2. Presentatie van het programma van het Sloveense voorzitterschap (debat)
De Voorzitter . – Dames en heren, vandaag is een heel bijzondere dag, omdat voor de eerste keer in de geschiedenis van de Europese Unie de vertegenwoordiger, de minister-president van Slovenië, het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt. Slovenië is een land dat tot de Europese Unie is toegetreden op 1 mei 2004, samen met negen andere landen. En het is de eerste keer dat een van de voormalige communistische landen, nu levend volgens de basisprincipes van vrijheid, democratie en parlementarisme, namelijk Slovenië, het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt. Ik heet de fungerend voorzitter van de Raad, de minister-president van Slovenië, Janez Janša, daarom van harte welkom. Welkom in het Europees Parlement!
(Applaus)
Vandaag is echter ook bijzonder om een andere reden, en daarom wil ik speciaal de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Durão Barroso, van harte welkom heten, want het is precies vijftig jaar geleden dat de eerste voorzitter van de Europese Commissie, Walter Hallstein, zijn eerste Commissie bijeenriep. De vijftigste verjaardag van de Europese Commissie is nog een gebeurtenis die wij moeten vieren. En daarom wens ik ook de Commissie, als een uitzondering bij deze feestelijke aangelegenheid, alle goeds voor deze bijzondere verjaardag.
(Applaus)
Dames en heren, het is een genoegen om naar het verslag van de fungerend voorzitter van de Raad te luisteren!
Janez Janša , fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het is een eer en een genoegen voor mij om hier vandaag bij u te zijn, en natuurlijk ben ik ook trots. Trots als Sloveen, aan wiens land als eerste nieuwe lidstaat van de Europese Unie de leiding van de Europese Raad wordt toevertrouwd. En trots als Europeaan, wiens Unie met een ondertekend Verdrag van Lissabon en met een verruimde euro- en Schengenzone 2008 binnentreedt.
Ik beloof u dat ik in de maanden tot aan de zomer nog vaker bij u zal komen, als u me uitnodigt, en dat ik vast en zeker naar elke vergadering van de Europese Raad zal komen. Ik wens namelijk gedurende de volledige zes maanden een nauwe en constructieve samenwerking met het Europees Parlement.
Vandaag kunnen we in verschillende opzichten spreken van een historische dag. Slovenië licht de prioriteiten van het voorzitterschap in het Europees Parlement toe als eerste nieuwe lidstaat, als eerste lidstaat van achter het voormalige IJzeren Gordijn en eveneens als eerste Slavische land dat de Raad van de Europese Unie leidt.
Dat zou onmogelijk zijn indien er in de voorbije kwarteeuw op het Europese continent geen tektonische veranderingen hadden plaatsgevonden. Die hebben ervoor gezorgd dat Europa vandaag in grote mate verenigd is, met name in een unie van vrede, vrijheid, solidariteit en vooruitgang. Dat alles was slechts twintig jaar geleden voor miljoenen Europeanen ondenkbaar.
Een van mijn erg speciale, persoonlijke ervaringen ligt in mei van dit jaar net twintig jaar achter mij. Omdat die sterk getuigt van de symboliek van de genoemde veranderingen, wil ik die – indien u wilt – graag met u delen.
In 1988 werden we – drie publicisten en een onderofficier – omwille van kritiek op het toenmalige totalitaire communistische regime in Joegoslavië en vooral omwille van de militaristische neigingen van het toenmalige Joegoslavische leger gearresteerd, opgesloten, beoordeeld en veroordeeld voor een militaire rechtbank. Dat gebeurde zonder het fundamentele recht op verdediging, zonder recht op een advocaat en zonder aanwezigheid van publiek. We stonden terecht in het centrum van Ljubljana, de hoofdstad van Slovenië, toen nog een Joegoslavische republiek, in een vreemde taal.
Ondanks de geheime veroordeling en de bedreigingen met tussenkomst van het Joegoslavische leger zijn tienduizenden mensen rustig komen protesteren op straten en pleinen, ze eisten respect voor de mensenrechten en voor de democratie. Ze hebben daarmee de veranderingen in gang gezet.
Nu, bijna exact twintig jaar later, sta ik hier vandaag voor u, in dit voorname Huis, in het Europees Parlement, in het hart van Straatsburg, en ik kan hier komen zonder aan de grenzen te worden tegengehouden. Als regeringsleider van de Republiek Slovenië en als voorzitter van de Europese Raad kan ik u in mijn moedertaal toespreken.
Indien wie ook mij twintig jaar geleden in mijn cel van de militaire gevangenis die mogelijkheid had voorspeld, had ik er uiteraard geen woord van geloofd. Maar dat alles is echt gebeurd, na slechts twintig jaar in het leven van één enkele generatie.
In die periode heeft Slovenië een democratisch parlementair systeem en een markteconomie uitgebouwd, het werd een onafhankelijk, internationaal erkend land, vandaag is het lid van de Europese Unie en van de NATO, van de eurozone en van de Schengenzone. In 1988, twintig jaar geleden, hadden we een inkomen van ongeveer 4 000 euro in koopkracht per inwoner, in 2007 meer dan 22 000 euro. We halen 91 procent van het gemiddelde van de Europese Unie, onze economische groei oversteeg vorig jaar 6 procent, we hebben de laagste werkloosheid in de geschiedenis en een van de laagste in de Europese Unie. De armoedegraad is de op één na laagste in de eurozone, we staan op de derde plaats van de landen met de minste schulden in de eurozone en in de hervormingsbarometer van de Europese Unie behoren we tot de eerste zes lidstaten.
Een dergelijke enorme vooruitgang hebben na de val van de Berlijnse muur en na democratische veranderingen ook andere voormalige communistische landen in Midden- en Oost-Europa, die nu lid van de Europese Unie zijn, doorgemaakt.
Na het wegvallen van de Schengengrenzen tussen Italië, Oostenrijk, Hongarije en Slovenië in december van vorig jaar hebben tienduizenden mensen in Slovenië en aan de andere kant van de voormalige grens deze symbolische gebeurtenis spontaan gevierd. Zij die toen ondanks het koude weer bij ons en elders waren – de voorzitter van de Europese Commissie was er – hebben de vreugde meegemaakt en gezien dat de mensen erg emotioneel reageerden. Dat was overal zo aan de vroegere grenzen van het voormalige IJzeren Gordijn, van de Baltische tot de Adriatische Zee.
Bij die gelegenheid heb ik aan de voormalige grensovergang, naast andere gelukkige aanwezigen, ook een ouder koppel uit Slovenië ontmoet. Beiden hadden tranen in hun ogen. Ze vertelden over hun decennialange moeilijkheden van een leven bij een gesloten grens en over de vernederingen bijna altijd wanneer ze later de grens overgingen. De vrouw zei dat ze nauwelijks durft te hopen dat alles nu werkelijkheid is en dat er nauwelijks nog een grens zal zijn. Dat er iets ontstaan was waarover ze twintig of zelfs vijftien jaar geleden niet eens durfde te dromen.
Ik zou willen dat alle leden van het Europees Parlement die de uitbreiding van de Unie en van de Schengenzone hebben gesteund, die decemberavond daar aanwezig waren geweest. Ze zouden een enorme voldoening hebben gevoeld. Omdat dat niet voor iedereen mogelijk was, wil ik u ten minste graag hier bedanken.
Bedankt in naam van dat oudere koppel bij het wegvallen van de grens aan de vroegere grensovergang, in naam van duizenden, tienduizenden, miljoenen, in naam van meer dan honderd miljoen Europeanen uit Midden- en Oost-Europa, die zich twintig jaar geleden nog aan de andere kant van het IJzeren Gordijn bevonden, ook in gevangenissen, zonder politieke rechten en zonder heel wat mensenrechten; nu vormen we samen een verenigd Europa. Met reële mogelijkheden voor een mooi leven, met mogelijkheden die noch wij, noch onze voorgangers ooit hebben gekend.
(Applaus)
Misschien bent u er zich zelfs niet van bewust welke mogelijke gevolgen uw beslissingen hadden, dat u het streven naar vrijheid ondersteunde en solidair met ons was. In heel de gekende geschiedenis van de mensheid was er waarschijnlijk geen dergelijke beslissing. Een beslissing die zoveel mensen zoveel goeds heeft bezorgd. Bedankt in naam van diegenen die ook daarom hier zijn, omdat bij jullie, die niet gedwongen waren zo’n onbaatzuchtige beslissing te nemen, vrijheid en solidariteit hebben gezegevierd – omdat het jullie niet koud liet.
Diegenen van onze generatie die niet in de Europese Unie zijn geboren, hebben waarschijnlijk een ietwat emotionelere verhouding tot alles wat in de voorbije jaren en decennia is gebeurd. Voor ons is de Europese Unie geen vanzelfsprekend feit, wij weten dat er ook een ander, aanzienlijk slechter alternatief bestaat, en ook om die reden zijn we bereid alles te doen opdat de Unie behouden blijft, zich ontwikkelt en versterkt.
Onze belangrijkste doelstelling is dat Europa ook in de volgende zes maanden op zoveel mogelijk vlakken vooruitgaat. Deze cruciale gebieden hebben we enige tijd geleden vastgelegd, toen we samen met Duitsland en Portugal een 18-maandenprogramma voor het voorzitterschap hebben uitgestippeld. Dat was een uitzonderlijke ervaring, de samenwerking in trio verliep vlot, evenals de bijdrage van de Europese instellingen. Het Parlement is reeds op de hoogte van dit programma en kent evenzeer de belangrijke vooruitgang die onze beide partners van het trio vorig jaar bij de verwezenlijking van het gemeenschappelijke programma al hebben geboekt.
Slovenië zal zich inzetten om te voltooien wat nog niet is afgewerkt. Ons uitgangspunt blijft dus het genoemde programma, we willen namelijk de continuïteit in het beleid van de Europese Unie behouden. Tegelijkertijd gaan we ons ook wijden aan eventuele nieuwe uitdagingen. Als laatste land van het trio zullen we ervoor zorgen dat de overgang naar het volgende trio vlekkeloos zal verlopen.
Het voornaamste resultaat bij de voorlopige verwezenlijking van het programma was de overeenkomst over een nieuw verdrag voor de Europese Unie, dat in december van vorig jaar in Lissabon werd ondertekend. Ik wil graag mijn erkenning uitdrukken voor de persoonlijke inzet van de Duitse kanselier Angela Merkel en van premier Sócrates, die tot dat resultaat heeft geleid. We herinneren ons in welke onzekere en moeizame omstandigheden het Duitse voorzitterschap vorig jaar dit project heeft opgestart. De Verklaring van Berlijn met de principiële afspraak die daar in stond, namelijk dat de Europese Unie een nieuwe verdragsbasis moest krijgen, was een eerste doorbraak op weg naar Lissabon. Na een succesvolle overeenkomst over het mandaat van een intergouvernementele conferentie tijdens de Europese Raad in juni, hebben onze Portugese collega’s het geslaagde werk van het Duitse voorzitterschap voortgezet. Onder hun leiding is de intergouvernementele conferentie succesvol afgerond en hebben we een nieuw Verdrag van Lissabon gesloten.
Bij deze gelegenheid zou ik de belangrijke rol en bijdrage van het Europees Parlement willen benadrukken, vooral van uw vertegenwoordigers op de intergouvernementele conferentie inzake de vorming van een nieuw verdrag. Ik wens eveneens de centrale rol van de Europese Commissie bij het komen tot overeenstemming over het nieuwe verdrag te benadrukken. Die werkzaamheden heb ik van nabij gevolgd, ik ben ervan op de hoogte, daarom kan ik uit de eerste hand spreken. De Voorzitter van het Parlement, Hans-Gert Pöttering, en de voorzitter van de Commissie, Jose Manuel Barroso, hebben vorig jaar met heel wat persoonlijke inzet aan de voorzitterschappen van beide landen strategische hulp geboden. De synergie van de inspanningen tussen de drie belangrijkste instellingen van de Europese Unie heeft het succes en de ondertekening van het Verdrag van Lissabon mogelijk gemaakt.
Dankzij dat Verdrag is een betere efficiëntie en een democratische werking van de uitgebreide Europese Unie gegarandeerd. De besluitvorming zal op talrijke nieuwe gebieden worden vereenvoudigd en de rol van het Europees Parlement en de nationale parlementen wordt versterkt.
Met de ondertekening van het Verdrag is onze taak echter zeker niet volbracht. We zijn in de periode van de ratificaties aanbeland, wat – zo leert ons de ervaring uit 2005 – de meest gevoelige fase van de inwerkingtreding van een nieuw verdrag is. Ik wil beklemtonen dat de ratificatie uitsluitend de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van elke lidstaat is. Hierbij zou ik met name Hongarije, dat deze procedure reeds heeft afgesloten, willen feliciteren. We hopen dat tegen het einde van ons voorzitterschap de meerderheid van de lidstaten dat voorbeeld zal volgen. Het Sloveense parlement zal nog deze maand een beslissing over de ratificatie nemen.
Het doel is dat het Verdrag op 1 januari 2009 in werking treedt. Dat betekent onder andere dat we nog heel wat moeten doen om alle noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden af te ronden. Daarom werken we nauw samen met het volgende voorzitterschap, Frankrijk, opdat alles voor de inwerkingtreding van het Verdrag tijdig zal zijn voorbereid. Daarbij zullen we ook met het Europees Parlement nauw samenwerken.
Geachte dames en heren, de vooruitgang in de Europese Unie betreffende economische hervormingen in de lidstaten en het uitbouwen van de interne markt was de voorbije jaren gunstig. In die periode is de economie in de Unie versterkt en namen de productiviteit en de werkgelegenheid aanzienlijk toe.
In de volgende driejaarlijkse cyclus voor de uitvoering van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid moeten we vooral verder gaan in de reeds ingeslagen richting en heel wat aandacht schenken aan het investeren in mensen, het moderniseren van de arbeidsmarkt, het doen toenemen van het bedrijfspotentieel, het waarborgen van financieel toegankelijke en betrouwbare energiebronnen en het beschermen van ons milieu. Voor een doeltreffende impuls van de nieuwe driejaarlijkse cyclus op de voorjaarstop van de Europese Raad moeten de geïntegreerde richtsnoeren op tijd worden goedgekeurd; daarvoor zijn de Europese instellingen verantwoordelijk. Geachte Parlementsleden, hier zou ik opnieuw het belang van een constructieve interinstitutionele samenwerking willen benadrukken.
De uitvoering van goed opgezette hervormingen met de steun van de Europese instellingen in de lidstaten waar de uitvoering van een gemeenschappelijk beleid een toegevoegde waarde betekent, is de sleutel tot de voortzetting van de huidige economische groei. Deze kan met talrijke problemen worden geconfronteerd, waardoor voortdurende hervormingen en aanpassingen een noodzaak zijn. Ook op dit moment staan we voor moeilijke uitdagingen: de belangrijkste zijn de stijging van de olie- en voedselprijs en de nog steeds nazinderende aardbeving op de financiële markten, die door de gebeurtenissen op de hypotheekmarkt in de Verenigde Staten werd veroorzaakt. Het Sloveense voorzitterschap zal alle nodige aandacht schenken aan het verzachten van de gevolgen ervan. Met het oog daarop zal binnen de Unie in de eerste helft van dit jaar een volledig programma van activiteiten voor de versteviging van de stabiliteit op de financiële markten worden voltooid. Er is behoefte aan meer doorzichtigheid van de marktsituatie, aan sterkere controlemechanismen en eveneens aan een nauwere samenwerking op internationaal niveau.
Het investeren in mensen, kennis, onderzoek en nieuwe technologieën blijft een van de fundamenten van de Lissabonstrategie. Een op creativiteit en kennis gebaseerde maatschappij wordt steeds noodzakelijker voor een modern Europa. Maar enkel investeren in kennis volstaat niet. Dit jaar kunnen we diepgaand debatteren over wat voor interne markt we voor de Unie willen. We moeten ervoor zorgen dat er geen belemmeringen zijn voor de doorstroming van ideeën en kennis. Op de voorjaarstop van de Europese Raad willen we daarom aan de vier vrijheden van de Europese Unie, waarin de Unie al uitzonderlijke vooruitgang heeft geboekt, nog een vijfde toevoegen: vrij verkeer van kennis. Daartoe zal onder andere een grotere mobiliteit van studenten, onderzoekers en professoren bijdragen. De voordelen van de interne markt van de Unie moeten voor de consumenten en voor het MKB toegankelijker worden. Voor de uitvoering van de hervormingsstrategie van de Europese Unie is een verdere, snelle vooruitgang voor de feitelijke oprichting van een interne markt voor diensten en innovatie van wezenlijk belang. We willen er alles aan doen om vorderingen te maken bij de liberalisering van de interne energiemarkt. Aan het eind van ons voorzitterschap zou ik u graag meedelen dat er op dat vlak een geslaagde overeenkomst is. We hopen dat we erin zullen slagen belangrijke stappen te zetten voor een betere, goedkopere en betrouwbare energievoorziening voor onze burgers en bedrijven.
Beste Parlementsleden, als het gaat over de toekomst van de EU moeten we de dialoog aangaan over het uitbreidingsproces dat nog niet is voltooid. De uitbreiding is een van de meest geslaagde beleidsdomeinen van de Europese Unie. De Europese Commissie heeft in 2006 met haar mededeling “De uitbreiding, twee jaar later” overtuigend aangetoond dat de tot nog toe grootste uitbreiding in 2004 zowel de oude als de nieuwe lidstaten van de Europese Unie ten goede is gekomen.
Reeds een blik op de kaart van Europa bevestigt onze indruk over de uitbreiding als een onvoltooid verhaal. Centraal daarbij staat dat dit proces wordt voortgezet in overeenstemming met de aangegane verplichtingen en op grond van de basisprincipes, in de eerste plaats het principe dat aan de voorwaarden voor lidmaatschap moet worden voldaan. Het Sloveense voorzitterschap zal zich op die basis inzetten voor verdere toetredingsonderhandelingen met Kroatië en Turkije.
Een afzonderlijk hoofdstuk vormen de landen van de westelijke Balkan. De laatste keer dat de Europese Unie werd voorgezeten door een land dat aan dat gebied grenst, met name Griekenland, werden in de agenda van Thessaloniki de fundamenten gelegd voor de integratie van de landen van de westelijke Balkan. We zijn van mening dat nu, vijf jaar later, de tijd is aangebroken om de Europese perspectieven van die landen te bevestigen en te consolideren. Het voorzitterschap wil hun vooruitgang op die weg bevorderen. Ik wil benadrukken dat we geen afzwakking van de voorwaarden, zelfs niet een of andere kortere weg bepleiten. In geen geval. We willen wel dat de Europese Unie in dat gebied actiever optreedt en intensievere hulp biedt aan landen tijdens hun hervormingsprocessen.
We mogen niet uit het oog verliezen dat een zeker en voelbaar Europees perspectief een onmisbare hefboom is voor de noodzakelijke veranderingen en hervormingen in die landen. Om die reden willen we dat perspectief uitbouwen, ook met concrete maatregelen op verschillende gebieden.
In het hart van de westelijke Balkan bevindt zich Kosovo. In de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft Kosovo autonomie verworven en werd het deel van het federale systeem van het toenmalige Joegoslavië. De situatie van Kosovo was zo goed als gelijkwaardig aan die van de federale republieken. Vijftien jaar later heeft Milošević die status eerst unilateraal opgeheven en daarna een poging tot etnische zuivering uitgevoerd die pas door de internationale gemeenschap een halt werd toegeroepen. Na de interventie heerste er vrede, de kwestie van de permanente status van Kosovo bleef echter een open vraag.
Vandaag is dat een van de moeilijkste vragen waarmee de Unie kampt. Het zou uiteraard wenselijk zijn indien de kwestie van het statuut van Kosovo kan worden opgelost op een manier die voor de beide rechtstreeks betrokken partijen volledig aanvaardbaar is. Jammer genoeg blijkt uit het langdurige onderhandelingsproces dat dergelijke mogelijkheden zijn uitgeput. Het lijkt er evenmin op dat een overeenkomst over deze kwestie in het kader van de VN-Veiligheidsraad in de nabije toekomst mogelijk is.
Anderzijds weten we echter allemaal dat een nieuw uitstel voor een oplossing een groot deel van het westelijke Balkangebied drastisch kan destabiliseren. Dat zou de slechtst mogelijke afloop zijn. Kosovo is vooral een Europese kwestie. Het Sloveense voorzitterschap zal op de beslissingen van de Europese Raad van december voortbouwen. We hebben een basis waarvoor reeds een consensus geldt, we hebben een principiële politieke overeenkomst binnen de Europese Unie over het sturen van een civiele missie naar Kosovo en we zijn het eens dat de handhaving van de huidige toestand niet houdbaar is en dat de kwestie-Kosovo een speciaal probleem is dat niet kan worden vergeleken met enige andere situatie ter wereld. In dat kader zal het voorzitterschap oplossingen uitwerken, die op een zo breed mogelijke steun binnen de Europese Unie kunnen rekenen en tegelijk een langdurige stabiliteit in de regio kunnen waarborgen.
Kosovo is natuurlijk geen eiland in die regio. Voor Europa, voor de Europese Unie zijn alle landen van de westelijke Balkan belangrijk. Nog meer dan voor sommige andere lidstaten van de Europese Unie ligt deze regio voor Slovenië in onze onmiddellijke omgeving en de huidige situatie in de Balkan vormt een onvoltooid verhaal in de geopolitieke omwenteling na het einde van de Koude Oorlog. We hopen op een goede afloop, als Europeanen zijn we daarvoor ook verantwoordelijk, dat zijn we verschuldigd aan de volkeren en culturen in dat gebied. Stabiliteit in de regio is van uitzonderlijk belang voor de hele Europese Unie, maar enkel haalbaar binnen een Europees perspectief.
Servië speelde traditioneel een belangrijke rol in de westelijke Balkan. Nu gaat het erom Servië met de juiste aanpak en ondanks eventuele kortstondige turbulenties en twijfels op zijn Europese weg te stimuleren.
De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft reeds sinds 2005 de status van kandidaat-land, maar heeft tot op de dag van vandaag nog steeds geen begindatum voor onderhandelingen. Het land heeft talrijke geslaagde hervormingen doorgevoerd, sommige moet het nog voltooien en daarbij moeten we helpen. Het land mag niet een of andere gijzelaar worden van de ruimere situatie in de regio. Een zo snel mogelijke oplossing voor het statuut van Kosovo is ook van het grootste belang voor de stabiliteit van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.
We blijven ook stilstaan bij de rol van Albanië, dat na de Tweede Wereldoorlog een heel eigen geschiedenis heeft meegemaakt. Vandaag stellen we het land op prijs omwille van zijn bijdrage tot stabiliteit in de regio en zijn constructieve houding bij de oplossing van de kwestie van het toekomstige statuut van Kosovo. In dezelfde categorie kunnen we Montenegro plaatsen, dat eveneens op heel ernstige wijze de weg van hervormingen is ingeslagen met als doel aansluiting vinden bij de Agenda van Thessaloniki.
De structuur van Bosnië en Herzegovina na de akkoorden van Dayton met een internationale aanwezigheid en de instabiliteit in het binnenlandse beleid bewezen de voorbije maanden dat het land speciale aandacht vereist. Er werd al veel gerealiseerd, de steun voor een Europees perspectief neemt toe, maar er moet nog verdere hulp komen. We mogen de vluchtelingen, die nog niet naar hun huizen zijn teruggekeerd, niet vergeten, evenmin als de vele misdaden die nog ongestraft zijn. Voor een Europese toekomst van Bosnië en Herzegovina en van de hele regio zijn net het sanctioneren van de misdaden tegen de menselijkheid, evenals vrede en verzoening van doorslaggevend belang.
Talrijke redenen vereisen een verdere toename van onze samenwerking met buren, strategische partners en anderen. Vandaag heb ik reeds de buitengrens van de Europese Unie aangehaald. Aan de andere kant ervan hebben we belangrijke en waardevolle partners die we meer bij onze uiteenlopende activiteiten moeten betrekken.
Het Europese nabuurschapsbeleid is een welkome hefboom voor de uitbouw van een stabiel en welvarend gebied aan de andere kant van onze grenzen. Zowel de oosterse als de mediterrane dimensie zijn daarbij van belang. Noch Oekraïne, noch Moldavië, noch de zuidelijke Kaukasus, noch noordelijk Afrika mogen we uit het oog verliezen. We hebben behoefte aan een intensieve dialoog en nieuwe omstandigheden vereisen ook steeds nieuwe vormen van concrete samenwerking – die zijn erg welkom.
We streven naar een versterking van de instellingen en van de processen, zoals het proces van Barcelona en Euromed. We hebben echter geen behoefte aan overlapping of aan instellingen die de concurrentie met Europese instellingen aangaan en die tegelijkertijd een deel van de Europese Unie en een deel van het nabuurschapsgebied afdekken. De Europese Unie vormt een geheel en is enkel als geheel voldoende efficiënt bij het totstandbrenging van vrede, stabiliteit en vooruitgang in de nabuurschap en daarbuiten.
We zullen ook de samenwerking met onze strategische partners in de wereld uitbouwen. Tijdens ons voorzitterschap zullen we vier topontmoetingen organiseren: met de Verenigde Staten, met de Russische Federatie, met Japan en met de landen van Latijns-Amerika en de Caraïben. Met de landen van Latijns-Amerika en de Caraïben zullen we de samenwerking aangaan om duurzame ontwikkeling te bereiken en in de strijd tegen klimaatveranderingen en armoede. We hopen dat we tijdens het Sloveense voorzitterschap het partnerschap en de samenwerking met de Russische Federatie kunnen bevestigen en indien mogelijk kunnen formaliseren.
De Europese Unie zal tijdens het Sloveense voorzitterschap een betrouwbare toeverlaat voor het vredesproces in het Midden-Oosten zijn. De EU zal meewerken aan de verwezenlijking van de verplichtingen uit Annapolis en Parijs. Zowel Israëli’s als Palestijnen wensen we een veilig, vrij en succesvol leven toe, waarbij we ons voor het samenleven van twee vredelievende landen zullen inzetten.
Geachte dames en heren, de tijd van een nieuwe, versterkte rol van de Europese Unie in de wereld breekt aan. Europa gaat 2008 in met een ondertekende overeenkomst van Lissabon, met een uitgebreide euro- en Schengenzone, een stevige economische groei, een sterke euro en met ruim 3,5 miljoen arbeidsplaatsen meer dan in het begin van vorig jaar. We hebben dus tal van redenen om de Raad van de Europese Unie op een ambitieuze wijze te leiden, met optimisme en – ik hoop dat mijn vrienden uit Parijs het me niet kwalijk nemen – ook met visie. Dat is altijd onontbeerlijk. Want als je niet weet hoe je de stuurknuppel moet richten, komt elke wind uit de verkeerde richting. En er staat veel wind, vooral dan een wind van verandering. Tijdens de voorbije twee decennia hebben de veranderingen niet enkel Europa door elkaar geschud, heel de wereld ziet er anders uit – en dat zal ook de komende jaren zo zijn, nog sneller dan nu.
Sommige veranderingen die al hebben plaatsgevonden, hebben we nog niet volledig naar waarde geschat. We spreken vaak over de economische opgang van India en China. Bij het begin van het Britse voorzitterschap in 2005 heb ik in dit Halfrond geluisterd naar de woorden van de leider van de Britse regering, Tony Blair, en hij heeft toen de aandacht gevestigd op deze veranderingen, hij heeft erop gewezen dat zich twee nieuwe economische grootmachten, India en China, vormen. Net deze week hebben beide landen terloops een reeks onderlinge economische akkoorden en handelsovereenkomsten ondertekend. Deze nieuwe spelers investeren versneld in kennis, onderzoek en ontwikkeling en in de verbetering van hun concurrentievermogen. Overal werd terecht besloten dat de Europese Unie zo tot beraad en handelen wordt gedwongen opdat haar concurrentiepositie niet in het gedrang zou komen. De voorbije jaren hebben we vaak onze tekortkomingen opgesomd en gesproken over maatregelen om die weg te werken. Vele maatregelen werden verwezenlijkt, sommige jammer genoeg niet, maar ik wil het nu niet opnieuw hebben over de doelstellingen en verbintenissen uit de Lissabonstrategie.
Ten slotte wil ik vermelden dat het onvoldoende is de veranderingen waarmee de Europese Unie in de geglobaliseerde wereld wordt geconfronteerd, enkel met de woorden ‘concurrentievermogen’ en ‘strijd tegen terrorisme’ te betitelen. Beide antwoorden zijn correct, maar ze volstaan niet.
Op globaal vlak kampt de Europese Unie namelijk met de volgende fundamentele uitdagingen waarop ze vroeg of laat ook bijkomende antwoorden dan die we tot nu toe hebben gehoord, zal moeten geven.
Een eerste uitdaging gaat over de hervorming van de VN en de vormgeving van een nieuwe wereldorde. De Europese Unie kan bij deze hervormingen een sleutelrol spelen.
Een tweede uitdaging is de strijd tegen de armoede. Dat is een van de absolute prioriteiten. De internationale ontwikkelingshulp waartoe de Europese Unie bijdraagt, is aanzienlijk, maar wordt niet altijd even doeltreffend aangewend. Als we die efficiënter willen maken, zijn vooral twee dingen vereist: aandacht voor de opleiding en voor een verhoging van het opleidingsniveau in arme milieus en ten tweede voedsel en andere producten, die we via ontwikkelingshulp geven, voor de landen en regio’s waaraan we onze hulp bieden. Enkel op die wijze dragen we efficiënt bij tot een versterking van hun landbouw en economie en helpen we op lange termijn de oorzaken van armoede weg te werken. Bij internationale ontwikkelingshulp moet het woord ‘samenwerking’ in de plaats komen van het woord ‘concurrentievermogen’. We moeten ons verheugen over het feit dat minder ontwikkelde gebieden zich ontwikkelen en arme rijker worden. Hoe meer ontwikkelde landen er zijn, hoe meer landen kunnen helpen de armoede uit te roeien.
Een derde uitdaging is de strijd tegen de klimaatveranderingen. Met de afsluiting van de Europese Raad vorig jaar is de Europese Unie een wereldleider geworden met meer geloofwaardigheid en veel meer invloed. Die rol moeten we behouden. Dat zullen we ook bereiken door dezelfde maatstaven die we voor onszelf gebruiken ook naar buiten toe toe te passen, wanneer het gaat om de verdeling van de lasten in de strijd tegen klimaatveranderingen bij onderhandelingen met andere globale partners.
Een vierde uitdaging is uiteraard de interculturele dialoog. Die is tevoren nog nooit zo noodzakelijk geweest. Langdurig geen interculturele dialoog voeren, betekent dat de voorwaarden voor vrede in de wereld en om een antwoord te formuleren op de grootste uitdagingen betreffende de veiligheid in de moderne wereld niet aanwezig zijn. Daarom zijn we tevreden dat 2008 ook het jaar is waarin de Europese Unie aan de interculturele dialoog bijzondere aandacht schenkt. We zijn ook verheugd over de deelname van de Voorzitter van het Europees Parlement aan de openingsplechtigheid in Ljubljana begin deze maand en over tal van belangrijke gebeurtenissen die het Europees Parlement in dat kader zal organiseren. Dat is een enorme bijdrage van uw kant opdat ten eerste de bewustwording over de behoefte aan die dialoog zal toenemen en opdat we ten tweede concrete stappen voorwaarts zullen zetten.
Soms krijgen we te horen dat die genoemde uitdagingen geen echte prioriteiten van de Europese Unie zijn en dat we ons eerder met onze eigen problemen moeten bezighouden. Ik ben er echter van overtuigd dat die zienswijze te bekrompen is, want van de manier waarop we in de toekomst deze vier fundamentele vraagstukken zullen aanpakken, van de manier waarop de Europese Unie haar grotere rol en invloed in een geglobaliseerde wereld zal garanderen, hangt het waarborgen van de vrede en veiligheid van onze burgers af en is een voortdurende en veilige energievoorziening van de EU en de beheersing van de migratiedruk op de Europese Unie afhankelijk.
Hoe beter de Unie in staat zal zijn om op die basis als globale speler te handelen, des te meer garanties voor een vreedzaam en veilig leven en een stabiele economische en sociale ontwikkeling haar burgers zullen hebben.
Geachte dames en heren, laat me afsluiten met de belofte dat Slovenië de opgave waarvoor we staan, zal aanpakken, of eerder, dat Slovenië daarmee al is begonnen, door de volle verantwoordelijkheid op zich te nemen na drie jaar intensieve voorbereidingen. Ons voorzitterschap zal misschien niet zo groots zijn opgezet als het Franse, niet zo’n weerklank hebben als het Duitse, en onze ambtenaren hebben misschien niet zo’n lange en uitstekende traditie als de Britse. Misschien zullen we ook een fout begaan, iets te rechtuit of zelfs naïef zeggen. We beloven echter dat we verantwoord te werk zullen gaan en dat we ons aan de inhoud zullen wijden. We zullen geen strijd voeren om een plaats in de schijnwerpers, dat stellen we niet aan de orde. We weten namelijk waar we twintig jaar geleden zijn begonnen, toen velen Slovenië onderschatten. We zijn ons bewust van wat we allemaal moesten verwezenlijken om te slagen en om vandaag hier te staan.
Onze grootste wens is dat er dankzij onze bijdrage elke maand meer tevreden Europeanen zijn. Dat elke toevallige voorbijganger op straat van om het even welke Europese stad ooit op de vraag of hij bezorgd is om de toekomst van de Europese Unie, zonder aarzelen zal antwoorden: “Ik trek me aan wat er morgen met Europa gebeurt, want ik weet dat het Europa ook niet onverschillig laat wat er met mij gebeurt.”
Geachte dames en heren, vandaag zijn we misschien nog niet zo ver, maar we zijn in de buurt. Op de goede weg. Dank u.
(Applaus)
De Voorzitter . − Hartelijk dank aan de fungerend voorzitter van de Raad, minister-president Janša. Het is fantastisch dat Slovenië het voorzitterschap bekleedt. De fractievoorzitters zullen dadelijk hun standpunten uiteenzetten, maar ik kan nu alvast zeggen namens het hele Parlement dat het Europees Parlement aan de kant van Slovenië staat bij het creëren van een succesvolle Europese Unie en daarom weten wij zeker dat het Sloveense voorzitterschap een groot succes zal zijn.
Nu wil ik de voorzitter van de Commissie vragen het woord tot ons te richten.
José Manuel Barroso , voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte afgevaardigden, mijn eerste woorden zijn voor het Sloveense voorzitterschap bestemd. Het is de eerste keer dat een lidstaat van de meest recente uitbreiding deze zeer belangrijke verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Slovenië is een zeer goed voorbeeld van het succes van de uitbreiding. Het was het eerste land dat op de euro overschakelde.
Het voorbeeld van Slovenië toont aan dat de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de Europese Unie toetraden, nu in het middelpunt van de Europese integratie staan. Ook wijst het op de zeer belangrijke Europese geloofsbrieven van Slovenië. Minister-president Janša krijgt hierbij mijn volledige steun voor de komende zes maanden met betrekking tot zijn zeer belangrijke taak als voorzitter van de Europese Raad. Geachte minister-president, mijn goede vriend, u en uw land zijn symbool van de inspanningen voor de vrijheid, die voor Europa een fundamentele waarde is. Ik dank u omdat u ons aan de grote vieringen van Schengen herinnerde. Het ontroerde mij zeer samen met u en anderen aan de grens tussen Slovenië en Italië te zijn. Ik zal niet vergeten dat u toen zei dat daar twintig jaar geleden door het Joegoslavische leger mensen werden gedood omdat zij trachtten de vrijheid, Italië, de Europese Unie te bereiken.
De reis die ik ondernam met minister-president Sócrates en de voorzitter van de Europese Raad, was echt indrukwekkend. Einde december bezochten wij Duitsland, Polen en Tsjechië. We bezochten ook de grens tussen Estland en Finland en Slowakije, Hongarije en Oostenrijk. Wij zagen de emoties in de ogen van zoveel mensen.
Het is belangrijk dat wij ons dit vandaag herinneren. Minister-president Janša, als ik vandaag naar u luister, sterkt mij dat in mijn overtuiging dat deze uitbreiding van 2004-2007, die Europa in vrede en democratie heeft verenigd, een van de belangrijkste successen is in de Europese geschiedenis, en dat wij er trots op moeten zijn.
De Commissie zal met het Sloveense voorzitterschap aan een aantal onderwerpen op zijn programma nauw samenwerken. Het gaat onder meer om de stabiliteit van de westelijke Balkan, Kosovo, en Bosnië in het bijzonder, maar ook om uitbreiding, het Europees nabuurschapsbeleid, asiel en immigratie, samenwerking met strategische partners en interculturele dialoog.
Ik leg mij toe op drie kwesties die sterk met onze verantwoordelijkheid verbonden zijn. Drie prioriteiten zijn het Verdrag van Lissabon, het energie- en klimaatpakket en de hernieuwde Lissabonstrategie.
Het jaar 2007 laat de Europees Unie achter in goede vorm. De vooruitgang in de richting van de totstandkoming van een nieuw Verdrag voldeed aan onze verwachtingen. De Unie volgde de door de Commissie in mei 2006 voorgestelde routekaart: eerst de Verklaring van Berlijn, die de 50e verjaardag van het Verdrag van Rome vierde en een visie voor de toekomst van de Unie schetste, dan de Europese Raad van juni, waar wij het onder het Duitse voorzitterschap eens werden over een precies mandaat voor de IGC, en ten slotte de ondertekening van het Verdrag van Lissabon in december.
Tijdens het proces met het oog op het bereiken van overeenstemming werd duidelijk dat tussen de lidstaten en de Europese instellingen op de weg naar voren een grote mate van eensgezindheid bestaat.
Wij hebben een geloofwaardig en evenwichtig Verdrag met sterke grondslagen voor de toekomst. Wij hebben de verdeeldheid van eerdere institutionele debatten grotendeels vermeden. De Unie is nu in goede vorm om te garanderen dat wij onze politieke prioriteit voor dit jaar tot een goed einde brengen. Die politieke prioriteit is de succesrijke ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Ik roep alle lidstaten op snel en beslist te handelen om de ratificatie van dit Europees Verdrag te garanderen.
Volgende week zal de Commissie het pakket inzake hernieuwbare energie en klimaatverandering goedkeuren. Onze voorstellen komen tegemoet aan de ambities van de Europese Raad van vorige lente van alle staats- en regeringsleiders, die precieze en wettelijk bindende doelstellingen eisten.
De Commissie handelt nu overeenkomstig dat mandaat. Ik zie met veel voldoening dat dit ook voor het Sloveense voorzitterschap van de Raad en voor het Parlement een prioriteit is. We zullen hard moeten werken om het pakket tegen einde 2008 te doen goedkeuren. Ons pakket zal de voorstellen van vorig jaar over de interne energiemarkt aanvullen. Een Europese energiemarkt zal de Europese burger meer mogelijkheden en gunstiger tarieven bieden en is van wezenlijk belang voor de drie grootste uitdagingen voor de Europese Unie op het gebied van energie: concurrentievermogen, duurzaamheid en voorzieningszekerheid.
Wij wisten van in het begin dat de overgang van Europa naar een koolstofarme economie geen eenvoudige opdracht is. We moeten nu echter ernstig, verantwoordelijk en onze belofte getrouw zijn. De Commissie zal een evenwichtige benadering van de van de lidstaten gevraagde inspanningen nastreven. Hun uitgangsposities verschillen. De omstandigheden zijn in elke lidstaat anders. Sommige zijn beter dan andere in staat investeringen te financieren. Wij dienen ook de aanpassingskosten voor de Europese industrie te minimaliseren en de uitdagingen voor de energie-intensieve industrieën aan te pakken. Uit onze voorstellen zal blijken dat de Commissie zich zeer wel van deze realiteit bewust is.
Verwacht echter niet dat wij compromissen sluiten met betrekking tot het Europese belang, dat erin bestaat de wereldwijde inspanningen ter bestrijding van de klimaatverandering te leiden, voor energiezekerheid te zorgen en onze economieën een concurrentievoordeel te geven. Onze internationale geloofwaardigheid en onze geloofwaardigheid tegenover de Europese burgers hangen af van het bereiken van de doelstellingen van maart 2007.
Bali was een groot succes met het oog op een routemap naar overeenstemming, maar ons pakket van volgende week toont duidelijk dat wij willen doen wat wij zeggen.
Het pakket inzake hernieuwbare energie en klimaatverandering dient als een economische kans voor Europa te worden gezien. Het zal innovatie aanmoedigen en het concurrentievermogen vergroten. Het is een vergissing de bestrijding van de klimaatverandering tegenover het concurrentievermogen van de Europese industrieën te stellen. De Unie dient de wereldwijde inspanningen ter bestrijding van de klimaatverandering te leiden, en de Europese industrieën moeten ook in de toekomst wereldleiders zijn. Tezelfdertijd zullen wij nieuwe markten en nieuwe banen scheppen en in veel van die sectoren het ‘first mover’-voordeel hebben.
Het is waar dat ons pakket een milieuvriendelijker Europa ten doel heeft. Het zal echter ook aan een meer industrie-, werkgelegenheids- en consumentvriendelijk Europa bijdragen. Het is een initiatief met alleen maar voordelen.
Drie jaar na haar herintroductie in 2005 is de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid in werking. Ze heeft bijgedragen aan betere prestaties van de Europese economie, met in het bijzonder 6,5 miljoen nieuwe banen in de voorbije twee jaar.
Wij verwachten vijf miljoen nieuwe banen tegen 2009. Structurele hervormingen dragen ook bij aan economische groei en de verbetering van de vooruitzichten met betrekking tot de Europese welvaart op lange termijn. Dit zijn zeer bemoedigende resultaten.
Bij de begin van de volgende Lissaboncyclus moeten wij ambitieuze besluiten nemen in de Voorjaarsraad op gebieden zoals onderzoek, innovatie, het ondernemingsklimaat, beroepsvaardigheden en arbeidskwalificatie.
De Commissie doet voorstellen om de vijfde vrijheid – het vrij verkeer van kennis – tot een Europese werkelijkheid te maken om innovatie te bespoedigen en voor een groter aantal Europese burgers beschikbaar te stellen.
Wij hebben ook behoefte aan Europese wetgeving voor het midden- en kleinbedrijf om de groei hiervan aan te moedigen. Deze kleine en middelgrote ondernemingen scheppen negen van de tien nieuwe banen. Dit is een prioriteit voor de Commissie in 2008.
Ten slotte heeft Europa behoefte aan een actief werkgelegenheidsbeleid, aan een beleid dat de burger van de vaardigheden voorziet om zijn mogelijkheden ten volle te benutten en hem in staat stelt zijn inzetbaarheid te garanderen. Investeren in mensen is de beste manier om onze burgers te garanderen dat ze aan het werk zullen blijven in plaats van de ene baan na de andere te hebben. Wij moeten welvaart bieden, niet voor sommigen, zelfs niet voor de meesten, maar voor iedereen. Daarom blijft het investeren in mensen en het moderniseren van de arbeidsmarkten een van de vier prioriteiten van de nieuwe Lissaboncyclus.
Wij dienen de ondernemingszin van de Europeanen te stimuleren: het creëren van banen, innovatie en mededinging zijn voor Europees succes van zeer groot belang. De economische vooruitzichten voor 2008 en 2009 zijn reeds iets minder optimistisch. Wij moeten die signalen ernstig nemen. We weten dat de oorzaak de financiële instabiliteit aan de andere kant van de Atlantische Oceaan is.
Wij moeten ons echter tegen negatief denken verzetten. Onze economische basis is gezond en solide. Wij weten ook dat een economische baisse de bereidheid tot economische en sociale hervormingen kan schaden. Dat is misschien een natuurlijke reactie, maar het zou de verkeerde lering zijn om uit de ervaringen uit het verleden te trekken.
Wereldwijde mededinging en de welvaart van onze burgers vereisen dat het Europese hervormingsproces met het oog op een doeltreffender economie wordt voortgezet. Het is de enige manier om ons Europese model van sociale cohesie te vrijwaren.
Eén van de sleutels tot het succes in 2007 was het vermogen van de Commissie goed met het Parlement en de Raad samen te werken. We zouden over het Verdrag van Lissabon of oplossingen voor moeilijke dossiers zoals het Europees Technologie Instituut en Galileo zonder deze partnerschapsbenadering nooit overeenstemming hebben bereikt.
Het trilaterale institutionele partnerschap tussen het Parlement, het Sloveense voorzitterschap van de Raad en de Commissie zal voor ons succes in 2008 van wezenlijk belang zijn. Met een geratificeerd Verdrag, een goedgekeurd pakket inzake hernieuwbare energie en klimaatverandering en een doeltreffende strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid zal Europa in 2009 voor de toekomst zeker beter voorbereid en vol vertrouwen zijn.
Ten slotte dank ik de heer Pöttering voor zijn gelukwensen voor de 50e verjaardag van de eerste vergadering van de Europese Commissie. Deze instelling heeft sedert 1958 inderdaad een lange weg afgelegd. De Europese Commissie neemt in het Europese integratieproces een centrale plaats in als bron van gedrevenheid en ambitie en als referentie voor al wie in het Europese project gelooft. Vandaag ben ik trots deze instelling te leiden in het begin van de 21e eeuw, die nieuwe uitdagingen met zich meebrengt die ook nieuwe oplossingen vereisen.
De Europese Commissie zal trouw blijven aan Walter Hallstein en alle grondleggers die deze grote instelling vijftig jaar geleden als een belangrijk onderdeel van ons gemeenschappelijke project hebben opgericht. In nauwe samenwerking met het Parlement en de Raad zullen wij onze gemeenschappelijke doelstellingen blijven nastreven: een sterk Europa, een open Europa, een Europa van vrijheid, welvaart en solidariteit. Wij zijn ervan overtuigd dat wij, in samenwerking met het Sloveense voorzitterschap en minister-president Janša, concrete resultaten voor onze burgers zullen bereiken.
De Voorzitter . − Hartelijk dank, mijnheer de voorzitter van de Commissie. Walter Hallstein heeft op 16 januari 1958 gezegd – ik citeer, omdat het een korte zin is, gericht tot de leden van de Commissie: “Uw werk zal vruchten afwerpen, maar alleen wanneer u nauw samenwerkt met de andere organen, in het bijzonder de Raad van Ministers en de Parlementaire Vergadering.” Einde citaat.
Nu zijn wij het Europees Parlement en wat toentertijd in 1958 gold, geldt ook nu in 2008, en ik twijfel er absoluut niet aan dat wanneer de Europese instellingen samenwerken, ze ook succesvol zullen zijn!
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte collega’s, het is gunstig dat het verlangen van de PPE-DE-Fractie naar een Europa dat in 2008 goed presteert en in staat is in te spelen op de zorgen van de burgers, samenvalt met het Sloveense voorzitterschap van de Europese Unie.
Uw geliefde land Slovenië, premier Janša, is inderdaad een land dat goed presteert. De macro-economische indicatoren en de aard van het politieke debat bewijzen dit. Van degenen die ons sterk het gevoel geven dat wij deel uitmaken van de Unie, behoren de Slovenen tot de koplopers.
De Slovenen behoren tot de best presterende landen als het gaat om het verwezenlijken van de Lissabondoelstellingen. Gedurende het toetredingsproces en sinds 2004 heeft Slovenië succes op succes gestapeld.
Wat wij in vijftig jaar hebben gedaan – hoewel we daar niet helemaal in geslaagd zijn – heeft Slovenië in tien jaar tijd voor elkaar gekregen. Sterker nog: Slovenië is erin geslaagd de moeilijke overstap van socialisme naar markteconomie te maken zonder dat de samenleving ontregeld raakte.
Een sterke, geprivatiseerde economie, een stabiele inflatie, stijgende salarissen, een relatief laag werkloosheidspercentage en bovenal een sterke munt, die u in staat stelde in 2007 op de euro over te gaan. Bovendien bent u tot de Schengen-zone toegetreden en bent u nu de eerste van de nieuwe lidstaten die de teugels van de Unie in handen neemt.
Het Sloveense voorzitterschap markeert ontegenzeglijk de integratie van de nieuwe lidstaten binnen de Europese Unie. Door de verantwoordelijkheid op zich te nemen om het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon te vervolgen, door leiding te geven aan de inspanningen van de 27 lidstaten om de uitdagingen het hoofd te bieden waarvoor Europa zich op het gebied van energie, klimaatverandering, groei en werkgelegenheid gesteld ziet, door het integratieproces van de Westelijke Balkan voort te zetten en door met zijn initiatieven een bijdrage te leveren aan het Europees Jaar van de interculturele dialoog, dat ons de kans biedt waarden als openheid, tolerantie en dialoog – die de kern van het Europese project vormen – opnieuw te bekrachtigen, toont het Sloveense voorzitterschap aan dat de landen die sinds 2004 tot de Unie zijn toegetreden, niet alleen bekend zijn met de institutionele kwesties van de Unie, maar ook met haar interne functioneren en de wijze waarop Europa zijn belangen op internationaal niveau doet gelden.
Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, de PPE-DE-Fractie zal u graag terzijde staan bij het verwezenlijken van uw prioritaire doelstellingen. Wat de toekomst van Europa betreft, is de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon van cruciaal belang. Een efficiënt optreden is dus vereist om het ratificatieproces te doen slagen, zodat wij vóór de verkiezingen van het Europees Parlement in 2009 over nieuwe instrumenten kunnen beschikken. Daarnaast zal onze fractie uw inspanningen steunen om de nieuwe ronde van de strategie van Lissabon op doeltreffende wijze op gang te brengen, om Europa een toekomst te garanderen die welvarend en rechtvaardig is en waarbij rekening wordt gehouden met het milieu, en om ervoor te zorgen dat onze economie goed gepositioneerd is om te profiteren van de mogelijkheden die de globalisering biedt.
Om gunstige voorwaarden te creëren voor sociale groei, om kennis en innovatie tot de stuwende kracht van de groei te maken, en om antwoorden te vinden op de uitdagingen op het gebied van demografie, energievoorziening en klimaatverandering, moet Europa dan ook een hoofdrol spelen tijdens de onderhandelingen met haar partners wereldwijd over een regeling ná Kyoto.
Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wat de Balkan betreft, en de vooruitzichten van de westelijke Balkanlanden op toetreding tot Europa, zullen wij uw inspanningen steunen om stabiliteit en samenwerking in de regio te bevorderen, omdat de veiligheid en de welvaart van de hele Unie daarbij op het spel staan.
De Unie en uw voorzitterschap moeten hun rol vervullen in het oplossen van de kwestie van de status van Kosovo. Deze rol van bruggenbouwer tussen Oost en West is in de geschiedenis en de geografie van Europa vaak vervuld door Slovenië en vormt een sterke troef voor de Unie en haar leden. Slovenië staat op een kruispunt van alle invloeden die hun stempel hebben gedrukt op de geschiedenis van ons continent, en is een permanent doorgangsoord voor mensen, goederen en allerlei culturele stromingen. Slovenië zal de ideale promotor zijn van de dialoog tussen de verschillende culturen, geloofsovertuigingen en religieuze en spirituele tradities in het kader van het Europees Jaar van de interculturele dialoog.
Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte collega’s, ik zei het al toen ik namens de PPE-DE-Fractie het woord nam: ik hoop op een goed presterend Europa in 2008, een succesvol Europa. Het voorzitterschap van de Unie vormt ongetwijfeld een enorme uitdaging voor een land als Slovenië, met name gezien zijn personele middelen en de omvang van zijn bestuursapparaat, waar u zelf al op wees. Bedenk echter wel, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dat andere EU-lidstaten, zoals Luxemburg en Oostenrijk, al dikwijls het bewijs hebben geleverd dat Europese overtuiging, traditie en prestaties niet aan de omvang van een land zijn af te meten.
Veel succes voor het Sloveense voorzitterschap!
(Applaus)
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil namens mijn fractie nog een keer onderstrepen wat ik tegen u heb gezegd, mijnheer de minister-president, bij twee gelegenheden in Ljubljana: als sociaal-democratische fractie in het Europees Parlement zijn wij bereid om uw voorzitterschap op alle mogelijke manieren te ondersteunen. Het is – zoals u terecht hebt opgemerkt – een historisch voorzitterschap. Het voorzitterschap van een land dat is voortgekomen uit een communistische dictatuur – en dat mogen we niet onderschatten – met een minister-president die zelf slachtoffer van deze dictatuur is geweest, is inderdaad een voorzitterschap dat niet alleen de volledige steun van alle democraten verdient, maar ook een grote kans heeft om de harten van de mensen terug te winnen, omdat het ons hier in het Parlement, maar ook in Europa, opnieuw de kans biedt te laten zien dat verandering mogelijk is en dat uiteindelijk de vrijheid altijd wint en de democratie altijd zal zegevieren!
Uw land is hier ook het bewijs van: geen enkele dictatuur ter wereld zal op den duur overleven. Het duurt misschien tien, dertig of honderd jaar, maar uiteindelijk zegeviert de democratie altijd, en dat is een positief signaal.
Uw aangename inleiding, van een verfrissende objectiviteit, zou de toon moeten zetten voor heel 2008. Ik weet niet wat ons in de tweede helft van dit jaar te wachten staat, maar vandaag hebben we het in elk geval over beleid gehad en dat is iets wat wij erg waarderen.
Het feit dat wij vandaag hebben gediscussieerd over beleid en niet over privézaken, is wellicht het eerste grote verschil met de tweede helft van dit jaar. Het is echter wel opvallend dat we al een paar verschillen hebben vastgesteld. Eén verschil waar ik op in wil gaan is ja, de uitbreiding van de Europese Unie is niet afgesloten. Ja, de uitbreiding van de Europese Unie is in de onderhandelingsfase. Ja, we zijn in onderhandeling met Macedonië, ja, we zijn in onderhandeling met Kroatië en ja, we zijn in onderhandeling met Turkije.
U hebt verklaard dat u onderhandelingen wilt met Turkije met lidmaatschap als doel. Het voorzitterschap van de Raad in de tweede helft van 2008 wil dit niet. Wat wij echter willen, is duidelijkheid van de Raad. Zijn er nu onderhandelingen met Turkije met lidmaatschap als doel of niet? Dit is een van de cruciale punten die u tijdens uw voorzitterschap van de Raad als eerste moet ophelderen, het beste binnen de Trojka.
Het tweede verschil – en daar hebben wij aandachtig naar geluisterd – is dat u de instellingen van de Europese Unie sterk genoeg vindt om op eigen kracht het nabuurschapsbeleid te organiseren. Bravo! Dat is een duidelijk nee tegen de afzonderlijke instellingen van de Middellandse Zee-Unie, zoals voorgesteld door uw vermoedelijke opvolger als voorzitter van de Raad. Heel goed – ook hierin steunen wij u!
(Applaus)
Zoals we kunnen zien, dreigen er dus een paar breuken in de Raad, maar u kunt erop rekenen dat de PSE-Fractie in elk geval aan uw kant staat, mijnheer Janša.
De fungerend voorzitter van de Raad heeft gesproken over het openstellen van de grenzen van Schengen. Ook dit is een belangrijk punt en ik dank u voor de instemming met deze grote kans die de hiermee verbonden vrijheid van verkeer voor onze burgers biedt. Ik dank u ook voor het heldere standpunt – van een land als Slovenië, een land met een geschiedenis als de uwe – dat u dit ziet als een kans voor de vrijheid van uw volk, want hiermee geeft u ook een signaal af aan extreem rechts in Europa, dat al deze vrijheden met zijn angstretoriek tegen Europa misbruikt en de mensen bang maakt voor bepaalde onzekere ontwikkelingen in plaats van hen een hart onder de riem te steken over de mogelijkheden die vrijheid met zich meebrengt.
(Applaus)
Ik heb een verzoek aan u, mijnheer de voorzitter van de Commissie. In Duitsland wordt momenteel een hevig debat gevoerd over de bedrijfsverplaatsing van Nokia. U hebt zojuist gezegd dat de kracht van de Europese economie komt van het midden- en kleinbedrijf. Dat is juist, maar we hebben ook nog steeds een enorm aandeel in industriële arbeidsplaatsen. In mijn land beweert de minister van Economische Zaken van Noordrijn-Westfalen nu dat deze bedrijfsverplaatsing van Nokia van Bochum in Duitsland naar Roemenië wordt gefinancierd met geld van de Europese Unie. Ik geloof dit niet, maar kunt u dit alstublieft onderzoeken en duidelijk maken dat dit niet het geval is, omdat dergelijke retoriek, hoe bitter en pijnlijk ook, als het niet waar is, ook alleen maar koren op de molen is van degenen die tegen de constructie van een verenigd Europa zijn. Het is daarom heel belangrijk om dit misverstand uit de weg te ruimen.
(Applaus)
Een laatste opmerking voor de Voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Commissie. Ja, Walter Hallstein was een groot man. Als een van de grondleggers van de Europese Unie en een van de voorzitters van de Commissie heeft hij een enorme bijdrage geleverd, maar hoever de epigonen van Hallstein al van zijn oprichtingswerk af staan, kunnen we aan u zien, mijnheer de voorzitter, vijftig jaar na dato. De heer Hallstein was een fervent voorstander van toetreding van Turkije tot de Europese Unie. U bent hier toch een beetje sceptisch over, net als al uw collega’s. Wat dat betreft ja, Walter Hallstein was een groot Europeaan!
(Applaus)
De Voorzitter . − Hartelijk dank aan mijn collega, Martin Schulz. De gewoonten van dit Parlement staan niet toe – of het is in elk geval ongebruikelijk – om een passend antwoord te geven op humoristisch bedoelde bijdragen van fractievoorzitters aan de voorzitter. Als ik een andere rol had gehad, zou het een genoegen zijn geweest u een antwoord te geven, maar ik dank u voor uw vriendelijke woorden over Walter Hallstein.
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik richt enkele opmerkingen tot minister-president Janša. Mijnheer de fungerend voorzitter, mijn fractie heeft voor u één eenvoudige boodschap: ‘Europa verwacht’. Het verwacht dat 2008 een jaar van vooruitgang zal zijn. Wij verwachten dat die vooruitgang nu aanvangt. Wij verwachten dat uw voorzitterschap de uitdaging aandurft.
Ik betwijfel niet dat u dat zal doen. Was het niet een energiek Slovenië dat de vuist opstak tegen een machtig rijk en zei: ‘Niet alle wegen leiden naar Rome!’? Welaan, ze leiden ook niet naar Parijs, en dit is niet het begin van het Franse voorzitterschap. Het is een historische eerste keer voor de landen die in 2004 tot onze Unie toetraden.
Mijnheer de fungerend voorzitter, uw land is misschien klein, maar wij weten dat het groot is van geest. Wij weten ook dat de Davids van Europa vaak betere voorzitterschappen zijn dan de Goliaths. Geheel in stijl combineert het programma van uw voorzitterschap de stille ambitie en het consensuele streven die ons continent kunnen verenigen. Zulke eenheid zal van wezenlijk belang zijn voor de spoedige ratificatie van het Verdrag van Lissabon en het verzamelen van steun voor een interinstitutionele overeenkomst over de vraag hoe Europa in het kader van dat nieuwe Verdrag moet worden bestuurd.
Met betrekking tot de interinstitutionele samenwerking hopen wij op een grote mate van dialoog met u en op meer aanwezigheid van uw regering in het Parlement. Wij betreuren dat uw stoel leeg bleef toen wij gisteren de eerste gast in ons Jaar van de interculturele dialoog toehoorden.
Uw programma heeft het over het belang van interne gedrevenheid. Mijnheer Schulz, dat is de manier om op dit continent werkgelegenheid te creëren en te behouden. Mijnheer de fungerend voorzitter, wij vertrouwen erop dat u de interne markt op het gebied van energie, telecommunicatie en gezondheidszorg doordrukt. De Europese Unie heeft het moeilijk haar burgers te overtuigen dat ze voor hun dagelijks leven een toegevoegde waarde biedt. In een duidelijk pleidooi voor snellere medische zorgverlening, lagere rekeningen en meer keuze voor de consument zou het dus waanzin zijn voorstellen voor patiëntenrechten van de tafel te vegen, enkel en alleen omdat ze omstreden zijn.
Op andere gebieden zult u de spierballen veel meer moeten laten rollen – in het bijzonder tegenover uw presidentiële tegenhangers, die gevestigde belangen hebben bij de bevordering van kernenergie als een wondermiddel tegen klimaatverandering. Solidariteit en lastenverdeling zijn de sleutel tot succes bij het beperken van emissies en het halen van de doelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energie. Zoals voorzitter Barroso zei, moet onze Unie in 2008 tonen dat ze mooie woorden over de bestrijding van klimaatverandering naar daden kan vertalen.
Vooruitgang in de westelijke Balkan is terecht een van uw prioriteiten. Uw ervaring met en kennis van die regio zullen voor onze Unie een bonus zijn. Toch denk ik dat uw bewering dat de situatie in Bosnië-Herzegovina erger is dan die in Kosovo, de mening van de meerderheid in de Unie niet weerspiegelt. Ik ben er ook niet van overtuigd dat dit een goede manier is om de mensen van Bosnië-Herzegovina te motiveren. Als het de bedoeling is Servië te sussen, zal dat niet lukken. Misschien is het vergulden van de pil van de onafhankelijkheid van Kosovo met een stabilisatie- en associatieovereenkomst de te verkiezen weg. Terwijl de heer Đelić zich klaarmaakt om naar Brussel te komen, herhaalt mijn fractie echter – in de sterkst mogelijke bewoordingen – dat er geen stabilisatie- en associatieovereenkomst kan zijn zonder de volledige samenwerking van Servië met het ICTY.
(Applaus)
De heer Serge Brammertz, de nieuwe hoofdaanklager, wacht nog op nieuwe tekenen van samenwerking. Mijnheer de fungerend voorzitter, niemand van ons wil dat Servië aan de Europese zijlijn blijft. De hoffelijke en opbouwende houding van uw voorzitterschap kan het in ons midden brengen en aan de uitlevering van Ratko Mladić bijdragen.
Tot dan kunt u echter doen wat een Sloveense spreekwoord zegt: ‘Bid om een goede oogst, maar blijf schoffelen.’
(Applaus)
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, de Sloveense regering aanvaardt het voorzitterschap in een tijd vol uitdagingen. De Europese landen moeten het Verdrag ratificeren, alle ogen zijn gericht op de Balkanregio, er moet op EU-niveau overeenstemming worden bereikt over het energiepakket en er moet een nieuwe impuls worden gevonden om het conflict tussen Palestina en Israël op te lossen.
, namens de UEN-Fractie. – (EN) Zoals vorige sprekers terecht hebben opgemerkt, is de lijst van wat Europa moet doen eindeloos. Het aantal onderwerpen en besluiten en gebieden van belang en van conflict dat wij moeten behandelen, is enorm.
Ik zal niet preken over wat u niet doet of wat anderen in de toekomst misschien niet zullen doen, maar mij kort op drie onderwerpen toespitsen.
In de eerste plaats is er het Verdrag van Lissabon. Ratificatie van dat verdrag is van wezenlijk belang voor de verdere ontwikkeling van de Europese Unie.
In de tweede plaats moeten wij er met betrekking tot toekomstige uitbreidingen voor zorgen dat kandidaat-landen weten dat ze de gelegenheid en de kans hebben om in de nabije toekomst tot de Europese Unie toe te treden.
In de derde plaats is er de – volgens mij belangrijkste – kwestie van Kosovo, van wat daar gebeurt en van een vreedzame overgang van zijn huidige naar zijn toekomstige status. Wij hebben in Kosovo reeds zeer grote successen gezien. Er is een gezamenlijk politiekorps voor beide etnische groepen. Er is geen sprake meer van één politiekorps voor één bevolkingsgroep, maar van een gezamenlijk politiekorps voor alle mensen in Kosovo.
Mijnheer de minister-president, uw ervaring als, in zekere zin, rebel, als intellectueel, maar voornamelijk als democraat en stem van de rede, kan uw land vanuit de donkere tijden van het communisme naar het – soms door energiecrisissen gedimde – licht en naar de toekomst van de Europese Unie brengen. Zulke beelden en zulke beeldspraak zijn voor de mensen in Bosnië, Servië, Kosovo en Turkije van zeer groot belang.
Ik kijk uit naar de samenwerking met u en uw regering. Uw land is klein, maar groot van geest en het beschikt over grote kwaliteit. Zoals u hebt bewezen door dit proces op gang te brengen, bent u niet bang het hoofd te bieden aan de ‘grote jongens’ als die u proberen te overdonderen. Vooral echter brengt u de morele zekerheid van waar u vandaan komt.
De Europese Unie heeft vandaag nieuwe helden nodig – helden die weten wat het is niet vrij te zijn, geen vrijheid van meningsuiting, geen vrijheid en democratie te hebben. Dat is het beste licht dat wij over de donkere uithoeken van het Europese continent vandaag kunnen laten schijnen.
Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, mijnheer de Raadsvoorzitter, wij zijn nogal sentimenteel als het gaat om Europa en wat zij heeft bereikt voor de vrede en de democratie. Nu zou zij een grote rol kunnen spelen om de vrijheid en het welzijn van de mensen te vergroten en een centrum kunnen vormen voor een innovatieve en coherente aanpak van de milieuproblematiek in de wereld.
Daarom zijn we oprecht verheugd dat u vandaag in ons midden bent en spijt het ons tegelijkertijd een beetje dat dit waarschijnlijk eenmalig is, omdat, zoals u weet, de verkiezing van de voorzitter van de Europese Raad onderwerp is van de hervormingen van het Verdrag van Lissabon. Dit baart ons grote zorgen, ook omdat er kandidaten zijn benoemd die naar mijn mening de Europese zaak niet voldoende vooruit zullen brengen.
Dit gezegd hebbende, wil ik enkele specifieke punten opnoemen die bijzonder belangrijk zijn voor mijn fractie. Tijdens uw voorzitterschap – dit is ook al genoemd door de Commissievoorzitter – zal het zogeheten energiepakket worden gepresenteerd: de concretisering van de beloftes die vorig jaar door iedereen zijn gedaan. We weten dat iedereen nu uitvluchten probeert te verzinnen en dat er al wordt gekonkeld en druk wordt uitgeoefend om de waarde en de invloed ervan teniet te doen. Wij vinden dat het tot uw voorzitterstaak behoort om de druk te weerstaan die door groot en klein wordt uitgeoefend om de invloed van deze voorschriften te beperken en te verzwakken.
Wij zullen onze strijd dan ook voortzetten, want ik denk dat we het op dit punt niet eens zullen worden. Naar onze mening – en ik wend mij nu ook tot de Commissievoorzitter – is een economie met een lage koolstofemissie geen nucleaire economie; de financiering ervan en het tijdverlies voor een nieuw type kernenergie dat nog niet bestaat of voor dure technieken waarvan de toepassing nog onzeker is, zoals het in beslag nemen en opslaan van koolstof, concurreren in feite direct met de echt duurzame energie die juist moet worden gestimuleerd en gefinancierd: zonne- en windenergie en daarbij is energiebesparing de meest veelbelovende bron van innovatie en werkgelegenheid.
Een andere belangrijke kwestie gedurende uw voorzitterschap is de afstemming tussen territoriale en stedelijke ontwikkeling die van belang is in het zicht van de voorjaarstop en die verwijst naar de follow-up van het Handvest van Leipzig: de bescherming van de kwaliteit van onze steden en de versterking van de territoriale cohesie zijn misschien minder populaire onderwerpen, maar voor ons van cruciaal belang in de strijd tegen de klimaatveranderingen.
Gedurende uw voorzitterschap zal waarschijnlijk ook de wetgeving over het afvalprobleem tot stand komen. Wij maken ons ernstige zorgen, niet alleen om hetgeen in mijn land, in Napels, gebeurt, maar ook omdat het lijkt alsof de lippendienst die aan de hiërarchie wordt verleend en die preventie, hergebruik en recycling als prioriteit heeft, in feite teniet wordt gedaan door de tekst van dit voorschrift waarin verbrandingsinstallaties opnieuw worden opgehemeld, terwijl deze niet de enige manier vormen om het afvalprobleem op te lossen.
Dan zijn er nog twee belangrijke thema’s op het gebied van handel en de gegevensbescherming, mijnheer de voorzitter, ten aanzien waarvan ik graag wil zien of u echt gelijkgestemd bent met deze instelling. U zult het op moeten nemen tegen een aantal van uw collega’s over de instemming van het Europees Parlement met de economische partnerschapsovereenkomst met de ACS-landen, hetgeen ons na de grote meningsverschillen met de Afrikaanse landen in Lissabon meer dan ooit noodzakelijk lijkt. Vervolgens wil ik het hebben over de vrije toegang tot de onderhandelingsdocumenten van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met landen als China. Stelt u zich eens voor: het Europees Parlement heeft nog helemaal niets ontvangen waaruit blijkt hoe de onderhandelingen gaan. Alles speelt zich af in het diepste geheim! Wij zijn echter van mening dat hierover een openbaar debat moet worden gehouden en dat dit Parlement op zijn minst geïnformeerd moet worden over de stand van zaken.
Tot slot, mijnheer de fungerend voorzitter, nog even over de bescherming van gegevens. Wij weten dat de Raad denkt dat zij nog tijdens het semester van uw voorzitterschap een beslissing zal nemen, maar wij verzoeken u moed te tonen en te vragen of de toepassing van dit kaderbesluit kan worden uitgesteld tot het Verdrag van Lissabon van kracht is geworden. Dit geeft het Parlement namelijk de gelegenheid om direct over te gaan op de hervorming. Mijnheer de fungerend voorzitter, mijn collega zal het er straks ook nog over hebben, maar doet u er alles aan om tijdens uw voorzitterschap de eerste nationale conferentie over de Roma te houden. Dat zou een belangrijke bijdrage zijn aan de interculturele dialoog.
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, wat dit eerste voorzitterschap van een nieuwe lidstaat betreft, erft Slovenië van zijn voorgangers een aantal nogal ondankbare dossiers. Wat de ratificatie van het Verdrag van Lissabon bijvoorbeeld betreft, dient u ervoor te zorgen dat geen enkele lidstaat, behalve Ierland, het slechte voorbeeld geeft door een referendum te organiseren. Dit geldt ook voor de landen waar al harde beloften in die richting waren gedaan. In zekere zin is dit een stap terug in een tijd van toenadering tussen de burgers en de instellingen van de Unie. Eerlijk gezegd verdient u het om een nobeler streven te dienen.
Op het sociale vlak krijgt het voorzitterschap allereerst de zware taak om twee symbolische ontwerprichtlijnen weer vlot te trekken. De ene betreft de arbeidstijd en de helaas beruchte opt-out, terwijl de andere betrekking heeft op tijdelijk werk en gelijke behandeling van werknemers. Het voorzitterschap zal er evenmin aan ontkomen een diepgaand debat te voeren over de vraag hoe gevolg moet worden gegeven aan de recente arresten van het Europees Hof van Justitie in de zaken Laval/Vaxholm en Viking Line, die sociale dumping rechtvaardigen. Mijn fractie heeft overigens verzocht een debat over deze kwestie op de agenda van een volgende vergadering van het Parlement te plaatsen. De hele problematiek van de Bolkesteinrichtlijn en de bepalingen van het Verdrag die aan deze richtlijn ten grondslag liggen, wordt hierdoor namelijk weer actueel. Terwijl wij midden in het ratificatieproces zitten van een nieuwe tekst waarin deze bepalingen integraal worden overgenomen, wordt het zo wel een rommeltje.
Nog steeds op het sociale vlak, tot slot, wordt Europa geconfronteerd met de steeds sterker wordende roep om salarisverhoging. Het aandeel van de salarissen in de toegevoegde waarde neemt inderdaad al tientallen jaren af en is nog nooit zo laag geweest, zoals zelfs de financiële pers benadrukt. De Europese Centrale Bank heeft onlangs echter gedreigd de rentetarieven te verhogen, als aan deze toch zo gerechtvaardigde roep gehoor zou worden gegeven, ondanks het feit dat de winsten nog nooit zo hoog zijn geweest, zoals ook deskundigen erkennen. Als wij deze kwestie niet op de agenda zetten, dan zal zij daar binnenkort uit zichzelf wel belanden. Ik wijs er nog eens op dat in punt 68 van het gezamenlijk werkprogramma van de Duitse, Portugese en Sloveense voorzitterschappen wordt onderstreept dat de prioritaire doelstelling van de drie voorzitterschappen zal zijn om het Europees sociaal model als integraal deel van de strategie van Lissabon te versterken. Zoals het spreekwoord zegt: the proof of the pudding is in the eating!
Ik wil tevens een opmerking maken over een ander gevoelig onderwerp, namelijk dat van migranten zonder verblijfsstatus. Zoals het ontwerp van de zogenoemde Terugkeerrichtlijn er in dit stadium uitziet, verdient het de kwalificatie “richtlijn van de schaamte” die mensenrechtenorganisaties eraan gegeven hebben. Als deze ontwerprichtlijn in de huidige vorm werd aangenomen, zou dat de goede bedoelingen die de Unie in het kader van de interculturele dialoog verkondigt, in een kwaad daglicht stellen.
Tot slot zou ik het probleem rond Kosovo aan de orde willen stellen. Ik vraag me af of het – voordat er enig besluit wordt genomen – niet gerechtvaardigd is om helderheid te krijgen over drie vragen. Allereerst: hoe valt het te verklaren dat er met twee miljard euro steun van de internationale gemeenschap over een periode van zeven jaar in Kosovo geen sprake is van economische ontwikkeling, dat er een blijvende armoede heerst, dat een op de twee inwoners werkloos is en dat corruptie en maffianetwerken er welig tieren? Vervolgens: hoe valt het te verklaren dat 17 000 NAVO-militairen er niet in geslaagd zijn een halt toe te roepen aan de vernietiging van tientallen orthodoxe gebouwen, de ontvoering van of moord op honderden Kosovaarse burgers uit minderheidsgemeenschappen en de gedwongen ballingschap van duizenden anderen? Ten slotte: hoe kunnen het eenzijdig afkondigen van de onafhankelijkheid van Kosovo en het vervangen van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) door de Europese Unie een oplossing vormen voor deze essentiële problemen, en tegelijkertijd de stabiliteit op de Balkan waarborgen? Ik ben benieuwd naar uw antwoord op deze vragen.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de fungerend voorzitter voor ons mooie bezoek aan Slovenië vóór Kerstmis. Mijnheer de fungerend voorzitter, ik hoop dat u de Europese Raad beter zal leiden dan uw vergadering met de fractievoorzitters. U nam de meeste spreektijd voor uzelf en zei niets dat wij nog niet wisten. U liet uw ministers, van wie ik verwacht dat ze hun materie kennen, op de meeste van onze vragen niet antwoorden en verstrekte achteraf geen schriftelijke antwoorden. Een Parlement bevat ook een oppositie met bepaalde rechten.
Gisteren ontving ik een verzoekschrift van 571 Sloveense journalisten die u ervan beschuldigen hun persvrijheid niet te eerbiedigen. Zult u een onafhankelijk onderzoek toestaan?
Vorige week zou u Portugal hebben gevraagd het mogelijke, door de meerderheid van de Portugese kiezers gesteunde referendum, te schrappen. Mag ik u herinneren aan het bestaande Verdrag van Nice, dat vereist dat alle besluiten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen? Een referendum schrappen is strijdig met dat artikel. Lidstaten kunnen worden bekritiseerd, maar niet bestraft, omdat ratificatie nog steeds een nationale bevoegdheid is. Het gedrag van een voorzitterschap en de Europese Commissie is een gemeenschappelijke aangelegenheid. U dient de nationale ratificatieprocedures in acht te nemen. Als u iets zegt, dient u de lidstaten te herinneren aan de gemeenschappelijke juridische verplichting wetgeving zo dicht mogelijk bij de burger te maken.
U treedt het Verdrag met voeten. Ook de Europese Commissie doet dat als ze zich niet als beschermer van dit artikel van het Verdrag gedraagt. U bent betrokken bij een politieke overeenkomst tussen ministers-presidenten om een referendum te vermijden. Die overeenkomst is strijdig met het Verdrag. De Commissie had daartegen moeten protesteren in plaats van een poging te steunen om de volken van Europa te negeren. Lees artikel 1 van het Verdrag betreffende de Europese Unie nogmaals: ‘Besluiten worden in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger genomen’. Wat een mooie zin zou dat zijn, als hij in praktijk zou worden gebracht!
Het Verdrag van Lissabon werd goedgekeurd, zo besloten en ver van de burger verwijderd als mogelijk was. Nu lijkt het alsof alleen Ierland onze Europese democratie kan redden. De Raad zou tenminste een geconsolideerde versie van het Verdrag Lissabon kunnen publiceren, zodat u kunt lezen wat u hebt ondertekend. Op 17 december 2007 ondertekende Hongarije een tekst die het zelfs nog niet had ontvangen! Dat is niet de manier waarop besluiten dicht bij de burger of de leden van het Parlement worden genomen.
De Voorzitter . − Mijnheer Bonde, wij verwachten van u als voorzitter van uw fractie dat u en uw collega’s zich in dit Parlement als parlementariërs gedragen. Ga uw eigen uitdagingen maar eens aan in plaats van anderen aan te vallen!
(Applaus)
Andreas Mölzer (NI) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, als een lid uit Kärnten, een directe buur van Slovenië, is het voor mij indrukwekkend en een genoegen dat een natie die nog maar twintig jaar geleden zuchtte onder het juk van het communisme, nu zes maanden leiding geeft aan de Europese Unie. Voor mij is dit een bewijs dat de weg van Europese integratie uit de catastrofen van de twintigste eeuw naar vrijheid en eenheid op zich een goede is.
Wanneer ik hoor dat het doel van Slovenië tijdens dit voorzitterschap in de eerste plaats is om alle landen van het voormalige Joegoslavië in contact te brengen met de Europese Unie, geloof ik dat dit juist is en dat het belangrijk is, zodat dit Europese integratieproces zogezegd territoriaal wordt afgerond. Ik geloof dat dit er veel meer toe doet dan bijvoorbeeld de toetredingsonderhandelingen met een land als Turkije dat voor het belangrijkste deel in Anatolië, in Azië ligt.
Ik geloof dat dit proces van het in contact brengen van landen van het voormalige Joegoslavië met de EU in de eerste plaats op een manier moet gebeuren die de Europeanen in staat stelt om te handelen zonder de invloed van machten buiten Europa, zoals de Verenigde Staten van Amerika en Rusland. Ik hoop dat Slovenië in de allereerste plaats rekening kan houden met de wens van Kroatië om lid te worden van de EU en dat conflicten over bijvoorbeeld de visserijzonen tussen Kroatië en Slovenië hiervoor geen beletsel zullen vormen, want van de landen van het voormalige Joegoslavië is Kroatië, samen met Slovenië, ongetwijfeld het land dat het meest rijp is voor Europa en een democratisch volwassen, Centraal-Europees land.
Bij de kwestie Kosovo, die het voorzitterschap van Slovenië ongetwijfeld het meest zal belasten, is de situatie zo dat wij enerzijds rekening moeten houden met het zelfbeschikkingsrecht van elk volk, het recht van de meerderheid van de Albanese Kosovaren, maar dat wij anderzijds ook moeten kijken naar de historische rechten van de Serviërs. Het zou niet goed zijn als met Kosovo een soort satellietstaat van de VS ontstaat of als Servië in de armen van Moskou, in de armen van het Kremlin wordt gedreven. De onafhankelijkheid van Kosovo mag geen precedent worden voor Turks Noord-Cyprus. Het doel moet stabiliteit op de Balkan en territoriale afronding van de Europese integratie zijn.
Tot besluit zou ik in het kort een bilateraal probleem tussen Slovenië en Oostenrijk willen aankaarten: de kwestie van de geografische aanduidingen in Kärnten. Ik hoop dat de Oostenrijke regering snel een eerlijke oplossing zal vinden waarmee de op zich uitstekend beschermde Sloveense minderheid in Oostenrijk tevreden is. Omgekeerd hoop ik dat ook Slovenië een redelijke oplossing vindt met betrekking tot de Duitstalige Oostenrijkse resterende minderheid in Slovenië en deze mensen erkent als een autochtone minderheid, en dat het culturele verdrag tussen Oostenrijk en Slovenië in dit opzicht inhoudelijk ook iets kan voorstellen.
Mihael Brejc (PPE-DE) . – (SL) Dames en heren, het programma van het Sloveense voorzitterschap omvat alle belangrijke en actuele thema’s van dit moment en is een goede basis voor de werkzaamheden in dit halfjaar. In twee minuten zal ik mij beperken tot een van die domeinen, namelijk burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Hier verwacht ik dat het Sloveense voorzitterschap de nodige aandacht zal schenken aan de opvolging van de werking van het informatiesysteem “SISone4All” en de implementatie van “SIS 2” zal bespoedigen.
Dan is er de vormgeving van een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid dat op een nauwe samenwerking met de landen van doorvoer en van oorsprong moet berusten. Momenteel bestaan er 27 verschillende stelsels en manieren om deze problematiek aan te pakken. Uiteraard maken we ons geen illusies: het is onmogelijk een zo ingewikkelde kwestie op zo korte tijd op te lossen, maar we moeten een aanvang maken met deze moeizame taak.
Een derde domein is de samenwerking met Frontex waarbij het Sloveense voorzitterschap op basis van het analyserapport van de Commissie de richtlijnen zal voorbereiden voor de toekomstige werking van dat agentschap. Een vierde punt gaat over de dringende harmonisatie van het Europese visumbeleid en de uitbouw van rechtsgrondslagen voor het begin van de werking van het Europese visuminformatiesysteem.
De rode draad die alle voorzitterschappen tot nog toe met elkaar verbindt is de strijd tegen de georganiseerde misdaad en het terrorisme. Ik steun de voorgestelde maatregelen en ik stel voor dat we eindelijk ook de oorzaken van het terrorisme beginnen aanpakken.
Slovenië is een van de meest succesvolle lidstaten van de Europese Unie op het vlak van e-administratie en eveneens inzake het wegwerken van administratieve belemmeringen, daarom ga ik ervan uit dat het voorzitterschap op elk van die gebieden de andere lidstaten goede praktijken uit de Sloveense ervaring zal bieden. Ik hoop ook op een goede samenwerking van het Sloveense voorzitterschap met het Parlement en de Commissie en ik ben ervan overtuigd dat men ook na het Sloveense voorzitterschap zal kunnen zeggen dat de Europese Unie nog een stap voorwaarts heeft gezet.
Borut Pahor (PSE) . – (SL) Ik ben trots dat de minister-president van de Sloveense regering vandaag het woord richt tot het Europees Parlement als voorzitter van de Europese Raad. Dat spreekt niet enkel boekdelen over de dramatische veranderingen die wij de voorbije twintig jaar in Slovenië hebben doorgemaakt, zoals de premier zei, maar ook over de bijna onvoorstelbare veranderingen die we in Europa zelf tijdens deze heel korte periode in de geschiedenis hebben doorgemaakt.
De vicevoorzitter van de Europese Commissie heeft het in Ljubljana mooi verwoord: het begin van het Sloveense voorzitterschap van de Europese Raad betekent het einde van de opdeling tussen oude en nieuwe lidstaten van de Europese Unie.
Ik bouw graag voort op die mooie gedachte en wil het volgende zeggen: tot voor kort mochten we vooral aanhoren wat de kandidaat-landen en later de nieuwe lidstaten van de Europese Unie van die Unie verwachten. Vandaag is het ten volste gerechtvaardigd dat Europa aan de voorzitter van de Sloveense regering en aan Slovenië als land van het voorzitterschap de vraag stelt wat Europa van Slovenië verwacht. Volgens mij gaat het om een uitzonderlijke historische gebeurtenis met eigen symbolische en reële gevolgen.
Mijn persoonlijke overtuiging is dat Slovenië al het mogelijke zal doen voor Europa. Naar mijn mening is Slovenië goed voorbereid en volledig gericht op zijn internationale rol en rol als voorzitter van de Europese Raad.
Ik wil graag mijn collega Schulz bedanken voor de steun van onze fractie aan het Sloveense voorzitterschap en ook ik, als voorzitter van de grootste Sloveense oppositiepartij – de sociaal-democraten – wil hier graag dit Halfrond verzekeren dat ik – in het licht van de parlementsverkiezingen die direct na het einde van het Sloveense voorzitterschap zullen plaatsvinden –
de Europese Unie, het Europees beleid van het Sloveense voorzitterschap van de Europese Unie niet zal benutten als doelwit of slachtoffer van onze gemeenschappelijke inspanningen opdat Slovenië in zijn belangrijke internationale opdrachten zal slagen. Het succes van de minister-president zal het succes zijn van de Sloveense minister-president, van heel Slovenië en ook mijn persoonlijke succes.
Ik ben ervan overtuigd dat we op het einde van het Sloveense voorzitterschap zullen kunnen vaststellen, zoals iemand heeft gezegd, dat er geen kleine en grote lidstaten van de Europese Unie zijn, maar enkel lidstaten die in meer of mindere mate bij het voorzitterschap van de Europese Unie succesvol zijn. Ik hoop dat de regeringsleider en de Sloveense regering er met een beetje geluk in slagen tot diegenen te behoren, die succesvol waren.
Jelko Kacin (ALDE) . – (SL) Mijnheer de voorzitter, uw komst vandaag en uw toespraak zijn het begin van de laatste fase van de volledige integratie van Slovenië in de Europese Unie. Slovenië is het eerste land dat het voorzitterschap mag waarnemen en elf nieuwe lidstaten zullen volgen. Dat is een enorm privilege zowel voor Slovenië als voor Europa, daarom wens ik u voor dit voorzitterschap heel veel succes toe.
Het voorzitterschap is echter een vermoeiende opgave, doch zou ik u ook graag wat vragen over het onrecht dat in de Europese Unie bestaat. Die vraag is niet enkel aan u gericht, maar ook aan de Voorzitter van het Parlement en aan de voorzitter van de Europese Commissie. In 2004 zijn er tien landen tot de Europese Unie toegetreden. Eigenlijk slechts negen en een half. Enkel de helft van Cyprus is namelijk toegetreden. Twee jaar later hebben we de komst van Roemenië en Bulgarije aangekondigd en opnieuw hebben we het noordelijke deel van Cyprus vergeten. En bij de toetreding van Roemenië en Bulgarije hebben we weer in alle talen over Cyprus gezwegen.
U, mijnheer de voorzitter, hebt vandaag over de westelijke Balkan, over Oekraïne, Moldavië, de Kaukasus en over noordelijk Afrika gesproken, maar u hebt met geen woord over de kwestie Noord-Cyprus gerept. Alsof we hen over het hoofd zien, alsof ze gewist zijn. Dat is niet goed. Het is juist dat u in Ljubljana de interculturele en interreligieuze dialoog hebt opgestart. Een geschikt gebied waar we echt veel succes kunnen boeken, is juist Cyprus. In Cyprus is behoefte aan een interculturele, interreligieuze dialoog zodat deze 200 000 mensen, die geen enkele schuld treffen, leden van de Europese Unie kunnen worden. Ook omdat Cyprus net nu de euro als nieuwe valuta heeft ingevoerd. In het noorden betalen ze nog steeds met de lire.
Ten slotte nog dit, mijnheer de voorzitter: u had het over het onrecht dat u werd aangedaan toen u in een vreemde taal werd veroordeeld. Ik zou tevreden zijn als u zou zeggen dat u in het Servo-Kroatisch werd veroordeeld, in het Servisch. Iemand in deze zaal zou ten onrechte kunnen denken dat dat in het Russisch gebeurde. Nogmaals wens ik u heel veel succes met uw voorzitterschap.
Adam Bielan (UEN) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik premier Janša willen feliciteren met het bekleden van het voorzitterschap van de Europese Unie. Dit is een historisch moment in de geschiedenis van de Europese integratie, aangezien het EU-voorzitterschap voor de eerste keer door een nieuwe lidstaat wordt waargenomen.
Slovenië heeft herhaaldelijk geleden onder de talrijke grensveranderingen op het Europese continent. Het land is bijgevolg een uitstekend voorbeeld van de Europese eenmaking, niet alleen vanuit economisch, maar ook vanuit geopolitiek oogpunt.
Ik geloof daarom dat de volgende zes maanden een gunstige impact zullen hebben op de stabilisering van de situatie in de westelijke Balkan. Ik hoop dat het nabuurschaps- en het uitbreidingsbeleid van de Unie in deze periode als prioriteiten zullen worden beschouwd. Ik reken er voorts op dat ook de ambities van onze oostelijke buur, Oekraïne, op meer begrip zullen kunnen rekenen.
Het doet me plezier dat ook het energiebeleid een van de prioriteiten van het Sloveense voorzitterschap zal zijn. We zijn ons er terdege van bewust dat een veilig Europa zonder energiezekerheid eenvoudigweg onmogelijk is. De Europese Unie mag in de toekomst op dit vlak door niemand gechanteerd worden en ik ben ervan overtuigd dat Slovenië, een land dat zelf meer dan veertig jaar lang onder het communisme gebukt ging, dit perfect begrijpt.
Elly de Groen-Kouwenhoven (Verts/ALE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens Slovenië geluk en heet minister-president Janša welkom. Zijn land is pas vier jaar lid van de EU en bekleedt nu al het Europees voorzitterschap waar. Mijnheer de fungerend voorzitter, dat betekent werk en verantwoordelijkheid, maar het is ook een blijk van vertrouwen in uw jonge staat.
Wat mij of wat ons zorgen baart en ontgoochelt, is dat een groot aantal leden van het Europees Parlement van zeer uiteenlopende landen en fracties nog steeds geen duidelijk antwoord hebben gekregen op hun herhaalde vraag of Slovenië de eerste jaarlijkse Romaconferentie zal ontvangen. Dat is een belangrijke kwestie en een zeer grote uitdaging – en u ben niet alleen. De Europese Commissie heeft financiële steun geboden. Morele steun komt er van de Europese Raad, die in punt vijftig van de conclusies onderstreept dat de EU concrete stappen moet ondernemen met betrekking tot Romakwesties.
Logistieke steun komt van de Europese Romagemeenschap, die bereid is waar mogelijk nauw samen te werken. Politieke steun is er van vele leden van verschillende fracties van het Europees Parlement die zich bewust zijn van de vergeten Europese natie van de Roma, van wie velen nog steeds slachtoffer zijn van de voorbije Balkanoorlogen en verspreid over geheel Europa als vluchtelingen leven.
Slovenië is ternauwernood ontsnapt, maar ondervond zelf aan den lijve een gebrek aan vrijheid en veiligheid. Ik hoop dat Slovenië het een eer zal vinden de eerste jaarlijkse Romaconferentie te ontvangen. Het land weet dat het door velen wordt gesteund.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wens het Sloveense voorzitterschap geluk. Vandaag is inderdaad een historische dag. Ik heb geen enkele twijfel aan de vaardigheid van Slovenië om als kleine lidstaat een succesvol voorzitter te zijn.
Mijnheer de fungerend voorzitter, ik hoop dat u ernstig bent als u zegt dat u een zorgzaam Europa wil zien dat de burger centraal stelt. Als wij dit echt in praktijk willen brengen, vereist dat een radicale wijziging van onze aanpak en van de inhoud van het beleid in deze en alle andere instellingen van de Europese Unie.
Ik deel de bezorgdheid van een voorgaande spreker over het feit dat in de lidstaten over de kwestie van het Verdrag van Lissabon geen referenda zullen worden gehouden. Ik kom uit een rechtsgebied waar een referendum zal worden gehouden en de mensen de kans zullen krijgen op realistische wijze te bepalen hoe zij denken dat dit project vordert en zich ontwikkelt.
Mijnheer de fungerend voorzitter, u hebt in Ierland voor enige opschudding gezorgd: de media meldden dat u hebt gezegd dat het belangrijk is geen discussies aan te vatten die in ons land voor problemen kunnen zorgen. Dat wijst er voor ons op dat u voorstelt omstreden of moeilijke kwesties uit te stellen. Wij willen graag weten wat die kwesties zijn.
Als het ons ernst is met een zorgzame en democratische Unie, dienen wij te verzekeren dat de burgers volledig over beleidsinitiatieven en beleidsrichting worden ingelicht.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM) . – (PL) Mijnheer de minister-president, u zei onlangs dat de landen van de Europese Unie niet alleen met elkaar verbonden zijn door een gemeenschappelijke economie en een gemeenschappelijk beleid, maar ook door de waarden van een gedeeld verleden, een gemeenschappelijke cultuur en scheppende kracht. Ik ben het volkomen met u eens.
Ik groet u, mijnheer de minister-president, als Pool, als inwoner van het land van Adam Mickiewicz. Deze profeet, zoals hij door de Fransen wordt genoemd, stelde zich ooit de volgende vraag: “Slaven, wat nieuws hebben jullie te bieden? Waarmee verschijnen jullie op het wereldtoneel?”. Zijn boodschap luidde dat bepaalde Europese volkeren sterker van de christelijke geest doordrongen zijn dan anderen en dat de vooruitgang van het christendom steeds gepaard gaat met de vooruitgang van naties. Europa, de moeder van alle naties, is verenigd door de christelijke cultuur in het oosten en het westen van het continent. Hier, in het Europees Parlement, zei de Franse president Valéry Giscard D’Estaing me onlangs nog dat hij er altijd voorstander van geweest is om in de Europese grondwet een verwijzing naar de christelijke God op te nemen.
Mijnheer de minister-president, u hebt gelijk dat het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog voor Europa een unieke gelegenheid is om zich door middel van cultuur te versterken. Jean Monnet, die in het seculiere Pantheon in Parijs begraven is, zei ooit dat, wanneer hij nog eens van voren af aan zou kunnen beginnen, hij dat met cultuur zou doen. Volgens professor Tadeusz Zieliński, wiens graf zich in Schöndorf in de buurt van München bevindt, komt de christelijke cultuur en godsdienst tot uiting in het verlangen van de mens. Ik hoop dus dat Slovenië, dit kleine EU-land, dit verlangen zal uitdrukken in zijn maatregelen ten voordele van de christelijke cultuur in Europa. Hierin ligt immers de grootsheid van uw land in de Europese Unie, evenals de kracht van onze Slavische EU-landen.
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Jana Bobošíková (NI) . – (CS) Dames en heren, ik ben blij dat het Sloveense voorzitterschap het onderwerp van de dreigende klimaatverandering en het beleid van veilige en duurzame energie wil behandelen. Ik denk dat het tijd wordt dat we de groene populistische bril afzetten en onszelf bevrijden van de ongegronde angst voor kernreactoren. We hebben de gelegenheid te stoppen met geld kloppen uit de zakken van de burgers door de immorele handel in emissievergunningen, die eigenlijk niets meer of minder zijn dan toegeven aan de grootste vervuilers. We hebben de kans belachelijke belastingen op brandstofdeeltjes af te schaffen, evenals technische pseudo-oplossingen, waarvan de uitgaven de voordelen ruimschoots overtreffen.
Dames en heren, volgens de gedocumenteerde wetenschappelijke conclusies is kernenergie de vorm van energie die geen CO2 produceert en de verergering van de klimaatverandering minimaliseert. Het is ook de goedkoopste koolstofarme energie, die betrouwbaar en veilig is. Bovendien beperkt kernenergie de afhankelijkheid van een land van de brandstoftoevoer vanuit onstabiele territoria. Ik ben ervan overtuigd dat als we willen handelen in het belang van de burgers van de Unie en de klimaatverandering willen aanpakken, we moeten investeren in onderzoek, ontwikkeling en onderwijs op het gebied van kernenergie.
Werner Langen (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Sloveense voorzitterschap van de Raad feliciteren met zijn uitgebreide programma, de slotfase van het programma van de drie voorzitterschappen, en ook met de succesvolle ontwikkeling van uw eigen land.
U maakt deel uit van Schengen, u maakt deel uit van de eurozone, en het is echt een historisch voorzitterschap waarbij ik het verzoek heb dat u niet zo doet als alle anderen voor u en een programma presenteert dat zelfs een groot land in zes maanden niet kan voltooien. Als kleiner land hebt u de solidariteit van de grote landen en van het Europees Parlement. Mijn verzoek is evenwel dat u niet te veel hooi op uw vork neemt. De hervorming van de VN zal binnen zes maanden onder Sloveens voorzitterschap zeker niet mogelijk zijn.
Er zijn een paar hele dringende problemen die afgehandeld moeten worden, een paar hebt u er genoemd. Het moeilijkste zal de kwestie Kosovo zijn. Ook daar bevindt u zich in een hele moeilijke situatie. Een ander is de verdere ontwikkeling van de interne energiemarkt, de overeenkomst met Rusland – dit zijn de prioriteiten waaraan u zich echt kunt wijden. En als het u lukt om de ratificatie van het Verdrag van Lissabon vooruit te helpen, kunt u aan het einde van dit halfjaarlijks voorzitterschap zeggen: ja, als eerste land uit het voormalige communistische blok zijn wij erin geslaagd om dit voorzitterschap te modelleren tot een positief voorbeeld voor welvaart, vrijheid en vrede.
Tot slot een kleine opmerking voor onze collega, de heer Schulz, die er niet meer is. Hij heeft hier gesproken over de socialistische fractie – in Duitsland verzwijgt hij dit – maar wij weten dat hij het gedaan heeft. Aan het einde heeft hij gewaarschuwd voor rechtsradicalisme, alsof het communisme een rechtsextremistisch systeem zou zijn geweest! Als ik hem juist citeer, heeft hij u ook opgedragen om het lidmaatschap van Turkije verder te brengen. Wij hebben al kritiek op de Commissie dat zij Kroatië en Turkije gelijkwaardig behandelt. Gaat u hier niet op in! Laat dit over aan de grote landen, die het tot dusverre nog niet hebben kunnen oplossen. Als u zich concentreert op de Westelijke Balkan, doet u veel goeds voor Europa en u zult daarbij mogelijk meer succes hebben dan bij het oplossen van de problemen van Turkije!
Hannes Swoboda (PSE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Janša, laat u niet reduceren tot uw rol in de Balkan. Blijf een Europees voorzitterschap! Ik zal echter eerst beginnen met kleine zaken, en ik hoop dat mijn land, Oostenrijk, ook een goede bijdrage zal leveren aan uw voorzitterschap door de nog openstaande problemen met betrekking tot de Sloveense minderheid in Oostenrijk op te lossen en dat de Sloveense minderheid nu eindelijk aan zijn trekken komt.
Als rapporteur voor Kroatië hoop ik dat Kroatië tijdens uw voorzitterschap grote vooruitgang zal boeken. U moet hieraan een bijdrage leveren, evenals Kroatië. Van u verwacht ik dat u tijdens uw voorzitterschap de overeenkomst implementeert die u met minister-president Sanader hebt gesloten en dat er dan een oplossing wordt gevonden voor de grensconflicten door een beoordeling door een derde partij. Ik verwacht meer inspanningen van Kroatië en, wat betreft de ecologische visserijzone, verwacht ik dat de belofte wordt nagekomen om deze zone niet uit te breiden naar en toe te passen op Kroatië en Italië.
Het grootste probleem is ongetwijfeld dat van Kosovo en ik ben van mening dat u de juiste weg bewandelt. U handelt omzichtig, rustig, maar doelgericht. Dit is de oplossing waarnaar wij in Kosovo moeten streven, want, laten we eerlijk zijn, het is niet mogelijk en niet zinvol – noch voor Kosovo, noch voor Servië – voor Kosovo om in Servië te bestaan. Dit betekent echter niet dat wij de bezwaren van Servië niet delen en niet kunnen begrijpen waarom Servië hier grote problemen mee heeft. Eén ding moeten we wel heel duidelijk tegen Servië zeggen, met name tegen minister-president Koštunica: wij geloven dat de toekomst van Servië, van een democratisch Servië, een Servië dat ook samenwerkt met het ICTY, in Europa ligt! Als de heer Koštunica denkt dat de toekomst van Servië in Rusland ligt, is dat zijn probleem, maar ik geloof niet dat de bevolking van Servië het met hem eens is.
Tijdens uw voorzitterschap moet daarom een duidelijk signaal worden afgegeven aan Servië: jullie moeten kiezen tussen Rusland en de Europese Unie in deze kwestie. Wij doen een oprecht voorstel aan de hele regio, en in het bijzonder aan Servië, om de weg naar de Europese Unie binnen een redelijk tijdsbestek verder te bewandelen. Dit is een grote opgave om te vervullen en ik ben ervan overtuigd dat u dit goed zult doen!
(Applaus)
Lena Ek (ALDE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil twee onderwerpen voor de voorjaarstop samenvoegen. Het eerste onderwerp is klimaatverandering en het klimaat- en energiepakket. Het is uiteraard heel moeilijk van doelstellingen tot instrumenten te komen. Dat is een last voor al onze lidstaten. Toch is dit iets dat wij moeten doen. Ik wil wijzen op twee gebieden waarop wij zeer voorzichtig moeten zijn wanneer wij onderhandelingen over dit groene pakket beginnen.
In de eerste plaats zijn er de sociale kwesties. In het Parlement is veelvuldig over de Lissabonstrategie en de toevoeging van economische ontwikkeling aan duurzame sociale ontwikkeling en milieukwesties gedebatteerd. Van zeer groot belang is dat duurzame economische ontwikkeling weerspiegeld wordt in het groene pakket dat volgende week wordt goedgekeurd.
In de tweede plaats is er de technologische neutraliteit. Net als mijn thuisland Zweden is Slovenië een bosbouwland. Het lijkt mij zeer belangrijk dat alle alternatieve brandstoffen ter tafel liggen, zodat u kunt kiezen en optimaal kunt innoveren. Vergeet methanol en cellulose niet!
Ten slotte moet de Lissabonstrategie een combinatie zijn van klimaat en economische ontwikkeling. De transportsector is een uitstekend voorbeeld van hoe treinen en auto’s niet alleen tot economische ontwikkeling en een betere interne markt kunnen leiden, maar ook de doelstellingen van het energiepakket helpen verwezenlijken. Het onbereikbare kan alleen bereikbaar worden als er een begin wordt gemaakt. Mijnheer de fungerend voorzitter, ik wens u alle geluk.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Slovenië is de eerste nieuwe lidstaat die het voorzitterschap van de Europese Unie op zich neemt. Het Sloveense voorzitterschap valt in het jaar 2008, dat tot het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog werd uitgeroepen. Daarom is dit een van de belangrijkste aspecten van het Sloveense programma. We mogen echter niet vergeten dat een dergelijke dialoog alleen mogelijk is wanneer de betrokken partijen een sterk gevoel van culturele identiteit hebben en deze rijkdom met anderen willen delen.
Het christendom is het culturele fundament van Europa. Met het oog hierop zouden de christelijke waarden gepromoot en versterkt – en dus niet ondergraven – moeten worden. Een dergelijke positieve benadering is nauwelijks terug te vinden in de belangrijkste EU-documenten die reeds zijn goedgekeurd, zoals het Handvest van de grondrechten en het Hervormingsverdrag, waarin elke verwijzing naar de christelijke wortels van Europa ontbreekt. Ook in het Europees Parlement is er over dit thema geen ernstig debat gevoerd.
In deze context betwijfel ik ten zeerste of de Europese Unie, die haar eigen wortels verwaarloost en dus laat wegkwijnen, voldoende voorbereid is op een interculturele dialoog met sterke partners uit andere delen van de wereld.
Roberto Musacchio (GUE/NGL). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, zoals voorzitter Barroso heeft gezegd, is het Sloveense voorzitterschap een historische gebeurtenis. Dit geeft ons de gelegenheid om de relatie tussen Europa en de Balkan, die zeker tot kritiek leidt mede vanwege de ontwrichtende factoren, nader te beschouwen. Europa moet nu een andere functie vervullen en het verzoeningproces, dat juist door een betere relatie met Europa gestimuleerd kan worden, bevorderen.
Daarom moeten er geen unilaterale banden worden aangaan met Kosovo, maar hebben we een algemeen Europees beleid nodig, zoals ook in het nieuwe Verdrag staat. We moeten de problemen aanpakken die de nieuwe grenzen, na de toegang tot Europa van nieuwe landen, voor andere landen met zich meebrengen. We hebben een actief beleid nodig voor sociale en economische integratie en het milieu van het hele gebied. Eerlijk gezegd zie ik kernenergie daarbij niet als oplossing voor de energieproblematiek.
Als laatste wil ik het Sloveense voorzitterschap herinneren aan de kwestie van de zogeheten gewisten, voormalig burgers van Joegoslavië die nu in Slovenië niet als burgers worden erkend, opdat deze situatie definitief wordt opgelost.
Hans-Peter Martin (NI) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, als kinderen is ons indringend verteld hoe maarschalk Tito door de straten van Belgrado stoof, mensen opzij sprongen – hij was afgesloten, er waren geen verkeersregels van kracht. Voor onze naïeve, kinderlijke manier van denken was dit het toppunt van de willekeur en meedogenloosheid van een bepaald systeem.
Later hebben we dan begrepen met hoeveel willekeur processen werden aangespannen tegen dissidenten, tegen critici in het land waarvan u zich kon bevrijden. Nu bent u hier, en uw vreugde is begrijpelijk, maar wees op uw hoede! De Tito hier, in zijn gedrag bijvoorbeeld, is onze secretaris-generaal, Harald Rømer, die door deze stad Straatsburg jaagt en niet bang hoeft te zijn voor de consequenties zelfs als het honderd kilometer per uur is en mensen ook opzij moeten springen. En helaas zijn er ook willekeurige maatregelen tegen onaangename critici in deze Europese Unie.
De Voorzitter . − Ik wijs deze aanvallen op de secretaris-generaal van het Europees Parlement stellig van de hand.
Giles Chichester (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heet de minister-president hartelijk welkom in het Parlement en wens hem het beste tijdens zijn periode als fungerend voorzitter van de Raad. Ik ben ervan overtuigd dat Slovenië zijn taak met veel bekwaamheid zal uitvoeren.
Ik ben verheugd over de klemtoon die op de volgende fase van de Lissabonstrategie wordt gelegd. Er moet nog veel worden gedaan om de lidstaten te overtuigen hun economieën te hervormen. Ik hoop dat het voorzitterschap meer liberalisering en hervorming van de arbeidsmarkten zal nastreven en Europese handelsvoordelen uit de globalisering zal halen. Europa moet concurrerender zijn, meer gericht op het creëren van nieuwe banen en minder begaan zijn met de bescherming van een sociaal model dat werkgelegenheidsgroei belemmert.
De interne markt dient te worden voltooid, in het bijzonder wat telecommunicatie betreft. Ik was verheugd toen de commissaris vorig jaar de verdere liberalisering van de telecommunicatiemarkt aankondigde. Wij hebben nu de kans het bestaande kader te herwaarderen, knelpunten te verwijderen en een concurrerender toekomst voor deze zeer belangrijke industrie uit te stippelen.
Ik kijk ernaar uit in de Commissie industrie, onderzoek en energie, waar ik afgevaardigde van de PPE-DE-Fractie ben, te vernemen hoe het voorzitterschap voornemens is te handelen. Ik ben ook verheugd over de verbintenis om de agenda met betrekking tot energie en klimaatverandering verder af te wikkelen. De EU heeft strikte doelstellingen inzake koolstofemissie geformuleerd. Het is nu aan de lidstaten daarop niet alleen woorden, maar daden te laten volgen om ervoor te zorgen dat lastendeling niet louter beperking wordt.
Deze week heb ik met bezorgdheid in de pers gelezen dat bepaalde lidstaten de EU-overeenkomst van vorig jaar over klimaatverandering willen ondermijnen. We zullen bijzondere aandacht aan de naleving door de Britse regering van haar verplichtingen besteden.
Jan Marinus Wiersma (PSE) . – (NL) Voorzitter, ik wil graag terugkomen op de situatie met betrekking tot Servië. Ik denk dat het een goed voorstel is van het Sloveense voorzitterschap om naar analogie van Kroatië een taakgroep in te stellen die het land kan helpen te komen tot volledige en goede samenwerking met het Tribunaal in Den Haag; dat zal dan ook de weg kunnen vrijmaken – wat mij betreft – voor het ondertekenen van een stabilisatie- en associatieovereenkomst. Ik doe ook een beroep op mijn eigen regering, de Nederlandse regering, om daaraan mee te werken en het voorstel van de Sloveense regering te volgen en ook te kijken naar hoe goed dat gewerkt heeft met Kroatië in het verleden.
Een tweede opmerking wil ik graag maken over het nabuurschapsbeleid. We hebben nu een nieuwe regering in Oekraïne en er komt een start van onderhandelingen over een vervolg op de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met dat land. We zouden graag willen weten wat de voorstellen en ideeën van de Sloveense regering zijn, wat het karakter van die onderhandelingen zou moeten zijn en waar deze in zouden moeten uitmonden. Wij zijn niet voor het aanbieden van lidmaatschap aan Oekraïne op dit moment; dat is totaal niet aan de orde. Maar het is wel van belang om dat land iets concreters te bieden als het gaat om de verbinding tussen dat land en de Europese Unie.
Dan wil ik nog graag iets zeggen over de situatie met betrekking tot Georgië, een ander land dat opgenomen is in het nabuurschapsbeleid van de Europese Unie. Ik vond zelf de reactie van de Europese Unie op de uitslag van de verkiezingen en de verkiezingen zelf wat te snel en wat té positief. Daarna zijn er grote demonstraties geweest. Er is nog steeds een discussie gaande over de onregelmatigheden die hebben plaatsgevonden tijdens die verkiezingen. Wat ik nu van belang vind, is dat zowel de Europese Unie als het voorzitterschap initiatieven nemen om in ieder geval een brug te slaan tussen de oppositie in dat land en president Saakasjvili.
Tenslotte wil ik nog een aantal opmerkingen maken over de situatie met betrekking tot Rusland. Binnenkort zijn er presidentsverkiezingen. Het ziet ernaar uit dat de weg is vrijgemaakt voor de start van onderhandelingen over een nieuwe partnerschapsovereenkomst met dat land. Wij denken dat met name het hele punt van energietransparantie, in de onderhandelingen in voorbereiding van de nieuwe overeenkomst, van groot belang is.
Maar we willen ook een dialoog met Rusland over de kwaliteit van de democratie in het land, met name ook over de problemen die we recentelijk hebben gehad met de verkiezingswaarneming en de manier waarop wíj daar tegenaan kijken en de manier waarop de Russen daar tegenaan kijken. Ik hoop dat ook dat een thema zal zijn tijdens het voorzitterschap van Slovenië.
Bronisław Geremek (ALDE) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we erop hopen dat het Sloveense voorzitterschap er in 2008 niet alleen in zal slagen om de kwestie van het Grondwettelijk Verdrag te regelen en de ratificatie ervan voor te bereiden, maar ook om een oplossing te vinden voor een van de meest heikele kwesties waaraan Europa het hoofd moet bieden – het probleem van Kosovo. Ik ben echter van mening dat het, naast deze prioriteiten, belangrijk is te beseffen dat er bepaalde taken zijn die deze prioriteiten ten goede komen. Ik zou u willen vragen om de interculturele dialoog als een dergelijke opdracht te beschouwen. Naar mijn mening maakt deze dialoog niet alleen deel uit van de waarden die aan de Europese eenheid ten grondslag liggen, maar vormt hij ook de basis voor een zekere geopolitieke waarde die het beleid van de Europese Unie mag kenmerken.
Ik ben ervan overtuigd dat Europa in deze specifieke context de rol van vredebode op zich zou kunnen nemen in een situatie waarin de wereld zich in een toestand van internationale verwarring lijkt te bevinden. Ik zou hier nog aan willen toevoegen dat het van cruciaal belang is dat de kwestie Kosovo in de context van het probleem van de interculturele dialoog wordt benaderd. Dit zal het probleem van de toekomst van Kosovo zijn.
Mijnheer de minister-president, ik wens het Sloveense voorzitterschap veel succes.
Jan Tadeusz Masiel (UEN) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik zou Slovenië van harte willen feliciteren met het voorzitterschap van de Unie en wens het land veel succes, voornamelijk met het oog op de ratificatie van het nieuwe verdrag.
Het kleine Slovenië heeft het grote Polen de loef afgestoken. Ik hoop dat dit ons, Polen, aan het denken zet. Misschien kan het voorbeeld van Slovenië onze angst voor de Europese Unie verminderen en ons geloof in de zin ervan versterken. Tenslotte bent u, mijnheer de minister-president, na Johannes Paulus II, de tweede Slaaf die de eer heeft om de cultuur van heel Europa te vertegenwoordigen, ook die van West-Europa. Na de uitbreiding in 2004 verwachtte de Unie een toevloed van vers bloed, nieuwe knappe koppen en een nieuwe manier van denken. Door uw voorstel om in de Unie een vijfde vrijheid in te voeren – het vrij verkeer van kennis – beantwoordt u aan deze verwachtingen.
Uw land, dat ooit deel uitmaakte van het voormalige Joegoslavië en vertrouwd is met de problemen van zowel de christelijke als de islamitische wereld, zal ongetwijfeld een belangrijke bijdrage leveren aan een rechtvaardige oplossing voor Kosovo, waarbij ook de rechten van de Serviërs worden gerespecteerd.
Alojz Peterle (PPE-DE) . – (SL) Met genoegen en trots deel ik met u de feestelijke gevoelens, en daarmee gaat uiteraard ook een sterk gevoel van verantwoordelijkheid en van belangrijke gelegenheden gepaard. Ik ben ervan overtuigd dat Slovenië ook met het voorzitterschap zal aantonen dat het ons enkele jaren geleden niet enkel om een geopolitieke beslissing te doen was, maar dat we op verantwoordelijke wijze een vrij, democratisch en succesvol verenigd Europa willen meehelpen vormgeven.
Ik steun ten volste de ambitie voor de uitvoering van de Lissabonstrategie, die voor onze toekomst van wezenlijk belang is. In die zin verwacht ik dat Slovenië alles in het werk zal stellen om in het gemeenschappelijke beleid vooruitgang te boeken op het vlak van telecommunicatie en informatietechnologie. Dat is doorslaggevend voor de uitvoering van de Lissabonstrategie, niet enkel omwille van de bijdrage tot de dringende toename van het concurrentievermogen, maar ook omwille van de nabijheid tot de burgers. De burgers van de Europese Unie voelen het gemeenschappelijke beleid graag in hun portefeuille. We hebben succes geboekt met de richtlijn inzake roaming waardoor we in Europa goedkoper kunnen telefoneren en het gemeenschappelijke beleid op dat vlak biedt ons vast en zeker nog nieuwe inzichten.
Ten tweede zou ik graag de gezondheidssector willen benadrukken. Ik ben erg verheugd – en ik ben niet de enige in dit Parlement – dat ook de strijd tegen kanker een van de prioriteiten van het Sloveense voorzitterschap is. Dat zou een permanent punt op de agenda van de Europese Raad moeten worden.
Kanker is niet enkel een zaak van de ministers van Gezondheid. Elke derde burger van de Europese Unie kan deze ziekte verwachten en de voorspellingen zijn niet rooskleurig. Het gaat om een bredere maatschappelijke en politieke kwestie, die ook met de uitvoering van de Lissabonstrategie in verband staat. Als er steeds meer zieken zijn, zullen we geen hogere productiviteit en geen groter concurrentievermogen halen. Gezondheid is een gezichtspunt, is een dimensie, niet enkel een sector, en ik zal een tevreden man zijn als we tijdens het Sloveense voorzitterschap twee dingen bereiken. Ten eerste: meer aandacht voor preventie in de strijd tegen kanker. Ten tweede: de oprichting van een interinstitutionele werkgroep voor de strijd tegen kanker. Deze strijd vereist een eensgezinde, goede coördinatie tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie.
Mijnheer de voorzitter van de Raad, ik wens u een zo succesvol mogelijk voorzitterschap.
Magda Kósáné Kovács (PSE) . – (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Minister-president, onder uw voorzitterschap hebben de nieuwe lidstaten een nieuwe stap gezet op weg naar volwassenheid. Het is waarschijnlijk, dat uw voorzitterschap ertoe zal bijdragen om de twijfels, die weliswaar niet bij de Europese instellingen aanwezig waren, maar wel in het dagelijks leven van de Europese Unie, weg te nemen.
Uw voorzitterschap is het eerste dat in het Europees Jaar van de interculturele dialoog valt. De mensen uit onze regio weten, dat er naast de grote rode vlek op de wereldbol van Oost- en Midden-Europa een vlek van roze verf werd gemaakt, maar deze regio heeft nooit één kleur gehad. Deze regio heeft altijd zijn historische veelheid aan kleuren en verscheidenheid bewaard. Dit geldt met name voor de westelijke Balkan, waar Joegoslavië de breuklijnen verborgen hield, maar niet in staat was de gedeeltes met elkaar te verbinden.
Het is daarom ook niet toevallig, dat wij het meeste worstelen met het opnieuw overwegen en bevestigen van onze culturele identiteit en hierbij uw hulp verwachten, omdat uw voorzitterschap kan helpen bij het heropbouwen van een identiteit, die tegenwoordig voor de Europese burger een onmisbaar onderdeel vormt van zijn bewustzijn.
Het Sloveense voorzitterschap heeft de mogelijkheid en de plicht om de Europese missie en uitbreiding in een nieuwe fase te brengen. Slovenië vormt de poort naar de westelijke Balkan, en het pad van Europa loopt door deze poort. De vermoeidheid over de uitbreidingen van de Unie mag in deze regio niet leiden tot hervormingsmoeheid, omdat dit de stabiliteit van onze regio in gevaar zou kunnen brengen.
Tot slot wend ik mij tot het Hervormingsverdrag. Ik ben er trots op, dat Hongarije het eerste land was, dat het Hervormingsverdrag ratificeerde. Hoewel er in Hongarije tegenwoordig weinig kwesties zijn, waarin men politiek tot overeenstemming kan komen, valt Europa daar wel onder. Onze regio heeft een Europa nodig, dat meer werkt en beter werkt, en wij zijn er zeker van dat het Sloveense voorzitterschap zijn steun en medewerking zal verlenen.
. – (SL) Ik wens u veel succes met het voorzitterschap.
Alexander Lambsdorff (ALDE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Alpen zijn dit jaar belangrijk voor Europa. Slovenië heeft het voorzitterschap van de Europese Raad, Zwitserland en Oostenrijk zijn gastheer van het Europees kampioenschap voetbal en alle ogen zijn gericht op de bergen. Ik feliciteer het voorzitterschap met de overname van de ambtsbezigheden.
Het is een belangrijk voorzitterschap. Het ratificatieproces van Lissabon is geheel terecht uw eerste prioriteit. Het EVDB wordt op de proef gesteld in Kosovo. In het Parlement verwachten wij dat u ons uitlegt – als we er niet in slagen om een resolutie van de Veiligheidsraad te krijgen – dat resolutie 1244 een waterdichte rechtsgrondslag vormt voor alle EVDB-maatregelen. Mijn fractievoorzitter heeft gezegd: wij zijn tegen een versnelde stabilisatie- en associatieovereenkomst voor Servië zonder samenwerking met het ICTY.
We vieren het feit dat Slovenië de eerste lidstaat van de nieuw toegetreden landen is die het voorzitterschap overneemt. Wij liberalen hebben altijd zeer fel gestreden voor deze uitbreiding. We waren zelfs voorstander wanneer we thuis te maken hadden met antagonisme.
Ons hoofd staat op dit moment echter niet echt naar feest vieren. Ik kom uit Noordrijn-Westfalen en in Bochum hebben gisteren 2 300 mensen gehoord dat Nokia zijn fabriek sluit en naar Roemenië zal verplaatsen. De indruk werd toen gewekt dat dit met EU-middelen gebeurt. Ik wil voor de FDP glashelder stellen dat het verplaatsen van arbeidsplaatsen binnen de Europese Unie niet met EU-middelen mag worden gesubsidieerd! Wij zullen er alles aan doen wat in onze macht ligt om te garanderen dat in dit geval geen EU-subsidies worden verleend. Ik zie dat de voorzitter van de Commissie knikt. Ik hoop dat wij hierover een duidelijk standpunt krijgen van de Commissie. Dit is een heel belangrijk onderwerp dat mensen angst aanjaagt en bang maakt voor Europa. Dit mag niet! We zullen er ook voor zorgen dat de subsidiabiliteit wordt gecontroleerd als nationale subsidies naar Roemenië worden gedirigeerd. Dit is een probleem en wij hopen dat de gekwalificeerde en gemotiveerde mensen in Bochum snel weer werk zullen vinden!
Ryszard Czarnecki (UEN) . – (PL) Mijnheer de minister-president, ik zou u tegelijkertijd mijn sympathie en deelneming willen betuigen. Ten gevolge van de toetreding van Slovenië tot de eurozone ligt de inflatie in uw land vandaag honderd procent hoger dan een jaar geleden. Mijnheer de voorzitter van de Commissie, in tegenstelling tot wat commissaris Almunia twee maanden geleden zei, heeft de minister-president toegegeven dat deze stijging van de inflatie een van de gevolgen is van de toetreding tot euroland.
De kwestie Kosovo is een van de prioriteiten van het Sloveense voorzitterschap. Laat ons niet vergeten dat de onafhankelijkheid van Kosovo zou neerkomen op de eerste eenzijdige grenswijziging in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Dit is precies waar Zuid-Ossetië en Abchazië in Georgië op zitten te wachten, maar ook Moskou heeft belang bij een onstabiele situatie op de zuidelijke Kaukasus. Deze situatie zou zelfs kunnen resulteren in oorlog in deze regio en in het grootste militaire conflict in Europa sinds de geweldsuitbarsting op de Balkan aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw. Het spreekt vanzelf dat we het zelfbeschikkingsrecht van het Kosovaarse volk moeten respecteren.
Francisco José Millán Mon (PPE-DE) . – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Sloveense voorzitterschap graag al het beste wensen. Dit voorzitterschap is een sterk symbool voor de transformatie die de Europese Unie ondergaat. We zullen de nu volgende zes maanden een groot aantal belangrijke onderwerpen bespreken, waarvan ik er hier een paar zal aanstippen.
Om te beginnen de Lenteraad, die zich voornamelijk met de strategie van Lissabon zal bezig houden. De waarheid is dat we ons in een moeilijke economische situatie bevinden: als gevolg van de financiële crisis hebben we de groeiverwachtingen naar beneden moeten bijstellen, de inflatie neemt toe, de euro is te sterk bij een zwakke dollar, en de olieprijs is heel erg hoog. Ook de prijzen voor voedingsstoffen stijgen.
De burgers verwachten van ons dat we doeltreffende besluiten nemen om in deze onzekere context het vertrouwen te herstellen.
De kwestie-Kosovo beheerst het buitenlands beleid. Het gaat hier om heel belangrijke principes, zoals territoriale integriteit en de stabiliteit van de grenzen. U zult hier heel voorzichtig moeten zijn. De Europese Raad van december is volgens mij iets te voortvarend geweest. Er is toen een besluit genomen een burgermissie te sturen, maar men is het daarbij – naar het schijnt – niet eerst eens geworden over de rechtsgrond. Het is heel paradoxaal dat dit nu juist in de Europese Unie – die toch een rechtsgemeenschap is – moet gebeuren.
De kwestie-Kosovo is heel delicaat en u moet hier voorzichtigheid betrachten. Ik vraag u daarom al het mogelijke te ondernemen om een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad te verkrijgen.
In mei zal inderdaad, zoals u zegt, de belangrijke Top van Lima worden georganiseerd, met de Latijns-Amerikaanse landen – landen die wat hun waarden en principes betreft dicht tegen Europa aanleunen. Deze Top in Lima moet worden gebruikt als een hefboom om de onderhandelingen met Mercosur weer op gang te brengen en de onderhandelingen met de Andeslanden en de landen van Midden-Amerika over de associatieakkoorden een extra impuls te geven.
Verder zal in mei de Schengenzone worden uitgebreid tot de luchthavens. Voor de buitengrenzen van de Unie is dat een doorslaggevende gebeurtenis, en dat brengt me bij de bestrijding van illegale immigratie. Er is een vergadering voorzien van de ministers die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de grenzen. Het is tijd dat dit gebeurt. We moeten de samenwerking tussen de ministers verbeteren. Bovendien moeten al de ambtenaren die betrokken zijn bij de bewaking van de buitengrenzen goed begrijpen dat hun werk behalve een nationaal aspect ook een Europees aspect heeft: ze zijn medeverantwoordelijk voor wat er in de Schengenzone gebeurt.
Tot slot wil ik u vragen aandacht te besteden aan de terrorismebestrijding. De burgers van de Europese Unie verwachten dat u op dit vlak, dat alle aspecten van hun leven raakt, resultaten behaalt.
Kristian Vigenin (PSE) . – (BG) Mijnheer de voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Janša, ik moet opmerken dat het Sloveense voorzitterschap een zeer belangrijk signaal is aan Europese burgers en in het bijzonder de burgers in Midden- en Oost-Europa.
Slovenië heeft nu de kans hun alle zelfvertrouwen te geven om een echt gelijkwaardige partij in het Europese proces te zijn. We kennen Slovenië als een land dat, zonder veel ophef, volhardend en consistent de grote problemen van zijn overgang heeft aangepakt en vandaag alle reden heeft te worden aangeduid als ‘het best presterende land van Oost-Europa’. Dit is mogelijk gemaakt door de politieke consensus in dat land. Dat is precies wat we verwachten van het Sloveense voorzitterschap: zonder trompetgeschal of grote beloften doorgaan met het oplossen van problemen die essentieel zijn voor de toekomst van de Europese Unie zoals benadrukt in de gepresenteerde programma’s. U hebt alle kans om dit te bereiken, want uit de discussie van vandaag bleek zowel politieke als institutionele consensus in uw steun.
Ik ben van mening dat het Sloveense voorzitterschap op het juiste moment komt, vooral gezien de uitdagingen met betrekking tot de West-Balkan. Dankzij de historische en politieke ervaring van Slovenië kan de Europese Unie effectiever zijn in haar beleid ten aanzien van deze landen. Zij hebben een nieuwe impetus nodig om de hervormingen door te zetten en hun vooruitgang in de richting van de Europese Unie te versnellen. Dat doel ligt volledig binnen bereik, wat Slovenië, een voormalig onderdeel van de republiek Joegoslavië, in de praktijk heeft laten zien.
Ik ben van mening dat de Europese Unie door Slovenië met een stem zal spreken die beter te begrijpen is voor veel van de landen op de West-Balkan. Zowel in letterlijke zin als figuurlijk. Ik vind dat ik moet vermelden dat de Raad voor het eerst een Slavische taal zal spreken. Het lijkt mij dat niemand succesvoller zou kunnen omgaan met de kwestie ‘Kosovo’ dan Slovenië. De risico’s die de hele regio loopt zijn enorm, en daarom hebben wij ook zulke hoge verwachtingen van u, mijnheer Janša. Wij verwachten dat u erin zult slagen de eenheid van de Europese Unie te behouden, zowel wat betreft de resolutie over de status van de provincie als wat betreft de betrokkenheid van de Unie bij de moeilijke periode daarna.
Mijnheer Janša, voor ons, socialisten, is het van belang dat het Sloveense voorzitterschap een succes wordt, en wij zullen niet vanaf de zijlijn toekijken, maar we zullen uw inspanningen zo goed als we kunnen en zover onze bevoegdheden reiken steunen, zodat u uw programma kunt invoeren. Ik wens u succes, zodat u kunt bewijzen dat een klein land groot kan zijn in Europa.
Marco Pannella (ALDE) . – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president Janša, dames en heren, ik heet u van harte welkom namens de radicale partij en de kameraden die u te hulp schoten bij uw vrijlating, samen met de kameraden en vrienden van het tijdschrift Mladina, aan het einde van 1988. U zat in de gevangenis om twee woorden: democratie en Europa. Nu bent u hier om een Europese Unie voor te zitten die het volkslied en de vlag afschaft en vernietigt en zelfs – let op mijnheer de Voorzitter – samen met de eurogroep de traditionele geopolitieke grenzen van Europa op onze munten vervalst. U bent een voorstander van uitbreiding; dit is hetzelfde Europa dat eerst ongevoelig was voor het Joegoslavische drama en dat nu is ten opzichte van Turkije en alle uitbreidingen waarop wij hopen.
Wij waren en ik was in Ljubljana toen de Servische luchtaanvallen plaatsvonden. In die tijd hebben we een zekere Skolk, de jongeren van de AZMSS, voorzitter Kučer en zelfs onze vriend Kačin ontmoet. Toen streden jullie voor een ander Europa dan het Europa dat jullie had verraden en dat een neutraal Joegoslavië wilde omdat dat haar beter uitkwam.
Welkom namens uw eigen Slovenië, als u nog degene bent die u was. Maar goed, u zult hier degene zijn die het Europa van Altiero Spinelli vertegenwoordigt en niet wij die Europa vertegenwoordigen, niet wij die vaak symbool staan voor haar ineenstorting.
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Othmar Karas (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de nacht van 20 op 21 december 2007 hebben wij de grens van Schengen verlegd. We hebben er weer een stuk vrijheid bij gekregen en zijn weer een stap dichter bij elkaar gekomen. Het prikkeldraad is definitief verdwenen en Slovenië heeft op 1 januari het voorzitterschap van een herenigd Europa overgenomen. Als Europeaan, maar vooral als Oostenrijker, vriend, buur en bondgenoot, ben ik hier heel blij mee.
Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dit debat draait om zes punten. Ten eerste heeft het feit dat u het voorzitterschap bekleedt meer dan alleen een symbolische waarde. Het maakt ons bewust van historische ontwikkelingen die voor velen al vanzelfsprekend zijn geworden of helaas als een bedreiging worden ervaren.
Ten tweede is het ratificatieproces begonnen in Hongarije. U moet het proces structureren en er vaart achter zetten en voldoende gecoördineerde informatie verstrekken aan de burgers van Europa.
Ten derde: gebruik alstublieft de doelstellingen voor klimaatverandering en meer Europese energieonafhankelijkheid voor een nieuwe impuls voor groei, werkgelegenheid en sociale cohesie bij het implementeren van de strategie van Lissabon.
Ten vierde geven uw geografische ligging, historische ervaring en het tijdstip van uw voorzitterschap u een bijzondere verantwoordelijkheid met betrekking tot de toetreding van Kroatië, de vrijheid voor Kosovo en de overeenkomst met Servië.
Ten vijfde starten wij met uw voorzitterschap het Europees jaar van de interculturele dialoog. Laat dit voorzitterschap er een worden van samenwerken, wederzijds respect, rekening houden met en begrip voor elkaar.
Het zesde en laatste punt: verwar uw Europese verantwoordelijkheid niet met de bilaterale vraagstukken die opgelost moeten worden of met de verantwoordelijkheid van Oostenrijk ten opzichte van de Sloveense minderheid in Oostenrijk. Bilaterale verdragen tussen twee lidstaten vallen niet onder de bevoegdheid van de Europese Unie.
Bernard Poignant (PSE) . − (FR) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, u hebt zich op bescheiden wijze aan ons voorgesteld. U hebt zelfs gezegd dat u eventueel fouten zou kunnen maken en naïef zou kunnen zijn. Ik zou u willen adviseren om dit gevoel voor bescheidenheid – in het kader van de Trojka – over te dragen aan de Franse voorzitter die u zal opvolgen.
Ik heb slechts één boodschap die ik u wil overbrengen: geef Europa de beste lessen uit uw geschiedenis. Jullie zijn Kelten, ik ook! Jullie zijn overheerst geweest door Beieren, opgeslokt door de Republiek Venetië, opgenomen in het Oostenrijks-Hongaarse rijk, bezet door Napoleon – waarvoor ik u mijn excuses aanbied –, verdeeld tussen Duitsland, Italië en Hongarije en geïntegreerd in de Federale Republiek Joegoslavië, en sinds uw referendum in 1990 bent u dan onafhankelijk.
Wat een geschiedenis! Wie kan er beter over de interculturele dialoog spreken dan u? Wie is er geloofwaardiger om dit te doen dan u? Zet deze prioriteit dus hoger op uw lijstje. U hebt het op de vierde plaats gesteld; ik adviseer u om dit thema een of twee trapjes hoger te zetten!
Dit gezegd hebbende, verzoek ik u de interculturele dialoog niet te beperken tot een dialoog tussen religies. Denk er ook aan wat mensen die vinden dat religie en politiek niet moeten samengaan, voor Europa hebben betekend. De geschiedenis heeft namelijk aangetoond dat als het een zich met het ander bemoeit, dit altijd verkeerd uitpakt.
Als u mij toestaat zou ik tot slot – en nog steeds in de geest van wat ik zojuist gezegd heb – onze collega’s een stukje willen voorlezen uit uw volkslied, want dat is zo mooi! “Gods zegen op alle landen, die verlangen naar en werken voor die mooie dag, wanneer er op onze aardse woonplekken geen oorlog, geen strijd meer zal woeden; die verlangen te zien dat alle mensen vrij, en geen vijanden, maar buren zullen zijn.” Dat is de geest van uw voorzitterschap, en dat is de geest van Europa. Ik ben natuurlijk een Fransman, en ik geef mijn Marseillaise niet op, maar voor zes maanden wil ik heel graag Sloveen zijn!
(Applaus)
De Voorzitter . − Mijnheer Poignant, naar u luisteren terwijl u de Marseillaise of zelfs het Europese volkslied zingt, zou zeker een groot genoegen zijn.
Zbigniew Zaleski (PPE-DE) . – (PL) Mijnheer de minister-president, enkele van de doelstellingen die het Sloveense voorzitterschap zich heeft gesteld, zijn het Verdrag, de Lissabonstrategie, het klimaat, energie en de westelijke Balkan. Als we daar nog de interculturele dialoog aan toevoegen, lijkt me dat heel wat voor een klein land als Slovenië, na het ongelooflijke succes waarmee ik u en het hele Sloveense volk wil feliciteren.
De minister van Buitenlandse zaken, de heer Amado, heeft tijdens de laatste bijeenkomst van de Commissie buitenlandse zaken met geen woord gerept van de oostelijke dimensie. Ook u hebt dit onderwerp slechts oppervlakkig aan de orde gesteld. Ik ben echter van mening dat dit ook een van uw doelstellingen zou moeten zijn, in het bijzonder aangezien u, als vertegenwoordiger van de Slavische landen, een beter inzicht in de oostelijke dimensie van de Slavische landen zou moeten hebben dan bijvoorbeeld de Portugezen, zonder dat ik hen op dit vlak iets verwijt. De vraag is of de uitbreiding zich hoofdzakelijk tot de westelijke Balkan zal beperken, zoals de Fransen met het oog op hun aanstaande voorzitterschap nu reeds aangeven, dan wel of we nog een stap verder kunnen gaan. Mag ik u vragen om uw standpunt hierover toe te lichten?
Mijn tweede punt heeft te maken met het feit dat het voorzitterschap van uw land samenvalt met de periode die voorafgaat aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Zoals we weten, brengt amper twintig procent van de Europese burgers zijn stem uit. Dat is bijzonder weinig en deze neerwaartse trend zet zich nog verder door. Welke maatregelen bent u van plan op dit gebied te nemen? Hoe wilt u de Europeanen ervan overtuigen dat Europa een goede zaak is en dat het de moeite loont om eraan deel te nemen?
Mijn laatste onderwerp houdt verband met de eerste kwestie die ik heb aangestipt. De Sloveense ambassadeur in Oekraïne heeft onlangs gezegd dat Oekraïne nog tijdens dit voorzitterschap zou moeten kunnen of zal toetreden tot de vrijhandelszone. Dit zou uiteraard positief zijn. Daarvoor moeten echter eerst nog een aantal voorwaarden worden vervuld, zoals de goedkeuring door de Duma en goed functionerende grenzen. Op welke manier wil het voorzitterschap Oekraïne bijstaan in dit proces?
Mijnheer de Voorzitter, ik zou met de volgende woorden willen afronden:
(DE) U hebt de macht en de verantwoordelijkheid om de spreektijd te controleren en ik verzoek u hierop voortaan te letten.
Véronique De Keyser (PSE) . – (FR) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, tijdens een voorzitterschap zijn er thema’s die men kan kiezen en andere die zichzelf opdringen, zoals veiligheid in het Midden-Oosten of de kwestie Iran. In dit opzicht maakt het Iraanse nucleaire dossier deel uit van een complex proces dat verband houdt met de veiligheid van het Midden-Oosten en de islamitische wereld. Als wij het vertrouwen willen herstellen, moeten wij het hebben over Irak, Palestina, Libanon, extremisten, mensenrechten en armoede.
Veel inwoners van de regio moeten met minder dan twee dollar per dag rondkomen. Is dat aanvaardbaar? Ik bedoel dit niet vanuit een moreel standpunt, maar vanuit het oogpunt van de veiligheid. Deze mensen worden uiteindelijk extremisten, omdat ze niets te verliezen hebben en zich vernederd voelen. Niemand wordt als zelfmoordenaar of als terrorist geboren. Wij moeten een leefmilieu creëren waarin iedereen met waardigheid, in vrede en in vrijheid kan leven. Dit zijn niet mijn woorden; het zijn de woorden van Mohamed El Baradei, hoofd van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede. Ze betekenen dat de aanzet moet worden gegeven tot een vertrouwensrelatie met de Arabische wereld, in het bijzonder met Iran, waarbij geen enkel onderwerp dat woede oproept – noch de schokkende ontkenning van de Holocaust door dit land, noch de veiligheid van Israël – mag worden geschuwd, terwijl deze vertrouwensrelatie in een sfeer van wederzijds respect en waardigheid tot stand moet komen.
Is het Sloveense voorzitterschap bereid deze woorden over te nemen? En vooral: denkt het voorzitterschap dat het mogelijk is deze regio ooit te denucleariseren, zonder een taboe-onderwerp ter sprake te brengen, namelijk het Israëlische nucleaire programma?
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE) . – (RO) Minister-president, ik zou u graag willen feliciteren met het feit dat u ons vandaag mag toespreken als voorzitter van de Raad.
Slovenië wordt door de andere Europese landen bewonderd om zijn opmerkelijke ontwikkeling sinds 1990 en het feit dat het land aan de normen voor toetreding voldoet – of het nu gaat om de onderhandelingshoofdstukken, de invoering van de gemeenschappelijke munt of het voorzitterschap van de Raad.
Ik zou u ook willen feliciteren met het definiëren van de prioriteiten van de EU voor de komende zes maanden, in samenwerking met de Duitse en Portugese regeringen.
Het is ongetwijfeld wenselijk dat het Verdrag van Lissabon, dat een einde maakt aan de langdurige identiteitscrisis in de Europese Unie, zo snel mogelijk wordt geratificeerd en wordt erkend als authentiek democratisch besluit van alle Europese burgers.
Tegelijkertijd is het eveneens wenselijk dat de doelen van de Strategie van Lissabon zo snel mogelijk in de praktijk worden gebracht, omdat we te maken hebben met een golf van pessimisme onder de burgers met betrekking tot dit beleid. De laatste Eurobarometer van de Europese Commissie van december 2007 laat zien dat het vertrouwen van de burger in beide componenten van de Strategie, economische groei en werkgelegenheid, relatief is gedaald.
Werkloosheid blijft een groot probleem voor Europese burgers, hoewel er aanzienlijke verbetering heeft plaatsgevonden vergeleken met 2006. Met de nieuwe cyclus die start in 2008 voor de Strategie van Lissabon, zal het Europees Parlement een actieplan aannemen met betrekking tot mobiliteit van de werknemers, om de werkgelegenheid op Europees niveau te versterken.
Toch is er nog steeds het probleem van de beperkte toegang tot de Europese arbeidsmarkt, dat meer dan honderd miljoen Europese burgers aangaat.
Ik dring er daarom bij u op aan, minister-president, om de initiatieven van het Parlement en de Europese Commissie betreffende de toegang tot de arbeidsmarkt te steunen.
Ik ben er stellig van overtuigd dat Europa op deze manier zijn economische toekomst zekerstelt door de fundamentele vrijheden die zijn vastgelegd in het Verdrag te bewaren.
Claudio Fava (PSE) . – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, mijnheer de Raadsvoorzitter, als Italiaan ben ik bijzonder verheugd om het feit dat Slovenië het voorzitterschap van de Raad vervult, dat Slovenië nu als eerste van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie de taak heeft om het voorzitterschap op zich te nemen en dat Slovenië nu samen met andere Europese landen deel uitmaakt van het Schengengebied.
Als voorzitter hebt u de belangrijke taak om een sterke impuls aan het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon te geven. Dit verdrag geeft het Parlement meer medebeslissingsmacht zodat het met gekwalificeerde meerderheid besluiten kan nemen over enkele strategische thema’s in sectoren waarin meer aandacht voor en bescherming van de fundamentele rechten van de burgers is: ik denk dan aan juridische samenwerking en legale immigratie.
In die richting ligt ons voorstel en we zullen ons best moeten doen om de komende maanden ruimte te vinden voor een interinstitutionele overeenkomst die de overgangsfase van enkele dossiers kan regelen: ik denk, bijvoorbeeld, aan het dossier over Europol waarover morgen gestemd wordt. Morgen zal dit Parlement u ook vragen om als Raad binnen zes maanden na het van kracht worden van de verdragen het Europees Parlement opnieuw te raadplegen in het licht van de nieuwe juridische bepalingen die deze verdragen ons zullen bieden.
Ik wil mij nogmaals verzekeren van uw inzet voor het gemeenschappelijke immigratiebeleid; de strijd tegen illegale immigratie kan alleen worden gevoerd met overtuiging, nauwkeurigheid en respect voor de fundamentele rechten, ook om te vermijden dat er gebeurt wat enige maanden geleden heeft plaatsgevonden; namelijk dat honderden mensen in visnetten terechtkwamen terwijl zij tevergeefs probeerden de Middellandse Zee over te steken om in Europa te komen.
Valdis Dombrovskis (PPE-DE) . – (LV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ten eerste wil ik Slovenië feliciteren met het feit dat dit de eerste nieuwe lidstaat is die het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt. Ik ben van mening dat andere nieuwe lidstaten, wanneer zij zich voorbereiden op hun voorzitterschap, veel van de ervaring van Slovenië kunnen leren.
Een van de belangrijkste taken van het Sloveense voorzitterschap bestaat er natuurlijk uit een succesvol ratificatieproces voor het Verdrag van Lissabon te bevorderen. Wat mij betreft, kan ik aankondigen dat Letland van plan is het Verdrag van Lissabon in mei te ratificeren, tijdens het Sloveense voorzitterschap. De belofte van het Sloveense voorzitterschap om de rol van de EU als wereldleider in de bestrijding van de klimaatverandering en het gebruik van hernieuwbare energie te versterken, dient te worden toegejuicht. Klimaatverandering en energieproblemen zijn al jarenlang aandachtspunten voor het publiek en de politiek. Het is echter belangrijk dat deze prioriteit niet alleen tot uiting komt als mooie belofte, maar ook kan worden weerspiegeld als prioriteit in de EU-begroting. Met het oog op het feit dat het werk moet beginnen met de tussentijdse evaluatie van het financieel perspectief dit jaar, zou het van belang zijn te horen hoe het Sloveense voorzitterschap denkt over mogelijke prioriteiten voor de EU-begroting in het kader van de tussentijdse evaluatie. Ik denk dat klimaatverandering en energiekwesties tot deze prioriteiten zouden moeten behoren, waaronder een groter deel van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds bestemmen voor een grotere energie-efficiëntie en bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie.
De belofte van het Sloveense voorzitterschap om meer aandacht te besteden aan de West-Balkan, inclusief de kwestie Kosovo, is begrijpelijk. Toch is op de mening die is geuit door de premier van Slovenië – dat de veiligheid in Bosnië-Herzegovina slechter zou kunnen zijn dan in Kosovo – dubbelzinnig gereageerd. Het zou daarom van belang zijn precies te weten hoe het Sloveense voorzitterschap staat tegenover de stand van zaken in de Balkan en wat het voorstelt om de situatie te stabiliseren. Bedankt voor uw aandacht, en ik wens het Sloveense voorzitterschap alle succes met zijn werk.
Anne Van Lancker (PSE) . – (NL) Raadsvoorzitter, u hebt de belangrijke verantwoordelijkheid om op de komende voorjaarstop een nieuwe cyclus van het Lissabonproces te lanceren. Eerlijk gezegd, Commissievoorzitter, mijn fractie is van oordeel dat de voorstellen die u ons in december hebt gedaan, aan ambitie missen.
Het klopt natuurlijk dat de vorige cyclus van de Lissabonstrategie gezorgd heeft voor groei en jobs, maar het is ook waar dat Europa nu moet functioneren in een context van versnelde globalisering met nieuwe spelers van wereldformaat. De PSE-Fractie is er dan ook van overtuigd dat Europa alleen dán haar rol kan blijven spelen, als we volop inzetten op duurzame ontwikkeling, op research en innovatie, op investeringen in mensen. Kortom, op kwaliteit dus en niet op lage kosten of lage standaarden.
Het is voor ons ook duidelijk dat we daarvoor iedereen in Europa nodig hebben. Lissabon heeft niet belet dat 78 miljoen mensen in armoede dreigen te leven en dat een groot deel van de gecreëerde jobs vaak precaire jobs zijn die geen waardig inkomen opleveren. Daarom kan Lissabon alleen lukken als de sociale dimensie serieus versterkt wordt.
Niet alleen in de commentaren, Commissievoorzitter, maar ook zichtbaar en prominent in de richtsnoeren en in een ambitieuze sociale agenda. Raadsvoorzitter, wij rekenen op het Sloveense voorzitterschap om dat op de voorjaarstop duidelijk te maken.
Elmar Brok (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, ook ik ben blij dat Slovenië het voorzitterschap van de Raad overneemt. Ik was algemeen rapporteur van dit Parlement bij de uitbreidingsronde met de twaalf landen en om nu een land uit deze groep voor de eerste keer het voorzitterschap te zien bekleden doet mij persoonlijk veel genoegen.
Slovenië is ook het meest succesvol van de nieuwe lidstaten, lid van zowel Schengen als de euroruimte, en heeft bewezen dat deze nieuwe landen het goed doen in Europa. En het moet gezegd dat kleine landen vaak het meeste succes hebben met het voorzitterschap van de Raad, omdat ze zich volledig voor deze zaak inzetten. Ik wens u er daarom veel succes mee.
U staat voor uiteenlopende opgaven. U moet de ratificatie van het beslissende Verdrag van Lissabon begeleiden en stimuleren en u moet de tenuitvoerlegging van dit verdrag al voorbereiden, wat minstens even belangrijk is. U staat voor een moeilijk probleem met Kosovo, en u hebt een uitzonderlijke mogelijkheid om dit voor ons voor elkaar te krijgen, omdat u dit gebied heel goed kent. Hieruit blijkt echter ook dat de Europese Unie bij kwesties op het gebied van haar buitenlandse beleid vaak wordt opgejaagd, zodat wij tegen de Amerikanen en Russen worden uitgespeeld.
Wanneer ik zie dat op hetzelfde moment dat wij over strategieën voor Centraal-Azië discussiëren, Gasprom gascontracten afsluit met Kazachstan, dan moet ik constateren dat wij niet echt strategisch te werk gaan bij vraagstukken die belangrijk zijn voor onze toekomst en ik denk dat hier misschien iets moet verbeteren.
Staat u mij een laatste opmerking toe. Ook ik, afkomstig uit Noordrijn-Westfalen, zou de voorzitter van de Commissie dankbaar zijn als hij duidelijkheid zou kunnen verschaffen ten aanzien van Nokia. Natuurlijk mogen er fabrieken worden verplaatst. Voor alle duidelijkheid, Duitsland heeft, meer dan bijna elk ander land, aanzienlijk veel voordeel van de Europese interne markt of van de uitgebreide Europese interne markt, maar het is heel moeilijk om dit aan de betrokkenen uit te leggen als het verlies van hun arbeidsplaats betaald zou zijn uit Europese middelen of als er ongeoorloofde nationale subsidies voor zouden zijn gebruikt. We vragen daarom om dit misverstand uit de wereld te helpen, want als deze geruchten zich blijven herhalen, loopt de Europese gedachte grote schade op.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Sloveense voorzitterschap mag zich zeer gelukkig prijzen dat het na twee succesvolle voorzitterschappen komt. Slovenië is ook de eerste van de twaalf nieuwe lidstaten die het voorzitterschap op zich neemt, wat de verantwoordelijkheid nog groter maakt.
Het programma van het Sloveense voorzitterschap bevat natuurlijk waardevolle elementen. Wat mij betreft geloof ik echter dat meer gewicht zou moeten worden gegeven aan de poging meer begrip en acceptatie bij het publiek te kweken voor het Hervormingsverdrag en het Handvest van de grondrechten.
Het Sloveense voorzitterschap steunt de plannen voor de toetreding van de staten van de West-Balkan. Dit is ook het standpunt van mijn afvaardiging, maar, zoals de ervaring ons heeft geleerd, moet in het achterhoofd worden gehouden dat het vroegtijdig prikken van een datum voor de aanvang van de toetredingsonderhandelingen kan leiden tot een impasse. We moeten ook heel serieus bedenken dat het overgrote deel van de Europese publieke opinie bijzonder huiverig lijkt te staan tegenover iedere verdere uitbreiding, en daar kunnen we niet omheen.
We moeten allemaal bijzonder voorzichtig omgaan met het onderwerp Kosovo. We moeten ons realiseren dat in deze regio een machtsspel wordt gespeeld. Aan de ene kant probeert de Amerikaanse politiek de hele regio volledig te controleren, terwijl Rusland contact wil houden met een regio waarmee het van oudsher en eeuwenlang een speciale band heeft. In dit spel is Kosovo een soort pingpongbal.
Tijdens de recente top hebben de Europese leiders geen besluit genomen over de vraag of zij een unilaterale verklaring van onafhankelijkheid door Kosovo zouden erkennen. Laten we hopen dat wij allemaal de gevaren afwegen die inherent zijn aan unilaterale erkenning en bijzonder voorzichtig te werk gaan, want onsuccesvolle bewegingen kunnen in de bredere regio een kettingreactie in gang zetten met niet te voorziene gevolgen.
John Bowis (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vernomen dat de mensen bij de recente opening van de Sloveense grenzen vergeleken hoeveel ze in de dagen van het communisme hadden gesmokkeld. Er was zelfs een namaakbiechtstoel voor iedereen die zijn zonden wou opbiechten. Wie dat deed, werd beloond met koffie en brandewijn. Ik begrijp waarom voorzitter Barroso zich haastte om aan dat feest deel te nemen!
Mijnheer de minister-president, eerst gaf u ons een ontroerende beschrijving van uw land en uw eigen geschiedenis. U sprak trots over Slovenië en u had het met enige emotie over uw ervaringen in de gevangenis. Ik hoop dat u deze emoties naar het voorzitterschap wilt brengen – het geloof in de mensenrechten en de vastberadenheid dat ook Europa die trots zal kennen.
Er zijn twee punten waarover ik het met u wil hebben als u dat doet. Het eerste is ons milieu. Met mensenrechten en onze Lissabonagenda gaan een schoon en gezond milieu en een gezond volk gepaard. Milieu moet verder gaan dan Bali, waar veel werd gezegd, maar weinig gedaan. Nu is echte en realistische actie nodig. Wij moeten volgende week met ons klimaatveranderingspakket beginnen.
Op gezondheidsgebied hebben wij behoefte aan juridische zekerheid met betrekking tot grensoverschrijdende gezondheidszorg. Als wij dat goed doen, bieden wij de Europese burger, de patiënt, belangrijke nieuwe kansen. Wij hebben gewacht en uitgesteld. We mogen dat niet langer doen. We moeten voor vooruitgang zorgen. Als wij dat niet doen, kiezen we er niet voor niets te doen. Het alternatief is dat advocaten voortgaan met beleid maken.
Ik verzoek u in dit verband bijzondere aandacht te besteden aan de geestelijke gezondheid. Mijn enige kritiek op Slovenië betreft de traagheid waarmee dat land wetgeving met betrekking tot geestelijke gezondheid heeft vastgesteld. Na het Groenboek kunt u nu het leiderschap met betrekking tot de geestelijke gezondheid op u nemen.
Slovenië is een klein en fier land, en de kleine landen van Europa zijn meestal de beste voorzitters van de Europese Unie. Ik wens u daarmee succes. Ik heb er vertrouwen in dat Slovenië zich onder uw leiding tegen het einde van zijn voorzitterschap over zes maanden aan de hand van successen en resultaten die fierheid waardig zal tonen.
De Voorzitter . − We hebben nog tien minuten “catch the eye”, ieder hooguit een minuut.
Romana Jordan Cizelj (PPE-DE) . – (SL) De veelvuldig uitgesproken gelukwensen aan Slovenië als eerste nieuwe lidstaat die de Raad voorzit, tonen aan dat het werk van Slovenië met bijzondere aandacht zal worden gevolgd. De verwachtingen zijn hooggespannen, de verantwoordelijkheid is groot.
Buiten de politieke instellingen zijn de mensen in de jongste lidstaten echter vaak de mening toegedaan dat slechts enkele grote landen de Unie leiden. Net op dat punt heeft Slovenië een uitstekende kans om te bewijzen dat de Unie is opgebouwd uit 27 landen die op verantwoorde wijze samen een gemeenschappelijk beleid vormgeven. Ik verwacht dat er veel aandacht naar de cohesie en de vermindering van de verschillen in Europa zal gaan bij de uitvoering van de prioriteiten en van de overgeleverde agenda.
Tijdens deze korte minuut zou ik het nog willen hebben over de klimaatveranderingen en de energie. Europa heeft zichzelf namelijk uitzonderlijk ambitieuze doelstellingen opgelegd – de ontwikkeling naar een maatschappij met een lage koolstofuitstoot – en dat is wat nu net van belang is: een maatschappij met een lage koolstofuitstoot. Ik wens Slovenië dat het op dat vlak concrete voorstellen, projecten en resultaten ter tafel brengt.
Genowefa Grabowska (PSE) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president, het Sloveense voorzitterschap heeft zich een groot aantal ambitieuze doelstellingen gesteld, met als belangrijkste voorbeeld de ratificatie van het Verdrag. U zult dit proces moeten bewaken, de hele procedure ligt in uw handen. Met het oog hierop zou ik u willen vragen om daarbij ook rekening te houden met de landen die het Handvest van de grondrechten niet hebben aangenomen en voor een opt-out hebben gekozen.
De Britse en de Poolse opt-out zijn een feit. Ik ben er echter van overtuigd dat deze twee landen binnenkort zullen inzien dat ze een fout hebben begaan en het Handvest alsnog zullen willen aannemen. Ze zullen het Handvest aan hun burgers willen geven. Het is belangrijk dat we deze landen daarbij helpen. Ik roep u daarom op om werk te maken van een vereenvoudigde procedure waarmee deze landen hun beslissing kunnen terugdraaien, een eenvoudige en snelle procedure die in een opt-in voorziet en waarvoor geen nieuwe ratificaties vereist zijn.
Mijnheer de minister-president, het succes van een voorzitterschap is meestal omgekeerd evenredig met de grootte van het land. Ik ben ervan overtuigd dat dit voor Slovenië het geval zal zijn.
Mojca Drčar Murko (ALDE) . – (SL) Mijnheer de minister-president, ik ben tevreden met de nadruk die u vandaag op de mensenrechten hebt gelegd. Als liberaal Parlementslid uit Slovenië en als voormalig journalist ben ik van mening dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid de belangrijkste mensenrechten zijn. Daarom zou ik van deze feestelijke gelegenheid gebruik willen maken om erop te wijzen dat het verzoekschrift waarmee nu al een kwart van alle Sloveense journalisten tegen de openlijke en heimelijke druk op hen protesteert, een heel ernstige zaak is.
Het publiekelijk in diskrediet brengen van de ondertekenaars aan de hand van hun uit de context gerukte verklaringen, met de intentie hen af te schilderen als onbetrouwbare mensen, is ongehoord. In mijn optiek is het de plicht van het voorzitterschap van de Europese Unie erop toe te zien dat haar vertegenwoordigers kennis nemen van de inhoud van de verklaringen en de bewijzen uit het verzoekschrift.
Adamos Adamou (GUE/NGL) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ons grootste punt van zorg betreffende de voorstellen voor een oplossing voor Kosovo houdt verband met de poging een unilaterale verklaring van onafhankelijkheid op een wettelijk voetstuk te plaatsen, en dit zou gedenkwaardige gevolgen hebben voor het internationaal recht.
De erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo buiten het kader van de Verenigde Naties door middel van een unilaterale verklaring, zou een gevaarlijke ontwikkeling betekenen; dit zou misschien leiden tot nog meer bloedvergieten en het opnieuw vaststellen van de grenzen. Wij geloven dat dit, als overduidelijke schending van het internationaal recht, ook in andere conflictsituaties gebruikt zou worden als methode om geschillen op te lossen. Dit zou misschien ook kunnen gebeuren in het geval van EU-lidstaten zoals Cyprus.
De situatie in Kosovo is een voortzetting en het resultaat van interventionistisch beleid en is een probleem dat alleen binnen het kader van de VN en het bestaande internationale recht kan worden opgelost, zonder externe interventie en schending van de principes van het handvest ervan.
Wat het effect is van maatregelen die eenzijdig worden genomen, is nu te zien in Irak. Alleen door middel van legale, erkende politieke oplossingen kan vrede worden gegarandeerd.
Avril Doyle (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als mijn collega’s heet ik de minister-president hier vandaag welkom. Mijnheer de fungerend voorzitter, twintig jaar geleden kwijnde u weg in de gevangenis. Nu bent u minister-president van de Republiek Slovenië, fungerend voorzitter van de Europese Raad en lid van de EU, de NAVO, de eurozone en de Schengenzone. U hebt een hele weg afgelegd!
De huidige situatie in de Balkan vereist inderdaad aandacht. Vrede in de regio is voor ons allen zeer belangrijk. Ik dank u in het bijzonder voor uw tactvolle aanpak van het naderende, voor de ratificatie van het Lissabonverdrag nodige Ierse referendum.
Aan onze referendumslogan kan ik misschien uw slotopmerkingen toevoegen. U zei ‘Ik geef om Europa omdat Europa om mij geeft. Een betere slogan voor het Ierse referendum is er niet! Wij mogen niets als vanzelfsprekend beschouwen. Het zal moeilijk zijn. Neemt u echter van mij aan dat de Fine Gael Party, waarvan ik lid ben, onze leider en alle leden van het Europees Parlement, geen middel onbeproefd zullen laten om in Ierland een positief antwoord op het referendum over het Lissabonverdrag te krijgen. Ik dank u, en wij kijken ernaar uit u tijdens uw voorzitterschap dat antwoord te geven.
Alexander Stubb (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als Fin ben ik een grote fan van schansspringen. Met een allegorie wil ik de minister-president zeggen dat de taak van het Sloveense voorzitterschap is als de Planica-schans, dat de instrumenten waarover u beschikt als Elan-ski’s zijn en dat ik hoop dat u over de wilskracht van Primož Peterka beschikt.
Ik denk om drie redenen dat dit een succesvol voorzitterschap zal zijn. In de eerste plaats hebt u zich bijzonder goed voorbereid. In de tweede plaats bent u uiterst bescheiden, zoals wij vandaag in uw toespraak hebben gehoord. In de derde plaats bent u zeer zakelijk. Dat is een recept voor succes.
U hebt drie grote taken voor de boeg. Als u ze tot een goed einde kan brengen vóór het einde van uw voorzitterschap, bent u geslaagd. In de eerste plaats is er het Verdrag. Als vele lidstaten het zonder problemen ratificeren, hebt u goed gewerkt. In de tweede plaats is er het energiepakket. Als u daarvan een deel kan verwezenlijken, is dat uitstekend. In de derde plaats is er Kosovo. Als u daar succesvol bent, hebt u gedaan wat u doen moest.
Ik ben van mening dat het Sloveense voorzitterschap een van de beste voorzitterschappen sinds lange tijd zal zijn. Ik wens u veel geluk!
Tunne Kelam (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Slovenië is de eerste lidstaat die, na onder het totalitaire communisme gebukt te zijn gegaan, nu de leiding van geheel Europa op zich kan nemen. Mijnheer de minister-president, voor u ligt een historische uitdaging en gelegenheid. U moet het voortouw nemen bij de bevordering van de integratie van verschillende historische ervaringen om een gemeenschappelijke en evenwichtige perceptie van onze gemeenschappelijke Europese geschiedenis te creëren.
Wij moeten erop vertrouwen dat massamoorden zoals onder het communisme nooit meer zullen plaatsvinden. Dat is alleen mogelijk als wij met geheel Europa hetzelfde morele en politieke verdict uitspreken over het totalitaire communisme als wij over het nazisme hebben gedaan.
De Voorzitter . − Er hebben zich nog twee sprekers gemeld, beide van de PPE-DE-Fractie, die de grootste tegenstander van het “catch the eye”-systeem was. Het is in dit verband interessant om te zien wie er het meeste gebruik van maakt.
Anna Ibrisagic (PPE-DE) . – (SV) Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral wil ik Slovenië feliciteren en veel succes wensen met het voorzitterschap. Mijnheer Janša, een van mijn collega’s heeft reeds een vraag gesteld naar aanleiding van uw verklaring dat de veiligheidssituatie in Bosnië slechter is dan in Kosovo. Ik wil mij ervan vergewissen dat u werkelijk een antwoord geeft op deze vraag. Daarom herhaal ik de vraag: waarop baseert u zich om dit te beweren? Wat u zegt, klopt namelijk niet.
Met een dergelijke bewering toont u niet alleen dat u slecht geïnformeerd bent, maar ook dat u niet diplomatisch bent. Als het waar was dat de situatie in Bosnië gecompliceerd en slechter zou zijn dan in Kosovo, dan zou uw uitspraak gewoon gevaarlijk zijn. Ik verwacht daarom een antwoord.
Paul Rübig (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president, wij hebben verschillende projecten die heel belangrijk voor ons zijn, onder andere het project ‘Onderzoek voor het midden- en kleinbedrijf’. Ik zou willen vragen om er in de conclusies van de Raad op aan te dringen dat wij dit in eerste lezing kunnen afsluiten, omdat ik geloof dat dit een urgente zaak is voor ons midden- en kleinbedrijf.
Het tweede punt is dat energie-efficiëntie bij productie en consumptie voor ons centraal zou moeten staan bij de debatten. Hier kan veel werkgelegenheid worden gecreëerd. De Lissabonagenda voor nieuwe banen en werkgelegenheid is heel belangrijk voor ons allemaal.
Janez Janša, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Geachte Parlementsleden, bedankt voor het erg levendige, inhoudelijke en interessante debat en voor de vragen, voorstellen en suggesties. Met heel wat van uw opmerkingen zal het voorzitterschap het volgende halfjaar met genoegen rekening houden. Ik ben ingenomen met uw steun voor onze prioriteiten, en ik was vooral ontroerd toen ik hier zelfs het Sloveense volkslied hoorde reciteren, niet door mijn collega’s uit Slovenië, maar door iemand uit Frankrijk, of toen Sloveense producten zoals onder andere ski’s van Elan werden genoemd. Kortom, ik heb het debat erg op prijs gesteld en ik zal met genoegen op enkele vragen antwoorden – jammer genoeg is er niet voldoende tijd om op alle vragen een antwoord te geven.
De ratificatie van het Verdrag van Lissabon is ongetwijfeld een van de belangrijkste prioriteiten van de Europese Unie in 2008. Vooral in de periode voor de ondertekening ervan zijn we er ons bewust van geworden dat het een belangrijk verdrag is. Toen had iedereen het over een crisis. Het belang van het verdrag is nu, nu het ondertekend is, hetzelfde gebleven. Natuurlijk is het nog niet geratificeerd en daar ligt onze verantwoordelijkheid. Juister gesteld: het is de concrete verantwoordelijkheid van elke lidstaat om de ratificatie in overeenstemming met de procedure, vastgelegd in de grondwet of in de nationale wetgeving, uit te voeren en dat – indien mogelijk – te doen binnen de termijn die we hebben vastgelegd.
Noch als een van de lidstaten, noch als voorzittend land in deze zes maanden willen we ons in de interne aangelegenheden van om het even welke andere lidstaat mengen. Er waren een aantal foutieve interpretaties van enkele verklaringen, met name in sommige landen. We hebben nooit iets anders beweerd, we hebben altijd opgeroepen tot solidariteit bij de behandeling van gevoelige vraagstukken die het ratificatieproces in die lidstaten, waar dat thema soms ook controversieel kan zijn, kunnen beïnvloeden.
De vooruitgang van de Europese Unie begint niet met het Sloveense voorzitterschap en we zijn ervan overtuigd dat deze op alle vlakken zal worden voortgezet. De opgesomde prioriteiten werden niet in volgorde opgesomd in die zin, dat we de volgende prioriteit aanpakken wanneer de eerste is afgewerkt. We zullen proberen zo veel mogelijk te verrichten op alle vlakken die we als prioritair hebben bestempeld en eveneens op andere.
Ik ben blij dat de voorzitter van de Europese Commissie wat specifieker was waar ik te weinig tijd had. Vanzelfsprekend zal het milieu- en energiepakket in de komende maanden en tot het einde van dit jaar een van de fundamentele uitdagingen zijn. Nu moeten we in de praktijk aantonen dat we de doelstellingen, die we in maart van vorig jaar hebben vastgelegd, ernstig opnemen.
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik er geenszins aan twijfel dat enkel een gezonde economische groei een reële basis voor welvaart is – dat moet uiteraard een prioriteit zijn, de Lissabonstrategie is op dat punt duidelijk – maar ik wil ook beklemtonen dat de kwestie daarmee niet ophoudt. Hier begint het verhaal van sociale gelijkheid en beide zijn belangrijk. U moet echter weten dat er eerst iets moet worden gecreëerd voor we het eerlijk kunnen verdelen.
Betreffende de vaak gestelde vragen in verband met de situatie in de westelijke Balkan, wil ik graag op enkele heel gedetailleerde vragen antwoorden. Eerst over de rechtsgrondslagen voor de oplossing van deze kwestie. We zouden niet willen dat de Europese Unie nu een lang debat aanvangt over wat de rechtsgrondslagen zijn, welke meer of minder doorslaggevend zijn, nu we aan het einde van een lange zoektocht naar eensgezinde oplossingen zijn aanbeland.
Het is zeker niet nodig dat Europa verdeeld is omdat anderen over deze kwestie verdeeld zijn, en eenheid van de Europese Unie bij de oplossing van dit vraagstuk zal een van onze prioriteiten zijn.
Ik wijs erop dat een soortgelijke vraag en debatten over de wettelijke basis in het midden van de jaren negentig van de voorbije eeuw de oorzaak waren van meer dan 100 000 doden in Bosnië en Herzegovina en een miljoen vluchtelingen. Die verloren tijd is moeilijk in te halen, maar we kunnen er wel iets uit leren.
Betreffende Bosnië en Herzegovina werd nooit gezegd dat het een groter veiligheidsprobleem vormt dan Kosovo, er werd echter wel gezegd dat het op bepaalde punten een zeer ernstig probleem is, bijvoorbeeld voor de terugkeer van vluchtelingen. In Bosnië en Herzegovina bevinden zich nog heel veel vluchtelingen die nog niet naar hun huizen hebben kunnen terugkeren. Op het feit dat de vluchtelingen naar huis zouden terugkeren, zijn heel wat handelingen die in dat land moeten worden uitgevoerd, gebaseerd en het is onmogelijk die te verwezenlijken zonder hun terugkeer. Dat is een van de uitdagingen waarvoor we staan en ik vrees dat enkele uitspraken in dat verband verkeerd zijn geïnterpreteerd.
Kortom, geachte Parlementsleden, Voorzitter van het Parlement, voorzitter van de Commissie, de voorgestelde prioriteiten zijn onze gezamenlijke uitdaging. Ik waardeer uw steun om deze samen uit te voeren. Ik wil nogmaals het belang benadrukken van samenwerking en van synergie, die we kunnen bereiken dankzij een samenwerking van de drie belangrijkste instellingen van de Europese Unie: het Europees Parlement, de Europese Commissie en natuurlijk de Raad.
We zullen alles doen wat in onze macht ligt om die synergie zo groot mogelijk te maken. Met plezier zal ik tijdens het Sloveense voorzitterschap nog vaker bij u aanwezig zijn en ik verheug me op die vruchtbare en – zoals duidelijk werd – ook erg levendige discussie met u.
(Applaus)
De Voorzitter . − Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik dank u hartelijk voor de overtuigende presentatie van uw programma voor het Sloveense voorzitterschap. Alle bijdragen aan het debat van de verantwoordelijke fractievoorzitters en andere leden hebben duidelijk gemaakt dat u kunt rekenen op de grote en onvoorwaardelijke steun van het Europees Parlement. Namens ons allen wens ik u alle succes met uw werk.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor dit zeer interessante debat, waarin volgens mij een zeer grote consensus bestond over de ondersteuning van de door het Sloveense voorzitterschap voorgestelde prioriteiten. In mijn eerste verklaring legde ik de nadruk op een aantal van de prioriteiten – ik kom immers niet over alle aspecten in detail treden – van ons werk in deze zes maanden: de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, de nieuwe cyclus van de Lissabonstrategie en ons klimaat- en energiepakket. Ik was bijzonder verheugd over de steun die vele leden aan onze werkzaamheden in het kader van deze kwestie hebben geboden. Het is zeer belangrijk dat wij onze verplichtingen nu nakomen.
De staats- en regeringsleiders kwamen ambitieuze doelstellingen overeen: een beperking met 20 procent van de uitstoot van broeikasgassen en 20 procent duurzame energie. Het kan niet dat wij doelstellingen hebben, maar de middelen niet verstrekken om deze doelstellingen te bereiken. Het is een kwestie van coherentie en geloofwaardigheid. Ik was zeer verheugd over de steun daarvoor in het debat van vandaag.
Ik wil antwoorden op een vraag van de heren Schulz, Lambsdorff en Brok in het debat over een specifiek probleem dat nu in Duitsland aan de orde is. Het gaat om de mogelijke financiering van de relocatie van een bedrijf in Europa. Het operationele programma inzake concurrentievermogen voor Roemenië bevat een specifieke clausule die het gebruik van structuurfondsen voor de cofinanciering van delocatie verbiedt. De Europese Commissie heeft geen enkel project met betrekking tot deze kwestie ontvangen en kan dus bevestigen dat geen Europese fondsen voor regionale ontwikkeling bij deze relocatie betrokken zijn. Wij zijn uiteraard van mening dat het onaanvaardbaar zou zijn fondsen van de Europese Unie voor relocatie binnen de Europese Unie te gebruiken.
(Applaus)
Toch is het zo dat de Europese Unie via het PHARE-programma een industriegebied in Roemenië heeft gefinancierd waarin verschillende bedrijven nu investeren. Dat is belangrijk. Ik wil de aandacht van alle en in het bijzonder de Duitse leden op dit debat vestigen. Het is uiterst belangrijk hier verantwoordelijkheid op te nemen.
Wij dienen een onderscheid te maken tussen delocatie buiten de Europese Unie en relocatie in Europa. Als investeringen van Finland naar Duitsland gaan, kan dat ook van Duitsland naar Roemenië. Laten wij daar eerlijk over zijn. Wij moeten duidelijk stellen dat het hier niet om delocatie buiten de Europese Unie gaat. U herinnert zich dat de Commissie en ikzelf een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering hebben voorgesteld dat reeds in werking is in gevallen waarin de werkgelegenheid door delocatie buiten de Europese Unie kan worden aangetast. Heel belangrijk is dat Europese leiders op alle niveaus van de Europese Unie – in de Commissie en het Europees Parlement, maar ook nationaal – de moed hebben de voordelen van de uitbreiding toe te lichten.
(Applaus)
Duitsland voert nu meer uit naar de nieuwe lidstaten. De uitbreiding van de Europese Unie creëert in Duitsland werkgelegenheid. Duitse bedrijven investeren ook veel in de nieuwe lidstaten. Uit Europees oogpunt is het daarom zeer belangrijk dat wij allen verklaren dat de uitbreiding van de Europese Unie niet alleen goed is voor de nieuwe leden, maar ook de Europese Unie in haar geheel kansen biedt.
(Applaus)
Wij dienen er echter op toe te zien dat geld uit structuurfondsen niet wordt gebruikt om een specifieke delocatie van een bedrijf te financieren. Dat zou oneerlijke concurrentie zijn. Ik roep alle voorstanders van Europa op naar voren te treden en dit verenigde, uitgebreide Europa te verdedigen. Wij moeten gebruikmaken van de voordelen die het dynamischer Europa dat wij vandaag kunnen bouwen, ons in alle nieuwe lidstaten kan bieden.
(Applaus)
De Voorzitter . − Hartelijk dank, mijnheer de voorzitter van de Commissie, voor deze verklaring. Wij wensen het Sloveense voorzitterschap alle succes. We zullen nu samen naar de persconferentie gaan. Hier zal nu worden gestemd. Ik dank u voor het zeer intensieve en goede debat.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Mijn gelukwensen, premier Janša, voor de toespraak die u voor ons Europees Parlement hebt gehouden. U bent de eerste leider van een van de landen die zich van het communistische juk hebben bevrijd en in 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, die voorzitter van de Raad van de Europese Unie wordt.
Dat is een uitdaging voor u, voor uw volk en voor uw regering. Er zijn geen grote en kleine landen: er zijn goede en slechte landen. Uw economische resultaten, uw recente toetreding tot de eurozone en de welvaart van uw volk maken uw land tot een voorbeeld, waar heel wat landen die anderen de les lezen zich door zouden moeten laten leiden.
U sluit de Trojka af die begon met Duitsland en werd voortgezet door Portugal, en u zult de basis leggen voor het welslagen van de voorzitterschappen van de volgende Trojka: Frankrijk, Tsjechië en Zweden. Terwijl ik deze regels schrijf, gaan mijn gedachten uit naar Kosovo, naar uw broeders op de Westelijke Balkan en hun toekomst in Europa.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Deze termijn van het Sloveense voorzitterschap gaat van start in een periode dat door Europa weer een gematigd optimistische wind over de toekomst van de Unie waait. Het moment is nu, na een aantal jaren van onzekerheid en onbehagen, dan ook aangebroken om het project Europa 27 te lanceren. Over een punt verzoek ik de zittende Voorzitter nogmaals na te denken: de dubbele zetel van het Europees Parlement.
Nu wij voortdurend offers vragen van de inwoners van onze landen, zouden wij een sterk signaal kunnen afgeven als wij zouden besluiten om al onze werkzaamheden in Brussel te concentreren. De kosten, in termen van financiële middelen en organisatorisch ongemak, die Europa voor deze “maandelijkse verhuizing” maakt, zijn echt niet langer te rechtvaardigen in de ogen van de burgers, die de reden van deze absurde situatie niet begrijpen. De zetel in Straatsburg – overigens een schitterende stad – zou gebruikt kunnen worden voor andere prestigieuze doelen binnen de activiteiten van de EU. Laten wij zo een goed voorbeeld geven en op dit gebied woorden omzetten in daden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Zoals duidelijk uit het debat is gebleken en zoals uitdrukkelijk in het programma staat vermeld, zal het Sloveense voorzitterschap de agenda van het Duitse voorzitterschap nauwgezet opvolgen en prioriteit geven aan de ratificatie van het Verdrag van Lissabon. We weten dat de politieke machthebbers van de Europese Unie willen dat het Verdrag vóór de verkiezingen van 2009 door alle lidstaten wordt geratificeerd. Zij oefenen daarom grote druk uit, opdat er geen referenda plaatsvinden, met uitzondering van Ierland waar dit krachtens de grondwet verplicht is. Hierdoor wordt hun houding ten opzichte van democratie en de betrokkenheid met de burgers duidelijk: alleen wanneer er geen risico bestaat dat burgers tegen hun meningen en belangen zullen stemmen.
Hun volgende grote prioriteit blijkt te zijn wat zij de ‘tweede ronde van de Lissabonstrategie’ noemen, om de liberalisatie en de aanvallen op openbare diensten, sociale rechten en de rechten van werknemers te vergroten. Voorts zijn wij bang dat de situatie in Kosovo nog meer een bedreiging vormt voor de vrede en de ontwikkeling van Europa als er een unilaterale onafhankelijkheidsverklaring is.
Ondertussen blijven de nijpende sociale problemen als gevolg van werkloosheid, onzekere werkgelegenheid, armoede en de toenemende sociale en territoriale ongelijkheid onopgelost.
Wij blijven ons inzetten voor het doorbreken van het neoliberale beleid en voor een ander Europa waar sociale rechtvaardigheid, vrede en sociale vooruitgang heerst.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Met het Sloveense voorzitterschap van de Raad begint de derde akte van de schijnvertoning van de krachten die de federalistische, neoliberale en militaristische integratie in Europa bevorderen, waarbij de EU – met Duitsland aan het hoofd – een eerder verworpen verdrag oplegt en het houden van nationale referenda vermijdt.
Zij zeggen dat het niet nodig is om referenda te houden:
- omdat er in ieder land een “brede consensus” bestaat over wat het Verdrag voorstelt, in het bijzonder in de nationale parlementen. Maar een van de voornaamste lessen van de referenda in Frankrijk en Nederland was zonder meer dat zij een grote tegenstrijdigheid lieten zien tussen de wil van het volk en de “parlementaire meerderheden”.
- omdat een parlementaire ratificatie net zo legitiem en democratisch is als een ratificatie per referendum. Hoe moeten we dan de bewering opvatten dat het houden van een referendum in Portugal het risico dat het Verdrag niet in werking treedt, zou vergroten? Waar zij bang voor zijn, is dat de uitkomst van het referendum verschilt van wat zij willen en daarom houden zij geen referendum.
- omdat het voorstel voor het Verdrag anders is dan het eerder verworpen verdrag en omdat deze een “substantiële wijziging” heeft ondergaan. Zij zeggen echter niet welke. Maar hebben de promotors zelf niet beweerd dat de inhoud hetzelfde is gebleven? Lees de uitspraken van Giscard D’Estaing maar eens.
Zij worden gedreven door angst...
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Het programma van het Sloveense voorzitterschap voldoet aan alle eisen van diegenen die zich voor economie interesseren en ervan overtuigd zijn dat een goede economische gezondheid een van de sleutelelementen is voor het succes van de Unie.
Ik heb in het programma van het voorzitterschap tal van belangrijke verwijzingen naar de Lissabonstrategie gevonden, evenals naar het belang van de interne markt om de positie van de Europese Unie op het internationale toneel te versterken.
De Europese Unie van de 21e eeuw zou zich op onderwijs en opleiding moeten concentreren. Een goed opgeleide samenleving beschikt immers over een enorm potentieel dat op zijn beurt in de economie moet worden aangewend, die voornamelijk gebaseerd is op succesvolle kleine en middelgrote ondernemingen. Deze bedrijven, die gemakkelijk opgericht kunnen worden, zonder overbodige formaliteiten en kosten, moeten toegang hebben tot goed opgeleide werknemers, onderzoeksresultaten, nieuwe technologieën, enzovoort. Het voorzitterschap hecht hier veel belang aan.
De verklaring van het voorzitterschap dat het voornemens is om de bestaande barrières uit de weg te ruimen en zich op betere regelgeving te concentreren, is een belangrijk signaal voor de bedrijfswereld. We weten immers allemaal dat er niets ergers bestaat dan slechte wetgeving.
Mijns inziens is het van cruciaal belang dat deze initiatieven om de administratieve hindernissen voor bedrijven weg te nemen gecombineerd worden met het zoeken naar nieuwe mogelijkheden om nieuwe technologieën te ontwikkelen.
Het voorzitterschap ziet ook de consumenten niet over het hoofd. De belangen van de consumenten zijn even belangrijk als die van de zakenwereld en moeten bijgevolg op dezelfde manier vertegenwoordigd en beschermd worden.
Het programma van het voorzitterschap is bijzonder ambitieus, maar stelt ook een aantal duidelijke prioriteiten, waarin ik mij volledig kan vinden.
Ten slotte wil ik u graag nog feliciteren en alle succes toewensen.
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (HU) Voor ik begin wil ik het ambitieuze programma van het Sloveense voorzitterschap verwelkomen, waarin de zo belangrijke cohesie van de westelijke Balkan als prominent vraagstuk wordt behandeld.
Volgens het jaarverslag van de Commissie uit 2006 was de uitbreiding van 2004 een belangrijk resultaat voor zowel de nieuwe als de oude lidstaten, maar speelde vooral de soepele controle van het proces een sleutelrol bij diens succes.
De EU wordt momenteel geconfronteerd met nieuwe uitdagingen, die nog meer inspanning vergen. Het is cruciaal dat het Sloveense voorzitterschap zich volledig inzet voor de realisering van alle prioriteiten die op het programma staan, zodat deze kwesties, waaronder het opstellen van de voorwaarden voor de toetreding van Kroatië en Turkije, op de juiste wijze worden behandeld.
Het is voor de EU van groot belang dat steun wordt verleend aan de hervormingsprocessen in de westelijke Balkan, en dat in het kader van het Europees Perspectief de situatie in Kosovo op een voor iedereen aanvaardbare manier wordt opgelost. Uitbreiding is voor de EU niet alleen strategisch, maar ook omwille van de veiligheid van belang, en hiervoor zijn een effectief ontwikkelingsbeleid en samenwerking in de vorm van partnerschapsverbanden vereist.
Bovendien moet de nadruk worden blijven gelegd op programma’s voor de westelijke Balkan die erop zijn gericht de verschillen in ontwikkeling te verminderen en de cohesie op sociaal, economisch en regionaal niveau te versterken. Niettemin zijn stimulering van investeringen in menselijke hulpbronnen en bevordering van de ontwikkeling van een op kennis gebaseerde, creatieve maatschappij cruciaal bij het beheersen van het evenwicht tussen de groei in concurrentie en cohesie en het stimuleren van de ontwikkeling van de westelijke Balkan. Overeenkomstig het Europese solidariteitsbeginsel is het nodig zich ook wat betreft de landen van de westelijke Balkan in te spannen voor de bestrijding van armoede en het garanderen van “directe hulp”. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om het programma van het Sloveense voorzitterschap te steunen, opdat de belangrijkste doelstellingen van de EU kunnen worden bereikt.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Alle landen die sinds 2004 lid zijn geworden van de Europese Unie zijn trots op het feit dat een van hen, Slovenië, op dit moment het voorzitterschap waarneemt. We verwelkomen de nieuwe aankondigingen van het voorzitterschap en de eerste stappen die het heeft genomen. Uit de prioriteiten voor het eerste halfjaar van 2008 blijkt erg duidelijk dat het werk van de voorgangers van Slovenië wordt voortgezet, voornamelijk wat betreft de wedergeboorte van de Lissabonagenda, de ratificatie van het nieuwe Verdrag en het tegengaan van de klimaatverandering. De continuïteit van de werkzaamheden is, met het oog op de wisselende halfjaarlijkse voorzitterschappen, een wenselijke eigenschap van de Europese Unie.
Los van de aangekondigde prioriteiten wordt Slovenië, om geografische en historische redenen, vaak beschouwd als een land dat verbonden is met de Balkan. Deze situatie biedt kansen voor een verdere uitbreiding van de Unie, maar kan tegelijkertijd tot ernstige problemen leiden in verband met de onafhankelijkheid van Kosovo. Het lijdt geen twijfel dat het inzicht in deze problematiek een belangrijke troef is voor het nieuwe voorzitterschap.
We hopen tevens dat een land dat zelf een moeilijk transformatieproces heeft doorgemaakt en zich aan de Europese normen heeft moeten aanpassen, begrip zal tonen voor de problemen die de onredelijke verplichtingen inzake hernieuwbare energie en broeikasgassen voor de nieuwe lidstaten met zich meebrengen. Er moet een evenwicht gevonden worden tussen aandacht voor milieubescherming en de noodzaak om het concurrentievermogen van de Europese economie op mondiaal niveau in stand te houden. Ik wens het Sloveense voorzitterschap veel succes en dank u voor uw aandacht.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De start van 2008, het Europees Jaar van de interculturele dialoog, is een belangrijke periode voor de EU, des te meer vanwege het feit dat het EU-voorzitterschap de eerste helft van het jaar voor de eerste keer in handen is van een nieuwe lidstaat, namelijk Slovenië.
Vier prioriteitsgebieden die de invoering van de nieuwe Strategie van Lissabon benadrukken voor groei en werkgelegenheid, energie, klimaatverandering en betrekkingen met de West-Balkan, kunnen bijdragen aan het bereiken van synergie in Europa. Slovenië heeft de kans de architect van Europees wereldleiderschap te worden in de strijd tegen de opwarming van de aarde.
De aanvaarding van de euro is momenteel een belangrijk punt in Slowakije. Over de aanvaarding van Slowakije in de eurozone wordt besloten tijdens het Sloveense voorzitterschap van de Europese Unie. Slovenië is een voorbeeld voor Slowakije: dit was het eerste land van de landen van de EU-10 en de dertiende lidstaat van alle EU-lidstaten die de euro invoerde, wat gebeurde in 2007. Slowakije kan van veel ervaringen van Slovenië leren en kan deze gebruiken bij zijn eigen voorbereiding op de invoering van de euro. Ik verwacht dat Slovenië al het mogelijke zal doen om ervoor te zorgen dat het besluit over de vraag of de euro in Slowakije wordt ingevoerd voor de geplande deadline van 1 januari 2009 een positieve uitslag heeft.
Ik hoop dat het Sloveense voorzitterschap door zijn acties 500 miljoen Europese burgers ervan kan overtuigen dat zelfs een klein land met 2 miljoen mensen in staat is de EU met succes te leiden tijdens zijn voorzitterschap. Ik geloof dat Slovenië daarin inderdaad zal slagen.
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Ik wil het Sloveense voorzitterschap, dat een soort bekroning vormt van de hereniging van het door de koude oorlog verdeelde Europa, van harte succes wensen.
Slovenië, dat met Duitsland en Portugal heeft samengewerkt aan het opstellen van een werkprogramma van achttien maanden, sluit een cyclus voorzitterschappen af, die in het teken stond van een geslaagde wederopleving van de instellingen en de zware verantwoordelijkheid om het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon te begeleiden.
Dit is een belangrijke uitdaging waaraan wij allemaal – ieder in onze respectieve lidstaten – een bijdrage moeten leveren, zodat het volgende Franse voorzitterschap deze nieuwe gemeenschappelijke basis vóór de Europese verkiezingen van 2009 definitief kan invoeren.
Daarnaast moet het Sloveense voorzitterschap de strategie van Lissabon voortzetten en voltooien, teneinde in te spelen op de uitdagingen op het gebied van energie, klimaatverandering, groei en werkgelegenheid waaraan Europa het hoofd moet bieden.
Ik hoop oprecht dat het Sloveense voorzitterschap erin zal slagen vrede en stabiliteit op de Westelijke Balkan te waarborgen en tot een uniforme benadering van de Unie in de kwestie over de uiteindelijke status van Kosovo te komen, zodat 2008 – het Europees Jaar van de interculturele dialoog – alle Europeanen echt de kans zal bieden hun waarden inzake tolerantie en wederzijds begrip opnieuw te bekrachtigen.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE), schriftelijk. – (HU) Het is van historisch belang dat de EU in het eerste halfjaar van 2008 door een in 2004 toegetreden lidstaat wordt geleid. Dit is een belangrijke stap voorwaarts, omdat de onlangs toegetreden lidstaten hiermee de plaats krijgen aan de tafel van de EU die hen toekomt.
Er staat voor het voorzitterschap van de nieuwe lidstaat veel op het spel; Slovenië heeft in een belangrijk tijdperk de leiding over de EU. De belangrijkste taken van het Sloveense voorzitterschap zijn het ondersteunen van het ratificatieproces van het Lissabonverdrag, het op gang brengen van de nieuwe driejaarlijkse cyclus van het Lissabonverdrag en voortzetting van de ontwikkeling van het geïntegreerde energie- en klimaatbeschermingsbeleid.
Het Sloveense voorzitterschap geeft prioriteit aan de integratie van de westelijke Balkan, en dan met name aan de toekomstige status van Kosovo. De gevoeligheid en de kennis van de regio van Slovenië kunnen wellicht leiden tot vereenvoudiging van het gecompliceerde organisatieproces en een impuls zijn om de door de Europese Raad op december 2007 bereikte eenheid omtrent het sturen van missies naar Kosovo te bewaren.
In maart, tijdens het Sloveense voorzitterschap, zal de Europese Commissie een voorstel doen voor wetgeving op basis waarvan onderzoek zal worden gedaan naar de effectiviteit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), wat de ouverture zal zijn voor een uitgebreide hervorming van het GLB op conceptueel en financieringsgebied. Het voorzitterschap zal verder speciale aandacht besteden aan de programma’s die in het teken staan van het Europees Jaar van de interculturele dialoog.
Wij juichen onze Sloveense vrienden toe, en hopen dat hun voorzitterschap succesvol zal zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat dankzij de Sloveense beleidsmaatregelen en diplomatie de moeilijke opdrachten succesvol kunnen worden afgerond, en dat wij als nieuwe lidstaat trots kunnen zijn op ons buurland.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
3. Agenda
De Voorzitter . − Voor wij van start gaan hebben wij een mededeling over het debat van vanmiddag. Ik stel voor het debat over het verslag van de heer Díaz de Mera García Consuegra over EUROPOL als tweede punt te behandelen, vóór de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Pakistan.
De regeling van de werkzaamheden zou dus als volgt zijn: van 15.00 uur tot 18.00 uur: eerst de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Kenia, dan het verslag van de heer Díaz de Mera García Consuegra over EUROPOL, dan de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Pakistan. Om 18.00 uur zouden wij dan zoals gewoonlijk overgaan tot het vragenuur met de Raad.
Zijn er opmerkingen?
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, voor één keer kunnen wij hiermee instemmen, maar ik wil de Commissie erop wijzen dat het Parlement degene is die de agenda bepaalt en wij alleen in uitzonderlijke situaties kunnen ingaan op de wensen van individuele commissarissen. Wij kunnen er vandaag echter mee instemmen, bij wijze van uitzondering.
De Voorzitter . − Mijnheer Swoboda, ik dank u voor die opmerking. Dit is duidelijk een uitzondering. Ik dank het Parlement voor zijn goedkeuring.
(Het Parlement betuigt zijn instemming)
4. Stemmingen
De Voorzitter: − Wij gaan nu over tot de stemming.
(Voor de uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)
4.1. (A6-0508/2007, Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf) Activiteiten door middel van teledetectietoepassingen in het kader van het GLB (stemming)
4.2. (A6-0504/2007, Kurt Lechner) Kredietovereenkomsten voor consumenten (stemming)
- Vóór de stemming:
Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil van de gelegenheid gebruik maken om een punt te verduidelijken dat in het debat van gisteren over het voorstel voor een richtlijn inzake consumentenkrediet naar voren werd gebracht. Dit punt betrof de nieuwe versie van artikel 8 inzake de verplichting de kredietwaardigheid van consumenten te beoordelen. De amendementen 46 en 45 bepalen dat lidstaten waar de wet voorschrijft dat kredietverstrekkers de kredietwaardigheid van consumenten bepalen op basis van raadpleging van een gegevensbestand deze vereiste mogen behouden. Zoals ik het begrijp, betekent dit dat ook de in de nationale wetgeving opgenomen sancties van toepassing mogen blijven voor kredietgevers die niet aan deze verplichting voldoen.
Kurt Lechner, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, nu wij deze richtlijn zes jaar lang in de instellingen hebben besproken, wil ik toch graag een paar opmerkingen maken. Ten eerste wil ik zeggen dat dit niet als kritiek moet worden beschouwd, maar dat deze lange periode laat zien hoe Europese wetgevers zich heel serieus met deze complexe materie hebben beziggehouden en hoe zeer de bescherming van de consumenten in Europa ons aan het hart ligt. Ik heb er alle vertrouwen in dat de wetgevingsprocedure met de stemming van vandaag kan worden afgesloten, wat ook mijn bedoeling is, ondanks alle verschillen over het onderwerp op diverse punten. Ik wil uitdrukkelijk zeggen dat ik vind dat alle gemeenschappelijke amendementen die nu op tafel liggen, zonder uitzondering de tekst van de Raad, het gemeenschappelijk standpunt, verbeteren. Ze berusten immers voor het grootste deel op mijn eigen voorstellen.
Voor alle duidelijkheid wil ik zeggen dat wij overeenstemming wilden bereiken en teneinde tot overeenstemming te komen, ook inzake artikel 16 lid 2, dat tot voor kort eigenlijk alleen omstreden was vanwege de formulering, hebben we besloten voor het amendement van de socialisten en liberalen te stemmen, zodat ook dit punt in goed overleg is afgehandeld, net zoals wij ook een paar andere amendementen hebben ingetrokken omwille van de harmonie.
Ik wil uitdrukkelijk ook de Commissie, de Raad en de leden bedanken (we hebben intensieve, zelfs verhitte debatten gevoerd) voor de coöperatieve en prettige samenwerking. Wat betreft de resterende amendementen, wil ik graag de conclusie benadrukken dat ze volgens mij alleen een aanvullende verbetering zijn op het gemeenschappelijk standpunt en op geen enkele manier een nadelige invloed zouden hebben op de bescherming van de consumenten en het voordeel dat deze door de richtlijn hebben, omdat dit ook voor ons hoge prioriteit heeft.
Tot slot wil ik mijn hoop uitspreken dat de positieve verwachtingen die aan de richtlijn worden gesteld, ook zullen worden verwezenlijkt.
(Applaus)
Marios Matsakis (ALDE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, gisteren verzocht de IND/DEM-Fractie om uitsluitend hoofdelijke stemmingen. Ik merk bij de stemming van vandaag op dat alle stemmingen hoofdelijk zijn. Gisteren zei de Voorzitter dat hij zou onderzoeken of het voor de IND/DEM-Fractie mogelijk was om hoofdelijke stemmingen te verzoeken. Is het dan mogelijk dat er vanaf nu uitsluitend hoofdelijke stemmingen zullen zijn?
De Voorzitter . − Mijneer Matsakis, die kwestie zal morgen op de conferentie van voorzitters worden besproken. Dit is echter een belangrijke stemming, dus is het waarschijnlijk in ons aller belang dat ze hoofdelijk is.
De heer Bonde heeft het woord gevraagd.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik had al eerder het woord gevraagd.
Gisteren is onze stemming zeer goed verlopen. Het ging sneller dan gewoonlijk, soepel en kalm, en er was geen enkel verzoek om een tijdrovende en ergerlijke controle. Mijn fractie stelt daarom voor verder elektronisch te stemmen.
Ongeveer zes maanden geleden werd mij beloofd dat het nummer van verslagen en amendementen naast onze stemming zou worden weergegeven. Op de nieuwe, veel grotere schermen kan de volledige stemmingslijst worden getoond. Dat zou ons veel tijd besparen omdat we onmiddellijk kunnen stemmen als we de nummers in verschillende kleuren op het scherm zien. Wij hoeven dan niet meer op de vertaling te wachten. We vermijden dan dat wie wacht op een vertaling via relais over het ene punt, en wie dat niet doet, over het volgende punt stemt. Wij zouden aldus veel tijd besparen.
(Applaus)
De Voorzitter . − Mijnheer Bonde, ik dank u. Wij hebben dat genoteerd. Daaraan wordt gewerkt, maar ik denk dat het Parlement nu aan de stemming van vanochtend wil beginnen.
4.3. (A6-0520/2007, Roberta Angelilli) Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind (stemming)
- Vóór de stemming:
Francesco Enrico Speroni (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, even een motie van orde: het is niet mijn bedoeling om inbreuk te maken op de procedure, maar ik zou graag willen weten of er een regel bestaat die het verplicht stelt om naast het resultaat ook het aantal stemmen, het aantal onthoudingen enzovoort te specificeren, of dat de keuze aan u is.
De Voorzitter . − Als u niet wilt dat ik u dat vertel, zal ik dat niet doen. Het is echter vanzelfsprekend goed zeker te zijn.
– Na de stemming over paragraaf 60:
Thomas Wise (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, indien u de resultaten niet afroept, kunt u ze dan tenminste op de schermen vóór ons plaatsen?
De Voorzitter . − Als u het resultaat wilt zien, moet u alleen even opkijken.
- Na de stemming:
Robert Evans (PSE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de diensten hebben mij gemeld dat elke extra hoofdelijke stemming 400 euro kost. Onze escapade van gisteren heeft dus meer dan 25 000 euro gekost.
Ik stel diegenen die voortdurend om hoofdelijke stemmingen verzoeken, daarom de vraag of zij dit een goed gebruik van het geld van de belastingbetaler vinden.
Daniel Hannan (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, als de kostprijs van elke hoofdelijke stemming inderdaad 400 euro is, neem ik aan dat het Parlement even doeltreffend werkt als het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de structurele steun, de internationale ontwikkeling en de rest van de begroting van de Europese Unie. Dat moet toch goedkoper kunnen!
Kathy Sinnott (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb een praktisch voorstel. Eén van de uitgavenposten is de vertaling van stemmen. Dat zijn echter slechts cijfers. Wij hebben dus maar één versie van de stemmen nodig. Ze moeten niet naar elke taal worden vertaald omdat de cijfers en de namen in elke taal hetzelfde zijn. Wij kunnen daarop besparen. Ik denk aan de papierberg die wij in het Parlement produceren. Voor de burger is het belangrijkste te weten hoe wij stemmen.
(Applaus)
4.4. (A6-0502/2007, Doris Pack) Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren (stemming)
- Na de stemming:
Arlene McCarthy, voorzitter van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde het woord voeren na de stemming over het verslag-Lechner. Ik wilde de stemming niet onderbreken, maar wenste alleen de PPE-DE-Fractie te danken voor haar steun voor het gemeenschappelijk standpunt. Wij hebben nu een zeer grote meerderheid. Dat is een uitstekend signaal voor consumenten en bedrijven dat wij de markt willen openen en de consument willen beschermen.
Mevrouw de Voorzitter, ik weet dat u in dit dossier een zeer actieve rol hebt gespeeld en ik denk dat het alle partijen tot eer strekt dat wij na veel twijfels en voorbehoud ten slotte een zeer grote meerderheid hebben gehaald.
5. Stemverklaringen
Mondelinge stemverklaringen
- Verslag-Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (A6-0508/2007)
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de Commissie begrotingscontrole heb ik een aantal verslagen van de Rekenkamer over verduistering en frauduleuze uitgave van fondsen uit de landbouwbegroting gevolgd. Daarom verheugt het mij dat het Parlement vele nieuwe technologieën gunstig onthaalt, in het bijzonder met betrekking tot dit aspect van de landbouw.
Ik hoop dat deze informatie, zoals in een van de amendementen in dit verslag wordt voorgesteld, in de toekomst via het internet kan worden verstrekt aan alle belangstellenden in de gehele Europese Unie, in het bijzonder de verschillende nationale auditinstanties in elke lidstaat, zodat ze bijvoorbeeld kunnen zien of in Griekenland meer oppervlakte voor olijfproductie wordt gevraagd dan er eigenlijk beschikbaar is.
Ik wil het ook hebben over het grondwettelijk verdrag. Ik wil er zeker van zijn dat het Parlement zijn mening mag geven en dat de bevolking in de toekomst een referendum krijgt. Daarom leg ik bij alle verslagen een stemverklaring af.
Syed Kamall (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is misschien niet duidelijk waarom, ik als afgevaardigde van Londen, een stemverklaring over een kwestie met betrekking tot landbouw en het gemeenschappelijk landbouwbeleid afleg. Wij moeten echter erkennen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid via hogere prijzen op de consumenten in de gehele EU invloed heeft.
Daarom moeten wij er allemaal op toezien hoe het geld van de belastingbetaler wordt besteed op een aantal gebieden, waaronder het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Ik begrijp dat er in het kader van het beheer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een grote behoefte is aan informatie over het landgebruik. Wij juichen daarom het gebruik van betere technologie allemaal toe. Ik hoop dat vele van mijn kiezers daarvan de vruchten zullen plukken door die technologie te leveren.
Ik ben het ook met mijn collega’s eens dat een van de redenen om een stemverklaring af te leggen is dat de Europese en Britse bevolking de kans moeten krijgen via een referendum hun mening over het grondwettelijk verdrag kenbaar te maken.
De Voorzitter . − Ik herinner de leden eraan dat wij hier stemverklaringen over de betrokken verslagen willen horen. Als iemand over iets anders wil spreken, zal ik hem in overeenstemming met het Reglement onderbreken.
Daniel Hannan (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het met genoegen over het verslag zelf hebben. Het verslag-Graefe zu Baringdorf geeft uitleg bij de nieuwe methodes om fraude met betrekking tot landbouw in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) aan te pakken. Het betreft een van de meest ondoelmatige, dure, verspillende, bureaucratische en amorele stelsels ter ondersteuning van de landbouw uit de geschiedenis. Geen enkele verzameling agrometeorologische handigheidjes kan het redden. Trek uw conclusies uit de ervaring met het GLB.
Alvorens een organisatie nieuwe bevoegdheden te geven, moeten wij nagaan hoe ze omgaat met de bevoegdheden die ze reeds heeft. De landbouw is sinds 1960 de belangrijkste bevoegdheid van de Europese Unie. Kijk naar de mislukkingen, de ecologische afbraak, de vernietiging van overschotten, de armoede in Afrika die daar het gevolg van zijn. Is dit de instelling die wij nu bevoegd willen zien voor buitenlands beleid, strafrecht en defensie? Moeten wij daarover niet de bevolking raadplegen in de referenda die ons waren beloofd?
Van Cato de Oudere wordt gezegd dat hij elke redevoering, ongeacht het onderwerp, eindigde met de eis dat Carthago zou worden vernietigd. Ik zal mijn interventie eindigen met de eis dat het Lissabonverdrag voor de burger wordt gebracht: Pactio Olisipio censenda est!
Jim Allister (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat niemand van ons zich al te veel zorgen moet maken over nieuwe technologie, maar het is belangrijk dat die wordt gebruikt zoals het hoort, en niet wordt misbruikt.
Er is echter veel misbruik, in het bijzonder in Zuid-Europa en met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik vertrouw erop dat deze technologie kan helpen daar paal en perk aan te stellen. Wij kunnen dan veel meer besparen dan de 400 euro waarover iemand zich beklaagde, als het om transparantie van de stemming gaat.
In dit verslag wordt over teledetectie gesproken. Als Europa democratische gevoelens leert detecteren, zou het in geheel Europa grote verontwaardiging bespeuren over het feit dat de burger wordt uitgesloten en dat hem het recht wordt ontzegd zijn mening te geven over de belangrijkste kwestie, meer bepaald hoe hij moet worden bestuurd.
Roger Helmer (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een overblijfsel uit de twintigste eeuw. Gedreven door demografische invloeden en de opkomst van biobrandstof neemt de vraag naar landbouwproducten toe. De idee dat de Europese Unie een groot deel van haar begroting dient te besteden aan de subsidiëring van landbouwproductie, is eenvoudigweg niet bij de tijd. Wij behoeven dus geen betere technologie om het verkeerde te doen. We moeten daar gewoon mee ophouden.
Ik heb, als trouwe conservatief, voor deze maatregel gestemd, zij het met tegenzin.
Ik betwist bovendien het recht van het Parlement – zijn democratische legitimiteit – deze of enige andere maatregel goed te keuren, aangezien wij het oordeel van de burger over het Verdrag van Lissabon verwerpen.
Nirj Deva (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben van mening dat deze teledetectiemaatregel uitermate doeltreffend zou zijn om te snoeien in de bureaucratie met betrekking tot etikettering waaronder een aantal van mijn landbouwers in het zuidoosten van Engeland thans gebukt gaan. Als het goed werkt, zou dit mechanisme de werking van het uitermate ondoeltreffende bureaucratische systeem dat het GLB is, doeltreffender maken. Als trouw conservatief heb ik de maatregel daarom gesteund. Ik erken echter dat een herziening van het gehele GLB al lang had moeten plaatsvinden. Ik verzoek de leden van het Parlement die het daarmee eens zijn, dat proces te bespoedigen. Als wij koeien op afstand kunnen detecteren, waarom kunnen wij dat dan niet met de mening van de burger over het referendum?
Derek Roland Clark (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik verklaar met veel genoegen mijn stem tegen het verslag-Graefe zu Baringdorf. Ik heb tegengestemd omdat elk type teledetectie-apparaat tot surveillance op langere afstand leidt. Waar zal dat eindigen? Wij willen niet dat op de Europese burger door een teledetectie-apparaat, een camera in de lucht wordt toegezien. Dat is precies waartoe het verslag-Graefe zu Baringdorf bij uitbreiding zal leiden.
Wij stellen ons de vraag of dit een excuus is om het Galileo-project werk te geven. Met de enorme hoeveelheid geld die aan dat project wordt besteed, kon voor alle hoofdelijke stemmingen van de komende tien jaar in het Parlement worden betaald.
Als de EU op iets wil toezien, laat het dan de wensen zijn van de Europese burger. Wij moeten onverwijld een referendum over de nieuwe, in Lissabon ondertekende grondwet organiseren.
Godfrey Bloom (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik weet dat u het met onze mening over dit referendum eens bent. Ik weet dat u zelf een referendum wilt, omdat dit het Parlement legitimiteit zou geven. Dat politieke verschil buiten beschouwing gelaten, ben ik gelukkig geen conservatief. Ik moet daarom niet blindelings voor totale onzin stemmen. Ik kan stemmen met gezond verstand, en ik heb tegen het verslag-Graefe zu Baringdorf gestemd omdat ik de hele idee van spionnen in de lucht en satellieten zeer onaangenaam en uitermate angstaanjagend vind. Naar mijn mening kan het op lange termijn alleen tot misbruik leiden. Dat zal beslist gebeuren – en ik weet dat onze vriendin hier dat geweldig vindt –, maar wij moeten natuurlijk aan de volgende generatie denken. Ik vrees dat ik politici diep wantrouw. Als ze een vermogen kunnen misbruiken, doen ze dat altijd. Dat zou in dit geval niet anders zijn. Daarom heb ik tegengestemd.
Graham Booth (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil verduidelijken waarom ik tegen het verslag van de heer Graefe zu Baringdorf heb gestemd. Het GLB heeft de landbouwindustrie in het VK in de voorbije dertig jaar alleen geschaad. Wij willen geen inmenging van de EU, en die inmenging zou nog toenemen. Ik heb dus tegen gestemd omdat wij in het VK de bevoegdheid terugwillen om onze eigen landbouw te beheren. De kans daarop is echter zeer klein als wij de stem negeren van de Franse en de Nederlandse burger in het referendum dat wij over de grondwet zouden moeten krijgen.
Jan Březina (PPE-DE) . – (CS) Ik zou willen benadrukken dat ik vóór het verslag over consumentenkrediet heb gestemd, omdat ik denk dat het verslag een stap in de goede richting is. Ik ben blij dat we erin geslaagd zijn het toonaangevende enthousiasme van de Commissie en de Raad over een gedetailleerdere wetgeving, die, naar mijn mening, niet wenselijk is, te temperen. Er zijn verschillen tussen de lidstaten als gevolg van hun verschillende rechtstradities en culturen betreffende financiering en een poging om deze verschillen geforceerd op te heffen zal volgens mij niet tot succes leiden. Daarom is het goed dat het Europees Parlement zich heeft gericht op de basiselementen: principes van harmonisatie van consumentenkrediet (hier zou ik willen wijzen op het recht om een overeenkomst te annuleren en de optie van vroegtijdige terugbetaling zonder financiële sanctie voor de consument). Ik denk dat een termijn van twee weken voor de terugtrekking uit een overeenkomst door een van de partijen noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van alle betrokken partijen. Tegelijkertijd is het belangrijk ervoor te zorgen dat in geval van een gekoppelde kredietovereenkomst deze deadline op verzoek van de consument beperkt kan worden tot drie dagen. Hierdoor kunnen consumenten het gekochte product eerder in bezit nemen. Ik denk dat een bepaling die garandeert dat vroegtijdige terugbetaling van krediet consumenten niet kan benadelen, meer dan voldoende is. De lidstaten zijn verplicht deze bepaling op te nemen in hun nationale wetgeving waardoor de consumentenbelangen dus zijn beschermd.
Zuzana Roithová (PPE-DE) . – (CS) Dames en heren, ik ben blij dat wij vandaag, na zes jaar discussiëren, Europa geharmoniseerde kredietregels hebben gegeven. De consumentenbescherming wordt verbeterd en dit geldt ook over de grenzen heen. Het is mogelijk dat dit een beetje helpt om ongewenste schulden van gezinnen te beperken. De termijn van veertien dagen voor de terugtrekking uit een overeenkomst zonder boete zou moeten helpen, net zoals de plicht de koper van te voren van gestandaardiseerde informatie te voorzien over alle leenkosten. Het nieuwe element is het recht om de lening vroegtijdig af te lossen. Wat ons het meest verdeelde, was hoe ervoor kan worden gezorgd dat de banken geen vreselijke boetes hanteren voor vroegtijdige aflossingen. De hoogte van de boetes moet nu alleen corresponderen met de feitelijke uitgave. Toch denk ik dat het passend zou zijn om ook het niveau van de kosten te beperken, met het oog op de restwaarde van het krediet, waar we vandaag voor hebben gestemd.
Zita Pleštinská (PPE-DE) . – (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik heb gestemd vóór het gemeenschappelijke standpunt van de Raad, dat werd geamendeerd door het verslag van Kurt Lechner.
Na meer dan zes jaar wetgevend werk, is de richtlijn over consumentenkredietovereenkomsten een aanzienlijke stap vooruit in de bescherming van contractuele vrijheid en dit is bevorderlijk voor verantwoorde besluitvorming door consumenten. Men moet in het achterhoofd houden dat een groot aantal regels niet automatisch betekent dat de consument beter beschermd is. Een stortvloed aan informatie kan leiden tot meer verwarring, vooral in het geval van een onervaren consument, waardoor het doel van eenvoud en transparantie wordt voorbijgestreefd. Bovendien brengt dit hogere kosten met zich mee, die uiteindelijk worden afgeschoven op de consument.
Ondanks het feit dat de belangstelling voor kopen op krediet voortduurt, en ondanks het gebruik van consumentenkredietproducten, zijn maar weinig consumenten zich bewust van de risico’s die gepaard gaan met consumentenkrediet, bijvoorbeeld dat zij in geval van ziekte of het verlies van hun baan misschien niet in staat zijn te betalen. Ik denk dat deze richtlijn de consumenten zal helpen de juiste beslissingen te nemen op basis van een snel en eenvoudig proces dat hen in staat stelt meerdere aanbiedingen van binnenlandse en buitenlandse aanbieders te vergelijken.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het verslag heeft in de Commissie interne markt en consumentenbescherming in beide lezingen lange tijd gerijpt. Iedereen weet dat ik in het begin ernstige kritiek had op het verslag, toen het nieuwe producten die beschikbaar zijn in één markt verwarde. Ik denk daarbij aan de markt van het Verenigd Koninkrijk en aan hypotheken waarbij je je kredietbalans bij dezelfde bank tegen je hypotheek in evenwicht kunt brengen. Overeenkomstig de oorspronkelijke voorstellen in dit verslag zou dat verboden zijn. Na zes jaar hebben wij nu nieuwe zorgen, al hebben we zes jaar over dit verslag gepraat, betreffende de vervroegde terugbetaling van kredieten.
Dit is een zeer belangrijk stuk wetgeving. Het raakt zeer veel mensen, onder wie alle huiseigenaars in mijn kiesdistrict. Ik had het daarover op een vergadering van de conservatieven in Harpole ten huize van een zekere Michael Orton-Jones. Hij stelde mij vragen over de in het Parlement goedgekeurde richtlijnen betreffende consumentenkrediet en witwaspraktijken.
Wij moeten met dit soort zeer belangrijke wetgeving bedachtzamer omspringen.
Syed Kamall (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vertegenwoordig Londen, de beste stad ter wereld en de plaats waar zich de twee grootste financiële districten van Europa bevinden. Ik heb het over de City of London, de voornaamste financiële macht ter wereld, en de Docklands, namelijk Canary Wharf , waar vroeger alle goederen en nu financiële diensten wereldwijd worden verhandeld.
Ik denk dat het een groep grote Zweedse filosofen was die zei: ‘Money, money, money, I work all day, I work all night to pay the bills I have to pay, ain’t it sad. But in my dreams I have a plan. I’ll get myself a wealthy man.’
In mijn geval zal dat niet zo zijn. Ik heb immers een andere voorkeur. Het is echter wel belangrijk voor de Europese consument dat wij blijven zoeken naar manieren om toegang tot consumentenkrediet gemakkelijker te maken, niet alleen voor mijn kiezers in Londen, maar ook voor de financiële-dienstenindustrie.
De Voorzitter . − Mijnheer Kamall, ik tracht dit zeer ernstig te nemen. Ik hoop dat het niet zal ontaarden in het radioprogramma Just a Minute, dat wij in het Verenigd Koninkrijk zo goed kennen.
(Gelach)
Daniel Hannan (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, één minuut zonder herhaling, afwijking of – wat was het andere – twijfel, het is waar!
Laten wij beginnen bij de eerste beginselen. Waarom moet de Europese Unie een beleid hebben voor de harmonisering van wetgeving betreffende consumentenkrediet? Dit verslag gaat naar mijn mening uit van een misverstand wat de samenhang betreft. Vrije handel en open markten vereisen geen gemeenschappelijke wetgeving met betrekking tot elk aspect van de handelsactiviteiten. Eerder is het tegendeel waar. Vrije markten zijn afhankelijk van diversiteit, verscheidenheid en pluralisme. Hoewel een zeker mate van zachte regelgeving op nationaal niveau soms aan de orde is, staat dit niet gelijk met Europese harmonisering van elk aspect van de marktactiviteit.
Dit is belangrijk omdat dezelfde conceptuele fout aan de basis ligt van de in het Verdrag van Lissabon voorgestelde uitbreiding van de jurisdictie van de EU. Het gaat om consumentenbescherming, justitie, binnenlandse en buitenlandse zaken, defensie en zo meer.
Als wij de bevoegdheid voor deze gebieden grotendeels naar Brussel willen overhevelen, moeten we tenminste het fatsoen hebben eerst onze kiezers te raadplegen. Het Verdrag van Lissabon moet voor de burger worden gebracht: Pactio Olisipio censenda est!
Jim Allister (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals wij allemaal weten, is harmonisering sedert het ontstaan van de EU een zeer belangrijk instrument, dat elk facet van ons leven heeft beïnvloed. Het is duidelijk een strategie om de relevantie en het belang van nationale besluiten, de mogelijkheid om die te nemen en het belang van de nationale instellingen te beperken.
Het was dus de modus operandi van de intensivering van de Europese integratie. Daarom ben ik het vijandig gezind. Ik geloof immers sterk in het recht van de lidstaten om binnen hun grenzen te regelen wat hun burgers aangaat.
Wij willen één aspect van de harmonisering ondersteunen. We kunnen het recht van de burger harmoniseren om zich uit te spreken over het Verdrag van Lissabon.
Roger Helmer (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat het relevant is bij een stemverklaring te vermelden hoe wij hebben gestemd. Als trouw conservatief heb ik voor deze maatregel gestemd. Als ik zelf had mogen beslissen, had ik tegengestemd, en wel om de door een aantal collega’s zeer duidelijk uiteengezette redenen. Ik denk daarbij voornamelijk aan de heer Hannons verwijzing naar de voor een vrije markt vereiste diversiteit.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik verzoek de heer Helmer mij te laten spreken. Ik vroeg mij af of hij zijn opmerkingen kon herzien omdat, aangezien dit een tweede lezing is, er een...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter . − (EN) Het spijt mij, maar wij zullen naar de stemverklaring van de heer Helmer luisteren. Elke spreker heeft een minuut om een stemverklaring af te leggen. Mijnheer Helmer, gaat u verder.
Roger Helmer (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het ermee eens dat krediet een bevoegdheid is van de nationale overheden, onderworpen aan plaatselijke gebruiken en praktijken. Het volume grensoverschrijdend krediet is onvoldoende groot om harmonisering te rechtvaardigen. Mag ik erop wijzen dat de Europese Unie zelf haar krediet bij de burger verliest omdat ze weigert via referenda te doen wat nodig is om zichzelf te legitimeren?
Nirj Deva (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit herinnert mij aan mijn tijd in het huis van afgevaardigden. Als dit verslag de heer Brown en deze inepte Labourregering had kunnen helpen de Northern Rock-crisis te voorkomen of die regering iets had kunnen leren over het leiden van een economie, had ik het misschien een goed verslag genoemd.
Als trouw conservatief moest ik het echter ondersteunen. Krediet veronderstelt echter vertrouwen. Is het omdat de Europese Unie haar burgers niet kan vertrouwen en de Europese burgers de Europese instellingen niet kunnen vertrouwen, dat er geen referendum wordt gehouden? Is dat zo omdat wij er geen vertrouwen in hebben dat de burgers de juiste beslissing zullen nemen?
Derek Roland Clark (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb met betrekking tot dit verslag gestemd om de lidstaten te helpen. Ik kies daarom de volgende onderdelen uit: amendement 46, afzonderlijke stemming – van de eigen wetten van de lidstaten mag niet worden afgezien. Ik heb daarvoor gestemd, en ik ben blij dat ik werd gesteund. Ik heb gestemd voor amendement 9, lid 1 – uitbreiding van gebieden waarop een verplichting niet van toepassing zal zijn. Het spijt mij dat dit niet is goedgekeurd. Ik heb gestemd voor amendement 29, waar staat dat compensatie overeenkomstig de nationale wetgeving moet zijn. Het spijt mij dat ook dit niet is goedgekeurd.
Ik heb dus gestemd om de regeringen van de lidstaten te helpen. Dat betekent echter niet dat ik wil dat die regeringen zich in de zaken van financiële instellingen en banken mengen. Zoals de heer Deva zei, zijn ze slecht toegerust om dat te doen. In het geval van Northern Rock hebben ze de helft van de schatkist besteed aan een reddingspoging. Wie weet of het daarbij ophoudt. Wij weten dat het ophoudt voor de referenda over het Verslag van Lissabon, en dat dit verkeerd is.
Graham Booth (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik moet iets opbiechten. Ik bezit geen enkele kwalificatie voor deze baan. Toch draag ik hier bij tot het maken van wetten voor ongeveer 400 miljoen mensen. Als ik hier in het volle Parlement rondom mij kijk, vrees ik, gezien het niveau van het debat, dat zeer veel leden even weinig gekwalificeerd zijn als ik. De burgers van de lidstaten beschikken samen over een enorme hoeveelheid intelligentie. Toch ontzeggen wij hun het recht hun eigen beslissingen te nemen. Naar mijn mening dienen politici van dit terrein weg te blijven en moeten zij de burger laten beslissen. In het bijzonder moeten die een referendum over de grondwet van de EU krijgen.
John Attard-Montalto (PSE) . – (MT) Ik zou graag een korte toelichting willen geven op de manier waarop ik heb gestemd om de aandacht te krijgen van de Maltese autoriteiten. Ik zou graag in het bijzonder twee zaken onder de aandacht willen brengen. Ten eerste de zaak van de jongen uit Gozo, de zoon van de heer Attard, die de afgelopen twee jaar de aandacht van de media trok vanwege de manier waarop zijn vader benadeeld werd doordat hem zijn vaderschapsrechten werden ontzegd als vaderfiguur en om zijn kind in zijn land, Gozo, te laten wonen. Ten tweede de recente strafzaak van een 13-jarig meisje, waarin de autoriteiten niet wisten waar zij naartoe gebracht moest worden; eerst werd ze naar de gevangenis gestuurd, en vervolgens naar een psychiatrische inrichting. Dit is een ernstige fout. Dank u wel.
Hubert Pirker (PPE-DE) . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik spreek namens de ÖVP-Europa-Club. We hebben tegen alle artikelen over het recht op seksuele en reproductieve gezondheid gestemd, omdat in de interpretatie van deze tekst natuurlijk ook zwangerschapsafbrekingen op elk moment bedoeld kunnen zijn en wij daar tegen zijn.
Wij hebben voor paragraaf 127 over het verbod op het dragen van hoofddoeken gestemd, omdat jongeren niet aangemoedigd zouden moeten worden om politieke symbolen te dragen en omdat wij willen garanderen dat de vrijheid om te stemmen en de keuzevrijheid voor jongeren blijven bestaan.
Wij hebben ook voor paragraaf 116 gestemd, maar dit betekent niet dat hieruit noodzakelijkerwijs juridische consequenties kunnen worden afgeleid.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik had enige vrees met betrekking tot dit verslag, omdat ik weet dat in veel van deze verslagen wordt opgeroepen tot een uitbreiding van bevoegdheden die we nog niet hebben.
In mijn kiesdistrict vertegenwoordig ik de stad Rothley in Leicestershire, waar de McCanns wonen. Ze hebben het Parlement meermaals verzocht actiever registers van vermiste kinderen en verschillende andere zaken bij te houden.
Ik vertegenwoordig ook een nieuwe liefdadigheidsorganisatie in Northampton. Ze heet ‘KidsAid’ en werd opgericht door de heer David Mackintosh. Hij vindt dit verslag grotendeels uitmuntend.
Zoals in het Parlement altijd het geval is, heeft de politieke correctheid echter de bovenhand gehaald. Kijk naar de amendementen 162, 163 en 164, en u ziet hoe het Parlement probeert zijn bevoegdheden uit te breiden.
Er is een motto dat hier vaak wordt gebruikt: als je geen succes hebt, geef dan een nieuwe definitie van succes. Dat hebt u met het Verslag van Lissabon gedaan. Ik hoop dat mijn kiezers daarover hun mening mogen geven.
Syed Kamall (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik leg een stemverklaring af over het verslag-Angelilli ‘Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind.’ Ik merk in mijn stemverklaring op dat de rapporteur zegt dat ze ‘erop wenst te wijzen dat het niet de eerste doelstelling van dit verslag is een lijst op te stellen van op te lossen problemen of van rechten waarmee rekening dient te worden gehouden.’
Ik vertegenwoordig het kiesdistrict Londen, de beste stad ter wereld en hoofdstad van het beste land ter wereld. In mijn kiesdistrict zijn er een aantal kinderen. Ik ben zelf vader van twee kinderen. Zoals de grote filosoof heeft gezegd, zijn kinderen onze toekomst. Daarom is het belangrijk dat wij met hun rechten rekening houden. Ik stel mij echter de vraag of dat op EU-niveau dient te gebeuren.
Laten wij bijvoorbeeld nagaan of wij willen dat jonge adolescenten informatie en onderwijs krijgen over die lelijke klinkende ‘seksuele reproductieve rechten’. Ik denk dat wij zeer voorzichtig moeten zijn bij het zoeken naar plaatselijke oplossingen en dat wij de Britse burger om zijn mening over een referendum over de grondwet moeten vragen.
Daniel Hannan (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, Disraeli antwoordde aan een delegatie ooit: ‘boven het liberalisme dat zij aanhangen, verkies ik de vrijheden die wij genieten, en boven de mensenrechten de rechten van de Engelse burger.’
Onze nationale traditie op het gebied van rechten en de Europese opvatting van universele rechten zijn niet alleen verschillend, maar ook onverenigbaar. Wij wijzen op specifieke vrijheden op specifieke momenten die in specifieke handvesten worden gegarandeerd. Of het nu om de Magna Carta, de Bill of Rights of een gewone verordening gaat, wij stellen ons vertrouwen niet in universalistische mensenrechtencodes die worden geïnterpreteerd door rechters voor wie wij niet kunnen stemmen.
Ik moet zeggen dat onze traditie succesvoller is dan wat wordt gedaan in een aantal continentale landen, die de universalistische weg zijn opgegaan. Wij zijn niet zoals andere landen ten prooi gevallen aan revolutie of dictatuur. We geloven dat alle rechten in de persoon berusten.
Zoals Aldous Huxley ooit zei worden ‘vrijheden niet gegeven, maar genomen.’ Daarom ben ik fundamenteel tegen de opname van het EU-Handvest in het Verdrag van Lissabon zonder een referendum. De burger moet worden geraadpleegd: Pactio Olisipio censenda est!
Jim Allister (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn ernstige morele kwesties, die mijn stem in grote mate hebben beïnvloed. Ik vind delen van dit verslag aanstootgevend. Ik vind het aanstootgevend te stellen dat wij kinderen moeten opdringen wat iemand als reproductieve rechten van adolescenten beschouwt. Wij vinden die onder meer terug in overweging L en de paragrafen 162, 163 en 164.
Het lijkt mij verkeerd en ongepast een maatschappij ideologisch en moreel bevooroordeelde waarden op te dringen die van de gevestigde ethische zienswijze van een bepaalde regio kunnen verschillen. Ik ben daar fundamenteel tegen. Zoals de heer Hannan heeft gezegd, is dat onder meer wat het Handvest met zich mee zal brengen. Daarom wil ik dat mijn burgers daarover hun mening kunnen geven.
Roger Helmer (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen deze maatregel gestemd. Dit is het eerste punt waarover de conservatieven vrij mochten stemmen, en daarvan heb ik gebruik gemaakt.
Ik ben het geheel eens met wat mijn collega’s reeds hebben gezegd. Deze maatregel bevat veel punten waarmee ik het eens ben. Hij bevat veel punten waarmee iedereen het wel eens moet zijn.
Anderzijds wordt erin voorgesteld kinderen seksuele opvoeding te geven om het aantal tienerzwangerschappen en de verspreiding van seksueel overdraagbare aandoeningen terug te dringen. In mijn ervaring is het zo dat, als je kinderen over iets vertelt en ze zegt hoe het te doen, ze dat dadelijk willen proberen. Het mag ons niet verbazen als ze dat doen! Wij horen te veel over de reproductieve rechten van adolescenten en te weinig over reproductieve verantwoordelijkheid. Wij moeten verantwoordelijker zijn in onze benadering van kinderen, en die verantwoordelijk moet plaatselijk en door de ouders worden genomen.
Ten slotte vind ik dat wij een referendum moeten houden over het Verdrag van Lissabon alvorens hiermee voort te gaan.
Nirj Deva (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben erg teleurgesteld over dit verslag. Gebruikmakend van mijn vrije stem heb ik tegen het grootste deel van het verslag gestemd. Het gaat niet over kinderrechten. Het gaat over het recht van kinderen op seks en abortus. Ik vind dat moeilijk te aanvaarden.
Hoe staat het dan met het recht van kinderen en hun ouders te beslissen over de toekomst van Europa, het Verdrag van Lissabon en waar wij heen gaan? Ten slotte worden al deze instellingen niet voor ons, maar voor onze kinderen opgebouwd. Gaan wij hen en hun ouders vragen wat zij denken over hoe Europa zich zal ontwikkelen? Wij zullen dat niet doen. Wij zullen beslissen, zonder het recht te geven ons te vertellen welk lot zij voor zichzelf willen. Dat is helemaal verkeerd.
(Applaus)
Frank Vanhecke (NI) . – (NL) Voorzitter, ik wil alleen noteren dat ik tegen het verslag van collega Angelilli heb gestemd. Uiteraard niet omdat ik tegen kinderrechten zou zijn – verre van dat. Ik vind het zelfs positief dat in het verslag eens een paar taboes van dit Huis zijn gesneuveld, bijvoorbeeld het taboe van het structurele geweld tegen meisjes binnen de islamitische gemeenschap. Er wordt zelfs mijns inziens terecht in het verslag gesteld dat het verplicht dragen van een hoofddoek in de islamitische gemeenschap schadelijk is voor de ontplooiing van meisjes binnen die gemeenschap.
Ik ben het daar allemaal mee eens, maar ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat hieruit nogmaals een enorme Europese bemoeizucht blijkt. Ik denk dat al die zaken beter op nationaal niveau kunnen worden geregeld en dat Europa daarmee allemaal niet teveel van doen heeft.
Ik geef een enkel voorbeeld: in dit verslag wordt zeer streng gepleit tegen gevangenisstraffen voor minderjarigen. In míjn land is daarentegen sprake van een grote consensus bij de bevolking om ook minderjarige zware criminelen, waarmee wij geconfronteerd worden, met gevangenisstraffen op betere gedachten te brengen.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE) . – (SK) Mevrouw de Voorzitter, we moeten ons hele werkende leven onze kennis blijven vernieuwen, niet alleen gedurende onze schooljaren.
Onderwijs is belangrijk voor persoonlijke groei en betere arbeidskansen. Wanneer bedrijven kijken naar de behoefte aan nieuwe kwalificaties en de eisen van de arbeidsmarkt, zal volwassenenonderwijs zich aapassen aan deze eisen, wat de discrepanties op de arbeidsmarkt dus helpt overkomen. Dit wordt allemaal in aanmerking genomen in het voorstel van de Commissie voor een actieplan voor volwassenenonderwijs, en daarom heb ik vóór gestemd. Ik ben het ermee eens dat de EU-lidstaten volwassenenonderwijs moeten bevorderen door actieve maatregelen in te voeren, burgers te motiveren om zichzelf te laten scholen en werkgevers te motiveren om geschikte omstandigheden te bieden voor onderwijs. Er moet een economische stimulans zijn in de vorm van leningen, belastingaftrek, premies of medefinanciering.
Met dit doel is een actiever gebruik van de Structuurfondsen, en het Europees Sociaal Fonds in het bijzonder, ook noodzakelijk. Volgens mij is het uitzonderlijk belangrijk voor oudere mensen om betrokken te zijn bij een leven lang leren en dus een plek op de arbeidsmarkt te vinden.
Toomas Savi (ALDE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag-Pack gestemd omdat een van de doelstellingen van levenslang leren erin bestaat de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten. Voor mensen boven de 50, zoals ik, schept zulk beleid meer mogelijkheden om op veranderingen op de arbeidsmarkt te reageren en zich zonder onaangename gevolgen aan de situatie aan te passen. Het verslag beklemtoont de positieve invloed van levenslang leren op sociale inclusie en inzetbaarheid. In een vergrijzende maatschappij, zoals bijvoorbeeld mijn thuisland Estland, mogen wij dat niet negeren.
Agnes Schierhuber (PPE-DE) . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van mevrouw Pack over ‘Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren’ is volgens mij een van de belangrijkste actieprogramma’s in de Europese Unie: de motivatie voor deelname aan onderwijsprogramma’s voor volwassenen, het leren van vreemde talen, de motivatie om een diploma in het hoger onderwijs te halen en daarmee de kans op betere beroepsmogelijkheden en dus een beter inkomen, alsmede de kans op betere integratie van immigranten. Het is echter vooral belangrijk voor vrouwen dat hier relevante kaderprogramma’s voor kinderopvang beschikbaar zijn.
In het bijzonder moeten we ook veel aandacht besteden aan de mogelijkheid van de uitwisseling van kennis tussen de generaties. Daarom heeft de ÖVP-Europa-Club graag voor dit verslag gestemd.
Nina Škottová (PPE-DE) . – (CS) (Het begin van de toespraak is niet te verstaan) … in de inleiding van dit verslag over volwassenenonderwijs wordt de aandacht die wordt besteed aan een leven lang leren in alle EU-instellingen duidelijk benadrukt. Toch zijn de stapel documentatie, aardige woorden, oproepen en ondersteunende stemmen, waaronder die van mijzelf, niet voldoende. Laten we de onderwijsinstellingen aanmoedigen echt conceptueel betrokken te zijn bij een leven lang leren. Dit proces moet niet worden beschouwd als een soort aanhangsel van traditioneel onderwijs, maar moet een volwaardig onderdeel gaan uitmaken van het onderwijssysteem. Dat vereist substantiële veranderingen. Dit proces kan daarom een aanzienlijke financiële last vormen voor elk land, wat een beperkende factor zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van onderwijs. Wanneer bepaald wordt waar de fondsen naartoe moeten wanneer de financiering voor individueel EU-beleid wordt aangepast, moet dit gebied – en in het bijzonder de universiteiten als natuurlijke centra voor leren – niet vergeten worden.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag is getiteld ‘Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren’. Ik wenste dat de Europese Commissie en de voorstanders van het Verdrag van Lissabon zelf uit die verklaring zouden leren.
Volwassenenonderwijs is een van de belangrijkste onderdelen van het onderwijssysteem. Ik denk dat het merendeel van de leden ermee instemt dat levenslang leren een goede zaak is.
Wij hadden allemaal uitstekende leerkrachten op school, die wij ons allen herinneren. Ik had een briljante wiskundeleraar die mij leerde dat er drie soorten mensen zijn: diegenen die kunnen tellen, en diegenen die dat niet kunnen.
Ik had een briljante natuurkundeleraar die mij leerde dat radioactieve katten achttien halve levens hebben. Het allerbelangrijkste is echter een zin die u wel zult herkennen, een zin die steeds vaker door de jeugd van vandaag wordt gebruikt. ‘We don’t need no education; we don’t need no thought control’.
Wat wij met het Verdrag van Lissabon doen, is ‘another brick in the wall’ plaatsen tussen de kiezer die ons hier heeft gebracht, en de Europese elite die hem misbruikt.
Syed Kamall (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik betuig mijn erkentelijkheid over uw geduld tijdens deze stemverklaringen. Ik dank u ook omdat u om een aantal grapjes hebt gelachen.
Ik denk dat u wel weet dat ik Londen vertegenwoordig, de beste stad ter wereld, de hoofdstad van het beste land ter wereld. In Londen zijn er een aantal onderwijsinstellingen. Ik ging zelf in Londen naar school, ik haalde mijn mastergraad aan de London School of Economics.
Met betrekking tot deze specifieke stemverklaring wil ik zeggen dat wij de rol van de sector voortgezet onderwijs in levenslang leren niet mogen onderschatten. In het bijzonder zijn er de uitstekende instellingen Bromley College, uitmuntend geleid door de heer Peter Jones – ik wil dat officieel zeggen – en Westminster College. Wij verdienen het allemaal over het referendum over de grondwet onze mening te uiten.
De Voorzitter . − Ik zou het gevlei kunnen voortzetten en zeggen dat ik tot nu toe vond dat het goed ging, maar nu wordt het repetitief.
Daniel Hannan (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank u, uw personeel en de tolken voor hun geduld en goede humeur.
Mag ik vragen wat dit alles met Brussel te maken heeft? Overeenkomstig welk artikel van het Verdrag of welke overweging van het gezond verstand is volwassenenonderwijs een bevoegdheid van de EU?
De meesten onder ons zijn het erover eens dat er iets te zeggen valt voor gezamenlijke initiatieven van verschillende landen om grensoverschrijdende kwesties aan te pakken. Ik aanvaard die redenering, of ten minste een betoog voor een gecoördineerde Europese strategie met betrekking tot, laten wij zeggen, vervuiling of tariefverlagingen, misschien ook aspecten van de luchtvaart en zo meer. Zelfs daar echter is Europese coördinatie niet hetzelfde als EU-bevoegdheid.
Volwassenenonderwijs lijkt mij echter bij uitstek een gebied waarover nationale electoraten via hun eigen democratische mechanismen en procedures dienen te beslissen.
Waarom gaan wij er altijd van uit dat de man in Brussel het beter weet dan de gewone kiezer? Dezelfde lelijke aanmatiging ligt aan de basis van de Europese grondwet, die nu het Verdrag van Lissabon wordt genoemd. Daarom moeten wij het Verdrag voor de burger brengen: Pactio Olisipio censenda est!
Jim Allister (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag bevat veel waarmee iedereen het wel eens moet zijn. Het fundamentele belang ervan is echter dat het wijst op het geloof dat Brussel het recht heeft agenda’s op te stellen en de lidstaten voor te schrijven hoe ze prioriteiten moeten vaststellen voor kwesties en uitgaven die heel duidelijk uitsluitend tot hun eigen domein behoren. Elke regio heeft immers het recht te beslissen wat binnen zijn beperkte begroting de prioriteiten zijn. Als volwassenenonderwijs en meer uitgaven prioriteiten zijn, dient dat te worden beslist door die regio of natie, niet wegens Brussel maar omdat dit in die omstandigheden juist is.
Wij leren allemaal. Ik heb veel geleerd sedert ik hier in 2004 aankwam. Wat ik vooral heb geleerd, is de zeer grote geringschatting van de Europese elite voor de burger. Om die reden ontzeggen ze de burger het fundamentele recht op een stem.
Roger Helmer (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik kan u zeggen dat ik tegen de maatregel heb gestemd. Ik heb in lijn met de conservatieven gestemd, maar deze keer heb ik dat uit eigen wil gedaan. Ik zou hoe dan ook tegen hebben gestemd om de redenen die zo duidelijk door mijn vrienden en collega’s, en in het bijzonder de heren Hannan en Allister, naar voren zijn gebracht.
Dit heeft niets met de Europese Unie te maken. Ik ben voorstander van onderwijs. Ik ben voorstander van volwassenenonderwijs. Ik ben er absoluut tegen dat Brussel beslist wat moet worden gedaan. Net als de heer Hannan vind ik in de Verdragen geen basis waarop dat kan gebeuren. Wij hebben geen legitimiteit in het kader van de Verdragen om een maatregel zoals deze goed te keuren.
Wij hebben ook geen legitimiteit om dezelfde maatregel tegenover de verwerping van de grondwet in Frankrijk en Nederland goed te keuren. Wij moeten nu in de gehele Europese Unie referenda over deze kwestie organiseren.
Thomas Wise (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, een motie van orde. Mag ik als volwassene die enige opleiding heeft genoten, de heer Hannon, die duidelijk meer opleiding heeft genoten dan ik, vragen wat zijn Latijnse uitdrukking betekent?
De Voorzitter . − Ik ben ervan overtuigd dat hij u dat na de sluiting van de vergadering zal vertellen!
Nirj Deva (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit was een van de meest levendige debatten sedert het begin van het Europees Parlement. Als wij dit eerder hadden gedaan, hadden wij hier misschien televisiecamera’s gezien en hadden onze kiezers misschien gezien wat wij doen, in plaats van de saaie, hoogdravende dingen die wij dag in, dag uit doen.
Ik zal het nu over volwassenenonderwijs hebben. Het is nooit te laat om te leren, zo luidt het. Dat is ongetwijfeld een kwestie voor subsidiariteit: het is aan de natiestaten te beslissen wat hun prioriteiten zijn. Het is zeker niet aan de Commissie in Brussel of het Europees Parlement te beslissen of volwassenenonderwijs noodzakelijk is of niet!
Het luidt echter ook – is het niet – dat het nooit te laat is om te leren. Eén van de dingen die we zou gauw mogelijk moeten leren, is dat wij de Europese burgers niet van hun besluitvormers kunnen scheiden. Wij moeten hen betrekken bij hoe wij de Europese Unie willen leiden. Wij moeten daarom een referendum houden.
Derek Roland Clark (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen deze maatregel gestemd, in de eerste plaats omdat ik een onderwijzer ben. Deze maatregel zou door verstrengeling ongetwijfeld rechtstreeks leiden tot het Europees kwalificatiekader. Dat staat gelijk met beroving. Het zal ertoe leiden dat mensen aan hun traditionele universiteit studeren en daar hun diploma’s behalen, maar dat die dan worden vervangen door een nieuw document met EU-logo, -wapen en -motto, zonder verwijzing naar de grote universiteit waar ze hun kennis hebben vergaard. Dat is een duidelijke en verschrikkelijke ontkenning van een centrum van wetenschap. Ik maak die opmerking voor alle universiteiten van Europa, niet alleen de beroemde universiteiten in het Verenigd Koninkrijk.
Om op de kwestie volwassenenonderwijs terug te komen, heb ik een voorstel. Laten wij volwassenenonderwijs op alle mogelijke manieren ondersteunen. Geef elke volwassene in de EU een kopie van het Verdrag van Lissabon en verzoek hem daarover te stemmen.
Graham Booth (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb inderdaad tegen dit verslag gestemd. Mijn verklaring is dat de Britse Onafhankelijkheidspartij de herinvoering van het subsidiesysteem in het VK ondersteunt. Ik wil er trouwens op wijzen dat ons EU-lidmaatschap ertoe heeft geleid dat het in Engeland en Wales werd afgeschaft. Het is echter aan de lidstaten, niet aan de EU, te beslissen over belastingvoordelen en –verlagingen voor werknemers die aan volwassenenonderwijs deelnemen. Zoals gewoonlijk is niet meer, maar minder inmenging van de EU nodig.
Ik zie dat ik nog tijd over heb. Ik merk daarom nog op dat de aanstaande ratificatie van de Europese grondwet, ondanks een verwerping in twee referenda, ondemocratisch, laf en onrechtmatig is.
De Voorzitter . − U hebt tijd, maar niet voor dat onderwerp.
Philip Claeys (NI) . – (NL) Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Pack gestemd. Uiteraard niet omdat ik tegen levenslang leren ben, integendeel: geen zinnig mens kan het grote belang van volwassenenscholing in onze voortdurend evoluerende wereld ontkennen.
Wel vind ik dat Europa, in de eerste plaats de Europese Commissie, zich niet teveel moet bemoeien met een bevoegdheid die aan de lidstaten toebehoort. Dat is niet alleen een kwestie van gezond verstand; het is ook vervat in het subsidiariteitsbeginsel, dat hier altijd wel gehuldigd wordt, maar in de praktijk meer en meer een dode letter blijkt.
Milan Horáček (Verts/ALE) . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag een stemverklaring afleggen over het zeer goede verslag-Angelilli over de EU-strategie voor de rechten van het kind. De grondige behandeling van de onderwerpen kinderprostitutie en sekstoerisme is bijzonder belangrijk. De slachtoffers van dergelijke misdrijven zijn ook voor onze eigen huisdeur te vinden. In het grensgebied van Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk bijvoorbeeld is de prostitutie van vrouwen en in toenemende mate van kinderen enorm gestegen na de openstelling van de grenzen. Desondanks is aan dit onderwerp op EU-niveau lange tijd geen aandacht besteed.
Centrale problemen bij kinderprostitutie, zoals netwerken van daders via het internet en het gebrek aan samenwerking bij grensoverschrijdende bewaking en strafvervolging, kunnen alleen worden bestreden op Europees niveau. Het verslag behandelt deze terreinen en brengt ze onder in een veelomvattende strategie. Ook al moet er nog veel worden gedaan om kindermisbruik uit de wereld te helpen, dit is een bemoedigend signaal.
Schriftelijke stemverklaringen
- Verslag-Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (A6-0508/2007)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Ik heb vóór de ontwerpwetgevingsresolutie uit het verslag van mijn Duitse collega, Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, gestemd over het voorstel voor een verordening inzake de in de periode 2008-2013 door de Commissie te ondernemen activiteiten door middel van teledetectietoepassingen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn ingesteld.
Ik steun het voorstel dat de financiering van teledetectieactiviteiten afkomstig zou moeten zijn van een eigen budget en niet van het Europese Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Hoewel mijn collega’s vinden dat men zich beter kan richten op het verbeteren van de bestaande website van de Eenheid landbouw van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van de EU, zodat alle relevante onderzoeksgegevens vrij ter beschikking kunnen worden gesteld aan het publiek, ben ik een groot voorstander van het opzetten van een infrastructuur voor ruimtelijke gegevens en een website, zoals in de doelstellingen van de Europese Commissie wordt voorgesteld.
Ik steun de voorstellen inzake het inventariseren van alle projecten op het gebied van ruimtelijke gegevens en gegevens over agrometeorologie en teledetectie, en het consolideren van huidige infrastructuur en bestaande websites voor ruimtelijke gegevens voor landbouwkundig gebruik.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De Europese Commissie is van mening dat de behoefte aan informatie over het grondgebruik en de toestand van de bodem en de gewassen groot is om een antwoord te bieden op de beheersbehoeften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Commissie heeft daarom teledetectie geïntroduceerd als een onderzoeksmethode om gemakkelijker toegang te krijgen tot informatie uit klassieke systemen voor landbouwstatistieken en -prognoses.
Dit voorstel hield rekening met een proefproject voor teledetectietechnieken dat in het kader van Besluit nr. 1445/2000/EG van de Raad is opgezet en inmiddels van start is gegaan. Volgens de Commissie heeft dit project ervoor gezorgd dat het agrometeorologische stelsel voor opbrengstprognoses en voor de bewaking van de toestand van de bodem en de gewassen (MARS) in hoge mate werd verfijnd.
De Commissie stelt nu voor om in de periode van 2008 tot 2013 door te gaan met de toepassing van teledetectietechnieken in de landbouw ter controle van de landbouwmarkten. Dit project gaat op 1 januari 2008 van start voor een periode van zes jaar. Teledectietoepassingen zouden op die manier een hulpmiddel vormen voor de Commissie voor de uitvoering en de controle van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en eveneens gegevens verzamelen die nuttig kunnen zijn voor de lidstaten.
De vraag is hoe deze informatie zal worden gebruikt en wie deze informatie zal gebruiken. Vandaar onze onthouding.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Omdat ik het in grote lijnen eens ben met het voorstel van de Europese Commissie stem ik vóór het verslag-Graefe zu Baringdorf, aangezien dit enkele relevante punten bevat.
Ik begrijp bijvoorbeeld de bezorgdheid van de rapporteur over de onmogelijkheid om data te vergelijken tussen de verschillende lidstaten, omdat de analyses niet met dezelfde regelmaat worden gedaan.
Ik steun nog altijd de ontwikkeling van een inventaris en de consolidatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie en de betrokken websites, alsmede de verbetering van de website van de Eenheid Landbouw voor publicatie van de gegevens.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij stemmen tegen dit verslag, omdat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling zoals gewoonlijk amendementen heeft ingediend om meer begrotingsmiddelen voor de landbouw te krijgen. In amendement 4 stelt de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling voor om de 9,2 miljoen euro uit een aparte begroting en niet via het Europese Garantiefonds voor de Landbouw te financieren. Dit is in onze ogen weer een poging om de begroting te doen stijgen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik ben van mening dat de verlenging van elk voorstel dat wil bijdragen aan de verbetering van de precisie van de verdeling in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wel een positieve stap moet zijn om te garanderen dat de Schotse landbouwers eerlijk worden behandeld. De mogelijkheid oogsten nauwkeuriger in te schatten en de daarmee verband houdende informatie vrijer beschikbaar te maken, zal een verbetering mogelijk maken van een beleid dat tot nu toe een imago van eerlijkheid, transparantie en milieugevoeligheid ontbeert.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Ik ben het ermee eens dat het Europees Parlement – op basis van het uitstekende verslag van mijn Duitse collega, de heer Lechner – in de tweede lezing van de medebeslissingsprocedure een wetgevingsresolutie heeft aangenomen over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake kredietovereenkomsten voor consumenten, en tot wijziging van het communautair regelgevingskader uit 1987, dat tweemaal aangepast is. Het verheugt mij dat de Europese Commissie bereid is om de voorwaarden voor een echte interne markt voor het consumentenkrediet op te stellen, om een hoog beschermingsniveau van de consumenten te garanderen en om de communautaire regelgeving te verhelderen door over te gaan tot herziening van de drie richtlijnen uit 1987, 1990 en 1998 die voor dit type krediet bestaan.
Ik ben blij met het omvangrijke werk dat mijn Franse collega, de heer Gauzès, heeft verricht. Dankzij de wijsheid en kracht van zijn overtuigingen heeft hij een substantiële bijdrage geleverd aan dit belangrijke compromis, waar de economische groei, de consumentenbescherming en de kredietinstellingen bijzonder bij gebaat zijn.
Gérard Deprez (ALDE), schriftelijk. − (FR) Nadat hier vijf jaar over is gediscussieerd, kunnen Europese consumenten binnenkort beschikken over identieke informatie over consumentenkredieten, zodat zij buitenlandse aanbiedingen beter kunnen vergelijken als ze een auto, een vaatwasser of een slaapbank willen aanschaffen.
Hoewel Europeanen reeds de mogelijkheid hebben om in het buitenland bankleningen af te sluiten voor de aanschaf van consumptiegoederen, maken maar weinig mensen daar gebruik van: minder dan 1 procent van het totaalbedrag van dit soort kredieten wordt momenteel over de grens afgesloten. Toch kunnen de rentepercentages op dit moment soms wel tot tweemaal zo hoog zijn (Portugal 12 procent, Finland 6 procent)! Als grote belemmeringen worden aangemerkt de taalproblemen, de afstand en een gebrek aan vertrouwen bij de consumenten.
De richtlijn, die ik steun, zou er toe moeten bijdragen dit vertrouwen te versterken, consumenten beter te informeren en hun keuzes te vergemakkelijken, en hen tegelijkertijd te laten profiteren van uniforme, beschermende regels (vroegtijdige aflossing, herroepingsrecht, enzovoort).
Twee vragen tot slot:
Lopen wij niet het risico te bevorderen dat mensen te veel schulden op zich nemen, als de voorwaarden voor het beoordelen van de kredietwaardigheid van de cliënten door de kredietinstellingen niet verder worden aangescherpt? Is het niet dringend noodzakelijk om de weg vrij te maken voor grensoverschrijdende concurrentie in onroerendgoedleningen?
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze stemming heeft betrekking op de tweede lezing van het aanvankelijke voorstel van de Europese Commissie in 2002. Deze verbintenissen beogen de overeenkomst met de Raad over een tekst waarin wordt gepleit voor de intrekking van de huidige richtlijn 87/102/EEG en de totstandbrenging van een gemeenschappelijk rechtskader inzake consumentenkredietovereenkomsten.
Doel is de openstelling van de nationale markt te vergemakkelijken en kredietverlening voor grensoverschrijdende consumptie te bevorderen ter versterking van de concurrentie en ter “verbetering” van de interne markt.
Hierin worden onder meer de methode voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage (JKP), de voorwaarden voor vervroegde aflossing en de voorlichting aan consumenten over kredietovereenkomsten vastgesteld.
Wij hebben vóór de voorstellen gestemd die erop gericht zijn de consumentenbescherming te verbeteren, wat vooral in Portugal belangrijk is, waar het aantal huishoudens met een schuldprobleem aanhoudend toeneemt, waarbij de schulden meer dan 124 procent van het beschikbare inkomen bedragen, en waarbij de grote financiële groepen schandalige hoeveelheden geld verdienen.
Wij hebben tegen alle voorstellen gestemd die erop gericht zijn de openstelling van financiële markten en de grensoverschrijdende kredieten te vergemakkelijken en de bestaande toetredingsdrempels voor de grote financiële groepen weg te nemen in plaats van de consument te beschermen.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Ik heb voor het verslag gestemd, waarin wordt voorgesteld de wetgeving van de lidstaten inzake het consumentenkrediet te harmoniseren.
Hoewel Europese huishoudens reeds het recht hebben om in het buitenland bankleningen af te sluiten voor de aanschaf van consumptiegoederen, maken slechts weinig mensen daarvan gebruik. Taalproblemen, de afstand of een gebrek aan vertrouwen vormen daarbij de grootste belemmeringen.
De nieuwe richtlijn zal de markt transparanter maken in het belang van de consumenten, als het gaat om kredieten van 200 tot 75 000 euro. Consumenten krijgen de beschikking over de informatie die zij nodig hebben om met kennis van zaken te kunnen kiezen, als zij besluiten buiten hun landsgrenzen te kopen.
In geval van kredietaanbiedingen wordt de aan consumenten verstrekte informatie vervat in een nieuw formulier voor “Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet”. Op termijn zal de informatie aan consumenten ook een uniform jaarlijks kostenpercentage omvatten, dat in de hele Unie kan worden vergeleken.
De richtlijn zal ervoor zorgen dat consumenten basisinformatie van goede kwaliteit krijgen, die eenvoudig te vergelijken is. Het herroepingsrecht en het recht om vroegtijdig af te lossen zonder buitensporige kosten te betalen, evenals een transparante presentatie van hun rechten en plichten, zullen de consumenten het vertrouwen geven dat nodig is om de prijzen te vergelijken.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Het compromis waarover het Parlement zich moet uitspreken is weliswaar een verbetering vergeleken met het standpunt van de Raad, maar blijft op een groot aantal essentiële punten op het gebied van kredietovereenkomsten voor consumenten tekortschieten.
Een kredietbedrag van 200 euro als ondergrens voor toepassing van de richtlijn is naar mijn mening veel te laag, gezien de levensstandaard in de meeste lidstaten.
Evenzo is er geen reden om de bepalingen die de vergoeding regelen in geval van vervroegde aflossing, te harmoniseren. De verschillen tussen de lidstaten zijn te groot. Het zogenaamde compromis waarover de Raad heeft onderhandeld, is niets meer dan een optelsom van de verschillende nationale bepalingen en leidt eerder tot complicaties dan tot harmonisatie.
Naar mijn mening is de richtlijn veel te bureaucratisch, zowel voor ondernemingen en kredietinstellingen als voor consumenten. De hoeveelheid minimale informatie waarin de richtlijn voorziet, is te hoog en moeilijk te verteren. Dit zou bij oordeelkundige consumenten wel eens verwarring kunnen zaaien.
Toine Manders (ALDE), schriftelijk. − (NL) Met de uitkomst van de stemming vandaag in het Europees Parlement is er na ruim vijf jaar een akkoord bereikt over de richtlijn voor consumentenkredieten. Eind vorige week nog mislukte het overleg tussen Europese Commissie, Raad en Parlement, omdat de rapporteur onoverkomelijke bezwaren had tegen een compromisvoorstel aangaande vervroegde aflossing, waarmee alle andere betrokkenen wél konden leven. Het daarop gesloten compromis tussen de onderhandelaars van de fracties PSE en ALDE, waarmee ook de Europese Commissie en de Raad konden leven, heeft vandaag brede steun gekregen van het Parlement. Ik ben verheugd dat de PPE alsnog heeft besloten het compromis te steunen, omdat ik ervan overtuigd ben dat dit compromis het best haalbare is voor consumenten en bedrijfsleven. Ik zou alle betrokkenen, en in het bijzonder de rapporteur, willen bedanken voor hun inzet gedurende het hele proces.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De consumentenleningen en leningen voor woningen bedragen in Griekenland 95 miljard euro: het consumentenkrediet groeit sneller dan in welk land van het eurogebied dan ook, en nadert het totaal van de EU-jaarbegroting. Dit duidt op stijgende armoede.
Twee miljoen huishoudens zijn leners, waarvan 3 tot 4 procent niet in staat is in zijn schuld af te lossen. Meestal is de schuld hoger dan veertig procent van het inkomen, wat resulteert in constante beslagleggingen door deurwaarders. Hetzelfde geldt voor kleine en middelgrote bedrijven, die gedwongen worden hun toevlucht te nemen tot leningen.
De banken strijken meedogenloos enorme winsten op door hoge rente op leningen en lage rente op deposito’s, onwettige en onregelmatige inhoudingen en kosten, misleidende reclames, enzovoort, wat ertoe leidt dat werknemers nog meer rood komen te staan.
De EU steunt financiële instellingen door winsten te garanderen en door de gevolgen van haar impopulaire beleid te verlichten, dat de koopkracht van werknemers beperkt en hun levenskwaliteit verlaagt.
De voorgestelde richtlijn handhaaft het principe van de vrijheid om contracten op te stellen, ondanks ongelijke onderhandelingsbekwaamheden. Dit versterkt het financiële kapitaal door de verantwoordelijkheid op de consument over te dragen. Dit beschermt tegen compensatie voor vroegtijdige terugbetaling, bevordert de harmonisatie van wetsbepalingen en de opening van nationale markten in de consumentenkredietsector, en is doelbewust complex en onbegrijpelijk voor leners.
De leden van de ΚΚΕ (de communistische partij van Griekenland) stemmen tegen de versterking van financieel krediet en voeren campagne voor een echte volkseconomie ten voordele van arbeiders.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben het met de oproep tot harmonisering van de wetten op het consumentenkrediet in geheel Europa eens. Het verslag creëert een interne markt voor consumenten en schetst een aantal vereisten om een eerlijke deal voor consument en kredietverstrekker te garanderen. De regelgeving op dit gebied dient consumentvriendelijk te zijn, in het bijzonder wat vervroegde terugbetaling en compensatie betreft. Het verslag pakt deze kwesties op passende wijze aan. De harmonisering van reclame zal ook garanderen dat klanten in geheel Europa even goed geïnformeerd zijn bij het nemen van beslissingen over consumentenkrediet.
Béatrice Patrie (PSE), schriftelijk. − (FR) Ik heb voor het compromis gestemd waartoe de PSE-Fractie met de Raad is gekomen (amendement 46), omdat hiermee het evenwicht dat afgelopen voorjaar tijdens het Duitse voorzitterschap is bereikt, kan worden behouden.
Het verheugt mij dat voor de consumentenkredieten die in deze ontwerprichtlijn zijn gedefinieerd een minimumbedrag van 200 euro en een maximumbedrag van 75 000 euro geldt. Ik had echter liever gezien dat de bovengrens op 50 000 euro was vastgesteld.
Ik ben in het bijzonder blij met de gekwalificeerde meerderheid die in de plenaire vergadering is behaald om te waarborgen dat de belangen van consumenten duidelijk beschermd worden in geval van vervroegde aflossing van het krediet. De vergoedingen die de bank kan vragen, zullen strikt worden afgebakend en kunnen verboden worden voor kredieten die lager zijn dan 10 000 euro.
In ieder geval dient de strijd tegen een te zware schuldenlast een prioriteit blijven en dient er op een verstandige wijze gebruik te worden gemaakt van kredieten. Het is een illusie om te denken dat de consumptie kan worden aangezwengeld door gezinskredieten: een dergelijke benadering leidt alleen maar tot armoede onder de meest kwetsbare consumenten.
Het streven om de groei door middel van consumptie een nieuwe impuls te geven, moet via een verhoging van de salarissen worden gerealiseerd, en niet via een toename van de kredieten!
Pierre Pribetich (PSE), schriftelijk. − (FR) Het verslag van de heer Lechner over de openstelling van de Europese markt voor consumentenkredieten is vandaag aangenomen.
Ik denk dat de overgang van een tot op heden sterk nationaal gerichte markt naar een Europese markt, waarbij een hoog beschermingsniveau van de consument wordt gehandhaafd, een eerste stap is op weg naar harmonisatie van de voorschriften inzake het consumentenkrediet.
Het risico dat consumenten zich in de schulden steken blijft nog veel te groot. Controle en transparantie, door middel van het instellen van een database inzake de kredietwaardigheid van iedere cliënt, lijken absoluut noodzakelijk te zijn.
Net als de meeste van mijn collega’s heb ik evenwel tegen amendement 29 betreffende artikel 16 gestemd, en ik ben blij dat dit verworpen is. Naar mijn mening was dit punt echt in het nadeel van consumenten die besloten hadden hun lening vervroegd af te lossen.
Het is namelijk een goed initiatief, dat consumenten deze mogelijkheid wordt geboden een krediet vóór de vervaldatum af te betalen. Hieraan mag geen afbreuk worden gedaan door de kredietgever de optie te verschaffen een vergoeding voor eventuele kosten te eisen, zonder dat daar billijke en gerechtvaardigde redenen voor zijn.
Daarom was het noodzakelijk grenzen te stellen. De kredietgever mag dus geen vergoeding eisen die hoger is dan 1 procent van de waarde van het krediet.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Een gemeenschappelijk rechtskader inzake consumentenkrediet moet duidelijke, eenvoudige en beknopte regels vaststellen met het oog op een hoge Europese meerwaarde in termen van een versterking van de interne markt.
Ik wil daarom vandaag het Parlement feliciteren met het positieve akkoord dat in het kader van deze wetgeving is bereikt. Ik acht het openstellen van de nationale markten voor consumentenkrediet uiterst belangrijk, omdat hiermee de concurrentie wordt versterkt en dit erg positieve gevolgen heeft voor de consument.
Met dit nieuwe voorstel bevordert de EU duidelijk de concurrentie tussen financiers en zorgt zij voor de noodzakelijke doorzichtigheid omtrent de precontractuele en contractuele informatievoorziening van het kredietaanbod. Deze informatie is in mijn ogen essentieel voor de bescherming van de consument en hiermee kan mogelijk voornamelijk in kleinere markten dankzij het verhoogde aanbod in een renteverlaging worden voorzien.
De maximale kredietniveaus die in deze overeenkomst zijn vastgesteld, vormen ook een erg positief aspect voor de Portugese markt. Ik ben ervan overtuigd dat het nieuwe kader meer kredietmogelijkheden bevordert, omdat er momenteel behoefte is aan het waarborgen van adequate bescherming van de consument en zijn kredietwaardigheid om in het kader van maatschappelijk gezond beleid overmatige schuldenlast te voorkomen. De voordelen zijn er om van te profiteren en niet om problemen op te lossen door het creëren van nieuwe problemen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. − (FR) De richtlijn die het Europees Parlement vandaag heeft aangenomen, is sterk omstreden en lag al bijna zes jaar in de ijskast. Toch gaat het om een tekst die de Europese burgers na aan het hart ligt, omdat hij is gericht op harmonisatie van de markt voor het consumentenkrediet.
We hebben het over een markt van 800 miljard euro (twee op de drie Europeanen maken gebruik van kredieten voor de aanschaf van meubels, een televisie of een auto), rentepercentages die momenteel uiteenlopen van 6 procent (in Finland) tot ruim 12 procent (in Portugal), en toch gaat het tot op heden voornamelijk om nationale transacties, aangezien minder dan 1 procent van de kredieten op dit moment grensoverschrijdend is.
De richtlijn opent de Europese grenzen voor consumenten die op zoek zijn naar de beste kredieten: zij kunnen de beste aanbieding kiezen, terwijl ze verzekerd zijn van dezelfde rechten en dezelfde normen op het gebied van informatie, vergelijking en – vooral – bescherming tegen een te zware schuldenlast. Beoordeling van de kredietwaardigheid van de lener, snelle en gratis informatie in geval van afwijzing en een herroepingsrecht van in principe veertien dagen zijn enkele van de voornaamste doelstellingen van de richtlijn.
Er is echter één ding dat ik – in ernstige mate – betreur, en dat is het gebrek aan duidelijkheid rond de voorwaarden voor vervroegde aflossing. Door consumenten die hiertoe overgaan zwaar te straffen, zouden de overige voordelen van de harmonisatie volkomen zinloos worden!
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ik stem voor het verslag-Lechner over consumentenkredieten. Ik vind het dan ook essentieel dat de Europese Unie voorziet in een algemeen referentiekader gericht op de bescherming van burgers in een sector die de laatste jaren een opvallende ontwikkeling heeft doorgemaakt.
In het bijzonder in Italië hebben de consumentenkredieten geleid tot een exponentiële groei van de omzet. Dikwijls hebben consumenten naar aanleiding van verleidelijke reclamecampagnes er hun toevlucht toe genomen zonder goed op de hoogte te zijn van hun rechten en de contractuele bepalingen. Vervolgens zagen zij zichzelf gebonden aan een hele reeks clausules en verplichtingen. Daarom wil ik in deze context het belang onderstrepen van de kans om het beschermingsniveau van de consumenten, ook door middel van de richtlijn, te verhogen.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem voor het verslag van de heer Lechner over de aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad.
Het compromis dat tijdens de opeenvolgende onderhandelingen is bereikt, is naar mijn mening tevredenstellend. De voorgestelde oplossing is bedoeld om de procedure voor de toekenning van kredieten te vereenvoudigen en de toegang tot kredieten in de hele Europese Unie te vergemakkelijken voor de consumenten. De harmonisatie en de eenmaking van de normen zullen niet alleen de concurrentie tussen de kredietverstrekkende instellingen versterken, maar zullen ook de kosten verlagen en een echte interne markt voor consumentenkredieten tot stand brengen.
Jacques Toubon (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) In de ogen van de Franse afgevaardigden van de UMP [Union pour un Mouvement Populaire/Unie voor een Volksbeweging] betekent de stemming over de ontwerprichtlijn inzake het consumentenkrediet een aanzienlijke vooruitgang.
Dankzij de inbreng van het Europees Parlement, en in het bijzonder die van de rapporteur, de heer Lechner, bevordert de definitieve tekst namelijk enerzijds de openstelling van de grenzen op een belangrijk terrein van het dagelijks leven, terwijl anderzijds de verworven rechten van de consumenten, met name van Franse consumenten, behouden blijven.
Na de omzetting van de richtlijn kunnen er in de toekomst dus betere kredietvoorwaarden worden aangeboden en kunnen de risico’s op een te zware schuldenlast worden beperkt.
Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. − (FR) Zes jaar na de komst van de euro beschikte Europa op het niveau van het bankwezen nog niet over een eenheidsmarkt waar consumenten van konden profiteerden en die de voordelen van de eenheidsmunt tastbaarder voor hen maakte.
De informatie betreffende de gehanteerde rentepercentages en de voorwaarden voor kredietverlening zullen worden gestandaardiseerd, zodat aanbiedingen beter kunnen worden vergeleken. Op die manier kunnen consumenten met kennis van zaken hun keuze bepalen, en kunnen ze de beste voorwaarden voor een lening krijgen.
Kredietgevers dienen consumenten ook duidelijk te informeren over de voor- en nadelen van hun kredietaanbiedingen. De kwestie van het herroepingsrecht in geval van gelieerd krediet (onmiddellijke levering van goederen) en die van de hoogte van de boetes die worden opgelegd in geval van vervroegde aflossing van de lening, worden duidelijk afgebakend. Deze vergoedingen moeten “billijk en objectief gemotiveerd” zijn. Zij mogen niet hoger zijn dan 1 procent van het vervroegd afgeloste kredietbedrag en worden niet toegestaan bij leningen met een variabele rentevoet. Het verheugt mij in het bijzonder dat de lidstaten ervoor kunnen zorgen – zoals dat momenteel al het geval is in Frankrijk – dat er voor kredieten van minder van 10 000 euro geen vergoeding mag worden gevraagd, en om die reden heb ik vóór gestemd.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De Zweedse gematigde fractie stemt voor het voorstel betreffende een EU-strategie voor de rechten van het kind. Wij zijn van mening dat de rechter van het kind hetzelfde respect verdienen als de mensenrechten en wij steunen uiteraard de strijd tegen onder andere kinderpornografie en seksuele uitbuiting van kinderen. Wij willen er echter op wijzen dat verschillende aspecten in het verslag door de lidstaten moeten worden geregeld, bijvoorbeeld adoptie. Voorts komen onderwerpen aan bod die reeds door bestaande EU-wetgeving worden geregeld, zoals bijvoorbeeld TV-reclame en etikettering van producten.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik geloof dat het een goede bijdrage levert aan de bestrijding van alle vormen van geweld tegen en misbruik van kinderen, met inbegrip van armoede, discriminatie en toegang tot onderwijs.
Ik ben bijzonder verheugd over de verdediging door de EP van een mechanisme waardoor producenten van met kinderarbeid vervaardigde producten in Europa kunnen worden vervolgd. Ik verzoek de Commissie dringend mechanismen in te stellen die de hoofdcontractant in een bevoorradingsketen voor schendingen van de VN-Conventie met betrekking tot kinderarbeid aansprakelijk stellen.
Ik betreur echter de pogingen om verwijzingen in het verslag naar het recht van adolescenten op seksuele en reproductieve gezondheid en onderwijs en diensten voor gezinsplanning te verwijderen.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór het verslag-Roberta Angelilli “Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind” gestemd, omdat het belangrijk is om de aandacht te vestigen op het feit dat veel instrumenten op Europees niveau direct of indirect van invloed zijn op de rechten van het kind. Ik acht de totstandbrenging van een wettelijk kader dat de rechten van het kind erkent en codificeert vanuit een juridisch oogpunt daarom uiterst belangrijk.
In dit kader levert het onderhavige verslag een belangrijke bijdrage voor het eerbiedigen van de rechten van het kind, want het verslag hangt een gemeenschappelijke wetgeving aan, verbiedt alle vormen van geweld tegen kinderen en onderstreept het belang van gebieden zoals onderwijs, gezondheid, adoptie, de strijd tegen armoede en discriminatie. Ik zou er daarnaast nog op willen wijzen dat het nieuwe Verdrag van Lissabon een rechtsgrondslag geeft voor de rechten van het kind, die nu zijn opgenomen in de doelstellingen van de Europese Unie.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De rechten van het kind zijn zonder twijfel universeel en onschendbaar. De Junibeweging stelt verheugd vast dat alle lidstaten van de Unie het VN-Verdrag voor de rechten van het kind bekrachtigd hebben. Dit betekent dat er nu reeds juridisch bindende internationale wetgeving bestaat die kinderen tegen kinderarbeid, kinderhandel, geweld en andere inbreuken op het leven van het kind beschermt. De rechten van het kind zijn bovendien verankerd in de Zweedse wetgeving waarin het welzijn van het kind compromisloos op de allereerste plaats komt.
Wij hebben ons van stemming over dit verslag onthouden om de simpele reden dat de rapporteur het welzijn van het kind in verslag totaal uit het oog verloren lijkt te hebben. Het verslag concentreert zich bijna uitsluitend op de vraag welk sociaal model de lidstaten zouden moeten invoeren om datgene te bereiken wat het Europees Parlement als ideale oplossing ziet. Dit verslag behandelt gewoon alles, van het verbod inzake geweld op televisie over gewelddadige digitale spelletjes tot gedwongen huwelijken, illegale adopties en onwettige praktijken.
Wij stemmen uiteraard voor de amendementen die het belang van het VN-Verdrag voor de rechten van het kind onderstrepen als garantie voor de rechtszekerheid van het kind en de universele mensenrechten van kinderen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit bijna tweehonderd artikelen omvattende verslag bevat enkele standpunten die wij steunen en andere die wij niet steunen. Onze stemming dient in het licht van dit standpunt te worden gezien.
We moeten er echter op wijzen dat in het verslag is verzuimd in te gaan op de oorzaken van de situaties die het soms diagnosticeert.
Het verslag ontloopt zijn verantwoordelijkheden door na te laten kritiek te leveren op het neoliberale beleid van de EU, dat de oorzaak is van de armoede van miljoenen mensen, waaronder voornamelijk kinderen. Dit beleid is de oorzaak van onacceptabele grote sociale ongelijkheid, ontstaan door kapitalistische uitbuiting en concentratie. Beleid dat gericht is op het bevorderen van loonmatiging, waarbij het salaris van werknemers in waarde daalt; het vergemakkelijken van ontslag en verslechtering van de kwaliteit van de werkomstandigheden; verlenging van de arbeidstijd en het flexibeler maken van werktijden; of zelfs de liberalisering of privatisering van openbare nutsbedrijven. Beleid dat grote negatieve gevolgen heeft voor de inkomsten en de leefomstandigheden van werknemers, hun gezinnen en uiteindelijk hun kinderen.
De eerbiediging en de onbeperkte uitoefening van de rechten van het kind vereisen onder andere een rechtvaardige verdeling van welvaart, arbeid met rechten, fatsoenlijke lonen, vermindering van de arbeidstijd, de ontwikkeling van sterke openbare systemen voor sociale zekerheid, gezondheidszorg en gratis universeel onderwijs.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar ik wil mijn standpunt tegenover paragraaf 2 van het verslag verduidelijken. Er staat dat de conclusie van 19 oktober 2007 van de IGC dat kinderrechten als een van de belangrijkste doelstellingen van de EU in het Verdrag van Lissabon opneemt, in een nieuwe juridische basis voor kinderrechten voorziet. Volgens commissaris Frattini’s antwoord op mijn vraag daarnaar tijdens de plenaire vergadering voorziet het Verdrag van Lissabon niet in een specifieke rechtsbasis. Het is belangrijk dat op te helderen. Ik ondersteun paragraaf 127 evenmin als een verbod op hoofddoeken en hijabs.
Milan Horáček (Verts/ALE), schriftelijk. − (DE) Ik wil graag een stemverklaring afleggen over het verslag-Angelilli over de EU-strategie voor de rechten van het kind. Dit is een zeer goed verslag. De grondige behandeling van de onderwerpen kinderprostitutie en sekstoerisme is bijzonder belangrijk.
De slachtoffers van dergelijke misdrijven zijn ook voor onze eigen huisdeur te vinden. In het grensgebied van Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk bijvoorbeeld is de prostitutie van vrouwen en in toenemende mate van kinderen enorm gestegen na de openstelling van de grenzen. Desondanks was dit onderwerp op EU-niveau lange tijd geen prioriteit.
Centrale problemen bij kinderprostitutie kunnen alleen worden bestreden op Europees niveau (netwerken van daders via het internet en het gebrek aan samenwerking bij grensoverschrijdende bewaking en strafvervolging).
Het verslag behandelt deze terreinen en brengt ze onder in een veelomvattende strategie. Ook al moet er nog veel worden gedaan om kindermisbruik uit de wereld te helpen, dit is een bemoedigend signaal.
Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het een veelomvattende tekst is en veel goede voorstellen bevat. Ik ben in het bijzonder verheugd over de erkenning van het recht van een kind bij beslissingen die het rechtstreeks aangaan, te worden betrokken en bij juridische of administratieve hoorzittingen goed te worden vertegenwoordigd. Het verslag beklemtoont de behoefte aan een gezond milieu en het recht op spelen. Het erkent ook dat kinderen die het wettelijk recht hebben te werken, gelijk dienen te worden betaald voor gelijk werk. Al te veel jongeren worden als goedkoop alternatief voor andere werknemers gebruikt, terwijl ze in veel sectoren even goed en even hard werken. Ik heb gestemd voor de verwijdering van de paragraaf die verwijst naar de aanmoediging van staten het dragen van de hijab voor jonge meisjes te verbieden. Ik vind dit een misplaatst voorstel van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, dat ervan uitgaat dat de hijab noodzakelijk een teken is van vrouwelijke onderwerping. Dat is niet het geval. Mij ergert het meisjes in hun prepuberteit kleren te zien dragen waarop seksuele uitnodigingen staan. Ik zou dat echter niet via een parlementair verslag trachten te verbieden. Het verheugt mij dat het verslag zonder die paragraaf is aangenomen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben een groot voorstander van de idee van een veelomvattende en samenhangende Europese strategie voor de kinderrechten. De bestrijding van alle vormen van geweld, armoede en discriminatie van kinderen mag niet alleen op nationaal niveau worden behandeld. De bescherming van het recht van een kind op onderwijs, gezondheid en adoptie moet door geheel Europa ook in de toekomst worden erkend en verdedigd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Geweld gedijt in parallelle maatschappijen met een archaïsche islamitische traditie. Kinderen uiten de hen ingeprente haat tegen de decadente westerse cultuur op het schoolplein en op straat of worden zelfs potentiële terroristen. We hebben de eerste waarschuwingssignalen genegeerd vanuit een verkeerd begrepen tolerantie en geweigerd te accepteren dat het om een zichzelf versterkende beweging ging.
De toename van kinderhandel en pornografie is ook zorgwekkend; zedendelinquenten vertonen, zoals bekend, een hoge recidive. In dit verband zijn ook twijfelachtige adoptieprocedures voor kinderen uit derdewereldlanden ontdekt, procedures waarbij niet werd teruggeschrokken voor kinderhandel, handel in menselijke organen of prostitutie.
Met het oog op het grote aantal weeskinderen dat op adoptie wacht, met name in Oost-Europa, en miljoenen ongeboren kinderen in Europa zou een strikt verbod op de adoptie van niet-Europese kinderen een belangrijke klap zijn voor de kinderhandel, net als het invoeren van een Europees register van zedendelinquenten en zwaardere straffen voor seksueel contact met kinderen en voor het bezit van kinderporno. Niet in de laatste plaats moet ook huiselijk geweld binnen migrantengezinnen worden bestreden en het percentage buitenlanders op scholen worden beperkt om de geweldsspiraal te temperen.
Baroness Nicholson of Winterbourne (ALDE), schriftelijk. − (EN) Het Verslag van Lissabon stelt de bevordering van kinderrechten in als een brede doelstelling van de EU, maar biedt daartoe geen nieuwe wetgevende bevoegdheden. Ik ben van mening dat elke beweging op dit gebied binnen het bestaande juridische kader dient plaats te vinden. Er zijn grote delen van dit verslag die deze grenzen overschrijden. Het verslag biedt ook geen haalbare oplossingen voor problemen van kinderen. Eén voorbeeld is de geïnstitutionaliseerde verzorging. Wij hebben ervoor gestemd dit tot een tijdelijke maatregel te beperken. In Europa worden echter honderdduizenden kinderen geboren met ernstige fysieke of intellectuele handicaps. Anderen lopen die later op. Institutionele zorg op lange termijn is voor hen een sociale noodzaak. Een kind met quadriplegie, een open rug of waterhoofd kan met deskundige zorg en familiebezoeken een waardig en gelukkig leven leiden. Niet de afschaffing, maar de versterking van het systeem is een prioriteit.
Europa is verplicht het Handvest van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind te volgen. Dit verslag stelt verschillende belangrijke boodschappen in dat Handvest verkeerd voor. Ik vond het dus jammer genoeg onmogelijk het verslag te steunen, al deel ik de bekommernis om het welzijn van kinderen van diegenen die het wel hebben gesteund.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) In dit lijvige verslag vol literaire retoriek, wordt geprobeerd de verantwoordelijkheid van de EU en haar lidstaten voor hun barbaarse politiek, die resulteert in onmenselijke omstandigheden voor kinderen en ouders van gewone families, te verbergen. Hoe hypocriet dat de EU interesse zou moeten tonen in de rechten van kinderen, terwijl haar beleid arbeiders ten gronde richt door werkloosheid, gedeeltelijke werkloosheid, een daling van de levensstandaarden, de privatisering van gezondheidszorg en onderwijs en de commercialisering van sport en cultuur. De stichtelijke verwijzingen naar de bestrijding van geweld tegen kinderen, kinderporno, enzovoort, kunnen het feit dat het systeem, waarvan de allerbelangrijkste waarde winst is, kinderen behandelt als een bron van winst, niet verbergen. Het commercialiseert adoptie en drijft mensen de kinderarbeid, prostitutie en orgaanhandel in. Hoe durven vertegenwoordigers van de EU te spreken van rechten van kinderen, terwijl een vliegtuig van de EU/NAVO in werkelijkheid een kraamkliniek in Belgrado heeft gebombardeerd! Laten we onthouden dat de Europese en NAVO-krijgsmachten duizenden kinderen vermoorden in Afghanistan, Irak en elders. Laten we onthouden dat zij honderdduizenden kinderen in Afrika, Azië en over de hele wereld ter dood veroordeelt door honger en ziekten – misdaden waarover in het verslag met geen woord gerept wordt.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Kinderen zijn mensen met hun eigen rechten, vanaf het allereerste moment van de verwekking. Ieder kind heeft er recht op een gezin te hebben, wat de basis is voor de opvoeding. We moeten de straatkinderen en de kinderen van migranten, die ook worden blootgesteld aan geweld, niet vergeten. De rechten van het kind moeten de belangrijkste prioriteit van de EU zijn. Ik juich het initiatief om een vertrouwelijke noodlijn op te zetten, toe.
Ik heb mijn instemming betuigd met de EU-strategie op het gebied van kinderrechten door mijn stem uit te brengen. De strategie wordt behandeld in een uitstekend verslag door mijn collega, mevrouw Angelilli, dat een heleboel nuttige informatie bevat.
We moeten ons realiseren dat we nog steeds geen rechtsgrondslag hebben. Als onderdeel van een langetermijnstrategie, is het daarom noodzakelijk concrete maatregelen te nemen op het gebied van kinderrechten en deze zo snel mogelijk in te voeren. De ratificatie van het Verdrag van Lissabon maakt het Europees Handvest van de grondrechten wettelijk bindend. Artikel 24 ervan gaat uitdrukkelijk over de rechten van het kind.
De komende tijd zullen we te maken krijgen met verschillende uitdagingen: cybermisdaad zo snel mogelijk inperken, een eind maken aan pedofilie en seksueel misbruik van kinderen en minderjarigen, en regels stellen voor internationale adoptie, die in het belang moeten zijn van het kind en niet van de ouders. Alle vormen van geweld moeten verboden worden.
Het is nu tijd om woorden om te zetten in daden. De EU moet luisteren naar de kinderen: zij vormen de basis van de maatschappij van morgen. Het Europese huis moet een veilig huis zijn voor kinderen. Als we gelukkige kinderen hebben, hebben we een gelukkige maatschappij.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) In het kader van het debat over het uitstippelen van een Europese strategie voor de rechten van het kind denk ik dat we prioriteit moeten geven aan het concept “belang van het kind” – niet in tegenstelling tot de rechten van het kind maar als aanvulling hierop, en ook als leidraad voor een dergelijke strategie.
Bedreigingen voor de rechten van het kind zijn, zowel over de hele wereld als in heel Europa, van uiteenlopende aard en omvang. Terwijl in sommige gevallen de prioriteit ligt bij het bestrijden van armoede en de oorzaken hiervan of op het ondernemen van actie tegen het gebruik van kindsoldaten of seksuele uitbuiting van kinderen, moeten we in andere gevallen het recht op toegang tot gezondheidszorg, bescherming tegen seksueel misbruik of smokkel van minderjarigen waarborgen, of het recht op tijdige adoptie waarborgen in overeenstemming met doorzichtige regels en de rol van het gezin versterken. In alle gevallen zou het criterium echter “het belang van het kind” moeten zijn.
Dit is de norm of het criterium dat gehanteerd zou moeten worden om het nut, de noodzaak of de kwaliteit van iedere beslissing, wetgeving of maatregel te beoordelen. Daarom geloof ik dat het vastleggen van dit concept het belangrijkste is voor de ontwikkeling van deze strategie, waarbij de lijst met rechten ondergeschikt moet zijn, omdat deze niet altijd redelijk, realiseerbaar of geschikt zijn.
Lydia Schenardi (NI), schriftelijk. − (FR) De grote verdienste van dit verslag is dat de rechten van het kind duidelijk worden omschreven, maar vooral dat de gevaren waaraan ze worden onderworpen, vrijwel uitputtend aan de kaak worden gesteld: van het blootstellen van kinderen – al op jonge leeftijd – aan gruwelijke beelden, pornografie en geweld in de media tot eerwraak, gedwongen huwelijken en genitale verminking op culturele of religieuze gronden.
Zonder dat de rapporteur ergens de woorden “islam” of “islamisme” expliciet vermeldt – termen die beslist taboe zijn, omdat commentaar en zeker kritiek op deze religie vanuit het oogpunt van politieke correctheid en uit angst voor represailles absoluut verboden is – slaagt zij er toch, onder het mom van meer algemene bewoordingen, in om alle vormen van discriminatie die de naleving van de islam met zich meebrengt, binnen de regels te veroordelen. Zo wordt het uitsluiten van meisjes van deelname aan bepaalde vormen van onderwijs en sporten als zwemmen veroordeeld, evenals alle traditionele praktijken die barbaars en schadelijk zijn voor jonge meisjes met een moslimreligie.
Daar zijn wij blij om. Dit verslag is een eerste stap op weg naar vrijheid van meningsuiting en helderheid van geest. Wij zullen vóór stemmen.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Eén paragraaf zorgde voor problemen binnen alle fracties. Paragraaf 127 in het oorspronkelijke verslag bevatte een oproep aan alle lidstaten om het dragen van een hoofddoek op school te verbieden. Als privé-personen hebben wij sympathie voor dit idee, namelijk dat het recht van elk kind om vrij te spelen en deel te nemen aan de gymnastieklessen gewaarborgd moet worden en dat elk kind, als onmondig persoon, beschermd moet worden tegen mogelijke machtsdwang van de ouders. Een delicate en ingewikkelde kwestie als deze kan echter niet op EU-niveau worden geregeld. De landen in Europa kennen de rechten en plichten van het kind, van de ouders en van de overheid een verschillend belang toe naargelang hun geschiedenis en hun politieke situatie. Wij vinden wel dat de EU een goed kader moet scheppen. Paragraaf 127 valt hier redelijkerwijs echter buiten.
Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Ik was verheugd dat de Commissie en het verslag een sterke klemtoon legden op het gezin en de positie van het gezin met betrekking tot kinderen. Ik was ook verheugd over de krachtige verdediging van kinderen tegenover mensenhandel, institutionalisering, pornografie en handicaps.
Het verbindt echter het EU-beleid met het Internationaal Handvest inzake de rechten van het kind van de VN, waarin de bevoegdheid voor kinderen van de ouders naar de staat wordt overgeheveld. Hoewel er niet specifiek naar wordt verwezen, is het een aardverschuiving die tot ongerustheid leidt.
Ondanks de positieve elementen van dit verslag, zoals degene die ik eerder heb vermeld, werd het verslag jammerlijk gebruikt om de agenda met betrekking tot seksuele en reproductieve rechten (die overeenkomstig het VN-Handvest abortus omvatten) te bevorderen. Dat was bijzonder ongepast omdat wij het over kinderen en de kinderbescherming hebben. Hoewel ik bescherming voor kinderen steeds krachtig ondersteun, kon ik dit verslag niet aannemen.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − (NL) Ondanks het VN-Verdrag voor de rechten van het kind dat vele lidstaten ondertekenden, worden de basisrechten van jongeren en kinderen nog teveel geschonden.
Dat de Commissie nu met een Europese strategie komt, is daarom een zeer toe te juichen initiatief. Hoewel kinderrechten de bevoegdheid blijven van de nationale staten, duiden zowel de Commissie als rapporteur Angelilli voor het EP op enkele dringende punten, zoals het tegengaan van elke vorm van geweld, het bestrijden van armoede en discriminatie bij kinderen en respect voor de rechten van migrantenkinderen. De Verts/ALE-Fractie heeft aan het verslag nog de volgende punten kunnen toevoegen; meer aandacht voor het recht op participatie van kinderen in beslissingen die hen aanbelangen, erkenning van een ombudsman voor kinderen, verbod op kinderarbeid, gelijk loon voor gelijk werk voor jongeren onder de 18, erkenning van de rechten van vluchtelingenkinderen en het recht op een schoon en beschermd milieu.
Dat het Parlement de tijd uittrekt om hierover te debatteren, verheugt me zeer; ik steun dit verslag overigens ten volle.
Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik kon het verslag over de EU-strategie voor de rechten van het kind onmogelijk steunen, aangezien de tekst op aandringen van links maar liefst vijf verwijzingen bevat naar de zogenaamde reproductieve rechten en gezondheid, die onder meer de toepassing van abortus impliceren.
Jeffrey Titford (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Ik ben voorstander van de bevordering van kinderrechten door de EU. Een recent voorbeeld waarop ik de aandacht van de Commissie wil vestigen, is de discriminatie van kinderen die willen reizen, door luchtvaartmaatschappijen die faciliteiten voor niet-begeleide minderjarigen afschaffen. Als ze hetzelfde deden voor gehandicapten of een gelijksoortige groep, zou er – terecht – opschudding zijn. De EU ziet er blijkbaar echter geen probleem in kinderen op deze willekeurige wijze van hun rechten te beroven.
Er was ook enige discussie over paragraaf 127, die lidstaten oproept hoofddoeken en hijabs te verbieden, zeker in de lagere scholen. Ik heb tegen die paragraaf gestemd wegens de vage bewoording en het feit dat ik van mening ben dat dit een te belangrijke kwestie is om als bijkomstig onderdeel van een verslag te worden behandeld. Toch zou ik teleurgesteld zijn als dit in de Europese lagere scholen gewone praktijk zou worden.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik ben de grootste verdediger van een goede opvoeding van kinderen in een sterk, liefhebbend en veilig gezin, de bescherming van kinderen tegen onrecht en misbruik, morele steun, een uitstekende opleiding en de beste kansen in hun leven. Ik geloof dat de rol van de staat daarin beperkt is. Hij mag de rechten en plichten van ouders, kerken en scholen niet trachten te niet te doen. Ik zie daarom zeker niet in waarom de EU zich daarin moet mengen. Ik betreur dat de oproep tot een verbod op hoofddoeken en de hijab in de lagere school is geschrapt. Welke hoop is er op goede integratie in onze westerse maatschappijen als zulke kledij wordt toegelaten? Ik betreur ook de opname van opmerkingen over seksuele ‘rechten’ van adolescenten – een verdere uitholling van het concept van jeugd. Om deze en vele andere redenen heb ik tegen het verslag gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Ik heb voor de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over volwasseneneducatie gestemd, die gebaseerd is op het uitstekende verslag van mijn Duitse collega, Doris Pack, en aansluit op de mededeling van de Commissie met als titel “Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren”.
Opleiding en scholing, met name levenslang leren voor volwassenen, zijn cruciaal voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie, die in het teken staat van méér economische groei, concurrentievermogen en sociale vooruitgang. Zowel in termen van concurrentievermogen en sociale integratie van volwassenen, als uitdagingen in verband met demografische ontwikkelingen is deze aanpak, die uit 2001 dateert, goed nieuws voor de Europese Unie en haar burgers.
Wat leren betreft en – meer in het algemeen – onderwerpen die verband houden met ondernemingen, adviseer ik om deze kwestie aan de sociale partners over te laten. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden dat de sociale partners – in het kader van de huidige verdragen, overeenkomstig artikel 137 en volgende van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en zoals bekrachtigd is door het Verdrag van Lissabon dat nu geratificeerd wordt – over de juridische instrumenten beschikken om een Europees sociaal recht tot stand te brengen.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de schaal van de huidige economische en sociale veranderingen, de snelle overgang naar een kennismaatschappij en demografische veranderingen tengevolge van de vergrijzing in Europa uitdagingen zijn die een nieuwe benadering van onderwijs en ontwikkeling in het kader van levenslang leren vergen.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag-Pack getiteld ‘Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren’ gestemd omdat ik van mening ben dat volwasseneneducatie, waarbij essentiële vaardigheden worden eigen gemaakt, van elementair belang is voor het behalen van de doelstellingen van de Lissabonstrategie, te weten meer economische groei, concurrentievermogen en sociale insluiting.
Anderzijds, en als aanvulling, hierop ben ik het tevens eens met het idee dat levenslang leren cruciaal is willen wij de huidige uitdagingen, te weten de economische en sociale verandering, de snelle overgang naar een kennismaatschappij en demografische veranderingen als gevolg van de vergrijzing, het hoofd kunnen bieden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is belangrijk om meer aandacht te besteden aan volwasseneneducatie. De agenda voor volwasseneneducatie moet verder worden ontwikkeld. Deelname aan onderwijs en scholing is niet voldoende als de EU in 2010 de beoogde benchmark van 12,5 procent deelname aan volwasseneneducatie wil halen.
De kwaliteit van volwasseneneducatie moet echter worden gewaarborgd. Hiervoor moet speciale aandacht worden besteed aan de diverse kwaliteitsdimensies en met name de ontwikkeling van het personeel, mechanismen voor kwaliteitsbewaking en lesmethoden en materialen.
Het verslag benadrukt dat volwasseneneducatie een wezenlijk onderdeel vormt van een leven lang leren en tevens een complex onderdeel is. Volwassenen moeten de lesstof kunnen koppelen aan hun reeds verworven kennis, ervaring en culturele achtergrond.
Tot slot is het belangrijk om gendergelijkheid bij programma’s op het gebied van levenslang leren te benadrukken, opdat zowel mannen als vrouwen in gelijke mate de mogelijkheden kunnen benutten die levenslang leren biedt en om gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten om gelijkheid van mannen en vrouwen te waarborgen bij de voorbereiding van een beleid op het gebied van volwasseneneducatie in samenwerking met het Europees Instituut voor Gendergelijkheid.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij hebben er alle vertrouwen in dat de lidstaten in staat zijn de organisatie van de zeer belangrijke volwassenenopleiding in goede banen te leiden. Het is belangrijk dat de onderwijsdepartementen in de lidstaten over voldoende economische middelen beschikken om volwassenenopleidingen te ontwikkelen. Een manier om economische middelen ter beschikking te stellen is de bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting te verminderen, zodat ze meer kunnen investeren in sociale zorg, school en welzijn.
Wij stellen nog maar eens vast dat de federalistische meerderheid in het Europees Parlement de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten voor de organisatie en inhoud van het onderwijs en de opleidingssystemen in hun landen niet respecteert.
Dit verslag waarmee het Europees Parlement weer eens zijn zegje wil doen, had nooit geschreven moeten worden en is niets anders dan bezigheidstherapie van de Commissie cultuur en onderwijs.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het verslag waarover we vandaag stemmen, gaat over volwasseneneducatie. Dit thema, dat in de hele Europese Unie voortdurend aan belang wint, betekent in mijn land nog iets meer – het is een nuttige trend en passie voor duizenden mensen. Deze keuze is niet altijd gebaseerd op zuiver commerciële argumenten. Ik zou uw aandacht willen vestigen op een specifiek aspect van permanente volwasseneneducatie, dat zowel verband houdt met de hedendaagse demografische en sociale uitdagingen als met de nalatenschap van het vorige regime. Het socialistische systeem heeft steeds geprobeerd ons een bepaald opleidingsmodel op te dringen, dat op humanistisch gebied doorspekt was met propaganda en ideologie en op alle andere gebieden een breuk met de trends in de rest van de wereld weerspiegelde. Om deze redenen is volwasseneneducatie in de nieuwe lidstaten niet alleen een kans om de hierboven geschetste onvolmaaktheden van het socialistische onderwijsmodel recht te zetten, maar ook om een echte open kijk op de wereld te ontwikkelen.
Wat de kennis van vreemde talen betreft, vormen de bereidheid om het risico te nemen om zich om te scholen en van werk te veranderen, alsook de bevordering van de Europese onderwijsnormen, een vanzelfsprekende voorwaarde voor mobiliteit en het vinden van een baan. Dit verklaart meteen de brede interesse voor levenslang leren bij de burgers uit Midden- en Oost-Europa.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Het verslag van mevrouw Pack bevat een omroep om educatie niet alleen tot de schooljaren te beperken, maar tot het volledige beroepsleven uit te breiden.
Ik ben het eens met de stelling dat het huidige tempo van de economische en sociale veranderingen de noodzaak creëert van een levenslange, permanente persoonlijke ontwikkeling. Het is eveneens correct dat de educatie van volwassenen een positieve invloed heeft op hun zelfrespect, bijdraagt tot een betere sociale integratie en een interculturele dialoog tot stand brengt.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben van mening dat de doelstelling van het verslag, ervoor zorgen dat de lidstaten tegen 2010 een deelname van 12,5 procent aan het volwassenenonderwijs halen, het concurrentievermogen van de EU zal verbeteren en meer sociale inclusie en intercultureel bewustzijn mogelijk zal maken. Dat is precies wat in het jaar van de interculturele dialoog nodig is. Het toenemende gebruik van technologie en voorstellen voor meer kinderopvangfaciliteiten zullen de kansen verbeteren om echt voordeel te halen uit onderwijs voor iedereen. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het is contraproductief om enerzijds het eigen volk tot leren aan te sporen en anderzijds de plannen voor een blauwe kaart te presenteren, want door de groei van atypische arbeidsverhoudingen en grotere concurrentiedruk biedt een goede basis- en vervolgopleiding nu niet langer bescherming meer tegen werkloosheid. Genoeg goed geschoolde mensen worden alleen maar door bedrijven afgewezen, omdat de laatste op zoek zijn naar de goedkoopste McJob-afgestudeerden of alleen maar meer ongebruikelijke arbeidscontracten willen bieden.
Uit principe moet het tekort aan geschoolde arbeiders dat hiervoor als voorwendsel wordt gebruikt, worden opgelost. Als dit niet mogelijk is, zou de voorkeur moeten worden gegeven aan een seizoenmodel. Verdere massale migratie kan dan worden voorkomen.
Ondanks de tegenstrijdigheden in de EU-doelstellingen verdienen ambities en programma’s op het gebied van levenslang leren nog steeds onze steun.
Ik dank de diensten en in het bijzonder de tolken omdat ze tijdens de middagpauze bij ons zijn gebleven.
(De vergadering wordt om 13.30 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
VOORZITTER: ADAM BIELAN Ondervoorzitter
7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
8. Situatie in Kenia (debat)
De Voorzitter . − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Kenia.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik ben erg tevreden dat het Europees Parlement vandaag over de situatie in Kenia zal spreken en ook een voorstel van resolutie over de huidige toestand daar zal behandelen.
Reeds doordat het Europees Parlement een verkiezingswaarnemingsmissie onder leiding van de heer Lambsdorff evenals een eigen delegatie onder leiding van de heer Mulder heeft gestuurd, heeft het een erg krachtig signaal gegeven over de interesse die het Europees Parlement voor de situatie in Kenia toont.
Zoals u weet, vonden de verkiezingen in Kenia op 27 december plaats. De hoge opkomst van de Keniaanse kiezers bewijst de toewijding van het Keniaanse volk aan het democratische proces en het vertrouwen in dat proces.
De Europese verkiezingswaarnemingsmissie, die ter plaatse was en werd geleid door de heer Lambsdorff, heeft bij deze verkiezingen op talrijke onregelmatigheden bij de telling en de opneming van de stemmen gewezen. Deze onregelmatigheden geven aanleiding tot ernstige twijfels over de feitelijke uitslag van deze verkiezingen. Zoals u weet, is er geweld uitgebroken bij de bekendmaking van de verkiezingsresultaten in de hoofdstad Nairobi evenals in andere delen van Kenia.
Aanhangers van de oppositieleider Odinga zijn meermaals met de veiligheidsdiensten slaags geraakt en vielen ook aanhangers van president Kibaki aan. De veiligheidsdiensten losten schoten op de menigte. Volgens Louise Arbour, Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties, hebben de veiligheidsdiensten – ik citeer – “overdreven gewelddadig” – einde citaat – gereageerd.
Minstens 600 mensen zijn omgekomen, bijna een kwart miljoen zijn op de vlucht geslagen. En dat in Kenia, het land waartoe vluchtelingen uit de buurlanden – uit Somalië en Zuid-Soedan – meestal hun toevlucht zoeken.
Ook de economie is getroffen, niet enkel in Kenia zelf, maar ook in de buurlanden, vooral in diegene die zelf geen toegang tot de zee hebben. Dat is een tragedie. Tegelijkertijd is het echter ook een zware klap voor het democratiseringsproces, een klap voor heel Afrika, voor het continent waarvoor Kenia als voorbeeld gold.
De Europese Unie heeft het geweld in Kenia veroordeeld. We hebben de politieke leiders in Kenia opgeroepen om te pogen een antwoord te geven op de twijfels over het regelmatige verloop van de verkiezingen, maar vooral om een dialoog op te starten en een politieke oplossing te vinden. Uiteraard hebben we ook op de humanitaire noden van de Keniaanse bevolking gereageerd. De Europese Unie waardeert de bemiddeling van de Ghanese president Kufuor, de voorzitter van de Afrikaanse Unie.
We hebben bovendien onze steun betuigd aan de groep eminente Afrikaanse persoonlijkheden onder leiding van de voormalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Kofi Annan, die binnenkort in Nairobi zou moeten aankomen. Ondertussen heeft president Kibaki zijn regering benoemd, zonder overleg met de oppositieleider, de heer Odinga. Die heeft tot massale demonstraties over drie dagen in Kenia opgeroepen.
Aan de andere kant – een positievere – heeft het Keniaanse parlement gisteren zijn eerste zitting gehouden. De oppositiekandidaat werd tot parlementsvoorzitter verkozen. Dat was aanmoedigend in die zin, dat in het land bepaalde democratische spelregels nog steeds worden gerespecteerd en dat de oppositie een stem heeft.
Wat de Europese Unie betreft, is het vooral duidelijk dat “business as usual” met Kenia niet in aanmerking komt zolang er geen sprake is van een politiek compromis dat leidt tot een duurzame oplossing, tot een oplossing die de wens van het Keniaanse volk tot uitdrukking brengt. Tot een oplossing die het vertrouwen van de Keniaanse bevolking krijgt en een oplossing waarmee Kenia naar een stabiele periode terugkeert.
In naam van de Europese Unie wil ik nog meedelen dat alles wat op de verkiezingen in Kenia is gevolgd, een grote ontgoocheling was en dat de situatie nog steeds zorgwekkend is. Dat alles is echter niets in vergelijking met de ontgoocheling die de inwoners van Kenia zelf meemaken. Inwoners, die in de hoop op een betere toekomst massaal aan de verkiezingen hebben deelgenomen.
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, het spreekt vanzelf dat de Europese Commissie zich grote zorgen maakt over de ernstige crisis die Kenia doormaakt. Overigens zijn wij de dag na de verkiezingen – bij het zien van de voortekenen van een mogelijke chaos na wat zich tijdens het tellen van de stembiljetten voordeed – meteen in actie gekomen en hebben wij contact opgenomen met een aantal autoriteiten van beide kanten, zowel van de zittende meerderheid als van de oppositie. In dit verband moet ik u trouwens zeggen dat ik geen enkele moeite had om rechtstreeks en persoonlijk in contact te komen met de heer Odinga. Het is me daarentegen sindsdien en ondanks herhaalde pogingen geen enkele keer gelukt rechtstreeks en persoonlijk contact te krijgen met de heer Kibaki, hetgeen opmerkelijk is, omdat dit contact in het verleden wel gemakkelijk tot stand kwam. Dit is dus veelzeggend voor de malaise die er heerste.
De geweldsuitbarstingen na de verkiezingen, waarbij meer dan 600 mensen om het leven kwamen en meer dan 250 000 mensen verdreven werden, hebben natuurlijk duidelijk de aandacht gevestigd op de woede en frustratie van het Keniaanse volk over de ernstige problemen inzake de sociaaleconomische ongelijkheid en corruptie die de Keniaanse samenleving ondermijnen, waarbij het gevaar van etnische confrontaties aanwezig is. Deze verkiezingen hebben echter ook de aandacht gevestigd op de democratische aspiraties van het Keniaanse volk. Deze aspiraties zijn flink geschonden door de onregelmatigheden die zich op de dag van de verkiezingen voordeden en die helaas ernstige twijfel zaaien over de geldigheid van de officiële resultaten. Wij staan volledig achter de conclusies en verklaringen van de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie onder leiding van uw collega, Alexander Lambsdorff, die ik van harte wil feliciteren met zijn werk, dat zo uitstekend was dat internationale instanties, afgezien van de Europese Unie, die een iets minder stellig, en in zekere zin een iets minder objectief standpunt hadden ingenomen, zich uiteindelijk achter de bevindingen en conclusies van de heer Lambsdorff hebben geschaard en deze hebben gesteund.
Het standpunt van de Commissie over de politieke situatie in Kenia is glashelder. Het is dringend noodzakelijk dat de Keniaanse politieke leiders hun verantwoordelijkheid inzien en zich er onmiddellijk en serieus toe verbinden om naar een politiek akkoord te streven. Blijft een dergelijke verbintenis uit, dan heeft de Europese Unie waarschijnlijk geen andere keuze dan haar betrekkingen met Kenia, die tot nu toe – dat moet gezegd – uitstekend waren, te herzien. Kenia is een land waarvan wij vonden dat het bovengemiddeld scoorde als het ging om bestuur, mensenrechten en democratie. Bovendien speelde het een belangrijke rol voor de stabiliteit in de regio. Dat zijn aspecten die wij in gedachten moeten houden.
Het streven naar een politiek akkoord is dus de eerste verantwoordelijkheid van de Keniaanse leiders. Hiervoor moet onmiddellijk een einde worden gemaakt aan de provocaties en het geweld in de straten, maar ook aan de provocaties in de media en in publieke stellingnames. Het is van essentieel belang dat president Mwai Kibaki en oppositieleider Raila Odinga ermee instemmen compromissen te sluiten, door te erkennen dat de uitkomst van de verkiezingen niet correct vertaald is in de uitoefening van de macht en de verantwoordelijkheid, en dat het onvermijdelijk is dat de macht verdeeld wordt om te voorkomen dat de politieke crisis voortduurt. Deze verdeling van de macht zou een tijdelijke oplossing kunnen zijn, in afwachting van – bijvoorbeeld – mogelijke nieuwe verkiezingen.
Tot slot is het belangrijk dat de Keniaanse politieke klasse inziet dat het dringend noodzakelijk is de fundamentele problemen op te lossen die de oorzaak zijn van deze geweldsuitbarstingen, of het nu gaat om de constitutionele organisatie van de macht, om het politieke bestuur van het land of om de ernstige discriminatie en sociaaleconomische ongelijkheid.
De Commissie en de Europese Unie in haar geheel staan volledig achter de Afrikaanse bemiddeling die in gang is gezet door president Kufuor en wordt voortgezet door Kofi Annan, met dank aan Graça Machel en Benjamin Mkapa. Zij roepen president Kibaki en Raila Odinga op volledig mee te werken teneinde een politiek akkoord te bereiken. Ik heb aan het begin van de crisis langdurig gesproken met Desmond Tutu, tijdens zijn bemiddelingspoging. Ook heb ik een uitvoerig onderhoud gehad met Kofi Annan, die aangaf dat begeleiding van een toenaderingsproces door een Afrikaans bemiddelingsteam de meest geschikte aanpak lijkt te zijn. Ik heb de steun van de Commissie toegezegd voor deze bemiddeling, of dat nu in politiek of in financieel opzicht is.
Hoe het ook zij, op dit moment mogen wij blij zijn dat de verkiezing van de voorzitter van het Keniaanse Parlement gisteravond in goede orde is verlopen. Wij moeten dit zien als een teken dat het constitutionele kader geëerbiedigd wordt, in ieder geval vanuit dat oogpunt. De komende dagen zullen niettemin cruciaal zijn. Wij blijven de situatie van nabij volgen en zullen voortdurend in contact staan met de Afrikaanse bemiddelaars. Afhankelijk van de ontwikkeling van de situatie en van het concrete optreden van beide partijen zullen wij onze betrekkingen met Kenia aanpassen, ook op het gebied van samenwerking.
Alle opties liggen momenteel op tafel. Het is belangrijk dat er sprake is van Europees en internationaal overleg, zodat ons optreden een maximaal effect heeft. Het lijkt erop dat deze internationale gemeenschap momenteel op dezelfde golflengte zit, dat er geen verschillen meer zijn als het gaat om aanpak, politieke richting en zelfs strategie. Dat is belangrijk. Dat was in het begin, direct na de verkiezingen, niet zonder meer het geval. Ik denk dat wij dit nu bereikt hebben, en dat is een goede zaak.
Wat de humanitaire situatie betreft, heeft de Commissie zeer snel gereageerd. Na de bevindingen van de deskundigen van het Directoraat-generaal Humanitaire hulp (ECHO) en onze partners ter plaatse heeft de Commissie een eerste noodhulp van 5,5 miljoen euro vrijgemaakt om tegemoet te komen aan de behoeften van de ontheemde bevolkingsgroepen aan water, voedsel, onderdak en gezondheidszorg.
Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL) Voorzitter, het is al gezegd. Sinds 2002 was Kenia een belangrijk voorbeeld voor democratie en stabiliteit in de regio. Het land heeft de laatste jaren politiek en economisch grote stappen gezet. De Keniaanse verkiezingen hebben laten zien dat het overgrote deel van de Kenianen democratie verkiest boven dictatuur. Ze hebben laten zien dat ze meer geloven in volksvertegenwoordigers dan in militairen. Desondanks is het tot deze schrikbarende uitbarstingen van geweld gekomen en is er nu een humanitaire crisis, waarbij al honderden doden zijn gevallen en meer dan 250.000 mensen op de vlucht zijn. Deze zal niet zonder consequenties blijven voor de economische positie.
Wat te doen? Het is belangrijk dat de Europese Unie alle steun geeft aan het team van zogenoemde eminente Afrikaanse personen onder leiding van Kofi Annan, dat door de Afrikaanse Unie is benoemd. Als er één les is uit het verleden, is het dat wij niet moeten denken dat wij als Europa in staat zijn de problemen van Afrika op te lossen. Afrikaanse problemen vragen om Afrikaanse oplossingen en ik ben blij met de steun die de Europese Commissie daaraan geeft.
Voorzitter, onze fractie staat volledig achter de resolutie. Wel moet mij nog één ding van het hart, wat onze fractie buitengewoon betreurt. En dat is dat de Europese Commissie, één dag na de verkiezingen, ruim veertig miljoen euro heeft overgemaakt als begrotingssteun aan de regering. Dus op een moment dat de uitslag werd beslist en op een moment – zoals de commissaris al zei – dat er al volop onregelmatigheden waren. Men heeft zelfs niet eens gewacht op de bevindingen van ons eigen waarnemingsteam, die nota bene slechts drie dagen later zijn gepubliceerd.
Deze politieke beslissing kan niet worden gerechtvaardigd met de technische motivering dat men de betaling al een keer had uitgesteld tot na de verkiezingen en het gewoon de derde tranche is in een betalingsreeks. Uitstel was mogelijk en had gemoeten. Het is een buitengewoon ongelukkige beslissing, te meer daar de lidstaten zelf hun steun al hadden opgeschort. Dit mag niet meer voorkomen.
Emilio Menéndez del Valle, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dat president Kibaki bij de presidentsverkiezingen niet door een meerderheid van het Keniaanse volk is gesteund, blijkt ook uit het feit dat de partij van zijn opponent Odinga bij de gelijktijdig gehouden parlementsverkiezingen meer dan twee keer zoveel stemmen heeft gewonnen als Kibaki.
Dat heeft er, zoals we weten, toe geleid dat Odinga nu voorzitter is geworden van het gisteren in Nairobi geïnstalleerde parlement. Tweeëntwintig ministers van Kibaki die zich voor een parlementszetel verkiesbaar hadden gesteld zijn er niet in geslaagd tot afgevaardigde te worden gekozen.
President Kibaki draagt volgens mij een enorme verantwoordelijkheid, en niet alleen voor de verkiezingsfraude. Zijn vijf jaar durende regeringsperiode is uitgelopen op frustratie, ontgoocheling en bedrog. Toegegeven, de economie is met 6 procent gegroeid, maar daar staat tegenover dat nog steeds meer dan de helft van de bevolking onder de armoedegrens leeft. Verder blijkt dat een aantal van de ministers die Kibaki – met een onmiskenbaar provocerend gebaar – tot zijn kabinet heeft benoemd in corruptieschandalen verwikkeld.
Op deze president, die op een frauduleuze wijze aan de macht hoopt te blijven, rust nog een andere zware verantwoordelijkheid. Zijn optreden heeft tot een herleving van etnische confrontaties geleid, en die geweldsspiraal zou wel eens heel moeilijk te beheersen kunnen zijn.
En alsof dat niet genoeg was heeft de voorzitter van de Keniaanse verkiezingscommissie – zoals u bekend – een aantal weken geleden verklaard dat niet hij niet weet wie de presidentsverkiezingen heeft gewonnen.
Het is volgens daarom volkomen terecht om – zoals in punt 11 van dit voorstel voor een resolutie van dit Parlement wordt gesuggereerd – op te roepen tot het uitschrijven van nieuwe verkiezingen, als blijkt dat er geen onafhankelijke instelling kan worden gevonden om een transparante en geloofwaardige hertelling uit te voeren van de stemmen zoals die bij de verkiezingen van 27 december zijn uitgebracht.
Alexander Lambsdorff, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn dankbaarheid betuigen aan de Raad, de Commissie en ook aan mijn collega’s hier in het Europees Parlement. Er heerst grote eensgezindheid tussen de instellingen. Hiermee ben ik persoonlijk heel blij en ik zeg dit ook namens mijn team van meer dan 150 verkiezingswaarnemers, van wie er minstens vijftig langer dan een maand in Kenia waren gestationeerd. Onze eensgezindheid hier is een goed signaal.
Sommige waarnemers – ik wil dit hier zeggen – zijn nu op weg naar Pakistan, of zijn daar al aangekomen, waar de volgende moeilijke verkiezing op handen is. Verkiezingen waarnemen is soms moeilijk en gevaarlijk werk. Ik wil deze mensen graag heel hartelijk bedanken voor hun inzet hiervoor.
Waar u ook voor staat, Europa is de gemeenschappelijke waarde. Wij kunnen er trots op zijn – zoals de commissaris zojuist heeft gezegd – dat andere waarnemersmissies zich bij ons oordeel hebben aangesloten, bijvoorbeeld de Commonwealth-delegatie en het International Republican Institute uit de Verenigde Staten. Ik geloof dat het werk van de waarnemersmissie zo een basis heeft gelegd voor een gemeenschappelijke inspanning waarbij de Europese Unie, Afrika en de Verenigde Staten één lijn trekken om een oplossing te vinden voor de crisis in Kenia.
In zijn resolutie zal het Europees Parlement de wegen laten zien die het hiervoor geschikt acht. Als hoofdwaarnemer heb ikzelf niet deelgenomen aan deze beraadslagingen. De neutraliteit van onze missie moet, naar mijn mening, tot het einde toe eenduidig bewaard blijven. Tot het einde toe betekent tot de presentatie van ons eindverslag dat wij momenteel uitwerken.
Samen met het professionele werk van onze waarnemers in het veld was deze consequente neutraliteit onze sterkste troef. Bij neutraliteit en professionaliteit hoort ook dat wij alleen werken op basis van bewijzen. Alles bij elkaar genomen hebben wij vastgesteld dat er twijfel bestaat over de uitslag van de presidentsverkiezingen. Als waarnemersmissie hebben wij nooit gezegd dat een bepaalde kandidaat de verkiezingen heeft gewonnen. Wat we hebben gezegd is dat het niet mogelijk is om vast te stellen wie de winnaar is.
Ik wil graag in het Engels iets citeren van de Keniaanse verkiezingswaarnemers, die het volgende schrijven:
namens de ALDE-Fractie. – (EN) ‘Met het oog op de gehele verkiezingsprocedure zijn wij van mening dat de algemene verkiezingen van 2007 geloofwaardig waren wat de stem- en telprocedure betreft. De verkiezingsprocedure boette in aan geloofwaardigheid naar het einde toe, met betrekking tot de berekening en aankondiging van de presidentiële resultaten.’
namens de ALDE-Fractie. – (DE) Dit standpunt komt van de nationale Keniaanse waarnemers die daar tussen de 16 000 en 20 000 mensen hadden gestationeerd. Het stemt precies overeen met onze bevindingen.
Ik wil nu iets zeggen dat voor mijzelf, voor het team en voor iedereen geldt: wij hopen dat de crisis snel wordt overwonnen, dat het geweld een einde neemt en dat de vluchtelingen zo snel mogelijk naar hun eigen land kunnen terugkeren.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer de commissaris, het probleem van Kenia reikt veel verder dan de verkiezingsfraude van president Kibaki. We hebben hier te maken met een humanitaire crisis voor de burgerbevolking.
De meest dramatische gebeurtenissen doen zich voor in Eldoret, in de katholieke kerk van de Heilige Geest in Langas. Politiek en etnisch geïnspireerde moorden zijn er schering en inslag. Vele Kenianen zijn verjaagd uit hun huizen, die vervolgens in brand werden gestoken. Op 1 januari 2008 hadden meer dan drieduizend mensen hun toevlucht gezocht in de parochie van Langas. De vluchtelingen hebben geen voedsel, drinkwater of sanitaire voorzieningen. Het katholieke persagentschap MISNA maakte op 2 januari van dit jaar bekend dat er zich op dat moment in de kathedraal van Langas zeven- tot tienduizend personen schuilhielden. Er is dus niet alleen nood aan politieke bemiddeling, maar ook aan maatregelen die een uitbarsting van etnische en religieuze haat kunnen verhinderen.
Marie-Hélène Aubert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat de Europese Unie zich er, gezien de huidige situatie, voor moet inspannen haar geloofwaardigheid overtuigend neer te zetten, als het gaat om de waarnemingsmissies die zij naar deze landen stuurt. Als er namelijk in alle ernst wordt geconstateerd – en dat is het geval – dat de uitkomst duidelijk frauduleus is, dat de president niet als een rechtmatig gekozen president kan worden beschouwd, dan moet de Europese Unie dus consistent zijn in haar beleid door om te beginnen – en dat is echt het minste – de president, in dit geval de heer Kibaki, niet te erkennen. Ten tweede moet de Unie voorstellen en ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk nieuwe presidentsverkiezingen worden gehouden, die het mogelijk maken daadwerkelijk een president te kiezen, en dit keer op een eerlijke manier.
Helaas hebben wij hiervan namelijk precedenten gezien, met name in Ethiopië waar de president eveneens met geweld de macht greep, ondanks dat er overduidelijk fraude was gepleegd, gevolgd door talloze repressieve gewelddadigheden. Als de Europese Unie instemt met dit voldongen feit, leidt dit ertoe dat het belang om waarnemingsmissies te sturen wordt ondermijnd.
Wat heeft het voor zin om Europese waarnemingsmissies te sturen – waarbij al onze collega’s zich op dit gebied uiterst serieus inzetten en er conclusies worden getrokken die door iedereen worden erkend – als wij ons uiteindelijk koest houden en een paar maanden later instemmen met een coup van een president die zich nergens iets aan gelegen laat liggen? Zouden wij een dergelijke situatie in onze eigen landen accepteren? Natuurlijk niet.
Als het gaat om democratie en om de verkiezingsprocedures die wij steunen, dan kunnen wij er dus geen dubbele standaard op na houden, waarbij de ene van toepassing zou zijn in de Europese Unie en de andere variabel zou zijn, afhankelijk van de belangen van de diverse partijen in deze regio’s.
Het Keniaanse volk wil deze situatie volgens mij tot op de bodem uitzoeken, en eist nieuwe verkiezingen, zodat de zaken volstrekt helder worden.
Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij zijn het er zeker allemaal over eens dat de gebeurtenissen in Kenia tragisch zijn en dat er absoluut een einde moet komen aan het aanhoudende geweld van vandaag. De crisis in Kenia is ingrijpend en heeft volgens mij niet alleen een politiek karakter. In feite kan het ook gevolgen hebben voor de situatie in de Afrikaanse buurlanden.
Er zijn inderdaad ophitsers in Kenia die haat proberen te zaaien tussen de etnische groepen om aan de macht te komen. Maar als u bijvoorbeeld deze dagen de vrije Keniaanse pers leest, is het toch heel bemoedigend om te zien hoeveel journalisten constant proberen op te komen voor eenheid in het land en voor eenheid van het Keniaanse volk en zich keren tegen de versplintering van de maatschappij. Het probleem is vooral dat het niet gelukt is om brede delen van de Keniaanse bevolking deel te laten nemen aan de opleving van de Keniaanse economie en dat geweld zich op basis hiervan kan uitbreiden. In het kader van onze ontwikkelingssamenwerking moeten we veel meer het feit benadrukken dat hier echt wordt gestreefd naar veranderingen en in het bijzonder een praktische campagne tegen armoede in Kenia voeren.
Ik vind ook dat het voeren van discussies over het schrappen van begrotingssteun aan Kenia een probleem is, omdat dit een voedingsbodem is voor angst voor de toekomst in Kenia. Ik juich het uitdrukkelijk toe, commissaris Michel, dat de EU duidelijk aan de kant staat van Kofi Annan en andere bemiddelaars uit de Afrikaanse Unie om deze processen in Kenia ook door Afrikaanse politici te helpen oplossen.
Valdis Dombrovskis (PPE-DE) . – (LV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ten eerste wil ik de hoge mate van activiteit bij de burgers van Kenia op de verkiezingsdag prijzen. De verkiezingen werden gekenmerkt door een hoge opkomst en veel geduld aan de zijde van de burgers, ondanks de lange wachtrijen en technische problemen in sommige districten. De situatie met betrekking tot de bekendmaking van de verkiezingsuitslag was, helaas, totaal anders. De vereiste transparantie werd niet bereikt. De vele breuken en discrepanties in de verstrekte informatie leidden tot twijfel over de gepubliceerde verkiezingsuitslag. Helaas werd de indruk gewekt dat de uitslagen zijn geproduceerd volgens het principe dat het niet belangrijk is hoe je stemt, maar hoe je de stemmen telt. Als het niet mogelijk is een betrouwbare en transparante hertelling van de stemmen te realiseren, dan moeten de presidentsverkiezingen in Kenia opnieuw worden gehouden. Na de bekendmaking van de verkiezingsuitslag werd de sfeer, die al gespannen was, helaas gewelddadig. De meest urgente prioriteit is nu het stoppen van het geweld en het afwenden van een humanitaire crisis. De Europese Unie moet de missie van de Afrikaanse Unie en Kofi Annan steunen om te bemiddelen tussen de president en de oppositie, om het geweld te stoppen en een oplossing te vinden voor de politieke crisis. Indien nodig, moet de Europese Unie bereid zijn om deze bemiddeling voort te zetten. Uiteraard moet de Europese Unie Kenia de humanitaire hulp bieden die nodig is om de situatie van de vele duizenden ontheemden te verlichten die, vanwege het geweld, gedwongen waren hun huizen te verlaten. Humanitaire hulp zou echter op dusdanige wijze geboden moeten worden dat deze echt terechtkomt bij ontheemden en er voldoende controle is over de manier waarop de fondsen worden gebruikt. Vanuit dit oogpunt kan men vraagtekens zetten bij het besluit van de Europese Commissie om, een dag na de verkiezingen, veertig miljoen euro begrotingssteun over te maken naar de Keniaanse regering zonder rekening te houden met de kritiek van EU-waarnemers op de wijze waarop de verkiezingen zijn gehouden. Begrotingssteun garandeert helaas geen strenge controle op het gebruik van de fondsen, en de voorziening van dergelijke bijstand aan een president en een regering die aan de macht zijn gekomen door twijfelachtige verkiezingen, zou nauwkeurig geëvalueerd moeten worden. Ik roep de Europese Commissie op deze zaak te beoordelen en het Europees Parlement te informeren over de maatregelen die zijn genomen om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich opnieuw voordoet.
Glenys Kinnock (PSE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij moeten erop wijzen dat Kenia een land is waar de meeste mensen met enkele dollars per dag moeten overleven.
Er is zeer veel ontevredenheid en ontbering. Zoals wij weten, is er een heel leger van ontevredenen tengevolge van de situatie daar. Zij beseffen immers dat de kloof tussen arm en rijk in Kenia groter is geworden. Toch is, zoals vermeld, het bruto binnenlands product met 6 procent toegenomen.
Kenia is een economie met lage inkomens en beperkte hulpbronnen. Het is ook een land dat tragisch genoeg wegzinkt in een moeras van vriendjespolitiek en corruptie. Terwijl wij hier praten, zijn in Nairobi en andere delen van Kenia mensen voedsel aan het hamsteren en gaan zij weer de straat op.
Ik wil mij daarom achter de eis scharen dat de EU de begrotingssteun aan Kenia schorst totdat een politieke oplossing voor de huidige crisis is gevonden. Het is onaanvaardbaar dat de dag na de kritiek op de verkiezingen 40,6 miljoen euro werd gegeven.
Ik voel mij zeer bemoedigd omdat commissaris Michel maandag in onze Commissie heeft aangekondigd dat de begrotingssteun onmiddellijk zou worden herzien. Ik zou daarover graag wat meer details horen. In plaats van geld doorheen rijen ministeries in Kenia te leiden, moeten wij zoeken naar wegen om dat via projectondersteuning te doen. Dat zou ook garanderen dat de Keniaanse armen niet onder zulke actie lijden.
Wij moeten veel duidelijker zijn over de noodzaak steun afhankelijk te maken van goed bestuur, zoals duidelijk in de partnerschapsovereenkomsten van Cotonou staat. Wij hebben dat niet gedaan. Ik vrees dat wij veel ernstige beschuldigingen van corruptie in dat land door de vingers hebben gezien.
Ten slotte moeten de schuldigen aan de door de waarnemers gemelde onregelmatige verkiezingsresultaten rekenschap afleggen en mogen zij er niet mee wegkomen.
De Europese Unie moet een rol spelen in het toezicht op het bemiddelingsproces. Wij hebben als eersten om deze overwegingen gevraagd. Ik zou willen dat de benadering van de Raad en de Europese Unie sterker en samenhangender was. Wij moeten ervoor zorgen dat de heer Kofi Annan van Europa de nodige steun krijgt en dat zo spoedig mogelijk een nieuwe verkiezingscommissie kan worden ingesteld.
Anna Záborská (PPE-DE) . – (SK) Staat u mij toe een paar vragen te stellen en een paar opmerkingen te maken.
Wat is er gebeurd met de EU-fondsen die zich sinds november bij de afvaardiging in Nairobi bevonden? Waarom werd de overmaking uitgesteld tot aan de verkiezingen en het geld uitbetaald op de dag na de verkiezing? Op dat moment waren alleen voorlopige uitslagen beschikbaar en bestonden er al twijfels over de betrouwbaarheid van de procedure. Wie controleert het gebruik van de fondsen van belastingbetalers in de EU die zijn bestemd voor ontwikkelingshulp? Als er twijfels waren over het verloop van de verkiezingen, hadden er van te voren duidelijke regels ingesteld moeten worden zodat de fondsen pas na de officiële bekendmaking van de uitslagen overgedragen zouden zijn.
Toen ik een maand voor de verkiezingen in Kenia was, wezen veel mensen, waaronder de commissaris, mij erop dat de situatie zou kunnen eindigen met geweld. Omdat financiële hulp bedoeld is voor de mensen, moet de levering van deze hulp niet afhankelijk worden gemaakt van de vraag of de situatie gestabiliseerd is of niet. Anders zouden we financiële hulp in meer landen moeten opschorten, niet alleen in Afrika.
Ik verwerp het gebruik van ontwikkelingshulp als middel om te manipuleren. Het opschorten van fondsen is een vorm van politieke druk en degenen voor wie de hulp is bestemd, betalen de prijs. De Europese belastingbetalers betalen en de mensen die wij helpen mogen niet de gijzelaars worden van politiek leiders. Overeenkomsten mogen niet afhankelijk zijn van ontwikkelingshulp: vaak zijn deze niet afhankelijk van respect voor de mensenrechten. De mensen in Kenia hebben onze hulp nodig, of ze nu Kibaki steunen of Odinga. Ze wonen dicht op elkaar in sloppenwijken, in extreme armoede.
We zijn ons ervan bewust dat er verkiezingen zijn geweest in Afrika. Volgens mensen uit Kenia zouden de uitslagen, zelfs als de stemmen niet overal niet nauwkeurig zijn geteld, niets hebben veranderd. Daarom moeten we de mensen die afhankelijk zijn van onze hulp niet straffen en ik denk aan Europeanen en aan Slowaken, die ondanks de ernstige situatie stand hebben gehouden en de bilaterale projecten zijn blijven uitvoeren. Ik kan garanderen dat de fondsen voor deze projecten effectief en zonder corruptie worden gebruikt.
Josep Borrell Fontelles (PSE) . – (ES) Mijnheer de Voorzitter, als we vanuit Europa aangeven dat we ons ernstige zorgen maken, maar dat we er tegelijkertijd alle vertrouwen in hebben dat de toestand weer zal normaliseren, schieten we tekort. Dat herstel zou immers moeten worden betaald met onze aanvaarding van de via fraude verkregen verkiezingsoverwinning van Kibaki en dat is een oplossing die we niet mogen accepteren.
Verkiezingsfraude heeft er in veel te veel Afrikaanse landen toe geleid dat de burgers elk vertrouwen in een democratisch systeem hebben verloren. Nog zo’n geval – dit keer in Kenia – zou de doodsklap kunnen betekenen voor de democratische verwachtingen in Afrika.
Alleen sterke buitenlandse druk kan tot een oplossing leiden. Zonder zulke druk zullen de twee leiders in Kenia nooit tot enige overeenstemming geraken. We moeten glashelder zijn en Kibaki zeggen dat zijn regering illegaal is om daar vervolgens naar te handelen. Als we in gebreke blijven dat doen heeft onze verkiezingswaarnemingsmissie geen enkele zin.
We hebben het gehad over de verantwoordelijkheid van de Afrikanen, maar we mogen niet vergeten dat we ook onze eigen verantwoordelijkheden hebben. Veel te lang hebben we de ogen gesloten voor wat er zich in Kenia afspeelde. We hebben veel te lang de lof gezongen van een land dat een voorbeeld van democratie zou zijn, zonder aandacht te besteden aan de sociale ongelijkheid en de corruptie die in het hele land zo welig tierde: Kenia heeft sinds zijn onafhankelijkheid 16 miljard dollar steun ontvangen en in diezelfde periode maar slechts vier presidenten gehad.
Kenia betaalt nu een hoge prijs voor de oogluikende steun die wij aan de slechte regeringen van dit land hebben gegeven zonder diezelfde regeringen ter verantwoording te roepen. Dit keer kunnen we de ogen niet meer sluiten.
Thijs Berman (PSE) . – (NL) Voorzitter, vandaag is er opnieuw zwaar politiegeweld gebruikt tegen demonstranten. Er zijn opnieuw doden gevallen in Kenia. Kan deze spanning eindigen zonder nieuwe presidentsverkiezingen? Ik betwijfel het. Er is in elk geval een onafhankelijk onderzoek nodig naar deze verkiezingsfraudes en alle partijen moeten de uitslag van dat onderzoek respecteren, ook als dat nieuwe verkiezingen zou betekenen.
Kenia loopt enorme risico’s. Het is in het belang van alle Kenianen, van de regio en ook van de EU zelf, dat de rust daar terugkeert. Nu de dialoog weigeren, is onverantwoordelijk. En één ding is duidelijk: verdere begrotingssteun voor zo’n ondemocratische regering is ondenkbaar.
Kofi Annan is nu ziek, en zelden kwam een griepje op een slechter moment. Maar de EU moet straks zijn missie voluit steunen en technische en financiële hulp bieden waar nodig. Natuurlijk moeten allereerst de Afrikaanse leiders bemiddelen, maar als de situatie voor de komst van Annan verder dreigt te escaleren, dan zal ook de EU zelf klaar moeten staan om samen met de Afrikaanse Unie snel naar Nairobi te reizen met een hoge delegatie. Kenia mag geen Somalië worden. Het is nog niet te laat.
David Martin (PSE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met de heer Borrell Fontelles eens dat het enige goede gevolg van de situatie na de verkiezingen in Kenia is dat duidelijk is geworden dat het zogenaamde Keniaanse succesverhaal op los zand is gebouwd. Het is waar dat de dorst van de gewone Keniaan naar democratie sterk is en dat Kenia een hoge economische vlucht heeft genomen. Het is even waar dat een regering die gedurende jaren op deze economische bloei heeft toegezien, er niet in is geslaagd ervoor te zorgen dat de hele bevolking daar economisch en sociaal beter van werd.
Wij weten nu dat in dat land een diepgewortelde sociale en economische verwarring heerst en dat de regering jarenlang op basis van corruptie en economisch wanbeheer heeft gewerkt. Zoals mevrouw Kinnock terecht heeft opgemerkt, is het concept van goed bestuur en inachtneming van de democratie een voorwaarde voor steun van de Europese Unie. In tegenstelling tot wat andere sprekers hebben gezegd, betekent dat echter niet dat wij het land in de steek moeten laten. Het betekent dat wij onze steun via agentschappen en organisaties moeten leiden die het geld aan de armen, de meest behoeftigen en zwaksten in Kenia kunnen geven. Het is duidelijk dat wij geen geld meer aan de Keniaanse regering kunnen geven als de verkiezingsresultaten niet goed worden gecontroleerd en niet in acht worden genomen. Wij moeten een duidelijke boodschap zenden dat goed bestuur een voorwaarde is voor steun vanwege de Europese Unie.
Anders Wijkman (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals iedereen heeft gezegd, is deze situatie erg tragisch. Het lijkt sterk op wat een paar jaar geleden in Addis Abeba is gebeurd.
Ik betwijfel of zonder nieuwe verkiezingen een oplossing kan worden gevonden. In het beste geval wordt in Kenia via dialoog een oplossing gevonden, bij voorkeur met steun van de Afrikaanse Unie. Tot nu toe zien wij echter zeer weinig vooruitgang. De tijd is kort: het weefsel van het land valt uit elkaar.
Wij kunnen geen toeschouwers zijn als de situatie niet wordt opgelost. Schorsing van steun is in deze omstandigheden noodzakelijk. Als verzoening faalt, dient de EU bovendien haar diensten als bemiddelaar aan te bieden. Zijn de Raad en de Commissie daartoe bereid? Op langere termijn dienen wij onze ontwikkelingssteun en in het bijzonder ook ons programma op het gebied van bestuur ernstig opnieuw te bekijken. Wij moeten in het bijzonder de politieke partijen helpen echte partijen te worden. Bovendien moeten wij het Keniaanse parlement versterken. Dat is op dit ogenblik een zeer groot probleem.
Colm Burke (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb Kenia en in het bijzonder de sloppenwijken in Nairobi vroeger al bezocht. Ik ben vertrouwd met de corruptie die daar ook voor deze verkiezing bestond. Ik veroordeel het tragische verlies van 600 levens en de zeer ernstige humanitaire situatie na de verkiezingen van 27 december in Kenia. Ik verzoek de relevante autoriteiten en belanghebbenden te doen wat zij kunnen om vrede te brengen in Kenia en ervoor te zorgen dat mensenrechten en rechtstaat er in acht worden genomen.
Het is zeer betreurenswaardig dat Kenia, een van de meest stabiele en economisch ontwikkelde naties in Oost-Afrika, nu in chaos is vervallen. Op zijn buurlanden zal dat hoogstwaarschijnlijk een nadelig domino-effect hebben. De EU-waarnemingsmissie besloot dat het gebrek aan transparantie en voldoende veiligheidsprocedures de geloofwaardigheid van de resultaten van de presidentsverkiezing ernstig ondermijnde.
Vandaag heeft de oppositiepartij van de heer Odinga nogmaals opgeroepen tot nationaal protest tegen de uitslag van de presidentsverkiezing van vorige maand. Ondanks een verbod van de regering zullen deze oppositiebijeenkomsten drie dagen duren. Zulk protest kan tot meer bloedvergieten leiden. Veel van de moorden lijken louter op etnische verschillen te berusten. De meest verschrikkelijke was de brutale aanval op een kerk nabij de stad Eldoret, waar meer dan dertig etnische Kikuyu zouden zijn omgekomen.
Ik spoor de heer Kibaki aan de democratische verbintenissen van zijn land overeenkomstig de Keniaanse nationale grondwet en de richtsnoeren van het Afrikaanse Handvest inzake mensenrechten en volkenrechten in acht te nemen. Ik verzoek het voorzitterschap van de EU en de Europese Commissie nauw toe te zien op de bemiddelingsmissie die later deze week zal worden geleid door de heer Annan en er, indien nodig, te zorgen voor de onverwijlde voortzetting van die bemiddeling door een EU-delegatie op hoog niveau, mogelijkerwijze een gezamenlijk initiatief van de EU en de AU.
Karin Scheele (PSE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de vraag van mijn collega Glenys Kinnock aan commissaris Michel. Wat zijn de hoofdpunten? Hoe moeten we ons dit voorstellen? In welke richting zal de begrotingssteun worden aangepast?
Een aanvullende vraag: ik neem aan dat er in het huidige systeem van begrotingssteun al mechanismen bestaan die ervoor zorgen dat steun wordt opgeschort in een situatie zoals die zich heeft voorgedaan in Kenia na de verkiezingen?
Jan Mulder (ALDE) . – (NL) Voorzitter, we zijn het er allemaal over eens dat wat duidelijk verkeerd is gegaan in Kenia de procedure bij de presidentsverkiezingen is. Wat echter relatief goed is gegaan, zijn de parlementsverkiezingen, de verkiezingen voor de leden van het parlement.
Ik ben het eens met commissaris Michel, die zegt dat het bemoedigend is wat er gisteren is gebeurd in het parlement, dat de voorzitter gekozen is, dat de partijen en de oppositie voldoende kracht hadden om de verkiezingen van de nieuwe voorzitter door te drukken. Ik denk daarom ook dat wij vanuit dit Parlement al het mogelijke moeten doen om de parlementaire democratie in Kenia te ondersteunen en zo mogelijk te versterken. Van vele kanten in dit Huis is kritiek gekomen op de begrotingssteun die precies één dag na de verkiezingen werd gegeven.
Ik zou de commissaris het volgende willen vragen – ook al is dat formeel waarschijnlijk niet mogelijk. Zou hij een besluit tot toekenning van begrotingssteun in het vervolg willen laten afhangen van de mening van het Europees Parlement terzake? In mijn ogen is het niet aan een groepje ambtenaren in het Europees Ontwikkelingscomité om een dergelijk besluit te nemen, maar zou eerst de opinie van het Europees Parlement door de commissaris moeten worden gevraagd. Ik zou hierop graag een duidelijk antwoord willen hebben.
Filip Kaczmarek (PPE-DE) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het voorbeeld van Kenia maakt duidelijk waar het falen van de democratische normen toe kan leiden en hoe belangrijk het is dat verkiezingen vrij, transparant, eerlijk en rechtvaardig zijn.
De verliezers van de verkiezingen – los van het feit of ze die in een eerlijk strijd hebben verloren of omdat ze werden opgelicht door diegenen die het verkiezingsproces hebben georganiseerd – hebben echter niet het recht om een beroep te doen op geweld en vernietiging. Het willekeurig kwetsen van mensen, onder wie vrouwen en kinderen, is in strijd met de aanvaardbare manieren om voor de eigen rechten op te komen. De enige hoop op een doeltreffende oplossing voor dit soort problemen is dat we de regering en de oppositie ervan kunnen overtuigen dat politiek geen instrument is om de macht te veroveren of te behouden, maar zich volledig zou moeten richten op wat goed is voor de mensen.
Er moet dringend een einde worden gemaakt aan het geweld en de vernietiging in Kenia zodat de toestand er weer normaal kan worden. Ik begrijp dat dit de bedoeling is van de bemiddelaars van de Afrikaanse Unie. De Europese Unie zou dit proces moeten steunen. Ik zou commissaris Michel van harte willen bedanken voor zijn verklaring.
Michael Gahler (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de omvang van corruptie in Kenia is niet pas onlangs aan het licht gekomen en ten gevolge daarvan hebben veel lidstaten – eigenlijk alle lidstaten – de begrotingssteun de afgelopen jaren gestaakt en zijn overgestapt naar projectsteun. Dit is eigenlijk een van de punten van kritiek die ik ter sprake wil brengen bij de Commissie, aangezien de Commissie kennelijk geen nota heeft genomen van deze bezwaren van de lidstaten en is doorgegaan met de begrotingssteun. Ik ben er nu ook voor dat wij in een adequate vorm doorgaan met de steun, maar niet in een vorm die de huidige structuren de mogelijkheid geeft om het geld via begrotingssteun te beheren.
Ik ben er ook een groot voorstander van om voortaan de instelling te steunen die nu gelegitimeerd is, met andere woorden het Keniaanse parlement. We kunnen er niet automatisch van uitgaan dat alle gekozen parlementariërs zuiver op de graat zijn en er geen corruptie heerst. Ik maak me daar geen illusies over. Desondanks zouden we een groot deel van de steun moeten stoppen in de politieke instellingen van Kenia, in de ondersteuning van het parlement en ervoor moeten zorgen dat onze collega’s beter in staat zijn om te werken. Dan zullen we deze nieuw gelegitimeerde collega’s in staat kunnen stellen om Kenia in de toekomst beter te kunnen besturen dan de huidige regering heeft gedaan.
Eoin Ryan (UEN) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat iedereen het erover eens is dat de recente presidentsverkiezingen in Kenia gebreken vertoonden. Dat is erg jammer, aangezien Kenia reeds tientallen jaren politiek stabiel is. Helaas is dat in de voorbije twee weken veranderd. Er zijn meer dan 600 doden en 250.000 ontheemden. Jammer genoeg gaat het om etnisch geweld.
De vraag is nu wat de internationale gemeenschap en wijzelf kunnen doen om de politieke situatie in Kenia te stabiliseren voor het nog erger wordt. Een constructieve politieke dialoog tussen beide partijen moet prioriteit krijgen. Ik ben het met andere sprekers eens dat gisteren in het Keniaanse parlement een positieve dag was. Zonder politiek engagement zal er echter geen akkoord komen. De Europese Unie dringt aan op politiek overleg. Ik ben zeer verheugd dat de heer Kofi Annan en de presidenten van Tanzania en Oeganda spoedig daar zullen zijn om een overeenkomst te bewerkstellingen.
Veel ontheemden zijn naar Oeganda gegaan. Er zijn dus reeds gevolgen voor de buurregio’s van Kenia. Met betrekking tot steun en vooral de verhoging van de financiële EU-steun voor humanitaire programma’s in Kenia zou ik graag van commissaris Michel vernemen hoe dat geld zal worden besteed. Net als voorgaande sprekers wil ik mij ervan overtuigen dat het goed wordt besteed.
Wij – en vooral de Keniaanse bevolking en politici – moeten erkennen dat uit de geschiedenis keer op keer is gebleken dat een politiek vacuüm vaak wordt gevuld door extremisten. De Kenianen verdienen beter.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De heer Borrell heeft erop gewezen dat we ons niet mogen beperken tot het uitdrukken van onze bezorgdheid. Ik ben het daarmee eens en in die zin zou ik ook op de vraag van de heer Wijkman willen antwoorden, namelijk of de Europese Unie bereid is te helpen zoeken naar een oplossing. Het standpunt van het voorzitterschap is dat we bereid moeten zijn te helpen zoeken naar een oplossing, actief moeten helpen. Maar welke oplossing?
Mevrouw Martens heeft benadrukt dat er Afrikaanse oplossingen moeten komen voor Afrikaanse problemen. Ook daarmee ben ik het eens. Het is niet aan de Europese Unie om haar oplossingen voor dergelijke problemen op te dringen, integendeel. Ze moet echter actief het zoeken naar gepaste oplossingen ondersteunen, ook met andere spelers van de internationale gemeenschap en vooral met diegenen met wie we gemeenschappelijke waarden, waarnaar de heer Lambsdorff verwees, delen. In die optiek zal het voorzitterschap zich ook inzetten voor een stevige ondersteuning van de inspanningen van de groep eminente Afrikaanse persoonlijkheden onder leiding van de voormalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Kofi Annan. Wij zijn van mening dat ook de humanitaire hulp moet worden voortgezet, op een gepaste manier natuurlijk.
Voorzitter, mag ik alle Parlementsleden bedanken voor hun bijdragen. Ik zal die in elk geval trouw overbrengen aan onze collega’s in de Raad. We zijn tevreden dat het algemene standpunt van de instellingen gelijkaardig is. We zullen de verdere ontwikkeling van de gebeurtenissen in Kenia op de voet volgen.
Louis Michel, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik even kort ingaan op dit bedrag van 40,6 miljoen – en niet dertig miljoen – euro dat overeenkwam met de betaling, een paar maanden geleden, van het tweede deel van het 120 miljoen euro omvattende programma met als titel “Poverty Reduction Budget Support programme”.
Het besluit om tot betaling over te gaan was uitgesteld, in afwachting van de resultaten en aanbevelingen van de derde herziening van dit PRBS-programma door het Internationaal Monetair Fonds.
Deze resultaten waren begin november bekend, en op basis van het positieve advies van het Internationaal Monetair Fonds heeft de Commissie in november, in een brief aan de Keniaanse minister van Financiën, in principe haar goedkeuring gehecht aan de betaling van een bedrag van 40,6 miljoen euro.
Aangezien er echter verkiezingen zouden worden gehouden en het risico bestond dat de regering deze betaling voor verkiezingsdoeleinden zou gebruiken, is door de Commissie, in samenspraak met de lidstaten, besloten deze betaling niet vóór de verkiezingen, maar pas daarna uit te voeren, echter wel vóór de uiterste datum van 31 december 2007 voor de uitvoering van de financiële verbintenissen, overeenkomstig de van toepassing zijnde procedures. Daarom is de betaling technisch gezien op 28 december verricht.
Ik begrijp dat dit bepaalde emoties oproept, maar ik herinner er nog eens aan dat pas in de nacht van vrijdag 28 op zaterdag 29 december aan het licht kwam dat zich onregelmatigheden voordeden, toen er abnormale vertraging optrad bij de bekendmaking van de resultaten van de laatste 49 kiesdistricten, op een totaal van 210. En zoals u weet heeft de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie pas op maandag 1 januari, op grond van de gebeurtenissen in dat weekend, in haar voorlopige analyse geconstateerd dat de verkiezingen niet aan de internationale standaarden hadden voldaan. Technisch gezien was het dus te laat om de overmaking van dit bedrag van 40,6 miljoen euro te verhinderen of te blokkeren.
Ten tweede zou ik erop willen wijzen – omdat dit belangrijk is in de argumentatie – dat ik het eens ben met veel dingen die gezegd zijn, maar dat er ook zaken zijn waarmee ik het helemaal niet eens ben. Als er beweerd wordt dat de techniek of de methode van de begrotingssteun een techniek of methode zou zijn waaraan noch voorwaarden, noch controles verbonden zijn, dan is dat natuurlijk onjuist. Ik zou er simpelweg de aandacht op willen vestigen dat het raadzaam is eerst te controleren of het voorstel van mevrouw Kinnock en anderen om de begrotingssteun om te zetten in een projectmatige steun, op korte termijn – of op even korte termijn als de begrotingssteun – haalbaar is, alvorens deze begrotingssteun abrupt op te schorten, om de bevolking niet in een situatie te brengen die nóg rampzaliger is. Het is namelijk gemakkelijk om principes te verkondigen, maar dan moeten wij ons er wel van vergewissen dat de gevolgen van de tenuitvoerlegging daarvan niet aan een verdere verslechtering van de situatie bijdragen.
Dat brengt mij tot twee opmerkingen over de begrotingssteun. De begrotingssteun wordt gecontroleerd. Er moeten bewijsstukken worden geleverd, en dat is niet minder transparant dan het systeem van de projectmatige steun.
Het spreekt uiteraard vanzelf, mevrouw Kinnock en andere afgevaardigden: als er niet snel een akkoord wordt gesloten tussen de partijen om de rust te herstellen en – naar ik hoop – om overeenstemming te bereiken over de mogelijke organisatie van nieuwe verkiezingen, zoals de heer Wittmann wenst, dan kan de begrotingssteun, die in zekere zin een kwaliteitslabel vormt voor het land waarmee we deze methode praktiseren, beslist niet meer worden toegepast en moeten wij ervoor zorgen dat wij andere middelen vinden om steun te bieden. Ik ben het er echter niet mee eens om de ontwikkelingshulp aan Kenia zonder meer op te schorten. We moeten altijd in gedachten houden dat er dankzij deze steun mensen kunnen worden geholpen. Ik wilde dit graag even rechtzetten en ik denk dat het belangrijk was.
Een laatste reactie tot slot met betrekking tot twee punten. Moeten er onmiddellijk verkiezingen worden georganiseerd? Het lijkt mij wenselijk dat de partijen overeenstemming bereiken. Wij kunnen wel allerlei wensen uitspreken, maar om nu te geloven dat er onmiddellijk verkiezingen worden georganiseerd zonder dat er sprake is van een akkoord tussen de partijen, is niet realistisch. Wij moeten er ook voor oppassen dat wij geen situaties laten ontstaan die de problemen en de ellende van de mensen nog verergeren. Dat is een aspect dat wij niet uit het oog moeten verliezen, en ik denk dat wij bijzonder omzichtig te werk moeten gaan. Ik ben voorstander van verkiezingen, op voorwaarde dat deze voortvloeien uit een akkoord.
Wij zullen de Afrikaanse bemiddeling volledig steunen en zoals de Raad al zei, is de Commissie natuurlijk beschikbaar voor een bemiddelingspoging. Ik heb contact opgenomen met Kofi Annan en ik heb een uitvoerig onderhoud met hem gehad. Ik heb hem gezegd dat wij – met inbegrip van de Hoge Vertegenwoordiger – beschikbaar waren om een bemiddelingspoging te ondernemen. Het is duidelijk dat men op dit moment wil dat het hier in eerste instantie om een Afrikaans bemiddelingsteam gaat. Dit aspect mogen we mijns inziens niet uit het oog verliezen.
Een laatste opmerking tot slot over de vraag van de heer Mulder: als het Europees Ontwikkelingsfonds opgenomen was in de begroting, zoals het Parlement en ikzelf willen, dan zou de begrotingssteun – bijvoorbeeld wat betreft het bedrag, de techniek, controle, verificatie en monitoring – automatisch verlopen, hetgeen de procedure aanzienlijk zou vereenvoudigen.
U kunt zich niet voorstellen hoeveel aangenamer en efficiënter mijn leven zou zijn, als ik voor de toepassing van mijn begroting veel meer direct afhankelijk was van de keuzes, de opties en de controle van het Parlement.
Zoals de zaken er nu voor staan, ben ik bang dat dit helaas niet mogelijk is, maar het is duidelijk dat ik graag een discussie over dit onderwerp zou aangaan. De vraag die u stelt bewijst eens te meer, dat opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting een aanzienlijke vooruitgang zou betekenen voor de doeltreffendheid van onze steun.
De Voorzitter . − Ik heb zes ontwerpresoluties(1)ontvangen overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 17 januari 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Glyn Ford (PSE) . – (EN) Mijn deelname aan dit debat stemt mij treurig. Vijf jaar geleden, in december 2002, maakte ik deel uit van de verkiezingswaarnemingsmissie van het Europees Parlement naar Kenia onder leiding van barones Nicholson. Die verkiezing geschiedde binnen de grenzen van de internationale richtlijnen, waardoor ze de integriteit kreeg die het resultaat bekrachtigde. Het werd een overwinning voor de oppositie. Na onze ontmoeting met de heer Mwai Kibaki, de nieuwe president, en wegens zijn eerlijke verkiezing waren wij allen van mening dat de toekomst van Kenia rooskleurig was en dat een nieuwe tijd van meer doeltreffendheid en minder corruptie was aangebroken.
Aan het einde van George Orwells ‘Animal Farm’ zijn de varkens mensen en de mensen varkens geworden. Hetzelfde geldt voor Kenia. Het eens veelbelovende regime is even corrupt en onbekwaam geworden als zijn voorganger. Het heeft de hoop en toekomst van miljoenen Kenianen vernietigd. Ik ben verheugd over de krachtige verklaringen van het hoofd van de waarnemingsmissie van de EU. Ik hoop dat de Commissie verzoening tussen de twistende facties zal aanmoedigen en met krachtige maatregelen zal dreigen als geen overeenkomst wordt bereikt.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Als voormalig waarnemer van het Europees Parlement in Kenia ben ik diep bezorgd over de gebeurtenissen in de nasleep van de verkiezingen van december. Het feit dat Kenia sedert jaren wordt beschouwd als het meest stabiele land in dat deel van het Afrikaanse continent, maakt de ontwikkelingen nog zorgwekkender. Net als mijn land is Kenia lid van het Commonwealth. Ik ondersteun het voorstel van de Commonwealth-waarnemers om de verkiezingsresultaten door onafhankelijke Commonwealth-rechters te laten controleren. Onze eigen EU-waarnemers stelden een onafhankelijke audit van de resultaten voor. Ik ben ervan overtuigd dat de Kenianen in zulke audit door Commonwealth-rechters vertrouwen zouden hebben.
Onze eerste prioriteit is ervoor te zorgen dat de toestand in Kenia zich normaliseert tot een vreedzame maatschappij waar het democratische proces niet op de helling wordt gezet. Het nieuws van vandaag dat de veiligheidstroepen politici van de oppositie hebben verhinderd een protestbijeenkomst te organiseren, voorspelt niet veel goeds. Ik verzoek de EU dringend al het mogelijke te doen om met andere internationale organisaties samen te werken om ervoor te zorgen dat Kenia een toestand van normaliteit en democratie herwint.
9. Oprichting Europese Politiedienst (Europol) (debat)
De Voorzitter . − Aan de orde is het verslag (A6-0447/2007) van de heer Díaz de Mera García Consuegra, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (COM(2006)0817 – C6-0055/2007 – 2006/0310(CNS))
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik wil eerst mijn dank uitspreken voor het verslag van het Parlementslid Díaz de Mera García Consuegra over het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst Europol, voorbereid door de Commissie.
Momenteel beraadslaagt de Raad nog over het voorstel voor het genoemde besluit en het voorzitterschap zal zich bij deze debatten uiteraard ook beroepen op en rekening houden met het genoemde verslag van het Parlementslid. Vooral met het oog op de bescherming van de persoonsgegevens en van de democratische controle wil ik hier benadrukken dat het voorzitterschap rekening zal houden met en zich zal inzetten voor de bedenkingen die de rapporteur uit.
De uiteindelijke vormgeving van het besluit van de Raad tegen juni 2008 is een van de prioritaire opdrachten van ons voorzitterschap. Het doel van het besluit, dat de Europol-overeenkomst zal vervangen, is vooral om de operatieve en administratieve werking van Europol te verbeteren en zo te zorgen voor een snellere en efficiëntere reactie van Europol op nieuwe uitdagingen.
Ik wil beklemtonen dat de twee voorgaande voorzitterschappen, het Duitse en het Portugese, in dit dossier reeds belangrijke vooruitgang hebben geboekt, op basis waarvan de hoofdstukken een, twee, drie, zes, zeven en negen volledig zijn afgewerkt, dat wil zeggen de hoofdstukken over oprichting en taken, informatieverwerking, gemeenschappelijke bepalingen inzake informatieverwerking, organisatie, vertrouwelijkheid en diverse bepalingen.
Daarom zal het voorzitterschap zich vanaf nu vooral concentreren op de overige hoofdstukken: de betrekkingen met partners, gegevensbescherming en -beveiliging, begrotingsbepalingen (toezicht en evaluatie) en de overgangs- en slotbepalingen.
In overeenkomst met de besluiten van de Raad van juni vorig jaar zal het voorzitterschap bijzondere aandacht besteden aan het zoeken naar bevredigende oplossingen voor volgende vraagstukken. Allereerst de vraag over de afschaffing van de immuniteit van de Europol-ambtenaren die in gemeenschappelijke onderzoeksteams werken. Ten tweede het principe van de rotatie en de mogelijkheid dat personeelsleden van Europol die in gemeenschappelijke onderzoeksteams werken, van het hoofd van een eenheid richtlijnen krijgen, en ten slotte de derde kwestie van de budgettaire neutraliteit.
Een groep deskundigen is reeds met de bespreking van de opgesomde vragen begonnen, ook de werkgroep van Europol en het comité van artikel 36 zetten die voort. De sleutelelementen van dat overleg zijn een verbetering van de operatieve slagkracht van Europol en respect voor het principe van de budgettaire neutraliteit.
Het voorzitterschap hoopt met betrekking tot deze vragen reeds in het eerste kwartaal van 2008 tot overeenstemming te komen. Het voorzitterschap zal ook de situatie in verband met het uitvoeringsplan nauwgezet volgen. Daarin worden alle essentiële punten, die moeten worden afgerond, vastgelegd, indien het besluit inzake Europol op 1 januari 2010 van kracht moet zijn. De eerste onderhandelingen over al deze uitvoeringsmaatregelen zullen waarschijnlijk in de eerste helft van dit jaar starten.
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Sloveense voorzitterschap, dat ik graag wil bedanken, heeft zojuist gezegd dat het voorstel van de Commissie uit december 2006 om de Europol-overeenkomst te vervangen door een besluit van de Raad, een van zijn prioriteiten is en dat het zo snel mogelijk een politiek akkoord wil bereiken. Ik steun het voorzitterschap hierin natuurlijk volledig, omdat ik vind dat het operationele en administratieve functioneren van Europol hierdoor duidelijk zal verbeteren en omdat – zoals de Raad “Justitie en binnenlandse zaken” in juni al heeft onderstreept – het vermogen om efficiënt te werken een essentiële doelstelling van de hervorming van Europol is.
Ik wil eveneens de rapporteur, de heer Díaz de Mera, hartelijk bedanken voor zijn uitstekende verslag, en ik wil de nadruk vestigen op de kwalitatief hoogstaande amendementen die op basis van zijn voorstel zijn ingediend. Overigens heeft dit voorstel na de besprekingen onder het Duitse en Portugese voorzitterschap tal van wijzigingen ondergaan, die het voorzitterschap al noemde. De Commissie zal onderzoeken op welke wijze rekening kan worden gehouden met deze amendementen.
Een van de amendementen waarop de Commissie wil ingaan, is het voorstel van de heer Díaz de Mera waarin wordt gepreciseerd dat er democratisch toezicht op Europol kan worden uitgeoefend, als de financiering ervan onder de algemene begroting van de Unie valt. Ook ik steun het idee van een communautaire financiering, dat beoogd wordt in amendement 6, dat betrekking heeft op overweging 5. Ik ben er ook voorstander van om Europol een communautaire basis te verschaffen, zoals in amendement 5 wordt voorgesteld. Over het algemeen stel ik een groot belang in de ingediende amendementen over de rol van de gegevensbeschermingsfunctionaris, zoals amendement 9, evenals in de amendementen over gegevensbescherming. Dat zijn er vrij veel, maar ik wil met name de amendementen 13, 16, 17, 18, 23, 24 en 25 noemen, en ik kan instemmen met de doelstelling ervan.
Wat de rol van Europol-functionarissen bij de coördinatie van gemeenschappelijke onderzoeksteams betreft, wil ik erop wijzen dat de Raad geen steun heeft gegeven aan deze coördinerende rol. Hier is veel over gesproken, en gezien de wetgeving die momenteel van toepassing is op gemeenschappelijke onderzoeksteams kunnen de lidstaten nog altijd een gemeenschappelijk onderzoeksteam instellen in de regelingen die zij met deelnemende lidstaten treffen, en de rol van Europol-functionarissen preciseren en begrenzen. Op dit punt moeten de besprekingen dus worden voortgezet om tot een goed compromis te komen. Derhalve zou opname van een dergelijke bepaling in het voorstel voor een besluit inzake Europol in dit stadium helaas niet volstaan om de Europol-functionarissen op een rechtmatige en systematische wijze een grotere rol toe te kennen in de coördinatie van de onderzoeken. Persoonlijk, dames en heren, zou ik natuurlijk wel graag zien dat deze rol er komt. Ik ben het eens met amendement 15, waarin wordt voorgesteld de betrekkingen tussen de nationale eenheid en de bevoegde autoriteiten, die worden beheerst door het nationale recht, te specificeren.
Tot zover de opmerkingen die ik over dit verslag wilde maken, en ik wil de rapporteur graag nogmaals bedanken. Ik hoop dat de stemming van het Parlement deze week rond komt, zodat wij Europol met elkaar een krachtig perspectief voor de nabije toekomst kunnen bieden, evenals de mogelijkheid om op zeer korte termijn over een nieuw statuut te beschikken, dat Europol in staat stelt beter te functioneren.
Agustín Díaz de Mera García Consuegra, rapporteur. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, ook ik dank u voor uw steun en voor wat u gezegd hebt.
Ik wil er om te beginnen aan herinneren dat de Raad met dit Parlement een compromis heeft gesloten. We hebben afgesproken dat het besluit waarover we nu gaan debatteren ten laatste zes maanden na het in werking treden van het Verdrag van Lissabon door het Parlement aan een herziening zal worden onderworpen.
Als Europees afgevaardigde ben ik een overtuigd voorstander van uitbreiding van de bevoegdheden van het Parlement, en dan vooral die bevoegdheden welke het Parlement in een niet al te ver verwijderde toekomst medewetgever zullen maken op een aantal belangrijke gebieden, zoals bijvoorbeeld, de Europese ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.
Ik geloof echter niet dat het Parlement zijn werkzaamheden afhankelijk mag maken – dan wel opschorten tot – de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ons werk moet dus gewoon worden voortgezet. We moeten dit dossier dus afhandelen en zo twee zaken bewerkstelligen: we moeten efficiënter optreden tegen de misdaad en er tegelijkertijd op aandringen dat met de bevoegdheden van het Europees Parlement rekening wordt gehouden.
Misdaad is een dynamisch fenomeen – ze is voortdurend aan verandering onderhevig. Daarom moet het mogelijk zijn Europol en de andere instrumenten waarvan de Unie zich kan bedienen om de veiligheid van haar burgers te verzekeren sneller aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. De Europol-overeenkomst van juli 1995 is volledig verouderd. Het Europol-besluit is op een groot aantal punten een stap vooruit, waardoor de Europese burgers beter beschermd kunnen worden. Het dus zaak dat dit besluit snel in werking treedt.
De tijd dat we de overeenkomst door middel van protocollen konden aanpassen is beslist voorbij. Het nieuwe voorstel dat ik u nu ter bespreking voorleg introduceert een aantal ingrijpende wijzigingen. Om te beginnen wordt er nu via een besluit van de Raad op basis van artikel 34, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie een veel flexibeler instrument voorgesteld. Het voorstel bevat verder een aantal verstrekkende wijzigingen, zoals het omzetten van het Bureau in een Europees agentschap, wat niet alleen tot gevolg zal hebben dat het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen op het personeel van toepassing zal zijn, maar ook dat Europol uit de communautaire begroting zal worden gefinancierd, wat ook wenselijk is.
Een andere ingrijpende wijziging is de uitbreiding van de bevoegdheden van Europol tot de niet-georganiseerde misdaad. Ook de introductie van een voor de gegevensverwerking verantwoordelijke is een belangrijke stap voorwaarts als het gaat toezicht en garanties.
De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft met haar werk twee doelstellingen bereikt. Om te beginnen hebben we amendementen aangebracht op het voorstel van de Raad teneinde Europol een speciaal kader te verschaffen voor de bescherming van persoonsgegevens, in welk verband ik er graag op wil wijzen dat de Raad het kaderbesluit over dit onderwerp zo spoedig mogelijk dient goed te keuren. In de tweede plaats wilden we het Europees Parlement meer toezichthoudende bevoegdheden verlenen met betrekking tot de activiteiten van Europol. We hebben daarom voorgesteld een ad hoc-commissie te creëren, samengesteld uit leden van dit Parlement en afgevaardigden van de nationale parlementen. Verder zou het Europees Parlement inspraak moeten hebben bij de benoeming en het afzetten van de Directeur. Tot slot hebben we nog een aantal andere maatregelen voorgesteld om te garanderen dat het parlement controle kan uitoefenen op de begroting en het werkprogramma van het nieuwe agentschap.
Ik geloof oprecht dat de in de parlementaire commissie goedgekeurde voorstellen het originele document van de Raad – dat al vrij ver ging – verbeteren. Daarom vraag ik u ons verslag te steunen, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad.
Tot slot wil ik al mijn collega’s van eender welke politieke fractie graag bedanken voor hun waardevolle bijdragen. Mijn speciale dank gaat uit naar de heren Moraes, Alvaro en Fava, voor de onderhandelingen die ze gevoerd hebben, en naar mevrouw Buitenweg en de heer Catania, voor hun suggesties.
Jutta Haug, rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, de Begrotingscommissie staat positief tegenover het voorstel van de Commissie om Europol uit zijn interlandelijke positie te halen en te communautariseren. Als Europol binnenkort dus volledig uit de Europese begroting moet worden gefinancierd, moeten de begrotingsrechten van het Parlement ook door de structuren worden beschermd. De commissie ten principale heeft al onze amendementen hierover overgenomen, waarvoor dank.
Ik hoop ook dat de lijst die commissaris Frattini zojuist heeft voorgelezen, niet uitputtend is, want het viel mij op dat er een aantal amendementen ontbraken.
Wij beseffen echter ook heel goed dat een deel van de administratie opnieuw zou worden gefinancierd uit operationele middelen. Wij verzoeken de Raad nu om onverwijld met ons om de tafel te gaan zitten en overeenstemming met ons te bereiken over de financiering van Europol, want één ding staat vast: alles wat wij morgen besluiten, geldt alleen onder voorbehoud van het resultaat van de onderhandelingen met de Raad volgens artikel 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van mei 2006.
Hubert Pirker, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, namens de PPE-DE-Fractie sta ik uitdrukkelijk achter het door de Raad ingediende voorstel om Europol onder te brengen bij de Europese instellingen, en wel om verschillende redenen.
Ten eerste omdat we een nieuwe rechtsgrondslag zullen krijgen die ons langdurige ratificatieprocedures bespaart en Europol dus in staat zal stellen zich snel en flexibel aan te passen aan nieuwe situaties, en ten tweede omdat niet alleen de protocollen zullen worden aangenomen, maar de jurisdictie zal worden uitgebreid met gegevens over voorbereidingen en het verwerven van geld, omdat de operatieve mogelijkheden zullen worden vergroot, omdat de financiering uit de begroting van de Unie zal komen en er dus ook meer onafhankelijkheid voor Europol wordt geschapen en er betere controlemogelijkheden zullen worden voorzien voor ons als Parlement en niet in de laatste plaats omdat in de toekomst de gegevensbescherming nog steeds op een zeer hoog niveau zal zijn gegarandeerd.
Ik wil de rapporteur bedanken voor zijn zeer realistische amendementen, met name met betrekking tot de taken van de gemengde commissie, de immuniteit van medewerkers van Europol bij operaties, de rol van het Parlement bij de benoeming van de directeur en in het bijzonder ook weer met betrekking tot de gegevensbescherming. Hij heeft hier uitstekend werk verricht namens het Parlement.
Als al deze voorstellen worden aangenomen, zal Europol daadkrachtiger, flexibeler en beter controleerbaar worden.
Ik heb geen begrip voor het voorstel van de liberalen om al deze maatregelen ter versterking van Europol voor meer veiligheid in het belang van de burgers in de ijskast te zetten tot de inwerkingtreding van het Verdrag. We hebben nu veiligheid nodig, oftewel we hebben Europol nu nodig. We moeten nu het werk verrichten en dan zullen we ons zeker nog een keer bezighouden met het onderwerp – mocht het nodig zijn – na inwerkingtreding van het Verdrag.
Ik verzoek de liberalen dan ook om hun voorstel te overdenken en het amendement zo mogelijk in te trekken.
Claudio Fava, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, de PSE-Fractie verwelkomt de goedkeuring van het verslag over Europol en het voorstel om Europol om te zetten in een agentschap van de Europese Unie. Na een zeer, zeer lange avond zijn we eindelijk in staat om Europol te veranderen in een concreet en effectief instrument om de georganiseerde criminaliteit, maar ook de vele andere soorten gevaarlijke misdrijven die zich momenteel in Europa voordoen tegen te gaan. Ik denk daarbij aan acties die Europol kan ondernemen op het gebied van witwassen.
Onze fractie heeft de controlebevoegdheden uit het voorstel willen versterken met een echte parlementaire controle, die natuurlijk niet alleen beperkt blijft tot de balans. Daarnaast hebben wij bepalingen op het gebied van bescherming van persoonsgegevens en gegevensbeveiliging willen versterken, vooral omdat een goed kaderbesluit over de bescherming van gegevens in de derde pijler ontbreekt en voorlopig niet in zicht is.
Maar wij kunnen niet ontkennen, zoals ook al gezegd is door onze collega Díaz de Mera García, dat het kader intussen veranderd is: de ondertekening van het Verdrag van Lissabon schetst een nabije toekomst waarin de politiesamenwerking onderworpen zal zijn aan de medebeslissing van het Europees Parlement en dus onder onze volledige verantwoordelijkheid, aan de gekwalificeerde meerderheid van de Raad en aan de jurisdictie van het Hof van Justitie. Daarom vragen wij de Sloveense voorzitter om zich in te zetten voor een herziening van het dossier die binnen zes maanden na het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon aan het Parlement moet worden voorgelegd.
Tot slot blijft de PSE-Fractie van mening dat het bij zo’n delicaat dossier echter gepaster zou zijn geweest als de rapporteur een stapje terug zou hebben gedaan vanwege de gebeurtenissen waarbij hij op politiek niveau betrokken was in zijn eigen land. Onze fractie heeft in ieder geval besloten om toch haar bijdrage te leveren aan een dossier dat wij van strategisch belang vinden voor het Europese integratieproces.
Alexander Alvaro, namens de ALDE-Fractie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter, mijnheer de minister, voordat ik begin, wil ik de heer Díaz de Mera García Consuegra bedanken voor zijn constructieve en uitstekende samenwerking. Ons teamwerk, ook met collega’s van de Sociaal-democratische fractie in het Europees Parlement, was heel goed ondanks, incidenteel, de individuele kritiek van de socialisten op de rapporteur.
Wij twijfelen helemaal niet aan de uitbreiding van Europol, dat in 1994 werd opgericht als Europese ‘drugs unit’ en in 1999 werd omgevormd in Europol zoals wij het nu kennen. Dit is nodig om onze bevolking te beschermen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, die niet stopt bij grenzen, of het nu ter land, ter zee of in de lucht is. Op dezelfde manier moeten Europese ambtenaren in staat zijn om actie te ondernemen en te handelen. Het moet echter even duidelijk zijn dat er bepaalde basisregels zijn bij politiewerk.
Immuniteit van Europol-ambtenaren, zoals geregeld in de bijlage, is niet logisch. Dit moet gezegd. Het is niet logisch dat Europese politieambtenaren meer bevoegdheden hebben als Europol-ambtenaren dan anderen. Het is ook niet logisch dat er geen parlementaire controle is op de samenwerking tussen politiediensten. Per slot van rekening willen we een efficiënte dienst creëren die ook ter verantwoording kan worden geroepen als hij fouten maakt, en niet de sheriff van Nottingham!
Hetzelfde geldt voor de rechterlijke controle op Europol. Het is onvoorstelbaar dat een politiedienst in Europa zou kunnen werken zonder dat zijn handelingen zijn onderworpen aan rechterlijke controle. Daarom hebben wij liberalen (onze collega, de heer Pirker, heeft dit misschien verkeerd begrepen) een amendement ingediend voor het opnemen van een revisieclausule, zoals de heer Fava al heeft gezegd, zodat het Europees Parlement zich hiermee zes maanden na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nog een keer kan bezighouden.
Verder verwachten wij – dat is in elk geval de ALDE-Fractie – ook een duidelijke toezegging van de Raad dat deze revisieclausule in de onderhandelingen wordt bekeken en opgenomen. Ondanks een structurele meerderheid willen wij niet gebruikmaken van artikel 53 of artikel 168 van het Reglement, namelijk de terugverwijzing naar de commissie, omdat ook wij geloven dat we Europol nu nodig hebben en dat de uitbreiding ervan geen vertraging mag oplopen. Als wij er echter toe worden gedwongen, moeten we zo handelen.
Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik zou allereerst de rapporteur, de heer Díaz de Mera García Consuegra, willen complimenteren met zijn verslag. Zoals bekend leven we in een Unie waarbinnen burgers vrij kunnen reizen, maar desalniettemin moet coördinatie op EU-niveau op het gebied van justitie en binnenlandse zaken een meer centrale rol spelen.
Aangezien de georganiseerde misdaad steeds internationaler wordt moet de EU Europol in staat stellen actief op te treden tegen de illegale aanvoer van uit niet-lidstaten. Verder moet Europol zich inzetten om een einde te maken aan de illegale mensensmokkel, waarbij vele mensen – meestal tegen hun wil – de EU in worden gesmokkeld om bijvoorbeeld in seksindustrie te werken.
Ierland houdt binnenkort een referendum over het Verdrag, en ik zou graag vastgelegd zien dat wij in de toekomst een volwaardige bijdrage zullen blijven leveren op het gebied van Europese justitie en binnenlandse zaken – precies zoals we dat altijd hebben gedaan. En dat we geen gebruik zullen maken van de mogelijkheid om nee te zeggen, tenzij er een probleem optreedt met betrekking tot de nationale wetgeving.
Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie. – (NL) Voorzitter, ik wil rapporteur Díaz de Mera García Consuegra hartelijk danken voor zijn werk. Hij had al echt een goed stuk werk geschreven en is ook erg constructief omgegaan met amendementen van de collegae; mijn fractie kan zijn verslag dan ook steunen.
Voor de Raad wil ik wel duidelijk maken dat het steunen van het verslag van de heer Díaz de Mera García Consuegra niet hetzelfde is als het steunen van het besluit van de Raad, want er zitten nog wel wat verschillen tussen die twee, met name wat betreft de gegevensbescherming. In het verslag wordt een ongebreideld gebruik van databanken onmogelijk gemaakt, omdat data alleen voor specifieke doeleinden mogen worden gebruikt, onder gerechtelijke controle van de lidstaten moeten staan en ook uitsluitend van geval tot geval bewerkt mogen worden.
Mijn vraag is of de Raad kan reageren op die amendementen? Commissaris Frattini gaf net het goede voorbeeld door heel specifiek in te gaan op het verslag. Dan kun je precies zien waar de Commissie voor staat en daar dank ik hem hartelijk voor. Maar ik hoop dat de Raad hier nu duidelijk kan maken wat de Raad vindt van de toevoegingen van het Europees Parlement.
Niet iedereen in mijn fractie is een groot voorstander van een sterke politiedienst, maar elke verbetering wat betreft de juridische en democratische controle kan wel op onze warme steun rekenen. Daarom zijn wij voorstander van het omvormen van Europol tot een agentschap, met dus ook meer controle op de begroting. We zijn ook voor meer juridische controle; ik vind het voorstel van de Liberalen dan ook buitengewoon verstandig en zal dat ook steunen.
Collega Alvaro zei zojuist weliswaar enigszins voorzichtig dat we een en ander dan na zes maanden opnieuw kunnen bekijken. Wat mij betreft gaan we het voorstel niet alleen bekijken, maar ook veranderen. Aan de Raad is mijn vraag: gaat u dat overnemen? En, zo ja, wat verandert er dan in uw ogen wat betreft de controle van het Hof van Justitie, ook op Europol?
Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ook ik denk dat wij een grensoverschrijdende politiemacht nodig hebben die zich specifiek kan bezighouden met de strijd tegen de georganiseerde misdaad, die inmiddels niet langer binnen de nationale grenzen blijft.
Een paar dagen geleden heeft de Italiaanse parlementaire commissie voor maffiabestrijding een bezoek gebracht aan Duitsland. Zij heeft daar kunnen constateren dat zeer veel financiële middelen die in Duitsland zijn geïnvesteerd verkregen zijn door middel van een mechanisme waarbij de Siciliaanse en Calabrese misdaad direct betrokken is. Ik geloof dan ook dat dit symbool staat voor de dringende noodzaak om criminaliteit op internationale wijze aan te pakken, ook door Europese politiemiddelen in te zetten.
Ik geloof wel dat Europol deze werkzaamheden kan uitvoeren, maar ik heb twijfels over het feit dat de omzetting van Europol in een agentschap onmiddellijk een heilzaam effect zal hebben. Wij zijn verplicht om de balans op te maken van de activiteiten die Europol van 1994 tot nu heeft verricht. Ik vind het noodzakelijk om dan ook de mission van Europol te herzien, omdat ik van mening ben dat zij prioriteit moet geven aan de strijd tegen de handel in verdovende middelen, tegen het wiswassen van zwart geld en transnationale maffiabestrijding.
Ik denk dat we nog tegen een aantal problemen op zullen lopen bij de erkenning van de bevoegdheden van het Parlement. Het Parlement moet controlebevoegdheid hebben – zoals alle nationale parlementen met controlebevoegdheid over de nationale politiediensten – en ik vind dat het Europees Parlement controle moet uitoefenen over een Europese agentschap die politietaken en de strijd tegen de internationale criminaliteit als prioriteit heeft; ik ben tevens van mening dat wij opheldering nodig hebben over de bescherming van gegevens.
Ik ben zeer bezorgd, omdat het voorstel, zoals het is aangenomen en waarschijnlijk zal worden aangenomen door de Raad, grote lacunes vertoont die de individuele gegevens van Europese burgers ernstige schade kunnen berokkenen.
Roger Knapman, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, naar ik heb begrepen was de rapporteur van 2002 tot 2004 directeur-generaal van de Spaanse politie. Ik neem aan dat dit betekent dat hij vlak voor hij deze post verliet te maken heeft gehad met de directe nasleep van de verschrikkelijke bomaanslagen in Madrid. Ik begrijp dan ook volledig waarom hij nu een oprecht voorstander is van een uitbreiding van de bevoegdheden van Europol met het oog op nieuwe terroristische dreigingen.
Ik hoef hem er echter niet aan te herinneren dat ook mijn land een lange geschiedenis heeft als het gaat om terrorisme. Deze terroristische dreiging was, net als in zijn land, vele jaren afkomstig van separatisten en vindt nu zijn evenknie in de nieuwe dreiging van het islamistisch extremisme. Ik wil hiermee zeggen dat mijn land zijn buurlanden weliswaar zeer erkentelijk is voor hun bijstand en medewerking mocht daar behoefte aan zijn, maar dat het, als het erop aankomt, moet kunnen handelen volgens zijn eigen methodes en procedures en op eigen initiatief.
Maar wat hier wordt voorgesteld is meer dan alleen een verdere uitbreiding van de macht van Europol naar gebieden die onder de controle van de individuele lidstaten zouden moeten blijven. Het is nog erger: de Commissie wil het juridisch kader van Europol aanpassen, zodat een eventuele uitbreiding van de bevoegdheden van Europol niet langer hoeft te worden geratificeerd door de lidstaten. De rapporteur besluit zijn verklaring met de mededeling dat we erop moeten toezien dat Europol maximale democratische legitimiteit geniet. We zien dus wederom dat de EU, in haar ambitie om de macht van de lidstaten in te perken, zelfs op het gebied van de politie, een zeer vreemde opvatting heeft van het begrip democratische legitimiteit.
Jim Allister (NI) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, even los van de wenselijkheid van de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad – en die is wenselijk –, het is mij zonneklaar dat deze uitbreiding van de rol van Europol en de wijziging van zijn juridische basis om iets totaal anders gaat. In feite heeft deze tot doel om van de EU een superstaat te maken.
Staten beschikken natuurlijk, en terecht, over een politiemacht. Nu ambieert de EU het recht om er een Europese politiemacht op na te houden, gefinancierd uit de EU-begroting en bestaande uit EU-functionarissen. In feite zouden dit Europese politieagenten zijn in dienst van de EU, die door Europa zwerven en zich bemoeien met het werk van nationale politiemachten – helemaal aangezien hun bevoegdheden om onderzoeken te beginnen en te leiden zouden worden uitgebreid van alleen georganiseerde misdaad naar steeds meer gebieden van het strafrecht.
En dan, in mijn ogen, het toppunt van absurditeit: deze Europese politieagenten zouden gevrijwaard zijn van nationale beperkingen en hun handelen zou niet kunnen worden onderworpen aan gerechtelijk onderzoek. Dit alles is voor mij een reden om deze voorstellen te verwerpen. Zij zijn niets meer dan de nieuwste manifestatie van de Europese superstaat – allemaal in het kader van de Grondwet en zonder de instemming van de Europese burgers nu de EU-leiders hebben samengezworen om de democratie te ondermijnen en referenda te weigeren.
Carlos Coelho (PPE-DE) . – (PT) Vicevoorzitter Frattini, geachte dames en heren, het Europees Parlement heeft in 1998, toen het werd geraadpleegd inzake detailkwesties in verband met Europol, alle voorgestelde initiatieven verworpen. Het heeft dit consequent zo gedaan voor zolang Europol intergouvernementeel gezien nog niet onder juridische en democratische controle stond. Nu geeft dit initiatief gevolg aan hetgeen wij voortdurend in deze vergadering hebben gevraagd, met het doel om van Europol een Europese instelling te maken die uit de Gemeenschapsbegroting wordt gefinancierd en die onze rol als democratisch controleorgaan versterkt.
Hoewel dit voorstel onderwerp is van grote onenigheid binnen de Raad denk ik dat we geen verder uitstel moeten accepteren. Het Europees Parlement heeft de plicht om blijk te geven van zijn steun aan het initiatief van de Commissie om van Europol een EU-instelling te maken. Het huidige juridische kader van Europol, een internationaal verdrag, bemoeilijkt echter aanzienlijk elk proces voor het bijwerken of moderniseren van de bevoegdheden. Dit levert jarenlange vertraging op. De toename van nieuwe bedreigingen voor de veiligheid, zoals terrorisme, stelt inderdaad nieuwe eisen aan Europol en vereist een nieuwe aanpak.
Daarom is deze beslissing zo belangrijk, die niet alleen Europol op gelijke voet met Eurojust en de Europese Politieacademie moet plaatsen, maar ook het functioneren efficiënter moet maken door de uitbreiding van zijn mandaat tot criminaliteit die niet strikt verband houdt met georganiseerde misdaad en zijn mechanismen flexibeler moet maken. Tegelijkertijd moeten een grotere doorzichtigheid en een grotere juridische en democratische controle worden gewaarborgd.
Ik steun dan ook het voortreffelijke verslag dat de heer Díaz de Mera heeft opgesteld, evenals de belangrijke amendementen, met name met betrekking tot gegevensbescherming, die hij heeft ingediend. Hulde aan de heer Díaz de Mera en ik spreek mijn steun uit voor het uitstekende verslag dat hij heeft opgesteld en voor de persoon die hij is. Vooral omdat sommige leden op onrechtvaardige wijze trachtten zijn werk te bagatelliseren door nationale strijd aan te wakkeren waarop overigens al een toereikend antwoord is gegeven door het Spaanse Hooggerechtshof.
Marek Aleksander Czarnecki (UEN) . – (PL) Het is de voornaamste taak van de Europese politiedienst Europol om de effectiviteit van het optreden en de samenwerking tussen de autoriteiten in de lidstaten te verbeteren bij het voorkomen en bestrijden van de internationale georganiseerde misdaad. Daarnaast moet het agentschap een bijdrage leveren tot de wetshandhaving in de Europese Unie met betrekking tot deze vorm van misdaad. Dit wordt steeds belangrijker in het licht van de nieuwe vormen van misdaad die voortdurend de kop opsteken en de dreiging van het terrorisme.
De veranderende levensomstandigheden dwingen ons ertoe om de bevoegdheden van Europol uit te breiden en de principes waarop zijn werking gebaseerd is aan te passen, door de invoering van flexibelere mechanismen. In het kader van dit agentschap dat door de rapporteur wordt voorgesteld, moeten er dringend duidelijke beginselen worden ingevoerd in verband met de democratische controle van Europol en de bescherming van de persoonsgegevens.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL) . – (EL) Mevrouw de Voorzitter, in haar voorstel voor de oprichting van een Europese politiemacht probeert de Commissie Europol van een orgaan gebaseerd op een interstatelijke overeenkomst te veranderen in een institutioneel orgaan van de Europese Unie. Volgens mij toont dit aan hoe breed uiteenlopend de handhavingoperaties van Europol zijn en is dit een bewijs voor de algemene versterking van het handhavingkader en de handhavingmechanismen van de Europese Unie.
Er zijn twee dingen die snel toenemen in de Europese Unie: de winsten van bedrijven en kapitaal, en agressieve handhavingmechanismen. We hebben al onze respectieve landen volgepropt met politiemachten en handhavingmechanismen en nu gebeurt dit ook op EU-niveau.
Door deze ontwikkeling breidt het activiteitengebied van Europol zich ook uit en omvat dit alle strafbare handelingen binnen haar werkingssfeer. Europol krijgt het recht om te interveniëren, zelfs in de lidstaten zelf met betrekking tot internationale gebeurtenissen van groot belang met gevolgen voor de openbare orde, zoals internationale demonstraties. Naast de omvangrijke SIS II- en VIS-bewakingssystemen enzovoort wordt het Europol-informatiesysteem gebruikt om persoonsgegevens op te slaan van werknemers in de hele Europese Unie, evenals gegevens met betrekking tot politieke, sociale en vakbondsactiviteiten en persoonlijke overtuigingen. Deze gegevens worden niet alleen tussen de veiligheidsdiensten en de geheime diensten van de EU-lidstaten uitgewisseld, maar ook met particulieren, zoals onafhankelijke huurmoordenaars die in Irak opereren.
De beweringen dat de transformatie van Europol is bedoeld als democratische ontwikkeling zijn zelfmisleidend of op zijn best naïef. Waarom? Omdat er geen echte mogelijkheid bestaat om de ontoegankelijke vesting van Europol te controleren of haar handhavingactiviteiten te beperken. Bovendien hebben veel mensen kritiek geleverd op de immuniteit van Europol-politiemensen en de ontoereikendheid van de nationale controle. Om die redenen zijn wij fel gekant tegen het voorstel.
Nils Lundgren (IND/DEM) . – (SV) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben een interne markt tot stand gebracht met vrij verkeer voor goederen, diensten, kapitaal en mensen. Bijna alle lidstaten doen mee met Schengen. In de praktijk is elke vorm van grenscontrole binnen de EU afgeschaft. Uit een liberaal standpunt is dit een enorme vooruitgang. Wij hoeven niet langer onze pet af te nemen voor bureaucraten wanneer wij willen studeren, werken, reizen of ons medisch laten verzorgen in een andere EU-lidstaat.
De medaille van de vrijheid heeft echter ook een keerzijde. Toen de grenscontroles verdwenen, kreeg de georganiseerde criminaliteit vrij spel. De weg was vrij voor drugshandel, heling en smokkelhandel. Soms wordt de uitbreiding van de georganiseerde criminaliteit juist als argument voor de noodzaak van de Europese Unie gebruikt. Dit is grotesk. De uitbreiding van de criminaliteit is het gevolg van de EU en het is de prijs die we betalen voor een grotere vrijheid en meer welvaart. Hoe hoog is deze prijs? Ja, het budget voor de politie moet wellicht met 1 à 2 procent van het BBP van de lidstaten naar omhoog om de georganiseerde criminaliteit terug te dringen. Een dergelijke verhoging van de middelen op nationaal niveau is het belangrijkste en misschien enige middel om opnieuw een rechtschapen en eervol Europa tot stand te brengen.
De rapporteur wil de politiële bevoegdheid naar Brussel overhevelen. Europol moet een EU-orgaan worden dat met EU-middelen gefinancierd wordt. Hij tilt niet zwaar aan integriteitsproblemen en de democratische legitimiteit. Daarom stemmen wij tegen dit verslag. Wij zijn voorstander van een versterking van de politie op nationaal niveau en wij willen dat Europol een intergouvernementeel samenwerkingsorgaan blijft.
Fernand Le Rachinel (NI) . − (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, in dit verslag wordt niets meer en niets minder voorgesteld dan de Europese politiedienst, Europol, een nieuw statuut te geven door de bestaande rechtsgrondslagen te wijzigen.
Het gaat er namelijk om de Europol-overeenkomst, die in 1995 tussen de lidstaten is gesloten, te vervangen door een besluit van de Raad, waarmee dit agentschap van een intergouvernementeel orgaan veranderd wordt in een agentschap van de Europese Unie, dat gefinancierd wordt door de begroting van de Unie en waarbij het Statuut van de ambtenaren van de Gemeenschappen wordt toegepast. De redenen die voor deze ingrijpende verandering van het statuut worden aangevoerd, zijn dat het mandaat voor de activiteiten van Europol meer moet omvatten dan louter de georganiseerde criminaliteit en dat het voor de lidstaten onmogelijk is deze nieuwe, zeer uitgebreide doelstellingen afdoende te waarborgen. De Raad verzekert ons dat deze doelstellingen natuurlijk beter kunnen worden waargemaakt op het niveau van de Europese Unie.
Dit alles is echter slechts schijn en bedrog. De realiteit is dat wij reeds met de logica en de toepassing van het Verdrag van Lissabon te maken hebben, dat voor vrijwel het hele beleid inzake justitie en binnenlandse zaken de gekwalificeerde meerderheid van de Raad van Ministers instelt. Tot nu toe was voor deze beleidsterreinen met betrekking tot justitiële en politiële samenwerking unanimiteit vereist. De realiteit is dat onze Europese en nationale leiders bezig zijn ons institutionele hervormingen op te dringen die allemaal in de richting van een versterking van het supranationale en bureaucratische model gaan.
Het zijn deze zelfde hervormingen – die opgenomen zijn in het Verdrag van Lissabon – die tijdens de referenda van mei en juni 2005 door de Fransen en de Nederlanders verworpen zijn. De bevolking is voor de gek gehouden, misleid en geminacht. Europa kan niet worden opgebouwd als dit tegen haar bevolking en tegen de nationale situaties ingaat, en het is hoog tijd dat onze pro-Europese politieke klasse zich dit realiseert en eindelijk toestaat dat Europa wordt opgebouwd op grond van het recht op identiteit, soevereiniteit, vrijheid en veiligheid van de naties en de volkeren.
Margaritis Schinas (PPE-DE) . – (EL) Mevrouw de Voorzitter, als lid van de Begrotingscommissie en ook als Parlementslid uit een regio aan de buitengrens van de Europese Unie, zou ik graag drie opmerkingen willen maken:
Ten eerste vereist de omzetting van Europol in een Gemeenschapsinstelling dat we meer waar voor ons geld krijgen wat betreft haar werk. Wij willen dat deze Gemeenschapseuropol meer aanwezig is op de plekken waar we dat nodig hebben – op de Balkan, in de strijd tegen de georganiseerde maffia – en niet in bestuurskamers of kantoren.
Ten tweede moeten binnen het kader van de Gemeenschapseuropol de nationale politiemachten geleidelijk aan hun wantrouwen ten opzichte van elkaar overwinnen. De politieautoriteiten van de lidstaten moeten leren samenwerken boven en over de grenzen en nationale prioriteiten heen. De transformatie van Europol tot een Gemeenschapsinstelling maakt dit mogelijk.
Ten derde, en wat het belangrijkste is, hebben we veel tijd besteed aan de institutionele dimensie van dit dossier. Ik wil mijn volledige steun betuigen aan de rapporteur, de heer Díaz de Mera García Consuegra, die een praktische en realistische oplossing koos. We kunnen niet de gehele procedure stilleggen tot 2009 terwijl we wachten op de perfecte institutionele oplossing, en we kunnen ook geen theologische debatten blijven voeren wanneer de problemen urgent zijn. Het is nu tijd voor actie, en we moeten nu actie ondernemen. In dit kader wil ik mijn volledige steun betuigen aan de aanpak die door de rapporteur uiteengezet is, en ik hoop dat dit debat de eerste fase zal zijn van de vorming van een echte politiedienst van de Europese Gemeenschap die in staat is met problemen om te gaan.
Georgios Georgiou (IND/DEM) . – (EL) Mevrouw de Voorzitter, we moeten nogmaals de ontwikkeling van dit grote politieorgaan genaamd Europol toejuichen. Dat doen we al sinds 1992. De prestaties waren in het verleden niet slecht. Ik heb de indruk dat de nieuwe vorm die we eraan proberen te geven problemen zal opleveren, als we bedenken dat de Britse politie zal opereren in Parijs en Griekse politiemensen zullen opereren in Berlijn. We zullen wel zien hoe we dit oplossen, maar het probleem van wantrouwen tussen politieautoriteiten is altijd aanwezig.
Ik juich het zeer nauwkeurige werk van de heer Díaz de Mera García Consuegra toe. Als we de activiteiten van Europol moeten beperken tot terrorismekwesties, moet zij te midden van andere misdaden echt terrorisme eruit zien te pikken, in plaats van een mechanisme te ontwikkelen dat, in plaats van jacht te maken op terrorisme, hangt als een strop, die de mensenrechten en politieke rechten van Europese burgers verstikt.
Hynek Fajmon (PPE-DE) . – (CS) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben ervan overtuigd dat de verandering in de wettelijke status van Europol, waarover we nu discussiëren, geen stap in de goede richting is. Europol functioneert nu goed en heeft geen statusveranderingen nodig. Politiewerk is het domein van de lidstaten en de grootste verantwoordelijkheid voor het werk berust daarom logischerwijs en terecht bij de nationale overheden, die worden gecontroleerd door de nationale parlementen. Deze aanpak wordt al impliciet gerespecteerd, zelfs in de Schengensamenwerking waarbij de Tsjechische Republiek volledig betrokken is sinds eind vorig jaar. Politiesamenwerking op EU-niveau is daarom, logischerwijs, een intergouvernementele aanpak. De Commissie wenst nu afstand te doen van deze correcte en logische aanpak en, in feite, Europol te hervormen tot een nieuw agentschap dat onderworpen wordt aan de Europese instellingen. Toch is een agentschap geen geschikte vorm voor Europol en zal dit geen voordelen bieden. De nationale ministers van Binnenlandse Zaken zullen steeds minder controle krijgen op Europol en er zijn geen voordelen in termen van de bestrijding van de misdaad. Volgens mij zou eerst een juiste en democratische ratificatie van het Verdrag van Lissabon moeten plaatsvinden, dat ook invloed heeft op de rechtsgrondslag van Europol: pas daarna kunnen onderhandelingen beginnen over een mogelijke wijziging van de rechtsgrondslag. Om die reden stem ik tegen het verslag.
Alexander Stubb (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te bewijzen dat de PPE-DE-Fractie zeer divers is, ben ik het met de vorige spreker geheel oneens. Ik feliciteer de rapporteur met zijn uitstekende verslag.
Het verslag is goed om drie redenen. In de eerste plaats breidt het de bevoegdheden van EUROPOL uit. Het brengt EUROPOL onder in de gemeenschapsbegroting, creëert een agentschap en doet zijn mandaat de georganiseerde misdaad overstijgen. Dit is een zeer belangrijke stap voorwaarts.
In de tweede plaats roept het op tot meer flexibiliteit. Je moet Sherlock Holmes niet zijn om te beseffen dat een organisatie die in 1995 werd opgericht en waarvan de regels tussen 2000 en 2003 drie keer zijn gewijzigd, terwijl die wijzigingen pas in 2007 van kracht zijn geworden, niet werkt. Ze is onvoldoende flexibel. Meer flexibiliteit is nodig, en dit verslag doet daartoe voorstellen. Er is niets conservatievers dan een ministerie van Binnenlandse Zaken of een politiestaf. Dat hebben wij bij EUROPOL kunnen zien.
In de derde plaats is dit een goed verslag omdat het supranationale en communautaire elementen versterkt en intergouvernementele elementen beperkt. Het versterkt gerechtelijk onderzoek en democratie – gebieden waarop samenwerking onontbeerlijk is. Meer vrij verkeer betekent meer Schengen, zoals meer internationale misdaad meer samenwerking op Europees niveau veronderstelt. Ik denk dat dit verslag een stap in de goede richting is.
Javier Moreno Sánchez (PSE) . – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag iets duidelijk maken. Zoals de socialistische coördinator al heeft gezegd blijft onze fractie van mening dat de rapporteur niet de meest geëigende persoon is om verslagen op te stellen over judiciële en politiële samenwerking.
Zoals de heer Coelho heeft aangegeven is het inderdaad zo dat het Hooggerechtshof het dossier heeft gesloten, maar het gaat hier om een kwestie van ethiek en politieke waardigheid.
Ik bedoel dan het volgende: het zou toch bekend moeten zijn dat de rapporteur geweigerd heeft met de Spaanse justitie samen te werken en dat hij daarvoor is beboet. En het ging hier niet om een bagatel: dit gebeurde in de loop van het proces tegen de terroristen die verantwoordelijk worden gehouden voor de ernstigste aanslag die ooit op het grondgebied van de Europese Unie is gepleegd.
Wij geloven dat je consistent moet zijn. Je kunt niet aan de ene kant weigeren met de justitie in Spanje samen te werken om vervolgens aan Europa uit te komen leggen hoe de lidstaten met elkaar moeten samenwerken op politioneel en justitioneel vlak.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in dit debat hebben wij de gebruikelijke verwarring tussen samenwerking en integratie gehoord. Ik deel de bezorgdheid van een aantal anderen over de inspanningen van de EU om de bevoegdheden en competenties van EUROPOL uit te breiden. Goede samenwerking tussen politie- en veiligheidsdiensten is uiteraard noodzakelijk. Op het operationele niveau is de samenwerking altijd goed geweest. Het kan natuurlijk altijd beter. Ik ben waarschijnlijk een van de weinige leden die verschillende keren naar EUROPOL zijn gegaan, en mijn ervaring daar leert mij dat het grootste deel van de EUROPOL-activiteiten bilateraal is. Dat weerlegt de idee dat het een andere grote rol speelt.
De behoefte aan samenwerking is zeer verschillend van de betrokkenheid van de instellingen van de Europese Unie, die slechts deel uitmaakt van de ruimere agenda van de EU betreffende politieke integratie.
Charles Tannock (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik sluit mij aan bij de heer Geoffrey Van Orden, mijn voormalige collega van de ODS in de Republiek Tsjechië. Ik ben het niet met de heer Stubb eens. Ook ik maak mij zorgen over de idee om van EUROPOL een supranationale, FBI-achtige EU-organisatie te maken. Ik denk niet dat veel van mijn kiezers in het Verenigd Koninkrijk dat zouden steunen.
Zoals alle leden ben ik natuurlijk voorstander van intergouvernementele samenwerking met betrekking tot politie-, inlichtingen- en veiligheidskwesties, in het bijzonder met het oog op de toenemende problemen van internationale georganiseerde misdaad, internationaal terrorisme en zo meer. EUROPOL heeft reeds een uitgebreide opdracht op het gebied van bijvoorbeeld mensenhandel, maar wij moeten EUROPOL niet uitbreiden. Het moet een agentschap zijn dat optreedt als poortwachter voor de uitwisseling van informatie en dat bijdraagt aan meer vertrouwen tussen onze nationale politiemachten en onze veiligheids- en inlichtingendiensten. Er bestaat veel wantrouwen tussen de traditionele ordehandhavingsdiensten van een aantal lidstaten. EUROPOL moet een coördinator zijn en geen bijzondere rechten krijgen. Ik ben vooral tegen de idee van EU-politieagenten die in onze lidstaten arrestatiebevoegdheid hebben.
Alexander Stubb (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik kan aan de verleiding niet weerstaan de heren Van Orden en Tannock van antwoord te dienen. Wij proberen geen FBI-achtige organisatie naar Amerikaans model te creëren. Wij willen er alleen voor zorgen dat de samenwerking tussen de politiediensten beter, doeltreffender, transparanter en flexibeler verloopt. Op het ogenblik is dat niet zo. Dat is wat wij willen bereiken
Ik wil mij niet mengen in het interne debat in het VK en de paniekzaaierij over een FBI-achtige organisatie met superbevoegdheden die wij zouden trachten in het leven te roepen zodat die Europese politie burgers thuis kan gaan arresteren. Dat is niet wat wij proberen te doen. Wij proberen de politiesamenwerking in het kader van de derde pijler te verbeteren. Dat is alles.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Sta me toe een tweetal opmerkingen te geven over dit erg interessante debat waarop ik de eer had aanwezig te mogen zijn.
In de eerste plaats met betrekking tot het standpunt van de Raad over de vele amendementen, maar ik kan ook hier het standpunt van de Raad nog niet toelichten. Zoals in de inleiding werd gezegd, debatteert de Raad nog over dit besluit en zal hij in dat kader ook nog de amendementen bespreken. Ik kan echter bevestigen dat we ons als voorzitterschap zullen inzetten voor een nauwgezette en aandachtige behandeling van alle amendementen, die zullen worden aangenomen, en daarnaast zullen we ervoor ijveren er zoveel mogelijk in het corpus van het besluit over te nemen. Meer dan dat kan ik uiteraard niet verzekeren. Zoals u weet, is er voor de vaststelling van een besluit momenteel nog steeds een unanieme meerderheid nodig.
Dat brengt me tot mijn volgende opmerking over de herzieningsclausule. Ook daarover heeft de Raad geen standpunt, maar ik denk dat ik in naam van het voorzitterschap bepaalde bedenkingen kan uiten voor het inbouwen van dergelijke mechanismen in de tekst van de akte, mechanismen die automatisch van kracht zouden worden in de periode na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het Verdrag van Lissabon geldt nog niet. De inwerkingtreding ervan is in handen van de nationale parlementen en in minstens een geval in handen van de kiezers.
Ik ben van mening dat we met het inbouwen van zulke mechanismen in een tekst zoals deze niet enkel de goedkeuring van dergelijke teksten niet vereenvoudigen, maar ook de ratificatieprocedure, die momenteel aan de gang is, niet eenvoudiger maken. Ik denk dat deze kwestie voldoende is beantwoord in de verklaring nr. 50 als bijlage bij het Verdrag van Lissabon.
Alexander Alvaro (ALDE) . – (DE) Mevrouw de Voorzitter, omdat ik het gevoel had dat de minister dit verkeerd heeft begrepen, wilde ik er alleen even op wijzen dat de revisieclausule op geen enkele manier de ratificatie van het Verdrag in gevaar brengt of beïnvloedt, maar alleen garandeert dat het Parlement zich na de ratificatie opnieuw kan bezighouden met het verslag over Europol. Na overleg met andere permanente vertegenwoordigingen lijkt mij niet dat dit gevaar algemeen wordt gezien.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, parlementsleden, hartelijk dank voor al uw bijdragen. Ik zal het kort houden.
Ten eerste heb ik een algemeen antwoord voor iedereen die zijn twijfels heeft geuit over de noodzaak tot versterking van Europol en voor iedereen die heeft gesproken over een volkswil en de zorgen van de burgers. Ik durf te zeggen dat een grote meerderheid van de Europese bevolking bang is voor het vrije verkeer van criminelen, meer veiligheid eist en dus voorstander is van politiesamenwerking. Zoals collega Stubb eerder heeft gezegd; hoe meer het personenverkeer wordt vrijgegeven, des te meer is er coördinatie en Europese daadkracht tegen de transnationale criminaliteit nodig. Daarom is het idee van een Europese agentschap niet bedoeld als een bureaucratische instelling, maar als een snel en effectief operationeel middel.
Daarom ben ik ervan overtuigd – en niet alleen omdat ik het voorstel zelf heb ingediend – dat wij dit besluit, zoals de Sloveense voorzitter wenst, snel moeten goedkeuren. Ik heb al gesproken over het amendement dat door collega Alvaro is gepresenteerd. Ik wil u er graag aan herinneren dat de mogelijkheid om het functioneren van de huidige “derde pijler”-initiatieven te onderwerpen aan een periodieke herziening al op basis van de zojuist genoemde Verklaring nr. 50 kan worden uitgevoerd. Wat staat daar in? Daar staat dat de Commissie, per geval en indien de situatie na de vankrachtwording daartoe aanleiding geeft, het voorstel kan doen voor herziening van middelen die nu tot de derde pijler behoren om hen in middelen om te zetten die onder de volledige medebeslissing van het Parlement vallen en waarvoor de procedures gelden waarop dit Parlement naar mijn mening terecht hoopt. Dus het instrument hiervoor is al aanwezig.
Misschien heb ik persoonlijk wel moeite met het feit dat dit middel noodgedwongen in zo’n kort tijdsbestek moet worden ingevoerd, maar dan stel ik mijzelf de vraag: is het juist om al aan de herziening van een instrument te denken als het besluit van Europol nog niet in werking is getreden? Ik stel deze vraag omdat jullie weten dat, als wij dit besluit tijdens het Sloveense voorzitterschap – juni 2008 – zouden aannemen, het in januari 2010 van kracht zal worden Dus denken wij dan dat wij ons nu al moeten bezighouden met de herziening van een instrument als deze pas in januari 2010 in werking treedt?
Ik ben er niet op tegen om bij de inwerkingtreding te debatteren, als problemen ontstaan die te maken hebben met onvoldoende democratische controle. Dat zal voor de Europese Commissie een uitstekende reden zijn om Verklaring nr. 50 toe te passen en het derde pijler instrument om te zetten in het nieuwe systeem. Ik heb dit voorbeeld ook genoemd om te laten zien dat wij vandaag de deur niet mogen sluiten voor de behoefte van democratische controle van het Parlement. Wellicht stellen de wijze en het tijdsbestek van deze verplichte herziening ons voor een probleem.
Agustín Díaz de Mera García Consuegra, rapporteur. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, vóór u mijn spreektijd begint te laten lopen, wil ik u graag iets verzoeken. Ik had graag dat u mij de reglementair toegestane twee minuten gaf om uit beleefdheid een antwoord te kunnen geven aan al mijn collega’s, de Commissie en de Raad, maar ik wil u ook allerbeleefdst vragen om mij nog enige extra tijd te gunnen om te kunnen reageren op de ernstige aantijgingen – of liever: ongerechtvaardigde beschuldigingen – die aan mijn adres zijn geuit. Kan ik op uw begrip rekenen, mevrouw? Mijn hartelijke dank.
Ik ben heel dankbaar voor de interventies van bijna – ik herhaal: bijna – al mijn collega’s; ik zal daar zeker rekening mee houden. En ik wil ook graag zeggen dat de reserves die hier naar voren zijn gebracht, niet slechts de bedenkingen van de rapporteur zijn – dit Parlement deelt ze. Het is voor mij heel belangrijk geweest om te horen dat de Raad zich bereidwillig opstelt; ook de welwillende, goedgekozen en op een compromis aansturende woorden van ondervoorzitter Frattini heb ik erg kunnen waarderen.
Dat alles dank ik aan mijn collega’s – degenen die me steeds hebben gesteund en al degenen die de moeite hebben genomen me te kritiseren. U mag namelijk niet vergeten dat ik niet alleen al zeventien jaar afgevaardigde ben – ik ben bovendien twee jaar lang algemeen directeur van de politie van het Koninkrijk Spanje geweest. Ik ben daarom in staat niet alleen de medaille, maar ook de keerzijde daarvan te zien.
Ik zal opnieuw aangeven, mijnheer de fungerend Voorzitter van de Raad, met welk probleem we nu te kampen hebben, en dat is dat we de misdaad niet alleen kunnen bestrijden. De misdaad is transnationaal. Ze overschrijdt grenzen en onze politiekorpsen – die nationale bevoegdheden hebben – moeten dus steun en versterking van Europol kunnen ontvangen. Het is niet de bedoeling dat Europol een instrument wordt voor inmenging, met bevoegdheden die de nationale bevoegdheden overlappen. Neen, ze moet een instrument voor steun en versterking zijn.
We hechten daarom veel belang aan garanties. We willen Europol graag steunen en versterken, maar dan moet wel aan drie voorwaarden worden voldaan: vertrouwen, toezicht en garanties. En dat komt in ons verslag en de bijdragen van mijn collega’s ook heel duidelijk naar voren.
Wij hechten veel belang aan de bescherming van gegevens in het kaderbesluit en de derde pilaar. We hechten verder het allerhoogste belang aan toezicht door dit Parlement. En we willen de georganiseerde misdaad bestrijden, en wel op een zeer gedecideerde wijze.
Dan wil ik nu, mevrouw de Voorzitter, graag een antwoord geven op de tweede vraag, waarin bepaalde aantijgingen zijn gedaan. Dat is een veel minder prettige opgave. Het komt erop neer dat de heer Moreno de gerechtelijke uitspraken weigert te respecteren. Het Hooggerechtshof van het Koninkrijk Spanje en de openbare aanklager bij datzelfde Hof hebben met betrekking tot mijn dossier letterlijk gezegd dat “er geen sprake is van enig delict” – al weet ik niet of die zinsnede goed vertaalbaar is.
Een aantal mensen – waaronder de heer Moreno – beschikt echter niet over de morele en intellectuele eerlijkheid om verontschuldiging te vragen voor het feit dat hij zaken heeft verspreid die daar niet voor in aanmerking kwamen. Wat de heer Moreno heeft gedaan is wat hij altijd doet: het Parlement lastig vallen met vragen die niets te maken hebben met het verslag of het onderwerp dat daarin aan de orde wordt gebracht.
Hij heeft het over ethiek en gebrek aan waardigheid. Nu, het is immoreel en onwaardig gerechtelijke uitspraken naast zich neer te leggen en die te gebruiken tegen een collega die zich waardig en moreel correct gedraagt. Ik zeg niet dat de heer Moreno immoreel en onwaardig is – alleen maar dat hij zich in dezen zo gedragen heeft.
Ik zou daar – in zijn voordeel – aan willen toevoegen dat ik graag geloof dat het niet zijn eigen ideeën zijn. Niet dat hij een boodschappenjongen is, maar hij heeft dit keer wel de brutaliteit gehad om zich zo te gedragen. Waarom? Om zonder enige grond iemands reputatie te schaden en, wie weet, om – ijdele hoop – in paar regels in een Spaanse krant vermeld te worden.
De Voorzitter . − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 17 januari 2008 plaats.
10. Situatie in Pakistan naar aanleiding van de moord op Benazir Bhutto (debat)
De Voorzitter . − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Pakistan na de moord op Benazir Bhutto.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De moord op de voormalige premier en belangrijkste oppositieleidster Benazir Bhutto heeft de reeds ingewikkelde verhoudingen voor de verkiezingen in Pakistan nog bemoeilijkt. Daarnaast heeft de moord uiteraard een erg negatieve invloed op de procedure van de geleidelijke overgang naar een meer democratisch systeem in Pakistan. De vermoorde Benazir Bhutto was vast en zeker een van diegenen die zouden kunnen bijdragen tot vooruitgang op het vlak van economische ontwikkeling, vermindering van corruptie en meer mediavrijheid.
Van bij de afkondiging van de noodtoestand op 3 november van vorig jaar hebben we als Europese Unie, ook binnen het Europees Parlement, de behoefte aan stabiliteit beklemtoond en tot verzoening en het opnieuw instellen van de democratie opgeroepen. Stabiliteit in Pakistan is voor ons ongetwijfeld van strategisch belang. Dat betekent dat we de strijd van de Pakistaanse gematigde meerderheid in hun conflict tegen de gewelddadige en extremistische minderheid steunen.
Onze belangen, de belangen van de Europese Unie in Pakistan, hangen ook nauw samen met onze prioritaire opdrachten in Afghanistan en in de ruimere regio. Ze staan in verband met onze strijd tegen het terrorisme, met onze strijd tegen het verspreiden van massavernietigingswapens, met onze strijd voor het respect voor de mensenrechten, en dat alles hebben we in onze mededelingen aan de Pakistaanse autoriteiten herhaaldelijk benadrukt.
President Musharraf komt waarschijnlijk volgende week naar Brussel. Dat is een unieke gelegenheid om onze boodschap door te geven. We hebben eveneens contact met andere hoofdrolspelers in Pakistan, ook met onze internationale partners.
De belangrijkste boodschap van de Raad van de Europese Unie is dan ook de volgende: de uitvoering van vrije, eerlijke verkiezingen, die voor iedereen openstaan, volgende maand in Pakistan is van doorslaggevend belang. De Pakistaanse regering moet zich inzetten om de gepaste politieke situatie en veiligheidsomstandigheden te garanderen opdat dergelijke verkiezingen kunnen plaatsvinden. Bovendien zouden alle partijen het besluit van de verkiezingscommissie moeten respecteren, namelijk dat de verkiezingen op 18 februari met waardigheid en gereserveerdheid plaatsvinden.
We nodigen de Pakistaanse autoriteiten ook uit om de langere periode tot de verkiezingen te benutten om de situatie bij de verkiezingen overeenkomstig de internationale normen te verbeteren. Ze zouden vooral alles in het werk moeten stellen om verkiezingsbedrog en intimidatie te voorkomen, om de transparantie voor het vrije handelen van de media te garanderen en om politieke gevangenen vrij te laten. Dat alles zou bijdragen tot een democratisch en overzichtelijk verkiezingsproces onder de gepaste veiligheidsvoorwaarden. Zoals u weet, zal de Europese Unie een volledige verkiezingswaarnemingsmissie naar Pakistan sturen. We hopen dat de verkiezingen op internationaal niveau volledig zullen worden gevolgd.
Tijdens de eerste zitting van de Raad algemene zaken en externe betrekkingen op het einde van deze maand zullen de ministers van Buitenlandse zaken de toestand in Pakistan diepgaand behandelen en het hebben over de mogelijkheden waarmee de EU kan bijdragen tot een succesvolle voortzetting en versterking van de democratische processen in dat land.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de moord op Benazir Bhutto is niets minder dan een nationale ramp en was voor ons allen een schok. Mevrouw Bhutto was voor ons allen een symbool van een gematigd en liberaal Pakistan. Ze genoot de steun van het volk en had de moed tegen extremisme en terrorisme op te komen. Jammer genoeg was het misschien die moed die haar uiteindelijk het leven kostte. Haar dood is een verlies voor de miljoenen Pakistanen die hoopten dat zij democratie en een betere toekomst zou brengen. Haar dood is ook een verlies voor Europa en de wereld.
Het is betreurenswaardig dat verontrustend nieuws uit Pakistan gewoon is geworden. Er gaat nauwelijks een week voorbij zonder grote terroristische aanslag. In de laatste zes maanden zijn ongeveer 700 Pakistanen door zelfmoordterroristen gedood. Ik denk dat wij van de dood van mevrouw Bhutto kunnen leren dat Pakistan behoefte heeft aan een functionerende democratie, de rechtstaat en een sterke burgermaatschappij om de toenemende uitdagingen in dat land het hoofd te bieden.
U herinnert zich dat in het land op 3 november de noodtoestand is uitgeroepen. Uiteraard is daardoor het vertrouwen in het democratische proces voor de parlementsverkiezingen sterk ondermijnd. De noodtoestand werd op 15 december opgeheven, maar pas nadat aan de media nieuwe beperkingen waren opgelegd en de meeste hoge magistraten van de rechterlijke macht waren vervangen.. Een aantal rechters en advocaten zit nog steeds in de gevangenis. Ze moeten onverwijld worden vrijgelaten.
De uitbarsting van woede na de dood van mevrouw Bhutto heeft geleid tot ongeregeldheden en tot de beslissing de verkiezingen van acht januari tot achttien februari uit te stellen. Die verkiezingen moeten zonder uitstel plaatsvinden zoals gepland. Pakistan moet vooruitgaan. De weg voorwaarts is het organiseren van democratische en transparante verkiezingen die leiden tot een ruim en geloofwaardig volksmandaat voor nieuwe regeringen op federaal en provinciaal niveau. Wij moeten president Musharraf deze boodschap overbrengen wanneer hij volgende week Europa bezoekt.
Sommigen trachten politieke munt te slaan uit de moord op mevrouw Bhutto. Laten wij niet vergeten dat het uiteindelijk extremistische krachten zijn die Pakistan willen destabiliseren en die voor deze verachtelijke daad verantwoordelijk zijn. Ze mogen daar niet in slagen. Een geloofwaardig onderzoek naar de moord kan de gemoederen helpen bedaren, maar alleen als iedereen zijn verstand gebruikt. Scotland Yard verricht op dat gebied lovenswaardig werk.
President Musharraf had het over de behoefte aan nationale verzoening toen hij de natie op 2 januari toesprak. Ik denk dat hij gelijk heeft. De oppositie moet bij de aanpak van de huidige situatie worden betrokken. Belangrijk is dat alle grote oppositiepartijen aan de komende verkiezingen zullen deelnemen. Jammer genoeg heeft Pakistan echter een geschiedenis van gebrek aan vertrouwen in verkiezingsuitslagen. Dat kan tot verdere politieke polarisatie leiden. Nationale verzoening wordt uiteraard waarschijnlijker indien president Musharraf en de relevante autoriteiten doen wat nodig is om deze verkiezingen op eerlijke en transparante wijze te laten verlopen.
Omdat deze verkiezingen voor Pakistan en de regio zo belangrijk zijn, heb ik besloten een verkiezingswaarnemingsmissie (EOM) te sturen om aan de democratie en stabiliteit in het land bij te dragen. Als de verkiezingen, zoals oorspronkelijk gepland op acht januari plaats hadden gevonden, hadden wij slechts een beperkte waarnemingsmissie in het veld kunnen brengen. Aangezien we nu vóór de verkiezingen meer tijd hebben, heb ik in overleg met de heer Michael Gahler, hoofdwaarnemer en lid van het Parlement, besloten de missie tot een volledige verkiezingswaarnemingsmissie uit te breiden. Wij zijn ons allen zeer bewust van de belangrijke rol die deze missie de volgende weken zal spelen.
Ik ben nog steeds zeer bezorgd over de omstandigheden waarin de verkiezingen zullen plaatsvinden. Die omstandigheden kunnen leiden tot een kritisch verslag van de EOM indien niet dringend stappen worden ondernomen om die kwesties aan te pakken. Pakistan kampt met grote problemen zoals het gebrek aan vertrouwen in de verkiezingsleiding, het gebrek aan transparantie in de resultaten en het ontbreken van een doeltreffende procedure voor klachten en beroep waarin de belanghebbenden vertrouwen hebben.
Concrete stappen kunnen nog steeds worden ondernomen door de staat en de verkiezingsautoriteiten om de omstandigheden van de verkiezingen te verbeteren. Ik begrijp dat de hoofden van de EU-missie in Islamabad en de verkiezingswaarnemingsmissie ter plaatse de belangrijkste verbeteringen die nodig zijn, reeds hebben aangegeven. Wij moeten al het mogelijke doen om deze punten te beklemtonen tegenover de Pakistaanse autoriteiten en de president, die binnenkort Brussel bezoekt.
Ik maak mij ook nog steeds zorgen over de veiligheidssituatie in Pakistan, in het bijzonder na de moord op Benazir Bhutto en de recente bomaanslagen in Lahore, Karachi en de noordwestelijke provincie. Wij sporen de Pakistaanse autoriteiten aan al het mogelijke te doen om een veiliger omgeving voor de verkiezingen te creëren. Wij zullen met het oog op de inzet van EU-waarnemers die veiligheidssituatie dan nauwgezet beoordelen.
President Musharraf heeft, zoals beloofd, zijn uniform afgelegd. Ik hoop dat dit tot vooruitgang in de richting van sterkere civiele instellingen en duurzame democratie in Pakistan zal leiden. Belangrijk is ook dat Pakistan de armoede blijft bestrijden. De Commissie heeft daarom zijn ontwikkelingskredieten voor Pakistan voor de komende jaren aanzienlijk verhoogd, ook op het gebied van onderwijs. Ik blijf achter deze benadering staan. Het is ook een bijdrage aan de bestrijding van het extremisme.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, in december hebben we reeds een debat over de toestand in Pakistan gevoerd en daarop aansluitend een resolutie aangenomen. En nu gaan we het opnieuw over dit land hebben. In de tussentijd heeft zich daar een aantal gebeurtenissen voorgedaan; de Raad en de Commissie hebben daar terecht op gewezen.
Om te beginnen de opheffing van de noodtoestand en de het daarop volgende vrijlating van althans een aantal advocaten, magistraten, rechters, journalisten en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Zoals de commissaris zelf zegt is nog niet iedereen vrijgelaten. En dan de moordaanslag op de voormalige premier Bhutto, een gebeurtenis die instabiliteit in dit in uiteenvallende land nog eens heeft verergerd, waardoor de verkiezingen zijn uitgesteld tot februari. Tot slot zal de president van Pakistan ons aanstaande maandag een bezoek brengen en voor de parlementaire commissie buitenlandse zaken verschijnen.
Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen namens mijn fractie – de PPE-DE-Fractie – duidelijk maken dat wij deze verschrikkelijke terroristische aanslag ten strengste veroordelen. Die aanslag bevestigt wat de rapporteur van het zojuist besproken verslag, de heer Díaz de Mera, heeft gezegd – dat het terrorisme een verschijnsel is dat ons allemaal treft.
Vóór ik mijn interventie afsluit wil ik de Commissie en de Raad graag twee vragen stellen.
Ik ben commissaris Ferrero-Waldner erkentelijk voor het feit dat ze positief heeft gereageerd op het verzoek van het Parlement om gelet op de toestand in Pakistan een verkiezingswaarnemingsmissie naar dat land te sturen. Ze heeft zelf gezegd dat ze twijfels heeft bij de omstandigheden waaronder de verkiezingen worden gerealiseerd. Pakistan wordt beheerst door geweld, angst en instabiliteit. Gelooft u, mevrouw de commissaris, dat de omstandigheden in Pakistan – een land dat, mede omdat het als enige islamitische land over kernwapens beschikt, voor de stabiliteit van Centraal-Azië van doorslaggevend belang is – zodanig zijn dat er nu inderdaad verkiezingen kunnen worden gehouden?
Tot slot nog één vraag, mevrouw de Voorzitter. De commissaris heeft gesproken over een geloofwaardig onderzoek. Zowel de familie van mevrouw Bhutto, haar weduwnaar en haar zoon, als haar partij – de Pakistan People’s Party – hebben erop aangedrongen dat een dergelijk onderzoek door de Verenigde Naties wordt uitgevoerd. Ook het slachtoffer zelf heeft vóór haar dood in een schrijven aan de minister van buitenlandse zaken aangegeven dat dit haar wens was. Zijn de Raad en de Commissie het ermee eens dat er inderdaad een onafhankelijk onderzoek moet worden uitgevoerd om deze verschrikkelijke aanslag tot de bodem te onderzoeken?
Robert Evans, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, als voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met de Zuid-Aziatische landen sluit ik mij aan bij de veroordeling, door de Raad en de Commissie, van de moord op Benazir Bhutto. Het Parlement heeft terrorisme altijd en overal veroordeeld. Wij zullen ons blijven inzetten voor het recht van politici om hun mening te uiten en in veiligheid campagne te voeren.
Mevrouw Benazir Bhutto kende de risico’s van een terugkeer naar Pakistan. Wij kunnen haar moedig of overmoedig vinden, maar moeten haar betrokkenheid bij haar partij en haar land hoogachten. Wij, Europeanen en alle Pakistanen, te beginnen met president Musharraf, zijn het haar nagedachtenis en die van anderen die in deze verkiezingsperiode om het leven zijn gekomen, verplicht al het mogelijke te om Pakistan te steunen.
Zoals de heer Lenarčič heeft gezegd, is de voortdurende bestrijding van het terrorisme daartoe de sleutel. Wij hebben gezien dat terrorisme in Pakistan evenzeer als in Europa en de VS een bedreiging is. Mevrouw Ferrero-Waldner heeft ons eraan herinnerd dat honderden onschuldige burgers bij schietpartijen en zelfmoordaanslagen in Pakistan werden gedood. Europa moet daarom de antiterrorismeoperaties in Pakistan blijven ondersteunen.
Een aantal collega’s heeft voorgesteld Pakistan met rust te laten. Ik ben overtuigd van het tegendeel. Als 27 sterke, democratische naties moeten wij samenwerken om de economische, sociale en politieke ontwikkelingen in Pakistan te ondersteunen. Eens te meer ben ik het eens met de Raad. De vrijlating van alle overblijvende politieke gevangenen, het garanderen van vrije, eerlijke, transparante en veilige verkiezingen op 18 februari 2008 en een veilige en tevredenstellende aanloop naar die datum zullen voor dit proces van doorslaggevend belang zijn.
Naast wat de commissaris heeft gezegd, ben ik van mening dat met het oog op de verkiezingen negentig miljoen kiezers goede toegang moeten hebben tot berichtgeving over alle aspecten van het debat. Er moet dus een veiliger omgeving zijn voor de media. Pakistan is voor de media het gevaarlijkste Aziatische land: in 2007 werden minstens zes journalisten gedood, ongeveer dertig ernstig gewond, meer dan honderd gearresteerd en zeer velen lastiggevallen. Er dient een einde te komen aan de censuur van de schrijvende pers en de omroepen en aan de beperkingen op wat zij zonder inmenging van de militaire of civiele autoriteiten mogen zeggen en doen. Het verbod op de televisienieuwszender GEO News dient te worden opgeheven en de televisiezender PTV van de regering moet evenwichtiger nieuws en informatie uitzenden.
Alle maatregelen met betrekking tot de stemming zelf, de telling en de bekendmaking van de resultaten moeten openlijk en duidelijk zijn voor iedereen, in het bijzonder voor de kiezers in Pakistan. Een kenmerk van democratie is ook dat ambtsdragers een nederlaag kunnen aanvaarden en dat de eventuele politieke overgang van een regeringspartij naar een andere vlot verloopt. Dat zullen allemaal doorslaggevende factoren zijn om te bepalen of de verkiezingen werkelijk de wil weerspiegelen van het volk en of Pakistan uit de lange schaduw kan treden van de kogel van de moordenaar van 27 december 2007.
Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Voorzitter, commissaris, voorzitter van de Raad, ik zou natuurlijk ook willen beginnen met mijn grote droefenis uit te spreken over de tragische dood van Benazir Bhutto. Benazir Bhutto is een laureate geweest van de prijs voor vrijheid van de Liberale Internationale. Wij hebben haar die uitgereikt, de eerste keer dat ze minister-president was.
Ja, ze is menselijk, ze was menselijk en dus was ze onvolmaakt. Wij hebben ons op een bepaald ogenblik later afgevraagd of we daar eigenlijk wel goed aan hadden gedaan. Ik heb toen die vraag voorgelegd aan Asma Jahangir, een mensenrechtenactiviste uit Pakistan, die nu belast is met een speciale opdracht namens de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Zij heeft mij gezegd dat wij daar absoluut goed aan hebben gedaan, want Benazir Bhutto is om meerdere redenen een echt voorbeeld geweest in Pakistan, zeker voor wat betreft de rol en de functie van de vrouw in de Pakistaanse samenleving.
Dat Benazir Bhutto gedood is door gewelddadige terroristen is een feit, maar wie de commanditeurs zijn van die gewelddadige terroristen blijft een open vraagstuk. Ik geloof dat er geen verzoening mogelijk is in Pakistan, indien niet een onpartijdig onderzoek duidelijkheid en klaarheid brengt in deze zaak. Of daarom moet worden ingegaan op de vraag van de familie om een VN-onderzoek, dat weet ik niet, maar er moeten in elk geval garanties voor onpartijdigheid zijn, want president Musharraf heeft niet bepaald veel blijk gegeven van groot respect voor de gerechtelijke instanties, met inbegrip van de hoogste instantie in zijn land.
Ik wil u ook zeggen dat ik berichten krijg uit Pakistan dat er dezer dagen duizenden militanten van de PPP worden opgepakt, worden gearresteerd, in staat van beschuldiging worden gesteld. Ook dit moet stoppen, wil men dat de verkiezingen in redelijke omstandigheden verlopen.
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, met mijn collega’s dank ik de Raad en in het bijzonder de Commissie voor de praktische stappen die werden uitgezet om het verkiezingsproces te ondersteunen en de kwaliteit en hopelijk ook het resultaat van de verkiezingen te verbeteren.
Wij zijn ook verheugd over de verbintenis tot de verdere financiering van de ontwikkeling, niet het minst van het onderwijs, omdat zoveel leden van het Parlement geloven dat investeringen op dat gebied minstens even invloedrijk zullen zijn als investeringen in wapens, die voor bepaalde externe organen bij hun steun aan Pakistan in de voorbije jaren een prioriteit lijken te zijn geweest. Wij hopen dat de internationale gemeenschap in het algemeen de inspanningen van de Europese Unie op dit gebied zullen ondersteunen.
Ook wij willen aan de familie van Benazir Bhutto en de families van alle slachtoffers van wrede aanslagen en militaire operaties ons medeleven betuigen. Wij zijn het ermee eens dat er behoefte is aan stabiliteit voor de Pakistanen zelf en, aangezien het land een kernmogendheid is, voor de internationale gemeenschap.
Ik wil mij echter aansluiten bij diegenen die hebben gezegd dat het niet voldoende is het vertrouwen van de bevolking in het verkiezingsstelsel en zijn resultaten te doen toenemen. Ook de rechterlijke macht is een wezenlijke democratische instelling. Ze moet functioneel en onafhankelijk zijn. De burgers moeten ervan overtuigd zijn dat ze een eerlijk proces zullen krijgen, dat ze niet zonder aanklacht zullen worden opgesloten, dat geheime gevangenissen worden afgeschaft en dat na de verkiezingen de regering zich ertoe verbindt het onderzoek naar de verdwijningen in het land voort te zetten.
Wij zijn het erover eens dat persvrijheid uitermate belangrijk is. Wij verzoeken onze lidstaten echter uitleveringen aan Pakistan niet meer in overweging te nemen tot wij ervan overtuigd zijn dat er een eerlijke en onafhankelijke rechterlijke macht is.
Philip Claeys (NI) . – (NL) Voorzitter, de moord op Benazir Bhutto is een drama voor Pakistan en toont de enormiteit van de problemen aan waarmee Pakistan wordt geconfronteerd. Het gaat om een land met 165 miljoen inwoners, het gaat om een land dat atoomwapens bezit en dat in een strijd verwikkeld is met terreurorganisaties zoals Al-Qaeda en de Taliban. Het is natuurlijk van het grootste belang dat er zo snel mogelijk politieke stabiliteit komt in Pakistan en dat president Musharraf daar op dit moment een belangrijke rol in moet spelen.
Toch moeten we niet blind blijven voor de vele belangrijke tekortkomingen in het beleid van Musharraf. Er is bijvoorbeeld een veel te lakse aanpak geweest van het terrorismeprobleem. In grote delen van het grensgebied met Afghanistan bijvoorbeeld hebben de Taliban en Al-Qaeda vrij spel, en daar wordt veel te weinig aan gedaan. Musharraf heeft met de afkondiging van de noodtoestand op 3 november ook aangetoond dat hij het niet zo nauw neemt met de democratie.
Bovendien waren er ook al onrustwekkende vingers in zijn richting na de eerste aanslag op Benazir Bhutto op 18 oktober. Hetzelfde is gebeurd na de effectieve moord op Benazir Bhutto. Er moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen over zijn mogelijke rol hierin, want als dat niet gebeurt, verdwijnt het vertrouwen van de publieke opinie in de overheid en dat kan alleen maar in het voordeel van de moslimextremisten spelen.
Charles Tannock (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in The Economist stond onlangs dat Pakistan ‘s werelds gevaarlijkste kernmogendheid is. Jammer genoeg is president Musharrafs verbintenis tot de volledige uitroeiing van islamistische terreur mijns inziens nooit meer dan lauw geweest. Ook zijn controle over de ISI of inlichtingendiensten, die naar verluidt met de islamisten heulen, is zwak. Daarbij komen de zeer gevoelige problemen van Kashmir, het Baluchi-separatisme, de activiteiten van Al Qaeda en de Taliban in de noordwestelijke provincie en stammengebieden die de NAVO in Afghanistan schade berokkenen. Het resultaat is een land op het punt van implosie.
Zoals de terugkeer van Benazir Bhutto naar Pakistan het land een zweempje hoop bood, zo heeft haar dood, waarvan de daders moeten worden opgespoord en gestraft, het land op de rand van een catastrofe gebracht. Een terugkeer naar de democratie is moeilijker dan ooit. In de EU en de VS wordt aangenomen dat de heer Musharraf, ondanks zijn autocratische trekjes, de veiligste keuze is in de bestrijding van terrorisme.
De Pakistaanse ervaringen met democratie in de voorbije zestig jaar waren moeizaam. Het is misschien tijd om de hoop te laten varen dat een meerpartijendemocratie in westerse stijl in Pakistan kan worden verwezenlijkt. Het land werd altijd door een kleine elite gedomineerd. Het heeft meer gemeen met een feodale erfelijke monarchie. Dat feit wordt onderstreept door de onmiddellijke verheffing van de negentienjarige zoon van Benazir Bhutto tot leider van de Pakistaanse Volkspartij, die het in de aanstaande verkiezingen op 18 februari ongetwijfeld zeer goed zal doen.
De schijnbare keuze voor het Westen tussen Pakistan en India is een valse tweedeling. Het is een overblijfsel van de koude oorlog. Als strategische bondgenoot is India de beste hoop voor vooruitgang, welvaart, vrede en stabiliteit in Zuid-Azië. De waarden van India zijn de waarden van de EU – seculiere democratie, mensenrechten en de rechtstaat. Laten wij beginnen met het ondersteunen van diegenen die onze waarden delen, alvorens te trachten wie dat niet doet, te overtuigen.
Marianne Mikko (PSE) . – (ET) Dames en heren, de delegatie voor Zuid-Azië van het Europees Parlement heeft de Pakistaanse regering al in november gewaarschuwd voor de zwakke punten in de veiligheidsmaatregelen rond Benazir Bhutto. Helaas bleek onze angst voor een terroristische aanslag gegrond. Benazir Bhutto zal een heldin blijven voor zowel het Pakistaanse volk als de internationale gemeenschap. Haar afwezigheid te midden van de kandidaten zet vraagtekens bij de rechtmatigheid van de komende verkiezingen.
De crisis in Pakistan is ook een gelegenheid om het land te leiden op weg naar democratie. Het Pakistaanse volk heeft generaal Musharraf niet tot president gekozen. Toch heeft hij nu de mogelijkheid om te kiezen of hij de geschiedenis wil ingaan als militair dictator of als democratisch president.
Als staatsman moet de heer Musharraf beslist begrijpen dat democratie de winnaar moet zijn bij verkiezingen, zelfs wanneer hij zelf macht kwijtraakt. En wij zullen dit de heer Musharraf zelf willen vragen tijdens een bijeenkomst van het Internationaal Comité, volgende week in Brussel.
Wij in de Europese Unie moeten volharden in onze dialoog met Pakistan. Dat is precies waarom, zoals het comité terecht heeft gezegd, we onze eigen waarnemers naar de verkiezingen van 18 februari moeten sturen. Gebeurtenissen in Pakistan moeten geen zaken voor alleen de Verenigde Staten zijn.
Een transparant internationaal onderzoek naar de moord op mevrouw Bhutto, het volledige herstel van de persvrijheid en vrije en eerlijke verkiezingen in Pakistan zijn ook een essentieel punt voor de Europese Unie. We zullen onze doelen niet bereiken door vanaf de zijlijn te blijven toekijken. We kunnen niet anders dan een actief beleid na te streven in de betrekkingen met Pakistan.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het geheel met de verklaringen van mijn collega’s eens. Ik wil echter nog iets meer zeggen over de persoon in plaats van over de situatie. Er is een Fins gezegde dat oorlog niet van één man afhangt. Dat is misschien juist, maar het is heel goed mogelijk dat de oorlog tussen democratie en extremisme afhangt van één vrouw.
Ik denk terug aan mevrouw Benazir Bhutto, de voormalige, nu vermoorde premier van Pakistan. Ik had het genoegen haar te ontmoeten en met haar samen te werken. Ik was zeer onder de indruk van haar warmte, intelligentie en moed. Ik ben trots haar een vriendin en politieke bondgenoot te kunnen noemen. Nu is zoveel over haar gezegd en geschreven dat wij ons de vraag kunnen stellen wat er nog meer te zeggen is. Ik denk iets te kunnen delen dat u misschien nog niet weet. Haar laatste grote project met betrekking tot democratie, mensenrechten en vrouwenrechten was de instelling van een organisatie, genaamd Moslimvrouwen voor Democratie en mensenrechten. Samen met andere moedige vrouwen zoals mevrouw Asma Jehangir uit Pakistan en doctor Shrin Ebadi uit Iran creëerde zij een organisatie om moslimvrouwen in de gehele wereld aan te moedigen om op te komen voor de rechten die de Koran volgens Benazir Bhutto aan vrouwen geeft, maar die eeuwenlang zijn ontkend.
Ze werd in mei 2007 door ‘s werelds meest vooraanstaande vrouwelijke islamitische democratie-activisten gekozen als eerste voorzitster van die organisatie. Mevrouw Benazir Bhutto wilde dat de organisatie moslimvrouwen bemoedigde, juridisch advies en praktische hulp verstrekte en hen vooral hielp een netwerk uit te bouwen van moslimvrouwen in de gehele wereld. Zo moest een wereld van vrede tot stand komen, waar verschillende religies in vrede en met wederzijds respect samenleven. Ze zei dat ze een Pakistan wou bouwen waar een jood naar de synagoge kan gaan, een christen naar de kerk en een moslim naar de moskee, en dat zonder bang te zijn.’ Haar droom was dat de nieuwe organisatie dit in de hele wereld, in het Westen en in de islamitische wereld kon helpen verwezenlijken. Ik denk dat wij de nagedachtenis van deze dappere vrouw het beste kunnen eren door de organisatie die zij heeft opgericht, als een teken van hoop te ondersteunen.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Jo Leinen (PSE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, Benazir Bhutto zou tegen haar zoon hebben gezegd: de realisatie van de democratie in Pakistan is onze wraak op het militaire gezag. Dames en heren, laten we ervoor zorgen dat de uiterste wilsbeschikking van Benazir Bhutto niet alleen een opdracht aan haar zoon is, maar aan ons allemaal en aan de internationale gemeenschap om te verzekeren dat de voorwaarden voor democratie in Pakistan worden geschapen en dat wij helpen om ze te scheppen.
De situatie daar is niet goed, dat hebben veel sprekers al gezegd. En de wijze waarop is omgegaan met deze aanslag op Benazir Bhutto, is gewoonweg beangstigend. Ik zou ook willen vragen dat wij ervoor zorgen dat er een internationaal onderzoek komt naar deze moordaanslag. Scotland Yard verricht misschien al wat voorwerk, maar ik denk dat het goed is als dit onderzoek zou plaatsvinden in opdracht van de VN.
Mevrouw de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, u hebt gezegd dat stabiliteit in Pakistan in ons belang is. Dat klopt, maar we kijken zoals altijd alleen naar de terroristische minderheid. Wanneer u in Pakistan bent, zult u horen dat het militaire systeem instabiliteit creëert en president Musharraf levert een belangrijke bijdrage aan de verslechtering van de situatie.
Vorig jaar was hij hier in het Parlement. We hebben hem alle punten van kritiek verteld. Er is niets verbeterd en veel dingen zijn slechter geworden en daarom begrijp ik echt niet waarom hij volgende week weer hier naar dit Parlement kan komen. De burgers in Pakistan zien dit als een heimelijke medeplichtigheid waarbij het westen uiteindelijk zowel het militaire systeem als de heer Musharraf zelf accepteert. Ik geloof dat wij dit volgende week heel duidelijk moeten maken.
Giuletto Chiesa (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, Pakistan is heden ten dage zeer gevaarlijk en de kluwen waar alle draden van het terrorisme bijeenkomen. Dit land is tegelijkertijd echter de belangrijkste bondgenoot van het Westen in de strijd tegen het terrorisme. Wij kunnen deze tegenstelling niet ontkennen. Net zoals het niet mogelijk is om een einde aan de oorlog in Afghanistan te maken zonder daar niet eerst een oplossing voor te vinden.
De huidige Europese politiek is tot weinig in staat zolang zij de Verenigde Staten blijft steunen. Wij kunnen en moeten van Musharraf eisen dat hij de grondwet opnieuw invoert en verkiezingen uitschrijft. Maar de bizarre en tragische moordaanslag op Benazir Bhutto laat ons zien dat wij machteloos staan, omdat het terrorisme in de staatsstructuur van Pakistan zit. Sterker nog, het komt zelfs voort uit de geheime dienst die – niet te vergeten – de Taliban hebben opgericht en die hen tot op heden steunen en helpen.
Dus zouden wij nu van Musharraf moeten eisen dat hij orde op zaken stelt en aan de Verenigde Staten, die met de geheime dienst zeer nauwe contacten heeft, uitleg moeten vragen over die betrekkingen. Als Osama Bin Laden namelijk nog in leven is, dan is dat dankzij die geheime dienst, tenzij hij niet al vermoord is. Overigens heeft Benazir Bhutto – ik wil dit graag in herinnering brengen – in een interview op Al Jazeera op 2 november 2007 al de naam van zijn moordenaar genoemd; Omar Sheikh. Musharraf verdenkt hem in zijn laatste boek oud-medewerker te zijn van de Britse MI6.
In het licht hiervan geloof ik dat het verzoek om een internationale onderzoekscommissie naar de moord op Benazir Bhutto in te stellen een juiste Europese beslissing zou zijn.
Neena Gill (PSE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de familie en vrienden van mevrouw Benazir Bhutto condoleren. Haar dood is een verlies voor Pakistan en de hele wereld.
Ik ben heel trots dat ik haar persoonlijk heb gekend. Ze heeft mij uitgenodigd haar bij haar terugkeer naar Pakistan te vergezellen. Het was een hartverscheurend moment voor mij toen ik enkele dagen na haar dood haar nieuwjaarswensen ontving.
Ik herinner mij Benazir als een zeer sterke, charismatische vrouw die haar recht op regeren gebruikte als eerste gekozen vrouwelijke leider van een moslimland. Ik denk dat zij zal worden herinnerd als een van de grote figuren van onze eeuw – een leidster die vrouwen en mannen in Zuid-Azië en daarbuiten heeft geïnspireerd en bovenal symbool stond voor de hoop op een betere toekomst voor Pakistan.
De dood van Benazir heeft in haar land opschudding veroorzaakt. De enige weg naar stabiliteit is het beantwoorden van de vragen omtrent haar dood. In Pakistan willen velen weten wie de echte schuldigen zijn. Ook in de West-Midlands zijn er echter veel mensen, die ik vertegenwoordig, die zich die vraag stellen. Ik verzoek de Raad daarom de vraag om een internationaal onderzoek door de Verenigde Naties van de moord te ondersteunen. Ik verzoek de Raad en de Commissie het Parlement over hun standpunt in dezen in te lichten.
Mevrouw Benazir Bhutto streed voor een democratisch Pakistan en een vreedzame overgang naar een burgerlijke regering. Die strijd kostte haar het leven. Laat haar dood niet vergeefs zijn. Wij moeten ons voor haar zaak inzetten. Het verheugt mij dat de commissaris een sterke verkiezingswaarnemingsmissie stuurt. Om geloofwaardig te zijn moet deze waarnemingsmissie de Pakistaanse autoriteiten nu op de hoogte brengen van de criteria die ze zal hanteren om te beoordelen of de aanstaande verkiezingen vrij en eerlijk zijn. Daartoe behoren deelname van alle partijen aan de beoordeling van de verkiezingsregels en –procedures en een onpartijdig en volledig transparant systeem voor de organisatie van de verkiezingen en het verifiëren van de resultaten. Bovenal wil ik benadrukken dat alle beperkingen voor de pers dienen te worden opgeheven en dat er vrijheid moet zijn van politieke bijeenkomsten en campagnes, die in de voorbije weken werden tegengewerkt.
Nickolay Mladenov (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de tragische dood van mevrouw Benazir Bhutto heeft ons een belangrijke erfenis nagelaten. Wij moeten geloven wat zij geloofde, namelijk dat Pakistan op democratische wijze kan worden geregeerd.
In een opiniepeiling van november 2007 bevestigde zeventig procent van de Pakistanen dat ze alle beperkingen op politieke bijeenkomsten opgeheven wilden zien en dat ze tegen het verbod op politieke manifestaties en tegen de opsluiting van de opperrechter van het hooggerechtshof gekant waren.
Het gaat om een zwijgende meerderheid van Pakistanen die willen leven in vrede en democratie. Als wij stabiliteit zoeken in zulk een onstabiel land, kunnen wij die alleen vinden via een politiek proces van verzoening en democratie.
Ik ben verheugd over de oproep van de Commissie om een waarnemingsmissie naar de verkiezingen te zenden. Ik heb echter twee vragen voor de commissaris. In de eerste plaats wil ik weten hoe een verkiezing kan plaatsvinden in een omgeving waar – zoals wij uit verschillende verslagen hebben vernomen – in het gehele land kieslijsten worden vernietigd.
In de tweede plaats heeft president Musharraf bij deze verkiezingen onafhankelijke exit polls verboden. Ik verzoek de Commissie dringend de Pakistaanse autoriteiten krachtig aan te sporen onafhankelijke bevestiging van de resultaten van deze verkiezingen toe te staan.
Richard Howitt (PSE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het doelwit van de moordenaars was niet alleen mevrouw Benazir Bhutto, maar al wie aan het principe van de democratie verknocht is. Wij moeten de gematigde meerderheid in Pakistan steunen. Zij wil de democratie hoog houden. De heer Tannock heeft ongelijk als hij zegt dat alle Pakistanen de Europese waarden verwerpen, zoals 800.000 Britten van Pakistaanse oorsprong hem kunnen vertellen.
Ik ben verheugd over de versterking van de EU-verkiezingswaarnemingsmissie door commissaris Ferrero-Waldner en erken onze belangrijke rol in het scheppen van vertrouwen in het verkiezingsproces. Via haar en via het debat van vandaag roep ik Pakistan ertoe op alle beperkingen op politieke campagnes op te heffen, de overblijvende politieke gevangenen vrij te laten, de locatie van alle stembureaus vooraf te publiceren en te garanderen dat alle resultaten onmiddellijk openbaar worden gemaakt.
Wij moeten ons verheugen over de opheffing van de noodtoestand, het aftreden van president Musharraf als stafchef van het leger en de uitnodiging aan mijn eigen land, het Verenigd Koninkrijk, om hulp te bieden in het onderzoek naar de door van mevrouw Bhutto. Militante extremisten zijn een bedreiging voor Pakistan en voor ons allemaal.
Sajjad Karim (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 14 november heb ik in dit Huis gezegd dat de grootste interne bedreiging voor Pakistan het terrorisme is. De weerzinwekkende moord op Benazir Bhutto bewijst dit eens te meer.
Extremisten hebben die dag weliswaar een harde klap uitgedeeld, maar we moeten hun niet toestaan de slag te winnen. We hebben de president die dag opgeroepen de noodtoestand op te heffen, de grondwet en het hooggerechtshof in ere te herstellen en vrije en eerlijke verkiezingen te houden.
Hij heeft dit allemaal gedaan, hoewel niet noodzakelijkerwijs perfect, en hij heeft ook afstand gedaan van zijn functie in het leger. We moeten de Pakistaanse politici oproepen zich te verenigen en in dat proces te investeren. Pakistan maakt een turbulente tijd door en we moeten het land steunen.
Nog één opmerking: ik maak me oprecht zorgen over het feit dat bepaalde Pakistaanse media, in het bijzonder de nieuwszender GEO, een vertekend beeld schetsen van de gang van zaken in dit Huis. Dit Huis is altijd een voorstander geweest van vrije en eerlijke media. Daar blijven we bij en ik vraag hen de vrijheden die ons zo kostbaar zijn niet te misbruiken.
Véronique De Keyser (PSE) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik begrijp heel goed dat veel mensen, onder wie uzelf en Bernard Kouchner, zich zorgen maken over het sturen van een verkiezingswaarnemingsmissie naar Pakistan.
Dit is inderdaad een van de weinige pressiemiddelen die wij nog hebben op Musharraf, maar we moeten ons wel realiseren dat deze waarnemingsmissie onder heel bijzondere omstandigheden zou plaatsvinden.
Wij zijn gewend ons onderzoek en onze waarnemingen voor, tijdens en na de verkiezingen te doen. Van wat zich vóór de verkiezingen heeft afgespeeld, weten wij al op hoeveel punten er gefraudeerd is. Benazir Bhutto had – samen met de heer Latif Khosa – een 160 pagina’s tellend rapport geschreven over mogelijk geknoei met deze verkiezingen, met name via computers. Zij zou dit rapport op de avond dat zij werd vermoord aan twee Amerikaanse parlementariërs overhandigen.
Zijn wij momenteel in staat om computerfraude te controleren in het kader van een verkiezingswaarnemingsmissie? Zo niet, dan bestaat de kans dat wij – ook al was de periode “vóór” de verkiezingen meer dan twijfelachtig – verklaren dat de periode “tijdens” de verkiezingen normaal is verlopen, ook al zou er fraude zijn gepleegd. Daarom pleit ik voor een heel bijzondere waarnemingsmissie en is mijn verzoek dat wij deze verkiezingen niet democratisch noemen als wij dit niet kunnen controleren.
Sorin Frunzăverde (PPE-DE) . – (RO) Met Benazir Bhutto herhaalt het tragische lot van haar familie zich, dat begon met haar vader Zulfikar Ali Bhutto. De moord op mevrouw Bhutto was bedoeld om een eind te maken aan de democratisering van Pakistan en de stabiliteit van dit land te ondermijnen dat, wat we niet moeten vergeten, onze belangrijkste bondgenoot is in de strijd tegen het terrorisme in Afghanistan. Laat ik u eraan herinneren dat 25 Europese lidstaten burgerlijke of militaire vertegenwoordigers hebben in Afghanistan. Het Pakistaanse leger is betrokken bij belangrijke operaties om een militair evenwicht te behouden aan de Afghaanse grens, vooral in de provincies Zabol en Helmand, waar wij hoofdzakelijk worden vertegenwoordigd door Britse, Litouwse en Roemeense troepen.
Met het oog hierop is het zeer belangrijk te discussiëren over de verantwoordelijkheid voor de moord op mevrouw Bhutto, is het zeer belangrijk te discussiëren over het democratiseringsproces en de voortzetting ervan, maar is het even belangrijk om te discussiëren over de kwestie van het behoud van het militaire evenwicht aan de Afghaanse grens en wie zou kunnen optreden als garant voor dit evenwicht, want, mijnheer de Voorzitter, iedere fout in Afghanistan die te wijten is aan instabiliteit in Pakistan zou een schandelijk moment zijn voor de vrije, democratische wereld waar wij voor staan.
Charles Tannock (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een motie van orde. Ik wil de heer Howitt antwoorden in het kader van de “catch the eye”-procedure. Wat hij zei, was onjuist. Ik verwees naar de Indiase staat en de Pakistaanse staat en de regeringen van die landen – niet naar de bevolking van die landen of de mensen die uit die landen afkomstig zijn en nu in lidstaten van de Europese Unie leven. Ik verwees naar beleid, niet naar mensen. Ik zou de heer Howitt dus willen verzoeken zijn opmerking in te trekken.
De Voorzitter . − (EN) Ik kan u dertig seconden geven om te besluiten.
Charles Tannock (PPE-DE) . – (EN) Dat is zeer vriendelijk, maar ik heb alles al gezegd. Ik verklaarde gewoon dat ik in mijn interventie verwees naar het feit dat India een seculiere democratie is die de mensenrechten in acht neemt, de media niet doet zwijgen, geen christenen of Ahmadi-moslims vervolgt en mensen toestaat hun mening kenbaar te maken en hun religie te belijden. Jammer genoeg heeft Pakistan in de voorbije vijftig jaar moeilijke periodes gekend van militaire dictatuur en onderdrukking van religieuze en etnische minderheden. Dat heeft te maken met de staat en de regeringen, niet met de mensen van die landen. Ik betwijfel geenszins dat de mensen van Pakistaanse en Indiase afkomst in Londen, die ik vertegenwoordig, de EU-waarden delen.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik zal het kort houden. Er werden enkele vragen gesteld in verband met het onderzoek, er waren enkele oproepen tot een onafhankelijk of internationaal onderzoek en enkele vragen aan de Raad over zijn mening. Ik wil beklemtonen dat de Raad deze kwestie nog niet heeft besproken zodat we het niet over het standpunt van de Raad kunnen hebben, maar ik kan wel de sterke hoop van het voorzitterschap uitdrukken dat het onderzoek overeenkomstig de internationale normen zal worden uitgevoerd. In dat verband stellen we op prijs dat minstens een lidstaat, het Verenigd Koninkrijk, al samenwerkt door aan de bevoegde Pakistaanse autoriteiten de gepaste expertise door te geven.
Betreffende de verkiezingen zou ik u willen herinneren aan de mededeling van het voorzitterschap van 3 januari van dit jaar, waarin vooral de nadruk werd gelegd op de behoefte om nu alles in het werk te stellen opdat het democratiseringsproces in Pakistan behouden blijft, wordt versterkt en voortgezet.
In dat verband zou ik opnieuw het besluit van de Europese Commissie over een versterking van de verkiezingswaarnemingsmissie in Pakistan willen toejuichen en onze oproep aan de Pakistaanse autoriteiten willen herhalen om de overige tijd tot aan de verkiezingen zo goed mogelijk te benutten om de toestand voor de uitvoering van de verkiezingen te verbeteren.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal eerst enkele algemene opmerkingen over dit uitermate interessante debat maken.
Ik weet dat er altijd mensen zijn die zeggen dat stabiliteit en democratie in Pakistan onverenigbaar zijn. Ik ben van mening dat er, zonder een terugkeer naar democratisch bestuur en de consolidering van volledig verantwoordelijke burgerlijke instellingen, van duurzame stabiliteit in het land geen sprake kan zijn. Voornamelijk de extremisten zullen daarvan profiteren. Het is daarom heel belangrijk dat wij daar aanwezig zijn en het land naar meer vooruitgang leiden. De tragische dood van mevrouw Benazir Bhutto en vele andere slachtoffers was vreselijk. Toch geloof ik nog steeds dat in Pakistan echte vooruitgang in de richting van stabiliteit en een meer inclusieve vorm van democratie mogelijk is door de verkiezing van een nieuwe regering die bij de bevolking ruimere legitimiteit geniet.
Daartoe dienen de verkiezingen democratisch en transparant te zijn. Dit is een zeer belangrijke tijd voor Pakistan. President Musharraf moet zijn land en de wereld tonen dat hij ervoor wil zorgen dat deze verkiezingen democratisch, transparant en in overeenstemming met de internationale normen verlopen.
Wat zijn de beste omstandigheden voor verkiezingen? Naast de politieke en veiligheidsvoorwaarden die ik in mijn eerste opmerkingen heb beschreven, moeten voor een goede verkiezingsomgeving de volgende belangrijke elementen aanwezig zijn.
In de eerste plaats moet de verkiezingsadministratie transparant en consultatief werken om het vertrouwen van de kiezer te bevorderen. In de tweede plaats moeten de resultaten van alle stembureaus en alle niveaus van controle van de resultaten openbaar worden gemaakt. In de derde plaats moet de tel- en tabulatieprocedure volledig openstaan voor nauwkeurig toezicht. In de vierde plaats moet er mediavrijheid zijn, en in de vijfde plaats moet er een onafhankelijk kader zijn voor een klachten- en beroepsprocedure.
Wat het openbaar maken van de stembureaus betreft, is het welbekend dat het dezelfde stembureaus zullen zijn als bij de vorige verkiezingen. Dat is dus duidelijk.
Wat de vernietigde kieslijsten betreft, weten wij dat er een paar individuele gevallen waren. Gelukkig waren ze allemaal opgeslagen op Cd’s van de verkiezingscommissie en zullen de vernietigde lijsten worden hersteld. Ze zullen dus beschikbaar zijn.
Onafhankelijke exit polls zijn geen wezenlijk onderdeel van de verkiezingen. In veel landen behoren ze echter steeds meer tot de goede praktijk.
Dit zijn enkele details:
Ik zal het nu over het onderzoek hebben. Zoals ik al heb gezegd, is in het land een door Scotland Yard gesteund onderzoek aan de gang. Wij moeten het resultaat van dat onderzoek afwachten en erop vertrouwen dat Scotland Yard de Pakistaanse autoriteiten met zijn ervaring zal kunnen helpen. Het zal natuurlijk nodig zijn hun volledige toegang en ondersteuning te geven om dat te doen.
Na de verkiezingen zal misschien een internationale groep van prominenten een rol kunnen spelen. Wij moeten echter eerst afwachten wat het onderzoek zal brengen. Het is te vroeg om een beslissing te nemen. Er was slechts een kort en niet beslissend debat in de werkgroep van de Raad.
Voorts wil ik erop wijzen dat het zeer belangrijk is Pakistan te steunen bij de bestrijding van terrorisme en dat alle andere in het debat geformuleerde verzoeken, zoals de vrijlating van alle politieke gevangenen, van wezenlijk belang zullen zijn.
Ik heb ook heel duidelijk gezegd dat het voor een land zoals Pakistan belangrijk is dat meer nadruk wordt gelegd op onderwijs. Wij doen dat al enige tijd en zullen dat nog lang moeten doen. Als wij democratie willen, is dat een zeer belangrijk aspect. Ik wil daarom mijn samenwerkingsprojecten handhaven, in het bijzonder in de moeilijkste gebieden zoals de noordwestelijke provincie, Baluchistan, Waziristan en zo meer.
Ik herhaal dat de heer Gahler, uw collega en hoofd van de verkiezingswaarnemingsmissie, in die zeer moeilijke dagen in Pakistan reeds heeft getoond met hoeveel verantwoordelijkheidsgevoel hij de zaken aanpakt. Er zijn 52 waarnemers op lange termijn en elf leden van een kern die alle detailkwesties van de verkiezingswaarnemingsmissie onderzoeken. Het wordt een zeer specifieke missie, en u zult de gelegenheid hebben president Musharraf zelf te zeggen wat u denkt. Het is daarom goed dat u hem in de Commissie buitenlandse zaken zult zien.
Zuzana Roithová (PPE-DE) . – (CS) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u alstublieft vragen hoe een fatsoenlijke vrouw de aandacht op zichzelf kan vestigen door middel van de “catch the eye”-procedure wanneer zij helemaal achterin het Huis zit? Ik zou graag willen weten of ik op de lijst ben geplaatst, of hoe dames dat hier doen.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een motie van orde. Ik was waarschijnlijk de eerste die vanmiddag van de “catch the eye”-procedure gebruikmaakte. Ik weet niet waarom u mij geen spreektijd hebt gegeven. U hebt een lid dat in het debat het woord al had gevoerd, zelfs extra spreektijd gegeven.
Ik was het niet oneens met wat hij zei. Het gaat mij om de gevolgde procedure. Ik denk dat het verkeerd was dat u mij niet in de gelegenheid stelde het woord te nemen.
Ik wou argumenteren dat Pakistan een stabiele en betrouwbare regering moet hebben.
Voorzitter . − Mijnheer Van Orden, ik heb vernomen dat u vandaag al het woord hebt gevoerd volgens de “catch the eye”-procedure en met in achtneming van de regels die zijn vastgesteld om zo veel mogelijk verschillende leden aan het woord te laten, ben ik gekomen tot de beslissing om u deze keer uit te sluiten. Ik wil u er echter aan herinneren dat er nog genoeg andere mogelijkheden komen, waarbij u de kans krijgt om het woord te voeren. In ieder geval bent u op de lijst geplaatst en dat zal zeker worden gerespecteerd. We moeten verder, anders hebben we geen tijd meer voor de vragen. Het spijt mij, mijnheer, maar we kunnen dit gesprek niet voortzetten. Dan is nu aan de orde het vragenuur aan de Raad.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat u net zei is onjuist. De vorige “catch the eye”-gelegenheid was er omdat niemand anders de aandacht wou trekken. De gelegenheid deed zich dus voor.
Ik heb specifiek gevraagd in dit debat over Pakistan aan het woord te komen. Ik heb dat schriftelijk gedaan, en ik heb in de loop van het debat voortdurend te kennen gegeven dat ik het woord wou nemen. Er was dus geen excuus om mij die kans te ontzeggen. Ik wou enkele belangrijke opmerkingen maken.
Ik vrees dat ik zeer teleurgesteld ben over de manier waarop u deze vergadering hebt geleid.
Voorzitter . − Uw protest staat genoteerd, mijnheer Van Orden.
11. Vragenuur (vragen aan de Raad)
Voorzitter . − Aan de orde is het vragenuur (B6-00001/2008).
Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.
Vraag nr. 1 van Marian Harkin (H-0961/07)
Betreft: Werkgroep jeugd
Op welke wijze is de Raad voornemens zijn prioriteiten op het gebied van Jeugd ten uitvoer te leggen, die in december 2007 zijn gepresenteerd in de Werkgroep jeugd van de Raad, en met name de rol van vrijwilligerswerk in deze sector?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Met uw hulp zullen we daar ongetwijfeld makkelijker in slagen. Met betrekking tot de vraag van Parlementslid Harkin: ik zou in de eerste plaats willen verwijzen naar het laatste initiatief van de Raad, dat met haar vraag verband houdt, met name inzake de resolutie over vrijwilligersactiviteiten van jongeren, die de Raad op 16 november 2007 heeft aangenomen.
Dat laatste initiatief heeft als doel de geschiktheid en de geldigheid van de gemeenschappelijke doelstellingen in verband met vrijwilligersactiviteiten door jongeren, die reeds in 2004 werden vastgelegd, te bevestigen en te waarborgen. Bovendien wordt in dat initiatief de nadruk gelegd op het intersectoriële en het transversale karakter van vrijwilligersactiviteiten en het belang om bedrijven te stimuleren dergelijke activiteiten van jongeren te ondersteunen.
In de resolutie werden principieel bevestigde maatregelen opgenomen op basis waarvan de lidstaten de uitvoering van gemeenschappelijke doelstellingen op het vlak van vrijwilligersactiviteiten door jongeren moeten uitbouwen. De resolutie is op die manier een oproep aan de lidstaten om tegen september van dit jaar uit de genoemde en aanbevolen maatregelen er diegene uit te kiezen, waarop ze zich hoofdzakelijk willen concentreren, om nationale strategieën en concrete maatregelen voor de uitvoering van deze richtlijnen op te stellen.
In dat opzicht is het voorzitterschap ervan overtuigd dat de kwestie van de vrijwilligersactiviteiten bij jongeren een van de prioritaire politieke opdrachten van zowel de Raad als van het Parlement zal blijven. We rekenen erop dat de lidstaten de voorziene stappen zullen zetten, in overeenstemming met de resolutie en de deadline daarin, namelijk september van dit jaar.
Marian Harkin (ALDE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank het Sloveense voorzitterschap voor zijn antwoord. Mijnheer de fungerend voorzitter, ook ik wens u geluk bij de start van uw voorzitterschap. Het verheugt mij dat u het Portugese voorzitterschap volgt – tot het Franse voorzitterschap – met uw klemtoon op vrijwilligerswerk, in het bijzonder met betrekking tot de jeugd.
Ik hoor wat u zegt over de lidstaten die tegen september antwoorden. Ik geloof echter dat u zich in de komende zes maanden van uw voorzitterschap met kwesties zoals inclusie van jongeren en onderwijs met het oog op de verbetering van de inzetbaarheid van jongeren via vrijwilligerswerk en interculturele uitwisseling bezig zult houden. Ik wou specifiek vragen of u plannen hebt om intergenerationeel vrijwilligerswerk te bevorderen. Ouderen hebben veel tijd – wij leven allemaal langer – en intergenerationeel vrijwilligerswerk biedt veel positieve mogelijkheden. Hebt u initiatieven in dat kader?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Op dit moment kan ik u, mevrouw Harkin, geen concretere, specifiekere initiatieven noemen. We hebben ons geconcentreerd op de uitvoering van de aangenomen resoluties. Het is misschien gepast om op het juiste moment de lidstaten de genoemde deadline in herinnering te brengen. U hebt echter gelijk, in elk geval zal een reeks activiteiten op andere gebieden de kans bieden tot bijkomende thema’s, tot het opnemen van bijkomende problemen bij vrijwilligersactiviteiten, ook tussen generaties, en een van die kanalen is ongetwijfeld de interculturele dialoog.
We zullen beslist met uw opmerking rekening houden en haar opnemen in de planning van onze activiteiten voor de volgende zes maanden.
Danutė Budreikaitė (ALDE) . – (LT) Ik zou graag iets willen vragen over andere maatregelen om jongeren te beschermen tegen verslaving. In het Parlement hebben we gesproken over een strategie van de Europese Commissie om alcoholgerelateerde schade te bestrijden. Alcoholmisbruik is bijzonder schadelijk voor jongeren. Welke maatregelen, naast vrijwillige activiteiten, zouden die schade kunnen beperken en jongeren kunnen beschermen tegen verslaving? Heeft Slovenië hier ervaring mee?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ontegensprekelijk wordt de zorg voor jongeren een van de belangrijke thema’s tijdens het Sloveense voorzitterschap, vooral in het kader van de Lissabonstrategie, de strategie voor de toename van de groei en van het aantal arbeidsplaatsen.
In dat kader zal het Sloveense voorzitterschap bijzondere aandacht aan de vraagstukken rond jongeren schenken, met name met het oog op opleiding en hun vorming om efficiënter toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. Dat zijn de specifieke initiatieven die Slovenië tijdens het voorzitterschap plant en waarvan ik persoonlijk en gedetailleerd op de hoogte ben.
Anderzijds zullen er ook een reeks activiteiten plaatsvinden op het vlak van gezondheid, onder andere de strijd tegen alcoholmisbruik. Ik ben er zeker van dat er ook in dat kader gepaste aandacht zal worden geschonken aan de bescherming van jongeren tegen alcoholmisbruik.
Voorzitter . −
Vraag nr. 2 van Manuel Medina Ortega (H-0963/07)
Betreft: Multilateralisme en bilaterale overeenkomsten
Meent de Raad dat het toenemende aantal bilaterale handelsovereenkomsten dat door de Verenigde Staten, de Europese Unie en andere internationale partners wordt gesloten, te verzoenen is met het beginsel van multilateralisme waarop de Wereldhandelsorganisatie is gebaseerd?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De Europese Unie is aan het multilateralisme verbonden, inclusief in de vorm van de Wereldhandelsorganisatie, die volgens ons een uitstekend voorbeeld van een multilaterale organisatie is. Europa heeft namelijk reeds enkele decennia voor de feitelijke oprichting van de Wereldhandelsorganisatie gepleit om een dergelijke organisatie voor handel in het leven te roepen. Later heeft de Europese Unie vastbesloten bijgedragen tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de Uruguay-onderhandelingsronde. Eigenlijk speelde ze in die laatste ronde een sleutelrol, als ik het zo mag stellen, zodat er geen twijfel kan zijn over de steun van de Europese Unie aan het multilateralisme op het vlak van handel.
De EU speelde op gelijkaardige wijze een sleutelrol bij de aanvaarding van de Doha-agenda op de vierde ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in 2001. Tijdens de daarop volgende onderhandelingen heeft de Europese Unie principieel beslist om alle middelen en politieke wil aan te wenden om de onderhandelingsronde af te sluiten. Voor die onderhandelingsronde of tijdens de huidige besprekingen vond er geen enkele parallelle onderhandeling over bilaterale handelsovereenkomsten plaats.
De Europese Commissie heeft in oktober 2006 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag met als titel “Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren” voorgelegd. Dat verslag behandelt de recente veranderingen als gevolg van het globaliseringsproces en reikt voorstellen aan over hoe de Europese Unie op basis van de hernieuwde Lissabonstrategie op dat proces kan reageren, vooral betreffende het handelsbeleid. Het Europees Parlement heeft naar aanleiding van dat verslag een resolutie aangenomen, de Raad heeft besluiten vastgesteld.
In de besluiten van de Raad komt duidelijk tot uiting dat alle toekomstige bilaterale vrijhandelsovereenkomsten de basis zullen vormen voor toekomstige multilaterale onderhandelingen en – misschien nog belangrijker – complementair zullen zijn met het platform van de Wereldhandelsorganisatie. Na het vaststellen van die besluiten werden op basis van de onderhandelingsrichtlijnen, die de Raad in het voorjaar van 2007 heeft vastgesteld, besprekingen over vrijhandelsovereenkomsten met landen van de ASEAN-groep en met India en Korea opgestart. De onderhandelingen zijn nog aan de gang en elk afzonderlijk onderdeel zal te gelegener tijd worden afgesloten.
Manuel Medina Ortega (PSE) . – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat het Sloveense voorzitterschap mijn vraag correct en met de voor dit voorzitterschap kenmerkende duidelijkheid heeft beantwoord, waarvoor mijn dank.
Mijn aanvullende vraag heeft betrekking op het feit dat de Top van Lissabon met betrekking tot de Afrikaanse landen niet erg geslaagd is. Het lijkt erop dat sommige Afrikaanse landen het eens zijn met de voorstellen van de Europese Unie en andere niet.
Er is in Lissabon dus geen overeenstemming bereikt. Is de Voorzitter van de Raad van mening dat we een gedifferentieerd beleid moeten voortzetten? Anders gezegd: moeten we blijven aandringen op een multilaterale aanpak, of gelooft u dat de ervaring van de Top van Lissabon ons verplicht de betrekkingen met het Afrikaanse continent voortaan in bilaterale overeenkomsten vorm te geven?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) We zullen aan het multilateralisme verbonden blijven. Wanneer het tot bilaterale overeenkomsten komt, zou ik twee punten willen benadrukken. Ten eerste gaat het dan om overeenkomsten die met een multilateraal platform complementair zijn. Ten tweede gaat het over overeenkomsten die meestal inherent een overbrugging inhouden voor de periode waarin we er niet in slagen deze kwesties in een multilaterale context op te lossen, in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, die voor de Europese Unie bij voorkeur de plaats is om dergelijke vraagstukken op te lossen.
Paul Rübig (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijn vraag is als volgt: in hoeverre zullen gestegen voedsel- en energieprijzen invloed hebben op de WHO-onderhandelingen? We weten immers dat het grootste struikelblok tot dusverre de subsidies en de farm bill in de Verenigde Staten waren en dat Europa natuurlijk heeft geleden onder de gestegen prijzen op de wereldmarkt. Zijn hier nieuwe mogelijkheden voor het bijstellen van quota en invoerrechten? Heeft het Sloveense voorzitterschap een initiatief gepland om de WHO-onderhandelingen te beëindigen?
Josu Ortuondo Larrea (ALDE) . – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met het voorzitterschap eens dat multilaterale overeenkomsten de voorkeur verdienen boven bilaterale akkoorden. Intussen is het wel zo dat de Uruguay-ronde – en daarvóór de Doha-ronde – nu al jaren geleden van start zijn gegaan, en de Wereldhandelsorganisatie in al die tijd geen serieuze resultaten heeft laten zien – of ons in ieder geval veel te lang op die resultaten laat wachten.
De Verenigde Staten, bijvoorbeeld, zijn er intussen wel in geslaagd vrijhandelsovereenkomsten gesloten met een aantal Zuid-Amerikaanse landen. Ik wil u in dit verband daarom het volgende vragen: hoe schat de Raad de kansen op een overeenkomst tussen de Europese Unie en Mercosur, een overeenkomst waar we nu al jarenlang naar uitzien?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De stijgende energieprijzen, vooral van brandstof, en van de voedselprijzen zijn een wereldwijde problematiek en in dat opzicht natuurlijk ook een probleem van de Europese Unie.
Heel waarschijnlijk zullen ze invloed uitoefenen op de verhoudingen tussen de deelnemers aan de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. In die zin zouden ze ook aanpassingen van bepaalde standpunten kunnen beïnvloeden. Op dit moment en vanuit het gezichtspunt van het Sloveense voorzitterschap is het moeilijk om over de gevolgen te speculeren; gevolgen zijn echter waarschijnlijk en liggen in de lijn van de verwachtingen.
Het Sloveense voorzitterschap plant geen eigen initiatieven. We zullen echter initiatieven vanuit de Commissie, die uiteraard voor de operatieve leiding van dat proces verantwoordelijk is, bestuderen en ondersteunen.
Wat de huidige uitkomst van de multilaterale onderhandelingen betreft, behoort het Sloveense voorzitterschap tot diegenen die betreuren dat er nog steeds geen multilaterale overeenkomst is in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. We zullen er ons voor blijven inzetten om dat te bereiken. In die context zullen we uiteraard ook de kwestie van de handelsovereenkomst met de Mercosur-landen behandelen, die we ook zullen kunnen bespreken in de marge van de top tussen de Europese Unie en de landen van Latijns-Amerika en de Caraïben (LAC). We plannen een speciale ontmoeting tussen de Trojka van de Europese Unie en de Mercosur-landen in mei in de marge van de top EU-LAC in Lima in Peru.
Voorzitter . −
Vraag nr. 3 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0967/07)
Betreft: Maatregelen ter ondersteuning van het gezin
Welke maatregelen gaat de Raad nemen ter ondersteuning van het gezin en hoe gaat de Raad het in maart 2007 vastgestelde Europees partnerschap voor het gezin verder versterken?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Gezien het feit dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van een gepast en duurzaam gezinsbeleid, moet de Europese Unie het uitstekende gebruik van een Europese uitwisseling van goede praktijken benutten. Die kunnen namelijk de sociale cohesie versterken en zo onder andere ook bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen uit de Lissabonstrategie.
Daarom is het voorzitterschap de opvatting toegedaan dat de Alliantie voor het gezin een heel nuttig forum is om meningen en goede praktijken uit te wisselen, zoals reeds werd opgemerkt. Het voorzitterschap drukt ook zijn overtuiging uit dat die Alliantie voor het gezin de verbintenis van de Europese Unie en van haar lidstaten weerspiegelt, namelijk dat zij in het licht van de demografische veranderingen de vraagstukken in verband met een gezinsvriendelijk beleid zullen behandelen.
Dankzij de Alliantie kunnen lidstaten kennis en ervaringen uitwisselen en zo elkaar helpen bij het zoeken naar gepaste politieke antwoorden. Daarbij vindt het voorzitterschap dat er op Europees niveau geen nieuwe structuren moeten worden gecreëerd, maar dat we ons vooral moeten inzetten om de bestaande instrumenten en structuren te benutten.
In mei van vorig jaar heeft de Raad omvangrijke besluiten over de praktijkwerking van de Alliantie voor het gezin vastgesteld. Die besluiten heeft de Raad samen met de vertegenwoordigers van de lidstaten voorbereid en zo rekening gehouden met de belangrijke rol die de lidstaten op dat gebied hebben. Zijn verbintenis met de Alliantie voor het gezin (Alliance for Families) heeft de Raad opnieuw beklemtoond in zijn conclusies over een evenwichtige rolverdeling tussen mannen en vrouwen, die onlangs, op 5 december 2007, werden aangenomen.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag het Sloveense voorzitterschap willen bedanken voor zijn antwoord en bovendien willen vragen welke specifieke uitwisselingen van technologische ervaringen het tot nu toe heeft ontdekt en wie verantwoordelijk is voor het management van deze voorzieningen van technische assistentie.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Niet het voorzitterschap, maar de Alliantie voor het gezin zorgt voor deze uitwisselingen, daarom kan ik ook geen details geven bij uw vraag. Ik zal echter mijn licht opsteken en u later antwoorden.
Brian Crowley (UEN) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens het Sloveense voorzitterschap veel geluk bij de start en het eerste vragenuur. Met betrekking tot de door mijn collega naar voren gebrachte kwestie dienen zich, wat gezinsvriendelijk beleid betreft, onmiddellijk drie problemen aan.
In de eerste plaats worden kinderen en kinderrechten al te vaak gescheiden gezien van wat gezinsbeleid zou moeten zijn.
In de tweede plaats is er de vraag hoe wij meer deelname aan het gezinsleven aanmoedigen. We kennen allemaal de idee van een evenwicht tussen werk en gezin.
In de derde plaats zijn er de mensen die hun huis moeten verlaten tengevolge van migratie, de vluchtelingen en de kwestie van de gezinshereniging. Dat is het belangrijkste.
Doet het Sloveense voorzitterschap voorstellen in verband met die problemen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik herhaal dat het Sloveense voorzitterschap inzake het gezinsbeleid bijzondere aandacht wil schenken aan de tewerkstelling van jongeren, vooral van jonge ouders – dat is al een gedeeltelijk antwoord op de vraag.
Speciale opmerkzaamheid zal gewijd worden aan het creëren van nieuwe mogelijkheden voor de combinatie van het gezins- en beroepsleven: verminderde werkduur, flexibele werkomstandigheden, gebruik van vaderschapsrechten en dergelijke.
Een afzonderlijk hoofdstuk vormt ook de bevordering van de solidariteit tussen de generaties. Dat is een bijzonder actueel thema, vooral in een gebied waar de oudere generatie reeds de overhand heeft – het grootste deel van Europa maakt deel uit van dat gebied. Natuurlijk is zo’n bevordering enkel doeltreffend als ze wordt ondersteund vanuit uiteenlopende beleidsdomeinen die de positieve aspecten van het gezinsleven stimuleren.
Kortom, vanuit verschillende werkingsgebieden in de Unie wordt een hele reeks maatregelen gepland die ook van belang zijn voor de bevordering van een gezinsvriendelijke beleidsvoering. Het is moeilijk een volledig overzicht van die activiteiten te geven, maar ze komen in verschillende werkdomeinen van het Sloveense voorzitterschap aan bod. Enkele daarvan heb ik net opgesomd.
Marian Harkin (ALDE) . – (EN) Ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij zeer dat het Sloveense voorzitterschap bijzonder belang stelt in de bevordering van gezinsvriendelijk beleid. U had het zelf over de demografische evolutie. Omdat wij allen langer leven, zal er meer behoefte ontstaan aan thuisverzorgers. De meeste thuisverzorgers zijn familieleden.
U had het over beste praktijk. Wij zijn bijvoorbeeld bevoegd op het gebied van werkgelegenheid. De meeste thuisverzorgers worden niet betaald. Heeft het Sloveense voorzitterschap initiatieven voor de thuisverzorgers en, in die samenhang, voor een gezinsvriendelijk beleid?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Neen, ik meen dat we momenteel geen concrete voorstellen voor de belangenbescherming van de groep personen die u noemt, overwegen. Uw vraag stemt echter tot nadenken, of dat misschien ook niet een van de domeinen zou kunnen zijn. Als voorzitterschap zijn we vanzelfsprekend bereid dat in overweging te nemen.
Voorzitter . −
Vraag nr. 4 van Georgios Papastamkos (H-0969/07)
Betreft: Initiatieven van het Sloveense voorzitterschap in verband met de nieuwe aanpak van het nabuurschaps- en energiebeleid
Een van de initiatieven van het Sloveense voorzitterschap is de nieuwe aanpak van het nabuurschaps- en energiebeleid. Deze twee thema’s zijn ontegensprekelijk met elkaar verbonden, met name ten aanzien van de strategie van de EU voor energieautonomie en onafhankelijkheid van de buurlanden. Kan de Raad bijgevolg meedelen hoe hij de programmering van deze initiatieven denkt te ordenen? Hoe ziet hij concreet de toekomst van de energierelaties op de ruimere Balkan?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Bij het beantwoorden van uw vraag zal ik me concentreren op het uitgangspunt van de energie, zo heb ik namelijk uw vraag begrepen.
De Europese Raad heeft in maart 2006 het energiebeleid voor Europa goedgekeurd. De drie belangrijkste politieke doelstellingen van dat beleid zijn: ten eerste, de betrouwbaarheid van de energievoorziening verhogen, ten tweede, het concurrentievermogen van de Europese economieën evenals de beschikbaarheid van de energievoorziening wat de prijs betreft waarborgen en ten derde, de duurzaamheid van het milieu bevorderen en het probleem van de klimaatverandering oplossen. Overeenkomstig deze drie politieke doelstellingen werkt de Raad in het kader van de externe dimensie van het energiebeleid bij de uitvoering en de verdere ontwikkeling van zijn energieprogramma nauw samen met derde landen.
Een internationaal energiebeleid is ook een van de prioritaire domeinen die de Europese Raad in zijn conclusies van maart 2007 heeft vastgelegd. In verband daarmee heeft de Raad toen beklemtoond dat de bestaande instrumenten voor de versterking van de bilaterale samenwerking van de Europese Unie met alle leveranciers volledig moeten worden benut.
Wat de westelijke Balkan betreft, is het belangrijkste bestaande instrument op het vlak van energiesamenwerking het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap. Het doel ervan is de energiemarkt, die in de Europese Gemeenschappen reeds bestaat, uit te breiden naar de landen van die regio, naar de landen van de westelijke Balkan dus.
Bovendien voorziet elk stabilisatie- en associatieverdrag dat de Europese Unie met de landen van de westelijke Balkan sluit in een nauwe samenwerking op het vlak van energie. Ook de Raad zet zich in om de bestaande instrumenten van het Europese nabuurschapsbeleid ten volle te benutten.
Kortom, bij de uitwerking van nieuwe initiatieven inzake energie en in het kader van de betrekkingen van de Europese Unie tot derde landen, stellen we alles in het werk om de bestaande mechanismen volledig te benutten, zowel betreffende de landen van de westelijke Balkan, waarvoor ik het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap heb vermeld, als betreffende de bestaande mechanismen waarover we in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid beschikken.
Georgios Papastamkos (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voegt u mijn eigen wensen voor een succesvolle programmeringsperiode voor het Sloveense voorzitterschap alstublieft toe aan de vele wensen die al zijn geuit.
Vandaag zullen we debatteren over de zuidelijke Kaukasus en de Zwarte Zee. Ik zou het voorzitterschap graag willen vragen of het voornemens is prioriteit te geven aan de institutionalisering van regio-overschrijdende samenwerking tussen de Europese Unie en de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied. Ik zou vooral graag willen weten of intensieve samenwerking gepland is in de energiesector, die van vitaal belang is voor Zuid-Europa.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Hartelijk dank voor uw bijkomende vraag en voor uw vriendelijke wensen.
Ten eerste ben ik het volkomen eens met de evaluatie dat het Zwarte Zeebekken een cruciale regio is vanuit het gezichtspunt van het energiebeleid van de Europese Unie en vooral vanwege de externe dimensie van het beleid. Ten tweede, het antwoord op uw vraag of het in de toekomst mogelijk is de betrekkingen met dat gebied te institutionaliseren, luidt ‘ja, dat kan’. Misschien op dezelfde wijze als dat met de landen van de westelijke Balkan is geschied, met het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, misschien op een andere manier. In elk geval beschouwt het Sloveense voorzitterschap het Zwarte Zeebekken, het Zwarte-Zeegebied en synergie voor het Zwarte-Zeegebied als een van de belangrijkste prioriteiten in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid.
Alexander Stubb (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de fungerend voorzitter met de start van het Sloveense voorzitterschap – en natuurlijk met de das van het Sloveense voorzitterschap, die heel trendy is. Mijn gelukwensen! Mijn vraag betreft energie. Wat is het Sloveense standpunt tegenover de uitbreiding van kernenergie binnen de Europese grenzen? Wat is het standpunt van het Sloveense voorzitterschap over de uitbreiding van kernenergie in de buurlanden?
Justas Vincas Paleckis (PSE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer Slovenië op deze dag. Ik heb een vraag over de zogenaamde North Stream-gaspijplijn. Zoals u weet, zal deze pijplijn Rusland verbinden met Duitsland en enkele andere Europese landen. Zoals u weet, zijn er enkele problemen, onder meer op milieugebied.
Hoe beoordeelt het voorzitterschap dit project?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Bedankt voor die aanvullende vragen. Het voorzitterschap is betreffende het gebruik van kernenergie hevig voorstander van het standpunt dat de beslissing over de invoering, over verder gebruik en over een eventuele toename van het gebruik van kernenergie volledig de verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Het voorzitterschap zal die lijn consequent aanhouden.
Het tweede deel van uw vraag, mijnheer Stubb, ging over Slovenië. Zoals gekend is, is Slovenië een van de landen die kernenergie gebruiken en de mogelijkheid bestaat – daar is echter geen beslissing over – dat het gebruik van kernenergie zal toenemen, dat Slovenië er ook in de toekomst zijn toevlucht toe zal nemen.
Wat het project North Stream betreft: dat is geen project van de Unie, maar van landen die daar rechtstreeks aan meewerken. Daarom heeft de Unie – de Raad en ook het voorzitterschap – uiteraard geen standpunt over dit concrete geval. We hebben echter een principieel standpunt over projecten die we als Unie willen realiseren, en in dat kader zou ik vooral het project van de Nabucco-pijplijn willen vernoemen.
Met andere woorden: we hebben over dat project alleszins een standpunt – een positief standpunt – omdat het een Europees project is. De Europese Unie wil haar energiebeleid op Europees niveau ontwikkelen en moet dan ook dergelijke Europese projecten voortzetten. Als voorzitterschap zullen we ze ondersteunen.
Voorzitter . − Aangezien zij over hetzelfde onderwerp gaan, worden de volgende vragen tezamen behandeld:
Vraag nr. 5 van Colm Burke (H-0971/07)
Betreft: Tekort aan helikopters en medische voorzieningen voor de EU-vredesoperatie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAF)
Kan de Raad laten weten of EU-lidstaten extra materieel, waaronder helikopters en medische voorzieningen, hebben toegezegd voor de EU-vredesoperatie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, zodat het inzetten van Ierse en andere EU-troepen geen onnodige vertraging oploopt? Volgens het hoofd van het Militair Comité van de Europese Unie, generaal Henri Bentegeat, heeft de huidige operatie onder meer nog steeds helikopters, medische ondersteuning en logistieke middelen nodig om haar taak te kunnen uitvoeren. Hebben deelnemende lidstaten en andere landen extra materieel en troepen beschikbaar gesteld na de conferentie over de opbouw van de troepenmacht die in november in Brussel is gehouden?
Kan de Raad ervoor zorgen dat er onder de lidstaten bereidheid is om op EU-niveau meer humanitaire hulp aan deze regio te bieden? In het oosten van Tsjaad hebben op 26 november gevechten plaatsgevonden waarbij het leger van Tsjaad naar verluidt honderden rebellen heeft gedood. Kan de Raad laten weten wat er wordt gedaan naar aanleiding van deze ongeregeldheden? Hoe gaat de Raad ervoor zorgen dat het staakt-het-vuren weer op de rails komt en de Tsjaadse rebellen en de regering van president Idriss Deby zich weer aan het vredesbestand gaan houden?
Vraag nr. 6 van Liam Aylward (H-1016/07)
Betreft: EU-vredesmissie in Tsjaad
Kan de Raad aangeven wat het exacte tijdschema is voor de algehele inzet van vredetroepen van de EU in Tsjaad en hoe deze troepenmacht zal zijn opgebouwd?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) In Brussel vonden al vijf conferenties over de vorming van de strijdkrachten plaats: drie in november en een in december van vorig jaar en de laatste enkele dagen geleden, op 11 januari.
Zoals bij elke soortgelijke operatie werd ook nu duidelijk dat de procedure voor de vorming van strijdkrachten moeilijk is. Ik kan u echter met blijdschap meedelen dat de vijfde, de laatste conferentie over de vorming van strijdkrachten, succesvol was en dat de Europese Unie nu over alle nodige slagkracht beschikt.
Het besluit over het begin van de missie zal waarschijnlijk worden genomen op de vergadering van de Raad van de Europese Unie voor algemene zaken en externe betrekkingen op het eind van deze maand, op 28 januari 2008. Volgens de verwachtingen zal de operationele aanvangscapaciteit eind januari of begin februari van dit jaar worden bereikt. Die omvat ook speciale eenheden met enkele infanterie-elementen en een selectie van technische, logistieke en medische middelen opdat het terrein voor die belangrijke inrichting wordt voorbereid.
Het algemene inzetten van de vredestroepen zal waarschijnlijk in mei plaatsvinden, voor het begin van het regenseizoen. In die fase moeten de EUFOR-eenheden in Tsjaad ongeveer 4 000 manschappen tellen. Betreffende de recente militaire aanvallen tussen de rebellengroeperingen en de Tsjaadse regeringskrachten in het westen van Tsjaad, betreurt de Raad ten zeerste de aanvallen van de rebellen, die tot de huidige confrontaties hebben geleid.
De Raad heeft in zijn conclusies van 10 december zijn enorme bezorgdheid geuit en de Tsjaadse regering opgeroepen om in samenwerking met Soedan en Libië de noodzakelijke voorwaarden uit te werken voor het bereiken van een duurzame politieke oplossing op basis van het vredesakkoord van Sirte. De Raad heeft eveneens de Tsjaadse en Soedanese regering aangemaand om hun verplichtingen, die ze in de overeenkomst van Tripoli hebben vastgelegd, na te komen en in het bijzonder om geen steun meer te verlenen aan gewapende bewegingen, door wie dit gebied onstabiel is.
Gezien het feit dat rebellengroeperingen hun acties ook vanuit Darfur uitvoeren, wijst de Raad de Soedanese regering op haar verantwoordelijkheid om de gewapende groeperingen het oversteken van de Tsjaadse grens te verhinderen. De Raad is zich ervan bewust dat duurzame resultaten enkel door een politieke oplossing kunnen worden behaald, daarom onderstreept hij het belang van het politieke akkoord ter versterking van het democratische proces in Tsjaad, ondertekend op 13 augustus vorig jaar.
Colm Burke (PPE-DE) . – (EN) Ik wens de Slovenen het beste met hun voorzitterschap in de komende zes maanden, en dank hen voor het antwoord.
Met betrekking tot het besluit van midden september van de EU-Raad een EU-troepenmacht beschikbaar te maken, vrees ik dat de tijdschaal in het gedrang is gekomen. Ik vraag mij af of daaruit lering kan worden getrokken. Misschien moeten wij de operatie in gereedheid hebben alvorens wij een verbintenis aangaan.
Het tweede deel van mijn vraag betreft de humanitaire steun. Wij hebben Tsjaad in 2007 humanitaire hulp gegeven. Gaan wij die steun voor 2008 uitbreiden nu wij daar in de komende twaalf maanden rechtstreeks bij de zaak betrokken zijn?
Liam Aylward (UEN) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wens het Sloveense voorzitterschap veel succes in de komende zes maanden. Ook wens ik de EU-troepenmacht die naar Tsjaad gaat, een veilige en succesvolle vredesmissie. Ik ben zeer trots te kunnen zeggen dat deze missie wordt geleid door luitenant-generaal Patrick Nash, een Iers landgenoot. Ik wens ook hem het beste.
Is de Raad het ermee eens dat de EU-vredesmissies een volledige samenwerking met de Verenigde Naties dienen te handhaven en dat EU-vredestroepen uitsluitend mogen worden ontplooid als een resolutie van de Verenigde naties zulke missie ondersteunt?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Allereerst de vraag van de heer Burke. Ongetwijfeld valt er nog een les te leren in een lange reeks lessen, waaruit vooral één ding blijkt: dat het gemakkelijker is principiële beslissingen te nemen dan later ook voor de uitvoering ervan in te staan. Maar goed, in deze procedure kenden we in elk geval succes. Het heeft enige tijd geduurd, maar ik denk dat we op het juiste moment niet enkel overeenstemming, maar ook overeenstemming over de uitvoering zelf hebben gekregen.
Over de tweede vraag zou ik graag willen opmerken dat het een principiële vraag is, die vanzelfsprekend in overeenstemming met het internationale recht en met de oprichtingsakte van de Verenigde Naties moet worden opgelost. Bij vredesoperaties is het natuurlijk aangewezen dat er onder auspiciën van de Verenigde Naties wordt samengewerkt. Dat houdt echter niet in dat de Europese Unie over haar missies van een andere aard niet ook zelfstandig beslissingen kan nemen.
Bogusław Sonik (PPE-DE) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit zal eerder een opinie zijn, denk ik. Aangezien Polen tien procent van de troepen in Tsjaad levert – ongeveer 400 soldaten – zou ik het Sloveense voorzitterschap willen oproepen om al het mogelijke te doen om van deze missie een succes te maken. Dit moet een goed voorbereide en goed uitgeruste missie zijn. Het is algemeen geweten dat Frankrijk het initiatief voor deze missie heeft genomen. Ik zou daarom aan Slovenië willen vragen om als voorzitter van de Europese Unie bijzonder veeleisend te zijn voor Frankrijk, dat de leiding heeft over deze missie. Op logistiek vlak moet dit…, of liever, ik zou nog eens willen benadrukken dat Europa zich hier niet mag compromitteren.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik wil enkel dank betuigen aan Polen en natuurlijk aan de andere landen, die voor deze belangrijke operatie strijdkrachten leveren.
Voorzitter . −
Vraag nr. 7 van Gay Mitchell (H-0973/07)
Betreft: Bescherming van EU-burgers in moslimlanden
In november afgelopen jaar is een Britse onderwijzeres ervan beschuldigd de islam te beledigen toen zij, terwijl zij in Soedan les gaf, haar klas van zevenjarigen toestemming gaf een teddybeer Mohammed te noemen. Indien zij schuldig wordt bevonden kan zij veertig zweepslagen, een fikse boete of een gevangenisstraf verwachten.
Wat kan de EU doen om onschuldige EU-burgers in moslimlanden beter te beschermen als zij in dit soort afschuwelijke situaties verzeild raken?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het geval waarover de vraag van de heer Mitchell gaat, is de situatie van een Britse onderdaan die zich in een derde land bevond en onder de jurisdictie van het nationale recht van dat derde land viel. Aan de genoemde onderdaan werd consulaire bescherming vanuit haar vaderland verzekerd. Zoals bekend is de Britse burger in de tussentijd vrijgelaten en is ze reeds naar het Verenigd Koninkrijk teruggekeerd.
Daaruit blijkt dat dergelijke kwesties hoofdzakelijk met bilaterale betrekkingen tussen de betrokken lidstaat en het derde land worden opgelost. Natuurlijk kunnen er zich gevallen voordoen waarbij bijkomende politieke maatregelen gepast lijken en waarbij vertegenwoordigers van de EU wordt gevraagd mee te helpen bij het oplossen van een dergelijke bilaterale kwestie met zo een inzet. In individuele gevallen kan het ook komen tot officiële mededelingen en initiatieven van de Europese Unie.
Ik herhaal echter dat het – zoals ook in dit concrete geval – gaat om een kwestie die meestal wordt opgelost en in dit geval gebeurde dat op het niveau van de betrekkingen tussen het derde land en het vaderland, een lidstaat van de Europese Unie.
Gay Mitchell (PPE-DE) . – (EN) Ik dank de fungerend voorzitter voor zijn antwoord en wens hem het beste met zijn voorzitterschap.
De fungerend voorzitter is zich er ongetwijfeld van bewust dat elke burger van een EU-lidstaat ook een burger is van de Unie. Als een EU-burger een land bezoekt waar hij het gevaar loopt dat zijn arm of been wordt geamputeerd, zou de Unie de gruwel daarvan ongetwijfeld inzien. Ziet zij die gruwel ook niet waar iemand mogelijks tot zweepslagen en een gevangenisstraf wordt veroordeeld?
Zal de fungerend voorzitter maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat EU-burgers die zulke regio’s bezoeken, zich bewust zijn van het cultuurverschil en zal het voorzitterschap er ook voor zorgen dat de staten waarmee wij zaken doen, weten dat wij van hen een betere behandeling van onze burgers verwachten? Wij willen niet dat zij zo worden behandeld.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Bedankt voor uw bijkomende vraag, mijnheer Mitchell. Het gaat om de kwestie van de consulaire bescherming van burgers. Die bescherming is nog steeds de verantwoordelijkheid van de lidstaten en om die reden is het aan de lidstaten om hun burgers voor hun vertrek naar derde landen te wijzen op gevaren en valstrikken waarmee ze daar rekening dienen te houden.
Anderzijds beschikken we volgens het solidariteitsbeginsel nu reeds over gegarandeerde hulp van lidstaten, die in een bepaald derde land een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging hebben, dat ze consulaire bescherming bieden aan burgers van andere lidstaten van de Europese Unie die daar geen eigen consulaire vertegenwoordiging hebben. Volgens mij is dat al een van de belangrijke verdiensten van onze Unie.
Voordien zei ik reeds dat het – indien nodig – alleszins hoogstwaarschijnlijk, erg aannemelijk is dat ook de Unie bijspringt om dergelijke gevallen op te lossen. In dit geval was dat gelukkig niet nodig, gelukkig werd de zaak op bilateraal niveau opgelost en daar zijn we natuurlijk erg mee ingenomen.
Reinhard Rack (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, u hebt er terecht op gewezen dat bilaterale contacten kunnen helpen bij het oplossen van dit soort probleemgevallen. De Raad heeft echter het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ondertekend samen met de Voorzitter van dit Parlement en de voorzitter van de Commissie. Daarin verwijzen wij naar menselijke waardigheid en het verbod op mensonterende en wrede straffen. Is het daarom niet ook de taak van de Raad om deze eis namens de Europese Unie wereldwijd te stellen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik herhaal: het is nog altijd de taak van de lidstaten, die over de hefboom van de consulaire bescherming beschikken. Het mag duidelijk zijn dat de Europese Unie het kader vormt waarbinnen de landen – en ik wijs nogmaals op het solidariteitsbeginsel – volgens dat solidariteitsbeginsel elkaar ook op dat vlak te hulp komen.
Alleszins zal de Raad, evenals andere instellingen – daarvan ben ik overtuigd – niet aarzelen als ook op hun niveau iets moet worden gedaan. Het feit dat die bescherming voorlopig in het kader van de lidstaten plaatsvindt, sluit bijkomende acties vanuit de afzonderlijke instellingen van de Europese Unie niet uit.
Uit het voorval waarover de vraag van de heer Mitchell ging, blijkt enkel dat deze kwestie op bilateraal niveau werd opgelost, wat echter niet betekent dat die anders, indien nodig, niet zou worden opgelost op een hoger, zelfs op Europees niveau.
Voorzitter . −
Vraag nr. 8 van Avril Doyle (H-0975/07)
Betreft: Biologische verscheidenheid en klimaatverandering
Volgens het vierde evaluatieverslag van de IPCC legt het weerstandvermogen van talrijke ecosystemen het in deze eeuw waarschijnlijk af tegen een nog nooit voorgekomen combinatie van klimaatverandering en andere mondiale impulsen (b.v. de verspreiding van besmettelijke ziekten). Volgens IPCC-ramingen wordt ruwweg zestig procent van de geëvalueerde ecosystemen momenteel niet op duurzame wijze gebruikt en er doen zich steeds meer tekenen van verloedering voor. Alleen al hierdoor gaat er alom waarschijnlijk biologische verscheidenheid verloren.
Op EU-niveau worden wij er door het groenboek van de Commissie over aanpassing aan de klimaatverandering aan herinnerd dat ongeveer twintig tot dertig procent van de (tot dusverre geëvalueerde) planten- en dierensoorten in Europa waarschijnlijk grotere kans maakt uit te sterven als de gemiddelde temperaturen in de wereld met meer dan 1,5 tot 2,5 ºC stijgen.
Welke tastbare maatregelen overweegt het Sloveense voorzitterschap om voorrang te verlenen aan het in Göteborg gestelde doel het verlies van biologische verscheidenheid uiterlijk in 2010 tot staan te hebben gebracht, en de algemene teloorgang van biologische verscheidenheid ten gevolge van klimaatverandering en andere impulsen te bestrijden?
Lenarčič Janez, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Mevrouw Doyle is ongetwijfeld op de hoogte van de bedoelingen van de Europese Unie om bij te dragen tot een ambitieus resultaat van de negende conferentie van partijen bij het verdrag inzake biodiversiteit. Die zal in mei 2008, tijdens het Sloveense voorzitterschap dus, plaatsvinden in Bonn, in Duitsland.
Het behoud van de biodiversiteit staat hoog op de prioriteitenlijst van ons voorzitterschap. Reeds in het verleden heeft de Raad de nadruk gelegd op de behoefte aan voortdurende en diepgaande inspanningen op alle niveaus, opdat we tegen 2010 de doelstelling – een aanzienlijke vertraging van de achteruitgang van de biodiversiteit – bereiken en opdat we tegelijk ook het doel bereiken dat de EU zich op de top van de Europese Raad in Göteborg heeft gesteld en die Parlementslid Doyle in haar vraag heeft vernoemd.
Bovendien nemen lidstaten concrete maatregelen voor de uitvoering van het actieplan voor de vermindering van de achteruitgang van de biodiversiteit tegen 2010 en later, waarin voorstellen staan in verband met biodiversiteit en klimaatveranderingen, zowel op Europees als op mondiaal niveau.
Voor het behalen van de doelstelling, een vertraging van de achteruitgang van de biodiversiteit tegen 2010, zal het voorzitterschap de klemtoon leggen op de behoefte aan synergie tussen het beleid en de handelingen op het vlak van klimaatveranderingen en biodiversiteit, vooral met het oog op de biodiversiteit in zoetwater- en zoutwateromgevingen evenals in wouden.
Deze en de overige doelstellingen voor het behoud van de biodiversiteit zijn in de verklaring met als titel “Aftellen naar 2010” vastgelegd. Tijdens het Sloveense voorzitterschap zullen er gemeenschappelijke vergaderingen met werkgroepen van de Raad worden belegd. Er is een ontmoeting gepland tussen deskundigen voor bosbouw, klimaatveranderingen en biodiversiteit, een andere tussen deskundigen voor internationaal zeebeleid, visserij en biodiversiteit.
Tegelijk zal de biodiversiteit van bossen tijdens de informele ontmoeting van ministers van Milieu in april in Slovenië worden voorgesteld als een uitdaging en een kans om op Europees niveau maatregelen voor een vermindering van klimaatveranderingen en voor de aanpassing aan die veranderingen uit te werken. Het Sloveense voorzitterschap zal zich eveneens inzetten voor een verbeterde samenwerking en voor de uitvoering van de gepaste bepalingen uit verschillende milieuovereenkomsten op nationaal en regionaal niveau.
In haar mededeling met als titel “Het biodiversiteitsverlies tegen 2010 – en daarna – tot staan brengen” heeft de Europese Commissie zich ertoe verbonden de particuliere sector bij het partnerschap voor het behoud van de biodiversiteit te betrekken. In dat kader vond onlangs, in november 2007, in Lissabon een conferentie op hoog niveau over economie en biodiversiteit plaats. Het resultaat van die conferentie, samen met het Lissabonverslag over economie en biodiversiteit, zal worden besproken tijdens de reeds genoemde negende conferentie van partijen, die tijdens het Sloveense voorzitterschap in Duitsland zal plaatsvinden, evenals op het vijfde wereldcongres van de Internationale unie voor het behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen tijdens het Franse voorzitterschap in Barcelona.
Avril Doyle (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, ik dank u en wens u het beste voor een zeer succesvol voorzitterschap.
De aftelling naar 2010 baart mij zorgen. Er zijn veel woorden, maar geen daden op dit vlak. Het is misleiding te zeggen dat er tegen 2010 in de praktijk echt iets zal veranderen. Ik ben het eens met synergieën tussen verschillende beleidsterreinen, maar de bescherming van de biodiversiteit kan bijdragen aan de beperking van de atmosferische broeikasgasconcentraties. Bossen, veenland en andere door mensen gemaakte ecosystemen en habitats slaan immers koolstof op.
Denkt u dat toezicht op verandering de beste beschikbare gegevens vereist? Wij hebben betere informatie nodig over de gevolgen van de klimaatverandering voor de Europese biodiversiteit. Om tegen 2010 vooruitgang te boeken dienen wij de indicatoren en metingen te verbeteren die wij gebruiken om de ernst van de situatie in te schatten.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Hartelijk dank voor die bijkomende opmerking, mevrouw Doyle. Ik ben het er alleszins mee eens dat we over zo goed mogelijke indicatoren moeten beschikken om vast te stellen in welke toestand zich de biodiversiteit bevindt. Het voorzitterschap zal rekening houden met uw opmerking dat daarover moet worden nagedacht. We zullen ons buigen over de behoefte aan verbetering van die indicatoren.
2010 is echt niet meer veraf, er resten ons minder dan twee jaar tot dan. U hebt gelijk dat het moeilijk voor te stellen is om in de korte tijd waarover we beschikken – vooral na een periode die, zoals blijkt, niet erg goed werd benut – voor een domein als biodiversiteit de gestelde doelstellingen, met name een vertraging van de achteruitgang van de biodiversiteit, te kunnen halen.
Daarmee wil ik echter niet zeggen dat het onmogelijk is. We zullen het beste van onszelf geven. Slovenië behoort tot die landen waarvoor biodiversiteit ongelooflijk veel waard is, onder andere omdat het niveau van de biodiversiteit bij ons – zoals u weet – nog steeds vrij hoog ligt. En al is het alleen maar omwille van onze beren, die we naar een aanzienlijk deel van Europa uitvoeren.
Kortom, u kunt op het Sloveense voorzitterschap rekenen. We zullen ons alle moeite getroosten om het doel te bereiken, ongeacht het feit dat er ons nog erg weinig tijd rest.
Mairead McGuinness (PPE-DE) . – (EN) Ik wil de Raad vragen om commentaar te geven op het feit dat de Commissie nu de doelstellingen voor biobrandstoffen herziet. Wat wij met betrekking tot de klimaatverandering als goed beschouwden, blijkt nu onbedoelde gevolgen te hebben voor de wereldwijde voedselzekerheid en biodiversiteit.
Is dat niet een van de problemen voor de mens met betrekking tot de aanpak van de klimaatverandering: dat wij het mis kunnen hebben?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Dat is een van de bewijzen dat we in het verleden aan bepaalde dingen misschien niet genoeg aandacht hebben geschonken. Het is duidelijk dat een volkomen ongecontroleerde en ongebreidelde productie van biobrandstoffen ongetwijfeld negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu, voor de biodiversiteit, voor de voedselprijzen, enzovoort.
Volgens mij is het gepast ook dat gezichtspunt bijzondere aandacht te schenken. Met andere woorden: we moeten een cultuur en gebruik van biobrandstoffen, die de milieulast zullen verminderen in plaats van te vermeerderen, aanmoedigen. Ik ben van mening dat dat voor de Unie de rode draad moet zijn bij haar beleid voor de bevordering van het gebruik van biobrandstoffen.
Voorzitter . −
Vraag nr. 9 van Jim Higgins (H-0977/07)
Betreft: Het BBP voorbij
Kan de Raad meedelen hoe hij van plan is te reageren op het Commissievoorstel om af te stappen van het BBP als indicator van regionale cohesie en kan hij meedelen of hij definitieve maatregelen heeft vastgesteld die in de toekomst zullen worden opgenomen, om de prestaties van een regio accurater te meten?
Mevrouw McGuinness neemt de verantwoordelijkheid voor deze vraag die oorspronkelijk door Jim Higgins werd gesteld.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Allereerst wil ik me verontschuldigen bij de heer Higgins en bij mevrouw McGuinness voor mijn antwoord dat enkel erg kort kan zijn: over die aangelegenheden kan de Raad namelijk enkel op basis van een voorstel van de Commissie debatteren.
Een dergelijk voorstel was er niet, ook niet inzake andere wijzigingen met het oog op de indicatoren voor regionale cohesie. Tot wanneer een dergelijk voorstel er komt, kan de Raad daarover niet debatteren en geen standpunt innemen over eventuele andere indicatoren voor regionale cohesie.
Mairead McGuinness (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Higgins laat zich verontschuldigen. Hij is vanavond onwel en kan hier niet aanwezig zijn. Ik dank u voor uw korte antwoord. Ik veronderstel dat het gepaard zal gaan met plannen om ook benadeelde gebieden in lidstaten opnieuw te definiëren. Ik verzoek u de heer Higgins eventuele informatie over indicatoren te bezorgen.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik kan een poging doen, bedankt. Eventueel, misschien, maar echt heel misschien – ik herhaal: dat hangt vooral van de Commissie af – zal er een gelegenheid zijn tot overleg over de indicatoren evenals over de herziening van het cohesiebeleid, zoals het Sloveense voorzitterschap in deze periode plant, maar dat hoeft niet. Dat is geen verantwoordelijkheid van de Raad, wel van de Commissie. Wij hechten er natuurlijk belang aan te weten waarmee de Commissie aan de slag zal gaan bij het overleg over de herziening van het cohesiebeleid, aangezien dat een van de belangrijke punten van ons voorzitterschap is.
Reinhard Rack (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook het Europees Parlement respecteert het initiatiefrecht van de Commissie, zoals de Raad het net heeft geformuleerd. Wij laten de Commissie dan echter altijd weten wat voor ons bijzonder belangrijk is. Criteria als werkloosheid of toenemende migratie zijn zeker thema’s die hier in de discussie ingebracht zouden kunnen worden. Omdat u het in de vorige vraag had over de Sloveense bruine beren zou ik u als Stiermarker willen bedanken voor deze export en ik hoop dat de opengestelde Schengengrens tot nog meer immigratie zal leiden.
Avril Doyle (PPE-DE) . – (EN) Wat een accuratere meting van de prestaties van een regio betreft, moeten wij ons de vraag stellen of het bruto binnenlands product de juiste maatstaf is. Onderzoekt u – of zal u dat doen (aangezien u pas een week bezig bent) – of het raadzaam is het bruto binnenlands product, het bruto nationaal product of het bruto nationaal inkomen als maatstaf te nemen? Het grote probleem op dit ogenlik is dat wij verschillende dingen met elkaar vergelijken. Het is dan heel moeilijk de prestaties van verschillende gebieden en in verschillende landen te meten. De basis en de indicatoren zijn op dit ogenblik niet genormaliseerd.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik kan moeilijk in naam van de Commissie spreken en ik heb ook geen enkele ambitie om dat te doen, dat zou ik niet aankunnen. Het lijkt er echter op dat de Commissie voorlopig – tenminste voorlopig – nog geen betere indicator dan het bnp heeft gevonden. Indien ze wel een zou gevonden hebben, zou ze die al hebben voorgesteld, daarvan ben ik overtuigd. Ik herhaal mijn vorige opmerking, namelijk dat de herziening van het cohesiebeleid een van de gelegenheden is om ook die kwestie onder de loep te nemen. Later zullen er nog meer gelegenheden zijn, wanneer het zal gaan om een volledige hervorming van de begroting van de Europese Unie, die – zoals u weet – zal plaatsvinden op basis van een totale analyse die de Europese Commissie zelf moet uitvoeren in 2008 en 2009.
Voorzitter . −
Vraag nr. 10 van Mairead McGuinness (H-0979/07)
Betreft: Onderzoek naar Bulgaarse verzorgingstehuizen
De BBC heeft onlangs een documentaire uitgezonden getiteld ‘Bulgaria’s Abandoned Children’. Hierin werden de schokkende leefomstandigheden getoond van kinderen in een verzorgingstehuis in Mogilino in Bulgarije. De producer van dit programma heeft publiekelijk verklaard dat dit tehuis niet het ergste geval in Bulgarije is. De indruk is ontstaan dat hoewel er duidelijk problemen zijn in verzorgingstehuizen voor kinderen en jongvolwassenen met een handicap, deze problemen niet effectief worden aangepakt.
De EU houdt zich aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. We hebben tevens net het Europese jaar van gelijke kansen voor iedereen afgesloten. Kan de Raad daarom een verklaring afleggen met betrekking tot deze zeer gevoelige kwestie?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De Raad heeft geen enkel standpunt over het concrete geval waarover Parlementslid McGuinness het heeft, ingenomen. Met genoegen kan ik echter melden dat de Raad op 5 december 2007 een resolutie heeft aangenomen over een verdere opvolging van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen. Dat was in het jaar 2007, maar na deze resolutie zal dat Europees Jaar geen eenjarige gebeurtenis zijn, maar worden voortgezet.
De genoemde resolutie roept de lidstaten en de Europese Commissie op tot meer inspanningen om discriminatie omwille van invaliditeit en andere redenen te voorkomen, tot een versterkte strijd tegen dergelijke discriminatie, om de kwestie van de invaliditeit ook in de toekomst versneld bij alle relevante beleidsdomeinen te betrekken en om de procedure voor de afsluiting, ondertekening en ratificatie van de conventie van de Verenigde Naties over de rechten van personen met een handicap voort te zetten. Met deze conventie spoort de Raad de lidstaten en de Commissie ook aan tot samenwerking bij gemeenschappelijke uitdagingen en bij het zoeken naar oplossingen in het kader van de uitvoering van de genoemde VN-conventie.
Sta me toe om hierbij te beklemtonen dat de Raad, net als het Europees Parlement, onlangs de mededeling van de Commissie heeft ontvangen over de situatie van personen met een handicap in de Europese Unie, waarin een Europees actieplan voor 2008 en 2009 is opgenomen. Het Sloveense voorzitterschap is van mening dat dit document waardevolle richtlijnen bevat voor verdere inspanningen bij het verwezenlijken van rechten voor personen met een handicap, vooral voor gehandicapte kinderen. Momenteel bestudeert de Raad dat voorstel van de Commissie nog.
Mairead McGuinness (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, ik dank u voor uw diplomatie. Ik hoop dat u er begrip voor hebt dat ik niet diplomatisch ben. Ik denk immers niet dat u beseft tot hoeveel woede en verwarring, in het bijzonder in het VK en Ierland, de uitzending van deze documentaire heeft geleid.
Ik ben van mening, en het spijt mij dit te moeten zeggen, dat de Raad wel een standpunt zou innemen indien het om dierenwelzijn ging. We hebben het over kinderen, die geen stem hebben. Ik denk echt dat het slecht is voor het beeld dat de lidstaten en de burgers van de EU hebben, dat wij in kwesties als deze zo traag reageren.
Ik denk dat het geweldig zou zijn en dat wij geweldige reacties zouden krijgen van onze burgers, indien wij vlugger zouden handelen. Dit verhaal is immers onvergeeflijk. De beelden spraken voor zich.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik kan en wens niet in te gaan op de inhoud van deze kwestie waarover u volstrekt terecht een uitgesproken mening hebt. Ik zou echter willen beklemtonen dat ik vanuit het standpunt van de Raad toch belang hecht aan het respect voor en het rekening houden met de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten. In dat kader kan ik mij enkel als vertegenwoordiger van de Raad uiten, dat is dan niet in diplomatische zin, maar vanuit een respect voor mijn bevoegdheden, de bevoegdheden van de Raad en natuurlijk de speelruimte daarbij.
Jim Allister (NI) . – (EN) Mijnheer de fungerend voorzitter, ik wil uiting geven aan mijn teleurstelling over de ontoereikendheid van uw antwoord.
Toen de toetreding van Bulgarije werd overwogen, werd de behandeling van mensen in instellingen daar een belangrijke kwestie. De vergissing die wij hebben gemaakt is dat, toen in december 2006 de criteria werden vastgesteld – terugkijkend op hoe Bulgarije had gepresteerd – deze kwestie op mysterieuze wijze achterwege werd gelaten.
Waarom was dat zo? Kan dat nu worden hersteld? Welke maatregelen kunt u anders nemen, zodat de Raad en de Gemeenschap zelf het flagrante verzuim in deze sector kunnen onderzoeken?
Elizabeth Lynne (ALDE) . – (EN) De spreker heeft absoluut gelijk. Ook ik vond het antwoord van de Raad ontoereikend. Wij verzochten alle lidstaten voor hun toetreding aan de regels van de Europese Unie te voldoen. Ik weet dat Bulgarije de VN-Conventie inzake de rechten van mensen met een functiebeperking heeft ondertekend, maar ze niet heeft geratificeerd. Kunt u druk uitoefenen op de landen die dat nog niet hebben gedaan? Ik weet dat de Bulgaarse autoriteiten dit probleem proberen aan te pakken. Wij moeten echter druk blijven uitoefenen.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik herhaal vastbesloten dat het geen bevoegdheid of zelfs geen gewoonte is van de Raad om een standpunt in te nemen of opmerkingen te geven over televisie-uitzendingen. Dat vermindert de omvang van het probleem waarover u het hebt, uiteraard niet.
Persoonlijk zie ik een oplossing in de richting die ook uit uw vraag duidelijk blijkt, namelijk in een ratificatie van de VN-conventie over de rechten van personen met een handicap. Net om die reden heb ik in mijn inleiding gesproken over de resolutie, die de Raad in december 2007 heeft aangenomen en die de lidstaten aanzet tot de ratificatie van de genoemde conventie.
Voorzitter . −
Vraag nr. 11 van Bernd Posselt (H-0982/07)
Betreft: Onderhandelingsdatum voor Macedonië
Denkt de Raad dat nog dit jaar, dus tijdens het Sloveense of Franse voorzitterschap, een datum voor het begin van de toetredingsonderhandelingen met Macedonië kan worden vastgsteld?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik weet nog steeds niet wat er mis loopt, normaal gezien schakelt het automatisch aan, soms ook niet, ik verontschuldig me voor die tijdelijke leemtes.
De Raad sluit natuurlijk de mogelijkheid die Parlementslid Posselt in zijn vraag aanhaalt, niet uit en kan dat ook niet doen.
Zoals bekend heeft de Europese Raad in december 2005 besloten om de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het statuut van kandidaat-land te verlenen. Overeenkomstig de besluiten van de Raad van 12 december 2005, enkele dagen voor de zitting van de Europese Raad, moest het land op doeltreffende wijze het stabilisatie- en associatieverdrag uitvoeren. Op basis daarvan heeft de Commissie ook haar voortgangsverslag voorbereid en de genoemde verslagen voor 2006 en 2007 bevatten geen aanbeveling voor een begin van de toetredingsonderhandelingen – met als argument dat aan de vereiste criteria nog niet werd voldaan.
Het voorzitterschap verwacht dat in 2008 de leiding van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vanuit het hele politieke spectrum en met vereende krachten meer inspanningen zal doen om resultaten te bereiken op de diverse gebieden waarin vooruitgang moet worden geboekt. Met het oog op de gebeurtenissen in het land en vooral gezien de vooruitgang tijdens de voorbije maand schat ik dat er dit jaar een stap vooruit kan worden gezet om een datum voor het begin van de toetredingsonderhandelingen te bepalen.
Het Sloveense voorzitterschap wenst van harte een dergelijke vooruitgang. Dat hangt uiteraard af van het land zelf en van zijn succes bij het behalen van de criteria en bij de vooruitgang op het vlak van hervormingen.
Bernd Posselt (PPE-DE) . – (DE) Hartelijk dank voor dit zeer goede antwoord. Staat u mij bij wijze van uitzondering toe eerst nog een persoonlijke opmerking te maken. In 1991, toen Slovenië onafhankelijk werd, was ik bij de onafhankelijkheidsfeesten in Ljubljana – ik geloof als enige EU-burger. Ik was ook tijdens de oorlog in Ljubljana, die goddank van korte duur was, en later rapporteur van het Parlement voor de associatieovereenkomst.
Ik wil gewoon zeggen dat vandaag een historische dag is voor mij. Ik ben heel gelukkig. Vergeeft u mij deze persoonlijke opmerking vooraf.
Des te korter is mijn vraag: gelooft u dat de naamskwestie tussen Macedonië en Griekenland een bilaterale kwestie is, en kan een bilaterale kwestie invloed hebben op toetredingsonderhandelingen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Dank u wel, mijnheer Posselt, voor uw steun, reeds vanaf de eerste dag van onze onafhankelijkheid. Slovenië heeft inderdaad een lange weg afgelegd, zoals ook de voorzitter van de Europese Raad deze ochtend zei.
Wat uw vraag betreft: in de grond van de zaak gaat het om een bilaterale kwestie van naamgeving. We weten echter allemaal dat er voor de oplossing van die eigenlijk bilaterale kwestie een mechanisme onder auspiciën van de Verenigde Naties is gecreëerd, met een speciale vertegenwoordiger, de heer Nimec, die zich inzet voor een bemiddeling tussen beide partijen om tot een oplossing te komen.
Het Sloveense voorzitterschap steunt die inspanningen en verwacht van beide partijen een constructieve samenwerking in dat proces, tot er een gepaste oplossing wordt gevonden. Ondertussen zou deze kwestie volgens ons de integratie van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in internationale organisaties niet mogen beïnvloeden en vooral niet mogen belemmeren.
Avril Doyle (PPE-DE) . – (EN) Ik heb een vraag voor het Sloveense voorzitterschap. Het voorzitterschap ondersteunt het standpunt dat vrede en stabiliteit op lange termijn in Zuidoost-Europa en de Balkan een prioriteit zijn. Economische ontwikkeling gaat daarmee samen. Macedonië is klaar om toetredingsonderhandelingen aan te vatten, de kwestie van de naam – hoe belangrijk die ook is – buiten beschouwing gelaten. Hoe denkt het Sloveense voorzitterschap dat Macedonië het zal doen in vergelijking met andere landen in die regio die klaar zijn voor toetreding? Wij willen ze allemaal, maar sommige landen zullen beter voorbereid zijn dan andere. Hoe schat u de Macedonische kansen op prioritaire toetreding in?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Dank u wel, mevrouw Doyle, voor die bijkomende vraag. Wij, als Sloveens voorzitterschap, ordenen de landen uit de westelijke Balkan volgens het stadium dat ze hebben bereikt. Laten we Kroatië even buiten beschouwing, aangezien dat land sowieso tot een andere categorie behoort, die van de uitbreiding, omdat er reeds over toetreding wordt onderhandeld – in dat geval is in de westelijke Balkan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het verst gevorderd aangezien het het enige land is dat reeds het statuut van kandidaat-land kreeg toebedeeld.
Ik herhaal dat wij wensen en dat het tot de belangrijkste prioriteiten van het Sloveense voorzitterschap behoort, dat elk van die landen, ook het genoemde, tijdens ons voorzitterschap vooruitgang boekt op weg naar lidmaatschap van de Europese Unie. Dat zal niet binnenkort gebeuren, binnen een tweetal jaren, maar zal meer tijd en inspanningen vergen.
Het is echter belangrijk dat het Europese perspectief voor die landen behouden blijft en dat ook het tempo van hun vooruitgang in de richting van dat doel niet afneemt. Ik zeg het nogmaals, wij als voorzitterschap zouden het erg op prijs stellen als dergelijke vooruitgang tijdens ons voorzitterschap zou worden geboekt. Ik herhaal echter eveneens dat het ook en vooral afhankelijk is van de landen van die regio.
Nikolaos Vakalis (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de fungerend voorzitter van de Raad graag willen feliciteren met zijn zeer specifieke antwoord en, als Grieks Parlementslid, zou ik willen zeggen dat wij er bijzonder veel belang bij hebben dat alle staten van de West-Balkan zo snel mogelijk lid worden van de Europese Unie. Het probleem moet echter opgelost worden. Ik zou ook willen zeggen dat Griekenland zijn goede bedoelingen duidelijk heeft gemaakt en dit dagelijks blijft doen in discussies over een compromisnaam. In die zin zou ik dan willen zeggen dat rekening moet worden gehouden met de positie van een lidstaat die met betrekking hiertoe veel goede wil toont.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Bedankt voor die opmerking. De voorzitter van de Europese Raad heeft vanochtend reeds het belangrijke resultaat van het Griekse voorzitterschap in 2003 vermeld, toen de agenda van Thessaloniki voor de landen van de westelijke Balkan werd aangenomen. Die agenda blijft ook aan de basis liggen van de inzet van het Sloveense voorzitterschap bij zijn inspanningen voor de integratie van de landen van de westelijke Balkan. Daarom rekenen we voor alle landen van die regio met name ook op de steun van Griekenland.
Voorzitter . − Vraag nr. 12 is ingetrokken.
Vraag nr. 13 van Nikolaos Vakalis (H-0990/07))
Betreft: Verlaging BTW-tarief voor energiezuinige technologieën en producten
Deelt de Raad de opvatting dat de communautaire BTW-wetgeving moet worden aangepast teneinde een verlaging van het BTW-tarief voor energie uit duurzame bronnen en voor energiezuinige technologieën en producten mogelijk te maken, naast de maatregelen die reeds bestaan inzake stroomverbruik en aardgas? Bestaat er een tijdschema voor het nemen van dergelijke besluiten? Wat gaat de Raad op dit gebied doen, en wanneer?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Zoals u weet, heeft de Raad tijdens zijn zitting van 4 december 2007 besloten om een debat te organiseren over het economische effect van het gebruik van verlaagde tarieven en over het feit of verlaagde btw-tarieven een geschikt instrument zijn om de doelstellingen van het sectoriële beleid te halen. Er werd afgesproken dat de kwestie in 2008 opnieuw zou worden behandeld, niet noodzakelijk in de eerste helft van dat jaar, maar wel in 2008.
Op dit moment is het Sloveense voorzitterschap intensief op zoek naar de meest efficiënte aanpak voor de voortzetting van het debat over verlaagde btw-tarieven, die niet eenvormig zijn. Zoals u weet, werd dit debat op basis van een mededeling van de Commissie tijdens het Portugese voorzitterschap opgestart. Tijdens deze reflectieperiode, die – naar ik hoop – zo kort mogelijk zal zijn, kunnen we nog geen gedetailleerd antwoord geven op de vraag van Parlementslid Vakalis. Ik zou enkel willen beklemtonen dat het om een belangrijke kwestie gaat waaraan het voorzitterschap de nodige aandacht zal besteden.
Nikolaos Vakalis (PPE-DE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik beschouw het antwoord als bevredigend, en ik zou ook graag de gelegenheid willen aangrijpen om het Sloveense voorzitterschap te feliciteren met zijn succesvolle start. Ik wens het al het beste voor de rest van het voorzitterschap.
Voorzitter . − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 19.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
12. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen
13. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
14. Een Europese strategie voor de Roma (debat)
Voorzitter . − Aan de orde is het debat over:
– de mondelinge vraag aan de Commissie van Jan Marinus Wiersma, Hannes Swoboda, Katalin Lévai, Adrian Severin, Jan Andersson, namens de PSE-Fractie, over een Europese strategie voor de Roma (O-0081/2007/Riv. 1 – B6-0389/2007),
– de mondelinge vraag aan de Commissie van Viktória Mohácsi, namens de ALDE-Fractie, over een Europese strategie voor de Roma (O-0002/2008 – B6-0003/2008)
– de mondelinge vraag aan de Commissie van Lívia Járóka, namens de PPE-DE-Fractie, over een gemeenschappelijk Europees actieplan inzake de Romagemeenschap (O-0003/2008 – B6-0004/2008)
– de mondelinge vraag aan de Commissie van Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie, over een Europese strategie voor de Romagemeenschap (O-0004/2008 – B6-0005/2008)
Lívia Járóka, auteur. – (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Dames en heren, fungerend voorzitter, veel documenten, waaronder het Besluit van het Europees Parlement over de Roma uit 2005, de studie van de Europese Commissie uit 2004, het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van het Europees Parlement en het actieplan EUROSTAT uit 2003, werden duidelijk opgesteld om de onhoudbare situatie van de Europese Roma op te lossen.
Desondanks hebben noch de lidstaten, noch de Europese instellingen serieuze stappen ondernomen om acceptatie van de Roma te bevorderen, hoewel het in het belang is van zowel de Europese arbeidsmarkt als de Europese samenleving om de grootste en snelstgroeiende Europese minderheid succesvol te laten integreren.
In het verslag dat vorig jaar december werd uitgebracht door de door commissaris Špidla opgezette adviesgroep op hoog niveau, stond de aanbeveling dat er een Gemeenschappelijk actieplan moest worden opgezet. Dit actieplan moet er ook daadwerkelijk komen, maar er is wel een veel krachtigere en geloofwaardigere inspanning van de kant van de Raad voor nodig teneinde effectieve en onmiddellijke maatregelen te kunnen nemen. Hetzelfde is van toepassing op het Europees Parlement en de burgerbevolking in de vele gebieden waar de Roma wonen.
De Europese Commissie en de lidstaten dienen voor de meest kansarme groepen directe communautaire hulpmiddelen te initiëren, te financieren, te controleren en te implementeren. Indien de financiële middelen van de Europese Unie verminderen, zal dit als belangrijk en toerekenbaar criterium effect hebben op de gelijke kansen van de desbetreffende investering, met andere woorden, indien de ontwikkeling door Europese bronnen wordt gefinancierd, zouden mededingers verplicht een analyse van de gelijke kansen moeten uitvoeren en een plan met maatregelen moeten realiseren.
Mocht het plan met maatregelen een verplicht onderdeel worden van de aanvraag voor verschillende ontwikkelingssectoren en bepaalde regio’s, dan zou dit een grote bijdrage zijn aan het veilig stellen van de gelijke kansen voor kansarme en achtergestelde sociale groepen.
Verder is het cruciaal een kaart op te stellen van alle crisisgebieden in heel Europa, op basis waarvan kan worden vastgesteld in welke gebieden van de Europese Unie de Roma en niet-Romabevolking het meest te lijden hebben van extreme armoede en sociale uitsluiting en waarmee de Europese Commissie ter ondersteuning van de lidstaten een begin kan maken met het desegregatieproces, dat door de regeringen al decennia lang is uitgesteld vanwege andere politieke verplichtingen.
Het is belangrijk dat de commissarissen die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor de integratie en acceptatie van minderheden, hun activiteiten coördineren aan de hand van hun politieke portefeuilles voor onderwijs, werkgelegenheid, gelijke kansen, regionaal beleid en ontwikkeling, dat zij een technische werkgroep vormen en dat zij het actieplan van 2008 voor Roma-aangelegenheden in samenwerking met het Parlement en de burgermaatschappij gaan voorbereiden. Zij zouden zo snel mogelijk met de implementatie van het plan moeten beginnen.
Afgezien van het feit dat wij in 2005 een resolutie hebben aangenomen, waarvan de effecten eigenlijk miniem zijn geweest, vind ik het ook belangrijk dat er zo snel mogelijk een dialoog tussen de partijen op gang moet komen, waarbij de Commissie en de burgermaatschappij moeten worden betrokken.
Ik ben ook van mening dat het in 2008 in ieder geval tijd is voor maatregelen en gesprekken met betrekking tot de Roma die door alle partijen worden georganiseerd. Ik vind het erg belangrijk en ik neem de verantwoordelijkheid op mij in naam van de Volkspartij om hiervoor in 2008 het initiatief te nemen. Hartelijk dank.
Roberta Angelilli, auteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, vanochtend is het verslag over de Europese strategie voor de kinderrechten aangenomen. Een van de prioriteiten is de bestrijding van armoede en discriminatie. Daarom hebben wij besloten om een speciale paragraaf aan de Romakinderen te wijden. Zij zijn vaak uitgesloten van medische zorg, verstoken van onderwijs en leven in sociaal isolement.
Zoals bekend is, gaat een zeer hoog percentage Romakinderen niet of zelden naar school. Veel Romakinderen zijn zelfs gedwongen om bijzonder onderwijs te volgen of naar instellingen voor gehandicapten te gaan.. De gegevens die wij hebben laten zien dat het schoolverzuim van Romakinderen in sommige Lidstaten oploopt tot meer dan zestig procent. Het is duidelijk dat er voor een kind dat niet naar school gaat, analfabeet is of in ieder geval een te laag werk- en denkniveau heeft, geen toekomst is en dat hij misschien zelfs zal moeten bedelen of zwart werk moet aannemen. In ieder geval is hij voor het leven getekend; in het beste geval is hij gedoemd tot armoede en sociale uitsluiting, in het slechtste geval wordt hij het slachtoffer van de georganiseerde misdaad.
Overigens is het de moeite waard om te vermelden dat het Romavolk heel jong is. Ongeveer 45 procent is jonger dan 16 jaar; juist daarom is nuttig en belangrijk als de Commissie specifieke en vooral concrete maatregelen neemt voor de minderjarige Roma, met speciale aandacht voor de bestrijding van schoolverzuim en de bevordering van een adequate scholing van goede kwaliteit. Zonder recht op onderwijs is er geen garantie voor gelijke behandeling en zijn er vooral geen toekomstmogelijkheden.
Jan Marinus Wiersma, auteur. − (NL) Voorzitter, ook wij hebben vragen gesteld aan de Commissie en ik verwacht ook dat de commissaris daarop zal antwoorden. Het gaat vanavond vooral over de inzet van de Europese Unie, van de Europese Commissie, als het gaat om het aanpakken van de problemen van de Roma, waarvan een grote groep zich sinds een aantal jaren en ook weer sinds vorig jaar, kan rekenen tot de groep van EU-burgers. Het zijn burgers die in omstandigheden leven die in de meeste gevallen onacceptabel zijn. Wij zijn blij dat de Europese Commissie hier vandaag op zal reageren.
We zijn ook blij dat de Europese Raad tijdens de Top in Brussel aandacht heeft geschonken aan de situatie van de Roma, de Commissie heeft gevraagd om met meer concrete voorstellen te komen voor wat de Europese Unie zelf kan doen in aanvulling op het beleid van de lidstaten die grote Romabevolkingsgroepen hebben, wat wij kunnen doen aan coördinatie, het uitwisselen van best practices, en hoe we beter de beschikbare middelen van de Europese Unie in die landen via de fondsen kunnen inzetten om wat aan de situatie van de Roma te doen.
Ik zeg dat met name, omdat we bij de toetreding van een aantal landen – vorig jaar, maar ook in 2004 – gezegd hebben: “Oké, kom maar binnen, een van de dingen die we samen moeten doen is het aanpakken van de problemen van de Roma”. Ik was zelf rapporteur voor Slowakije en ik herinner me dat de Slowaakse regering allerlei toezeggingen heeft gedaan, maar ik zet tot enige vraagtekens bij de effectiviteit van de uitvoering van die toezeggingen. Dat is en blijft een belangrijk punt.
Wij zeggen ook dat je de Roma niet kunt zien als een klassieke nationale minderheid, zoals de Hongaren in Slowakije of de Russen in de Baltische staten; het is een typische Europese minderheid waarvoor je ook een speciaal Europees beleid zou kunnen ontwikkelen, samen met de betrokken lidstaten, met een eigen verantwoordelijkheid voor de Europese Unie, zoals dat ook erkend is door de uitspraken van de Europese Raad van Brussel.
Wij vragen met name de Commissie om te zorgen voor meer coördinatie in de Commissie zelf. Hoe kunnen we beter samenwerken? Hoe kunnen we ook binnen het College iemand centraal verantwoordelijk maken voor het Romabeleid? Misschien moeten we ook bekijken of de Roma erkend kunnen worden als een soort Europese minderheid om enigszins om het subsidiariteitsbeginsel heen te kunnen, dat op dit moment voor het minderhedenbeleid van de lidstaten geldt.
Tenslotte denk ik dat de intenties van iedereen goed zijn, maar dat betere coördinatie is vereist en ook meer actie nodig is.
Viktória Mohácsi, auteur. – (HU) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter, collega’s. Ik zou u erop willen wijzen, dat dit Parlement in 1983 al de aandacht vroeg voor het gebrek aan integratie van de Romabevolking. Verder verzocht het Parlement de Commissie, de Raad en de regeringen van de lidstaten in een resolutie van 1984 om alles in het werk te stellen om sociale, economische en politieke integratie van de Roma te bevorderen.
Zoals u zich wel zult herinneren, verzochten wij de Commissie in een door het Parlement in april 2005 aangenomen resolutie om een actieplan te aanvaarden waarin duidelijke aanbevelingen stonden over de economische, sociale en politieke integratie van de Roma bestemd voor de lidstaten en kandidaat-lidstaten.
En opnieuw in november 2007 werd de kwestie van de sociale integratie van de Roma opgenomen in de resolutie van het Parlement over vrij verkeer, op mijn verzoek als Romastrategie op Europees niveau. We verzochten de Commissie toen weer om terstond een Europese strategie te ontwikkelen voor de sociale acceptatie van de Roma door van het integratiefonds en het structuurfonds gebruik te maken.
We weten in de tussentijd zeker dat Romakinderen in tenminste tien EU-lidstaten nog steeds worden gedwongen in gescheiden klassen en in gescheiden instituten onderwijs te volgen, en wij Roma worden ten onrechte als gehandicapt geclassificeerd, met een bepaald beroep geassocieerd en krijgen voor het leven een stempel opgedrukt.
Het is helaas in elke lidstaat maar al te bekend, in welke krottenwijken en onder welke afschuwelijke omstandigheden de Roma leven. Ik moet helaas meedelen, dat ook precies bekend is, dat in iedere lidstaat de gemiddelde levensverwachting van de Roma vijftien korter is dan de levensverwachting van EU-burgers. Hierbij herhalen we nog eens dat de Roma onder de werkelozen in iedere lidstaat oververtegenwoordigd zijn.
Tijdens dit alles gaat er helaas geen maand voorbij zonder dat er in een lidstaat op Roma’s een racistische aanslag wordt gepleegd. We weten dankzij het nieuws – anders zouden we er niet speciaal over gehoord hebben – dat in de nacht van 4 januari 2008 de wijk Marconi in Rome, waar ongeveer 250 Roma wonen, in brand werd gezet. Drie dagen later werd in Aprilia, eveneens in Italië, in een plaatselijke zigeunerbuurt met Molotovcocktails gegooid, waardoor de levens van enkele honderden mensen direct gevaar liepen. In beide gevallen was er sprake van racistische motieven bij het plegen van deze aanvallen.
Het valt niet te betwijfelen, deze roep om verantwoording is gerechtvaardigd, er moet een voorstel voor een resolutie komen, er moet een Europese strategie komen, en iedere lidstaat moet een actieplan opstellen voor de integratie van de Roma. Niemand vormt een uitzondering, niemand kan doen alsof er geen Roma in zijn land zijn – of ze nou worden erkend of niet – anders zou alles wat net is gezegd voor geen enkele lidstaat in de EU waar zijn, zonder uitzondering. Hartelijk dank.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen wil ik mevrouw Járóka, mevrouw Angelilli, de heer Wiersma en mevrouw Mohácsi bedanken voor het aankaarten van deze kwesties die ik namens mijn collega, Vladimír Špidla, behandel, omdat hij momenteel in China is, en dit geeft ons de gelegenheid om van gedachten te wisselen over dit zeer belangrijke onderwerp.
Het afgelopen jaar heeft echt laten zien dat zowel de organen van de Europese Unie als de lidstaten zelf zich meer inspannen om de situatie van de Roma in de Europese Unie permanent te verbeteren. We hebben gehoord dat dit nodig is en ik ben het daarmee eens. Een paar belangrijke stappen zijn in dit verband al gezet. Deze reiken van het besluit van het Europees Parlement in 2005 om het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen in te voeren tot de werkzaamheden van de deskundigengroep op hoog niveau voor de integratie van etnische minderheden en het Europees Economisch en Sociaal Comité alsmede de pas onlangs in december aangenomen conclusies van de Europese Raad waarnaar zojuist werd verwezen.
Ik moet zeggen dat we onze schouders echt niet mogen ophalen voor de moeilijke kwestie van discriminatie zoals de Roma deze ondervinden, en hun uitsluiting van de maatschappij en de arbeidsmarkt. We zijn dan ook vastbesloten om alle ons beschikbare instrumenten te gebruiken, zoals wetgeving, structuurfondsen en informatie- en bewustwordingscampagnes, om deze situatie te verbeteren. Het is zonneklaar dat de programma’s en maatregelen op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid niet voldoende worden ingezet voor de bevordering van de sociale integratie van de Roma. We moeten dus al onze inspanningen vooral concentreren op verbetering van de toegang tot deze maatregelen door middel van een doelgericht plan. Vanzelfsprekend moet een dergelijk plan gebaseerd moet zijn op een autoritatieve en langdurige betrokkenheid van de lidstaten en een efficiënt gebruik van Gemeenschapsinstrumenten en -beleid.
Ik zou nu graag kort en concreet willen ingaan op uw vragen en onze voorstellen voor 2008 willen uiteenzetten. De Commissie zal deze zomer een mededeling aannemen over een herziene strategie voor de bestrijding van discriminatie – een follow-upmaatregel zogezegd van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen. Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van december 2007 zal deze mededeling grotendeels ingaan op de Romaproblematiek en de adviezen van de deskundigengroep op hoog niveau voor de integratie van etnische minderheden. Deze mededeling zal worden aangevuld met een werkdocument van het ambtelijk Commissie-apparaat dat de vooruitgang en de effectiviteit van deze maatregelen analyseert die ten gunste van de Roma worden bereikt, zowel op politiek als wetgevend niveau, en ook bij het plannen van programma’s voor de structuurfondsen.
Tegelijkertijd stellen wij voor om een Romaforum op hoog niveau op te zetten met het doel om vertegenwoordigers samen te brengen van nationale regeringen en parlementen, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s alsmede vooraanstaande personen uit de Romamaatschappij en andere belangrijke spelers. Wij zijn ervan overtuigd dat de rechten van de Roma versterkt kunnen worden door een open discussie op hoog niveau en dat middelen veel doeltreffender kunnen worden gebruikt in hun voordeel.
De staf van mijn collega Vladimír Špidla zal de genoemde initiatieven voorbereiden en zich dan concentreren op de Romaproblematiek op het gebied van non-discriminatie, het Europees Sociaal Fonds, werkgelegenheid en sociale integratie. Aangezien de situatie van de Roma diverse werkterreinen van de Commissie betreft, zoals regionaal beleid, onderwijs, volksgezondheid en justitie, zal de gespecialiseerde overkoepelende groep voor Romavraagstukken, die in 2004 werd opgericht, zich bezighouden met de uitwisseling van informatie. Tot slot heeft de Commissie enkele weken geleden een partnerschapsovereenkomst gesloten met het Europees Informatiebureau voor Roma, het ERIO. Met dit partnerschap zal een permanent, rechtstreeks contact worden gelegd tussen de Europese organen en de Romaburgers.
Verder wil ik eraan herinneren dat diverse initiatieven worden uitgevoerd, zowel op nationaal als Europees niveau in het kader van het Europees Jaar van de interculturele dialoog dat net is begonnen. Het doel hiervan is om het belang van de dialoog tussen culturen en vooral de voordelen die culturele verscheidenheid aan onze maatschappij toevoegt, te benadrukken en de bevolking zich er nog meer bewust van te maken.
In het voorjaar van 2008 zal de Commissie een Groenboek uitgeven over onderwijs aan leerlingen die een migratieachtergrond hebben of deel uitmaken van een achtergestelde minderheid. Het zal ook centrale, de Roma betreffende aspecten behandelen, zoals segregatie van scholen. Dit Groenboek moet een breed debat over dit onderwerp starten en zo mogelijk leiden tot een actieplan op Europees niveau.
Ik wil hieraan nog toevoegen – om direct antwoord te geven op een vraag van mevrouw Mohácsi – dat de Commissie voornemens is om in 2008 het voorstel voor een richtlijn betreffende gelijke behandeling buiten arbeid en beroep te presenteren, een horizontale richtlijn dus, zoals wij hebben aangekondigd in ons werkprogramma.
Dit zijn momenteel de belangrijkste zaken die wij voorbereiden en ik kijk nu met belangstelling uit naar het debat, waaraan ik na afloop wellicht nog een paar opmerkingen heb toe te voegen.
Roberta Alma Anastase, namens de PPE-DE-Fractie. – (RO) Ik denk dat de organisatie van dit debat in plenaire zitting uiterst belangrijk is omdat we de balans moeten opmaken van de Europese acties betreffende de Romabevolking en de methoden voor het verbeteren van de efficiëntie ervan te analyseren.
Uit verschillende recente gebeurtenissen is ons gebleken dat er nog steeds aanzienlijke kloven bestaan wat betreft het Europees beleid op dit gebied en een update en heraanpassing hiervan noodzakelijk is voor de huidige problemen.
Wederzijdse tolerantie en multi-etnische integratie zijn fundamentele principes van de Europese Unie en Roma vormen een belangrijke gemeenschap op Europees niveau, die een aanzienlijke invloed heeft op het sociale, politieke en economische leven in diverse lidstaten van de Europese Unie. Daarom moet op Europees niveau een coherente visie ontwikkeld worden met betrekking tot de Roma, die gericht is op hun integratie en zorgt voor een gemeenschappelijke basis van rechten en verantwoordelijkheden.
Hoewel ik in november de Europese Commissie een vraag heb gesteld over deze kwestie en het antwoord luidde dat er nieuwe voorstellen gelanceerd zouden worden die als doel hadden Roma te integreren, vraag ik de Commissie hierbij met uitleg te komen over deze bedoelingen. Ten eerste zou ik geïnteresseerd zijn in de manier waarop de Commissie deze kwestie zou benaderen vanuit institutioneel oogpunt, om een efficiënte coördinatie en bewaking van de Europese actie voor bescherming en integratie van de Roma te garanderen.
De rol van onderwijs, en ik zou zeggen het onderwijs voor tolerantie, is niet minder belangrijk, waar door mijn collega’s al op gewezen is. Van dit onderwijs zouden alle EU-burgers profiteren, het onderwijs voor tolerantie zou een stimulerende factor voor de integratie van Roma, interactie en sociale betrekkingen in de Europese Unie zijn. De ontwikkeling hiervan zou de sociale integratie van Roma vergemakkelijken en zou aan de andere kant de stigmatisering en de discriminatie van Roma verminderen. Als gevolg daarvan vraag ik de Commissie ons te informeren over het bestaan van dergelijke programma’s en de implementatie ervan, maar vooral over de vraag of zij van plan is rekening te houden met deze kwestie wanneer verder Europees beleid met betrekking tot Roma wordt uitgestippeld.
Bedankt en ik hoop dat dit debat resulteert in krachtige en concrete besluiten om het Europees beleid met betrekking tot Roma te verbeteren.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, hartelijk dank voor uw antwoord dat ons toch in elk geval in een punten tegemoetkomt. U moet begrijpen dat wij ongeduldig zijn over deze kwesties, omdat de laatste incidenten weer hebben laten zien hoe dringend het probleem is.
Ten eerste het Romaforum: instemming van onze kant. Ik geloof dat het een goed idee is, vooral omdat de Roma er zelf bij betrokken worden. Belangrijk is echter om snel te handelen, omdat ik bang ben dat, nu het voorstel er ligt, het doodgepraat zal worden en er te veel getouwtrek zal zijn. Ik geloof dat het Romaforum zo snel mogelijk, nog dit jaar, moet worden opgericht. Het Parlement zal daar zeker bij helpen.
Ten tweede is het natuurlijk ook belangrijk om de plaatselijke overheidsinstellingen erbij te betrekken, omdat regeringen vaak van goede wil zijn en beloften doen, maar het probleem dan bij de burgemeester belandt of ergens anders in de regio en niet echt wordt behandeld.
Ten derde hartelijk dank voor uw toezegging over de voorstellen voor gelijke behandeling buiten arbeid en beroep. Dit is in het algemeen een belangrijk thema dat mijn fractie van harte steunt.
Toch wil ik, mevrouw de commissaris, namens mijn fractie zeggen dat deze interdisciplinaire groepen – we kennen ze allemaal uit onze eigen administraties – allemaal heel moeilijk en nuttig zijn. Wij vinden het belangrijk dat er één commissaris verantwoordelijk is voor het coördineren van het themagebied, of dat er op zijn minst een geautoriseerde vertegenwoordiger bij de commissarissen is wiens taak het is om dit uit te voeren.
Ik weet nog altijd niet waarom de Roemeense commissaris de taak heeft die hij heeft. Als hij dit er op zijn minst bij zou kunnen doen, zou dat helpen. Ik weet het niet.
Maar wij willen dat deze zaken meer prioriteit krijgen. Het gaat in de goede richting. Dank u, commissaris, voor uw verslag, maar een beetje meer kracht en een beetje meer vaart zouden in het belang van de Roma heel belangrijk zijn.
Alfonso Andria, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, collega’s, hoewel dit debat is ontstaan naar aanleiding van mondelinge vragen aan de Commissie, is het in wezen de natuurlijke voortzetting van een initiatief dat het Parlement al enige tijd geleden heeft aangenomen en waarover het recent nog heeft gesproken. Er is zeker een actieplan gericht op verbetering van de situatie van de Roma nodig, gezien de slechte integratie van deze minderheid in de maatschappijen van de landen van de Europese Unie.
Het transnationale karakter dat kenmerkend is voor de Roma vereist een Europese strategie, waar ik mij bij aansluit, zodat zij uit hun zorgwekkende toestand kunnen komen. Zij leven nu dikwijls in een bijna onmenselijke situatie die zeker bijdraagt aan hun sociale uitsluiting met verschillende gevolgen: van desinteresse voor het gastland tot ontaarding in geweld; als dader of slachtoffer.
Naast de richtsnoeren die de locale en nationale autoriteiten kunnen helpen om de sociale onvrede waarin de minderheden van een Lidstaat verkeren in te perken, zijn er voldoende fondsen nodig om actie te kunnen ondernemen. Maar het is niet alleen een financieringprobleem. Het uiteindelijke doel is gelijke toegang tot werk, onderwijs, onderdak, gezondheidszorg, sociale diensten en het benodigde kader om de burgerrechten uit te kunnen oefenen, te beginnen bij besluitvormingsprocessen. Om dit doel te bereiken is een integrale benadering van de problematiek en de verschillende acties nodig. Dat is dan ook de reden dat ik het er niet mee eens ben om de verantwoordelijkheid voor de Romakwestie bij één Europese commissaris te leggen.
Twee jaar na aanvang van het decennium voor de insluiting van de Roma (2005-2015) zijn er nog veel taken die de deelnemende regeringen nog moeten nakomen en opstarten. Welke initiatieven wil de Commissie nog nemen? Ik hoop dat deze dan zo snel mogelijk van start gaan; meteen na het Europese Jaar van de gelijke kansen en in het Jaar van de interculturele Dialoog.
Elly de Groen-Kouwenhoven, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de huidige situatie van de Roma dwingt mij te beginnen met de kritiek dat de Europese Commissie traag en lui is geweest bij de aanpak de problemen van de Roma in Europa.
Kijk naar de Raad van Europa en de OVSE, die in de voorbije twintig jaar volledig aan Romakwesties gewijde diensten hadden. De Raad van Europa heeft vele specifieke aanbevelingen met betrekking tot de Roma geproduceerd. De OVSE heeft een actieplan ontwikkeld om de situatie van de Roma te verbeteren. Ik vraag mij af hoeveel aandacht de Commissie en de EU-lidstaten aan deze documenten hebben besteed en of zij de gezamenlijke resolutie van het EP over de Roma of de actieplannen voor het decennium inzake de inclusie van de Roma ernstig hebben genomen.
Kritiek zonder meer is echter niet mijn politieke stijl. Mevrouw Ferrero-Waldner heeft mij reden gegeven tot optimisme. Ik verzoek haar daarom Commissievoorzitter Barroso en het college de volgende boodschap mede te delen.
In de eerste plaats moet zo snel mogelijk een Europese strategie voor de Roma worden uitgestippeld die in de eerste plaats gericht is op de verbetering van de leefomstandigheden van de Roma in Europa, het scheppen van werkgelegenheid voor de bijna negentig procent van de Roma die geen baan hebben, de bestrijding van anti-zigeunergevoelens, de ondersteuning van de opleiding van de Roma en de bevordering van de gezondheid en de politieke inclusie van de Roma.
In de tweede plaats heeft de Europese Commissie met het oog op zulke strategie een permanente, met Romapersoneel bevolkte Romaeenheid nodig. Ik hoop werkelijk dat de Commissie Romapersoneel in dienst zal nemen op grond van hun vaardigheden in plaats van op grond van hun huid, zoals bepaalde lidstaten in het verleden hebben gedaan.
In de derde plaats moet een bijzonder Europees fonds voor Romaprojecten voor de Europese Commissie een prioriteit zijn. Het Europees Parlement moet natuurlijk ook een bijdrage leveren aan de gemeenschappelijke Europese ‘Unie van werk’ om de situatie van de Roma te verbeteren. Ik wil hier opnieuw een permanente rapporteur voor Romakwesties voorstellen, die een goed overzicht kan geven en het Parlement, andere EU-instellingen en de lidstaten aanbevelingen kan doen.
Bovendien zou ik de stem van de Roma in het Parlement luider willen horen. Hun belangen moeten door hun leden van het Europees Parlement worden vertegenwoordigd.
Ten slotte wil ik benadrukken dat de Europese Romastrategie gemeenschappelijke politieke waarden met betrekking tot het toekomstige uitbreidingsproces en de bestrijding van ultranationalisme en extreemrechts in Europa dient te weerspiegelen.
Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ik bedank de commissaris voor wat zij gezegd heeft en voor de taken die zij op zich heeft genomen en die mij ook in lijn lijken met de inhoud van de resoluties die zijn aangenomen door het Europees Parlement. Maar deze beloften alleen zijn niet voldoende.
Ik wil vragen van welke middelen de Commissie gebruik maakt en wat zij ons kan zeggen over het gebruik van fondsen die onder diverse uitgavenposten ter beschikking zijn gesteld aan de Lidstaten voor integratie van de Roma. Ten tweede: welke controle voert zij uit op de concrete toepassing van de goedgekeurde richtlijnen op nationaal niveau? Ten derde: ik ben het eens met degenen die vragen om één gesprekspartner binnen de Commissie om alle thematiek over de Roma te behandelen.
Als we het vervolgens over mijn land hebben, kan ik niet genoeg beklemtonen dat wij te maken hebben met een sterke golf van racisme en stigmatisering, vooral van de Roma. Bovendien heeft Italië niet volledig gehoor gegeven aan richtlijn nr. 43 uit 2000 tegen etnische discriminatie. Daarom vraag ik de Commissie welke maatregelen zij hiertegen gaat nemen. Het begrip molest op basis van ras, de kwestie van de deling van de bewijslast en de bescherming tegen misbruik veroorzaakt door rassendiscriminatie zijn niet in de Italiaanse wetgeving opgenomen.
En ik vraag de Commissie nogmaals of zij weet dat in een grote Italiaanse gemeente, te weten Milaan, migratiekinderen, in dit geval voor het merendeel Roma, met ouders die niet de juiste papieren of verblijfsvergunning hebben geen basis- en middelbaar onderwijs mogen volgen. Dat lijkt mij absoluut in tegenspraak met alle documenten van de Europese Unie, met het Handvest van de fundamentele rechten van de Europese Unie en ook met de resolutie over de kinderrechten die wij vanochtend hebben aangenomen.
Als laatste wil ik u erop wijzen dat de Italiaanse regering debatteert over het zoveelste wetdecreet over de Roma kwestie; nu doet zich de vraag voor of er een verwijzing naar economische redenen kan worden opgenomen waardoor het mogelijk wordt om een burger van een andere Lidstaat uit het land, in dit geval Italië, te zetten. Naast de algemene immigratiekwestie richt dit decreet zich specifiek op de Roma. Ik wil graag uw mening horen.
Desislav Chukolov (NI) . – (BG) Geachte collega’s, ik neem ook het woord zodat in deze Kamer eindelijk te horen is hoe de zaken er echt voor staan zodat de hypocriete verklaringen kunnen ophouden, ook al is het maar even.
Wat hebben we tot nu toe bereikt met de discussies? We hebben bereikt dat u zich druk maakt om de zigeunerbevolking in Europa, die ook mijn vaderland, Bulgarije, omvat. Ik durf me niet eens voor te stellen dat u zich nu druk zou maken over de extreem lage pensioenen van gepensioneerden in Bulgarije of voor die eerlijke, hardwerkende Bulgaren die dagelijks het slachtoffer worden van misdaden door zigeuners.
Geachte parlementsleden, toont u zich eens wat bezorgd over het feit dat de Bulgaarse Socialistische Partij regelmatig stemmen van zigeuners koopt tijdens verkiezingen in Bulgarije. Het zou u zorgen moeten baren dat de coalitiepartner van de Bulgaarse socialisten, de Beweging voor Rechten en Vrijheden, hier vertegenwoordigd in de ALDE-Fractie, alle resterende stemmen koopt. Ook uitgebracht door zigeuners. Laat het u zorgen baren dat de voorzitter van de Beweging voor Rechten en Vrijheden, Ahmed Doghan, het kopen van stemmen, stemmen van zigeuners, een ‘normale Europese praktijk’ noemt.
Toont u zich eens wat bezorgd over het feit dat in Bulgarije de zigeunerbevolking 3 tot 4 procent bedraagt, terwijl de misdaden die door hen worden gepleegd goed zijn voor dertig tot veertig procent van alle strafbare feiten. En dit zijn niet alleen armoedemisdaden, die begaan zijn uit armoede. Dit zijn extreem schaamteloze en brute misdaden. Omdat de verkrachting en de moord op een 79-jarige vrouw geen armoedemisdaad is. Daar bent u het toch mee eens, of niet?
Het is duidelijk dat de enorme geldbedragen die hieraan besteed worden, niet werken. Deze financiering werkt niet omdat dit geld verdwijnt in dubieuze stichtingen en niet-gouvernementele organisaties. Naar onze mening, die van de patriotten van Ataka, is de oplossing van dit probleem gelegen in de naleving van alle wetten in elk afzonderlijk land. Naleving van de wet, zonder tolerantie voor een specifieke minderheid, zal tot succes leiden. Omdat in Bulgarije misdaden die worden gepleegd door zigeuners niet in detail worden onderz