2. Voorbereiding van de Europese Raad (Brussel, 13 en 14 december 2007) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereiding van de Europese Raad van 13 en 14 december 2007 in Brussel.
Manuel Lobo Antunes,fungerend voorzitter van de Raad.− (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de komende Europese Raad zal in de eerste plaats met genoegen kennis nemen van de ondertekening van het Verdrag van Lissabon, die morgen in de Portugese hoofdstad zal plaatsvinden, en van de afkondiging van het Handvest van de grondrechten, die hier straks gaat gebeuren. De Raad zal er ook toe oproepen het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon spoedig af te ronden, zodat het Verdrag op 1 januari 2009 in werking kan treden.
Zoals ik al eerder heb gezegd krijgt de Unie met het Verdrag van Lissabon een stabiel en duurzaam institutioneel kader, waardoor zij in staat zal zijn om zich volledig op de politieke uitdagingen te concentreren die voor ons liggen, met inbegrip van globalisering en klimaatverandering, zoals de staatshoofden en regeringsleiders op hun informele bijeenkomst van 19 april hebben onderstreept. In deze context zal de Europese Raad een verklaring over de globalisering afgeven. In deze verklaring zalde Raad duidelijk maken dat de Europese Unie met het oog op de uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd, de mogelijkheid, maar ook de plicht heeft om te handelen. Het intern en het extern beleid van de Unie moeten daarop worden afgestemd. Ik denk aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid worden verwezenlijkt, aan de inlossing van de verregaande toezeggingen inzake klimaatverandering een energie die zijn gedaan op de Europese Voorjaarsraad van 2007, aan de formulering van een mondiale reactie op de recente turbulenties op de financiële markten, de bevordering van vrije handel en openheid, de samenwerking met onze partners bij de uitvoering van krachtige en coherente ontwikkelingsstrategieën, de ontwikkeling van een omvattend Europees migratiebeleid en een effectief gebruik van de instrumenten en de ontwikkeling van de capaciteiten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het Europees veiligheids- en defensiebeleid, opdat de Unie een steeds grotere rol kan gaan spelen bij het bouwen aan een betere wereld.
Ten slotte zal de Europese Unie er mede voor zal zorgen dat de globalisering niet zozeer een bedreiging vormt, maar kansen biedt en tot de welvaart van de burgers zal bijdragen. Wij hopen ook tijdens de komende Europese Raad een discussiegroep op te kunnen richten om de Unie te helpen in de komende twintig à dertig jaar beter op uitdagingen te kunnen participeren en deze doeltreffender te kunnen aanpakken.De Europese Raad zal de vooruitgang evalueren die is geboekt op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. In de eerste plaats moet hier de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen van de nieuwe lidstaten worden genoemd, een maatregel die van groot belang is voor het dagelijks leven van onze burgers. De uitvoering van het migratiebeleid zal eveneens worden onderzocht, met name de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de algehele aanpak van migratie met betrekking tot Afrika en het Middellandse Zeegebied en de algehele aanpak met betrekking tot de grensregio’s ten oosten en zuidoosten van de Europese Unie. In dit verband zal een verslag worden opgesteld over de organisatie van de eerste Euro-mediterrane ministervergadering over migratie, waarmee, zoals gisteren reeds vermeld, rekening zal worden gehouden bij de voorbereiding van een gezamenlijke strategie en een actieplan voor de twee top EU-Afrika.
Andere aspecten die we op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zullen onderzoeken, zijn onder meer de activiteiten ter bestrijding van terrorisme, met name wat betreft radicalisering en rekrutering, en de vooruitgang bij de justitiële samenwerking.De Europese Raad zal daarnaast de werkzaamheden met betrekking tot economische, sociale en milieukwesties evalueren met het oog op de voorbereiding van de volgende cyclus van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid, die in het voorjaar van 2008 ter goedkeuring zal worden voorgelegd aan de Europese Raad. De discussie tijdens de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders in oktober was erop gericht de externe dimensie van de strategie van Lissabon te versterken en heeft bevestigd dat de hernieuwde strategie van Lissabon nog steeds het juiste kader biedt om de fundamentele uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd, met name de uitdaging van de globalisering, het hoofd te bieden. Deze discussie heeft eveneens bevestigd dat Europa vooruitgang boekt, en de nieuwe cyclus zal er daarom voornamelijk ten doel hebben de nodige stabiliteit te bewaren om de vorderingen te consolideren en de hervormingen verder door te zetten.
De Europese Raad zal de nadruk leggen op de noodzaak om het Europese concurrentievermogen te versterken door de voordelen die de interne markt biedt, in combinatie met een duurzaam industriebeleid en de bevordering van innovatie en vaardigheden.Tevens wordt de nadruk gelegd op de ontwikkeling van de externe dimensie en de verbetering van het consumenten- en het ondernemingsklimaat, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen. Op het gebied van het werkgelegenheids- en het sociaal beleid zal de Europese Raad zijn goedkeuring hechten aan de overeengekomen gemeenschappelijke beginselen inzake flexizekerheid en hij onderstreept de rol van de sociale partners bij de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van het desbetreffende beleid. De Europese Raad zal ook verslag uitbrengen over de resultaten van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen en zal de lidstaten verzoeken, hun inspanningen ter voorkoming en bestrijding van discriminatie op te voeren. Ik moet tevens het belang benadrukken van de voortzetting van het Energiebeleid voor Europa, dat door de Europese Voorjaarsraad in het leven is geroepen. De Raad zal bovendien aandacht besteden aan de vorderingen in de discussie over het derde pakket maatregelen voor de interne gas- en energiemarkt en in het debat over het strategisch energietechnologieplan.
De Europese Raad zal vervolgens de tenuitvoerlegging van de strategie voor duurzame ontwikkeling evalueren en zal naar verwachting eveneens tot de conclusie komen dat de doelstellingen en prioriteiten met betrekking tot de zeven hoofduitdagingen waarop deze strategie is gericht, volledig actueel blijven. De Raad zal ook zijn instemming betuigen met de mededeling van de Commissie over een geïntegreerd maritiem beleid en zal de Commissie verzoeken de in het actieplan genoemde initiatieven en voorstellen op stapel te zetten. Op het gebied van de buitenlandse betrekkingen zal de Europese Raad zich, gezien de discussies tijdens de meest recente Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van afgelopen maandag, naar verwachting bij de beoordeling van de onderhandelingsperiodeconcentreren op het proces van de definitie van de toekomstige status van Kosovo. Aangezien Belgrado en Pristina, zoals u weet, geen akkoord hebben bereikt, hopen wij dat de Europese Raad ook besprekingen zal voeren over de rol die de Europese Raad zou kunnen spelen in het toekomstige proces en over de koers die dient te worden gevolgd om het vraagstuk op te lossen, de stabiliteit in de regio te verhogen en deze dichter bij de Unie te brengen.De Europese Raad zal het belang onderstrepen van de verschillende topconferenties die in de afgelopen zes maanden zijn gehouden, met name de topconferenties met Brazilië en Afrika. De top met Afrika was, zoals u weet, een ongekend en schitterend initiatief, en de Top EU-Afrika heeft een aantal zeer bemoedigende resultaten opgeleverd waarover ik u gisteren in de plenaire vergadering reeds heb kunnen informeren. Tot slot zal aandacht worden besteed aan de geboekte vooruitgang in de betrekkingen met andere regio’s, met name het Middellandse Zeegebied, en op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de conclusies van de Europese Raad weerspiegelen de resultaten van de intensieve werkzaamheden van de afgelopen zes maanden en laten zien dat de belangrijkste doelstellingen van het Portugese voorzitterschap zijn bereikt. De Europese Unie heeft echter nog een zeer ambitieuze werkagenda voor de boeg. Wij zijn ervan overtuigd dat de Unie zich ook onder de toekomstige voorzitterschappen in de richting van een Europa met een sterk groeiende economie, sociaal welzijn en duurzame ontwikkeling zal blijven ontwikkelen en zijn rol op het wereldtoneel en in de betrekkingen met haar partners op bilateraal en multilateraal niveau zal uitbouwen. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter.
(Applaus)
José Manuel Barroso,voorzitter van de Commissie. −(PT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tijdens de meest recente, in oktober in Lissabon gehouden Europese Raad hebben we niet een politiek akkoord over een nieuw Verdrag weten te bereiken, maar ook op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders een debat kunnen aanzwengelen over de belangen van Europa en de beste manier om deze belangen in het tijdperk van globalisering te behartigen.
Het Verdrag van Lissabon zal morgen worden ondertekend, en vrijdag zal de Europese Raad aan zijn taak beginnen om naar concrete resultaten te streven voor een Europa dat in het tijdperk van globalisering in dienst staat van de burgers. Ik acht het belangrijk om het verband tussen deze twee feiten te onderstrepen. Europa is bezig zijn institutionele problemen op te lossen, maar het doet dit in de eerste plaats om rekening te houden met de belangen van de burgers en bovendien omdat het ernaar streeft op mondiaal niveau in te staan voor zijn belangen en waarden. Deze twee aspecten zijn uiteindelijk twee aspecten van dezelfde doelstelling.
De ondertekening van het Verdrag van Lissabon is niet slechts een formaliteit. De ondertekening is een signaal dat de 27 lidstaten een akkoord hebben bereikt over het Verdrag en zich gemeenschappelijk voor Europa willen engageren. Dit is ongetwijfeld een zeer krachtig symbool voor de enorme vooruitgang die we sinds de stilstand van 2005 hebben bereikt.
Ook de afkondiging van het Handvest van de grondrechten door de voorzitter van de Raad, de Voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Commissie, die over enkele uren in dit Huis zal plaatsvinden, is een duidelijk bewijs voor het feit dat de Europese Unie de rechten van de burgers als een kernonderdeel van haar activiteiten blijft beschouwen.
Komende vrijdag zullen we tijdens de Europese Raad opnieuw de gelegenheid hebben een Europese Unie te tonen die ernaar streeft haar positie te bepalen in het licht van de globalisering. Deze positiebepaling heeft ten dele te maken met de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid. Eigenlijk consolideren we vandaag gewoon de externe dimensie van de strategie van Lissabon; in wezen is dit het idee dat Europa’s antwoord op de globalisering proactief en vol vertrouwen moet zijn, en niet negatief of passief. Gisteren nog heeft de Commissie een belangrijk pakket mededelingen en besluiten goedgekeurd ter voorbereiding van een nieuwe cyclus van de strategie voor de periode 2008-2010.
(EN) Mijnheer de Voorzitter, de strategie van Lissabon werkt: er is sprake van groei en meer werkgelegenheid. De werkgelegenheid is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw niet zo sterk gegroeid. De strategie van Lissabon helpt Europa en de Europese burgers zich zodanig te positioneren dat zij in deze tijd van globalisering succesvol kunnen zijn. De strategie van Lissabon heeft Europa een gemeenschappelijke pragmatische economische agenda geboden, waarbij de nationale verschillen volledig worden gerespecteerd.
Zelfgenoegzaamheid zou voor Europa echter fataal zijn bij het gestalte geven van de globalisering. Er moet nog veel meer gebeuren: de vooruitgang wisselt per beleidsgebied en sommige lidstaten gaan veel sneller dan andere.
Het pakket van gisteren speelt in op de noodzaak voor Europa om te handelen, de toenemende onzekerheden in de mondiale economie onder ogen te zien en nog meer prioriteit te geven aan de sociale dimensie, onderwijs en vaardigheden, maar ook aan informatie- en communicatietechnologieën, flexizekerheid, een gemeenschappelijk energiebeleid en het tegengaan van klimaatverandering.
In de verklaring over globalisering die de Europese Raad op het punt staat aan te nemen, wordt de rol van de strategie van Lissabon volledig erkend. Uit de verklaring moet onze overtuiging naar voren komen dat de EU alle reden heeft de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. De Europese Unie van vandaag laat zien hoe het behoud van Europese politieke, economische en sociale waarden en het verdedigen van Europese belangen volledig verenigbaar zijn met een proactieve benadering van globalisering.
We zijn nu in staat de interne hervormingen voort te zetten, ons vermogen op mondiaal niveau te concurreren te vergroten en, tegelijkertijd, vast te houden aan onze waarden op het gebied van economische en sociale cohesie en solidariteit. We zijn nu in staat de mondiale visie te bieden die de wereld nodig heeft voor een multilaterale orde, een systeem van collectieve veiligheid, open en eerlijke handel en duurzame ontwikkeling, met oog voor het ecologische evenwicht van onze planeet. We zijn nu in staat op te komen voor de Europese belangen in de partnerschappen en in de betrekkingen met onze bondgenoten en de grote mogendheden van de wereld.
Twee weken geleden was ik samen met de voorzitter van de Europese Raad in China en India voor de topontmoetingen tussen de Europese Unie en deze twee opkomende machten. Het was fascinerend te zien hoe snel de economische ontwikkeling in dat deel van de wereld verloopt. We moeten de ontwikkelingen in Azië goed in de gaten houden. Het is waar dat de economische ontwikkeling miljoenen mensen heeft geholpen de armoede te ontstijgen. Ik ben ervan overtuigd dat de vooruitgang daar rechtstreeks van invloed zal zijn op toekomstige generaties Europeanen.
De cruciale vraag is: hoe reageren wij op een dergelijke structurele transformatie? We moeten ons geen illusies maken: globalisering betekent ook diepgaande veranderingen in de machtsverhoudingen in de wereld. Als mensen het hier in Europa, niet zo veel jaar geleden, hadden over globalisering, dachten ze vooral aan verwestersing of, soms, aan amerikanisatie. Als we het tegenwoordig in Europa over globalisering hebben, denken veel mensen bovenal aan de opkomende economische machten in Azië.
Kortom, de wereld verandert en ik geloof dat het hierdoor ook duidelijker wordt dat we ons gezamenlijke Europese project zullen moeten aanpassen aan de nieuwe uitdagingen. De tijd is nu dus rijp om de verklaring over globalisering die de leiders van de Europese Unie deze week aannemen, te onderschrijven. Het is duidelijker dan ooit dat zelfs de grootste mogendheden van Europa de uitdagingen van de globalisering niet alleen het hoofd kunnen bieden. Het is duidelijk dat we, meer dan ooit, behoefte hebben aan een krachtige Europese Unie.
Ik geloof dat de opkomst van de Aziatische mogendheden enerzijds en de bewustwording omtrent de uitdaging van de klimaatverandering anderzijds, in feite, twee zeer belangrijke stuwende krachten zijn voor de Europese Unie, omdat ze ons eraan herinneren dat globalisering ons voor een uitdaging stelt en dat er ook kansen voor ons liggen.
Ik denk dus dat de Europese Raad van deze week van grote betekenis is. Een paar jaar geleden zouden Europese leiders het nooit eens zijn geworden over de verklaring over globalisering die ze nu op het punt staan te steunen. Het is nu heel duidelijk dat de doelstellingen van de Europese Unie niet alleen intern gericht zijn: de doelstellingen van de Europese Unie zijn ook mondiaal. We moeten opkomen voor onze belangen en onze waarden in de nieuwe wereldorde die aan het ontstaan is. Daarom denk ik dat we deze week een zeer belangrijk besluit kunnen nemen. Dat moeten we doen met het volste vertrouwen in onze capaciteiten, waarbij we bovenal vertrouwen in het vermogen van Europese samenlevingen om de uitdaging aan te gaan.
We moeten vooral niet vergeten dat we in Europa beschikken over indrukwekkende menselijke vaardigheden, grote kennistradities, kritische kennis en aanpassingsvermogen. We beschikken over geavanceerde wetenschappelijke en technologische kennis en bovenal kennen we een vrije samenleving op basis van de rechtsstaat en dat biedt ons een enorm voordeel in een snel veranderende wereld.
Dit is de Europese levenswijze. De beste investering die we kunnen doen, is deze te behouden en verbeteren. Met de juiste beleidsagenda kunnen we de globalisering met vertrouwen het hoofd bieden. Globalisering stelt ons voor specifieke uitdagingen. Een van die uitdagingen is het verschijnsel van de massamigratie, dat, tot op zekere hoogte, een nieuw verschijnsel is in Europa – althans in de omvang die het de laatste tijd heeft aangenomen.
Vorige week heeft de Commissie een mededeling over migratie aangenomen, die in de Europese Raad zal worden besproken. Hierin wordt benadrukt dat we de kwestie in een breed perspectief moeten zien. De kwestie staat natuurlijk centraal bij onze grenscontrole en veiligheid, maar heeft ook enorme economische en sociale gevolgen en dient een centrale rol te spelen bij onze betrekkingen met partners wereldwijd. Migratie raakt aan de zorgen en de belangen van burgers. Afzonderlijke lidstaten kunnen deze kwestie niet alleen aanpakken. Zoals ik al meermalen heb gezegd, ook in dit Parlement: het is volstrekt absurd dat in een Europese Unie, dat vrij verkeer van personen kent, 27 lidstaten ieder hun eigen immigratiebeleid hanteren. We moeten een gezamenlijke benadering hebben voor immigratie en we moeten erkennen dat de problemen waarmee enkele van onze lidstaten te kampen hebben, ook als een Europees probleem moeten worden beschouwd.
(Applaus)
We hebben geïntegreerd beleid nodig, dat Europese burgers, immigranten en internationale partners begrijpen. Het doel van het document dat we bij de Raad hebben ingediend, is het debat op gang te brengen, om te beginnen bij de Europese Raad, maar ook in de Europese samenleving, waaronder, uiteraard, dit Parlement, en een proces te lanceren dat leidt tot een alomvattend beleid. Door zich een dag na de ondertekening van het Verdrag van Lissabon te buigen over een kwestie die de Europese burgers nauw aan het hart gaat, zet de EU haar benadering, die is gebaseerd op concrete resultaten voor Europa en concrete resultaten voor onze burgers, voort. Dit is de manier om verder te gaan en ik denk dat de Europese top van deze week ons een stap verder kan helpen bij de verwezenlijking van onze wens om de globalisering gestalte te geven en daarbij uit te gaan van onze waarden.
(Applaus)
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, de Europese Raad van Lissabon betekent de terugkeer tot een Europa van prestatie en toegevoegde waarde. Voor de mensen in Europa betekent deze Raad het startsein voor een grotere vrijheid van verkeer en sterkere integratie. Vele institutionele problemen zijn van de baan, en er komt een eind aan twee jaar van uitstel en onzekerheid.
Morgen zullen de 27 handtekeningen die onder het Hervormingsverdrag worden gezet, beslag geven aan onze gedeelde toekomst in een Europese 21e eeuw, een toekomst die gebaseerd is op onze gemeenschappelijke waarden, onze welvaart, veiligheid en solidariteit.Wij streven ernaar onze nieuwe modus operandi vanaf januari 2009 in de praktijk te brengen. Dit is belangrijk omdat de bepalingen van het Verdrag van Lissabon gevolgen hebben voor de volgende Europese verkiezingen en dus ook voor de benoeming van de voorzitter van de Commissie.
Dames en heren, het Handvest van de grondrechten is de grootste vernieuwing in het Verdrag van Lissabon, omdat het een duidelijk antwoord geeft op twee fundamentele vragen: wie zijn wij en wat is het wezen van ons gemeenschappelijke project? Het Handvest belichaamt onze gedeelde waarden en is tevens een uitdrukking van een consensus over onze eenheid in verscheidenheid. Als wij ook maar één van deze elementen veronachtzamen zullen wij bij onze volkeren oppositie en weerzin opwekken. Ik hoop dat zowel de geest als de letter van het Europees Handvest van de grondrechten in een zo groot mogelijk deel van Europa zullen worden toegepast, want in dit Handvest krijgen onze individuele identificatie met de Europese Unie en onze verbondenheid aan een Europese Gemeenschap van gedeelde waarden gestalte.
Het Hervormingsverdrag zorg tevens voor een uitbreiding van de democratie doordat de bevoegdheden van het Europees Parlement worden versterkt, in de Raad een eerlijkere stemprocedure wordt ingevoerd, de nationale parlementen een grotere rol krijgen bij het waarborgen van subsidiariteit en de Unie dichter bij de gewone mensen wordt gebracht,die nu het recht hebben om het initiatief te nemen tot nieuwe wetgeving.
Het Europees Parlement krijgt meer plichten en verantwoordelijkheden jegens de burgers van Europa. Onze Vergadering moet daarom zorgvuldiger te werk gaan en meer in de aandacht komen te staan. Mijn fractie is zowel bereid om aan het wetgevingsproces bij te dragen als om nieuwe ideeën in te brengen. Ik spreek tevens mijn steun uit voor het voorstel om een discussiegroep in het leven te roepen. Deze discussiegroep komt een beslissende rol toe bij het uitstippelen van onze koers voor de komende 20 à 30 jaar. Indien we ons ten doel stellen een Europa te bouwen dat gebaseerd is op welvaart en veiligheid, evenals op waarden en solidariteit, moeten we de mogelijkheid hebben om na te denken over de toekomst van het Europees sociaal model.
Wanneer het Verdrag eenmaal is geratificeerd kunnen we ons op de beleidsgebieden concentreren waar de burgers meer van Europa verwachten. Vraagstukken als klimaatverandering, energie, immigratie en veiligheid moeten op Europees niveau worden aangepakt.
Dames en heren, de tweede beslissing die naar verwachting in Lissabon zal worden genomen, heeft meer dan alleen symbolische waarde. Het gaat om de uitbreiding van het acquis van Schengen tot de lidstaten die in 2004 tot de Unie zijn toegetreden. De vrijheid van verkeer is een gevoelige kwestie, met name voor mensen die onder bezetting hebben geleefd en verstoken waren van vrijheid. Het leven in een Gemeenschap van gedeelde waarden is onverenigbaar met de invoering van onderscheidingen tussen mensen die zich binnen de Europese Unie bewegen. Gelijke behandeling betekent ook gelijkheid voor de wet. Indien we die beginselen overboord zetten, zullen we nooit voor sociale cohesie kunnen zorgen en zullen de mensen die wij vertegenwoordigen Europa de rug toekeren.
Ik ben tevens verheugd over de uitbreiding van de politiële en justitiële samenwerking tussen de lidstaten. In een open Europa is dit een doeltreffende manier om de plaag van mensenhandel en illegale immigratie te bestrijden.Dames en heren, de Europese Raad van aanstaande donderdag brengt ons een stap dichterbij een opener, democratischer Europa dat bovendien in staat is te handelen. En er zij ook op gewezen dat een Europa dat eenheid in verscheidenheid waarborgt, niet alleen tot de stabiliteit binnen de eigen grenzen bijdraagt, maar ook tot de vrede in de hele wereld.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. –(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de voorzitter van de Commissie heeft terecht naar een van de belangrijkste uitdagingen van deze tijd verwezen, namelijk de vraag hoe we het binnenlands beleid in Europa dienen te organiseren op basis van het Verdrag dat morgen zal worden ondertekend, op basis van de nieuwe rechtsstructuren van de Europese Unie. Hij heeft het probleem van de massale immigratie in Europa genoemd als voorbeeld voor de manier waarop een interne Europese ruimte, dus een justitiële ruimte die weliswaar buitengrenzen, maar geen binnengrenzen meer heeft, kan worden georganiseerd. We doen dat op intergouvernementeel niveau.
Men moet echter voor ogen houden dat de Overeenkomst van Schengen niet tot het recht van de Europese Unie behoort; de overeenkomst is geen onderdeel van het Gemeenschapsrecht, maar een intergouvernementeel instrument. Hieruit blijkt al dat er sprake is van een structurele tekortkoming, want intergouvernementele instrumenten zijn in de eerste plaats wetsinstrumenten die op nationale soevereiniteit zijn gericht, in plaats van op de totstandbrenging van een effectief Europees kader. Dat is een fundamenteel verschil. Recht dat gebaseerd is op nationale soevereiniteit brengt namelijk met zich mee dat iedere nationale particulariteit en ieder individueel voorbehoud de hele Unie kan blokkeren. Gezien de uitdagingen op het gebied van migratie kunnen we ons dat niet veroorloven.
In die zin heeft voorzitter Barroso helemaal gelijk, want het kan niet door de beugel dat sommige landen – bijvoorbeeld in het zuiden van Europa – aan een enorme migratiedruk zijn blootgesteld, terwijl andere, die aan het andere geografische einde van Europa zijn gelegen, zich er gemakkelijk van afmaken.Deze situatie kan niet blijven voortduren. De stap die wij nu nemen door een nieuwe impuls te geven aan het integratieproces op basis van het Verdrag, is daarom een eerste stap waarop andere moeten volgen, namelijk een sterkere integratie ook op andere gebieden zoals het binnenlands beleid, het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk justitieel beleid.
Dat brengt mij op mijn tweede punt, dat voor ons momenteel van bijzonder belang is. Vandaag wordt het Handvest van de grondrechten formeel ondertekend. Prima! Een prachtige tafel, fantastische stoelen, de sfeer is zoals altijd geweldig.
(Interruptie van de heer Daniel Cohn-Bendit: En fantastische leden van het Parlement!)
Ja, ook fantastische leden van het Parlement, hoewel sommige leden aardiger zijn dan andere, mijnheer Cohn-Bendit.
(Gelach)
De ondertekening zal zoals gewoonlijk in een prachtige omlijsting plaatsvinden. Maar toch doet mij dit alles denken aan een goede vriend van mij die al verschillende keren is getrouwd en die ook verschillende keren een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend. En elke keer als ik na de bruiloft weer naar huis ging, na de plechtige ceremonie en de feestelijkheden, zei ik tegen hem: “Het was, zoals altijd, een prachtige dag!” Zo’n gevoel heb ik nu ook. In Rome was ik van de partij, net als u, mijnheer Pöttering, en een aantal andere leden die hier vandaag aanwezig zijn. We hebben zoiets immers ook in Rome meegemaakt. Het leek wel een bruiloft: een feestelijke sfeer, heerlijk eten, een prachtige ceremonie, magnifieke muziek.
(Interruptie van de heer Daniel Cohn-Bendit: Een mooie stad!)
Een mooie stad, een uitstekende sfeer, en mijnheer Cohn-Bendit was er niet bij, dus in één woord: geweldig!
(Gelach)
Daarna zijn we naar huis gegaan en zijn we getuige geworden van een scheiding. En vandaag zijn we weer op weg naar een bruiloft, deze keer in Lissabon: een uitstekende sfeer, een magnifieke stad, mijnheer Cohn-Bendit is er niet bij – helemaal perfect. Ik hoop alleen dat in Ierland niet weer een scheidingsaanvraag wordt ingediend. Kortom, dames en heren, we hebben geen reden tot feestvieren zolang het Verdrag niet door alle 27 lidstaten is geratificeerd.
Het is zinvol om dit Verdrag te ratificeren. De anti-Europeanen die de Grondwet wilden tegenhouden, omdat ze meenden op die manier het integratieproces te kunnen stoppen, hebben een lesje gekregen. Weliswaar voldoet het Verdrag van Lissabon niet aan alle wensen, maar het is beter dan een afbraak van Europa door een constante tegenwerking van integratie!
(Gelach)
En diegenen die het grondwettelijk verdrag niet sociaal genoeg vonden en in dit opzicht verbeteringen wensten, en die daarom tegen hebben gestemd, vinden deze verbeteringen weliswaar niet in dit Verdrag, maar dankzij de proclamatie van het Handvest van de grondrechten en de integratie ervan in het Verdrag, kan een aantal fundamentele sociale rechten worden verwezenlijkt.
Ongetwijfeld waren er redenen waarom extremisten aan beide kanten het Verdrag hebben afgekeurd. Ik heb meer sympathie voor diegenen die dit uit sociale overwegingen hebben gedaan, dan voor de anti-Europeanen die uit beginsel tegen dit Verdrag waren omdat ze tegen de Unie zijn.
Eén ding is echter zeker: dit Verdrag is slechts een tussenstap. Het is een stap voorwaarts, maar een stap die niet ver genoeg gaat. Deze stap voorwaarts moet echter in ieder geval worden gedaan. Ik hoop dat het een duurzaam huwelijk zal worden en dat de scheidingsadvocaten er niet aan te pas hoeven komen. Zonder een stabiel institutioneel fundament zullen wij de uitdagingen van de komende jaren – mijn collega Swoboda heeft het hier straks over Kosovo – namelijk niet het hoofd kunnen bieden.
(Applaus)
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie.–(EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Schulz heeft volkomen gelijk. Dit is een feestelijke week vanwege de plechtige afkondiging van het Handvest dat onze burgers bescherming biedt tegen misbruik van de grote macht die aan de EU is toegekend, en de ondertekening van het Verdrag van Lissabon waarmee we ons vermogen te handelen versterken en de kwaliteit van onze democratie ingrijpend verbeteren. Het verheugt me zeer dat premier Brown eindelijk heeft besloten te verschijnen, hoewel het, helaas, aan de late kant is. Ik vrees dat dit symptomatisch is voor de rol die Groot-Brittannië speelt in de EU. Laten we er alstublieft op letten dat de heer Brown met een pen tekent en niet met potlood!
(Gelach)
De Europese Raad is onze eerste kans om deze periode van bezinning en introspectie resoluut achter ons te laten en serieus politiek te gaan bedrijven. Om te beginnen hebben we Kosovo, waar de EU op het punt staat zonder de goedkeuring van de VN-Veiligheidsraad toezicht te houden op de onafhankelijkheid van een land. Het is van cruciaal belang voor de toekomst van Kosovo en de rest van ons dat degenen die vrezen dat een dergelijke moedige stap een precedent zal scheppen, voor de verstandige weg van constructieve onthouding kiezen en de zelfbeschikking van de Kosovaren niet blokkeren.
De Europese Raad moet ook een paar duidelijke besluiten nemen over de omvang en de vorm van de ESDP-missie naar Kosovo om een signaal af te geven omtrent zijn bedoelingen. Bovendien moeten we blijven weigeren een stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië te ondertekenen zolang het land zijn oorlogsmisdadigers niet aan het ICC heeft uitgeleverd. De door Sarkozy voorgestelde groep van wijze mannen kan in dit verband serieus gaan werken aan een paar alternatieve scenario’s voor de toekomst van de Balkan, maar onze lopende verplichtingen mogen hierdoor niet in het geding komen.
(Applaus)
Brian Crowley,namens de UEN-Fractie.– (GA)Mijnheer de Voorzitter, de leiders van de EU zijn in Brussel bijeengekomen voor een zitting van de Europese Raad die op de dag na de ondertekening van het Verdrag begint. Ierland is een van de landen waar een referendum zal worden gehouden over de bepalingen van het Verdrag. Indien de campagne ter ondersteuning van het Verdrag op een professionele manier wordt gevoerd, zal het referendum volgens mij een groot succes worden.
(EN) En, naar aanleiding van wat de heer Schulz zei over de gevaren van een “nee” van Europa, past het mij, als vertegenwoordiger uit Ierland, in deze ronde van het debat over de toekomst van het Verdrag van Lissabon, te wijzen op een paar kernwaarheden.
Ten eerste feliciteer ik iedereen die betrokken is geweest bij de totstandkoming van de definitieve overeenkomst over het Verdrag van Lissabon. Maar dat is slechts het geschreven document en we vragen ons af – en ook in dit Parlement vragen we ons vaak af – wat Europa wil. Wat willen de burgers van Europa weten?
Ja, de burgers van Europa willen meer Europa. Maar meer Europa betekent voor hen niet wat velen van ons in deze ruimte denken. Het betekent geen nieuwe verordeningen, nieuwe wetten – nieuwe beperkingen, zoals zij het zien. Het betekent een slimmer Europa, een Europa dat inspeelt op hun dagelijkse behoeften. Daarom is de strategie van Lissabon – de voortzetting en verbetering van de strategie van Lissabon – zo belangrijk in verband met wat er binnen de Raad in Lissabon gebeurt.
Ten tweede komen door de hele migratiekwestie, waar diverse Parlementsleden naar verwezen, de middelen enorm onder druk te staan, niet alleen in financieel opzicht in verband met de kosten die dit voor landen met zich meebrengt, met name voor landen aan de zuidelijke Middellandse Zee die gedwongen worden gigantische bedragen uit te geven in verband met dit probleem, maar ook wat betreft van de sociale samenhang binnen deze landen. Er ontstaan enorme problemen en migratie vergt veel welwillendheid en inspanningen.
Het derde en belangrijkste punt is de hele kwestie inzake de ontwikkeling van een Europese visie zoals we die in de hele wereld willen zien en zoals die zich nu tijdens de klimaatveranderingsconferentie in Bali voltrekt en de komende maanden tijdens enkele andere conferenties in New York zal voltrekken en, bovenal, dat we onze burgers moeten informeren over wat in het verschiet ligt.
Tot slot zou ik, in verband met het referendum in Ierland, tegen voorzitter Barroso en vicevoorzitter Wallström willen zeggen: geen belasting, geen belasting, geen belasting. De verdragen geven u niet het recht belastingvoorstellen in te dienen. De Commissie moet zich daarbuiten houden.
Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. –(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit is een fantastische manifestatie. De voorzitter van de Raad en de Raad waren ijverig, en de inhoudsopgave die u hier heeft voorgedragen was fantastisch. Het is mij weliswaar niet duidelijk geworden om welke inhoud het ging, maar de trefwoorden waren wel raak.
De oppermanager van de Commissie heeft ons verteld dat de Commissie de uitdagingen van de globalisering heeft aangepakt. Hij heeft 87 keer “globalisering” en 82 keer “uitdaging” gezegd – dan zal het dus wel kloppen.
Dan nog iets over de bruiloft, waar Martin zoveel waarde aan hecht. Het is inderdaad interessant: voor de tweede keer met dezelfde bruid getrouwd. Dat komt zelden voor, ook op de trouwerijen waar jij altijd bij was. Alleen is de bruid al wat ouder geworden, ze is wat ouderwetser, wat minder sexy als in Rome. Maar dit huwelijk is nodig. We zijn er vandaag allemaal bij – omdat ik er vandaag bij ben, anders dan vroeger, zal het dit keer goed aflopen. Dat is het verschil.
Voordat ik inga op twee belangrijke problemen, wil nog iets zeggen over het surrealistische optreden van de Britse premier in Lissabon. Hij had dus vastgesteld dat een subcommissie van de een commissie van een subcommissie in zijn parlement een vergadering hield, zodat hij niet aanwezig kon zijn bij de ondertekening van het verdrag dat hij niet wilde ondertekenen, maar ergens toch wilde ondertekenen, maar bij het eten ondertekende hij het uiteindelijk toch. Dat is surrealistisch, maar zo is het tegenwoordig nu eenmaal in Groot-Brittannië. Dat is niet mijn probleem, maar uw probleem!
Nu wil ik het echter over twee ernstige kwesties hebben. Ten eerste over Kosovo. Er is een joodsgezegde, dat luidt als volgt: als je twee mogelijkheden hebt, kies dan altijd de derde. We hebben twee mogelijkheden. Als we de onafhankelijkheid van Kosovo niet erkennen, zitten we met een conflict. Als we de onafhankelijkheid van Kosovo wel erkennen ook. In beide gevallen zitten met een conflict, ofwel met Kosovo of met Servië. Als Europese Unie moeten we nu gedecideerd laten zien dat we tot daden in staat zijn, en niet alleen tot woorden. We moeten een agenda 2020 ontwikkelen om de rechtsstaat in deze regio te versterken, en deze agenda moeten we opstellen in samenwerking met Kosovo, Servië en Bosnië-Herzegovina.
We moeten de rechtsstaat in deze hele regio versterken. We moeten een milieu- en klimaatpact ontwikkelen. We moeten een regionaal ontwikkelingsplan, dat wil zeggen de hele Balkan omspannende netwerken, opzetten en de regio daarbij het vooruitzicht bieden van een spoedige toenadering tot de Europese Unie met als doel de gelijktijdige integratie van al deze landen in de Europese Unie. Onze enige mogelijkheid om een conflict te voorkomen, bestaat erin dat deze landen het bindmiddel Europa niet alleen wordt aangeboden maar dat zij zelf tot de ontwikkeling daarvan bijdragen. Dan zullen we zien of de 27 lidstaten niet alleen nieuwe bruiden kunnen huwen, maar ook in staat zijn moeilijke kinderen in het gezin op te nemen, zodat de vrede in deze regio eindelijk kan gedijen. Dat hangt ook af van de huwelijksnacht.
Het tweede punt is al even dramatisch: Iran. Ook op dit terrein moet de Raad een beslissing nemen. Als we de Amerikaanse geheime dienst mogen geloven is er geen sprake meer van een bedreiging door een Iraanse atoombom. Nu zijn we allemaal net kleine kinderen: we geloven altijd wat we willen geloven. Als ze iets zeggen wat ons niet zint, zeggen we: ze liegen. Als ze iets zeggen wat ons uitkomt, zeggen we: ze hebben gelijk. Ik weet niet wie er gelijk heeft, maar ik zou in dit geval wensen dat ze dit keer gelijk hebben.
De mogelijkheid van de atoombom is echter niet het enige probleem in Iran. In Iran is er ook een probleem met de vrijheid, dat wil zeggen met de onderdrukking van de vrijheid. De afgelopen jaren is de onderdrukking van de mensen in Iran enorm toegenomen. Volgens mij moet Europa hier iets aan doen. Het gaat er niet alleen om de nucleaire bedreiging af te wenden. Het gaat ook om de vrijheid van de mensen in Irak en om de vraag hoe wij de burgermaatschappij kunnen helpen die vrijheid te bemachtigen.
Er zijn regeringsleiders die denken dat zij wijs zijn, omdat zij wijze raad geven en wijze, grootse dingen voor Europa doen. Maar wie gelooft dat hij kernreactoren aan alle landen van de wereld kunnen verkopen – aan Libië, een terroristische dictatuur, of aan Tunesië, Algerije of Marokko – om dan op een gegeven moment vast te stellen dat die landen allemaal de atoombom willen, is alleen maar hypocriet. In de New York Times stond gisteren iets, wat wij al 30 jaar zeggen:wie civiel gebruik maakt van kernenergie, zal er uiteindelijk ook militair gebruik van maken als het moet. En wij verkopen kerncentrales aan alle Afrikaanse, Amerikaanse en andere staten en denken dat wij wijs zijn. We zijn dom, als we dat doen. Dat mag wel eens gezegd worden.
(Applaus)
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte voorzitter van de Commissie, de komende Europese Raad vindt plaats in de context van de ondertekening van een nieuw Verdrag, kort na een bijzonder belangrijke Top EU-Afrika en – laten we dat niet vergeten – tijdens de eerste fase van de uitvoering van het Annapolis-proces.
Wat het Verdrag betreft ben ik van mening dat de Unie de situatie volledig verkeerd zou inschatten als zij dacht dat dit op de top bereikte akkoord het einde betekent van de vertrouwenscrisis die grote delen van onze samenlevingen heeft verwijderd van de huidige richting van het economisch en sociaal beleid van de Unie. Het probleem is daarmee niet opgelost. We zouden er goed aan doen dit te erkennen en hierop een antwoord te vinden.
Ook als het om onze betrekkingen met Afrika gaat is een realistische inschatting nodig. De voorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie, Alpha Konaré, heeft Europa opgeroepen om zich te onthouden van paternalisme. Hij benadrukte dat Afrika niet langer een jachtterrein is, en ook geen nieuw territorium dat erop wacht te worden veroverd. Hij hekelde de logica achter de economische partnerschapsovereenkomsten en hun enorme kosten voor de Afrikaanse bevolking.
Het is veelzeggend dat zeven Latijns-Amerikaanse landen vrijwel gelijktijdig met die top de Bank van het Zuiden hebben opgericht, om onafhankelijk te worden van het IMF en om de ongelijkheden in hun regio te kunnen verminderen.De Europese Unie moet hier lering uit trekken en onder ogen zien dat er sprake is van een algemeen en toenemend verlangen naar een eerlijker en waardiger partnerschap, ook wat betreft de behandeling van migranten.
Ten slotte het Midden-Oosten, dat naar het schijnt ontbreekt op de agenda van de Raad: hoe is het mogelijk dat de Unie zich in Annapolis heeft laten passeren en slechts een marginale rol speelt in de structuur voor de uitvoering van de routekaart? Is zij van plan vanaf de zijlijn toe te kijken terwijl het akkoord wordt geschonden – zoals vorige week in de affaire rond de nederzettingen in Oost-Jeruzalem? Wat zijn, algemeen gesproken, de echte ambities van Europa, en wat willen we investeren om ze te verwezenlijken? Dit is een vraag van prioritair belang voor de volgende Europese Raad.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie.–(EN) Mijnheer de Voorzitter, morgen om 11.30 uur ondertekenen de ministers-presidenten een definitief verdrag dat ze geen van allen hebben gelezen. Ze tekenen een pakket amendementen dat ze niet eens begrijpen. Het Deense parlement heeft gisteren een referendum geweigerd over een verdrag dat ze niet hebben gelezen. Dat was een schending van de Deense grondwet waardoor ze voor de rechter kunnen worden gedaagd zodat er een referendum kan worden gehouden.
Het kan zijn dat sommigen van hen het volledige ontwerpverdrag hebben gelezen, maar ik betwijfel het. De definitieve versie kan nog niet worden gelezen en wel om de eenvoudige reden dat deze nog niet geconsolideerd is. De IGC heeft besloten pas leesbare versies af te drukken als het verdrag door alle 27 lidstaten is geratificeerd. Niet lezen maar tekenen, is de cynische moraal. Alle onderhandelingen in de IGC en de groep van juridisch-linguïstische deskundigen zijn wat betreft veel leden van dit Parlement volstrekt geheim gehouden. Het nummeringssysteem is driemaal gewijzigd om vergelijkingen vóór ondertekening technisch onmogelijk te maken. Er is niet eens een tabel waarin een vergelijking wordt gemaakt met de versie die in oktober is gepubliceerd.
Eerst negeren ze twee referenda waarin de grondwet wordt afgewezen. Dan voeren ze in het geheim onderhandelingen en behouden ze de inhoud onder een nieuwe naam. Wie één voorbeeld kan noemen van een wet die op grond van de grondwet wel kon worden goedgekeurd en niet op grond van het Verdrag van Lissabon, krijgt een fles goede wijn van me. Zelfs de meest ervaren juridisch deskundige van het Deense ministerie van Buitenlandse Zaken moest toegeven dat er niet één zo’n wet is.
In een hoorzitting van deskundigen in het Deense parlement heb ik driemaal gevraagd om een paar voorbeelden van nationale wetgeving die niet valt binnen de werkingssfeer van het Verdrag van Lissabon, met zijn horizontale clausules en fundamentele beginselen. Ik heb geen enkel geldig voorbeeld gekregen. Door het Verdrag van Lissabon komt er een eind aan de bestaande EU, wordt er een nieuwe staat opgericht met gemeenschappelijk burgerschap, rechtspersoonlijkheid en alle instrumenten die nationale staten hebben. De meeste wetten zullen in het geheim door ambtenaren worden aangenomen. Het democratisch deficit zal toenemen. Mijn fractie stelt voor de ondertekening uit te stellen totdat u de definitieve tekst hebt gelezen.
(Applaus)
Jim Allister (NI).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag wordt er door velen gewichtig gesproken over Europese democratische waarden. Vandaag zullen we op pretentieuze wijze het geloof in de mensenrechten bevestigen maar, tegelijkertijd, bereidt de elite van de EU zich voor op de viering van haar grootste daad van arrogantie ooit nu ze op het punt staat het vernieuwde verdrag te tekenen zonder zich iets aan te trekken van de burgers en wat zij willen en vinden.
De referenda van 2005 toonden aan dat Europa het contact met de burgers kwijt is, maar de les die daarbij geleerd werd, was niet af te zien van wat de mensen niet wilden maar hun tegenstand te omzeilen door hun ditmaal niets te vragen. Het gevolg is een schandelijke situatie waarbij, in heel Europa, nationale bevoegdheden vervallen, supranationale structuren en een nieuw EU-burgerschap worden gevormd, rechtspersoonlijkheid aan de EU wordt toegekend en slechts een handvol burgers ooit wordt geraadpleegd.
Waarom? Omdat in de meeste lidstaten, ook in die van mij, de leiders bang zijn voor het oordeel van hun burgers. Ze zijn dus niet alleen arrogant maar ook laf. Op een dag dat er veel over mensenrechten wordt gesproken, zeg ik dus: geef de burgers van Europa het fundamentele politieke en menselijke recht om “ja” of “nee” te zeggen tegen deze grondwet, om “ja” of “nee” te zeggen in een referendum.
(Applaus)
Carlos Coelho (PPE-DE).-(PT)Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachtevoorzitter van de Commissie, dames en heren, het Portugese voorzitterschap, dat nu ten einde loopt, kan bogen op een aantal opmerkelijke successen. Ik behoor niet tot degenen die al te veel nadruk leggen op de diplomatieke initiatieven in verband met de topconferenties met onder meer Brazilië en Afrika. Alleen de tijd zal leren of deze topconferenties concrete maatregelen zullen opleveren of alleen grote evenementen met veel aandacht in de media waren.
In plaats daarvan wil ik de nadruk leggen op de structurele maatregelen die in deze zes maanden ten behoeve van Europa zijn genomen.In de eerste plaats valt hierbij te denken aan drie maatregelen: het einde van de institutionele crisis door de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon, dat morgen wordt ondertekend, de proclamatie van het Handvest van de grondrechten, dat een bindend karakter krijgt, de historische uitbreiding van de Schengen-ruimte door de integratie van negen nieuwe lidstaten en bijna vier miljoen vierkante kilometer, de strategische levensvatbaarheid en het Galileo-programma, dat sommigen liever niet hadden gezien en liever aan de Verenigde Staten, Rusland en China hadden overgelaten.
Ik wil ook de nadruk leggen op de zinvolle wetgevingswerkzaamheden in samenwerking met het Europees Parlement en de uitstekende verstandhouding met de Commissie en haar voorzitter, mijnheer Durão Barroso. De interinstitutionele samenwerking verliep zeer soepel en heeft goede resultaten opgeleverd. Mijnheer de fungerend voorzitter, ik wens u zeer veel succes bij de bijeenkomst van de Raad op 14 december. Wij zien uit naar nog meer belangrijke besluiten, zowel op het gebied van het extern beleid, vooral met betrekking tot Kosovo, en wat betreft het antwoord van Europa op de uitdagingen van de globalisering.
Ik wil het Portugese voorzitterschap vooral feliciteren met het feit dat het het migratiebeleid van de Unie op de agenda voor de Europese Raad heeft geplaatst, waar voorzitter Barroso de gelegenheid zal hebben de goede initiatieven te onderstrepen die de Europese Commissie op dit gebied heeft ontwikkeld. Er zijn problemen en uitdagingen die niet door de afzonderlijke lidstaten kunnen worden opgelost en die een gezamenlijke aanpak vereisen, wat zoals gezegd vooral geldt voor een ruimte zonder binnengrenzen.
Mijnheer de Voorzitter, tot slot zou ik een opmerking van nationale aard willen maken. Telkens wanneer Portugal het voorzitterschap van de Raad bekleedde, deed het zijn best om het algemeen belang te dienen. Dit was in 1992 het geval met minister-president Cavaco Silva en met João de Deus Pinheiro, de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, die thans lid is van het Europees Parlement. Dit was ook het geval in 2000, met minister-president António Guterres, en het is ook nu het geval met het derde Portugese voorzitterschap van de Raad van de Unie.
Mijnheer de minister, staat u mij toe de aandacht te vestigen op uw persoonlijke engagement, het engagement van minister Luís Amado en minister-president Sócrates en het engagement van al diegenen die zich er hier, in Brussel en in Lissabon, voor hebben ingezet dat dit voorzitterschap een succes wordt. Ik zou eveneens de aandacht willen vestigen op het werk van REPER, mijn lof uitspreken voor het bekwame werk van ambassadeur Mendonça e Moura en mijn dank betuigen aan de heer Alexandre Leitão voor de effectieve contacten met het Europees Parlement.
Hannes Swoboda (PSE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, dat het Verdrag van Lissabon nu wordt ondertekend is de kroon op het werk van het Portugese voorzitterschap, en ongetwijfeld hebben ook vele leden van het Parlement hierin een rol gespeeld.
Het Verdrag van Lissabon heeft onder meer ten doel het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU te versterken en hiervoor een institutioneel fundament te leggen. Een Verdrag kan evenwel alleen voor de juiste randvoorwaarden zorgen – de wil en de kracht om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te voeren, zijn eveneens van essentieel belang.
Het is waar dat – zoals sommige sprekers hebben opgemerkt – dat in deze situatie, nu het Verdrag wordt ondertekend, Kosovo de proef op de som zal zijn voor de vastberadenheid van de lidstaten om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te voeren. Elk besluit dat wij ten aanzien van Kosovo nemen, zal voor problemen zorgen in die regio.
Anders dan de heer Cohn-Bendit heeft willen doen voorkomen, is er geen nieuwe derde optie, want er wordt al lang een derde optie uitgevoerd, namelijk door veel geld uit te trekken en initiatieven te nemen voor deze regio.We hebben alleen de optie van een onafhankelijk Kosovo, dat voor problemen in de regio zal zorgen, of anders zouden we kunnen besluiten geen onafhankelijk Kosovo te erkennen, wat ook voor problemen in de regio zou zorgen.
Het is mijns inziens duidelijk dat we ons aan het beginsel moeten houden dat elke stap die in de komende weken en maanden wordt genomen, vanuit de regio moet ontstaan en samen met de Europese Unie moet worden genomen. Dat kan echter alleen gebeuren wanneer de Europese Unie een gemeenschappelijk standpunt inneemt ten aanzien van dit vraagstuk.
Op grond van mijn eigen ervaring – en ik ben inmiddels sinds tien jaar voor het Europees Parlement werkzaam in die regio – zie ik slechts één mogelijke optie, namelijk een spoedige ontwikkeling in de richting van een beperkte onafhankelijkheid onder toezicht. Ik ben er echter vast van overtuigd dat het absoluut ondraaglijk en onaanvaardbaar zou zijn indien Kosovo zich unilateraal onafhankelijk zou verklaren en indien wij ons daar min of meer bij neer zouden leggen. Vele politici uit Kosovo zijn ook van mening dat we dit proces gezamenlijk kunnen uitvoeren. Ik heb me daarvan onlangs zelf kunnen overtuigen tijdens de daar gehouden verkiezingen. Dit proces kan worden verwezenlijkt indien de Europese Unie voor een gezamenlijke aanpak kiest.
In de laatste dagen van dit voorzitterschap zou ik de Raad willen verzoeken ervoor te zorgen dat er sprake is van een gemeenschappelijke Europese lijn, dat alle partijen gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor deze regio en dat de EU duidelijk aanwezig is bij alle stappen die de komende weken en maanden in Kosovo worden genomen. Dat is het allerbelangrijkste, niet de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo, maar een sterke vertegenwoordiging van het Europese veiligheidsbeleid in Kosovo, en het Portugese voorzitterschap moet daarvoor zorgen.
(Applaus)
Sophia in 't Veld (ALDE).-(NL)Voorzitter, het nieuwe Verdrag wordt eindelijk getekend na jaren van stagnatie, maar nu moeten de ondertekenaars ook eindelijk ownership nemen voor Europa. Het is hoog tijd dat de leiders niet alleen voor de nationale Bühne victorie kraaien over wat ze eruit gesleept hebben, maar dat ze actief voor dit Verdrag gaan werven en zorgen dat het wordt geratificeerd, zodat het op 1 januari 2009 van kracht kan worden.
De grootste verandering zit op het terrein van politie- en justitiesamenwerking. Er moet nu snel duidelijkheid komen over hoe we omgaan met de dossiers op dit terrein in 2008, tijdens de overgangsperiode. Hoe staat de Raad tegenover de voorstellen van commissaris Frattini om, vooruitlopend op de nieuwe regeling, alvast de nieuwe procedures toe te passen?
Vandaag wordt ook het Handvest van de grondrechten plechtig afgeroepen. En het is beschamend dat de lidstaten het Handvest hebben afgezwakt door het uit het Verdrag te halen en vooral door twee opt-outs toe te staan. Nu moeten ze in de praktijk gaan bewijzen dat ze niet alleen lippendienst bewijzen aan de grondrechten, maar dat ze het oprecht menen.
Ten slotte, Voorzitter, de Europese Unie wordt weer een beetje democratischer en slagvaardiger. Maar bij een volwassen democratie hoort niet alleen daadkracht, maar ook controle op de macht en verantwoordingsplicht. Het is tijd voor democratie, tijd voor verantwoording - ook in de strijd tegen terrorisme - en ik verwacht dus ook dat de Raad nu ook uitleg gaat geven over de rol van Europa in de illegale activiteiten van de CIA.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, de geschiedenis heeft de neiging zich te herhalen. Drie jaar geleden werd het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa ondertekend. De leiders van de EU-lidstaten waren in hun nopjes en waren er zeker van dat het document in werking zou treden. Alleen hebben twee landen bezwaar aangetekend in referenda.
De regeringsleiders ondertekenen nu een vrijwel identieke tekst en rekenen erop dat ze dit keer referenda kunnen voorkomen. Blijkbaar onderschatten ze dit fundamentele instrument van de democratie volledig. De tijd die openlijk als denkpauze werd bestempeld, werd verknoeid. In plaats van deze periode voor overleg, sociale dialoog en debatten te gebruiken, werd zij gebruikt om middeltjes te bedenken om de zaak te manipuleren.
Er moet worden benadrukt dat het zogenaamde Hervormingsverdrag een document van verstrekkende betekenis is, aangezien het beperkingen van de soevereiniteit der lidstaten tot gevolg heeft. Vele van de prerogatieven die tot dusver alleen de nationale staten toekomen, worden overgedragen aan EU-instellingen die niet zijn onderworpen aan een echte democratische controle. Ik ben ervan overtuigd dat de volkeren van Europa, als ze de keuze zouden krijgen, ook het Verdrag dat morgen wordt ondertekend zouden wegstemmen.
Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE).-(ES) Mijnheer de Voorzitter, paar maanden geleden heb ik de ombudsman in mijn land gebeld, en terwijl ik in de wachtlijn zat werd het nummer Let it be gedraaid, wat weinig aanleiding tot optimisme gaf dat mijn klacht door het bureau zou worden behandeld, wat dan ook zo bleek te zijn.
Dit is een bekend gevoel voor diegenen die nog steeds niet de indruk krijgen dat de Europese Unie ook maar iets doet om de regionale kwestie of statenloze naties opneemt in haar institutionele structuur en haar beleid.Er zijn helaas steeds meer mensen die niet meer geloven dat die dag ooit zal komen, en goed beschouwd hebben we niet veel alternatieven.
Wat Kosovo betreft horen we hier veel over de problemen in de regio, maar ik heb nog niemand de vraag horen stellen die mijns inziens het belangrijkst is: wat willen de Kosovaren?
Wat betreft de strategie van Lissabon zijn wij van mening dat men te zelfingenomen is en dat deze zelfingenomenheid te wijten is aan het feit dat de indicatoren voor de evaluatie van die strategie hoofdzakelijk zijn gebaseerd op de groei van het BBP. Wanneer worden eindelijk indicatoren voor de sociale en ecologische vooruitgang toegepast, zodat we de resultaten van Lissabon op een zinvolle manier kunnen evalueren?
Ilda Figueiredo (GUE/NGL).-(PT)Wij zijn getuige van de zoveelste herhaling van de dogma’s van het neoliberale beleid dat tijdens het Portugese voorzitterschap is gevoerd. De ondertekening van het Verdrag van Lissabon, dat de wezenlijke onderdelen van de zogenaamde Europese Grondwet bevat, is ongetwijfeld een kwestie van groter belang, een kwalitatieve sprong in de neoliberale integratie die verantwoordelijk is voor een voortdurende verergering van de sociale problemen en ongelijkheden.
In plaats van op een aanpak ter verbetering van de arbeidsomstandigheden vertrouwen zij op flexizekerheid, waardoor banen nog onzekerder worden.In plaats van een aanpak die gericht is op de verbetering van de leefomstandigheden en bestrijding van armoede, waar 80 miljoen mensen onder lijden, komen zij voor de dag met een nog sterker neoliberaal getinte versie van de Lissabon-strategie die ertoe dient openbare diensten te liberaliseren en te privatiseren. Net als op 18 oktober en op de demonstratie in Lissabon blijven de arbeiders en de mensen tegen dit Verdrag en dit beleid strijden, en vóór bindende referenda over het Verdrag na het voeren van een behoorlijk pluralistisch debat.
Frank Vanhecke (NI).-(NL)Voorzitter, toen kort geleden in Venezuela de plannen van Chávez voor een zeer ingrijpende grondwettelijke wijziging in een volksraadpleging met een nipte meerderheid werden weggestemd, aanvaardde de would be-dictator van Venezuela deze uitspraak van het volk, zoals dat hoort in een min of meer vrij land. Ik denk dat wij daar in Europa nog zeer veel van kunnen leren.
Bij ons wordt een zogenaamde Europese Grondwet, die in twee lidstaten met een grote democratische meerderheid werd verworpen, opnieuw opgediend. Nauwelijks gewijzigd, op een paar cosmetische ingrepen na. Over die nieuwe tekst mag geen echt debat meer zijn en mag zeker geen volksraadpleging meer komen in landen waar misschien wel een kritische stem of een afwijzing te verwachten is. De Europese Grondwet, excuseer, het Hervormingsverdrag, wordt in Lissabon met heel veel show ondertekend en wordt daarna met de karwats door de machtsgetrouwe parlementen gejaagd. Europa is een schijndemocratie.
En hoe men in de Eurocratie met de stem van de burgers omspringt, bleek zeer recent trouwens ook nog eens uit wat commissaris Rehn ons liet weten over de potentiële Turkse toetreding. Ik citeer: “Nationale afspraken of concrete verkiezingsbeloftes mogen niet in de weg staan van die toetreding”. Wat kiezers inzake de kandidatuur van Turkije wordt beloofd bij verkiezingen, is voor de Europese mandarijnen van geen tel. In Venezuela heerst op dit ogenblik voorlopig nog democratie, in de Eurocratie jammer genoeg veel minder.
Giles Chichester (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, er staan een paar belangrijke kwesties op de agenda van de komende Europese Raad. Ik hoor graag over het verbeteren van het concurrentievermogen van Europa, over de voortgang inzake de ambitieuze doelstellingen van Europa om de klimaatverandering tegen te gaan en over toezeggingen van Europa om samen met de ontwikkelingslanden de armoede te bestrijden. Maar de meeste aandacht zal deze week onvermijdelijk gaan naar de ondertekening van het Hervormingsverdrag in Lissabon.
Zoals wij, Britse conservatieven, altijd al zeiden, was er geen wezenlijke behoefte aan dit verstrekkende verdrag. Deze week nog heeft een van Europa’s vooraanstaande academische deskundigen een rapport gepubliceerd over de gevolgen van uitbreiding van de EU. Zij geeft duidelijk aan wat wij al enige tijd zeggen, namelijk dat de EU uitstekend functioneert zonder dit Hervormingsverdrag. Ze schrijft dat sinds mei 2004 uit de praktijk is gebleken dat de institutionele processen en praktijk van de EU de gevolgen van uitbreiding goed hebben doorstaan.
Dit is belangrijk als we in gedachten houden wat ons allemaal is verteld – dat de EU de uitbreiding niet zou aankunnen zonder institutionele beroering of zelfs stagnering. Dit alles sterkt ons in ons standpunt dat het bij dit verdrag veel meer draait om politieke symboliek dan om een objectieve beoordeling van wat Europa nodig heeft.
Behalve dat we de beweegreden voor dit verdrag hebben betwist, waren we ook zeer kritisch over het proces dat ons tot dit punt heeft gebracht. De bewering dat dit verdrag wezenlijk anders is dan de Europese Grondwet die in referenda in Frankrijk en Nederland zo krachtig werd afgewezen, tart alle geloof. De Britse premier houdt als enige regeringsleider vast aan de mythe dat er een verschil bestaat tussen het verdrag en de grondwet. De Britse bevolking gelooft hem niet en de overgrote meerderheid heeft meermalen aangegeven dat er een referendum moet komen. De heer Brown heeft de wensen van de bevolking naast zich neergelegd en dit heeft zijn regering en de Europese Unie in het algemeen geen goed gedaan.
Robert Goebbels (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer defungerend voorzitter van de Raad, geachte voorzitter van de Commissie, in 1981 was 8 procentvan de totale rijkdom van Europa in het bezit van één procent van de bevolking. Vijfentwintig jaar later beschikt de rijkste één procent van de bevolking over 17 procent van het totale inkomen. Inmiddels leeft één op de zes mensen – in totaal 74 miljoen Europeanen – onder de armoedegrens zoals die is gedefinieerd in de verschillende lidstaten.
Zonder sociale uitkeringen zouden 185 miljoen Europeanen – bijna 40 procent van de bevolking – onder de armoedegrens terechtkomen. Daarom is er een actief sociaal beleid nodig: een beleid voor de herverdeling van rijkdom. De inspanningen van de Unie op het sociale vlak zijn echter heel magertjes. De visie die de Commissie zojuist heeft geschetst van een meer sociaal gericht beleid in de 21e eeuw, is conceptueel gezien heel mooi, maar geheel verstoken van concrete wetgevingsmaatregelen.
Commissievoorzitter Barroso heeft ons zo-even verteld dat de strategie van Lissabon inmiddels vruchten afwerpt. Dat klopt, maar toch wordt de opleving van de economie in Europa bedreigd door een bijzonder verraderlijke vorm van globalisering, in de vorm van financiële markten zonder grenzen. De zogenaamde subprime-kredietcrisis is ontstaan door een ongebreideld consumentisme in de Verenigde Staten. De mondiale financiële sector verzon “speciale beleggingsvehikels” die werden gefinancierd via rommelhypotheken, en de crème de la crème van de banken-, verzekerings- en pensioensector heeft de hebzucht weer eens laten zegevieren over het verstand.
De financiële sector loopt zelf natuurlijk geen enkel risico: de sector is immers “too big to fail”. De nationale centrale banken en de belastingbetalers zullen er wel voor zorgen dat de topmensen aan hun ‘gouden parachutes’ een zachte landing zullen maken, en dat wordt niet goedkoop. De economiein Europa is al afgekoeld. In de Verenigde Staten dreigt een recessie. De dollar daalt en de prijzen voor grondstoffen, met inbegrip van basisvoedingsmiddelen, rijzen de pan uit. De kredietschaarste heeft reeds gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen en voor mensen die een huis willen kopen.
Bij het lezen van de ontwerpconclusies van de Raad van Lissabon vind ik niets wat erop wijst dat Europa er weer bovenop komt, wat ik ten zeerste betreur.
Marco Cappato (ALDE).-(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen wil ik wijzen op de kleine overwinning die de Franse president Sarkozy heeft weten te boeken door het woord “toetreding” te schrappen uit de lopende onderhandelingen met Turkije.
Natuurlijk verandert er niets, de onderhandelingen blijven gewoon doorgaan. Maar vervolgens heeft Sarkozy, momenteel het sterkste en meest politieke staatshoofd van Europa, zoals moge blijken uit de toespraak die hij voor dit Huis heeft gehouden, het over de Europese grenzen en over de Mediterrane Unie, waarop de mensen nogal minachtend reageren: Hij weet niet waar hij het over heeft, wat is dat voor een Mediterrane Unie, hij weet niet waar het om gaat.
Volgens mij is het heel duidelijk waar het Sarkozy om gaat, namelijk om de Europese grenzen: de Mediterrane Unie is de strategie van het Europa van de naties. Als deze benadering alleen zou zijn gericht op de betrekkingen tussen de naties, zou de Mediterrane Unie in de praktijk best een goede oplossing kunnen vormen voor economische, commerciële en ecologische problemen. Het is echter geen goede aanpak, en er moet een alternatief worden gevonden als we iets anders willen, namelijk een Europa van het recht en met name van persoonlijke rechten, een Europa van de burgers in plaats van een Europa van de staten.
Dat is een alternatieve benadering die de staatshoofden, de Commissie en de Europese Unie moeten volgen om tegenwicht te biedenaan Sarkozy’s Franse strategie van een Europa van de staten. We moeten beslissen of we willen dat het Handvest van de grondrechten ooit het Handvest van de grondrechten van Turkse burgers, het Handvest van de grondrechten van Marokkaanse burgers, het Handvest van de grondrechten van Israëlische en Palestijnse burgers wordt. We moeten beslissen of we willen dat Europa een dergelijke toekomst krijgt, omdat anders het Europa van naties en staten de overhand zal krijgen.
Tot slot: sommige mensen dragen T-shirts met slogans voor eenreferendum over Europa: “ja”tegen een Europees referendum, “nee” tegen nationale referenda, omdat bij referenda alhet populisme, extremisme, nationalisme en communisme van Europa naar boven komt.
Mario Borghezio (UEN).-(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, gelukkig zijn er nog steeds patriotten in Europa, en vanzelfsprekend roepen wij op tot een nationaal referendum. Wij blijven oproepen tot referenda omdat wij in een Europa van de volkeren geloven, en niet in een Europa van de haute finance die dat hele technocratische beleid steunt en financiert, dat hele gekkenhuis van Europese instellingen.
Dat is precies het beeld dat er naar voren komt uit de bijwerking van uw Verdrag – de bevestiging dat we van doen hebben met een instelling die wordt beheerst door een techno-bureaucratie, die alleen zichzelf rekenschap verschuldigd is en een doel op zichzelf vormt. Waar zijn in deze nieuwe versie bijvoorbeeld de elementen die beantwoorden aan het dringende verzoek om het Europees sociaal model te bewaren, zoals dat is geuit in het kader van de referenda? Welk antwoord heeft u op dat verzoek gegeven?
Ook met betrekking tot de grenzen krijgen we geen antwoord, maar voortdurend algemeen gezwets over uitbreiding, zonder dat het geopolitieke probleem van de Europese grenzen wordt behandeld, dat naar onze mening het kernvraagstuk vormt. Een bouwwerk zoals Europa, dat zijn wortels heeft in het publiekrecht van het Heilige Roomse Rijk, kan niet worden opgebouwd door de wisselkoers tussen euro en dollar als spirituele horizon te kiezen. Wij zijn van mening dat er ook nog andere referentiepunten zijn, met name de christelijke wortels van Europa.
U zult de grote problemen waarmee Europa zich geconfronteerd ziet, niet kunnen oplossen door middel van juridische foefjes of door te vertrouwen op de arresten van het Europees Hof van Justitie. Staten kunnen op zo’n manier niet worden geregeerd, en dat geldt ook voor de toekomst van Europa, de Europese traditie. Lang leve het Europa van de volkeren, het Europa van de christelijke wortels!
Miguel Portas (GUE/NGL).-(PT)Morgen zullen de minister-presidenten en de staatshoofden het Verdrag van Lissabon in Lissabon ondertekenen. Daarna zullen zij ertoe oproepen dit Verdrag te ratificeren. Het verschil zit hem niet in de tekst, het is een exacte kopie van de Grondwet die door de Fransen en de Nederlanders is verworpen. Het verschil zit hem in de methode. Dit keer verzoeken zij om een snelle ratificatie zonder referenda. Een paar dagen geleden heeft de heer Zapatero in dit Huis uiting gegeven aan zijn wens dat de burgers van de verschillende lidstaten zich op die dag uitspreken over het Verdrag dat onze gemeenschappelijke toekomst zal bepalen.
Op de top van aanstaande vrijdagzullen de regeringen gelegenheid hebben om de op hen allen rustende verdenking weg te nemen dat zij het nieuwe Verdrag achter de rug van de burgers om willen goedkeuren. Waarom grijpen zij die suggestie van mijnheer Zapatero niet met beide handen aan? Waarom benutten zij deze kans niet? Het Verdrag van Lissabon is momenteel niet ons Verdrag. Het zal nooit het Verdrag van de Europeanen zijn zolang het ervan afhankelijk is dat er geen referenda worden gehouden. Waarom hebben zij niet de moed om te voldoen aan het verzoek om democratie?Democratie is immers een voorwaarde voor Europa!
Jana Bobošíková (NI).-(CS) Dames en heren, we hebben het er vaak over hoe we de EU dichter bij de burgers kunnen brengen en democratischer kunnen maken, zonder de daad bij het woord te voegen. Morgen zullen de staatshoofden en regeringsleiders het Hervormingsverdrag ondertekenen, en zij hebben al van tevoren aangekondigd dat zij geen referenda willen houden. Het is betreurenswaardig dat dit Parlement dit grotendeels heeft toegejuicht. Dit is een teken van absolute arrogantie en minachting voor de mening van de burgers. Ik heb de indruk dat de politici ofwel te lui zijn om het nieuwe Verdrag uit te leggen of – nog erger – bang zijn voor de burgers. De politici hebben geen zin om te moeten uitleggen op welke wijze het nieuwe Verdrag de invloed van de lidstaten op de besluitvorming binnen de EU zal wijzigen. De politici hebben geen zin om te moeten uitleggen dat zij geen “eigen” commissaris meer in de Commissie zullen hebben. Zij hebben geen zin om argumenten te vinden voor het feit dat kwesties zoals migratie, energie en vervoer niet meer in de afzonderlijke lidstaten, maar in Brussel worden behandeld. Dames en heren, indien we de burgers niet kunnen winnen voor de regels die het reilen en zeilen in de EU bepalen, indien wij hun niet de voordelen van integratie enerzijds en het verlies aan nationale soevereiniteit, dat het Verdrag op sommige gebieden duidelijk met zich meebrengt, anderzijds uitleggen, wordt de kloof tussen de politieke elite en de burgers steeds groter. Daarom ben ik van mening dat referenda niet zijn weg te denken uit het ratificatieproces van het Verdrag.
Jacek Saryusz-Wolski (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Lissabon zal in de toekomst grote gevolgen hebben voor het buitenlands beleid van de Europese Unie.
Door onze discussies in de Commissie buitenlandse zaken in dit Huis ben ik om een aantal redenen in staat een zeer positief standpunt uit te spreken over het nieuwe verdrag. Eén kader komt de samenhang van het externe optreden van de EU zeer ten goede: ten opzichte van de bestaande regelingen is het nieuwe verdrag een grote stap vooruit. Het biedt een duidelijke rechtsgrondslag voor het nabuurschapsbeleid, vestigt één rechtspersoonlijkheid voor de EU als geheel en dwingt lidstaten elkaar te raadplegen en wederzijdse solidariteit te tonen.
Ten aanzien van het institutionele aspect worden belangrijke verbeteringen geboekt door middel van de uitbreiding van de bevoegdheden van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die een dubbele hoed op heeft omdat hij tegelijkertijd vicevoorzitter is van de Europese Commissie, en de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden.
Het belangrijkste van al is dat het nieuwe verdrag voorziet in grotere begrotingsbevoegdheden voor het Parlement op het gebied van het buitenlands beleid van de EU, waardoor het Europees Parlement op gelijke voet komt te staan met de Raad.
Bovendien wordt een nieuwe rechtsgrondslag vastgesteld voor instrumenten of beleid inzake het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), bijvoorbeeld de sancties tegen particuliere entiteiten, het ruimtevaartbeleid, veiligheid van de energievoorziening, bestrijding van klimaatverandering, preventie van internationaal terrorisme en bescherming van persoonsgegevens.
De grootste verbeteringen hebben in feite betrekking op het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB), aangezien het Verdrag van Lissabon met name voorziet in een permanente gestructureerde samenwerking op het gebied van defensie tussen de lidstaten die beschikken over militair vermogen.
Vanuit ons standpunt gezien vertoont het nieuwe verdrag echter ook enkele tekortkomingen: het Europees Parlement moet worden geraadpleegd over de benoeming van de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger en vicevoorzitter van de Commissie en dat geldt niet alleen voor de per 1 januari 2009 te benoemen persoon, maar ook voor latere tussentijdse benoemingen en, natuurlijk, ook wanneer de hele Commissie, waaronder haar vicevoorzitter van Buitenlandse Zaken, wordt benoemd.
Ik benadruk ook dat de nieuwe, pas gekozen Hoge Vertegenwoordiger en vicevoorzitter het Parlement vooraf moet raadplegen over de voornaamste aspecten van de fundamentele keuzes inzake het GBVB en EVDB.
Samenvattend: het Verdrag van Lissabon is een mijlpaal in de institutionele ontwikkeling van de Europese Unie op het gebied van buitenlandse zaken en, als voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken, verwelkom ik de aanstaande ondertekening ervan van harte.
Genowefa Grabowska (PSE).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, drie jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen, die nog steeds de standaardtekst is op dit gebied. Bijna 60 jaar later heeft de Europese Unie de mensenrechten gecodificeerd in het Handvest van de grondrechten, een document dat aan de behoeften en verwachtingen van Europeanen aan het begin van de 21e eeuw voldoet.
Waarom is het dan zo dat twee lidstaten, Polen en het Verenigd Koninkrijk – die zich toch zo inzetten voor de codificatie van de mensenrechten op internationaal niveau – bezwaar hebben gemaakt tegen het Handvest? Waarom onthouden zij het Handvest aan hun burgers? De teleurstelling is voor mij als Poolse des te groter omdat Polen en het Verenigd Koninkrijk het Handvest op een vroeger tijdstip allebei al hadden geaccepteerd. Hun minister-presidenten en ministers van Buitenlandse Zaken hadden het Handvest als tweede deel van het Grondwettelijk Verdrag op 29 oktober 2004 ondertekend.
Inhoudelijk is het Handvest van de grondrechten sinds 2004 niet gewijzigd. Wel is de houding van Polen en van het Verenigd Koninkrijk gewijzigd. Mijn vraag is: waarom keuren de opvolgers van Tony Blair en Marek Belka het Handvest af en onthouden zij het aan hun medeburgers? Ik zou ook de voorzitter van de Raad van de Unie willen verzoeken de huidige minister-presidenten van Polen en het Verenigd Koninkrijk te vragen waarom zij de handtekeningen van hun voorgangers niet respecteren. In het buitenlands beleid is continuïteit van fundamenteel belang, en wij, de burgers – ik bedoel de Polen – hebben grote behoefte aan de in het Handvest verankerde rechten.
Alexander Lambsdorff (ALDE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er is hier reeds veel over de inhoud van het Handvest gezegd. De Duitse liberalen hebben altijd het grootste belang gehecht aan bepaalde punten. Ten eerste moest het institutionele compromis in stand worden gehouden. Ten tweede wilden we een minister van Buitenlandse Zaken van de Unie die er niet alleen voor de sier is, maar die echt als woordvoerder van de EU optreedt. Wij zijn het helemaal eens met hetgeen Jacek Saryusz-Wolski over institutionele verbeteringen heeft gezegd. Wij vrezen echter ook dat in het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid de politieke wil in de verschillende hoofdsteden voorlopig de doorslag zal blijven geven. Het derde punt waaraan wij bijzonder belang hechtten, was een sterke bescherming van de grondrechten, en om deze reden zien wij reikhalzend uit naar de proclamatie van het Handvest.
Al met al moet worden gezegd dat het Verdrag van Lissabon een succes is van de Duits-Portugese samenwerking, waarmee beide voorzitterschappen moeten worden gelukwenst.
Een minpunt is echter het gebrek aan vooruitgang als het erom gaat de Unie dichter bij de burgers te brengen. Het besluit van de Raad om geen geconsolideerde tekst voor te leggen, is wat we in Duitsland een Realsatire zouden noemen: een situatie die elke satire qua absurditeit overtreft. Dit besluit zal echter door de werkelijkheid worden ingehaald. Ik ben er zeker van dat de burgers en de parlementen voor een geconsolideerde tekst zullen zorgen, zodat ze dan kunnen nalezen waar het Verdrag nu echt om gaat.
Er moet nu een fase komen waarin de Europese Unie van institutioneel navelstaren overgaat tot een mondiaal perspectief. We moeten ons van onze verantwoordelijkheid voor de wereldeconomie kwijten. Op grond van de situatie van de wereldeconomie moet worden gevreesd dat de groei en de werkgelegenheid achteruit zullen gaan. In vele lidstaten, ook in mijn land, constateer ik weer gemakzucht, een gebrek aan wil tot hervormingen. Daar moet verandering in komen.
Mijn tweede punt is dat we ook in de internationale politiek onze rol op verantwoordelijke wijze moeten vervullen. De mensen willen dat de Europese Unie een sterkere mondiale rol gaat spelen.Dat is onze verantwoordelijkheid!
Bogdan Pęk (UEN).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, Europa is niet slechts een akkoord tussen elites. Het is ook meer dan de Europese instellingen. Europa is vooral een kwestie van vertrouwen.
Gisteren heeft echter Udo Voigt, de voorzitter van de Nationaldemokratische Partei Deutschlands, op de Duitse televisieverklaard dat Polen Silezië onmiddellijk aan Duitsland moet teruggeven, en dat Polen onmiddellijk Pommeren, Gdánsk, Wroclaw en andere steden moet teruggeven aan de Duitsers. Tegelijkertijd trok hij de cijfers in twijfel met betrekking tot het aantal slachtoffers van de holocaust.
Ik vraag me nu af, nu de geest van Europa op de wateren zweeft en boven dit Parlement, waarom de heer Schulz zijn revolutionaire gevoeligheid heeft verloren. Waarom heeft de Duitse regering dit niet veroordeeld? Dit soort dingen heeft destijds tot het Derde Rijk geleid.
Wij verwachten een sterke berisping en een verbod op die fascistische partij, die iets doet wat Europa enorme schade kan toebrengen: zij schendt het vertrouwen tussen Europese naties die samenwerken in het algemeen belang. Duitsland, als een van de toonaangevende Europese landen, zou bijzonder gevoelig moeten zijn voor dit soort activiteiten en zou onmiddellijk maatregelen moeten treffen in het algemeen belang van de Europese Gemeenschappen.
Alain Lamassoure (PPE-DE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil het Portugese voorzitterschap gelukwensen. De ondertekening van het Verdrag van Lissabon en de Top EU-Afrika zullen mijlpalen blijken in de Europese geschiedenis. Toch mogen we niet toelaten dat deze successen worden overschaduwd door komende ontwikkelingen, en wat dit betreft maak ik mij zorgen over twee punten.
Het eerste betreft de ratificatie van het nieuwe Verdrag. Het feit dat men afstand heeft gedaan van de ontwerpgrondwet en deze door een gewoon verdrag heeft vervangen, betekent dat er in de lidstaten – behalve in Ierland – geen belemmering bestaat voor een ratificatie bij stemming in het parlement. Dat is een centraal aspect van het politieke akkoord dat tijdens de bijeenkomsten van de Europese Raad in juni en oktober is bereikt. Indien een van de regeringen sindsdien van mening is veranderd, dient zij dit ten minste, omwille van de eerlijkheid, vóór de ondertekening van het Verdrag, en niet daarna aan de partners mee te delen. Mijnheer de voorzitter van de Raad, ik vertrouw erop dat het Portugese voorzitterschap ervoor zal zorgen dat een fundamentele eerlijkheid is gewaarborgd.
Mijn tweede punt van zorg is reeds door een aantal collega’s genoemd, namelijk de situatie op de westelijke Balkan. Sinds acht jaar weten we dat de onafhankelijkheid van Kosovo er vroeger of later aan zit te komen. Maar thans zijn wij, ondanks alle inspanningen van Javier Solana en de Commissie, niet minder verontrust over de situatie dan acht jaar geleden.
We hebben bij herhaling gezegd dat de westelijke Balkan op een gegeven moment een deel van de Unie zal worden. Inmiddels doen wij alsof we een gemeenschappelijk buitenlands beleid voeren. Maar de diverse voorzitterschappen hebben steeds de hete aardappel doorgeschoven naar de volgende in de rij. Sinds 1991 is er het een en ander veranderd. Sindsdien zijn zestien jaar verstreken en 300 000 mensen gedood. Het is tijd dat de landen van de EU laten zien dat zij iets uit dat treurige verleden hebben geleerd. De toekomst van de Balkan wordt noch in Washington of Moskou, noch in New York beslist, maar hier in Europa, temidden van de rechtstreeks betrokken volkeren en hun Europese buren, vrienden en partners.
Gunnar Hökmark (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het eerste over Kosovo hebben. In de Balkan en de Kaukasus is sprake van een conflict tussen Europese waarden en nationalistische tendensen, tussen Europese integratie en bewegingen en ideeën die door Rusland worden gesteund. Ik weet zeker dat, als we in de toekomst terugkijken, we geen spijt zullen hebben van de inspanningen die we ons hebben getroost om de Europese integratie te steunen met alle verschillende middelen die we hebben, maar we zouden in de toekomst wel eens spijt kunnen krijgen van de inspanningen die we ons niet hebben getroost. Ik denk dat het belangrijk is dat we dit tijdens de Europese Raad eind deze week aan de orde brengen.
Ten tweede wil ik het hebben over globalisering. Ik denk dat we niet moeten vergeten dat Europa dankzij de globalisering een toonaangevende wereldeconomie is geworden en dat globalisering noodzakelijk is als we de belangrijkste kenniseconomie ter wereld willen worden, omdat we nooit wereldleiders zullen worden als we slechts de beste in Europa zijn. Met protectionistische maatregelen zullen we nooit iets bereiken. Deze gaan op de lange termijn ten koste van de werkgelegenheid en de welvaart en stellen ons niet in de gelegenheid een toonaangevende wereldeconomie te zijn en de Europese waarden te beschermen.
Dit leidt ons tot de conclusie dat de Europese Raad moet onderstrepen welke inspanningen nodig zijn op het gebied van energiewetgeving, telecomwetgeving, de interne markt, handel en concurrentie. Concurrentie is geen gevecht tussen verschillende persoonlijkheden of identiteiten. Het is een kans voor iedereen om mee te doen en Europa verder te helpen. Deze weg moeten we inslaan. Op deze manier kunnen we het verdrag optimaal inzetten om de mondiale uitdaging het hoofd te bieden. Deze kans is ons deze week geboden en die moeten we benutten.
Enrique Barón Crespo (PSE).-(ES)Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, het lijkt mij gepast om allereerst het werk van het Portugese voorzitterschap publiekelijk te erkennen op een dag die van grote betekenis is voor het Europees Parlement, zoals ook symbolisch blijkt uit het front van het podium van het voorzitterschap, waarop de plechtige verklaring van het Handvest is afgebeeld.
Het Portugese voorzitterschap heeft – en ik zeg dit als vertegenwoordiger van het Europees Parlement op de Intergouvernementele Conferentie –een ontwerp ontvangen waarin het Handvest van de grondrechten slechts verklaring nummer 11 vormde. Er moet tevens op worden gewezen dat het – zoals de voorzitter van de Raad mij aan het begin persoonlijk heeft verteld – vrijwel onmogelijk was om die status te wijzigen, en volgens mij hebben wij er in het kader van de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie gezamenlijk voor gezorgd dat het Handvest van de grondrechten een wettelijk bindend karakter krijgt. De lidstaten wilden het niet opnemen in het Verdrag, maar het is een Handvest met een grondwettelijke status.
Ik ben van mening dat we aan de inspanningen moeten herinneren die vele leden van het Europees Parlement zich in de loop der jaren hebben getroost om dit Handvest te verwezenlijken. Ik ben van mening dat we moeten herinneren aan de vrouw die de tragedie van Europa in de 20e eeuw en de kracht tot herleving symboliseert, aan Simone Weil, en aan mannen als Altiero Spinelli, Fernand Herman en vele anderen die er vele jaren aan hebben gewerkt dat wij uiteindelijk in het bezit zijn van een verklaring van rechten die een uitdrukking is van onze identiteit.
Mijnheer de Voorzitter, ik meen ook dat het tijd is dat wij, in een Parlement dat wetgeving opstelt over koeien, geiten, komkommers en financiën, uiteindelijk over mensen spreken, over de gewone man en de gewone vrouw. Ik betreur het dat er heden nog steeds een paar lidstaten zijn die de rechten van hun onderdanen als Europese burgers beperken.
Ten slotte, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog een belangrijke opmerking kwijt, namelijk dat het Handvest en het Verdrag van Lissabon de Unie als supranationale democratie van staten en burgers versterken, en dat is een eerste antwoord in het tijdperk van de globalisering.Wij doen dit op regionaal niveau, maar ik geloof dat dit een voorbeeld is dat we voor onze toekomst en voor die van de mensheid als geheel dienen te volgen.
Othmar Karas (PPE-DE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij bereiden de top voor, en ik verwacht van deze top geen verrassingen. Wel verwacht ik dat deze top deuren opent naar de toekomst en het standpunt van de Europese Unie in vele kwesties zal bepalen.
De eerste deur die moet worden geopend is de deur naar de ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Wij verwachten dat de ratificatie in alle lidstaten spoedig zal plaatsvinden en dat bij de bezetting van functies die dit Verdrag voortvloeien, rekening zal worden gehouden met de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2009. Ik verwacht echter ook dat, nu de deur voor de ratificatie wordt opengezet, de Raad en de Commissie ermee beginnen de lidstaten over de inhoud van het Verdrag te informeren.
Verzwijgt u niet langer waarom wij ons voor dit Verdrag uitspreken. Wij zeggen ja, omdat de burgers, de parlementen, de democratie en de Europese Unie worden gesteund.
De tweede deur die wij openen is de deur naar vrijheid. Er zal over Schengen worden gediscussieerd. Wij zijn blij dat meer lidstaten aan de Schengen-criteria voldoen, omdat de vervulling van de Schengen-criteria voormeer vrijheid en meer veiligheid voor de burgers zorgt.
Ten derde wordt – hopelijk – de deur naar meer verantwoordelijkheid van de Europese Unie in de wereld geopend. Ik zeg daarom onomwonden dat alle mogelijkheden voor een oplossing voor Kosovo via onderhandelingen inmiddels verkend zijn en dat de Europese Unie gezamenlijke verantwoordelijkheid voor Kosovo moet nemen. Wij zeggen onomwonden dat de toekomst van Kosovo en Servië in de Europese Unie ligt en dat we er alles aan moeten doen om het verlangen naar vrijheid van de mensen te vervullen en het vreedzaam samenleven te waarborgen.
Mijn laatste punt betreft de deur naar onderzoek en technologie. Ik verzoek u het Galileo-besluit ten uitvoer te leggen, dat alleen mogelijk was omdat het Europees Parlement zijn financiële verantwoordelijkheid heeft genomen.
Manuel António dos Santos (PSE).-(PT)Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, het Portugese voorzitterschap heeft een erfenis nagelaten die erg stimulerend is maar ook gepaard gaat met een hoop verantwoordelijkheden. Op de top van deze week zal deze erfenis moeten worden geconsolideerd en ontwikkeld. De ondertekening van het Verdrag van Lissabon morgen, de plechtige ratificatie van het Handvest van de grondrechten door de drie instellingen over enkele ogenblikken, de totstandbrenging van een strategisch partnerschap met Brazilië, zonder daarbij afbreuk te doen aan de bijzondere betrekkingen van de Europese Unie met de Mercosur, de hervatting van regelmatige topconferenties met Afrika, en ten slotte de nieuwe impulsen die aan de strategie van Lissabon en aan vele andere kwesties van groot belang voor de toekomst van Europa worden gegeven: dit zijn opmerkelijke resultaten, die echter alleen vruchten zullen afwerpen indien zij beleidsmaatregelen opleveren en de doelstellingen verwezenlijken die van essentieel belang zijn opdat Europa sterker wordt, samenhangender, sterker verenigd en meer invloed krijgt om de stabiliteit in de wereld te verhogen.
Dit zijn, in het kort, de verantwoordelijkheden die de lidstaten, de Europese Raad, de Commissie en ook het Parlement van het Portugese voorzitterschap overnemen. Maar dit is ook een impuls die ons in staat stelt de institutionele crisis te overwinnen die Europa heeft tegengehouden en die het Europese integratieproces in de afgelopen twee jaar in de weg heeft gestaan. Om nog eens te herhalen wat ik al vaak heb gezegd: mijn oprechte gelukwensen aan het Portugese voorzitterschap, en ik hoop dat het Sloveense voorzitterschap deze lijn zal voortzetten en de resultaten verder zal ontwikkelen. De komende top van Brussel dient er geheel op te zijn gericht daarvoor de nodige politieke voorwaarden te scheppen.
Francisco José Millán Mon (PPE-DE).-(ES)Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd over het feit dat het Verdrag van Lissabon morgen wordt ondertekend. Hierdoor komt een eind aan een periode van onzekerheid waarin buitenstaanders de indruk kregen dat de Unie onder een zekere verlamming lijdt. Daarom spreek ik mijn gelukwensen uit aan het Portugese voorzitterschap.
Als het Verdrag eenmaal is ondertekend zal er hopelijk geen aanleiding meer zijn tot navelstaren. Het wordt tijd dat de Unie, en dus ook de Europese Raad, de blik naar buiten richt en de problemen waarmee de burgers worden geconfronteerd, vastberaden aanpakt. Ik zal drie van deze problemen noemen.
Economische groei: de Europese Raad mag niet zelfvoldaan achteroverleunen. De vooruitzichten zijn niet al te best: de euro is redelijk sterk, waardoor exporteren moeilijker wordt; de inflatie stijgt; de dollar is nogal zwak en olie blijft duur. Alle studies – ookde meest recente van de OESO – stellen hun ramingen van de economische groei in Europa voor 2007 en 2008 naar beneden bij.
Ten tweede: illegale immigratie. Dit is een ernstig probleem waarop tijdens de afgelopen periode van zes maanden onder meer de conferentie van Euromed-ministers een antwoord heeft proberen te vinden. In het actieplan dat is goedgekeurd tijdens de Top EU-Afrika, wordt zoals ik heb gezien ook verwezen naar overnameovereenkomsten en andere instrumenten, maar zullen die verplichtingen worden gerespecteerd? Hoe lang is de Europese Unie al niet aan het onderhandelen over overnameovereenkomsten met bepaalde landen uit het Middellandse Zeegebied?
Bovendien is illegale immigratie niet alleen afhankelijk van de samenwerking met derde landen. Ook wij moeten aan onze verplichtingen voldoen, bijvoorbeeld met betrekking tot Frontex. Bovendien betekent de uitbreiding van de Schengen-ruimte, waaraan de Europese Raad op vrijdag zijn goedkeuring zal hechten, ook een uitbreiding van de buitengrenzen. Ik hoop dat de autoriteiten en ambtenaren die voor die nieuwe grenzen verantwoordelijk zijn, de strijd met het illegale immigratienetwerk aankunnen.
Tenslotte de blijvende dreiging van het terrorisme. Onlangs hebben leiders van Al-Qaida nieuwe dreigementen geuit. Gisteren hebben in Algiers bloedige aanslagen plaatsgevonden. En ik wil u herinneren aan wat er vorige week in Frankrijk is gebeurd met de ETA.
Ik ben ingenomen met het feit dat tijdens het Portugese voorzitterschap inspanningen zijn ondernomen om de functie van de Europese coördinator voor terrorismebestrijding te bezetten, die om onbegrijpelijke redenen sinds meer dan zes maanden vacant is. Mocht er sprake zijn van een tekort aan middelen, is de herziening van het Verdrag ongetwijfeld een gemiste kans om deze functie te versterken.
Ten slotte hoop ik dat de Europese Raad zal aandringen op een snelle behandeling van het recente Commissievoorstel tot wijziging van het kaderbesluit inzake terrorisme om daarin het gedogen van terroristische handelingen op te nemen.
Paul Marie Coûteaux (IND/DEM). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, 2007 – dit jaar van de Duitse en Portugese voorzitterschappen – zal de geschiedenis van de Europese integratie ingaan als het jaar van het ultieme affront jegens de volkeren van Europa en de democratie.
Het Verdrag dat morgen in Lissabon wordt ondertekend is noch vereenvoudigd, noch berust het op een consensus. Het is niets meer en niets minder dan een opgewarmde versie van het oude Grondwettelijk Verdrag dat door de Franse natie is verworpen. En toch wordt de ondertekening door de meesten van u samen met de heer Giscard d’Estaing luidruchtig gevierd.
Ik moet daarom een ernstige waarschuwing richten tot mijn Franse collega’s die deze opgewarmde Grondwet steunen.Door de bepalingen van het Verdrag wordt een nieuwe staat gecreëerd. Deze staat wordt onze burgers opgedwongenen ontbeert daarom iedere legitimiteit. De gevolgen hiervan zijn zeer concreet en zeer onaangenaam: de organen van de Europese Unie en de teksten die zij produceren, zullen als onwettig moeten worden beschouwd. Daarom zullen wij krachtens het internationaal recht spoedig de dringende plicht hebben ons daartegen te verzetten. Ik heb hier niets aan toe te voegen.
Manuel Lobo Antunes,fungerend voorzitter van de Raad.−(PT)Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, in mijn slotverklaring wil ik slechts een kwestie aanstippen die al verschillende keren aan de orde is gesteld en van het grootste belang is, een kwestie die natuurlijk op de externe agenda van de Europese Unie staat en die naar alle waarschijnlijkheid in de komende weken en maanden een prioriteit zal blijven. Ik heb het over de kwestie Kosovo.Ik zou in het kort het standpunt van het Portugese voorzitterschap met betrekking tot deze essentiële kwestie willen toelichten.
Naar onze mening was het van het allergrootste belang dat de Europese Unie, Rusland en de Verenigde Staten, nadat het Ahtisaari-plan aan de Veiligheidsraad was voorgelegd, een trojka vormden om, opnieuw in zeer nauwe samenwerking met de betrokken partijen, naar oplossingen te zoeken waarmee de partijen konden instemmen. De hoofddoelstelling hierbij was de verkenning van bepaalde aspecten van het Ahtisaari-plan die konden en moesten worden verkend. Aan de andere kant zijn wij er evenals de Europese Unie zeker van dat we er alles aan hebben gedaan om een akkoord te bereiken over de toekomst van Kosovo. We hadden hiervoor 120 dagen de tijd.
Inmiddels weten we, en dat is publieke informatie waarover ook de trojka reeds heeft bericht, dat het de partijen onmogelijk is gebleken om overeenstemming te bereiken over de toekomst van Kosovo, maar nog niet alles is verloren. In de eerste plaats moeten we gewag maken van het uitstekende klimaat, de uitstekende sfeer tussen de leden van de trojka onderling en in de betrekkingen tussen de trojka en de betrokken partijen. In de tweede plaats is het, zoals wij hadden gehoopt en verwacht, mogelijk gebleken om een aantal aspecten van het Ahtisaari-plan te verkennen, en op deze basis zijn er natuurlijk nieuwe punten van overeenstemming gevonden. In de derde plaats, en dit is een uiterst belangrijk aspect waaraan misschien nog niet voldoende aandacht is besteed, zijn de partijen overeengekomen geen gewelddadige oplossing te zullen zoeken voor het vraagstuk van de toekomstige status van Kosovo. Wij hechten groot belang aan deze politieke verplichting en wij hopen natuurlijk dat men zich hieraan zal houden.
De resultaten zijn weer voorgelegd aan de Verenigde Naties en zullen opnieuw in de Veiligheidsraad worden besproken. We mogen niet vergeten dat de Verenigde Naties in dit proces een fundamentele rol spelen. Maar mochten de leden van de Veiligheidsraad er op het niveau van de Verenigde Naties niet in slagen een gemeenschappelijke regeling te vinden die de toekomstige status van Kosovo bepaalt, twijfelen wij er niet aan dat de internationale gemeenschap en met name de Europese Unie zelf beslissingen zullen moeten nemen die, zoals wij allen weten, complex en misschien moeilijk zullen worden.
Drie constateringen zijn in dit verband van fundamenteel belang voor het Portugese voorzitterschap en ook voor Portugal als lid van de Europese Unie na 1 januari. Natuurlijk is het in de eerste plaats van belang om voor eendracht onder de lidstaten te zorgen. Volgens ons is het essentieel dat wij, als een beslissing van onze kant nodig is en wij een beslissing nemen, een gezamenlijke beslissing nemen. Wij moeten een eensgezind standpunt innemen. Wat wij niet graag zouden willen zien en wat wij koste wat het kost willen voorkomen is een verdeeld Europa ten aanzien van de kwestie Kosovo, zoals dit in het verleden het geval was in zoveel internationale situaties en bij zoveel moeilijke internationale kwesties waaraan grote verantwoordelijkheden verbonden waren. Ons devies moet dus “eendracht” luiden.
Ten tweede moet de Europese Unie haar verantwoordelijkheid nemen, omdat Kosovo in de eerste plaats een Europees probleem is, ons probleem, en ook al zijn wij voor een oplossing van deze kwestie ongetwijfeld ook aangewezen op onze internationale partners, Europa kan Kosovo niet de rug toekeren, het moet de verantwoordelijkheid op zich nemen voor een Europees probleem, en aan het eind van dit voorzitterschap kom ik tot de slotsom dat de Europese Unie zich hiervan terdege bewust is, evenals van het feit dat het in dezen een leidende rol moet spelen.
Ten derde mogen we niet onbezonnen te werk gaan. We moeten de consequenties van elke beslissing die wij nemen, zorgvuldig overwegen, en natuurlijk moeten we onder alle omstandigheden en in alle situaties naar een consensus streven, en natuurlijk mogen we hier geen twijfel aan laten bestaan en moeten wij ons standpunt op zeer transparante en duidelijke vorm overbrengen aan alle partners die op de een of andere wijze bij de kwestie Kosovo zijn betrokken.
Ten slotte moet elke regeling met betrekking tot de toekomstige status van Kosovo altijd en onder alle omstandigheden in overeenstemming zijn met de waarden en beginselen die fundamenteel zijn voor de Europese Unie: vrede en regionale stabiliteit natuurlijk, en vanzelfsprekend ook de eerbiediging van de rechtsstaat, van de democratie en van de mensenrechten.
Er is geen ander referentiekader voor een oplossing voor de kwestie Kosovo, en we mogen in geen geval vergeten dat de Europese Unie de landen van de westelijke Balkan en met name Servië duidelijke en niet mis te verstande Europese vooruitzichten heeft geboden, en we moeten met de verschillende partijen ook hieraan werken. De partijen moeten beseffen dat zij ertoe zijn geroepen deel uit te maken van Europa. Laten we hopen dat de Europese Unie bij de oplossing van de moeilijke kwestie Kosovo – en laten we ons hierover geen illusies maken: dit is een ingewikkelde en netelige kwestie –, de Europese Unie, en hiervoor bestaat geen alternatief, onder alle omstandigheden en ondanks alle meningsverschillen die er misschien op bepaalde punten zijn, eensgezind blijven. Dit is fundamenteel en van essentieel belang voor de geloofwaardigheid van de Europese Unie en haar externe optreden. Dit is, in het kort, wat ik over Kosovo wilde zeggen.
Ten slotte, mijnheer de Voorzitter, hoop ik dat u mij zult vergeven en dat u er begrip voor heeft dat ik met een persoonlijke opmerking eindig: dit is de laatste keer dat ik als vertegenwoordiger van het Portugese voorzitterschap aan een debat in het Europees Parlement zal deelnemen. Dit is dus een afscheid, en daarom wil ik mijn erkenning en dankbaarheid betuigen voor de ondersteuning die ik in dit Huis steeds van de kant van de Voorzitter en van alle leden heb genoten. Ik heb samen met u een hoop geleerd, en ik heb door u geleerd hoe belangrijk dit Parlement is voor de versterking van de democratie in onze Unie en natuurlijk ook voor de versterking van de legitimiteit van de besluiten die wij hier nemen ten behoeve van een vrijere en welvarendere Unie voor de burgers van Europa.
Ik dank u dus van harte, dames en heren. Ik wil natuurlijk ook de commissarissen en hun medewerkers danken en de voorzitter van de Commissie, die vaak met mij aan deze debatten heeft deelgenomen en met wie ik talrijke punten van overeenkomst heb bereikt in ons werk, onze doelstellingen en onze inspanningen. Mijn dank gaat uit aan de Commissie.
Ik wil ook de ambtenaren van het Europees Parlement bedanken en vooral, het zij mij vergeven, mijn landgenoten die hier werken. Ten slotte, en ik hoop dat ik niemand ben vergeten, wil ik mijn tolken, de Portugese tolken, danken op wie ik erg trots ben. Ik wil besluiten met de Engelse uitdrukking: “I will miss you all”, of, in het Portugees: “Já sinto saudades”. Dank u wel.
De Voorzitter. −Obrigado, mijnheer de fungerend voorzitter. Wij zien elkaar natuurlijk morgen in Lissabon weer, en volgende week bent u weer hier met de voorzitter van de Raad, José Socrates, maar aangezien dit uw laatste toespraak hier in de plenaire vergadering was, wil ik u oprechtbedanken en bevestigen dat de samenwerking met u een groot genoegen en vooral ook een groot succes was. Ik dank u zeer, Manuel Lobo Antunes.
Margot Wallström,vicevoorzitter van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u zeer voor dit brede debat, dat volgens mij een waardevolle bijdrage levert aan de vergadering in Lissabon en de top in Brussel.
Ik zal ingaan op een paar punten die vanochtend naar voren zijn gebracht, te beginnen met het Verdrag van Lissabon en het Handvest. Ten eerste denk ik dat het de verdienste is van het Portugees voorzitterschap, net als het Duits voorzitterschap daarvoor, dat we tot dit punt zijn gekomen. De ondertekening in Lissabon morgen onderstreept het vaste voornemen van alle ondertekenaars om de ratificatie van het verdrag te verwezenlijken.
Ik wil ook van deze gelegenheid gebruik maken om de Parlementsleden opnieuw te bedanken voor de belangrijke rol die ze hebben gespeeld bij het oplossen van de institutionele problemen van de EU. Natuurlijk is de Commissie daar gedurende deze lange procedure ook actief bij betrokken geweest, niet in de minste plaats door middel van de agenda voor de burger en de “tweesporenbenadering”, waar voorzitter Barroso eerder naar verwees. Degenen van u die zeggen dat de EU zonder deze veranderingen ook wel functioneert, moeten niet vergeten dat dit Hervormingsverdrag een aantal nieuwe elementen bevat die ons uitdrukkelijk in staat stellen de klimaatverandering en de hele energie-uitdaging effectiever aan te pakken en te zorgen voor meer openheid door middel van openbare vergaderingen van de Raad en de grotere rol van nationale parlementen. Ik denk dus dat het nieuwe verdrag ons ook kan helpen transparanter, opener en democratischer te worden.
Tot welke ratificatieprocedure de verschillende lidstaten ook besluiten, we hebben allemaal de verplichting met burgers te communiceren. Natuurlijk moeten we dat in partnerschap doen en moeten we daarbij ook de verschillende behoeften en wensen respecteren die de lidstaten ten aanzien van dit debat hebben geuit. Ik denk dat de afkondiging van het Handvest vandaag ook symbolisch is voor een andere belangrijk succes van de onderhandelingen, een symbool voor het feit dat – afgezien van speciale regelingen in twee van onze lidstaten en gesteld dat het verdrag van kracht wordt – het Handvest juridisch bindend is en de fundamentele rechten van de burgers van Europa garandeert.
Het tweede punt waar ik op wil reageren, is de “reflectiegroep”. Ik denk namelijk dat we ervoor moeten zorgen dat deze zich richt op de beleidsuitdagingen van de toekomst en niet zozeer op de instellingen. De reflectiegroep moet zich richten op de verwachtingen van de Europese burgers en ik hoop ook dat deze groep representatief is voor de diversiteit van het Europa van vandaag.
Mijn derde punt betreft migratie. Ik denk dat een geïntegreerde benadering van migratie een combinatie van Europees beleid en nationaal beleid met zich meebrengt. Er moet sprake zijn van samenhang tussen ons beleid over legale en illegale migratie. Er moeten maatregelen worden genomen op het gebied van ontwikkelingsbeleid, sociale integratie, vrij verkeer van personen, grensbeveiliging en visa, om er een paar te noemen. Het is uitstekend dat deze Raad deze vragen ook globaal bespreekt, maar ik denk dat het Parlement een belangrijke bijdrage aan deze discussie kan leveren. De strategie van Lissabon werpt vruchten af, zoals de voorzitter zei, en ik denk dat dit een reden voor vreugde is aan alle zijden van dit Parlement. Ook is er consensus over de noodzaak van maatregelen gericht op alle aspecten van duurzame ontwikkeling als onderdeel van de strategie. Hieronder vallen flexizekerheid, sociale integratie en klimaatverandering. Als we het eens worden over de beleidsrichting, kunnen we daadwerkelijk de politieke wil genereren om de echte problemen die sommigen van u noemden, op te lossen.
Tot slot wil ik iets zeggen over de kwestie Kosovo, waar diverse Parlementsleden naar verwezen. De Commissie deelt de bezorgdheid over de situatie in Kosovo waaraan een aantal Parlementsleden uiting hebben gegeven, volledig en de Europese Unie heeft al het mogelijke gedaan om tot een onderhandelde oplossing te komen, maar het is nu duidelijk dat de huidige toestand onhoudbaar is en dat de VN-Veiligheidsraad zich hier op 19 december over zal moeten buigen. De Europese Raad moet de situatie inventariseren en erop wijzen dat de Europese Unie nog steeds streeft naar een oplossing voor de status van Kosovo en nog steeds een belangrijke rol wil spelen bij de tenuitvoerlegging van een akkoord, waarbij het kader wordt gevormd door het Europese perspectief voor de hele regio, zoals velen van u hebben aangegeven.
Tot slot nog dit: met de ondertekening van het verdrag en de afkondiging van het Handvest zet de Raad misschien geen streep onder de gebeurtenissen van 2005, maar hij markeert wel het begin van een nieuwe fase in de ontwikkeling van de Europese Unie. We hebben van 2005 geleerd en ik hoop dat we met veel meer vertrouwen aan de volgende vijftig jaar van de EU beginnen.
De Voorzitter. − Hiermee is dit punt van de agenda afgehandeld.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk.–(PL)Mijnheer de Voorzitter, de sfeer waarin de voorbereidingen voor de EU-top van december in Brussel plaatsvinden, is beter dan verwacht. Dat is vanzelfsprekend te danken aan de goedkeuring van het Hervormingsverdrag en het vooruitzicht dat het in Lissabon zonder problemen zal worden ondertekend. Het compromis dat in Polen is bereikt – door vast te houden aan het standpunt van de vorige regering inzake het Handvest van de grondrechten, om niet het hele Verdrag in gevaar te brengen – heeft hierbij een rol gespeeld.
Er moet evenwel worden benadrukt dat in de discussie over het nieuwe Verdrag de goedkeuring of verwerping ervan op een overdreven manier werd gekoppeld aan de overlevingskansen van de Europese Unie. De Unie functioneert sinds de uitbreiding van 2004 en de toetreding van Bulgarije en Roemenië – dat wil zeggen met 27 lidstaten – op basis van het Verdrag van Nice. Dat dit op een effectieve manier gebeurde blijkt uit de goedkeuring van de financiële vooruitzichten 2007-2013. Toegegeven, het goedkeuringsproces was ietwat moeizaam, maar er werd uiteindelijk een akkoord bereikt over geld, en geld schijnt nog altijd de moeilijkste kwestie te zijn, dus ook een test voor de werking van de bestaande institutionele regels.
Ondanks dit akkoord en ondanks het feit dat nog andere akkoorden werden bereikt, werd kunstmatig de indruk gewekt dat de EU zich in een crisis bevond. Dat leidde er weer toe dat het vertrouwen van de burgers in de Europese instellingen en in de wenselijkheid van verdere uitbreiding afbrokkelde. Deze gevaarlijke neerwaartse ontwikkeling, die in de tweede helft van 2007 enigszins werd afgeremd, moet ons tot lering en als waarschuwing dienen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk.–(RO)Door de ondertekening van het nieuwe Verdrag tijdens de Europese Raad van 13en 14 december wordt een hervorming van de Europese instellingen bereikt, maar vooral krijgen de Europese burgers hierdoor meer mogelijkheden om hun mening te uiten over de Europese wetgeving.
Na de ratificatie van het nieuwe Verdrag zullen de parlementen van de lidstaten de wetgevingsvoorstellen van de Commissie opnemen in hun eigen agenda, waardoor de Unie democratischer wordt. Wij zouden graag hebben gezien dat het Handvest van de grondrechten een hoofdstuk van dit Verdrag zou hebben gevormd. Helaas is het slechts als bijlage aan het Verdrag gehecht, maar in ieder geval is op die manier een wettelijke basis gelegd voor het bindende karakter van de bepalingen van het Handvest. De zes hoofdstukken van het Handvest waarborgen het recht op waardigheid, vrijheid, solidariteit, gelijkheid, rechtvaardigheid en burgerschap.Op grond van deze bepalingen is het in de toekomst niet meer mogelijk om Europese burgers te discrimineren op grond van nationaliteit, etnische herkomst, geloof, leeftijd, geslacht, enz.
Het Verdrag geeft de Unie ook de mogelijkheid om de strijd tegen de klimaatverandering op internationaal niveau te bevorderen en waarborgt een adequate sociale bescherming voor al haar burgers. De Unie is niet alleen op economische criteria gebaseerd. We moeten aan een sociaal Europa bouwen dat gebaseerd is op solidariteit en op economische, sociale en territoriale cohesie.
Voor de goedkeuring van het nieuwe Verdrag is eenparigheid van stemmen in de Raad vereist, waarna het nog door alle ondertekenende lidstaten uiterlijk in juni 2009 moet worden geratificeerd.
Reimer Böge,rapporteur.−(DE) Mevrouw de Voorzitter, mag ik u verzoeken ervoor te zorgen dat de leden plaatsnemen voor de stemming, we moeten namelijk de vereiste meerderheid zien te waarborgen. Dat is van groot belang voor de volgende drie verslagen, anders hebben we morgen een probleem bij de stemming over de begroting 2008. Ik verzoek u daarom mijn medeleden op te roepen te gaan zitten en deel te nemen aan de stemming, anders krijgen we ernstige problemen.
De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Böge. U hebt volkomen gelijk. Mag ik de collega’s die nog niet zitten, verzoeken plaats te nemen. We houden een hoofdelijke stemming en daarvoor is een gekwalificeerde meerderheid vereist. Dit is een belangrijke stemming. Wilt u alstublieft gaan zitten?
3.4. Gebruik van het flexibiliteitsinstrument (stemming)
3.5. Wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer wat het meerjarig financieel kader betreft (stemming)
Pedro Guerreiro,rapporteur.−(PT)Om te beginnen wil ik in deze korte verklaring mijn genoegen uiten over de beslissing van de Commissie visserij van het Europees Parlement om een verslag op te stellen over de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur. Het is een erkend feit dat deze GMO de doelstellingen waarvoor zij in het leven is geroepen, namelijk het waarborgen van stabiele markten voor visserijproducten en van een behoorlijk inkomen voor de producenten, nog steeds niet heeft gerealiseerd. In dit licht waarderen wij het weliswaar late besluit van de Commissie om een grondige evaluatie van de bestaande GMO uit te voeren en deze spoedig te herzien opdat deze meer bijdraagt aan de verzekering van de inkomens in de sector en aan de marktstabiliteit, de verbetering van de afzet van visserijproducten en de verhoging van de gegenereerde toegevoegde waarde.
Ondanks het feit dat een aantal van onze voorstellen niet op de vereiste consensus in de Commissie visserij hebben kunnen rekenen, zijn wij van mening dat het verslag dat nu ter stemming wordt voorgelegd, waardevolle maatregelen bevat, zoals maatregelen om te onderzoeken of de bestaande interventiemechanismen de meest adequate mechanismen zijn en of ze de noodzakelijke flexibiliteit hebben om te beantwoorden aan de behoeften in de verschillende lidstaten; om een compensatievergoeding voor sardine in te voeren naar het voorbeeld van de reeds bestaande compensatievergoeding voor tonijn; ervoor te zorgen dat de structuurfondsen een bijdrage leveren tot de modernisering en het creëren van ondersteunende infrastructuur voor de producenten in het kader van de productie en de afzet op de markt; om effectieve steun te verlenen voor de oprichting en het functioneren van producentenorganisaties, vooral in de kleinschalige kustvisserij en traditionele visserij; om te waarborgen dat op geïmporteerde visserijproducten die worden verkocht op de interne markt dezelfde normen en voorschriften worden toegepast als op communautaire visserijproducten. Dit zijn kwesties die misschien voor sommige leden weinig te betekenen hebben, maar die van het grootste belang zijn voor de vissers.
3.8. Gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart, Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (stemming)
Margot Wallström,vicevoorzitter van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie legt de volgende verklaring af. De Commissie deelt de standpunten van het Parlement en erkent de dringende noodzaak van een wetenschappelijke beoordeling van de gezondheidsclaims voor kinderen in verband met levensmiddelen die reeds in de handel zijn. Daarom geeft ze prioriteit aan de noodzakelijke procedure die een snel besluit mogelijk moet maken in verband met claims ten aanzien van de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen en zal ze de Europese Voedselveiligheidsautoriteit ook vragen prioriteit te geven aan de verwerking van de beoordeling van dergelijke claims. Verder bevestigt de Commissie dat, in afwachting van de vaststelling van voedingsprofielen, zonder oponthoud een aanvang kan worden gemaakt met de beoordeling van dergelijke claims.
3.10. Wijziging richtlijn inzake de rechtsbescherming van modellen (stemming)
Claudio Fava (PSE).-(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het door onze fractie voorgestelde mondelinge amendement houdt in dat de woorden “all forms of glorifying” worden vervangen door het woord “apology”. Wij zijn van mening dat deze uitdrukking het gedrag dat we willen indammen beter beschrijft. Indien de heer Díaz de Mera zich daar in kan vinden, zal onze fractie voor het verslag stemmen.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
– Vóór de stemming over amendement 27:
Cristiana Muscardini (UEN).-(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, krachtens artikel 151, lid 3 van het Reglement kunt u als Voorzitter beslissen over de ontvankelijkheid van paragraaf 6, waarover wij straks gaan stemmen. In die overweging staat dat het terrorisme niet meer kan worden uitgeroeid. Kan dit Huis werkelijk officieel verklaren dat het terrorisme niet kan worden uitgeroeid? Ik heb het gevoel dat er ofwel sprake is van een vertaalfout in een van de teksten, of van een ernstige politieke beoordelingsfout, en daarom verzoek ik u, mevrouw de Voorzitter, om over de ontvankelijkheid van die paragraaf te beslissen.
De Voorzitter. − Mevrouw Muscardini, de diensten hebben alle ontvankelijkheidscontroles uitgevoerd en de procedure stond open voor amendementen, dus ik vrees dat we het hiermee zullen moeten doen.
– Vóór de stemming over amendement 33:
Claudio Fava (PSE).-(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou willen vragen of de indiener van het amendement ermee akkoord gaat de twee volgende formuleringen uit de zin te schrappen: “in some rare instances” en “which may not be lawful”.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter
4. Proclamatie en ondertekening van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
De Voorzitter. − Mijnheer de voorzittervan de Europese Raad, José Sócrates, mijnheer de voorzittervan de Europese Commissie, José Manuel Durão Barroso, dames en heren, het is mij een groot genoegen u hier vandaag in het hart van de Europese democratie te mogen verwelkomen ter gelegenheid van de formele ondertekening van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Vooral voor de burgers van Europa is dit een vreugdevolle dag.
Vijftig jaar nadat de grondleggers van Europa de Europese Gemeenschappen hebben doen oprijzen uit de ruïnes van een verwoest continent, hebben wij ons vandaag voorgenomen om plechtig onze gemeenschappelijke waarden te verkondigen die de kern vormen van onze Europese identiteit.
Het Handvest van de grondrechten, die wij vandaag proclameren, is een symbool voor de belangrijke ontwikkeling op weg naar een Unie van de burgers die wij in de afgelopen vijftig jaar hebben doorgemaakt.
Dit Handvest is een bewijs voor het feit dat wij met de oprichting van de Europese Unie de belangrijkste les hebben getrokken uit de geschiedenis van Europa. Het respect voor de waardigheid van ieder mens, het behoud van de verworven vrijheid, van vrede en democratie, en de eerbiediging van de rechtsstaat zijn voor ons ook vandaag de dag nog de drijvende krachten van de Europese eenwording.
Vrijheid kan niet ontstaan zonder respect voor de rechten van de ander, en vrede is niet mogelijk zonder evenwichtige behartiging van elkaars belangen. We kunnen vrijheid, vrede, rechtvaardigheid en sociaal welzijn alleen met elkaar verwezenlijken, niet tegen elkaar. Dat hebben de grondleggers destijds beseft, en daarom hebben zij Europa als rechtsgemeenschap in het leven geroepen. In de Europese Unie gaat het recht niet van de macht uit, maar gaat de macht van het recht uit. Welbeschouwd is dat het moderne en toekomstgerichte aan onze Europese waardengemeenschap. Alleen door het rechtkunnen wij verzekerd zijn van vrede!
Deze visie van de grondleggers is werkelijkheid geworden. Meer nog, in de strijd tussen de systemen, tussen vrijheid en democratie aan de ene en dictatuur en rechteloosheid van het individu aan de andere kant, is deze visie sterker en succesvoller gebleken.
De overwinning van de scheiding van het continent is een wonder van onze generatie. De val van het IJzeren Gordijn en de toetreding van twaalf landen tot de Europese Unie werden mogelijk omdat de stem van de vrijheid en de democratie en de macht van gelijke rechten voor iedereen sterker waren dan de onmenselijke ideologieën van de 20e eeuw.
De Verklaring van Berlijn die dit jaar op 25 maart werd aangenomen om het 50-jarig jubileum van de ondertekening van de Verdragen van Rome te herdenken, bevat een heel belangrijke formulering: “Wij burgers van de Europese Unie hebben het geluk verenigd te zijn”. Inderdaad hebben wij het grote geluk dat vrijheid, democratie en mensenrechten voor ons allen in de Europese Unie werkelijkheid zijn geworden.
Met de plechtige proclamatie van het Handvest van de grondrechten hebben wij thans de grote plicht en de kans om de mensen in de Europese Unie, in totaal bijna 500 miljoen burgers, en ook de generaties van morgen duidelijk te maken waarin het wezen van de Europese eenwording bestaat.
Het wezen van de Europese Unie, beste collega’s, bestaat niet in economische kosten/baten-rekeningen. Die zijn weliswaar belangrijk en zullen ook in de toekomst van invloed zijn op ons leven in de Europese Unie, maar in de eerste plaats zijn wij een waardengemeenschap waarin we van dag tot dag solidariteit, vrijheid en gelijke kansen ervaren. Deze gemeenschappelijke waarden, en de hoeksteen daarvan, het in artikel 1 van het Handvest verankerde respect voor de onschendbare menselijke waardigheid, vormen het fundament van de Europese eenwording.
(Applaus)
Voor het Parlement was daarom een wettelijk bindende erkenning van het Handvest van de grondrechten een essentieel onderdeel van elke akkoord over de hervorming van de Europese Verdragen. Op dit punt heeft het Europees Parlement voet bij stuk gehouden.
De verwijzing naar het Handvest in artikel 6 van het Verdrag van Lissabon, dat morgen door de staatshoofden en regeringsleiders wordt ondertekend, verleent het Handvest van de grondrechten dezelfde bindende kracht als de Verdragen zelf.
Dat we over een omvattende catalogus van grond- en mensenrechten beschikken die voor alle burgers van de Unie bindend en afdwingbaar zijn, is in de 21e eeuw niet alleen iets vanzelfsprekends, maar ook een kernonderdeel van onze Europese identiteit.
(Applaus)
De mens en zijn waardigheid staan centraal in onze politiek. De Europese Unie vormt aldus een kader die het ons als burgers mogelijk maakt om in vrede aan een gemeenschappelijke toekomst te bouwen.
Zonder dit duidelijke waardenfundament, waarvan we ons te allen tijde bewust moeten blijven, heeft de Europese Unie geen toekomst. Wij zouden ook niet kunnen aandringen op de eerbiediging van de mensenrechten in de wereld, indien we niet zelf onze waarden als geldend recht in de Europese Unie zouden erkennen.
(Applaus)
En bij de vastberaden verdediging van de mensenrechten zullen wij ons door niemand – noch binnen noch buiten de Europese Unie –beperkingen laten opleggen. Als leden van het Europees Parlement hebben wij de morele en politieke plicht om de menselijke waardigheid onder alle omstandigheden te verdedigen.
(Applaus)
In de wereld van vandaag moeten wij als Europeanen als waardengemeenschap optreden – en ons inzetten voor de menselijke waardigheid, en wij moeten streven naar een interculturele dialoog. We mogen dit zelfbewust doen en moeten dit doen met niet aflatend engagement. En niemand zal ons daarvan weerhouden!
(Applaus)
Bij de opstelling van het Handvest van de grondrechten werd de nieuwe open en democratische Conventiemethode voor het eerst in de geschiedenis van de Europese eenwording toegepast. Deze methode is uiterst succesvol gebleken, en de Conventie diende als model en uitgangspunt voor het gehele hervormingsproces.
Het Europees Parlement heeft bij de opstelling van het Handvest van de grondrechten een bijzonder actieve rol gespeeld en heeft grote invloed uitgeoefend op de inhoud van de tekst.
In het Handvest worden voor het eerst zowel de economische en sociale als ook de politieke rechten en de vrijheidsrechten verankerd. De grondrechten worden binnen het werkterrein van de Unie en bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht beschermd. Het Handvest geeft de burgers van de Europese Unie ook het recht om een beroep te doen op het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Wij hopen dat er een dag komt dat het Handvest van de grondrechten in alle lidstaten wettelijk bindend wordt.
(Applaus)
De mensenrechten en de fundamentele vrijheden zijn ondeelbaar. Daarom doe ik een beroep op alle lidstaten van de Europese Unie om zich zonder uitzondering, in het belang van alle burgers van de Unie, aan te sluiten bij deze Europese consensus.
De plechtige verklaring die vandaag plaatsvindt, zou voor de Europese burgers, die op basis van het Handvest aanspraak kunnen maken op hun rechten, ook aanleiding moeten zijn om zich bewust te worden van hun plichten tegenover de gemeenschap der Europeanen, de wereld en de toekomstige generaties. Rechten brengen altijd plichten met zich mee. Het is de solidariteit die ons verenigt.
(Applaus)
Wij creëren een Europa van de burgers en geven onze Europese Unie een stevig fundament van gemeenschappelijke democratische grondrechten. De plechtige proclamatie die vandaag plaatsvindt, dat onze waardengemeenschap vitaal is en groeit. Vandaag wordt deze waardengemeenschap verankerd in het leven van de Europese bevolking en de burgers in de Europese Unie toevertrouwd. Deze dag is een groot succes voor de burgers in de Europese Unie, en dit moet ons allen tot grote blijdschap stemmen.
(Luid applaus)
(Rumoer in de zaal)
(Enkele leden protesteren luidkeels en tonen spandoeken en borden)
De Voorzitter. − Ik verzoek u deze spandoeken nu te verwijderen en enige beleefdheid aan de dag te leggen jegens onze gast hier in het Europees Parlement.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, ik zou u willen vragen thans het woord te nemen.
José Sócrates,fungerend voorzitter van de Raad.−(PT)Mijnheer de Voorzittervan het Europees Parlement, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren. Vandaag, tijdens een plechtige vergadering van het Europees Parlement proclameren wij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en ik wil u er duidelijk op wijzen dat deze dag – 12 december – voortaan een essentiële datum zal zijn in de geschiedenis van Europa.
(Applaus)
(Rumoer in NI- en de IND/DEM-Fracties)
De Voorzitter. − Geduld alstublieft. Kunt u alstublieft het fatsoen opbrengen om de spreker ten minste zijn toespraak te laten houden.
Mijnheer de voorzitter, het woord is aan u.
José Sócrates,fungerend voorzitter van de Raad.−(PT)Ook al schreeuwen sommigen nog zo hard om anderen de mond te snoeren, dit is een essentiële dag in de geschiedenis van Europa. En ik wil u zeggen dat deze dag, deze ceremonie, waarschijnlijk de belangrijkste ceremonie is waaraan ik ooit de eer had deel te nemen. De belangrijkste ceremonie uit mijn hele politieke carrière.
Het is mij als Europeaan een grote eer om een Handvest te ondertekenen en een Handvest van grondrechten te proclameren, en ik beschouw het als een grote eer dat dit Handvest tijdens het Portugese voorzitterschap wordt verkondigd. Het is mij een eer als Europeaan, en het is mij een eer als Portugees staatsburger, met name vanwege het feit dat de Conventie die tot dit Handvest heeft geleid, tijdens ons voorzitterschap in 2000 met haar werkzaamheden is begonnen. Daarom wil ik het Europees Parlement zeggen dat het voor mijn land een grote eer is om op deze wijze in verband te worden gebracht met een belangrijke stap in het project van het Europese burgerschap.
Dit Handvest belichaamt onze inzet voor de waarden die ten grondslag liggen aan de Europese beschaving, waarden die zijn verankerd in de verdediging van de menselijke waardigheid, en wij verklaren hier vandaag dat wij trouw zijn aan deze waarden, waarden die hun oorsprong hebben in de constitutionele traditie van de lidstaten van de Unie en ook in internationale rechtsinstrumenten zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. En om de affiniteit met die waarden te onderstrepen voorziet het Verdrag van Lissabon in de toetreding van de Europese Unie tot dit verdrag van de Raad van Europa, waarmee de betekenis van de bescherming van de grondrechten in de moderne democratie wordt erkend.
Daarom is deze dag ook zo uitzonderlijk, omdat de grondrechten, hoewel dit sommigen niet zint, vanaf vandaag formeel en onherroepelijk deel uitmaken van het gemeenschappelijk erfgoed van de Unie, een moreel erfgoed, een politiek erfgoed, een erfgoed dat het burgerschap en de beste aspecten van de Europese beschaving omvat.
Dit Handvest is echter ook een politiek instrument, een instrument voor de instellingen, aangezien het Handvest hun activiteiten mede gestalte zal geven. Zij hebben de plicht de rechten en beginselen van het Handvest te respecteren en de toepassing van die rechten en beginselen te bevorderen. Daarnaast is het echter ook een instrument voor de burgers, omdat het laat zien dat het project van de Unie een project van burgerschap is, en het laat zien dat de Unie de burgers ten dienste staat en hun rechten beschermt en bevordert.
Het Handvest staat, in de Europese context, voor de bescherming van de menselijke waardigheid en de geldigheid van de sociale rechten. Daarom heeft het ook een sociale component, omdat het de menselijke waardigheid ingang doet vinden in de arbeidswereld, in de gezondsheidszorg, op het gebied van sociale zekerheid en welzijn, en ook menselijke waardigheid met betrekking tot de bescherming van het milieu. Het is een handvest van gelijkheid en solidariteit, een handvest voor de bestrijding van alle vormen van discriminatie, en ook een handvest voor gelijkheid, omdat het bijzondere aandacht, de bijzondere aandacht die wij aan kinderen en jongeren besteden, aan de gelijkheid van mannen en vrouwen wijdt, aan de rol van ouderen en aan de belangrijke kwestie van de bescherming van persoonlijke rechten en persoonsgegevens.
Ik moet hier ook de aandacht vestigen op de vrijheden die in het Handvest zijn verankerd, de vrijheden die zijn verbonden aan het Europese burgerschap en de daaruit voortvloeiende politieke rechten, en de economische rechten die gebaseerd zijn op het Verdrag van Rome,waarvan we dit jaar het 50-jarig bestaan vieren. Wij blijven onze traditie getrouw en herhalen het verbod op doodstraf, en ik ben bijzonder verheugd over het besluit van de Raad van vorige week om een Europese dag tegen de doodstraf in het leven te roepen.
Ten slotte wil ik erop wijzen dat het Handvest zich uitstrekt tot de rechten van burgers én de rechten van personen, die niet beperkt blijven tot de burgers van de lidstaten, en dit is eveneens van groot belang omdat dit vanaf vandaag een fundamenteel element vormt van onze overtuiging dat een betere wereld een wereld is waarin deze rechten en vrijheden universeel worden gerespecteerd.
Dit Handvest staat vanaf vandaag ten dienste van het extern beleid van de Europese Unie dat erop is gericht een wereld te creëren waarin al deze rechten en vrijheden universeel worden geëerbiedigd en gewaarborgd. Het dient derhalve als een baken, een baken om de positie van de Europese Unie op het wereldtoneel aan te geven en voor elke voorgestelde actie die ten doel heeft mondiaal respect voor de grondrechten te garanderen.
Daarom kunnen de burgers van Europa zich op deze manier herkennen in een Unie die hun eigen Unie is. Ze kunnen de rechten erkennen die de Unie waarborgt en beseffen dat Europa een project van vrede en democratie is, een project waarin de rechten van het individu volledig worden gerespecteerd. Onze morele autoriteit en de emotie van deze ceremonie verenigt de drie instellingen. Wij proclameren dit Handvest aan de vooravond van de ondertekening van het Verdrag van Lissabon, een Handvest dat de wettelijke status van een heeft van een organieke wet en een wettelijke status op gelijke voet met die van de Verdragen, tot vreugde van velen en tot ongenoegen van een kleine minderheid. Dit Handvest maakt deel uit van het Verdrag.
(Staande ovatie)
(Opnieuw rumoer in de NI- en IND/DEM-Fracties)
De Voorzitter. − Kunt u alstublieft het fatsoen opbrengen om de spreker uit te laten spreken.
Geschreeuw is geen argument. Ik sommeer u de zaal te verlaten!
José Sócrates,fungerend voorzitter van de Raad.−(PT) In deze geglobaliseerde wereld waarin velen de economische en financiële regels als absoluut beschouwen, is het feit dat 27 Europese lidstaten in de context van de Unie zich hebben verbonden tot deze waarden en de doelstelling om de grondrechten te beschermen en te waarborgen, een signaal en een bijdrage tot de regulering van het globaliseringsproces zelf. De grondrechten maken deel uit van een gedeelde traditie van democratische staten, die worden gekenmerkt door de rechtsstaat, regels tot beperking van de macht van de autoriteiten en fundamentele instrumenten voor de bescherming van het individu.
Door de instellingen en de lidstaten van de Unie te binden beperkt het Handvest de macht van de autoriteiten in naam van de bescherming van de belangen van de burgers en hun organisaties. En de toepassingsbeperkingen die bij de formalisering van deze inperking van de macht van de autoriteiten worden betracht, houden zich strikt aan het subsidiariteitsbeginsel en versterken het absoluut democratische karakter van de Unie zelf. De bescherming van de grondrechten is duidelijk een waarde die essentieel is voor de Europese identiteit, die een wezenskenmerk van Europa vormt, een element dat vorm geeft aan het hele Europese project en het mogelijk maakt om Europa te definiëren als Unie van waarden. De wereld verwacht van Europa een onvoorwaardelijke bekrachtiging van deze waarden.
Dit is het Europa waarvan ik deel wil uitmaken, een Europa dat deze waarden verdedigt. En wij allen, ik en de leden, zijn ons er terdege van bewust, dat de strijd voor de grondrechten elke dag opnieuw moet worden gestreden en waarschijnlijk een permanente taak is, een taak voor de staten, een taak voor de samenleving, een taak voor industriële ondernemingen en vakbonden, een taak voor elke burger. Daarom zijn wij blij dit Handvest te kunnen verkondigen en verheugen wij ons over het akkoord dat over het Handvest is bereikt, erkennende dat de wettelijke rang van het Handvest op gelijke voet staat met die van de oprichtingsverdragen van de Unie.
De proclamatie van dit Handvest is niet alleen aanleiding tot vreugde, maar bezegelt ook een overeenkomst tussen de instellingen van de Unie die moet worden gerespecteerd en van dag tot dag in de handelingen van de instellingen moet worden toegepast. Alleen op deze wijze kunnen wij aan de geschiedenis van Europa beantwoorden, alleen op deze wijze kunnen wij waardige erfgenamen zijn van de beste elementen van onze collectieve identiteit en onze gemeenschappelijke traditie: een collectieve identiteit en een collectieve traditie die een Europa alle eer aandoen dat voor de rechten, de vrijheden en de garanties voor zijn burgers opkomt. Ik dank u allen.
(Staande ovatie, met uitzondering van de GUE/NGL-, de NI- en de IND/DEM-Fracties)
De Voorzitter. − Beste collega’s, ik wil een mededeling doen en verzoek u nu om stilte. De Koning van Jordanië is aanwezig in het Europees Parlement. Hij zal direct na deze plechtige proclamatie van het Handvest van grondrechten een toespraak houden. Ik verzoek u ook uit consideratie met onze gast uit Jordanië om geen verdere onderbrekingen te veroorzaken maar deze proclamatie op waardige wijze af te ronden.
José Manuel Barroso,voorzitter van de Commissie. −(PT)Mijnheer de Voorzittervan het Europees Parlement, mijnheer de minister-president van Portugal en voorzitter van de Raad van de Europese Unie, dames en heren, aam de vooravond van de ondertekening van het Verdrag van Lissabon zullen de voorzitters van de drie instellingen van de Europese Unie – het Europees Parlement, de Raad en de Commissie – hier in Straatsburg het Europees Handvest van de grondrechten ondertekenen.
Het is mij persoonlijk een grote eer om aan zo’n belangrijke plechtigheid deel te nemen. In het Handvest van de grondrechten dat hier wordt geproclameerd wordt de rechtscultuur van Europa verankerd. In de Europese Unie, die bovenal een op de rechtsstaat gebaseerde gemeenschap is, maken bepaalde institutionele veranderingen een versterking van het respect voor de grondrechten noodzakelijk.
(EN) Geachte afgevaardigden, de drie Europese instellingen herhalen vandaag hun belofte – de belofte die ze in december 2000 deden toen het Handvest voor het eerst werd afgekondigd. Maar nu, zeven jaar later, gaan we een cruciale stap verder.
Het Handvest van 2000 was niet juridisch bindend. Met de ondertekening van het Verdrag van Lissabon gevolgd door ratificatie ervan wordt het Handvest onderdeel van het primaire recht van de EU en krijgt het dezelfde juridische waarde als de verdragen zelf. Deze vooruitgang biedt de Europese burgers zeer concrete voordelen. Ik zal dit punt illustreren door kort bij de inhoud van het Handvest stil te staan. De 54 artikelen voorzien in rechten die tot nu toe van geval tot geval door het Hof van Justitie moesten worden erkend. Deze rechten worden nu samengebracht.
Het Handvest erkent de basisbeginselen van menselijke waardigheid, gaat om te beginnen uit van alle klassieke burgerlijke vrijheden die reeds zijn opgenomen in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering, vrijheid van godsdienst, gelijkheid voor de wet en het beginsel van niet-discriminatie.
Het Handvest bevestigt ook economische en sociale rechten, waaronder het recht op eigendom en de vrijheid van ondernemerschap, maar tevens de rechten van werknemers en van sociale partners. Ook zijn onderwerpen zoals sociale zekerheid en sociale bijstand opgenomen.
Het Handvest bestrijkt ook de nieuwe uitdagingen waarvoor de maatschappij zich tegenwoordig gesteld ziet. Daarom bevat het garanties omtrent gegevensbescherming, bio-ethiek en goed bestuur, aangeduid als “derdegeneratierechten”. Deze rechten zijn van groot belang in veel van onze werkgebieden, of dit nu is op het gebied van onderzoeksbeleid, op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie of ten aanzien van onze voortdurende zoektocht naar good governance.
voorzitter van de Commissie. −(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Handvest van de grondrechten zal ertoe bijdragen de Europese Unie in een echte cultuur van grondrechten te verankeren. Door hier vandaag het Handvest te ondertekenen verplichten wij – de voorzitters van de drie politieke instellingen van de Unie – ons ertoe deze rechten boven alles te respecteren in alles wat wij doen. Men zou op het eerste gezicht kunnen denken dat deze verplichting gemakkelijk te vervullen is, maar in werkelijkheid zal het een voortdurende uitdaging betekenen om te waarborgen dat de burgerlijke vrijheden in het gehele EU-beleid volledig worden geëerbiedigd, zij het in de wetgeving voor de interne markt, bij het migratiebeheer of in de strijd tegen het terrorisme.
Het Handvest is het eerste wettelijk bindende,op internationaal niveau opgestelde document dat de burgerlijke en politieke rechten binnen één tekst samenvoegt met de economische en sociale rechten, die allemaal onder één en dezelfde regeling voor wettelijk toezicht vallen. Het is ontegenzeggelijk een grote verworvenheid, waarop de Europese Unie trots dient te zijn. Het is mijns inziens met name veelbetekenend dat dit mogelijk is gebleken in een nieuw, uitgebreid Europa, een Europa dat vroeger verdeeld was door totalitaire en autoritaire regimes die de mensenrechten met voeten traden, terwijl het Europa van vandaag verenigd is op basis van de waarden van vrijheid en solidariteit.
(Applaus)
Indien wij samen werken aan de bevordering van de mensenrechtencultuur leveren wij een cruciale bijdrage tot de totstandbrenging van een Europa dat diep in waarden is geworteld – tastbare waarden die geloofwaardig zijn in de ogen van de gewone mensen.Europa is door dit Handvest versterkt en is nog vastberadener geworden om zijn waarden op mondiaal niveau uit te dragen. Sedert de ondertekening van de Universele Verklaring van de Rechten van de mens heeft Europa een leidende rol gespeeld in de strijd voor fundamentele rechten. Van nu af aan is het nog beter uitgerust om deze strijd te voeren in het belang van vrijheid, vrede en democratie.
(Staande ovatie)
(Een aantal leden protesteert luidkeels, zwaait met vlaggen en spandoeken en scandeert: “Referendum!”)
(De Voorzitter van het Parlement, José Sócrates en José Manuel Barroso gaan over tot de ondertekening van het Handvest van de grondrechten)
5. Plechtige vergadering - Jordanië
De Voorzitter. − Geachte leden, geachte commissaris Ferrero-Waldner, dames en heren, het is het Europees Parlement een bijzondere eer om hier vandaag in Straatsburg Zijne Majesteit Abdullah II, koning van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, te mogen verwelkomen.Wij heten Uwe Majesteit hartelijk welkom in het Europees Parlement!
(Applaus)
Ik verwelkom ook de hooggeplaatsteleden van de delegatie die koning Abdullah vergezelt, met name de voorzitters van de beide kamers van het Jordaanse parlement.
(Applaus)
Dit bezoek van koning Abdullah is zijn derde bezoek sinds 2002, toen Zijne Majesteit voor het eerst een toespraak hield voor het Europees Parlement. In november 2004 heeft de koning een bezoek gebracht aan de Conferentie van voorzitters in Brussel. Zijn bezoek en zijn toespraak vandaag zijn een teken van het hechte partnerschap tussen het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië en het Europees Parlement en een bemoedigend signaal voor onze gemeenschappelijke toekomst in de mediterrane regio.
Uwe Majesteit, ik had eigenlijk een langere toespraak voorbereid, maar aangezien we reeds hebben moeten laten wachten, zal ik mijn toespraak afkorten en u gewoon zeggen dat wij ons zeer over uw komst verheugen, en het doet mij genoegen u nu te mogen verzoeken het woord te nemen.
(Applaus)
Abdullah II,koning van het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië.−(EN) Bismillah ar-Rahman ar-Rahim, mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, dames en heren, ik dank u voor dit hartelijk welkom. Ik voel me, namens het volk van Jordanië, vereerd dat ik wederom voor deze voorname instelling sta.
Beste vrienden, Europa en het Midden-Oosten maken momenteel veranderingen door. Europa breidt zich uit en heeft een visionaire missie: grensoverschrijdende samenwerking en groei zonder grenzen. Het Midden-Oosten verlegt zijn horizon en is vol hoop: hoop op vrede tussen buurlanden, kansen voor ons volk en een toekomst voor onze jeugd.
Deze trends vinden niet los van elkaar plaats. Als we de hoop van onze regio’s realiseren, komt dit de stabiliteit ten goede en ontstaan nieuwe mogelijkheden voor wereldwijde veiligheid en welvaart. Het is zeer in ons belang om hierin te slagen. Er ligt een kritische kans voor ons.
Twee weken geleden vond met de steun van de Europese Unie en landen uit onze beide regio’s in Annapolis een ontmoeting plaats tussen de Israëli’s en de Palestijnen. De partijen hebben zich verplicht tot intensieve onderhandelingen over een vredesverdrag in 2008 en onmiddellijke stappen voor de tenuitvoerlegging van hun verplichtingen op grond van de routekaart. Voor het eerst in jaren zien we een verschuiving in de richting van een permanente regeling en een onafhankelijke, soevereine, levensvatbare Palestijnse staat.
(Applaus)
Deze vooruitgang is het werk van vele vrienden van de vrede, waaronder leiders in Europa en de Arabische landen. We waren van mening dat, na jaren van verslechtering, een wijziging van strategie geboden was. We bepleitten een hernieuwde inzet voor de tweestatenoplossing en een gericht proces om dit te bereiken – met strakke tijdslijnen, meetbare eisen en mijlpalen voor te nemen maatregelen.
Tweede kansen doen zich niet vaak voor, maar ik geloof dat dit er een is. Er liggen zeer wezenlijke uitdagingen in het verschiet, maar Annapolis geeft een nieuw sprankje hoop. We kunnen en moeten dit sprankje aanwakkeren tot een vlam van vertrouwen, actie en tastbare resultaten.
Als naaste buur deelt Europa ons belang in een oplossing van de centrale crisis van deze tijd. Van alle zijden is er waardering voor de neutrale rol die Europa speelt en het voorbeeld van regionale vooruitgang en vrede dat het biedt. U werkt al jaren met ons samen in onze zoektocht naar oplossingen. En ook zult u samen met ons de vruchten plukken van het succes: een bruisende zone van vrede en welvaart in heel ons gehele halfrond.
Dankzij deze realiteiten speelt Europa een belangrijke en prominente rol in de toekomst van vrede. Ik heb het met name over de Europese Unie, en u, de stemmen van Europa, hier in het Europees Parlement. En ik ben hier vandaag om aan te dringen op uw actieve betrokkenheid, om een beroep te doen op uw specifieke, praktische vaardigheden en uw bereidheid in de toekomst te investeren, en om de betrokkenheid van Jordanië bij het werk dat voor ons ligt, aan te bieden.
Beste vrienden, er zijn belangrijke gebieden waar nu moet worden gehandeld. De eerste stap is steun aan de onderhandelingen en het doel ervan: een definitieve regeling die een eind maakt aan het conflict, die veiligheid brengt voor zowel Palestina als Israël en die, eindelijk, leidt tot een soevereine, onafhankelijke en levensvatbare Palestijnse staat.
(Applaus)
We moeten de moeilijke tijden die voor ons liggen niet onderschatten. Het gaat om ingewikkelde kwesties die al tientallen jaren spelen. Echte bronnen van leed moeten tegemoet worden getreden – en daarna moet men verder. Een positief punt is dat Israëli’s en Palestijnen begrijpen dat ze er beide zeer veel belang bij hebben een einde aan het conflict te maken. En er is al veel werk verzet. In het Verdrag van Oslo, in de routekaart, in de verdragen van Genève en in andere initiatieven zijn de contouren van de oplossingen zichtbaar. Ik geloof dat de partijen het eindspel kunnen bereiken.
Maar het vergt een inspanning van de internationale gemeenschap om dit voor elkaar te krijgen. Europa heeft een unieke ervaring met de mechanismen en het proces van herstel en verzoening na een conflict. Hieronder valt de vorming van een veiligheidskader dat beide kanten garanties biedt. Europese vredesmachten hebben een opbouwende rol gespeeld in Libanon. Uw betrokkenheid kan zorgen voor een groot vertrouwen in een oplossing van het Palestijns-Israëlische probleem.
In het veld is niet alleen behoefte aan middelen maar ook aan partnerschap – om de economische kansen te vergroten, vertrouwen in het politieke proces te scheppen en de omstandigheden te helpen creëren die de vrede ondersteunen. Zowel de Palestijnen als de Israëli’s hebben behoefte aan tastbare resultaten, en wel snel. Dat betekent vrijwaring van geweld en beëindiging van de bezetting, maar het betekent ook betere levensomstandigheden. In de bezette gebieden is de humanitaire situatie van de Palestijnen slecht. Mensen moeten toegang hebben tot werk en onderwijs, goed functionerende overheidsdiensten en meer. Dergelijke zaken bieden veel nieuwe hoop en vormen een krachtig tegenargument voor voorspellingen van extremisten dat de situatie nooit zal veranderen.
Volgende week ontmoeten donorlanden en -instellingen elkaar in Parijs om toezeggingen te doen en af te spreken hoe ze verdergaan. Europese landen en de Europese Unie bieden al hulp en daarvoor bestaat veel waardering onder de bevolking in de hele regio.
Een tweede en aanverwant punt is dat we inzicht krijgen in de mogelijkheden voor vrede en deze verwoorden. We moeten ons nu een nieuw beeld vormen van de toekomst met een regio waar conflict plaats heeft gemaakt voor samenwerking, waar een regionale economie de capaciteiten en middelen van 22 landen – meer dan driehonderd miljoen mensen, van de Atlantische Oceaan tot de Indische Oceaan – samenbrengt en waar grensoverschrijdende partnerschappen ontwikkeling, gezondheid, het milieu en meer ten goede komen.
Het is een toekomst die mensen in staat stelt op volwaardige wijze deel te nemen aan de mondiale vooruitgang, een toekomst die nieuwe kansen biedt voor partnerschappen op het gebied van wetenschap, technologie en handel met onze Europese buren.
Met het oog op deze veelbelovende toekomst moeten we snel een alomvattende regeling tot stand zien te brengen, waarbij ook Syrië en Libanon betrokken zijn. De hele Arabische wereld ziet in dat we verder moeten. Het Arabische vredesinitiatief werd afgelopen voorjaar unaniem bekrachtigd en heeft de steun gekregen van moslimlanden van buiten de regio. Er is eindelijk zicht op een soevereine, onafhankelijke en levensvatbare Palestijnse staat en volledige, normale betrekkingen tussen Israël en 57 Arabische en moslimlanden. Dit betekent acceptatie, acceptatie door belangrijke landen, met miljarden burgers, die bijna een derde van het lidmaatschap van de Verenigde Naties vertegenwoordigen. Dat opent de weg naar een gezamenlijke toekomst die veiligheid, vrede en nieuwe partnerschappen biedt.
Een dergelijke vrede is ook van grote invloed op andere kwesties. Binnen de regio ontstaat nieuwe strategische ruimte, die het mogelijk maakt te werken aan een oplossing voor andere ernstige kwesties, variërend van armoede tot proliferatie. Agressieve krachten zullen niet langer de Palestijnse zaak kunnen uitbuiten ten behoeve van hun eigen ambities en belangen.
(Applaus)
Er zullen middelen en aandacht vrijkomen om de mogelijkheden van de regio door middel van ontwikkeling en hervorming te benutten.
Wij in Jordanië zijn klaar voor deze toekomst. We hebben ons hervormingsprogramma doorgezet, ondanks de instabiliteit in de regio. Het afgelopen decennium hebben we veel winst geboekt: sterke economische groei, een hoger inkomen per hoofd van de bevolking en een voorbeeldig onderwijssysteem. Europa is hierbij een belangrijke partner geweest dankzij investeringen uit de particuliere sector alsook officiële steun. Ik kan zeggen dat we grote waardering hebben voor de steun en vriendschap van dit Parlement en de Europese Unie.
(Applaus)
We geloven dat ons partnerschap alleen maar verder kan bloeien als er eenmaal vrede is.
Beste vrienden, vandaag kunnen we nadenken over een groter nabuurschap, dat zich uitstrekt van het gebied ten noorden van de Oostzee tot het zuiden van het Middellandse Zeegebied, een nabuurschap dat Europa en het Midden-Oosten delen. Het is de basis van het Euromed-partnerschap, ons regionale platform voor samenwerking en ontwikkeling. Het is een verbond met grote gemeenschappelijke belangen en onbeperkte mogelijkheden. Het is aan ons om ons partnerschap ten volle te ontwikkelen.
De jonge volwassenen in het Europa van vandaag hebben nooit een verdeeld Europa gekend. Hun jonge tegenhangers in de Palestijnse gebieden en in Israël moeten zo’n positieve ervaring ontberen. Zij zijn opgegroeid in een wereld van verdeeldheid en conflict. We hebben nu samen de kans de hindernissen die hun toekomst in de weg staan, weg te nemen en het verleden achter ons te laten.
Het Europees Parlement vertegenwoordigt nu aanzienlijk meer lidstaten dan toen ik het Parlement vijf jaar geleden toesprak. Dat is het resultaat van een regio-breed voornemen om zich in te zetten voor een grotere partnerschapszone en meer vooruitgang. Het Midden-Oosten staat voor dezelfde belangrijke taak. Nu kunnen we er samen toe bijdragen dat dit een succes wordt.
Vandaag is een nieuw vredesproces in gang gezet. We hebben dergelijke aanzetten in het verleden zien mislukken. Maar ditmaal heeft een unieke samenloop van omstandigheden gezorgd voor nieuwe openingen voor succes. We kunnen en moeten nu samen de belofte van vrede waarmaken.
(Applaus)
Beste vrienden, in Jordanië weten we dat het planten van een olijftak slechts de eerste levensfase van de olijfboom inluidt. Vervolgens komen wel honderd processen op gang waaruit de cellen en structuren van het leven ontstaan. Er ontstaan wortels, de boom groeit en een kern van kracht zorgt ervoor dat de boom overleeft. Van buiten komen het water en de ondersteuning die het leven voeden en die tot nieuwe vruchten leiden.
In de arena van het Midden-Oosten is zojuist een nieuwe olijftak geplant. Nu begint het echte werk pas. Het is aan ons om gestalte te geven aan het proces en de structuren, zodat de vrede wortels krijgt, kan groeien en in de toekomst overeind blijft.
Ik doe een dringend beroep op uw bijdrage aan deze inspanning. Ons partnerschap kan leiden tot een historische transformatie en een rijke oogst – jaren van vrede en welvaart waar onze volkeren en onze wereld wel bij varen.
(De Parlementsleden geven de spreker een staande ovatie)
De Voorzitter. − Uwe Majesteit, wij danken u voor uw bezoek aan het Europees Parlement. We danken u voor deze voortreffelijke toespraak. Uw overtuigingen hebben ons allemaal diep geraakt. Dat bleek wel uit het applaus. Er zijn weinig persoonlijkheden, weinig leiders, die zich zo voor de vrede in het Midden-Oosten inzetten als u. U noemt ons vrienden, en ik zeg u, namens het Europees Parlement: we staan aan uw kant als het gaat om het tot stand brengen van een Palestijnse staat waar het veilig leven is...
(Applaus)
... en van een staat Israël waar het veilig leven is. In het Europees Parlement geloven we in de menselijke waardigheid en de menselijke waardigheid geldt voor ieder mens op deze wereld.
(Applaus)
Uwe Majesteit, wij willen nauw samenwerken met uw land en u bent een van de zeer weinigen die het Europees Parlement meer dan eens hebben bezocht. In het Europees Parlement en de Europese Unie willen wij een sterk partnerschap, sterke betrekkingen en, zo mogelijk, vriendschap met alle landen in het Midden-Oosten. We staan aan uw kant. Laten we samenwerken.
Shukran jazilan. Dank u, Uwe Majesteit.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Martin Schulz (PSE).-(DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, vanwege de plechtige vergadering met de koning van Jordanië konden hebben mijn collega-voorzitters van de fracties geen gelegenheid gehad om krachtens ons Reglement een verklaring af te geven over de gebeurtenissen daarvoor. Ik wil dat nu alsnog doen.
Ik geloof dat ik hier namens vele collega’s spreek wanneer ik allereerst mijn dank aan de Voorzitter van het Parlement, aan de heer Barroso en aan de heer Sócrates betuig voor de waardige manier waarop zij deze plechtige ceremonie, de ondertekening van het Handvest van de grondrechten, hier hebben verdedigd. De overweldigende meerderheid van dit Huis stond achter hen.
(Applaus)
Ik wil het Huis echter twee dingen zeggen. Ik doe dit geheel op persoonlijke titel en niet in naam van mijn fractie. Ik spreek namens mijzelf.
Ik wil het Huis graag attent maken op iets wat mij in mijn hoedanigheid van fractievoorzitter ter ore is gekomen. Het is weliswaar ongebruikelijk om over de beraadslagingen van de Conferentie van voorzitters te berichten, maar ik vind wel dat u moet weten, dames en heren, dat de enige fractievoorzitter die er in de Conferentie van voorzitters om heeft verzocht te worden uitgenodigd voor de plechtige ondertekening van het Verdrag van Lissabon, de heer Bonde was. Ik vind dat het Huis dat behoort te weten. Geen enkele andere fractievoorzitter heeft een dergelijk verzoek gedaan. De heer Bonde, die hier zo staat te schreeuwen, wilde de ondertekening van het Verdrag per se bijwonen.Dit is de dubbele moraal waar we hier mee worden geconfronteerd.
Een andere opmerking die ik wil maken, is dat ik als scholier aan een Duits gymnasium heb geleerd dat er in de Reichstag ten tijde van de Weimarrepubliek een strategie bestond om de politieke tegenstander met geschreeuw te overstemmen, liefst in koor.
De fractie die dat had ingevoerd, was de fractie van Adolf Hitler. De gebeurtenissen van vandaag deden me daaraan denken. Dank u voor uw aandacht.
(Luid applaus)
Joseph Daul (PPE-DE). – (FR) Ik zal het kort houden. Ook ik was vandaag zeer geschokt. Dit is een vergaderzaal waar de democratie heerst, een er is geen enkele aanleiding voor stennis, zoals de heisa die hier vanmorgen is gemaakt voor de tv-camera’s. Iedereen hier heeft een recht op communicatie. Diegenen die vanmorgen voor deze commotie hebben gezorgd in een Huis dat aan de democratie en de vrijheid is gewijd, zou ik simpelweg willen zeggen dat zij zich schandelijk hebben misdragen. We zullen hierover vanmiddag tijdens de Conferentie van voorzitters nog spreken, om te voorkomen dat de situatie nog meer uit de hand loopt.
(Luid applaus)
Francis Wurtz (GUE/NGL). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil –persoonlijk en met het oog op de gebeurtenissen hopelijk ook in naam van mijn hele fractie – de schandelijke, chauvinistische, anti-Europese protestactie die we hier vanmorgen hebben moeten meemaken, ten stelligste veroordelen.
(Applaus)
Mijn fractie is absoluut voor een referendum over het nieuwe Verdrag en heeft vragen en twijfels over bepaalde artikelen van het Handvest. Maar dat heeft niets te maken met het optreden van vanmorgen. Hierover mag geen misverstand bestaan. Wij zijn voor een Gemeenschap van waarden, wij zijn voor de bevordering van de grondrechten, wij zijn voor een democratisch Europa, en in deze visie is er geen plaats voor chauvinisme en wangedrag!
(Luid applaus)
Graham Watson (ALDE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb een motie van orde. Ik wil een formeel verzoek doen om de waardigheid van ons Parlement te waarborgen. Het was onaanvaardbaar dat bepaalde Parlementsleden de Commissie en de Raad tijdens de ondertekeningsceremonie uitjoelden. Dit moet niet worden geduld. Het brengt het slechtste van het voetbalstadion naar het hoogste Parlement van Europa en doet denken aan het optreden van de communisten in de Russische Diet en de nationaalsocialisten in de Duitse Reichstag.
(Applaus)
Mevrouw de Voorzitter, mijn formele verzoek luidt als volgt: mijn fractie eist dat het voorzitterschap in de toekomst zijn bevoegdheid op grond van het Reglement aanwendt om Parlementsleden die zich op dergelijke wijze gedragen, uit het Parlement te verwijderen.
(Luid applaus)
Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE). – (FR) Dames en heren, ik denk dat ik hier nauwelijks aan toe hoef te voegen dat wij, net als onze collega’s ontsteld waren door de protestactie eerder vandaag. Maar ik wil u ook zeggen: Laten we het een en ander niet al te zeer dramatiseren! Er zitten misschien 50 halvegaren in de zaal, maar er zijn 700 leden die het tegen hen opnemen, dus laten we er geen halszaak van maken dat 50 imbecielen de ondertekeningsceremonie hebben verstoord. Laten we ons niet opwinden en, Graham, laat ons er niet op aandringen dat de verantwoordelijken uit de zaal worden verwijderd. In mijn opinie is een vrij Parlement een Parlement dat een paar halvegaren kan dulden, ook al zijn ze soms lastig.
(Applaus)
Brian Crowley (UEN).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik spreek namens mijn eigen fractie als ik zeg dat we de kans om vrijmoedig te kunnen spreken allemaal toejuichen en dat dit in ieder parlement zou moeten kunnen, maar wat er vanochtend gebeurde, zou in een democratische instelling niet moeten kunnen. Maar in plaats van langer bij dit punt te blijven stilstaan, verzoek ik dat we nu verdergaan met de stemming zodat we daarna zo snel mogelijk kunnen gaan lunchen.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, de heer Schulz viel mij persoonlijk aan. Ik vind derhalve dat we moeten overgaan tot de stemming. Ik nam deel aan een vreedzame manifestatie tegen de viering van een Handvest dat deel uitmaakt van de grondwet. Ik heb niet eens inzage in de geconsolideerde tekst gehad en ik zie de relevantie en de betekenis ervan niet in. En u ook niet. Wat u morgen gaat ondertekenen is een verdrag dat u geen van allen hebt gelezen, omdat dit eenvoudigweg niet mogelijk is. U neemt onze stemtijd in beslag om een overwinning op de democratie te vieren. Ik zal mijn collega’s niet aanvallen, maar ik wil de heer Schulz er wel op wijzen dat ik geen misdaad heb begaan.
Ik begrijp het volkomen, maar in Denemarken hebben we een andere traditie. Vandaar dat ik daar met mijn T-shirt stond en om een referendum vroeg. Ik vind dat we dat allemaal zouden moeten doen. Dat is de democratische norm waar u voor staat.
Dimitar Stoyanov (NI).-(BG) Ik neem het woord op grond van het artikel in het Reglement dat mij in staat stelt een persoonlijke toelichting te geven. De heer Cohn-Bendit heeft beledigingen geuit aan het adres van personen in deze ruimte, persoonlijke beledigingen, mijnheer Cohn-Bendit, en u hebt het recht niet zich te verschuilen achter uw parlementaire onschendbaarheid. Zeg het maar – zeg maar dat u uw onschendbaarheid opgeeft. Dan kunt u de Parlementsleden vervolgens bedelven onder beledigingen! Wat betreft hetgeen is voorgevallen: dit is gewoon de vrijheid van meningsuiting die iedere afgevaardigde in dit Parlement geniet.
Ik richt me tot de heer Daul. Mijnheer Daul, als u wilt dat Parlementsleden onder dwang weggeleid worden, bent u dan niet net als Hitler, die precies hetzelfde deed in de Duitse Reichstag?
Rechtstreekse democratie is de hoogste vorm van democratie. Wij hebben onze stem laten horen. We hebben ons recht op vrije keuze, op rechtstreekse democratie, doen spreken, maar niet door de Europese lidstaten te omzeilen, zoals u zojuist hebt gedaan. Wat hier gaande is, is de dictatuur van het nieuwe proletariaat, die nu gestalte krijgt in de nieuwe Unie, ditmaal niet de Sovjet-Unie maar de Europese Unie.
Joseph Daul (PPE-DE). – (FR)Mevrouw de Voorzitter, mijn naam werd genoemd in verband met de oproep om de parlementaire onschendbaarheid op te heffen en leden uit het Parlement te verwijderen. Mag ik u verzoeken, dames en heren, er voordat u het woord neemt voor te zorgen dat u de juiste namen in het geheugen prent.
De Voorzitter. − Ik ga nu over tot de stemming, maar ik wil eerst één opmerking plaatsen.
Op 29 november 2007 keurde dit Parlement het Handvest van de grondrechten goed met 534 stemmen vóór, 85 stemmen tegen en 21 onthoudingen.
(Luid applaus)
6. Stemmingen (voortzetting)
6.1. Wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008 (stemming)
Renate Sommer (PPE-DE).-(DE) Mevrouw de Voorzitter, eindelijk beleven we vandaag de invoering van een overgangsperiode voor bestaande voedings- en gezondheidsclaims op de etiketten voor levensmiddelen die voor kinderen bestemd zijn. De Commissie was dat vergeten en wilde het Parlement hiervoor de schuld in de schoenen schuiven. Wij hebben daar een stokje voor gestoken. Wij hebben de Commissie gedwongen een verklaring af te leggen waarin zij de noodzaak erkent om overgangsperioden in te voeren voor claims in verband met de gezondheid en de ontwikkeling van kinderen. Het enige probleem hierbij is echter dat de hardnekkige weigering van de Commissie om hiervoor een voorstel in te dienen, tot concurrentieverstoring heeft geleid. Er zijn reeds producten van de markt gehaald omdat de verordening inmiddels reeds in werking is getreden. De Commissie heeft dit goed verprutst.
Bovendien heb ik namens mijn fractie een amendement tot schrapping van artikel 4 ingediend. Dat was een politiek protest. Wij zijn nog steeds van mening dat deze verordening zinloos is. Het is onmogelijk om voor alle levensmiddelen voedingsprofielen op te stellen. Bijna de helft van het Parlement is eveneens deze mening toegedaan. De EFSA heeft inmiddels verklaard dat zij niet in staat is om voor alle producten een voedingsprofiel vast te stellen. Bureaucratie, onzin, een overbodig stuk wetgeving!
Hannu Takkula (ALDE).-(FI) Mevrouw de Voorzitter, ik acht het van groot belang dat we gezondheidsclaims voor producten dienen in te voeren, maar inderdaad moeten we ervoor zorgen dat deze betrouwbaar zijn en op wetenschappelijke gegevens berusten. Het kan niet zijn dat de ondernemingen het nodige onderzoek te doen en alleen “commerciële” argumenten gebruiken, zo alsof ze daarmee ook de betere argumenten op het valk van gezondheid zouden hebben. Met andere woorden: er moet worden gewaarborgd dat het uitgevoerde onderzoek en de verspreide gegevens juist en betrouwbaar zijn.
Het is van groot belang om ervoor te zorgen dat voedings- en gezondheidsclaims correct zijn en dat de consumenten erdoor geholpen worden om over te stappen op een gezonder voedingspatroon. Dit is met name belangrijk voor kinderen en jongeren, gezien de ernstige problemen die we in Europa met obesitas, type 2 diabetes en soortgelijke aandoeningen hebben. We moeten ervoor zorgen dat de voedingswaarde in orde is en dat de gezondheidsclaims in overeenstemming zijn met de feiten.
Zuzana Roithová (PPE-DE).-(CS) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen het verslag over de liberalisering van de secundaire markt voor vervangingsonderdelen gestemd. De voorgestelde strategie is inconsequent.
Aan de ene kant dringen we erop aan dat de industrie steeds veiliger auto’s produceert en bestrijden we productpiraterij. Desondanks heeft dit Parlement vandaag de productie van kopieën van reserveonderdelen gelegaliseerd, waardoor deze zogenaamd goedkoper worden. Evenwel krijgen de consumenten niet de garantie dat hun gerepareerde voertuig volledig aan de veiligheidsnormen voldoet. De voorstanders van liberalisering, die voornamelijk uit het Verenigd Koninkrijk komen, beweren dat KMO’s van dit beleid zullen profiteren. De meeste goedkope kopieën van gepatenteerde reserveonderdelen worden vandaag de dag echter in Azië geproduceerd, niet in Europa. Toch zijn reserveonderdelen in de 10 lidstaten waar het ontwerp tot dusver niet is beschermd, 7 procent duurder dan in de overige 17 lidstaten. Deze blijven het productontwerp beschermen, net als Japan en andere grote autoproducerende landen. Ik wil de aandacht vestigen op het feit dat het ongevalrisico zowel automobilisten als voetgangers zalstijgen vanwege het gebruik van niet-originele reserveonderdelen van mindere kwaliteit. Deze richtlijn is helaas een voorbeeld voor een inconsequente EU-strategie.
Jan Březina (PPE-DE).-(CS) Mevrouw de Voorzitter, ik wil uiting geven aan mijn ongenoegen over de beperking van de rechtsbescherming van het industrieel ontwerp van reserveonderdelen.Dit is een ongekende inmenging van de politiek op het gebied van industriële rechten. Indien er sprake is van monopolies van eigenaren van industriële rechten kunnen gewone wetsinstrumenten zoals vergunningen worden toegepast. De ontwikkeling van een industrieel ontwerp gaat met grote kosten gepaard, en daarom is rechtsbescherming ook vanuit economisch oogpunt gepast. De afschaffing van die bescherming zal niet tot een liberalisering van de markt voor reserveonderdelen leiden, zoals de Commissie voorspelt, maar zal naar alle waarschijnlijkheid hogere prijzen van het eindproduct tot gevolg hebben.Het valt te verwachten dat de producenten de verliezen als gevolg van de concurrentie op de markt voor reserveonderdelen van de kant van onafhankelijke producenten zullen compenseren door hogere prijzen. Een zorgwekkend aspect is ook dat de lagere kosten voor reserveonderdelen van onafhankelijke producenten ten koste gaan van het veiligheids- en kwaliteitsniveau. Ik vrees dat de consument uiteindelijk het risico draagt.
Michl Ebner (PPE-DE).-(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag-Castiglione gestemd en vind dit een zeer evenwichtig verslag, met name indien men bedenkt hoe het er in het begin uitzag: 800 amendementen in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. De inspanningen van zowel de rapporteur als van tal van collega’s hebben ongetwijfeld vruchten afgeworpen in een sector die met grote moeilijkheden te kampen heeft. Het is absoluut noodzakelijk dat we de wijnbouwers een toekomstperspectief bieden.
Ik ben van mening dat we hiervoor het nodige fundament hebben gelegd en ik hoop dat de Europese Commissie in de geest van de nieuwe Verdragen naar behoren – dat wil zeggen voor 100 procent voor zover dit ook maar enigszins mogelijk is – rekening zal houden met de besluiten van het Europees Parlement.
Anja Weisgerber (PPE-DE).-(DE) Mevrouw de Voorzitter,de stemming van vandaag over de hervorming van de wijnmarkt is een groot succes voor het Europees Parlement en voor de diverse wijnbouwregio’s en de wijnproducenten. Zo hebben we er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat het toegestaan blijft om wijnen met saccharose te verrijken. Het Parlement heeft ook de plannen van de Commissie verworpen om nu al te beslissen het verbod op nieuwe aanplant in 2014 op te heffen. In dit geval hebben we een doelmatige oplossing voorgesteld volgens welke pas in 2012, wanneer hierover een studie is uitgevoerd, een besluit over de liberalisering zou worden genomen. Wat betreft de etikettering van wijnen hebben we ook een akkoord bereikt dat naar behoren rekening houdt met de verschillende kenmerkingssystemen die in Europa in gebruik zijn. Wij zijn er bovendien in geslaagd de bescherming van de bijzondere Frankische flesvormen, van de zogenaamde Bocksbeutel, op te nemen in de verordening.
Beste collega’s, we hebben vandaag een zeer evenwichtig concept voorgelegd dat een goede basis vormt voor de komende onderhandelingen met de Raad. Het is nu de beurt aan de Raad, als Parlement hebben wij ons uitstekend van onze taak gekwijt.
Ryszard Czarnecki (UEN).-(PL)Mevrouw de Voorzitter, ik ben verheugd over het feit dat het Europees Parlement het voorstel van de Landbouwcommissie heeft gesteund, en met name over het amendement van de Poolse ledenwaardoor het gebruik van handelsaanduidingen zoals “vruchtenwijn”, “appelwijn” of “bessenwijn” is toegestaan. Dergelijke wijnen worden in mijn land sinds de 13e eeuw geproduceerd – dus al bijna 800 jaar – en ik ben blij dat het Europees Parlement dit feit heeft erkend.
Tot slot wil ik de Voorzitter feliciteren met haar uitstekende leiding van de vergadering, met name in de verhitte – soms zelfs oververhitte – sfeer van vandaag. Mevrouw de Voorzitter, ik spreek mijn waardering uit voor de manier waarop u de Britse school van parlementair gedrag vertegenwoordigt.
Armando Veneto (PPE-DE).-(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, met betrekking tot de stemming over de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt wil ik erop wijzen dat ik voor amendement 294 heb gestemd, dat door de heer Lavarra van de PSE is ingediend en dat ik mede heb ondertekend, omdat ik van mening ben dat de consumenten er recht op hebben om te weten of er saccharose is toegevoegd aan de wijn die zij drinken, en omdat de traceerbaarheid van producten tegenwoordig een algemeen beginsel is dat wordt bepleit door de Unie. Ik zie niet in waarom dit beginsel niet ook in de wijnsector zou worden toegepast.
Om dezelfde reden heb ik voor amendement 310 gestemd, dat door de UEN-Fractie is ingediend en dat evenmin van invloed is op het compromis waarvoor mijnheer Castiglione zich zo heeft ingespannen.Tot slot, met betrekking tot het feit dat ik een andere lijn heb gevolgd dan mijn fractie, zou ik willen zeggen dat het burgerbelang betekent dat het enige standpunt waaraan ik mij gebonden voel, een voorstel is dat dit belang dient, ongeacht de vraag welke fractie dat voorstel heeft ingediend.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT)Door het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad inzake de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt worden bepaalde landen gediscrimineerd, met name de nieuwe lidstaten.
Het programma voor de promotie van EU-wijnen in derde landen is erop gericht de verkoop te stimuleren, maar om de een of andere reden is het gekoppeld aan het oppervlak van de in het verleden geëxploiteerde wijngaarden en gegevens over de gemiddelde wijnproductie in de afgelopen drie jaar. De Commissie wil de wijnexport en bepaalde etiketten bevorderen. Producenten en exporteurs in de betrokken landen zouden daardoor een concurrentievoordeel krijgen. Het feit dat de wijnproducenten in Litouwen en sommige andere landen zonder wijngaarden geen steun ontvangen, is onaanvaardbaar.
Ik heb tegen het verslag gestemd.
Zuzana Roithová (PPE-DE).-(CS) Ik heb mijn steun uitgesproken voor de hervorming van de wijnmarkt, die voor een verbetering van de kwaliteit en het concurrentievermogen van Europese wijnen zal zorgen. Dit geldt in de eerste plaats voor Italië, waar illegaal aangeplante wijngaarden gerooid dienen te worden en de subsidiëring voor de overproductie van wijnen van slechte kwaliteit dient te worden gestaakt.De hervorming mag echter niet tot een bevoordeling van de producenten in het Zuiden ten opzichte van die in het Noorden leiden. Ik ben strikt tegen het rooien van wijngaarden in Moravië, waar de hele productie wordt verbruikt en waar de traditionele wijnbouw van groot belang is in cultureel opzicht en voor het toerisme in de regio. Ik ben tegen een verbod op de toevoeging van suiker in Oost-Europa, met inbegrip van Moravië, tenzij aanzuring, zoals die in de zuidelijke landen wordt toegepast, eveneens wordt verboden. Ik zie niet in waarom wijnbouwers in Moravië dure druivenmost uit de zuidelijke landen moeten kopen, alleen om een 200 jaar oude traditie van verrijking met suiker te vervangen, waardoor het traditionele boeket en de smaak van hun kwalitatief hoogstaande wijnen zouden worden veranderd. Dit druist in tegen de mededingingsbeginselen van de interne markt, en daar kan ik mij alleen maar tegen verzetten. Ik dank de collega’s die ons tijdens de stemming hebben gesteund en er zodoende voor hebben gezorgd dat het gezond verstand heeft gezegevierd. De Commissie zal zich hierin moeten schikken.
Jan Březina (PPE-DE).-(CS) We hebben gezien dat de Zuid-Europese landen, die over een sterke wijnbouwsector beschikken, hun wijnoverschotten met hand en tand verdedigen. Inmiddels worden kwaliteitswijnen uit andere lidstaten als gevolg van buitensporige subsidies door de lage prijzen van de wijnoverschotten uit de markt gedrukt. Ik protesteer tegen het feit dat de Commissie de grootste wijnproducerende landen met fluwelen handschoenen aanpakt, terwijl landen als de Tsjechische Republiek streng en zelfs hard worden behandeld. Welke interpretatie moeten we anders geven aan het voorstel om het gebruik van most in de zuidelijke regio’s van de EU ongemoeid te laten, maar de toevoeging van saccharose te verbieden. Ik ben daarom zeer verheugd dat het Parlement de hervorming op verantwoorde wijze heeft aangepakt en voor meer gelijke en rechtvaardige behandeling heeft gezorgd. Door de toevoeging van saccharose te steunen heeft het Parlement onder meer de Tsjechische Republiek een dienst bewezen en aangetoond dat het onpartijdig is en immuun is tegen beïnvloeding door diverse nationale belangen. Ik besef dat een hervorming van de wijnmarkt noodzakelijk is. Ik twijfel niet aan de fundamentele doelstellingen, maar wel aan de voorgestelde methoden om die doelstellingen te realiseren. Ik wil er nadrukkelijk op wijzen dat het van groot belang is het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie na te leven.
Hynek Fajmon (PPE-DE).-(CS) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb, net als de andere leden uit de Tsjechische Republiek die tot de Tsjechische democratische burgerpartij ODSbehoren, tegen het verslag van mijnheer Castiglione gestemd. Een hervorming die op deze manier wordt aangepakt,is noch voor Tsjechië of Moravië goed, noch voor de Europese wijnbouw. In plaats van liberalisering en een vermindering van voorschriften en administratieve lasten, die echt van voordeel zouden zijn voor de wijnbouwsector, is er een trend in de richting van nog meer voorschriften, restricties en geboden. Een centrale planning heeft nog nooit tot positieve resultaten geleid; in de wijnbouwsector zal dit niet anders zijn. Om deze reden heeft dit verslag niet mijn steun gekregen.
Daniel Hannan (PPE-DE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn kiesdistrict Zuid-West Engeland is de snelst groeiende wijnproducerende regio in Europa. Als gevolg van de klimaatverandering is sinds de tijd van Hendrik II, tijdens de vorige periode van opwarming in Europa, nog nooit zo’n groot deel van het landoppervlakte van Engeland voor wijnbouw gebruikt als nu.
Wijnboeren in de graafschappen rondom Londen hebben nooit bij de EU aangeklopt voor subsidie. Kent en Surrey, Sussex en Hampshire, Oxfordshire, Buckinghamshire en Berkshire worden beplant met commercieel haalbare wijngaarden die vallen of staan met de kwaliteit van de opbrengst. Toch dreigt hun succes tegen hen te gaan werken nu ze de grens van het toegestane commerciële gebruik van de grond naderen.
Hoewel ze buiten de Europese regelgeving gebleven zijn en niets moesten hebben van aalmoezen, komen ze er nu achter dat ze toch met de regelgeving te maken krijgen.
We vragen Brussel niet om geld en dus willen we ook niet dat Brussel ons beperkingen oplegt. Het enige wat Engelse wijnproducenten verlangen is de vrijheid om te concurreren.
Adriana Poli Bortone (UEN).-(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb uitdrukkelijk “nee” gezegd tegen een document dat nog verder is verslechterd door de goedkeuring van een reeks amendementen – vooral vanwege het feit dat de toevoeging van suiker in het voorstel is opgenomen, een methode die we jarenlang buiten de deur hebben weten te houden, omdat we van mening zijn dat de toevoeging van suiker er alleen toe dient tekortkomingen van de natuur te verdoezelen.
De meerderheid van dit Huis heeft zich uitgesproken tegen steun voor verrijking met most, die weliswaar slechts een financiële maatregel is, maar het averechtse effect van de toelating van het gebruik van suiker zou hebben verminderd. Dit is een overwinning voor de landen uit het Noorden en een nederlaag voor de mediterrane landen die niet in staat waren de belangen van hun gebieden, die het meest geschikt zijn voor de wijnbouw, te verdedigen. Deze GMO is slecht voor de kwaliteit, het bijzondere karakter en de echtheid van het product en schadelijk voor de wijnbouwers, de producenten en de consumenten.
- Ontwerpresolutie: Bestrijding van het terrorisme (B6-0514/2007)
Antonio Masip Hidalgo (PSE).-(ES)Mevrouw de Voorzitter, dit is een zeer positieve dag, gezien het feit dat wij een Handvest van rechten hebben gegeven aan de alliantie van beschavingen die in het verleden door president Zapatero en de secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, zijn ondersteund. Dat lijkt me een goede start.
Bovendien ben ik van mening dat het Handvest van de grondrechten dat wij vandaag hebben ondertekend, voor de ware identiteit van onze beschaving staat en niet het extremisme van diegenen die vandaag gekomen zijn om tegen het Handvest te protesteren en die een betreurenswaardige en gewelddadige houding aan de dag hebben gelegd. Het is eveneens betreurenswaardig en gewelddadig wanneer radicale islamieten halsstarrig aan ingewortelde tradities blijven vasthouden. Deze twee vormen van radicalisme moeten we uitbannen om vrede te kunnen hebben in plaats van terrorisme.
Mario Borghezio (UEN).-(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil erop wijzen dat ik tegen het verslag inzake terrorisme heb willen stemmen, hoewel ik er per ongeluk voor heb gestemd – ik doe daarvan officieel mededeling.
Het is een hypocriet verslag waaruit de laffe houding van de Europese instellingen ten aanzien van het terrorisme naar voren komt. Het heeft niet eens de moed om het beestje bij de naam te noemen: islamistisch terrorisme. Vervolgens heeft dit Huis tegen een amendement gestemd dat door mij en andere UEN-leden is ingediend en waarin wij aandacht hebben gevraagd voor het feit dat Al-Qaida in de Maghreb infiltreert. Wij hebben dit amendement een paar dagen geleden ingediend, en vreselijk genoeg hebben de gebeurtenissen van gisteren onze bangste vermoedens niet alleen bevestigd, maar nog overtroffen. De beklagenswaardige bevolking van Algiers is door een islamitische slachting van Al-Qaida getroffen, een bloedbad waarvan mensen het slachtoffer worden die waarschijnlijk zelf ook islamieten zijn.
Het is schandalig dat dit voor onze deur gebeurt en dat dit Huis een amendement schrapt dat oproept tot vergeldingsmaatregelen, aangezien we in Europa de ogen niet mogen sluiten voor het gevaar dat voor onze deur loert.
Dimitar Stoyanov (NI).-(BG)Ik heb mij onthouden van stemming over de resolutie inzake terrorisme omdat ik vanzelfsprekend geen voorstander van terrorisme ben, maar ook niet mijn steun kan uitspreken voor zo’n document dat naar mijn mening alleen maar meer paniek zaait onder de Europese bevolking en verder bijdraagt tot het uiteindelijke doel van terrorisme, namelijk een schrikbewind te vestigen.Desondanks was ik verheugd over de amendementen van de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten, die zijn aangenomen en waarin ervoor werd gepleit de oorzaken van het terrorisme te bestrijden, overeenkomstig het gezegdedat men het kwaad bij de wortel moet aanpakken. Als wij bijvoorbeeld geen druk uitoefenen op Israël, opdat het zijn apartheidspolitiek en de bouw van de muur opgeeft en ermee ophoudt de Arabieren hun fundamentele mensenrechten te ontzeggen, zullen wij bijvoorbeeld meer tot de bestrijding van het terrorisme bijdragen dan door het afluisteren van telefoongesprekken of de bewaking van websites. Toch hadden de amendementen van de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Statenniet mogen worden verworpen, omdat daarin aandacht werd gevraagd voor de ontwikkeling van terrorisme in Europa, aangezien in mijn land terroristische organisaties ontstaan onder de paraplu van de regerende partij MRF.
Hannu Takkula (ALDE).-(FI) Mevrouw de Voorzitter, ik vind deze resolutie goed, maar een beetje inconsequent, aangezien men hier en daar de indruk krijgt dat we in zekere zin toegeven aan het terrorisme. Met andere woorden: in de resolutie staat niet dat het terrorisme compleet moet worden uitgebannen, dat het met wortel en tak moet wordenuitgeroeid. Mevrouw Muscardini van de UEN-Fractie heeft dit punt reeds in haar mondelinge verklaring genoemd. In mijn opinie is dit een van de vraagstukken die wellicht in de discussies over dit verslag beter hadden moeten worden onderzocht.
Ik ben van mening dat het standpunt van de Europese Unie inzake terrorisme absoluut duidelijk moet zijn. Wij bevorderen de democratie, de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting en we kunnen in geen geval terrorisme toelaten. Volgens mij had er in verband met de bestrijding van de oorzaken ook meer aandacht moeten worden besteed aan het onderwijs. Zo dient bijvoorbeeld de bestrijding van terrorisme in de Palestijnse autonomiegebieden geheel gebaseerd te zijn op onderwijs, zodat de toekomstige generaties zonder haat kunnen worden opgeleid en kunnen opgroeien en op die manier kunnen leren om in vrede samen te leven met andere volken.
Hubert Pirker (PPE-DE).-(DE) Mevrouw de Voorzitter, in de strijd tegen het terrorisme moeten we gebruik maken van alle doeltreffende middelen die ons ter beschikking staan en die in overeenstemming zijn met de rechtsstaat. Indien de Unie deze strijd wil winnen, moet zij met haar partners samenwerken.
Ik heb vanwege de anti-Amerikaanse toonzetting tegen deze resolutie gestemd. In plaats van de strijd met het terrorisme aan te binden kant zich de rapporteur – en vele anderen met hem – zich tegen het partnerschap met de Verenigde Staten in de strijd tegen het terrorisme. Een andere reden waarom ik tegen de ontwerpresolutie heb gestemd is dat de Commissie en de Raad erin worden opgeroepen gedetineerden van Guantánamo naar Europa te brengen. Dat zou betekenen, het terrorisme naar Europa te importeren. Dat zou volledig misplaatst zijn.
De derde reden waarom ik tegen de resolutie heb gestemd is dat daarin maatregelen worden verworpen die aantoonbaar geschikt zijn om het terrorisme aan te pakken, met name de uitbreiding van de registratie vanpersoonsgegevens van passagiers tot Europa en een versterking van Europol.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT) De luchtvaartovereenkomst met Marokko is de tweede overeenkomst met betrekking tot het zogenaamde gemeenschappelijke Europese luchtruim en de eerste die in dit verband wordt gesloten met een niet-Europees land.
Een belangrijk politiek aspect dat wij betreuren is het feit dat deze overeenkomst – net als in het onaanvaardbare geval van de visserijovereenkomst – niet expliciet duidelijk maakt dat “het territorium dat onder de jurisdictie van het Koninkrijk Marokko valt het territorium is dat overeenkomstig het internationale recht onder de Marokkaanse soevereiniteit valt”.
De soevereiniteit van Marokko over het territorium van de westelijke Sahara wordt niet door het internationale recht erkend, zoals in het advies van het Internationaal Hof van Justitie van Den Haag van oktober 1975 wordt onderstreept. Marokko, dat illegaal het grondgebied van de westelijke Sahara bezet, heeft dan ook geen enkele zeggenschap of jurisdictie over dat gebied.
Bovendien is deze overeenkomst vrijwel uitsluitend gebaseerd op twee doelstellingen waar wij tegen gekant zijn: de openstelling van de markten en de harmonisatie van de voorschriften ter bevordering van de mededinging in het luchtvervoer.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)In juni en juli van dit jaar heeft de Commissie aanvraag nummer 3 en 4 voor de mobilisatie van dit fonds ontvangen. De aanvragen hadden betrekking op twee Duitse ondernemingen en één Fins bedrijf, die alledrie werkzaam zijn in de telecommunicatiesector, om precies te zijn in de productie van mobiele telefoons.
In beide gevallen verplaatsen de betrokken ondernemingen de productie naar derde landen, waardoor 4 211 werknemers op straat komen te staan.
Tot dusver heeft de Commissie, naast deze twee aanvragen en de twee Franse verzoeken die reeds zijn ingewilligd, nog meer aanvragen ontvangen uit Italië, Malta, Spanje en Portugal. Deze aanvragen zullen begin volgend jaar moeten worden ingewilligd.
Zoals wij reeds hebben gezegd dient dit fonds er niet toe om de onacceptabele sociale en economische kosten van de verplaatsing van ondernemingen en de daaruit voortvloeiende ontslagen op te vangen.
Wij staan er daarom op dat een regelgevingskader wordt opgesteld om de verplaatsing van ondernemingen te voorkomen en met sancties te omgeven. Wij zijn van mening dat elke subsidie en elke vorm van overheidssteun voor ondernemingen afhankelijk moet worden gemaakt van langetermijnverplichtingen van die ondernemingen met betrekking tot regionale ontwikkeling en arbeidsplaatsen, en dat geen enkele steun mag worden verleend die kan worden misbruikt voor de bevordering van bedrijfsverplaatsingen. Daarnaast is het van essentieel belang om de rol van werknemersvertegenwoordigers in de raad van bestuur van ondernemingen en bij het nemen van managementbeslissingen van structurele draagwijdte te versterken.
Nina Škottová (PPE-DE),schriftelijk. −(CS) In totaal is tot dusver slechts 3,6 procent van de middelen van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering besteed in slechts drie lidstaten. De globalisering heeft echter in meer of mindere mate gevolgen voor alle menselijke activiteiten.Het lage bestedingsniveau van dit fonds geeft aanleiding tot ten minste twee vragen. Ten eerste: zijn de gevolgen van de globalisering zo beperkt? En ten tweede: weten we wel hoe we middelen uit het fonds moeten aanvragen? Met andere woorden: we moeten ons in de eerste plaats afvragen of we dit fonds wel nodig hebben. En zo ja, moeten we in de tweede plaats voor een betere definitie van de potentiële gevolgen van de globalisering zorgen en de regels voor steunverlening uit hoofde van het fonds herzien, zodat het fonds toegankelijk en transparant wordt voor andere lidstaten en hun regio’s die aangewezen zijn op steun. Indicatoren voor economische, sociale en andere aspecten zouden hier eveneens op hun plaats zijn. Een criterium zoals de door de Commissie voorgestelde “onvoorzienbaarheid” valt moeilijk te aanvaarden. Op grond van deze twijfels heb ik tegen het voorstel gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)De mobilisatie van het flexibiliteitsinstrument, die gepaard gaat met een wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord, is een integraal onderdeel van de ontwerp-Gemeenschapsbegroting voor 2008.
Naast de aanpassing ter hoogte van 1 600 miljoen euro in het financiële meerjarenkader wordt dus voorgesteld om de financiering van de Europese programma’s voor wereldwijde satellietnavigatiesystemen (EGNOS-GALILEO) via de mobilisatie van het flexibiliteitsinstrument aan te vullen met een bedrag van rond 200 miljoen euro. Door middel van de mobilisatie van het flexibiliteitsinstrument wordt bovendien een extra bedrag van 70 miljoen euro uitgetrokken voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB).
Er zij op gewezen dat de rapporteur benadrukt dat “voor externe activiteiten in het algemeen en GBVB-acties in het bijzonder op basis van de thans geïnventariseerde behoeften op lange termijn onvoldoende voorzieningen kunnen worden getroffen”. Hij legt uit dat tot de “geïnventariseerde behoeften” ook de EU-“missies” in Kosovo en Afghanistan behoren. Op deze manier worden extra impulsen gegeven aan de toenemende betrokkenheid van de EU bij en militaire steun aan NAVO-operaties, zowel op de Balkan – bijvoorbeeld in de voorbereidingen voor de ondersteuning van de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo, die in strijd is met het internationaal recht – en in Centraal-Azië, vooral doordat deze “missies” uit de Gemeenschapsbegroting worden gefinancierd. Dit zijn politieke en militaire doelstellingen waar wij absoluut tegen gekant zijn.
Janusz Lewandowski (PPE-DE),schriftelijk.−(PL)Mevrouw de Voorzitter, de mobilisatie van het flexibiliteitsinstrument is, evenals de herziening van de financiële vooruitzichten, het logisch gevolg van het bemiddelingsakkoord van 23 november over de begroting 2008.Het flexibiliteitsinstrument heeft eigenlijk ten doel de begroting te waarborgen in het geval van uitzonderlijke omstandigheden die moeilijk zijn te voorzien. Voor zover ik het kan beoordelen voldoet het gebruik van dit exceptionele instrument echter zelden aan de criteria die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord.
Dit geldt ook voor de begroting 2008. Zowel in het geval van de 200 miljoen euro die zijn uitgetrokken voor de financiering van het Galileo-programma in 2008 als in het geval van de 70 miljoen die in rubriek IV zijn uitgetrokken voor de toenemende behoeften op het gebied van het GBVB, gaat het om oplossingen voor problemen die te voorzien waren. Ondanks de bedenkingen van de delegatie van het Europees Parlement, die heeft gewezen op het financieringstekort van de programma’s voor satellietnavigatie en op de ontoereikende middelen in verhouding tot de internationale ambities van de Europese Unie, is het er niet in geslaagd de Raad te overtuigen van de noodzaak om de desbetreffende begrotingstoewijzingen te verhogen.
In zijn uiteindelijke vorm bevatten de financiële vooruitzichten inherente problemen die bij de voorbereiding van de begroting 2008 zichtbaar werden. Feitelijk heeft het Parlement in de loop van de bemiddelingsprocedure de problemen opgelost die door de Raad waren gecreëerd. Gezien het verkeerde beeld dat hiervan in de media is geschetst moeten we de juiste consequenties trekken voor de toekomst.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE),schriftelijk. −(SV)Wij kunnen geen goedkeuring hechten aan een systeem waarin het geld van de belastingsbetalers wordt gebruikt om de afzet van Europese landbouwproducten in derde landen te bevorderen. Wij zijn van mening dat terughoudendheid is geboden met betrekking tot dergelijke programma’s, met name in de ontwikkelingslanden, aangezien het gevaar bestaat dat de plaatselijke industrie hierdoor kan worden geschaad. Wij vinden dat de EU in deze landen de lokale landbouw dient te stimuleren in plaats van de positie van de boeren daar te ondermijnen. Een bloeiende landbouwproductie biedt in die landen kansen voor de economische ontwikkeling en voor het democratiseringsproces.
Duarte Freitas (PPE-DE),schriftelijk.−(PT)De vereenvoudiging van de Europese wetgeving inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen is van het grootste belang voor ontwikkeling van een eenvoudiger en beter handelbaar GLB.
Ik spreek mij uit voor het voorstel van de Commissie om het systeem te verbeteren , met name de consolidering van de regelgeving door de samenvoeging van de verordeningen inzake de interne markt en de derde landen.
Ik stem voor het verslag van mijnheer Golik en wijs er nog eens op dat dit verslag benadrukt dat er in het kader van de WTO-onderhandelingen meer aandacht moet worden besteed aan voorlichting en afzetbevordering.
Bogusław Liberadzki (PSE),schriftelijk.−(PL)Mevrouw de Voorzitter, ik stem voor het verslag van mijnheer Golik over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen.
De rapporteur constateert terecht dat er alleen vooruitgang kan worden geboekt bij de formulering van een eenvoudig en doeltreffend landbouwbeleid indien het communautaire systeem voor voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten op de interne markt en in derde landen wordt vereenvoudigd .
Ik ben ook van mening dat voorlichtingscampagnes ertoe moeten dienen de consumenten volledig bewust te maken van duurzame GLB-productie, de hoge kwaliteit van de communautaire landbouwproducten, biologische landbouw en gezondheidsaspecten.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL),schriftelijk. –(EL)Gezien het feit dat de discussies en de verplichtingen in het kader van de WTO zullen leiden tot de afschaffing van exportsubsidies, tot een vermindering van de communautaire steun met 20,1 miljard euro en prijsdalingen tussen de 40 en de 73 procent voor de meeste landbouwproducten van de EU, zijn ernstige gevolgen voor de landbouwinkomens te verwachten.
Met haar voorstel voor een verordening beoogt de Commissie de negatieve gevolgen van de vroegere GATT-hervormingen en de toekomstige GLB-hervormingen op te vangen, die door de WTO- en de komende GLB-hervormingen aanzienlijk zullen worden verhevigd. De consequenties hiervan zullen zich voornamelijk op het gebied van de distributie van landbouwproducten naar derde landen en naar de EU-lidstaten doen gevoelen, aangezien de invoerrechten en de interne steunmaatregelen voor de communautaire landbouw gelijktijdig en drastischzullen worden gereduceerd.
Daarom worden voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s voorgesteld. De middelen die aan dergelijke programma’s worden toegewezen helpen echter niet om de gevolgen van de hervormingen op te vangen. Dit zal een verslechtering tot gevolg hebben van de bestaande problemen met betrekking tot de distributie van communautaire landbouwproducten naar derde landen en binnen de EU, en betekent ronduit een ramp voor kleine en middelgrote boerenbedrijven die maar net kunnen rondkomen. Aan de andere kant komen de programma’s vooral de grote landbouwondernemingen ten goede die tegen concurrerende prijzen kunnen produceren.
Duarte Freitas (PPE-DE),schriftelijk.−(PT)De gemeenschappelijke marktordening (GMO) in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur, een van de vier pijlers van het gemeenschappelijk visserijbeleid, wordt ingrijpend hervormd.
Hierbij wordt prioriteit gegeven aan aspecten met betrekking tot consumentenvoorlichting inzake visserijproducten en een eerlijkere verdeling van de toegevoegde waarde over de gehele waardeketen (met speciale nadruk op de eerste verkoop).
De EU dient ook oplossingen te vinden om “sociale dumping” tegen te gaan, die in sommige derde landen wijdverbreid is en afbreuk doet aan het concurrentievermogen van onze visserijproducten.
Nationalebelangen worden in dit verslag beschermd. Daarom krijgt het mijn steun.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT) Wij zijn verheugd over de goedkeuring van het verslag over de GMO voor visserijproducten, waarmee een duidelijk signaal aan de Europese Commissie wordt gegeven dat een ambitieuze herziening van deze GMO dringend noodzakelijk is om er – met name via een duidelijke verhoging van de beschikbare middelen – voor te zorgen dat de regulering van de marktin grotere mate bijdraagt tot het waarborgen van de inkomens in de sector, tot de bevordering van de afzet van visserijproductenen tot de verhoging van de toegevoegde waarde van deze producten.
Overwegende dat de GMO op effectieve wijze gericht moet zijn op de doelstellingen waaraan zij haar bestaansrecht ontleent, en gezien het feit dat de onzekerheid van de inkomens in de visserijsector grotendeels te wijten is aan de marketingpraktijken in de sector, de prijsvorming bij de eerste verkoop en het onregelmatige karakter van de visserijactiviteiten, betreuren wij dat de Commissie visserij onze doeltreffende voorstellen heeft verworpen, zoals:
-de invoering van maximale winstpercentages;
- het verlenen van overheidssteun en de instelling van doeltreffende marktinterventiemechanismen;
- het in aanmerking nemen van de productiekosten bij de bepaling van richtprijzen;
- de invoering van een financiële compensatie voor de vrijwillige en tijdelijke vermindering van de vangsten of de visserij-inspanning.
Wij echter voor deze billijke maatregelen blijven pleiten.
Ian Hudghton (Verts/ALE),schriftelijk.−(EN) De gemeenschappelijke ordening van de markt voor visserijproducten is bedoeld om te zorgen voor marktstabiliteit en zekerheid van de inkomens van personen werkzaam in de sector. Deze doelstellingen en ook de doelstellingen in het EG-verdrag zijn prijzenswaardig en hadden tot een welvarende Europese visserijgemeenschap moeten leiden.
Helaas heeft de gecentraliseerde controle door Brussel in de vorm van het GVB de afgelopen vijfentwintig jaar rampzalige gevolgen gehad voor deze gemeenschappen. Een florerende markt met arbeidszekerheid is binnen de kaders van het GVB niet haalbaar. Het toezicht op het visserijbeheer moet terug naar de landen die afhankelijk zijn van de visserij.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Zoals wij reeds hebben opgemerkt worden de geldende voorschriften van de internationale overeenkomsten op het gebied van de burgerluchtvaart al geruime tijd door de nationale autoriteiten nageleefd en gehandhaafd. De samenwerking tussen de EU-lidstaten onderling en tussen deze en andere landen is reeds een feit, een samenwerking die weliswaar verder kan worden gestimuleerd en ontwikkeld, maar die reeds waarborgt dat de soevereiniteit van de verschillende landen wordt gerespecteerd, evenals werknemers en hun rechten (inclusief sociale harmonisatie door de toepassing van de gunstigste voorwaarden) en de rechten van gebruikers.
De bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van het luchtverkeer worden echter meer en meer overgedragen aan de EU, een proces dat bijzonder negatieve gevolgen heeft op gebieden zonder welomschreven grenzen.
De oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart is in wezen een verdere stap in die richting. Er moet worden benadrukt dat dit agentschap over bevoegdheden zal beschikken die tot dusver door de verschillende nationale autoriteiten worden uitgeoefend. Deze maatregel is in beginsel gericht op de totstandbrenging van een zogenaamd gemeenschappelijk Europees luchtruim en de liberalisering van het luchtvervoer en de luchtverkeersleiding op EU-niveau. Deze liberalisering, die op winstbejag is gericht, ondermijnt de rechten van de werknemers, de kwaliteit van de diensten en het veiligheidsniveau.
Ian Hudghton (Verts/ALE),schriftelijk.−(EN) Het verslag- Leichtfried markeert het hoogtepunt van de ingewikkelde onderhandelingen tussen het Parlement, de Raad en de Commissie. De uitbreiding van de bevoegdheden van het EASA is een belangrijke ontwikkeling voor de veiligheid van de luchtvaart in Europa en mijn fractie steunde het definitieve compromis.
Luca Romagnoli (NI),schriftelijk.−(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik bekrachtig mijn stem voor het verslag van mijnheer Leichtfried. De onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad, en met ondersteuning van de Commissie, hebben in deze tekst geresulteerd die, hoewel hij niet aan alle eisen voldoet die ik heb gesteund, een goed compromis betekent. Ik wil de belangrijke rol onderstrepen die het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart zal spelen bij het toezicht niet alleen op het luchtverkeer, maar ook op de praktijken van de ondernemingen. Het agentschap is tevens verantwoordelijk voor de afgifte en verlenging van certificaten en vergunningen en voor het toezicht op de toepassing van uniforme veiligheidsnormen.
Bovendien wordt het mogelijk om boetes op te leggen wanneer niet aan de veiligheidsvoorschriften wordt voldaan. Ik ben daarom verheugd over het compromis dat is bereikt door amendement 15, waardoor het agentschap een onafhankelijke en onpartijdige status krijgt, ook wanneer het erom gaat vergunningen in te trekken of boetes op te leggen. Ik wil ook benadrukken dat het personeel een belangrijke rol toekomt bij de ontwikkeling en de werkzaamheden van dit orgaan. Dientengevolge steun ik de wens van de rapporteur om de status van de desbetreffende functies te verhogen en eventueel gebruik te maken van de mogelijkheden die het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen daartoe biedt.
Brian Simpson (PSE),schriftelijk.−(EN) Ik stem vóór dit verslag en ik feliciteer de rapporteur met het resultaat ten aanzien van deze zeer belangrijke technische kwestie. Ik wil echter een paar punten naar voren brengen.
Het eerste punt betreft de vergunningen van het cabinepersoneel. In bepaalde lidstaten maakt men zich duidelijk zorgen over deze kwestie en dit heeft geresulteerd in een vastberaden lobby door de vakbonden voor cabinepersoneel. Ik vind dat de rapporteur erin geslaagd is een compromis op te stellen waarmee de vrees van sommige lidstaten wordt gesust, maar waarin wel het belang van de rol van het cabinepersoneel wordt erkend. Sommige luchtvaartmaatschappijen misbruiken hun cabinepersoneel ronduit, niet alleen door hen gewoon als “vliegende obers” te behandelen maar ook door hen voor minimumloon het maximale aantal uren te laten werken, nadat ze eerst hun eigen opleiding hebben betaald.
Ten tweede is het belangrijk te erkennen dat de EU-OPS, zoals deze door dit Parlement zijn goedgekeurd, nu tot de competentie van het EASA behoren. Maar ik herinner de Commissie en het EASA er bij dezen aan dat de vlieg- en diensttijden in subdeel Q van de EU-OPS-verordening niet kunnen worden gewijzigd zolang er geen onderzoek naar vermoeidheid is ingesteld en de bredere sector is geraadpleegd.
Tot slot hoop ik dat andere aspecten van de luchtvaartveiligheid en -beveiliging, waaronder bewaking van de cockpitdeur en het bagageruim, EU-breed kunnen worden ingevoerd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Zoals meestal het geval is bij verordeningen op dit gebied zijn de specifieke doelstellingen van dit verslag gebaseerd op de harmonisatie van de wetten, voorschriften en bestuurlijke bepalingen van de lidstaten, teneinde de ontwikkeling van de Europese interne markt te bevorderen, in dit geval met betrekking tot voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen.
Het voorstel bevat twee amendementen op Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelenen heeft ten doel in een gepaste overgangsperiode te voorzien voor gezondheidsclaims die verband houden met de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen.
Voedingsclaims die vóór 1 januari 2006 in overeenstemming met de toepasselijke nationale bepalingen in een lidstaat zijn gebruikt en die niet in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn opgenomen, mogen tot uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening verder worden gebruikt. Ook voor andere gezondheidsclaims dan claims die verband houden met de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen is in artikel 28, leden 5 en 6 van de verordening in overgangsmaatregelen voorzien.Thans is ook in soortgelijke overgangsmaatregelen voorzien voor claims die verband houden met de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen.
Peter Skinner (PSE),schriftelijk.−(EN) Ik heb vóór goedkeuring van dit verslag gestemd vanwege de controles die moeten worden uitgevoerd om te waarborgen dat de gedane voedings- en gezondheidsclaims waarheidsgetrouw zijn. Het nuttigen van gezonde voeding is voor velen essentieel voor een lang en actief leven maar het is ook van belang dat toereikende informatie wordt verstrekt aan de consument. Sommige fabrikanten van populaire consumptieproducten hebben met hun claims consumenten te lang misleid over de voedings- en gezondheidseigenschappen van deze producten. Ik doe een beroep op de Commissie om genoeg tijd uit te trekken om voldoende helderheid voor de Europese burgers te kunnen garanderen.
Bert Doorn (PPE-DE),schriftelijk.−(NL)De liberalisering van de markt voor auto-onderdelen is al sinds 1993 onderwerp van hevige discussie. Ik ben van mening dat de tijd meer dan rijp is voor afschaffing van designrechten op zichtbare auto-onderdelen. Het voorstel van de Commissie ondersteun ik dus van harte, omdat er op dit moment geen functionerende interne markt voor dergelijke onderdelen bestaat.
Voor het vervangen van functionele onderdelen als buitenspiegels en lichten moeten onderdelen vrij beschikbaar zijn om de auto in de oude staat terug te brengen. Ik ben voorstander van een zo snel mogelijke invoering van de Europese liberalisering en ik stem daarom voor een zo kort mogelijke overgangstermijn, zijnde vijf jaar. Uiteraard stem ik tegen amendementen die de deur openzetten naar de mogelijkheid voor lidstaten om de liberalisering tijdens de overgangstermijn terug te draaien.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Dit verslag bevat een aantal amendementen op het voorstel voor een richtlijn tot liberalisering van de secundaire markt voor reserveonderdelen, waarvan de bepalingen van toepassing zijn op de motorvoertuigensector, maar ook op de machine-, de kapitaalgoederen- en consumptiegoederenindustrie.
Het voorstel van de Commissie pleit voor onbeschermde markten, terwijl het verslag pleit voor een overgangsperiode van 5 jaar voor landen waar de markt thans beschermd is, zoals in Portugal.
Wij beseffen dat beschermde markten aan de ene kant tot grote ondernemingen leiden die een monopolie op de markt voor reserveonderdelen bezitten, aangezien de consument op de beschermde markt gedwongen is om vervangingsonderdelen van de originele producent te kopen.De reden die daarvoor wordt aangevoerd is dat het ontwerp van het product niet mag worden gewijzigd. Het bekendste voorbeeld hiervoor is de motorvoertuigensector, ofschoon dit voorstel voor een richtlijn ook van toepassing is op andere takken van industrie. In de praktijk zijn er echter gevallen waarin een heel pakket aan onderdelen nodig is om één simpel onderdeel te kunnen vervangen, waardoor de consument op kosten wordt gejaagd.
Aan de andere kant zijn er in Portugal inmiddels fabrieken, met name in de motorvoertuigensector, die van de productie van reserveonderdelen voor de grote merken leven. Voor dergelijke ondernemingen kan de “liberalisering” van de markt ernstige problemen opleveren.
Janelly Fourtou (ALDE),schriftelijk. – (FR) In het verslag-Lehne over de rechtsbescherming van modellen heb ik besloten mijn steun te verlenen aan en mijn handtekening te zetten onder een amendement dat in een overgangsperiode van 8 jaar voorziet voor de volledige liberalisering van intellectuele-eigendomsrechten op onderdelen van samengestelde producten, zoals motorvoertuigen, die nodig zijn voor het herstellen van de oorspronkelijke functie of vorm. Tot dusver is uit effectbeoordelingsstudies niet gebleken dat er in de lidstaten waar het systeem reeds is geliberaliseerd, sprake is van een significante verlaging van de consumentenprijzen van dergelijke onderdelen.
Ik ben er tevens van overtuigd dat de Europese Unie hiermeehaar eigen glazen ingooit. Andere delen van de wereld zijn bezig hun productie door middel van intellectuele-eigendomsrechten te beschermen. De Europese Unie zegt weliswaar de consumenten te willen beschermen en namaak te willen bestrijden, maar neemt hier een foute beslissing.
Het economisch evenwicht in de automobielindustrie en de veiligheid van de Europese automobilisten staat op het spel.
Bruno Gollnisch (NI),schriftelijk. – (FR) De aan het Huis voorgelegde richtlijn inzake de rechtsbescherming van ontwerpen en modellen stelt een volledige liberalisering van de markt voor vervangingsonderdelen voor, met name in de motorvoertuigensector.
De tekst van de rapporteur wijzigt het voorstel aanzienlijk door ervoor te pleiten dat de lidstaten nog vijf jaar mogen vasthouden aan een strikte rechtsbescherming van ontwerpen en modellen.De handhaving van het monopolie van de fabrikanten op de productie van vervangingsonderdelen dient ertoe de verplaatsing van banen uit de Gemeenschap naar lande als Turkije, Brazilië en Korea, waar de productiekosten, maar ook de kwaliteitsnormen lager zijn, te voorkomen.
Een overhaaste liberalisering van de sector kan ook grote risico’s inhouden, met name wat betreft de veiligheid. Indien fabrikanten geen verantwoordelijkheid meer hoeven te dragen voor de productie van vervangingsonderdelen, is er geen garantie meer dat deze onderdelen met de specificaties overeenstemmen en aan de kwaliteitseisen voldoen. De bescherming en veiligheid van automobilisten moet toch voorrang hebben boven overwegingen van economische of politieke aard.
Na de postdiensten, de spoorwegen en de energie- en elektriciteitssector te hebben aangepakt, mikt Brussel nu op de automobielproducenten. Blijkbaar is de logica van het ultra-globalisme en de ideologisch geïnspireerde geforceerde deregulering door niets stoppen.
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1 van het Reglement)
Małgorzata Handzlik (PPE-DE),schriftelijk.−(PL)Mevrouw de Voorzitter, de interne markt is een uiterst complex systeem dat de belangen van de verschillende groeperingen die ervan afhankelijk zijn, sinds vele jaren in evenwicht brengt.
Deze richtlijn is gericht op de volledige liberalisering van de markt in reserveonderdelen. Aan de ene kant zijn er daarom tal van fabrikanten van reserveonderdelen die eisen dat rekening wordt gehouden met hun rechten met betrekking tot vrije mededinging en het verbod op marktmonopolies. Aan de andere kant zijn er automobielproducenten (het is duidelijk dat het hier in de eerste plaats om de automobielindustrie gaat) die voor de bescherming van hun productie van reserveonderdelen aangewezen zijn op de rechtsbescherming van modellen.
In het licht van dit,op het eerste gezicht onoverkomelijke, belangenconflictsteun ik de benadering van de rapporteur die een regeling voorstelt volgens welke modellen gedurende een beperkte periode beschermd zijn. In de praktijk zou de beschermingsperiode nauw zijn afgestemd op de levenscyclus van het samengestelde product.
Ik ben het tevens met de rapporteur eens dat bij de invoering van een nieuw beschermd model de bescherming van de reserveonderdelen voor het oude model dient te vervallen. Dit geldt ook voor modellen zonder opvolger die niet langer worden geproduceerd. Het voorstel is volgens mij de meest geschikte regeling, die de belangen van de betrokken partijen het best beschermt.
Ik steun ook het voorstel voor een overgangsregeling die de lidstaten wier wetgeving in rechtsbescherming voor vervangingsonderdelen voorziet, toestaat om nog vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn aan die modellenbescherming vast te houden.
Ian Hudghton (Verts/ALE),schriftelijk.−(EN) Ik heb het compromispakket gesteund en de amendementen die erop gericht zijn de overgangsperiode voor de “reparatieclausule” te verlengen, afgewezen.
Gary Titley (PSE),schriftelijk.−(EN) Ik steun een concurrerende Europese markt voor reserveonderdelen. Hierdoor gaan de kosten voor consumenten omlaag en het is goed voor de zaken van kleine en middelgrote ondernemingen. Derhalve steun ik het voorstel van de Commissie, dat concurrentie op de markt voor reserveonderdelen mogelijk maakt.
Als zodanig kan ik amendementen die erop gericht zijn de tijd waarin de markt moet liberaliseren te verlengen tot acht jaar, niet steunen. Hierdoor zou de voortgang op weg naar een concurrerende markt voor reserveonderdelen worden vertraagd.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE),schriftelijk.−(SV)Wij stemmen tegen het verslag en het voorstel van de Commissie, en wel om de volgende redenen:
–Wij hadden gehoopt dat de hervorming een besparing zou opleveren voor de belastingbetalers van de Unie en dat de wijnbouwsector zou worden ontkoppeld van de financiering door het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij zijn van mening dat er op de lange termijn een eind moet komen aan de door belastingen gefinancierde communautaire subsidies voor de Europese wijnproductie.
–Het is ons inziens laakbaar om het geld van de belastingbetalers te gebruiken voor de marketing van Europese wijnen. Dit is in strijd met het alcoholbeleid van het Parlement, dat een restrictief standpunt inneemt ten aanzien van de marketing van alcoholische dranken. In dit licht getuigt de verhoging van de uitgaven voor marketingdoeleinden van een dubbele moraal.
–Wij zijn tevens gekant tegen de voorstellen om het geld van de Europese belastingsbetalers te gebruiken voor de marketing van wijnen in derde landen. Wij zijn van mening dat met name in de ontwikkelingslandenvoorzichtigheid moeten worden betracht bij de marketing van Europese wijnen, omdat het risico bestaat dat de plaatselijke industrie kapot wordt geconcurreerd.De Unie mag de lokale producenten in de ontwikkelingslanden niet ondermijnen, maar moet hen juist steunen.
Alessandro Battilocchio (PSE),schriftelijk.−(IT)Mevrouw de Voorzitter, ik stem tegen dit verslag – niet vanwege de algemene benadering die de heer Castiglione is gevolgd en die een aantal positieve punten omvat, zoals de kwantitatieve beperkingen en milieuvoorwaarden met betrekking tot het rooien van wijngaarden, een verbod op het gebruik van most van buiten de EU en de verlenging van maatregelen die de lidstaten onafhankelijk van elkaar kunnen toepassen. Naar mijn mening zijn echter de goedkeuring van de toevoeging van suiker en de bepaling dat dit niet hoeft te worden aangegeven op het etiket voor de consument, twee kritieke punten.Het geheel van bepalingen inzake zogenaamde vruchtenwijn is aanvechtbaar, evenals de algemene aanpak van het verslag met betrekking tot most. Als Italiaan hoop ik dat minister De Castro en zijn collega’s in de verdere onderhandelingen een wettelijk referentiekader zullen overeenkomen dat meer aandacht besteed aan de kwaliteit en aan de rechten van de consumenten.
Adam Bielan (UEN),schriftelijk.−(PL)Mevrouw de Voorzitter, ik geef mijn volledige steun aan het verslag van mijnheer Castiglione over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt en tot wijziging van een aantal verordeningen.
De totstandbrenging van een markt die is gebaseerd op eenvoudige en effectieve regels inzake de productie en beginselen van gezonde mededinging op de communautaire markt, zal niet alleen een kwaliteitsverbetering van de Europese producten tot gevolg hebben, maar ook de levensstandaard van de wijnbouwers verhogen.
Het is tevens belangrijk dat de consumenten zich bewust zijn van de productiecyclus en de precieze oorsprong van een bepaald product.
Bovendien zijn deze regels zeer bevorderlijk voor de productie van vruchtenwijn in mijn eigen land, en dat is de voornaamste reden waarom ik dit verslag steun.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Wij stemmen tegen dit verslag omdat het de belangrijkste aspecten van het slechte voorstel van de Commissie voor de wijnbouwsector niet significant wijzigt.
Zoals wij altijd al hebben gezegd zijn wij gekant tegen dit liberale standpunt, dat wordt verkocht als een stap in de richting van de opheffing van de gemeenschappelijke organisatie van de wijnmarkt. Het Europees Parlement heeft dit zelf onderzocht en staat de toevoeging van suiker toe en verhoogt zelfs de maximaal toegestane hoeveelheid ten opzichte van het niveau dat tot dusver gold.
Een van de ernstigste aspecten is echter het feit dat het verslag de kwestie van de liberalisering van aanplantrechten vanaf 2013 in het midden laat, hoewel de rapporteur erkent dat een dergelijke liberalisering er alleen toe zal leiden dat de productie wordt geconcentreerd in de handen van de grootste wijnbouwondernemingen, die nu al profiteren van substantiële overheidssteun en andere privileges.
Ook betreuren wij het feit dat de voorstellen die wij hebben gedaan om de aanplantrechten te handhaven en de herstructurering van de wijnbouwsector, met name van agrarische familiebedrijven, kleine en middelgrote wijnbouwers en wijnbouwcoöperaties, niet zijn aangenomen, hoewel we tot ons genoegen vaststellen dat sommige wel zijn aangenomen, met name het voorstel dat zich uitspreekt voor de distillatie van drinkbare alcohol.
Duarte Freitas (PPE-DE),schriftelijk.−(PT)Hoewel ik het ermee eens ben dat de GMO in de wijnsector moet worden hervormd en het Commissievoorstel in grote lijnen steun, heeft het verslag van de heer Castiglione mijns inziens een belangrijke bijdrage geleverd door een aantal amendementen voor te stellen die het document van de Commissie aanmerkelijk verbeteren.
Een ander positief aspect is bijvoorbeeld dat nu de mogelijkheid is opgenomen om steun te blijven verlenen voor de distillatie van drinkbare alcohol.
Ik heb voor de amendementen 33 en 223 gestemd, omdat ik van mening ben dat de liberalisering van de sector niet abrupt dient plaats te vinden, en ik heb tegen de amendementen 314, 347, 293 en 217 gestemd omdat ik er niet mee akkoord ga de mogelijkheid op te nemen om verrijking met suiker verder toe te staan, omdat dit een praktijk is die tot onevenwichtigheden tussen producenten kan leiden, zodat ik op dit punt voor de oorspronkelijke tekst van de Commissie ben.
Françoise Grossetête (PPE-DE),schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de algemene strekking van dit verslag dat een grondige herziening van het voorstel van de Europese Commissie behelst, dat overigens onder meer voorzag in het rooien van 400 000 hectare wijngaarden. Dat voorstel ging volledig voorbij aan de sociale realiteit van de wijnbouwsector en zou in nog meer braaklegging hebben geresulteerd, met nadelige gevolgen voor het landschap.
Een ander, positief voorstel betreft de mogelijke uitvoering van herstructureringsmaatregelen in de wijnbouw. Om de internationale concurrentie aan te kunnen heeft de Europese wijnbouw sterke, succesvolle ondernemingen nodig.
Aan de andere kant gaan de dringend noodzakelijke voorstellen inzake crisispreventie niet ver genoeg. Gezien de mate waarin de productie aan schommelingen onderhevig is, zijn de voorgestelde maatregelen slechts een doekje voor het bloeden. Er ontbreekt een adequaat mechanisme voor crisisbeheersing dat iets toevoegt aan de bestaande maatregelen..
Ten slotte betreur ik het dat verrijking door middel van saccharose niet op het etiket hoeft worden aangegeven: de verplichting daartoe zou een praktisch en transparant middel zijn geweest om de consument voor te lichten.
Christa Klaß (PPE-DE),schriftelijk.−(DE) In de gemeenschappelijke organisatie van de wijnmarkt tracht de Commissie rekening te houden met de specifieke kenmerken van de wijnproducerende regio’s door meer te delegeren en meer speelruimte voor eigen initiatief te creëren.
Vandaag heeft het Europees Parlement deze doelstellingen in de tekst vastgesteld. Wij zijn volledig overtuigd van onze voorstellen die door alle leden uit alle lidstaten naar voren zijn gebracht. De wijnbouw in Europa is een deel van onze cultuur. Europa is de wieg van de mondiale wijnproductie. De wijnbouw zorgt voor economisch leven, voor inkomens en banen. Het is niet de taak van de Commissie om een marktevenwicht te vinden door onze productie in de lidstaten te begrenzen of deze door nieuwe voorschriften onmogelijk te maken. Het is haar taak om ervoor te zorgen dat wij onze marktaandelen kunnen handhaven en dat onze producten wereldwijd een goede reputatie hebben. Niet de beperking van de markt, maar de verovering van nieuwe markten moet de beleidsdoelstelling zijn. Waarom zouden we de oenologische procedés wijzigen in gebieden waar geen sprake is van afzetproblemen? Die procedés zijn onderdeel van oude culturele tradities en wijnbouwtradities.
Het Europees Parlement heeft zich vandaag nog eens heel duidelijk uitgesproken voor meer marktmaatregelen, nationale enveloppes en speelruimte voor regionale initiatieven, voor een sociaal verantwoorde “phasing-out” van de interventiemaatregelen en voor de handhaving van bestaande oenologische procedés, dat wil zeggen toevoeging van saccharose en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, waarbij deze additieven gelijkgesteld dienen te worden door middel van aanvullende subsidies voor de verrijking met gerectificeerde geconcentreerde druivenmost.
Ik hoop dat onze voorstellen zullen worden opgenomen in de nieuwe gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt.
Jörg Leichtfried (PSE),schriftelijk.−(DE) In jaren met ongunstige voorwaarden voor de wijnbouw en te weinig zonlicht is het fructosegehalte van de druiven ontoereikend om het voor gisting vereiste alcoholgehalte te verkrijgen. Daarom wordt suiker toegevoegd die niet van invloed is op de smaak. Het is van cruciaal belang dat dit vóór, en niet na het gistingsproces plaatsvindt, zodat van zure wijn geen zoete wijn kan worden gemaakt. Dit procedé is toegestaan voor tafel- en landwijn.
Dit moet in de toekomst zo blijven. De plannen van de Commissie om de tot dusver gebruikte bietsuiker door druivenmost uit zuidelijke regio’s met een productieoverschot te vervangen, zijn onzinnig. Afgezien van de onder deskundigen gevoerde hevige discussie over smaakverschillen moet ook op het milieuaspect worden gelet. Ik acht het niet zinvol om druivenmost door heel Europa naar gebieden te vervoeren waar door middel van suikerbieten volledig in de regionale behoeften kan worden voorzien.
Nils Lundgren (IND/DEM),schriftelijk. −(SV)De amendementen op het verslag waarover wij vandaag hebben gestemd, zijn totaal belachelijk. Om een voorbeeld te noemen: de beslissing over het suikergehalte in verschillende wijnsoorten moet maar aan de consumenten worden overgelaten die de producten kopen. Dit is niet iets wat in een besluitvormingsproces tussen de EU-instellingen moet worden bepaald.
Producenten in andere delen van de wereld zijn erin geslaagd wijnen te produceren die de Europese consumenten goed smaken en tegelijkertijd goedkoper zijn dan Europese wijnen. Volgens een meerderheid in het Europees Parlement moet deze ontwikkeling worden bestreden door nog meer geld in het landbouwbeleid te pompen en door allerlei campagnes op touw te zetten.
Het lijdt geen twijfel dat er in Europa excellente wijnen worden geproduceerd. Het is echter een principiële vraag of het juist is om armere landen van de markt te drukken ten gunste van de Europese wijnproductie.
Het is belangrijk om in de discussie over de wijnproductie rekening te houden met alle factoren, ook de volksgezondheid. Dit is in het verslag niet het geval.
Om deze redenen heb ik tegen het voorstel van de Commissie en het verslag van het Europees Parlement over deze materie gestemd. De wijnproducenten moeten op een vrije markt opereren en dienen geen enorme subsidies op te strijken, zoals dat nu het geval is.
Jean-Claude Martinez (NI),schriftelijk. –(FR) Het wijnbouwvolk in Languedoc-Roussillon – het volk van het Occitaanse kruis op het rode schild, dat de lange opstand symboliseert die met Marcelin Albert in 1907 begonen door André Castéra in 1976 werd voortgezet, het volk wiens landerijen zich van de Rhône tot aan de Garonne uitstrekken– wordt bedreigd door de Europese Commissie. De Commissie wil hen van hun grond verdrijven en daar hele kolonies gepensioneerde Britten vestigen, theedrinkers die de plaats willen innemen van de mensen die druiven oogsten en wijn maken in de wijngaarden van de Minervois, Corbières en Costières en Picpoul.
Dit is een aanslag op de beschaving, uitgevoerd onder het mom van overproductie. Maar hoe zit de vork in de steel?
In werkelijkheid zijn er 150 000 hectare illegale wijngaarden in Spanje en Italië. Die illegale wijngaarden moeten worden gerooid, want hoewel men het steeds over productieoverschotten heeft, is er eigenlijk sprake van eenimportoverschot van 12 miljoen hectoliter per jaar.
Voor iedere wijngaard die we rooien wordt er bovendien een nieuwe aangeplant inlanden aan de Stille Oceaan. En als men in China eenmaal wijn begint te drinken zullen we te maken krijgen met een wereldwijd tekort.
Andreas Mölzer (NI),schriftelijk.−(DE) Het voorstel van Commissie voor een hervorming van de wijnmarkt is weer een knap staaltje. Aan de ene kant wil ze, om de Europese wijnzee in te dammen, de verkleining van het wijnareaal belonen, terwijl zij aan de andere kant de aanplant van wijngaarden vanaf 2013 overal wil liberaliseren. Indien echter de aanplantbeperkingen komen te vervallen, zijn arbeidsintensieve wijngaarden op sterk hellend terrein niet meer levensvatbaar.
Niet alleen moeten de wijnbouwers voor hun voortbestaan vrezen, ook het hele Noorden zou door het verbod op de toevoeging van suiker in jaren met weinig zonlicht van zijn complete oogst worden beroofd en bovendien wordt door de schrapping van de subsidies voor geconcentreerde druivenmost ook nog de wijnbouwin het Zuiden onmogelijk gemaakt. Daar komt nog bij dat de Commissie een verbod van de benaming “tafelwijn” heeft voorgesteld, dat ongetwijfeld tot gevolg zou hebben dat de markt wordt overspoeld door cépagewijnen van de laagste categorie.Mijn krijgt daarom de indruk dat het de bedenkers van deze hervorming domweg aan de nodige vakkennis ontbreekt. In zoverre vormt het verslag van mijnheer Castiglione een verbetering, zodat ik voor heb gestemd.
Pierre Pribetich (PSE),schriftelijk. – (FR) Mijn collega’s en ik hebben ons met grote meerderheid voor het verslag van Giuseppe Castiglione’s over de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt uitgesproken.
Met name heb ik vier amendementen gesteund die ik van essentieel belang acht, niet alleen omde instandhouding van de Europese wijnbouwsector, inzonderheid in Bourgondië en Franche Comté, te waarborgen maar ook om het concurrentievermogen van de sector te vergroten.
Ik heb voor amendement 271 gestemd, tegen het voornemen van de Commissie om een eind te maken aan chaptalisatie. Het is juist van cruciaal belang de oenologische traditie van het chaptaliseren te handhaven, een methode die in tal van Europese regio’s gebruikelijk is, ook in de streken Bourgondië en Franche Comté, die ik vertegenwoordig.
Ik heb ook de amendementen 33 en 223 gesteund, tegen de volledige liberalisering van de aanplantrechten vanaf 1 januari 2014. In het belang van de wijnbouwers moeten we eerst de afloop van de rooiregeling afwachten om te zien hoe effectief die is geweest, voordat we over liberalisering nadenken.
Ten slotte heb ik ook voor amendement 107 gestemd, dat erop is gericht de verplichte distillatie te handhaven.
Over het algemeen ben ik tevreden over de amendementen van het Parlement. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, en ik hoop dat het van positieve invloed zal zijn op de Landbouwraad van 17 t/m 19 december, waar het om de toekomst van onze regio’s gaat.
Luca Romagnoli (NI),schriftelijk.−(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik stem voor het verslag van onze geachte collega Castiglione. Het was al lang nodig om de wijnsector te hervormen en op die manier de reputatie en het concurrentievermogen van de communautaire wijnen te herstellen en de Europese producenten in staat te stellen oude markten te heroveren en nieuwe te veroveren. De Europese producenten, met name de Italiaanse, hebben te kampen met hevige concurrentie door nieuwe producenten.
Dit ligt niet zozeer aan een daling van de consumptie in de Unie, maar veeleer aan buitensporige productiekosten, aan al te strikte en ingewikkelde voorschriften, die vaak de mogelijkheid beperken om de productie aan te passen aan de vraag, en aan veel te terughoudende promotie- en marketingstrategieën.We moeten de kwaliteit van de Europese en de Italiaanse wijnen zoveel mogelijk verbeteren. Opdat de Europese Unie haar leidende positie op de wijnmarkt kan consolideren, moet de hervorming van de GMO voor wijn zich concentreren op kwaliteitsverbetering, en dat betekent dat regionale wijnen en wijnen met oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden bevorderd, beschermd en versterkt; zij zijn het vlaggenschip zijn van de Europese kwaliteitsproducten op de wereldmarkt.
Karin Scheele (PSE),schriftelijk.−(DE) In jaren met ongunstige voorwaarden voor de wijnbouw en te weinig zonlicht is het fructosegehalte van de druiven ontoereikend om het voor gisting vereiste alcoholgehalte te verkrijgen. Daarom wordt suiker toegevoegd die niet van invloed is op de smaak. Het is van cruciaal belang dat dit vóór, en niet na het gistingsproces plaatsvindt, zodat van zure wijn geen zoete wijn kan worden gemaakt. Dit procedé is aan toegestaan voor tafel- en landwijn.
Dit moet in de toekomst zo blijven. De plannen van de Commissie om de tot dusver gebruikte bietsuiker door druivenmost uit zuidelijke regio’s met een productieoverschot te vervangen, zijn onzinnig. Afgezien van de onder deskundigen gevoerde hevige discussie over smaakverschillen moet ook op het milieuaspect worden gelet. Ik acht het niet zinvol om druivenmost door heel Europa naar gebieden te vervoeren waar door middel van suikerbieten volledig in de regionale behoeften kan worden voorzien.
Brian Simpson (PSE),schriftelijk.−(EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd maar er zijn nog veel knelpunten waaraan het Parlement geen aandacht heeft willen besteden, met name een groter concurrentievermogen van de sector ten opzichte van import uit derde landen en verbetering van de kwaliteit van wijn die in de EU wordt geproduceerd. Helaas staan nationale en regionale prioriteiten een langlopend hervormingsprogramma in de weg.
We moeten in Europa onze kwaliteitswijn beschermen en we moeten ons ook buigen over de vraag hoe we voor een betaalbare prijs kwaliteitswijnen kunnen produceren.
Het lijdt geen twijfel dat de voorstellen van de Commissie afgezwakt zijn. Maar mijn amendement gericht op het opheffen van de de-minimiscriteria en de amendementen die voorzien in chaptalisering, zijn gelukkig door het Parlement aangenomen. Deze amendementen zijn van cruciaal belang voor de noordelijke lidstaten en mijn eigen wijnproducenten in het Verenigd Koninkrijk.
De Europese wijnindustrie wordt nog steeds van vele kanten bedreigd en we raken in de EU ons eigen marktaandeel kwijt aan de landen van de Nieuwe Wereld.
Maar hoe komt dat? Dat komt doordat die landen wijn van voortreffelijke kwaliteit produceren voor een betaalbare prijs en met een marketingstrategie die is toegespitst op de wensen van de consument van de eenentwintigste eeuw en niet uitgaat van wat de Romeinen in de derde eeuw verbouwden. Wat we nodig hebben is kwaliteit, geen kwantiteit, en we moeten wijn produceren met een goede prijs-kwaliteitverhouding.
Peter Skinner (PSE),schriftelijk. −(EN) De wijnmarkt in de EU is afhankelijk van de grote variatie en de duurzame lokale productie. Wijn is voor velen evenzeer een kwestie van cultuur als de taal. Daarom was deze stemming vandaag zo omstreden.
De vermelding van het suikergehalte op het etiket en het verbod voor wijnmakerijen om suiker toe te voegen zouden een remmend effect op de wijnproductie in Noord-Europa hebben gehad. Veel voortreffelijke wijnen komen tegenwoordig uit het Verenigd Koninkrijk, met name uit het zuidoosten van Engeland. Dat is al zo sinds de Romeinen de wijn in ons land introduceerden.
Ik heb gestemd vóór instandhouding van deze traditie en vóór een open markt.
- Ontwerpresolutie: De bestrijding van het terrorisme (B6-0514/2007)
Philip Bradbourn (PPE-DE),schriftelijk.−(EN) De conservatieven hebben vooral tegen deze ontwerpresolutie gestemd omdat deze door middel van het voorgestelde Hervormingsverdrag oproept tot meer bemoeienis van de EU en zo de bevoegdheid van de EU zou uitbreiden tot het hoogst gevoelige terrein van de nationale veiligheid. De conservatieven geloven in een sterk partnerschap op mondiaal niveau met alle landen die het terrorisme bestrijden en vooral met onze Amerikaanse bondgenoten. Deze ontwerpresolutie erkent niet dat inzake deze kwestie samenwerking belangrijker is dan harmonisatie.
Michael Cashman (PSE),schriftelijk.−(EN) De Britse socialisten van de EPLP juichten de resolutie over de bestrijding van het terrorisme toe en hebben ervóór gestemd. Hoewel de definitieve versie van de resolutie die het Europees Parlement heeft aangenomen, niet volmaakt is, erkennen we het belang van een duidelijk, ondubbelzinnig signaal aan degenen die onze manier van leven in gevaar brengen, namelijk dat we niet voor hen zullen bezwijken.
De EPLP is ervan overtuigd dat de EU al het mogelijke kan en zal doen om het terrorisme te verslaan en dat door samenwerking met naburige lidstaten en internationale bondgenoten de kans groter is dat we dit doel uiteindelijk bereiken dan wanneer we een isolationistisch beleid hanteren.
We aanvaarden de volledige verantwoordelijkheid voor onze rol als Parlementsleden om voorstellen van de Commissie op dit terrein uitgebreid te onderzoeken en erop toe te zien dat er passende en proportionele wetgeving wordt aangenomen met respect voor de fundamentele rechten van onze burgers. Waar sprake is van beleidsverschillen zullen we het beleid van onze bondgenoten kritisch blijven bekijken, maar we erkennen en verwelkomen de lopende samenwerking tussen de EU en democratische landen, met name de belangrijke betrekkingen tussen de EU en de VS, op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. We blijven ervan overtuigd dat we het van samenwerking met onze bondgenoten moeten hebben en niet van vijandschap of wraak, als we hen die onze waarden en beginselen door middel van geweld en haat willen vernietigen, willen verslaan.
Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. −(PL)Mevrouw de Voorzitter, de lidstaten van de EU hebben de plicht om het terrorisme in al zijn verschijningsvormen te bestrijden en daarbij binnen de grenzen van het recht te blijven en de mensenrechten en de burgerrechten en vrijheden te eerbiedigen. De strijd tegen het terrorisme kan niet op nationaal niveau worden gevoerd, het is zonneklaar dat hiervoor internationale samenwerking vereist is.
Het is absoluut noodzakelijk dat alle instanties en autoriteiten die speciale bevoegdheden hebben gekregen voor de strijd tegen het terrorisme, onderworpen zijn aan een volledige democratische controle door een onafhankelijke rechterlijke macht.
De strijd tegen het terrorisme mag er – in tegenstelling tot het doel van de onderhavige resolutie – niet toe dienen de politiële en justitiële bevoegdheden van Brussel uit te breiden ten koste van de nationale staten. Daarom heb ik de resolutie inzake terrorisme vandaag niet gesteund.
Patrick Gaubert (PPE-DE),schriftelijk. – (FR) De bedreiging van de veiligheid van alle burgers van de Europese Unie door het terrorismeis heden groter dan ooit tevoren.De PPE-DE-Fractie heeft daarom van de terrorismebestrijding een prioriteit gemaakt, en daarom had zij gehoopt dat te dien einde een resolutie zou worden aangenomen.
De ingediende ontwerpresolutie benadrukt hoe moeilijk en hoe nodig het is om het juiste evenwicht te vinden tussen veiligheid aan de ene en de individuele vrijheden aan de andere kant. In onze Europese democratieën moeten we er beslist voor zorgen dat de terrorismebestrijdingsmaatregelen evenredig zijn aan de doelstelling, zodat ze geen afbreuk doen aan de persoonlijke vrijheden van onze burgers.
Tegelijkertijd mogen we niet vergeten dat de Unie zich in de eerste plaats ten taak stelt het recht van alle burgers op leven en veiligheid te beschermen, en zij tracht deze taak te vervullen door terrorisme te voorkomen en te bestrijden.
Helaas heeft een groot aantal zeer onevenredige en in sommige gevallen ongerechtvaardigde bepalingen ervoor gezorgd dat het juiste evenwicht in deze tekst ontbreekt. Ondanks de amendementen die onze fractie heeft ingediend, is de resolutie die uiteindelijk in de plenaire vergadering is aangenomen op geen enkele wijze een weerspiegeling van letter of geest van ons standpunt in dezen, en daarom heb ik tegen gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Hoewel deze resolutie elementen bevat waarin de mensenrechtenschendingen die in naam van de zogenaamde strijd tegen het terrorisme worden gepleegd, in milde vorm bekritiseerd worden, distantieert zij zich niet van deze strijd en trekt zij deze niet in twijfel wanneer het internationaal recht met voeten wordt getreden en staatsterrorisme wordt uitgeoefend.
De resolutie mag dan oproepen tot kritiek op de schending van het recht op een eerlijk proces en gegevensbescherming, op het gebrek aan transparantie en democratische controle en de weigering van de Raad omte reageren op “aantijgingen inzake misbruik van bevoegdheden onder het voorwendsel van terrorismebestrijding, in het bijzonder in geval van de uitzonderlijke uitleveringen van CIA-gevangenen en geheime locaties (‘black sites’)”.
Toch is het onaanvaardbaar dat het Parlement, onder het mom van de zogenaamde strijd tegen het terrorisme, de goedkeuring van het nieuwe Hervormingsverdrag van harte toejuicht en de lidstaten verzoekt dit te ratificeren, dat het opnieuw benadrukt “dat de VS een essentiële partner zijn op dit gebied” en het buitenlands beleid van de VS volledig slikt, en dat het ertoe oproept “de rol van Europol te versterken” en bepleit dat “Europol in de strijdtegen terreur zelf opsporingsbevoegdheden moet hebben”.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL),schriftelijk.−(EN) Ik kon de ontwerpresolutie over de bestrijding van het terrorisme vandaag om een aantal redenen niet steunen.
Ten eerste: het enthousiasme waarmee het Hervormingsverdrag (het Verdrag van Lissabon) in de ontwerpresolutie wordt toegejuicht, deel ik niet. Ik geloof dat Europa door het Hervormingsverdrag geen veiliger plaats wordt voor de burgers van de lidstaten.
Ook maak ik me zorgen over de aspecten ten aanzien van burgerlijke vrijheden in deze ontwerpresolutie. Hoewel er een aantal sterke punten in staan, is het een onevenwichtige ontwerpresolutie met te veel nadruk op wetgeving en samenwerking op het gebied van veiligheid.
Andreas Mölzer (NI),schriftelijk.−(DE) Europa is in toenemende mate het mikpunt geworden van terroristen omdat het zich heeft laten degraderen tot een handlanger van het tegen het internationaal recht en de mensenrechten indruisend buitenlands beleid van de VS en omdat de EU het ook met betrekking tot de kwestie Palestina niet voor elkaar heeft gekregen als eerlijke bemiddelaar op te treden. Het is de hoogste tijd dat de EU erkent dat de massale immigratie vanuit de islamitische wereld een potentieel veiligheidsrisico vormt, vooral sinds emigratie naar Europa een middel is geworden om de status van martelaar te verkrijgen en sinds de ondermijning van het christelijke Westen door islamitische immigranten tot religieuze doelstelling isverheven.
In plaats van de nodige maatregelen te treffen, de immigratie uit islamitische landen onmiddellijke een halt toe te roepen en met de repatriëring van illegale immigranten te beginnen, kiest de EU voor een fluweelzachte aanpak om de reeds aanwezige moslims vooral niet tegen zich in het harnas te jagen. Vooral omdat dit verslag de goedkeuring van het ondemocratische Hervormingsverdrag als redmiddel tegen terrorisme schijnt te beschouwen, heb ik er vandaag tegen gestemd.
Cristiana Muscardini (UEN),schriftelijk.−(IT)Wij hebben het Europees Parlement verzocht om het probleem van het terrorisme uitvoerig te bespreken tijdens de vergaderperiode in juli. Een of andere slimmerik heeft echter besloten om dit onderwerp in september aan de orde te stellen en er in december over te stemmen. Daardoor hebben we weer vijf maanden verloren en meer woorden vuil gemaakt aan de bescherming van het recht van vrije meningsuiting van terroristen, die in toenemende mate gebruik maken van informatienetwerken, dan aan de bescherming van de veiligheid van de Europese burgers en de andere landen die het doelwit zijn van terrorisme.
Wij verlenen de Sacharov-prijs aan de heer Osman, maar laten het aan hem over de levens van miljoenen mensen in Darfur te redden, we negeren de gewelddaden van de islamitische fundamentalisten in Somalië en huilen krokodillentranen voor de 50 slachtoffers van Algiers.
Schande!
Om deze reden kan ik uw resolutie niet steunen en zal ik ertegen stemmen.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL),schriftelijk. –(EL) De resolutie van het Europees Parlement evenaart en overtreft zelfs in sommige opzichten het reactionaire beleid en de ondemocratische maatregelen van de EU, die – onder het mom van terrorismebestrijding – de fundamentele persoonlijke rechten en democratische vrijheden van de arbeiders inperkt.De resolutie roept ertoe op de politiële en justitiële samenwerking tussen de wetshandhavingsautoriteiten en geheime diensten van de lidstaten, Europol en Eurojust nog verder te versterken en pleit voor een effectievere werking van de SIS-II- en VIS-databanken om de bewaking van en de opslag van gegevens over arbeiders in de hele EU verder uit te breiden en te intensiveren. Deze resolutie volgt niet alleen de lijn van de nieuwe dimensie van de communautaire “strategie tegen terrorisme”, dat wil zeggen de bestrijding en voorkoming van zogenaamde gewelddadige radicalisering, maar pleit er ook voor deze strategie ten uitvoer te leggen en onder andere ook te richten op “het aanzetten tot gewelddadige acties”. Uit deze strategie tegen “radicalisering” blijkt tegen wie dit zogenaamde beleid inzake terrorismebestrijding van de EU en de bijbehorende handhavingsinstrumenten in werkelijkheid zijn gericht: tegen allen die het reactionaire beleid van de EU in twijfel trekken en zich ertegen verzetten. Maar de politieke spreekbuizen van de monopolies kunnen nog zoveel resoluties aannemen als ze willen: ze zullen de oppositiebewegingen niet kunnen tegenhouden, evenmin als de gestaag groeiende kritiek in de publiek opinie op de rol van de EU als imperialistische statenunie van Europees kapitaal.
- Ontwerpresolutie: Wetgevings- en werkprogramma 2008 (B6-0500/2007)
Colm Burke, Avril Doyle, Jim Higgins, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE-DE),schriftelijk.−(EN) De delegatie van Fine Gael in het Europees Parlement heeft tegen alinea 16 van de resolutie over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008 gestemd. We zijn namelijk fel gekant tegen elk EU-initiatief gericht op de invoering van een Europese gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB). We juichen het toe dat de Commissie niet van plan is ten aanzien van deze kwestie wetgeving voor te stellen in haar programma voor volgend jaar.
Belastingconcurrentie is van groot belang voor de groei, want belastingconcurrentie trekt investeringen aan en stelt lidstaten, met name de lidstaten in de Eurozone, in staat hun economie te beheren. Aangezien de ECB de rentetarieven vaststelt en het stabiliteits- en groeipact voorschriften vaststelt ten aanzien van leningen en inflatie voor de Eurozone, is belastingbeleid onder het Verdrag een van de belangrijkste instrumenten waarover de lidstaten in de Eurozone nog beschikken en dat instrument moet worden gewaarborgd.
De Parlementsleden van de Fine Gael geloven dat een Europese CCCTB uiteindelijk tot de invoering van één belastingtarief in Europa zal leiden en daar zijn we faliekant tegen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Wij stemmen tegen deze resolutie omdat de amendementen waarin wij uiting geven aan onze ernstige bezorgdheid over de bespoediging van het liberaliserings- en dereguleringsproces die in vele sectoren valt te constateren en die een bedreiging vormt voor de werkgelegenheid, de kwaliteit van de aangeboden diensten en de toekomst van overheidsdiensten in de EU, niet zijn aangenomen.De bestaande tekst is gericht tegen de staat als verstrekker van diensten van algemeen belang, aangezien de nadruk compleet op liberalisering ligt.
Het monetair en fiscaal beleid in de EU is bovendien restrictief en heeft voornamelijk ten doel de prijzen te stabiliseren en de begroting te consolideren in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, hoewel bekend is dat het proces van nominale convergentie een nadelig effect voor groei en werkgelegenheid, voor de economische en sociale cohesie, de reële convergentie tussen de lidstaten en openbare investeringen heeft.
Het legt tevens de nadruk op de neoliberale strategie van Lissabon, het belangrijkste instrument dat door de EU wordt toegepast ter bevordering van de liberalisering en privatisering van diensten en openbare faciliteiten, van de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen op de arbeidsmarkt, van loonverminderingen en de openstelling van de meeste socialezekerheidsvoorzieningen, zoals pensioenen en de gezondheidszorg, voor particuliere belangen.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE),schriftelijk.−(PL)Mevrouw de Voorzitter, het werkprogramma voor 2008 is gebaseerd op een ingewikkelde benadering die erop is gericht een visie voor Europa te verwezenlijken die aan de toekomstige verwachtingen van zijn burgers voldoet. De hoofdprioriteiten van de Europese Commissie voor het komende jaar zijn activiteiten ter bevordering van economische groei en werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling en het beheer van migratiestromen. Zij hebben tevens betrekking op klimaatverandering, energie, de toekomstige uitbreiding van de Unie en het optreden op het internationale toneel.
Er moet worden benadrukt dat het werkprogramma werd uitgewerkt in het licht van uitvoerige discussies met andere instellingen, onder meer over de vraagstukken die onlangs werden besproken in het kader van het tijdens de informele bijeenkomst van de Raad in Lissabon gehouden debat over de globalisering. Het programma omvat tevens prioriteiten op het gebied van communicatie; dit is een verdere stap van de Commissie in haar inspanningen om de voorlichting van de Europese burgers over de EU te verbeteren.
Ik was verheugd over de aankondiging van een nieuwe aanpak voor de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en de onafhankelijke evaluatie van de effecten van voorgestelde wetgeving, met het doel om in de toekomst fouten te voorkomen. De voorstellen voor nieuwe wetgeving ter verbetering van de situatie van vrouwen, met name wat betreft het combineren van werk en gezinsleven – een belangrijke maatregel om de afname van de bevolkingsgroei in Europa tegen te kunnen gaan –, zijn eveneens toe te juichen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Met betrekking tot dit onderwerp zijn er veel aspecten die moeten worden bekritiseerd, maar ik wil mij hier concentreren op een van de prioriteiten voor 2008, die de voorzitter van de Commissie als een van de belangrijkste heeft bestempeld: de ratificatie van het voorstel voor een Verdrag betreffende de Europese Unie.
De meerderheid van het EP “is verheugd dat de Commissie zich inzet voor de ratificatie van het Hervormingsverdrag”, “dringt er bij de Commissie op aan [...] intensiever te streven naar de ontwikkeling van een doeltreffender communicatiebeleid om bij de burgers een beter begrip te kweken van wat de EU doet [...], teneinde de ratificatie van het Hervormingsverdrag en de Europese verkiezingen in 2009 voor te bereiden” en“roept de Commissie ertoe op duidelijk aan te geven hoe zij haar communicatieprioriteiten, inzonderheid met betrekking tot het Hervormingsverdrag, inhoudelijk gestalte denkt te geven”.
Gezien de onaanvaardbare rol die de Commissie heeft gespeeld tijdens de referenda over de zogenaamde Europese Grondwet die in 2005 zijn gehouden, zijn dergelijke, sinds geruime tijd aangekondigde en thans bekrachtigde voornemens, indien zij in de praktijk worden omgezet, een ernstige inmenging in het ratificatieproces, dat een zaak van de afzonderlijke lidstaten is.
Wat voor tegenstrijdige opmerkingen van de voorzitter van de Commissie! Op de vraag hoe het zit met het ratificatieproces antwoordde hij nog dat elke lidstaat hierover zelf beslist, en intussen maakt hij er een prioriteit van om dit te dwarsbomen!
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Aangezien het onmogelijk is gebleken om, zoals oorspronkelijk gepland, particulier kapitaal aan te trekken ter aanvulling van de financiering van het Galileo-programma, heeft de Europese Unie “besloten” om het project volledig met openbare middelen uit de communautaire begroting te financieren.
Dit is de reden voor de wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) – waarbij het financieel kader voor de periode 2007-2013 werd vastgesteld. Deze wijziging behelst een verhoging van het plafond voor kredieten in subrubriek 1a (concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid) voor de jaren 2008 t/m 2013 tot een totaal bedrag van 1 600 miljoen euro, wat ten koste gaat van de begroting en uitvoering van posten onder rubriek 2 (“bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen”, namelijk landbouw, visserij en milieu) in 2007.
Met deze herziening van het IIA en de mobilisatie van het flexibiliteitsinstrument waarborgt de EU de toekomst van haar grote “prioriteit” door voor de nodige financiering te zorgen. Het valt nog te bezien of het Galileo-project, zodra het is verwezenlijkt – en wel met openbare middelen – niet op een gegeven moment wordt “aangeboden” aan particuliere investeerders, bijvoorbeeld op basis van een of ander publiek-privaat partnerschap, waarbij de publieke partner voor de kosten opdraait en de particuliere investeerders er de winst opstrijken.
Marian Harkin (ALDE),schriftelijk.−(EN) Steun de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag niet.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE),schriftelijk. −(RO)Ik ben voor de goedkeuring van het werkprogramma van de Europese Unie voor volgend jaar, en ik ben van mening dat het een goede afspiegeling vormt van de beleidsprioriteiten van de Europese Unie.Evenwel mogen de wetgevingsvoorstellen die de Commissie voorbereid met betrekking tot particuliere ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen geen belemmering vormen voor de beleidsmaatregelen van de lidstaten die significant hebben bijgedragen tot de economische groei van de afgelopen jaren, zoals uniforme belastingtarieven.
Daarnaast is de recente mededeling van de Europese Commissie over de “gezondheidscontrole” van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een goede basis voor interinstitutionele onderhandelingen. In dit verband dient de Europese Commissie wetgevingsvoorstellen die een ingrijpende wijziging van de bepalingen van de Commissie beogen, op te schorten totdat de beraadslagingen tussen de Europese instellingen en de lidstaten zijn afgerond.
Last but not leastbetreur ik het gebrek aan wetgevingsinitiatieven op het gebied van het gemeenschappelijk visumbeleid, vooral wat betreft de wederkerigheid in het vrij verkeer van personen tussen de Europese Unie en derde landen. Ik herinner de Europese Commissie aan het feit dat 12 lidstaten, waar 100 miljoen burgers van de Europese Unie wonen, nog steeds zijn uitgesloten van het visumvrijstellingsprogramma van de Verenigde Staten.
Genowefa Grabowska (PSE),schriftelijk.−(PL)Als lid van de Parlementaire Vergadering ACS-EU steun ik de resultaten van de Top EU-Afrika, die vorige week in Lissabon werd gehouden. Tijdens de laatste bijeenkomst van de Parlementaire Vergadering in Kigali hebben we ertoe opgeroepen om met beleid te werk te gaan en een overhaaste regulering van de betrekkingen tussen de EU en Afrika te voorkomen. Natuurlijk moet de gezamenlijke strategie EU-Afrika rekening houden met de belangen van beide partners, en de samenwerking mag noch ten koste gaan van de één, noch van de ander.
Het feit dat de Europese Unie de belangrijkste handelspartner van de Afrikaanse landen is – en dat de meeste hulp voor Afrika afkomstig is uit Europa – betekent ook dat de Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. Dit werd onderstreept in de gezamenlijke verklaring van het Europees en het pan-Afrikaanse Parlement, waarin terecht werd gepleit voor een grotere betrokkenheid van beide organen bij het vormgeven de toekomstige betrekkingen tussen de beide continenten. Het Europees Parlement heeft op duidelijke wijze zijn steun uitgesproken voor de Verklaring van Kigali van 22 november 2007, die ertoe wordt opgeroepen de onderhandelingen over een nieuw handelsakkoord EU-ACS af te ronden en een goed akkoord op te stellen en waarin wordt geadviseerd om de strenge WTO-vereisten te versoepelen. Het is goed dat de voor de periode tot aan de volgende top in 2009 gestelde prioriteiten niet alleen betrekking hebben op vrede, veiligheid, mensenrechten, energie, klimaatverandering en migratie, maar ook op de bestrijding van armoede door de bevordering van de werkgelegenheid, investeringen in de gezondheidszorg en onderwijs.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL),schriftelijk.−(PT)Mochten er nog twijfels hebben bestaan over de ware intenties van de EU met betrekking tot de vrijhandelsakkoorden die zij met de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) willen sluiten, akkoorden die worden aangeduid als “economische partnerschapsovereenkomsten” (EPO’s) en waar de op de meest recente Top EU-Afrika veel om te doen is geweest omdat sommige Afrikaanse landen hebben geweigerd ze te ondertekenen, zouden die intenties nu aan het licht komen bij de lectuur van de zojuist goedgekeurde resolutie. Maar João Cravinho, de Portugese staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, heeft als fungerend voorzitter van de Raad tijdens de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in Kigali op 21 november, duidelijk gezegd waar het op staat.
Hoewel de EU zich (tijdelijk) moest terugtrekken, probeerde zij het verzet te breken door te komen met “een voorstel voor onderhandelingen over de EPO’s in twee fasen, waarbij een begin wordt gemaakt met de handel in goederen”, waarna de onderhandelingen zouden worden uitgebreid tot “andere gebieden, zoals diensten en investeringen”, waarbij miljoenen euro werden aangeboden in ruil voor de soevereiniteit en de (economische, maar binnenkort ook politieke) onafhankelijkheid van de ACS-landen. Dat is waar het eigenlijk om gaat in het besluit van de “Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen” van 17 november 2007..
De meerderheid van het EP verwelkomt en steunt dit besluit. Wij daarentegen veroordelen dergelijke intenties en een dergelijk beleid waarmee de EU tracht de ACS-landen in economisch opzicht te herkoloniseren.
Karin Scheele (PSE),schriftelijk.−(DE) Ik ben verheugd dat een grote meerderheid van het Europees Parlement zijn steun heeft gegeven aan de inhoud van de Verklaring van Kigali over economische partnerschapsovereenkomsten, die door afgevaardigden uit Europa en uit landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan gezamenlijk is opgesteld. Ik ben echter teleurgesteld over het feit dat een gemeenschappelijk geformuleerde tekst die door de leden van het Europees Parlement en de afgevaardigden uit de ACS-landen tijdens de ACS-EU-Vergadering in Kigali was goedgekeurd, plotseling werd verworpen door de EPP-DE-Fractie en de Liberalen in Straatsburg. Ik ben ervan overtuigd dat hiermee een geheel verkeerd signaal wordt gegeven in de context van de onderhandelingen over een vraagstuk dat van cruciaal belang is voor de ACS-landen.
Margie Sudre (PPE-DE),schriftelijk. – (FR) De EPO’s dienen niet slechts te worden beschouwd als vrijhandelsakkoorden in de zin van de WTO, maar mogen zij de toch al kwetsbare economieën van de overzeese gemeenschappen niet ondermijnen.
Deze overeenkomsten moeten de basis vormen voor echte partnerschappen die een nieuw economisch en commercieel klimaat doen ontstaan dat bevorderlijk is voor de ontwikkeling in alle betrokken gebieden.
Ik ben de leden van dit Huis dankbaar dat zij mijn amendement hebben aangenomen dat onderstreept dat de belangen van de overzeese gemeenschappen in deze preferentiële, wederkerige overeenkomsten met de ACS-landen centraal staan. Het is van essentieel belang dat we in de onderhandelingen, overeenkomstig artikel 299,lid 2 van het Verdrag,op consequentere wijze rekening houden met de specifieke omstandigheden van de ultraperifere regio’s. Ook de landen en gebieden overzee die aan de ACS-staten grenzen verdienen bijzondere aandacht, in overeenstemming met de associatieovereenkomsten op grond waarvan zij krachtens artikel 299, lid 3 van het Verdrag verbonden zijn met de Unie.
Ook al is er thans sprake van moeilijke discussies, met name over lokale markten en de lijst van gevoelige producten, wil ik er toch bij de Commissie op aandringen om compromissen te vinden die de specifieke belangen van de betrokken ultraperifere regio’s en de landen en gebieden overzee respecteren.
(De vergadering wordt om 13.50 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
9. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
10. Samenstelling fracties: zie notulen
11. Top EU/China - Mensenrechtendialoog EU/China (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de Top EU-China.
Benita Ferrero-Waldner,lid van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik juich het debat van vandaag over de mensenrechtendialoog EU-China toe. Zoals u weet, werd de mensenrechtenkwestie zeer recentelijk aan de orde gebracht en besproken tijdens de top in Beijing en de gezamenlijke verklaring verwijst daar ook uitdrukkelijk naar.
Hoewel er nog steeds sprake is van ernstige knelpunten die om aandacht vragen, denk ik dat het redelijk is te erkennen dat China de laatste jaren ook aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt op het gebied van de mensenrechten, met name ten aanzien van sociale en economische rechten maar ook op andere terreinen.
Er zijn ontwikkelingen gaande gericht op de hervorming van het systeem van “heropvoeding door arbeid”. In dit opzicht verwelkomen we het nieuwe wetgevingsinitiatief dat wordt overwogen en we hopen dat er zo spoedig mogelijk concrete hervormingen zullen worden ingevoerd. Het is een fundamenteel beginsel van de mensenrechten dat personen niet van hun vrijheid worden beroofd zonder een eerlijk proces.
China is ook bezig de aanbevelingen van de speciale VN-rapporteur voor martelingen ten uitvoer te leggen. Onlangs heeft het ministerie van Justitie rechtbanken bijvoorbeeld opdracht gegeven bekentenissen op zichzelf niet als voldoende bewijs van schuld te beschouwen, aangezien dergelijke bekentenissen kunnen zijn afgelegd onder druk van martelingen door de politie of gevangenispersoneel. Ook geeft China de aanzet tot bepaalde opleidingsmaatregelen gericht op deze groepen openbare ordehandhavers.
We zijn ook blij te constateren dat er vooruitgang wordt geboekt ten aanzien van het Chinese hooggerechtshof dat nu de volledige beoordelingsbevoegdheid heeft over terdoodveroordelingen uitgesproken door lagere rechtbanken. We hebben begrepen dat dit heeft geleid tot een vermindering van het effectieve aantal terdoodveroordelingen en executies. Dit is een bevredigend resultaat voor de Europese Unie. Zoals u weet, is dit al heel lang een prioriteitsgebied voor interventie.
Desalniettemin – en nu moet ik toch een paar negatieve punten noemen – maakt de Commissie zich nog steeds zorgen over de mensenrechtensituatie in China in het algemeen en meer specifiek op het gebied van burger- en politieke rechten. We denken hierbij met name aan de vrijheid van meningsuiting, godsdienst en vereniging en de bescherming van de rechten van minderheden, bijvoorbeeld in Tibet en in de provincie Xinjiang.
De onderdrukking van mensenrechtenbeschermers blijft in dit verband een belangrijk punt van zorg. Personen die hun recht op vrije meningsuiting uitoefenen, krijgen vaak een pak slaag of krijgen huisarrest of zelfs gevangenisstraf opgelegd. Toegang tot internet – het recht op informatie – wordt nauwlettend gecontroleerd en beperkt en personen die zich bijvoorbeeld uitspreken vóór grotere autonomie voor Tibet, krijgen onevenredig lange gevangenisstraffen opgelegd. Het gebruik van geheimhoudingswetgeving en andere los gedefinieerde strafwettelijke bepalingen maakt het mogelijk personen die vrijuit spreken of publiceren, te vervolgen.
De Commissie doet dus een dringend beroep op de Chinese regering om alle vormen van meningsuiting toe te staan. Wij denken dat dit ook zeer bepalend is voor de wijze waarop het internationale publiek tegen China aankijkt, vooral volgend jaar tijdens de aanloop naar de Olympische Spelen, wanneer alle ogen op China gericht zijn. De geschiedenis leert ons dat vrijheid van meningsuiting op de lange termijn tot een veel stabielere maatschappij leidt. Dat weten we allemaal.
Al deze kwesties worden tijdens de mensenrechtendialoog EU-China regelmatig aan de orde gesteld. Daarom juichen we het feit toe dat tijdens de meest recente dialoog die in oktober in Beijing werd gehouden, een oprechte en diepgaande uitwisseling van standpunten mogelijk was over alle onderwerpen die ons zorgen baren, waarbij verschillende discussies tot vervolgactiviteiten hebben geleid. Het is belangrijk dat we erkennen dat deze dialoog een belangrijk forum biedt waar beide partijen openlijk en oprecht over hun bezorgdheden kunnen spreken en tegelijkertijd bijdragen aan meer begrip voor onze verschillen – en die zijn nog steeds aanzienlijk.
We betreuren in dit verband het besluit van China om zich in verband met de deelname van twee NGO’s terug te trekken uit het mensenrechtenseminar in Berlijn en dat het seminar onlangs, om vergelijkbare redenen, niet Beijing kon worden gehouden. We zijn van mening dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de civiele maatschappij en dat het seminar voor NGO’s het juiste forum is om een waardevolle bijdrage te leveren. Ik vertrouw erop dat we gezamenlijk tot een oplossing zullen komen zodat deze geslaagde oefening in de toekomst kan worden voortgezet. Het belang hiervan werd tijdens de top EU-China onderstreept.
Tot slot wijs ik erop dat er nog twee andere belangrijke mensenrechtenkwesties zijn die we aan de Chinese zijde regelmatig aan de orde stellen als zijnde kwesties met een hoge prioriteit. Een ervan is de ratificatie door China van het internationale convenant over burger- en politieke rechten en de andere kwestie is de vrijlating van de personen die ten tijde van de demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede gevangen genomen zijn of die de gebeurtenissen van 1989 later herdachten. Van resolute maatregelen aan beide zijden zou een duidelijk positief signaal uitgaan en dat zou zeer welkom zijn.
Edward McMillan-Scott, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank commissaris Ferrero-Waldner voor deze verklaring.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat de leden van dit Parlement na de top EU-China – en met name de mensenrechtendialoog EU-China – de gelegenheid krijgen de uitkomst te bestuderen. Ik wil geen tijd besteden aan de top EU-China. Ik wil het hebben over de mensenrechtendialoog, want om die reden ben ik afgelopen mei, toen ik, samen met mevrouw Flautre, werkte aan een verslag over de hervorming van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten, naar Beijing geweest.
Ik wil vanmiddag spreken namens hen die niet voor zichzelf kunnen spreken, dat wil zeggen de overgrote meerderheid van de Chinese bevolking, die verandering en hervorming wil. Maar deze beweging wordt onder andere aangevoerd door Gao Zhisheng, een christelijke advocaat die verdween vanuit zijn huis in Beijing, waar hij huisarrest had na zijn veroordeling wegens “ondermijning” vorig jaar rond deze tijd.
Ik weet dat zijn naam samen met andere werd genoemd in de dialoog, dus ik denk dat een van de problemen waar we in dit Parlement tegenaan lopen, verband houdt met de dialoog. Ik heb de commissaris horen zeggen dat het een oprechte en diepgaande uitwisseling van standpunten was – en ik weet zeker dat het dat van Europese zijde ook was – maar ik ben er niet van overtuigd dat dit ook aan de Chinese zijde het geval was. Mijn ervaring – vanaf de tijd dat ik rapporteur voor relaties EU-China was toen dit proces tien jaar geleden, in 1997, begon – is dat China op het gebied van de mensenrechten geen enkel resultaat heeft geboekt in die zin dat het leven van de bevolking verbeterd is of gevangenen zijn vrijgelaten of er een einde is gekomen aan de martelingen of de massale gevangenneming waarvan Harry Wu van de Laogai Foundation melding maakt. Zijn schatting is dat in China momenteel 6,8 miljoen mensen in een of andere vorm gevangen worden gehouden, waarvan velen wegens hun geloofsovertuiging – en we denken hierbij met name aan de aanhangers van de Falun Gong, die onschuldig zijn maar die om hun geloof worden gemarteld en, in veel gevallen, sterven.
Ik wil ook graag stilstaan bij de naderende Olympische Spelen. We moeten niet vergeten dat in artikel 1 van het Olympisch Handvest staat dat landen de “universele fundamentele ethische beginselen” moeten eerbiedigen. Dat betekent maar één ding: dat China niet beschouwd kan worden als een geschikt gastland voor deze Spelen, vooral omdat er sinds 2001 fundamenteel niets is veranderd. Ik hoop dat alle fracties de gezamenlijke ontwerpresolutie steunen. Hierin wordt het IOC gevraagd te beoordelen of China voldoet aan de voorwaarden die in 2001 zijn afgesproken. Ik vrees dat dit niet het geval zal zijn. Ik ben de mening toegedaan dat de Olympische Spelen terstond naar Athene moeten worden verplaatst en dat ze daar voor altijd blijven.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie.–(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben ronduit gezegd van mening dat de Olympische Spelen in China moeten doorgaan, omdat deze Spelen een goede gelegenheid bieden om onze dialoog met China te intensiveren. Dat staat ook in de gezamenlijke verklaring, mijnheer McMillan-Scott, en mocht u bij uw mening bleven die u zojuist heeft verkondigd, dan bent u tegen die gemeenschappelijke verklaring.
Mevrouw Ferrero-Waldner, een voormalige collega van u, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright, heeft ooit geconstateerd dat het natuurlijk veel moeilijker is de mensenrechten in China aan de orde te stellen dan in Birma, omdat hier ook geopolitieke overwegingen een rol spelen. We hebben China inderdaad nodig voor de oplossing van tal van problemen, maar dat mag ons er niet van weerhouden mensenrechtenkwesties nadrukkelijk aan te kaarten, al moeten we dit beslist niet op een schoolmeesterachtige manier doen, als betweters. Ik ben heel blij dat het Handvest van de grondrechten vandaag is ondertekend, omdat vele sprekers er op hebben gewezen dat we alleen dan het recht hebben ommensenrechtenkwesties aante snijden wanneer we zelf op dit gebied een goede staat van dienst kunnen aantonen. Wij zijn er vast van overtuigd dat het in het belang van China is wanneer de mensenrechten niet met voeten getreden, maar gerespecteerd worden.
China streeft naar stabiliteit. Maar hoe kan China stabiliteit waarborgen indien mensenrechtenkwesties niet nadrukkelijker aan de orde worden gesteld? Wij willen niet dat China uiteenvalt. Het is weinig zinvol om aan de ene kant Europa op te bouwen en aan de andere kant China aan duigen te laten vallen, maar zonder eerbiediging van de mensenrechten is de stabiliteit van China in gevaar. Wij hebben de wens dat China zich een sociale zienswijze eigen maakt. In dit gigantische proces van economische groei, waarover ook de heer Barroso heeft gesproken, kan de stabiliteit alleen worden gehandhaafd wanneer ook rekening wordt gehouden met sociale aspecten. Men kan echter niet met sociale aspecten rekening houden wanneer niet ook rekening wordt gehouden met mensenrechtenkwesties, wanneer geen vakbonden kunnen worden opgericht en geen maatschappelijke initiatieven kunnen ontstaan.
Wij wensen dat China meer aandacht besteedt aan milieuvraagstukken, omdat het milieu een belangrijk en gemeenschappelijk mondiaal goed is. We weten dat in China veel initiatieven ontstaan die sterke kritiek uiten op de schendig van de minimumnormen op milieugebied. Het zou goed zijn voor China om naar deze kritische stemmen te luisteren. Dat zou voor China een stap in de goede richting betekenen.
Daarom is er mijns inziens geen sprake van Europese arrogantie, maar van de behartiging van gemeenschappelijke belangen. In het belang van China stellen wij mensenrechtenkwesties aan de orde, en de verlichte vertegenwoordigers van het politieke systeem in China zullen onze woorden en deze resolutie ter harte nemen. Deze resolutie is in het belang van China en kan China vooruithelpen, maar dit is alleen mogelijk wanneer het de mensenrechten respecteert.
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie.–(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik bewonder de bijdrage van China aan de ontwikkeling van de wereldbeschaving. In termen van technologie, in termen van cultuur en in maatschappelijke termen heeft China waarschijnlijk meer dan welk ander land ook bijgedragen aan de ontwikkeling van de mensheid.
Ik betreur dat de toenemende economische volgroeidheid van China niet gepaard gaat met een toenemende politieke volgroeidheid. Maar ik betreur het ook dat de Europese Unie niet meer doet om China in de goede richting te duwen.
Twee dagen geleden, op de zestigste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, heeft de EU zich uitgesproken vóór de bevordering en de bescherming van de mensenrechten in de hele wereld als hoeksteen van ons externe optreden.
En toch vertrokken de heren Barroso en Socrates tijdens de top twee weken geleden al in een vroeg stadium. Nadat ze de economische belangen van Europa hadden veiliggesteld, lieten ze het aan de ambtenaren over om te onderhandelen over de conclusies. Zoals te verwachten was, werd in deze conclusies weinig gezegd over de mensenrechten, werd het opheffen van het wapenembargo gesteund en werd het verzoek van Taiwan om tot de Verenigde Naties toe te treden, afgewezen. De conclusies ondermijnden de zorgvuldig gekozen woorden die de heer Solana een maand eerder sprak.
Ik vraag me af hoe het verder moet met de wereld als de Europese Unie, de zelfbenoemde beschermer van de universele, onderling van elkaar afhankelijke en ondeelbare rechten van de mens, er niet in slaagt zich duidelijk uit te spreken tegen een van de ergste schenders van de mensenrechten ter wereld.
Ik vermoed dat de Chinezen en ook anderen nog spijt zullen krijgen van het besluit om de Olympische Spelen in Beijing te laten plaatsvinden. De Chinese autoriteiten zelf hadden beloofd dat ze zouden zorgen voor een beter klimaat van vrijheid en openheid. En toch blijkt uit cijfers van Human Rights Watch dat de schendingen de afgelopen zeven jaar alleen maar zijn toegenomen. China executeert niet alleen nog steeds meer mensen dan de rest van de wereld samen, maar het heeft vooruitlopend op de Spelen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media ook nog eens rigoureus beperkt.
Deze ontwikkelingen druisen in tegen de geest van het Olympisch Handvest. Ze zijn rechtstreeks in strijd met de toezeggingen die de autoriteiten in Beijing zelf hebben gedaan in de overeenkomst tussen de organiserende stad en het Internationaal Olympisch Comité.
Deze overeenkomst is niet openbaar gemaakt. Waarom niet? Als de wereld zou zien hoe groot het gat is dat gaapt tussen wat China belooft en wat het doet, zouden we er niet omheen kunnen Beijing te boycotten zoals we het apartheidsregime van Zuid-Afrika destijds boycotten.
Ik geloof niet in boycots. Ik heb ook gesteld dat betrekkingen met een China dat zich inzet voor hervorming en meer openheid, meer oplevert dan loze dreigementen. Maar president Hu Jintao moet accepteren dat afspraak afspraak is. Het contract van de gaststad, de mensenrechtenclausule in de Chinese grondwet, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens – dit zijn allemaal beloftes aan de burgers van China. Als China door middel van de Olympische Spelen zijn legitimiteit en geloofwaardigheid wil aantonen, moet het in ruil daarvoor bewijzen dat het bereid is zijn verplichtingen inzake de mensenrechten na te komen: door in overeenstemming met de Olympische beloftes de vrijheid van de media te verbeteren, door in overeenstemming met de eisen van de Verenigde Naties de doodstraf op te schorten, door de steun aan de militaire dictators van Birma tot Darfur te staken en door in Hongkong verkiezingen met algemeen stemrecht toe te staan. Zo kan China een plaats in het hart van de internationale gemeenschap veroveren.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie.–(PL)Mevrouw de Voorzitter, de Volksrepubliek China is terug te vinden op elke lijst van landen die mensenrechten schenden, of het nu gaat om de vrijheid van meningsuiting,de vrijheid van vereniging, gedwongen abortus, verdwijningen, foltering, de vrijheid van godsdienst of dreigementen aan het adres van Taiwan.
Ook worden katholieke gelovigen in China nog steeds vervolgd. Uit een rapport van David Kilgour, voormalig staatssecretaris voor de betrekkingen tussen Canada en Azië, blijkt dat volgelingen de Falun Gong sinds 1999 tot de meest vervolgde groeperingen behoren, en dat bij sommigen zelfs onder dwang organen worden verwijderd in Chinese werkkampen. Andere personen zijn verdwenen, nadat dat zij de vicevoorzitter van dit Parlement, mijnheer McMillan-Scott hadden ontmoet.
Intussen hebben wij bloeiende handelsbetrekkingen met China. Het land wint steeds meer aan invloed in Afrika en nodigt binnenkort miljoenen gasten uit voor de Olympische Spelen. Ik begrijp niet waarom het meest voor de hand liggende antwoord tot dusver is uitgebleven: de vrije wereld moet de Spelen van 2008 boycotten.
Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het is fijn dat we vandaag met mevrouw Ferrero-Waldnerkunnen spreken, maar op de 10e Top EU-China in Peking van 28 november werd de Europese Unie door haar voorzitter, de commissaris voor Handel en de commissaris voor Economische en Monetaire Zaken vertegenwoordigd.
Het mag dan zo zijn dat de handel tussen de Europese Unie en China met 150 procent is toegenomen, het is alleen steeds moeilijker geworden om statistieken op te stellen over steeds verder verslechterende mensenrechtensituatie in het land. Het is helemaal niet taboe om tegelijkertijd met handelskwesties ook mensenrechtenkwesties aan te kaarten. Er bestaat ook een duidelijk verband tussen, bijvoorbeeld als het gaat om de vakbondsvrijheid en de mogelijkheid van Chinese werknemers om zich te organiseren en betere arbeidsomstandigheden te eisen. De houding waarmee wij worden geconfronteerd is over het algemeen betreurenswaardig, vooral omdat we zo onnodig tijd verliezen: het besluit van 2001 leek een nieuwe openheid in China en vorderingen op het gebied van de mensenrechten in het vooruitzicht te stellen. De mensen in China wachten erop dat die belofte wordt nagekomen; hun hoop is op ons gericht.
Tot dusver is hun hoop dat de organisatie van de Olympische Spelen in China openheid met zich mee zou brengen, niet uitgekomen, en de mensen zijn diep teleurgesteld. Niet alleen is de repressie in de aanloop naar de Spelen toegenomen, maar de organisatie van de Spelen heeft – en dat valt nog meer te betreuren – zelf averechtse effecten gesorteerd en is als voorwendsel gebruikt voor ernstige schendingen van de mensenrechten. Ik denk hier aan gevallen van onteigeningen en de uitbuiting van migrerende werknemers. Dit alles mag ons niet verwonderen, want de dissident Hu Jia heeft ons geïnformeerd dat het hoofd van de veiligheidsdienst in Peking tevens de leiding heeft over de organisatie van de Olympische Spelen in die stad.
Misschien lukt het ons op een gegeven moment om hierover onze verbazing of zelfs ons ongenoegen te uiten wanneer de intimidatie en repressie van buitenlandse journalisten – die reeds is begonnen – nog drastischer vormen zal aannemen, want het werken wordt hun nu al onmogelijk gemaakt. De arrestatie van twee journalisten van Agence France-Presse op 12 september toont bijvoorbeeld aan dat de in 2007 ingevoerde regels slechts incidenteel worden toegepast, en uitsluitend voor zover de betrokken personen het regime niet in verlegenheid brengen. China komt de gedane toezeggingen alleen op papier na. Liever stelt het zwarte lijsten op dan aan zijn verplichtingen te voldoen. Momenteel is er een zwarte lijst met 42 categorieën van mensen die tijdens de Olympische Spelen als persona non grata worden beschouwd, van de Dalai Lama tot en met volgelingen van de Falun Gong en dissidenten.
In januari van dit jaar zijn de onderhandelingen over een nieuwe kaderovereenkomst tussen de EU en China begonnen. Dit is toe te juichen, omdat een nieuwe overeenkomst ook altijd een nieuwe “mensenrechten- en democratieclausule” betekent. Deze biedt nieuwe aanknopingspunten voor discussies over mensenrechtenkwesties met de Chinese autoriteiten. In 2007 werd echter ook een juridisch seminar ter voorbereiding van de mensenrechtendialoog afgelast, omdat de Chinese autoriteiten zich tegen de deelname van twee NGO’s – waaronder een bekende organisatie, die wordt die door de mensenrechtenactiviste Sharon Hom wordt vertegenwoordigd – hebben uitgesproken. Het was wel verheugend om te zien dat de Unie in dit geval een duidelijk standpunt heeft ingenomen. Tegelijkertijd moeten we ons natuurlijk afvragen of het nog zin heeft om dergelijke seminars te organiseren. Wij zijn echter van mening dat het één het ander niet hoeft uit te sluiten en dat het belangrijk is de seminars voort te zetten. Maar we kunnen niet toelaten dat de Chinese autoriteiten bepalen wie er aan deel mag nemen.
Koenraad Dillen (NI).-(NL)Collega’s, in dit halfrond werden de voorbije decennia al veel ronkende verklaringen over mensenrechten afgelegd. De plechtige ondertekening van het Handvest van de grondrechten moest de essentie van Europa nog maar eens in de verf zetten. Wij zijn een waardengemeenschap steunend op solidariteit, tolerantie en respect voor de mensenrechten.
Dat althans wat de theorie betreft, maar de waarheid ziet er anders uit. Want het echte devies van de Europese Unie inzake mensenrechten zou anders moeten luiden. De laatste weken werd nog maar eens in overvloed bewezen dat zij die hun mond vol hebben over mensenrechten vaak dat andere beginsel van de Realpolitik huldigen: Erst das Fressen und dann die Moral.
In Parijs rolt Nicolas Sarkozy in ruil voor lucratieve contracten de rode loper uit voor een massamoordenaar die enkele dagen geleden het terrorisme nog probeerde te legitimeren en er prat op gaat dat hij geen woord verspilt aan mensenrechten in zijn land. In Lissabon wordt een bloeddorstig tiran als Mugabe met alle egards ontvangen, want ook in Afrika moeten wij aan onze commerciële belangen denken.
In China houden we er dezelfde houding op na. Vorig jaar nog liet Amnesty International weten dat Peking achteruit boert op cruciale thema’s zoals de doodstraf, gerechtelijke procedures, persvrijheid en bewegingsvrijheid voor mensenrechtenactivisten. Ondertussen wordt de Chinese hoofdstad vakkundig opgekuist, zegt Amnesty International. Heropvoeding door arbeid en gevangenzetting zonder aanklacht worden nu ook toegepast voor overtredingen, zoals het onwettig aanplakken van affiches, taxi’s zonder vergunning en bedelarij, om maar iets te noemen.
De mensenrechtenactivisten zullen moeten zwijgen, maar de stadia zullen fonkelen volgend jaar, collega’s. Vele Europese excellenties zullen staan drummen om bij de opening van de Spelen vooraan op de tribune te zitten. En als ze terugkomen naar huis zullen ze ongetwijfeld de strijd tegen het extremisme in Europa voortzetten. Man kann nicht genug fressen, wie man kotzen möchte.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT)Ontegenzeggelijk hebben de betrekkingen tussen de EU en China sinds 1998, sedert het begin van de topconferenties tussen China en Europa, zich op politiek, economisch, commercieel en wetenschappelijk gebied sterk ontwikkeld en zijn zij uitgegroeid tot een strategisch partnerschap. Strategische partnerschappen zijn volgens onze definitie echter gebaseerd op gemeenschappelijke waarden, respect voor de democratie en mensenrechten.
De eerbiediging van de mensenrechten was en is het fundament waarop de EU stoelt. Zoals de meer dan 50-jarige historie van de EU ongetwijfeld heeft laten zien is dit meer dan een modeverschijnsel. Het wordt tijd dat alle landen, alle partners van de EU, beseffen dat er standpunten zijn waarvan de EU nooit zal terugkomen. Ik wil er daarom op wijzen dat een paar uur geleden in deze zaal een historisch document werd ondertekend – het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Ik wil er hier aan herinneren dat bepaalde kwesties van negatieve invloed zijn op de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en China. De sleutel tot de oplossing van die problemen ligt in de meeste gevallen in handen van de Chinese autoriteiten.
Tijdens onze gesprekken met de Chinese vertegenwoordigers, zelfs tijdens de onderhandelingen over handelsakkoorden en economische samenwerkingsovereenkomsten, vergeten wij geen seconde dat mensen in China nog steeds worden gedetineerd vanwege hun politieke opvattingen, hun geloofsovertuiging of hun etnische herkomst en dat in China op economische delicten zoals belastingontduiking nog steeds de doodstraf staat.
In de afgelopen jaren, met het naderen van de Olympische Spelen in Peking, zijn andere “ontwikkelingen” aan het licht gekomen, zoals het feit dat huizen van burgers zonder schadevergoeding worden onteigend en vernietigd, omdat zij plaats moeten maken voor de bouw van faciliteiten voor de Spelen, of zoals het bestaan van een lijst met 42 categorieën van mensen die niet tot de Olympische Spelen worden toegelaten, zoals de Dalai Lama en zijn volgelingen en verdedigers van de mensenrechten.
Ik kan alleen maar zeggen dat dit absoluut niet strookt met de traditie en de geest van de Olympische Spelen. Ik zou daarom willen adviseren dat deze lijst, die China bepaald niet tot eer strekt, wordt geschrapt en dat ervoor wordt gezorgd dat ter gelegenheid van de Olympische Spelen alle politieke en gewetensgevangenen worden vrijgelaten en dat een moratorium op de doodstraf wordt ingesteld.
Ik betreur het feit dat de Top EU-China in Peking geen historisch keerpunt is gebleken en dat de deelnemers niet tot het slag politici behoorden dat in staat is om de betrekkingen tussen de EU en China op een hoger plan te brengen. Het schort slechts aan consideratie en aan respect voor de mensenrechten.
Glyn Ford (PSE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik neem het woord in een debat over de top EU-China en de mensenrechtendialoog EU-China, hoewel je afgaand op een aantal van de resoluties die de fracties in dit Parlement hebben ingediend, niet zou zeggen dat de eerste helft van dit debat heeft plaatsgevonden.
Het is heel goed dat we de mensenrechtenkwestie bij de Chinezen aan de orde brengen. De mensenrechtensituatie in China is alles behalve bevredigend. China blijft de doodstraf uitvoeren, zoals commissaris Ferrero-Waldner in haar openingstoespraak zei. Organisaties die campagne voeren voor de autonomie van Tibet, religieuze groepen die niet tot een zeer beperkt aantal officieel toegestane groepen behoren en ook anderen die opkomen voor hun eigen regio en voor persvrijheid en die vakbonden proberen op te zetten, worden onderdrukt. En dan is er ook nog de onoverkomelijke hindernis met betrekking tot de honderden miljoenen migrantenwerkers in China die zichzelf proberen te organiseren om zo een eind te maken aan de uitbuiting en te komen tot fatsoenlijke arbeidsnormen.
Velen in dit Parlement weigeren echter te erkennen dat China de afgelopen twintig jaar wel enige vooruitgang heeft geboekt. De mensenrechtensituatie in China is mijns inziens veel beter dan ten tijde van de demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede, hoewel deze nog lang niet toereikend is. Zoals de commissaris zei, is voor de doodstraf nu de bekrachtiging van het Chinese hooggerechtshof nodig. Mijn eigen ervaring is dat er in China nu een grote mate van vrijheid van gedachte is maar geen vrijheid van organisatie; deze beperking is immers nog steeds een absolute voorwaarde voor China en de Chinese autoriteiten om te kunnen verbieden wat ze feitelijk verbieden.
We moeten China op deze kwesties blijven wijzen, maar de weigering te erkennen dat er ook maar enige vooruitgang is geboekt, ontmoedigt de progressieve en liberale krachten binnen het regime die verder willen gaan, omdat ze geen erkenning krijgen voor wat ze al hebben gedaan.
China is nu een mondiale economische, industriële en politieke macht. De EU moet kritisch tegenover China staan en terecht kritiek uitoefenen op terreinen waar het land de fout in is gegaan of waar het verder moet gaan, zoals we ook een dialoog aangaan over de klimaatverandering, de negatieve effecten van globalisering, de ontwikkeling van Afrika en terrorismebestrijding.
Dirk Sterckx (ALDE).-(NL)Voorzitter, ik vind het een heel goede zaak dat we strategische partners aan het worden zijn. Ik vind het een heel goede zaak dat we niet meer alleen economische banden hebben, maar dat bijvoorbeeld de culturele uitwisseling de voorbije jaren enorm gegroeid is. Ik vind het een hele goede zaak dat de politieke dimensie zoveel aandacht krijgt en ik ga daar één voorbeeld uithalen.
Afrika: het moet zo zijn dat we China blijven aanspreken op zijn Afrika-beleid, en we hebben nu een kader waarin we dat kunnen doen. Ik ben blij dat meneer Michel daar binnenkort onder meer voor naar Peking gaat. En ik vind het een hele goede zaak dat we economisch ook altijd maar meer samenwerken. Maar ik maak mij grote zorgen over onevenwichtigheden in die economische relatie.
Ik vind bijvoorbeeld niets terug over het feit dat wij onze ondervinding, als het gaat over de interne markt, veel meer zouden moeten overbrengen op de Chinezen, die op dat punt nog heel veel kunnen doen om hun markt te verbeteren. Hetzelfde geldt voor regionaal beleid, voor het wegwerken van regionale verschillen. Wij hebben daar ondervinding in. Wij hebben daar dingen over geleerd. Ik stel vast dat de Chinezen niet zo graag daaraan meedoen.
Bovendien heeft de heer Mandelson erop gewezen dat er nogal wat onzekerheid is voor investeerders in China en dat dat ten nadele is van onze uitvoer naar China, maar ook van de ontwikkeling van de Chinese economie. Ik denk dat hij gelijk heeft. Je hebt een rechtsstaat nodig, zekerheid, voor een bloeiende economie. Of het nu gaat over intellectuele eigendom, over veiligheid van producten of over kapitaalbeheer. Maar je hebt die rechtsstaat natuurlijk ook nodig als het gaat over individuele mensenrechten. Dat is minstens even belangrijk, zo niet, nog veel belangrijker.
Ik ben blij dat we een verslag krijgen over de mensenrechtendialoog. Ik vind dat we dat elke keer zouden moeten krijgen. Ik zie, zoals u, een aantal positieve tekens, commissaris, maar we moeten als Europees Parlement de nadruk blijven leggen op een aantal dingen die er niet zijn: vrijheid van meningsuiting, minderhedenbeleid, dwangarbeid is er nog wel, jammer genoeg, machtsmisbruik is er te veel, jammer genoeg, de doodstraf is er nog altijd. Wij moeten als Europees Parlement daarop de nadruk blijven leggen, dat is een werk van elke dag.
Helga Trüpel (Verts/ALE).- (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mijns inziens worden we telkens weer opnieuw geconfronteerd met de vraag hoe we het best met China kunnen omgaan in onze politieke betrekkingen. Zojuist heeft mijnheer Sterckx het terecht nog eens over het strategisch partnerschap gehad. Dat is een uitstekende doelstelling. Maar we moeten realistisch blijven, feitelijk is er op het moment nog geen sprake van zo’n strategisch partnerschap omdat we geen gemeenschappelijk waardenfundament hebben met betrekking tot mensenrechten, de omgang met minderheden en de doodstraf.
Het is een goede zaak – en ik zeg dit bewust als Duitse afgevaardigde van de Groenen – dat Angela Merkel de Dalai Lama heeft ontmoet, omdat zo duidelijk wordt dat het ons menens is met de naleving van de mensenrechten.
Maar ik vind het aan de andere kant helemaal niet in orde dat president Sarkozy, diehier onlangs nog heeft verteld dat de mensenrechten een uithangbord van de Europese Unie zijn, drie weken later naar China is gereisd zonder dat hij het thema mensenrechten daar heeft aangekaart. Hier geeft Europa weer blijk van een dubbele moraal; zoiets mogen we niet toelaten.
Ik ben er absoluut van overtuigd dat we in onze dialoog met China – die ik toejuich en waar wij in ons beleid ook achter moeten staan – ook de confrontatie moeten aangaan en niet alleen mooi weer mogen spelen. Wanneer we die twee dingen combineren en zelfbewust met China onderhandelen, moeten we ook onomwonden onze kritiek uiten. Bovendien moeten de Chinezen in het kader van de Olympische Spelen hun eigen doelstellingen verwezenlijken en moeten wij in Europa moediger en eerlijker worden en de Chinezen ook met onze kritiek confronteren.
Tunne Kelam (PPE-DE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, een paar uur geleden heeft de Voorzitter van het Europees Parlement het Handvest van de grondrechten getekend en verklaard dat we een morele en politieke verplichting hebben de menselijk waardigheid te beschermen en dat dit geldt voor ieder mens op aarde. En de Portugese minister-president zei dat het Handvest onderdeel uitmaakt van het buitenlandbeleid van de EU.
Ik wil het over China hebben. Wij begrijpen dat, nu China het gastland wordt voor de Olympische Spelen in Beijing, de Chinese regering ertoe verplicht is het Olympische ideaal van menselijke waardigheid en de internationaal gegarandeerde mensenrechten volledig na te leven.
Het Europees Parlement moet nu constateren dat het aantal politieke vervolgingen dat rechtstreeks in verband staat met de Olympische Spelen, de laatste tijd is toegenomen. Bovendien worden er in China meer mensen geëxecuteerd dan in de rest van de wereld samen – wel tienduizend per jaar.
Voorvechters van de menselijke waardigheid worden gearresteerd en er worden zo’n zeven miljoen mensen gemarteld in de beruchte Laogai-kampen.
Wat moeten wij doen? Ik denk dat de winnaar van de Sacharovprijs Osman hier gisteren het antwoord gaf. Hij vertelde ons dat we de respectievelijke regeringen meer onder druk moeten zetten, dat we iets concreets moeten doen. We kunnen hier spreken van een zonde van verzuim: we zijn verantwoordelijk voor wat we hadden kunnen doen maar niet gedaan hebben. Het is niet genoeg dat we onze bezorgdheid uitspreken; het wordt tijd dat we het conditionaliteitsbeginsel toepassen en, net als onze collega de heer Watson, stellen dat afspraak afspraak is.
De enige manier om ervoor te zorgen dat de communistische dictators in China respect tonen voor hun burgers is het afgeven van een signaal dat we onze eigen waarden op het gebied van solidariteit en menselijke waardigheid zo serieus nemen dat we dictators flink willen laten bloeden voor hun praktijken en arrogantie.
Józef Pinior (PSE).-(PL)Mevrouw de Voorzitter, het Europees Parlement heeft bij tal van gelegenheden op de mensenrechtenschendingen in China en op het gebrek aan democratie in dat land gewezen.Deze problemen zijn zonneklaar. Gisteren hebben we nog tijdens de discussie over het mensenrechtenverslag voor het afgelopen jaar over de Chinese tekortkomingen op het gebied van mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat gesproken.
Aan de andere kant lijkt het me niet juist om voorbij te gaan aan de positieve veranderingen die in China plaatsvinden. Met name die de Europese Unie in het komende jaar van de Olympische Spelen druk uit te oefenen op de Chinese autoriteiten ten behoeve van liberalisering, democratisering, de rechtsstaat en de vrijlating van alle politieke gevangenen.
Op 20 november had een afvaardiging van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement naar de Verenigde Naties een ontmoeting in New York met Liu Zhemin, de ambassadeur van China bij de VN.Ik ben van mening dat dit een constructieve ontmoeting was. De Chinese zijde heeft een zekere openheid getoond en is ten dele gevoelig gebleken voor de druk met betrekking tot mensenrechten en democratie – een feit dat door Human Rights Watch en Amnesty International in gesprekken met de Subcommissie mensenrechten ook werd benadrukt.
István Szent-Iványi (ALDE).-(HU)Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, miljarden mensen kijken met grote belangstelling uit naar de opening van de Olympische Spelen op 8 augustus 2008. Niet alleen sportliefhebbers zullen de Spelen volgen, maar ook diegenen die van China vorderingen op mensenrechtengebied verwachten. Helaas zijn de resultaten tot dusver niet tevredenstellend. De Communistische Partij van China is blij met deze legitimering van de macht. Maar in de aanloop naar de Spelen hebben we de gelegenheid om uitleg te eisen over de wantoestanden op het gebied van de mensenrechten. De mensenrechtendialoog EU/China duurt nu al 24 jaar. De balans van deze dialoog ziet er helaas helemaal niet goed uit. Weliswaar is enige vooruitgang geboekt, bijvoorbeeld inzake de toepassing van de doodstraf, maar op vele terreinen lijkt er sprake te zijn van achteruitgang, onder meer wat betreft de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de vrijheid van het Internet. Om voor verandering te kunnen zorgen, moeten we eerst verandering brengen in de mensenrechtendialoog.
Ten eerste moet worden gezegd dat de mensenrechtendialoog niet het enige forum is om dergelijke problemen aan de orde te stellen. Elke lidstaat heeft ook de plicht om in hun bilaterale betrekkingen een strikt en resoluut standpunt in te nemen ten aanzien van deze kwestie.
Ten tweede moet worden gewaarborgd dat maatschappelijke organisaties aan de onderhandelingen deelnemen en dat deze transparant zijn. Transparantie is van groot belang, opdat wij de ontwikkelingen in China kunnen volgen. Het voeren van een dialoog is geen doel op zichzelf, maar heeft alleen zin wanneer het bijdraagt tot de verbetering van de mensenrechtensituatie in China.
Tot slot wil ik het nog over de situatie van de Oeigoerse minderheid hebben, een vergeten volk waarover zelden wordt gesproken. De Oeigoeren zijn niet alleen het slachtoffer van de algemene onderdrukking in China, maar zij worden daarnaast ook als etnische, religieuze en taalgemeenschap gediscrimineerd. Ik verzoek u dringend om ook de belangen van de Oeigoeren te behartigen. Ik dank u.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE).-(ES)Mevrouw de Voorzitter, ik wil deze gelegenheid aangrijpen om de Europese regeringen het een en ander in herinnering te brengen.
Mijn eerste punt heeft te maken met de opheffing van het wapenembargo tegen China, een punt dat al verschillende keren aan de orde is gesteld. Ik wil erop wijzen dat dit Huis bij herhaling heeft gesteld dat het embargo alleen mag worden opgeheven wanneer er sprake is van echte vooruitgang in de praktijk met betrekking tot de situatie van hen die na de gebeurtenissen op het Tiananmenplein in 1989 zijn gearresteerd. Dat wil zeggen: niet vooruitgang in algemene zin, maar met betrekking tot deze concrete kwestie. We verwachten van de Chinese autoriteiten nog steeds duidelijke vooruitgang die een opheffing van het embargo mogelijk zou maken.
Zolang daar geen sprake van is zou dat niet alleen voorbarig zijn, maar ook een volledig verkeerd signaal geven. Voor de geloofwaardigheid van Europa zou het zeer slecht zijn om een embargo op te heffen dat – ik herhaal het nog eens – destijds om zeer specifieke redenen is afgekondigd die nog steeds niet zijn weggenomen.
Ten tweede onderschrijf ik het standpunt van mijn collega, mevrouw Trüpel, dat het onaanvaardbaar is dat bepaalde Europese landen in ruil voor handelsbetrekkingen met China soms zwichten voor de druk die het land uitoefent om hen ervan te weerhouden officiële gesprekken met belangrijke Chinese persoonlijkheden te voeren, of het nu om dissidenten gaat of om leiders als de Dalai Lama.
Juist nu, nu we het Handvest van de grondrechten hebben ondertekend, is dit volledig in strijd met het ethos dat wij in de Europese Unie willen bevorderen.
Ana Maria Gomes (PSE).-(PT)Op de top hebben we duidelijk gesproken over het feit dat China zich onttrekt aan de WTO-regels doordat het de rechten van werknemers niet erkent, producten exporteert die schadelijk zijn voor de gezondheid, doordat het productpiraterij toelaat en de toegang tot de Chinese markt voor Europese ondernemingen belemmert. De Chinese leiders waren er niet aan gewend dat de EU in zo duidelijke bewoordingen met hen spreekt, en zij hebben zich gewroken door de gezamenlijke verklaring een paar dagen tegen te houden, maar de Europese leiders hebben de druk helaas niet gehandhaafd: ze hebben niet alleen onaanvaardbare concessies gedaan inzake het referendum in Taiwan, maar zij hebben zich evenmin uitgesproken tegen het één-China-beleid, noch hebben zij Peking aan de tand gevoeld over ernstige mensenrechtenproblemen. De voorzitter van de Raad, José Socrates, heeft aan Portugese journalisten verteld dat er te weinig tijd was, zodat dergelijke kwesties soms tijdens het diner werden besproken.
De doodstraf en de gevangenen die sinds het bloedbad op het Tiananmenplein worden vastgehouden: onder meer vanwege deze kwesties is het Parlement voor de instandhouding van het wapenembargo tegen China. Willekeurige arrestaties en processen, verdrijvingen, vervolgingen en de repressieve maatregelen tegen journalisten en internetgebruikers, de onderdrukking van de Tibetanen en minderheden, China’s medeverantwoordelijkheid voor de tragedies in Darfur en Birma: geen van deze fundamentele kwesties stond op de agenda van de top. De EU heeft echter niet als enige instantie de plicht om Peking voor het begin van de Spelen ter verantwoording te roepen. Indien het Internationaal Olympisch Comité gesprekken voert over de kwaliteit van de lucht, waarom kan het Peking dan niet beoordelen op de mate waarin het de Olympische idealen respecteer in de behandeling van zijn burgers en die van andere landen? Niemand, zeker niet de Europese Raad en de Commissie,kan de strijd voor de vrijheid en de mensenrechten loochenen die in China plaatsvindt. Dit is een marathon die in de context van de Spelen van 2008 alleen nog aan betekeniszal toenemen, die niet alleen miljoenen Chinezen betreft, maar consequenties voor de gehele mensheid zal hebben.
Milan Horáček (Verts/ALE).-(DE) Mevrouw de Voorzitter, de afgelopen elf jaar heeft de mensenrechtendialoog tussen de EU en China tweemaal jaarlijks achter gesloten deuren plaatsgevonden, en toch is de mensenrechtensituatie in China er niet beter op geworden. Berichten over executies, folteringen in gevangenissen en werkkampen en de onderdrukking van de Tibetanen tonen aan dat wij in Europa meer moeten doen.
De Olympische Spelen zitten eraan te komen en dat is reden genoeg om van China te verwachten dat het zijn bereidheid tot hervormingen toont. We mogen echter niet met dubbele tong spreken. Het is heel goed dat bondskanselier Angela Merkel de Dalai Lama ondanks hevige kritiek heeft ontvangen. Het zou alleen consequenter zijn indien België, Frankrijk en andere staten dit ook zouden doen. De EU wordt wereldwijd als pleitbezorger van de mensenrechten geaccepteerd, en we moeten eindelijk consequent optreden, ook in de dialoog met China.
Alexandra Dobolyi (PSE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, we debatteren vandaag over de top EU-China, die tien dagen geleden plaatsvond, en over de vierentwintigste Ronde van de mensenrechtendialoog EU-China, die twee maanden geleden plaatsvond.
Zeker vandaag wil ik beginnen met de laatstgenoemde. Respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is een kernbeginsel van de EU en haar beleid en het is iets waar we allemaal veel waarde aan hechten en onze steun aan geven. Maar ik ben zo iemand die gelooft dat de EU bij het bevorderen van respect voor de mensenrechten een resultaatgerichte benadering moet volgen en geen benadering puur op grond van beginselen en, het belangrijkste van al, dat we moeten accepteren dat de verbeteringen slechts stap voor stap zullen plaatsvinden. Dat betekent niet dat de EU moet aarzelen als het gaat om het uitoefenen van kritiek en het aanwenden van haar macht om democratische hervormingen af te dwingen.
Ik ben ook zo iemand die belang hecht aan een hoge mate van productveiligheid waarmee 550 miljoen Europese burgers te maken hebben, zo iemand die zich druk maakt om een tekort op de handelsbalans, effectieve markttoegang, intellectuele eigendomsrechten en internationaal concurrentiebeleid waarmee duizenden Europese bedrijven en miljoenen Europese werknemers te maken hebben, zo iemand die belang hecht aan samenwerking op het gebied van milieubescherming, internationale milieugovernance en klimaatverandering waarmee de hele wereldbevolking te maken heeft.
Omdat we ons over al de genoemde zaken druk maken, steunen wij de Commissie en de Raad en het voorzitterschap van harte bij het voortdurend aan de orde stellen en benadrukken van en onderhandelen over al deze kwesties tijdens de reguliere dialoog met China. Je hoeft de achttien bladzijden van de gezamenlijke verklaring van de meest recente top EU-China maar te lezen om te begrijpen dat de complexiteit, de gevoeligheid en het belang van de samenwerking tussen de EU en China...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Benita Ferrero-Waldner,lid van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, dit debat toont maar weer eens aan dat maatschappelijke veranderingen tijd kosten en ik denk dat we niet moeten vergeten welke weg China al heeft afgelegd. Ik denk dat we moeten erkennen dat er ook een zekere vooruitgang is geboekt, zoals ik aan het begin al zei. Mar tegelijkertijd is het waar dat we met China nog niet zijn waar we zijn willen.
Daarom denk ik dat de mensenrechtendialoog – waarvan het NGO-seminar ook deel uitmaakt – nog steeds als steunpilaar dient bij onze inspanningen ter bevordering van de mensenrechten in China.
Ik denk evenwel dat we niet alleen vastbesloten moeten zijn maar ook realistisch. Vastbesloten om China ervan te overtuigen dat het in zijn eigen belang is de mensenrechten over de hele linie volledig te respecteren. Realistisch omdat we moeten erkennen dat we alleen via onze betrokkenheid en langdurige inspanningen op werkelijke hervormingen in China kunnen hopen. In dit verband merk ik ook op dat voortzetting van het NGO-seminar in het belang is van zowel China als de Europese Unie. Dit is pas nog door de top bevestigd.
Ik denk dus dat er een gerede kans is dat we er, voorafgaand aan de volgende mensenrechtendialoog onder het Sloveense voorzitterschap, in slagen dit seminar over de civiele maatschappij te hervatten.
Met betrekking tot enkele andere kwesties, wil ik opmerken dat de mensenrechten ook werden genoemd in de gezamenlijke verklaring die er ligt. In de eerste paar regels ervan benadrukken beide zijden dat ze streven naar de bevordering en de bescherming van de mensenrechten en wordt gesteld dat ze nog steeds veel waarde hechten aan de mensenrechtendialoog EU-China, waaronder het daarbij horende juridische seminar. U ziet het. Het belang van concrete stappen op het gebied van de mensenrechten wordt onderstreept en het vaste voornemen om de dialoog en dergelijke te versterken, wordt bevestigd.
Ik merk ook op dat we ten aanzien van enkele concrete punten die in deze discussie naar voren werden gebracht, waaronder de Falun Gong, graag vooruitgang willen zien. De situatie rond volgelingen van de Falun Gong die vanwege hun geloof worden onderdrukt, blijft een punt van zorg voor ons. We hebben deze kwestie meermalen aan de orde gesteld, met name tijdens de zittingen van de mensenrechtendialoog. We hebben de Chinese autoriteiten gevraagd een einde te maken aan het wrede optreden tegen volgelingen van de Falun Gong en zullen dat blijven doen.
Wat betreft de doodstraf: ik heb al eerder gezegd dat deze kwestie hoog op onze agenda staat en we hebben er in dit kader bij China op aangedrongen – en dat zullen we blijven doen – de definitie van halsmisdaden te beperken met als uiteindelijke doel de doodstraf af te schaffen.
De instelling van een moratorium op de tenuitvoerlegging van de doodstraf zou een eerste stap kunnen zijn. De eerstvolgende stap daarna moet, zoals ik in mijn opening opmerkte, bestaan uit een beoordeling van terdoodveroordelingen door het Chinese hooggerechtshof die voortdurend wordt gevolgd.
Ik denk dat uit het debat duidelijk naar voren komt dat er sprake is van een gemengd beeld: er vindt vooruitgang plaats, maar er moet nog veel gebeuren. Ik kan alleen maar zeggen dat we ons met China zullen blijven bezighouden om het land te stimuleren aan verdere vooruitgang te werken. Ik denk dat de Olympische Spelen een goede gelegenheid voor China zijn om te laten zien dat er tegen die tijd meer vooruitgang is geboekt.
De Voorzitter. − Ik heb zes ontwerpresoluties ontvangen die zijn ingediend conform artikel 103, lid 2 van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt op donderdag 13 december 2007 plaats.
12. Bestrijding van het toenemend extremisme in Europa (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de bestrijding van het toenemend extremisme in Europa.
Franco Frattini,lid van de Commissie. −(IT)Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik uiting geven aan mijn sterke persoonlijke bezorgdheid over de toename in Europa van activiteiten die zijn toe te schrijven aan gewelddadige en extremistische groeperingen en organisaties.
Naar mijn mening is daarom het debat van vandaag van het hoogste belang. Niet alleen extremisme leidt tot terroristische aanslagen – over extremisme hebben we het in dit Huis bij tal van gelegenheden gehad – maar ook activiteiten en ontwikkelingen die als racisme, antisemitisme, vreemdelingenhaat, nationaal extremisme, islamofobie moeten worden beschouwd, alle vormen van onverdraagzaamheid, die, zoals ik reeds heb gezegd, in Europa op zorgwekkende wijze om zich heen grijpen en die naar mijn mening absoluut onverenigbaar zijn met de waarden van het Europees Handvest van de grondrechten dat wij vanmorgen hebben afgekondigd. Het lijdt geen twijfel dat extremisme uit de aard der zaak verdeeldheid zaait en tot geweld leidt.
De belangrijkste doelstelling is mijns inziens daarom een politieke doelstelling. Vanzelfsprekend zal ik het ook nog over maatregelen hebben die meer met veiligheid en politiewerkzaamheden te maken hebben, maar ten aanzien van het probleem van extremisme en zijn oorzaken moeten we werken aan een Unie die dichter bij de burgers staat en daarom beter in staat is de boodschap uit te dragen van tolerantie, solidariteit en respect voor het Handvest, dat met ingang van vandaag een hoeksteen van de Unie is, met bindende kracht zowel voor de lidstaten als de burgers.
In mijn ogen is er geen enkele rechtvaardiging voor extremisme. We hebben dit ook al vaak gezegd dat dit ook voor het terrorisme geldt, maar het geldt bijvoorbeeld ook voor racisme en vreemdelingenhaat. We moeten echter ook de diepgewortelde oorzaken van extremisme en geweld onderzoeken. We hebben de plicht om dit te doen, omdat we de plicht hebben om Europese beleidsmaatregelen in te voeren die er niet alleen toe kunnen bijdragen om op extremistische ontwikkelingen en activiteiten te reageren, maar ook om deze te voorkomen en uit te bannen.
Ik wil een paar voorbeelden noemen die mijns inziens aantonen dat een Europees beleid zinvol kan zijn en misschien zinvoller is dan een puur nationaal beleid. Vanuit het gezichtspunt van de participatie van de burgers in het politieke leven van Europa is het van groot belang dat dit programma – en het is geen toeval dat de Europese Commissie een programma inzake grondrechten en burgerschap financiert – beleidslijnen en maatregelen inhoudt die burgers aanmoedigen een actievere rol te spelen in het politieke leven, in het leven van de instellingen en daarom ook in evenementen als de Europese verkiezingen. In 2009 doet zich ons de unieke kans voor om een debat te stimuleren dat tot een grote opkomst leidt als teken van een positieve participatie in het leven van de instellingen.
Desondanks is het duidelijk dat de andere beleidsmaatregel die wij van Europa verwachten en die Europa in de praktijk wil brengen, educatie is, met name van de jonge generaties. Ik ben van mening dat een beleid dat erop is gericht de herinnering aan vroegere tragedies levendig te houden onder de jongere generaties, onder scholieren en jongeren en ook onder zeer jonge mensen, van essentieel belang is. Alle programma’s die wij ondersteunen – en mijns inziens moeten blijven ondersteunen – die ertoe dienen de herinnering aan de slachtoffers van alle soorten van dictatuur, van alle totalitaire regimes die Europa in het verleden verwoest hebben, levendig te houden, zijn volgens mij instrumenten die ertoe kunnen dienen extremisme en racisme te bestrijden. Uit de geschiedenis van de concentratiekampen kunnen we bijvoorbeeld lessen trekken voor de jongeren van deze tijd, zodat dergelijke tragedies zich nooit zullen herhalen, noch in Europa noch in andere delen van de wereld.
Er zijn ook nog een andere beleidsmaatregelen die we naar mijn mening in overweging kunnen en moeten nemen: maatregelen die in meer algemeen termen tolerantie en de dialoog tussen verschillende culturen en verschillende religies bevorderen. Hiertoe zijn er twee uitstekende gelegenheden: één in dit jaar, het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen – en we zijn ook van plan de in dit jaar georganiseerde initiatieven te evalueren – en één in 2008, het Europees Jaar van de interculturele dialoog, van de dialoog tussen verschillende culturen en beschavingen. In mijn opinie bieden de evaluatie van 2007 en het programma van 2008 een unieke gelegenheid om mensen, en ik wil nog eens onderstrepen: jonge mensen, meer bewust te maken van de geest van verrijkende dialoog, een dialoog die allen de mogelijkheid biedt om met elkaar te groeien.
Het is ongetwijfeld belangrijk om het publiek bewust te maken van het belang van de bevordering van rechten en van de uitroeiing van extremisme, geweld en onverdraagzaamheid. Wat dit betreft komt het Europees Bureau voor de grondrechten een belangrijke rol toe, iets wat wij hebben beoogd en wat het Europees Parlement sterk heeft ondersteund. Evenals het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat in Wenen, dat in het verleden een belangrijk instrument was op het belangrijke gebied van de bestrijding van het antisemitisme, zal het Bureau voor de grondrechten een belangrijk instrument zijn en als belangrijkste speler op dit terrein een zeer belangrijke rol toekomen. Zoals u weet zijn we bezig met de voorbereiding van het meerjarenkader, dat we in nauwe samenwerking met de heer Cashman bespreken, en wij stellen ons op het standpunt dat het meerjarige werkprogramma van het Bureau ons geëigende instrumenten aan de hand zal doen voor onze gemeenschappelijke acties ter voorkoming van extremisme.
Daarnaast moeten we, naast alle preventieve maatregelen, natuurlijk ook reageren. Ik heb mij persoonlijk, ook in de Raad van Ministers, ingezet voor een Europese wet – waarover wij in april van dit jaar overeenstemming hebben bereikt – waarbij handelingen die gemotiveerd zijn door racisme en vreemdelingenhaat strafbaar worden gesteld en in alle landen van de Europese Unie op dezelfde wijze worden bestraft.
Niet alleen de handeling zelf wordt strafbaar gesteld, ook het aanzetten daartoe, de verspreiding van haat, boodschappen die niet kunnen worden verward met de vrijheid van meningsuiting, die een onvervreemdbaar recht van ons allen is. We hebben het hier over het concrete aanzetten tot handelingen, tot gewelddaden. Het desbetreffende kaderbesluit is in april aangenomen door de lidstaten. Men denke aan allerlei verschrikkelijke manifestaties van racisme: bij sportevenementen, tijdens voetbalwedstrijden waar mensen neonazi-leuzen roepen – al dit soort handelingen zal door het kaderbesluit – waar wij absoluut voor waren en dat wij met het Duitse voorzitterschap zijn overeengekomen – strafbaar worden gesteld. Ik zeg “zal strafbaar worden gesteld” in de toekomstige tijd, omdat – en ik verzoek u hiervoor begrip op te brengen – het sinds april niet is gelukt de bedenkingen van de nationale parlementen van sommige lidstaten weg te nemen, zodat de procedure die tot de inwerkingtreding van deze Europese wet leidt, geblokkeerd is.
Ik zeg dit met volledig respect voor de nationale parlementen. Aangezien echter de regering die het voorzitterschap van de Raad van Ministers bekleedt, haar instemming heeft betuigd, zal het deze zaak naar ik verwacht zeker opnemen met haar parlement, zodat diens bedenkingen zo snel mogelijk uit de weg zullen worden geruimd en wij ervoor kunnen zorgen dat het kaderbesluit na een discussie van drieënhalf jaar in werking kan treden.
Tot slot, dames en heren, is het zo dat wij reeds wetgeving op andere terreinen hebben waarbij discriminatie op grond van ras en etnische afstamming strafbaar is gesteld, en met deze wetgeving zullen wij zeker rekening houden bij de herziening door de Europese Commissie, die de verantwoordelijkheid heeft ervoor te zorgen dat deze wetgeving in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht. Ik wijs in dit verband bij wijze van voorbeeld op de recente richtlijn betreffende audiovisuele media zonder grenzen, die vanaf haar inwerkingtreding duidelijk vastlegt dat audiovisuele diensten geen aanzetting tot haat op gronden van seksuele geaardheid, ras, religie of nationaliteit mogen bevatten.
Deze maatregelen zijn erop gericht te bereiken, wat niet alleen met politiële maatregelen, door het strafrecht en gerechtelijke vervolging kan worden bereikt. Wat wij nodig hebben is een diepgewortelde cultuur van individuele rechten, van menselijke waardigheid! Ik ben ervan overtuigd dat Europa de wereld met deze beleidsmaatregel, die wij in de aanloop naar de ratificatie van het Verdrag van Lissabon nemen, kan laten zien op welke wijze deze haatmisdrijven kunnen worden uitgebannen.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ Ondervoorzitter
Manfred Weber, namens de PPE-DE-Fractie.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren! Ongelooflijk maar waar: vier à vijf weken geleden was ik uitgenodigd om aan een tegendemonstratie deel te nemen tegen een demonstratie van extreem rechtse partijen uit mijn regio. Er waren slechts 30 rechtsradicale demonstranten, maar een groep van meer dan duizend mensen demonstreerde tegen de rechts-extremisten. Als je dan tegenover deze rechtsradicalen staat, denk je: het is toch niet te geloven. Hoe kun je, met het oog op de eeuw die we in Europa achter de rug hebben, weer extremist zijn, weer zo arrogant en vol haat optreden en tot geweld ophitsen?
Het debat dat we hier vandaag voeren, is zinvol en belangrijk. Extremisme is een kankergezwel dat onze samenleving aantast. Als politici roepen we de burgers telkens weer op burgermoed te tonen en tegen het extremisme te protesteren. Het is geloof ik ook tijd om de burgers te danken voor het feit dat er zoveel burgermoed wordt getoond, dat zij zich massaal tegen het extremisme verzetten. Wat is “extreem”?Ik wil onderstrepen dat als we het over het verbieden van bepaalde partijen hebben, dus over het verbieden van bepaalde meningsuitingen en standpunten, dit niet op basis van een politieke beoordeling mag gebeuren. Zo’n verbod moet op een duidelijk criterium zijn gebaseerd. Dit criterium hebben we vandaag gedefinieerd in de vorm van het Handvest van de grondrechten, waarin het wezen van onze fundamentele normen is vastgelegd. Als partijen of politici daar tegen indruisen, moeten rechtbanken bepalen of dat ongeoorloofd is en dan ook moet worden verboden.
Wat moeten we doen als er extreme partijen worden gekozen, als zij successen behalen in verkiezingen? Ten eerste mogen we niet met deze partijen samenwerken – ik dank hier ook de socialistische collega’s die de bij hun lijst aangesloten Slowaakse partij hebben uitgesloten vanwege haar samenwerking met extremisten. Ten tweede mogen we niet vergeten dat dergelijke verkiezingssuccessen ook met de ontevredenheid van de burgers te maken hebben. Nu mogen we niet op de kiezers gaan vitten, maar we moeten iets aan die ontevredenheid doen. Ten derde wil ik benadrukken dat we moeten beseffen dat het extremisme ookin het partijenlandschap vaak met kleine stappen begint. Daarom zeg ik: we moeten dergelijke ontwikkelingen in de kiem smoren!
Politiek extremisme kan van links en van rechts komen, het is allebei even erg, dat moet worden benadrukt. Europa heeft ervaringen opgedaan met extremisme, Europa heeft onder extremisme geleden. Maar we maken vorderingen in de strijd tegen het extremisme. De strijd is het waard. Uiteindelijk zullen we deze strijd ook winnen!
Kristian Vigenin (PSE). – (BG)Mijnheer de Voorzitter! Commissaris Frattini, ik dank u voor de presentatie van de plannen van de Commissie en de toelichting die u daarbij heeft gegeven.Het is van symbolische betekenis dat we op de dag van de ondertekening van het Handvest van de grondrechten over een onderwerp discussiëren dat daar direct mee te maken heeft. Want het toenemende extremisme, de groeiende invloed van extreem-rechtse partijen en organisaties vormt een rechtstreekse bedreiging voor het voortbestaan van de Europese Unie.
Het klinkt wellicht overdreven, maar onze Unie is gebaseerd op duidelijke beginselen, en haar bestaan is te danken aan het feit dat vrede. solidariteit, tolerantie, wederzijds respect tussen etnische en religieuze gemeenschappen en het vreedzame samenleven van verschillende volkeren 50 jaar geleden hebben gezegevierd. Thans worden deze beginselen door rechts-extremisten bedreigd. Zij vormen een bedreiging voor het fundament van de Europese Unie. Onze Unie is echter geen abstracte constructie, zij is niet een of ander bestuursniveau. Het is een Unie die ten taak heeft de waarden te beschermen waarop de hele wereld berust.
Of we nu willen of niet, of we erop voorbereid zijn of niet: we moeten beseffen dat er in de hele wereld vele mensen verstoken zijn van grondrechten, onder politieke represailles te lijden hebben, onderdrukt worden door ondemocratische regimes of gediscrimineerd worden op grond van ras, etnische herkomst of religie. En in alle delen van de wereld bestaat de hoop dat de Europese Unie hen zal steunen en dat de geest van tolerantie, gegarandeerde burgerrechten en sociale zekerheid ook hun intrede in hun land zullen kunnen doen. Kunnen we in de buitenwereld invloedrijk en overtuigend zijn indien we de problemen in onze achtertuin niet aanpakken? Hoe kunnen we aan hen die hun hele hoop op ons vestigen, uitleggen dat immigranten vanwege hun herkomst sterven, dat etnische minderheden zijn blootgesteld aan systematische discriminatie, dat bepaalde ideologieën de gelijkheid van vrouwen en mannen in twijfel trekken of homoseksualiteit als ziekte bestempelen? Hoe kunnen we hun uitleggen dat de donkerste bladzijden uit onze geschiedenis langzamerhand in vergetelheid raken, dat jongeren Hitler vereren en dat het antisemitisme weer in zwang komt? Ik vind dit onaanvaardbaar, net als mijn collega’s van de Socialistische Fractie.
Ik meen dat het geen enkele fractie in dit Parlement koud kan laten dat rechts-extremisme, racisme en vreemdelingenhaat in opmars zijn. Hebben we vandaag niet meegemaakt hoe een historische mijlpaal van de Europese Unie op ordinaire wijze door een luidruchtige minderheid ontsierd werd, die in 2009 wel eens sterker, agressiever en beter georganiseerd terug zou kunnen komen? Met de hypocriete roep om een referendum heeft deze groepering niet alleen het Handvest van de grondrechten in twijfel geroepen, maar de grondrechten zelf. Het is precies dit gedrag dat ook in een groot aantal parlementen de kop opsteekt en extremisten aanmoedigt en tot nieuwe gewelddaden inspireert. We moeten de problemen in alle duidelijkheid benoemen en samen naar oplossingen zoeken. Daarom zullen wij dit onderwerp telkens weer op de agenda van het Parlement zetten. Omdat extremisme een uitdaging voor heel Europa is, die geconcerteerde acties vereist op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau.
Als de Commissie de hoedster van de EU-Verdragen is, dan is het Europees Parlement de hoeder van de waarden, en ik ben ervan overtuigd dat wij samen in staat zullen zijn om het extremisme dat we uit het recente verleden kennen en dat nu weer de kop opsteekt, het hoofd te bieden.
Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. – (ES)Mijnheer de Voorzitter, een paar weken geleden overleed in de metro van Madrid een jonge man, Carlos Palomino, aan zijn steekwonden na een schermutseling met een groep neonazi’s. Kort daarvoor was in de metro van Barcelona een gek door bewakingscamera’s betrapt toen hij een jonge vrouw sloeg omdat zij – zoals zij zegt – een immigrante is, puur vanwege haar huidskleur. De dader wist niet dat hij gefilmd werd en dat zijn misdrijf in de hele wereld zou worden uitgezonden.
Dit soort gevallen doet zich steeds weer voor in verschillende delen van Europa. Vanuit een soms overdreven verantwoordelijkheidsgevoel proberen wij en alle politici die met dit verschijnsel te maken hebben, het belang van dergelijke overvallen te bagatelliseren: we hoeven niet ongerust te zijn, zeggen we dan, uiteindelijk gaat het slechts om incidenten, er lopen niet zoveel gekken rond, we moeten de zaak niet opblazen, het is geen ernstig probleem.
We bestempelen deze overvallen als onbelangrijke incidenten omdat we niet graag erkennen dat het, op z’n minst, geen onbeduidende zaak is. Onder andere is dit een gevolg van het feit dat, en hierop wijst terecht de resolutie waarover wij morgen stemmen, vele neonazi- en extreem-rechtse organisaties proberen bestaande angstgevoelens in de samenleving uit te buiten die we niet onder stoelen of banken kunnen steken.
Daarom is het niet genoeg om dergelijke misdrijven te veroordelen. We moeten de ogen openen en onze verantwoordelijkheid nemen door dit verschijnsel, dat geen geïsoleerd verschijnsel is, aanpakken. Zonder paniek te zaaien moeten we de ware dimensie van het extremisme erkennen. De dag waarop wij het Handvest van de grondrechten ondertekenen is een goede dag om eraan te herinneren dat de Europese Unie op dit gebied een belangrijke rol en verantwoordelijkheid toekomt.
Er is geen sprake van subsidiariteit als het erom gaat de waardigheid van de mens te verdedigen of racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid aan de kaak te stellen. Er moet actie worden ondernomen op Europees niveau, in de eerste plaats door de Commissie en het Bureau voor de grondrechten. Zij moeten de onderliggende structuren en netwerken onderzoeken, als die er zijn, en bekijken welke contacten er tussen de verschillende extreem-rechtse bewegingen bestaan, zodat wij de bestaande wetgeving kunnen toepassen, een bijdrage kunnen leveren via onderwijsprogramma’s tegen extremisme en ter bevordering van verdraagzaamheid, en zo nodig onze krachtige veroordeling uitspreken over politici, maatschappelijke leiders, sporters enzovoorts die dergelijke acties ofwel passief of actief in de hand werken.
Bogusław Rogalski, namens de UEN-Fractie.–(PL)Mijnheer de Voorzitter, het toenemende extremisme in Europa is een feit, en daar moeten we het dringend over hebben. De commissaris heeft een heleboel gezegd, maar alleen in algemene termen en over vraagstukken van secundair belang, zoals racisme tijdens voetbalwedstrijden. We moeten het over de feiten hebben, over het politieke extremisme dat we tegenwoordig in de Europese Unie zien.
Gisteren, mijnheer de Voorzitter, verscheen de leider van de NPD, een neonazi-partij, in een uitzending van het openbare televisiekanaal ARD en stelde dat Polen onmiddellijk Pommeren en Silezië aan Duitsland moest teruggeven. Hij verklaarde dat Kaliningrad, Gdańsk en Wrocław Duitse steden zijn en eiste dat deze steden onder Duits bestuur komen te staan. Hij eiste ook dat die steden en gebieden, die deel uitmaken van Polen, onmiddellijk aan Duitsland worden teruggegeven.
We hebben het hier over gebeurtenissen in Duitsland, een toonaangevende lidstaat van de Europese Unie. De Duitse fascisten van de NPD roepen nu al jaren op tot een herziening van de grenzen, zij verwerpen de internationale vredesverdragen die een einde hebben gemaakt aan de Tweede Wereldoorlog, en eisen dat de grenzen worden verschoven. Mijnheer de commissaris, dit kunnen we niet toelaten. Hier moet krachtig op worden gereageerd. We kunnen niet tolereren dat een openbaar televisiekanaal van welk land dan ook – in dit geval Duitsland – neofascisten en nazi’s de gelegenheid biedt om hun revisionistische gedachtegoed te ventileren en tot een nieuwe oorlog op te roepen.
Dit is geen marginaal probleem, dames en heren, het is heel reëel. De partij in kwestie heeft zetels in zeven regionale parlementen. Dit kan in het Europa van vandaag niet worden getolereerd. Evenmin kunnen wij tolereren dat democratische beginselen, de vrijheid anders te zijn en de vrijheid van meningsuiting worden ondermijnd, zoals de heer Cohn-Bendit en de heer Watson vandaag hebben gedaan, die, met het oog op de meningsverschillen over het Handvest van de grondrechten – of eigenlijk niet zozeer over het Handvest, maar meer over het Hervormingsverdrag van de EU – de tegenstanders voor halvegaren hebben uitgemaakt. Dat kan niet door de beugel. Hiermee geven wij geen goed voorbeeld aan de jongeren van Europa als het om democratie en de Europese Unie gaat. Laten we zorgen voor eenheid in verscheidenheid.
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie.–(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het punt bij deze kwestie is: hoe bestrijden we datgene wat we allemaal als extremisme beschouwen, de angst voor de ander, het verlangen om de eigen cultuur te beschermen, alsof het de enige cultuur is, alsof die nooit is veranderd, alsof er in het leven nooit iets is veranderd? Toch hoeven we maar terug te kijken naar de afgelopen vijftig à zestig jaar om te zien wat voor enorme veranderingen hebben plaatsgevonden, zelfs in ons eigen werelddeel.
Ik denk dat het verlangen naar bescherming vaak voortkomt uit een gevoel van angst dat je zelf en je visie op jezelf op de een of andere manier zullen verdwijnen. Dit leidt ertoe dat je je eigen kracht wil beschermen tegen anderen en ze hun bestaan wil ontzeggen.
Ik denk dat wij hier allemaal trots zijn op wie we zijn, op het land waar we vandaan komen of op onze eigen regio of ons erfgoed. Maar op de een of andere manier verwachten de meesten van ons niet dat we dit alleen doorgeven via onze nakomelingen en een sterke band met het gebied waar we leven, maar ook via burgerschap, wetgeving en onze rechten.
Zoals anderen al opmerkten: het tekenen van het Handvest van de grondrechten hier vandaag was een bijzonder belangrijk symbool, met name in verband met dit debat.
Maar als we kijken naar de verkiezing van extremistische partijen die maar één opvatting hebben over wat goed is, en wat hun toekomt, denk ik dat er sprake is van een legitimering van geweld, van haatspraak, van acties gericht tegen anderen die ze als anders beschouwen.
Ik herinner me dat een aantal jaren geleden één lid van de Britse National Party een zetel in een lokale raad in Londen won. Het racistisch geweld in dat gebied steeg toen.
(Er wordt “Bravo!” geroepen)
Dat is geen reden voor gejuich! Het is een schandaal! Hoe kunnen jullie dat nou roepen terwijl jullie onderdeel uitmaken van een Parlement dat zichzelf democratisch noemt?
Racistisch geweld moet worden veroordeeld. En als we het over extremisme hebben, denk ik dat we ons ervan bewust moeten zijn dat we seksisme en vrouwenhaat ook nog niet hebben uitgebannen.
De verkiezing van degelijke partijen vergroot de angst en daarom moeten we erover nadenken hoe we daarop moeten reageren. We reageren erop door er ook voor te zorgen dat we bij ons optreden de mensenrechten en de waarden die wij hoog in het vaandel hebben, steunen. We moeten er voor oppassen dat we zelf geen wetten aannemen die bedoeld zijn om een bepaald soort extremisme te bestrijden maar waarmee we deze lieden in feite steun bieden of waarmee we angst zaaien in het hart van andere gemeenschappen.
Ik beveel het Parlement de gezamenlijke ontwerpresolutie aan en ik dank alle collega’s die daar zo hard aan gewerkt hebben.
Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. –(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil vicevoorzitter Frattini danken, evenals alle collega’s die bij de opstelling van dit verslag met mij hebben samengewerkt, en alle indieners van amendementen.
Het aantal uitingen van racisme en vreemdelingenhaat is blijkens de rapporten van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat in de afgelopen jaren toegenomen. Deze toename houdt nauw verband met de groei en verspreiding van politieke bewegingen die in Europa de problemen van immigratie op een misleidende wijze hebben geïnterpreteerd, vaak leuzen hebben gepropageerd waarin ras en identiteit worden verdedigd, en de drang tot zelfbehoud aanwakkeren tegen de nieuwkomers in Europa, die als terroristische bedreiging of als criminelen worden afgeschilderd of zelfs met onaanvaardbare scheldwoorden en xenofobische en racistische uitdrukkingen worden aangeduid.
Partijen en bewegingen die in de afgelopen jaren een sterke anti-Europese en nationalistische houding innemen en die uiterst racistisch zijn, winnen aan invloed. Hun politieke propaganda profiteert van sociale onzekerheid en gooit olie op het vuur van de botsing der beschavingen. Deze propaganda vormt inmiddels een vast onderdeel van het politieke en institutionele debat, en soms lijkt het erop dat het om een boodschap van regeringen gaat of om het gevolg van hun activiteiten.
Morgen stemmen we over de resolutie inzake extremisme, een titel die misschien ietwat vaag is. Lenin heeft gezegd dat extremisme een kinderziekte van het communisme is. We zouden Lenin kunnen parafraseren en kunnen zeggen dat het extremisme misschien een kinderziekte van alle politieke, religieuze, economische en ideologische programma’s is. De heer Weber heeft gelijk: er is links-extremisme en rechts-extremisme, maar er is niet alleen links-extremisme en rechts-extremisme, er is ook nog neo-liberaal extremisme, katholiek extremisme, moslim-extremisme, ecologisch extremisme en anarchistisch extremisme.
Het probleem in Europa is echter de toename van het rechts-extremisme en de problemen die de oorzaak zijn van de verspreiding van het rechts-extremisme. In de afgelopen jaren zijn in Europa tal van neonazistische en neofascistische politieke stromingen en bewegingen ontstaan die zich ten doel stellen de Europese integratie tegen te gaan – deze ontwikkeling valt te constateren in Italië, in Frankrijk, in Oostenrijk, in Nederland, in België, in het Verenigd Koninkrijk, in Duitsland, in Denemarken en in Zwitserland. Zij zijn een crisisverschijnsel. Met betrekking tot die crisis heeft de intellectueel Alfio Mastropaolo het offensief van de rechtse partijen beschreven als wilde stier van de democratie.
De democratische legitimatie van bepaalde politieke stromingen heeft ertoe bijgedragen dat gevaarlijke ideeën zich in de Europese samenleving verspreiden en reactionaire standpunten aanwakkeren. Dit is een gevaarlijke, en in sommige gevallen onderschatte, ziekte die leeft van etnocentrische houdingen, die soms schuil gaan achter of worden gemaskeerd door schijnbaar democratische en legitieme activiteiten. Daarom moeten we onze keuzes en politieke initiatieven kritisch bezien.
Er wordt in toenemende mate de nadruk gelegd op de noodzaak om een gemeenschappelijke Europese cultuur en identiteit te vormen en te consolideren. Ik ben van mening dat deze Europese identiteit gebaseerd moet zijn op dialoog en op het contact met andere culturen dan die welke in de afgelopen jaren de verspreiding en groei van de Europese idee, van een Europese cultuur hebben geïnitieerd en bevorderd.
Ik kom tot de slotsom dat er een omvangrijke cultuurstrijd nodig is. Politiële maatregelen en activiteiten van de geheime diensten zijn niet genoeg. Er is een brede culturele inspanning nodig, en alleen op deze wijze kunnen we ervoor zorgen dat 2008 daadwerkelijk een Europees Jaar van interculturele dialoog wordt, want Europa moet op culturele beginselen worden gegrondvest.
Ignasi Guardans Cambó (ALDE).- (ES)Mijnheer de Voorzitter, ik zou het op prijs stellen indien u uw autoriteit als Voorzitter van deze vergadering zoudt aanwenden om een groep leden tot de orde te roepen die het gevoel hebben dat ze hier in het circus zijn in plaats van in het Parlement, en die dit debat door hun geginnegap en gejoel storen.
De Voorzitter. − We naderen het eind van het jaar en het dan komt het voor dat je bij het eten iets teveel drinkt, of ten minste meer dan anders. In dat geval is het een goed idee om een siësta te houden, in plaats van een debat te verstoren waar het respect voor de spreker te allen tijde voorrang moet hebben.
Dank u voor uw interventie. Zoals gezegd, iedereen die wat drinkt bij het eten doet er goed aan om daarna een siësta te houden en onze debatten niet te verstoren door onbeleefd gedrag en een gebrek aan parlementaire manieren.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. –(EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik verafschuw extremisme. Zo zijn Britten – we vechten er al eeuwen tegen.
Als je het toenemende extremisme in Europa wil bestrijden, moet je eerst naar de oorzaken kijken voordat je overhaast nog meer wetgeving ten uitvoer legt die alleen maar beperkend werkt; zo kweek je extremisme. Laten we kijken naar het toppunt van het Europese extremisme: de fascisten in de jaren dertig van de vorige eeuw. In Groot-Brittannië werden de betogingen van sir Oswald Mosley wettelijk beschermd en de bevolking wees het weerzinwekkende beleid dat zo aan het licht kwam, af. Overal in Europa werden fascistische leiders belasterd en gehinderd. Hitler zelf werd gevangengenomen – zo kreeg hij, net als de anderen, meer macht.
Vanochtend stonden we in dit Parlement stil bij het toenemende extremisme met het ondertekenen van het Handvest van de grondrechten, als onderdeel van de Europese grondwet die morgen wordt getekend en waarover in zeven landen een nationaal referendum was beloofd. Twee zeiden er ja, twee nee – maar die werden genegeerd – terwijl de andere landen afwachten. In het Verenigd Koninkrijk deed de regering een schriftelijke toezegging en die wordt nu ontkend. En dan in dit Parlement maar zeggen dat we naar de mensen moeten luisteren!
Wij van de EU zijn de extremisten van deze tijd. Wij leggen onze wil op door middel van dit wanstaltige document. Het is met opzet zo geschreven dat het onleesbaar is behalve voor ervaren juristen, met genummerde alinea’s die deels afkomstig zijn van het origineel en deels van de bestaande verdragen, maar die niet op elkaar zijn afgestemd. De nummering wordt vóór de ondertekening aangepast en daarna opnieuw om ervoor te zorgen dat de burgers van Europa er geen wijs uit kunnen.
En dan willen ze de Britse burgers met dit pseudodemocratische wangedrocht opzadelen! Nee, dank u – we zijn al voorzien van rechten, opgenomen in de grote en magnifieke Magna Carta uit 1215, aangevuld met de Bill of Rights van 1689. Wie denkt u wel niet dat u bent om deze democratische voorzieningen die voor ons zijn vastgelegd en die eenieder kan navolgen, teniet te doen?
Wie de geschiedenis negeert, is gedoemd deze te herhalen. Eeuwenlang hebt u ons voorbeeld genegeerd en daarvoor de prijs betaald! Als u ons voorbeeld nu negeert, bent u verloren.
(Applaus van zijn fractie)
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dit moet het zoveelste verslag over extremisme in Europa zijn. De Raad, de Commissie en de fracties hebben allemaal hun steentje bijgedragen, en zoals gewoonlijk is de retoriek intellectueel gezien deerniswekkend, politiek gezien schandelijk en moreel gezien pervers.
Intellectueel gezien deerniswekkend omdat elk nieuw idee dat ooit werd geopperd – in de religie, met inbegrip van het christendom waar sommigen van u zich op durven beroepen; in de politiek, zowel in het liberalisme als in het socialisme; in de wetenschap, ook opvattingen die inmiddels vanzelfsprekend zijn, bijvoorbeeld dat de aarde rond is en om de zon draait – als extremistisch, ketters, subversief en onaanvaardbaar werd beschouwd. U kunt een standpunt niet zomaar ontkrachten door het te demoniseren: u moet uitleggen waaróm het niet deugt.
De politieke schande heeft u aan zichzelf te danken – u bent aan de macht en wilt helemaal geen problemen oplossen, maar bent er alleen in geïnteresseerd de oppositie buiten de deur te houden. U etaleert alleen uw onvermogen om het probleem van de immigratie op te lossen – een invasie die u opzettelijk of uit lafheid duldt. U geeft hier toe dat u gefaald heeft – op economisch gebied, op sociaal gebied, op cultureel gebied en op moreel en opvoedkundig gebied – en dat u, in plaats van uw desastreuze beleid te wijzigen, er alleen op uit bent om diegenen die protesteren of kritiek uiten uit te schakelen.
Uw houding is echter vooral in moreel opzicht afstotend. U trekt geweld en terrorisme onterecht gelijk met de legitieme reactie van de Europese bevolking op de vernietiging van hun identiteit. Wat bent u toch een stel hypocrieten! U wilt deze mensen de mond snoeren en hun van hun politieke vertegenwoordiging beroven. U bent de farizeeërs van de democratie! U bent wat de Bijbel “schijnheiligen” noemt. Met andere woorden: uw oprechtheid is volledig geveinsd. U spreekt over mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting, over de Europese waarden en over verdraagzaamheid, maar van binnen bent u totaal verdorven. Iedereen die niet zo denkt als u wilt u de rechten ontzeggen waar u de mond zo vol van heeft. Als het niet zo grotesk was, was dit allemaal walgelijk. De generaties van morgen zullen over u oordelen, zoals de barbaren over Rome hebben geoordeeld. Ik hoop tenminste dat de barbaren u uw verdiende loon zullen geven!
Roberta Alma Anastase (PPE-DE).-(RO)Dames en heren, het thema waarover wij hier vanmiddag debatteren is van het grootste belang voor de toekomst van de Europese Unie en voor de veiligheid van onze burgers en onze waarden.
In de afgelopen jaren is extremisme een steeds frequenter verschijnsel geworden in het openbare leven van de Europese landen, een verschijnsel dat vele alarmbellen heeft doen rinkelen en vele vragen heeft opgeworpen met de betrekking tot de extremismebestrijding. Hoewel een verscheidenheid van oorzaken met verschillende achtergronden tot de verspreiding van dit fenomeen hebben bijgedragen, wil nader ingaan op een essentieel aspect van het debat over extremisme, namelijk immigratie.
Extremisten beschouwen immigratie als het grootste euvel in de Europese landen, omdat het een thema is dat zij kunnen gebruiken om de ongewenste veranderingen in hun samenleving te verklaren. Niettemin is immigratie, zoals we allemaal weten, een van essentieel belang voor de economieën van de Europese landen en bevorderlijk voor economische groei. De ongewenste effecten, die te wijten zijn aan een gebrek aan aanpassing aan de ontvangende landen, dienen te worden opgelost door specifieke methoden van de Europese Unie. Anders lopen we gevaar dat we de fundamentele waarden van het Europese huis veranderen.
Daarom kunnen we niet toestaan dat de extremistische partijen de agenda van de traditionele partijen wijzigen.
Als we tot een dergelijke strategie zouden overgaan in een poging om de risico’s en gevaren die van dergelijke groeperingen uitgaan te beperken en om te voorkomen dat zij stemmen van de burgers winnen, zouden wij hun ideeën en methoden alleen maar legitimeren. We kunnen niet toestaan dat extremistische boodschappen de wetgeving in de lidstaten bepalen. Dat zou het einde betekenen van onze visie van een multicultureel en multi-etnisch Europa.
De door het vraagstuk van de Roma veroorzaakte crisis en de extremistische manifestaties in Italië mogen geen gevaarlijk precedent scheppen voor de fundamentele beginselen van de Europese Unie op het gebied van goederen, diensten, kapitaal en personen. We moeten onze burgers uitleggen dat een dergelijke houding schadelijk zou zijn voor hun samenleving en voor de Europese Unie als geheel.
De Roemeense resultaten van de verkiezingen voor het Europees Parlement kunnen in dit verband tot voorbeeld strekken. Geen enkele extremistische partij heeft de kiesdrempel gehaald en genoeg stemmen gekregen om afgevaardigden naar het Europees Parlement te kunnen sturen.
Bárbara Dührkop Dührkop (PSE).- (ES)Mijnheer de Voorzitter, ik wil een paar seconden van mijn spreektijd gebruiken om mij met een Castiliaans spreekwoord tot de leden in de achterste rijen daar aan de rechter kant te richten: “A palabras necias, oídos sordos – domme woorden stuiten op dovemansoren”. Ik zal mijn toespraak in het Engels voortzetten.
(EN) Terwijl we vandaag vol trots het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie hebben getekend, is het meer dan een halve eeuw geleden dat Europa meewerkte aan de gruwelijkste uitspattingen van vreemdelingenhaat en racisme – de holocaust.
Miljoenen mensen werden vermoord vanwege hun geloof, hun etnische achtergrond en hun politieke overtuigingen. Daarom is het nu, terwijl we in het heden leven en ons op de toekomst voorbereiden, meer dan ooit van belang dat we de geschiedenis niet vergeten.
We moeten alert en waakzaam zijn, oppassen voor de eieren van de slang, zoals Ingmar Bergman ons leerde. Zoals commissaris Frattini vandaag bevestigde, is er in onze lidstaten sprake van een heropleving van gewelddadigheden met racistische en xenofobische motieven.
Maar wat ik nog veel verontrustender vind, is dat daar steeds meer jongeren bij betrokken zijn. Daarom is het van het grootste belang dat we ze burgerschap bijbrengen en ze er bewust van maken wat racisme is.
Steeds meer rechtsextremistische partijen die hun ideologie en politieke praktijken baseren op onverdraagzaamheid en uitsluiting, winnen zetels in nationale parlementen. Daar hebben ze een uitstekend platform voor hun politieke boodschap van haat. We moeten ons hier bewust van zijn en proberen hier iets tegen te doen.
Racisme en vreemdelingenhaat druisen rechtstreeks in tegen de beginselen van vrijheid en democratie en onze grondrechten. De Europese instellingen en wij, de Parlementsleden, hebben dus de verplichting onze vastberadenheid om de fundamentele vrijheden te beschermen en alle uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van de wet te veroordelen en te bestrijden, te herbevestigen.
De roep om nultolerantie bij de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat is groter dan ooit. We moeten meer dan ooit strijdlustig zijn als het gaat om het beschermen van onze waarden en daarbij de middelen die de Europese Unie en haar lidstaten ter beschikking staan, aanwenden en versterken.
Geen enkele burger zou ooit mogen worden blootgesteld aan vervolging wegens zijn of haar ras, geloof, geslacht, maatschappelijke situatie, taal, nationaliteit of seksuele geaardheid. Het uitroeien van racisme en vreemdelingenhaat, het recht om in vrede te leven, vormt een morele uitdaging voor alle democraten en het is de plicht van iedere democraat om voor de burgerrechten op de bres te staan.
Viktória Mohácsi (ALDE).-(HU)Dank u zeer,mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren. Gisteren hebben we bijna twee uur lang over de bestrijding van het toenemend extremisme gesproken en over de definitieve tekst van de resolutie die is gebaseerd op initiatieven van de Liberalen, al hebben we steeds ook rekening gehouden met de ideeën en verzoeken van alle fracties. Ik ben optimistisch en ga ervan uit dat we in deze uiterst belangrijke kwestie een gemeenschappelijk standpunt zullen bereiken.
Persoonlijk betreur ik het zeer dat we in 2007, het jaar van gelijke kansen, nog steeds de schaduwen van de overwonnen dictaturen van de 20e eeuw moeten bestrijden die nu en dan de kop opsteken. We weten dat er geen lidstaat is dit niet met dit probleem te kampen heeft. Om er paar te noemen: Pospolitos in Slowakije, de Jonge Nationalisten in de Tsjechische Republiek, Nieuw Rechts in Roemenië, de Nationaal-Democratische Partij in Duitsland en de Nationale Alliantie in Italië. In het algemeen hebben we te maken met dezelfde vorm van extremisme.
Wat mijn eigen land betreft vind ik het onaanvaardbaar dat extremistische partijen en organisaties zoals de Beweging voor een Beter Hongarije of de Hongaarse Garde elke dag verklaringen afgeven waarin zij op absurde wijze genetische oorzaken aanwijzen voor de vermeende criminaliteit van zigeuners, in plaats van de Roma te integreren in de samenleving. Zij roepen op tot segregatie en de oprichting van getto’s, terwijl ze in zwarte uniformen in Tatárszentgyörgy en ’s vrijdags in Kerepes rondmarcheren. In dit verband zou ik mijn collega’s nogmaals willen wijzen op het feit dat vele Roma-nederzettingen in Europa nog steeds dagelijks het doelwit zijn van extremistische groeperingen.
Tot slot van mijn toespraak een kan ik meedelen dat de Hongaarse ombudsmannen, de president van de Republiek en de Hongaarse regering de Hongaarse Garde en de Beweging voor een Beter Hongarije hebben veroordeeld. Wij zouden graag zien dat alle verantwoordelijke Europese regeringen dit voorbeeld zouden volgen met betrekking tot het extremisme in eigen land. In ieder geval is het hiervoor nodig dat morgen zoveel mogelijk leden voor het standpunt van het Parlement inzake de bestrijding van het toenemend extremisme stemmen. Ik dank u voor uw aandacht.
Eoin Ryan (UEN).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, we zijn vandaag getuige geweest van de afkondiging van het Handvest van de grondrechten en we praten nu over het toenemende extremisme in Europa. Volgens mij is er een duidelijk verband tussen deze twee zaken. Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten heette, tot voor kort, Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat. We kunnen extremisme niet bestrijden zonder ons te buigen over de kwesties racisme en vreemdelingenhaat, die heden ten dage nadrukkelijk aanwezig zijn in Europa. Extremisme leidt tot meer extremisme en we lopen in Europa het gevaar dat we in een vicieuze cirkel terechtkomen als we niet snel genoeg een aantal van deze oorzaken wegnemen.
Ik hoorde eerder hoe de heer Gollnisch de mensen in dit Parlement en anderen uitmaakte voor barbaren. Hij kwam met geen enkel overtuigend idee, geen enkel positief idee over hoe we dit probleem in Europa zouden kunnen aanpakken. Hij had alleen maar kritiek, zoals we van hem gewend zijn. Hij en zijn leider, de heer Le Pen, willen in verband met het Verdrag naar Ierland komen. Eén ding kan ik u garanderen: van dat soort extreme ideeën zijn ze in mijn niet gediend. Dus komt u alstublieft. Als de mensen horen wat voor ideeën u erop nahoudt en wat voor soort continentaal Europa u tot stand wil brengen, kunnen we er zeker van zijn dat het Verdrag wordt aangenomen. Er is aangetoond dat werknemers worden aangezet...
(Interruptie door de heer Gollnisch)
We weten waar u voor staat, mijnheer Gollnisch, en we hebben u en uw leider al zo vaak moeten aanhoren.
Er is aangetoond dat werknemers worden aangezet tot rechts populisme door zaken zoals vooroordelen over immigranten, nationalisme, autoritaire systemen, sociale dominantie en politieke zwakte, waarbij vooroordelen over immigranten als belangrijkste factor naar voren kwamen. In landen waar geschikte meldinstrumenten beschikbaar zijn, werd de regio het meest gemeld als de reden voor discriminatie. Als we erin slagen dergelijke vooroordelen en discriminatie weg te nemen, zou dat een belangrijke stap vooruit zijn bij de bestrijding van het extremisme.
Daarom doe ik een beroep op alle Parlementsleden om het debat en de uitwisseling van standpunten over sociale ongelijkheid, afkomst, ras, religie en het effect van sociale en economische veranderingen op lokaal en nationaal niveau en op alle Europese niveaus te stimuleren en om geen op het gemoed werkend taalgebruik te bezigen en mensen geen barbaren te noemen. Met het oog hierop juich ik het toe dat het Europees Parlement, in het kader van het Europees Jaar van de interculturele dialoog, paus Benedict, de president van de Afrikaanse Unie, de dalai lama, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de hoofdrabbijn van het Verenigd Koninkrijk en de grote moefti van Damascus heeft uitgenodigd om het Europees Parlement in het jaar 2008 te komen toespreken. Dat soort initiatieven juich ik toe.
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Koenraad Dillen (NI).-(NL)Met alle respect, meneer de Voorzitter, maar ik zou toch graag eens hebben dat u ons uitlegt hoe het komt dat mensen van uw eigen fractie en ook mensen die blijkbaar uw ideeën beter vertolken, veel meer extra spreektijd krijgen en niet snel het woord ontnomen wordt, terwijl mensen waar u het blijkbaar niet mee eens bent, na 10 seconden reeds het woord ontnomen wordt. Ik vind dat hier twee maten en twee gewichten worden gehanteerd, die onaanvaardbaar zijn.
De Voorzitter. − Ten eerste, mijnheer Dillen, leidt de Voorzitter het debat volgens zijn eigen criteria en niet volgens die van degene die toevallig op zetel nummer 777 zit.
Ik ben u geen uitleg schuldig. Alle sprekers, ook diegenen die hier onder elkaar discussies hebben gevoerd, hebben meer spreektijd gekregen dan hun eigenlijk toekomt.
In ieder geval wil ik alle leden verzoeken zich tot de Voorzitter en het Huis te richten en geen opmerkingen aan het adres van andere leden te maken, ter voorkoming van interventies en onderbrekingen die de orde verstoren.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL).-(SV)Mijnheer de Voorzitter, we hebben allemaal geconstateerd dat het extremisme in Europa toeneemt. Ik ben van mening dat we ons moeten afvragen waarom dit zo is. Waarom winnen vreemdelingenhaat en andere extremistische houdingen terrein? Ik ben ervan overtuigd dat uitsluiting en een gebrek aan participatie in de samenleving een voedingsbodem creëren voor extremisme en vreemdelingenhaat. De gelijkwaardigheid van alle mensen is een fundamenteel beginsel in een geciviliseerde samenleving, dus moeten we er allen toe bijdragen dat xenofobe bewegingen worden bestreden die personen met een andere etnische achtergrond, seksuele geaardheid, met een ander geslacht of met een handicap discrimineren.
Deze groeperingen gebruiken geweld en dreigementen. In mijn land zijn er zelfs mensen vermoord die de mensenrechten hebben verdedigd. Er zijn jonge mensen met een andere etnische achtergrond vermoord, alleen vanwege hun etnische herkomst. Dit soort dingen mag nooit meer gebeuren.
Als bevorderaars van de gelijkwaardigheid van alle mensen mogen wij er nooit het zwijgen toe doen. Maar we weten dat dit niet genoeg is. Xenofobe en extremistische groeperingen maken gebruik van jongeren die sociaal en economisch zijn uitgesloten, om meer angst, onrust en haat jegens andere groepen te verspreiden. De bestrijding van het extremisme moet daarom worden gecombineerd met het opbouwen van een rechtvaardige samenleving die gebaseerd is op solidariteit.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerpresolutie die voor ons ligt, is opnieuw een voorbeeld van onwetendheid en hypocrisie. Hierin lezen we onder meer dat enkele politieke partijen en bewegingen, waaronder in een aantal landen regeringspartijen of partijen die op lokaal, nationaal of Europees niveau zijn vertegenwoordigd, onverdraagzaamheid en geweld op basis van ras, etnische oorsprong of nationaliteit met opzet centraal op hun agenda hebben staan.
We lezen er ook dat dit Parlement alle racistische aanvallen en haataanvallen krachtig veroordeelt en alle autoriteiten vraagt alles te doen wat in hun macht ligt om de verantwoordelijken te straffen.
In de Kamer waar we dergelijke resoluties aannemen, bediende een van onze collega’s zich van leugenachtige propaganda in grove, beledigende bewoordingen – propaganda zoals je die vaak hoort van extremisten, van het soort dat is gebaseerd op belasteringen en dat kan worden aangeduid als een haataanval. Hij doelde erop dat ik kon zorgen voor een herhaling van Dachau. Welnu, laat ik hem uit de droom helpen: ten eerste was Dachau een Duits vernietigingskamp, ten tweede ligt Dachau in Duitsland en ben ik geen Duitser. Hij beweerde zelfs dat hij na een bezoek van vier dagen aan Polen mijn land beter kende dan ik en dat ik geen deel uitmaak van Polen –maar Dachau kennelijk wel.
Dergelijke haatspraak wordt te vaak gebezigd, komt te vaak terug en is te vaak afkomstig van politici. Diezelfde politici willen ons bijbrengen wat democratie is, terwijl ze daar zelf weinig respect voor hebben en weinig respect hebben voor het recht op gelijke behandeling voor de wet. Het lijkt erop dat in het Europa van nu – zoals George Orwell jaren geleden schreef – sommige varkens gelijker zijn dan andere. Sommige kunnen zich verschuilen achter het voorrecht van immuniteit, sommige slagen er zelfs in de wet en Europese arrestatiebevelen te omzeilen. Communistische criminelen worden om de een of andere reden beter behandeld dan gewone burgers en terwijl we ons hier uitspreken tegen extremistische groeperingen, steunen sommige Duitse politici openlijk historisch revisionistische politieke bewegingen. Waarde collega’s, het Europa van onze resoluties is een heel andere Europa dan dat van de werkelijkheid.
Jana Bobošíková (NI).-(CS) Dames en heren, we troosten ons weer met de gedachte dat de toename van het extremisme een effect is van een slechte economische situatie en werkloosheid. Ik ben echter bang dat deze verklaring niet meer geldig is. In vele lidstaten is de economie aan het groeien, de werkloosheid daalt, maar het extremisme neemt niet af. Integendeel, het aantal racistische misdrijven neemt toe; er worden nationale gardes met een nationalistische houding opgericht; SS-veteranen marcheren door sommige lidstaten van de EU; en politici die joden en Roma als “kankergezwellen van de samenleving” bestempelen worden verheerlijkt. De politie en het leger worden door neonazi’s en racisten geïnfiltreerd. De minister-president van de Tsjechische Republiek, mijn geboorteland, maakt gebruik van neonazi-retoriek. Last but not least is de EU een migratiebestemming voor vele armen, en niemand weet hoe we daar mee om moeten gaan, wat ook een zekere rol speelt.
Dames en heren, een resolutie of woorden kunnen het hakenkruis niet uitwissen die een 17-jarig meisje in het Duitse Mittweida in haar heup werd gesneden. Op klaarlichte dag, terwijl omstanders dadeloos stonden te kijken, werd haar het hakenkruis door neonazi’s in de huid gekerfd omdat zij het had opgenomen voor een klein Russisch meisje. Ik ben er vast van overtuigd dat extremisme alleen kan worden voorkomen door alledaagse handelingen van burgers, door openbaar verzet door de politieke elite, een open en uitvoerige analyse van met name de geschiedenis van de 20e eeuw, en vooral door de politie en de rechtbanken, die hun ogen niet mogen sluiten voor racisten, xenofoben en neonazi’s, maar onmiddellijk moeten optreden om dergelijk gedrag te vervolgen.
Péter Olajos (PPE-DE).-(HU)Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik spreek op dit moment als een van de auteurs van schriftelijke verklaring nummer 93. In deze verklaring, die ik samen met mijn collega’s, de heren Tabajdi, Szent-Iványi, Vigenin en Amezaga, heb ingediend worden de activiteiten van paramilitaire extremistische groeperingen veroordeeld, die een van de meest opvallende vormen van extremisme vertegenwoordigen.
Hoewel vele mensen het als hun morele en politieke plicht beschouwen om te voorkomen dat dergelijke ideeën aan terrein winnen, gaan velen niet zo ver dat die ideeën in een schriftelijke verklaring of op een andere manier expliciet veroordelen. Hiervoor zijn tal van redenen aan te wijzen. Een van die redenen is dat we, als we ruchtbaarheid aan deze ideeën willen geven, de lijst nooit helemaal compleet en nooit helemaal perfect is.Dit weerhoudt velen ervan een dergelijke lijst te steunen. We moeten echter beseffen dat zo’n lijst nooit compleet zal zijn en dat de concepten en definities nooit perfect zullen zijn. Precies om deze reden moeten we het extremisme en extremistische ideeën bij de wortel aanpakken.
Vandaag is het een feestelijke dag in dit Huis, maar de omstandigheden waarin het Handvest van de grondrechten werd ondertekend, waren niet helemaal ongestoord. Dit Handvest vat in 50 bladzijden alle waarden en rechten samen die we in de Unie willen respecteren en beschermen. Dit is een Handvest van nondiscriminatie, een Handvest van de vrijhedenvan meningsuiting, godsdienst en vergadering, een Handvest van gelijkheid en van bescherming voor personen, gegevens, jonge mensen en ouderen. We kunnen het niet naar believen gebruiken om bepaalde mensen te bevoorrechten of om onze interne beleidsdoelstellingen voor de korte termijn te bereiken. Iedereen moet in dezelfde mate worden gerespecteerd en beschermd, omdat hierdoor de menselijke waardigheid wordt gegarandeerd, en wij als leden van het Parlement hebben plechtig beloofd dat te zullen doen. De tegenstanders van de som van de hierin geformuleerde ideeën en rechten zijn wat men noemt extremisten, ongeacht hun leeftijd, geslacht, godsdienst of nationaliteit. In deze geest zou ik de leden willen verzoeken de schriftelijke verklaring nummer 93 te steunen. Ik dank u.
Martine Roure (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, deracistische activiteiten en racistische misdrijven in Europa nemen toe. Roma, migranten en alle mensen die “anders” zijn, worden nog steeds met vele vormen discriminatie geconfronteerd – op het werk, in het onderwijs, met betrekking tot huisvesting.
We kunnen niet vaak genoeg herhalen dat we een Europa willen dat geworteld is in de humanistische waarden van verdraagzaamheid en de bescherming van de grondrechten. Het kaderbesluit inzake de bestrijding van bepaalde vormen van racisme en vreemdelingenhaat – dat door een grote meerderheid van dit Huis op 29 november werd goedgekeurd – is daarom ook hard nodig. Het geeft ons de mogelijkheid om in heel Europa dezelfde maatregelen te nemen tegen racistische ideeën en haatuitingen.
Extremistische partijen profiteren van de angsten van de mensen voor de ander en voor vreemdelingen. Daarmee geven ze een simpel antwoord op de globalisering. Maar zij die de invoering van nationale preferenties als wondermiddel aanprijzen, zijn onverantwoordelijk bezig.Het werkelijke antwoord op de globalisering is gelegen in het besef van de ware dimensie van de uitdagingen waarmee de mensheid is geconfronteerd. En we hoeven niet bang te zijn om klaar en duidelijk te zeggen dat we, als we ons van de rest van de wereld afkapselen, alleen maar rampspoed zaaien.
Vălean, Adina-Ioana (ALDE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, er is in Europa sprake van een voortdurende toename van extremistische, nationalistische en populistische bewegingen die ons democratische systeem in gevaar brengen.
In een ideale wereld is democratie de regering van het volk door het volk en voor het volk. Als er sprake is van goede controle en evenwicht, is democratie in feite nog steeds het “minst slechte” politieke systeem. Maar de paradox is dat democratie, door het toestaan van populistische en extremistische meningen die het democratische systeem zelf aantasten, haar eigen ondergang in zich draagt.
In veel Europese landen zijn partijen er door middel van populistische en demagogische betogen in geslaagd zich te positioneren in het centrum van het politieke leven. De Europese geschiedenis heeft ons geleerd dat extremistische partijen, gehuld in democratische schaapskleren en met behulp van populistische en nationalistische propaganda, keer op keer van een democratie een dictatuur hebben gemaakt.
We kunnen onverdraagzaamheid het beste bestrijden door standvastig te zijn, onze democratische waarden en instellingen te verdedigen en individuele rechten, rechtvaardigheid, gelijke kansen en diversiteit te verdedigen, maar ook door uitingen die aanzetten tot haat, rassenscheiding of discriminatie strafbaar te stellen.
Robert Kennedy zei ooit dat extremisten niet gevaarlijk zijn omdat ze extreem zijn, maar omdat ze onverdraagzaam zijn. Het kwaad zit hem niet in wat ze over hun eigen zaak zeggen, maar wat ze over hun tegenstanders zeggen.
Gezonde democratieën hebben actieve burgers nodig. Democratie kan alleen functioneren als burgers zelf nadenken en hun burgerrechten en -plichten uitoefenen. Burgerschap moet opnieuw worden uitgevonden. We moeten de democratie op andere manieren aanleren. We moeten ervoor zorgen dat we met onze onderwijssystemen de ontwikkeling van een actief, kritisch en maatschappelijk betrokken burgerschap bevorderen. Een mondiale wereld kan niet zonder een burgerschap dat diversiteit huldigt en begrip en verdraagzaamheid bevordert.
Wojciech Roszkowski (UEN).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, ik heb geen idee of het politieke extremisme aan het toenemen is of niet. Ik weet echter dat we ons zowel tegen extremistische ideologieën als tegen extremistische handelingen moeten verzetten en deze moeten veroordelen. Evenwel is het Handvest van de grondrechten, dat we hier vandaag met een geweldige ceremonie hebben gevierd, geen antwoord op dat probleem, want het zorgt zelf voor nieuwe problemen.
Artikel 21 van het Handvest verbiedt discriminatie op grond van politieke overtuigingen of van welke overtuiging dan ook – ik herhaal: van welke overtuiging dan ook –, wat dan ook geldt voor extreme meningen zoals die onlangs op de televisie in Duitsland zijn geuit toen de leider van de NPD opriep tot een verandering van de grens met Polen.
Platitudes vallen meestal op de spreker zelf terug. Ik wil de voorstanders van het Handvest van de grondrechten daarom vragen hoe zij het politieke extremisme willen bestrijden als zij het tegelijkertijd beschermen.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL).-(EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet verzuimen om allereerst mijn bezorgdheid te uiten over de algemene wijze waarop de term “extremisme” hier wordt gebruikt, zonder enige definitie en zonder specifieke veroordeling van extremistische daden, met andere woorden van elke extreme vorm van onrechtmatig geweld. Er zou ook fout zijn om er niet op te wijzen dat geprobeerd wordt de burgers bewust te maken van de gevaren van radicalisering, terwijl tegelijkertijd flexibele categorieën potentiële criminelen worden gecreëerd.
Ik wil u eraan herinneren datin de recente geschiedenis, in tijden waarin de vrijheden en rechten in naam van de veiligheid, de wetshandhaving en bewaking aan banden werden gelegd en waarin vervolgingen op basis van stereotypen de kans kregen om zich heen te grijpen, ideologisch fanatisme, racisme en vreemdelingenhaat zijn toegenomen en tot onvoorstelbare misdaden hebben geleid. Dergelijke dwalingen zouden ook vandaag de dag tot een verbod van politieke partijen en vakbonden kunnen leiden, wat een zware klap voor de democratie, de rechtsstaat en de burgerlijke vrijheden zou betekenen. We moeten daarom garanderen dat de democratie niet verwordt tot een dekmantel voor de goedkeuring van strafmaatregelen. Tegelijkertijd moeten we ons erop concentreren op de bestrijding van de ware oorzaken van gewelddadige extremistische handelingen, die de menselijke waardigheid met voeten treden, omdat zij per definitie de grenzen van de vrije meningsuiting te buiten gaan.
We hebben de plicht om de strijd aan te binden met armoede, werkloosheid, materiële deprivatie, de uitbuiting van werknemers en sociale uitsluiting en voorkomen dat de toekomstige generaties, dankzij behoorlijk onderwijs en voorlichting, zich aansluiten bij van agressieve nationalistische en fascistische organisaties die zich door extremistische handelingen uiten.
Irena Belohorská (NI).-(SK) Dank u mijnheer de Voorzitter! Dames en heren, naar mijn mening is het van essentieel belang om een gezamenlijke resolutie aan te nemen over de bestrijding van extremisme, dat de laatste tijd steeds meer de kop opsteekt. Het is in zekere zin symbolisch dat dit debat plaatsvindt op de dag waarop de voorzitters van het Europees Parlement, de Commissie en de Europese Raad de bindende kracht van het Handvest van de grondrechten van de EU met hun handtekening hebben bevestigd.
We kunnen niet toelaten dat personen of extremistische organisaties burgers aanvallen. De rechten van de burgers moeten in een geciviliseerde samenleving worden gegarandeerd. De geschiedenis van Europa heeft laten zien welke vormen extremisme, militant nationalisme en ideologisch radicalisme kunnen aannemen. Het is onze plicht om op het Europese grondgebied de activiteiten van deze groeperingen en individuen consequent te volgen en er krachtig tegen op te treden.
Helaas moet ik hieraan toevoegen dat het extremisme vooral onder jongeren in Europa in opmars schijnt te zijn, Dit is het gevolg van een zekere nalatigheid van de kant van de politiek. We mogen niet vergeten dat vele politici, vanwege een gebrek aan positieve, persoonlijke kwaliteiten, hun eigen politieke carrière proberen te bevorderen door de minst opgeleide en slechtst voorgelichte delen van de samenleving op te hitsen. Daarom moeten we in overweging nemen om, zolang het nog kan, strengere wetgeving en krachtigere maatregelen in te voeren. Dit is een verantwoordelijkheid die wij gezamenlijk moeten nemen.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Pilar del Castillo Vera (PPE-DE).-(ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in dit stadium van het debat is het meeste al gezegd. Toch wil ik nog een opmerking maken over de oproep van de commissaris om over de onderliggende oorzaken van het extremisme na te denken.
Ik heb de indruk dat het probleem van het extremisme er niet zozeer in bestaat dat bepaalde groepen gewelddaden plegen. Dit is weliswaar een probleem, dat echter door de justitie moet worden aangepakt, en de daders moeten worden vervolgd, enzovoort. Er is echter sprake van een echt probleem wanneer het geweld en de ideologie daarachter op brede schaal voorkomt en dreigt een groter deel van de bevolking of delen van de bevolking te beïnvloeden. Vanuit sociale en economische gezichtspunten vormt geweld een probleem wanneer het tot bezorgdheid leidt. Als het erom gaat geweld te voorkomen, moeten we rekening houden met drie essentiële factoren.
Ten eerste heeft de commissaris kennis van de geschiedenis genoemd – ikzelf ben er van overtuigd dat het zeer belangrijk is om iets over tragedies, over successen en uiteindelijk over ons mensen te weten. Ik ben echter ook van mening dat we moeten oppassen dat we de geschiedenis niet als wapen tegen anderen inzetten om er op korte termijn politiek munt uit te slaan – iets wat momenteel in bepaalde landen gebeurt, ook in mijn eigen land, Spanje, moet ik erbij zeggen.
Ten tweede zijn er mijns inziens twee andere fundamentele aspecten die momenteel sterk onderschat worden.
In de eerste plaats onderwijs. Waarden als werk, discipline, zelfstandigheid, dat wil zeggen alle waarden die ertoe bijdragen dat jongeren als volwassenen goede burgers worden, zijn verdwenen, of raken op de achtergrond, of worden ten minste uitgehold.
Ten slotte is het in de context van de Europese Unie belangrijk dat we de omgeving, waarin we als Europeanen iets tegen de door de globalisering tot stand gekomen netwerken kunnen doen, niet afbreken.Momenteel is er, net als op bepaalde momenten in de 20e eeuw, een hoop onzekerheid, een zekere wanhoop, een zekere doelloosheid. Daarom moeten we de mensen hoop geven, een toekomstgerichte visie en een sterk leiderschap ontwikkelen, zodat iedereen het gevoel heeft bij de Europese Unie te horen.
Józef Pinior (PSE).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, het Europese continent, de landen van de Europese Unie vormen inmiddels een grondgebied waar we met gevallen van vreemdelingenhaat, extreem nationalisme, antisemitisme, racisme en islamofobie worden geconfronteerd. In Europa ontbreekt het momenteel aan de liberaal-democratische consensus die er na de Tweede Wereldoorlog heerste. De Europese politici hebben niet de politieke wil om deze problemen aan te pakken.
Het aanpakken van uitingen van racisme, islamofobie, antisemitisme en xenofobie is een taak waaraan het Europese onderwijs, de media, de kerken, sporters en vooral politici gezamenlijk moeten werken. Vaak zijn we machteloos ten aanzien van dergelijke extreme vormen van politiek. Erger nog, vele politici en politieke partijen maken voor hun eigen doeleinden gebruik van extremistische of populistische bewegingen.
Ik wil dit debat niet gebruiken om politieke punten te scoren in het Europees Parlement, maar ik zou daarvoor een groot aantal voorbeelden kunnen noemen. Nu komt het er echter op aan om op Europees niveau – met name op het gebied van onderwijs, maar ook op het gebied van sport en cultuur en in de politiek – een gemeenschappelijk beleid te formuleren ter bestrijding van het extremisme.
Sarah Ludford (ALDE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, acht jaar geleden stapte de anti-immigrantenpartij van Jörg Haider in een coalitieregering in Oostenrijk. De regeringen van de EU-lidstaten wisten zich er geen raad mee. Ten gevolge van die verwarring werd artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ingevoegd. Het is nooit toegepast en het is duidelijk dat de lidstaten er om culturele redenen moeite mee hebben elkaar te bekritiseren. Maar wanneer lidstaten elkaar ter verantwoording roepen, hebben we een proactiever peer-reviewbeleid nodig, want het is een EU-aangelegenheid als extremisten en onverdraagzame partijen in een EU-lidstaat deel gaan uitmaken van de regering.
Het strafrecht speelt, in combinatie met bepalingen die discriminatie verbieden, een belangrijke rol bij de strafbaarstelling van het aanzetten tot haat. De wet kan bijdragen tot een verandering van opvattingen en gedrag. De maatschappij geeft de grenzen van wat geaccepteerd is deels aan door middel van datgene wat ze strafbaar stelt of verbiedt. Daarom was ik zo teleurgesteld dat de Commissie kennelijk vond dat de uitzetting van Roemenen, voornamelijk Roma, door de Italiaanse regering en de daarmee gepaard gaande retoriek, in overeenstemming was met het EU-recht inzake het vrije verkeer van personen en antiracisme. Ik vond persoonlijk van niet.
Maar de wet heeft terecht ook haar grenzen. De kwestie of het ontkennen van de holocaust wel of niet strafbaar moet worden gesteld, is in Europa bijvoorbeeld zeer controversieel. Het was, mijns inziens, terecht dat de onlangs aangenomen EU-wetgeving die het aanzetten tot op ras of godsdienst gebaseerde haatgevoelens verbiedt, de afzonderlijke lidstaten op dat punt vrijlaat. In mijn eigen land geven we er de voorkeur aan en is het de gewoonte om mensen zoals David Irving zichzelf te laten diskwalificeren door de absurditeit van hun historisch onjuiste standpunten en hen door middel van krachtig debat te weerspreken.
Degenen van ons die behoren tot de mainstream-partijen, hoeven zich niet geïntimideerd te voelen door de schurken en bullebakken van extreemrechts of -links of fundamentalisten van welke pluimage ook. De liberaaldemocraten –ik gebruik de term met een kleine “l” – van alle democratische partijen hebben net zo veel vertrouwen en geloven net zo vurig in ons streven naar een edelmoedige, geïntegreerde, Europese visie als zij in hun zelfzuchtige onverdraagzaamheid. Laten we dat voordurend uitdragen.
Leopold Józef Rutowicz (UEN).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, extremisme is een verschijnsel dat door politici wordt bevorderd die racisme, nationalisme en vreemdelingenhaat voor hun karretje spannen. Het extremisme maakt, om zijn doeleinden te bereiken, vaak gebruik van terrorisme.
Extremisme zorgt niet voor saamhorigheid onder mensen en groepen van de samenleving, maar voor verdeeldheid. Extremisme is de vijand van de democratische samenleving. Het druist in tegen de fundamentele waarden van de Europese Unie, een gemeenschap van mensen die zich tegen haat uitspreken en tegen de oorlog die in het Europa van de 20e eeuw tientallen miljoenen het leven heeft gekost.
De grootste terroristische organisatie, Al-Qaida, die gebaseerd is op extremisme en het gebruik van terrorisme voor politieke doeleinden, is inmiddels in staat zwakke democratieën te vernietigen en de politieke macht te veroveren.
Ik steun deze resolutie, die ten doel heeft de Europese instellingen op te roepen tot het nemen van verdere maatregelen tegen terrorisme en extremisme.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL).-(EL) Mijnheer de Voorzitter, de opkomst van extreem-rechtse fascistische groeperingen en organisaties in Europa is geen toeval, zij is het resultaat van het tegen het volk gerichte, reactionaire en imperialistische beleid van de Europese Unie. Dit beleid, dat volledig wordt beheerst door het beginsel van winstmaximalisering voor de Europese monopolies, draagt door de accumulatie van enorme rijkdommen op basis van de genadeloze uitbuiting van de arbeidersklasse bij tot de verspreiding van armoede, ongelijkheid en uitsluiting en ondermijnt de positie van het arbeidersgezin en verergert de problemen van de arbeidersklasse.
Onder deze omstandigheden– in gemarginaliseerde delen van de samenleving of in maatschappelijke kringen met een beperkt politiek bewustzijn en weinig politieke ervaring – kunnen extreem-rechtse en fascistische opvattingen, die in een populistisch, demagogisch jasje zijn gestoken, vaste voet krijgen. Vandaag de dag is er meer voedingsbodem voor het ontstaan en de groei van dergelijke groeperingen vanwege anticommunistische hysterie, pogingen om de geschiedenis te herschrijven, de schaamteloze poging om het enorme aandeel van de Sovjet-Unie in de overwinning op het fascisme te loochenen en om het communisme gelijk te stellen aan nazisme en fascisme. Dit is bijvoorbeeld het geval met de erkenning en legitimiteit die door de regeringen van de Baltische staten wordt verleend aan lokale fascistische groeperingen, die hebben gecollaboreerd met de SS en de nazi’s die tijdens de Tweede Wereldoorlog in deze landen waren gestationeerd.
Fascisme, racismeen vreemdelingenhaat zijn de andere kant van de medaille.Het zijn effecten van het kapitalistische systeem, dat deze fascistische groepen voortbrengt, voedt en bevordert. Daarom beschouwen wij de vermeende bezorgdheid over de opkomst van extreem-rechtse en paramilitaire organisaties in Europa als huichelarij, en wij verwerpen elke poging om de klassenstrijd, de strijd van de arbeiders en de volksbeweging en de communistische leer met extremistische ideologieëngelijk te stellen als een onaanvaardbare poging om paniek te zaaien onder de bevolking.
Nickolay Mladenov (PPE-DE).-(BG)Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, deze dag laat zien dat het Europees Parlement niet alleen de rechten van de meerderheid garandeert, maar ook die van hen die een andere mening zijn toegedaan. Want als de nationalisten in deze zaal hun doelen zouden bereiken, zou geen van ons het recht hebben om, zoals zij dit vandaag hebben kunnen doen, een afwijkende mening te uiten. We zullen onverdraagzaamheid en extremisme met argumenten overwinnen, in plaats van met emoties, met feiten in plaats van met geschreeuw. Jammer genoeg luistert er alleen niemand als we het over de feiten hebben. Dat is betreurenswaardig.
Toch hoop ik dat onze aanhangers, onze kiezers in de lidstaten, nauwlettend zullen luisteren naar hetgeen ook commissaris Frattini heeft verteld. In de eerste plaats: onverdraagzaamheid en extremisme ontstaan wanneer het verleden in vergetelheid raakt. We moeten ons aan het verleden herinneren en aan de twee dictaturen waaronder Europa heeft geleden. Daarom doe ik een beroep op de Commissie en op ons allemaal: laten we de geschiedenis van Europa in herinnering brengen en binnen de programma’s van de Europese Unie meer mogelijkheden scheppen om projecten te financieren die erop zijn gericht onze herinnering aan het verleden levendig te houden. Ten tweede moeten we erop letten de burgers bij het politieke proces te betrekken.
Collega’s, ten dele hebben we het nationalisme en de vreemdelingenhaat in Europa aan onszelf te wijten. Velen van ons zijn als bureaucraten gaan spreken, in plaats van als politici. Zij kennen de taal niet meer die de kiezers verstaan, maar spreken alleen nog de taal van de instellingen. Laten we hiervan in dit debat een punt maken, teneinde het probleem, dat met name in de nieuwe lidstaten bestaat, te overwinnen. Laten we de bestaande problemen benoemen en rechtstreeks aanpakken. Want vaak winnen politieke partijen de verkiezingen met beloftes die zijn achteraf niet nakomen, en vervolgens zijn ze er dan verbaasd over dat ze te maken krijgen met extremisme en ontevreden burgers. Wij in het Parlement hebben allen tezamen de verantwoordelijkheid om ook iets te ondernemen tegen opkomend extremisme en onverdraagzaamheid in het oosten van de Europese Unie, die een gevaar vormen voor ons allen. Ik dank u voor uw aandacht.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE).-(HU)Mijnheer de Voorzitter, over het algemeen volstaat het niet om het extremisme te bestrijden. Iedereen moet optreden tegen de nationalistische en extremistische tendensen in zijn eigen land. Ten eerste moet iedereen de extremistische nationalisten in eigen land veroordelen en zich van hen distantiëren. Dit is van uiterst groot belang, en dit debat heeft ook aangetoond dat extremisme tegelijkertijd met behulp van directe én indirecte instrumenten moet worden bestreden.
Er moeten directe instrumenten worden toegepast om uitingen te vervolgen die tot haat aanzetten. Sommigen doen een beroep op de vrijheid van meningsuiting en zeggen dat dergelijke uitingen niet door middel van het strafrecht kunnen worden tegengegaan, maar ik heb het gevoel dat we nog niet voor het juiste evenwicht hebben gezorgd. De democratische krachten moeten het goede voorbeeld geven, met name aan extreem-rechts, en de democratische rechtervleugel heeft een bijzondere verantwoordelijkheid om zichzelf te distantiëren van de extreem-rechtse verschijnselen die Europa onveilig maken.
Daarnaast hebben sommige leden gesproken over het feit dat we ook met behulp van indirecte instrumenten moeten reageren, aangezien de oorzaak van vele extremistische incidenten gelegen is in sociale onzekerheid of onzekerheid met betrekking tot de nationale identiteit.
Sophia in 't Veld (ALDE).-(NL)Voorzitter, extremisten zijn van alle tijden, maar de laatste jaren bepalen ze de toon en de inhoud van de politieke agenda. Democratische mainstream-partijen durven veel te weinig afstand te nemen van extremisten uit angst voor kiezersverlies en zo worden extremisme en intolerantie sluipenderwijs politiek aanvaardbaar.
En nu nog iets anders. Naast racisme en nationalisme is er ook extremisme tegen bijvoorbeeld vrouwen en homoseksuelen - daar hebben we het nog niet over gehad vandaag - vaak gebaseerd op religieuze opvattingen. Ik schrik ervan als ik zie dat er partijen zijn met regeringsverantwoording, regeringsmacht, of partijen die in parlementen zitten - ook in mijn eigen land - die discriminatie van vrouwen, homo’s en andersgelovigen propageren.
En dan zeg ik hier tot slot maar eens iets provocerends, Voorzitter. Hoeveel waardering ik ook had voor de interventie van de heer Ryan, ik ben er persoonlijk geen groot voorstander van dat leiders van grote godsdiensten hier in het plenum speeches komen houden, zolang ze geen afstand nemen van hun discriminatoire opvattingen over vrouwen en homo’s.
Jan Tadeusz Masiel (UEN).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, om extremisme te kunnen bestrijden en de aanhang van de extremistische partijen te kunnen verkleinen moeten we beter naar de burgers luisteren in kwesties die hun aan het hart gaan, en moeten we de onderliggende oorzaken van extremisme analyseren.
Indien de burgers van Europa op extremistische partijen stemmen, betekent dit dat een groot deel van de samenleving niet het gevoel heeft dat de mensen die aan de macht zijn naar hen luisteren. Ik wil het extremisme niet verdedigen, maar het valt immers ook niet uit de lucht.In Frankrijk heeft Nicolas Sarkozy dit begrepen. Door kwesties als immigratie en de toetreding van Turkije op een eerlijke en moedige manier te benaderen is hij erin geslaagd de extremistische partijen dewind uit de zeilen te nemen. Ik zou de Commissie willen adviseren het Franse voorbeeld te volgen.
Adrian Severin (PSE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, de ene burgemeester scheldt op immigranten en beweert dat immigratie een bron van onveiligheid is; de andere burgemeester verklaart zijn stad vrij van buitenlanders; een staatshoofd noemt het Parlement een bende bandieten, zet de bevolking ertoe aan tegen de wetgevende macht in opstand te komen en verheerlijkt een democratie zonder oppositie en zonder partijen.
Vandaag vroeg een groep parlementsleden, als een stel relschoppers, om een rechtstreekse zogenaamde “populaire democratie” waarbij verkiezingen worden vervangen door referenda. Een vooraanstaande volksleider spreekt zijn steun uit voor de gewelddadige groeperingen die het parlementsgebouw van een democratische staat bestormden en vroegen om een herziening van de vredesverdragen.
Een aantal journalisten spuit elke dag – soms in politiek correcte bewoordingen – xenofobische, antiparlementaire, antipluralistische, anti-Roma, anti-islamitische, exclusivistische, onverdraagzame, discriminerende en chauvinistische standpunten.
Een minister vroeg de Europese Commissie geld beschikbaar te stellen om een bepaalde ongewenste etnische gemeenschap te concentreren in de armste landen van de EU.
Dit zijn allemaal feiten die in de Europese Unie plaatsvinden en die worden gepleegd door personen die beschouwd worden als democratische leden van de democratische mainstream-partijen. Vandaag veroordelen we hier de extremistische partijen en hun organisatie. Dat doen we omdat zij onverdraagzaamheid uitdragen en onverdraagzaamheid moet niet worden getolereerd. Maar hoe zit het met de katalysatoren, de populisten vermomd als democraten die, doordat ze de democratische instellingen verzwakken en de democratische beginselen relativeren, een optimaal klimaat voor extremisten scheppen?
Als we alleen maar blijven praten over symptomen en daders en zwijgen of passief blijven als het gaat over de oorzaken en de katalysatoren, brengen we onze waarden in gevaar. Zover mag het niet komen.
Inger Segelström (PSE).-(SV)Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik alle partijen dank zeggen voor deze resolutie. Vandaag de dag heeft elk EU-land te maken met rechts-extremisme, ook mijn land, Zweden. Bij de meest recente gemeenteraadsverkiezingen hebben de Sverigedemokraterna (de Zweedse Democraten) zetels gewonnen in twee derde van de gemeenten. Vermoedelijk streven zij binnenkort naar zetels bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009 en bij de Zweedse parlementsverkiezingen in 2010. De parlementariërs in Zweden hebben ondersteuning nodig, om dat te bemoeilijken, net zoals anderen in andere landen hulp nodig hebben om de verspreiding van het rechts-extremisme, dat overal in Europa in opmars is, tegen te houden.
Europa heeft democratische partijen nodig met programma’s die gericht zijn op alle mensen, en niet alleen op een kleine club. Tijdens de verkiezingen van 2006 hadden de Zweedse sociaal-democraten de leus “Iedereen hoort erbij”, en dit wordt in dit debat steeds belangrijker, aangezien de partijen en groeperingen waar we hier over discussiëren, programma’s hebben die de fundamentele waarden van de EU en de gelijkwaardigheid van alle mensen niet respecteren. Voor mij als lid van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken is de benadering op het gebied van het asiel- en vluchtelingenbeleid absoluut cruciaal. De extreem-rechtse partijen zijn zowel tegen een open Europa als tegen de ontwikkeling van de EU.
In plaats daarvan pleiten zij voor landen met gesloten grenzen. Dit is een dreiging die ik in Zweden waarneem en die ik, net als u, in de hele EU waarneem. Ik wil nog één opmerking over de resolutie maken. Extremistische groepen maken onder kinderen en jongeren propaganda in de vorm van “white power”-muziek. De media en communicatietechniek zijn middelen die zij voor deze propaganda gebruiken, die de school, het gezin, de verdere opleiding en onze politieke waarden ondermijnen. Het is van groot belang dat wij, als gekozen afgevaardigden, onze stem in dit debat laten horen. Daar moeten we nu al mee beginnen en mee doorgaan tot de verkiezingen in 2009. Laten we deze resolutie toejuichen.
(Applaus)
Kostas Botopoulos (PSE).-(EL) Mijnheer de Voorzitter, de democratie in Europa is bedreigd, en ik betwijfel of we dit allemaal wel beseffen. De dreiging gaat niet zozeer uit van de verspreiding van extreem-rechtse ideeën, maar veeleer van de omzetting van deze ideeën in extreem-rechtse methoden, met andere woorden van de toepassing van bruut geweld die in de activiteiten van de paramilitaire extreem-rechtse organisaties valt te bespeuren.
We moeten daarom een belangrijk onderscheid maken: aan de ene kant bestrijden wij opvattingen waar wij het niet mee eens zijn, opvattingen die in Europa nationalisme en racisme bevorderen, vreemdelingenhaat, de onderdrukking van vrouwen, de onderdrukking van minderheden. Wij bestrijden deze opvattingen met onze eigen opvattingen en door de oorzaken te bestrijden, de politieke oorzaken, die vooral in het probleem van de diversiteit gelegen zijn – in het feit dat de Europese burgers de diversiteit niet aanvaarden, het beleid dat diversiteit bevordert niet aanvaarden en Europa zelf niet aanvaarden.
Aan de andere kant bestrijden we, ook met strafrechtelijke middelen, de verspreiding van deze opvattingen die in de vorm van gewelddadige handelingen plaatsvindt. Vanuit dit oogpunt meen ik dat deze zeer evenwichtige resolutie van alle democratische fractieseen groot moment is voor ons Parlement – vooral na de gebeurtenissen van vandaag – en ik ben trots dat deze resolutie werd geïnitieerd door onze Sociaal-democratische Fractie.
Ana Maria Gomes (PSE).-(PT) Op 6 september zijn ongeveer 20 graven op de Joodse begraafplaats van Lissabon geschonden en met hakenkruizen besmeurd. De twee daders zijn gearresteerd. Zij zijn leden van de Frente Nacional, het Nationaal Front, een extreem-rechtse Portugese skinhead-organisatie die openlijk tot een rassenoorlog en gewelddaden oproept om de heerschappij van het blanke ras te waarborgen. Dit geval en soortgelijke verschijnselen, zoals de anti-islamitische hysterie in sommige Europese landen en het racistische geweld dat onlangs is ontbrand tegen de Roma-minderheid in Italië, tonen aan dat vreemdelingenhaat en gewelddadig racisme in onze samenleving een feit zijn en dat wij het ons niet kunnen permitteren daarvoor de ogen te sluiten.
In het geval van Portugal neigden de autoriteiten er in eerste instantie toe de zaak te bagatelliseren en te verklaren dat antisemitisme wezensvreemd was aan het vermeende tolerante karakter van de Portugese samenleving. Maar de aanwezigheid van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken op de Joodse begraafplaats tijdens een symbolische schoonmaakactie en de publiciteit die deze demonstratie van solidariteit in de Portugese media kreeg, zijn een voorbeeld voor Portugal en andere landen. Het extremisme in Europakan alleen doeltreffend worden bestreden indien de vertegenwoordigers van de politieken de media verantwoordelijkheid nemen door zichtbaarheid te geven aan dit soort misdrijven en deze te veroordelen als directe en fundamentele aanval op het wezen van de democratie, van Europa en de humaniteit.
Pierre Schapira (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het toenemend extremisme in Europa is beslist uiterst zorgwekkend, en alle Europese instellingen moeten in actie komen om de groei van deze extreem-rechtse bewegingen tegen te gaan, die een steeds grotere bedreiging vormen omdat zij niet alleen dubieuze waarden verspreiden, maar ook vanuit hun racistische ideologie meer en meer de aanval openen op de mensenrechten. Deze gevaarlijke trend in de Europese Unie is onaanvaardbaar!
Naar mijn mening moet de Commissie op twee fronten actie ondernemen, conform de ideeën die zijn omlijnd in de schriftelijke verklaring en in de resolutie van de PSE over dit onderwerp. De Commissie dient op positieve wijze met de lidstaten samen te werken om aan de ene kant geschikte politieke en juridische middelen aan te wijzen om de mensenrechtenschendingen aan te pakken, en om aan de andere kant extremisme te voorkomendoor de burgers, met name jongeren, bewuster te maken van de fundamentele waarden van de Unie. Bovendien is het van essentieel belang om ervoor te zorgen dat Europese gelden niet kunnen worden gebruikt door instellingen of organisaties die waarden bevorderen of uitingen doen die mensen tot xenofoob en racistisch geweld aanzetten.
Ik wil u hier aan het geval van Radio Maria in Polen herinneren, een radiostation dat, hoewel het berucht was voor de verspreiding opvattingen die tegen de mensenrechten indruisen, een aanvraag indiende voor Europese subsidies. Ik wil daarom deze gelegenheid aangrijpen om er in aanwezigheid van de commissaris nogmaals op aan te dringen dat geen Europese middelen naar media gaan die als platform voor racistische ideeën dienen waarvan de impact op het publiek zeer gevaarlijk kan zijn.
Franco Frattini,lid van de Commissie. −(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik acht het debat van vandaag van buitengewoon groot belang – van buitengewoon groot belang en ook van een hoog politiek niveau – en daarom wil ik alle sprekers danken, ook diegenen met wie ik het niet eens ben en niet eens kan zijn. Sommige sprekers hebben zich afgevraagd of het wel nodig en belangrijk is om deze kwestie in dit Huis aan de orde te stellen. Ik ben er echter van overtuigd dat dit zeer belangrijk was.
Er werd ook een kwestie aangekaart die ongetwijfeld van groot politiek belang is: het vinden van een evenwicht tussen het recht onze mening vrijelijk te uiten, wat een van de rechten is die door het Handvest van de grondrechten worden erkend, en andere grondrechten, zoals de menselijke waardigheid, gelijkheid en non-discriminatie.Ik zou willen zeggen dat diegenen die deze kwestie aan de orde hebben gesteld en het standpunt innemen dat de vrijheid van denken aanstoot kan geven en waarden kan propageren die tegen de grondrechten van het individu indruisen, een verkeerd beeld geven van de vrijheid van denken.
Ik zeg altijd wat ik denk, ook al heb ik een andere mening dan diegenen die eerder aan het woord waren. Iemand heeft gezegd: Indien de burgers zich in een referendum tegen het Handvest van de grondrechten uitspreken, is dat een uiting van vrijheid. Ik ben het daar niet mee eens, omdat de oproep tot een referendum over het Handvest van de grondrechten een oproep tot een referendum tegen de burgers zou zijn, aangezien de burgers duidelijk de houders en de subjecten van de grondrechten zijn waarvoor wij voortaan moeten instaan. Ik ben het er niet mee eens, niet omdat ik dat beginsel wil weerleggen, maar omdat diegenen die de grondrechten verdedigen geen extremisten zijn, terwijl diegenen die de grondrechten schenden en loochenen, diegenen die zich voor het recht uitspreken om het gepeupel op te hitsen of geweldplegers ertoe aan te zetten Joodse graven te verwoesten, wel extremisten zijn. Dat is geen vrijheid van meningsuiting, dat is geweld, en dat moet door de politiek worden uitgebannen en strafbaar worden gesteld. Dit zijn, in mijn opinie, twee maatregelen waarop Europa vastberaden moet aandringen.
We mogen het probleem niet bagatelliseren. We mogen niet geloven dat we één enkele gebeurtenis niet zo serieus hoeven te nemen omdat het een gebeurtenis is die op zichzelf staat, want als deze ene gebeurtenis een symptoom van racisme en onverdraagzaamheid is, van een diepgevoelde minachting voor menselijke waarden, moeten we ons ook zorgen maken over die ene gebeurtenis, dat ene geval van geweld.
Velen van u hebben een ander punt van groot belang aangestipt: kan de verspreiding van racistische opvattingen door politieke krachten in naam van de vrijheid van politieke overtuiging worden getolereerd? Omdat zij door de burgers gekozen zijn hebben politici volgens mij een bijzondere verantwoordelijkheid en mogen zij de massa niet ophitsen tegen andere burgers of andere personen: dit is een kwestie van persoonlijke verantwoordelijkheid.
Naar mijn mening is het moeilijk, en ik zeg dit in alle openheid, om een verregaand onderzoek door de justitiële of politiële autoriteiten of de geheime diensten te laten instellen naar een bepaalde andere partij. Wanneer echter een partij publiekelijk verkondigd de superioriteit van het eigen ras in ere te willen herstellen, is dat geen vrije meningsuiting, maar een aanval op een van de fundamenten van Europa. Daarom zijn repressieve maatregelen in een dergelijk geval gerechtvaardigd en kan er geen sprake zijn van censuur of van een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting.
Ik verdedig het recht van diegenen die het niet met mij eens zijn, om te zeggen wat zij willen zeggen, maar ik kan niet het recht van diegenen die het niet met mij eens zijn, verdedigen om de massa of bepaalde personen op te hitsen tot moord en doodslag! Dat laatste heeft niets, maar dan ook met de vrijheid van meningsuiting of overtuiging te maken!
Daarom is de kwestie die hier vandaag aan de orde is een kwestie van centraal belang, en ik zal dezelfde soort argumenten gebruiken wanneer wij over een bijzonder weerzinwekkende vorm van extremisme debatteren, namelijk het terrorisme, omdat we in geen geval een lijn kunnen trekken tussen uitingen van rassenhaat en de overtuiging van diegenen die vinden dat het vermoorden van mensen door middel van terroristische aanslagen een legitiem antwoord is op de problemen van de samenleving. Dit zijn allebei kwesties die – naar mijn mening – via onderwijs en preventie, door de bevordering van verdraagzaamheid en door het gebruik van wets- en wetshandhavingsinstrumenten op Europees niveau moeten worden bestreden. We kunnen pas tevreden zijn als we er zeker van zijn dat er in Europa geen plaats is voor racisten, fanatici en terroristen.
De Voorzitter. − Ik heb vijf
ontwerpresoluties(1)ontvangen die zijn ingediend conform artikel 103, lid 2 van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 13 december 2007.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Glyn Ford (PSE), schriftelijk.–(EN) Ik stem met enige tegenzin vóór deze resolutie. De resolutie handelt over een belangrijk onderwerp waaraan ik in dit Parlement al werk sinds ik voor het eerst werd gekozen. Dat was in 1984, toen ik de eer had voorzitter te zijn van de enquêtecommissie van het Parlement inzake het toenemende racisme en fascisme in Europa.
Ik ben bezorgd dat deze resolutie zo zwak is dat personen die in de jaren tachtig van de vorige eeuw lid waren van neofascistische partijen zoals de Movimento Sociale Italiano, vandaag vóór de resolutie kunnen stemmen en deze kunnen tekenen. Met zo’n basis moet het wel een ondeugdelijke resolutie zijn.
Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk.–(HU)De extremistische bewegingendie in heel Europa steeds sterker worden geven aanleiding tot ernstige bezorgdheid, aangezien hun politieke activiteiten gebaseerd zijn op het aanzetten tot haat jegens de meest kwetsbare groepen van de samenleving en aangezien zij onverdraagzaamheid en sociale uitsluiting propageren. Dergelijke ideeën zijn onverenigbaar met de Europese waarden, de menselijke waardigheid, de in de oprichtingsverdragen van de Unie verankerde gelijke rechten en fundamentele vrijheden en de basisbeginselen zoals die zijn geformuleerd in het Handvest van de grondrechten dat hier vandaag is geproclameerd. Dergelijke bewegingen en de opvattingen die zij verkondigen zorgen voor angst onder minderheden en onder de gezagsgetrouwe, democratische meerderheid van de burgers. Vanwege de toenemende verspreiding van extremistisch gedachtegoed in de media zijn ongegronde generalisaties en verdraaide halve waarheden niet alleen onaanvaardbaar, maar ook gevaarlijk, aangezien zij vooroordelen en gevallen van discriminatie in de hand werken en de oplossing van maatschappelijke problemen nog verder bemoeilijken.
Ik wil u daarna wijzen op het toenemende aantal gevallen van zigeunerhaat. Er zijn meer dan tien miljoen zigeuners in Europa. Zij vormen de grootste en tegelijkertijd meest kwetsbare etnische minderheid in Europa, en hun situatie is in de afgelopen jaren niet alleen niet beter geworden, maar is in vele gebieden voelbaar verslechterd. De Europese instellingen en de maatschappelijke organisaties hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid om een oplossing te vinden voor de problemen van werkloosheid en troosteloze armoede en om een eind te maken aan de segregatie van Roma op het gebied van huisvesting en in het onderwijs. De oplossing van deze problemen is momenteel het dringendste minderhedenvraagstuk voor de Europese Unie.
Magda Kósáné Kovács (PSE), schriftelijk.–(HU)De extremistischepartijen die in vele lidstaten van de Unie en voor enige tijd zelfs in het EP zetels winnen, zijn in de Europese politiek niet aanvaardbaar. De bestrijding van deze partijen is een zaak van de hele samenleving in de Europese Gemeenschap, ook al weten we dat burgers die anders om democratie en mensenrechten roepen zich stilletjes ook schuldig maken aan alledaags racisme en alledaagse vreemdelingenhaat.
Vooral jongeren, voor wie niet alleen de holocaust maar ook de val van de Muur lang geleden is, lopen een groot risico. Het Europa zonder grenzen overschat het gevoel tot een natie te behoren, en het is gemakkelijk om hun zelfs extreme ideeën in te prenten. Tot dusver volgt de Europese wetgeving de nationale maatregelen: zij gaat niet verder dan deze en geeft ook niet de toon aan. Het probleem vergt echter meer dan alleen een politieke en wettelijke reactie; we moeten daarom niet alleen doelstellingen formuleren, maar er moeten ook reacties komen van maatschappelijke organisaties en de kerken die de Europese waarden uitdragen en een rol spelen in de samenleving.
Paus Johannes Paulus II heeft zich bijvoorbeeld bij tal van gelegenheden tegen racisme en vreemdelingenhaat uitgesproken en vond dat religie de taak had de waarheid de vrede onder de mensen, de vergevensgezindheid, het leven en de liefde te dienen: met andere woorden alle waarden die deze radicale groeperingen niet vertegenwoordigen, of hooguit in extreme zin.
Ik zou de Voorzitter van het EP en de leden van de Commissie willen verzoeken om de kerken in de dialoog die met hen wordt gehouden op te roepen tegen extremisme op te treden en zich van ondersteunende handelingen te onthouden.
Katalin Lévai (PSE), schriftelijk. –(HU)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, extremistischeideeën en organisaties zijn een zorgwekkend verschijnsel geworden in ons alledaagse leven, en dit valt, vrijwel zonder uitzondering, overal te constateren. Het basisbeginsel van de grondleggers van de Europese integratie was de vrijheid van denken en van meningsuiting. Inmiddels zijn dit onze fundamentele waarden. Een echte democratie garandeert ook de vrijheid van meningsuiting, die echter de vrede en het menselijk leven niet mag belemmeren of in twijfel mag trekken. Dit hebben wij vandaag bereikt. Noch mogen wij toelaten dat ideeën die ooit tot de holocaust en tot haat tussen de naties en de volkeren hebben geleid, een platform of in organisaties gestalte krijgen. In tal van landen zoekt en vindt extreem-rechts de bron van zijn oplossingen voor onze maatschappelijke problemen in segregatie en in het aanzetten tot haat, in plaats van in sociale verzoening en integratie. De Europese Unie moet, als de ware garant voor de mensenrechten en humanitaire bescherming, er alles aan doen dat deze ideeën en organisaties worden teruggedrongen en zelfs uit ons alledaagse leven verdwijnen als dit op grond van hun agressie, die de samenleving in beroering brengt, noodzakelijk is.
Ik wil de Unie ook adviseren om in haar communicatiebeleid meer aandacht te besteden aan voorlichting. Helaas zijn vele lagen van de maatschappij, in de eerste plaats door onwetendheid, gevoelig voor extremistische en populistische uitingen. Vooral de jongere generatie is hier ontvankelijk voor, aangezien zij nog niet over de nodige historische ervaring beschikt om het juiste pad te vinden. Het is onze taak om hen hierbij te helpen. Als we dit opgeven brengen we de grondvesten van onze samenleving in gevaar.
Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk.–(RO)Europese Unie moet alle vormen van extremisme bestrijden, aangezien dergelijke activiteiten indruisen tegen de beginselen van vrijheid, democratie en eerbiediging van de mensenrechten, die het fundament van de Unie vormen. Daarom mogen de op Europees niveau genomen maatregelen ter bestrijding van extremisme en terrorisme de grondrechten van de burgers niet aantasten. Extremistische bewegingen van paramilitaire groeperingen, ultranationalisme, vreemdelingenhaat, oproepen tot geweld en lokale etnische en religieuze conflicten vormen een gevaar voor de stabiliteit van de Europese Unie, die gekenmerkt is door een grote verscheidenheid aan culturen en tradities in de lidstaten. Deze moeten zich gezamenlijk inspannen om extremistische handelingen tegen te gaan en de aanstichters en organisatoren van dergelijke handelingen op te sporen. Het Europees Bureau voor de grondrechten komt eveneens een belangrijke rol toe bij het voorkomen van racisme en vreemdelingenhaat en bij het scheppen van een veilig klimaat op het grondgebied van de Unie.
Dialoog, onderwijs en publieke voorlichting over de bevordering van verdraagzaamheid en de bestrijding van racisme zijn belangrijke elementen die tot het uitdragen van de beginselen van vrijheid en democratie bijdragen. De lidstaten dienen tevens samen te werken en zich in te spannen om gemarginaliseerde sociale en etnisch-culturele groepen van de samenleving te integreren, zodat de strijd tegen discriminatie en tegen het aanzetten tot geweld voor etnische en politieke harmonie in de Europese Unie zorgt.
13. Montenegro - Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EG en Montenegro (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
–de verklaring van de Commissie inzake Montenegro,
– de door Marcello Vernola, namens de Commissie buitenlandse zaken, opgestelde aanbevelingbetreffende het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie betreffende de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (COM(2007)0350 – C6-0463/2007 – 2007/0123(AVC)).
Olli Rehn,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Vernola voor dit zeer degelijke verslag, dat zo meteen in een zeer cruciaal stadium van onze betrekkingen met Montenegro wordt aangenomen.
Ik zal eerst stilstaan bij het Europese perspectief voor de westelijke Balkan. Tijdens de Raad van Europese ministers van Buitenlandse Zaken afgelopen maandag werd opnieuw bevestigd dat de toekomst van de westelijke Balkan in de Europese Unie ligt. Als bewijs hiervan hebben we de afgelopen twee maanden een stabilisatie- en associatieovereenkomst met Montenegro gesloten en SAO’s geïnitialiseerd met Servië en Bosnië-Herzegovina.
Ik dank het Portugese voorzitterschap voor haar belangrijke bijdrage aan deze bemoedigende stappen. Ik hoop dat we de twee laatstgenoemde overeenkomsten spoedig kunnen tekenen, zodra deze twee landen aan de voorwaarden hebben voldaan.
Montenegro heeft sinds de onafhankelijkheid veel vooruitgang geboekt, onder andere ten aanzien van de totstandbrenging van soepeler, goed functionerende betrekkingen met Servië. Natuurlijk hebben we op 15 oktober van dit jaar tijdens de Europese reis van Montenegro een beslissende stap genomen toen we de SAO met het land tekenden. Ik verwelkom de unanieme ratificatie van de SAO door het Montenegrijnse Parlement kort daarna. De SAO biedt een stabiel kader voor economische, politieke en institutionele ontwikkeling in Montenegro en is een belangrijke stap op weg naar de Europese integratie van het land, mits de overeenkomst naar behoren ten uitvoer wordt gelegd.
Een andere positieve ontwikkeling die ik toejuich is de grondwet van Montenegro die enkele dagen na de ondertekening van de SAO werd aangenomen. De nieuwe grondwet, die in grote lijnen in overeenstemming is met de Europese normen, helpt de democratische instellingen in het land te versterken. De volledige tenuitvoerlegging ervan zal verdere inspanningen en vastberadenheid vergen.
In het periodieke voortgangsverslag van de Commissie, dat op 6 november is aangenomen, worden deze positieve ontwikkelingen benadrukt. Montenegro wordt geprezen voor het feit dat het na de onafhankelijkheid heeft gezorgd voor het noodzakelijke juridische en institutionele kader. Ook wordt in het verslag onderstreept dat Montenegro voortgang heeft geboekt bij de voorbereidingen op de tenuitvoerlegging van de SAO en het versterken van de bestuurlijke capaciteit. We wijzen in ons voortgangsverslag ook op bepaalde belangrijke uitdagingen waarvoor Montenegro de komende jaren zal worden gesteld. De bestuurlijke capaciteit van Montenegro blijft bijvoorbeeld vrij zwak en om die reden zullen bestuurlijke hervormingen op alle niveaus nodig blijven. Inzake de bestrijding van corruptie moet met spoed actie worden genomen om tot concrete, tastbare resultaten te komen. Witwaspraktijken en de georganiseerde misdaad vormen nog steeds knelpunten. Deze worden, terecht, ook in uw verslag naar voren gebracht.
De nieuwe grondwet vergroot de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht door de vorming van een nieuw constitutioneel orgaan, de Raad voor de rechterlijke macht, die zal worden belast met het aanstellen en ontslaan van rechters. De regering heeft ook een gerechtelijke hervormingsstrategie aangenomen voor de periode 2007-2012. De tenuitvoerlegging hiervan zal zeker een grote uitdaging worden maar het is duidelijk dat Montenegro de onafhankelijkheid, controleerbaarheid en professionaliteit van zijn rechters en aanklagers moet garanderen.
Montenegro neemt actief deel aan regionale samenwerking. Het heeft goede betrekkingen met zijn buurlanden. De meeste kwesties met Servië die speelden na de onafhankelijkheid, zijn opgelost. Montenegro benadert de kwestie rond de status van Kosovo ook op constructieve wijze en zit daarbij op één lijn met het standpunt van de EU.
De nadruk zou nu moeten liggen op de volledige tenuitvoerlegging van de interimovereenkomst betreffende de voorbereidingen op de volledige SAO en op de aanbevelingen van het Europees partnerschap. Montenegro moet een degelijke staat van dienst gaan opbouwen op het gebied van tenuitvoerlegging en hervormingen. Het land heeft een zeer goed begin gemaakt met het stabilisatie- en associatieproces en ik hoop dat het op deze positieve wijze doorgaat.
We verheugen ons er zeer op nog hechter met de regering van Montenegro, het parlement, andere instellingen en het maatschappelijk middenveld van het land samen te werken aan de Europese hervormingsagenda van het land. Tot mijn vreugde kan ik u mededelen dat de nieuwe delegatie van de Commissie sinds 1 november operationeel is en zich erop voorbereidt het werk van the Europees Bureau voor wederopbouw op termijn over te nemen, zoals voorzien. Montenegro ontvangt de komende periode van drie jaar tot 2009 naar verwachting bijna honderd miljoen euro op grond van het instrument voor pre-toetreding. Deze fondsen bieden Montenegro steun op het terrein van de rechtsstaat, het versterken van de bestuurlijke capaciteit en de tenuitvoerlegging van de SAO. Economische en sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld zullen zeker ook prioriteit krijgen. Ik vertrouw er dus op dat we kunnen rekenen op de volledige steun van het Europees Parlement, die, zoals altijd, van cruciaal belang is.
Bernd Posselt (PPE-DE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, dit agendapunt was aangekondigd als debat of als verklaringen van de Raad en de Commissie. Ik wilde alleen vragen waar de Raad is en of hij tenminste tijdens het vragenuur aan de Raad of zelfs in de loop van dit debat weer vertegenwoordigd zal zijn.
De Voorzitter. − De diensten delen mij mee dat het debat bij besluit van de Conferentie van voorzitters in deze vorm plaatsvindt, aangezien de Raad momenteel bezig is met de voorbereidingen voor de bijeenkomst van de Raad die morgen in Lissabon wordt gehouden.
Marcello Vernola,rapporteur.−(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is algemeen aanvaard dat de toekomst van de Balkanlanden in Europa ligt; dit is door de Europese Raad van Thessaloniki in 2003 bevestigd en is door het Parlement bij verschillende gelegenheden onderschreven, zodat er een eind is gekomen aan de discussies over deze kwestie.
Montenegro is ongetwijfeld het meest gevorderd op weg naar de toetreding tot de Europese Unie. De feiten spreken voor zich: na de afscheiding van Servië in 2006, die op democratische wijze door middel van een geldig referendum is besloten en naar behoren met de Servische regering is overeengekomen, werden de onderhandelingen over de stabiliteits- en associatieovereenkomst met dit land heropend en binnen een tijdsbestek van iets meer dan twee maanden afgerond. De overeenkomsten werden op 15 maart 2007 ondertekend, maar helaas heeft zich vervolgens een aantal technische problemen voorgedaan, die de verdere vooruitgang hebben vertraagd, hoewel het einde nu in zicht is. De commissaris heeft zojuist aangekondigd dat er reeds een bureau is geopend in Podgorica – wat wij toejuichen – en dat alles nu gereed is voor de ratificatie van de overeenkomst.
De vorderingen die Montenegro in het afgelopen jaar zijn gemaakt, de verbintenissen die het tegenover de Gemeenschap is aangegaan en de voortgezette hervormingsactiviteiten, die ook de laatste dagen nog volop aan de gang waren, zorgen ervoor dat wij zonder aarzelen instemmen met de positieve aanbeveling over de sluiting van de overeenkomst. Natuurlijk is dit niet het einddoel, maar juist een uitgangspunt.
Montenegro moet zich er nu op toeleggen alle maatregelen in te voeren die nodig zijn om het lopende hervormingsproces af te ronden, teneinde te kunnen voldoen aan de verplichtingen die het met de stabilisatie- en associatieovereenkomst is aangegaan. In dit verband moeten we benadrukken dat er sprake is van een goed samenwerkingsklimaat tussen het Europees Parlement en het parlement van Montenegro, waarmee wij verschillende malen bijeen zijn gekomen en dat ons volgende week in Podgorica zal verwelkomen. Montenegro heeft alles wat nodig is om dit proces spoedig af te sluiten en de status van kandidaat-lidstaat te krijgen.
De economie van Montenegro is in de voorbije jaren constant gegroeid, wat er toe heeft bijgedragen dat enorme buitenlandse investeringen konden worden aangetrokken, ten dele als gevolg van een bedrijfsvriendelijk fiscaal beleid. De werkloosheid is daardoor sterk gedaald, van 33 naar 12 procent.
Enkele maanden geleden werd het nieuwe Constitutionele Handvest aangenomen, een duidelijk teken dat het land de democratische rechten versterkt op een wijze die bijzonder is voor de Balkan. De Montenegrijnse autoriteiten werken er hard aan om aan de Europese normen te voldoen. De meest recente berichten hebben ons ertoe bewogen vijf amendementen in te dienen om rekening te houden met de nieuwste ontwikkelingen.
In de afgelopen dagen werd een samenwerkingsovereenkomst met het Internationaal Tribunaal voor Misdrijven in Voormalig Joegoslavië ondertekend om technische ondersteuning in verband met dat tribunaal te regelen. We mogen niet vergeten dat het ad hoc-tribunaal in Den Haag van cruciaal belang is voor alle staten die zijn voortgekomen uit het voormalige Joegoslavië. Tevens moeten we erkennen dat Montenegro zich nooit heeft onttrokken aan zijn internationale verplichtingen en altijd is geprezen voor zijn efficiënte samenwerking met de strafrechtelijke en buitenlandse autoriteiten.
Montenegro moet zich meer inspanningen getroosten om de activiteiten van smokkelbendes te bestrijden en te beëindigen. Het Europees Parlement is tevens van mening dat corruptie bij de overheid en in het rechtswezen dient te worden bestreden: het land reageert positief op de Europese autoriteiten, wat onder andere valt af te lezen aan de nieuw grondwet, die mechanismen heeft ingevoerd ter bescherming van de autonomie en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
De bestuurlijke capaciteiten zullen eveneens worden ontwikkeld via de deelname aan jumelageprogramma’s en uitwisselingen met de lidstaten. Sommige van deze programma’s dienen ter ondersteuning van de opleiding van jonge mensen en wetenschappers. De bevordering van het vrij verkeer van personen, met name van studenten en onderzoekers, zal onder meer door de vereenvoudiging van de procedure voor de afgifte van kortlopende visa gestalte krijgen. Hierover zijn vorig jaar september specifieke overeenkomsten gesloten met de Europese Unie. Het uiteindelijke doel is de volledige liberalisering van de visaregeling teneinde het vrij verkeer van personen te verwezenlijken – wat ook een belangrijk punt van de stabilisatie- en associatieovereenkomst is – en de bevordering van groei en onderwijs. Wij zijn van mening dat culturele instellingen tot bloei moeten worden gebracht, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te stimuleren en door de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te steunen. De vrijheid van denken moet worden gewaarborgd, evenals het recht op informatie.
Het milieu verdient bijzonder aandacht: door de vroegere grondwet werd Montenegro als ecologische republiek gedefinieerd,wat uniek is in de wereld. De natuur heeft het land rijk bedeeld: van de prachtige kust tot aan de Baai van Kotor en het bergmassief Durmitor, dat door de UNESCO op de lijst van het werelderfgoed is geplaatst. Dit erfgoed moet worden beschermd door specifieke bepalingen, die in vele gevallen al deel van het wetboek uitmaken, maar nog niet altijd strikt worden toegepast, vaak vanwege gebrek aan financiële middelen.
Het toerisme zorgt in Montenegro voor aanzienlijke inkomsten, maar helaas kan toerisme ook een negatief effect hebben op het milieu, aangezien de beschikbare faciliteiten de grote toestroom van toeristen in ecologisch opzicht niet kunnen verwerken. Daarom hebben we commissaris Rehn in een ander forum verzocht om ervoor te zorgen dat de Commissie aandacht besteedt aan de bevordering van milieumaatregelen, met name wat met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen, afval- en waterbeheer en kustbescherming.Montenegro is zich van het probleem bewust en werkt verder aan een goed beheer van natuurlijke hulpbronnen. Het plan voor ruimtelijke ordening, dat de bebouwing regelt, is onlangs goedgekeurd.
Doris Pack, namens de PPE-DE-Fractie. –(DE) Mijnheer de Voorzitter, namens de PPE-DE-Fractie juich ik natuurlijk de vorderingen toe die Montenegro sinds zijn onafhankelijkheidsverklaring heeft gemaakt en die al snel tot de sluiting van de stabiliteits- en associatieovereenkomst hebben geleid.
De Montenegrijnen mogen de dingen nu natuurlijk niet op hun beloop laten, maar moeten de overeenkomst die zij hebben ondertekend ten uitvoer leggen. Zij dienen zich aan de richtsnoeren te houden die zij zelf hebben opgesteld, en moeten hun bestuurlijke organen in staat stellen de ingevoerde wetgeving toe te passen. Zij moeten ervoor zorgen dat het rechtsstelsel op het vereiste niveau wordt gebracht en dat actie wordt ondernomen ter bestrijding van de corruptie, met name bij de overheid en in het gerechtelijk apparaat.
Ik besef terdege dat de bijzondere situatie die tijdens de jaren 90 in de regio heerste, corruptie in de hand heeft gewerkt en at het erg moeilijk is deze nu weer uit te roeien, maar het is voor de reputatie van Montenegro onder de landen van de Europese Unie niet best als het land steeds weer wordt genoemd in verband met smokkelpraktijken, corruptie en het witwassen van geld. De Montenegrijnse politici moeten er alles aan doen om het imago van het land in dit opzicht te verbeteren. Tenslotte is het de bedoeling dat de mensen in de Europese Unie Montenegro op een gegeven moment als lid verwelkomen. Daarom is het van het grootste belang dat de democratie en de markteconomie in Montenegro op een echt transparante manier worden ontwikkeld.
Ik wil niet elk punt bespreken dat hier vandaag is genoemd of dat hier nog genoemd gaat worden, noch wil ik ingaan op alle onderdelen van onze resolutie.Ik wil echter benadrukken dat het Montenegrijnse landschap beeldschoon is en dat speciale maatregelen nodig zijn om de unieke kenmerken van dit landschap te beschermen. Dit betekent, zoals Marcello Vernola reeds heeft gezegd, dat de bepaling in de nieuwe grondwet die Montenegro tot een ecologische staat verklaart, geen loze belofte mag blijven. De kust en het binnenland moeten worden beschermd, en gigantische investeringsprojecten moeten worden vermeden. Het natuurlijk landschap en locaties van cultureel en historisch belang moeten worden beschermd om te waarborgen dat Montenegro zijn unieke toeristenattracties niet verliest.Er zijn al genoeg voorbeelden voor een dergelijke schending van de natuur.
Er moet worden voorkomen dat de kust en het binnenland worden versjachert; in plaats daarvan moet worden gelet op een verstandige ontwikkeling van het toerisme en spaarzaam landgebruik. Het is dringend noodzakelijk om een overontwikkeling van het kustgebied te voorkomen, en grond- en onroerendgoedspeculatie moet worden voorkomen. Ik ben verheugd dat er inmiddels klaarblijkelijk een ruimtelijk ordeningsplan voor die gebieden is opgesteld. Ik juich de samenwerking met het Internationaal Tribunaal voor Misdrijven in Voormalig Joegoslavië toe en hoop dat die op een gegeven moment tot de arrestatie van de heer Karadžić zal leiden.
Het is ook mijn stellige wens dat Montenegro eindelijk een nationaal bureau in het leven roept dat ervoor zorgt dat studenten en stagairs uit dat land deel kunnen nemen aan het Erasmus- en het Leonardo-programma .
Volgende week hebben wij een bijeenkomst met een delegatie van onze tegenhangers van het Montenegrijnse parlement. Wij zullen hen aanmoedigen hun regering te ondersteunen in haar inspanningen op weg naar convergentie met de Europese Unie en ter bestrijding van de genoemde misstanden.
Vural Öger, namens de PSE-Fractie.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de EU-top van Thessaloniki in juni 2003 hebben de staatshoofden en regeringsleiders bevestigd de ontwikkeling van een Europees perspectief op de westelijke Balkan te zullen ondersteunen. Montenegro is de nieuwste opvolgerstaat die uit het voormalige Joegoslavië is voortgekomen, nadat het zich in 2006 onafhankelijk heeft verklaard van Servië.
Sindsdien zijn de betrekkingen met de Europese Unie sterker aangehaald, en Montenegro heeft er duidelijk voor gekozen een Europese koers aan te houden. Ik ben vooral verheugd over de sluiting van de stabiliteits- en associatieovereenkomst op 18 oktober, die een mijlpaal betekent in de betrekkingen tussen Montenegro en de EU. Voor dit kleine land op de Balkan levert de overeenkomst tal van voordelen op, met name voor het bedrijfsleven en de handel, aangezien zij in een vrijhandelsgebied en in de vergemakkelijking van investeringen en de samenwerking tussen ondernemingen voorziet.
Op 19 oktober 2007,iets meer dan een jaar na de onafhankelijkheidsverklaring, werd een ander belangrijk doel bereikt toen het Montenegrijnse parlement de eerste grondwet van het land aannam, die een belangrijke rol toekomt bij de vorming van de identiteit van deze jonge natie.Met deze grondwet definieert Montenegro zich als democratische, liberale en ecologische staat die gebaseerd is op de rechtsorde. Dat is een groot succes. Montenegro heeft nog een heel stuk te gaan om lid van de EU te kunnen worden, maar de resterende hinderpalen worden één voor één uit de weg geruimd.
Met name is er vooruitgang nodig bij de strijd tegen de informele economie en de corruptie. De goede werking van een vrij en onafhankelijk rechtsstelsel, samenwerking met het Internationaal Tribunaal voor Misdrijven in Voormalig Joegoslavië en vooral hervormingsprocessen op het gebied van democratisering, mensenrechten en de bescherming van minderheden zijn onontbeerlijk voor Montenegro en zijn toekomst in de EU. De hoogste prioriteit moet worden gegeven aan de succesvolle tenuitvoerlegging van de hervormingen in het kader van de stabiliteits- en associatieovereenkomst.
Op 1 januari 2008 zal Slovenië, een andere opvolgerstaat van het voormalige Joegoslavië, het voorzitterschap van de Raad overnemen. Het is een goede zaak dat de westelijke Balkan een van de prioriteiten van het Sloveense voorzitterschap zal vormen. De veiligheid en stabiliteit op de westelijke Balkan is van het grootste belang voor de regio zelf en voor Europa als geheel.
Een democratisch en stabiel Montenegro kan en dient een grote rol te spelen bij de verwezenlijking van deze doelstellingen. Tot slot zou ik nog willen benadrukken dat het vooruitzicht dat Montenegro ooit, zij het verder in de toekomst, tot de EU zal toetreden, de belangrijkste drijfveer voor hervormingen is. In het Europees Parlement dienen wij Montenegro op zijn weg naar de EU te steunen.
Jelko Kacin, namens de ALDE-Fractie.–(SL) Meer dan honderd jaar geleden was Montenegro een koninkrijk op de politieke kaart van Europa. Zowel in cultureel als in politiek opzicht genoot het groot aanzien en waardering.
Een deel van de kust, de Baai van Kotor, was een onderdeel van Oostenrijks-Hongaarse Rijk en bood destijds ook toegang tot het kustgebied van het huidige Herzegovina. Montenegro was ooit deel van een modern Europa en bereidt zich thans voor op de samenwerking met en het lidmaatschap van de Europese Unie.
Sinds mei 2006, toen Montenegro een nieuw Europees land werd, heeft Montenegro bemoedigende vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de Europese agenda. Het verdient onze oprechte gelukwensen voor de sluiting van de stabiliteits- en associatieovereenkomst en de nieuwe wetten die in oktober zijn aangenomen. Podgorica verdient tevens erkenning voor zijn samenwerking met het Haagse Tribunaal en voor zijn positieve rol in en bijdrage tot de langdurige stabiliteit van de regio.
Vanaf nu zal de Europese Unie echter anders zijn, aangezien we enkele uren geleden getuige zijn geweest van een historische gebeurtenis, de ondertekening van het Handvest van de grondrechten. De onderdanen van Montenegro hebben eveneens recht op meer democratie, meer respect, grotere verscheidenheid en grotere rechtszekerheid. De belangrijkste uitdagingen voor dit jonge land houden verband met de bestrijding van de georganiseerde misdaad en de corruptie, een gebied waar meer kan en moet worden gedaan. Ik wil de bevoegde autoriteiten verzoeken een meer proactieve rol te spelen bij de strijd tegen corruptie, georganiseerde criminaliteit en het smokkelen van mensen, wapens en drugs.
In deze context juich ik het wetgevingskader toe. Evenwel zou ik willen benadrukken dat de tenuitvoerlegging van de wetgeving in de praktijk een proces is dat ookadequate bestuurlijke en politieke middelen vereist. Ik ben nog steeds zeer bezorgd over het gebrek aan transparantie en politieke cultuur waarvan zowel in de politiek als in de economie nog steeds sprake is. Hierdoor wordt Montenegro gehinderd in de ontwikkeling van een democratische samenleving en een vrije markt.
Montenegro meer doen voor de vrijheid, pluraliteit en professionaliteit van de media. Het moet de goedgekeurde hervormingen volledig in de praktijk brengen en de onafhankelijkheid van de radio- en televisieomroep in Montenegro waarborgen.
Ik betreur het feit dat er steeds nog geen resultaten zijn in het onderzoek naar moord op de journalist Duško Jovanović, die voor zijn dood bezig was met de publicatie van een artikelenreeks over georganiseerde criminaliteit in Montenegro.
Journalisten en het maatschappelijk middenveld spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de democratie, met name wanneer zij de aandacht vestigen op gevoelige sociale problemen. Daarom wil ik de regering verzoeken zich sterker in te spannen voor het oplossen van deze problemen en het maatschappelijk middenveld te raadplegen en te laten participeren en de werkomstandigheden voor maatschappelijke organisaties te verbeteren.
Gisela Kallenbach, namens de Verts/ALE-Fractie. –(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mijnheer Vernola hartelijk willen danken voor zijn verslag en voor de coöperatieve manier waarop het in de Commissie buitenlandse zaken werd behandeld. Nog meer wil ik echter onze Montenegrijnse tegenhangers en de Commissie bedanken. Zij hebben eens te meer laten zien dat een Europees perspectief impulsen geeft aan de ontwikkeling van de democratie, de rechtsstaat en de stabiliteit.
Toch ben ik van mening dat het hervormingsproces te traag verloopt. Daarom roep ik beide partijen op – in de eerste plaats onszelf, de Europese instellingen – te bedenken dat Montenegro, ja, de hele westelijke Balkan, deel uitmaakt van Europa. Het is in ons eigen belang dat de stabiliteit en de democratie daar op lange termijn gewaarborgd blijven. We moeten ons sterker voor deze gehele regio inzetten. Daartoe moet ons voorstel voor een specifieke agenda voor een nauw economisch en ecologisch partnerschap met de westelijke Balkan worden aangenomen. Laten we ook de visumplicht zo snel mogelijk afschaffen.
Ik verzoek Montenegro om er zorg voor te dragen dat in de voortgangsverslag, anders dan in de voorgaande jaren, geen gewag meer wordt gemaakt van tekortschietende inspanningen in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad of van ontoereikende capaciteiten bij de overheidsinstanties. Montenegro moet zijn inspanningen opvoeren om de Europese waarden in de praktijk te brengen. Daartoe behoort een door openheid gekenmerkt klimaat waarin de activiteiten van het maatschappelijk middenveld kunnen gedijen en waarin de onbeperkte vrijheid van de media iets vanzelfsprekends is.
Ten slotte moet Montenegro een prominentere constructieve rol spelen in de hele regio en in het kader van het streven naar een oplossing voor de status van Kosovo. Misschien kan het ook nog eens nadenken over bepaalde stappen die ertoe hebben geleid dat het op sommige gebieden afhankelijk is van landen buiten Europa. Voorbeelden voor zulke stappen zijn onder meer de ondertekening van de bilaterale immuniteitsovereenkomst met de Verenigde Staten en wetgeving die ongezonde grond- en onroerendgoedspeculatie toelaten, wat de inspanningen voor de milieubescherming ondermijnt en een echt duurzame ontwikkeling van Montenegro’s prachtige kust verhindert.
De recent goedkeuring van een ruimtelijk ordeningsplan is een belangrijke stap. Nogmaals zou ik mijn gelukwensen willen uitspreken voor de geboekte vooruitgang en wil ik aanmoedigen tot de voortzetting daarvan op weg naar het lidmaatschap van de Europese Unie.
Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie.– (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in 1918 besloot Montenegro zich vrijwillig te verenigen met de buurlanden Servië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina. Na het uiteenvallen van Joegoslavië besloten de Montenegrijnse kiezers in 2006 op democratische wijze dat zij Montenegro niet langer verenigd wilden zien met Servië. Montenegro werd daardoor de 49e onafhankelijke staat van Europa, een staat waarin de Slaven het grootste deel van de bevolking vormen, behalve in de gebieden aan de grens met Albanië en Kosovo, waar de etnische Albanezen in de meerderheid zijn.
Voor de politiek van de dag is het belangrijk dat Montenegro geen paradijs voor buitenlanders wordt die minder belasting willen betalen en zwart geld willen witwassen. Montenegro moet oplossingen vinden voor het probleem van milieuvervuiling en voor de situatie van vluchtelingen uit Servië en Kosovo die al geruime tijd in het land verblijven.
De spoorwegen moeten weer in gebruik worden genomen en smokkelpraktijken moeten worden bestreden. Mijn fractie is verheugd dat de Commissie buitenlandse zaken ons amendementen inzake de leef- en werkomstandigheden van vluchtelingen heeft aangenomen. Personen die momenteel statenloos zijn mogen dit niet permanent blijven, en Montenegro dient zich wat betreft aan de richtsnoeren van de Raad van Europa te houden.
Ons voorstel over de hervatting van het spoorwegverkeer naar Nikšić aan de Bosnische grens en naar Shkodër in Albanië is eveneens aangenomen. Er moeten dringend maatregelen worden genomen om een eind te maken aan de verwaarlozing van de Noord-Zuid-spoorlijn en aan de onevenwichtige situatie die is ontstaan door het besluit om uitsluitend gebruik te maken van auto’s, bussen en vrachtwagens.
Wij zijn tevens verheugd over het feit dat de rapporteur ervan heeft afgezien om de in het vorige verslag over Montenegro gedane oproep tot een spoedige opname van het land in de NAVO te herhalen. Het lidmaatschap van de NAVO moet geen voorwaarde vormen voor de toekomstige toetreding tot de EU.
Het is goed dat in dit verslag niet de eis wordt herhaald dat Montenegro een neoliberaal economisch beleid dient in te voeren dat nog verder zou gaan dan het beleid dat in de Europese Unie wordt gevoerd. Montenegro heeft de kans om een lidstaat van de EU te worden. Dat is van groot belang, niet alleen voor Montenegro, maar ook voor de andere staten van het vroegere Joegoslavië die er eveneens naar streven tot de EU toe te treden.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie.–(NL)Voorzitter, rapporteur Vernola merkt terecht op dat de toekomst van Montenegro in de Europese Unie ligt. De weg naar Europese integratie verloopt echter niet over rozen. De interne ontwikkeling van de jonge Balkan-staat is zorgwekkend. Montenegro mag in theorie een prachtige ecologische staat zijn en een ideale ontwikkeling doorlopen, Podgorica moet dit wel waarmaken op de lange termijn. De huidige praktijk blijkt namelijk weerbarstig.
Een gevaar vormen bijvoorbeeld de instabiele, explosief groeiende prijzen voor onroerend goed aan de gold coast rond Kotor. Daarnaast zorgt de snel groeiende, somtijds illegale bouwsector voor overbelasting van 's lands water- en afvoersystemen. Collega Vernola geeft dit aan, hoewel te beknopt voor zo’n serieus probleem.
Ook aan het enorme toeristische groeipotentieel van Montenegro kleeft een schaduwzijde. Hoewel de Adriatische kust van het dwergstaatje volop in ontwikkeling is, bedraagt de werkloosheid in het noorden evenwel meer dan 20 procent en ligt de armoede boven het landelijk gemiddelde.
Daarnaast is de erfenis van de oorlog nog altijd zichtbaar. De infrastructuur is minimaal en de bevolking heeft op sommige plaatsen te maken met schaarste aan water en elektriciteit. De Montenegrijnen investeren nog te weinig productief in een gezonde economische toekomst. Op weg naar ontwikkeling, op weg naar Europese integratie is doordachte strategische groei nodig voor het gehele land. Geen rücksichtslos handelen aan een nieuwe Europese goudkust.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Alojz Peterle (PPE-DE).-(SL)Ik ben blij mijn steun te kunnen geven aan de goedkeuring van de sluiting van een stabiliteits- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Montenegro, die een van de belangrijkste positieve ontwikkelingen in het zuid-oosten van Europa vormt van de afgelopen maanden. Deze overeenkomst betekent erkenning voor de inspanningen die Montenegro zich heeft getroost en tegelijk een contractuele verplichting om de werkzaamheden op weg naar een volledig lidmaatschap voort te zetten in de geest van het in Thessaloniki geboden perspectief.
In de overeenkomst zijn de prioriteiten op politiek en economisch gebied en daarbuiten duidelijk vastgelegd. In die zin juich ik toe dat de overeenkomst prioriteiten ontwikkelt op het gebied van toerisme, milieubescherming, vervoer en energie. Al deze prioriteiten houden met elkaar verband, en daarom is het belangrijk dat Montenegro bestuurlijke hervormingen uitvoert die het land in staat stellen een snelle ontwikkeling te waarborgen en spoedig te voldoen aan de voorwaarden voor het verwerven van de status van kandidaat-lidstaat. Het is mijn oprechte wens dat Montenegro hierbij succes heeft; zoals de sprekers voor mij reeds hebben onderstreept, is de tenuitvoerlegging van de overeenkomst hiervan namelijk afhankelijk.
Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Unie tijdens het Sloveense voorzitterschap zal zien dat Montenegro verdere vooruitgang boekt bij het nakomen van zijn contractuele verplichtingen. Dergelijke vooruitgang is natuurlijk in het belang van Zuid-Oost-Europa, en daarom ook voor de Europese Unie als geheel.
Hannes Swoboda (PSE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, Montenegro is in vele opzichten een bewonderenswaardig land. Het landschap is bewonderenswaardig, evenals de wijze waarop de afscheiding van Servië heeft plaatsgevonden, waarbij zowel Montenegro als Servië met veel verantwoordelijkheidsbesef zijn opgetreden. Ik moet eveneens mijn bewondering uiten voor het minderhedenbeleid van het land, dat tot gevolg heeft dat minderheden zich over het algemeen thuis voelen in Montenegro. Hiervoor en voor een hoop andere dingen is bewondering zeker op zijn plaats.
Er zijn echter ook schaduwzijden waar ik mij grote zorgen over maak en die door andere sprekers reeds zijn genoemd. Eén daarvan betreft de activiteiten van buitenlandse investeerders, met name uit Rusland. Ik heb niets tegen Russische investeringen in Montenegro of in welk land dan ook. De Montenegrijnen moeten zich echter voor onevenwichtigheden hoeden die hen afhankelijk zouden kunnen maken van één enkel land – ik zou hetzelfde hebben gezegd als het om een ander land dan Rusland zou gaan. Sommige van deze investeringen vormen reeds een bedreiging voor het natuurschoon en het schilderachtige landschap van Montenegro.
Ik ben bijzonder bedroefd over de wijdverspreide corruptie, die ook andere leden hebben genoemd. We hebben hierover veel berichten van media waarvan men ten minste mag aannemen dat zij naar een enigszins evenwichtige verslaggeving streven. De vele gevallen van corruptie in verband met sigarettensmokkel en op andere terreinen zijn dingen waarvan we eigenlijk dachten dat die tot het verleden behoren. Ik verzoek de Commissie om prioriteit te verlenen aan deze kwestie. Indien corruptie het enige criterium was, zouden we nu en ook in de nabije toekomst niet kunnen instemmen met een stabilisatie- en associatieovereenkomst. We stemmen hiermee echter in, ook wij Sociaal-democraten, omdat wij dit landen willen helpen met het hervormingsproces.
Het behoeft geen betoog dat wij van de Commissie en het land zelf verwachten dat zij er alles aan doen om de corruptie uit te bannen die – en dat is het treurige – zich zelfs uitstrekt tot politieke kringen. Er is althans sprake van ernstige beschuldigingen aan het adres van bepaalde politici. Net als mijnheer Kacin wil ik er met name op wijzen dat de moord op DuškoJovanović tot dusver niet is opgelost. Ik vraag mij af of het toeval is dat uitgerekend hij en zijn collega’s veel over de georganiseerde criminaliteit hebben geschreven. Ik hoop dat het toeval is en dat er geen verband bestaat met deze moord. In ieder geval heb ik de wens dat de Montenegrijnse autoriteiten deze zaak snel oplossen en meer doen voor de bestrijding van de corruptie in eigen land.
Ewa Tomaszewska (UEN).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, de aanbeveling betreffende de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Republiek Montenegro betreft een bijzondere situatie. Voor het eerst hebben we te maken met een land dat onafhankelijk is geworden door een referendum.
Ik was, als vertegenwoordigster van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, waarneemster bij de eerste parlementsverkiezingen die in Montenegro na het referendum zijn gehouden. Zowel de delegatie van de Raad van Europa als die van de OESO hebben bevestigd dat de verkiezingen democratisch waren. Ik was gefascineerd door de grote betrokkenheid van de burgers bij de waarneming van het verkiezingsproces. Vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties zaten als voorzitters van stembureau’s in alle kiescommissies die wij hebben bezocht. Het was duidelijk te zien dat van de leden van de kiescommissies grote inzet toonden om ervoor te zorgen dat aan alle procedures werd voldaan. Bovendien moet worden vermeld dat Montenegro de euro als wettig betaalmiddel heeft ingevoerd.
Wat betreft de vorderingen op weg naar toetreding tot de Europese Unie geef ik mijn steun aan de aanbeveling betreffende de sluiting van de overeenkomst. Ik hoop dat het aanpassingsproces Montenegro zal helpen om de leefomstandigheden van de bevolking te verbeteren.
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL).-(CS) Dames en heren, de betrekkingen tussen de EU en de Balkan liggen gevoelig omdat de grootste EU-lidstaten door hun beleid, dat op een verdeel-en-heers-benadering neerkwam, significant hebben bijgedragen tot het uiteenvallen van het voormalige Joegoslavië, dat sedert de Eerste Wereldoorlog een centrale stabiliserende factor voor de hele regio is geweest. Met uitzondering van Slovenië zijn al deze staten gekenmerkt door instabiliteit, etnische spanningen, migratievraagstukken, omvangrijke corruptie en hoge werkloosheid, een zwakke staat en een staatsbestel waarin het gekozen parlement weinig invloed heeft. Een dergelijk klimaat is een voedingsbodem voor zwarte handel en de smokkel van wapens, personen, drugs, alcohol en tabaksproducten. Bovendien is het onder dergelijke omstandigheden moeilijk om het milieu te beschermen. Het zal u niet verbazen dat wij deze verschijnselen, die ook in Montenegro aan de orde van de dag zijn, als dringende mondiale vraagstukkenbeschouwen. Een resolutie is slechts een schrale troost gezien de grote schuld die sommige leden aan de huidige stand van zaken hebben. Is het Parlement zich hiervan bewust?
Georgios Georgiou (IND/DEM).-(EL) Mijnheer de Voorzitter, onze collega Vernola heeft een uitstekend, ik zou zelfs zeggen een levensecht beeld geschetst van Montenegro, een prachtig stukje Balkan. In de volksoverlevering van de Balkan deden altijd verhalen de ronde over dit oude koninkrijk dat vijf buurlanden te vriend moest zien te houden. Zoveel buren! Het deelt grenzen met Bosnië, Kroatië, Servië, Albanië en met Kosovo, wat nu wellicht een probleem gaat worden voor Montenegro, omdat Kosovo, als we de nieuwsberichten en berichten van onze medeleden mogen geloven, op het punt staat zich onafhankelijk te verklaren – unilateraal!
Dit kan een probleem worden voor Montenegro, waar thans vele Albanezen wonen. De ondertekening van de associatieovereenkomst, en het begin van de toetredingsonderhandelingen, is naar mijn mening zeer positief en zal tot de hervorming van overheidsinstanties en het gerechtelijk apparaat bijdragen, maar vooral tot de bestrijding van corruptie. Ik hoop dat deze overeenkomst er ook voor zorgt dat bepaalde tendensen onder de Albanese bevolking worden beteugeld.
Jacek Protasiewicz (PPE-DE).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement besteedt sinds jaren bijzonder aandacht aan de politieke situatie op de Balkan. Wij zijn verheugd dat, na een periode van bloedige conflicten, vrede en samenwerking tussen de naties thans de norm zijn in het dagelijks leven van de regio.
Zelfs de meest gevoelige kwesties, zoals onafhankelijkheidsverklaringen van nieuwe staten, vinden nu plaats, of kunnen nu plaatsvinden, op een wijze die voldoet aan de hoogste internationale normen.Dat is een belangrijke trend in de politieke ontwikkeling van de Balkan, een trend die de mogelijkheid biedt dat de strategische doelstelling van de meeste landen in deze regio wordt verwezenlijkt, namelijk nauwere samenwerking met, en uiteindelijk wellicht lidmaatschap van, de Europese Unie.
Montenegro is een uitstekend voorbeeld voor deze trend. Na de onafhankelijkheidsverklaring heeft het goed betrekkingen onderhouden met zijn naaste buurlanden, met inbegrip van de Republiek Servië, waarmee het vroeger een federatie vormde. Het land is onmiddellijk begonnen met intensieve onderhandelingen over een stabiliteits- en associatieovereenkomst, dat uiteindelijk op 15 oktober jongstleden werd gesloten. Daarnaast heeft het een vrijhandelsakkoord met de EU ondertekend dat in januari in werking zal treden.
Gedurende deze korte periode van amper anderhalf jaar heeft Montenegro zichtbare vorderingen gemaakt. De veranderingen op fiscaal gebied en bij de totstandbrenging van een door mededinging en het vrij verkeer van kapitaal gekenmerkte markteconomie moeten als positieve resultaten worden beschouwd.
Er is nog veel te doen, met name op het gebied van het sociaal beleid en de werkgelegenheid, veiligheid en burgerrechten. Een effectieve bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad en volledige samenwerking met het Internationaal Tribunaal in Den Haag zijn belangrijke taken die de regering van Montenegro te wachten staan.
Montenegro is echter niet het enige land dat met dergelijke problemen te maken heeft. Alle Balkanlanden die het EU-lidmaatschap ambiëren, zien zich met soortgelijke uitdagingen geconfronteerd. Montenegro is een van de koplopers in dit proces, en ik wil hier de hoop uitspreken dat dit ook zo blijft. De Unie is bereid de Balkanlanden in de Gemeenschap te verwelkomen. Of en wanneer dat zal gebeuren hangt vooral van de elites in die landen en van de wijsheid van hun politici af.
Libor Rouček (PSE).-(CS) Mijnheer de commissaris, dames en heren, Montenegro heeft in de korte tijd van zijn bestaan zichtbare vooruitgang geboekt. Er zijn fundamenten gelegd voor een nieuwe staat, en er is een nieuwe grondwet aangenomen. De nationale economie vertoont een sterke groei van 8 procent en de buitenlandse investeringen belopen dit jaar een bedrag van rond 700 miljoen euro. De stabiliteits- en associatieovereenkomst is ondertekend en Montenegro heeft eerste stappen ondernomen op weg naar het volledig lidmaatschap van de EU. Om de weg naar het lidmaatschap zo kort en zo snel mogelijk te maken dient Podgorica een aantal belangrijke beslissingen te nemen. De werking van de rechtsstaat moet worden verbeterd; onder meer moet een onafhankelijke rechterlijke macht worden gegarandeerd. Bovendien moet de corruptie – met meer overtuiging dan in het verleden – worden bestreden en moet de transparantie van de besluitvorming in politieke en economische organen worden verhoogd, teneinde een billijke en democratische werking van de markteconomie te kunnen garanderen. Het toerisme is van fundamenteel belang voor de economie van Montenegro. De duurzaamheid van het toerisme moet worden gewaarborgd door de invoering van een uniform wetgevingskader voor de bescherming van de natuur en de kustgebieden.
Dames en heren, het toetredingsproces van Montenegro en zijn buurlanden draagt bij tot een sterkere ontwikkeling van de regionale samenwerking. Ik ben ervan overtuigd dat regionale samenwerking in het kader van de CEFTAook zal helpen om vele politieke, economische en sociale vraagstukken in de hele regio op te lossen.Tot besluit wil ik de Commissie verzoeken Montenegro en de westelijke Balkan te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun regionale samenwerking, in de eerste plaats op het gebied van energie, vervoer en het milieu.
Ryszard Czarnecki (UEN).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Swoboda heeft zojuist terecht gewezen op de wijdverbreide corruptie in Montenegro. Om dit te illustreren zou ik cijfers willen noemen die door Transparency International zijn gepubliceerd. Uit die cijfers blijkt dat Montenegro op een schaal van 0 tot en met 10 (waarbij 10 voor een situatie zonder corruptie staat) uitkomt op 3,3. Het behoort daarmee tot een groep van landen waar de corruptie een ernstig probleem vormt.
Ik zou hieraan toe willen voegen dat smokkelpraktijken eveneens een dramatisch probleem vormen voor Montenegro. In dit opzicht heeft het land eigenlijk geen grenzen. Onlangs werd voorgesteld om het roken in openbare gebouwen te verbieden, terwijl men in het centrum van de hoofdstad duizenden pakjes gesmokkelde sigaretten kan kopen. In dit opzicht is de weg naar de Europese Unie voor Montenegro nog lang.
Aan de andere kant moet het land worden aangemoedigd om zo snel mogelijk aan de criteria van de Unie te voldoen. Ik ben verheugd over het feit dat er sprake is van voelbare vooruitgang, bijvoorbeeld met betrekking tot het gerechtelijk apparaat en de werking van de bestuurlijke organen. We moeten waardering opbrengen voor hetgeen Montenegro heeft bereikt sinds het zich nogal verrassend onafhankelijk heeft verklaard na een referendum.
Ik ben van mening dat de Europese Unie een duidelijk signaal moet geven dat de weg naar de Unie, zodra Montenegro aan de relevante criteria voldoet, zal worden afgekort. We moeten een concreet vooruitzicht op het lidmaatschap bieden, weliswaar niet binnen de komende 2 à 3 of 4 jaar, maar een echte prikkel voor de Montenegrijnse samenleving om in toenemende mate de Europese normen te halen.
Bernd Posselt (PPE-DE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, Montenegro is niet alleen een van de mooiste landen van de wereld; het is ook het Balkanland met de langste onafhankelijkheidstraditie in de moderne tijd. Montenegro was al eeuwenlang onafhankelijk en had alle kenmerken van een staat. Ik onderstreep dit omdat Montenegro vaak onterecht wordt afgeschilderd als overbodig miniland dat door een gril van de geschiedenis plotseling onafhankelijk is geworden.
Aan het adres van de heer Markov wil ik zeggen dat Montenegro na de Eerste Wereldoorlog door zijn Servische bondgenoot is geannexeerd. Er was toentertijd geen sprake van een vrijwillige vereniging. Weliswaar vond er pro forma een stemming in het parlement plaats, maar daarmee was de kous af. Er was een brede Montenegrijnse vrijheidsbeweging, die in de jaren 20 en 30 actief was. Tito heeft vervolgens de onafhankelijkheid van Montenegro binnen Joegoslavië in ere hersteld. Volgens de Joegoslavische grondwet onder Tito bezat het zelfs het recht op afscheiding. Toen het probeerde dat recht uit te oefenen, werd hier echter een stokje voor gestoken. Inmiddels is het een onafhankelijk land dat op weg is naar het lidmaatschap van de Europese Unie.
We moeten de democratische krachten hier ondersteunen.Zoals hier reeds werd gezegd is de behandeling van minderheden in Montenegro een voorbeeld voor vele anderen in de regio. Wel is er nog een sterker systeem voor onafhankelijk onderwijs nodig, zoals dat onder meer door het franciscaner scholencentrum in Tuzi bij Podgorica wordt verzorgd.
Ik roep de regering op om de weg van verscheidenheid met vaste tred te blijven bewandelen, niet alleen in de economie, maar ook in het onderwijs en in de constitutionele en democratische structuren van het land.
(Applaus)
Józef Pinior (PSE).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat Montenegro een voorbeeld voor positieve ontwikkelingen op de Balkan is als het gaat om het staatsbestel, de grondwet. de rechtsstaat, de integratie in de mondiale markt en de totstandbrenging van een markteconomie. Ongetwijfeld dient het Europees Parlement daarom zijn steun te verlenen aan de stabiliteits- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Montenegro.
tegelijkertijd mogen we niet vergeten dat Montenegro nog veel moet veranderen en moet ondernemen, vooral met betrekking tot het respect voor de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie. Ik wil erop wijzen dat Montenegro in april 2007 een bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten heeft gesloten over de vrijstelling van de jurisdictie van het Internationaal Strafhof. Deze overeenkomst druist helaas in tegen het gemeenschappelijk standpunt en de grondbeginselen van de Europese Unie. Vanuit het oogpunt van het EU-beleid is het Internationaal Strafhof een uiterst belangrijke instelling. De bilaterale overeenkomst staat daarom haaks op het vooruitzicht van een overeenkomst met de Unie.
Ik zeg dit niet om in het Europees Parlement stemming te maken tegen Montenegro. Integendeel, ik ben van mening dat de Europese Commissie en alle andere EU-instellingen zich momenteel sterk moeten inspannen om het land te helpen nauwere betrekkingen met de Europese Unie te ontwikkelen, met name waar het gaat om de versterking van de rechtsstaat, het opbouwen van een markteconomie en de bestrijding van de zwarte markt.
Paul Rübig (PPE-DE).-(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het voorbeeld van Montenegro laat zien hoe belangrijk een referendum kan zijn. Ik kan er daarom inkomen dat in dit Huis vandaag talrijke posters werden getoond die oproepen tot een referendum, omdat het Verdrag van Lissabon natuurlijk in de mogelijkheid voorziet de burgers zo’n referendum aan te bieden. Ik vind het belangrijk dat het publiek bij het raadplegingsproces wordt betrokken en dat het de mogelijkheid krijgt om zijn wensen kenbaar te maken.
In Montenegro is het volgens mij ook belangrijk om de economische structuren te verbeteren. Zoals mijnheer Posselt al heeft aangegeven zijn de onderwijsinstellingen en de programma’s van de Europese Unie in dit verband van bijzonder belang. Op energiegebied vormen energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen in Montenegro een enorme uitdaging, maar zij bieden ook volledig nieuwe kansen.
In de telecommunicatiesector zou het voorts wenselijk zijn als Montenegro de Roaming-richtlijn zou omzetten, omdat dit natuurlijk zou bijdragen tot een betere communicatie, tegen redelijker prijzen, met onze Europese landen
Vanzelfsprekend is het milieu een van de centrale uitdagingen, waarbij afvalverwerking, waterzuivering en afvalwater een bijzonder probleem vormen. Als we het over een prachtige, onaangetaste natuur hebben, moeten we er ook voor zorgen dat op dit gebied de nieuwste normen worden toegepast. De Europese Unie biedt ondersteuningsmogelijkheden, die zo snel mogelijk in de praktijk dienen te worden gebracht.
Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT)Mijn hartelijke dank gaat uit naar de rapporteur, die de eer had om in dit verslag een nieuw, en tegelijk ook oud Europees land te introduceren. Na de “fluwelen scheiding” van Servië had Montenegro de gelegenheid om het onbeperkte potentieel van een klein, trots land te tonen. Aan de andere kant dient Montenegro de leiding te nemen in de ontwikkeling van regionale samenwerking, dient het de rechten van minderheden te blijven uitbreiden en bij te dragen tot de verandering van de Balkan van een kruitvat in een bloeiende tuin van een verscheidenheid aan naties.
Net als de andere landen wier namen pas onlangs op de landkaart zijn verschenen, heeft Montenegro met tal van gevaarlijke problemen te maken: diepgewortelde corruptie, illegale praktijken, een zwarte economie, enzovoort. Gelukkig voelen sommige buitenlandse investeerders, vooral uit Rusland, zich tot dit jonge land aangetrokken, voornamelijk omdat het eenvoudige mogelijkheden biedt om illegale zaken te doen. De beslissing om in ruil voor militaire hulp Amerikaanse burgers niet over te dragen aan het Internationaal Strafhof ondermijnt Montenegro’s geloofwaardigheid wat betreft zijn bereidheid om vreedzaam met de buurlanden samen te werken en zelfs wat betreft zijn toewijding aan de Europese doelstellingen.
Thans wordt Montenegro, dat aan de schaduw van het verleden wil ontkomen, net als sommige buurlanden bekoord door het vooruitzicht lid van de Europese Unie te worden. Alleen al het vooruitzicht om een lidstaat te worden is een stimulans voor de democratie, de mensenrechten en betere leefomstandigheden voor de burgers. De tenuitvoerlegging van de stabiliteits- en associatieovereenkomst zal er ongetwijfeld voor zorgen dat de hervormingen in Montenegro door een Europese wind worden aangewakkerd. Het land kan profiteren van de ervaringen die zijn opgedaan in het buurland Slovenië en in andere landen die in het nieuwe millennium zijn toegetreden.
Montenegro’s initiatiefom zichzelf tot ecologische republiek te verklaren is loffelijk, maar het zou wel eens lang kunnen duren voordat dit op een geloofwaardige manier in de praktijk wordt omgezet.
Het is een goede zaak dat Montenegro en andere Balkanlanden langzamerhand uit de isolatie worden bevrijd die de bestaande visumregelingen met zich meebrengen. De Europese Commissie en de Raad dienen echter niet halverwege te stoppen, maar deze belemmeringen volledig weg te nemen, samen met de financiële en bureaucratische hinderpalen, waarbij echter een sterke bescherming tegen criminelen en delinquenten moet worden gewaarborgd.
Olli Rehn,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen dank ik de Parlementsleden voor dit zeer substantiële en wezenlijke debat en de heer Vernola voor het stimuleren van dit debat.
De meeste Parlementsleden benadrukten terecht de absolute noodzaak van corruptie- en misdaadbestrijding en versterking van de rechtsstaat in Montenegro. Daar ben ik het roerend mee eens: de rechtsstaat is van fundamenteel belang voor alle sectoren van de maatschappij en vormt de basis voor het functioneren van de hele maatschappij en de economie. Dat is precies de reden waarom de Commissie in een vroeg stadium van het pre-toetredingsproces in Montenegro alsook in andere landen van de westelijke Balkan sterk aandringt op gerechtelijke hervorming. Dit is een van de belangrijkste politieke criteria voor toetreding en dit moet als eerste aandacht krijgen.
De heer Vernola en diverse andere Parlementsleden benadrukten ook het belang van ecologie en het milieu. De Commissie helpt dit oude koninkrijk om, zoals de heer Paleckis het noemde, de ecologische republiek in de tuin van landen te worden door de bestuurlijke capaciteit van Montenegro te vergroten, zodat het land vervolgens beter in staat is zijn wetten, bijvoorbeeld op het gebied van afvalbeheer en waterzuivering, op één lijn te brengen met de onze.
Corruptie speelt hierbij echter ook een rol. In het voortgangsverslag van de Commissie staat dat er geen vooruitgang is geboekt op het gebied van activiteiten ter beteugeling van politieke corruptie. Ook wordt er gesteld dat het beheer van publieke middelen zeer zorgwekkend is en dat er veel ruimte is voor corruptie, met name in verband met de bouw en ruimtelijke ordening, privatisering, concessies en openbare aanbestedingen. Dit is een zeer ernstige kwestie en om die reden moet Montenegro corruptie tot een van de hoogste prioriteiten maken.
Ik kan de geachte afgevaardigden ook laten weten dat de Commissie van plan is begin volgend jaar – waarschijnlijk in maart – een mededeling aan te nemen waarin we de ontwikkelingen sinds Thessaloniki, en Salzburg vorig jaar, inventariseren en aanbevelingen doen voor de toekomst. Een zo’n kwestie is visumliberalisering, door velen van u terecht genoemd. De Commissie zal het initiatief nemen tot een dialoog over routekaarten voor reizen zonder visum om de landen van de westelijke Balkan te helpen voortgang te boeken bij de naleving van de eisen, zodat hun burgers geen visum meer nodig hebben om naar de Europese Unie te reizen.
Ik onderstreep evenwel dat dit, als zodanig, niet binnen de bevoegdheden van de Commissie valt maar aan de nationale regeringen van de Europese Unie is. De ministeries en ministers van Binnenlandse Zaken zijn daarbij de voornaamste spelers. Laten we onze krachten dus bundelen en effectief lobbyen bij de ministers van Binnenlandse Zaken en bij de betrokken landen van de westelijke Balkan, want we moeten ervoor zorgen dat alle veiligheidseisen, zoals de uitgifte van documenten en grenscontrole, volledig in orde zijn voordat we kunnen gaan werken aan visumliberalisering.
Tot slot ben ik heel blij te vernemen dat de parlementaire samenwerking tussen het parlement van Montenegro en het Europees Parlement succesvol verloopt. Ik weet dat dit heel belangrijk is – het is een onderdeel van de echte politieke integratie – en dat draagt op zeer welkome wijze bij aan de ontwikkeling van instellingen in Montenegro. Ik vertrouw erop dat we samen kunnen werken aan het versterken van de democratische instellingen en de bestuurlijke capaciteit van Montenegro. Ik ben heel blij dat we op dezelfde manier denken over de toekomstige ontwikkeling van Montenegro op weg naar de Europese Unie.
(Applaus)
De Voorzitter. − Ik heb één ontwerpresolutie ontvangen om het debat over de verklaring van de Commissie(1) te besluiten.
De gecombineerde behandeling is gesloten.
De stemming over de ontwerpresolutie en het verslag-Vernola vindt donderdag 13 december 2007 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Bogdan Golik (PSE), schriftelijk.–(PL)Mijnheer de Voorzitter, als lid van het Europees Parlement doet het mij genoegen mij te kunnen uitspreken voor de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en de Republiek Montenegro.
Ik ben van mening dat de samenwerking tussen de Europese Unie en de Republiek Montenegro in de toekomst voor beide partijen voordelen met zich mee zal brengen, vooral door de geleidelijke totstandbrenging van een bilaterale vrijhandelszone. Ik ben eveneens zeer verheugd over de vooruitgang die de Republiek Montenegro heeft geboekt bij de naleving van de door de Europese Unie gestelde eisen.
Ik zou echter kort een aantal gebieden willen aanstippen waarop Montenegro volgens de aanbevelingen van de Commissie zich moet blijven inspannen indien het een verdere toenadering tot de Europese Unie wenst. De belangrijkste opgave is de verbetering van de werking van de rechtsstaat door een hervorming van de overheidsorganen, teneinde de instellingen op alle niveaus te versterken en de politisering van die organen tegen te gaan.Ik heb nota genomen van en waardeer de wetgevingsinitiatieven van Montenegro op dit gebied, maar het is van het grootste belang dat deze gaandeweg sterker ten uitvoer worden gelegd. De Montenegrijnse autoriteiten moet voor een grotere transparantie zorgen waar het gaat om begrotingscontrole, het beheer van openbare middelen en aanbestedingsprocedures.
Ik denk dat Montenegro door de tenuitvoerlegging van alle aanbevelingen van de Commissie goed op weg zal zijn naar toetreding tot de Unie.
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over Wereldaidsdag, die viel op 1 december 2007.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, opnieuw hebben we de gelegenheid hier in het Europees Parlement over deze ernstige bedreiging van de gezondheid te spreken. Nog maar enkele maanden geleden hadden we de gelegenheid te spreken over het Communautaire actieplan inzake deze bedreiging van de gezondheid. Onze bezorgdheid betreft uiteraard niet alleen de Europese Gemeenschap maar de hele wereld.
We maken ons zorgen over het stijgende aantal besmettingen, over het aantal mensen dat wereldwijd met hiv wordt geconfronteerd en ermee moet leven. Een aantal van 33 miljoen mensen is voor ons te hoog. Daarom willen we binnen de Europese Unie maatregelen nemen maar ook met alle andere internationale spelers buiten de EU samenwerken om deze kwestie wereldwijd aan te pakken. Dit is ook in overeenstemming met de nieuwe gezondheidsstrategie van de Europese Gemeenschap, die voorziet in een mondiale rol voor de Europese Unie op het gebied van gezondheid.
We kunnen ons op een aantal gebieden concentreren. Ten eerste moeten we besmetting voorkomen – dit is zeer belangrijk. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat er tests beschikbaar zijn en, waar nodig, behandeling en zorg. Om dit allemaal te realiseren moeten we de bewustwording vergroten. Dat is een zeer belangrijke factor. Op dit gebied lopen we achter – ik kom daar zo meteen nog op terug. Voorts is er het sociale stigma. Dit is een van onze grootste punten van zorg en in zekere zin werkt dit als een vicieuze cirkel, omdat het sociale stigma mensen ervan weerhoudt zich te laten testen om erachter te komen of ze besmet zijn, en daardoor kunnen ze dus anderen besmetten. Mensen laten zich niet behandelen en laten zich niet testen, met alle kwalijke gevolgen van dien. Dit is vooral zorgwekkend onder jongeren. Dat is onze belangrijkste zorg en daar richten we ons in de eerste plaats op.
Uit onze studies en peilingen blijkt dat er onder jongeren echt een gebrek aan kennis is – je zou kunnen zeggen dat er sprake is van onwetendheid als het gaat om deze bedreigingen van de gezondheid. Het is dus belangrijk dat we ze op een evenwichtige manier, aan de hand van informatie, enerzijds zonder paniek te zaaien maar anderzijds op een manier die niet tot zelfgenoegzaamheid leidt, laten zien dat het een ernstige ziekte is. Er is geen geneesmiddel tegen, maar ze kunnen zichzelf er wel tegen beschermen – en we kunnen ze laten zien hoe. Tegelijkertijd kunnen we ze vertellen dat ze niet bang hoeven te zijn van medeburgers die besmet zijn, die de ziekte hebben.
Uit de Eurobarometer kwamen twee uitersten naar voren. Sommige jongeren denken dat er niets aan de hand is: je slikt wat antibiotica en je bent weer beter. Anderen denken dat je de ziekte alleen al kunt krijgen door een besmette persoon aan te raken of door uit hetzelfde glas te drinken of door een kus. Dit zijn twee tegengestelde meningen over deze bedreiging van de gezondheid en geen van beide dient ons doel, namelijk verspreiding en verdere besmettingen onder controle te houden.
Wereldaidsdag is een belangrijke dag die ons de gelegenheid biedt bij de kwestie stil te staan en de bewustwording te vergroten, maar we moeten het niet bij die ene dag laten. Daarom ben ik blij dat we, in ieder geval binnen de Europese Unie, over deze kwesties zullen blijven praten. Maar waar het jongeren betreft, moeten we onszelf eraan herinneren dat we in de jaren tachtig van de vorige eeuw zeer actieve, zeer effectieve, zeer agressieve campagnes hadden waarmee de doelstelling bewustwording werd gehaald. Daarna stopten we ermee en vergaten we dat er na het einde van die campagnes een jonge generatie, een nieuwe generatie jonge mensen, seksueel actief werd. Sommigen van hen zijn net voor het einde van die campagnes geboren en zij profiteerden niet van de bewustmakingsinitiatieven die toen plaatsvonden. Vandaar dat we nu met de resultaten zitten die ik zojuist noemde. We weten dat we door middel van simpele boodschappen, simpele methoden, rolmodellen, bekende mensen en opinieleiders die het goede voorbeeld geven en de situatie uitleggen, de gewenste bewustwording kunnen bereiken.
Dit jaar bestond ons initiatief uit een voorstel aan de ministers van Volksgezondheid van de Europese Unie om op Wereldaidsdag allemaal tegelijk naar scholen te gaan en deze problemen met jonge mensen te bespreken, te kijken wat ze weten, hun te vertellen wat wij weten en van gedachten te wisselen. We kregen positieve reacties: meer dan de helft van de ministers van de lidstaten voerde het initiatief uit.
We gingen naar scholen – ik ook – en het was een openbaring om tijdens de debatten en discussies met jonge mensen te vernemen wat ze wel en niet over deze ziekte weten en welke praktische problemen er spelen. Zo weten ze bijvoorbeeld dat het gebruik van condooms de beste bescherming biedt, maar tegelijkertijd vragen ze zich af hoe ze eraan moeten komen? Ze vinden het te gênant, ze zien ertegenop of ze durven niet. Zo hoorden we van een paar praktische problemen waar we zelf nooit aan gedacht zouden hebben, die we in Europa niet meer verwacht hadden, maar die nog wel spelen.
Omdat we jongeren willen aanpreken in een taal die ze begrijpen, heeft de Commissie dit jaar het initiatief genomen voor een nieuw televisiespotje over het voorkomen van hiv-besmetting. Hiervoor werd een wedstrijd onder jongeren gehouden en het beste idee, de winnende inzending, was van een Poolse student. Daar hebben we een filmpje van gemaakt en verschillende tv-zenders hebben het uitgezonden. Het is ook gebruikt bij de schoolbezoeken. Het is belangrijk dat we deze strategie volgen: we moeten jongeren aanspreken in de taal die ze begrijpen.
Maar, zoals ik al eerder zei: de uitdagingen waarvoor hiv en aids ons stellen, spelen zich ook ver buiten de grenzen van de Europese Unie af. Wereldwijd is er weliswaar is behoorlijk wat vooruitgang geboekt op het gebied van toegang tot aan hiv gerelateerde diensten, met name in lage- en middellagelonenlanden. Ongeveer 95 procent van de mensen besmet met hiv woont in die landen.
Dankzij een ongekende stijging van de internationale financiële steun in deze landen is het aantal mensen dat wordt behandeld, beduidend gestegen, van honderdduizend in 2001 tot 2,5 miljoen in 2007. Dit zijn indrukwekkende cijfers; toch is het zo dat meer dan 70 procent van de mensen die ARV-behandeling nodig hebben in deze landen, deze behandeling niet krijgt of er geen toegang toe heeft. Hieruit blijkt dat we nog een lange weg te gaan hebben.
De Europese actie wordt gefinancierd door middel van een breed scala aan financiële instrumenten op nationaal en mondiaal niveau, zoals het Wereldfonds. Er zijn ook financieringsmechanismen mogelijk gemaakt door publiek-private partnerschappen. Dankzij deze gezamenlijke inspanningen van de internationale gemeenschap wordt er vooruitgang geboekt, maar we hebben nog een lange weg te gaan en dat vergt gedegen samenwerking tussen de Europese instellingen.
Zoals ik aan het begin al zei: ons voornaamste doel is het aantal nieuwe hiv-besmettingen terug te brengen en te werken aan de best mogelijke oplossingen in termen van ondersteuning, behandeling en zorg voor diegenen die moeten leven met hiv/aids. Daarom benadruk ik nogmaals hoe belangrijk het is het stigma – de sociale uitsluiting, de discriminatie van de ziekte en de mensen die eraan lijden of ermee worden geconfronteerd – te bestrijden. Als we dat niet doen, krijgen we de situatie nooit onder controle. Om dat te doen hebben we bewustmakingscampagnes nodig en daar moeten er meer van komen.
Daarom is het motto van de Europese Commissie voor deze actie tegen aids “Remember me”. Het is namelijk op alle niveaus een vergeten ziekte, althans dat is het geworden. We zullen de ziekte weer op de voorgrond plaatsen. Maar de actie is niet alleen bedoeld om de burgers te herinneren aan het bestaan van deze ziekte, maar ook om ervoor te zorgen dat de besluitvormers de ziekte weer boven aan de agenda zetten en de noodzakelijke maatregelen nemen. In dit opzicht reken ik op de steun van het Europees Parlement – en ik weet dat ik die ook krijg.
John Bowis,namens de PPE-DE-Fractie. –(EN) Mijnheer de Voorzitter, er moet heel veel gebeuren. Ik zal beginnen met wat de commissaris in zijn toespraak in echt benadrukte, namelijk het effect op kinderen, want een van de campagnes die dit jaar lopen, is natuurlijk Stop Aids in Children. We weten dat elke minuut van de dag een kind met hiv wordt geboren. We weten dat er in de hele wereld 2,3 miljoen kinderen met hiv leven, dat slechts een op de tien kinderen die antiretrovirale behandeling nodig hebben, deze krijgt. We weten dat zonder behandeling naar schatting een derde van de kinderen tijdens het eerste levensjaar sterft en de helft vóór het twee is. We weten dat 15,2 miljoen kinderen onder de achttien een of beide ouders door aids hebben verloren en we weten dat tegen 2010, dat magische jaar, meer dan twintig miljoen kinderen ten gevolge van aids wees zijn geworden.
Dat is het verhaal van de kinderen, de uitdaging ten aanzien van kinderen, maar natuurlijk is het ook een verhaal over volwassenen. We kennen de cijfers van mensen met de diagnose hiv, mensen die met hiv leven, in de diverse landen. De cijfers zitten allemaal in de lift en we kennen de beangstigende statistieken waaruit blijkt dat een op de drie mensen niet weet dat hij of zij besmet is.
Dat is de uitdaging, maar er zijn specifieke uitdagingen die we dit jaar naar mijn mening moeten benadrukken en de commissaris verwees al naar enkele ervan. Het niveau van de basiskennis is de afgelopen vijf jaar gedaald: het publiek is minder bewust dan eerst. Het aantal mythen en misverstanden is toegenomen. Een op de vijf mensen weet niet dat hiv kan worden overgedragen door seks zonder condoom. Minder dan de helft van alle seksueel actieve mensen gebruikt altijd een condoom bij een nieuwe seksuele partner.
We weten dat het aantal mensen met de diagnose hiv sinds 1997 is verdrievoudigd. We weten dat risicovol seksueel gedrag toeneemt. We weten dat een kwart van alle hiv-gerelateerde doden het gevolg is van een te late diagnose en dat een derde te voorkomen was geweest. We weten ook specifiek dat afgewezen asielzoekers met hiv heel vaak geen aanspraak kunnen maken op gratis hiv-behandeling en zich dus geen levensreddende zorg kunnen veroorloven en weer anderen kunnen besmetten. We weten ook dat het aantal gevallen van hiv onder mannelijke gevangenen vijftien maal zo groot is als onder de bevolking in het algemeen.
We zijn van al deze dingen op de hoogte en weten ook dat er tekenen van hoop zijn en dat er onderzoek wordt gedaan. In Rwanda heb ik onlangs met eigen ogen gezien hoe onderzoek wordt gedaan en klinische proeven worden uitgevoerd en ik zie de noodzaak van proeven in Afrika voor vaccins voor Afrikanen.
Maar al deze zaken zijn spoedeisend. 2010 is het richtjaar en het is al bijna 2010. 2010, commissaris: u en ik naderen het einde van onze zittingstermijn. Ik wil niet dat we ons achter dat gegeven verschuilen en dat we het aan onze opvolgers overlaten. Ik wil dat we, in 2009, wanneer u en ik terugtreden, ten minste kunnen zeggen dat we deze belofte zijn nagekomen.
Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie.–(NL)Voorzitter, ik wil mijn waardering uitspreken voor de inzet van de Commissie, zoals net uiteengezet door de commissaris. Ik onderstreep vandaag het belang van Wereldaidsdag en van de gezamenlijke verantwoordelijkheid om tegen aids te vechten. Want wereldwijd voltrekt zich een ramp, een ramp die niet de aandacht krijgt die zij verdient.
Om die reden is mijn fractie verheugd over het feit dat we vandaag toch dit debat hebben hier in Straatsburg. De cijfers spreken voor zich. Er zijn wereldwijd 33 miljoen mensen die aan aids lijden of besmet zijn en in totaal zijn wel 25 miljoen mensen in de wereld aan aids overleden.
Toch lijkt de ziekte voor veel mensen niet te bestaan. Omdat aids wordt geassocieerd met seks, praten velen liever niet over dit onderwerp. En dat maakt het moeilijk - de commissaris zei het al - om mensen voor te lichten. De huidige generatie jongeren betaalt daar een hoge prijs voor. De helft van alle nieuwe hiv-infecties betreft namelijk mensen jonger dan 25 jaar. Terwijl ik hier spreek zijn er zes jongeren met een hiv-besmetting bijgekomen en drie kinderen gestorven aan aids. We spreken hier over een generatie die een wereld zonder aids niet heeft gekend.
De ramp beperkt zich niet alleen tot Afrika. De afgelopen zes jaar is het aantal hiv-besmettingen in Europa en Centraal-Azië verdubbeld van 1,25 naar 2,4 miljoen mensen. Het is de hoogste tijd dat de Europese Unie actie onderneemt. Deze vreselijke ziekte, die het leven van miljoenen gezinnen ter wereld ontwricht, is te voorkomen. Aids is te bestrijden door goede voorlichting, door een betere verspreiding van condooms en door betaalbare medicijnen.
De commissaris heeft er terecht op gewezen dat we hebben laten gebeuren dat aids een vergeten ziekte is geworden, met name op ons eigen continent. De huidige Europese jongeren hebben inderdaad de grote publieke voorlichtingsacties van de jaren '90 niet meegemaakt. We moeten daadkrachtig optreden, willen we voorkomen dat het hier echt uit de hand loopt.
Daarom, deels symbolisch en deels omdat we dat echt een belangrijke stap vinden, is mijn fractie vorige maand een campagne gestart om het belastingtarief op condooms te verlagen naar 5 procent in de hele Europese Unie. Het feit dat de BTW op condooms zo uiteenloopt - met in sommige landen zelfs een tarief van 25 procent -, toont aan dat wij in Europa geen gemeenschappelijke aanpak voor een gemeenschappelijk probleem hebben, althans daar te weinig aan doen.
Het Portugees voorzitterschap heeft onze actie van harte ondersteund en we verwachten ook een positieve houding van commissaris Kovács, wanneer hij eind volgend jaar het Europese BTW-stelsel ter discussie stelt.
Holger Krahmer, namens de ALDE-Fractie.–(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren!“Ik blijf je altijd trouw – aids” las ik op een poster voor de Wereldaidsdag, die bijna twee weken geleden heeft plaatsgevonden. De boodschap is dat aids misschien behandelbaar, maar niet geneesbaar is. Vele mensen, vooral jongeren, vergeten dat of willen het liever niet weten. Het aantal nieuwe hiv-besmettingen, waar de vorige sprekers het al over hebben gehad, spreekt voor zichzelf. Voorlichting is de enige manier om hiv en aids te voorkomen, en ik ben blij dat de Commissie ook deze mening is toegedaan.
Dergelijke voorlichting mag echter niet beperkt blijven tot postercampagnes of schoolbezoeken door ministers. Dit soort acties zorgt weliswaar voor kortstondige aandacht en wordt wellicht ook door de media opgepikt, maar dit verandert niets aan de gedragspatronen, met name bij jongeren.
Aids enhivwaren ooit het voorwerp van authentieke griezelverhalen in de pers. Velen voelden zich onveilig en waren bang omdat niemand wist hoe gevaarlijk het virus in werkelijkheid is. Niemand wil terug naar die tijd, maar nu men aan hiv/aids gewend is geraakt en de behandelingsmogelijkheden beter zijn geworden, kan het probleem tegenwoordig niet meer automatisch op grote belangstelling rekenen.
Velen hebben deze boodschappen uitentreuren gehoord en sommigen zijn er zelfs moe van ze steeds weer te moeten horen of zien. Dat is irrationaal, maar het is een feit. De voorlichting moet worden aangepast om met deze nieuwe omstandigheden rekening te houden. De voorlichting moet erop gericht zijn actief de aandacht te trekken en de verschillende doelgroepen op gerichte wijze in hun eigen taal aanspreken. Er zijn jongeren die ten onrechte geloven dat hiv een miniem risico vormt. en het is van bijzonder groot belang dat we tot hen doordringen en hen aan het denken zetten over de gevolgen van een besmetting.
Velen denken wel over de gevolgen na, maar doen dat helaas te laat, namelijk wanneer een dokter of zorgverlener hun meedeelt dat de aidstest positief was. Dan wordt de ziekte, die daarvoor een vaag en abstract gegeven was, plotseling heel reëel. We kunnen alleen van vooruitgang spreken als het ons lukt de mensen aan het denken te zetten voordat het te laat is.
Hiervoor zijn geduldige inspanningen op de lange termijn nodig. Er moeten faciliteiten, diensten en projecten komen die precies zijn toegesneden op de diverse doelgroepen – hoe gedifferentieerder zij zijn en hoe dichter zij bij persoonlijke ervaringen aansluiten, des te beter zullen zij functioneren. Hulpverleningsorganisaties, zoals de Duitse Aids-Hilfe, kunnen hier een belangrijke rol blijven spelen als zij deze uitdaging aanpakken. Helaas is dat niet overal het geval.
Mensen die hiv-positief zijn, hebben tegenwoordig een goede kans om een lang leven te leiden, althans in West-Europa. In andere delen van de wereld, bijvoorbeeld in Afrika, is dit heel anders. Onze comfortabele situatiemag echter geen aanleiding geven tot gemakzucht.
Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie.–(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als arts heb ik sinds twintig jaar met aids te maken en ik moet eerlijk zeggen dat ik veel gedetailleerder en praktischer voorstellen van de Commissie had verwacht: In de Europese Unie zijn seksuele contacten de meest voorkomende besmettingsweg. Daarom zou ik specifiek willen vragen:
1) Dringtde Commissieer bij alle lidstaten op aan om seksuele voorlichting te verzorgen in het schoolonderwijs?
2) Dringt zij er bij de lidstaten op aan prijsbeperkingen voor condooms in te voeren, die thans de enige manier zijn om seksuele transmissie te voorkomen?
In Europa is intraveneuze besmetting de tweede belangrijke transmissievorm, met name onder drugsgebruikers?Wat onderneemt de Commissie om er bij de lidstaten op aan te dringen schadebeperkingsstrategieën ten uitvoer te leggen, wat de enige manier is om intraveneuze transmissie te beperken onder diegenen die het drugsgebruik niet willen of kunnen opgeven?
Wat betreft de rest van de wereld had ik verwacht dat de Commissie ons hier zou komen zeggen: Na een acht maanden durende impasse in de onderhandelingen met het Parlement constateren wij dat het Parlement zich voor de wijziging van artikel 6 van de TRIPS-overeenkomst heeft uitgesproken, en omdat dit nog niet tot een wijziging heeft geleid, zal de Commissie zich voor een wijziging van de WTO-regels inzetten. Krachtens de bestaande TRIPS-regels kunnen multinationals patenten met een looptijd van 20 jaar lang nemen, met het gevolg dat de geneesmiddelen niet in Afrika aankomen. Het voorstel gaat hier in het geheel niet op in!Indien deze regels niet worden gewijzigd, zijn alle mooie woorden over Afrika geen stuiver waard!
Een laatste punt: hoe kan het zijn dat iedereen het over de bestrijding van aids heeft, maar dat u commissaris Mandelson ondertussen brieven laat schrijven naar de Thaise regering met het verzoek om af te zien van de invoering van wetten die de verkoop van generieke geneesmiddelen mogelijk maken, waarbij hij ook nog ondernemingen als Sanofi-Avensis aanprijst? Mij dunkt dat de Commissie hier niet het zwijgen toe kan doen!
Françoise Grossetête (PPE-DE). – (FR)Mijnheer de Voorzitter, ja, aids heeft teveel slachtoffers gemaakt – veel te veel.Aids maakt nog steeds slachtoffers en zal dat ook in de toekomst blijven doen. Tragisch genoeg worden veel kinderen voor hun geboorte besmet. De cijfers zijn hier genoemd. Ze zijn schrikbarend, en ik ben niet van plan ze nog eens te herhalen.
Helaas gaat de verspreiding van aids niet alleen in de EU-staten verder, maar ook in landen buiten de EU, en voor de bestrijding van deze nieuwe golf is het van essentieel belang dat we de preventieve maatregelen intensiveren, de behandeling, zorg en ondersteuning versterken en partnerschappen sluiten die hiervoor absoluut noodzakelijk zijn. Naast preventie moeten we de toegang tot informatie verbeteren en het voor de betrokkenen makkelijker maken om in het genot te komen van adviezen, medische behandelingen sociale diensten. We moeten de negatieve gevolgen van deze ziekte indammen –een van de treurigste aspecten is het feit dat er een taboe op aids rust, dat het iets is waar de mensen niet vrijuit over durven praten. Om al deze doelstellingen te bereiken moeten we beschikbare middelen mobiliseren en het onderzoek versterken, onze inspanningen coördineren en specifieke projecten financieren. Alleen indien alle betrokkenen samenwerken in een constructief partnerschap kunnen we een significante en blijvende bijdrage leveren om deze epidemie het hoofd te bieden.
Het is frappant dat de jonge Europeanen van deze tijd nooit effectieve voorlichtingscampagnes hebben meegemaakt zoals die in de jaren 80 werden gehouden. De Europese samenlevingen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en jongeren inlichten over de belangrijkste aspecten van hiv en aids. Uit de meest recente enquêtes blijkt dat vele jongeren verbazingwekkend weinig over deze ziekte weten. 54 procent van de jongeren in de “oude” lidstaten van de EU geloven dat ze aids kunnen krijgen door uit hetzelfde glas te drinken als een besmette persoon. Dit toont aan hoe belangrijk het is om het bewustzijn te vergroten en te investeren in preventie en voorlichting over het gebruik van condooms. Ook aan de kosten van condooms moet aandacht worden besteed. Uit de bevindingen van de enquêtes blijkt ook dat we onze inspanningen niet mogen terugschroeven. Ook al is deze ziekte niet meer “nieuw”, we mogen er niet de ogen voor sluiten. In onze bewustmakingscampagnes moeten we de juiste boodschappen uitdragen – boodschappen die beter zijn afgestemd op het publiek. Op dit gebied worden reeds inspanningen ondernomen. De boodschappen die wij verspreiden moeten eigentijdser zijn en indruk maken op jongeren. Tot voor kort werd het, voornamelijk om ethische redenen, aan de patiënten overgelaten of zij adviezen inwinnen en om een hiv-test verzoeken. Achteraf gezien kleven er aan deze aanpak twee problemen: ten eerste waren dergelijke diensten niet in voldoende mate beschikbaar, en ten tweede waren de mensen bang om gestigmatiseerd en gediscrimineerd te worden. In lagelonenlanden vormt het feit dat tests op vrijwillige basis worden gedaan een ernstig probleem voor de bestrijding van de aids-pandemie. Hoe kan men van achtergestelde, slecht opgeleide patiënten verwachten dat zij op basis van voldoende informatie met een test instemmen? Hoe kan iemand die nooit van hiv heeft gehoord, instemmen met een hiv-test?
En wat schiet iemand ermee op die een hiv-test ondergaat in een land dat niet over een stelsel van sociale bescherming beschikt? Uit recente enquêtes in Afrika bezuiden de Sahara blijkt dat slechts 12 procent van de mannen en 10 procent van de vrouwen een test hebben gedaan en daarvan resultaten hebben gekregen. De ziekte blijf een bedreiging, daarom moeten we waakzaam blijven!
Pierre Schapira (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, aids is nog steeds een van de grote plagen van de 21e eeuw, ondanks de uitzonderlijke inspanningen die de internationale gemeenschap in de afgelopen 20 jaar, afgezien van een paar perioden van verslapping, heeft ondernomen.
Nummer 6 op de lijst van millenniumdoelstellingen die in september 2000 zijn aangenomen, behelst het stoppen en terugdringen van de verspreiding van aids tegen 2015.Gezien de huidige situatie in de ontwikkelingslanden – en met name in Afrika, waar de het aantal sterfgevallen vanwege aids nog steeds stijgt –is het echter noodzakelijk dat we onze inspanningen verdubbelen als we die doelstelling willen halen.
Er zijn op dit gebied verschillende potentiële benaderingen voor Europese acties. Ten eerste kunnen we de samenwerkingsregelingen versterken, vooral de samenwerking met de lokale autoriteiten op het zuidelijk halfrond, omdat alleen op lokaal niveau duurzame oplossingen kunnen worden gevonden voor de verzorging van zieken, ziektepreventie, de beschikbaarstelling van medicijnen, de organisatie van voorlichtings- en preventiecampagnes en in het algemeen voor het beheer van gezondheidsdiensten die zijn aangepast aan de lokale behoeften van de mensen.
Ten tweede moeten we manieren vinden om het tekort aan gezondheidswerkers in de lagelonenlanden aan te pakken. Europa moet hier helpen door middel van praktische, goed gefinancierde programma’s die gezondheidswerkers in staat stellen het werk te doen waarvoor zij in hun eigen land zijn opgeleid, onder behoorlijke omstandigheden en met de nodige apparatuur en medicamenten.
Ten derde is het voor de bestrijding van aids op de lange duur nodig dat de EU zich ertoe verbindt patiënten in ontwikkelingslanden tegen betaalbare prijzen toegang te geven tot de geneesmiddelen waar zij op zijn aangewezen. Gezien het feit dat vele aids-patiënten op het zuidelijk halfrond reeds immuun zijn tegen medicijnen van de eerste generatie waarmee zij zijn behandeld, is het van essentieel belang om manieren te vinden waarop de nieuwste behandelingsmethoden in generieke vorm beschikbaar kunnen worden gemaakt in de lagelonenlanden. Daarom zou ik de Commissie er specifiek om willen verzoeken ervoor zorg te dragen dat de bilaterale en regionale overeenkomsten waarover momenteel wordt onderhandeld – met name de EPO’s – geen bepalingen bevatten die het voor de landen op het zuidelijk halfrond moeilijker maken om de flexibiliteit van de TRIPS-overeenkomst en de Verklaring van Doha van 2001 volledig te gebruiken ten behoeve van de bescherming van aids-patiënten.
Meer heb ik niet te zeggen. Om een eind te maken aan de onaanvaardbare situatie dat ieder jaar miljoenen mensen aan aids sterven, moet de Europese Unie haar verantwoordelijkheid nemen. Het wordt tijd dat we ophouden met discussiëren en dat we de mouwen opstropen.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden, want ik begrijp dat we in tijdnood zitten.
Ik heb drie of vier punten. Ten eerste is dit een probleem dat de hele bevolking raakt en dat is de boodschap die we proberen over te brengen. Het is niet meer zo dat er sprake is van risicogroepen en dat de rest van ons zich geen zorgen hoeft te maken: het is een kwestie die de gehele bevolking aangaat – jongeren, vrouwen. We moeten de bewustwording hierover vergroten en de politieke boodschap moet ook worden overgebracht.
Met name inzake de immigrantenkwestie – die werd namelijk genoemd – hanteren we een bepaalde benadering. Het Portugese voorzitterschap had de kwesties gezondheid en immigratie als thema van haar voorzitterschap en toegang tot behandeling, tests en behandeling en de gezondheidszorg voor de immigranten – ook niet-geregistreerde – zijn belangrijke aspecten. We bespreken deze zaken niet alleen om hen te beschermen en vanwege het mensenrechtenaspect ervan, wat natuurlijk een prioriteit is, maar ook ter bescherming van de maatschappij als geheel.
De kwesties die naar voren werden gebracht, zoals de mogelijkheid om te zorgen voor schone naalden voor drugsgebruikers, het bevorderen van het gebruik van condooms, seksuele voorlichting op scholen en de problemen in gevangenissen, maken allemaal onderdeel uit van onze discussies met de lidstaten en het maatschappelijk middenveld. Er is een denktank waar iedereen bij betrokken is. Daar worden discussies gehouden en beste praktijken en ervaringen uitgewisseld. Maar natuurlijk realiseren we ons binnen de Europese Unie dat we geen bevoegdheid hebben: het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om dit beleid ten uitvoer te leggen. Daarom verhogen we het profiel op een politiek niveau en houden we discussies op een technisch niveau, maar uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de lidstaten om specifieke initiatieven te nemen.
Wat betreft de andere kwestie die de heer Agnoletto naar voren bracht: ik heb met grote belangstelling nota genomen van de kwestie TRIPS. Ik heb ook nota genomen van het effect dat dit zou hebben voor de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden en van alle andere kwesties die hij naar voren bracht met betrekking tot landen buiten Europa. Ik zal de kwesties onder de aandacht brengen van mijn collega’s die verantwoordelijk zijn voor deze specifieke terreinen en ik zal hen op de hoogte brengen van de punten die de geachte afgevaardigde naar voren heeft gebracht.
Tot slot nog dit: als het gaat om toegang tot ARV binnen de Europese Unie, zijn we in eerste instantie zeer actief voorstander van het initiatief waarmee het Duitse voorzitterschap na de conferentie in Bremen kwam, namelijk zorgen voor toegang tot goedkope, betaalbare ARV-behandeling voor alle patiënten die deze behandeling nodig hebben. We hopen deze steun later uit te breiden naar andere terreinen. Eén succesverhaal, als je dat zo kan noemen, hebben we al met Bulgarije. Maar natuurlijk zullen we hier, met de steun van de Commissie, in het voorzitterschap mee doorgaan en als het model eenmaal is ingesteld, kunnen we deze benadering hopelijk uitbreiden tot buiten de Europese Unie. Dat is altijd ons doel.
Ik dank de Parlementsleden nogmaals voor een zeer boeiend debat. Ik heb nota genomen van alle kwesties die aan de orde zijn geweest.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
15. Olieramp in de Zwarte Zee en de Zee van Azov ten gevolge van de schipbreuk van verschillende schepen (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de vervuiling door olie in de Zwarte Zee en de Zee van Asov ten gevolge van de schipbreuk van verschillende schepen.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste wijs ik erop dat mijn collega de heer Dimas vandaag tot zijn spijt niet bij dit debat kan zijn. Zoals u weet, is hij aanwezig op de conferentie over de opwarming van de aarde, waar hij de Gemeenschap vertegenwoordig.
Dit is een zeer belangrijke kwestie. Zoals we weten, hebben zware stormen in de regio van de Zwarte Zee in november tragische gevolgen gehad. Er zijn doden gevallen en huizen verwoest en er is milieuschade ontstaan doordat naar schatting dertienhonderd ton stookolie in zee is gelekt en er schepen zijn gezonken die zwavel aan boord hadden. Op grond van een bilaterale overeenkomst heeft de Commissie een team van vijf EU-deskundigen gestuurd, waarbij zich vertegenwoordigers van de Commissie en het VN-milieuprogramma hebben gevoegd. De EU-deskundigen stelden vast dat de schoonmaakwerkzaamheden van Oekraïne goed op gang waren. Lokaal beschikbare technologieën en middelen werden geacht toereikend te zijn en Oekraïne gaf aan geen extra noodapparatuur nodig te hebben. De belangrijkste resultaten van de missie worden op 14 december aan de Oekraïense autoriteiten in Kiev gepresenteerd. Tijdens deze bijeenkomst zal ook worden gepraat over verdere versterking van de samenwerking gericht op beter toezicht op de ecologische kwaliteit van de Zwarte Zee.
Volgens internationale cijfers over olierampen is de huidige olieramp er een van middelgrote omvang en valt de omvang van de milieuschade naar verwachting mee. We maken ons natuurlijk evengoed zorgen, vooral omdat altijd het gevaar van secundaire vervuiling bestaat. De accumulatie van de ecologische druk, de aanwezigheid van kwetsbare soorten in de zeestraat, de politieke gevoeligheid van het gebied en het gevaar van nieuwe, vergelijkbare ongevallen in de toekomst onderstrepen stuk voor stuk de noodzaak om een uitgebreidere beoordeling van de situatie te maken. De Europese Commissie overweegt dan ook vervolgactie door middel van andere instrumenten zoals missies ter beoordeling van de schade achteraf, dus ik zie uit naar het debat over deze kwestie.
Stanisław Jałowiecki, namens de PPE-DE-Fractie. –(PL)Mijnheer de Voorzitter, het is fijn dat we vandaag de gelegenheid hebben om over de ramp in de Zwarte Zee van vorige maand te discussiëren, en wel om twee redenen:
De eerste reden is dat het Europees Parlement met betrekking tot vele landen, met inbegrip van Rusland, als een vervangende publieke opinie fungeert. Stelt u zich eens voor wat er in de Europese media aan de hand zou zijn indien een dergelijk ongeluk, laten we zeggen, in de Oostzee zou gebeuren. Op de tv zouden we dagenlang beelden van vervuilde flora en fauna te zien krijgen. Talloze experten zouden de rampzalige gevolgen van het ongeluk toelichten. In Rusland echter zwijgen de media. Met grote moeite heb ik een paar informatiebrokken weten te bemachtigen, vooral uit Oekraïnse bronnen. Daarom is onze stem in dit geval van buitengewoon groot belang.
De tweede reden is dat we ons Europees bewustzijn moeten verbreden: het bewustzijn dat regio’s waaraan we tot nog toe nauwelijks of geen aandacht hebben besteed, zoals het Zwarte-Zeegebied, een integraal deel van ons continent vormen, niet alleen in geografische zin, maar ook in termen van natuur, milieu, economie en cultuur het bewustzijn dat we deel uitmaken van een gemeenschappelijk geheel, en dat de verschillende delen van invloed zijn op elkaar.
Dit bewustzijn vergroot ons verantwoordelijkheidsbesef, dat zich ook dient uit te strekken tot de Zwarte Zee. Onze verantwoordelijkheid geeft ons het recht om te eisen dat de Zwarte Zee veel veiliger wordt dan tot dusver. Overigens moet hier worden opgemerkt dat zichin het recente verleden reeds verschillende kleinere rampen hebben voorgedaan.
In dit verband zijn de volgende eisen van bijzonder groot belang. Allereerst toezicht op de situatie in de Zwarte Zee – nu, nauwelijks een maand na de ramp, en nog lange tijd daarna.
De volgende eis is dat de buurlanden van de Europese Unie eindelijk moeten beginnen hun vloot te vernieuwen, met name hun tankers. De Zwarte Zee wordt alsmaar zwarter, niet op grond van de natuurlijke verschijnselen waaraan het zijn naam dankt, maar van de ruwe olie. Het zou wel eens één reusachtig olievat kunnen worden. Er moet druk worden uitgeoefend op de buurlanden van de EU opdat spoedig een verbod wordt afgekondigd op het gebruik van verouderde enkelwandige tankers.
Ik verzoek het Huis daarom de ingediende ontwerpresolutie aan te nemen, waarin wij de Raad en de Commissie oproepen om de samenwerking met de oeverstaten die niet tot de EU behoren. Een landgrens kan relatief gemakkelijk worden gesloten, een zeegrens echter niet. Omdat het moeilijk zal worden een afsluitdijk te bouwen, is de voorgestelde actie ook in ons eigen belang.
Silvia-Adriana Ţicău, namens de PSE-Fractie.–(RO)Mijnheer de Voorzitter, ten gevolge van de recente stormen op de Zwarte Zee zijn vier schepen gezonken en werden er zeven beschadigd, waaronder ook twee olietankers.
De ongelukken zijn gebeurd in de Straat van Kertsj, die de Zwarte Zee met de Zee van Asov verbindt en de belangrijkste zeevaartroute vormt voor de export van Russische olie naar Europa.
Hierbij is 2000 ton stookolie in zee gestroomd, en de gezonken schepen hadden meer dan 7 ton zwavel aan boord. Het communautair mechanisme voor civiele bescherming heeft een team van 7 deskundigen naar de locatie gestuurd om de gevolgen te evalueren en vast te stellen welke maatregelen moeten worden getroffen.
Als rapporteur van de Commissie industrie, onderzoek en energie voor de mededeling van de Commissie over de Zwarte Zeesynergie heb ik de Unie opgeroepen een leidende rol op zich te nemen bij de bevordering van de beginselen van het gemeenschappelijk maritiem beleid en de ontwikkeling van scheepvaartroutes in deze regio.
Het wetgevingspakket inzake zeevervoer is van groot belang voor het Zwarte Zeegebied. De richtlijn inzake havencontrole en Richtlijn2005/65/EG inzake de veiligheid van havens zullen de veiligheid van het zeevervoer in de regio verhogen.
In 2006 werden krachtens het Memorandum van overeenstemming inzake de Zwarte Zee 4650 inspecties uitgevoerd op schepen die onder 83 vlaggen varen. Bij deze inspecties, waarvoor de autoriteiten van Bulgarije, Georgië, Roemenië, de Russische Federatie, Turkije en Oekraïne verantwoordelijk waren, werd vastgesteld dat 69,39 procent van de schepen gebreken had. 6 procent van de schepen werd aan de ketting gelegd. Van deze laatste schepen waren 8,7 procent vrachtschepen, 2,9 procent passagiersschepen, 2,7 schepen die chemicaliën transporteerden en 0,5 procent olietankers. De beslagleggingen hadden te maken met tekortkomingen van de navigatiesystemen, de afwezigheid van reddingssystemen, gebreken van de scheepsuitrusting dan wel structurele gebreken die van invloed waren op de stabiliteit van het schip.
Georgië staat op de zwarte lijst van het Memorandum van Parijs, terwijl de andere 5 landen aan de Zwarte Zee op de grijze lijst staan.
Ik ben van mening dat de Unie meer moet doen om de veiligheid van het zeevervoer in deze regio te verhogen.
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid zal, samen met het secretariaat van het Memorandum van Parijs en de lidstaten, studies en programma’s financieren om de veiligheid van het zeevervoer te vergroten. Vanaf 2007 ondersteunt het agentschap de lidstaten bij de voorbereiding van capaciteiten voor de preventie en bestrijding van de vervuiling van de zee met giftige stoffen.
Via de TEN-T-begroting heeft de Commissie reeds projecten in het leven geroepen voor de ontwikkeling van scheepvaartroutes in het Oostzeegebied en het Middellandse Zeegebied en de zeeën in het westen van Europa. Ik verzoek de Commissie om een soortgelijke studie uit te voeren voor het Zwarte Zeegebied, en ik verzoek er tevens om de door het agentschap ontwikkelde CleanSeaNet-dienst, die erop is gericht olielozingen op te sporen en de Europese wateren te bewaken, ook in het Zwarte Zeegebied in te zetten.
Roberts Zīle, namens de UEN-Fractie. – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter, mijnheer decommissaris. Allereerst wil ik mijnheer Costa bedanken, die namens de Commissie vervoer en toerisme de onderhavige ontwerpresolutie heeft ingediend. Politiek gezien zou ik echter een veel snellere reactie willen zien in plaats van slechts de noodzaak te benadrukken dat de Raad geen vertraging doet ontstaan bij de goedkeuring van een gemeenschappelijk standpunt inzake de zeven wetgevingsvoorstellen van het derde maritieme pakket. Naar mijn mening vormt dit pakket geen oplossing voor ecologisch bedreigde binnenzeeën zoals de Zwarte Zee en de Oostzee, die omgeven zijn door de kusten van de EU-lidstaten en de Russische Federatie. Gezien het niveau van de olieprijs en de daaraan verbonden winstmarges zal de Russische olie-uitvoer via de zee in de toekomst snel toenemen. Dit past ook bij het vervoersbeleid van Rusland: het exporteert olie via zijn eigen havens en heeft de pijpleidingen naar de olieterminals van de EU in Ventspils en Butinge dichtgedraaid. Mogen we aannemen dat de vraag naar deze tankers zal toenemen en dat er genoeg zal worden geïnvesteerd in de Russische tankervloot om de verdere toepassing van 40 jaar oude enkelwandige tankers en van binnenschepen te voorkomen? Ik vrees van niet. De belangrijkste motivatie voor olietransporten over zee zijn oude wrakken die zo goedkoop mogelijk zijn. Indien alleen in de Europese Unie strenge maatregelen op het gebied van maritieme veiligheid worden genomen, zal dit mijns inziens niet tot de bescherming van het milieu in de aangrenzende zeeën bijdragen, tenzij de Unie ervoor zorgt dat ook daar internationale normen worden nageleefd.Ik dank u.
Péter Olajos (PPE-DE).-(HU)Op vele gebieden was er de afgelopen decennia sprake van een enorme groei, maar nergens is de groei zo sterk als in de wereldhandel en daardoor ook in het goederenvervoer. Het zeevervoer speelt een belangrijke rol in deze groei, aangezien 90 procent van de buitenlandse handel van de Europese Unie langs deze weg plaatsvindt. Ik vind dat de mensen gelijk hebben als zij verwachten dat dit middel om personen en goederen te vervoeren ook veilig en schoon moet zijn, zodat het risico van ongelukken op zee en van vervuiling door schepen afneemt.
In de afgelopen maand zijn er drie ernstige ongelukken gebeurd, die samengenomen van dezelfde orde van grootte zijn als de door de Exxon Valdez in 1989 veroorzaakte vervuiling. Dit is ontnuchterend. Er moet aandacht worden besteed aan het belang van preventie en effectieve maatregelen. De schade voor het milieu die door dit soort ongelukken wordt berokkend, blijft niet beperkt tot één à twee landen, of tot één continent, maar bedreigt en zal uiteindelijk leiden tot de vernietiging van onze gemeenschappelijke waarden en onze gemeenschappelijke natuurlijke rijkdommen. Daarom bestaat er dringend behoefte aan meer doeltreffende internationale coördinatie en is het dringend nodig om een krachtige rol te spelen in de actieve preventie van ongelukken en in herstelwerkzaamheden daarna. Het is tevens noodzakelijk om de internationale wetgeving op dit gebied onverwijld te herzien om lacunes te dichten, om te verbieden dat binnenschepen in de zeevaart worden ingezet, en om het beginsel dat de vervuiler betaalt doeltreffend te handhaven. De Europese Unie heeft de fundamentele plicht om aan te dringen op internationale maatregelen ten behoeve van een veilige zeevaart, zoals die in de Europese Unie reeds ten uitvoer zijn gelegd. Ik dank u.
Daciana Octavia Sârbu (PSE).-(RO)Mijnheer de Voorzitter, het voorval van november heeft zowel in de Zwarte Zee als in de Zee van Asov milieuschade aangericht, waaruit nog eens blijkt dat zeeën geen grenzen hebben en dat olierampen die buiten de Europese ruimte gebeuren ook van invloed kunnen zijn op de ecosystemen aan de kusten van de lidstaten.
De gezonken schepen die de vervuiling van de Zwarte Zee hebben veroorzaakt, waren binnenschepen, geen zeeschepen. Daardoor zijn tonnen olie in zee gestroomd en werden zeehabitats aangetast. Meer dan 15 000 vogels en dolfijnen werden door stookolie besmeurd en sommige zeldzame planten- en dierensoorten aan de kust en op de zeebodem werden vernietigd, zodat grote inspanningen nodig zijn om het ecosysteem van de Zwarte Zee te herstellen.
De achteruitgang van het maritieme milieu heeft tal van negatieve gevolgen, aangezien het van belang is voor de ecologische veiligheid en de levenskwaliteit en de gezondheid van de bevolking. De acute vermindering van de biodiversiteit in de Zwarte Zee heeft vanwege de constante achteruitgang van het ecosysteem, illegale vispraktijken en de uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen een zorgwekkend peil bereikt. Olierampen dragen bij tot de verslechtering van het milieu in deze regio, die als de meest vervuilde van de wereld wordt beschouwd.
De Europese staatshoofden en regeringsleiders moeten ervoor zorgen dat het zeevervoer onder veilige omstandigheden plaatsvindt en dat de zeegrenzen zo effectief mogelijk tegen grensoverschrijdende gevaren worden beschermd. Het nieuwe groenboek over marktconforme instrumenten voor milieu- en gerelateerde beleidsdoelstellingen is gericht op een betere tenuitvoerlegging van het beginsel dat de vervuiler betaalt, en ik hoop dat dit een positief effect zal hebben op de methoden ter voorkoming van dit soort milieurampen.
Nickolay Mladenov (PPE-DE).-(BG)Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de Zwarte Zee vormt sinds de toetreding van Bulgarije en Roemenië niet alleen een buitengrens van de Europese Unie, maar is ook een zee die een enorm economisch potentieel biedt voor de ontwikkeling van onze Unie. Het Zwarte Zeegebied en de Kaspische Zeeregio hebben samengenomen een buitenlands handelspotentieel van meer dan 200 miljoen euro en een bevolking van meer 350 miljoen.
Ik zou kort willen herinneren aan het debat van september dat wij na de grote overstromingen en bosbranden in Europa hebben gevoerd. Destijds spraken we over de noodzaak om gemeenschappelijke diensten op te richten om natuurrampen zoals die van dit jaar het hoofd te kunnen bieden. Een dergelijke behoefte bestaat, zoals nu kan worden geconstateerd, ook in het Zwarte Zeegebied. In de eerste plaats doe ik een beroep op de Commissie en natuurlijk ook op de lidstaten, met name Bulgarije en Roemenië, om een prioritaire studie uit te voeren over het nut van een regionaal hulpcentrum voor het Zwarte Zeegebied, teneinde de landen in deze regio te helpen bij ernstige situaties zoals die van enkele maanden geleden. In de tweede plaats dient een grondige analyse te worden gemaakt van de oorzaken van deze rampen en van alle andere rampen in het Zwarte Zeegebied, zodat we daaruit lessen kunnen trekken en aanbevelingen kunnen doen voor ons toekomstige beleid in de regio. In de derde plaats is het tijd om een regionaal informatiesysteem voor de zeescheepvaartvoor de Zwarte Zee op te zetten, dat zal bijdragen tot de veiligheid van de vervoersroutes en voor de scheepvaart in de regio in het algemeen.
De tragedie in de Straat vanKertsj iseen gebeurtenis waarmee we moeten leren leven en die we zo snel mogelijk moeten aanpakken. Dit geldt vooral voor diegenen van ons die aan de Zwarte Zeewonen.Maar laten we in deze ramp een aanleiding zien om naar redenen en mogelijkheden te zoeken voor samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en de andere landen aan de Zwarte Zee, zodat we de veiligheid van deze belangrijke Europese scheepvaartroute kunnen verhogen. Ik dank u.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE).-(RO)Dames en heren, als rapporteur voor de regionale samenwerking in het Zwarte Zeegebied ben ik weliswaar verheugd dat wij dit debat voeren, maar ik betreur ook ten zeerste dat het thema van onze discussie eigenlijk de droeve erkenning is van het feit dat de Zwarte Zee nog steeds niet voldoende aandacht krijgt van de kant van de Europese Unie en dat het uitvoeringsniveau van de geplande acties nog niet tevredenstellend is.
Niettemin wil ik u eraan herinneren dat de Zwarte Zee sinds de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie ten dele een interne zee is geworden en dat wij haar strategische betekenis voor de hele wereld niet kunnen loochenen.
Het Zwarte Zeegebied is uit het oogpunt van het communautaire energie- en vervoersbeleid van groot belang. Hierdoor zijn wij gedwongen een globale en coherente strategie te ontwikkelen voor de hele regio, een strategie die erop is gericht de veiligheid, de duurzame ontwikkeling en de verregaande integratie van milieuaspecten te waarborgen. Meer nog: om een echt regionaal beleid te bevorderen moeten alle landen die aan deze zee zijn gelegen zich gezamenlijke inspanningen getroosten, wat het nationale en bilaterale kader te buiten zou gaan.
Daarom ben ik ingenomen met het opstarten van de Zwarte Zeesynergie in 2007, maar ik wil nog eens een essentieel aspect van mijn verslag in herinnering brengen, namelijk de noodzaak om concrete en duidelijke stappen te nemen om dit samenwerkingsinitiatief te ontwikkelen en te verwezenlijken, zowel binnen deze regio als tussen de regio en de Europese Unie.
Het drama van de zwarte vloed van 11 november 2007 heeft ons laten zien dat we op dit terrein onze inspanningen moeten bundelen. De Europese Unie moet een centrale rol spelen, door groter engagement te tonen bij de ontwikkeling van de Zwarte Zeesynergie en door de buurlanden en de partners aan te sporen hun steentje bij te dragen. Alleen op deze manier kunnen we doeltreffend reageren op de verwachtingen en oproepen van onze burgers, die zich thans met de gevolgen van de ramp van 11 november geconfronteerd zien.
Rumiana Jeleva (PPE-DE).-(BG)Allereerst wil ik mijn tevredenheid uitspreken over het feit dat de Commissie met deze mededeling voor de dag is gekomen. Dit debat toont aan dat de Zwarte Zee inmiddels in het middelpunt van de belangstelling staat in de Europese politiek en bij de Europese politici. Ik juich deze benadering toe, die naar mijn mening goed is voor alle burgers van de Europese Unie. Zoals eerder werd gezegd, moet er veel meer worden gedaan om het Zwarte Zeegebied te beschermen. Vooral moeten rampen zoals die van de Straat van Kertsj worden voorkomen. Weliswaar kunnen rampen nooit helemaal worden uitgesloten, maar hun oorzaken kunnen ongetwijfeld tot een minimum worden teruggebracht.
Er zijn twee manieren om een betere bescherming van onze zeeën te waarborgen. Ten eerste moeten we de regionale samenwerking blijven bevorderen. Ten tweede is naast samenwerking een beter scheepvaartbeleid nodig. De voorgestelde maatregelen van het derde maritieme pakket gaan in de goede richting en dienen zo goed mogelijk te worden uitgevoerd. De tenuitvoerlegging is van essentieel belang voor de preventie van gebeurtenissen als die in de Straat van Kertsj in het Zwarte Zeegebied. Aangezien het Europees Parlement en de Commissie al een tijd geleden hun steun hebben uitgesproken voor dit pakket, is het nu aan de Raad om in actie te komen en de nodige stappen te nemen om het in te voeren. De succesvolle tenuitvoerlegging van de maatregelen waarin dit pakket voorziet, zou, samen met de versterking van de regionale samenwerking, bijvoorbeeld in de vorm van de Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied en het DABLAS-initiatief voor milieubescherming, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid van onze zeeën en zou tegelijkertijd het concurrentievermogen van onze scheepvaartsector kunnen verhogen.
Ik ben van mening dat deze ramp eens te meer het belang heeft aangetoond van onze Europese wateren en van een adequaat beleid ter voorkoming van dergelijke ongelukken en ter bescherming van het milieu.Daarom vind ik dat het echt tijd wordt dat het derde maatregelenpakket in het kader van het maritiem beleid gerealiseerd wordt en in werking treedt. Dank u wel.
Gabriele Albertini (PPE-DE).-(IT)Mijnheer de Voorzitter, mijnheer defungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, dames en heren, namens de Commissie vervoer en toerisme zou ik willen toelichten waarom wij deze ontwerpresolutie over de schipbreuk in de Straat van Kertsj in de Zwarte Zee. Onze solidariteit gaat uit naar de slachtoffers van deze ramp!
Wij verzoeken de Raad en de Commissie om de situatie in de Zwarte Zee nauwlettend te volgen en concrete maatregelen te nemen om te helpen de ecologische gevolgen van de ramp te beperken. Europa beschikt nog niet over de nodige voorschriften om een herhaling van ernstige ongelukken zoals dat van de Zwarte Zee te voorkomen. Onder andere dienen dergelijke voorschriften de staten verantwoordelijk te maken voor de veiligheid van de schepen die onder hun vlag varen en voor de vervolging, ook door civiele procedures, van diegenen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke milieurampen.
Hoewel het Parlement het derde maritieme pakket in april 2007 in eerste lezing heeft goedgekeurd, heeft de Raad het nog steeds niet aangenomen. Om onverklaarbare redenen is de besluitvormingsprocedure in de Raad geblokkeerd, ondanks de toezeggingen die het Portugese voorzitterschap de Commissie vervoer en toerisme met betrekking tot dit pakket heeft gegeven. Het is een omvattend pakket, dat uit zeven verslagen bestaat: het voorziet in een verhoging van de maritieme veiligheidsnormen, bescherming van passagiers, de beperking van milieuschade bij ongevallen alsmede verplichtingen en verantwoordelijkheden van staten, vervoerders en reders. Het feit dat de Raad het debat heeft afgebrokenen prioriteit geeft aan bepaalde aspecten in plaats van aan andere, bewijst dat hij niet voornemens is de veiligheidskwestie op een serieuze manier aan te pakken, maar het hele pakket wil tegenhouden.
De maritieme veiligheid is een vraagstuk dat te belangrijk is voor tactische spelletjes, een te ernstige kwestie, vanwege de gebeurtenissen van de afgelopen tijd: de Erika, de Prestige, meer recentelijk de Segesta Jet in de Straat van Messina en de Sea Diamond voor Santorini. Vanwege de ongelukken die in het verleden zijn gebeurd, en omdat het toenemende scheepvaartverkeer in Europa en de hele wereld het risico in de toekomst waarschijnlijk nog zal doen stijgen.
Daarom is het Europees Parlement van oordeel dat die zeven voorstellen zo snel mogelijk aan vaart moeten winnen, voordat er weer een milieuramp gebeurt die mensenlevens kost. Deze voorstellen zijn erop gericht om de verschillende classificatiestelsels te harmoniseren, om staten te dwingen toezicht te houden op schepen die onder hun vlag varen, om te waarborgen dat schepen in havens worden geïnspecteerd en dat hun bewegingen worden gemonitord, om te beslissen wat er in het geval van een ongeluk moet gebeuren en om de verantwoordelijkheden van derden en van passagiers te monitoren en te beheren. Daarom dringen wij er bij de Raad op aan om de ogen niet te sluiten voor deze tragische waarschuwing uit het Zwarte Zeegebied.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, een paar punten. Het eerste punt, betreffende Rusland, is door diverse Parlementsleden naar voren gebracht. Om te beginnen wijs ik erop dat het communautair mechanisme voor civiele bescherming alleen in werking kan worden gebracht op verzoek van een getroffen land. Er zijn officiële brieven verzonden naar Oekraïne en de Russische Federatie waarin wij hulp aanboden. Oekraïne reageerde daar positief op maar Rusland sloeg het aanbod af.
Maar in verband met de algemene kwestie maritieme veiligheid, heeft mijn collega vicevoorzitter Barrot op 10 december een brief geschreven aan zijn collega de heer Levitin, de Russische minister van Verkeer, om deze bezorgdheden aan de orde te stellen en het belang te benadrukken van sterkere samenwerking tussen de EU en Rusland inzake de Zwarte Zee en de Oostzee – teneinde de maritieme veiligheid te vergroten.
Het aan de orde stellen van maritieme milieuproblemen op regionaal niveau is een van de hoekstenen van de mariene strategie van de Europese Unie en de voorgestelde richtlijn mariene strategie, waarvoor de Raad en het Parlement in tweede lezing een overeenkomst hebben bereikt. Ik denk dat dit een zeer positieve ontwikkeling is.
De Commissie heeft haar standpunten over een strategie in de regio uiteengezet in haar mededeling “Synergie voor het Zwarte Zeegebied – een nieuwe regionaal samenwerkingsinitiatief”. In dit voorstel wordt een initiatief naar voren gebracht dat is bedoeld om de politieke aandacht op het regionale niveau te richten. Bij de recente ongevallen in de Zwarte Zee was met name een bijzondere categorie schepen betrokken, de zogenaamde zee- en binnenvaartolietankers, die alleen onder bepaalde beperkingen in volle zee kunnen varen.
Meer in het algemeen maakt de Commissie zich zorgen over de mogelijkheid dat deze categorie schepen zal gaan varen in andere zeegebieden in de Europese Unie of grenzend aan de Europese Unie, met name de Oostzee. Binnen de EU gelden strenge regels op het gebied van de maritieme veiligheid en de toestand waarin de schepen verkeren, maar we maken ons ook druk om wat er gebeurt in internationale wateren omdat het heel goed mogelijk is dat dit van invloed is op de Europese Unie en ook omdat we ons zorgen maken over het milieu op wereldschaal. Deze ongevallen tonen dan ook aan dat het van belang is gewicht te blijven toekennen aan de maritieme veiligheid, zowel op EU-niveau als op internationaal niveau.
In dit opzicht is het belangrijk dat het onderzoek naar de zeven voorstellen van het derde maritieme veiligheidspakket wordt versneld, zoals het Parlement en de Parlementsleden reeds hebben aangegeven.
Tot slot iets over de reactiemechanismen. De Commissie streeft er ook naar de communautaire reactiemechanismen, zoals het mechanisme voor civiele bescherming, voortdurend te versterken om een snelle en effectieve reactie te kunnen garanderen als dergelijke rampen zich in de toekomst opnieuw voordoen. Dit vergt ook samenwerking met de buurlanden van de EU, zoals de landen aan de Zwarte Zee en natuurlijk ook andere derde landen.
Ik dank de Parlementsleden voor het debat en ik zal de belangwekkende punten die u naar voren hebt gebracht, natuurlijk met mijn collega bespreken.
De Voorzitter. − Ik heb één ontwerpresolutie(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2/108, lid 5 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 13 december 2007 plaats.
(De vergadering wordt om 19.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)
16. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
17. Depositogarantiestelsels (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het door Christian Ehler namens de Commissie economische en monetaire zaken opgestelde verslag over depositogarantiestelsels (2007/2199(INI)) (A6-0448/2007).
Christian Ehler,rapporteur. −(DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het is mij een genoegen om u vandaag een verslag te kunnen voorstellen dat unaniem is goedgekeurd door de Commissie economische en monetaire zaken. Voor de stemming in de commissie werd er heftig gedebatteerd over de toekomst van depositogarantiestelsels, met name in het licht van specifieke regionale problemen van deze tijd en met het oog op de recente crisis op de vastgoedmarkt in de VS.
Eind 2006 kwam de Commissie met een mededeling over de herziening van de richtlijn inzake depositogarantiestelsels van 1994. Alvorens deze mededeling op te stellen heeft de Commissie een raadplegingsproces georganiseerd. Op basis van de empirische bevindingen daarvan mogen we concluderen dat de wezenlijke doelstellingen van de richtlijn konden worden bereikt en dat er thans geen aanleiding is om wetgevend in te grijpen.
Het in toenemende mate grensoverschrijdende karakter van de structuren van de financiële markt in Europa dwingen ons er evenwel toe om meer aandacht te besteden aan de vraagstuk van de samenwerking tussen verschillende depositogarantiestelsels in Europa. In haar mededeling heeft de Commissie de gebieden aangewezen waar zelfreguleringsmaatregelen of een differentiële behandeling van de rechtsgrondslag tot verdere verbeteringen leiden die in het belang van de consumenten zijn.
Deze benadering moet ons inziens verder worden ontwikkeld. Wij zijn van mening dat het dynamische discussieproces waaraan de Commissie, de lidstaten en het Europees Forum van depositoverzekeraars (EFDI) deelnemen, een belangrijke rol toekomt als het erom gaat ons zo snel mogelijk aan veranderde omstandigheden aan te passen.
Het probleem met Nordea rechtvaardigt thans geen dure nieuwe wijziging van de richtlijn. Ik ben de Commissie daarom dankbaar dat zij glashelder heeft gemaakt dat het probleem met Nordea, dat voornamelijk om de terugbetaling van betaalde bijdragen draait, door de lidstaten moet worden opgelost.
De beheerders van depositogarantiestelsels in de Scandinavische landen en de toezichtautoriteiten aldaar moeten zelf bepalen of bijdragen terug moeten worden betaald of dat depositogaranties in die landen moeten worden behandeld als verzekeringspremies die geen recht geven op terugbetaling. Dat is een fundamenteel probleem, maar een fundamenteel probleem voor de lidstaten.
Het verslag kan grofweg in drie delen worden onderverdeeld. In het eerste deel wordt de door de Commissie uitgevoerde studie besproken en een standpunt ingenomen ten aanzien van de bevindingen daarvan, bijvoorbeeld met betrekking tot de hoogte van de minimumgarantie. Het tweede deel gaat in op de vraag of de verschillende depositogarantiestelsels in Europa onaanvaardbare mededingingsverstoringen veroorzaken. Het derde deel behandelt de toekomstige crisis- en risicobeheersing.
Over het eerste deel van mijn verslag zal ik het kort houden, omdat het over het algemeen geen controversiële punten bleek te bevatten en de bevindingen van het raadplegingsproces inzake depositogarantiestelsels weergeeft. Ik ben van mening dat ons standpunt met betrekking tot het niveau van de minimumgarantie, dat bij de volgende herziening van de richtlijn moet worden aangepast aan de inflatie, voor een goed evenwicht zorgt tussen de belangen van de nieuwe lidstaten en die van de oudere. Ik wil benadrukken dat de lidstaten en de zich garant stellende entiteiten reeds de mogelijkheid heeft om de Europese minimumgarantie te overschrijden.
Een ander belangrijk punt dat in het verslag aan bod komt, is de vraag of verschillende depositogarantiestelsels en de verschillende financieringsmechanismen die daarvoor worden toegepast, tot een verstoring van de mededinging leiden. De Commissie heeft haar standpunten uit de doeken gedaan en een studie voorgelegd waarin de aanbeveling wordt gedaan om de financiering voor individuele lidstaten de harmoniseren.
Indien lidstaten met ex post-stelsels nu zouden worden verzocht om tegen hoge kosten een complete herstructurering van hun depositogarantiestelsels uit te voeren, zou het noodzakelijk worden om te analyseren of de diversiteit van de stelsels en de daarmee gepaard gaande onaanvaardbare en dure verstoringen van de markt nog wel te rechtvaardigen zijn op de interne markt. Deze analyse is nog niet uitgevoerd, maar is een belangrijke taak voor de toekomst.
Het derde deel van het verslag gaat in op de risico- en crisisbeheersing. Vanwege de interne markt en de toenemende grensoverschrijdende interdependentie zijn wij genoodzaakt te onderzoeken of het grensoverschrijdende risico- en crisisbeheer soepel functioneert. Op dit vlak moeten dringende grondige discussies worden gevoerd met alle betrokkenen. In dit verband moet ook over klassieke vraagstukken als het “free rider”-probleem of “moral hazard” worden gesproken.
Ik ben van mening dat empirische studies ter evaluatie van het crisis- en risicobeheer absoluut noodzakelijk zijn indien we een levensvatbare regeling willen opzetten voor een verdeling van de lasten in het geval van grensoverschrijdende crises, en indien we gemeenschappelijke methoden voor vroegtijdige herkenning van risico’s of een systeem voor risicogebaseerde bijdragen willen ontwikkelen.Deze studies dienen dan ten grondslag te liggen aan de verdere discussies.
Tegen deze achtergrond ben ik absoluut gekant tegen het PSE-amendement, dat van bestaande verstoringen van de markt uitgaat, hoewel hiervoor momenteel geen aanwijzingen bestaan. Wij zijn ervan overtuigd dat het huidige proces de juiste benadering is.
Charlie McCreevy,lid van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste dank ik de Commissie economische en monetaire zaken en, met name, de rapporteur, de heer Christian Ehler, van harte voor hun steun voor het beleid dat in onze mededeling uiteengezet wordt.
Ik sluit me volledig aan bij uw standpunt dat wetgevingsvoorstellen in dit stadium niet aan de orde zijn. Sommige kwesties kunnen door middel van vastgestelde regelgeving worden verbeterd zonder grote financiële gevolgen en door samen te werken met het Europees Forum van depositoverzekeraars (EFDI). De recente financiële opschudding levert het bewijs dat depositogaranties en vertrouwen tijdens een financiële crisis van cruciaal belang zijn. Ten aanzien van depositogarantiestelsels blijken twee elementen van belang te zijn – het juiste dekkingsniveau en weinig vertraging bij uitbetaling. Als deposanten weten dat hun deposito gedekt is en als ze erop vertrouwen dat de verzekerde deposito’s snel worden uitgekeerd, hoeven ze niet bij de bank in de rij te gaan staan.
De bestaande richtlijn is gebleken flexibel te zijn en stelt de lidstaten in staat de dekking afhankelijk van hun eigen economische situatie te verhogen. De lidstaten kunnen onmiddellijk stappen ondernemen als het dekkingsniveau ontoereikend blijkt te zijn. Op het gebied van de tijdige uitkering van deposito’s van verzekeraars is inderdaad verbetering geboden. Volgens de richtlijn moet uitkering normaal gesproken binnen drie maanden plaatsvinden, maar dat was op basis van de beschikbare technologie in 1994. Daarom hebben we het EFDI gevraagd aan te geven wat de belemmeringen zijn voor snelle uitkering.
Deposanten moeten ook op de hoogte worden gesteld van de bescherming die ze genieten. De bestaande informatieverplichtingen in de richtlijn worden niet in heel Europa op dezelfde wijze toegepast. Daarom hebben we het EFDI gevraagd beste praktijken te inventariseren om de verspreiding van dergelijke informatie naar deposanten te verbeteren. Wat grensoverschrijdende crisissituaties betreft, ben ik het met het Parlement eens dat er duidelijkheid moet zijn over lastenverdeling en de wisselwerking tussen alle belanghebbenden voordat er zo’n crisis plaatsvindt. De conclusies van ECOFIN van 9 oktober zijn duidelijk op dit punt. Ik heb nota genomen van het voorstel het EFDI te laten deelnemen aan de algemene besprekingen over lastenverdeling. Ik moet wel benadrukken dat er maar heel weinig stelsels zijn die verder gaan dan terugbetaling aan deposanten. Ook dekken de gelden van die stelsels slechts een fractie van de bedragen waar het in een grotere grensoverschrijdende crisis om draait. Daarom kan ik het voorstel om het EFDI te betrekken bij de algemene besprekingen over lastenverdeling, niet steunen.
In het verslag wordt ook benadrukt dat mogelijke marktverstoringen uit de weg moeten worden geruimd. Zoals ons was verzocht, zullen we deze aangelegenheid onderzoeken. We denken echter dat de hoge kosten in verband met de volledige harmonisering van het huidige regelgevingskader, geschat op een bedrag tussen de 2,5 en 4,5 miljard euro, momenteel niet gerechtvaardigd zijn. Aan een aantal problemen die verband houden met ongelijke concurrentieverhoudingen wordt al gewerkt. We moeten bijvoorbeeld topping-upregelingen mogelijk maken, waarbij een bijkantoor in een lidstaat van ontvangst een beschermingsniveau kan bieden dat hoger ligt dan in zijn lidstaat van herkomst. Maar soms werken regelingen tussen stelsels in verschillende lidstaten in de praktijk niet. We steunen de inspanningen van het EFDI om tot een vrijwillige modelovereenkomst te komen. Sommige lidstaten baseren de bijdragen aan hun regeling al op het risico van individuele banken. We helpen belangstellende lidstaten hier graag mee, aangezien dit bijdraagt tot gelijke concurrentieverhoudingen voor banken met vergelijkbare risicoprofielen.
Tot besluit: Europa heeft depositogarantiestelsels nodig waardoor het vertrouwen van deposanten tijdens een financiële crisis verzekerd is. Ik ben ervan overtuigd dat we met de beoogde verbeteringen dichter bij dit doel geraken.
Piia-Noora Kauppi,namens de PPE-DE-Fractie.–(EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen dank ik iedereen voor het feit dat we deze kwestie juist op dit moment aan de orde stellen.
We weten allemaal dat de huidige financiële beroering het belang van grensoverschrijdend crisisbeheer heeft onderstreept. Het besluit van ECOFIN van oktober om meer coördinatie vooraf tussen de lidstaten en, met name, controleregelingen, tot stand te brengen, had niet op een beter tijdstip kunnen komen.
Banken bevinden zich in het centrum van het betalingssysteem en beheren het spaargeld van gewone consumenten die geen financiële deskundigen zijn. Daarom is het goed functioneren van de betalingssystemen en het verrekenings- en vereveningssysteem een zeer gevoelige zaak. Veel banken opereren tegenwoordig grensoverschrijdend. Een versnipperd nationaal regelgevingskader is niet toereikend. Momenteel zijn zelfs de soorten rekeningen die onder het deficitgarantiestelsel vallen, niet in alle lidstaten hetzelfde.
We moeten voorkomen dat dit een probleem voor de deposanten wordt. De rapporteur, de heer Ehler, heeft goed werk verricht met zijn verslag en hij heeft zich zeer bereidwillig getoond compromissen te sluiten. Terecht wordt in het verslag met name benadrukt dat marktverstoringen uit de weg moeten worden geruimd. Zoals de commissaris zei: het is heel belangrijk om te zorgen voor gelijke concurrentieverhoudingen.
Ik betreur het echter dat in het verslag uiteindelijk geen aandacht wordt besteed aan de kwestie van de depositogarantiestelsels (DGS) met financiering vooraf. De lidstaten die een DGS met financiering achteraf kennen, redeneren dat dit een specifiek probleem van Scandinavië en de Noord-Europese markt is, maar dat is niet zo. Het werkt in feite concurrentiebeperkend voor de hele interne markt op bredere schaal. Het is zelfs zo dat de meeste stelsels in Europa zijn gebaseerd op financiering vooraf. Als de regels inzake de restitutie en overdraagbaarheid van gelden die in dergelijke regelingen zijn gestort, niet worden geharmoniseerd, verstoort dit de keuze tussen modellen op basis van bijkantoren en modellen op basis van dochterondernemingen in de lidstaat van ontvangst en dat leidt tot marktverstoring. Het valt dus toe te juichen dat de Commissie deze kwestie bestudeert, analyseert of er sprake is van marktverstoring en mogelijk aanbevelingen op dit gebied doet, met name ten aanzien van de overdraag- of restitutiemogelijkheid bij reeds gestorte depositogaranties met financiering vooraf.
Ik juich het initiatief van de Commissie en het verslag van de heer Ehler dus toe maar er moet nog meer werk worden verricht.
Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, ik dank de rapporteur voor zijn tekst.Voor deze ene keer wil ik voor een groot deel onderschrijven wat mevrouw Kauppi heeft gezegd. We zijn in het voorjaar met deze tekst aan de slag gegaan, en ik denk dat diegenen die dit ook hoognodigvonden, gelijk hebben gekregen door de gebeurtenissen van deze zomer.
De gebeurtenissen van deze zomer werpen vragen op omtrent de depositogarantiestelsels. Wij kunnen eenvoudig niet accepteren dat er een systeem heerst waarin vele spelers op de markt in tal van landen opereren zonder depositogarantiestelsels die ten minste zijn geharmoniseerd of gebaseerd op gemeenschappelijke beginselen, niet alleen in het belang van de mededinging, maar ook in het belang van het publieksvertrouwen in de mechanismen van de markt.
Tijdens mijn reizen tijdens de zomer – niet alleen in de Scandinavische landen – was ik verrast dat de depositogarantiestelsels systematisch aan de orde werden gesteld en als cruciaal vraagstuk werden beschouwd. Ik weet natuurlijk dat de commissaris zal zeggen: Ook al schraapt u alle Europese garantiestelsels bij elkaar, dan vormen zij samengenomen slechts een druppel in de oceaan, vergeleken met de sommen die nodig zijn om de crisis aan te pakken. Dat is een slecht argument wanneer we onze achterstand wat betreft concurrentievermogen en vertrouwen in marktmechanismen willen verkleinen, omdat het tot gevolg heeft dat ondernemingsstrategieën vertekend worden als ondernemingen plotseling gedwongen worden om – op verkeerde gronden – tussen verschillende dochtermaatschappijen of filialen te bemiddelen.
Op basis van al deze argumenten heb ik mijn fractie verzocht mij te steunen. De fractie heeft een amendement ingediend waarin de Commissie wordt opgeroepen sneller te werken en te erkennen wat de burgers verwachten: Ook al uiten zij dit niet hardop en concreet in de vorm van een prioriteit, zij moeten ervan op aankunnen dat de financiële markten naar behoren functioneren en op de juiste manier op ontwikkelingen reageren. Een solide depositogarantiestelsel op Europees niveau zou hiertoe een bijdrage leveren.
Commissaris, mijns inziens behoort het tot uw taak om het vertrouwen – of het gebrek daaraan – in de werking van de financiële markt op Europees niveau te evalueren. Het volstaat niet om rustig af te wachten tot er nieuwe onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. U moet stappen ondernemen om het een en ander te bespoedigen en ervoor zorgen dat wij snellere vorderingen maken op een geharmoniseerde basis, met een beter inzicht in depositogarantiestelsels en de manier waarop zij in de Europese Unie functioneren.
Wolf Klinz, namens de ALDE-Fractie.–(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, zoals gezegd staan depositogarantiestelsels de afgelopen weken weer in het middelpunt van de publieke belangstelling. Het geval van de Northern Rock Bank, waarvan de filialen werden bestormd door klanten die hun spaargeld van hun rekening wilden halen, en de kwestie van de vergoeding van beleggers in het geval van de ineenstorting van de bank, staan ons nog duidelijk voor de geest.
Dit geval illustreert duidelijk genoeg dat de mondiale integratie van de financiële markten ook uitdagingen met zich meebrengt voor Europa. De toenemende grensoverschrijdende consolidatie in de banksector roept vragen op met betrekking tot toezichtbevoegdheden, het dekkingsniveau van depositogarantiestelsels en grensoverschrijdende samenwerking tussen deze stelsels. Zoals u weet is de Europese minimumgarantie vastgesteld op 20 000 euro maar natuurlijk ligt het niveau in vele lidstaten duidelijk hoger. De financiering van de garantiestelsels is echter een zaak van de lidstaten, en deze stelsels zijn zeer verschillend geconstrueerd.
Daarom moeten de volgende punten worden verduidelijkt, en wel op korte termijn: de mate waarin depositogarantiestelsels dienen te worden geharmoniseerd, de financieringsmechanismen van die stelsels en het proactieve gebruik ex ante van middelen ten behoeve van schadepreventie.
In het geval van grensoverschrijdende kredietinstellingen moet in het geval van crises aandacht worden besteed aan de toezichtsstructuur, met name in het geval van groepstoezicht, en aan de lastenverdeling. Indien een dochtermaatschappij in een gastlidstaat opereert en deel uitmaakt van het depositogarantiestelsel van die lidstaat, maar op grond van het beginsel van groepstoezicht wordt gecontroleerd door de toezichtsautoriteit van de lidstaat van herkomst, is er sprake van een kloof tussen het toezichtssysteem en het garantiestelsel, en dat is ronduit onaanvaardbaar en druist in tegen het belang van de beleggers.
Ik steun echter de benadering van de rapporteur. Voordat we wetgevingsmaatregelen overwegen dienen de lidstaten eerst bestaande tekortkomingen in hun depositogarantiestelsels te verhelpen. Tegelijkertijd dient de Commissie op zo kort mogelijke termijn gerichte studies over grensoverschrijdende risicobeheersing uit te voeren en een gedetailleerde analyse te maken van de manieren waarop de verschillende stelsels worden gefinancierd. Op basis van de bevindingen kunnen wetgevingsmaatregelen op een later tijdstip serieus in overweging worden genomen indien mocht blijken dat zij zinvol en noodzakelijk zijn.
Gunnar Hökmark (PPE-DE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben de rapporteur erkentelijk voor het feit dat hij de noodzaak van onderzoek en analyses onderstreept, maar ook concludeert dat, als er sprake is van marktverstoringen, er iets moet worden gedaan om gelijke concurrentieverhoudingen tot stand te brengen. Ik denk dat dit de conclusie van dit debat moet zijn.
Als er inderdaad sprake is van marktverstoringen, kunnen we daarover van mening verschillen. Maar als dat zo is, moet er wel iets gebeuren. Ik denk namelijk dat we het er allemaal over eens zijn dat er meer grensoverschrijdende concurrentie moet komen en dat we de belangen van de consumenten moeten veiligstellen.
Het is zaak dat we het verschil tussen de systemen bespreken, want als in sommige lidstaten systemen met financiering vooraf worden gehanteerd en in andere lidstaten systemen op basis van financiering achteraf, waarbij er in feite van wordt uitgegaan dat de staat banken die hun klanten niet kunnen uitbetalen, uit de brand helpen, is er sprake van marktverstoring.
Volgens mij hebben de meningsverschillen die we hierover hebben, al tot marktverstoring geleid. De verstoring is zelfs nog ernstiger van aard als ook wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de staat banken die hun klanten niet kunnen uitbetalen, moet helpen.
Ik denk dat het een grote verdienste is van het verslag van de heer Ehler dat we tot die conclusie zijn gekomen. Ik denk dat het van belang is dat de Commissie daar bij toekomstige maatregelen op inspeelt.
We verschillen dan wel van mening over de huidige stand van zaken, maar we zijn het er wel over eens dat er maatregelen moeten worden getroffen als uit de onderzoeken naar voren komt dat er sprake is van marktverstoringen.
Ik dank de rapporteur hiervoor en ik vraag de commissaris om met maatregelen te komen.
Antolín Sánchez Presedo (PSE).- (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mijnheer Ehler danken voor zijn verslag dat tien jaar na de omzetting van de richtlijn inzake depositogarantiestelsels van 1994 is opgesteld, in een tijd van onrust op de financiële markten en van discussies over verbeteringen van de Europese financiële diensten.
Er bestaan momenteel aanzienlijke tegenstellingen tussen de standpunten van de verschillende lidstaten, en er zijn belangrijke zaken die op een oplossing wachten. Hoewel de meeste lidstaten een ex ante-stelsel toepassen, is er nog steeds sprake van significante verschillen in de garantieniveaus, de omvang van de garantiefondsen en de desbetreffende financieringsmechanismen.
Om twee voorbeelden te geven: in de lidstaat met de grootste bescherming is de garantiesom acht keer zo hoog als in de lidstaat met de geringste bescherming, en het garantiefonds van een van de lidstaten maakt 40 procent uit van het totale Europese fonds. Deze situatie leidt tot mededingingsverstoring. Bovendien vormt het ex post-stelsel in crisistijden een bedreiging voor de nationale en de Europese financiële stabiliteit.
Grensoverschrijdende bankgroepen hebben ook te kampen met moeilijkheden. De consolidatie van middelen uit verschillende stelsels vormt in de praktijk een probleem. Een concentratie van garanties binnen één enkel stelsel kan alleen worden bereikt door een uitbreiding van de voorschriften en van overeenkomsten tussen de staten, waardoor het systeem wordt gefragmenteerd en het risico van een onaanvaardbare risicoaccumulatie toeneemt. Er moeten grote vraagtekens worden geplaatst bij de doelstellingen van het depositogarantiestelsel: harmonisatie van de dekkingsniveau, risicogebaseerde bijdragen, het gebruik van fondsen om voor liquiditeit te zorgen, lastenverdeling, grensoverschrijdende crisisbeheersing, faillissementvan kredietinstellingen en samenwerking tussen de autoriteiten.
Depositogarantiestelsels dienen voor een risicogebaseerd vangnet te zorgen dat deposanten beschermt, eerlijke en effectieve mededinging waarborgt, de stabiliteit van de financiële markten garandeert en bijdraagt tot een rechtvaardige verdeling van de lasten in crisissituaties.
De verwijdering van alle mogelijkheden uit het bestaande kader mag daarom een grondige en ambitieuze hervorming niet in de weg staan wanneer de nodige studies zijn uitgevoerd.
Mariela Velichkova Baeva (ALDE).-(BG)Beste collega’s, ik constateer dat financiële crises geen nieuw fenomeen zijn; ze zijn een teken voor een asymmetrie tussen de financiële sector en de reële economie. Naar aanleiding van de hypotheekcrisis in de Verenigde Staten hebben financiële experts onlangs gezegd dat de economie en de financiële markten aan elkaar gekoppeld zijn en dat een brede discussie nodig is om de risicobeheersing te verbeteren.
Het voorstel van mijnheer Ehlers ontwerpresolutie om de preventieve maatregelen en mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing van de Europese Unie te verbeteren om de stabiliteit van de financiële markten te waarborgen is inderdaad zeer actueel, evenals als de waarborging van deposito’s als traditionele spaarvorm in mijn land, Bulgarije. Ik wil benadrukken dat de verantwoordelijkheid van de banken om hun portefeuilles zorgvuldig samen te stellen en de middelen van hun deposanten doeltreffend te beheren, is van het hoogste belang is. Natuurlijk dragen voorlichting van de burgers over het gebruik van flexibele stelsels, de diversificatie van depositovormen en mechanismen als depositogarantiefondsenertoe bij het vertrouwen te versterken en de financiële stabiliteit te bevorderen.
Charlie McCreevy,lid van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de Parlementsleden voor hun bijdragen. Ter afsluiting heb ik twee punten.
We vinden het op dit moment niet passend om de regelgeving te wijzigen. De richtlijn heeft de tand des tijds goed doorstaan en is opgewassen tegen veranderende omstandigheden. Met het oog op de financiële stabiliteit is het op langere termijn van groot belang dat de positieve garantiestelsels bijdragen aan een soepele vorm van crisisbeheer in een bankklimaat dat steeds pan-Europeser wordt.
Alle verdere stappen op weg naar meer geharmoniseerde stelsels in de Europese Unie hangen nu dus af van de uitkomst van het werk in de bredere context van crisisbeheer dat nu wordt verricht.
Wat betreft de problemen die mevrouw Kauppi en de heer Hökmark naar voren brachten: de bestaande richtlijn voorziet niet in de terugbetaling van bijdragen aan een bank die, om welke reden ook, uit het stelsel stapt. Dit valt dus onder de wetgeving van de lidstaten. Harmonisering op Europees niveau vereist volledige harmonisering van de financieringsmethode.
Ik dank de rapporteur, de heer Ehler, en de Commissie economische en monetaire zaken voor hun zeer constructieve benadering.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 13 december 2007.
18. Vermogensbeheer II (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het door Wolf Klinz namens de Commissie economische en monetaire zaken opgestelde verslag over vermogensbeheer ΙΙ (2007/2200(INI)) (A6-0460/2007).
Wolf Klinz,rapporteur. −(DE) Mevrouw de Voorzitter, sinds de goedkeuring van de icbe-richtlijn in 1985 hebben de Europese fondsenmarkten een enorme groei doorgemaakt. De richtlijn is sedertdien twee keer gewijzigd om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op de markt, en een verdere modernisering staat bovenaan de agenda voor volgend jaar.
Een van de aanleidingen voor het onderhavige hervormingsproject van de Commissie is de eerste resolutie over vermogensbeheer (“Vermogensbeheer I”) die door het Europees Parlement in april 2006 werd aangenomen en waarin de belangrijkste elementen van het hervormingspakket zijn uitgestippeld. Ik dank de Commissie voor het feit dat zij die aanbevelingen heeft overgenomen en dat zij voornemens is deze komend jaar in een wetgevingsinstrument om te zetten.
De voorliggende ontwerpresolutie, getiteld “Vermogensbeheer II”, is er eveneens op gericht de weg te bereiden voor toekomstige initiatieven van de Commissie. De ontwerpresolutie voorziet derhalve in tal van maatregelen die verder gaan dan het hervormingspakket van volgend jaar, maar die wij noodzakelijk achten om de Europese fondsensector concurrerender te maken. De belangrijkste punten luiden als volgt:
Ten eerstedient de Commissie een uitbreiding van het spectrum van beleenbare activa met vastgoedfondsen en beleggingsfondsen met hedgefondsen dient te overwegen. Deze twee producten helpen het risico van de portefeuilles te spreiden en bieden aantrekkelijk rendement. Naast deze uitbreiding van portefeuilles dient ook de invoering van een Europees paspoort voor beheermaatschappijen te worden overwogen, dat particuliere beleggers een directe toegang tot deze producten zou geven. Wij zijn verheugd over de instelling van een deskundigengroep voor open-ended vastgoedfondsen en de beslissing van de Commissie om een studie uit te voeren naar niet-geharmoniseerde retailfondsen.
Ten tweede moeten niet alleen particuliere beleggers, maar ook professionele aanbieders en institutionele beleggers ten volle van een interne Europese markt kunnen profiteren. Tot dusver hebben deze groepen, die praktisch niet zijn aangewezen op de klassieke consumentenbeschermingsvoorschriften, niet de mogelijkheid om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien zonder omslachtige kennisgevingsprocedures. Een Europese regeling voor onderhandse plaatsing zou hier uitkomst kunnen bieden. Deze regeling moet dusdanig worden geconstrueerd dat zij de bestaande, soms zeer liberale regelingen van de verschillende lidstaten niet inperkt. Om deze flexibiliteit te kunnen waarborgen stelt het Parlement voor dat het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER)aanbevelingen voor de instelling van een dergelijk systeem dient te ontwikkelen. In een tweede stap moet dan bekeken worden of die regeling afdoende is of dat er behoefte bestaan aan een algemeen bindende richtlijn.
Ten derde: op het gebied van beleggingsproducten nemen de keuzemogelijkheden voor particuliere beleggers gestaag toe, zonder dat de beschikbare productinformatie een vergelijking van de voordelen van de verschillende producten mogelijk maakt. Dit is onder meer te wijten aan de sterke fragmentatie van de Europese wetgeving. Voor een bewuste keuze moeten de informatievoorschriften en openbaarmakingsvereisten een bepaalde mate van vergelijkbaarheid van concurrerende producten waarborgen. De verschillende industrieën moeten onder gelijke voorwaarden met elkaar kunnen concurreren. Daarom roepen wij de Commissie op om de bestaande wetgevingskaders voor de verschillende productcategorieën te herzien en voorstellen in te dienen ter verbetering van de situatie.
Het doel is niet om alle producten volledig vergelijkbaar te maken. Levensverzekeringen, certificaten en fondsen verschillen van nature in juridisch en structureel opzicht van elkaar. Het doel is veeleer om voor gelijkwaardige informatievereisten te zorgen. Maar ook maximale transparantie is niets waard indien beleggers niet over een bepaalde minimale kennis beschikken over de diverse financiële producten en de manier waarop deze functioneren. Daarom hebben de lidstaten de verantwoordelijkheid om op dit gebied voorlichtingsinitiatieven te stimuleren.
Ten vierde moeten beleggers niet alleen van een brede keuze aan producten moeten kunnen profiteren, maar ook van lagere kosten. Momenteel is het Europese fondsenlandschap echter enorm gefragmenteerd, wat tot inefficiëntie en buitensporige kosten leidt, vooral in vergelijking tot concurrerende landen. De Commissie is voornemens om volgend jaar een wetgevingskader voor de samenvoeging van fondsen te scheppen. Dat valt toe te juichen. De Commissie besteedt evenwel geen aandacht aan een van de grootste belemmeringen voor grensoverschrijdende samenvoegingen, namelijk belastingen. Daarom pleiten wij ervoor dat grensoverschrijdende samenvoegingen fiscaal gezien op dezelfde wijze worden behandeld als nationale samenvoegingen, met andere worden dat de er voor de beleggers geen bijkomende lasten mogen ontstaan. We verzoeken er niet om, maatregelen te nemen met betrekking tot belastingtarieven en dergelijke. We verzoeken er slechts om dat grensoverschrijdende samenvoegingen niet anders worden behandeld dan binnenlandse samenvoegingen.
Ten vijfde zal het Parlement een apart verslag opstellen waarin het potentiële nut van een Europees wetgevingskader inzake hedgefondsen en risicokapitaal wordt geëvalueerd. De Commissie dient zich echter voor te bereiden op een actieve deelname aan de internationale discussies over dit thema.
Tot slot wil ik mijn collega’s, met name de schaduwrapporteurs van de andere fracties, bedanken voor de goede samenwerking. Ik hoop dat de Commissie net als bij de eerste keer onze aanbevelingen weer over zal nemen, zodat we de beleggers en de fondsensector alle mogelijkheden van de Europese interne markt aan de hand kunnen doen.
Charlie McCreevy,lid van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn lof gaat uit naar de Commissie economische en monetaire zaken en, met name, de rapporteur, de heer Klinz, omdat zij hebben besloten een initiatiefverslag uit te werken en daar hard aan hebben gewerkt. Ik maak van de gelegenheid gebruik ook het Europees Parlement te danken voor zijn waardevolle bijdrage aan het debat over vermogensbeheer. Het vorige verslag van het Parlement over vermogensbeheer was ook een voortreffelijke bijdrage aan ons werk aan de icbe-richtlijn.
Door middel van een lang proces van analyse en raadpleging is er, naar onze mening, grote consensus bereikt over wat er moet gebeuren en hoe dit moet worden gedaan. We moeten onze agenda niet overbelasten, maar we hebben wel oog voor andere kwesties en problemen. In het verslag dat vandaag voor ons ligt, komt een breed scala aan andere kwesties waarvoor de Europese fondsensector zich gesteld ziet, naar voren. Met diverse punten die in het voorliggende verslag onder de aandacht worden gebracht, zijn we al aan de slag gegaan. Het doel is zoveel mogelijk feiten te verzamelen waarop we toekomstige besluiten kunnen baseren. We zijn blij dat het Parlement voorstander is van een zorgvuldig proces op basis van een effectbeoordeling. De Commissie heeft het grootste vertrouwen in die benadering. Hierdoor zijn we er zeker van dat toekomstige initiatieven inspelen op werkelijke behoeften en effectieve oplossingen bieden. We passen deze benadering ook toe bij ons werk inzake onderhandse plaatsing. We zijn van plan tegen mei 2008 een Commissiemededeling te presenteren waarin de noodzaak en de haalbaarheid van de Europese regelgeving inzake onderhandse plaatsing wordt beoordeeld.
Het verslag dat vandaag voor ons ligt, vraagt om snelle oplossingen om grensoverschrijdende paspoortrechten voor niet-geharmoniseerde retailfondsen mogelijk te maken. We onderzoeken deze belangrijke kwestie zorgvuldig en zullen hierover in het najaar van 2008 verslag uitbrengen aan de Raad en het Parlement. We hopen dat dit verslag een empirische basis biedt voor deze ingewikkelde discussie.
Afgaand op dit debat krijgen we soms misschien de indruk dat er al oplossingen worden vastgesteld voordat een probleem behoorlijk is omschreven. We moeten oppassen dat we het EU-kader voor retailfondsen niet overhaast uitbreiden. Op grond van icbe III is al een breed scala aan innovatieve strategieën mogelijk, waaronder enkele vormen van alternatieve beleggingen. Er moet eerst duidelijkheid zijn over wat momenteel mogelijk is en over de vraag of systemen voor risicobeheer in de hele sector wel voldoen, voordat we verdere uitbreiding van het kader voor retailfondsen overwegen. We begrijpen dat de Europese fondsensector zijn voorsprong op het gebied van innovatie en financiële creativiteit verder wil uitbouwen, maar dit mag niet ten koste gaan van het vertrouwen van de beleggers in het icbe-merk.
We onderkennen de bezorgdheid die in het verslag naar voren wordt gebracht met betrekking tot de uiteenlopende wettelijke eisen die gelden voor de distributie van vervangende producten en we benadrukken dat de Commissie de vraag of er sprake is van een belangrijke kwestie die moet worden aangepakt, op een open manier benadert. De reacties op het verzoek om bewijs dat in oktober werd gelanceerd, zullen ons in staat stellen te beoordelen of de mengelmoes van regelgeving een wezenlijk en significant gevaar voor benadeling van beleggers oplevert. In het licht van de reacties en het verdere vervolg erop zal de Commissie in het najaar van 2008 een mededeling publiceren over de noodzaak van maatregelen op Europees niveau.
We juichen het toe dat in het verslag wordt erkent dat hedgefondsen een positieve bijdrage leveren aan het functioneren van markten en de efficiëntie van ondernemingen. De recente initiatieven vanuit de sector om vrijwillige normen voor beste praktijken te ontwikkelen zijn een welkome en proportionele reactie op de roep om meer openbaarmaking. We zijn blij dat het Parlement ook van mening is dat internationale maatregelen geboden zijn in deze sterk gemondialiseerde sector.
Samenvattend: er is veel bereikt op het gebied van vermogensbeheer, maar we hebben nog een lange weg te gaan. Er doen zich voortdurend nieuwe uitdagingen voor in deze snelle bedrijfstak. We bewijzen onszelf echter geen dienst door overhaast en ondoordacht te reageren. We zijn blij te zien dat de Commissie in het Parlement een waardevolle partner heeft die naar hetzelfde doel toewerkt, namelijk een geïntegreerde en efficiënte Europese fondsenmarkt die zowel de sector als beleggers bedient.
Astrid Lulling, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, met betrekking tot dit belangrijke initiatiefverslag over het witboek van de Commissie inzake beleggingsfondsen stellen wij ons op het standpunt dat wij zijn overeengekomen ons te concentreren op de niet-legislatieve aspecten, gezien het feit dat het wetgevingsvoorstel voor tot wijziging van de derde icbe-richtlijn begin 2008 zal worden ingediend. De vraagstukken waarop wij ons in de discussie wilden concentreren, zijn wel van vitaal belang voor instellingen voor collectieve belegging in effecten.
Het risico bestaat dat de uitbreiding van het spectrum van beleenbare activa met onroerendgoedfondsen met variabel kapitaal en alternatieve fondsen zou de uitstekende wereldwijde reputatie van icbe’s kunnen aantasten en van nadelige invloed zijn op de verkoop van deze fondsen binnen de Europese Unie en in derde landen.Om nadelen voor de beleggingsfondsensector in Europa te vermijden, heeft het Parlement de Commissie verzocht een diepgaande studie uit te voeren naar de mogelijke gevolgen van het opnemen van deze niet-geharmoniseerde retailfondsen binnen het kader van activa die in aanmerking komen voor de merknaam icbe.
Beleggingen in icbe’s belopen duizenden miljarden euro’s en zijn goed voor rond 80 procent van de Europese beleggingsfondsenmarkt. De sector ziet reikhalzend uit naar de herziening van de icbe-richtlijn. Om onnodige en contraproductieve vertragingen bij die herziening te voorkomen heeft het Parlement echter voorgesteld om de categorie van beleenbare activa pas uit te breiden wanneer de legislatieve hervorming van de icbe-richtlijn is afgesloten. Namens mijn fractie heb ik hier steeds op gehamerd, en ik ben verheugd over de bereidheid van de rapporteur om hier een compromis aan te gaan.
Het verslag pleit ook voor de totstandbrenging van een geharmoniseerd kader voor onderhandse plaatsing binnen de Unie. De desbetreffende aanbevelingen van het verslag steun ik volledig.
De regeling inzake onderhandse plaatsing moet worden gebaseerd op een exacte definitie van de “gekwalificeerde belegger”, zoals die in de MiFID-richtlijn is opgenomen. Naar behoren geïnformeerde en gekwalificeerde beleggers die in aanmerking komen voor onderhandse plaatsing, mogen in geen geval worden geconfronteerd met extra bureaucratische lasten als gevolg van regels die niet alleen overbodig, maar ook contraproductief zijn.
Ik spreek mij uit tegen het amendement van de Sociaal-democraten dat in verband met de toepassing van de regeling voor onderhandse plaatsing pleit voor equivalentie van de nationale regelgevings- en toezichtstelsels die een wederzijdse toegang tot de markten met zich mee zou brengen. Een dergelijke equivalentie in heel Europa is eenvoudigweg onrealistisch.
Ik moet ook een punt onderstrepen waarop mijn fractie en ik van mening verschillen met de rapporteur. Dit punt betreft de zogenaamde garantiefondsen in paragraaf 19. Het hele idee van deze garantiefondsen is omstreden, en wij hebben geprobeerd te protesteren tegen een verkeerde definitie van dergelijke fondsen. Ik hoop dat we er nog in zullen slagen deze paragraaf te schrappen. Toch moet ik de rapporteur feliciteren met zijn goede werkdat ons in staat zal stellen ons naar behoren voor te bereiden op het wetgevingsvoorstel. Hierdoor kunnen we het werk dat ons volgend jaar te wachten staat gelaten tegemoet zien.
Harald Ettl, namens de PSE-Fractie.–(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou Astrid willen zeggen dat ze niet altijd moet aannemen dat de Sociaal-democraten onaannemelijke amendementen indienen. Om te beginnen wil ik de rapporteur, Wolfgang Klinz, hartelijk danken voor zijn evenwichtige verslag. Aan het adres van de commissaris moet ik zeggen dat hij niet altijd bang hoeft te zijn dat we teveel hooi op onze vork nemen.
We behandelen het verslag over vermogensbeheer nu tegen de achtergrond van de Amerikaanse financiële en hypotheekcrisis. Zelfs de Europese Centrale Bank is niet in staat volledig in te schatten welke schade deze crisis het Europese financiële systeem en de banken kan berokkenen. Bovendien kan – en zal – er nog meer gebeuren. De mondiale financiële markt is inmiddels zo geïntegreerd dat het in geen geval mogelijk is de Unie tegen dergelijke speculatieve escapades te beschermen, waarvoor we uiteindelijk allemaal zullen opdraaien. Hebzuchtige bankdirecteuren, die alleen naar de aandeelhouderswaarde kijken, staan nog steeds in hoog aanzien, de Amerikaanse ratingbureaus doen nog steeds goede zaken en leiden ons om de tuin. Ik wil hier niet mijn gevoelens de vrije loop laten, dat heeft hier geen zin. Maar ad-hoc-wetgeving is ook niet op zijn plaats. Toch moet op dit gebied nog veel worden gedaan, en de Commissie kan deze zaken en de markt niet op hun beloop laten.
Eén punt uit het verslag dat ik wil onderstrepen is dat meer voorlichting en meer transparantie tot meer consumentenbescherming en grotere consumentenveiligheid leiden. Dat is een uitstekend uitgangspunt. Een ander goed punt is dat het verslag aandacht besteed aan hedgefondsen en risicokapitaal, aangezien steeds meer vermogensbeheerders in alternatieve beleggingsproducten investeren. Hedgefondsen, onroerendgoedfondsen met variabel kapitaal en andere retailproducten dienen daarom te worden opgenomen in de derde icbe-richtlijn – een taak die ons nog wacht.
Voor mijn gevoel impliceert de term “vermogensbeheer” een gestage ontwikkeling, zij het door middel van beleggingscertificaten, pensioenfondsen, levensverzekeraars, banken of particulier effectenbeheer. Sinds 2003 hebben we een richtlijn over handel met voorkennis en marktmanipulatie. De tenuitvoerlegging daarvan laat zeer te wensen over. Met name de fondsensectorklaagt steeds weer over dure overregulering en weigert de transparantie- en aansprakelijkheidsregelingen uit te breiden.
Wat wij nodig hebben, mijnheer de commissaris, is een duidelijk gestructureerd systeem dat rechtszekerheid biedt. Ik ben verheugd dat mijn voorstel voor betere voorschriften inzake ondernemingsbestuur is aangenomen, maar ik betreur de verwerping van mijn amendement over EU-toezicht op de financiële markten. We kunnen – en moeten waarschijnlijk – ook verder doordenken in deze trant, mijnheer de commissaris.
Niettemin is het verheugend dat over de kwestie van garantiefondsen een partijoverschrijdend compromis is bereikt. Uiteindelijk moeten we er alles aan doen dat bij het vermogensbeheer speculatieve transacties worden teruggedrongen en dat het Parlement, de Commissie en de Raad niet door collectieve dadeloosheid uitblinken. Mijnheer de commissaris, dat was aan uw adres gericht – do it well!
Margarita Starkevičiūtė ,namens de ALDE-Fractie. – (LT)Ik wil erop wijzen dat dit verslag weliswaar evenwichtig en over het algemeen aanvaardbaar is, maar niet met de werkelijkheid overeenstemt. Het probleem is dat, zoals uit de beschikbare gegevens naar voren komt, de meeste financiële instellingen zich niet aan de regels en aan de door ons aanbevolen voorschriften houden.
Het grootste probleem schijnt het misbruik van de discrepanties tussen deze voorschriften te zijn. Daarom moeten we het verslag in de context van de andere verslagen en documenten, zoals MiFID, onderzoeken teneinde voor compatibiliteit te zorgen. Een ander punt dat ik wil benadrukken is dat ik mevrouw Lullings standpunt steun: icbe’s hebben een goede naam, zodat we voorzichtig dienen te zijn met het opnemen van nieuwe producten in de portefeuille.
Waarom? Omdat we deze producten niet kennen. Het spijt me, maar ik krijg de indruk dat in dit document, evenals in het voorstel van de Commissie, de portefeuille en belangen van de eindbelegger enigszins met die van de institutionele, professionele belegger worden verward. Er moeten duidelijke definities en voorschriften komen voor eindbeleggers. Als we zowel icbe’s hebben als alternatieve beleggingsfondsen, dan ziet het er in de praktijk zo uit dat bijvoorbeeld in mijn land deze twee beleggingsvormen met elkaar vermengd worden en aan de eindbelegger worden aangeboden, die dan niet meer weet waar hij eigenlijk in belegt.
Daarom moeten er duidelijker definities komen en een document dat ondubbelzinnig is opgezet. Ik hoop dat de Commissie volgend jaar een document zal presenteren dat duidelijker is opgebouwd. We moeten de eindbeleggers echt beschermen. Natuurlijk moeten particuliere beleggers meer rechten krijgen, maar deze moeten apart worden gedefinieerd. We mogen de mensen niet aanbevelen in alternatieve fondsen te investeren die we nog niet eens hebben gedefinieerd. In mijn land wordt momenteel elk fonds als alternatief fonds geclassificeerd.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen dank ik de rapporteur, de heer Klinz, voor zijn initiatiefverslag en voor het feit dat hij alle voorstellen en standpunten van de andere fracties heeft overgenomen.
Harmonisering van het klimaat voor vermogensbeheer en producten op de fondsenmarkt kan de Europese economie grote voordelen opleveren, zoals ook is aangetoond met de icbe-richtlijn van 1985.
De icbe-richtlijn is wereldwijd een groot merk geworden waar in het buitenland veel vraag naar is. Icbe’s bieden de basis voor een degelijke fondsenmarkt in Europa en zorgen voor een veerkrachtiger economie dankzij grotere stabiliteit en productieve herbelegging van spaargelden.
Het onderwerp van dit verslag is echter niet de herziening van de icbe-richtlijn, die eraan komt en die we toejuichen. In het verslag worden niet-geharmoniseerde retailfondsen die buiten het icbe-kader vallen, behandeld en wordt gevraagd om een aantal belangrijke maatregelen.
Ik verwelkom met name de regelgeving inzake onderhandse plaatsing, waar de commissaris ook naar verwees. Initiatief speelt een grote rol bij de totstandkoming van de Europese markt voor niet-geharmoniseerde fondsen.
Ten tweede is transparantie op het gebied van vergoedingen een hoognodige en onderschatte mogelijkheid om de informatie voor beleggers te verbeteren. Ook de andere maatregelen in het verslag zijn een stap in de goede richting en gaan marktverstoringen tegen.
Terugkomend op het succes van de icbe’s: we moeten er voor oppassen dat we niet te gretig worden of de zaak te snel overhoop halen. Ik heb het natuurlijk over het debat over uitbreiding van het icbe-kader met nieuwe categorieën activa zoals vastgoedfondsen met variabel kapitaal of fondsen met hedgefondsen. Ik denk dat het nu niet het juiste moment is om deze gevoelige kwesties te bespreken. Voor je het weet, zitten we met een strengere regelgeving en bevinden we ons in een ander financieel marktklimaat.
Ik denk ook dat het van groot belang is de rol van garantiefondsen te bespreken. Er bestaat helemaal niet zoiets als een garantiefonds. Onze fractie zag graag enige flexibiliteit. We geloven niet dat kapitaaltoereikendheidsvereisten voor fondsen de oplossing van het probleem zijn. Garantiefondsen bestaan niet en een dergelijke misleidende benaming moet uit de regelgeving worden geschrapt. Daarom hebben we allebei een voorstel van de PPE-DE-Fractie ingediend.
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil de rapporteur bedanken voor zijn tekst. De thema’s van dit verslag zijn steeds weer onderwerp van discussie. Wat bijvoorbeeld is nu precies het verschil tussen institutionele en professionele beleggers en particuliere beleggers? Sommigen willen ons doen geloven dat er tussen deze twee categorieën als het ware een Grote Chinese Muur bestaat. Ik ben hier niet van overtuigd, en de recente ontwikkelingen hebben laten zien in welke mate financiële innovaties van de ene tot de andere categorie beleggers uitbreiden, tot ze ook de individuele spaarder hebben bereikt. De fictie dat we wetgeving geheel kunnen opbouwen op twee types van beleggers – goed geïnformeerde, professionele beleggers aan de ene en kleine spaarders aan de andere kant – is volgens mij gevaarlijk. We weten heel goed dat er in de wereld van de beleggingsproducten een hellend vlak is. Er mag dan sprake zijn van twee types beleggers, maar we moeten heel goed opletten waar we dit idee toepassen.
De tweede vraag die ik hier wil opwerpen – en die ook tot uitdrukking komt in andere teksten over de financiële markten – betreft de voorlichting van beleggers. Deze is natuurlijk van groot belang, maar wij staan nog maar aan het begin, omdat de complexiteit van financiële innovaties een nieuwe dimensie heeft bereikt die we nog niet naar behoren hebben onderkend en hebben aangepakt.Hier kunnen we het niet bij laten: we moeten beseffen dat er geen alternatief is voor de verantwoordelijkheid van diegenen die dergelijke producten op de markt brengen.
Ten derde, mijnheer de commissaris, moet ik u zeggen dat ik geloof dat u zich vergist heeft toen u het over het verband tussen de tenuitvoerlegging van de MiFID-richtlijn en de icbe-richtlijn had. Is het zinvol om de MiFID-richtlijn in de lidstaten ten uitvoer te leggen voordat we überhaupt weten hoe deze zich verhoudt tot de icbe-richtlijn? Ik meen dat de huidige situatie evenwichtiger zou zijn indien we het anders hadden aangepakt.
Wat belastingen betreft heeft de rapporteur op de implicaties van de samenvoeging van fondsen gewezen. Ik meen dat we ook rekening moeten houden met de implicaties voor het op de markt brengen van producten, wat ingewikkelder zou kunnen worden door belemmeringen van puur fiscale aard.
Ik wil ook iets zeggen over het amendement van de Sociaal-democraten aangezien de realiteit van de markt voor deze producten varieert, al naargelang de landen die ze produceren, de landen die ze kopen of de landen die ze zowel produceren als kopen. Wij hebben het concept van wederkerigheid ingevoerd, dat niet alleen van toepassing zou zijn op de openstelling van de markt en de toegang tot de markt, maar ook op de aard van de regelgeving en het toezicht. Ik ben van mening dat dit essentiële elementen zijn, aangezien ik het idee dat een niet-EU-land dat alleen dergelijke producten produceert en dat, alleen op grond van het feit dat wij toegang tot zijn markt hebben, op welke voorwaarden dan ook toegang heeft tot onze markten (wat misschien geen enkele Europese consument interesseert), ofwel ongeloofwaardig vindt, of als een puur theoretisch geval beschouw, zodat ik dit idee niet kan accepteren.
De rapporteur heeft meer dan eens gesuggereerd dat wederkerigheid in strijd zou zijn met de WTO-regels. Maar, mijnheer de commissaris, ik vraag u: wat deden we toen de equivalentieregels met de Verenigde Staten door ons werden erkend. Dit is precies de benadering die we u aanbevelen? Er wordt ook gesuggereerd dat het concept onrealistisch is omdat er in de Europese Unie geen sprake is van harmonisatie. Indien echter de onderhandelingen over equivalentie met derde landen ons ertoe zouden aanzetten om in de Unie gemeenschappelijke normen voor regelgeving en toezicht op te stellen, zou dat dan niet een grote stap vooruit betekenen?
Zsolt László Becsey (PPE-DE).-(HU)Dank u, mevrouw de Voorzitter. Ik hoop het kort te kunnen houden. Als iemand uit het Oosten, uit een streek die arm is aan kapitaal, ben ik niet verrukt over het feit dat iedereen nou met spanning zit te volgen wat er met de hedgefondsen of risicokapitaalfondsen gaat gebeuren wanneer de icbe’s worden uitgebreid, omdat dit mijn eigen regio helemaal niet raakt, tenminste niet binnen afzienbare tijd. Maar ik kan misschien benadrukken wat ik, als iemand uit het Oosten, van de herziening zou verwachten. Eén punt is dat de banken, die binnen dit systeem zeer vaak als distributeurs optreden en grote geldsommen ontvangen, toch op de een of andere manier moeten worden gecontroleerd, aangezien de verkoopkosten momenteel 60 procent van de totale kosten bedragen, en ik constateer dat de banken in mijn regio op deze manier ongelooflijk veel winst maken. Als we op dit punt iets kunnen bereiken, hebben we al een grote stap vooruit gedaan.
Mijn tweede punt is dat inducements in het kader van de MIFID-richtlijn ook niet echt van kostentransparantie getuigen, want als de fondsbeheerder en de verkoper tot één en dezelfde bank behoren, weten we niet wat er in de “in house”-transactie gebeurt, en interessant genoeg worden zelfs bij zulke “in house”-transacties de kosten niet uitgesplitst.
Ten derde doen sommige lidstaten echter heel veel, of zij voeren voorschriften in die min of meer garanderen dat de bewaarnemers, de fondsbeheerders en hun directie met beide benen op de grond blijven. In mijn land, of in onze landen, zijn er veel capabele jonge mensen die bijvoorbeeld in staat zijn beheeractiviteiten te verrichten, tegen een goede prijs en kwalitatief op hoog niveau, en ik ben van mening dat verplaatsingen in ieders belang zijn en deze jonge mensen een kans geven op de vrije markt.
Ten slotte consumentenbescherming. Ik erken dat voorlichting erg belangrijk is, maar daarnaast moeten we de nadruk leggen op belastingen. Het kan niet zijn dat ik, wanneer ik icbe’s in andere landen wil afsluiten, duurder uit ben dan in mijn eigen land. Dank u wel.
Gay Mitchell (PPE-DE).-(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de heer Klinz voor dit verslag. De Europese fondsensector heeft de afgelopen jaren grote vooruitgang geboekt en de icbe-richtlijn heeft daar een belangrijke rol bij gespeeld. De fondsensector heeft dan wel een snelle groei doorgemaakt, maar de sector heeft nog veel meer mogelijkheden in zich. Deze mogelijkheden kunnen worden aangeboord door middel van meer concurrentie en mobiliteit in de sector in de hele EU.
Ik heb een paar opmerkingen over het verslag. Ik zie het voordeel van de aanbeveling om het icbe-kader uit te breiden om te kunnen investeren in vastgoedfondsen met variabel kapitaal of fondsen met hedgefondsen, maar dat moet, naar mijn mening, in een aparte richtlijn of wetgevingsinstrument worden geregeld. Ik zie ook het voordeel van voorstellen om de Europese regelgeving inzake onderhandse plaatsing te verbeteren en ik ben het ermee eens dat de definitie van mogelijke beleggers van cruciaal belang is. De definities in de MiFID- en de prospectusrichtlijn bieden weliswaar een goed uitgangspunt, maar we moeten er rekening mee houden dat we ons ook nog over enkele aanvullende kwesties zullen moeten buigen.
Wat betreft het beleggingsbeleid en risicobeheer, herinner ik het Parlement eraan dat het CEER wel een evaluatie uitvoert van de wijze waarop de vereisten voor het risicobeheerproces van de icbe-richtlijn in de lidstaten ten uitvoer worden gelegd, maar het is niet de bedoeling van het CEER deze vereisten te harmoniseren. Bepaalde belangrijke gebieden waar sprake is van uiteenlopende praktijken, kunnen worden verkend met als doel een meer geharmoniseerde benadering. Garantiefondsen moeten worden ondersteund door kapitaaltoereikendheidsvereisten en dit moet worden bewerkstelligd door een fonds alleen een garantiefonds te noemen als het wordt ondersteund door een toereikende garantieregeling. Ik maak me zorgen over de roep om een paspoort voor bewaarders dat ertoe zou leiden dat de bewaarder niet in hetzelfde land wordt aangesteld als de icbe. Dit zou leiden tot een hiaat in de regelgeving omdat voor een icbe en haar bewaarder niet dezelfde regels zouden gelden en als zich binnen de icbe problemen voordoen, zouden er ingewikkelde juridische kwesties kunnen ontstaan.
Ik dank mijn collega voor dit zeer bruikbare verslag en ik hoop dat de commissaris wil ingaan op de punten die ik naar voren heb gebracht.
Charlie McCreevy,lid van of de Commissie. −(EN) Mevrouw de Voorzitter, uit het verslag van het Parlement blijkt dat onze twee instellingen grotendeels op één lijn zitten als het gaat om de wijze waarop ze de kwestie vermogensbeheer benaderen. Toekomstige besluiten moeten worden genomen op basis van een grondige effectbeoordeling.
We willen allebei efficiënte markten die inspelen op de behoeften en verwachtingen van de Europese fondsensector en Europese beleggers. Er zijn in die richting belangrijke inspanningen gedaan en er liggen nog belangrijker inspanningen voor ons. We moeten met resultaten over de brug komen, maar we moeten voorzichtig te werk gaan. We moeten de hervormingen en de goede naam van het icbe-merk zien te behouden. We moeten de tijd nemen om alle belanghebbenden erbij te betrekken en te raadplegen en we moeten oppassen voor onnodige interventie die mogelijk tot marktverstoring leidt maar geen meetbare voordelen biedt.
Alleen wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan, kunnen we met onze besluiten de uitdaging met vertrouwen tegemoet treden. We verheugen ons op verdere samenwerking tussen onze instellingen op dit zeer belangrijke terrein.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 13 december 2007.
19. Samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa(debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het door Adamos Adamou namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken opgestelde verslagover het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Raad van Europa over samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa (COM(2007)0478 – C6-0311/2007 – 2007/0173(CNS)) (A6-0443/2007).
Franco Frattini,lid van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank het Parlement en, met name, de rapporteur, de heer Adamou, voor de onafgebroken en constructieve samenwerking en de steun bij de totstandbrenging van deze zeer belangrijke samenwerkingsovereenkomst.
De oprichting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten was een groot succes in het kader van het bevorderen en de naleving van de grondrechten in de Europese Unie. Het is ook een succes in termen van de interinstitutionele samenwerking. Ik heb me altijd ingezet voor de volledige steun van de drie instellingen voor dit belangrijke initiatief. Soepele samenwerking tussen de Europese Unie en de Raad van Europa is van cruciaal belang voor het succes van het Bureau.
Deze doelstelling komt tot uiting in het ontwerpbesluit van de Raad. Hieruit komt de oprechte wil van de twee organisaties om samen te werken naar voren en ik ben zeer blij te zien dat de onderhandelingen over de overeenkomst voorspoedig zijn verlopen en op zeer constructieve door beide partijen zijn gevoerd.
Deze belangrijke overeenkomst stelt het Bureau in staat optimaal te functioneren. Om het volledig functioneren mogelijk te maken is er reeds een aantal maatregelen genomen en er volgen er nog meer. Deze overeenkomst bevordert de totstandkoming van een alomvattend samenwerkingskader, draagt bij tot de vorming van een structureel platform voor beide organen en zorgt ervoor dat de gezamenlijke dialoog en gezamenlijke actie beter mogelijk worden en efficiënter worden.
De overeenkomst helpt ook een dubbeling van werkzaamheden door de twee organen te voorkomen. De overeenkomst voorziet in regelmatige contacten en bijeenkomsten met ambtenaren van het Bureau en de Raad van Europa en een regelmatige uitwisseling van informatie. De benoeming van een onafhankelijke persoon die zitting neemt in de directie en de besturen van het Bureau stimuleert de uitwisseling van standpunten en de samenwerking.
Tot slot versterkt deze overeenkomst onze gedeelde doelstelling om de grondrechten in de Europese Unie te bevorderen en te beschermen.
Adamos Adamou, rapporteur. −(EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s, om te beginnen wil ik uiting geven aan mijn tevredenheid over de uitstekende samenwerking tot dusver tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa, met name bij de opstelling van een overeenkomst waar beide partijen zeer ingenomen mee zijn. Ik hoop dat hun toekomstige samenwerking even soepel zal verlopen.
Ondanks de lange discussies en raadplegingen met de schaduwrapporteurs over de substantiële inhoud van het verslag werden wij door het Tabling Office gewezen op het feit dat wij krachtens artikel 83, lid 7 en artikel 52, lid 2 van het Reglement de tekst van de overeenkomst niet kunnen wijzigen, maar dat alleen procedurele amendementen mogelijk zijn, wat ertoe heeft geleid dat een aantal leden van de Commissie LIBE alleen onder protest voor het verslag hebben gestemd. Mijn verslag behelst derhalve eenvoudig de goedkeuring van de sluiting van de overeenkomst tussen de Raad van Europa en het Bureau voor de grondrechten.
Het EU-stelsel ter bescherming van de grondrechten is met name ontwikkeld door de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en bekrachtigd door de expliciete erkenning door de EU-Verdragen. Het is echter van bijzonder belang om te waarborgen dat dit mensenrechtenbeschermingsstelsel verder wordt versterkt en dat tegelijkertijd de fundamentele beginselen zoals nondiscriminatie, niet-uitsluiting, respect voor de vrijheid van meningsuiting en godsdienst, de gewetensvrijheid en de sociale en economische rechten worden gewaarborgd.
Het Europees bureau voor de grondrechten zoude relevante instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Gemeenschap en haar lidstaten kunnen voorzien van de nodige waarborgen bij de tenuitvoerlegging van het communautaire recht. Het is belangrijk om te beseffen dat de Raad van Europa door zijn vooruitstrevende werk op dit gebied een omvattend systeem van normen en wettelijke en gerechtelijke instrumenten voor de bescherming en de bevordering van de mensenrechten en de rechtsstaat heeft ontwikkeld en uitgebreide ervaring heeft opgedaan op dit gebied. De gemeenschappelijke doelstelling van het Bureau voor de grondrechten en de Raad van Europa moet daarom worden bereikt op een zinvolle en positieve manier, waarbij dubbel werk en elk risico van een verzwakking van het door de Raad van Europa opgebouwde, goed gefundeerde gerechtelijke en niet-gerechtelijke systeem voor de bescherming van de mensenrechten en de individuele rechten moet worden vermeden. We moeten er zorg voor dragen dat de wettelijke voorrang en de substantiële inhoud van de mensenrechtenbescherming door de Raad van Europa, een organisatie met 47 lidstaten, op geen enkele wijze in twijfel wordt getrokken.
Ik wilbenadrukken dat elk gevaar van een duplicatie van bevoegdheden en procedures moet worden tegengegaan, om verwarring over de doelstellingen en de verantwoordelijkheden van deze twee organen te voorkomen, opdat we een harmonieuze onderlinge samenwerking kunnen bereiken. Dit moet vooral tot uitdrukking komen in het jaarlijkse werkplan van het Bureau, evenals in de versterking van de samenhang en complementariteit tussen de twee instellingen.
Wat betreft de informatieuitwisseling tussen de Raad van Europa en het Bureau voor de grondrechten is het van het grootste belang dat een dergelijke uitwisseling zo ver mogelijk plaatsvindt in een sfeer van absolute vertrouwelijkheid aan beide kanten. Het Bureau voor de grondrechten en de Raad van Europa dienen vastomlijnde regels overeen te komen voor de tenuitvoerlegging van artikel 15 van de overeenkomst, dat voorziet in de toekenning van subsidies van het Bureau aan de Raad van Europa. Deze regels hebben ten doel voor volledige transparantie te zorgen en elke schijn van een buitensporige afhankelijkheid tussen deze beide organen te vermijden.
Tevens is het van belang om artikel 7 van de overeenkomst dusdanig ten uitvoer te leggen dat de twee organen, wanneer zij dit onderling overeenkomen, zoveel mogelijk informatie kunnen uitwisselen, naar behoren rekening houdend met hun reglement en voor zover dit krachtens de geldende vertrouwelijkheidsregels mogelijk is. Deze informatie mag niet worden gebruikt door andere instellingen dan de organen die direct zijn betrokken bij het onderzoek naar de zaken in kwestie, noch mag die informatie ter beschikking worden gesteld aan instellingen of organen van derde landen, zonder dat speciale garanties en beperkingen gelden voor het gebruik ervan.
Zoals gezegd is de samenwerking tussen de Commissie en de Raad van Europa tijdens de onderhandelingen over de overeenkomst vruchtbaar gebleken, en er valt te verwachten dat de beide instellingen in de toekomst efficiënt zullen blijven samenwerken, in dezelfde geest van samenwerking, transparantie en complementariteit. Het is evenwel van uiterst groot belang dat het Europees Parlement door middel van periodieke verslagen in dit proces participeert en dat de Raad van Europa verzocht dient te worden zijn standpunt mede te delen over alle onderzoeken en evaluaties die worden uitgevoerd, teneinde de complementariteit, het voorkomen van dubbel werk en de transparantie van de activiteiten van de beide instellingen te waarborgen.
Kinga Gál, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat ik vandaag als schaduwrapporteur namens de PPE-DE-Fractie mag spreken over dit verslag betreffende het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Raad van Europa over samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa.
We hebben lange debatten gevoerd en er is vaak gevraagd of dit Bureau noodzakelijk is, of de Raad van Europa dit kan aanvaarden en of er wel sprake zal zijn van echte, zinvolle samenwerking tussen de twee organen.
Al die tijd zeiden zowel het Parlement als de Commissie volmondig: ja, we hebben het Bureau nodig, we zien de zin van deze instelling en we voorzien vruchtbare samenwerking tussen de Raad van Europa en het Bureau.
Daarom verwelkom ik het feit dat we het, nu de overeenkomst er ligt, kunnen hebben over geïnstitutionaliseerde samenwerking. Anderzijds vind ik het jammer dat we er niet echt in zijn geslaagd deze tekst te verbeteren door bepaalde aspecten te wijzigen, want ik zou hebben onderstreept dat we, wanneer het Bureau zich over concrete kwesties buigt, gebruik moeten maken van alle ervaring en expertise die de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa heeft vergaard met haar rapporteringssysteem in de diverse commissies, bijvoorbeeld in de Commissie juridische zaken en rechten van de mens, die beschikt over voortreffelijke expertise en ervaring inzake deze kwesties.
Toch ben ik blij, omdat in de conclusie van deze overeenkomst wordt aangegeven dat dit orgaan, het Bureau, zo snel mogelijk aan de slag moet. Het Bureau is op 1 maart officieel ingehuldigd maar de operationele en managementstructuur ontbreken nog. Om verder te kunnen, moet er verbetering in deze situatie komen.
Ik heb dit dossier vanaf het begin van mijn mandaat gevolgd en heb gemerkt hoe buitengewoon moeilijk het is de werkingssfeer, de bevoegdheden en de besluitvormingsstructuren zodanig gestalte te geven dat alle betrokken actoren tevreden zijn.
We zijn er allemaal bij betrokken, aangezien het Bureau gegevens gaat verzamelen en aanbevelingen gaat voorbereiden voor de instellingen in het veld. Het is een horizontale opdracht die dwars door al het communautaire beleid heen snijdt en waarvan de grenzen moeilijk aan te geven zijn.
We kunnen alleen tevreden zijn als we een geloofwaardig en verantwoordelijk Bureau tot stand brengen dat voldoende bevoegdheden en een toereikend budget krijgt om zich van zijn taak te kunnen kwijten. Deze overeenkomst kan daarbij helpen.
We zullen ervoor zorgen dat overlapping en dubbeling van werkzaamheden wordt voorkomen. Laten we hopen dat de plechtige afkondiging van het Handvest van de grondrechten vandaag enerzijds en het Bureau anderzijds samen een eerste praktische stap vormen op weg naar een toekomstig EU-beleid inzake de mensenrechten en fundamentele vrijheden.
Genowefa Grabowska, namens de PSE-Fractie.–(PL)Mevrouw de Voorzitter, we discussiëren hier vandaag over een ongebruikelijke procedure, aangezien het Europees Parlement een uitspraak doet over de wenselijkheid van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Raad van Europa. We hebben geen mogelijkheid om iets aan deze overeenkomst te veranderen: we kunnen haar alleen beoordelen en onze mening geven.
De Raad van Europa is de oudste Europese organisatie die aan de mensenrechten en de bevordering van de democratie is gewijd. Niemand hier moet eraan worden herinnerd dat de samenwerking tussen de Raad van Europa en de Europese Unie – en daarvoor de Europese Gemeenschappen – van meet af bestond. De toetreding is voor een staat die tot de Europese Unie wil toetreden alleen mogelijk indien hij de in het Statuut van de Raad van Europa verankerde waarden respecteert.
Het is daarom goed dat deze twee instellingen, de Europese Gemeenschappen – nu de Europese Unie – en de Raad van Europa samenwerken, niet alleen doordat ze allebei hun zetel in Straatsburg hebben, maar door zich op gezamenlijke actiegebieden te engageren. De overeenkomst waarover wij vandaag spreken, is noch bijzonder origineel noch nieuw, net zoals het Bureau voor de grondrechten geen geheel nieuw orgaan is.
Zoals u weet vervangt het Bureau voor de grondrechten het in Wenen gevestigde Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat. Het Waarnemingscentrum had een soortgelijke overeenkomst met de Raad van Europa. Deze overeenkomst werd in 1999 gesloten, respecteerde beide partijen en was tot voor kort van kracht, tot het moment waarop het Waarnemingscentrum door het Bureau voor de grondrechten werd vervangen.
Omdat het echter om een nieuw EU-orgaan gaat moeten wij de nieuwe samenwerkingsovereenkomst met de Raad van Europa onder de loep nemen om ervoor te zorgen dat twee op het eerste gezicht eendere instellingen niet met elkaar concurreren, maar met elkaar samenwerken.
Ik moet zeggen dat de onderhandelingen over de overeenkomst snel maar goed zijn verlopen. We hebben geen grote bedenkingen tegen de inhoud, noch kunnen wij bedenkingen uiten. De overeenkomst biedt een kader voor samenwerking, voorziet in regelmatige contacten en, wat het belangrijkst is, creëert personele banden, aangezien in de overeenkomst is bepaald dat de Raad van Europa een onafhankelijke persoon – en een plaatsvervanger – benoemt die zitting heeft in de raad van bestuur en het dagelijks bestuur van het Bureau.Op grond van al deze aspecten ben ik geneigd deze ontwerpresolutie volledig te steunen en deze overeenkomst, die beide instellingen ten goede zal komen, te aanvaarden.
Irena Belohorská (NI).- (SK) Dames en heren, ik dank u dat u mij het woord geeft. Het verslag gaat over mogelijke belangenconflicten tussen het Bureau voor de grondrechten en de Raad van Europa. Naar mijn mening is deze kwestie van secundair belang. Van echte problemen is sprake tussen het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg en het Europees Hof van Justitie in Luxemburg.
Beide rechtbanken hebben jurisdictie over schendingen van de mensenrechten, en er zijn arresten waarin de twee organen elkaar tegenspreken. De meeste van deze gevallen houden verband met de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en hebben betreffen procedures inzake de schending van mededingingsrechten, zoals de zaken waarbijNational Panasonic, Hoechst AG, Niemetz enzovoorts waren betrokken.
Ten slotte zijn het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat door de Europese Unie is bekrachtigd, twee op elkaar lijkende, maar toch verschillende documenten. De bevoegdheden van het Europees Bureau voor de grondrechten zijn vooral gericht op monitoring en ondersteuning. De overeenkomst, die is opgesteld in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dient ter verduidelijking van de afzonderlijke bevoegdheden en moet daarom worden toegejuicht. Het feit dat de Raad van Europa een vertegenwoordiger in de raad van bestuur heeft, moet eveneens worden toegejuicht.
Aangezien de bevoegdheden van het Bureau beperkt zijn, geloof ik dat zijn activiteiten niet met die van de Raad van Europa zullen concurreren, maar deze zullen aanvullen. In ieder geval moeten we over deze kwestie blijven discussiëren in het licht van de wijziging van de wettelijke status van het Handvest van grondrechten.
Panayiotis Demetriou (PPE-DE).-(EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, in de afgelopen maanden heeft de Europese Unie vier beslissende stappen genomen om de mensenrechten te beschermen en te bevorderen. Ten eerste heeft zij het Bureau voor de grondrechten in het leven geroepen. Ten tweede is in het Hervormingsverdrag een clausule over de bindende wettelijke kracht van het Handvest van grondrechten en een clausule over de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens van 1950 opgenomen. Ten derde werd het Handvest van de grondrechten vandaag plechtig ondertekend in het Parlement. Met deze formele proclamatie wordt het een bestanddeel van het Europees acquis. Een moderne mensenrechtencode! Ten vierde laat de sluiting van een overeenkomst tussen het Europees Bureau voor de grondrechten en de Raad van Europa – waar we het vandaag over hebben – precies zien waar de Europese Unie voor staat, namelijk de bevordering van de mensenrechten, en toont zij aan dat dit element van fundamenteel belang is voor elke moderne samenleving, voor elke moderne staat.
Er is geen sprake van onderschikking, duplicatie of vervanging van de rol van de Raad van Europa, die gevestigd is als internationale hoeder van de mensenrechten. Integendeel, er is een nieuwe fase van samenwerking, niet van rivaliteit, ingeluid. Ik kan mij daarom in alles vinden wat mijn landgenoot, de rapporteur, over deze kwestie heeft gezegd. Ik onderschrijf dit verslag volledig en feliciteer hem hiermee.
Ik ben erelid van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, wat ik als grote onderscheiding beschouw, maar vandaag ben ik ook trots en verheugd, omdat de twee instellingen, de Europese Unie en de Raad van Europa hun samenwerking op dit gebied inluiden, en ik hoop dat deze eeuw de geschiedenis zal ingaan als eeuw van de mensenrechten.
Sylwester Chruszcz (NI).-(PL)Mevrouw de Voorzitter, het Europees Bureau voor de grondrechten in Wenen is alweer een dure instelling, die zich bovendien het recht aanmatigt om de lidstaten te controleren en te betuttelen wat betreft de naleving van het Handvest van de grondrechten en andere zaken.
Het is moeilijk om aan de indruk te ontkomen dat geld van de Europese belastingbetalers wordt gebruikt voor nog een agenda om de autoriteiten in Brussel en de opkomende Eurostaat te versterken. De Raad van Europa en de OSVE zijn bestaande instellingen die zich op internationaal, niet supranationaal, niveau met dezelfde zaken bezighouden. Hier vindt een duplicatie plaats van reeds bestaande instellingen, een duplicatie die de bevoegdheden van de Europese Unie en de EU-bureaucratie versterkt.
De landen van Europa – ook mijn land, Polen – zijn verplicht de mensenrechten te beschermen en te bevorderen door onder meer het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens na te leven.Het Bureau voor de grondrechten is echter, net als andere agentschappen die als paddenstoelen uit de grond schieten, niet alleen geldverspilling, maar weer een nieuw dubieus, om niet te zeggen schadelijk initiatief van Brussel.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE).-(RO)Dames en heren, deze plenaire vergadering werd gekenmerkt door verschillende Europese acties op het gebied van de mensenrechten, evenals door de mogelijkheid om de evaluatie daarvan in 2007 te bereiken.
Naast de oprichting van het Bureau voor de grondrechten en de proclamatie van het Handvest van de grondrechten is tegelijkertijd het besluit om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met bovengenoemd Bureau een onderdeel van de inspanningen van de Europese Unie om zijn prestaties en zijn rol als bevorderaar van de mensenrechten zowel intern als extern te consolideren. Ik wil op twee aspecten wijzen die mijns inziens belangrijk zijn op dit gebied.
Ten eerste ben ik verheugd over het voornemen om met deze overeenkomst een dubbele doelstelling te verwezenlijken, namelijk aan de ene kant de efficiency en consolidering van het Europees beleid op het gebied van de mensenrechten en samenhang en het voorkomen van duplicaties aan de andere kant. Dit is de enige manier waarop we het respect voor de fundamentele beginselen die door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens zijn ingevoerd en door het Handvest van de grondrechten worden aangevuld, kunnen blijven bevorderen, ook doordat we onze eigen mechanismen voor dit doeleinde consolideren.
Ten tweede ben ik verheugd over het voornemen om de samenwerking in het kader van de door de Raad van Europa geïnitieerde specifieke mensenrechtenprojecten te consolideren. Deze vorm van interactie zal ons in staat stellen om verder bij te dragen tot de verbetering van de mensenrechtensituatie, zowel door interne als door externe acties. Ik wil graag de aandacht vestigen op het feit dat dergelijke samenwerking vooral in de Europese landen moet worden bevorderd die aan de Europese Unie grenzen, teneinde een echte ruimte van democratie tot stand te brengen aan de buitengrenzen van de Unie.
Als rapporteur voor de regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied verzoek ik de Europese instellingen de regionale samenwerkingsprojecten te ondersteunen. Ik beschouw het door de Raad van Europa genomen initiatief om een euroregio van het Zwarte-Zeegebied voor de bevordering van de democratie te creëren als goed uitgangspunt en ik verzoek de Commissie haar volledige steun te verlenen ten behoeve van het welslagen van dit initiatief.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt op donderdag 13 december 2007 plaats.
20. Bevoegdheden en samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen(debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het door Genowefa Grabowska namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken opgestelde verslagover het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (COM(2005)0649 – C6-0079/2006 – 2005/0259(CNS)) (A6-0468/2007).
Franco Frattini,lid van de Commissie.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, het voorgestelde instrument voor onderhoudsverplichtingen is bedoeld om verbetering te brengen in de moeilijke situatie waarin mensen verkeren die afhankelijk zijn van alimentatie om in hun dagelijkse behoeften te voorzien.
In de Europese Unie, waar mensen steeds mobieler worden, zouden alimentatiegerechtigden – vooral kinderen – geen hindernissen moeten ondervinden bij de inning van geld waar ze recht op hebben, vooral wanneer de schuldenaar, bijvoorbeeld een ouder, weggaat of naar het buitenland is verhuisd.
Ik dank de rapporteur, mevrouw Grabowska, voor de moeite die ze heeft gedaan om belanghebbenden zoals niet-gouvernementele organisaties die alimentatiegerechtigden ondersteunen, een stem te geven tijdens de zeer belangrijke openbare hoorzitting op 11 september.
Over het geheel genomen verwelkomen we het verslag van mevrouw Grabowska, waarin de essentiële onderdelen van het voorstel worden gesteund.
Ik heb slechts een paar opmerkingen over enkele voorgestelde amendementen. Ten eerste de rechtsgrondslag. We zijn van mening dat het huidige instrument betrekking heeft op familierecht. Gezien de bestaande juridische context, begrijp ik echter de bezorgdheid van het Parlement. Daarom hebben we de Raad, in een mededeling die tegelijk met de voorgestelde verordening werd aangenomen, uitgenodigd te bepalen dat het huidige instrument – overeenkomstig artikel 67, lid 2, van het Verdrag – wordt aangenomen volgens de medebeslissingsprocedure. Dat is mijn mening en ik zal de Raad blijven vragen op deze uitnodiging in te gaan.
Wat de overige amendementen over de regels inzake het toepasselijk recht betreft: vorige maand werden tijdens de Haagse Conferentie over Internationaal Privaatrecht de onderhandelingen over een wereldwijd verdrag inzake onderhoudsverplichtingen met succes afgerond.
Gezien het bevredigende resultaat aangaande het Verdrag en het begeleidende protocol inzake toepasselijk recht, willen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten zich graag aan deze internationale regels houden. Derhalve moeten de regels van de verordening en de in dat verband voorgestelde amendementen worden herzien om te zorgen voor consistentie met de internationale regels.
In het verslag wordt voorgesteld rechters hun eigen recht te laten toepassen wanneer ze een uitspraak in een zaak doen en wanneer dit de oplossing van het geschil versnelt. We erkennen dat de behoefte bestaat de procesvoering te versnellen, maar we geloven dat de voorgestelde oplossing onvoldoende rechtszekerheid biedt. Ook bestaat het gevaar dat de belangen van de alimentatiegerechtigden, die door toepassing van diezelfde wet moeten worden beschermd, ongeacht welke rechter de zaak behandelt, hierdoor worden geschaad.
Ter afsluiting: het Parlement stemt nu over dit verslag. De internationale juridische context is duidelijk geworden. Ik hoop van harte dat dit project in 2008 met volle kracht wordt hervat. Ik heb er het volste vertrouwen in dat de Raad er de komende maanden de hoogste prioriteit aan zal geven.
Genowefa Grabowska,rapporteur. −(PL)Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn hartelijke dank uitspreken aan de Commissie voor de uitstekende samenwerking. Ik wil ook de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de schaduwrapporteurs, en inzonderheid de Commissie juridische zaken en Diana Wallis, die voor deze commissie het advies heeft opgesteld, danken voor hun echt uitstekende medewerking. Mevrouw Wallis heeft de zware taak op zich genomen om de Commissie te overtuigen van de noodzaak om de rechtsgrondslag te wijzigen.
Ik kan misschien het best beginnen met de rechtsgrondslag, gezien het feit dat het Commissievoorstel werd ingediend krachtens een procedure die voor het Parlement niet aanvaardbaar was. Wij wilden dat de verordening zou worden aangenomen volgens de medebeslissingsprocedure in plaats van de raadplegingsprocedure. Daarom was ik blij om te horen wat de commissaris heeft gezegd, en ik heb nota genomen van de mededeling aan de Raad met het verzoek ons die mogelijkheid te geven. Ik wil alleen nog iets toevoegen aan hetgeen de commissaris heeft verteld.
Ik betwijfel niet dat alimentatierelaties voortvloeien uit het familierecht. Ik zou echter willen betogen dat dergelijke relaties, over het geheel genomen, een gemengd karakter heeft. Het feit dat zij uit het familierecht voortvloeien betekent niet dat zij alleen binnen die grenzen kunnen worden gezien. Alimentatierelaties hebben gevolgen voor de gemeenschappelijke markt en de economische situatie van beide partijen, dat wil zeggen van de alimentatiegerechtigden en de alimentatieplichtige. Daarom hebben we het recht om de alimentatierelatie uit zijn oorspronkelijke context in het familierecht te lichten en de nakoming van alimentatieverplichtingen niet alleen te bezien in het kader van het familierecht, maar ook op gebieden waarover het Parlement bevoegd is, namelijk de gemeenschappelijke markt, gezinszorg en mensenrechten. In dit geval lijkt het me geen bezwaar om de procedure te wijzigen.
Derhalve ben ik van mening dat dit voorstel niet alleen de aandacht, maar ook de goedkeuring van de Raad verdient. Bij de voorbereiding van deze verordening hebben we hoorzittingen gehouden die, om eerlijk te zijn, één ononderbroken klaagzang waren. Vooral vrouwen hebben ons verteld in wat voor een moeilijke situatie zij verkeren wanneer zij alimentatie proberen op te eisen voor kinderen wier tweede ouder in een ander land woont en er blijkbaar niet zeer in is geïnteresseerd om zijn kind op te voeden of voor zijn opvoeding te betalen.
Er worden allerlei verschillende trucs toegepast. Ik zal ze niet allemaal noemen, maar mij tot één voorbeeld beperken. Het volstaat om één letter van de achternaam te veranderen om in Europa vrijwel spoorloos te verdwijnen, en de onderhoudsverplichting verdwijnt met de alimentatieplichtige. Door middel van deze verordening willen we ervoor zorgen dat geen alimentatieplichtige meer kan geloven dat hij, door het land te verlaten waar zijn kind woont waarvoor hij geen alimentatie betaalt, door zich ergens in de open Europese Unie te vestigen waar de interne grenzen zijn opgeheven – vooral nu de nieuwe lidstaten over enkele dagen tot de Schengenruimte toetreden – gebruik kan maken van een situatie die diegenen in de kaart speelt die geen verantwoordelijkheid nemen voor hun gezin.
Ik zou twee maatregelen van de verordening willen noemen die ik het belangrijkst acht en die een grote vernieuwing betekenen.Een onderhoudsbevel dat is uitgevaardigd in de lidstaat waar de onderhoudsgerechtigde gewoonlijk verblijft, hoeft nu niet meer in de lidstaat te worden bevestigd waar de onderhoudsplichtige woont. De verordening stelt dus voor de exequaturprocedure af te schaffen. Ik besef dat dit nieuw is, maar indien we een doeltreffende handhaving van onderhoudsverplichtingen willen waarborgen, moeten we deze stap nemen. Indien we aan de exequaturprocedure vasthouden, is deze hele poging om voor een effectieve handhaving te zorgen gedoemd te mislukken.
Ik besef dat we alle bepalingen die zijn aangenomen in het kader van het Verdrag en de Conferentie van Den Haag, maar de molens van het internationale systeem malen uiterst langzaam, en de ratificatie van overeenkomsten op het gebied van het internationaal privaatrecht kan jaren duren. De Europese Unie moet stappen doen en ervoor zorgen dat kinderen worden verzorgd als hun vaders of moeders hen vergeten. Deze verordening moet daarom ten behoeve van de kinderen snel ten uitvoer worden gelegd. Zij zorgt niet alleen voor de kinderen, maar beschermt ook de onderhoudsgerechtigde. Daarom dank ik het Portugese voorzitterschap voor het werk dat het in de voorbereiding van de tekst heeft gestoken, en leg ik de zaak in de handen van het Slowaakse voorzitterschap, in het volste vertrouwen dat het de besluitvormingsprocedure over deze tekst zal kunnen afronden en dat we een goede verordening krijgen.
Diana Wallis,rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken.−(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris voor zijn zeer positieve verklaring. Ook dank ik mevrouw Grabowska voor goede samenwerking inzake deze kwestie.
Dit is zo’n voorstel dat ervoor kan zorgen dat Europa realiteit wordt voor degenen die we dienen. Het kan op moeilijke momenten in hun leven praktische waarde toevoegen. Ik weet niet hoe vaak ik als gekozen Parlementslid ben benaderd door kiezers die moeilijkheden ondervinden bij het innen van alimentatie van iemand die in een andere lidstaat woont. Maar al te vaak ben ik niet in staat een praktisch en positief antwoord te geven.
Ik hoop dat we met deze verordening in de meeste gevallen veel meer kunnen doen. Het voorstel stelt de EU in potentie in staat veel verder te gaan dan mogelijk is op basis van het proces van de Haagse Conferentie, dat al werd genoemd. We zouden inderdaad ook verder moeten kunnen gaan. We hebben onze burgers ten slotte aangemoedigd zich binnen de EU vrij over de oude nationale grenzen heen te verplaatsen en we zouden in staat moeten zijn om in de vorm van een goed, eenvoudig, functionerend rechtssysteem een antwoord te bieden wanneer hun huwelijk of partnerschap in duigen valt. We moeten bovenal in staat zijn hulp te bieden aan kinderen die gebukt gaan onder de financiële gevolgen van een scheiding. Dit voorstel voorziet in een vereenvoudigd eenstapsproces als alternatief voor de huidige nachtmerrie die het is naar de rechter te moeten stappen om vervolgens min of meer dezelfde tenuitvoerleggingsprocedure te moeten doorlopen bij een buitenlandse rechter. Dat is te veel voor mensen die op dat moment kwetsbaar en wanhopig in het leven staan.
De Commissie juridische zaken heeft dit voorstel tot haar genoegen grotendeels kunnen steunen en tevens geprobeerd enkele technische verbeteringen aan te brengen. In dit opzicht ben ik mijn collega, de heer Casini, zeer erkentelijk. Net als de rapporteur kunnen we echter de keuze van de rechtsgrondslag niet aanvaarden. Er had een medebeslissingsprocedure moeten worden gehanteerd en geen raadplegingsprocedure. Ik geloof dat de lidstaten uiterst onredelijk zijn geweest, zowel met betrekking tot de inhoud van de wetgeving als ten aanzien van de gevolgen voor onze burgers. Ik hoop dat ze op de oproep van de commissaris zullen ingaan.
Ik kan namens mijn fractie zeggen dat we niet graag zouden zien dat de effectiviteit van dit eenstapssysteem wordt ondermijnd. Natuurlijk moeten we de rechten van de verdediging – de beslagene – respecteren, maar dit moet betrekking hebben op de rechter in het land van herkomst. We moeten niet toestaan dat de zaak wordt heropend door de uitvoerende rechter want dan doen we de voordelen die we nastreven, teniet. We willen derhalve dat artikel 33, lid a, wordt geschrapt en we hebben ernstige twijfels over amendement 61, waardoor de deur nog steeds te ver open blijft staan.
Tot slot heb een paar opmerkingen als Brits lid van dit Parlement. Dat het Verenigd Koninkrijk is afgehaakt of er niet in is geslaagd bij dit instrument in te haken is slecht nieuws voor veel onderdanen uit andere EU-lidstaten die nu in het Verenigd Koninkrijk wonen. Het is ook slecht nieuws voor veel Britten wier partner naar een andere lidstaat verhuist. Er zijn allerlei combinaties mogelijk waarbij opt-outs tot chaos en verwarring leiden. Mensen worden tweederangsburgers ten opzichte van het rechtssysteem dat ze tot hun beschikking hebben.
Wat ik nog het meest betreur is het feit dat de Britse regering geen oog heeft voor de onhoudbare positie van de Britse leden van het Europees Parlement inzake deze kwesties. Moeten we nu echt werken aan, spreken over en – wat belangrijker is – stemmen over voorstellen inzake dingen die, volgens de huidige stand van zaken, niet van toepassing zijn op degenen die ons hebben gekozen? Anderen beginnen te twijfelen aan de wettigheid van onze positie. Deze opt-outs zijn democratisch onhoudbaar en schaden de samenhang van het Europese civiele rechtssysteem. Het enige wat we met zo’n allegaartje van combinaties, opt-ins en opt-outs bereiken, is dat we die mensen treffen die kwetsbaar zijn en die de bescherming van de wet het hardst nodig hebben.
VOORZITTER: ADAM BIELAN Ondervoorzitter
Panayiotis Demetriou, namens de PPE-DE-Fractie.–(EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, mevrouw Grabowska danken voor haar initiatief om deze kwestie aan de orde te stellen, en voor de positieve visie die zij hier vanavond heeft ontwikkeld.
Geachte collega’s de raadplegingsronde van de Conferentie van Den Haag, die zeven jaar geleden begon, is bijna afgesloten. Dat werpt de vraag op: welke vooruitgang is er geboekt bij de wederzijdse erkenning en handhaving van gerechtelijke uitspraken in het internationaal privaatrecht? Waar blijft de verklaring dat het beginsel van wederzijdse erkenning en handhaving van gerechtelijke uitspraken de hoeksteen is van justitiële en politiële samenwerking in het kader van de totstandbrenging van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid? Het antwoord luidt dat er in deze richting weinig vooruitgang is geboekt. Het programma van Den Haag van 2004 heeft niet in voldoende mate steun gekregen, ondanks de inspanningen en initiatieven van de bevoegde commissaris Frattini.
Helaas vormt het feit dat sommige lidstaten zich ten onrechte op de nationale soevereiniteit beroepen een belemmering voor de harmonisatie van de wetgeving, niet alleen wat inhoudelijke vraagstukken, maar ook wat procedurele kwesties betreft. Deze algemene constateringen doen natuurlijk niets af aan de waarde en het belang van het voorstel waarover we hier discussiëren. Integendeel, zij onderstrepen de noodzaak om verdere voorstellen voor verordeningen van de Raad aan te nemen die het hele spectrum van het familierecht bestrijken: echtscheiding, verbreking van relaties, onderhoud en eigendomskwesties. Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid dient radicaal te worden hervormd en gemoderniseerd. Het voorstel tot wijziging van de verordening voorziet weliswaar voor een groot deel in de nodige hervorming en modernisering, maar helaas alleen op het gebied van het onderhoudsrecht. De verschillen in het materiële recht van de lidstaten op dit essentiële juridische gebied blijven bestaan. Er is nog een lange weg te gaan. Ook waar er mogelijkheden voor convergentie zijn dient deze harmonisatie van de wetgeving te worden doorgezet.
De door het Europees Parlement ingediende amendementen vullen vele lacunes in het voorstel en zorgen voor een inhoudelijke verbeteringen. Met name ruimen zij tal van hinderpalen uit de weg die de handhaving van onderhoudsbevelen in de Europese Unie belemmeren en zij beperken de mogelijkheden voor de ouder of echtgenoot van de onderhoudsgerechtigde om zich aan de handhaving te onttrekken wanneer hij of zij naar een andere lidstaat is verhuisd.Over dit punt gaat ook het amendement op artikel 33, letter a) dat ik heb ingediend en waarin ik ten eerst probeer de mogelijkheden voor de onttrekking aan de handhaving door een verandering van de omstandigheden zoveel mogelijk te beperken en ten tweede speelruimte laat om op deze manier met de situatie om te gaan indien er ernstige, echt ernstige omstandigheden zijn die de rechter het recht geven zijn beslissing te herzien.
Andrzej Jan Szejna, namens de PSE-Fractie.–(PL)Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur, Genowefa Grabowska, hartelijk danken voor het werk dat zij in de onderhavige verordening en in haar verslag heeft gestoken. Het geweldige resultaat verbaast mij niet, aangezien professor Grabowska in Polen één van de meest vooraanstaande deskundigen is op het gebied van het Europees recht.
Met het oog op het feit dat het aantal echtscheidingen en verbroken relaties in de Europese Unie toeneemt, is het probleem van wettelijke hinderpalen voor de erkenning en handhaving van rechterlijke beslissingen inzake onderhoudsverplichtingen van steeds groter belang. Gezien de mate van integratie van de lidstaten en het nog steeds grote aantal bindende wettelijke kaders in de Europese Unie, is een modern wetgevingsstelsel bovendien essentieel.
Er bestaat op dit gebied op het niveau van de Europese Unie geen geharmoniseerd stelsel. Daarom ben ik voor deze verordening, die zeer gepaste voorstellen bevat met betrekking tot de problemen die hier aan de orde zijn. Er zij op gewezen dat de verordening het resultaat is van een langetermijnprogramma , het programma van Den Haag inzake de versterking van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie. Ik ben ook van mening dat de effectieve handhaving van onderhoudsverplichtingen de leefomstandigheden en de opvoeding van vele kinderen die directe onderhoudsgerechtigden zijn, zal verbeteren. Dit is een zeer belangrijke zaak voor de Europese Sociaal-democraten.
De voorgestelde verordening pakt niet alleen problemen van de moderne samenleving aan, zij kan er ooktoe bijdragen de werking van de interne markt te verbeteren , met name door het wegnemen van belemmeringen voor het vrij verkeer van personen, die de dupe zouden kunnen worden van verschillen in de wetgeving van de lidstaten inzake de nakoming van onderhoudsverplichtingen.
Ten behoeve van alle burgers van de Unie moeten we ernaar streven een snelle en zo mogelijk kosteloze tenuitvoerlegging van onderhoudsbetalingen. Thans moeten de instanties soms drastische maatregelen treffen om de nakoming van onderhoudsverplichtingen af te dwingen, terwijl onderhoudsgerechtigden vaak in behoeftige omstandigheden verkeren.
Ik steun ook het idee om rechterlijke beslissingen dezelfde bindende kracht te geven als in de lidstaat waar deze beslissing werd genomen, zonder dat hier bijkomende formaliteiten aan te pas komen.
Ten slotte wil ik onderstrepen dat het noodzakelijk is dat het Europees Parlement sterker wordt betrokken bij de besluitvorming over kwesties die van zo groot belang zijn voor het toekomstige functioneren van de Europese Unie en de interne markt.
Carlo Casini (PPE-DE).-(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het onderhavige verslag heeft ten doel de meeste hinderpalen voor de inning van alimentatievorderingen in Europa weg te nemen door een wetgevingskader op te stellen dat overstemt met de legitieme verwachtingen van onderhoudsgerechtigden.
Het belangrijkst uitgangspunt is het feit dat in het overgrote merendeel van de gevallen de onderhoudsgerechtigde de zwakkere partij is en daarom sterke bescherming nodig heeft, en het is duidelijk dat het grootste probleem wordt gevormd door de feitelijke omstandigheden van de onderhoudsplichtigen. Toch is het goed om alles te doen wat mogelijk is, dat wil zeggen om de bureaucratische rompslomp uit de weg te ruimen en rechtszekerheid te bieden, om voorrang te geven aan het recht van de verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde en om de rechterlijke beslissing over de betaling van alimentatie onmiddellijk bindende kracht te verlenen, ook in andere landen dan in het land waar deze beslissing werd genomen.
De Commissie juridische zaken, die overeenkomstig de procedure voor nauwere samenwerking werd verzocht een advies op te stellen over de jurisdictie, toepasselijk recht en handhaving van rechterlijke beslissingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen, heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opstelling van de tekst, waarbij een belangrijk compromis werd bereikt tussen de belangrijkste fracties, waarvoor ik mevrouw Wallis publiekelijk wil danken. De door de Commissie juridische zaken ingediende amendementen hadden in de eerste plaats ten doel een duidelijke definitie van onderhoudsverplichtingen te formuleren, de werkingssfeer uit te breiden, de meest kwetsbare partijen te beschermen en de voorgestelde tekst te vereenvoudigen.
Het was nodig om een ondubbelzinnige definitie van onderhoudsverplichtingen op te stellen en in de verordening ook rechterlijke bevelen tot de betaling forfaitaire bedragen van op te nemen.
Tadeusz Zwiefka (PPE-DE).-(PL)Mijnheer de Voorzitter, de betreurenswaardige toename van kapotte huwelijken, samen met de grotere mobiliteit van de mensen in de Europese Unie, leidt onvermijdelijk tot een toename van het aantal grensoverschrijdende conflicten over alimentatievorderingen. Om een vordering op een onderhoudsplichtige die in een andere lidstaat woont door te kunnen zetten, is het nodig om naar de rechter te stappen in het land waar de beslissing dient te worden uitgevoerd. Helaas functioneert dat niet altijd, zodat het duidelijk nodig is om uitvoerige regels vast te leggen over de jurisdictie met betrekking tot onderhoudsverplichtingen.
De ontwerpverordening heeft ten doel de formele vereisten voor een rechterlijke beslissing in een van de lidstaten te verminderen en voor een effectieve tenuitvoerlegging daarvan te zorgen. Na de inwerkingtreding van de nieuwe verordening zal een onderhoudsgerechtigde overal in de Europese Unie een bindende tenuitvoerleggingsopdracht kunnen verkrijgen. Hoewel ik de maatregelen die door de Conferentie van Den Haag zijn goedgekeurd, toejuich, ben ik het helemaal met de rapporteur eens dat de regelingen die op dit gebied van kracht zijn in de Europese Unie progressiever moeten zijn en sneller ten uitvoer gelegd moeten worden.
De toenemende mobiliteit van de EU-burgers leidt tot een toenemend aantal huwelijken met echtgenoten van verschillende nationaliteit die in een andere lidstaat leven of die in een lidstaat leven waarvan geen van beiden onderdaan is. Wanneer een binationaal echtpaar gaat scheiden, kunnen hier verschillende wetgevingen aan te pas komen. De brede subjectieve en objectieve werkingssfeer van de verordening is gerechtvaardigd met het oog op het schrikbarend lage percentage onderhoudsgerechtigden in bepaalde lidstaten dat daadwerkelijk alimentatie ontvangt.
De verordening geeft de moeder van een buitenechtelijk geboren kind het recht om van de vader betaling te eisen van de kosten die aan de zwangerschap en de geboorte verbonden zijn en voor het onderhoud tijdens de bevalling. Thans worden dergelijke claims in vele lidstaten niet erkend als onderhoudsvordering, wat het veel moeilijker maakt een dergelijke vordering in te dienen.
Voordat mijn land lid werd van de Europese Unie werden elk jaar duizenden alimentatievorderingen uit het buitenland ingediend. Tengevolge van de openstelling van de grenzen gaan alle voorspellingen uit van een drastische toename van dergelijke vorderingen, zowel in Polen als in andere landen. De openstelling van de grenzen en de arbeidsmarkten kan ertoe leiden dat vaders hun onderhoudsverplichtingen proberen te ontlopen, waar vooral de kinderen de dupe van worden. Dit kunnen we niet accepteren.
Franco Frattini,lid van de Commissie.−(IT)Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal het zeer kort houden. Ik wil mijn dank uitspreken aan alle sprekers, de rapporteur en alle leden die bij dit werk betrokken waren. In de komende maanden zullen wij ons mijns inziens op drie doelstellingen concentreren, en ik hoop dat het Sloveense voorzitterschap in staat zal zijn daarbij vooruitgang te boeken.
Ten eerste: de Raad ervan overtuigen dat het zinvol is om een rechtsgrondslag overeenkomstig artikel 67 van het Verdrag te wijzigen. We doen dit om een betere democratische grondslag te geven aan een initiatief dat een objectieve bescherming betekent voor kwetsbare groepen, met name kinderen, na een scheiding van het gezin.
De tweede doelstelling is om ervoor te zorgen dat onderhoudsgerechtigden overal dezelfde bescherming krijgen, ongeacht de vraag waar de zaak aanhangig is gemaakt: het zou erg merkwaardig zijn als het zogenaamde lex fori-criterium tot significante verschillen zou leiden in de bescherming van onderhoudsgerechtigden. Een andere essentiële doelstelling is daarom het streven om de regels te harmoniseren.
De derde doelstelling waaraan volgens mij moet worden gewerkt is de eigenlijke handhaving: in veel te veel gevallen bevestigen we weliswaar het beginsel van bescherming van onderhoudsgerechtigden in familiezaken, maar dan zorgen wij er niet voor dat dit beginsel wordt gehandhaafd, of we laten het toe dat de juistheid van een genomen rechterlijke beslissing opnieuw wordt onderzocht wanneer er eigenlijk een betalingsbevel dient te worden uitgevaardigd. Dit werkt niet in het geval van onderhoudsvorderingen; anders zou de maatregel zinloos zijn.
We hebben nogal innovatieve voorstellen geformuleerd: tijdelijke bevriezing van een deel van de bankrekening van de onderhoudsplichtige indien deze weigert te betalen, of een periodiek betalingsbevel ter hoogte van de som die de onderhoudsplichtige schuldig is. Zoals u weet waren de meeste lidstaten het hier in de Raadniet mee eens, hoewel dit cruciaal is voor een verordening: ofwel de maatregel kan worden afgedwongen, of anders is het zinloos om steeds te blijven bevestigen hoe belangrijk het is om kinderen of ex-echtgenoten te beschermen die onderhoudsgerechtigd zijn!
We moeten in de komende maanden aan deze doelstellingen werken, en het is duidelijk dat de Commissie en de Raad het, meer dan in andere gevallen, eens zijn. We zullen de Raad ervan moeten overtuigen dat dit de juiste weg is.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt op donderdag 13 december 2007 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE), schriftelijk.–(RO)Momenteel bestaat er geen uniform Europees systeem voor de erkenning en handhaving van de wettelijke plicht om alimentatie te betalen in het buitenland. De communautaire bepalingen op dit gebied zijn ontoereikende instrumenten om onderhoudsplichtigen te kunnen vervolgen die proberen zich aan hun alimentatieverplichtingen proberen te onttrekken.
Volgens de onderhavige verordening moet elke rechterlijke uitspraak met betrekking tot onderhoudsverplichtingen die in de ene lidstaat is gedaan, in elke andere lidstaat snel en correct worden gehandhaafd.
Zo wordt het leven van de burgers vereenvoudigd, namelijk wanneer zij alimentatie invorderen van de ouder of van andere onderhoudsplichtigen die in een andere lidstaat dan het kind verblijven, evenals de tenuitvoerlegging van een van de Europese grondrechten, het recht op een privéleven en een gezinsleven en kinderbescherming, de harmonisatie en vereenvoudiging van Europese wettelijke normen op het gehele grondgebied van de EU en de totstandbrenging van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid enrechtvaardigheid en de bevordering van de werking van de interne markt.
Ik ben van mening dat de rechtbank waar een vordering aanhangig is gemaakt, de onafhankelijke status en competentie van de geleverde rechtsbijstand dient te controleren en rekening moet houden met de omstandigheden waarin de partijen ten tijde van de procedure verkeren. De onderhoudsgerechtigde dient te profiteren van de wettelijke bepalingen in het land waar hij verblijft, processen op dit gebied moeten minder duur worden en er moet worden voorkomen dat men naar de meest gunstige nationale wetgeving gaat zoeken.
21. Invoeringsdatum elektronische identificatie van schapen en geiten(debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het door de heer Graefe zu Baringdorf namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling opgestelde verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 21/2004 wat betreft de datum van invoering van de elektronische identificatie van schapen en geiten (COM(2007)0710 – C6-0448/2007 – 2007/0244(CNS)) (A6-0501/2007).
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we allemaal weten, speelt traceerbaarheid een belangrijke rol bij het garanderen van hoge normen voor diergezondheid en voedselveiligheid.
We hebben onlangs ervaringen opgedaan met bepaalde ziektes in de Europese Unie, zoals mond-en-klauwzeer en blauwtong. Hieruit bleek maar weer eens het belang van efficiënte identificatiesystemen. Individuele identificatie kan zonder elektronische identificatie niet behoorlijk functioneren.
De Commissie werd verzocht om in haar verslag de datum van invoering van de elektronische identificatie te bevestigen of te wijzigen, niet om vraagtekens te zetten bij de beginselen van de verordening. Het is dan ook een technisch verslag over de diverse methoden en de technologie die daarbij komt kijken.
Het verslag van de Commissie is alleen gericht op de vraag wat de beste manier is om de elektronische identificatie in te voeren, maar om een verslag te produceren hadden we gegevens en inbreng nodig van de lidstaten, met name de lidstaten die al aan het systeem werken. De onderzoeken en proeven die nodig waren voor de voorbereiding van het verslag, namen veel meer tijd in beslag dan oorspronkelijk was voorzien, wat de vertraging van het verslag verklaart.
We waarderen het zeer dat het Parlement ermee akkoord gegaan is deze kwestie met spoed te behandelen. Onze dank hiervoor. Hierdoor wordt een situatie van juridische onzekerheid in januari 2008 voorkomen.
In het verslag wordt vastgesteld dat aan de technische voorwaarden voor de elektronische identificatie van schapen en geiten is voldaan, maar dat de lidstaten een redelijke tijd nodig hebben de invoering van de elektronische identificatie voor te bereiden.
We zijn het eens met en aanvaarden het standpunt van het Parlement dat er een definitieve datum voor de invoering van het systeem moet worden vastgesteld. De andere voorgestelde amendementen kunnen we evenwel niet aanvaarden. Daardoor zou het hele beginsel van de verordening in twijfel worden getrokken, aangezien de vraag nu is wat de definitieve datum voor de invoering moet worden.
Ik dank de rapporteur nogmaals voor het snelle werk dat hij heeft verricht en ik dank het Parlement voor het feit dat het deze zaak met spoed behandelt.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf,rapporteur.−(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Kyprianou, we hebben snel beantwoord aan het verzoek om deze kwestie snel te behandelen. We hebben hier te maken met een dringende situatie, wat de reden is dat we hier zo laat nog bijeen zijn.
De vraag is natuurlijk hoe deze dringende situatie is ontstaan. U heeft daar iets over gezegd. Ik heb de documenten nog eens doorgenomen en vond de verordening die we vandaag willen wijzigen. Zij dateert van 17 december 2003. De verordening bepaalt dat met ingang van 1 januari 2008 “de elektronische identificatie volgens de in lid 1 bedoelde richtsnoeren [...] voor alle dieren verplicht” is. Er zijn slechts twee uitzonderingsbepalingen, die ik hier niet zal noemen. Vervolgens luidt de tekst: “De Commissie dient vóór 30 juni 2006 bij de Raad een verslag in over de toepassing van de elektronische identificatie, vergezeld van de passende voorstellen, waarover de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit [...].”
Kortom, deze kwestie heeft een lange voorgeschiedenis. Het verslag van de Commissie aan de Raad is blijkbaar nooit ingediend, en de Raad heeft daar ook niet op gereageerd. U zwaait nu? Mocht u het verslag toch hebben ingediend, dan is dat des te beter, maar dan hebben de lidstaten niet gereageerd. En vervolgens zaten we met het probleem dat die termijn niet meer te halen is. Dit is allemaal vervelend genoeg. Maar nu komt u niet met het voorstel om een nieuwe termijn vast te stellen, maar u zegt: we willen deze termijn via de comitologieprocedure vastleggen. Met andere woorden: u bepaalt welke datum er wordt geprikt. Het is de moeite niet waard om hier tijd aan te verspillen, dus heeft de commissie besloten om de verplichte elektronische identificatie van 31 december 2009, dat wil zeggen op 1 januari 2010, in werking te doen treden, twee jaar later dan in de eerste verordening gepland. Dat was een jaar eerder dan de rapporteur had voorgesteld, maar toch: het belangrijkste is dat er nu een datum voor staat. De commissie heeft ook nog gezegd dat daarvan verslag moeten worden gedaan.
Het probleem met uw voorstel is dat u een steeds groter deel van de besluitvorming aan de comitologieprocedure onderhevig wilt maken, net zoals u bij de vorige verordening van 17 december 2003 de voorschriften en toepassingsregelingen met betrekking tot deze elektronische identificatie via de comitologieprocedure naar de Commissie heeft toegetrokken. Er zou nog een verslag bij de Raad worden ingediend, maar niet meer bij het Parlement. Door alles aan de comitologieprocedure te onderwerpen wordt dat aan de besluitvorming en de controle door het Parlement onttrokken, en op een gegeven moment merken we dan dat die verplichtingen niet zijn nagekomen.
Als u niet met deze wijzigingen was gekomen en, om de termijn te kunnen halen, om de toepassing van de urgentieprocedure had verzocht, hadden wij aangenomen dat alles in orde was. Maar het is niet in orde! We moeten als Parlement gewaarschuwd zijn dat we niet teveel door de Commissie laten bepalen, maar ook verder gebruik blijven maken van onze controlerechten.
Nu zijn er een paar amendementen ingediend. U heeft gezegd deze zo niet te kunnen aanvaarden. De commissie heeft besloten dat de regels bindend moeten zijn. Dat staat ook in de basisverordening, die niet wordt ingetrokken, maar die alleen gewijzigd wordt. Nu zijn er amendementen ingediend –door u, mijnheer Stevenson, en één is er van u en mevrouw McGuinness – waarin wordt voorgesteld er een vrijwillig systeem van te maken. Tja, als we er nu een vrijwillig systeem van maken, kunnen we de hele zaak maar beter laten zitten. Waar zijn de voorschriften dan nog? Dan maakt het helemaal niets meer uit. Daarom vind ik dat we aan een bindende regeling moeten vasthouden en dat deze bindende regeling ook een datum en verslaglegging aan het Europees Parlement moet behelzen.
We moeten lering trekking uit het feit dat we nu door dit verslag min of meer bij toeval op deze zeer ongebruikelijke praktijken van de Commissie en de Raad zijn gestoten.
Ik hoop dat dit niet teveel kritiek is, mijnheer Kyprianou, maar u kunt zich voorstellen dat ik bij de uitwerking van het verslag, bij de voorbereiding op deze avond en bij de raadpleging van de documenten mijn ogen nauwelijks kon geloven toen ik zag wat er bij ons in de Europese instellingen allemaal mogelijk is. Het Parlement en de Commissie – en wat mij betreft ook wij persoonlijk – moeten er belang in stellen dat niet opnieuw gebeurt en een gewoonte wordt.
Struan Stevenson, namens de PPE-DE-Fractie.–(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal eerst antwoord geven op een vraag die de heer Graefe zu Baringdorf mij stelde. Hij vroeg waarom mijn amendementen gericht zijn op een vrijwillig systeem. Ik kan de heer Graefe zu Baringdorf heel snel uitleggen waarom ik een vrijwillig systeem wil.
In mijn kiesdistrict in Schotland werden oude ooien – voor de niet landbouwkundig onderlegden in de Kamer (er zijn niet veel mensen aanwezig in de Kamer): dit zijn oude vrouwelijke schapen – vorige week verhandeld voor twee Britse pond per stuk. Een jaar geleden gingen ze nog weg voor zestig pond per stuk; dit jaar voor twee pond. Wat ik van de rapporteur wil weten is hoe we van een boer die maar twee pond voor een schaap krijgt, nu ooit kunnen verwachten dat hij een microchips aanbrengt en kostbare scanners en leesapparaten aanschaft die voldoen aan een verplicht elektronisch identificatiesysteem. Dat is het economische probleem.
In het oorspronkelijke voorstel van de Commissie werd volkomen terecht voorzien in raadpleging van de belanghebbenden en een analyse van de economische gevolgen en de kosten en de baten. Ik heb niet alle cijfers gezien. Ik weet niet wat er verwacht wordt van de schapenboeren in mijn kiesdistrict. Ik moet de Parlementsleden erop wijzen dat het Verenigd Koninkrijk veruit de grootste schapenstapel van heel Europa heeft. Gezien de huidige economische situatie zou het voorstel rampzalige gevolgen hebben. Als dit verplicht wordt en we uitgaan van de data die de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling maandagnacht tijdens de stemming heeft vastgesteld en als we uitgaan van verplichte invoering op 31 december 2009, betekent dat gewoon dat een hele groep schapenboeren in Groot-Brittannië zijn bedrijf zal moeten sluiten. De hoger gelegen gebieden en de heuvels die eeuwenlang door schapenboeren zijn beheerd en door schapen begraasd, zullen verwilderen en dan zal het publiek zich realiseren hoeveel schade er is aangericht.
Terwijl we bezig zijn schade toe te brengen aan een schapenstapel die reeds de beste traceerbaarheid heeft van heel Europa – er is in het Verenigd Koninkrijk momenteel sprake van volledig gegarandeerde traceerbaarheid en de schapenboeren kunnen er niet bij dat we een nieuw systeem voor elektronische identificatie willen opleggen terwijl de traceerbaarheid al van hoge kwaliteit is – importeren we schapenvlees uit landen buiten de EU, uit landen die onze normen inzake hygiëne en dierenwelzijn en de strenge regelgeving die voor onze schapenboeren geldt, niet naleven.
Laten we dus alstublieft een beetje gevoeligheid betrachten. Ik hoop dat de Parlementsleden, als we hier morgen over stemmen, inzien waarom we een vrijwillig systeem willen en nog geen datum voor verplichte invoering van elektronische identificatie willen vaststellen.
Rosa Miguélez Ramos,namens de PSE-Fractie.–(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik luister altijd nauwlettend naar mijnheer Stevenson als hij hier spreekt, en ik luister nu al sinds een paar jaar naar hem, maar deze toespraak van hem verrast mij toch, omdat hij beter in 2003 en niet in 2007, of beter gezegd: bijna in 2008, had kunnen houden.
Mijnheer Graefe zu Baringdorf heeft het heel goed geformuleerd: dit is een verordening van 2004, we hebben er in 2003 over gedebatteerd in het Parlement, en de verordening voorziet erin dat het systeem voor de elektronische identificatie voor schapen en geiten op 1 januari in werking dient te treden.
Nu, mijnheer Stevenson,de vijf landen met de grootste schapen- en geitenstapel zijn, naast uw land en mijn land − ik twijfel er niet aan dat u, net als ik, schapen en geiten in uw kieskring heeft − Frankrijk, Italië en Griekenland. Deze vier lidstaten hebben de taak op zich genomen, de taak die u zo verafschuwt, om hun boeren ervan te overtuigen hun schapen en geiten te oormerken, omdat we te horen kregen dat de elektronische identificatie overeenkomstig de verordening op1 januari 2008 in werking zou treden.
Als lid van het Parlement heb ik hier volledig begrip voor. Ik begrijp ook dat er lidstaten zijn – zoals de uwe, en daarom heb ik zojuist naar ugeluisterd – die nog niet aan hun verplichtingen hebben voldaan, en in dit licht heb ik vrijwillig een datum voorgesteld – die bovendien door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling is goedgekeurd – die die termijn een stuk verlengt. En weet u, misschien betalen ze in uw kieskring twee pond per dier, bij ons betalen ze slechts één pond.
In deze tijd waarin zich vele veeziekten voordoen in Europa, biedt een systeem zoals dit mijns inziens een garantie en een manier om de waarden van de producten van onze boeren te verhogen. Het is een identificatiesysteem waaruit de oorsprong en de gezondheidstoestand van ieder dier dat over het grondgebied van de Gemeenschap wordt vervoerd, valt op te maken. Het vormt een garantie voor de consument, en dat moet wel goed zijn voor de boer, omdat hij meer geld krijgt voor het vlees.
Als zij niet meer krijgen voor het vlees, dan is het zoals nu, met blauwtong, mond- en-klauwzeer en het chikungunyavirus. Indien dat het geval is , bestaat er voor ons geen hoop meer. Dus laten we gewoon aan het werk gaan, laten we helder nadenken en de verordening lezen en bestuderen die mijnheer Graefe zu Baringdorf heeft genoemd, waarbij ik er nogmaals op wil wijzen dat het een verordening van 2004 is. Laten we die zorgvuldig lezen, laten we erkennen dat er weliswaar een paar uitzonderingen in staan, maar dat we niet kunnen doen waar we zin in hebben, aangezien de datum niet vrijwillig kan zijn. Omdat de Commissie en de Raad hebben besloten dat het systeem bindend moet zijn.
Met andere woorden: ik kan de klok niet drie jaar terugdraaien en mijn boeren vertellen dat alle inspanningen die zij zich tot dusver hebben getroost, compleet zinloos zijn omdat de Britten zijn vergeten hun boeren op te roepen hetzelfde te doen.
Ik verzoek u mijn amendement zorgvuldig te lezen. Mijn fractie is zeker niet van plan om het bindende karakter van het systeem in twijfel te trekken, omdat dat onwettige discriminatie tussen de lidstaten en binnen de Europese Unie zelf tot gevolg zou hebben, hoewel het me niet zou verbazen als iemand die – ik heb het niet over u, mijnheer Stevenson – het lef had omvandaag in dit Huis het Handvest van de grondrechten te verwerpen, nog eens hetzelfde lef of nog meer lef zou opbrengen om de identificatie van schapen en geiten te verwerpen.
Kortom, volgens mij hebben we een verordening, de Commissie heeft ons een redelijk voorstel gedaan, wij hebben ook een redelijk voorstel aan de Commissie gedaan, dus laten we proberen deze zaak op dit late uur zonder al teveel kleerscheuren voor beide partijen af te ronden.
Neil Parish (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun van harte wat de heer Stevenson zojuist zei en ook wat de Commissie probeert te doen. Ik denk dat we ons niet moeten verkijken op de omvang van de schapenhouderij en de aantallen dieren waarover het gaat. We hebben het over ongeveer 25 miljoen schapen in het Verenigd Koninkrijk, 8,5 miljoen in Frankrijk, 3 miljoen in Ierland en aanzienlijke aantallen in Spanje en andere landen. We hebben een goed systeem nodig. Als we een elektronisch systeem gaan invoeren, moet het een praktisch en rendabel systeem zijn en moeten boeren er op een praktische manier gebruik van kunnen maken. De heer Stevenson merkte terecht op dat schapen geen dieren met een hoge waarde zijn, dus deze handelingen zullen niet allemaal door dierenartsen worden verricht. De boeren zullen veel zelf moeten doen en als ze die oormerken komen aflezen, zal dat op een praktische manier in de heuvels moeten gebeuren, onder natte omstandigheden en zo al meer.
Ik heb in hotelkamers veel van dat soort elektronische systemen gezien, die registreren wanneer je je door een bepaalde deuropening verplaatst. Ze zeggen dat de verschillende identificatiemerken niet met elkaar conflicteren. We willen een systeem waarmee het, onder ideale omstandigheden, mogelijk is op een markt alle schapen in een veewagen elektronisch te controleren. Dat is het ideale systeem. Ik stel heel duidelijk dat het zinloos is verder te gaan met elektronische identificatiemerken zolang we geen praktisch, rendabel en gebruiksklaar systeem hebben. Daarom denk ik dat u volkomen gelijk hebt als u zegt: “Kom eind 2009 nog maar eens terug en dan kijken we hoe we ervoor staan”. Zoals de heer Stevenson zeer terecht zei: laten we dit als vrijwillig systeem hanteren wanneer lidstaten er klaar voor zijn, wanneer er veel verplaatsingen van schapen plaatsvinden en wanneer we een goed functionerend systeem hebben. Laten we er alstublieft niet mee beginnen zolang we er nog niet klaar voor zijn.
James Nicholson (PPE-DE).-(EN) Mijnheer de Voorzitter, opnieuw debatteren we hier vandaag over het merken van schapen. Ik kan alleen maar zeggen dat het bijzonder jammer is dat de Commissie in het begin niet naar ons heeft geluisterd, toen we vraagtekens hadden bij de voorstellen en met advies kwamen. Ik zeg tegen mevrouw Miguélez Ramos: ja, die toespraken hebben we helemaal in het begin, toen er werd gediscussieerd over het merken van schapen, wel gehouden, maar helaas werd er niet naar ons geluisterd, zelfs niet toen we zeiden dat de situatie onwerkbaar zou zijn.
We hebben u dus gewaarschuwd maar u wilde niet luisterden. De realiteit is dat schapenboeren de kosten in verband met elektronische identificatiemerken nooit kunnen opbrengen, omdat ze momenteel minder voor hun lammeren krijgen dan twintig jaar geleden! Noemt u mij eens één andere bedrijfstak waarvan wordt verwacht dat ze zulke enorm hoge kosten moeten maken terwijl ze minder krijgen voor wat ze produceren dan twintig jaar geleden. Ik weet uit persoonlijke ervaring dat dit zo is.
Het huidige systeem volstaat. Laten we dit plan voorlopig in de ijskast stoppen. Ik zou het acceptabel vinden om er in 2009 opnieuw naar te kijken. Misschien is de technologie voor elektronische identificatiemerken, die momenteel veel te kostbaar is, tegen die tijd, in combinatie met lagere kosten en een beter rendement voor de schapenfokker, evenals een heleboel andere technologieën, betaalbaarder geworden. Dan kunnen we de hele zaak opnieuw bekijken.
De grote uitdaging voor de schapenfokkerij is rendement te behalen. Als dat gebeurt, kunnen we met vertrouwen verder. Ik moet zeggen dat ik met veel belangstelling heb geluisterd naar de gedachtewisseling over schapen tussen mevrouw Miguélez Ramos en de heer Stevenson, want meestal wisselen ze van gedachten over vis, en dat is iets heel anders! Als het over vis ging, zou de discussie vermoedelijk nog hoger oplopen dan bij schapen, zoals vanavond.
De slechte beloning voor al het harde werk, zoals de heer Parish die beschreef, maakt dat het bepaald niet meevalt om schapenboer te zijn. Gedurende de hele zomer lopen er hoog in de heuvels duizenden schapen rond. Probeer die maar eens te vangen; probeer die maar eens van een merkteken te voorzien; probeer die maar eens te volgen. Tegen de commissaris zou ik willen zeggen: stuurt u eens een paar van de ambtenaren die deze plannen opstellen, naar deze gebieden. Dan kunnen ze zien waar schapenboeren mee te maken krijgen en wat ze moeten doormaken. Misschien begrijpt u dan hoe wij ons voelen en waarom wij deze standpunten huldigen.
Ja, laten we het op vrijwillige basis doen. Laten we het doen wanneer we er aan toe zijn. Laten we in een fatsoenlijk tempo te werk gaan, een tempo dat we ons kunnen veroorloven.
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het heel kort houden, want het is al laat. Ik herinner de geachte afgevaardigden eraan dat we vandaag de invoeringsdatum van het systeem bespreken. Er is op correcte wijze een besluit genomen het systeem in te voeren, maar de datum werd opengelaten, of eigenlijk werd er wel een datum vastgesteld, maar die zouden we vervolgens nog wijzigen of bevestigen, zo werd besloten.
Uit de gegevens van een aantal lidstaten kwamen twee dingen naar voren. Ten eerste dat tenuitvoerlegging haalbaar was, zowel technisch als economisch – zoals in het verslag staat – en ten tweede dat de lidstaten meer tijd nodig hadden om het systeem in te voeren, wat wil zeggen dat er een meer realistische datum moest komen.
De Commissie heeft wel degelijk voorgesteld deze datum in een later stadium vast te stellen. Ik verzeker u dat het niet de bedoeling was het Parlement te omzeilen. Dat is precies waarom we hebben gekozen voor deze handelwijze, namelijk dit debat voeren in plaats van een artikel aan de verordening toe te voegen, wat ons in staat zou hebben gesteld een besluit te nemen met de Raad alleen.
Het is nooit de bedoeling van de Commissie geweest het Parlement niet bij deze besluiten te betrekken. Het vaststellen van de datum werd als een technische kwestie beschouwd. Aangezien het beginsel reeds was aangenomen, dachten we dat deze technische kwestie wel door middel van comitologie kon worden aangenomen. Wat ik al eerder zei, we hebben er geen moeite mee het amendement inzake de vaststelling van een specifieke datum te aanvaarden. Hierdoor hebben de lidstaten volgens mij genoeg tijd – twee jaar – om zich voor te bereiden.
We zouden echter met tegenzin instemmen met vrijwillige systemen, aangezien de verordening handelt over traceerbaarheid en traceerbaarheid moet effectief zijn en in alle lidstaten op dezelfde wijze worden toegepast. De verordening is ook een weerspiegeling van de situatie inzake diergezondheid in de Europese Unie. We kunnen kijken naar de directe kosten van het systeem als zodanig, maar als we kijken naar de voordelen op de langere termijn in verband met de besparingen die voortvloeien uit de lagere verliezen en de afname van het aantal dierziekten, geloven we dat het systeem vanuit een economisch standpunt uiteindelijk voordeel oplevert.
Desalniettemin zijn we bereid het amendement van het Parlement, dat naar onze verwachting volgende week ook door de Raad zal worden aangenomen, te aanvaarden.
De Voorzitter. − Het woord is aan mijnheer Graefe zu Baringdorf voor een motie van orde.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf,rapporteur. −(DE) Staat u mij toe de commissaris nog één vraag te stellen. Commissaris Kyprianou, ik heb een amendement ingediend dat in bepaalde uitzonderingen voorziet die niet op vrijwillige basis dienen te worden ingevoerd, een ook het oorspronkelijke instrument laat een afwijking, een modernisering, toe, wanneer dit in overeenstemming is met artikel 9, lid 4. Onder bepaalde omstandigheden – dus niet vrijwilligheid, want dan kunnen we het beter helemaal laten zitten. zou het mogelijk zijn om te overwegen hoe aan de wensen die hier door de collega’s zijn geuit, in de praktijk tegemoet kan worden gekomen. Dit is alleen een suggestie en een vraag die ik u stel en waar u misschien over zou kunnen nadenken.
De Voorzitter. − Dat was geen motie van orde, maar wil de commissaris de vraag toch beantwoorden?
Markos Kyprianou,lid van de Commissie.−(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik al zei: we hebben er moeite mee amendementen te aanvaarden die ten koste gaan van de voornaamste beginselen en aspecten van de verordening.
We zullen er nogmaals naar kijken maar dit is wel een punt van zorg.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 13 december 2007.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Mairead McGuinness (PPE-DE),schriftelijk. – (EN) Ik geloof niet dat er voldoende informatie is verstrekt over de efficiëntie en effectiviteit van de elektronische identificatie (EID) van schapen en geiten. Verder geloof ik dat een economische beoordeling, met name een kosten-batenanalyse van de gevolgen voor fokkers, noodzakelijk is voordat er een datum voor de invoering van EID kan worden vastgesteld.
Ik geloof niet dat er een reden is een datum voor de invoering van dit systeem vast te stellen zolang het effect van EID, met name in verband met de traceerbaarheid en de bestrijding van ziekten, niet is beoordeeld.
De schapensector in Ierland staat op instorten en veel boeren keren de sector de rug toe. Daarom is het op dit moment onwenselijk de sector met deze maatregelen en kosten op te zadelen.
Als er een legitieme rechtvaardiging is om EID in deze sector in te voeren, dan zullen veeboeren ervoor open staan en zullen ze het systeem zelf op vrijwillige basis invoeren. Als dit EID-systeem al wordt ingevoerd, moet dat op vrijwillige basis gebeuren en geen verplichting zijn.
Mocht het EID-systeem worden ingevoerd, dan zou het overigens alleen moeten gelden voor dieren die na een bepaalde datum zijn geboren en niet voor de bestaande veestapel.
22. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen