De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van José Manuel Barroso, de voorzitter van de Commissie, over de voorstellen inzake energie en klimaatverandering.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst mijn verontschuldigingen voor de lichte vertraging. Zoals u weet, hebben wij onze Commissievergadering zojuist pas beëindigd.. Daarna zijn we onmiddellijk hierheen gekomen om een pakket voor te stellen dat naar onze opvatting van historisch belang voor de Europese Unie is. Dat is de reden waarom ik, en ook de commissaris voor het milieu, de heer Dimas, en de commissaris voor energiezaken, de heer Piebalgs, nu pas zijn gearriveerd. Aan de definitieve versie van het document wordt nog gewerkt. Die versie is op zeer korte termijn klaar, maar dit is een heel belangrijke mogelijkheid om u de besluiten van onze zitting van vandaag uit de eerste hand voor te stellen.
Ik wil graag beginnen met de mededeling dat we zeer verheugd over de uitkomst zijn. Dit resultaat werd door een consensus binnen het College van commissarissen bereikt, met sterke ondersteuning van alle leden van de Commissie voor een zeer ambitieus voorstel. We hebben namelijk een akkoord bereikt over het uitgebreidste pakket maatregelen betreffende het klimaat en hernieuwbare energiebronnen dat waar ook ter wereld is aangenomen. Hierop kunnen we terecht trots zijn. Dit maatregelenpakket voor het klimaat en hernieuwbare energie is afgestemd op de uitdagingen van de toekomst. We geloven dat het goed voor onze planeet is, dat het goed voor de Europese economie is en dat het goed voor onze burgers is.
Het werk van de Europese Unie wordt soms als nogal technische aangelegenheid beschouwd, als iets wat alleen specialisten interesseert, maar niet van belang is voor het dagelijks leven van de mensen. De maatregelen waarover we vandaag discussiëren laten zien dat deze opvatting niet juist is: de strijd tegen de klimaatverandering en de zoektocht naar een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening is van groot en dagelijks belang voor alle Europeanen. Dit gaat ons allemaal aan, en dit is één van de belangrijkste – zo niet de belangrijkste – uitdagingen van de 21e eeuw.
De Europese burgers verlangen een visie en een actieplan. Daarmee zij we nu bezig. Deze visie werd vorig jaar onder het leiderschap van de Europese politieke gemeenschap ontwikkeld. In de Europese Raad werd, op voorstel van de Commissie, de doelstelling ‘20/20/20 in 2020’ goedgekeurd: een vermindering van 20% van de broeikasgassen of 30% wanneer andere ontwikkelde economieën meedoen, opwekking van 20% van het energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen en een verhoging van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020.
Dit werd door de Europese Raad besloten. We kunnen er trots op zijn dat Europa bij dit actieplan het voortouw neemt. We hebben het vervolgens bij de top van Heiligendamm naar voren gebracht, bij de bijeenkomst op hoog niveau van de Verenigde Naties in New York en tenslotte bij de Conferentie van Bali. Zonder een sterk Europees leiderschap zouden we niet de veelbelovende resultaten van de Conferentie van Bali hebben bereikt, waar een stappenplan is opgesteld voor de mondiale overeenkomst die we willen bereiken en die we naar verwachting in 2009 in Kopenhagen tot stand zullen kunnen brengen.
Het sterke engagement van dit Parlement voor deze zaak is van cruciaal belang geweest, en ik wil u nogmaals danken voor al uw ondersteuning. Uw werk van het verleden jaar heeft doorslaggevende politieke impulsen geleverd voor een actief beleid. Ik geloof dat de voorstellen van vandaag voldoen aan de door u gestelde doelen, evenals aan het door de Europese Raad van verleden maart afgegeven mandaat.
Het pakket van vandaag vormt een gedetailleerd stappenplan dat erop is gericht de politieke visie te verwezenlijken waarover we het vorig jaar eens geworden zijn. We zijn het eens geworden over deze visie en nu moeten we met concrete plannen, concrete instrumenten over de brug komen om deze visie te kunnen realiseren. Wij zijn van mening dat het bereiken van een vermindering van 20% in onze uitstoot van broeikasgassen tot het jaar 2020 de hoogste prioriteit heeft, en we dit zo nodig naar 30% op kunnen voeren als er een internationaal verdrag komt. Dit mogen we niet vergeten. Want het gaat hier om wereldwijde opwarming, om wereldwijde klimaatverandering, en niet alleen om klimaatverandering in Europa. We moeten onze voorstellen zo formuleren dat we anderen aan onze kant krijgen. Het is ook belangrijk dat we door een goed voorbeeld te geven het voortouw nemen. Dat is een van de redenen waarom we nu voorstellen doen waarmee we kunnen bereiken dat in 2020 20% van de verbruikte energie afkomstig is uit hernieuwbare energiebronnen.
Het pakket dat we net in de Commissie hebben goedgekeurd omvat het volgende: een bijgewerkt emissiehandelssysteem (ETS) dat erop is gericht een ETS zonder grenzen te creëren, om zodoende grote industriële uitstoters aan te zetten tot een vermindering van broeikasgasemissies; specifieke bindende nationale streefdoelen, zodat de lidstaten precies weten wat ze naast het ETS moeten doen, op gebieden als vervoer, gebouwen, landbouw en afvalverwerking; een nieuwe aanpak om doelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen actief te bevorderen, ook hier mede door bindende nationale doelen; nieuwe regels om de opvang en opslag van koolstof, de toekomstige technologie voor het verminderen van emissies, te stimuleren; en nieuwe regelingen voor staatssteun die rekening houden met het specifieke karakter van de maatregelen die op milieugebied noodzakelijk zijn.
Een onderdeel van ons mandaat was de doelstelling het aandeel van biobrandstoffen tot 10% te verhogen, zodat het vervoer een bijdrage moet leveren aan de vermindering van de uitstoot. Zoals u weet werd dit doel van 10% eenstemmig door de Europese Raad aangenomen.
Het moet duidelijk zijn dat wij, door met voorstellen over biobrandstoffen te komen, ook volledig rekening hebben gehouden met de andere kant van het mandaat: de behoefte aan duurzaamheid op het gebied van het milieu. Met dit voorstel wordt het meest veelomvattende en duurzame systeem ter wereld opgezet voor de certificering van biobrandstoffen, dat zowel van toepassing is op Europese als op geïmporteerde biobrandstoffen. We blijven ook de snelle ontwikkeling van tweede-generatie biobrandstoffen bevorderen.
Het is belangrijk om er bij stil te staan dat ons doel is, duurzame biobrandstoffen te bevorderen en dat we een belangrijke bijdrage leveren aan een mondiaal beleid, omdat biobrandstoffen thans in veel gevallen niet duurzaam zijn en niet aan onze criteria voldoen – criteria die we niet alleen in Europa maar ook in de rest van de wereld toegepast willen zien.
Het heden voorgestelde maatregelenpakket omvat de meest verstrekkende wetsvoorstellen die sinds vele jaren door de Europese Commissie zijn ingediend. Hoe zijn we bij de ontwikkeling van dit pakket te werk gegaan? We hebben alle opties langdurig en grondig onderzocht, maar daarbij vijf fundamentele beginselen nooit uit het oog verloren.
Ten eerste: de doelstellingen respecteren. Zonder dit zouden we niet serieus worden genomen door investeerders, niet door onze onderhandelingspartners en wat het belangrijkst is: niet door onze eigen burgers.
Ten tweede: redelijkheid: Het erkennen van ongelijke investeringsvermogens en de verschillende uitgangspunten van de lidstaten.
Ten derde: concurrentievermogen, dat wil zeggen het ontwerpen van een systeem waarbij de vereiste uitgaven van de Europese economie tot een minimum worden beperkt en waarbij het concurrentievermogen van Europa op sommige gebieden wordt verbeterd doordat de Europese industrie en de Europese economie profijt kunnen trekken van hun voortrekkersrol op dit gebied.
Ten vierde moesten de voorstellen zo geformuleerd worden dat ze een veelomvattende internationale overeenkomst over een vermindering van broeikasgasemissies kunnen bevorderen, inclusief het opvoeren van onze eigen inspanningen ter vermindering van emissies tot 30% wanneer andere ontwikkelde landen dit ook doen.
En ten slotte moeten wij er nu aan beginnen de mondiale emissies tegen 2050 te halveren. Dit betekent dat we er heden aan moeten werken om de technologie van morgen snel op gang te krijgen.
Dit pakket moet ook in verband met enkele eerdere voorstellen van ons worden gezien, namelijk met het voorstel voor een interne energiemarkt en met het Europees strategisch plan voor energietechnologie. Dit maakt deel uit van een zeer uitgebreid pakket voorstellen dat erop is gericht voor het eerst een werkelijk Europees energiebeleid tot stand te brengen, waarbij we willen dat de zekerheid en duurzaamheid van de energievoorziening gewaarborgd is. Natuurlijk zullen er altijd mensen zijn die zeggen dat dit te veel kost en dat we geen andere keus hebben dan onze kop in het zand te steken en te hopen dat het niet zo’n vaart zal lopen. Ik geloof dat ze hier de plank misslaan. Het een en ander zal wat kosten, maar deze kosten zijn beheersbaar.
We hebben er hard aan gewerkt om de juiste vorm te vinden en op passende wijze gestalte te geven aan de ambities van Europa. Hierdoor liggen de extra kosten voor de verwezenlijking van de voorstellen onder 0,5% van het BBP tegen 2020. Dit komt neer op ongeveer 3 EUR per week voor elke Europese burger. Dit is veel minder dan de 60 EUR per week die ons te wachten staan als we niets ondernemen.
Zelfs als we van de meest optimistische veronderstellingen van de Stern Review uitgaan, dan zal de prijs voor inactiviteit 10 keer hoger uitvallen dan de uitgaven die onze voorstellen met zich mee brengen. Het is waar dat er kosten zijn, maar we moeten de kosten van dit pakket vergelijken met de kosten van inactiviteit. Aangezien de kosten van inactiviteit veel hoger zijn, kunnen we zeggen dat we met dit pakket relatief gezien winst boeken. Het is zo dat de kosten van dit pakket met elke verhoging van de olie- en gasprijzen naar beneden gaan. In plaats van over de kosten zouden we het eerder over de opbrengsten voor de Europese Unie moeten hebben.
(Applaus)
Dit pakket is voorgeprogrammeerd om onze doelen op een efficiënte manier te bereiken, door met behulp van marktinstrumenten veranderingen met een minimum aan kosten teweeg te brengen en gelijke mededingingsvoorwaarden te scheppen, en hierbij zoveel mogelijk aan de lidstaten over te laten.
We hebben bijzondere aandacht aan rechtvaardigheid besteed. Daarom hebben we er bij het ontwerp van de voorstellen op gelet dat de armere lidstaten aan de eisen kunnen voldoen: alle lidstaten leveren een bijdrage, die echter in verhouding staat tot hun investeringsvermogen.
In het bedrijfsleven zijn er, zoals we allemaal weten, sectoren waar de uitgaven ter vermindering van de emissies van sterke invloed zouden kunnen zijn op het concurrentievermogen ten opzichte van bedrijven in landen die niets – of zeer weinig– doen in de strijd tegen klimaatverandering. Het heeft geen zin om in Europa een hard beleid in te voeren, wanneer dit betekent dat de productie naar landen verhuist die de emissies op geen enkele manier aanpakken.
Een internationaal verdrag is de beste manier om dit op te lossen, maar we moeten de bedrijven rechtszekerheid bieden door te waarborgen dat wij de nodige maatregelen zullen nemen. Energie-intensieve industrieën zullen gratis ETS-quota krijgen zolang er geen mondiaal of territoriaal verdrag is. Zolang niet wordt beantwoord aan onze verwachtingen met betrekking tot een internationaal verdrag, zullen we andere opties onderzoeken, zoals het verplichten van importeurs tot het kopen van soortgelijke quota als hun Europese concurrenten, voor zover zo’n systeem verenigbaar is met de voorschriften van de WTO.
Ik benadruk dit punt, omdat het in geen geval zo mag zijn dat dit pakket en de maatregelen die de Europese Unie uiteindelijk zal aannemen, goed zijn voor het milieu, maar slecht voor de economie. Nee, ze zijn er niet alleen voor het milieu en onze planeet, maar ook voor onze economie en het concurrentievermogen van de Europese economie. We willen dat de industrie in Europa blijft. We willen onze banen niet naar andere delen van de wereld exporteren.
(Applaus)
Rechtvaardigheid is ook belangrijk ten opzichte van de burger. Wij willen er bij de lidstaten voor pleiten hier gevoelig te werk te gaan door bijvoorbeeld een percentage van de opbrengst van ETS-veilingen te gebruiken om minderbedeelden te ondersteunen bij investeringen in energievriendelijke huizen.
Maar we mogen niet de enorme economische kansen uit het oog verliezen die de overgang van Europa naar een economie met lage emissies met zich meebrengt. Het Europees leiderschap betekent ook dat we moeten laten zien dat de technologie er is, en dat we een effectieve en concurrerende industriële sector nodig hebben die de uitdaging aankan. Hier liggen echte kansen. Alleen al de sector hernieuwbare energie zal volgens onze schattingen tussen nu en 2020 één miljoen banen opleveren. Ik ben er zeker van dat de Europese industrie ook dit keer zal laten zien dat ze tot innovatie en aanpassing in staat is. Europa kan de eerste economie van het tijdperk van lage koolstofemissies worden. Deze kans moeten we te baat nemen.
Dit pakket geeft Europa de mogelijkheid zich van zijn beste kant te laten zien waar het erom gaat een kwestie aan te pakken die van fundamenteel belang op lange termijn is, optimaal gebruik te maken van de schaalvoordelen van het Europese continent en een politieke consensus in praktische maatregelen om te zetten.
Indien sommige mensen in Europa aan de noodzaak van een Europese Unie twijfelen, dan is het precies het beleid op deze gebieden dat aantoont waarom we tegenwoordig, meer dan ooit, een sterke Europese Unie nodig hebben.
(Applaus)
Juist op dit punt kunnen we zelfs de grootste twijfelaar ervan overtuigen dat geen van onze lidstaten– zelfs niet de grootste– de grootte of het politieke gewicht heeft om vorderingen te maken met deze agenda. Als Europa vastbesloten is om de leiding te nemen, heeft het dit politieke gewicht wel. Zo gezien is het, afgezien van de milieuaspecten, afgezien van de economische aspecten en afgezien van de zeer belangrijke geopolitieke en veiligheidsaspecten – want laat ons niet vergeten dat we het over de zekerheid van de energievoorziening hebben en dat we niet van regimes afhankelijk willen zijn die ons niet vriendelijk gezind zijn – ook een geweldig argument voor de Europese eenheid. Het is ook een geweldig argument om te laten zien dat niet alleen wij een sterke Europese Unie nodig hebben, maar dat ook de wereld een sterke Europese Unie nodig heeft, die het voortouw kan nemen bij de mondiale inspanningen om de mondiale uitdagingen van de 21e eeuw aan te pakken.
(Applaus)
Marianne Thyssen, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL) Voorzitter, Commissievoorzitter, Raadsvoorzitter, collega's, het is vandaag een historische dag. Het is een dag die onze manier van leven, denken, doen en laten zal beïnvloeden.
Zonder afbreuk te doen aan haar andere verdiensten, zal deze Commissie later vast en zeker herinnerd worden als de Commissie die de Europese integratie versterkt heeft met een nieuwe dimensie, als de Commissie die het masterplan klimaat en energie heeft opgesteld. Een plan waarvan de basis is gelegd tijdens het Duitse Raadsvoorzitterschap onder impuls van bondskanselier Merkel en waar wij ons als PPE-DE-Fractie vanaf het begin achter hebben geschaard.
Europa toont vandaag dat het niet bang is zijn verantwoordelijkheid te nemen op het vlak van energie en klimaat en dat het wereldwijd een voortrekkersrol kan spelen. Nu komt het erop aan ambitie te verzoenen met haalbaarheid. Want laten we elkaar niets wijsmaken, collega's, de concrete realisatie van de 20-20-20-doelstellingen zal op korte en middellange termijn moeilijke beslissingen vragen van ons allemaal en grote inspanningen vergen van alle betrokkenen. Alleen al deze afspraken uitvoeren, is een grote stap voorwaarts.
Commissievoorzitter, wij gaan ervan uit dat het actieplan dat u hier zojuist heeft toegelicht, weloverwogen is. De PPE-DE-Fractie steunt uw vijf sleutelbeginselen. Maar als verantwoordelijke fractie eisen wij uiteraard de ruimte op om ook zelf te onderzoeken of elk van de door de Commissie gelanceerde voorstellen voor elk van de lidstaten en voor elk van de meest betrokken sectoren fair en haalbaar is.
Om te slagen is inderdaad een geïntegreerde aanpak nodig, waarbij onze ambitieuze energie- en klimaatdoelstellingen worden verzoend met onze doelstellingen op het vlak van economische groei en banen. Tegelijk moeten we als Europa onze bevoorrading en zelfvoorziening van energie veiligstellen.
Als PPE-DE-Fractie gaan wij akkoord met de gedifferentieerde aanpak. We weten nu al dat we bestookt zullen worden met vragen om de voorstellen af te zwakken. Het is ook onze taak om goed te luisteren naar de commentaren van de nationale en regionale overheden en van het representatief maatschappelijk middenveld. Maar ons uitgangsprincipe is dat niet degene die het hardst roept het meest mag binnenhalen. We moeten werk maken van een gedifferentieerde aanpak op basis van transparante, objectieve en faire criteria en dit in het besef dat niet handelen meer kost dan wel handelen.
Naast de onderlinge solidariteit moet de geografische en economische capaciteit van de lidstaten bij de verdeling van de lasten vooropstaan. De reeds gepresteerde inspanningen en de toekomstige innovatiecapaciteit van sectoren moet eveneens in rekening worden gebracht. Aan deze principes zullen wij onder geen beding laten tornen. De ultieme afweging die wij als PPE-DE-Fractie zullen maken, moet ons een win-winsituatie opleveren. Aan de ene kant moeten we de klimaatdoelstellingen halen, aan de andere kant moeten we een performante economie hebben die in staat blijft om banen te scheppen. Als de balans eenzijdig doorslaat, riskeren we beide te verliezen, bijvoorbeeld omdat economische sectoren wegtrekken naar plaatsen waar niet eens CO2-plafonds worden opgelegd.
Tot slot beseft de PPE-DE-Fractie dat het cruciaal is dat Europa, maar ook de rest van de wereld, erin slaagt af te kicken van zijn energieverslaving. Het moment is aangebroken om op grote schaal op CO2-armere wijze te leren consumeren. Wij zullen allemaal - ondernemers en burgers - we de knop moeten omdraaien.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie! Namens mijn fractie wil ik u persoonlijk en de Commissie hartelijk danken voor uw werk. De juiste doelen, die op het gebied van het milieu en de economie zijn geformuleerd en worden nagestreefd, zijn al ter sprake gebracht. Bij de omzetting van het pakket moeten we – zoals de spreekster voor mij reeds heeft gezegd – op bepaalde punten letten. U weet, mijnheer Barroso, dat we met betrekking tot biobrandstoffen zeer sceptisch zijn ten aanzien van de huidige technologieën. We moeten veel meer in onderzoek en ontwikkeling investeren – dit geldt ook voor de volgende begrotingen –, om de technologie van de tweede generatie zo snel mogelijk te realiseren, zodat de balans op milieugebied daadwerkelijk positief uitvalt. Het is van doorslaggevende betekenis om ten aanzien van biobrandstoffen tot een verifieerbare positieve milieubalans te komen.
Wat de CO2-uitstoot en de broeikasgasemissies aangaat, zullen velen – volgens mij terecht – zeggen dat een vermindering met 20% te weinig is om te kunnen garanderen dat we de doelstellingen bereiken die we met betrekking tot de klimaatverandering willen halen. Maar aan de andere kant moet ik u gelijk geven en kan ik volledig beamen wat u gezegd hebt: het heeft geen zin dat Europa alleen het voortouw neemt als anderen niets ondernemen en niet van plan zijn om hierin mee te gaan. Wij willen namelijk geen vuile technologieën en banen exporteren. Wij willen in Europa schone technologieën ontwikkelen en deze ook exporteren, zodat we het milieu gemeenschappelijk schoonhouden. Dát moet ons doel zijn.
(Applaus)
Daarom, mijnheer Barroso, zijn overzichtelijke en verifieerbare internationale afspraken noodzakelijk, en wel op zo kort mogelijke termijn. Mocht dit niet haalbaar zijn, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dan zijn we ervoor dat wij eigen plannen gaan maken. In mijn opinie stelt de Commissie zich in dezen te afwachtend op. Ik ben weliswaar van mening dat de beslissingen pas later moeten worden genomen, maar ik geloof dat we nu al moeten overleggen wat we gaan doen wanneer er geen internationale afspraken komen. Komen er dan importheffingen, natuurlijk in overeenstemming met de WTO? Wordt in dat geval toch overwogen een CO2-belasting in te voeren? In de Raad en in de Commissie is hier reeds over nagedacht. In ieder geval moeten we ons er sterk voor maken dat zowel met de ecologische als met de economische aspecten rekening wordt gehouden. Ik denk niet dat we elke noodkreet van de kant van de industrie blindelings moeten geloven. Maar er moet wel rekening worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de industrie en van de werknemers. U heeft aangekondigd dit te zullen doen. We zullen er in het wetgevingsproces op moeten letten dat dit ook gebeurt.
Mijnheer de Voorzitter en dames en heren van de Commissie, onze eigenlijke doelstelling moet zijn om iets tot stand te brengen zoals ons dat bij REACH is gelukt, namelijk een alliantie voor het milieu waarbij ook de industrie en de werknemers zijn betrokken, om te bereiken dat alle belangen onder één noemer kunnen worden gebracht. REACH is hiervoor een goed voorbeeld. Collega Sacconi en vele anderen hebben eraan meegewerkt dit met het Parlement en de Commissie te bereiken. We moeten ons laten leiden door de milieudoelstellingen, maar daarbij rekening houden met economische vraagstukken, teneinde een schone industrie en een schone economie in Europa te waarborgen.
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de liberalen en democraten zijn voor dit pakket. Naar onze mening is dit de belangrijkste handeling van de Commissie van de heer Barroso tot dusver. De klimaatverandering is de grootste uitdaging waarvoor het leven op deze planeet zich gesteld ziet, het grootste probleem waarvoor onze regeringen zich gesteld zien en een bron van knagende zorgen voor onze burgers. Ik wil mijn dank betuigen aan de heer Davies en mevrouw Ek voor het werk dat ze in mijn fractie hebben verricht om ervoor te zorgen dat we met een sterke en snelle reactie zullen komen.
Het is belangrijk dat de Commissie handelt. In nationale democratieën is er al te vaak sprake van pure crisisbeheersing. De problemen worden pas aangepakt als het niet meer anders kan, en soms is het dan al te laat. Wetenschappers uit Californië waarschuwden 30 jaar geleden al voor de klimaatverandering. We kunnen de klimaatverandering niet meer afwenden, maar we kunnen erop hopen en ernaar streven de gevolgen ervan in te perken.
Met uw voorstellen, voorzitter Barroso, erkent u de enorme urgentie om maatregelen te treffen. Er zal heftig over worden gedebatteerd. Sommigen zullen betogen dat ze ten koste van de winsten zullen gaan, anderen zullen betogen dat ze banen zullen kosten, en we hebben al argumenten gehoord die in deze richting gaan. Zonder twijfel zullen er heftige debatten in de Commissie zijn gevoerd. Mijn fractie is van mening dat uw voorstellen de winsten kunnen opvoeren, banen kunnen scheppen en onze economie een nieuw concurrentievermogen kunnen geven. Ze zijn in ieder geval van essentieel belang voor een verantwoordelijk rentmeesterschap over onze planeet, en wij zullen met u samenwerken om zo snel mogelijk tot een overeenkomst over uw voorstellen te komen.
Liam Aylward, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, we hebben lang moeten wachten om de voordelen van dit wetgevingspakket in ogenschouw te kunnen nemen. Misschien dat de droom nu waar wordt. Misschien zullen er doelstellingen worden vastgelegd voor een reductie van de CO2-uitstoot en een verhoging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen.
De lidstaten zullen zonder twijfel uitdagingen op zich af zien komen. Maar ook nu al hebben ze met uitdagingen te maken. Deze wetgeving zal de markt stabiliseren, vooral op het gebied van de handel en de wetenschap, ze zal de investeerders zekerheid geven, ze zal windkracht, zonne-energie, hydro-elektriciteit en biobrandstoffen bevorderen. In het algemeen zal ze ertoe bijdragen het milieu tegen klimaatverandering te beschermen.
Wat betreft biobrandstoffen blijft het Parlement van mening dat deze de uitstoot van CO2 niet zullen verergeren. Het streefpercentage is misschien 10% te hoog. We moeten garanderen dat de wetgeving het mogelijk maakt de voedselvoorziening in het oog te houden en eventuele tekorten te signaleren. De lidstaten zullen een flexibele houding moeten innemen ten opzichte van de bestaande ongelijkheden tussen de verschillende landen.
De wetgeving moet echter uitvoerbaar zijn. Ik juich de voorstellen van de Commissie over de tweede generatie biobrandstoffen toe, maar we moeten nu al beginnen onze blik op de derde generatie te richten.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte heer Dimas! Kunt u zich Bali nog herinneren? Ik weet zeker dat u dat kunt, mijnheer Dimas. In Bali was de Europese Unie als het ware een synoniem voor de internationale inspanningen ten behoeve van klimaatbescherming, voor internationale solidariteit, voor duurzaamheid. Wat een geweldig gevoel. Ik was echt trots op u, mijnheer Dimas. Ik was zelfs trots op de Duitse minister van Milieuzaken. Hierbij is mij nog eens duidelijk geworden dat de Europese Unie de steun van haar burgers kan herwinnen door een echt goede mondiale bescherming van het klimaat.
Maar deze steun van het publiek, mijnheer Barroso, kan weer zeer snel verloren gaan, vooral wanneer er een duidelijke discrepantie is tussen woorden en daden. Ik heb inmiddels veel over de debatten in de Commissie gelezen. Ik geloof dat u een heel belangrijk instrument zou ruïneren, indien u bij uw voorstellen inzake de emissiehandel niet voet bij stuk houdt. Indien het debat verder door schone steenkool wordt beheerst, indien heimelijk propaganda wordt gemaakt voor kernenergie, indien plantaardige motorbrandstoffen voorrang krijgen boven een gewijzigd vervoersbeleid, indien efficiëntie – en dat is de allerbelangrijkste prioriteit, mijnheer Piebalgs – steeds meer op de achtergrond komt te staan, dan zullen we geen goede bescherming van het klimaat op poten kunnen zetten.
(Applaus)
De kritiek van de Europese industrie op de voorstellen kan niet door de beugel. Het was per slot van rekening de vrije markt die dit klimaatprobleem heeft doen ontstaan. Niet China en Indië zijn verantwoordelijk voor verkwisting en de te hoge CO2-uitstoot, maar wij. De vrije markt zal dit probleem niet oplossen. De vrije markt moet in het belang van de klimaatbescherming worden gereguleerd. Vanzelfsprekend moet er dan worden gediscussieerd over externe bescherming van de Europese industrie vanwege de daarmee verbonden lastenverzwaringen. Wij staan klaar om hierover te spreken. We geloven dat we alleen met ambitieuze voorstellen op Europees niveau ook op het punt van externe bescherming vooruitgang kunnen boeken in de internationale onderhandelingen. We kunnen niet met slappe instrumenten in Poznań aankomen. We moeten ook in Poznań en Kopenhagen weer het voortouw nemen. Ik verheug me op een nauwe samenwerking met u, waarde collega Dimas.
(Applaus)
Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik vind het belangrijk dat de Commissie naar dit Huis is gekomen om haar voorstellen te presenteren. Het is een positief signaal dat Europa dit vraagstuk serieus neemt en naar een beleidsreactie streeft zoals wij die hebben helpen uitwerken.
Juist om deze reden wil ik in alle eerlijkheid zeggen dat ik mijn twijfels heb over enkele aspecten van deze voorstellen en ze daarom niet kan ondersteunen. Ik verwijs hier naar het buitensporige aandeel van biobrandstoffen, ondanks een groeiend gevoel van onbehagen dat hierover bij vele partijen heerst. Ik verwijs hier naar het gevaar dat enkele mensen atoomenergie met een schone en hernieuwbare energiebron zullen gelijkstellen, wat niet juist is. Ik verwijs naar een te groot vertrouwen in de technologie voor koolstofopslag, terwijl andere, betere toepassingen buiten beschouwing blijven. Ten slotte verwijs ik naar de vrijstellingen van emissiereducties voor vervuilende landen of voor sectoren als ijzer en staal.
Op deze manier lopen we gevaar de geloofwaardigheid van Europa te ondergraven, in plaats van haar te versterken in deze cruciale fase waartoe op de conferentie op Bali de aanzet werd gegeven. Op Bali werden grondbeginselen vastgesteld voor de ondertekening van een post-Kyoto verdrag. Om dit te kunnen bereiken – en dat moeten we – is, naast het vermogen om een complexe regeling tot stand te brengen, een sterke politieke wil nodig, maar vooral consistentheid.
De politieke wil op te brengen betekent dat het klimaat als lakmoesproef voor Europa en voor een ander soort van globalisering moet worden beschouwd. Consistentheid betekent dat verdere stappen moeten worden gedaan in richting van de 20/20/20: vermindering van uitstoot, energie-efficiëntie en gebruik van hernieuwbare energiebronnen.
Daarom moeten we een pakket van prioritaire maatregelen vastleggen dat in de loop van dit jaar aangenomen dient te worden, voordat dit Parlement wordt ontbonden en er nieuwe verkiezingen worden gehouden. Behalve deze 20/20/20-doelstellingen moet dit pakket ook maatregelen inzake voertuigen en vliegtuigen omvatten die de beloften van een algemene reductie geloofwaardig maken, gedeeltelijk door middel van verticaal beleid. In dit opzicht zouden vrijstellingen voor sectoren als ijzer en staal een grote vergissing betekenen.
We moeten ook voor de nodige complexiteit zorgen om tot een sterke overeenkomst te komen, een overeenkomst die een nieuw scenario voor de globalisering aan de orde stelt dat niet alleen meer op concurrentie berust, maar op samenwerking en technologieoverdracht.
Daarnaast is het van cruciaal belang om nieuwe ideeën te onderzoeken, zoals het voorstel van mevrouw Merkel om de uitstoot per hoofd van de bevolking te berekenen, en na te denken over aanpassingen voor continenten zoals Afrika die minder vervuilen, maar in veel sterkere mate door de klimaatverandering worden getroffen. Aan deze maatstaf, de situatie in Afrika, zullen de bijdrage en de toewijding van Europa worden gemeten.
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Voorzitter, het is een belangrijke dag als het gaat om milieu- en energiebeleid. Ik wil de Europese Commissie danken voor het energiepakket dat zojuist is gepresenteerd. Voortbouwend op de beslissingen die vorig jaar genomen zijn om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren, ligt nu het wetgevingspakket voor ons. Kenmerkend voor de voorliggende voorstellen is dat de diverse belangen niet eensluidend zijn, ook binnen de Europese Commissie niet.
In de afgelopen dagen hoorden we al kritiek op de voorstellen, voornamelijk vanuit de zware industrie. Het amenderen van de richtlijn betreffende de emissiehandel zal inderdaad pijn doen bij verschillende sectoren. Toch denk ik dat we nu stappen moeten zetten, ook al doen die soms pijn.
Ik kijk ook met belangstelling uit naar de richtlijn betreffende carbon capture and storage. Daarnaast is het fantastisch als er meer hernieuwbare energiebronnen komen; tot 20% in 2020, zoals wordt voorgesteld. Over het doel van 10% biobrandstoffen moeten we kritisch zijn. De duurzaamheidscriteria moeten een duidelijke plaats krijgen in deze richtlijn. Voor de meeste voorstellen zal de Milieucommissie in dit Huis aangewezen worden als verantwoordelijke commissie. Dat schept verplichtingen tot slagvaardigheid, maar we hebben moed voor de uiteindelijke uitkomst.
We zullen in de komende maanden veel kritische geluiden horen vanuit de lobbyhoek; toch zal er ook brede steun zijn. We moeten onze rug recht houden om binnen de kaders van verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid te zorgen voor wetgeving waar alles en iedereen, maar vooral het milieu, bij gebaat is.
Irena Belohorská (NI). – (SK) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso en heren commissarissen Dimas and Piebalgs, voor het voorstel dat u heeft gepresenteerd. Ik acht het van het grootste belang voor ons allen en voor de toekomst van Europa.
De in december verleden jaar in Bali gehouden conferentie heeft het fundament gelegd voor een internationale overeenkomst over de aanpak van de klimaatverandering. Het actieplan van Bali, het stappenplan van Bali en het Aanpassingsfonds van het Protocol van Kyoto zijn uitdagingen waarbij de Europese Unie het voortouw moet nemen. We moeten toch toegeven dat we in zekere mate mede verantwoordelijk zijn voor de huidige klimaatverandering.
Het is logisch dat de doelstellingen van de ontwikkelde en de zich ontwikkelende landen verschillen. China en India moeten een specifieke compensatie voor de vermindering van broeikasgasemissies krijgen. Ik ben er echter bang voor dat onze inspanningen tevergeefs zullen zijn als de VS deze kwestie niet eindelijk serieus nemen.
De Conferentie van Bali is geen opvolger van het Protocol van Kyoto. Laten we echter hopen dat de conferentie als aansporing dient om dit vraagstuk op te lossen. Vooral het tweede beginsel juich ik toe, mijnheer Barroso, namelijk het beginsel van redelijkheid en de erkenning van de verschillende uitgangspunten en de verschillende investeringsmogelijkheden van de lidstaten. Nogmaals mijn dank.
Karl-Heinz Florenz (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso! U weet dat ik een sterke band heb met de economie, de ecologie en het gemeenschappelijk beleid. U heeft de visie van Angela Merkel en van de staats- en regeringsleiders vandaag een stuk verder ontwikkeld. De visie van dit voorjaar was precies goed. Ze kwam op het juiste moment. Nu moet echter invulling aan deze visie worden gegeven, en wat dit betreft heeft u uw kaarten nog niet helemaal op tafel gelegd. Ik heb vandaag nog nauwelijks cijfers gehoord. Ik zou ze echter graag willen horen, omdat we dit probleem gezamenlijk met de betrokken partijen willen oplossen, en niet tegen hen in. De programma’s die u de afgelopen twee weken en vandaag heeft gepresenteerd, zullen het economische beleid respectievelijk het industriebeleid van Europa sterk veranderen. Juist daarom geloof ik dat dit beleid door nog veel meer schouders moet worden gedragen, en niet alleen door de grote pijlers.
Eigenlijk ben ik enigszins teleurgesteld, mijnheer Dimas, dat het afvalbeleid en met name het stortingsbeleid hier geen grote rol speelt. We kunnen in Europa miljoenen tonnen CO2 ten bate van de mondiaal agerende grootindustrie besparen, wanneer we daar de moed voor opbrengen. We hebben de afgelopen twee jaar toch allemaal geleerd dat het hier om veel meer gaat dan om een klimaatprobleem. In de toekomst krijgen we te maken met een tekort aan hulpbronnen. Onze kinderen zullen ons vervelende vragen stellen, mijnheer de commissaris en mijnheer de voorzitter van de Commissie, wanneer we dit niet moediger aanpakken.
Natuurlijk moeten we eerlijk met de bedrijven en de milieuverenigingen omgaan, en ik onderstreep nadrukkelijk de vijf beginselen waarvan u bent uitgegaan. We kunnen niet tot een grote lastenverzwaring voor grensoverschrijdende bedrijven besluiten en tegelijkertijd verwachten dat zij succesvol kunnen concurreren. Dat kan niet. Hier moeten we het noodzakelijke werk verrichten – ‘boter bij de vis doen’, zoals wij het in mijn streektaal zeggen.
Wat het emissiehandelssysteem ETS betreft moet worden gezegd dat ETS het bekendste en meest getoetste systeem is. We moeten van onze fouten leren, maar we moeten de emissiequota aan de krappe kant houden. We doen er niemand een plezier mee wanneer we te royaal zijn. Het systeem moet aan de krappe kant blijven en het moet redelijk zijn. Dan sta ik achter u.
De Europese Unie hoeft helemaal niet zo bang te zijn voor het thema klimaatverandering. We moeten het als een kans zien, als een kans voor ons milieu, als een kans voor de industrie en met name als een kans voor de komende generaties.
(Applaus)
Guido Sacconi (PSE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil het belang benadrukken van het feit dat u, mijnheer de voorzitter van de Commissie, hebt besloten direct hierheen te komen om ons te informeren over de goedkeuring van het pakket dat op zo zorgvuldige wijze in elkaar is gezet; men zou bijna kunnen zeggen: op maat is gemaakt. Laten we niet vergeten dat dit pakket vergezeld gaat van een ander besluit dat door u in december is genomen. Ik bedoel het voorstel voor een verordening inzake voertuigen, die in zekere zin deel uitmaakt van dit pakket.
Ik zal geen commentaar leveren op de inhoud van het pakket zelf, omdat ik de slechte gewoonte heb teksten pas te beoordelen wanneer ik er vertrouwd mee ben en ze bestudeerd heb en alle details ervan kan beoordelen. We zullen proberen uit te zoeken of u het juiste evenwicht heeft gevonden of dat er nog behoefte is aan afstemming of verbetering. Over het geheel genomen lijkt het mij dat de voorstellen overeenkomen met de beginselen en doelstellingen die door het Parlement en de Raad in de afgelopen maanden zijn ontwikkeld.
Ik zou echter nog een politiek punt willen opwerpen, dat al door de heer Musacchio werd aangeduid en ons allen betreft. Ik onderschrijf zijn mening over Bali. Het glas was noch half vol, noch half leeg, want het was een groot politiek succes. Slechts drie maanden eerder zou er niemand een cent om hebben verwed. De EU heeft in Bali zijn leidende rol in de wereld bevestigd, maar haar verantwoordelijkheden zijn daardoor ook toegenomen. Onze verantwoordelijkheden zijn groter geworden: we kunnen niet met lege handen naar Poznan en daarna naar Kopenhagen gaan. We moeten met resultaten aankomen.
U heeft uw bijdrage geleverd door dit pakket op te stellen, nu is het de beurt aan de wetgevende instanties – het Parlement en de Raad – om het goed te keuren en daarna om te zetten in bindende normen. Dit zal niet eenvoudig zijn in de korte tijd die ons rest. Deze legislatieve periode loopt ten einde, net zoals de CO2-emissies dit in 2015 zouden moeten doen, wanneer ze een laatste piek zouden moeten bereiken voordat ze beginnen te dalen. Wij als wetgevers hebben wat dat betreft onze piek al achter de rug.
Daarom moeten we tot een soort informele overeenkomst komen, een speciale methode van werken om ervoor te zorgen dat dit pakket voor het eind van de parlementaire zittingstijd grotendeels in kannen en kruiken is. Anders staan we straks met lege handen wanneer er over de voortzetting van Bali moet worden onderhandeld. Dit geldt voor het Parlement, dat er extra op moet letten om bevoegdheidsconflicten uit de weg te gaan, waarmee we maanden zouden verspillen. Dit geldt ook voor de Raad, die al in een zeer vroeg stadium – zoals in andere gevallen al is gebeurd – informeel met ons zou kunnen samenwerken. Maar dit geldt ook voor u: u kwam vandaag een beetje te laat omdat u klaarblijkelijk zaken moest bespreken. Wanneer ik uitga van mijn ervaringen met andere dossiers, dan zou het goed zijn wanneer de Commissie zich naar buiten toe eendrachtig opstelt.
Lena Ek (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, eindelijk bewegen we ons weg van de doelstellingen naar de middelen! Ik ben het ermee eens dat wanneer we het verstandig aanpakken, er alleen maar voordelen zullen zijn, dat we dan een verbetering van het milieu kunnen bereiken, betere mogelijkheden voor onze kinderen en meer banen in Europa. Maar dit vergt een samenhangende aanpak op verschillende beleidsgebieden – onderzoek, ontwikkelingshulp, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, energie enzovoorts – en de eerste test hiervoor zal de voorjaarstop zijn waar het om de agenda van Lissabon zal gaan.
Zal de agenda van Lissabon die de Raad in maart zal goedkeuren ook het energie- en klimaatpakket weerspiegelen? Dat zal de eerste grote test zijn. Er is echter ook nog een andere. We hebben slechts 13 maanden om nog tijdens deze zittingsperiode van het Europees Parlement, en van de Commissie en de Raad besluiten te nemen over dit erg belangrijke – zo niet allerbelangrijkste – voorstel. Dertien maanden om met een Europees standpunt voor de dag te komen vóór de Europese verkiezingen en vóór de uiterst belangrijke vergadering van Kopenhagen in december 2009.
We weten allemaal dat het echt van belang is, we weten allemaal dat we hierin absoluut moeten slagen, en dat ieder van ons de taak heeft om een besluit in april mogelijk – en niet onmogelijk – te maken, zodat de keizer niet zoals in het bekende Deense sprookje zonder kleren naar Kopenhagen gaat!
We moeten ook de energieschaarste – de voorraad is niet groot genoeg –, de technologieneutraliteit en verbeteringen op het gebied van bosbeheer aanpakken. Dit zal in de parlementaire procedure naar mijn overtuiging op een zeer transparante en open wijze gaan gebeuren, zoals gebruikelijk in dit Parlement.
Om ten slotte weer van de middelen naar de doelstellingen terug te keren: de verantwoordelijkheid ligt bij ons, en de Fractie ALDE zal aan uw kant staan als er een besluit wordt genomen, en zal de kiezers waar voor hun geld geven – eindelijk!
Alessandro Foglietta (UEN). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de Commissie heeft het op twee punten van het energie- en klimaatpakket, waar we jammer genoeg weinig over weten, over een andere boeg gegooid: ten eerste waar het gaat om de nakoming van de beloftes van Kyoto en ten tweede waar het gaat om het verbeteren van de energiemix en de energievoorziening van Europa. We juichen vooral de verplichtingen toe tot verspreiding van hernieuwbare energiebronnen, tot grotere flexibiliteit voor het geven van staatssteun voor milieumaatregelen en de ontwikkeling van schone energiebronnen en technologieën ter vermindering van broeikasgasemissies.
Het pakket omvat echter enkele gevoelige punten met betrekking tot het concurrentievermogen van onze bedrijven. De heer Barroso heeft de kosten zelf op ongeveer 60 miljard euro geschat. We moeten naar de uitwerking van deze lasten kijken. Het plan voor een veilingsysteem voor emissierechten, die naar schatting 39 euro per ton CO2 zouden gaan kosten, en de verdere uitbreiding van dit systeem naar de vervoers- en bouwsector baren de industrie vrij veel zorgen, en per slot van rekening zal de consument er waarschijnlijk voor moeten opdraaien. In het licht van deze sombere vooruitzichten zullen de Commissie en vooral de lidstaten hun uiterste best moeten doen om de enonomische en sociale gevolgen van deze maatregelen te lenigen.
Ik wil benadrukken dat de rol van Europa als mondiale leider in de strijd tegen de klimaatverandering onbetwistbaar is en door niemand wordt ontkend. We mogen echter niet vergeten dat onze internationale concurrenten in vele geavanceerde industrietakken een tegengesteld standpunt innemen. Ter afsluiting ben ik het eens met hetgeen voorzitter Barroso heeft gezegd. We moeten er ongetwijfeld hard aan werken om verplichtingen en doelstellingen te definiëren en om het hier voorgestelde pakket een groter gewicht te geven. Het mag geen virtueel pakket blijven, maar het moet wel redelijk zijn.
Claude Turmes (Verts/ALE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit Parlement heeft een visie voor de 21e eeuw ontwikkeld die 21 verschillende technologieën voor hernieuwbare energie omvat. Het voorstel van de Commissie van vandaag is een eerste stap – 20% in 2020 – in de richting van een Europa dat tegen het eind van de eeuw vrijwel uitsluitend op hernieuwbare energiebronnen zal draaien.
Dit betekent miljoenen banen voor Europa, dit betekent een leidende rol op technologisch gebied, dit betekent reductie van CO2, minder afhankelijkheid van gas- en olie-importen, meer mededinging op een energiemarkt die thans door een kleine minderheid wordt beheerst, en daarvoor wil ik u danken, mijnheer Piebalgs, omdat u niet hebt toegegeven aan de wens van de elektriciteitslobby om de systemen van gegarandeerde prijzen overboord te gooien, omdat alleen systemen van gegarandeerde prijzen het voor het midden- en kleinbedrijf mogelijk maken om in deze markt te investeren. Een aandeel van biobrandstoffen van 10% is een doelstelling die door de autoindustrie en de suikerindustrie aan de politiek werd opgedrongen. U had niet de moed deze doelstelling te laten vallen. Deze moed zullen wij dan opbrengen.
Ten slotte heb ik nog een specifieke vraag voor de Commissie. Wij van de fractie der Groenen zijn ervoor dat de Europese industrie tegen milieudumping in bescherming wordt genomen, maar uw verklaring, mijnheer Barroso, bevat een tegenstrijdigheid. Wanneer de energie-intensieve industrie de quota helemaal gratis krijgt, hoe kunt u het dan rechtvaardigen dat een Chinees staalbedrijf moet betalen voor exporten naar de Europese markt? Wanneer onze industrie zich nergens om hoeft te bekommeren, zal de WTO nooit een systeem accepteren waarbij diegenen die naar onze markt willen exporteren, moeten betalen. Er is dus een fundamentele tegenstrijdigheid in hetgeen u heeft verklaard, of in ieder geval een zaak die u moet ophelderen, omdat u anders de mensen voor het lapje houdt.
Esko Seppänen (GUE/NGL). – (FI) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissarissen. Ik sluit mij aan bij de sprekers die de Commissie hun dank hebben betuigd voor haar goede bedoelingen. Desondanks zullen we er nog achter komen dat het venijn in de details zit. Indien de handel in emissiecertificaten wordt ingevoerd zal de prijs van emissierechten tot gevolg hebben dat de groothandelsmarkten voor elektriciteit in de EU in de richting van kernenergie en hydro-elektriciteit zal verschuiven. Voor uit deze bronnen opgewekte energie zijn immers geen emissierechten nodig. Het veilen van emissierechten zal aan de met die energievormen gemaakte winsten geen afbreuk doen en zal in feite op lange duur de extreem hoge winsten van de desbetreffende elektriciteitsmaatschappijen verhogen.
De emissiehandel werkt de uitbouw van kernenergie in de hand. Hopelijk is de Commissie, zoals door de heer Piebalgs werd gezegd, bij zijn standpunt gebleven dat kernenergie geen hernieuwbare energiebron is.
Op dit moment is het onmogelijk om te zeggen of het hier voorgestelde pakket evenwichtig is voor alle lidstaten. Het vereiste om het aandeel van hernieuwbare energie tot gemiddeld 20% te verhogen, kan tot ongelijkheden leiden tussen kleine landen die dit percentage al hebben overtroffen, en grote landen waar het momenteel bij 2 tot 6% ligt.
Graham Booth (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wanneer vandaag de dag het thema klimaatverandering aan de orde is, wordt er doorgaans gesproken over ‘wereldwijde opwarming’. Is dit opzet? De enige oplossing die wordt voorgesteld is een ingrijpende vermindering van de broeikasgasemissies – dat wil zeggen koolstofdioxide –, omdat men ervan uitgaat dat een reductie van 30% de gemiddelde temperatuur van de aarde tegen 2020 met 2° zal doen afnemen.
De stelligheid van deze bewering is verbazingwekkend wanneer men de uitwerking van de zonnestraling in dit tijdvak buiten beschouwing laat, maar laten we eens aannemen dat deze zogenaamde ‘van onze belastingen betaalde experts’ het bij het juiste eind hebben. Klimaatverandering is namelijk precies wat het woord zegt: het klimaat verandert altijd. Wat gebeurt er wanneer het klimaat van de aarde kouder wordt in plaats van warmer? Zal er dan worden voorgesteld om meer koolstofdioxide te gaan produceren om zo te proberen de afkoeling te stoppen? Natuurlijk niet. Ze zijn zo overtuigd van hun huidige voorspelling van ‘wereldwijde opwarming’ dat dit geen optie schijnt te zijn. Dom genoeg lijkt het er echter op dat het precies andersom is.
In de afgelopen negen jaar sedert 1998 is de wereldwijde temperatuur op aarde gelijk gebleven. In de laatste tien jaar is de wereld niet warmer geworden. De wereldwijde opwarming is tot stilstand gekomen. Dit is geen mening of een vergissing van een scepticus, maar een waarneembaar feit. Het is ook wetenschappelijk bewezen dat veel meer mensen aan onderkoeling sterven dan aan hitte.
Kort gezegd, als de wereldwijde opwarming slechts een tijdelijke piek was, en we nu gestaag op weg zijn naar een nieuwe ijstijd, dan zullen we met verminderingen van de CO2-emissies precies het tegenovergestelde bereiken van wat de bedoeling is. In verhouding tot de miljarden jaren die de aarde bestaat, is een kort uitstel om de feiten nog eens te toetsen zeker niet te veel gevraagd.
Jana Bobošíková (NI). – (CS) Dames en heren, ik ben bang dat de doelstelling om de Europese CO2-uitstoot in de komende 12 jaar met één vijfde te verminderen, een onbereikbare droom zal blijven. We zijn er sinds 1990 zelfs niet in geslaagd om de in Kyoto overeengekomen verlaging met 5% te bereiken.
Laten we de dingen daarom eens minder populistisch afschilderen en in plaats daarvan de realiteit bekijken zoals die door wetenschappers wordt beschreven en door de burgers wordt ervaren. Biobrandstoffen zullen de energieproblemen niet oplosssen. In tegendeel, de biobrandstoffen zullen verhogingen van de voedselprijzen veroorzaken, problemen bij de watervoorziening met zich meebrengen en vanwege de ontbossing zelfs tot een verhoging van de concentratie aan het verfoeide CO2 leiden. Biobrandstoffen zijn simpelweg een stap in de verkeerde richting.
Dames en heren, ik ben ervan overtuigd dat we ons moeten concentreren op kernenergie en onze angst voor nucleaire ketttingreacties moeten afschudden. Verstandige regeringen zoals de Finse of Britse regering zijn hier al mee begonnen. Het is wetenschappelijk bewezen dat kernenergie geen CO2 produceert en een verdere klimaatverandering minimaliseert. Kernenergie is bovendien goedkoop, betrouwbaar en veilig en vermindert voor veel landen de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen die door instabiele regio's worden geleverd.
Wanneer we in het belang van de burgers van de Europese Unie willen handelen, moeten we gericht investeren in kernonderzoek en nucleaire ontwikkeling en opleiding.
Gunnar Hökmark (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de Commissie en haar voorzitter feliciteren met het hier gepresenteerde voorstel, dat ik toejuich. Ik kom uit een land waar we bewezen hebben dat we deze doelen kunnen bereiken, ook al hebben we niet veel zon. En nu zijn we bezig, zoals heden al werd gezegd, om deze algemene doelstellingen in concrete handelingen en maatregelen om te zetten. Dat is goed zo.
Ik heb drie punten. Ten eerste is concurrentievermogen afhankelijk van duurzaamheid – maar duurzaamheid is ook afhankelijk van concurrentievermogen. Wanneer we in de toekomst een concurrerende economie willen zijn, hebben we concurrerende energiebronnen nodig. Dat geldt ook voor hernieuwbare energiebronnen. We moeten concurrentie tussen de verschillende soorten van hernieuwbare energie hebben, geen gereglementeerde economie met subsidies voor verschillende soorten van hernieuwbare energiebronnen. Er moet een eerlijke en open concurrentie komen, omdat we dan de tweede en derde generatie van hernieuwbare energie zullen zien verschijnen, die we goed kunnen gebruiken.
Het tweede punt is dat de zware belastingen voor sommige landen niet mogen leiden tot minder verantwoordelijkheid voor andere landen. Ik moet zeggen dat mij niet helemaal behaagt dat sommige landen er wellicht al te gemakkelijk vanaf komen. We moeten dit benadrukken omdat iedereen zich moet inspannen.
Ten derde weet ik weliswaar dat het hier om hernieuwbare energiebronnen gaat, maar wil ik nog eens het belang van kernenergie benadrukken, niet omdat ik kernenergie als hernieuwbare energiebron zie, maar omdat ik ervan overtuigd ben dat we, wanneer we hernieuwbare energiebronnen ten volle willen benutten en toepassen, moeten vermijden dat de geleidelijke afschaffing van kernenergie de resultaten tenietdoet die we in onze strijd tegen koolstofemissies behalen. Ze zijn beide nodig en ze zullen elkaar ondersteunen.
Dit zijn mijn drie punten van vandaag. Ik juich het voorstel en de verklaring toe en wens ons allemaal veel succes.
Reino Paasilinna (PSE). – (FI) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso, hernieuwbare energiebronnen vormen niet alleen een kostenfactor, maar dragen ook bij tot het scheppen van banen, innovatie en concurrentievermogen. Dit is een feit. Desondanks heeft de Commissie onvoldoende rekening gehouden met de werkgelegenheid, wat een centraal probleem is. Wat heeft het voor nut wanneer de energieverslindende industrie en de schone industrie naar landen zonder emissiegrenzen verhuist? We moeten meer geïndustrialiseerde landen aan boord zien te krijgen, en het is onze plicht hiervoor te zorgen.
Net zoals in de telecommunicatiesector worden nu ook in het geval van de emissiehandel diegenen bestraft die de doelstelling hebben bereikt. De heer Hökmark heeft hier zojuist al op gewezen. Tegelijkertijd hebben we consideratie met diegenen die het niet nodig vinden om de doelstellingen op tijd te bereiken of gezamenlijke besluiten te nemen. Op deze manier kan geen continue vooruitgang worden geboekt. De Commissie heeft geen rekening gehouden met het uitgangsniveau, de energie-intensiteit en -efficiëntie van de economie, nul-uitstoot enzovoorts. Toch zijn dit belangrijke factoren.
Ten slotte zou wil ik zeggen dat rendabiliteit door innovatie wordt bereikt, en dat dit uit de begrotingen van de lidstaten en de Commissie niet valt af te lezen. Willen we een uitweg uit onze situatie vinden, zou dit echter zijn weerslag in de begrotingen moeten vinden.
Chris Davies (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, niemand heeft gezegd dat de strijd tegen de wereldwijde opwarming gemakkelijk zou zijn, maar ik ben blij dat de Europese Unie hier het initiatief heeft genomen om ervoor te zorgen dat ambities in praktisch beleid worden omgezet. Er werden hier nogal terloops allerlei cijfers genoemd – ”20 dit en 20 dat” vóór 2020 – en het goochelen met getallen is gemakkelijk, maar de moeilijkheid ligt erin deze doelstellingen dan ook te halen.
Ik ben mij er van bewust dat dit voor mijn land, het Verenigd Koninkrijk, een ingrijpende koersverandering met zich zal meebrengen en dat het roer met geweld zal moeten worden omgegooid om deze doelen te kunnen verwezenlijken. Ik ben van mening dat het beleid allang deze nieuwe richting had moeten krijgen, maar ik zie ook de moeilijkheden en realiteiten die voor ons liggen.
Ik ben bang voor twee dingen. Ten eerste dat de regeringen de beloftes zullen ondertekenen, maar niet zullen nakomen, zodat mijn vraag luidt hoe we dit onlosmakelijk met bepaalde tussendoelen, met een systeem van boetes kunnen verbinden om ervoor te zorgen dat de beloftes op het eind worden ingelost.
Ten tweede ben ik er bang voor dat wij in ons streven naar een goed beleid, nadelige effecten zullen creëren. Ik maak me wat dit betreft vooral zorgen over biobrandstoffen. Ik kan de opmerkingen van de Commissaris voor energie al horen, maar het is een misselijkmakende voorstelling dat we de kans lopen het tropische regenwoud te vernietigen en de prijzen voor levensmiddelen op de wereldmarkt op te drijven, om onze autofabrikanten in de watten te kunnen leggen. We moeten inderdaad erg omzichtig te werk gaan met de maatstaven inzake duurzaamheid. Ik maak me ook zorgen over de richting van onze eigen begroting. We ondersteunen programma’s die de CO2-uitstoot juist bevorderen, dat is dweilen met de kraan open.
Er kan van alles gezegd worden over deze kwesties, maar ik weet dat we allemaal samenwerken aan een gemeenschappelijk doel. Dit maatregelenpakket zal innovatie bevorderen, de investeringen doen toenemen en miljoenen banen scheppen. Het moet niet als een gevaar, maar eerder als een kans voor ons allen worden gezien.
Guntars Krasts (UEN). – (LV) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter, ik wil de Commissie graag mijn dank betuigen voor het feit dat zij het initiatief heeft genomen voor een debat over dit belangrijke vraagstuk. Alhoewel het opnemen van emissiereducties en een verhoging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in één document formeel gezien logisch is, geloof ik dat de politieke druk op beide gebieden hierdoor kunstmatig wordt verhoogd en dat het debat daardoor aan helderheid verliest. Ik wil het daarom alleen over de kwestie van hernieuwbare energiebronnen hebben. In de Europese Unie zijn er op het moment veel landen met positieve resultaten op dit gebied. De desbetreffende nationale regeringen moeten een keuze maken tussen de waarborging van de energievoorziening, het garanderen van het economisch concurrentievermogen en de bescherming van het klimaat. Op het moment is de waarborging van de energievoorziening van zeer groot belang, omdat de huidige olie- en gasprijzen de waarborging van de olie- en gasvoorziening een stuk onzekerder maken. De lidstaten van de EU zullen zich hiervan terdege bewust zijn. Hoewel ik het opzetten van gemeenschappelijke EU-doelstellingen voor een hoger aandeel van hernieuwbare energiebronnen toejuich, geloof ik niet dat we deze doelstellingen op dit moment op het niveau van de lidstaten moeten voorschrijven. Dit kan pas gebeuren na een evaluatie van de specifieke omstandigheden van de lidstaten en de lokale overheden, waarbij niet alleen met economische factoren rekening moet worden gehouden, maar ook met sociale en culturele factoren. Het is vooral ironisch dat landen die op dit gebied al veel hebben bereikt, met nog meer ambitieuze taakstellingen worden belast. Ik wil de rol van de Europese instellingen niet onderschatten, want ze kunnen een aanzienlijke toegevoegde waarde leveren, bijvoorbeeld op het gebied van de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt, maar de opwekking van hernieuwbare energie moet een nationale zaak blijven, omdat de lidstaten al sinds jaar en dag deskundigheid hebben verworven op dit gebied.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, wanneer jonge, naar energie hunkerende industrielanden en energieverspillende industrielanden milieuoverwegingen niet sterker laten meetellen, kunnen alle inspanningen op EU-niveau nog niet eens de door deze landen berokkende schade opvangen. Ook valt mijns inziens te betwijfelen of de zogenaamde certificatenhandel een succes is. Door deze handel neemt de totale uitstoot niet af, maar wordt deze op zijn best in het kader van een soort verkapte ontwikkelingshulp herverdeeld. Tot op heden heeft alleen Oostenrijk al 280 miljoen euro voor certificaten uitgegeven, terwijl hernieuwbare energiebronnen maar met een bedrag van 20 miljoen euro per jaar worden gesubsidieerd. Ik geloof dus dat het verstandiger zou zijn wanneer we in het kader van het energiebeleid over de betrekkingen tussen de EU en Rusland zouden nadenken, in plaats van te doen alsof de toetreding van Turkije tot de EU noodzakelijk is vanuit het oogpunt van het energiebeleid. En om nog maar een paar dingen te noemen, moet de EU eindelijk goed ontwikkelde milieuvriendelijke motor- en energietechnologieën toepassen, er voor zorgen dat de waterverspilling ophoudt, de subsidies schrappen voor vervoer kris kras door heel Europa en de druk verhogen op de grootste klimaatvervuilers.
Giles Chichester (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in beginsel juich ik dit pakket toe, maar we moeten inzien dat hernieuwbare energiebronnen en grotere energie-efficiëntie sterke kanten van de EU zijn, die ons voordelen opleveren zoals een duurzame koolstofarme economie en een zekere energievoorziening. We moeten ook inzien dat hernieuwbare energiebronnen niet zonder kosten te krijgen zijn zoals sommigen denken: er zit een prijskaartje aan, in de vorm van financiële en ecologische factoren en beperktere flexibiliteit. Ik ben er evenals voorzitter Barroso van overtuigd dat we onze doelen kunnen bereiken zonder verlies van mondiaal concurrentievermogen en zonder het exporteren van banen en bedrijven. Wat betreft de doelstellingen mogen we de prestaties uit het verleden niet herhalen, aangezien de EU een deerniswekkende staat van dienst heeft waar het erom gaat doelstellingen te halen. We kunnen slechts instemmen met bindende doelen als deze haalbaar zijn.
Ik juich de toepassing van marktmechanismen zoals het emissiehandelssysteem (ETS) toe, maar hoop dat we de methodologie en de werking ervan kunnen verbeteren zodat we onze doelen beter kunnen bereiken.
Laat u mij tenslotte nog opmerken dat we de verleiding moeten weerstaan om voor één specifieke technologie te kiezen. We moeten ons ertegen verzetten om hernieuwbare energiebronnen als enige oplossing te zien. Als het ons belangrijkste doel is een drastische reductie van emissies te bereiken, moeten we daarom het gehele scala aan middelen gebruiken en geen enkele optie uitsluiten.
Britta Thomsen (PSE). – (DA) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie. Ik ben zeer ingenomen met het feit dat we nu een wetgevingspakket op tafel hebben, omdat dit natuurlijk de basis vormt om aan de verwezenlijking van onze doelstellingen te kunnen werken en om te kunnen bewijzen dat Europa woorden ook in daden omzet. We kunnen onze beloften namelijk waarmaken! Als rapporteur voor het pakket in het Parlement heb ik de nadruk gelegd op de centrale rol van de nationale actieplannen. Deze actieplannen moeten tussentijdse doelstellingen omvatten, en ik ben erover verheugd dat de Commissie deze nu in haar voorstel heeft opgenomen. Dit is van wezenlijk belang om te voorkomen dat we nu van start gaan en ons vervolgens in 2020 met niet gerealiseerde doelstellingen geconfronteerd zien. Het Parlement heeft ook gewezen op de noodzaak om op alle drie gebieden – elektriciteit, verwarming en vervoer – initiatieven te nemen, en ik ben ook verheugd dat de Commissie van de lidstaten verlangt sectorale streefdoelen op te stellen. Ik zou echter liever een prominentere rol voor de sociale dimensie hebben gezien met betrekking tot de energieprijzen, de voedselprijzen en de lokale inbreng, en dit zijn slechts een paar punten waar we hier in het Parlement verder aan zullen moeten werken. Ik wil de Commissie graag feliciteren met het goede resultaat dat ze vandaag heeft bereikt.
Vittorio Prodi (ALDE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren. Dank u wel voor de presentatie van dit pakket inzake energie en klimaatverandering. Ik ga volledig akkoord met de prioriteiten van dit pakket.
In de richtlijn betreffende de bevordering van hernieuwbare energiebronnen is er echter mijns inziens te weinig nadruk gelegd op de dringende behoefte om technologieën te bevorderen voor de rechtstreekse omzetting van biomassa in gas. Zulke technologieën kunnen op veel gebieden worden toegepast, vooral vanwege hun over het geheel gezien grotere efficiëntie dan conventionele verbranding.
Een ander punt dat ik wil aankaarten betreft de richtlijn betreffende de geologische opslag van kooldioxide. Financiële steun schijnt vooral naar de steenkool- en de oliesector te gaan. Ik ben het niet eens met dit besluit, omdat er andere mogelijkheden zijn voor de koolstofopvang bij de energieproductie, zoals bijvoorbeeld het gebruik van microalgen in water.
Nog een laatste opmerking: wanneer we werkelijk steenkool moeten gebruiken, laten we dan ten minste schonere en efficiëntere technologie voor de omzetting van steenkool in gas bevorderen. Natuurlijk behoud ik mij het recht voor om de definitieve versies van de documenten te bestuderen.
Bogdan Pęk (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter. Mijn opmerkingen richt ik direct tot commissaris Dimas, die ik op zijn minst van incompetentie zou willen beschuldigen. Ik ben in het bezit van een open brief aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties die door 100 vooraanstaande wetenschappers uit de hele wereld is ondertekend. Ik zou graag willen dat de commissaris de laatste alinea van deze brief zorgvuldig leest. Ik citeer daaruit: "Inspanningen ter voorkoming van de mondiale klimaatverandering zijn uiteindelijk nutteloos en zijn een tragisch voorbeeld van een verkeerde besteding van financiële middelen die beter zouden kunnen worden gebruikt om de echte en dringende problemen van de mensheid op te lossen."
Dames en heren, er is geen wetenschappelijke basis voor de mening dat wij in staat zouden zijn om invloed uit te oefenen op de cyclus van de klimaatverandering die gestuurd wordt door veranderingen in de zonneactiviteit. Op basis van onderzoek op ijsboorkernen hebben wetenschappers vastgesteld dat deze cyclus al tienduizenden jaren aan de gang is. Het toewijzen van honderden miljarden euro’s aan de bestrijding van de klimaatverandering komt neer op een aanslag op de menselijke beschaving en op het gezond verstand. Hiermee beschuldig ik u van incompetentie en......
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden van de Commissie, dank u wel. Ik juich de inspanningen van de Commissie op het vlak van de internationale samenwerking en de interne wetgeving toe. Wat dit betreft kan de Commissie altijd op de ondersteuning van het Parlement rekenen. Het is een goed gevoel dat Europa het voortouw neemt bij de derde industriële revolutie. Ik ben ervan overtuigd dat de daaruit voortkomende technologische innovatie de ontwikkelingslanden in staat zal stellen om hun gerechtvaardigde eisen te verwerkelijken en de uitwerkingen van de door onze eigen groei veroorzaakte vervuiling zal verzachten.
Het grootste gevaar binnen de Europese Unie is echter de slappe en afwachtende houding van sommige lidstaten, die de tenuitvoerlegging van deze ambitieuze plannen in gevaar brengt. Dit is echter ook de schuld van de Commissie zelf, omdat zij gewoonlijk een oogje dichtknijpt wanneer de lidstaten hun verplichtingen niet nakomen. Om u een persoonlijk voorbeeld te geven: toen Hongarije een kandidaat-lidstaat van de EU was, werden wij er door de Commissie toe verplicht werkelijk iedere bepaling van de wetgeving na te leven, maar sinds we een lidstaat zijn is alles mogelijk. Dat is geen redelijkheid, dat is opportunisme.
U heeft het over energievriendelijke huizen gehad: er zijn inmiddels twee jaar verstreken zonder dat Hongarije de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen heeft ingevoerd. Het lijkt alsof de Commissie dit niet nodig acht. Hongarije geeft maar een fractie van het geld dat zij van de EU ontvangt uit aan energie-efficiëntie en energiebesparingsmaatregelen. De Commissie verplicht Hongarije er niet toe de middelen voor deze doeleinden in te zetten. Ik vraag u hoe het op deze manier mogelijk is om de streefdoelen te halen die de Commissie zelf heeft opgesteld. [...]
Riitta Myller (PSE). – (FI) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden van de Commissie. Ook al hebben enkele sceptici daarover hun twijfels geuit, we hebben wel degelijk de tijd om ons besluit van maart in de praktijk te brengen. In de debatten over de voorstellen die vandaag op tafel zijn gekomen, zowel in de Raad van Ministers als ook in het Europees Parlement, moeten we rekening houden met onze eigen verplichtingen. De belangrijkste hiervan is dat wij ervoor zorgen dat we onze doelstelling pas bereikt hebben wanneer we over alle details een besluit hebben genomen, met andere woorden dat de opwarming van de aarde beperkt moet worden tot maximaal twee graden boven het niveau van de pre-industriële tijd. Dit moet het eindresultaat zijn wanneer we debatteren over deze afzonderlijke wetgevingsvoorstellen, omdat het de enige manier is waarop we iets kunnen veranderen.
Deze voor het milieubeleid belangrijke verandering betekent ook een verandering in onze industriële productie. Het staat buiten kijf dat sommige sectoren schade zullen lijden, maar er zullen vele sectoren zijn die succes zullen hebben. Ik denk dat we in sectoren moeten investeren die succes zullen hebben. Europa zal hierdoor in staat zijn om zijn leidende positie te behouden en banen op zijn eigen grondgebied te scheppen en tegelijkertijd een win-win-situatie te scheppen met mondiale oplossingen.
Ik hoop zeer dat we tot een zeer sterk engagement zullen komen, zodat onze oplossingen op het gebied van biobrandstoffen tot voorbeeld zullen strekken en ons zullen aansporen om werkelijk duurzame producten te ontwikkelen ter vervanging van de huidige brandstoffen.
Francesco Musotto (PPE-DE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren. Ik onderschrijf de strekking van hetgeen de heer Barroso ons vandaag over het voorstel van de Commissie heeft verteld volledig. Dit is een grote uitdaging voor Europa die eindelijk moet worden aangepakt.
De voorgestelde streefdoelen, met name de vermindering van de broeikasgasemissies met 20% voor 2020, zijn haalbaar ondanks de vele moeilijkheden die moeten worden overwonnen. Er zijn echter gezamenlijke inspanningen van alle landen nodig ten behoeve van een energiebeleid dat in staat is om de noodtoestand, want hier gaat het bij de klimaatverandering om, het hoofd te bieden en om Europa eindelijk te bevrijden van zijn afhankelijkheid van importen en dientengevolge van de voordurende verhogingen van de energiekosten.
Bovendien moet de nadruk worden gelegd op de waarborging van de energievoorziening en hernieuwbare energiebronnen. Dit alles vereist een programma voor de diversificatie van energiebronnen. Broeikasgasemissies kunnen worden verminderd door de toepassing van atoomenergie, schone steenkool en hernieuwbare energiebronnen met lage koolstofuitstoot. Er moeten vooral inspanningen worden gericht op onderzoek naar atoom...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Atanas Paparizov (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het met de meerderheid van de sprekers eens aangaande het belang van dit energie- en milieupakket. Ik ben ook van mening dat het een nieuwe belangrijke stap is om de rol van Europa in de strijd tegen klimaatverandering te versterken.
Ik wil graag twee van de vijf beginselen aanhalen die de voorzitter van de Commissie heeft genoemd: redelijkheid en concurrentievermogen. Ik wil mijn tevredenheid betuigen over het feit dat de Commissie rekening heeft gehouden met de positie van landen als het mijne, namelijk Bulgarije, vooral waar het om handel buiten het emissiehandelssysteem gaat en met betrekking tot de specificatie van streefdoelen voor hernieuwbare energiebronnen.
Wat betreft het concurrentievermogen moet er echter nog veel worden gedaan om de voorstellen van de Commissie te preciseren, en bij ontstentenis van een mogelijke toekomstige overeenkomst moeten we in verband met de energiemix voorzichtig zijn met landen als Bulgarije, opdat de mogelijkheden voor een verdere ontwikkeling op energie- en industrieel gebied behouden blijven op basis van haalbare doelen voor een te betalen prijs.
Karin Scheele (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie! Ik wil u ervoor danken dat u bij de introductie van het pakket heel duidelijk heeft gemaakt dat de kosten voor inactiviteit of te weinig activiteit op Europees vlak en in de lidstaten ten minste vijf keer zo hoog zullen zijn als die van het hier voorgestelde pakket. Ik wil mij bij de andere sprekers aansluiten die het belang van hernieuwbare energiebronnen benadrukken, en ik ben blij dat de Commissie kernenergie niet als hernieuwbare energie beschouwt, waar immers ook absoluut niet over te praten valt.
Ik wil ook het belang benadrukken van energie-efficiëntie en van maatregelen die op dit gebied nog moeten worden getroffen, omdat alle onderzoeken aantonen dat energie-efficiëntie de zuinigste manier is om CO2-emissies te bestrijden. Ik wil onderstrepen dat ik uiterst sceptisch sta tegenover de opslag van CO2 en dat ik tegen de vaststelling van een verplicht percentage van 10% biobrandstoffen ben.
Als ontwikkelingspolitica wil ik ook nog zeggen dat ik met spanning uitkijk naar de voorstellen van de Commissie over de vraag hoe in het kader van het mechanisme voor schone ontwikkeling meer projecten in de armste landen van onze wereld kunnen worden opgezet, omdat we weten dat de armste landen het meest onder de gevolgen van de klimaatverandering te lijden hebben.
Françoise Grossetête (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter. Voorzitter Barroso heeft een ambitieus streefdoel opgesteld voor de opwekking van hernieuwbare energie, teneinde de broeikasgasemissies te kunnen verminderen zonder onze economische groeiverwachtingen teniet te doen.
Toch heb ik een probleem met het standpunt van de Commissie: zij wil aan haar berekeningen het BNP van elke staat ten grondslag leggen, en ik geloof niet dat dit gepast is. Ik ben van mening dat de totale uitstootvermindering per land tegen 2020 moet worden gebaseerd op het uitgangsniveau van de uitstoot per inwoner, natuurlijk onverminderd het beginsel van solidariteit tussen de lidstaten. Met andere woorden, we moeten uitgaan van het totale niet-koolstofgerelateerde energieverbruik per lidstaat.
Om kort te gaan: we moeten het doel niet met de middelen verwisselen. Het leidend beginsel is natuurlijk de vermindering van de broeikasgasemissies en de bevordering van de ‘decarbonisatie’ van de economie, zoals onderstreept in de conclusies van de Raad van maart 2007.
Dorette Corbey (PSE). – (NL) Voorzitter, vandaag zien we de uitwerking van de Europese klimaatambities. Ik vind dat de voorstellen heel erg goed in elkaar zitten, maar helaas is de doelstelling te laag. Op Bali is vastgesteld dat 25-40% minder in 2020 nodig is om het klimaat te redden. En dan is de inzet van de Europese Unie van 20% wat aan de magere kant. Dat is een verkeerd signaal naar de rest van de wereld en daar komt dan nog bij dat onder meer Bulgarije en Roemenië hun uitstoot nog eens aanzienlijk mogen verhogen.
Dat is wat mij betreft geen goed idee. Voor China en India is er dan weinig reden om hun uitstoot wel te gaan verlagen. Beter zou het zijn als de rijkere landen in de Europese Unie landen als Bulgarije en Roemenië helpen om hun uitstoot naar beneden te brengen. Dat is een betere weg om geloofwaardig te zijn in de wereld.
Helaas is de vernieuwing van het emissiehandelssysteem onder druk van de industrielobby wat verwaterd. Jammer dat de Commissie slappe knieën kreeg en het aandeel te veilen rechten voor de energie-intensieve industrie verminderde. Het is inderdaad zo dat sommige bedrijven internationaal werken, maar het is veel beter om daar een fair systeem tegenover te stellen en heffingen te hebben aan de grens.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik juich de aankondiging van dit zeer belangrijke pakket toe en kijk al uit naar de beraadslagingen die zullen volgen. Ik denk dat het hier op zijn plaats is om diegenen, vooral in mijn eigen land, die zich terecht met wereldwijde opwarming, klimaatverandering en de toename aan broeikasgasemissies hebben beziggehouden en zich aan de andere kant zorgen maken over de ratificatie van het Verdrag van Lissabon – dat wil zeggen, om dat nog eens te benadrukken, het Hervormingverdrag –, eraan te herinneren dat het milieu en de klimaatverandering specifiek zijn opgenomen in het Verdrag van Lissabon, dat zich hiermee onderscheidt van het vroegere Grondwettelijk Verdrag: dit moet nog eens in alle duidelijkheid worden gezegd.
Na Bali is het duidelijk dat Europa als een Unie van 27 lidstaten in de positie verkeert en het vermogen heeft om wereldwijd het voortouw te nemen bij deze zeer cruciale kwestie van de klimaatverandering – met dit pakket als centraal element. Bali heeft een stappenplan opgeleverd voor een mondiale overeenkomst in 2009, in het besef van de urgentie van duidelijke en transparante internationale afspraken – ik ontleen deze woorden aan voorzitter Barrosa – om zorg te dragen voor een vermindering van tenminste 50% aan broeikasgasemissies tegen 2020. En terwijl het behoud van het concurrentievermogen een dwingende noodzaak blijft, kunnen we onze cijfers en streefdoelen niet halen wanneer banen worden geëxporteerd door bedrijfsverplaatsingen naar regio’s die geen wetgeving ter vermindering van broeikasgassen hebben. ...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Inés Ayala Sender (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, het door de Commissie voorgestelde programma bevat een aantal doelstellingen die we moeten proberen te verwezenlijken om geloofwaardig te blijven. Daarom wordt ons gevraagd om alles wat in ons vermogen ligt te ondernemen teneinde op deze uitdaging een antwoord te formuleren. We moeten deze gelegenheid aangrijpen om ons concurrentievermogen te vergroten. De Commissie roept ons op om met dat doel voor ogen internationaal samen te werken en daarbij geen minuut te verliezen. Het is inderdaad een programma dat hoop uitstraalt en talloze inspirerende uitdagingen bevat. Eén daarvan is reeds genoemd. Het betreft hier het idee om alternatieve energiebronnen te zoeken, en niet op kernenergie terug te vallen. Ik sluit me daarbij aan.
Wat de vervoersector betreft: ik geloof dat deze sector ons voor een bijzondere uitdaging stelt. Daarom wil ik de Commissie graag vragen om de instrumenten te gebruiken die nu voorgesteld worden, en dan doel ik op het Logistiek Actieplan. Logistiek begint bij de mededinging nu werkelijk een factor te worden en daarom moeten we logistiek inzetten als een instrument om mobiliteit op een intelligente wijze te verwezenlijken. Dat zal goede ideeën opleveren voor het terugdringen van de uitstoot.
Een andere uitdaging vormt het inzetten van het Galileo-project om de uitstoot terug te dringen. In dit project is tot op heden nog weinig vooruitgang geboekt, aangezien de toepassingsmogelijkheden niet duidelijk waren.
Tot slot geloof ik dat een plan voor het stadsvervoer nu een reële mogelijkheid is.
Eva Lichtenberger (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil nog eens het verkeer als een van de hoofdoorzaken van de klimaatproblemen noemen en erop wijzen dat dit onderwerp centraal moet staan in ons beleid. Tot nu toe heeft de Europese Unie geen geweldige staat van dienst wat de vermindering van emissies in het verkeer aangaat. Maar we hebben nog een tweede kans. Zo hebben we bijvoorbeeld de kans om bij het Eurovignet de externe kosten werkelijk te verdisconteren, om zo meer vervoer van de straat op de rails te krijgen, waar we wat de uitstoot betreft een positievere balans hebben.
Wanneer we het thema verkeer niet aanpakken, zullen de klimaatdoelstellingen nooit haalbaar zijn. Dit geldt met name voor alle landen in het hart van Europa. Om ervoor te zorgen dat deze staten eindelijk in actie komen en een bijdrage leveren aan een vermindering van het wegvervoer, hebben we sancties nodig voor allen die een verdere toename van het verkeer veroorzaken en niet bereid zijn de verkeersdichtheid te doen dalen.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − Mevrouw de voorzitter, allereerst wil ik de leden danken voor de algemene sterke ondersteuning voor onze voorstellen. Mijn verwachting is uitgekomen dat dit Huis zeer betrokken is bij deze zeer belangrijke kwestie en deze als een van de belangrijkste uitdagingen, zo niet de belangrijkste voor onze generatie beschouwt. Hiervoor mijn dank.
We werden gevraagd meteen na onze vergadering hierheen te komen, zodat we nog geen diepgaand debat kunnen voeren, maar ik wil u mededelen dat de Commissie graag actief aan zo’n debat zou willen deelnemen – ikzelf, commissaris Dimas, commissaris Piebalgs en de andere relevante commissarissen. We zijn bereid om alle details van deze zeer belangrijke reeks voorstellen met u te bespreken.
Laat me met de opmerking beginnen dat sommige commentaren van uw kant betrekking hadden op eerder werk en niet op de voorstellen die wij vandaag naar voren brengen. Om misverstanden te voorkomen: de voorstellen waar we het hier over hebben zijn de voorstellen zoals die vandaag door het College van commissarissen zijn goedgekeurd. Er is maanden aan gewerkt – het is een zeer complex thema. U had, evenals de pers, toegang tot een door de ambtenaren uitgewerkte versie, een zeer belangrijke versie, maar het uiteindelijke besluit viel pas een half uur voordat wij naar dit Huis kwamen.
Ik geloof dat het een zeer evenwichtig besluit is – ambitieus, maar tegelijk evenwichtig en redelijk, en we zijn zeer trots. Ik geloof dat we tijd hebben gewonnen. Ik geloof dat het feit dat we één maand meer hebben om een sterke consensus in de Commissie tot stand te brengen, ons helpt om tijd te winnen voor de goedkeuring van het hele pakket, die, zo hoop ik, in dit Parlement zal plaatsvinden. Ik heb nota genomen van de opmerking van de heer Sacconi en van mevrouw Ek over de noodzaak van die goedkeuring. Laat het ons echter zo formuleren: laten we de periode tot juni 2009 niet als eindsprint voor dit Parlement beschouwen, maar laten we het werk van dit Parlement met een knaller afsluiten, met een hoogtepunt, door deze zeer belangrijke voorstellen aan te nemen!
Ik wil op grond van mijn contacten met de regeringen van onze lidstaten, voornamelijk met het huidige Sloveense voorzitterschap en het komende Franse voorzitterschap, zeggen dat ik geloof dat er een sterke vastberadenheid is om deze voorstellen snel te behandelen, om het proces voort te zetten en om de strijd tegen klimaatverandering tot een werkelijke prioriteit te verklaren. En wanneer we in dit Parlement ook zo te werk gaan, geloof ik dat er een echte kans is dat we dit pakket goedgekeurd krijgen – natuurlijk na de noodzakelijke onderhandelingen. Wij zijn er klaar voor. We pretenderen niet dat ons voorstel perfect is. Ik denk dat het mogelijk is dat dit Parlement, gedurende deze zittingsperiode een sterke overeenstemming zal bereiken over een zeer ambitieuze reeks voorstellen.
We hebben de nadruk gelegd op de moeilijke en politieke punten. Ik wil hierover nog een aantal afsluitende opmerkingen maken. Eén ervan betreft het vraagstuk van het evenwicht tussen ecologisch engagement en de behoefte tot vermindering van onze broeikasgassen enerzijds en de noodzaak om rekening te houden met de angsten die bij sommige delen van onze industrie bestaan met betrekking tot de uitwerkingen daarvan voor onze internationale concurrentiepositie anderzijds. Ik wil er duidelijk over zijn dat we voor geen enkele industriesector uitzonderingen maken. Ze zullen allemaal hun bijdrage hieraan moeten leveren. We denken er alleen over na voor het geval dat er geen mondiale overeenkomst komt, maar een globale overeenkomst blijft ons doel en onze prioriteit. Er zullen wel enkele maatregelen komen om de werking van deze factor voor bepaalde industrietakken te verzachten, want we willen de economie in Europa natuurlijk beschermen, net zoals we de werkgelegenheid in Europa willen beschermen. Dat is wat telt, en we zijn van mening dat we tot een zeer evenwichtige oplossing zijn gekomen.
Met betrekking tot het punt van de lastenverdeling tussen de lidstaten, hebben we in grote lijnen voor de volgende aanpak gekozen. We zullen kijken naar de concrete voorstellen inzake hernieuwbare energiebronnen. Zoals u weet was het de doelstelling om 20% van het energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen te dekken. We zijn heden bij 8,5%, zodat we nog eens 11,5% meer moeten halen. Algemeen gesproken hebben we besloten dat de helft hiervan een vaste doelstelling moet zijn – iedereen moet hier dezelfde prestatie leveren. We hebben besloten de andere helft afhankelijk te maken van het BBP per inwoner. Het lijkt ons de rechtvaardigste methode te zijn, omdat we zo de landen met een groter investeringsvermogen dan de armste lidstaten meer mogelijkheden bieden. Ik zie dit als een rechtvaardige oplossing. Hieraan hebben we een flexibiliteitscriterium toegevoegd voor landen die al prestaties hebben geleverd, om zo de landen die al verder zijn een soort beloning of bonus te kunnen geven.
De gehele methodologie, die nog zal worden gepresenteerd, zal transparant zijn. We geloven dat het met het oog op de lastenverdeling tussen de lidstaten een goed en rechtvaardig voorstel is. Ik heb absoluut de verwachting dat het door een meerderheid van onze lidstaten goed zal worden ontvangen. Hoe dan ook, de scenario’s zullen transparant zijn, de methodologie zal worden gepresenteerd, en wanneer de Raad en het Parlement een betere oplossing vindt, des te beter. We denken dat dit voorstel uiteindelijk de oplossing zal zijn, omdat het technisch goed is onderbouwd en ook zeer rechtvaardig is.
Wat betreft het probleem van biobrandstoffen zijn we het eens met een groot deel van wat u heeft opgemerkt. Het punt is dat er op dit moment nog geen duurzaamheidscriteria bestaan voor biobrandstoffen die al overal ter wereld worden geproduceerd en in omloop zijn. We zijn nu voor het eerst in de geschiedenis bezig de belangrijkste duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen op te stellen, zowel voor Europese als geïmporteerde biobrandstoffen, waarbij we steeds in het achterhoofd houden dat we naar een mondiale overeenkomst streven. Op dit moment is er geen mondiale overeenkomst: in Latijns-Amerika doet men het zus, in de Verenigde Staten doet men het zo, en in Afrika nog weer anders. Om die reden hebben we een internationale regeling voor de duurzaamheid van biobrandstoffen nodig, en daar zijn we nu mee bezig, ter bevordering van een nieuwe generatie biobrandstoffen. Wij accepteren de kritiek van diegenen die zeggen dat er risico’s zijn verbonden aan biobrandstoffen – we onderkennen die risico’s –, maar laten we het alternatief onder de loep nemen. We stellen een alternatief voor dat veel beter is dan de huidige situatie.
Sommigen van u maakten zich zorgen over de noodzaak van verdere investeringen in technologie. Ik deel die zorg. We moeten hier rekening mee houden bij de beraadslagingen over de volgende financiële vooruitzichten. Ik ben van mening dat er meer investeringen nodig zijn. En wel omdat we voor de opvang en opslag van koolstof, waarbij het om een zeer belangrijke en veelbelovende technologie gaat, kapitaal nodig hebben. Overigens stellen we voor dat de lidstaten een deel van hun opbrengst uit ETS-veilingen besteden aan de strijd tegen de klimaatverandering. Laten we hopen dat zij dit voorstel zullen aannemen.
Ik wil u iets vertellen over mijn contacten met de lidstaten in de loop van al deze processen, iets wat ik al eerder heb bekendgemaakt. Soms, wanneer ik over klimaatverandering debatteer, schiet mij te binnen wat John Stuart Mill over zijn vader vertelde. Hij vertelde dat zijn vader van de mensheid in het algemeen hield, maar ieder individu in het bijzonder haatte. Laten we hopen dat onze lidstaten en een aantal nationale politieke figuren niet zo zijn. Als ze de strijd tegen de klimaatverandering willen aangaan, kunnen ze niet hun politieke genegenheid voor de agenda uitspreken en zich vervolgens niet inzetten voor specifieke doelstellingen en methodes. Dit is een kwestie van groot belang.
Wat de Commissie heden heeft volbracht is het vertalen van deze doeleinden en bedoelingen naar concrete maatregelen en naar instrumenten die transparant zijn. Zijn ze volmaakt? Laat ons erover beraadslagen. We zijn van mening dat ze betrouwbaar, redelijk en effectief zijn. We vinden het, evenals de heer Hökmark, belangrijk dat we ook op de markt vertrouwen. We zullen ons niet met de energiemix van de lidstaten bemoeien – dat zou een eindeloze discussie worden. We beweren niet dat deze of gene oplossing de beste is. Nu de lidstaten het eenstemmig eens zijn geworden over een doelstelling van 20% energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen. – om voor de hand liggende redenen hebben we de nadruk op de hernieuwbare energiebronnen gelegd, omdat we de markt een paar duidelijke impulsen moeten geven – zal het ons inziens de markt zijn die bepaalt welke technologie of energiebron het beste is. We zullen verder geen voorschriften formuleren, omdat dat niet onze opdracht is.
Maar denkt u alstublieft ook aan de moeilijkheden waarmee dit gepaard zal gaan. We passen algemene regels en beginselen en instrumenten toe op 27 situaties die sterk van elkaar verschillen, niet alleen wat betreft de economische ontwikkeling, maar ook wat betreft de energiemix, de geschiedenis van deze landen en het besef omtrent een aantal van deze problemen. Het is onvermijdelijk dat er uiteindelijk verschillen zullen zijn. Het belangrijkste is dat we een samenhangende aanpak hebben. Ik geloof dat we hier vandaag met een samenhangende aanpak zijn gekomen.
Ik verheug mij al zeer op de noodzakelijke debatten op wetgevend vlak en ik ben er werkelijk van overtuigd dat we met de geest van partnerschap die we bij andere belangrijke wetsvoorstellen hebben meegemaakt, samen met het Europees Parlement en de Raad tot een zeer ambitieus en tegelijkertijd zeer realistisch voorstel zullen komen.
(Applaus)
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De notulen van de zitting van vandaag zullen het Parlement ter goedkeuring worden voorgelegd bij de volgende vergaderperiode.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Ik ben ingenomen met het pakket inzake energie en klimaatverandering dat de Commissie ons heeft voorgesteld. Het is belangrijk dat de Europese Unie verder het voortouw neemt in de strijd tegen de klimaatverandering, en daarom moeten we ons sterk maken om het doel van ‘20/20/20 in 2020’ te bereiken (een reductie van 20% aan broeikasgasemissies, 20% energiebesparingen en een aandeel van hernieuwbare energiebronnen van 20%). Ik wil de Commissie er echter aan herinneren dat, zoals het er nu naar uitziet, de enige geavanceerde technologie waarmee een daadwerkelijke energie-efficiëntie en een blijvende vermindering van CO2 emissies kan worden bereikt, de nucleaire is.
Sommige Europese staten zijn op dit gebied al ver gevorderd, andere schakelen naar een hogere versnelling, terwijl er in nog weer andere, zoals Italië, helemaal niets gebeurt. Het is duidelijk dat het in het verleden aan een gemeenschappelijk regelgevingskader ontbrak en meer algemeen aan een omvattende EU-strategie op dit gebied. Maar nu neemt de Europese Commissie op doortastende wijze het initiatief omdat het internationaal scenario beslissingen nodig maakt, wellicht ook moedige.
De toekomst van onze economie is hier in het geding. Indirect gaat het er hier ook om onze stem te laten horen inzake de naleving van rechten in de hele wereld, zonder dat we bang moeten zijn voor onze mening gegijzeld te worden.
Petru Filip (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Weliswaar hebben we waardering voor het feit dat de Commissie aandacht besteedt aan het milieu, maar wij maken ons zorgen over de beperkte relevantie van de indicatoren die in het algoritme worden gebruikt om de verdeling van de emissiecertificaten te berekenen. Er zijn nieuwe aanpassingscoëfficiënten nodig om rekening te houden met het verschillende investeringspotentieel van landen die een vergelijkbaar BNP hebben, maar verschillende sociale en economische vooruitzichten. Het vereiste investeringsniveau verschilt duidelijk, al naargelang het ontwikkelingsniveau van het specifieke Europees gebied. De vereiste nationale begrotingsinspanningen om de emissies binnen de voorgeschreven grenzen te houden zullen dan voor rekening komen van de begroting voor technologische investeringen, waardoor het in economisch benadeelde gebieden moeilijk gaat worden om aan de Europese milieunormen te voldoen.
Er kan alleen sprake van naleving van het Europese solidariteitsbeginsel zijn, wanneer er rekening wordt gehouden met het individuele ontwikkelingsniveau van de landen en regio’s die qua ontwikkeling onder het Europese gemiddelde liggen. Wanneer we van dit beginsel uitgaan, hoop ik dat de Duitse collega’s die kritiek hebben geleverd op de beslissing van Nokia om naar Roemenië te verhuizen, het eindelijk zullen begrijpen – en dat zij het de Duitse werknemers in Bochum die hierdoor hun baan verliezen, duidelijk maken – dat de Roemeense lonen tien keer zo laag zijn als hun eigen lonen, terwijl de prijs voor een liter melk of benzine even hoog is als in Duitsland.
Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het debat van vandaag schept een gunstig klimaat voor de bevordering van een breder sociaal debat over de rol die kernenergie in het Europa van de toekomst zal spelen. Nucleaire opwekking is een beproefde en efficiënte manier voor de productie van elektrische energie zonder broeikasgasemissies. Ik vermoed dat de doorsnee Europese burger zich helemaal niet bewust is van dit feit.
Het publieke debat richt zich bijna volledig op hernieuwbare energiebronnen en het beperken van de uitwerkingen van de verbranding van fossiele brandstoffen.
We moeten eerlijk zijn en toegeven dat er grenzen zijn aan de hoeveelheid energie die we met hernieuwbare energiebronnen kunnen opwekken met behoud van concurrerende energieprijzen. Hernieuwbare energiebronnen zijn belangrijk, maar we mogen de burgers niet misleiden door te vertellen dat we alleen met hernieuwbare energiebronnen het probleem gaan oplossen. Ofschoon de methodes voor opvang en opslag van kooldioxide (CCS) broeikasgasemissies door fossiele brandstoffen zullen verminderen, wachten we nog op de toepassing van deze technologieën op het industrieel vlak. Bovendien zullen ze behoorlijk wat kosten.
Een verantwoordelijke benadering om de uitdaging van klimaatverandering aan te gaan moet evenwichtig zijn – een mix van economisch levensvatbare hernieuwbare technologieën, CCS-systemen en moderne nucleaire technologieën. Het is onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat alle mogelijkheden worden onderzocht, waarbij er geen mag worden uitgesloten.
Gyula Hegyi (PSE), schriftelijk. – (EN) Hernieuwbare energiebronnen kunnen in beginsel een oplossing zijn voor de mondiale klimaatverandering en de energiecrisis van Europa. Biobrandstoffen en andere vormen van bioenergie zijn instrumenten ter bestrijding van de klimaatverandering die niet alleen positieve effecten hebben. Tot op zekere hoogte kunnen ze fossiele energie goed vervangen, maar bij een toepassing op grote schaal vormen ze een gevaar voor de tropische regenwouden en voor de voedselvoorziening van de landen van de derde wereld.
We zien al zorgwekkende tekenen van ontbossing in Brazilië, Indonesië, Maleisië en andere landen. De prijzen voor levensmiddelen zijn ook gestegen vanwege het groeiend verbruik van biobrandstoffen. De EU moet zijn verbruik aan biobrandstoffen beperken tot het braakliggende vermogen van de landbouw binnen de Unie, om hiermee ontbossing tegen te gaan.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Wij verlenen onze volledige steun aan de inspanningen van de Commissie om de lidstaten en de burgers een levensvatbaar plan voor te stellen voor de verwezenlijking van de doelstellingen inzake energie en milieu. We moeten echter rekening houden met de financiële en economische aspecten van deze voorstellen.
De regels voor de goedkeuring van de verlening van staatssteun aan milieuprojecten moeten worden herzien. Gezien de sterke vervuiling door sommige industrieën en het feit dat de aanpassing aan groene technologiëen niet rendabel is, zou staatssteun ter hoogte van 60 tot 100% een uitvoerbare oplossing zijn. De mijnbouw is zo’n industrie, en daar zijn technologieën voor koolstofopvang en –opslag bitter nodig.
Met betrekking tot het project van de Commissie om 12 nieuwe steenkool- en gaskrachtcentrales met koolstofopvang en –opslag te verwezenlijken, wil ik graag nog eens op de bereidheid van Roemenië wijzen om als gastgevend land voor zo’n energiecentrale te fungeren. Het bekken van het Jiu-dal heeft zowel het voordeel van rijke bodemschatten als ook dat van functionerende energiecentrales in de naaste omgeving.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Het probleem van de klimaatverandering en van de bestrijding van de achteruitgang van het milieu is in 2007 bovenaan de agenda van de Europese Unie komen te staan. De voorstellen van de Europese Commissie zijn een concrete uitdrukking van de ambitieuze doelstellingen die verleden jaar maart werden uitgestippeld. Deze doeleinden weerspiegelen de leidende rol die de Gemeenschap van 27 naties ten aanzien van de vermindering van broeikasgasemissies op zich heeft genomen.
Ik wil de doelstellingen of ambities niet in twijfel trekken maar er moet worden geconstateerd dat de Europese Gemeenschap uit twee groepen van landen bestaat die tot kort geleden waren gescheiden door het zogenaamde ijzeren gordijn. Al sinds vele tientallen jaren zijn de westelijke democratieën gevoelig voor de noodzaak van milieubescherming. Dit heeft tot milieunormen geleid die het waard zijn om door andere continenten te worden overgenomen. Tegengesteld hieraan hebben de landen van de vroegere Comecon een snelle industrialisatie achter de rug. Dit betekende in het bijzonder de ontwikkeling van het potentieel van de ijzer- en staalindustrie, de zware chemische industrie en andere industriesoorten die schadelijk voor het milieu zijn.
Het aanpassingsproces aan de normen van de Unie was bijzonder duur en het wekt geen verbazing dat deze landen in hun toetredingsverdragen zo veel overgangsperiodes hebben bedongen. In een zeer kort tijdsbestek ondergingen de landen van Midden- en Oost-Europa in dit opzicht een ingrijpende verandering.
Ingevolge de voorstellen van de Europese Commissie zien deze landen zich nu met uitdagingen geconfronteerd die ze misschien niet de baas kunnen en die hun ontwikkelingsmogelijkheden zouden kunnen inperken. Het vinden van een juist evenwicht tussen milieueisen, goede randvoorwaarden voor concurrentievermogen en bescherming van de werkgelegenheid is een kwestie die de gehele Europese Unie aangaat. Deze kwestie is echter vooral belangrijk voor de landen die met een inhaalslag bezig zijn.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Achter het pakket maatregelen van de Raad ter bestrijding van de klimaatverandering, die de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, heeft gepresenteerd, schuilen het volgende doel en de volgende visie:
het sterker maken van de Europese monopolies voor de verscherpte endo-imperialistische concurrentie in de energiesector. Het is een poging om het doel ter vermindering van emissies van milieuverontreinigende stoffen te gebruiken om de markten te verdelen en de groei te beperken van de opkomende nieuwe machten (China and Brazilië), die een groter aandeel van de markt opeisen.
Het biedt een uitlaatklep voor een te sterke accumulatie van kapitaal door middel van de commercialisering van milieubescherming. Na de liberalisering van strategisch belangrijke sectoren (energie, telecommunicatie) is de huidige economie een van de grote investeringsgebieden voor het monopolistisch kapitaal. Daarom sprak de heer Barroso over investeringen in innovatieve energietechnologieën, technologische modernisering en het gebruik van particuliere groepen om aan de eisen van de nieuwe milieuwetgeving te voldoen. Bovendien heeft het protocol van Kyoto een nieuwe kapitalistische markt voor emissiehandel in het leven geroepen. Het recht op vervuiling wordt met geld gekocht op de “effectenbeurs” voor koolstofdioxide.
Het bevordert een sfeer van op klassen gebaseerde samenwerking, in een poging om gebruik te maken van de wereldwijde bewustwording, hierbij verbergend dat de gevaarlijke veranderingen in het klimaat en de wereldwijde opwarming het resultaat zijn van de op kapitalistische winsten gebaseerde industriële ontwikkeling, van de commercialisering van grond, lucht, energie, water enzovoort.
Deze maatregelen zijn schadelijk voor de behoeften van het volk en voor de ontwikkeling van kapitaalrentabiliteit op het gebied van het milieu.
Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. – (RO) De lidstaten van de EU pakken de uitdagingen van de klimaatverandering, de toenemende afhankelijkheid van energie-importen en de hoge energieprijzen aan. Daarom is het engagement van de Europese Unie ter vermindering van broeikasgasemissies met ten minste 20 procent tegen 2020, vooral door maatregelen in de energiesector, een belangrijke stap in de strijd tegen de wereldwijde opwarming.
Het opvoeren van de overgang naar energie met lage koolstofuitstoot door middel van de omschakeling op biobrandstoffen en hernieuwbare energiebronnen zal innovatie aanmoedigen en het industrieel concurrentievermogen versterken.
Aan de lidstaten met zich ontwikkelende economieën, in het bijzonder Roemenië en Bulgarije, wordt voor industrieën buiten het ETS-systeem een stijging van de uitstoot met 20% toegestaan in vergelijking tot 2005, en deze stijging moet worden berekend op basis van het BNP. Dit bewijst de solidariteit van de kant van de Europese Unie, die zo veilig stelt dat armere landen een kans hebben om hun achterstand op de meer ontwikkelde economieën in te lopen.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. – (EN) Verleden week hebben president Poetin en de eerste plaatsvervangende premier Medvedev van de Russische Federatie in Sofia een verdrag ondertekend voor de bouw van een oliepijpleiding, ‘Zuidelijke Stroming’ genaamd, door de Zwarte Zee. Het is merkwaardig dat Bulgarije hierover geen overleg met zijn Europese partners heeft gepleegd, terwijl het Verdrag van Lissabon op het punt staat om geratificeerd te worden.
Het energiebeleid van de Unie is erop gericht, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, zorg te dragen voor de energievoorzieningszekerheid binnen de Unie. Deskundigen zien de Zuidelijke Stroming als een bedreiging voor het Nabucco-project dat deel uitmaakt van de trans-Europese energienetwerken van de EU.
Ik ben van mening dat Bulgarije een zeer teleurstellend gedrag aan de dag heeft gelegd door een bilateraal energieverdrag met de Russische Federatie te ondertekenen. Alhoewel Nabucco naar een opera van Giuseppe Verdi genoemd is, lijkt de huidige stand van zaken meer op een operette of op een klucht.
Theodor Dumitru Stolojan (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) We waarderen het initiatief van de voorzitter dat hij voor het Europees Parlement is verschenen om de voorstellen inzake energie en klimaatverandering te presenteren. We nemen deze gelegenheid te baat om de Europese Commissie te vragen om bijzondere aandacht te besteden aan en om alle noodzakelijke maatregelen te nemen voor de versnelling van het NABUCCO project, dat van groot belang is voor de waarborging van de gasvoorziening in de EU.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. – (RO) Ik geloof dat de strijd tegen de klimaatverandering alleen kan worden gewonnen wanneer we erin slagen ons van wereldwijde solidariteit te verzekeren. De Europese Unie zou de kwestie van klimaatverandering in al haar verdragen moeten opnemen, zowel in bilaterale als in multilaterale.
Voor de aanpassing aan de klimaatverandering is het ook belangrijk om rekening te houden met en de mogelijkheden te scheppen voor een duurzame economische ontwikkeling van de Unie. Gewassen voor biobrandstoffen mogen niet bevorderd worden ten nadele van gewassen voor menselijke consumptie. De duurzame ontwikkeling van vervoer kan bijdragen aan het verminderen van de klimaatverandering.
Lidstaten zouden moeten kiezen voor de energiemix die de minst mogelijke vervuiling veroorzaakt. Ik verzoek de Commissie zowel de financiële vooruitzichten 2007-2013 als de begroting van 2008, de communautaire programma’s en beleidsmaatregelen, als ook de belangrijkste wetgeving te herzien met het oog op de klimaatverandering.
De Commissie moet het belang inzien van het nationaal, lokaal en regionaal gezag bij de ontwikkeling en handhaving van maatregelen voor de aanpassing aan klimaatverandering, en zij dient deze instanties ook met de autoriteit te bekleden en van de hulp te voorzien die zij daarvoor nodig hebben.
Ik ben van mening dat er een Europees kaderprogramma moet komen dat gericht is op de vermindering van het risico van verwoestijning en watergebrek.