De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0015/2008) van de heer Gérard Deprez namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de factoren die bijdragen aan de ondersteuning van terrorisme en de werving van terroristen (2006/2092(INI)).
Gérard Deprez, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat ik u vandaag namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken mag voorstellen, vindt zijn oorsprong in een voorstel dat eind 2005 werd ingediend door de heer Duquesne, die ik daarvoor hulde breng.
Ik wil er ook op wijzen dat het meeste werk in verband met dit verslag werd gedaan door de heer Mayor Oreja, die om redenen waarover ik hier niet kan uitweiden, na de stemming in de commissie besloot zijn naam te laten schrappen.
De inhoud van het aan het Parlement voorgelegde verslag kan worden samengevat door de verschillende elementen rondom vier hoofdonderwerpen te verzamelen.
Het eerste onderwerp is de ernst en bestendigheid van de dreiging. Dat terrorisme in het algemeen en moslimterrorisme in het bijzonder vandaag één van de ernstigste bedreigingen is voor de veiligheid van de burgers van de Europese Unie, is een onmiskenbaar feit. De bloedige aanvallen op Madrid in 2004 en Londen in 2005 en alle andere pogingen die sedertdien zijn verijdeld, getuigen van de bestendige en ernstige aard van deze dreiging. Daaruit volgt – en het verslag is op dat punt vrij nadrukkelijk – dat de bestrijding van terrorisme één van de belangrijkste prioriteiten van de Europese Unie en haar lidstaten moet blijven.
Het tweede onderwerp van het verslag is dat deze vastberaden strijd tegen het terrorisme echter op een bepaalde manier dient te worden gevoerd. Fundamentele beginselen dienen in acht te worden genomen. Als wij dat niet doen, zullen wij de grondwaarden van onze maatschappij vervormen. De strijd tegen het terrorisme dient te worden gestreden op grond van gewetensvolle inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van religie en het recht op een eerlijk proces.
Tegelijkertijd is het, in het bijzonder met betrekking tot moslimterrorisme, belangrijk een onderscheid te maken tussen cultuur en religie enerzijds en terrorisme anderzijds. De overgrote meerderheid van de moslims heeft niets met de extremisten te maken. Wij mogen niet vergeten dat zij de voornaamste slachtoffers zijn van het terrorisme in Irak, Afghanistan en Pakistan. Het zijn die groepen extremisten, die de religie vervormen die ze zeggen te volgen, die wij moeten bestrijden.
Ten slotte herinnert het verslag de lidstaten eraan dat de bestrijding van alle vormen van discriminatie een beleidsprioriteit is die dient te worden verwezenlijkt om kalmte, verdraagzaamheid en goede betrekkingen in onze maatschappij te bevorderen. Hetzelfde geldt voor maatregelen die de integratie van minderheden ten doel hebben. Haat en frustratie zijn immers twee factoren die radicalisering voeden.
Het derde onderwerp houdt verband met de specifieke maatregelen om terroristische activiteit te voorkomen. Er is op dat gebied een lange lijst van aanbevelingen voor de lidstaten. Het verslag legt de nadruk op grotere waakzaamheid tegenover propaganda, in het bijzonder via het internet, plaatsen waar wordt gepreekt en de audiovisuele media in het algemeen.
Het vierde onderwerp betreft repressieve maatregelen. Er is één actie die duidelijk bijzondere aandacht moet krijgen, aangezien ze ongetwijfeld voor veel beroering zal zorgen. In paragraaf 10 van het verslag wordt voorgesteld het bereik van de definitie van terroristische daden tot de rechtvaardiging ervan uit te breiden. Ik betwijfel of de term ‘rechtvaardiging’ hier op zijn plaats is. Persoonlijk denk ik dat in het Frans de term ‘éloge’ of ‘apologie’ voor terrorisme beter zou zijn. Misschien zou het beter zijn geweest dat te veranderen. Ik ben benieuwd hoe het Parlemen morgen op dit gevoelige punt zal reageren. Het ligt aan de kern van het debat. De vraag is immers waar wij de lijn moeten trekken tussen veiligheid, grondrechten en vrijheid van meningsuiting.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de aanpak van radicalisering naar geweld toe behoort tot de kern van het anti-terrorismebeleid van de Commissie. Ik ben daarom verheugd over het voorliggende verslag en de zeer belangrijke kwesties die het behandelt. Ik ben ook verheugd over de vooruitgang in de interinstitutionele samenwerking op het gebied van de erkenning van de enorme uitdaging van de ontwikkeling van een samenhangend EU-beleid dat radicaliseringsprocessen voorkomt, onderbreekt of omkeert.
Na een aantal initiatieven in de voorbije jaren sedert mijn eerste mededeling over het onderwerp in september 2005, zal aan de Raad en het Parlement dit jaar een mededeling worden voorgelegd die goede praktijken in de lidstaten identificeert en concrete aanbevelingen doet voor de weg voorwaarts. Ik merk op dat het verslag de Commissie in dit opzicht een aanbeveling doet.
Wij hebben in de voorbije drie jaar tijd en middelen besteed om dit verschijnsel en zijn tendensen, verschijningsvormen en dynamiek beter te begrijpen. We hebben vier verschillende vergelijkende studies besteld, die nu worden voltooid. We hebben alle lidstaten een vragenlijst toegestuurd, en onderzoeken momenteel de ontvangen antwoorden. Wij hebben een conferentie georganiseerd over de rol van het onderwijs in de preventie van radicalisering, die opvoedkundigen, religieuze leiders en beleidsmakers samenbracht om over nieuwe ideeën van gedachten te wisselen.
Wij zijn op dit ogenblik bezig met het ontwerp van de mededeling. De eerste drie studies – over uitlokkende factoren, verhalende en mobiliseringstactieken – zullen volgende maand worden goedgekeurd. Een vierde studie over de betrokkenheid van de burgermaatschappij - beste praktijk - zal waarschijnlijk ten tijde van de goedkeuring van de mededeling in juli worden gepubliceerd. De belangrijkste resultaten zullen op dat ogenblik reeds in de mededeling zijn opgenomen. De analyse van de naar de lidstaten gezonden vragenlijst is aan de gang en zal in de bezinning over de mededeling worden opgenomen.
Wij kunnen ons beleid nu dus met veel meer inzicht in het probleem formuleren. Onze mededeling zal belangrijke kwesties behandelen, zoals het door gewelddadige radicalen gehanteerde verhaal en de radicalisering in gevangenissen en andere kwetsbare plaatsen. Wij zullen het ook hebben over de rol van het onderwijs en de betrokkenheid van de burgermaatschappij in het tegengaan van radicalisering.
Zoals u weet, hebben wij betreffende uitlokking een voorstel gedaan tot wijziging van het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding dat deel uitmaakt van het in november voorgestelde antiterreurpakket. Dat instrument heeft ten doel in het kaderbesluit misdrijven op te nemen parallel met die in het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme: publieke uitlokking, werving en training voor terrorisme – ook via het internet – en in het bijzonder instructies op het internet voor de productie van zelfgemaakte bommen.
De Commissie verbindt zich tot de ondersteuning van de slachtoffers van terrorisme. Sedert 2004 hebben wij blijk gegeven van onze steun via financiële bijdragen aan vele projecten die verenigingen van terrorismeslachtoffers ondersteunen en solidariteit tussen Europese burgers bevorderen. Wij zijn voornemens in 2008 een Europees netwerk te creëren van verenigingen van slachtoffers van terrorisme om de belangen van slachtoffers op Europees niveau te vertegenwoordigen en de solidariteit van de Europese burgers met slachtoffers van terrorisme te versterken.
Ten slotte is, om de terreurdreiging op Europees niveau aan te pakken, een wereldwijd preventiebeleid noodzakelijk met betrekking tot de factoren die tot radicalisering en werving leiden. De diepste wortels daarvan moeten worden ondezocht, zonder het terrorisme te rechtvaardigen. Moslimterrorisme blijft de grootste bedreiging voor de democratische samenlevingen, met inbegrip van honderden miljoenen eerlijke moslims in de EU en vele andere werelddelen.
Manfred Weber, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter, dames en heren, ik vind het jammer dat wij nog een debat over terrorisme moeten voeren. Radicalisering en terrorisme passen niet in Europa. Het Europa waaraan wij bouwen, is een Europa van tolerantie. Het is dus altijd jammer als wij het over dit onderwerp moeten hebben.
Er is veel dat ons verenigt. Terrorisme wordt als een grote bedreiging erkend. Werving dient een halt te worden toegeroepen. Wij moeten de grondrechten in acht nemen. Dialoog is de sleutel tot verdraagzaamheid. Wij moeten ons in het bijzonder bewust zijn van het internet en zijn belang voor communicatie.
In ons buitenlands beleid beschouwen wij anti-terrorisme als bijzonder belangrijk. In Europa is een beter netwerk nodig van diensten om ervoor te zorgen dat wij radicalisering en terrorisme kunnen bestrijden. Ik dank in het bijzonder de vicevoorzitter van de Commissie voor zijn aanbevelingen en zijn samenvatting.
Voor mijn fractie is het daarom uiterst jammer dat de uitgestoken hand van de heer Mayor Oreja, onze rapporteur, niet werd aangenomen en dat wij niet tot een compromis zijn kunnen komen. De Fractie PPE-DE heeft daarom een aantal belangrijke punten voor de stemming van morgen, bijvoorbeeld als er voorstellen zijn voor schrappingen die verklaren dat de schending van individuele rechten en de rechtstaat tot terrorisme leiden, die scholen en religieuze centra onder bijzonder toezicht plaatsen en die verwijzingen naar moslimterreur schrappen.
Als wij een dreiging willen bestrijden, moeten wij weten waar die dreiging vandaan komt. Wij moeten moslimterreur daarom identificeren als de belangrijkste uitdaging, en dat in het verslag opnemen. Als die verwijzing wordt verwijderd, kunnen wij niet voor het verslag stemmen. Wij zullen geen verdere afzwakking van het verslag ondersteunen. Ik hoop daarom dat wij morgen bij de stemming tot een goed resultaat kunnen komen.
Claudio Fava, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank mijn collega’s en zeg onmiddellijk dat wij verplicht waren te werken aan een verslag dat een slechte start had gekend en tegenstrijdigheden en wankele voorstellen bevatte. Ik vind dat de Commissie burgerlijke vrijheden een opmerkelijke prestatie heeft geleverd door het verslag een zinvol en concreet politiek profiel te geven.
Het uitgangspunt werd natuurlijk door ons allen gedeeld. De gewelddadige radicalisering van individuen en groepen in de voorbije jaren heeft één van de zwakste punten van ons rechtsstelsel blootgelegd en was één van de grootste aanslagen op onze democratische instellingen. De bestrijding van dat verschijnsel is van wezenlijk belang. Actie van de Europese Unie heeft toegevoegde waarde omdat ze voor harmonisering zorgt. Als wij onze instrumenten bundelen, hebben wij een som van instrumenten, die elk hun eigen zwakke punten hebben.
Dit is echter een nieuwe uitdaging, die evenwichtige inspanningen vereist zonder ruimte te geven aan de natuurlijke menselijke verleiding die, gezien de aanvallen sedert 11 september, onvermijdelijk is. Het gaat om de verleiding te veralgemenen, een Fort Europa te bouwen of een prioriteit uit het oog te verliezen die voor de Europese integratie van zeer groot belang is, namelijk de vrijwaring van de grondrechten.
Wij vinden het daarom van wezenlijk belang dat wij voortgaan in de drie richtingen die in het verslag worden aangegeven. Een eerste stap is de handhaving van de grondrechten en de rechtstaat, in het bijzonder, zoals de heer Frattini heeft gezegd, de vrijheid van religie en de vrije meningsuiting. Als deze rechten niet worden gegarandeerd, faalt de idee van Europa en faalt het integratieproces dat bovenal op de grondrechten van de Europese burgers berust.
Wij moeten de gerechtelijke samenwerking versterken om radicale, gewelddadige, georganiseerde randgroepen aan te pakken. Er is nood aan een volledige harmonisering van terroristische misdrijven op het niveau van de Europese Unie. De vergoelijking van criminele activiteit moet aan het voorstel van de Commissie burgerlijke vrijheiden worden toegevoegd. Wij hebben natuurlijk ook behoefte aan voorzichtig preventiewerk. We moeten de oorzaken en factoren aanpakken die tot de radicalisering van verschillende bevolkingsgroepen in onze samenlevingen leiden. Die oorzaken zijn veelvuldig; het heeft geen zin dat te ontkennen. Dat houdt in dat de rechten worden uitgebreid van het burgerschap, van actief burgerschap, een vorm van burgerschap die verantwoordelijkheiden omvat, deelname aan het politieke leven en dialoog met religieuze bewegingen.
Zoals de vicevoorzitter heeft gezegd, moeten wij ons inzetten voor de bescherming van de tientallen miljoenen Europese burgers die een andere godsdienst belijden dan wijzelf, en de moslims van buiten de Gemeenschap die altijd volgens de regels van onze democratie hebben geleefd en onze wetten in acht hebben genomen. Zij verdienen onze volledige eerbied.
Ten slotte moeten wij een dialoog opbouwen die een echte alliantie en geen botsing van beschavingen vertegenwoordigt. ‘Alliantie van beschavingen’ is geen term die wij van een politieke polemiek hebben geleend, maar een term van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Het gaat om een grote verantwoordelijkheid en een sterke verbintenis voor het Parlement en onze gemeenschappen. Ik geloof dat het van zeer groot belang is deze term in de resolutie van morgen te behouden.
Ignasi Guardans Cambó, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van mening dat het verslag evenwichtig en zeer belangrijk is. Het betreft een kwestie die ons vandaag al te vertrouwd is.
Het lijdt geen twijfel dat terrorisme een politiek verschijnsel is. Wij weten allemaal dat het een politieke dimensie heeft. De oorzaken van terrorisme, of tenminste de oorzaken die sommige mensen ertoe brengen terrorist te worden, liggen echter veel verder. De heer Jaime Mayor Oreja heeft dat in zijn eerste verslag uiteengezet. In het begin gebeurde dat op een zeer betwistbare manier, maar na veel vergaderingen en amendementen heeft hij een resultaat voorgelegd dat geheel aanvaardbaar was, ook voor zijn eigen fractie.
Ik wil hier getuigen, zoals ik dat in een rechtbank zou doen, dat het niet waar is dat de heer Jaime Mayor Oreja’s uitgestrekte hand werd geweigerd. Ik zou dat onder eed verklaren, als dat hier de gewoonte was. Het is niet waar. De reden waarom voor dit verslag nu struikelblokken worden opgeworpen, zijn het best gekend door de Europese Volkspartij en de fractie. Ik kan getuigen over vergaderingen in de heer Mayor Oreja’s bureau waar wij 99 procent hebben goedgekeurd van wat morgen ter stemming komt. Ze kunnen ons niet vertellen dat bepaalde punten zijn verworpen of dat het aanbod is verworpen. Dat is een verkeerde voorstelling van de waarheid.
Welk standpunt de Partido Popular morgen zal innemen, blijft dus een mysterie. Ongetwijfeld zal de doelstelling zijn onze gemeenschappelijke politieke boodschap te verzwakken. Ik wil daarom mijn spijt over deze houding uitdrukken. Wie zegt dat het probleem is dat het woord ‘jihad’ in een onderdeel dient te verdwijnen terwijl het in drie andere afdelingen voorkomt en in overweging H staat dat jihad ongetwijfeld de belangrijkste vorm van terrorisme is, zoekt excuses die geen steek houden.
In dit verslag gaat het over vrijheid, godsdienstvrijheid, vrijheid van denken en zelfs de vrijheid een sociaal model te verwerpen, maar wordt duidelijk gezegd dat Europa geen aanzetten tot geweld, haat of de vernietiging van de grondvesten zelf van de maatschappij onder het mom van religie kan aanvaarden.
De staat heeft recht op instrumenten om zichzelf en zijn burgers te verdedigen. Hij mag dat recht onverkort in praktijk brengen wat politie en rechtswezen betreft, en tegelijkertijd dialoog en participatie handhaven en streven naar de volledige integratie van mensen die op een dag zo fanatiek kunnen worden dat ze hun eigen samenleving aanvallen, de samenleving waarin ze zijn geïntegreerd of waarin ze zijn geboren.
Betwistbaar is – en mijn fractie heeft daarover gedebatteerd – in welke mate de huidige wetgeving al dan niet volstaat. Concepten zoals apologie en rechtvaardiging voor terroristische daden zijn voor sommigen noodzakelijk. Door anderen worden ze verworpen als mogelijke bedreigingen voor de vrijheid van meningsuiting. Het standpunt van mijn fractie is de wet niet verder te wijzingen en het concept van de apologie te verwerpen.
Mijnheer de Voorzitter, ik sluit nu af. Ik ben verheugd over dit verslag. Ik hoop dat de Europese Volkspartij nadenkt over de steun die zij aan de inhoud kan geven. Als richtsnoer naar een wereldwijd beleid toe verwelkom ik een beleid van de Commissie waardoor politiemachten in geheel Europa nauw samenwerken en maatregelen worden goedgekeurd die resulteren in de eerbiediging van de rechten van iedereen.
Ryszard Czarnecki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik parafraseer Ernest Hemingway: ‘Vraag niet voor wie de terroristische klok luidt: ze luidt voor u’. Na de aanvallen van vier jaar geleden in Spanje en die van drie jaar geleden in Engeland is dit een zeer relevante boodschap. Mevrouw Oriana Fallaci, een landgenote van Commissaris Frattini, zou waarschijnlijk geschokt zijn als ze het document zou kunnen lezen waarover wij debatteren. Mevrouiw Fallaci was een vooraanstaand, compromisloos en controversieel Italiaans intellectueel. Zij was van mening dat moslimterroristen de islam vertegenwoordigen en er de essentie van zijn.
Het Europees Parlement kan daarop uiteraard een andere kijk hebben. Het is echter het overwegen waard waarom moslimterroristen zoveel steun kunnen oogsten bij in de lidstaten van de Europese Unie geboren jongeren van Arabische oorsprong.
Ik ondersteun volledig de verklaringen dat de strijd tegen de terreur voor de Europese Unie een prioriteit zal blijven. Zeer belangrijk is dat wij ons op terroristische propaganda op het internet toespitsen. Ik voeg daaraan toe dat satelliettelevisie in het Arabisch kan worden gebruikt om de radicale islam te bevorderen.
Georgios Georgiou, namens de IND/DEM-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de tijd dringt. Ik vind het verslag positief. Ik heb begrepen dat het grotendeels beperkt blijft tot detectie en beteugeling
Ik wil benadrukken dat wij ons in de eerste plaats over de werving van terroristen zouden moeten buigen.
Naast ons, in het Midden-Ooosten, is er een ‘academie’ voor terroristen. Waarom is dat zo? Gedurende 60 jaar hebben wij in Europe niets gedaan om hun probleem op te lossen. Wij hadden daar ook geen reden toe.
Vandaag ontstaat een gelijkaardige situatie. Ik ben blij dat ik nu het woord mag nemen, één dag na de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
U weet dat daar opnieuw iets ongewensts kan gebeuren. Wat als de Serviërs van Mitrovica morgen weerstand of, als u wil, afvalligheid vertonen? Noemen we hen dan terroristen?
Wij moeten de redenen onderzoeken van het verschijnen van terroristen die bereid zijn ons Europees systeem aan te vallen, een systeem dat hen niet ondersteunt.
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het Parlement vertegenwoordig ik Noord-Ierland. Zoals iedereen weet, is dat een regio die decennia lang onder wreed terrorisme heeft geleden. Vanuit die ervaring wil ik in dit debat twee punten naar voren brengen.
In de eerste plaats mag terrorisme nooit worden gesust. Het moet worden verslagen. Als je met terroristen onderhandelt, terroristische gevangenen een bijzondere status geeft en hen uiteindelijk vervroegd vrijlaat, gebeurt al gauw wat in Noord-Ierland is gebeurd. Wij hebben terroristen zonder berouw in onze regering. Verzoening scherpt alleen de onstilbare honger van terroristen.
Een tweede punt is dat staatsmisbruik weliswaar verkeerd is, maar het naïeve geloof in dit verslag dat je terroristen kunt neutraliseren door hen mensenrechten te verlenen, versterkt alleen hun zaak. Ze buiten zulke rechten deskundig uit en misbruiken ze in hun eigen voordeel, terwijl ze hun slachtoffers het meest fundamentele recht miskennen, namelijk het recht op leven.
Tengevolge van de buitensporigheid van hun moorddadige strategie vereist de verdediging van de samenleving soms een keuze tussen de onbeperkte rechten van terroristen en de rechten van onschuldigen. In zulke omstandigheden heb ik er geen enkel probleem mee te kiezen voor het recht van de maatschappij zichzelf te verdedigen ten nadele van de zogenaamde mensenrechten van de terrorist. De strijd tegen het terrorisme is een strijd van goed tegen kwaad. Indien nodig zijn de rechten van de terrorist ondergeschikt aan die van de samenleving.
Carlos Coelho (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, ik herhaal dat de voortdurende strijd tegen het terrorisme moet worden gevoerd binnen de grenzen van de wet, met inachtneming van de rechtstaat en zonder de grondrechten met voeten te treden. Ik ben er niet van overtuigd dat terrorisme, zoals in het verslag staat, de belangrijkste bedreiging is voor de veiligheid van de burgers van de Unie, maar ik ben het met de heer Deprez eens dat het één van de belangrijkste bedreigingen is. Ik ben van mening dat het onderschatten van deze bedreiging de doeltreffende bestrijding ervan en de bescherming van onze burgers zou verhinderen. Ik stem daarom tegen de voorgestelde amendementen.
Terrorisme beïnvloedt niet alleen de burgers van de landen waar aanslagen werden gepleegd. Het bedreigt ook de veiligheid van alle anderen. Het verspreidt de angst voor en de dreiging van terreur. Terrorisme is een irrationele uiting van fanatisme die de waarde van het leven en de waardigheid van de mens veronachtzaamt. De Unie en de heer Frattini hebben van de strijd tegen terrorisme een topprioriteit gemaakt. Wij hebben een globale strategie nodig die de terroristische netwerken kan ontmantelen. Die strategie moet de waarde erkennen van preventie, met inbegrip van de strijd tegen de werving van terroristen en alle factoren die gewelddadige radicalisering bevorderen.
Het is belangrijk de redenen, uitgangspunten en processen te begrijpen die tot radicalisering en terrorisme leiden, in het bijzonder bij jonge mensen in onze lidstaten. Het integratieproces vertoont ongetwijfeld gebreken. Ik ben het ermee eens dat terroristische propagande gericht op de aanmoediging van terroristische daden moet worden voorkomen, binnen de grenzen van de wet en met inachtneming van de vrije meningsuiting.
Ten slotte ben ik het met de heer Mayor eens dat een Europees initiatief, in het bijzonder op dit gebied, niet als platform voor de bevordering van nationale verkiezingsstrategieën kan of mag worden gebruikt.
Inger Segelström (PSE) . – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik zou om te beginnen de heer Deprez willen bedanken voor het verslag en dit onontbeerlijke debat over terrorisme. Ik denk dat dit debat op het juiste moment komt in het Europees Jaar van de interculturele dialoog.
Wat het verslag volgens mij niet voldoende duidelijk maakt, is wat mensen, in het bijzonder jonge mannen, ertoe brengt terrorist te worden of zich daartoe te laten verleiden en zich buiten de democratische samenleving te plaatsen. Als wij om ons heen kijken, kunnen wij de armoede en het duidelijk zichtbare onrecht niet ontkennen. Er zijn veel jonge mensen die wij geen opleiding, baan, huisvesting of hoopvolle toekomst kunnen bieden. Die situatie is een kweekbodem voor fanatisme en de conditionering van jonge mensen om actie te ondernmen om meer rechten voor hun groep of volk te verwerven. Het verslag mist een analyse van dit onderwerp.
Ik verzoek u dringend om vooral voor amendement 12 te stemmen, aangezien terroristische propaganda vandaag de dag vooral verspreid wordt via het Internet, wat slechts weinigen onder ons zien of kunnen controleren. De vraag is hoe ze ontstaat, en we moeten onze kennis over de werving vergroten en verbeteren en beter worden in het voorkomen van terrorisme. Voor het overige ondersteun ik de amendementen van de Fractie PSE.
Alexander Alvaro (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Deprez en de heer Guardans Cambó zeer bedanken voor hun opmerkingen, die naar mijn mening bijzonder goed overeenkomen met het standpunt van onze fractie.
Het verslag is getiteld “De factoren die bijdragen aan de ondersteuning van terrorisme en de werving van terroristen bevorderen”. Andere sprekers hebben het feit toegejuicht dat we over dit onderwerp praten, waar ze gelijk in hebben. Het is echter niet de eerste keer dat wij deze discussie voeren. Het Europees Parlement en de Gemeenschap als geheel hebben reeds gesproken over de “predikers van de haat” en hebben preventieve maatregelen genomen om de geldstroom naar terroristische organisaties te blokkeren. Dit zijn zeker nuttige maatregelen.
In dat opzicht denk ik dat het verslag grotendeels de juiste toon aanslaat. Volgens mij zou het de zaak lichtelijk overtrekken als we het Internet zouden zien als de bron van alle kwaad of als een veilige haven. Het is zonder twijfel een wereld die net zo goed maatschappelijke tendensen weergeeft als het echte leven, en ik geloof niet dat wij al onze aandacht erop moeten richten om hier voor eens en voor altijd een einde aan te maken. Daar zijn we eenvoudig niet toe in staat.
De vraag is vervolgens wat we dan kunnen doen. We hebben het gehad over audiovisuele diensten. De vraag die hierbij opkomt is: waarom onderneemt de Europese Unie geen actie wanneer bepaalde zenders op het grondgebied van de EU haatdragende programma’s uitzenden die zich rechtstreeks tot kinderen wenden?
In een van de programma’s van Hezbollah figureert bijvoorbeeld een personage dat, verkleed als Mickey Mouse in verschillende gedaanten, joodse kolonisten aanvalt. De bedoeling hiervan is kleine Palestijnse kinderen iets over hun geschiedenis te leren. Geen enkele lidstaat heeft ingegrepen om een einde te maken aan dit probleem. In plaats daarvan verdedigde het bedrijf Walt Disney zijn rechten op Mickey Mouse, die vervolgens aan het eind van de serie uit de weg werd geruimd door een joods kolonist.
Dit werd uitgezonden op Europees grondgebied! Waarom staat Hezbollah nog altijd niet op de lijst van terroristische organisaties van de EU? We voerden onlangs een interessante discussie met Dick Marty over dit onderwerp. Ik ben van mening dat er meer bouwstenen nodig zijn om het terrorisme in al zijn gedaanten te kunnen bedwingen. Een daarvan is zonder twijfel het uitroeien van de wortels van het terrorisme in de desbetreffende landen, bijvoorbeeld door het creëren van medische voorzieningen, infrastructuur en onderwijsstelsels. We moeten de verlening van deze diensten niet overlaten aan terroristische organisaties als Hamas in de Gazastrook of Hezbollah, want dergelijke toevluchtsoorden binnen de maatschappij zijn nu juist de plekken waar deze organisaties hun aanhangers werven.
VOORZITTER: ADAM BIELAN Ondervoorzitter
Bárbara Dührkop Dührkop (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij wensen vandaag met ons voorstel voor een aanbeveling aan de Raad en de Commissie een bijdrage te leveren aan de inspanningen van de instellingen en de civiele maatschappij om een einde te maken aan de factoren die bijdragen aan de ondersteuning van terrorisme en de werving van terroristen.
Mijnheer Frattini, het is een lang en moeizaam proces geweest om dit bij het Huis in te dienen, maar er bestaat geen twijfel over dat het de moeite waard zal zijn om morgen voor de uiteindelijke uitkomst te stemmen. Het voorstel richt zich op de strijd tegen moslimextremisme, een nieuw verschijnsel binnen de EU dat een zekere bezinning vereist, evenals de middelen om het te bestrijden.
Het kan echter eenvoudig worden afgezet tegen ieder willekeurig ander terroristisch doel waartoe te midden van patriottisme en nationalistische symboliek kan worden opgeroepen. We willen de Raad daarom vragen om dergelijke apologieën als een misdrijf te beschouwen in het kaderbesluit tegen terrorisme. Het is wenselijk om de harmonisatie van dit misdrijf uit te breiden naar de 27 lidstaten, hoewel altijd - ik herhaal altijd - met strikte inachtneming van de vrijheid van meningsuiting.
Het in bedwang houden en voorkomen van radicalisering dient parallel te gebeuren. Als we radicalisering willen voorkomen, moeten we de 13 miljoen moslims die in de EU wonen, onderwijs en integratie bieden, en mogen wij deze 3,5 procent van de bevolking niet langer stigmatiseren. Om in termen van het buitenlands beleid van de EU te spreken: wij roepen op tot een dialoog en niet tot een botsing tussen beschavingen. In het kader hiervan verwijzen we naar het “verbond van beschavingen”, dat is aangenomen door de VN, en begrijpen we de spontane afwijzing van bepaalde leden niet.
Dit is het Europees Jaar van de interculturele dialoog. Wij voelen geen behoefte mee te doen aan de vervorming van religie: in plaats daarvan moeten we de sociale betrokkenheid en dialoog stimuleren. Dit zijn enkele verworvenheden van de aanbeveling. Zijn de suggesties die daarin gedaan worden, zo vernietigend dat de spreker hier niet mee geconfronteerd kon worden?
Mijnheer Weber, ik moet zeggen dat de heer Mayor Oreja een gebrek aan parlementair fatsoen toonde toen hij de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken niet uitlegde waarom hij tegen het verslag stemde en het vervolgens afwees. De dwangmatige wijze waarop hij het Parlement op de hoogte wil brengen van de stelselmatige oppositie op nationaal niveau zegt veel over de democratische gezindheid van de vorige spreker. Een dergelijke houding zal ons van weinig nut zijn als we vooruitgang willen boeken in termen van democratie, en in dit Huis wordt gewerkt op basis van consensus en niet op basis van bekrompen visies.
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van mening dat dit een goed verslag is en ik onderschrijf vrijwel alle opmerkingen van mijn fractievoorzitter en collega, de heer Deprez. Ik verschil echter van mening met hem en anderen over de zuivere doelstelling van de antiterrorismewetgeving.
Ik denk niet dat het zinvol is de verheerlijking of verdediging van terreurdaden strafbaar te stellen. Daarnaast ben ik van mening dat de term “rechtvaardigen” ook problemen opwerpt. Zoals velen van ons eerder bespraken in de discussie met Dick Marty over het onderwerp van zwarte lijsten voor terroristen en het bevriezen van geldstromen, moet de wet zowel rechtvaardig als effectief zijn wil ze een geloofwaardig en duurzaam karakter hebben en publieke steun ontvangen. Er bestaat een groot risico dat een uitbreiding van het strafrecht zoals hier wordt voorgesteld, van daden en intenties naar de sfeer van meningen, commentaar en zelfs fantasie, het gevaar in zich draagt dat er delicten van meningsuiting worden gecreëerd.
Dit wekt mogelijk angst op, waardoor de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt. Wanneer ik zeg dat ik begrijp dat de Koerden in Turkije kwaad waren en politieke onvrede voelden vanwege de onderdrukking van hun cultuur, taal, identiteit en de ontkenning van hun politieke ambities, rechtvaardig ik dan de bommen van de PKK?
Vrijwel alle leden in dit Huis – helaas op enkele uitzonderingen na misschien – eren Nelson Mandela. Het ANC pleegde echter terreurdaden in de strijd tegen de extreme onderdrukking in de apartheidsstaat. Er zijn personen, politici inmiddels, die in deze Zaal als gast werden gehuldigd en die een verleden hebben als vrijheidsstrijder.
Ben ik dan slechts een verwarde liberaal, die zich enkel druk maakt om de vrijheid van meningsuiting? Nee, want de wetgeving moet effectief zijn. We stellen het aanzetten tot terreurdaden al daadwerkelijk strafbaar. Dat schept veel ruimte om gedragingen en uitspraken die als doel hebben het aanzetten tot terreurdaden, te bestraffen.
De afgelopen week werd door het op een na hoogste Britse gerechtshof, het Hof van Beroep, de veroordeling van vijf mannen voor het bezit van promotiemateriaal voor de heilige oorlog, de jihad, ongegrond verklaard, precies omdat er geen bewijs was van de intentie om terreurdaden aan te moedigen. De oorspronkelijke veroordelingen in deze zaak wekten wrevel bij diegenen, jonge moslims, die wilden discussiëren en debatteren over en kritiek wilden leveren op het buitenlands beleid van Europa en de Verenigde Staten. Dat doet de bestrijding van radicalisering geen goed. Maar deze rechtszaken hebben, doordat ze ongegrond zijn verklaard, de rechtsorde achtergelaten in een toestand van verwarring en chaos, en dat is goed voor terroristen.
Laten wij ons beperken tot veroordelingen op basis van het aanzetten tot terreurdaden, en laat ons niet verdwalen in termen als verheerlijking en verdediging.
Jan Marinus Wiersma (PSE). – (NL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb waardering voor het verslag zoals dat nu op tafel ligt en waardering ook voor de woorden van de commissaris en voor wat hij wil doen. Ook in mijn eigen land, Nederland, is er veel aandacht voor de radicalisering en ook voor de tragische consequenties daarvan. We zijn zelf ook in Nederland geconfronteerd geweest met een verschrikkelijke moord op een Nederlandse tv-producent, gepleegd door jongeren die uit het geradicaliseerde circuit kwamen. Het gaat om een kleine groep, maar wat zij doen kan grote gevolgen hebben. Het is heel erg van belang dat samengewerkt wordt en dat alle inspanningen worden geleverd om groepen en jongeren die mogelijk tot terroristische aanslagen zouden kunnen overgaan, op te sporen en te isoleren.
Maar zoals anderen het ook al gezegd hebben hier, is preventie van radicalisering ook van vitaal belang. Het gaat er ook om de groep die mogelijk tot geweld zou kunnen overgaan, zo klein mogelijk te houden. Radicalisering uit zich ook niet altijd in geweld. Het is sowieso een slecht fenomeen als jongeren zich totaal geïsoleerd voelen van de maatschappij en dat ze daar niks meer mee te maken willen hebben. In onze ervaring komt het er ook op aan dat het beleid inzake de aanpak van radicalisering gericht wordt op lokale overheden. Natuurlijk is het van belang te kijken naar wat je in gevangenissen kunt doen en meer in het algemeen op gebied van onderwijs te kijken naar wat je kunt doen om te voorkomen dat het internet misbruikt wordt. Maar het zijn toch vooral de lokale overheden die in de gemeenschappen zelf actief kunnen zijn om de oorzaken van radicalisering aan te pakken en jongeren op te sporen die daarvoor ook gevoelig zijn. Ik denk dat de Europese Unie, en met name ook de commissaris, een belangrijke rol kan spelen om die ervaring die in allerlei steden wordt opgedaan bij elkaar te brengen. Wij waren afgelopen week met onze fractie op een werkbezoek in Rotterdam, een stad waar heel veel gedaan wordt om radicalisering aan te pakken en te voorkomen en om de groepen te bereiken die daarvoor gevoelig zijn.
Het is ook van belang om het bredere aspect van de dialoog met de moslimgemeenschappen in onze landen erbij te betrekken. Het gaat voor een deel om jongeren die uit die gemeenschappen voortkomen en als we die grote groep isoleren zullen we die kleine groep helemaal nooit bereiken. Dus is het van belang om de dialoog aan te gaan met als uitgangspunt dat de overgrote meerderheid van de moslimgemeenschappen die in onze samenleving wonen, niks te maken willen hebben met wat een perverse interpretatie van hun geloof is, en veel investeren in die brede dialoog van mijn fractie, ook dit jaar, het jaar van de culturele dialoog.
Olle Schmidt (ALDE). – (SV) Dank u, mijnheer de Voorzitter, commissaris. De EU moet duidelijk laten zien dat de strijd tegen het terrorisme zowel symbolisch als feitelijk een uiting van solidariteit is. Er zijn meer middelen nodig om ervoor te zorgen dat Europol kan samenwerken met onze nationale veiligheidsdiensten en betere resultaten kan boeken. Dit blijkt vooral uit de recente onrust naar aanleiding van de door de striptekeningen over Mohammed opnieuw opgewekte vijandigheid.
Zoals gezegd, moet de strijd tegen het terrorisme altijd gevoerd worden door middel van wettelijke en evenredige middelen. De inmiddels door de CIA erkende vliegreizen van deze dienst in Europa, de martelpraktijken, schijnexecuties en “waterboarding”, en de oprichting van speciale geheime gevangenissen moeten streng worden veroordeeld. Mijnheer Frattini, in deze gevallen had de EU veel krachtiger op moeten treden dan nu is gebeurd.
Het is goed dat het verslag een bredere visie uitdraagt en de factoren aanpakt die bijdragen aan een toename van de steun aan en de nieuwe werving van groepen die onze samenlevingsvormen afwijzen ten gunste van geweld en fanatisme.
Het feit dat de plegers van de afschuwelijke gewelddaden waar we de afgelopen jaren getuige van waren, geboren zijn of opgroeiden in Europa, is een dringende oproep om wakker te worden en een aansporing om onze eigen samenlevingen met een kritischer blik te bekijken. Wat we nodig hebben, is een dialoog en een eerlijke discussie over ons integratie- en visumbeleid, waarbij we moeilijke vragen niet kunnen of mogen ontwijken. Voor mij is echter één ding vanzelfsprekend: onze gedachten over wat de basis van onze gemeenschappelijke wetgeving zou moeten zijn. Het huidige debat in Groot-Brittannië over de sharia toont aan dat goede bedoelingen vaak eerder een belemmering vormen dan dat ze een hulpmiddel zijn.
We moeten tevens zorgen dat door de communautaire wetgeving geen belangrijke grondwettelijke beginselen in gevaar worden gebracht of terzijde worden geschoven, zoals het beginsel van de vrijheid van meningsuiting. In het verslag wordt gesproken over de introductie van een nieuw concept in het kaderbesluit: het rechtvaardigen van terreurdaden. Ik ben van mening dat dit een ongelukkige keuze is. Niet omdat het geen goed idee is ervoor te zorgen dat alle lidstaten goede wetten hebben die het aanzetten tot terreurdaden strafbaar stellen, maar omdat het moeilijk, zo niet onmogelijk is om te komen tot een eensluidende definitie die uniform kan worden toegepast en niet leidt tot lastige interpretatieproblemen. Aan de ene kant is er de belangrijke taak om manieren te bedenken om het terrorisme te bestrijden en levens te redden. Aan de andere kant is er het beginsel van de vrijheid van meningsuiting en de zorg om in Europa een hoog niveau van rechtszekerheid te behouden. De vraag is hoe de juiste balans te vinden.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, tegen de tijd dat fanatici een einde maken aan onschuldige levens en bomaanvallen plegen op democratische samenlevingen, is het al te laat. Daarom mag, vooral als het gaat om preventie – zoals commissaris Frattini zegt – geen enkele moeite worden gespaard. Dialoog is de sleutel tot tolerantie en dient in onze aandacht voorop te staan. Daarnaast hebben we ook behoefte aan een betere samenwerking tussen politiekorpsen en een betere gegevensuitwisseling. Alle middelen die zowel binnen als buiten de Europese Unie kunnen worden ingezet, moeten in feite worden versterkt.
Ik ben vooral verheugd over het feit dat de commissaris het belang van de hulp aan slachtoffers voor het voetlicht heeft gebracht. Het gaat niet alleen om tolerantie, het gaat ook om feitelijke maatregelen. Ik wil benadrukken dat het noodzakelijk is dat de “predikers van de haat” nauwlettend worden gevolgd. Er moet echter wel gehandeld worden naar aanleiding van de hieruit verkregen informatie. De verheerlijking van terrorisme is te allen tijde onacceptabel. Wat we nodig hebben is dus een nultolerantiebeleid ten aanzien van misdaden tegen onze samenleving.
Ik betreur het ten zeerste dat naar aanleiding van dit verslag over een kwestie waarover in dit Huis altijd met veel zorg werd gesproken, nu opnieuw een nationale polemiek is losgebarsten die zo nadrukkelijk alles overheerst.
Manfred Weber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben door leden van de Fractie ALDE gevraagd wat de PPE-DE voornemens is te stemmen. Ik wil er nogmaals op wijzen dat de Fractie PPE-DE 95 procent van de inhoud van het verslag onderschrijft. Ik zou tevens willen benadrukken dat ik het zeer betreur dat zowel de afgevaardigde van ALDE als die van PSE, Spaanse collega’s, vandaag forse kritiek hebben geuit op de PPE-DE. Ik vind het bijzonder spijtig dat binnenlandse aangelegenheden ons in dit Parlement weerhouden van het vinden van een gemeenschappelijk uitgangspunt.
Eenieder die wil dat dit Huis morgen als een eenheid een belangrijk besluit neemt, verzoek ik voor de amendementen van de PPE-DE te stemmen. We veranderen niets wezenlijks aan de motie, maar we schrappen het aspect van het binnenlands beleid. Iedereen die de uitgestrekte hand van de Fractie PPE-DE wil vastpakken, kan dit morgen doen.
Alexander Alvaro (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het doet me veel genoegen dat u ons toestaat het woord te voeren, aangezien dit in een vorig debat anders verliep. Hoewel de heer Pirker en ik het niet altijd met elkaar eens zijn – we debatteren vaak met elkaar en doen dit met groot plezier en met hartstocht —, heeft hij volkomen gelijk als hij zegt dat dergelijke debatten niet voor nationale doeleinden mogen worden gebruikt. Dat verstoort alles en leidt slechts tot kunstmatige compromissen.
Ik ben er zeker van dat onze Spaanse collega’s hier in het Huis een ander antwoord zullen geven. Ik weet gewoon uit eigen ervaring dat dit soort zaken zeer vaak tegen de zin van velen betrokken worden in het nationale debat. Ik heb er ook behoorlijk genoeg van dat wij – en dit is niet de eerste keer – in dergelijke zaken als pingpongbal gebruikt worden tussen de PPE-DE en de PSE. Ik ben desondanks verheugd dat de liberalen in staat waren te bemiddelen en deze moeilijke taak nog steeds aankunnen.
Onze collega uit Noord-Ierland is helaas niet meer aanwezig. Dat vind ik erg jammer, aangezien hij een opmerking maakte die mij onvoorstelbaar leek: hij zei dat terroristen niet dezelfde basismensenrechten hebben als ieder ander. Dat is echter precies wat ons onderscheidt van terroristen: het feit dat we mensenrechten als iets universeels zien. We mogen nimmer de indruk wekken dat dit Huis ooit een ander standpunt zou innemen.
Ignasi Guardans Cambó (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wegens het belang van dit debat heb ik een vraag voor de Fractie PPE-DE. Het volgende onderwerp kwam ter sprake: indien de Fractie PPE-DE het verslag zou steunen, zou zij elk onderdeel dat betrekking heeft op de Spaanse binnenlandse politiek intrekken, en de andere fracties ook verzoeken dit te doen. Ik zou de vertegenwoordiger van de Fractie PPE-DE willen vragen welk amendement dat door die fractie is ingediend, verband houdt met de Spaanse politiek. Het zou bijzonder interessant zijn dit te weten, en vervolgens openbaar te maken welke amendementen van de Fractie PPE-DE betrekking hebben op de binnenlandse politiek. Willen zij de verwijzing naar de Verenigde Naties in amendement 1 schrappen? Willen zij een verwijzing naar de Verenigde Naties schrappen? Is dat het binnenlands beleid van Spanje? We moeten duidelijk zijn. De enige die probeert de binnenlandse politiek naar voren te brengen is de heer Mayor Oreja, die niet eens zo beleefd was deze vergaderperiode bij te wonen.
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou zeer dankbaar zijn wanneer eenieder die de amendementen voor het strafbaar stellen van verheerlijking ondersteunt, zo vriendelijk wil zijn in te gaan op de punten van discussie die door mij zijn opgeworpen, en die als volgt luiden: allereerst, dat ik me zorgen maak dat de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt door motieven van angst, en ten tweede dat ik niet weet hoe deze amendementen in de praktijk kunnen functioneren.
Wat is het verband tussen de verheerlijking van een terreurdaad en het plegen van een andere terreurdaad? Naar mijn mening is hier sprake van een juridisch probleem, zoals men de afgelopen week ondervond bij het Britse Hof van Beroep, aangezien er geen direct verband bestaat tussen verheerlijking en een nieuwe terreurdaad, wat er ongetwijfeld wel is als er sprake is van het aanzetten of in ieder geval aanmoedigen tot dergelijke daden. Als je een terreurdaad slechts “verheerlijkt”, wat is dan het rechtstreekse verband tussen deze daad en een andere daad die gepleegd wordt?
Indien u dit verband niet kunt leggen, loopt u het risico ondermijnd te worden in de rechtbank en te eindigen in een veel ergere positie dan voor u begon. Ik zou zeer dankbaar zijn als iemand die het strafbaar stellen van de verheerlijking of de verdediging van terreurdaden ondersteunt, mij wellicht hierin zou kunnen onderwijzen, want dit is iets wat ik niet helemaal begrijp.
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik ben van mening dat het debat van hedenavond van grote politieke betekenis is. Daarnaast hang ik de mening aan dat we gezamenlijk naar voren moeten komen met een breed gedragen politieke oplossing die als onderwerp zal dienen voor een verslag dat voor de gehele mensheid, of dan toch voor een grote meerderheid van de fracties acceptabel zal zijn.
Ik twijfel er niet aan dat de terroristen van deze tijd proberen een nieuwe vorm van een mondiale dictatuur te vestigen. Gedurende de afgelopen eeuw hebben we machtige dictaturen meegemaakt, maar dit is een dictatuur die is gebaseerd op een schending van het eerste fundamentele recht, namelijk het recht om te leven. Daarnaast is duidelijk dat deze strategie, in combinatie met geweld en haat, helaas is verworden tot een mondiale strategie.
Op grond hiervan moet onze reactie niet enkel bestaan uit samenwerking tussen politiekorpsen en inlichtingendiensten, maar tevens uit een politiek antwoord om de factoren die leiden tot terrorisme te voorkomen en weg te nemen. Ik ben van mening, en velen van u hebben dit onderstreept, dat preventie inhoudt het uitroeien van haat en het wegnemen van de motieven voor haat, zonder ooit geweld te rechtvaardigen; het grootste risico dat we lopen is immers dat we beginnen met het rechtvaardigen van geweld. We moeten haat uitroeien zonder geweld te rechtvaardigen.
Iemand sprak over een botsing van beschavingen. Naar mijn mening laat deze theorie veel te wensen over. Ik ben er persoonlijk niet van overtuigd dat een botsing van beschavingen op komst is. Ik ben ervan overtuigd dat er binnen de islamitische wereld een intern conflict speelt, een conflict tussen een minderheid die zich de religieuze boodschap op oneigenlijke manier toeëigent, en de grote meerderheid van moslims die naar mijn mening zeer vredelievend is en in een geest van vrede en tolerantie wil leven. Als we een politiek antwoord geven, dames en heren, denk ik dat onze enige optie erin bestaat de hervormingsgezinde, vredelievende islam te versterken ten opzichte van die minderheid die noch hervormingsgezind noch vredelievend is.
Dit zijn allemaal politieke maatregelen, en geen politie- of veiligheidsmaatregelen. Ik verwees eerder al naar de rechten van slachtoffers, en ik geloof dat er op dit vlak meer werk te verrichten is. Er moet meer dan in het verleden aandacht worden geschonken aan de rechten van slachtoffers, teneinde hun praktische hulp te bieden, wat naar mijn volle overtuiging niet alleen financiële hulp inhoudt, maar in veel gevallen ook het bieden van steun aan de slachtoffers en hun nabestaanden, aan familieleden van slachtoffers van aanslagen en moordpartijen, om hen te helpen, na het vreselijke trauma dat ze hebben ondergaan, te reïntegreren in de maatschappij. Een ander recht van slachtoffers is niet alleen te worden gelaten nadat ze een aanslag hebben overleefd of een familielid of dierbare hebben verloren.
Iemand zei dat we de oorzaken van terreurdaden moeten begrijpen. Ik ben het daarmee eens, en heb dit ook zelf gezegd, maar ik ben van mening dat aan terroristische groeperingen, organisaties en methoden geen legitimiteit mag worden verleend door onze pogingen hen te begrijpen. Begrip is één ding, het toekennen van legitimiteit iets anders: er is een wezenlijk verschil.
Ik zou graag een laatste kwestie in herinnering willen brengen. Naar mijn mening zou de Europese Unie een belangrijke politieke rol kunnen spelen in de wereld, als ze iets tot stand kan brengen wat tot nu toe nog niemand gelukt is, namelijk de Verenigde Naties te stimuleren om eindelijk het Internationaal Verdrag over de definitie van terrorisme aan te nemen. Die definitie bestaat nog altijd niet, wat ons buiten Europa voor een aantal problemen plaatst. Europa heeft zijn eigen definitie van terrorisme, maar zoals u weet hebben enkele landen die deelnemen aan de Algemene Vergadering van de VN nog steeds de inhoud of de werkwijze van een VN-verdrag over terrorisme niet bevestigd.
Ik ben van mening dat, als Europa zich op dit vlak werkelijk verenigt, het in staat zou zijn iets vergelijkbaars te doen als we deden met betrekking tot het moratorium op de doodstraf: zorg dat de Verenigde Naties een standpunt innemen over een belangrijk verenigd Europees standpunt, en geef daarbij mondiale rechtsgeldigheid aan het antwoord op terrorisme. Indien het gaat om wereldwijd terrorisme moet ons antwoord zeer standvastig zijn, maar ook mondiaal.
Gérard Deprez, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil bij de sluiting van dit debat graag drie opmerkingen maken.
Allereerst, als we luisteren naar de commissaris en vervolgens naar de meeste andere sprekers, is het eerste wat echt opvalt – met het oog op de analyse van het verschijnsel, de ernst van de bedreiging en de balans die moet worden gemaakt tussen maatregelen die gericht zijn op preventie en die welke gericht zijn op beteugeling – dat er aanzienlijke overeenstemming tussen ons bestaat zodra we de praktische kant van de zaak gaan bespreken: wat moeten we onderzoeken, wat moeten we voorkomen en wat moeten we indammen?
Ten tweede heb ik helaas het gevoel dat, als het gaat om bepaalde aspecten die meer symbolisch van aard zijn, we niet in staat zullen zijn om morgen de consensus te bereiken die noodzakelijk is. Ik betreur dat, omdat het me na bestudering van de lijst van amendementen lijkt dat de meeste verschillen eerder symbolisch dan substantieel van aard zijn. Het probleem is dat deze symbolische belangenconflicten zouden kunnen worden verzacht indien de partijen bereid zouden zijn een geste te doen, wat niet altijd een kenmerkende eigenschap is van de fracties die deel uitmaken van dit Parlement.
Ten derde wil ik een aantal kanttekeningen plaatsen, die ik wil richten tot een aantal aanwezigen in dit Huis; meer bepaald, en hier zal de heer Alvaro het met mij eens zijn, tot mijn collega uit Ierland, die van mening is dat respect voor mensenrechten niet nodig is in de strijd tegen terrorisme. Ik vind dat deze houding een groot risico inhoudt voor de waarden waarop onze samenleving is gebaseerd. Een zeker staatshoofd, ik hoorde hem eens praten op de televisie, een Europees staatshoofd, zei dat hij een mes zou meenemen naar de terroristen en ze allemaal zou afmaken. Welnu, dat specifieke regime is er nu een dat zijn tegenstanders vergiftigt, toestaat dat zijn journalisten vermoord worden en verkiezingen houdt die vrij maar ook corrupt kunnen zijn. Het spelen met mensenrechten in de strijd tegen terrorisme houdt het risico in van een onacceptabel hellend vlak in onze democratische samenlevingen.
We zijn tevens rechtstreeks ondervraagd door mevrouw Ludford over het probleem van de verdediging van terreurdaden. Ik ben niet in staat haar vraag uitvoerig te beantwoorden, maar ik zou eenvoudig willen zeggen dat ik de rapporteur ben van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, termen die haar bekend zijn, en dat ik mij zojuist bij de uiteenzetting van mijn standpunten heb gebaseerd op paragraaf 10 van het verslag dat is aangenomen door de commissie, waarin duidelijk staat, mevrouw Ludford, dat de commissie, en dus ook het Parlement, oproept tot open debatten over een wijziging van het kaderbesluit, zodat de rechtvaardiging van terreurdaden daarin wordt opgenomen, enzovoort.
Ik voerde derhalve geen pleidooi, ik verwoordde simpelweg wat door de Commissie burgerlijke vrijheden was overeengekomen; toch zal ik haar een direct antwoord geven. Wanneer ik spreek over de verdediging van terreurdaden, betekent verdediging aanzetting tot, en ik ben van mening dat het aanzetten tot terreurdaden strafbaar is.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt dinsdag plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. – (SV) De strijd tegen het terrorisme mag alleen worden uitgevochten op een manier die past bij een open, democratische en rechtvaardige samenleving. Het is uitermate belangrijk dat bedreigingen van een open samenleving worden beantwoord door de middelen van een open samenleving.
We moeten onze handelingen en de door ons genomen maatregelen afwegen tegen de bescherming van de mensenrechten en de rechtsorde, en niet onze toevlucht nemen tot maatregelen die de persoonlijke integriteit in gevaar brengen.
Om die reden heb ik besloten de ontwerpaanbeveling van de heer Deprez aan de Raad over de factoren die bijdragen aan de ondersteuning van terrorisme en de werving van terroristen niet goed te keuren.
Daciana Octavia Sârbu (PSE) , schriftelijk. – (RO) De samenwerking tussen de instellingen van de EU inzake de strijd tegen het terrorisme dient te worden verbeterd, ermee rekening houdend dat dit verschijnsel is toegenomen.
Ik ben van mening dat het terrorisme is verworden tot de grootste vijand van de Europese waarden, mondiale stabiliteit en vrede. Als we de gebeurtenissen van 11 september 2001 of die van Madrid een paar jaar geleden in gedachten nemen, hebben we de perfecte samenstelling van een beeld dat ontzetting, angst en lijden uitdrukt.
De Europese instellingen zouden sinds die tijd een strategie moeten hebben ontwikkeld om dit verschijnsel te leren kennen, te verminderen en uit te bannen. Het is noodzakelijk dat we een zo grondig mogelijk onderzoek starten met betrekking tot dit fenomeen: wat zijn de oorzaken, wat zorgt ervoor dat de terroristen zo standvastig zijn en bereid zijn hun leven op te offeren om martelaar te worden, voor wie zijn het martelaren, hoe vindt de werving plaats, wie financiert het en op welke wijze kunnen we ingrijpen om dit verschijnsel tegen te houden?
Om al deze zaken uit te zoeken en daarop in het belang van de EU toezicht te houden, zouden de Europese instellingen betrokken moeten zijn bij de opstelling van deze strategie.
Op deze wijze geeft de EU de gehele wereld een signaal van eenheid en kracht.