De Voorzitter. − Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing van de commissie vervoer en toerisme over de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (13593/6/2007 – C6-0410/2007 – 2006/0196(COD)) (Rapporteur: Markus Ferber) (A6-0505/2007).
Markus Ferber, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren! We staan aan het eind van een lang debat, dat we hier in het Europees Parlement meer dan vier regeerperioden hebben gevoerd, te beginnen in 1992 met de publicatie van een witboek van de Europese Commissie via de ontwikkeling van de posterijen, via de aanvaarding van een eerste richtlijn in 1997, de verdere ontwikkeling van deze richtlijn in 2002, en nu, aan het begin van 2008, na meer dan vijftien jaar, zijn we er hopelijk in geslaagd samen een verstandige regeling aan te nemen. Ik hoop dat we dankzij die regeling alle belangen met elkaar kunnen verenigen, of het nu gaat om de belangen van de gebruikers, de belangen van de bedrijven die tot nu toe het monopolie van de postbezorging hadden, de belangen van de concurrenten die zich in deze interessante markt willen begeven, of de belangen van degenen die in deze sector werkzaam zijn. We hebben hier als Europees Parlement de laatste maanden zeer hard aan gewerkt.
Mevrouw de Voorzitter, ik wil er slechts op wijzen, dat de klok voorloopt, ik heb nog geen drieëneenhalve minuut gesproken.
Ik denk dat het ons hier in het Europees Parlement is gelukt een goed compromis tussen al deze belangen te bereiken. Ik wil iedereen bedanken die heeft meegewerkt dit compromis tot stand te brengen, en natuurlijk ook de collega’s in het Europees Parlement, met name Brian Simpson, met wie ik voor wat de posterijen betreft al meer dan veertien jaar vriendschappelijke banden onderhoud. We zijn hier al sinds 1994 met dit belangrijke thema bezig geweest. Ik wil ook de Commissie bedanken die een zeer constructieve rol heeft gespeeld, niet alleen in haar voorstellen maar ook bij de concrete onderhandelingen.
Op deze plaats moet ik, het spijt me, niet het Sloveens raadsvoorzitterschap bedanken, maar het Portugese raadsvoorzitterschap, dat het gelukt is op 1 oktober van het vorig jaar een gemeenschappelijk standpunt te formuleren.
Waarop ik nou trots ben, waarop wij als Europees Parlement samen trots kunnen zijn, is het feit dat de Raad in haar gezamenlijk standpunt datgene wat wij als Parlement tussen de Fracties hebben bewerkstelligd, heeft overgenomen en voor meer dan 95 procent als basis voor het gemeenschappelijk standpunt heeft genomen. Dat is een groot succes voor het Europees Parlement, en het laat zien dat het Parlement op een verantwoorde wijze zulke moeilijke thema’s als het opengooien van de postmarkt kan oplossen, waardoor het ook gerechtvaardigd is haar verdere bevoegdheden te verstrekken bij het Hervormingsverdrag.
Daarom hebben we bij de beraadslagingen in de Commissie in tweede lezing ook gekeken of er nog punten zijn in het gezamenlijke standpunt, waarin we verbeteringen kunnen aanbrengen. We hebben het ons niet makkelijk gemaakt, omdat elk compromis natuurlijk wel ergens punten heeft die voor verbetering vatbaar zijn. Maar we hebben tijdens een groot votum in het Vervoerscomité in december aan het eind unaniem vastgesteld, dat de Raad eigenlijk met alle punten waaraan we als Parlement waarde hebben gehecht rekening heeft gehouden en dat we niets kunnen verbeteren. We kunnen de dingen alleen maar slechter maken.
Daarom mag ik als rapporteur nu zeggen, dat de Commissie in grote meerderheid adviseert het gemeenschappelijk standpunt ongewijzigd aan te nemen, en ik zou blij zijn als dat morgen zou lukken. Daardoor zouden we ook een voorbeeld hebben gegeven, dat we dit moeilijke onderwerp van de liberalisering van de posterijen dat ons in dit Huis al vijftien jaar lang heeft bezig gehouden, zonder één enkele bemiddelingsprocedure hebben weten te realiseren. Ik wil u er slechts aan herinneren, dat het ons in tweede termijn steeds gelukt is het eens te worden. Dat zou de kroon op het werk zijn van dit lange wetgevingsproces. Daarom vraag ik uw steun en wil ik allen nog eens bedanken die in deze zeer constructief hebben samengewerkt.
VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter
Andrej Vizjak, voorzitter van de Raad. − (SL) Ik ben erg vereerd hier vandaag op uw plenaire vergadering aanwezig te zijn.
Het voorstel van richtlijn van de Commissie met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap was in de afgelopen vijftien maanden een van de meest veeleisende wetgevingsvoorstellen voor de medewetgevers. Toen de Commissie het in oktober 2006 heeft voorgesteld, verwachtte iedereen onophoudelijke onenigheid en levendige debatten binnen onze instellingen over de toekomst van een van de oudste en meest traditionele openbare diensten in Europa.
De behandeling van deze kwestie was een immense taak voor het voorzitterschap van de Raad, met name voor Duitsland, maar vooral voor Portugal in 2007. Van meet af aan werd bij de besprekingen in onze instellingen als gemeenschappelijk doel vastgesteld dat we populisme en demagogie zouden uitsluiten en dat we ons zouden concentreren op de belangrijkste parameters van deze kwestie, inclusief het sociale standpunt voor de postbeambten en de duurzaamheid van de financiering van een algemene dienstverlening.
Zoals we weten, wordt de postsector met structurele veranderingen bedreigd en moet hij zich aan de nieuwe economische en maatschappelijke omstandigheden aanpassen. De slotfase van de volledige uitwerking van de interne markt voor postdiensten biedt alle betrokkenen een unieke kans tot groei. De burgers verwachten tenslotte dat we de kwaliteit en de efficiëntie van de postdiensten zullen behouden en nog zullen verbeteren ten voordele van alle gebruikers, ongeacht waar ze wonen.
De opening van de markt voor postdiensten is tot nog toe een succesvol verhaal. Er zijn nieuwe spelers op de markt gekomen, en niet enkel zij hebben de nieuwe commerciële mogelijkheden benut, maar ook de voormalige betrokkenen. Er werden nieuwe diensten voor de consumenten ontwikkeld. Het spreekt vanzelf dat een volledige liberalisering van de postdiensten een noodzakelijke voorwaarde is om de sector nieuw leven in te blazen en opdat hij met nieuwe vormen van concurrentie en alternatieve aanbiedingen kan voortbestaan.
De aanpak van onze beide instellingen heeft opnieuw het fundamentele beginsel van bescherming van kwalitatief hoogstaande, betrouwbare en financieel toegankelijke diensten voor alle consumenten bevestigd, evenals een verbod van discriminerende belemmeringen voor nieuwe spelers op de markt. Tegelijk erkennen zowel het Europees Parlement als de Raad in principe afwijkende voorwaarden voor bepaalde markten van postdiensten in de Europese Unie. Daarom heeft de Raad in zijn gemeenschappelijke standpunt het besluit over een gezamenlijke einddatum voor de liberalisering tegen 2010 goedgekeurd, waarbij voor bepaalde lidstaten een bijkomende overgangsperiode tot 2012 voor de uitvoering van de nieuwe regelgeving geldt. Overeenkomstig het basisprincipe uit alle vorige richtlijnen betreffende postdiensten kunnen de lidstaten volgens het subsidiariteitsbeginsel de gemeenschappelijke regelgeving aan speciale nationale omstandigheden aanpassen. Datzelfde beginsel verzekert dat een onafhankelijke regelgevende postinstantie de markt van postdiensten controleert.
Geachte Parlementsleden, laat me aan het einde van deze korte toespraak de heer Markus Ferber en de rapporteurs van alle betrokken fracties bedanken, de schaduwrapporteurs dus, voor hun bijdragen aan onze vruchtbare en constructieve gesprekken. Hoewel we het soms niet volledig eens waren met enkele van hun specifieke opmerkingen, zou ik erop willen wijzen dat de Raad in zijn gemeenschappelijke standpunt van november 2007 een groot aantal gepaste wijzigingen heeft opgenomen en op die wijze zijn politieke vastberadenheid, openheid en constructieve soepelheid heeft getoond.
Ik zou vooral het goede werk van de Commissie tijdens de hele medebeslissingsprocedure willen beklemtonen, evenals haar toezegging tot efficiënte hulp en leiding aan de lidstaten bij alle vragen in verband met de uitvoering van de nieuwe richtlijn. Geachte Parlementsleden, morgen zult u een definitieve beslissing nemen en opnieuw onze gemeenschappelijke principeovereenkomst bevestigen, zoals dat is vastgelegd in het gemeenschappelijke standpunt van de Raad en in de aanbeveling van de commissie vervoer en toerisme van 19 december van vorig jaar. We zijn ervan overtuigd dat we het juiste evenwicht tussen de uiteenlopende doelstellingen hebben gevonden en dat we op een open en tactvolle wijze de politieke uitdagingen hebben aangepakt, zonder daarbij de juridische zekerheid van de exploitanten van postdiensten en van consumenten in gevaar te brengen.
Geachte Parlementsleden, nogmaals hartelijk bedankt voor uw goede samenwerking en voor de tekst die – daarvan ben ik overtuigd – ook zal worden goedgekeurd. Dank u voor uw aandacht.
Leonard Orban, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, morgen moet het Europees Parlement een historische beslissing nemen die het einde betekent van een proces dat meer dan vijftien jaar geleden in gang is gezet. De Derde Postrichtlijn brengt tot een goed einde het goed voorbereide, geleidelijke proces van volledige liberalisatie van de markt.
Wat nu een duidelijke en voor de hand liggende oplossing blijkt te zijn, was verre van onbetwist toen de discussie begon. Op 18 oktober 2006 presenteerde de Commissie haar voorstellen. Intensieve en constructieve onderhandelingen volgden in de instellingen. Het was tenslotte het Europees Parlement dat, via zijn verslag bij de eerste lezing van 11 juli 2007, de weg bereidde voor het compromis dat vandaag voor u ligt.
Velen in dit Huis hebben actief aan dit belangrijke resultaat bijgedragen, en – namens mijn medecommissaris McCreevy – wil ik in het bijzonder hulde brengen aan de rapporteur, de heer Ferber, en zijn medeschaduwrapporteurs van de andere politieke fracties die dit compromis hebben vormgegeven. Hetzelfde geldt voor het Finse, Duitse, Portugese en – als laatste, maar niet minder belangrijke – het Sloveense voorzitterschap.
Enkele opmerkingen over de essentie: de tekst die nu op tafel ligt is evenwichtig. Die houdt rekening met de belangen van verschillende politieke fracties en lidstaten. De Commissie had met haar voorstel een eerdere liberaliseringsdatum voorzien, die overeenstemde met de streefdatum gesteld door de bestaande Postrichtlijn. Twee extra jaren is een aanzienlijke periode. Het zal alle exploitanten tijd geven hun voorbereidingen te voltooien. Het moet echter niet leiden zelfgenoegzaamheid.
Wat belangrijk is voor de postsector, zijn klanten, zijn exploitanten en zijn werknemers is dat er een definitieve en onvoorwaardelijke datum voor volledige liberalisering is. Deze gemeenschappelijke positie zorgt voor eerlijke voorwaarden en vereist dat wij de belemmeringen voor markttoegang wegnemen.
Er is een beperkt aantal amendementen ingediend voor de stemming van morgen. Dit zijn grotendeels amendementen die al in december door de Commissie vervoer en toerisme zijn verworpen. Zoals mijn collega, de heer McCreevy, indertijd opmerkte, leveren deze amendementen geen toegevoegde waarde op voor de interne markt, voor postgebruikers of voor postbodes. Er is een momentum om het proces van hervorming in de postsector af te ronden.
Samenvattend, de tekst die voor u ligt is, per saldo, in essentie goed, en, als u kijkt naar de belangrijkste bepalingen, zult u het met mij eens zijn dat het trouw is aan onze doelstelling: echte liberalisering niet als een doel in zichzelf maar als het middel waarmee we het breder doel nastreven van een hoogwaardige, hoogst efficiënte en duurzame postsector, aangepast aan de behoeften van de 21ste eeuw.
Reinhard Rack, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter! Wij allen, ook ik, hebben in de afgelopen jaren steeds weer geklaagd, dat ook bij belangrijke initiatiefwetsontwerpen de raadsbank in hoge mate leeg bleef. We moeten daarom vandaag des te blijer zijn dat het Sloveense voorzitterschap op hoog niveau aan dit belangrijke wetgevingsdebat deelneemt en zo gezien tot op bepaalde hoogte vooruitloopt op de toekomst van het verdrag van Lissabon, dat het net heeft geratificeerd.
De interne markt voor posterijen kent een lange voorgeschiedenis. We zijn blij dat we met de onderhavige tekst nu hopelijk zullen bijdragen aan een goede afloop. Het toenmalige commissievoorstel was principe logisch en acceptabel, maar voor ons in het Parlement was het basisprincipe in veel gevallen vaak te globaal, en van ons uit gezien zijn belangrijke detailvragen onbeantwoord gebleven.
Zo gezien was het goed dat wij onder leiding van onze rapporteur, Markus Ferber, die ik namens de Fractie van de Europese Volkspartij en de Europese democratie van harte feliciteer, in de eerste termijn met een zeer grote meerderheid een reeks belangrijke aspecten hebben toegevoegd aan het voorstel van de Commissie, en dat we die respectievelijk hebben geïnterpreteerd en geconcretiseerd.
Vooral als het gaat om het vraagstuk der financiering hebben we nog een andere mogelijkheid geopperd — belangrijk, opdat dit zeer centrale thema hier niet buiten beschouwing blijft. We hebben de sociale bepalingen, en dan vooral de arbeidsvoorwaarden, de werktijden, de vakanties en dergelijke nog versterkt, en we hebben met name ook een tijdelijke wederkerigheidsclausule ingevoerd, om er zeker van te zijn dat de richtlijn er niet toe zal leiden dat een paar overgebleven monopolisten hun activiteiten naar gedereguleerde markten kunnen uitbreiden en onverhoopte meevallers hebben.
Als tegenprestatie hebben we hier de inwerkingtreding van de Richtlijn met twee jaar verschoven. We denken dat het alles bij elkaar een evenwichtig voorstel is en we zien ons daarin bevestigd door de reactie van de Raad, die in zeer grote meerderheid heeft ingestemd met de positie van het Europees Parlement. We zouden deze positie morgen moeten accepteren en ons met de Raad, de Commissie en de Rapporteur verheugen over het resultaat.
Brian Simpson, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens de PSE-Fractie wil ik graag Markus Ferber bedanken voor zijn verslag en voor zijn harde werk gedurende vele jaren.
De PSE-Fractie accepteert dat heel wat van het standpunt in de eerste lezing van het Parlement door de Raad is aangenomen en dat dit een garantie zal zijn voor de universele dienst; dat het een garantie zal zijn voor de financiering van de dienst; dat het ook erkent dat de sociale bescherming goed geregeld moet zijn en dat het de invoering met twee jaar tot eind 2010 uitstelt voor alle oude lidstaten en tot 2012 voor de nieuwe.
Naar mijn mening is dit een goed akkoord. Er zijn er die nog verwikkeld zijn in het gevecht tegen liberalisering. Maar die slag is meer dan vijftien jaar geleden verloren toen het Parlement het voorstel aannam – op dat moment tegen mijn advies – om de postdienstsector te liberaliseren.
Enkelen van ons in dit Parlement hebben de volledige implementatie gedurende die lange vijftien jaren opgehouden, maar uiteindelijk komt er een tijd, dat we de werkelijkheid onder ogen moeten zien.
Ofschoon ik persoonlijk nog een tweede lezing zou willen zien zonder amendementen, gelooft mijn fractie dat het goed is de financiering van de universele dienst duidelijk te maken en die diensten te beschermen die op het ogenblik worden geboden voor de visueel gehandicapten en de blinden. Dus wij zullen amendementen 1, 2, 6, 18 en 19 steunen.
We moeten ervoor zorgen dat de postdiensten in staat zijn concurreren, niet noodzakelijkerwijs met elkaar, maar met andere technologieën. Maar er moet wel concurrentie onder gelijke omstandigheden zijn en ik hoop, met de voorbehouden die ik heb uiteengezet, dat we ons werk aan dit dossier kunnen afsluiten gebaseerd op ons standpunt van de eerste lezing en kunnen terugkeren naar de belangrijkste zaak, namelijk zorgen voor een betrouwbare, regelmatige en betaalbare postdienst voor onze burgers, en naar het erkennen van de belangrijkheid van het werk dat gedaan wordt door al die postbodes in de hele Europese Unie.
Tenslotte, toen Markus Ferber en ik aan dit dossier begonnen te werken, hadden wij geen van beiden grijze haren. Moet je ons nu zien!
Luigi Cocilovo, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, collega’s, ook ik wil, net als mijn andere collega’s, allereerst de rapporteur, de heer Ferber, feliciteren met het werk dat hij geleverd heeft. Deze taak is lang geleden begonnen en tijdens het verloop ervan hebben we belangrijke momenten van convergentie gekend en momenten van opbouwende discussie. Voor wat betreft mijn persoonlijke standpunt en dat van mijn fractie, is er nooit sprake geweest van een principestrijd of een ideologische strijd tegen de eventuele liberalisering die wij met plezier en consensus tegemoet zien, terwijl we uiteraard nog op zoek zijn naar bevestiging van de garanties die onmisbaar zijn voor deze universele dienst.
Bij het huidige voorstel van de richtlijn, zoals die door het Parlement in eerste lezing is goedgekeurd en die daarna door de Raad opnieuw in overweging is genomen, zijn we van mening dat deze garantie in hoofdzaak aanwezig is, hoewel sommige voorwaarden nog wat duidelijker, specifieker en meer gedetailleerd zouden kunnen zijn. Wij willen niet de partij zijn van de domkoppen die door de bomen het bos niet meer zien, maar anderzijds willen we ook niet ontkennen dat soms het venijn juist in de details zit. Juist daarom zouden wij liever hebben gezien dat sommige kwesties inzake autorisaties, eerlijke concurrentiemogelijkheden, het storttarief tussen de marktdeelnemer aan de universele dienst en de overige afzonderlijke diensten, en kwesties inzake de rechten en plichten tot de netwerktoegang, verder in details zouden zijn uitgewerkt. Dit zouden wij liever hebben gezien, maar de meerderheid van de standpunten in het Parlement en ook in de Commissie, vonden deze precisering van hogere garanties blijkbaar overbodig, en wilden liever geen kans lopen op een ingewikkelde bemiddelingsprocedure.
Kortom, zoals de zaken er nu voor staan, willen wij aan dit standpunt vasthouden en voor wat betreft de amendementen die betrekking hebben op de voorwaarden voor blinden en slechtzienden, willen wij heel duidelijk aangeven dat, indien deze amendementen en deze amendementen alleen moeten leiden tot een regeling, wij niet akkoord zullen gaan. Indien er echter eventueel andere amendementen zullen worden goedgekeurd, zullen wij voor stemmen. Is dat niet het geval, dan zullen wij tegen alle voorgestelde amendementen stemmen.
Roberts Zīle, namens de UEN-Fractie. – (LV) Dank u, mevrouw de Voorzitter, commissaris, leden van de Raad. Ik zou eerst de heer Ferber willen bedanken voor zijn werk bij het zoeken naar een compromis tussen het Parlement en de Raad op zo’n politiek gevoelig gebied als de postdiensten. Ik zou willen benadrukken dat de objectieve moeilijkheden bij het liberaliseren van de toegang tot de universele diensten, hoofdzakelijk voor de nieuwe lidstaten, werden uitgedrukt in de richtlijn als een gepaste extra tijdslimiet van twee jaar om deze diensten op te schorten. Tegelijkertijd is er gezorgd voor een degelijk juridisch kader om de universele diensten te garanderen. Ik geloof daarom dat nu de overheden van de lidstaten aan zet zijn. Ondanks de moeilijkheden waarmee postondernemingen in sommige lidstaten, waaronder mijn land, Letland, werden geconfronteerd, geloof ik dat de liberalisering van de markt de schijnbaar hopeloze situatie van ouderwetse postdienstverleners zal oplossen. Wat betreft de stemming van morgen, ik verzoek u de eerder genoemde voorstellen niet te steunen, omdat de lidstaten gebruik moeten maken van hun bevoegdheid ook met betrekking tot de visueel gehandicapten. Dank u.
Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter! Vanuit mijn positie kan ik, gelet op de feiten, helaas niet instemmen met het gejubel. Feit een: Wie profiteert? Het zijn die consumenten die van reclamezendingen houden en in een stad wonen. Die zullen profiteren. Het zijn ook die bedrijven die gespecialiseerd zijn in massa- en reclamezendingen, die zullen profiteren.
Degenen die niet zullen profiteren daarentegen zijn de blinden en slechtzienden. Ik verzoek u daarom dringend ons wijzigingsvoorstel aangaande dit vraagstuk te steunen. Niet profiteren zullen ook de werknemers van de posterijen met lage lonen en enorme stress, die onder de gegeven omstandigheden nog zal toenemen. En niet profiteren zullen de mensen die op het land of in moeilijk toegankelijke gebieden wonen en op privépost zijn aangewezen, want hier zullen de prestaties stiekem worden afgebouwd tot aan de grenzen van wat nog mogelijk en toegestaan is. En de belastingbetalers zullen al helemaal niet profiteren, want die moeten nu weer de universele diensten financieren die vroeger intern werd gefinancierd door, bij wijze van spreken, de opbrengsten van massazendingen en privépost.
Dus: mijn balans is negatief. Ik beschouw het als de verkeerde manier. Concurrentie is goed, maar men dient erop te letten dat ze op eerlijke voorwaarden geschiedt. En dat is hier niet het geval!
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (NL) Voorzitter, postdiensten zijn een arbeidsintensieve publieke voorziening. In de tweede helft van de negentiende eeuw hebben de Europese staten besloten dat zij zelf een monopolie moesten krijgen op de postdiensten omdat het particuliere bedrijfsleven tekortschoot.
Er zijn altijd privé-bedrijven geweest die deze maatregel probeerden te ontduiken. Zij boden goedkopere diensten aan, maar wel selectief, in de drukste delen van de postbezorging en met slechtere arbeidsomstandigheden en slechtere arbeidsvoorwaarden. Sinds de jaren negentig heeft een politieke meerderheid hier steeds meer ruimte willen scheppen voor zulke bedrijven. Met het nu voorgestelde besluit krijgen zij vrijwel volledig vrij spel. Mijn fractie verwacht daarvan slechtere postbezorging voor de consumenten, achteruitgang voor de werknemers en extra kosten voor de lidstaten om hun universele postbezorging te handhaven en te herstellen.
Ook nu de drie grootste fracties elkaar hebben gevonden in een compromis over termijnen en begeleidende maatregelen, beschouwt mijn fractie die keuze als achteruitgang. Naast maatregelen voor verbetering op details, zoals hardere garanties voor blinde klanten en voor het personeel, stellen wij daarom verwerping van deze liberalisering voor. Dat sluit ook aan bij de recente verwerping van de verkoop van overheidsbedrijven door de kiezers in de Duitse stad Leipzig.
Michael Henry Nattrass, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zie de zinsnede “een vaste en onherroepelijke datum”. Eén ding dat Jean Monnet, vormgever van de EU, haatte aan de democratie, was dat niets onherroepelijk is. Geen democratische regering kan haar opvolger binden met het onherroepelijke.
Er zit een democratisch gebrek in de EU omdat de steeds hechtere Unie werd ontworpen als onherroepelijk. Geen kansen voor democratie. De mensen mogen alleen stemmen om te steunen wat de EU-elite wil. Het is eenrichtingsverkeer. De Fransen en de Nederlanders stemden tegen deze onherroepelijke unie. Hen negeren en dezelfde mislukte grondwet voorstellen bewijst mijn gelijk.
U verzuimt van het verleden te leren. De Sovjet-Unie verdween. Hitlers Tausendjähriges Reich duurde twaalf jaar. De reactie die u creëert door de mensen een referendum te onthouden, zal dit intolerante EU-rijk ten val brengen zo zeker als de dag volgt op de nacht.
Etelka Barsi-Pataky (PPE-DE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, eind 2012 zullen de postdiensten volledig zijn geliberaliseerd en zal de gemeenschappelijke markt ook op dit gebied zijn gerealiseerd. Aangezien het openstellen van de markt een verschillende uitwerking zal hebben op de markten in de individuele lidstaten, is wat we via wetgeving hebben bereikt dat de markt stap voor stap zal worden opengesteld. We hebben ook een situatie tot stand gebracht waarbij de desbetreffende postkantoren de inkomsten die ze ter beschikking hebben, kunnen houden tot het einde van de overgangsperiode en dit beschouw ik persoonlijk als een resultaat. Na lange tijd is Europese regulering geboren, dus dat plaatst iedereen in een situatie van concurrentie. Een bijzonder woord van dank hiervoor aan de rapporteur. Met andere woorden, deze verordening zal voor concurrerende ondernemingen na de openstelling van de markt niet betekenen nadelen, maar nieuwe mogelijkheden.
Mevrouw de Voorzitter, dit alles is slechts een halve overwinning als de volgende stappen niet worden genomen. Welke zijn dat? Ten eerste, de postkantoren die profiteren van de overgangsperiode, moeten in de komende jaren ernaar streven dat ze kunnen voldoen aan de eisen die worden gesteund door de Europese concurrentie, dat wil zeggen, dat ze echt de tijdsvoordelen gebruiken die ze nu krijgen.
Ten tweede, staatsregulering en –beleid moeten ervoor zorgen dat, terwijl het postkantoor wordt afgeslankt met de slogan van concurrerend worden, de universele dienst echt op een overeenkomstig niveau wordt gegarandeerd. We moeten niet vergeten dat de verantwoordelijkheid voor de dienst nog steeds de verplichting van de staat is. In feite is regulering ontstaan zodat de Europese burgers, waar ze ook wonen, zelfs in de kleinste plaatsen, toegang hebben tot de postdiensten, tegen een passende prijs en van passende kwaliteit. Dank u voor uw aandacht.
Gilles Savary (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat wij morgen over een historische kwestie gaan stemmen, aangezien de posterijen sinds onheuglijke tijden, en met name sinds de monarchieën, een openbare dienst zijn geweest. Dit was het geval omdat de postbezorging strategisch is, en daarnaast om een universele en snelle dienstverlening te waarborgen.
Wij hebben zojuist een einde gemaakt - of wij zullen dit morgen doen - aan de overheidscontrole op de posterijen, waar een aanzienlijk gedereguleerde postmarkt voor in de plaats komt. Wat in deze richtlijn wordt voorgesteld, zal om te beginnen een prachtige markt opleveren voor advocaten en juristen, aangezien het niet om harmonisatie gaat: iedere lidstaat kan zijn eigen wijze van financiering kiezen, en er zijn er maar liefst vier verschillende! In deze richtlijn wordt ook iets heel paradoxaals voorgesteld, namelijk om de financiering van de universele dienstverlening te compenseren door staatssteun, terwijl kruissubsidiëring er in sommige landen al voor zorgde dat een verliesgevende activiteit door een winstgevende werd gefinancierd.
Ik denk dat wij een vergissing begaan. De toekomst zal het uitwijzen, maar wij hebben daar nu al een aantal aanwijzingen voor. Er is meer dan 880 miljoen euro in de Britse posterijen gestoken. De Spaanse posterijen hebben, onder druk van de concurrentie, onlangs afgekondigd dat in de landelijke gebieden geen rechtstreekse postbezorging meer zal plaatsvinden. De Duitsers hebben er problemen mee om het minimumloon op één lijn met de postmarkt te brengen. Mijn gevoel hierover is dat wij momenteel de bedrijven een dienst bewijzen - doordat wij hen het beste deel van de markt laten afromen -, maar het algemeen belang inzake de postdiensten en het externe concurrentievermogen van de Europese Unie zijn hier niet bij gebaat.
Dirk Sterckx (ALDE). – (NL) Voorzitter, ik steun het compromis dat Markus Ferber heeft bereikt en dat door de Raad is overgenomen, want ik ben voor een open postmarkt. Ik denk dat deze richtlijn aan de lidstaten voldoende ruimte geeft om ervoor te zorgen dat hun markt ook op een ordelijke manier opengaat, dat er verschillende dienstverleners komen die met een garantie voor kwaliteit concurreren voor hun klanten.
Het is zeker niet de bedoeling dat de lidstaten die ruimte gaan gebruiken om ervoor te zorgen dat hun markt niet opengaat. Want dat risico is er ook. Het is namelijk gemakkelijk om deze richtlijn ook zó toe te passen dat je de lat voor nieuwe bedrijven zo hoog legt, dat er niemand van een nieuw bedrijf zich nog gaat bezighouden met de brievenpost. Als dat de manier is waarop lidstaten de richtlijn toepassen, dan hebben we wel een mooie tekst goedgekeurd, maar dan hebben we in de praktijk voor de klanten van de post niets veranderd.
Ik denk dat we de tekst zeker moeten goedkeuren, maar ik zou aan de Commissie willen vragen om er goed op toe te zien dat de bedoeling, namelijk het creëren van een open postmarkt, niet wordt omzeild door maatregelen van lidstaten. Ik stel vast dat er, bijvoorbeeld in het land van de rapporteur, recent maatregelen zijn genomen die in feite de postmarkt in Duitsland opnieuw hebben dichtgedaan.
Seán Ó Neachtain (UEN). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, er is een centrale rol weggelegd voor de postale dienstverlening in het leven in Ierse plattelandsgemeenten, met name voor mensen in landelijke en afgelegen gebieden die geen buren hebben. Daarom ben ik verheugd over de universele dienstverlening – een voorziening die van vitaal belang is voor mensen in Ierland en ongetwijfeld ook voor mensen in alle andere lidstaten.
Ik wil bovenal de rapporteur, de heer Ferber, gelukwensen met het feit dat hij vastberaden aan dat beginsel heeft vastgehouden. Het dient in het belang van de consument te worden vastgelegd in onze ontwerpdocumenten. In dit verband ben ik ook blij met de nieuwe financiële dienst die in Ierland wordt gestart door de Ierse posterijen. Hieruit blijkt dat leveranciers van postdiensten zich kunnen aanpassen aan nieuwe eisen vanuit de markt en evengoed hun universele postdienst kunnen blijven leveren.
Daarnaast ben ik verheugd over de recente uitspraak van het Hof van Justitie dat een leverancier van postdiensten gerechtigd is om een overeenkomst aan te gaan inzake de uitbetaling van sociale uitkeringen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) De Raad heeft besloten om met ingang van 31 december 2010 tijdens het Portugese Voorzitterschap de markt van de postdiensten op Europees niveau volledig open te stellen met toepassing van de communautaire mededingingsregels op wat sommigen zeggen dat dit een openbare dienst moet zijn met het oog op het creëren van een interne markt van postdiensten. "Dat is fantastisch", zou de Portugese premier zeggen. Dat besluit betekent echter een zware klap voor de openbare postdiensten, met name met de afschaffing van de voorbehouden diensten, waarbij een proces in gang wordt gezet om deze diensten te ontmantelen en vervolgens over te dragen aan multinationals met winstoogmerk en waarbij de rechten van de bevolking en de werknemers in deze sector op kosten van de staat in gevaar worden gebracht.
Als er al enige twijfel bestond over de daadwerkelijke betekenis van de opname van het “Protocol betreffende de diensten van algemeen belang” in het ontwerpverdrag, dan zou deze richtlijn deze twijfel wegnemen: de voorzetting van de ontmanteling en vernietiging van publieke diensten en de bedreiging van hun eigendom en voorziening door democratisch beheerde en gestuurde naamloze vennootschappen. Vandaar ons voorstel om deze richtlijn te verwerpen.
Hélène Goudin (IND/DEM). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, de post is een van de meest gewaardeerde openbare diensten bij de burgers, zowel jong als oud. Dit maakt de formulering van onze beslissing zo belangrijk. Tijdens eerdere debatten over deze richtlijn heb ik de vrees geuit dat de behoeften van dun bevolkte gebieden in de vergetelheid geraken. Het was niet duidelijk dat we iedereen dezelfde service zouden kunnen garanderen. Tijdens het vragenuur met commissaris McCreevy kreeg ik de belofte dat aan de verplichte openbare dienstverlening niet getornd wordt. In het compromis dat vandaag op tafel ligt, krijgen we de garantie dat de post in dun bevolkte gebieden vijf dagen per week opgehaald en gebracht wordt, net zoals overal. Morgen krijgt dit compromis van de postrichtlijn dus mijn steun. Hopelijk heeft dit als gevolg dat de dienstverlening voor iedereen beter wordt, dat de prijzen dalen en het postsysteem aan efficiëntie wint nadat wij de interne markt ook op dit nieuwe gebied gedereguleerd zullen hebben.
Corien Wortmann-Kool (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, graag wil ik onze rapporteur, Markus Ferber, van harte danken voor het werk dat hij als rapporteur heeft gedaan. Op dit moeilijke dossier heeft hij het Parlement in eerste lezing bij elkaar weten te brengen, al vonden hij en ik persoonlijk dat we nog best een stap verder hadden kunnen doen. Maar die gezamenlijk positie is uiteindelijk leidend geweest voor de Raad, en daarom kan ook ik van harte instemmen met het gemeenschappelijk standpunt.
Voorzitter, collega’s van de Socialistische en de Groene Fractie hebben helaas koudwatervrees en geen oog voor de enorme kansen van nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid die deze richtlijn gaat bieden. Daar ben ik van overtuigd, en de voorbeelden in een aantal lidstaten tonen dat aan. Maar het gaat er nu op aankomen dat de Europese Commissie ook echt vasthoudt aan deze richtlijn, dat het geen dode letter blijft.
Als de richtlijn wordt ingevoerd, moet ook het doel, de opening van markten, worden bereikt. Betere diensten voor de consument, en niet zoals Duitsland doet onder het motto van sociale bescherming, namelijk nieuwe toetreders, maar niet alleen nieuwe toetreders, ook nieuwe bedrijvigheid, nieuwe dienstverlening, nieuwe werkgelegenheid uit de markt drukken.
Ik ben dan ook blij met het antwoord van de Europese Commissie dat ik gisteren heb gekregen. Ik begrijp dat de Europese Commissie onderzoek gaat doen naar de situatie in Duitsland. Ik wil u daartoe aanmoedigen, doet u dat alstublieft snel, want het water stijgt de nieuwe toetreders op de Duitse markt tot aan de lippen en het zou toch echt een heel slechte zaak zijn als dat niet goed afloopt; dat zou precies de verkeerde precedentwerking zijn.
Ik voorspel u dat Frankrijk en andere landen zullen volgen en dan bereiken we uiteindelijk helemaal niets. Er ligt nu dus een enorme opgave bij de Europese Commissie. Ik hoop dat u alle juridische mogelijkheden, maar ook de politieke druk zult gebruiken om deze richtlijn ook werkelijk van toepassing te maken op de Europese postmarkt.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, postdiensten zijn van groot belang voor het economische en sociale leven van gemeenschappen. Daarom moeten wij de toegankelijkheid van postdiensten garanderen en bovenal moeten we de kwaliteit van die diensten garanderen.
Volledige liberalisering van de postdienstmarkt, inclusief bestellingen die minder dan vijftig gram wegen, kan zorgen voor grotere concurrentie, voor de komst van nieuwe exploitanten en het scheppen van nieuwe banen.
Ik zou echter even stil willen staan bij een aantal belangrijke punten. Ten eerste, het is van wezenlijk belang dat de universele dienst wordt gegarandeerd en dat alle burgers post kunnen ontvangen, ongeacht of zij nu bovenop een berg of op een eiland wonen. Ten tweede, we moeten zorgen voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor mensen die dit soort werk doen; in het bijzonder moeten we zorgen voor sociale garanties met betrekking tot banen en inkomens. Ten derde, willen de lidstaten een universele dienst garanderen, dan is het van wezenlijk belang dat zij zo snel mogelijk de middelen bepalen om die universele dienst te financieren. De richtlijn staat de lidstaten in dit opzicht flexibiliteit toe. Ten vierde, omdat wij in een steeds meer gedigitaliseerde wereld leven, is het van wezenlijk belang dat de postexploitanten diversificatie aanbrengen in hun activiteit zodat ze ook elektronische diensten kunnen leveren.
Enkele lidstaten krijgen twee jaar extra voordat hun postdiensten volledig worden geliberaliseerd. Wanneer liberalisering ook maar plaats vindt, postexploitanten moeten een effectief beheer voeren dat de hoge kwaliteit van die diensten moet garanderen.
Dariusz Maciej Grabowski (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het is een erg controversiële beslissing om private exploitanten de toelating te geven om postdiensten te verstrekken. De tijd zal uitwijzen of dit besluit in het voordeel is van de consument.
We mogen niet vergeten dat de instellingen die het belang van concurrentie en van de consumenten verdedigen, in sommige nieuwe lidstaten met een lager ontwikkelingsniveau minder sterk verankerd zijn in het publieke bewustzijn. Hierdoor dreigt het evenwicht tussen de belangen van het kapitaal en die van de consument verstoord te worden. De keuze voor 2012 als datum moet daarom worden toegejuicht.
Ik zou tevens willen voorstellen dat we voor 2012 een analyse laten uitvoeren naar de werking van de markt voor postdiensten in de landen die de nieuwe regels al hebben ingevoerd, teneinde eventuele onregelmatigheden op te sporen en te voorkomen in de overige lidstaten. Voorts ben ik van mening dat een exploitant die de universele dienstverlening verzorgt daarvoor door de autoriteiten moet worden beloond en niet alleen vergoed, zoals de auteurs van het verslag suggereren.
De heer Ferber heeft aan het jarenlange werk aan deze wetgeving grijze haren overgehouden. Ik hoop dat de invoering van deze nieuwe regels hem niet opnieuw in een lastig parket zal plaatsen en hem haaruitval zal besparen.
Gabriele Zimmer (GUE/NGL). – (DE) Mevrouw de Voorzitter! Het moge toch duidelijk zijn dat tussen de posities van de heer Ferber en die van mevrouw Wortmann-Kool en andere afgevaardigden zeer grote verschillen bestaan. Ik vind het verkeerd privatisering, liberalisering van publieke dienstverlening in te zetten als het geschikte antwoord op globalisering. Ik heb ook redenen om aan te nemen dat steeds meer mensen het met die benadering oneens zijn. In het weekend hebben zich bij een referendum in Leipzig tachtig procent van de stemgerechtigden, respectievelijk van de stemmers tegen de privatisering uitgesproken en er zo voor gezorgd dat de stad in de komende drie jaar geen privatisering meer mag uitvoeren.
Ik zeg u ook dat in deze richtlijn waar we het vandaag over hebben, in feite geen beschermende bepalingen zijn opgenomen om mensen – werkenden – te beschermen tegen sociale dumping. Het is gebleken dat bij de invoering van minimumlonen op het gebied van de postbezorging in Duitsland het verzet juist van die bedrijven is gekomen die op dumplonen hun bedrijf hebben gebouwd. Ik heb er ook problemen mee wanneer publieke instanties hun opdrachten aan zulke bedrijven blijven geven.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de werkzaamheden met het oog op de liberalisering van de postsector, die in de hele Unie meer dan negentig miljard euro per jaar vertegenwoordigt, zijn al meer dan vijftien jaar aan de gang. Vandaag staan we aan de vooravond van de stemming over deze wetgeving, een belangrijke stap in de geschiedenis van de Europese Unie. Ik zou de rapporteur bijgevolg van harte willen feliciteren met dit uitstekende werk.
De huidige versie van het ontwerp is een breed compromis dat de voornaamste doelstellingen in aanmerking lijkt te nemen: de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt voor postdiensten, voornamelijk door een einde te maken aan het postmonopolie en door de gewaarborgde voortzetting van een universele dienstverlening van hoge kwaliteit en tegen een lage prijs.
De huidige versie van de richtlijn is echter veel minder ambitieus dan het oorspronkelijke Commissievoorstel. Tijdens de debatten zijn we steeds verder afgeweken van het aanvankelijke idee van liberalisering, ten voordele van een geleidelijke en eerder voorzichtige openstelling van de markt voor poststukken van minder dan vijftig gram. Dat blijkt eveneens uit de compromisdatum voor de inwerkingtreding van de richtlijn, met name voor de nieuwe lidstaten, voor landen met een beperkte bevolking en een kleine oppervlakte en de voorschriften betreffende de universele dienstverlening.
De datum van 31 december 2012, die van toepassing is voor de lidstaten die sinds 2004 lid zijn van de Unie, lijkt me onnodig veraf. Hoewel ik me ervan bewust ben dat dit deel uitmaakt van het onderhandelde compromis – dat we uiteraard aanvaarden – denk ik dat deze beslissing een rem zal zetten op de voorgestelde veranderingen. Ik vrees dat deze lange periode voor de inwerkingtreding van de richtlijn – langer dan vier jaar – er eenvoudigweg toe zal lijden dat de veranderingen in een trager tempo worden doorgevoerd, terwijl de effecten zich in het geval van bijvoorbeeld een tweejarige periode vrijwel onmiddellijk zouden laten voelen.
Ten slotte zou ik me willen aansluiten bij de oproep van mevrouw Pleštinská om de bepalingen in verband met blinden en visueel gehandicapten opnieuw op te nemen in de voorgestelde richtlijn, aangezien zij in de huidige versie ontbreken.
Saïd El Khadraoui (PSE). – (NL) Voorzitter, dank aan de rapporteur en aan de collega’s die hebben bijgedragen tot een resultaat dat aanmerkelijk beter is dan het oorspronkelijke Commissievoorstel. Ik begrijp dat velen het hierbij willen laten, maar achter de positieve elementen die werden toegevoegd aan de richtlijn, schuilen ook een aantal gevaren. Alles moet namelijk nog beginnen, omdat veel verantwoordelijkheid wordt doorgeschoven naar de lidstaten, en wel op twee cruciale punten.
Ten eerste, inzake financiering van de universele dienstverlening blijven vele vraagtekens overeind. De lidstaten beschikken over een aantal opties, maar het is niet altijd duidelijk of deze wel werken. We zullen in veel gevallen zien dat dit zal leiden tot allerlei, ook juridische betwistingen. Bijgevolg lijkt het mij nuttig om een aantal dingen te verduidelijken. Ten eerste dat de lidstaten de verplichting krijgen om in alle omstandigheden de universele dienst en ook de financiering ervan te garanderen. Ten tweede, dat de lidstaten verplicht moeten zijn om tijdig en grondig hun huiswerk te maken en zich voor te bereiden op dit nieuwe feit.
Een tweede groot thema is natuurlijk het sociale thema. Op sociaal vlak is het belangrijk vast te stellen dat deze richtlijn de lidstaten de mogelijkheid geeft om via een vergunningensysteem alle postoperatoren op te leggen om te voldoen aan bijvoorbeeld dezelfde collectieve arbeidsovereenkomsten of andere minimumnormen. Dat is positief, maar het blijft facultatief en de toepassing ervan zal verschillen van land tot land.
Kortom, de richtlijn kan mijns inziens aangescherpt worden en dat heeft niets te maken met koudwatervrees, maar wel met het feit dat een vrije markt moet worden gereguleerd en de vrijmaking ervan alleszins goed moet worden voorbereid.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, wij zijn ontevreden over de Europese Commissie, de Raad en onze rapporteur, omdat zij niet hebben gewezen op de schommelingen in het aantal werknemers in de sector, de arbeidsomstandigheden, de arbeidsuren of het loon.
Evenmin is er gezorgd voor een effectieve controle van het tariefbeleid voor bedrijven noch voor de particuliere monopoliesituaties bij het pakketvervoer en bij de expresse post.
Verder benadrukt het verslag de stabiele werkgelegenheid in de lidstaten, ondanks lokale schommelingen, maar er zijn geen gegevens getoond om dit te bewijzen.
In deze omstandigheden is het dan niet mogelijk een juiste evaluatie te maken in het belang van de werknemers.
Tenslotte moet worden benadrukt dat de Raad in zekere zin de amendementen van het Parlement heeft geratificeerd en tegelijkertijd veel ruimte heeft gelaten voor discussie over de sociale consequenties zowel voor de werknemers in de diensten als voor de consumenten.
Astrid Lulling (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter! Ter voltooiing van de interne markt voor posterijen kan men met recht zeggen: Wat lang duurt, wordt uiteindelijk goed! Wat na vijftien jaar moeizame onderhandelingen hier op tafel ligt, daar kan zelfs ik het mee eens zijn. Ik hoor immers tot diegenen die het liefst het postmonopolie voor brieven onder vijftig gram zou hebben gehandhaafd. Nu treedt deze laatste fase van de gecontroleerde deregulering van de postmarkt op 1 januari 2011 in werking.
Gezien de structurering van de posterijen in Luxemburg, de verplichtingen vrijwillige militairen in de publieke dienstverlening te werk te stellen en de daaruit voortvloeiende kosten, had ik een snelle en onvoldoende gecontroleerde openstelling van de postmarkt niet kunnen steunen, omdat dit wellicht tot ondraaglijke gevolgen voor het personeel en klanten zou hebben geleid.
Voor de eerste termijn had ik daarom de rapporteur Markus Ferber voorgesteld kleine landen met een kleine bevolking twee jaar uitstel van executie toe te staan, zodat ze bepaalde diensten voortaan kunnen reserveren voor de leverancier van universele diensten. Ik dank hem hartelijk voor zijn begrip. Wat ik discreet had omschreven, zodat de uitzondering voor Luxemburg gold, dat wilden de ministers ondubbelzinnig vastleggen door de landen te noemen. Dan weten we het tenminste zeker.
Belangrijk is dat de universele dienst het afhalen en snel bezorgen op het woonadres of bij kantoren op elke werkdag, zelfs in afgelegen of dunbevolkte gebieden, garandeert. Ook de externe financiering die misschien nodig is ter dekking van de nettokosten van de universele dienst — zoals het vraagstuk van de te betalen tarieven — is tot tevredenheid geregeld. Per slot van rekening zijn het behoud van vaste, gekwalificeerde arbeidsplaatsen bij de aanbieders van universele diensten alsmede het in acht nemen van werkgelegenheidsvoorwaarden, de systemen van de sociale zekerheid op grond van bestaande juridische voorschriften of CAO’s prima vastgelegd, in tegenstelling tot wat links hier wil beweren. U moet de teksten eens lezen! En er is ook uitdrukkelijk vastgelegd, dat bij de voorbereiding van de deregulering van de postmarkt naar behoren rekening dient te worden gehouden met sociale factoren.
Wat betreft het verzoek van de missionaire wereldverbeteraars betreffende kostenloze postbezorging voor visueel gehandicapten, zie ik persoonlijk niet in, waarom rijke slechtzienden op kosten van de belastingbetaler gratis post moeten versturen. Overigens trappen de indieners van dit verzoek open deuren in. omdat de lidstaten dat toch al garanderen. Subsidiarité oblige !
Zita Gurmai (PSE). – (HU) Dank u, Mevrouw de Voorzitter. Dames en heren, de geleidelijke openstelling van de postdienstmarkt is een belangrijke mijlpaal in het tot stand brengen van de interne markt. Ze zal een bijdrage leveren aan de beëindiging van de speciale rechten binnen de postsectoren en zal een specifieke en onherroepelijke datum stellen voor het openstellen van de markt en zorgen voor een duurzaam, hoog niveau van de universele dienst. Het openstellen van de markt zal de concurrentie doen toenemen en dus kan het niveau van de dienst worden verbeterd met betrekking tot kwaliteit, prijs en keuzemogelijkheden. Deze maatregel zal de harmonisatie bevorderen van de fundamentele principes met betrekking tot de regulering van de postdiensten en zal waarschijnlijk zorgen voor lagere tarieven en ook voor betere en meer innovatieve diensten, en er worden ook nog betere voorwaarden voor groei en werkgelegenheid geschapen.
Het amendement van de richtlijn is het resultaat van een voorbeeldig compromis, een compromis dat rekening hield met de verschillen die voortkwamen uit de historische en economische eigenschappen van de lidstaten. Het houdt rekening met het feit dat de voorbereiding van de liberalisering in sommige lidstaten meer tijd vergt, voornamelijk die in Centraal Oost-Europa. Tegelijkertijd, rekening houdend met de belangen van anderen en om concurrentievervalsing te voorkomen in de markt van landen waar de postsector al geheel geliberaliseerd is, kan het zijn dat de postdiensten van landen die hun markt nog niet openstellen, pas diensten kunnen leveren na de deadline van de overgangsperiode eind december 2012. Ik zou de heer Ferber willen bedanken voor zijn werk, maar natuurlijk zijn we ook dank verschuldigd aan de heer Simpson, de schaduwrapporteur.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE). – (PT) Ik feliciteer de heer Ferber en de heer Simpson met de kwaliteit van hun verslag en alle betrokken leden en partijen met hun openheid tijdens de onderhandelingsprocedure. Deze liberalisering van de markt voor postdiensten is nog verre van een markt met mededinging waarin consumenten en bedrijven de grootste winnaars zijn. Daarom stel ik dat de aanpak van de Commissie de universele dienst misschien niet voldoende kan waarborgen. Wij hebben overeenkomstig het standpunt van schaduwrapporteur Simpson gesteund met betrekking tot de noodzaak om de universele dienst te waarborgen en een compensatiefonds in te stellen en tot de toezegging om bij de postdiensten tot vijftig gram in 2010 meer concurrentie toe te laten, of in speciale gevallen zoals de nieuwe lidstaten met ultraperifere regio’s vóór 31 december 2012. Ik ben tevens verheugd over de speciale voorzieningen voor deze lidstaten, hoewel ik erop wijs dat dit misschien niet voldoende is en er in dat geval aanvullende maatregelen worden vereist.
In termen van werkgelegenheid, ben ik blij met de toevoeging die eerder werd geïntroduceerd, waarin wordt bepaald dat een verslag over de algehele ontwikkeling van de werkgelegenheid in een sector, de werkomstandigheden die door alle ondernemingen binnen een lidstaat worden toegepast en eventuele toekomstige maatregelen verplicht moet worden ingediend. Ik ben erg verheugd over het bereikte gemeenschappelijk standpunt, maar ik steun de amendementen die onder andere door mijn collega’s de heren Savary en El Khadraoui en mevrouw Ayala Sender en mijn fractie zijn ingediend, aangezien zij de behoefte versterken aan een overwogen liberaliseringsproces om gelijke universele toegang, ontwikkeling en werkgelegenheid te bevorderen. Om al deze redenen verzoek ik de voltallige vergadering om dit rapport en de Raad te steunen en om het standpunt van het Parlement te steunen.
Richard Howitt (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het Parlement moet onze amendementen goedkeuren om de verplichte gratis postdiensten voor blinden terug te brengen in deze richtlijn.
Mijnheer Vizjak, u zegt dat u open en flexibel was en toch hebt u de amendementen van het Parlement met betrekking tot verplichte gratis diensten voor de blinden volledig afgewezen. We hebben de heer Orban vanavond, namens commissaris McCreevy, horen zeggen dat onze amendementen geen toegevoegde waarde voor de postgebruikers met zich mee brengen.
Mijnheer Orban, zijn blinden geen postgebruikers? En is niet de werkelijke toegevoegde waarde waarover u het heeft, de werkelijke toegevoegde kosten die blinde mensen gedwongen gaan worden te betalen?
Mijnheer Ferber, het spijt me te zeggen dat ik geloof dat u er verkeerd aan heeft gedaan tot een akkoord te komen waarbij u deze eis die het Parlement bij de eerste lezing had aangenomen, hebt geschrapt. Ook hebt u gisteren verzuimd mijn vraag te beantwoorden: is er een bedreiging voor diensten van de blinden? Ik hoop dat u dat vandaag wel doet. Omdat, als er geen bedreiging is, wat voor bezwaar kunt u dan hebben om dit in uw richtlijn te zetten? Als dat wel het geval is, toont dat aan waarom we het erin moeten zetten. In Italië, Duitsland, Finland, Nederland, Griekenland en Portugal levert het postkantoor, niet de regering, deze gratis dienst. Nieuwe en bestaande dienstverleners in een geliberaliseerde markt zullen onvermijdelijk proberen op kosten te bezuinigen; blinde mensen mogen daarvan niet het slachtoffer worden. Na de liberalisering in Nieuw-Zeeland werden de diensten voor blinde mensen stopgezet. Dat moeten we hier niet laten gebeuren.
Tenslotte, voor degenen die ons zeggen dat ze sympathiek staan ten opzichte van de gehandicapten maar dat dit niet de juiste plaats of manier is om het te doen, u vertelde ons over de Liftrichtlijn en de Richtlijn inzake bussen en toerbussen, andere wetgeving van de gemeenschappelijke markt. Maar het Parlement zei nee en wij drongen aan op verplichte toegang voor gehandicapten. Vandaag moeten we opnieuw aandringen op verplichte rechten voor Europa’s blinde en slechtziende mensen.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, dank u dat u mij het woord geeft.
Het gemeenschappelijke standpunt dat de Raad heeft ingenomen, omvat niet de amendementen betreffende de gratis postdiensten voor de blinden ondanks het feit dat bij de eerste lezing het Europees Parlement stemde voor het handhaven van de gratis postdiensten voor de blinden na de liberalisering van de Europese postmarkt.
Ik was van plan te stemmen voor Amendement 3, ingediend door Eva Lichtenberger, waarin het standpunt van het Parlement bij de eerste lezing wordt herhaald. Naar aanleiding van de discussie van vandaag met de rapporteur, Marcus Ferber, kreeg ik te horen dat goedkeuring van welk van de amendementen dan ook een eerder overeengekomen compromis in gevaar zou brengen over het aannemen van de Richtlijn inzake de volledige voltooiing van de interne markt van postdiensten in de Gemeenschap bij de tweede lezing, wat zou kunnen betekenen dat er een conciliatie moet komen.
Ik ben me bewust van het belang van het aannemen van deze richtlijn. Wanneer die is omgezet in nationaal recht, zullen de lidstaten deze kwestie kunnen oplossen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel. Ik zou daarom alle lidstaten dringend verzoeken om overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en de verplichtingen van een universele dienst te zorgen voor gratis postdiensten voor blinde en slechtziende personen.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ook ik zou mijn steun willen verlenen aan de amendementen met betrekking tot visueel gehandicapten. Als de Europese Unie overal verkondigt dat ze geen enkele vorm van discriminatie tolereert, moet ook de toegang tot postdiensten voor iedereen gelijk zijn. In het geval van visueel gehandicapten komt dit neer op ondersteunde toegang.
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze richtlijn is er het zoveelste voorbeeld van hoe ongenuanceerde, ondeskundige EU-wetgeving het leven van de Britten nadelig beïnvloedt. Deze richtlijn is de reden waarom op het ogenblik postkantoren sluiten en werknemers bij de post hun baan zullen verliezen. Postkantoren spelen een essentiële rol in de gemeenschap, vooral voor de ouderen, de armen, de niet-mobielen en de gehandicapten. Dit is maar één van een veelheid aan EU-wetten die mijn land schade hebben berokkend en blijven berokkenen. De Britten weten dit en dit is een van de redenen waarom hun een referendum over de Europese Grondwet onthouden wordt. Als die wordt geratificeerd, kunnen ze nog veel van hetzelfde verwachten.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof dat de rapporteur in het algemeen – hoewel niet helemaal – een redelijk evenwicht heeft weten te bereiken. De universele dienstverlening zal ervoor zorgen dat de consumenten volledig toegang hebben tot de postdiensten en dat de lidstaten nog de flexibiliteit hebben het meest effectieve en efficiënte mechanisme te bepalen om de UDV (universele dienstverleningsplicht) te garanderen.
De UDV zal er ook voor zorgen dat er voldoende toegangspunten worden gevestigd om ten volle rekening te houden met de behoeften van de gebruikers in plattelandsgebieden en dunbevolkte gebieden, en ik weet dat dit welkom zal zijn, in het bijzonder in mijn eigen land, Ierland.
Aanvankelijk, moet ik zeggen, had ik wat reserves over de gevolgen voor de werknemers bij de post, maar de lidstaten hebben nog steeds de volmacht arbeidsvoorwaarden en collectieve arbeidsonderhandelingen in de sector te regelen, waar dit niet leidt tot oneerlijke concurrentie.
Tenslotte wil ik zeggen dat ik het amendement steun dat er een verplichting moet zijn om gratis diensten te leveren voor blinde en slechtziende personen. Ik ben het niet eens met commissaris Orban – of is het commissaris McCreevy? – ik geloof wel dat dit toegevoegde waarde levert, omdat, in een volledig geliberaliseerde markt, gratis diensten voor blinde en slechtziende personen zullen verdwijnen, en het zal toegevoegde waarde betekenen als wij hun kunnen garanderen dat deze diensten zullen blijven.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Dank u dat u mij het woord geeft, Mevrouw de Voorzitter. Op de eerste plaats zou ik de heer Ferber willen bedanken voor een uitstekend verslag en dankzij dit verslag zal de langverwachte richtlijn spoedig van kracht worden. Deze richtlijn zal betekenen dat vanaf 1 januari 2009 de interne markt van de postdiensten in de Gemeenschap volledig voltooid zal zijn.
Ik ben bijzonder blij dat het subsidiariteitsbeginsel is gehandhaafd en dat concrete tenuitvoerlegging is overgelaten aan de lidstaten, die wetgeving zullen opstellen die specifiek past bij hun eigen situatie. Ik zou echter ook het sociale aspect van deze wetgeving willen benadrukken wat betreft de rechten van de gehandicapten, vooral blinde of slechtziende personen, en hun recht om gebruik te kunnen maken van gratis postdiensten.
Ik doe een beroep op mijn collega’s de desbetreffende amendementen te steunen die deze week in de vergadering ter tafel zijn gebracht en die door het Parlement bij de eerste lezing zijn aangenomen. Deze diensten zijn passend en cruciaal voor dit gedeelte van de bevolking: mensen met een uitzonderlijk laag inkomen, gebieden met zeer hoge werkeloosheidsniveaus en mensen in moeilijke situaties, om nog maar niet te spreken van degenen die zijn getroffen door sociale uitsluiting.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dank u dat u mij de gelegenheid geeft een bijdrage te leveren aan dit debat. Ik feliciteer de rapporteur voor het verrichte werk. Ik denk dat de mensen geloven dat dit al bezig is omdat er in veel lidstaten geen gelijkwaardig postdienst tussen de regio’s bestaat. Ik ben blij te zien dat er sprake zal zijn van subsidiariteit in deze zaak en dat de lidstaten zullen beslissen wat de beste manier is om het principe van een vrijgemaakte markt ten uitvoer te leggen.
Ik moet de voorzitter van mijn interfractiewerkgroep, Richard Howitt, steunen met betrekking tot het punt van lichamelijke beperking. Helaas werd het punt ter sprake gebracht dat rijke blinde mensen zullen profiteren. Helaas zijn er te weinig rijke blinde mensen in Europa en in de wereld. Konden we maar verkondigen dat ze allemaal rijk waren en zelfs beroemd, maar dat is niet het geval.
Ik vind dat we ons hier heel sterk voor moeten maken, juist om te laten zien dat, terwijl Europa gaat over vrij kapitaal- en dienstenverkeer, het ook bezorgd is om degenen die geen stem hebben en degenen die geen gezichtsvermogen hebben.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Andrej Vizjak, voorzitter van de Raad. − (SL) Het levendige debat van vandaag heeft aangetoond en bewezen dat er heel wat uiteenlopende standpunten bestaan in verband met de regeling van de oudste en meest traditionele openbare dienst, en zo hoort het ook. Het past eveneens dat er verschillende gezichtspunten en ook bekommernis werden uitgedrukt.
We moeten echter benadrukken dat de voorgestelde tekst een evenwichtig compromis is tussen enerzijds de opening van de interne markt voor postdiensten en het waarborgen van concurrentie, van toegevoegde waarde die concurrentie met zich meebrengt, en anderzijds de bescherming van consumenten, van hun rechten en de bescherming van de rechten van kwetsbare consumentengroepen en van hen die in afgelegen gebieden wonen. Kortom, volgens de Raad gaat het om een goede compromistekst en ik zou ook mijn steun aan dat standpunt willen uitspreken.
We hebben begrip voor sommige amendementen, tijdens het debat in vorige behandelingen kwamen ze aan bod en er werden compromisoplossingen gevonden. Daarom zijn we van mening dat deze tekst goed is. Ik wens u morgen dan ook veel politieke wijsheid bij de definitieve steun voor deze tekst.
Leonard Orban, lid van de Commissie. − (RO) Op de eerste plaats zou ik mijn dank willen uitspreken aan alle deelnemers aan het debat en benadrukken dat dit debat het bewijs is geweest van de grote belangstelling van de leden van het Europees Parlement voor dit dossier. Deze belangstelling is nauw verbonden met de cruciale rol die de postdiensten in de Europese economie en in het alledaagse leven van de Europese burgers spelen.
Ik zou willen beklemtonen dat de voltooiing van dit proces zal zorgen voor een constant hoge kwaliteit van een universele dienst voor alle Europese burgers en het bedrijfsleven.
Het hoofddoel van de posthervorming is dat alle consumenten en postdienstgebruikers ervan kunnen profiteren, inclusief groepen met speciale behoeften. In deze context heb ik bijzonder gelet op de bijdragen van verscheidene leden die spraken over de voortzetting van de gratis postdienstvoorziening voor de blinden en slechtzienden.
De Europese Commissie heeft bijzonder veel begrip voor deze zorgen. Wij geloven dat de liberalisering van de markt dit niet zal veranderen en dat aan internationale verplichtingen volledig zal worden tegemoetgekomen. Ik zou willen onderstrepen dat het gemeenschappelijke standpunt specifiek vermeldt dat liberalisering van de markt het verlenen van gratis diensten aan de blinden en slechtzienden niet in de weg staat.
Op grond van artikel 23 van de richtlijn moet de Europese Commissie een verslag maken met betrekking tot de toepassing van deze richtlijn, waarin ook informatie staat over bovengenoemde groepen. De Commissie gelooft dat de richtlijn zoals die er nu uitziet, in de huidige vorm waaraan het Europees Parlement een belangrijke bijdrage heeft geleverd, het beste juridische kader is dat zal leiden tot hoge kwaliteit en duurzaamheid in de Europese postdiensten, waarbij tegelijkertijd internationale verplichtingen worden nageleefd.
Tenslotte, dames en heren, wij geloven dat het verslag, zoals samengesteld door de heer Markus Ferber en met grote meerderheid aangenomen door de Vervoerscommissie, zou moeten worden gesteund.
Markus Ferber, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de Raadsvoorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren! Nog enkele opmerkingen.
Ten eerste: Ik zou het prettig vinden als de collega’s die hier geweldige redes houden en uitleggen hoe de wereld in elkaar zit, dan ook tenminste tot het eind van het debat bleven. Dat heeft me toch wat teleurgesteld. Ik doel daarmee bijvoorbeeld heel concreet op mevrouw collega Lichtenberger.
Ten tweede: Ik zou er graag op willen wijzen dat we het hier over liberalisering hebben en niet over een privatisering. Het vraagstuk van de eigendomsrechtelijke organisatie interesseert de Europese Unie niet en wordt in deze richtlijn ook niet besproken.
Ten derde zou ik op het volgende willen wijzen: Toen 500 jaar geleden de posterijen werden opgericht, waren het particuliere bedrijven, die voor de postale dienstverlening zorgden. En pas toen heeft de staat gezegd dat ze het beter konden. Dus, laten we de geschiedenis hier nou niet vervalsen.
Ten vierde zou ik erop willen wijzen dat er ook misbruik wordt gemaakt van staatsmonopolies. Ik ben blij dat collega mevrouw Zimmer op dit probleem gewezen heeft. Ze komt immers zelf uit een regio waar tot 1990 de staat zijn postmonopolie volledig misbruikt heeft ten aanzien van onschuldige mensen. Ook dat moet dan op deze plek maar eens duidelijk worden gezegd.
Laat me nog een ding heel duidelijk stellen: We hebben bij de wetgeving de blinden niet vergeten! Ze staan erin, maar ze staan erin conform de geest van deze richtlijn. Wij zeggen als Europese Unie: Geachte medelidstaten, u bent verantwoordelijk voor de universele dienst, u bent verantwoordelijk voor de financiering van de verplichtingen der universele dienst en u bent er ook via de licenserings- en autoriseringsprocedure verantwoordelijk voor dat bepaalde diensten zoals de blindenpost ook blijvend in stand kunnen worden gehouden. Ik ben de commissaris zeer erkentelijk dat hij heeft aangekondigd dat de Commissie in het kader van het rapport, krachtens artikel 23 van deze richtlijn, ook dit thema in acht zal nemen. We zijn niets vergeten, we zijn de blinden niet vergeten. Maar ik vraag me wel af waarom blinden kosteloos toegang moeten krijgen, gegarandeerd door Europese wetgeving, en mensen in een rolstoel niet. Ook daarover zou men eens moeten nadenken.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats, 31 januari 2008.
Schriftelijke verklaingen (artikel 142)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik ben blij met de aanneming, in tweede lezing, van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, tot wijziging van de Postrichtlijn uit 1997 en met het oog op de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten, en ik wil mijn geachte Duitse collega, de heer Ferber, graag feliciteren met de enorme klus die hij heeft geklaard.
Het verheugt mij dat de Raad met alle belangrijke onderdelen van het standpunt van het Europees Parlement heeft ingestemd, zoals met name uitstel van de algemene termijn voor de openstelling van de markt tot 31 december 2010, met een verlenging van twee jaar voor lidstaten die in 2004 of later tot de Unie zijn toegetreden; het principe van een universele dienstverlening, waarbij de post voor elke EU-burger vijf dagen per week ten minste een keer per dag wordt bezorgd en opgehaald, met voldoende toegang tot postdiensten in landelijke, afgelegen of dunbevolkte gebieden; en eerbiediging van de subsidiariteit op het sociale vlak, waarbij ik hoop dat de sociale partners op Europees niveau zullen werken. Ik betreur het dat er geen bepaling is opgenomen om een Europees reguleringsmechanisme voor deze sector in te stellen. Tot slot formuleer ik de wens dat de operatoren op korte termijn overeenstemming zullen bereiken over de introductie van een Europese postzegel voor een brief van vijftig gram, en ik ben van plan om hiertoe binnenkort een beleidsinitiatief te nemen.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Het gemeenschappelijke standpunt voldoet aan de eisen die door het Parlement zijn gesteld bij de stemming voor de eerste lezing en eveneens aan de amendementen die zijn voorgesteld door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. De Commissie moet echter nog zorgen voor helder onderzoek naar de gevolgen die de liberalisering waarschijnlijk zal hebben op de werkgelegenheid.
In haar advies vroeg de Commissie naar een beoordeling van de gevolgen voor de vijf miljoen of meer banen die te maken hebben met of afhankelijk zijn van de postdiensten. Deze studie wordt mogelijk gemaakt door het feit dat de postdiensten al geliberaliseerd zijn in diverse lidstaten van de EU, zoals in het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Nederland. Tot nu toe geven ervaringen in die landen niet aan dat liberalisering heeft geleid tot een toename van het aantal banen in deze sector, of tot een toename van de kwaliteit ervan.
Ik geloof dat bepaalde protectiemechanismen zouden moeten worden toegestaan voor situaties waarin de komst van nieuwe postdienstverleners op de markt zal leiden tot massaontslagen. Eén van de mechanismen die ter beschikking staan van de bedrijven en lidstaten die daardoor zouden worden getroffen, zou het Europees fonds voor aanpassing en globalisering kunnen zijn.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de weg naar de liberalisering van de postdiensten wordt steeds langer. Dat is gedeeltelijk de schuld van het Europees Parlement, dat de door de Commissie voorgestelde termijn met twee jaar heeft verlengd. De standpunten van de nationale delegaties tonen aan hoe verschillend de situatie op de markten in de 27 lidstaten is. Niet alleen Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Finland, de koplopers op het vlak van de open markt, maar ook Duitsland en Nederland, die in dit proces al een lange weg hebben afgelegd, beschouwen de definitieve termijn als een overwinning van het protectionisme. Voor de nieuwe lidstaten, die het model van een door de staat geleide economie als uitgangspunt nemen, vormt niet alleen het oorspronkelijke voorstel van 2009, maar ook de compromisdatum van 2011 een bedreiging voor de arbeidsplaatsen in de postsector. Zo werken er in Polen ongeveer 100 000 werknemers bij de Poczta Polska, dat op middellange termijn zeker niet in staat is om open concurrentie het hoofd te bieden. Met de hulp van bondgenoten uit de overheidssector in West-Europa, met het Franse La Poste op kop, zijn de nieuwe landen erin geslaagd om specifieke voorwaarden vast te stellen waardoor de vrije markt in de praktijk pas eind 2012 een feit wordt.
Alles bij elkaar genomen heeft het bedrijfsbelang van de werknemers in de postsector het gehaald van het belang van de consumenten die tijdens de drukke kerstperiode van december 2007 zwaar op de proef zijn gesteld. Het onvermogen van het postmonopolie kwam toen overduidelijk aan het licht. Het langzame liberaliseringsproces van deze sector van de Europese markt, dat reeds in 1989 met een eerste ontwerprichtlijn van start ging, is een bewijs van de kracht van de bedrijfsbelangen, die hoe dan ook een status quo vertegenwoordigen, ten koste van een uitbreiding van het algemeen belang.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Opnieuw krijgen we te maken met een ideologisch gedreven voorstel, ditmaal met betrekking tot de postdiensten. Er is geen beoordeling geweest van de sociale gevolgen die het zal hebben, en geen serieus overleg met de directie van de post, met werknemers of met consumenten.
Er is geen vraag naar, geen logica in en geen rechtvaardiging voor de liberalisering van de postdiensten. De mensen willen niet worden geconfronteerd met een hele reeks postkantoren die hun producten op de markt brengen. Ze willen hun lokale postkantoren niet gesloten zien worden omdat de markt onvoldoende winst biedt voor de particuliere postbedrijven die de markt zullen overspoelen en die openbare exploitanten zoals An Post in het nauw zullen drijven.
De mensen willen een betrouwbare postdienst die hun post bezorgt met zo weinig mogelijk omhaal en die lokale postkantoren in het hart houdt van de gemeenschappen die zij bedienen.
Hoe kunnen mensen het idee serieus nemen dat de EU een sociaal Europa propageert als dit voorstel weer een nieuwe nagel aan zijn doodskist is?
Het is tijd een halt toe te roepen aan de ideologisch gedreven, gedwongen mars naar liberalisering en privatisering.
De mensen in Ierland hebben de kans dit tegen te houden door tegen het Verdrag van Lissabon te stemmen.
Katrin Saks (PSE), schriftelijk. – (ET) Ik ben ervoor dat de markt zo snel mogelijk wordt geliberaliseerd en ik verwelkom de richtlijn die het tot stand brengen van de interne markt van de postdiensten voltooit.
De sluiting van kleine postkantoren in Estland heeft woede opgewekt onder de mensen, maar het is duidelijk dat met de toepassing van nieuwe technologieën zoals het Internet de vraag naar een traditionele postdienst is gedaald.
Waar concurrentie is, kan nieuwe handelsactiviteit in op het Internetgebaseerde diensten ontstaan en dit moet verwelkomd worden. Ik begrijp ook de noodzaak voor een bekende deadline in de lidstaten.
Het is daarom belangrijk dat het reciprociteitsbeginsel van toepassing is wanneer lidstaten wordt toegestaan te weigeren hun markt open te stellen voor postdienstverleners uit buurlidstaten waarvan de dienstverleners bij wet worden beschermd.
Het is belangrijk dat de universele postdienst ook wordt gegarandeerd voor iedereen, inclusief mensen in afgelegen gebieden en op eilanden. De postdienst moet betaalbaar, van hoge kwaliteit en toegankelijk zijn voor iedereen.
Het is nodig plannen op te stellen voor een op kosten afgestemde universele postdienst, aangezien het concept in verschillende lidstaten verschillend wordt bekeken. Ik geloof dat er redenen zijn om te eisen dat kostenoverwegingen van alle diensten zouden moeten worden uitgesloten van de universele postdienstindicator.
Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) De EU-brede liberalisering van de post komt er. Maar niet, zoals oorspronkelijk gepland al in 2009, maar pas in 2011. De postsector is economisch gezien van grote betekenis en heeft ook invloed op andere sectoren. Net als op andere terreinen heeft meer concurrentie ook bij de postbezorging nut. Daarvan gaan natuurlijk niet alleen de economie, maar ook de consumenten enorm profiteren. Maar natuurlijk pas dan, wanneer ook de randvoorwaarden kloppen. Dat betekent garanties dat de postbezorging dezelfde kwaliteit blijft houden en tegen redelijke prijs plaats blijft vinden. Er moet voor gezorgd worden dat de postale dienstverlening tot in alle uithoeken blijvend wordt gegarandeerd. En wel overal. Dus ook voor degenen die in afgelegen regio’s wonen.
Bijzonder belangrijk zijn goede en vooral veilige arbeidsvoorwaarden voor al degenen die bij de post werkzaam zijn. Het is natuurlijk ook belangrijk dat alle postaanbieders onder dezelfde voorwaarden werken. Het was van meet af aan duidelijk dat hier geen “botte-bijl”-liberalisering plaats moest vinden.
We moeten voor iedereen - voor de postbedrijven, hun werknemers en natuurlijk ook voor de klanten – een goede en duurzame regeling in het leven roepen.
Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) Het openstellen van de postdiensten voor vrije concurrentie zal onvermijdelijk een verslechtering van de diensten betekenen, vooral in dunbevolkte landen zoals Finland. Het postkantoor moet een publieke dienst zijn en wij moeten garanderen dat zij voldoende financiële middelen heeft door gebruik te maken van het geld dat verdiend wordt uit diensten die “gemakkelijk” te runnen zijn om bij te springen in gebieden die “moeilijker” zijn. Een land dat zijn eenheid wil behouden en zijn gevoel van gemeenschap, zal niet zijn publieke postdiensten privatiseren. We vertrouwen er ook op dat een publieke dienst de bescherming van privacy waarborgt en zorgt voor het soort veiligheid dat wij van het postkantoor vragen. Privatisering zou kunnen leiden tot een ondeugdelijk personeelsbeleid, wat het vertrouwen in het postkantoor zal beschadigen. Daarom stemt onze fractie tegen het standpunt met betrekking tot privatisering dat door de Raad wordt ingenomen.
Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De liberalisering van de postdiensten is een belangrijk gebied van de Europese interne markt.
Tijdens de hele discussie hebben we veel zorgen gehad over de universele postdiensten. Ik denk dat we kunnen verder bouwen op de ervaring van enkele Europese postmarkten, die al geliberaliseerd zijn. De postdiensten zijn in deze landen gewaarborgd tegelijk met de verbetering van kwaliteit en service door middel van een meer zakelijke aanpak van de werkzaamheden. Tegelijkertijd zie ik, als ik zo rond reis in Europa, slechte en trage service in veel landen die proberen zoveel mogelijk uitzonderingen op de liberaliseringsplannen te krijgen.
Verder laat dit verslag veel ruimte voor de lidstaten om de liberalisering ten uitvoer te leggen. Veel zorgen die naar voren zijn gebracht, blijven zodoende zorgen waarvoor de nationale overheden een oplossing moeten zoeken.
Ik wil graag de heer Ferber bedanken voor zijn vasthoudendheid bij de behandeling van dit zeer lastige proces.
Iuliu Winkler (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) De volledige liberalisering van de postdiensten in de lidstaten zal een positieve invloed hebben niet alleen op gebruikers van de postdiensten en op de consumenten die zullen profiteren van nieuwe en innovatieve diensten en lagere posttarieven, maar ook op de economie van de lidstaten als geheel.
Het voorstel voor de richtlijn die nu in behandeling is, is in zijn huidige vorm compleet, waardoor uitstel van de deadline voor volledige liberalisering van de postdienstmarkt in het geval van bepaalde lidstaten mogelijk is.
Roemenië is een van de begunstigden van de nieuwe bepalingen die door het Europees Parlement zijn aangenomen. De Roemeense universele dienstverlener wordt op het ogenblik geherstructureerd volgens een programma dat door de Roemeense regering is ingesteld voor 2007-2010, en voorbereidingen voor de liberalisering zullen pas daarna beginnen.
De Roemeense consumenten hebben voordeel van dit tijdpad, omdat het vooruitzicht van liberalisering van de markt na 1 januari 2013 diensten betekent van verbeterde kwaliteit tegen een betaalbare prijs.