Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 16 januari 2008 - Straatsburg Uitgave PB

11. Vragenuur (vragen aan de Raad)
Notulen
MPphoto
 
 

  Voorzitter . Aan de orde is het vragenuur (B6-00001/2008).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.

Vraag nr. 1 van Marian Harkin (H-0961/07)

Betreft: Werkgroep jeugd

Op welke wijze is de Raad voornemens zijn prioriteiten op het gebied van Jeugd ten uitvoer te leggen, die in december 2007 zijn gepresenteerd in de Werkgroep jeugd van de Raad, en met name de rol van vrijwilligerswerk in deze sector?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Met uw hulp zullen we daar ongetwijfeld makkelijker in slagen. Met betrekking tot de vraag van Parlementslid Harkin: ik zou in de eerste plaats willen verwijzen naar het laatste initiatief van de Raad, dat met haar vraag verband houdt, met name inzake de resolutie over vrijwilligersactiviteiten van jongeren, die de Raad op 16 november 2007 heeft aangenomen.

Dat laatste initiatief heeft als doel de geschiktheid en de geldigheid van de gemeenschappelijke doelstellingen in verband met vrijwilligersactiviteiten door jongeren, die reeds in 2004 werden vastgelegd, te bevestigen en te waarborgen. Bovendien wordt in dat initiatief de nadruk gelegd op het intersectoriële en het transversale karakter van vrijwilligersactiviteiten en het belang om bedrijven te stimuleren dergelijke activiteiten van jongeren te ondersteunen.

In de resolutie werden principieel bevestigde maatregelen opgenomen op basis waarvan de lidstaten de uitvoering van gemeenschappelijke doelstellingen op het vlak van vrijwilligersactiviteiten door jongeren moeten uitbouwen. De resolutie is op die manier een oproep aan de lidstaten om tegen september van dit jaar uit de genoemde en aanbevolen maatregelen er diegene uit te kiezen, waarop ze zich hoofdzakelijk willen concentreren, om nationale strategieën en concrete maatregelen voor de uitvoering van deze richtlijnen op te stellen.

In dat opzicht is het voorzitterschap ervan overtuigd dat de kwestie van de vrijwilligersactiviteiten bij jongeren een van de prioritaire politieke opdrachten van zowel de Raad als van het Parlement zal blijven. We rekenen erop dat de lidstaten de voorziene stappen zullen zetten, in overeenstemming met de resolutie en de deadline daarin, namelijk september van dit jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank het Sloveense voorzitterschap voor zijn antwoord. Mijnheer de fungerend voorzitter, ook ik wens u geluk bij de start van uw voorzitterschap. Het verheugt mij dat u het Portugese voorzitterschap volgt – tot het Franse voorzitterschap – met uw klemtoon op vrijwilligerswerk, in het bijzonder met betrekking tot de jeugd.

Ik hoor wat u zegt over de lidstaten die tegen september antwoorden. Ik geloof echter dat u zich in de komende zes maanden van uw voorzitterschap met kwesties zoals inclusie van jongeren en onderwijs met het oog op de verbetering van de inzetbaarheid van jongeren via vrijwilligerswerk en interculturele uitwisseling bezig zult houden. Ik wou specifiek vragen of u plannen hebt om intergenerationeel vrijwilligerswerk te bevorderen. Ouderen hebben veel tijd – wij leven allemaal langer – en intergenerationeel vrijwilligerswerk biedt veel positieve mogelijkheden. Hebt u initiatieven in dat kader?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Op dit moment kan ik u, mevrouw Harkin, geen concretere, specifiekere initiatieven noemen. We hebben ons geconcentreerd op de uitvoering van de aangenomen resoluties. Het is misschien gepast om op het juiste moment de lidstaten de genoemde deadline in herinnering te brengen. U hebt echter gelijk, in elk geval zal een reeks activiteiten op andere gebieden de kans bieden tot bijkomende thema’s, tot het opnemen van bijkomende problemen bij vrijwilligersactiviteiten, ook tussen generaties, en een van die kanalen is ongetwijfeld de interculturele dialoog.

We zullen beslist met uw opmerking rekening houden en haar opnemen in de planning van onze activiteiten voor de volgende zes maanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė (ALDE) . – (LT) Ik zou graag iets willen vragen over andere maatregelen om jongeren te beschermen tegen verslaving. In het Parlement hebben we gesproken over een strategie van de Europese Commissie om alcoholgerelateerde schade te bestrijden. Alcoholmisbruik is bijzonder schadelijk voor jongeren. Welke maatregelen, naast vrijwillige activiteiten, zouden die schade kunnen beperken en jongeren kunnen beschermen tegen verslaving? Heeft Slovenië hier ervaring mee?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ontegensprekelijk wordt de zorg voor jongeren een van de belangrijke thema’s tijdens het Sloveense voorzitterschap, vooral in het kader van de Lissabonstrategie, de strategie voor de toename van de groei en van het aantal arbeidsplaatsen.

In dat kader zal het Sloveense voorzitterschap bijzondere aandacht aan de vraagstukken rond jongeren schenken, met name met het oog op opleiding en hun vorming om efficiënter toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. Dat zijn de specifieke initiatieven die Slovenië tijdens het voorzitterschap plant en waarvan ik persoonlijk en gedetailleerd op de hoogte ben.

Anderzijds zullen er ook een reeks activiteiten plaatsvinden op het vlak van gezondheid, onder andere de strijd tegen alcoholmisbruik. Ik ben er zeker van dat er ook in dat kader gepaste aandacht zal worden geschonken aan de bescherming van jongeren tegen alcoholmisbruik.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter .

Vraag nr. 2 van Manuel Medina Ortega (H-0963/07)

Betreft: Multilateralisme en bilaterale overeenkomsten

Meent de Raad dat het toenemende aantal bilaterale handelsovereenkomsten dat door de Verenigde Staten, de Europese Unie en andere internationale partners wordt gesloten, te verzoenen is met het beginsel van multilateralisme waarop de Wereldhandelsorganisatie is gebaseerd?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) De Europese Unie is aan het multilateralisme verbonden, inclusief in de vorm van de Wereldhandelsorganisatie, die volgens ons een uitstekend voorbeeld van een multilaterale organisatie is. Europa heeft namelijk reeds enkele decennia voor de feitelijke oprichting van de Wereldhandelsorganisatie gepleit om een dergelijke organisatie voor handel in het leven te roepen. Later heeft de Europese Unie vastbesloten bijgedragen tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de Uruguay-onderhandelingsronde. Eigenlijk speelde ze in die laatste ronde een sleutelrol, als ik het zo mag stellen, zodat er geen twijfel kan zijn over de steun van de Europese Unie aan het multilateralisme op het vlak van handel.

De EU speelde op gelijkaardige wijze een sleutelrol bij de aanvaarding van de Doha-agenda op de vierde ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in 2001. Tijdens de daarop volgende onderhandelingen heeft de Europese Unie principieel beslist om alle middelen en politieke wil aan te wenden om de onderhandelingsronde af te sluiten. Voor die onderhandelingsronde of tijdens de huidige besprekingen vond er geen enkele parallelle onderhandeling over bilaterale handelsovereenkomsten plaats.

De Europese Commissie heeft in oktober 2006 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag met als titel “Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren” voorgelegd. Dat verslag behandelt de recente veranderingen als gevolg van het globaliseringsproces en reikt voorstellen aan over hoe de Europese Unie op basis van de hernieuwde Lissabonstrategie op dat proces kan reageren, vooral betreffende het handelsbeleid. Het Europees Parlement heeft naar aanleiding van dat verslag een resolutie aangenomen, de Raad heeft besluiten vastgesteld.

In de besluiten van de Raad komt duidelijk tot uiting dat alle toekomstige bilaterale vrijhandelsovereenkomsten de basis zullen vormen voor toekomstige multilaterale onderhandelingen en – misschien nog belangrijker – complementair zullen zijn met het platform van de Wereldhandelsorganisatie. Na het vaststellen van die besluiten werden op basis van de onderhandelingsrichtlijnen, die de Raad in het voorjaar van 2007 heeft vastgesteld, besprekingen over vrijhandelsovereenkomsten met landen van de ASEAN-groep en met India en Korea opgestart. De onderhandelingen zijn nog aan de gang en elk afzonderlijk onderdeel zal te gelegener tijd worden afgesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega (PSE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat het Sloveense voorzitterschap mijn vraag correct en met de voor dit voorzitterschap kenmerkende duidelijkheid heeft beantwoord, waarvoor mijn dank.

Mijn aanvullende vraag heeft betrekking op het feit dat de Top van Lissabon met betrekking tot de Afrikaanse landen niet erg geslaagd is. Het lijkt erop dat sommige Afrikaanse landen het eens zijn met de voorstellen van de Europese Unie en andere niet.

Er is in Lissabon dus geen overeenstemming bereikt. Is de Voorzitter van de Raad van mening dat we een gedifferentieerd beleid moeten voortzetten? Anders gezegd: moeten we blijven aandringen op een multilaterale aanpak, of gelooft u dat de ervaring van de Top van Lissabon ons verplicht de betrekkingen met het Afrikaanse continent voortaan in bilaterale overeenkomsten vorm te geven?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) We zullen aan het multilateralisme verbonden blijven. Wanneer het tot bilaterale overeenkomsten komt, zou ik twee punten willen benadrukken. Ten eerste gaat het dan om overeenkomsten die met een multilateraal platform complementair zijn. Ten tweede gaat het over overeenkomsten die meestal inherent een overbrugging inhouden voor de periode waarin we er niet in slagen deze kwesties in een multilaterale context op te lossen, in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, die voor de Europese Unie bij voorkeur de plaats is om dergelijke vraagstukken op te lossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijn vraag is als volgt: in hoeverre zullen gestegen voedsel- en energieprijzen invloed hebben op de WHO-onderhandelingen? We weten immers dat het grootste struikelblok tot dusverre de subsidies en de farm bill in de Verenigde Staten waren en dat Europa natuurlijk heeft geleden onder de gestegen prijzen op de wereldmarkt. Zijn hier nieuwe mogelijkheden voor het bijstellen van quota en invoerrechten? Heeft het Sloveense voorzitterschap een initiatief gepland om de WHO-onderhandelingen te beëindigen?

 
  
MPphoto
 
 

  Josu Ortuondo Larrea (ALDE) . (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met het voorzitterschap eens dat multilaterale overeenkomsten de voorkeur verdienen boven bilaterale akkoorden. Intussen is het wel zo dat de Uruguay-ronde – en daarvóór de Doha-ronde – nu al jaren geleden van start zijn gegaan, en de Wereldhandelsorganisatie in al die tijd geen serieuze resultaten heeft laten zien – of ons in ieder geval veel te lang op die resultaten laat wachten.

De Verenigde Staten, bijvoorbeeld, zijn er intussen wel in geslaagd vrijhandelsovereenkomsten gesloten met een aantal Zuid-Amerikaanse landen. Ik wil u in dit verband daarom het volgende vragen: hoe schat de Raad de kansen op een overeenkomst tussen de Europese Unie en Mercosur, een overeenkomst waar we nu al jarenlang naar uitzien?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) De stijgende energieprijzen, vooral van brandstof, en van de voedselprijzen zijn een wereldwijde problematiek en in dat opzicht natuurlijk ook een probleem van de Europese Unie.

Heel waarschijnlijk zullen ze invloed uitoefenen op de verhoudingen tussen de deelnemers aan de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. In die zin zouden ze ook aanpassingen van bepaalde standpunten kunnen beïnvloeden. Op dit moment en vanuit het gezichtspunt van het Sloveense voorzitterschap is het moeilijk om over de gevolgen te speculeren; gevolgen zijn echter waarschijnlijk en liggen in de lijn van de verwachtingen.

Het Sloveense voorzitterschap plant geen eigen initiatieven. We zullen echter initiatieven vanuit de Commissie, die uiteraard voor de operatieve leiding van dat proces verantwoordelijk is, bestuderen en ondersteunen.

Wat de huidige uitkomst van de multilaterale onderhandelingen betreft, behoort het Sloveense voorzitterschap tot diegenen die betreuren dat er nog steeds geen multilaterale overeenkomst is in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. We zullen er ons voor blijven inzetten om dat te bereiken. In die context zullen we uiteraard ook de kwestie van de handelsovereenkomst met de Mercosur-landen behandelen, die we ook zullen kunnen bespreken in de marge van de top tussen de Europese Unie en de landen van Latijns-Amerika en de Caraïben (LAC). We plannen een speciale ontmoeting tussen de Trojka van de Europese Unie en de Mercosur-landen in mei in de marge van de top EU-LAC in Lima in Peru.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter .

Vraag nr. 3 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0967/07)

Betreft: Maatregelen ter ondersteuning van het gezin

Welke maatregelen gaat de Raad nemen ter ondersteuning van het gezin en hoe gaat de Raad het in maart 2007 vastgestelde Europees partnerschap voor het gezin verder versterken?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Gezien het feit dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van een gepast en duurzaam gezinsbeleid, moet de Europese Unie het uitstekende gebruik van een Europese uitwisseling van goede praktijken benutten. Die kunnen namelijk de sociale cohesie versterken en zo onder andere ook bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen uit de Lissabonstrategie.

Daarom is het voorzitterschap de opvatting toegedaan dat de Alliantie voor het gezin een heel nuttig forum is om meningen en goede praktijken uit te wisselen, zoals reeds werd opgemerkt. Het voorzitterschap drukt ook zijn overtuiging uit dat die Alliantie voor het gezin de verbintenis van de Europese Unie en van haar lidstaten weerspiegelt, namelijk dat zij in het licht van de demografische veranderingen de vraagstukken in verband met een gezinsvriendelijk beleid zullen behandelen.

Dankzij de Alliantie kunnen lidstaten kennis en ervaringen uitwisselen en zo elkaar helpen bij het zoeken naar gepaste politieke antwoorden. Daarbij vindt het voorzitterschap dat er op Europees niveau geen nieuwe structuren moeten worden gecreëerd, maar dat we ons vooral moeten inzetten om de bestaande instrumenten en structuren te benutten.

In mei van vorig jaar heeft de Raad omvangrijke besluiten over de praktijkwerking van de Alliantie voor het gezin vastgesteld. Die besluiten heeft de Raad samen met de vertegenwoordigers van de lidstaten voorbereid en zo rekening gehouden met de belangrijke rol die de lidstaten op dat gebied hebben. Zijn verbintenis met de Alliantie voor het gezin (Alliance for Families) heeft de Raad opnieuw beklemtoond in zijn conclusies over een evenwichtige rolverdeling tussen mannen en vrouwen, die onlangs, op 5 december 2007, werden aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag het Sloveense voorzitterschap willen bedanken voor zijn antwoord en bovendien willen vragen welke specifieke uitwisselingen van technologische ervaringen het tot nu toe heeft ontdekt en wie verantwoordelijk is voor het management van deze voorzieningen van technische assistentie.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Niet het voorzitterschap, maar de Alliantie voor het gezin zorgt voor deze uitwisselingen, daarom kan ik ook geen details geven bij uw vraag. Ik zal echter mijn licht opsteken en u later antwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley (UEN) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens het Sloveense voorzitterschap veel geluk bij de start en het eerste vragenuur. Met betrekking tot de door mijn collega naar voren gebrachte kwestie dienen zich, wat gezinsvriendelijk beleid betreft, onmiddellijk drie problemen aan.

In de eerste plaats worden kinderen en kinderrechten al te vaak gescheiden gezien van wat gezinsbeleid zou moeten zijn.

In de tweede plaats is er de vraag hoe wij meer deelname aan het gezinsleven aanmoedigen. We kennen allemaal de idee van een evenwicht tussen werk en gezin.

In de derde plaats zijn er de mensen die hun huis moeten verlaten tengevolge van migratie, de vluchtelingen en de kwestie van de gezinshereniging. Dat is het belangrijkste.

Doet het Sloveense voorzitterschap voorstellen in verband met die problemen?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik herhaal dat het Sloveense voorzitterschap inzake het gezinsbeleid bijzondere aandacht wil schenken aan de tewerkstelling van jongeren, vooral van jonge ouders – dat is al een gedeeltelijk antwoord op de vraag.

Speciale opmerkzaamheid zal gewijd worden aan het creëren van nieuwe mogelijkheden voor de combinatie van het gezins- en beroepsleven: verminderde werkduur, flexibele werkomstandigheden, gebruik van vaderschapsrechten en dergelijke.

Een afzonderlijk hoofdstuk vormt ook de bevordering van de solidariteit tussen de generaties. Dat is een bijzonder actueel thema, vooral in een gebied waar de oudere generatie reeds de overhand heeft – het grootste deel van Europa maakt deel uit van dat gebied. Natuurlijk is zo’n bevordering enkel doeltreffend als ze wordt ondersteund vanuit uiteenlopende beleidsdomeinen die de positieve aspecten van het gezinsleven stimuleren.

Kortom, vanuit verschillende werkingsgebieden in de Unie wordt een hele reeks maatregelen gepland die ook van belang zijn voor de bevordering van een gezinsvriendelijke beleidsvoering. Het is moeilijk een volledig overzicht van die activiteiten te geven, maar ze komen in verschillende werkdomeinen van het Sloveense voorzitterschap aan bod. Enkele daarvan heb ik net opgesomd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE) . (EN) Ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij zeer dat het Sloveense voorzitterschap bijzonder belang stelt in de bevordering van gezinsvriendelijk beleid. U had het zelf over de demografische evolutie. Omdat wij allen langer leven, zal er meer behoefte ontstaan aan thuisverzorgers. De meeste thuisverzorgers zijn familieleden.

U had het over beste praktijk. Wij zijn bijvoorbeeld bevoegd op het gebied van werkgelegenheid. De meeste thuisverzorgers worden niet betaald. Heeft het Sloveense voorzitterschap initiatieven voor de thuisverzorgers en, in die samenhang, voor een gezinsvriendelijk beleid?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Neen, ik meen dat we momenteel geen concrete voorstellen voor de belangenbescherming van de groep personen die u noemt, overwegen. Uw vraag stemt echter tot nadenken, of dat misschien ook niet een van de domeinen zou kunnen zijn. Als voorzitterschap zijn we vanzelfsprekend bereid dat in overweging te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter .

Vraag nr. 4 van Georgios Papastamkos (H-0969/07)

Betreft: Initiatieven van het Sloveense voorzitterschap in verband met de nieuwe aanpak van het nabuurschaps- en energiebeleid

Een van de initiatieven van het Sloveense voorzitterschap is de nieuwe aanpak van het nabuurschaps- en energiebeleid. Deze twee thema’s zijn ontegensprekelijk met elkaar verbonden, met name ten aanzien van de strategie van de EU voor energieautonomie en onafhankelijkheid van de buurlanden. Kan de Raad bijgevolg meedelen hoe hij de programmering van deze initiatieven denkt te ordenen? Hoe ziet hij concreet de toekomst van de energierelaties op de ruimere Balkan?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Bij het beantwoorden van uw vraag zal ik me concentreren op het uitgangspunt van de energie, zo heb ik namelijk uw vraag begrepen.

De Europese Raad heeft in maart 2006 het energiebeleid voor Europa goedgekeurd. De drie belangrijkste politieke doelstellingen van dat beleid zijn: ten eerste, de betrouwbaarheid van de energievoorziening verhogen, ten tweede, het concurrentievermogen van de Europese economieën evenals de beschikbaarheid van de energievoorziening wat de prijs betreft waarborgen en ten derde, de duurzaamheid van het milieu bevorderen en het probleem van de klimaatverandering oplossen. Overeenkomstig deze drie politieke doelstellingen werkt de Raad in het kader van de externe dimensie van het energiebeleid bij de uitvoering en de verdere ontwikkeling van zijn energieprogramma nauw samen met derde landen.

Een internationaal energiebeleid is ook een van de prioritaire domeinen die de Europese Raad in zijn conclusies van maart 2007 heeft vastgelegd. In verband daarmee heeft de Raad toen beklemtoond dat de bestaande instrumenten voor de versterking van de bilaterale samenwerking van de Europese Unie met alle leveranciers volledig moeten worden benut.

Wat de westelijke Balkan betreft, is het belangrijkste bestaande instrument op het vlak van energiesamenwerking het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap. Het doel ervan is de energiemarkt, die in de Europese Gemeenschappen reeds bestaat, uit te breiden naar de landen van die regio, naar de landen van de westelijke Balkan dus.

Bovendien voorziet elk stabilisatie- en associatieverdrag dat de Europese Unie met de landen van de westelijke Balkan sluit in een nauwe samenwerking op het vlak van energie. Ook de Raad zet zich in om de bestaande instrumenten van het Europese nabuurschapsbeleid ten volle te benutten.

Kortom, bij de uitwerking van nieuwe initiatieven inzake energie en in het kader van de betrekkingen van de Europese Unie tot derde landen, stellen we alles in het werk om de bestaande mechanismen volledig te benutten, zowel betreffende de landen van de westelijke Balkan, waarvoor ik het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap heb vermeld, als betreffende de bestaande mechanismen waarover we in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid beschikken.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voegt u mijn eigen wensen voor een succesvolle programmeringsperiode voor het Sloveense voorzitterschap alstublieft toe aan de vele wensen die al zijn geuit.

Vandaag zullen we debatteren over de zuidelijke Kaukasus en de Zwarte Zee. Ik zou het voorzitterschap graag willen vragen of het voornemens is prioriteit te geven aan de institutionalisering van regio-overschrijdende samenwerking tussen de Europese Unie en de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied. Ik zou vooral graag willen weten of intensieve samenwerking gepland is in de energiesector, die van vitaal belang is voor Zuid-Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Hartelijk dank voor uw bijkomende vraag en voor uw vriendelijke wensen.

Ten eerste ben ik het volkomen eens met de evaluatie dat het Zwarte Zeebekken een cruciale regio is vanuit het gezichtspunt van het energiebeleid van de Europese Unie en vooral vanwege de externe dimensie van het beleid. Ten tweede, het antwoord op uw vraag of het in de toekomst mogelijk is de betrekkingen met dat gebied te institutionaliseren, luidt ‘ja, dat kan’. Misschien op dezelfde wijze als dat met de landen van de westelijke Balkan is geschied, met het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, misschien op een andere manier. In elk geval beschouwt het Sloveense voorzitterschap het Zwarte Zeebekken, het Zwarte-Zeegebied en synergie voor het Zwarte-Zeegebied als een van de belangrijkste prioriteiten in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de fungerend voorzitter met de start van het Sloveense voorzitterschap – en natuurlijk met de das van het Sloveense voorzitterschap, die heel trendy is. Mijn gelukwensen! Mijn vraag betreft energie. Wat is het Sloveense standpunt tegenover de uitbreiding van kernenergie binnen de Europese grenzen? Wat is het standpunt van het Sloveense voorzitterschap over de uitbreiding van kernenergie in de buurlanden?

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer Slovenië op deze dag. Ik heb een vraag over de zogenaamde North Stream-gaspijplijn. Zoals u weet, zal deze pijplijn Rusland verbinden met Duitsland en enkele andere Europese landen. Zoals u weet, zijn er enkele problemen, onder meer op milieugebied.

Hoe beoordeelt het voorzitterschap dit project?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Bedankt voor die aanvullende vragen. Het voorzitterschap is betreffende het gebruik van kernenergie hevig voorstander van het standpunt dat de beslissing over de invoering, over verder gebruik en over een eventuele toename van het gebruik van kernenergie volledig de verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Het voorzitterschap zal die lijn consequent aanhouden.

Het tweede deel van uw vraag, mijnheer Stubb, ging over Slovenië. Zoals gekend is, is Slovenië een van de landen die kernenergie gebruiken en de mogelijkheid bestaat – daar is echter geen beslissing over – dat het gebruik van kernenergie zal toenemen, dat Slovenië er ook in de toekomst zijn toevlucht toe zal nemen.

Wat het project North Stream betreft: dat is geen project van de Unie, maar van landen die daar rechtstreeks aan meewerken. Daarom heeft de Unie – de Raad en ook het voorzitterschap – uiteraard geen standpunt over dit concrete geval. We hebben echter een principieel standpunt over projecten die we als Unie willen realiseren, en in dat kader zou ik vooral het project van de Nabucco-pijplijn willen vernoemen.

Met andere woorden: we hebben over dat project alleszins een standpunt – een positief standpunt – omdat het een Europees project is. De Europese Unie wil haar energiebeleid op Europees niveau ontwikkelen en moet dan ook dergelijke Europese projecten voortzetten. Als voorzitterschap zullen we ze ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

   Voorzitter . Aangezien zij over hetzelfde onderwerp gaan, worden de volgende vragen tezamen behandeld:

Vraag nr. 5 van Colm Burke (H-0971/07)

Betreft: Tekort aan helikopters en medische voorzieningen voor de EU-vredesoperatie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAF)

Kan de Raad laten weten of EU-lidstaten extra materieel, waaronder helikopters en medische voorzieningen, hebben toegezegd voor de EU-vredesoperatie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, zodat het inzetten van Ierse en andere EU-troepen geen onnodige vertraging oploopt? Volgens het hoofd van het Militair Comité van de Europese Unie, generaal Henri Bentegeat, heeft de huidige operatie onder meer nog steeds helikopters, medische ondersteuning en logistieke middelen nodig om haar taak te kunnen uitvoeren. Hebben deelnemende lidstaten en andere landen extra materieel en troepen beschikbaar gesteld na de conferentie over de opbouw van de troepenmacht die in november in Brussel is gehouden?

Kan de Raad ervoor zorgen dat er onder de lidstaten bereidheid is om op EU-niveau meer humanitaire hulp aan deze regio te bieden? In het oosten van Tsjaad hebben op 26 november gevechten plaatsgevonden waarbij het leger van Tsjaad naar verluidt honderden rebellen heeft gedood. Kan de Raad laten weten wat er wordt gedaan naar aanleiding van deze ongeregeldheden? Hoe gaat de Raad ervoor zorgen dat het staakt-het-vuren weer op de rails komt en de Tsjaadse rebellen en de regering van president Idriss Deby zich weer aan het vredesbestand gaan houden?

Vraag nr. 6 van Liam Aylward (H-1016/07)

Betreft: EU-vredesmissie in Tsjaad

Kan de Raad aangeven wat het exacte tijdschema is voor de algehele inzet van vredetroepen van de EU in Tsjaad en hoe deze troepenmacht zal zijn opgebouwd?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) In Brussel vonden al vijf conferenties over de vorming van de strijdkrachten plaats: drie in november en een in december van vorig jaar en de laatste enkele dagen geleden, op 11 januari.

Zoals bij elke soortgelijke operatie werd ook nu duidelijk dat de procedure voor de vorming van strijdkrachten moeilijk is. Ik kan u echter met blijdschap meedelen dat de vijfde, de laatste conferentie over de vorming van strijdkrachten, succesvol was en dat de Europese Unie nu over alle nodige slagkracht beschikt.

Het besluit over het begin van de missie zal waarschijnlijk worden genomen op de vergadering van de Raad van de Europese Unie voor algemene zaken en externe betrekkingen op het eind van deze maand, op 28 januari 2008. Volgens de verwachtingen zal de operationele aanvangscapaciteit eind januari of begin februari van dit jaar worden bereikt. Die omvat ook speciale eenheden met enkele infanterie-elementen en een selectie van technische, logistieke en medische middelen opdat het terrein voor die belangrijke inrichting wordt voorbereid.

Het algemene inzetten van de vredestroepen zal waarschijnlijk in mei plaatsvinden, voor het begin van het regenseizoen. In die fase moeten de EUFOR-eenheden in Tsjaad ongeveer 4 000 manschappen tellen. Betreffende de recente militaire aanvallen tussen de rebellengroeperingen en de Tsjaadse regeringskrachten in het westen van Tsjaad, betreurt de Raad ten zeerste de aanvallen van de rebellen, die tot de huidige confrontaties hebben geleid.

De Raad heeft in zijn conclusies van 10 december zijn enorme bezorgdheid geuit en de Tsjaadse regering opgeroepen om in samenwerking met Soedan en Libië de noodzakelijke voorwaarden uit te werken voor het bereiken van een duurzame politieke oplossing op basis van het vredesakkoord van Sirte. De Raad heeft eveneens de Tsjaadse en Soedanese regering aangemaand om hun verplichtingen, die ze in de overeenkomst van Tripoli hebben vastgelegd, na te komen en in het bijzonder om geen steun meer te verlenen aan gewapende bewegingen, door wie dit gebied onstabiel is.

Gezien het feit dat rebellengroeperingen hun acties ook vanuit Darfur uitvoeren, wijst de Raad de Soedanese regering op haar verantwoordelijkheid om de gewapende groeperingen het oversteken van de Tsjaadse grens te verhinderen. De Raad is zich ervan bewust dat duurzame resultaten enkel door een politieke oplossing kunnen worden behaald, daarom onderstreept hij het belang van het politieke akkoord ter versterking van het democratische proces in Tsjaad, ondertekend op 13 augustus vorig jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Colm Burke (PPE-DE) . (EN) Ik wens de Slovenen het beste met hun voorzitterschap in de komende zes maanden, en dank hen voor het antwoord.

Met betrekking tot het besluit van midden september van de EU-Raad een EU-troepenmacht beschikbaar te maken, vrees ik dat de tijdschaal in het gedrang is gekomen. Ik vraag mij af of daaruit lering kan worden getrokken. Misschien moeten wij de operatie in gereedheid hebben alvorens wij een verbintenis aangaan.

Het tweede deel van mijn vraag betreft de humanitaire steun. Wij hebben Tsjaad in 2007 humanitaire hulp gegeven. Gaan wij die steun voor 2008 uitbreiden nu wij daar in de komende twaalf maanden rechtstreeks bij de zaak betrokken zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens het Sloveense voorzitterschap veel succes in de komende zes maanden. Ook wens ik de EU-troepenmacht die naar Tsjaad gaat, een veilige en succesvolle vredesmissie. Ik ben zeer trots te kunnen zeggen dat deze missie wordt geleid door luitenant-generaal Patrick Nash, een Iers landgenoot. Ik wens ook hem het beste.

Is de Raad het ermee eens dat de EU-vredesmissies een volledige samenwerking met de Verenigde Naties dienen te handhaven en dat EU-vredestroepen uitsluitend mogen worden ontplooid als een resolutie van de Verenigde naties zulke missie ondersteunt?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Allereerst de vraag van de heer Burke. Ongetwijfeld valt er nog een les te leren in een lange reeks lessen, waaruit vooral één ding blijkt: dat het gemakkelijker is principiële beslissingen te nemen dan later ook voor de uitvoering ervan in te staan. Maar goed, in deze procedure kenden we in elk geval succes. Het heeft enige tijd geduurd, maar ik denk dat we op het juiste moment niet enkel overeenstemming, maar ook overeenstemming over de uitvoering zelf hebben gekregen.

Over de tweede vraag zou ik graag willen opmerken dat het een principiële vraag is, die vanzelfsprekend in overeenstemming met het internationale recht en met de oprichtingsakte van de Verenigde Naties moet worden opgelost. Bij vredesoperaties is het natuurlijk aangewezen dat er onder auspiciën van de Verenigde Naties wordt samengewerkt. Dat houdt echter niet in dat de Europese Unie over haar missies van een andere aard niet ook zelfstandig beslissingen kan nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE) . (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit zal eerder een opinie zijn, denk ik. Aangezien Polen tien procent van de troepen in Tsjaad levert – ongeveer 400 soldaten – zou ik het Sloveense voorzitterschap willen oproepen om al het mogelijke te doen om van deze missie een succes te maken. Dit moet een goed voorbereide en goed uitgeruste missie zijn. Het is algemeen geweten dat Frankrijk het initiatief voor deze missie heeft genomen. Ik zou daarom aan Slovenië willen vragen om als voorzitter van de Europese Unie bijzonder veeleisend te zijn voor Frankrijk, dat de leiding heeft over deze missie. Op logistiek vlak moet dit…, of liever, ik zou nog eens willen benadrukken dat Europa zich hier niet mag compromitteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik wil enkel dank betuigen aan Polen en natuurlijk aan de andere landen, die voor deze belangrijke operatie strijdkrachten leveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter .

Vraag nr. 7 van Gay Mitchell (H-0973/07)

Betreft: Bescherming van EU-burgers in moslimlanden

In november afgelopen jaar is een Britse onderwijzeres ervan beschuldigd de islam te beledigen toen zij, terwijl zij in Soedan les gaf, haar klas van zevenjarigen toestemming gaf een teddybeer Mohammed te noemen. Indien zij schuldig wordt bevonden kan zij veertig zweepslagen, een fikse boete of een gevangenisstraf verwachten.

Wat kan de EU doen om onschuldige EU-burgers in moslimlanden beter te beschermen als zij in dit soort afschuwelijke situaties verzeild raken?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Het geval waarover de vraag van de heer Mitchell gaat, is de situatie van een Britse onderdaan die zich in een derde land bevond en onder de jurisdictie van het nationale recht van dat derde land viel. Aan de genoemde onderdaan werd consulaire bescherming vanuit haar vaderland verzekerd. Zoals bekend is de Britse burger in de tussentijd vrijgelaten en is ze reeds naar het Verenigd Koninkrijk teruggekeerd.

Daaruit blijkt dat dergelijke kwesties hoofdzakelijk met bilaterale betrekkingen tussen de betrokken lidstaat en het derde land worden opgelost. Natuurlijk kunnen er zich gevallen voordoen waarbij bijkomende politieke maatregelen gepast lijken en waarbij vertegenwoordigers van de EU wordt gevraagd mee te helpen bij het oplossen van een dergelijke bilaterale kwestie met zo een inzet. In individuele gevallen kan het ook komen tot officiële mededelingen en initiatieven van de Europese Unie.

Ik herhaal echter dat het – zoals ook in dit concrete geval – gaat om een kwestie die meestal wordt opgelost en in dit geval gebeurde dat op het niveau van de betrekkingen tussen het derde land en het vaderland, een lidstaat van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Gay Mitchell (PPE-DE) . (EN) Ik dank de fungerend voorzitter voor zijn antwoord en wens hem het beste met zijn voorzitterschap.

De fungerend voorzitter is zich er ongetwijfeld van bewust dat elke burger van een EU-lidstaat ook een burger is van de Unie. Als een EU-burger een land bezoekt waar hij het gevaar loopt dat zijn arm of been wordt geamputeerd, zou de Unie de gruwel daarvan ongetwijfeld inzien. Ziet zij die gruwel ook niet waar iemand mogelijks tot zweepslagen en een gevangenisstraf wordt veroordeeld?

Zal de fungerend voorzitter maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat EU-burgers die zulke regio’s bezoeken, zich bewust zijn van het cultuurverschil en zal het voorzitterschap er ook voor zorgen dat de staten waarmee wij zaken doen, weten dat wij van hen een betere behandeling van onze burgers verwachten? Wij willen niet dat zij zo worden behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Bedankt voor uw bijkomende vraag, mijnheer Mitchell. Het gaat om de kwestie van de consulaire bescherming van burgers. Die bescherming is nog steeds de verantwoordelijkheid van de lidstaten en om die reden is het aan de lidstaten om hun burgers voor hun vertrek naar derde landen te wijzen op gevaren en valstrikken waarmee ze daar rekening dienen te houden.

Anderzijds beschikken we volgens het solidariteitsbeginsel nu reeds over gegarandeerde hulp van lidstaten, die in een bepaald derde land een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging hebben, dat ze consulaire bescherming bieden aan burgers van andere lidstaten van de Europese Unie die daar geen eigen consulaire vertegenwoordiging hebben. Volgens mij is dat al een van de belangrijke verdiensten van onze Unie.

Voordien zei ik reeds dat het – indien nodig – alleszins hoogstwaarschijnlijk, erg aannemelijk is dat ook de Unie bijspringt om dergelijke gevallen op te lossen. In dit geval was dat gelukkig niet nodig, gelukkig werd de zaak op bilateraal niveau opgelost en daar zijn we natuurlijk erg mee ingenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, u hebt er terecht op gewezen dat bilaterale contacten kunnen helpen bij het oplossen van dit soort probleemgevallen. De Raad heeft echter het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ondertekend samen met de Voorzitter van dit Parlement en de voorzitter van de Commissie. Daarin verwijzen wij naar menselijke waardigheid en het verbod op mensonterende en wrede straffen. Is het daarom niet ook de taak van de Raad om deze eis namens de Europese Unie wereldwijd te stellen?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik herhaal: het is nog altijd de taak van de lidstaten, die over de hefboom van de consulaire bescherming beschikken. Het mag duidelijk zijn dat de Europese Unie het kader vormt waarbinnen de landen – en ik wijs nogmaals op het solidariteitsbeginsel – volgens dat solidariteitsbeginsel elkaar ook op dat vlak te hulp komen.

Alleszins zal de Raad, evenals andere instellingen – daarvan ben ik overtuigd – niet aarzelen als ook op hun niveau iets moet worden gedaan. Het feit dat die bescherming voorlopig in het kader van de lidstaten plaatsvindt, sluit bijkomende acties vanuit de afzonderlijke instellingen van de Europese Unie niet uit.

Uit het voorval waarover de vraag van de heer Mitchell ging, blijkt enkel dat deze kwestie op bilateraal niveau werd opgelost, wat echter niet betekent dat die anders, indien nodig, niet zou worden opgelost op een hoger, zelfs op Europees niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter .

Vraag nr. 8 van Avril Doyle (H-0975/07)

Betreft: Biologische verscheidenheid en klimaatverandering

Volgens het vierde evaluatieverslag van de IPCC legt het weerstandvermogen van talrijke ecosystemen het in deze eeuw waarschijnlijk af tegen een nog nooit voorgekomen combinatie van klimaatverandering en andere mondiale impulsen (b.v. de verspreiding van besmettelijke ziekten). Volgens IPCC-ramingen wordt ruwweg zestig procent van de geëvalueerde ecosystemen momenteel niet op duurzame wijze gebruikt en er doen zich steeds meer tekenen van verloedering voor. Alleen al hierdoor gaat er alom waarschijnlijk biologische verscheidenheid verloren.

Op EU-niveau worden wij er door het groenboek van de Commissie over aanpassing aan de klimaatverandering aan herinnerd dat ongeveer twintig tot dertig procent van de (tot dusverre geëvalueerde) planten- en dierensoorten in Europa waarschijnlijk grotere kans maakt uit te sterven als de gemiddelde temperaturen in de wereld met meer dan 1,5 tot 2,5 ºC stijgen.

Welke tastbare maatregelen overweegt het Sloveense voorzitterschap om voorrang te verlenen aan het in Göteborg gestelde doel het verlies van biologische verscheidenheid uiterlijk in 2010 tot staan te hebben gebracht, en de algemene teloorgang van biologische verscheidenheid ten gevolge van klimaatverandering en andere impulsen te bestrijden?

 
  
MPphoto
 
 

  Lenarčič Janez, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Mevrouw Doyle is ongetwijfeld op de hoogte van de bedoelingen van de Europese Unie om bij te dragen tot een ambitieus resultaat van de negende conferentie van partijen bij het verdrag inzake biodiversiteit. Die zal in mei 2008, tijdens het Sloveense voorzitterschap dus, plaatsvinden in Bonn, in Duitsland.

Het behoud van de biodiversiteit staat hoog op de prioriteitenlijst van ons voorzitterschap. Reeds in het verleden heeft de Raad de nadruk gelegd op de behoefte aan voortdurende en diepgaande inspanningen op alle niveaus, opdat we tegen 2010 de doelstelling – een aanzienlijke vertraging van de achteruitgang van de biodiversiteit – bereiken en opdat we tegelijk ook het doel bereiken dat de EU zich op de top van de Europese Raad in Göteborg heeft gesteld en die Parlementslid Doyle in haar vraag heeft vernoemd.

Bovendien nemen lidstaten concrete maatregelen voor de uitvoering van het actieplan voor de vermindering van de achteruitgang van de biodiversiteit tegen 2010 en later, waarin voorstellen staan in verband met biodiversiteit en klimaatveranderingen, zowel op Europees als op mondiaal niveau.

Voor het behalen van de doelstelling, een vertraging van de achteruitgang van de biodiversiteit tegen 2010, zal het voorzitterschap de klemtoon leggen op de behoefte aan synergie tussen het beleid en de handelingen op het vlak van klimaatveranderingen en biodiversiteit, vooral met het oog op de biodiversiteit in zoetwater- en zoutwateromgevingen evenals in wouden.

Deze en de overige doelstellingen voor het behoud van de biodiversiteit zijn in de verklaring met als titel “Aftellen naar 2010” vastgelegd. Tijdens het Sloveense voorzitterschap zullen er gemeenschappelijke vergaderingen met werkgroepen van de Raad worden belegd. Er is een ontmoeting gepland tussen deskundigen voor bosbouw, klimaatveranderingen en biodiversiteit, een andere tussen deskundigen voor internationaal zeebeleid, visserij en biodiversiteit.

Tegelijk zal de biodiversiteit van bossen tijdens de informele ontmoeting van ministers van Milieu in april in Slovenië worden voorgesteld als een uitdaging en een kans om op Europees niveau maatregelen voor een vermindering van klimaatveranderingen en voor de aanpassing aan die veranderingen uit te werken. Het Sloveense voorzitterschap zal zich eveneens inzetten voor een verbeterde samenwerking en voor de uitvoering van de gepaste bepalingen uit verschillende milieuovereenkomsten op nationaal en regionaal niveau.

In haar mededeling met als titel “Het biodiversiteitsverlies tegen 2010 – en daarna – tot staan brengen” heeft de Europese Commissie zich ertoe verbonden de particuliere sector bij het partnerschap voor het behoud van de biodiversiteit te betrekken. In dat kader vond onlangs, in november 2007, in Lissabon een conferentie op hoog niveau over economie en biodiversiteit plaats. Het resultaat van die conferentie, samen met het Lissabonverslag over economie en biodiversiteit, zal worden besproken tijdens de reeds genoemde negende conferentie van partijen, die tijdens het Sloveense voorzitterschap in Duitsland zal plaatsvinden, evenals op het vijfde wereldcongres van de Internationale unie voor het behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen tijdens het Franse voorzitterschap in Barcelona.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, ik dank u en wens u het beste voor een zeer succesvol voorzitterschap.

De aftelling naar 2010 baart mij zorgen. Er zijn veel woorden, maar geen daden op dit vlak. Het is misleiding te zeggen dat er tegen 2010 in de praktijk echt iets zal veranderen. Ik ben het eens met synergieën tussen verschillende beleidsterreinen, maar de bescherming van de biodiversiteit kan bijdragen aan de beperking van de atmosferische broeikasgasconcentraties. Bossen, veenland en andere door mensen gemaakte ecosystemen en habitats slaan immers koolstof op.

Denkt u dat toezicht op verandering de beste beschikbare gegevens vereist? Wij hebben betere informatie nodig over de gevolgen van de klimaatverandering voor de Europese biodiversiteit. Om tegen 2010 vooruitgang te boeken dienen wij de indicatoren en metingen te verbeteren die wij gebruiken om de ernst van de situatie in te schatten.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Hartelijk dank voor die bijkomende opmerking, mevrouw Doyle. Ik ben het er alleszins mee eens dat we over zo goed mogelijke indicatoren moeten beschikken om vast te stellen in welke toestand zich de biodiversiteit bevindt. Het voorzitterschap zal rekening houden met uw opmerking dat daarover moet worden nagedacht. We zullen ons buigen over de behoefte aan verbetering van die indicatoren.

2010 is echt niet meer veraf, er resten ons minder dan twee jaar tot dan. U hebt gelijk dat het moeilijk voor te stellen is om in de korte tijd waarover we beschikken – vooral na een periode die, zoals blijkt, niet erg goed werd benut – voor een domein als biodiversiteit de gestelde doelstellingen, met name een vertraging van de achteruitgang van de biodiversiteit, te kunnen halen.

Daarmee wil ik echter niet zeggen dat het onmogelijk is. We zullen het beste van onszelf geven. Slovenië behoort tot die landen waarvoor biodiversiteit ongelooflijk veel waard is, onder andere omdat het niveau van de biodiversiteit bij ons – zoals u weet – nog steeds vrij hoog ligt. En al is het alleen maar omwille van onze beren, die we naar een aanzienlijk deel van Europa uitvoeren.

Kortom, u kunt op het Sloveense voorzitterschap rekenen. We zullen ons alle moeite getroosten om het doel te bereiken, ongeacht het feit dat er ons nog erg weinig tijd rest.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE) . (EN) Ik wil de Raad vragen om commentaar te geven op het feit dat de Commissie nu de doelstellingen voor biobrandstoffen herziet. Wat wij met betrekking tot de klimaatverandering als goed beschouwden, blijkt nu onbedoelde gevolgen te hebben voor de wereldwijde voedselzekerheid en biodiversiteit.

Is dat niet een van de problemen voor de mens met betrekking tot de aanpak van de klimaatverandering: dat wij het mis kunnen hebben?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Dat is een van de bewijzen dat we in het verleden aan bepaalde dingen misschien niet genoeg aandacht hebben geschonken. Het is duidelijk dat een volkomen ongecontroleerde en ongebreidelde productie van biobrandstoffen ongetwijfeld negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu, voor de biodiversiteit, voor de voedselprijzen, enzovoort.

Volgens mij is het gepast ook dat gezichtspunt bijzondere aandacht te schenken. Met andere woorden: we moeten een cultuur en gebruik van biobrandstoffen, die de milieulast zullen verminderen in plaats van te vermeerderen, aanmoedigen. Ik ben van mening dat dat voor de Unie de rode draad moet zijn bij haar beleid voor de bevordering van het gebruik van biobrandstoffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter .

Vraag nr. 9 van Jim Higgins (H-0977/07)

Betreft: Het BBP voorbij

Kan de Raad meedelen hoe hij van plan is te reageren op het Commissievoorstel om af te stappen van het BBP als indicator van regionale cohesie en kan hij meedelen of hij definitieve maatregelen heeft vastgesteld die in de toekomst zullen worden opgenomen, om de prestaties van een regio accurater te meten?

Mevrouw McGuinness neemt de verantwoordelijkheid voor deze vraag die oorspronkelijk door Jim Higgins werd gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Allereerst wil ik me verontschuldigen bij de heer Higgins en bij mevrouw McGuinness voor mijn antwoord dat enkel erg kort kan zijn: over die aangelegenheden kan de Raad namelijk enkel op basis van een voorstel van de Commissie debatteren.

Een dergelijk voorstel was er niet, ook niet inzake andere wijzigingen met het oog op de indicatoren voor regionale cohesie. Tot wanneer een dergelijk voorstel er komt, kan de Raad daarover niet debatteren en geen standpunt innemen over eventuele andere indicatoren voor regionale cohesie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Higgins laat zich verontschuldigen. Hij is vanavond onwel en kan hier niet aanwezig zijn. Ik dank u voor uw korte antwoord. Ik veronderstel dat het gepaard zal gaan met plannen om ook benadeelde gebieden in lidstaten opnieuw te definiëren. Ik verzoek u de heer Higgins eventuele informatie over indicatoren te bezorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik kan een poging doen, bedankt. Eventueel, misschien, maar echt heel misschien – ik herhaal: dat hangt vooral van de Commissie af – zal er een gelegenheid zijn tot overleg over de indicatoren evenals over de herziening van het cohesiebeleid, zoals het Sloveense voorzitterschap in deze periode plant, maar dat hoeft niet. Dat is geen verantwoordelijkheid van de Raad, wel van de Commissie. Wij hechten er natuurlijk belang aan te weten waarmee de Commissie aan de slag zal gaan bij het overleg over de herziening van het cohesiebeleid, aangezien dat een van de belangrijke punten van ons voorzitterschap is.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook het Europees Parlement respecteert het initiatiefrecht van de Commissie, zoals de Raad het net heeft geformuleerd. Wij laten de Commissie dan echter altijd weten wat voor ons bijzonder belangrijk is. Criteria als werkloosheid of toenemende migratie zijn zeker thema’s die hier in de discussie ingebracht zouden kunnen worden. Omdat u het in de vorige vraag had over de Sloveense bruine beren zou ik u als Stiermarker willen bedanken voor deze export en ik hoop dat de opengestelde Schengengrens tot nog meer immigratie zal leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE) . (EN) Wat een accuratere meting van de prestaties van een regio betreft, moeten wij ons de vraag stellen of het bruto binnenlands product de juiste maatstaf is. Onderzoekt u – of zal u dat doen (aangezien u pas een week bezig bent) – of het raadzaam is het bruto binnenlands product, het bruto nationaal product of het bruto nationaal inkomen als maatstaf te nemen? Het grote probleem op dit ogenlik is dat wij verschillende dingen met elkaar vergelijken. Het is dan heel moeilijk de prestaties van verschillende gebieden en in verschillende landen te meten. De basis en de indicatoren zijn op dit ogenblik niet genormaliseerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik kan moeilijk in naam van de Commissie spreken en ik heb ook geen enkele ambitie om dat te doen, dat zou ik niet aankunnen. Het lijkt er echter op dat de Commissie voorlopig – tenminste voorlopig – nog geen betere indicator dan het bnp heeft gevonden. Indien ze wel een zou gevonden hebben, zou ze die al hebben voorgesteld, daarvan ben ik overtuigd. Ik herhaal mijn vorige opmerking, namelijk dat de herziening van het cohesiebeleid een van de gelegenheden is om ook die kwestie onder de loep te nemen. Later zullen er nog meer gelegenheden zijn, wanneer het zal gaan om een volledige hervorming van de begroting van de Europese Unie, die – zoals u weet – zal plaatsvinden op basis van een totale analyse die de Europese Commissie zelf moet uitvoeren in 2008 en 2009.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter .

Vraag nr. 10 van Mairead McGuinness (H-0979/07)

Betreft: Onderzoek naar Bulgaarse verzorgingstehuizen

De BBC heeft onlangs een documentaire uitgezonden getiteld ‘Bulgaria’s Abandoned Children’. Hierin werden de schokkende leefomstandigheden getoond van kinderen in een verzorgingstehuis in Mogilino in Bulgarije. De producer van dit programma heeft publiekelijk verklaard dat dit tehuis niet het ergste geval in Bulgarije is. De indruk is ontstaan dat hoewel er duidelijk problemen zijn in verzorgingstehuizen voor kinderen en jongvolwassenen met een handicap, deze problemen niet effectief worden aangepakt.

De EU houdt zich aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. We hebben tevens net het Europese jaar van gelijke kansen voor iedereen afgesloten. Kan de Raad daarom een verklaring afleggen met betrekking tot deze zeer gevoelige kwestie?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) De Raad heeft geen enkel standpunt over het concrete geval waarover Parlementslid McGuinness het heeft, ingenomen. Met genoegen kan ik echter melden dat de Raad op 5 december 2007 een resolutie heeft aangenomen over een verdere opvolging van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen. Dat was in het jaar 2007, maar na deze resolutie zal dat Europees Jaar geen eenjarige gebeurtenis zijn, maar worden voortgezet.

De genoemde resolutie roept de lidstaten en de Europese Commissie op tot meer inspanningen om discriminatie omwille van invaliditeit en andere redenen te voorkomen, tot een versterkte strijd tegen dergelijke discriminatie, om de kwestie van de invaliditeit ook in de toekomst versneld bij alle relevante beleidsdomeinen te betrekken en om de procedure voor de afsluiting, ondertekening en ratificatie van de conventie van de Verenigde Naties over de rechten van personen met een handicap voort te zetten. Met deze conventie spoort de Raad de lidstaten en de Commissie ook aan tot samenwerking bij gemeenschappelijke uitdagingen en bij het zoeken naar oplossingen in het kader van de uitvoering van de genoemde VN-conventie.

Sta me toe om hierbij te beklemtonen dat de Raad, net als het Europees Parlement, onlangs de mededeling van de Commissie heeft ontvangen over de situatie van personen met een handicap in de Europese Unie, waarin een Europees actieplan voor 2008 en 2009 is opgenomen. Het Sloveense voorzitterschap is van mening dat dit document waardevolle richtlijnen bevat voor verdere inspanningen bij het verwezenlijken van rechten voor personen met een handicap, vooral voor gehandicapte kinderen. Momenteel bestudeert de Raad dat voorstel van de Commissie nog.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE) . (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, ik dank u voor uw diplomatie. Ik hoop dat u er begrip voor hebt dat ik niet diplomatisch ben. Ik denk immers niet dat u beseft tot hoeveel woede en verwarring, in het bijzonder in het VK en Ierland, de uitzending van deze documentaire heeft geleid.

Ik ben van mening, en het spijt mij dit te moeten zeggen, dat de Raad wel een standpunt zou innemen indien het om dierenwelzijn ging. We hebben het over kinderen, die geen stem hebben. Ik denk echt dat het slecht is voor het beeld dat de lidstaten en de burgers van de EU hebben, dat wij in kwesties als deze zo traag reageren.

Ik denk dat het geweldig zou zijn en dat wij geweldige reacties zouden krijgen van onze burgers, indien wij vlugger zouden handelen. Dit verhaal is immers onvergeeflijk. De beelden spraken voor zich.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik kan en wens niet in te gaan op de inhoud van deze kwestie waarover u volstrekt terecht een uitgesproken mening hebt. Ik zou echter willen beklemtonen dat ik vanuit het standpunt van de Raad toch belang hecht aan het respect voor en het rekening houden met de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten. In dat kader kan ik mij enkel als vertegenwoordiger van de Raad uiten, dat is dan niet in diplomatische zin, maar vanuit een respect voor mijn bevoegdheden, de bevoegdheden van de Raad en natuurlijk de speelruimte daarbij.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI) . (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, ik wil uiting geven aan mijn teleurstelling over de ontoereikendheid van uw antwoord.

Toen de toetreding van Bulgarije werd overwogen, werd de behandeling van mensen in instellingen daar een belangrijke kwestie. De vergissing die wij hebben gemaakt is dat, toen in december 2006 de criteria werden vastgesteld – terugkijkend op hoe Bulgarije had gepresteerd – deze kwestie op mysterieuze wijze achterwege werd gelaten.

Waarom was dat zo? Kan dat nu worden hersteld? Welke maatregelen kunt u anders nemen, zodat de Raad en de Gemeenschap zelf het flagrante verzuim in deze sector kunnen onderzoeken?

 
  
MPphoto
 
 

  Elizabeth Lynne (ALDE) . (EN) De spreker heeft absoluut gelijk. Ook ik vond het antwoord van de Raad ontoereikend. Wij verzochten alle lidstaten voor hun toetreding aan de regels van de Europese Unie te voldoen. Ik weet dat Bulgarije de VN-Conventie inzake de rechten van mensen met een functiebeperking heeft ondertekend, maar ze niet heeft geratificeerd. Kunt u druk uitoefenen op de landen die dat nog niet hebben gedaan? Ik weet dat de Bulgaarse autoriteiten dit probleem proberen aan te pakken. Wij moeten echter druk blijven uitoefenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik herhaal vastbesloten dat het geen bevoegdheid of zelfs geen gewoonte is van de Raad om een standpunt in te nemen of opmerkingen te geven over televisie-uitzendingen. Dat vermindert de omvang van het probleem waarover u het hebt, uiteraard niet.

Persoonlijk zie ik een oplossing in de richting die ook uit uw vraag duidelijk blijkt, namelijk in een ratificatie van de VN-conventie over de rechten van personen met een handicap. Net om die reden heb ik in mijn inleiding gesproken over de resolutie, die de Raad in december 2007 heeft aangenomen en die de lidstaten aanzet tot de ratificatie van de genoemde conventie.

 
  
MPphoto
 
 

   Voorzitter .

Vraag nr. 11 van Bernd Posselt (H-0982/07)

Betreft: Onderhandelingsdatum voor Macedonië

Denkt de Raad dat nog dit jaar, dus tijdens het Sloveense of Franse voorzitterschap, een datum voor het begin van de toetredingsonderhandelingen met Macedonië kan worden vastgsteld?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Ik weet nog steeds niet wat er mis loopt, normaal gezien schakelt het automatisch aan, soms ook niet, ik verontschuldig me voor die tijdelijke leemtes.

De Raad sluit natuurlijk de mogelijkheid die Parlementslid Posselt in zijn vraag aanhaalt, niet uit en kan dat ook niet doen.

Zoals bekend heeft de Europese Raad in december 2005 besloten om de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het statuut van kandidaat-land te verlenen. Overeenkomstig de besluiten van de Raad van 12 december 2005, enkele dagen voor de zitting van de Europese Raad, moest het land op doeltreffende wijze het stabilisatie- en associatieverdrag uitvoeren. Op basis daarvan heeft de Commissie ook haar voortgangsverslag voorbereid en de genoemde verslagen voor 2006 en 2007 bevatten geen aanbeveling voor een begin van de toetredingsonderhandelingen – met als argument dat aan de vereiste criteria nog niet werd voldaan.

Het voorzitterschap verwacht dat in 2008 de leiding van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vanuit het hele politieke spectrum en met vereende krachten meer inspanningen zal doen om resultaten te bereiken op de diverse gebieden waarin vooruitgang moet worden geboekt. Met het oog op de gebeurtenissen in het land en vooral gezien de vooruitgang tijdens de voorbije maand schat ik dat er dit jaar een stap vooruit kan worden gezet om een datum voor het begin van de toetredingsonderhandelingen te bepalen.

Het Sloveense voorzitterschap wenst van harte een dergelijke vooruitgang. Dat hangt uiteraard af van het land zelf en van zijn succes bij het behalen van de criteria en bij de vooruitgang op het vlak van hervormingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernd Posselt (PPE-DE) . – (DE) Hartelijk dank voor dit zeer goede antwoord. Staat u mij bij wijze van uitzondering toe eerst nog een persoonlijke opmerking te maken. In 1991, toen Slovenië onafhankelijk werd, was ik bij de onafhankelijkheidsfeesten in Ljubljana – ik geloof als enige EU-burger. Ik was ook tijdens de oorlog in Ljubljana, die goddank van korte duur was, en later rapporteur van het Parlement voor de associatieovereenkomst.

Ik wil gewoon zeggen dat vandaag een historische dag is voor mij. Ik ben heel gelukkig. Vergeeft u mij deze persoonlijke opmerking vooraf.

Des te korter is mijn vraag: gelooft u dat de naamskwestie tussen Macedonië en Griekenland een bilaterale kwestie is, en kan een bilaterale kwestie invloed hebben op toetredingsonderhandelingen?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Dank u wel, mijnheer Posselt, voor uw steun, reeds vanaf de eerste dag van onze onafhankelijkheid. Slovenië heeft inderdaad een lange weg afgelegd, zoals ook de voorzitter van de Europese Raad deze ochtend zei.

Wat uw vraag betreft: in de grond van de zaak gaat het om een bilaterale kwestie van naamgeving. We weten echter allemaal dat er voor de oplossing van die eigenlijk bilaterale kwestie een mechanisme onder auspiciën van de Verenigde Naties is gecreëerd, met een speciale vertegenwoordiger, de heer Nimec, die zich inzet voor een bemiddeling tussen beide partijen om tot een oplossing te komen.

Het Sloveense voorzitterschap steunt die inspanningen en verwacht van beide partijen een constructieve samenwerking in dat proces, tot er een gepaste oplossing wordt gevonden. Ondertussen zou deze kwestie volgens ons de integratie van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in internationale organisaties niet mogen beïnvloeden en vooral niet mogen belemmeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE) . (EN) Ik heb een vraag voor het Sloveense voorzitterschap. Het voorzitterschap ondersteunt het standpunt dat vrede en stabiliteit op lange termijn in Zuidoost-Europa en de Balkan een prioriteit zijn. Economische ontwikkeling gaat daarmee samen. Macedonië is klaar om toetredingsonderhandelingen aan te vatten, de kwestie van de naam – hoe belangrijk die ook is – buiten beschouwing gelaten. Hoe denkt het Sloveense voorzitterschap dat Macedonië het zal doen in vergelijking met andere landen in die regio die klaar zijn voor toetreding? Wij willen ze allemaal, maar sommige landen zullen beter voorbereid zijn dan andere. Hoe schat u de Macedonische kansen op prioritaire toetreding in?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Dank u wel, mevrouw Doyle, voor die bijkomende vraag. Wij, als Sloveens voorzitterschap, ordenen de landen uit de westelijke Balkan volgens het stadium dat ze hebben bereikt. Laten we Kroatië even buiten beschouwing, aangezien dat land sowieso tot een andere categorie behoort, die van de uitbreiding, omdat er reeds over toetreding wordt onderhandeld – in dat geval is in de westelijke Balkan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het verst gevorderd aangezien het het enige land is dat reeds het statuut van kandidaat-land kreeg toebedeeld.

Ik herhaal dat wij wensen en dat het tot de belangrijkste prioriteiten van het Sloveense voorzitterschap behoort, dat elk van die landen, ook het genoemde, tijdens ons voorzitterschap vooruitgang boekt op weg naar lidmaatschap van de Europese Unie. Dat zal niet binnenkort gebeuren, binnen een tweetal jaren, maar zal meer tijd en inspanningen vergen.

Het is echter belangrijk dat het Europese perspectief voor die landen behouden blijft en dat ook het tempo van hun vooruitgang in de richting van dat doel niet afneemt. Ik zeg het nogmaals, wij als voorzitterschap zouden het erg op prijs stellen als dergelijke vooruitgang tijdens ons voorzitterschap zou worden geboekt. Ik herhaal echter eveneens dat het ook en vooral afhankelijk is van de landen van die regio.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Vakalis (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de fungerend voorzitter van de Raad graag willen feliciteren met zijn zeer specifieke antwoord en, als Grieks Parlementslid, zou ik willen zeggen dat wij er bijzonder veel belang bij hebben dat alle staten van de West-Balkan zo snel mogelijk lid worden van de Europese Unie. Het probleem moet echter opgelost worden. Ik zou ook willen zeggen dat Griekenland zijn goede bedoelingen duidelijk heeft gemaakt en dit dagelijks blijft doen in discussies over een compromisnaam. In die zin zou ik dan willen zeggen dat rekening moet worden gehouden met de positie van een lidstaat die met betrekking hiertoe veel goede wil toont.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Bedankt voor die opmerking. De voorzitter van de Europese Raad heeft vanochtend reeds het belangrijke resultaat van het Griekse voorzitterschap in 2003 vermeld, toen de agenda van Thessaloniki voor de landen van de westelijke Balkan werd aangenomen. Die agenda blijft ook aan de basis liggen van de inzet van het Sloveense voorzitterschap bij zijn inspanningen voor de integratie van de landen van de westelijke Balkan. Daarom rekenen we voor alle landen van die regio met name ook op de steun van Griekenland.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter . Vraag nr. 12 is ingetrokken.

Vraag nr. 13 van Nikolaos Vakalis (H-0990/07))

Betreft: Verlaging BTW-tarief voor energiezuinige technologieën en producten

Deelt de Raad de opvatting dat de communautaire BTW-wetgeving moet worden aangepast teneinde een verlaging van het BTW-tarief voor energie uit duurzame bronnen en voor energiezuinige technologieën en producten mogelijk te maken, naast de maatregelen die reeds bestaan inzake stroomverbruik en aardgas? Bestaat er een tijdschema voor het nemen van dergelijke besluiten? Wat gaat de Raad op dit gebied doen, en wanneer?

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. (SL) Zoals u weet, heeft de Raad tijdens zijn zitting van 4 december 2007 besloten om een debat te organiseren over het economische effect van het gebruik van verlaagde tarieven en over het feit of verlaagde btw-tarieven een geschikt instrument zijn om de doelstellingen van het sectoriële beleid te halen. Er werd afgesproken dat de kwestie in 2008 opnieuw zou worden behandeld, niet noodzakelijk in de eerste helft van dat jaar, maar wel in 2008.

Op dit moment is het Sloveense voorzitterschap intensief op zoek naar de meest efficiënte aanpak voor de voortzetting van het debat over verlaagde btw-tarieven, die niet eenvormig zijn. Zoals u weet, werd dit debat op basis van een mededeling van de Commissie tijdens het Portugese voorzitterschap opgestart. Tijdens deze reflectieperiode, die – naar ik hoop – zo kort mogelijk zal zijn, kunnen we nog geen gedetailleerd antwoord geven op de vraag van Parlementslid Vakalis. Ik zou enkel willen beklemtonen dat het om een belangrijke kwestie gaat waaraan het voorzitterschap de nodige aandacht zal besteden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Vakalis (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik beschouw het antwoord als bevredigend, en ik zou ook graag de gelegenheid willen aangrijpen om het Sloveense voorzitterschap te feliciteren met zijn succesvolle start. Ik wens het al het beste voor de rest van het voorzitterschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Voorzitter . De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 19.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
Juridische mededeling - Privacybeleid