Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, met de uitbreiding zijn de land- en zeegrenzen opgeschoven, waardoor het werk van douanebeambten zich heeft uitgebreid van eenvoudige controles betreffende invoerrechten tot de strijd tegen vervalsingen, het witwassen van geld, drugs en de ontduiking van antidumpingheffingen of gezondheidsmaatregelen die de consument moeten beschermen. Daarom verwelkom en steun ik het Commissievoorstel, dat zal leiden tot een betere coördinatie van de instanties in de lidstaten, plus een nauwe samenwerking met Europol, Frontex, Interpol en de Werelddouaneorganisatie WCO. Wij dringen er bovendien op aan dat de autoriteiten van de derde landen die bedrijfs- en persoonsgegevens krijgen van de lidstaten, dezelfde normen voor gegevensbescherming garanderen als het geval is in de EU. Ik bedank de leden voor het feit dat zij de voorstellen van onze fractie vandaag ten volle hebben gesteund en tevens de rapporteurs voor hun uiterst nauwkeurige werk.
Philip Claeys (NI). – (NL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag Musotto gestemd omdat het inzake fraude en fraudebestrijding vele dingen bij de naam noemt Het geeft mij ook een déja vu-gevoel wanneer er in het verslag bijvoorbeeld sprake is van de miljoenen onterecht betaalde bedragen en niet-subsidiabele uitgaven. Denk hier bijvoorbeeld aan de honderden miljoenen euro's aan Europees geld die al in de bodemloze putten van de corrupte Waalse PS-staat zijn gevloeid. Een staat waarvan tal van bestuurders in opspraak zijn gekomen, onder meer wegens verduistering van gelden. Wanneer er in het verslag sprake is van het gebrekkige toezicht door de Commissie, denk ik automatisch terug aan de woorden van de Waalse collega Deprez die het nog begin deze maand had over - ik citeer - "slechte projecten waarvoor niet enkel Wallonië maar ook de Commissie verantwoordelijk is omdat zij deze projecten goedkeurt".
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het aanvankelijk ingediende verslag was goed, omdat het voorzag in vastomlijnde maatregelen om terrorisme te helpen bestrijden, zoals noodzakelijke stappen voor een betere preventie, politiesamenwerking, gegevensuitwisseling en bijstand aan terrorismeslachtoffers.
De stemmingen van vandaag hebben het verslag echter volledig veranderd. Essentiële onderdelen ervan zijn weggestemd. Zo worden Jihad-terroristen bijvoorbeeld opeens niet langer als gevaarlijk beschouwd. Andere – onaanvaardbare – standpunten zijn juist wél opgenomen in het verslag, waardoor ik, en de meeste leden met mij, ertegen heb moeten stemmen. Jammer van het originele verslag, want het zou een goede zaak zijn geweest om een beter stel politieke en technische instrumenten te hebben voor de bestrijding van terrorisme en de verbetering van de veiligheid.
Frank Vanhecke (NI). – (NL) Voorzitter, ik heb vanzelfsprekend tegen het verslag Deprez gestemd omdat ik het fundamenteel oneens ben met de gedachte dat het jihad-terrorisme eigenlijk louter een soort gevolg zou zijn van discriminatie en van een zogenaamd sociaal isolement waarvan de islamieten in Europa het slachtoffer zouden zijn. Eerlijk gezegd, ik ken heel wat mensen van mijn eigen volk, ik ken heel wat autochtonen die écht het slachtoffer zijn van sociaal isolement in islamitische wijken van onze grote steden en die zich helemaal niet aan terrorisme bezondigen, wel integendeel. Aan een dergelijk mea culpa doe ik dus niet mee. Het leggen van de schuld bij de perfide Europeanen mag dan misschien politiek correct zijn, juist of correct in de echte zin van het woord is het allerminst, integendeel. Wanneer in godsnaam zal dit Parlement nu eindelijk eens erkennen dat islamitische terreur niets te maken heeft met discriminatie of met sociale achteruitstelling, maar rechtstreeks voortvloeit uit de wereldvisie van de islam zelf?
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer wij het hebben over regio's die met elkaar handel drijven, moeten we inzien dat het hier niet gaat om landen, maar om mensen en bedrijven. Een van de fouten in dit verslag is dat erin geen aandacht wordt besteed aan de grote handelsbelemmeringen voor ondernemers die vanuit derde landen handel willen drijven met de EU.
Tot mijn vreugde kondig ik dan ook een campagne aan waarbij meerdere partijen betrokken zijn, zowel NGO's en organisaties uit de civiele samenleving als campagnevoerders aan de basis. Deze Real Trade Campaign heeft als vijf belangrijkste doelstellingen: de invoertarieven voor landbouwproducten afschaffen, de landbouwsubsidies opheffen, de land-van-herkomstregels liberaliseren, de hulp voor de handel bevorderen en de lage-inkomenslanden aanmoedigen hun onderlinge handelsbelemmeringen geleidelijk te verminderen in de hoop dat zij op handelsgebied deel zullen gaan uitmaken van de wereldgemeenschap en uiteindelijk meer handel zullen gaan drijven met ons. Dit verslag ging in zoverre mank dat het niet erkende dat deze belemmeringen bestaan vanuit het EU-perspectief en daarom heb ik ertegen gestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Om te beginnen wijs ik erop dat deze tegenstem een protest is tegen het uitstellen van de inwerkingtreding van de in 2004 aangenomen richtlijn betreffende de gezondheid en veiligheid van werknemers, die de minimumvoorschriften omvat inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan elektrische, magnetische en elektromagnetische velden, alsmede preventie-, informatie- en opleidingsmaatregelen. De Europese Commissie stelt nu een nieuwe richtlijn voor met als enige doel de omzetting van bovengenoemde richtlijn met vier jaar uit te stellen.
Het is echt vreemd dat de Europese Commissie dit voorstel tot opschorting indient. Ter rechtvaardiging voert zij aan dat de medische sector zijn bezorgdheid heeft geuit omtrent de uitvoering van de richtlijn en dat er nu diverse studies zijn gelast. Over de gevolgen van deze richtlijn bestaan er zorgen, hetgeen helaas niet kan worden gezegd van de gevolgen van andere juridische instrumenten en beleidslijnen die collectieve goederen en openbare diensten willen liberaliseren en arbeidsverhoudingen en rechten van werknemers willen dereguleren. De Europese Commissie vraagt alleen om meer studies om de uitvoering uit te stellen wanneer de rechten en de gezondheid van werknemers juist worden beschermd. Het is onaanvaardbaar.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben erg blij met het verslag over de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia. De gevolgen die de omzetting van de richtlijn uit 2004, met minimumvoorschriften betreffende de veiligheid voor diegenen die fysische agentia gebruiken, kan hebben op de ontwikkeling en het gebruik van Magnetic Resonance Imaging (MRI) in de geneeskunde, maken de aanbevelingen in het verslag evenwichtig en logisch. Aangezien er nieuwe studies zijn verschenen die de basis waarop de aanbevelingen van de richtlijn zijn gebaseerd, in twijfel trekken, moeten we onszelf wat tijd gunnen voor deze nieuwe informatie en de evaluatie van de richtlijn. Om deze reden steun ik het verzoek tot opschorting van de deadline van 30 april 2008 met vier jaar, en stemde voor de goedkeuring van dit verslag.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE) , schriftelijk. − (SK) Ik zou graag willen wijzen op het feit dat de roep om verbetering van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk in de eerste plaats is gebaseerd is op risicobeoordeling. In gevallen waarin werknemers in een omgeving werken waar ze worden blootgesteld aan agentia die een gezondheidsrisico vormen, is een risicobeoordeling een van de fundamentele verplichtingen van de werkgever.
Als uit de risicobeoordeling blijkt dat er risico’s kunnen bestaan, is het van belang dat er maatregelen worden genomen om het risico op te heffen of de blootstelling te verlagen naar het laagst mogelijke niveau. Ik ben van mening dat het van belang is om deze maatregelen bij de bron te nemen. Andere mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het kiezen van de werkmethode, technische maatregelen om de emissies te verlagen, het wijzigen van de inrichting van werkplek, beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling, het beschikbaar maken van individuele beschermingsapparatuur, etc.
Ik ben het ermee eens dat wanneer uit medisch onderzoek van een werknemer blijkt dat deze een specifiek gezondheidsrisico loopt, het de taak is van de werkgever om adequate voorzorgsmaatregelen te nemen voor dit soort werknemers. Preventief medisch onderzoek moet deel uitmaken van het gezondheidspakket. Het doel is veranderingen in de gezondheid vroegtijdig te ontdekken en schade aan de gezondheid als gevolg van de blootstelling aan elektromagnetische velden te voorkomen. Al naargelang de resultaten moet de risicobeoordeling eventueel worden herzien en moeten er aanvullende maatregelen worden genomen.
Tot slot wil ik nog even zeggen dat ik als arts verheugd ben over het feit dat met Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad voorwaarden in het leven zijn geroepen betreffende de invoering van actiewaarden en grenswaarden voor blootstelling aan elektromagnetische velden, alsmede vereisten voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers die zijn blootgesteld aan elektromagnetische velden op het werk.
Frédérique Ries (ALDE) , schriftelijk. – (FR) Kunstmatige elektromagnetische golven hebben aanzienlijke gevolgen voor de gezondheid van de Europese burgers en bovenal voor die van werknemers. Daarom moeten zij beschermd worden tegen elektromagnetische velden, op dezelfde wijze waarop zij reeds door twee Europese richtlijnen worden beschermd die grenswaarden bevatten voor de blootstelling aan lawaai en trillingen.
Elektromagnetische velden afkomstig van radio’s, elektronische apparatuur en diverse telefoontoestellen – draagbare zenders en telefoons, vast opgestelde en wi-fi-systemen – zijn geenszins ongevaarlijk!
Dat blijkt uit het BioInitiative-rapport dat onlangs werd gepubliceerd en waarvan de conclusies als een paal boven water staan: tot de risico’s behoren diverse vormen van kanker, de ziekte van Alzheimer en zenuwstoornissen als gevolg van chronische of overmatige blootstelling aan elektromagnetische velden. Op deze gezondheidsrisico’s heeft onlangs ook het Europees Milieuagentschap nadrukkelijk gewezen.
Daarom stemde ik voor het verslag van de voorzitter van de commissie, Jan Andersson, dat ernaar streeft om de gezondheid van werknemers te beschermen, rekening houdende met de belangen van de medische gemeenschap voor wat betreft de compatibiliteit van het Gemeenschapsrecht met de Magnetic Resonance Imaging (MRI)-technologie. MRI-apparatuur is van groot belang voor medisch onderzoek van patiënten, en daarom ben ik van mening dat hier een derogatie op zijn plaats zou zijn geweest in plaats van de omzetting van de gehele richtlijn op te schorten met nog eens vier jaar!
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hoewel dit een wetgevingsprocedure is die de bestaande wetgeving in geen enkel opzicht wijzigt, rijst desalniettemin de vraag of er noodzaak bestond voor een reeks nieuwe EU-richtlijnen voor een reeks vraagstukken met betrekking tot trekkers en andere motorvoertuigen en aanhangwagens, zoals valt op te maken aan de gecodificeerde versie van een aantal verslagen waarover hier in het Parlement vandaag wordt gestemd.
Dit is een gebied waarop naar mijn mening te veel EU-wetgeving bestaat. Een algemene wetgeving inzake motorvoertuigen die algemene aspecten afdekt, zou waarschijnlijk afdoende zijn, en zou het maken van richtlijnen met betrekking tot afzonderlijke gebieden, zoals nu het geval is, voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn: de onderdrukking van radiostoringen veroorzaakt door landbouw- of bosbouwtrekkers (elektromagnetische compatibiliteit), grenswaarden voor het geluidsniveau op oorhoogte van bestuurders van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen, en de achterkentekenplaatverlichting voor motorvoertuigen en aanhangwagens. Mijn stem voor deze codificatie verandert echter niets aan deze opvatting.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik sta helemaal achter het voorliggende verslag, dat een belangrijke rol zal gaan spelen in de vereenvoudiging en geordende samenvoeging van Gemeenschapswetgeving. Dit is vooral van belang voor de ontwikkeling van de civiele samenleving, aangezien transparantie en toegankelijkheid van de Europese wetgeving alle burgers nieuwe mogelijkheden bieden om hun aanspraak op bepaalde rechten te kunnen uitoefenen.
Dit kan niet worden bereikt zolang tal van herhaaldelijk gewijzigde besluiten zo versnipperd zijn en deze deels in het kader van het oorspronkelijke wetgevingsbesluit moeten worden beraadslaagd, deels in de daaropvolgende wijzigingen – een taak die een omslachtige vergelijking vergt van de verschillende wetgevingsinstrumenten om vast te stellen welke regelingen van kracht zijn. Herhaaldelijk gewijzigde besluiten moeten gecodificeerd worden om te zorgen voor een helder en begrijpelijk Gemeenschapsrecht.
Daarom ondersteun ik de codificatie van Verordening (EEG) nr. 1210/90 van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij van de Zweedse Fractie PSE stemden voor de codificatie van dit verslag, dat een belangrijk deel van het werk beslaat tot verbetering van de leesbaarheid en transparantie van het Gemeenschapsrecht. Het verslag heeft geen inhoudelijke wijzigingen tot gevolg, maar brengt een aantal verschillende richtlijnen samen in een nieuw samenhangend geheel. Uiteraard staan we helemaal achter een dergelijke vereenvoudiging. Niettemin willen we erop wijzen dat onze ondersteuning niet betekent dat we tevreden zijn met de formulering van de bestaande wetgeving. We zouden graag zien dat er een minimumheffing komt op tabak en een echte vereenvoudiging van de regeling. Daarnaast is het van belang dat wordt gewaarborgd dat de verschillende belastingtarieven voor de diverse soorten tabak concurrentieneutraal zijn.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze verordening zal in de plaats komen van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek. De ingediende verantwoordingen zijn de inmiddels voorgestelde amendementen.
Het communautaire douanewetboek (CDW) werd vastgesteld door Verordening (EEG) nr. 2913/92. Op dat moment was het al een uitgebreid en complex document met betrekking tot de douaneaangelegenheden van de Unie.
Elk aspect van het CDW werd uitgebreid bediscussieerd door experts op het betreffende gebied, en de CDW-vraagstukken werden voorgelegd door de bevoegde commissie.
In een wereld waarin handel wordt gedomineerd door grote multinationals zou deze ontwerpcode de belangen van die multinationals moeten weerspiegelen en dienen, om uiteindelijk te komen tot een vermindering van de transportduur van goederen en vereenvoudiging van douaneprocedures.
Of een dergelijke vereenvoudiging tevens de goedkeuring van maatregelen ter bestrijding van douanefraude en smokkelarij inhoudt, is een ander probleem.
Kennelijk genoot vereenvoudiging de voorkeur boven de schade ten gevolge van douanefraude. Het is bovendien geen toeval dat in documenten van de Gemeenschap en/of de vertaling hiervan vaker het woord “versoepeling” valt dan “vereenvoudiging”. Dat zegt genoeg.
Zita Pleštinská (PPE-DE) , schriftelijk. − (SK) De huidige methoden van productpiraterij en smokkelarij zijn zodanig dat de opsporing ervan een integrale aanpak vergt om het hoofd te kunnen bieden aan de nieuwe taken waarmee de douaneautoriteiten worden geconfronteerd; tevens moeten douaneambtenaren goed zijn opgeleid.
De EU is een douane-unie en daarom is het communautaire douanewetboek een van de belangrijkste instrumenten. Een modernisering van de communautaire douanecode impliceert dat de oorspronkelijke wetgeving, die 1992 in werking is getreden, moet worden herzien om te kunnen voldoen aan de behoeften van e-customs en e-commerce.
Wat is het nut van een modernisering van het communautaire douanewetboek? In de eerste plaats zal dit een modernisering van de controlemechanismen tot gevolg hebben en resulteren in elektronische overdracht van gegevens en interoperabele douanesystemen. Het zal tevens leiden tot vereenvoudiging van de douanewetgeving en de administratieve procedures voor zowel de douaneautoriteiten als de marktdeelnemers. Gecentraliseerde vrijmaking is een nieuw instrument: het versterkt de samenwerking tussen de lidstaten en de Europese Unie. Het is eenvoudige en sneller, en bovenal biedt gecentraliseerde vrijmaking op één enkele locatie de mogelijkheid de bureaucratische rompslomp te verminderen.
Na drie jaar intensief institutioneel werk kan het Europees Parlement bogen op een buitengewoon succes op het gebied van de modernisering van het douanewetboek. Ik zou graag deze gelegenheid willen aangrijpen om de douaneambtenaren te loven voor hun moeilijke taak, want zonder hun activiteiten zou de bescherming van de Gemeenschapsgrenzen ondenkbaar zijn.
Ik ben van mening dat we vandaag een nuttig cadeau hebben voor de veertigste verjaardag van onze douane-unie op 1 juli 2008. Ik ben blij dat ik door mijn stem een bijdrage kon leveren aan de modernisering van het communautaire douanewetboek.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag mijn steun betuigen voor het verslag-Dunn. Het doel van het voorstel is het op een lijn brengen van de huidige Verordening (EG) nr. 515/97 met de nieuwe machten van de Gemeenschap op het gebied van douanesamenwerking, door de wederzijdse bijstand en de overdracht van gegevens tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie te versterken. Deze verordening legt de wettelijke basis vast voor verzoeken om wederzijdse bijstand door de bevoegde autoriteiten ter bestrijding van onregelmatigheden en fraude.
Ondanks de goede resultaten die tot dusver werden bereikt, zijn er diverse redenen om de tekst aan te passen, met name voor wat betreft wijzigingen in de institutionele context en het institutionele evenwicht. Het doel is daarom de samenwerking op Gemeenschapsniveau te verdiepen, mede gezien tegen de achtergrond van de nieuwe instrumenten waarin de Europese wetgeving voorziet. We mogen echter niet vergeten dat het Verdrag nog geen bepaling over de samenwerking van douaneautoriteiten (artikel 135 en 280) bevatte op het moment dat Verordening (EG) nr. 515/97 werd goedgekeurd.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben heel blij met het verslag van collega Pomés Ruiz, aangezien het een nieuwe maatregel bevat die de Europese instellingen transparanter moet maken en meer verantwoordelijkheid ten opzichte van de burgers waarborgt, en die alle burgers in staat moet stellen om beter te kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces ten aanzien van het gebruik van EU-gelden. Hierbij worden tevens de beginselen van onze democratie versterkt.
Het initiatief van het Parlement vraagt nadrukkelijk om openbaarmaking van informatie over de begunstigden van EU-middelen, ongeacht of het om subsidies, overheidsopdrachten, uitgaven van structuurfondsen of andere vormen van financiering gaat. Verder wordt de Commissie verzocht te onderzoeken of een informatiesysteem voor het brede publiek ingevoerd kan worden dat voorziet in het verstrekken van gegevens over invorderingen en individuele begunstigden van het complexe geheel van EU-middelen.
Aangezien het verslag ook ethische normen voor de bekleders van een openbaar ambt en een zwarte lijst voor fraudeurs behelst en voorziet in openbaarmaking van de namen van lobbyisten en alle deskundigen die de Commissie bijstaan, zou het verslag-Ruiz de basis moeten vormen van een efficiënt en transparant controle- en beheersysteem en een doelmatige aanwending van EU-middelen.
Adam Bielan (UEN) , schriftelijk. − (PL) Ik sta geheel achter dit initiatiefverslag dat tot doel heeft te komen tot transparantie in de aanwending van begrotingsmiddelen. De informatiebronnen van deze uitgaven moeten transparant en, bovenal, goed toegankelijk en nuttig zijn. Geregeld hoor ik van Poolse ondernemers dat de relevante informatiebronnen zeer versnipperd zijn, wat ertoe leidt dat gebruikers nog moeilijker kunnen vergelijken en evalueren en zodoende nog meer moeite hebben om de juiste conclusies te trekken voor hun eigen projecten.
Het gebrek aan transparantie in de aanwending van begrotingsmiddelen heeft tal van onrechtvaardigheden tot gevolg. In de nieuwe lidstaten, zoals Polen, waar eventuele begunstigden nog maar weinig ervaring hebben in het aanvragen en verkrijgen van EU-middelen, kan heldere informatie enorm nuttig zijn.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL) , schriftelijk. − (PT) Afgezien van een, twee enigszins verontrustende zaken zijn wij van mening dat het verslag over het geheel genomen tal van zeer belangrijke en actuele vragen opwerpt.
In navolging van het zogeheten Europees Transparantie-Initiatief dat de Commissie in november 2005 voorstelde, bevestigt dit verslag opnieuw de noodzaak om een volledig operationeel informatiesysteem voor het brede publiek in te voeren, bijvoorbeeld met gegevens over de begunstigden van de diverse structuurfondsen.
Het verslag stelt voor dat begunstigden middelen kunnen ontvangen uit verschillende programma’s of sectoren waarin de EU werkzaam is, en derhalve erkent dat het leerzaam kan zijn om in alle sectoren na te gaan welke bedragen aan individuele begunstigden zijn verstrekt –informatie van onschatbare waarde volgens werknemers, bijvoorbeeld in geval van bedrijfsverplaatsingen.
Het rapport noemt ook nog enkele andere belangrijke aspecten, zoals de verklaring financiële belangen van de bekleders van een openbaar ambt in de instellingen van de EU, en stelt voor dat ethische normen vastgesteld worden, en dat de samenstelling van groepen deskundigen (formeel of informeel) die de Commissie in het leven roept om haar bij te staan bij de voorbereiding van beleidsinitiatieven, met name wetgevingsvoorstellen, bekend moet worden gemaakt.
Ian Hudghton (Verts/ALE) , schriftelijk. − (EN) Ik stemde voor de amendementen van mijn eigen fractie op het verslag-Pomés Ruiz, die overigens allemaal werden aangenomen. Het is van belang dat de samenstelling van een groep deskundigen van de Commissie eerlijk en evenwichtig is en dat de selectieprocedure voor dergelijke groepen volledig open en transparant is. Het is te hopen dat de Commissie nota neemt van het verzoek van dit Huis.
Bogusław Liberadzki (PSE) , schriftelijk. − (PL) Collega Pomés Ruiz stelt terecht dat transparantie nauw samenhangt met de vraag of informatie over de begunstigden gemakkelijk toegankelijk is, betrouwbaar en geschikt voor nader onderzoek, vergelijkingen en evaluatie.
Ik ben het eens met het verzoek dat de Commissie de adressen van de websites met informatie over de begunstigden van EU-subsidies die direct en centraal door haar worden beheerd, uitdrukkelijk vermeldt in alle documenten over de EU begroting en/of projecten en programma ’s die onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen.
David Martin (PSE) , schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met het verslag over transparantie in financiële aangelegenheden. Elke stap tot verbetering van de kwaliteit en beschikbaarheid van informatie, met name op het gebied van het landbouwbeleid en de structuurfondsen (die, naar is gebleken, moeilijk toegankelijk was voor het brede publiek), is een goede stap naar een EU die zijn democratische verplichtingen nakomt.
Andreas Mölzer (NI) , schriftelijk. − (DE) Dit is een stap in de juiste richting, een stap die wat licht in de subsidiejungle brengt en het brede publiek toegang of althans enig inzicht verschaft in processen die veelal ondoorzichtig zijn. We moeten er echter op toezien dat in dit geval niet alleen goedbetaalde lobbyisten van dergelijke databases gaan profiteren, maar dat deze ook MKB’s en gewone mensen door middel van gemakkelijk te volgen en logische procedures in staat stellen subsidies en andere vormen van steun te verkrijgen die voor hen van belang zijn.
Een ethische code voor instellingen valt zeer zeker toe te juichen. Een instantie die wordt geautoriseerd om overheidsmiddelen te verstrekken, moet boven alle verdenking verheven zijn, al was het alleen maar voor het vertrouwen van het publiek in overheidsdiensten. Niettemin moeten we voorzichtig zijn, want toezicht mag niet zover gaan dat een instelling en haar leden volledig wordt blootgelegd en glazen mensen doet ontstaan. Binnen de grenzen van de gegevensbescherming is een dergelijke regeling, namelijk het vastleggen van een soort van ethische code, echter zonder enige twijfel een aanwinst.
Het invoeren van een zwarte lijst vergt zeker nog enig beraad voor wat betreft de wijze van tenuitvoerlegging, aangezien ook dit een gebied is waarop de gegevensbescherming een sleutelrol dient te spelen.
Luís Queiró (PPE-DE) , schriftelijk. − (PT) Van mensen die overheidsmiddelen beheren wordt verwacht en gevraagd dat ze bij dit beheer zo rationeel mogelijk te werk gaan, zo accuraat mogelijk de resultaten van hun activiteiten presenteren, en volledige transparantie bieden. Gezien het feit dat de belastingbetalers uiteindelijk de financiers zijn van alle overheidsmiddelen hebben zij het recht (dat ze moeten uitoefenen) om te weten wie de EU-middelen voor Europese belangen beschikbaar stelt en waarvoor ze worden uitgegeven. Daarom stemde ik voor dit verslag, dat overigens wordt ondersteund door een mededeling van de Commissie dat tal van voorstellen bevat, waarvan het merendeel onze goedkeuring kan wegdragen. Ik wil er alleen nog aan toevoegen dat de beginselen en regels die worden toegepast op Gemeenschapsgelden, in de eerste plaats middelen die door de Europese instellingen zelf worden beheerd, eveneens mutatis mutandis dienen te gelden voor andere EU-middelen, zoals Gemeenschapsgelden die door de lidstaten worden beheerd.
Andrzej Jan Szejna (PSE) , schriftelijk. − (PL) Ik stem voor het verslag van collega Pomés Ruiz over transparantie in financiële aangelegenheden.
De rapporteur heeft tal van belangrijke vraagstukken met betrekking tot het beheer van EU-middelen ter berde gebracht, zoals het bekendmaken van gegevens over begunstigden van EU-middelen, de verklaring financiële belangen van bekleders van een openbaar ambt in instellingen van de EU, en bestuur binnen de instellingen en hun jaarlijkse activiteitenverslagen.
We moeten ernaar streven om procedures voor het beheer van EU-uitgaven en het toezicht op deze uitgaven te stroomlijnen, waarbij het Europees Parlement, als de instelling die kwijting van verleent voor de uitvoering van de begroting, een bijzondere rol dient toe te komen. We moeten inzetten op transparantie en een nauwkeurige boekhouding van de financiële middelen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De bestrijding van fraude en verduistering van overheidsgelden, in dit geval van EU-middelen, moet een prioriteit zijn voor elke lidstaat. Daarom is het van groot belang voor elke lidstaat om te beschikken over menselijke en materiële hulpbronnen die nodig zijn om zich adequaat te kwijten van deze taak.
Ik wil er op wijzen dat op hetzelfde moment dat nog eens wordt bevestigd dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de bescherming van algemene belangen – zoals in dit verslag – er tegelijkertijd beleidsvelden worden bevorderd die ertoe leiden dat de lidstaten hun functies uithollen of zich eraan onttrekken, door bijvoorbeeld de ontmanteling van overheidsdiensten, de stelselmatige inkrimping van het personeel en het uitbesteden van bepaalde taken aan particuliere ondernemingen. Wij zijn van mening dat het verslag ook de gevolgen voor het financieel beheer zou moeten evalueren van het overdragen van overheidstaken aan particuliere ondernemingen.
De mate waarin de buitensporig ingewikkelde en ontoereikende regels en de langzame verstrekking van de gelden de geconstateerde onregelmatigheden in de hand werken moet eveneens worden geëvalueerd.
Het verslag daarentegen richt zijn focus hoofdzakelijk op sancties, bijvoorbeeld door inbreukprocedures en de opschorting van betalingen aan lidstaten voor te stellen.
Ian Hudghton (Verts/ALE) , schriftelijk. − (EN) Ik stemde voor het verslag-Musotto over fraudebestrijding. Verspilling en wanbeheer van Gemeenschapsgelden verschijnen regelmatig in de krant en andere media in heel Europa. Het is van belang dat fraude effectief aan banden wordt gelegd en dat de lidstaten op dit punt, samen met de diverse instanties van de EU, een enorm grote rol gaan spelen.
Luca Romagnoli (NI) , schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal voor het verslag van onze hooggewaardeerde collega Francesco Musotto stemmen. Beide verslagen wijzen op het feit dat meer aandacht moet worden besteed aan sommige lidstaten die achterstand hebben op het gebied van de elektronische overdracht van gegevens en beheer- en controlesystemen. Ik ben het eens met de rapporteur die stelt dat het van belang is om in de eerste plaats aandacht te besteden aan de ontwikkeling van de fraudebestrijding van lidstaten die nog geen effectieve controlesystemen hebben en die in sommige gevallen slechts in beperkte mate overeenstemmen met de Europese normen. Ik ben van mening dat zorgvuldige controle en toezicht op het beheer van Gemeenschapsgelden van fundamenteel belang is. De strijd tegen onrechtmatige betalingen is zelfs nog belangrijker, gezien het feit dat het geld dat de Europese belastingbetaler betaalt gebruikt dient te worden om de levensstandaard te verhogen.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij van de Zweedse Fractie PSE stemden voor het verslag-Deprez over de stappen die de Unie en de lidstaten moeten nemen om de ondersteuning van terrorisme en de werving van terroristen aan banden te leggen. De EU moet deze factoren in aanmerking nemen bij haar strijd tegen het terrorisme en om de kennis te verhogen omtrent de oorzaken van terreurdaden en radicalisering, die momenteel beperkt is. Dit moet echter worden gebeuren met strikte inachtneming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en op een wijze die betaamd voor een open, democratische en rechtvaardige samenleving. Grondrechten zoals de persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering mogen geenszins in het geding komen.
Glyn Ford (PSE) , schriftelijk. − (EN) Ik zal mijn steun betuigen aan het verslag van collega Deprez over de factoren die bijdragen aan de ondersteuning van terrorisme en de werving van terroristen. Niettemin wil ik graag nog even twee kanttekeningen maken. Ten eerste wil ik een “Nelson Mandela-vraag” opwerpen. We moeten onderscheid maken tussen diegenen die strijden tegen onderdrukking en wrede autoritaire regimes, zoals het apartheidregime in Zuid-Afrika destijds, en het nihilisme van de terroristen van 9/11. Ik zou tegen het bombarderen van Rivonia zijn geweest, maar ook tegen de uitlevering van Nelson Mandela naar een Zuid-Afrika waar hem de doodstraf wacht, wanneer hij naar Europa zou zijn gevlucht.
Ten tweede moet het Westen inzien dat onze activiteiten en passiviteit in het Midden-Oosten, in Palestina en elders soms vijandigheid tegenover ons en terrorisme in de hand werken. Soms zijn we zelf onze ergste vijand.
Bruno Gollnisch (NI) , schriftelijk. – (FR) Twee punten in het verslag-Deprez over terrorisme vind ik verontrustend. Het eerste is het feit dat met geen woord wordt gerept over de belangrijkste oorzaak van terreurdreiging in Europa, namelijk de ongebreidelde toestroom van migranten die niet uit zijn op integratie of assimilatie, maar overeenkomstig hun eigen wetten willen leven binnen de zogeheten ontvangende samenlevingen en hun wetten willen opleggen aan deze samenlevingen.
Het tweede verontrustende punt betreft de schuldtoewijzing: volgens het verslag kan Europa nooit genoeg doen in termen van afstand doen van zijn wezen, zijn nationale identiteiten en gemeenschappelijke beschaving. Europa kan nooit genoeg doen om zijn waarden in gevaar te brengen omwille van tolerantie en het zogenaamde recht op anders-zijn. Het kan nooit discriminerend genoeg zijn tegenover zijn eigen burgers en ten faveure van vreemde nationaliteiten, culturen of beschavingen op zijn grondgebied. Uiteindelijk draagt het de schuld van de gevolgen. Verantwoordelijk voor de terreurdaden in Londen waren Britse staatsburgers van Britse komaf en werkzaam in banen die veel mensen graag zouden hebben gehad! Ze waren niet buitengesloten, waren geen slachtoffers, maar werden desondanks te wapen geroepen!
Feit is dat multiculturele, in vakjes ingedeelde samenlevingen waarnaar we zo welgemeend streven, van nature erg vatbaar zijn voor veelsoortige conflicten. Door de realiteit te verloochenen wakkeren we haat en verachting nog verder aan.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL) , schriftelijk. − (PT) Hoewel het verslag, naast diverse andere zaken, aspecten bevat die we waarderen en als positief beschouwen tegen de achtergrond van de algemene verslechtering van de mondiale situatie gaat het niet in op de daadwerkelijke doelen en gevolgen van de “strijd tegen het terrorisme”, met name als een factor die het terrorisme op zijn beurt bevordert en stimuleert.
Het verslag wijst, zij het terloops, op de fundamentele noodzaak van een diplomatieke en vreedzame oplossing van conflicten overal ter wereld, maar het geeft niet aan dat de spiraal van geweld als gevolg van de militarisering van internationale betrekkingen, aanvallen op de onafhankelijkheid van staten en soevereiniteit van landen, staatsterrorisme, de schending van fundamentele vrijheden, rechten en waarborgen, de ongebreidelde kapitalistische uitbuiting, de onmenselijke uitbreiding van ongelijkheid en onrechtvaardigheid en het feit dat miljoenen mensen in mensonwaardige omstandigheden leven, zoals in Afghanistan, Irak en Palestina, de belangrijkste factoren zijn die het terrorisme bevorderen.
Wij zijn van mening dat een serieuze analyse van het terrorisme – in al zijn gedaanten, dus inclusief het staatsterrorisme – alleen mogelijk is door het in zijn politieke context te plaatsen, waarbij wordt gewezen op de onderliggende oorzaken en de beleidsmaatregelen die er aanleiding toe geven, zoals de “strijd tegen het terrorisme” die de VS en hun bondgenoten voeren.
Vandaar onze onthouding.
Jean Lambert (Verts/ALE) , schriftelijk. − (EN) Ik steunde de amendementen van vandaag die stelden dat de radicalisering alleen mag worden gezien in termen van een duidelijk verband met geweld en dat burgerlijke vrijheden van het grootste belang zijn. Dit mag eigenlijk geen herhaling behoeven, aangezien we ons als Unie zien die gebaseerd is op mensenrechten en burgerlijk vrijheden. In feite is het merendeel van de voorstellen in het verslag al bestaand EU-beleid, zodat ik me afvraag waarom we nog een verslag nodig hebben.
Ik stemde niet tegen het eindverslag omdat ik achter het standpunt van de Fractie PPE zou staan of achter dat van het kleingeestige Spaanse debat dat regelmatig onze discussies over terrorismebestrijding in dit Huis vergiftigt, maar omdat we hebben besloten om het rechtvaardigen van terreurdaden op te nemen in ons antiterrorismepakket. Dit lijkt op zich een onbelangrijke kwestie, maar we weten dat academische vrijheid, politieke debatten en maatregelen tegen radicalisering belemmering ondervinden door angst als gevolg van dergelijke wetgeving. Van jonge moslims hoorde ik dat zij bang zijn om over zaken als Palestina of Irak te discussiëren omdat hun kritiek of gevoelsuitingen uitgelegd kunnen worden als steunbetuiging of verheerlijking en zij voor de rechter worden gesleept. Het Parlement had deze paragraaf kunnen afkeuren, maar gaf daar niet de voorkeur aan.
Carl Lang (NI) , schriftelijk. – (FR) Dit verslag over het uitroeien van terrorisme is een van de vele teksten die mensrechten en de strijd tegen discriminatie verheerlijken. Nu zien we echter dat een te voorzichtige aanpak vanwege mogelijke schending van fundamentele rechten en vrijheden – met name vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst – leidt tot uitholling van deze vrijheden die we nou juist nodig hebben om terrorisme te bestrijden.
Het is onmiskenbaar dat het Europees Parlement zich meer bezighoudt met de bescherming van de rechten en vrijheden van alle politieke stromingen, en doet wat “politiek correct” is, dan met de bescherming van de burgers van de Unie.
Zo komt het dat dit verslag, behalve de factoren die bijdragen aan de ondersteuning van terrorisme, in geen enkel opzicht ingaat op moskeeën hoewel, zoals we allemaal weten, deze niets minder zijn dan rekruteringscentra voor toekomstige islamitische terroristen. Evenmin gaat het verslag in op de imams in Frankrijk, België, Nederland of Denemarken die doelgericht en succesvol agenten rekruteren voor jonge islamitische jihad-sympathisanten.
We mogen niemand voor het hoofd stoten; we mogen geen religieuze gevoelens kwetsen en laten we vooral niet discrimineren: dit is geen effectief middel om de groeiende dreiging van het islamitische terrorisme een halt toe te roepen! Juist het tegengestelde zal het geval zijn.
Roselyne Lefrançois (PSE) , schriftelijk. – (FR) Dit verslag weerspiegelt het solide amenderingswerk van de leden van de Fractie PSE, Verts/ALE, GUE/NGL en ALDE in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. De progressieve, midden-linkse meerderheid is erin geslaagd om van een tekst die de islam en moslims op een tamelijk schandelijke wijze stigmatiseerde, een evenwichtig document te maken waarin wordt ingegaan op alle factoren (economische, sociale en andere factoren) die bijdragen aan de ondersteuning van terrorisme. Hierbij wordt tevens gewezen op de noodzaak tot eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden en op het belang van discriminatiebestrijding en het bevorderen van kansengelijkheid, met name in onderwijs en opleiding en op het werk.
Toch zijn er nog twee, drie punten in het verslag die ik dubieus vind, met name de verwijzingen naar de “gematigde islam” en het “houden van toezicht op alle plaatsen waar propaganda verspreid wordt om personen tot terreurdaden aan te zetten”.
Ondanks dat ik het verslag niet mijn onverdeelde steun kan geven, zou afkeuring betekenen dat we capituleren voor rechts en maandenlange inspanningen naar de prullenbak verwijzen.
Daarom is een met redenen omklede onthouding volgens mij de beste weg.
David Martin (PSE) , schriftelijk. − (EN) Dit verslag geeft een reeks Europese normen en beginselen aan ter bestrijding van terrorisme. het verzet van rechts tegen het verslag impliceert dat hulp voor slachtoffers, op grond waarvan het ondersteunen van terreur in alle lidstaten een misdaad is en de noodzaak tot het voeren van een politieke dialoog in het leven wordt geroepen, geen onderdeel zal worden van een samenhangende EU-strategie voor terrorismebestrijding. Ik stemde voor het verslag en betreur het dat we geen overeenstemming hebben bereikt over vraagstukken waarvan we dachten dat ze normaal gesproken kunnen bogen over een brede consensus.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Terrorismebestrijding is de grootste uitdaging van deze eeuw. Resolute maatregelen tegen deze propagandamachine is echter de eerste kleine stap in een poging om de verspreiding van terrorisme in de autonome islamitische subculturen die overal in Europa bestaan, te beteugelen.
We moeten accepteren dat het terrorisme in Europa een puur islamitisch karakter draagt en dat radicale moslims volstrekt immuun zijn voor integratiemaatregelen. Radicalisering is in opmars in Europa – een van de vraagstukken waar de politieke klasse, naar het lijkt, vaak enigszins onverschillig tegenover staat.
Daarom is een strategische aanpak van terrorismebestrijding noodzakelijk en van cruciaal belang voor het voortbestaan van Europa, zijn bevolking en culturen. De eerste inspanningen moeten gericht zijn op de jongeren, maar deze moeten ook in zekere mate bereid zijn om hierin een rol te spelen.
Mensen hun rechten afnemen – wat zoals we weten in sommige gevallen wordt toegepast in de Verenigde Staten – hoeft in Europa niet te gebeuren. Niettemin is het van groot belang dat we onbuigzaam zijn tegenover terrorisme.
Alle illegale inhoud die we aantreffen in de nieuwe media moet op dezelfde wijze worden bejegend als alle andere illegale verklaringen en uitingen, en de auteurs ervan moeten worden vervolgd en bestraft.
Luís Queiró (PPE-DE) , schriftelijk. − (PT) Een van de grootste gevaren die het debat over terrorisme en de oorzaken ervan met zich mee brengt is af te glijden in een van twee extreme visies: enerzijds begrip hebben voor alles, het besef dat alles mag en te rechtvaardigen is; anderzijds de weigering te accepteren dat er verschillende realiteiten bestaan en dat groepen altijd handelen volgens dezelfde methoden en normen. Deze twee extreme visies zijn allebei gevaarlijk en ondeugdelijk als analyse, aangezien ze niet nauwkeurig zijn, geen algemeen steekhoudende conclusies toelaten, en politiediensten, wetgevers en het brede publiek aanzetten tot het maken van fouten. Bovendien vormen ze een bedreiging voor het verkrijgen van inzicht in de feitelijke situatie, die zowel open staat als onbuigzaam is voor terrorisme. Dat is de uitdaging waarmee we ons geconfronteerd zien: de realiteit kunnen begrijpen zoals ze werkelijk is en niet waarvoor we angst hebben of zoals we haar graag zouden zien; en bijgevolg iets doen tegen zowel de directe als indirecte oorzaken. Daarbij mogen we niet vergeten dat terrorisme niet acceptabel of te rechtvaardigen is, onder welke omstandigheden dan ook. En dat de slachtoffers (zowel de huidige als toekomstige) geen begrip moeten opbrengen voor de misdaden van de agressors of deze moeten rechtvaardigen. Dit zijn de redenen waarom ik tegen het verslag stemde.
Martine Roure (PSE), schriftelijk. – (FR) De beste manier om terrorisme te bestrijden is preventie, niet een algemene controle van de Europese burgers. Daarom is het van belang om de onderliggende oorzaken van terrorisme aan te pakken.
Het verschijnsel van gewelddadige radicalisering zal verdwijnen zodra we de ongelijkheden en onrechtvaardigheden aanpakken, zowel op nationaal als mondiaal niveau.
Ik onthield me van stemming over dit verslag omdat we in het proces van terrorismebestrijding niet met de vinger kunnen wijzen op een bepaalde religie. Het gaat bij terrorisme niet om geloof, ondanks dat sommige mensen dit argument gebruiken om het doden te rechtvaardigen. De beste manier om gewelddadige radicalisering te bestrijden is het versterken van een wereldlijke ethos in onze samenlevingen en het aangaan van een open interculturele dialoog met alle betrokkenen, met name met de vertegenwoordigers van de civiele samenleving.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Terrorisme is een grensoverschrijdend fenomeen dat krachtig moet worden bestreden. De strijd tegen het terrorisme dient echter wel altijd met behulp van proportionele juridische middelen te worden gevoerd. De CIA-vluchten in Europa, de martelingen, schijnexecuties en het toepassen van ‘waterboarding’, waarover de CIA nu zelf heeft gezegd dat ze hebben plaatsgevonden, alsmede de oprichting van speciale geheime gevangenissen moeten krachtig worden veroordeeld. De EU had hiertegen veel krachtiger moeten optreden dan ze in werkelijkheid heeft gedaan.
Wat mij betreft is één ding overduidelijk: juist onze waarden dienen de basis te vormen van onze gemeenschappelijke wetgeving. Wij dienen er ook op toe te zien dat de wetgeving van de EU er niet toe zal leiden dat belangrijke beginselen – zoals die van de vrijheid van meningsuiting – worden bedreigd of opzij worden geschoven.
In het verslag wordt voorgesteld om een nieuw concept in het kaderbesluit op te nemen, te weten “rechtvaardiging van terrorisme”. Ik zou dit een ongelukkig besluit vinden. Het bezwaar is niet dat het geen goed idee zou zijn om ervoor te zorgen dat alle lidstaten een degelijke wetgeving hebben om uitlokking tegen te gaan, maar dat het moeilijk, zo niet onmogelijk, is om tot een definitie te komen die eenduidig kan worden toegepast en die niet zal leiden tot netelige problemen omtrent de interpretatie ervan. Aan de ene kant is er de belangrijke taak om manieren te vinden die terrorisme bestrijden en levens kunnen redden. Aan de andere kant is er het beginsel van de vrijheid van meningsuiting en het belang om de juridische veiligheid in Europa op een hoog niveau te houden. Het gaat erom de juiste balans te vinden.
Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik kan geen steun verlenen aan het verslag-Deprez en het erin genoemde voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad omtrent de factoren die ten gunste zijn van de ondersteuning van terrorisme en de werving van terroristen.
In het verslag worden de verkeerde prioriteiten gesteld bij de strijd tegen het terrorisme. Het voorstel legt hoofdzakelijk de nadruk op sociale beleidsmaatregelen. Deze aanpak leidt niet tot verlichting van de strijd tegen terrorisme, waarvoor ook betere grenscontroles en coördinatie tussen opsporingsinstanties nodig zijn.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De linkervleugel in het Parlement heeft ervoor gezorgd dat een belangrijke, niet te ontkennen boodschap uit de oorspronkelijke tekst van dit verslag is afgezwakt. Hierin werd verklaard dat “terrorisme (met name Jihadterrorisme) vandaag de dag de grootste bedreiging vormt voor de veiligheid van de burgers van de EU”. In het verslag staan totaal geen verwijzingen naar de belangrijkste factoren die de werving van terroristen in de hand werken, namelijk de ongecontroleerde immigratie en, zeker voor wat betreft het Verenigd Koninkrijk, het wijdverbreide gebrek aan respect voor het christendom en een positieve houding tegenover onze eigen geschiedenis en cultuur.
Het is dan ook geen verassing dat nieuwkomers nauwelijks in aanraking komen met zaken waarmee zij zich kunnen identificeren. Er wordt ook niet in genoemd dat het terrorisme ook als succesvol gezien kan worden en dat terroristen zoals de vroegere leiders van de Provisional IRA erkenning hebben gekregen en beloond worden. Ik stemde daarom tegen het verslag en heb bijgedragen aan het verwerpen ervan door het Parlement.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit initiatiefverslag van het EP is een heuse opsomming van doelstellingen en initiatieven om de wereldhandel te liberaliseren – zowel op het gebied van goederen, diensten als kapitaal – onder leiding van de EU en de Europese Commissie, een welhaast omnipotent orgaan om gemeenschappelijk handelsbeleid uit te voeren op basis van het nieuwe ontwerpverdrag met als gevolg dat de bevoegdheid hierover nu uitsluitend bij de EU ligt.
Het openstellen van de markten wordt hiervoor als dogma gebruikt. Het uit de weg ruimen van iedere soort handelsbarrière, vooral die met ontwikkelde en opkomende economieën, wordt daarbij als hoofdstrategie gezien. De belangrijkste doelstelling is het openstellen van de markten, zo mogelijk uitgevoerd naar het evenbeeld van de interne markt van de EU.
Omdat in het verslag wordt geconcludeerd dat het huidige WHO-systeem te weinig regulerende en bindende macht heeft, wordt erin aanbevolen het “Europese beheermodel” voor handel te volgen door middel van het sluiten van vrijhandelsovereenkomsten of het aandringen op het afronden van de huidige ronde van WHO-onderhandelingen – en hiertoe wordt erin opgeroepen om synergieën op te zetten met de belangrijkste handelspartners van de EU (zoals de VS, Canada en Japan).
In het verslag wordt er bijvoorbeeld op aangedrongen dat landen die niet lid zijn van de EU, de maatregelen die verhinderen dat Europese bedrijven in buitenlandse handen komen, moeten afschaffen... Het doel hiervan is economische overheersing.
Vandaar ook dat wij tegen stemmen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom het verslag-Guardans Cambó die de EU-strategie behandelt, die is gericht op het verlenen van markttoegang voor Europese bedrijven. De beginselen om wederzijdse toegang te verbeteren, het MKB beter te ondersteunen en de toegang tot de interne markt te vergemakkelijken, dragen ertoe bij om de Lissabondoelstellingen te bewerkstelligen. Ik steun met name de amendementen die onderscheid maken in de toegang tot de verschillende markten: aan de ene kant de ontwikkelde markten en economieën die in opkomst zijn, en aan de andere kant de MOL’s en de ontwikkelingslanden.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Hoewel de Europese interne markt al enorm is, is de wereldmarkt, die dankzij de globalisering opengesteld is, nog groter en dynamischer. Toetreding van Europese bedrijven tot die markt, vooral tot de markten die in opkomst zijn en een hoog groeipercentage hebben, moet daarom zowel op publiek als op particulier niveau prioriteit krijgen. Het mag dan wel waar zijn dat het niet aan ons is om op het gebied van particuliere initiatieven keuzes te maken of erger nog, prioriteiten op te leggen, toch is er op het gebied van publieke initiatieven nog een lange weg te gaan. Aan de ene kant moeten we vaststellen dat er behoefte bestaat om onze markten open te stellen, als het tegelijkertijd onze wens is – en het is onze wens – om meer toegang tot internationale markten te krijgen. Aan de andere kant is het van essentieel belang dat we ons richten op het vermogen van Europese bedrijven om weerstand te bieden tegen de toenemende economische efficiëntie en het mededingingsvermogen van bedrijven uit die landen, met andere woorden, we moeten ons zonder aarzelen richten op verbetering van het mededingings- en innovatievermogen van onze eigen bedrijven, en dit kan alleen in een vrij, open en transparant systeem.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) Het verslag-Guardans Cambó heeft betrekking op de EU-strategie om het voor Europese bedrijven gemakkelijker te maken om toegang tot de markt te krijgen. In de eerste helft van het afgelopen jaar bracht de Europese Commissie een mededeling uit betreffende het verbeteren van de partnerschapsbanden om voor Europese exporteurs toegang tot de markt te krijgen.
De maatregelen die door de Commissie werden voorgesteld, bestonden uit herstructurering van het computersysteem van de Gemeenschap, aan de hand waarvan voor ongeveer honderd landen gegevens en diensten over markttoegang beschikbaar worden gesteld, meer transparantie en een informatiecampagne, vooral gericht op kleine en middelgrote bedrijven, over de diensten van de EU die voor Europese exporteurs beschikbaar zijn.
Ik vind het desondanks jammer dat over een aantal van de door de fractie van Europese Sociaaldemocraten ingediende amendementen die betrekking hadden op overheidsopdrachten en mededinging, niet kon worden gestemd.
Ik ben ervan overtuigd dat het nodig is om een partnerschap te definiëren tussen de Commissie, de lidstaten en de Europese bedrijven met als doel de toegang van deze bedrijven tot derde markten te vergemakkelijken, maar we moeten er tegelijkertijd op toezien dat ook in deze markten aan de Europese normen en waarden wordt voldaan: arbeidsrecht, milieubescherming, respect voor intellectueel eigendom en mensenrechten.