Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 791k
Donderdag 31 januari 2008 - Brussel Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Ingekomen stukken: zie notulen
 3. Bekendmaking gemeenschappelijke standpunten van de Raad: zie notulen
 4. Jaarlijks debat over de geboekte vooruitgang op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie (artikelen 2 en 39 van het VEU) (debat)
 5. Samenwerking tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten (debat)
 6. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 8. Stemmingen
  8.1. Interpretatie van het Reglement (artikel 19, lid 1) (stemming)
  8.2. (A6-0511/2007, Michael Cashman) Vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen (stemming)
  8.3. (A6-0509/2007, Panayiotis Demetriou) Controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op eenzijdige erkenning door de lidstaten van bepaalde door Zwitserland en Liechtenstein afgegeven verblijfstitels (stemming)
  8.4. (A6-0001/2008, Philippe Morillon) Statistieken over aquacultuur (stemming)
  8.5. (A6-0507/2007, Armando França) Samenwerking tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten (stemming)
  8.6. (A6-0005/2008, Umberto Guidoni) Europese Onderzoeksruimte: nieuwe perspectieven (stemming)
  8.7. (A6-0505/2007, Markus Ferber) Volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (stemming)
  8.8. Situatie in Iran (stemming)
  8.9. Resultaten van de Klimaat-conferentie (Bali) (stemming)
  8.10. (A6-0003/2008, Fiona Hall) Actieplan voor energie-efficiëntie – Het potentieel realiseren (stemming)
  8.11. (A6-0495/2007, Carl Schlyter) Een beleid om in de Europese visserij ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uit te bannen (stemming)
  8.12. Een Europese strategie ten opzichte van de Roma’s (stemming)
 9. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 10. Stemverklaringen
 11. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 12. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen
 13. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen
 14. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen
 15. Onderbreking van de zitting


  

VOORZITTER: LUIGI COCILOVO
Ondervoorzitter

 
1. Opening van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 9.00 uur geopend.)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. (IT) Ik heb van de heer Hannan het verzoek ontvangen de interpretatie van artikel 19 van ons Reglement op de agenda te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Voorzitter heeft gisteren een interpretatie van artikel 19 aangekondigd die inhoudt dat dit Parlement zijn eigen Reglement duidelijk overtreedt. We laten de rechtsorde voor wat die is en geven de Voorzitter de bevoegdheid om onze regels te verscheuren en te handelen zoals het hem goeddunkt. Dit druist zonder meer in tegen ons eigen Reglement. Dit Parlement mag dan soeverein zijn, het dient zich wel aan zijn eigen regels te houden.

Deze interpretatie door de Commissie constitutionele zaken is vandaag onderwerp van debat. Er wordt misschien wel in het Parlement over gestemd. Als we collectief vóór stemmen, kiezen we ervoor om ons bij ons werk niet meer door het Reglement te laten leiden. Ik kom bijna in de verleiding om dit te vergelijken met de Ermächtigungsgesetz uit 1933, maar ik denk dat dat iets te ver gaat en misschien wat te grof is jegens onze Voorzitter, die een bevlogen democraat en een fatsoenlijk man is.

Ik citeer liever de voorvechter van het Britse verzet tegen het totalitarisme, Edmund Burke. “Erger dan blind zijn zij die niet zien hoe systematisch zij zich in dit geval en alle andere gevallen op de totale vernietiging van elke onafhankelijke macht richten. ... Hun wil is wet, niet alleen met betrekking tot het eigen land, maar tot elk land. ... Zij hebben de constituties weggevaagd op grond waarvan de wetgevende lichamen opereerden –”

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Bedankt. Ik heb kennis genomen van uw opmerkingen, maar voor dit punt van interpretatie van het Reglement is, zoals u weet, reeds een stemming gepland om 11.00 uur. Derhalve gaan wij verder.

 

2. Ingekomen stukken: zie notulen

3. Bekendmaking gemeenschappelijke standpunten van de Raad: zie notulen

4. Jaarlijks debat over de geboekte vooruitgang op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie (artikelen 2 en 39 van het VEU) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over:

- de mondelinge vraag van Jean-Marie Cavada, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, aan de Raad over het jaarlijks debat 2007 over de geboekte vooruitgang in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (artikelen 2 en 39 van het EU-verdrag), (O-0005/2008 - B6-0006/2008),

- de mondelinge vraag van Jean-Marie Cavada, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, aan de Commissie over het jaarlijks debat 2007 over de geboekte vooruitgang op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie (artikelen 2 en 39 van het EU-verdrag), (O-0006/2008 - B6-0007/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  Gérard Deprez, plaatsvervangend auteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s. Het debat van vandaag vindt plaats in een context die, zoals u weet, gekenmerkt wordt door twee essentiële punten.

Het eerste punt – en ik hoef u daar niet aan te herinneren – is eenvoudigweg het tijdspad. Als we ruim tellen, blijven er in het beste geval zestien operationele maanden over van de huidige legislatuur van het Europese Parlement. In deze korte tijd moeten we het dus eens worden over alle dossiers die we samen willen afronden binnen de termijn die ons nog rest. We zullen niet alles kunnen doen, we zullen een keuze moeten maken en ons houden aan wat we gekozen hebben.

Het tweede punt, mijnheer de Voorzitter, is volgens ons nog belangrijker. Ik bedoel hiermee de vooruitzichten van de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag dat, en dat weet u net zo goed als wij, zeer belangrijke structurele veranderingen teweeg zal brengen op het vlak van onze bevoegdheden. Ik denk dan met name aan het afschaffen van de kunstmatige opdeling tussen de beleidsterreinen van de eerste pijler en die van de derde pijler. Het gevolg is dat de medebeslissing daar wordt ingevoerd en dat de maatregelen die tot nu toe grotendeels op basis van de goede wil van de Raad tot stand kwamen en zich buiten de bevoegdheden van het Europese Hof van Justitie bevonden, onderworpen zullen worden aan een echte juridische controle.

U begrijpt dus ons ongeduld om het nieuwe verdrag zo snel mogelijk in werking te zien treden, aangezien het zowel een versterking van de democratische controle als een versterking van de rechten van de burger inhoudt. En u begrijpt wellicht ook dat in het kader van deze twee elementen, namelijk –ik herhaal ze nogmaals – de versterking van de democratische controle en de versterking van de rechten van de burger, wij eerder principieel terughoudend zijn om nog onder het stelsel van de huidige verdragen gevoelige dossiers af te ronden die beter gebaat zouden zijn bij een behandeling volgens de bepalingen van het nieuwe verdrag.

Deze principiële terughoudendheid is reëel. Ze zit diep geworteld en wordt ruim onderschreven in de verschillende politieke fracties, in de commissie LIBE en over het algemeen ook in ons Parlement. Maar hoe diep ze ook zit, deze terughoudendheid is ook, althans in dit stadium, in ruime mate gecontroleerd. We zijn niet erg blij, heren Voorzitters, mijnheer de commissaris, met de wansmakelijke bedoeling om de werkzaamheden aan bepaalde belangrijke dossiers, die klaar zijn om afgewerkt te worden en die duidelijk dringend zijn, te vertragen.

Integendeel, we zijn bereid om te proberen via een echte dialoog tot een soort gentlemen’s agreement te komen waarin al onze instellingen de garanties en zekerheden zouden krijgen die ze nodig achten. Wij denken dat het mogelijk moet zijn om, op zeer korte termijn, een akkoord te bereiken, over een interinstitutioneel wetgevend programma voor het jaar 2008 en het eerste halfjaar van 2009. Daarin zouden een beperkt aantal prioriteiten voorkomen op gevoelige punten, er zouden wederzijdse verbintenissen aangegaan worden, en zonder op de zaken vooruit te lopen, zouden we de positieve bepalingen van het nieuwe verdrag al kunnen toepassen.

Ons Parlement heeft al een mogelijk spoor aangegeven om in te gaan op deze vraag tijdens de stemming die gehouden werd tijdens de laatste plenaire vergadering in Straatsburg over de aanpassing van het statuut en de missies van Europol. Mijnheer de voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, een verpletterende meerderheid van 537 stemmen heeft een amendement goedgekeurd waarin staat dat de huidige beslissing opnieuw bekeken moet worden binnen een termijn van zes maanden volgend op de datum van inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon.

Dit unilaterale amendement heeft natuurlijk geen bindend karakter, ondanks de goedkeuring met een verpletterende meerderheid. Maar u hebt vast al begrepen dat het gaat om een duidelijk signaal van onze politieke wil om een debat aan te gaan en om oplossingen te zoeken. Tegen die achtergrond bevestigt onze commissie nogmaals haar vastberadenheid en bereidheid om tot een echte interinstitutionele dialoog te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dragutin Mate, voorzitter van de Raad. (SL) Ik stel het op prijs vandaag hier bij u te kunnen zijn en mee te werken aan dit belangrijke debat. De tenuitvoerlegging van het beleid op het vlak van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken is voor onze burgers van uitzonderlijk belang. Door de ontwikkeling van onze maatschappij en van moderne technologieën is de veiligheid een van de belangrijkste bekommernissen van onze burgers geworden. Ik ben van mening dat wij, zowel de vertegenwoordigers van de Raad als de vertegenwoordigers van de Commissie en van het Parlement dezelfde doelstellingen hebben: zulke voorwaarden voor samenwerking tussen de lidstaten waarborgen die onze burgers een gepast niveau aan veiligheid bieden.

Twee jaar geleden hebben we de behandeling van twee rechtsakten opgestart, waarmee we een aanzienlijke kwaliteitssprong in onze samenwerking zouden kunnen bereiken. Een eerste is het besluit over de oprichting van Europol als Europees agentschap, een tweede de opneming van het Verdrag van Prüm in de Europese wetgeving. Op basis van de nieuwe rechtsgrond zal Europol in staat zijn sneller te reageren op de veranderende tendensen van het terrorisme en de georganiseerde misdaad en zal zijn analytische capaciteiten en vermogens ter ondersteuning van de lidstaten nog verbeteren. Dat zal beduidend bijdragen tot een meer efficiënte strijd tegen de georganiseerde misdaad en terroristische organisaties die in meerdere lidstaten van de Europese Unie aan het werk zijn. De overneming van het Verdrag van Prüm zal het mogelijk maken sneller gegevens uit nationale databases met DNA, vingerafdrukken en nummerplaten uit te voeren en uit te wisselen.

De twee vorige voorzitterschappen, het Duitse en het Portugese, hebben alles in het werk gesteld opdat beide akten aan het eind van ons trojkavoorzitterschap zouden worden aangenomen. Volgens het programma dat ik enkele dagen geleden aan uw collega's in de commissie LIBE heb voorgesteld, plannen we politieke overeenstemming over beide akten tegen juni van dit jaar. Gelet op het belang van die akten zou een uitstel van de goedkeuring ervan ongerechtvaardigd zijn. We hebben ze nu aan de orde gesteld en overeenstemming bereikt tussen de lidstaten en de drie instellingen tot op het huidige niveau. Voor de akten die nog op behandeling wachten, is het voorzitterschap bereid van geval tot geval zo nauw mogelijk met het Parlement samen te werken in een sfeer van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van die akten. Op die wijze delen beide instellingen zowel hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Europese burgers als op alle andere domeinen.

De tekstvoorstellen die de Raad momenteel behandelt, gaan enerzijds over het algemene domein bij de strijd tegen alle vormen van georganiseerde misdaad en terrorisme. Het betreft dan vooral methodes om gegevens te verzamelen en uit te wisselen, wat ook geldt voor de samenwerking in het kader van Europol. Anderzijds behandelen we teksten over een specifiek probleem of over specifieke criminele activiteiten.

Naast de genoemde voorstellen over de overdracht van het Verdrag van Prüm en het besluit over Europol, werken we aan maatregelen die de toegang aan ongewenste personen tot het grondgebied van de Europese Unie ontzeggen. Persoonlijk zet ik me in voor een versnelde ontwikkeling van de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem. We bereiden ons voor om de teksten die het gebruik van een visuminformatiesysteem mogelijk zullen maken, zo snel mogelijk goed te keuren. Op het vlak van externe betrekkingen werken we intensief samen met de landen van de westelijke Balkan en met Rusland bij de voorbereidingen voor regionale beoordelingen van de bedreiging van de georganiseerde misdaad.

De Raad is deze maand begonnen met de behandeling van een eerste van twee voorstellen van richtlijnen inzake wettelijke immigratie. Na de eerste vergadering van de werkgroep, waarbij het voorstel van richtlijn inzake hoog gekwalificeerde werknemers werd behandeld, kreeg het voorzitterschap de indruk dat er een brede consensus over het gebruik van de richtlijn aanwezig is. We rekenen erop dat we met de behandeling zodanig zullen doorgaan dat we tegen het einde van ons voorzitterschap de belangrijkste politieke problemen hebben geïsoleerd en het geheel aan het Franse voorzitterschap zullen doorgeven zodat zij de werkzaamheden doeltreffend kunnen voortzetten.

Het Parlement en de Raad bespreken reeds twee jaar het voorstel van richtlijn inzake de terugkeer van onderdanen van derde landen die onwettig in de Europese Unie verblijven. Het debat is toegespitst op verschillende afzonderlijke vragen waarover de mening van de instellingen aanzienlijk verschilt. Het voorzitterschap zal zich blijven inzetten om een overeenkomst met het Parlement te bereiken zodat deze richtlijn zo snel mogelijk, liefst in eerste lezing, kan worden aangenomen. We moeten er echter op letten dat deze richtlijn de terugkeerprocedure niet nog verslechtert en zo de doeltreffendheid van ons beleid in de strijd tegen illegale immigranten beknot.

Bij de uitdieping van de dialoog met de landen van oorsprong en van doorvoer zal de Raad blijven ijveren voor een verdere uitvoering van een algemene aanpak van het migratievraagstuk met de nadruk op hun betrokkenheid evenals op het geografische evenwicht. Zo zullen we al onze aandacht richten zowel op noordelijk Afrika als op Zuidoost-Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik verwelkom de Raadsvoorzitter en wil de voorzitter Deprez bedanken voor zijn introductie.

Het is duidelijk dat we nu niet alleen praten over een resultatenbalans van 2007, die naar mijn mening voor ons specifieke gebied positief is: wij hebben met de uitbreiding van Schengen de binnengrenzen geopend voor meer dan 400 miljoen EU-burgers; wij hebben het Europees Bureau voor de grondrechten opgericht en geïmplementeerd; wij hebben een belangrijke overeenkomst gesloten met het Parlement voor wat betreft het Visum Informatiesysteem; en we hebben, zoals Minister Mate al noemde, gewerkt aan immigratie en terrorisme.

Om een statistisch beeld te geven: in 2007 vormden de voorstellen die onder mijn verantwoordelijkheid vielen en die ik aan u heb gepresenteerd bijna twintig procent van alle beleidsinitiatieven van de Europese Commissie, wat wil zeggen dat dit gebied van groot belang is geweest en nog steeds is. Wij hebben alles gerealiseerd wat in ons strategische programma was opgenomen.

Nu, in 2008, staan wij tegenover een uitdaging die net zo groot is. Zoals jullie weten heeft de Commissie voor 2008 26 beleidsvoorstellen aangewezen en hiervan hebben er acht, dus bijna dertig procent, betrekking op de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

Wij zullen ons dit jaar bezig gaan houden met de buitengrenzen: in februari zal er een pakket voorstellen worden gepresenteerd om de veiligheid van onze buitengrenzen te versterken, volgens dezelfde lijn en dezelfde criteria die zijn gebruikt voor het Schengen Informatiesysteem en voor het Visum Informatiesysteem. We zullen een volledige evaluatie van Frontex uitvoeren, waaruit iedereen ook lessen kan trekken voor de toekomst; we zullen hopelijk vooruitstrevende en ambitieuze voorstellen doen op het gebied van burgerrecht; we voeren met het Sloveense voorzitterschap een discussie over het zogenaamde e-justice, ofwel hoe we voor de burgers de toegang tot het burgerrecht en strafrecht kunnen verbeteren middels het gebruik van de modernste technologieën.

Wij zullen ons natuurlijk bezig blijven houden met het vraagstuk immigratie. De initiatieven van het afgelopen jaar, waarover brede politieke consensus is bereikt, zullen dit jaar worden behandeld en verder worden ontwikkeld. Dit jaar zal er een actieplan worden gemaakt voor asiel, asielzoekers en het Europese vluchtelingensysteem; in juli en november zullen we de twee complete voorstellen klaar hebben.

Wij willen een Europese strategie voorstellen voor de preventie van gewelddadige radicalisering, één van de sleutelfactoren van een politieke strategie voor de strijd tegen het terrorisme; dit zal in juni plaatsvinden.

Maar ik denk dat het politieke onderwerp dat door de voorzitter is opgeworpen, een politiek antwoord verdient, en die wil ik graag geven. Het jaar 2008 is een overgangsjaar. Het is het overgangsjaar naar het Verdrag van Lissabon en de bekrachtiging ervan, in het zicht van zijn inwerkingtreding – wat wij allen hopen – in januari 2009. Bovendien is het duidelijk dat met alledrie de eisen, enerzijds de eis om samen te werken met het Parlement om deze overgang te begeleiden en, anderzijds, de eis om geen initiatieven te vertragen die klaar zijn en waarover consensus is bereikt, en tegelijkertijd de eis om niet vooruit te lopen op wat het Verdrag van Lissabon zal zeggen en zal betekenen wanneer het in werking is getreden, rekening moeten worden gehouden. Ik denk daarom dat het noodzakelijk is een interinstitutioneel politiek akkoord te bereiken.

Het is duidelijk dat dit alleen mogelijk is als de Raad, de Commissie en het Parlement het eens worden over de werkmethode, zelfs voordat er overeenkomst is bereikt over de specifieke prioriteiten. Wanneer er een politiek akkoord wordt bereikt over de werkmethode, kunnen we samen gemeenschappelijke prioriteiten definiëren en zullen de prioriteiten initiatieven zijn die direct een toegevoegde waarde hebben voor de burgers, die over voldoende consensus beschikken en waarmee het evenwicht wordt bereikt dat wij graag willen bereiken tussen de verschillende belangen in het spel: veiligheid, garantie van de burgerveiligheid en de bevordering en bescherming van de burgerlijke vrijheden – het gewone politieke evenwichtskunstje dat voor ons allemaal een uitdaging is.

Ik geloof dat de optimale werkmethode de methode is die we samen met de Raad aan het onderzoeken zijn: niet het werken in zesmaandelijkse periodes, maar de drie voorzittersschappen samen te brengen, wat de huidige en de vorige voorzitterschappen hebben gedaan, initiatieven te onderzoeken over een periode van achttien maanden in plaats van zes maanden, omdat het duidelijk is dat, als we alleen met initiatieven werken binnen een beperkte tijdschaal, we niet over de visie beschikken die ons – volgens mij - redelijkerwijze minstens tot juni 2009 zou moeten brengen, want alleen de datum van de Europese parlementsverkiezingen is volgens mij de enige echte uiterste datum waar we ons op moeten richten.

Ik ben hiertoe in ieder geval bereid, ik ben beschikbaar voor een politiek dialoog met de Raad en met het Parlement om van de prioriteiten van 2008 en 2009 die dingen aan te wijzen die onze burgers direct een antwoord bieden en de dingen die verdere verdieping verdienen. Op deze manier denk ik dat we laten zien, zonder vooruit te lopen op het Verdrag, dat wanneer de instellingen samenwerken, er sneller en politiek betere resultaten worden bereikt. Dit is de weg die we volgens mij allemaal zouden moeten bewandelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Manfred Weber, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, zeer geëerde mijnheer de Raadsvoorzitter, vicevoorzitter van de Commissie, zeer geachte collega’s! Het huidige debat gaat over de Europese binnenlandse politiek en ik denk dat het juist is dat te doen wat ook onze vicevoorzitter van de Commissie, de heer Frattini al heeft gedaan, namelijk even kort terugblikken. 2007 was een geweldig jaar voor de Europese binnenlandse politiek. De opening van de Schengenruimte is een groot succes, en we kunnen ook terugkoppelen naar onze burgers dat het niet tot minder, maar tot meer veiligheid leidt, als alle opsporingsautoriteiten in Europa kunnen teruggrijpen op een databanksysteem.

Toch moeten we natuurlijk naar de toekomst kijken. Ik lees hier, dat bij de informele raadsvergadering in Slovenië onder Sloveens raadsvoorzitterschap overleg heeft plaatsgevonden over SIS II. Voor zover mij bekend wordt het centrale systeem nu weer op de lange baan geschoven. De commissiefracties schijnen klaar te zijn, maar nu wordt er weer een nieuwe politieke groep van vakministers van Binnenlandse Zaken opgericht die zich met SIS II moet bezighouden. Bovendien zouden er met SIS II echt praktische vorderingen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, tegen de criminaliteit in Europa kunnen worden gemaakt. Dus: Waarom moeten we daar weer uitstellen? Ik maak me zorgen dat we na de uitbreiding weer in een groot gat vallen, omdat iedereen er tevreden over is dat de uitbreiding gelukt is. Ik wil er op wijzen dat wij in het EP na zes maanden een evaluatie van de systemen hebben ingebouwd en daar ook aan vast zullen houden.

Een tweede concreet thematisch terrein waarop ik graag zou zien dat actie werd ondernomen, is het probleem van de politiesamenwerking. U weet dat in het Verdrag van Prüm helaas niet alle delen zijn overgenomen in het gemeenschaprecht, maar dat essentiële problemen omtrent de politiesamenwerking niet werden overgenomen. Daarom zijn ook hier verdere stappen vereist.

Wat betreft de grensbewaking wachten we de voorstellen van de Commissie af. Ik verheug me op voorstellen met betrekking tot het in- en uitreissysteem, omdat het zeer interessant zal zijn te weten hoeveel overstayers we in Europa hebben.

Nog een laatste punt: Wij krijgen het nieuwe verdrag. Ik zou daarom graag onze commissievoorzitter Deprez een steuntje in de rug geven. We zullen het vertrouwen van de mensen in dit verdrag pas winnen als we de besluitvorming aangaande de binnenlandse politiek uit de binnenkamertjes van de Raad halen en in het heldere licht van deze plenaire vergadering brengen. Daar zullen de mensen zien hoe er besloten wordt. Dus: Maakt u alstublieft gebruik van de uitgestrekte hand van het Parlement. Wij zijn bereid tot samenwerking!

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Fava, namens de PSE-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, Raadsvoorzitter, vicevoorzitter van de Commissie, ik denk dat ik het eens kan zijn met de aanpak die commissaris Frattini tijdens dit debat noemde. We moeten naar de toekomst kijken, we moeten weten hoe we de tijd kunnen gebruiken die voor ons ligt met een mate van verantwoordelijkheid en inspanning die verdeeld is over alle Europese instellingen.

Wij denken dat na het jarenlange debat over de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, waarin dit Parlement kritisch is geweest over het duidelijke gebrek aan democratie – een zeer gevoelig gebied vanwege de fundamentele burgerrechten –, we eindelijk de ondertekening van het nieuwe Verdrag kunnen verwelkomen, dat op dit gebied eindelijk een Europese dimensie zal vormen en dat aan het Parlement volledige wetgevingsbevoegdheid geeft, ook op het gebied van justitiële en politiële samenwerking, de samenwerking in strafzaken en op het gebied van het verblijfs- en toelatingsbeleid.

Derhalve is ook mijn fractie van mening dat, hoewel in deze gevoelige bekrachtigingsfase, geen enkele instelling het gegeven buiten beschouwing mag laten dat het kader volledig is gewijzigd. Wij weten dat het niet mogelijk is om de inwerkingtreding van het Verdrag zonder meer te vervroegen, maar we denken dat het een politieke fout zou zijn om verder te blijven werken aan een zeer gevoelig dossier terwijl het democratische belang van het Verdrag van Lissabon uit de weg wordt gegaan.

Om deze reden is ook onze fractie van mening dat een gezamenlijke inspanning van het Parlement, de Raad en de Commissie nodig is om dossiers met een speciaal belang aan te wijzen. Niet om de behandeling ervan tegen te houden, maar om ervoor te zorgen dat het Parlement met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan worden geraadpleegd en om deze dossiers in het nieuwe institutionele kader te integreren. Ik denk met name aan belangrijke dossiers waarover wij tot nu toe alleen maar zijn geraadpleegd, zoals het voorstel voor het Europese PNR-systeem, het voorstel voor de herziening van het kaderbesluit inzake terrorisme, de toegangsrichtlijn voor hooggeschoolde arbeidskrachten en het voorstel voor een eenvormige procedure voor de toelating van arbeidsmigranten.

Mag ik nog een paar seconden, mijnheer de Voorzitter, om onze zorgen kenbaar te maken over hetgeen de Raad heeft gezegd ten aanzien van de Terugkeerrichtlijn. Wij stellen de bereidheid en de samenwerking van de Raad zeer op prijs, maar zijn van oordeel dat er een aantal zeer gevoelige punten bestaan. Een punt in het bijzonder is het feit dat achttien maanden detentie niet wordt beschouwd als een verbetering van de efficiëntie van deze richtlijn, maar als een onderdrukkingsmaatregel waarover een groot deel van dit Parlement nog steeds zijn afkeuring uitspreekt.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford, namens de ALDE-Fractie. –(EN) Mijnheer de Voorzitter, we kijken naar de vooruitgang die het Europees Parlement heeft geboekt op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie. Dit betekent een ontwikkeling in de richting van een Europa waar de burgerrechten worden gehandhaafd en waar complexe zaken op het gebied van de rechtshandhaving, zoals terrorisme en internationale misdaad, worden aangepakt.

Helaas zijn we er echter in de afgelopen tien jaar niet in geslaagd om een goed evenwicht te vinden tussen veiligheid, vrijheid en justitie en zijn we niet verder gekomen dan een tamelijk beperkte definitie van veiligheid.

Er moet meer aandacht komen voor de rechtshandhaving en de burgerrechten moeten worden verbeterd. Dat het bijvoorbeeld in tien jaar tijd niet is gelukt om overeenstemming te bereiken over een maatregel die verdachten en gedaagden minimale rechten garandeert, is een ernstige omissie.

Advocaat-generaal Maduro zei in een advies over zwarte lijsten met terroristen – en ik meen dat hij het Israëlische hooggerechtshof citeerde: “Juist als de kanonnen bulderen, hebben we wetten nodig. Er zijn geen zwarte gaten. De strijd tegen het terrorisme is ook de strijd van de wet tegen degenen die zich tegen de wet verzetten.”

Het is jammer dat de Raad dat niet in aanmerking heeft genomen bij de bestudering van het verslag van de Tijdelijke Commissie buitengewone uitlevering. We hebben geen wezenlijke reactie gekregen op dat verslag.

Ik ben het met commissaris Frattini eens dat de Commissie, de Raad en het Parlement overeenstemming moeten zien te bereiken over de wijze waarop de overgang van onbevredigende intergouvernementele strafrechtprocedures naar normale communautaire besluitvorming kan worden bevorderd. Dit vergt zowel een cultuuromslag als een verandering van bestaande procedures. Sommige derdepijlermaatregelen die op stapel staan, zoals Prüm, gegevensbescherming en een Europees PNR-systeem, zijn van bedenkelijke kwaliteit, zowel wat betreft de democratische toetsing als de bescherming van de burgerlijke vrijheden.

Er wordt veel vertrouwen gesteld in technologische projecten, of het nu gaat om de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten of om het aanleggen van nieuwe EU-databases. Ik ben een groot voorstander van het uitwisselen van gegevens, maar ik waarschuw tegen een te groot vertrouwen in snelle technologische oplossingen. Laten we niet voorbijgaan aan de traditionele, inlichtingengestuurde politiezorg. Ook al is het moeilijker om deze zorg grensoverschrijdend te laten functioneren, hij moet niet worden gedegradeerd tot iets tweederangs vanwege de verblindende aantrekkingskracht van databases, want die geven aanleiding tot belangrijke vragen over de bescherming en beveiliging van gegevens.

Ik heb commissaris Frattini gevraagd om een groenboek te overwegen over de vraag of ons systeem van gegevensbeveiliging afdoende is, met name omdat er in het Verenigd Koninkrijk enkele schandalige gevallen van het slordig omspringen met gegevens zijn geweest. Hij heeft dat tot nu toe geweigerd. Ik hoop dat hij het alsnog in overweging neemt.

Ik stel die vraag ook aangezien we bezig zijn het pad van de profilering op te gaan. Commissaris Frattini geeft dit niet toe, maar de Britse regering zegt heel openlijk dat zij aan profilering doet. Ik stel voor dat we een debat houden om te bepalen welke waarborgen we nodig hebben.

Tot slot nog iets over de opting-outmogelijkheid die het Verenigd Koninkrijk heeft: ik denk dat mijn collega’s hier in het Parlement het op prijs stellen – en dat zou zeker voor mij als Brits parlementslid gelden – om een klein beetje te weten welke strategie het Verenigd Koninkrijk gaat volgen ten aan zien van het gebruik van de opting-in- en de opting-outmogelijkheid, omdat ik denk dat op die manier goed duidelijk kan worden gemaakt dat het Verenigd Koninkrijk van plan is om zich de komende jaren positief in te zetten op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, de Ierse regering speelt in Europa een actieve en centrale rol in de strijd tegen de internationale georganiseerde misdaad. De Ierse politie levert haar bijdrage via de Europese Politiedienst – Europol.

Met een bevolking van 500 miljoen mensen in nu 27 landen is het essentieel dat landsgrenzen bescherming bieden tegen de onwettige activiteiten van criminelen. Om dit te realiseren is het nodig dat er een solide en intensieve samenwerking bestaat tussen de politie, de douane, de marine en de geheime diensten van alle lidstaten.

Ik wil er graag de nadruk op leggen dat het Hervormingsverdrag van Lissabon op geen enkele manier de Ierse neutraliteit zal beïnvloeden. Ierland is een neutraal land en er kunnen geen Ierse troepen in het buitenland ingezet worden, tenzij de VN een daartoe strekkende resolutie heeft aangenomen en er – na een stemming in de Dáil Éireann – toestemming is verkregen van de Ierse regering.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie is het met veel dingen die er zijn gezegd eens, met name dat erop is gehamerd dat de grondrechten moeten worden beschermd en dat dat een kerngrondslag moet zijn van veel besluiten die in de resterende zittingsperiode van dit Parlement hopelijk nog zullen worden genomen.

Mijn fractie is het er ook mee eens dat een interinstitutionele overeenkomst nuttig zou zijn om te voorkomen dat er willekeurig gebruik wordt gemaakt van de medebeslissingsprocedure, zoals we zo nu en dan hebben gezien. Dat was dan op verzoek van de Raad en velen van ons hadden het gevoel dat het Parlement als een soort alibi werd gebruikt omdat het niet lukte om tot een unanieme beslissing te komen. We hebben liever dat zoiets binnen een welomlijnd kader plaatsvindt, zonder dat de vorderingen die we graag willen zien daardoor nog eens vijf jaar vertraging oplopen.

Wat betreft de grondrechtenkwesties vinden we het bijzonder zorgwekkend dat het punt van de procedurele waarborgen een van de zaken is die niet in de Raad lijken te zijn opgelost.

Veel afgevaardigden stonden achter de invoering van het Europees arrestatiebevel in de veronderstelling dat de procedurele waarborgen snel zouden volgen. Anderen waren wat sceptischer en wilden eerst de waarborgen afwachten om daarna naar een intensievere samenwerking tussen de lidstaten te kijken. We willen graag weten wanneer we deze maatregelen tegemoet kunnen zien, want ze zijn van zeer groot belang voor al onze burgers.

We sluiten ons ook aan bij de verontruste geluiden die er vanochtend te horen waren over gegevensbescherming. Er is toenemende ongerustheid over het gebrek aan transparantie en er is uiteraard toenemende ongerustheid bij de burger over de manier waarop gegevens worden gebruikt en uitgewisseld zonder dat het publiek duidelijk wordt geïnformeerd over wat er precies gaande is.

Ik was op zijn zachtst gezegd lichtelijk bezorgd toen ik de Raad met betrekking tot de richtlijn inzake terugkeer hoorde zeggen dat sommige lidstaten niet willen dat terugkeer nog meer wordt bemoeilijkt. Het heeft er de schijn van dat de Raad geen veilige, zorgvuldige en transparante procedure wil die de rechten van individuen garandeert en dat terugkeer alleen maar wordt gebruikt, zoals in sommige lidstaten het geval is, om doelstellingen te halen.

We willen niet per definitie dat terugkeer wordt bemoeilijkt. We willen dat er een transparantere procedure komt die ervoor zorgt dat de rechten van individuen zijn gewaarborgd. Een van de zaken die ons bijvoorbeeld zorgen baren is dat sommige lidstaten met een automatisch inreisverbod werken. We sluiten ons ook aan bij de bezorgdheid die is geuit over de tijd dat mensen worden vastgehouden.

Ik ben blij met de verklaring die is afgelegd over het voorstel inzake hooggekwalificeerde migranten. Misschien komt er nu eindelijk positieve actie met betrekking tot een immigratiebeleid en blijven we niet hangen in het afschrikkingsbeleid dat de Unie enige tijd heeft gevoerd. We krijgen eindelijk een overeenkomst over iets positievers en transparanters, ook al heeft die slechts betrekking op een klein deel van de mensen die naar de Europese Unie komen.

Ik zou graag nog willen horen wat er gebeurt met de sancties voor werkgevers. Tot slot zie ik ook graag een antwoord tegemoet op de vraag die zowel aan de Raad als aan de Commissie is gesteld over het commentaar op het Britse standpunt ten aanzien van de verdragshervorming.

 
  
MPphoto
 
 

  Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ik stel de bereidheid van de Commissie en van de Raad zeer op prijs om snel een interinstitutioneel politiek akkoord te bereiken in het zicht van de nieuwe transities die wij de komende maanden kunnen verwachten. Vanaf januari 2009 zal dit Parlement een belangrijke rol kunnen spelen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, met name met betrekking tot de noodzaak voor Europese burgers om een democratische controle te kunnen uitoefenen op de keuzes die worden gemaakt op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie.

Wij denken dat 2008 een overgangsjaar is en als zodanig moet worden ervaren, door een aantal prioriteiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid aan te wijzen. Ik denk dat we verder moeten gaan met kwesties waarvan het niet mogelijk is erop terug te komen, en die doorgezet moeten worden. Ik denk bijvoorbeeld aan de noodzaak om een gemeenschappelijk asielbeleid op te stellen voor 2010 en om het proces te versnellen dat kan leiden tot de vaststelling van dit gemeenschappelijke beleid; ik denk ook aan de noodzaak om snel een algemene aanpak vast te stellen voor de legale immigratie en niet alleen de toelating van geschoolde immigranten of hooggeschoolde arbeidskrachten te bevorderen, maar een plan te maken voor alle toelatingen tot de Europese Unie; ik denk dat we ons ook moeten blijven richten op het vrij verkeer van personen in het Schengengebied, moeten profiteren van de resultaten die in 2007 zijn bereikt en moeten proberen deze aspecten uit te buiten.

Ik denk dat we ook moeten proberen om 2008 te gebruiken voor het evalueren van sommige keuzes die zijn gemaakt. Ik denk met name aan twee belangrijke kwesties. Ik vind dat er een eerlijke evaluatie moet komen over het nut en de efficiëntie van het agentschap Frontex. Het lijkt mij dat een objectieve evaluatie ons er rustig toe kan brengen toe te geven dat het agentschap niet de resultaten heeft opgeleverd waarop de overgrote meerderheid van het Parlement en de Europese burgers hadden gehoopt. Zo denk ik ook dat er een evaluatie moet worden gemaakt van het enorme aantal databanken dat wij tot onze beschikking hebben. Te vaak is de uitwisseling van informatie overbodig en soms raakt er informatie kwijt.

Kortom, mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we waarschijnlijk ook een eindevaluatie moeten maken van de Terugkeerrichtlijn. Volgens mij zijn we inmiddels op een punt beland waarop we niet meer terug kunnen en we waarschijnlijk onze strategie moeten veranderen: we moeten een actieplan bedenken en een plan opstellen voor legale immigratie. Dan zullen we te weten komen hoe we de immigranten eruit kunnen gooien, uit kunnen zetten en vast kunnen houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Voorzitter, Raadsvoorzitter, vicevoorzitter van de Commissie, collega’s, in de vragen aan de Raad wordt specifiek aandacht gevraagd voor de ontwikkelingen rond Frontex. Ik heb daar in het verleden meermaals de aandacht voor gevraagd. Dit debat is dan ook een goede gelegenheid om onze zorg rond Frontex opnieuw aan de orde te stellen. Wat dat betreft sluit ik me aan bij de woorden van de heer Catania.

Vanuit verschillende nationale parlementen is er bij de regeringen van de lidstaten op aangedrongen mensen en materieel beschikbaar te stellen voor Frontex-activiteiten. Kennelijk staan de lidstaten niet te popelen om mee te doen aan operationele activiteiten. Ik ben dan ook verheugd dat Nederland uiteindelijk bereid is gevonden een fregat in te zetten. Ik heb daarom een vraag over hoe het dan verder gaat met opgepikte bootvluchtelingen en migranten.

Kan de Raadsvoorzitter ons informeren over hoe er gehandeld wordt met mensen die op zee in bootjes worden onderschept? We ontvangen regelmatig berichten van onderschepte bootjes met migranten; die mensen worden in de regel eerst aan land gebracht en opgevangen. Is de lidstaat die bevel voert over het marineschip verplicht asiel te verlenen of opvang te regelen voor de onderschepte bootvluchtelingen?

Uit de reactie van de Nederlandse staatssecretaris van Justitie viel deze week op te maken dat daar nog steeds geen uitsluitsel over gegeven is. Graag krijg ik daar meer duidelijkheid over, want het moet natuurlijk niet zo zijn dat alleen lidstaten die materieel en mensen inzetten, de lasten dragen. Raadsvoorzitter, als u in dit debat geen antwoord op deze vraag kunt geven, wilt u ons dat dan schriftelijk doen toekomen?

Dan heb ik nog een vraag voor commissaris Frattini. Een toezegging van ministers van Justitie over beschikbaarstelling van bijvoorbeeld marineschepen is gauw gedaan. Maar de uitvoering is echter in handen van de ministers van Defensie. Het is soms al héél wat, als die ministers van Defensie op de hoogte worden gesteld van de toezeggingen die gedaan zijn door de bewindslieden van Justitie. Blijkbaar ontstaan er dus grote coördinatieproblemen.

Mijn vraag aan commissaris Frattini is: wat denkt u te doen om dit soort problemen in de toekomst te vermijden? Want het heeft toch wel héél lang geduurd, voordat de toezeggingen die al zo lang geleden gedaan zijn, een beetje effect beginnen te sorteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI).(NL) Voorzitter, meer dan terecht wordt hier in het halfrond uitgebreid gediscussieerd over de noodzaak van allerhande maatregelen ter verhoging van de veiligheid van onze burgers. We denken daarbij aan Frontex. Maar laten we onze kop toch niet in het zand steken, want Europa zelf is een stuk onveiliger geworden, juist door de politiek van open grenzen die werd gevoerd. Door deze politiek werd namelijk de slagkracht van de internationaal georganiseerde misdaad gevoelig versterkt, zonder dat daar afdoende maatregelen tegenover staan.

Er is meer. De Europese burgers werden ook slachtoffer van regularisatiegolven van illegalen, waartoe in bepaalde landen werd besloten. Het zal de mensonterende mensenhandel er zeker niet op doen achteruitgaan. De ruimte van veiligheid waarover men het hier heeft, is - hoe men dat ook betreurt - deels ook een ruimte waarbinnen criminelen - en met name islamitische extremisten - vrij spel krijgen.

Alle essentiële statelijke bevoegdheden op dit gebied worden meer en meer uitgehold. Zo ook de bevoegdheid bijvoorbeeld voor legale immigratie. Dit is onaanvaardbaar. De lidstaten moeten totaal en onvoorwaardelijk baas kunnen blijven over hun eigen arbeidsmarkt en er mag geen enkele beperking komen op de wijze waarop zij hun beleid in dezen organiseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat de heer Deprez correct heeft vastgesteld wat het probleem is. En ik meen ook dat de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Frattini, de oplossing voor het probleem heeft aangedragen.

Dit is welbeschouwd een overgangsjaar. Intussen moeten we dit jaar – waar we nog zes maanden aan moeten toevoegen om tot het einde van de zittingsperiode te geraken – wel een aantal beslissingen nemen die geen verder uitstel toelaten. Daarom geloof ik dat we hoe dan ook een interinstitutioneel akkoord moeten sluiten. Alleen op die manier kunnen we deze beslissingen via een mededebeslissingsprocedure vormgeven. Dat is wat we willen en dat is ook wat moet gebeuren.

Ik geloof dus, mijnheer de Voorzitter, dat de initiatieven binnen het kader van de Europese ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid heel belangrijk zijn en dat we daarom een enorme verantwoordelijkheid dragen bij de nu lopende wetgevingsprojecten. Vergeet niet dat één derde van de 26 strategische voorstellen van de Commissie te maken heeft met de Europese ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

Er wordt nu al heel lang aangedrongen op een herziening van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen, en die herziening verdient al onze aandacht – net als alle problemen die met migratie samenhangen, of het nu gaat om legale of illegale immigratie.

Een systeem voor civiele en strafrechtspraak dat de burgers beter dient, Europol, een binnen het nieuwe kader van het Grondwettelijk Verdrag herzien Europees agentschap en, niet te vergeten, mijnheer de Voorzitter, gegevensbescherming binnen de context van de derde pijler – het zijn allemaal zaken die pas werkelijk hun beslag kunnen krijgen als de procedures voor de Europese ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid worden aangepast aan het heersende tijdsgewricht.

 
  
MPphoto
 
 

  Stavros Lambrinidis (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Internet is het nieuwe slagveld. Volgens de Commissie en de Raad is het een slagveld waarin het terrorisme bestreden wordt en wij betwisten dat niet. Voor velen van ons is het echter ook een slagveld waarop de grondrechten van burgers beschermd worden. We weten natuurlijk maar al te goed dat het Internet door terroristen gebruikt wordt, maar het wordt door miljoenen onschuldige burgers ook gebruikt om op te discussiëren. Terrorisme is een van de dingen waarover ze discussiëren. Zonder het terrorisme te verdedigen, proberen ze het te begrijpen: iets wat wij hier helaas veel te weinig doen. Dus al is een wetgevingsinitiatief ter bestrijding van terroristische propaganda op het Internet belangrijk, toch gaat het hier om een hoogst gevoelig thema.

Commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, ik moet u meedelen dat dit wetgevingsinitiatief in zijn huidige vorm wel wat problematisch is. Er wordt niet in vereist dat iemand die terroristische propaganda verspreidt dit met opzet doet en … “en” dat die propaganda waarschijnlijk tot een terroristische daad zal voeren. In plaats van “en”, staat er “of” in uw tekst. Met andere woorden, een willekeurig iemand die probeert wat meer te weten te komen over terroristische acties ergens in de wereld loopt het risico dat hij in de problemen komt, alleen maar omdat “iemand” vindt dat zijn woorden tot een terroristische daad hebben geleid; de eerstgenoemde persoon wordt aangeklaagd, al ligt zo’n daad helemaal niet in zijn bedoeling. Dit moet u corrigeren.

Ik moet u ook vragen duidelijk te maken of de inhoud van onze e-mails gecontroleerd zal worden. Wie gaat ze controleren, zodat de politie in staat zal zijn vast te stellen of er inbreuk wordt gemaakt op deze nieuwe wet die u propageert? Ik wil u eraan herinneren dat u ons herhaaldelijk hebt verzekerd dat de inhoud van onze sms’jes en telefoongesprekken niet gecontroleerd zou worden. Zal, als gevolg van de door u gepropageerde maatregel, de inhoud van onze e-mails wél gecontroleerd worden?

Een andere kwestie die ik wil behandelen is het initiatief voor een Europees PNR-systeem. Vrienden, wij hebben dat niet nodig. U hebt ons in ieder geval niet duidelijk gemaakt waarom we het nodig zouden hebben. We hebben het APIS, we hebben – zoals de heer Frattini zeer terecht opmerkte – het VIS, een geslaagd resultaat van onze overeenkomst, en we hebben ook nog Schengen. We weten dus heel goed wie er tegenwoordig waar ook ter wereld reist en wie er naar Europa komt.

Bovendien hebben op dit moment maar 3 van de 27 Europese landen maatregelen getroffen om een PNR-systeem te implementeren, dus waarom zou er nu druk gezet moeten worden achter harmonisering van PNR-wetgeving?

Waarom bent u zo fanatiek over deze maatregel terwijl de Europese gegevensbeschermers zich ertegen hebben uitgesproken? Waarom bespreekt u het onderwerp niet rustig met het Parlement? De leden daarvan zijn vastbesloten het terrorisme te bestrijden, maar zijn misschien wel net zo bezorgd over de bescherming van rechten – of zelfs nog bezorgder, zoals de beschuldiging soms luidt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter! Wat iemand positief kan stemmen, is dat niet alleen in de documenten van zowel de Raad als ook in die van de Commissie steeds vaker de nadruk wordt gelegd op het begrip veiligheid, maar dat kennelijk ook de fundamentele vrijheden en grondrechten van de mens daadwerkelijk zijn doorgedrongen tot het bewustzijn van de Commissie en de Raad. We kunnen in Europa nog zo hard werken aan de gemeenschappelijke ruimte van de vrijheid, de veiligheid en het recht als we willen, het heeft geen zin wanneer de rechtssystemen van derde landen ons kennelijk in de uitoefening ervan belemmeren.

Ik vind dat de Commissie, en vooral ook de lidstaten, beter moeten bezien hoever bijv. de effecten van het rechtssysteem van de Verenigde Staten zich uitstrekken tot de huishoudens van de Europese burgers. De Commissie en de Raad kunnen van mij en mijn collega’s een vraag tegemoet zien, waarin wordt gevraagd hoe het mogelijk is dat gegevens over postaal verkeer van de Verenigde Staten, die immers eigenlijk alleen voor douanedoeleinden dienen te worden gebruikt, worden doorgegeven aan beveiligingsinstanties.

Het brief- en postgeheim is een van de laatste bastions die we tot nu toe nog konden beveiligen. Ik zou willen dat de Commissie in samenwerking met de Raad het probleem van een wereldwijde aanzet ter bestrijding van het terrorisme en de georganiseerde misdaad niet alleen vanuit het oogpunt van veiligheid probeert op te lossen, maar daarbij ook kijkt naar de vrijheid, de bescherming van de burger en de manier waarop in botsende rechtssystemen de problemen worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Borghezio (UEN).(IT) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, de adjunct-hoofdredacteur van de Corriere della sera, Magdi Allam, die nauwelijks van racisme of islamofobie kan worden beticht, stelt een ernstig probleem aan de orde: de imams en alle benodigdheden van de grote moskee van Rome – financieringen en salarissen – worden gesubsidieerd door de ambassades van enkele moslimlanden.

Is dit de veiligheid in Europa, in een van de grootste hoofdsteden, die ons moet beschermen tegen de reële kans op de verspreiding van het moslimextremisme? Ik denk van niet. Ik vind daarentegen dat er een controle moet bestaan op de verspreiding van fundamentalistische moslimideeën die sterk verwant zijn aan terrorisme en dat de Europese Unie hier heel zorgvuldig naar zou moeten kijken.

Terrorisme: wat moeten we met het standpunt van Poiares Maduro, advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie, die stelt dat de Verordening (EG) nr. 881/2002 betreffende het bevriezen van tegoeden van personen op de zwarte lijst van leden van Al-Qa’ida en de Taliban, onwettig is? Ik wil erop wijzen dat deze verordening niets anders is dan de toepassing van de VN-resolutie nr. 1390, die door de gehele internationale gemeenschap is aangenomen als reactie op de aanslagen van 11 september. We willen de burgerwereld beschermen tegen het risico van terrorisme: daarbij moeten we nooit de blik afwenden van het levensgevaarlijke moslimterrorisme!

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Bobošíková (NI). – (CS) Dames en heren, ik ben van mening dat we nauwelijks vooruitgang hebben geboekt op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Integendeel, de regeringen staan hun burgers niet toe zich door middel van een referendum over het Verdrag van Lissabon uit te spreken. We bewegen ons dus van de vrijheid vandaan.

Waarom krijgen burgers niet de vrijheid zelf te beslissen over de vraag of ze willen dat de zeggenschap van hun land in de EU-besluitvorming kleiner wordt? Waarom krijgen de burgers niet de vrijheid te beslissen over de vraag of ze willen dat er een eind komt aan het vetorecht van hun regering als het gaat om migratie, energie en transport en om de uitoefening van controle over de Europese Centrale Bank? Waarom weten burgers van vooral de kleinere lidstaten niet dat het in de toekomst voor hun land praktisch uitgesloten is het roulerend voorzitterschap van de Europese Raad te bekleden? En heeft iemand hen ooit verteld dat hun land over zes jaar het automatische recht op een vertegenwoordiger in de Europese Commissie zal verliezen? Door het hervormingsverdrag ontstaan er fundamentele veranderingen in de hoofddocumenten van de Europese Unie. Als het alleen maar door de parlementen goedgekeurd hoeft te worden, zonder referenda en nationale discussies, zal er geen sprake zijn van vrijheid, maar van ongebreidelde arrogantie van de gevestigde macht. De Europese Commissie moet de regeringen daaraan herinneren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mihael Brejc (PPE-DE). – (SL) Eerst en vooral wil ik mijn dank uitspreken voor de uitstekende presentaties van het vrij ingewikkelde gebied waarover we hier vandaag spreken.

Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om hier te wijzen op nog een gebied dat we tot nu toe nog niet duidelijk genoeg hebben aangestipt, met name over de buitengrenzen van de Europese Unie. Alle lidstaten die nu belast zijn met de nieuwe buitengrenzen van de Europese Unie, hebben enorme inspanningen gedaan om ervoor te zorgen dat deze grenzen echt veilig en beschermd zijn, met de gepaste infrastructuur die de uitvoering van de Schengen-normen garandeert. Tegelijkertijd hebben we echter vastgesteld dat het leven aan de grens ietwat slechter is dan voordien. Ik zou willen wijzen op de lagere levenskwaliteit van de mensen aan de grens, vooral dan in minder ontwikkelde gebieden. Daarom zou ik het volgende idee willen opperen – en ik ben zo vrij om dat ook als vraag te stellen – nemen de Raad en de Commissie speciale, bijkomende maatregelen om een hogere levenskwaliteit aan de grenzen te verzekeren opdat de mensen daar die gebieden niet zouden verlaten? We weten allemaal goed dat als er niemand in de grensstreek leeft, als dat gebied verlaten is, het ook moeilijk te bewaken is.

En een tweede vraag: de voorzitter van de Raad heeft reeds tijdens de commissievergadering gemeld dat de samenwerking met de Balkanlanden ook een van de belangrijke taken is waaraan de Raad zich wijdt. In die context interesseert me vooral of het net omwille van de uitvoering van de Schengen-normen en het waarborgen van onze veiligheid mogelijk zou zijn om een goede samenwerking tussen onze politiediensten en de politie in de Balkanlanden op te starten.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, we bevinden ons op een belangrijk keerpunt voor het Europees Parlement wat het opzetten van een ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie betreft. De democratische en juridische controle zullen door het verdrag van Lissabon nog opgeschroefd kunnen worden. Ik wil natuurlijk alle verzoeken van mijn collega’s steunen om op basis van een interinstitutioneel akkoord een lijst met prioriteiten op te stellen waar we met een vervroegde medebeslissing aan kunnen werken.

De volledige deelname van het Europese Parlement kan alleen maar zorgen voor betere beslissingen en soms, dat hebben we al gezien, een akkoord bewerkstelligen. Dit kan natuurlijk enkel wanneer ook de nationale parlementen betrokken worden bij dit debat. Ik stel voor dat we hen ook de versterkte rol die zij toebedeeld krijgen in het nieuwe verdrag al geven.

Gegevensbescherming moet natuurlijk een van onze prioriteiten worden. Het zal u niet verbazen dat ik hier weer op in ga. U weet dat wij voorstander waren van het goedkeuren van een kaderbesluit over gegevensbescherming onder de derde pijler. We zijn dus heel blij met de nieuwe raadpleging van het Parlement over dit onderwerp. We maken ons echter wel ernstige zorgen om de middelmatige resultaten die in de Raad behaald werden, omwille van de regel van de eenparigheid van stemmen.

Gelooft u ook niet, aangezien deze pijlers binnen afzienbare tijd worden afgeschaft, dat om het privé-leven van de burger echt te beschermen, het een oplossing zou kunnen zijn om de bestaande richtlijnen inzake gegevensbescherming aan te passen zodat ze ook van toepassing zijn op politiesamenwerking en juridische samenwerking? Het is des te belangrijker om een hoog niveau van gegevensbescherming te garanderen aangezien dit ook de basis moet vormen van het voorstel voor een Europese PNR. Ik stel u een belangrijke vraag en ik zou graag een antwoord krijgen.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). (NL) Voorzitter, allereerst zou ik graag openheid van zaken willen krijgen van de Commissie en de Raad over de voortschrijdende onderhandelingen met de Verenigde Staten over een transatlantische regeling voor data protection. De Commissie schijnt nu, aan het einde van het onderhandelingstraject, de Raad om een mandaat te gaan vragen. Dat is de verkeerde volgorde.

Ten tweede, het PNR-dossier begint zo langzamerhand een rotzooi te worden. De noodzaak van het hele programma is nog lang niet aangetoond. Er is onduidelijkheid over de juridische grondslag. Er is nog geen regeling voor de bescherming van persoonsgegevens in de derde pijler, en toch hebben de ministers van Binnenlandse Zaken - naar het schijnt - besloten tot een Europees PNR-programma. Daarbij werd overigens de vertegenwoordiger van het Europees Parlement, de heer Deprez, niet uitgenodigd.

Ik zou graag willen begrijpen hoe het dan kan dat de minister van Justitie van Duitsland tegelijkertijd verklaart dat een Europees PNR-programma in strijd is met de Duitse grondwet. Ik denk dat dit dossier nog lang niet rijp is, het Europees Parlement wil eerst graag horen wat de noodzaak is van dit programma.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de belangrijkste gebeurtenis van 2007 op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie was ongetwijfeld de uitbreiding van het Schengen-gebied. Vandaag kunnen we zeggen dat de verwachtingen omtrent een gemakkelijker verkeer over de grenzen volledig haaks staan op de realiteit.

Het oversteken van de Pools-Duitse grens tussen Saksen en Neder-Silezië gaat sinds de uitbreiding van de Schengen-zone gepaard met ernstige problemen. Mensen worden willekeurig beschuldigd van het smokkelen van illegale emigranten en worden urenlang als ordinaire criminelen door de politie vastgehouden. Dergelijke beschuldigingen worden ook geuit aan het adres van taxibestuurders in de grensregio. Hoewel dit in strijd is met de wet, worden ze verplicht om de reisdocumenten van hun passagiers te controleren. Voertuigen met een Poolse nummerplaat worden aan enkele uren durende controles onderworpen.

Het Akkoord van Schengen is aan de Pools-Duitse grens op een dusdanige manier ingevoerd dat mensen ervan weerhouden worden om de grens over te steken. Deze situatie is lijnrecht in strijd met de doelstelling van deze overeenkomst en vereist urgente maatregelen van de Europese Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). – (RO) De moeite die de Commissie en de Raad gedaan hebben om het vrije verkeer van personen binnen Europa te verzekeren heeft in december 2007 met de uitbreiding van het Schengen-gebied vruchten afgeworpen. Met betrekking tot illegale migratie: door de ontwerpwetgeving over gezamenlijke normen voor de repatriëring van illegale immigranten uit derde landen en de sanctionering van werkgevers van illegale migranten zal de omvang van dit verschijnsel zeker verminderen.

Met betrekking tot legale migratie: de Commissie heeft een aanzet gegeven tot wettelijke maatregelen door de ontwerpwetgeving inzake voorwaarden voor toelating en verblijf voor hoogopgeleide arbeidskrachten en de één enkele aanvraagprocedure voor onderdanen van derde landen aan het Parlement voor te leggen.

Ik wil graag uw aandacht vestigen op een onderwerp dat volgens mij van het allergrootste belang is, namelijk dat er in sommige lidstaten nog steeds overgangsmaatregelen van kracht zijn om het verkeer van arbeidskrachten uit andere Europese lidstaten te beperken. Het is prima dat men een gezamenlijk beleid voorstaat in verband met wettige immigratie uit derde landen, maar het is niet normaal om EU-onderdanen beperkingen op te leggen. Het is niet mogelijk over vrijheid te spreken als het vrije verkeer van arbeidskrachten belemmerd wordt.

Naar mijn mening is het logisch de richtlijnen inzake wettige migratie uit derde landen ten uitvoer te brengen en tegelijkertijd de op sommige lidstaten toegepaste beperkingen op te heffen. Dit kan geleidelijk aan gebeuren door de lidstaten die de richtlijn over legale migratie toepassen, te vragen de arbeidsbeperkingen af te schaffen die gelden voor onderdanen van andere lidstaten in de zin van de richtlijn.

Bovendien moet het preferentiebeginsel gelden, zodat onderdanen van Europese landen voorrang krijgen bij het vervullen van de behoeften van arbeidsmarkt. Ik vind verder dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen derde landen; onderdanen van buurlanden, met name landen die vallen onder het nabuurschapsbeleid, zouden voorrang moeten krijgen. Ik hoop dat de discussie tussen de heer Frattini en de heer Deprez, waarmee dit debat geopend werd, zal leiden tot feitelijke resultaten en tot positieve acties van onze kant.

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de hervorming van de Europese Unie zorgen voor belangrijke – door de burgers verwachte – veranderingen op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie. Vooral het onderwerpen van dit gebied aan de bevoegdheid van het Europees Hof van Justitie moet grondig worden voorbereid, zowel door de lidstaten als door de instellingen van de Europese Unie. Het Parlement is zich hiervan bewust en bereidt zich voor op zijn nieuwe taken, in de eerste plaats op het nemen van het merendeel van de besluiten in medebeslissing.

In dit licht zou ik de Raad het volgende willen vragen: Zijn we voornemens werk te maken van een gemeenschappelijke lijst van prioriteiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie? Zo ja, wanneer? Ik weet dat de Raad en de Commissie allebei programma’s hebben. Het Parlement weet, via zijn commissie, de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, eveneens wat er moet gebeuren. Hoe dan ook, we hebben nood aan een gemeenschappelijk, doeltreffend en transparant optreden en aan een gemeenschappelijke lijst met prioriteiten in het voordeel van onze burgers.

Ik zou nog van de gelegenheid gebruik willen maken om het Portugese voorzitterschap te bedanken voor de uitbreiding van het Schengen-gebied. Tegelijkertijd zou ik willen wijzen op de noodzaak van een regelmatige evaluatie van de werking van het systeem. Al na enkele weken stellen we vast dat er, naast de schitterende voordelen, ook een aantal onvoorziene negatieve gevolgen zijn, zoals de onbetaalbaar hoge prijzen van visa voor burgers uit derde landen, voornamelijk Wit-Russen. De kostprijs van een dergelijk visum – zestig euro – vormt een hindernis die het voor de burgers van dit land onmogelijk maakt om hun Europese buren te bezoeken. Daarenboven bemoeilijkt deze maatregel de uitvoering van ons nabuurschapsbeleid, hoewel het in het Hervormingsverdrag is vastgelegd.

Mijnheer de commissaris, deze situatie moet niet alleen op de voet worden gevolgd. Dames en heren, hier moet verandering in komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ignasi Guardans Cambó (ALDE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal me concentreren op een kwestie die van ondergeschikt belang mag lijken, maar die zich afspeelt binnen een context die miljoenen personen treft: de veiligheid op de Europese luchthavens. De toestand is in de loop van 2007 alleen maar verslechterd.

De Europese Commissie en de Raad hebben toegelaten dat voor de preventie van terroristische aanslagen op luchthavens een beheer wordt gevoerd dat eigenlijk beter aansluit bij het vervoerbeleid.

Vrijheden en rechten worden ingeperkt via procedures die bedacht zijn voor het technische en logistieke beheer van vliegtuigen en treinen. Als gevolg daarvan geniet de burger geen enkele bescherming meer tegen misbruik. Inperkingen van de vrijheid worden goedgekeurd zonder rekening te houden met het proportionaliteitsbeginsel en zonder te controleren of maatregelen werkelijk doeltreffend zijn. Mannen en vrouwen worden bij de controle soms als vee behandeld door veiligheidspersoneel dat niet weet welke norm van toepassing is en welke uitzonderingen zijn toegestaan, eenvoudigweg omdat de norm geheim is verklaard.

Ik vraag de Commissie – en dan in de eerste plaats de heer Frattini – om het gezag op dit gebied weer naar zich toe te trekken. En ik verzoek de Raad om dit onderwerp serieus te bestuderen.

We hebben luchthavens omgevormd tot gebieden waar de uitzonderingstoestand geldt en het gezag van de wet en de meest elementaire garanties ondergeschikt worden gemaakt aan de wil van politieautoriteiten die aan geen enkele controle worden onderworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roselyne Lefrançois (PSE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag drie zaken die me na aan het hart liggen aan de orde stellen. De eerste kwestie betreft de manier waarop we de fase voor de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon willen aanpakken. Net zoals mijn collega’s uit de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken zou ik liever eerst op interinstitutioneel niveau een akkoord bereiken om vooruit te lopen op de nieuwe bepalingen die van toepassing zullen worden op onze bevoegdheden. Dit is voor mij een conditio sine qua non voor een doeltreffende en transparante samenwerking. De nieuwe bepalingen inzake de rol van de nationale parlementen zouden ook dit jaar al uitgetest moeten worden. Als rapporteur voor het kaderbesluit over de strijd tegen terrorisme wil ik me trouwens inspannen om nauw en gestructureerd samen te werken met deze laatste.

Wat het onderwerp terrorisme aangaat, zou een stand van zake van de verschillende teksten die al goedgekeurd werden goed zijn voor de leesbaarheid en voor de duidelijkheid betreffende het toepassingsgebied en hun onderlinge verband. Bovendien moet de bescherming van de fundamentele vrijheden evenzeer een prioriteit van de Unie worden als de strijd tegen het terrorisme. Ik zal zelf, bij het opstellen van het kaderbesluit, heel goed op de duidelijkheid van de definities en de gebruikte termen letten om elk mogelijk risico op schending van deze vrijheden, met name de vrije meningsuiting, te beperken.

Ik zou tot slot nog iets willen zeggen over onze toekomstige actie op het vlak van immigratie. Lange tijd was de belangrijkste zorg van de Unie het opzetten van een echt wetgevend arsenaal om illegale immigratie te bestrijden, zonder voor deze bescherming aan de grenzen een tegengewicht te bieden in de vorm van een legaal immigratiebeleid dat deze naam waardig is. Ik ben dus blij met de initiatieven die de voorbije jaren werden goedgekeurd op dit vlak en ik hoop dat de politieke wil om een Europa te steunen dat mensen opneemt net zo sterk zal zijn als de politieke wil om Europa te verdedigen als een burcht.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Wat u nu gaat doen is wat in het Engels “catch my eye” heet. Als Ondervoorzitter ben ik ook verantwoordelijk voor de meertaligheid en ik zal onze zeer gewaardeerde tolken later vragen hoe je die Engelse uitdrukking het best in andere talen vertaalt.

Het woord krijgen nu degenen die daarom vragen en erin slagen het “oog” van de Voorzitter “te vangen”. Mijn “oog” valt nu op de heer Cavada. Hij krijgt het woord en zal ons over dit onderwerp zeker heel wat te vertellen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Marie Cavada (ALDE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u eerst mijn verontschuldigingen willen aanbieden voor het feit dat de agenda aangepast moest worden, of beter gezegd de volgorde. Door problemen op het spoor tussen Parijs en Brussel was ik bijna buiten Europa terecht gekomen, maar het is nu in orde, hartelijk dank.

Elk jaar voeren we debatten over de vooruitgang die is geboekt bij het creëren van de ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie. Maar dit debat wordt vandaag nog belangrijker en daarom wil ik graag toelichten waarom de commissie LIBE deze twee vragen stelt, respectievelijk aan de Raad en aan de Commissie, en ik zou ook graag de vertegenwoordigers van deze twee instellingen willen vragen om duidelijk te antwoorden op onze vragen.

Dit debat is belangrijk omdat door de ondertekening van het verdrag van Lissabon in december vorig jaar en de inwerkingtreding van dit verdrag op 1 januari 2009 het beleid rond grondrechten en het creëren van een ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie inhoudelijke veranderingen moet ondergaan. Dat zijn veranderingen – en dat weet u, beste collega’s – die het Parlement al jarenlang wil doorvoeren.

Een van die veranderingen is het einde van de opdeling in pijlers, waardoor de meeste procedures die onder de huidige derde pijler vallen gemeenschappelijk aangepakt zullen kunnen worden, zoals het veralgemenen van de stemming met gekwalificeerde meerderheid, de uitbreiding van de jurisdictie van het Hof van Justitie, de versterking van de rol van het Parlement als medewetgever en tot slot het bindende karakter van het Handvest van de grondrechten.

Om ten volle gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die het nieuwe verdrag biedt, moeten we vanaf nu een gemeenschappelijke, interinstitutionele strategie voorbereiden waarin voorstellen worden genoemd waarover we op politiek vlak in 2008 kunnen onderhandelen en die in de periode tussen januari 2008 en mei 2009 officieel goedgekeurd kunnen worden.

Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, zouden we door gebruik te maken van deze strategie bij de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag niet alle voorstellen die net goedgekeurd zijn opnieuw moeten aanpassen. Op die manier blijft de volledige juridische controle van het Hof van Justitie bestaan en garanderen we dat het Parlement volledig betrokken wordt bij het uittekenen van het beleid dat de rechten van de burger rechtstreeks beïnvloedt.

Om op uw vraag te antwoorden, ik zal hier goed over nadenken om u op mijn bescheiden manier te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dragutin Mate, voorzitter van de Raad. (SL) Ik dank u voor alle vragen die u hier vandaag heeft gesteld. Jammer genoeg is er te weinig tijd om heel gedetailleerd op alle vragen in te gaan. Ik zal proberen om de belangrijkste vragen die we vandaag hebben gehoord, aan te stippen. Ik begin met de vraag van de heer Weber in verband met SIS II.

Ik zou heel duidelijk willen meedelen dat we in de Raad hebben vastgesteld dat bij de overgang van het systeem „SIS I for all” naar SIS II de veiligheid voorop staat. We kunnen niet toelaten dat we op een of andere manier gegevens verliezen of dat de werking van het systeem in gevaar komt. Daarom hebben we gekozen voor een stapsgewijze overgang van het ene systeem naar het andere, wat natuurlijk inhoudt dat daarvoor een convertor moet worden ontwikkeld, waardoor de periode voor de operatieve inwerkingtreding van SIS II ietwat toeneemt. Volgens mij is dat een uitstekende beslissing aangezien het waarborgen van de veiligheid van de gegevens en uiteraard van een betere kwaliteit van de gegevens, die we met het nieuwe systeem zullen hebben, het meest fundamentele element bij de oprichting van dat systeem is.

Vervolgens wil ik vanzelfsprekend antwoord geven op de vraag die door verschillende Parlementsleden werd gesteld, namelijk over de samenwerking tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement. Ik ben van mening dat een nauwe samenwerking bij de meerderheid van de kwesties een absolute noodzaak is. We hebben natuurlijk behoefte aan een politieke consensus, aan onderlinge betrekkingen om een gepast niveau van veiligheid en bescherming van de mensenrechten – als ik het zo mag stellen – te vormen en te waarborgen. We hebben nood aan een juiste, evenwichtige aanpak en hierbij speelt het Europees Parlement een immens, immens belangrijke rol. Ik kan me zelfs moeilijk voorstellen om te werken zonder de nauwe betrokkenheid van het Parlement.

Natuurlijk mogen we niet uit het oog verliezen dat het Verdrag van Lissabon nog niet geldt; het ratificatieproces loopt nog. Dat proces is vrij gevoelig, in sommige landen wat meer dan in andere. We moeten natuurlijk zo te werk gaan dat we het ratificatieproces in geen enkele lidstaat van de Europese Unie in gevaar brengen. Daarom is het volgens mij bij onze samenwerking dit jaar, tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, wijs om de rechtsakten, die we behandelen, in twee delen op te splitsen: enerzijds rechtsakten die zo goed als afgesloten zijn, waarover we reeds de mening van het Parlement kennen en die dus volledig of bijna volledig zijn behandeld of zich in een laatste fase bevinden. Anderzijds zijn er de teksten waarmee we net beginnen of net begonnen zijn en waarbij een nauwe, regelmatige samenwerking met het Parlement is vereist. Ik ben de mening toegedaan dat we op die manier een gepaste vorm van samenwerking zullen vinden om voldoende zekerheid en voldoende efficiënte werkzaamheden te waarborgen en zo uiteraard een soort oefening houden voor onze toekomstige werkzaamheden.

Heel kort, in twee zinnen, zou ik iets willen zeggen over de richtlijn betreffende de terugkeer en betreffende Frontex. De technische gesprekken en onderhandelingen over de richtlijn betreffende de terugkeer worden tijdens het Sloveense voorzitterschap voortgezet. We hebben ook reeds afspraken over politieke onderhandelingen, daarom hoop ik dat we het gepaste, politieke compromis zullen vinden dat we nodig hebben. Ik koester nog steeds de hoop dat we daarin zullen slagen. Ik heb al contact gehad met de rapporteur, de heer Weber, de zaken lopen volgens mij dus vlotjes.

Over Frontex enkel deze opmerking: de evaluatie over de werking van Frontex is aan de gang, het voorzitterschap plant een diepgaande discussie op ministerieel niveau tijdens de conferentie begin maart, waar we het natuurlijk gaan hebben over Frontex, het toekomstige Frontex, en waar we uiteraard ook de werkzaamheden tot nu toe zullen evalueren. Na die discussie zullen we vanzelfsprekend het Parlement gedetailleerder op de hoogte kunnen brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, leden, ik denk dat het debat van vanochtend een gemeenschappelijk bereidheid heeft aangetoond van de drie instellingen om samen te werken. Derhalve is niet alleen de werkmethode belangrijk, maar ook de verdienste. De wens die aan het begin van de interventie door voorzitter Deprez kenbaar is gemaakt, die volgens mij maximale consensus heeft gekregen, ook van de Raadsvoorzitter, en waarmee ik het ook persoonlijk eens ben, is daarom de juiste werkmethode die gevolgd moet worden.

Zoals ik aan het begin heb gezegd, is het idee om binnen de Raad met een tijdschaal te werken die niet beperkt is tot zes maanden, een succes gebleken. We zullen proberen dit ook hier te realiseren, omdat ik denk dat uit de interventies onderwerpen naar voren zijn gekomen die duidelijk een prioriteit zijn. Het feit dat het niet mogelijk is het werk te vertragen voor de totstandkoming van het SIS II – de nieuwe generatie van het Schengen-informatiesysteem – is voor iedereen vanzelfsprekend. We moeten verder, voorbij de discussie over tijdschalen. Wat voor ons belangrijk is, is dat het proefexperiment van dit nieuwe systeem aantoont dat het echt een toegevoegde waarde is voor de veiligheid van onze buitengrenzen.

Ik zou dus niet willen spreken van een vertraging, maar eerder van een behoefte van de lidstaten – een behoefte die ik deel – om verder te experimenteren met het systeem, om te zien hoe het werkt en hoe het verbeterd kan worden, alvorens het systeem daadwerkelijk in te voeren. De tijdschalen waarover wij met het voorzitterschap hebben gesproken, en die wij over enkele weken aan de Raad van Ministers van februari zullen formaliseren, zijn tijdschalen die onze inspanningen aantonen voor de toegevoegde waarde van de nieuwe generatie van het Schengen-informatiesysteem, en dit is duidelijk een prioriteit.

Er is veel gepraat over de evaluatie van de effectiviteit van de veiligheidsmaatregelen, met name over de antiterrorisme-maatregelen. Dit is een verzoek van het Parlement dat ik een jaar geleden heb ontvangen. Momenteel is er een experiment gaande. In de maand december hebben alle lidstaten een gedetailleerde vragenlijst ontvangen over het resultaat dat bereikt is met de antiterrorisme-maatregelen die zijn toegepast. Ik kan melden, niet alleen aan barones Ludford maar aan alle aanwezigen, dat ik halverwege april de volledige resultaten bekend kan maken van dit onderzoek dat betrekking heeft op alle 27 lidstaten. Ik denk dat dit weer een ander onderwerp is voor een prioriteitsdiscussie, iets waarvoor dit Parlement altijd interesse heeft gehad.

Sommigen hebben gesproken over de procedurele waarborgen. Jullie weten dat hierover geen overeenkomst is bereikt omdat sommige lidstaten onoverkomelijke problemen hebben opgeworpen, maar nu heeft het Sloveens voorzitterschap een onderwerp ter sprake gebracht dat volgens mij als prioriteit kan worden behandeld: de verstekvonnissen. Dit is een van de aspecten van de procedurele waarborgen. Het is niet het hele verhaal, maar een heel belangrijk onderdeel ervan: het harmoniseren van de regels inzake verstekvonnissen – een onderwerp dat volgens mij door de heer Lambert is aangestipt – is een thema dat het verdient om in 2008 als prioriteit te worden behandeld.

Over de evaluatie van Frontex hebben we reeds gesproken. Op 13 februari zullen we onze eerste volledige evaluatie van Frontex bekendmaken en het spreekt voor zich dat het Commissiedocument in de Raad en in het Parlement zal worden besproken en als basis dient voor een actie, een prioritaire actie zou ik zelfs willen zeggen voor 2008: hoe heeft Frontex gefunctioneerd, hoe kunnen we het verbeteren, en hoe kunnen we een grotere betrokkenheid van de lidstaten bevorderen.

Er is gesproken over terrorisme, er is zelfs veel over gesproken. De terroristische propaganda op internet en de gewelddadige radicalisering zijn beide onderhevig aan niet-wetgevende maatregelen. Sommige wettelijke maatregelen staan al op de agenda, er zullen mededelingen komen van de Commissie en dit verdient een debat.

Ik stel de mededelingen die Roure heeft gedaan over het Europese PNR enorm op prijs. Het is een discussie die nog het hele jaar 2008 zal duren. Ik geloof niet dat aan het einde van dit jaar het Europese PNR zal zijn aangenomen. Maar ik denk dat er drie criteria zijn – die als ik mij niet vergis door mevrouw Roure zijn genoemd – die hiervoor een richtsnoer moeten vormen: de evenredigheid in het verzamelen van deze gegevens en hun toegevoegde waarde voor de strijd tegen het terrorisme, omdat dat hetgeen is waar het om gaat. Als dit instrument werkt, zullen we het invoeren, als het niet werkt, zullen we het aanpassen of niet aannemen. Ik persoonlijk denk dat het zal werken, maar ik vind dat we dit hier moeten bespreken. En dan is er de kwestie over hoe we de verzamelde gegevens vervolgens moeten beschermen en hoe we diegenen moeten straffen die deze gegevens misbruiken. Dit zijn onderwerpen van discussie die natuurlijk nog open staan en die we in de loop van 2008 kunnen gaan aanpakken.

Tenslotte de immigratie. Ik denk dat we op dit moment de globale aanpak van immigratie voort moeten zetten, zoals de Europese Raad in december heeft gezegd, en om, in het zicht van het toekomstige Franse voorzitterschap na te denken over wat de Franse regering wil gaan voorstellen als Europees immigratiepact. Hiervoor heb ik reeds de bereidheid van de Commissie bekendgemaakt om zich volledig aan dit onderwerp te wijden.

Tenslotte nog het asielbeleid. Het jaar 2008 zal beslissend zijn omdat 2010 de deadline is voor een Europees asielstelsel. 2008 zal het jaar zijn waarin het actieplan aan de Commissie zal worden gepresenteerd.

Ik heb een aantal voorbeelden gegeven om te laten zien dat, in deze geest, het voorstel van voorzitter Deprez, dat we naar mijn mening moeten verwelkomen, inhoudt dat we bij elkaar moeten komen en concreet moeten definiëren welke dingen direct kunnen worden uitgevoerd omdat ze klaar zijn – en er zijn veel dingen die tijdens het Sloveense voorzitterschap kunnen worden afgesloten – en over welke dingen we verder kunnen discussiëren in de periode van nu tot, laten we zeggen, juni 2009.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik merk in de eerste plaats met enige verbazing en teleurstelling op dat de Raad geen enkele vraag over PNR heeft beantwoord. Ik wil graag weten of de Raad ermee instemt om ons schriftelijk antwoord te geven op de vragen die hier zijn gesteld.

In de tweede plaats merk ik – eveneens tot mijn teleurstelling – op dat we al een jaar om informatie vragen over de contactgroep op hoog niveau en de onderhandelingen tussen de Commissie en de Amerikanen over gegevensbescherming. Ook hierop hebben we geen reactie gekregen. Ze onderhandelen al een jaar en het lijkt mij nu de hoogste tijd dat we te horen krijgen waarover ze precies onderhandelen. Ik wil hierop graag schriftelijk antwoord.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dank u, mevrouw in 't Veld. Ik geloof dat zowel de Commissie als de Raad goed naar uw interventie hebben geluisterd. Ik ben ervan overtuigd dat zij u schriftelijk antwoord op uw vragen zullen geven.

Het debat is gesloten.

De stemming zal tijdens de vergaderperiode van maart plaatsvinden.

 

5. Samenwerking tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is nu het debat van de heer França, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van de Republiek Oostenrijk met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad ter verbetering van de samenwerking in crisissituaties tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten van de Europese Unie (15437/2006 – C6-0058/2007 – 2007/0803(CNS)) (A6-0507/2007).

 
  
MPphoto
 
 

  Armando França, rapporteur. (PT) Het gezicht van het oude Europa is veranderd. Vandaag staat de Europese Unie, met 27 lidstaten en bijna 500 miljoen inwoners, voor complexe en aanlokkelijke uitdagingen die een steeds bredere kijk op de wereld vereisen en een houding waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met kwesties zoals behoud van vrede, veiligheid, stabiliteit, vrijheid en democratie. Zoals onsterfelijk gemaakt door de wijsheid van Victor Hugo, moeten wij weten hoe veel van de toekomst in het heden kan worden geïntroduceerd, als geheim van uitstekende regeringskwaliteiten. Dit is de reikwijdte en de grootste uitdaging van dit verslag – de uitdaging van de veiligheid van personen en goederen in de EU – en dit speelt in het dagelijks leven van de Europeanen. Ik heb het over de veiligheid, in het bijzonder van vandaag en morgen, elke dag, op straat, op het werk, in de vrijetijd en thuis, op het land, in de zee en in de lucht. Het is de veiligheid van onze gemeenschappelijke ruimte die, zonder dat dit is afgedwongen, de vrijheid in een evenwichtige samenleving versterkt en waarborgt.

Vrijheid is een hoeksteun, een fundamentele waarde van de Unie. Veiligheid is een middel ten dienste van welzijn. Zij biedt stabiliteit en waarborgt vrijheid. Vrijheid als waarde en veiligheid als middel zijn essentieel voor het Europese project. Het initiatief van Oostenrijk is door het Portugese voorzitterschap opgenomen en vormde aanleiding voor het besluit van de Raad ter verbetering van de samenwerking tussen de speciale interventie-eenheden van de Europese Unie in crisissituaties. Het is een goed en noodzakelijk initiatief. Dit initiatief vult ook Prüm aan, aangezien dit Verdrag alleen in de samenwerking in geval van natuurrampen of ernstige ongelukken voorziet. Mijn verslag heeft 11 amendementen op het voorstel voor een besluit dat onder meer een algemeen minimumkader vaststelt voor mogelijke samenwerking in geval van gebeurtenissen die door toedoen van de mens zijn veroorzaakt, kaping, terroristische aanvallen enz.; in geval van gebeurtenissen die door toedoen van de mens zijn veroorzaakt, gaat het om situaties die een rechtstreekse fysieke bedreiging voor personen, goederen, infrastructuur of instellingen vormen.

In het voorstel is de samenwerking in termen van training, voorbereiding en actie door speciale interventie-eenheden altijd mogelijk en de lidstaat kan al dan niet om samenwerking vragen en moet daarbij het soort bijstand aangeven. De doelmatigheid en snelheid van de interventies zal altijd afhangen van de mate van voorbereiding, coördinatie, verbinding en van het bestaan van uniforme methoden in de werkwijze van de interventie-eenheden. Daarom stel ik ten eerste de mogelijkheid tot gezamenlijke training en oefening voor en ten tweede dat de training en oefening wordt gefinancierd uit het budget van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 30, 31 en 34 van het Verdrag van de Europese Unie. Ik zou er daarnaast op willen wijzen dat, volgens ons begrip, de materiële norm voor civiele en strafrechtelijke aansprakelijkheid in geval van gezamenlijke operaties hetzelfde moet zijn als in het Prüm-besluit.

Mijnheer de Voorzitter, collega’s, dit besluit van de Raad is erg belangrijk. Het is een gezamenlijke oplossing voor de gezamenlijke problemen en bedreigingen waar alle lidstaten mee te maken hebben. Het is een oplossing die de essentiële samenwerking bij de voorbereiding en reactie op gebeurtenissen die door toedoen van de mens zijn ontstaan inziet en die zich altijd onverwacht maar wel te allen tijde kunnen voordoen, op waarde schat. Tot slot wil ik met nadruk wijzen op de uitstekende institutionele en technische samenwerking en de aandacht vestigen op de amendementen die door de heren Díaz de Mera en Demetriou en mevrouw Iotova zijn ingediend en die mijn ontwerpverslag hebben verbeterd en verrijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit Oostenrijkse initiatief, dat heel goed is opgepakt door het Portugese voorzitterschap, vanaf het begin gesteund.

Ik ben er heilig van overtuigd dat praktische en operationele samenwerking tussen speciale interventie-eenheden in de Europese Unie zeer belangrijk is om met de bedreigende situatie om te gaan.

Om te beginnen wil ik graag de rapporteur, de heer França, bedanken voor het uitstekende werk dat hij ten aanzien van dit dossier heeft verricht. Ook bedank ik de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken voor de uiterst zinnige amendementen die in het verslag zijn opgenomen.

Ik ben verheugd over de door het Parlement voorgestelde amendementen die erop zijn gericht om het initiatief te verbeteren. Ik denk aan amendementen die bedoeld zijn om overlapping met het Verdrag van Prüm uit te sluiten, amendementen die betrekking hebben op het aanscherpen van de aansprakelijkheidsbepalingen of het herdefiniëren of verduidelijken van de term “crisissituaties” of het amendement dat betrekking heeft op de mogelijkheid om financiering voor gemeenschappelijke projecten te verkrijgen.

Ik wijs erop dat de speciale interventie-eenheden momenteel opereren in het kader van het Atlas-netwerk. De opleiding en de oefeningen van deze eenheden worden gezamenlijk uitgevoerd en deze projecten worden door ons gefinancierd. Dergelijke activiteiten staan al vanaf 2006 op de begroting en ik stel voor om de bijdrage voor Atlas voor het jaar 2008 te verhogen tot 900 000 euro.

Tot slot benadruk ik nogmaals mijn steun voor dit verslag en spreek ik de hoop uit dat er goede vorderingen worden gemaakt met dit dossier en dat het ook snel wordt aangenomen door de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Mihael Brejc, namens de PPE-DE-Fractie. (SL) Het besluit over de samenwerking in crisissituaties tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten is een van de vele documenten die de bereidheid en het gepaste reactievermogen van de lidstaten in geval van crisissituaties, zoals bijvoorbeeld terroristische activiteiten, zouden moeten verhogen. Handelen in crisissituaties en bij de strijd tegen terrorisme is een ingewikkelde opgave, die een goede samenwerking tussen alle lidstaten vereist.

Tot nog toe is er reeds veel gedaan op het vlak van politieke en juridische voorstellen en van concrete, preventieve maatregelen. Te weinig hebben we ons echter bekommerd om de oorzaken, de wortels van het terrorisme. Daarom stel ik opnieuw voor dat de Raad en de Commissie aan de wortels en de oorzaken van het terrorisme meer aandacht schenken. Betreffende het uitwisselen van informatie werden ook reeds talrijke en goede eerste stappen gezet, maar nog niet genoeg. De moeilijkheid ligt vooral in het feit dat er heel wat formele belemmeringen zouden zijn indien een lidstaat in een crisissituatie, zoals bijvoorbeeld bij een terroristische aanslag, een andere lidstaat om hulp zou vragen.

Om de doeltreffendheid van de werking in crisissituaties te verbeteren, is er dus een absolute behoefte aan samenwerking tussen de lidstaten, hun instellingen en natuurlijk vooral aan samenwerking met en bekendheid van de speciale eenheden. Dit besluit opent de mogelijkheid tot samenwerking bij de ergste terroristische activiteiten, in echte crisissituaties dus, en maakt het mogelijk dat de aangezochte lidstaat met zijn speciale eenheden hulp verleent. Daarbij wordt op geen enkele manier de soevereiniteit van een ander land aangetast, het gaat enkel om hulp aan een andere lidstaat. Dat is niet enkel van belang omwille van concrete situaties, maar bewijst ook dat een van de fundamentele waarden van de Europese Unie, de solidariteit, in de praktijk wordt toegepast. Mijn fractie ondersteunt dat besluit en verwacht dat het bij de stemming op veel steun kan rekenen. Tegelijk wil ik de rapporteur, de heer França, voor zijn goede werk bedanken.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Rogalski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van dit debat over de ontwerpwetgevingsresolutie over het initiatief van de Republiek Oostenrijk met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad ter verbetering van de samenwerking in crisissituaties tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten van de Europese Unie, mogen we niet uit het oog verliezen dat geen enkele lidstaat over alle middelen en deskundigheid beschikt om een doeltreffend antwoord te bieden op alle soorten grootschalige bedreigingen of crisissituaties waarvoor speciale interventie vereist is. Het is bijgevolg van essentieel belang dat elke lidstaat de mogelijkheid heeft om een andere lidstaat om bijstand te verzoeken. Dit is in de eerste plaats bijzonder belangrijk in de strijd tegen het terrorisme, de georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit en in het geval van rampen en ernstige ongevallen.

Ik hoop ook, en dat mogen we in geen geval vergeten, dat ten gevolge van de amendementen van het Parlement een uitdrukkelijke beschermingsclausule zal worden ingevoerd tegen de ongeoorloofde uitbreiding van deze vereenvoudigde regels voor samenwerking “naar analogie” tot de betrekkingen met de instanties van derde landen, teneinde misbruik bij onder meer dubieuze interventies te verhinderen en ervoor te zorgen dat dergelijke interventies geen inbreuk vormen op de rechten van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het doel van het Oostenrijkse initiatief en het rapport van de Commissie is een verdere versterking van de samenwerking tussen de speciale interventie-eenheden van de EU-lidstaten en de organisatie van gezamenlijke operaties in iedere lidstaat, zogenaamd om terroristische aanslagen te bestrijden. Deze operaties zijn al opgenomen in het Verdrag van Prüm, waarin de politie het recht wordt gegeven om op het grondgebied van iedere lidstaat tussenbeide te komen, achtervolgingen in te zetten en zelfs wapens te gebruiken.

Sinds een aantal jaren is de Europese Unie een broedplaats voor “terreurhysterie”, een gevoel van onveiligheid en angst voor een ongeziene vijand. Fundamentele mensenrechten en democratische vrijheden worden drastisch aan banden gelegd, naar men zegt om deze vijand te bestrijden.

Maar wie is nu echt de vijand van de Europese Unie? We worden al zo lang met terrorisme om de oren geslagen, maar in werkelijkheid probeert de Europese Unie haar beleid en haar economische en politieke systeem af te schermen van resp. te beschermen tegen tegenstand van de arbeiders. In het rapport wordt dat zelfs toegegeven. Wat erin gezegd wordt over terrorisme en dergelijke is theoretisch; uit het rapport blijkt dat ingrijpen en gezamenlijk politieoptreden zelfs gelegaliseerd worden in gevallen waarin er alleen maar een vermoeden is van criminele activiteiten, of van een bedreiging van zaken die behoren tot staatsinfrastructuren of staatsorganisaties, of van ongespecificeerde misdrijven. Juist deze opzettelijk vage bewoordingen kan men gebruiken om ingrijpen te rechtvaardigen; het is hierdoor zelfs mogelijk om traditionele vormen van volksmobilisatie of volksprotest de kop in te drukken, bijvoorbeeld de symbolische overname van wegen en openbare gebouwen, grootschalige stakingen en het organiseren van stakingsbijeenkomsten.

Wij denken dat dat het doel van het rapport is en daarom gaan we er niet mee akkoord. Wij zijn ertegen. We zullen tegen het initiatief en het rapport stemmen en we roepen burgers op hun individuele en democratische rechten te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, specialisten die opdrachten met verhoogd gevarenrisico op zich kunnen nemen, leveren ongetwijfeld een waardevolle bijdrage aan de veiligheid – Daar zijn we het over eens! Net als over het feit dat de beoogde betere samenwerking in het geval van een terreurdreiging voordelen heeft. Juist echter in het licht van de stijgende criminaliteitscijfers is de huidige ontwikkeling in vele opzichten bedenkelijk. Er worden politiebureaus opgeheven, speciale eenheden teruggebracht, terwijl we steeds vaker met steeds gewetenlozere criminele bendes te maken hebben, die zich bij elke nieuwe openstelling van grenzen weer in de handen kunnen wrijven. In deze situatie wil de EU dan ook nog dat de mondige burger het zo moeilijk mogelijk wordt gemaakt zich met wapens te beschermen, en heeft ze met onjuiste multiculti-standpunten bijgedragen aan een multicriminele maatschappij met uitdijende “no-go-areas” en een toegenomen bereidheid geweld te gebruiken.

Natuurlijk is het belangrijk gewapend te zijn tegen een terreurdaad, maar de bestrijding van criminele acties mag er echter niet onder lijden. Aan de onzin politiemensen weg te halen voor terreureenheden en functionele speciaaleenheden op te heffen, alleen om elders dan weer speciaaleenheden tegen bijvoorbeeld jeugdbendes te kunnen formeren, moet m.i. een eind worden gemaakt!

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris! In tegenstelling tot de vorige spreker juich ik dit initiatief toe onder het motto: “Alle goede dingen kosten tijd!". Dit omdat het Oostenrijks initiatief teruggrijpt op een initiatief van het staatshoofd en regeringsleider uit 2004, en de vraag doet rijzen hoe men in geval van een terreuraanslag alle lidstaten optimaal kan steunen met speciaaleenheden. Het heeft dus niks te maken met wat de vorige spreker noemde, en ik begrijp ook niet dat de GUE/NGL-fractie een dergelijk initiatief tot wederzijdse bijstand door speciaaleenheden van de hand wijst.

We weten dat geen enkele lidstaat echt in staat is, voortdurend tegen alle eventualiteiten beschermd te zijn. Daarom heeft het Parlement met dit initiatief dan ook geprobeerd manieren te vinden om elkaar in een dergelijk buitengewoon geval optimaal, en vooral snel, buiten alle grenzen om, te hulp kan snellen, en wel in het geval van terreuraanslagen, gijzelingen of ontvoeringen.

Ik juich vooral de door het Parlement ingebrachte extra voorstellen toe, omdat het de situatie vergemakkelijkt als bijvoorbeeld wordt vastgesteld wie uiteindelijk de kosten dient te dragen, t.w. de lidstaat die de hulp vraagt, of als vastgelegd wordt volgens welke regels ambtenaren hun functie uitoefenen als ze in een andere lidstaat actief worden. Hier gaat het onder andere ook om regels voor aansprakelijkheid. Ik juich toe dat er ook sprake is van gemeenschappelijke training om deze speciaaleenheden bijeen te brengen en ervoor te zorgen dat ze, mocht dat nodig zijn, ook optimaal kunnen worden ingezet. Ik feliciteer de rapporteur. De EVP-ED-fractie zal dit initiatief steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik kan mijn “oog” alleen laten vallen op collega’s die nog niet eerder aan het debat hebben deelgenomen, en ik stel vast dat niemand van hen het woord vraagt.

Daar komt bij dat de heer Frattini me gezegd heeft dat hij niet meer namens de Commissie zal spreken. Daarom geef ik nu het woord aan de rapporteur, de heer França. Hij heeft twee minuten om het debat af te ronden..

 
  
MPphoto
 
 

  Armando França, rapporteur. – (PT) In de eerste plaats wil ik mijn dank betuigen voor de referenties over mijn werk, aan het verslag en aan de collega’s van het comité waarvan ik lid ben, aan de heer Frattini en andere leden die hun steun hebben betuigd voor het verslag, het initiatief van Oostenrijk en het besluit van de Raad en het Portugese voorzitterschap om dit voort te zetten.

Ik wil één aspect benadrukken dat mij erg belangrijk lijkt. Op dit gebied is veiligheid – en ik herhaal—veiligheid is een middel, het is geen waarde. Het is een middel ten dienste van de vrijheid en van de effectieve en positieve uitoefening van de grondrechten van de Europese burgers in het bijzonder. Een ander aspect dat in mijn ogen niet minder belangrijk is, is dat dit besluit geen enkele interventie bevordert, zoals hier werd gezegd, maar het besluit bevordert wel een fundamenteel aspect van het Europese bestel, namelijk de samenwerking tussen de lidstaten en ook de samenwerking met betrekking tot gezamenlijke training en oefening en tot preventie. Alleen wanneer lidstaten hier onderling om verzoeken, is het mogelijk om in bepaalde crisissituaties op te treden. Dit moet uiteraard worden beoordeeld door de betrokken lidstaten.

Ik heb ook steun voorgesteld uit het EU-budget om voornamelijk de samenwerking in dit gebied te bevorderen en ontwikkelen, alsmede om financiële steun te bieden aan lidstaten die dat nodig hebben.

Tot slot wil ik zeggen dat het belangrijk is om dit te implementeren, ten uitvoer te leggen en te versnellen, omdat crisissituaties die onze veiligheid en derhalve de vrijheid van een EU-lidstaat bedreigen, zich op ieder moment en elke dag kunnen voordoen en het vertrouwen van alle 500 miljoen inwoners van de Europese Unie kunnen ondermijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer França, hulde voor uw uitstekende verslag.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt plaats om 11.00 uur.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Mikko (PSE), schriftelijk.(EN) We hebben er met elkaar aan gewerkt om de noodzaak van speciale interventie-eenheden zo klein mogelijk te maken. Hoe goed de eenheden en hun onderlinge samenwerking ook zijn, voorkomen is nog altijd beter dan genezen.

Als gijzelnemers, terroristen of wanhopige criminelen weten dat er een gecoördineerde, krachtige reactie op hun daad volgt, denk ik dat zij zich wel twee keer zullen bedenken voordat zij tot actie overgaan.

Dit betekent dat er geen onnodige hindernissen moeten zijn en dat we ons er niet toe moeten laten verleiden om onze veiligheid op het spel te zetten vanwege procedurele regels.

Ik denk dat het beoogde netwerk van bilaterale overeenkomsten goed aan onze behoeften kan voldoen. Alleen naaste buren kunnen een snelle reactie garanderen, die meestal samengaat met de noodzaak tot speciale interventie.

Aan de andere kant hebben we zeker behoefte aan transparantie en een zekere consistentie van afspraken binnen de Europese Unie als diverse lidstaten tegelijkertijd worden aangevallen, zoals zeer beslist mogelijk is bij cyberaanvallen.

Dit verslag is onderdeel van een complexe vergelijking, waarvan het resultaat kan veranderen als er nieuwe gegevens beschikbaar komen. We moeten de afspraak van dit moment niet als definitief beschouwen. We moeten bereid zijn om deze samenwerking uit te werken tot communautair beleid.

Mijn gelukwensen aan de rapporteur.

 
  
  

(De vergadering wordt om 10.50 uur onderbroken en om 11.00 uur hervat.)

 
  
  

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING
Voorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Beste collega’s! Gisteren heeft collega Martin Schulz een opmerking gemaakt over een collega in dit Huis, die een zeer bijzondere inhoud had. De inhoud van deze verklaring kan door de Voorzitter zo niet worden geaccepteerd. Ik wijs deze inhoud af en laak de inhoud van deze verklaring.

 

6. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen

7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

8. Stemmingen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemmingen.

(Resultaten van de stemmingen en andere details van de stemmingen: zie notulen)

 

8.1. Interpretatie van het Reglement (artikel 19, lid 1) (stemming)
  

– Voor de stemmingen

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een beroep doen op artikel 170, lid 4, van het Reglement, om de aandacht te vestigen op het feit dat het voorstel dat nu in stemming wordt gebracht de Voorzitter van dit Parlement zulke absolute en dictatoriale bevoegdheden geeft dat niemand die in democratie gelooft daarover zou piekeren. Dat dit voorstel in stemming wordt gebracht nog zonder dat de politieke fracties in dit Parlement tijd hebben gehad om het te bespreken is absoluut onjuist. Daarom verzoek ik om deze stemming uit te stellen tot de volgende vergaderperiode in Straatsburg, zodat iedereen de kans heeft om tot zich te laten doordringen welke belangrijke implicaties dit voorstel heeft als het wordt aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer de Afgevaardigde Farage! Allereerst: Het is uw goed recht te verzoeken dat de zaak wordt uitgesteld. Dit recht wordt door niemand betwist. Maar we hebben gisteren na een verzoek van de collega Hannan om het woord te mogen voeren al kort gesproken over het probleem in de inhoud. Ik wil u heel duidelijk zeggen: De inhoud van uw verklaring waarin u het heeft over dictatoriale maatregelen, is in deze kwestie niet op zijn plaats. Accepteert u het meerderheidsbesluit van dit Parlement, accepteert u het meerderheidsbesluit van de Commissie constitutionele zaken. Hier gaat alles er eerlijk aan toe en u zou een goede democraat moeten zijn en dat accepteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben dit probleem zeer intensief besproken in onze fractie. Wij denken dat vooral door de formulering in de nieuwe versie, dat voor het besluit de Voorzitter nog één keer het Huis raadpleegt, de verwijten aangaande een autoritair optreden volledig onterecht zijn. Integendeel! In zoverre bestaat er geheel geen reden formuleringen te gebruiken, zoals de collega die zojuist heeft gesproken dat heeft gedaan. Wij verzoeken u derhalve voort te gaan zoals u dat voorstelde en tot stemming over te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik was wat te snel. Er was formeel een verzoek ingediend. Een lid kwam voor, een ander lid tegen het verzoek pleiten. De spreker die het verzoek afwees, is door ons gehoord. Nu kan nog iemand voor het verzoek pleiten. Ik neem aan dat collega Hannan collega Farage wil steunen. Daarom krijgt alleen hij nog het woord. Ga uw gang, collega Hannan.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een absolute meerderheid is niet hetzelfde als rechtsorde. Ik aanvaard dat er een minderheid in dit Parlement vóór een referendum is en dat er een minderheid in dit Parlement tegen de bekrachtiging van het Verdrag van Lissabon is.

Het Parlement moet zich echter aan zijn eigen Reglement houden. Om zonder hoofdelijke stemming regels overboord te zetten die essentieel zijn voor ons functioneren is zonder meer een daad van willekeur en despotie. Alleen mijn achting voor u, mijnheer de Voorzitter, en mijn persoonlijke affectie voor u weerhouden mij ervan om een vergelijking te trekken met de Ermächtigungsgesetz uit 1933, die ook door een parlementaire meerderheid werd aangenomen.

Ik verzoek het Parlement om pas over dit voorstel te stemmen als we...

(Protest)

 
  
MPphoto
 
 

  President. − Mijnheer Hannan! Ik denk dat we ons dit soort vergelijkingen niet eigen moeten maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Daul (PPE-DE). (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben enkele dagen, enkele weken geduldig geweest maar er zijn grenzen. We hebben binnen onze fractie nog geen besluit genomen. Deze situatie is onaanvaardbaar, we zullen interne sancties treffen binnen de fractie en ik zal vragen dat Mijnheer Hannan uit onze fractie wordt uitgesloten.

(Applaus)

 
  
  

(Het Parlement wijst het verzoek van de heer Farage om de stemmingen uit te stellen af.)

 

8.2. (A6-0511/2007, Michael Cashman) Vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen (stemming)

8.3. (A6-0509/2007, Panayiotis Demetriou) Controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op eenzijdige erkenning door de lidstaten van bepaalde door Zwitserland en Liechtenstein afgegeven verblijfstitels (stemming)

8.4. (A6-0001/2008, Philippe Morillon) Statistieken over aquacultuur (stemming)

8.5. (A6-0507/2007, Armando França) Samenwerking tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten (stemming)

8.6. (A6-0005/2008, Umberto Guidoni) Europese Onderzoeksruimte: nieuwe perspectieven (stemming)

8.7. (A6-0505/2007, Markus Ferber) Volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (stemming)

8.8. Situatie in Iran (stemming)
  

– Voor de stemmingen

 
  
MPphoto
 
 

  José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen maar zeggen dat mijn fractie zich aansluit bij de fracties die dit voorstel voor een gemeenschappelijke resolutie hebben ingediend. Wij zullen deze resolutie steunen.

 
  
  

– Voor de stemmingen over punt 6

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me dat ik mijn amendementen wegens technische problemen op deze bijzondere manier moet indienen. Ik zou graag iets willen wijzigen. Ik wil “het potentieel militair gebruik” vervangen door “de potentieel militaire link”.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt overgenomen.)

– Voor de stemmingen over punt 9

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook dit is heel eenvoudig. Ik wil graag het woord “serieuze” invoegen voor “samenwerking”.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt niet overgenomen.)

– Voor de stemmingen over wijzigingsverzoek 9

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Casaca (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik moet het Parlement tot mijn spijt mededelen dat onze poging om de executie van de heer Zamel Bawi tegen te houden niet is gelukt en dat hij gisterochtend om 4 uur in de Karoon-gevangenis in Ahwaz is terechtgesteld. Daarom stel ik een mondeling amendement voor op het bestaande amendement van de heer Salafranca Sánchez-Neyra en ik hoop dat hij ermee instemt. In het mondelinge amendement komt deze executie ter sprake en wordt aandacht gevraagd voor andere ter dood veroordeelde gevangenen. Een van hen is een Europese burger die in Syrië is ontvoerd. De andere twee zijn UNHCR-vluchtelingen die al asiel hebben gekregen in Noorwegen.

Het mondelinge amendement luidt: “protesteert met klem tegen de executie in Iran op 30 januari 2008, om 4 uur 's morgens lokale tijd, van de Ahwazi-activist Zamal Bawi, de negentiende Ahwazi-activist geëxecuteerd in de laatste twaalf maanden, en roept de Iraanse regering op af te zien van de executie van de Nederlandse staatsburger en mensenrechtenactivist Faleh Abdulah al-Mansouri en de bij het UNHCR geregistreerde vluchtelingen, Rasoul Ali Mazrea en Said Saki, wier verblijf in Noorwegen verzekerd is, en roept tevens op hen toe te laten terug te keren naar hun land van nationaliteit of waar ze als vluchteling toegelaten zijn”. Daarna luidt de tekst als voorheen: “dringt tevens aan op de vrijlating van de ter dood veroordeelde Koerdische journalisten Abdolvahed ‘Hiwa’ Butimar en Adnan Hassanpour”.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt overgenomen.)

– Voor de stemmingen over punt 15

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als we het over alle vormen van marteling hebben, stel ik voor om “met inbegrip van extreem onmenselijke terechtstellingen” in te voegen, aangezien deze voorkomen, met name terechtstellingen die gepaard gaan met marteling.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt overgenomen.)

– Voor de stemmingen over punt 17

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit heeft betrekking op bestaande tekst. In de tekst staat al: “dringt erop aan dat minderheden de mogelijkheid krijgen om alle rechten uit te oefenen die krachtens de Iraanse grondwet verleend worden”. Maar zelfs rechten die in hun eigen grondwet zijn vastgelegd worden niet verleend. Daarom stel ik voor om het laatste gedeelte van de tekst als volgt te beginnen: “verzoekt de Iraanse autoriteiten om in overeenstemming met de grondwet te handelen en in de wetgeving en in de praktijk een eind te maken aan alle vormen van discriminatie”. De rest kan ongewijzigd blijven. Ze moeten in overeenstemming met hun eigen grondwet handelen, want die respecteren ze niet.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt overgenomen.)

– Voor de stemmingen over punt 19

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stem ermee in om dit mondelinge amendement in te trekken aangezien het een aanvulling is op de consensus die al is bereikt. Paragraaf 19 gaat over het negeren van de uitspraak van het Europees Hof door de Raad en de Commissie. Hierover is al overeenstemming bereikt via een compromis, dus ik stem ermee in om het in te trekken.

 
  
  

– Voor de stemmingen over wijzigingsverzoek 3

 
  
MPphoto
 
 

  Alejo Vidal-Quadras (PPE-DE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit is politiek gezien een heel belangrijke resolutie. Daarom moeten we voor deze resolutie in dit Parlement zoveel mogelijk steun zien te vinden en streven naar een zo sterk mogelijke consensus.

Dat is de reden waarom wij een mondeling amendement voorstellen dat elk waardeoordeel uit het oorspronkelijke amendement wegneemt. We verwijzen dan alleen nog maar naar een concreet feit, een feit dat we in de context van het onderwerp van deze resolutie een “belangrijk feit” zouden kunnen noemen. Maar – ik herhaal – zonder enig waardeoordeel. Op die wijze kunnen we van dit Parlement de breedste steun krijgen.

Dit mondelinge amendement zou de tekst van het oorspronkelijk amendement vervangen door: “neemt kennis van het besluit van het Europees Gerecht van Eerste Aanleg van 12 december 2006”. Je vermeldt dan eenvoudigweg een belangrijk feit, zonder daar een waardeoordeel aan te koppelen.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt overgenomen.)

– Voor de stemmingen over overweging C

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn verontschuldigingen. Door een technisch probleem komen mijn amendementen op zo’n bijzondere manier aan de orde. Ik ben niet zo’n enfant terrible dat ik u op deze manier wil kwellen.

Maar goed, aangezien ze zijn ingediend, moet ik ze nu ook presenteren. Dit gaat over het verzoek aan Iran om het aanvullende protocol zo spoedig mogelijk te implementeren. Ik stel voor om het volgende toe te voegen: “wat nog niet het geval is”.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt niet overgenomen.)

– Voor de stemmingen over overweging H

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, kranen worden op een zeer onaangename manier gebruikt voor openbare ophangingen, met name ophangingen die gepaard gaan met marteling. Daarom stel ik voor om na de woorden “vaak door ophanging in het openbaar” het volgende in te voegen: “waarvoor kranen worden gebruikt die door westerse bedrijven zijn geleverd”.

We zijn hier niet blij mee. Ik denk dat niemand hier blij mee is.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt niet overgenomen.)

– Na overweging R

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een belangrijk amendement waarvoor ik de aandacht van het Parlement vraag, aangezien onze eigen mensen en de burgers van de EU door sommige activiteiten in gevaar worden gebracht.

Daarom stel ik een nieuwe overweging voor: “overwegende dat verscheidene EU-lidstaten deelnemen aan een internationale actie om de democratie in Irak op te bouwen en het volk te beschermen tegen terroristen die ook door buitenlandse mogendheden, waaronder Iran, worden opgeleid en bevoorraad, wat betekent dat er onder militairen uit EU-lidstaten – burgers van de EU – doden en gewonden vallen ten gevolge van terroristische aanslagen waar Iran niet geheel buiten staat”.

Ik hoop op uw steun.

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt niet overgenomen.)

 

8.9. Resultaten van de Klimaat-conferentie (Bali) (stemming)

8.10. (A6-0003/2008, Fiona Hall) Actieplan voor energie-efficiëntie – Het potentieel realiseren (stemming)
  

– Voor de stemmingen over de ontwerpresolutie

 
  
MPphoto
 
 

  Godfrey Bloom (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het woord op grond van artikel 151, lid 3, van het Reglement om te vragen of het eigenlijk wel rechtmatig is dat we hierover stemmen. Ik had het genoegen om gistermiddag om 5 uur in uw gezelschap te verkeren en de temperatuur in uw kamer bedroeg toen 27°C. Dit hele gebouw is veel te warm. Het gebouw in Straatsburg is veel te warm. Ik stel voor dat we eerst orde op zaken stellen in eigen huis voordat we over andere zaken gaan stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Ik heb deze hitte niet ervaren. Wellicht had het te maken met een innerlijke realiteit bij u.

 

8.11. (A6-0495/2007, Carl Schlyter) Een beleid om in de Europese visserij ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uit te bannen (stemming)

8.12. Een Europese strategie ten opzichte van de Roma’s (stemming)
  

– Voor de stemmingen over wijzigingsverzoek 9

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (UEN). (IT) Mijnheer de Voorzitter, uit het mondelinge amendement wil ik graag de woorden “traditionele praktijken” verwijderen, dus de laatste twee woorden van paragraaf 9. Indien gewenst kan ik de resterende tekst voorlezen: "doet een beroep op de Roma om de mensenrechten te respecteren, in het bijzonder met betrekking tot vrouwen en kinderen, door gedwongen huwelijken te vermijden".

 
  
  

(Het mondelinge verzoek tot wijziging wordt overgenomen.)

(Wijzigingsverzoek 9 wordt aansluitend afgewezen.)

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 

9. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen

10. Stemverklaringen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Interpretatie van het Reglement (artikel 19, lid 1)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn verontschuldigingen voor het feit dat ik mijn stem kwijt ben. Ik wil graag zeggen dat ik vóór deze interpretatie heb gestemd en dat het absoluut schandelijk was dat de heer Hannan onze stemming vergeleek met de Ermächtigungsgesetz van Hitler uit 1933, hoezeer hij ook deed alsof dat niet het geval was.

Zo’n belachelijke vergelijking zegt alleen maar iets over de geestesgesteldheid van degene die de vergelijking trekt. We hebben gewoon, in overeenstemming met onze regels, bevestigd dat artikel 19 van ons Reglement de Voorzitter van het Parlement al het recht geeft om het herhaaldelijke gebruik van beroepen op het Reglement, moties van orde, enzovoort een halt toe te roepen, “wanneer de Voorzitter ervan overtuigd is dat deze moties duidelijk bedoeld zijn om de procedures in het Parlement langdurig en ernstig te verstoren of afbreuk te doen aan de rechten van andere leden”.

Dit gaat niet ten koste van het debat. We hebben ruim voldoende spreektijd tijdens de debatten en die tijd is evenredig verdeeld over de fracties al naar gelang hun grootte. Dit is simpelweg een bescherming tegen personen die het Parlement proberen te ontwrichten.

De bevoegdheden van onze Voorzitter zijn veel beperkter dan die van de voorzitters van de meeste nationale parlementen, bijvoorbeeld de voorzitter van het Britse Lagerhuis. Het is goed dat we die bescherming inbouwen. Ik merk op dat de voormalige leider van de partij van de heer Hannan, een lid van onze commissie, vóór heeft gestemd, dus zijn houding is echt schandelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Beste collega’s, de regel luidt als volgt:

Wanneer de stemverklaringen over een bepaald onderwerp van start gegaan zijn, aanvaardt de Voorzitter in beginsel – ik zeg duidelijk: in beginsel – geen nieuwe sprekers meer voor het zelfde onderwerp. Aangezien dit onderwerp echter zo gevoelig ligt, stel ik voor dat we van deze regel afwijken en het woord verlenen aan alle collega’s die dit gevraagd hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, aangezien de eerste hoofdelijke stemming over de wijziging van het Reglement niet in onze documenten is opgenomen, is er een vergissing gebeurd. Ik spreek niet alleen voor mezelf, maar ook voor de heer Czarnecki en de heer Libicki. We hebben bij handopsteking voor het verzoek van de heer Farage gestemd en hadden begrepen dat de hoofdelijke stemming nog over hetzelfde voorstel ging. Hier heeft zich dus een fout voorgedaan. We willen deze vergissing daarom mondeling rechtzetten. We registreren tegelijkertijd via elektronische weg een wijziging van onze stemming over het tegenvoorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Pęk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wij zitten in hetzelfde schuitje. Enkele andere Parlementsleden en ikzelf hebben niet overeenkomstig onze overtuigingen gestemd. Het was onze bedoeling om tegen deze wijziging van het Reglement te stemmen, aangezien we van mening zijn dat ze volstrekt ondemocratisch is. Hoe is het mogelijk dat in het hart van het democratische Europa een maatregel wordt ingevoerd die de Voorzitter van het Parlement absolute macht geeft? In geen enkel ander democratisch parlement bestaan zulke verreikende oplossingen. Daarom wilden we tegen dit voorstel stemmen, maar ten gevolge van de vergissing waarover de heer Piotrowski zonet al sprak, hebben we voor gestemd. Dit geldt zowel voor Bogdan Pęk als voor Dariusz Grabowski en Andrzej Zapałowski.

 
  
MPphoto
 
 

  Dariusz Maciej Grabowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, zoals de vorige spreker al zei, zou ook ik willen vragen om mijn stemming over het Reglement te wijzigen. Ik heb tegen mijn overtuiging gestemd. Kunt u dit rechtzetten? Ik ben tegen de wijziging van het Reglement.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u bedanken voor uw zeer verstandige uitleg van uw nieuwe bevoegdheden door ons toe te staan om stemverklaringen te geven ook al hebben we ons daarvoor voor dit verslag niet aangemeld? Mag ik u ook bedanken voor het feit dat u de heer Corbett een extra halve minuut de tijd hebt gegeven om een zijdelingse politieke opmerking te maken die misschien niet helemaal relevant is voor het onderhavige onderwerp?

Ik wil graag alleen zeggen dat ik echt vind dat we hiermee afwijken van ons Reglement. Ik vind dat zeer verontrustend. Ik heb contact gehad met het Voorzitterschap en ik hoop dat het Voorzitterschap de standpunten van de minderheid van dit Parlement eerbiedigt. De heer Corbett merkte op dat we de gelegenheid hadden om tijdens debatten in dit Parlement het woord te voeren, aangezien alle fracties spreektijd krijgen. Vandaag hebben we gezien dat bepaalde fracties soms helaas niet zo tolerant zijn ten opzichte van andere gezichtspunten als andere. Het is erg moeilijk om spreektijd te krijgen voor leden die misschien een minderheidsstandpunt verkondigen in een grote groep. Dank u zeer dat u ons de gelegenheid hebt gegeven om dit punt naar voren te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heb me laten misleiden. Ik dacht dat we de vorige stemming aan het controleren waren. Ik ben absoluut tegen deze interpretatie van artikel 19, die procedurekwesties boven principes en rechten plaatst, in het bijzonder boven de vrijheid van meningsuiting.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel dat u zo oordeelkundig bent geweest en dat ik het woord mag voeren om mijn stemverklaring te geven.

Ik was me goed bewust waar deze stemming om ging en ik heb zeer beslist tegengestemd. Ik begrijp dat er mensen in dit Parlement zijn die het Reglement interpreteren en ik begrijp dat dat betekent dat we ons wat dit betreft aan ons Reglement houden.

Wat ik echter wil zeggen is dat we altijd heel voorzichtig moeten zijn met het verlenen van absolute bevoegdheden aan een voorzitter. Ik weet zeker dat de Voorzitter en de ondervoorzitters van dit huidige Parlement deze bevoegdheden met uiterste behoedzaamheid zullen gebruiken en ik weet zeker dat we dat waarderen, maar hoe zit het met toekomstige voorzitters? Stel dat toekomstige voorzitters de regels interpreteren zoals het hun uitkomt en dat zij afwijkende meningen niet op prijs stellen en onderdrukken?

We moeten oppassen dat dit niet de kant opgaat, of lijkt op te gaan, van dictatuur ten koste van de pluriformiteit van meningen. Daarom zeg ik tegen iedereen dat de ware toetssteen voor een democratie is hoe er met minderheden wordt omgegaan. Als minderheden hier goed worden behandeld, kunnen we het erover eens zijn dat dit een echte democratie is.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter! Ik heb tot nu toe in combinatie met de Europese instellingen ondanks al mijn kritiek in de loop der jaren het woord “dictatoriaal” nog nooit gebruikt. Ik vind, en daarvan ben ik overtuigd, dat datgene wat nu door deze ongelooflijk verstrekkende veronderstelling van de Voorzitter mogelijk werd gemaakt de deur wijd openzet voor willekeur. Men kan er niet altijd van uitgaan, en juist niet in dit Huis, dat de Voorzitter fair en evenwichtig optreedt. Op grond van hetgeen hier werd besloten en waar ik natuurlijk tegen was, bestaat er nu een ongelooflijke eigenmachtigheid van de kant van de Voorzitter, en dit Parlement kan zo veranderen in een Parlement van willekeur. Dat hebben de Europese burgers niet verdiend! Ik vind dat hiermee zeer duidelijk een grens is overschreden, en dat zal tot grote democratische problemen leiden.

 
  
  

- Verslag: Armando França (A6-0507/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, neemt u mij niet kwalijk. Ik werd even opgehouden door een collega. We hadden het over democratie: een zeer belangrijk concept, waar we hier ongetwijfeld allemaal achter staan, ook al handelen we niet altijd dienovereenkomstig.

Ik begrijp de amendementen op dit verslag met betrekking tot de samenwerking tussen de verschillende speciale interventie-eenheden, maar we moeten bedenken dat dit eigenlijk een amendement is op het Verdrag van Prüm. De Britse conservatieven waren oorspronkelijk tegen het Verdrag van Prüm. De reden daarvoor was dat het aanvankelijk een overeenkomst over samenwerking tussen een beperkt aantal lidstaten was. Onder het voorzitterschap van een van de lidstaten besloten zij om deze bepaling zonder fatsoenlijk overleg te verruimen. Zelfs de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming moest zelf met zijn standpunt komen nadat hij besefte dat hij niet was geraadpleegd.

Wij als conservatieven zijn tegen het gebruik van snelle grensinterventie-eenheden en de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Prüm, en we hebben de amendementen daarop niet gesteund.

 
  
  

- Verslag: Markus Ferber (A6-0505/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Higgins (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn Ierse PPE-DE-collega’s staan nu volledig achter de liberalisering van de postdiensten in de Unie en we hebben ook dienovereenkomstig gestemd. We hebben dat gedaan in de wetenschap dat alle burgers in de Unie zich verzekerd weten van een universele dienstverlening in de Unie en dat er specifieke maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat landelijke en dunbevolkte gebieden door voldoende postvestigingen worden bediend.

(GA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil er ook graag de nadruk op leggen dat het net zo belangrijk is postdiensten te hebben voor slechtzienden en blinden. Mijn Ierse PPE-DE-collega’s en ikzelf doen een beroep op alle lidstaten om in het hele land gemakkelijk bereikbare postdiensten in stand te houden of om deze diensten te organiseren in landen waar ze op dit moment nog ontbreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, vandaag sluiten wij onze discussies na vele jaren af. Wij hebben afgesproken alle burgers van de Europese Unie te voorzien van een volledig open markt voor postdiensten. Dit betekent een mijlpaal op de weg naar een interne markt voor postdiensten die geen bedreiging vormt voor publieke diensten. Ik ben blij dat we tot een verstandig compromis zijn gekomen, waarbij bijvoorbeeld de postbezorging in afgelegen gebieden wordt gecontinueerd.

Verder belet de richtlijn de lidstaten niet om een aantal buitengewone maatregelen te handhaven, zoals gratis postdiensten voor slechtzienden, al heeft het Parlement vandaag een specifiek artikel met betrekking hiertoe afgewezen.

De komst van nieuwe elektronische communicatiemiddelen is fundamenteel van invloed op veranderingen in de structuur van de vraag naar postdiensten; daarom zal liberalisering leiden tot een beter en vooral flexibeler antwoord op een breder scala aan diensten voor poststukken. Ik denk dat de grotere efficiëntie ook zal leiden tot lagere prijzen. Ik feliciteer onszelf met dit compromis.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Dames en heren, ik betreur het zeer dat wijziging 3, evenals wijziging 18, betreffende gratis postdiensten voor blinden en slechtzienden niet in het rapport-Ferber is opgenomen. Blindheid en slechtziendheid zijn beperkingen die het iemand onmogelijk maken de wereld door zijn of haar eigen ogen te zien. Volgens mij zullen deze mensen de 321 stemmen van de parlementariërs die vóór deze gewijzigde richtlijn hebben gestemd, met hun hart horen. Omdat de richtlijn pas in tweede lezing is goedgekeurd, denk ik dat de lidstaten dit probleem overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel naar tevredenheid van blinden en slechtzienden zullen oplossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik lid werd van het Europees Parlement, had ik een echte baan. Tot het werk dat ik deed behoorde het adviseren van bedrijven over diensten van pas geliberaliseerde bedrijfstakken – de telecomsector, de postsector (in beperkte mate) en de energiesector. In de geliberaliseerde telecomsector zagen we een keuze-explosie. We zagen een innovatie-explosie. We zagen dat concurrentie tot lagere prijzen voor consumenten en bedrijven in heel Europa leidde en tot een enorme innovatie en een enorme keuze voor alle consumenten. Laten we hopen dat we door deze richtlijn dezelfde soort marktdiscipline in de postsector te zien krijgen als in de telecomsector. Laten we hopen dat welvaart, innovatie en een betere dienstverlening zich over heel Europa verspreiden en dat het uiteindelijk de consument is die aan het langste eind trekt.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit me graag aan bij het laatste gedeelte van de verklaring van de heer Kamall, want ik geloof oprecht dat de liberalisering van de postmarkt dé manier is om innovatie en een ruimere keuze voor de consument te bevorderen.

Ik heb echter een groot probleem met de definitie van universele dienstverlening en hoe die wordt uitgevoerd in landelijke gebieden. Eerder deze week werd in mijn eigen kiesdistrict in het Verenigd Koninkrijk aangekondigd dat er zeven postkantoren zouden worden gesloten. Dit gebeurde na een uitgebreide raadplegingsprocedure. Sommige van deze postkantoren waren winstgevend. In de rapportage naar aanleiding van de raadpleging stond dat bijna honderd procent van de bevolking de postkantoren wilde behouden. De regering hanteerde echter een bepaalde definitie van de vereiste dienstverlening, waardoor de raadpleging een schertsvertoning werd. Iedereen werd genegeerd. In plaatsen in mijn kiesdistrict zoals Staverton, Hellidon, Brington and Harlestone en Milton Malsor wordt de dienstverlening sterk teruggebracht.

Daarom maak ik mij ernstig zorgen over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de lidstaten.

 
  
  

Ontwerpresolutie over Iran (B6-0046/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE­DE). – Voorzitter, kan alstublieft worden opgetekend dat ik wilde stemmen voor de ontwerpresolutie over Iran, maar dat ik de vertolking niet goed heb gehoord en op het moment van de hoofdelijke stemming bij de eindstemming mijn stemknop niet heb ingedrukt?

 
  
  

- Ontwerpresolutie: Resultaten van de Klimaat-conferentie op Bali (B6-0059/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat de negatieve invloed die mensen op het klimaat van deze planeet uitoefenen, kleiner moet worden. Niet alleen de Unie, maar de hele wereld moet betrokken worden bij het proces van vertraging van klimaatverandering.

Daarom moeten wij in ons ontwikkelingsbeleid streven naar efficiëntere instrumenten en op zo’n manier hulp bieden aan ontwikkelingslanden dat zij in staat zijn zich aan te passen aan de effecten van klimaatverandering en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Dit is een van de belangrijke opdrachten waarmee wij worden geconfronteerd, een opdracht die centraal staat in de resolutie van vandaag over de conferentie van Bali.

 
  
  

- Verslag: Fiona Hall (A6-0003/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) Dames en heren, staat u mij toe u te zeggen dat ik als eigenaar van een kleine waterkrachtinstallatie weet wat de opwekking van elektriciteit uit duurzame energiebronnen betekent. Helaas weet ik ook veel over de, vaak kunstmatig geschapen, problemen waartegen mensen aanlopen die op die manier energie willen produceren.

Ik ben ook eigenaar van een tamelijk oude familiewoning. Om de energie-efficiëntie van dit huis te verhogen, heb ik het in 2001 op eigen kosten uitgebreid opgeknapt. Ik weet namelijk dat het net zo veel waard is een kilowatt te besparen als een kilowatt te produceren. Ik verwelkom het actieplan voor energie-efficiëntie om de vele hier vermelde redenen (en ik heb het met mijn stem gesteund). Dat gezegd hebbende betreur ik het zeer dat zowel de Europese Commissie als de regeringen van veel lidstaten schuldig zijn aan verwaarlozing van energiebesparende maatregelen en aan een voortdurende onderschatting van het strategische belang daarvan. Ze onderschatten de noodzaak van het geven van politieke prioriteit aan die maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom het actieplan voor energie-efficiëntie. In het rapport wordt gevraagd zo spoedig mogelijk geld uit te trekken voor innovatieve technologie die kan meehelpen het leefmilieu te redden. Het actieplan zal ook leiden tot minder grote afhankelijkheid van energielevering uit het oosten.

Het systeem voor de handel in emissierechten is desondanks controversieel. Het zou aan zijn doel kunnen beantwoorden als de afzonderlijke lidstaten van de Unie dezelfde startpositie hadden. Er moeten speciale voorwaarden gelden voor minder ver ontwikkelde economieën, zoals de Tsjechische. Het is ook noodzakelijk de energie-efficiëntie in de nieuwbouw te bevorderen. Dat is misschien wel de doelmatigste manier om de huidige trend om te buigen, want jaar na jaar is de toename van het energieverbruik weer hoger dan de besparingen die gerealiseerd worden door het toepassen van energiebesparende technologie, en dat zal in de toekomst zo blijven.

De publiek-private samenwerking zal een stimulans zijn voor onderzoek naar en praktische toepassing van energiebesparende technologie, overeenkomstig de Lissabonstrategie. Het mag niet zo zijn dat de vereiste etiketten met energie-informatie veel bureaucratische rompslomp voor de fabrikanten met zich meebrengen. De informatie mag niet misleidend zijn voor de consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, anders dan de vorige spreker bezit ik geen krachtcentrale, maar ik ben wel in het bezit van een zeer oud huis – een huis van rond 1840 – en het is een prachtig huis. Als u ooit in Londen bent, bent u van harte welkom om een kop thee te komen drinken. Wat ik echter wil zeggen is dat iedereen over klimaatverandering kan denken wat hij wil, maar dat we volgens mij allemaal de noodzaak van energie-efficiëntie inzien.

Misschien beseft u het niet, maar ik vertegenwoordig Londen, de grootste stad ter wereld, hoofdstad van het geweldigste land ter wereld. Er zijn bij ons diverse kantorencentra en -gebouwen waar 's nachts de lichten blijven branden. Dat is een teken van succes, maar waar het om gaat, is energiebewust denken.

Er zijn bij ons ook diverse horecagelegenheden – restaurants en cafés – en die zijn kort geleden als gevolg van rookverboden gedwongen om terrasverwarmers te plaatsen, zodat klanten buiten een sigaret kunnen roken. Wat mij stoort is dat het een volkomen onevenredige maatregel is om het gebruik van terrasverwarmers te verbieden, aangezien hun aandeel in de CO2-uitstoot minder dan 0,1 procent bedraagt. Laten we voor werkbare oplossingen kiezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet, zoals iedereen in dit Parlement, dat uit algemeen beschikbare gegevens blijkt dat we onszelf heel veel energie en heel veel toekomstige problemen kunnen besparen als we efficiënter met energie omgaan.

Ik heb me bij dit verslag van stemming onthouden omdat ik ben vergeten om een belangenverklaring af te leggen – en dan doel ik op financiële belangen. In lid 22 wordt erop aangedrongen om systemen met vaste kosten voor de levering van energie, of het nu om elektriciteit of gas gaat, af te schaffen. Ik heb een overeenkomst afgesloten voor zo’n systeem met vaste kosten in het Verenigd Koninkrijk. Ik heb dat gedaan omdat ik dan precies weet waar ik aan toe ben met mijn energiekosten, en miljoenen mensen in het Verenigd Koninkrijk – over het algemeen arme mensen – doen precies hetzelfde. Ik vind het een stap terug als hun keuze hierin wordt beperkt.

Ik vind ook dat we ons heel goed moeten realiseren waartoe we hier in het verleden hebben opgeroepen en hoe we handelen. We hebben het over energie-efficiëntie en energiebesparing, maar we hebben nog steeds handelsproblemen met China: er is sprake van enorme heffingen op de invoer van energie-efficiënte gloeilampen uit dat land. We zijn dus erg hypocriet als we dit verslag goedkeuren en niets aan dat soort maatregelen doen.

 
  
  

- Verslag: Carl Schlyter (A6-0495/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil wat zeggen over dit verslag omdat ik geen goed woord over heb voor het gemeenschappelijk visserijbeleid en de ecologische ramp die het voor mijn land en de omringende wateren heeft veroorzaakt.

Er staan veel goede dingen in het verslag, aangezien ernaar wordt gestreefd om de teruggooi van vis – vis die gevangen is en niet gewenst is of vis waarvoor de vissers niet het juiste quotum hebben – te beperken. Dit lost echter niet de kern van het probleem op, namelijk dat dit een beleid is dat naar de prullenbak moet worden verwezen.

Dit beleid draagt niets bij aan het behoud van de visstand of aan het helpen van vissers. Veel vissers in mijn land vinden het het beste als het zou worden afgeschaft. Er zijn genoeg voorbeelden van landen in de wereld waar het visserijbeleid ertoe bijdraagt dat de visstand wordt gehandhaafd en dat vissers hun baan behouden en kunnen blijven doen wat ze willen. IJsland heeft overdraagbare quota. Deze worden eigendom van de vissers en hun familie en kunnen van generatie op generatie worden overgedragen.

Dit beleid is niet verstandig of intelligent genoeg en kan beter worden afgeschaft.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: Een Europese strategie ten opzichte van de Roma’s (B6-0050/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, de twaalf miljoen Roma, die over heel Europa verspreid wonen, hebben ook een plaats in onze multiculturele maatschappij. Het is noodzakelijk dat Europa ingaat op de vaak complexe problemen van de Roma-gemeenschap. Voor de oplossing van die problemen moet Europa een complexe aanpak voorstellen.

Omdat ik er vast van overtuigd ben dat onderwijs en de daaruit voortvloeiende loopbaanontwikkeling de vicieuze cirkel van discriminatie tegenover de Roma kan doorbreken, heb ik voor de motie voor een resolutie gestemd. Het EQUAL-programma, dat zich bezighoudt met steun aan gemarginaliseerde groepen, heeft bewezen van praktisch nut te zijn. Het is van belang dat we waardering uitspreken voor de activiteiten van organisaties als de Kolping Society. Deze organisatie heeft adviesbureaus opgericht die langdurig werklozen hulp kunnen bieden bij het vinden van werk.

Het gevaar bestaat dat er een eind komt aan deze werkzaamheden door vertragingen in de herfinanciering van al uitgevoerde werkzaamheden. Ik roep op tot verwijdering van alle hinderpalen die de oorzaak zijn van de insolventie van non-profitorganisaties en lokale overheden en die ertoe leiden dat het onmogelijk is nieuwe projecten uit te voeren. Ik geloof dat de Commissie voorzichtiger zal zijn bij de bewaking van nationale strategieën en de allerbeste methoden zal gebruiken om de gezamenlijke vooruitgang van de lidstaten te harmoniseren, in samenwerking met internationale organisaties en Roma-organisaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI).(NL) Voorzitter, ik heb tegen de resolutie gestemd, omdat deze tekst alle typische kwalijke kenmerken vertoont van de teksten die hier worden aangenomen, als het gaat over discriminatie. Er moet een kaderstrategie komen, er moet een speciale task force komen om die kaderstrategie te coördineren, daar moet waarschijnlijk ook nog eens extra personeel voor worden aangeworven, enz.

Natuurlijk moeten de Roma als EU-burgers van hun grondrechten kunnen genieten en is het niet aanvaardbaar als dat niet het geval zou zijn, maar deze resolutie is opnieuw een vorm van overacting. Roma-zigeuners zouden ook zelf geresponsabiliseerd moeten worden, en dat aspect komt hier helemaal niet aan bod.

De amendementen van mevrouw Angelilli waren terecht. Problemen zoals geforceerde huwelijken, de achterstelling van vrouwen en kinderen, moeten binnen de Roma-gemeenschappen zelf worden opgelost. Het helpt echt niet als we verder blijven zeggen dat alle problemen waar die mensen mee geconfronteerd worden, te maken hebben met discriminatie. Zij moeten ook zélf voor hun verantwoordelijkheden worden gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) (Het begin van de toespraak was niet hoorbaar) Iedere lidstaat heeft te maken met problemen met betrekking tot de Roma-gemeenschap die niet zomaar opgelost kunnen worden. De resolutie is een helder verwoord stuk, maar slechts algemeen van aard. Daarom staat het mij niet aan dat er maar één concreet voorbeeld wordt genoemd: het concentratiekamp in Lety.

Ik heb de algemene resolutie desondanks gesteund, maar ik heb één bezwaar. Bij de Commissie wordt erop aangedrongen een eind te maken aan de varkensteelt op het terrein van het vroegere concentratiekamp voor Roma – die ook naar mijn mening ongepast is – en te helpen bij de oprichting van een waardig gedenkteken. Ik zou de Commissie echter ook willen vragen voldoende middelen ter beschikking te stellen om de Tsjechische Republiek in staat te stellen deze situatie op de juiste manier aan te pakken.

Gezien het feit dat het Europees Parlement alleen de Republiek Tsjechië als concreet voorbeeld noemt, denk ik dat dit een prioriteit zou moeten zijn voor de Europese Commissie en haar financiële middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Horáček (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de vandaag aangenomen ontwerpresolutie is een verdere, zij het nog steeds te aarzelende stap op weg naar een werkelijke integratiestrategie van de Roma. Het Parlement heeft vandaag, net als drie jaar geleden, geëist dat de varkensfokkerij in het vroegere concentratiekamp in Lety zou worden verplaatst om daar een gedenkplaats te kunnen bouwen.

Dit concrete voorbeeld laat nog eens duidelijk zien hoe ontoereikend de maatregelen die tot nu toe werden genomen, zijn geweest. Daar laten, net als in veel andere Europese landen, de sociaal-politieke bemoeienissen nog te wensen over. Een werkelijke integratie van de Roma in onze samenleving zou een duidelijk bewijs vormen dat de grondpijlers van de democratie, van de rechtstaat en de mensenrechten nog steeds het fundament van de Europese gemeenschap vormen.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Interpretatie van het Reglement (artikel 19, lid 1)

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De stemprocedure in dit Parlement is onzorgvuldig en dat wordt door deze beslissing nog verergerd. Het betekent een inperking van de rechten van minderheden. Het zal voor minderheden moeilijker worden om de stemmingen in het Parlement geloofwaardig te houden. We moeten erkennen dat de ene ondervoorzitter aanzienlijk beter is dan de andere.

In ben in elk geval van mening dat het beleid om voor elk onderwerp elektronisch te stemmen behoorlijk goed werkte. Het houdt in dat parlementsleden op hun plaats moeten zitten en moeten opletten (en, laten we eerlijk zijn, dat gebeurt vaak niet) en doordat de Voorzitter niet op het oog hoeft te bepalen hoe de stemverhouding ligt, verlopen de sessies eigenlijk behoorlijk soepel. Bovendien worden alle stemmen geregistreerd, zodat onze kiezers kunnen zien hoe individuele leden hebben gestemd.

 
  
  

- Verslag: Michael Cashman (A6-0511/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb overeenkomstig de medebeslissingsprocedure bij de eerste lezing gestemd vóór het rapport van mijn Britse medeparlementariër Michael Cashman over de vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Cyprus, Letland, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije van bepaalde documenten als zijnde gelijkwaardig aan hun nationale visa, met het oog op doorreis over hun grondgebied. Ik keur de wijzigingen van de Commissie openbare vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, die zich richten op het rekening houden met de nieuwe situatie in de Schengen-ruimte en op het feit dat vanaf 21 december 2007 veel van de landen waarvoor de maatregel was bedoeld lid zijn van de Schengen-ruimte, dus geen binnengrenzen hebben, goed.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Ik ben rapporteur geweest voor de Ontwikkelingscommissie van het rapport "Overschrijding van de buitengrenzen" en ben daarom zeer tevreden over het uitstekende werk dat mijn collega Mr. Cashman heeft geleverd. In 2008 is de droom van 1957 weer een stap verder: de Europese familie heeft zijn grenzen formeel uitgebreid. Andere grenzen zijn vervallen en het Schengengebied is beslist groter geworden, met duidelijke, positieve gevolgen. Het is echter belangrijk dat wij, naast het fysisch-geografische terrein, ons meer inzetten op politiek en economisch gebied. Zelfs vandaag de dag hebben de 27 lidstaten op veel gebieden een verschillende instelling en in sommige gevallen liggen die ver uit elkaar: op veel gebieden ontbreekt er zelfs een fundamentele synergie en het beeld dat hieruit ontstaat, is volledig omsamenhangend. De Europese Unie moet procedures implementeren om een samenhang te bereiken in het beleid en de strategieën van de lidstaten: wij verwelkomen daarom het vrij verkeer van personen en goederen, maar we moeten nog sterker aandringen op de behoefte om een uiteindelijk homogeen politiek-normatief kader te creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Het verslag waarover we vandaag stemmen, is van cruciaal belang voor de vereenvoudiging van de controles van personen aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Dankzij de nieuwe regels verstrekken visa, die door Polen of door een andere nieuwe lidstaat worden verleend, dezelfde rechten als die van de andere EU-lidstaten. Concreet betekent dit dat een inwoner van bijvoorbeeld Oekraïne met een door Polen afgeleverd visum door de hele Europese Unie zal kunnen reizen.

Ik zou er eveneens op willen wijzen dat dit verslag een soort reactie is op de uitbreiding van het Schengen-gebied, waardoor de doorreis van personen uit derde landen over het grondgebied van de Europese Unie wordt vergemakkelijkt. Ik vind het bovendien een positieve zaak dat het EU-optreden in de strijd tegen smokkel en drugshandel, de handel in mensen, organen en illegale wapens en tegen terrorisme wordt versterkt. Met het oog hierop ben ik een uitgesproken voorstander van het verslag-Cashman.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Dit initiatief beoogt dat Cyprus en de twee landen die in 2007 zijn toegetreden tot de EU – Roemenië en Bulgarije – de mogelijkheid hebben om een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen kunnen instellen, gebaseerd op de eenzijdige gelijkwaardigheid van visa en verblijfstitels .

Deze erkenning moet alleen gelden voor de doorreis op het grondgebied van deze drie lidstaten voor een periode van maximaal vijf dagen.

Ik schaar mij achter deze vereenvoudigde regeling aangezien onderdanen van derde landen voor wie de regeling zou gelden die in het bezit zijn van een visum dat is afgegeven door een andere lidstaat reeds aan een strikt screeningproces zijn onderworpen en niet als een gevaar voor de openbare orde of als een risico op het gebied van illegale immigratie worden beschouwd.

Deze regeling voor de eenzijdige erkenning van visa en verblijfstitels werd in 2006 voor de eerste keer in het communautaire acquis inzake visa opgenomen met als doel om de doorreis van bepaalde categorieën personen te vereenvoudigen en tegelijkertijd de consulaten geen onnodige administratieve lasten op te leggen.

Voor de negen landen die in 2004 tot de EU zijn toegetreden en die vanaf 21 december volledig in het Schengengebied werden geïntegreerd, werd wederzijdse erkenning van deze documenten aan het einde van de overgangsperiode verplicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Zoals in het geval van het verslag over Zwitserland en Liechtenstein geloven wij dat het belangrijk is om te benadrukken dat deze overeenkomsten in het algemeen binnen een breder kader moeten worden gemaakt dat tevens de bevordering van de rechten van arbeidsmigranten beoogt en hen beschermt tegen het tragische fenomeen van uitbuiting, door effectieve uitoefening van hun rechten en hun integratie te stimuleren door bijvoorbeeld hun recht op gezinshereniging te garanderen door middel van de toepassing van de Internationale Conventie inzake de bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden. We willen bij alle lidstaten aandringen op ratificatie van deze conventie, die in het kader van de Verenigde Naties is opgesteld. Een internationaal rechtsinstrument dat het waarborgen van de bescherming van de mensenrechten van arbeidsmigranten beoogt en met name het onvervreemdbare recht op een gezinsleven.

Met andere woorden, het vergemakkelijken van het verkeer van personen tussen de verschillende landen mag niet worden aangewend om uitbuiting van goedkope tijdelijke arbeidskrachten die gemakkelijk “afgedankt” kunnen worden te vergemakkelijken, om uitbuiting en de druk op lonen te vergroten, om onzekere voorwaarden te bevorderen, arbeidsrelaties te dereguleren, een stap terug te zetten in termen van de rechten van werknemers en sociale omstandigheden, maar moet juist worden aangewend ter bestrijding van deze fenomenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het is een publiek geheim dat er van veel oostelijke staten een geweldig bedreigingspotentieel uitgaat; georganiseerde criminaliteit van bendes, prostitutie, mensenhandel en drugsdelicten worden maar al te vaak vanuit het Oosten geleid. En veel van onze nieuwe lidstaten worden als doorvoerlanden gezien, waar vandaan men verder in de richting van West-Europa kan marcheren.

Daarom komen uitgebreidere controles aan de oostelijke buitengrenzen van de EU al lang veel te laat om nog te voorkomen dat het wegvallen van de Schengengrenzen tot een “vrijkaartje voor misdadigers” wordt. Daarom heb ik ook voor het verslag-Cashman gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI), schriftelijk.(NL) Ik heb tegen dit verslag gestemd. Ik heb in het verleden reeds herhaaldelijk mijn fundamentele bedenkingen bij het Schengen-systeem geuit en kan dan ook vandaag niet akkoord gaan met het beginsel van wederzijdse erkenning dat in dit verslag vervat is. Schengen staat of valt natuurlijk met een waterdichte controle aan de buitengrenzen. Commissievoorzitter Barroso mag nog duizend maal beweren dat de uitbreiding van Schengen niet zal leiden tot een verhoging van de onveiligheid, de werkelijkheid is totaal anders. Zo zeggen Duitse veiligheidsexperts in de entourage van kanselier Merkel dat er enorme zwakheden zijn in de nieuwe oostelijke buitengrenzen alsook in de politiesamenwerking tussen de nationale politiediensten. De algemene vrees is dat de illegale immigratie beduidend zal toenemen. Alweer nemen de verlichte geesten in Euroland hun wensen voor werkelijkheid en spelen ze met de veiligheid van de Europese burgers.

 
  
  

- Verslag: Panayiotis Demetriou (A6-0509/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb in eerste lezing en volgens de medebeslissingsprocedure gestemd voor het verslag van mijn uitstekende collega uit Cyprus, Panayiotis Demetriou, over de wijziging van het besluit uit 2006 waarin een vereenvoudigd controlesysteem wordt opgezet voor de controle van personen aan de buitengrenzen, op basis van de eenzijdige erkenning door de lidstaten van bepaalde verblijfstitels die worden afgegeven door Zwitserland en Liechtenstein, voor doorreis over hun grondgebied. Ik ben het ook eens met de technische amendementen die de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft voorgesteld ter verduidelijking van de tekst van de oorspronkelijke bepalingen en de tekst betreffende de territoriale bepalingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Zoals wij hebben uiteengezet, dienen de maatregelen en overeenkomsten ter vergemakkelijking van het verkeer van personen tussen de verschillende landen gebaseerd te zijn op het evenwichtsbeginsel en wederzijds voordeel voor de verschillende betrokken partijen.

Wij willen eraan herinneren dat de eerdere overeenkomsten tussen de EG en Zwitserland inzake het vrije verkeer van personen van bijzonder belang waren voor Portugal, aangezien meer dan 100 000 Portugezen in dat land werken, met inbegrip van vele duizenden seizoenarbeiders. Deze overeenkomsten zouden moeten bijdragen aan het oplossen van de vele beperkingen en problemen waar de Portugese arbeiders in Zwitserland mee te kampen hebben, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot het veranderen van baan of beroep, gezinshereniging, het verhuizen naar een ander kanton of tot de sociale bescherming van de werknemers en hun gezinnen.

Deze overeenkomsten zouden in dit opzicht en over het algemeen deel moeten uitmaken van een breder kader dat de bevordering van de rechten van arbeidsmigranten beoogt en hen beschermt tegen het tragische fenomeen van uitbuiting.

Het vergemakkelijken van het verkeer van personen tussen de verschillende landen mag niet worden aangewend om uitbuiting van goedkope tijdelijke arbeidskrachten die gemakkelijk “afgedankt” kunnen worden te vergemakkelijken, om arbeidsrelaties te ondermijnen en niet om een stap terug te zetten in termen van de rechten en de sociale omstandigheden van werknemers.

 
  
  

- Verslag: Philippe Morillon (A6-0001/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het onderhavige voorstel van de Europese Commissie heeft tot doel om de relevante wetgeving die al tien jaar oud is te verbeteren en te vereenvoudigen. In het afgelopen decennium was aquacultuur de snelstgroeiende sector van de levensmiddelenindustrie en de Europese aquacultuursector biedt meer dan 80 000 banen!

Het toenemende belang van de sector op zowel economisch als sociaal gebied, rechtvaardigt een verbetering van de informatie die beschikbaar is gesteld. Het doel hiervan is om het verzamelen en de overdracht van informatie te verbeteren. Het is ook van essentieel belang om de data tussen de lidstaten te harmoniseren.

Daarom heb ik besloten om vóór het voorstel te stemmen dat verder is verrijkt door de amendementen die het Europees Parlement heeft ingediend.

 
  
  

- Verslag: Armando França (A6-0507/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De toename van terroristische bedreigingen en aanvallen in met name het afgelopen decennium met inbegrip van de verwoestende gevolgen hiervan heeft geleid tot de dringende behoefte om de noodzakelijke maatregelen te treffen en instrumenten tot stand te brengen om deze terreur het hoofd te kunnen bieden.

Dit is een gemeenschappelijke bedreiging die een globale respons vereist - één die in de middelen, bronnen en deskundigheid voorziet om grote crisissituaties het hoofd te bieden als een lidstaat deze moeilijk alleen kan oplossen.

Dit initiatief van het Oostenrijkse voorzitterschap maakt het opzetten van gezamenlijke ondersteuningsteams mogelijk die in staat moeten zijn om een lidstaat de nodige operationele hulp te bieden na een terroristische aanval.

Dit soort grote crisissituaties vereisen zonder enige twijfel een snelle respons van speciale interventie-eenheden.

Ik steun dan ook dit besluit dat de totstandbrenging van het noodzakelijke juridische kader beoogt dat een dergelijke samenwerking vereenvoudigt en lidstaten in staat stelt om sneller te reageren in crisissituaties of bij terroristische aanvallen en er tevens voor zorgt dat de getroffen lidstaat het hoogst mogelijke niveau betreffende hulp krijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Deze tekst, een initiatief van Oostenrijk, biedt een lidstaat de mogelijkheid om bijstand van een speciale interventie-eenheid van een andere lidstaat te vragen om een crisissituatie aan te pakken (een gijzeling, een vliegtuigkaping). Deze bijstand kan gegeven worden door materiaal of specifieke kennis ter beschikking te stellen of door een operatie op het grondgebied van de verzoekende lidstaat uit te voeren.

Wij zijn om verschillende redenen voorstander van deze tekst. Ten eerste omdat deze bepaling, bedoeld om de strijd aan te binden met het terrorisme, geen verplichting is. Ze verplicht de lidstaten niet om deze bijstand te vragen en ook niet om positief te reageren op een verzoek. In de tekst is trouwens voorzien dat alle praktische modaliteiten (soorten eenheid, materiaal,...) gestuurd worden op basis van bilaterale contacten tussen de verzoekende en de aangezochte lidstaat.

In het kader van de strijd tegen het terrorisme, dat per definitie geen grenzen kent, is het inderdaad heel belangrijk dat de nationale politie-eenheden van de Unie zo doeltreffend mogelijk samenwerken.

Ook wanneer alle kwesties inzake justitie en binnenlandse zaken van de lidstaten na het verdrag van Lissabon een supranationale aangelegenheid zullen worden, blijft een mogelijkheid tot intergouvernementeel verzet bestaan en daar zijn we blij mee.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De EU heeft met betrekking tot burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken een zeer gevaarlijke weg betreden die de rechten, vrijheden en bescherming van de burgers en de soevereiniteit van de lidstaten en hun inwoners ernstig in gevaar brengt.

De groeiende federalistische en militaristische tendens en maatregelen van de EU zijn verantwoordelijk geweest voor de genomen beslissingen voor de totstandbrenging van structuren, in termen van informatie en van politiemachten, met de bevoegdheid om op nationaal grondgebied tussenbeide te komen en eigenlijk poogt om de nationale politie te overlappen.

De daadwerkelijke doelstelling van dit initiatief van Oostenrijk, dat door de voorstellen van het EP bekwaam is bemoeilijkt, is het totstandbrengen of toestaan van de vorming van een heuse geïndoctrineerde “Pretoriaanse Garde” onder het voorwendsel van “terrorisme” en hypothetische “crisis- of risicosituaties” om in het bijzonder een rol te spelen in de beheersing, intimidatie en onderdrukking van de uitoefening van de rechten en vrijheden, in overtreding van de grondbeginselen van de democratie, de rechtsstaat en de grondwettelijke beginselen en nationale soevereiniteit van Portugal.

Wij waarschuwen daarom voor de gevaren van de inhoud en doelstellingen van dit initiatief en van alle andere maatregelen met betrekking tot de uitoefening van elke vorm van ongelimiteerde, irrationele, onevenredige en inconstitutionele macht.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Hedh (PSE), schriftelijk. (SV) Ik heb tegen het verslag gestemd, omdat het mij zorgen baart wat dit voor gevolgen zal hebben in de toekomst. Ik ben er niet tegen dat wij elkaar in noodsituaties helpen en voor elkaar klaarstaan, maar dit moet op een spontane manier gebeuren en alleen als het nodig is. Ik ben van mening dat gezamenlijke oefeningen op kosten van de EU-burgers niet verdedigbaar zijn en ik ben er resoluut tegen dat een buitenlandse ambtenaar het recht zou krijgen om op te treden en zijn autoriteit te gebruiken op Zweeds grondgebied met behoud van zijn immuniteit. Dit effent het terrein voor een gemeenschappelijk politiekorps, waarvan ik een absoluut tegenstander ben.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk.(FR) De tekst die we hebben gekregen wil een juridisch kader creëren voor operaties van speciale interventie-eenheden van een lidstaat die in het geval van een terroristische aanslag op het grondgebied van een andere lidstaat opereren. Deze operaties kunnen heel veel verschillende vormen aannemen: uitwisseling van materiaal, kennis, actieve eenheden,... De lidstaten moeten zelf bilaterale afspraken maken om alle praktische modaliteiten te bepalen en krijgen de mogelijkheid om de vraag om een interventie van deze speciale interventie-eenheid op het grondgebied te aanvaarden of te weigeren. Ongelooflijk. Eindelijk zien we de echte toepassing van het controversiële en ingewikkelde subsidiariteitsbeginsel!

Dit is nu eindelijk een gebied, namelijk de nationale veiligheid, het soevereine thema bij uitstek, dat de supranationale pletwals van Europa, die overal en alles wil regelen, weerstaat.

Europa kiest dus voor een doeltreffende strijd tegen het terrorisme in de vorm van samenwerking tussen de nationale politie-eenheden. We steunen dit initiatief.

Maar de sleutel tot succes op het vlak van terrorisme ligt niet alleen in deze samenwerking. Daarvoor moeten we beseffen hoe sterk de revolutionaire wil van de internationale islamisten is, die streven naar de vernietiging van de westerse, humanistische en christelijke maatschappij en haar waarden.

 
  
MPphoto
 
 

  Inger Segelström (PSE), schriftelijk. (SV) Wij stemmen voor het verslag omdat het gebaseerd is op vrijwillige samenwerking die alleen tot stand kan komen door een onderlinge overeenkomst tussen twee lidstaten. Wij zijn echter principieel van mening dat buitenlandse ambtenaren niet het recht mogen krijgen om op te treden en hun autoriteit te gebruiken op Zweeds grondgebied met behoud van hun immuniteit. Wij vrezen dat dit kan leiden tot de totstandkoming van een gemeenschappelijk politiekorps, waarover wij ernstige twijfels hebben.

 
  
  

- Verslag: Umberto Guidoni (A6-0005/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE-DE), schriftelijk. − (CS) Staat u mij toe een verklarende opmerking te maken met betrekking tot de stemming over het rapport inzake de Europese Onderzoeksruimte. De hier eindeloos bediscussieerde Europese Onderzoeksruimte is een heel goed idee en een heel mooi visioen, maar er is nog een lange weg te gaan voordat zij werkelijkheid wordt. Erover praten is niet genoeg; we moeten ook bekijken hoe zij functioneert en óf zij functioneert. Als lid van het Parlement namens een nieuwe lidstaat weet ik uit eigen ervaring dat de Europese Onderzoeksruimte in dit stadium alleen maar een illusie is, een vrome wens.

Dat blijkt wel uit de eerste gegevens die beschikbaar zijn gesteld over de prioriteit die gegeven wordt aan projecten waarbij nieuwe lidstaten betrokken zijn. Van de 559 goedgekeurde subsidies voor jonge wetenschappers gaan er maar twee naar de Tsjechische Republiek en helemaal geen een naar Polen – dat vele malen groter is –, terwijl er meer dan honderd naar het Verenigd Koninkrijk gaan en tachtig naar Duitsland. Het is moeilijk te geloven dat deze cijfers gerechtvaardigd kunnen worden door het verschil in kwaliteit van de projecten. Het gebrek aan ervaring van de mensen in de nieuwe lidstaten die de projecten voorleggen, speelt natuurlijk ook een rol. In ieder geval geven deze cijfers aan dat de Europese Onderzoeksruimte tot nog toe niet goed genoeg functioneert. Om tastbare resultaten te boeken is het daarom nodig dat we minder praten en meer doen. Het moet mij van het hart dat we in dit opzicht nog steeds achterlopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag bevat enkele tegenstrijdigheden en standpunten die wij niet onderschrijven. Het is echter waar dat wij moeten teruggrijpen naar het hoofddoel van wetenschappelijk onderzoek: het voortbrengen van nieuwe kennis. De waarheid is dat O&O en innovatie niet rechtlijnig met elkaar verbonden zijn. Er zijn wel degelijk correlaties, maar deze zijn complex en hebben betrekking op gebieden die niets met de wetenschap te maken hebben.

De visie op onderzoek als een soort wondermiddel om economische en sociale problemen op te lossen, moet dan ook worden bijgestuurd en er moet meer in onderzoek worden geïnvesteerd.

Enkele stappen die in 2000 op de Europese Raad in Lissabon werden gezet, waren een reactie op de ongerustheid over Europa’s ontoereikende investeringen in de kenniseconomie. Op de Europese Raad in Barcelona in 2002 ging de EU nog verder door zich tot doel te stellen de O&O-intensiteit tegen 2010 te vergroten tot drie procent. Sinds 2000 zijn de Europese uitgaven voor O&O echter onvoldoende toegenomen, met een gemiddelde van slechts 1,84 procent, gedeeltelijk afkomstig uit de industrie.

De investering van de privésector in onderzoek is lager dan het hoogste maatschappelijk niveau. Lidstaten moeten een centrale rol vervullen en de samenwerking ontwikkelen om het mogelijk te maken om nieuwe kennis voort te brengen en voor de samenleving als geheel beschikbaar te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik sta volledig achter het verslag over de Europese Onderzoeksruimte, dat nieuwe perspectieven opent voor onderzoek en ontwikkeling in de Europese Unie. Het lijdt geen twijfel dat vooruitgang en sociale ontwikkeling, alsook de plaats van Europa in de geglobaliseerde wereld, niet alleen afhankelijk zijn van de investeringen in wetenschap en onderzoek, maar ook van de ontwikkeling van nieuwe kennis, die in staat is om een antwoord te bieden op de behoeften van de 21ste eeuw.

Wetenschappelijk onderzoek en nieuwe technologieën hebben ten slotte een directe impact op sociale ontwikkeling en kunnen zelfs doorslaggevend zijn voor de economische groei, aangezien ze meetbare voordelen opleveren. Een goed en efficiënt systeem om het wetenschappelijk onderzoek op Europees niveau te beheren is derhalve van fundamenteel belang. Als we daarenboven willen dat Europa opgewassen is tegen de nieuwe uitdagingen, in de eerste plaats op het vlak van economische concurrentie en milieubescherming, moeten we de lidstaten niet alleen oproepen, maar hen er ook van overtuigen om stelselmatig meer middelen vrij te maken voor wetenschappelijk onderzoek.

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) De Commissie heeft ons het groenboek over de Europese Onderzoeksruimte laten toekomen op een tijdstip waarop Europa geconfronteerd wordt met een onophoudelijke transatlantische uittocht van investeringen en gekwalificeerde onderzoekers. Als wij willen dat het Europese onderzoek wereldwijd kan concurreren, en dat is een van de doelstellingen van de Lissabonstrategie, dan moet de Unie de voornaamste belemmeringen waarmee zij op dit terrein geconfronteerd wordt, wegnemen.

Ik denk dan vooral aan de opsplitsing van het onderzoek in de EU, aan de gebrekkig ontwikkelde Europese strategieën met betrekking tot wetenschappelijke samenwerking, het gebrek aan personele en materiële middelen, en aan de gebrekkige onderzoeksinfrastructuur. Dit maakt het erg moeilijk te concurreren met onderzoekscentra elders in de wereld. Daar komt de geringe mobiliteit van wetenschappers, specialistische kennis en ervaring nog bij, die vooral veroorzaakt wordt door juridische, administratieve en taalkundige barrières.

Bij het ontwikkelen van de Europese Onderzoeksruimte en het te boven komen van de fragmentatie moeten we ruime aandacht besteden aan onze regio’s.

De regio’s moeten strategieën ontwerpen voor de ontwikkeling van personele en materiële middelen voor onderzoek en ze moeten ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot onderzoek, in het bijzonder vrouwelijke onderzoekers en jongeren. De lidstaten moeten meer betrokken worden bij het proces waarin er betere arbeidsomstandigheden voor onderzoekers gecreëerd worden en maatregelen nemen die de onderzoekers in staat stellen hun beroepsleven en hun gezinsleven met elkaar in overeenstemming te brengen.

De regio’s zijn eveneens belangrijk voor het bevorderen en creëren van efficiëntere manieren om onderzoek te financieren, in overeenstemming met de beloften in de operationele programma’s. De regio’s moeten ook bijdragen aan de ontwikkeling van Europese kenniscentra die binnen hun territoriale bevoegdheden vallen, door verbindingen aan te brengen tussen universiteiten, onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Dames en heren, niemand twijfelt er meer aan dat de wetenschap de katalysator is achter de ontwikkeling van onze samenleving. In de wereld van vandaag is de wetenschap heel belangrijk en er wordt voor die wetenschap een belangrijke plaats opgeëist in de maatschappij. Alleen als we investeren in een samenleving die gegrond is op kennis, kunnen we de Unie concurrerend, creatief en strategisch aantrekkelijk maken.

In het groenboek “De Europese Onderzoeksruimte: nieuwe perspectieven”, biedt de Commissie een analyse en oplossingen aan. Ook beklemtoont de Commissie het belang van een op kennis gebaseerde samenleving. In het rapport van rapporteur Umberto Guidoni onderschrijft het Europees Parlement dat die investering in onderwijs, wetenschap, onderzoek, cultuur en ICT zal resulteren in duurzame ontwikkeling voor de toekomst. We moeten ons natuurlijk wel realiseren dat deze stappen niet onmiddellijk tot tastbare resultaten zullen leiden. Het gaat hier om een marathon, niet om een sprint, maar ik ben er zeker van dat we uiteindelijk zullen slagen.

De Europese Onderzoeksruimte geeft de onderzoeksinstellingen, universiteiten en wetenschappers van de 27 EU-landen de gelegenheid tot samenwerking. Toch zijn er nog grensoverschrijdende obstakels die de samenwerking tussen wetenschapsinstituten belemmeren. De openstelling van de Europese Unie naar het oosten toe betekent een aanzienlijke vergroting van de Europese Onderzoeksruimte en biedt ongeveer 150 000 onderzoekers een nieuwe kans om hun wetenschappelijk en technisch potentieel uit te bouwen.

Ik ben ervan overtuigd dat nieuwe ideeën en innovatie op elk gebied zullen bijdragen aan het creëren van nieuwe banen en aan nieuwe manieren om het milieu te beschermen, resulterend in een grotere voedselveiligheid, een betere gezondheid en veiligere en onuitputtelijke energiebronnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het idee dat onderzoek, ontwikkeling en innovatie essentieel zijn voor het concurrentievermogen is niet nieuw en nog altijd actueel. Afgezien van het verschil in mening over de noodzaak om de inspanningen te richten op innovatie of op meer academisch onderzoek, is het duidelijk dat Europa meer moet investeren in kennis en in de toepassing van kennis in de praktijk. Maar dit is niet louter een kwestie van een financiële investering.

Diverse opeenvolgende verslagen noemen de vele redenen op waarom Europa achter blijft op andere delen van de wereld. Wij zijn omringd door hevige en toenemende concurrentie, van Amerikaanse universiteiten tot aan Indiaas onderzoek. Aan de andere kant zijn de Europese tertiaire instellingen minder aantrekkelijk, zoals ook uit dit verslag blijkt, onder andere constant verwijzend naar de lage financiële beschikking per capita en het ontbreken aan autonomie bij onze universiteiten als de factoren die betere prestaties tegenhouden.

Om al deze redenen verdient iedere aanpak die dit als een urgente economische en strategische kwestie behandelt onze goedkeuring. En hoewel het klopt dat het een race tegen de klok is, is het nog altijd beter om tijd te spenderen aan het kiezen van de juiste opties dan overhaaste en ineffectieve beslissingen te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE), schriftelijk. (ES) Het debat over het verslag van de heer Guidono over de Europese Onderzoeksruimte is geannuleerd, maar ik wil als rapporteur voor de Socialistische Fractie toch graag uitleggen waarom wij vóór hebben gestemd.

Om te beginnen wil ik graag vermelden dat de heer Guidoni goed werk heeft geleverd. Hij heeft in zijn verslag veel van onze voorstellen verwerkt. Een Europese Onderzoeksruimte moet in ieder geval aan de volgende aspecten concrete invulling geven:

– een gemeenschappelijke arbeidsmarkt voor onderzoekers, wat betekent dat er een uniform Europees loopbaantraject moet worden ontwikkeld en een geïntegreerd informatiesysteem inzake vacatures en opleidingscontracten moet worden opgezet;

– de aanwervings- en bevorderingsprocedures voor onderzoekers moet transparanter worden, met een beter evenwicht tussen vrouwen en mannen in de aanwervings- en bevorderingscommissies;

– obstakels die de mobiliteit belemmeren moeten worden weggenomen, en een grotere participatie van vrouwen in O&O moet worden bevorderd, met maatregelen om werk en gezin te combineren;

– onderzoeksinstellingen moeten worden versterkt en KMO’s moeten aan O&O kunnen deelnemen;

– de coördinatie tussen nationale en regionale onderzoeksprogramma’s moet worden versterkt en de samenhang met andere Europese programma’s moet worden verbeterd;

– er moeten infrastructuren worden opgezet die door internationale Europese ondernemingen kunnen worden gebruikt;

– de internationale samenwerking moet worden bevorderd door het aanmoedigen van multilaterale initiatieven, het gemeenschappelijk gebruik van infrastructuren en samenwerkingsprojecten op het gebied van wetenschap en ontwikkeling.

Dit zijn noodzakelijke en samenhangende beleidsmaatregelen om vooruit te komen. We hebben daarom vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk.(FR) De wetenschap kent geen grenzen en kwesties die aan de basis liggen van het wetenschappelijk onderzoek hebben meestal een wereldwijde dimensie. De Europese Onderzoeksruimte (EOR) moet er voor zorgen dat wetenschappelijke en technologische samenwerking echt zorgt voor meer stabiliteit, veiligheid en welvaart voor de mens.

Ik hoop dus dat de EOR, met het oog op de openstelling naar de wereld, de ultraperifere regio’s (UPR) een prominente plaats geeft om de voordelen en de rijkdom van de Europese regionale diversiteit te benutten en om deze op een coherente manier in te bouwen in onderzoeksprogramma’s in het kader van "expertisenetwerken".

Ik wil ook vragen dat de EOR het belang van de landen en gebieden overzee (LGO) zou erkennen want zij zijn gewaardeerde partners om bruggen te slaan tussen naties en continenten met het oog op een wereldwijde duurzame ontwikkeling en om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waar onze planeet voor staat.

Ik wil de rapporteur en de leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie hartelijk danken voor hun steun aan mijn amendement over dit onderwerp in het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling. Dit is opnieuw een bewijs dat dit Parlement coördinatie en complementariteit hoog in het vaandel draagt.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Wij verzetten ons tegen de reactionaire herstructurering van het onderzoeksveld dat, in het kader van de Lissabonstrategie, gepropageerd wordt in de basisrichtlijnen voor de creatie van een Europese Onderzoeksruimte.

De EOR stimuleert conflict en concurrentie tussen landen en grote concerns omwille van winst. Daardoor zullen de verschillen in wetenschappelijke ontwikkeling groter worden.

Voor bedrijven met een monopoliepositie worden meer prikkels, subsidies en belastingvrijstellingen gecreëerd, waardoor het voor deze bedrijven mogelijk wordt voor zichzelf in de resultaten te investeren en er gebruik van te maken. De publieke sector wordt ondergeschikt gemaakt aan de behoeften van de monopolistische concerns die zij bedient. De mobiliteit van onderzoekers tussen bedrijven, universiteiten en onderzoekscentra wordt bevorderd en kosten vormen het criterium voor de steun aan het Europese octrooistelsel. Alles wordt ondergeschikt gemaakt aan concurrentiemotieven en winstgroei.

In zo’n uiterst concurrerend milieu, dat zelfs in de wereld van de research bestaat, is het onvermijdelijk dat de aandacht gericht wordt op de bekende kenniscentra (“centres of excellence”) in de machtige landen. Deze centra zullen het leeuwendeel van de onderzoeksprogramma’s – kanalen voor publieke en private middelen – voor zich opeisen.

Wij streven ernaar het researchbeleid van de EU omver te werpen als onderdeel van onze strijd voor de totale herziening van het tegen het volk gerichte beleid van de EU en van het kapitalisme. We hopen de sociale aard van de wetenschap in ere te herstellen; onderzoek en wetenschap behoren in dienst te staan van de behoeften en de welvaart van het volk.

 
  
  

- Verslag: Markus Ferber (A6-0505/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik ben blij met de goedkeuring in tweede lezing van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad ter wijziging van de Postrichtlijn uit 1997 om de interne markt voor postdiensten af te ronden en ik wil mijn uitstekende Duitse collega Markus Ferber feliciteren voor de enorme hoeveelheid werk die hij heeft verricht.

Ik ben blij dat de Raad alle principiële elementen uit het standpunt van het Europees Parlement heeft goedgekeurd, met name het feit dat de algemene inwerkingtredingdatum is opgeschoven naar 31 december 2010, met een verlenging van twee jaar voor de landen die in 2004 lid geworden zijn van de Unie; de universele dienstverlening met ten minste een bezorgronde en een ophaalronde op vijf dagen van de week voor elke burger van de Unie, met het behoud van voldoende toegangspunten in landelijke, afgelegen of dunbevolkte gebieden; het naleven van het subsidiariteitsbeginsel op sociaal vlak, waarvoor ik graag zou zien dat de sociale partners op Europees vlak zouden samenwerken. Tot slot wil ik de wens uitspreken dat de sector het snel eens wordt over een Europese postzegel voor brieven van vijftig gram en ik zal spoedig een politiek initiatief nemen op dit vlak.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Ondanks de verbeteringen die aangebracht werden in de oorspronkelijke tekst van de Commissie en ondanks het compromis dat door het Europees Parlement voorgesteld werd met het oog op het uitstellen van de volledige vrijmaking van de postmarkt op 31 december 2010 is de tekst die de Raad vandaag in tweede lezing aanbiedt nog steeds niet voldoende.

De tekst is niet goed genoeg omdat hij slechts kort en beknopt ingaat op de vragen en problemen die gepaard gaan met de financiering van de universele dienstverlening, de verplichte ronddeling van de post gedurende vijf dagen per week of de ongelijke behandeling van gebieden, en het bestaan van een enkel tarief voor een postzegel. De tekst is niet goed genoeg omdat er rechtsonzekerheid bestaat over al deze punten.

In werkelijkheid is de enige verdienste van deze tekst dat er een moeilijk te bereiken consensus gevonden werd maar de tekst schuift enkel de onvermijdelijke gevolgen van het openen van de postsector voor concurrentie in Europa op de lange baan.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Ik ben van mening dat de lidstaten autonoom moeten beslissen of ze hun nationaal postmonopolie wensen te deregulariseren. Ik heb daarom voor amendement 10 gestemd, waarin het gemeenschappelijk standpunt van de Raad verworpen wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij betreuren de niet-goedkeuring van ons voorstel om dit besluit te verwerpen dat de volledige liberalisering van postdiensten beoogt, waarbij een “markt” op Europees niveau wordt gecreëerd.

Op deze wijze wil de meerderheid in het EP – die dezelfde politieke machten vertegenwoordigt uit de rechtse politiek van ieder land - nog een stap zetten op weg naar de ontmanteling van deze essentiële openbare dienst.

Dit is een aanval van de grote multinationals op de openbare postdiensten, de openbare eigendom van deze dienst en het openbare bestuur die deze dienst moet garanderen alsmede op zijn democratische aard in een poging om de macht van elke persoon, dat wil zeggen zijn nationale soevereiniteit en de beslissingsbevoegdheid in deze cruciale kwesties, te ontnemen en waarover vervolgens door de EU-instellingen op supranationaal niveau wordt beslist en de belangen van het volk en van Portugal schaden.

Veelbetekenend is tevens het verwerpen van ons amendementsvoorstel dat poogde de eis te garanderen dat alle “exploitanten” volledig in overeenstemming zijn met de arbeidswetgeving, dat wil zeggen alle wettelijke of contractuele bepalingen betreffende arbeidsvoorwaarden met inbegrip van de gezondheid en veiligheid op het werk, die de lidstaten toepassen overeenkomstig nationale wettelijke bepalingen alsmede de socialezekerheidswetgeving en met inbegrip van collectieve overeenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ik zou mijn toespraak van gisteren aangaande de liberalisering van de postdiensten willen vervolledigen met een opmerking, die ik tijdens het debat niet heb kunnen maken door de beperkte spreektijd waarover ik beschikte. Het betreft de financieringsbronnen van de universele dienstverlening. Ik vrees dat de methodes om deze dienst met behulp van speciaal gecreëerde fondsen of overheidssubsidies te financieren de liberalisering van de sector in het gedrang zullen brengen. Voorts vormen deze financieringsvormen mogelijk een instrument dat door de lidstaten kan worden aangewend om de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de richtlijn te vertragen en te omzeilen. Ik ben derhalve van mening dat de Europese Unie op dit gebied een belangrijke rol dient te spelen, met name door aandachtig toe te zien op de invoering van de bepalingen van de richtlijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan amendementen waarin lidstaten zouden worden verplicht om de financiering van universele postdiensten te garanderen. Dit is een uiterst belangrijke kwestie, met name in de vele landelijke gemeenschappen en op de eilanden van Schotland.

Ik heb ook de door mijn fractie ingediende amendementen gesteund waarin erop wordt aangedrongen om de verplichting tot het financieren van gratis postdiensten voor blinden en slechtzienden te versterken.

Dat het verslag-Ferber is goedgekeurd zonder dat de amendementen over deze punten zijn aangenomen doet vrezen dat de levering van postdiensten nog verder kan worden uitgehold.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Ik steun de Zweedse deregulering van de post, maar ik vind niet dat de EU-instellingen moeten bepalen in hoeverre de postmonopolies in de lidstaten al dan niet afgeschaft moeten worden.

Ik ben van mening dat de lidstaten autonoom moeten beslissen of ze hun nationaal postmonopolie wensen te deregulariseren. Ik heb daarom voor amendement 10 gestemd, waarin het gemeenschappelijk standpunt van de Raad verworpen wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Samen met alle leden van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links heb ik gestemd tegen het gemeenschappelijk standpunt van het Europees Parlement en de Raad. Het versterkt namelijk de dogmatische, neoliberale aanpak van een onderdeel van de maatschappij dat van algemeen belang is: de postdiensten. De richtlijn biedt geen oplossing op de lange termijn en het feit dat de inwerkingtreding uitgesteld wordt, betekent alleen dat de negatieve effecten ervan twee jaar worden uitgesteld.

Met de feitelijke afschaffing van het beginsel van “universele dienstverlening” wordt de toegang tot goedkope postdiensten van hoge kwaliteit beperkt. De gevolgen daarvan zullen vooral ernstig zijn voor bewoners van verafgelegen en slecht toegankelijke bergstreken en eilanden. Postbedrijven zullen daar geen winst kunnen maken.

De ervaringen in landen waar de markt al volledig is geliberaliseerd, zijn tot nu toe verre van positief. Er worden meer problemen gecreëerd dan opgelost door de eis tot gedwongen liberalisering.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Pribetich (PSE), schriftelijk.(FR) Ik ben een tegenstander van de vrijmaking van de markt voor postdiensten om drie belangrijke redenen:

- het feit dat postdiensten gratis moeten zijn voor blinden en slechtzienden, dit is een waarde die niet mag ontbreken in een maatschappij zonder discriminatie.

- de garantie van de lidstaten dat ze de universele dienstverlening financieren voor de opening van de markt, een voorwaarde die essentieel is voor de bescherming van de consument.

- het naleven van de wetgeving inzake het werk, met name de sociale zekerheid, door alle betrokkenen.

Aangezien de amendementen in kwestie niet goedgekeurd werden, kan ik het alleen maar betreuren dat we afstevenen op een niet beheerste vrijmaking die de grondrechten van de Europese burger op een algemene postdienstverlening met voeten treedt.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Wij zijn verheugd over de eindgoedkeuring van het verslag over de markt voor postdiensten. De institutionele procedure die veel tijd in beslag neemt, wijst het belang van dit dossier uit voor het behalen van de twee belangrijkste doelstellingen, namelijk het waarborgen van het behoud van de universele dienstverlening en adequate openstelling van de markt voor eerlijke mededinging.

Ik zou in het bijzonder willen benadrukken dat het openstellen van de markt een betere dienstverlening en een betere keus voor de burgers met zich meebrengt, zonder dat de concurrentie wordt verstoord en waarmee definitief een einde wordt gemaakt aan de bestaande monopolies.

Een ander probleem is de financiering van de universele dienstverlening. Indien deze dienstverlening nettokosten met zich meebrengt voor een lidstaat dan kan dit misschien worden gedekt door een financieringsplan dat aan de Commissie moet worden voorgelegd. Nu is het de moeite waard om onder andere het Portugese geval te noemen, waaruit blijkt dat universele openbare dienstverlening uitstekend kan worden verleend met de middelen van de voorbehouden diensten, een doorzichtige en neutrale methode die geen staatssteun met zich meebrengt.

Ik herhaal dat er geen enkele reden is om de continuïteit van een dergelijke dienstverlening te verhinderen aangezien deze essentieel is voor de territoriale en maatschappelijke samenhang en voor inwoners die in schaars bewoonde gebieden of in afgelegen en ontoegankelijke gebieden wonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake postdiensten, aan het Europees Parlement ter goedkeuring voorgelegd, zal met ingang van 31 december 2010 leiden tot volledige liberalisering van de “markt voor postdiensten”.

Samen met alle leden van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links heb ik gestemd tegen het gemeenschappelijk standpunt van het Europees Parlement en de Raad. Het versterkt namelijk de dogmatische, neoliberale aanpak van een onderdeel van de maatschappij dat van algemeen belang is: de postdiensten. De richtlijn biedt geen oplossing op de lange termijn en het feit dat de inwerkingtreding uitgesteld wordt betekent alleen dat de negatieve effecten ervan twee jaar uitgesteld worden.

Met de feitelijke afschaffing van het beginsel van “universele dienstverlening” wordt de toegang tot goedkope postdiensten van hoge kwaliteit beperkt. De gevolgen daarvan zullen vooral ernstig zijn voor bewoners van verafgelegen en slecht toegankelijke bergstreken en eilanden. Postbedrijven zullen daar geen winst kunnen maken.

De ervaringen in landen waar de markt al volledig is geliberaliseerd, zijn tot nu toe verre van positief. Er worden meer problemen gecreëerd dan opgelost door de eis tot gedwongen liberalisering.

Met de wijziging van de richtlijn wordt opnieuw een lucratieve sector, de postdiensten, uit handen gegeven. Dit gebeurt in het kader van de Lissabonstrategie met het doel de winstgevendheid van de postdiensten te vergroten.

De postdiensten worden van een openbare nutsvoorziening omgevormd tot een product. In Griekenland zal de privatisering van de ELTA (Griekse Post) steeds sneller voortgezet worden door toedoen van de ND (Nea Dimokratia/Nieuwe Democratie) en PASOK (Griekse Socialistische Beweging). Voortaan zal de ELTA op basis van marktwerkingscriteria werken, met het oogmerk winst te maken in plaats van de samenleving te dienen. De kwaliteit van de dienstverlening zal daar onmiddellijk onder lijden. De gevolgen zullen rampzalig zijn – niet alleen voor ELTA-werknemers, maar ook binnen de particuliere postbedrijven. Daar is flexibele arbeid al de norm, evenals de afwezigheid van arbeidsrechten en van het recht op sociale zekerheid.

Het grondwettelijk gegarandeerde principe van geheimhouding van zendingen komt ook in gevaar; briefwisselingen worden nu toevertrouwd aan particuliere contractanten, zonder garanties en met een uiterst geringe mogelijkheid te controleren of de geheimhouding geëerbiedigd wordt en persoonlijke gegevens beschermd worden.

De Communistische Partij van Griekenland (KKE) verzet zich tegen de liberalisering van de postdiensten. Zij vecht voor uitsluitend openbare diensten die modern en effectief zijn en voor de bescherming van werknemersrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Het Europees Parlement stemde vandaag voor het compromis met de Raad dat de liberalisering van de post in Europa tegen uiterlijk december 2010 beoogt (met uitzondering van de landen met een hinderlijke topografie die twee jaar extra krijgen). Tijdens de werkzaamheden heb ik vooral gepleit voor wederkerigheid, met andere woorden: de lidstaten moeten onderling overeenkomen dat landen die wachten met de liberalisering, niet actief mogen zijn in landen die reeds met de liberalisering zijn begonnen.

Ik stel dan ook tevreden vast dat zowel de rapporteur, de heer Ferber, als de Raad mijn amendement heeft aanvaard en dat het bijgevolg in het goedgekeurde compromis opgenomen is.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Dit voorstel is erop gericht om een Europese interne markt voor postdiensten te realiseren. Zonder de juiste voorzorgsmaatregelen kan liberalisering ertoe leiden dat het concept van universele dienstverlening in gevaar wordt gebracht. Vanwege de terughoudendheid van de Raad om in het voorstel duidelijk toe te zeggen om zich te willen inspannen voor gratis postdiensten voor blinden en slechtzienden heb ik ervoor gestemd om voor een krachtiger toezegging te pleiten.

Over het algemeen stemt het mij tevreden dat er in het voorstel voldoende aandacht wordt geschonken aan de overige kwesties en ben ik blij met de garanties dat poststukken in afgelegen gebieden en plaatsen regelmatig worden opgehaald en bezorgd.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: Situatie in Iran (B6-0046/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) De nucleaire kwestie in Iran moet worden gekenmerkt door een diplomatieke benadering die gericht is op de "normalisatie" van de verhoudingen. We moeten een politieke lijn volgen die gebaseerd is op een diplomatie die toestaat de escalatie van opvattingen en van dreigingen van militair ingrijpen los te laten, om plaats te maken voor de dialoog, door te erkennen dat Iran het recht heeft een nucleaire technologie te ontwikkelen voor civiele doeleinden. Desondanks is het juist dat wij ons inzetten om een onderhandelingssituatie te bereiken die Iran ertoe moet dwingen af te zien van militaire toepassingen, vanuit een multilateraal oogpunt van nucleaire ontwapening, teneinde een staat te garanderen van kalmte en internationale vrede.

Anderzijds kan ik het niet nalaten een bepaalde mate van bezorgdheid te uiten met betrekking tot de huidige situatie van de mensenrechten in Iran, waar we getuige zijn van een opleving in de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting, de rechten van minderheden en van de vrouw, waar de orde wordt gehandhaafd via een hard en onmenselijk rechtssysteem en gevangenissysteem, waarin te vaak gebruik wordt gemaakt van executies, martelingen en steniging. De inspanningen die tot nu toe zijn geleverd, hebben geen enkele tastbaar resultaat opgeleverd. Om een plaats te bemachtigen tussen de grote internationale mogendheden zal Iran zich niet langer moeten presenteren als een militaire supermacht, maar eerder als een land dat in staat is om de mensenrechten van zijn burgers te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Nog maar een paar maanden geleden gaf de Amerikaanse inlichtingendienst toe dat de bewering dat Iran kernwapens ontwikkelde een vergissing was. Om precies te zijn heeft Iran zijn kernwapenprogramma in 2001/2002 stopgezet.

Washington heeft echter niet de juiste politieke conclusie getrokken uit deze intellectuele ommezwaai. De inzet van antiraketschildtechnologieën in Oost-Europa was zogenaamd bedoeld als verdediging tegen een nucleair Iran dat op mysterieuze wijze aan intercontinentale ballistische raketten (ICBM’s) was gekomen.

Als Iran geen nucleair programma heeft, verdwijnt de rechtvaardiging voor de plaatsing van antiraketschilden, tenzij op de verborgen agenda staat dat een herlevend Rusland moet worden afgeschrikt. Ik keer mij krachtig tegen deze handelwijze en zal daartegen ageren.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk.(FR) De resolutie over Iran waar we vandaag over gestemd hebben, heeft een bepaalde politieke waarde. Iran is een land waar de internationale wereld zich ernstige zorgen om maakt en we moesten er opnieuw de aandacht op vestigen.

Deze tekst noemt zowel het dossier kernwapens als de situatie van de mensenrechten. We spreken duidelijke taal op deze twee vlakken. We kunnen niet aanvaarden dat Iran een militair kernprogramma ontwikkelt. In de resolutie wordt steun uitgesproken voor de inspanningen van de EU om op een duurzame manier een akkoord te bereiken over de Iraanse kwestie van de kernwapens en wordt benadrukt welke cruciale rol de IASC hierin moet spelen. De tekst zegt ook dat een oplossing voor de huidige wildgroei op het vlak van kernwapens mogelijk is en dat een militaire operatie niet tot de mogelijkheden mag behoren.

Anderzijds moeten we de ernstige en herhaalde schendingen van de mensenrechten scherp veroordelen. De situatie is zorgwekkend op vier vlakken: de doodstraf, vrouwenrechten, vrijheid van meningsuiting en de onderdrukking van religieuze minderheden. Ik vond het noodzakelijk om aan te geven dat we een duidelijke mening hebben over dit onderwerp, de resolutie moet de Iraanse regering duidelijk oproepen om deze zaak anders te gaan aanpakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) De VN-Veiligheidsraad zal nog een keer een resolutie goedkeuren met sancties voor Iran omwille van zijn nucleaire activiteiten. Is het de bedoeling dat we ons indekken tegen een militaire operatie tegen dit land? Willen we gewoon de toon verharden en diplomatieke of economische sancties overwegen?

Dit bewust georchestreerd psychologisch drama duurt nu al maanden in dit Parlement en bij andere internationale instellingen die aan het lijntje gehouden worden. Is de nucleaire capaciteit van Iran wel echt de grootste bedreiging voor de wereld in het algemeen, en voor de westerse wereld en haar bondgenoten in het bijzonder? Het is toch een paradox dat we niet optreden tegen de Pakistaanse kernwapens, die echt bestaan en nog wel in een zeer onstabiele geopolitieke context. Of de kernwapens van Noord-Korea, in handen van een zeer gevaarlijk regime. Ik heb al eens de kans gehad om dit te zeggen: de rechtsregels die we zo hoog in het vaandel dragen, moeten voor iedereen dezelfde zijn. Anders verliezen ze elke betekenis en legitimiteit.

Ik maak me persoonlijk veel meer zorgen om de islamitische dreiging die op ons continent weegt en die zeker niet hypothetisch blijft. De moorddadigheid daarvan werd al getoond in Londen en Madrid, zonder dat Iran hierbij betrokken was. Deze dreiging is een van de gevolgen van het massale immigratiebeleid dat u voert en nu wil u dit nog erger maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De schijnheiligheid van de “internationale gemeenschap” – dat wil zeggen de Verenigde Staten en zijn bondgenoten – met betrekking tot het NPV en in het bijzonder het nucleaire programma van Iran moet aan de kaak worden gesteld.

(PT) Een dergelijk politiek initiatief is er niet voor de kernwapenprogramma’s van enkele EU-landen of de Verenigde Staten – en zelfs niet voor de nucleaire programma’s van Israël, Pakistan of India, landen die het NPV niet hebben ondertekend, maar in het bezit zijn van nucleaire wapens – en de Verenigde Staten hebben al verklaard dat zij deze voor een aanval zouden kunnen gebruiken.

Daarom is volledige eerbiediging van het NPV en de ontmanteling van alle kernwapens noodzakelijk.

Het daadwerkelijke probleem met betrekking tot Iran is dat zowel de Verenigde Staten als de EU weten dat de oliepiek al in veel landen is gestopt.

De reden voor de ernstige dreiging van militaire agressie, provocatie en zo veel haast betreffende het nucleaire programma van Iran is dat dit land de beste olievoorraad ter wereld heeft en de Verenigde Staten en de EU proberen voorwaarden te scheppen, zelfs door manipulatie van de publieke opinie, om hun energiebronnen en het hele Midden-Oosten te beheersen, zoals we in Irak zien.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun de aanbevelingen in de resolutie. Wat betreft de PMOI heb ik echter tegen amendementen gestemd die betrekking hadden op de in de tekst genoemde groepering.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De opvattingen van Javier Solana en van EU-vertegenwoordigers en de hen steunende partijen hebben een eind gemaakt aan alle illusies over het standpunt van de EU met betrekking tot Iran en het Midden-Oosten in het algemeen.

Deze opvattingen bewijzen dat de EU voorstander is van het plan van de VS en de NAVO voor “democratisering van het Midden-Oosten”, dat ten doel heeft naties en volkeren te onderwerpen aan controle over de hulpbronnen die hen welvaart verschaffen. De EU negeert opzettelijk de geruststellingen van de IAEA en het rapport van de CIA over het niet-militaire gebruik van kernenergie door Iran. De EU voert de druk op met sancties tegen Iran en intensiveert de propaganda om het publiek te laten wennen aan het idee van een oorlog tegen Iran. Javier Solana heeft de situatie in Libanon en het gebied eromheen bovendien duidelijk in verband gebracht met kernwapens, maar zonder ook maar enigszins te verwijzen naar de kernwapens van Israël.

In het hele Midden-Oosten zien we de opkomst van imperialistische agressie en conflicten over de verdeling van markten. De slachtoffers hiervan zijn, onder andere, de volkeren van Palestina, Iran en Libanon. Het enige antwoord dat burgers op deze nieuwe militaire plannen kunnen geven bestaat uit verzet tegen het imperialisme en het opgeven van illusies over de rol van de EU.

Zij die in de positie verkeren een beslissing te nemen over mensenrechten en de schending ervan zijn de burgers van elk afzonderlijk land. Zij zouden zichzelf niet moeten toestaan een excuus te vormen voor nog een Irak.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Iran vormt momenteel een regionale en globale bedreiging en een uitdaging voor het vermogen van de EU-lidstaten om zich op het internationale toneel te verenigen. Afgezien van de opeenvolgende tegenstrijdige rapporten klopt het dat Iran niet heeft voldaan aan zijn transparantieverplichting, noch heeft geholpen om een klimaat van vertrouwen te scheppen. Integendeel. Afgezien van het nucleaire dossier zijn de berichtgevingen ook niet echt bemoedigend. Schending van de mensenrechten, gewelddadigheden en het veinzen van democratische verkiezingen zijn allemaal factoren waarmee rekening wordt gehouden in onze houding tegenover Iran.

Rekening houdend met het bovenstaande, maar ook met hetgeen waar ik in het verleden voor stond, stem ik in met de essentie van de aangenomen resolutie en benadruk ik de herhaalde verzoeken van het Europees Parlement dat de Raad en de Commissie zich aansluiten bij de uitspraak van het Europese Hof om het Iraanse verzet, de PMOI, van de lijst van terroristische organisaties te halen. De EU (en enkele lidstaten) hebben het Iraanse verzet behandeld op een manier die noch het Iraanse verzet noch het Iraanse volk en noch de doelstellingen met betrekking tot democratie in dat deel van de wereld ten goede komt. Deze strategie moet veranderen – en begint al te veranderen.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: Resultaten van de Klimaat-conferentie op Bali (B6-0059/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Ik ben heel blij met de gang van zaken tijdens de Bali-conferentie en met de onverhoopte resultaten die, mede dankzij de rol die de EU tijdens de onderhandelingen heeft gespeeld, zijn bereikt. In deze hachelijke situatie was het van essentieel belang een teken af te geven van eenheid, samenwerking en verantwoordelijkheid, zodat er een goede start kon worden gemaakt met de onderhandelingen voor nieuwe emissiereducerende maatregelen voor de post- Kyoto periode (2012).

Door het accepteren van de conclusies van de IPCC-wetenschappers, hebben alle deelnemers op politiek niveau toegegeven dat: de klimaatverandering bestaat, dat de oorzaak antropogenisch is en dat er voor 2020 actie moet worden ondernomen om onherstelbare schade aan het wereldklimaat te voorkomen.

Ik hoop dat Kopenhagen in 2009 duidt op een kentering in de strijd tegen klimaatverandering met het aannemen van strenge reducerende maatregelen voor 2020 door alle geïndustrialiseerde landen en ontwikkelingslanden. Deze nieuwe uitdaging zal zeker kosten en ongemakken met zich meebrengen die moeilijk te rechtvaardigen zijn, tenzij wij, zoals in eerdere interventies is gezegd, noodzakelijke en moedige keuzes maken zoals de terugkeer naar kernenergie. Onverschilligheid, uitstel en eindeloze conferenties leiden slechts tot onherstelbare milieuschade.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór het voorstel voor een resolutie over de resultaten van de conferentie van Bali inzake klimaatverandering (COP 13 en COP/MOP 3) gestemd, omdat ik denk dat vanwege de urgentie om de opwarming van de aarde te verminderen de overeenkomst die in Bali is bereikt een belangrijke stap voorwaarts is, zodat in 2009, in Kopenhagen, een nieuw protocol kan worden vastgesteld en goedgekeurd, met nieuwe doelstellingen voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Ik heb het gevoel dat het Portugese voorzitterschap van de EU een centrale rol heeft gespeeld bij de conferentie van Balie en een actieve bijdrage heeft geleverd aan de vorderingen van de onderhandelingen en de poging om een zeer positieve overeenkomst te bereiken. Het zou echter wenselijk zijn voor het Actieplan van Bali om te verwijzen naar vastgestelde streefcijfers voor de vermindering van de CO2-uitstoot.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie beperkt zich tot het herhalen van algemene ideeën en is op diverse punten ontoereikend. Vandaar onze onthouding.

Aangezien de hoofddoelstelling bijvoorbeeld is om de –uitstoot te verminderen die door verbranding van fossiele brandstoffen wordt veroorzaakt, dan moet deze uitstoot vanzelfsprekend worden gemeten. Wij weten dat het meten hiervan zeer complex is en dat dit gemanipuleerd kan worden aangezien fossiele brandstoffen, na extractie, worden getransporteerd en verwerkt en dat hun bijproducten op verschillende manieren worden gebruikt en over duizenden verkooppunten worden gedistribueerd.

Diverse specialisten op dit gebied hebben aangegeven dat het met betrekking tot het verlagen van de uitstoot en het bereiken van de doelstellingen het effectiever en eenvoudiger is om de voortgang van een in het kader van een protocol over de extractie en internationale verkoop van fossiele brandstoffen goedgekeurd instrument te bewaken. Het zou dan ook gemakkelijker zijn om streefcijfers of doelstellingen vast te leggen voor de verlaging van de primaire productie van fossiele brandstoffen en de gerelateerde export/import, waarbij de maximale uitstoot per land wordt vastgelegd.

Maar het is ook nodig om te onderhandelen over verplichtingen van de rijkere landen om fondsen vrij te geven om ontwikkelingslanden te steunen en hen te helpen om de economische en maatschappelijke kosten te dragen van de noodzakelijke maatregelen.

Ik betreur dat de voorstellen van de fractie met die doelstelling zijn verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Afgelopen december zijn de partijen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering in Bali bijeengekomen. Zij hebben op veel aspecten met betrekking tot de bescherming van het klimaat vooruitgang geboekt.

In aanvulling op de aanvang van de onderhandelingen voor een nieuw protocol ter vervanging van het Protocol van Kyoto wil ik de verklaring benadrukken dat het vierde IPCC-verslag een betere wetenschappelijke basis vormde voor de werkzaamheden van de Conventie en voor de eerste keer - en daarmee een einde makend aan de taboe – verwees naar ontwikkelingslanden die ook moeten samenwerken met inachtneming van hun economische kader en hun ontwikkeling.

Tot slot denk ik dat de grootste vernieuwing in Bali de opneming van de ontbossingsproblematiek, voor de eerste keer, in het Actieplan van Bali en zal worden besproken met inachtneming van de opname in het toekomstige protocol.

Ik stem vóór de resolutie van de Tijdelijke Commissie klimaatverandering aangezien deze de in Bali bereikte resultaten ondersteunt, een aantal observaties over de rol van de EU in toekomstige onderhandelingen doet waarmee ik het eens ben en uiteenzet waar het Actieplan van Bali verder had kunnen gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag gestemd.

De Kaderconventie van de Verenigde Naties over Klimaatverandering, die van 3 tot 15 december plaatsvond op Bali, moest een tijdspad uittekenen voor de volgende twee jaar en een akkoord bereiken over de verlenging van het protocol van Kyoto dat in 2012 afloopt. Het eerste doel lijkt bereikt, maar het tweede doel is nog ver van ons verwijderd.

Het is jammer dat de internationale gemeenschap het niet eens kon worden over een cijfer voor de wereldwijde stabilisatie en de vermindering van uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met minstens twintig procent ten opzichte van hun niveau in 1990. De Europese Unie moet een constructieve rol spelen en een drijvende kracht worden zoals op Bali het geval was, zodat landen die elke doelstelling met precieze cijfers weigeren geen excuus meer hebben.

Hoewel we blij moeten zijn met het akkoord dat werd ondertekend door de landen die aanwezig waren op Bali, mogen we niet op onze lauweren rusten en op milieuvlak alleen mooie woorden uitspreken zonder daden. Er blijven nog twee jaar over om tot een akkoord te komen en de twijfels over het tijdspad geven aan dat het moeilijkste nog moet komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) In de resolutie over klimaatverandering, ingediend tijdens de conferentie van Bali, wordt naar gunstige voortekenen gezocht, terwijl die er niet zijn.. Tegelijkertijd wordt in die resolutie de oorzaak van de verwoesting van het milieu achtergehouden; dat is namelijk de plundering van natuurlijke hulpbronnen door het kapitaal, met het oogmerk winst te maken door land, energie en water te vercommercialiseren.

De resolutie wijst vooruit naar het gevaar dat klimaatverandering “een voorname factor zou kunnen zijn bij de destabilisering van de armste landen”. Dit Euromonopoliekapitaal kan klimaatverandering gebruiken als voorwendsel om de ontwikkelingslanden nog verder uit te buiten. We weten immers dat het werk van multinationale ondernemingen een van de voornaamste oorzaken van armoede is.

De resolutie roept op tot serieuze betrokkenheid van de opkomende naties, overeenkomstig de fase van hun ontwikkeling en de samenstelling van hun economie. In de resolutie wordt specifiek verwezen naar China en India als het gaat over de bevordering van samenwerking op het gebied van het energiebeleid, met het doel milieuverontreinigende stoffen terug te dringen.

Het komt er eigenlijk op neer dat er druk op die landen wordt uitgeoefend doordat, in het kader van de imperialistische concurrentie om de toewijzing van markten, hun ontwikkelingsmogelijkheden en hun aanspraken op een groter marktaandeel worden ingetoomd. Misschien is dat wel de reden dat niet wordt verwezen naar maatregelen om rechtstreeks de uitstoot van broeikasgassen te beperken en dat er alleen in algemene zin goede intenties worden uitgesproken.

In een notendop kan gezegd worden dat het onderwerp “klimaatverandering” op de conferentie van Bali alleen maar een dekmantel was. De werkelijke agendapunten waren de intensivering van de intra-imperialistische conflicten in de energiesector en de vercommercialisering van het milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik sta volledig achter de in de resolutie gegeven beoordeling van de uitkomst van de onderhandelingen op Bali. Dankzij de EU is er meer bereikt dan misschien werd verwacht, maar minder dan nodig is. Het gebrek aan overeenstemming tussen de betrokken partijen over concrete doelstellingen en cijfers voor de beperking van de CO2-uitstoot is betreurenswaardig. Ik heb vóór de resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Scheele (PSE), schriftelijk. − (DE) Belangrijk in deze afgestemde resolutie is het expliciete accent op de samenhang tussen ontbossing en klimaatsverandering. De regenwouden hebben voor het klimaat op onze wereld een doorslaggevende functie. Ze slaan in gigantische hoeveelheden CO2 op. Bovendien zijn het de grootste waterreservoirs van de aarde. Als een spons slaan ze water op en koelen zo de atmosfeer. Deze functie wordt echter hevig bedreigd door ontbossing en bosbranden. Een stop op ontbossingen en bosbranden zou daarom een uitermate doorslaggevende bijdrage leveren in de strijd tegen de opwarming van de aarde.

De toegenomen vraag naar biobrandstof in Europa staat diametraal tegenover de bescherming van de regenwouden. Voor de toegenomen vraag naar biodiesel worden nu al duizenden hectaren van het regenwoud ontbost om palmolie te winnen. Certificatie en karakterisering van de duurzame productie van biobrandstof zijn daarom essentiële voorwaarden voor de bescherming van het regenwoud en het klimaat op de wereld. Daarnaast verslechtert de productie de sociale omstandigheden in de desbetreffende landen vanwege de sterke stijging van de prijzen voor primaire voedingsmiddelen. Ik ben daarom tegen het voorstel van de Commissie in het klimaat- en energiepakket om ons tot 2020 schriftelijk en verplichtend vast te leggen op tien procent biobrandstof, omdat dit op generlei wijze bijdraagt aan klimaatbescherming en ver afstaat van een duurzame politiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. (SV) De uitstoot van broeikasgassen moet de komende jaren drastisch naar beneden. De resolutie bevat vele goede ideeën om deze doelstelling te verwezenlijken en daarom heb ik voor de resolutie gestemd.

De doelstelling kan samengevat worden met het begrip 20-20-20, wat betekent dat de uitstoot met twintig procent verminderd moet worden, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen met twintig procent moet toenemen en dit alles tegen 2020 verwezenlijkt moet zijn. Naar mijn mening dient de klemtoon te liggen op de vermindering van de uitstoot en daarbij moet elke lidstaat beslissen op welke manier dit dient te gebeuren. Het is dan ook niet de taak van de EU om te specifiëren op welke manier de lidstaten hun gebruik van hernieuwbare energiebronnen moeten wijzigen.

Als de EU dan toch specificaties geeft, is het betreurenswaardig dat ze kernenergie niet aanziet als een hernieuwbare energiebron. De IAEA heeft vastgesteld dat kernenergie een noodzakelijk element is om de uitstoot van koolstofdioxide te verminderen. Het is jammer dat deze resolutie daar geen rekening mee houdt en erbij blijft dat kernenergie de uitstoot niet kan verminderen.

Bij de tenuitvoerlegging van deze resolutie zal duidelijk worden dat de EU de rol van kernenergie in het streven naar een beter klimaat onrechtstreeks uitsluit. Ik wilde de aandacht vestigen op dit - in mijn ogen - toch wel bijzonder vreemd standpunt.

 
  
  

- Verslag: Fiona Hall (A6-0003/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Wij stemmen voor de resolutie vanwege het algemene aspect, maar wij steunen niet alle technische details noch de ambitie om met politieke besluiten te regelen welke producten vervaardigd of verkocht mogen worden, zoals bijvoorbeeld terrasverwarmers.

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieven staan achter de algemene ideeën van dit initiatiefverslag – wie kan er tegen energie-efficiëntie zijn? We hebben echter onze bedenkingen bij bepaalde aspecten van het voorstel waar de rapporteur het gevoel voor verhoudingen lijkt te zijn verloren.

Door de vermelding van de energie-efficiëntie op producten kunnen consumenten een weloverwogen keuze maken, maar het gaat te ver om bepaalde producten te verbieden omdat hun energieverbruik door sommigen wordt afgekeurd.

Het is met name onredelijk om de pijlen te richten op terrasverwarmers (paragraaf 16), die tegenwoordig veelvuldig worden toegepast als direct gevolg van de antirookwetgeving van de Britse regering.

We vertrouwen erop dat dit specifieke voorstel niet wordt opgenomen in enig toekomstig Commissievoorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik zonder meer tegen teruggooi ben – en dat is ook het beleid van mijn partij – kan ik niet stemmen vóór het opdringen van EU-besluiten, hoe redelijk ze soms ook lijken te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit is nog een voorbeeld van een verslag dat een situatie beoordeelt zonder in te gaan op de oorzaken en zonder de te volgen weg uiteen te zetten, maar slechts controversiële verklaringen van internationale organisaties opneemt en in een enkel geval, zoals de verwijzing naar Rusland en Afrika, laat zien dat het zich veel meer bekommert om de verdediging van de belangen van de EU dan om een samenwerkingsbeleid. Wij zijn het hier niet mee eens.

Wat duidelijk is, is dat de schaarsheid van fossiele brandstoffen, zoals tot uitdrukking komt in de prijs, een verlaging van het verbruik vereist. Om te voorkomen dat economische en sociale activiteiten worden verminderd, moeten wij daarom onnodig verbruik, afval in het verwerkingsproces, transport en distributie en het verbruik van het eindproduct verminderen.

Aangezien energie na verbruik niet kan worden gerecycleerd en aangezien de bronnen schaars zijn, moeten zij worden beheerd in overeenstemming met technische kennis en complexe politieke prioriteiten, waarbij centrale planning van de overheid in het publiekelijke belang is vereist om schommelingen en nervositeiten van de marktdeelnemers te elimineren. Wij moeten dit nu bewerkstelligen.

Andere goedbedoelde aanbevelingen hebben reeds betrekking op het leven en werken in steden en stedelijke gebieden met potentieel voor zeer positieve gevolgen van vernieuwing en innovatie in energienetwerken, gebouwen, vervoer en andere openbare voorzieningen.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun het algemene uitgangspunt van dit verslag zijnde een Actieplan voor energie-efficiëntie. Ik vind het goed om te onderzoeken hoe ruimteverwarmers efficiënter kunnen worden gemaakt, maar ik ben geen voorstander van het verbieden van terrasverwarmers.

Voor zover ik kan zien worden ze vooral gebruikt door caféhouders om een verwarmde plek te bieden aan rokers die door recente wetgeving de kou in zijn gejaagd. Door het rookverbod zijn al honderden cafés gesloten, waardoor er banen verloren zijn gegaan. Door zo’n verbod zouden nog veel meer cafés de deuren moeten sluiten en zouden nog veel meer mensen hun baan kwijtraken.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Naast de gebruikelijke woorden over de klimaatverandering en de maatregelen die getroffen moeten worden om deze opwarming tegen te gaan, is de kwestie van energiezekerheid en -onafhankelijkheid van de Europese landen alleen al een rechtvaardiging om eens te kijken naar de manier waarop we energie beter kunnen gebruiken. Aangezien de meeste normen op Europees niveau worden opgesteld, zullen we niet tegen dit verslag stemmen.

Maar we vervallen in dit dossier wel in een traditie van malthusianisme en net als in de andere verslagen van het Parlement over dit onderwerp, uiten we beschuldigingen: het blind stigmatiseren van de automobilist, het verbieden van bepaalde uitrusting, de drang om het gedrag van de mensen te beïnvloeden en om jongeren al zo vroeg mogelijk te ronselen, om zich in te laten met stedenbouwkunde en bouwplannen, het stimuleren van energiebelastingen en tarifering die eigenlijk enkel de zwaksten in onze samenleving treffen,...

Dus ik ben voor minimale normen, voor de aanmoediging van het onderzoek, voor objectieve informatie om een duidelijke keuze te kunnen maken, voor het stimuleren van aanmoedigingen op het vlak van belastingen. Ik ben tegen vervolging en stigmatisering.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Onderzoek heeft uitgewezen dat de uitstoot van broeikasgassen door de mens mede verantwoordelijk is voor de snelle klimaatwijziging. Wij steunen daarom de belangrijkste conclusie dat alle landen uitgebreide maatregelen moeten nemen om de uitstoot te verminderen. De lidstaten van de EU moeten hierbij het voortouw nemen.

Anderzijds kunnen wij niet leven met de steeds wederkerende pogingen van de Commissie en de rapporteurs van het Parlement om grote uitdagingen te zoeken teneinde de politieke macht te centraliseren en een EU zonder vrijheid en dynamiek te scheppen.

De rol van de EU in het energiebeleid dient beperkt te worden tot:

- de vaststelling van doelstellingen betreffende de uitstoot voor elke lidstaat. Daarna is het de taak van elke lidstaat en van de markt om deze doelstellingen in vrije concurrentie te verwezenlijken

- de vaststelling van emissierechten die hoog genoeg zijn om de kosten voor de uitstoot te compenseren (de emissies zullen dan tenminste meetellen in de miljarden economische beslissingen die dagelijks overal ter wereld door gezinnen en ondernemingen worden genomen. De gezinnen zullen dan vrijwillig spaarlampen kiezen, autoproducenten wagens maken met een laag brandstofverbruik en vastgoedmakelaars passieve huizen bouwen. Onderzoek en ontwikkeling op dit gebied zullen de moeite waard zijn).

- middelen uittrekken voor onderzoek en wetgeving inzake etikettering van producten

EU-politici moeten geen details regelen. Niemand weet vandaag hoe deze reusachtige verandering het beste gebeurt. Daarom zijn wij tegen een verbod op terrasverwarmers en belastingvoordelen voor het slopen van huizen.

Wij hebben tegen gestemd met de bedoeling een andere visie van het EU-energiebeleid te bewerkstelligen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat mooi past in de rij van conclusies van de Europese Raad van maart 2007 over energie-efficiëntie en waarin wordt gezegd dat deze energie-efficiëntie in de EU verhoogd moet worden om het doel te bereiken van twintig procent besparing op energievlak ten opzichte van de vooruitzichten voor het jaar 2020.

Ik ben tevreden met de maatregelen om de energieprestaties van producten, gebouwen en diensten te verbeteren, om het rendement van de productie en de distributie van energie te verbeteren, om de gevolgen van vervoer op het energieverbruik te beperken, om de financiering en de investeringen op dit vlak makkelijker te maken en om een rationeler energieverbruik aan te moedigen en te versterken.

De Europese burger moet gebruik kunnen maken van infrastructuur (met inbegrip van gebouwen), producten (onder andere toestellen en wagens), energieprocessen en -diensten die op het vlak van energie-efficiëntie de beste van de wereld zijn.

Een gevolg van het actieplan zal ook een versterkte industriële concurrentie zijn, de uitvoer van nieuwe technologieën, en zal positieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid. Deze besparingen kunnen dan de investeringen compenseren die nodig zijn voor deze vernieuwende technologieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik steun niet de paragraaf waarin erop wordt aangedrongen om de verkoop van bepaalde huishoudelijke apparaten te verbieden, aangezien dat een te vergaande stap is.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag gestemd, dat over het geheel genomen uitstekend is. Ik heb echter moeite met paragraaf 16, die luidt: “verzoekt de Commissie met klem tijdschema’s op te stellen voor het uit de handel nemen van de minst energiezuinige apparatuur en toestellen en van andere energieverbruikende producten, zoals terrasverwarmers”. Het zou beter zijn als er niet één bepaald apparaat uit werd gelicht waarop een verbod zou moeten komen, aangezien het slechts een van vele apparaten is die tot bezorgdheid stemmen vanwege hun energieverbruik en het er een is waar veel mensen plezier van hebben, zeker in het stedelijke sociale verkeer, zoals in mijn eigen Londense kiesdistrict.

Het verheugt me dat sommige winkeliers de verkoop van dergelijke verwarmers hebben gestaakt als reactie op de druk van consumenten en ik zou er zelf ook niet een kopen, maar ik denk dat het beter is om minimumnormen vast te stellen voor de energie-efficiëntie van apparatuur, mensen te informeren over energieverbruik en hen aan te moedigen om goed te kijken naar hun eigen CO2-voetafdruk en aan de hand daarvan hun apparatuur, hun wijze van vervoer, hun sociale gedrag, enzovoort te kiezen dan om terrasverwarmers of een ander product als zodanig te verbieden. Door de innovatie waartoe vastgestelde efficiëntienormen leiden, krijgen we immers – naar ik hoop – als vanzelf efficiëntere terrasverwarmers.

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE), schriftelijk.(NL) Ik verwelkom dit voorstel van mevrouw Hall. Het is prima dat er eindelijk wordt overgegaan van abstracte theorieën op concrete voorstellen om tot een hogere energie-efficiëntie te komen in de Europese Unie. Ik ben blij dat dit verslag de doelstelling van twintig procent energie-efficiëntie verbetering tegen 2020 aanhoudt. Paragraaf 16 van dit verslag, waarin gevraagd wordt om verwijdering van de markt van de minst energie-efficiënte apparaten, onderschrijf ik niet. De industrie moet wél gemotiveerd worden om betere en efficiëntere apparaten te produceren. Ik heb mij daarom van stemming onthouden bij de eindstemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders (ALDE), schriftelijk.(NL) De VVD is tegen verboden, maar vóór verbeteringen. De VVD is daarom tegen een verbod op terrasverwarmers, maar vóór innovatieve oplossingen die inefficiëntie tegengaan. De VVD-Eurofractie is van mening dat in het kader van de strijd tegen klimaatverandering het vreemd zou zijn als niet ook gekeken wordt naar de wijze waarop terrasverwarmers efficiënter gemaakt kunnen worden. Daarom heeft de fractie ingestemd met de oproep in het verslag van mevrouw Hall aan de Europese Commissie om energie-inefficiënte apparaten uit te faseren en te vervangen door efficiëntere apparaten. Het verslag moet worden gezien als een stimulans voor de industrie om meer energie-efficiënte apparaten - zoals terrasverwarmers - te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Dit actieplan bevat de vanuit kostenoogpunt efficiëntste maatregelen om de klimaatverandering het hoofd te bieden. Ik ben dan ook verheugd over het plan en ik heb het idee dat het doel om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met twintig procent te hebben teruggedrongen zowel technisch als economisch haalbaar is.

Het plan is een stap in de goede richting en ik heb voorgestemd. Het moet echter worden gezien als een eerste stap en er moeten ambitieuzere doelen volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Uit milieupolitieke overwegingen en economische overwegingen zijn maatregelen voor energiebesparing en een efficiënter gebruik van energie het waard om te worden nagestreefd. Daarom heb ik voor het verslag Hall gestemd, maar ik hoop dat we hiermee meer succes zullen hebben dan bij de door ons nagestreefde reductie van het energieverbruik tot 2020, of het hogere percentage vernieuwbare energie – allebei grootse voornemens, die we echter bij de huidige stand van zaken wel niet meer zullen kunnen realiseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. (SV) Het verslag van Fiona Hall behandelt een heel belangrijk onderwerp. Het is niet genoeg dat de EU strikte normen voor de uitstoot van koolstofdioxide vaststelt. Om echt verschil te zien moeten de mensen hun consumptie- en gedragspatronen kunnen en willen veranderen. Zoals de wijze woorden in alinea 61 zeggen: de strijd moet thuis beginnen.

Om geloofwaardig te zijn moet het Europees Parlement het goede voorbeeld geven in zijn eigen huis. Wij vragen aan de EU-burgers om alles af te schaffen, van waterkokers tot verwarmde bar- en restaurantterrassen, terwijl het energieverbuik in de tweede zetel van het Europees Parlement jaarlijks 5322 ton uitstoot van koolstofdioxide kost! Een studie die in opdracht van collega Caroline Lucas is gemaakt, wijst op de rampzalige gevolgen van het maandelijks over-en-weer-gereis van de parlementsleden naar Frankrijk voor het milieu. De reizen naar Straatsburg, waar het Parlement zijn stemmingen houdt, zijn jaarlijks in totaal goed voor 18 901 ton uitstoot koolstofdioxide. Dat komt overeen met 10 000 vluchten van Europa naar New York.

Het is een goede zaak dat het verslag het gehaald heeft. Het ware nog beter dat we niet meer elke maand naar Straatsburg moeten reizen voor stemmingen die evengoed van thuis uit kunnen gebeuren.

 
  
  

- Verslag: Carl Schlyter (A6-0495/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Ik steun het teruggooiverbod, zoals past binnen het beleid van mijn partij, dat is gericht op verstandige regels voor de commerciële visserij. Ik kan niet vóór de resolutie stemmen, aangezien deze meer inmenging van de EU in Britse aangelegenheden betekent. Het Verenigd Koninkrijk is prima in staat om zijn eigen boontjes te doppen als het gaat om de visserij en de bescherming van de visstand, zoals we altijd hebben gedaan voordat we ons aansloten bij deze geldverslindende organisatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Teruggooi (het overboord gooien van dode of stervende vis) en ongewenste vis die als bijvangst is gevangen is een moeilijk op te lossen probleem van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Met beheersmechanismen die meer rekening houden met de aanlandingen dan met de vangsten, moet de Europese visserij snel het beleid herformuleren om deze slechte praktijken te verminderen.

In dit verband heeft de Europese Commissie een mededeling opgesteld inzake haar intentie om een beleid tot stand te brengen om ongewenste bijvangsten te verminderen en teruggooi in de Europese visserij geleidelijk uit te bannen.

Ongewenste bijvangsten en de teruggooi die dit tot gevolg heeft, heeft ontelbare negatieve gevolgen: het is een verspilling van hulpbronnen, de vangst van jonge individuen van de doelsoorten verkleint de vangst- mogelijkheden voor die soorten en zorgt voor minder paaibiomassa. Het heeft samen met het vangen en teruggooien van niet tot de doelsoorten behorende vis, schaal- en schelpdieren, zeevogels of zeezoogdieren negatieve gevolgen voor het mariene ecosysteem.

In dit opzicht en omdat dit verslag in overeenstemming met de beginselen van het hervormde gemeenschappelijke visserijbeleid aan duurzame visserij werkt, ben ik voornemens om vóór te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is natuurlijk wenselijk en noodzakelijk om ongewenste bijvangsten en teruggooi te verminderen, maar het zou niet bij wetgeving moeten gebeuren.

Aangezien het onmogelijk is om alle aspecten die in dit verslag naar voren zijn gekomen op te noemen, juichen wij de goedkeuring van ons amendement toe dat “eraan herinnert dat het percentage teruggooi bij de kleinschalige visserij zeer gering is en dringt dan ook aan op uitbreiding van de EU-subsidie ter stimulering en ontwikkeling van de kleinschalige kustvisserij en de ambachtelijk bedreven visserij”.

Wij betreuren de verwerping van onze voorstellen die benadrukten:

- dat om geschikte maatregelen te kunnen vastleggen om een echte vermindering van teruggooi te bevorderen het allereerst noodzakelijk is om de verschillende oorzaken van teruggooi vast te stellen en te analyseren, zoals commerciële redenen (gerelateerd aan prijs, marketing, het maximaliseren van de waarde van de vis), visvangsten onder het minimale niveau van aanlandingen of bijvangsten;

- dat uitgebreid onderzoek naar de aan te nemen maatregelen en hun invloed op de sociaaleconomische situatie in de industrie moet worden gedaan;

- van de betekenis van vrijwillige vermindering van de visserij-inspanningen en van de invoering van mechanismen om vissers die dergelijke inspanningen doen en positieve interventiemaatregelen voor de markt ondernemen om teruggooi tegen te gaan (gegarandeerde verkoop van vis tegen eerlijke prijzen en de ontwikkeling van de conservenindustrie) financiële compensatie te bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Ik sta achter de oproep tot een teruggooiverbod, zoals ook past binnen het beleid van mijn partij, maar ik kan niet stemmen vóór de resolutie als geheel aangezien er instrumenten op EU-niveau mee worden doorgevoerd.

Met name ten aanzien van amendement 14 wil ik opmerken dat ik, ook al waardeer ik de inspanningen van de Schotse vissers, die het voortouw hebben genomen om vrijwillig de vangst van onvolgroeide vis te verminderen, niet de invoering van een compensatieregeling kan steunen die door de EU-instellingen wordt uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het lijkt redelijk dat er, om de visvoorraden op peil te houden, maatregelen genomen worden om te voorkomen dat er vis teruggegooid wordt. Laten we echter eens kijken naar de vraag waaróm vangsten overboord gezet worden, terwijl veel arbeiders dolgraag meer vis zouden willen eten.

De reden hiervoor is kapitalistische productie. Visvangsten vormen een basisproduct dat meer op de markt gezet wordt om visbedrijven winst te laten maken dan om voedingsbehoeften van mensen te vervullen. Als een visbedrijf inschat dat het geen winst zal maken of, wat waarschijnlijker is, dat de prijs van bepaalde vangsten zal dalen door een overvloedig aanbod, dan kunnen we wel verklaren waarom vangsten overboord worden gezet, hoewel er ook andere oorzaken voor zijn.

Het nieuwe voorstel is in wezen een goedebedoelingenshow; het is een herhaling van een vergelijkbaar beleid, dat volgens het rapport al meer dan vijf jaar geleden toegepast had zullen worden. Wij hebben er geen bezwaar tegen dat er bepaalde maatregelen genomen worden om het overboord zetten van vis te beperken of te verbieden, maar we hebben één bezwaar, namelijk dat sommige van deze maatregelen een last betekenen voor kleine en middelgrote visondernemingen en dat ze in wezen een voorwendsel kunnen zijn om te voorkomen dat deze kleine ondernemers vrij kunnen vissen. Met andere woorden: sommige van deze voorstellen kunnen een excuus vormen om kleine en middelgrote ondernemingen te laten krimpen en grote visbedrijven buitensporig te laten groeien.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Elke poging om het Europese visserijbeleid te verbeteren is positief voor Schotland en de Schotse visserijsector. In het verslag wordt naar manieren gezocht om de hoeveelheid ongewenste bijvangsten steeds meer te beperken en een verbod op teruggooi door te voeren: twee schadelijke praktijken die veel te gewoon zijn geworden in de visserijsector.

In dat licht wordt in het verslag een logische en doelmatige aanpak voor het verzamelen van informatie voorgesteld en wordt er om eenvoudige maatregelen verzocht, die zowel goed uitvoerbaar als economisch haalbaar zijn. Ik heb vóór de aanbevelingen in het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Als enthousiaste kijker van de geweldige televisieserie “Deadliest Catch” ben ik nu een groot bewonderaar van vissers en het werk dat zij doen. Ik stem vóór dit verslag omdat we de aanhoudende verspilling, waarbij uitstekende vis wordt teruggegooid in zee als gevolg van het gecompliceerde quotasysteem, serieus moeten aanpakken.

Hoewel ik niet denk dat marktinterventie hier het antwoord is of dat de quota moeten worden afgeschaft, moeten we wel serieus iets aan deze situatie doen.

Onze visbestanden zijn nog steeds laag. Er is een toenemende vraag naar vis en daarin ligt ons dilemma. We moeten onze bestanden behouden, en één manier om dat te doen is door verspilling in de vorm van ongewenste bijvangsten en teruggooi uit te bannen of op zijn minst te beperken.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Tot mijn verbazing zag ik dat amendement 9 is aangenomen. Dit amendement houdt in dat alle vissersschepen zouden moeten zijn uitgerust met een gesloten camerasysteem (CCTV). Er wordt niet uitgelegd hoe dit zou worden geïmplementeerd, er is geen effectbeoordeling gegeven om te laten zien dat het werkt en er is niet aangegeven hoe het moet worden gefinancierd.

 
  
MPphoto
 
 

  Cornelis Visser (PPE-DE), schriftelijk.(NL) Het EP heeft vandaag gestemd over het verslag over een beleid om ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uit te bannen. De CDA/EVP-delegatie heeft voor het uiteindelijke verslag gestemd, omdat er een aantal positieve punten in staan. Zo wordt erkend dat sommige vissoorten na vrijlating een grote overlevingskans hebben en dat uitzonderingen op een teruggooiverbod mogelijk zijn. Dit is voor jonge tong van belang, omdat deze soort een vrij grote overlevingskans heeft. Ook wordt in het verslag de nadruk gelegd op positieve en negatieve prikkels om de teruggooi terug te dringen. Dit is een verstandigere benadering dan een algeheel verbod op teruggooi. Een algeheel verbod op teruggooi is naar het inzicht van de CDA/EVP-delegatie niet realistisch.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Wise (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Ik sta achter de oproep tot een teruggooiverbod, zoals ook past binnen het beleid van mijn partij, maar ik kan niet stemmen vóór de resolutie als geheel aangezien er instrumenten op EU-niveau mee worden doorgevoerd.

Met name ten aanzien van amendement 14 wil ik opmerken dat ik, ook al waardeer ik de inspanningen van de Schotse vissers, die het voortouw hebben genomen om vrijwillig de vangst van onvolgroeide vis te verminderen, niet de invoering van een compensatieregeling kan steunen die door de EU-instellingen wordt uitgevoerd.

 
  
  

- Ontwerpresolutie: Een Europese strategie ten opzichte van de Roma’s (B6-0050/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Mijn Britse conservatieve collega’s en ik veroordelen totaal en onvoorwaardelijk alle vormen van racisme en vreemdelingenhaat en staan volledig achter de Roma in hun strijd tegen de discriminatie waarmee zij te maken hebben. Niettemin moet dit tot het reguliere domein van het politieke beleid van elke lidstaat behoren.

We kunnen deze resolutie niet steunen, aangezien het gevaar bestaat dat de Roma dan nog meer worden geïsoleerd en gemarginaliseerd doordat ze in een apart vakje worden gestopt, en aangezien de Commissie wordt opgeroepen om met diverse strategieën en actieplannen te komen, wat tot de bevoegdheid van de lidstaten moet blijven behoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Sociale uitsluiting, armoede en discriminatie zijn wantoestanden die de lidstaten met alle middelen moeten bestrijden. De Roma-minderheid is vaak het hardst getroffen door deze onrechtvaardigheden. Wij zijn echter van mening dat het integratiebeleid het beste aan de lidstaten kan worden overgelaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) In de eindstemming hebben wij voor deze resolutie gestemd. Wij wijzen er echter op dat elke lidstaat zelf de politieke verantwoordelijkheid heeft om te zorgen dat problemen van etnische discriminatie en sociale rechtvaardigheid binnen zijn grondgebied worden opgelost.

Een aantal amendementen die door de UEN-fractie zijn ingediend, bevatten een zeker vooroordeel. Wij hebben daarom tegen deze amendementen van de UEN-fractie gestemd.

In deze context is het de taak van de Europese Unie om de principes voor een Unie van waarden te huldigen. Racisme en etnische discriminatie in de EU en in Europa moeten bestreden worden. De juiste weg hiervoor is dat elke lidstaat met mentaliteitsvorming en opleiding elke nieuwe generatie bijbrengt dat alle mensen dezelfde waarde hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Burgers van Roma-afkomst zijn vaak het slachtoffer van discriminatie in de verschillende EU-landen. Aangezien dit diverse vormen kan aannemen – die hun politieke, economische, sociale en culturele rechten beïnvloeden – bevordert dit armoede, sociale uitsluiting en desintegratie.

Schending van of de niet-uitoefening van grondrechten zoals het recht op gezondheid, huisvesting, onderwijs, werk met rechten en sociale zekerheid, bevordert situaties van sociale ongelijkheid, marginalisatie en gettovorming, analfabetisme, integratie in de informele economie en de sociale en politieke niet-deelneming waarmee veel burgers van Roma-afkomst te kampen hebben.

Daarom hebben wij effectief beleid nodig om sociale ongelijkheid, uitbuiting en de concentratie van rijkdom te bestrijden, banen te creëren met rechten, toegang tot en de uitoefening van de meest fundamentele rechten voor de bevordering van publieke dienstverlening te garanderen en armoede en sociale uitsluiting uit te roeien. In principe beleid dat een breuk met het beleid en de richtlijnen van de Europese Unie afdwingt, een belangrijke kwestie dat de resolutie weglaat.

Wij geloven niet dat de oplossing voor de problemen waar veel burgers van Roma-afkomst mee te kampen hebben, ligt in het aannemen van “gezamenlijk beleid” op Europees niveau, zoals de resolutie pleit.

Vandaar onze onthouding.

 
  
MPphoto
 
 

  Katalin Lévai (PSE), schriftelijk. − (HU) In april heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen ter verbetering van de situatie van de Roma. Het Parlement riep de Europese Commissie op een Roma-actieplan op te stellen. Sindsdien hebben we niets meer gehoord, behalve beloften en hoogdravende woorden. Het grootste deel van de twaalf tot vijftien miljoen Roma in Europa, van wie er tien miljoen al in de Unie wonen sinds de toetreding in 2004, vecht al jarenlang – in slechte sociale omstandigheden – tegen dezelfde problemen: armoede, uitsluiting, problemen met de integratie, gebrek aan werkgelegenheid en meervoudige discriminatie van Roma-vrouwen en -kinderen.

De meeste lidstaten beschouwen de Roma niet als een nationale minderheid, omdat de laatstgenoemden geen moederland hebben, en die lidstaten brengen geen noemenswaardige veranderingen aan in de situatie van de Roma. De laatste jaren blijkt het radicalisme in zowel de oude als de nieuwe lidstaten zelfs steeds sterker te worden. Daarom vind ik dat het tijd wordt voor wezenlijke veranderingen. De Socialistische Fractie heeft al het initiatief genomen tot een actieplan; de eerste fase daarvan bestond uit het opstellen van een resolutie, samen met eminente deskundigen uit de andere partijen.

Ik doe daarom een beroep op mijn medeparlementariërs om deze Europese uitdaging aan te gaan en samen het initiatief te nemen tot een Europese Roma-strategie, met onze stem.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Roma zijn bijna altijd slachtoffer van discriminatie op grond van hun ras. Doordat hun tradities en cultuur niet worden geaccepteerd, en door hun marginalisering, worden ze gedwongen tot een leven aan de zelfkant van de maatschappij. Ze vallen gemakkelijk ten prooi aan het kapitalisme. Ze worden zelfs vaak als zondebokken behandeld en krijgen collectief van van alles de schuld, zoals blijkt uit de recente deportaties uit Italië.

De nationale regeringen en de EU beperken zich tot hooggestemde verklaringen, maar nemen geen concrete maatregelen.

De meeste Roma in Griekenland wonen, net als in andere landen, in erbarmelijke omstandigheden, in kampen, zonder water of riolering. Velen zijn werkloos en hebben geen sociale zekerheid of recht op gezondheidszorg. Hun kinderen hebben steeds grotere problemen: de kindersterfte is hoog, er zijn bijna geen inentingen beschikbaar en slechts een klein percentage van de kinderen gaat regelmatig naar school. Tachtig procent van de Roma-gemeenschap is nog steeds analfabeet.

De regeringen moeten maatregelen nemen die ertoe leiden dat de Roma als gelijken in de maatschappij kunnen meedoen en dat hun culturele tradities gerespecteerd worden. In Griekenland willen we een centrum opzetten voor onderzoek naar Roma en zigeuners en ons daarbij vooral op cultuur richten.

Er moeten onmiddellijk maatregelen genomen worden om ervoor te zorgen dat zij onder fatsoenlijke omstandigheden kunnen leven en dat ze het onvervreemdbare recht hebben op werk, een pensioen, gezondheidszorg en onderwijs.

Net als alle arbeiders strijden ze tegen monopolistische belangen en het uitbuitingssysteem.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben voorstander van de uitvoering van een strategie voor de Roma. Ik zie dat de EU dringend behoefte heeft aan een strategie om de integratie van de Roma in de samenleving te bevorderen. Zij zijn een van de grootste minderheidsgroeperingen in Europa en behoren als zodanig te worden erkend via een Europees plan dat erop is gericht om de problemen waarmee zij te maken hebben aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. − (RO) Deze resolutie vormt een strategie voor de coördinatie en vergroting van de Europese inspanningen de omstandigheden van de Roma-bevolking te verbeteren. De Roma worden geconfronteerd met allerlei moeilijkheden die verband houden met discriminatie, marginalisering, sociale uitsluiting en barre armoede. De betrokkenheid van de EU bij minderheden, waaronder achtergestelde sociale groeperingen, is ook een antwoord op de uitbreiding van het aantal lidstaten met voorheen communistische landen met een aanzienlijke Roma-bevolking. Het probleem heeft dus een Europese dimensie gekregen en is niet meer beperkt tot landen in Midden- en Oost-Europa.

Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat zij de noodzaak van het nemen van maatregelen om een adequaat maatschappelijk en politiek milieu te creëren voor de sociale integratie van de Roma, onder de aandacht brengt van de lidstaten en van Europese instellingen. Discriminatie van Roma is wijdverspreid in het openbare en particuliere leven en heeft te maken met toegang tot openbare ambten, het onderwijs, de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg en huisvesting. De regeringen van de lidstaten zouden zich moeten verplichten de onacceptabele kloof tussen de Roma-bevolking en de rest van de maatschappij te verkleinen. Daarmee zouden ze volledige naleving garanderen van de principes die ten grondslag liggen aan de Europese Unie, namelijk de principes van vrijheid, democratie, eerbiediging van mensenrechten en menselijke vrijheden.

 

11. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen

12. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen

13. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen

14. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen

15. Onderbreking van de zitting
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het Parlement heeft alle punten op de agenda afgehandeld.

Ik wens iedereen smakelijk eten, met name onze bezoekers uit Londen die, zoals u weet, afkomstig zijn uit de mooiste stad van de wereld, de hoofdstad van het mooiste land, en op een dag zullen ze beseffen dat ze ook deel uitmaken van het mooiste continent.

Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken.

(De vergadering wordt om 12.20 uur gesloten.)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid