De Voorzitter. − We keren terug naar de verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Commissie omtrent de situatie in Iran.
Javier Solana, Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met grote aandacht geluisterd naar de vertegenwoordigers van de fracties van het Europees Parlement.
Ik ben het eens met het meeste van wat er vandaag is gezegd. Daarom heb ik daar niet veel over te zeggen. Ik wil echter een paar opmerkingen maken over de drie belangrijkste kwesties die wij naar mijn mening vandaag moeten bespreken met betrekking tot Iran.
Ik zou nogmaals willen zeggen dat het geen contradictie is om te zeggen dat Iran een zeer belangrijk land is met – in potentie – een bruisende samenleving en dat we moeten streven naar betrekkingen met dit land. Het is een feit dat dit momenteel erg moeilijk te doen is. We moeten blijven proberen betrekkingen met zo’n belangrijk land als Iran te verbeteren. Nogmaals, we moeten erop blijven hameren dat het niet genoeg doet om de betrekkingen met ons te verbeteren. Met betrekking tot de drie hoofdpunten waarover ik heb gesproken – de mensenrechten, regionale kwesties en de nucleaire kwestie – is het moeilijk vooruitgang te boeken in de onderhandelingen. Op één gebied is het onmogelijk vooruitgang te boeken, omdat Iran zich in 2006 volledig uit de onderhandelingen heeft teruggetrokken. De mensenrechtendialoog werd beëindigd – die werd niet beëindigd door ons maar door Iran.
Laat mij daar nog iets over zeggen. Zoals ik eerder zei, ben ik het eens met de meeste opmerkingen die vandaag gemaakt zijn over de kwestie van de mensenrechten, die, zoals veel leden hebben gezegd, te maken heeft met de verkiezingen die zeer spoedig in maart zullen plaatsvinden. Het zal heel belangrijk zijn om te zien hoe het publiek – de burgers van Iran – zich bij deze verkiezing zal gedragen.
Maar het is zeer belangrijk dat de kandidaten die zijn voorgedragen, zich kandidaat mogen stellen bij de verkiezingen. Zoals u weet, heeft dertig procent van die kandidaten zich zelfs niet kandidaat mogen stellen. Veel van hen, zou ik zeggen, zijn de “moderne krachten”, als ik die term kan gebruiken, in Iran.
De tweede grote kwestie is regionaal. Er zijn hier niet veel opmerkingen gemaakt over dit punt, maar het is zeer belangrijk dat Iran een constructieve speler wordt en geen “lastpost” in het leven van de mensen van het Midden-Oosten en bij het tot stand brengen van vrede in het Midden-Oosten, zoals wij de ontwikkeling van het vredesproces in het Midden-Oosten zien. Er staan twee hoofdpunten op de agenda. Op de eerste plaats, het vredesproces van het Midden-Oosten, waarover wij fundamenteel van mening verschillen. Wij geloven in een tweestaten-oplossing en zij niet. We moeten bekijken hoe wij Iran zover kunnen krijgen dat het instemt met dat proces, waarmee is ingestemd door alle Arabische landen in de regio, en, zoals onlangs is aangetoond, niet door Iran.
Het tweede punt is Libanon. We hebben Libanon vandaag niet op de agenda staan, maar Libanon staat altijd op de agenda – zelfs als het formeel niet zo is. De problemen in Libanon hebben onze volle aandacht. We weten dat het een probleem is waarbij Iran zich veel constructiever zou moeten opstellen.
Het derde punt dat ik zou willen noemen en dat we bij andere gelegenheden besproken hebben, is de nucleaire kwestie. Op de eerste plaats zou ik mevrouw Beer willen bedanken, omdat ik met haar heb gesproken voordat de commissie naar Iran ging en wij hadden een heel goede uitwisseling van standpunten, die heel goed gecoördineerd was. Samenwerking met het Agentschap is essentieel. We hebben ons daar voortdurend voor ingespannen en we zouden zeer graag willen zien dat die samenwerking z’n vruchten afwerpt. Dat is echter niet genoeg. We zouden de “uitstaande kwesties” moeten oplossen.
Zoals u weet, horen deze kwesties bij het verleden. Waarom zijn ze nog onopgelost? Omdat ze nooit uitgelegd zijn en dat is het verschil met enkele van de andere landen die genoemd zijn. Iran is ondertekenaar van het non-proliferatieverdrag; het heeft verplichtingen en het heeft zich niet gehouden aan die verplichtingen. Op het ogenblik is er een discussie met dr. El Baradei en de personen die belast zijn met het nucleair dossier om te kijken of deze “uitstaande kwesties” kunnen worden opgelost. We zitten nu in het jaar 2008 en sommige van die kwesties gaan terug tot 2003, 2004 en 2005.
Dat was het eerste wat ik wilde zeggen en het tweede, wat zeer belangrijk is, is dat wij de tweesporenbenadering blijven steunen. We willen onderhandelingen en we willen ook de route naar New York volgen – samen, naast elkaar. We willen graag zien hoe dit zich kan ontwikkelen. We willen het volk van Iran niet straffen. We willen dat ze terugkomen naar de onderhandelingstafel met een moreel doel.
Om u een voorbeeld te geven: zoals u weet, hebben we afgelopen dinsdag in Berlijn een ontmoeting gehad. Woensdag zat ik hier in Brussel aan het diner met dr. Jalili, de dag nadat we hadden gesproken over New York en over hoe we het proces vooruit konden helpen in New York. Ik wilde niet de indruk geven dat we met iets bezig waren wat we niet direct zouden communiceren. Om aan te tonen dat we de dialoog zouden voortzetten, had ik een ontmoeting met hem, had ik een diner met hem en legde ik hem dat uit. In die zin kunt u er gerust op zijn dat wij alle moeite doen om het kanaal van de dialoog open te houden en niet alleen open maar productief open.
Ik hoef u niet te vertellen dat u soms niet het antwoord op de vraag krijgt. U voert hier debatten en u weet dat u soms, misschien vanwege een vertaalprobleem, niet het antwoord op de vraag krijgt – u krijgt antwoorden op andere dingen, maar niet op de vraag. U weet dat – u hebt dat meegemaakt – maar we moeten blijven proberen, blijven proberen en blijven proberen – en dat zullen we ook!
Wat betreft het inlichtingenverslag dat genoemd is: dat is niet onze verantwoordelijkheid maar de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. Maar, hoe dan ook, als u het leest – wanneer het openbaar wordt – de belangrijkste dingen zijn openbaar, er staat duidelijk in dat zij in 2003 zijn gestopt met een deel van de kernbewapening. Nu bestaat kernbewapening uit drie elementen. Ten eerste, en het meest belangrijke, is het nodig verrijkt uranium te hebben – als je geen verrijkt uranium hebt, zul je nooit de mogelijkheid hebben van een militair nucleair programma. Ten tweede, heb je een raket nodig voor de lancering, en ten derde, heb je het eigenlijke ontstekingsmechanisme van de bom nodig. Bij het tweede stadium zijn ze gestopt en dat gebeurde in 2003. Dat is één onderdeel.
Het tweede onderdeel is de raket en u weet dat de technologie met betrekking tot raketten snel gaat. We zijn bezorgd. Dit is niet een van de sleutelpunten, maar het is een punt. Op het ogenblik hebben we een bereik van 1 300 km, wat geen kleinigheid is. Het derde onderdeel is verrijkt materiaal, wat een schending is en waarvan de productie maar doorgaat. Dat is de kern van het probleem: we moeten zien hoe we hier overeenstemming over kunnen bereiken.
Ik herhaal: voor een kerncentrale voor de productie van energie – u kunt het leuk vinden of niet, maar over dat punt gaat het debat hier vandaag niet – is, zoals u weet, minstens zeven of acht jaar nodig vanaf het moment dat het contract wordt getekend tot het moment waarop de centrale operationeel wordt. Er is geen enkel contract tussen Iran en iemand die een kerncentrale kan bouwen voor de productie van energie – kilowatts – geen enkel behalve het contract met Rusland. Zoals u weet, bevat het Russische contract een clausule die zegt, op de eerste plaats, dat verrijkt uranium door Rusland zal worden geleverd en, op de tweede plaats, dat het opgewerkte materiaal – dat wil zeggen verrijkt plutonium of wat er ook aan het einde van het proces overblijft – naar Rusland zal worden gebracht, zodat zij geen verrijkt uranium hoeven te hebben omdat het geleverd wordt.
Ten tweede, als ze doorgaan met verrijken, dan is de vraag waarom? – omdat ze het nergens kunnen opbergen, geen andere krachtcentrale hebben. Dus het is redelijk deze vraag te stellen maar moeilijk om een antwoord te krijgen. Dit is het enige antwoord dat ik u op deze vraag kan geven, omdat het valt binnen uw zeggenschap en die van de leiders en burgers van de Europese Unie.
Ik heb geprobeerd u een eerlijke uiteenzetting te geven van onze interpretatie van de situatie, de problemen en de drie hoofdpunten waarover wij ons als Europeanen zorgen moeten maken. Ik zeg nogmaals dat wij veel respect hebben voor het land – we hebben diep respect voor Iran – en we zouden er heel graag betrekkingen mee aangaan en graag zien dat ook zij die kant opgaan.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, morgen neemt het Europees Parlement een resolutie aan met betrekking tot Iran die zal worden gesteund door onze fractie.
Het is geen toeval dat het eerste deel van die resolutie over de mensenrechtensituatie gaat.
Vorige week heeft onze Commissie buitenlandse zaken een geheel onbevredigende vergadering gehad met de heer Jalili, die niet één van de vragen beantwoordde die hem gesteld werden met betrekking tot de mensenrechten, martelingen, openbare executies, de aankoop van Noord-Koreaanse raketten en Russische torpedo’s die kunnen worden uitgerust met kernkoppen.
Mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, we hebben duidelijk gehoord dat u zit te wachten op antwoorden op de vragen die u de heer Jalili hebt gesteld; Commissaris Ferrero heeft ons hierover geïnformeerd en ook wij zitten nog steeds te wachten op antwoorden op de vragen die wij hem hebben gesteld.
Daarom is het niet voldoende dat wij het spijtig vinden dat zij hun kernprogramma niet hebben opgeschort en zich niets aantrekken van de oproepen van de internationale gemeenschap en drie resoluties van de Verenigde Naties. Zoals de heer Solana zojuist heeft gezegd, is de internationale gemeenschap ervan overtuigd dat zij bezig zijn met de verrijking van uranium voor een programma waarvan de doeleinden niet vreedzaam zijn.
Met het oog hierop is het eenvoudigweg niet voldoende, Mijnheer de Voorzitter, dat wij in de ontwerpresolutie zeggen dat wij pas het pad opgaan van een samenwerkings- of associatieovereenkomst met Iran als er wezenlijk vooruitgang is geboekt met betrekking tot de mensenrechten en er zodanige objectieve waarborgen zijn dat ze ons duidelijke garanties geven dat er geen vaart wordt gemaakt bij de uraniumverrijking voor vreedzame doeleinden.
Daarom, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, is de vraag die ik zou willen stellen of u gelooft dat de vierde resolutie die de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gaat maken, op basis van de vergadering in Wenen van de permanente leden van de Veiligheidsraad plus Duitsland, voldoende zal zijn voor Iran om te luisteren naar oproepen van de internationale gemeenschap? Wat, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, moet de inhoud van de resolutie van de Verenigde Naties zijn, wil zij deze uitdaging aannemen en de dreiging verzachten voor de vrede en de internationale veiligheid, die wordt gevormd door het uraniumverrijkingsprogramma van Iran?
Lilli Gruber (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Iraanse president Ahmadinejad heeft vandaag in Busher, in het zuiden van Iran, gezegd dat Israël een smerige zionistische entiteit is die vroeg of laat zal sneuvelen. Dit is een bewering die uiteraard onaanvaardbaar is en duidelijk als propaganda is bedoeld.
Op 14 maart zullen er in Iran verkiezingen worden gehouden, waarbij zijn gebroken beloftes zwaarder zullen wegen dan zijn proclamaties. Daarnaast woedt er ook in Amerika een electorale strijd en is het dus van belang om de feiten in overweging te nemen. Vandaag de dag is Iran de sterkste mogendheid die in het Golfgebied in opkomst is en met deze partij is Washington van plan een overeenkomst te sluiten. In december heeft de Amerikaanse geheime dienst vastgesteld dat Iran geen directe bedreiging vormt. 12 januari jl. heeft de directeur van het IAEA, de heer El Baradei, van de Iraniërs garanties gekregen voor alle vraagstukken die nog op tafel lagen.
De druk op Iran zal worden gehandhaafd maar het zou handig zijn een overeenkomst te bereiken die voor iedereen uitvoerbaar is en die voor stabiliteit in de regio zorgt, en om radicale en vaak ineffectieve maatregelen te vermijden. We hoeven alleen maar te denken aan Irak en de ondoeltreffendheid van de sancties die tegen dit land zijn genomen. De rol die Iran inneemt bij het vinden van het nieuwe machtsevenwicht moet worden erkend en er zullen geloofwaardige veiligheidsgaranties aan Iran moeten worden geboden in een zeer woelige, regionale context. De directe tussenkomst van Amerika is essentieel voor het succes van de onderhandelingen die op dit punt allesomvattend moeten zijn, net zoals eigenlijk de rest van de Europese Unie doet.
Anderzijds is het overduidelijk dat Iran bepaalde verplichtingen op zich moet nemen: het moet alle nucleaire en militaire ambities laten varen, inclusief strikte controles, het moet een vormende rol spelen bij het vinden van een oplossing voor lopende conflicten, het moet de mensenrechten en de rechten van de vrouw respecteren, alsmede de democratische regels in het algemeen.
Onlangs ontving ik van de winnares van de Nobelprijs voor de Vrede, Shirin Ebadi, een e-mail waarin ze wees op de ernstige en steeds frequentere schendingen van de mensenrechten. Ze schreef dat dit vandaag de dag in Iran een veel dramatischer kwestie is dan de nucleaire problemen. Laten we proberen om naar haar luisteren.
Barones Nicholson of Winterbourne (ALDE). –(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Solana en commissaris Ferrero-Waldner voor de enorme hoeveelheid werk met betrekking tot de kwestie van de Islamitische Republiek Iran, die zoveel problemen en zorgen veroorzaakt voor zoveel mensen internationaal en bij de Veiligheidsraad van de VN.
Het was mij een genoegen om mijn fractie te vertegenwoordigen bij de recente delegatie naar de Islamitische Republiek Iran net voor Kerstmis, waarbij we een uitzonderlijk goede reeks bijeenkomsten hebben gehad, waaraan de heer Solana al heeft gerefereerd evenals mevrouw Ferrero-Waldner.
Natuurlijk komt onze oproep tot dialoog in de Islamitische Republiek Iran heel gelegen, omdat, zoals u goed weet, de vorige president van Iran in 2000 aan de Verenigde Naties het idee voorlegde van het jaar van de interculturele dialoog, wat u juist dit jaar zelf hebt opgepakt hier in de Europese Unie.
Ik geloof dat er enorme mogelijkheden voor dialoog zijn, maar niet alleen maar over mensenrechten en niet alleen maar over de van het allergrootste belang zijnde nucleaire kwestie. Ik geloof dat we een dialoog zouden moeten houden over culturele zaken – muziek, kunst, archeologie, schilderkunst, kalligrafie – waarin we zoveel historische referentie delen en zoveel potentieel voor toekomstig profijt.
Ik geloof ook dat een cruciaal item dat we zouden moeten bespreken, deze zogenaamde barrière is tussen de Islam en de democratie. Misschien is niet opgemerkt dat de Islamitische Republiek Iran gelooft dat zij die moeilijkheid heeft opgelost en dat haar vorm van democratie volledig te rijmen is met de versie van de Islam van de Islamitische Republiek Iran, de zeer belangrijke Sharia en de Shiitische islamitische traditie. Ik denk dat dit ook iets is wat we zouden moeten verwelkomen en juist dit jaar zouden moeten bespreken, misschien met de voormalige president Khatami of met andere invloedrijke personen uit godsdienstige en traditionele Iraanse kringen.
Romano Maria La Russa (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben nog steeds van mening dat, ook in het licht van hetgeen ik tijdens dit debat heb gehoord, de enige juiste weg nog altijd de weg is van de dialoog, ook al is het moeilijk om te begrijpen op welke basis deze dialoog zich verder kan ontwikkelen.
Hoe kun je een dialoog voeren met een land dat de Rechten van het Kind niet respecteert en de doodstraf uitspreekt over minderjarigen? Met een land, of misschien kun je beter zeggen met een regime, waar mensen in het openbaar worden opgehangen, een regime dat dreigt de staat Israël van de kaart te zullen vegen? En voor wat betreft de nucleaire kwestie, moeten we misschien de mogelijkheid uitsluiten en zelfs niet twijfelen aan de vreedzame toepassing van kernenergie? Tot op welke hoogte moeten wij de militaire plannen voor nationale defensie geloven? En nogmaals, kunnen wij een regime vertrouwen dat de guerrilla in de aangrenzende landen financiert?
Met betrekking tot het verslag van de CIA, zou ik u willen verzoeken zich niet te veel illusies te maken over de geloofwaardigheid ervan. Het zou niet de eerste keer zijn dat een dergelijk verslag later in het openbaar wordt verworpen. Wij kunnen niemand de mogelijkheid ontnemen om niet voor militaire maar civiele doeleinden met kernenergie te experimenteren, maar president Ahmadinejad geeft niet alleen geen garanties, hij geeft zelfs geen enkele garantie en doet het ergste vrezen.
Door de mogelijkheid van een militaire interventie uit te sluiten - wat volgens mij een standpunt is dat door alle vertegenwoordigers en EU-parlementariërs breed wordt gedragen: het vermijden van militaire interventie is essentieel en fundamenteel –, ben ik van mening dat de mogelijkheid tot sancties een ramp zou zijn voor iedereen en dat dit schade zou berokkenen aan de economie en aan de bevolking die weerloos, onwetend en onschuldig is. Ik wil u nogmaals verzoeken om diplomatie te gebruiken want, ik herhaal, sancties hebben nog nooit iets goeds opgeleverd, ze dienen alleen om de haat tegen het Westen en de Verenigde Staten in het bijzonder nog verder aan te wakkeren.
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, misleiding is een oorlogswapen dat in de Koran wordt goedgekeurd onder de doctrine van taqiyya. Iran beweert geen plannen te hebben voor de ontwikkeling van kernwapens. Het bewijs van het tegendeel is overweldigend. Ze hadden al 3 000 uranium centrifuges. Niet één kan er gebruikt worden om kernenergie op te wekken voor vreedzame doeleinden. Samen zullen ze voldoende uranium produceren dat voldoende is om één kernbom per jaar te maken.
Op het ogenblik is Iran voornemens 5 000 centrifuges erbij te bouwen. Intussen arriveren illegale geheime invoerpartijen ruw uranium vanuit Kongo, een land dat door de EU met humanitaire hulp wordt gesteund. Groot-Brittannië staat nog steeds toe dat Iraanse studenten kernfysica studeren aan onze universiteiten. Bovendien werken Iran, Syrië en Noord-Korea samen om raketten en chemische springkoppen te bouwen. Vorig jaar kwamen er technici uit alle drie de landen om toen er iets mis ging in Syrië. Later werden er sporen van saringas ontdekt in de atmosfeer.
Of deze landen nu wel of niet met succes kernkoppen ontwikkelen, chemische springkoppen zouden zeker gebruikt kunnen worden in de nabije toekomst.
Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ik waardeer de onderhandelingspogingen van de Europese Unie inzake het staven van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, en ik steun de synergie van het actieplan IAEA-Iran. Het is prijzenswaardig en zinvol om zorgen weg te nemen, en ook om politieke en strategische speculaties te ontkrachten die zijn gebaseerd op een theoretische vredesbedreiging.
Bovendien wordt er ook bij punt 5 van de resolutie toegegeven dat er behoefte is om af te zien van retorische politieke speculaties over Iran. Het gehele eerste deel van de resolutie en het voorstel om een nieuw multilateraal kader voor het gebruik van kernenergie te vormen, maken beiden deel uit van dezelfde benadering.
Het tweede deel lijkt echter demagogisch. De schendingen van de mensenrechten in veel andere delen van de wereld hebben nooit geleid tot een dergelijke scherpe veroordeling. De recente resoluties over Pakistan en China zijn hier een voorbeeld van. Deze waren niet zo scherp van toon en ontvingen geen duidelijke steun in de interne oppositie. Dit verplicht mij ertoe mijn bezwaar tegen de resolutie te uiten, want mensenrechten en vrijheden zijn absolute waarden die niet anders kunnen worden toegepast, en zich niet lenen voor onevenredigheid tussen verzoek en veroordeling.
Jacek Saryusz-Wolski (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het nucleaire programma van Iran blijft de bron van onze grootste zorg. We hopen dat het proces om via onderhandelingen tot een oplossing te komen zal worden voortgezet.
De Europese Unie zou een eensgezind standpunt moeten innemen met betrekking tot deze zeer moeilijke kwestie en wij zouden de inspanningen moeten steunen van de Hoge Vertegenwoordiger, van de Commissie, de lidstaten en de internationale gemeenschap, inclusief de recent voorgestelde resolutie van de Veiligheidsraad van de VN.
De inspanningen zouden erop gericht moeten zijn Iran aan te moedigen de onderhandelingen te hervatten over langetermijnafspraken om de nucleaire kwestie op te lossen.
Wij van de commissie Buitenlandse zaken van dit Huis besloten de heer Jalili uit te nodigen om te spreken en om een dialoog te houden. Onze commissie was ontevreden over de gegeven antwoorden en we weten hoe moeilijk dialoog is. De ontmoeting met de commissie Buitenlandse zaken heeft echter onze eensgezinde positie getoond over de Iraanse kwestie en heeft ook een sterk politiek signaal gestuurd naar de Iraanse regering.
Als we willen doorgaan met enige zinvolle dialoog, moeten we de geloofwaardigheid van onze betrekkingen herstellen. Onze Iraanse partners moeten absolute transparantie bieden voor hun nucleair programma door volledig samen te werken met de IAEA. Ze moeten de bepalingen van Comprehensive Safeguard Agreement volledig ten uitvoer leggen en wij moeten de druk op de Iraanse regering handhaven om zich te houden aan haar beloften en haar duidelijk maken dat dit de enige manier is om internationale erkenning te verkrijgen, en om met succes economische ontwikkeling ten behoeve van haar burgers na te streven.
De mensenrechtensituatie in Iran is de laatste tijd ernstig verslechterd en wij moeten de systematische schending van de mensenrechten en fundamentele vrijheden blijven veroordelen, in het bijzonder die welke worden gepleegd ten opzichte van jeugdige overtreders en vrouwen.
Als gemeenschap die is gebaseerd op waarden, waarbij we de mensenrechten en de democratie als de kern van onze waarden zien en stabiliteit en veiligheid als onze grootste zorg beschouwen, moeten en kunnen we de verslechterende mensenrechtensituatie daar niet negeren, en moeten we ons uiterste best doen onze partners ervan te overtuigen dat het de moeite waard is de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te respecteren.
Libor Rouček (PSE). – (CS) Dames en heren, sta mij toe in mijn bijdrage aan het debat mij te concentreren op twee aspecten van betrekkingen met Iran.
Een civiele maatschappij is het eerste aspect. Zoals ik zelf tijdens mijn recente bezoek aan Teheran heb ervaren, bestaat er in Iran een zeer sterke en actieve civiele maatschappij. Vrouwen, journalisten, nationale en godsdienstige minderheden streven naar hun rechten. De wereld van de studenten is behoorlijk levendig. Buschauffeurs, bakkers en veel andere beroepen organiseren hun eigen onafhankelijke vakbonden. Economen en ondernemers spannen zich in voor privatisering en liberalisering van de Iraanse economie.
Al deze groepen en elementen die de Iraanse maatschappij vormen, wenden zich tot Europa, tot de Europese Unie, en zoeken dialoog en hulp. Daarom zou ik een beroep willen doen op de Commissie en op Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana om het nieuwe instrument voor democratie en mensenrechten dat wij ter beschikking hebben, efficiënt te gebruiken als onderdeel van deze dialoog.
Ik ben ook van mening dat de Europese Unie een diplomatieke vertegenwoordiging in Iran zou moeten hebben. Niet alleen zou dit discussie en dialoog met de civiele maatschappij stimuleren; het zou ook samenwerking met lokale instellingen en overheden stimuleren op het gebied van gemeenschappelijk belang. We delen daadwerkelijk veel gemeenschappelijke belangen met Iran, ondanks onze verschillen in opvatting inzake het nucleaire programma of de mensenrechten.
Ik noem maar één buurland van Iran en dat is Afghanistan. Ik ben ervan overtuigd dat het noch ons noch Iran goed doet, als, bijvoorbeeld, tonnen illegale Afghaanse drugs Europa overspoelen. We hebben soortgelijke gemeenschappelijke belangen wat betreft de kwestie van de Afghaanse vluchtelingen en wat betreft de kwestie van een totale vreedzame oplossing van de situatie in Afghanistan.
Dat is maar een van de vele redenen waarom de Europese Unie haar eigen diplomatieke vertegenwoordiging in Teheran moet hebben.
Struan Stevenson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zowel mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger als mevrouw Ferrero-Waldner hebben in hun presentaties vandaag herhaaldelijk de noodzaak van dialoog, onderhandeling en overtuiging benadrukt. Mevrouw Ferrero-Waldner wees op de noodzaak van mens tot mens contact. Ze vertelde ons over het succes van onze Erasmus Mundus en armoedebestrijdingsprogramma’s.
Dus, leiden wij hun kernfysici op aan onze universiteiten? Betalen wij, op kosten van onze belastingbetalers, armoedeverlichting in een van de rijkste olieproducerende landen in de wereld omdat zij ervoor gekozen hebben miljarden te spenderen aan een kernwapenprogramma? Wat heeft onze verzoeningspolitiek opgeleverd?
Volgens de heer Solana, tot nu toe, geen succes. Hij zei dat het regime in Iran ons blijft negeren. Mevrouw Ferrero-Waldner zei dat er meer executies zijn dan ooit tevoren. Welnu, laat ik u zeggen, Mijnheer de Voorzitter, er zijn in de eerste twee weken van dit jaar 23 personen geëxecuteerd, waaronder verscheidene vrouwen. Bij vijf personen werden handen of voeten geamputeerd. Het stenigen van mannen en vrouwen tot de dood erop volgt door dit jihadistische, vrouwenhatende, homofobische, genocidale, brute regime dat wereldwijd terreur sponsort, gaat maar door.
Als we de Iraanse studenten echt willen steunen, dan zouden we de dappere studenten van de universiteit van Teheran moeten steunen, die de afgelopen vijf dagen gedemonstreerd hebben en verandering van regime eisen. In plaats van verzoening te steunen, zouden we de wettige Iraanse oppositie moeten steunen. In plaats van de PMOI (Volksmojahedin) op onze terreurlijst te laten staan, zouden we de revolutionaire garde van Iran op de terreurlijst van de EU moeten zetten.
Helmut Kuhne (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter! Zoals we net hebben gehoord, zijn er ook bij ons in het Parlement vertegenwoordigers, voor wie een veranderende houding van het Iraanse regime geen prioriteit is, maar de vernietiging van dit regime prioriteit heeft. Ik denk dat we één ding heel duidelijk moeten stellen, en dat is de dwingende politieke logica: Wie het regime wil vernietigen en zijn politiek daarop richt, zal de houding van het regime niet veranderen. En dat is wel waar we ons op moeten richten, als we het over het atoomprobleem hebben.
De voorstanders van een diplomatieke oplossing zouden zich zeer gesterkt weten, wanneer de Verenigde Staten rechtstreeks aan de gesprekken zouden deelnemen, want ze kunnen iets bieden dat de Europese Unie niet in die mate kan bieden, namelijk veiligheidsgaranties. Zoals de heer Solana al zei kan men op basis van de slotsom van de Amerikaanse geheime diensten niet concluderen dat het Iraanse programma geen potentiële bedreiging vormt. Daar zit inderdaad een probleem. En dit probleem kan men niet oplossen door de druk weg te nemen. Men kan het thema niet wegnemen uit de Veiligheidsraad, omdat dan ooit het gevaar bestaat dat het Iraanse regime zegt: OK bedankt, we hebben genoeg hoogverrijkt uranium, we stappen nu uit het Verdrag tegen verspreiding van kernwapens en bouwen onze atoomwapens. Als dat het geval wordt, rest ons niks anders dan terugkeren tot de strategie van nucleaire afschrikking, zoals we die uit de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw kennen.
Wat we in dit debat in ieder geval moeten uitsluiten — en ook dat moet even helder zijn —, is de zogenaamde militaire oplossing. Wat er ook onder het begrip “het Westen” wordt verstaan, of dat nu betrekking heeft op Noord-Amerika of ook op Europa, het teruggrijpen op de zogenaamde militaire oplossing zou een politieke ramp betekenen die decennia aanhoudt, niet alleen in de islamitische wereld, maar ook tegenover staten als India, die hebben meegeholpen dit thema op de agenda van de Veiligheidsraad te krijgen.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Laat ik zeggen hoe ernstig ik me zorgen maak over de verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran: het gebruik van de doodstraf, foltering, onmenselijke behandeling van gevangenen en onderdrukking van politieke tegenstanders. We moeten zulke onmiskenbare schendingen van de mensenrechten en fundamentele vrijheden die de basis vormen van onze democratische maatschappijen, categorisch veroordelen.
Persoonlijk, als lid van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering, ben ik nogal bezorgd over de kwestie van de veiligheid en over het feit dat Iran, ondanks protesten van de Europese Unie en de internationale gemeenschap, doorgaat met de ontwikkeling van zijn nucleaire programma. Ondanks verzekeringen dat het deze activiteiten geheel voor vreedzame doeleinden doet, is het heel moeilijk niet verontrust te zijn over de richting waarin deze situatie zich beweegt.
Tenslotte zou ik willen wijzen op het feit dat Rusland kortgeleden nucleair materiaal aan Iran heeft geleverd. Er zijn verdere aanwijzingen die ons zeggen dat Iran een onbetrouwbare partner is en we zouden dienovereenkomstig moeten handelen.
Ana Maria Gomes (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zijn alle lidstaten van de EU consistent geweest in de politieke boodschap die aan Iran is overgebracht om de inspanningen te steunen van de “EU-drie” (Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland) en de heer Solana met betrekking tot het nucleair dossier door zich te houden aan de opgelegde economische sancties?
En hebben de lidstaten van de EU en u, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, druk uitgeoefend op de regering van Bush om rechtstreeks te spreken met Iran, niet alleen maar over Irak, maar ook over het nucleair dossier in het bijzonder? Of bent u van mening dat het geen zin heeft, dat het kan wachten op de volgende regering van de VS?
Janusz Onyszkiewicz (ALDE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou nader willen ingaan op een kwestie die reeds door de heer Solana aan de orde is gesteld, namelijk de correcte interpretatie van het CIA-verslag over het kernprogramma van Iran.
Ik herhaal wat de heer Solana daarnet zei: er is slechts één onderdeel stopgezet en het is zeer de vraag of dat definitief is gebeurd. Volgens de Iraanse oppositie is het programma eenvoudigweg naar andere sites verplaatst en wordt het daar voortgezet. Ik denk dat we deze informatie moeten geloven, aangezien het net de Iraanse oppositie was die als eerste op de militaire aspecten van het kernprogramma in Iran heeft gewezen. Deze beweringen bleken achteraf volkomen terecht te zijn.
Dat brengt me meteen bij mijn volgende punt. Naar mijn mening is het de hoogste tijd om de Volksmujahedeen van de lijst met terroristische organisaties te schrappen. Meerdere rechtbanken, de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en het Italiaanse parlement hebben hierover al een uitspraak gedaan. Het is hoog tijd dat wij dat ook doen.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, net als de heer Solana en mevrouw Ferrero-Waldner zie ik geen verschil tussen kernenergie voor civiele doeleinden en kernenergie voor militaire doeleinden. U hebt ons uitgelegd, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger, dat je om een bom te maken alleen maar over uranium hoeft te beschikken. Ik denk dat je een beetje naïef moet zijn om te geloven dat een land met zulke indrukwekkende natuurlijke rijkdommen als Iran kernenergie nodig heeft om zich te ontwikkelen. Aan de andere kant weten wij heel goed dat Iran kernenergie nodig heeft om een bom te maken.
U hebt ook gezegd dat kernenergie een factor voor instabiliteit vormt en dat wij geen vat meer hebben op Iran. U hebt volkomen gelijk. Als u een verbod voorstelt op het verrijken van uranium, dan zijn wij het daar helemaal mee eens. Ik ga zelfs nog een stapje verder: ik denk dat er zonder meer een verbod op kernenergie moet komen. Momenteel is slechts vier procent van de energie wereldwijd van nucleaire oorsprong.
De vraag die ik u stel, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger en mevrouw Ferrero-Waldner, is deze: vindt u niet dat Frankrijk, en de Franse president Sarkozy, met vuur spelen en de stabiliteit in de wereld op het spel zetten door nucleaire overeenkomsten te sluiten met landen als Libië, China en Georgië? Zouden wij de ongelukkige ervaring met Iran niet kunnen aangrijpen om de nucleaire proliferatie wereldwijd een halt toe te roepen?
Erik Meijer (GUE/NGL). – (NL) Voorzitter, het debat over Iran gaat over meer dan kernenergie, oorlogsdreiging en schending van mensenrechten. In zijn inleiding heeft de heer Solana al beschreven waarom Iran, ondanks enkele kenmerken van democratie en een hoog niveau van onderwijs, voor zeer veel mensen geen aangenaam land is om in te leven.
Veel mensen die door de Iraanse regering worden vervolgd of die onder het huidige bewind niet in vrijheid kunnen leven, hebben hun toevlucht gezocht in Europa. De Europese Unie en haar lidstaten moeten die mensen niet hinderen. De vreedzame oppositie in ballingschap moet hier alle vrijheid hebben.
Daarom is het belangrijk dat het Europees Hof van Justitie heeft vastgesteld dat het onjuist is dat zo’n organisatie op de lijst van terroristische organisaties is geplaatst. Het is belangrijk dat dit Parlement de Raad eraan herinnert dat die plaatsing onterecht en onaanvaardbaar is. Juist over díe lijst is geen compromis met het Iraanse regime mogelijk.
Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag weten of iemand mij een antwoord kan geven. Zijn de parlementsleden tijdens hun bezoek aan Teheran aanwezig geweest bij openbare executies? In het bijzonder waarbij kranen van Europese makelij werden gebruikt.
Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). – (CS) Ik zou willen vermelden dat, paradoxaal genoeg, het Iraanse nucleaire programma van start ging tijdens de periode dat Iran een bondgenoot van de Verenigde Staten was. Amerikanen adviseerden de sjah om twintig kerncentrales te bouwen. Het ziet er naar uit dat de tijden veranderd zijn: bondgenoot is vijand geworden en het imago van Iran zit vol tegenstrijdigheden.
Ofschoon ik op de hoogte ben van het lijden van onze vrienden in de Tudeh-partij, moet ik er ook op wijzen dat geen ander Arabisch land zo’n mate van pluralisme en zo’n ontwikkelde civiele maatschappij heeft als Iran.
De situatie met betrekking tot de vakbond die door de heer Rouček is genoemd, verdient absoluut aandacht, evenals de vrouwenbeweging. Naar mijn mening moeten de voorstellen van de heer Rouček om een vertegenwoordiging van de Europese Unie in Teheran te vestigen worden onderzocht en gesteund.
Het is van wezenlijk belang deze betrekkingen te ontwikkelen. Iran is een groot land met een grootse cultuur die meer overeenkomsten met ons vertoont dan wij ons kunnen voorstellen.
Charles Tannock (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Iran blijft een gevaar voor de stabiliteit van de wereld en het Midden-Oosten. Iraanse jihadis vechten zij aan zij met terroristen in Irak en doden Britse soldaten. Rechters in Iran spreken stelselmatig doodvonnissen uit over homosexuelen en teenagers.
Waarom gaat Iran onverwijld door met uraniumverrijking wanneer het geen operationele kerncentrales heeft of zelfs maar plannen om die in de toekomst te bouwen? Waarom ontwikkelt Iran Shahab III raketten met het vermogen kernkoppen te dragen en Europese steden te bereiken?
Onze boodschap moet duidelijk zijn en vastberaden. De internationale gemeenschap zal niet toelaten dat Iran zich bewapent met kernwapens.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit was natuurlijk een heel belangrijke discussie. Waarom? Omdat er in Iran een heel grote burgermaatschappij is die zeker een andere manier van leven zou willen hebben, maar er is nog steeds een zeer moeilijk regime.
Ik denk dat we allemaal weten dat de nucleaire kwestie op het ogenblik het grote struikelblok is. Het bederft alle mogelijkheden voor ontwikkeling en ook voor bilaterale betrekkingen, die zeer grote potentie zouden hebben. Dit heb ik de heer Jalili herhaaldelijk gezegd: “Waarom pakt u dit niet op? Waarom is er geen mogelijkheid om met u tot een dialoog te komen? Waarom toont u hierin geen politieke wil?” Ik denk dat we het volgende moeten doen – proberen ook een beroep te doen op de bevolking, om te kijken of er misschien een kans is om dingen te veranderen bij de volgende verkiezingen – in de wetenschap dat het heel moeilijk zal zijn.
Maar ik vind het interessant om te zien dat de oppositie het op zijn minst weer eens aan het worden is, na de verdeeldheid die er is geweest. De oppositie heeft een tijd een berustende houding aangenomen. Nu is er tenminste een nieuwe wil om aan de verkiezingen mee te doen en misschien de situatie te veranderen, tenminste die van de regering. Maar nu vindt natuurlijk, zoals ik eerder heb gezegd, de screening van de kandidaten door de Raad van Wachters plaats en die is van cruciaal belang. Zoals mevrouw Beer al heeft gezegd, als er 7 000 kandidaten zijn voor 290 zetels, dan zijn er al teveel kandidaten afgewezen. Er zullen er tweeduizend afgewezen zijn. Daarom hoop ik ten zeerste dat een beroepsprocedure de situatie weer zal rechtzetten. Het Iraanse electoraat verdient het om zijn vertegenwoordigers te kunnen kiezen uit een breed spectrum van partijen en opvattingen. Natuurlijk is het duidelijk dat wij geen enkele specifieke partij steunen, maar het is belangrijk dat er een echt pluralistisch bestel is.
Daarnaast ben ik het volledig eens met al degenen – en ik ben niet in detail getreden – die zeiden dat ons heel wat te doen staat op het gebied van de mensenrechten, zelfs als we niet vooruit kunnen komen met de nucleaire kwestie. We hebben natuurlijk alle VN-resoluties gesteund; Canada heeft zo’n resolutie ingediend. Die is aangenomen en die toont duidelijk waar Iran – helaas – op dit moment staat. Ik wil graag zeggen tot enkele leden van het Parlement die gezegd hebben dat wij het EIDHR-instrument (European Initiative for Democracy and Human Rights - Europees initiatief voor democratie en mensenrechten) zouden moeten gebruiken, dat we dit al gebruiken door middel van implementatie via de VN, UNICEF en UNODC (United Nations Office on Drugs and Crime - Bureau voor Drugs en Criminaliteit van de Verenigde Naties): bijvoorbeeld op het gebied van jeugdrechtspraak en jonge drugsverslaafden, en met betrekking tot justitie. Maar het wordt steeds ingewikkelder in deze zeer starre sfeer. Ik heb geprobeerd om één diplomaat te krijgen in één ambassade in Teheran, om te zorgen voor een meer soepele coördinatie van gezamenlijke projecten. Dit is natuurlijk maar een kleine stap maar hopelijk een betekenisvolle, die de weg zou kunnen bereiden, tenminste een beetje, voor de ontwikkeling van onze samenwerking. Helaas blijft Iran zich echter ontwijkend opstellen. Toen ik dit vorige week persoonlijk opmerkte, kreeg ik geen antwoord.
Javier Solana, Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. − (EN) − Mijnheer de Voorzitter, heel kort, omdat ik de gelegenheid had eerder al te antwoorden. Er zijn niet veel nieuwe vragen en, zoals ik al heb gezegd, in wezen delen we de meningen die onder woorden zijn gebracht.
Wat betreft een vraag gesteld door de heer Salafranca Sánchez-Neyra, er vindt nu een debat plaats in de Veiligheidsraad, dus ik vind niet dat ik daarover moet uitweiden. U vroeg mij wat ik graag zou zien. Ik zou graag een resolutie zien die niet nodig is omdat de dialoog waarom wij vragen al realiteit is. U weet welke elementen aanwezig moeten zijn om een zinvolle dialoog te hebben.
Wat betreft andere overwegingen over het vergroten van samenwerking, er zijn nog veel andere gebieden waarin we kunnen en zouden moeten samenwerken. Afghanistan en drugs zijn genoemd. Dit is een belangrijk punt waarop we heel graag zouden samenwerken.
Andere vragen zijn gesteld over de groep van zes in de Verenigde Naties. Ik kan namens niemand spreken. Ik kan alleen spreken namens de zes waarmee ik aan het onderhandelen ben. Ik heb steun ontvangen van iedereen, van alle leden van de groep, waaronder de Europese Unie – daarover bestaat geen twijfel – maar ook de andere leden van de Veiligheidsraad die geen lid zijn van de Europese Unie.
Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. - (FR) Als reactie op de vraag van mevrouw Béguin over kernenergie: ik wil vandaag niet ingaan op het debat over kernenergie in het algemeen. Daar krijgen wij nog tijd voor, als wij het onderwerp “energie” behandelen. Ik wil u wel uitleggen wat het duidelijke verschil is tussen kernenergie voor de productie van elektriciteit en kernenergie voor andere doeleinden, waar u een duidelijk onderscheid tussen hebt gemaakt. Het fundamentele verschil is dat kernenergie op een bepaalde manier moet worden verrijkt om elektriciteit op te wekken, en dat er voor de productie van massavernietigingswapens een verrijking nodig is die heel wat verder gaat.
De tweede vraag betreft het afval. Het is heel belangrijk om te weten wat daarmee gedaan wordt. U weet dat kernafval plutonium en andere stoffen bevat, die bruikbaar zijn. De ondernemingen die over de technologie beschikken, hebben tevens de verantwoordelijkheid om al het afval in te nemen. De situatie is dus heel anders dan de situatie die wij voor ogen hebben als we het over Iran en het autonome verrijkingsproces hebben.
In mijn eerste betoog heb ik Iran beschreven zoals ik het graag zou zien. Ik denk dat dit Iran zowel haalbaar als wenselijk is, en dat Iran een land is waarvoor wij ons moeten inzetten. Het is een dynamisch land, een land met veel diepgang, zowel in intellectueel en cultureel opzicht als in andere opzichten, en wij zouden graag zien dat het zich ertoe verbindt om met ons samen te werken op verschillende gebieden, zoals energie, mensenrechten, het Midden-Oosten, kernenergie, enz. Hiervoor is het nodig dat wij daadwerkelijk een serieuze dialoog met elkaar aangaan over al deze kwesties.
Ik wil u graag bedanken voor de aandacht die u aan dit belangrijke debat hebt besteed. Ik ben graag bereid om naar het Parlement te komen en met u over Iran of over andere zaken te praten, als u mij daarvoor uitnodigt.
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheer de Hoge Vertegenwoordiger.
Ter afsluiting van het debat werden overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement zes ontwerpresoluties(1)ingediend.