De Voorzitter . – Aan de orde is het verslag van Michael Cashman, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de toepassing van verordening (CE) nr. 168/2007 op het vlak van de goedkeuring van een meerjarenplanning voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor de periode 2007-2012 (COM(2007)0515 – C6-0322/2007 – 2007/0189(CNS)) (A6-0514/2007).
Een punt van orde, beste collega. Kunt u me zeggen naar welk artikel uit de verordening u verwijst?
Roger Knapman (IND/DEM) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een motie van orde met betrekking tot artikel 171. U hebt net verklaard aan het Parlement dat er zich negentien sprekers hebben geregistreerd, maar vlak voor de lunch waren dat er volgens u maar veertien. Ik weet dat men het hier niet zo nauw neemt met statistieken, zeker niet wanneer er geen hoofdelijke stemming wordt gehouden, maar kunt u misschien toelichten waaraan dit verschil te wijten is?
De Voorzitter . – Ik vind het moeilijk om u nu meteen een verklaring te geven, maar ik wil me er toch aan wagen, beste collega.
We krijgen – en ik ben vaak voorzitter geweest tijdens stemverklaringen – de verzoeken op dit moment. Toen collega Vidal-Quadras de aankondiging deed, stonden er veertien namen op het lijstje dat hij voor zich had liggen en in de seconden of minuten die volgden zijn zeker nog andere collega’s naar de voorzitterstafel gekomen om aan te geven dat zij ook het woord wilden voeren. Daarom is het cijfer waarschijnlijk gestegen van veertien naar negentien tussen het moment waarop Ondervoorzitter Vidal-Quadras de aankondiging deed en het moment waarop ik u de informatie daarnet gaf. Maar we zullen dit interessante punt in het reglement opzoeken.
Als u het goed vindt, gaan we nu door met het verslag-Cashman, en ik geef meteen het woord aan de Commissie.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral wil ik het Parlement bedanken voor de zeer constructieve samenwerking en de steun en de snelheid waarmee het meerjarenkader 2007-2012 van het Europees Bureau voor de Grondrechten werd aangenomen.
Ik wil in het bijzonder de rapporteur, de heer Cashman, bedanken voor zijn persoonlijke inzet in dit dossier. Het meerjarenkader 2007-2012 dat werd voorgesteld door de Commissie en werd besproken in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, zal het Bureau in staat stellen om optimaal te functioneren. Ik wil hierbij graag opmerken dat ik me volledig kan vinden in de gedachtegang achter elk van de amendementen die zijn ingediend door de rapporteur. Ik heb het genoegen u te melden dat ik akkoord kan gaan met amendement 1, amendement 2 aangaande de bescherming van etnische minderheden, en ook met amendementen 3, 4 en 5. Bij amendement 13 kan ik me gedeeltelijk aansluiten, namelijk bij de notie van meervoudige discriminatie. Ik steun ook amendement 15 aangaande de sociale uitsluiting en amendement 16. Deze amendementen krijgen mijn steun omdat ze een weergave zijn van de compromissen die er gevonden zijn als een gevolg van de gesprekken tussen het voorzitterschap, de Commissie en de rapporteur.
De andere amendementen kan ik niet goedkeuren omwille van een aantal technische en juridische redenen die ik kort even zal toelichten. Sommige amendementen, zoals de amendementen 10, 11 en 18, zijn niet in overeenstemming met de basisverordening. Andere amendementen, en dan vooral amendement 17, gaan nog een stap verder dan de basisverordening. Er zijn er ook die, naar mijn mening uiteraard, in tegenspraak zijn met de verordening, zoals amendement 10. En dan zijn er nog amendementen die niet beantwoorden aan de vereisten van betere regelgeving, zoals de amendementen 2, 7 en 13. Zo wil men “personen die tot traditionele nationale en linguïstische minderheden behoren” toevoegen, terwijl de regelgeving al op hen van toepassing is.
Er zijn ook nog amendementen die buiten de bevoegdheid van de Gemeenschap en het Bureau vallen, namelijk amendement 14 en (gedeeltelijk) amendement 15. Amendement 12 ten slotte, zou het werkterrein van het Bureau, dat wordt bepaald in artikel 2 van ons voorstel, aanzienlijk beperken.
Dan wil ik nog een opmerking maken over amendement 6. Ik heb niets tegen de inhoud van de bepaling op zich, maar algemene stellingen over de aard en definitie van de mensenrechten horen naar mijn mening gewoon niet thuis in een voorstel voor een meerjarenkader.
Ze horen thuis in de daartoe bestemde internationale verdragen en in het Handvest. Maar, indien zowel de Raad als het Parlement bereid zijn dit amendement te steunen, dan zal ik me er niet tegen verzetten.
Amendementen 7 en 9 kan ik evenmin goedkeuren. Amendement 7 stelt dat het meerjarenkader er voor moet zorgen dat er wordt toegezien op de naleving door de instellingen van de EU en alle lidstaten van alle internationale verdragen betreffende de mensenrechten waarbij de lidstaten partij zijn.
In amendement 9 is de verwijzing naar een herziening van het meerjarenkader voor het einde van de periode van vijf jaar eigenlijk overbodig, aangezien de Commissie, de Raad en het Parlement altijd een aanvraag kunnen indienen om artikel 2 van het kader uit te breiden.
De algemene doelstelling van het vijfjarenplan was ervoor te zorgen dat de efficiëntie van het Bureau niet in het gedrang zou komen, omdat er nu eenmaal tijd nodig is om het werk te plannen en uit te voeren. Als er systematische herzieningen zouden komen, dan zouden ze het werk van het Bureau kunnen ondermijnen.
Tot slot wil ik u nog zeggen dat het oprichten van het Bureau naar mijn mening op het vlak van het promoten van respect voor de grondrechten in de Europese Unie een enorme verwezenlijking is. Het is bovendien een mooi staaltje van interinstitutionele samenwerking. Nu moeten we nog de juiste voorwaarden bepalen zodat het Bureau in de komende jaren optimaal kan functioneren en zijn nut kan bewijzen.
Michael Cashman, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank vicevoorzitter Frattini voor deze woorden.
Als het Parlement medebeslissingsrecht had in deze zaak, dan zouden we veel sterker staan. Collega’s, bij de start van dit project hebben de schaduwrapporteurs en ik ontmoetingen gehad met de NGO’s en het maatschappelijk middenveld, om te zien wat we konden doen. Het werd me meteen duidelijk dat, als het aan mij lag, we een eindeloze lijst met taken zouden opstellen. Mensenrechten zijn namelijk van het allergrootste belang, ze zijn echt cruciaal. Ze zijn de reden waarom we deze instellingen hebben opgericht, namelijk om te vermijden dat we ooit terugkeren naar de omstandigheden die geleid hebben tot de Tweede Wereldoorlog, de omstandigheden die een verschrikkelijke schaduw hebben geworpen over zoveel verschillende volkeren en minderheden.
Maar in realiteit worden we dus slechts geraadpleegd, en dat heeft me in een zeer moeilijke positie geplaatst. Als homoseksuele man moest ik me inhouden om homofobie niet specifiek te vermelden. Maar, als ik consequent het principe wil toepassen dat we alleen datgene mogen toevoegen dat nog niet behandeld is, dan moet ik eveneens mijn diepste wensen opgeven. Het is dus niet eenvoudig geweest.
Ik heb het genoegen te melden dat dit verslag is aangenomen met 48 stemmen voor, geen enkele stem tegen en acht onthoudingen. Dat betekent dat dit verslag − ondanks het feit dat ik persoonlijk niet elk amendement steun − de wensen van de commissie vertegenwoordigt. Ik wil hulde brengen aan het Portugese voorzitterschap en ook aan mijn collega, hier aanwezig, die erg nauw met mij heeft samengewerkt en die het Parlement geholpen heeft om een standpunt te bereiken waar zowel de Raad als de Commissie zich in konden vinden.
Ik ben blij dat de commissaris negen van de achttien amendementen heeft opgenoemd. Dat betekent dat ons standpunt voor vijftig procent wordt gesteund. Ik had natuurlijk het liefst honderd procent steun gekregen, maar we leven nu eenmaal in de echte, politieke wereld. Mijn grootste wens is dat het Bureau slaagt in zijn opzet. Het Bureau is gebaseerd op het Handvest van de Grondrechten en de internationale mensenrechtenconventies die de lidstaten gemeen hebben.
Maar er zijn enkele delegaties, enkele politici en enkele lidstaten die het Bureau willen zien falen. Ze willen niet dat het goed functioneert. Daarom ben ik zo specifiek geweest in het formuleren van de eisen die we stellen aan dit Bureau. Ik wil namelijk dat het een succes wordt. Ik geloof dat de amendementen die door de commissie werden aangenomen daarbij zullen helpen, zonder dat er daarbij eisen aan het Bureau worden gesteld die de personele en financiële middelen zouden overstijgen.
Sommige verdedigers van de vrouwenrechten vinden dat het voorstel niet ver genoeg gaat. We hebben het genderperspectief er nochthans in opgenomen en we hebben ook rekening gehouden met het Europees Instituut voor gendergelijkheid. Beide instellingen moeten elkaar aanvullen, maar ze mogen elkaar niet overlappen want dat zou eveneens een verspilling van middelen zijn.
Nu zou ik graag afronden en luisteren, en dat is waarschijnlijk de belangrijkste maar ook de moeilijkste taak in de politiek. Ik ga luisteren naar het debat, maar ik kan de amendementen die morgen aan de plenaire vergadering worden voorgelegd niet steunen omwille van het volgende eenvoudige principe: zoals ik al zei aan het begin, er waren een hele reeks amendementen die ik niet in het verslag heb kunnen opnemen. Als ik mijn houding daarover nu zou veranderen, dan zou ik terugkomen op de overeenkomst die ik samen de schaduwrapporteurs heb bereikt. Natuurlijk zijn minderheidstalen belangrijk, natuurlijk zijn er nog andere belangrijke thema’s, maar er is niets belangrijker dan een Bureau voor de Grondrechten dat ook effectief slaagt in de opzet die we hebben geformuleerd.
Libor Rouček, rapporteur van de Commissie buitenlandse zaken. – (CS) Dames en heren, de oprichting van het Bureau voor de grondrechten begin vorig jaar was een zeer belangrijke en noodzakelijke stap voor de bescherming en bevordering van de fundamentele mensenrechten zowel binnen als buiten de Europese Unie. Helaas is het langetermijnkader nog steeds niet goedgekeurd en moeten nog oplossingen worden gevonden voor bepaalde personele kwesties. De Commissie buitenlandse zaken verzoekt er derhalve om deze situatie zo snel mogelijk te corrigeren. Wat betreft de werkzaamheden van het Bureau buiten de Europese Unie steunt de Commissie buitenlandse zaken de genomen maatregelen teneinde dubbel werk te voorkomen en voor de nodige coördinatie te zorgen met de activiteiten van internationale organisaties die op dit gebied actief zijn, zoals de Raad van Europa, de VN en de OESO. Wij zijn tevens van mening dat het Bureau openstaat voor samenwerking met kandidaat-lidstaten. Ten slotte gaan wij ervan uit dat, wanneer het Hervormingsverdrag in werking treedt en de functie van Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid wordt ingesteld, het Bureau de vertegenwoordiger alle ondersteuning zal verlenen bij zijn of haar activiteiten.
Kinga Gál, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Hartelijk dank voor de spreektijd, mijnheer de Voorzitter. Ik ben er verheugd over, dat wij tot goedkeuring zijn gekomen van het meerjarenkader voor het Europees Bureau voor de grondrechten, en ik wil de rapporteur bedanken voor zijn werk en zijn bereidheid tot samenwerking bij deze bijzonder lastige taak.
Het is nu voor de instellingen, de lidstaten en de EU-burgers van even groot belang dat het bureau zo snel mogelijk met zijn eigenlijke werkzaamheden kan beginnen, omdat het al op 1 maart vorig jaar in Wenen werd opgericht, maar nog steeds geen doelgerichte structuur, mandaat of bestuur heeft.
Het is derhalve zeer belangrijk dat het meerjarenkader nu wordt goedgekeurd. Wij werden hier met een zeer complex probleem geconfronteerd: terwijl we aan de ene kant talloze kwesties omtrent mensenrechten en grondrechten kunnen opsommen, moeten we aan de andere kant overwegen, hoe we aan dit bureau vandaag een doelgerichte inhoud kunnen geven.
Naar mijn idee heeft Parlementslid Cashman gepoogd om tegelijkertijd aan de twee bovenstaande criteria te voldoen: het bureau moet enerzijds op een flexibele manier de problemen rond mensenrechten kunnen aanpakken die ons allemaal op gevoelige wijze raken, en anderzijds een doelgerichte instelling blijven.
Mijns inziens staat het Parlement volledig achter deze amendementen, en ik hoop van harte – ondanks dat ik aandachtig naar de heer Frattini heb geluisterd, toen hij aangaf wat volgens hem en de Raad onacceptabel is –, dat de Raad begrip toont voor onze vele vragen, omdat deze een sleutelrol kunnen spelen bij het beantwoorden van de vraag, hoe het bureau zijn werkzaamheden zodanig kan uitvoeren dat zijn aandacht vooral uitgaat naar de werkelijke problemen.
De kwestie van de taalminderheden en nationale minderheden stond niet op de oorspronkelijke lijst, maar is wel in het voorstel opgenomen. Ik beschouw dit als een zeer belangrijk punt, omdat we deze kwesties constant terug zien komen, en de Unie zal hier zeker mee te maken krijgen, zij dient dit beslist aan te pakken. Ik hoop dan ook, dat het bureau hieraan aandacht zal kunnen besteden. We zullen niet met een “papieren tijger”, maar met een echt werkende instelling te maken krijgen. Ik dank u voor uw aandacht.
Stavros Lambrinidis, namens de PSE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Bureau voor de grondrechten moet eindelijk een begin kunnen maken met het vervullen van zijn belangrijke taak. Daarom moest de rapporteur, die ik zou willen feliciteren, het aantal amendementen op het voorgestelde programma beperken om een snel interinstitutioneel akkoord over deze belangrijke kwestie te kunnen bereiken. Het zou natuurlijk wenselijk zijn indien ook de sociale rechten tot de taakstelling zouden behoren en indien het vraagstuk van de mensenhandel en de bescherming van de privésfeer en de menselijke waardigheid expliciet deel zouden uitmaken van de maatregelen ter bestrijding van terrorisme. Deze mogelijkheid blijft echter bestaan.
Vandaag zal ik vooral aandacht besteden aan een belangrijk amendement dat ik met enkele collega’s heb ingediend. In dit amendement, dat is aangenomen, wordt uitdrukkelijk een doeltreffende en onafhankelijke rechtsbedeling genoemd, met inbegrip van de rechten van beschuldigden en verdachten.
Mijnheer de Voorzitter, wanneer het vertrouwen van het publiek in de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht wordt ondermijnd, wordt de basis van de democratische samenleving ondermijnd, en daarom behoorde deze dimensie terecht van meet af aan tot de verantwoordelijkheden van het Bureau. Maar vaak vergeten we dat elke persoon onschuldig is zolang het tegendeel niet is bewezen. Media die beschuldigden aan de schandpaal nagelen om hun kijkcijfers op te drijven, of regeringen en functionarissen die dat ter wille van politieke kortetermijnbelangen doen, maken op grove wijze inbreuk op dit beginsel. En in deze tijden waarin blijkbaar zovele fundamentele beginselen kunnen worden geschonden onder het mom van terrorismebestrijding, moet worden benadrukt, mijnheer de Voorzitter, dat verdachten niet mogen worden ontvoerd, mishandeld en beroofd van hun grondrechten zonder dat dit consequenties heeft. Als dit ergens duidelijk is geworden, dan is het wel in Guantánamo. Helaas heeft bijna niemand nota genomen van het feit dat het al weer zes jaar geleden is dat het gevangenenkamp werd opgericht.
Sophia in ‘t Veld, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Voorzitter, allereerst grote waardering voor rapporteur Cashman, die ik altijd als een groot bondgenoot beschouw in de strijd om de grondrechten te verdedigen. Mijn verschil met de rapporteur gaat dan ook niet over de substantie, over de inhoud, maar over de strategie. Het kan een strategie zijn om een paar prioriteiten op te geven in ruil voor steun van de Raad, maar biedt de Raad ons genoeg om onze eigen wensen los te laten? Naar mijn inzicht niet. En in dat geval geef ik er de voorkeur aan om gewoon duidelijk stelling te nemen.
De ALDE-amendementen stellen vier extra prioriteiten voor, namelijk homohaat, privacy, antiterreurbeleid en grondrechten, en de discriminatie van Roma. En laten dat nu precies de vier voornaamste terreinen zijn waar de lidstaten voortdurend de grondrechten schenden. Het Bureau voor de grondrechten had een waakhond moeten worden om de lidstaten op het rechte pad te houden. Maar dat is jammer genoeg niet gelukt. Het is sowieso al een tandenloze tijger geworden. Wat mij betreft – en zeker ook als ik geluisterd heb naar wat commissaris Frattini net heeft gezegd – moet het Europees Parlement gewoon als belangrijkste partner van het Bureau voor de grondrechten duidelijke eigen prioriteiten stellen.
Eerlijk gezegd, als wij rekenen op steun van of overeenstemming met de Raad, dan vraag ik me überhaupt af waar de Raad vandaag is. Dus, collega’s, ik vrees dat ik het op de inhoud erg eens ben met de rapporteur – ik ga overleggen in mijn fractie – maar ik kan helaas de strategie niet steunen.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten is ontstaan uit het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat. Deze verandering had synoniem kunnen staan met een verbetering. Het centrum in Wenen stond bekend voor zijn onbetrouwbaarheid en voor het gemak waarmee het klachten over racisme en antisemitisme misbruikte. Dat was onder meer in 2001 en in 2005 zo in het geval van Radio Maria, de Republikeinse Liga en mijn land, Polen.
Als de nieuwe instelling de aanbevelingen van de rapporteur opvolgt, zal ze snel in haar oude fouten vervallen. Het voorstel om buiten de thematische werkterreinen in te grijpen, de flexibiliteit en het zogenaamde proactieve optreden – allemaal termen die in de toelichting van het verslag worden gebruikt – komen neer op de toestemming voor het bureau om op een ongecontroleerde manier op te treden, buiten het internationaal recht, gedicteerd door extreme ideologieën. Dit alles zou van weinig belang zijn, want dit zou lang niet het enige geval zijn waar Europese middelen worden verspild. Wanneer een systeem ter bescherming van de mensenrechten echter buiten het kader van het internationaal recht wordt geplaatst, verliest het de belangrijkste troef waarover het beschikt – geloofwaardigheid.
Cem Özdemir, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken voor het verslag gestemd. We zullen het hier ook steunen, alhoewel we veel van de kritiekpunten delen die in de plenaire vergadering en zelfs door de rapporteur naar voren zijn gebracht. Eén punt werd al door de rapporteur ter sprake gebracht. Weliswaar gaat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten zich in de toekomst met discriminatie van vrouwen bezighouden, maar de kwestie van homohaat bijvoorbeeld is jammer genoeg niet onderdeel van de taakstelling. Met het oog op de debatten die we binnen Europa voeren en ook met het oog op de stand van de discussie in Europa is het te betreuren dat we hierover niet tot een compromis met de Raad en de Commissie konden komen.
Er zijn nog andere punten. Wij hebben amendementen in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ingediend die jammer genoeg allemaal werden verworpen. Ik wil er slechts een paar in herinnering brengen. De discriminatie van de Roma zou bijvoorbeeld een belangrijk punt zijn geweest, maar ook het vraagstuk van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Gegevensbescherming zou een ander belangrijk punt zijn geweest. Hier hebben we in Europa een niveau bereikt dat we naar intern moeten verdedigen, wanneer we geloofwaardig willen zijn. Een belangrijke vraag is echter, ook op grond van de ervaringen in de strijd tegen het terrorisme, in hoeverre terrorismebestrijding en de grondrechten met elkaar verenigbaar zijn. Het zou de moeite waard zijn geweest om ook dit vraagstuk op te nemen in de taakstelling van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.
Iedereen is het erover eens dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten zo snel mogelijk aan het werk moet gaan. Maar we konden het nog niet eens over een directeur eens worden. In dit opzicht moet worden betwijfeld of het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten werkelijk volledig zal kunnen voldoen aan zijn taakstelling. Het goede nieuws is dat er niet meer al te veel van dit soort procedures zullen zijn. Wanneer het EU-Verdrag vanaf 2009 in werking treedt, zal het Europees Parlement via andere procedures deelnemen aan het debat.
Bairbre de Brún, namens de GUE/NGL-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik juich het verslag van de heer Cashman over het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten toe. De leden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken hebben eersteklas werk geleverd over dit belangrijke onderwerp.
Maar ik ben met name verheugd over de verbeteringen op grond waarvan discriminatie met betrekking tot traditionele talen en minderheden onder de specifieke verantwoordelijkheden van het Bureau komt te vallen. Ik roep de leden ertoe op deze wijzigingen morgen te steunen.
De Verenigde Naties hebben het jaar 2008 uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de talen. De Europese Unie moet aan dit project deelnemen, en wij moeten ons daarbij aansluiten.
Ik persoonlijk hecht bijzonder belang aan deze kwestie. Op EU-niveau pleit ik ervoor dat de nodige middelen voor Iers als werktaal van de EU beschikbaar worden gesteld, en in mijn kiesdistrict steun ik de campagne ten behoeve van een wet inzake de Ierse taal, een wet die in Noord-Ierland dringend nodig is om de rechten van de Iers sprekende gemeenschap te beschermen.
Momenteel kunnen deze rechten niet worden uitgeoefend. De burgers kunnen echter in het genot van deze rechten komen indien zij in bindende wetgeving zijn verankerd en indien een orgaan als het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten de mogelijkheid heeft om in mijn eigen land, maar ook elders gevallen van discriminatie op grond van taal aan te pakken.
Koenraad Dillen (NI) . – (NL) Voorzitter, ik zal met volle overtuiging tegen dit verslag stemmen, omdat ik dit bureau beschouw, collega’s, als de Europese waakhond van de politieke correctheid die Europa meer en meer in de greep houdt. Want terwijl dit bureau officieel beweert de grondrechten van de burgers te gaan beschermen, is het in werkelijkheid een bedreiging voor enkele van onze meest fundamentele rechten en vrijheden en voor het subsidiariteitsbeginsel.
De geest van de politieke correctheid die door Europa waart, zorgt er immers voor dat de vrijheid van meningsuiting totaal ondergeschikt moet zijn aan de eisen van een welbepaalde religie, meer bepaald de islam, die niet met kritiek wil worden geconfronteerd.
Zo schakelde het Europees Waarnemingscentrum tegen racisme, waarvan dit bureau dan toch de opvolger wil zijn, zeer bewust het houden van een legitiem discours tegen immigratie en tegen negatieve aspecten van de islam gelijk met racisme. Ditzelfde centrum beweerde dat islamofobie een nieuwe vorm van discriminatie is en dat er naar aanleiding van de Deense cartoonrellen wetten dienen te komen tegen godslastering. En toen een bestelde studie uitwees dat geweld tegen joden in Europa vooral uitgaat van moslimjongeren, werd deze door de directeur van dit centrum prompt naar de prullenmand verwezen.
Weinigen in dit halfrond schijnen nog te beseffen dat de vrijheid van meningsuiting de koningin onder de grondrechten is en dat de vooruitgang in de geschiedenis altijd is voortgestuwd door vooruitgang in de vrijheid van het denken. Europa, collega’s, zou nooit op een bepaald moment het centrum van de wereld zijn geweest zonder de vrijheid om ongeremd en ongezouten de waarheid te mogen zeggen, hoezeer die ook kwetst. En dit verslag en dit bureau zetten dit principe op een gevaarlijke wijze op de helling.
Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE) . – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten is een uiterst belangrijk onderwerp voor al degenen die menen dat de grondrechten in het DNA van de Europeanen besloten ligt. Ik sluit me daarom aan bij al degenen – om te beginnen de rapporteur, maar ook een reeks volgende sprekers – die gezegd hebben dat we het Bureau verder op weg moeten helpen en dat we vooruit moeten met dit meerjarenkader.
Net als mevrouw Gál, die eerder namens mijn fractie het woord heeft gevoerd, geloof ook ik dat dit een evenwichtig verslag is. Men heeft geprobeerd een oprechte bijdrage te leveren zonder te veel te verlangen.
De rapporteur heeft meen ik gezegd dat het erom gaat realistisch te zijn. Aangezien dit verslag realistisch is, wil ik commissaris Frattini – mijn goede vriend Franco Frattini – vragen iets beter mee te werken. De Europese Commissie vindt maar negen van de achttien amendementen die we presenteren aanvaardbaar, en dat lijkt me wel wat weinig. Als het gaat om een dusdanig belangrijk onderwerp moeten we ons een inspanning getroosten, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie.
Het is mijn gegund geweest om op te treden als voorzitter van de delegatie van het Parlement bij de Conventie die het Handvest heeft opgesteld, en ditmaal heb ik de eer de contactgroep ATD Vierde Wereld voor te zitten. We zijn er met die groep in geslaagd één amendement aanvaard te krijgen. Het gaat dan om amendement 15, waarin er op aangedrongen wordt de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in de doelstellingen van het Bureau op te nemen. Waarom? Omdat al degenen die sociaal zijn uitgesloten, al degenen die in de meest abjecte armoede leven uiteindelijk geen enkel grondrecht hebben. Wij geloven daarom dat u onze medeburgers een belangrijk politiek signaal zou geven, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, als u dit amendement een wat warmer onthaal zou geven. Uiteindelijk vertegenwoordigen wij als afgevaardigden de burgers, en die vragen ons ook aandacht te besteden aan de minstbedeelden.
Ik hoop dus, mijnheer de commissaris, dat dit debat u ervan overtuigt dat de Commissie meer dan negen amendementen moet steunen en het standpunt van het Europees Parlement in dezen dient te volgen.
Magda Kósáné Kovács (PSE) . – (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Het doet mij geen deugd te moeten melden dat negen maanden na de feestelijke overdracht van het Europees Bureau voor de grondrechten deze instelling nog steeds niet aan werken is toegekomen en er nog steeds geen bestuur is aangesteld.
Deze week zal in ieder geval het meerjarenkader door het Parlement worden goedgekeurd, en ik wil hiervoor de rapporteur, de heer Cashman, hartelijk danken. Het meerjarenkader is cruciaal voor het functioneren van het bureau, voor diens effectiviteit bij het monitoren van de grondrechten en voor het formuleren van zijn taken. Tijdens het trilaterale onderhandelingsproces dat tot het statuut heeft geleid, is er een aantal wegen opengelaten, die nog moeten worden bewandeld.
Zo liet de Commissie in een verklaring weten politieke middelen te willen gebruiken om het bureau de mogelijkheid te bieden de naleving van mensenrechten te kunnen onderzoeken op het gebied van samenwerking met de politie en de gerechtelijke macht, indien het bureau hierom vraagt. Het is voor de lidstaten en de Unie van belang dat zij zich bedienen van de tot hun beschikking staande mogelijkheden tot deze na inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag ondubbelzinnig tot de verplichtingen van het bureau gaan behoren.
Het is evenzeer onze gezamenlijke verantwoordelijkheid dat de rechten van het individu en de gemeenschap onaangetast blijven, niet alleen door middel van het verbieden van discriminatie, maar ook door middel van het eisen van positieve handhaving van de wet. In principe is het ook niet discutabel dat sociale rechten als mensenrechten moeten worden erkend, aangezien menselijke waardigheid niet kan bestaan zonder basiszekerheid.
Het is een cliché, maar desondanks waar, dat de waarde van een besluit valt te meten aan de mate waarin het is geïmplementeerd. De woorden van de vicevoorzitter, de heer Frattini, brachten enig twijfel, maar toch hoop ik dat het bureau consequent zal zijn bij het beschermen van de mensenrechten.
Hubert Pirker (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil de gelegenheid te baat nemen om twee principiële opmerkingen te maken. Ten eerste wil ik er dringend om verzoeken dat na de vaststelling van het werkprogramma ook onmiddellijk werk gemaakt wordt van de benoeming van een directeur voor het Bureau voor de rechten van de mens. Ik hoop dat dit ook zal gebeuren, want het is alleen zinvol een bureau op te zetten, wanneer het ook zo snel mogelijk in staat wordt gesteld om aan de slag te gaan.
De tweede principiële opmerking: ik wil deze discussie te baat nemen om weer eens een evaluatie van de prestaties en het nut van alle Bureaus te verlangen. Ik ben er namelijk niet van overtuigd dat alle Bureaus zo werken, zoals wij dat graag zouden willen, en dat ze tot sint-juttemis moeten bestaan, maar ik raak er integendeel van overtuigd dat er hier ten dele parallelle structuren zijn ontstaan en dat men beslist afstand zou kunnen doen van enkele bureaus zonder dat dit iemand zou opvallen en zonder dat iemand er nadeel van zou ondervinden. Ik wil u vragen, wanneer de Commissie voornemens is met een dergelijke evaluatie te beginnen.
Genowefa Grabowska (PSE) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Cashman, van harte feliciteren met zijn verslag. Toch zou ik ook een opmerking willen maken. We hebben ons tijdens de bijeenkomsten van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ernstig afgevraagd of het werk van het Europees Bureau voor de grondrechten al dan niet zou samenvallen met de werkzaamheden van de Raad van Europa. We zijn tot de conclusie gekomen dat dit niet zo is, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat we de Raad van Europa benijden omdat hij een zo belangrijke rol speelt en daardoor een specifiek rechtsstelsel kan toepassen.
Ik ben de mening toegedaan dat het Bureau voor de grondrechten zich, ondanks de voorwaarden en de bevoegdheden waarover het beschikt, sterk zou moeten baseren op het Handvest van de grondrechten. Het Bureau moet zich er goed van bewust zijn dat het ook de bewaker van het Handvest van de grondrechten is voor die burgers en die lidstaten die de tekst niet volledig aanvaard hebben. Volgens mij is dit van wezenlijk belang. Ik ben eveneens van mening dat het Bureau voor de grondrechten zich met onze hulp in deze richting zou moeten ontwikkelen, met de steun van het Europees Parlement.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank alle sprekers voor hun bijdragen en suggesties.
Ten eerste wil ik opmerken dat de Europese Unie, ook in de ogen van de burgers, niet alleen de beste verdediger moet zijn van de grondrechten, maar ook de beste promotor. En daarmee bedoel ik zowel de rechten van groepen en gemeenschappen als de rechten van individuen. Dat is zeer belangrijk.
Ik vind ook dat, in navolging van de afkondiging van het Handvest en het ondertekenen van het Verdrag van Lissabon, het Bureau op dit vlak het meest doeltreffende Europees orgaan moet zijn. Daarom zou ik willen dat het Parlement zo snel mogelijk zittingen organiseert om de kandidaten die zijn voorgedragen voor de functie van directeur te beoordelen zodat het Bureau op de meest optimale manier kan beginnen werken.
Ik ben het volledig eens met rapporteur Cashman wanneer hij zegt dat we het Bureau onmiddellijk in werking moeten laten treden. Als we teveel taken aan de lijst van bevoegdheden zouden toevoegen, dan lopen we risico een Bureau op te richten dat sterk lijkt, maar dat eigenlijk niet in staat is om voldoende snel op te treden.
Ik heb akte genomen van de bezorgdheid die velen onder u geuit hebben en ik kan u beloven dat, nog voor het einde van de periode van vijf jaar, er gebruik gemaakt zal worden van de bevoegdheid van de Commissie om het Bureau te verzoeken verder te gaan dan artikel 2, met name voor een samenwerking op het vlak van veiligheid en recht.
Ten slotte wil ik nog vermelden dat ik erg waardeer wat mijn vriend, de heer Méndez de Vigo heeft gezegd en ik zal zijn suggesties zeker ter harte nemen. Vooral wat amendement 15 en een Europese strategie tegen de armoede betreft, zal ik proberen aan zijn verwachtingen te voldoen.
Ik wil ook herhalen dat ik bereid ben amendement 6 te aanvaarden, hoewel ik er in principe niet achter sta. Ik probeer hiermee aan uw verwachtingen tegemoet te komen en ik hoop dat ik de heer Cashman daar een plezier mee doe.
De Voorzitter . – Het Parlement waardeert dat blijkbaar, mijnheer de commissaris.
Michael Cashman, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben de commissaris dankbaar voor de toegeving die hij heeft willen doen op het vlak van het zeer belangrijke zesde amendement, waarin staat dat alle mensen gelijk geboren worden en dat de mensenrechten derhalve ondeelbaar en onschendbaar zijn. Ik zou ook graag mijn collega’s bedanken voor hun bijdragen. Ik wil bovendien nog even opmerken dat, als een van de niet-ingeschreven Parlementsleden zegt dat hij tegen mij en tegen mijn rapport zal stemmen, als die extremisten in dit halfrond tegen mij en mijn rapport stemmen, dan loopt mijn hart over van vreugde en weet ik zeker dat we het bij het rechte eind hebben. Want extremisme en de verdediging van de mensenrechten gaan niet samen, tenzij je extreem bent in het verdedigen van de mensenrechten.
Aan mijn goede vriendin Sophia in ‘t Veld wil ik zeggen dat ze natuurlijk gelijk heeft wanneer ze het opneemt voor de Roma, de privacy en de homogemeenschap, maar ik vind dat die onderwerpen al vallen onder de bestaande tekst. De situatie van de Roma valt bijvoorbeeld onder discriminatie gebaseerd op geslacht, ras of etnische afstamming. Tegen mijn collega Lambrinidis wil ik zeggen dat het Handvest van de Grondrechten en Het Europees Verdrag voor de rechten van de mens al de ruimte geven om op te treden op het vlak van privacy, mensenhandel en sociale uitsluiting. Zoals mevrouw Gál zeer terecht opmerkte: momenteel is de goede werking van het Bureau de grootste uitdaging die we het hoofd moeten bieden.
Daarom heb ik meervoudige discriminatie toegevoegd. We moeten onthouden dat we ons niet alleen mogen beperken tot de gebieden die eronder kunnen vallen. Het zijn thematische werkterreinen die gebaseerd zijn op een objectieve grondslag, namelijk het Handvest van de Grondrechten en de internationale conventies die hetzelfde zijn in al de lidstaten.
Aan mijn goede vriend, de heer Cem Özdemir – çok teşekkür ederim! – wil ik zeggen: ja, we hebben ook aandacht besteed aan gegevensbescherming. We hebben bovendien al een toezichthouder voor gegevensbescherming en we hebben ook richtlijnen inzake gegevensbescherming en het laatste dat we willen is overlapping.
We hebben een interessant resultaat bereikt en dat moeten we vieren. Nu is het tijd voor het verslag-Angelilli. Dat is initatiefverslag, maar het kan rekenen op onze absolute belofte − geen initiatief, geen verzoek − dat de rechten van het kind worden gewaarborgd door het Bureau, de beschermer van de grondrechten. En daarom feliciteer ik het Parlement en vraag ik de leden om voor het voorstel te stemmen. Laten we geen dingen meer toevoegen, laten we het huidige voorstel niet afzwakken, laten we doelgericht zijn, laten we ons onze taak volbrengen. Mijnheer de Voorzitter, u hoeft uw hamer deze keer niet te gebruiken.
Irena Belohorská (NI) . – (SK) Ik protesteer met klem tegen de opmerking die de heer Cashman zojuist heeft gemaakt. Ik behoor tot de niet-ingeschrevenen. In het verleden heb ik, als lid van de Raad van Europa, een verslag opgesteld over het verbod op kinderarbeid, en ik heb eveneens meegewerkt aan de totstandkoming van een ander verslag over de rechten van het kind. Om deze reden wil ik scherp protest aantekenen tegen de opmerkingen van de rapporteur, die heeft gezegd dat het hem niets kan schelen of iemand van de niet-ingeschrevenen tegen hem stemt.
De Voorzitter . – Mijnheer Cashman, u mag persoonlijk antwoorden op woorden die als een persoonlijke aanval werden gezien.
Michael Cashman, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik refereerde uiteraard niet aan het geachte Parlementslid toen ik die opmerking maakte.
Ik refereerde in het algemeen aan de niet-ingeschrevenen, en meer bepaald aan de opmerkingen van de heer Dillen, die volgens mij van extremistische aard zijn. Het was absoluut niet mijn bedoeling om het geachte Parlementslid, wiens reputatie voor zich spreekt, te beledigen.
De Voorzitter . – Ik kan u inderdaad garanderen dat er in de Franse vertaling niet gesproken werd over niet-ingeschrevenen maar over extremisten. Dus er was een duidelijk verschil met de woorden van onze rapporteur.
Het debat is gesloten.
De stemming zal plaatsvinden op donderdag 17 januari 2008.