieerd en samenhangende milieudoelen worden geformuleerd. Het Europees Parlement is erin geslaagd duidelijke beloften te krijgen van de Raad voor geïntegreerde beleidslijnen en benaderingen die de lidstaten zullen aanmoedigen samen te werken voor het bereiken van een goede milieutoestand in de gehele EU.
Deze richtlijn houdt ook rekening met het gemeenschappelijk visserijbeleid, want het maakt een levensvatbare exploitatie van visbestanden mogelijk, maar respecteert tegelijkertijd de integriteit van ecosystemen, zodat ze kunnen worden behouden of hersteld en waar nodig paai-, schuil- en foerageergebieden kunnen worden beschermd.
Tot slot zal met betrekking tot de financiële middelen de tenuitvoerlegging van toepassing zijn op de bestaande fondsen binnen het bereik van de financiële middelen en in overeenstemming met de economische vooruitzichten voor 2007-2013, en opnieuw worden besproken voor de volgende periode, gezien het feit dat de totale looptijd van de richtlijn tot 2020 doorloopt.
Ioannis Gklavakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zal ook beginnen met het feliciteren van de rapporteur, mevrouw Lienemann, met het uitstekende werk dat ze heeft gedaan. De richtlijn is bedoeld voor het beschermen van het mariene milieu – en zo hoort het ook. Als rapporteur voor de Commissie visserij wil ik echter over een paar zaken iets zeggen.
De Commissie milieubeheer moet meer nadruk leggen op visserij en de problemen waarmee deze sector te maken heeft als gevolg van de vervuiling van de zeeën. Zeelieden en vissers kennen de zee beter dan wie ook. Ze leven erop en ervan. Hun medewerking is nodig om dit probleem te bestrijden. Ik wil ook mijn tevredenheid uitspreken over de vergroting van de beschermde zeegebieden.
Samengevat kan ik zeggen dat het succes van het waarborgen van de mariene strategie afhankelijk is van vier belangrijke factoren: ten eerste ervoor zorgen dat alle partijen zich houden aan de in de richtlijn vastgelegde tijdsplanning. We kunnen en mogen geen uitstel in ons programma toestaan. Alle doelen moeten bereikt zijn in 2020. Als we ze dan niet hebben bereikt, is het te laat om het tij nog te keren.
Ten tweede samenwerking met derde landen: de zeeën hebben geen grenzen. We moeten samen om de tafel gaan zitten en de zaken bespreken met al onze buurlanden. Laten we niet vergeten dat er 27 landen rond de Middellandse Zee liggen, waarvan slechts zeven lidstaten. We moeten daarom allemaal bijeenkomen om te zien wat we kunnen doen.
Ten derde moet er voldoende geld worden vrijgemaakt voor dit doel.
Ten vierde moeten we de vissers betrekken bij onze inspanningen. Dat is onze enige hoop op succes.
Tot slot wil ik herhalen dat de richtlijn mariene strategie, als hij correct wordt toegepast, zal bijdragen aan levensvatbare, duurzame visserij en een gezonde zee, zodat we allemaal kunnen genieten van de schoonheid van schone zeeën.
Inger Segelström (PSE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst Marie-Noëlle Lienemann bedanken voor haar goede werk aan de kaderrichtlijn. Als Zweedse, woonachtig in Stockholm aan de Oostzee, een van de meest vervuilde zeeën op aarde, ben ik erg blij met deze richtlijn. Veertig procent van de inwoners van Zweden woont minder dan kilometer van de kust en het toerisme levert 71 000 banen op in ons land, met inbegrip van onze eilanden. Visserij is goed voor nog eens 4 000 banen. Dankzij onze visserijsector kunnen we genieten van vis en wij Zweden hechten daar veel waarde aan.
Een beschadigd marien milieu schaadt de kwaliteit van leven van veel mensen en is een ongewenste ontwikkeling. Het risico bestaat dat commerciële en recreatieve visserij in boten, zwemmen in zee en watersport op zee verdwijnen tenzij we als EU samen ingrijpen, hier en nu. Een gemeenschappelijk marien milieubeleid zal het mariene ecosysteem versterken en beschermen en leiden tot de aanleg van databases voor toezicht en kennisverwerving. Wij in het Europees Parlement hebben grotere ambities dan de Commissie en ik ben blij dat we de deadline voor het bereiken van een goede milieutoestand hebben gesteld op 2017 en niet 2021. Ik ben ook blij dat de lidstaten uiterlijk in 2015 programma’s van maatregelen voor het mariene milieu moeten presenteren.
Ik wil commissaris Frattini bedanken voor zijn deelname. Als milieubewust burger zou ik snellere vooruitgang willen boeken, maar als alle 27 lidstaten er wat vaart achter zetten, kunnen we iets doen en nu de eerste stap zetten. Dit is een goed voorbeeld van een beleidsterrein waar grensoverschrijdende samenwerking noodzakelijk is. Ik hoop dat de Oostzee een proefgebied kan worden, aangezien acht van de negen landen aan de Oostzee EU-lidstaten zijn. Het is ons probleem en onze verantwoordelijkheid. Het is ook belangrijk dat wij, die waarde hechten aan buitenlands beleid op het gebied van milieu, samenwerken met Rusland als het gaat om de Oostzee en het mariene milieu. We moeten beslissingen nemen op het gebied van zowel milieu- als energiebeleid. Laten we nu onze aandacht vooral richten op het mariene milieu!
Georgios Toussas (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ontwikkeling op grond van de Lissabon-strategie, geleid door het beginsel van steun voor het concurrentievermogen, d.w.z. het vergroten van de winstgevendheid van de monopolisten in de Europese Unie, intensiveert niet alleen de uitbuiting van de arbeidersklasse en van werknemers in het algemeen, maar verergert ook in ernstige mate de milieuproblemen, door systematische vernietiging van mariene ecosystemen en de biodiversiteit van de zeeën en een gestage verslechtering van de kwaliteit van het zeewater.
Naast de schadelijke invloed op het zeewater van vervuiling vanaf schepen, is industriële vervuiling in hoge mate verantwoordelijk voor de verontreiniging van het zeewater. Zij veroorzaakt een sterke verontreiniging van het grondwater, die vervolgens wordt overgedragen op het zeewater. Vervuiling van het alsmaar toenemende aantal viskwekerijen trekt ook een zware wissel op het mariene milieu en het functioneren van ecosystemen.
De problemen van het mariene milieu worden sterk verergerd door het binnendringen van monopolies in een aantal sectoren die voorheen staatseigendom waren, als gevolg van de privatisering van nutsbedrijven en openbare infrastructuren, en ook door de commercialisering van openbaar bezit zoals zeewater. Gigantische toeristencomplexen die eigendom zijn van monopoliegroepen leiden tot een zeer winstgevend model van toeristische ontwikkeling, terwijl openbaar bezit zoals kustlijnen, stranden en zeewater wordt weggekaapt.
De vervuiling van het zeewater is niet langer alleen het gevolg van de lozing van afval en rioolwater van deze toeristencomplexen in zee, maar ook van de aanleg van industriële installaties voor hun zakelijke activiteiten, zoals ontziltingseenheden voor de irrigatie van golfbanen, en in het algemeen om in hun behoeften te voorzien. Voor de bewoners van volledige gebieden zijn de gevolgen bitter.
Ik wil besluiten, mijnheer de Voorzitter, door erop te wijzen dat het verslag inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en de Commissie niet de oplossing biedt die nodig is om de ernstige milieuproblemen weg te nemen of op zijn minst te verminderen.
Andres Tarand (PSE). - (ET) De zeeën zijn het minst bestudeerde en minst bekende deel van de biosfeer. Wat belangrijker is, is dat de exploitatie van de zeeën gebaseerd zou moeten zijn op de bekende voorzorgsbeginselen van milieubescherming.
Gelukkig denkt de rapporteur, mevrouw Lienemann, er ook zo over en daar bedank ik haar voor.
Hopelijk zullen we bij de tweede lezing tot overeenstemming komen met de Raad, zodat we snel kunnen beginnen met de tenuitvoerlegging van de mariene strategie.
Los daarvan wil ik ook mijn eigen steun benadrukken voor amendement 29 bij het verslag, waarin wordt geprobeerd de mariene regio van de Oostzee in te stellen als een proefgebied voor de tenuitvoerlegging van de mariene strategie van de Europese Unie.
Van alle zeeën rondom Europa, is de Oostzee ongetwijfeld de meest kwetsbare als gevolg van het ondiepe water en het feit dat de wateruitwisseling met de Atlantische Oceaan gering is. Daarom worden er bijvoorbeeld geen gaspijpleidingen aangelegd, zoals die wel in de Noordzee en de Middellandse Zee liggen.
Als de mariene regio van de Oostzee al een proefgebied was voor de tenuitvoerlegging van de mariene strategie van de Europese Unie, zou hij waarschijnlijk geen deel uitmaken van het NordStream-project.
Gelukkig hoeft de Europese Unie het programma van maatregelen voor de Oostzee niet vanaf het begin op te stellen. Het Verdrag van Helsinki, waarin de bescherming van de Oostzee is geregeld, heeft hiervoor het noodzakelijke voorbereidende werk verricht in de context van het Actieplan Oostzee.
Daarom is het mogelijk de Oostzee met succes te gebruiken als proefgebied voor de mariene strategie. Een ander positief aspect is dat Rusland via HELCOM ook kan deelnemen aan de tenuitvoerlegging van het programma van maatregelen voor de Oostzee; zonder de betrokkenheid van Rusland is het moeilijk de Oostzee te beschermen en een goede milieutoestand te waarborgen.
Daciana Octavia Sârbu (PSE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, als eerste wil ik mevrouw de rapporteur bedanken en feliciteren.
Een fundamenteel element van de Europese maritieme strategie is de erkenning van de negatieve effecten van menselijke activiteit op het ecosysteem en de toename van de inspanningen om dergelijke effecten te bestrijden. Menselijke en toeristische ontwikkeling langs de kusten heeft een grote invloed op het mariene milieu door de intensivering van visserij, zeevervoer en recreatie. Klimaatveranderingen, afval, visserij, akoestische, biologische en chemische factoren bedreigen de mariene wateren en deze richtlijn vormt een belangrijke stap in de richting van het verbeteren van de integriteit van ecosystemen en het behoud van biodiversiteit.
De gevolgen van de olie- en zwavelvervuiling in de Zwarte Zee en de Zee van Azov die recentelijk heeft plaatsgevonden als gevolg van een storm die diverse handelsschepen tot zinken heeft gebracht, zullen nog ten minste tien jaar merkbaar zijn. De ramp gebeurde door een tekortkoming van het systeem, want de schepen waren ontworpen voor riviertransport, niet voor zeevaart, wat duidt op het ontbreken van inspanningen ter voorkoming van ongevallen en bescherming van het mariene milieu. Dit ernstige ongeval compliceert het proces van milieuverbetering in deze wateren, die toch al tot de meest vervuilde zeegebieden van de wereld behoren.
De verslechtering van de waterkwaliteit in de Zwarte Zee schaadt zowel de volksgezondheid als de mariene biodiversiteit en er zijn aanzienlijke inspanningen nodig om de integriteit van het ecosysteem te herstellen. Bovendien moet het zeevervoer van gevaarlijke lading voldoen aan de eisen van internationale conventies en moet een minimale veiligheid worden gewaarborgd om te voorkomen dat er nog meer van dit soort rampzalige ongelukken gebeuren, die grote schade aanrichten aan het zeeleven en het mensenleven.
Met deze richtlijn willen we ervoor zorgen dat het mariene milieu in de Europese Unie beter beschermd wordt en dat menselijke activiteiten en transport de kwaliteit van het water en de biodiversiteit niet aantasten.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, op basis van de overeengekomen teksten moeten lidstaten nu mariene strategieën uitwerken voor hun maritieme wateren. Zulke strategieën beginnen met een analyse van de toestand van maritieme wateren en hun gevolgen en belastende factoren en zullen doelstellingen uitwerken voor het vinden van een goede milieutoestand.
De lidstaten zullen bewakingsprogramma’s opstellen en vervolgens, vanaf 2015, de noodzakelijke programma’s en maatregelen uitwerken om de doelstellingen te verwezenlijken. Deze reeks stappen zal om de zes jaar herhaald worden.
Het algemene compromispakket dat nu wordt voorgesteld, bevat een aantal hoofdelementen. Het belangrijkste is dat de doelstelling van de richtlijn nu helder en ambitieus is, aangezien lidstaten de noodzakelijke maatregelen om een goede milieutoestand in het mariene milieu te verwezenlijken op zijn laatst tegen 2020 genomen moeten hebben.
De wetgevers hebben een definitie van goede milieutoestand afgesproken, met inbegrip van een aantal bijbehorende descriptoren, waaraan voldaan zal moeten worden. Er is ook overeenstemming over een herziene realisatietermijn, die in feite ambitieuzer is dan de termijn voorzien in het originele voorstel van de Commissie maar die tegelijkertijd wel voldoende tijd biedt voor de maatregelen behorende bij elke stap.
Uitzonderingen en afwijkingen, met inbegrip van onevenredige kosten, zijn nu beter gedefinieerd. Lidstaten zullen beschermde mariene gebieden moeten instellen om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, in overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Gemeenschap en de lidstaten. In het kader van elke mariene regio zal actie vereist zijn en daarom zal bij de uitwerking van mariene strategieën nauw moeten worden samengewerkt met en tussen de regionale zeeverdragen.
Deze verhoogde samenwerking zal zelfs een vereiste zijn voor de uitvoering van deze richtlijn. Met het oog hierop zou ik u willen herinneren aan het belang dat het Parlement gedurende alle onderhandelingen heeft toegekend aan belangrijke regionale processen. Met name noem ik hier het Actieplan voor de Oostzee, dat aangenomen werd in het kader van het Verdrag van Helsinki. Zoals benadrukt door het Parlement is dit geïntegreerde actieplan een nuttig eerste voorbeeld en een middel om vooruitgang te boeken bij de uitvoering van deze richtlijn.
Een dergelijke aanpak moet een belangrijk onderdeel zijn van alle maatregelen die door de verschillende regionale zeeverdragen genomen zijn om de Europese zeeën te beschermen – de Middellandse Zee, de Noord-Atlantische Oceaan, de Zwarte Zee en de Oostzee.
Tot besluit is de Commissie erg verheugd over het resultaat van de onderhandelingen. De Commissie aanvaardt de voorgestelde compromisamendementen volledig.
De Voorzitter – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) Uit het oogpunt van effectieve milieubescherming verdienen de oceanen van de wereld, in het bijzonder de mariene wateren rondom Europa, meer aandacht in het beleid van de EU. De huidige kaderrichtlijn mariene strategie is een reactie op de uitdagingen die voortkomen uit klimaatverandering en bevat maatregelen die moeten worden genomen door de EU en de lidstaten. Om op Europees niveau de vereiste stappen te kunnen zetten, is het in eerste instantie essentieel dat de milieutoestand van het mariene milieu in kaart wordt gebracht volgens uniforme criteria. Verder dwingt de richtlijn de lidstaten uiterlijk in 2017 een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken en hiervoor de noodzakelijke regels in te stellen.
Ik wil de lidstaten, in de context van het verslag, verzoeken de noodzakelijke maatregelen te nemen om de vervuiling van de zee te verifiëren en traceren zodat het beginsel “de vervuiler betaalt” kan worden toegepast. De maatregelen die de EU al heeft genomen met betrekking tot de afvang van CO2 in de zeebodem moeten worden versterkt, aangezien deze een innovatieve bijdrage leveren aan de bestrijding van klimaatverandering. Reeds bestaande proefprojecten moeten echter kritisch worden geëvalueerd, vooral met betrekking tot hun efficiëntie en de mogelijke schadelijke gevolgen. Om klimaatverandering effectief te kunnen bestrijden, mogen we innovaties niet uitsluiten, maar moeten we deze inbouwen in een breed Europees milieubeleid.
17. Luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de aanbeveling voor tweede lezing (A6-0389/2007) namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) [09388/2/2007 – C6-0261/2007 – 2005/0211(COD)] (Rapporteur: Marie-Noëlle Lienemann).
Holger Krahmer, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het compromis over de richtlijn luchtkwaliteit is hoofdzakelijk het resultaat van succesvol teamwork. Dat wil ik allereerst benadrukken. Ik bedank in het bijzonder al mijn collega-Parlementsleden die actief hebben deelgenomen aan het opstellen van de tekst van deze richtlijn, en dan vooral de rapporteurs, mevrouw Weisgerber van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten en mevrouw Corbey van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, alsmede mevrouw Hassi van de Fractie van de Groenen / Vrije Europese Alliantie. Verder wil ik de Commissie bedanken voor haar waardevolle hulp en het Portugese voorzitterschap van de Raad, dat als een open en constructieve gesprekspartner een essentiële bijdrage heeft geleverd aan dit goede resultaat.
Het compromis creëert een solide basis voor het toekomstige beleid van de EU op het gebied van luchtkwaliteit. De nieuwe richtlijn bewaart het evenwicht tussen ambitieuze doelstellingen en limieten en de noodzakelijke flexibiliteit voor tenuitvoerlegging in de lidstaten. Daarnaast licht de nadruk meer op blootstelling en toegenomen bewustzijn van de noodzaak van maatregelen ten aanzien van de vervuilingsbronnen.
Ik zal beginnen met het schetsen van de voornaamste elementen van het compromis. Er is duidelijk vooruitgang geboekt, zoals de bedoeling was van de wijziging van de wetgeving inzake luchtkwaliteit, op het gebied van de regulering van de fijnste PM2.5-deeltjes. Volgens alle deskundigen vormen de kleinste deeltjes die uitsluitend afkomstig zijn van menselijke bronnen de grootste risico’s voor de menselijke gezondheid. Fijne PM2.5-stofdeeltjes met een diameter van minder dan 2,5 micrometer, die dus niet met het blote oog zichtbaar zijn, kunnen doordringen in de longen en ernstige chronische aandoeningen van de luchtwegen veroorzaken. Het is dus hoog tijd dat het Europese beleid inzake luchtkwaliteit zich gaat richten op de kleinste deeltjes.
In de Verenigde Staten geldt al sinds 1997 een strikte limiet voor PM2.5. De Verenigde Staten hebben een voorsprong van ruim tien jaar op de EU als het gaat om wetgeving op dit gebied. Maar, met alle respect voor het beleid van de VS inzake luchtkwaliteit, ik wil benadrukken dat we niet klakkeloos kunnen kopiëren wat de Verenigde Staten al jaren doen. De omstandigheden zijn totaal anders in Europa, vooral als het gaat om bevolkings- en verkeersdichtheid.
De eis tot onmiddellijke invoering van een strikte PM2.5-limiet die milieugroeperingen stellen, is onrealistisch. De gegevens in Europa zijn niet sterk en er zijn onvoldoende metingen verricht – dat is geen goede situatie voor het haastig invoeren van een limiet. De Raad en het Parlement zijn het van meet af aan eens over het reguleren van PM2.5 in twee fasen. Eerst moet er een doelstelling worden geformuleerd voor 2010 en verder en daarna moet vanaf 2015een limiet worden gesteld van 25 microgram per kubieke meter. Het Parlement heeft voortdurend gelobbyd bij de Commissie en campagne gevoerd tegen het verzet van de Raad tegen een strengere waarde voor PM2.5. Het is daarom de verdienste van het Parlement dat we vandaag de limiet voor PM2.5 willen terugbrengen tot 20 microgram per kubieke meter in een tweede fase in 2020.
Naast een doelstelling en limiet voor PM2.5, zal in 2015 een maximale blootstellingsconcentratie van 20 microgram worden ingevoerd in de lidstaten. Het doel hiervan is het verminderen van de achtergrondconcentratie en dit zal een positief effect hebben op de bescherming van de menselijke gezondheid, vooral in stedelijke agglomeraties. Het model dat het Europees Parlement heeft voorgesteld voor de verlaging van de concentraties PM2.5 in 2020 is overeenkomstig ten uitvoer gelegd. Er is een differentiatie volgens de lidstaten en er zal meer rekening worden gehouden met de input.
Met betrekking tot PM10 heeft een meerderheid van het Parlement bij de eerste lezing gelobbyd voor een ambitieuze jaarlijkse limiet, die ook beter is afgestemd op de geldende dagelijkse limiet. Het standpunt van de Raad en de Commissie dat de huidige limieten onveranderd moeten blijven, heeft bijval gekregen tijdens de onderhandelingen. Met een verruiming van de deadline voor PM10 met drie jaar is de uitbreiding van de deadline gegarandeerd tot 2012, nadat de nieuwe richtlijn van kracht is geworden, voor lokale autoriteiten die zich niet hebben kunnen houden aan de limieten als gevolg van hun geografische ligging of meteorologische omstandigheden, ondanks alle aantoonbare inspanningen.
Hoewel het verbeteren van de kwaliteit van de omgevingslucht ook in de toekomst een grote uitdaging voor de EU zal blijven, wil ik drie punten aan de orde stellen waarmee naar mijn mening rekening moet worden gehouden bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en de herziening van de wetgeving in 2013.
Ten eerste is de verontreiniging van de omgevingslucht de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. Zoals een nieuw onderzoek van het Europees milieuagentschap laat zien, is zo’n vijftig procent van de uitstoot van fijn stof in de periode tussen 1990 en 2004 verminderd – dus zelfs voor de invoering van de PM10-limieten. Dit is niet zozeer bereikt door wetgeving, maar door technische vooruitgang.
Ten tweede variëren de omstandigheden binnen de Europese Unie en tussen de verschillende lidstaten enorm. Ik heb het al gehad over meteorologische en geografische omstandigheden. Het zijn echter vooral de sterk uiteenlopende bevolkings-, verkeers- en industriedichtheid die de grootste invloed hebben. Hiermee moet meer rekening worden gehouden bij de tenuitvoerlegging van toekomstige wetgeving.
Ten derde zullen voor het verder terugdringen van de luchtvervuiling noch kortetermijnacties zoals wegafzettingen en verkeersverboden, noch striktere limieten op papier tot succes leiden.
Het Parlement is erg ingenomen met de verklaring van de Commissie, die in 2008 samen met de nieuwe richtlijn zal worden gepubliceerd in het Publicatieblad, over de aanneming van maatregelen aan de bron. Luchtvervuiling kan alleen op de lange termijn en op EU-niveau worden verminderd door de versterking van grensoverschrijdende maatregelen. Het beleid inzake bronnen, waar tot nu toe weinig aandacht voor is geweest, zou in de toekomst het voornaamste aandachtpunt moeten worden, in het bijzonder particuliere verbrandingsinstallaties, de scheepvaartsector en de landbouw.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ga in op dit dossier namens mijn collega, commissaris Dimas, die op de Bali-Conferentie is.
Ik wil beginnen met de rapporteur, mijnheer Krahmer, te bedanken en te feliciteren met zijn uitstekende werk aan de richtlijn luchtkwaliteit, en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, en met name de schaduwrapporteurs, met hun positieve bijdrage.
Het is niet makkelijk geweest om het voorstel tot op dit punt te brengen. Het Europees Parlement heeft een constructieve rol gespeeld bij de verwezenlijking van een overeenkomst over een gedegen en doeltreffende tekst. Graag spreek ik de waardering van de Commissie hierover uit.
Tijdens de voorbereiding op het Commissievoorstel, alsmede gedurende de onderhandelingen, hebben we ons duidelijk laten leiden door het wetenschappelijk bewijs voor het belang van een voortdurende inspanning om de luchtkwaliteit te verbeteren, en met name voor de noodzaak van het aanpakken van fijnstofdeeltjes (PM2,5). Gemiddeld wordt de levensverwachting van EU-onderdanen met meer dan acht maanden verminderd door luchtverontreiniging. Dit is onaanvaardbaar, en er moet meer aan gedaan worden.
In de laatste jaren zijn er slechts kleine verbeteringen in de luchtkwaliteit in de EU verwezenlijkt, en de haalbaarheid van de PM2,5-norm, alsmede de bestaande normen, hebben centraal gestaan in het debat.
Het is duidelijk dat er verdere maatregelen nodig zijn op communautair, nationaal, regionaal en lokaal niveau. De communautaire maatregelen inzake emissies aan de bron zijn vastgelegd in de thematische strategie inzake luchtverontreiniging. We liggen goed op schema wat betreft de uitwerking en aanneming van deze maatregelen. Het nieuwste overzicht van de vorderingen kan men ook terugvinden in de verklaring bij het compromispakket. De Commissie en het Parlement zijn het eens over het belang van deze maatregelen om de doeltreffende terugdringing van emissies te verwezenlijken.
De hoofdpunten van de richtlijn zijn de volgende. De richtlijn houdt vast aan de bestaande grens- en streefwaarden, maar voorziet tegelijkertijd in enige tijd voor volledige naleving in specifieke gebieden, op voorwaarde dat er aan bepaalde eisen wordt voldaan. De compromistekst zorgt ervoor dat het uitstel wordt beperkt en dat er geen voordelen vastzitten aan het vertraagd invoeren van de maatregelen die genomen dienen te worden. Aangezien lucht geen grenzen kent, ondersteunen deze maatregelen de inspanningen om naleving te verwezenlijken, ook in aangrenzende regio’s en landen.
Met betrekking tot de jaargrenswaarde van PM10 heb ik begrip voor de ambitie om deze aan te pakken, die spreekt uit het voorstel van de commissie. Uit wetenschappelijk bewijs blijkt echter dat bij chronische blootstelling PM2,5, de fijnere component van PM10, het belangrijkst is. Derhalve heeft de Commissie voorgesteld om de grenswaarde van PM10 intact te laten en de ambitie ten uitdrukking te brengen in de nieuwe PM2,5-normen. PM10-normen zullen volledig herbeoordeeld worden tijdens de evaluatie in 2013 om te garanderen dat de nieuwste wetenschappelijke kennis en de opgedane ervaring op goede wijze doorklinken in de normen.
Het stellen van ambitieuze maar realistische PM2,5-normen was de grootste uitdaging tijdens de onderhandelingen. In het overzichtsartikel van het compromispakket zijn zeer heldere verbintenissen opgenomen, zoals de bespreking van een ambitieuzere jaargrenswaarde tijdens de verplichte evaluatie in 2013, en de vaststelling van de indicatieve grenswaarde voor PM2,5.
Het is van enorm belang dat er reeds in 2015 een nieuwe, wettelijk bindende blootstellingsconcentratie zal worden ingevoerd. Terwijl de nieuwe aanpak gericht op terugdringing van blootstelling de lidstaten al de flexibiliteit verschaft om op de meest doeltreffende wijze het maximale voordeel voor de volksgezondheid te halen uit hun bestrijdingsinspanningen, zal de nieuwe wettelijke verplichting en de bijbehorende relatieve korte uitvoeringstijd ervoor zorgen dat de lidstaten snel actie kunnen ondernemen en de terugdringing van blootstelling van de bevolking aan fijnstofdeeltjes serieus kunnen aanpakken.
Ik ben erg verheugd over het speciale belang dat de commissie toegekend heeft aan kwetsbare groepen, met inbegrip van kinderen. De toevoegingen zullen helpen bij de passende overweging van kwetsbare groepen bij de uitwerking van bestrijdingsmaatregelen.
Met deze belangrijke wetgeving is de Europese Unie bij machte om de doeltreffende terugdringing en minimalisering van de belangrijke negatieve effecten van luchtverontreiniging voort te zetten. De Commissie ondersteunt dit proces op actieve wijze middels de uitwerking van communautaire maatregelen en middels haar voortdurende steun bij de uitvoering van de richtlijnen door de lidstaten, door het geven van sturing en het mogelijk maken van uitwisseling tussen de lidstaten.
Anja Weisgerber, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur, de heer Krahmer, en de schaduwrapporteurs bedanken voor hun effectieve samenwerking. Overeenstemming met de Raad bij de tweede lezing is een succes voor het Europees Parlement. Deze overeenstemming is een belangrijke stap in de richting van een betere luchtkwaliteit in Europa. We hebben echter de hulp van alle betrokkenen nodig. De steden moeten bijvoorbeeld plannen voor schone lucht opstellen en milieuzones aanwijzen om de limieten niet te overschrijden. De lidstaten moeten hier de voorwaarden voor scheppen – bijvoorbeeld door de invoering van de verordening inzake motorvoertuigenstickers, zoals in Duitsland.
Dit is echter ook noodzakelijk op Europees niveau. Slechts 20-30 procent van de zwevende roetdeeltjes is afkomstig van verkeer in de steden. Toch kunnen de lokale autoriteiten uiteindelijk alleen daar hun invloed laten gelden. Lokale autoriteiten kunnen nooit binnen de limieten blijven als er niet op Europees niveau maatregelen worden genomen voor het terugdringen van de uitstoot van andere bronnen dan vervoer. Door alleen de uitstoot te meten, verbetert de luchtkwaliteit niet. We hebben maatregelen nodig waarmee het vrijkomen van fijn stof direct bij de bron kan worden verminderd. Op die manier kan onze gezondheid daadwerkelijk worden beschermd.
De Commissie heeft zich er nu ook politiek toe verplicht deze stappen te zetten. Zij wil wetgevingsvoorstellen opstellen, zoals de Euro 6 norm voor vrachtwagens (die uiteindelijk ook leidt tot de verplichte invoering van roetfilters), emissienormen voor kleinere industriële installaties en nieuwe verordeningen voor scheepsmotoren. De maatregelen van de lokale autoriteiten moeten worden ondersteund door deze verordeningen om een werkelijke verbetering van de luchtkwaliteit te bereiken.
Ten eerste zullen er limieten worden gesteld voor de kleinste stofdeeltjes. Deze deeltjes zijn schadelijker voor de menselijke gezondheid, doordat ze kunnen worden ingeademd. We moeten dit probleem daarom evalueren. Door middel van ambitieuze, maar realistische waarden geven we wederom een signaal af voor de bescherming van de volksgezondheid. De wetgever heeft hier een gevoel van proportionaliteit getoond en tegelijkertijd gezorgd voor een hoge mate van gezondheidsbescherming. Omdat we als Parlement een goed resultaat hebben weten te bereiken op het gebied van de kleinste stofdeeltjes, hebben we ons neergelegd bij het standpunt van de Raad dat de bestaande PM10-limieten ongewijzigd moeten blijven, met inbegrip van de dagelijkse limieten. Dit betekent echter ook dat de jaarlijkse PM10-limieten niet verscherpt kunnen worden. De tekst van de richtlijn maakt expliciet duidelijk dat de lokale autoriteiten niet verplicht zijn ineffectieve kortetermijnmaatregelen te nemen, zoals wegafsluitingen. De nadruk moet liggen op de lange termijn en op duurzame maatregelen zoals de milieuzones. De lokale autoriteiten doen al heel veel op dit gebied en dat moeten ze ook blijven doen.
Steden kunnen echter in de toekomst onder strikte voorwaarden een verzoek indienen voor uitstel van de deadline voor het voldoen aan de bestaande PM10-limieten. Dat betekent echter – en dat wil ik expliciet benadrukken – geen vrijbrief voor de lokale autoriteiten. Ze mogen de limieten niet onbeperkt overschrijden en ze kunnen slechts onder twee strenge voorwaarden uitstel van de deadline krijgen: als ze te lijden hebben onder ongunstige klimatologische omstandigheden of nadelige veldomstandigheden zoals hot spots en alle gepaste en redelijke maatregelen op lokaal niveau hebben genomen. Deze flexibiliteit voor lokale autoriteiten draagt bij aan de uitvoerbaarheid van de richtlijn, zonder de mate van gezondheidsbescherming uit het oog te verliezen.
Dames en heren, we hebben een verantwoord pakket samengesteld. We hebben vooruitgang geboekt op het gebied van gezondheidsbescherming.
VOORZITTER: MAREK SIWIEC Ondervoorzitter
Dorette Corbey, namens de PSE-Fractie. – (NL) Voorzitter, schone lucht is een eerste levensbehoefte. De afgelopen dertig jaar is de lucht schoner geworden, maar er is nog steeds veel te veel luchtvervuiling. De huidige richtlijnen worden niet voldoende nageleefd. Om de vervuiling beter aan te pakken, is een herziening nodig van de richtlijn luchtkwaliteit. Vorige week hebben Parlement en Raad overeenstemming bereikt over de nieuwe richtlijn. Ik ben tevreden met de uitkomst en ik bedank Holger Krahmer, Anja Weisgerber en de andere schaduwrapporteurs voor de constructieve samenwerking tijdens de afgelopen twee jaar. Ik wil graag drie punten benadrukken.
Allereerst de strengere normen. Mijn fractie heeft zich consequent ingezet voor de ambitieuzere normen voor fijnstof en andere vervuilende stoffen die schadelijk zijn voor mens en milieu. Ik ben dan ook tevreden dat we hebben bereikt dat er een nieuwe norm komt voor de kleinste fijnstofdeeltjes. Dat is vervuiling die je niet kunt zien of ruiken, maar het zijn deeltjes die voor de meeste gezondheidsschade zorgen, waardoor honderdduizenden Europeanen voortijdig sterven. Er zijn grote aantallen mensen met astmatische en andere klachten. Met de nieuwe norm kunnen we deze gezondheidsschade veel gerichter aanpakken.
Dit akkoord is dus goed nieuws voor de gezondheid van de burgers. Het Parlement heeft zich niet neergelegd bij de lauwe ambitie van de Commissie en de Raad. We hebben om een grotere inzet gevraagd en die hebben we gekregen. De PM2,5-norm moest van 25 microgram naar 20 microgram. Hierdoor zal volgens wetenschappers de gemiddelde levensverwachting met nog vier tot vijf maanden toenemen. Maar ook met de nieuwe normen zijn we er nog niet. Verdere verbeteringen blijven nodig en meer aandacht voor kinderen is ook nodig. En uiteindelijk moeten we uitkomen op een norm van niet meer dan 10 microgram fijnstof per kubieke meter lucht. Dat is de bovengrens die de Wereldgezondheidsorganisatie aanbeveelt en dat is de garantie voor écht schone lucht. De richtlijn die nu voorligt is een mooie stap in de goede richting.
Het tweede punt is dat Europa niet alleen stevige normen moet stellen, maar ook instrumenten moet ontwikkelen om deze doelen te halen. Want Europa is vaak goed in het stellen van algemene beleidsdoelen, maar veel minder goed in het scheppen van de juiste instrumenten om de doelen ook echt te kunnen halen. Zonder schonere auto’s, schepen, landbouw en industrie blijven de normen voor luchtkwaliteit een papieren tijger.
We hebben kort geleden gestemd over Euro-5 en Euro-6: schonere personenauto’s vanaf 2009 en nóg schonere vanaf 2014. Dit soort wetgeving moet er snel komen voor vrachtwagens en bussen. Het Parlement heeft bij de Raad en de Commissie aangedrongen op snel aanvullend beleid om de bronnen van vervuiling aan te pakken. Dit heeft geleid tot een verklaring van de Commissie waarin alle maatregelen staan opgesomd die de komende jaren zullen worden genomen. De verklaring zal als bijlage bij de richtlijn gaan, met verwijzing naar de richtlijn. Het is een duidelijk politiek signaal aan de mensen dat Europa aan de slag gaat met schoonmaakacties in allerlei sectoren.
Een derde punt van discussie was de flexibiliteit van de normen. De normen van de bestaande richtlijn kunnen door 24 lidstaten niet worden gehaald. Dat lijkt me geen goed voorbeeld van goede wetgeving. Mijn positie is altijd geweest dat we lidstaten, die alle mogelijke maatregelen nemen maar toch de normen niet kunnen halen, best wat extra tijd mogen geven om de hotspots aan te pakken, evenwel op voorwaarde dat we op de middellange termijn veel strengere normen zullen krijgen. Het is van groot belang dat de wetgeving die we hier produceren, ook werkbaar en uitvoerbaar is.
Vandaag laten we zien dat het Europees Parlement de klachten vanuit de lidstaten over onmogelijke wetgeving serieus neemt. De ervaring leert dat de lucht niet schoner wordt als we geen oog hebben voor de implementatie van de richtlijn. De nieuwe richtlijn luchtkwaliteit is een verbetering ten opzichte van de oude richtlijn. Betere en strengere normen zijn goed voor de volksgezondheid, voor lokale overheden en voor bouwondernemingen. We kunnen weer ademen!
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste wil ik mijnheer Krahmer feliciteren met zijn uitstekende verslag over dit moeilijke en zeer belangrijke onderwerp.
Tegelijkertijd wil ik de schaduwrapporteurs feliciteren alsmede alle collega’s die suggesties, adviezen en amendementen hebben bijgedragen, die uiteindelijk hebben geresulteerd in een compromiswetgeving die tijdens onderhandelingen is overeengekomen, en die, als zij uitgevoerd wordt, zal streven naar een betere richtlijn voor luchtkwaliteit en zal zorgen voor een in zekere mate schonere en gezondere lucht voor Europa.
In een tijd waarin infecties aan de luchtwegen zoals astma, emfyseem en longkanker toenemen in vele Europese gebieden, en vooral onder de meest kwetsbare groepen, dat wil zeggen kinderen en bejaarden, zijn wij als wetgevers verplicht om alles te doen wat we kunnen om te zorgen voor gezondere lucht voor onze burgers.
Vanwege dit streven waren we eensgezind in ons standpunt om niet toe te geven aan de onredelijke eisen van de Raad, die geen enkele van de wijzigingen aan de bepalingen inzake de bestaande dag- en jaarlimietwaarden voor PM10 accepteerde en het voorstel van het Parlement om aan elke afwijking de aanneming van aanvullende EU-maatregelen inzake verontreinigingsbronnen te verbinden, zonder meer afwees.
Hoewel er een overeenkomst bereikt is, moet de Raad begrijpen dat voor dit Huis de gezondheid van miljoenen burgers een hogere prioriteit heeft dan de rijkdom van enkele Europese industriegiganten. Iedereen moet er van doordrongen zijn dat het Parlement zich veel meer bekommert om het voorkomen van ziekten die de longen van mensen vernietigen dan het dikker maken van de portefeuilles van inhalige industriemagnaten.
Ik weet zeker dat dit Huis in de toekomst de mogelijkheid zal krijgen om al zijn bepalingen aangenomen te krijgen, resulterend in een wetgeving die in mindere mate voortkomt uit compromissen en die burgers werkelijk en volledig zal beschermen tegen ernstige beschadiging van de luchtwegen.
Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten wil ik onze erkenning uitspreken voor de kwaliteit van het verslag van de heer Krahmer. Wij blijven werken aan de richtlijn, die van aanzienlijk belang is voor het volledige ecosysteem, waaronder verbetering van de gezondheid van de inwoners van Europa en – in breder opzicht – de wereld.
Het economische aspect van deze bepalingen mag ook niet worden genegeerd. Ons doel is daarom het vinden van een compromis dat de lidstaten werkelijk in staat zal stellen de aangenomen parameters voor de toelaatbare uitstootlimieten van deeltjes en gassen die de atmosfeer verontreinigen ten uitvoer te leggen. Ik heb het over de concentratie van PM2.5- en PM10-deeltjes en van de gassen koolmonoxide en kooldioxide, zwaveldioxide, oxides van stikstof en ozon, benzeen, vluchtige organische verbindingen en lood.
Hiervoor is betrouwbaar en regelmatig toezicht nodig. Er zijn grote uitgaven nodig voor ingrijpende modernisering van veel ondernemingen, waaronder de bedrijven die energie en in het bijzonder warmte leveren. Er zijn fundamentele veranderingen nodig in de methoden en organisatie van weg-, lucht- en scheepstransport.
Deze en andere kosten zullen moeten worden opgebracht, dat is een feit. Het is echter ook een feit dat niet alle landen in de positie zijn om rigoureus actie te ondernemen in de deze kwestie binnen de relatief korte tijd die is voorgesteld, zonder daarvoor duidelijke economische offers te brengen. Dit geldt vooral voor de nieuwe lidstaten, waaronder Polen, dat veel doet op dit gebied.
Tot slot wil ik benadrukken dat het ook belangrijk is dat de EU actie onderneemt om elders navolging te vinden, in het bijzonder in de Verenigde Staten, China, Rusland, Japan en Brazilië. De lucht moeten we tenslotte delen met de hele wereld.
Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, wij herinneren ons de oproep van de WHO op 5 oktober 2006, waarin de internationale gemeenschap werd uitgedaagd de luchtkwaliteit te verbeteren. Er moesten zeer strenge normen worden aangenomen voor atmosferische vervuiling en het doel was het aantal doden in vervuilde steden te verminderen met 15 procent. De Europese Unie, die vaak voorop loopt als het gaat om milieuregels, was een grote teleurstelling tijdens de eerste lezing, zozeer zelfs dat onze milieucommissaris, de heer Dimas, persoonlijk verbolgen was over het standpunt van het Europees Parlement, dat de toch al weinig effectieve bestaande wetgeving nog probeerde af te zwakken.
Bij de tweede lezing op 9 oktober 2007, hebben de Groenen de Commissie milieubeheer gewezen op de contraproductieve effecten van administratieve vereenvoudiging en specifieker op de toename van het aantal dagen waarop de maximale waarden mochten worden overschreden en de verruiming van de uitzondering van bepaalde verontreinigende stoffen. Het compromis dat onlang tot stand is gekomen tijdens de tweede lezing in het Europees Parlement is een poging tot schadebeperking van de eerste lezing. Met betrekking tot PM2,5 in stedelijke gebieden, is een nieuwe limietwaarde voorgesteld van 20 microgram per kubieke meter, die in 2015 door de Europese Commissie zal worden geëvalueerd.
Natuurlijk kunnen er aanvullende maatregelen ten uitvoer worden gelegd om rekening te houden met de omstandigheden van kwetsbare bevolkingsgroepen zoals kinderen en ouderen. Hoewel het een verbetering is ten opzichte van de aanvankelijke situatie, vormt dit compromis geen belangrijke stap vooruit voor het Europees Parlement. Het dwingt de lidstaten niet de beperkende maatregelen te nemen die nodig zijn om de gezondheid van de Europese bevolking te verbeteren. De levensverwachting van onze medeburgers is nog altijd zo’n negen maanden korter als gevolg van luchtvervuiling. We moeten daarom verder gaan, de beperking van zwevende deeltjes eerder integreren met behulp van preventieve instrumenten die zijn gericht op het terugdringen van de uitstoot van diverse sectoren, in het bijzonder de transportsector, en die van de industrie.
Dimitrios Papadimoulis, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, leden van het Parlement, elk jaar sterven 370 000 mensen in Europa vroegtijdig aan ziekten die verband houden met luchtvervuiling. Volgens de officiële cijfers van de Commissie, is de levensverwachting in sommige Europese landen met acht maanden tot twee jaar gedaald als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke verontreinigingen in de lucht. De grote meerderheid van de sterfgevallen is te wijten aan fijne zwevende deeltjes. Mijn fractie ondersteunt het definitieve compromis en de aarzelende, maar in elk geval positieve stappen die het neemt in reactie op deze situatie.
Ik wil mij echter richten op enkele ernstige zwakke punten: de limieten die dit compromis stelt voor fijne zwevende deeltjes zijn meer dan twee keer zo hoog als de door de WHO aanbevolen maxima. Het Environmental Protection Agency van de VS heeft strengere limieten ingesteld dan de Europese Unie. Er is geen overeenstemming bereikt over veiligere limieten voor fijne zwevende deeltjes (PM10). De toezichteisen zijn afgezwakt, ondanks het feit dat voortdurend toezicht op kritieke vervuilingswaarden erg belangrijk is om de situatie te verbeteren.
De nalevingsdeadlines voor benzeen zijn uitgesteld, waardoor de grote schuldige, brandstofkwaliteit, niet wordt aangepakt. Ondanks dat iedereen het erover eens is dat de betere brandstoffen en schonere auto’s nodig hebben, is de luchtkwaliteit en het toezicht daarop op de werkplek uitgezonderd. Bovendien krijgen de lidstaten behoorlijk wat ruimte om de bestaande wetgeving niet te handhaven en geen toezicht te houden op de correcte handhaving ervan. We zetten een positieve stap, maar dat is niet genoeg en om precies die reden steunt mijn fractie het compromis van het Europees Parlement, maar vraagt zij tegelijkertijd de Raad en de Commissie krachtiger op te treden.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Voorzitter, namens mijn collega Blokland, die momenteel deelneemt aan de klimaatconferentie op Bali, de volgende bijdrage:
Na lange onderhandelingen ligt er dan eindelijk een akkoord over luchtkwaliteit. Dat is een hele prestatie. Het is ook erg belangrijk, omdat luchtkwaliteit directe invloed heeft op de gezondheid van mens en milieu. Ik wil de rapporteur, collega Krahmer, dan ook hartelijk danken voor al het werk dat hij heeft verzet om dit te bereiken.
Deze richtlijn draagt op een realistische wijze bij aan een verbetering van het milieu en de gezondheid. In de afgelopen jaren is de luchtkwaliteit al duidelijk verbeterd, en ten gevolge van deze richtlijn zal in de toekomst verdere verbetering optreden. Toch blijft het voor een aantal landen moeilijk om al vroeg aan strenge normen te voldoen. Daarom ben ik blij dat lidstaten in het akkoord uitstel kunnen krijgen om hun luchtkwaliteit aan te passen aan de normen wanneer zij voldoende inspanningen leveren.
Ook belangrijk is dat niet gemeten hoeft te worden op plaatsen waar het publiek geen toegang toe heeft en die niet permanent bewoond zijn. Vooral voor havengebieden is deze flexibiliteit van groot belang. Daarnaast ben ik bijzonder tevreden over het feit dat ook een concrete verwijzing is gemaakt naar bronmaatregelen. Mijns inziens zijn bronmaatregelen, zoals de nieuwe Euro-6-norm voor vrachtwagens, een absolute noodzaak om tot een goede luchtkwaliteit te komen.
Concluderend kan ik dus zeggen dat ik positief ben over het voorliggende akkoord en hiermee zal instemmen tijdens de stemming.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de toename van luchtwegaandoeningen die momenteel wordt geconstateerd – in het bijzonder onder kinderen, ouderen en zieken – en de toename van ademhalingsmoeilijkheden als gevolg van allergieën houden rechtstreeks verband met een lawine van verkeer die dagelijks door onze agglomeraties en over de belangrijkste transportroutes rolt.
Het mislukte EU-beleid voor subsidies is de afgelopen decennia vooral tot uitdrukking gekomen in het vervoer binnen de steden. Voor bijzonder gevoelige regio’s – zoals de Alpen – zijn we er, zoals algemeen bekend is, tot nog toe niet in geslaagd ons ertoe te zetten de mooie woorden uit het verleden om te zetten in daden, bijvoorbeeld door de tenuitvoerlegging van de Alpenovereenkomst. De verkoop van onze staatsbedrijven, die heeft geleid tot een rampzalig tekortschietend openbaarvervoernetwerk, wreekt zich nu echter.
Het is naar mijn mening maar zeer de vraag in hoeverre acties als verkeersbeperkingen en de instelling van milieuzones of tolheffingen bij steden nog iets kunnen uithalen. Het is vooral van belang dat de hoofdschuldigen van de uitstoot van verontreinigende stoffen, zoals bedrijfswagens met verouderde dieselmotoren, zeer snel worden vervangen.
Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Meer dan 300 miljoen mensen wereldwijd lijden aan astma, van wie 30 miljoen in Europa en 200 000 in Hongarije. Achttien procent van de astmapatiënten in West-Europa heeft een ernstige vorm van de ziekte. Het aantal astmapatiënten in mijn vaderland Hongarije is de afgelopen tien jaar met 250 procent toegenomen. Het aantal nieuwe patiënten bij wie de ziekte elk jaar wordt vastgesteld is in diezelfde periode verdubbeld. Een van de belangrijkste veroorzakers van astma en astma-aanvallen is luchtvervuiling. Ik denk dat de gegevens in het verslag dat voor ons ligt voor zich spreken en dat het lot ervan, waarover we morgen zullen beslissen, slechts ten dele over milieubescherming gaat en veel meer over kwaliteit van leven en gezondheidsbescherming.
Een van de grootste problemen in de wetgeving van de Unie is tegenwoordig het gebrek aan tenuitvoerlegging. Helaas geldt dit ook voor de wetgeving over luchtkwaliteit. Onze primaire taak is daarom nu niet stemmen voor meer regels die nog strenger zijn, maar de naleving van de bestaande regels bevorderen. De stad waar ik woon, Boedapest, heeft twee miljoen inwoners en als het bijvoorbeeld gaat om zwevende deeltjes, worden de toegestane limieten er al in de eerste vier maanden van het jaar overschreden en excessen van vier tot vijf keer de limiet zijn niet ongebruikelijk. Het is daarom onze taak om de huidige wetgeving op een verstandige manier verder te ontwikkelen en richtsnoeren op te stellen die geen extra taken creëren, maar de bestaande taken zodanig verfijnen dat ze werkelijk bijdragen aan schonere lucht voor de inwoners van de EU.
Ik denk dat het verslag Krahmer aan deze eis voldoet. Het sterke punt daarvan is dat het de luchtvervuiling hoofdzakelijk wil meten en afvangen op de plaats van de vervuiling, wat technisch de juiste aanpak is. Het compromis is derhalve niet ambitieus, maar wel progressief. Ik vertrouw erop dat de betrokken steden en lidstaten de regels nu consistenter ten uitvoer kunnen leggen en dat we misschien een leefbaarder Europa kunnen doorgeven aan onze kinderen. Heel hartelijk bedankt, mijnheer de Voorzitter.
Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT) Mijn felicitaties aan de rapporteur. Als eerste wil ik zeggen dat het altijd prettig is om mooi weer te hebben. We kunnen geen invloed uitoefenen op het weer, maar we kunnen en moeten wel iets doen aan de kwaliteit ervan. De mate van luchtvervuiling in de dichtbevolkte en geïndustrialiseerde stedelijke gebieden van de Europese Unie is nog steeds onaanvaardbaar. Als u in een van de grootste steden van Europa bent, kunt u de dreiging van luchtvervuiling maar al te goed voelen. Het veroorzaakt jaarlijks de vroegtijdige dood van tienduizenden Europeanen. Vervuiling heeft niet alleen een negatieve invloed op de lengte van ons leven, maar ook op de kwaliteit ervan.
De afgelopen jaren is de uitstoot van schadelijke gassen in de EU-landen flink afgenomen. Dit is echter nog maar het begin. We moeten de monsters die het gas de lucht in spuwen temmen, de ergste luchtvervuilers op de wegen. We moeten beslissende maatregelen nemen om het openbaar vervoer te ontwikkelen, om mensen te stimuleren minder vaak gebruik te maken van particulier vervoer. Dit is een belangrijke kwestie in de nieuwe lidstaten, waar auto’s van 20 of zelfs 30 jaar oud, in zeer slechte staat, het milieu blijven vervuilen.
Het standpunt van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en van het Parlement in het algemeen is zeer belangrijk voor de landen die in de 21e eeuw lid zijn geworden van de EU, in het bijzonder als het gaat om strengere voorwaarden en doelstellingen voor de vermindering van luchtvervuiling, de flexibiliteit van de tenuitvoerlegging van deze doelstellingen en de coördinatie van lange- en kortetermijndoelen.
We moeten alles doen wat in onze macht ligt om in de meeste delen van Europa in 2015 de kleinst mogelijke concentratie van zwevende deeltjes van verschillende grootte te bereiken. Landen die actief maatregelen nemen om de vervuiling terug te dringen, maar de gestelde doelen nog niet hebben bereikt, moeten de kans krijgen om dat te doen. Het is belangrijk de derogatieperiode terug te brengen van “vier plus twee” naar “drie plus twee” jaar.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag bekijkt het Europees Parlement voor de tweede maal de ontwerprichtlijn inzake luchtkwaliteit. Een van de doelstellingen van deze richtlijn is het beperken van de hoeveelheid zwevende stofdeeltjes in de atmosfeer in de komende jaren, deeltjes die we inademen, in grootte variërend van 2,5 tot 10 micron. Wetenschappers waarschuwen dat de fijnste deeltjes een ernstige bedreiging voor het menselijk leven vormen, en de richtlijn die we bespreken, richt zich daarop.
Het compromis tussen het Parlement en de Raad heeft concessies met zich meegebracht aan de Raad, die de regels minder beperkend wil maken. Ik hoop dat de acties waarin deze richtlijn voorziet niet onvoldoende zullen blijken te zijn en dat er als dit probleem in 2013 opnieuw wordt bekeken door de Europese Commissie ambitieuzere doelstellingen zullen worden aangenomen, aangezien we het hier hebben over de gezondheid van de huidige en toekomstige generaties.
Tot slot wil ik de rapporteur bedanken voor zijn goede werk en u eraan herinneren dat voorkomen beter is dan genezen.
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het gevonden compromis is beter dan verwacht, maar het zou hypocriet zijn om het te prijzen als een groot succes, want het is wel afgezwakt. Overal waar het wordt vergeleken met de herziene bepalingen, is het afgezwakt, want zwaar vervuilde gebieden kunnen nu worden uitgezonderd.
Het overeengekomen compromis is echter ook schadebeperking, want de geplande vrijstellingsperiode moet nu worden gezien als niet meer dan een uitnodiging om niets te doen. Om te voorkomen dat de uitzondering de regel wordt, moet de Commissie toezicht houden op de actieplannen die worden besproken en op naleving van de limieten, en het niet omzetten ervan bestraffen. Het mag daarom niet worden geprezen als een groot succes, want we weten wel degelijk dat deze richtlijn eigenlijk al heel lang van kracht had moeten zijn.
Het mag echter – en dat is een positief aspect van het compromis – de Duitse lokale autoriteiten ook geen carte blanche geven om te gaan zitten duimendraaien. De nieuwe uitnodiging om niets te doen heeft er zo voor gezorgd dat de lokale autoriteiten en de federale staten geen actieplannen hoefden op te stellen.
We moeten echter ook benadrukken dat de uitspraak van de hoogste administratieve rechtbank in Duitsland betekent en voor Duitsland heeft benadrukt dat de lokale autoriteiten te allen tijde verplicht zijn te handelen. We weten dat er al goede initiatieven bestaan in de Europese Unie, zoals bijvoorbeeld milieuzones en het ombouwen van wagenparken. Maar het moet nu ook wel duidelijk zijn dat dit het laatste respijt is. We moeten onze woorden nu echt in daden omzetten om ervoor te zorgen dat een ambitieus beleid voor schone lucht niet absurd wordt.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL). - (CS) Dames en heren, het bijhouden van de luchtvervuiling en pogingen tot het verbeteren van de luchtkwaliteit zijn lovenswaardige activiteiten. Het feit dat bepaalde onderdelen van het voorstel dat we bespreken tamelijk hoge eisen stellen terwijl andere de realiteit enigszins vereenvoudigen is niet van belang. Wat ernstiger is, is dat de nadruk in het debat over het bijhouden en verwijderen van fijne deeltjes weliswaar terecht is verschoven van grove naar fijnere deeltjes – PM10 tot PM2.5 – maar dat het ook zou moeten gelden voor deeltjes die nog kleiner zijn dan PM2.5. Deze dringen door tot in de longblaasjes en omdat ze een groot oppervlak hebben, kunnen ze grote hoeveelheden schadelijke stoffen opnemen. Doordat deze deeltjes niet worden afgezet in de bovenste luchtwegen, kunnen ze zeer gevaarlijk zijn. Onverminderd deze voorbehouden, steun ik het voorstel voor een richtlijn, evenals de rest van de GUE/NGL-Fractie, waartoe ik behoor, en ik vertrouw erop dat we binnenkort uitgebreider op dit onderwerp zullen terugkomen.
Françoise Grossetête (PPE-DE). – (FR) Meneer de Voorzitter, we erkennen allemaal, en hebben allemaal gezegd, dat onze volgebouwde gebieden, onze steden, steeds sterker vervuild raken en dat sterfgevallen als gevolg van deze vervuiling helaas steeds vaker voorkomen. Als voorzitter van een netwerk voor de controle van de luchtkwaliteit in mijn departement, dat ik meer dan zestien jaar geleden heb opgericht, wil ik u eraan herinneren dat de bestrijding van luchtvervuiling door de burgers wordt gezien als een prioriteit voor de overheid als het gaat om milieubescherming, en dat het voor 54 procent van de Franse burgers zelfs de grootste bron van zorg is.
Deze tekst is daarom een reactie op een hernieuwde uitbraak van luchtwegaandoeningen zoals astma, bronchitis en emfyseem, die vooral jonge kinderen treffen – we hebben het in de winter voortdurend over bronchiolitis bij jonge kinderen – en longkanker bij ouderen.
Daarom is de invoering van nieuwe normen voor de fijnste en schadelijkste deeltjes, waarvoor tot nu toe nog geen regels bestonden, een bevredigende maatregel. We hebben echter talloze oplossingen voor een betere luchtkwaliteit tot onze beschikking, zoals maatregelen op het gebied van brandstoffen, vervoerwijzen en voertuigen. We moeten de grote hoeveelheid EU-wetgeving die we al hebben nog toepassen, want de meeste lidstaten voldoen daar helaas nog niet aan. Op grond van de bepalingen in de teksten waarover we morgen stemmen, moeten de lidstaten meetpunten instellen in stedelijke gebieden. Iedereen zal “deeltjesplannen” moeten ontwikkelen. We moeten de bevolking, vooral degenen die extra gevoelig zijn, dagelijks informeren over de concentratie deeltjes in de lucht.
Tot slot mogen we de luchtkwaliteit binnen niet vergeten, want daar brengen we vaak wel 80 procent van onze tijd door. Er is weinig belangstelling voor studies naar de omgevingskwaliteit in woningen, hoewel die minstens zoveel invloed heeft op de gezondheid als de luchtkwaliteit buiten.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, als eerste wil ik de rapporteur, de heer Kramer, feliciteren.
Het voorstel voor een richtlijn inzake de kwaliteit van omgevinglucht en schonere lucht voor Europa richt zich op het verband tussen luchtkwaliteit en gezondheid en stelt communautaire acties voor om de luchtkwaliteit in Europa te verbeteren.
Stedelijk verkeer is verantwoordelijk voor 40 procent van de kooldioxide-uitstoot en 70 procent van de uitstoot van andere vervuilende stoffen die worden uitgestoten door voertuigen, en verkeersopstoppingen, vooral in metropolen, kosten de Europese Unie naar schatting 1 procent van het BNP.
In veel Europese hoofdsteden is te veel verkeer en vormt vervuiling een ernstige bedreiging voor de inwoners. Meer dan 66 procent van de Europese burgers vindt verkeersopstoppingen in de stad en daaraan gerelateerde vervuiling problemen die de kwaliteit van hun leven ernstig schaden en verzoekt de Unie op een samenhangende en vooral krachtige manier in te grijpen.
In de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 heeft de Europese Unie krachtig beloofd de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met ten minste 20 procent te zullen verminderen in vergelijking met 1990.
De Europese Unie en de lidstaten moeten hun acties toespitsen op drukke grootstedelijke en stedelijke gebieden en het probleem van de luchtkwaliteit in stedelijke agglomeraties aan te pakken door op ambitieuzere wijze het subsidiariteitsbeginsel te volgen, door op Europees niveau een strategie van samenwerking en coördinatie ten uitvoer te leggen. Het groenboek over stedelijke mobiliteit stimuleert de ontwikkeling van openbaar vervoer, maar bevat ook maatregelen voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen die het gevolg zijn van wegverkeer.
Wat amendement 31 betreft, wil ik specificeren dat bepaalde maatregelen op het gebied van verplichte technische normen voor de vermindering van vervuiling door wegvoertuigen en binnenvaartschepen al zijn genomen in andere wetten.
Ik ben van mening dat het erg belangrijk is dat het Parlement elke vijf jaar wordt geïnformeerd over de voortgang die de lidstaten hebben geboekt bij het verbeteren van de luchtkwaliteit, maar ik vind het vooral belangrijk dat dergelijke maatregelen ook worden gefinancierd uit de Structuurfondsen.
Leopold Józef Rutowicz (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, De Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake luchtkwaliteit en schonere lucht is van groot belang voor de gezondheid van de Europese burgers, vooral aangezien de stoffen die worden uitgestoten door industrie, transport en energiecentrales, zoals kleine deeltjes oxiden van zwavel, stikstof en lood, over grote afstanden kunnen worden verspreid.
De richtlijn stelt limieten in voor de uitstoot daarvan en benadrukt het belang van de vermindering van vervuilende uitstoot en de bronnen daarvan. De voorwaarden om aan deze eisen te voldoen variëren echter. In zones en agglomeraties waar veel vervuiling producerende entiteiten actief zijn, zoals kolengestookte ovens en fabrieken die oude technologieën gebruiken, kost aanpassing aan de eisen van de richtlijn tijd en aanzienlijke uitgaven.
In gerechtvaardigde gevallen moet daarom, in overeenstemming met amendement 2, de invoeringsdatum van de eisen van de richtlijn worden uitgesteld. De richtlijn benadrukt terecht de noodzaak van het volgen van de vervuilende uitstoot, want dat is van groot belang voor het terugdringen van vervuiling, waaronder die van grensoverschrijdende oorsprong. Ik feliciteer de heer Krahmer, de rapporteur.
Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben erg blij dat we zo snel overeenstemming hebben kunnen bereiken tussen alle fracties over dit belangrijke dossier. Luchtkwaliteit is essentieel voor de gezondheid en het welzijn van onze burgers. Ik ben ook blij dat we strikte limieten hebben gesteld, met name nieuwe limieten op het gebied van PM2.5, aangezien deze bijzonder schadelijk zijn voor de gezondheid. Helaas zijn de regels op veel terreinen niet aangescherpt, waar dat wel wenselijk zou zijn geweest. Ik heb het dan uiteraard over PM10 en ook NOx.
Wat mij echter meer zorgen baart dan de limieten die we hebben gesteld, is de huidige situatie van de lucht in de lidstaten. Zoals u allen weet, overschrijden bijna alle lidstaten de huidige limieten. De bal ligt al bij ons om dit ambitieuze wetgevingspakket ten uitvoer te leggen, zoals het de taak van de Commissie is om daar toezicht op te houden. De Commissie is tot nu toe nog geen inbreukprocedures gestart, hoewel de limieten voortdurend worden overschreden. Aan de ene kant moet de tenuitvoerlegging dus correct zijn, maar aan de andere kant moet de Commissie ook praktische maatregelen nemen als de lidstaten nog steeds niet bereid zijn zich aan de limieten te houden.
Het is ook belangrijk dat we consistente criteria voor metingen hebben gevonden. De praktijk op dit gebied verschilt sterk in de lidstaten. Met betrekking tot transport – zelfs in mijn land een van de voornaamste bronnen van luchtvervuiling – moet worden gezegd dat de Commissie in zekere mate ook niet bereid is initiatieven te ondersteunen die landen nemen om zich aan de luchtnormen te houden. We moeten de Commissie echt vragen de lidstaten te steunen en niet te hinderen bij hun inspanningen om de lucht schoon te houden. De hoeveelheid verkeer die door de Alpen rijdt is sterk toegenomen en ook hier moet iets worden gedaan aan de lucht.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, het Europees Parlement biedt vandaag duidelijkheid voor het al zo lang lopende debat over de precieze vaststelling van normen die om redenen van volksgezondheid moeten worden opgelegd, als het over fijnstof - PM25/PM10 - gaat. We bereiken vandaag een substantiële verbetering voor mensen die daar gevoelig voor zijn, voor kinderen en ouderen. Ik ondersteun dat beleid van harte.
Duidelijk is ook dat er meer maatwerk kan worden geleverd. Zonering in onze wat sterk verstedelijkte gebieden wordt mogelijk, waardoor ook de uitvoerbaarheid wordt vergroot zonder dat met einddoelen wordt gemarchandeerd. Ook is duidelijk dat het bronbeleid nu echt serieus wordt aangepakt en dat we ook grensoverschrijdend in Europa met elkaar samenwerken.
Voorzitter, wat niet duidelijk is - althans niet voor mij - is of de blokkade in de Nederlandse wetgeving voor een aantal projecten door de integrale vergunningverlening voor milieu en ruimtelijke ordening, nu echt van de baan is? Het is aan Nederland om, ook vanuit de Tweede Kamer en de wetgeving, te bezien of in het samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit daarover duidelijkheid kan komen?
Europa biedt vandaag een heel duidelijk kader aan wat praktisch uitvoerbaar is, ook in Nederland. En het is nu aan Nederland om de koppeling tussen ruimtelijke ordening en milieubeleid op een verstandige manier te hanteren, waardoor onnodige blokkades niet opnieuw aan de orde hoeven te komen. En dat is de geest van waaruit ik graag vandaag mijn steun toezeg voor het bereikte akkoord.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het algemene compromispakket dat nu wordt voorgesteld bevat een aantal hoofdelementen.
De belangrijkste elementen zijn de volgende:
- de mogelijkheid voor oprekking van de termijn voor PM10 wordt gehandhaafd op het niveau van het gemeenschappelijk standpunt; een vertraging bij het nemen van de maatregelen is onmogelijk en door de afzonderlijke stappen wordt de administratieve rompslomp verminderd;
- normen voor fijnstofdeeltjes PM10 blijven ongewijzigd in overeenstemming met het originele voorstel van de Commissie;
- een realistische en ambitieuze jaarlijkse PM2,5-norm en een grenswaarde van 25 µg per kubieke meter die verwezenlijkt moeten zijn tegen respectievelijk 2010 en 2015;
- een indicatieve grenswaarde voor 2020 die bijdraagt aan de ambitieuze PM2,5-agenda voor de verplichte evaluatie in 2013;
- een verplichting tot een wettelijke bindende blootstellingsconcentratie in 2015 die de doelstelling voor de terugdringing van blootstelling aanvult door spoedige maatregelen te eisen, die naar verwachting zorgen voor een optimaal gunstig effect op de volksgezondheid; en
- een verklaring van de Commissie over de vooruitgang bij de uitwerking van communautaire maatregelen bij de bronnen.
De nieuwe overweging 15 sterkt de twee medewetgevers ook in hun overtuiging om prioriteit toe te kennen aan de wetgevingsvoorstellen afkomstig van de Commissie om emissie aan de bron op communautair niveau aan te pakken.
Ik weet dat deze elementen van het hoogste belang waren voor het Parlement in eerste lezing en ook ditmaal in de commissie. Ik geloof dat het Parlement tevreden zal zijn met het nu voorgestelde compromis, aangezien er belangrijke stappen zijn gezet inzake de cruciale kwestie van het stellen van een ambitieuze maar realistische norm voor de luchtkwaliteit, met een duidelijke routekaart inclusief de aanneming van de noodzakelijke communautaire maatregelen en een helder omschreven evaluatie in 2013.
Ik ben ook bijzonder verheugd over het belang dat zowel het Parlement als de Raad heeft toegekend aan het bereiken van een compromis inzake deze richtlijn. Het resulterende compromis en de getoonde vastberadenheid maken het de Europese Unie mogelijk om doeltreffende verdere stappen te zetten die moeten zorgen voor gezondere lucht voor haar onderdanen.
Tot besluit is de Commissie erg verheugd met het resultaat van de onderhandelingen. De Commissie aanvaardt de voorgestelde compromisamendementen volledig.
Ik wil de rapporteur, mijnheer Krahmer, nogmaals bedanken en feliciteren met zijn inspanningen om een overeenkomst te bereiken in tweede lezing.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt dinsdag 11 december 2007 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Het belang van goede lucht om ons heen behoeft geen toelichting of nadruk. Het huidige Europese beleid dat zich hoofdzakelijk richt op de snelle, vergaande invoering van samenhangende en uniforme wetgeving gericht op het waarborgen van de luchtkwaliteit is de juiste aanpak.
Het voorstel in de richtlijn waarover wij nu debatteren combineert en stroomlijnt de bestaande Europese wetgeving door een enkel, samenhangend voorstel te creëren. Na analyse van het huidige voorstel kan met zekerheid worden gesteld dat het compromispakket dat is goedgekeurd door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa de belangen van alle betrokken partijen op wie de richtlijn rechtstreeks van invloed is volledig weerspiegelt. Dit is een evenwichtig voorstel voor de lidstaten die de druk van de bepalingen zullen voelen, maar tegelijk ook de verbetering van de luchtkwaliteit in Europa en, op de lange termijn, een significante vermindering van PM.
Naast de zeer gedetailleerde behandeling van de afzonderlijke doelwaarden voor PM10 en PM2,5, is het naar mijn mening erg belangrijk om ons te richten op de bepalingen met betrekking tot flexibiliteit in het bereiken van toelaatbare waarden voor de lidstaten. Het is de moeite waard om erop te wijzen dat de lidstaten al grote moeilijkheden hebben met de naleving van de bestaande regels voor de verbetering van de luchtkwaliteit.
Het is ook belangrijk om de langetermijnmaatregelen voor de luchtkwaliteit te benadrukken. We weten uit ervaring dat kortetermijnmaatregelen vaak niet zo effectief zijn als maatregelen voor de lange termijn. De lidstaten moeten worden aangemoedigd vrijwillig politieke strategieën voor de lange termijn toe te passen op het gebied van luchtverontreiniging.
Gyula Hegyi (PSE), schriftelijk. – (HU) Het recht op schone lucht kan ook worden gezien als een mensenrecht, want het is de taak van de lidstaten en de Europese Unie om de basisvoorwaarden voor het menselijk leven (schoon water en schone lucht) te waarborgen. Vijftig tot honderd jaar gelegen was het symbool van de industriële samenleving een rokende fabrieksschoorsteen. Onze waarden zijn intussen veranderd en we hechten waarde aan een schone en natuurlijke manier van leven, althans dat zeggen we. Helaas vormt de lucht in onze steden daar niet echt een bewijs van. Met de instorting van de zware industrie, of de verplaatsing daarvan naar de derde wereld, is de industriële vervuiling afgenomen, maar het aantal motorvoertuigen is verveelvoudigd. Vijfentwintig jaar geleden waren er een miljoen auto’s in Hongarije, dat tien miljoen inwoners heeft, en nu zijn dat er drie keer zoveel, waarvan er bijna een miljoen de lucht van Boedapest vervuilen, met alle rampzalige gevolgen voor de gezondheid van dien. Het aantal gevallen van longkanker is verveelvoudigd en astma komt negen keer zo vaak voor. Jonge kinderen die aan drukke wegen wonen, lopen voortdurend risico. Het is ook gebleken dat vervuiling door microdeeltjes die afkomstig zijn van dieselvoertuigen bijzonder schadelijk is voor de menselijke gezondheid. Europa moet zich schamen dat de normen op dit gebied in de EU lager zijn dan in de Verenigde Staten. We moeten niet alleen praten, maar ook handelen. We moeten duidelijk gedefinieerde instrumenten gebruiken om het wegverkeer in woongebieden te verminderen en veel strengere regels op te stellen voor de uitlaatgassen van de vervoermiddelen die nog wel blijven rijden. We moeten veranderen van een maatschappij van vervuilers in een maatschappij waar het leven gezond is!
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) De Europese richtlijn inzake luchtkwaliteit zal de gezondheid van de Europese burgers verbeteren en een bijdrage leveren aan de verhoging van de levensstandaard in stedelijke gebieden. Dankzij het bindende karakter van deze wet, zal dit op het volledige grondgebied van de Europese Unie worden bereikt.
Een zwak punt in de richtlijn is de financiering van maatregelen die de lidstaten moeten nemen om respectievelijk 2010 of 2015 aan de doelstellingen te voldoen. Als eerste stap moet er aanzienlijk worden geïnvesteerd om centra op te richten voor het testen en meten van luchtvervuiling. De structuurfondsen die al zijn toegewezen aan de lidstaten die in aanmerking komen voor het milieubeleid kunnen ook worden gebruikt om de in de richtlijn beschreven doelstellingen te halen, maar hierdoor vallen de aanvankelijk geschatte bedragen lager uit. Ik ben van mening dat er een aanvullende begrotingslijn in het leven moet worden geroepen als de richtlijn van kracht wordt.
Tegelijkertijd steun ik de invoeging van een flexibiliteitsclausule die de lidstaten recht geeft op een overgangsperiode van maximaal twee jaar, op voorwaarde dat ze kunnen bewijzen dat ze aanzienlijke inspanningen hebben verricht om de doelstellingen voor de vermindering van luchtvervuiling te verwezenlijken.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Vandaag bespreken we tijdens de tweede lezing twee belangrijke richtlijnen voor het verbeteren van de kwaliteit van het milieu. De ene heeft betrekking op de zee, de andere op de lucht. Bescherming van de lucht is een van de belangrijkste en meest traditionele terreinen van milieubescherming, omdat de kwaliteit van de omgevingslucht en de menselijke gezondheid direct met elkaar in verband staan. Zoals de Commissie heeft gezegd, is de levensverwachting in de EU met 8,5 maand gedaald als gevolg van luchtvervuiling. De kwaliteit van leven van honderdduizenden mensen neemt dagelijks af en de natuurlijke omgeving wordt bedreigd, ondanks significante verminderingen van de uitstoot in de afgelopen jaren. Het belang van de richtlijn inzake luchtkwaliteit kan waarschijnlijk niet genoeg worden benadrukt: hij brengt een set normen die voorheen versnipperd waren bij elkaar, en dat is een betere totaalaanpak van het probleem.
Ik wil allereerst de Raad bedanken voor het bijeenkomen met het Parlement om enkele belangrijke zaken te bespreken. Bijna de helft van de amendementen die bij de eerste lezing zijn aangenomen, zijn geaccepteerd. De Raad heeft eindelijk zijn steun getoond voor bepaalde zeer cruciale amendementen van het Parlement. Deze hadden betrekking op het vervangen van bepaalde doelwaarden voor deeltjesconcentraties door bindende limietwaarden, de deadlines waarvoor dit moet gebeuren en de manier van toepassing ervan. De limietwaarde voor PM2.5-deeltjes, die het meest schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid, is van groot belang.
We hebben daarom een zeer strikte richtlijn nodig. Limietwaarden alleen zijn echter niet genoeg. Er moet ook aandacht worden besteed aan technieken die de kwaliteit van de omgevingslucht verbeteren.
18. Volks- en woningtellingen (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0471/2007) van mevrouw Juknevičienė, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake volks- en woningtellingen (COM(2007)0069 – C6-0078/2007 – 2007/0032(COD)) .
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, volks- en woningtellingen vormen de basis van alle statistische verslaglegging over de bewoners van de Europese Unie. In bijna elk beleidsgebied waarop de EU actief is, of dat nu op financieel, sociaal of milieugebied is, zijn er bevolkingsgegevens van hoge kwaliteit nodig om operationele doelstellingen te formuleren en vooruitgang te beoordelen. Internationale, Europese en nationale instellingen hebben tellingsgegevens nodig om geldige vergelijkingen te maken tussen EU-lidstaten.
Nauwkeurige gegevens over de bevolking zijn noodzakelijk om belangrijke wetgeving na te leven. Voorbeelden hiervan zijn de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad, of de verdeling van structuurfondsen (op basis van het BBP per inwoner).
Het doel van het huidige richtsnoer is een duidelijk Europees kader te verschaffen, dat het mogelijk maakt om de resultaten van de tellingen uitgevoerd in de EU-lidstaten te vergelijken. De verantwoordelijkheden en rollen van de statistische instanties op de nationale en Europese niveaus worden verduidelijkt en er worden gemeenschappelijke voorwaarden gesteld voor de kwaliteit en transparantie van de resultaten, methoden en gebruikte technologie.
Dit betekent een grote stap voorwaarts richting de harmonisatie van demografische en sociale statistieken. Volkstellingen kennen een lange traditie in de landen die tegenwoordig de Europese Unie vormen. In sommige landen is deze traditie eeuwenoud. Voor het eerst zal er een Europees wetgevingskader zijn voor de tellingen. Het woord “historisch” is misschien wel passend om deze ontwikkeling te beschrijven. De richtlijn zal ook een belangrijke mijlpaal zijn voor internationale samenwerking op het gebied van volks- en woningtellingen, waarin de Europese Commissie, middels Eurostat, reeds vele jaren actief is.
In alle betrokken instellingen – de Commissie, de Raad en het Parlement – is er een grote mate van overeenstemming over het belang van de wetgeving. Het is alleen maar logisch en prijzenswaardig dat de wetgeving over tellingen oproept tot debat. U zult immers beslissen over de verzameling van gegevens van alle Europese burgers alsmede over de meest kosten- en arbeidsintensieve statistische registratie.
De kwestie is politiek gevoelig en vereist een aanzienlijke investering van belastinggeld en goodwill van de burgers in de lidstaten.
We moeten echter niet vergeten dat het ontbreken van subjectieve en vergelijkbare tellingsgegevens negatieve gevolgen zou hebben. De gegevens worden gebruikt voor beleidsvorming en -evaluatie, administratieve doeleinden en sociaal onderzoek dat de welvaart van de mensen in de Europese Unie vergroot. De voordelen van geharmoniseerde tellingsgegevens wegen ruimschoots op tegen de inspanningen om deze te verzamelen.
De lidstaten zijn al vele decennia bezig met hun nationale tellingen. Met deze Europese wetgeving kunnen we bereiken dat hun inspanningen nog meer vruchten afwerpen door te zorgen voor tellingsgegevens van de hoogst mogelijke kwaliteit, die kunnen worden vergeleken tussen de regio’s van de Europese Unie.
Dit is waarom de Europese Commissie het huidige debat steunt en van harte hoopt dat er een oplossing gevonden zal worden die aanvaardbaar is voor een ruime meerderheid binnen dit Huis, alsmede voor de lidstaten vertegenwoordigd in de Raad. Wij roepen iedereen op om de rapporteur, mevrouw Juknevičienė, te steunen bij haar opgave om een dergelijk compromis te vinden.
Ona Juknevičienė, rapporteur. – (LT) De commissaris heeft zojuist gezegd dat deze verordening een historische gebeurtenis is. Ik wil beginnen met te zeggen dat het inderdaad een historische gebeurtenis is, maar tegelijkertijd ook een van de schandaligste van Europa. Vandaag moeten we aan onszelf toegeven dat we, hoe voor de hand liggend het ook lijkt, tot nu toe geen betrouwbare statistieken hebben gehad en geen idee hadden hoeveel mensen er in de Europese Unie woonden en in wat voor woningen. Allereerst wil ik mijn collega’s bedanken, in het bijzonder de schaduwrapporteurs, vertegenwoordigers van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en leden van regionale comités, voor hun nauwe samenwerking bij het opstellen van dit document. Veel dank aan de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad die actief hebben deelgenomen aan de besprekingen en aan onze gezamenlijke inspanningen om tot het compromis te komen dat alleen noodzakelijke informatie in deze verordening moet worden opgenomen. Alle onnodige gegevens die in sommige gevallen een inbreuk op het recht op privacy kunnen vormen, mogen niet worden verzameld.
De statistieken van de EU, en daarmee ook de verordening, hebben een juridische basis, die is vastgelegd in artikel 285 van het EU-Verdrag. De basis voor dit document is gelegd, dat is duidelijk. Dit artikel specificeert de noodzaak om zeer belangrijke criteria te hanteren – onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische vertrouwelijkheid.
De belangrijkste doelstelling van de verordening is een gedetailleerd verslag opstellen van de bevolkingsstructuur en -kenmerken met het doel de gegevens te analyseren en de resultaten te gebruiken voor het ontwikkelen van een strategie in veel beleidsterreinen van de EU.
De gegevens van de jaarlijkse volkstelling worden, zoals de commissaris al zei, gebruikt voor het vaststellen van belangrijke criteria als verkiezingen en het bepalen van de meerderheid van stemmen in de Raad. Hoogwaardige regionale gegevens zijn noodzakelijk voor het signaleren van regio’s die in aanmerking komen voor EU-steun, alsmede voor het bepalen van de voortgang van het regionale cohesiebeleid. Is er daarom een document dat van meer belang kan zijn voor het vergelijken en vertrouwen van de gegevens die erin staan?
De verordening biedt de gelegenheid om hoogwaardige gegevens over huisvesting te verzamelen. Deze gegevens zijn noodzakelijk om het aantal verbruikers van water, energie en andere basisproducten te kunnen vaststellen en om de vraag naar huisvesting te bepalen en de noodzakelijke financiering te verstrekken.
De laatste telling, die is uitgevoerd in 2001, was gebaseerd op een herenakkoord en leverde geen positieve resultaten op. Naar mijn mening zijn de gegevens niet nauwkeurig genoeg, onbetrouwbaar en moeilijk te vergelijken en hebben ze betrekking op verschillende perioden. Daarom bestaat er twijfel over de vraag of EU-fondsen ongerechtvaardigd zijn verspreid en gebruikt. Dat maakt het natuurlijk ook moeilijk om plannen voor de toekomst te ontwikkelen.
De voorgestelde verordening zou betrouwbare, transparante en vergelijkbare resultaten garanderen. Hij zou ook slechts de essentiële informatie vereisen over bepaalde zaken.
Daarom, dames en heren, verzoek ik u de amendementen die ik heb voorgesteld te steunen, die tot doel hebben de lidstaten te verlossen van de last van het verzamelen en bewaren van onnodige informatie.
De stemming over deze verordening is uitgesteld tot de volgende plenaire vergadering. Het is erg belangrijk om een compromis te vinden. We moeten zorgen dat deze verordening van kracht wordt om onze doelstellingen te kunnen bereiken.
We hebben ook de steun van de EU-burgers nodig. Het is belangrijk dat zij het belang van de telling inzien en haar steunen. De mensen moeten er zeker van kunnen zijn dat het stelsel van gemeenschappelijke statistieken betrouwbaar is en essentieel is voor hun welzijn. En het allerbelangrijkste: de informatie moet veilig worden opgeslagen en mag uitsluitend voor de juiste doeleinden worden gebruikt.
José Albino Silva Peneda, namens de PPE-DE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten, heb ik de opstelling van dit verslag en de onderhandelingen met de Commissie gevolgd. Dit is een zeer belangrijk verslag voor het plannen en beoordelen van regionaal en sociaal beleid in de verschillende lidstaten en in dat opzicht behoren het sociaaleconomische profiel van de bevolking van Europa en de woonomstandigheden tot de meest bepalende aspecten voor het meten van de verbetering van de leefomstandigheden.
Naar onze mening lijkt de Commissie de juiste lijn te volgen, die wij steunen, als het gaat om de indicatoren die dit type analyse mogelijk maken. We moeten daarom de dekking, kwaliteit en betrouwbaarheid van dit type statistische gegevens blijven verbeteren. Wij zijn echter van mening dat er altijd goed moet worden gelet op een goed evenwicht tussen kosten en baten als het gaat om de mate van detail in de te verstrekken informatie en dat bovendien de persoonlijke privacy niet uit het oog verloren mag worden.
Dit verslag is alleen nuttig als het helpt de frequentie, vergelijkbaarheid en nauwkeurigheid van deze gegevens op EU-niveau te verbeteren. Daarvoor is het essentieel om zeer zorgvuldig om te gaan met de door de lidstaten aangeleverde gegevens, die consistent, volledig en betrouwbaar moeten zijn. Alleen dan kunnen vergelijkende studies en analyses van de sociaaleconomische situatie op regionaal, nationaal en communautair niveau worden uitgevoerd. De manier waarop deze gegevens worden verwerkt is nog belangrijker, want de classificatie van de regio’s voor toepassing van de structuurfondsen is grotendeels gebaseerd op dergelijke indicatoren, wat inhoudt dat dit proces normaal gesproken leidt tot beslissingen die grote gevolgen kunnen hebben voor de verschillende Europese regio’s en de lidstaten zelf.
Ik hoop dat we als gevolg van de onderhandelingen met de Raad overal meer coherentie, duidelijkheid en nauwkeurigheid zullen bereiken. Ik wil nog vermelden dat de PPE-DE-Fractie heeft vastgehouden aan haar oorspronkelijke standpunt over dit verslag, zelfs na het horen van de verklaringen van de Commissie, in overeenstemming met het standpunt van de rapporteur; ik hoop dat we dat standpunt tot het eind kunnen behouden. We zijn in het bijzonder voorstanders van verwijdering van de paragrafen 1.3 en 2.3 van de bijlage, alsmede bepaalde daaruit voortvloeiende amendementen die naar onze mening niet overeenkomen met de doelstellingen van het verbeteren van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatie.
Emanuel Jardim Fernandes, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, mevrouw Madeira, die zou spreken namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, kan hier vandaag niet zijn als gevolg van vervoersproblemen. Ik zal daarom haar standpunten over het belang van dit verslag en haar zorgen uiteenzetten, die ik deel en die ik eerder in deze plenaire vergadering heb geuit toen wij het hadden over ontwikkelingsbeleid.
De goedkeuring van het Verdrag van Lissabon, dat deze week zal worden ondertekend door de staatshoofden en regeringsleiders, maakt het absoluut noodzakelijk om betrouwbare gegevens te hebben over de bevolking van de Europese Unie. De nieuwe verkiezingsmethode die in dat verdrag is opgenomen, die niet alleen rekening houdt met de stem van de lidstaten, maar ook met de bevolkingsaantallen, betekent dat we moeten beseffen dat volkstellingen van cruciaal belang zijn voor de effectieve werking van de Europese Unie. Deze verordening is echter ook belangrijk om andere redenen dan de verkiezingsmethode – zij is ook van belang voor alle indicatoren met betrekking tot werkgelegenheid, regionale, structurele of sociale zaken waarbij rekening wordt gehouden met de gegevens die door de lidstaten worden aangeleverd en die, gezien de discrepanties in de gebruikte methoden van gegevensverzameling of de referentieperioden, vaak ontoereikende analyses en resultaten van twijfelachtige geldigheid opleveren. De laatste keer dat deze taak is uitgevoerd, in 2000, waren de gegevens pas in 2005 beschikbaar en dus van twijfelachtige geldigheid.
De verordening die we vandaag bespreken, gezuiverd van bepaalde ongerijmdheden die zelfs de minst oplettende lezer schokten, houdt rekening met een reeks factoren die essentieel zijn voor het verkrijgen van goede resultaten uit volks- en woningtellingen en zal ons in staat stellen voor alle lidstaten dezelfde vooraf gedefinieerde referentiejaren en standaardvragen te gebruiken om betrouwbare vergelijkingen mogelijk te maken.
Tot slot herhaal ik dat ik een voorstander ben van het opnemen van de niet-verplichte onderwerpen in de verordening. Het gebruik van vragen die niet onder de verplichte onderwerpen vallen geeft de lidstaten een consistent en coherent overzicht dat als basis kan dienen voor het verzamelen van verdere gegevens en laat dit niet aan henzelf over, wat interessante, maar volkomen onnodige resultaten zou kunne opleveren. Het argument dat tellingen uit de tekst moeten worden verwijderd omdat ze geld kosten, is onzin. Juist omdat er hoge kosten aan verbonden zijn, moeten we de te analyseren onderwerpen duidelijk in een rechtskader plaatsen, om te voorkomen dat de resultaten waardeloos blijken te zijn voor diverse doeleinden in de toekomst.
Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerpverordening over volks- en woningtellingen is een document van aanzienlijk belang. Gegevens uit volks- en woningtellingen geven de mogelijkheid op rationele wijze ontwikkelingsstrategieën op te stellen en zo nodig in te grijpen. Daarom is het zo belangrijk dat de gegevens transparant en vergelijkbaar zijn. In dat geval zullen de oplossingen van de Gemeenschap worden toegepast op werkelijke en goed bestudeerde verschijnselen.
Vergelijkbaarheid is niet alleen een kwestie van goed gedefinieerde gegevens; het betekent ook dat deze gegevens in dezelfde periode verzameld moeten zijn. Heldere specificatie van verzamelperioden en bijwerk-, correctie- en publicatiedata is van groot belang en dit wordt duidelijk gesteld in het document en de amendementen.
Een belangrijke kwestie is de manier waarop gegevens over lokale gemeenschappen worden verzameld. Ik steun het amendement dat hiervoor een afzonderlijke definitie introduceert. Ik steun ook het amendement dat milieubeleid naast regionaal beleid introduceert. Regelmatige statistische studies waarin wordt gekeken naar gezins-, sociale, economische en woonkenmerken zijn ongetwijfeld nodig gezien de demografische en sociale problemen waarmee Europa te maken heeft.
Daarom ben ik het niet eens met het amendement dat voorstelt aanbevolen onderwerpen voor geografische niveaus, en in het bijzonder niet-afgeleide onderwerpen zoals de locatie van scholen en hogere onderwijsinstellingen, manieren om op het werk of op school te komen, afstand tot werk of school, aantal levend geboren kinderen, type economische activiteit, duur van werkloosheid, voornaamste middel van bestaan, inkomen, woonomstandigheden of handicaps, die de werkelijke leefomstandigheden van gezinnen beschrijven, te schrappen.
De nadruk op respect voor nationale rechten voor de bescherming van persoonsgegevens in de tekst is belangrijk, en het is terecht dat op dit gebied wordt vastgehouden aan het subsidiariteitsbeginsel. Ik feliciteer mevrouw Juknevičienė met haar goede werk aan het ontwerpverslag.
De Voorzitter. − Mag ik uw aandacht voor het feit dat we gezelschap hebben gekregen van een Parlementslid dat pas gisteren volledig lid van de Kamer is geworden, de heer Krzysztof Hołowczyc, die zeer bekend is in Polen. Welkom, mijnheer Hołowczyc! Ik hoop dat u zich de gang van zaken snel eigen maakt.
Mijnheer Hołowczyc is een rallyrijder, die zeer bekend is in Polen, en afgelopen zaterdag heeft hij een legendarische etappe van de Barbórka Rally gewonnen. Mijn welgemeende felicitaties! Hier beoefenen we echter een andere tak van sport, dus ik hoop dat u zich snel kunt aanpassen, mijnheer Hołowczyc.
Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het is waar dat de verzameling en harmonisatie van statistische gegevens over de belangrijkste economische en sociale kenmerken van de regio’s essentieel is voor de Europese Unie. De toekenning van structuurfondsen, een derde van de begroting, is afhankelijk van deze basisgegevens. Wat de Commissie echter voorstelt in deze verordening over volkstellingen, heeft in werkelijkheid niets met deze noodzaken te maken. De gegevens die zij wil verzamelen en harmoniseren in dit wettelijk voorschrift, dat rechtstreeks van toepassing is op alle EU-lidstaten, zijn de persoonlijke gegevens van onze medemensen, die de EU eigenlijk niet aangaan. Hiertoe behoren persoonlijke gegevens over gezins- en seksleven, woonsituatie en religie. Zij gaat zelfs zo ver dat zij deze gegevens wettelijk wil opnemen in uniforme standaarden zonder dat er in de wet met een woord wordt gerept over gegevensbescherming.
Wij als vertegenwoordigers van onze burgers hebben daarom de plicht om een dergelijke schending van de individuele rechten tegen te houden, vooral omdat er geen enkele reden is om gegevens over gezinsleven, persoonlijke omstandigheden of woonsituatie te harmoniseren als dat op geen enkele manier binnen de bevoegdheid van de Europese Unie valt en niet is beschreven in het Hervormingsverdrag. Wij mogen niet toestaan dat de EU via de achterdeur bevoegdheden naar zich toe trekt die uitsluitend bij de lidstaten moeten blijven, en dat is wat de supervisie van gegevensverzameling inhoudt. Voor ons is het geen kwestie van tijd of snelheid, maar een kwestie van de belangrijkste noodzaak dat de bescherming van persoonlijke gegevens de absolute prioriteit heeft. Deze tekst van de Commissie garandeert dat niet. Ik ben blij dat de rapporteur de niet-verplichte tekst hier wil schrappen. We hebben dit al gesteund, zelfs op commissieniveau. Helaas kreeg zij daar toen geen meerderheid voor.
De burgers verwachten van ons dat wij ervoor zorgen dat wat het oordeel nu bepaalt, namelijk uitstel, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken zal dwingen te garanderen dat de gegevensbescherming nogmaals gecontroleerd is en dat er pas dan een besluit wordt genomen over het standpunt van het Parlement en een eerste lezing wordt gemaakt. Ik wil alle fracties vragen zich met betrekking hiertoe aan hun woord te houden.
Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, ik ben van mening dat het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over volks- en woningtellingen dat de Commissie heeft gepresenteerd een stap in de goede richting is, net als de eerdere voorstellen over statistische gegevens over gezondheid en veiligheid op het werk en over vacatures. Ik ben het ook eens met de verklaring van de Commissie tijdens de laatste volks- en woningtellingen voor 2001 dat de verzameling van gegevens van de afzonderlijke lidstaten uitsluitend gebaseerd op een herenakkoord ontoereikend is om voldoende vergelijkbare resultaten te bereiken. Het is daarom noodzakelijk wetgeving aan te nemen op Europees niveau. Alleen dan kunnen we de betrouwbaarheid, transparantie en vergelijkbaarheid van de resultaten garanderen.
Aan de andere kant schrok ik toen ik in paragraaf 1.3 van de bijlage van de voorgestelde verordening de lijst zag met gegevens die worden opgevraagd door Eurostat. Zelfs als we beseffen dat dit slechts aanbevolen indicatoren zijn, ben ik van mening dat de Commissie in dit opzicht te ver is gegaan. Er is geen reden om mensen vertrouwelijke vragen te stellen over hun privéleven. Ik was zelfs nog geschokter door het feit dat deze gegevens alleen zouden moeten worden verzameld van vrouwen. Ik ben daarom erg blij met het besluit van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken om deze inbreuk makende en ongepaste eisen te schrappen uit het voorstel van de Commissie.
Dergelijke informatie hoort wellicht meer thuis in een medisch centrum. Wat de anonimiteit van deze gegevens betreft, moet deze naar mijn mening vergelijkbaar zijn met bankgegevens. Ik denk dat we bij het verzamelen van statistische informatie de bescherming van de persoonsgegevens en de privacy van individuen moeten respecteren en moeten voorkomen dat de gegevensverstrekkers buitensporig veel nieuwe taken krijgen. Ik wil de GUE/NGL-Fractie adviseren hiermee rekening te houden bij de stemming.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 20 november was ik in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verheugd om de rapporteur, mevrouw Juknevičienė, te steunen in haar amendement 32 om punt 1.3.2. te schrappen, om zo de opdringerige en beledigende vraag over de eerste seksuele handeling van vrouwen, verpakt als “samenwoning”, uit te sluiten. De vertegenwoordiger van de Commissie die op dat moment aanwezig was bij de commissievergadering beloofde mij dat deze “kwetsende vraag” zou worden geschrapt en niet meer terug zou komen. Ik beschouwde dat als een overwinning van mij, van mijn UKIP-partij, maar vooral als een overwinning van het gezond verstand, en ik was van plan de Commissie hiermee te feliciteren. Overigens toont die intrekking aan dat ik gelijk had dat het over seksuele handelingen ging want, als er slechts samenwoning volgde zoals beweerd werd, waarom beloofde dan de vertegenwoordiger van de Commissie iets te schrappen wat een onschuldige vraag was? Hieruit volgt dat ik gelijk heb.
Welnu, toen ik vandaag zag dat de stemming over dit voorstel niet morgen plaatsvindt maar voor onbepaalde tijd uitgesteld zal worden, hoewel het debat duidelijk nog bezig is, voelde ik nattigheid omdat stemmingen normaal gesproken zeer kort volgen op debatten. Ik had gelijk. De nieuwste versie die ik slechts een uur geleden heb geprint, toont op pagina 1, de tekst van de Commissie, dat er sprake is van een nieuw amendement 39. Het heeft niets te maken met het originele amendement 39, dat een onschuldig iets is over technische kwesties, maar het is het oude 1.3.2. – compleet met de hele lijst vragen, met inbegrip van de kwetsende vraag over vrouwen en samenwoning.
Indertijd in de commissievergadering stelde ik het niet op prijs dat, toen er de volgende dag gestemd werd, de rapporteur had toegestaan dat haar amendement 32 enigszins was afgezwakt tot compromis A, waarin alleen de lijst vragen in 1.3.2 werd geschrapt en de inleidende punten 1.3 en 1.3.1 intact werden laten, die natuurlijk een kapstok waren om andere vragen aan op te hangen – en ik vond dat met recht verdacht.
Deze afkeurenswaardige, opdringerige en beledigende vraag is door de Commissie op beschamende wijze opnieuw opgenomen, als amendement 39 – ondanks de belofte die mij door de Commissie in de commissievergadering gedaan werd – en ik ben bozer, mijnheer de Voorzitter, dan ik de laatste tijd op enig ander moment ben geweest. Er was mij beloofd dat deze vraag zou verdwijnen en nu is hij opnieuw opgenomen door de Commissie – een beschamende vraag die aan geen enkele vrouw gesteld zou mogen worden. Dit is beledigend voor vrouwen en beledigend voor de commissie die over de kwestie moet debatteren. Ik vraag daarom alle collega’s om tegen amendement 39 te stemmen en – voor de zekerheid – te stemmen tegen dit gehele walgelijke en weerzinwekkende voorstel.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, met het oog op de conflicten op basis van etniciteit die voortdurend oplaaien, en die buitengewoon sterk naar voren kwamen tijdens de meeste recente rellen in Parijs, is het goed om te zien dat we in de EU eindelijk lijken te ontwaken uit onze multiculturele dromen en vragen willen stellen over etnische afkomst en religie in een volkstelling in heel Europa in 2011.
Deze gegevens moeten zeker worden verzameld, zodat we beter in staat zullen zijn het potentiële risico op dot gebied te evalueren. Culturele verschillen kunnen – zoals we de afgelopen tijd steeds vaker hebben gezien – maar al te gemakkelijk escaleren. In dat opzicht zitten we in Europa – waar sommige landen zich trots hebben uitgeroepen tot immigratielanden – boven op een tijdbom die niet onderschat mag worden, zelfs in de grootstedelijke agglomeraties.
De meest recente conflicten tussen de Koerden en de Turken hebben, zoals bekend, een grote inzet van politie in onze steden noodzakelijk gemaakt. Statistieken over de etnische en culturele samenstelling van de bevolking zouden daarom uiterst noodzakelijk kunnen zijn en kunnen bijdragen aan het voorkomen van geweld.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het voorstel over volks- en woningtellingen is een volledig nieuw stuk EU-wetgeving op een gebied dat daarvoor niet was gereguleerd. De vraag rijst of dergelijke wetgeving eigenlijk wel nodig is. De argumenten van de Commissie met betrekking tot de noodzaak om de vergelijkbaarheid en kwaliteit van statistische gegevens te kunnen garanderen zijn relatief overtuigend, met name op een algemeen niveau. We moeten echter kritisch kijken naar de voorgestelde terreinen waarop informatie zou moeten worden verzameld en geëvalueerd. Het voorstel van de Commissie bevat een groot aantal gegevens waarvan de houdbaarheid zeer twijfelachtig is. Ik zie de verzameling van gegevens over huisvesting op basis van de conclusies van de Europese Raad van Laken als controversieel. Deze kunnen uitsluitend worden opgevat als een uiting van politieke wil, niet als een geldig juridisch document. Bovendien heeft de EU geen bevoegdheid op het gebied van huisvesting, dus de verkregen statistische gegevens over huisvesting kunnen, in tegenstelling tot andere gegevens, niet dienen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van bestaand beleid, tenzij de resultaten bedoeld zijn om te worden gebruikt als mogelijke katalysator voor de invoering van een nieuw gemeenschappelijk huisvestingsbeleid. Dat zou echter machtsmisbruik zijn en een schending van het Verdrag.
Het voorstel om een grote hoeveelheid gegevens te verzamelen over het privéleven van de burgers is volkomen ongerechtvaardigd. Vanuit het oogpunt van de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijk beleid, is er geen reden waarom de instellingen van de EU toegang zouden moeten hebben tot gegevens over het aantal huwelijken en partners van elke vrouwelijke burger of de duur van deze relaties. Dat heeft meer weg van “Big Brother”, inmenging in het privéleven van mensen en hun persoonlijke vrijheid onnodig schenden. Als sommige EU-instellingen in de verleiding komen om dat te doen, is het goed om in te grijpen en duidelijke grenzen te trekken, die niet mogen worden overschreden. Naar mijn mening heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken dat gedaan door het aantal terreinen waarop gegevens moeten worden verzameld aanzienlijk te beperken en daarvoor wil ik haar prijzen. De meest transparante oplossing is de oplossing die is voorgesteld door mijn fractie, de PPE-DE, die alle verwijzingen in de bijlage naar concrete typen statistische gegevens weglaat. Ik raad u aan dit voorstel uw aandacht en steun te geven.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, il wil de rapporteur feliciteren en aandacht vragen voor het belang van dit voorstel tot regulering van de statistische gegevens die worden verzameld door de lidstaten op het gebied van huisvesting.
De lidstaten moeten een gemeenschappelijk systeem gebruiken om te zorgen dat de standaardgegevens regelmatig worden verzameld en gemeld. Nauwkeurige en correcte statistieken op het gebied van huisvesting stellen de Unie en de lidstaten in staat adequate beleidsmaatregelen ten uitvoer te leggen op dat gebied. Bij het verzamelen van gegevens moet echter wel het privéleven van personen worden gerespecteerd. De Unie is niet alleen gebaseerd op economische criteria, maar we moeten ook een sociaal Europa opbouwen.
Om fatsoenlijk te kunnen leven is uiteraard fatsoenlijke huisvesting nodig. Helaas leven vandaag de dag meer dan 60 miljoen burgers onder de armoedegrens in de Europese Unie, en vooral kinderen staan bloot aan het gevaar van armoede. Het is duidelijk dat deze mensen ook moeilijkheden hebben met het vinden van fatsoenlijke huisvesting.
De voornaamste sociale en demografische tendensen die van invloed zijn op gesubsidieerd huisvestingsbeleid komen voort uit vergrijzing van de bevolking, migratie van burgers binnen de Unie, migratie van het platteland naar stedelijke gebieden en het feit dat de ontwikkeling zich concentreert in stedelijke gebieden.
Toch is er geen uniek model dat op alle lidstaten kan worden toegepast: in sommige lidstaten zijn er veel huizen waarin meerdere generaties van dezelfde familie samenleven. Oostenrijk, Finland, Tsjechië en Polen hebben programma’s die jonge mensen gesubsidieerde huisvesting bieden. In Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Spanje en Groot-Brittannië is het aantal huizen met slechts één huurder toegenomen. In Roemenië is 95 procent van de huizen particulier bezit en is slechts 5 procent van de huizen gehuurd of gesubsidieerd. In Denemarken bestaat 47 procent van het woningbestand uit huurhuizen en gesubsidieerde woningen, in Oostenrijk is dit 42 procent, in Finland 37 procent, in Frankrijk 44 procent en in Duitsland 57 procent.
Statistieken vormen slechts een beginpunt voor de ontwikkeling van een adequaat huisvestingsbeleid in elke lidstaat. Dergelijk beleid is afhankelijk van de toewijzing van overheidsgelden op nationaal, regionaal of lokaal niveau en van de ontwikkeling van de vastgoedmarkt. Ik ben van mening dat de lidstaten ook gebruik moeten maken van de structuurfondsen voor de bouw van huizen, vooral die voor regionale ontwikkeling.
Maar de kwestie van huisvesting vereist een aanpak op basis van statistische gegevens, alsmede een overkoepelende, multidimensionale benadering, gebaseerd op de nationale en communautaire wetgeving. Niettemin is er ook een pragmatische aanpak nodig, die is gebaseerd op de behoeften van de burgers. Helaas zijn er Europese burgers die in slechte, onveilige huizen wonen, maar er zijn ook Europese burgers die helemaal geen huis hebben, zelfs niet eens een dak boven hun hoofd. Wat is het antwoord van Europa hierop en hoe gaat het deze burgers helpen?
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de belangrijkste diensten die Europa kan verschaffen is de ondersteuning van de verzameling van betrouwbare en vergelijkbare informatie. Derhalve steun ik met enkele voorbehouden het idee van een Europese telling.
Een aantal zaken moet echter in overweging worden genomen. Ten eerste moeten nationale tellingen tot op zekere hoogte worden erkend in het verslag. Lidstaten houden al tellingen, en zullen nu in een positie komen waarin ze nationale en Europese tellingen moeten organiseren.
Het uitvoeren van een telling is erg duur – het is een arbeidsintensieve bezigheid – en redelijkerwijs kan verwacht worden dat lidstaten de nationale en Europese telling steeds meer gaan combineren. Hier moet rekening mee gehouden worden. Het is zeer belangrijk dat we lidstaten toestaan om een Europese telling te gebruiken als een mogelijkheid om vragen te stellen die relevant zijn voor het land zelf en om deze vragen dan apart te houden van de gedeelde vragen of de uitsluitend Europese.
Verder moeten de tellingsvragen meer aandacht krijgen. Deze vragen moeten zorgvuldig gekozen worden en moeten niet de grens overschrijden tussen geldige informatie enerzijds en opdringerigheid en inbreuk op de privésfeer anderzijds. We willen tendensen begrijpen en beleid relevanter maken; we willen niet wroeten in het privéleven van mensen. Als er eenmaal respectvolle vragen zijn gekozen, moeten we er ook zorgvuldig op toezien dat ze niet alleen een linguïstische maar ook een culturele vertaling ondergaan. Aangezien het verslag niet voorziet in de harmonisatie van de regels inzake tellingen, moet deze stap gezet worden om te garanderen dat de gegevens van lidstaten op een geldige manier met elkaar kunnen worden vergeleken.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, ik wil graag de aandacht vragen voor de relatie tussen het doel om gegevens te verzamelen en de hoeveelheid gegevens die je daadwerkelijk in zo’n onderzoek betrekt. Er zit hier namelijk een duidelijke scheefheid wat dat betreft. Er zit scheefheid tussen datgene wat de Europese Unie als taak heeft ten aanzien van bijvoorbeeld het volkshuisvestingsbeleid en datgene wat we allemaal vragen. De Unie is op dit terrein niet competent. Evenmin als in dit Parlement wordt gesproken over de relatie tussen geloof, etnische afkomst en mogelijke integratievraagstukken; het is niet aan de Europese Unie als zodanig om daarover uitspraken te doen.
Wat wel aan de orde is, is hoe wij middelen verdelen, hoe wij onze structuurfondsen bedelen. Daarbij gaat het om een precies inzicht in het aantal inwoners in de bewuste gebieden, de NUTS-gebieden, de statistische eenheden. Zolang daar geen exacte gegevens over zijn en niet gestuurd kan worden op de uitkomsten - op financiële uitkomsten - dan is deze actie inderdaad noodzakelijk. Homogeniteit en betrouwbaarheid staan daarbij voorop.
Eén punt wil ik nog graag aanmerken - mevrouw Novak heeft in de Commissie regionale ontwikkeling daarvoor ook heel interessante voorstellen gedaan. Als het gaat om inmenging in de familiekring, in het privé-domein van burgers, dan zullen wij daar tegen stemmen, als dit in het voorstel blijft staan. Wellicht - en daar vertrouw ik richting rapporteur op - worden deze aspecten er in de triloog uitgehaald; alleen in dat geval kunnen wij uiteindelijk, als Parlement, als EVP, hieraan onze steun verlenen. Alleen op die voorwaarde.
Maria Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, zoals is gezegd door de rapporteur en bijna alle sprekers, is het belangrijk om de gegevens van de lidstaten over bevolking en de voornaamste sociale, economische, gezins- en huisvestingsindicatoren te vergelijken, zodat de lidstaten op basis van die informatie beter kunnen inspelen op de verschillende kwesties op dat gebied, binnen het kader van hun beleid. Op Europees niveau moeten we ons echter richten op de gegevens die kunnen leiden tot een beter cohesiebeleid en betere regionale ontwikkeling, om ongelijkheden weg te nemen en de kloof tussen verschillende sociale groepen en verschillende Europese regio’s te verkleinen.
Door gemeenschappelijke definities en indicatoren vast te leggen, zorgt de voorgestelde verordening ervoor dat de gegevens vergelijkbaar zijn, wat een betere praktijk in de lidstaten bevordert. Er is echter behoefte aan regelmatige evaluatie en bevestiging van de statistieken die de bevoegde instanties hebben verzameld, en deze instanties moeten kwaliteits- en transparantiecontroles ondergaan. Objectiviteit, representativiteit en nauwkeurigheid van de gegevens zijn belangrijke kwesties. Paradoxaal genoeg is de Commissie, hoewel zij de bijlagen bij de verordening intrekt, voorstander van de opname van aanbevolen onderwerpen die de duidelijkheid en nauwkeurigheid van de gegevens kunnen verminderen, aangezien zij het aan de lidstaten overlaat om te doen wat zij willen. Als het voorstel is bedoeld voor de aanneming van bindende wetgeving voor het instellen van gemeenschappelijk definities voor de vergelijkbaarheid van gegevens, ben ik van mening dat deze punten moeten worden geschrapt.
We moeten een kosten-batenanalyse uitvoeren, zoals is geregeld in artikel 5a, want de kosten van de verzameling van dergelijke gegevens zijn vooral hoog voor lidstaten die weinig capaciteit hebben voor het analyseren van de details.
Tot slot wil ik erop wijzen dat de ontwerpverordening, als de amendementen niet worden goedgekeurd, zeer gevoelige kwesties zal raken met betrekking tot het persoonlijk, gezins- en privéleven, zoals het verzoek tot verzameling van gegevens over samenwonen – dat moet worden geschrapt – of de temperatuur van het badwater! Waarom zouden we informatie en details verzamelen die geen betrekking hebben op Europees beleid? Armoede wordt niet bestreden met getallen en gegevens.
Ljudmila Novak (PPE-DE). - (SL) Ik steun de verordening inzake volks- en woningtellingen.
Met de gegevens die worden verzameld op basis van deze verordening kunnen we ons een beter beeld vormen van de sociaaleconomische omstandigheden waarin de inwoners van de Europese Unie leven op regionaal en nationaal niveau, en op het niveau van de Europese Unie. Bovendien maken deze gegevens het mogelijk de effectiviteit van de tenuitvoerlegging van regionaal beleid en de voortgang op het gebied van regionale cohesie, waarvoor de EU steeds meer geld uittrekt, nauwkeuriger te evalueren.
Twee dingen moeten worden gegarandeerd om de gewenste doelstellingen te bereiken via deze verordening: de hoeveelheid gegevens die we op grond van deze verordening verzamelen moet niet te groot zijn en de verzamelde gegevens moeten vergelijkbaar zijn en van hoogwaardige kwaliteit. Gegevens die niet de noodzakelijke toegevoegde waarde leveren en alleen de administratieve last en kosten verhogen, moeten worden geschrapt. Dit zijn voorstellen die zijn te vinden in de bijlagen 1.3 en 2.3, waarover de lidstaten zelfstandig verslag zouden moeten uitbrengen.
Tegelijkertijd moeten we oppassen dat we niet te veel inbreuk plegen op de privacy van de mannen en vrouwen die in de Europese Unie wonen. Ook mogen we deze verzameling van gegevens niet gebruiken om een van de seksen te discrimineren.
Vergelijkbaarheid van basisgegevens tussen lidstaten en betrouwbaarheid van de tellingsgegevens zijn noodzakelijk voor de evaluatie van het Europese beleid en voor de vergelijking van de resultaten van nationale beleidsmaatregelen op Europees niveau. De verordening moet er daarom voor zorgen dat alle lidstaten dezelfde methode en criteria hanteren bij het verzamelen van de gegevens.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, nauwkeurige bevolkingsgegevens en betrouwbare gegevens over huisvesting binnen de EU zijn momenteel een essentiële voorwaarde voor de correcte evaluatie van alle Europese beleidsterreinen, evenals voor de formulering van operationele doelstellingen en de evaluatie van de vooruitgang in de afzonderlijke lidstaten.
Omdat ze vele fundamentele doelstellingen dienen, zou ik vooral het belang willen onderstrepen van de betrouwbaarheid en kwaliteit van deze gegevens. Van de vele voorbeelden waar exacte tellingsgegevens relevant zijn, wil ik er twee noemen: het proces van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en de toewijzing van middelen uit de structuurfondsen voor de ontwikkeling van minder ontwikkelde regio’s. Ik ben van mening dat het belangrijk is dat dit terrein op een uniforme manier wordt gereguleerd. Op die manier zijn de gegevens die de afzonderlijke lidstaten aanleveren vergelijkbaar op zowel Europees als regionaal niveau, zoals vaak noodzakelijk is.
Als lid van de Commissie regionale ontwikkeling wil ik het belang onderstrepen van de classificatie van statistische eenheden. De kwaliteit en vergelijkbaarheid van dit type informatie kan alleen worden gegarandeerd door een duidelijk Europees raamwerk, met andere woorden Europese wetgeving inzake volks- en woningtellingen.
Ik ben het eens met het standpunt dat de wetgeving hoofdzakelijk gericht moet zijn op de eindresultaten en niet op de informatie die wordt verzameld. Op die manier wordt de vergelijkbaarheid van de statistische gegevens op betrouwbare wijze gegarandeerd, om te voorkomen dat de kwaliteit van de gegevens afneemt.
De lidstaten moeten vrij zijn om de beste manieren en methoden voor telling te kiezen, waarbij ze echter wel gehouden zijn aan bepaalde bindende normen en kwaliteitseisen. Het spreekt voor zich dat de onderwerpen, alsmede de perioden en de deadlines voor tenuitvoerlegging, voor alle landen gelijk moeten zijn. Alleen dan zijn de tellingsgegevens transparant, betrouwbaar en vergelijkbaar, een fundamentele factor om veel belangrijke doelstellingen te verwezenlijken.
De Voorzitter. − Voor ik het woord geef aan de commissaris wil ik er even bij stilstaan dat Koning Herodes ongeveer 2000 jaar geleden een telling in het leven riep, maar dat het toen alleen om de mannen ging.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit begin is voor mij zeer bemoedigend.
Ik ben verheugd te kunnen aankondigen dat de Commissie bereid is om de meeste van de amendementen van het Parlement te aanvaarden. Zoals dit debat heeft aangetoond, worden er op dit moment onderhandelingen gevoerd die ingaan op uw zorgen. Een compromis vergroot de kans op toekomstige ontwikkeling. De Commissie steunt het huidige debat en hoopt van harte dat er een oplossing gevonden zal worden die aanvaardbaar is voor een ruime meerderheid binnen dit Huis, alsmede voor de lidstaten vertegenwoordigd in de Raad.
We moeten echter niet vergeten dat voor de toevoeging van nieuwe onderwerpen aan een telling een intensieve en langdurige voorbereiding nodig is. Ik heb er vertrouwen in dat het juiste evenwicht zal worden gevonden tussen de zeer belangrijke verslaglegging over de bevolking en woningen in de EU enerzijds en de kosten en inspanningen nodig voor de verzameling van gegevens anderzijds.
In het bijzonder wil ik graag ingaan op de vraag van mevrouw Schroedter. Haar belangrijkste punt was dat deze wetgeving de vertrouwelijkheid van gegevens niet voldoende garandeert. Mijn antwoord is dat Eurostat en alle nationale bureaus voor de statistiek de vertrouwelijkheid van gegevens zeer serieus nemen. Er bestaat kaderwetgeving inzake vertrouwelijkheid van gegevens op zowel nationaal als Europees niveau. Het voorstel inzake tellingen is geenszins in strijd met deze wetgeving, noch worden er wijzigingen in aangebracht. In tegendeel, alle bepalingen, nationale en Europese, worden gerespecteerd.
Het is niet nodig om bestaande kaderwetgeving inzake vertrouwelijkheid van gegevens te herhalen binnen dit specifieke voorstel inzake tellingen. Geen van de gegevens die Eurostat ontvangt, geven toegang tot de gegevens van particuliere individuen. Het zijn anonieme gegevens. Bovendien staat de wetgeving beschreven in dit ontwerp alleen de overdracht van geaggregeerde gegevens toe, niet van microgegevens.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats tijdens een latere vergaderperiode.
19. Veiligheid van speelgoed (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over veiligheid van speelgoed.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement bedanken voor zijn voortdurende belangstelling voor productveiligheidskwesties, en voor deze mogelijkheid om u een korte presentatie te geven over de eerste resultaten van de evaluatie van productveiligheid, die op 22 november 2007 zijn vrijgegeven. Ik heb de vergadering van de Commissie IMCO op 26 november bijgewoond en ik ben nu verheugd om het Europees Parlement in voltallige zitting te kunnen toespreken.
Mijn drie uitgangspunten en principes gelden nog steeds en kunnen worden bevestigd: consumentenveiligheid leent zich niet voor compromissen; wij geloven in open markten en eerlijke concurrentie; en we willen werken in een internationaal samenwerkingsverband met de Chinezen en Amerikanen.
Deze evaluatieresultaten tonen aan dat het regelgevingskader geschikt is voor zijn taak, mits het op de juiste wijze gehanteerd wordt. Met name het snelle waarschuwingssysteem RAPEX werkt doeltreffend en zorgt ervoor dat in de gehele Europese Unie gevaarlijke producten van de markt worden teruggeroepen.
Het evaluatieverslag toon echter ook aan dat er ruimte is voor verbeteringen, op het gebied van preventieve maatregelen en internationale samenwerking, alsmede op het gebied van strengere handhaving.
Enkele geopperde verbeteringen bevinden zich al in een vergevorderd stadium van omzetting naar concrete maatregelen, zoals met name het geval is bij de herziening van de richtlijn inzake de veiligheid van speelgoed.
Ik ben van plan aan mijn collega’s in de Commissie voor te stellen om een tijdelijke maatregel aan te nemen, die, in afwachting van de herziening van de standaardrichtlijn, waarschuwingen op magnetisch speelgoed verplicht maakt, om de mogelijke gevaren van dit speelgoed te ondervangen. Dit recht hebben wij uit hoofde van artikel 13 van de richtlijn algemene productveiligheid. Ik hoop dat deze maatregel snel van kracht zal worden, maar ik ben me er ook van bewust dat het maar een gedeeltelijke en tijdelijke oplossing betreft totdat de bewuste standaardrichtlijn het gevaar van magneten volledig aanpakt.
De Commissie helpt de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten bij het identificeren en uitwisselen van de beste methoden, met beter markttoezicht als doel. In oktober 2007 brachten lidstaten verslag uit over initiatieven voor betere samenwerking met marktdeelnemers en over specifieke toezichtcampagnes op speelgoed. De Commissie is van plan in het eerste kwartaal van 2008 vergelijkende gegevens betreffende de wetshandhavingscapaciteit te publiceren in het consumentenscorebord.
In concrete zin gaat de Commissie ook verder met het verbeteren van de markttoezichtcapaciteit van de lidstaten door deel te nemen aan de financiering van goed uitgedachte gezamenlijke markttoezichtprojecten (die in 2007 1,3 miljoen euro aan communautaire bijdragen zullen ontvangen).
De bescherming van consumenten tegen gevaarlijke producten vereist een consistent beschermingsniveau, niet alleen binnen de Gemeenschap maar ook aan de buitengrenzen van de EU. In aanvulling op maatregelen om de bescherming binnen de Europese Unie te verbeteren, wordt er ook gewerkt aan diverse maatregelen om de grenscontrole te verscherpen. Recente omvangrijke wijzigingen in de douanewetgeving van de EU zullen helpen bij het uitkiezen van zendingen met een hoge risicofactor voor inspectie. Veilige mechanismen voor het uitwisselen van douanekennis zullen het mogelijk maken om snelle maatregelen te nemen wanneer er informatie vrijkomt over nieuwe soorten gevaarlijke producten.
De praktische samenwerking tussen deze twee netwerken wordt regelmatig verbeterd door de uitwisseling van waarschuwingen tussen het RAPEX-systeem en het “formulier voor risico-informatie”-systeem van de douaneautoriteiten, dat de aandacht van de grenscontroleurs vestigt op specifieke, mogelijk gevaarlijke, lading.
De Commissie heeft de nadruk gelegd op traceerbaarheid, een erg belangrijk punt van toekomstige verbetering. Statistieken tonen aan dat het aantal producten van onbekende herkomst die door RAPEX gemeld werden, in oktober 2007 voor het eerst was gedaald, namelijk 3 procent tegenover 17 procent in 2006. Op dit moment bekijkt de Commissie, met hulp van de lidstaten, hoe gezorgd kan worden dat deze verbetering niet slechts van tijdelijke aard is.
De Commissie heeft in het wetgevingspakket inzake de interne goederenmarkt al een bepaling opgenomen die marktdeelnemers verplicht om de identiteit van hun leverancier te kunnen overleggen, hetgeen van pas moet komen bij tussenkomsten door markttoezichthouders zodra deze wetgeving van kracht wordt.
De Commissie heeft tevens gevraagd wat China zou kunnen doen aan traceerbaarheid, en is verheugd over de initiatieven om streepjescodes op bepaalde groepen risicoproducten te verplichten op fabrieksniveau in China.
De Commissie benadrukt ook voortdurend de verantwoordelijkheid van marktdeelnemers voor productveiligheid. Ik ben verheugd over de verbintenis van de industrie om te werken aan maatregelen die het consumentenvertrouwen bevorderen. We zijn een “veiligheidspact”, zoals ik het noem, overeengekomen. Ik zal ook deskundigen sturen om een onderzoek uit te voeren naar de veiligheidsmaatregelen die ondernemingen hebben aangebracht in de toeleveringsketen en hiervan zal ik verder verslag doen in het eerste kwartaal van 2008, want in dit tijdperk van globalisatie zijn we maar zo sterk als de zwakste schakel van de keten.
Ik vind het ook belangrijk om met de Europese burgers te communiceren over productveiligheidskwesties en om naar hun zorgen te luisteren. Dit is van cruciaal belang omdat zowel u als ik altijd zo goed mogelijk op hun vragen en behoeften willen reageren. Ik vond mijn recente webchat met als onderwerp “Have a Safe Christmas” (“een veilige kerst toegewenst”) niet alleen erg vermakelijk maar ook zeer verhelderend en boeiend, en heb op bijna vijftig interessante vragen antwoord gegeven.
Ten slotte kan ik melden dat onze bezorgdheid over productveiligheid aan de Chinese leiders is meegedeeld op de topontmoeting EU-China van 28 november 2007. De leiders aan beide zijden waren het erover eens dat een hoog niveau van productveiligheid onontbeerlijk is voor consumentenvertrouwen en onderlinge handel. Met het oog hierop hebben de bevoegde autoriteiten een breed samenwerkingsverband opgezet. Beide zijden zijn bereid de dialoog voort te zetten en te verdiepen, regelmatig informatie uit te wisselen en in te zetten op meetbare en voortdurende verbeteringen.
Ook heeft de Commissie overeenstemming bereikt met de regering van de Verenigde Staten, in het kader van de Trans-Atlantische Economische Raad, over het verbeteren van de samenwerking inzake belangrijke veiligheidskwesties.
Ik denk dat dit verslag u heeft laten zien dat ik en al mijn collega’s in de Commissie de noodzakelijke stappen hebben gezet om de veiligheid van consumentenproducten te verhogen, in samenwerking met alle relevante marktdeelnemers en op de meest doeltreffende, passende en toegewijde manier.
Ik wil het Parlement nogmaals bedanken voor onze vele inspirerende debatten over deze kwestie.
Marianne Thyssen, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL) Voorzitter, commissaris, collega’s, het is natuurlijk niet toevallig dat wij als PPE-DE-Fractie net voor de kerstdagen om dit actualiteitendebat hebben gevraagd. Te meer daar over deze kwestie al in september van gedachten is gewisseld, zou dat enige verbazing hebben kunnen wekken, maar als PPE-DE-Fractie willen wij met dit debat duidelijk een politiek signaal geven en hebben wij ook een politiek doel voor ogen. Wij willen ondubbelzinnig gaan voor een hoge graad van consumentenbescherming en willen dat de aandacht voor de kleinste, voor de meest kwetsbare consument - voor het kind - hoog op de agenda blijft staan.
Commissaris, ik ben blij uw verklaringen hier te horen. Wij stellen vast dat u in de Commissie al bijzonder veel werk hebt verzet en we zouden natuurlijk graag hebben dat ook de lidstaten aangespoord worden om hún deel van het werk op zich te nemen. Want ook zij moeten zich blijven engageren om het toezicht op hun speelgoedmarkt te verscherpen. We weten ook, commissaris, dat u persoonlijk geen inspanning onverlet laat om de consument te beschermen. Die inzet wordt door ons bijzonder gewaardeerd en we zijn het er ook met u over eens dat we inzake speelgoedveiligheid niet de zoveelste nieuwe aanpak moeten uitvinden, maar dat we de gaten in het bestaande systeem moeten dichten.
Een paar zaken waarover ik graag nog wat verduidelijking zou krijgen: u hebt gezegd - en u hebt er nu ook naar verwezen - dat ook de Chinese overheid bijzonder hard aan het werk is. U hebt een tijd geleden aangekondigd dat zij een soort Chinees RAPEX-systeem zouden gaan opzetten. Misschien kunt u ons daarover nog iets meer duidelijkheid geven.
Ten tweede vraag ik mij ook af of er echt concrete afspraken gemaakt zijn met de speelgoedindustrie, dan wel of dat in elke lidstaat op een eigen manier gebeurt? Dan had ik ook nog graag vernomen hoe het komt dat we nu nog altijd op de nieuwe speelgoedrichtlijn of op het voorstel van de Commissie tot wijziging van de bestaande speelgoedrichtlijn aan het wachten zijn? Wij hadden dat rond deze tijd verwacht. Blijkbaar is er uitstel. Misschien kunt u ons verduidelijken hoe dat komt? Verder heeft u absoluut gelijk: de interne markt is er ook voor de consument. Als de consument geen vertrouwen heeft, maakt hij onvoldoende gebruik van die markt. Dit is een bijzonder, bijzonder belangrijk dossier.
Evelyne Gebhardt, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, hartelijk dank voor de briefing die u ons vandaag weer hebt gegeven over de voortgang van de besprekingen.
We hebben zeker al vooruitgang geboekt, maar ik vind het natuurlijk nog niet genoeg. Vele kwesties liggen nog voor ons. Een daarvan hebben we al meerdere malen besproken: de Europese Unie moet het voorbereidende werk zelf uitvoeren. Ik ben ook nogal teleurgesteld over het feit dat het amendement op de Speelgoedrichtlijn nog altijd niet is ingediend. Toen ik hoorde dat we een amendement zouden krijgen in december, nam ik aan dat dat december 2007 zou zijn, niet december 2008. Het is nu december en we weten dat we het niet krijgen. Ik hoop dat het niet pas in december 2008 beschikbaar is, maar uiterlijk in januari, want het is urgent.
De tweede kwestie, commissaris, is dat de lidstaten hun verplichtingen ook moeten nakomen. Ze moeten veel efficiënter en consistenter gebruik maken van RAPEX. Dat is één ding. Ze moeten echter ook het markttoezicht, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, veel serieuzer nemen. We moeten hier ook een stap verder gaan om de noodzakelijke veiligheid daadwerkelijk te bereiken.
Het zijn echter niet alleen de regeringen en hun instanties die in dit verband worden ondervraagd; speelgoedfabrikanten worden ook ondervraagd. Zij moeten er zelf voor zorgen dat de kwaliteit van hun producten voldoende is. Ze kunnen de verantwoordelijkheid niet blijven afschuiven op anderen. We kunnen niet toestaan dat ze naar China gaan en zeggen: ja, we willen speelgoed, maar het mag maximaal zoveel kosten. Dat gaat ten koste van de kwaliteit en dat moeten ze weten. We mogen de fabrikanten niet vrijuit laten gaan, maar we moeten eisen dat zij dit ook doen. Maar, zoals we hebben gezegd, toezicht is nog beter en dat moeten we bewerkstelligen.
Ik hoop dat u op dit gebied daadwerkelijk vooruitgang kunt boeken in het veiligheidspakket dat u bespreekt.
Marios Matsakis, namens de ALDE-fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor sommige families zal deze kerstmis een tragische tijd worden – tragisch vanwege het verlies van een kind. Wat een dergelijke tragedie nog pijnlijker maakt is dat zij (a) makkelijk voorkomen had kunnen worden en (b) zij veroorzaakt is door een cadeau recht uit het hart – een geschenk dat in een moordwapen veranderde. Ja, een moordwapen. Want degenen die onveilig speelgoed maken, weten maar al te goed dat dit speelgoed een kind kan en wellicht uiteindelijk ook zál ombrengen. Derhalve is het op de markt brengen van dergelijk dodelijk speelgoed in mijn ogen het begaan van een moord, waaraan degenen die door nalatigheid een dergelijke misdaad niet voorkomen, dus medeplichtig zijn.
Mevrouw de commissaris, we weten allen wie de schuldigen zijn die, in dit opzicht, onze kinderen ombrengen of verwonden. Dat zijn de Chinese fabrikanten van goedkoop speelgoed. En welke bescherming biedt u onze burgers? Niet voldoende, moet ik helaas zeggen. U bent blij, lijkt het, dat er in 43 procent van de gevallen die gemeld worden in het nieuwste RAPEX-verslag over China corrigerende maatregelen zijn genomen, maar, mevrouw de commissaris, hoe zit het dan met de 57 procent van de gevallen waarin geen maatregelen zijn genomen? En hoe zit het met het mogelijk gevaarlijke speelgoed waarover helemaal niet wordt gesproken in het verslag?
U hebt gezegd dat er in deze wereld niet zoiets bestaat als 100 procent-garanties, maar dat het wel mogelijk is om met zekerheid te zeggen dat het systeem geschikt is voor zijn taak. Welke taak, mevrouw de commissaris? De taak om het niet al te nauw te nemen met de veiligheid teneinde de Chinese regering niet voor het hoofd te stoten?
Er is maar één manier om dit probleem op te lossen, mevrouw de commissaris: alle invoer van Chinees speelgoed verbieden totdat de Chinese regering een 100 procent-garantie kan geven dat er geen gevaarlijk speelgoed verkocht zal worden in Europa. Alleen dan zult u uw belangrijkste functie, de daadwerkelijke bescherming van onze kinderen tegen de dood toegebracht door Chinees speelgoed, vervullen. En onthoudt u, mevrouw de commissaris, dat het in deze niet volstaat als China slechts vooruitgang boekt, omdat zelfs de dood van één kind er één teveel is.
De Voorzitter. − Mijnheer Matsakis, ik verontschuldig mij voor mijn aankondiging dat u een minuut spreektijd had. Het was onze vergissing en u hebt ook daadwerkelijk twee minuten gekregen. Ik geef altijd extra tijd aan mensen die in een andere taal spreken dan in hun eigen. Uw Engels is buitengewoon!
Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er mogen geen concessies worden gedaan als het gaat om de veiligheid van speelgoed en het massaal uit de handel nemen van speelgoed uit China heeft consumentenveiligheid weer tot het middelpunt van het debat gemaakt, in het bijzonder de veiligheid van onze kleinste consumenten, die vaak niet de stem of de kracht hebben om voor zichzelf op te komen.
Er bestaat een zeer winstgevende markt in producten die een gevaar voor de gezondheid vormen, een markt waar jaarlijks verbijsterende hoeveelheden geld worden verdiend en waar oneindig veel routes en trucs worden bedacht voor het legaliseren van zaken die in werkelijkheid illegaal en schadelijk zijn. Om die reden verwelkomen wij de voorstellen van de Commissie om de controles op de veiligheid van producten, in het bijzonder speelgoed, te versterken.
We geloven met name dat samenwerking met China de Verenigde Staten van fundamenteel belang is om de stroom van gevaarlijke producten die zijn weg vindt naar de Europese markt tegen te houden. Een aantal acties, zoals een algemeen onderzoek naar de veiligheidsmaatregelen en de veiligheidsafspraken tussen producenten en importeurs, moet voorrang krijgen om het vertrouwen van de consument te herstellen.
Wat de lidstaten betreft, is het van fundamenteel belang om de samenwerking tussen de douane en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de controle van de markt te verbeteren. Een herziening van de richtlijn inzake de veiligheid van speelgoed is essentieel om ervoor te zorgen dat er vaste regels zijn voor het plannen van adequate controles in de productie- en invoerfase.
Tot slot wil ik echter zeggen dat China absoluut zijn rol moet spelen en dat de Commissie dit ook moet eisen. China moet garanties geven en een harde, compromisloze strijd aanbinden tegen illegale praktijken, anders moet de Europese Unie serieuze maatregelen nemen en de poort sluiten voor namaak en oneerlijke en onwettige concurrentie.
Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit debat loopt kriskras door de richtlijnen. Commissaris, u verwart de Richtlijn Productveiligheid met de Richtlijn Speelgoedveiligheid! We hebben een probleem met de tenuitvoerlegging van de Richtlijn Productveiligheid, terwijl we een wetgevingstekort hebben met de Richtlijn Speelgoedveiligheid. Meer toezicht helpt ons hier niet, want er bestaan hiaten in de veiligheid, bijvoorbeeld het feit dat sommige gevaarlijke chemicaliën niet verboden zijn.
Twee maanden geleden heeft commissaris Verheugen gegarandeerd dat de Richtlijn Speelgoedveiligheid deze maand zou worden gepresenteerd. Hij zei dat speelgoed dat lood bevatte niet op de Europese markt terecht zou mogen komen. Ten eerste wijst niets op de behandeling van de Richtlijn Speelgoedveiligheid.
Ten tweede heeft commissaris Verheugen schriftelijk aan mij toegegeven dat hij zich vergiste toe hij zei dat speelgoed dat lood bevat verboden is in Europa. Dit is ook niet goed. U verwart de Richtlijn Productveiligheid met de Richtlijn Speelgoedveiligheid. Het is daarom erg vreemd dat u zegt dat we een streepjescode nodig hebben voor bijzonder gevaarlijke producten. Hopelijk hebt u het dan niet over speelgoed! Gevaarlijke producten horen niet in de handen van kinderen!
We hebben het principe van preventie nodig. Er zijn ook helemaal geen waarschuwingen over magneten. En hoe zit het met waarschuwingen op speelgoed dat kankerverwekkende stoffen bevat? We hebben in Europa polyaromatische koolwaterstoffen. We gaan ze verbieden in autobanden, maar in speelgoed zijn ze wel toegestaan, ondanks dat ze kankerverwekkend zijn. Dit debat is absurd, want u springt heen en weer tussen de richtlijnen.
Concentreert u zich in uw tweede antwoord alstublieft op de Richtlijn Speelgoedveiligheid en beantwoordt u de vragen over wanneer deze richtlijn eindelijk zal worden ingediend en wanneer – zoals we hebben voorgesteld in onze resolutie – de mazen in de wet eindelijk worden gedicht, en blijft u de twee richtlijnen alstublieft niet door elkaar halen. Toezicht is goed; wetten zijn beter.
Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk volkomen onaanvaardbaar dat kinderen worden blootgesteld aan speelgoed dat een gevaar vormt voor hun gezondheid. We denken bijna allemaal dat we in de EU met een gerust hart speelgoed met een CE-label kunnen kopen. Iets anders is ondenkbaar. Maar in werkelijkheid kopen we zonder dat te weten speelgoed dat kankerverwekkende stoffen en lood bevat. Het is niet te geloven dat deze stoffen worden gebruikt in speelgoed, dat kinderen zo vaak in hun mond stoppen! De veiligheid van kinderen vereist onmiddellijke actie door de Commissie. De winstbelangen van de fabrikanten, leveranciers en importeurs mogen nooit boven de gezondheid van kinderen gaan. Elk gevaarlijk stuk speelgoed is er een te veel.
Malcolm Harbour (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Kuneva bedanken dat zij onze suggestie heeft opgevolgd door vandaag naar de vergaderzaal te komen en haar feliciteren met de positieve en sterke actie die zij heeft ondernomen. Na de oorspronkelijke debatten in september is ze in China geweest. De resultaten hiervan hebben we gezien. Ze is ook heel duidelijk geweest door te zeggen dat consumentenveiligheid zich niet leent voor compromissen. Hier zijn we het allemaal roerend mee eens.
Wat betreft de praktische aspecten heeft een aantal collega’s al opgemerkt dat dit een extreem gecompliceerde kwestie is met veel belanghebbenden. Ik ben derhalve verheugd over de toezegging van commissaris Kuneva dat zij met de lidstaten zal samenwerken ter vergroting van hun capaciteit inzake het inspecteren, testen en tegenhouden van gevaarlijke zendingen, die op de juiste wijze kunnen worden geïdentificeerd omdat informatiestromen tot stand zijn gebracht. Laten we realistisch zijn. Het gaat hier om een zeer groot aantal fabrikanten en een zeer groot aantal producten.
Iets wat we echter absoluut niet willen is de speelgoedfabrikanten demoniseren die hun werk al wel uitstekend doen en aantrekkelijk, goed ontworpen en voordelig speelgoed produceren dat wordt gewaardeerd door consumenten en hun kinderen in de hele Europese Unie en dat, zoals we allen weten, zeer belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen. Het is helemaal verkeerd om alleen de Chinezen eruit te pikken, zoals onze Cypriotische collega deed in een zeer emotionele en kleingeestige toespraak. Er zijn vele andere landen die producten aankopen. Het belangrijkste is om vanaf het begin te zorgen voor hoge ontwerpkwaliteit en voor samenwerking tussen de verantwoordelijke ontwerpers en hun leveranciers zodat zij kunnen nakijken of alle controles worden uitgevoerd. Gelooft u mij, er zijn veel ondernemingen in China die speelgoed van uitstekende kwaliteit produceren. Wij willen dat iedereen dat doet en we willen dat dat nu gebeurt. Dat is omdat de cruciale beslissingen die nu, voor de kerst dit jaar, worden genomen, betrekking hebben op het speelgoed dat volgend jaar kerst bij kinderen beland. Dat is waar we over praten, dat is waarom we vooruit werken en dat is waarom het zeer belangrijk is dat de commissaris hier vanavond was.
Arlene McCarthy (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de doelstelling van het debat van vanavond en van de verklaring van de commissaris moet natuurlijk zijn om het zeer duidelijke signaal af te geven aan consumenten en aan China – en zij die speelgoed uit andere derde landen betrekken – dat wij vastbesloten zijn om onze markten vrij te maken van giftig speelgoed. De vele terugroepingen van speelgoed in de aanloop naar de kerst die we hebben gezien, betekenen dat we op maatregelen moeten blijven aandringen. En ik wil toevoegen, commissaris, dat bij recente invallen in mijn eigen regio – in Manchester – er meer dan 20 000 illegale en nagemaakte stukken speelgoed zijn ingenomen, met een waarde van 150 000 euro. Het is duidelijk dat die bedoeld waren om de gaten als gevolg van de speelgoedterugroepingen op te vullen.
Als we willen voorkomen dat kinderen gevaar lopen door gevaarlijk namaakspeelgoed, is het derhalve noodzakelijk dat de legitieme speelgoedleveranciers en -fabrikanten voldoen aan de strengste veiligheidseisen. Dus laat ik, als voorzitter van de Parlementaire Commissie consumentenbescherming, duidelijk zijn in wat we u vragen te doen met onze steun, commissaris. We willen zo snel mogelijk een herziening van de Europese wetgeving inzake de veiligheid van speelgoed, om de nieuwe problemen betreffende derde landen aan te pakken, alsmede invoer uit China en, natuurlijk, nieuwe en gevaarlijke speelgoedontwerpen, zoals magneten, die zijn opgekomen sinds de oorspronkelijke richtlijn van 1995. Deze is gedateerd en moet worden herzien. We moeten die wetgeving vervolledigen met strengere, op intelligentie gebaseerde handhaving en toezicht, om zeker te kunnen zijn dat we ondeugdelijke fabrikanten aanpakken.
Commissaris, ik geef u mijn persoonlijke steun en dat zal ik blijven doen, zelfs als we gevaarlijke speelgoedinvoer uit China moeten verbieden. Maar het moet gezegd worden dat uw acties resultaten opleveren; we hebben 93 verboden gezien door China zelf en, vanaf juli, 184 extra onderzoeken, hetgeen betekent dat er minder gevaarlijk speelgoed de landsgrenzen van China verlaat. We moeten de acties intensiveren en u steunen; maar invoerders moeten ook verantwoordelijkheid dragen voor de invoer van gevaarlijke speelgoedproducten en daarom ben ik verheugd over de herziening van de toeleveringsketen om de gaten te dichten die de fabrikant heeft laten vallen.
Commissaris, we zijn niet bereid om compromissen te sluiten inzake speelgoedveiligheid; waarschuwingen zijn wellicht niet genoeg. In de VS zien we bijvoorbeeld dat sommig speelgoed verboden is voor kinderen jonger dan drie jaar en er waarschuwingen zijn voor kinderen ouder dan zes; zij klagen dat ze onze gevaarlijke producten vanuit de Europese markt invoeren, dus misschien moeten we in dit opzicht het model van de VS volgen. Laat ons dus snelle en doeltreffende maatregelen treffen om het vertrouwen van onze consumenten in de speelgoedmarkt te herstellen. Ik beloof, commissaris, dat mijn commissie met u zal samenwerken om dit te verwezenlijken.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in dit debat over de veiligheid van speelgoed, wil ik aandacht vragen voor enkele meer algemene zaken.
Ten eerste maakt de liberalisering van de handel die plaatsvindt onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie de Europese markt steeds toegankelijker, wat de consumenten niet alleen voordelen biedt in de vorm van lagere prijzen voor veel goederen, maar ook gevaren met zich meebrengt, en een duidelijk voorbeeld daarvan is de kwestie van het gevaarlijke speelgoed die we vandaag bespreken.
Ten tweede zijn Zuidoost-Aziatische landen concurrerend op de Europese markt doordat zij niet de volledige kosten van de fabricage van de producten doorberekenen. Zij dragen vaak niet de kosten voor milieubescherming, de naleving van werknemersrechten of de veiligheid van goederen, om maar wat te noemen.
Ten derde is het daarom noodzakelijk dat de instanties voor consumenten- en concurrentiebescherming in de EU-landen gebruik maken van de instrumenten die ze tot hun beschikking hebben om sneller en effectiever op dergelijke situaties te reageren en niet alleen gevaarlijke producten, maar ook hun fabrikanten of importeurs van de markt te verwijderen.
Ten vierde en laatste moet de Europese Unie, tijdens de lopende onderhandelingen onder auspiciën van de WTO met betrekking tot de uitbreiding van de toegang tot de Europese markt, van derde landen eisen dat ze de regels voor eerlijke concurrentie in acht nemen, en in het bijzonder de volledige fabricagekosten opnemen in de prijzen van de producten, berekend volgens de Europese normen.
Heide Rühle (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik heb in de commissie al gezegd dat we uw inspanningen waarderen en dat we u bedanken voor uw inspanningen.
Niettemin tonen enkele van deze zaken aan dat er iets mis is. Als u bijvoorbeeld wilt waarschuwen voor magneten, toont dat alleen maar aan dat de Richtlijn Speelgoedveiligheid niet voldoet. De Richtlijn Speelgoedveiligheid is helaas gebaseerd op de nieuwe aanpak. De nieuwe aanpak houdt in dat de equivalente standaardisatiecommissies actief zijn. Helaas zijn de standaardisatiecommissies niet actief geweest op het gebied van magneten, evenmin als op het gebied van kankerverwekkende stoffen. Slechts drie kankerverwekkende stoffen zijn op dit moment verboden; de rest niet. We moeten bij het herzien van de Richtlijn Speelgoedveiligheid met spoed controleren of deze nieuwe aanpak werkelijk de juiste manier is en of het niet veel belangrijker is dat de Europees wetgevers nu meteen normen vastleggen voor de speelgoedsector, want speelgoed is vooral bedoeld voor kinderen en kinderen hebben speciale bescherming nodig. Ik doe een beroep op u om nogmaals te controleren of de nieuwe aanpak wel de juiste manier is en of we geen andere aanpak nodig hebben bij het herzien van de Richtlijn Speelgoedveiligheid.
Ik wil er ook op wijzen dat we de verantwoordelijkheid van de importeurs hebben onderstreept bij de herziening van het productpakket. Deze importeurs moeten hun verantwoordelijkheden serieus nemen. Ik hoop dat u en de Commissie dit ook zullen steunen in de trialoog. Importeurs moeten op dezelfde manier verantwoordelijk worden gehouden als fabrikanten.
Nog een laatste punt: de lidstaten. Hier zien we dat de Richtlijn Productveiligheid eenvoudig te zwak was. De lidstaten moeten worden gedwongen hier toezicht op te houden en ze moeten worden gedwongen om bepaalde producten daadwerkelijk gefaseerd uit te bannen. Helaas worden niet al deze producten daadwerkelijk gefaseerd uitgebannen.
Iliana Malinova Iotova (PSE). - (BG) Mevrouw de commissaris, Er zijn diverse redenen voor mijn vraag van vandaag. De eerste is uw antwoord tijdens de bespreking van dit onderwerp in de Commissie IMCO, dat naar mijn mening te algemeen was. De tweede is de schriftelijke vraag die ik al heb gesteld en waarop ik vandaag een antwoord hoop te ontvangen, samen met de andere antwoorden. En de derde reden is de volgende: ik wil specifiek uw aandacht vragen voor het Verslag Christensen dat is aangenomen in 2005 over de integratie van de nieuwe lidstaten in het stelsel van consumentenbescherming dat hoort bij het interne marktstelsel in de Europese Gemeenschap. Het verslag bevat aanbevelingen aan de Europese Commissie om speciaal aandacht te besteden aan de nieuwe lidstaten, waar mijn land er een van is.
Ik wil graag mijn persoonlijke mening geven, namelijk dat ondanks de inspanningen die de Commissie op dit gebied heeft verricht, slechts drie procent van de Bulgaarse burgers zich beschermd voelt als consument. Mijn specifieke vraag luidt daarom als volgt: wat heeft de Europese Commissie gedaan om de veiligheid te garanderen van het Chinese speelgoed dat tijdens de kerstvakantie is verspreid op de markten van de nieuwe lidstaten, gezien hun relatief zwakkere stelsel van consumentenbescherming?
Vicente Miguel Garcés Ramón (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil niet dramatisch doen, maar we hebben hier te maken met een probleem dat de hele Unie aangaat. Om maar een voorbeeld te geven: elke dag komen 40 000 containers goederen Spanje binnen; vele duizenden daarvan bevatten speelgoed.
We vragen ons af of het stelsel van geautoriseerde marktdeelnemers, dat op 1 januari 2008 zal worden geïntroduceerd, daadwerkelijk effectieve maatregelen mogelijk zal maken om de handelsactiviteiten die de gezondheid van kinderen in gevaar brengen, en die al zo vaak zijn veroordeeld, aan te pakken.
In zijn resolutie van 26 september over de veiligheid van producten en in het bijzonder speelgoed, heeft het Europees Parlement de Commissie en de lidstaten met klem verzocht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat consumentengoederen geen risico vormen voor de gezondheid.
Het is tijd om haast te maken met de aanneming van de noodzakelijke maatregelen om de resolutie van het Europees Parlement ten uitvoer te leggen. We moeten de controle van en het toezicht op de genoemde markten verbeteren. In een tijd van globalisering, is speelgoed niet zomaar een categorie producten. Zonder controles, zullen de incidenten die al herhaaldelijk zijn gemeld zich herhalen; steeds opnieuw komt commerciële dumping voor, net als de kans dat de gezondheid van consumenten, in het bijzonder kinderen, ernstig wordt geschaad.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen door antwoord te geven op de vraag van mevrouw Thyssen over wat we doen om onze positieve invloed op de Chinese markt te vergroten. Als we succesvol willen zijn, zou Europa zijn rol als banierdrager moeten ontwikkelen, en dat is precies wat we proberen. Het Chinees RAPEX-systeem biedt de Chinese autoriteiten toegang tot bijzonderheden betreffende de gevaren aangetroffen bij Chinese producten die in Europa verkocht zijn, en dit is voor hen een zeer waardevolle informatiebron.
China is op dit moment bezig met het instellen van een eigen nationaal snelle waarschuwingssysteem, een kopie van het Europese systeem. Dit is werkelijk een grote stap voorwaarts voor productveiligheid op wereldniveau. De snelle overdracht van informatie naar plaatselijke kantoren wordt hierdoor mogelijk, als het goed is al vanaf eind dit jaar. Als deze ontwikkeling zich voortzet volgens plan, dan kan Europa zichzelf aan het eind van het jaar feliciteren met een geweldig succes, omdat het dan een rolmodel is geweest voor de Chinese autoriteiten.
Ik zou ook willen benadrukken dat volgend jaar voor mij heel intensief zal zijn in het kader van de uitwerking van een memorandum van overeenstemming met China, aangezien het huidige memorandum, dat sinds 2006 van kracht is, begin 2009 zal aflopen. Dit zal een zeer concrete taak voor de Commissie zijn.
Velen van u hebben verwezen naar de speelgoedrichtlijn. Ik kan geen commentaar geven op iets dat onder de verantwoordelijkheid van vicevoorzitter Verheugen valt, aangezien de speelgoedrichtlijn deel uitmaakt van zijn portefeuille, hoewel we uitstekend samenwerken. U moet zich er echter wel bewust van zijn dat een herziening van de speelgoedrichtlijn aanstaande is en zeer spoedig gepresenteerd zal worden. Alvorens voor u te verschijnen heb ik navraag gedaan bij de diensten van commissaris Verheugen en bij hem persoonlijk, en daarom weet ik dat deze richtlijn spoedig door de Commissie zal worden besproken. Ik weet zeker dat zijn diensten hier keihard aan werken.
Er vindt geen vermenging plaats van onze beide benaderingen – van de industriële benadering, waartoe de speelgoedrichtlijn behoort, en de benadering waarop ik mijn activiteiten baseer, die een richtlijn algemene productveiligheid omvat. Ik kan u verzekeren dat dit onderscheid binnen de Commissie zeer duidelijk is.
Dat is precies wat we proberen te bereiken met de nieuwe aanpak – het in stand houden van deze twee soorten toezicht, parallel aan elkaar. De ene soort houdt zich bezig met de eisen aan speelgoed als industrieel goed en de andere, onafhankelijk van en boven op die inspanningen, behelst voortdurend toezicht op de veiligheid van het speelgoed voor onze kinderen. Een goed voorbeeld zijn de magneten die gebruikt worden voor speelgoed. Deze vallen nu onder de richtlijn algemene productveiligheid. We kunnen controles uitvoeren, gevaarlijke producten verbieden en nieuwe normen opleggen, terwijl het speelgoed wordt voorzien van een waarschuwing in afwachting van het voorstel.
Er zal waarschijnlijk sprake zijn van normalisatie, en een verbod op bepaalde gebruiksvormen van magneten. Deze aanpak is dus juist gebaseerd op het vullen van het veiligheidsgat, middels een daadwerkelijke algemene richtlijn productveiligheid. Dit geeft bij uitstek aan waarom we de twee benadering bijeen moeten houden.
Ik heb een begin gemaakt met het antwoord op de vraag van mevrouw Rühle betreffende magneten. Het college zal zich buigen over mijn voorstel om een gerichte maatregel aan te nemen om specifieke waarschuwingen op magnetisch speelgoed te verplichten, en dit zou het gat vullen tot de relevante normen dit gevaar op gepaste wijze aanpakken. Zoals u weet duurt deze procedure vrij lang, maar daarmee heeft de Commissie niets uit te staan. Het gaat hier om wetgeving met betrekking tot de manier waarop wij onze normen uitvoeren, die wij simpelweg volgen.
Ik zou even willen stilstaan bij de mening die mijnheer Matsakis heeft uitgesproken. Mijn verweer is vrij simpel, omdat deze mijns inziens al zeer afdoende is verwoord door mevrouw Harbour. Ik denk niet dat gevaarlijke producten een paspoort hebben, en we moeten reageren op gevaar waar dat gevaar ook maar vandaan komt. Ik wil u er graag op attenderen dat, ondanks dat 50 procent van het gevaarlijke speelgoed in Europa uit China komt, ik verbaasd ben dat we de afkomst van de andere 50 procent niet besproken hebben. Ik moet u vertellen dat 30 procent van al het gevaarlijke speelgoed juist uit Europa komt. Daarom sta ik echt op veiligheid, zonder te letten op paspoorten. We moeten nogmaals stilstaan bij hoe belangrijk vertrouwen is voor onze markten. Ik ben niet bereid die verantwoordelijkheid uit handen te geven.
In artikel 1 van de richtlijn algemene productveiligheid wordt gesteld dat alle fabrikanten alleen maar veilige goederen dienen te produceren, en dat degene die een product voor het eerst op de markt brengt – of dat nu de invoerder, de handelaar of de fabrikant is – de veiligheid van speelgoed moet controleren en aansprakelijk is.
De vraag van mevrouw Iotova zou ik graag in het Bulgaars beantwoorden omdat zij hem in die taal gesteld heeft.
(BG) Mijn antwoord was zeer specifiek naar de maatstaven van de Commissie. Wat we het afgelopen jaar hebben gedaan, was bedoeld om de wetgeving te verbeteren. Ja, een deel van deze wetgeving heeft betrekking op industriële goederen en valt onder de portefeuille van een andere commissaris, maar we werken samen aan een aantal zaken. Sommige van de gestelde vragen hadden ook betrekking op de REACH-richtlijn die ook niet tot mijn portefeuille behoort, maar ook hier doen we wat nodig is om de veiligheid te garanderen op basis van de bestaande wetgeving.
Er hebben veel bijeenkomsten plaatsgevonden met alle belanghebbenden in het proces – fabrikanten, bevoegde nationale autoriteiten, detaillisten en talloze niet-gouvernementele organisaties.
Verder wil ik u zeggen dat we geen oordelen vellen en de landen niet verdelen in oude en nieuwe lidstaten. De veiligheid van goederen is voor oude en nieuwe leden even belangrijk. Ik wil u geruststellen: voor de toetreding van de twaalf nieuwe landen waren er enkele oude lidstaten die ernstige problemen hadden en ik ben niet van plan die in de steek te laten. Natuurlijk is de verantwoordelijkheid van de Commissie als het gaat om de tenuitvoerlegging van de wetgeving, in het bijzonder in de nieuwe lidstaten, iets wat zij zeker na aan het hart ligt. Wat ik daarom doe in de nieuwe lidstaten is meer praten met de autoriteiten, meer aandringen op een nationale begroting voor de ontwikkeling van markttoezichtsautoriteiten.
Ik kan u vertellen, mevrouw Iotova, dat de Bulgaarse markt 180 inspecteurs heeft. Gisteren, of liever gezegd eerder vanochtend, heb ik gesproken met alle deelnemers aan de veiligheidsketen en we hebben het “Kerstpact” gesloten, waarbij fabrikanten op Europees niveau en handelaren en overheidsinstanties in Bulgarije betrokken zijn. Na de dringende besprekingen die ik heb gevoerd met het Ministerie van Economische Zaken in Bulgarije, zijn de inspecties verviervoudigd. Ik zal daarom op deze manier te werk blijven gaan en net als de vorige keer wil ik deze plenaire vergadering opnieuw uitnodigen dit samen te doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat we dan meer succes zullen boeken.
lid van de Commissie. – (EN) Ik zou willen afsluiten zoals ik begon, door te zeggen dat al onze maatregelen passend moeten zijn en gebaseerd op solidariteit en subsidiariteit, die ons extra kracht zullen geven om dit zeer belangrijke probleem op te lossen.
Ik heb aandachtig naar u allen geluisterd, naar uw vriendelijke woorden en uw aansporingen om ons werk beter te doen. Als er op een bepaald moment specifieke kwesties zijn die u met mij wenst te bespreken, ben ik graag bereid om dit te blijven doen.
De Voorzitter. − Ik wil de commissaris bedanken evenals alle andere collega’s die tijdens het debat hebben gesproken.
Ik zou een kleine anekdote willen vertellen: enkele jaren geleden kreeg mijn oudste dochter een pop cadeau die gemaakt was in China. Het hoofdje kon eraf en aan de binnenkant was er een kleine rubberen knopje om het hoofd op te zetten, en degene die dit speelgoed had gemaakt had er een klein gezichtje op getekend; maar het was geen blij gezichtje, het was een heel verdrietig gezichtje, en degene die dit gedaan had wilde iets zeggen over de omstandigheden waarin hij of zij werkt. Dus ik ben blij dat ik vanavond de kans heb om dit openbaar te maken.
Het debat is gesloten.
20. Brandveiligheid van hotels (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie over brandveiligheid van hotels, van Glyn Ford, Giles Chichester, Graham Watson, Arlene McCarthy, Peter Skinner, Baroness Nicholson of Winterbourne, Elizabeth Lynne, Sarah Ludford, Toine Manders, David Martin, Glenys Kinnock, Claude Moraes, Erika Mann, Alexandra Dobolyi, Ana Maria Gomes, Robert Evans, Christopher Heaton-Harris, Reino Paasilinna, Marianne Mikko, Stephen Hughes, Stavros Lambrinidis, Malcolm Harbour, Bill Newton Dunn, Catherine Stihler, Sérgio Sousa Pinto, Jan Andersson, Linda McAvan, Luisa Morgantini, Jan Marinus Wiersma, Harlem Désir, Jo Leinen, Zita Gurmai, Caroline Lucas, Brian Simpson, Barbara Weiler, Christel Schaldemose, Neena Gill, Benoît Hamon, Michael Cashman, Udo Bullmann en Corina Creţu (O-0066/2007 – B6-0385/2007).
Glyn Ford, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de kwestie van brandveiligheid is belangrijk voor de Europese Unie en haar burgers. In het Verdrag van Rome is een basisbeginsel opgenomen van vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Met betrekking tot personen hebben we veel nadruk gelegd op gezondheids- en veiligheidskwesties op de werkplek en op consumentenbescherming.
Echter, terwijl de mobiliteit van het bedrijfsleven en werkkrachten, naast toerisme, cruciaal is voor ons economisch welzijn en concurrentiestreven opgenomen in het Verdrag van Lissabon, zijn we niet in staat tot iets eenvoudigs, zoals garanderen dat Europese burgers, in de hoedanigheid van consumenten of werkkrachten, in gelijke mate veilig zijn voor brandgevaar als ze verblijven of werken in hotels in de EU-lidstaten.
De Unie is bevoegd op het gebied van gezondheid en veiligheid. We dringen grasmaaierlawaai terug maar niet het gevaar van verbrandingsdood. Consumentenbescherming houdt in dat we ons bezig houden met de veiligheid van liften en roltrappen maar niet met de veiligheid van hotels. De commissaris heeft zojuist gezegd dat onze maatregelen passend zijn. Ik vraag me af of zij het passend vind dat er geen actie is ondernomen inzake veiligheid in hotels.
Sproei-installatiesystemen zijn zeer doeltreffend en blussen of beheersen 99 procent van branden in een vroeg stadium. Voor zover wij weten is niemand ooit omgekomen in de EU in een hotel dat volledig van sproei-installaties was voorzien. Er zijn echter sinds 2003 alleen al meer dan 60 personen omgekomen in de EU bij branden in hotels waar geen sproei-installaties aanwezig waren.
Spijtig genoeg vonden drie van hen deze zomer de dood in mijn eigen kiesdistrict, in Penhallow Hotel in Newquay, Cornwall, waar een brand niet onder controle kon worden gebracht omdat er geen sproei-installaties waren. Een van de slachtoffers was een gehandicapte vrouw die er niet in slaagde om zonder hulp het gebouw uit te komen. Wat doet de Commissie om mensen zoals zij te beschermen?
De Commissie zal zich op subsidiariteit beroepen. Kom op zeg! Hoeveel mensen zijn er in de EU omgekomen door grasmaaierlawaai of liftongevallen sinds 2003? Maar toch vond de Commissie het nodig om de bevoegdheid van lidstaten op deze gebieden in te trekken.
Brandvoorschriften inzake de aanwezigheid van sproei-installaties lopen sterk uiteen in de EU, waarbij Hongarije waarschijnlijk de beste heeft en Frankrijk, waar recentelijk de meeste dodelijke slachtoffers zijn gevallen, er helemaal geen heeft.
Sommige verstandige Europese hotelketens, zoals de Accor Group, voorzien nieuwe hotels nu van sproei-installaties en volgen zo het voorbeeld van de Amerikaanse ketens Hilton, Marriott en Sheraton.
Maar het volstaat niet om deze kwestie aan zelfregulering over te laten. Ten minste één federale staat vindt subsidiariteit geen excuus voor het ontbreken van maatregelen. De wetgeving van de VS schrijft voor dat alle nieuwe hotels moeten zijn voorzien van sproei-installaties. Het is zelfs zo dat federale werknemers hun onkosten niet vergoed krijgen als ze tijdens zakenreizen niet in hotels met sproei-installaties verblijven.
Wij roepen de Commissie derhalve op om de mogelijkheid te bekijken van de invoering van een richtlijn die een minimumvoorziening garandeert in alle lidstaten, waarbij alle nieuwe hotels met meer dan 20 bedden volledig van sproei-installaties voorzien moeten zijn en bestaande hotels met meer dan 20 bedden ten minste voorzien moeten zijn van sproei-installatiebescherming in de gangen en vluchtroutes. Dat zou geen enorme financiële last zijn: het zou minder dan 2 procent extra kosten. Natuurlijk zou er aan bestaande hotels afdoende tijd moeten worden gegeven om aan de richtlijn te voldoen, maar we moeten nu actie ondernemen en niet wachten tot het publiek ons tot actie dwingt in de nasleep van een grote ramp met honderden slachtoffers.
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het ermee eens dat brand een voortdurend gevaar voor de levens van consumenten vormt. In onderzoeken wordt het aantal dodelijke slachtoffers per miljoen inwoners per jaar geraamd op 10,8 in het Verenigd Koninkrijk, 6 in Spanje, 11,8 in Frankrijk, 15,7 in Zweden en 7,3 in Duitsland. Als commissaris voor consumentenbescherming vind ik dit dus een zeer belangrijk aandachtspunt. Dank u dat u onze aandacht vestigt op deze belangrijke kwestie.
Laat mij u herinneren aan het tragische ongeval waarbij een Britse familie in oktober 2006 twee kinderen verloor door koolmonoxidevergiftiging in een hotelkamer op Corfu. Ik heb van u hierover verscheidene brieven gehad. We hebben de Griekse autoriteiten gecontacteerd en zij hebben ons verteld dat de vergunning van het hotel waar het ongeluk plaatsvond onmiddellijk is ingetrokken en dat het sindsdien niet meer in bedrijf is. Ik weet dat er een gerechtelijke procedure plaatsvindt in Griekenland, waarin hopelijk op korte termijn sprake is van een duidelijke uitspraak. Dit is een kenmerkend geval, maar helaas is het niet het enige.
Brandveiligheid in hotels heeft de laatste 20 jaar centraal gestaan in besprekingen met lidstaten.
Eerst de resultaten die tot nu toe bereikt zijn. De aanbeveling van de Raad 86/666/EG inzake brandveiligheid in bestaande hotels heeft geholpen om beveiligingsniveaus te verhogen, met name in landen waar er geen of nauwelijks voorschriften waren.
Bovendien zijn er in de bouwproductenrichtlijn specifieke vereisten inzake brand opgenomen voor alle bouwwerken, met inbegrip van hotels. Verscheidene maatregelen zijn aangenomen om te zorgen voor een gelijke toepassing van deze richtlijn in de lidstaten, zoals een gemeenschappelijk systeem voor de classificatie van brandwerendheid van bouwproducten en een aantal geharmoniseerde Europese normen op het gebied van brandbestrijding, alarmen en waarschuwingssystemen.
Daarnaast zijn de vereisten die opgenomen zijn in de aanbeveling van de Raad die betrekking hebben op de gevaren van elektrische verlichting, ten uitvoer gelegd in de laagspanningsrichtlijn.
Er is desalniettemin nog steeds een lange weg te gaan om alle hotels in Europa even veilig te maken, of ze nu bestaand of nieuw zijn en zonder te letten op omvang en verblijfsvoorzieningen. Zoals we weten, gelden de vereisten voor hotels die minstens 20 kamers hebben.
Tijdens de verschillende besprekingen met de lidstaten heeft de Commissie bemerkt dat er nog geen overeenstemming is bereikt over een gezamenlijk traject voorwaarts voor een EU-brede actie en dat correcte handhaving van nationale wetgeving tot op dit moment de belangrijkste prioriteit is. Jammer genoeg is deze nalevingskwestie inderdaad een probleem dat niet onderschat moet worden.
Daarom heb ik de grotere hotelketens aanwezig in Europa gevraagd om naar Brussel te komen om met mij te vergaderen op 8 februari 2008. Vanzelfsprekend moeten we niet wachten met actie ondernemen totdat de wetgeving van kracht is. We zullen deze kwestie van veiligheid in hotels bespreken en ik zal verslag aan u uitbrengen over de resultaten van deze raadpleging. Als we het samen met het Parlement kunnen doen – als het Parlement deel zou willen nemen aan deze vergadering op 8 februari – bent u meer dan welkom op de vergadering.
De verzameling van EU-brede gegevens en statistieken is een cruciaal punt: door het ontbreken van statistische definities en eensluidendheid in de wijze waarop ongelukken worden geregistreerd in de lidstaten zijn vergelijkingen moeizaam en onnauwkeurig.
Ik zou verder willen gaan met de kwestie van normalisatie. Normalisatie zou veel minder uitwerking hebben zonder wetgevingskader, zoals een Europese richtlijn of zelfs een herziene aanbeveling, met als gevolg het stuklopen van de uiteindelijke doelstelling om brandveiligheid in hotels te garanderen.
Met betrekking tot de kwestie van sproei-installaties: hun doeltreffendheid bij het beperken van de rampzalige gevolgen van brand is grotendeels aangetoond, maar de kosten die aan de installatie en het onderhoud vastzitten, zijn niet per definitie verenigbaar met het soort hotels dat voornamelijk aanwezig is in Europa, zoals kleine familiehotels.
Daarnaast valt het besluit of sproei-installaties of andere brandbestrijdingssystemen verplicht zouden moeten zijn in hotels, onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. Ik ben graag bereid om besprekingen te voeren met de lidstaten en dergelijke maatregelen te steunen als zij bereid zijn om dergelijke stappen te ondernemen.
Naast deze ontwikkelingen op regelgevingsgebied, moet ook worden vermeld dat hotels bezig zijn om zelfregulerende, op prestaties gebaseerde codes en ontwerpmethodes aan te nemen. Ik vind dat hotelketens zoals Accor echt ondersteund zou moeten worden bij hun inspanningen.
De Commissie benadert brandveiligheid in hotels niet alleen als een dienst, maar is ook bezig om, middels een brede strategie inzake brandgevaar, alle producten aan te pakken die veelal aanwezig zijn in hotels en die de meeste kans lopen een brand te veroorzaken of te versnellen. De peilers van een dergelijke strategie zijn de initiatieven voor brandveilige sigaretten, waarover mevrouw McCarthy, de voorzitter van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, ons zeer belangrijke informatie heeft gegeven, de ontvlambaarheid van gestoffeerde meubelen en nachtkleding, en kinderveilige aanstekers.
Ik verheug me op de voortzetting van onze samenwerking inzake deze zeer belangrijke kwestie, die een punt van zorg is voor ons allen.
Ik zou het Parlement en met name de Voorzitter nogmaals willen bedanken omdat we concrete maatregelen aan het nemen zijn met wat op dit moment voorhanden is.
Malcolm Harbour, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mijn collega mijnheer Ford bedanken voor het initiatief om deze vraag ter tafel te brengen, en ik spreek vanavond namens al mijn Conservatieve collega’s die deze medeondertekend hebben, met name Giles Chichester, de pas verkozen leider van de Conservatieve Fractie, in wiens kiesdistrict de afschuwelijke brand plaatsvond waar mijnheer Ford naar verwees. Hij wil dat ik zijn nadrukkelijke betrokkenheid uitspreek bij de urgentie van de vraag die mijnheer Ford ter tafel heeft gebracht.
Voor mij is die urgentie ook zeer duidelijk, omdat de brandkwesties natuurlijk niet alleen betrekking hebben op hotels. Enkele weken geleden was er middenin mijn eigen kiesdistrict, in Warwickhire, een werkelijk vreselijke brand in een fabrieksgebouw, waarbij vier vrijwillige brandweerlieden op tragische wijze om het leven kwamen. Alle resultaten van het onderzoek naar dat tragische voorval zijn nog niet bekend, maar het is duidelijk dat het gebouw verondersteld werd een sproei-installatie te bezitten maar deze niet bezat. Derhalve wil ik de aandacht van de collega’s daar vanavond op vestigen, door misschien even enkele van de bredere kwesties die de commissaris naar voren heeft gebracht, aan te stippen.
De commissaris wees er zeer terecht op dat de bouwproductenrichtlijn, die begin volgend jaar aan onze commissie zal worden voorgelegd, ingaat op kwesties betreffende de brandbaarheid van gebouwen en bouwmaterialen, die naar ik meen opnieuw bekeken zullen worden. En natuurlijk oppert de vraag van mijnheer Ford de hele kwestie van bouwnormen en de mogelijkheden voor brandpreventiesystemen, zoals sproei-installaties.
Ik kan wellicht meer begrip opbrengen voor het standpunt van de commissaris, aangezien ik denk dat we voorzichtig moeten zijn met het proberen een zeer dure eenheidsoplossing op te leggen, vooral in de hotelsector waar voorzieningen enorm verschillen qua omvang en schaal.
Maar het lijkt me wel dat er vooruitgang moet zijn op dit punt en ik ben dan ook zeer verheugd te vernemen dat de commissaris, zoals altijd initiatiefrijk getuige ook het voorgaande debat, al actie heeft ondernomen door enkele van de grotere hotelketens uit te nodigen om met haar te vergaderen. Maar het lijkt mij dat een mogelijke manier om snel vooruitgang te boeken, is door consumenten meer informatie te geven, eensluidend gepresenteerd en met verhoogde bewustwording als resultaat. Zodat ze bij het boeken van een hotel wellicht op internet kijken – en hotels verschaffen nu daadwerkelijk steeds meer informatie over brandpreventie, hoewel ik denk dat dat per land sterk verschilt. Dus misschien is het de moeite waard om de instelling van een soort classificatiesysteem voor hotels, gebaseerd op controles en voorzieningen – bijvoorbeeld een sterrenclassificatiesysteem dat consequent wordt gehanteerd – te suggereren aan en te bespreken met de hoteleigenaren.
Hiermee wordt al gewerkt op andere gebieden, bijvoorbeeld bij motorvoertuigen, waar de Commissie op succesvolle wijze een initiatief voor een sterrenclassificatiesysteem voor auto’s heeft gepromoot. Wellicht kunnen we iets bedenken om zo snel actie te ondernemen en het probleem aan te pakken dat mijnheer Ford heeft geopperd en dat in dit voorstel wordt voorgelegd aan het Huis.
Arlene McCarthy, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals de commissaris weet, hebben we het algemene probleem van veiligheid van diensten meerdere malen besproken. Ik ben zeer verheugd over de bereidheid van de commissaris om serieus te bekijken hoe we de situatie voor de consument kunnen verbeteren.
Ik denk dat er een ernstig gebrek aan consumentenbescherming is binnen de dienstverlening. Wanneer een consument een hotel boekt in de EU voor een zaken- of vakantiereis, kan hij of zij dan zeker zijn dat er veiligheidsmaatregelen worden genomen ter voorkoming van brand of koolmonoxidevergiftiging, of dat het zwembad veilig is voor kinderen om in te zwemmen?
Tegelijkertijd zijn we wel bereid om onze consumenten te beschermen, zoals we hebben gezien bij speelgoed en producten. Wanneer consumenten een dienst gebruiken of aankopen, lijkt consumentenbescherming niet in dezelfde mate aanwezig te zijn.
Desalniettemin nemen veel consumenten aan dat wanneer ze in een hotel verblijven, ze kunnen rekenen op afdoende en zeer elementaire veiligheidsnormen. Maar ze zijn natuurlijk niet afdoende, zoals we hebben gezien.
Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om sproei-installaties of koolmonoxidemelders te plaatsen. Ik denk dat branden en sterfgevallen kunnen worden vermeden met de juiste normen en systemen.
Eerlijk gezegd vind ik het laattijdig – en onvoldoende – om een vergunning in te trekken nadat er kinderen omgekomen zijn, als er in de eerste plaats al nooit een vergunning had mogen worden afgegeven.
We willen de commissaris helpen actie te ondernemen om normen te verbeteren, brandgevaar en sterfgevallen te verminderen en de consument te beschermen, dus laten we inderdaad nadenken hoe we dit het best kunnen verwezenlijken. Het voorstel van mijnheer Harbour voor een classificatiesysteem in de EU is zeker iets waar we naar zouden kunnen kijken, maar dat is iets waar de consument mijns inziens eenvoudig toegang toe moet hebben. Ik vind dan ook dat de hotelsystemen van de reisorganisatoren dat soort informatie moeten melden aan de consument, zodat ik vervolgens kan besluiten niet naar een hotel of vakantiehuis te gaan waar geen veilig zwembad, sproei-installaties of koolmonoxidemelders is.
Mijns inziens kunnen we meer doen voor onze burgers: we kunnen sterfgevallen voorkomen. Ik denk dat we vanavond de aftrap hebben gegeven voor het debat, maar ik geloof wel – en ik denk ook dat de tussenkomsten dat aantonen – dat we aan het begin staan van een campagne voor veiligere diensten, voor de bescherming van de zeer elementaire minimumnormen, en ik hoop dat we in de niet al te verre toekomst verdere vooruitgang kunnen boeken.
Wolfgang Bulfon (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is triest dat er mensen moeten sterven voordat de kwestie van brandveiligheid in hotels eindelijk wordt aangepakt. We weten allemaal dat het niet eenvoudig is om op Europees niveau effectieve brandveiligheidsmaatregelen ten uitvoer te leggen, aangezien bouwverordeningen in de verschillende lidstaten en regio’s zeer verschillend zijn geregeld.
Ik ben ervan overtuigd dat dit probleem alleen kan worden opgelost als er bindende specificaties zijn voor naleving van de brandveiligheidsnormen. Dit is alleen effectief als er verplichte routinecontroles worden uitgevoerd, waarbij logischerwijs het uniforme stelsel van kwaliteitsbeoordelingen moet worden gehanteerd waartoe al wordt opgeroepen in het Parlement.
We mogen natuurlijk niet vergeten dat technische maatregelen altijd kosten met zich meebrengen. Dit kan een zeer grote en vaak onoverkomelijke financiële last zijn voor kleine en middelgrote hotels. In deze omstandigheden zouden de lidstaten brandveiligheidsmaatregelen financieel moeten steunen zodat de gasten verzekerd zijn van de best mogelijke veiligheidsnormen.
Ik wil graag nog één ding zeggen: ik geloof niet dat voor de meerderheid van de hotels in Europa, allemaal kleine en middelgrote hotels, de oplossing kan liggen in onderhandelingen met de grote ketens.
Linda McAvan (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet dat de commissaris zich veel zorgen heeft gemaakt over de kwestie van koolmonoxideveiligheid in hotels gezien de besprekingen die we de laatste maanden hebben gehad hebben gehad over de dood van twee kinderen uit Yorkshire. Ik ben blij dat de commissaris erkent dat de veiligheid van hotels verder gaat dan alleen brandveiligheid. Ik denk dat het soort oplossing dat mevrouw McCarthy suggereerde op de lange termijn de juiste is.
We zouden moeten kijken naar verbeteringen van de veiligheid van diensten maar op korte termijn hoop ik dat de commissaris in februari tijdens de vergadering met hoteleigenaars, waar ik zeer verheugd over ben, met hen kan spreken over de kwestie van koolmonoxideveiligheid. Hier gaat het niet om een enorme kostenpost voor hotelketens omdat je op het internet kunt zien dat de veiligste koolmonoxidemelder 36 GBP kost in het Verenigd Koninkrijk, wat zelfs voor het kleinste hotel of de kleinste onderneming die caravans bezit, niet veel geld is. Ik denk derhalve dat we ondernemingen moeten vragen om deze veiligheidsmaatregelen nu te nemen en niet een aantal jaar te wachten totdat er EU-wetgeving over bestaat.
Het kan niet zo zijn dat gezinnen op vakantie gaan in de verwachting dat ze hun kinderen niet weer mee naar huis zullen nemen, net zoals het niet zo kan zijn dat ze kerstcadeautjes voor hun kinderen kunnen kopen in de verwachting dat die hen schade zullen berokkenen. Ik hoop dan ook van harte dat de commissaris deze kwestie met de hoteleigenaren zal bespreken en verslag zal uitbrengen aan het Parlement over deze zeer belangrijke kwestie.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zeg bij deze toe dat ik deze kwestie zal bespreken tijdens onze vergadering met de toeristische sector. Dit is geen geheim; we hebben u verteld dat deze vergadering in grote mate voortkomt uit ons gesprek en de tragische dood van twee kinderen.
De manier waarop we deze wetgeving kunnen verplichten, maakt deel uit van de mogelijke denkwijze, maar we moeten de bespreking in de Raad echt goed volgen om te zien wat de opinie van de lidstaten is, en een goede balans vinden tussen hetgeen dat enkele lidstaten reeds doen – zij hebben in zekere zin een voorsprong – en wat ze bereid zijn te doen op het niveau van dwingende communautaire maatregelen.
Ik ben er absoluut van overtuigd dat we de veiligheid van diensten moeten aanpakken, sterker nog, ik heb dit opgenomen in de strategie voor consumentenbescherming 2007-2013. De 21e eeuw is er niet een van productie. De 21e eeuw zal mijns inziens veel meer de eeuw van diensten zijn, en daarom ben ik overtuigd dat we deze kwesties moeten aanpakken vanuit het concept van veiligheid van diensten, waarbij we goed moeten kijken op welke gebieden wetgeving nodig is, meer moeten vertrouwen op zelfregularisatie – die op erg nuttige wijze verbeterd kan worden – en op een zo goed mogelijke manier moeten samenwerken met lidstaten, die uiteindelijk ondersteuning zullen bieden als deze wetgeving wordt goedgekeurd.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
21. Europees verbintenissenrecht (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie over een gemeenschappelijk referentiekader voor Europees verbintenissenrecht van de heer Gargani, namens de Commissie juridische zaken (O-0073/2007 - B6-0386/2007).
Rainer Wieland, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het is geen geheim dat we al eens hebben gefaald met uitgerekend zo’n ambitieus en noodzakelijk project: een Europees Burgerlijk Wetboek. Dit houdt ook zeker verband met het feit dat sommige rechtsstelsels hier in de Europese Unie moeite hebben met geschreven recht. Het houdt ook vrijwel zeker verband met andere stelsels die problemen hebben met het idee dat op zichzelf staande regels over verwante thema’s in zekere mate worden gecombineerd en beslissend en uitvoerig genoeg worden beheerd en dat grondregels niet tussen haakjes worden gezet. De moeilijkheden houden ook verband met het feit dat we in de Europese Unie weliswaar gemeenschappelijke wortels hebben, maar dat deze zich in de loop van de tijd verschillend hebben ontwikkeld, waarbij sommige zijn begraven en andere zijn opgeofferd aan een willekeurige interpretatie ten gunste van de geldende politiek.
Zoals de eerste president van de Bondsrepubliek Duitsland, Theodor Heuss, in 1956 zo treffend zei – en denkt u eraan dat hij een liberaal was – Europa is gebouwd op drie heuvels: Golgotha, de Akropolis in Athene en het Capitool in Rome. De Akropolis is hier het symbool voor de Griekse geleerdheid, die met haar grote filosofen en politiek denkers de kern van onze democratieën en staatsvorming heeft gevormd. Golgotha staat voor de sociale en morele waarden van Europa, die zijn doorgedrongen tot elk aspect van ons leven, van familiegevoel tot mensenrechten. Het Capitool symboliseert het Romeins recht, dat ons op weg helpt naar de rechtsorde en een gevoel van gerechtigheid.
Maar zoals gezegd hebben onze juridische praktijken dezelfde wortels, maar zijn ze uit elkaar gegroeid – vaak zo ver dat de wortels niet meer herkenbaar zijn. De enige basis van deze Europese Unie lijkt de interne markt te zijn. Volgens sommigen kunnen alle rechtstradities van de natiestaten blijven bestaan. Dat is echter absoluut niet realistisch en strookt ook niet met onze ervaringen in het leven, want we leven in een steeds kleinere, sneller veranderende en communicatievere wereld. Hoe beter we de vier evangeliën van de interne markt uitspellen – het vrij verkeer van mensen, goederen, kapitaal en diensten – hoe beter we ze democratisch en tegen een achtergrond van Europese morele concepten kunnen uitdrukken en hoe duidelijker het wordt dat dit allemaal geen waarde heeft als we dit niet kunnen toetsen aan de rechtsorde en gerechtigheid, tussen individuen onderling en tussen individuen en de controle van de staat.
We hebben al een keer gefaald, toen het IJzeren Gordijn viel in Europa en de landen vroegen: hebben jullie een wet voor ons? Misschien was dat begrijpelijk in het licht van de overtuiging dat restanten van nationale rechtstradities in elk geval konden blijven bestaan in een Unie die alleen unaniem kon onderhandelen. We mogen echter niet nogmaals falen. Dit is misschien wel de grootste uitdaging naast de taalkwestie. Hoe duidelijker we zijn in het uitspellen van onze interne markt, hoe duidelijker de basisbehoefte aan de eenheid van recht, niet alleen verticaal, maar ook horizontaal over het gehele continent.
We zijn vooruitgegaan. We hebben nu al concurrentie in de rechtsstelsels. Het zou goed zijn, en we zouden genoeg tijd hebben, als dit niet de externe realiteit was. Conflicten tussen Europeanen werken alleen in het voordeel van degenen die machtig zijn en al overbodige rechtsstelsels hebben. We zijn geen gezin met broers en zussen die zo hard ruziën dat de vonken ervan af vliegen, maar we zijn verenigd tegen uitdagingen van buitenaf. We laten ons niet aan de kant zetten door uitdagingen van buitenaf. Ons niet bewust van de wereld – geobsedeerd door onszelf. Mensen willen dus wel eenheid, ook al levert dat dan een probleem op met de individuele regelgevingen. Angsten worden gecreëerd op basis van de macht van nationale beleidslijnen om doctrines van eigenbelang te scheppen – een strategie die de historische dimensies op een continentale schaal dreigt te laten instorten.
We moeten overeenstemming bereiken, want anders houden we zelf uiteindelijk niets over. Aangezien het grote plan niet is gelukt, moeten we het eens worden over wat wel mogelijk is. Het gereedschap is dus goed, het referentiekader is dus goed, en dus is het goed om uit te zoeken wat mogelijk is en misschien ook nog wel iets meer. Het Europees Parlement is het dus grotendeels eens en heeft dit meerdere malen kenbaar gemaakt in zijn resoluties. We willen derhalve van de Commissie hoe ambitieus zij is om dit doel te bereiken. Daarom stellen we zulke vragen.
Het continent en zijn bevolking vereisen een uniforme rechtsorde, ten minste in de vorm … op zijn minst in wat juristen het algemene deel noemen. We kunnen hierop voortbouwen; we hebben gerechtigheid nodig als het gaat om een evenwichtig compromis van legitieme belangen, we hebben snelheid nodig, recht in het publieke domein en recht dat voor iedereen begrijpelijk is. Ook al hebben we het nu alleen over verbintenissenrecht, de noodzaak van actie op andere terreinen is duidelijk: familierecht, erfrecht, bestuursrecht – ja, zelfs strafrecht. Het is de methode die wordt beproefd in wat de Commissie nu start. De methode zal in essentie de bepalende factor zijn voor het beantwoorden van de vraag hoe veel, hoe snel en hoe goed we kunnen reageren op de overduidelijke uitdagingen. Veel van ons in de hele wereld wachten op een succesvol voorbeeld en veel mensen verwachten dat we daar niet in zullen slagen.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is niet verrassend dat deze vraag zoveel aandacht krijgt, omdat het werkelijk een bepalende en zeer belangrijke kwestie is.
De gehele Commissie is zeer verheugd over de belangstelling voor het gemeenschappelijk referentiekader (CFR) van het Parlement.
In haar tweede voortgangsverslag heeft de Commissie aangekondigd dat nadat onderzoekers een ontwerp-CFR hebben gepresenteerd, de Commissie zorgvuldig die onderdelen van het ontwerp zal selecteren die aansluiten op de gemeenschappelijke wetgevingsdoelstellingen. Zoals we weten door het besluit, moet het ontwerp-CFR eind dit jaar gereed zijn.
Het selectieproces zal plaatsvinden onder raadpleging van de andere instellingen, met inbegrip van het Parlement en aandeelhouders en ik denk dat het Parlement, dat hier veel deskundigen heeft, zoals gebruikelijk een grote rol zal spelen.
De Commissie heeft nog niet besloten hoe ze te werk zal gaan bij het selecteren van die onderdelen van het ontwerp-CFR die in het uiteindelijke CFR van de Commissie worden opgenomen, aangezien dit besluit mede afhangt van de inhoud van het ontwerp-CFR dat de onderzoekers zullen uitwerken. Ook heeft de Commissie nog niet besloten op welke onderwerpen van het EU-acquis inzake verbintenissenrecht het CFR betrekking zou moeten hebben.
Bij het nemen van dit besluit zal de Commissie ook de inhoud van het ontwerp-CFR laten meewegen, dat nu nog niet voorhanden is, alsmede de resultaten van de nieuwe CFR-workshops en het standpunt van het Parlement en de Raad.
De Commissie heeft echter verscheidene malen duidelijk gesteld dat het CFR niet een grootschalige harmonisatie van privaatrecht of een Europees wetboek zal zijn. Het vervolg van het groenboek zal als resultaat van de herziening van het acquis inzake het verbintenissenrecht voor consumenten niet afhangen van de resultaten van het CFR, dat een project op langere termijn is en apart wordt uitgevoerd.
De Commissie zal ervoor zorgen dat de voor het CFR geselecteerde (en mogelijk gewijzigde) onderdelen van het onderzoeksontwerp zowel onderling als met het vervolg van het groenboek samenhang vertonen.
Al dit voorbereidende werk zal in nauwe samenwerking worden uitgevoerd door de betrokken directoraten-generaal van de EU.
Met betrekking tot consumentenkwesties hebben mijn diensten de respectievelijke workshops reeds uitgevoerd en de resultaten bestudeerd. De resultaten dienen al als een beginpunt voor de herziening van het acquis inzake verbintenissenrecht voor consumenten, en dit was zeer nuttig.
Mijn medecommissaris, mijnheer McCreevy, heeft onlangs twee workshops gegeven, over informatievereisten in de wetgeving inzake financiële diensten en over oneerlijke mededingingsvoorschriften voor business-to-business-contracten (“B-to-B”) tussen bedrijven.
Met betrekking tot algemeen verbintenissenrecht zijn de diensten van vicevoorzitter Frattini van plan volgend jaar verschillende workshops te organiseren.
De Commissie begrijpt volledig dat het Parlement op de hoogte van en betrokken bij het lopende werk aan het CFR wil blijven. We zijn verheugd over de betrokkenheid van het Parlement bij het CFR-proces. Naast de raadpleging die ik eerder al vermeldde, zal de Commissie het Parlement op de meest gepaste wijze op de hoogte blijven houden van de ontwikkelingen, vooral middels de parlementaire werkgroep die zich bezighoudt met het CFR.
Ik zou willen afsluiten door het Parlement te bedanken voor zijn ondersteuning van het werk van de Commissie aan dit belangrijke dossier. Ik weet dat een van de belangrijkste evenementen in 2006 – als ik het goed heb – plaatsvond in Wenen, en dat de resultaten van die conferentie een grote inspiratie vormden voor ons werk.
Klaus-Heiner Lehne, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik u hartelijk danken voor uw inzet op dit gebied. Daaraan is de grote vooruitgang in de ontwikkeling van dit project in de afgelopen maanden te danken. Dit is het moment waarop ik wil zeggen dat ik dit project zie als het belangrijkste van de gehele zittingsperiode, hoewel het in wezen een project ter voorbereiding op de wetgeving is en geen wetgevingsproject.
Natuurlijk hebben wij als Parlement een enorms belang – en dat is ook de voornaamste reden waarop deze schriftelijke vraag vandaag opnieuw is ingediend – bij het feit dat we heel bewust de druk op de ketel houden en de discussie gaande houden, niet alleen op het niveau van de werkgroep die we hebben opgericht en op commissieniveau, maar ook hier met u in de plenaire vergadering. Het is daarom ook belangrijk dat we het vandaag op de agenda hebben geplaatst.
We willen ook iets van u weten – u kunt nog steeds niet veel zeggen over de definitieve planning – omdat het vanuit het perspectief van het Parlement natuurlijk, met het oog op de komende verkiezingen in 2009, significant is voor onze strategie voor het blijven omgaan met het referentiekader. In de loop van het komende jaar komt er een voorlopige ontwerptekst, maar een definitieve tekst is er pas in april 2009. In elk geval pas zo laat dat het waarschijnlijk niet meer mogelijk zal zijn om de inhoud binnen deze zittingsperiode diepgaand te behandelen en daarom zal het volgende Parlement dat moeten doen in de volgende ambtstermijn.
Ik wil nogmaals heel duidelijk benadrukken dat wij vinden dat het referentiekader, als het door de Commissie wordt aangenomen en wordt opgenomen in het raadplegingsdocument, niet uitsluitend mag verwijzen naar onderwerpen binnen het verbintenissenrecht, en het Parlement heeft voortdurend met grote meerderheid duidelijk gemaakt dat dit verder moet gaan dan het raamwerk van puur verbintenissenrecht om het gewenste effect te hebben.
We willen ook specifiek kunnen nadenken over de mogelijkheid om vervolgens de vele problemen die we binnen de interne markt hebben op te lossen in de vorm van een optioneel instrument voor grensoverschrijdende ondernemingen.
Op dit moment hebben we een situatie waarin we moeten leven met een vrolijk naast elkaar bestaan van het oorsprongslandbeginsel en het bestemmingslandbeginsel naast de vele richtlijnen en Europese wetgevingsbesluiten met wel 28 rechtsstelsels, die allemaal gelijktijdig moeten worden toegepast – afhankelijk van de omstandigheden. Dit werkt in de praktijk niet, want niemand – geen enkele advocaat, rechter of officier van justitie – heeft kennis van alle 28 Europese rechtsstelsels.
Tegen deze achtergrond kan één optioneel instrument een instrument zijn dat daadwerkelijk de interne markt opent, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen, evenals voor de consument, en elke mogelijkheid in de interne markt opent. Alle activiteiten van de Commissie en het Parlement zouden gericht moeten zijn op het open houden van deze optie zodat hierover in de volgende zittingsperiode een definitief besluit kan worden genomen.
Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat we hier, op dit late uur, discussiëren over het gemeenschappelijk referentiekader, is een indicatie dat in elk geval degenen van ons die hier zijn veel belangstelling hebben voor het onderwerp, en de commissaris heeft zelf aangegeven dat zijn en andere commissarissen geïnteresseerd zijn in de kwestie.
Ik denk, zoals wij allemaal, dat de procedure die de Commissie hanteert de juiste is. Voordat er een codificatieproject wordt gestart, is het belangrijk dat we de elementen ervan begrijpen vanuit een academisch perspectief, en dat we ervan overtuigd zijn dat het initiatief geweldig is: we mogen niet zomaar wetgevingsvoorstellen indienen zonder er eerst goed over nagedacht te hebben. Ik denk dat het resultaat heel goed kan zijn.
Maar met betrekking tot de tweede fase, waar we ons nu mee bezig houden, aangezien enkele leden van het EP werken of deelnemen aan de parlementaire groep die toezicht houdt op het gemeenschappelijk referentiekader, constateren we dat er nu blijkbaar zo veel materiaal bijeen is gebracht dat een selectie moeilijk word. Mijn collega, de heer Lehne, had het over het tijdelijke kader; met andere woorden, hoewel het codificatieproject een langetermijnproject is, is het niettemin nuttig als we alvast beginnen te kijken naar de richtsnoeren voor het project.
Het idee van een kaderrichtlijn over dit onderwerp lijkt me een goed uitgangspunt. Het is in elk geval duidelijk dat wat we de afgelopen jaren hebben gedaan om te komen tot harmonisatie door middel van procedures, wetgeving en de erkenning en handhaving van vonnissen nuttig is, maar grote beperkingen kent.
Europees recht in het algemeen en verbintenissenrecht in het bijzonder kan alleen worden ontwikkeld door bepaalde beginselen vast te leggen. Ik denk dat het Parlement als instelling een prachtig instrument zou kunnen zijn voor de Commissie, omdat de verschillende rechtsstelsels en de verschillende nationale wetgevingen hier vertegenwoordigd zijn, en dat het een uitstekend referentiekader zou kunnen zijn om te zien in welke mate de harmonisatievoorstellen uiteindelijk gaan botsen met de nationale rechtsstelsels.
De harmonisatie van de Europese Unie is behoorlijk lastig om redenen die we allemaal kennen, maar de juiste procedure is die die wordt gevolgd door de Commissie, met deze eerste academische fase en een tweede wetgevingsfase.
Wat we op dit moment zeggen tegen de Commissie is dat wij in het Parlement een zekere mate van tijdsdruk voelen, omdat de Europese integratie al bezig is: Europese burgers hebben dagelijks te maken met praktische problemen die alleen kunnen worden opgelost met harmonisatie van de wetgeving. Deze praktische problemen zijn door de commissaris zelf in aanmerking genomen toen zij haar voorstellen voor de harmonisatie van verbintenissenrecht op het gebied van consumentenbescherming presenteerde, wat slechts een van de aspecten is, maar wel een vrij belangrijk aspect, omdat we kort gezegd in de Europese Unie allemaal consumenten zijn en dat is in zekere mate een uitstekend beginsel om actie te ondernemen.
Ik denk niet dat het een kwestie is van het scheppen van een zuiver theoretisch gemeenschappelijk referentiekader. Specifieke zaken zijn voor zover mogelijk, het meest nuttig. Mijn collega de heer Lehne had het over het instellen van een soort optioneel document. Het model zou vergelijkbaar zijn met de Uniform Commercial Code in de Verenigde Staten, die is beschreven als de minst uniforme code van allemaal, die de minste kans biedt op unificatie. Dit is een mogelijkheid, maar het belangrijkste is misschien wel te bekijken welke beginselen door alle rechtsstelsels kunnen worden erkend, en die informatie hebben we pas als we de gegevens die de academici ons hebben gegeven, hebben bestudeerd en beschouwd.
Daarom, commissaris, denk ik dat het Parlement een goede samenwerkingspartner zal zijn in de verdere ontwikkeling van deze wetgeving en hier hebben we al een zekere mate van ongeduld om aan het werk te gaan, zodat we in de laatste anderhalf jaar van onze termijn een positieve bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van deze wetgeving.
Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de commissaris willen bedanken voor haar antwoord, en ook zeker voor haar inzet in deze kwestie, die al door andere collega’s is geroemd.
Ik moet echter wel zeggen dat ik een beetje verbaasd ben. Vanochtend en gisteravond was ik in Münster, op de Universiteit van Münster, vanwege de uitreiking van een eredoctoraat aan de voorzitter van het Hof van Justitie. Tegelijkertijd vond er een vergadering plaats van de acquis-groep over het gemeenschappelijk referentiekader. Ze vertelden mij dat ze onder andere de gedeeltes van het verslag-CFR bespraken die wellicht door uw diensten gebruikt zouden worden. Deze uitwisseling is dus al bezig, en ik wil erop wijzen dat het Parlement natuurlijk wil weten wat er op elk moment gebeurt, zodat het de ontwikkeling van het proces kan volgen.
De commissaris zal merken hoe belangrijk het Parlement deze hele kwestie vindt, en hoezeer het heeft geprobeerd om deze te promoten. De commissie waartoe ik en mijn collega’s behoren, zal in het nieuwe jaar zelfs een receptie organiseren met het Sloveense voorzitterschap om de geboorte van het ontwerp-CFR te vieren. Dus we willen hier echt iets van maken en het werk voortzetten.
Maar dan moeten we wel in het proces betrokken worden. Wij vinden al lange tijd dat dit een cruciaal onderdeel is van de gehele betere wetgevingsagenda. Ik weet niet hoe vaak ik in deze kwestie het woord al heb genomen om te spreken over eendrachtigheid. We weten dat het CFR er bijna is, aanstonds bruikbaar is, en toch zijn we nog steeds bezig met verschillende stukjes wetgeving die verbintenissenrecht bevatten, zonder te kijken naar enkele van de basisregels die we al beginnen te formuleren in het CFR. We bekijken de herziening van het consumentenacquis en afzonderlijk bekijken we timeshare. Andere collega’s zijn bezig met betalingen of met zaken die te maken hebben met personenvervoer. We zijn in afwachting van een geweldig instrument. We hebben het nodig, en snel ook.
We aanvaarden en zijn dankbaar voor de moeite die de Commissie als geheel gedaan heeft om deze zaak door alle verschillende directoraten-generaal te laten aanpakken. Dat is goed nieuws.
Commissaris, ik kan alleen maar afsluiten met een herhaling van het verzoek om ons te blijven betrekken. We weten dat er werk aan de gang is. We kunnen aan uw kant staan. We weten dat dit een moeilijke kwestie is tegenover de Raad. Laat naast de uwe alstublieft ook onze stem doorklinken om dit project de hoeveelheid ondersteuning en overtuigingskracht te geven die het verdient, om zo onze burgers optimaal te dienen via de interne markt.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is niet alleen galantheid: het is altijd een groot plezier om zulke gerenommeerde advocaten te horen spreken over een van de belangrijkste gebeurtenissen van de laatste jaren op het gebied van privaatrecht.
Desalniettemin weet ik dat u wil dat ik zo praktisch mogelijk ben. Laat me u derhalve vertellen dat de Commissie in 2008 de reikwijdte van het CFR – met betrekking tot de realisatietermijn, de inhoud en de vorm – moet bepalen, alsmede hoe het benodigde werk moet worden uitgevoerd, in termen van methodiek, personeel en financiële middelen, en verdeling van het werk over de betrokken DG’s: Justitie, vrijheid en veiligheid, Interne markt en diensten, Ondernemingen en industrie, de secretaris-generaal, en Gezondheid en consumentenbescherming. Op 11 december, oftewel morgen, zal er een vergadering van directeurs-generaal of hun vertegenwoordigers plaatsvinden, met als doel de voorbereiding van een collegebesluit voor 2008 inzake de reikwijdte, inhoud en vorm van het CFR.
Zoals u weet en van mij hebt vernomen, heb ik het college van commissarissen ondervraagd over het CFR en hen dit jaar een brief gestuurd over het onderwerp. Inzake optionele instrumenten heeft de Commissie in de evaluatie van de interne markt aangekondigd dat zij naar de baten van een dergelijk initiatief op het gebied van financiële diensten zal kijken, hetgeen mijns inziens een goed teken is.
U heeft allemaal verwezen naar het groenboek inzake het consumentenacquis. Ik denk dat dit een heel goede
oefening is en dat, wat we ook doen met het consumentenkrediet of met timeshare, we proberen om nadruk op het horizontale instrument te voorkomen omdat we op dit moment behoefte hebben aan een bespreking van timeshare in het Parlement. Maar we moeten de reikwijdte van het groenboek bepalen, en ik denk dat onze eendrachtigheid op uitstekende wijze getest zal worden wanneer we de belangrijkste peilers van het verbintenissenrecht harmoniseren, als fundering van het groenboek. Ik doe natuurlijk graag mijn best om u persoonlijk op de hoogte te houden van de gebeurtenissen op dit zeer belangrijke gebied.
De Voorzitter. – Ik heb, ter afsluiting van het debat, een ontwerpresolutie(1) overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag 12 december 2007 plaats.
22. Tiende verjaardag van het Verdrag van Ottawa inzake het verbod op antipersoonsmijnen (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de tiende verjaardag van het Verdrag inzake het verbod op antipersoonsmijnen (Verdrag van Ottawa).
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het Parlement willen bedanken voor de mogelijkheid deze zeer belangrijke kwestie te bespreken en kort in te gaan op de ontwerpresolutie over een wereld vrij van mijnen, die we vandaag hebben ontvangen.
Tien jaar na de goedkeuring van het Verdrag van Ottawa kunnen we vieren dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt in de verwezenlijking van doelstellingen hiervan. Honderdeenenvijftig landen hebben het Verdrag geratificeerd en het gebruik van antipersoneelsmijnen is de laatste jaren fors verminderd. Er worden minder mijnen gefabriceerd en er wordt bijna niet gehandeld in dit gevaarlijke wapen.
Sinds de aanneming van het Verdrag van Ottawa in 1997 heeft de Europese Gemeenschap vol overgave gewerkt aan de universalisatie en de verwezenlijking van de bijbehorende doelstellingen. Acties tegen mijnen maken deel uit van de hulp- en ontwikkelingsprogramma’s van de Europese Gemeenschap in derde landen, die een breed scala aan activiteiten omvatten – vernietiging van voorraden, opleiding over het gevaar van mijnen, hulp voor slachtoffers van mijnen, revalidatie en socio-economische reïntegratie. Een speciale begrotingslijn, aangevuld met financiering vanuit andere geografische instrumenten, ondersteunt de strategie en programmering voor actie inzake mijnen van de EG. In totaal is hier over de periode 2002-2007 omstreeks 275 miljoen euro aan besteed, waarmee de EG een van de grootste donoren ter wereld is geweest. Zoals het Parlement vermeldt in zijn resolutie, loopt de strategie voor actie inzake landmijnen van de EG aan het eind van dit jaar af. Er zal worden geëvalueerd of deze strategie voldoende heeft gehandeld in de geest van het Actieplan van Nairobi. Een voorlopige interne analyse laat positieve resultaten zien.
Door de wijzigingen in de externe financieringsmechanismen van de Commissie in 2007 is de begrotingslijn voor antipersoneelsmijnen vervangen door nieuwe instrumenten voor externe hulp van de EG, die kunnen worden gebruikt voor de financiering van gepaste acties tegen mijnen. Geografische begrotingen voor ontwikkeling, pretoetreding en het nabuurschapsbeleid zijn nu de doorslaggevende financiële instrumenten. In spoedgevallen kunnen acties op het gebied van antipersoneelsmijnen en explosieve oorlogsresten ook gefinancierd worden vanuit de begroting voor humanitaire hulp en het nieuwe stabiliteitsinstrument, die zorgen dat er snel een beroep kan worden gedaan op financiering in reële of opkomende crisissituaties.
Dit is het nieuwe wetgevingskader, overeengekomen door de begrotingsautoriteit, waarbinnen we te werk moeten gaan. De algemene benadering van de EG blijft echter ongewijzigd: landmijnen en andere explosieve oorlogsresten moeten beschouwd worden binnen een breed kader van humanitaire hulp en langlopende en duurzame socio-economische ontwikkelingsprogramma’s. Landen die hulp willen, moeten van acties tegen mijnen een prioriteit maken in hun aanvragen aan de Europese Commissie. We zijn het volledig eens met de mening van het Parlement, die ook tot uiting kwam in zijn commentaren op de strategie inzake het stabiliteitsinstrument, dat een veiligheidsgat in dit belangrijke humanitaire veld moet worden vermeden.
Ondanks het feit dat de middelen en methoden zijn gewijzigd, blijft de EG trouw aan het Verdrag van Ottawa. In 2007 besteedde de Europese gemeenschap ten minste 33 miljoen euro aan hulp bij acties tegen mijnen in de volgende landen: Wit-Rusland, Bosnië-Herzegovina, Cambodja, Cyprus, Ethiopië, Guinee-Bissau, Jordanië, Libanon, Senegal en Sudan.
Ik wil het Parlement verzekeren dat de Commissie onverminderd toegewijd blijft aan het voortzetten van haar steun aan de uitvoering van het Verdrag van Ottawa en haar hulp aan derde landen bij de vernietiging van voorraden antipersoneelsmijnen, de ontmijning van gebieden en de hulp aan slachtoffers.
Stefano Zappalà, namens de PPE-DE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik bedank de commissaris voor de uitgebreide en volledige toespraak die zij heeft gehouden, waarin zij effectief heeft uitgelegd wat er op dit gebied al is gebeurd. Dit is echter een onderwerp, dat naar mijn mening ons en anderen zou moeten blijven bezighouden – zoals de commissaris ook al zei, en daarvan heb ik notie genomen – want de cijfers zijn verschrikkelijk.
Eerder hoorden we de cijfers over de veiligheid van hotels en andere soorten veiligheid en, hoewel elk mensenleven zeer belangrijk is, waren dit relatief lage aantallen. Hier hebben we het over een heel andere situatie: 10 000 tot 20 000 getroffen mensen per jaar. Er zijn waarschijnlijk meer dan een half miljoen mensen verminkt geraakt in landen buiten de EU, en daarom is dit een zeer actueel thema en het is niet toevallig dat er tien jaar na het Verdrag van Ottawa over wordt gesproken, maar in deze Kamer is er twee jaar geleden nog over gesproken. We hebben het onderwerp behandeld in een resolutie in 2005 en nu bespreken we het opnieuw. We bespreken het nu opnieuw omdat het gevaar bestaat dat mensen zullen ophouden erover te praten.
De commissaris – en ik bedank haar nogmaals voor wat ze heeft gezegd – heeft een aantal financieringskanalen belicht waarmee we kunnen blijven strijden tegen antipersoneelsmijnen, en ik heb het specifiek over antipersoneelsmijnen. Ik vind echter dat er nog veel meer moet worden gedaan. Te veel landen in de wereld hebben het Verdrag van Ottawa nog niet ondertekend, te veel landen hebben nog altijd voorraden van deze oorlogswapens, te veel landen en te veel terreinen zijn nog bezaaid met deze mijnen en daarom moeten we het opruimen van mijnen heel serieus nemen.
Ik moet, als aanvulling op wat de commissaris heeft gezegd, vermelden dat 34 procent – dat zijn althans de gegevens, maar het is de vraag of de statistieken realistisch zijn of niet – hoe dan ook, in principe 34 procent van de slachtoffers van antipersoneelsmijnen die zijn achtergebleven in landen waar oorlogen zijn uitgevochten, kinderen zijn, wat de zaak nog ernstiger maakt. Ik ben daarom van mening, commissaris, dat we niet alleen door moeten gaan met het programma, maar dat het ook beter en langer zou moeten worden gefinancierd.
De Commissie heeft al veel gedaan; de Europese Unie heeft al veel gedaan: 335 miljoen in de afgelopen tien jaar, 33 miljoen alleen al in 2007; maar ik vind dat de Raad, de Commissie en de lidstaten bijeen moeten komen om het Verdrag van Ottawa te herzien en meer moeten doen om ervoor te zorgen dat alle landen van de wereld zich met deze kwestie bezighouden en te zorgen voor het opruimen van mijnen en een totaal verbod op antipersoneelsmijnen in de directe toekomst, zo snel mogelijk.
Ana Maria Gomes, namens de PSE-Fractie. – (PT) Het Verdrag van Ottawa was het resultaat van een wereldwijde en effectieve inspanning voor een goed doel die regeringen, de publieke opinie en niet-gouvernementele organisaties heeft verenigd en blijft verenigen. Zelfs enkele staten die het verdrag niet hebben ondertekend, en dat zijn er helaas nog altijd 37, hebben al deels voldaan aan het verdrag.
Dit instrument werkt daarom als een barometer voor het meten van de mate van deelname van landen aan de wereldwijde gemeenschap van waarden. Zoals de commissaris zei, is het goed om te onthouden wat er al is bereikt. In een periode van 10 jaar hebben de staten die het Verdrag van Ottawa hebben ondertekend al meer dan 41 miljoen mijnen geruimd. Alleen al het afgelopen jaar hebben Servië, Montenegro, Angola, Cyprus, Kaapverdië en Letland aan hun verplichtingen voldaan en hun voorraad mijnen vernietigd. Achtendertig van de vijftig mijnen producerende landen hebben de productie gestaakt, waaronder vier staten die het verdrag niet hebben ondertekend: Egypte, Finland, Polen en Israël.
Maar nu we vieren wat het verdrag in tien jaar tijd heeft bereikt, is het ook een goed moment om te belichten hoeveel er nog gedaan moet worden. Tien ondertekenaars hebben hun arsenaal nog steeds niet vernietigd, wat neerkomt op een totaal van 14 miljoen mijnen. Twee van deze tien ondertekenaars hebben aanzienlijke voorraden antipersoneelsmijnen en hebben geen maatregelen genomen voor de vernietiging daarvan: dit zijn Ethiopië en Irak. De overgrote meerderheid van de mijnen is echter in handen van staten die het verdrag niet hebben ondertekend. Alleen China heeft al een arsenaal van 110 miljoen van deze onmenselijke wapens en blijft er nog meer produceren. Nog schokkender misschien, omdat het een van onze bondgenoten is, waarmee Europese legers vechten aan fronten zoals Afghanistan, is dat de VS, ook een staat die het verdrag niet heeft ondertekend, niet alleen vasthoudt aan een arsenaal van meer dan 10 miljoen mijnen, maar dat het Pentagon vorig jaar ook nog eens een verzoek heeft ingediend voor nieuwe financiering voor twee nieuwe typen mijnen die in strijd zijn met het verdrag.
Het is te hopen dat de inspanningen van het Amerikaanse Congres er weer in zullen slagen de generositeit van het Witte Huis op het gebied van de nieuwe oorlogsspeeltjes te temperen.
De Europese Unie heeft nog steeds haar eigen glazen huisjes, want Finland en Polen blijven weigeren het verdrag te ratificeren. Dat mag Europa er echter niet van weerhouden te vechten voor een zo breed mogelijke interpretatie van wat een antipersoneelsmijn is. Het is schandalig dat sommige mensen in dit Parlement onderscheid blijven maken op basis van de formele militaire definitie van het wapen in plaats van op basis van de schade die het veroorzaakt. Een burger die wordt opgeblazen na het activeren van een antivoertuigmijn is waarschijnlijk niet geïnteresseerd in de complexiteiten van de technische terminologie.
Kolonel Ghaddafi viel, op zijn website en in een paginagrote advertentie die hij in de Portugese pers plaatste tijdens de laatste dagen van de Europees-Afrikaanse top, het Verdrag van Ottawa aan hij verdedigde antipersoneelsmijnen als de wapens van de armen. Er zijn in dit Huis ook enkele mensen die, net als die misdadige gek, het verdrag zo willen interpreteren dat het rijke landen toestaat geavanceerdere versies van mijnen te ontwikkelen en gebruiken om te voorzien in een vermeende militaire behoefte. Tot slot, mijnheer de Voorzitter, moet de Europese Unie, geconfronteerd met dergelijke obscene standpunten, een eenvoudige doelstelling hanteren: een wereld die vrij is van mijnen, alle soorten mijnen, waar geen burgers meer het slachtoffer van mijnen worden.
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Ottawa inzake het verbod op mijnen is zeer succesvol geweest in het redden van duizenden levens en het voorkomen dat duizenden mensen zwaar gewond zijn geraakt.
Helaas is er echter nog veel te doen en nog een lange weg te gaan in de verwezenlijking van een ingrijpende vermindering de productie en het gebruik van mijnen.
Derhalve moeten we bij de 10e verjaardag van het Verdrag van Ottawa onze aandacht vestigen op hoe we kunnen zorgen dat dit Verdrag door alle landen van de wereld ondertekend en geratificeerd wordt. Mijns inziens moeten we als volgt te werk gaan. Ten eerste moeten we een regelmatig gepubliceerde zwarte lijst opstellen met alle landen die het Verdrag niet ondertekend en geratificeerd hebben. Tot nu toe betreft het 31 landen, waaronder helaas de grootste landen ter wereld, te weten China, India, Rusland, de Verenigde Staten en anderen.
Ten tweede moeten we proberen om de landen op de lijst strenge en doeltreffende sancties op te leggen om zo op zijn minst te proberen hen tot ondertekening te dwingen.
Ten derde moeten we een zeer doeltreffende en snelle mijnopruimingsdienst instellen, die op verzoek beschikbaar is voor landen die, bijvoorbeeld door geld- of kennisgebrek, niet de mogelijkheid hebben om dergelijke problemen zelf op te lossen. Derhalve moeten we meer investeren in onderzoek naar doeltreffendere mijnopruiming.
Ten vierde moeten we zorgen dat de verplichting om afdoende medische en sociale hulp aan slachtoffers van landmijnen te bieden, door alle betrokken landen wordt nagekomen. Met het oog hierop moeten arme landen toegang krijgen tot een toereikender financieringssysteem.
Ten vijfde is het tijd om onze aandacht niet langer alleen op antipersoneelsmijnen te vestigen maar op alle mijnen, alsmede op andere wapensoorten die verder kunnen gaan met moorden na de beëindiging van een conflict, zoals clusterbommen.
Ģirts Valdis Kristovskis, namens de UEN-Fractie. – (LV) Commissaris, ik wil ook erkennen wat het Verdrag van Ottawa heeft bereikt. Daarnaast wil ik mijn waardering uitspreken voor alles wat de Europese Unie heeft gedaan om dit verdrag te steunen. Er zijn echter een aantal problemen. Pakistan, India en China maken voor hun defensiestrategieën nog altijd gebruik van antipersoneelsmijnen. Helaas wordt deze kwestie in de EU-lidstaat Finland geëvalueerd, waarbij men wil spreken over de mogelijkheid om antipersoneelsmijnen te vervangen door clusterbommen, wat voor de Europese Unie niet aanvaardbaar is. Zoals bekend, ontwikkelen de Verenigde Staten en Rusland een nieuw alternatief voor het verdrag: gecontroleerde en zelfvernietigende mijnen. De vraag rijst daarom: hoe moeten de EU-lidstaten en het Verdrag van Ottawa nu reageren? Deze landen zouden kunnen worden aangemoedigd modernere, humanere antipersoneelsmijnen aan te schaffen. Ik verzoek daarom de Europese Unie onmiddellijk haar standpunt op te stellen met betrekking tot de wens van de Verenigde Staten en Rusland om deze nieuwe generatie antipersoneelsmijnen te ontwikkelen en hier actie tegen te ondernemen.
Angelika Beer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, wat is het punt waar dit debat om draait? Vrijdag willen wij als Parlement een resolutie aannemen waarin we er eerst op wijzen dat we hier de tiende verjaardag van het Verdrag van Ottawa hebben herdacht met een tentoonstelling in Straatsburg, maar waarin we ook heel duidelijk stellen dat alleen het verbieden van antipersoneelsmijnen niet voldoende is, en dat antivoertuigmijnen ook onder het verdrag moeten vallen.
De tien jaar dat het Verdrag van Ottawa bestaat zijn heel belangrijk, want voor het eerst was er een civiele rechtszaak die leidde tot een internationaal verbod op een massavernietigingswapen, namelijk de antipersoneelsmijn. Het is veelzeggend dat de enige fractie die deze overeenstemming in het Parlement niet steunde na de redevoering van de heer Zappalà is verdwenen. Het punt is dat ik de heer Zappalà wilde vragen – gezien het feit dat in 2005 bijvoorbeeld alleen al in Afghanistan 100 ongelukken zijn gebeurd met antivoertuigmijnen – of hij ooit wel eens een verminkt kind dat met een schoolbus op een mijn was gereden in de ogen heeft gekeken en een reden heeft gegeven waarom volgens hem antipersoneelsmijnen slecht zijn, maar antivoertuigmijnen goed.
Het punt is dat ik van hem en zijn fractie zou willen weten of ze wel eens soldaten die verminkt zijn geraakt in de ogen hebben gekeken, of de nabestaanden van mensen die zijn gedood door antivoertuigmijnen, en hoe ze dat rechtvaardigen. Er is geen verschil tussen goede en slechte mijnen, dus het is nodig dat ook antivoertuigmijnen internationaal worden verboden.
Ik wil nog iets zeggen over de kwestie van financiering. Het stabiliteitsinstrument is natuurlijk noodzakelijk en nuttig – en ik zal als rapporteur blijven doen wat ik kan om dit te garanderen – voor het opruimen van mijnen bij kortetermijnmaatregelen. We weten echter ook dat een kortetermijnmaatregel, een strategie voor het mijnenvrij maken van de wereld, niet voldoende is. Nu 2009 met rasse schreden nadert, pleiten we er daarom voor nogmaals te praten over de aanneming van een onafhankelijke begrotingslijn. Als we het over menselijkheid hebben, hebben we heldere resoluties nodig.
Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Ottawa is een succes dankzij de opwaartse druk van sociale bewegingen. Het waren geen regeringen die ermee zijn begonnen, maar de antilandmijnbeweging. In de tussentijd hebben 156 landen het verdrag ondertekend, evenals, interessant genoeg, 30 gewapende partijen zonder staat. Het probleem is dat het niet geldt voor antitankmijnen. Deze antitankmijnen moeten ook worden verboden, want ze treffen ook vrachtwagens, bussen enzovoort.
Exporten moeten worden gestopt, zodat verdere exporten via andere landen niet meer mogelijk zijn. Het punt is ook dat andere mijnen die verband houden met landmijnen ook moeten worden verboden. Jean-Claude Juncker verwoordde het in 2004 heel treffend. Hij zei dat een verbod op clusterbommen een logisch vervolg zou zijn op het verbod op landmijnen. Ik wil heel duidelijk stellen dat de militaire leveranciers van de EU landmijnen produceren. Ik heb het over de Duitse bedrijven Diehl, Rheinmetall en EADS. Er moet eindelijk een einde worden gemaakt aan deze brute moordwapens, landmijnen, niet alleen hier in de Europese Unie, maar in de hele wereld.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer verheugd dat commissaris Kuneva hier vanavond aanwezig is. Ik ben letterlijk net uit een vliegtuig gestapt en ik had niet verwacht te spreken, maar ik ben zeer blij de kans te krijgen. Ik ben waarschijnlijk een van de weinige parlementsleden die 10 jaar geleden daadwerkelijk aanwezig was bij de ondertekening van het Verdrag van Ottawa. De campagne tegen antipersoneelsmijnen is iets waar ik vele jaren zeer bij betrokken ben geweest. Ik ben derhalve zeer verheugd over dit debat.
Ik denk dat het heel belangrijk is om onze aandacht te houden bij het echte probleem. Toen wij allen 10 jaar geleden aanwezig waren in Ottawa, hoopten we dat we dit probleem compleet zouden wegvagen in de volgende 10 jaar. Welnu, we zijn 10 jaar verder, en we zeggen nog steeds min of meer dezelfde dingen die we 10 jaar geleden zeiden, wat ik erg zonde vind.
We moeten de kwestie in perspectief brengen. Het is ons gelukt om antipersoneelsmijnen te verbieden omdat verantwoordelijke strijdkrachten erkenden dat ze dit specifieke wapen uit hun arsenaal konden halen en daar volledig achter stonden. We moeten erop toezien dat we onze strijdkrachten bij deze debatten blijven betrekken, dus pogingen om het verbod ook toe te passen op andere terreinen, bijvoorbeeld als we het hebben over antitankmijnen, zijn soms niet nuttig. Dit zijn wapens die we nog steeds nodig hebben, waar verantwoordelijke strijdkrachten in onze democratische landen gebruik van maken. We moeten altijd de echte schuldigen aanwijzen. De echte schuldigen zijn degenen die in beleefde termen niet op staatsniveau opererende gewapende groeperingen worden genoemd. Feitelijk zijn dit rebellen en terroristen, en dit zijn de mensen die over de gehele wereld deze wapens het meest gebruiken.
Als we naar het huidige probleem in Afghanistan kijken, zien we dat de antipersoneelsmijnen die daar nog steeds gelegd worden, worden gelegd door de Taliban. Dit zijn de mensen die de huidige problemen veroorzaken. We moeten onze aandacht dus ruwweg de juiste kant op richten. Ik ben zeer verheugd over het debat. Ik zou graag willen dat we de juiste middelen inzetten om dit probleem op te lossen, en daar sta ik volledig achter.
Thijs Berman (PSE). – (NL) Voorzitter, soms is het jammer dat we geen open debat hebben, dan kon ik op Geoffrey Van Orden gaan reageren, maar dat doe ik niet.
De wereldwijde campagne tegen de landmijnen is misschien een groot succes. Duizenden vierkante kilometers land zijn inmiddels vrij van landmijnen dankzij het werk van mensen die grote risico’s nemen in Bosnië, in Angola en vele andere landen. Maar er is tien jaar na de Ottawa-Conventie nog geen enkele reden tot vrolijkheid.
Het is waar dat 156 landen de Conventie tegen landmijnen hebben ondertekend, en dat de handel is teruggelopen - drastisch is teruggelopen -, maar er wordt nog wel geïnvesteerd in de productie van landmijnen, ook door financiële instellingen in Europa. Ook Nederlandse en andere banken en pensioenfondsen hebben zich hieraan schuldig gemaakt. Het is goed om deze instellingen te wijzen op de gevolgen van hun investeringen in landmijnen.
Want sinds 1975 zijn één miljoen doden gevallen door landmijnen. Elk jaar worden tienduizenden mensen slachtoffer van landmijnen. Tijdens dit debat vallen minstens drie slachtoffers, 70 per dag. 200.000 vierkante kilometer land is door landmijnen ontoegankelijk geworden en er zijn nog 250 miljoen landmijnen in omloop.
De regeringen van Birma en Rusland leggen op dit moment nog mijnen en dat, meneer Van Orden, is toch wat anders dan “terroristische clubs”, hoewel ... de regering van Rusland... Er zijn nog steeds dertien landen in de wereld die ze produceren of zich het recht voorbehouden om daar in de toekomst weer toe over te gaan. In de VS zijn het bedrijven als Alliant Techsystems en Textron die ongestoord doorgaan met het produceren van mijnen, met orders van de Amerikaanse regering.
Voorzitter, mevrouw Kuneva, België verbiedt investeringen in landmijnen, in de rest van Europa zijn bedrijven actief. Een collega wees op Rheinmetall en Thales. Dat moet stoppen en dat is precies waar onze resolutie om vraagt, opnieuw om vraagt, want in juli 2005 werd dezelfde eis al door het Europees Parlement gesteld. De EU-lidstaten moeten gezamenlijk afspreken dat geen enkel Europees bedrijf of financiële instelling in de toekomst nog belegt in bedrijven die landmijnen ontwikkelen en produceren. Datzelfde moet gebeuren voor clusterbommen en bommen tegen vervoermiddelen, die ontploffen zodra iemand in de buurt komt.
De wapenindustrie is niet onder de indruk van ethische argumenten. De dreiging met een investeringsstop kan helpen. Laat de EU dit initiatief dan eens nemen en een uitzondering maken op de regel dat de politiek zich niet bemoeit met het investeringsbeleid van het bedrijfsleven. Voor zaken die bij internationale verdragen zijn verboden, is politiek ingrijpen een morele en politieke verplichting. En dat hoort in de Europese en in de nationale wetgeving te worden opgenomen. Voor een wereld zónder landmijnen en zónder antivoertuigmijnen, zoals collega Beer heel terecht stelde.
We willen hierover uw mening horen, mevrouw Kuneva. Het is nodig dat de Europese Commissie eindelijk eens een initiatief laat zien op dit gebied. En tot slot, doe meer aan de inzet voor mijnopruiming. Het geld is er, de knowhow is er, maar de Europese inzet blijft achter.
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn successen geboekt in de laatste 10 jaar, zoals velen van u opmerkten, maar het is duidelijk dat er nog grote uitdagingen in het verschiet liggen.
Nog steeds komen elk jaar duizenden burgers om door landmijnen en zijn er nog eens duizenden die ledematen verliezen. Mijnen zijn er mede verantwoordelijk voor dat landen na een conflict arm blijven. Daarom zullen we actie blijven ondernemen in overeenstemming met het Verdrag van Ottawa.
De Europese Commissie is vastbesloten om zijn inspanningen om gemeenschappen en personen die schade hebben ondervonden van landmijnen te voorzien van financiële hulp, voort te zetten met alle beschikbare middelen.
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, tot mijn spijt moet ik constateren dat bij dit debat, alsmede bij de voorgaande debatten, dat wil zeggen het debat over gevaarlijk speelgoed en dat over brandveiligheid, er geen afgevaardigde van de Raad aanwezig was in deze Kamer. Dat vind ik beschamend.
De Voorzitter. – We zullen dit doorgeven aan de Raad.
Het debat is gesloten.
23. Agenda voor de volgende vergadering: zie notulen