11. Lissabon-strategie - Geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (Deel: globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap): Lancering van de nieuwe cyclus (2008–2010) (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het gezamenlijke debat over de mededelingen van de Raad en de Commissie betreffende de Lissabonstrategie, gevolgd door het verslag van mevrouw Starkevičiūtė namens de Commissie economische en monetaire zaken betreffende de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (Deel: globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap): Lancering van de nieuwe cyclus (2008-2010) 2007/2275(INI) (A6-0029/2008)
Žiga Turk, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het verheugd me zeer dat ik deel kan nemen aan deze zitting, waarin het Europees Parlement debatteert over het begin van de volgende fase van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid.
Met het ondertekenen van het Verdrag van Lissabon wordt een tijperk afgesloten, waarin we ons met name bezig hielden met onze interne en soms politieke structuur. Europa is nu aanzienlijk beter uitgerust om zichzelf naar de wereld open te stellen en in de Lissabonstrategie worden hulpmiddelen aangereikt waarmee Europa ook kan bijdragen aan het ontwikkelen van wereldtrends. De huidige situatie wordt gekenmerkt door ten minste vier van deze trends.
Toen Europa in 2004 de Lissabonstrategie lanceerde, werd globalisering vooral gezien als de concurrentie tussen Europa, de Verenigde Staten en Europa. Sindsdien heeft een aantal nieuwe en belangrijke spelers het wereldtoneel betreden, en zij geven ons stof tot nadenken wat betreft de bijdrage die Europa kan leveren aan deze mondiale wereld en welke werkelijke voordelen zij kan bieden als concurrerende macht.
De revolutie in de communicatie voltrekt zich voor onze ogen met het internet en het wereldwijde web. Creativiteit en vernieuwing worden niet meer belemmerd door stugge institutionele systemen. Slechts één keer eerder hebben we een revolutie in de massacommunicatie meegemaakt: dat was vijfhonderd jaar geleden, toen goedkoop papier en druktechnieken werden ontwikkeld, wat de basis werd voor de Europese superioriteit.
We staan op het punt een derde industriële revolutie mee te maken, ten gevolge waarvan we aanzienlijk minder afhankelijk zullen zijn van fossiele brandstoffen en over zullen gaan op een kooldioxidearme economie. In mei 2007 nam het Parlement een verklaring aan betreffende de derde industriële revolutie en de waterstofeconomie, waarmee steun werd verleend aan de koplopers op dit gebied.
Na het industriële tijdperk gaan we nu een conceptueel tijdperk tegemoet waarin waarden, betekenis en empathie de boventoon zullen voeren. De rode draad bij deze trends is het toenemend belang van de creatieve mogelijkheden die de mensen en hun waarden kunnen bieden. Dit zijn twee kwesties die in hun aard typisch Europees zijn. Dit is waarom Europa de ambitie heeft medevormgever en initiator van deze vier trends te worden.
De Europese ideeën over ontwikkeling zijn afgekaderd door de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. In een grondige evaluatie van 2005 werd de effectiviteit van de Lissabonstrategie bevestigd. Dankzij structurele hervormingen is de basis van de Europese economie verbeterd. Daarom is het eenvoudiger om te gaan met crisissituaties op de financiële markten en met prijsstijgingen van ruwe grondstoffen, met name ruwe olie, en voedsel. De wereldeconomie is meer en meer onzeker aan het worden. Daarom is het zo belangrijk dat Europa zich aan zijn koers moet blijven houden en door moet gaan met het implementeren van hervormingen en het moderniseren van zijn economie en maatschappij.
De Commissie heeft goed werk verricht bij het voorbereiden van het Lissabonpakket, dat in december werd gepubliceerd. Slovenië, als voorzitter van de Europese Raad, heeft de Lissabonstrategie opgenomen in de vijf prioriteiten van zijn voorzitterschap. We zijn zeer verheugd dat het Europees Parlement in de volgende fase deelneemt aan het brede debat. We hebben onze meningen al kunnen uitwisselen op raadplegingen van de ECON, tussen de drie instellingen en in interparlementaire vergaderingen. We doen allemaal ons best om in maart op de lentezitting van de Europese Raad aan deze ambitieuze nieuwe fase van de Lissabonstrategie te kunnen beginnen.
De Europese Raad zal de globale richtsnoeren voor economisch beleid bekrachtigen en de conclusies omtrent werkgelegenheidsbeleid aannemen. De noodzaak voor aanpassing van de globale richtsnoeren werd al uitvoerig besproken. Uiteindelijk waren de collega’s uit de meeste lidstaten het erover eens, dat sommige bewoordingen voor verbetering vatbaar waren, maar dat als we de richtsnoeren zelf in de discussie zouden betrekken, dit dit een lange periode van harmonisatie met zich mee zou brengen en de overgang naar een nieuwe fase zou vertragen, terwijl het eindresultaat zeer veel zou lijken op wat er nu voor ons ligt.
De ECOFIN-Raad heeft het besluit om de globale economische richtsnoeren niet aan te passen unaniem aangenomen Wat wel zal worden aangepast, is de toelichting, dat wil zeggen de context waarbinnen de richtsnoeren zijn vastgelegd.
De Europese Raad zal de specifieke aanbevelingen van de lidstaten aannemen die betrekking hebben op hun voortgang bij de implementatie van de nationale hervormingsprogramma’s. Alle drie de deelnemers, de Raad, de Commissie en het Parlement zal worden verzocht het Lissabonprogramma van de Gemeenschap te implementeren.
Het programma zal een aantal essentiële activiteiten en doelstellingen in vier belangrijke gebieden stimuleren. Deze vier gebieden richten zich op: ten eerste, de bezorgdheid van Europa over het milieu; ten tweede, de bezorgdheid van Europa over de mensen en hun plaats in de samenleving; ten derde, het stimuleren van de ontwikkeling van het ondernemerschap in Europa; en ten vierde, het stimuleren van een innovatief en creatief Europa, wat eigenlijk de basis vormt van alle andere zaken. Staat u mij toe deze vier gebieden in het kort te bespreken.
Ik plaats creativiteit naast onderwijs en vernieuwing, Europa zou zijn rijke culturele traditie en ethische kwaliteiten moeten omzetten in een concurrentievoordeel voor haar producten. We moeten er naar blijven streven om 3 procent van de investeringen voor onderzoek en ontwikkeling te reserveren. Kennis moet de vijfde vrijheid worden. We hebben een verenigd kennisgebied nodig, waar kennis openlijk toegankelijk is, waar openlijke vernieuwing wordt ondersteund, en waar natuurlijk kennis passend wordt beschermd door Europees patent en auteursrecht. Het zou mogelijk moeten zijn om de coördinatie tussen Europees onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid en het afzonderlijke beleid van de lidstaten te verbeteren.
Wij Europeanen moeten meer ondernemend worden. Het ontbreekt ons aan zeer innovatieve en creatieve kleine bedrijfjes. Daarom moeten we meer aandacht besteden aan het opzetten en ontwikkelen van kleine en middelgrote ondernemingen en hun toegang tot kennis en onderzoeksinfrastructuur, alsmede aan de bronnen voor de financiering ervan.
We moeten onze interne markt versterken, vooral op het gebied van dienstverlening en netwerken, en de verschillende verborgen barrières uit de weg ruimen. Een sterke en effectieve interne markt is tevens een beter defensiemechanisme tegen de gevolgen van globalisering dan de verleiding van protectionisme. Het is noodzakelijk de transparantie van financiële markten te vergroten, wetgeving te verbeteren en administratieve lasten te verlichten.
We moeten in Europa de traditie hoog houden om onze burgers zorg en solidariteit te bieden. Flexibele veiligheid maakt het mogelijk om dynamisch op zoek te gaan naar een evenwicht tussen de economie, waarvoor een efficiënte arbeidsmarkt nodig is, en de zekerheid dat mensen snel een nieuwe baan vinden.
Daarom dienen we in levenslang onderwijs en andere ondersteunende maatregelen te voorzien. We moeten in het bijzonder ervoor zorgen dat jongeren een vorm van onderwijs afronden en daarna zo snel mogelijk werk vinden. De oudere generatie moet worden aangemoedigd zo lang mogelijk actief te blijven.
Ten slotte geven wij in Europa om de natuur en het milieu. Europa moet de leiding nemen in het proces dat door sommigen de derde industriële revolutie wordt genoemd, welke neerkomt op omschakeling naar een kooldioxidearme economie. Ik ben ervan overtuigd dat het nuttig zal zijn voor de Europese economie, omdat Europa wereldleider zal worden in de technologieën van de toekomst. We hebben tegen het einde van dit jaar politieke overeenstemming nodig over het energie- en klimaatpakket,
Dames en heren, we hebben een vastberaden impuls nodig om de nieuwe fase van de Lissabonstrategie in te gaan teneinde Europa een meer dynamische, creatieve en ondernemende samenleving te maken die op kennis is gebaseerd, en zorgt voor mensen en het milieu. We moeten dringend nadenken over het strategisch kader van de Europese ontwikkeling na 2010 en de mogelijke convergentie van de Lissabonstrategie en de Strategie voor duurzame ontwikkeling.
Zoals Mark Leonhard schreef, zal deze eeuw de eeuw van Europa worden, niet omdat Europa op een koloniale manier de baas gaat spelen over de hele wereld, zelfs niet omdat het de sterkste industrie zal hebben. Deze eeuw zou wel eens de eeuw kunnen worden van Europa, omdat de wereld zal worden overheerst door Europese waarden en creativiteit, dat wil zeggen, die twee elementen die in wezen de basis zijn voor wereldtrends. De Europese creativiteit wordt bijgestaan door de briljante culturele traditie van Europa. Europese waarden (als buren werken met elkaar we samen om conflicten op te lossen en we geven om de natuur en de mens) zijn een voorbeeld voor de hele wereld. Daarom mogen we deze diepgewortelde menselijke uitgangspunten niet vergeten bij het overwegen van de economische en sociale toekomst van onze Unie, oftewel onze strategie voor groei en werkgelegenheid.
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, wat de Commissie betreft is het debat van vandaag essentieel voor de toekomstige positie van Europa in de wereld. Het gaat over onze reactie op de economische, sociale en ecologische uitdagingen van onze tijd. Europese integratie heeft 27 landen en bijna 500 miljoen mensen bij elkaar gebracht, en dat is onze grote strategische kracht. We verzwakken elkaar niet langer door conflicten en dus is Europa in ieder opzicht een van de aantrekkelijkste regio’s van de wereld geworden.
De interne markt is de hoeksteen van onze welvaart en de gemeenschappelijke munt is een kostbare politieke en economische aanwinst. We staan niet blootgesteld aan de onberekenbare factoren van onze tijd of de grillen van globalisering. Integratie biedt ons de kans dit tijdperk van globalisering vorm te geven op basis van onze eigen ideeën.
Dit tijdperk van globalisering zal echter niet de kenmerken van een enkel land of continent dragen. Japan, de Verenigde Staten en de Europese Unie worden geconfronteerd met een uitdaging van opkomende landen als China, India, Rusland en Brazilië, die – net als wij – meedingen naar een toppositie op de economische en technologische wereldranglijst.
We denken dat dit nieuwe tijdperk ons enorme kansen en nieuwe mogelijkheden biedt, maar alleen als we alert blijven op de tekenen des tijds en ons volledig bewust blijven van alle risico’s. In deze tijden van mondiale mobiliteit is de vraag hoe zeker de banen in de Europese Unie zijn en hoe we in de toekomst kunnen garanderen dat er meer banen en goed betaalde banen komen, het werkelijke sociale vraagstuk van deze tijd. Laat ik het herhalen: het sociale vraagstuk van deze tijd is de vraag of we op de lange termijn voldoende banen van hoge kwaliteit zullen hebben en kunnen blijven houden.
De oplossing van deze essentiële kwestie vormt de kern van de herziene Lissabonstrategie, ons partnerschap voor groei en werkgelegenheid. Deze strategie is het Europese antwoord op globalisering.
We hebben na drie jaar een evaluatie gehouden en we kunnen tevreden zijn met de conclusies. Deze periode was erg gunstig voor de groei en de werkgelegenheid. Er zijn vele miljoenen banen gecreëerd en het groeipercentage was hoger dan in voorgaande jaren. Voor het eerst steeg de productiviteit vorig jaar sneller dan in de Verenigde Staten. De mensen beginnen nu de voordelen te zien van de essentiële structurele hervormingen. Maar het zou niet juist zijn op onze lauweren te gaan rusten. We hebben onze bestemming nog niet bereikt. We hebben nog een lange weg te gaan en moeten nog de nodige hervormingen doorvoeren. We hebben geen orakel nodig om te weten dat de voornaamste eigenschap van deze tijd niet stugheid maar voortdurende aanpassing is. Dit beangstigt nog steeds veel mensen, vooral zij die vrezen, dat ze niet alle veranderingen kunnen bijhouden en zo tot de verliezers van het globaliseringsproces zullen gaan horen.
Dit is nog een reden waarom het belangrijk is dat het partnerschap voor groei en werkgelegenheid een nog belangrijker onderdeel van onze samenlevingen wordt. We geloven dat we een strategie hebben gevonden die in tegenstelling tot de originele Lissabonstrategie uit 2000 realistisch is en de gewenste resultaten zal weten te behalen. Dat is ook de doelstelling van het voorstel van de Commissie voor de komende drie jaar. We geloven dat het basisuitgangspunt goed is, maar we geloven ook dat er nog steeds wijzigingen nodig zijn op enkele punten die essentieel zijn voor de toekomst.
Er is bijvoorbeeld in de komende drie jaar specifiek behoefte aan meer aandacht voor de sociale dimensie van ons partnerschap voor groei en werkgelegenheid. Dit zal denk ik het hoofdvraagstuk zijn. Onderwijs, opleidingen en capaciteiten van de werknemers dienen te worden verbeterd. We kunnen alleen voorbereid zijn op verandering als we alle burgers voorbereiden, vanaf hun vroege kinderjaren voor de rest van hun leven, om hun talenten te ontwikkelen, om nieuwe dingen te blijven leren en om flexibel te blijven. Dat is het recht van iedereen. Dit is de enige manier waarop we kunnen garanderen dat mensen die hun baan verliezen, niet gedoemd zijn om samen met hun gezin in permanente werkeloosheid en armoede aan de zelfkant van de maatschappij te blijven leven.
We hebben een beleid nodig dat werkgelegenheid stimuleert en mensen in staat stelt op elk moment van hun leven een nieuwe start te maken. Dit is niet alleen een taak voor politici, maar ook voor Europese ondernemers en bedrijven. Laat ik hierin duidelijk zijn, met name in het licht van een aantal recente gebeurtenissen. Ondernemers en bedrijven die nog niet op de hoogte zijn, moeten zich beraden, omdat goed en gemotiveerd personeel de meest waardevolle eigenschap van een bedrijf is, dat hiermee een belangrijk voordeel kan behalen boven de concurrentie.
We hebben meer inzet nodig om een maatschappij op te zetten die echt op kennis is gebaseerd. Helaas zijn we nog steeds ver onder onze doelstelling om tegen 2010 3 procent van het Europees BBP aan onderzoek uit te geven en ik merk ernstige bezorgd op dat het verschil eerder groter wordt dan kleiner. Er is nog een trend die ik zelfs nog alarmerender vind, namelijk het feit dat hoewel Europese bedrijven in feite meer, niet minder, investeren in onderzoek en ontwikkeling dan de afgelopen jaren, zij de neiging hebben dat geld buiten in plaats van binnen de EU te investeren.
De Europese onderzoeksruimte moet werkelijkheid worden. Als het ons niet lukt activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in Europa te houden, dan kunnen we de banen ook niet in Europa houden.
We weten dat we de interne markt moeten blijven versterken. We moeten alle capaciteiten zien te benutten van het merendeel van onze ondernemingen, en daarmee bedoel ik 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen waarbij twee derde van het totaal aantal werknemers in Europa werkzaam is. We hebben de wielen al in beweging gezet met een aantal initiatieven, maar we zijn in juni van plan nog een versnelling hoger te gaan met de Small Business Act.
Een andere urgente prioriteit is een krachtdadige impuls om doelstellingen op het gebied van energie en klimaat in ons groei- en werkgelegenheidsbeleid te incorporeren. We willen dolgraag het bewijs leveren dat ecologische uitdagingen kunnen worden omgezet in economische mogelijkheden en sociale vooruitgang. We hebben een sterke Europese industriesector nodig die het voortouw neemt, want we zijn er heilig van overtuigd dat als Europa een leidende rol speelt op het gebied van zuinig energieverbruik, nieuwe technologieën en spaarzaam gebruik van hulpbronnen, dit niet alleen goed zou zijn voor het milieu, maar ook voor meer werkgelegenheid zou zorgen.
Milieuvriendelijke producten en processen zijn populairder dan ooit. Een verantwoordelijk beleid dat is ontworpen om klimaatverandering tegen te gaan, moet niet gebaseerd zijn op het de-industrialiseren van Europa, maar op de aantrekkelijkheid van Europa als industrielocatie en op bedrijven in Europa die bij het productieproces geen schade toebrengen aan het milieu en milieubescherming exporteren.
We zijn van mening dat we veel beter kunnen worden in de aanpak van deze kwestie. Hiertoe hebben we een grote gezamenlijke inzet nodig van de kant van de Europese Unie en van de lidstaten. We hebben voor dit doel nu een betrouwbaar kader. We hebben een partnerschap, dat gebaseerd is op dialoog en kritische beoordeling van voorgaande resultaten en zijn waarde heeft bewezen. We hebben drie jaar geleden met de geïntegreerde richtsnoeren een betrouwbare verzameling referentiepunten opgezet, waaraan Europese en nationale hervormingen gelijk kunnen worden geschakeld.
Ik ben me er zeer van bewust dat er mensen zijn die twijfels hebben bij het in de nauwere zin van het woord onaangetast laten van de richtsnoeren. Bij het opstellen van dit voorstel werd de Commissie niet gedreven door dogmatisme of koppigheid. We wilden geen mooie verpakking toevoegen. We wilden de continuïteit van de doelstelling om te hervormen en de richting van de hervormingen in de Europese Unie benadrukken. Tegelijkertijd hebben we een grondige kritische evaluatie uitgevoerd, waarin duidelijk werd aangegeven waar de zwakheden van de afgelopen drie jaar hadden gezeten, zodat we ervan konden leren. Daarom hebben we voorgesteld de nadruk te verleggen op de gebieden die ik zojuist heb besproken, zoals de sociale en ecologische dimensies en dit heeft zich ook weerspiegeld in de richtsnoeren.
We hebben ook een nieuw Gemeenschapsprogramma voorgesteld, dat – anders dan zijn voorganger – geen grote en bonte verzameling van projecten is, maar een programma met een duidelijk thema. Hierin worden de overkoepelende prioriteiten van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid weerspiegeld.
Ons groei- en werkgelegenheidsbeleid, dames en heren, blijft van het grootste belang voor deze Commissie. Het staat helemaal bovenaan onze prioriteitenlijst, omdat het volledig gericht is op meer werkgelegenheid, meer welvaart en een betere milieubescherming.
(Applaus)
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Voorzitter, Voorzitter van de Raad, dames en heren, ik wil allereerst mijn complimenten uitspreken aan mevrouw Starkevičiūtė en iedereen in deze Kamer, met name de leden van de Commissie economische en monetaire zaken, die betrokken zijn geweest bij het opstellen van dit verslag, dat ik bijzonder volledig vind in zijn analyse en zijn suggesties voor de toekomst, bij deze nieuwe cyclus van de Lissabon-strategie voor de komende drie jaar.
Als we terugblikken op de laatste drie jaar kunnen we instemmen met de analyse die het rapport maakt van de vruchten die de Lissabon-strategie in deze nieuwe fase na de evaluatie van 2005 heeft afgeworpen.
Zoals al eerder vanavond gezegd is, wordt er werkgelegenheid gecreëerd. Een belangrijk deel van die werkgelegenheid heeft te maken met de hervormingen die zijn voortgekomen uit de Lissabon-strategie, de manier waarop hervormingen gezien worden op de arbeidsmarkt en in andere economische sectoren, zoals vastgelegd in de Lissabon-strategie, en de nationale hervormingsprogramma’s die drie jaar geleden zijn aangenomen.
Het groeipotentieel neemt toe, hoewel we graag zouden zien dat het nog meer toeneemt. Het is echter van groot belang, dat Europa’s vermogen toeneemt om binnen normale economische omstandigheden te groeien. We hebben een grotere groei nodig om een belangrijke plaats te kunnen innemen in een wereld die gekenmerkt wordt door een sterke globalisering, waarin zich nieuwe en zeer dynamische spelers aandienen.
Bovendien is de marktwerking aan het verbeteren en verdwijnen de barrières die ondernemerschap, zakenmensen en productie-georiënteerde investeringen in de weg staan.
Er zijn hervormingen doorgevoerd om de duurzaamheid van sociale zekerheidsstelsels en overheidsbegrotingen in veel Europese landen te verbeteren en natuurlijk is er een grotere bewustwording op gang gekomen ten aanzien van de noodzaak om in ons groeimodel meer rekening te houden met het milieu.
Lissabon werpt dus zijn vruchten af. De strategie voor groei en werkgelegenheid die sinds 2005 is ingezet werpt vruchten af. Nu van koers veranderen zou een vergissing zijn. Daarom stemmen we in grote lijnen in met het verslag waarover vanavond gedebatteerd wordt: we moeten doorgaan op de ingeslagen weg.
Desalniettemin is het duidelijk, dat we veranderingen in de situatie hierbij moeten meenemen, of dat nu belangrijke veranderingen zijn op het gebied van energie en milieu, de noodzaak de hoogste prioriteit te geven aan de bestrijding van de klimaatverandering, nieuwe uitdagingen, ervaring en uiteraard het economische klimaat en de economische situatie waar we de afgelopen maanden mee te maken hebben.
De situatie waarin we ons bevinden, brengt voor ons een grotere onzekerheid met zich mee en geeft druk op de financiële markten. Dit betekent dat we, gezien deze omstandigheden, die aan snellere verandering onderhevig zijn en onzekerder en moeilijker, de hervormingen versneld moeten doorvoeren en moeten zorgen dat de Lissabon-strategie nog sneller en in nog grotere mate wordt uitgevoerd.
We zijn het ook eens met de opvatting, dat implementatie moet plaatsvinden, zoals gesteld in de geïntegreerde richtsnoeren, binnen een kader van macro-economische stabiliteit, binnen een kader dat een versterking betekent van de duurzaamheid van onze overheidsbegrotingen en onze welvaart- en sociale zekerheidstelsels, een duurzaam milieu en binnen een kader van vertrouwen en betrokkenheid van de kant van economische actoren.
We moeten de bewegingsruimte die gecreëerd is door de gezonde hervormingen en het gezonde beleid van de afgelopen jaren zo goed mogelijk benutten; we moeten de marges benutten die deze tijd van onzekerheid ons biedt, nu de begrotingssituatie van onze economieën in de meeste van onze landen verbeterd is.
We kunnen de automatische stabilisatoren in de meeste van onze economieën buiten werking stellen, nu er minder groei is vanwege de sterk wisselende druk op de financiële markten en de sterk afgeremde economie in de Verenigde Staten.
We bevinden ons nu in een betere situatie dan in 2001 om een belangrijke afremming van de economische activiteiten op te kunnen vangen, dankzij beleid dat gebaseerd is op de geïntegreerde richtsnoeren in onze strategie.
Met het oog op de druk op de financiële markten hebben we vergelijkingen gemaakt tussen de situatie van de Europese economieën en die van de economie in de Verenigde Staten en velen van ons hebben de afgelopen weken en maanden oog gekregen voor de gunstigere positie van de Europese economieën, in verband met onze gezonde economische basis. Die gezonde economische basis is versterkt dankzij het beleid dat in deze richtsnoeren is uitgezet, zowel met betrekking tot het functioneren van de Economische en Monetaire Unie als met betrekking tot de vele structurele hervormingen die onderdeel zijn van de Lissabon-strategie.
Er zijn ook enkele prioriteiten die zich duidelijk hebben aangediend en ook naar voren komen uit de analyses in het verslag van mevrouw Starkevičiūtė; één van onze prioriteiten is nu de voortgang van de financiële integratie te versterken.
Financiële integratie is een instrument dat ons ter beschikking staat om ons vermogen te versterken om het hoofd te bieden aan een situatie waar we momenteel mee te maken hebben. Er bestaan al enkele initiatieven, zoals een routekaart die onlangs door de EcoFin-raad is goedgekeurd. We moeten er allemaal alles aan doen om te zorgen dat deze initiatieven in heel Europa zo snel mogelijk in praktijk worden gebracht en we moeten ervoor zorgen dat Europa zich eensgezind toont over die initiatieven, die ook binnen een meer overkoepelend kader, zoals het Internationaal Monetaire Fonds en het Financieel Stabiliteitsforum, besproken en aangenomen moeten worden.
Ik ben ervan overtuigd dat we in het licht van dit alles zullen samenwerken, dat we productief zullen samenwerken met het Parlement; dit moet de consensus over de basisaspecten van onze strategie en onze boodschap versterken, waardoor economische en sociale actoren gestimuleerd zullen worden om ook actief deel te nemen aan dit hervormingsproces, zodat deze hervormingen niet van bovenop worden opgelegd, maar van onderop worden opgebouwd en verfijnd worden door sociale dialoog. De Europese instellingen - de Raad, het Parlement en de Commissie – moeten productief samenwerken zodat niet alleen zij maar ook onze lidstaten de doelstellingen waarover we het vanavond eens zijn kunnen ontwikkelen en kunnen implementeren in het kader van hun nationale hervormingsprogramma’s.
VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter
Margarita Starkevičiūtė, rapporteur. − (LT) Ik wil de heren Verheugen en Almunia bedanken voor hun definitie van de Lissabon-strategie van de EU. Maar ik moet zeggen dat ik er altijd nogal moeite mee heb, de belangrijkste prioriteiten daarvan te begrijpen.
Dit document van de Commissie beslaat zo’n 300 pagina’s, verdeeld in afzonderlijke hoofdstukken, die elk hun eigen prioritaire doelstellingen definiëren. Alles bij elkaar treffen we er 24 kaders in aan, die de Europese Unie moet volgen voor een succesvolle implementatie van haar economische beleid en strategie. We willen niet bij de Europese Commissie achterblijven, dus heeft het Parlement drie verschillende resoluties aangenomen op deze 24 kaders, volgend op drie verschillende procedures. Dat is dan blijkbaar onze bijdrage aan het terugdringen van de bureaucratie.
Ik wil de Commissie ook bedanken voor het onderstrepen van het belang van continuïteit van de hervorming. Ik ben het daar absoluut mee eens. Maar het leven brengt elke dag weer veranderingen en nieuwe ontwikkelingen met zich mee, vooral vanuit het perspectief van de globalisering. Als we dan ook alleen cosmetische aanpassingen besluiten aan te brengen, zou dat geen echte stimulans betekenen voor innovatie en creativiteit, zoals de geachte afgevaardigden uit Slovenië al opmerkten.
Ik begrijp het standpunt van de Europese Raad, dat elke nieuwe strategie toegevoegde waarde moet hebben. Naar mijn opvatting dient ons standpunt echter te zijn, dat we de continuïteit van de hervormingen toejuichen, maar onder de voorwaarde dat deze geconsolideerd en aangepast worden aan nieuwe omstandigheden. De enige prioriteit van de Lissabon-strategie dient het welzijn van de burgers te zijn.
Om dat doel te bereiken, kunnen we een grote variëteit aan economische beleidsinstrumenten implementeren, die allemaal moeten samenwerken. Als we het over monetaire politiek hebben, dienen we het belang te onderstrepen van de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank. Gezien het grote aantal verschillende belangen en de uitdagingen wereldwijd, dient er één enkel orgaan te zijn dat daarop reageert. We moeten ook niet uit het oog verliezen, dat niet alle lidstaten zijn toegetreden tot de eurozone.
Het vermogen van de Centrale Bank om de inflatiedoelstellingen te halen is echter beperkt, evenals haar vermogen om het hoofd te bieden aan de druk van inflatie en de wereldwijde uitdagingen van buiten de Europese Unie. Er dienen dan ook alternatieve middelen te worden ingezet om de Centrale Bank in staat te stellen, onafhankelijk te worden. Natuurlijk dienen we op de allereerste plaats te spreken over de fiscale balans.
Ik waag het, het niet eens te zijn met pogingen om die fiscale balans te bereiken door de uitgaven op een mechanische manier terug te dringen. In zo’n geval zijn het de meest kwetsbare en sociaal gedepriveerde groepen die de lasten dragen, en niet de overheidsfunctionarissen, die gewoonlijk niet in hun eigen salarissen snijden. Onze eerste doelstelling dient te zijn, de besturende instellingen te consolideren en de bestuurskosten ervan terug te dringen. De middelen dienen dan verdeeld te worden over sectoren die ten goede komen aan de burgers.
Een andere relevante kwestie waar ik op wil ingaan is de rol van de financiële sector. Het heeft weinig zin om over bezuinigingen te praten als er tegelijkertijd miljarden omgaan in reddingsacties voor banken. De rol van de financiële sector moet in de Lissabon-strategie vastgelegd en helder gedefinieerd worden. Het is overduidelijk dat het zonder stabiliteit in de financiële sector onmogelijk is langetermijn economische stabiliteit te garanderen.
Ondanks de overduidelijke problemen waar de financiële sector momenteel mee kampt, zie ik eerlijk gezegd niet zoveel inspanningen om die problemen serieus aan te pakken. Tot aan de volgende crisis, zullen we maar zeggen.
Hoe kunnen we onze mensen, de burgers van de lidstaten, helpen? Ten eerste kunnen we hun kosten verminderen voor werk, leven, vestiging en aanpassing aan de uitdagingen van een nieuwe manier van leven.
Onderzoekers hebben verschillende suggesties gedaan om deze problemen aan te pakken. Ik sta achter de ideeën die zij aandragen om deze gunstige resultaten te bewerkstelligen, namelijk een betere vertegenwoordiging en beter toegankelijke financiering voor kleine ondernemingen.
Marianne Thyssen, namens de PPE-DE-Fractie . – (NL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter, heren commissarissen, collega's, het is de eerste keer dat wij ons jaarlijks debat in voorbereiding van de lentetop 's namiddags houden, dit terwijl we de gewoonte hebben in dit Huis om prioritaire debatten in de voormiddag te programmeren. U hoeft hieruit evenwel niet de conclusie te trekken dat wij de lentetop en de Lissabon-strategie minder belangrijk zijn gaan vinden. Integendeel, wij hebben gewoon de galanterie gehad om voor één keer onze voormiddag te gunnen aan de collega's Corbett en Méndez de Vigo voor de bespreking van hun buitengewoon verslag over het hervormingsverdrag, dat samen met de Lissabon-strategie toch wel bepalend is voor de toekomst van Europa.
Vorige week in Brussel hebben we samen met de nationale parlementsleden de koppen bij elkaar gestoken over de stand van zaken van de strategie en over één zaak waren we het al snel eens: de nieuwe aanpak waarbij gefocust wordt op groei en jobs zonder de duurzaamheidsdimensie te vergeten, werpt vruchten af. De strategie bevordert het groeipotentieel van de Europese economie en schept een klimaat voor het creëren van banen: 6,5 miljoen zijn er al, 5 miljoen verwachten we er nog. Waar het nu op aankomt is wat de Commissie voorstelt, moedig verder te gaan op de ingeslagen weg, want we zijn er nog niet. In alle lidstaten en op alle vlakken is er nog veel beterschap mogelijk en noodzakelijk. We kunnen nog veel van elkaar leren en we moeten ook de regionale kansen beter benutten. We zullen dan ook met overtuiging de gemeenschappelijke resolutie over de Lissabon-strategie steunen.
Voor onze fractie zijn de prioriteiten duidelijk. Meer investeren in onderzoek en innovatie en zorgen voor een goede bescherming van de intellectuele eigendom, dat zijn cruciale zaken om in de toekomst de economie te ontwikkelen en kwalitatieve banen te genereren. Een beter klimaat om te ondernemen is evenzeer essentieel. De voltooiing van de interne markt, betere regelgeving en minder rompslomp, ze zijn voor alle ondernemingen belangrijk, maar des te meer voor die 23 miljoen KMO's. Daarom moet die Small Business Act er komen en meer worden dan een symbool. Daarom vinden we het ook een uitstekende zaak dat we deze week het wetgevingspakket over de interne markt voor producten hebben kunnen afronden, maar we vinden het dan weer minder goed dat er nieuwe etiketteringsregels voor voedingsmiddelen voorgesteld zijn die de administratieve rompslomp dan toch weer ondraaglijk zullen maken.
Ten derde moet de arbeidsmarkt hervormd worden, flexibiliteit en werkzekerheid moeten hand in hand gaan en we moeten meer investeren in de vaardigheden van mensen.
Tenslotte steunen wij de 20-20-20-doelstellingen, maar dan op zo'n manier dat ze hier banen creëren, niet dat ze banen uitvoeren naar andere werelddelen.
Tot slot nog dit, tijdens de lentetop wordt terecht aandacht besteed aan de aanslepende crisis op de financiële en verzekeringsmarkten. We moeten er absoluut over waken dat deze crisis onze inspanningen voor groei en banen niet onderuit haalt. Als we daarover waken, verder op onze koers blijven, kunnen we de mensen opnieuw vertrouwen geven. Vertrouwen staat gelijk aan stabiliteit en dat zal ons in staat stellen Europa een goede toekomst te geven. En daar is het ons om te doen.
Robert Goebbels, namens de PSE-Fractie. − (FR) Voorzitter, dankzij de toepassing van de Lissabon-strategie, zij het niet perfect, heeft de Europese Unie op vele terreinen voortgang kunnen boeken. Er zijn banen gecreëerd en er is meer geïnvesteerd in opleiding, onderzoek en nieuwe technologieën.
We staan echter nog steeds voor uitdagingen. De wereld is in beweging en er doen zich nieuwe problemen voor. De minister, de heer Turk, en de commissarissen Verheugen en Almunia, hebben dit zojuist duidelijk gesteld. De hypotheekcrisis is dan wel in de VS begonnen, maar Europese bankiers, verzekeraars en fondsmanagers zijn net zo hebzuchtig geweest. Die hebzucht is de belangrijkste drijfveer in de financiële wereld. Enkele topmanagers hebben hun gouden parachute geopend, maar werknemers en de gewone mensen betalen de rekening van deze puinhoop.
Vrijwel overal is er sprake van een kredietcrisis. De echte economie maakt een pas op de plaats, de VS bevinden zich duidelijk in een recessie, de groei in Europa vertraagt, de inflatie is weer aan het stijgen, de prijs van olieproducten stijgen de pan uit en die van voedsel ook, en de prijzen van kunstmest hebben een nieuw record bereikt, wat zal leiden tot dure oogsten.
Alles wat de Europese Centrale Bank doet, is proberen de inflatie te beheersen. Werknemers en vakbonden wordt gevraagd de broekriem aan te halen, maar de koopkracht daalt bijna overal.
Mijnheer Verheugen, in al onze landen worden we nu geconfronteerd met armoede en sociale uitsluiting. In Europa leven 68 miljoen mensen onder de officiële armoedegrens van hun land. 13 procent van de werknemers heeft een los contract en geen blijvend sociaal vangnet. Er zijn 23 miljoen mensen die zogenaamd voor zichzelf werken. Tegelijkertijd bezit 1 procent van de bevolking meer dan 15 procent van de in Europa beschikbare rijkdom.
De bestrijding van de klimaatverandering zal tot nog meer armoede leiden voor mensen in Europa. Het principe van de vervuiler betaalt klinkt goed, maar het is nog altijd de consument die de rekening betaalt. In het Verenigd Koninkrijk probeert de overheid de brandstofschaarste te bestrijden, maar de Commissie vertelt ons dat de EU haar energiemarkt niet voldoende geliberaliseerd heeft, alsof consumenten in een wereld waarin 90 procent van de energiebronnen in handen zijn van soevereine staten, vrij zijn om hun leverancier te kiezen.
Op deze groeiende problemen heeft de Commissie, en met name President Barroso, maar één antwoord: we moeten de Lissabon-strategie niet veranderen. De geïntegreerde richtsnoeren zijn kennelijk in Portugees marmer gebeiteld en kunnen niet veranderd worden, wat President Barroso betreft.
Namens de Socialistische fractie wil ik President Barroso een ernstige waarschuwing meegeven. We zullen deze Koude Oorlogsstijl van de Commissie ten aanzien van de Richtsnoeren niet accepteren. De context van de Lissabon-strategie is aan het veranderen. Het document dat richting geeft aan onze acties dient ook te worden aangepast aan de nieuwe Europese en internationale situatie.
(Applaus)
Bilyana Ilieva Raeva, namens de ALDE-Fractie. – (BG) Geachte vertegenwoordigers van de Europese Raad, geachte vertegenwoordigers van de Europese Commissie, geachte collega’s. De drie jaar geleden opnieuw gelanceerde Lissabon-strategie legde grote nadruk op de noodzaak van duurzame economische groei en meer en kwalitatief betere banen. De nationale hervormingen maken nu goede voortgang, de Europese economie laat een gestage groei zien en de werkloosheidscijfers zijn sinds 1998 niet meer zo laag geweest. Ondanks deze goede resultaten is een veel grotere inspanning nodig, gezien de toenemende competitie wereldwijd, voor een dynamische en concurrerende economie, die gebaseerd is op kennis en innovatie.
De fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa beschouwt deze strategie als de drijvende kracht achter een vergaande economische en sociale hervorming. Het is het antwoord op de uitdagingen van de globalisering, waarmee de Europese Unie voorop kan lopen in economische groei, sociale welvaart en een gezond milieu, technologische ontwikkeling en modernisering. Om deze doelstellingen te bereiken moeten we onze inspanningen in de komende jaren verdubbelen. De Liberalen en Democraten voor Europa onderkennen dat er in de afgelopen drie jaar nieuwe structuren zijn ontwikkeld voor het aansturen van de Strategie, met een betere verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Gemeenschap en de lidstaten.
Bulgarije en Roemenië zijn sinds hun toetreding volledig geïntegreerd in de implementatie van de Lissabon-strategie en in 2007 hebben ze voor het eerst gerapporteerd over de implementatie van hun hervormingsplannen. Er zijn verschillen tussen de individuele lidstaten, maar over de hele linie heeft de implementatie van de Lissabon-strategie tot verbetering geleid van het groeipotentieel van de Europese Unie.
Het ondernemingsklimaat, zo van belang voor Liberalen en Democraten, heeft veel baat gehad bij deze hervormingen. De EU-strategie voor een betere regulering krijgt geleidelijk aan vorm. Het is momenteel in de meeste lidstaten makkelijker en goedkoper geworden om een onderneming te registreren en een bedrijf te starten. Desondanks is er op Europees niveau nog geen sprake van een ondernemerscultuur. We hebben op EU-niveau een brede aanpak nodig van de groei en concurrentiekracht van midden- en kleinbedrijf. De EU-lidstaten hebben toegezegd, 3 procent van het BNP tegen 2010 te investeren in innovatie, onderzoek en ontwikkeling.
De beschikbare data laten echter grote verschillen zien tussen de lidstaten. Er zijn dan ook serieuze inspanningen op dat gebied nodig, ook in de private sector, om die doelstelling te halen.
De Europese Unie heeft grote vorderingen gemaakt bij haar transformatie naar een samenleving die verantwoord omgaat met het milieu. Er zijn nieuwe, ambitieuze doelstellingen aangenomen om de kooldioxide-emissies drastisch terug te dringen en voor het jaar 2020 over te gaan op hernieuwbare energiebronnen. Liberalen en Democraten zijn van mening, dat een koolstofarme energiehuishouding alleen mogelijk is als onderzoek en innovatie de ‘groene’ technologieën leveren die daarvoor nodig zijn.
De hoge normen waaraan wij, Europeanen, willen voldoen, zijn alleen haalbaar door middel van solidaire actie. Uitwisseling van ervaring, onderlinge steun en de mogelijkheid van elkaar te leren zijn dan ook van essentieel belang. De kenniseconomie veronderstelt ook de bereidheid om te leren. Economische groei, een lage werkloosheid, een hoge sociale levensstandaard en een dynamisch ondernemingsklimaat sluiten elkaar niet uit. We hoeven alleen maar te kijken naar het voorbeeld van landen als Denemarken en Finland.
Geachte collega’s, veel van de prioriteiten van de Liberalen en Democraten vinden hun weerklank in de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de Lissabon-strategie. Dit zijn onder andere het creëren van de voorwaarden voor een flexibelere en beter functionerende arbeidsmarkt, in samenhang met sociale integratie; het terugdringen van de administratieve druk en het tot stand brengen van betere regulering; het versterken van de positie van Europese bedrijven op internationaal niveau; meer import, export en investeringen; grotere transparantie en stabiliteit van de financiële markten; betere bescherming van de consument; een grotere inzet voor het milieu; efficiënter gebruik van het Structuurfonds van de Gemeenschap om tastbare resultaten te behalen bij de implementatie van de Strategie; en versterking van het transportnetwerk van de Trans-Europese projecten.
Geachte collega’s, de indicatoren zijn er en de doelstellingen zijn duidelijk gedefinieerd. Nu gaat het om de implementatie.
Guntars Krasts, namens de UEN-Fractie. – (LV) Dank u wel, voorzitter. Commissaris, vertegenwoordigers van de Raad, ik wil mij vandaag concentreren op het mogelijke effect van de huidige kwestie op de taken en doelstellingen van de Lissabon-strategie. De problemen op de financiële wereldmarkt en het effect van de problemen van de Amerikaanse economie op de economische groei in de wereld vormen de eerste serieuze test voor de Lissabon-strategie en het vermogen daarvan om als tegengif te werken tegen de mogelijke belemmeringen van de groei van de Europese economie. Ondanks de huidige complicaties blijft een snellere langetermijn groei de prioriteit voor Europa. Daarvoor is het nodig dat er vele nieuwe, actieve bedrijven hun intrede doen op de markt. Er bestaat voor mij geen enkel twijfel over, dat de verstoring van het financiële systeem maatregelen noodzakelijk maakt om de stabiliteit te herstellen. Er dient echter benadrukt te worden dat dit het moment is om verantwoorde besluiten te nemen. Herstel van de stabiliteit binnen het financiële systeem mag de taken van het financiële systeem niet in de weg staan: het bevorderen van de groei van Europese ondernemingen. Ik leg hier vooral de nadruk op, omdat het van essentieel belang is dat de financieringsmogelijkheden voor nieuwe bedrijven verbreed worden. Er moet veel meer concurrentie komen tussen financieringsmogelijkheden. Een van de taken die in alle documenten van de Lissabon-strategie voorkomen is het stimuleren van het groeipotentieel van het midden- en kleinbedrijf en dit moet van harte worden toegejuicht. De Small Business Act (Europese MKB-regeling) die de Commissie voorstelt, moet worden toegejuicht. In de huidige situatie hebben grote, gevestigde bedrijven echter veel betere financiële mogelijkheden dan mensen die een eigen bedrijf willen starten. De tekortkoming van de Lissabon-strategie is dat er geen verplichting in staat om te zorgen voor een breder scala aan concurrerende financiële instrumenten, terwijl dit een essentiële voorwaarde is om het groeipotentieel in Europa te versterken. Het huidige antwoord op de instabiliteit van het financiële systeem mag niet leiden tot een inperking van de innovatie in de financiële sector. Ik dank u wel.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. − (DE) Voorzitter, dames en heren, op het gebied van klimaatbeleid wordt het jaar 2007 – en er is sindsdien alweer enige tijd verstreken – beschouwd als het jaar waarin de realiteit van de klimaatverandering officieel erkend werd. Als we in overweging nemen dat het debat over de opwarming van de planeet en strategieën voor duurzaamheid al bijna twintig jaar gaande is, wordt het duidelijk hoe lang het duurt om een dergelijk politiek proces te beïnvloeden en hoe moeilijk het is een strategische omslag te bewerkstelligen. Ondanks dat we overal in de EU de verzekering horen, dat het nastreven van duurzaamheid eindelijk in de Lissabon-strategie geïntegreerd is, betwijfel ik nog steeds of we het echt ernstig menen met deze omslag in het denken en of we echt bereid zijn een nieuwe koers in te zetten en ons af te keren van een zuiver kwantitatief groeimodel en meer kwalitatieve doelen te stellen.
Toen we bezig waren met het opstellen van de Lissabon-ontwerpresolutie voor het Parlement, waarbij de heer Lehne en ik als co-rapporteurs optraden, kregen we weer eens discussie – niet wij persoonlijk, maar onze fracties – over de kwestie van energiebeleid en energiestrategieën. Dat is niet verwonderlijk, want het is een belangrijke discussie. In de resolutie is nu een concept opgenomen dat maar ternauwernood de potentiële kloof verhult tussen onze visies op duurzaamheid. De term ‘low-carbon economy’ wordt nu gebracht als een compromisformule voor dit Parlement. Naar mijn mening versluiert dit slechts het conflict tussen de status quo, waarvan de voorstanders willen doorgaan met de energiegedreven economie, aangedreven door de oude energiemix van kolen en kernenergie, en de strategie die we wilden, namelijk een radicale koerswijziging die gericht is op het terugdringen van de consumptie van hulpbronnen. Het concept dat we nu hebben opgenomen, verhult ternauwernood dat we er voortdurend niet in slagen een besluit te nemen. Laat me op dit punt nogmaals benadrukken dat het naar mijn mening voor Europa volstrekt onmogelijk is een voortrekkersrol te vervullen in antwoord op de hoop van mensen over de hele wereld, als deze gebaseerd is op uiterst riskante kernenergie of door weer terug te vallen op kolen. Ik ga verder, maar ik kom hier in een andere context nog op terug.
Ik vind ook, mijnheer Verheugen, dat er op dit punt nog een begin gemaakt moet worden met de aanpassing van de richtsnoeren, want simpelweg de energiebevoorrading veiligstellen en hernieuwbare energie toevoegen is nog geen strategiewijziging. Een nieuwe strategie is heel iets anders en moet tot uiting komen in nieuwe maatregelen en instrumenten. De noodzaak, de richtlijnen van de Lissabon-strategie te wijzigen beperkt zich naar mijn mening echter niet tot de milieudimensie, maar is ook van betrekking op het terrein van sociaal beleid. We horen maar steeds over de omslag in de Europese groei en werkgelegenheid in de afgelopen drie jaar. Tegelijkertijd hebben we echter een sociale marginalisering gezien en een toename van het aantal onzekere banen. Ons inziens kan het gezamenlijke doel van sociale integratie en samenhang uitsluitend betekenen, heel simpel, dat werkende mensen in Europa moeten kunnen leven van wat ze verdienen. Ik heb me dan ook verbaasd over de discussie die tussen de fracties ontstaan is tijdens de voorbereiding van de Lissabon-ontwerpresolutie over de vraag of het al dan niet juist is in Europa afspraken te maken over minimumlonen per bedrijfssector. Ik vind dat er geen alternatief is en ik zou willen dat er meer consensus bestond op dat punt. Ik zou ook willen dat mijn collega-parlementariërs ter rechterzijde van dit Huis het concept van ‘flexizekerheid’ niet altijd zo zouden interpreteren dat dit betekent dat de zwakste leden van de samenleving flexibel en onderdanig moeten zijn, terwijl de anderen gewoon kunnen blijven doen wat ze willen.
Een aspect dat ik ook heel belangrijk vind van de ontwerpresolutie die morgen in stemming wordt gebracht - en ik richt deze opmerking ook aan mevrouw Figueiredo, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij dit succes – is dat we erin geslaagd zijn gezamenlijke voorstellen te doen voor indicatoren waarmee de voortgang van het behalen van de Lissabondoelstellingen kan worden gemeten, met name de doelstelling van het verbeteren van de kwaliteit van leven van de mensen. Het feit dat de inkomensgerelateerde benadering van de oude indicator - de groei van het nationaal inkomen - de verschillen in de groei van de inkomens volledig negeert, toont aan dat dit in geen enkel opzicht een geschikte indicator is. Als we inderdaad factoren willen meten zoals de verbetering van de kwaliteit van leven en de toestand van het milieu wordt deze uiteraard alleen nog maar onbruikbaarder. Het zou mij genoegen doen als de Commissie zou willen reageren op deze opmerkingen met betrekking tot milieu- en sociale indicatoren.
Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. − (PT) In de praktijk zien we, dat de sociale ongelijkheid acht jaar na de goedkeuring van de Lissabon-strategie groter geworden is en dat de armoede, die zo’n 78 miljoen mensen treft, waaronder 25 miljoen mensen met een laagbetaalde en onzekere baan, is toegenomen.
De meeste banen die gecreëerd zijn, zijn onzekere banen en parttime werk wordt vooral gedaan door vrouwen, die nog steeds discriminatie ondervinden bij sollicitaties, opleiding en carrièrekansen en op het gebied van gelijke betaling. De jeugdwerkloosheid is tweemaal zo hoog als de werkloosheid onder de hele beroepsbevolking. Hieronder zijn veel hoger opgeleiden die net zijn afgestudeerd en geen werk kunnen vinden, laat staan werk dat past bij hun opleiding. Ook zijn er nog steeds elk jaar 6 miljoen jonge mensen die vroegtijdig de school verlaten, wat hun toekomst in gevaar brengt. Deze gevolgen van een strategie die gebaseerd is op een neoliberale visie die bij de hervorming van 2005 ontwikkeld werd, waren te voorzien. De belangrijkste maatregelen daarbinnen waren de liberalisering en privatisering van de structurele sector en overheidsdiensten en de nadruk lag op flexibiliteit van de arbeidsmarkt.
De armoede en sociale onrechtvaardigheid worden nu versterkt door de financiële crisis die in de Verenigde Staten begon en door de hoge brandstofprijzen en de hoge prijzen van sommige landbouwproducten die essentieel zijn in de voeding. Het beleid dient dan ook met grootste urgentie gewijzigd te worden, om de mogelijke gevolgen ervan in de Europese Unie te voorkómen, met name in de meest kwetsbare economieën, om te zorgen dat de sociale condities niet verder achteruit gaan.
In onze ontwerpresolutie dringen we er daarom op aan, de Lissabon-strategie te vervangen door een European strategy for solidarity and sustainable development (Europese strategie voor solidariteit en duurzame ontwikkeling), die nieuwe horizonten kan openen voor een Europa van volledige werkgelegenheid zonder discriminatie, van behoorlijke banen, betere lonen, economische en sociale samenhang en adequate bescherming en door de overheid gegarandeerde sociale zekerheid voor iedereen. Kortom: die een garantie is voor meer sociale rechtvaardigheid.
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie . – (NL) Mevrouw de Voorzitter, de kredietcrisis in de Verenigde Staten heeft de afgelopen maanden het failliet aangetoond van een zuiver kapitalistisch systeem. Dat een communistisch, of zo u wilt, socialistisch systeem niet werkt weten we al veel langer. In 1989 werd dat duidelijk zichtbaar. Maar nu ook blijkt dat kapitalisme niet functioneert, wordt het hoog tijd die kennis goed toe te passen.
Met de strategie van Lissabon proberen we ervoor te zorgen dat Europa economisch kan blijven concurreren met de rest van de wereld. Dat kan alleen als iedereen die dat kan, ook daadwerkelijk meedoet en we zorg dragen voor een goed leefmilieu.
Het bevorderen van werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling zijn dan ook terecht hoofddoelstellingen van de hernieuwde Lissabon-strategie. De oplossingen die de collega's van de GUE-fractie aandragen vind ik niet getuigen van kennis van zaken en oog voor de realiteit. Als we werkelijk zouden overgaan tot dergelijke maatregelen, neemt de inflatie toe en verdwijnt het vertrouwen van financiers om te investeren in Europa. En inflatie is uiteindelijk diefstal.
In eerdere debatten over de voorjaarstop heb ik al gepleit voor een actieve overheid in de lidstaten. Dat doe ik vandaag opnieuw. De lidstaten moeten zelf hervormingen in gang zetten en uitvoeren. En nu er van recessie nog geen sprake is, wordt het hoog tijd om de verzorgingsstaat adequaat te hervormen. Europa kan daarbij wel coördineren, maar niet commanderen.
Sergej Kozlík (NI). − (SK) Voorzitter, dames en heren, het verslag dat we bespreken legt terecht het accent op de risico's van een gedereguleerd wereldwijd financieel systeem. Dit valt buiten de directe invloedsfeer van het EU-beleid en kan het risico opleveren van wijdverbreide financiële instabiliteit. Het effect van dit businessmodel en de rol van multinationale financiële groepen op mondiale financiële markten moeten dan ook opnieuw bekeken worden en er moet geprobeerd worden deze op een brede internationale basis te structureren.
Ik onderschrijf dat het voor een gezonde en stabiele macro-economische omgeving nodig is dat het budget op grote schaal geconsolideerd wordt en er een intelligent beleid wordt ontwikkeld ten aanzien van publieke en private investeringen, dat een infrastructuur biedt waarin vooruitgezien wordt en de markten van morgen opent. Ik denk niet dat het feit dat energiebronnen in handen zijn van overheden een van de belangrijkste elementen is bij de verstoring van de Europese energiemarkt. Tot dusverre heeft niemand kunnen aantonen dat private monopolies zich beter gedragen dan monopolies waarvan de Staat de grootste aandeelhouder is.
Het is allemaal een kwestie van goede regels stellen. De regels voor het functioneren van de concurrentie in de energiesector dienen derhalve verbeterd te worden, en ook die voor de transportsector en informatiesystemen, om de relevante markten steeds verder open te stellen en de Europese infrastructuur te verbreden en te harmoniseren.
Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE). – (DE) Voorzitter, dames en heren, de ontwerpresolutie die door de Stuurgroep is opgesteld richt zich op drie centrale thema’s: de interne markt, waar onze belangrijkste zorg is dat bepaalde gaten gedicht moeten worden, en ik hoef als voorbeelden alleen maar aan te halen dat het nog steeds ontbreekt aan een eenvormig octrooirecht en een interne markt voor verzekeringen; de arbeidsmarkt, waar onze belangrijkste zorg zekerheid door flexibiliteit is; en monitoring en controle, waar onze belangrijkste zorg de implementatie van de strategie in de lidstaten is.
We hebben er bewust voor gekozen ons deze keer niet te concentreren op energie en het klimaat, omdat dat de afgelopen twee jaar het belangrijkste thema was en we in strategisch opzicht in feite bereikt hebben wat we met onze resoluties wilden bereiken, namelijk dat de Commissie en de Raad zich serieus met dit onderwerp zouden gaan bezighouden, hetgeen ze nu doen.
Een van de aspecten die we belangrijk blijven vinden en waarop wordt ingegaan in het algemene deel van de resolutie is het hele complex van een betere wetgeving. We hebben het dan met name over de problemen die er nog steeds zijn als het erom gaat, resultaten te evalueren en de bureaucratie terug te dringen.
Er zijn tijdens de voorbereidende fase uiteraard ook discussies ontstaan tussen de fracties, maar daar zijn we vrijwel steeds uitgekomen. Eén belangrijk discussiepunt is echter blijven staan. Mijn fractie staat achter de geïntegreerde richtsnoeren en is net als de Commissie van mening dat we de geïntegreerde richtsnoeren op dit moment niet hoeven te wijzigen.
Over de hele linie genomen kunnen we dat wat in de afgelopen jaren bereikt is een succes noemen. Toen we in 2005 de Lissabon-strategie als het ware nieuw leven inbliezen, was Lissabon voor iedereen gewoon de hoofdstad van een van de lidstaten, Portugal. Niemand verbond de naam aan een concrete strategie. Dat was anders dan bijvoorbeeld met Kyoto, een naam die niet alleen een stad aanduidt maar ook een wereldwijde strategie. We hebben de afgelopen jaren veel voortgang geboekt als het gaat om de vraag waar Lissabon voor ons voor staat.
We staan achter het standpunt van de Commissie dat groei en werkgelegenheid het belangrijkste thema is en dat vooruitgang op dat gebied van essentieel belang is. Want uitsluitend met groei en werkgelegenheid kunnen we een goed milieu- en sociaal beleid voeren.
Udo Bullmann (PSE). – (DE) Voorzitter, dames en heren, dat is een beetje lastig. “We staan achter de richtsnoeren” klinkt enigszins dogmatisch. In de PSE-fractie maken we ons wat minder druk over de vraag achter welk document we al dan niet moeten staan, maar vinden we de vraag belangrijker of die richtsnoeren een antwoord bieden op de werkelijke economische situatie en vinden we de vraag belangrijker of ze kunnen bijdragen aan een oplossing voor de problemen van mensen in de Europese Unie. Daar gaat het om in dit debat, dus nogmaals: laat de feiten voor zich spreken.
Jean-Claude Juncker, de voorzitter van Eurogroup, heeft zojuist aangekondigd dat de groei zal afnemen en dat die in 2008 niet meer 2,7 procent zal zijn, maar 1,6 procent of 1,7 of 1,8. Dat klinkt als een duidelijk alarmsignaal, vooral omdat we weten dat de vooruitzichten in de VS eind 2007 al slecht waren. Tegelijkertijd wordt een inflatie voorspeld van 3,2 procent. Dat betekent verlies van welvaart, verlies van loon en verlies van koopkracht. Het moge duidelijk zijn dat we vrezen dat stagnatie hier hand in hand zal gaan met inflatie en dit is een alarmsignaal.
We weten ook dat de armoede in de Europese Unie de afgelopen vijf jaar niet is afgenomen, maar dat het aantal mensen dat geen toegang heeft tot de welvaart, in werkelijkheid toeneemt. Onderzoek en ontwikkeling hebben een min of meer stabiel niveau bereikt, maar nog lang niet de 3 procent die we nodig hebben voor de Lissabon-strategie, maar slechts net iets meer dan de helft daarvan, op een gemiddelde van 1,6 procent of 1,7 of 1,8: veel te laag om de internationale rol te kunnen spelen die we willen.
We zien ons voor een tegenstrijdigheid gesteld. Hoe kan ik doen alsof de geïntegreerde richtsnoeren een bestuursinstrument zijn, terwijl ik dat instrument tegelijkertijd zo vormgeef dat het niet reageert op economische en sociale feiten in de Europese Unie? Ik kan niet enerzijds opstaan – als Voorzitter van de Commissie uiteraard – en zorgen dat er niets, nog geen komma, aan de basistekst van die richtsnoeren veranderd wordt, terwijl ik anderzijds hoop dat mensen in de lidstaten van de Europese Unie, werkgevers, werknemers, mensen die hun rol spelen in het economische proces, het gevoel hebben dat ze politiek bestuur zien. Dat is niet de manier om deze tegenstelling op te lossen.
De hier aanwezige commissarissen hebben ons al vele malen verteld wat er veranderd moet worden. Laten we die veranderingen bespreken, op welk gebied die ook mogen zijn. Waar zijn de producten, waar zijn de veranderingen die ook een bijdrage leveren aan een verbetering van het lot van de mensen? De Socialisten zijn voor een offensieve strategie, zoals in de documenten van het Parlement voorgesteld, maar we willen echte antwoorden die bijdragen aan een verbetering van het lot van de mensen.
Wolf Klinz (ALDE). – (DE) Voorzitter, dames en heren, de lidstaten zijn en blijven verantwoordelijk voor het formuleren en implementeren van economisch beleid. Dat betekent dat de Lissabon-strategie alleen kan worden geïmplementeerd door gerichte maatregelen in de lidstaten. Er bestaat niet zoiets als een Europees economisch beleid dat centraal wordt bepaald in Brussel. Dat is precies de reden dat de grondslagen van economisch beleid zo belangrijk zijn. Zij vormen de hoeksteen van de coördinatie van de economische strategieën van de lidstaten en ze vormen een referentiepunt voor lidstaten, waardoor deze de juiste koers kunnen bepalen en de nodige hervormingen doorvoeren en vervolgens op koers blijven. Ze bevatten de basisprincipes van het economisch beleid van de EU: open markten, eerlijke concurrentie, innovatief privaatondernemerschap zonder staatsinmenging.
Helaas implementeren de lidstaten de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid niet altijd, en vaak doen ze het nogal terughoudend. Vooral met het oog op de uitdagingen van de globalisering dient de Europese Unie zich aan haar grondbeginselen te houden, als de enige manier om concurrentie op de lange termijn te waarborgen.
Helaas zien we de laatste tijd meer voorbeelden van wat ik creatieve compartimentering zou willen noemen. De Deutsche Post, het Duitse postbedrijf, houdt bijvoorbeeld – en dit zeg ik tegen mevrouw Harms, voor haar informatie – door de invoering van een extreem hoog minimumloon mogelijke concurrenten buiten de officieel geliberaliseerde markt. De huidige turbulentie op de financiële markten laat ook zien dat ondernemingen zich maar al te snel tot de Staat wenden voor hulp, als ze in de problemen komen. Private financiële instellingen redden met geld van de belastingbetaler, zoals in het geval van Northern Rock in het Verenigd Koninkrijk en IKB in Duitsland, is een onaanvaardbare fout tegen de regels van het economisch beleid. De winsten van de bank blijven in handen van de aandeelhouders en excessieve bonussen worden uitgekeerd aan een handjevol werknemers, terwijl ondertussen de verliezen genationaliseerd worden. Dergelijke procedures ondermijnen het vertrouwen van mensen in het systeem van de sociale markteconomie
Het is de taak van de Staat om de markt te ondersteunen door een passend wetgevingskader aan te nemen, maar het is de taak van de markt om de economie aan te drijven en te waarborgen dat Europa haar concurrentiepositie verstevigt.
Eoin Ryan (UEN). − (EN) Voorzitter, de recente problemen op de financiële markt hebben het vertrouwen van de consument en van de markt aan het wankelen gebracht en hebben duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is over duurzame groeistrategieën te beschikken. De EU heeft altijd terecht de lijn gevolgd, dergelijke strategieën te hebben en een beleid dat gericht is op samenwerking en coördinatie die onze posities als individuele staten en als geheel versterken. Veel van de onderwerpen die van belang zijn in het kader van de Lissabon-strategie zijn vandaag aan de orde geweest: het stimuleren van innovatie, energievraagstukken, klimaatverandering, levenslang leren en investeren in kennis, om er maar een paar te noemen.
Ik ben van mening dat meer concurrentie en meer groei en proberen de 3 procentdoelstelling te halen absoluut van levensbelang zijn om Europa te laten groeien zoals we willen. Ik vind dat er al ontzettend veel bereikt is. Soms zijn we te kritisch op onszelf. Er zijn de laatste paar jaar ruim 12 of 13 miljoen banen gecreëerd in Europa, wat meer is dan wat in de Verenigde Staten bereikt is.
Maar als we een verlicht sociaal beleid willen en geld willen hebben voor verlicht sociaal beleid moeten we onze economieën liberaliseren. En dat is een van de zaken die we in de individuele lidstaten niet aanpakken. Dat ik denk ik de uitdaging: onze economieën laten groeien zodat we dan geld hebben voor verlicht sociaal beleid.
Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE). − (ES) Voorzitter, ik ben het ermee eens dat de prioriteiten en de middelen voor de Lissabon-strategie beter vastgelegd zouden moeten worden in de budgetten van de lidstaten en de betreffende instellingen. De hele keten van onderwijs- en trainingsprogramma’s dient grondig bekeken te worden en de inhoud ervan, in termen van algemene cultuur en wetenschappelijke en technische scholing, dient een zo hoog mogelijk niveau te hebben, zodat mensen zich makkelijker kunnen aanpassen aan veranderingen in de bredere situatie en de participatie van burgers, de kwaliteit van banen, de ondernemersgeest en innovatie gestimuleerd worden.
Ook is het nodig de demografische veranderingen te bestuderen en de effecten die deze hebben op de overheidsmiddelen, de arbeidsmarkt en gezondheidszorgvoorzieningen. Daarnaast dient een innovatieve hervorming van de arbeidsmarkt gebaseerd te zijn op regels van 'flexizekerheid', die concurrentie bevorderen en tegelijkertijd voldoende sociale zekerheid bieden en niet uitsluitend naar rechts buigen, zoals mijn collega Rebecca Harms al zei.
Tot slot is het van belang dat de lidstaten en alle betrokken instellingen hun best practices op een goede manier uitwisselen. Bijkomstig voordeel daarvan is dat de doelstellingen in heel Europa daardoor dichter bij elkaar zullen komen.
Helmuth Markov (GUE/NGL). − (DE) Voorzitter, commissaris, u zegt dat we de afgelopen tijd meer banen hebben gecreëerd. Dat is waar, maar in de meeste gevallen zijn het onzekere banen. U zegt dat de productiviteit gegroeid is. Dat is waar, maar die productiviteitsgroei is niet gebruikt voor hogere lonen – wat mogelijk was geweest – en ook niet om te herinvesteren. U zegt dat het stijgende BNP ook een teken is dat we op de goede weg zijn en dat de Lissabon-strategie de juiste strategie is. Ik zeg u, dat we ondanks de drie positieve statistieken die u geeft, tot dusverre geen enkel resultaat zien.
De winsten stijgen, maar de inkomens uit lonen stijgen niet; we hebben nog steeds een economisch beleid dat gericht is op het aanbod en niet op de vraag; er is geen sprake van een adequate binnenlandse vraag. We hebben dus nog steeds dezelfde problemen die we vijf jaar geleden en drie jaar geleden hadden met de Lissabon-strategie. Er is helemaal niets veranderd. Hoe kunt u dan zeggen dat we op de juiste weg zijn? Wat hebben we dan? U heeft ook gezegd dat we het midden-en kleinbedrijf moeten stimuleren. In dat geval vraag ik u, zich tot uw collega de heer Mandelson te wenden. Wat heeft hij geschreven in de ‘Europa als wereldspeler’-strategie? Hij schreef dat de markten moeten worden opengesteld voor grote wereldwijd opererende ondernemingen. Niets over het MKB, geen woord.
We zijn in de lidstaten belastingshervormingen aan het doorvoeren die vooral ten goede komen aan bedrijven met aandeelhouders. Die genieten belastingvrijstellingen. De winsten die ze maken stromen echter niet meer toe naar de nationale economieën. We zeggen dat werknemers flexibel moeten zijn. Ze moeten accepteren dat ze minder geld verdienen. Dat hebben ze al jaren gedaan. Als de winsten zo hard stijgen, zouden we hen daar ook in kunnen laten delen. Dat gebeurt niet. De banken speculeren genadeloos en een zeer groot deel van de winsten van grote ondernemingen wordt geïnvesteerd als financieringskapitaal, omdat de winstmarges daarbij groter zijn, in plaats van dat ze teruggevoerd worden in de productie. Dit is niet de goede weg voor Lissabon.
Als ik geld wil, moet ik als Europese Unie of als lidstaat ook zorgen voor hogere belastinginkomsten. Die kan ik alleen krijgen uit sectoren waar genoeg belasting geheven kan worden. Dat zou de juiste insteek zijn voor de Lissabon-strategie: een radicaal andere benadering van economisch beleid. Als we doorgaan langs de lijn die u voorstelt, zullen we het probleem in de Europese Unie niet kunnen oplossen.
John Whittaker (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de voorzitter, het heeft weinig zin om maar te blijven praten over de Lissabonagenda, aangezien de afgelopen acht jaar elk jaar weer is vastgesteld dat die agenda niet bijzonder goed heeft gewerkt.
Dit verslag met zijn lange lijst van dingen die de Europese Unie zou moeten ondernemen, slaat de plank volkomen mis. De EU is absoluut geen drijvende kracht achter een toenemende groei en productiviteit maar heeft juist vanwege haar voortdurende inmenging een remmende invloed op de Europese economieën.
En iets anders dat volledig over het hoofd wordt gezien is dat de economieën in Europa totaal verschillende structuren hebben en volslagen verschillend presteren. Het heeft absoluut geen zin om over de Europese economie te spreken als een enkel geheel. Zet Duitsland, dat op dit moment een bescheiden economische groei doormaakt, bijvoorbeeld eens af tegen de EU-landen in het zuiden die in uiteenlopende mate te kampen hebben met handelstekorten, een instortende huizenmarkt en reusachtige overheidsschulden. Deze landen hebben wanhopig behoefte aan lagere rentestanden en minder devaluatie, wat onmogelijk te regelen valt omdat ze nu eenmaal allemaal in de eurozone zitten. Als de Europese Centrale Bank de rente verlaagt om deze landen te hulp te komen, moet de bank haar doelstelling op het gebied van de inflatie negeren, en daar zullen de Duitsers niet blij mee zijn.
In plaats van maar miljoenen woorden te blijven toevoegen aan de steriele discussie over de Lissabonstrategie, zou weleens wat aandacht mogen worden besteed aan deze behoorlijk dringende kwesties. Maar dat zou, naar ik aanneem, de fundamentele zwakte van een economische en monetaire eenheid aan het licht brengen, namelijk dat de euro voor een groep zeer uiteenlopende economieën met elk een onafhankelijke regering op de lange duur geen houdbare regeling is.
Frank Vanhecke (NI). – (NL) Mevrouw de Voorzitter, dat Europa nog meer moet uitgroeien tot een kenniseconomie die de mondiale concurrentie beter aankan, dat weet iedereen. We moeten hier niet te veel open deuren intrappen, daarover zijn we het allemaal eens. Waarover wij het niet eens zijn, dat is bijvoorbeeld over het feit dat de Commissie nieuwe massale economische migratie ziet als een van de belangrijkste middelen om de Lissabon-doelstellingen te bereiken. Dit is absurd. We hebben in Europa talent genoeg. We hebben in Europa vooral een paar tientallen miljoenen werklozen genoeg. Daar ligt de enorme uitdaging voor de overheid en voor de bedrijfswereld. Het is bovendien zo dat de Europese burger helemaal niet wil weten van een nieuwe immigratiegolf. Hij wil daarentegen wel dat de reeds massaal aanwezige vreemdelingen en werkloze vreemdelingen geïntegreerd, geassimileerd en in het arbeidsproces ingeschakeld worden.
Maar ja, de Commissie slaat wel eens meer de bal mis. Ik herinner me nog dat de Europese Commissie een paar maanden geleden oordeelde dat de Belgische politieke crisis het tempo van de voor het bereiken van de Lissabon-doelstellingen noodzakelijke hervormingen zou afremmen. De realiteit is juist omgekeerd. De realiteit is dat de Belgische politieke crisis het failliet van de Belgische staat aantoonde en dat juist het bestaan van België belet dat Vlaanderen zijn arbeidsrecht en zijn arbeidsmarkt moderniseert, zijn sociale lasten afbouwt, zijn belastingen vereenvoudigt en afbouwt, precies om die Lissabon-doelstellingen te kunnen halen. Erkennen dat België zowel Vlaanderen als Wallonië afremt, is echter natuurlijk uit den boze voor de Europese Commissie.
Cristobal Montoro Romero (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, Commissaris, fungerend Voorzitter, opnieuw bevinden wij ons op een gecompliceerd moment voor de Europese Unie, aangezien wij in een moeilijke economische situatie verkeren, en wij beginnen met het formuleren van een economisch beleid in omstandigheden die worden gekenschetst door een afnemende economische groei die in feite een reactie is op een gebrek aan vertrouwen van economische actoren, te weten consumenten, ondernemers en vooral kleine en middelgrote bedrijven.
Daarom wil mijn fractie van de Europese Volkspartij niet alleen de rapporteur gelukwensen en onze tevredenheid uitspreken over de positieve houding van de andere fracties, en met name de Sociaal-Democratische Fractie waarmee wij een brede overeenstemming hebben bereikt waardoor het mogelijk is geworden om plannen voor een economisch beleid te formuleren, maar tevens wil mijn fractie benadrukken dat het van het grootste belang is om de Europese Unie krachtiger te maken en de Europese economie te versterken middels het propageren van en het betonen van onze inzet voor economische hervormingen. Daarom ook steunen wij de Commissie bij haar inspanningen om de geïntegreerde richtsnoeren te gebruiken om fundamentele hervormingen mogelijk te maken als grondslag voor een nieuw klimaat van vertrouwen zodat de moeilijkheden waar wij nu voor staan overwonnen kunnen worden.
Vanuit dat nieuwe klimaat kunnen wij werken aan arbeidshervormingen waarover wij het met de sociale partners zijn eens geworden, aan belastinghervormingen die het midden- en kleinbedrijf zullen stimuleren en aan het scheppen van banen. Kortom, een klimaat waarin wij kunnen werken aan hervormingen die zullen leiden tot het bereiken van een interne markt als de beste manier om economische groei te bevorderen om zo binnen de Europese Unie meer banen te kunnen scheppen.
Wat dat aangaat wil ik tevens benadrukken dat protectionisme moet worden afgewezen, iets wat wij in ons politieke standpunt ook verdedigen en ik wil er kortom op aandringen dat we in de Europese Unie eindelijk een basis leggen voor een economische groei die werkgelegenheid schept, wat de ware pijler is waarop de Europese integratie rust.
Edit Herczog (PSE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, na een uitgebreid debat hebben we dan eindelijk een tekst waar wij als socialisten achter kunnen staan, en ik juich dit compromis over de Lissabonresolutie zeer toe.
Desalniettemin wil ik beginnen met een persoonlijke mening te ventileren, namelijk dat een idee op zich nog niet de hele oplossing is. Alles hangt af van de uitvoering. Het een moet met het ander worden gecombineerd. In 2000 was Lissabon een goed idee dat precies op tijd kwam. En we hadden geen betere doelstellingen kunnen bedenken dan die we bij de evaluatie in 2005 hebben opgesteld. Maar het wordt een heel ander verhaal als men naar de uitvoering ervan kijkt – en dan vooral naar de uitvoering door de tijd heen en naar het besluitvormingsproces als geheel. In vergelijking met de eerste vijf jaar is er sprake van een verbetering, en we zijn beslist iets dynamischer geworden, maar afgezet tegen de noden en de wereldwijde problemen waar we voor staan en het potentieel waarover we beschikken, zijn de resultaten mager.
Er is sprake van een aantal fantastische initiatieven en succesverhalen, zoals het programma voor groei en werkgelegenheid of het ‘Think Small First’-project, en ook op wetgevend terrein zijn een paar mooie resultaten geboekt – neem de dienstenrichtlijnen, de regelgeving voor de controle op de financiële markten, het beleid op het gebied van de klimaatverandering en het nieuwe pakket maatregelen inzake energie, om er slechts een paar te noemen. Maar het gevoel ontbreekt, en de betrokkenheid eveneens. Dat kunnen we binnen de Europese instellingen aflezen aan het toegenomen gebruik van de uitdrukking ‘toegang krijgen tot de agenda’. Het valt af te lezen uit het gebrek aan belangstelling voor het onderwerp tijdens de paritaire parlementaire vergadering met de nationale parlementen, en uit de resultaten van de Eurobarometer.
Ik wil graag twee getallen aanhalen uit de Eurobarometer. De zogenoemde optimisme-index is de afgelopen negen maanden negen punten gedaald, van 26 naar 17. En wat andere belangrijke prestatie-indicatoren betreft: het optimisme ten aanzien van de werkgelegenheid is in de afgelopen negen maanden met drie punten gedaald, van +5 naar +1. En als men verder kijkt blijkt dat de cruciale elementen van de Lissabonstrategie tot de kwesties behoren die mensen bij lange na niet als het belangrijkst beschouwen. Dat houdt in dat Europese burgers acht jaar na Lissabon niet geloven dat de EU met een gepast antwoord op deze kwesties kan komen.
Lissabon komt dus nog steeds in onze documenten voor maar heeft beslist geen plekje in ons hart en in ons hoofd. In de 21e eeuw zal de wedren tussen de continenten niet alleen beslecht worden door natuurlijke hulpbronnen of financiële middelen. De macht van het menselijke kapitaal en van de human resources zal bepalen wie de winnaar wordt. De kracht van de Gemeenschap zal in termen van kwantiteit bepaald worden door de samenwerking tussen de gehele bevolking en in termen van kwaliteit door de consistentie van de kennis binnen de Gemeenschap. Er valt nog heel veel te doen wat betreft het creëren van kennis, het beheren van die kennis en het motiveren van mensen als gemeenschap. We moeten deze gemeenschap als een geheel zien en niet toestaan dat wie dan ook wordt gediscrimineerd. We kunnen niemand buitensluiten, of ze nu jong of oud, zwart of blank, arm of rijk zijn. We hebben absoluut iedereen nodig. In de 21e eeuw staan de echte mensen centraal, en toch is de Voorzitter van de Commissie vandaag niet hier om daarover te spreken…
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Lena Ek (ALDE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, na zeven jaar hard werken is de Lissabonstrategie desalniettemin voor een deel mislukt. Dat is grotendeels te wijten aan problemen bij de tenuitvoerlegging. Ik zal u enige voorbeelden geven met betrekking tot de interne markt.
Wat betreft het pakket maatregelen inzake energie moesten we met een geheel nieuwe wetgeving komen. Toen we besloten het begrotingsonderdeel voor onderzoek te verhogen, kregen we slechts vijftig procent van wat we naar onze mening nodig hadden. Er is in Europa sprake van een paradox wat de innovatie aangaat, aangezien we er wel geld in steken maar er geen toename in industrialisatie en banen voor terugkrijgen.
Wij hadden de mond vol over kleine en middelgrote ondernemingen en toch worstelen die nog steeds met dezelfde regelgeving als de grote multinationals.
We weten dat de economische groei gediend is met gelijke behandeling van mannen en vrouwen, maar er valt op dit gebied nog heel veel te doen. We weten dat de vervoerssector er in Europa erg slecht voorstaat en er moet nog veel gebeuren op het gebied van spoorwegen en de transporttijd door heel Europa. Het wordt tijd dat daar verandering in komt. Het eerste waar aan gedacht moet worden, mijnheer Turk en mijnheer Almunia – en misschien kunt u deze boodschap ook aan de heer Verheugen doorgeven – is wat er in de tekst van de resolutie over klimaatverandering bij de voorjaarsbijeenkomst moet komen staan.
We zijn het er allemaal over eens dat klimaatverandering voor alle partijen gunstig kan uitpakken, wanneer we milieuproblemen oplossen en tegelijkertijd banen kunnen scheppen. Wij hebben hier in het parlement al besluiten over gegeven en nu zijn wij in afwachting van wat de Commissie en de Raad tijdens de voorjaarsbijeenkomst zullen bereiken.
Er zijn nog steeds 18 miljoen, ruim 18 miljoen werkeloze Europeanen, en we weten dat kleine en middelgrote ondernemingen op het gebied van schone technologie, innovatie en dienstverlening de noodzakelijke banen kunnen opleveren. Geeft u hun die kans?
Zbigniew Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil er in dit debat over de Lissabonstrategie in de eerste plaats op wijzen dat er naar mijn mening te weinig rekening is gehouden met de gevolgen van de Amerikaanse financiële crisis op het niveau van de economische groei en de werkeloosheid in Europa. De voorspellingen wat betreft het BNP voor 2008 en 2009 zoals die door individuele lidstaten zijn voorgelegd zijn lager dan het groeitempo voor 2007, waardoor het er alle schijn van heeft dat de werkelijkheid zelfs nog somberder is.
Het tweede punt dat ik wil aanroeren is dat de Amerikaanse regering en het Federal Reserve System krachtdadig en bliksemsnel hebben ingegrepen. De overheid deed een voorstel om honderdvijftig miljard dollar ter beschikking te stellen ter ondersteuning van bedrijven en consumenten en de centrale bank zorgde ervoor dat de reële basisrente negatief was door diverse keren de rente te verlagen.
Geheel in tegenstelling daarmee heeft het er veel van dat de regeringen van Europese lidstaten, de Europese Centrale Bank en de andere centrale banken blij zijn met de vertraagde economische groei en het steeds sterker worden van de euro. Men moet het wel eens zijn met de conclusie die in het verslag wordt getrokken dat het noodzakelijk is om belastingen op basis van verrichte arbeid te verleggen naar belastingen op basis van milieueffecten, maar men zou het voorstel om de vennootschapsbelastingen in de diverse lidstaten te coördineren radicaal van de hand moeten wijzen.
Sahra Wagenknecht (GUE/NGL). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is beslist waar dat de Europese economie met grote problemen geconfronteerd wordt. De crises op de internationale financiële markten, de stijgende prijzen voor energie en voedingsmiddelen, tegenvallende interne vraag als gevolg van loondumping en sociale diefstal – dat zijn stuk voor stuk dringende problemen die moeten worden aangepakt. En toch staan ze niet in dit verslag vermeld.
We worden erop gewezen dat de stijging van de inkomens gelijke tred dient te houden met de toename van de productiviteit op de middellange termijn. Maar tegelijkertijd wordt er in het verslag toe opgeroepen om naar de invoering van neoliberale structurele hervormingen te blijven streven, terwijl nu juist die zogenaamde hervormingen voor de problemen hebben gezorgd waarmee we op dit moment worden geconfronteerd. In plaats van het scheppen van banen middels overheidsinvesteringen moet er blijkbaar juist nog meer druk worden uitgeoefend op werknemers en werkelozen, moet er langer worden gewerkt en moet de bescherming tegen onrechtmatig ontslag nog verder worden uitgehold.
In plaats van actie te ondernemen om de financiële markten en kapitaaltransacties te reguleren, moeten we werkloos toezien hoe de financiële crisis zich steeds verder uitbreidt. En in plaats van een eind te maken aan het liberaliseringsbeleid dat zoveel heeft bijgedragen aan het opdrijven van de prijzen op de energiemarkten, moeten we koppig doorgaan met privatiseren en dereguleren.
Onze fractie zal niet voor dit verslag stemmen. Wij willen geen verslag steunen dat een neoliberale agenda voorstaat, sociale rechten vertrapt en tot nog meer crises zal leiden. We zijn juist toe aan een compleet ander economisch beleid waarin de belangen van werknemers en werkelozen voorrang krijgen boven het winstbejag van grote ondernemingen.
Patrick Louis (IND/DEM). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is prachtig om naar een kenniseconomie te streven, maar het volstaat niet. De groei in rechtstreekse of nevenbanen is volledig afhankelijk van de duurzaamheid van traditionele fabrieksarbeid, terwijl deze industrieën juist in een soort houdgreep zitten. Hun concurrentiepositie wordt toch al bedreigd door de toenemende kosten van de bureaucratie in onze samenleving. Ze worden gefnuikt door de absurde manier waarop de euro wordt gereguleerd, die alleen maar extra voordeel oplevert voor landen waar geen sprake is van een serieus milieu- of sociaal beleid.
Dit model is in feite binnenstebuiten gekeerd. Binnen de EU zijn we socialistisch en naar buiten toe zijn we liberaal, terwijl we juist meer bescherming nodig hebben tegen de rest van de wereld en intern meer behoefte aan vrijheid hebben. Dat komt duidelijk naar voren uit de feiten. De Lissabonstrategie is geen succes, omdat er te veel verschillen zijn tussen de diverse Europese economieën, en vanwege de toenemende concurrentiedruk en de ongekende beweeglijkheid van de kapitaalmarkten.
Daarom moeten we die ontmoedigende mythe laten varen van een Europese strategie die garant staat voor welvaart voor iedereen. Je krijgt een plant niet aan het groeien door aan zijn bladeren te trekken. De oplossingen zullen niet uit Brussel komen maar voortvloeien uit vrijwillige samenwerking en het gezonde verstand van de lidstaten zelf. De wortels die wij allemaal in de grond van onze respectievelijke landen hebben zullen ons de intelligentie, de ontvankelijkheid en de kracht geven om de uitdagingen waarvoor wij tegenwoordig worden gesteld aan te kunnen. In dit geval zullen we echt niets opschieten met brieven aan de Kerstman.
Malcolm Harbour (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik neem al sinds de oorspronkelijke Lissabonstrategie deel aan debatten in dit Huis, en tevens ben ik lid van de coördinatiegroep voor de Lissabonstrategie in dit Parlement. Een van de dingen waarop ik voortdurend hamer is dat de Commissie zich meer op de Lissabonstrategie moet richten en een duidelijke lijst met prioriteiten moet formuleren. Volgens mij heeft niemand het daar tot nu toe over gehad en evenmin heeft iemand tot nu toe de Commissie gecomplimenteerd wanneer ze dat ook werkelijk doet. Inmiddels hebben we een Lissabonprogramma van de Europese Gemeenschap met tien prioritaire acties.
Enigszins tot mijn spijt moet ik zeggen dat ik als lid van deze groep de mening ben toegedaan dat het Parlement met zijn resolutie volslagen de andere kant op is gegaan. De resolutie die vandaag voor ons ligt is in mijn ogen een stuk wijdlopiger en ambiguer dan eerdere resoluties. Ik heb zo’n vermoeden dat de Commissie diep teleurgesteld zal zijn, want ik zie in de Lissabonstrategie van de Gemeenschap met zijn tien prioriteiten, die u allen ongetwijfeld hebt gelezen, dat een van de eerste eisen van de Commissie als volgt luidt: “Het is van essentieel belang dat het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie overeenstemming bereiken over de doelstellingen en acties op het terrein van de strategische hervormingen”. Daar ben ik het geheel mee eens. Ik hoop dat de Commissie dat uit deze resolutie afleidt, want naar mijn idee is het daar ook grotendeels in opgenomen.
Niettemin geloof ik dat wij van ons werk met de Commissie hebben geleerd dat we ons de volgende keer dat wij aan deze strategie werken op deze prioritaire acties moeten concentreren, want tot mijn genoegen heb ik geconstateerd dat de Commissie duidelijk van plan is zich voor die prioriteiten in te zetten. Een deel van het probleem ligt in het feit dat wij stapels papierwerk krijgen – allerlei mededelingen over diverse aspecten van strategieën en herziene prioriteiten. Dit stel herzieningen, deze tien nieuwe prioriteiten, is anders dan de prioriteiten die we vorig jaar hadden. Op die manier komen we eerlijk gezegd niet verder.
Vorige week heb ik als rapporteur deelgenomen aan de vergadering met de nationale parlementen. Ik wil alleen nog eens herhalen wat veel collega’s hebben gezegd. Wat Lissabon betreft verplaatst de handeling zich naar de zalen van de nationale parlementen, want dat is de plaats waar mensen aan het werk moeten om de tien prioritaire doelstellingen te bereiken, en daar moeten wij eveneens onze gedachten over laten gaan. Ik juich met name de aanwezigheid van de minister ten zeerste toe, omdat hij daarmee aantoont dat de Raad hier groot belang aan hecht.
Anne Van Lancker (PSE). – (NL) Voorzitter, mijnheer de Raadsvoorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben eerlijk gezegd teleurgesteld over het gebrek aan sociale ambities voor de lentetop dat u vandaag hebt tentoongespreid. Mijn fractie blijft vinden dat er goede redenen zijn om de Lissabon-strategie en de geïntegreerde richtsnoeren op een aantal cruciale punten bij te sturen. Ik noem er drie met betrekking tot de sociale dimensie. Het klopt dat Lissabon gezorgd heeft voor groei en jobs maar niet iedereen heeft daarvan kunnen mee genieten. Zes miljoen jongeren verlaten de school zonder diploma. Migranten, mensen met een handicap, raken amper aan een job, 16 procent van de Europeanen leeft in armoede. Een bewijs dat een strategie van groei en jobs niet automatisch leidt tot sociale insluiting en waardig werk voor iedereen. Daarom willen wij de sociale dimensie van de Lissabon-strategie versterkt zien door een nieuw richtsnoer die actieve sociale integratie van iedereen verzekert.
Ten tweede, niet alle jobs zijn van goede kwaliteit. Het aandeel precaire contracten (tijdelijk werk, onvrijwillige deeltijdarbeid, uitzendarbeid) is aanzienlijk gestegen. Vooral vrouwen en jongeren komen vaak vast te zitten in jobs van lage kwaliteit. Bovendien zijn de uitgaven van de lidstaten voor actief arbeidsmarktbeleid, begeleiding en opleiding gedaald in plaats van gestegen. De lidstaten hebben dus duidelijk nog niet goed begrepen dat een evenwichtige flex-security-aanpak flexibiliteit en zekerheid van contracten moet combineren en dat actieve investeringen in mensen een must zijn om de segmentering op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Wij willen dan ook dat alle basisprincipes van flex-security in de richtsnoeren opgenomen worden, inclusief kwaliteit van het werk en investeren in mensen.
Ten derde, de sociale dimensie van het Lissabon-programma is een erg mager beestje. Er wordt ons wel beloofd dat er een nieuwe sociale agenda komt en het is goed dat die deel zal uitmaken van het Lissabon-pakket. Wij verwachten nochtans van de Europese Commissie een ambitieuze sociale agenda, niet alleen mededelingen over demografie, opleiding en migratie zoals aangekondigd, maar ook wetgevingsinitiatieven die de kwaliteit van werk moeten verbeteren en de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting moeten versterken. Ik wens in elk geval, mijnheer de Raadsvoorzitter, de lentetop een extra dosis sociale ambities toe.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Adina-Ioana Vălean (ALDE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, een van de voornaamste aanbevelingen die het Europees Parlement heeft gedaan is het bestrijden van protectionisme binnen en buiten de EU.
Ik ben de overtuiging toegedaan dat protectionisme eerder de burgerrechten ondermijnt dan deze verdedigt, maar ik vind wel dat Europa om te beginnen binnen zijn eigen grenzen aan de slag moet. Onze hoogste prioriteit moet zijn om protectionistische grenzen binnen de EU te slechten. Wij zullen de vier fundamentele vrijheden van de gemeenschappelijke markt moeten versterken, en met name het vrije verkeer van werknemers, als we een Europese interne markt willen verwezenlijken. Wij erkennen in ons verslag dat veel arbeidsmarkten nog steeds erg gesegmenteerd zijn en de mobiliteit van werknemers nog steeds laag is. Nee maar! Zijn we dan soms vergeten dat de meeste burgers van de nieuwe lidstaten nog altijd een vergunning nodig hebben om in andere EU-landen te mogen werken?
Vier jaar na de ‘big bang’-uitbreiding zien wij geen ernstige verstoring van de arbeidsmarkten in de oudere lidstaten, en evenmin een toestroom die het invoeren van overgangsbeperkingen noodzakelijk maakt. Het is de toename van ingewikkelde nationale quota en kwalitatieve beperkingen in sommige lidstaten die de Lissabonstrategie ondermijnt, terwijl die strategie juist bedoeld is om flexibele markten en de mobiliteit van werknemers te bevorderen.
We hebben nog maar twee jaar om de meest concurrerende economie ter wereld te worden, ons concurrentievermogen te vergroten en meer banen en groei te scheppen, maar ik ben welgemoed. In mijn land, Roemenië, was de gemiddelde economische groei de afgelopen vijf jaar zes procent, en de werkeloosheid is gedaald naar vier procent. We beginnen ons inmiddels zorgen te maken over een gebrek aan arbeidskrachten.
Het is zeker nodig om onze grenzen open te stellen voor arbeiders uit derde landen, maar onze hoogste prioriteit zou moeten zijn om in eerste instantie de interne grenzen van de EU te slechten. Arbeiders uit de twaalf nieuwe lidstaten zouden voorrang moeten krijgen om in elke andere EU-lidstaat te werken, en de overgangsregelingen moeten worden weggenomen. Er is geen rechtvaardiging voor het aantrekken van arbeiders van buiten de EU zolang er voor onze burgers nog beperkingen gelden.
Zulke beperkingen zijn onterecht en onverenigbaar met de Lissabonstrategie, en als wij een concurrerend en vernieuwend Europa tot stand willen brengen zullen die beperkingen uit de weg moeten worden geruimd.
Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in de Lissabonstrategie staan de doelstellingen geformuleerd die wij in de toekomst moeten bereiken om ervoor te zorgen dat Europa een plaats wordt die tegemoetkomt aan de wensen van zijn burgers. Europa is echter slechts een eilandje op de wereldkaart en het invoeren van zelfs maar de meest gewenste veranderingen – zoals die betreffende het klimaat – zonder dat de grootste wereldmachten vergelijkbare doelstellingen bereiken, zal eenvoudig betekenen dat wij de mogelijkheden van onze industrieën en producenten beperken terwijl we andere doelstellingen van de strategie overboord gooien.
Als we de demografische teruggang in Europa bestrijden door immigranten van andere continenten toe te laten, en tegelijkertijd het gezin als instituut en de gezinswaarden ondergraven, is dat een vorm van zelfmoord, aangezien de kans op toekomstige culturele conflicten wordt vergroot. Datzelfde geldt op veel andere terreinen. De leiders van de grootste Europese landen hebben het over de noodzaak om de handel te liberaliseren terwijl ze in hun eigen land economisch nationalisme bedrijven. De Europese Unie moet zich de schellen van de ogen rukken en op basis van respect voor de traditionele wetten en gebruiken in Europa voor zichzelf opkomen op de economische wereldmarkten.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe een eenvoudige vraag te stellen. Hoeveel belang wordt er in het verslag van de commissie over de nieuwe cyclus van de Europese strategie gehecht aan de sociale eisen van arbeiders, kleine en middelgrote ondernemingen, jonge mensen en vrouwen?
Is het werkelijk een oplossing als we tegenover de roep om voltijds, zeker werk voor burgers flexibel, onzeker werk stellen? Is het verlengen van de werktijd en het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd werkelijk de aangewezen manier om ons concurrentievermogen te vergroten, in plaats van oplossingen waarin wij geloven, zoals hogere salarissen en veiliger arbeidsomstandigheden die zullen bijdragen aan de productiviteit en in de allereerste plaats de levensstandaard zullen verhogen?
Wat willen jonge mensen en vrouwen eigenlijk? Willen zij voortdurend tussen opleidingen en werk in zitten, of zijn ze liever in staat gebruik te maken van hun kwalificaties? Naar onze mening is het laatste het geval.
Wat het milieu en de klimaatverandering aangaat zijn er beslist positieve elementen in de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, en dat in grotere mate dan in de Verenigde Staten en in andere landen. Echter, als niet in elk land de ontwikkeling volledig wordt gekoppeld aan de bescherming van het milieu, zal er geen sprake zijn van systematische resultaten.
En is het verder wel mogelijk om zowel het opsplitsen te bevorderen van de staatsleveranciers van energie, elektriciteit en vloeibaar gas en tegelijkertijd staande te houden dat dit in het belang is van iedereen en zal leiden tot een groter vermogen om in de eigen energiebehoefte te voorzien – en dat allemaal tegen lage prijzen, natuurlijk? Gaat in de praktijk niet juist het tegenovergestelde op?
Ten slotte wil ik hieraan toevoegen dat onderzoek en vernieuwing niet slechts als verhandelbare activa moeten worden beschouwd; ze zijn ook een publiek goed en zouden in de allereerste plaats moeten worden beoordeeld naar de mate waarin zij de vooruitgang van de maatschappij dienen. Daar vloeit uit voort dat er behoefte is aan een duidelijke toename in overheidsinvesteringen en onderzoek. Wij mogen het potentieel voor onderzoek niet opofferen voor winstbejag.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, economische concurrentie is een belangrijke factor in de Lissabonstrategie. Deze strategie is gebaseerd op concurrentie, concurrentievermogen en groei, en ook al is concurrentie in elke levensvatbare economie van groot belang, we mogen niet vergeten dat het er bij concurrentie in wezen om draait dat de een wint en de ander verliest. De gedachte hierachter is dat de sterkste zal overleven.
Over het algemeen betekent dat binnen Europa dat ondernemingen hun handen uit de mouwen steken, hun producten en diensten verbeteren, en op de wereldmarkt hun uiterste best doen. Daar staat tegenover dat het op wereldniveau kan leiden tot diepe armoede voor de verliezers, en zelfs binnen Europa is het belangrijk om ons met deze kwestie bezig te houden, aangezien er in onze Unie burgers zijn die verliezers dreigen te worden omdat ze geen toegang hebben tot de voordelen die in de Strategie zo benadrukt worden. Zo zijn de doelen die wij ons gesteld hebben om onze burgers banen te bezorgen en hen uit de armoede te bevrijden bij lange na niet bereikt. Uit de statistieken blijkt in feite dat het aantal werkelozen enorm is gestegen, met name onder jongeren, en dat de sociale ongelijkheid en de armoede zijn toegenomen.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE). – (PT) In 2006 werd in de Europese Unie de hoogste economische groei sinds 2000 gemeten. In 2007 groeide de EU meer dan de Verenigde Staten, en sommige nieuw lidstaten bereikten bijna de grens van de dubbele cijfers of gingen daar zelfs overheen. Voor diegenen die beweren dat de hervorming van de Lissabonstrategie neoliberaal is en dat er geen belang meer wordt gehecht aan sociale kwesties, heb ik een duidelijk antwoord: in 2006 nam de werkgelegenheid driemaal meer toe dan het gemiddelde van de vijf jaar daarvoor, en in de afgelopen twee jaar zijn er meer dan zesenhalf miljoen nieuwe banen gecreëerd, en de verwachting is dat er tot 2009 nog eens vijf miljoen bij komen. Dit soort cijfers hebben we sinds de jaren tachtig niet meer gezien.
Bovendien is de productiviteit in Europa toegenomen met meer dan het jaarlijks gemiddelde van de vijf jaar daaraan voorafgaand, en voor het eerst in vele jaren is de groei van de productiviteit in Europa groter dan die in de VS. Deze resultaten kunnen weliswaar niet uitsluitend aan de Lissabonstrategie worden toegeschreven, maar het valt niet te ontkennen dat de strategie er zeker aan heeft bijgedragen. Om die reden wil ik de Commissie gelukwensen met de manier waarop zij in uitermate moeilijke omstandigheden de Lissabonstrategie heeft gecoördineerd.
Wat de toekomst betreft: ondanks het huidige economische klimaat kan de Europese economie blijven groeien en kunnen er nog steeds nieuwe banen worden gecreëerd, op voorwaarde dat het economische beleid van de verschillende lidstaten beter op elkaar wordt afgestemd, de interne markt verder wordt ontwikkeld, een sociale dialoog wordt gestimuleerd, de groei in productiviteit gepaard gaat met loonsverhogingen, een efficiënt systeem voor financieel toezicht wordt ontwikkeld, de vijfde vrijheid – kennis – wordt bevorderd, en op voorwaarde, en dit ligt mij bijzonder na aan het hart, dat de Europese Unie duidelijk laat zien dat zij haar belangen wenst te verdedigen, wat inhoudt dat zij zich niet passief overgeeft aan de globalisering maar zich bereid toont een voorname rol te spelen in het beheersen van die globalisering.
Jan Andersson (PSE). – (SV) Mijn hartelijke dank, mijnheer de Voorzitter, Commissaris en mijnheer de fungerend Voorzitter. Ik ben het ermee eens dat de Lissabonstrategie al een aantal jaren de verwachtingen heeft waargemaakt en een succes is geweest, maar dat is voor mijn gevoel nog geen reden om geen veranderingen aan te brengen.
Enerzijds ligt het precies zoals Udo Bullmann zegt. Op dit moment neemt de groei af en stijgt de inflatie. De situatie is niet echt eenduidig. Maar anderzijds is er wel het een en ander gebeurd. Om te beginnen is er de hele discussie over het klimaatbeleid die voor de hele EU beleidswijzigingen zal meebrengen. Ik ben in dat opzicht optimistisch gestemd omdat het nieuwe investeringen zal opleveren en een nieuw type baan dat op de lange termijn duurzamer zal zijn en een belangrijk kenniselement in zich draagt. Dat had in de Lissabonstrategie en in de Richtsnoeren duidelijker weerspiegeld moeten worden.
Ten tweede hebben we een aantal jaren gedebatteerd over ‘flexizekerheid’, en ook dat heeft in de Raad goede richtsnoeren opgeleverd, maar daarvan is niets terug te vinden in de geïntegreerde richtsnoeren. We hebben nog steeds dezelfde overbekende richtsnoeren die we altijd hebben gehad. Er had weleens aandacht mogen worden geschonken aan het hele proces zoals dat zich heeft voltrokken.
Ten derde wil ik een aspect noemen dat onder anderen ook door Anne von Lanker naar voren is gebracht. Het is zeker waar dat het een tijd goed is gegaan in de EU, maar het is beslist niet zo dat het voor iedereen goed ging. Er is op grote schaal sprake van sociale uitsluiting. Er zijn banen die veel te wensen overlaten en niet voldoende loon opleveren om van te kunnen leven. Er zijn in heel Europa regio’s waar de ontwikkelingen niet gunstig zijn. We moeten de geïntegreerde richtsnoeren een sociale dimensie geven. Er is geen sprake van dat die sociale dimensie niet te rijmen zou zijn met een ontwikkeling in de richting van meer banen en groei. Het een is een voorwaarde voor het ander.
Olle Schmidt (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het is van groot belang dat de EU groeit, dat die groei krachtig is en dat er banen worden geschapen. Daarmee worden tevens de voorwaarden gecreëerd voor een grotere legitimiteit van onze Unie.
Het gaat de EU de laatste jaren beter dan ooit. De zaken staan er in de EU gunstiger voor dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten. We weten dat er volkomen nieuwe voorwaarden voor groei in Europa zijn geschapen dankzij de interne markt en de samenwerking op het gebied van de euro. Dat neemt niet weg dat er nog veel moet worden gedaan, zoals menigeen al heeft gezegd.
Ik zal een specifiek voorbeeld geven. Wellicht klinkt het een beetje chauvinistisch, maar vooruit: in mijn vaderland, Zweden, heeft de regering een groeibeleid gevolgd dat bijna 100.000 nieuwe banen heeft opgeleverd, wat deels is bereikt middels gerichte maatregelen om belastingen en werkgeversbijdragen te verlagen Een van de voorstellen betrof het verlagen van werkgeversbijdragen voor dienstverlenende ondernemingen in een aantal sectoren die niet op de internationale markt concurreerden. Men hoopte op die manier 17.000 nieuwe banen te scheppen. Inmiddels heeft de Commissie daar in feite een eind aan gemaakt met de eis dat het voorstel wordt beperkt, waardoor de maatregel zo ernstig is afgezwakt dat de Zweedse regering waarschijnlijk gedwongen zal zijn de hele maatregel in te trekken.
Om twee redenen kost het me moeite begrip op te brengen voor de actie van de Commissie. In het licht van de dreigende wereldwijde recessie reageren veel regeringen met uiteenlopende pakketten stimulerende maatregelen om de werkgelegenheid veilig te stellen en macht te verwerven. Men beoogde met het genoemde voorstel een hoogst noodzakelijke stimulans te geven aan de buitengewoon onderontwikkelde dienstensector in Zweden, wat hopelijk een stabiliserend effect op onze hele economie zou hebben. Naar mijn mening strookt deze eis van de Commissie absoluut niet met de gedachte achter de Lissabonstrategie. Moeten we het er niet juist op wagen om een nieuwe aanpak uit te proberen, als we toch zo'n concurrerende economie willen worden, en zelfs in 2010 de meest concurrerende economie ter wereld? Ik wil rechtstreeks aan u, leden van de Commissie, de vraag voorleggen waarom u op deze manier het scheppen van nieuwe banen verhindert.
Wojciech Roszkowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in de communistische tijd werd in Polen gezegd dat er drie zijnstoestanden bestaan: zijn, niet zijn, en aan het plannen zijn. En vandaag de dag zeggen wij net als die communistische plannenmakers voortdurend dat dit of dat moet gebeuren, en dat dit of dat bereikt moet worden, zonder dat we ook maar een stap dichter bij ons doel komen. Op die manier zitten we klem in de ogenschijnlijke tegenstrijdigheid tussen enerzijds de behoefte van de industrielanden om hun centra van excellentie – wat in de praktijk neerkomt op hun banen – te verdedigen en anderzijds het cohesiebeleid dat wordt behandeld als een oefening in liefdadigheid.
En toch blijkt uit de economische ontwikkeling van de Aziatische tijgers – waaronder China – dat ook op een andere manier resultaten kunnen worden bereikt: namelijk middels investeringen in moderne technologieën in landen met lage productiekosten. Als we de tegenstrijdigheid in de aanpak van de EU niet wegnemen, zullen we mooie frasen over strategie blijven opdreunen en keihard 'voorwaarts' blijven roepen, terwijl we bewegingloos op het toneel staan.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, het is goed dat we vandaag een actieve bijdrage leveren voor het debat op de voorjaarstop en daarin nog eens de puntjes op de i zetten. Terecht hebben we daar vanmorgen ook al over gesproken en met name de lidstaten aangesproken. Ik wijs erop dat de uitvoering van onze strategie toch in de bedrijven, in de gemeenten, in de regio's ligt, op decentraal niveau. Van alle publieke investeringen wordt meer dan 66 procent op lokaal en regionaal niveau opgebracht en als EVP-coördinator voor regionaal beleid, stel ik vast dat we ook met de Europese instrumenten vanaf 2007 een aanzienlijke impuls hebben gegeven door de prioriteiten binnen de structuurfondsen en binnen het regionaal beleid te herschikken. Van fysieke infrastructuur zijn we gegaan naar kennisinfrastructuur, naar opleiding en innovatie. We spreken hier toch wel over het grootste budget van de Europese Unie, meer dan 450 miljard tot 2013. Onze resolutie maakt daar gelukkig ook duidelijk gewag van. Het Comité van de regio's heeft dat in een gelijktijdig rapport ook nog eens bevestigd.
Mag ik nog op een ander punt wijzen waarover vanmorgen is gesproken bij het nieuwe Verdrag? Daarin is naast sociale en economische cohesie ook de territoriale dimensie herbevestigd als derde doelstelling. Dat betekent dat clustering, het samenbrengen van bedrijven in topregio's, prima is. Tegelijk moeten we er echter ook voor zorgen dat kennis niet in een beperkt deel van Europa uitstekend tot gelding wordt gebracht, maar dat deze ook wordt overgedragen naar andere regio's binnen de lidstaten, die niet mogen achterblijven. Daarom zie ik de regionale agenda met de Lissabon-strategie als een investering in kennis en concurrentiekracht, ondernemerschap en MKB als een belangrijk antwoord. Er lopen vele programma's waarmee we aan de kiezer, aan onze burgers en bedrijven, kunnen laten zien dat dit niet alleen een Europese agenda is, maar ook een agenda van decentrale partners.
Elisa Ferreira (PSE). – (PT) Mijnheer de fungerend Voorzitter, leden van de Commissie, dames en heren, de zogenaamde subprime-crisis heeft heel wat van de argumenten die zijn aangevoerd door de meest liberale politici onderuitgehaald. Uiteindelijk blijken de markten zichzelf niet te reguleren, verliezen hebben niet alleen invloed op mensen die willens en wetens deelnemen aan geraffineerde speculaties met hoge risico’s, en het nette gedrag van Europa staat niet garant voor bescherming tegen verstoringen van buitenaf. Dit is slechts één van de vele voorbeelden waaruit blijkt, zoals de Socialistische fractie al steeds heeft aangevoerd, dat we in Europa strategieën en beleidsinstrumenten moeten ontwikkelen die in overeenstemming zijn met onze doelstellingen en met de rol die Europa wenst te spelen in de lastige context van een geglobaliseerde economie.
In 2000 hebben we een kerndoelstelling gedefinieerd middels de Lissabonstrategie, die intussen is herzien. Die doelstelling geldt nog steeds, maar er wordt te weinig bereikt. Het doel was dat Europa over twee jaar, in 2010, het meest concurrerende gebied ter wereld zou zijn, op basis van een kenniseconomie die zou zorgen voor een grotere sociale samenhang en betere banen. Inmiddels zijn de uitdagingen waarvoor wij staan aanzienlijk dringender geworden en kunnen we al een aantal duidelijke conclusies trekken: om te beginnen moet de convergentie tussen de belangrijkste richtsnoeren betreffende het economische beleid en de Lissabonstrategie volledig zijn; ten tweede moet er een balans worden gevonden tussen enerzijds de stabiliteit van de beleidsrichtsnoeren en anderzijds het vermogen om snel te reageren op gewijzigde omstandigheden, met name met betrekking tot het klimaat, macht, ontwikkelingen op de financiële markten, beleid op het gebied van de buitenlandse handel of de rol van wisselkoersen; en ten derde: de doelstellingen voor sociale en ruimtelijke convergentie behoren inmiddels tot de grootste mislukkingen van de Strategie.
Ten slotte nog samenvattend het volgende: er zijn effectievere interventiemechanismen nodig om te zorgen voor een sterke concurrentiepositie naar buiten toe en om die positie te verzoenen met interne cohesie. Het effectief coördineren van het economische beleid ten gunste van groei en werkgelegenheid is daar slechts een van. Het sociale beleid en het beleid op het gebied van onderwijs, investeringen, onderzoek, wetenschap en technologie zullen opnieuw moeten worden geëvalueerd in het licht van deze nieuwe realiteiten. Dat was de kern van de bijdragen van de Socialistische fractie, waarvan ik oprecht hoop dat de Commissie en de Raad ze zullen verwelkomen. Wat wij in de allereerste plaats nodig hebben, en wat de burgers verwachten, is dat de beloofde vooruitgang werkelijkheid wordt. Alleen dan zal hun hoop op en vertrouwen in de toekomst van Europa terecht zijn en in stand blijven.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, acht jaar nadat deze doelstelling was bepaald kunnen we met zekerheid vaststellen dat de Europese Unie deze niet gaat halen. De doelstellingen inzake concurrentievermogen zijn eerder een kwestie van propaganda geweest dan een concrete actie. Gegeven het feit dat de bevolking van Europa vergrijst, zal het in de praktijk een enorme opgave zijn de doelstellingen te halen zoals geformuleerd in de Lissabonstrategie, met name aangezien de concurrerende landen en regio’s gestage vorderingen maken.
We mogen ons ook terecht afvragen of het wel zo’n realistische doelstelling was om de meest concurrerende economie te willen worden, zelfs zoals die er van oorsprong uitzag, en of we in Europa wel koste wat koste zo’n doel moeten nastreven met veronachtzaming van alle andere waarden. Ik wil er bij dezen op wijzen dat er in Europa achttien miljoen werkelozen zijn en in sommige gebieden ligt het werkeloosheidspercentage onder jongeren maar liefst op vijfentwintig procent. Helaas heb ik tot nu toe niets gemerkt van grote bezorgdheid hierover bij EU-leiders, of van enige werkelijke interesse van hun kant. Dat neemt echter niet weg dat het uitermate belangrijk is dat er iets wordt gedaan voor die jonge mensen en de werkelozen.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, is de Lissabonstrategie soms een soort konijnenjacht? Gaat het erom om achter het konijn aan te zitten of willen we hem ook echt vangen? Naar mijn idee is onze primaire opdracht om enig vertrouwen op te bouwen in de Europese instellingen die de Lissabonstrategie hebben voorgelegd. Om dat te bereiken is het dringend noodzakelijk dat de vruchten die de economische groei afwerpt voortaan eerlijker worden verdeeld dan in het verleden het geval was.
Het zou een buitengewoon zorgelijke ontwikkeling zijn als de Lissabonstrategie in de toekomst in verband zou worden gebracht met toegenomen sociale en economische ongelijkheid. Ik ben het met eerdere sprekers eens dat de strategie in dat geval niet door de regeringen zal worden verworpen maar door de burgers van de Europese Gemeenschap.
Piia-Noora Kauppi, (PPE-DE) . –(FI) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag toont aan hoe gevoelig deze zaak is voor het Europees Parlement. Het onderwerp van de dag is de reden van ons bestaan. Het gaat hier om het welzijn van Europeanen in de toekomst.
Wij hebben onze verschillende meningen over de gereedschapskist – hoe we de Lissabon doelstellingen bereiken – maar ik denk dat iedereen in dit Huis de doelstellingen wil bereiken. Hoewel ik het met mevrouw Jäätteenmäki eens ben, dat wij helaas niet veel vooruitgang hebben gezien.
Ik denk dat we moeten spreken over twee verschillende actieniveaus. Ten eerste, op Europees niveau, hebben we maar één hoofdzaak, die we zouden moeten doen om de concurrentie te vergroten en dat is de interne markt. De Europese interne markt is de grootste drijfkracht voor concurrentie in een wereldwijd verband. We hebben ook een hoop bureaucratie en we moeten samenwerken met onze MKB’s – zij zijn heel erg de sleutel tot een Europees welslagen.
Natuurlijk moeten we ons ook concentreren op zaken op nationaal niveau, op het niveau van de lidstaten, en daar hebben we veel meer actie nodig dan we recentelijk gezien hebben, in het bijzonder daar waar het structurele hervormingen betreft van de arbeidsmarkt. We hebben vandaag de Premier van Zweden gehoord, die sprak over het belang van structurele hervormingen van de arbeidsmarkt, ook in termen van het hoofd bieden aan demografische veranderingen. Ik denk dat het overduidelijk is dat de lidstaten hun plicht niet zijn nagekomen in dit opzicht.
Verder denk ik dat we op het gebied van fiscaal beleid en macro-economie een einde moeten maken aan het tijdperk van begrotingstekorten. We moeten werkelijk werken aan onze macro-economie. Dit kan de Unie niet doen, ook al hebben we één munt. De politici in de lidstaten moeten het doen.
Tenslotte, zou ik willen zeggen dat ik het eens ben met mevrouw Starkevičiūtė, wiens verslag volgens mij prachtig is. Financiële diensten zijn één van de hoekstenen van de interne markt. Financiële diensten moeten veel meer aandacht krijgen, ook op Europees niveau.
Pervenche Berès, (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter,Ik denk dat ons debat dit jaar werkelijk heel belangrijk is, omdat we de Lissabon ronde opnieuw bekijken.
Eindelijk begrijp ik de benadering van de Commissie als ze zegt dat alles goed is en dat we geen veranderingen hoeven te doen, omdat de Europese economie fundamenteel gezond is. Je zegt dat, omdat vergeleken bij de situatie van de Amerikaanse economie, ja, onze economie fundamenteel veel gezonder is. Toch zou ik eraan willen toevoegen dat het zeker tamelijk moeilijk zal zijn om te onderhandelen tussen zevenentwintig landen over een herdefiniëring van de Richtsnoeren.
Toch is dit niet alles. De situatie van de Amerikaanse economie zal zijn invloed hebben op de economieën van alle Europese lidstaten en op de economie van de eurozone misschien wel in het bijzonder. Bovendien moeten we rekening houden met de legitieme nieuwe strategische doelstellingen voor milieu en energie, die de staats- en regeringshoofden afgelopen maart hebben aangenomen. Iedereen kijkt naar de beroering, om het zachtjes te zeggen, op de financiële markten en is bezig in te schatten wat de invloed ervan is op die markten en wat de weerslag ervan zal zijn op de echte economie.
Daarom roepen wij op om deze drie elementen officieel op te nemen in de herziening van de Richtsnoeren. Mijnheer Turk, toen we u afgelopen november in Ljubljana zagen, zei u tegen ons: “Zeg ons wat het Europees Parlement wil.” Welnu, we zeggen u nu: we willen dat de Richtsnoeren meer rekening houden met de coördinatie van economisch beleid, klimaatverandering en het toezicht op de financiële markten. Als er nog pogingen ondernomen kunnen worden om dit te doen dan verwelkomen we dat als voortgang bij de verbetering van ons vermogen om economisch beleid te coördineren en daarom om de Richtsnoeren toe te passen.
Maar dit is niet alles, mijnheer de commissaris! We willen ook een grotere samenhang tussen de Richtsnoeren en al de andere instrumenten die de Commissie ten dienste staan, om te verzekeren dat deze strategie, die wij samen bepalen, uitgevoerd kan worden met het gebruik van de werktuigen, die de Europese Unie op dit gebied ter beschikking staan.
Charlotte Cederschiöld, (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Verheugen, dames en heren, de Lissabon Strategie komt nu uit een langzame eerste fase en begint optimisme en wil te scheppen, wat precies is wat we nodig hebben. De auteurs hebben zich met succes geconcentreerd op wat belangrijk is en waren niet behept met het probleem van het Parlement om alles erbij te slepen.
Er zijn verschillende manieren om de uitdagingen van de globalisering tegemoet te treden. Sommigen steken hun kop in het zand zoals struisvogels en denken dat alles wel goed zal komen. Anderen zijn wijzer en , zoals de auteurs van het verslag, zien mogelijkheden en verbeteren hun eigen bekwaamheid.
Datgene wat nu het dringendste en belangrijkste is, is op zijn minst er zeker van te zijn dat de lidstaten hun eigen verplichtingen nakomen. Dit betekent dat de interne markt wordt gecontroleerd, er zorg voor dragend dat de lidstaten besluiten, die zijn genomen, uitvoeren en naleven, er tevens zorg voor dragend dat de regels goed gefundeerd, niet te ingewikkeld en niet te duur zijn voor het Midden- en Kleinbedrijf. We moeten ons ook houden aan belangrijke thema’s, zoals vereenvoudiging, benchmarking, vergelijking en concurrentie.
Dit vraagt ook om grotere samenwerking tussen overheden op lokaal en regionaal niveau. Het is goed voor burgers, het is goed voor het zakenleven en het draagt bij aan integratie. Het vraagt om systematische controle van het vrije verkeer, zodat we de dienstenmarkt kunnen laten bloeien.
Het meten van resultaten is een stap voorwaarts. De EU krijgt haar legitimering doordat ze tenminste kwaliteit van leven aan haar burgers levert. Het vraagt om een stimulerend ondernemersklimaat, dat de Lissabon Strategie kan helpen tot stand brengen als hij weloverwogen wordt uitgevoerd. De Commissie moet druk uitoefenen op de lidstaten.
Tenslotte, ik ben ervan overtuigd dat de Commissie een redelijke oplossing zal vinden voor het Zweedse probleem van de werkgeversbijdragen.
Antolín Sánchez Presedo, (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de hervorming van het Groei- en Stabiliteits Pact en de herlancering van de Lissabon Strategie, waarbij groei en duurzame werkgelegenheid werden geïdentificeerd als Europese prioriteiten, hebben vruchten afgeworpen sinds de vergadering van de Raad van de lente van 2005.
Europa heeft een gemeenschappelijke agenda uitgevoerd en, zoals de heer Almunia heeft gezegd, de ronde van de eerste drie jaar ervan heeft een toename van de groei, het scheppen van werkgelegenheid, verbeteringen in de publieke financiën en een toename van het groeipotentieel van de Europese economie laten zien.
Alhoewel de resultaten bij de verschillende lidstaten uiteenlopen, is de algemene toon positief. Ik was oprecht verbaasd om een collega-parlementariër te horen zeggen dat de kwadratuur van de cirkel onmogelijk is, dat het onmogelijk is groei te verwezenlijken, werkgelegenheid te scheppen, sociale bescherming te vergroten en te sparen. Er zijn voorbeelden van dat deze dingen gebeuren in de Europese Unie en het voorbeeld, waarmee ik het meeste vertrouwd ben, is natuurlijk Spanje.
De Europese Commissie heeft vastgesteld dat Spanje goede vooruitgang heeft geboekt bij de uitvoering van zijn nationale hervormingsprogramma, drie jaar eerder dan gepland een werkgelegenheidsniveau heeft bereikt dat 66 procent hoger is dan het Europese gemiddelde, de investeringen in ‘research en development’ (R&D) heeft verhoogd en overschotten heeft geboekt in alle begrotingsjaren. Het is een uitstekend voorbeeld van het succes van de Lissabon Strategie, die Spanjes economie heeft versterkt en die de motor is geweest van ongekende convergentie tot 105 procent, boven het gemiddelde van de Gemeenschap.
Op die basis moeten we vandaag dezelfde strategische uitdagingen, voortkomend uit een versnelde globalisering en een vergrijzende bevolking, vasthouden. Om dit te bereiken is het noodzakelijk om de nadruk te leggen op de sociale dimensie
Een Europa dat een kennismaatschappij is, moet bouwen aan vrijheid van kennis, een digitale infrastructuur realiseren en de sociale dimensie koesteren door verbetering van de fundamentele vaardigheden van mensen , het verschaffen van mogelijkheden aan het MKB en het vestigen van een flexizekerheidsmodel met sociale normen.
Het zal noodzakelijk zijn om kwesties die onlangs boven water zijn gekomen aan te pakken, zoals de hypotheekcrisis en voedsel en brandstofprijzen, maar, als we dat doen, moeten we in gedachten houden dat onze omstandigheden beter zijn, dat we volgend jaar de tiende verjaardag van de euro vieren en dat we internationale economische samenwerking moeten versterken.
Françoise Grossetête, (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, we weten allemaal en moeten toegeven en accepteren dat de Lissabon Strategie ons niet in staat heft gesteld om de vooruitgang te boeken, waarop we hadden gehoopt. Daarom moeten we vandaag weer spreken over een herziening van de Lissabon Strategie.
De groei van de eurozone is dramatisch vertraagd in het laatste kwartaal van 2007 en het is dit gebrek aan groei dat aan de wortel ligt van Europa’s problemen. Dus, als de volgende ronde van de Lissabon Strategie wil slagen, zullen we verder moeten dan alleen maar een diagnose te stellen van Europa’s problemen. We moeten beginnen met ze te behandelen door een proces van helder bestuur toe te passen. De volgende ronde van de Strategie moet niet weer een oefening in bureaucratie worden.
Het is belangrijk dat er, zoals vorige week gebeurde, meer betrokkenheid is tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement ten aanzien van de Strategie. Omdat de lidstaten het samen eens zijn geworden over wat ze moesten doen om hun economieën te hervormen, zouden ze ook moeten ondernemen om rapport uit brengen over hoe hun hervormingen worden uitgevoerd.
Tot nu toe hebben de meeste van onze medeburgers geen idee van wat de Lissabon Strategie inhoudt. De EU moet daarom voorkomen dat zij zichzelf in de voet schiet in een tijd waarin zij geconfronteerd wordt door vele uitdagingen: een bevolking die na 2020 zal teruglopen, economische druk, stijgende energieprijzen, klimaatverandering en sociale onrust.
Daarom hebben we vlaggeschipmaatregelen nodig om echte dynamiek te creëren en om de ontwikkeling en groei van miljoenen Midden- en Kleinbedrijfjes te bevorderen ten bate van nieuwe banen.
Op het gebied van het milieu moeten aanzienlijke budgetten gevoteerd worden voor maatregelen die snelle verbeteringen tot stand brengen in de energiezuinigheid van onze gebouwen, daarmee innovatie aanmoedigend en dus nieuwe banen.
Laten we in gedachten houden wat Churchill zei en wat ons wachtwoord zou moeten zijn voor de volgende ronde van de Strategie: “Hoe mooi de strategie ook is, af en toe zou je naar de resultaten moeten kijken.” Door te bewijzen dat ze effectief kan zijn zal de Europese Unie dichte naar zijn burgers toegroeien. Dat is waar het op aankomt bij een Europa dat zijn mensen en zijn belangen beschermt.
Donata Gottardi, (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik zou de nadruk willen leggen op enkele cruciale punten van het standpunt van het Europees Parlement, en in het bijzonder dat van de Socialistische Fractie, met betrekking tot de algemene richtsnoeren van de Lissabon ronde voor groei en werkgelegenheid.
Een hiervan is de noodzaak om het proces van begrotingsconsolidatie, karakteristiek voor de convergentieprogramma’s binnen het Stabiliteitspact, te verbinden met de kwaliteit van de uitgaven. De lidstaten moeten hun uitgavenpatroon heroriënteren en coördineren met de prioriteiten van de strategie om macro-economische stabiliteit, duurzame groei en volledige werkgelegenheid te garanderen.
Iedere heroriëntatie van overheidsuitgaven, gecoördineerd tussen de lidstaten en gericht op gemeenschappelijke investeringsdoelen, ook door initiatieven in de publiek-private samenwerking, moet verbonden zijn met ‘research and development’, onderwijs en scholing, infrastructuur, transport en energie en dat is wat de voornaamste drijfveer kan zijn voor een strategie van groei en concurrentiekracht, die de Europese economie sterk maakt en in staat stelt om financiële onrust en de financieringsuitval van de economie te weerstaan.
Overheidsuitgaven die zijn ingesteld op deze prioriteiten maken het mogelijk om de concurrentiekracht en de productiviteit te vergroten. Speciale aandacht moet er besteed worden aan het verband tussen begrotingsbeleid , groei van productiviteit en loonpolitiek. Hier is de Socialistische Fractie van mening dat er een stevige band gesmeed moet worden tussen de groei van productiviteit en een eerlijke herverdeling van de winsten, die daarvan het gevolg, zijn met het oog op de verzekering van sociale cohesie.
Een cruciaal punt voor sociale cohesie is de introductie van een nationaal minimumloon. Daarom ben ik ervan overtuigd dat het Europees Parlement bij de stemming van morgen een helder en duidelijk signaal zal afgeven als ze de lidstaten oproept om zichzelf te binden aan concrete en tijdige uitvoering.
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter,de financiële crisis en de krapte op de geldmarkten is overgelopen naar de echte economie en biedt een serieus probleem waarop weloverwogen gereageerd dient te worden. Het Financieel Stabiliteitsforum heeft vastgesteld dat wij waarschijnlijk een lange aanpassing tegemoet kunnen zien, die tot problemen kan leiden.
De groei van de Eurozone zal aanmerkelijk minder zijn in 2008. De president van de Euro Groep, de heer Jean-Claude Juncker, heft voorspeld dat de groei dit jaar zal liggen tussen 1.6 procent en 1.8 procent en dat is een vermindering ten opzichte van vorig jaar een hele procent punt. De voortdurende en duurzame stijging van grondstoffen wereldwijd biedt de Europese economie nog meer problemen met prijsstijgingen voor olie, staal, mineralen en primaire landbouwproducten tot ongekende hoogten, die bijdragen aan de inflatiedruk.
De euro staat sterk ten opzichte van een zwakke dollar, wat van verdere invloed is op wereldwijde onrust en Europese concurrentiekracht en al deze factoren scheppen een heel moeilijk klimaat voor monetair en fiscaal beleid. Maar, om niet in een depressie te raken, laten we eens nagaan hoe ver we al gekomen zijn. Zestig miljoen Europeanen kwamen om in de eerste helft van de vorige eeuw. De Berlijnse Muur is in 1990 gevallen en we zijn nog steeds in de embrionale fase van integratie.
Ondanks dat, als we kijken naar het succes van de euro en in het algemeen het succes van de Europese Centrale Bank en zijn inflatiedoelstellingen en lage rente, dan kunnen we zien dat ondanks al deze problemen we kunnen overwinnen en de doelen kunnen bereiken, die wij onszelf gesteld hebben. Daarom zou ik de Commissie willen vragen om alsjeblieft maar verder te modderen met haar tien-punten plan en om concurrentiekracht als haar motto te nemen. Om en nabij 12 miljoen banen zijn er gecreëerd sinds de introductie van de euro. Bevorder ondernemerschap alstublieft. Maak van het creëren van een baan het meest winstgevende ding dat een burger van de Europese Unie kan doen. Dit zal mensen bevrijden van armoede en ellende.
Dariusz Rosati (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ons debat vindt plaats tegen de achtergrond van een dieper wordende crisis op de financiële markten, een vermindering van groei en stijgende inflatie. Daarom is het des te belangrijk om snel verder te gaan met de structurele hervormingen, zoals die in de Lissabon Strategie staan. Om de uitdaging van globalisering aan te gaan moeten we een op kennis gebaseerde economie opbouwen en investeren in onderwijs en het scheppen van menselijk kapitaal. We moeten ook de arbeidsmarkt moderniseren, het flexizekerheidsmodel veralgemeniseren en de professionele activiteit van Europese verenigingen vergroten. In een notedop, mijnheer de commissaris, de toekomst van Europa zal beslist worden door kennis en werk. Dat zijn ook de beste manieren om armoede en uitsluiting te bestrijden.
Het is goed dat deze twee factoren weerspiegeld worden in de documenten van de Commissie. Bij haar inspanningen om ontwikkeling, kennis en werkgelegenheid te bevorderen kan de Europese Commissie rekenen op de steun van het Parlement. Het vrijmaken van het potentieel aan Europese ondernemers zal van groot belang zijn voor economische groei en werkgelegenheid. Dit geldt met name voor kleine en middelgrote bedrijven, die meer dan tweederde van het BNP van de Unie genereren. Ik wacht ongeduldig op de aanname door de Commissie van het Kleine Bedrijven Handvest en op maatregelen om per 2012 de administratieve lasten met 25 procent te verlagen.
Mijnheer de Voorzitter, de zwakte van de thans voorliggende documenten is dat zij niet in staat zijn om de oorzaken voor de langzame en ongelijke uitvoering van de Lissabon Strategie op verschillende terreinen te analyseren. We weten niet waarom de uitgaven voor ‘research en development’ zo langzaam groeien. We weten niet waarom de arbeidsmarkten buitenstaanders nog steeds discrimineren. We weten niet waarom ‘éducation permanente’ zich niet ontwikkelt zoals bedoeld. Ook weten we niet waarom de ontsluiting van de diensten- en netwerksectors weerstand ontmoet. De documenten van de Commissie bieden geen antwoorden op deze en vele andere vragen.
Mijnheer de commissaris, laten we onze koppen niet in het zand steken! De beste maatregelen zullen geen effect hebben als ze niet gebaseerd zijn op een juiste diagnose. Ik dring er bij de Commissie op aan om met een onderbouwde verklaring te komen voor de vertragingen bij de uitvoering van de Lissabon Strategie.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn 59 paragrafen in deze resolutie en daarom vele boodschappen. Ik wil met name de aandacht vestigen op paragrafen 20 en 21 aangaande het belang van kleine bedrijven, op paragrafen 29 en 30 aangaande concurrentiekracht en het belang van de interne markt en op paragrafen 42 en 43 aangaande de noodzaak om de hervorming van de arbeidsmarkt aan te pakken. Binnen deze context wil ik met name de aandacht vestigen op het belang van flexibiliteit, niet alleen voor werkgevers maar ook voor werknemers, een concept dat Links consequent weigert te begrijpen, reden voor sommige van hun typisch ouderwetse commentaren vandaag.
Maar ik zou de Commissie willen uitnodigen om een stap terug te doen van de details van dit document en er als een geheel naar te kijken. In het bijzonder, nodig ik hen uit om het te vergelijken met de andere resoluties , die het Parlement heeft aangenomen in het verleden, voorafgaande aan eerdere voorjaarsvergaderingen van de Raad. Dan zal hopelijk één boodschap in het oog springen, namelijk deze: in vele opzichten, jammer genoeg niet in alle, is deze resolutie vastberadener dan enige van haar voorgangers. Het bevestigt de wijze die het Parlement wenst voor de voortgang van de Lissabon Strategie; sterker nog het versterkt deze in hoge mate. Als resolutie, is deze letterlijk zeer resoluut.
Ik dring er daarom bij de Commissie op aan om net zo vastberaden te zijn in hun antwoord en om verlegenheid opzij te zetten , zodat de volgende keer, wanneer het Parlement een resolutie over dit onderwerp indient, in plaats van dat de parlementsleden nog krachtiger naar voren brengen wat nog gedaan moet worden, wij de belanghebbenden kunnen feliciteren met de werkelijke en meetbare voortgang die er geboekt is. Dat is de uitdaging en dat is de centrale boodschap, die wij u morgen bij onze stemming zullen geven.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, mijne heren commissarissen, de Europese Unie is niet alleen een gemeenschappelijke markt gebaseerd op concurrentie; we moeten ook samen aan een sociaal Europa bouwen.
Het is van het grootste belang om de kwaliteit van leven in Europa te verbeteren binnen de context van globalisering, demografische veranderingen en milieu-specifieke uitdagingen. Door het scheppen van nieuwe, hoog gekwalificeerde, goed betaalde banen en door duurzame economische groei is de Lissabon Strategie ook een instrument om een nieuw sociaal Europa te bouwen.
Sociaal Europa zou universele toegang tot gezondheidszorg en sociale zekerheidsdiensten en toegang tot kwalitatief hoge overheidsdiensten moeten garanderen en zou de sociale cohesie moeten verbeteren door een doelmatig gebruik van structuur en cohesie fondsen. Ook zou regionale ontwikkeling een van de prioriteiten moeten blijven voor de periode 2008-2010.
Het is bewezen dat informatietechnologie en communicatie de arbeidsproductiviteit verhogen. Heden ten dage gebruiken we computersystemen en communicatienetwerken in transport, financiële diensten, overheidsdiensten, onderwijs en gezondheidszorg.
De statistieken van de Europese Unie voor 2004 met betrekking tot innovatiecapaciteit hebben laten zien dat in Bulgarije, Roemenië en Slowakije bedrijven met meer dan 10 werknemers meer dan 36 procent hadden van het inkomen dat gerealiseerd wordt door de verkoop van innovatieve producten en diensten. Toch moeten we nu meer investeren in de kenniseconomie, moeten we investeringen in research en innovatie verhogen en meer in het bijzonder in toegepast onderzoek. Dit zou een prioriteit moeten zijn voor alle lidstaten. Eigenlijk zouden de investeringen in onderzoek en innovatie die worden behaald in technologieparken en universiteiten ook moeten worden aangemoedigd door fiscale maatregelen, waardoor investeringen in research vanuit de private sector zullen toenemen.
We moeten meer investeren in onderwijs om het tertiaire onderwijs en ‘éducation permanente’ te bevorderen. De Lissabon Strategie bouwt een Europa gebaseerd op sociale rechtvaardigheid en fatsoenlijk werk. De economische zekerheid van alle Europese burgers, sociale integratie, de vestiging van kinderverzorgingsdiensten, sexekwaliteit en de vestiging van een sociale markteconomie zal ervoor zorgen dat de Unie een economisch en sociaal model wordt binnen de wereldwijde context.
Karsten Friedrich Hoppenstedt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geld is envoudigweg een deel van de ontwikkeling van Europa. Laat mij daarom terugkomen op de financiële situatie, op de financiële markten en de voorbeelden van beroering die we tot nu toe hebben gezien.
We zijn allemaal op de hoogte van de positie van vele banken in Europa- om nog te zwijgen over de banken in de VS- en hoeveel de Europese Centrale Bank moest inbrengen om de financiële markten draaiende te houden. Dat is waarom iedere aanpassing van de fundamentele benadering tot 2010 natuurlijk ook de noodzakelijke verhoogde samenwerking met alle spelers op de wereldmarkt met zich meebrengt ten einde onze Europese financiële economie beter te beschermen tegen aanvallen van buitenaf, samen met betere regels voor rating en een aangepast toezicht en grote doorzichtigheid en het herstel van het vertrouwen van de banken onderling en dat van de investeerders.
Er is een reden waarom we een intensievere dialoog met de spelers op de wereldmarkt, in het bijzonder de VS, nodig hebben. In de laatste zeven jaar is de economie van de VS 4.2 miljard in waarde gestegen terwijl het totaal aan leningen met 21.3 miljard is gegroeid. Dat betekent een schuldniveau dat 350 procent te hoog is in relatie met het BNP. Helaas zijn de VS van plan om door te gaan met het monetaire beleid dat heeft geleid tot deze veel te grote schuldenlast. De VS zijn op een agressieve manier bezig om de lage rente te verlagen, wat betekent dat er geld in de financiële instellingen wordt gepompt. Dat leidt tot een toenemende geldontwaarding tezamen met een afname van koopkracht van huishoudens en een stagnatie die moeilijk te beheersen is en dit zou wel eens van grote invloed op Europa kunnen zijn. Deze methoden van monetair beleid zijn grotendeels schuldig aan de laatste crisis.
Europa en alle spelers op de wereldmarkt moeten onmiddellijk en samen strijden tegen de volgende golf van crises om ervoor te zorgen dat we niet worden overspoeld door een totale tsunami en dat niet veel van de pogingen om de Lissabon doelstellingen te bereiken ijdel zullen blijken te zijn.
Margaritis Schinas (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, Ik denk dat we tot nu toe drie positieve elementen kunnen herkennen in de loop van de hervormingen waartoe de Lissabonronde het initiatief heeft genomen.
- het eerste positieve element is dat zelfs de meest voorzichtige regeringen langzamerhand zijn begonnen zich te houden aan de filosofie achter de hervormingen en zijn begonnen met de eerste aarzelende resultaten te boeken;
- het tweede – en deze moeten we de Commissie als verdienste aanrekenen – is dat de nieuwe strategie gerichter is. De kerstboombenadering, waar alles binnen een hervormingskader werd opgehangen, is nu verlaten;
- het derde positieve element is dat belangrijke Europese vlaggeschipprogramma’s zoals Galileo en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) in het hart van de nieuwe strategie staan. Ten aanzien van dit punt zou ik graag willen profiteren van de aanwezigheid van de Sloveense minister om hem te vragen dat zijn collega’s het Galileodossier snel afsluiten, zodat we kunnen beginnen met een juiste bestemming te geven aan de aanzienlijke bedragen, die zijn geoormerkt voor dit programma.
Aan de andere kant echter moeten we nuchter twee negatieve elementen aan een onderzoek onderwerpen. Deze tekortkomingen zijn de volgende:
- ten eerste, burgers houden helaas de zaak niet in de gaten, zijn geen drijvende kracht of bewust bezig in de geest van Lissabon. Het problem is dat burgers Lissabon meer met organisaties dan met individuen identificeren; we moeten ze overtuigen dat dit eigenlijk hun zaak is.
- de tweede tekortkoming zijn de controlemechanismen. Hoe kunnen we nagaan of de lidstaten werkelijk doen wat ze beloven te doen binnen de hervormingsronde? Ik ben bang dat het probleem hier is dat deze controle gedegenereerd is tot een briefwisseling tussen ambtenaren in Brussel en de hoofdsteden van de lidstaten zonder dat er enige politieke inbreng is.
Ik denk dat, zelfs als we de hervormingen goedkeuren, we de politiek weer het brandpunt moeten maken van de controleprocedure. Deze uitgebreide bureaucratische correspondentie moet stoppen.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) Dank u mijnheer de Voorzitter. Eerst wil ik twee korte opmerkingen maken over het Lissabonproces. Eén: we moeten harder werken, bijna net zo hard als de Amerikanen. Een andere zaak is: het Lissabonproces zal alleen nuttig zijn als er sancties aan vastzitten zoals in het geval van overmatige tekorten.
Twee: de richtsnoeren. Vanuit het gezichtspunt van de nieuwe lidstaten zou ik graag de zaken willen bekijken niet alleen in termen van neoliberale indicatoren, maar ook op een iets afstandelijker manier. Tenslotte, wat heeft het voor zin om een tekort of inflatie van 0 procent te hebben bijvoorbeeld, als kwaliteitsindicatoren aan het verslechteren zijn? Depressie is aan het groeien, terwijl het tegenovergestelde gebeurt in het geval van ondernemerschap en de aantallen nieuwe gezinnen, die gesticht worden. En zo gaat het maar verder. Dit si helaas veel ernstiger.
Als we de hervorming van de belangrijkste verdelingssystemen bijvoorbeeld nemen, dan is het van het grootste belang dat we bezuinigen, als dat nodig is. Belangrijker echter nog is de vraag wat er zal gebeuren met gezondheidsbevordering of dat onderwijs wel zwaluwstaart met werkgelegenheid? Met andere woorden of de markt in staat zal zijn mensen direct te gebruiken en of er meer nadruk zal zijn op en meer mogelijkheden voor beroepsonderwijs? Met andere woorden, in dit verband moeten we ook een aantal kwaliteitscriteria inlassen en niet alleen maar een mes pakken en erop loshakken.
De derde zaak gaat over statistieken. Ik zou graag willen dat zaken ook gemeten worden in termen van BNI, niet alleen maar in termen van BNP.Geld vloeit de nieuwe lidstaten uit in de vorm van dividenden, maar hun BNP is groeiende, zeggen ze. We zouden echt moeten kijken naar wat in het land blijft.
Het Groei- en Stabiliteitspact: waar geven we korting op? Tenslotte is het in een opkomende economie niet duidelijk dat R&D van 5 of 6 procent, of meer dan 3 procent, zo belangrijk is, gezien het gegeven dat het inhalen van Europa de belangrijkste zaak is in hun geval; we zouden ze moeten belonen voor het scheppen van banen en het vergemakkelijken van cohesie.
Iets anders dat mist in dit verslag is het meten van de zwarte economie. In mijn land ligt deze op zo’n 30 procent. We moeten hier ook aandacht aan besteden. Tenslotte het belangrijkste, we moeten gelijke uitvoering van de vier vrijheden hebben, geen ‘cherry picking’, openstelling van de grenzen voor kapitaal in het ene geval, terwijl de grenzen dichtblijven voor de nieuwe lidstaten in het geval van diensten. Ik dank u zeer.
Jacques Toubon (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, deze resolutie over de herlancering van de Lissabon Strategie zit erg op dezelfde lijn als het verslag over de toekomstige strategie voor de Interne Markt, dat het Parlement afgelopen oktober, op mijn voorstel, heeft aangenomen.
Allereerst zou ik Marianne Thyssen en Klaus-Heiner Lehne samen met al hun collega’s in de Coördinatie Groep willen bedanken, voor het opstellen van een resolutie, die evenwichtig en in de pas is met de politieke, economische en sociale werkelijkheid in de EU.
Ik zou in het bijzonder de aandacht willen vestigen op de voorstellen over het belang van sociale rechten en de verzoening van economische concurrentiekracht met het sociale model: wat ik zou willen zeggen is dat we natuurlijk hier veel verder moeten gaan en de specifieke bepalingen over diensten van algemeen belang moeten aannemen.
Ik zou ook willen onderstrepen wat het verslag heeft te zeggen over intellectuele eigendom. Dit is een krachtig wapen voor de EU en het MKB. De internationale dimensie die de resolutie introduceert is nieuw en zeer nodig. De Interne Markt is datgene wat de vijfhonderd miljoen Europese burgers in een sterke positie brengt in een geglobaliseerde wereld.
Tenslotte zou ik een paar woorden willen zeggen over de kwestie van methode. Ik ben er niet zeker van dat de open methode van coördinatie, wat de methode is die momenteel gebruikt wordt, de meest doelmatige is. Persoonlijk denk ik dat op een aantal terreinen van de Lissabon Strategie we verder moeten gaan op weg naar werkelijk gemeenschappelijk beleid, Gemeenschapsbeleid, als we in de toekomst willen slagen.
Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wat is er tot nu toe gedaan om de vennootschapsbelasting te verlagen? In plaats van belastingverlaging wordt er geld uitgegeven aan allerlei soorten trainingsprogramma’s met twijfelachtige resultaten.
Nu verschijnen er nieuwe problemen aan de horizon voor de Europese integratie, nieuwe kwesties die opgelost moeten worden zoals bescherming van het milieu, klimaatverandering en nieuwe energiebronnen. Evenwichtige groei en werkgelegenheid moeten opgevat worden in een wijdere betekenis, niet alleen maar in strikte economische termen maar met inbegrip van de sociale, culturele, en milieu-aspecten. Omdat we meer dan een derde van ons leven aan werken besteden, moeten we afgezien van de hoogten van salarissen aandacht besteden aan zulke zaken als gemak, veiligheid, solidariteit en de waardigheid van het individu.
Mijn volgende punt heeft te maken met de implicaties van de liberalisering van de energiemarkt. De voortgaande trend naar hogere energieprijzen, tezamen met de steeds groter wordende bedreiging van het klimaat vestigt de aandacht op de noodzaak om energiezuinigheid te bevorderen in de meest brede betekenis van het woord. Nieuwe energiebronnen, schone kooltechnologieën, kernenergie, evenwichtige aanbodsbronnen en de ontwikkeling van de Europese infrastructuur zijn de fundamentele kwesties die wij in de komende jaren te lijf moeten gaan.
Nu we een gemeenschappelijke markt voor goederen hebben bereikt, moeten we ons concentreren op de verbetering van de werking van de dienstenmarkt. We moeten spoedig integratie bereiken door consequente gezamenlijke invoering en toepassing van de aangenomen verordeningen en de verwijdering van alle beperkingen voor de invoering van dienstenmarkt.
Tenslotte hoop ik dat de voorjaarsvergadering van de Europese Raad nieuwe richtsnoeren voor de komende drie jaar zullen aannemen, die rekening houden met de visies en meningen die in het debat van vandaag naar voren zijn gekomen. Een fundamentele kwestie is een verdere afschaffing van richtlijnen die niet ten dienste staan aan de ontwikkeling van de Europese lidstaten.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, leuzen zijn goed voor het politieke debat, maar daar moeten we het niet bij laten. De mededeling van de Commissie over de geïntegreerde richtsnoeren voor banen en groei, de gemeenschappelijke motie ingediend door de vijf fracties op de Europese voorjaarstopconferentie van 2008 en het Starkevičiūtė verslag zingen alle de lof van de vijfde vrijheid, de vrijheid van kennis, die de vier vrijheden bekend uit het verleden – vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal – moet vervangen en op gelijke voer ermee moet staan. Dat doet denken aan een citaat uit de klassieken: “de boodschap hoor ik wel, mijn geloof alleen is zwak.” We horen de leuze van een kennismaatschappij nu al jaren. We pakken hem nu weer op. Als het aankomt op concrete maatregelen, echter, dan horen we heel andere boodschappen.
In de afgelopen paar jaar hebben we vaak gekeken naar de vraag of en in welke mate de Europese Unie meer kenniscompetenties zou moeten hebben . Er is herhaalde malen beredeneerd dat kennis geen terrein is waarvoor de lidstaten de verantwoordelijkheid zouden moeten opgeven, het is hun heilige huisje. We hebben hetzelfde steeds weer gehoord over de begroting. Wanneer we ook maar overleggen en stemmen over begrotingskwesties, of het nu lange of korte termijn is, wordt ons verteld dat we moeten besparen en dat de meest verstandige terreinen om op te besparen vallen onder de kopjes onderwijs, opleiding en kennis.
Een ogenblik geleden heeft de heer Verheugen aandacht besteed aan de betreurenswaardige cijfers voor ‘ research en development’. Ik herinner mij de voortdurende pogingen tot bezuiniging, in het bijzonder op uitwisselingsprogramma’s, die belangrijk zijn voor kennis. Ik denk daarom dat dit een verkeerde benadering is.
We hebben nieuwe instrumenten en nieuwe financiële hulpbronnen nodig. Laat mij een heel concreet voorstel doen: 10 procent van alle jonge mensen tussen 15 en 25 zouden zes maanden moeten studeren in een ander Europees land. Dat zou meer kennis scheppen en meer flexibiliteit en zou studeren leuker maken.
Jerzy Buzek (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer de commissaris, Ik ben ervan overtuigd dat klimaatverandering op het moment de grootste invloed heeft op het bereiken van de Lissabon Strategie. En ik ben het geheel met u eens, mijnheer de commissaris, dat de huidige strategie van de Europese Unie hiervoor bestaat uit de export van vervuiling en uitstoot en de import van werkeloosheid.
Wij moeten de leiding nemen bij dit problem, waarvoor wij grote verantwoordelijkheid dragen. We moeten ook de anderen overtuigen, zodat we niet alleen staan. We moeten de strijd tegen de klimaatverandering veranderen in een bron van ontwikkeling en concurrentiekracht. Het is mogelijk, maar het vraagt om een grotere toekenning van financiële hulpbronnen, in het bijzonder voor technologie. Dat betekent dat de begroting herzien moet worden. U, mijnheer de commissaris, bent beste persoon om dit tegen te zeggen: we moeten de begroting herzien, te beginnen in 2009!
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) de Voorzitter, ik wil een aantal zaken aan de orde brengen. Ten eerste, doelmatig onderwijs en opleidingen voor jonge mensen zou een prioriteit moeten zijn voor de EU. Alleen mobiele, flexibele en professioneel opgeleide individuen , in het bijzonder in de technische vakken, zullen ervoor zorgen dat de Unie voortdurende economische en technologische vooruitgang boekt.
Ten tweede, het verschaffen van fondsen voor wetenschappelijke en technische ‘research en development moet afhankelijk zijn van concrete resultaten. Deze resultaten moeten door de industrie worden betaald met financiële steun van nationale begrotingen.
Ten derde, de Unie moet een model ontwikklelen voor de informatiemaatschappij en de beste voorwaarden scheppen voor de bevordering van de vestiging en ontwikkeling van innovatieve ondernemingen en het bereiken van een economie die open staat voor nieuwe technologieën en technische vooruitgang.
Ten vierde, mensen die in Europa werken moeten hun doelmatigheid en productiviteit verhogen.
Ten vijfde, we moeten parallel hieraan sociale uitsluiting bestrijden door de garantie van toegang tot werkgelegenheid en onderwijs en door discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan en door zowel preventieve als curatieve actie te onedernemen tegen de verslaving aan verdovende middelen.
Inés Ayala Sender (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag mijn verbazing uitspreken over het feit dat de tien doelstellingen die de Commissie voor de nieuwe fase heeft gesteld de aanbeveling die het Europees Parlement vorig jaar heeft gedaan met betrekking tot betere integratie van de transportsector, logistiek en trans-Europese netwerken in de strategie van Lissabon niet weerspiegelen.
Aangezien ik niet kan geloven dat de Commissie zich niet bewust is van het belang van deze aspecten van concurrentievermogen – sterker nog, in het kader van globalisering vertegenwoordigt logistiek een grotere kostenpost voor het bedrijfsleven dan arbeid, om nog maar te zwijgen van de extra uitdaging die de klimaatverandering veroorzaakt – vertrouw ik erop dat de Commissie deze keer alle aandacht zal schenken aan paragrafen 27 en 16, over Galileo en innovatie, zodat wij in staat zijn zowel gebruik te maken van de volledige synergievoordelen die het proces van Lissabon tussen de Commissie en de lidstaten creëert als vooruitgang te boeken in Europese plannen voor duurzaam transport, logistiek en transeuropese netwerken, met name in de grensoverschrijdende segmenten die altijd zo over het hoofd worden gezien.
Wat de Raad betreft zou ik het Voorzitterschap graag willen oproepen aandacht te schenken aan paragraaf 27, dat de lidstaten oproept de basale aspecten van transport en logistiek in hun nationale plannen op te nemen met gepaste, dat wil zeggen zware, nadruk op de ontwikkeling van transeuropese netwerken te leggen.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE). – (PT) In zijn toespraak heeft de heer Almunia gezegd dat in de laatste drie jaar de groei is toegenomen en dat de werking van de markt, sociale hervormingen, overheidsfinanciën en de milieucomponent zijn verbeterd. Ik ben dit met hem eens. Ik geef toe dat deze verbetering hoofdzakelijk te danken is aan een betere dialoog en betere participatie van de lidstaten, zoals wij vorige week hebben erkend in de gezamenlijke bijeenkomst tussen het Europees Parlement en parlementen van de lidstaten.
De vraag die ik zou willen stellen, commissaris, is de volgende: zouden wij de groeisnelheid niet kunnen vergroten als wij de regio's erbij zouden betrekken en hen aanmoedigden om te participeren aangezien zij de partijen zijn die de fondsen vaak gebruiken en dit ook gerelateerd is aan de effectiviteit van de strategie van Lissabon? Op het niveau van de lidstaten was “mijnheer Lissabon” positief en stimulerend. Zou het creëren van “mijnheer Lissabon” niet op regionaal niveau kunnen worden gestimuleerd, ook al zijn de lidstaten verantwoordelijk?
Žiga Turk , fungerend voorzitter. − (SL) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen Almunia en Verheugen, dames en heren, dank u wel voor dit debat. De strategie van Lissabon is een strategie voor hervorming en modernisering; zij behoeft samenwerking, steun, en ideeën van iedereen die naar het gemeenschappelijk doel werkt en ik ben oprecht dankbaar voor uw goed gefundeerde opmerkingen.
Ten eerste, als algemene opmerking, is de effectiviteit van de strategie van Lissabon besproken. Sommige leden van het Europees Parlement, zoals de heer Andersson, meenden dat zij effectief was, terwijl anderen – en er waren er een behoorlijk aantal – meenden dat zij dat niet was. Dit wijst op een heel spectrum van politieke opvattingen binnen de Europese Unie. Mevrouw Starkevičiūtė vroeg naar de prioriteiten van de strategie van Lissabon en of zij voldoende zijn bekendgemaakt. Het antwoord kwam feitelijk van de heer Harbour, die zei dat het communautair Lissabonprogramma een uitstekende reeks prioriteiten was.
Veel vragen hadden betrekking op de geïntegreerde richtsnoeren en of zij huidige problemen oplosten. Zoals ik heb gezegd, hebben wij ons dat ook afgevraagd en wij kwamen tot de conclusie dat we moeten doorgaan in de ingeslagen weg en de continuïteit en vooral het tempo van de implementatie van de strategie van Lissabon handhaven. Ik was verheugd dat sommige fracties en Parlementsleden er net zo over dachten. De heer Leinen, de heer Harbour en mevrouw Herczog benadrukten dat implementatie nodig was en geen ideeën, vooral in een tijd waarin het optimisme voor de Europese strategie dalende is.
Er zijn andere goede procedurele ideeën naar voren gebracht, bij voorbeeld de uitwisseling van beste praktijken, de territoriale dimensie en uitbreiding van de strategie van Lissabon buiten het kader van de Gemeenschap en de lidstaten, mogelijk naar lagere niveaus. De strategie van Lissabon breidt zich ook wereldwijd uit.
Wat onderzoek en ontwikkeling betreft was u het ermee eens dat juist hier de toekomst van Europa ligt. Ik mag mevrouw Herczogs suggestie wel dat niet alleen getallen nodig zijn, maar ook overtuigingen. Ik begrijp uw steun voor de vijfde vrijheid en het Europees octrooi dat daarop betrekking heeft. Wij nemen de waarschuwing over Europees talent serieus. Het is noodzakelijk goede omstandigheden voor getalenteerde mensen in Europa te verzekeren. 700 000 van de beste Europese onderzoeksingenieurs wonen buiten de Unie. Wij moeten ernaar streven om hen terug te lokken, want 7 van de 10 mensen die naar de Verenigde Staten gaan, blijven daar. Studie in het buitenland zou moeten worden aangemoedigd.
Wat het ondernemingsklimaat betreft, hebben sommigen van u de interne markt zonder protectionisme bepleit, dat wil zeggen dat een efficiënte markt Europa een concurrentievoordeel geeft. Ik waardeer de ideeën over ondernemingszin, namelijk de bevordering van ondernemerschap, dat het oprichten van een nieuwe onderneming of een nieuwe baan scheppen het beste is dat men kan doen. Feit is dat we op dit terrein veel moeten verbeteren, met name voor de ontwikkeling van kleine en middelgrote vennootschappen en hun toegang tot financiering en de onderzoeksinfrastructuur. Mevrouw Kauppi en mevrouw Starkevičiūtė hebben over dit onderwerp een verslag uitgebracht.
Werkgelegenheid en de gehele sociale dimensie waren hoofdonderwerpen van een aantal uiteenzettingen. Ik ben het er niet mee eens dat de strategie van Lissabon neoliberaal is; integendeel, de zorg van Europa voor mens en milieu vormen twee van de vier belangrijkste pijlers van de strategie van Lissabon.
Er was enige discussie, begonnen door de heer Goebbels en mevrouw Vălean, over flexizekerheid. Feit is dat, zoals iemand heeft opgemerkt, als wij het niet introduceren, werkgevers hun toevlucht zullen zoeken tot andere vormen van tewerkstelling die zeer flexibel zijn, maar aanzienlijk minder acceptabel voor de werknemer. De marktsituatie is er niet op ingesteld om ook zekerheid te bevorderen, maar het systeem van flexibiliteit en zekerheid biedt dat wel.
De voorstellen voor nieuwe indicatoren zijn interessant en knopen aan bij de levenskwaliteitsindicatoren van de OESO. Er moet in de toekomst ook een debat komen over manieren om de strategie van Lissabon te beoordelen.
Er is veel gezegd over het milieu. Ik denk dat wij ons ervan bewust zijn dat het, zoals iemand heeft gezegd, een win-winsituatie voor Europa moet worden. Het probleem is ervoor te zorgen de rest van de wereld zich aansluit bij onze inspanningen om te converteren naar een koolstofarme economie, hoewel wij met ons voorbeeld zeker een bijdrage kunnen leveren.
We hebben een uitstekende gesprekspartner op het gebied financiële markten en begrotingsbeleid. Ik betreur het dat ik u niet had gezien en aan het begin had begroet. Samenvattend, we verlaten u verrijkt door belangrijke informatie. Ik wil mevrouw Starkevičiūtė danken voor het verslag en de heer Lehne en mevrouw Harms voor de ontwerpresolutie. We hebben haar reeds bestudeerd. We zullen de definitieve versie ook zorgvuldig onderzoeken.
De in dit Parlement geuite meningen zijn uiteenlopend, maar volgens mij wijzen zij in de zelfde richting als de Lissabondocumenten, dat wil zeggen het gehele pakket. Ik ben ervan overtuigd dat we op de goede weg zijn en succesvol een nieuwe fase zullen beginnen om de uitdagingen van vandaag aan te gaan, en dat de boodschap van deze nieuwe fase niet alleen die zal zijn van de laagste gemeenschappelijke noemer waarover we het eens kunnen worden.
Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe nog enkele, zeer korte opmerkingen te maken. Onze strategie voor groei en arbeidsplaatsen, ook bekend als de agenda van Lissabon, is in feite niets anders dan een poging om op een zo intelligent mogelijke manier te compenseren voor het feit dat we in de Europese Unie geen gemeenschappelijk economisch beleid hebben en – we zijn op dit moment bezig een nieuw Verdrag te ratificeren – op basis van het nieuwe Verdrag ook geen gemeenschappelijk economisch beleid zullen hebben. Waar de heer Toubon om vroeg was dan ook goed bedoeld, maar op dit moment niet erg realistisch. We hebben geen andere keuze dan voortgaan op basis van partnerschap, teneinde de 27 te overtuigen om gezamenlijk met de Gemeenschapsinstellingen op te treden en te doen wat nodig is om onze gemeenschappelijke doelstellingen op het niveau van de lidstaten en dat van de Gemeenschap te bereiken.
Is een van onze doelstellingen werkelijk om vóór het jaar 2010 de, laten we het zo uitdrukken, meest dynamische, concurrerende en beste regio ter wereld te zijn? Al in 2004 hebben de Raad, het Parlement en de Commissie gezegd dat deze in het jaar 2000 vastgelegde doelstelling van Lissabon niet zou worden gehaald. Het feit dat ze niet zal worden gehaald is niets nieuws. We weten dat al sinds 2004. Daarom hebben we in 2005 een geheel herziene strategie gepresenteerd, die die datum niet meer noemt. Dat betekent dat we het groei- en arbeidsplaatsenbeleid van vandaag niet zouden moeten meten naar de doelstellingen die in het jaar 2000 zijn vastgelegd en waarvan we weten dat zij niet kunnen worden bereikt. Ik geef u mijn persoonlijke visie over het onderwerp. Ik denk niet dat het erom gaat of we het op enig moment beter doen dan iemand anders. Wat volgens mij belangrijk is, is dat we zo snel mogelijk in een zo goed mogelijke positie zouden moeten zijn om de sociale doelstellingen te bereiken die we allemaal in Europa willen bereiken. Deze zijn: een hoge levensstandaard voor al onze burgers, een hoog niveau van sociale zekerheid voor al onze burgers, een hoge milieunorm voor Europa als geheel en bewustzijn van onze algemene verantwoordelijkheid. Dat zijn onze belangrijkste sociale doelstellingen. Als we die willen bereiken, zullen we een sterke en stabiele economische basis nodig hebben, en dat is precies waarop deze strategie is gericht.
Ik denk dat de heer Rosati terecht naar de tekorten vroeg. Als hij zorgvuldig naar de landenstudies en onze aanbevelingen kijkt, zal hij zien waar wij tekorten hebben gevonden en dat we deze precies hebben gevonden op de terreinen die hij noemt. Ik zal hem antwoord geven. Waarom bestaat permanente educatie in Europa niet zoals het zou moeten? Waarom hebben wij niet zoveel moderne infrastructuur in heel Europa als we zouden moeten hebben? Waarom hebben we geen prioriteit gegeven aan onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en opleiding als we eigenlijk hadden moeten doen? Het antwoord is eenvoudigweg omdat – zoals u allen weet – in veel lidstaten, en ook op het niveau van de Gemeenschap, de financiële prioriteiten nog steeds elders liggen. Als wij gezamenlijk besluiten te proberen om die prioriteiten te veranderen, zou dat een goede zaak zijn. Dit veronderstelt echter – en ik zeg dat niet alleen omdat de macro-econoom van de Commissie en grote politicus van de stabiliteit naast mij zit, maar omdat ik er vast van overtuigd ben – dat we een stabiel en solide macro-economisch kader hebben. In de eerste plaats betekent dat bijvoorbeeld de consolidering van de overheidsfinanciën. Zonder solide overheidsfinanciën in de lidstaten zal het niet mogelijk zijn nieuwe investeringsprioriteiten vast te stellen.
Wat de richtsnoeren betreft, begrijp ik de behoeften hier en de Commissie zal deze graag verder met het Parlement bespreken. Laat mij niettemin op één ding wijzen. Die richtsnoeren zijn geen politiek programma als zodanig. Ze zijn geen actieprogramma. De richtsnoeren zijn, zo u wilt, de intellectuele basis voor de nationale hervormingsprogramma’s en voor het Lissabonprogramma van de Gemeenschap. Ik spreek hier uit volle overtuiging. De richtsnoeren, zoals vandaag geformuleerd, maken het mogelijk, als zij in de praktijk in de nationale hervormingsprogramma’s en in het Lissabonprogramma van de Gemeenschap worden geïmplementeerd, om alles te doen waartoe verscheidene sprekers in het Parlement vandaag hebben opgeroepen.
We nemen graag de zeer concrete uitdaging aan van de heer Olle Schmidt aan de heer Almunia en mijzelf, namelijk om een specifieke gebeurtenis in Zweden te onderzoeken. Laat mij een ding over dit onderwerp zeggen. De Commissie geeft volledige steun aan een beleid waarin belastingprikkels voor ondernemingen en ondernemers ook worden gebruikt om banen te creëren. Dat is ons beleid. Sterker nog, wij zullen zeer binnenkort een voorstel doen over gereduceerde BTW-tarieven voor service-intensieve ondernemingen. Joaquín Almunia en ik weten niet precies wat er in Zweden is gebeurd, maar we zullen ernaar kijken. Dit lijkt mij meer een technisch dan een fundamenteel politiek probleem, maar we zullen het ophelderen en ervoor zorgen dat de noodzakelijke dialoog plaatsvindt.
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, om kort te gaan, als u mij vraagt om de economische situatie vandaag te vergelijken met die van drie jaar geleden toen de vernieuwde strategie onder de cyclus van Lissabon begon, denk ik dat we meer dan genoeg informatie op tafel kunnen leggen om te zeggen dat we vandaag in een betere positie zijn dan drie jaar geleden. Er zijn meer banen, een grotere productiviteit, begrotingssituaties zijn gezonder, er zijn duurzamere stelsels van sociale bescherming en veel meer acties zijn op komst.
Als u mij echter als commissaris zou vragen om de conclusie te trekken dat we niets meer hoeven te doen, dan is mijn antwoord duidelijk dat er veel moet gebeuren, dat met veel zaken voortgegaan moet worden en dat, gegeven de huidige economische situatie met haar financiële moeilijkheden, het tempo moet worden verhoogd. Dit heb ik aan het begin met zoveel woorden gezegd en ik herhaal dat punt nu.
Ik zou daarom niet willen dat iemand weggaat met de indruk dat de Commissie en de commissarissen zeer tevreden zijn en van mening zijn dat er iets meer hoeft te gebeuren We mogen aanhoudend voortgaan in dezelfde richting niet verwarren met niets extra doen. Voortgaan in dezelfde richting betekent, zoals sommigen van u hebben gezegd en waar we dankbaar voor zijn, dat het noodzakelijk is door te gaan met dingen onder het communautair Lissabonprogramma op het niveau van de lidstaten en de regio’s en in andere lichamen op een lager niveau dan nationale regeringen zoals de heer Fernandes zei.
Als u mij na de vele interessante toespraken die ik vanavond heb gehoord, zou vragen drie zaken aan te geven die onmiskenbaar prioriteiten zijn, dan zou ik het in de eerste plaats eens zijn met de velen van u die hebben gesproken over de integratie van financiële diensten. Dit is van kapitaal belang voor Europa en economische en monetaire unie, niet alleen voor de landen tot het eurogebied horen, maar ook voor die landen die er in de nabije toekomst toe willen toetreden.
Het tweede hoofdthema is klimaatverandering. Ik zal niet herhalen wat velen van u al hebben gezegd. Het derde thema is sociale insluiting, wat een van de geïntegreerde richtsnoeren is. We zullen onze burgers niet kunnen vertellen dat het noodzakelijk is om de uitdagingen van globalisering aan te gaan, dat het nodig is meer concurrerend te zijn en dat de werking van onze markten moet verbeteren, als ons beleid niet beantwoordt aan een grotere mate van sociale insluiting die ook wordt geboden door meer concurrerende en productievere economieën. Als de productiviteit niet toeneemt, zullen er geen banen met hoge kwaliteit zijn en, als er geen banen met hoge kwaliteit zijn, zijn er geen carrièrevooruitzichten, als er geen systemen voor permanente educatie bestaan, zal het niet mogelijk zijn concurrerende economieën te hebben.
Dit is zogezegd de verbinding tussen de economische en de sociale aspecten die de strategie van Lissabon vanaf het begin omarmt, en dit is nu duidelijker dan het was in 2005 of in 2000.
Tot slot ben ik het met sommigen van u – mevrouw Berès en anderen – eens toen u sprak over de noodzaak van coördinatie van economisch beleid. Zoals de heer Verheugen zei, is er geen capaciteit om vele van de hervormingen en vele van de gedragslijnen van de strategie van Lissabon op Europees niveau uit te voeren. Wat we moeten doen, is het economisch beleid van de lidstaten beter coördineren; Europa heeft hier gereedschappen voor, zij zijn opgenomen in de strategie van Lissabon, die een oefening in het coördineren van economisch beleid is, en ze zijn onbetwistbaar onderdeel van economische en monetaire unie.
Ik zal het op mij nemen om dat aspect in het bijzonder vanaf mei met u te bespreken als de Commissie een verslag zal presenteren en richtsnoeren die zijn gebaseerd op de analyse van de eerste tien jaar van de economische en monetaire unie die we aan het uitvoeren zijn.
Margarita Starkevičiūtė , rapporteur. – (LT) Ik wil het graag hebben over coördinatie. Er zijn talloze suggesties gedaan over de manier om het te bereiken. Als we die allemaal zouden invoeren, zou dat volgens mij een immense economische crisis in de Europese Unie veroorzaken.
De juiste weg is om te beslissen over prioritaire acties en doelstellingen. We kunnen armoede en achterstand niet uitroeien vóór 2010, zoals voorspeld in de strategie van Lissabon. Het zou niet juist zijn om de totale vraag in de hele EU aan te moedigen. Als we de vraag in de nieuwe lidstaten aanmoedigen, worden we opgescheept met een economische crisis; onze economieën zullen oververhit raken.
Vaak merken we niet wat onze buren aan het doen zijn. Onderzoekers hebben al aangetoond dat het grootste probleem binnen de EU is dat verschillen tussen landen niet worden erkend en dat wordt gepoogd overmatig te harmoniseren. Om individuele prestaties aan te moedigen moet een gunstig klimaat worden geschapen. Ik ben het met de heer Verheugen eens dat het beleid van de EU er een zou moeten zijn van samenwerking, niet van dictatuur.
Ik kom uit de voormalige Sovjet-Unie, waar zoveel vastgestelde indicatoren waren die allemaal moesten worden gehaald. De winkels waren echter leeg. Indicatoren zijn geen doelen op zich. Ik ben het ook niet eens met plannen om het sociaal model van de EU te baseren op verdeling van de voordelen, anders zou onze volgende discussie alleen over migratie gaan. De hele wereld zou naar ons toe komen om uitkeringen aan te vragen. We hebben het over de noodzaak om in Europa een sociaal klimaat te scheppen dat Europeanen in staat stelt werk te vinden, hun plaats in het leven te vinden en zichzelf te uiten. Volgens mij is dat het uiteindelijke doel van Europa en de essentie van zijn sociaal model en het menselijk leven.
De Voorzitter. − Ik heb twee ontwerpresoluties(1) overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op woensdag, 20 februari 2008.
(De vergadering wordt om 20.00 onderbroken en om 21.00 hervat)
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) Het doel om vóór 2010 in Europa een dynamische en innovatieve samenleving te creëren die groei en werkgelegenheid brengt, zal alleen succesvol worden bereikt middels een benadering die werkelijk rekening houdt met de bestrijding van armoede en de sociale dimensie.
Hoewel de strategie voor groei en arbeidsplaatsen opnieuw wordt gericht op een verbeterde op prestatie gebaseerde benadering, zouden sociale insluiting en milieunormen in geen geval terzijde moeten worden geschoven om economische doelstellingen te bereiken. Het vooruitzicht om nieuwe banen te creëren in een op innovatie gebaseerde economie zou ontwikkelingen in de gebieden onderwijs en opleiding moeten veroorzaken om de gelijkwaardige integratie van de meest kwetsbare en benadeelde categorieën van de bevolking in de hele EU te verbeteren. Investeringen in innovatie, onderzoek, transport en een efficiënter energiegebruik zouden zich erop moeten richten de Europese consumenten werkelijke voordelen te brengen in een economische Unie met vrije en eerlijke handel. Economische groei is trouwens geen doel in zichzelf en economische cijfers mogen natuurlijk niet worden verward met het welzijn van de Europese burgers.
Het echte doel van de strategie van Lissabon zou uiteindelijk nog steeds moeten zijn het verbeteren van de levensstandaard van onze burgers en toekomstige generaties; daarom is een sterke sociale dimensie vereist.
Gyula Hegyi (PSE), schriftelijk. – (HU) We komen geleidelijk aan het einde van de periode van tien jaar waarin de Europese Unie het meest concurrerende gebied ter wereld, met een goed sociaal vangnet en voorbeeldige milieu-indicatoren, had moeten worden.
Men hoeft niet erg brutaal te zijn om te voorspellen dat we niet in staat zullen zijn om de komende twee jaar wonderen te verrichten. De taak die we onszelf hebben gesteld, was te ambitieus en de resultaten zijn tamelijk bescheiden geweest. Als we echter rekening houden met het feit dat de Europese Unie een uitbreiding van historische omvang heeft ondernomen, Europa heeft herenigd, een gemeenschappelijke munt heeft gecreëerd en over talloze onderwerpen gemeenschappelijke wetgeving voor 27 landen heeft opgesteld, zouden we geenszins teleurgesteld moeten zijn over wat is bereikt.
Wat onze milieuverplichtingen betreft, geeft Europa de wereld in veel opzichten nog steeds een voorbeeld als het gaat om groen denken en wetgeving. We weten echter zeer goed dat er op dit terrein ook tegenstrijdigheden zijn. Veel wetten zijn in sommige lidstaten slechts een dode letter, en toelaatbare milieunormen zijn in sommige gevallen toegeeflijker dan in veel niet-EU-landen. De doelstellingen van Lissabon zijn daarom gepast, maar de uitvoering ervan in de tijd van consolidering na de grote uitbreiding van de EU zal veel meer inspanning vereisen dan voorheen.
Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom de inspanningen om de doelstellingen van de strategie van Lissabon te vervullen, maar ik ben niet erg overtuigd dat het uitvoeren van de plannen praktisch mogelijk is binnen de gestelde termijn.
Het is daarom uitermate belangrijk om de kennisgedreven samenleving te benadrukken. De uitgaven aan wetenschap in de EU zijn lager dan in de VS en we worden vandaag geconfronteerd met het feit dat we op het terrein van uitvindingen of technologie niet kunnen concurreren op de wereldmarkt. De EU en haar lidstaten moeten meer inspanningen doen en meer financiële middelen toewijzen aan het ontwikkelen en bijwerken van het Europese onderwijs en wetenschap.
De Oostzee is een binnenzee van de Europese Unie geworden en laat stabiele, hoe economische groei zien. Het Baltisch gebied heeft de potentie een van de meest concurrerende regio’s ter wereld te worden.
De strategie voor het Oostzeegebied voorziet duurzame ontwikkeling en groei, het brengt alle gebieden in kaart die verder kunnen worden ontwikkeld en derhalve wellicht in werkelijkheid de enige regio zouden kunnen worden die de strategie van Lissabon daadwerkelijk ten uitvoer brengt. Daarom roep ik de EU, en in het bijzonder de lidstaten rond de Oostzee, nadrukkelijk op om deze strategie te volle te benutten. De strategie voor het Oostzeegebied heeft de potentie een succes van de strategie van Lissabon te worden.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) De hoofddoelstellingen van de strategie van Lissabon kunnen niet worden bereikt zonder het concurrentievermogen te ontwikkelen, alle huidige wereldwijde uitdagingen in aanmerking nemend (globalisering, klimaatveranderingen, schommelingen op de financiële markten, openheid van de internationale markten).
Om het concurrentievermogen te vergroten, zou de EU haar inspanningen om een op kennis gebaseerde samenleving te bouwen, moeten versnellen en voortdurend de administratieve capaciteit verbeteren. De ontwikkeling van stabiele gemeenschappen en de samenhang van industriepolitiek en bedrijfstakoverstijgend beleid kan niet worden bereikt zonder goede samenwerking van het lokale en regionale potentieel, door de competenties van lokale en regionale autoriteiten te vergroten, en volledig gehoor te geven aan de diversiteit en de consolidatie van interregionale en grensoverschrijdende betrekkingen en uitwisselingen.
Roemenië heft zich voorgenomen het convergentieproces te volgen en de bij de toetreding bestaande kloven te verminderen. Zijn menselijke en materiële hulpbronnen zijn een belangrijke bron van concurrentievermogen voor de lidstaten, wat een van de belangrijkste voordelen is die de toetreding van ons land de Unie heeft gebracht.
Het groeipotentieel van de Roemeense economie, van de energiebronnen en de natuurlijke hulpbronnen in het algemeen, zijn aantrekkingskracht en de toegankelijkheid van het land zijn een voordeel voor de onderlinge afhankelijkheid van de Europese economieën en wij rekenen op de solidaire steun van de oudere lidstaten zodat de Roemeense hulpbronnen, na enige veronderstelde en tijdelijke meningsverschillen, in al hun potentieel een voordeel voor de Unie blijken te zijn.
Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) De EU heeft veel goede bedoelingen, waarvan een van de oudste de strategie van Lissabon is die we nu aan het bespreken zijn, en een van de nieuwere het laatste energiepakket.
De middelen die worden gebruikt om deze doelen te bereiken zijn niet in lijn met de doelen. U zou het kunnen samenvatten door te zeggen dat de strategie van Lissabon niet op de voorgenomen manier wordt geïmplementeerd en dat de lidstaten eigenlijk niet genoeg toegewijd zijn om haar doelen te bereiken. In zekere zin is dat goed: De strategie van Lissabon is ontworpen om tegen de inrichting van een socialistisch Europa in te gaan.
De niet-uitvoering ervan zou ook dezelfde weg kunnen gaan als de energiedoelstellingen: zij zullen niet vóór 2020 worden bereikt. De markten bewegen in een andere richting, en de EU gaat niet tegen marktstemmingen in.
Gegeven deze situatie moet de strategie van Lissabon worden heroverwogen: Wij zouden de macht van de markten moeten weerstaan.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter