De Voorzitter. − Aan de orde is het door de heer Graefe zu Baringdorf namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling opgestelde verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 21/2004 wat betreft de datum van invoering van de elektronische identificatie van schapen en geiten (COM(2007)0710 – C6-0448/2007 – 2007/0244(CNS)) (A6-0501/2007).
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we allemaal weten, speelt traceerbaarheid een belangrijke rol bij het garanderen van hoge normen voor diergezondheid en voedselveiligheid.
We hebben onlangs ervaringen opgedaan met bepaalde ziektes in de Europese Unie, zoals mond-en-klauwzeer en blauwtong. Hieruit bleek maar weer eens het belang van efficiënte identificatiesystemen. Individuele identificatie kan zonder elektronische identificatie niet behoorlijk functioneren.
De Commissie werd verzocht om in haar verslag de datum van invoering van de elektronische identificatie te bevestigen of te wijzigen, niet om vraagtekens te zetten bij de beginselen van de verordening. Het is dan ook een technisch verslag over de diverse methoden en de technologie die daarbij komt kijken.
Het verslag van de Commissie is alleen gericht op de vraag wat de beste manier is om de elektronische identificatie in te voeren, maar om een verslag te produceren hadden we gegevens en inbreng nodig van de lidstaten, met name de lidstaten die al aan het systeem werken. De onderzoeken en proeven die nodig waren voor de voorbereiding van het verslag, namen veel meer tijd in beslag dan oorspronkelijk was voorzien, wat de vertraging van het verslag verklaart.
We waarderen het zeer dat het Parlement ermee akkoord gegaan is deze kwestie met spoed te behandelen. Onze dank hiervoor. Hierdoor wordt een situatie van juridische onzekerheid in januari 2008 voorkomen.
In het verslag wordt vastgesteld dat aan de technische voorwaarden voor de elektronische identificatie van schapen en geiten is voldaan, maar dat de lidstaten een redelijke tijd nodig hebben de invoering van de elektronische identificatie voor te bereiden.
We zijn het eens met en aanvaarden het standpunt van het Parlement dat er een definitieve datum voor de invoering van het systeem moet worden vastgesteld. De andere voorgestelde amendementen kunnen we evenwel niet aanvaarden. Daardoor zou het hele beginsel van de verordening in twijfel worden getrokken, aangezien de vraag nu is wat de definitieve datum voor de invoering moet worden.
Ik dank de rapporteur nogmaals voor het snelle werk dat hij heeft verricht en ik dank het Parlement voor het feit dat het deze zaak met spoed behandelt.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf,rapporteur.−(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Kyprianou, we hebben snel beantwoord aan het verzoek om deze kwestie snel te behandelen. We hebben hier te maken met een dringende situatie, wat de reden is dat we hier zo laat nog bijeen zijn.
De vraag is natuurlijk hoe deze dringende situatie is ontstaan. U heeft daar iets over gezegd. Ik heb de documenten nog eens doorgenomen en vond de verordening die we vandaag willen wijzigen. Zij dateert van 17 december 2003. De verordening bepaalt dat met ingang van 1 januari 2008 “de elektronische identificatie volgens de in lid 1 bedoelde richtsnoeren [...] voor alle dieren verplicht” is. Er zijn slechts twee uitzonderingsbepalingen, die ik hier niet zal noemen. Vervolgens luidt de tekst: “De Commissie dient vóór 30 juni 2006 bij de Raad een verslag in over de toepassing van de elektronische identificatie, vergezeld van de passende voorstellen, waarover de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit [...].”
Kortom, deze kwestie heeft een lange voorgeschiedenis. Het verslag van de Commissie aan de Raad is blijkbaar nooit ingediend, en de Raad heeft daar ook niet op gereageerd. U zwaait nu? Mocht u het verslag toch hebben ingediend, dan is dat des te beter, maar dan hebben de lidstaten niet gereageerd. En vervolgens zaten we met het probleem dat die termijn niet meer te halen is. Dit is allemaal vervelend genoeg. Maar nu komt u niet met het voorstel om een nieuwe termijn vast te stellen, maar u zegt: we willen deze termijn via de comitologieprocedure vastleggen. Met andere woorden: u bepaalt welke datum er wordt geprikt. Het is de moeite niet waard om hier tijd aan te verspillen, dus heeft de commissie besloten om de verplichte elektronische identificatie van 31 december 2009, dat wil zeggen op 1 januari 2010, in werking te doen treden, twee jaar later dan in de eerste verordening gepland. Dat was een jaar eerder dan de rapporteur had voorgesteld, maar toch: het belangrijkste is dat er nu een datum voor staat. De commissie heeft ook nog gezegd dat daarvan verslag moeten worden gedaan.
Het probleem met uw voorstel is dat u een steeds groter deel van de besluitvorming aan de comitologieprocedure onderhevig wilt maken, net zoals u bij de vorige verordening van 17 december 2003 de voorschriften en toepassingsregelingen met betrekking tot deze elektronische identificatie via de comitologieprocedure naar de Commissie heeft toegetrokken. Er zou nog een verslag bij de Raad worden ingediend, maar niet meer bij het Parlement. Door alles aan de comitologieprocedure te onderwerpen wordt dat aan de besluitvorming en de controle door het Parlement onttrokken, en op een gegeven moment merken we dan dat die verplichtingen niet zijn nagekomen.
Als u niet met deze wijzigingen was gekomen en, om de termijn te kunnen halen, om de toepassing van de urgentieprocedure had verzocht, hadden wij aangenomen dat alles in orde was. Maar het is niet in orde! We moeten als Parlement gewaarschuwd zijn dat we niet teveel door de Commissie laten bepalen, maar ook verder gebruik blijven maken van onze controlerechten.
Nu zijn er een paar amendementen ingediend. U heeft gezegd deze zo niet te kunnen aanvaarden. De commissie heeft besloten dat de regels bindend moeten zijn. Dat staat ook in de basisverordening, die niet wordt ingetrokken, maar die alleen gewijzigd wordt. Nu zijn er amendementen ingediend –door u, mijnheer Stevenson, en één is er van u en mevrouw McGuinness – waarin wordt voorgesteld er een vrijwillig systeem van te maken. Tja, als we er nu een vrijwillig systeem van maken, kunnen we de hele zaak maar beter laten zitten. Waar zijn de voorschriften dan nog? Dan maakt het helemaal niets meer uit. Daarom vind ik dat we aan een bindende regeling moeten vasthouden en dat deze bindende regeling ook een datum en verslaglegging aan het Europees Parlement moet behelzen.
We moeten lering trekking uit het feit dat we nu door dit verslag min of meer bij toeval op deze zeer ongebruikelijke praktijken van de Commissie en de Raad zijn gestoten.
Ik hoop dat dit niet teveel kritiek is, mijnheer Kyprianou, maar u kunt zich voorstellen dat ik bij de uitwerking van het verslag, bij de voorbereiding op deze avond en bij de raadpleging van de documenten mijn ogen nauwelijks kon geloven toen ik zag wat er bij ons in de Europese instellingen allemaal mogelijk is. Het Parlement en de Commissie – en wat mij betreft ook wij persoonlijk – moeten er belang in stellen dat niet opnieuw gebeurt en een gewoonte wordt.
Struan Stevenson, namens de PPE-DE-Fractie.–(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal eerst antwoord geven op een vraag die de heer Graefe zu Baringdorf mij stelde. Hij vroeg waarom mijn amendementen gericht zijn op een vrijwillig systeem. Ik kan de heer Graefe zu Baringdorf heel snel uitleggen waarom ik een vrijwillig systeem wil.
In mijn kiesdistrict in Schotland werden oude ooien – voor de niet landbouwkundig onderlegden in de Kamer (er zijn niet veel mensen aanwezig in de Kamer): dit zijn oude vrouwelijke schapen – vorige week verhandeld voor twee Britse pond per stuk. Een jaar geleden gingen ze nog weg voor zestig pond per stuk; dit jaar voor twee pond. Wat ik van de rapporteur wil weten is hoe we van een boer die maar twee pond voor een schaap krijgt, nu ooit kunnen verwachten dat hij een microchips aanbrengt en kostbare scanners en leesapparaten aanschaft die voldoen aan een verplicht elektronisch identificatiesysteem. Dat is het economische probleem.
In het oorspronkelijke voorstel van de Commissie werd volkomen terecht voorzien in raadpleging van de belanghebbenden en een analyse van de economische gevolgen en de kosten en de baten. Ik heb niet alle cijfers gezien. Ik weet niet wat er verwacht wordt van de schapenboeren in mijn kiesdistrict. Ik moet de Parlementsleden erop wijzen dat het Verenigd Koninkrijk veruit de grootste schapenstapel van heel Europa heeft. Gezien de huidige economische situatie zou het voorstel rampzalige gevolgen hebben. Als dit verplicht wordt en we uitgaan van de data die de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling maandagnacht tijdens de stemming heeft vastgesteld en als we uitgaan van verplichte invoering op 31 december 2009, betekent dat gewoon dat een hele groep schapenboeren in Groot-Brittannië zijn bedrijf zal moeten sluiten. De hoger gelegen gebieden en de heuvels die eeuwenlang door schapenboeren zijn beheerd en door schapen begraasd, zullen verwilderen en dan zal het publiek zich realiseren hoeveel schade er is aangericht.
Terwijl we bezig zijn schade toe te brengen aan een schapenstapel die reeds de beste traceerbaarheid heeft van heel Europa – er is in het Verenigd Koninkrijk momenteel sprake van volledig gegarandeerde traceerbaarheid en de schapenboeren kunnen er niet bij dat we een nieuw systeem voor elektronische identificatie willen opleggen terwijl de traceerbaarheid al van hoge kwaliteit is – importeren we schapenvlees uit landen buiten de EU, uit landen die onze normen inzake hygiëne en dierenwelzijn en de strenge regelgeving die voor onze schapenboeren geldt, niet naleven.
Laten we dus alstublieft een beetje gevoeligheid betrachten. Ik hoop dat de Parlementsleden, als we hier morgen over stemmen, inzien waarom we een vrijwillig systeem willen en nog geen datum voor verplichte invoering van elektronische identificatie willen vaststellen.
Rosa Miguélez Ramos,namens de PSE-Fractie.–(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik luister altijd nauwlettend naar mijnheer Stevenson als hij hier spreekt, en ik luister nu al sinds een paar jaar naar hem, maar deze toespraak van hem verrast mij toch, omdat hij beter in 2003 en niet in 2007, of beter gezegd: bijna in 2008, had kunnen houden.
Mijnheer Graefe zu Baringdorf heeft het heel goed geformuleerd: dit is een verordening van 2004, we hebben er in 2003 over gedebatteerd in het Parlement, en de verordening voorziet erin dat het systeem voor de elektronische identificatie voor schapen en geiten op 1 januari in werking dient te treden.
Nu, mijnheer Stevenson,de vijf landen met de grootste schapen- en geitenstapel zijn, naast uw land en mijn land − ik twijfel er niet aan dat u, net als ik, schapen en geiten in uw kieskring heeft − Frankrijk, Italië en Griekenland. Deze vier lidstaten hebben de taak op zich genomen, de taak die u zo verafschuwt, om hun boeren ervan te overtuigen hun schapen en geiten te oormerken, omdat we te horen kregen dat de elektronische identificatie overeenkomstig de verordening op1 januari 2008 in werking zou treden.
Als lid van het Parlement heb ik hier volledig begrip voor. Ik begrijp ook dat er lidstaten zijn – zoals de uwe, en daarom heb ik zojuist naar ugeluisterd – die nog niet aan hun verplichtingen hebben voldaan, en in dit licht heb ik vrijwillig een datum voorgesteld – die bovendien door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling is goedgekeurd – die die termijn een stuk verlengt. En weet u, misschien betalen ze in uw kieskring twee pond per dier, bij ons betalen ze slechts één pond.
In deze tijd waarin zich vele veeziekten voordoen in Europa, biedt een systeem zoals dit mijns inziens een garantie en een manier om de waarden van de producten van onze boeren te verhogen. Het is een identificatiesysteem waaruit de oorsprong en de gezondheidstoestand van ieder dier dat over het grondgebied van de Gemeenschap wordt vervoerd, valt op te maken. Het vormt een garantie voor de consument, en dat moet wel goed zijn voor de boer, omdat hij meer geld krijgt voor het vlees.
Als zij niet meer krijgen voor het vlees, dan is het zoals nu, met blauwtong, mond- en-klauwzeer en het chikungunyavirus. Indien dat het geval is , bestaat er voor ons geen hoop meer. Dus laten we gewoon aan het werk gaan, laten we helder nadenken en de verordening lezen en bestuderen die mijnheer Graefe zu Baringdorf heeft genoemd, waarbij ik er nogmaals op wil wijzen dat het een verordening van 2004 is. Laten we die zorgvuldig lezen, laten we erkennen dat er weliswaar een paar uitzonderingen in staan, maar dat we niet kunnen doen waar we zin in hebben, aangezien de datum niet vrijwillig kan zijn. Omdat de Commissie en de Raad hebben besloten dat het systeem bindend moet zijn.
Met andere woorden: ik kan de klok niet drie jaar terugdraaien en mijn boeren vertellen dat alle inspanningen die zij zich tot dusver hebben getroost, compleet zinloos zijn omdat de Britten zijn vergeten hun boeren op te roepen hetzelfde te doen.
Ik verzoek u mijn amendement zorgvuldig te lezen. Mijn fractie is zeker niet van plan om het bindende karakter van het systeem in twijfel te trekken, omdat dat onwettige discriminatie tussen de lidstaten en binnen de Europese Unie zelf tot gevolg zou hebben, hoewel het me niet zou verbazen als iemand die – ik heb het niet over u, mijnheer Stevenson – het lef had omvandaag in dit Huis het Handvest van de grondrechten te verwerpen, nog eens hetzelfde lef of nog meer lef zou opbrengen om de identificatie van schapen en geiten te verwerpen.
Kortom, volgens mij hebben we een verordening, de Commissie heeft ons een redelijk voorstel gedaan, wij hebben ook een redelijk voorstel aan de Commissie gedaan, dus laten we proberen deze zaak op dit late uur zonder al teveel kleerscheuren voor beide partijen af te ronden.
Neil Parish (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun van harte wat de heer Stevenson zojuist zei en ook wat de Commissie probeert te doen. Ik denk dat we ons niet moeten verkijken op de omvang van de schapenhouderij en de aantallen dieren waarover het gaat. We hebben het over ongeveer 25 miljoen schapen in het Verenigd Koninkrijk, 8,5 miljoen in Frankrijk, 3 miljoen in Ierland en aanzienlijke aantallen in Spanje en andere landen. We hebben een goed systeem nodig. Als we een elektronisch systeem gaan invoeren, moet het een praktisch en rendabel systeem zijn en moeten boeren er op een praktische manier gebruik van kunnen maken. De heer Stevenson merkte terecht op dat schapen geen dieren met een hoge waarde zijn, dus deze handelingen zullen niet allemaal door dierenartsen worden verricht. De boeren zullen veel zelf moeten doen en als ze die oormerken komen aflezen, zal dat op een praktische manier in de heuvels moeten gebeuren, onder natte omstandigheden en zo al meer.
Ik heb in hotelkamers veel van dat soort elektronische systemen gezien, die registreren wanneer je je door een bepaalde deuropening verplaatst. Ze zeggen dat de verschillende identificatiemerken niet met elkaar conflicteren. We willen een systeem waarmee het, onder ideale omstandigheden, mogelijk is op een markt alle schapen in een veewagen elektronisch te controleren. Dat is het ideale systeem. Ik stel heel duidelijk dat het zinloos is verder te gaan met elektronische identificatiemerken zolang we geen praktisch, rendabel en gebruiksklaar systeem hebben. Daarom denk ik dat u volkomen gelijk hebt als u zegt: “Kom eind 2009 nog maar eens terug en dan kijken we hoe we ervoor staan”. Zoals de heer Stevenson zeer terecht zei: laten we dit als vrijwillig systeem hanteren wanneer lidstaten er klaar voor zijn, wanneer er veel verplaatsingen van schapen plaatsvinden en wanneer we een goed functionerend systeem hebben. Laten we er alstublieft niet mee beginnen zolang we er nog niet klaar voor zijn.
James Nicholson (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, opnieuw debatteren we hier vandaag over het merken van schapen. Ik kan alleen maar zeggen dat het bijzonder jammer is dat de Commissie in het begin niet naar ons heeft geluisterd, toen we vraagtekens hadden bij de voorstellen en met advies kwamen. Ik zeg tegen mevrouw Miguélez Ramos: ja, die toespraken hebben we helemaal in het begin, toen er werd gediscussieerd over het merken van schapen, wel gehouden, maar helaas werd er niet naar ons geluisterd, zelfs niet toen we zeiden dat de situatie onwerkbaar zou zijn.
We hebben u dus gewaarschuwd maar u wilde niet luisterden. De realiteit is dat schapenboeren de kosten in verband met elektronische identificatiemerken nooit kunnen opbrengen, omdat ze momenteel minder voor hun lammeren krijgen dan twintig jaar geleden! Noemt u mij eens één andere bedrijfstak waarvan wordt verwacht dat ze zulke enorm hoge kosten moeten maken terwijl ze minder krijgen voor wat ze produceren dan twintig jaar geleden. Ik weet uit persoonlijke ervaring dat dit zo is.
Het huidige systeem volstaat. Laten we dit plan voorlopig in de ijskast stoppen. Ik zou het acceptabel vinden om er in 2009 opnieuw naar te kijken. Misschien is de technologie voor elektronische identificatiemerken, die momenteel veel te kostbaar is, tegen die tijd, in combinatie met lagere kosten en een beter rendement voor de schapenfokker, evenals een heleboel andere technologieën, betaalbaarder geworden. Dan kunnen we de hele zaak opnieuw bekijken.
De grote uitdaging voor de schapenfokkerij is rendement te behalen. Als dat gebeurt, kunnen we met vertrouwen verder. Ik moet zeggen dat ik met veel belangstelling heb geluisterd naar de gedachtewisseling over schapen tussen mevrouw Miguélez Ramos en de heer Stevenson, want meestal wisselen ze van gedachten over vis, en dat is iets heel anders! Als het over vis ging, zou de discussie vermoedelijk nog hoger oplopen dan bij schapen, zoals vanavond.
De slechte beloning voor al het harde werk, zoals de heer Parish die beschreef, maakt dat het bepaald niet meevalt om schapenboer te zijn. Gedurende de hele zomer lopen er hoog in de heuvels duizenden schapen rond. Probeer die maar eens te vangen; probeer die maar eens van een merkteken te voorzien; probeer die maar eens te volgen. Tegen de commissaris zou ik willen zeggen: stuurt u eens een paar van de ambtenaren die deze plannen opstellen, naar deze gebieden. Dan kunnen ze zien waar schapenboeren mee te maken krijgen en wat ze moeten doormaken. Misschien begrijpt u dan hoe wij ons voelen en waarom wij deze standpunten huldigen.
Ja, laten we het op vrijwillige basis doen. Laten we het doen wanneer we er aan toe zijn. Laten we in een fatsoenlijk tempo te werk gaan, een tempo dat we ons kunnen veroorloven.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het heel kort houden, want het is al laat. Ik herinner de geachte afgevaardigden eraan dat we vandaag de invoeringsdatum van het systeem bespreken. Er is op correcte wijze een besluit genomen het systeem in te voeren, maar de datum werd opengelaten, of eigenlijk werd er wel een datum vastgesteld, maar die zouden we vervolgens nog wijzigen of bevestigen, zo werd besloten.
Uit de gegevens van een aantal lidstaten kwamen twee dingen naar voren. Ten eerste dat tenuitvoerlegging haalbaar was, zowel technisch als economisch – zoals in het verslag staat – en ten tweede dat de lidstaten meer tijd nodig hadden om het systeem in te voeren, wat wil zeggen dat er een meer realistische datum moest komen.
De Commissie heeft wel degelijk voorgesteld deze datum in een later stadium vast te stellen. Ik verzeker u dat het niet de bedoeling was het Parlement te omzeilen. Dat is precies waarom we hebben gekozen voor deze handelwijze, namelijk dit debat voeren in plaats van een artikel aan de verordening toe te voegen, wat ons in staat zou hebben gesteld een besluit te nemen met de Raad alleen.
Het is nooit de bedoeling van de Commissie geweest het Parlement niet bij deze besluiten te betrekken. Het vaststellen van de datum werd als een technische kwestie beschouwd. Aangezien het beginsel reeds was aangenomen, dachten we dat deze technische kwestie wel door middel van comitologie kon worden aangenomen. Wat ik al eerder zei, we hebben er geen moeite mee het amendement inzake de vaststelling van een specifieke datum te aanvaarden. Hierdoor hebben de lidstaten volgens mij genoeg tijd – twee jaar – om zich voor te bereiden.
We zouden echter met tegenzin instemmen met vrijwillige systemen, aangezien de verordening handelt over traceerbaarheid en traceerbaarheid moet effectief zijn en in alle lidstaten op dezelfde wijze worden toegepast. De verordening is ook een weerspiegeling van de situatie inzake diergezondheid in de Europese Unie. We kunnen kijken naar de directe kosten van het systeem als zodanig, maar als we kijken naar de voordelen op de langere termijn in verband met de besparingen die voortvloeien uit de lagere verliezen en de afname van het aantal dierziekten, geloven we dat het systeem vanuit een economisch standpunt uiteindelijk voordeel oplevert.
Desalniettemin zijn we bereid het amendement van het Parlement, dat naar onze verwachting volgende week ook door de Raad zal worden aangenomen, te aanvaarden.
De Voorzitter. − Het woord is aan mijnheer Graefe zu Baringdorf voor een motie van orde.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf,rapporteur. −(DE) Staat u mij toe de commissaris nog één vraag te stellen. Commissaris Kyprianou, ik heb een amendement ingediend dat in bepaalde uitzonderingen voorziet die niet op vrijwillige basis dienen te worden ingevoerd, een ook het oorspronkelijke instrument laat een afwijking, een modernisering, toe, wanneer dit in overeenstemming is met artikel 9, lid 4. Onder bepaalde omstandigheden – dus niet vrijwilligheid, want dan kunnen we het beter helemaal laten zitten. zou het mogelijk zijn om te overwegen hoe aan de wensen die hier door de collega’s zijn geuit, in de praktijk tegemoet kan worden gekomen. Dit is alleen een suggestie en een vraag die ik u stel en waar u misschien over zou kunnen nadenken.
De Voorzitter. − Dat was geen motie van orde, maar wil de commissaris de vraag toch beantwoorden?
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik al zei: we hebben er moeite mee amendementen te aanvaarden die ten koste gaan van de voornaamste beginselen en aspecten van de verordening.
We zullen er nogmaals naar kijken maar dit is wel een punt van zorg.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 13 december 2007.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Mairead McGuinness (PPE-DE),schriftelijk. – (EN) Ik geloof niet dat er voldoende informatie is verstrekt over de efficiëntie en effectiviteit van de elektronische identificatie (EID) van schapen en geiten. Verder geloof ik dat een economische beoordeling, met name een kosten-batenanalyse van de gevolgen voor fokkers, noodzakelijk is voordat er een datum voor de invoering van EID kan worden vastgesteld.
Ik geloof niet dat er een reden is een datum voor de invoering van dit systeem vast te stellen zolang het effect van EID, met name in verband met de traceerbaarheid en de bestrijding van ziekten, niet is beoordeeld.
De schapensector in Ierland staat op instorten en veel boeren keren de sector de rug toe. Daarom is het op dit moment onwenselijk de sector met deze maatregelen en kosten op te zadelen.
Als er een legitieme rechtvaardiging is om EID in deze sector in te voeren, dan zullen veeboeren ervoor open staan en zullen ze het systeem zelf op vrijwillige basis invoeren. Als dit EID-systeem al wordt ingevoerd, moet dat op vrijwillige basis gebeuren en geen verplichting zijn.
Mocht het EID-systeem worden ingevoerd, dan zou het overigens alleen moeten gelden voor dieren die na een bepaalde datum zijn geboren en niet voor de bestaande veestapel.