Godfrey Bloom (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het woord op grond van artikel 151, lid 3, van het Reglement om te vragen of het eigenlijk wel rechtmatig is dat we hierover stemmen. Ik had het genoegen om gistermiddag om 5 uur in uw gezelschap te verkeren en de temperatuur in uw kamer bedroeg toen 27°C. Dit hele gebouw is veel te warm. Het gebouw in Straatsburg is veel te warm. Ik stel voor dat we eerst orde op zaken stellen in eigen huis voordat we over andere zaken gaan stemmen.
De Voorzitter. − Ik heb deze hitte niet ervaren. Wellicht had het te maken met een innerlijke realiteit bij u.