De Voorzitter . − Aan de orde is het verslag (2007/2286(INI)) (A6-0013/2008) van de heer Corbett en de heer Méndez de Vigo, namens de Commissie constitutionele zaken, over het Verdrag van Lissabon.
Richard Corbett, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Méndez de Vigo en ik hebben de eer dit verslag voor te stellen aan het Parlement in naam van de Commissie constitutionele zaken. De leden van onze commissie hebben zich bij het opstellen van dit verslag niet zozeer beziggehouden met de geschiedenis die erachter schuilt, maar wel met de vraag of dit Verdrag, in vergelijking met de andere Verdragen van de Europese Unie, een verbetering inhoudt; of de wijziging van de Verdragen door het Verdrag van Lissabon de Europese Unie doeltreffender, democratischer en beter zal maken voor de burgers. Dat is wat we gedaan hebben, en we zijn tot een zeer duidelijke conclusie gekomen.
Ten eerste, wat de democratische verantwoording betreft, zal deze Unie over een systeem beschikken waarbij elke toekomstige wetgeving vooraf nauwgezet door de nationale parlementen bekeken wordt en nadien een dubbele goedkeuring moet krijgen. Ten eerste, door de Raad van Ministers, die bestaat uit nationale ministers die verantwoording verschuldigd zijn aan hun parlementen, en ten tweede door het Europees Parlement, wiens leden rechtstreeks verkozen zijn door de burgers om hen op Europees niveau te vertegenwoordigen. Zulk een hoge graad van controle bestaat in geen enkele andere internationale structuur. Of je nu kijkt naar de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank, het IMF of de NAVO: boven het niveau van de nationale staat, bestaat er nergens een gelijkaardige graad van ingebouwde parlementaire controle als degene die wij met dit Verdrag zullen bewerkstelligen.
Ook op andere vlakken worden de bevoegdheden van het Europees Parlement door dit Verdrag geoptimaliseerd. De voorzitter van de Commissie zal door ons verkozen worden en we krijgen, samen met de Commissie, volledige zeggenschap over de gehele Europese begroting, zodat de landbouwuitgaven niet langer afgeschermd worden van parlementaire controle. Indien we het niet eens zijn met bepaalde maatregelen van de Commissie, dan kan het Parlement de uitvoering ervan tegenhouden. Indien nodig, kan het Parlement de aan de Commissie gedelegeerde bevoegdheden herroepen. De Commissaris kijkt al bezorgd, zie ik. En toch is het een belangrijk democratisch beschermingsmechanisme. Het Parlement zal ook de bevoegdheid hebben om voorstellen te doen met betrekking tot de toekomstige herzieningen van de Verdragen. Bovendien is de bevoegdheid van het Parlement om internationale overeenkomsten goed te keuren, uitgebreid. Dit Verdrag zal de democratie in de Europese Unie enorm vooruit helpen.
Ten tweede, komt dit Verdrag ook de burgers van de Europese Unie ten goede. We hebben, natuurlijk, het Handvest van de grondrechten, dat in de hele Unie garandeert dat de Europese instellingen en de Europese wetgeving niet in overtreding mogen zijn met de basisprincipes van de mensenrechten en dat de Europese instellingen die rechten moeten respecteren. Door het Verdrag wordt het duidelijker voor de burgers wat de bevoegdheden van de Europese Unie zijn. Bovendien worden er, ter voorkoming van eventuele twijfels, voldoende garanties geboden dat de Unie geen centraal geleide almachtige superstaat wordt.
Tot slot, zal het Verdrag de Europese Unie doeltreffender maken, waardoor ze betere resultaten kan boeken voor de beleidslijnen waarbij het belangrijk is om op Europees niveau samen te werken. De uitbreiding van de besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid, de vermindering van het aantal leden van de Commissie, het samenvoegen van twee functies tot een enkele hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken, de verlenging van de termijn van het voorzitterschap van de Europese Raad: het zijn maatregelen die van de Europese Unie een beter geoliede machine moeten maken, waardoor we in staat moeten zijn resultaten te boeken op de beleidsterreinen die voor ons belangrijk zijn.
Het zijn allemaal enorme verbeteringen. Er zullen natuurlijk mensen zijn die treuren om het verlies van de Grondwet die uiteindelijk toch door een grote meerderheid van de lidstaten werd goedgekeurd. Zelfs in de landen die ervoor kozen een referendum te houden, waren er in totaal 26,6 miljoen voorstanders en 23 miljoen tegenstanders. Zelfs in mijn land, werd de Grondwet in het Lagerhuis na een tweede lezing goedgekeurd met een grote meerderheid van 215. De Grondwet was dus in vele opzichten populair, maar de ultieme uitdaging bestaat uit het halen van een grand slam van 27 goedkeuringen en geen enkele tegenstem. Zo hoog ligt de lat nu eenmaal, en dat was te hoog voor de Grondwet. Daarom hebben de lidstaten haar verworpen en hebben we gekozen om, in de plaats, de bestaande Verdragen te wijzigen. Maar dankzij de inhoud van die wijzigingen wordt onze Unie democratischer, doeltreffender, en beter afgestemd op onze burgers. Ik kan ze het Parlement ten zeerste aanbevelen.
(Applaus)
Íñigo Méndez de Vigo, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zou, net zoals u, de heer Richard Corbett willen feliciteren. De samenwerking tussen Richard Corbett en een lid van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten, toont aan wat Europa uiteindelijk betekent. Hoewel we verschillende meningen en gevoeligheden hebben, zijn we toch in staat om samen te werken; we kunnen samen vooruitgang boeken en de levenskwaliteit van de Europese burgers verbeteren. Daarom zou ik Richard Corbett willen bedanken voor zijn samenwerking en medewerking. Hij is steeds oprecht geweest en heeft altijd, en dat wil ik benadrukken, blijk gegeven van een constructieve houding. Hij heeft steeds geprobeerd samen te werken en is daarbij nooit negatief of afbrekend geweest.
Mijnheer de Voorzitter, drie jaar geleden hebben Richard Corbett en ik het Grondwettelijk Verdrag aan dit Huis voorgesteld, en vandaag staan we in dit Parlement als de rapporteurs voor het Verdrag van Lissabon. Het is duidelijk dat sommigen van ons ambitieuzere plannen hadden dan dit Verdrag van Lissabon, en ik denk dat ook dit Parlement ambitieuzer was. Het is eveneens duidelijk dat deze situatie uniek is. Het ratificatieproces is vastgelopen, er moest een politieke oplossing gevonden worden en die oplossing is het Verdrag van Lissabon geworden. Ook dat toont aan waar Europa voor staat: het zoeken naar overeenkomsten, het zoeken van engagement, om crisissen te bezweren en een uitweg te vinden in lastige situaties.
De heer Corbett heeft alles zeer goed uitgelegd en ik ben het eens met wat hij heeft gezegd over de voordelen van het Verdrag van Lissabon ten aanzien van de momenteel geldende Verdragen. Ik wil nog wel een ding toevoegen dat hij niet heeft vermeld: het Verdrag van Lissabon is niet het Grondwettelijk Verdrag. We hebben heel wat van onze ambitie achterwege moeten laten, wat ik betreur, maar ik denk wel dat de belangrijkste elementen van het Grondwettelijk Verdrag behouden zijn in het Verdrag van Lissabon. Het is niet hetzelfde, maar we hebben toch de essentie weten te behouden.
Wat is dat dan: de essentie? Wat vinden wij essentieel? De essentiële onderdelen zijn die zaken die de Europese Unie democratischer zullen maken; die zaken die de Europese unie doeltreffender zullen maken en die zaken die, kort gezegd, de waarde van de Europese Unie verbeteren in het voordeel van de burgers.
Mijnheer de Voorzitter, dit zou de enige beweegreden mogen zijn van het Europees Parlement. Wij zijn de vertegenwoordigers van het Europese volk. Bij alles wat we doen, moeten we hen voor ogen houden. We leven in een belangrijke periode voor Europa. Dat zagen we gisteren al, met de situatie in Kosovo.
Europa moet uiting geven aan de verwachtingen die de Europese burgers hebben van ons. Europa mag geen struisvogelpolitiek voeren. Europa moet een stem hebben in de wereld en een aanwezigheid. Het moet de problemen oplossen die op dit moment bestaan, of het nu gaat over klimaatverandering, het bestrijden van illegale immigratie of het tegengaan van de verspreiding van kernwapens. We moeten die problemen aanpakken.
Het Verdrag van Lissabon, dames en heren, en dit is zeer belangrijk, geeft ons de mogelijkheid en de bevoegdheid om het bovenstaande te doen. Er moet dan natuurlijk ook wel een politieke wil voor zijn, maar dit Verdrag verschaft ons de middelen om de huidige situatie te verbeteren.
Sta me toe nog iets te zeggen over opbouwen, over samenwerken. Zoals ik al zei: dat is waar Europa voor staat. Het Verdrag van Lissabon steunen betekent samenwerken, hetzelfde pad volgen. Het is zo dat we, zoals ik al zei, enkele zaken achterwege hebben moeten laten. Paul Valéry, een groots dichter en misschien daarom ook wel een grootse Europeaan, heeft ooit gezegd: “Een gedicht is nooit klaar, het wordt slechts losgelaten.” Wij hebben eveneens enkele elementen losgelaten, maar als we ze in de toekomst toch nog zouden willen recupereren, dan zal het Europees Parlement daarbij zeker het voortouw nemen.
(Applaus)
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dank u wel.
Namens het voorzitterschap verwelkom ik deze gelegenheid om een debat te voeren over het Verdrag van Lissabon. Ik wil eerst en vooral het Europees Parlement bedanken voor zijn inspanningen en, in het bijzonder, voor het verslag dat werd voorbereid door Richard Corbett en Íñigo Méndez de Vigo.
Ik wil al meteen zeggen dat ik het eens ben met de positieve beoordeling van heel wat elementen van het nieuwe verdrag. Het is een feit dat Europa een lange tijd het hoofd heeft moeten bieden aan heel wat interne en externe uitdagingen in de internationale gemeenschap.
Daarom bestaat er geen twijfel over dat er hervormingen nodig zijn. Het was uit een verlangen tot verbetering van de doeltreffendheid van de Europese Unie en haar democratische legitimiteit, dat de leiders van de lidstaten vorig jaar in december het verdrag in Lissabon ondertekend hebben.
Er is al heel wat gezegd over de vele voordelen van het Verdrag van Lissabon. Ik zal me daarom beperken tot het vermelden van de belangrijkste. Ten eerste, zal het verdrag ervoor zorgen dat alle instellingen die de 27 lidstaten ondersteunen en verbinden, beter functioneren. Het zal de doeltreffendheid verbeteren en het besluitvormingsproces vereenvoudigen. Het zal de democratie verhogen en onze werkzaamheden transparanter maken en het zal − en dat is zeer belangrijk − de werking van de Europese Unie dichter bij de burgers brengen.
Het is onze gemeenschappelijke doelstelling om het Verdrag van Lissabon vanaf 1 januari 2009 in werking te doen gaan. Om dat te realiseren, moeten eerst en vooral alle lidstaten het Verdrag van Lissabon ratificeren. Sta me toe van deze gelegenheid gebruik te maken om de vijf lidstaten te feliciteren die dit al gedaan hebben.
Het voorzitterschap is er zich van bewust dat de ratificatieprocedure een exclusieve en soevereine bevoegdheid is van de lidstaten. Niettegenstaande vind ik dat we wel uiting mogen geven aan onze wens dat de procedures vlot verlopen, zonder enige verwikkelingen of obstakels. We zijn ervan overtuigd dat het Verdrag van Lissabon een goed instrument is, een uitstekend document dat het heel wat eenvoudiger zal maken om de huidige uitdagingen van de Europese Unie het hoofd te bieden.
Een volledige tenuitvoerlegging en handhaving van het Verdrag van Lissabon vergt enige voorbereiding. Het voorzitterschap is zich bewust van dit probleem en van de nood aan een gemeenschappelijk kader waarin deze voorbereiding kan plaatsvinden. We hebben de samenwerking met het volgende voorzitterschap (Frankrijk) en andere instellingen opgevoerd. Het voorzitterschap zal ervoor zorgen dat dit voorbereidend werk zal worden uitgevoerd onder toezicht van het hoogste politieke niveau, met name de Europese Raad, die de vooruitgang van dichtbij zal volgen.
Ik wil ook benadrukken dat heel wat aspecten van het nieuwe verdrag slechts mogen worden uitgevoerd indien ze worden voorgesteld door de Europese Commissie of in nauwe samenwerking met het Europees Parlement. Het voorzitterschap is zich hiervan bewust en zal de voorbereidingen treffen op een manier waarbij alle belanghebbende partijen betrokken worden.
Om af te ronden, wil ik nog zeggen dat al de personen die betrokken waren bij de voorbereidingen, zich zeer verantwoordelijk gedragen hebben. Ik hoop dat deze houding kan voortgezet worden, aangezien dat de beste manier is om te komen tot een succesvolle ratificatieprocedure en een implementatie van het Verdrag van Lissabon.
Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste verwelkom ik dit verslag en feliciteer ik beide rapporteurs voor hun inspanningen die zijn voorafgegaan aan deze presentatie aan de plenaire vergadering. De Commissie deelt uiteraard de mening dat het Verdrag van Lissabon een zeer positieve stap betekent voor de toekomst van de Unie. Zoals we al gehoord hebben, zal het verdrag ons een stap dichter brengen bij een meer doeltreffende, meer democratische en meer transparante Unie.
In de politiek is het zeer belangrijk om de juiste zaken te behandelen, want dat geeft ons democratische legitimiteit. Maar het is even belangrijk om de zaken juist te behandelen. Waar we momenteel mee bezig zijn − het bepalen van de politieke agenda inzake klimaatverandering en energie, roaming-kosten, de veiligheid van voeding en speelgoed, het transportbeleid, het landbouwbeleid, het handelsbeleid en weet ik veel wat nog allemaal − dat is allemaal van het allergrootste belang. We mogen niet op onze lauweren rusten en wachten tot het nieuwe Verdrag in werking treedt. Maar, op hetzelfde moment, moeten we ook rekening houden met de andere kant van de zaak: de manier waarop we deze zaken aanpakken, en welke invloed het Verdrag zal hebben op onze werkwijze; hoe we op een meer doeltreffende manier beslissingen kunnen nemen en de politieke agenda en de prioriteiten van deze Europese Unie behartigen.
Een van de kernelementen van dit Verdrag is de manier waarom het de democratische legitimiteit van Europa versterkt door de rol van het Parlement aan te passen. De medebeslissingsprocedure wordt uitgebreid, het Parlement krijgt meer inspraak in de begroting en internationale overeenkomsten en bij de verkiezing van de voorzitter van de Commissie zal er rekening gehouden worden met de uitslag van de Europese verkiezingen.
Het Verdrag biedt ons bovendien kanalen om de nationale parlementen meer bij onze handelingen te betrekken. We hebben al positieve ervaringen met het samenwerken met nationale parlementen, bijvoorbeeld bij het vastleggen van het beleid van de Europese Unie en enkele elementen van participerende democratie voor de rechtstreekse participatie van de burgers.
Uit uw verslag blijkt natuurlijk enige bezorgdheid over het achterwege laten van de grondwettelijke aanpak en over het toegenomen aantal opt-in regelingen voor bepaalde lidstaten. We zijn er ons allen van bewust, en dat heb ik al eens gezegd, dat het de prijs was die we moesten betalen om tot een consensusovereenkomst te komen. Ik denk dat we allemaal wel beseffen dat de perfectie niet bestaat. Zelfs het nieuwe Hervormingsverdrag is dus niet perfect. Het is een compromis, maar het is iets waar we het allemaal over eens zijn geraakt.
Nu is het wachten op de ratificatie. Vijf lidstaten hebben het Verdrag al goedgekeurd en nog tien andere hebben het ratificatieproces opgestart. Maar we hebben nog een lange weg voor de boeg en de toekomst van het proces is onvoorspelbaar.
Ondertussen moeten we ons voorbereiden want, als alles goed gaat, treedt het Verdrag begin volgend jaar in werking. Het Sloveense voorzitterschap heeft een lijst voorgesteld van acties die ondernomen moeten worden met het oog op de implementatie. Er zijn over een aantal kwesties al voorbereidende gesprekken geweest, en die zullen in de komende maanden voortgezet worden. Sommige van die kwesties zijn afhankelijk van voorstellen van de Commissie, zoals het Burgerinitiatief: een belangrijke maatregel die de Unie dichter bij de burgers zal brengen.
Ik ben bereid om alles te doen wat ik kan om ervoor te zorgen dat de Europeanen zo snel mogelijk na het in werking treden van het Verdrag gebruik kunnen maken van dit nieuwe democratische hulpmiddel. Dit betekent dat de Commissie op tijd een voorstel klaar moet hebben. Er moet bovendien goed overlegd worden vooraleer een voorstel kan worden aangenomen. We zullen u uiteraard op de hoogte houden van verdere ontwikkelingen en we kijken ernaar uit om verder samen te werken aan deze kwestie.
Tijdens het ratificatieproces − welke ratificatiemethode we ook kiezen − is het van het grootste belang dat we communiceren met de burgers zoals de Europese Raad in juni heeft omschreven. Om dat te kunnen doen, en zoals u in uw verslag heeft aanbevolen, werken wij nauw samen met de nationale autoriteiten en de voorlichtingsbureaus van het Europees Parlement.
Daarom zou ik u willen bedanken voor het feit dat u, in uw verslag, een oproep doet voor oprechte samenwerking tussen de Europese instellingen en de nationale autoriteiten, zodat de Europese burgers op een duidelijke en objectieve manier geïnformeerd worden over de inhoud van het Verdrag. Dat sluit volledig aan bij onze aanpak, en het is met plezier dat we ons communicatiemateriaal en informatieve producten over het Verdrag te delen met het Parlement en de afdelingen in de lidstaten. We kunnen een positieve boodschap brengen: het Verdrag geeft ons de mogelijkheid om, keer op keer, die beleidslijnen te ontwikkelen die volgens de peilingen belangrijk zijn voor onze burgers: klimaatverandering en energie, migratie, economische groei en werkgelegenheid, het milieu en natuurlijk de rol die de Europese Unie speelt in de rest van de wereld. Dat zijn de zaken die ons zullen helpen om niet alleen de juiste zaken te behandelen, maar ook de zaken juist te behandelen.
Andrew Duff, rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de sterkste punten van dit Verdrag is dat het een begin inluidt van een volwaardig gemeenschappelijk beleid voor buitenlandse betrekkingen en veiligheid. Het Verslag stelt radicale veranderingen voor in de structuur van de Europese Unie, met name het promoveren van de hoge vertegenwoordiger tot vicevoorzitter van de Commissie en voorzitter van de Raad, met een drieledige dienst van diplomaten ter zijner beschikking. Het is van het allergrootste belang dat deze regelingen meteen goed worden vastgelegd van zodra het Verdrag in werking treedt. Kibbelen en de zaken uitstellen om je slag thuis te halen, is verwarrend voor buitenstaanders en leidt tot cynisme bij de Europese bevolking.
Hierbij wil ik de mening van de Commissie buitenlandse zaken ten zeerste aanbevelen aan het Parlement.
Thijs Berman, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, het nieuwe Verdrag biedt voor ontwikkelingssamenwerking grote kansen. Dat komt vooral omdat in dit nieuwe Verdrag de Commissie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking in haar actie complementair is ten aanzien van de eigen initiatieven van de lidstaten. Op die manier krijgen we eindelijk kans op een betere coördinatie tussen Commissie en lidstaten. Dat is essentieel. Dat heeft ook de OESO aangevraagd in haar DAC peer review, die zeer kritisch was.
Armoedebestrijding staat centraal, dat is goed. Een essentieel zinnetje is uit het Verdrag van Nice weggevallen: het zinnetje waarin het Europees Ontwikkelingsfonds expliciet buiten de werking van het Verdrag stond. Dat betekent dat het Europees Ontwikkelingsverdrag nu binnen het budget van de Europese Unie zou kunnen komen. Dat is hoognodig, want daarmee krijgt het Europees Parlement eindelijk ook over die andere helft van het ontwikkelingswerk van de Europese Unie volledige democratische controle. Dat is noodzakelijk en goed. Maar zonder een voortdurende controle van het Europees Parlement zal armoedebestrijding niet centraal kunnen staan in het buitenlands beleid van de Europese Unie en het kan nog minder als er in de toekomst geen apart Europees commissaris voor ontwikkelingswerk komt.
Carlos Carnero González, rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral wil ik de co-rapporteurs feliciteren met het uitstekende werk dat zij verricht hebben. Ik wil hen ook bedanken omdat zij er, in tegenstelling tot wat er meestal gebeurt in dit Parlement, in geslaagd zijn om de belangrijkste opmerking van de Commissie internationale handel over het Verdrag van Lissabon in het verslag op te nemen.
In dat opzicht behoudt het Verdrag de meest essentiële elementen van de Europese Grondwet, en dat is erg belangrijk. Niet alleen herhaalt men in het Verdrag nogmaals dat een gemeenschappelijk handelsbeleid een exclusieve bevoegdheid van de EU is en breidt men de toepassing ervan uit, daarnaast wordt in het Verdrag ook het communautaire besluitvormingsproces opgenomen. Die zal leiden tot meer democratie en meer doeltreffendheid, en dat is uiteindelijk de boodschap die we door middel van het Verdrag van Lissabon aan de burgers willen overbrengen.
Ik was een lid van de Conventie. Ik ben er trots op dat het Verdrag van Lissabon de belangrijkste onderdelen heeft behouden van de Grondwet die wij hebben opgesteld en die destijds de steun heeft gekregen van de meerderheid van de lidstaten. Maar zoals co-rapporteur Méndez de Vigo gezegd heeft: dit is niet het einde van de weg, dit is niet het einde van het verhaal. Om die reden, wil de Commissie internationale handel wijzen op enkele zaken die nog ontbreken.
De realiteit − het huidige Verdrag − is goed, maar de horizon ziet er nog veel beter uit door wat we in de toekomst nog zullen bereiken.
Costas Botopoulos, rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de eer om u als rapporteur voor de Begrotingscommissie te informeren over de veranderingen in de begrotingssector. Het is een van de minst bekende onderwerpen, maar ik vind het een zeer interessant thema dat bovendien typerend is voor de context die vandaag besproken wordt, namelijk welke veranderingen het Verdrag van Lissabon teweeg zal brengen in onze algemene leefwereld.
In de begrotingssector, staan het Parlement en de Raad op gelijke voet. Er is niet langer een onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven. Van nu af aan, beslissen wij als Parlement over alles, in het bijzonder wat het landbouwbeleid betreft, en dat is zeer belangrijk. Er is nog meer op til. Er is een voortdurende verandering aan de gang inzake de rolverdeling tussen het Parlement en de Raad wat de begrotingsprocedure betreft. We kunnen niet voorspellen waartoe dat zal leiden, we kunnen niet in de toekomst kijken. Dat geldt volgens mij voor het Verdrag van Lissabon in het algemeen.
Het Verdrag van Lissabon introduceert een pakket verregaande politieke veranderingen die als basis zullen dienen voor onze politieke agenda. Naar mijn mening, is die nieuwe politieke agenda precies wat de Europese Unie momenteel nodig heeft.
Het zou verkeerd zijn om aan te nemen dat de reis eindigt bij het Verdrag van Lissabon. Het tegendeel is waar. Het Verdrag is slechts een belangrijke stap richting een beter en doeltreffender kader waarin het Parlement meer mogelijkheden krijgt. Dat is vooral van belang als we bedenken wat we geleerd hebben uit onze ervaringen met de Europese Grondwet. De belangrijkste conclusie die we kunnen trekken uit de lange opbouw naar Lissabon, is dat Europa zich niet heeft afgesloten en zich niet defensiever heeft opgesteld maar juist socialer is geworden. Daarom zijn er nu meer sociale clausules en meer rechten. Met deze procedure trachten we Europa meer open te stellen voor de buitenwereld. Dat is, naar mijn mening, de belangrijkste les die we moeten leren. Dat is de reden waarom we het Verdrag van Lissabon moeten ratificeren.
Ján Hudacký, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. − (SK) Ondanks enkele onvolkomenheden, vertegenwoordigt het nieuwe Verdrag een belangrijk instrument voor verdere en diepere integratie van de lidstaten en een meer doeltreffende en flexibele werking van de instellingen en structuren, zowel tussen de lidstaten onderling als tussen de Europese Unie en de rest van de wereld.
Op hetzelfde moment, opent het Verdrag de deur voor verdere uitbreidingen van de Unie met nieuwe lidstaten, waardoor heel wat mensen hun droom van een gemeenschappelijke Europese thuis werkelijkheid kunnen zien worden. Het Handvest van de grondrechten, dat nu een wettelijk deel uitmaakt van het Verdrag, heeft natuurlijk op zich al een belangrijke betekenis. Maar omdat de inhoud ervan niet echt expliciet is, kan hij aanleiding geven tot vragen over de natuurlijke rechten van de mens. De Commissie industrie, onderzoek en energie is van mening dat het Verdrag enerzijds genoeg ruimte biedt voor het realiseren van een gemeenschappelijk beleid, en anderzijds, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, de lidstaten voldoende bevoegdheid garandeert om hun eigen concurrentiebeleid en –strategie door te voeren, zoals op het vlak van industrie.
De Europese onderzoeksruimte zal het wetenschappelijke en technologische platvorm versterken, waardoor er een eenvoudigere overdracht van wetenschappelijke kennis en technologie kan plaatsvinden en wetenschappers en onderzoekers onbeperkt met elkaar kunnen samenwerken, over de grenzen heen. Wat de programma’s voor ruimteonderzoek betreft, zijn we verheugd dat het programma een platvorm biedt voor een Europees ruimtebeleid en expliciet voorziet in een gepaste samenwerking met het Europees Ruimteagentschap.
Een belangrijke verwezenlijking van het Verdrag is het akkoord over een gemeenschappelijk energiebeleid, waarbij nadruk gelegd wordt op de verbetering van de gemeenschappelijke energiemarkt, de zekerheid van veiligere voorzieningen, energie-efficiëntie en energiebesparing, de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en de verbetering van de onderlinge verbondenheid van energienetwerken. Het is een voordeel dat onder het Verdrag de besluitvorming over de energiemix tot de bevoegdheden van de lidstaten blijft behoren. Bovendien ben ik verheugd te kunnen zeggen dat het Euratom-protocol is opgenomen in het Verdrag en volledig van kracht blijft. Ik ben er zeker van dat dit zal zorgen voor gunstige omstandigheden voor de logische en veilige ontwikkeling van kernenergie.
Gérard Deprez, rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken betuigt haar steun aan het verslag van onze collega’s de heer Corbett en de heer Méndez de Vigo. We verheugen ons in het bijzonder over het feit dat in het verslag benadrukt wordt dat het in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is dat het Verdrag de grootste veranderingen teweeg brengt. Dat is wel duidelijk, maar het is het vermelden waard. De bijzonderste veranderingen zijn het opheffen van de pijlerstructuur, en het feit dat de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking nu in het communautaire besluitvormingsproces zijn geïntegreerd.
Hoewel dit een belangrijke doorbraak betekent, hoort er in onze sector nog een voorbehoud bij dat ik maar moeilijk kan aanvaarden. Onze medeleden moeten weten dat, onder het Verdrag van Lissabon, alle bestaande maatregelen die, voor het Verdrag van kracht werd, onder de derde pijler vielen, voor een periode van vijf jaar buiten het toezicht van de Commissie en het Hof van Justitie zullen vallen. Dit geldt voor gevoelige kwesties als respect voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Wij vinden deze beperkende maatregel zeer moeilijk te verteren, Mijnheer de Voorzitter, en vandaag bevestigen we u onze vastberadenheid om de toepassing ervan te verhinderen bij alle besluiten die voor het einde van de huidige zittingsperiode van het Parlement moeten worden aangenomen. We hopen dat er zo snel mogelijk interinstituonele onderhandelingen worden opgestart tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Raad om een akkoord te bereiken over hoe we deze hindernis kunnen overwinnen.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, zoals iedereen wil ik eerst en vooral onze collega’s Íñigo Méndez de Vigo en Richard Corbett bedanken en feliciteren met hun verslag over het Verdrag van Lissabon en met het uitstekende werk dat zij verricht hebben. Als hun vriend, mag ik hen er bovendien op wijzen dat ze daarvoor betaald worden.
Dit debat vindt plaats op een moment waarop vijf lidstaten het Verdrag al hebben goedgekeurd en Polen heeft aangekondigd dat het de start van het ratificatieproces aan het voorbereiden is. Namens de leden van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten en binnen de Fractie PPE-DE, zou ik willen herhalen hoe belangrijk dit Verdrag is om de Europese dynamiek nieuw leven in te blazen.
Na twee jaar van impasse en institutioneel wantrouwen, heeft de Europese Unie zichzelf uitgerust met de nodige hulpmiddelen om doeltreffend te functioneren. De leden van de PPE-DE zijn ervan overtuigd dat dit Verdrag de Europese Unie democratischer en zichtbaarder zal maken waardoor ze meer invloed zal kunnen uitoefenen, zowel binnen de eigen grenzen als in de rest van de wereld.
Het Verdrag van Lissabon betekent de terugkeer naar de politiek in Europa. De toegenomen democratie, duidelijkheid en zichtbaarheid en de versterkte doelmatigheid van de Europese Unie werden door onze rapporteurs onderstreept als de belangrijkste troeven van het Verdrag van Lissabon. De democratie wordt versterkt door de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement, de enige instelling die rechtstreeks en met algemeen stemrecht verkozen wordt. Medebeslissing wordt de regel. De voorzitter van de Commissie zal verkozen worden door het Europees Parlement. Wat subsidiariteit betreft, wordt de rol van de nationale parlementen uitgebreid. Daar kijkt onze fractie erg naar uit. Europa zal niet meer ontbreken in de nationale debatten. Er zal geen excuus meer zijn om ons te bekritiseren. De burgers zullen recht van initiatief krijgen. Door een miljoen handtekeningen van burgers van de 27 lidstaten te verzamelen, kunnen ze de Commissie rechtstreeks verzoeken een nieuw voorstel in te dienen.
Bovendien zullen de rechten van de burgers beschermd worden door het Handvest van de grondrechten, dat dankzij het Verdrag een dwingende rechtskracht krijgt. Op deze vooruitgang zijn we bijzonder trots. Door de wetgevende debatten van de Raad open te stellen voor het publiek, zal Europa transparanter worden en door de bevoegdheden van de Europese Unie te verduidelijken, wordt de werking ervan gemakkelijker te begrijpen.
Het uitbreiden van de stemming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad zal de kans op een institutionele impasse verkleinen en het mogelijk maken de nodige gemeenschappelijke beleidslijnen in te voeren. Bovendien zal Europa haar rol als een politieke speler op het internationale toneel bevestigen. Daar waar ze bevoegd is, zal de Europese Unie haar stem laten horen en de nodige beslissingen nemen inzake het energiebeleid, het buitenlands beleid, het milieubeleid en de politiële en justitiële samenwerking.
Wat energie betreft, zal het Verdrag een rechtsgrondslag voorzien voor een Europees beleid inzake energievoorziening en hernieuwbare energie. Inzake het buitenlands beleid, zal de Europese Unie eindelijk vertegenwoordigd worden door een hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. In deze steeds veranderende wereld voorzien van allerlei uitdagingen, moet de Europese Unie over de hulpmiddelen beschikken om haar positie als prominente speler aan haar partners over de hele wereld te bevestigen.
Een tijdje geleden in het Midden Oosten, merkte ik al dat er meer verwacht wordt van Europa. Men verwacht niet alleen financiële steun, maar ook dat Europa haar volledige politieke gewicht in de schaal werpt. Dat zal eveneens het geval zijn in Kosovo en in de Balkan. Op het vlak van politiële en justitiële samenwerking is het essentieel dat de EU krachtige, gecoördineerde maatregelen treft om de wereldwijde verspreiding van misdaad en terroristische dreiging te bestrijden.
Het Verdrag van Lissabon stelt de Europese Unie in staat om verregaande hervormingen door te voeren om dit te realiseren. Een meer begrijpbaar en meer verenigd Europa is beter in staat zichzelf te profileren als wereldleider in de strijd tegen de opwarming van de aarde. Op die manier krijgen de opkomende landen bovendien een duidelijk signaal dat ze moeten investeren in een echt duurzame ontwikkelingsstrategie.
De leden van de PPE-DE zijn er echt van overtuigd dat er voor deze onderwerpen een Europees beleid moet komen. Natuurlijk zijn er velen onder ons die, zoals de rapporteurs aanhaalden, betreuren dat elke melding van Europese symbolen geschrapt moest worden uit de grondwettelijke benadering.
Momenteel bestaat de grootste uitdaging uit het ratificeren van het Verdrag. Namens de leden van de PPE-DE, roep ik de lidstaten op om het voorbeeld van Hongarije, Slovakije, Roemenië, Malta en Frankrijk te volgen en het Verdrag van Lissabon zonder verwijl goed te keuren, zodat het in 2009 in werking kan treden.
Bedankt voor uw aandacht, en ik hoop dat de voorzitter van de socialistische fractie, Martin Schulz, vandaag mijn voorbeeld zal volgen.
(Applaus)
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, bij het geven van mijn opmerkingen kan ik mij in elke geval de moeite besparen om nogmaals in detail het verslag Corbett-Méndez de Vigo te bespreken. De rapporteurs en co-rapporteurs van de aanwezige commissies hebben dat zelf al goed genoeg gedaan. Daarom kan ik mij de vrijheid veroorloven om, in het midden van mijn uiteenzetting, een meer fundamentele vraag te stellen. Een vraag die te maken heeft met het feit dat wij, op een dag als vandaag, waarop het Europees Parlement zijn mening geeft over een essentiële verwezenlijking in de geschiedenis van de Europese eenheid, misschien eens moeten stilstaan en onszelf de vraag moeten stellen: Waarom doen we dit? Wat trachten we hiermee te bereiken? Waarom hebben we dit Verdrag nodig?
In de geschiedenis van de bevolking van dit continent stelt honderd jaar niet veel voor. Honderd jaar geleden echter, in het jaar 1908, werd Turkije bestuurd door een sultan. Rusland werd geleid door tsaren. Deze stad maakte deel uit van het Duitse Rijk, dat bestuurd werd door Wilhelm II. Frankrijk had een uitgestrekt koloniaal imperium en ook Groot-Brittannië had haar eigen Empire. Vijftig jaar geleden, lag de machtsovername van Hitler − die vijfenzeventig jaar geleden plaatsvond − al vijfentwintig jaar in het verleden. Ondertussen had Jozef Stalin zijn vreselijke misdaden al begaan en had Auschwitz plaatsgevonden. Vijftig jaar geleden, ondertekenden de Sovjet-Unie onder leiding van Nikita Chroesjtsjov en de Verenigde Staten onder Eisenhower, het naoorlogse verdrag van Yalta. Vijfentwintig jaar geleden, was de macht van de Sovjet-Unie uitgeput en was men aan de ander kant van de wereld, op economisch vlak, op het verkeerde pad van de Reaganomics terechtgekomen.
Vandaag kunnen we ons niet eens inbeelden wat er de komende vijfentwintig jaar zal gebeuren. Eén ding is zeker: als de staten die honderd jaar geleden de halve wereld bestuurden − Frankrijk en Groot-Brittannië − vandaag hun invloed in de wereld veilig willen stellen en misschien binnen vijfentwintig, vijftig of honderd jaar nog steeds een rol willen spelen, dan zal ons dat niet lukken door aantrekkelijke vlaggen te hijsen maar wel door onszelf de vraag te stellen: Hoe kan ik, in een kleinere wereld met een beperkte invloed − want er zijn nu veel meer spelers, zoals China, India en Zuid-Amerika − hoe kan ik, als een plichtsbewust politicus, op deze plek, die op wereldschaal slechts een dorp voorstelt, garanderen dat mijn volk, mijn land, een rol kan spelen in de democratie, sociale stabiliteit en welvaart op wereldvlak?
We kunnen het niet langer alleen. Het zal alleen lukken als we het samen doen. Dat geldt toch voor de Europeanen. Misschien kunnen de Verenigde Staten op zichzelf overleven in dit wereldwijde concurrentieklimaat. Misschien China ook, en India ook, al zijn China en India momenteel al bezig technologische samenwerkingsakkoorden af te sluiten met elkaar. Bij het bespreken van dit Verdrag, zou ik het graag nog eens hebben over de vraag waarom nooit echt praten over het feit dat de ministers van industrie en ontwikkeling van China en India elkaar het laatste jaar hebben ontmoet om een samenwerkingsakkoord af te sluiten.
We hebben het hier over twee landen die samen een derde van de wereldbevolking uitmaken en die nu een samenwerkingsakkoord afsluiten! En wij, Europeanen, wat doen wij? Wij blijven op het juiste pad, al doen we dat niet altijd even consequent en volledig genoeg, we blijven op het goede pad, het pad genaamd “Eendracht maakt macht.” Wie in zijn eentje wil handelen, verliest op lange termijn. Wie vaart in een konvooi, wie een schip veilig naar de haven brengt, niet in het zog van een vlaggenschip maar in een rij van gelijke schepen, zal overwinnen. Of we nu een grote staat zijn of een kleine, in deze Unie staan we allen op gelijke voet. Maar we bundelen onze krachten in een kader dat ons in staat stelt op economisch, sociaal en democratisch vlak als gelijken samen te werken met andere regio’s van deze wereld, om mensenrechten en vrede te waarborgen in de wereld. Dat is de doelstelling van dit Verdrag!
Daarom steunen wij, als Sociaal-democraten en als socialisten in dit Parlement, dit Verdrag. Wij delen de mening van onze rapporteurs, omdat we ervan ten stelligste van overtuigd zijn dat het de juiste weg is. Er waren mensen die, 100 jaar geleden, verkondigden dat we wakker zouden worden in een Duitse wereld. Er waren er die dachten dat de Pax Britannica de wereld zou domineren of dat we in een Communauté Française zouden leven waar de Fransen de plak zouden zwaaien. Anderen dachten dat de hoogste geestelijke en wereldlijke macht verenigd zou worden in een persoon zoals bij het caesaropapisme dat op dat moment Moskou in de ban hield. Aan die mensen, die verkondigden dat het de vlag waarachter we ons zouden scharen belangrijker zou zijn dan de geest van de vrede, aan hen die volhielden dat nationalisme en nationale overheersing hen tot hun doel zou brengen, aan hen kunnen we alleen maar zeggen dat de voorbije honderd jaar in onze geschiedenis het tegendeel hebben bewezen.
François Mitterrand had gelijk toen hij in dit Huis zei dat nationalisme uiteindelijk maar leidt tot een ding: oorlog. De geschiedenis van Europa heeft ons geleerd dat ultranationalisme altijd eindigt in oorlog. Wij kunnen daarop antwoorden dat nationalisme nooit het antwoord van de toekomst is. Solidariteit tussen de naties: dat is de oplossing van de toekomst, dat is het doel van dit Verdrag.
(Applaus)
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de wereld wacht op een Europese Unie die in staat is krachtiger op te treden op wereldvlak.
Er zijn heel wat mensen in de Unie die graag zouden zien dat er een einde komt aan het schijnbaar eindeloze gekibbel over ons regeringsstelsel. Hoewel ik het best aangenaam vond deel uit te maken van de IGC en voordien van de Europese conventie, denk ik dat ik voor ons allen spreek wanneer ik zeg dat dit problematische gekibbel voor een hele tijd moet ophouden. Ik kijk uit naar een periode waarin we ons kunnen concentreren op het verbeteren van de kwaliteit van het beleid dat uit Brussel en Staatsburg voortvloeit. Die periode zal aanbreken wanneer het Verdrag van Lissabon in werking treedt, want het Verdrag combineert een verandering van het beleid met de gewenste en noodzakelijke hervormingen inzake bevoegdheden, instrumenten en procedures.
Er zijn mensen − toch zeker in deze Kamer − die het liefst het Verdrag zouden verwerpen en de klok terugdraaien naar Nice, of zelfs naar het gedachtegoed van de 19e eeuw. Jammer genoeg, geldt dat ook voor de Britse Conservatieve Partij, die er niet in slaagt een gezamenlijke Europese oplossing te vinden voor de gemeenschappelijke problemen die wij als Europeanen ondervinden.
Ik weet dat het Verenigd Koninkrijk een verbazend insulaire plek is, en dat zelfs de regering daar te bang is om tegen nationalisten en xenofoben op te treden en erop aangedrongen heeft om hinderlijke uitzonderingsbepalingen af te dwingen voor de belangrijkste elementen van Europese eenheid, waarbij Groot-Brittannië soms tot het uiterste gedreven werd. De liberaal-democraten betreuren dit, en kijken uit naar een periode waarin het Verenigd Koninkrijk zich een comfortabelere positie zal aanmeten binnen een sterkere, meer verenigde, democratische en doelmatige Unie, zoals die ons wordt beloofd in dit uitstekende Verdrag.
(Applaus)
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. ― (GA) Mijnheer de Voorzitter, de leiders van de Europese Unie hebben het Hervormingsverdrag vorig jaar in december ondertekend. Dit verdrag zal ervoor zorgen dat de Europese Unie in de komende jaren doeltreffender zal functioneren.
Een meer doeltreffende Unie betekent een sterkere economie voor Europa en voor Ierland. Elk orgaan dat al vijftig jaar bestaat moet zichzelf bijsturen om zich aan te passen aan nieuwe uitdagingen. Het Ierse volk heeft zeer goede redenen om dit Verdrag te steunen.
namens de UEN-Fractie. ― (EN) De economische en financiële voordelen die verbonden zijn aan de banden met de Europese Unie zijn voor iedereen in de lidstaten meer dan duidelijk. De interne markt is dan ook een van de belangrijkste ontwikkelingen die we in de laatste dertig jaar in de Europese Unie hebben gezien. En het is logisch dat een organisatie die oorspronkelijk uit zes leden bestond, gaandeweg de regels moet aanpassen naargelang ze groeit en zich ontwikkelt.
Daarom geloof ik dat de Ierse burgers bij het referendum over dit Verdrag een positieve stem zullen uitbrengen. Ze zullen het Verdrag steunen omdat zij getuige zijn geweest van de enorme directe buitenlandse investeringen in Ierland. Ze hebben de sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de infrastructuur gezien op het Ierse eiland. Ze hebben ervaren hoeveel inspanningen men heeft gedaan om vrede te brengen naar het Ierse eiland, om gescheiden gemeenschappen weer samen te brengen. En zij die met de vinger wijzen en zeggen “Europa is slecht” en “Kijk wat Europa nu weer gaat doen”, negeren volledig het bewijs uit de praktijk: ontwikkeling op sociaal, economisch en cultureel vlak. Wanneer er gesproken wordt over de rol van Europa op wereldvlak, dan vergeet men vaak dat de 27 leden tellende Unie, in 2006 alleen al, 46 miljard euro heeft besteed aan ontwikkelingslanden. Daarmee is ze de grootste donor van ontwikkelingshulp in de hele wereld.
Daarom heb ik er alle vertrouwen in dat de Ierse bevolking, nadat men dit alles in de komende maanden duidelijk aan hen heeft uitgelegd, dit Verdrag zeker zal doen ratificeren.
Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we hebben er acht jaar, twee conventies, drie intergouvernementele conferenties en twee ontwerp-verdragen over gedaan om het resultaat te bereiken dat vandaag op tafel ligt. Sta me toe om nu, na deze lange periode, mijn persoonlijke dank te betuigen voor het feit dat ik bij de beide conventies dit Huis heb mogen vertegenwoordigen en, samen met Andrew Duff, rapporteur heb mogen zijn voor zowel het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als voor de Grondwet. Voor mij was dat de grootste eer uit mijn politieke loopbaan en ik dank u hiervoor.
De onderwerpen en verwezenlijkingen van dit Verdrag zijn uitvoerig voorgesteld geweest, en het zijn er veel!
We leggen de basis voor het eerste supranationale Verdrag in de geschiedenis. De meest recente en meest uitgebreide code voor de grondrechten wordt omgezet in Europees recht. Met het vastleggen van onze sociale doelstellingen en rechten, worden we voorbereid op onze volgende taak: het oprichten van een Europese sociale Unie. De Europese Unie krijgt een eigen rechtspersoonlijkheid, en evolueert zo van een forum van los samenwerkende staten tot een historische, onafhankelijke speler. Als we dit Verdrag leven willen inblazen, dan mag politieke eenheid niet langer een project zijn van de elite en de staatskanselarij, maar een res publica.
Ik weet echter niet of we er ons vandaag wel van bewust zijn dat we deze beoordeling uitvoeren in een uitzonderlijke en moeilijke periode in de Europese geschiedenis. In de laatste editie van Der Spiegel las ik de opinie van Henry Kissinger, de vroegere Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken, die luidde: “De Europeanen willen het niet begrijpen.” Hoewel ik begrip kan opbrengen voor het aanvankelijk instinctieve hoofdschudden van de heer Schulz, zou ik in dit geval toch een buitenstaander willen citeren over deze kwestie. Henry Kissinger noemt het verdwijnen van de natiestaat in Europa de belangrijkste uitdaging van deze tijd. Hij schrijft: “Het probleem is nu dat de natiestaten niet alleen een deel van hun soevereiniteit hebben overgedragen aan de Europese Unie, maar ook een deel van hun eigen visie voor hun toekomst. Hun toekomst is nu verbonden aan de Europese Unie, en de EU heeft nog geen visie en loyaliteit kunnen verwerven die vergelijkbaar is met die van de natiestaat. Er bestaat dus een vacuüm tussen het verleden en de toekomst van Europa.”
Dat is de beste beschrijving van het Verdrag die ik tot nu toe gehoord heb. Ze werpt een doordringend licht op wat de regeringen hebben gedaan met de ontwerp-grondwet. Door voortdurend kanttekeningen en wijzigingen in de vormgeving aan te brengen om toch maar de verwezenlijkingen te kunnen behouden, en daarna het Verdrag met dichtgeknepen neus proberen goed te keuren, hebben we afbreuk gedaan aan de Europese geest en kracht, aan de opbouw van een identiteit, aan het verkrijgen van loyaliteit en het overtuigen van de burgers. De kracht om een nieuwe start te maken, om nieuwe orders te realiseren, nieuwe oplossingen te bieden, keer op keer, en van elke dag een nieuw begin te maken: dat is Europa. En die kracht is heel erg verzwakt door de − ik zal er geen doekjes omwinden − reactionaire houding van de nationale overheden en de staatskanselarijen die de inhoud van de Europese Grondwet en de daaraan verbonden hervormingen ontdaan hebben van alle kracht. Dat bewustzijn mag ons echter niet afleiden van de ware verwezenlijking van dit Verdrag. Nu we er niet in geslaagd zijn de burgers tot de soevereinen van de Europese Unie te maken, is het de eerste taak van het Parlement om in de toekomst te handelen in de geest van deze Grondwet, om de Unie te veranderen van een unie van staten in een unie van burgers, en om de kracht te vinden om van de Europese integratie een res publica te maken en de kracht van Europa aan te tonen door samen met de burgers nieuwe identiteiten te scheppen.
(Applaus)
Mary Lou McDonald, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, alleen in Ierland wordt het Verdrag van Lissabon onderworpen aan de democratische, kritische blik van het volk. De andere lidstaten zijn duidelijk bang om referendums te houden en ik vraag mij af waarom. Waarom, aangezien we zo vaak de mond vol hebben van democratie. Wie is er hier bang van de stem van het volk?
In deze Kamer spreken we de taal van de vrede, en toch verplicht Lissabon ons om de militaire uitgaven van de Unie verder de hoogte in te jagen en steun te blijven verlenen aan de wapenindustrie in Europa. Waarom doen we zo hard ons best om de Verenigde Staten te evenaren? Geloven we echt dat we, door hun Europese tegenhanger te worden, de wereld veiliger zullen maken? Ik niet.
We houden vast aan de mythe dat de EU belang hecht aan openbare diensten en de rechten van de werkenden, terwijl al het bewijs uit de praktijk dit tegenspreekt. Vraag de mensen in Vaxholm of de werknemers van de Ierse Ferries maar eens wat zij vinden van het engagement van de EU om de rechten van de werkenden te verdedigen.
Waarom geven we onszelf schouderklopjes over het feit dat we aanzienlijke hulp geven aan ontwikkelingslanden terwijl we op hetzelfde moment partnerschapsovereenkomsten opmaken die arme landen dwingen hun markten open te stellen aan de economische ambitie van Europa?
Hoe kan iemand van ons hier aanwezig die gelooft in democratie, vrede en openbare diensten het Verdrag van Lissabon steunen? Dit Verdrag heeft niets te maken met hervormingen of doeltreffendheid; het is een vrijgeleide om de democratie verder uit te hollen en de zichzelf-amenderende clausules zijn daar het beste bewijs van. Het is een handvest voor verdere privatisering. Het biedt geen enkele vooruitgang op het vlak van milieu; het bevat niets nieuws over de bescherming van de rechten van de werkenden en het geeft de machtige instellingen van de Europese Unie de vrije hand om onze Unie verder te militariseren. Zouden de burgers van Europa zulk een Verdrag steunen? Ik denk het niet, en dat is misschien ook de reden waarom hen niets gevraagd wordt.
Als een Ierse vrouw, als een trotse Europeaan, wil ik dat mijn land de vrijheid krijgt om beslissingen te nemen in het belang van onze burgers. Ik wil dat alle lidstaten, groot en klein, datzelfde recht genieten. Op een collectieve en democratische manier, kunnen wij positieve veranderingen teweeg brengen en de verwachtingen inlossen van onze bevolking en onze global village. Om dit te kunnen realiseren, moeten we de Europese Unie hervormen, zodat we het Europa kunnen verwezenlijken dat onze burgers willen en verdienen. Het Verdrag van Lissabon is een slechte zaak voor Ierland, het is een slechte zaak voor Europa en het is een slechte zaak voor de rest van de wereld.
Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, waar het Europees Parlement vandaag mee bezig is, dit debat en de stemming die erop volgt, is niets anders dan een grootschalig bedrog. Er worden een hoop leugens verteld omdat u niet wil dat de burgers van Europa de referendums houden die u hen beloofd hebt. De wil van de politieke klasse wordt hier opgelegd aan de burgers.
We kennen allemaal de waarheid, namelijk dat het Verdrag van Lissabon hetzelfde is als de Europese Grondwet – met exact evenveel nieuwe bevoegdheden en exact evenveel schrappingen van vetorechten. Het is in elk opzicht zo goed als identiek en het is een grondwettelijk verdrag want het geeft de Europese Unie een volledige rechtspersoonlijkheid en, wat nog erger is, het bevat de mogelijkheid om in de toekomst geamendeerd te worden zonder bijkomende intergouvernementele conferenties. Het geeft de EU de mogelijkheid om over letterlijk elk aspect van ons leven wetgeving op te stellen.
Men zegt me echter dat ik me geen zorgen hoef te maken, omdat men de vlag en het volkslied achterwege heeft gelaten. Maak dat een ander wijs! Er hangt hier een grote vlag recht voor onze neus. Wat een onzin. Het maakt gewoon deel uit van een grote leugen. De waarheid is dat u te laf bent om een referendum te houden. U wil de stem van het volk niet horen en nu neemt u uw toevlucht tot totalitaire maatregelen om dit Verdrag erdoor te krijgen.
We hebben de heer Cohn-Bendit horen zeggen dat wie tegen dit Verdrag is niet goed bij zijn hoofd is. We hebben de heer Schulz horen zeggen dat zij die protesteerden tegen het oneerlijke karakter van dit project, zich gedroegen als de Nazi’s in de jaren ’30. Wel, ik denk dat de gewone beschaafde burgers van Europa wel zelf zullen uitmaken wie de extremisten zijn.
Ik moet zeggen dat ik de Ierse burgers en iedereen die gelooft in democratie alle succes toewens voor binnen enkele maanden. Ik hoop dat ze een grote, weergalmende “nee” de wereld insturen en ik hoop dat de stem van de Europese bevolking gehoord zal worden, en niet alleen uw stem, de stem van de politieke klasse. Vandaag kunt u zich misschien nog in de handen wrijven, maar de minachting tegenover u neemt toe.
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Ik verwerp dit verslag en ik verwerp het Verdrag waarvoor dit verslag zijn steun uitspreekt. Voor de Franse en Nederlandse referenda hoorden we in dit Huis tal van holle frasen over de wil van de bevolking. Waarom? Omdat de politieke elite van de EU in haar arrogantie geloofde dat de mensen zich zouden laten misleiden door hun propaganda over de Grondwet. Plotseling, toen de mensen het begrepen, liepen ze met hun staart tussen de benen weg en zijn sindsdien niet opgehouden met rennen uit angst dat de stemmers hen nog eens zouden wegstemmen.
Om deze reden werd er de afgelopen drie jaar hard aan gewerkt een intergouvernementele samenzwering te smeden om de bevolkingen van Europa deze Grondwet aan te smeren, zonder dat men de durf had om hen om hun mening te vragen. Wat een arrogantie, wat een dwingelandij: dit past natuurlijk, omdat het bij deze Grondwet alleen om het overhevelen van steeds meer nationale bevoegdheden naar de despoten in Brussel gaat – naar degenen die nog te schijterig zijn voor een referendum.
József Szájer (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Allereerst wil ik erop wijzen dat het niemand in dit Huis aanstaat om zichzelf tot exclusieve spreekbuis van het volk uit te roepen en ieder ander ervan te betichten dat zij slechts de mening van de politieke elite vertegenwoordigen. Dit is een onaanvaardbare houding.
Er zijn velen van ons in dit Huis, en er zijn veel burgers in Europa die door ons worden vertegenwoordigd, die vinden dat er behoefte bestaat aan een sterker Europa. De afgelopen tijd is het de nieuwe lidstaten ook duidelijk geworden dat het probleem met Europa niet is dat het onze soevereiniteit inperkt of dat het ons mogelijkheden ontneemt, maar dat het onvoldoende in staat is tot saamhorig handelen. Dit nieuwe verdrag, het Verdrag van Lissabon, doet ons hiervoor juist de middelen aan de hand.
Natuurlijk zijn er velen van ons die niet geheel tevreden zijn met de inhoud van het Verdrag van Lissabon. Tegelijkertijd moeten we zeggen dat– nadat het Verdrag van Lissabon is geratificeerd – de tijd is gekomen om dit nieuwe Europa, deze nieuwe structuur die het Verdrag van Lissabon schept, in de praktijk om te zetten. Met andere woorden: we hebben een sterker Europa nodig en een rustige consolidatieperiode in de komende jaren.
Ik verheug mij er vooral over dat het document ook uitdrukkelijk de discriminatie van tot minderheden behorende burgers verbiedt. In de Europese Unie praten we veel over waarden en over verscheidenheid, maar de Europese bescherming van de minderheden stond tot op heden op wankele benen. Deze mogelijkheid en de passage die ernaar verwijst, biedt Europa nieuwe kansen om op woorden daden te laten volgen. We kunnen immers niet over waarden en gemeenschappelijke beginselen praten wanneer we de bouwstenen van Europa, de minderheden en de afzonderlijke etnische gemeenschappen, buiten het proces houden.
Ik stem voor het verdrag en feliciteer de rapporteurs met hun werk.
Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Er is al veel gesproken over wat de bevolking van Europa wil. Ik ben het eens met de vorige spreker toen hij vroeg: u wilt een sterkere Europese Unie. Waarom? Veel – waarschijnlijk meer – mensen zien de globalisering als een gevaar aan. Ze zijn er bang voor en willen dat Europa hun erbij helpt om de nadelen van de globalisering op te vangen.
Hierbij gaat het natuurlijk om de vraag wat het Hervormingsverdrag – het Verdrag waarover beide rapporteurs een zeer goed verslag hebben opgesteld – hun biedt? Het antwoord is duidelijk: het Hervormingsverdrag maakt de Europese Unie sterker zonder de democratie overboord te gooien. Integendeel: er is een overmaat van democratie bij het Europees Parlament, bij de nationale parlementen en de Europese Unie krijgt door dit Verdrag de nodige slagvaardigheid. Dat is een wezenlijk punt. Ik ben daarom van mening dat veel belangen van de burgers hier goed worden vertegenwoordigd.
Wat moeten we met deze communautaire slagvaardigheid gaan doen, die ook speciaal tot uitdrukking komt in de functie van een Hoge Vertegenwoordiger die als vicevoorzitter van de Commissie meer voor een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid kan ondernemen? Zo zouden we bijvoorbeeld naast de energiekwesties en met de nieuwe bevoegdheid op het gebied van energie die de Europese Unie door het Hervormingsverdrag wordt verleend, een doeltreffend buitenlands energiebeleid kunnen nastreven dat ons in een betere startpositie ten opzichte van Rusland en de andere belangrijke energiemogendheden brengt. Mede door de bevoegdheid op het gebied van de buitenlandse handel kunnen we zo ook de belangen van onze werknemers en onze economie in de internationale handelsbetrekkingen beter behartigen. Mede door onze bevoegdheid op het gebied van het milieu kunnen we ook waarborgen dat onze emissiehandel en de andere milieudoelen die we willen bereiken, er niet toe leiden dat onze economie en onze werknemers zullen worden benadeeld, maar dat de milieuproblematiek als een mondiale kwestie wordt beschouwd.
Het Hervormingsverdrag heeft de grote verdienste dat het ervoor zorgt dat de Europese Unie beter tot handelen in staat is en tegelijkertijd democratischer wordt – ik spreek dan ook mijn steun uit voor het werk van de rapporteurs.
Bronisław Geremek (ALDE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter. De goedkeuring van het Verdrag van Lissabon door de landen van de Europese Unie zal een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Europa en in de geschiedenis van de Europese Unie zijn. Het verslag dat ons vandaag werd voorgesteld, geeft het Parlement de mogelijkheid om duidelijk te zeggen hoe belangrijk de aanneming van het Verdrag van Lissabon is.
Daarom hoop ik dat het zal worden geratificeerd zoals het werd ondertekend. Ik ben blij dat mijn land, Polen, de snelle ratificatie van het Verdrag van Lissabon heeft aangekondigd. Ik ben ook van mening dat er een interne eenheid tussen het geratificeerde Verdrag en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie bestaat. Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie omlijnt een wereld van waarden, vormt de ideologische basis voor de Europese Unie. Het zou daarom volledig onbegrijpelijk zijn – ik zou het zelfs politiek schizofreen willen noemen – om deze twee verdragen gescheiden te behandelen. Deze twee verdragen zijn nauw met elkaar verbonden.
Ik ben ervan overtuigd dat het Verdrag van Lissabon onze Unie het vermogen biedt om als team saamhoriger te worden. In het Verdrag zijn alle daarvoor nodige mechanismen vastgesteld. Het is niet zo dat dit Verdrag een star en ondubbelzinnig vastgelegd wetgevingskader opzet. Het bevat de mechanismen met behulp waarvan de Europese Unie voortaan in staat is om zijn integratie verder te verankeren. Dit Verdrag schept een toekomst waarin de Europese Unie een rol van politieke betekenis speelt. Het schept een toekomst waarin de Europese Unie in staat is om een solidariteitsbeleid in elkaar te zetten. Het schept de voorwaarden voor samenwerking tussen vele instellingen van de Europese Unie, en misschien het allerbelangrijkst: het schept ruimte voor de burger met zijn dagelijkse beslommeringen, voor zijn wens om deel te nemen aan het Europese proces.
Ik denk dat er door dit Verdrag een Europese geest in het leven geroepen wordt die het overigens mogelijk zal maken om dit Verdrag ook te interpreteren. De dubbelzinnigheden van het Verdrag scheppen vooral voor het Parlement, maar ook voor alle instellingen, een domein waarin zij de richting van de Europese ontwikkeling kunnen aangeven, omdat de rol die de Voorzitter van de Europese Unie zal spelen, of de Voorzitter van het Parlement, de minister van Buitenlandse Zaken, de Hoge Afgevaardigde, in het geheel afhangt van de mensen en van samenwerking. Ik durf zelfs te beweren, mijnheer de Voorzitter, dat ik hoop dat in de toekomst de personen die deze vier functies met de grootste verantwoordelijkheden binnen de Europese Unie bekleden, door verkiezingen zullen worden benoemd. Ik geloof dat het Verdrag van Lissabon het zelfs nu al mogelijk maakt dat de rol van voorzitter van de Commissie en die van de voorzitter van de Europese Unie kunnen worden gecombineerd. Deze zet zou de Europese Unie sterker maken.
Bogdan Pęk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter. Het Europese integratieproces is op zich niet slecht, integendeel. Wanneer het op eerlijke manier wordt uitgevoerd, op basis van solidariteitsbeginselen en een werkelijke uitbreiding van democratie, dan zou het algemeen worden aanvaard. Ondertussen is de geest die van dit gebouw en de Europese Unie uitgaat er één van universele schijnheiligheid. Er mag geen twijfel over bestaan dat het oprichten van deze quasi-Europese staat, op basis van de in het Verdrag beschreven beginselen, de werkelijke democratie behoorlijk zal beperken, die slechts in naam nog een democratie mag heten.
In het Parlement zelf is er sprake van een beperking van de vrijheid van meningsuiting en het tot uitdrukking brengen van de politieke wil door de leden van het Europees Parlement. De Europese instellingen en de Europese bureaucratie nemen belangrijke bevoegdheden over, en het grootste land is niet in staat om een duidelijk fascistische partij die naar een wijziging van de Europese grenzen roept, te verbieden.
U spreekt vandaag over een gemeenschappelijk energiebeleid. Waarom is er in dit Huis niets te merken van algemene verontwaardiging over de pijpleiding die Duitsland en Rusland in de Baltische zee aanleggen, waarbij ze Polen, Litouwen en Estland links laten liggen, om ervoor te zorgen dat Rusland de mogelijkheid krijgt om de energiebevoorrading van deze landen af te snijden. Dit is de reden waarom we geen vertrouwen in uw goede bedoelingen hebben. Dit vertrouwen is de basis voor de toekomst, omdat opbouwen alleen op vertrouwen gestoeld kan zijn.
Ian Hudghton (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Ik ga er volledig mee akkoord dat het in een Europa van 27 lidstaten noodzakelijk is om de werkmethodes en afspraken te herzien die de Unie van 15 en minder regelden. Ik geloof ook dat een groot deel van de inhoud van het Verdrag van Lissabon, zoals de uitbreiding van de bevoegdheden van dit Parlement en de openbaarmaking van de besluitvorming door de Raad, positief en verstandig is. Wanneer ik er echter vanuit mijn oogpunt als vertegenwoordiger van Schotland naar kijk, dan heb ik ernstige twijfels ten aanzien van sommige van de onvolkomenheden die door commissaris Wallström zijn onderkend.
Ten eerste wordt er veel gerept over de nieuwe interventierechten van de nationale parlementen, maar dit is natuurlijk niet van toepassing op het gedelegeerde, nationale parlement van Schotland of sterker nog op andere stateloze naties.
Ten tweede ging het verdragsproces niet in op de kwestie van één zetel van het Europees Parlement, waardoor wij nog steeds in de onhoudbare situatie verkeren dat wij tussen Brussel en Straatsburg heen en weer moeten reizen.
Ten derde kan ik mij er niet in vinden dat het Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) als een van de vier exclusieve bevoegdheden van de Unie in het Verdrag is opgenomen. Ik ben bang dat dit de voortgang van een radicale hervorming en wijziging van het visserijbeheer ernstig zou kunnen belemmeren, doordat de overgecentraliseerde fout waartoe het GVB zich heeft ontwikkeld, in stand wordt gehouden. Dit is vooral misplaatst omdat de Raad verleden december een voorzichtige stap in de richting van decentralisatie heeft genomen toen het de door Schotland ten uitvoer gelegde maatregelen goedkeurde, en Schotland dit jaar in zekere opzichten een lokaal beheer toestond.
Mijn partij was voorstander van een referendum over de Grondwet. Dit Verdrag mag dan een andere rechtsgrondslag hebben, maar in de kern van de zaak gaat het om hetzelfde. Daarom blijft de Schotse nationale partij zichzelf trouw doordat het een referendum over dit Verdrag ondersteunt. Wij zijn niet bang voor een openbaar debat over Europa. Integendeel, het smeden van een nieuwe verbinding tussen Schotland en de EU staat in onze visie centraal. Ik wil dat Schotland lid wordt van de familie van Europese naties en dat het een constructieve rol speelt bij de besluitvorming als lidstaat, en niet als toeschouwer aan de zijlijn.
Sylvia-Yvonne Kaufmann (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter. Ik ben voor Europa en daarom ondersteun ik, als lid van de linkse fractie, het Verdrag van Lissabon. Ik ben het er echter niet mee eens dat het accent versterkt op militaire aspecten wordt gelegd. Vandaag wil ik het Parlement eraan herinneren dat er zwaar over het verdiepen van de Europese integratie is gedebatteerd met degenen die een ‘eurosceptische’ en vooral een nationalistische houding innamen. Dat wat we inmiddels bereikt hebben, moet nu worden verdedigd, en ik hoop dat de brede hervorming van de Europese Unie nu in werking kan treden.
Het Verdrag van Lissabon houdt een groot aantal verbeteringen in ten opzichte van de eerdere Grondwet. Vooral geeft het aan dat de Europese Unie duidelijk democratischer moet worden en dichter bij de burgers moet komen te staan. De Unie zou ook socialer moeten worden. Naar mijn mening is het neoliberale cement van het Verdrag van Maastricht eindelijk opengebroken door het vastleggen van Verdragsvoorwaarden zoals de doelstelling van volledige werkgelegenheid, door het grondbeginsel van een duurzame sociale markteconomie, door de horizontale sociale clausule volgens welke in toekomst alle wetsteksten erop moeten worden nagekeken of er ook rekening wordt gehouden met de sociale doelstellingen, en door het nieuwe Protocol betreffende diensten van algemeen belang.
Het Verdrag van Lissabon biedt de mogelijkheid om de Economische en Monetaire Unie aan te vullen met een sociale unie. Dat is de reden waarom de neoliberale tijdgeest in Europa verder moet worden teruggedrongen. Zijn voorvechters mogen er niet in slagen om de EU in een vrijhandelszone zonder sociale verantwoordelijkheid te veranderen. Er moet een eind komen aan de ontwikkeling in de richting van belastingvermindering en loondumping met al zijn bittere sociale gevolgen, en in alle lidstaten moet er een minimumloon worden ingevoerd.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Ik biedt nog steeds een fles zeer goede wijn aan diegene aan, die mij een voorbeeld kan geven van een wet die krachtens de Grondwet kan worden aangenomen, maar niet krachtens het Verdrag van Lissabon. Ik ben van mening dat de wettelijke verplichtingen identiek zijn. Het verschil zit hem alleen in de presentatie. Het mini-verdrag van Sarkozy zal nu ongeveer 3000 bladzijden omvatten in plaats van de 560 bladzijden van de verworpen Grondwet.
De meerderheid heeft weliswaar het recht om het Verdrag te onderschrijven, maar u heeft niet het recht om dit Verdrag van Lissabon te onttrekken aan de normale parlementaire controle. Ik heb meer dan 700 gewichtige vragen over de interpretatie van de verschillende artikelen gesteld. U heeft geen antwoorden. U kunt niet verklaren waarom de Deense vertaling het nieuwe “additional citizenship” (extra nationaliteit) heeft vergeten of de afschaffing van het recht van nationale regeringen om hun eigen commissarissen voor te stellen.
Velen van u hebben het Verdrag nog niet gelezen of konden het niet lezen, omdat u nog steeds geen geconsolideerde versie van de volledige inhoud van de beraadslagingen van de Intergouvernementele Conferentie hebt ontvangen. U bent voor geheimhouding in plaats van transparantie. U bent voor een beperking van de parlementaire democratie in plaats van dat u vasthoudt aan het recht van dit Parlement om onze kiezers te vertegenwoordigen, om controle in naam van onze kiezers uit te oefenen en om de uitvoerende macht te ondervragen namens de half miljoen burgers die wij vertegenwoordigen.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter. Steeds weer krijgen we te horen dat het functioneren van Europa door dit Verdrag van Lissabon zal worden verbeterd. We krijgen te horen dat er een krachtdadige werking van dit Verdrag zal uitgaan. Als iemand die zeer kritisch ten opzichte van dit Verdrag staat, hoop ik maar, ten bate van onze kinderen en kleinkinderen, dat dit waar is. En wanneer dit niet het geval is, wanneer dit Verdrag een doodlopende weg betekent, dan moge God ons bijstaan.
Eén ding is zeker, namelijk dat dit Verdrag, dat het establishment van de EU er tot elke prijs door wil drukken, onder een slecht gesternte staat, simpelweg omdat het wat de democratische politiek aangaat alles negeert wat er maar te negeren valt. De nationale parlementen zullen natuurlijk worden gemarginaliseerd. Natuurlijk werden de plebescieten in Frankrijk en Nederland als het ware weer voorzichtig rechtgebreid. En indien Ierland tegen dit Verdrag stemt, zullen er waarschijnlijk ook middelen en wegen worden gevonden om aan deze stemming voorbij te gaan. Ik ben tegen dit Verdrag, omdat ik voor Europa ben!
Timothy Kirkhope (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Dit verslag, dat het Verdrag van Lissabon onderschrijft, komt duidelijk tot de conclusie dat het Verdrag een wezenlijke verbetering van de bestaande Verdragen is. Bovendien pleit het ervoor dat het wenselijk is dat het Verdrag van Lissabon voor het eind van dit jaar door alle lidstaten wordt geratificeerd, en het gaat er stellig van uit dat het een stabiel kader zal opleveren voor de verdere ontwikkeling van de Unie in de toekomst.
Ik moet als lid van de Britse conservatieve partij zeggen dat ik het jammer genoeg niet eens ben met het bovengenoemde, maar ik breng dit op vriendelijke wijze naar voren en niet vanuit zo’n extreem of nihilistisch standpunt als anderen in dit Huis. Het was van begin af aan duidelijk dat dit Verdrag of deze Grondwet niet de beste manier is om Europa momenteel vooruit te helpen. De conservatieven zijn voor een Europa van onafhankelijke staten die nauw samenwerken om de uitdagingen van de globalisering, van de wereldwijde armoede en de opwarming van de aarde aan te pakken, zoals ook al door anderen naar voren is gebracht. Dit zijn de prioriteiten, die door middel van samenwerking moeten worden verwezenlijkt. Mijn collega William Hague, de schaduwminister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk, heeft tijdens een debat in Londen gezegd: “Conservatieven zijn de sterkste voorstanders van een Europese Unie waarin de naties op een manier samenwerken die onze economieën sterker maakt, die onze consumenten mondiger maakt en die onze gemeenschappelijke waarden in effectieve daden omzet teneinde de grote uitdagingen waarmee zich de wereld van vandaag geconfronteerd ziet, het hoofd te kunnen bieden.”
Ik geloof niet bepaald dat het Verdrag dat we voor ons op tafel hebben ons bij deze grote uitdaging zal helpen. Onze welbespraakte rapporteurs, die als pleitbezorger van spoedig handelen Shakespeare citeren, zouden naar mijn mening ook kennis moeten nemen van King John, vijfde bedrijf, tweede scène, waar een voorspreker zegt: “Wanneer het er in deze wereld eerlijk aan toegaat, geef mij gehoor”. De Britse premier zou er goed aan doen dit achter zijn oren te knopen en zijn burgers in staat te stellen om hun zegje over deze zaak te doen, die ontegenzeggelijk van vitaal belang is.
Magda Kósáné Kovács (PSE). – (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Het verslag van Richard Corbett en Íñigo Méndez de Vigo is een uitstekende analyse en zal op lange termijn een brondocument worden. Het verdient onze waardering en dank.
Hongarije was het eerste land dat het Hervormingsverdrag heeft geratificeerd. Het is belangrijk dat in de buitengewoon verdeelde en vaak door onderlinge strijd gekenmerkte Hongaarse politieke arena een overweldigende meerderheid voor de ratificatie heeft gestemd. Er was overeenstemming over de noodzaak van dit Hervormingsverdrag, teneinde de kloof te kunnen overbruggen die zich tussen de oude en nieuwe lidstaten na de toetreding had ontwikkeld, en er was ook overeenstemming over de noodzaak om de samenhang binnen de Europese Unie te verstevigen en om de doeltreffendheid van zijn instellingen en zijn optreden te verhogen.
Lissabon is echter voor ons niet slechts een verdrag dat een antwoord levert op de door de uitbreiding opgeworpen vragen. Voor ons zijn met name de bepalingen van belang die de democratie binnen dit gecompliceerde netwerk van belangen versterken, zoals bijvoorbeeld de bepalingen die de wetgevende bevoegdheden van en de controle door het Parlement vergroten of de bepalingen waardoor de besluitvormingsprocedures van de Raad worden gewijzigd. We zijn ervan overtuigd dat de kleinere, armere en door de historie benadeelde landen met minder ervaring, hiervan zullen profiteren.
Wanneer de structuur van de besluitvorming eenvoudiger is, kunnen we ervan uitgaan dat de belangen duidelijker te voorschijn komen en dat het politieke onderhandelingsproces duidelijker wordt. Onze toekomst ligt in de samenwerking, en de resultaten en voordelen hiervan moeten ook voor de burgers van Europa voelbaar zijn. Ze moeten ook voor diegenen voelbaar zijn die om welke reden dan ook plotseling tot een minderheid behoren, voor diegenen die door de geschiedenis of oorlogen tot een minderheid zijn geworden. Lissabon geeft hun een nieuwe kans en een instrument om het dreigende nationalisme te bestrijden.
Het Verdrag van Lissabon vormt een symbolische boog met de Strategie van Lissabon, aangezien in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie onder de fundamentele rechten van de mens ook sociale rechten zijn opgenomen. We zijn ervan overtuigd dat de burgers van de Europese Unie hierdoor ook dichter bij elkaar zullen worden gebracht. Dank u wel, mijnheer de Voorzitter.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is belangrijk dat er een versterkte samenwerking op Europees niveau komt. Hopelijk krijgen we nieuwe verdragen, zodat het debat zich met prioritaire thema’s bezig kan houden.
Ik wil drie dingen ter sprake brengen. Ten eerste zal de wetgevende bevoegdheid van het Europees Parlement ingrijpend worden uitgebreid wanneer het nieuwe Verdrag in werking treedt. Er komen veertig nieuwe beleidsgebieden bij. Dit betekent dat de werklast van de leden van ons Parlement aanzienlijk zal toenemen. Het werk van het Parlement zal dus zo georganiseerd moeten worden dat we effectief, democratisch en openlijk kunnen handelen. In de toekomst zal het Parlement niet meer een debatclub zijn, maar een erg belangrijk wetgevend orgaan dat van invloed is op het leven van de Europeanen. Dit vereist een verantwoordelijk Parlement, wat betekent dat de leden van het Parlement bereid moeten zijn om zich met een hele reeks van zaken vertrouwd te maken, en bijvoorbeeld niet alleen naar één of twee lobby’s behoren te luisteren.
Vervolgens wil ik het over het buitenlands beleid hebben. Het is nu de hoogste tijd dat we over de bevoegdheden en de rechtsbevoegdheid van de nieuwe voorzitter, de Hoge Vertegenwoordiger en de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken nadenken. Anders zullen er problemen komen. Anders zal de buitenwereld niet weten met wie er contact moet worden opgenomen. We weten allemaal dat er achter de schermen heftig over deze machtsverhoudingen wordt getwist, maar dit debat zou openlijk kunnen worden gevoerd. Verder is dit debat over de bevoegdheden van de verschillende spelers naar mijn mening veel belangrijker dan de discussie over het personeel. Het is echt belangrijk.
Ten slotte wil ik nog iets anders over het buitenlands beleid zeggen. Het blijft normaal gesproken een intergouvernementele kwestie, maar we willen dat de EU in staat is om met één gezamenlijke stem te spreken, en hiervoor is absoluut een andere houding van de kant van de lidstaten nodig. De Commissie klimaatverandering van de EU heeft net India bezocht, en we zijn erachter gekomen dat de mensen daar bijna niets over de EU weten en dat de Unie vrijwel van generlei belang is voor de Indiërs. Voor hen is het van belang wanneer president Sarkozy of premier Brown op bezoek komt. Bovendien is de agenda van ministers van buitenlandse zaken van EU-landen bij hun bezoeken aan derde landen volledig nationaal. Wanneer de EU ter sprake wordt gebracht, gaat het vaak hooguit om terloopse opmerkingen in de marge. Wanneer dit zo doorgaat zullen we beslist lang moeten wachten voordat de EU een sterke speler in de internationale politiek wordt.
Roberts Zīle (UEN). – (LV) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Misschien is het Verdrag van Lissabon voor degenen die het Grondwettelijk Verdrag geratificeerd wilden zien geen grote prestatie, maar ontegenzeggelijk is het ook geen prestatie voor de eurosceptici die in het geheel geen EU-verdragen meer willen zien. Dit betekent dat het hier om een klassiek politiek compromis gaat, en als zodanig zou het in alle EU lidstaten moeten worden geratificeerd. Zeker heeft het Europees Parlement door het Verdrag van Lissabon een ruimere verantwoordelijkheid en dit legt aan ons nieuwe verplichtingen op. De Europese instellingen dienen de Europese burgers ook gezamenlijk te bewijzen dat ze op economisch gevoelige gebieden in staat zijn om werkelijke Europese solidariteit aan de dag te leggen, zodat we er uiteindelijk niet alleen een nieuwe bepaling voor energiesolidariteit aan overhouden, net zoals het beginsel van de vrije markt op Europees gebied ons de dienstenrichlijn opleverde. Omdat er veel van ons afhangt, hoop ik zeer dat de afgevaardigden van alle lidstaten zowel in het Parlement als ook in de andere instellingen zullen begrijpen hoe essentieel het is om een dergelijk signaal aan de Europese burgers te geven. Dank u wel.
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Esko Seppänen (GUE/NGL). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het Hongaarse Parlement heeft het Verdrag van Lissabon geratificeerd voordat het de afgevaardigden officieel werd toegezonden. Ze wisten daarom niet waarmee zij akkoord gingen. Op dit terrein, waarop het Europees Parlement geen wettelijke bevoegdheid heeft, zijn we de risee aan het worden, aangezien we geen geconsolideerde versie van het Verdrag als uitgangspunt voor de discussie hebben. Zonder zo’n versie is het voor ons net zo onmogelijk om het Verdrag te lezen als het voor de burgers van de EU is.
Onze fractie ondersteunt dit Verdrag niet. De EU zal worden gemilitariseerd en zal zich in de richting van een militaire alliantie ontwikkelen. Het zal noch de belangen van een socialistisch Europa in de hand werken, noch zal het een ideale vorm van democratie bevorderen. Krachtens het Verdrag verplichten de lidstaten zich ertoe hun militaire capaciteiten te versterken voor operaties buiten het gebied van de EU en in hun vroegere koloniën.
De EU zal militaire operaties kunnen uitvoeren zonder VN-mandaat, dat wil zeggen dat het vanuit het oogpunt van internationaal recht in wezen om illegale operaties gaat. De Europese Conventie heeft tijdens haar vergadering geen artikel over een verplicht VN-mandaat geformuleerd. Dit werd geblokkeerd door de NAVO-landen van de EU, die het niet ongebruikelijk vinden om illegale oorlogen te voeren, zoals bijvoorbeeld in Irak. De EU gebruikt ook onder NAVO-bevel staande strijdkrachten om in andere landen de vrede te handhaven, dat wil zeggen oorlog te voeren. Dezelfde wapens worden ook gebruikt door de Response Force van de NAVO. Het Verdrag van Lissabon is volledig in overeenstemming met de NAVO en zal ervoor zorgen dat de EU de NAVO-helm draagt.
Wat er met de eigen collectieve en militaire waarborgen van de EU wordt bedoeld, is onduidelijk. Wanneer de lidstaten al hun voorhanden middelen beschikbaar stellen om andere lidstaten te helpen, dan zouden al deze beschikbare middelen ook van militaire aard kunnen zijn. Wanneer dit gebeurt en deze worden ingezet, is de EU ook een militaire alliantie geworden.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Ik heb er bezwaar tegen dat een verslag over het Verdrag van Lissabon door dit Huis wordt gejaagd voordat de leden het Verdrag in een leesbare, contextuele vorm hebben ontvangen.
Er zijn ons amendementen gestuurd die in deze vorm onzinnig zijn. Zouden we in dit Huis over andere verslagen stemmen die op amendementen stoelen, zonder dat we het document hebben gezien? Moeten we dit verslag in goed vertrouwen aannemen? Hiervoor hebben onze kiezers ons niet als leden van dit wetgevend orgaan naar Straatsburg gestuurd.
Ik kom uit Ierland. Wij gaan een referendum houden. In verband met de verslaggeving hierover krijg ik elke dag aanvragen voor het Verdrag. Wanneer ik de mensen moet vertellen dat er geen leesbare versie van is, willen ze dat niet geloven. Maar wanneer ik ze vertel dat dit op grond van een verordening van de Intergouvernementele Conferentie zo is, zijn ze kwaad.
Ik heb er geen twijfel over dat dit gevoel nog sterker leeft bij de andere gefrustreerde bevolkingen van Europa aan wie een referendum wordt ontzegd. Maar ik wil mij al helemaal niet voorstellen hoe de mensen zullen reageren wanneer ze te horen krijgen dat hun leden van het Europees Parlement een verslag over een Verdrag hebben goedgekeurd dat ze nog niet hebben gelezen.
Ik wil u een geheim verklappen. Onze burgers zijn intelligent, nadenkend en zeer goed in staat om hun democratische rol in hun zelfbestuur te vervullen. We zijn hier vandaag bezig, en wij doen dat al gedurende het gehele proces van Lissabon, onze burgers te bedriegen, de burgers wier samenwerking en inzet we nodig hebben om het Europese project te bevorderen.
Ik waarschuw u: wees niet verrast wanneer dezelfde lankmoedige burgers hun samenwerking op een goede dag opzeggen.
Ashley Mote (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Ik zou willen vragen waarom het Verdrag van Lissabon zo ontoegankelijk is indien het zo’n goede zaak is. Is dit omdat de lidstaten, tot nu toe theoretisch gezien de heren van de EU, plotseling tot knecht worden gedegradeerd? Is dit omdat het om wetgeving gaat in plaats van om een kader voor wetgeving? Is dit omdat het geen systeem voor checks and balances aan toekomstige wetgevers aanbiedt? Is dit omdat het de macht versterkt van de zichzelf in stand houdende bureaucratie?
Net zoals het laatste Verdrag geeft dit Verdrag van Lissabon de EU een blijvend recht om zonder toekomstige overeenkomsten meer bevoegdheden naar zich toe te trekken – een ongehoorde machtsontplooiing. Dit soort ondemocratische bevoegdheden is in het Verenigd Koninkrijk illegaal, omdat geen Brits parlement zijn opvolgers aan banden kan leggen. Mevrouw Wallström zei dat het woord ‘grondwet’ werd weggelaten om moeilijkheden met de Britten te vermijden – dit is maar al te juist! We zouden moeten vertrekken en onze twee miljoen Euro per uur mee moeten nemen, en we zouden er allemaal beter van worden.
Elmar Brok (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de vicevoorzitter, fungerend voorzitter van de Raad. Ik snap de redevoeringen van de Britse afgevaardigden van de UK Independence Party en van andere fracties niet meer. Ik heb op school geleerd dat de parlementaire democratie volgens het systeem van Westminster volledige democratische legitimering ontvangt. Dit is wat hier gebeurt. We zijn door onze kiezers gekozen en zullen een besluit nemen, net zoals onze collega’s in de nationale parlementen dit doen, en we hebben de volledige democratische autoriteit om dit te doen. Wat hier op populistische wijze aan de gang is, is de afbraak van de autoriteit van de parlementaire democratie, en u moet daarvoor de verantwoordelijkheid op u nemen.
(Applaus)
Het tweede onderwerp waar ik het hier over wil hebben – en hiervoor dank ik de heren Corbett en Méndez de Vigo – is dat het duidelijk is dat het Verdrag een democratisch achterdeurtje in de Europese Unie sluit. Het volledige medebeslissingsrecht voor het Europees Parlement, de verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie door het Europees Parlement, de verplichting dat internationale verdragen door het Europees Parlement moeten worden geratificeerd, het versterken van de nationale parlementen – ik wil dit niet verder uiteenzetten. We zijn hier in de Europese Unie met een uniek project bezig; omdat we de meningsverschillen van onze bevolkingen en tussen onze bevolkingen, die we ook in de toekomst zullen hebben, niet zoals vroeger met tanks en kanonnen oplossen, maar met debatten en democratische verkiezingen.
Dat is het werkelijke en indrukwekkende verschil met de Europese geschiedenis tot dusver, en dit alles op basis van de gelijkheid van de staten en de bevolkingsgroepen. We moeten dit voor ogen houden. Dit is sinds zestig jaar het grote geluk van Europa, en sinds de Europese hereniging van 1990 kunnen grote gebieden van Europa in dit geluk delen. Deze ontwikkeling willen we nu versterken, zodat het interne vredesproces ons door het Verdrag betere mogelijkheden voor besluitvorming geeft, om zo de uitdagingen van de toekomst in deze wereld aan te pakken en de problemen met de energiezekerheid, het externe veiligheidsbeleid, het terrorisme en met vele andere zaken op te lossen. Dit is het antwoord op deze uitdagingen. De heer Méndez de Vigo haalde Paul Valéry aan en ik wil hem nog eens citeren: “Zonder samenwerking zal Europa het wormvormig aanhangsel van het Aziatische continent worden.” Dat is waar het om gaat. Heeft Europa een overlevingskans door samen te werken, door de krachten te verenigen en ze democratisch te legitimeren en te leiden, of gaan wij als Europeanen in de geglobaliseerde wereldorde onder?
(Applaus)
Enrique Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, vice-voorzitter van de Commissie, dames en heren. Ik ben verheugd over het verslag van mijn collega’s Corbett en Méndez de Vigo, omdat het een verslag is dat strookt met hetgeen het Europees Parlement van begin af aan heeft gedaan.
Ik ben ervan overtuigd dat presidenten als Robert Schuman en Paul-Henri Spaak, of Konrad Adenauer het Verdrag van Lissabon zouden hebben ondertekend, vooral omdat de lijn die werd ontworpen op het Verdrag van Spinelli baseerde, dat in het midden van de tachtiger jaren als voorbeeld stond voor de lijn die in de Grondwet tot uitdrukking kwam, die nu in het Verdrag van Lissabon leidt tot een open grondwettelijk proces voor de Europese Unie. Ik geloof dat het verslag in dit opzicht de geboekte vooruitgang verdedigt en beschrijft. Tegelijkertijd is het een verslag dat mede gestalte geeft aan de wens om de Europese Unie als een politieke en democratische unie te consolideren.
Ik zou een opmerking willen maken over de lessen die we moeten leren, in het bijzonder die uit de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag. Er wordt door degenen die ertegen zijn dat we vooruitgang boeken veel gediscussieerd over referenda. Ik heb natuurlijk aan het referendum deelgenomen dat we in mijn land hebben georganiseerd, en we hebben gewonnen. Er is een les die we moeten leren: wat we samen besluiten mag niet onderworpen worden, mag niet worden gegijzeld door hetgeen er door een kleine minderheid is besloten.
We moeten er als democraten over nadenken hoe wij met zijn allen tezamen het door ons gewenste ratificeren. Het is voor ons allen onaanvaardbaar om afhankelijk te zijn van wat een kleine minderheid mogelijk gaat beslissen, en ik denk dat dit een belangrijke les is voor de toekomst.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zou graag met een opmerking willen besluiten: het Europees Parlement was altijd al de avant-garde, in het voorste gelid van Europa. Dit betekent dat we nu aan het werk moeten gaan met een groot aantal politieke besluiten die zelfs voor de volgende verkiezingen moeten worden aangenomen, omdat we van het gegeven moeten uitgaan dat dit Verdrag op 1 januari 2009 in werking moet treden. Op het vlak van democratie, medebeslissing, benoemingen en wijzigingen heeft het Europees Parlement nog veel werk voor de boeg.
(Applaus)
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Als één van slechts dertien leden van dit Huis die de mogelijkheid hebben om per referendum over het Verdrag van Lissabon te stemmen, ben ik verheugd dat ik er mijn steun voor kan uitspreken. Zoals elk document is het niet volmaakt, zoals de commissaris al opmerkte. Het is een compromis, maar het gaat in de goede richting.
Door tijdgebrek wil ik in mijn commentaar op slechts één punt ingaan. Het Verdrag handhaaft het subsidiariteitsbeginsel – het beginsel dat we besluiten op het meest toepasselijke niveau nemen.
In Ierland wordt door de tegenstanders onder meer geargumenteerd dat Lissabon zogenaamd een zichzelf amenderend Verdrag is. Evenwel stelt artikel 48, lid 4 vrij duidelijk dat alle amendementen van het Verdrag pas in werking treden wanneer ze door alle lidstaten van de Unie worden geratificeerd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen. Dit is de essentie van subsidiariteit.
Wat mij soms bij het debat in dit Huis verbaast – alhoewel ik eigenlijk niet verbaasd zou moeten zijn – is dat diegenen die het meest en het hardst te keer gaan over de soevereiniteit van de lidstaten dezelfden zijn die deze soevereiniteit ondergraven doordat ze de lidstaten willen voorschrijven en ze ertoe willen dwingen een referendum te houden, zelfs wanneer de nationale wetgeving en aldus de soevereiniteit en subsidiariteit dit niet toelaat. Lissabon handhaaft het recht op zelfbeschikking van de lidstaten om zulke besluiten te nemen en dat is slechts een van de zeer vele redenen waarom ik het Verdrag ondersteun.
Konrad Szymański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter. Het Verdrag van Lissabon was een zeer moeilijk compromis voor allen die ermee van doen hadden, dus vind ik het zeer verbazend om in dit verslag woorden terug te vinden die de basis vormen voor campagnes die erop gericht zijn om de Europese Unie grondwettelijk te verankeren.
Ik zou liever willen voorstellen dat we het eens worden over de afwezigheid van symbolen, over de compromissen inzake de stemmingsprocedure in de Raad of over de opt-in/opt-out-overeenkomsten. Ik zou ook willen voorstellen dat we het erover eens worden dat de methode van de Conventie de EU voor problemen heeft gesteld; problemen die we door traditionele verhandelingen tussen regeringen hebben overwonnen.
De EU heeft geen voortdurende discussie over de instellingen nodig, het heeft een politieke wil nodig en de verwezenlijking van communautaire en zinvolle doelstellingen.
Irena Belohorská (NI). – (SK) Dames en heren, het is fijn om te zien dat het Europees Parlement het proces tot ratificatie van het Verdrag van Lissabon actief controleert en hierbij het initiatief neemt. Ik ben verheugd dat ik de mogelijkheid had om aan de Europese Conventie deel te nemen en 18 maanden aan het ontwerp van het Grondwettelijk Verdrag te werken, ondanks het feit dat het niet met succes werd bekroond. Het Verdrag van Lissabon dat eruit is voortgekomen, staat voor een politiek compromis. Het is een evenwichtig en goed document.
Naast andere belangrijke hervormingen breidt dit document de omvang van de medebeslissing uit: voor ons in het Europees Parlement betekent dit dat dit Huis machtiger zal zijn dan het sinds zijn oprichting ooit is geweest. Ik verwelkom dit als een bewijs voor de vernieuwing en democratisering van de politiek in het Europa van de 21e eeuw. Tezelfdertijd geeft dit document de Europese Unie die momenteel uit 27 lidstaten bestaat meer flexibiliteit. In overeenstemming hiermee zien we een versterkte deelname van de nationale parlementen aan de voorbereiding van documenten in de Europese Unie. In dit verband betreur ik de situatie in Slowakije: er waren geen problemen met de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag, maar de huidige ratificatie is door politieke spelletjes nogal problematisch geworden. Maar goed, ik ga ervan uit dat ook de Slowaakse politici zullen beseffen hoe noodzakelijk dit document is, en dat de ratificatie zonder belemmeringen zal plaatsvinden.
Staat u mij toe om nog één zin te zeggen. De debatten in dit Huis, mijnheer de Voorzitter, onderstrepen dat de Europese Raad en het Europees Parlement verschillend worden waargenomen. Ze tonen aan dat de communicatie op dit gebied waarschijnlijk niet zeer goed is: in feite worden de handtekeningen van de premiers die het Verdrag van Lissabon hebben ondertekend, in twijfel getrokken. Dat is een nogal ernstige zaak.
Alexander Stubb (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Voordat ik met mijn gebruikelijke drie punten kom, wil ik mij uitlaten over hetgeen Nigel Farage van de UK Independent Party (UKIP) heeft gezegd. Hij gebruikte het woord ‘schijterig’. We kunnen er misschien van uitgaan dat er tijdens de stemming iets gebeurt, en ik wil erop wijzen dat men is wat men aanheeft tijdens de stemming. We zullen zien waar de UKIP op lijkt.
Ik heb drie punten. Mijn eerste punt is dat wij in de Europese Unie met een aanhoudend veranderingsproces bezig zijn. We stonden hier twee jaar geleden en spraken over een vergelijkbaar verslag en ik wil de rapporteurs Richard Corbett and Íñigo Méndez de Vigo erg graag feliciteren met hun goede werk. Wat er in 2005 gebeurde was ongelukkig. Sindsdien hebben we ons alleen met crisisbeheer beziggehouden. We moeten problemen oplossen; we hebben het probleem met het Verdrag opgelost en hopelijk kunnen we nu verdergaan.
Mijn tweede punt is dat ik geloof dat het Verdrag dat voor ons ligt, een grote verbetering betekent ten opzichte van het Verdrag van Nice. Het is een verbetering op het vlak van efficiëntie: we krijgen meer besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, we hebben een rechtspersoonlijkheid, we krijgen veel meer op het gebied van externe betrekkingen en ook interessante dingen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Het is ook een verbetering van de democratie. Het Europees Parlement versterkt zijn bevoegdheden, het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie komt in het Verdrag en de nationale parlementen krijgen meer bevoegdheden. Zo gezien is het in velerlei opzicht een grote verbetering ten opzichte van het Verdrag van Nice.
Mijn derde en laatste punt is dat het nu tijd wordt om verder te gaan. Ik feliciteer de vijf landen die het Verdrag al hebben geratificeerd. Hoe sneller we dit Verdrag er door kunnen drukken des te beter zal het voor ons allen zijn, omdat het tijd is om verder te gaan, om ons op de werkelijke zaken te concentreren, op de wetgeving, op het nemen van verstandige Europese besluiten. Wanneer we dit doen, moeten we echter niet vergeten dat we een visie hebben. De visie van een verenigd Europa, omdat de Europese Unie de enige organisatie is die ons vier dingen heeft gegeven, namelijk vrede, welvaart, stabiliteit en veiligheid.
Bernard Poignant (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Verdragen zijn als geboortes: bij sommigen is een ruggenprik nodig, bij anderen een keizersnede. Dit Verdrag valt onder de tweede categorie en zal opgroeien tot een prachtige baby, u zult het meemaken.
We moesten een tweede aanloop, maar dat is nu verleden tijd. Het Verdrag is onvoltooid, het is onvolledig, maar het is beter dan helemaal niets. Bovenal vormt het een afsluiting van de hereniging van het continent die op 9 november 1989 begon. In zekere zin vormt het ook een afsluiting van de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk worden beschuldigingen geuit dat het een stevig fundament legt voor een liberaal Europa. Het had net zo goed totalitair geweest kunnen zijn! Ik hoop dat dit Verdrag niet het einde van een periode betekent, maar het begin van een andere periode.
Ik kijk er ook naar uit wie de voorzitter van Europa zal worden, omdat de hele wereld zal toekijken om te zien wie er gekozen is, en omdat deze persoon de functie met leven zal vullen. Ik wil nu al tegen deze persoon zeggen: “Blijf niet in uw bureau. Ga naar heel Europa, niet alleen naar de hoofdsteden, maar naar iedere regio van Europa.” Ik zou tegen hem of haar willen zeggen: “Ga overal naar toe op de wereld. Ga naar de plaatsen waar de vrijheden worden veronachtzaamd, waar de mensenrechten worden onderdrukt, en waar nog steeds oorlogen en gewapende conflicten heersen. Laat zien dat Europa een naam heeft, een gezicht, een adres en een telefoonnummer.” Ik denk dat deze persoon, of het nu een man of een vrouw is, een beslissende rol zal hebben. We zullen zien wat er met deze positie gebeurt.
In juni 2014 vindt er al een herziening plaats – over vijf jaar. Het Verdrag zal of een goede ervaring zijn geweest, zal hebben bewezen dat het effectief is en de burgers zullen het zich toegeëigend hebben, of de Europese ervaring zal zelf een deuk hebben opgelopen. Daarom zal de volgende zittingsperiode van dit Parlement waarschijnlijk een beslissende zijn waarin het gaat om de betrokkenheid van de burgers bij Europa.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE). – (RO) Dames en heren, allereerst wil ik de rapporteurs feliciteren. Het is inderdaad een zeer goed verslag.
Ondanks de opgave van de symbolen van de Unie en ondanks alle tijdens de Europese Raad van juni en tijdens de intergouvernementele conferentie gemaakte compromissen, behoudt het Hervormingsverdrag van Lissabon de meest belangrijke innovaties van het vroegere Grondwettelijk Verdrag en is werkelijk een grote stap naar voren bij de hervorming van de Europese Unie. Ik ben zeer verheugd over de grotere rol die het Europees Parlement en de nationale parlementen spelen bij de besluitvorming in de Europese Unie.
Mijn land, Roemenië, was een van de eerste landen die het verdrag ratificeerde met een zeer grote meerderheid van de stemmen door de leden van het Parlement. Naar mijn mening is conclusie nummer 10 misschien de meest belangrijke conclusie van het verslag. Zelfs wanneer het verdrag door de nationale parlementen in bijna alle lidstaten zal worden geratificeerd, met uitzondering van één, dan geloof ik dat het wezenlijk is om de burgers van de Europese Unie erover in te lichten om zodoende succesvolle institutionele hervormingen te krijgen.
Het is de plicht van de Europese instellingen om de burgers over dit verdrag in te lichten. Het is onze plicht, die van elk lid van het Europees Parlement, om naar onze landen te gaan en aan de door ons vertegenwoordigde burgers de voordelen van het Verdrag van Lissabon voor de toekomst van de Europese huis uit te leggen.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, twee jaar na het debat over het controversiële verdrag dat in Frankrijk en Holland werd verworpen, zijn we erin geslaagd om een compromis te bereiken en om een tekst aan te nemen waarvan verondersteld wordt dat hij de bevolkingen van Europa beschermt. Er is slechts één probleem: iedereen gaat ermee akkoord en sommigen hebben zowaar een tekst aangenomen die nog niet eens in een geconsolideerde versie voorligt. De rapporteurs geven dit feitelijk toe in lid 9 van het bij het Parlement ingediende document.
Het Verdrag van Lissabon is slechts als een lijst van amendementen op de verdragen beschikbaar. Zelfs de leden van dit Parlement hebben geen geconsolideerde tekst gezien, laat staan de burgers van de lidstaten. Is dit wat wij ons moeten voorstellen onder de voorgestelde toenadering tussen de EU en zijn burgers – de burgers aan wie niet alleen het recht op een referendum wordt ontzegd, maar ook de mogelijkheid om zich van de tekst op de hoogte te stellen, laat staan erover te debatteren? Is dit alleen aan technische omstandigheden te wijten of gaat het erom dat de auteurs van dit geniale werkstuk weer eens proberen iets te verbergen?
De geschiedenis van de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag en het Verdrag van Lissabon toont aan dat de leiders van de EU geringschattend omgaan met de bevolkingen van Europa en de democratische procedures. Daarom moet dit verslag worden verworpen.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Eurobarometer toont altijd aan dat rond 30 procent van de Europese burgers eurosceptisch en ongelukkig zijn. Deze 30 procent zijn zeer interessant. Ze zijn vooral aantrekkelijk voor protestbewegingen en anderen die geen eigen beleid hebben maar een aandeel van deze 30 procent opeisen. Ze zijn aantrekkelijk voor diegenen die geen beleid hebben waarmee men zich kan identificeren; euroscepticisme is een scherm waarachter men zich kan verbergen. Deze 30 procent zijn ook aantrekkelijk voor degenen wier beleid nooit zal worden geaccepteerd door anderen.
Euroscepticisme is een erg handige vermomming voor vreemdelingenhaters. Want met deze scepsis kun je voor de dag komen, in ieder geval bij deze 30 procent. Tegen deze achtergrond moeten we de roep om referenda zien. Het gaat de roepers niet om de referenda. Het gaat hun niet om meer democratie, maar het gaat er hun alleen om het aanwezige protest van deze 30 procent te mobiliseren en het voor hun eigen doelen in te spannen.
Dezelfde 30 procent eurosceptici zijn echter ook voor een andere sector van belang. Ze vertegenwoordigen een marktpotentieel voor bepaalde media. De protesthouding tegen de EU verkoopt zich goed – we zien dit iedere dag in de sensatieblaadjes. In mijn land, Oostenrijk, hoef je alleen maar de koppen te lezen om te weten waar het om gaat. Het gaat niet om vermeend hoogverraad, en het gaat niet om het EU-“gedoe”. Het gaat erom ervoor te zorgen dat deze 30 procent verder elke dag deze krant zullen kopen.
Wie zou er tegen een nationaal referendum kunnen zijn? Niemand kan tegen een nationaal referendum zijn, maar dan zouden er veel vaker referenda moeten worden geëist, en wel over steeds meer onderwerpen – dit gebeurt echter niet. Daarom is eigenlijk alleen het eigen potentiële marktaandeel van de krant, het machtspotentieel, bij het protest gebaat; de democratie schiet er niets mee op. Dat moet op een dag als vandaag eens worden gezegd.
(Applaus)
Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn collega’s feliciteren met hun uitstekende verslag, en ik wil u vandaag drie nieuwtjes mededelen: twee zijn geweldig, en één betreft slecht nieuws. Het eerste goede nieuws is het volgende: Polen ratificeert het Verdrag van Lissabon. Gisteren heeft de Poolse regering een wetsontwerp aangenomen over de ratificatie van het Verdrag, en op 27 februari zullen de Poolse Sejm en Senaat het in behandeling nemen. Ik wil graag benadrukken dat het Verdrag de ondersteuning van een grote meerderheid in het parlement heeft.
Het tweede goede nieuws is dat de Poolse bevolking het Europese project zeer sterk ondersteunt. Volgens recentelijk onderzoek is 83 procent van de Polen tevreden met het lidmaatschap van de EU. Gezien deze wijdverbreide ondersteuning zou een referendum in mijn land onnodig zijn. Ik wil u eraan herinneren dat mijn medeafgevaardigden die hier in dit Huis om een referendum roepen alleen voor zichzelf spreken.
Het derde nieuwtje, slecht van aard, is dat Polen jammer genoeg nog steeds bedenkingen heeft over het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, dus zullen de Polen naast de Britten de enige Europeanen zijn die niet in het genot komen van de voordelen van het Handvest. Ik doe daarom een beroep op de Raad en op het Sloveense Voorzitterschap om een mechanisme voor een vereenvoudigde opt-in voor te bereiden dat Polen, en in toekomst misschien ook Groot-Brittanië, in staat stelt om het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie te ondertekenen.
Roger Helmer (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag een antwoord geven aan onze waarde collega de heer Barón Crespo, die beweerde dat we niet kunnen toestaan dat de wil van een kleine minderheid het Europees project in de weg staat.
In mijn land zeggen de opiniepeilingen dat ongeveer 75 procent van de Britse bevolking een referendum wil en dat twee derde van hen met “nee” zou stemmen. Indien de heer Barón Crespo vindt dat dit een kleine minderheid is, dan kan ik alleen maar zeggen dat dit niet mijn opvatting van een kleine minderheid is.
Zoals een paar collega’s reeds hebben gezegd, stemmen we werkelijk over iets wat we niet kunnen lezen. We hebben geen geconsolideerde tekst. Dit is ronduit schandalig!
Veel mensen aan de andere kant van het Huis vertellen ons dat dit een goede zaak is. Ik heb het keer op keer gehoord wat voor een goede zaak dit is. Wanneer dit zo’n goede zaak is, waarom gaan we er dan niet de straat mee op en stellen het ter debat in een referendum? Waar bent u eigenlijk bang voor?
Vandaag verliest het Europees project elke geloofwaardigheid inzake democratische legitimiteit. Vandaag stemmen we over een omgedoopte Grondwet in een handeling die een schandalige minachting voor de burgers en de democratische waarden aan de dag legt. In 2005 hebben de kiezers van Frankrijk en Nederland de Grondwet onmiskenbaar verworpen.
Ik ben verbaasd over de schaamteloze vermetelheid van de Europese leiders die de verpakking hebben veranderd, maar nu tegen de wil van de publieke opinie weer met dezelfde inhoud komen aanzetten. De meeste Franse en Nederlandse leden van het Europees Parlement zullen dit verslag ondersteunen. Ik weet niet hoe zij hun kiezers onder ogen willen komen. Ik weet niet hoe zij ‘s nachts nog een oog dicht kunnen doen.
In het Verenigd Koninkrijk heeft de Labour-regering haar plechtige belofte een referendum te zullen houden gebroken, hoewel in opiniepeilingen per brief die door actiegroepen zijn uitgevoerd, meer dan 80 procent van de kiezers voor een referendum hebben gestemd.
Indien u deze maatregel tegen de krachtige publieke oppositie doordrukt, ondergraaft u de fundamenten van het Europa dat u wilt bouwen. We moeten naar de mensen luisteren. Ze eisen een referendum.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Corbett heeft ons nu de zogenaamde ‘geconsolideerde’ versie van het Verdrag tien keer laten zien. Deze versie is niet op een manier geconsolideerd die ons in staat stelt erover te beslissen, omdat zij de tekst op een wijze laat zien alsof we het Verdrag van Lissabon al hadden goedgekeurd. Een geconsolideerde versie is een uitgave waarin de voorgestelde tekst vetgedrukt is en de tekst die zal worden geschrapt cursief is, zodat er op een fatsoenlijke manier over kan worden beraadslaagd.
Commissaris Wallström heeft ons zo’n versie beloofd ...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Rihards Pīks (PPE-DE). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, geachte vicevoorzitter van de Commissie, fungerend voorzitter van de Raad, terwijl ik naar een paar van mijn medeleden luisterde, schoot mij een oude waarheid uit de Bijbel te binnen: het is gemakkelijk om kritiek uit te oefenen, om te kleineren, maar het bouwen van een huis, het oprichten van een tempel is een langdurige en moeilijke taak. Ik wil de critici van dit Verdrag eraan herinneren dat de basis ervoor – het Verdrag van Lissabon, het Grondwettelijk Verdrag – in het breedst mogelijk vertegenwoordigde democratische forum in de geschiedenis van Europa werd gelegd, onder deelneming van niet-gouvernementele organisaties en in aanwezigheid van de massamedia. Daarom wil ik mijn collega’s Méndez de Vigo en Corbett feliciteren, die het verslag hebben opgesteld waarover we nu zullen stemmen. Dit verslag is in feite een zeer goede samenvatting, een zeer goede samenvatting, en de heer Bonde heeft gelijk wanneer hij zegt dat de geconsolideerde versie op het moment alleen in het Engels beschikbaar is. Ik zou daarom willen voorstellen dat het document als brochure wordt gepubliceerd, als een zeer goede samenvatting, aangezien niet iedereen het volledige Verdrag zal lezen. Wat betreft de inhoud van het Verdrag gaat het verslag in op tal van goede punten, terwijl er ook kritiek wordt geuit. Het lijkt mij zeer goed dat er een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is omlijnd en dat tevens de behoefte aan een gemeenschappelijk energiebeleid wordt geformuleerd. Tegelijkertijd is het een schande dat er geen nieuwe instrumenten zijn om dit beleid uit te voeren – noch de Commissie noch het Parlement hebben zulke instrumenten gekregen. Wat betekent dit? Het betekent dat het werk nog voor ons ligt om deze dit beleid in te voeren en ten uitvoer te leggen. Daarom hebben we in feite de helft van het werk achter de rug: het fundament is gelegd, maar de rest van het werk, de tweede helft, namelijk het in de praktijk omzetten, rest ons nog. Ik wens ons allemaal veel geluk. Dank u wel.
Adrian Severin (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de verdiensten van het Verdrag van Lissabon werden reeds genoemd en de vooruitgang die het betekent in richting van een werkelijke Unie van de burgers is reeds beschreven. Daarom wil ik enkel nog twee punten van zorg aandragen.
Ten eerste: de markt is geglobaliseerd, de criminaliteit is geglobaliseerd en de armoede is geglobaliseerd – hieraan worden wij elke dag door golven immigranten herinnerd. Terwijl auto-, computer- en staalfirma’s fuseren, komen er nieuwe of hernieuwde wereldmachten naar voren. Ondanks dit alles blijft Europa verdeeld. De voortdurende verdeeldheid over Kosovo, die door sommigen als een strijd tussen de legalisten en de realisten wordt beschreven, is het laatste en angstaanjagendste bewijs voor het feit dat de vrede en de wetgeving in Europa nog niet buiten gevaar zijn.
Tegen deze achtergrond is de obsessie met opt-out of opt-in regelingen niet de manier om de nationale soevereiniteit tegen het zogenaamde Europese imperialisme te beschermen, maar een manier om elk van onze lidstaten te veroordelen tot bekrompen bestaan in de marge en uiteindelijk tot onveiligheid.
Mijn tweede punt van zorg: men heeft uit het Verdrag de verwijzingen naar symbolen verwijderd, uit angst dat de Europese symbolen de nationale zouden kunnen overschaduwen. Aan de andere kant toont de ontoereikende deelname van de burgers aan het nationale leven aan dat onze nationale mythen aan het inslapen zijn. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal was in staat om de burgers te mobiliseren, niet alleen door aan hun verstand te appelleren, maar ook door het hart aan te spreken. Het was een voornemen dat uitging van een mythe.
Het Verdrag van Lissabon is weer een fantastisch plan, maar het is zielloos. Dit zal niet alleen afbreuk doen aan het vermogen van de Europese Unie om de burgers te inspireren, maar ook aan het vermogen van elke lidstaat om hun eigen nationale mythen in ere te herstellen.
Verder deel ik de opvattingen van het verslag, en ik prijs de rapporteurs voor hun uitstekende werk. Ik deel al hun inzichten en ik ben van mening dat ze geweldig werk hebben gedaan. Ik hoop echter dat we op een goeie dag allemaal in staat zullen zijn om te roepen: Habemus tractatum rei publicae Europae.
Jean-Luc Dehaene (PPE-DE). – (NL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese integratie - en zo is het ook altijd gesteld door de vaders van de Europese integratie - wordt stapsgewijze opgebouwd, soms met kleine stappen, soms met grote stappen. De rapporteurs hebben zeer goed onderstreept dat het Verdrag van Lissabon een belangrijke kwalitatieve stap vooruit is voor Europa. Je kunt zelfs spreken van een quantum jump . Het is te vergelijken met het Verdrag van Rome, toen we de gemeenschappelijke markt maakten, de eenheidsakte met de eenheidsmarkt en het Verdrag van Maastricht met de Monetaire Unie. Het Verdrag van Maastricht gaf ook een bescheiden aanloop tot de politieke unie.
Door het geven van de juridische persoonlijkheid aan de Unie en door het afschaffen van de pijlers krijgt Europa dankzij het Verdrag van Lissabon zijn definitieve politieke dimensie. Die heeft het nodig om als global actor te kunnen optreden in de globale wereld van vandaag en daarmede de standaards te zetten die die globale wereld nodig heeft. Door de veralgemening van de codecisie heeft deze politieke unie ook een meer gedemocratiseerde besluitvorming. Het komt er nu op aan dit Verdrag te ratificeren en daar zou een gecoördineerde tekst inderdaad helpen om een beter inzicht te hebben in de vooruitgang die geboekt wordt.
Maar tekst is één, ratificatie is twee, uitvoering is drie. Wellicht is dat het belangrijkste dat ons nu te doen staat. Ik was verheugd te horen van het voorzitterschap en van de Commissie dat ook zij aan deze implementatie beginnen te denken en te werken, want in die implementatie kunnen we nog verschillende richtingen uit, kunnen we ook verkeerde richtingen uitgaan als we niet opletten. Vandaar dat het ook van groot belang is dat het Parlement zich inderdaad ook met die implementatie bezighoudt om duidelijk de bakens te zetten voor de manier waarop dit Verdrag een reële vooruitgang moet betekenen. Bij de implementatie kan men het ook nog een andere richting uitsturen en dat willen we zeker niet. We willen de vooruitgang die in het Verdrag zit.
Edite Estrela (PSE). – (PT) Ik feliciteer de rapporteurs Corbett en Méndez de Vigo met hun uitstekende werk en met dit staaltje van goede samenwerking. Het Portugese voorzitterschap had de historische missie om een mandaat in een Verdrag om te munten, het Verdrag van Lissabon, dat in april van dit jaar door het Portugese parlement zal worden geratificeerd. Het nieuwe Verdrag is niet de oplossing voor alle problemen van de Europese Unie, maar het betekent een toegevoegde waarde voor de democratie. De bevoegdheden van het Europees Parlement zijn uitgebreid, net zoals de bevoegdheden van de nationale parlementen, maar ook de participerende democratie is versterkt – vooral door middel van het burgerinitiatief, dat het mogelijk maakt dat één miljoen burgers de Commissie kunnen vragen om een wetsinitiatief op een bepaald gebied te beginnen. Bovendien heeft het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie nu juridisch bindende werking.
De Europese Unie is niet perfect, maar zij speelt een onvervangbare rol in de wereld. We hebben een Europa nodig dat meer betrokken is en grotere invloed heeft bij het oplossen van de mondiale problemen, zoals de klimaatverandering, de voedselveiligheid, het energiebeleid, het internationaal terrorisme, de georganiseerde misdaad, immigratie enzovoorts. We moeten er nu dringend voor zorgen dat elk van de 27 lidstaten die het Verdrag van Lissabon op 13 december 2007 hebben ondertekend, ermee begint het Verdrag te ratificeren. Dit is een belangrijke fase voor het bereiken van een Europa dat een efficiëntere besluitvorming heeft, dat dichter bij de burgers staat, dat beter in staat is om op de uitdagingen van de globalisering te reageren en effectiever is in zijn externe betrekkingen. We moeten allemaal onze verantwoordelijkheden nemen omdat de wereld niet ophoudt zich te veranderen.
Terwijl Europa met zijn denkpauze tijd heeft zitten rekken en zijn energie aan een oplossing voor zijn institutionele problemen heeft verknoeid, bleven de opkomende economieën verder groeien, hebben zich de gewapende conflicten verspreid, is de klimaatverandering onloochenbaar geworden, zijn de energieproblemen almaar dringender geworden en zijn veel mensen door gebrek aan voedsel of medische hulpverlening gestorven. Ondanks ultranationalistische meningen en euroscepticisme mag Europa niet tot stilstand komen – en dit zal dan ook niet gebeuren.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). – (EL) Als schaduwrapporteur van de Commissie internationale handel en als lid van de Commissie constitutionele zaken wil ik ter inleiding zeggen dat het Verdrag van Lissabon de overgang duidelijk maakt van een grondwettelijk ‘elitarisme’ naar een hervorming van het Europese herenigingsproject. De gezamenlijke Europese vooruitgang wordt gewaarborgd door de grondwettelijke dualiteit, namelijk de twee herziene Verdragen die dezelfde juridische waarde bezitten.
Tezelfdertijd staat er een Europa met verschillende snelheden aan te komen. Met andere woorden, de Unie wint aan flexibiliteit, maar het verliest een impuls tot gemeenschappelijke eenwording. De lidstaat heeft weer eens het laatste woord in de dialectische verhouding tussen supranationale en nationale elementen. Het parlementaire systeem komt uit het laatste Europese compromis ook versterkt naar voren, waarbij zowel de rol van het Europese Parlement als ook van de nationale parlementen is versterkt .
Dames en heren, het Europese herenigingsproces heeft ongetwijfeld een duwtje in de rug nodig. De burgers kijken uit naar antwoorden op nieuwe politieke uitdagingen. Ze zijn geïnteresseerd in de kwaliteit en productiviteit van de politieke output. Ze legitimeren, zij het direct of indirect, op democratische wijze de besluitvormingsorganen en verwachten een succesvol optreden. Een succesvolle afronding van de poging tot ratificatie en vooral de blijvende democratische legitimering van projecten die op voor de Europese burger zichtbare wijze worden uitgevoerd, hangen af van de instelling van een uitvoerig politiek debat met de EU over de prioriteiten bij de aanpak van politieke, economische en sociale problemen, over de houding van de Europese burgers tegenover de EU en over de positie van de EU in de wereld.
In dit verband mag de instelling van een blijvende, transparante en democratische dialoog met het maatschappelijk middenveld niet slechts een wassen neus zijn. Het moet een afspiegeling zijn van een diepgaande politisering van het project van de eenwording. Het Europees Parlement speelt een sleutelrol bij deze politisering. Ik feliciteer mijn collega-leden Corbett en Méndez de Vigo met hun vruchtbare en creatieve bijdrage.
Proinsias De Rossa (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit Verdrag is geen elegant document. Er zijn veel “mitsen”, “maren” en “misschiens”, omdat er geen andere manier is om machtverdeling te bereiken binnen een wijdvertakte familie van naties. Ondanks de tegenstemmers beantwoordt het aan de eisen van onze burgers tot meer democratie en tot een versterkt vermogen om dingen te kunnen aanpakken die naties op zich niet doeltreffend in hun eentje kunnen oplossen: vredeshandhaving, klimaatverandering, migratie, financiële en marktregulering, en inderdaad de regels van de arbeidsinspectie.
In deze tijd van mondiale instabiliteit is de Europese Unie belangrijker dan ooit voor kleine lidstaten zoals Ierland. De stemming van vandaag zal weer de bizarre alliantie laten zien van marktfundamentalisten, extreem links en extreem rechts, die tegen dit Verdrag zijn. Zij hebben één ding gemeen: een neiging om de democratische reikwijdte van de bevolking binnen de nationale grenzen te houden. De multimiljonairs – de Murdochs in Brittannië en de Ganleys in Ierland – maken op cynische wijze gebruik van nationaal-chauvinistische sentimenten om zo te verhinderen dat de Europeanen hun armen over de nationale grenzen heen uitstrekken om zaken te regelen in het groter belang van de maatschappij.
De anderen, Sinn Féin en hun medestanders, hebben geen vertrouwen in de burgers en hun vermogen om een verantwoordelijke transnationale democratie op poten te zetten. Hun handelswaar is angst, angst voor onze buren, voor democratische parlementen, voor regeringen en voor globalisering. Ze zijn niet in staat om te verklaren waarom meer macht voor het Parlement minder democratie betekent. Ze verkleden zich als internationalisten, maar ze zijn er tegen dat buren elkaar helpen in tijden van nood of wanneer zij aangevallen worden. Ze weigeren hun goedkeuring te hechten aan Europese wetten die ons en onze buren beschermen tegen klimaatverandering, misbruik van de rechten van werknemers en marktmisbruik.
Degenen die de angst aanwakkeren maken gebruik van de grote leugen zoals die vandaag welbespraakt door de dames McDonald en Sinnott werd verkocht. Ze draaien op een vervelende manier de waarheid op zijn kop door te zeggen dat de gekozen afgevaardigden van meer dan 80 procent van de bevolking van Europa ermee bezig zijn de democratie in de pan te hakken, te verhinderen dat de mensen ooit nog hun zegje kunnen doen bij de opbouw van Europa. Voor de verkiezingsdag in Ierland zullen al deze leugens zijn ontmaskerd: als de nachtmerries van partijen die niets uit hun geschiedenis hebben geleerd en de mensen van Europa er per se toe willen veroordelen die geschiedenis te herhalen. Ik heb er vertrouwen in dat Ierland zal besluiten in het hart van Europa te blijven.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Ierland heeft besloten om het Verdrag van Lissabon per referendum te ratificeren omdat dit, na afweging, noodzakelijk werd geacht op grond van bepalingen in onze Grondwet, maar ik respecteer de beslissing van alle andere lidstaten over de manier waarop zij het Verdrag ratificeren.
Een paar punten zijn het waard om voortdurend herhaald te worden. Het Verdrag van Lissabon verschilt toch van zijn voorganger, het tot mislukken gedoemde Grondwettelijk Verdrag, namelijk voor zover het niet meer uit een enkele geconsolideerde tekst bestaat. Het amendeert slechts bestaande Verdragen – betreffende de Europese Unie en tot oprichting van de Europese Gemeenschappen – Verdragen die op zichzelf volledig zijn geratificeerd. Bovendien zijn de grondwettelijke titel en de bijbehorende symbolen, alsmede de verwijzing naar de vlag en het volkslied van de EU, eruit verwijderd.
Meer Europa betekent meer van hetgeen Europa aan toegevoegde waarde aan onze burgers levert, omdat het Hervormingsverdrag of het Verdrag van Lissabon door de grenzen van de bevoegdheden van de Unie duidelijk te omlijnen zowel aan de Europese Unie als ook aan de nationale parlementen duidelijk voorschrijft waar hun bevoegdheden liggen, waardoor overigens meer subsidiariteit aan de lidstaten wordt verleend. Iets dat vaak niet wordt gezien.
Het Hervormingsverdrag maakt een grotere continuïteit bij de besluitvorming van de EU mogelijk, vooral op het gebied van het buitenlands beleid door de schepping van het nieuwe ambt van de Voorzitter van de Europese Raad, die voor een ambtstermijn van tweeëneenhalf jaar wordt benoemd, die één keer kan worden verlengd. Er wordt een Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands en veiligheidsbeleid benoemd, die niet alleen in de Raad zitting heeft, maar ook een vicevoorzitter van de Commissie is. Deze ontwikkelingen komen er echter niet in de plaats van het nationale buitenlandse beleid. Daarnaast zal het bestaande roterende, zes maanden durende voorzitterschap als vanouds blijven bestaan, iets wat vaak over het hoofd wordt gezien of niet wordt begrepen.
In tegenstelling tot andere Verdragen van de EU bevat het Verdrag van Lissabon geen wezenlijk nieuwe wetgeving inzake EU-bevoegdheden. Er zouden echter nieuwe rechtsgrondslagen komen voor patenten, toerisme, sport, ruimtevaart en bestuurlijke samenwerking, een versterkte rechtsgrondslag voor het energiebeleid en, wat het allerbelangrijkst is, een duidelijke nieuwe verwijzing naar de bestrijding van de klimaatverandering op basis van de bestaande rechtsgrondslagen van het milieubeleid.
Om al deze redenen zullen mijn collega’s van de Fine Gael en ik onze regering ondersteunen. Alle Ierse partijen met uitzondering van Sinn Féin zullen de regering ondersteunen en er hard voor werken om dit Verdrag te ratificeren en om de boodschap ervan over te brengen. Sinn Féin doet dit niet, omdat ze bang zijn voor een ‘sterkere militarisering van Europa’ – een ironisch punt, gezien de bijzondere geschiedenis van deze partij!
Collega’s, hoewel uw inzet en ondersteuning van harte welkom zijn, wil ik een voorzichtige waarschuwing uitspreken – komt u alstublieft niet in de verleiding, in uw verlangen naar een positieve uitslag van ons referendum, om het Ierse kiezersvolk te vertellen hoe het moet stemmen. En aan het adres van de Commissie: houdt u alstublieft op ruzie met Ierland te beginnen over administratieve en andere zaken zoals REPS, die al dan niet opzettelijk in een verkeerd daglicht kunnen worden gesteld door de tegenstanders van het Verdrag.
Mauro Zani (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Verdrag van Lissabon maakt een eind aan een aanhoudende en gevaarlijke impasse. We komen uit deze crisis tevoorschijn met een stabiele en effectievere institutionele structuur die voor verdere ontwikkeling openstaat. We treden nu in een nieuwe fase waarin naar ik hoop ook weer een pad kan worden gebaand naar een Grondwet voor Europa.
Hiervoor zullen versterkte inspanningen nodig zijn om het Europees staatsburgerschap te bevorderen, uitgaand van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Niet demografische berekeningen die een nationale, intergouvernementele logica volgen, maar het Europese staatsburgerschap vormt de hoeksteen waarop het politieke bouwwerk van Europa in de toekomst omhoog kan worden gegrondvest. Dit is de enige manier waarop dit Verdrag een ziel kan worden gegeven, de ziel waarover de heer Severin eerder op de dag sprak.
De toekomst ligt daarom in de eerste plaats in handen van de grote alliantie tussen het Parlement en de Europese burgers met de hun ter beschikking staande rechten en plichten. Misschien is de eerste test voor deze alliantie de benoeming van de nieuwe voorzitter van de EU.
Jacek Protasiewicz (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om allereerst de auteurs van dit verslag te feliciteren, omdat door hun werk een tekst op tafel is gekomen die niet alleen een politiek document, maar een scherpzinnige gids over de nieuwe feiten van het Verdrag is. Men zou bijna kunnen beweren dat het een didactische hulp is voor studenten in de gehele Europese Unie en daarbuiten.
In de formuleringen van hun verslag hebben de heren Méndez de Vigo en Corbett gewezen op de positieve veranderingen die door het Verdrag van Lissabon worden ingevoerd, maar zij hebben ook rekening gehouden met de angsten die door de moeilijke intergouvernementele onderhandelingen werden veroorzaakt. Op dat moment werd Polen als één van de landen gezien die het voortschrijden van de Europese integratie bemoeilijkten. Sinds de laatste verkiezingen is er echter veel veranderd. De nieuwe regering staat positiever ten opzichte van de Europese samenwerking en begrijpt dat een sterke EU in het belang van ons land, van Polen is.
We mogen echter niet vergeten dat een deel van de Poolse bevolking bang is voor de voorrang van de Europese wetgeving in de hierarchie van het burgerlijk recht, vooral waar het om het gezins- en eigendomsrecht gaat. We hebben tijd nodig en meer ervaring met de samenwerking in de Europese Unie om ervoor te zorgen dat deze angsten afnemen en misschien zelfs verdwijnen. De regering van mijn land heeft daarom afstand genomen van de ondertekening van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, vooral omdat er een aanzienlijke kans was dat het Poolse ratificatieproces in feite geblokkeerd zou zijn wanneer er een andere beslissing was genomen.
Ik ben zeer ingenomen met het feit dat de auteurs van het verslag dit hebben erkend en hebben besloten om uit het eerste ontwerp de namen van de staten te verwijderen die door het Europees Parlement vanwege hun houding kritisch zouden worden aangekeken. Het Verdrag van Lissabon is het resultaat van een compromis tussen de dromen over een Europese federatie en de angsten die niet alleen bij de burgers van de nieuwe staten heersen, maar ook in de landen die tot de oprichters van onze Gemeenschap behoren. Met het mislukte ratificatieproces van het Grondwettelijk Verdrag in het achterhoofd is het volgens mij het beter om kleine en stabiele stappen te nemen, in plaats van sprongen te doen waaraan altijd het risico is verbonden dat men ten val komt.
De veranderingen zullen zeer snel in de realiteit voelbaar zijn. Het is daarom zeker dat we over een paar jaar over een nieuwe tekst, over een nieuw Verdrag zullen spreken, een Verdrag dat meer van toepassing is op de toekomstige realiteiten. Het is belangrijk dat wij staat zijn om deze realiteiten tijdig te onderkennen, en dat de Europese Unie het vermogen behoudt om zich aan nieuwe uitdagingen aan te passen.
Maria da Assunção Esteves (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Lissabon en Rome zijn de vertrekpunten voor een mensheid zonder grenzen. De droom van mondiale justitie en cosmopolitische wetgeving ligt ten grondslag aan de geschiedenis van de Europese Unie. Het is een geschiedenis over hoe de morele wil in de instellingen wortelde en de oude politieke paradigma’s veranderde. De gevolgde methode heette delen, de toegepaste maatstaf heette redelijkheid, het gestelde doel heette menselijke waardigheid en de rechtssoevereiniteit had voorrang boven de soevereiniteit van de grenzen; al deze factoren dienden ertoe om van Europa het huis der Verlichting te maken.
Bij deze reis in de richting van een omvangrijke democratie heeft het Verdrag van Lissabon het Europees Parlement zijn parlementaire karakter weer teruggegeven, heeft het de wetgevende hegemonie van het Europa der regeringen doorbroken en nieuwe leidende personen naar voren gebracht om de mededingende en politieke elementen te versterken en de bureaucratie te verminderen. Het is waar dat de Europese Grondwet met zijn potentieel om voor eenheid en cohesie te zorgen, is vertraagd, maar er is een post-nationaal Europa aan het ontstaan. Babel zal zonder twijfel zijn toren bouwen.
Hartmut Nassauer (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, indien u het debat van vanmorgen hebt gevolgd, zal het u opgevallen zijn dat het Verdrag vergezeld gaat van grote verwachtingen. Ten eerste is er de verwachting dat het geratificeerd moet worden en in werking moet treden. Dan is er de verwachting dat het de Europese Unie in staat zal stellen om haar taak in de wereld te vervullen, om de uitwerkingen van de globalisering aan te pakken, enzovoorts enzovoorts.
Hieraan wil ik nog een verdere verwachting toevoegen. Ik geloof en hoop dat het Verdrag nog een mogelijkheid oplevert tot een volgende verzoeningsstap tussen de Europese Unie en haar burgers, aangezien er een kloof tussen de Unie en haar burgers is. Deze kloof werd duidelijk bij de referenda in Frankrijk en Nederland en dient te worden gedicht.
De Unie heeft de goedkeuring van haar burgers nodig, en het nieuwe Verdrag biedt hiervoor goede mogelijkheden. Het biedt de nationale parlementen de mogelijkheid tot participatie bij het maken van de wetgeving. Binnen het kader van de subsidiariteit worden de nationale parlementen hierbij betrokken, en dat is een goede zaak, omdat de toestemming van de burgers er namelijk onder andere van afhangt dat de toewijzing van de taken tussen de EU en de lidstaten duidelijker is dan het tot nu toe het geval was en op evenwichtiger wijze wordt gehanteerd. De nationale parlementen dienen hieraan een bijdrage te leveren.
Ik zie ons niet als concurrentie voor de nationale parlementen, maar ik geloof dat we moeten samenwerken. Ik ben van mening dat de nationale parlementen ook gebruik moeten maken van deze mogelijkheden. Ik wil ze direct uitdagen om dit te doen. Het zal boeiend zijn om te zien of dit nieuwe instrument ter controle van de subsidiariteit doeltreffend is.
Nog een verder punt: wanneer we van buitenaf naar de Europese Unie kijken, zijn we een toonbeeld van regionale samenwerking, van succesvol regionaal teamwork, waarvan er op de wereld slechts één ander voorbeeld te vinden is, dat op geen stukken na zo succesvol of vergevorderd als de EU is: de staten van de ASEAN. Ook de ASEAN houdt de Europese Unie goed in het oog bij haar pogingen tot samenwerking en tot het leveren van een bijdrage aan de vrede en veiligheid in de wereld.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Dames en heren, omdat de Europese Unie een Hervormingsverdrag nodig heeft dat de Unie effectiever en moderner maakt, zal ik voor het verslag van de rapporteurs Richard Corbett en Íñigo Méndez de Vigo over het Verdrag van Lissabon stemmen.
Staat u mij toe de vijf lidstaten te feliciteren die het Verdrag van Lissabon al hebben geratificeerd. Ik ben ervan overtuigd dat het besluit tot ratificatie van het Verdrag van Lissabon ook in Slowakije geen gevaar zal lopen. Slechts één parlementaire partij is ertegen; verder krijgt het Verdrag totale ondersteuning en zullen de leden van het nationale parlement er met een overweldigende meerderheid voor stemmen.
De huidige Slowaakse oppositie, aan wie het grotendeels te danken is dat Slowakije lid van de Europese familie is geworden, zal haar steun aan het Verdrag van Lissabon geven zodra de Slowaakse perswet, die door Europese organisaties als Freedom House, de OESO en de Europese Federatie van Journalisten gehekeld werd, overeenkomstig hun aanbevelingen is herschreven.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Als lid van het Europees Parlement voor Hongarije, het eerste land dat het Hervormingsverdrag heeft geratificeerd, ben ik me er goed van bewust dat ratificatie op zich niet genoeg is. In deze Kamer werd reeds opgemerkt dat we het publiek – de burgers van Europa – duidelijk moeten maken op welke wijze dit document meer oplevert dan de nationale grondwetten, dat we de toegevoegde waarde van dit Hervormingsverdrag moeten verklaren.
Europese politici moeten er zich bewust van worden dat premiers vaak de fout maken om dit een institutionele hervorming te noemen. Het is veel meer dan dat. We worden nu een politieke unie en een echte belangengemeenschap. Binnen deze belangengemeenschap moeten we aan de burgers van Europa uitleggen in hoeverre het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie op het gebied van de sociale rechten toegevoegde waarde oplevert.
Ik wil er nog eens speciaal op wijzen dat de rechten van de tot minderheden behorende individuen eindelijk zijn opgenomen in het tachtigduizend bladzijden tellende acquis communautaire, aangezien elke zevende burger in Europa, in de Europese Unie, tot een reeds lang bestaande minderheid behoort. Dit is een grote vooruitgang voor het Verdrag.
Andrew Duff (ALDE). – (DE)Mijnheer de Voorzitter, ik zou de collega’s die tegen het Verdrag zijn willen vragen om uit te leggen wat ze precies bedoelen wanneer ze het over een ‘zichzelf-amenderend’ verdrag hebben. Kunnen ze me de bepaling laten zien die voor deze proteïsche ontwikkeling zorgt?
Ik zelf vind zo’n bepaling niet in het Verdrag. Het is zo dat elke verandering de unanieme toestemming van alle premiers en de nationale parlementen van alle lidstaten vereist en dat belangrijke veranderingen die ons in de EU nieuwe bevoegdheden toewijzen, de procedure van een conventie, een intergouvernementele conferentie en formele ratificatie door alle lidstaten vereisen.
Mogens Camre (UEN). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Lissabon is, zoals iedereen weet, het Grondwettelijk Verdrag zonder vlaggen en muziek. Het is eigenlijk nogal vreemd dat dit hier zo ongezouten wordt gezegd, omdat dit niet de manier is waarop het in Denemarken gebeurt. De regering in Denemarken beweert namelijk dat er in het geheel niets van betekenis in dit verdrag staat. Blijkbaar denkt de regering dat zij de burgers op die manier kan doen geloven dat ze geen toestemming hoeven te krijgen om hierover te stemmen. Dit Verdrag behelst echter de verstrekkendste ontwikkeling van de Europese Unie die er ooit is geweest: meer macht, meer beleidsgebieden dan ooit tevoren en een groter machtverlies van de Europese naties dan ooit tevoren. Het is ongelooflijk dom van de oude kernstaten van de EU om de rest van ons te dwingen het niet aan onze burgers voor te leggen. Het zal negatieve gevolgen hebben. De burgers hebben het gevoel dat ze niets meer kunnen controleren. Zij zullen hierop reageren. Een Unie wordt niet aan een onderhandelingstafel van de EU opgericht. De Unie kan alleen functioneren wanneer zij het voortvloeisel is van de wensen van de bevolking, en dit is momenteel niet het geval. Ik ben daarom van plan om tegen dit verslag te stemmen.
Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). – (CS) Wie wil dat de Europese integratie van lange duur is, moet het internationaal recht uitdiepen en versterken. Op het moment gebeurt er precies het tegenovergestelde.
De erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo was een verschrikkelijke slag voor het internationaal recht, en de eerste slachtoffers van deze schending van het internationaal recht zullen de Europese integratie en de trans-Atlantische betrekkingen zijn. Ik denk dat dit duidelijk te zien is. In het geval van Bosnië werd het etnische beginsel verworpen als uitgangspunt voor de grensafbakening, in het geval van Kosovo wordt dit echter als enig criterium en als enig beginsel gehanteerd. Ik geloof dat het internationaal recht niet straffeloos mag worden geschonden: dit leidt ertoe dat documenten als de Slotakte van Helsinki hun geloofwaardigheid verliezen.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mij bij die collega’s aansluiten die het opstellen van dit verslag toejuichten en die zijn wezenlijke waarde voor de toekomst van Europa benadrukken.
Het is belangrijk dat het Verdrag van Lissabon zich bezighoudt met de rol van de burgers en de verantwoordelijkheid van de instellingen. Daarom geloof ik dat het Europees Parlement, door dit verslag bewijst dat het zijn nieuwe rol binnen het functioneren van de Europese Unie aanvaardt. In dit verband herhaal ik de ondersteuning voor alle verdragsbepalingen die in een geconsolideerde rol van de parlementen voorzien, zowel op nationaal als op Europees niveau.
Ten tweede wil ik op de veranderingen wijzen die het Verdrag van Lissabon op het gebied van het buitenlands beleid van de Europese Unie voorstelt. De omzetting van deze veranderingen in de realiteit is van cruciaal belang om het Europees werk op dit gebied te consolideren. Derhalve is de oproep tot ratificatie door alle 27 lidstaten het centrale element van dit verslag. Ik ben ingenomen met het feit dat Roemenië het Verdrag in februari 2008 heeft geratificeerd en dat het zo het vierde land is geworden dat zijn Europese roeping en de wens om bij te dragen aan de steeds welvarender wordende toekomst van de Europese Unie heeft aangetoond.
Miloš Koterec (PSE). – (SK) Ik zou de rapporteurs willen bedanken voor hun uitstekende werk, waarin zowel de positieve aspecten van het nieuwe Verdrag als ook de zwakkere kanten ervan duidelijk worden omschreven. U weet hoe het gezegde luidt: “nobody is perfect”. Laten we in elk geval dankbaar zijn voor de hoge kwaliteit van het Verdrag en voor het feit dat het de huidige werkelijkheid binnen de Europese Unie weergeeft en de op Verdragsniveau bestaande mogelijkheden weergeeft.
Zoals de rapporteurs terecht opmerken versterkt dit Verdrag de democratische verantwoordelijkheid en de besluitvormingsbevoegdheden. Hierdoor geeft het de burgers bovendien meer controle over de bezigheden van de Unie. In dit verband zou ik echter een appel aan de regeringen van de lidstaten willen richten om hun burgers een degelijke samenvatting van het Verdrag van Lissabon te doen toekomen, zodat het door iedereen kan worden begrepen en zodat iedereen een geïnformeerde beslissing kan nemen over de vraag of hij het eens is met de wetgeving of niet: dit zou met het oog op de gehele Europese (en niet slechts de Europese) wetgeving de regel moeten zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de burgers van de Europese Unie, wanneer ze goed geïnformeerd zijn, hun onvoorwaardelijke steun aan het Verdrag zullen geven.
Ik zou ook willen benadrukken dat zo’n belangrijk document geen speelbal van politieke spelletjes mag worden zoals het in Slowakije het geval is, waar de oppositie de goedkeuring van dit progressieve en democratische document blokkeert.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sta hier – naar ik hoop – als een van de gewone en fatsoenlijke burgers van Ierland naar wie mijn collega Farage verwees – al geloof ik dat hij het Parlement heeft verlaten.
Het verbaast mij niet dat gewone, fatsoenlijke Ierse burgers verward zijn, omdat er vreemde vrienden in het kamp van de tegenstanders opduiken – mevrouw McDonald en de heer Farage. Het tart elke verbeelding! Ik zou mij in het bijzonder tot Sinn Féin willen richten: kunnen zij de rol van de Europese Unie bij de vrede in Noord-Ierland niet erkennen? Deze rol zal door dit Verdrag worden versterkt en niet de “militarisering”, zoals zij het noemen.
Over de rol van de nationale parlementen wil ik het volgende zeggen: de nationale parlementen moeten de macht benutten die dit Verdrag hun verleent, en de gewone burgers van de landen moeten hen ertoe dwingen deze macht doeltreffend in te zetten.
Aan het adres van de heer Duff zou ik willen zeggen: er worden valse argumenten aangevoerd in Ierland over het “zichzelf amenderend” Verdrag; het is een verzinsel van een boosaardige geest. Het is niet waar en het is onzin.
Laat mij ten slotte nog, tegen de tegenstemmers, zoals mevrouw McDonald en de heer Farage zeggen dat dit Verdrag een goede zaak is voor Ierland, een goede zaak voor de EU, een goede zaak voor Europa. Ik verzoek de burgers van Ierland dringend om “ja” te stemmen!
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik had niet de verwachting al zo snel te worden opgeroepen. Ik heb al een spreekbeurt gehad, maar ik zou hier graag nog een andere kwestie willen aankaarten. We hebben naar de tegenstemmers geluisterd, de mensen die ons vertellen dat Lissabon de Unie verder zal militariseren, dat het zal leiden tot sociale dumping, dat het ons in de verkeerde op stuurt. Goed, ik heb een klein deel van het debat gemist, maar ik heb nog niemand horen spreken over artikel 49, waarin staat dat wanneer Lissabon geratificeerd is, iedere lidstaat kan besluiten om zich terug te trekken uit de Unie overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
Dit betekent dat al diegenen die geloven dat zij niet in Europa zouden moeten zijn, hun burgers kunnen adviseren het lidmaatschap van de Unie op te zeggen nadat we het Verdrag van Lissabon hebben geratificeerd. Zodoende bestaat er geen enkele reden meer om niet te willen dat dit Verdrag wordt goedgekeurd.
Colm Burke (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een “ja” voor het Verdrag van Lissabon betekent een “ja” voor het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie werd oorspronkelijk opgesteld om de bescherming van de grondrechten binnen de EU te versterken, om deze rechten, met het oog op de veranderingen in de maatschappij, de sociale vooruitgang en de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, middels een handvest aanschouwelijker te maken.
Dit Handvest omvat zo uiteenlopende gebieden als de ouderenzorg, de zorg voor personen met een handicap, de eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven, het verbod op foltering en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces. Deze rechten zijn alleen van toepassing op de instellingen en organen van de EU en op de lidstaten wanneer ze EU-wetgeving ten uitvoer leggen. Terwijl het Handvest niet in nieuwe bevoegdheden voor de EU voorziet, zorgt het er wel voor dat het voor de burgers gemakkelijker wordt om te weten te komen wat hun rechten en plichten overeenkomstig de Europese wet zijn.
Toen het oorspronkelijk in 2000 werd opgesteld was het Handvest slechts een politieke verklaring. Wanneer de bevolking van Ierland voor het Verdrag van Lissabon stemt, verleent het ook een juridisch bindende verdragsstatus aan het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, ten voordele van alle burgers van Ierland en de EU.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik neem kennis van de redelijkheid waarmee u deze debatten voorzit.
Dames en heren, ik wil een moreel probleem opwerpen door eenvoudigweg te verwijzen naar verklaringen van mensen die voor de ratificatie van het Verdrag zijn en die beweren dat het precies hetzelfde is als de Grondwet.
Dit is het geval – en hij moet het immers weten – met de heer Giscard d’Estaing, die dat precies zo heeft gezegd, namelijk dat het de Grondwet is in een andere verpakking. Dit is het geval met mevrouw Merkel, die met precies deze woorden – zij sprak in het Engels – heeft verklaard: “Let us keep the substance, and change the wording.” Dit is het geval met de heer Amato, de vroegere Italiaanse premier, die vertelde dat de tekst onleesbaar werd gemaakt omdat anders iedereen zou hebben begrepen dat het een Grondwet was en om een referendum zou hebben geroepen. Dit is het geval met onze vroegere collega, de heer de Gucht. Dit is het geval met de premier van Luxemburg, de heer Juncker.
Ik ben daarom van mening dat deze misleiding van de Europese bevolking een moreel probleem zal blijken te zijn.
Jan Zahradil (PPE-DE). – (CS) De Europese Unie is geen staat en heeft zo gezien geen grondwet nodig. Dit moeten zelfs de voorstanders van de oude Europese Grondwet toegeven, ook al doen zij dat niet graag. Jammer genoeg zijn nog niet allen de teleurstelling te boven gekomen, de reden waarom in lid 6 van dit verslag spijt tot uitdrukking komt over wijzigingen de ten opzichte van de ontwerp-Grondwet van de Europese Unie .
Ik beschouw dit als een ernstige fout. Na een moeilijk proces werd er door de 27 lidstaten overeenstemming bereikt. Sommige regeringen wilden wijzigingen in de ontwerp-Grondwet van de Europese Unie, en nu worden zij in het verslag van de heren de Vigo en Corbett indirect voor hun aanpak bekritiseerd. Naar mijn mening zou het Europees Parlement, indien het voor lid 6 van het verslag zou stemmen, een gebrek aan respect aan de dag leggen voor de complexe overeenstemming die door de 27 lidstaten is bereikt. Dit kan alleen maar nadelig zijn voor de zaak. Ik zal dit lid in geen geval bekrachtigen.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, naast de sociale en economische cohesie wordt door dit Verdrag ook de derde doelstelling, territoriale cohesie, nadrukkelijk vastgelegd voor de hele Unie. Aan de ene kant vindt clustering in topregio's in Europa plaats, maar tegelijk pleiten wij ook voor kansen voor werkgelegenheid en voor de economische ontwikkeling in de gehele Unie. Dat is een belangrijke basis voor het sociale en het regionale beleid. Het is belangrijk om dat op die manier uit te werken en kennisoverdracht over ondernemerschap en inzet van centen en instrumenten - denk aan de structuurfondsen - mogelijk te maken. Ik wijs daar nog eens op omdat het in het debat vanmorgen niet aan de orde is geweest. We laten zo ook aan burgers in de hele Unie zien dat wij in de nieuwe omstandigheden ook nieuwe oplossingen kunnen bieden.
Luís Queiró (PPE-DE). – (PT) Ik geloof dat het op dit moment essentieel is om het belang en de betekenis van signalen in de politiek te benadrukken; het is onze plicht om de juiste signalen te doen uitgaan naar de burgers. Zouden we er, in plaats van door te gaan met het debat in dit Parlement over de verschillen tussen het Grondwettelijk Verdrag en het Verdrag van Lissabon of over hoe de lidstaten om moeten gaan met de ratificatie van het Verdrag, niet eerder over moeten discussiëren wat we zullen doen nadat het Verdrag, zoals wij hopen, in werking is getreden? Dat is immers wat we onze burgers hebben verteld – dat de institutionele hervorming noodzakelijk is om meer en betere resultaten te bereiken. Deze hervorming is nu werkelijkheid geworden.
Zal Europa over een jaar beter uitgerust zijn om de globalisering, de energieafhankelijkheid, de demografische crisis, het terrorisme, de financiële instabiliteit en de veranderingen in de werkgelegenheid aan te pakken? Het zal wel moeten. Zal het Europees Parlement krachtdadiger zijn, opdat het een actieve rol kan spelen bij de goedkeuring van deze hervormingen? Nogmaals, het zal wel moeten.
Dat is het juiste signaal dat we vandaag vanuit dit Parlement moeten afgeven. Er is een Chinees spreekwoord, dat als volgt luidt: wanneer een wijze man naar de hemel wijst, kijkt de dwaas naar de vinger. Laten we het anders aanpakken. Laat ons naar de toekomst kijken, mijnheer de Voorzitter, en de plicht op ons nemen de toekomst gestalte te geven.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren. Het zou mij interesseren, mevrouw de commissaris, hoe de verschillende protocollen en teksten van het Hervormingsverdrag worden ontvangen. Is er onderzoek naar gedaan welke punten bij de bevolking bijzonder populair zijn en welke punten moeilijker liggen? Heeft u cijfers uit marktonderzoek die uitsluitsel geven over wat volgens het publiek de drie belangrijkste doelen van dit Hervormingsverdrag zijn, zodat men kan zien wat er in het belang van de 500 miljoen burgers van de Europese Unie is en waarom dit Hervormingsverdrag absoluut noodzakelijk is? Staan er onderzoeksgegevens of cijfers uit marktonderzoek ter beschikking die aangeven hoe goed de mensen over het Hervormingsverdrag geïnformeerd zijn, zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht? Dat is namelijk de basis om te kunnen laten zien hoe belangrijk deze hervormingsstap voor de Europese Unie is.
Welke stappen denkt u als commissaris in de naaste toekomst te ondernemen om deze informatie aan de bevolking ter beschikking te stellen?
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als de Europese Unie een auto was, zou dit verslag over het tunen van dat voertuig gaan. Het is heel belangrijk dat we nieuwe structuren krijgen, vooral op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid, en ik ben het met de mensen eens die het belang van een goed gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid hebben benadrukt. Het volstaat echter niet om goede structuren te hebben.
Wanneer we onze handelingen niet kunnen coördineren, en wanneer we niet werkelijk samenwerken en gemeenschappelijke boodschappen formuleren om deze aan een Kissinger of een Rice door te geven, dan zijn deze boodschappen niets waard. We moeten meer inhoud aan dit debat geven, en we moeten werkelijk naar gemeenschappelijke gezichtspunten toewerken.
We hebben nu het volmaakte voertuig. We moeten in een bepaalde richting beginnen te rijden en we moeten onze rol in de wereld op ons nemen. Dit Verdrag doet ons de instrumenten aan de hand om dit te kunnen doen.
Pál Schmitt (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Als EP-lid dat een van de nieuwe lidstaten vertegenwoordigt, wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om mijn dankbaarheid uit te spreken over de solidariteit die de Gemeenschap tegenover ons heeft getoond. Zonder deze solidariteit zouden de landen van Oost-Europa niet in staat zijn geweest om er weer bovenop te komen na een 40 jaar durende bezetting door de Sovjet-Unie.
Staat u mij ten eerste toe, als voorzitter van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Kroatië, om te zeggen dat het Verdrag zal leiden tot een hechtere en doeltreffendere samenwerking tussen de lidstaten, waarbij het ons tegelijkertijd in staat stelt tot een verdere uitbreiding van de Europese Unie, om die landen op te nemen die het waardestelsel van EU onderschrijven en naleven.
Naar mijn mening zendt het Verdrag een positief signaal naar de landen van de westelijke Balkan die al begonnen zijn met toetredingsonderhandelingen; het zal hen stimuleren om de hervormingen te versnellen, aangezien de toetreding tot de EU voor hen binnen handbereik legt.
Tot besluit is naar mijn mening een van de belangrijkste en meest innovatieve passages van het verdrag ongetwijfeld de passage die de rechten van de minderheden waarborgt, waardoor de bescherming van nationale of etnische minderheden tot een grondbeginsel van de Europese Unie wordt gemaakt. Dank u wel.
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor zover ik weet, ben ik het enige Parlementslid dat verkiezingsleider voor referenda is, en ik voel mij in het geheel niet verplicht om tegen de Duitse bevolking te zeggen dat hun besluit minder rechtmatig is dan het Ierse besluit, alleen omdat wij een referendum houden en zij een grondwettelijke reden hebben om geen referendum te houden.
Wat voor een soort referendum willen diegenen die voor een referendum spreken? Willen ze een referendum waarbij 50 procent of meer van de bevolking van de gehele Europese Unie een beslissing neemt, in welk geval het de grote staten, of een mengeling van grote en kleine staten zullen zijn die voor iedereen beslissen? Of zijn ze van mening dat het meer dan 50 procent in elke lidstaat moeten zijn, in welk geval iedere lidstaat zijn beslissingsrecht aan iedere andere lidstaat overlaat! Waar blijft hier de rationaliteit?
Winston Churchill gebruikte de uitdrukking ‘terminologische onnauwkeurigheden’. Ik wil het verder niet meer over de lafaarden rechts van mij hebben, maar, wat zijn ze onoprecht!
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het was mij een groot genoegen om hier aanwezig te zijn bij dit extreem interessante en bewegende debat. Ik wil mijn opmerkingen in drie categorieën onderverdelen.
De eerste categorie betreft de voorbereidende activiteiten die moeten worden afgesloten, zodat het Verdrag van Lissabon, wanneer en als het wordt aangenomen, volledig ten uitvoer kan worden gelegd. Deze activiteiten zijn talrijk. Het is noodzakelijk om de verkiezing voor te bereiden van de voorzitter van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands en Veiligheidsbeleid, om een communautaire externe dienst op te richten en om de handelswijzen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken te organiseren.
Deze activiteiten moeten op geduldige en verantwoordelijke wijze worden uitgevoerd. Ik ben ervan overtuigd dat niemand de indruk wil wekken dat de instellingen van de Europese Unie of de lidstaten proberen om de huid van de beer te verkopen voordat hij geschoten is.
We moeten er ons daarom van bewust zijn dat de voorbereidende activiteiten weliswaar ten einde moeten worden gebracht, maar dat het toch zo blijft dat de lidstaten het laatste woord hebben bij de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon, dat wil zeggen de parlementen van de lidstaten en in één geval de kiezers. Dit herinnert mij aan het dilemma dat vandaag al meerdere malen werd genoemd en waarover de laatste jaren veel is gedebatteerd: referendum of parlementaire ratificatie?
Ik zou mevrouw Doyle, de heer Mitchell en de anderen willen bedanken die erop hebben gewezen dat het noodzakelijk is om de beslissingen van de lidstaten te respecteren. Ik heb in mijn openingsrede benadrukt dat de beslissing over de ratificatiemethode van het Verdrag van Lissabon uitsluitend onder de soevereine bevoegdheid en verantwoordelijkheid van elke lidstaat valt.
Niettemin wil ik hierbij de volgende kanttekening plaatsen: er is niets mis met parlementaire ratificatie. In het geheel niets. Alle lidstaten van de Europese Unie zijn representatieve parlementaire democratieën en ook deze geachte Vergadering, het Europees Parlement, is een sterk voorbeeld van representatieve democratie.
Nog een paar woorden over het belang van ratificatie. Naar mijn mening moet de ratificatie van het Verdrag van Lissabon niet alleen in de huidige context worden gezien, maar ook in de historische context, met de blik gericht op de toekomst. Ik zou graag commentaar willen geven op hetgeen door de heer Schulz en anderen is gezegd, namelijk dat we ons moeten herinneren wat er op ons continent honderd jaar geleden, vijfenzeventig jaar geleden of zoals in het geval van mijn eigen land, twintig jaar of minder geleden is gebeurd. Om kort te gaan: het is ons verleden dat ons er steeds aan herinnert dat de Europese Unie een aanzienlijke bijdrage aan de vrede, de stabiliteit en de welvaart van ons continent levert.
Tegelijkertijd moeten we rekening houden met de toekomst. We moeten onszelf voorbereiden op de alle zich aftekenende uitdagingen die de Europese Unie wachten. We zijn ervan overtuigd dat het Verdrag van Lissabon een stap in de juiste richting is en ons antwoorden geeft op de uitdagingen die aan de horizon opdoemen.
Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is inderdaad een levendig en interessant debat geweest, waarover ik drie opmerkingen wil maken.
Allereerst wil ik het over de tenuitvoerlegging hebben, aangezien sommigen van u bepaalde specifieke vragen over de tenuitvoerlegging en de voortzetting ervan hebben opgeworpen. Ik wil ook graag iets kwijt over de democratiediscussie die hier heeft plaatsgevonden en zou een verband willen leggen met communicatie en het publieke debat.
Om te beginnen met de vragen van de heer Deprez, de heer Dehaene, de heer Barón Crespo en de heer Duff: sommigen van u hebben gevraagd wat er nu gebeurt in het kader van de voorbereiding van de implementatie van het nieuwe Hervormingsverdrag.
Ik verwacht dat men in alle instellingen bezig is met de voorbereidingen. We zijn immers aan het bekijken wat er van onze respectievelijke instellingen gevergd wordt – in het geval van de Commissie het op tafel brengen van bepaalde wetgevingsvoorstellen – en wat hiervoor nodig is in termen van interinstitutionele samenwerking en praktische voorbereidingen. Dit moet worden gedaan met volledig respect voor het lopende ratificatieproces.
Onze aanpak in de Commissie is het geweest om dit op een formeel absoluut correcte wijze te doen en om de ratificatieprocessen te respecteren – om niet op de ontwikkelingen vooruit te lopen, maar om voorbereid te zijn. Ik geloof dat dit ook de aanpak in de Raad is geweest, waar een inventarisering is verricht, en we kijken natuurlijk op dezelfde wijze naar de verplichtingen waarmee de Commissie van doen krijgt.
We zullen natuurlijk met het Parlement samenwerken en de koppen bij elkaar steken om te kijken wat er in de praktijk moet gebeuren. Het is goed dat er ook een discussie in de respectievelijke instellingen aan de gang is om te waarborgen dat alles gereed is en op formeel absoluut correcte wijze kan worden uitgevoerd. We staan er natuurlijk klaar voor om met het praktische werk te beginnen.
Er is al veel over de democratie gezegd. Om nog eens Churchill te citeren die hier al aangehaald werd: “Democratie is de slechtste regeringsvorm, met uitzondering van alle andere die we hebben geprobeerd.”.
Voor welke ratificatiemethode men ook heeft gekozen – en het is aan elke regering en elke lidstaat om te beslissen welke methode ze willen toepassen – de Commissie zal deze methoden respecteren, en zal ook de ratificatie door nationale parlementen als democratisch gelegitimeerd beschouwen. Voor welke methode men ook heeft gekozen, er moet over worden gecommuniceerd met de burgers.
Ik wil iedereen die om een geconsolideerde tekst heeft gevraagd, mededelen dat de Raad heeft meegedeeld dat zo’n tekst , hopelijk zo snel mogelijk, ter beschikking zal worden gesteld en dat we in het voorjaar in ieder geval een geconsolideerde tekst van de Raad zullen krijgen. Ik weet dat er op het moment een behoorlijk aantal geconsolideerde teksten in verschillende taalversies in omloop is. Ik weet dat het Britse Hogerhuis een geconsolideerde tekst heeft uitgegeven. Ik weet dat de Franse senaat een geconsolideerde tekst heeft uitgegeven, en ik weet dat er ook een in Duitsland in omloop is. De tekst is beschikbaar in het internet.
Dit betekent dat men gebrekkige toegang tot informatie niet als uitvlucht kan gebruiken. Alle teksten zijn beschikbaar, en er is ook informatie beschikbaar op de website van de Commissie, die vragen, antwoorden en feiten over, de specifieke wezenlijke onderdelen van het Verdrag publiceert.
Wij allen zijn verplicht de burgers te helpen om aan de benodigde feitelijke informatie te komen, en ook om antwoorden te geven op hun specifieke vragen.
In antwoord op hetgeen de heer Rübig heeft gezegd, weten we uit vorige opiniepeilingen van de Eurobarometer dat de mensen bovenal geïnteresseerd zijn in wezenlijke zaken en niet zo zeer in institutionele kwesties. Maar ik verwacht dat meerdere lidstaten ook gedetailleerde opiniepeilingen zullen houden om de mening van het publiek mening in de respectievelijke lidstaten te onderzoeken. We zullen hier in de komende maanden meer over te weten komen. De Commissie zal deze zaken in het algemeen in het oog houden middels de Eurobarometer.
Maakt u alstublieft de burgers en iedereen die u ontmoet attent op onze nieuwe website, die “Debate Europe” heet. We hebben “Debate Europe” omgewerkt om het nieuwe Hervormingsverdrag er in onder te brengen. Volgt u het debat en moedigt u alstublieft de mensen aan om bij te dragen tot en deel te nemen aan het debat in het internet.
Ik wil ook zeggen dat ik hoop dat we de jeugd en de vrouwen bij dit debat kunnen betrekken, want we willen ook meer deelname van vrouwen bij dit gesprek over de democratie en de vertegenwoordigende democratie, hopelijk ook als toekomstige leiders van onze instellingen en van de Europese Unie.
Wanneer vrouwen niet het gevoel hebben dat ze vertegenwoordigd worden, zullen ze aarzelen voordat ze hun steun geven aan onze verschillende projecten en besluiten. Dus is dit ook een democratische taak en opdracht voor ons allen.
Tenslotte wil ik zeggen dat de heer Nassauer een zeer belangrijk punt heeft aangesneden met betrekking tot de nationale parlementen en hoe we op dit gebied verder kunnen gaan en deze aanvullende taak kunnen waarborgen. De grotere en sterkere rol van het Europees Parlement is uitstekend geschikt om deze zaak in de nationale parlementaire procedures van elke lidstaat te verankeren. Dit is ook iets wat we goed en grondig samen met de nationale parlementen zullen moeten voorbereiden. Ze spelen een grote rol die volledig moet zijn voorbereid.
Dank u voor dit debat. De Commissie zal nauw met het Parlement en met de Raad samenwerken om voorbereid te zijn op de tenuitvoerlegging, en zij zal er met zekerheid alles voor doen om te communiceren en om te waarborgen dat de mensen toegang hebben tot alle benodigde informatie en forumdiscussies om over de toekomst van Europa te debatteren.
Richard Corbett, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter. Dit debat heeft aangetoond dat in dit Parlement de gekozen afgevaardigden van de bevolkingen van onze 27 landen met zeer grote meerderheid instemmen met dit Verdrag. Elke partij die in onze lidstaten aan de regering is en vrijwel elke belangrijke oppositiepartij in elke lidstaat – behalve de Britse conservatieven natuurlijk – ondersteunt dit Verdrag.
Alle grote christen-democratische partijen ondersteunen het. Het wordt ondersteund door alle socialistische partijen in elk van onze lidstaten. Het wordt ondersteund door de grote vrijzinnig-democratische partijen in elk van onze lidstaten, de meerderheid van de groene partijen en zelfs door de conservatieve partijen, behalve natuurlijk de Britse conservatieven. De oppositie tegen dit Verdrag komt voornamelijk uit de extreem rechtse hoek en voor een klein deel uit de extreem linkse hoek van dit Huis. Het is verwonderlijk om te zien dat deze nieuwe politieke alliantie door Sinn Féin en de Britse conservatieve partij wordt gesmeed in oppositie tegen dit Verdrag.
Sommigen van hen hebben geargumenteerd dat dit Verdrag hier vandaag wordt aangenomen zonder dat we toegang tot de documenten hebben – dat er geen geconsolideerd Verdrag is gepubliceerd. Ik heb er echter gisteren al op gewezen dat een aantal lidstaten een geconsolideerde versie van het Verdrag heeft gepubliceerd.
Verder klagen ze erover, zoals de heer Bonde, dat deze niet de wijzigingen van het Verdrag laten zien, maar de wijzigingen stonden natuurlijk sinds december in elke taal in het Publicatieblad ter beschikking. Eerlijk gezegd, doet elk lid van het Europees Parlement dat zegt dat het voor hem niet mogelijk was om deze tekst te lezen, niet het werk waarvoor het wordt betaald. Het is pure luiheid.
Ten tweede is een aantal van hen hierheen gekomen om te beweren dat het Europees Parlement tot een referendum moet oproepen. Ik vind het zeer amusant om te zien dat diegenen die ertegen zijn dat het Europees Parlement bevoegdheden heeft, die ertegen zijn dat de Europese Unie in staat is om de lidstaten te vertellen wat ze moeten doen, hier verschijnen en eisen dat we soevereine lidstaten voorschrijven hoe hun interne procedures ter ratificatie van een internationaal verdrag eruit moeten zien. Dit is hypocrisie ten top.
Tot slot heb ik gezien dat velen van hen gedurende lange tijd van het debat afwezig waren, omdat ze angsthazen verkleed buiten de zaal stonden. Ik vind dit zeer symbolisch. Zij zijn de angsthazen, omdat ze bang waren voor het debat van vandaag, omdat ze bang zijn voor het oordeel van dit democratisch debat, een oordeel dat overweldigend positief is over dit Verdrag en dat luidt dat het een goed Verdrag is dat onze Unie zal verbeteren en democratiseren.
(Applaus)
Íñigo Méndez de Vigo, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, vandaag is er hier vanuit historisch oogpunt over de Europese integratie gesproken.
De Europese Unie die we in de laatste 50 jaar hebben opgebouwd, is het Europa van het debat en de dialoog, het Europa van het respect voor anderen, het Europa waar we in andermans schoenen zijn gaan staan om hun te begrijpen. Op deze gedachte werd bij het debat dat we vandaag hebben gevoerd door de grote meerderheid van dit Huis de nadruk gelegd.
We werden echter in het debat ook een ander Europa gewaar, mijnheer de Voorzitter, dat ik het Europa van de drie V’s noem: het Europa van vechten, veroordelen en verachten. Als democraten houden we niet van dit Europa, omdat we geloven dat we een debat en een dialoog kunnen en moeten hebben, maar dat er geen veroordeling mag zijn.
Mijnheer de Voorzitter, hier zijn vandaag vele dingen gezegd die mijns inziens voor een deel volledig verkeerd zijn.
Ik wil pak er één punt uit: wanneer wordt gezegd dat dit Verdrag van Lissabon een nieuwe mate van gekwalificeerde meerderheid inhoudt dan is dit waar, maar wat er niet wordt gezegd is dat het Verdrag van Lissabon een sterkere participatie van het Europees Parlement betekent. Hoe kan iemand lid van dit Huis zijn en niet willen dat het sterker participeert in de politieke besluiten die de Europese bevolking aangaan?
(Applaus)
Ik wil besluiten, mijnheer de Voorzitter, met een citaat van Miguel de Cervantes, die toen hij oud en aan het eind van zijn leven was, vertelde, dat er gelegenheden zijn waar we moeten beslissen of we een weg of een taveerne zijn. Een taveerne te zijn betekent te blijven waar men is. Een weg te zijn betekent voorwaarts te gaan.
Ik hoop, mijnheer de Voorzitter, dat we met gevoel en verstand voor het Verdrag van Lissabon zullen stemmen, zoals mijn politieke fractie dat zal doen en zoals de meerderheid van de politieke fracties van dit Huis dat zullen doen,. Laat ons democratisch stemmen om diegenen van ons die meer Europa voor alle Europeanen willen, een bewijs van democratische erkentelijkheid te geven.
(Applaus)
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
Wij gaan nu over tot de stemming. Dit is het eerste punt van orde voor de stemmingen, die nu beginnen.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk. ― (GA) Al met al moet worden gezegd dat de Europese Unie een goede zaak voor Ierland is geweest.
Dit referendum gaat echter over het Verdrag van Lissabon. Of de Europese Unie nu wel of niet voordelig geweest is voor Ierland, doet niet terzake.
Het Verdrag van Lissabon geeft aan de Europese instellingen de uitsluitende bevoegdheid op het gebied van het handelsbeleid, hierbij ingesloten de onderhandelingen over internationale handelsverdragen, voordat er verslag wordt gegeven aan de Raad van de ministers. Artikel 10, letter a) schrijft “het geleidelijk wegwerken van belemmeringen voor de internationale handel” voor, en dit is een leidend beginsel voor de Commissie bij haar interactie met niet-lidstaten. Vanaf oktober 2006 is de EU begonnen met het uit de weg ruimen van “grensoverschrijdende belemmeringen” in haar betrekkingen met ontwikkelingslanden. Belemmeringen zoals de wettelijke voorschriften aangaande het milieu, aangaande de consumentenbescherming, aangaande de gezondheid, onafhankelijk van de gevolgen die met het uit de weg ruimen van deze voorschriften samengaan. Wanneer we deze twee aspecten in overweging nemen, dan wordt duidelijk dat er sprake is van sterke achteruitgang van de EU bij haar aanpak van armoede en ongelijkheid op de wereld.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Net op het moment waar het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon aan de gang is, overschrijdt het Europees Parlement weer eens zijn bevoegdheden, doordat het tracht de publieke opinie middels een verslag te beïnvloeden dat zijn toestemming voor dit Verdrag tot uitdrukking brengt en er bij alle lidstaten van de EU op aandringt om het Verdrag tijdig te ratificeren, zodat het op 1 januari 2009 in werking kan treden. Dat is een echte politieke list, omdat de goedkeuring van Europese verdragen niet onder de bevoegdheid van het Parlement valt. Op dit gebied ligt de bevoegdheid bij de lidstaten: in eerste instantie via de Intergouvernementele Conferentie en daarna door de ratificatie ervan in elke lidstaat, overeenkomstig de grondwettelijke bepalingen van elk land.
Aangezien de EU nu referenda uit de weg gaat om zo een verdere verwerping van het Verdrag, zoals dit in 2005 in Frankrijk en Nederland gebeurde, te voorkomen zal in feite slechts Ierland een referendum houden.
Het vermijden van referenda door een hele trits aan voorwendsels toont aan dat men bang is voor de uitkomsten van de vekiezingen door de burgers in Portugal en de andere landen van de EU. Deze landen weten dat de inhoud van het Verdrag van Lissabon dezelfde is als de inhoud van de ‘Europese Grondwet’. Men heeft de naam alleen gewijzigd om de burgers een rad voor ogen te draaien en politiek te misleiden. Wij zijn daarom tegen het verslag.
Katrin Saks (PSE), schriftelijk. – (ET) Het belangrijkste thema voor de Europese Unie is het Verdrag van Lissabon, omdat hier de toekomst van Europa op het spel staat, evenals de wijze waarop Europa de problemen aanpakt van een wereld die van jaar tot jaar sneller veranderd dan wij. Ik moet drie opmerkingen kwijt:
1) Ten eerste verwelkom ik het feit dat Frankrijk, vanwaaruit de crisis in verband met de schok van de referenda uitging, het eerste ‘oude Europese’ land was dat het Verdrag heeft geratificeerd en daarmee de anderen het sein heeft gegeven dat de Europese integratie zeker doorgang moet vinden.
2) Ten tweede hoop ik dat tijdens de ratificatie de lidstaten het Verdrag niet als politiek instrument gaan inzetten, zoals dat in Slowakije is gebeurd, waar de oppositie, ofschoon voor het Verdrag, de ratificatie ervan afhankelijk heeft gemaakt dat de regerende partij een wetsontwerp terugtrok waar de oppositie het niet mee eens was. De belangrijkste zaken van de EU mogen niet worden getorpedeerd door binnenlandse kwesties!
3) Ten slotte wil ik mijn hoop tot uitdrukking brengen dat het Hervormingsverdrag een eind zal maken aan de onzinnige stelling die door sommige Europese politici wordt geopperd dat we verder zouden kunnen gaan met de oude Verdragen. Integendeel, de globalisering vereist niet alleen een grotere toewijding om onze ambities werkelijkheid te laten worden, maar ook een bredere overeenstemming over de beleidsvormen van de Unie en een nieuw basisdocument waarmee we dit kunnen bereiken.
VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter
4. Stemmingen
De Voorzitter. − Wij gaan nu over tot de stemming.
(Voor de uitslagen en nadere bijzonderheden van de stemmingen: zie notulen)
4.1. (A6-0013/2008, Richard Corbett) Verdrag van Lissabon (stemming)
– Voor de stemming over amendement 29
Richard Corbett, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter. Ik wil slechts duidelijk stellen dat dit amendement, zoals in onze stemlijst aangegeven, van toepassing is op lid 2, letter c), waar het feitelijk beter in de tekst past, in plaats van op lid 5, letter e).
– Na de stemming over de ontwerpresolutie
(Staande ovatie)
(Protesten van de IND/DEM-Fractie)
De Voorzitter. − Dames en heren, u heeft met een overweldigende meerderheid voor het Hervormingverdrag gestemd. Hiermee komt de vrije wil van de mensen die u vertegenwoordigt tot uitdrukking. Ik wil aan u mijn oprechte felicitaties uitspreken voor dit overtuigende resultaat. Het Europees Parlement vertegenwoordigt de bevolkingen van Europa. Dit Verdrag geeft de Europese Unie meer juridische slagvaardigheid en waarborgt meer democratie.
(Applaus)
Wij verdedigen de gemeenschappelijke waarden van Europa en zullen het nooit toelaten dat degenen die het hardst schreeuwen het openbaar debat over voors en tegens zullen beheersen. Dit is een vrij en democratisch Europa. Mijn hartelijke gelukwensen met dit overtuigende resultaat!
(Applaus)
(Protesten van de IND/DEM Fractie)
Degenen die deze hoofdelijke stemming hebben geëist over amendementen die niets dan vragen betreffen, zouden aan hun kiezers moeten verklaren hoeveel dit kost. Ik zeg u, zowaar u hier zit, dat uw handelwijze uw reputatie zal beschadigen. Uw ouders zouden zich voor u schamen.
(Applaus)
4.2. (A6-0471/2007, Ona Juknevičienė) Volks- en woningtellingen (stemming)
4.3. Lissabon-strategie (stemming)
– Voor de stemming over amendement 12
Udo Bullmann (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou een wijziging in amendement 12 willen voorstellen dat natuurlijk het amendement niet zal vervangen, maar een aanvullende formulering in de tweede zin invoegt. Deze aanvullende formulering luidt als volgt:
(DE) Het amendement met deze aanvullende formulering heeft ten doel rekening te houden met de omstandigheden in Skandinavië en is geformuleerd in overleg met de co-rapporteurs en de Fracties die hierom ook verzochten.
(DE) An amendment suggesting this supplementary formulation is designed to take into account conditions in Scandinavia and has been agreed with the co-rapporteurs and the groups who are also requesting it.
(Het mondelinge amendement wordt in aanmerking genomen.)
4.4. (A6-0029/2008, Margarita Starkevičiūtė) Geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (Deel: globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap): Lancering van de nieuwe cyclus (2008-2010 (stemming)
– Voor de stemming over amendement 39
Margarita Starkevičiūtė, rapporteur. − Mijnheer de Voorzitter, we hebben nu een tekst die als volgt luidt: “verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie”, en ik zou hieraan de woorden “alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten” willen toevoegen.
(Het mondelinge amendement wordt in aanmerking genomen.)
– Voor de stemming over amendement 6
Margarita Starkevičiūtė, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil deze kwestie ven toelichten. Wanneer deze amendementen niet in aanmerking worden genomen, dan moeten we de punten 2 en 3 van richtsnoer 7 schrappen, die ik in richtsnoer 15 heb herhaald. Dit geldt ook voor amendement 13 van de PSE-Fractie, en ik zou de Fracties willen vragen om zoals door mij voorgesteld te stemmen, om dubbele passages in de tekst te vermijden.
– Na de stemming over de ontwerpresolutie
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben zojuist de richtsnoeren voor het economisch beleid met een zeer grote meerderheid gewijzigd.
De heer Almunia is niet aanwezig, maar ik vraag mevrouw Wallström om sterke ondersteuning te verlenen aan de nieuwe voorstellen die het Europees Parlement indient om de economische situatie van al onze burgers te verbeteren.
(Applaus)
4.5. (A6-0503/2007, Cem Özdemir) Een EU-strategie voor Centraal-Azië (stemming)
– Voor de stemming over lid 63
Alojz Peterle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn collega’s van de PPE-DE-Fractie op de hoogte stellen van het feit dat er een fout in het tweede deel van de gesplitste stemming staat. Het juiste besluit is “nee”, niet “ja”.
– Voor de stemming over lid 69
Cem Özdemir, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit mondelinge amendement is bedoeld om de tekst precieser en actueler te maken. Door dit amendement in te dienen heb ik ook aan de wens van de schaduwrapporteur voldaan. Ik zal het in het Engels voorlezen:
“spreekt zijn waardering uit over de goedkeuring door het Oezbeekse parlement van de wetten inzake de afschaffing van de doodstraf en het verlenen van de bevoegdheid aan de rechtbanken om arrestatiebevelen af te geven, en meent dat dit een positieve stap is in de richting van een hervorming van het strafrechtelijk systeem in Oezbekistan,; dringt aan op een grondige herziening van het strafrechtelijk systeem die de tenuitvoerlegging van deze hervormingen effectief bevordert.”
(Het mondelinge amendement wordt in aanmerking genomen.)
– Voor de stemming over amendement 17
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, voordat wij aan de eindstemming toekomen, wil ik even zeggen dat ik het verbijsterend vind dat al mijn gele buren zijn verdwenen. Er is er nog maar één overgebleven.
De Voorzitter. − Wij zullen dit in de notulen opnemen, hoewel ik hier liever niet op wil reageren.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
5. Stemverklaringen
Mondelinge stemverklaringen
- Verslag: Richard Corbett, Inigo Méndez de Vigo (A6-0013/2008)
Frank Vanhecke (NI). – (NL) Voorzitter, met de stemming die wij zopas achter de rug hebben over het verslag Corbett en Méndez de Vigo bevestigt dit Parlement eens te meer de houding die wij al een hele tijd aannemen, namelijk de houding van totale minachting voor de democratisch geuite meerderheidswil in Frankrijk, in Nederland en ook elders. Dit Parlement beweert wel alle burgers van Europa te vertegenwoordigen, maar in werkelijkheid krijgen die burgers niet de minste inspraak. Dat Parlementsvoorzitter Pöttering daarnet zei dat het Parlement met deze stemming de mening van de meerderheid van de Europese burgers vertolkt, was gewoon een zielige leugen en niets minder dan dat. Er is geen enkele eis van respect voor de wil van de volkeren, geen pleidooi voor het houden van een referendum in elke lidstaat. Integendeel, het enige wat dit Parlement eist is dat de kopie van wijlen de grondwet zo snel mogelijk in werking treedt. Dit Parlement vertegenwoordigt jammer genoeg niet de burgers, maar enkel de elitaire consensus van het officiële Europa.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag gestemd, omdat de politieke elite van de Europese Unie weer eens poogt om het Grondwettelijk Verdrag erdoor te drukken zonder raadpleging van de bevolkingen van Europa. De Britse regering had een referendum over dit Verdrag beloofd, maar nu doet ze zo alsof het anders is. Men moet slechts naar de een of andere leider luisteren, zoals bijvoorbeeld Valéry Giscard d’Estaing, om te beseffen dat er feitelijk helemaal geen verschil bestaat.
Europese elite, ik wil u zeggen dat wanneer u denkt dat u een Europees project opbouwt, maar dit Europese project buiten de wil van de bevolking om bouwt, dat u dan in feite bezig bent een zandkasteel te bouwen. Zoals wijlen de grote Jimi Hendrix ooit eens heeft gezegd, zullen zandkastelen uiteindelijk in de zee terecht komen. De ratificatie van de Europese Grondwet, ondanks de afkeuring daarvan in twee referenda, is ondemocratisch, laf en onrechtmatig.
Daniel Hannan (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, gedurende mijn acht jaar in dit Parlement heb ik in deze Kamer al heel wat absurde stellingen gehoord, maar ik geef een speciale lariekoekprijs aan de bewering dat het doordrukken van dit Verdrag met een grote meerderheid, zoals zoëven hier gebeurd, de vrije uitoefening van de wil van de bevolkingen van Europa symboliseert.
U, die zo hard hebt geklapt toen deze zinnen werden gesproken, weet zeer goed dat dit niet waar is. U weet het, en ik kan bewijzen dat u het weet, omdat u vroeger voor referenda was, voordat het duidelijk werd dat u ze zou verliezen. In feite benadrukte deze stemming hoe ver verwijderd de leden van dit Huis van hun eigen kiezersvolk zijn. De afzegging van de referenda is een laffe handeling en komt neer op het falen van leiderschap, en u weet dat donders goed.
Indien ik ongelijk heb, bewijst u dan dat ik ongelijk heb. Houdt u de referenda over het Verdrag, die u ondersteunde toen u dacht dat u ze zou kunnen winnen. Legt u het Verdrag van Lissabon ter stemming aan de burgers voor. Pactio Olisipiensis censenda est!
Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een korte verklaring afleggen over de redenen waarom ik mij van stem heb onthouden. Ik ben van mening dat we ons eraan moeten herinneren dat ons Parlement in deze kwestie geen bevoegdheid heeft: het valt onder de bevoegdheid van de lidstaten, en we moeten dit respecteren. Het zijn de lidstaten die moeten besluiten of ze dit nieuwe Verdrag van Lissabon nu wel of niet goedkeuren.
We moeten nu stoppen en ons voor de geest roepen hoe de machtsverhoudingen liggen. Persoonlijk ben ik van mening dat het aan de staten moet worden overgelaten om dit besluit te nemen. Het zou helemaal geen slecht idee zijn wanneer het publiek naar zijn mening erover zou worden gevraagd, aangezien het besluitvormingsproces over een grotere legitimiteit zou beschikken wanneer de mensen het zouden kunnen beïnvloeden.
Er staat veel goeds in dit Verdrag, maar er zitten ook onacceptabele delen in. En wanneer ik erover nadenk vanuit het oogpunt van één lidstaat, Finland, waar ik vandaan kom, heeft het vele kanten die voor ons onacceptabel zijn. De beslissingsbevoegdheden in dezen liggen echter in ieder geval bij de nationale parlementen.
(Applaus)
- Resolutie over de Lissabon-strategie (B6-0073/2008)
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Ik heb voor de ontwerpresolutie met betrekking tot de strategie van Lissabon gestemd, die op de agenda van de voorjaarszitting van de Europese Raad zal staan. Ik ben het met de opstellers eens dat de strategie van Lissabon alleen succesvol kan zijn, wanneer ze gebaseerd is op personele middelen in een geschikte en bevorderlijke omgeving voor studie, kennis, wetenschap, cultuur, informatie en innovatie.
Om de doelen van de strategie van Lissabon te kunnen halen hebben we drie acteurs nodig: universiteiten voor de opbouw van kennis, ondernemingen die weten hoe ze deze kennis in de praktijk kunnen omzetten, en een publieke sector en plaatselijke bestuursorganen die in staat zijn om een duurzame infrastructuur voor wetenschap, onderzoek en ontwikkeling op nationaal en regionaal niveau te op te bouwen. Voor innovatie zijn financiële investeringen nodig: door financiële middelen wordt kennis gecreëerd. De kennis die in innovatie wordt gestoken zal deze financiële bijdrage in waarde doen toenemen. Alleen de innovatieve en creatieve ondernemingen van het MKB zullen de moordende concurrentie overleven. Ik geloof dat Europa zijn plaats zal innemen naast de Amerikaanse/Japanse kennissneltrein van de 21e eeuw.
Strejček (PPE-DE). – (CS) Ik heb tegen dit verslag gestemd en zou met uw permissie nu mijn redenen hiervoor willen aanvoeren.
Ten eerste doet de gehele tekst het zo voorkomen alsof de Europese Unie een economische en sociale wereldmacht is. Ten tweede spreekt de tekst over de zogenaamde leidende rol voor de EU in de wereld en gelooft blindelings dat de rest van de wereld zich overeenkomstig de wensen van de EU zal ontwikkelen. Ten derde beweert het verslag dat de Europese Unie een leidende rol zal hebben bij het opstellen van een soort wereldwijde maatstaven. Ten vierde maakt de strategie van Lissabon de economische samenwerking afhankelijk van de naleving van de belangrijkste arbeidsnormen. Ten vijfde is de strategie van Lissabon uitdrukkelijk afgeleid uit het zogenaamde Verdrag van Lissabon, ondanks het feit dat dit door de meeste lidstaten tot op heden nog niet is geratificeerd. De verklaring pleit voor de invoering van een minimumloon in de lidstaten die geen minimumloon hebben.
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Het Europaclubje van de Oostenrijkse Volkspartij in het Europees Parlement heeft met geestdrift voor het verslag van de heren Corbett/Méndez de Vigo gestemd, omdat het Verdrag van Lissabon de burgers van Europa, de lidstaten en de Europese Unie sterker maakt. De burgers van Europa en de parlementen die hen vertegenwoordigen zijn de winnaars. Wanneer we naar het Kosovo-vraagstuk kijken, zien we hoe belangrijk dit Verdrag is, omdat het hierdoor veel waarschijnlijker wordt dat we een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zullen hebben. Het juridisch bindend karakter van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie geeft aan hoe de grondrechten voor alle burgers in de de Europese Unie gerealiseerd kunnen worden. Iedereen die niet voor dit Verdrag in zijn geheel is, is tegen de burgers. Wij moeten aan de kant van de mensen blijven staan en dit Verdrag dichter naar hun toe brengen.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd, omdat ik er van ganser harte in geloof, aangezien er een evenwichtige verhouding tussen economische en sociale maatregelen is, die er moet zijn, omdat hier voor het eerst een sociaal Europa wordt ingevoerd, en de lidstaten voor het eerst door een grote meerderheid van het Parlement gevraagd worden om maatregelen te nemen tot invoering van een minimumloon. Ik ben blij dat de meerderheid in staat was om maatregelen te voorkomen die erop doelden om sociale verworvenheden uit de weg te ruimen, zoals bijvoorbeeld de arbeidstijdenrichtlijn en het meenemen van sociale uitkeringen over de grenzen. Ik stem over het geheel gezien met geestdrift voor dit evenwichtige maatregelenpakket.
Nirj Deva (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil zeggen dat ik tegen het verslag over het Verdrag van Lissabon heb gestemd. De aap is uit de mouw, en we hebben het kind met het badwater weggegooid. Terwijl we proberen om een communautaire markt te scheppen, hebben we feitelijk in het geheim een communautair land geschapen.
We hebben er een stokje voor gestoken dat onze bevolking invloed op het proces heeft kunnen uitoefenen. We hebben hen het natuurlijke recht ontnomen om te vertellen hoe ze willen worden geregeerd en we zijn er grotendeels aan voorbijgegaan dat ze eigenlijk een referendum hadden moeten krijgen.
Hoe kunnen we tegen onze bevolking zeggen, tegen het kiezersvolk, dat dit Parlement hun zienswijzen vertegenwoordigt, wanneer hun zienswijzen niet gehoord mogen worden? De Britse regering – in het bijzonder de heer Brown – had een referendum beloofd. In het bijzonder de heer Brown en in het bijzonder de heer Blair zeiden dat de Britse bevolking een referendum zou krijgen. Deze dag stemt mij zeer, zeer droevig en ik ben zeer bedroefd over de gebroken beloftes van de Labour-regering.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik voelde mij verplicht mij van de stemming over het Verdrag van Lissabon te onthouden. In mijn taal en in Polen is het Verdrag niet toegankelijk. Mijn kiezersvolk heeft geen mogelijkheid gehad om zich met het Verdrag vertrouwd te maken, en ik ben hier per slot van rekening om zijn meningen en belangen te vertegenwoordigen, en niet alleen mijn eigen overtuigingen. Op maandag werd hier in het Europees Parlement besloten om vandaag over een document te stemmen zonder dat sommigen van ons de mogelijkheid hadden om het in een geconsolideerde versie in de eigen taal te kunnen lezen. Een besluit over een document met ontoegankelijke inhoud kan alleen worden genomen door iemand die of dom of oneerlijk is. Dat is de reden voor mijn stemonthouding.
Ivo Strejček (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter. Ik heb om volgende redenen tegen het verslag gestemd.
Het verslag spreekt over een eerlijker verdeling van winsten en voert het denkbeeld van volledige werkgelegenheid door openbare investeringen in. Het probeert het zogenaamde marktfalen middels belastingen op te heffen: door het invoeren van milieubelastingen en door de ondersteuning van wetenschap en onderzoek middels belastingafschrijvingen, die het belastingsysteem minder transparant maken en een nieuwe Europese wetgeving vereisen.
Philip Claeys (NI). – (NL) Voorzitter, ik heb tegen het verslag Starkeviciute gestemd omdat de passage over immigratie getuigt van de typische kortzichtigheid die ons al duur is komen te staan . Sommigen willen blijkbaar dat de fouten die gemaakt zijn in de jaren '60 en '70, nog maar eens herhaald worden. Men heeft toen alleen op korte termijn gedacht en mensen als koopwaar geïmporteerd. De resultaten van die politiek kunnen we nu vaststellen in onze grote steden: massale werkloosheid, criminaliteit, het ontstaan van parallelle gemeenschappen. In plaats van lessen te trekken uit die fouten van het verleden, blijft men koppig doorgaan op dezelfde weg. Het wordt zelfs erger nu er voorgesteld wordt om een zogenaamd aanvullend Europees immigratiebeleid te voeren bovenop het beleid van de lidstaten. Er komt dus gegarandeerd nog meer laksheid dan nu al het geval is en dat is wel het laatste wat we nodig hebben.
Koenraad Dillen (NI). – (NL) Voorzitter, net zoals mijn goede collega Claeys heb ook ik tegen dit verslag gestemd. Oh ja, veel van de elementen die in dit verslag vermeld worden, zijn ongetwijfeld waar en pertinent. Zo denk ik bijvoorbeeld aan de modernisering van de arbeidsmarkten, het investeren in het ondernemerschap en de vereenvoudiging van de fiscaliteit die hier worden bepleit. Maar toch slaat dit Parlement de bal volledig mis als het een Europees immigratiebeleid om economische immigranten aan te trekken, beschouwt als een speerpunt in de Lissabon-strategie. Verder is niet economische openheid een wondermiddel ter bestrijding van illegale immigratie, zoals wordt aangevoerd, maar wel een doorgedreven grenscontrole aan de buitengrenzen van de Unie, een afwijzing van elke nationale massale regularisatiepolitiek en een kordaat uitzettingsbeleid voor illegalen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben een belangrijk document aangenomen over de betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië. Dit is een voorbeeld van onze wens om de ervaring en de overal in Europa geldige waarden te delen, en om de zich ontwikkelende democratiën in dit deel van de wereld over te halen deze waarden over te nemen. Deze landen hebben grote vooruitgang geboekt op het gebied van de economische ontwikkeling. Ze moeten echter nog grote stappen doen om de schending van de grondrechten en essentiële rechten en vrijheden van de mens te verhinderen. Ze moeten aan een reeks van problemen het hoofd bieden, zoals de toename van drugssmokkel, de georganiseerde misdaad, corruptie en mensenhandel. Een andere centrale taak moet de verbetering van de contacten tussen onze burgers zijn, het bevorderen van culturele uitwisseling en het opzetten van een speciaal beursprogramma voor jongeren om op Europese scholen te studeren, teneinde hen zo bekend te maken met de waarden en normen van de EU.
We wensen onze parters uit Kazachstan, Kirgizstan, Tadzjikistan, Turkmenistan and Oezbekistan succes op de weg naar welvaart, vrede en democratie, opdat zij in staat zullen zijn om in de toekomst anderen te ondersteunen en hun verworvenheden met anderen te delen.
Schriftelijke stemverklaringen
- Verslag: Richard Corbett, Inigo Méndez de Vigo (A6-0013/2008)
Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij van de Zweedse sociaal-democraten hebben vandaag voor het verslag over het Verdrag van Lissabon gestemd. Wij ondersteunen het nieuwe Verdrag. Wij zijn ons er echter van bewust dat we tot wijzigingen gedwongen waren, omdat de voorgestelde grondwet door twee lidstaten werd verworpen. We zijn daarom niet de mening toegedaan dat het te betreuren valt dat de vlag en het volkslied uit het Verdrag zijn geschrapt. Anders dan de meerderheid in het Parlement geloven we dat het goed is dat er een ‘emergency accelerator’ is ingevoerd in de besluitvormingsprocedure op gebieden die gevoelig liggen inzake de nationale soevereiniteit.
Wij zijn voorstanders van het subsidiariteitsbeginsel en verwerpen daarom de oproep door het Europese Parlement tot referenda in de lidstaten. Dit is een zaak waarover elke lidstaat zelf moet beslissen.
Ten slotte willen wij onze mening uiten over de stemming op amendement 36 betreffende de zaak-Laval. We hebben besloten om tegen het eerste deel te stemmen, omdat wij van mening zijn dat er verschillen tussen het oude Verdrag en het Verdrag van Lissabon zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot het Handvest van de grondrechten, dat onder andere het stakingsrecht overeenkomstig nationale gebruiken vastlegt. Wij ondersteunen de bepalingen van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en dus ondersteunen we ook het tweede deel van het amendement dat het recht op arbeidsconflicten waarborgt. We willen erop wijzen dat dit gezichtspunt wordt gedeeld door onze Fractie in het Parlement die tegen het voorstel heeft gestemd omdat het verslag over het Verdrag gaat en niet over de zaak-Laval.
Batten, Bloom, Booth, Clark, Farage, Nattrass, Titford en Whittaker (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Hoewel de UK Independence Party tegen het Verdrag van Lissabon is, hebben we ons bij amendement 31 van stemming onthouden, omdat we het niet eens zijn met de motivering van het amendement.
Pervenche Berès (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik ben er nog steeds sterk van overtuigd dat aangezien president Sarkozy niet van plan was om een referendum te houden, het standpunt van de socialisten in het Franse parlement onthouding had moeten zijn. Maar het feit dat de Franse president dit Verdrag slecht heeft onderhandeld en de stemming door het Franse volk naast zich neer heeft gelegd, betekent nog niet dat we geen antwoord moeten geven op de vraag die ons vandaag wordt gesteld.
Het Verdrag is verre van perfect, maar het stelt ons in staat om het institutioneel debat te beëindigen en om Europa een wetgevingskader te geven dat haar functioneren mogelijk maakt. Vandaag moeten de socialisten hun stem verheffen waar het gaat over de beleidswijzigingen, het belangrijkste punt bij de herziening van de financiële vooruitzichten, over het Franse voorzitterschap van de Europese Unie, en de inzet van de PSE bij het opzetten van haar partijprogramma voor de volgende Europese verkiezingen.
Een ‘nee’ zou het mogelijk gemaakt hebben om beleidslijnen uit de tekst van de oorspronkelijk voorgestelde Grondwet te verwijderen, aangezien het Europa zou hebben gedwongen om zich erop te concentreren waar het bij het Europese project eigenlijk om gaat. Dat is zeer belangrijk.
Aangezien ik echter wil dat deze tekst aangenomen wordt, zodat ik mij volledig aan de daarop volgende beleidsonderhandelingen kan wijden, omdat mijn ‘nee’ van meer dan twee jaar geleden pro-Europees was, neem ik de verantwoordelijkheid op mij en stem voor het Verdrag van Lissabon.
Adam Bielan, Marcin Libicki en Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb mij bij de eindstemming over het verslag inzake het Verdrag van Lissabon onthouden van stemming, omdat het verslag veel verder ging dan de overeenkomsten die zijn bereikt op de EU-tops in Brussel en Lissabon.
Het Verdrag van Lissabon was een zeer moeilijk compromis voor alle betrokken partijen. Verder gaan dan dit compromis – wat blijkt uit de vermelding van het ontbreken van EU-symbolen, afspraken over het stemmingsstelsel van de Raad met betrekking tot deelnemings- en niet-deelnemingsclausules en het Handvest van de Grondrechten – is politiek schadelijk voor het ratificatieproces.
Bovendien kan ik de punten ter voorbereiding van campagnes die zijn gericht op constitutionalisering van de Unie niet onderschrijven.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Het Verdrag van Lissabon is het beste compromis om de institutionele crisis te overwinnen en meer flexibiliteit te geven aan de besluitvomingsmechanismen die essentieel zijn om een grotere Europese Unie met 27 leden te laten functioneren in de geglobaliseerde en voortdurend veranderende wereld van vandaag.
Ik ben blij dat de EU rechtspersoonlijkheid krijgt, dat de op drie pijlers berustende structuur wordt vervangen door één enkel institutioneel raamwerk en dat de communautaire methode over de gehele linie wordt toegepast.
Ik ben blij met de maatregelen ter verbetering van de transparantie en verantwoordingsplicht en ter versterking van de participatie en rechten van de Europese burgers, zowel op informatieniveau als door het burgerlijk wetgevingsinitiatief.
Ik verwelkom de veranderingen op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, waar de activiteiten ambitieuzere doelstellingen en effectievere procedures zullen krijgen en niet langer gebruik zullen maken van intergouvernementele instrumenten en procedures.
Ik ben blij met de grotere betrokkenheid van de nationale parlementen, in het bijzonder bij het toezicht op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel.
Ik betreur het dat er verschillende concessies moesten worden gedaan, zoals het uitstellen van de tenuitvoerlegging van belangrijke elementen als het nieuwe stemmingsstelsel in de Raad en de Britse en Ierse deelnemings- en niet-deelnemingsclausules over zaken die eerder binnen de derde pijler vielen; ik vrees dat het instellen van een gekozen voorzitter van de Europese Raad betekent dat de voordelen van het roulerende voorzitterschap verloren gaan zonder dat dit meerwaarde met zich meebrengt voor het functioneren van de EU, waardoor problemen ontstaan in de betrekkingen tussen de verschillende instellingen.
Paul Marie Coûteaux, Patrick Louis en Philippe de Villiers (IND/DEM), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft zojuist het Verdrag van Lissabon goedgekeurd, hoewel niemand hierom had gevraagd.
De delegatie van Mouvement pour la France in het Europees Parlement heeft uiteraard tegen dit verslag gestemd, omdat zij zich bewust was van het zuiver symbolische karakter ervan.
Het is veelzeggend dat de Franse en Nederlandse gekozen vertegenwoordigers in Straatsburg voor een Verdrag stemmen, terwijl ze openlijk toegeven dat het een kloon is van de mislukte Europese Grondwet, waarvan hun volk de tekst formeel heeft verworpen. Het is ook veelzeggend dat het Europees Parlement stemt over een Verdrag hoewel geen van zijn leden de mogelijkheid heeft gehad een geconsolideerde versie ervan te lezen. Nadat het Hongaarse parlement het in het donker heeft geratificeerd, keurt het Europees Parlement een tekst goed die het niet heeft gelezen.
De delegatie van MPF in het Europees Parlement wenst nu alle vrijheidminnende Ieren geluk: hun referendum is niet alleen van hen; zij stemmen namens iedereen die daar niet de kans voor heeft gekregen, in het bijzonder de Fransen, wier stem terzijde is geschoven.
António dos Santos (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd en steun de betreffende resolutie.
Er was echter op het laatste moment een probleem met de stemmachine, waardoor ik niet fysiek in staat was mijn volledige goedkeuring uit te drukken.
Om deze toch te laten vastleggen, dien ik deze stemverklaring in.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is een betreurenswaardige resolutie van het Europees Parlement die er uitsluitend op gericht is de burgers in verwarring te brengen en de lidstaten onder druk te zetten om het Verdrag van Lissabon te ratificeren, aangezien het Europees Parlement niet de bevoegdheid heeft voor een dergelijke goedkeuring. Alleen lidstaten kunnen het verdrag ratificeren.
Toch hebben we tijdens het debat en de stemming democratische acties gericht op het introduceren van een element van pluralisme in het debat gesteund en hebben we de noodzaak van meer democratie onderstreept door referenda te eisen. Daarom heeft onze fractie een aantal ontwerpresoluties ingediend, die helaas zijn afgewezen, in het bijzonder ontwerpresoluties waarin we onze bezwaren tegen het Verdrag van Lissabon uiten en enkele van de meer zorgwekkende aspecten daarvan benadrukken, zoals de trend in de richting van de militarisering van de Europese Unie in nauwe samenwerking met de NAVO, die een stijging van de defensie-uitgaven met zich meebrengt en mogelijkheden schept voor de uitvoering van militaire operaties voor het beschermen van de waarden van de Unie en het dienen van haar belangen.
We veroordelen tevens het feit dat de bepalingen van de huidige verdragen, waarop het Europees Hof van Justitie onlangs zijn uitspraken baseerde (arresten in de zaken Laval/Vaxholm en Viking Line) om sociale dumping te rechtvaardigen en de rechten van arbeiders om collectief actie te ondernemen ondergeschikt te maken aan het respect voor de vrijheid van de levering van diensten, volledig zijn opgenomen in het Verdrag van Lissabon, en eisen dat het recht op het voeren van collectieve actie de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten blijft.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag van de heer Méndez de Vigo en de heer Corbett, dat benadrukt dat het Hervormingsverdrag niet de Grondwet is, maar Europa wel in staat stelt de nieuwe mondiale rol na te streven die zij de komende decennia zal moeten spelen.
Het versterkt de institutionele kracht van de Unie. Het vergroot de democratie door het Europees Parlement meer bevoegdheden te geven. Het stelt het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie in staat zich te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de economische en industriële macht van Europa tot uitdrukking komt in de mondiale politiek, en in het bijzonder zal het de EU de mogelijkheid geven een belangrijke rol te spelen bij de bestrijding van de opwarming van de aarde.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb ‘ja’ gestemd voor het Verdrag van Lissabon omdat er – helaas – geen alternatief is. We moeten echter helder zijn. Met een driehonderd bladzijden tellend miniverdrag dat even onbegrijpelijk als obscuur is, zal de EU het vertrouwen van haar burgers niet winnen, vooral niet aangezien de diverse niet-deelnemingsclausules zullen leiden tot een Europa van voortdurende patstellingen, of zelfs een Europa waarin met twee maten wordt gemeten.
Dit nieuwe verdrag is slechts een laatste redmiddel. We moeten heel snel een verdrag met ingrijpende hervormingen opstellen, dat moet worden geratificeerd door middel van één enkel referendum van het Europese volk. Alle landen waar de kiezers ‘nee’ zeggen, zijn vrij om de EU te verlaten of moeten zich anders houden aan de gemeenschappelijke regels. Dat is de prijs die moet worden betaald voor een werkelijk geïntegreerde Europese Unie met een meer samenhangend beleid.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Zelden zijn we in dit Huis zo’n stalinistisch verslag tegengekomen: het is pure, leugenachtige propaganda! Alleen hier en in ‘Sarkozia’ kan men beweren dat het Verdrag van Lissabon fundamenteel verschilt van de Europese Grondwet, als de overgrote meerderheid van de staatshoofden en regeringsleiders in de EU en de vader van de Grondwet zelf, Valéry Giscard d’Estaing, precies het tegenovergestelde zeggen.
De rapporteurs hebben zich uitgeleefd met een beetje cultuur aan het begin van de toelichting, door een paar regels uit Shakespeare’s Julius Caesar te citeren. Dit citaat legt in wezen uit dat we de onderliggende krachten die tot grote veranderingen in de samenleving leiden moeten volgen, omdat we anders eindigen in puinhopen en mislukkingen. Het probleem is dat deze krachten voor hen het Verdrag van Lissabon en de kunstmatige, gedwongen stichting van een gecentraliseerde Europese superstaat zijn, terwijl de echte kracht in deze kwestie de toenemende verwerping van dit project door het volk is. De mensen willen hun wortels en hun identiteit herontdekken en om bescherming te vinden tegen verandering verwerpen ze wat anderen hen willen opleggen: de politieke constructies die hun vrijheden wegnemen en de financiële globalisering die hen ten gronde richt.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De meerderheid van dit Parlement laat wederom zien hoe ver zij van de realiteit staat. De resultaten van referenda hebben duidelijk geen waarde als ze tegen de wens van de politieke gevestigde orde in gaan.
Wij van de Junilistan zijn voorstander van een referendum over het Verdrag van Lissabon in Zweden. Het is in de eerste plaats aan elke lidstaat om te bepalen of deze een referendum houdt.
Het gehele proces rondom het nieuwe EU-verdrag was een aanfluiting. Een Conventie waarvan de werkwijze hevig werd bekritiseerd formuleerde een voorstel voor een EU-grondwet. Een debat werd toen uit de weg gegaan, de zaken werden gemanipuleerd om een nog federalistischer verdrag door te drukken, ondanks het ‘nee’ van de Franse en Nederlandse bevolking.
Wij willen een nieuw verdrag zien dat is gebaseerd op het uitgangspunt dat de EU hoofdzakelijk een forum is voor intergouvernementele samenwerking.
We hebben daarom tegen het verslag van het Parlement over het Verdrag van Lissabon gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De meerderheid van het Europees Parlement – waarin leden van de Portugese socialistische (PS), sociaal-democratische (PSD) en rechts-populaire (CDS/PP) partijen zitten – kan best haar ‘goedkeuring’ uitspreken over het voorgestelde EU-verdrag dat, zoals velen van u weten, geen waarde of juridische gevolgen heeft.
Het heeft een ander doel: druk, in het bijzonder om ervoor te zorgen dat het voorgestelde verdrag wordt geratificeerd, zodat het van kracht kan worden op 1 januari 2009, en propaganda.
Daarom staat het verslag vol versluieringen en weglatingen, in een poging om de werkelijke inhoud en gevolgen van het voorgestelde EU-Verdrag te verhullen. Om maar een paar voorbeelden te geven:
Aan de ene kant beschrijft het de toegenomen overheersing van het besluitvormingsproces door de grote machten van de EU als ‘grotere effectiviteit’ en de overdracht van de bevoegdheden van nationale parlementen op de supranationale instellingen van de EU als ‘een grotere rol voor de nationale parlementen’. Aan de andere kant laat het zaken weg: de militarisering van de EU binnen het kader van de NAVO, de geliberaliseerde gemeenschappelijke markt met zijn vrije verkeer van goederen, kapitaal en diensten, waarin alles draait om concurrentie, de Economische en Monetaire Unie met haar euro, haar Europese Centrale Bank en haar Stabiliteitspact en de liberalisering van de internationale handel als beleid en doelstelling van de EU.
Daarom hebben wij tegen gestemd.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik stem voor dit amendement, hoewel het Verdrag van Lissabon pas van kracht kan worden nadat het is geratificeerd door alle lidstaten – wat inhoudt dat het automatisch de uitkomst van het referendum in Ierland respecteert. Ik stem echter toch voor dit amendement, ook al voegt het niets toe aan het verslag.
Anna Hedh (PSE), schriftelijk. − (SV) Zoals eerder is gebeurd in zaken met betrekking tot het nieuwe verdrag van de EU, heb ik ervoor gekozen af te wijken van het standpunt van mijn fractie en tegen het verslag inzake het Verdrag van Lissabon te stemmen. Het voorstel bevat zeker veel verbeteringen, maar ik ben tegen de huidige verschuiving van de Unie in de richting van meer supranationalisme. Ik wil Europese samenwerking op intergouvernementeel niveau. Ik ben een groot voorstander van het idee van internationale samenwerking voor het oplossen van gemeenschappelijke problemen. Er zijn belangrijke taken die we samen moeten uitvoeren, niet in de laatste plaats met betrekking tot het milieu, mensenhandel en sociale dumping. Ik ben echter van mening dat het voorstel de voorrang van de EU-wetgeving boven de nationale wetgeving versterkt, dat er meer macht wordt afgenomen van de lidstaten en dat de grotere landen meer macht krijgen dan de kleine landen. Daar ben ik op tegen.
Ik heb besloten tegen het amendement te stemmen waarin wordt voorgesteld dat de EU moet beslissen over referenda in de gehele Unie, omdat ik van mening ben dat elke lidstaat dit zelf moet bepalen.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Tijdens de eindstemming over het verslag (A6-0013/2008) van de heer Corbett en de heer Méndez de Vigo over het Verdrag van Lissabon heb ik mij onthouden van stemming. De reden daarvoor was dat de conclusies die uit dit verslag naar voren komen aanzienlijk verder gaan dan het raamwerk dat is aangenomen tijdens de besprekingen op de tops in Lissabon en Brussel (13 en 14 december 2007).
Het compromis dat toen werd bereikt, was het resultaat van bepaalde concessies door alle belanghebbende partijen. Ik denk daarom dat de uitdrukkelijke kritiek op deze overeenkomsten die in enkele van de punten van het verslag in kwestie te lezen is, niet bijdraagt aan het proces van het vinden van oplossingen die voor alle partijen in de compromissen aanvaardbaar zijn. Dit betreft bijvoorbeeld deelnemings- en niet-deelnemingsclausules, het Handvest van de Grondrechten, het stemmingsstelsel van de Raad en de EU-symbolen, en het heeft ook betrekking op de formuleringen die teruggrijpen op het idee dat ten slotte verworpen is, namelijk dat van een Europese grondwet.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse Conservatieven hebben tegen dit verslag gestemd. We hebben van het begin af aan duidelijk gemaakt dat dit verdrag (deze grondwet) niet de weg is die Europa moet inslaan. De Conservatieven steunen een Europa van onafhankelijke staten die samenwerken om de uitdagingen van globalisering, wereldwijde armoede en opwarming van de aarde – als onze prioriteiten – in een sfeer van samenwerking aan te pakken, en we zijn duidelijk en consistent geweest in onze aanpak, in volledig besef van het waarschijnlijke effect van het verdrag op onze doelstellingen en ambities voor Europa. Deze zaken worden niet bereikt door deze tekst of door de ambities van degenen die streven naar een geïntegreerde Europese staat.
Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, niet omdat ik van mening ben dat de amendementen op het Verdrag van Lissabon de richting aangeven voor een Europese Unie die stevig gebaseerd is op een betrokkenheid bij duurzame ontwikkeling, vrede en mensenrechten in plaats van de markt en concurrentie, maar omdat ik van mening ben dat het factoren bevat die positiever zijn dan de afspraken in ons huidige verdrag. Het Handvest van de Grondrechten is een belangrijke toevoeging. Alle EU-wetgeving en de tenuitvoerlegging daarvan op het niveau van de lidstaten zal nu worden getoetst aan het Handvest en kan ter discussie worden gesteld als het tekortschiet.
Meer medezeggenschap betekent een kritischere blik en meer transparantie in het besluitvormingsproces. Het Burgerinitiatief is een belangrijke stap vooruit. Ik maak mij grote zorgen over de grotere militaire samenwerking, die al in gang is gezet, en ik hoop dat ons nationale parlement en het Europees Parlement deze ontwikkeling nauwlettend zullen volgen. Het is van cruciaal belang dat de EU haar kracht als diplomatieke en vredestichtende macht uitbouwt.
Ik ben van mening dat het belangrijk is dat de burgers van de EU betrokken worden bij het ratificatieproces door middel van referenda en dat de uitkomsten daarvan worden gerespecteerd. Het is de taak van de regeringen en van de Raad om in de praktijk op dat algemene beginsel te reageren, niet die van dit Parlement.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik stem vóór het verslag over een resolutie van het Europees Parlement over het Verdrag van Lissabon omdat dit verdrag van groot belang is voor de verdere ontwikkeling van Europa en die is absoluut noodzakelijk voor de verdere bloei van het Oostenrijkse welvaartsmodel en de veiligheid van onze burgers. Ik deel de mening dat het verdrag over het algemeen een grote verbetering vormt ten opzichte van eerdere verdragen en dat het de democratische zorgvuldigheid in de Unie zal verbeteren. Ik zie de groei van de democratische waarde van de Europese Unie ten eerste in de uitbreiding van de medebeslissingsprocedure, ten tweede in het stemmechanisme op basis van dubbele meerderheid en ten derde in de verkiezing van de voorzitter van de Commissie door een meerderheidsbesluit van het Europees Parlement en, last but not least, in de sterkere vertegenwoordiging van de nationale parlementen door de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen overtredingen met betrekking tot de verdeling van de bevoegdheden en de mogelijkheid die nationale parlementen hebben om hun mening te geven over alle wetgevingsinitiatieven van de EU.
Caroline Lucas (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd om mij uit te spreken tegen de arrogantie van de politieke leiders in de EU en de manier waarop zij de wensen van de EU-burgers negeren, en om heel duidelijk te stellen dat ik van mening ben dat de inwoners van de EU een referendum zouden moeten krijgen over deze kwestie.
Het Verdrag van Lissabon is in wezen een nieuwe verpakking van de oude grondwet, die is verworpen door Frankrijk en Nederland – twee landen waar referenda waren toegestaan. De voornaamste architect van de oorspronkelijke tekst, Valéry Giscard d'Estaing, heeft zelf gezegd dat de voorstellen in het oorspronkelijke Constitutioneel Verdrag praktisch ongewijzigd zijn gebleven en dat ze enkel zijn verspreid door de oude verdragen in de vorm van amendementen.
Ik ben niet tegen het beginsel van een grondwet. Maar ik ben tegen deze specifieke grondwet (en het verdrag waarin hij wordt gereproduceerd) omdat de burgers van de EU beter verdienen. Het verdrag bevat weliswaar een aantal positieve maatregelen, maar dat zijn er minder dan de negatieve – de verdere militarisering van de EU bijvoorbeeld, en maatregelen voor het bevorderen van meer liberalisering en privatisering. Wat nog erger is, is dat het een ideale gelegenheid om duurzaamheid en klimaatveiligheid werkelijk centraal te stellen in de Unie laat liggen en er niet in slaagt de instellingen van de EU nader tot de Europese burgers te brengen.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Als er een wedstrijd was voor het beste proefschrift over het Verdrag van Lissabon, dan verdiende de tekst van het verslag van de Commissie constitutionele zaken de eerste prijs met lof.
De resolutie is een uitstekende analyse en kritiek van de inhoud van dit volledig onbegrijpelijke verdrag. Iedereen die het ontstaan van een gecentraliseerde, almachtige ‘superstaat’ vreesde, zou meer dan gerustgesteld moeten zijn. Er zijn geen substantiële stappen vooruit gezet in vergelijking met de inhoud van het Constitutioneel Verdrag, maar veel zaken zijn geschrapt of ingetrokken.
De corapporteurs wijzen op een gebrek aan visie en ambitie van de nationale leiders in de Europese arena, en zelfs echt wantrouwen ten aanzien van de EU en haar instellingen.
De eurosceptici kunnen blij zijn met de concessies: de vertraging van de inwerkingtreding, het behoud van unanimiteit in 72 gevallen, waaronder belastingzaken en de aanneming van het meerjarig financieel kader, afwijkingen, deelnemings- en niet-deelnemingsclausules, in het bijzonder voor het Verenigd Koninkrijk, en de mogelijkheid van ‘vrijwillige terugtrekking’ uit de EU.
Degenen die de ‘concessies die moeilijk te accepteren zijn door het Parlement’ betreuren, kunnen zich enerzijds troosten met de versterking van de rol van het Europees Parlement als medewetgever en het delen van de budgettaire bevoegdheden om het gelijkwaardig te maken aan de Raad, en anderzijds met het feit dat het beginsel van een dubbele meerderheid de besluitvorming in de Raad eenvoudiger zal maken.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) In dit verslag over het Verdrag van Lissabon zien we duidelijk dat het verdrag de democratisch kwalificaties van de EU zal ondersteunen. Met meer betrokkenheid van zowel de nationale parlementen als het Europees Parlement bij de besluitvormingsprocedures, geven we de Europese bevolking wat zij altijd heeft gevraagd van de EU: een belangrijkere stem. De nadruk van het verdrag op efficiënte en coherente beleidsvorming die in het verslag wordt belicht, stelt ons in staat steeds moeilijkere wereldwijde uitdagingen het hoofd te bieden. Ik heb vóór dit verslag gestemd en ik wil graag de rapporteurs feliciteren met dit uitstekende verslag over een zeer gevoelig en belangrijk onderwerp voor de toekomst van de Unie.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − (NL) Kenmerk van het in 2005 in twee lidstaten weggestemde grondwetsontwerp was dat dit wel voldeed aan de wensen van de grote ondernemers, van de nationale regeringen en van de meerderheid in de nationale parlementen, maar dat het weinig draagvlak had onder de kiezers. In de weinige landen waar een referendum werd gehouden bleek dat een intensief publiek debat en een hoge opkomst leiden tot veel tegenstemmen. De mensen willen niet dat Europa beslissingen oplegt die zijzelf nooit zouden hebben willen nemen.
Zij vinden Europa wel nuttig voor een vreedzame oplossing van grensoverschrijdende problemen en voor het aanpakken van grootschalige problemen die afzonderlijke lidstaten niet alleen kunnen oplossen, maar niet voor een Europa dat steeds meer in de plaats treedt van de staat waarin zij wonen. Die grondwet was een koppelverkoop tussen goede en slechte zaken, zonder de mogelijkheid om de slechte punten op het gebied van economie en bewapening eruit te amenderen. Het nieuwe verdrag lijkt nog steeds sterk op die grondwet. Afwijzing van referenda is een uiting van angst voor de kiezers. De vandaag met grote meerderheid besloten goedkeuring van de gewijzigde grondwet geeft een duidelijke boodschap: "Volk hou je erbuiten; dit Europa is alleen een zaak voor beroepspolitici".
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De EU en haar zeer impopulaire verdrag kunnen zich niet verschuilen achter de demagogische beweringen dat ze democratischer en socialer zijn. De imperialistische machtsstrijd is tijdelijk bedekt om een nog grotere aanval te kunnen openen op de rechten en vrijheden van arbeiders en om een toename van de monopoliewinsten te bewerkstelligen.
Het verslag over het Verdrag van Lissabon en de omgedoopte Europese Grondwet is een oproep aan de EG-wetgeving om de strijd aan te binden met de oppositie van arbeiders in de lidstaten. Het verbond van politieke voorvechters van de EU, onder wie de partijen Nieuwe Democratie en PASOK, willen geen referenda omdat ze zich bewust zijn van de oppositie van de arbeiders, die lijden onder barbaars kapitalisme en imperialistische agressie.
Het Verdrag van Lissabon en de Europese Grondwet versterken de EU, zodat deze efficiënter kan werken en de Europese monopolies kan begunstigen. Het gevolg is dat het Verdrag van Lissabon en de Europese Grondwet:
- de impopulaire bewapening van de EU versterken,
- kapitalistische herstructurering bevorderen,
- nieuw beleid ontwikkelen voor het uitbuiten van arbeiders en het schenden van hun sociale rechten,
- de militarisering van de EU intensiveren,
- het dogma van preventieve oorlog aannemen,
- imperialistische interventies ratificeren, zelfs in de lidstaten,
- de soevereine rechten van de lidstaten beperken,
- het vetorecht afschaffen in het voordeel van de sterkere landen,
- nieuwe onderdrukkingsmechanismen stimuleren en creëren,
- de individuele rechten en vrijheden van de mensen verder inperken.
De arbeiders van de EU hebben de macht om het Europees Verdrag en de EU zelf te veroordelen.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het Verdrag van Lissabon is een stap terug in vergelijking met de Europese Grondwet. Eerstgenoemde heeft niets van zijn neoliberale lading verloren: er is absoluut geen concept van democratische verantwoordingsplicht bij de Europese Centrale Bank, het Stabiliteits- en Groeipact is eenzijdig en de vrije markt wordt bevorderd.
Op verzoek van de heer Brown en de gebroeders Kaczyński heeft het Verdrag van Lissabon een aantal positieve symbolen die vrij beschikbaar waren voor elke staat, zoals vlaggen en volksliederen, verworpen. Het bindende karakter van het Handvest van de Grondrechten is ondermijnd door een niet-deelnemingsclausule.
We hebben opgeroepen tot referenda om de openbare dialoog en de inspraak van de burgers te versterken. Weigeringen om een referendum te houden laten zien hoe groot de kloof tussen de Europese elite en de hoop en behoeften van de Europese burgers is, en onverschilligheid en scepsis over Europa worden versterkt.
Wij, de SYN (Linkse Alliantie) en de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, zeggen nee tegen dit verdrag: in onze dagelijkse inspanningen werken we aan een andere weg voor de EU. We willen meer deel uitmaken van Europa. Het Europa dat wij willen is politiek meer verenigd; het heeft een sterker sociaal en milieubeleid, met een substantieel hoger communautair budget, zonder de controle over de ECB prijs te geven. Zo’n Europa is actief en onafhankelijk in de manier waarop het omgaat met de problemen van de wereldvrede; het loopt niet automatisch achter president Bush aan.
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. − (DE) Het Verdrag van Lissabon maakt een militaristisch Europa mogelijk.
Eerdere EG- en EU-verdragen schiepen geen mogelijkheden voor een permanent militair budget voor de EU, maar het startfonds (artikel 28, lid 3) betaalt nu voor operationele militaire uitgaven van de EU. Naast de militaire budgetten van de afzonderlijke staten, geeft het de EU een eigen militair budget. Artikel 28c, lid 3 bevat de veel bekritiseerde verplichting tot wederzijdse hulp en steun die ten uitvoer moet worden gelegd via een Europees Defensieagentschap (artikel 28). Institutionele samenwerking tussen de EU en de NAVO is vastgelegd in het verdrag (artikel 28a, lid 7).
Het recht van de Bundestag om te bepalen of het Duitse federale leger in andere landen moet worden ingezet, wordt ernstig ondermijnd. Het Hervormingsverdrag maakt de vorming van een Europese militaire kern mogelijk via ‘permanente gestructureerde samenwerking’. Hierdoor ontstaat een primair wetgevingskader voor verhoogde inzet van EU-strijdmachten (artikel 28, protocol 4). Het Europees Hof van Justitie is expliciet niet bevoegd (artikel 11, lid 240a). Het Europees Parlement is evenmin bevoegd; het wordt alleen op de hoogte gehouden (artikel 21). Hierdoor wordt toekomstige militaire interventie ontdaan van democratische controle.
Deze ontwikkeling van een militaristisch Europa gaat vergezeld van repressieve vergrendeling van de buitengrenzen. Het nieuwe artikel 62 van het Hervormingsverdrag is ontworpen om ‘geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten’.
Door de ondemocratische invoering van het Verdrag van Lissabon als gevolg van de omzeiling van referenda, de codificering van neoliberale economische beleidsmaatregelen en de militaristische aspecten van het document, ontwikkelt Europa zich in een volledig verkeerde richting.
Bogusław Rogalski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb zeer overtuigd tegen het Verdrag van Lissabon gestemd, omdat het de beginselen van de democratie schendt. Het is een verdrag vol leugens en minachting voor de stem van de inwoners van Europa. Het is een verdrag van eufemismen. Ondanks de verwerping van de Grondwet door de Fransen en de Nederlanders wordt op verhulde wijze een uitgebreide versie geïntroduceerd, door te spelen met woorden en hun stemmen te negeren.
Het woord ‘Grondwet’ is vervangen door het woord ‘Verdrag’. De voorzitter van de EU (Prezydent) wordt de ‘Przewodniczący’ genoemd, de Minister van Buitenlandse Zaken de Hoge Vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken. Dit is pure hypocrisie die over de hoofden van het volk heen, die de weg vrijmaakt voor een nieuwe ‘superstaat’. In het begin draaide de EU om intensieve economische samenwerking. Ik heb ook tegen het verslag gestemd omdat dit Parlement de mogelijkheid heeft verworpen om een beroep te doen op de uiterste vorm van democratie: een referendum.
Zo’n belangrijke rechtshandeling, van constitutioneel niveau, zou op die manier moeten worden aangenomen. Het schandalige is dat dit Parlement amendement 32 heeft geschrapt, dat verplichtte de uitslag van het referendum in Ierland te respecteren. Bovendien hebben we gestemd over een document waarmee we nog niet vertrouwd zijn, aangezien er nog steeds geen gedrukte geconsolideerde tekst van het verdrag in de talen van de lidstaten is.
Dit is een gestuurde democratie, die de burgers negeert en weigert hen het recht te geven om te stemmen. Met zo’n democratie wil ik niets te maken hebben, en de spottende opmerkingen van Voorzitter Pöttering na de stemming laten zien dat de democratie in dit Parlement, net als in Europa, op sterven na dood is.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb ernstige bezwaren tegen dit verslag.
Vanaf het begin heb ik mijn afkeuring uitgesproken over de manier waarop het Verdrag van Lissabon is opgesteld en geratificeerd. Ik ben er zelfs van overtuigd dat een verdrag niet zomaar kan worden geratificeerd door de nationale parlementen, maar dat hiervoor een referendum nodig is.
Als ik vervolgens kijk naar de verdiensten van de tekst zelf, ben ik het volledig oneens met bepaalde onderdelen. In het bijzonder betreur ik ten zeerste de verwijzing naar Italië bij het derde streepje van paragraaf 6, ook al is die dan impliciet. De tekst uit in feite bezorgdheid uit over ‘de extra Parlementszetel die in afwijking van het beginsel van de degressieve evenredigheid aan een lidstaat is toegewezen’. De waarheid is dat dit allemaal volstrekt onwaar is. Met deze toekenning, ook al heeft die dan de vorm van een extra zetel, is de discriminatie die is gericht op het beschadigen van Italië gedeeltelijk opgeleefd.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het Verdrag van Lissabon is een cruciale stap in de richting van een effectievere en beter functionerende Europese Unie. Ik verwelkom daarom het feit dat we in het Europees Parlement gezamenlijk het verslag over het Verdrag van Lissabon hebben aangenomen. Dat betekent een duidelijkere besluitvormingsstructuur en meer macht voor de enige vergadering van de EU die is gekozen door het volk, het Europees Parlement, een sterker gezamenlijk buitenlands beleid en nieuwe functies, zoals de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid en de voorzitter van de Europese Raad. Het verdrag brengt ingrijpende veranderingen met zich mee en ik steun daarom het voorstel voor een pan-Europees referendum, een interessant alternatief voor een Zweeds referendum, dat naar mijn mening noodzakelijk is om de burgers de gelegenheid te geven om hun mening te geven over zaken die voor hen van cruciaal belang zijn.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Dit is een zeer historisch moment, het moment waarop de Europese Unie probeert zichzelf de 21e eeuw in te slepen. Velen aan uiterst rechtse zijde in dit Parlement vrezen een effectieve Europese Unie omdat die hun mogelijkheden om op nationaal niveau angst te zaaien inperkt. Dit verklaart hun bijna hysterische eisen enerzijds en hun volkomen onaanvaardbare gedrag anderzijds.
Ik feliciteer onze twee rapporteurs met hun werk. We mogen niet vergeten dat wat we hier hebben een hervormingsverdrag en een wijzigingsverdrag is dat ervoor zal zorgen dat een EU met 27 lidstaten effectief kan werken en, nog belangrijker, nauwer kan samenwerken met de burgers van de Europese Unie.
Ik steun dit verslag in de hoop hiermee een boodschap uit te zenden, niet alleen naar onze burgers, maar ook naar de regeringen van de lidstaten, dat dit Parlement serieus is in zijn streven naar een verantwoordelijkere en effectievere Europese Unie.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik wil graag mijn steun verlenen aan het punt van commissaris Wallström, namelijk dat ervoor gezorgd moet worden dat vrouwen zijn vertegenwoordigd in de vier hoogste functies binnen de EU. Deze topfuncties van de EU zijn te lang gezien als ‘male, pale and stale’. We moeten af van het beeld van een ‘herenclub’ om het bestuur van de EU representatiever te maken. Vrouwen verdienen het om vertegenwoordigd te zijn.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem vóór het verslag van de heer Corbett en de heer Méndez de Vigo over het Verdrag van Lissabon.
Het verslag wijst er terecht op dat de wijzigingen die worden geïntroduceerd door het nieuwe verdrag de beginselen waarnaar de EU handelt democratischer zullen maken en beter laten aansluiten bij de toekomstige ontwikkeling van de Gemeenschap. Een belangrijk element is de versterking van de rol van zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen, alsmede de introductie van het Handvest van de Grondrechten. Er moet ook op worden gewezen dat er een effectiever besluitvormingsproces is geïntroduceerd voor de instellingen van de EU.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De grondwet moet worden verworpen. We hebben een nieuwe grondwet nodig, niet alleen een nieuwe naam. Er is een fundamentele herziening nodig die, net als een grondwet in de normale zin, de bevoegdheden van het Europees Hof van Justitie en de rol van de EU afbakent en verduidelijkt. Het is belangrijk om te definiëren welke zaken een supranationaal karakter hebben, d.w.z. zaken als vrije handel, klimaatverandering, de strijd tegen internationale misdaad, terrorisme en integratie. Het moet opgemerkt worden dat Groot-Brittannië gedurende de ontwikkeling van de EU op al deze gebieden een drijvende kracht is geweest.
Ik ben van mening dat Zweden dezelfde uitzonderingen moet eisen die aan Groot-Brittannië zijn toegekend, zowel de deelnemings- als de niet-deelnemingsclausules. Er is geen enkele reden om Zweden anders te behandelen. De burgers van Zweden hebben ‘nee’ gezegd tegen de euro en het zou niet meer dan redelijk zijn als in het volgende verdrag wordt vermeld dat Zweden niet verplicht is deel te nemen aan monetaire samenwerking.
Niets hiervan is terug te vinden in het huidige voorstel en daarom heb ik ervoor gekozen tegen het verslag te stemmen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In de eerste plaats zijn wij van mening dat elk land, in overeenstemming met zijn gebruiken, tradities en specifieke behoeften, zelf zou moeten bepalen hoe de relevante gegevens moeten worden georganiseerd, verzameld en samengevoegd, hoewel we erkennen dat het soms nodig is om afspraken te maken teneinde over vergelijkbare gegevens te beschikken en vergelijkende onderzoeken uit te voeren voor verschillende landen. Wij zijn echter van mening dat het voorstel voor een verordening dat is gepresenteerd door de Europese Commissie niet de gepaste bescherming van de vertrouwelijkheid biedt en onvoldoende respect heeft voor de verschillende aspecten van het volledige, complexe proces van het verzamelen van dergelijke gegevens.
In het debat in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken werd er sterk op aangedrongen het voorstel bij de eerste lezing aan te nemen, waaruit het verlangen bleek om alle bepalingen gereed te hebben voor het mogelijk van kracht worden van het nieuwe verdrag.
Hoewel we enkele van de voorstellen die in de parlementaire fase van de werkzaamheden zijn geïntroduceerd steunen, hebben we onze twijfels over de resultaten die zijn bereikt op basis van de overeenkomst tussen de voornaamste fracties binnen het Parlement. Daarom hebben wij ons onthouden van stemming.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Dit verslag doet de aanbeveling dat de volks- en woningtelling in de lidstaten moeten worden geharmoniseerd in een mate die enigszins absurd is. Naar onze mening moeten de lidstaten onafhankelijk beslissen of ze alles willen registreren, van de generatieopbouw van privéhuishoudens tot de afstand van de gebruikelijke woonplaats tot groene ruimte en recreatieterreinen. Wij zijn van mening dat zowel de verordening van de Raad als het verslag van het Parlement buitensporig gedetailleerde en opdringerige voorstellen bevat. We hebben daarom tegengestemd, zowel tegen het gewijzigde voorstel van het Parlement als in de eindstemming.
Jens Holm en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (SV) Vandaag hebben we gestemd over het verslag van Ona Juknevičienė over volks- en woningtellingen. Wij hebben besloten in de eindstemming tegen te stemmen. De lidstaten zijn zelf wel in staat om zaken met betrekking tot volks- en woningtellingen af te handelen en dit is een gebied waarop de EU niet hoeft in te grijpen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van informatie over bevolking en huisvesting is essentieel voor de tenuitvoerlegging van effectieve beleidsmaatregelen op EU- en nationaal niveau. In het verleden maakten de inconsistenties tussen de verschillende lidstaten internationale vergelijkingen moeilijk en ik verwelkom daarom stappen om de betreffende zaken duidelijk te maken. Ik ben mij er echter ook van bewust dat deze zaken vragen oproepen met betrekking tot gegevensbescherming en ik erken dat de commissie hard gewerkt heeft om deze punten van zorg aan te pakken. Ik kon daarom amendement 71 en het verslag als geheel steunen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit voorstel voor een verordening inzake volks- en woningtellingen. Door een gemeenschappelijk set Europese richtsnoeren te formuleren die de vergelijking van statistische gegevens in heel Europa mogelijk maken, zullen we de EU beter in staat stellen wetgeving te formuleren die consistent is met de veranderende behoeften van mensen in heel Europa. Ik heb voor het verslag gestemd.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik begrijp dat het nodig is voor planningsdoeleinden adequate, betrouwbare statistische gegevens te verzamelen. Ik erken ook dat dit verslag een significante verbetering vormt van het voorstel van de Commissie.
Ik heb echter een aantal bezwaren tegen het idee dat de EU op een zo gedetailleerd niveau statistische gegevens verzamelt. Sommige kwesties zijn eerlijk gezegd geen zaak van de EU. Hoe zou de huwelijkse staat van de bevolking van belang kunnen zijn voor de EU?
Ook maak ik mij, hoewel er bepaalde garanties zijn met betrekking tot anonimiteit en gegevensbescherming, zorgen dat deze misschien niet krachtig genoeg zijn, in het bijzonder in het licht van recente zeer omvangrijke missers op het gebied van gegevensbescherming.
Om deze redenen heb ik tegen de wetgevingsresolutie gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Zoals we hebben ervaren, kunnen culturele verschillen op elk moment escaleren. In dat opzicht zitten we in Europa, in het bijzonder in de grotere stedelijke agglomeraties, op een tijdbom die niet onderschat mag worden. Met betrekking tot de etnisch bepaalde conflicten die van tijd tot tijd oplaaien, is het daarom goed dat de EU blijkbaar eindelijk vragen wil stellen over etnische achtergrond en religie, in een volkstelling in de gehele EU in 2011. Statistische gegevens over de etnische en culturele samenstelling van de bevolking kunnen helpen geweld te voorkomen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Het is erg belangrijk om betrouwbare gegevens over bevolking en huisvesting in de Europese Unie te hebben, aangezien deze gegevens van doorslaggevend belang zijn voor het plannen, toepassen en controleren van verschillende beleidsmaatregelen, die vaak een Europese component bevatten. Jaarlijkse volksschattingen van hoge kwaliteit zijn nodig omdat ze implicaties hebben voor twee fundamentele kernpunten van de Europese Unie: het democratische proces van de Unie, waarbij de jaarlijkse bevolkingsschattingen worden gebruikt voor de strikte berekening van de benodigde meerderheid voor stemming in de Raad, en ook voor de convergentie van de Structuurfondsen, de voornaamste prioriteit van het cohesiebeleid van de EU, in het bijzonder om te bepalen welke regio’s in aanmerking komen.
Ik ben daarom van mening dat dit voorstel van aanzienlijk politiek belang is in die zin dat het ons helpt nauwkeuriger te voldoen aan de criteria voor democratie, ontwikkeling en samenhang in de Europese Unie.
Elisabeth Schroedter (Verts/ALE Group), schriftelijk. − (DE) Het is een succes voor de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie dat het voorstel van de Commissie voor deze verordening niet zomaar routinematig door het Parlement is geloodst.
Met onze vasthoudendheid zijn wij van de Groenen erin geslaagd ervoor te zorgen dat deze verordening bescherming garandeert waar gevoelige informatie wordt verzameld op het gebied van bevolking en leefomstandigheden. De vrijwillige bijlage, waarin de verzameling van microgegevens en vragen over uiterst gevoelige onderwerpen zoals seksueel gedrag en geletterdheid werd geregeld, is volledig geschrapt.
Daarnaast is, dankzij het aandringen van de Groenen, bij twee gelegenheden de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming ingeschakeld. Vanuit dit perspectief is er voldoende rekening gehouden met gegevensbescherming in het gewijzigde ontwerp dat nu voor het Parlement ligt. De verordening bevat bijvoorbeeld ons amendement waarin wordt verwezen naar de inachtneming van de bepalingen voor gegevensbescherming, zowel in de lidstaten als op EU-niveau. Bovendien zijn er nu duidelijke verwijzingen naar gegevensbeschermingsbepalingen voor gegevensoverdracht en -verwerking.
Met deze extra ondersteuning biedt de verordening nu datgene waarvoor hij was bedoeld – dat wil zeggen, niet de verzameling van nieuwe gegevens, maar alleen de standaardisering van de verzameling van statistische gegevens over de belangrijkste sociale en economische kenmerken van gebieden die nu al plaatsvindt op nationaal niveau, teneinde vergelijkingen binnen Europa mogelijk te maken. De standaardisering van Europese gegevens zal ervoor zorgen dat regionale financiering effectief kan worden toegekend aan die gebieden waar zij het hardst nodig is.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Stemverklaring aangaande het voorstel over volks- en woningtellingen.
Vandaag heeft het Europees Parlement in eerste lezing een besluit genomen over het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening over volks- en woningtellingen.
Aan het voorstel liggen goede bedoelingen ten grondslag, gericht op het vereenvoudigen van de vergelijking van statistische gegevens op het gebied van volks- en woningtellingen. Het eindresultaat gaat echter uiterst ver als het gaat om de vereiste informatie. In haar voorstel stelt de Commissie dat elke lidstaat informatie moet verzamelen over zijn burgers, zoals seksuele geaardheid, data van het eerste en huidige huwelijk van vrouwen, etnische afkomst, religie en aantal levend geboren kinderen.
Het is erg verontrustend dat onze Commissie een voorstel presenteert dat vragen bevat die een dergelijke inbreuk op de privacy vormen en dat in de praktijk neerkomt op de registratie van burgers.
Vandaag heeft het Parlement enkele van de meest vergaande vragen geschrapt. Ik kies er echter toch voor om tegen het voorstel als geheel te stemmen, aangezien het nog steeds te ver gaat.
- Resolutie over de Lissabon-strategie (B6-0073/2008)
Giles Chichester (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse Conservatieven hebben de doelstellingen en het kernbeleid van de Lissabon-strategie altijd gesteund. We hebben met name het belang onderstreept van een volledig functionerende interne markt voor goederen en diensten, het creëren van een beter ondernemingsklimaat (in het bijzonder voor het MKB), het stimuleren van innovatie en de introductie van hervormingen van de arbeidsmarkt die gericht zijn op vaardigheden, flexibiliteit en bevordering van het scheppen van werkgelegenheid.
We hebben ook nu weer voor deze jaarlijkse ontwerpresolutie over de Lissabon-strategie gestemd om onze voortdurende steun voor de onderliggende hervormingsagenda te laten blijken. Dat impliceert echter niet dat we het eens zijn met alle gedetailleerde aanbevelingen die zijn opgenomen. We zijn in het bijzonder absoluut tegen de aanvullende sociale maatregelen (met uitzondering van de portabiliteit van pensioenen) die zijn vastgelegd in de oorspronkelijke versie van artikel 41.
We verwerpen tevens de integratie van vervoer in het Verdrag van Lissabon, zoals die is beschreven in artikel 27, en we maken van de gelegenheid gebruik om nogmaals te benadrukken dat wij sterk van mening zijn dat dit Verdrag in het Verenigd Koninkrijk door de kiezers moet worden geratificeerd door middel van een referendum.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie over de Lissabon-strategie en de input voor de Europese Raad van voorjaar 2008 gestemd, omdat ik van mening ben dat de vernieuwde Lissabon-strategie de ambitieuze doelstellingen met betrekking tot de Europese samenleving als geheel versterkt, en deze van essentieel belang lijken te zijn om te kunnen omgaan met de kansen en uitdagingen van globalisering, demografische veranderingen, sociale ongelijkheden, klimaatverandering, energiezekerheid, voedselzekerheid, economische groei en de integratie van immigranten.
Strikte tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie is daarom bepalend voor het ondersteunen van de concurrentiepositie van Europa in de wereldmarkt door middel van het creëren van banen, het terugdringen van de armoede en sociale insluiting.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Allereerst betreuren wij het dat de ontwerpresolutie over de Lissabon-strategie die wij hebben gepresenteerd is verworpen, wat extra ernstig is nu we beginnen aan de laatste cyclus van de Lissabon-strategie.
Wederom verwerpt de meerderheid van het Europees Parlement een beleidswijziging en uit het zijn volledige steun voor en betrokkenheid bij de tot nu toe gehanteerde beleidsmaatregelen: deregulering van de markten en arbeidsrelaties, liberalisering van goederen en essentiële diensten (postdiensten, vervoer, telecommunicatie, energie, enz.) en de overdracht daarvan aan particuliere ondernemingen, ten nadele van belastingbetalers, arbeiders en het volk in het algemeen.
Zoals we kunnen zien in Portugal, verspreidt dit onmiskenbaar neoliberale beleid zich steeds meer naar andere sectoren. We zijn getuige van de toenemende commercialisering van zorg, onderwijs en scholing, die de sociale ongelijkheden verergert en de armoede en sociale uitsluiting in de Europese Unie doet toenemen.
Er wordt nu druk uitgeoefend om de externe component van de Lissabon-strategie te versterken, dat wil zeggen, om aan derde landen, die vaak minder ontwikkeld zijn, economische en politieke voorwaarden op te leggen waarbij deze markten moeten worden geopend in het belang van de grote Europese multinationals.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) De resolutie over de Lissabon-strategie bevat veel belangrijke bepalingen voor zakenmensen en consumenten. Eén initiatief dat met name het vermelden en ondersteunen waard is, is het initiatief voor de Small Business Act, dat de filosofie van het beginsel ‘denk eerst klein’ presenteert. Ik hoop dat dit initiatief effectief en snel ten uitvoer zal worden gelegd, en dat de belanghebbende partijen hier actief bij betrokken zullen worden. Ik hoef u niet te herinneren aan de belangrijke rol die kleine en middelgrote bedrijven spelen in het economische leven, of aan hoe belangrijk het is voor de toekomst van Europa dat zij een speciale en bevoorrechte status krijgen.
Ik wil ook graag aandacht vragen voor de bescherming van intellectuele rechten. We zijn ons ervan bewust dat het Europese octrooistelsel, in vergelijking met dat van de Verenigde Staten, door het uitzonderlijke gebrek aan samenhang een grote zorg is voor sommige Europese landen en duidelijk de innovatie en het onderzoek op een breed vlak hindert, waardoor het ons hele continent schade berokkent. Het is daarom belangrijk gezamenlijke voorstellen en oplossingen voor de huidige situatie te formuleren, zodat alle consumenten in de EU kunnen profiteren van nieuwe en moderne producten tegen prijzen die voor de gemiddelde consument betaalbaar zijn.
Stanisław Jałowiecki (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ik heb mij onthouden van stemming over de resolutie over de Lissabon-agenda. Ik was met name enigszins verrast toen ik paragraaf 3 las. Hierin lezen we dat we, om het succes van deze agenda te garanderen, ook de economische groei in Europa moeten versterken. Het gaat mij om dat ene woordje: ook.
Tot nu toe verkeerde ik in de veronderstelling dat groei het voornaamste doel was, en dat het idee was dat we bepaalde landen moesten inhalen en moesten voorkomen dat andere ons inhaalden. Na nauwkeurige lezing van de ontwerpresolutie blijkt dat dit helaas geen vergissing is, maar een bevestiging van een regel. In deze tekst vinden we uitspraken die in tientallen andere resoluties zouden kunnen worden geplaatst. Vaak zijn dit zaken die een dergelijke groei ongetwijfeld zullen afremmen. Wat we hier in feite hebben, is een verlanglijst die we voor onszelf kunnen opstellen bij veel andere gelegenheden, en niet alleen bij het bespreken van de Lissabon-agenda.
Er is echter één uitzondering: vooruitgang in de introductie van de Lissabon-agenda. Dit fragment van de resolutie is erg belangrijk, maar helaas zijn de conclusies niet optimistisch. We weten niet hoe we deze vooruitgang moeten meten, als er tenminste al vooruitgang is. Er is geen adequaat toezicht. Dit betekent dat ons werk geen referentiepunten heeft. We hebben problemen met de evaluatie. We weten niet of we snel vooruitgaan of stil blijven staan. Ik denk dat we als Parlement vooral daaraan moeten werken.
Othmar Karas (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Maandag gaf de Commissie industrie, onderzoek en energie van het Europees Parlement groen licht voor de definitieve aanvaarding van de wettelijke basis voor het EIT. Dat betekent dat alle zaken rondom de financiering en de interne organisatie van het EIT zijn afgehandeld, en dat het van start kan gaan.
Het Europees Instituut voor innovatie en technologie is een centraal aspect om meer te bereiken voor onze economie, voor de wetenschap en voor duurzame banen in Europa. Het is daarom essentieel dat er snel een besluit wordt genomen over de locatie van het EIT.
Ik roep de staatshoofden en regeringsleiders van de EU op akkoord te gaan met een vastgesteld tijdkader voor dit besluit tijdens de Europese Raad van dit voorjaar. Het besluit moet uiterlijk worden genomen door de EU-top in juni. De Oostenrijkse bondskanselier, mijnheer Gusenbauer, moet ook worden betrokken bij het vaststellen van het tijdkader, aangezien Oostenrijk een zeer geschikt aanbod heeft gedaan.
Dit tijdkader voor het besluit moet worden vastgesteld tijdens de voorjaarstop en moet deel uitmaken van het document met de resultaten van de top. Gezien het uitstekende aanbod van Wenen om plaats te bieden aan het EIT, heeft kanselier Gusenbauer een aanzienlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het besluit snel wordt genomen en dat er een precies tijdkader wordt ingesteld.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Met de hernieuwing van de Lissabon-strategie wil ik benadrukken dat een echte bijwerking van de geïntegreerde beleidsrichtsnoeren nodig is, evenals een grotere rol voor het Europees Parlement bij het toezicht op de follow-up van de strategie. De nadruk zou moeten liggen op het bereiken van een sociaal gevoelig Europa dat de economische problemen waarmee we te maken hebben aanpakt zonder de meest kwetsbare mensen te isoleren. De noodzaak van het instellen van een minimumloon in alle lidstaten is een van de belangrijke manieren waarop we ervoor kunnen zorgen dat alle Europese burgers een fatsoenlijke basislevensstandaard hebben. Ik ben tevreden over de resolutie en heb ervóór gestemd.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De centrumrechtse en centrumlinkse politieke fracties beconcurreren elkaar over de vraag wie er meer steun kan geven aan de belangen en wensen van grote bedrijven. Ze gaan zelfs verder dan de Commissie in het bevorderen van de tegen arbeiders en tegen het volk gerichte Lissabon-strategie.
Deze schandelijke resolutie plengt niet eens krokodillentranen om de armoede of sociale uitsluiting. In tegendeel, zij eist dat er hervormingen worden doorgevoerd in de arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels; zijn benadrukt de richtsnoeren van de Commissie door op te roepen tot aanneming van de richtlijnen over de organisatie van werktijd en werkomstandigheden voor tijdelijke arbeidskrachten; zij verzoekt de lidstaten het concurrentievermogen van de EU centraal te stellen in hun beleid en de voltooiing van de interne markt tot hun belangrijkste economische en politieke prioriteit te maken.
Volgens de resolutie is het meest geschikte hulpmiddel voor het bevorderen van deze en andere tegen arbeiders gerichte maatregelen en beleidslijnen klassesamenwerking, die bereikt kan worden door het verbreden van de sociale dialoog en het scheppen van een klimaat van vertrouwen tussen ondernemingen en werknemers.
Werknemers hebben zeven jaar van tenuitvoerlegging van deze strategie doorstaan. Als gevolg daarvan zijn hun levensstandaard, werkgelegenheid, pensioen en sociale rechten verslechterd. Daarom verwerpen ze de Lissabon-strategie en keren ze zich tegen de belangen van het kapitaal. We hebben dezelfde mening over de EU, die deze belangen behartigt.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Hoewel ik vóór de ontwerpresolutie door de meerderheid van de parlementaire fracties heb gestemd, omdat ik het eens ben met de constructieve aanpak en de essentie van de aanbevelingen, in het bijzonder met betrekking tot de noodzaak om de investeringen in onderzoek, innovatie en ontwikkeling en het beleid ter bevordering van kennis te stimuleren, het openen van de markten en meer flexibiliteit, met zekerheid, in de arbeidsmarkten, ben ik toch van mening dat een deel van de gegevens die worden gepresenteerd in de alternatieve resolutie reden zijn voor bezorgdheid. Dat is precies de reden waarom ik de resolutie van de communistische fractie niet kon steunen.
Twee jaar voor het verlopen van de Lissabon-agenda moeten we erkennen dat de beschreven doelstellingen – ambitieuze doelstellingen – nog lang niet zijn bereikt (en onze relatieve versnelling in vergelijking met de vertraging van de Amerikaanse economie is geen reden voor grote blijdschap). Ik ben daarom van mening dat het beter zou zijn om eindelijk te erkennen dat het nodig is het pad te volgen dat is geschetst maar niet gevolgd, in plaats van een laatste poging te doen om in twee jaar tijd te bereiken wat ons in acht jaar niet is gelukt. De oorzaken en omstandigheden die de in de Lissabon-agenda opgenomen maatregelen rechtvaardigden, bestaan nog steeds – misschien zelfs duidelijker – dus de juiste route is geschetst en die moeten we volgen.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Een resolutie over de Lissabon-strategie zal onvermijdelijk verschillende kanten op gaan als alle gevoelskwesties erbij betrokken worden. Dit zien we ook in het eindresultaat. Het verslag bevat echter veel belangrijke en noodzakelijke elementen, die ik tot mijn genoegen kon steunen. Dit geldt in het bijzonder voor de meer avontuurlijke delen die laten zien dat het Parlement met zijn tijd meegaat, zoals milieukwesties en het verband met groei. De discussie over flexizekerheid die nu van de grond komt, noemt ook de belangrijke – misschien wel de belangrijkste – vraag hoe concurrentie en zekerheid kunnen worden gecombineerd. Zoals het verslag stelt, bouwen we de toekomst niet op protectionisme en bureaucratie, maar op openheid, toegankelijkheid en goede voorwaarden voor zowel werknemers als ondernemingen.
Ik wil echter duidelijk maken dat mijn stem vóór amendement 12 op geen enkele wijze moet worden geïnterpreteerd als steun voor het instellen van minimumlonen in de EU. Het was juist een verduidelijking dat collectieve overeenkomsten een plaats hebben in het Europese model. Ik heb dit vandaag ook duidelijk gemaakt in amendement 32 in het verslag over de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid, dat specifiek inging op die kwestie.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) De Lissabon-strategie is essentieel voor het toekomstige succes van de EU. Het is van groot belang dat alle lidstaten voldoen aan hun belofte om van de EU de meest dynamisch kenniseconomie van de wereld te maken.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) De resolutie inzake de Lissabon-strategie geeft uiting aan de wens van het Europees Parlement om alle Europese burgers een fatsoenlijke levensstandaard te garanderen door nieuwe, beter betaalde banen te creëren en door de investeringen in onderzoek, innovatie en de informatiemaatschappij te vergroten.
Punt 37 van de resolutie benadrukt het belang van het vervoersbeleid voor het bestrijden van klimaatverandering en verzoekt de trans-Europese netwerken te onderwerpen aan een adequate milieueffectbeoordeling.
Ik heb vóór amendement 12 gestemd, zoals gewijzigd door de Sociaal-democratische Fractie, omdat op deze manier aan de lidstaten wordt verzocht de voorwaarden voor de sociale en economische participatie van alle mensen te garanderen en in het bijzonder regels aan te nemen met betrekking tot bijvoorbeeld het minimumloon en andere wettelijke en verplichte regelingen te treffen voor iedereen of door middel van collectieve contracten die worden afgesloten volgens de nationale tradities, die ervoor zorgen dat iedereen die fulltime werkt, fatsoenlijk kan leven van zijn of haar inkomen.
Ik heb vóór de ontwerpresolutie gestemd in de overtuiging dat de Europese Unie niet alleen een gemeenschappelijk markt op basis van concurrentie is, maar ook een sociaal Europa moet zijn, waarin iedere burger betrokken is bij de economische en sociale activiteit en een fatsoenlijke levensstandaard heeft.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De Lissabon-strategie is van kracht sinds 2000 en de lidstaten hebben nog steeds geen duidelijke resultaten gezien. Het huidige voorstel presenteert een nieuw plan dat doorloopt tot 2013.
Ik geloof in institutionele concurrentie. Er staan doelstellingen in de Lissabon-strategie die goed en het ontwikkelen waard zijn, zoals het voorstel voor meer investering in onderzoek en ontwikkeling. De gedeelten die over het ‘sociale Europa’ gaan, horen daarentegen niet thuis op EU-niveau, wat inhoudt dat de afzonderlijke lidstaten daarover zouden moeten beslissen.
Een ander probleem met de resolutie is dat zij veel vage bepalingen bevat die de Commissie de mogelijkheid geven maatregelen te interpreteren en uit te leggen waar wij niet om hebben gevraagd.
In het algemeen ben ik van mening dat de landen zelf een groeistrategie zouden moeten formuleren zoals zij dat willen in een democratisch stelsel. Sommige kiezen voor een sociaaldemocratische richting, andere voor een uiterste liberale, marktgerichte aanpak. We moeten beide respecteren. Waar het om gaat, is dat het besluit op nationaal niveau moet worden genomen. Ik heb daarom besloten het voorstel in zijn geheel te verwerpen.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben besloten vóór het verslag 29/2008 in zijn geheel te stemmen.
We hebben echter tegen amendement 32 gestemd, dat was ingediend door de Fractie van de Groenen, over het onderwerp van minimumlonen als onderdeel van het Europese model.
We begrijpen dat de kwestie van minimumlonen belangrijk is in veel EU-lidstaten.
Wij zijn echter van mening dat elke lidstaat zelf moet bepalen hoe deze kwestie moet worden aangepakt.
In Zweden regelen we dit het beste door middel van collectieve overeenkomsten waarover wordt onderhandeld door de sociale partners.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Door uitdrukking te geven aan de belangen, ambities en eisen van grote werkgeversorganisaties, wordt volgens de meerderheid van het Europees Parlement de Lissabon-strategie volbracht, in overeenstemming met de economische richtsnoeren van de Europese Commissie en de intensivering van het daaraan gekoppelde neoliberale beleid.
Daarom houden ze ondanks de dreiging van een financiële crisis en een stagnatie van de economische groei vast aan loonmatiging, beperking van de overheidsuitgaven en modernisering van het openbaar bestuur als belangrijkste ontwikkelingsgebieden, samen met het verwijderen van obstakels voor de concurrentie en de markttoegang, met andere woorden, de liberalisering van openbare diensten. Dit alles in combinatie met een afnemende baanzekerheid, aandringen op flexizekerheid en de modernisering van de pensioenstelsels, met andere woorden, de devaluatie en afbraak van het universele openbare socialezekerheidsstelsel in het belang van particuliere verzekeraars.
Om ervoor te zorgen dat de lidstaten dergelijke doelstellingen halen, adviseren ze meer controle en druk op die staten, alsof ze niet medeverantwoordelijk waren voor de aanneming van deze richtsnoeren. Terwijl ze doen alsof ze niet beseffen wat voor ingrijpend effect een dergelijk beleid zal hebben op de economische en sociale situatie in de lidstaten, blijven ze meer van hetzelfde voorstellen, iets waar wij absoluut op tegen zijn.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen dit verslag gestemd, dat de lidstaten de inhoud van hun economische en sociale beleid voor de komende drie jaar voorschrijft.
Dit is het juiste moment voor het herzien van de mate waarin alles, maar dan ook echt alles, meer nog dan de gezamenlijke valuta en de verplichtingen die deze oplegt aan de lidstaten, tegenwoordig in Brussel wordt bepaald. Het is niet meer alleen een kwestie van doelstellingen formuleren voor de lidstaten (het verlagen van de staatsschuld of het begrotingstekort, het bestrijden van werkloosheid, het stimuleren van de groei, enzovoort), maar tot in het kleinste detail wordt uitgelegd wat ze moeten doen, hoe ze dat moeten doen en welke instrumenten ze daarvoor moeten gebruiken.
Het probleem is dat deze richtsnoeren al vijftien jaar hetzelfde zijn: arbeidsflexibiliteit, immigratie om de bevolking te verjongen en goedkope arbeid te leveren, deregulering van openbare diensten, loonmatiging, malthusiaans begrotingsbeleid, liberalisering van de externe handel, concurrentie, enz. Dit pakket is zeer bekend en dat geldt ook voor de resultaten: werkloosheid, kleinere koopkracht en meer armoede, deïndustrialisatie, sociale disintegratie, enz. Het is tijd dat we ons afvragen: gaat het zo slecht doordat de lidstaten de orders niet ijverig genoeg opvolgen, of doordat ze juist te ijverig zijn en niet de juiste orders krijgen? Wij twijfelen er niet aan dat de tweede verklaring de juiste is.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Dit initiatiefverslag richt zich op een aantal uitdagingen waarmee het Europa van de toekomst te maken krijgt, zoals toenemende globalisering, vergrijzing van de bevolking en klimaatverandering. Veel van de voorgestelde maatregelen lijken redelijk en zouden een mogelijk aanpak voor een lidstaat kunnen zijn.
De Junilistan is tegen ingewikkelde belastingstelsels, sociale uitsluiting en verslechtering van het milieu. Het is echter aan de lidstaten zelf om te bepalen hoe ze hun beleid formuleren om de uitdagingen van de toekomst het hoofd te kunnen bieden. De succesvolste oplossingen ontstaan door institutionele concurrentie, voorbeelden die een inspiratie en stimulans kunnen vormen voor vrijwillige maatregelen in andere lidstaten.
We hebben besloten tegen dit verslag te stemmen, omdat het zich bezighoudt met zaken waarvoor de lidstaten zelf politiek verantwoordelijk zijn.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Mijn fractie heeft een aantal amendementen ingediend over belangrijke kwesties, zoals klimaatverandering, eerlijkere verdeling van de rijkdom en eerlijke betaling, waar ik vóór heb gestemd.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) In het zevende jaar van de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie houdt de evaluatie van de huidige situatie in de Europese Unie door het Europees Parlement rekening met de nieuwe omstandigheden die de jaren 2007-2008 kenmerken. In het licht van de ervaringen van het afgelopen jaar en dit jaar, namelijk onzekerheid en toegenomen risico in de financiële markten, is het verstandig om bijzondere aandacht te besteden aan de macro-economische stabiliteit van de Gemeenschap.
Discipline in het eurogebied, en in het bijzonder het behoud van deze discipline, is van groot belang. Toch ligt, onder de voorwaarden van een gedereguleerd mondiaal financieel stelsel, de hoofdverantwoordelijkheid bij de nationale staten, die ervoor moeten zorgen dat de openbare financiën in balans blijven. Op dit gebied blijft er veel te wensen over, zelfs in de landen die zichzelf zien als de ‘motoren’ achter de integratie, in het bijzonder als ze kunnen rekenen op een soepel tarief van de Europese Commissie.
Eén eis waaraan al enkele jaren niet wordt voldaan, is daadwerkelijke liberalisering van de EU-markt, met name de dienstenmarkt, wat een reëlere concurrentiedruk zou creëren en uiteindelijk de beschermende barrières weg zou nemen, die niet meer bestaan uit regels op wetsniveau, aangezien er meer bedekte manieren zijn gevonden om buitenlandse concurrenten het leven zuur te maken.
Het opbouwen van een interne markt voor de EU is nog niet voltooid en dat betekent dat de mogelijkheden voor ondernemerschap en creativiteit in een Gemeenschap van 27 landen niet ten volle worden benut. De kosten van deze tekortkoming worden geschat op 150 miljard euro. Dat is reden genoeg om de kwestie van liberalisering van de gemeenschappelijke markt een prominente rol te geven in verslagen die de status en verwachte groei van de Europese economie evalueren.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom het verslag over de brede economische beleidsrichtsnoeren voor 2008-2010. In het huidige economische klimaat moeten we de EU de noodzakelijke hulpmiddelen geven om ons te helpen het hoofd boven water te houden. Hiervoor moet Europa een sociaal Europa blijven dat beschikt over goed gecoördineerde mechanismen voor hoogwaardige overheidsuitgaven, onderzoek en innovatie en onderwijs. Klimaatverandering moet ook een belangrijke rol spelen bij het formuleren van de economische prioriteiten van Europa als we willen voldoen aan de ambitieuze doelen die we onszelf hebben gesteld.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Aangezien het specifieke punt waar dit verslag om draait de nationale tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie is, moet ik, als Portugees lid van het EP, een meer gedetailleerd overzicht geven van mijn bezorgdheid over het feit dat mijn land niet heeft voldaan aan de Lissabon-strategie – op het gebied van zowel resultaten als maatregelen.
Ik besef dat de kritiek die kan worden geuit tegen Portugal in veel opzichten dezelfde is die kan en moet worden geuit tegen Europa als geheel. We zijn echter nog heel ver verwijderd – en raken volgens bepaalde criteria, zoals werkgelegenheid, zelfs nog verder verwijderd – van de doelstellingen van Lissabon, en we hebben absoluut niet de gepaste beleidsmaatregelen aangenomen om deze resultaten te bereiken. Het in evenwicht brengen van de nationale openbare financiën is een prioriteit, maar dat evenwicht moet worden bereikt door de verspilling te verminderen en niet-productieve uitgaven te schrappen en door eerlijke verdeling van de ontvangen inkomsten.
Het is niet gewenst om dat te bereiken door overbelasting van de huishoudbudgetten en vermindering van de effectieve verplichtingen van de staat. Net als in de particuliere sector worden concurrentievermogen en succes verkregen door betere diensten te leveren tegen lagere kosten, maar zonder een van de zijden van de vergelijking te schrappen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag van mevrouw Starkevičiūtė gestemd. De huidige formulering van de richtsnoeren vormt een voldoende breed en nog steeds geldig kader om de recente economische en politieke ontwikkelingen mogelijk te maken. Daarom gaan wij akkoord met het voorstel om de tekst van de brede richtsnoeren voor het economische beleid voor de komende drie jaar niet te wijzigen, in overeenstemming met de conclusies van de Raad.
Stabiliteit is werkelijk belangrijk voor de effectiviteit van de Lissabon-strategie en de geïntegreerde richtsnoeren. Deze nieuwe cyclus moet daarom draaien om de tenuitvoerlegging van hervormingen en het bereiken van concrete resultaten. We steunen ook de voorstellen voor amendementen op de toelichting bij de brede richtsnoeren voor het economisch beleid omdat die meer gericht zijn op de inhoud van de richtsnoeren, om de uitdagingen waar Europa mee te maken heeft het hoofd te bieden (globalisering, versterking van de basis voor economische groei op de middellange en lange termijn, snelle demografische en sociale veranderingen, enz.).
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Ik heb vandaag vóór een verslag gestemd waarin de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid voor 2008-2010 zijn geformuleerd. Enerzijds was ik blij met de amendementen van de Sociaal-democratische Fractie die wezen op de noodzaak een Europa te creëren dat gunstig is voor ondernemingen, niet in de laatste plaats voor kleine ondernemingen.
Anderzijds stelde dezelfde fractie ook veel strengere regels voor op financieel gebied, regels die de consumenten zouden moeten beschermen, maar die in toenemende mate hun inkomen beperken. Deze houding zal eerder kwaad dan goed doen en ik heb daarom besloten tegen dit voorstel te stemmen. Als we willen dat de Europese visie om een vooraanstaande concurrentiemacht in de wereld te worden ooit wordt gerealiseerd, zijn er veel ingrijpendere investeringen nodig in de modernisering van de arbeidsmarkt, het aanmoedigen van onderzoek en onderwijs, en het benutten van de mogelijkheden die worden geboden door een ‘groenere’ economie. Ik heb daarom meegestemd met de Groenen, voor milieubelastingen op EU-niveau, hoewel ik zoals gebruikelijk de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank verdedig tegen hun terugkerende aanvallen.
Als de recente financiële turbulentie ons iets heeft laten zien, is het wel het voordeel van een sterke centrale bank die niet gevoelig is voor kortetermijnoplossingen, om nog maar te zwijgen over het stabiliserende effect van deelname aan een grote valutazone.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. − (EN) De Britse Labour-delegatie steunt de hoofdlijnen van dit verslag, omdat die zorgen voor het bevorderen van algemeen geaccepteerd beleid voor de economie van de EU. De EPLP heeft echter ernstige bedenkingen bij paragraaf 26, die oproept tot fiscale harmonisering/coördinatie, terwijl dit een uitsluitend nationale bevoegdheid is. Daarom onthoudt de EPLP zich van stemming over deze specifieke paragraaf.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Het amendement op paragraaf 26 verwijst naar een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Ik ben het niet eens met dit punt, omdat ik van mening ben dat dit bepaald moet worden door de lidstaten. Ik heb mij op dit punt onthouden van stemming.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. – (RO) Het verslag van het Europees Parlement over de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid onderzoekt de algemene lijnen die de Europese Commissie heeft voorgesteld voor het economische beleid van de lidstaten en van de Gemeenschap voor de periode 2008-2010.
Ik heb voor overweging 26 gestemd, zoals die is voorgesteld door de Commissie, omdat deze nadruk legt op de noodzaak van een gecoördineerd fiscaal raamwerk, dat een belastingstelsel moet omvatten dat gunstig is voor bedrijven, in het bijzonder kleine en middelgrote bedrijven, en gericht is op het hernieuwen van de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid.
Ik heb ook voor amendement 23 gestemd, omdat het stelt dat het inkomen en de manier waarop de rijkdom is verdeeld zouden moeten zorgen voor rechtvaardige verdeling van de voordelen die worden gegenereerd door economische groei. Het amendement stelt dat het minimumloon in elk land, uitgaande van het BBP per hoofd van de bevolking, een manier kan zijn om te garanderen dat mensen die fulltime werken van hun werk kunnen leven, wat gezien moet worden als een element van het Europees sociaal model.
Daarom heb ik voor dit verslag gestemd in de overtuiging dat de economische zekerheid van alle Europese burgers, sociale insluiting, gendergelijkheid en de creatie van een markteconomie de Unie tot een economisch en sociaal voorbeeld zullen maken in een mondiale context.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb het verslag van de heer Özdemir gesteund omdat een van de dringendste politieke problemen waarmee Europa te maken heeft, het waarborgen van energiezekerheid voor de EU is. Diversificatie van de aanvoer van grondstoffen voor energieopwekking naar de EU is een manier waarop we onszelf onafhankelijk kunnen maken van Rusland, en de belangrijkste stap hiervoor is een gemeenschappelijk EU-beleid met betrekking tot Centraal-Azië. Het ontbreken van een gemeenschappelijk EU-beleid op dit gebied wordt intensief uitgebuit door Rusland, waarbij de meeste EU-lidstaten een afwachtende houding aannemen. Projecten zoals de uitbreiding van de pijpleiding Odessa-Brody naar Gdańsk, of de Nabucco-pijpleiding, zijn niet erg realistisch meer als gevolg van de maatregelen die zijn genomen door Russische bedrijven die worden gedomineerd door de speciale diensten.
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik wil de heer Özdemir feliciteren met zijn initiatiefverslag over een EU-strategie voor Centraal-Azië. Naar mijn mening heeft hij de doelstellingen en prioriteiten voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en elk van de vijf Centraal-Aziatische landen perfect duidelijk gemaakt. Hij wijst terecht op de noodzaak van een meer samenhangende regionale benadering van dit strategische gebied en belicht tevens de verschillen tussen de landen.
Ik ben het eens met de mening van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, in het bijzonder als het gaat om de noodzaak armoede uit te bannen, de volksgezondheid en het basisonderwijs te verbeteren en alle vormen van discriminatie tegen vrouwen en minderheden uit te roeien.
Het is ook belangrijk dat dit verslag onderstreept dat er vooruitgang nodig is op het gebied van democratie, respect voor de mensenrechten, fundamentele vrijheden en de rechtsorde in de regio, en wat mij betreft is dit een essentieel punt.
Het verslag stelt dat samenwerking op het gebied van energie van groot belang is voor de strategie van Europa. Desondanks moeten de Europese instellingen waakzaam zijn en ervoor zorgen dat noch de mensenrechten in de regio, noch het milieu worden opgeofferd voor de energiebehoeften en handelsovereenkomsten.
Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik verwelkom het feit dat een grote meerderheid vandaag het rapport over een EU-strategie voor Centraal-Azië heeft aangenomen. Het is essentieel dat de Europese Unie zich meer gaat interesseren voor deze vijf landen: Oezbekistan, Kirgizië, Tadzjikistan. Turkmenistan en Kazachstan.
Het rapport vraagt terecht om differentiatie als het gaat om het Europees beleid ten opzichte van elk van deze landen en het feit dat criteria als de mensenrechtensituatie in de desbetreffende landen en hun respect voor OSCE-verplichtingen worden beklemtoond kan ik alleen maar goedkeuren.
In de tekst wordt niet voor niks gewezen op het belang van deze landen voor de EU, zowel nu als in de toekomst, vooral als het gaat om handel en energie. De geopolitieke situatie van Centraal-Azië is van dien aard dat er meer met deze landen zal moeten worden samengewerkt, zowel bilateraal als op EU-niveau. Het rapport vraagt hervormingen van sociale sectoren, gezondheid, voedselzekerheid en om de strijd tegen corruptie teneinde op de lange termijn stabiliteit, veiligheid en welvaart in de regio te garanderen.
Dit is daarom een veelomvattende tekst, waarin de actieterreinen worden vastgelegd waarin de EU kan helpen, zodat het zoveel mogelijk zichtbaarheid en geloofwaardigheid in de regio krijgt.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL) , schriftelijk. – (PT) In lijn met hetgeen is goedgekeurd door de meerderheid van het Europees Parlement aangaande de externe betrekkingen van de EU, hebben we weer een rapport dat in essentie bestaat uit een verzameling maatregelen om ons te bemoeien met derde landen zonder te verbergen, integendeel zelfs, dat men erop uit is om binnen de economieën van deze landen omstandigheden te scheppen die gunstig zijn voor de belangen van grote economische en financiële groepen.
Zie hoe het rapport pleit voor het respecteren van internationale normen voor buitenlandse investeringen en het bieden van betere bescherming voor rechtstreeks investeren door het buitenland in deze landen. Het is duidelijk dat zulke beweringen niks meer of minder betekenen dan het privatiseren van staatsbanken (!) en het scheppen van nationale financiële markten die echt concurrerend zijn en open voor buitenlandse banken (!) Met andere woorden, deze landen worden gewoon in de verkoop gegooid…
Daar komt bij dat, in lijn met bovengenoemde doelstelling de grootste belangen van de EU om de hoek komen kijken als het gaat om de aanzienlijke energiebronnen van de landen in deze regio, en er is sprake van de behoefte haar energievoorraden zeker te stellen, zonder aan de transportroutes te komen en met de maximaal mogelijke regelmaat.
Eigenlijk is het een afspiegeling van de vaak verkondigde rol van de EU in de wereld, in het bijzonder in het nu voorgestelde Verdrag: haar ambitie politieke en economische dominantie te verwerven.
Ian Hudghton (Verts/ALE) , schriftelijk. − (EN) Ik wil mijn collega, de heer Özdemir, feliciteren met zijn rapport over Centraal-Azië, waaraan ik mijn volledige steun geef. Democratie en mensenrechten zijn grondbeginselen van de EU, en ze zouden het hart moeten vormen van het Europees beleid in relatie tot andere regio’s. De landen van Centraal-Azië hebben de aandacht van de economische machten in de wereld op zich gevestigd, voornamelijk wegens hun natuurlijke hulpbronnen. De EU moet hierboven staan en proberen ook in hun menselijke bronnen te investeren door te pleiten voor democratie en mensenrechten.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL) , schriftelijk. − (CS) Wat was de erfenis van de Sovjet-Unie in de landen van Centraal-Azië? Gelijkheid voor vrouwen, afschaffing van kinderarbeid en analfabetisme, van akkerbouw met monoculturen. In geen van deze landen zijn religieuze elementen erin geslaagd de suprematie te verwerven.
De eerste prioriteit van de EU is het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van die landen, namelijk olie, aardgas en uranium. Nog zo’n prioriteit is het afsnijden van een van de belangrijkste kanalen voor de smokkel voor opium vanuit Afghanistan. Daarmee komen we op de directe verantwoordelijkheid van de EU en de VS als het gaat om steun aan het vestigen van autoritaire regimes in de landen in die regio. De individuele landen proberen de verspreiding van terroristische groepen en de verspreiding van militante Islamitische ideeën te beperken, maar zo’n situatie heeft een negatief effect op de ontwikkeling van een geciviliseerde maatschappij en participatieve democratie en leidt algauw tot steun aan gewelddadige regimes.
Ondanks alle kritiek die in het rapport wordt geuit op de landen in de regio moeten we ons altijd de moeilijke historische omstandigheden herinneren waarmee deze landen in de loop van hun ontwikkeling zijn geconfronteerd. De EU moet hen helpen de resultaten van vele jaren negativisme te boven te komen die werd geschapen door de aanwezigheid van grote EU-staten en de VS in het naburige Afghanistan.
Er is geen reden Turkije te bevoorrechten als de belangrijkste potentiële mediator voor een positieve invloed in de regio. De huidige situatie als het gaat om respect voor de rechten van minderheden in Turkije rechtvaardigt een dergelijke benadering zeker niet. Daarentegen zou er meer aandacht moeten worden geschonken aan de traditionele banden met Rusland. Als het gaat om onze strijd tegen de verspreiding van terrorisme en drugs over de landen van deze regio is Rusland onze naaste bondgenoot.
Ondanks de hierboven genoemde bedenkingen steun ik de aanname van het rapport.
Jörg Leichtfried (PSE) , schriftelijk. − (DE) Ik stem voor het voorstel van een EU-strategie voor Centraal-Azië, omdat de vijf republieken daar officiële ontwikkelingshulp ontvangen en de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om deze landen te steunen. Ik zou graag willen wijzen op de rol van de Europese Unie als bemiddelaar tussen de landen van Centraal-Azië, die de aanzienlijke verschillen tussen de vijf republieken met elkaar in evenwicht brengt als het gaat om politieke, economische en sociale omstandigheden. In het bijzonder zou ik willen wijzen op de grimmige situatie op het terrein van gezondheid, die is toe te schrijven aan het minimale systeem van de gezondheidszorg.
Alle inwoners toegang geven tot schoon drinkwater en hen aansluiten op het nationale elektriciteitsnet vormt een gigantisch probleem in Tadzjikistan, Oezbekistan en de republiek Kirgizië. Voor mij is het belangrijk te weten dat mijn stem voor een EU-strategie voor Centraal-Azië tevens een stem betekent voor betere leefomstandigheden voor de mensen van Centraal-Azië voor wat betreft sociale, medische en juridische aspecten.
David Martin (PSE) , schriftelijk. − (EN) Het rapport van de heer Özdemir over de EU-strategie voor Centraal-Azië gaat over een belangrijk onderwerp op de politieke agenda van de EU. Ik ben blij dat er zo nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan de mensenrechten in de Centraal-Aziatische regio; een nadruk die de EU meer in het algemeen zou moeten leggen op haar externe relaties. Er bestaat maar weinig bewijs voor democratische verbeteringen in de regio, met name in Oezbekistan en Turkmenistan, en een EU-strategie voor samenwerking zou moeten proberen deze staten te scharen achter een streven naar een democratisch concept. Zoals het rapport duidelijk schetst, vraagt Centraal-Azië om actieve samenwerking van de EU op energiegebied in een poging voordelige oplossingen voor beide partijen te vinden voor de huidige stand van zaken in de energiemarkt. Ik ben het eens met de aanbevelingen van de heer Ozdemir en stemde voor het rapport.
Véronique Mathieu (PPE-DE) , schriftelijk. – (FR) Met uitzondering van de republiek Kirgizië zijn de ontwikkelingen in de Centraal-Aziatische regio alarmerend om meer dan één reden.
Op de eerste plaats zijn, als het gaat om mensenrechten en democratie, het misbruik van veel vrouwen (gedwongen huwelijken, seksuele uitbuiting, verkrachting etc.) en kinderarbeid in de regio totaal onacceptabel.
Als het gaat om gezondheid, blijft daarnaast de toename van infectieziekten (vooral HIV) zorgen baren.
Tot slot zal Centraal-Azië niet profiteren van een effectieve integratie in het systeem van de wereldeconomie totdat alle vijf landen in deze regio zich hebben aangesloten bij de WTO (de republiek Kirgizië is lid sinds 1998).
De EU-strategie voor Centraal-Azië kan een effectieve bijdrage leveren aan de economische en menselijke ontwikkeling in dit deel van de wereld. De Europese Unie mag Centraal-Azië, dat op een strategisch kruispunt ligt tussen Europa en Azië en dat van oudsher partner is op het gebied van handelsbetrekkingen en energiesamenwerking, niet negeren.
Ik steun deze tekst krachtig in haar verlangen duidelijk te maken wat de Europese prioriteiten in Centraal-Azië zijn, de Europese projecten die in deze regio zijn opgestart kracht bij te zetten en de implementatie ervan versneld door te voeren. Daarom stemde ik voor het rapport.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Strategische planning voor Centraal-Azië is zeker een goed idee, en is inderdaad nodig, zeker voor economische samenwerking en het openstellen van de markten. Het zou ook zin hebben dit versneld ter hand te nemen teneinde op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen.
Maar de situatie waarbij bepaalde normen die op Europees niveau gelden in Centraal-Azië worden gemarginaliseerd, mag niet blijven voortduren. Van de andere kant zou het gebruik van dezelfde meetlat, zowel daar als in Europa, blijk geven van een grote arrogantie jegens de bevolkingsgroepen die in het rapport worden genoemd en jegens hun rechten op zelfbeschikking. Wat betreft de rol van vrouwen is er voldoende noodzaak om handelend op te treden in andere regio’s van de wereld, niet op zijn minst in de Arabische wereld, waar die noodzaak nog veel urgenter is.
Maar kinderarbeid, die wijd verspreid is, vooral in China, valt onder de normen die ik al heb genoemd, en waar handelspartners op dienen te letten.
De strijd tegen terrorisme en de drugshandel, die tot op zekere hoogte met elkaar verband houden, dienen bovenaan de agenda te staan. Deze moeten meedogenloos worden bestreden.
Cristiana Muscardini (UEN) , schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik steun het document dat door de Europese Commissie werd aangeboden voor een nieuw partnerschap met de landen van Centraal-Azië, maar ik zou graag op de volgende aspecten willen wijzen.
Op de eerste plaats op het groeiende belang van de internationale handel met Centraal-Azië, dat thans een belangrijk alternatief vormt voor de levering van energiebronnen.
Ten tweede, het feit dat Europa daardoor een oplettend oog moet houden op dit deel van de wereld en het aansporen tot integratie in de wereldhandel en het internationale economische systeem door de kandidatuur van die landen in het gebied te steunen die die nog geen lid van de WTO zijn. Het aanhalen van de betrekkingen met het hele gebied dient derhalve te worden gezien als onderdeel van een strategie om te komen tot grotere samenwerking en integratie tussen de landen onderling en om de invloed van Europa te vergroten, inclusief de politieke invloed, in een regio waar voortgang is geboekt in de richting van democratie.
Ten derde dient er in de totaalbenadering van Centraal-Azië rekening te worden gehouden met de grote politieke en economische verschillen tussen de landen in de regio. Er is vooral veel nadruk gelegd op de rol die een land als Kazachstan speelt, met zijn geavanceerde economie, en derhalve op de mogelijke voordelen die het aanhalen van de banden met dat land betekent, niet in het minst als het gaat om de totale ontwikkeling van de regio.
Luís Queiró (PPE-DE) , schriftelijk. – (PT) De Europese Unie heeft geprobeerd nauwe betrekkingen en een dialoog aan te gaan door haar plaatselijk beleid. In het geval van Centraal-Azië draagt het formuleren van een nieuwe strategie en partnerschap met vijf nieuwe staten eraan bij grotere stabiliteit, sociaaleconomische en democratische ontwikkeling en veiligheid in dat deel van Azië te bevorderen.
We merken op dat de wereld belang heeft bij stabiliteit in Centraal-Azië, omdat ernstige en aanhoudende crises in die regio rampzalige gevolgen zouden hebben en van invloed zijn op de EU en haar lidstaten. Daarnaast is de geopolitieke situatie in Centraal-Azië steeds meer de interesse gaan wekken van economische machten als Rusland, de VS, China en Turkije.
Ik denk dat de toekomst van de relaties die streven naar meer stabiliteit en veiligheid en meer politieke, economische en sociale samenwerking, ook rekening moeten houden met de mensenrechtensituatie in elk land en met het aanhalen van handelsbetrekkingen en energiesamenwerking, en ook aandacht moeten schenken aan de ontwikkelingsbehoeften en de verplichtingen die zijn aangegaan voor wat betreft de leefomstandigheden van de burgers in deze regio.
(De vergadering wordt om 13.10 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
8. Controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (2005) – 23ste jaarverslag (debat)
De Voorzitter. − Het volgende onderwerp is het rapport van mevrouw Frassoni, namens de Commissie juridische zaken, over het 23-ste jaarlijks verslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (2005) (2006/2271(INI)) (A6-0462/2007).
Monica Frassoni , rapporteur. − (IT) Meneer de Voorzitter, dames en heren, de toepassing van het Gemeenschapsrecht is een belangrijk onderdeel van de ‘Betere regelgeving’ agenda die door de commissie Barroso in het leven werd geroepen. Een tijd lang was het een beetje een stiefkindje, ondergesneeuwd in de trend naar effectbeoordelingen en ombuigingen.
Vandaag is de commissie begonnen dit recht te zetten, gedeeltelijk onder druk van het Parlement. Dit is een procedure die jarenlang in veel gevallen slechts een soort bureaucratisch klus geweest, waarop zonder veel ophef de ene inbreuk na de andere volgde, maar het blijft een absoluut essentiële procedure.
De cijfers zijn duidelijk. Op de dag van vandaag zijn er 2518 inbreukprocedures opgestart in de meest verschillende sectoren, vooral in die van het milieu en van de interne markt. Daarnaast ontvangt het Parlement elk jaar honderden, zelfs duizenden verzoekschriften die vaak refereren aan specifieke schendingen van het Gemeenschapsrecht, waartegen burgers zich hulpeloos voelen en waarmee ze zich derhalve tot het Parlement wenden.
De vraag is: welke kans hebben ze om genoegdoening te krijgen? De inbreukprocedure wordt beschreven in artikel 226 en 228 van het Verdrag en derhalve is er weinig ruimte voor creativiteit. De regels die gelden veroordelen ons tot langzame, aanslepende procedures, waarbij de meest effectieve maatregel, een boete, zelden wordt toegepast en dan nog pas na een zeer lange tijd, zelfs pas na decennia.
Maar er kan veel, zelfs zeer veel worden gedaan, en ik wil de commissie bedanken voor de reeks maatregelen die het de laatste twee jaar, en vervolgens afgelopen september in een speciaal communiqué heeft gedaan, en die in mijn rapport worden geanalyseerd en geëvalueerd, en waar ik graag een paar opmerkingen over zou willen maken.
Maar staat u me eerst toe een punt aan te roeren dat naar mijn mening cruciaal is voor dit debat, omdat het naleven van wetten een zeer politieke kwestie kan zijn en een prachtig hulpmiddel voor het verbeteren van de geloofwaardigheid en zichtbaarheid van de Gemeenschapsinstellingen.
Ik zou graag twee specifieke voorbeelden willen noemen van een wat ongewoon gedrag door de Commissie. de afvalcrisis in Napels en de Via Baltica-autosnelweg in de Rospuda-vallei in Polen.
De afvalcrisis in Napels was een direct gevolg van de jarenlange overtredingen van praktisch alle afvalwetgeving van de Gemeenschap. Er zijn in de loop der jaren inderdaad veel inbreukprocedures opgestart tegen Italië en het Hof heeft in veel gelegenheden Italië veroordeeld. Maar pas nu, nu de situatie ondragelijk is geworden voor iedereen en onmogelijk nog te verbergen valt, heeft de Commissie besloten met de vuist op tafel te slaan. De bezoeken van de Commissie worden met veel interesse gevolgd en burgers die te keer gaan tegen illegale stortplaatsen kondigen op televisie aan dat ze verzoekschriften sturen naar het Europees Parlement. Ik vraag me af: had dit niet eerder kunnen gebeuren? Hadden we echt niet eerder een andere houding aan kunnen nemen om te voorkomen dat deze situatie zich voordeed? Ja, natuurlijk konden we dat!
Dat is feitelijk wat commissaris Dimas deed in het geval van de Rospuda-vallei in Polen, die gevaar liep te worden aangetast door de infrastructuur voor de Via Baltica. Voor het eerst vroeg de commissaris het Hof om een opschortingsbevel, en dit werd toegewezen. Dit is een zeer belangrijke precedent die een uiterst duidelijke boodschap overbrengt: De Commissie kan en moet zich krachtig opstellen tegenover lidstaten die doen of er niks is gebeurd, en ze dient alle middelen te gebruiken die het democratisch systeem toestaat: de media en de publieke opinie.
Een van de belangrijkste innovaties die de Commissie in de communicatie heeft geïntroduceerd betreft een nieuwe werkmethode. We hebben veel twijfel geuit omtrent deze werkmethode, die er vooral uit bestaat klachten direct terug te sturen naar de lidstaat waartegen de klacht is gericht, teneinde te proberen het probleem op te lossen. we gaven uiting aan deze twijfels en de Commissie gaf ons een aantal garanties die ik ook vandaag hoop te horen, maar we zullen de zaak zeer goed in de gaten houden en we hopen echt dat met betrekking tot de overtredingsprocedures, transparantie, de mogelijkheid lidstaten met naam en toenaam te noemen en de samenwerking met het Parlement tot voortgang zal leiden.
Mijnheer de Voorzitter, op het eind van het debat zal ik weer twee minuten lang spreken om mijn spreektijd vol te maken.
Janez Lenarčič , fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Dank u, mijnheer de Voorzitter, dames en heren.
Mevrouw Frassoni, namens de Raad wil ik uw verslag over het jaarlijks verslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht, alsmede de extra analyse die is verwoord in de mededeling van de commissie ‘Een Europa van resultaten – toepassing van het Gemeenschapsrecht’ verwelkomen. Naar onze mening is het rapport van het Europees Parlement een zeer nuttige bijdrage aan onze gemeenschappelijke doelstelling het Gemeenschapsrecht op tijd en op de juiste manier te garanderen.
Namens de Raad verwelkom ik de bevindingen uit het rapport van mevrouw Frassoni die naar onze mening van essentieel belang zijn, namelijk dat het garanderen van de positieve effecten van het Gemeenschapsrecht op het dagelijks leven van de burgers van de Europese Unie voornamelijk afhangt van de efficiency van het beleid van de Europese Unie en van het toezicht en de controle op de methoden waarmee de lidstaten voldoen aan het Gemeenschapsrecht.
We oordelen positief over de verplichting die het Europees Parlement op zich heeft genomen om de uitwisseling van best practices tussen lidstaten te steunen. In onze optiek zouden dergelijke uitwisselingen aanzienlijk bijdragen aan een meer efficiënte en eensgezinde toepassing van het Gemeenschapsrecht.
Ik moet hier zeggen dat het voorzitterschap van de Raad geen commentaar kan geven op de meeste vragen en voorstellen die in dit waardevolle rapport worden genoemd. Zoals bekend is de administratieve toepassing van het Gemeenschapsrecht hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de lidstaten conform hun constitutionele regelgeving, en van de Commissie, die, als hoedster van verdragen, verantwoordelijk is voor de controle op de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht.
Günter Verheugen , lid van de Commissie. − (DE) Mijnheer de voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, de Commissie is dankbaar voor de gelegenheid deze belangrijke problemen vandaag met het Europees Parlement te kunnen bespreken, en ik ben mevrouw Frassoni zeer dankbaar voor haar rapport en haar bijdrage die waardevolle punten bevat. Ik kan u verzekeren, mevrouw Frassoni, dat de Commissie de punten die u aansnijdt zeer serieus neemt.
De Europese Unie is een gemeenschap die onder regelgeving valt en als zodanig is deze uniek in de wereld. Alleen de wet kan de vrijheden garanderen waar burgers recht op hebben en alleen de wet kan de markteconomie op zo’n manier vormgeven dat deze allen ten voordele strekt.
De Europese Commissie is de hoedster van de verdragen. Het is haar rol ervoor te zorgen dat het Gemeenschapsrecht overal wordt geïmplementeerd en dat dit op de juiste manier wordt toegepast op elke locatie. Zelfs de beste wet verliest haar waarde als deze alleen maar op papier bestaat. Elke commissie zal daarom vinden dat een van haar belangrijkste taken eruit bestaat ervoor te zorgen dat onze wet niet alleen maar uit lege woorden bestaat.
In de gerechtelijke acties tegen de schendingen van het verdrag en in het Europees Hof van Justitie hebben we een krachtig wapen. Dit wapen dient ingezet te worden als er geen andere manier is om op te treden tegen wetsovertredingen. Het is echter geen doel op zich en het kan zijn kracht verliezen als het te vaak wordt gebruikt.
De Commissie is niet van mening dat het aantal gerechtelijke acties tegen de schendingen van het verdrag een maatstaf is voor de ernst en de vastbeslotenheid waarmee het controleert hoe goed de hand wordt gehouden aan het Gemeenschapsrecht. Het is volgende de Commissie eerder een kwestie van oplossingen voor problemen. De echte maatstaf is het aantal problemen met betrekking tot de toepassing van het Gemeenschapsrecht dat we hebben weten op te lossen, en hoe snel we dat gedaan hebben.
We hebben inderdaad kritisch gekeken hoe we werken en zijn tot de volgende conclusies gekomen: zodra problemen zijn vastgesteld, dient deze snel en efficiënt te worden afgehandeld. Burgers en mensen uit het bedrijfsleven hebben recht op snelle antwoorden. Daarom, mevrouw Frassoni, ga ik terug naar de Commissie met dat wat u zei over afval in Campanië en daarom dient dit onderwerp te worden besproken. Ik ben het helemaal met u eens dat een krachtdadige, snelle en vastbesloten aanpak absoluut essentieel is als het gaat om het schaamteloos negeren van het Gemeenschapsrecht.
In principe is een benadering op basis van partnerschap te prefereren boven een confronterende. De Commissie wil daarom meer dialoog en meer transparantie zien bij deze kwesties. We willen ook duidelijk prioriteiten stellen: eerst belangrijke zaken aanpakken, en snel, en geen moker gebruiken om een noot te kraken. We moeten ook de nodige middelen beschikbaar stellen.
Laat mij hier één opmerking maken. Als de problemen aangaande de toepassing van het Gemeenschapsrecht op bepaalde kwesties zich opstapelen, kan dat komen doordat de wet zelf onduidelijk is of met zichzelf in tegenspraak. We moeten er niet van meet af aan van uitgaan dat de lidstaten een slechte instelling hebben.
Naar aanleiding van deze overwegingen hebben we een reeks stappen gezet en ik wil van meet af aan duidelijk maken dat we onze toevlucht blijven nemen tot gerechtelijke acties tegen de schendingen van het verdrag en deze meteen zullen inzetten als we de noodzakelijke informatie hebben. Maar we stellen een nieuwe werkwijze voor, waarmee we de noodzakelijke informatie sneller hopen te krijgen.
Deze methode is gebaseerd op het verbeteren van de samenwerking met de lidstaten voordat het komt tot het instellen van officiële gerechtelijke acties, behalve natuurlijk wanneer – en dit, mevrouw Frassoni, is erg belangrijk – het van meet af aan duidelijk is dat een verdrag naar alle waarschijnlijkheid wordt geschonden. In dergelijke gevallen zal onze eerste stap niet bestaan uit praten met de lidstaten, maar uit actie.
Het is geen totaal nieuw proces, maar een voorlopige procedure waarin we extra procedures eisen of waarmee we hopen sneller tot een oplossing te komen zonder gerechtelijke acties wegens het schenden van het verdrag in te stellen.
Alle vragen en klachten worden direct en snel beantwoord en kunnen, afhankelijk van de feiten in kwestie, leiden tot gerechtelijke acties wegens het schenden van het verdrag. Dat betekent dat elke voorlegging wordt geregistreerd en verwerkt. Als deze geformuleerd is als een klacht of als een klacht gezien kan worden, wordt deze als een klacht behandeld en zet de Commissie de aangewezen stappen.
Momenteel testen we deze nieuwe methode van werken in een proeffase. Vijftien lidstaten zijn betrokken bij dit pilot-project, dat ontworpen is om er zeker van te zijn dat we echt vorderingen maken. Natuurlijk zullen we het Parlement op de hoogte brengen van de resultaten uit deze pilot-fase en zullen we verdere stappen bespreken met het Parlement.
Toch zijn we al zover dat we een oplossing kunnen vinden voor negentig procent van alle problemen die ons onder ogen komen zonder dat we ermee naar de rechter hoeven. Maar we zijn het met u eens dat dit veel sneller moet gebeuren. Het zou helpen als we dit in een maandelijkse cyclus van besluitvorming, die in januari begon, konden onderbrengen. Daardoor zijn we verzekerd van snellere, efficiëntere uitvoering van de gerechtelijke acties.
Zeker, we streven ernaar het hele proces zo transparant mogelijk te maken en tegelijkertijd de juiste mate van vertrouwelijkheid te bewaren, zoals het Europees Hof van Justitie dat van ons vergt. Het publiek zal online toegang krijgen tot geregeld bijgewerkte overzichten van alle gerechtelijke stappen tegen schending van het verdrag die tegenwoordig onder de rechter zijn.
In het belang van de transparantie en de juridische zekerheid moeten we ook weten hoe de lidstaten Gemeenschapsrecht in hun respectievelijke nationale context toepassen. Daarom hebben we correlatietabellen nodig, zoals in het rapport gevraagd, die duidelijk aangeven in hoeverre het in elke lidstaat is geïmplementeerd.
Dames en heren, ik denk dat we hetzelfde doel nastreven. we willen Gemeenschapsrecht waarin EU-burgers compleet vertrouwen kunnen hebben.
Diana Wallis , rapporteur voor advies van de Commissie verzoekschriften. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de minuut die mij namens de Commissie verzoekschriften is gegund, zou ik graag drie dingen doen. Op de eerste plaats zou ik mevrouw Frassoni willen bedanken voor haar samenwerking bij dit jaarlijkse verslag, maar ik zou vooral duidelijk willen maken hoeveel belang de Commissie verzoekschriften hecht aan deze controle- en implementatieprocedure.
Ik denk dat dit belang uiteindelijk dan toch is doorgedrongen tot de Commissie. Ik dank de commissaris daarvoor, omdat onze twee instellingen hierbij als partners zouden moeten samenwerken, en vooral als het gaat om de Commissie verzoekschriften, die eigenlijk onze ogen en oren vormt, als wetgevers, door middel van onze burgers, die zich met de direct door hen ervaren problemen tot ons wenden.
Maar voordat onze burgers dat kunnen doen, kom ik bij mijn tweede punt. Commissaris, u had het over ons recht als zijnde levend recht. Welnu, als het levend recht wil zijn moet het te begrijpen zijn, moet het duidelijk zijn voor onze burgers. Ik heb een lang gesprek gehad met onze collega, mevrouw Wallström, over overzichten voor burgers, op een zodanige manier dat burgers ons recht begrijpen. Ze heeft ons bij veel gelegenheden beloofd dat deze bij elk rechtsinstrument beschikbaar zullen komen. We zullen zien of dat ook echt het geval is.
Tot slot moet de Commissie verzoekschriften, en hiermee richt ik me tot mijn eigen collega's, veel meer bekendheid en middelen krijgen in ons eigen Huis. Het is niet alleen maar een bemoeizieke commissie. Het heeft de handen vol aan contacten met onze burgers op dit terrein.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou , namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Commissaris, u hebt volkomen gelijk: De regelgeving is het fundament van de EU. U geeft terecht aan dat Gemeenschapsrecht de manier is de doelen te realiseren van de EU-verdragen, omdat ze synoniem is met het belang van Europese burgers, die het recht hebben de implementatie van deze wet te eisen.
De omvang, reikwijdte en complexiteit van de wetgeving nemen voortdurend toe. Wij als MEP's van de Europese Volkspartij willen graag uiting geven aan onze tevredenheid: door het 23-ste jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht en ook door de bekendmaking van de resultaten ervan in Europa, laat de Commissie zien dat ze de hoedster van de verdragen wenst te zijn en dat ze er zeker van wil zijn dat de wetgeving wordt geïmplementeerd.
U hebt volkomen gelijk als u zegt dat we de correlatietabellen willen waarover de Raad vandaag een besluit nam. De rapporteur werkte uitgebreid met u samen bij het samenstellen van mevrouw Frassoni’s rapport waarover we in het Parlement een interessante hoorzitting hadden. Laat ons u vertellen dat wij willen dat ook het Parlement deelneemt in de controleprocedure en dat het op de hoogte wenst te blijven van uw activiteiten. We willen dat u naar onze commissies komt, zoals u ook naar de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid gaat. We willen uw voortgangsrapportage horen.
We willen zeker dat u kijkt naar de verzoekschriften die we ontvangen, zoals u in uw rapport aangeeft. We willen tevens benadrukken dat, voor zover het gaat om onze besluiten ten aanzien van immuniteiten, we graag zouden zien dat u ingrijpt om er zeker van te zijn dat de nationale gerechtshoven ze naleven.
Dankzij de implementatie van Gemeenschapsrecht kunnen Europese burgers hopen dat democratie, recht en orde in kracht zullen toenemen, en dat de EU-autoriteiten hen nader zullen komen te staan. Vandaag, na de resolutie met betrekking tot het nieuwe hervormde Verdrag van Lissabon, hopen we allemaal op een betere toekomst voor de EU.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, één doel van Gemeenschapsrecht is de implementatie van verschillende politieke beleidsstrategieën van de EU. De toepassing van deze wetgeving dient een prioriteit te zijn voor alle lidstaten, die, terwijl ze tegelijkertijd onderwerp zijn van controle en toezicht door de Commissie, garanderen dat deze de gewenste positieve resultaten heeft voor de burgers van Europa.
In de afgelopen jaren steeg het aantal gerechtelijke acties dat op aangeven van de Commissie tegen overtredingen van wetsregels werd ingezet gestaag, en kwam uit op een niveau van bijna 2700 in 2005. Ondanks de uitbreiding van de EU met 10 nieuwe staten hebben we in de jaren daarna geen toename gezien in het totale aantal overtredingen. Er bestaat echter het gevaar dat deze situatie het resultaat is van een gebrek aan registraties van klachten, of voortkomt uit administratieve problemen bij de instellingen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op overtredingen.
Het rapport dient op de allereerste plaats te worden geprezen waar het gaat om de vermelding van gedetailleerde onderzoeken naar het voorkomen van overtredingen die aan verzoekschriften zijn gekoppeld, alsmede om de informatie die is gegeven over de mate waarin de afzonderlijke directoraten-generaal gereed zijn om in zulke kwesties uitgebreid samen te werken. Ook mogen we blij zijn met de uitgebreide mededeling van de Commissie ‘Een Europa van resultaten – toepassing van het Gemeenschapsrecht’. Maar de verzoeken om fondsen voor de controle op het voorkomen van overtredingen, de duur van de gerechtelijke acties in geval van overtredingen, de beperkte toepassing van artikel 228 van het Verdrag en de evaluatie van de toepassing van prioriteitscriteria moeten nog gedetailleerder worden uitgewerkt door de Commissie.
De voorgestelde nieuwe werkmethode die in 2008 werd geïntroduceerd, als een pilot-project waar verschillende lidstaten aan meedoen en die erop is gericht bestaande acties efficiënter uit te voeren, verdient erkenning. Eén fase van de procedure echter, namelijk het versturen van een zaak naar een geïnteresseerde lidstaat die voor alles de partij is die verantwoordelijk is voor het onjuist toepassen van Gemeenschapsrecht, is een reden tot zorg: dit kan ertoe leiden dat de rol van hoedster van de verdragen die bij de Commissie berust, wordt verzwakt.
Het formuleren van Gemeenschapsrecht dient op een dusdanige wijze tegemoet te komen aan de problemen van burgers dat er meteen antwoorden kunnen worden gevonden op hun vragen en klachten, zodat ze makkelijker begrijpen wat hun rechten zijn en er makkelijker gebruik van kunnen maken, terwijl het tegelijkertijd het aantal gerechtelijke acties wegens overtreding van de wet effectief terugdringt. Mag ik tot slot mevrouw Frassoni van harte feliciteren met een zeer goed voorbereid document.
Diana Wallis , namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen wijzen op onze drie instellingen en willen benadrukken hoe belangrijk het is dat elk een rol speelt bij de implementatie en de controle.
Zeker, hier kijken we naar het rapport van de Commissie. Natuurlijk is de Commissie de eerstverantwoordelijke voor de implementatie en de oplegging, en we zouden niet graag op haar tenen gaan staan wat dat betreft. Maar ik denk dat de Commissie ervan uit mag gaan dat we in de toekomst veel zorgvuldiger zullen toekijken.
We zijn er dankbaar voor dat veel van de lessen die werden getrokken uit ons rapport over het ter ziele gaan van Equitable Life ter harte zijn genomen. Maar nu we een nieuwe periode tegemoet gaan en misschien enkele nieuwe ideeën uitproberen, moeten we zeer voorzichtig zijn.
Ik was blij dat de commissaris erover begon, want in de eerste plaatst moeten we het, als we naar de Raad kijken, het nog steeds eens zien te worden over het idee van de correlatietabellen voor alles wat met wetgeving te maken heeft, zodat iedereen kan zien wat er precies gebeurt op het niveau van de lidstaten en waar elk stukje wet in past.
Het pilot-project is een prima idee. Dat is helemaal uitstekend, dus laten we eens kijken wat het oplevert. Maar, en hier komt een maar, ik ben een beetje sceptisch als ik zie dat zo veel lidstaten zich ervoor hebben opgegeven. Ik hoop dat ze het niet al te lichtvaardig opnemen en ik hoop dat de Commissie hen uit de droom helpt dat dat op de een of andere manier wel het geval zou kunnen zijn.
Tot slot kom ik bij ons eigen Parlement. Het zal duidelijk zijn dat we, na het Verdrag van Lissabon, een veel belangrijkere rol moeten hebben als het gaat om controle uitoefenen. We mogen er niet van uitgaan dat, als we hier klaar zijn met een stuk wetgeving, dat ook tevens het einde is. Onze commissies zullen een veel belangrijkere rol bij de controle moeten spelen. Er zijn al een of twee rapporten onderweg over de implementatie, dat zullen er nog wel meer worden, en we zullen onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen, samen met de andere instellingen.
Bij wijze van PS, maar een zeer belangrijk PS, moeten we onze aandacht tevens richten op de scholing van de rechterlijke macht in onze nationale rechtbanken om er voor te zorgen dat ook zij weten hoe Gemeenschapsrecht toe te passen.
Alyn Smith , namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer mijn fractiegenoot en medevoorzitter van de fractie, mevrouw Frassoni, met een op het juiste moment verschenen en weldoordacht rapport. Ik herhaal de opmerkingen van mevrouw Wallis en ben het absoluut met hen eens.
Wetten uitvaardigen houdt ons bezig, maar toezien op de naleving van wetten betekent pas echt wat voor onze mensen, en als we niet op de naleving kunnen toezien, staan we, eerlijk gezegd, voor gek. Ik feliciteer de Commissie met een aantal zeer positieve stappen. Maar we moeten dit echt hoger op de agenda zetten in dit Parlement, omdat er, zeker in Schotland, een sterk gevoel blijft dat er één wet bestaat voor het ene land en één wet voor het andere. Ik ben me er van bewust dat dit niet allemaal de schuld is van de Commissie, maar we moeten allemaal onze rol spelen bij de oplossing ervan, willen we één Europa zijn.
Terwijl ik dus mijn fractiegenoot feliciteer, ben ik blij te horen dat veel van deze punten meegenomen zullen worden door de commissaris. Ik zou nog graag één ding willen opmerken, vooral met betrekking tot de milieuwetgeving waar veel van de conflicten hun oorsprong vinden: veel van de zeer nobele doelen van afzonderlijke stukken wetgeving zijn met elkaar in tegenspraak, en we moeten dat bij de voorbereiding ervan onder ogen zien. Als het gaat om toepassing zijn er maar weinig richtlijnen voor de lokale autoriteiten omtrent de manier waarop ze om moeten gaan met de vaak zeer nobele doelen als deze met elkaar in strijd zijn. Er werd ons een evaluatie daarvan beloofd in het energiepakket, dus als onze commissaris ons wat meer informatie over dat lopende proces zou kunnen geven, zou ik hem zeer dankbaar zijn.
Bert Doorn (PPE-DE). − (NL) Mijnheer de Voorzitter, ook van mijn kant veel complimenten voor het verslag van mevrouw Frassoni. We hebben nu een aantal verslagen over implementatie gehad en er is duidelijk sprake van een rode lijn in die verslagen. Dat betekent meer aandacht, ook van de kant van het Europees Parlement, voor de implementatie. We hebben nu het instrument van implementatieverslagen. Ik zal zelf in juli een verslag presenteren over de implementatie van de achtste richtlijn toezicht accountants. Het is goed dat we als Parlement ook serieus nagaan hoe de wetgeving in de lidstaten wordt omgezet.
Ik ga daarbij met name in op de problematiek van de toezichthouders. Wij praten wel over de omzetting door de autoriteiten in de lidstaten en we praten over de rechters die de wet toepassen. Maar in veel lidstaten kennen we ook onafhankelijke toezichthouders die wetgeving toepassen en die wetgeving nader uitwerken. De ervaring leert dat er grote verschillen zijn ontstaan tussen de verschillende lidstaten en tussen de toezichthouders. Bedrijven die internationaal werkzaam zijn in meerdere lidstaten, worden steeds vaker geconfronteerd met verschillende eisen van verschillende toezichthouders uit verschillende lidstaten. Dit is buitengewoon lastig en dat frustreert de werking van de interne markt.
Nog één punt. We ontkomen er ook niet aan om het wetgevingsinstrumentarium dat wij in Europa gebruiken eens nader te bekijken. We werken tot nu toe vooral met richtlijnen wanneer het harmonisatie betreft. Commissaris Verheugen heeft al bij bepaalde gelegenheden gezegd dat het misschien verstandig zou zijn om in de toekomst voor interne marktwetgeving meer gebruik te maken van het instrument van de verordening, om allerlei problemen zoals cherry-picking en gold-plating bij de omzetting van richtlijnen te vermijden. Ik weet dat ook in de nationale parlementen, en met name het Nederlandse parlement, langzaam maar zeker het besef doordringt dat implementatie met gold-plating en met cherry-picking schadelijk kan zijn voor de werking van de interne markt en ook voor de eigen economie. Dus dan is de stap naar een verordening, waar mogelijk, niet zo erg groot meer.
Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, we zijn ons bewust van het belang van uw taak de toepassing van Gemeenschapsrecht te controleren. we hebben het over relaties tussen een supranationale instelling en nationale regeringen. Nationale regeringen zijn krachtige entiteiten met veel macht, het zijn publieke overheden. Normaliter is de Commissie de hoedster van EU-wetgeving en voor burgers vormt zij in veel gevallen hun enige garantie dat het recht (want Gemeenschapsrecht is recht) een correct beloop zal hebben.
Het rapport van mevrouw Frassoni is bedoeld om datgene wat ik de ruggengraat van de Commissie zou willen noemen, krachtiger te maken, op zodanige wijze dat de Commissie zich bewust is van het belang van haar taak, en dat, zelfs als we in een eerder stadium met regeringen willen onderhandelen over de moeilijkheden die er misschien ontstaan, de Commissie op het uur U krachtig en energiek optreedt zoals de burgers verwachten, en Gemeenschapsrecht toepast.
We maken ons zorgen dat we, na de uitbreiding, de indruk gaan krijgen dat de Commissie minder strikte criteria aanlegt voor de nieuwe lidstaten dan het aanlegde voor de oude lidstaten. Dit zou een negatieve invloed hebben op de consolidatie van de Europese Unie en op de reputatie van de Europese Unie zelf in deze lidstaten. Ik heb veel van de gerechtelijke acties van de Commissie gevolgd en ik kan de Commissie verzekeren dat, als ze ingrijpt, de burgers en zelfs de publieke overheid zich gesterkt voelen door de actie van de Commissie op dit gebied.
Met andere woorden, ik denk dat het rapport van het Europees Parlement, het voorstel gedaan door mevrouw Frassoni en ook de mening van mevrouw Wallis zijn bedoeld om de Commissie te versterken, zodat de Commissie zichzelf niet alleen en machteloos hoeft te voelen tegenover de regeringen, maar veeleer is het aan het Europees Parlement om deze toezichthoudende en controlerende rol te versterken die de Commissie heeft voor wat betreft de toepassing van Gemeenschapsrecht.
Margrete Auken (Verts/ALE) . – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de burgers van Europa zijn absoluut belangrijk voor de Europese wetgeving. Ze zijn niet alleen maar offers voor de schendingen, zoals bijvoorbeeld in Napels. In veel milieukwesties zijn ze vaak belangrijke spelers geweest. Als waakhonden zien ze erop toe dat de wetten correct worden geïmplementeerd in alle hoeken van Europa en in veel gevallen zijn zij de enige die dit doen. Daarom dient de EU haar burgers ook te steunen door hen te verzekeren van een sterke positie. Als ze de aandacht vestigen op schendingen van Gemeenschapsrecht, dienen hun klachten serieus en met respect te worden afgehandeld. Ik hoop vurig dat dit niet alleen maar een poging van de kant van de Commissie is om aan veel van deze klachten een eind te maken, want dat zou wel heel verkeerd zijn. Ik zou daarom mevrouw Frassoni willen bedanken voor het feit dat ze de aandacht heeft willen vestigen op deze dreigingen. Haar uitstekende rapport zal nu een belangrijke algemene stap in de juiste richting worden. EU-burgers zullen door het Verdrag van Lissabon een sterkere positie verwerven, maar wil dit meer betekenen dan pure versiering, dan moet hun bijdrage aan de EU serieus worden genomen.
Tadeusz Zwiefka (PPE-DE) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik zou mevrouw Frassoni willen feliciteren met een uitstekend samengesteld rapport. Ook wil ik graag zeggen hoe blij ik ben dat, volgens de statistieken die de Europese Commissie heeft gepresenteerd ten aanzien van het aantal gerechtelijke acties met betrekking tot de gevallen waarin het EU-recht werd geschonden, de uitbreiding met 10 nieuwe lidstaten geen invloed heeft gehad op het aantal geconstateerde schendingen. Maar de statistieken vertellen echter niet het hele verhaal. Een van de belangrijkste mechanismen waardoor we kunnen controleren hoe goed de toepassing van het Europese recht werkelijk verloopt, is het systeem van prejudiciële procedures, die ten doel hebben nationale rechtbanken in staat te stellen een uniforme interpretatie aan de toepassing van Europees recht in alle lidstaten te geven. Het fundamentele probleem bij deze procedure is de tijd die men moet wachten op een antwoord van de rechtbank, die nog steeds erg lang is (zo’n 20 maanden). De belangrijkste reden, de tijd die is uitgetrokken voor vertaling, bedraagt zo’n negen maanden. Het is voorwerp van zorg dat we bij veel nationale parlementen stemmen horen opgaan die een bovengrens willen voor het budget op vooral geschreven vertalingen.
De aanbevelingen van de Europese Commissie voor lidstaten en kandidaat-landen zijn gebaseerd op de aanname dat het EU-recht effectief zal worden geïntroduceerd als er passend gekwalificeerd personeel is aangesteld en er adequate fondsen zijn vrijgemaakt. Ik steun dat gezichtspunt niet helemaal. Het aantal personeelsleden en het bedrag aan fondsen dat beschikbaar is, is niet de juiste maatstaf. Ook nodig zijn vastbeslotenheid en betrokkenheid inzake de introductie van Europees recht. Voor een juiste uitvoering van de taken waarmee de lidstaten en de kandidaat-landen worden geconfronteerd zijn drie factoren vereist: kennis, competentie en bereidheid. De eerste van deze factoren, dat wil zeggen het bezit van kennis, is vandaag de dag geen probleem. De tweede factor, de capaciteit de verworvenheden van de Gemeenschap te introduceren, is gekoppeld aan het beschikbaar stellen van adequate fondsen en het aanstellen van extra personeel. De Commissie legt momenteel de meeste nadruk op dit specifieke aspect. De derde factor, de bereidheid van degenen wier taak het is Europees recht te introduceren en toe te passen, wordt het meest onderschat.
Bereidheid om Gemeenschapsrecht toe te passen in de praktijk hangt af van de instellingen en het systeem van procedures, incentives en restricties. Succes of mislukking bij de introductie van EU-recht zal uiteindelijk worden bepaald door het specifieke institutionele model. Kennis en fondsen zijn niet alles. Er is ook een stevige wil tot handelen nodig.
Reinhard Rack (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, Mijnheer de Ondervoorzitter, in uw inleiding gaf u aan dat de Commissie niet in het wilde weg maar gegrond wil beslissen of er iets gedaan moet worden, door het met de lidstaten te bespreken. Nu is er binnen de Commissie zelf, die uiteindelijk een collegiale instelling is, niet altijd sprake van een duidelijke, unaniem standpunt ten aanzien van bepaalde kwesties.
Op het gebied van transport zie ik momenteel een kwestie die de komende jaren steeds problematischer voor ons zal worden, en waarschijnlijk ook binnen de Commissie, en dat is het idee dat geld moet worden omgeleid naar milieuvriendelijkere soorten transport door middel van kruissubsidiëring van geld dat wordt verdiend op een minder milieuvriendelijkere terrein, tolheffingen, parkeergelden etc. Dat is in feite een subsidie. Is daar enige discussie over geweest, en hoe staat het ermee?
Katalin Lévai (PSE) . – (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Zoals verschillende sprekers voor mij al zeiden, succes in het realiseren van de doelstellingen die in de verdragen en wetgevingsbesluiten worden genoemd, hangt af van hoe effectief de lidstaten zijn in de toepassing van het Gemeenschapsrecht en hoe ze dit om weten te zetten naar de nationale praktijk.
Als ze er niet in slagen de wetgeving toe te passen of op de juiste manier toe te zien op de naleving ervan, of niet in staat zijn volledig te voldoen aan de doelstellingen die erin worden genoemd, dan hebben we een probleem. De laatste jaren is men meer geneigd aan de voorwaarden van de wetgeving te voldoen, en ik denk dat de tien nieuwe lidstaten deze goed zullen naleven. Ik hoop dat dat niet alleen komt doordat de Commissie toegevender is jegens ons, jegens de nieuw lidstaten, maar doordat we echt ons best doen aan de criteria en de verwachtingen te voldoen.
Helaas is het verre van gemakkelijk zich een weg te banen door de bureaucratische jungle; we weten hoe enorm het aantal wettelijke maatregelen is en deze omzetten in nationale en regionale wetten is vaak uiterst tijdrovend. Vereenvoudiging van bureaucratische taal en een breder gebruik van effectbeoordelingen zou van groot belang zijn, evenals de zekerheid dat er zo weinig mogelijk tijd heengaat met het uitvoeren van klachtenprocedures. Dank u.
Wiesław Stefan Kuc (UEN) . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de implementatie van Gemeenschapsrecht door afzonderlijke lidstaten is een van de basisprincipes van de Europese Unie. Daarom is controle en het uitbannen van afwijkingen het doel van talrijke acties. Controle van de afzonderlijke staten en publicatie van de resultaten van deze controles zou het mogelijk maken voor burgers een rol te spelen bij de introductie van EU-wetgeving in de staten.
Ondertussen is het nog steeds zo dat Polen bijvoorbeeld nog steeds een nationale heffing oplegt van de belasting op de toegevoegde waarde, btw, ondanks de Zesde richtlijn en gerechtelijke uitspraken. Hetzelfde geldt voor dubbele belasting op inkomen uit arbeid. Er zijn gevallen bekend van accijns die wordt geheven op auto’s die door Polen in EU-landen zijn gekocht, ondanks gerechtelijke uitspraken van het Hof van Justitie, en van vertragingen bij het restitueren van foutief berekende aanslagen die zijn betaald.
Wat vooral vreemd is , is dat onze burgers jarenlang in voorarrest worden gehouden zonder dat er een uitspraak is gedaan. De burgers van Polen wachten vol ongeduld op de reactie van de Europese Commissie op de voorbeelden die ze aandroegen en op het beteugelen van de onwettige acties waar onze regering zich aan bezondigt.
Tot slot wil ik mevrouw Frassoni van harte feliciteren; het is alleen jammer dat dit rapport gaat over iets dat al weer enige tijd achter ons ligt, en het zou aardig zijn geweest als het over 2007 was gegaan.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM) . – (DA) Mijnheer de Voorzitter, comitologie is een onderzoek naar een manier democratie te beperken zonder dat het electoraat dat merkt. Eerst wordt de macht overgeheveld van het electoraat en van de algemeen gekozen vertegenwoordigers naar regeringsfunctionarissen en lobbyisten achter gesloten deuren in Brussel. Stemmen wordt dan tot onderwerp gemaakt van gecompliceerde regels die niemand kan onthouden, waar geen journalist over kan schrijven en die geen exegeet kan verklaren. De essentie ervan is simpelweg dat de niet-gekozenen in de Commissie de besluiten gaan nemen, tenzij er een gekwalificeerde meerderheid kan worden gevormd tegen de Commissie. Het is wetgevende macht die wordt veranderd in uitvoerende macht; het is transparante wetgeving dat in geheime besluiten wordt veranderd; het is een democratische meerderheid die in een minderheidsregering wordt veranderd. Het is geen absolute autocratie, maar het gaat wel die richting uit met een vleugje van Mussolini’s corporatieve ideeën.
Met de nieuwe interinstitutionele overeenkomst kan het Parlement een kwestie weer op de agenda zetten, maar alleen als de rechter- en linkervleugels van het Huis het eens zijn en een absolute meerderheid weten te produceren van leden die voor zijn. Maar weg met het mengsel van autocratie en regeer met verstand en corporatisme! Introduceer democratie in alle wetgeving! Laten we ervoor zorgen dat, als basisprincipe, een meerderheid van de algemeen gekozen vertegenwoordigers zich achter elke wet plaatst, ofwel uit nationale parlementen of hier in het Europees Parlement. Wetgeving door regeringsfunctionarissen en lobbyisten dient iets van vroeger te zijn, maar het is jammer genoeg op zijn plaats gemetseld in het Verdrag van Lissabon. Ook daarom is het een goede reden het Verdrag tot onderwerp van een referendum te maken.
Janez Lenarčič , fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Namens het voorzitterschap zou ik graag als laatste opmerking willen beklemtonen dat het voorzitterschap zich ervan bewust is dat een efficiënte controle op de toepassing van Gemeenschapsrecht essentieel is, als we willen dat het recht alom wordt gerespecteerd en dat de algemene wettelijke beginselen waarop de Gemeenschap draait worden bewaakt.
Maar het is vooral belangrijk te zorgen voor rechtszekerheid onder de Europese burgers. We moeten niet vergeten dat ze een belangrijke rol spelen bij de implementatie van Gemeenschapsrecht. Deze rol zien we ook terug in het aantal keren dat burgers hun beklag deden over schendingen van het Gemeenschapsrecht.
Tijdens het debat, dat ik op de voet volgde, verbaasden verschillende mensen zich erover dat het aantal schendingen, of in ieder geval vermoedelijke schendingen, niet is toegenomen sinds de uitbreiding van de Europese Unie. Verschillende sprekers vermoedden dat de Commissie niet zo streng is ten opzichte van de nieuwe lidstaten.
Ik moet erop wijzen dat het voorzitterschap geen enkele reden of bewijs heeft die deze twijfels ondersteunen. Maar er is minstens één mogelijke verklaring die ik kan geven. Als het gaat om de zogenoemde nieuwe lidstaten dient er rekening mee te worden gehouden dat ze lid zijn geworden na vele jaren van intensieve transpositie van Gemeenschapsrecht naar hun eigen rechtssysteem, waarna ze het makkelijker vonden het proces op kleinere schaal voort te zetten. Dit is alleen bedoeld als reactie op het vermoeden dat de Commissie niet even streng is voor alle lidstaten, maar ik denk dat de commissaris er goed aan doet op deze kwestie te reageren.
Ter afsluiting wil ik benadrukken dat het voorzitterschap groot belang hecht aan de gewone verantwoordelijkheden en doelen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord Beter wetgeven. Tot slot wil ik alle instellingen en lidstaten aansporen hun verplichtingen ten aanzien van de transpositie en toepassing van het Gemeenschapsrecht te vervullen.
Günter Verheugen , lid van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb al gezegd dat het debat van vandaag niet zonder gevolgen dient te blijven en dat wil ik nogmaals benadrukken. Ik zal de heer Jung informeren over de inhoud van dit debat en over de inbreng van het Parlement, en tevens suggesties doen, omdat er verschillende belangrijke suggesties zijn gedaan tijdens dit debat die de Commissie serieus dient te nemen.
Laat ik nog een andere opmerking maken op basis van de rechtsfilosofie: een gemeenschap van naties onder de regelgeving is gebaseerd op vertrouwen. Ze kan alleen functioneren als degenen die deelnemen elkaar kunnen vertrouwen. Daarom dienen in een constitutionele staat wettelijke acties in het openbaar te worden genomen en het is tevens de reden waarom ik het compleet eens ben met wat mevrouw Wallis zei. Informatie is wat dat betreft vitaal en transparantie een dwingende noodzaak.
Er kan geen sprake zijn van een beleid dat is gericht op geheimhouding bij het toepassen en interpreteren van de wet. Alles dient transparant en openbaar te zijn. Dat is tenminste wat ik in dit debat beluisterd heb, en ik ben er altijd van overtuigd geweest. Ik ben het eens met wat mevrouw Wallis zei over de rol van de Commissie verzoekschriften. Als haar klant, bij wijze van spreken, geef ik openlijk toe dat dit soms veel werk en inspanning vergt, maar burgers mogen terecht deze inspanning van ons verwachten. Daar komt bij dat de verzoekschriften die we ontvangen ons veel leren over de manier waarop onze burgers ons recht en ons beleid ervaren.
Mevrouw Frassoni, commissaris Wallström heeft al beloofd dat wij in de toekomst een overzicht voor de burgers zullen maken. De commissie heeft in de tijd daarna inmiddels ook een formele resolutie hierover aangenomen, dus het gaat gebeuren en ik ben er tamelijk zeker van dat u er op de een of andere manier wel voor zult zorgen dat we het doen. Het is besloten en het zal gebeuren.
Veel leden hebben de vraag over de nieuwe lidstaten gesteld en hoe het kon dat ondanks de groei van het aantal leden er geen toename is gekomen in processen vanwege schendingen van verdragen.
De Commissie heeft hierover een zeer duidelijke mening en wel dat er twee redenen zijn: ten eerste – en hier ben ik tamelijk van overtuigd, omdat ik echt moet zeggen dat dit te danken is aan het goede werk van de vorige commissaris voor Uitbreiding – heeft dit te maken met het feit dat de nieuwe lidstaten zich zo nauwkeurig op hun acquis hadden voorbereid dat ze, toen ze lid werden, nauwkeuriger aan de vereisten voldeden dan de oude lidstaten. Ik kan dat alleen maar bevestigen. Het is absoluut waar. We zouden nooit in staat zijn geweest de toetredingsverdragen af te ronden als aan het acquis niet was voldaan.
De andere reden is misschien iets praktischer, maar: burgers van de nieuwe lidstaten moeten geleidelijk leren dat ze klachten kunnen indienen, en hoe ze dat moeten doen. Ik denk daarom dat het aantal klachten zal toenemen.
De heer Smith zei dat het recht tevens ongecompliceerd en toepasbaar moet zijn, vooral wat betreft milieuwetgeving. Zoals u weet hoopt de Commissie alle gemeenschaprecht tegen het eind van het volgende jaar te hebben geëvalueerd teneinde vast te stellen waar en hoe het kan worden vereenvoudigd. Nog maar een paar dagen geleden beloofden we, in het kader van onze voortgangspresentatie over dit “Betere wetgeving”-project, dat dit hele proces inderdaad tegen het eind van het volgende jaar zou zijn afgerond.
Mijnheer Medina, u hoeft niet bang te zijn dat de Commissie klachten onder het kleed zal vegen. Uit eigen ervaring van meer dan acht jaar als lid van de Commissie, kan ik u verzekeren dat ik de overijverige Commissieafdeling veel vaker heb moeten afremmen dan dat ik ze heb moeten aansporen het zware geschut in stelling te brengen van het ondernemen van gerechtelijke acties wegens het schenden van verdragen. Nog vaker moet ik ze zeggen: ‘Wacht even, even kalm aan, praat eerst met ze en kijk of dit ook op vreedzame manier kan worden opgelost’. Het risico dat Commissieafdelingen de neiging hebben dingen onder het tapijt te vegen, bestaat bijna niet. Ik ben er zeker van dat het niet gebeurt.
Wat de vraag van de heer Rack betreft: besluiten over verdragsschendingen, of daar nu aanwijzingen voor zijn of dat het geconstateerd is of elke stap daartussenin, vragen om een formeel besluit door het College van commissarissen. Zo is het georganiseerd. Ik kan hier en nu uw vraag over het specifieke probleem van de kruissubsidiëring niet beantwoorden, maar ik zal ervoor zorgen dat u een antwoord krijgt voor het eind van de week.
Wat betreft de opmerkingen van de heer Kuc over de lengte van voorarrest in afwachting van een proces geef ik toe dat dit een schandaal is als het zo is, maar dit valt buiten de jurisdictie van de Europese Unie. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is het aangewezen hof voor zulke gevallen.
Dames en heren, hartelijk dank voor al uw suggesties en de opbouwende sfeer van dit debat. Ik ben er tamelijk zeker van dat we verdere voortgang zullen hebben geboekt als we het volgend jaar opnieuw bespreken.
Monica Frassoni , rapporteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou mijn collega’s, de commissaris en het voorzitterschap willen bedanken voor hun deelname aan deze discussie, die, zoals commissaris Verheugen zei hier niet ophoudt.
Nog snel een paar punten. Ik zou graag wat willen zeggen over de kwestie prioriteiten stellen, waar commissaris Verheugen het over had. Ik denk dat dit eigenlijk een riskante onderneming is. Maar het is tot nu toe nog nooit echt gedaan. Ik ben altijd nogal sceptisch geweest over de mogelijkheid echt prioriteiten vast te stellen. Hoe het ook zij, als u echt deze weg wilt inslaan, neem dan het risico transparant te zijn, en waarom dan zelfs niet een debat houden over deze prioriteiten? Anders zou de verdenking kunnen ontstaan dat de prioriteiten zijn gekozen omdat u af wilt van de ongemakkelijke schendingen. Ik denk niet dat dat een goede zaak zou zijn.
De tweede opmerking is dat, ondanks het feit dat de Commissie ontkent dat ze meer middelen nodig heeft om de schendingen aan te pakken, en dan vooral mankracht, de realiteit zo is dat in bijna alle vergaderingen die ik heb gehad met uw medecommissarissen iedereen mij heeft verteld dat ze niet voldoende middelen, niet voldoende mensen hebben om hiermee om te gaan.
In het debat kwam de kwestie aan de orde van het aantal schendingen in de nieuwe lidstaten, en wat de commissaris en het voorzitterschap zeiden is waarschijnlijk waar. Maar we moeten ook weten dat bijvoorbeeld in milieuvraagstukken slechts twee of misschien drie functionarissen zich bezighouden met alle tien nieuwe lidstaten, dus er is duidelijk sprake van een probleem qua mankracht.
Tot slot de kwestie over de rol van het Parlement. We bespreken intern verschillende manieren om onze taak als medewetgevers effectiever te maken door te volgen hoe de richtlijnen die we goedkeuren worden toegepast. Ik denk dat er twee dingen zijn die we absoluut moeten doen: de eerste is besluitvaardig, door middel van een politieke beslissing, de rol van de Commissie verzoekschriften te versterken, die, zoals mevrouw Wallis zei, ons venster op de wereld is; de tweede is systematisch zittingen over de toepassing organiseren, maar die vragen de openlijke samenwerking van de Commissie. Immers, als we zittingen organiseren waarin we de toepassing van richtlijnen bespreken en de Commissiefunctionaris die erbij zit er het zwijgen toe doet of ons dingen vertelt die van weinig belang zijn, omdat hij misschien niet kan zeggen wat we echt willen weten, dan is de hele exercitie nutteloos.
In ieder geval hartelijk dank en we spreken elkaar ongetwijfeld weer.
De Voorzitter . − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
9. Kosovo (debat)
De Voorzitter . − Het volgende onderwerp is zeker ook geweldig belangrijk en actueel. Het zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over Kosovo.
Janez Lenarčič , fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als ik erover nadenk en er wat dieper op inga, moet ik zeggen dat mijn generatie en onze jongere collega’s nogal wat geluk hebben gehad. We hebben het grootste gedeelte van ons leven, misschien wel het beste deel daarvan, doorgebracht in een tijd dat de deuren en ramen van de kansen openstonden. Die periode begon in 1975 met de Slotakte van Helsinki, en de gevolgen ervan hadden nogal wat invloed in Oost- en Centraal-Europa, waar de Berlijnse muur en het communistische systeem ineenstortte in 1989. Een nieuwe visie bestormde het toneel, over de ingestorte muur en door de open deuren en ramen van de westelijke gevel van de Euro-atlantische gemeenschap. We zagen de brede, zonnige, dynamische landschap van een verenigd en vrij Europa, prachtig gesymboliseerd door dit immense gebouw van het Europees Parlement. Ik kon me in mijn jeugd nooit voorstellen dat ik er op een dag in zou spreken.
In Slovenië noemen we de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw de Sloveense lente. Helaas werden we, meteen bij het begin van het democratisch ontwaken getroffen door de Joegoslavische crisis, die probeerde de democratische ontwikkeling een halt toe te roepen en er de oorzaak van was dat de mensen uit de Westelijke Balkanlanden een heel stuk achterop raakten.
De meeste West- en Centraal-Europese landen, en dan bedoel ik de tien nieuwe leden van de Europese Unie, zijn de historische uitdaging aangegaan, maar de tijd heeft stil gestaan in de Balkanlanden. De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB), waarvan ik voorzitter ben, heeft, naast andere moeilijke taken, ook ten taak het Europees perspectief van de westelijke Balkanlanden te effectueren. Dat betekent landen als Kroatië, de Vroegere Joegoslavische Republiek van Macedonië, Servië, Montenegro, Bosnië en Herzegovina, Kosovo en Albanië bij het systeem van Europese lidmaatschappen, kandidaturen en overeenkomsten te betrekken.
De Joegoslavische crisis moet stoppen. Deuren en ramen zijn open. De muur is weg. De Europese Unie verklaarde in de Thessaloniki Agenda dat de Westelijke Balkanlanden vroeg of laat lid van de Europese Unie worden. Nu is de tijd gekomen om ons onze verplichtingen te herinneren. We moeten proberen onderhandelingen met Macedonië te beginnen, dat wil zeggen met de Vroegere Republiek van Macedonië over het lidmaatschap van de Europese Unie. Servië moet zich ontdoen van de lasten uit haar verleden, namelijk de verschrikkingen en schaduwen van het Milošević-regime. Milošević was degene die verantwoordelijk was voor de stagnatie in de Westelijke Balkanlanden. En we moeten Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Kosovo niet vergeten.
Het EU-forum Westelijke Balkan dat eind maart plaats zal vinden in Slovenië, zal zeer belangrijk zijn in dit verband. In samenwerking met het Sloveense voorzitterschap bereidt de Commissie een speciale mededeling voor over de Westelijke Balkan. Het forum zal ook kijken naar het versterken van regionale samenwerking op verschillende terreinen als transport, burgerbescherming, onderzoek en ontwikkeling etc.
Conform de januari-besluiten van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, bespreekt de Commissie visaliberalisatie met alle landen in de regio. We mogen niet onderschatten welk uitzonderlijk belang de geleidelijke afschaffing van visa’s voor deze regio vertegenwoordigt. Tegelijkertijd, Mijnheer de Voorzitter, zouden we graag willen wijzen op een bijzondere paradox. Voor 1990 reisden de burgers van het vroegere Joegoslavië naar de meeste landen zonder een visum. Nu echter moet een hele generatie jongeren, die na dat jaar, dat een keerpunt betekende voor Europa, is opgegroeid, en visum hebben om te mogen reizen.
Dames en heren op onze januari-vergadering van de Raad van ministers van Buitenlandse zaken nodigden we unaniem Servië uit de politieke overeenkomst te ondertekenen die een stap vooruit betekent op weg naar het lidmaatschap van de Europese Unie. Nadat de heer Tadić, die pro-Europa is, de verkiezingen had gewonnen hoopten we dat na vele jaren van trage ontwikkeling en isolatie Servië zich zo snel mogelijk bij ons zou aansluiten.
De Europese Unie heeft al een delegatie voor Europees veiligheids- en defensiebeleid naar Kosovo gestuurd. Maar het aanknopen van betrekkingen met Kosovo is een zaak voor elke lidstaat. We zullen waarschijnlijk niet verschillen in onze uitgangspunten, zoals geformuleerd tijdens de december-zitting van de Europese Raad. Het belangrijkste aspect is dat we begrip en respect moeten hebben voor Servië. De Europese Unie heeft Servië nodig en Servië heeft de Europese Unie nodig. Naar mijn mening is interculturele dialoog geen holle frase. Zelfs als onderhandelingen tot stilstand komen zijn de mogelijkheden voor een dialoog niet uitgeput. Nu is de tijd gekomen voor een praktische dialoog tussen de Serven en de Albanezen in Kosovo, tussen Servië en Kosovo en tussen Servië en de Europese Unie.
Het lot van Kosovo heeft jarenlang op ons gedrukt. in het verleden was Kosovo onderdeel van de Joegoslavische federatie en in 1974 kreeg het bijna dezelfde status als de Joegoslavische republieken. Tegen het eind van de jaren tachtig van de vorige eeuw ontnam Slobodan Milošević Kosovo haar autonomie en bezette het in 1999 gewapenderhand, en werd zo de oorzaak van een tragedie van wereldformaat.
De zaak Kosovo is echt uniek omdat de internationale gemeenschap het onder haar bescherming moest brengen om humanitaire redenen en het vervolgens gedurende bijna negen jaar moest regeren. Desalniettemin was de beslissing die de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen maandag nam niet gemakkelijk. De beslissing tot en de verklaring van onafhankelijkheid in Priština kwamen niet onverwachts. De volgende feiten dwongen ons ertoe. Op de eerste plaats besefte men dat een terugkeer naar de vorige toestand niet acceptabel was, en dat gold ook voor de huidige ‘status quo'. Geen van beide partijen vond een nieuw middel om de status van Kosovo op te lossen, en het was duidelijk dat verdere onderhandelingen niet veel zin zouden hebben. Sinds 1999 is Kosovo bestuurd door de Verenigde Naties en gedurende die periode heeft Servië, conform Resolutie 1244, geen effectieve gezag kunnen uitoefenen. Gedurende een aantal jaren voor 1999 werd de meerderheid van de bevolking van Kosovo blootgesteld aan systematische onderdrukking, zoals etnische zuivering en een humanitaire ramp.
Dames en heren, al deze feiten die van meet af aan werden erkend door alle leden van de contactgroep, waaronder de Russische Federatie, zijn het bewijs dat Kosovo een echt uniek geval ‘sui generis’ vormt, en daarom staat de validiteit van het principe van de soevereiniteit en territoriale integriteit niet ter discussie.
De Raad is er al enige tijd van overtuigd dat de Europese Unie de verantwoordelijkheid voor Kosovo op zich moet nemen. Deze overtuiging werd op de februari-zitting van de RAZEB bevestigd in het besluit dat we al kennen. En hoewel iedereen verdeeldheid had voorspeld, bereikten we toch eenheid. Na een langdurig onderhandelings- en harmonisatieproces kwam men unaniem tot de besluiten.
De Europese Unie is een interessante en unieke gemeenschap. Natuurlijk zijn we verbonden door gemeenschappelijke belangen en gemeenschappelijke waarden. Daaronder zijn respect en tolerantie voor verschillen. Men zou kunnen zeggen dat we zijn verbonden door onze verschillen. Aan het eind van de februari-zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen namen we een gemeenschappelijk standpunt in. De belangrijke conclusie van de zitting was dat voor wat betreft de erkenning van Kosovo we verwachtten dat elke lidstaat conform de eigen, nationaal gebruikelijke gang van zaken zou handelen. Sommigen hadden misschien verwacht dat de Europese Unie als geheel Kosovo zou erkennen, maar dat is niet mogelijk omdat de Europese Unie geen staat is.
De Europese Unie heeft het gemeenschappelijk standpunt over gebeurtenissen in Kosovo en de Westelijke Balkan ingenomen. Op de eerste plaats constateerde de Europese Unie dat Kosovo een onafhankelijkheidsresolutie had aangenomen. Op de tweede plaats nam de Europese Unie er nota van dat de resolutie Kosovo verplichtte tot democratische beginselen, zoals de bescherming van de Servische minderheid en het culturele erfgoed. Op de derde plaats herhaalde de Europese Unie haar commitment aan de internationale missie aldaar en haar bereidheid een leidende rol in de regio te spelen. Op de vierde plaats herbevestigde de Europese Unie haar commitment aan het Europese perspectief voor de Westelijke Balkan. Op de vijfde plaats zou de Europese Unie specifieke economische maatregelen voor de bredere regio voorbereiden. En op de zesde plaats is de Europese Unie zich zeer bewust van de principes van de internationale gemeenschap, maar is van mening dat, vanwege het sui generis karakter ervan, de kwestie Kosovo deze principes niet ter discussie stelt.
Natuurlijk omvat Kosovo ook Serviërs en hun erfgoed en cultuur, en ik wil graag benadrukken dat het een bijzonder kostbaar onderdeel van de Europese cultuur is.
Veel Europese mensen, waaronder de Slovenen die ik vertegenwoordig, hebben belangrijke monumenten voor hun eigen cultuur en etnisch erfgoed die zich vandaag de dag buiten hun hedendaagse staatsgrenzen bevinden. Dit is een feit dat in het huidige Europa geen beletsel meer opwerpt; integendeel, het verbindt ons. Hetzelfde geldt voor minderheidsgroeperingen.
Naar onze mening is het van essentieel belang dat Servië in haar reactie op de verklaring en erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo niet de deur naar de Europese Unie dichtgooit. Ik herhaal dat de kwestie Kosovo losstaat van de kwestie van de Servische integratie in Europa. Servië moet die twee vraagstukken niet koppelen. In dat opzicht vinden we het vooral moeilijk de houding van Servië ten opzichte van de Europese Unie te begrijpen, dat wil zeggen ten opzichte van onze missie in Kosovo, omdat deze missie immers vooral in het belang is van de Servische bevolking in Kosovo.
Ik eindig met te zeggen dat de Europese Unie één van de succesrijkste vredesorganisaties ter wereld is. De volkeren en landen van Europa zijn vereend en leggen solidariteit aan de dag ten behoeve van de vrede en een beter leven. Deze houding omvat ook tolerantie en vrijgevigheid en vooral begrip en mededogen als anderen in nood zijn.
Dames en heren met het besluit dat ik heb genoemd heeft de Europese Unie haar deuren en ramen niet alleen geopend voor Servië, maar ook voor Kosovo.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Olli Rehn, lid van de Commissie. – Mijnheer de Voorzitter, met onze uitstekende samenwerking met betrekking tot de westelijke Balkan in gedachten, dank ik u voor de gelegenheid om het Parlement over het standpunt van de Commissie inzake het statusproces van Kosovo te informeren.
Het parlement van Kosovo heeft afgelopen zondag in een waardige sfeer de onafhankelijkheid uitgeroepen. Kosovo heeft in een verklaring beloofd de uitgebreide rechten van de Serviërs in Kosovo volledig te respecteren, in het bijzonder met betrekking tot het lokale zelfbestuur in zaken als onderwijs, cultuur en gezondheid conform het alomvattende voorstel zoals ingediend door de speciale gezant van de VN, Martti Ahtisaari.
De vieringen in Kosovo vonden plaats op een vreugdevolle, maar verantwoordelijke manier. Er zijn echter wel gewelddadigheden in Belgrado en in het noorden van Kosovo geweest. We veroordelen het gebruik van geweld en roepen alle leiders en de bevolking in de regio op de kalmte te bewaren en de vrede en stabiliteit te handhaven.
Zoals de minister van Buitenlandse Zaken Rupel uitlegde, hebben de EU-ministers van Buitenlandse Zaken maandag in een gemeenschappelijke verklaring op de gebeurtenissen gereageerd. Om de Europese Unie in staat te stellen het stabilisatieproces in de westelijke Balkan succesvol te sturen en het statusproces van Kosovo tot een goed einde te brengen, is Europese eenheid inderdaad essentieel.
Na de mislukking van de langdurige besprekingen in de VN-Veiligheidsraad moest de Europese Unie het proces tot een afronding brengen. De Unie heeft reeds de essentiële beslissingen genomen om een EVDB-rechtsstaatmissie naar Kosovo te zenden.
Op maandag heeft de Raad ook een platform ingesteld dat zich bezig gaat houden met de erkenning. Het is aan iedere EU-lidstaat afzonderlijk om betrekkingen met Kosovo aan te knopen overeenkomstig zijn nationale procedures. Verschillende lidstaten hebben Kosovo al erkend. Ik verwacht dat de meeste andere staten dit voorbeeld in hun eigen tempo zullen volgen.
De Raad heeft terecht herhaald dat de EU gehouden is aan de beginselen van het VN-Handvest, aan de slotakte van Helsinki en aan alle resoluties van de VN-Veiligheidsraad. De Raad onderstreept dat gezien het conflict van de jaren negentig en de lange periode van internationaal bestuur, Kosovo een geval sui generis vormt waarbij deze beginselen niet ter discussie staan. De Commissie deelt dit standpunt volledig.
In overeenstemming met de conclusies van de Raad van afgelopen maandag, is de Commissie bereid haar volledige steun aan de EU-inspanningen in Kosovo te geven. Dit moet de periode van Europese eenheid zijn, ook tussen de instellingen.
Met behulp van de instrumenten van de Gemeenschap zal de Commissie de oprichting van instellingen in Kosovo steunen en de politieke en economische ontwikkeling van de staat bevorderen. Op 5 maart zullen we concrete maatregelen voorstellen voor de gehele regio om voortgang te maken met de Europese aspiraties.
Veel gebieden in Kosovo hebben behoefte aan ontwikkeling, en we moeten er gezamenlijk naar streven dat Kosovo zichzelf helpt en zo spoedig mogelijk op eigen benen komt te staan. In dit verband werkt de Commissie aan de organisatie van een Donorconferentie die de dringendste financiële noden van Kosovo helpt verlichten. Ik verwacht dat de conferentie nog voor de zomer zal worden gehouden.
Ik erken dat dit een moeilijk moment voor Servië is. Ik ben mij zeer bewust van het historisch belang van Kosovo voor het Servische volk. Maar ik denk dat de tijd is gekomen om de bladzijde over het verleden om te slaan en naar de toekomst te kijken. En de toekomst van Servië ligt in Europa. Servië en de hele regio van de westelijke Balkan hebben een Europees perspectief met als uiteindelijk doel het EU-lidmaatschap. Dit EU-perspectief zorgt ervoor dat de landen van de regio op een vreedzaam en hervormingsgezind spoor blijven, hetgeen uiterst belangrijk is in deze gevoelige en moeilijke tijden.
Ten slotte wil ik opnieuw mijn waardering uitspreken voor de niet aflatende steun van het Europees Parlement voor het EU-perspectief van de westelijke Balkan. We rekenen op uw voortdurende steun, zodat de burgers van de regio hun ideaal om eens deel te gaan uitmaken van de Europese Unie kunnen realiseren.
(Applaus)
Doris Pack, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, Kosovo’s onafhankelijkheid is uitgeroepen; Kosovo is een staat. Iedereen die kennis heeft genomen van de situatie in Kosovo tussen 1989 en 1999 moet hebben geweten dat deze onafhankelijkheid onvermijdelijk was. De langzittende pacifistische president en winnaar van de Sacharov-prijs, wijlen Ibrahim Rugova, zou zeer verheugd zijn geweest om dit te horen. Helaas was het niet mogelijk over een oplossing te onderhandelen. Ik weet zeker dat ieder van ons daar graag aan zou had willen bijdragen. De huidige oplossing doet denken aan een aangepaste versie van een aforisme van Churchill: dit is de slechtste keus, op alle andere na.
Op zondag keek ik – deels met vreugde, deels met tranen – hoe de gebeurtenissen in Priština zich ontrolden. Deels met vreugde omdat ik geloof dat dit de enige uitweg uit de patstelling was; deels met tranen omdat ik zeker weet dat we problemen voor onszelf hebben opgeworpen die zich niet eenvoudig laten oplossen. deels met tranen omdat ik zeker weet dat we problemen voor onszelf hebben opgeworpen die zich niet eenvoudig laten oplossen.
Niettemin is de EU standvastig geweest, ook toen de pers veelvuldig een beeld van verdeeldheid schilderde. De EULEX-missie werd unaniem in gang gezet. Het is geen aanval op Servië; integendeel, het is ook voor de Serviërs in Kosovo noodzakelijk, omdat de missie nauwlettend toeziet op de implementatie van het plan-Ahtisaari dat dit Parlement met een tweederde meerderheid in de lente van 2007 heeft aanvaard. Dit plan garandeert uiterst genereuze minderheidsrechten aan de Serviërs, eerbiediging van de grenzen en de rechtsstaat, en daarom ook de bescherming van andere minderheden.
Politici in Kosovo moeten nu hun staat creëren met gezond verstand en vastberadenheid. De strijd tegen de werkloosheid kan alleen worden gewonnen door een functionerende constitutionele staat. Radicale maatregelen om de misdaad aan te pakken, verdienen evenzeer hoge prioriteit. De EU-missie zal hen hierbij waar mogelijk steunen. Kosovo heeft een groot aantal goed opgeleide jonge mensen die dolgraag de nieuwe staat willen helpen vestigen.
Kosovo is geen testcase. Het land is uniek. Zijn ontwikkeling tot een staat is het laatste stadium van de ondergang van Joegoslavië, in gang gezet door Milošević in 1989 in Kosovo. Daarom betreur ik het feit dat Milošević dat niet mee mocht maken, zijn democratische opvolgers dienen echter deze moeilijke erfenis op zich te nemen. We wensen de Servische politici kalmte toe en hopen dat zij nu al hun energie willen geven aan het leiden van Servië op weg naar het EU-lidmaatschap.
(Applaus van rechts)
Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, u zult begrijpen dat ook in onze fractie uitvoerig is gediscussieerd over de nu ontstane situatie met betrekking tot Kosovo. De belangrijkste conclusie was eigenlijk dat we de realiteit moeten accepteren, maar dat er ook geen reden is om feest te vieren want we worden nu geconfronteerd met een uitermate ingewikkelde situatie gezien ook de reacties vanuit Servië. Maar na wat er gebeurd is onder Milosevic en ook na jaren van onderhandelingen om toch tot een oplossing te komen, was wat nu gebeurd is onvermijdelijk.
Wij willen ons vooral concentreren op de rol van de Europese Unie. De erkenning van Kosovo is een zaak van de lidstaten, dat is ook door de heren Rupel en Rehn nog benadrukt. Maar u moet wel handelen. Wij zijn medeverantwoordelijk voor de stabiliteit in de regio en ook voor de stabiliteit in Kosovo en daarom spreken wij als fractie onze politieke steun uit aan de ESDP-missie, waartoe de Unie nu het startsignaal heeft gegeven. Wij eisen natuurlijk ook van de Kosovaarse autoriteiten dat ze uitvoering geven aan de voorstellen van Ahtisaari, dat ze echt investeren in een multi-etnische staat en dat er voldoende garanties zijn voor de Serviërs die in Kosovo wonen.
Tenslotte over Servië zelf. Iedereen zit natuurlijk heel erg met de situatie daar. We hebben net kunnen luisteren naar de minister van Buitenlandse Zaken van Servië in de Commissie buitenlandse zaken: een keiharde reactie op wat er gebeurt, een aanval op Europa, maar vooral ook een aanval op de landen die Kosovo inmiddels erkend hebben. Ik heb nog een vraag: wat kunnen wij doen om te voorkomen dat Servië geïsoleerd raakt en zichzelf ook isoleert in deze situatie? Ik ben somber over zijn antwoord omdat alles wat hij zei geconcentreerd was op de zaak Kosovo. Ik vind toch dat wij ons best moeten blijven doen om ook voor de mensen in Servië een Europees perspectief te bieden met een concreet aanbod ook van onze kant, bijvoorbeeld inzake visumfacilitering en verdere visumliberalisering. We moeten ons vooral ook richten op de jongere generatie die recentelijk nog gedemonstreerd heeft voor toenadering tot de Europese Unie, voor een Europese toekomst. Ik prijs de houding van de Servische regering voor haar herhaalde toezegging geen geweld te zullen gebruiken. Ik ga er ook van uit dat ze geen economische sancties tegen Kosovo zullen treffen en wat wij kunnen doen, ook vanuit onze verantwoordelijkheid als Europees Parlement, is blijven investeren in een Europees perspectief voor de hele regio en dat ook toepassen op Servië.
Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, Raadsvoorzitter, commissaris, elke staat die ontstaat door zich los te maken uit een bestaand staatsverband, kwetst de territoriale integriteit van dat oorspronkelijk staatsverband en wijzigt eenzijdig de internationale rechtsordening. Zo is ook mijn land in 1830 ontstaan door zich los te scheuren uit het staatsverband dat in 1815 door het Congres van Wenen in het leven was geroepen. Het bestaan van België werd wel heel snel erkend door de zogeheten Conferentie van Londen, waaraan het Verenigd Koninkrijk, Pruisen, Rusland, Oostenrijk en Frankrijk deelnamen, maar Nederland, waarvan we ons hadden losgescheurd, wachtte negen jaar vooraleer België te erkennen.
Dat had ik eigenlijk willen zeggen aan de Servische minister van Buitenlandse Zaken indien hij daar oren naar zou hebben gehad. Maar dat was dus niet zo, want hij heeft ons tot in den treure het bekende Servische standpunt uiteengezet zonder ook maar enige blijk van begrip te geven voor het feit dat er ook tegengestelde standpunten bestaan. Het enige lichtpuntje was dat hij duidelijk zei dat Servië geen enkele vorm van geweld, afpersing of afdreiging zou gebruiken.
Nu moeten we ons allemaal samen om de toekomst bekommeren, de toekomst van Servië, de toekomst van Kosovo, de toekomst van het hele gebied. Tot nog toe heeft de Europese Unie reeds 3 miljard euro aan Kosovo besteed. Voor de eerstkomende 16 maanden zullen daar nog eens 200 miljoen bijkomen, maar dat zal niet volstaan.
Ten aanzien van Servië en alle andere landen van de westelijke Balkan moeten we dringend werk maken van visumfacilitering zodat tussen de burgers uit die landen en de burgers uit onze landen normale relaties kunnen ontstaan.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, door erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo hebben we een grote verantwoordelijkheid op onze schouders genomen; een verantwoordelijkheid voor het bewaren van vrede en voor de opbouw van solide overheidsinstellingen in Kosovo. Het is geen aanval op Servië; integendeel, het is ook voor de Serviërs in Kosovo noodzakelijk, omdat de missie nauwlettend toeziet op de implementatie van het plan-Ahtisaari dat dit Parlement met een tweederde meerderheid in de lente van 2007 heeft aanvaard een verantwoordelijkheid voor het bewaren van vrede en voor de opbouw van solide overheidsinstellingen in Kosovo. Er is geen scenario voor een onmiddellijke terugtrekking van de internationale troepenmacht. Elke oplossing, hetzij Kosovo bij Servië laten of steun geven aan zijn onafhankelijkheid, brengt het risico van een conflict en etnische spanningen met zich mee.
De Serviërs dienen echter te beseffen dat er geen weg terug is naar de situatie van vóór 1999. Pogingen tot destabilisatie brengen hen uitsluitend nadeel. Er is voor Servië slechts een manier om steun te verkrijgen voor zijn claims in de sfeer van culturele en sociale rechten, en wel door constructieve samenwerking in de regio. De mislukking van de onafhankelijkheid van Kosovo zal een terugkeer betekenen van de gedachte aan een Groot Albanië en onvermijdelijk een oorlog. Een dergelijke oorlog zal leiden tot politieke verliezen die primair Servië zullen treffen. Daarom is die staat verantwoordelijk voor het vermijden van dit scenario en voor stabilisatie in de regio.
Joost Lagendijk, namens de Verts/ALE-Fractie. – (NL) Voorzitter, ik ben blij dat ik er afgelopen zondag bij was in Pristina, toen inderdaad op waardige wijze de onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Wat daar afgelopen zondag gebeurde, was de onvermijdelijke consequentie van wat gebeurde in 1998/99, toen meer dan 10.000 Kosovaren werden vermoord en honderdduizenden op de vlucht werden gejaagd. Was de terugkeer van Pristina onder het bewind van Belgrado een optie? Nee, het was doormodderen na 9 jaar VN-bewind, steeds minder legitiem, steeds minder effectief. Een optie? Nee. Was een onderhandeld compromis tussen Pristina en Belgrado beter geweest? Ja. Was goedkeuring door de Veiligheidsraad beter geweest? Ja. Is het geprobeerd? Ja. Was er een kans van slagen? Nee, met name als gevolg van Russische obstructie.
Ik hoop werkelijk dat de Kosovaren na de euforie van de afgelopen dagen snel hun verantwoordelijkheid nemen, want zij zitten aan het stuur. Als de VN weg is, als de EU-missie is binnengekomen, zijn het de Kosovaren die moeten bewijzen dat goede verhoudingen met minderheden niet alleen op papier bestaan en dat zij in staat zijn om de economie uit het slop te halen. Ja, de EU is nu verdeeld over erkenning. Dat zal nog enige maanden duren en daarna is dat afgelopen. Waar de EU-lidstaten unaniem over zijn, is dat de toekomst van Kosovo in de EU ligt. Maar het tempo van Kosovaarse toenadering tot de EU zal ook afhangen van de opstelling van Servië.
We hebben net kunnen zien in de Commissie buitenlandse zaken hoe kwaad Servië is, hoe kwaad de minister van Buitenlandse Zaken is, hoe agressief hij zich opstelde. Dat duurt nog wel even. En ik heb er, eerlijk gezegd, ook nog wel begrip voor zolang dat verzet geweldloos is. Als de woede is gezakt, hoop ik werkelijk dat de rede overwint. Ja, de afscheiding van Kosovo was onvermijdelijk. Ja, de toekomst van Servië ligt even onvermijdelijk in de Europese Unie. Daarvoor moet je af en toe over je eigen schaduw heen springen. Ik wens de Kosovaren en de Serviërs daar heel veel sterkte mee.
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is moeilijk om ons niet zeer ongemakkelijk te voelen bij de verantwoordelijkheden die de Europese Unie en de lidstaten op zich hebben genomen in de kwestie Kosovo.
Ten eerste wil de EU in principe bijdragen aan een beter bestuur in de wereld. Toch hebben verschillende lidstaten met deze impuls de toekomstige geloofwaardigheid van het internationale recht gevaarlijk verzwakt of staan op het punt dat te doen door hun steun te geven aan de eenzijdige uitroeping van de onafhankelijkheid door een provincie van een soevereine staat, een lid van de VN. Wat er ook gezegd is over het sui generis-karakter van deze kwestie – want dat staat niet vast – de belangrijke machten van de EU hebben op deze wijze machtige betrekkingen boven het recht geplaatst, en hebben daarmee een doos van Pandora geopend. Dit is ernstig.
Voorts vormt deze eenzijdige erkenning een ernstig gevaar voor de door EU verklaarde doelstellingen met betrekking tot de Balkan. De erkenning geeft eerder voeding aan het nationalisme dan dat het zijn bronnen indamt. Bovendien heeft de EU zich juist zeer vervreemd van het Servische volk en zonder dit volk is er geen regionaal beleid in dat deel van Europa mogelijk. Ik spreek toevallig niet over degenen die graag Milošević terug zouden willen hebben, want tegenwoordig zijn diens vroegere tegenstanders in de meerderheid. Evenals voor de Albanese Kosovaren zelf, is het voor de EU de vraag of zij in staat zal zijn aan de verwachtingen te voldoen nadat zij deze heeft gevoed? De vraag is de moeite van het stellen waard, vanwege de derde reden voor het ongemakkelijke gevoel dat na deze dag van feestgejuich in Kosovo wordt ervaren.
De nieuwe uitdaging die de Europese Unie zojuist aan zichzelf heeft gesteld, is tamelijk adembenemend. Hier staan we in de voorste linie en koersen we aan op een nieuw protectoraat, hoewel er geen bevredigende analyse is gemaakt van de oorzaken van de mislukking van het vorige protectoraat: Kosovo’s bruto binnenlands product is vergelijkbaar met dat van Rwanda, de helft van de bevolking is werkloos, er zijn meer dan 200 000 vluchtelingen en ontheemden, en het geweld tegen minderheden neemt toe ondanks twee miljard EURO aan internationale hulp en de aanwezigheid van 17 000 NAVO-strijdkrachten. EULEX kan niet al deze problemen oplossen.
Welk veelomvattend duurzaam vooruitzicht kan de Europese Unie aan de Kosovaren en de andere bevolkingsgroepen van de Balkan bieden – een vooruitzicht dat de situatie hier stabiliseert zonder het risico van destabilisatie elders? Lidmaatschap? Binnen welk tijdsbestek? Onder welke voorwaarden? Hoe waarschijnlijk is het dat de noodzakelijke unanieme instemming van de 27 lidstaten zal worden verkregen? Niemand weet het.
Het is evident dat mijn Fractie zich niet kan aansluiten bij het zelfbehagen van de korte termijn van de belangrijke Europese leiders.
(Applaus)
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, in de Nederlandse pers gaf de speciale afgezant van de Europese Unie in Kosovo alsmede de beoogde hoogste vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap, mijn landgenoot Pieter Feith, een inspirerend interview over de zware taak die de komende tijd op het Merelveld van Kosovo Polje op zijn schouders rust.
Eén passage in dit interview vond ik echter raadselachtig. Op de simpele vraag wie van de externe actoren de baas is in Kosovo, de Franse oud-generaal de Kermabon, die de Europese missie van politie en juristen zal leiden, of hijzelf, antwoordt Feith: "Als het over politiek gaat, geef ik de Franse commandant advies." De Raad is op zijn beurt de superieur van de heer Feith. Vandaar mijn vraag aan het adres van de Raad, aan mijnheer Rupel: hoe verloopt nu de besluitvorming in Kosovo exact? Hoe liggen de internationale gezagsverhoudingen? Heel belangrijk voor de toekomst.
Tot slot een navrant citaat van een Kosovaarse politieagent: "Op crimineel niveau weten Serviërs en Albanezen elkaar wel te vinden. De Servische en Albanese maffiabendes werken uitstekend samen, al jaren." Van harte hoop ik dat dankzij de Europese missie in Kosovo deze immorele Albanees-Servische coöperatie zal moeten wijken voor een waardig interetnisch samengaan, want dat alleen opent voor Kosovo het Europese perspectief dat wij Kosovo gaarne toewensen.
Slavi Binev (NI). – (BG) Mijnheer de Voorzitter. collega’s, de leden van het Europees Parlement Ataka Dimitar Stoyanov, Desislav Chukolov en ikzelf, Slavi Binev, spreken onze sterke afkeuring uit over de 17 februari 2008 uitgeroepen onafhankelijkheid van Kosovo. Dit eenzijdige afscheidingsbesluit vormt een ontoelaatbaar precedent in de internationale betrekkingen. In onze hoedanigheid van Leden van het Europees Parlement vinden we dat het regionale parlement van Kosovo niet bevoegd is het onafhankelijkheidsbesluit goed te keuren en daarom beschouwen we het separatistische bestuur bestaande uit notoire drugshandelaren en oorlogsmisdadigers als onwettig.
De erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo door de afzonderlijke lidstaten of de Europese Unie als geheel komt neer op het verlenen van amnestie aan de leiders van de Albanese terroristen die in de afgelopen paar jaar een etnische zuivering onder alle niet-Albanese gemeenschappen in de regio hebben nagestreefd. We spreken onze grote afschuw en verontwaardiging uit dat de etnische zuivering en de vernieling van honderden middeleeuws orthodoxe kerken in Metochia en Kosovo hebben plaatsgevonden onder de ogen van de internationale veiligheidsmacht van de NAVO en de Verenigde Naties. Met de gepleegde misdaden voor ogen nemen wij krachtig afstand van de kunstmatige vestiging van een nieuwe moslimstaat die als enige doelstelling heeft te dienen als springplank voor de handel in wapens, drugs en mensen richting West-Europa.
Als afgevaardigden van het Bulgaarse volk in de EU doen we een oproep aan haar instellingen om af te zien van de erkenning van Kosovo als een onafhankelijke staat en in plaats daarvan zich te houden aan de bestaande resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Bovendien roepen we de Veiligheidsraad op om vastberaden maatregelen te treffen om de status-quo te bewaren en afscheidingstendenzen te weerstaan in naam van de politieke stabiliteit op het Balkan-schiereiland.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de bijeenkomst van de Raad van ministers op 18 februari zal niet als een bijzonder glorierijke datum de geschiedenis van de EU ingaan. In plaats van naar een oplossing binnen de 27 lidstaten te zoeken, werd de hete aardappel van de beslissing over erkenning doorgeschoven naar de lidstaten.
Het is altijd frustrerend dat telkens als we een beslissing moeten nemen over een gevoelige zaak in het hart van ons continent, die belangrijke beginselen zoals de onschendbaarheid van grenzen raakt, we niet in staat zijn met één mond te spreken. Om de zaken te compliceren verwijzen de conclusies van de Raad naar de internationale rechtsgeldigheid.
Weliswaar keurde het Parlement evenals andere EU-lichamen het plan-Ahtisaari goed, echter niet als een blanco cheque, maar eerder ervan uitgaande dat het plan de goedkeuring zou hebben van de VN-Veiligheidsraad. Dit was blijkbaar niet het geval en we dienen hieruit verschillende conclusies te trekken. De eerste is dat er gezegd werd dat dit geval geen precedent zal scheppen, dat het een geval sui generis is, zoals de heer Wutz in zijn toespraak zei.
We moeten onszelf afvragen of we wel een Gemeenschap zijn die op het recht is gebaseerd. We kunnen dat niet zijn op een “à la carte”-basis. Dit geval gaat duidelijk een precedent scheppen en wanneer het internationale recht wordt geschonden, zal dit helaas gevolgen hebben.
Ten tweede, mijnheer de Voorzitter, hoe lang zullen we nog te maken hebben met een VN-Veiligheidsraad waarin voor de winnaars van de Tweede Wereldoorlog een anachronistisch vetorecht is vastgelegd in het Handvest van San Francisco in 1945? Dit is geen manier om een internationale orde te vestigen of een rechtvaardig en effectief multilateralisme te implementeren.
Ten derde, mijnheer de Voorzitter, of de Europese Unie leert voor eens en voor altijd dat de Unie onze kracht is en versplintering onze zwakheid, of we zullen moeten afzien van onze roeping van internationaal leiderschap in deze geglobaliseerde wereld en onszelf beperken tot dat wat de The Economist ons toedicht te zijn: de meest welvarende derdewereldregio van de 21e eeuw.
Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, dames en heren, ik begrijp de vreugde en verrukking van de Albanese Kosovaren bij hun verworven vrijheid en onafhankelijkheid. Tegelijkertijd besef ik echter de consternatie en de smart van veel Serviërs in Kosovo, en natuurlijk ook in Servië zelf. Helaas werd er geen andere oplossing met wederzijdse instemming gevonden. Het bewind van Milošević presteerde allesbehalve de integratie van de bevolking en de bevordering van respect voor de Albanese burgers van Kosovo.
Ik ben daarom blij met de beslissing van de EU om EULEX op te richten. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om mijn hartelijke dank uit te spreken aan de heer Rupel, minister van Buitenlandse Zaken, voor de wijze waarop hij zich heeft ingespannen om overeenstemming in de Raad te bereiken over deze lastige situatie. Dit is zeer positief en daar zou duidelijk op moeten worden gewezen. Maar zelfs alle bijstand die nu van Europa gaat komen, is helemaal nutteloos tenzij Kosovo zelf de inzet van de meerderheid krijgt om een multi-etnische samenleving in Europese betekenis te creëren.
Veel van wat ik de afgelopen dagen heb gezien, met inbegrip van het gedrag van premier Prime Minister Hashim Thaçi, bemoedigt mij en schenkt me hoop dat deze multi-etnische samenleving hecht verankerd is bij degenen die verantwoordelijk voor het land zijn.
We zullen in de komende dagen enkele demonstraties zien, vooral in Servië. We zullen geduld moeten oefenen. We zullen Servië de hand moeten reiken. We moeten begrijpen dat hier sprake is van een collectief gevoel van geleden verlies, en bovendien moeten we onderstrepen wat de heer Jeremić gisteren in de Parlementaire Commissie zei over het afzien van geweld en boycot. Dat is een belangrijk element en ook de basis voor verdere besprekingen met Servië. We willen Servië begeleiden op de weg naar toetreding tot de Europese Unie. Maar dit is een beslissing die in Belgrado moet worden genomen. Het is niet aan ons om die beslissing voor Servië te nemen.
Ik ben goed op de hoogte van de situatie in Kosovo. Veel bevolkingsgroepen leven daar vreedzaam naast elkaar. Misschien worden zij nu tegen elkaar opgezet, maar ik geloof dat het voor hen mogelijk is om met elkaar samen te leven en te werken. Deze gemeenschappelijkheid moet het doel zijn van ons beleid, hier in de Europese Unie en in het Europees Parlement.
(Applaus)
Jelko Kacin (ALDE). – (SL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, minister, de situatie in Kosovo is tamelijk vreedzaam, in zekere zin zelfs voorbeeldig en veelbelovend, behalve in het noorden waar de Serviërs wonen. Individuele Serviërs plegen brandstichtingen en dat is onrechtmatig. De onafhankelijkheidsverklaring in het parlement van Kosovo was waardig, met respect voor alle bevolkingsgroepen die in de regio wonen, en vond plaats in de sfeer die in de toekomst dient te heersen. De burgers van Kosovo hebben ons vertrouwen verdiend; wij moeten vertrouwen in hen hebben, want zij nemen besluiten over hun toekomst. Zij wensen oprecht dat hun toekomst spoedig in Europa ligt.
Als rapporteur voor Servië ben ik blij met het weloverwogen gedrag van Servië dat geen economische sancties tegen Kosovo instelde. In deze voor Servië emotionele tijd heb ik enig begrip voor de scherpe en dreigende retoriek van sommige politici. Maar hun daden moeten redelijk blijven en de Europese waarden weerspiegelen. Deze onafhankelijke status dient Kosovo in staat te stellen toegang te krijgen tot de middelen van het Internationaal Monetair Fonds en tot buitenlandse investeringen voor een verdere ontwikkeling.
Het is belangrijk om de handelsbetrekkingen tussen Kosovo en Servië te versterken om de economische groei te stimuleren en bij te dragen aan de Europese integratie. Alleen staten kunnen lid zijn van de Europese Unie en Kosovo is een staat geworden.
Nu hebben ook de Serviërs in Kosovo een Europees perspectief. Ook Servië moet zo spoedig mogelijk verdergaan en hernieuwde en meer inspanningen verrichten voor zijn Europees perspectief. Overheidswerkgroepen moeten nu nog harder werken. Zij dienen de volgende stappen voor Servië voor te bereiden, zijn economie en zijn burgers dichter bij de Europese Unie brengen, geheel volgens het sterke verlangen van de burgers. Aanvallen in Belgrado op ambassades van lidstaten van de Europese Unie leiden niet tot aansluiting bij de Europese Unie en dit was niet wat de meerderheid van de Serviërs wilde.
Nu de Servische ambassadeurs in de landen die Kosovo hebben erkend tijdelijk zijn teruggeroepen, moeten hun vertegenwoordigers actiever proberen de stappen te verklaren die Servië neemt op weg naar de Europese Unie. Er is geen weg terug; de enige weg naar de toekomst is de weg naar de Europese Unie.
Mijn afsluitende woorden zijn gericht aan minister Samardžić. Brandstichting is overal onwettig. Te veel dorpen zijn de afgelopen tien jaar in de Balkan platgebrand. Serviërs in Kosovo moeten de kans krijgen betrokken te zijn bij en deel te nemen aan de besluitvorming in het nieuwe, onafhankelijke land. Ik hoop dat Belgrado een duidelijke oproep tot participatie zal doen. Dat hebben zowel de Serviërs als de Albanezen verdiend. Dat is wat de hele westerse Balkan en de Europese Unie nodig hebben en hebben verdiend.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo heeft de internationale gemeenschap en in het bijzonder de Europese Unie voor een moeilijke en verantwoordelijke taak gesteld. Deze gebeurtenis heeft de situatie aanzienlijk gecompliceerd, zowel de lidstaten als in de staten waarmee de Unie samenwerkt en de banden verstevigt, zoals Oekraïne en Georgië. De recente ostentatieve ontmoeting tussen de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Sergey Lavrov, en de leiders van Abchazië en Zuid-Ossetië, twee rebellerende republieken binnen het territorium van de Georgië, is een voorbode van mogelijk gedrag van de Russische regering. Nog voorafgaande aan Kosovo’s onafhankelijkheidsverklaring waarschuwde het Kremlin dat het erkenning van Kosovo als een precedent zou beschouwen en dit vervolgens zou toepassen op de separatistische regimes die loyaal waren aan Rusland. Er is een goede reden om de Balkan te beschouwen als een van de meest explosieve plekken op de planeet.
Het uitroepen van de onafhankelijkheid kan daarom destabilisatie veroorzaken in bijvoorbeeld Bosnië en Herzegowina, waar in provincies waarin Serviërs wonen, zichzelf misschien willen afscheiden. De situatie die daaruit voorvloeit, vraagt daarom dat de internationale gemeenschap enkele bijzonder goed doordachte en verantwoordelijke besluiten neemt met als uitkomst echter vrijheid en vrede.
Bart Staes (Verts/ALE). – (NL) Voorzitter, het uitroepen van de onafhankelijkheid door het Kosovaarse parlement vorige zondag was onvermijdelijk en een van de laatste fases in het uiteenvallen van het voormalige Joegoslavië. Wie de situatie op het terrein kent, weet dat Kosova na negen jaar VN-supervisie en na 20 jaar discriminatie daarvóór, niet opnieuw gewoon een onderdeel van Servië kon worden. In die zin is het uitroepen van de onafhankelijkheid een vrij normaal proces. Dat gebeurde overigens in het parlement op een rustige, serene en weinig emotionele manier en met volledig respect voor het Ahtisaari-plan. De Kosovaarse eerste minister verzekerde de internationale gemeenschap zeer uitdrukkelijk de volledige bescherming van en respect voor minderheidsgroepen. Mag ik de collega's er overigens aan herinneren dat alle minderheidsgroepen in Kosova de onafhankelijkheid actief ondersteunen? Alleen de Serven tekenen afwezig in hun onverzettelijkheid en hun gekrenkte trots. In die zin is de speech van de minister van Buitenlandse Zaken van Servië eerder ongelukkig.
Dit alles belet echter niet dat de toekomst van Servië en de toekomst van Kosova wel degelijk in de Europese Unie blijft liggen. Ik zie daar met veel spanning naar uit.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het zich beroepen van de Raad en de Commissie op het internationaal recht, de beginselen van de VN en het slotakkoord van Helsinki is werkelijk ironisch en provocerend. Door de onafhankelijkheid van Kosovo vandaag te erkennen, schenden de Raad en de Commissie deze rechtsbeginselen allemaal. Dit is ook het geval met resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad volgens welke Kosovo deel uitmaakt van het Servisch territorium.
Er is sprake van een schandelijk opnieuw trekken van de grenzen, opgelegd en uitgedacht door de Verenigde Staten in samenwerking met de EU zelf. Stop deze schijnheiligheid! U debatteert al twee jaar over de manier waarop Kosovo onafhankelijk zal worden en hoe de EU een strijdmacht zal zenden om haar belangen in de regio te beschermen.
We zien de situatie als uiterst ernstig. Er zullen op korte termijn nieuwe plaatsen van spanning en destabilisatie in de Balkan komen en op lange termijn over de hele wereld, omdat er een nieuw precedent wordt geschapen. Uw imperialistische dogma “verdeel en heers” is bekend. Er zijn plannen om een groot aantal landen over de hele wereld op te delen, zodat u ze kunt controleren.
We zijn van mening dat de volkeren van de Balkan en de Kosovaarse inwoners van Albanese afkomst zullen worden geconfronteerd met een nieuw tumult dat voorvloeit uit botsingen tussen de Verenigde Staten, de EU en Rusland.
Dat verklaart onze oppositie. Wij geloven dat regeringen niet moeten overgaan tot erkenning van deze “staat”, die in de toekomst een protectoraat zal worden, en we vinden dat de volkeren van de Balkan en van Europa dat niet moeten toestaan.
Georgios Georgiou (IND/DEM). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, wanneer het sterkste recht zwicht voor het recht van de sterkste, is lijden het gevolg.
Alleen in Kosovo hebben we gezien dat de dingen met de snelheid van het licht gebeuren. In veertig jaar diplomatieke dienst heb ik nooit zo’n haast bij procedures gezien, niet alleen bij de uitroeping van onafhankelijkheid maar ook bij de erkenning door bepaalde Europese staten.
Wat zij hebben erkend, is niet Kosovo maar een doos van Pandora. Ik ben zelf nooit een situatie tegengekomen met zo’n bijzonder karakter. Kosovo zelf is niet een geval sui generis, maar de vestiging van een militaire basis in Kovoso is dat wel.
In ieder geval geloof ik dat we zijn afgedwaald. In dit Parlement, ten overstaan van leden van het Europees Parlement die vandaag de democratische regeringen van Europa, democratische partijen en democratische gevoelens vertegenwoordigen, heb ik mensen horen zeggen: “Weet u, we zijn te hulp geschoten om het probleem op te lossen daar waar de heer Ahtisaari niet slaagde.” Wat zijn wij? Zijn wij een beroepsinstantie? Is dit Parlement een hof van beroep?
In plaats van ons zorgen te zorgen over datgene wat morgen in Kosovo zal gebeuren, zou het beter voor ons zijn, mijnheer de Voorzitter, om te denken aan wat er zal gebeuren als de status van de VN wordt geschonden op deze beledigende en infame manier.
Jana Bobošíková (NI). – (CS) Ik geloof dat de vraag die we vandaag moeten beantwoorden niet langer is of Kosovo al dan niet erkennen: de vraag is hoe we politieke stabiliteit en veiligheid bewaren in een regio die wordt beheerst door etnische haat en vrees en een werkloosheid van veertig procent.
Paradoxaal genoeg komt Kosovo’s onafhankelijkheid op een moment dat Europese landen zich bewegen in de richting van politieke federalisering. De situatie in de Balkan laat echter duidelijk zien dat EU-beleid geen oplossing biedt ter voorkoming van de opdeling van de staat met behoud van een vreedzaam samenleven van alle etnische en religieuze entiteiten die zich daarin bevinden.
In dit opzicht klinkt het uitroepen van dit jaar tot het Jaar van de interculturele dialoog bijna als een farce.
Dames en heren, de Verenigde Staten en de Europese Unie hebben enige jaren geleden allebei verklaard dat zij niet de onafhankelijkheid van Kosovo zouden erkennen. Nu hebben niet alleen de Verenigde Staten, maar ook veel EU-landen dat gedaan. Het is daarom heel duidelijk dat het proces van het opnieuw definiëren van nationale entiteiten bestaat en zal blijven bestaan, dat er geen algemene oplossing voor is en dat het betrekkingen met het oorspronkelijke land beschadigt of vernietigt. In zo’n situatie kunnen we slechts een doel hebben, en dat is het voorkomen van bloedvergieten.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, ik moet denken aan zeventien jaar geleden, toen Slovenië zijn onafhankelijkheid uitriep; de minister van Buitenlandse Zaken was toen Dimitrij Rupel. De meeste grote landen in de VN en de EU alsmede de meeste EU-lidstaten weigerden in die tijd Slovenië te erkennen. De minister van Buitenlandse Zaken van een grote EU-lidstaat zei dat als Slovenië onafhankelijk werd, andere landen het vijftig jaar in isolatie zouden houden. Vandaag is Slovenië een erkend, gerespecteerd en succesvol land, en een goed voorzitter van de Raad van de Europese Unie. Sommige dingen die vandaag in dit Huis zijn gezegd, zouden in het perspectief van de geschiedenis dienen te worden bezien.
Ik ben blij dat Kosovo nu onafhankelijk is, nu de Kosovaren uiteindelijk hun eigen vrije, democratische staat hebben, nadat ze tientallen jaren werden onderdrukt en kortgeleden nog het slachtoffer van een genocide werden waaraan pas na internationale bijstand een einde kwam. Ik doe een beroep op Servië om zich te realiseren dat dit ook een kans voor het Servische volk is om de weg naar hun Europese toekomst te vervolgen en daarbij de last van het verleden achter zich te laten. Het land moet dan echter afzien van geweld! De Servische minister voor Kosovo kan dan niet het feit verwelkomen dat VN-bewakers aan de grens met Kosovo worden aangevallen. Het is dan niet gepast de democratisch gekozen leiders van Kosovo te beschuldigen van hoogverraad in plaats van een gemoedelijke dialoog aan te gaan met deze slachtoffers van genocide.
Ik kan dit niet duidelijker zeggen: het is onaanvaardbaar dat bisschop Artemije van de Servisch-orthodoxe Kerk oproept tot oorlog. Dit is niet aanvaardbaar! Dit moet zeer duidelijk zijn: wij als Europese Unie moeten Servië helpen op de weg naar Europa, maar Servië moet op zijn beurt een vreedzame, goede en gemoedelijke atmosfeer kweken. Driekwart van de leden van dit Parlement was voor de soevereiniteit van Kosovo, dus is het niet mogelijk om te zeggen dat de Europese Unie verdeeld is. Ik ben blij dat we nu een goede Europese toekomst voor de hele regio tegemoet gaan.
(Applaus)
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, het werd steeds duidelijker dat de verklaring van een gemonitorde onafhankelijkheid voor Kosovo onvermijdelijk werd. Onze eerste taak is nu voor een vreedzame oplossing voor de situatie in Kosovo te zorgen, de veiligheid in de regio te verzekeren, een passende rol voor de Europese Unie te scheppen en een EU-protectoraat te creëren zonder daarbij de rol van regent op ons te nemen.
Aan de ene kant begrijp ik de pijn van de Serviërs: mijn land verloor zestig procent van zijn territorium na de Eerste Wereldoorlog. Het is voor elke natie een grote tragedie om de bakermat van zijn geschiedenis, soevereiniteit en religie te verliezen. Aan de andere kant is het een feit dat Servië lang geleden elk moreel recht met betrekking tot Kosovo heeft verloren, omdat de Servische regering er niet in slaagde een goed thuisland te verschaffen voor de Albanese gemeenschap die er woonde.
We zijn ervan overtuigd dat de diplomatieke reactie van Servië niet de integratie van het land binnen de Europese Unie in gevaar zal brengen. We moeten Servië helpen met zijn verlies om te gaan door de convergentie met de Europese Unie te versnellen. Het is belangrijk om gebaren te maken en positieve boodschappen af te geven. Het is dus van wezenlijk belang dat de EU een helder actieplan vaststelt over de opheffing van de visumplicht voor Servië en de andere landen van de westelijke Balkan. Laten we de integratie van Servië versnellen, maar zonder de eisen hoe dan ook af te zwakken.
Het is begrijpelijk dat enkele EU-lidstaten bedenkingen hebben. Ik vind dat de bezwaren van Cyprus en Spanje gerechtvaardigd zijn, maar ik ben verbijsterd over de bezorgdheid van de Roemeense en Slowaakse politieke elites. Niemand bedreigt de integratie van deze landen. Afscheiding en eenzijdige onafhankelijkheidsverklaringen moeten voor de EU in de toekomst geen precedent worden. Uitvoering van het plan-Ahtisaari dat een gewaarborgd regime aan minderheden biedt, kan anderzijds een positief precedent voor Europa scheppen met betrekking tot toekomstige bescherming van minderheden. Dank u voor uw aandacht.
István Szent-Iványi (ALDE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, minister van Buitenlandse Zaken, Kosovo’s onafhankelijkheidsverklaring en onze erkenning daarvan komt niet neer op het kiezen van het minste kwaad; erkenning is de enige passende stap die we in de huidige situatie kunnen zetten.
Onderhandelingen hebben helaas niet tot resultaten geleid; het voortdurend uitblijven van een beslissing over de status van Kosovo heeft geleid tot aanhoudende destabilisatie van de regio. Er was geen andere manier om de situatie op te lossen dan de ene manier die vorige week plaatsvond: definitieve bepaling van Kosovo’s status en aanvaarding van Kosovo’s onafhankelijkheid.
We zijn blij met het feit dat een grote meerderheid in het parlement van Kosovo vóór het plan-Ahtisaari stemde. We verwachten dat Kosovo de bepalingen in het plan-Ahtisaari in maatregelen omzet en bijzondere aandacht aan de bepalingen betreffende de bescherming van minderheden besteedt. Het plan-Ahtisaari beschrijft Europa’s meest doortastende regime voor de bescherming van minderheden en het kan mogelijk dienen als een model en een praktijkvoorbeeld voor de hele regio, dus is het belangrijk dat we Kosovo verslag laten uitbrengen over deze zaak.
De toekomst van Kosovo en Servië ligt in Europese integratie. Dit is nu voor beide landen gemakkelijker geworden. Ze hebben zichzelf bevrijd van een zwaar en slepend probleem dat tot nu toe alle creatieve energie van beide landen heeft opgeslokt. Of ze deze kans grijpen, hangt van henzelf af. Als ze dit doen, moeten zowel Kosovo als Servië alle steun krijgen die de Europese Unie kan verstrekken, vooral inzake de onmiddellijke opheffing van de visumplicht en inzake de verstrekking van financiële steun.
Het is prachtig dat de Europese Unie het mandaat van de civiele missie in Kosovo unaniem heeft goedgekeurd. Maar het is zorgwekkender dat de lidstaten van de Europese Unie er niet in zijn geslaagd te komen tot een unaniem standpunt over de erkenning van Kosovo. Als de Europese Unie verwacht in de internationale politieke arena serieus te worden genomen, is het uitblijven van consensus over belangrijke gebeurtenissen in buurlanden iets wat zij niet mag laten gebeuren. Het is daarom belangrijk dat de Europese Unie met één stem spreekt en eendrachtig handelt.
Ik sluit af met Kosovo en wens al zijn burgers succes en al het goede voor de toekomst.
Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Voorzitter Pöttering, door uit te spreken dat de onafhankelijkheidsverklaring een uitdrukking is van de wil van Kosovo’s burgers om hun lot in eigen handen te nemen, is het innemen van een standpunt van historisch belang.
De onafhankelijkheid van Kosovo is in Europa een concrete toepassing van het beginsel van zelfbeschikking van het volk, zoals gesanctioneerd door het VN-Verdrag. Natuurlijk zijn velen van ons zeer bezorgd over de vestiging van de eerste islamitische staat in Europa, die verwelkomd is door de heel jihadistische media, bijvoorbeeld door de enthousiaste leider van het islamitische satelliettelevisiestation Al-Arabiya. Velen van ons zijn ook bezorgd over het lot van de Servisch-orthodoxe christelijke minderheid, waaraan wij worden herinnerd door de wijze woorden van het Vaticaan.
Maar het is, en ik onderstreep dit in het bijzonder, nog onbetwistbaar een belangrijk juridisch en politiek precedent. Het valt niet te ontkennen dat het belangrijk is voor de volkeren van Europa, van Corsica tot Vlaanderen, van Sardinië tot Baskenland, van Bretagne tot Occitanië, en in ons Padania, nu helaas naties die geen staten zijn, die dromen van zelfbeschikking en vrijheid. Lang leve het Europa van de volkeren! Lang leve vrij Padania!
Roberto Musacchio (GUE/NGL). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zoals altijd wanneer iemand buiten het internationale recht om handelt, is Europa verdeeld en op drift.
Eenzijdige handelingen creëren zeer ernstige precedenten, en we hebben nu gehoord wat de heer Borghezio had te zeggen. De spanning is verhoogd in een sfeer die allesbehalve kalm is en die wemelt van de geopolitieke vergelijkingen. Het ontbreekt Europa aan eenheid, gezag en transparantie. We hebben zelfs gelezen over bijeenkomsten tussen de regering die op dit moment het voorzitterschap van Europa bekleedt en de regering van de Verenigde Staten, die de te volgen gedragslijn heeft voorgesteld. Het is niet toevallig dat dit Parlement vandaag politiek onmachtig is, ondanks de feestelijkheden rond een nieuw verdrag. De enige weg vooruit, is terug te gaan naar het internationale recht alsmede een onafhankelijke visie die de hele Balkan in Europa in beschouwing neemt en het recht van het hele gebied erkent. Ik hoop dat het niet te laat is.
Vladimír Železný (IND/DEM). – (CS) De poging van de Europese Unie om Kosovo voor te stellen als een uniek geval is slechts een genant voorbeeld van wensdenken. Kosovo creëert niet alleen een gevaarlijk precedent, het heeft ook een historische voorganger. Het is een spiegelbeeld van de situatie in Tsjecho-Slowakije in de jaren dertig met zijn Duitse minderheid.
Wat een ironie dat de geschiedenis zichzelf herhaalt! De eerste vier EU-landen die eenstemmig uitriepen dat zij de separatistische republiek zouden erkennen, waren ook de vier ondertekenaren van het Verdrag van München. Tachtig jaar geleden deelden Chamberlain, Daladier, Mussolini en Hitler Tsjecho-Slowakije op; vandaag zijn het weer Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Duitsland die de opdeling van Servië erkennen. Zij ontnemen Servië het historische Kosovo Polje, waar de Servische adel in 1389 een heroïsche strijd vocht om de opmars van de Ottomaanse Turken naar Europa te stuiten. Daar ontstond de Servische identiteit. Nu brengen wij, de Europese Unie, dit historische hart van Servië over naar elders. Wij, “München-gangers” moesten ons schamen!
Sylwester Chruszcz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het debat van vandaag over de Servische provincie Kosovo wil ik eerst protesteren tegen de onwettige acties van de Albanese autoriteiten die door de Verenigde Staten zijn aangezet. De reactie van de Europese Unie en bepaalde lidstaten over de ontmanteling van de Servische is ongehoord. De Europese Unie steunt de Albanese separatisten en besluit tegelijkertijd een missie naar Kosovo te zenden, hetgeen dubieus is in het licht van het internationale recht en in strijd met het standpunt van de VN. Ik ben sterk verontwaardigd over het feit dat de EU-autoriteiten partij willen zijn in dit Balkan-conflict zonder daartoe het recht of een mandaat te hebben. Op grond van welk recht gaat Brussel zich nogmaals mengen in de aangelegenheden van een soevereine staat en bovendien internationale akkoorden schenden?
Wat maandag jongstleden in Brussel gebeurde, deed mij denken aan de Conferentie van München in 1938. Opnieuw blijft hier de internationale gemeenschap zwijgen en aan Berlijn en Washington toestaan dat zij hun belangen najagen. Voor de eerste keer sinds 1945 zijn de grenzen in Europa in strijd met het internationale recht om etnische redenen veranderd. Een domino-effect en volgende conflicten die samenhangen met acties van Albanese separatisten zijn niet te vermijden. Er is niet veel verbeelding voor nodig om te zien hoe onafhankelijkheid voor deze Servische provincie kan uitwerken op etnische twisten in andere delen van Europa en de wereld.
Sorin Frunzăverde (PPE-DE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, na twintig jaar politieke en militaire confrontaties, na twintig jaar belangrijke vergissingen in de Balkan, vragen we onszelf af of de oplossing van Kosovo, namelijk de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van de provincie Kosovo, legaal is en opportuun is.
De oplossing van Kosovo is niet legaal en evenmin opportuun. Ze is niet legaal omdat geen enkel internationaal rechtsbeginsel de eenzijdige uitroeping van de onafhankelijkheid van de provincie Kosovo rechtvaardigt. Bovendien verliet de secretaris-generaal van de Verenigde Naties onlangs een persconferentie die in het hoofdkwartier van de Verenigde Naties was georganiseerd zonder een antwoord te hebben gevonden op de vraag of de oplossing al dan niet egaal is. De oplossing is evenmin opportuun, omdat ze een gevaarlijk precedent schept. Niet voor de lidstaten van de Europese Unie, niet voor Slowakije of Roemenië, landen die een geëmancipeerde en moderne wetgeving met betrekking tot minderheden kennen, creëert ze een gevaarlijk precedent, maar wel voor Abchazië, voor Zuid-Ossetië en vooral voor Transnistrië, waar er bevroren conflicten zijn sinds de tijd van het Kosovo-conflict. Evengoed schept ze een gevaarlijk precedent voor de Balkan – bijvoorbeeld voor de republiek Srpska – voor andere regio’s waar minderheden in de Balkan wonen. Evengoed schept de oplossing een gevaarlijk precedent voor de Europese Unie.
Er wordt vaak gezegd dat de Balkan meer geschiedenis produceert dan consumeert. Deze keer lijkt het erop dat de Balkan meer geschiedenis heeft geproduceerd dan de Europese Unie zelf kan consumeren. Het bewijs hiervoor is het feit dat we hier verdeeld zijn over het standpunt over de erkenning van de onafhankelijkheid van de provincie Kosovo.
Ik kan u zeggen dat Roemenië de onafhankelijkheid van de provincie Kosovo niet zal erkennen en dat de nationale daad wordt gesteund door de Roemeense delegatie in de Europese Volkspartij. Wij weten zeer goed, dames en heren, we hebben het hier in dit Parlement gezien, wat we met Servië moeten doen. Zijn toekomst ligt duidelijk in Europa. Toch weten we niet wat we met Kosovo moeten doen. En, ondanks alle gunsten die u mij kunt geven, moet ik u bekennen dat het visumstelsel alleen, de verruiming van het visumstelsel, niet genoeg is om deze regio van ons Europa te laten groeien.
Kristian Vigenin (PSE). – (BG) Geachte mijnheer de Voorzitter, geachte mijnheer Rupel, geachte mijnheer Rehn, misschien is het nu tijd om nog eens ons leedwezen te betuigen over het feit dat er Servië en Kosovo niet tot een akkoord kwamen over de status van Kosovo, maar het was niet mogelijk om de onderhandelingen voort te zetten, aangezien beide zijden bij hun onverenigbare standpunten bleven.
We kunnen ook uiting geven aan ons leedwezen dat Servië en de Servische bevolking vandaag de rekening moet betalen van het Groot Servische nationalisme, waar het land vaarwel tegen aan het zeggen is, zij het met enkele problemen. We moeten echter realistisch zijn en benadrukken dat de onafhankelijkheid van Kosovo, hoewel geen onafhankelijkheid in de volledige betekenis van het woord, een feit is, een echt feit dat natuurlijk een nieuwe dimensie verschaft aan de lopende processen. We moeten dit feit en de discussie of erkenning wel of niet zijn bestaan nu verandert, meewegen.
We kunnen slechts denken aan de mogelijke consequenties van deze handeling voor de stabiliteit in Zuidoost-Europa die hopelijk slechts van korte duur zijn. Toch is het nodig dat de Europese Unie verscheidene belangrijke stappen zet: ten eerste hulp te verlenen bij het opzetten van een adequate administratieve en bestuurlijke structuur in Kosovo, vervolgens de integratie van Servië te bespoedigen door het snel ondertekenen van een stabilisatie- en associatieovereenkomst, en door speciale aandacht te schenken aan Macedonië, Bosnië en Herzegovina, omdat daar het risico bestaat dat Zuidoost-Europa door de bomen het bos niet meer ziet.
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eens met degenen die stellen dat er werkelijk geen andere keuze was dan de onafhankelijkheid van Kosovo. De EU begint aan haar grootste civiele missie ooit en het is zeer belangrijk dat deze zal slagen. Het is een tamelijk buitengewone situatie. Het is nogal lastig uit te leggen aan buitenstaanders dat, hoewel niet alle lidstaten instemmen met de erkenning van Kosovo, zij allemaal achter de EULEX-missie staan. Een land als Spanje levert personeel aan de missie – dit is typisch EU, typisch Brussel. Maar het moet slagen.
Ik ben het eens met commissaris Rehn dat de boodschap aan Servië moet luiden dat het tijd is om de bladzijde om te slaan en, zoals ook anderen hebben gezegd, in die context is het wat teleurstellend om vanmiddag te luisteren naar de heer Jeremić, de Servische minister van Buitenlandse Zaken. Ik begrijp de pijn en het bittere gevoel, maar de dingen moeten snel verder gaan.
Ik hoop dat premier Thaçi aan zijn landgenoten absoluut duidelijk zal maken dat de bescherming van de Servische minderheid en andere minderheden in Kosovo absolute prioriteit heeft, omdat geweld niet zal worden getolereerd. In dit verband was ik teleurgesteld dat de Servische minister van Buitenlandse Zaken het geweld dat de Serviërs de afgelopen jaren hebben gepleegd, niet heeft veroordeeld. Hij zei dat Servië dat niet aanmoedigde of instigeerde, maar hij gebruikte feitelijk niet de term “veroordelen” en dat was teleurstellend.
Tot slot, zoals ook anderen hebben opgemerkt, gaat de economische ontwikkeling een belangrijke zaak worden. Kosovo kent een werkloosheid van veertig procent en ook in Servië is de werkloosheid enorm. Laten we voortgaan met een snelle integratie in de EU, voortgaan met behulp van versoepeling van de visumplicht die hopelijk spoedig komt.
VOORZITTER: ADAM BIELAN Ondervoorzitter
Seán Ó Neachtain (UEN). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer verheugd over de aankondiging van Kosovo’s onafhankelijkheid zondag jongstleden.
Negen jaar zijn voorbijgegaan sinds het verschrikkelijke bombardement van Kosovo op bevel van het regime van Milošević. De bevolking van Kosovo heeft recht op onafhankelijkheid en in zeker opzicht hebben de gebeurtenissen van de afgelopen negen jaar bijgedragen aan de komst van deze onafhankelijkheid. Het is uiterst belangrijk dat de burgerlijke en politieke rechten van de Servische minderheid die nog in Kosovo woont, volledig worden gerespecteerd.
De Europese Unie zal de regering van Kosovo moeten steunen om de economie van het land te stimuleren, omdat de omvang van de werkloosheid in Kosovo veertig procent is en dat moet beter worden.
Ik hoop dat dit een nieuw begin voor Kosovo is en dat de Europese Unie graag in de komende jaren de opbouw van deze nieuwe staat ter hand zal nemen. Ik hoop ook dat dit een voorbeeld wordt van de wensen van de Europese Unie dat volkeren en gemeenschappen in harmonie kunnen leven.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de EU bouwt geen staten; zij neemt ze op. De uiteenlopende Europese standpunten inzake het probleem van Kosovo betekent dat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft gefaald. De EU heeft haar interne consultatie opgeofferd aan de politieke macht van haar lidstaten.
Artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie stelt als voorwaarde dat de Unie zal handelen overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki en de doelstellingen van Handvest van Parijs waaronder die inzake buitengrenzen.
Aangezien de EU een rechtsunie is, zoals de heer Salafranca heeft gezegd, is het de vraag wat de grondslag is van de Europese wettelijke aansprakelijkheid? In het bijzonder, op welke wettelijke grondslag hebben bepaalde lidstaten aangedrongen op erkenning op grondslag van internationaal recht?
Resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad geeft hiervoor onvoldoende rechtvaardiging of legitimatie. De kwestie van de conclusies van de Raad van algemene zaken en externe betrekkingen inzake de sui generis aard van de situatie met Kosovo is dat voor het geval in kwestie geen precedent bestaat. Ik hoop dat dit geen precedent wordt. Het is uniek; er is een afzonderlijke verwijzing naar het gehouden zijn aan de fundamentele beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit van staten; zoals uitdrukkelijk is verklaard, bestaat daarover geen twijfel.
Tenslotte wil ik u eraan herinneren dat deze beginselen de harde kern vormen van het internationaal recht inzake gevestigde belangen.
Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het debat is al in een vergevorderd stadium; ik denk niet dat ik er veel aan kan bijdragen, zelfs niet in de vorm van enthousiasme, maar ik denk dat we ons moeten richten op het belang van het internationaal recht en de internationale verplichtingen.
Op 16 december 1991 gaven EU-ministers hun goedkeuring aan richtsnoeren inzake de erkenning van nieuwe staten in Oost-Europa en in de Sovjet-Unie. Zij bevestigden de eerbiediging van de onschendbaarheid van alle grenzen en beaamden dat grenzen alleen te wijzigen zijn met vreedzame middelen en bij gezamenlijke overeenkomst.
Ten tweede schrijft de resolutie krachtens welke er momenteel een Europese aanwezigheid in Kosovo is, resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad, specifiek voor dat de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit van de federale republiek Joegoslavië en andere landen in de regio moeten worden geëerbiedigd.
Er heeft een schending van het internationaal recht, van de verplichtingen van de Europese landen en van de VN-resoluties plaatsgevonden. De consequenties zullen groot zijn voor ons allemaal.
Bogusław Rogalski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, erkenning van Kosovo’s onafhankelijkheid staat gelijk met het openen van de doos van Pandora in Europa. Dit is een gevaarlijk precedent; er is sprake van een schending van internationaal recht – in het bijzonder van VN-resoluties – waarin ondubbelzinnig wordt verklaard dat Kosovo een integraal deel van Servië is.
Vandaag worden met internationale goedkeuring stappen gezet om een van Europa’s staten te ontmantelen. Ik zeg dit als lid van het Europees Parlement van een staat die een dergelijke ontmanteling in zijn geschiedenis al heeft ervaren. Daar kan geen goedkeuring voor zijn. Dit is een gevaarlijk precedent, aangezien Kosovo’s voetstappen worden gevolgd door onder anderen Zuid-Ossetië en Abchazië, die al een wens tot afscheiding en tot een onafhankelijkheidsverklaring hebben aangegeven. Wat gaan we zeggen over Cyprus dat streeft naar eenheid tegen elke prijs? Met zo’n voorbeeld en door dit voorbeeld aan de Cyprioten te geven, plaatsen we hen in een onduidelijke en dubbelzinnige situatie waarin ze niet in staat zijn te strijden voor de eenheid van hun eiland.
Daar komt nog bij, dames en heren, dat de erkenning van Kosovo’s onafhankelijkheid een geschenk is voor de voortschrijdende islamisering van Europa, en ik denk niet dat iemand van ons dat heeft bedoeld.
Francisco José Millán Mon (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik betreur Kosovo’s eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring. Dit is geen goed nieuws voor Europa. Ze is de laatste schakel in een keten van mislukkingen: een mislukking om vreedzaam samen te leven, die in 1999 resulteerde in de crisis, een mislukking van de partijen en de internationale gemeenschap zelf om het eens te worden over een oplossing, en een mislukking van de VN-Veiligheidsraad.
Er bestaat de vrees dat de entiteit die sommige landen haastig erkenden, nog zo’n mislukking is. Deze entiteit moet een kader verschaffen voor een democratische en veilige coëxistentie die gunstig is voor de burgers en waarin de rechten van minderheden worden gerespecteerd; ze moet ook voorkomen dat ze een probleem voor de stabiliteit van de regio wordt. Dames en heren, de Europese Unie heeft ook gefaald omdat het in haar nabuurschap geen oplossing heeft gevonden die in overeenstemming is met het internationaal recht.
Europa moet vereniging, geen afscheiding voorstaan; overeenstemming, geen multilaterisme; de jure, niet de facto; integratie, niet etnische verdeling. Als Europeanen hebben we een belangrijke verantwoordelijkheid op dit gebied: we waren in de meerderheid in de Contactgroep, de speciaal gezant van de VN en zijn team waren Europeanen, en de Europese Raad besloot in december gehaast om zonder wettelijke basis een missie naar Kosovo te zenden.
Ik wijs op paragraaf 15 van de resolutie van het Parlement in maart waarin het volgende staat: “is van mening dat de goedkeuring van een nieuwe resolutie van de VN-Veiligheidsraad ook van cruciaal belang is voor het toekomstige engagement van de EU in Kosovo en dat zonder een dergelijke resolutie geen grotere betrokkenheid van de EU mag worden gepland.”
De omstandigheden in het geval van Kosovo zijn uitzonderlijk. Er zin echter onverantwoordelijke mensen die de grenzen van Europese landen willen wijzigen en dit gebruiken als precedent. Daarom moet de onschendbaarheid van de grenzen van EU-lidstaten worden herbevestigd.
Richard Howitt (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij laten overtuigen door het feit dat Kosovo al een VN-protectoraat was, door het feit dat de oplossing wordt gesteund door de secretaris-generaal van de VN, en door het feit dat de onderhandelingen zijn mislukt. Dat alles betekent dat Kosovo een uniek geval is in onze wereld. Ik weerspreek degenen die suggereren dat dit een onwettige handeling is. Paragraaf 11a van VN-resolutie 1244 stelt duidelijk dat dit “in afwachting van een definitieve regeling” is. Paragraaf 7 geeft de desbetreffende internationale organisaties toestemming om met alle noodzakelijke middelen internationale veiligheid te brengen.
Ik aanvaard dat dit een proeve van geloofwaardigheid is voor de Europese Unie, dat elk onvermogen om de rechten van de Servische bevolking in het nieuwe Kosovo te respecteren een overwinning zou zijn voor etnische zuivering in omgekeerde richting, en dat we moet benadrukken dat Servië en Kosovo gelijkwaardige partners zullen zijn als toekomstige leden van onze Europese Unie.
Maar laat de geest van Slobodan Milošević deze beslissing of dit Huis niet achtervolgen. De consolidatie van vrede, de voorbode van verzoening, het platform voor een hele regio – zoals de val van de Berlijnse muur was voor Europa, dus laat er onafhankelijkheid van Kosovo zijn voor het voormalige Joegoslavië.
Alojz Peterle (PPE-DE). – (SL) Na de veranderingen die hebben plaatsgevonden, is het onze taak niet om de geschiedenis te verklaren of waarschuwingen te verspreiden door te spreken over het domino-effect, maar wel om ontwikkelingen te steunen die uiteindelijk de regio zullen stabiliseren en Europese standaarden en een Europees perspectief dichterbij brengen.
Het is een belangrijk feit in dit uiterst gecompliceerde verhaal dat de Europese Unie een grote verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Ze was verenigd in haar besluit inzake de EULEX-missie voor hulp bij het opbouwen van instellingen en bij de politieke en economische ontwikkeling. De Europese Commissie heeft ook maatregelen gepland om de ontwikkeling van de regio als geheel te steunen. Dit is allemaal bedoeld om deze gevaarlijke en uitzichtloze situatie te bezweren, en om een eind te maken aan de paradoxale dat een deel van Europa dat omgeven door lidstaten, een protectoraat is van de Verenigde Naties.
Het is niet alleen mijn wens, maar ook de wens van anderen dat de verzoening, vrede en samenwerking die nu de Europese Unie kenmerkt een basisbeginsel wordt of een grondslag voor coëxistentie binnen Kosovo evenals voor de relatie tussen Servië en Kosovo.
In deze veeleisende dagen voor zowel Servië als Kosovo wil ik in de geest van wat ik eerder zei graag de woorden en daden verwelkomen van allen die hun betrokkenheid bij vrede, gematigdheid, openheid en de toekomst hebben uitgesproken.
Maria Eleni Koppa (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, we worden geconfronteerd met een toestand die vergaande consequenties kan hebben, niet alleen voor de Balkan-regio maar ook internationaal. De claim dat er sprake is van een geval sui generis zal ons niet vrijwaren.
Het ontwijken van internationaal recht en zijn regels is zeer gevaarlijk. Voor de eerste keer zijn grenzen gewijzigd zonder akkoord van de betrokken partijen of goedkeuring van de Veiligheidsraad.
Opnieuw leek Europa verdeeld over zo’n essentieel vraagstuk en werden de fouten uit het verleden herhaald. Er is ook twijfel over de mate waarin de 2 000 man sterke macht de veiligheid en stabiliteit in de regio kan waarborgen.
De onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo is nu een feit. Wij steunen een vreedzaam, multi-etnisch Kosovo dat geïntegreerd is in de kring van de EU. De oplossing voor de crisis ligt alleen in het veiligstellen van het pad tot snelle vereniging van de Westelijke Balkan met de EU.
De onmiddellijke ondertekening van het Groei- en stabiliteitspact is noodzakelijk, vooral voor Servië, als enige weg tot het verstrekken van echte steun aan zijn democratische krachten. Tot slot, de manier waarop de situatie wordt aangepakt zal een cruciale test zijn voor het Europees buitenlands beleid.
Charles Tannock (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp de haast niet om het vraagstuk Kosovo op te lossen en daarbij de VN te ontwijken en het huidige internationaal recht te negeren. Ik denk dat het nieuwe bestaan van Kosovo als land moeilijk zal zijn zonder een duidelijke vertrekstrategie voor de EU, wier aanwezigheid langdurig zal zijn, gegeven een naburig vijandig Servië en de wijd verspreide georganiseerde misdaad. De acceptatie van een onafhankelijk Kosovo door Rusland en China, die allebei in de VN-Veiligheidsraad zitten, is in de nabije toekomst erg onwaarschijnlijk.
We zijn er nu met succes in geslaagd om een Servië te kwetsen dat probeert Milošević te vergeten en te bouwen aan een democratische toekomst. Zijn verlies kan nationalistische gevoelens aanwakkeren en Servië in de richting van Rusland drijven, dat op zijn beurt het precedent van de situatie-Kosovo kan toepassen in bevroren conflicten die zich uitstrekken van Transnistrië tot Abchazië. Interessant is dat Rusland nu een beroep doet op de morele waarden in het internationaal recht, misschien voor de eerste keer in de recente geschiedenis.
Ik heb heel veel sympathie voor Cyprus dat geweigerd heeft zich bij de meerderheid van de EU-lidstaten te voegen die Kosovo erkent. De heer Talat, de leider van de zogeheten “afscheidingsrepubliek van Noord-Cyprus” claimt al dat Kosovo een precedent is voor zijn gebied. Een terzijde naar de heer Howitt: de VN-besprekingen over de vereniging van Cyprus mislukten ook, dus dat vraagstuk is niet uniek in dit geval.
Niet verrassend is dat Spanje bezorgd is over Baskenland en Catalonië, en Slowakije over zijn Hongaarse minderheid. Hoewel de organisatie van de islamitische conferentie (OIC) een onafhankelijk Kosovo verwelkomt als een potentieel nieuw lid, is het opvallend dat Azerbeidzjan, hoewel het deelneemt aan de OIC, zich zorgen maakt over Nagorno-Karabach dat onafhankelijkheid claimt en weigert Kosovo te erkennen.
Wat de EU en de VS ook zeggen over dit vraagstuk sui generis, het is duidelijk is dat niet alle landen van de wereld het daarmee eens zijn.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb twee opmerkingen. Ten eerste, het belangrijkste punt is dat de onafhankelijkheid van Kosovo werd uitgeroepen na een aantal jaren durend toezicht van de situatie ter plaatse. De internationale gemeenschap kon na lange beraadslagingen geen betere oplossing van het probleem vinden dan de onafhankelijkheid van Kosovo.
Na de Russische pogingen om de situatie van Kosovo in verband te brengen met enkele andere regio’s in Europa zoals Transnistrië, Zuid-Ossetië of Abchazië, is het niet moeilijk om dit tegenargument gevaarlijk of niet geschikt voor Moskou zelf te bestempelen.
Zou Rusland instemmen met terugtrekking uit die gebieden en de controle op de gebieden met “bevroren conflicten” in Europa aan de internationale gemeenschap overlaten? Als dat zo is, krijgen wij, de EU, een echte kans om een langverwachte oplossing te bereiken en moeten we hiervoor belangstelling tonen.
Ten tweede is het ruimschoots bekend dat enkele landen hun handen proberen te warmen boven de gloeiende sintels in elke vuurhaard van internationale instabiliteit. Rusland pretendeerde deze keer de belangen van Servië te verdedigen, het besloot zijn eigen geopolitieke spel te spelen en veinsde dat geen probleem ter wereld zou worden opgelost zonder zijn toestemming. Deze houding is niet nieuw of onverwacht.
Maar Rusland is deze keer niet de belangrijkste speler, omdat het geen werkelijk macht heeft de gebeurtenissen naar zijn hand te zetten op een manier die niet acceptabel zou zijn voor het westen. Als bijvoorbeeld Kosovo in de toekomst probeert lid te worden van de Verenigde Naties zal dat niet gemakkelijk gaan, maar Rusland kan geen belangrijke isolatie van de staat op het internationale toneel bereiken, omdat de isolatie zinloos is als Kosovo wordt erkend door een meerderheid van de EU-lidstaten, de Verenigde Staten en enkele andere landen.
Ik verwelkom de onafhankelijkheid van Kosovo en wens de bevolking van Kosovo veel succes tot bij opbouwen van hun staat.
Ioan Mircea Paşcu (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verschil tussen de externe handelingen van de EU en andere internationale deelnemers is respect voor de internationale rechtsgeldigheid van VN-besluiten. Ik ben bang dat door het stimuleren en erkennen van de onafhankelijkheid van Kosovo buiten het huidige raamwerk van internationale rechtsgeldigheid en de VN om, het bepalen van de kenmerken van externe activiteiten twijfelachtig wordt, zo niet onhoudbaar. Ik hoop alleen dat we geen spijt zullen krijgen van het besluit dat we hebben genomen met betrekking tot Kosovo.
Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). – (SK) Kosovo heeft zich onafhankelijk verklaard. Dit is geen verrassing; het was te verwachten. De internationale gemeenschap moet hier aandacht aan schenken. Als deze regio wordt verondersteld vreedzaam en stabiel te zijn, moeten de EU-lidstaten als eenheid handelen en hun volledige steun aan de ontwikkeling van dit land geven in overeenstemming met het plan-Ahtisaari.
Die lidstaten en politici waaronder ook die uit Slowakije, die ongefundeerde geruchten verspreiden dat deze daad een gevaarlijk precedent voor ander landen kan zijn, vergissen zich. Kosovo is een uniek geval. We moeten teruggaan naar de wortels van die bloedige gebeurtenissen negen jaar gelden toen het Servische leger genocide pleegde tegen de Albanezen. Het is volkomen begrijpelijk dat leden van de Albanese gemeenschap niet willen wonen in de republiek Servië. Hen met geweld daartoe te dwingen, leidt tot een oorlog.
De EU heeft een zeer belangrijke rol te spelen in het scheppen van een samenleving waarin alle burgers gelijk zijn en waarin minderheidsgemeenschappen volop recht hebben hun identiteit te bewaren en te ontwikkelen, evenals het recht om hun eigen overheidsdiensten te hebben: dit betekent een uitgebreide autonomie van de Servische gemeenschap.
Elmar Brok (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil drie opmerkingen maken. Ten eerste, het feit dat we in deze situatie verkeren laat zien dat we als Europese Unie opnieuw niet in een positie verkeerden om stand te houden tussen de twee polen Rusland en de Verenigde Staten.
Mijn tweede punt is dit: we moeten nu alles doen wat we kunnen om te zorgen voor minderheids- en culturele rechten in Kosovo. De regering van Kosovo zou daarom er goed aan doen om een groot aantal zaken op een verreikende, praktische wijze aan te pakken. Ik dank u, fungerend voorzitter van de Raad, voor uw belangrijke bijdrage door middel van EULEX.
Ten derde heb ik omhistorische en culturele redenen veel sympathie voor de gevoelens in Servië op dit moment en ik geloof dat we om deze reden we geduldig moeten zijn als we Servië toestaan zijn weg naar de Europese Unie te vinden, en we moeten dat proces steunen. We moeten Servië ook duidelijk maken dat geweld niet zal worden getolereerd. We moeten doorgaan met betaling van onze gelden, 187 miljoen euro in 2007, maar op voorwaarde dat de zaken vreedzaam verlopen om de weg te plaveien voor een stabiele regio.
Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Servië van Milošević – en zelfs van het Servië na hem – volgde het advies van zijn grote broer en verloor telkens in plaats van een realistisch houdding aan te nemen en een weg te zoeken naar vriendelijkere scheidingen met het vooruitzicht elkaar weer in Europa te ontmoeten. Misschien lukt het nu.
Een bijzondere opmerking voor hen die zich zorgen maakten over eenzijdige interpretaties van internationaal recht, de integriteit van staten of de soevereiniteit van gebieden en volken: we moeten begrijpen en rekening houden met het feit dat een staat die probeert alle burgers die behoren tot een andere etnische bevolkingsgroep te elimineren of te verjagen, maakt niet alleen een einde aan hen, maar bovendien aan zijn eigen claim op soevereiniteit die een soevereiniteit is over massagraven. Integriteit van kerkhoven is geen acceptabele zaak. En parallellen met Baskenland, Quebec of Abchazië moeten niet worden geaccepteerd. Madrid noch Ottawa of Tbilisi gaat bombarderen en deze mensen doden.
Rusland is anders. Rusland heeft zich ook verloochend zijn door zijn eigen daden van herhaalde genocide en het land heeft niet meer recht op soevereiniteit over overlevenden in Tsjetsjenië, maar louter het middeleeuwse vuistrecht.
Adrian Severin (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, sommigen stellen dat we het vraagstuk van de erkenning van de staat buiten beschouwing moeten laten wanneer we spreken over Kosovo en in plaats daarvan moeten omgaan met de erkenning van de realiteit.
De realiteit is dat Kosovo na zijn verklaring van zelfbeschikking niet onafhankelijk is en evenmin voor een lange periode in staat is een onafhankelijke, verdedigbare staat te zijn. Het was een protectoraat en het zal een protectoraat blijven. De realiteit is dat de Europese Unie verdeeld is tussen de zogenaamde realisten en de zogenaamde legalisten. De realiteit is dat we door Kosovo een geval sui generis te noemen toegeven dat internationaal recht onvoldoende of inadequaat werkt en dat we daarom een oplossing buiten het recht zoeken. Hierdoor gaan we de macht van recht vervangen door de macht van de sterkste. Ik geloof dat dit noch een doel noch een basiswaarde van deze Unie is.
Luís Queiró (PPE-DE). – (PT) Na Kosovo’s eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring zou het ergste dat er nu zich kan voordoen een politieke impasse zijn die ons in de ongewenste situatie plaatst van toekijken hoe de spanningen oplopen. We moeten daarom de kleinste gemene deler vaststellen voor het bepalen van onze toekomstige besluiten en daden; vanuit dat oogpunt vind ik datgene wat de fungerend voorzitter van de Raad zei niet geheel bevredigend maar wel hoopvol. We moeten Kosovo eraan herinneren dat het pad wat het nu inslaat onvermijdelijk zijn toekomstige betrekkingen binnen de Europese Unie zal beïnvloeden en dat we daarom bereid zijn hen te helpen en dat we een verplichting hebben – ook in ons eigen belang – om niet een, maar beide handen naar Servië uit te steken en te zeggen dat we vast ervan overtuigd blijven dat de toekomst van Servië binnen Europa ligt.
Twintig jaar na de ineenstorting van het Sovjetrijk moeten we ons niet laten uitdagen tot datgene wat de communisten in die dagen niet lukten: Servië in de exclusieve invloedssfeer van Moskou brengen. Die vergissing moeten we niet maken.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL). – (CS) Dames en heren, eindelijk is de tijd gekomen: ja, voor degenen die de onafhankelijkheid van Texas door de Verenigde Staten erkend willen zien, die willen zien dat westelijk Roemenië zich afscheidt als een zuiver Hongaars gebied, die een onafhankelijk Schotland, Catalonië en Baskenland willen, en onafhankelijkheid voor alle andere staten ongetwijfeld in Zuid-Amerika en Afrika in het leven worden geroepen.
Er wordt gezegd dat Kosovo geen precedent schept. Dat is een vergissing: Het is een gebied dat etnisch van acht nationaliteiten is gezuiverd met de hulp en aanvaarding van de bezettingsmacht, een gebied dat wordt geteisterd door drugs, mensensmokkel, een werkloosheid van vijftig procent en een voortdurende druk op de achtergebleven Serviërs. Nu is er sprake van het uitroepen van een tweede onafhankelijke Albanese staat en dat schept een slecht voorbeeld. Dit zal nu ieder van u, die letterlijk hier het internationaal recht hebt afgeslacht, blijven achtervolgen. U moest u schamen: dit is een tweede München en een echte democraat zou dit nooit steunen.
Dimitrij Rupel, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) In de eerste plaats wil ik mijn oprechte dank uitspreken aan het Parlement en de geachte afgevaardigden die het standpunt van de Raad steunden. Ik aanvaard dat er verschillende meningen zijn; dat is normaal voor parlementen. Het lijkt mij echter dat de Europese Unie in de zitting van vandaag steun heeft gekregen.
Ik wil graag enkele vragen beantwoorden. De eerste vraag gaat over het bestuurlijke stelsel dat we voor ogen hebben, dat wil zeggen voor toekomstige verantwoordelijkheden en hier denk ik natuurlijk aan de instellingen van Kosovo. De Europese Unie heeft een speciale vertegenwoordiger naar Kosovo gezonden. Het parlement van Kosovo heeft in zijn onafhankelijkheidsverklaring vanaf het begin ingestemd met de voorwaarden van het plan-Ahtisaari. De bepalingen van het plan zullen geheel worden opgenomen in de grondwet van Kosovo en in zijn wetgeving.
De speciale gezant van de Europese Unie heeft als taak om toe te zien op de lokale autoriteiten en om de verplichtingen te waarborgen die de nieuwe status met zich meebrengt. Nadat het internationaal civiel bureau is gevestigd, wordt de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie de Hoge Vertegenwoordiger voor civiele zaken voor de internationale gemeenschap. Hij zal ook politiek leiding geven aan EULEX.
Ik wil eraan toevoegen dat de Europese Unie heel veel in de afgelopen dagen heeft gedaan voornamelijk om de situatie tot rust te brengen en te zorgen voor een adequate steun voor Kosovo. Ter aanvulling op missie waarover de Raad enkele dagen geleden een besluit nam, wil ik het bezoek noemen dat de Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, gisteren aan Priština heeft gebracht.
Ik wil slechts een enkele zin uit zijn toespraak citeren: De Hoge Vertegenwoordiger Solana zei:
“Ik wil graag overbrengen dat uw stemming, de vreugde die u de afgelopen dagen zo respectvol in de straten ten toon spreidde nu moet worden omgezet in positieve en constructieve energie om de samenleving verder op poten te zetten.”
(EN) “Ik wil graag overbrengen dat uw stemming, de vreugde die u de afgelopen dagen zo respectvol in de straten ten toon spreidde nu moet worden omgezet in positieve en constructieve energie om de samenleving verder op poten te zetten.”
(SL) Dat betekent, denk ik, dat wij allemaal ook wensen dat onze vrienden in Kosovo bereid zijn de energie die zij de afgelopen dagen hebben laten zien, omzetten in rationele daden die zorgen voor een respectabele Europese toekomst, niet alleen voor Kosovo maar natuurlijk ook voor Servië.
Ik vind dat er vandaag in de toespraken en bijdragen van de geachte afgevaardigden veel over is gezegd dat Servië het verdient om voort te gaan op de weg naar integratie met de Europese Unie en toen ik luisterde naar de toespraken van de verschillende vertegenwoordigers van dit Parlement kon ik mij voorstellen dat in de toekomst hier ook over Servië zal worden gesproken. En ik hoop ook over Albanië. Ik vertrouw erop dat we de talen zullen gaan horen van de landen die zo bijzonder graag lid willen worden van dit Parlement en de Europese Unie.
Maar gezien de opmerkingen die we van sommige van onze Spaanse vrienden vernamen, zou ik niet willen zeggen dat harmonisatie van de tekst van de beslissingen niet lastig was voor de Raad Algemene zaken en Externe Betrekkingen, maar uiteindelijk kregen we de instemming van onze Spaanse en Cypriotische collega’s over een tekst die eenparigheid van stemmen, gezamenlijke besluitvorming en gezamenlijk denken weerspiegelt.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik zeggen dat ik het uiteraard eens ben met de toespraak van mijn collega uit Slovenië, de heer Kacin, toen hij sprak over de noodzaak voor de Serviërs in Kosovo om dit land ook als hun thuisland te aanvaarden en deel te nemen aan de regering. Natuurlijk is Kosovo ook hun land en elk uitstel van de Kosovaarse Serviërs van samenwerking in de regering van Kosovo kan nadelig zijn.
Deze debatten hebben mij gestimuleerd en ik dank u, mijnheer de Voorzitter, en de dames en heren van het Europees Parlement voor al deze constructieve opmerkingen.
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de voorzitter, ik wil het huis bedanken voor een zeer verantwoordelijk debat. Er is vandaag grote erkenning voor het feit dat de Europese Unie werkelijk geen middel onbeproefd heeft gelaten bij het zoeken naar een via onderhandelingen bereikte oplossing, maar dit heeft helaas nergens toe geleid. We zijn daarom nu genoodzaakt het proces te sturen naar zijn afronding.
Velen van u hebben ook benadrukt hoe belangrijk het is dat Servië niet wordt geïsoleerd en vooral het belang van het uitreiken naar de jongere generatie in Servië. Ik ben het hier volledig mee eens en ik deel u graag mede dat er reeds een visumversoepelingsovereenkomst van kracht is met de westelijke Balkanlanden, waaronder Servië. Dit houdt in dat de procedures voor het aanvragen van visa gemakkelijker zijn en dat er uitzonderingen zijn voor bepaalde groepen zoals studenten en zakenmensen. Ik ben ook blij u mede te kunnen delen dat we reeds een speciaal overleg zijn gestart voor reizen zonder visa, wat zeer belangrijk is voor de gewone Servische burgers en andere mensen in de regio.
In januari hebben we dit overleg met Servië gehad en mijn collega Frattini, vicevoorzitter van de Commissie, is vandaag in Skopje en morgen in Podgorica om overleg te beginnen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en met Montenegro.
Om dat echter te lagen slagen is interinstitutionele vastberadenheid en eenheid nodig, ook vanuit de Raad, wat betreft ministers van Binnenlandse zaken die veel macht hebben op dit gebied. Ik reken in dit opzicht op uw ondersteuning zodat we in eenheid over deze kwestie werkelijke vooruitgang kunnen boeken.
lid van de Commissie. − (FR) Wat betreft de Europese eenheid is het werkelijk van groot belang dat de EU de eenheid heeft weten te bewaren bij een dergelijk netelig en controversieel onderwerp. Ik zou zelfs willen zeggen dat het gemeenschappelijk buitenlands beleid een van de meest ernstige beproevingen sinds haar oprichting goed heeft doorstaan. Ik wil het Sloveens voorzitterschap feliciteren met de uitkomst. Deze uitkomst weerspiegelt uw diepgaande toewijding aan de toekomst van de westelijke Balkan in Europa.
Ik merk ook met grote tevredenheid het verlangen op van het toekomstige Frans voorzitterschap om het Europese perspectief van de westelijke Balkan volledig te ondersteunen. Daarom wordt 2008 een bijzonder belangrijk jaar op de weg van de westelijke Balkan naar Europa.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Kinga Gál (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Diegenen onder ons die in minder welvarende gedeelten van Europa, in Centraal-, Oost- en Zuidoost-Europa, zijn geboren, hebben door ervaring geleerd dat het gesproken woord en beloften op papier weinig waarde hebben. Het belangrijkst is hoe deze zaken zich verhouden tot de werkelijkheid. Het plan van Ahtisaari is er in Kosovo in geslaagd een idee te worden dat realiseerbaar is voorbij de beloften en rust in de regio kan brengen.
Er wordt gezegd dat het geen precedent kan scheppen. Men kan zich echter afvragen: waarom eigenlijk niet wanneer het zorgt voor een functionerende staatsstructuur voor het beschermen van minderheden? Als het in de werkelijkheid wordt nageleefd, dan zou het inderdaad een precedent moeten scheppen. Diegenen onder ons die opgroeiden als deel van een minderheid en geen baas waren over ons eigen lot, kunnen niet anders dan elke vernieuwing toejuichen die een oplossing op lange termijn belooft voor naast elkaar levende etnische gemeenschappen. Als het plan van Ahtisaari wordt nageleefd en uitgevoerd, kan het verhaal van Kosovo dat zich nu ontwikkelt wel eens zo'n lange termijn oplossing zijn.
Wij maken ons zorgen om de minderheden in andere gedeelten van Servië die deze gebeurtenissen angstvallig volgen. Komt er een oplossing die deze minderheden of de etnische Hongaren in Vojvodina geruststelt?
Ik vraag de Raad en de Commissie om ervoor te zorgen dat de algemene onrust niet leidt tot onomkeerbare daden, tot maatregeling voor hervestiging in Vojvodina. We moeten niet toestaan dat etnische spanningen worden afgereageerd op de minderheden die er nog steeds wonen. We mogen niet toelaten dat gebeurtenissen die op dit moment plaatsvinden leiden tot meer gevallen waarin mensen hun rechten worden ontnomen. Ze moeten juist leiden tot een versterking van deze rechten. Laten we ervoor zorgen dat er eindelijk goede precedenten worden geschapen in de Balkan die eindelijk de etnische gemeenschappen die daar wonen hoop en verwachting voor de toekomst bieden.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De eenzijdige verklaring van onafhankelijkheid van de Servische provincie Kosovo is niet onontkoombaar.
Het is zeker een serieuze ontwikkeling en een gevaarlijk precedent in het internationaal recht, met onvoorziene gevolgen voor de stabiliteit van grenzen, met name op het continent Europa.
Het is zeker een flagrante schending van het Handvest van de Verenigde Naties en de Slotakte van Helsinki.
Het is zeker een illegaal besluit in het licht van de meest basale principes van internationaal recht.
Het is zeker de kunstmatige vestiging van een pseudo-staat onder gecontroleerde soevereiniteit – en wat dat ook mag betekenen, er is in elk geval minder soevereiniteit – of eigenlijk een protectoraat dat gecreëerd is door agressieve en militaire bezetting door de VS, de NAVO en de EU.
Het is zeker een poging om de politieke, economische en militaire bezetting van die zeer belangrijke regio door de VS en de belangrijkste machten van de EU te bestendigen door middel van een fait accompli-beleid.
Deze illegaliteit moet niet formeel of in de praktijk worden erkend, in het bijzonder niet door het sturen van en deelnemen aan een 'EU-missie naar Kosovo'. Deze EU-missie heeft niet werkelijk enig VN-mandaat. Het is niet alleen een EU-missie die in zichzelf al illegaal is, maar dit houdt ook in dat er een overeenkomst wordt gesloten met een illegale entiteit, waardoor dit dubbel illegaal is.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE) , schriftelijk. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, Harri Holkeri, het Finse staatsraadslid dat enige tijd geleden als onderhandelaar fungeerde in de Kosovo-crisis, meende dat het streven naar onafhankelijkheid door de Albanezen niet voor altijd kon worden genegeerd omdat dat alles niet slechts terug bij af zou brengen, maar nog veel verder terug.
Zoals veel leden gezegd hebben, was de onafhankelijkheid van Kosovo onvermijdelijk. Er is ook opgemerkt dat Kosovo een eigensoortig geval is en onafhankelijkheid biedt dus geen gevaar voor de internationale rechtsprincipes voor de oplossing van conflicten. Europa heeft dus op basis van houdbare criteria een nieuw land.
Natuurlijk valt het te betreuren dat er geen verzoening, zelf geen minimaal niveau van tolerantie, is bereikt tussen de partijen. De internationale gemeenschap kan nauwelijks worden beschuldigd het niet te hebben geprobeerd omdat de onderhandelingen werden geleid door de gerenommeerde vredestichter Martti Ahtisaari. Nu moeten we vastbesloten blijven over het feit dat het plan van Ahtisaari de leidraad blijft terwijl het nieuwe land wordt gevestigd. De vereisten bieden een kans voor het westerse model van rechtsstaat en interne en externe stabiliteit in de regio.
De veiligheid van Kosovo en de westelijke Balkan is bovenal een Europese zaak. Nu het dus weer eens duidelijk is dat de Veiligheidsraad niet in staat is om verantwoordelijkheid te nemen voor de situatie, moet de EU zich voorbereiden om een poging te doen. De integratie van de westelijke Balkan binnen het algemene Europese kader van stabiliteit is waarschijnlijk onze grootste uitdaging sinds het begin van de Unie. Regionale spanningen dreigen nu toe te nemen, het land is gefrustreerd door werkeloosheid, en corrupte en criminaliteit hebben het land in hun greep.
De verklaring van onafhankelijkheid in Kosovo was iets waar hevig naar werd verlangd en het leidde tot werkelijke vreugde onder de bevolking, die ik, als Europeaan, goed kan begrijpen. Nu moet die vreugde omgezet worden om te bouwen aan het moeilijkste: blijvende vrede en stabiliteit. Dat is 50 jaar geleden in de rest van Europa gelukt – waarom zou het niet eindelijk ook in de Balkan lukken?
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. – (NL) Mijn fractie, en ook de nationale parlementsfractie van mijn parttij, hebben recent besloten om de huidige weg naar onafhankelijkheid voor Kosovo af te wijzen. Ik heb daarvoor begrip omdat de EU zich in dit stadium gedraagt als grootmacht die de reeds vele malen vernederde staat Servië eenzijdig haar wil oplegt en Kosovo als haar protectoraat behandelt.
Dit betekent niet dat ik terugneem wat ik in de afgelopen jaren hierover heb gezegd. Op grondslag van de Joegoslavische grondwet van 1974, waarin Kosovo bijna even veel autonomie bezat als de toenmalige zes deelrepublieken, was misschien een vreedzame co-existentie van Serviërs en Albanezen binnen één staatsverband mogelijk gebleven. Door de eenzijdige opheffing van die autonomie in de jaren '80 werd de Servische staat voor de meeste inwoners van Kosovo een nutteloos en zelfs schadelijk orgaan. Reeds sinds september 1991 gedraagt Kosovo zich als onafhankelijke staat, met een eigen president, een eigen parlement en een eigen onderwijsstelsel.
Als die staat destijds samen met de andere opvolgerstaten van Joegoslavië tijdig was erkend door de buitenwereld was er geen gewelddadig UÇK ontstaan, waren de inwoners van Kosovo niet veroordeeld tot het opbouwen van criminele inkomstenbronnen en was er geen reden geweest voor de oorlog van 1999.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Acht jaar na de NAVO-oorlog in Joegoslavië is het probleem in Kosovo niet alleen onopgelost, maar het is ook nog ingewikkelder geworden. Aan het "normen vóór status"-beleid (d.w.z. democratie, terugkeer van vluchtelingen, voorwaarden voor multicultureel samenleven, enz. voordat de beslissing over het uiteindelijke regime wordt gemaakt) dat is ingesteld door VN-resolutie 1244, is volledig niet voldaan. Niettemin heeft de regering Bush druk uitgeoefend op het leiderschap van de Albanese Kosovaren voor een eenzijdige verklaring van onafhankelijkheid met alle gevolgen voor vrede en stabiliteit in de Balkan en ook voor andere internationale kwesties. Door een nieuwe missie in de regio goed te keuren, ondersteunt de EU dit beleid en levert zij een bijdrage aan de schending van VN-resolutie 1244 uit 1999. De eenzijdige verklaring van de onafhankelijk van Kosovo zal een kettingreactie van destabilisatie veroorzaken in de westelijke Balkan en een negatief precedent scheppen voor vele internationale kwesties. We moeten een oplossing baseren op internationaal recht, op een manier die niet de politiek van verdeel en heers, noch de nationalistische en expansionistische ideeën of wijzigingen in grenzen bevoordeeld. We geloven dat het nog steeds mogelijk is om een wederzijds acceptabele oplossing te vinden binnen het kader van de VN op basis van internationaal recht. We zijn daarom voor voortzetting van onderhandelingen.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. – (EN) Het is jammer dat de Europese Unie verdeeld is over de Kosovo-kwestie. De Europese Unie is eraan toegewijd om langdurige stabiliteit veilig te stellen in de westelijke Balkan en we moeten, als meest invloedrijke supranationale organisatie van dit werelddeel, een duidelijke boodschap geven en met één stem spreken.
Vrede en veiligheid in Kosovo zouden een prioriteit moeten zijn voor de Unie omdat het land grenst aan de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, een kandidaatland van de EU, en we moeten een leidende rol spelen als bemiddelaar tussen Servië en Kosovo. Het zal geen gemakkelijke taak zijn om te beslissen of de onafhankelijkheid van Kosovo in corpore moet worden erkend of niet als er geen overeenstemming is in de Unie.
Het huidige besluiteloze gedrag van de Unie zorgt alleen maar voor meer verwarring in Kosovo. De lidstaten moeten een oplossing vinden voor hun verschillen om te kunnen beginnen om onze toewijding aan de regio uit te kunnen voeren.
Csaba Sógor (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Ik was zelf op zondag in Priština. Het is uitzonderlijk dat wij aanwezig zijn nu een land haar onafhankelijkheid verklaart. Ik wilde met mijn aanwezigheid een boodschap afgeven dat zelfs nu deze beslissing voor velen pijnlijk is, deze werd aangekondigd in omstandigheden waarin we niet bang waren.
De onafhankelijkheid werd aangekondigd in het hotel waar, jaren geleden, gasten werden verwelkomd met het volgende opschrift boven de deur: "Toegang verboden voor honden en Albanezen".
Het proces dat leidde naar de onafhankelijkheid van Kosovo, werd niet door de EU in gang gezet. Servië begon dit doordat de fundamentele mensenrechten, individuele rechten en gemeenschapsrechten voor haar burgers die in dat gebied leven niet veilig werden gesteld.
De Democratische Unie van Hongaren in Roemenië (DUHR) is van mening dat Roemenië de onafhankelijkheid van Kosovo zo snel mogelijk moet erkennen. Diegenen die aarzelen om de situatie te erkennen, hebben misschien onafgemaakte zaken met minderheden in hun eigen land.
Sinds de aanvang heeft de DUHR slechts willen vechten voor de rechten van Transsylvaanse Hongaren met politieke en parlementaire middelen en geweld afgewezen.
Het kan nu voor iedereen duidelijk zijn dat de vraag van individuele en collectieve rechten van traditionele nationale minderheden niet slechts een binnenlandse kwestie voor een land kan zijn. Het wordt tijd om een gestandaardiseerde overeenkomst te sluiten in de Europese Unie (EU) die voor iedereen verplicht is en minderheden veilig stelt.
De belangrijkste taak van de Europese Unie is om hulp te bieden om de regio te stabiliseren op het gebied van economie en sociale ontwikkeling, niet alleen in Kosovo en Servië, maar in de hele regio van de westelijke Balkan.
Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou Kosovo hartelijk welkom willen heten als een van de landen van Europa. De verklaring van onafhankelijkheid was een dappere daad van Kosovo. Nu moeten het land en het volk dezelfde moed en zelfverzekerdheid laten zien nu ze beginnen met het bouwen van hun eigen multiculturele samenleving.
Het was al lang geleden duidelijk dat de strijd om de onafhankelijkheid van Kosovo eenrichtingsverkeer was. Het was slechts een kwestie van tijd. De einddatum voor onafhankelijkheid zou de toetreding van Servië tot de Europese Unie zijn geweest. Gelukkig hoefden ze niet zo lang te wachten. Kosovo is nu gedurende 10 jaar in beheer van de VN geweest. De situatie is volledig anders dan in andere separatistische regio’s.
De komende jaren zullen een vooruitziende blik en wijsheid van de leiders van Kosovo vereisen. Ik geloof dat ze die kwaliteiten zullen laten zien. Oorlog, etnische haat en een bestuur door de internationale gemeenschap zijn ervaringen waaruit lessen moeten worden geleerd. Het belangrijkste op dit moment is om een stabiele civiele samenleving op te bouwen. Onafhankelijkheid neemt ook de onzekerheid weg die binnenlandse en buitenlandse investeringen weg hielden.
Het plan van de heer Ahtisaari biedt een uitstekend kader voor de eerste fasen in de onafhankelijkheid van een land. Succes is alleen mogelijk als de leiders en het volk het bouwen van hun land zien als hun compleet eigen project en niet als een stel regels en verordeningen die uit het buitenland worden opgedragen. De internationale gemeenschap moet ook in staat zijn om afstand te houden en de Kosovaarse en Servische bevolking laten bouwen aan hun eigen samenlevingsmodel. Er zijn bijna net zoveel voorbeelden van multiculturele landen als er Europese staten zijn. Kosovo is wat dit betreft geen uitzondering.
Ik biedt nogmaals mijn felicitaties aan de Kosovaren aan en verwelkom hen als een nieuw onafhankelijk land.
László Tőkés (NI), schriftelijk. – (HU) De verklaring van onafhankelijkheid door Kosovo veroorzaakt grote golfbewegingen in onze regio. De Roemeense partijen die zich op dit moment voorbereiden op verkiezingen gebruiken de situatie om anti-Hongaarse hysterie te veroorzaken. Ze trekken allemaal partij tegen de Hongaren in Transsylvanië. Deze regio heeft een vergelijkbare grootte met Kosovo en een vergelijkbare bevolking met de Albanese provincie.
De ´diepe zorg´ van het Roemeense parlement is volledig ongegrond en ongerechtvaardigd. Roemenië moet niet bang zijn voor de Hongaren. Onze nationale gemeenschap in Transsylvanië respecteert de Roemeense grondwet en territoriale integriteit.
Tegelijkertijd is er echter reden om te verwachten dat Roemenië op basis van het principe van "territoriale rechten" de situatie van onze nationale gemeenschap op een Europese manier zal oplossen en zal zorgen voor de persoonlijke autonomie van Hongaren (1) en de regionale autonomie van Transsylvanië en andere regio’s (2) op basis van het principe van zelfbeschikking dat geldt in de Europese Unie.
In overeenstemming met aanbeveling 1609/2003 van de Raad van Europa die is gebaseerd op het verslag van Gross, erkennen wij dat autonome regio's in grote mate conflictoplossing veroorzaken en de stabiliteit van Europa versterken.
Tegelijkertijd willen we uw aandacht vestigen op het feit dat Roemenië zelf ook kan profiteren van de nieuwe situatie omdat het autonomiemodel van de Kosovaarse Serviërs ook een oplossing kan bieden voor de Roemeense gemeenschappen die over de grens leven in Servië en de Oekraïne.
Dit alles in overweging nemend zou het aan te raden zijn voor Roemenië om de vriendschappelijke schikking niet ondergeschikt te maken aan etnopolitieke vooroordelen, maar om, zoals de meeste lidstaten van de EU, het onafhankelijke Kosovo zo snel mogelijk te erkennen.
Iuliu Winkler (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Ik verwelkom de actieve deelname van de Europese Unie en het nemen van verantwoordelijkheid bij het zoeken naar een oplossing voor Kosovo. Ik wil uiting geven aan mijn tevredenheid over het feit dat het Kosovaarse parlement de verantwoordelijkheid voor Kosovo heeft genomen om de beginselen van democratie, gelijkheid van burgers en bescherming van minderheden te respecteren. Ik hoop dat er in de lidstaten van de Unie eensgezindheid zal ontstaan in het belang van het innemen van een effectieve rol in Kosovo. Eensgezindheid bij de lidstaten van de EU waar het gaat om Kosovo moet zichtbaar worden doordat de lidstaten de onafhankelijkheid van Kosovo zo snel mogelijk erkennen.
De Europese Unie moet Kosovo ondersteunen in haar streven om een democratische Europese staat te worden. Ik verwelkom het feit dat de Unie nadrukkelijk aanwezig zal blijven. Op deze manier kan de Unie namelijk direct bijdragen aan stabiliteit in de westelijke Balkanregio.
Ik ben ervan overtuigd dat de Servische minderheid in Kosovo volledig de individuele en collectieve rechten zal weten veilig te stellen die nodig zijn om in hun geboorteland te blijven.
De verantwoordelijkheid die Europese Unie in Kosovo heeft genomen is voorbeeldig. We weten dat de situatie van elke Europese minderheid uniek is en er dus geen algemene oplossingen zijn, maar de Unie moet een rol spelen in het verzekeren van de individuele en collectieve rechten van gemeenschappen van minderheden en haar invloed gebruiken om de effectiviteit van democratische dialoog en politieke overeenkomst tussen de meerderheid en de minderheid te versterken.
Het is essentieel voor de minderheden die wonen in de lidstaten dat wetgeving voor de bescherming van minderheden in de Unie wordt ingesteld.
10. Zevende zitting VN-Raad voor de mensenrechten (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Het verheugt mij dat ik de gelegenheid heb gekregen u te vertellen over de VN-Raad voor de mensenrechten.
Door dit onderdeel op de agenda te zetten voor de voltallige vergadering heeft het Europees Parlement het belang bevestigd dat Europa als geheel stelt in de VN-Raad voor de mensenrechten. Het is een centraal mondiaal orgaan voor de bescherming van de mensenrechten. De Europese Unie is een groot voorstander van een effectieve VN-Raad voor de mensenrechten. We hebben zeer hard gewerkt om ervoor te zorgen dat het, in de uiteindelijke vorm, een stevige basis biedt voor een snel en efficiënt antwoord op de meest ernstige overtredingen van de mensenrechten.
Zoals we weten, werd vorig jaar december het laatste institutionele pakket voor de VN-Raad voor de mensenrechten aangenomen en nu is het tijd dat de Raad volledig werkzaam zal zijn. De zesde zitting van de Raad die in september en december vorig jaar plaatsvond heeft veel belangrijke resultaten opgeleverd die ik hier niet zal vermelden. Het is onze ambitie om dit werk voort te zetten bij de zevende en achtste werkzittingen.
De zevende zitting vindt volgende maand plaats en zal zeer druk zijn. Samen met de achtste zitting die plaats zal vinden in de eerste twee weken van juni, is deze bedoeld voor het bespreken van de reikwijdte van de mandaten van de 25 speciale rapporteurs, van de regelmatige rapporten door speciale rapporteurs en van meerdere zorgwekkende mensenrechtensituaties in sommige landen met betrekking tot bepaalde onderwerpen.
Vanuit het standpunt van de Europese Unie, is de verlenging van het mandaat voor de speciale rapporteurs voor Birma/Myanmar, de Democratische Republiek Congo, de Democratische Volksrepubliek Korea en Somalië van essentieel belang voor de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten.
Daarnaast zal de Europese Unie elke mogelijkheid gebruiken die de Raad biedt om de aandacht te richten op de zorgwekkende staat van mensenrechten in andere plaatsen overal ter wereld. Om dat te bereiken zal de EU betrokken zijn bij interactieve dialogen met individuele speciale rapporteurs en met de hoge commissaris voor de mensenrechten.
Interactieve dialogen zijn een belangrijk nieuw instrument van de Raad. De Europese Unie zal blijven streven om dit instrument te consolideren als een van de belangrijkste manieren die de reguliere zittingen van de Raad biedt om individuele kwesties aan de orde te stellen.
Dames en heren, zoals u weet heeft Slovenië voor de duur van haar voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie de interculturele dialoog aangegeven als een van haar prioriteiten. Het verheugt ons daarom dat deze kwestie ook de nodige aandacht zal krijgen bij de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten.
De uitnodiging die is gestuurd naar de heer Sampaio, de Hoge Vertegenwoordiger van de alliantie van beschavingen, om de zitting bij te wonen geeft een verhoogde bewustwording weer dat de activiteiten van de alliantie van beschavingen bijdragen aan het versterken van religieuze tolerantie, wat ook een van de prioriteiten van de Europese Unie is op het gebied van mensenrechten.
Ik zou graag een andere belangrijke ontwikkeling willen tonen binnen het kader van de VN-Raad voor de mensenrechten, namelijk de introductie van een universele periodieke evaluatie, waar de Europese Unie grote waarde aan hecht. Dit instrument moet een middel zijn om de mensenrechtensituatie in alle lidstaten te beoordelen onder dezelfde omstandigheden. Leden van de Europese Unie, die al onder dit mechanisme zullen vallen vanaf de lente (april en mei), treffen nu grondige voorbereidingen voor deze beoordeling. We streven voor dit proces naar maximale transparantie en efficiency. De manier waarop deze periodieke beoordeling zal worden uitgevoerd, zal een significant effect hebben op de geloofwaardigheid van de VN-Raad voor de mensenrechten als geheel.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de voorzitter, ik verheug mij in deze mogelijkheid om het Parlement toe te spreken over de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten. Ik wil beginnen met de VN-Raad voor de mensenrechten te plaatsen in wat volgens mij de juiste context is.
Ik heb al eerder gezegd dat de Raad een werk in uitvoering is, het is belangrijk om dit in gedachten te houden. Dit wordt duidelijk als we kijken naar de afgelopen anderhalf jaar van haar activiteiten. Ondanks een bewogen begin met zeer uiteenlopende meningen over de Libanoncrisis en een onderhandelingsmilieu dat moeilijk blijft voor de Europese Unie, zijn er belangrijke resultaten geboekt. Ik denk dan in het bijzonder aan de vernieuwingen van de toezeggingen op het gebied van mensenrechten die door kandidaten ter stemming zijn ingediend; de mogelijkheid om speciale zittingen te houden voor urgente mensenrechtensituaties (een wereld van verschil met het jaarlijkse ritueel van de voorganger, de Commissie voor Mensenrechten), de ontwikkeling van "interactieve dialogen" met speciale VN-procedures, een zeer openbaar middel om de aandacht te richten op schendingen van de mensenrechten en als laatste het eensgezind aannemen van het zeer belangrijke pakket voor instellingsvorming.
De voorzitter van de Raad, Ambasador Costea, was vorige week in Brussel om de Raad en het Parlement op de hoogte te brengen over de voorbereidingen voor de zevende zitting. Hij beschreef de Raad als "beter dan verwacht en slechter dan waar we op hoopten". Dit klinkt misschien cynisch, wellicht weerspiegelt het de dagelijks realiteit van het werk bij de VN, maar ik denk dat het ook de juiste toon zet. Er zijn zowel goede als slechte kanten aan de Raad, maar er wordt vooruitgang geboekt en men is dus op de juiste weg.
De prioriteiten voor de zevende zitting liggen ergens tussen het effectief aan de orde stellen van urgente mensenrechtensituaties – dit wordt meer en meer de standaard waarop de Raad beoordeeld moet worden – en het voortzetten van de implementatie van instellingsvormende vernieuwingen. Wat betreft de mensenrechtensituatie is een effectief vervolg op de speciale zitting over Birma/Myanmar het belangrijkst. Wat betreft andere prioriteiten zouden de mensenrechtenschendingen in Sri Lanka en Kenia ook moeten worden behandeld in deze zitting. Men kan zeggen dat het implementeren van vernieuwingen aan het instituut net zo belangrijk is gezien de impact op het toekomstige succes van de Raad. Wat dit betreft zijn het bereiken van overeenstemming betreffende de criteria voor verkiezing van leden van de adviescommissie en de transparante toewijzing van goed genoeg gekwalificeerde kandidaten voor de mandaten van de speciale procedure de belangrijkste kwesties voor de zevende zitting.
Als laatste wil ik enkele opmerkingen maken over de universele periodieke evaluatie, ook wel bekend als de UPR. De Voorzitter meldde deze week dat de landen die in de zittingen van april en mei worden behandeld hun verantwoordelijkheden serieus nemen. Ik hoop het. De eerste zittingen van de UPR zullen waarschijnlijk de toon zetten voor de overige. Het is daarom essentieel dat de EU-lidstaten die worden beoordeeld de toon zetten met open kritische analyse van hun staat van dienst op het gebied van mensenrechten. Het moet geen schoonheidswedstrijd worden.
Ik zie bovendien een belangrijke rol voor de Europese Unie in de "uitslagzittingen" van de UPR. De UPR gaat boven alles erom dat de internationale gemeenschap samenwerkt met staten die worden beoordeeld om concrete verbeteringen in de mensenrechtensituatie te bereiken na een oprechte analyse van tekortkomingen en noden. De Europese Commissie en de lidstaten moeten in deze uitslagzittingen niet aarzelen om technische ondersteuning aan te bieden waar dit gerechtvaardigd is. Door dit te doen tonen we bij een belangrijke openbare gelegenheid onze oprechte toewijding aan het bevorderen van de mensenrechten.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement stuurt een delegatie naar de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten. De delegatie zal zijn gemachtigd om de zorgen van het Parlement te uiten over het werk van de VN-Raad voor de mensenrechten en zal tijdens het bezoek verslag doen naar de Subcommissie mensenrechten.
We zien de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten als essentieel omdat het de eerste zitting zal zijn waar een grote hoeveelheid substantiële kwesties zal worden behandeld volgens de nieuwe werkmethoden die voortgekomen zijn uit het hervormingspakket voor instellingsvorming dat in 2006 en 2007 werd aangenomen.
De geloofwaardigheid van de VN-Raad voor de mensenrechten is afhankelijk van de implementatie van deze vernieuwingen en mechanismen en ons doel is om de Raad de versterken in zijn mogelijkheden om schendingen van de mensenrechten overal ter wereld aan de orde te kunnen stellen, vooral de meest urgente.
Hulde aan de positieve resultaten van de VN-Raad voor de mensenrechten, in het bijzonder voor de ontwikkelingen voor de implementatie van de universele periodieke evaluatie en voor de beoordeling van speciale procedures, maar ook voor de positieve resultaten van het voorzitterschap van de VN-Raad voor de mensenrechten.
We verwelkomen de deelname van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten alsmede de speciale procedures die het hart van de mensenrechtenmotor van de VN vormen en een essentiële rol spelen, vooral in de VN-Raad voor de mensenrechten.
Tegelijkertijd veroordelen we bepaalde beslissingen van de VN-Raad voor de mensenrechten, zoals de beslissing om de mandaten van de speciale rapporteurs voor Wit-Rusland en Cuba niet te vernieuwen.
Met de lessen uit het verleden in gedachte, benadrukken we het belang van concurrerende verkiezingen in alle regio’s om werkelijke keuze onder de VN-leden te bieden. De reden is dat tot nu toe, tot onze spijt, enkele landen met problematische situaties op het gebied van mensenrechten zijn gekozen.
Ik roep de Raad, de Commissie en de lidstaten nogmaals op om te blijven aandringen op de vestiging van lidmaatschapscriteria voor verkiezing voor de VN-Raad voor de mensenrechten en daarbij inbegrepen de uitgifte van permanente uitnodigingen voor speciale procedures.
Als we het hebben over de betrokkenheid van de EU, erkennen we de actieve rol van de EU en haar lidstaten in het eerste werkjaar van de VN-Raad voor de mensenrechten. Het is zeer belangrijk dat de EU zich eensgezind uit als het gaat om mensenrechtenzaken. We roepen de Commissie en de Raad op om een algemeen standpunt in te nemen om ervoor te zorgen dat de lidstaten van de EU automatisch alle internationale instrumenten voor de mensenrechten ondertekenen en aannemen.
Als laatste zou de EU ook nog eens effectiever gebruik moeten maken van bijstand en politieke ondersteuning aan de landen waar het om gaat om ze aan te sporen om samen te werken met de VN-Raad voor de mensenrechten.
Józef Pinior, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de VN-Raad voor de mensenrechten is voor het Europees Parlement een van de meest interessante organisaties op het vlak van mensenrechten. We houden de activiteiten van die Raad nauwgezet in de gaten en het Europees Parlement stuurt twee keer per jaar haar afvaardigingen naar Genève.
Ik wil drie opmerkingen maken. Ten eerste wil ik hulde bewijzen aan de positieve resultaten van het voorzitterschap van de Raad en, tegelijkertijd, wil ik het belang benadrukken van ondersteuning van de Europese Unie en ook van alle kandidaten met hoge integriteitsnormen voor de verkiezingen van de nieuwe Voorzitter van de Raad die gehouden zal worden op 23 juni 2008.
Ten tweede wil ik benadrukken dat de speciale procedures de kern vormen van de mensenrechtenmotor van de Verenigde Naties en een essentiële rol spelen, vooral in de VN-Raad voor de mensenrechten, het maatschappelijk middenveld en democratische staten. De EU-staten moeten in het bijzonder toezicht houden op de leden van de Raad en hen onder druk zetten om hun verantwoordelijkheden te nemen om de mensenrechten te bevorderen.
Het Europees Parlement moet de beslissingen van de Raad om het mandaat van de speciale rapporteurs van Wit-Rusland en Cuba niet te vernieuwen veroordelen. We moeten de vernieuwing van de landenmandaten van de Speciale Rapporteur voor Soedan en van de onafhankelijke deskundigen voor Liberia, Haïti en Burundi verwelkomen.
Ten derde richt veel gerechtvaardigde kritiek op de Raad zich op de teleurstellende behandeling van situaties in specifieke landen. In het bijzonder heeft de eenzijdige internationale sympathie voor de Palestijnse zaak en de strijdlustige verrichtingen van Islamitische staten de Raad ertoe geleid dat conflict in het Midden-Oosten aan de orde werd gesteld, maar er was herhaaldelijk kritiek op slechts één staat - Israël - waarbij overtredingen van Hezbollah en enkele Palestijnse groepen werden genegeerd. De uitdaging is om de politieke wil te creëren dat de leden van de Raad effectief een dergelijke situatie op een goede manier aan de orde stellen.
Hélène Flautre (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, aan de vooravond van de zevende VN-Raad voor de mensenrechten wil het Parlement een boodschap sturen van ondersteuning, waakzaamheid en mobilisatie.
De Raad is het enige internationale orgaan dat werkelijk overtredingen van de mensenrechten bestrijdt en in het bijzonder dat reageert op noodsituaties, op mensenrechtencrises, maar ook dat op lange termijn werkt met speciale rapporteurs en in een interactieve dialoog met NGO's. De Raad is uniek en staat op een moeilijk keerpunt in de geschiedenis. Een jaar zal niet genoeg zijn om de effectiviteit te bepalen. Anderzijds kan een jaar genoeg zijn om de Raad in diskrediet te brengen en er zijn zoals we weten veel pogingen geweest om deze af te zwakken en een andere richting te geven.
Ik zou ten eerste de situatie willen noemen van mevrouw Sigma Huda, de speciale rapporteur voor de mensenhandel. Zij zit onder zeer slechte omstandigheden in de gevangenis in Bangladesh. Vervolgens worden, waar het gaat om deze zelfde speciale rapporteurs, de voorstellen van de Adviescommissie uiteindelijk, als laatste redmiddel, door de Voorzitter besloten. Dat geeft u een beeld van hoe belangrijk zijn rol is en ik wil hulde brengen aan het uitmuntende werk dat gedaan is door de voorzitter Costea en tegelijkertijd uw aandacht willen richten op het feit dat hij in juni zal worden vervangen.
Daarom moet de EU oplettend en proactief blijven. De acties van de EU zijn beslissend. Dat zagen we in Gaza. De onthouding van de EU verwatert de boodschap enorm en verzwakt de positie van de Raad zelf.
Als de EU echter het initiatief neemt voor een speciale zitting en daar volledig achter gaat staan, groeit de Raad en bereikt hij resultaten. De lidstaten moeten om dit te bereiken hun interregionale verdragen versterken om anderen te overtuigen en voorkomen dat men de Raad gaat blokkeren. Dat zou de Raad terug zenden naar een worsteling met politieke eventualiteiten.
We roepen overheden daarom op om hun inspanningen te verhogen en een voorbeeld te stellen. Een voorbeeld te stellen door een onafhankelijke deskundige aan te stellen wanneer zij deelnemen aan de beoordeling van een andere overheid als deel van de VN-Raad voor de mensenrechten, en door zelf open te staan voor kritiek en zelfkritiek en een voorbeeld te stellen voor de verkiezing van nieuwe leden. Een permanente uitnodiging voor de speciale procedures zou voor de lidstaten van de EU een criterium moeten zijn van het grootste belang.
Richard Howitt (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik beveel deze resolutie bij u aan. Ik beveel zeker het werk van de delegatie van het Parlement naar Genève aan. Daar laten we onze eigen EU-vertegenwoordigers verantwoording afleggen en werken daarnaast met hen om in gesprek te raken met landen in andere regio’s in de wereld. Zo tonen we de kracht en solidariteit van Europa bij het handhaven van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht.
Ik ben dankbaar voor de opname van mijn amendementen in de tekst, die de oproep voor een speciale zitting over geweld tegen vrouwen ondersteunen, en voor het ondertekenen en erkennen van alle internationale instrumenten voor mensenrechten door al onze landen. Ik roep op tot ondersteuning van Europa, in het bijzonder voor het verlengen van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger inzake ondernemingen en mensenrechten. Maar nu ik net terugkom uit Gaza zou ik in het bijzonder lid 34 bij u willen aanbevelen. Dit is een oorlogssituatie en er worden middeleeuwse omstandigheden opgelegd aan de inwoners van Gaza. Vandaag zullen we constateren dat het een duidelijke schending van de mensenrechten is. Wanneer zelfs Tony Blair Israël niet zover kan krijgen dat de import wordt toegestaan van apparatuur om te voorkomen dat 40 000 liter onbehandelde menselijke uitwerpselen de watervoorziening vergiftigt, is het tijd dat Europa handelt. Europese manschappen onder een nieuw mandaat zouden toezicht kunnen houden op de heropening van de grenzen en, ik vraag nu immers om uw steun, Europese landen kunnen overeenstemming bereiken op alle vlakken in de VN-Raad voor de mensenrechten van de VN om zo handhaving van internationale humanitaire rechten te proberen te bereiken. Wij kunnen, zoals vorige week nog werd voorgesteld door het Sloveense voorzitterschap bij onze Subcommissie mensenrechten, als Europa het initiatief nemen. We kunnen een evenwichtige tekst voorstellen die erkent dat zowel terroristische raketaanvallen als de collectieve straf van de blokkade de vierde Conventie van Genève schenden. Door dit te doen kunnen we in Genève eensgezindheid bereiken die een werkelijke verandering teweeg kan brengen voor de humanitaire crisis waar de inwoners van Gaza onder lijden.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, een kritische inspectie van de oude mechanismen en manieren van werken en de instelling van nieuwe praktijken hebben veel hoop gegeven dat de VN-Raad voor de mensenrechten in staat zal zijn om als een effectief orgaan te functioneren dat zich richt op hoe omgegaan wordt met schendingen van mensenrechten en maakt het mogelijk dat politieke situaties duidelijk binnen de bevoegdheid van de VN-organen vallen.
De geloofwaardigheid van de VN-Raad voor de mensenrechten is ook afhankelijk van de nieuwe mandaathouders voor de speciale procedure die in maart worden toegewezen. Het is enorm belangrijk dat expertise, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en objectiviteit de essentiële factoren zijn.
Zoals zovele anderen hier zou ik ook willen dat de beslissing van de VN-Raad voor de mensenrechten om de mandaten van de speciale rapporteurs voor Wit-Rusland en Cuba niet te vernieuwen, wordt heroverwogen. De lidstaten van de EU zouden ook moeten proberen om te garanderen dat het mandaat van de onafhankelijke deskundige voor de Democratische Republiek Congo wordt verlengd.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik wil de leden die deelnamen aan dit debat en hun meningen gaven bedanken, dit zal ongetwijfeld het voorzitterschap van de Raad helpen bij de voorbereidingen voor de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten.
Ik wil met name benadrukken dat ik het ten zeerste eens ben met de verklaring van mevrouw Andrikiené betreffende de noodzaak dat de Europese Unie zich eensgezind betoond en eensgezind spreekt bij de VN-Raad voor de mensenrechten.
Ik wil ook de aandacht richten op het feit dat het voorzitterschap ook hoopt op goede samenwerking met de delegatie van het Europees Parlement. Het belang van de rol van de Europese Unie bij het bevorderen en beschermen van de mensenrechten is onbetwistbaar, daarom zouden we de best mogelijke medewerking willen hebben van deze geachte vergadering.
Ik wil afsluiten door te zeggen dat de zevende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten zal beginnen met de vergadering van ministers, die namens het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zal worden toegesproken door de voorzitter van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, minister Dimitrij Rupel. Een aantal andere Hoge Vertegenwoordigers zullen deelnemen, misschien zelfs de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de voorzitter, de Europese Unie is een zeer belangrijk orgaan dat de juiste richting in moet slaan en de VN-Raad voor de mensenrechten die kant op moet sturen.
De Raad moet zichzelf nog bewijzen als een effectief mensenrechtenorgaan binnen de Verenigde Naties, zoveel is duidelijk. Zoals ik echter eerder al zei, is het te vroeg om een uiteindelijke beoordeling te maken. Dat te doen zou zeker in deze fase zelfs de toekomstige vorderingen in de weg kunnen staan. Daarom is het belangrijk dat de mensenrechtengemeenschap de VN-Raad voor de mensenrechten blijft ondersteunen, zij het met een kritische blik. In die geest ben ik verheugd dat een delegatie van het Europees Parlement een deel van de zevende zitting zal bijwonen om het werk uit eerste hand te beoordelen.
Ik denk net als mevrouw Andrikiené dat de Europese Unie ernaar moet streven om eensgezind te spreken over deze kwestie. Het stemgedrag van de EU-leden bij de Raad is zeer eenstemmig en hoe eenstemmiger zij zijn, hoe belangrijker onze stem zal zijn.
Wat betreft de criteria voor lidmaatschap is het tot dusver onmogelijk gebleken om dergelijke criteria op te stellen. De geloften op het gebied van mensenrechtentoezeggingen zullen echter belangrijke stappen zijn op weg naar meer verantwoordelijkheid voor de kandidaatlanden en zoals ik eerder heb gezegd, is dit een belangrijke stap.
Wat betreft de speciale procedures strijdt de EU actief voor het verlengen van bestaande mandaten en het vestigen van nieuwe waarvan we denken dat die nodig zijn.
Als laatste wil ik iets zeggen over Wit-Rusland en Cuba. Men kan kritiek hebben op de Raad voor het niet voortzetten van de mandaten voor deze landen, maar het was een compromis dat nodig was om vele andere mandaten voor landen en thema’s te redden die momenteel worden beoordeeld. Hetzelfde is bijvoorbeeld het geval in Soedan. Het is te betreuren dat het mandaat van de deskundigengroep voor Darfur verloren is gegaan, maar dit was helaas onvermijdelijk om dat van de speciale vertegenwoordiger voor Soedan te redden.
De Europese Unie zal soms dus om overeenstemming te bereiken bereid moeten zijn om moeilijke compromissen te sluiten. Maar, nogmaals, over het geheel genomen zijn we een zeer sterke drijvende kracht en orgaan op dit gebied, en we moeten doorgaan met zorgen dat de VN-Raad voor de mensenrechten werkt en in de juiste richting gaat. Het Europees Parlement is een zeer, zeer sterk hulpmiddel om ons op die weg te helpen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats op donderdag 21 februari 2008.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
11. Vragenuur (vragen aan de Raad)
De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur (B6-0010/2008).
Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.
Vraag nr. 1 van Manuel Medina Ortega (H-1042/07)
Betreft: Immigratie na de top EU-Afrika
Kan de Raad meedelen welke maatregelen hij denkt te nemen om uitvoering te geven aan de overeenkomsten inzake immigratie die op de recente top van Lissabon tussen de Europese Unie en de Afrikaanse landen zijn gesloten?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Op de top EU-Afrika die vorig jaar op 9 december in Lissabon werd gehouden, werd overeen gekomen om een strategisch partnerschap op te richten dat alle gebieden en kwesties van wederzijds belang zou omvatten.
Ik wil in het bijzonder uw aandacht richten op drie belangrijke documenten die op die top werden aangenomen: de verklaring van Lissabon, de gezamenlijke strategie EU-Afrika en het eerste actieplan daarvan. Dit eerste actieplan van de gezamenlijke strategie stelt een partnerschap in tussen Afrika en de Europese Unie voor de elkaar aanvullende onderwerpen van migratie, mobiliteit en werkgelegenheid.
Het partnerschap tussen Afrika en de Europese Unie op het gebied van migratie, mobiliteit en werkgelegenheid moet zorg dragen voor uitgebreide antwoorden op deze kwesties met het specifieke doel dat meer en betere banen worden gecreëerd voor Afrikanen en voor betere controle op migratie.
Op dit moment onderzoeken de bevoegde instanties van de Raad verdere maatregelen die moeten worden genomen op basis van de beslissingen van de top van Lissabon en op basis van de gezamenlijke strategie EU-Afrika en het eerste actieplan daarvan, waaronder het partnerschap op het gebied van immigratie.
Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, de vraag is wat voor soort maatregelen effectief genomen kunnen worden. De migratiedruk op Europa is immers nog steeds zeer hoog als gevolg van de verontrustende sociale en economische situatie in veel Afrikaanse landen.
De specifieke vraag die ik wilde stellen was of de Raad eigenlijk op dit moment een concreet plan heeft. De tijd verstrijkt immers en de situatie in Afrika wordt niet beter. Veel landen in Europa klagen in het bijzonder over ongecontroleerde immigratie en hoe de Europese instituten niet in staat zijn dit te beheersen.
Wat gebeurt er nu werkelijk op dit moment? Wat mogen we op korte termijn verwachten?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Medina Ortega, de problemen die u noemt zullen niet op korte termijn worden opgelost. De situatie in Afrika op het gebied van economische ontwikkeling, veiligheid en welstand van de bevolking is van dergelijke grootte dat het tijdsvlak voor de oplossing slechts lange termijn kan zijn.
Verlichting van migratiedruk op lange termijn kan alleen worden bereikt door verbeterde leefomstandigheden op het Afrikaanse continent. De top kon geen antwoord bieden op al deze kwesties en kon in het bijzonder geen snelle oplossingen bieden. Zoals ik heb genoemd, vond de top plaats in december en beginnen de debatten over de maatregelen die moeten worden genomen voor de implementatie van de overeenkomsten die op de top zijn bereikt nu pas.
Ik kan zeggen dat de top EU-Afrika een kader heeft gevormd voor alle gesprekken over migratiebeheer die zijn gevoerd op meerdere conferenties tussen Afrika en de Europese Unie. De top EU-Afrika voegt nu het Tripoli-proces, het Rabat-proces en alle andere processen samen. Dit is het eerste wat is bereikt, de samenvoeging van onze inspanningen.
Ik wil het essentiële kenmerk van het beleid van de Europese Unie op het gebied van immigratie met betrekking tot Afrika willen noemen. We streven primair naar een mondiale aanpak. Dit is een benadering die de strijd tegen illegale migratie, inspanningen om het beheer van legale migratie te verbeteren, preventie van mensenhandel, betere grenscontroles en, bovenal, ontwikkeling van landen waar dergelijke migratie vandaan komt omvat. Dit is de enige ontwikkeling die een oplossing op lange termijn zal betekenen voor de migratiedruk waar de Europese Unie mee wordt geconfronteerd. De andere maatregelen die ik reeds heb genoemd zijn op z’n best korte termijn oplossingen die het werkelijke probleem niet zullen uitroeien, het probleem dat uzelf hebt genoemd van de omstandigheden die gelden in de landen van herkomst. Dit is de wezenlijke sturende kracht achter migratie.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Ik verwelkom de manier waarop u hier naar het groter geheeld kijkt en onderscheid maakt tussen middellange- en lange termijn strategieën. U noemde dat er binnenkort een top komt. Bent u als fungerend Voorzitter van de Raad bereid om op te roepen tot een overeenkomst van de relevante staten in Afrika over het opnieuw binnen laten van illegale immigranten als voorwaarde voor positieve samenwerking, voor meer economische bijstand en meer andersoortige bijstand?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het beleid van de Raad voor de terugkeer van illegale immigranten is bekend. Het is een van de onderdelen van het migratiebeleid van de Europese Unie dat wordt geïmplementeerd met onze Afrikaanse partners.
Ontwikkelingshulp is ook een aspect van migratiebeleid, dat wil zeggen dat het in aanmerking moet worden genomen. Immigratiebleid moet ook vanuit dat oogpunt worden bekeken omdat dat het lange termijn probleem aanpakt van het creëren van betere omstandigheden in de landen waaruit de migratie ontstaat.
Eerlijk gezegd wil ik het niet hebben over de directe toepassing van voorwaarden voor ontwikkelingshulp in samenhang met deze aspecten. Het is echter onmiskenbaar het geval dat dit elementen zijn van het hele migratiebeleid die nog steeds in de toekomst gekoppeld en versterkt moeten worden.
Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Fungerend Voorzitter, als er één gebied is waarin men in Europa wil dat de Europese Unie de verantwoordelijkheid op zich neemt, dan is het wel het gebied van illegale immigratie en het algehele immigratiebeleid. Hoewel naar mijn mening het Parlement en de Commissie zeer actief zijn op dit gebied, ben ik niet zo zeker van de Raad. U zei dat iedereen weet wat de Raad doet op dit gebied. Ik wat hij doet, namelijk alles wat maar mogelijk is om de vorming van zeer belangrijke Europese jurisdicties te voorkomen. Dat doet de Raad nu al jaren. Ik zou graag willen weten waarom u zo optimistisch bent dat er ook maar iets zal veranderen en welke concrete maatregelen u neemt om verandering te brengen.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Dank u voor uw vraag. Ik kan het niet met u eens zijn dat de Raad passief is waar het om migratie gaat. In tegendeel, de Raad heeft recent, vooral vorig jaar, veel aandacht besteed aan migratie. Ik wil ook noemen dat de Europese Raad van plan is om de kwestie van migratie tijdens de decemberzitting dit jaar te bespreken. Dat betekent dat deze kwestie op het hoogste politieke niveau zal worden besproken.
Het migratieprobleem is een echt probleem voor de Europese Unie. Ik heb de oplossingen al genoemd en de richting aangegeven waar we moeten zoeken naar oplossingen. Ik zou om nog preciezer te zijn de verdere versterking van Frontex kunnen noemen. Dat is ook een van de gebieden waarbij de Raad is betrokken.
Het is belangrijk om de vraag naar migratie aan te pakken. We moeten migratiestromen beter beheren en de braindrain uit Afrika verminderen omdat dit de slechte omstandigheden in grote delen van het continent doet voortduren.
De Raad is betrokken bij het ontwikkelen van concepten voor mobiel partnerschap en cirkelmigratie en zet met dit doel zijn missies naar Afrikaanse landen voort. Ik wil noemen dat tijdens ons voorzitterschap er een missie zal zijn naar Nigeria en naar de Republiek Zuid-Afrika. De Raad is proactief en wil een bijdrage leveren.
Het is echter onmiskenbaar zo dat dit een onderwerp is dat valt in het kader van de derde pijler – een zaak van justitie en binnenlandse zaken – waar er in het verleden vaak lange procedures zijn geweest bij het zoeken naar consensus. Als het Verdrag van Lissabon is aangenomen en geïmplementeerd, zal dit een gebied zijn waar toekomstige besluitvorming gemakkelijker en sneller zal zijn.
De Voorzitter. − Vraag nr. 2 van Claude Moraes (H-1046/07)
Betreft: Financiering van regionale projecten na de uitbreiding
Welke oplossing heeft de Raad gevonden voor de herverdeling van de kredieten voor regionale projecten die noodzakelijk is geworden door de uitbreiding van de EU?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) In antwoord op de vraag van de heer Moraes wil ik zeggen dat het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer het financiële kader voor de Europese Unie en de 27 lidstaten heeft bepaald voor de periode tussen 2007 en 2013. Dit Interinstitutioneel Akkoord werd in mei aangenomen. In juli 2007 werd het wetgevingspakket op cohesiebeleid op basis van dat akkoord aangenomen. Er was kortom na de uitbreiding in januari 2007 geen noodzaak voor een herverdeling van middelen.
Claude Moraes (PSE). – (EN) U sprak over de bredere analyse van structurele fondsen, maar wellicht weet u dat Eurostat vorige week cijfers publiceerde die toonden wat de rijkste gebieden en steden in de Europese Unie zijn. Mijn eigen kiesdistrict Londen was hierbij inbegrepen, toch woon ik in een gedeelte van Londen dat geldt als een van de armste gebieden in West-Europa als het gaat om kinderarmoede enzovoort.
Mijn eigenlijke vraag aan u was of u rekening zult blijven houden met het feit dat zelfs in de rijkste gebieden, zoals Londen en Frankfurt, er nog steeds arme gedeeltes zijn die zijn achtergebleven, maar die niet achter moeten blijven alleen maar omdat we met rede de armste gedeelten van Europa helpen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Dank u voor deze aanvullende vraag. Ik denk dat ik nu de oorspronkelijke vraag over het effect van uitbreiding op regionale financiering beter begrijp, waar mijn antwoord op was dat een dergelijk effect niet bestaat omdat de middelen werden toegewezen voor de uitbreiding.
De aanvullende vraag is echter ook een redelijke vraag. De vraag is of dergelijke fenomenen moeten worden behandeld binnen het kader van regionaal beleid. Rijke regio’s moet wellicht toegestaan of verplicht worden om meer te doen om arme gedeeltes te elimineren. Dit is waarschijnlijk makkelijker te doen door rijke regio’s dan door regio's die minder welgesteld zijn.
We moeten kortom het concept van regionale politiek en regionale middelen in ogenschouw nemen binnen het kader van de Europese Unie. Dit maakt de realiteit van het probleem dat u hebt genoemd niet minder.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, minister, ik wil vragen of u informatie, enige cijfers, hebt om te tonen hoe de groei van het BNP is beïnvloed door de structurele ondersteuning die is gegeven aan nieuw toegetreden landen en misschien zelfs oudere lidstaten. Onderzoek dat werd uitgevoerd in mijn eigen land Letland heeft aangetoond dat het niet de structurele hulp was, maar de ontwikkeling van de enkele markt en de interne markt die een grote invloed had op de economische groei. Kunt u dergelijke cijfers geven? Dank u.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Nee, geacht lid, ik heb dergelijke cijfers niet bij mij. Ik kan echter wel twee dingen zeggen.
Ten eerste profiteren alle lidstaten, zowel oude als nieuwe en ieder ander die verbonden is met deze gezamenlijke markt hiervan. Daar bestaat geen twijfel over en het is te zien in het verslag van de Europese Commissie uit 2006 met de titel "De uitbreiding twee jaar later" waarin de gunstige effecten van de vergrote gemeenschappelijke markt en andere aspecten worden genoemd en geëvalueerd.
Wat betreft het Structureel Fonds is de situatie als volgt: Niet alleen het niveau van middelen voor een bepaald doel binnen het Structureel Fonds is belangrijk, maar ook de kwaliteit of toepassing van deze middelen. Daarom kan ik volhouden dat indien ze goed zijn toegepast, deze middelen bijdragen aan een hoger inkomen per hoofd van de bevolking in het betreffende land.
Jim Higgins (PPE-DE). – (EN) De minister heeft een zeer lange dag gehad. Ik zal dus slechts opperen dat vanuit het gezichtspunt van het Structureel Fonds en het Cohesiefonds, hij eens moet kijken naar het voorbeeld van Ierland. Daar hebben het Structureel Fonds en het Cohesiefonds een grote rol gespeeld in het veranderen van een derdewereld economie naar wat nu de "Keltische Tijger" wordt genoemd. Het toont de mogelijkheden aan. Drie van de vier poten onder de "Keltische Tijger" waren een resultaat van het Structureel Fonds, het Cohesiefonds en andere fondsen van de Europese Unie.
We wensen de nieuwe lidstaten het beste en wensen u succes bij uw voorzitterschap.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik zou slechts een opmerking willen maken. Ierland werd als voorbeeld genoemd. De heer Higgins heeft waarschijnlijk groot gelijk. Ierland is een modelvoorbeeld van hoe goede en effectieve toepassing van het Cohesie- en het Structureel Fonds bijdraagt aan snellere ontwikkeling.
Als ik Ierland een modelvoorbeeld noem, dan meen ik dat zeer serieus. Met andere woorden; veel landen, met name die zich in 2004 en 2007 bij de Europese Unie aansloten, doen hun uiterste best om de Ierse ervaringen en kennis over te nemen om het succes van Ierland te evenaren.
De Voorzitter. − Vraag nr. 3 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-1048/07)
Betreft: Flexizekerheid op de arbeidsmarkt
Welke maatregelen overweegt de Raad gedurende de komende periode voor het regelen van nog hangende kwesties in de arbeidsverhoudingen en ter ondersteuning van het idee van de flexizekerheid op de arbeidsmarkt?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De Commissie nam in december 2007 op basis van uitvoerige onderzoeken die door Europese instellingen en sociale partners zijn uigevoerd beslissingen over acht algemene principes in verband met "flexizekerheid". Deze principes werden ook bevestigd door de Europese Raad.
De Raad merkte bij deze beslissingen op dat de algemene principes zouden moeten bijdragen aan de implementatie van de nieuwe cyclus van de Lissabonstrategie. De Commissie heeft recentelijk een voorstel ingediend voor geïntegreerde richtlijnen voor 2008-2010. We mogen verwachten dat de Raad speciale aandacht geeft aan flexizekerheid in de debatten over dit voorstel die al zijn gestart.
De verantwoordelijkheid voor het implementeren van de geïntegreerde richtlijnen ligt bij de lidstaten. Er wordt verwacht dat bij het rapporteren aan de Raad en de Commissie over de implementatie van deze richtlijnen, zij zullen verwijzen naar hun verordeningen over flexizekerheid.
De Raad is van mening dat het nodig is om het bewustzijn van burgers te verhogen over beleid voor flexizekerheid en van het belang van dit beleid voor het vernieuwen van de economische en sociale modellen van Europa. Daarom heeft de Raad in haar besluit de Commissie opgeroepen om een openbaar initiatief op te starten om de relevante belangengroepen in de arbeidsmarkt in staat te stellen om de algemene principes gemakkelijker aan te nemen. De Raad heeft de Commissie ook gevraagd om hen regelmatig op de hoogte te houden over de betreffende maatregelen.
Wat betreft de twee belangrijke wetgevingsvoorstellen op het gebied van arbeidsomstandigheden; ik heb het over de richtlijn arbeidstijd en de richtlijn uitzendarbeid-betrekkingen, is het Sloveense voorzitterschap bereid om te blijven werken aan deze zaak. Met het oog op de moeilijkheden bij het bereiken van eensgezindheid onder de lidstaten, zijn we nog steeds verdere mogelijke procedures aan het onderzoeken met betrekking tot die wetgeving. We moeten hier noemen dat wat dit betreft Europa vele en verschillende tradities kent betreffende regels voor arbeidsomstandigheden. De lidstaten zijn er niettemin in geslaagd om relatief snel een overeenkomst te bereiken over de algemene principes van flexizekerheid, alhoewel ze waarschuwden dat deze principes moesten worden aangepast aan de specifieke omstandigheden in elke lidstaat.
Dit geeft allemaal aan dat de overeenkomst moeilijker te bereiken zal zijn als er wordt gezocht naar een oplossing in de vorm van bindende wetgeving die toepasbaar is op alle arbeidsmarkten in de Unie.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, de burgers van elke lidstaat – werkgevers en werknemers – staan wat betreft werkrelaties onder druk. In veel gevallen is dit zeker het gevolg van mondialisering, maar het wordt ook veroorzaakt door de open coördinatiemethode die de Europese Unie al jaren toepast.
Daarom brengen we bezwaar in tegen de voorstellen voor de hervorming van verzekeringssystemen en andere maatregelen die zijn gebaseerd op deze open coördinatiemethode.
Is de Raad van plan om structurele maatregelen voor te stellen om de werkrelaties op Europees niveau te verbeteren om de sterke oppositie en de protesten te verwijderen die we op televisie zien uit alle lidstaten?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Natuurlijk wil de Raad verdergaan en zijn inspanningen om omstandigheden op de arbeidsmarkt te verbeteren ontwikkelen. Er wordt vaak gezegd dat verhoogde flexibiliteit op de arbeidsmarkt verminderde sociale zekerheid betekent, maar dat is niet het geval. Dat is exact wat de essentie van het begrip flexizekerheid of zekere flexibiliteit is. De Raad is ervan overtuigd dat dit de enige juiste koers is in de context van mondialisering, waar veel kwesties bij inbegrepen zijn.
Niet alleen verhoogde flexibiliteit in de arbeidsmarkt is van belang, wat nooit ten nadele van de sociale zekerheid zou moeten zijn, er zijn vele andere maatregelen zoals levenslang leren, betere ontwikkeling van human resources en andere aspecten van flexizekerheid.
De Raad is kortom van plan om zijn activiteiten op dit vlak voort te zetten en dat zal een van de belangrijke kwesties zijn die in de maartzitting van de Europese Raad wordt besproken als onderdeel van de drijvende kracht voor de nieuwe fase van de Lissabonstrategie.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Zoals het woord flexizekerheid al suggereert, is het ideaal een combinatie van flexibiliteit en zekerheid. Vanmorgen was er een debat hierover en er was een suggestie uit het Parlement dat er een minimumloon zou moeten worden geïntroduceerd in lidstaten dat overeenstemt met hun minimale levensstandaarden. Wat zal het voorzitterschap doen om te garanderen dat het minimumloon werkelijk in de nabije toekomst zal worden gerealiseerd in individuele lidstaten?
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mag ik u vragen om iets meer uit te wijden over het punt dat u maakte toen u zei dat u wilt werken aan verhoging van bewustzijn en een publiek initiatief wilt over deze hele kwestie van flexizekerheid? Ik denk dat werknemers waarschijnlijk het "flexi"-gedeelte maar al te bekend voorkomt, maar dat ze minder duidelijkheid hebben over zekerheid in deze nieuwe werkwereld.
En, over de kwestie van minimumloon: ik kom uit een land met een minimumloon en ik vind dat we moeten zorgen dat iedereen een minimumloon krijgt.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ten eerste mijn antwoord aan de heer Pirker. Op dit moment bestaat er in de Raad geen overeenstemming, dat wil zeggen dat de Raad geen gemeenschappelijk standpunt heeft betreffende het minimumloon. Het voorzitterschap is dus wat dat betreft geen specifieke initiatieven van plan.
Ten tweede mijn antwoord op mevrouw McGuinness. Ik heb het voorstel van de Raad genoemd, het gaat hier om een beroep op de Commissie om een openbaar initiatief te starten om de acht algemene principes uit te leggen aan alle geïnteresseerde groepen in de arbeidsmarkt en het gemakkelijker te maken voor hen om deze principes die in december vorig jaar werden aangenomen, te accepteren.
Tegelijkertijd riep de Raad de Commissie op om hem op de hoogte te houden van de relevante maatregelen. De Raad vroeg de Commissie om op een bepaalde manier te handelen en we wachten nu op feedback van de Commissie.
De Voorzitter. − Vraag nr. 4 van Gay Mitchell (H-1050/07)
Betreft: EU-missie in Tsjaad
Gaat de Raad een verklaring afleggen over de EU-missie in Tsjaad, en in het bijzonder over de huidige veiligheidssituatie ter plaatse? Kan de Raad verzekeren dat de moeilijke missie in Tsjaad over alle noodzakelijke apparatuur beschikt? Hoe staat het met de coördinatie tussen de Raad en de VN met het oog op de langetermijnsituatie in de regio?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het proces van het vormen van de strijdkrachten voor de Europese missie naar Tsjaad, wat niet erg soepel verliep, werd op 11 januari van dit jaar afgerond in zoverre dat de commandant kon aanbevelen om de operatie te starten. Op 28 januari bevestigde de Raad het operatieplan, het zogenaamde "o-plan", en nam een besluit over de start daarvan aan.
Zoals we weten heeft de Ierse generaal Patrick Nash het bevel over de operatie. De strijdmacht bestaat uit 3 700 soldaten uit 14 lidstaten. Deze strijdkrachten zijn samengesteld, toegerust en getraind om hun missie naar tevredenheid onder moeilijke omstandigheden te voltooien. Hun regels over het gebruik van geweld zijn strikt en in overeenstemming met het mandaat uit hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties.
Zoals we weten, werd dat mandaat gegeven in resolutie 1778 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De operatie van de Europese Unie die bekend staat als de operatie EUFOR Tsjaad/Centraal-Afrikaanse Republiek, zal gedurende een jaar worden uitgevoerd vanaf de datum van verklaring van de eerste operationele gereedheid en zal neutraal en onpartijdig zijn.
Vanaf het begin werd de planning uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Verenigde Naties. Om transparantie, efficiency en de aanpassingsmogelijkheid van de maatregelen te garanderen, zijn passende samenwerkingsmechanismen ingesteld op alle niveaus in New York en Brussel, bij het operationeel hoofdkwartier in Parijs en ter plaatse.
Na recente gevechten tussen overheidstroepen en Tsjaadse rebellengroepen, is de situatie in Tsjaad nu stabieler. De opstelling van de EU-missie gaat door. We verwachten dat EUFOR de eerste operationele capaciteit half maart zal bereiken.
Ik wil enkele beslissingen noemen die de Raad bij de laatste zitting op maandag, eergisteren, heeft aangenomen. De Raad uitte zijn diepe zorg over de regionale afsplitsingen van het conflict in Darfur en pogingen om de regering van Tsjaad omver te werpen. Hij heeft de roep ondersteund van de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties om de soevereiniteit, nationale eenheid en territoriale integriteit van Tsjaad te respecteren.
De Raad noemde dat recente gebeurtenissen de noodzaak van het inzetten van de missie naar Oostelijk Tsjaad, waar het hun taak is om de veiligheid te verhogen, onderstreepten. De Raad benadrukte ook dat, in naleving van zijn mandaat de missie onpartijdig, neutraal en onafhankelijk zal zijn.
Ik wil afsluiten door toe te voegen dat de Raad de veiligheidssituatie in Tsjaad en West Darfur nauwgezet zal volgen op alle niveaus en ook de consequenties van deze situatie voor de EUFOR-missie zal inschatten.
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Fungerend Voorzitter, u hebt mijn vraag niet beantwoord. Deze was specifiek of u een verzekering kon geven dat de nodige materialen voor deze zware missie beschikbaar zijn. Wilt u alstublieft deze vraag beantwoorden en deze verzekering geven?
Zoals u zei staat de missie onder het bevel van een Ierse legerofficier, luitenant-generaal Nash en vanavond vertrekken 50 leden van de elite Ierse Army Rangers Dublin en ze zullen binnenkort worden gevolgd door veel meer Ierse troepen.
Zal er voldoende logistieke ondersteuning zijn? Hebben ze de medische diensten die ze nodig hebben en kunt u verzekeren, zoals ik in mijn vraag stel, dat alle nodige materialen voor deze zware missie beschikbaar zijn?
Ik wens de Irish Rangers en alle soldaten aldaar Gods zegen en bescherming toe bij hun moeilijke taak.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik wil benadrukken dat in principe het uitrusten van de eenheden de verantwoordelijkheid is van elke afzonderlijke lidstaat die eenheden naar een missie stuurt.
Geacht lid, u vraagt om garanties die de Raad niet kan geven omdat deze de verantwoordelijkheden zijn van elke individuele lidstaat. Ik kan slechts herhalen wat ik in de inleiding zei, namelijk dat het proces van het formeren van de strijdmacht succesvol is afgerond. Het was moeilijk, maar uiteindelijk is het in zoverre geslaagd dat de commandant van de missie heeft aanbevolen dat de missie van start kon gaan.
Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Ik geloof dat deze missie in principe een goed idee is, als dit maar professioneel wordt uitgevoerd, omdat dit precies datgene bereikt waar we het eerder in het migratiedebat over hadden, namelijk veiligheid bieden waar immigranten vandaan komen. Daarom kan ik eenvoudig niet begrijpen dat enkele hypocriete Oostenrijkse rechtse populisten tegen deze missie zijn. Waar ik mij echter nu al zorgen om maak, is dat het steeds weer een onderwerp van discussie is of, in het bijzonder, het Franse leger zich bij deze missie met neutraliteit naar de strijdende partijen zal gedragen. Ik wil graag weten wat voor informatie u hierover hebt en hoe u ervoor wilt zorgen dat de missie neutraal blijft naar alle strijdende partijen. Ik zou ook van de gelegenheid gebruik willen maken om de soldaten het allerbeste te wensen.
Colm Burke (PPE-DE). – (EN) Ik heb een vraag over contact met groepen die zich verzetten tegen de regering. Het gaat mij niet om rebellen, maar om andere groepen die oppositie tegen de regering voeren. Is er geprobeerd om aan onze kant te krijgen zodat we een meer gezamenlijke benadering krijgen voor de VN-missie die naar Tsjaad gaat of voor de missie van de Europese Unie die naar Tsjaad gaat?
Alle contact lijkt tot nu toe met de regering zelf te zijn geweest. Ik vraag me af of geen vooruitgang kan worden geboekt door mensen mee te krijgen die bij de oppositie horen, maar niet betrokken zijn bij rebellengroepen.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) In antwoord op de vraag over neutraliteit kan ik slechts zeggen dat de Raad op maandag, eergisteren, opnieuw besloot dat de eenheden van de EU in Tsjaad onpartijdig, neutraal en onafhankelijk zullen zijn. Naar mijn mening bevat dit het antwoord op de vraag over de neutraliteit van de individuele eenheden die bij deze operatie zijn betrokken. De hele operatie is neutraal, onpartijdig en onafhankelijk.
Dit is ook gedeeltelijk een antwoord op de aanvullende vraag die volgde. Dit is geen operatie om medestanders te vinden. Deze operatie zou op een onpartijdige en neutrale manier de veiligheid moeten garanderen in de regio waar de operatie naartoe wordt gestuurd. Er moet niet gezocht worden naar de een of andere medestander. Ik herhaal: het is een neutrale en onpartijdige operatie die als taak heeft om de veiligheid te garanderen in de regio die onder haar mandaat valt.
De Voorzitter. − Vraag nr. 5 van Colm Burke (H-1052/07)
Betreft: Myanmar
De heer Piero Fassino, de speciaal afgevaardigde van de EU voor Myanmar, heeft onder andere tot taak het werk van de VN in dat land te ondersteunen. Een belangrijke rol ten aanzien van Myanmar wordt verder gespeeld door de ASEAN, India en China. Hoe productief waren de recente ontmoetingen van de heer Fassino met vertegenwoordigers van China en andere landen?
Overeenkomstig de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen van 15 oktober 2007 heeft de Raad op 14 december 2007 bevestigd dat de EU (in het licht van de ontwikkelingen in Myanmar) overweegt de bestaande restrictieve maatregelen te herzien, te wijzigen of verder aan te scherpen. Aan welke verdere restrictieve maatregelen denkt de Raad hierbij (gezien het feit dat de geldende maatregelen niet echt veel impact lijken te hebben), en kan de Raad aangeven wanneer deze van kracht zouden worden?
Volgens de uitkomsten van een recente fact finding-missie van de NGO CSW naar de grens tussen Thailand en Myanmar lag het aantal door het Myanmarese leger gedode demonstranten (bij de vreedzame protesten in september) veel hoger dan de officiële cijfers aangaven. Monniken en burgers die Myanmar sinds september zijn ontvlucht, hebben de NGO CSW ooggetuigenverslagen verteld van het gewelddadige optreden van het regime tegen de pro-democratiebeweging. De NGO CSW denkt dat er bij de protesten misschien wel honderden doden zijn gevallen, en ook de gedwongen tewerkstellingen en verkrachtingen in de gebieden met minderheden gaan gewoon door. Wat is de reactie van de Raad op deze informatie? Volgens de Raad is de EU vastberaden het volk van Myanmar verder te blijven helpen op het pad naar democratie, veiligheid en voorspoed. Hoe denkt de Raad die vastberadenheid in concreto in te vullen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik wil om te beginnen noemen dat Javier Solana, de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, op 6 november vorig jaar een speciale gezant voor Birma/Myanmar benoemde om het belang te onderstrepen dat de Europese Unie hecht aan democratische verandering, verzoening, verbetering van de mensenrechtensituatie en de ontwikkeling van het land.
Onder dit mandaat heeft de speciale gezant, de heer Fassino, om een bespreking gevraagd met de bijzonder adviseur van de Verenigde Naties, de heer Gambari, en hij heeft ook de belangrijkste partners van de Europese Unie geraadpleegd.
De speciale gezant heeft in de marge van de EU-ASEAN top in november vorig jaar de vertegenwoordiger van de ASEAN-landen ontmoet. Vorig jaar in december ging hij ook op zijn eerste missie naar China. Hij heeft de vertegenwoordigers van Birma en haar buurlanden ontmoet in Rome. Tijdens bezoeken aan de Verenigde Naties in Genève en New York zal hij ook hun vertegenwoordigers in Brussel ontmoeten.
Deze beraadslagingen en politieke en diplomatieke contacten die onze speciale vertegenwoordiger heeft gemaakt, zullen in de komende maanden doorgaan. Er zal bijzondere aandacht worden gegeven aan de bemiddeling door de Verenigde Naties en de "Groep vrienden" van de Verenigde Naties.
Bij de zitting op maandag verwelkomde de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen het werk van de speciale gezant, de heer Fassino, in het coördineren van de diplomatieke inspanningen van de Europese Unie en haar Aziatische partners en herbevestigde zijn rol in het ondersteunen en propageren van de missie van de Verenigde Naties.
Ik zou te berde willen brengen dat de Europese Unie enige tijd geleden een algemeen gemeenschappelijk standpunt heeft aangenomen die een wapenembargo op Birma omvat en reisbeperkingen en het bevriezen van tegoeden voor een groot aantal Birmese burgers die verbonden zijn met het leger en de overheid.
In november 2007 nam de Raad striktere sancties aan om de bestaande maatregelen te bekrachtigen en om nieuwe maatregelen in te stellen, in het bijzonder maatregelen die zich richten op winningsactiviteiten. Zoals verwacht zal de Raad het effect, de efficiency, de politieke stabiliteit en de praktische toepasbaarheid van mogelijke verdere beperkingen bestuderen.
De Raad ontvangt en onderzoekt informatie van zijn partners en vele vertegenwoordigers in gouvernementele organisaties over hun ervaring met de striktere sancties.
De Raad heeft gemerkt dat enkele lidstaten van de Europese Unie en de Commissie recentelijk de hulp aan Birma en Birmese vluchtelingen in naburige landen hebben verhoogd. De Europese Unie zou bereid zijn om extra hulp te garanderen naar Birma/Myanmar. Om die reden roept de Unie de Birmese overheid op om verdere maatregelen te nemen om het land te democratiseren en nationale verzoening te bereiken.
De officiële aankondiging van een referendum over de grondwet dat in mei dit jaar plaats zou moeten vinden en, in het bijzonder, van verkiezingen met verschillende partijen in 2010 is naar de mening van de Raad een stap in de juiste richting.
Colm Burke (PPE-DE). – (EN) Dit is slechts een vervolg op uw antwoord op deze zeer ingewikkelde zaak dat ik zeer waardeer.
Ik wilde slechts twee gerelateerde kwesties noemen. Ten eerste werd op 14 februari de secretaris-generaal van de KNU in zijn huis in Thailand vermoord. Ik begrijp dat Christian Solidarity Worldwide hem twee dagen daarvoor bezocht. Welke druk hebben we op Thailand gelegd om deze moord te onderzoeken? Ik begrijp dat de opdracht tot de moord van het regime in Birma kwam.
Ten tweede begrijp ik dat vluchtelingen die naar Maleisië vluchten zeer slecht zijn behandeld. Enkele vluchtelingen bevielen zelfs terwijl ze in hechtenis waren genomen of in de gevangenis waren. Welke druk hebben wij zowel Thailand als Maleisië opgelegd als het gaat om deze kwesties?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De Raad heeft deze kwestie niet besproken met betrekking tot Thailand of Maleisië. Ik zal uw vraag doorgeven aan de Raad.
De Voorzitter. − Vraag nr. 6 van Jim Higgins (H-1056/07)
Betreft: Democratische beweging in Birma
Kan de Raad na de recente, brute onderdrukking van de vreedzame straatprotesten in Birma meedelen welke maatregelen hij neemt om ervoor te zorgen dat de democratische activisten worden beschermd en dat de militaire junta toewerkt naar een vreedzame en spoedige overgang naar een open democratie, en of hij stappen heeft ondernomen gericht op de terugkeer van de personen die in Birma zijn verdwenen, waaronder monniken waarvan de verblijfplaats sinds de meest recente protesten onbekend is?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Zoals ik in het vorige antwoord noemde, volgt de Raad de situatie in Birma/Myanmar nauwgezet en ontvangt verslagen uit verschillende bronnen.
De EU heeft samen met andere landen gereageerd op de demonstraties in afgelopen augustus en september en op de geweldadige onderdrukking van die vreedzame demonstraties met het duidelijke doel om de solidariteit met het volk van Birma duidelijk te maken. De EU heeft ook sterkere restrictieve maatregelen aangenomen die gericht zijn op diegenen die verantwoordelijk zijn voor geweld en de algemene politieke impasse en omstandigheden in het land. Zoals eerder genoemd, hebben sommige lidstaten en de Commissie, vanwege de moeilijke leefomstandigheden van de bevolking en vanwege het grote aantal vluchtelingen, de hulp aan Birma en de Birmese vluchtelingen in naburige landen verhoogd.
De Europese Unie was bovendien een van de drijvende krachten achter het ontstaan van de vergadering van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in oktober 2007 in Genève. Sérgio Pinheiro, de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor mensenrechten, werd daar gemachtigd om Birma/Myanmar te bezoeken en onderzoek te doen naar de geweldadige onderdrukking van de demonstraties in september en de vermeende moorden en verdwijningen na deze gebeurtenissen.
De Europese Unie ondersteunt de aanbevelingen van professor Pinheiro in zijn verslag uit december volledig en roep de overheid van Birma regelmatig op om deze te implementeren. De EU heeft de Birmese overheid op vele momenten benaderd. De EU probeert ook om vergaderingen met Birma/Myanmar bij multilaterale fora te gebruiken om de overheid op te roepen om een alomvattend en algemeen proces te starten van verzoening en politieke vernieuwing. De EU roept ook op om de beperkingen die aan Aung San Suu Kyi zijn opgelegd te elimineren, om politieke gevangenen te bevrijden en om toegang voor internationale organisaties te verbeteren, met name voor het Internationale Comité van het Rode Kruis.
De EU heeft deze adviezen aan de buren van Birma voorgelegd en de urgente noodzaak om de situatie in dat land te verbeteren benadrukt. Zoals ik heb genoemd, heeft de aankondiging van een referendum over de grondwet en verkiezingen met verschillende partijen in 2010 enige hoop gegeven.
Jim Higgins (PPE-DE). ― (GA) Mijnheer de Voorzitter ik verwelkom het antwoord van de fungerend voorzitter van de Raad. Hij noemde in antwoord op de vraag van mijn collega Colm de Búrca dat hij wenst dat Birma democratischer wordt.
Wat dat betreft zou ik een vraag willen stellen over de nieuwe grondwet. Het klopt toch dat dit document werd samengesteld zonder de betrokkenheid van Aung San Suu Kyi, de leider van de belangrijkste oppositiepartij? Dat is absoluut niet toereikend.
En is het ook niet zonneklaar dat het leger en de strijdkrachten een vaste greep op de macht zullen houden of deze zullen beheersen?
Een andere belangrijke vraag: Zal er enige vorm van onafhankelijk toezicht zijn vanuit de EU of de Verenigde Naties wat betreft het referendum en de grondwet?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik moet nog een antwoord ontvangen op de vraag of onafhankelijk toezicht van het referendum dat voor mei is gepland is gegarandeerd. Op dit moment hebben we slechts de aankondiging dat het referendum zal plaatsvinden. Zoals ik al zei is de Raad van mening dat dit een stap in de juiste richting is. Uw vraag is natuurlijk ter zake en zal worden doorgestuurd aan de Raad.
Om het eerste deel van uw vraag te beantwoorden: de Europese Unie dringt erop aan dat de oppositie en etnische groepen bij het democratiseringsproces in dat land betrokken moeten zijn. Alleen op die manier is er hoop op nationale verzoeking en een langdurige stabiliteit in dat land.
De Voorzitter. − Vraag nr. 7 van Mairead McGuinness (H-1054/07)
Betreft: Richtlijn voor audiovisuele mediadiensten
Is de Raad van mening dat Richtlijn 97/36/EG(1) inzake audiovisuele mediadiensten gelijke tred kan houden met de evolutie van de audiovisuele technologie en reclame?
Gelooft de Raad dat het volstaat verleners van mediadiensten te vragen gedragscodes tegenover kinderen te ontwikkelen, om de bijzondere belangen van kinderen te kunnen vrijwaren - bijvoorbeeld om tot kinderen gerichte reclame voor junkfood te verhinderen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Mevrouw McGuinness weet waarschijnlijk al dat de Raad en het Europees Parlement op 11 december vorig jaar een richtlijn hebben aangenomen om de richtlijn televisie zonder grenzen aan te passen en het te hernoemen tot de richtlijn audiovisuele mediadiensten.
De eerste overweging van de nieuwe aangepaste richtlijn verklaart dat het nodig is om de richtlijn aan te passen vanwege de ontwikkeling van nieuwe technologieën en hun impact op bedrijfsmodellen, in het bijzonder het financieren van commerciële uitzendingen. Het doel van de nieuwe richtlijn is om antwoorden te vinden op deze technologische veranderingen door nieuwe technologisch neutrale op terminologie gebaseerde definities te introduceren. Dit maakt het mogelijk dat de definities niet alleen voor de huidige diensten worden gebruikt, maar ook voor diensten die nog ontwikkeld moeten worden zoals audiovisuele mediadiensten en op aanvraag beschikbare diensten. Om aan deze toekomstige ontvankelijkheid te voldoen, denken we dat de richtlijn die de audiovisuele sector regelt enkele jaren geldig zal zijn.
Volgend op deze richtlijn en niet later dan 19 december 2011 en elke drie jaar daarna, moet de Commissie een verslag voorbereiden over de toepassing van de richtlijn en, indien nodig, verdere voorstellen maken voor de aanpassing, vooral betreffende nieuwe technologische ontwikkelingen.
Wat betreft reclame voor ongezond voedsel voor kinderen, zijn het Europees Parlement en de Raad het eens dat deze kwestie het meest effectief kan worden behandeld als de providers van audiovisuele mediadiensten gedragscodes zouden ontwikkelen. Met dit doel bevat het tweede lid van artikel 3(e) van de aangepaste richtlijn een vereiste dat alle lidstaten en de Commissie leveranciers van mediadiensten aanmoedigen om dergelijke codes ontwikkelen.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) U hebt een zeer volledig antwoord gegeven op het eerste deel van mijn vraag en daarvoor dank ik u.
Wat betreft het tweede deel: ik denk dat we een gedragscode nodig hebben die effectief is. We hebben namelijk veel gedragscodes op papier, maar die zijn niet effectief. Ik zou u willen vragen om misschien een verklaring te doen betreft het beoordelen van gedragscodes en als we zien dat deze niet werken, dat we dan harder optreden? Ik denk dat dat wel eens nodig zou kunnen zijn.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het wezen van een gedragscode is precies dat het door de providers zelf wordt ontwikkeld. Het is echter duidelijk dat zowel de Raad als de Commissie niet tevreden zullen zijn wanneer de codes ontoereikend zijn en niet aan de behoefte voldoen. Daarom is mijn antwoord op uw vraag in wezen dat de Raad en de Commissie tenminste moeten volharden totdat de providers effectieve gedragscodes hebben ontwikkeld.
Jim Allister (NI). – (EN) Fungerend voorzitter, mag ik u wijzen op een andere zaak die te maken heeft met de bescherming van kinderen in de mediacontext, in het bijzonder met de stijgende en alarmerende zelfmoordcijfers in Europa, niet in het minst in mijn kiesdistrict, in gedachten? Het gaat hierom: wat kan de Raad doen betreffende overduidelijk misbruik van direct beschikbaar advies over het plegen van zelfmoord, in het bijzonder via internetdiensten? Ik heb vandaag informatie van zo’n site gedownload dat meerdere adviezen gaf over het plegen van zelfmoord.
Het is behoorlijk ontstellend. Zelfs als men naar Wikipedia gaat is daar informatie te vinden over het plegen van zelfmoord. Zal de Raad dit aan de orde stellen in de context van kinderbescherming, in het bijzonder wat betreft de media?
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijn vraag heeft te maken met het telecommunicatiepakket dat is gepresenteerd door de Commissie. Daarbij ontstaan nieuwe mogelijkheden voor televisie als gevolg van de digitale verdeling, d.w.z. door het gebruik van het digitale spectrum van frequentieverdeling. Denkt u dat het nodig is om de richtlijn televisie aan te passen op basis van de nieuwe technische verordeningen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Wat betreft het probleem waar de heer Allister op wees en de zaken die veroordeeld zouden moeten worden en waar actie nodig is, wil ik noemen dat, zelfs voordat de richtlijn werd aangepast, deze al een verbod op reclame bevatte voor iets dat schadelijk is voor de gezondheid. Het verbood ook boodschappen die fysieke of morele schade bij minderjarigen kunnen veroorzaken. Ik denk dat die omschrijvingen ook de genoemde gevallen omvatten. Ik wil ook zeggen dat het amendement van de richtlijn afgelopen december werd gepubliceerd en dat de lidstaten twee jaar hebben om het in te lijven in hun interne wet.
Wat betreft het "telecom"-pakket, vind ik het moeilijk om de vraag te beantwoorden waar een uitgebreidere analyse van de noodzaak voor veranderingen voor nodig is. Deze vraag is echter reeds besproken. Het wetgevingspakket betreffende telecommunicatie wordt op dit moment bediscussieerd. Uw vraag wordt doorgestuurd aan de Raad. Ik twijfel er niet aan dat als er een wijziging ingediend moet worden, dat zal gebeuren.
De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Hiermee is het vragenuur beëindigd.
Sajjad Karim (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de diensten bedanken voor de zeer snelle reactie op de informatie die ik hen stuurde om accuraat mijn werkelijke stemintentie op te nemen. Dat is nu gedaan. Daarom zou ik via u mijn dank willen doorsturen dat ze zo efficiënt hebben gehandeld. De openbare verslagen tonen nu mijn werkelijke stemintentie. Hartelijk dank.
(De vergadering wordt om 19.05 onderbroken en om 21.00 uur hervat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (2007/2156(INI)) van mevrouw Castex, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken over de demografische toekomst van Europa.
Françoise Castex, rapporteur. − (FR) Mijnheer de voorzitter, commissaris, dames en heren, het debat dat we deze avond voortzetten begon meerdere jaren geleden binnen deze muren. Het debat is niet afgelopen als dit verslag wordt aangenomen. Het verslag laat nog enkele vragen onbeantwoord en we zullen daar ongetwijfeld in de toekomst op terug moeten komen. Ik zou in elk geval de Commissie willen bedanken voor de kwaliteit van haar mededeling die het debat heeft verrijkt en in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken hebben we ervan geprofiteerd.
In mijn verslag zet ik de gevolgen van demografische verandering uiteen, d.w.z. de afname van de actieve bevolking, het groeiende aantal oudere mensen en de demografische onevenwichtigheid tussen verschillende regio's in Europa. Wil dit zeggen dat het onmogelijk is om op de oorzaken te reageren? Ik zou u er eerst aan willen herinneren dat we in de 20e eeuw twee enorm grote veranderingen hebben gezien.
Ten eerste kregen vrouwen op gelijke voet met mannen toegang tot onderwijs en training. Ten tweede kregen vrouwen zeggenschap over hun voortplanting middels contraceptie. Dit zijn twee factoren van vrouwelijke emancipatie. Ze geven grote en hoop ik onomkeerbare vooruitgang voor de mensheid weer.
Om echter alle informatie bij de hand te hebben voor analyse, moeten er ook twee andere dingen worden bijgevoegd. Alle onderzoeken tonen aan dat Europese burgers meer kinderen zouden willen hebben dan ze in feite hebben en ten tweede dat in lidstaten waar de arbeidsparticipatiegraad van vrouwen hoog is, het geboortecijfer ook hoog is. Een actief arbeidsleven weerhoudt mensen er dus niet van om kinderen te krijgen, als het arbeidsleven en gezinsleven maar verenigbaar is voor iedereen, zowel mannen als vrouwen. Er valt in alle lidstaten nog steeds een hoop vooruitgang te boeken op dit gebied.
Tijdens onze discussies kwam een ander punt naar boven, een punt waar niemand het mee oneens is. Economische onzekerheid en angst voor de toekomst zijn belangrijke factoren in de daling van het geboortecijfer. Als het moeilijk is om de toekomst te voorzien, aarzelen mensen om kinderen te krijgen. Dit is een belangrijk punt en ik denk dat de daling in geboortecijfers die in de Europese Unie te zien is vanuit dit oogpunt een serieuze waarschuwing is. Om vertrouwen in de toekomst weer terug te krijgen, moeten de werkzekerheid en de leefomstandigheden van onze burgers worden hersteld. Genoeg over de oorzaken, wat valt er over de gevolgen te zeggen?
Het belangrijkste gevolg is een afname van de actieve bevolking, deze neemt af van 331 miljoen in 2010 naar ongeveer 268 miljoen in 2050. Hoe kunnen we de groei en concurrentiepositie van Europa behouden met een uiterst kleine actieve bevolking? Dit, commissaris, is waar de ondertitel van de mededeling "probleem of uitdaging" werkelijk betekenis en werkelijke kracht krijgt. Europa heeft op dit moment nog steeds zeer hoge werkeloosheid en de marge voor vooruitgang bij werk voor vrouwen, jongeren en ouderen, voor wie de arbeidsparticipatie vanaf de leeftijd van 52-55 jaar dramatisch daalt, blijft groot.
Is de werkelijke mogelijkheid van deze demografische uitdaging niet dat het nu eindelijk realistisch, haalbaar en nodig is om geen werkeloosheid te hebben? Om dit te bereiken moeten we een oprechte beheersvisie voor human resources en een echt beleid voor levenslange training invoeren. Ik zeg expres levenslang, omdat dit ook geldt voor werknemers van over de 50 die naast andere soorten discriminatie op het werk ook te maken hebben met discriminatie op gebied van training en promotie.
In mijn verslag breng ik het concept van de actieve levenscyclus naar voren om het belang te benadrukken van een actief leven van ongeveer 40 jaar (hoewel het aan de lidstaten is om hierover te beslissen). Een actief leven van een persoon met voortdurend werken, trainen, opnieuw kwalificeren en potentiële pormotie van het begin tot het einde. Voordat we overwegen om de leeftijd voor pensioen te verhogen, is het nodig om te zorgen dat iedereen onder die leeftijd kan werken, hun talenten en professionele ervaring kan benutten.
Omdat er een wettelijke pensioensleeftijd is, is het mogelijk dat mensen kunnen overwegen om daar overheen te gaan, afhankelijk van de regelingen die in elke lidstaat zijn bepaald in overeenstemming met de gewoonten op het gebied van dialoog en raadpleging. Wat dit betreft blijft het debat open.
Het laatste punt dat ik snel wil noemen is natuurlijk het gebruik van immigratie. Er wordt veel gesproken over immigratie als oplossing van de daling in de actieve bevolking, maar immigratie zorgt, zoals u weet, ook voor veel spanningen. Daarom raad ik een heldere en weloverwogen benadering voor deze kwestie aan. Immigratie is geen nieuw fenomeen in de Europese Unie. Met een positieve balans van twee miljoen immigranten per jaar – een cijfer dat al jaren stabiel is - draagt legale immigratie bij aan de samenstelling van de actieve bevolking van de Europese Unie. Op dezelfde manier draag immigratie bij aan de samenstelling van de Europese samenleving.
We moeten deze stroom van immigranten houden en een legale status garanderen in onze lidstaten voor diegenen die we verwelkomen, in het bijzonder door illegale immigratie en exploitatie van illegale werknemers te bestrijden. Ons beleid moet geleid worden door het menselijk aspect van immigratie. Gezinshereniging zou dus niet moeten verdwijnen uit onze richtlijnen.
In een voorlopige conclusie op deze presentatie zou ik in herinnering willen brengen dat achter deze zaken (de gemiddelde geboortecijfers, de leeftijdspiramides en de ratio's), de kwesties liggen van geboorte, moederschap, de plek van vrouwen in de samenleving, de zorg die we geven aan onze ouderen en de manier waarop we onze levens willen afsluiten. Daarom is dit debat zeer interessant en bezield en ik wil ook alle schaduwrapporteurs bedanken dat ze hier net zo veel interesse in hebben getoond als ik.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil de leden van het Europees Parlement en bovenal de rapporteur Françoise Castex bedanken voor haar informatieve verslag over de mededeling van de Commissie over de demografische toekomst van Europa. Ik ben vooral tevreden dat naast de Commissie werkgelegenheid er vier andere parlementaire commissies bij dit verslag betrokken waren: de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie regionale ontwikkeling. Dit geeft de lidstaten duidelijk een krachtiger politiek signaal en geeft het belang aan van de huidige demografische kwesties in Europa.
De analyse van de belangrijkste demografische kwesties van het Europees Parlement komt voor een groot deel overeen met de conclusies van het verslag van de Commissie uit 2007. Beiden komen tot de conclusies dat vergrijzing en afnemende geboortecijfers het resultaat zijn van sociale en economische ontwikkelingen. Het Parlement en de Commissie delen bovendien de mening dat het mogelijk is om constructief en succesvol op deze fenomenen te reageren. Demografische veranderingen bieden niet alleen serieuze uitdagingen, maar ook nieuwe kansen. Dit verslag maakt echter duidelijk dat het belangrijk is om nu zowel op de uitdagingen als de kansen te reageren.
Het is bemoedigend om te zien dat de politieke reactie en de maatregelen die in het verslag worden weergegeven min of meer overeenkomen met de voorstellen van de Commissie. Het gezinsbeleid is de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten. Zoals het verslag echter terecht opmerkt, speelt de Europese Unie ook een rol. De herziene Lissabonstrategie biedt een kader voor het moderniseren van gezinsbeleid door ondersteuning voor gelijke kansen en vooral door ondersteuning voor initiatieven die een betere balans tussen werk en leven tot doel hebben. Wat dit betreft zijn we verheugd over de nieuwe Europese alliantie voor het Gezin. Deze werd bij de vergadering van de Europese Raad in de lente van 2007 opgericht. Deze alliantie biedt een extra platform op EU-niveau voor het uitwisselen van ervaringen tussen lidstaten.
Het verslag benadrukt ook terecht de veranderende relatie tussen de werkende en niet werkende sectoren en benadrukt dat de lidstaten alle mogelijke maatregelen moeten nemen om met toekomstige tekorten van werknemers op de arbeidsmarkt om te gaan. Ze moeten allereerst de participatie van jongeren, vrouwen en ouderen op de arbeidsmarkt vergroten. Er zijn een aantal specifieke stappen die kunnen en moeten worden genomen.
Dames en heren, ik wil migratie nogmaals kort noemen omdat het zo'n belangrijk en gevoelig onderwerp is. Het is vrij duidelijk dat emigratie en immigratie deel uitmaken van de Europese geschiedenis en de Europese levenswijze. Het is essentieel om integratie vanaf het begin te ondersteunen in plaats van migratie slechts te zien als een kwestie van veiligheid of toezicht. Migratie is onderdeel van onze Europese levenswijze en heeft voor het grootste deel voor ons allemaal positieve en noodzakelijke effecten.
Tot slot zou ik iets willen zeggen over de kwestie van onvruchtbaarheid. Het verslag van het Europees Parlement richt de aandacht op de toename in onvruchtbaarheid bij stellen. We weten dat er puur medische fenomenen of oorzaken voor dit probleem zijn, maar het houdt ook duidelijk verband met sociale omstandigheden, in het bijzonder stellen die het starten van een gezin uitstellen. Ik wil slechts herhalen dat we deze kwestie op een samenhangende en allesomvattende manier moeten benaderen, niet slechts vanuit een medisch oogpunt.
Dames en heren er is een lange lijst van mensen die wachten om aan het debat deel te nemen, ik rond mijn bijdrage dus af en ik kijk uit naar de discussie die zal volgen.
Bilyana Ilieva Raeva, rapporteur voor advies van de Commissie van de Commissie economische en monetaire zaken − (BG) Beste commissaris, beste Voorzitter, het algemene demografische beeld van Europa is zeer alarmerend. Volgens de voorspellingen van Eurostat zal de bevolking in het leeftijdssegment van 15 tot 64 jaar na 2010 met een miljoen personen per jaar afnemen. Deze trend wordt door twee factoren veroorzaakt.
De levensverwachting in alle lidstaten van de EU blijft toenemen, dit is een zeer positieve ontwikkeling die het resultaat is van de goede levenskwaliteit in de Gemeenschap. Het is echter een alarmerend gegeven dat tegelijkertijd de geboortecijfers zeer laag zijn wat leidt tot een toenemende vergrijzing.
Deze situatie zorgt voor de vermindering van het aandeel mensen in het actieve leeftijdssegment en de vermindering in arbeidsproductiviteit. Het demografische probleem bedreigt de stabiliteit van de Europese economie, het Europees sociaal model en ook de solidariteit tussen generaties.
In deze context beveel ik het initiatief van de Europese Commissie voor ontwikkeling van een algemene Europese demografische strategie aan als de enige adequate manier om deze mondiale uitdaging te beantwoorden.
De Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement legt de nadruk op de economische middelen die mogelijkheden geven om de demografische situatie in de Europese Unie te verbeteren.
De voorgestelde teksten wijzen op verschillende belangrijke actiemogelijkheden, waaronder: ontwikkeling van duurzame en evenwichtige openbare financiën; bevordering van financiële instrumenten met gegarandeerde transparantie en veiligheid; gebruik van belastingconcessies voor bedrijven die oudere werknemers aannemen; versnelling van de het liberaliseringsproces van de arbeidsmarkt of versnelling van interne migratie (ik citeer commissaris Spidla) in de vergrote EU zelfs nog voor 2014; stimuleren van werk voor jonge mensen en diegenen met gezinsverantwoordelijkheid door innovatieve werkschema’s zoals ploegendienst, parttime werken en levenslang leren.
De nadruk ligt erop dat de lidstaten aan hun verplichtingen onder het Stabiliteits- en groeipact moeten voldoen als een manier om demografische uitdagingen op te lossen. De tekst bevat ook enkele flexibelere mechanismen voor vrijwillige retentie van mensen die ouder zijn dan de minimale pensioensleeftijd volgens de formule "salaris en pensioen".
Het hoofdpunt is dat als we de demografische uitdagingen aan willen gaan, we ondersteuning moeten bieden aan het instellen van mechanismen die flexibele arbeidsvormen mogelijk maken en we de vrijwillige voortzetting van actief leven na de minimale pensioensleeftijd moeten aanmoedigen.
Elisabeth Schroedter, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de gevolgen van demografische veranderingen zijn zeer uiteenlopend. Terwijl de buitenwijken van Parijs steeds weer worden opgeschud door de sociale onrust die wordt veroorzaakt door het hoge migratieniveau, slinken de regio’s rondom Brandenburg waar ik vandaan kom. Daar verhuizen mensen en vergrijst de bevolking veel sneller.
De vergrijzende samenleving legt een last op overheidsbegrotingen, met te betalen sociale uitkeringen. De strategie van Lissabon heeft tot doel om deze te verminderen. Als we echter kijken naar de werkelijke oorzaken van demografische veranderingen, vraag ik me af of deze vermindering niet tegengesteld zal werken aan de strategie van Lissabon. De Commissie maakt het vrij gemakkelijk om vrouwen de schuld te geven van de vergrijzing van de samenleving omdat zij niet genoeg kinderen krijgen, maar de werkelijke reden zijn politieke factoren van nu en uit het verleden.
Ik zou slechts drie van de punten die deze onevenwichtigheid in de samenleving hebben veroorzaakt aan de orde willen stellen. Het eerste punt is dat analyses laten zien dat mensen in feite wel kinderen willen hebben, maar dat ouders – niet slechts vrouwen – geen kinderen hebben omdat niet aan de randvoorwaarden wordt voldaan; omdat ze geen sociale zekerheid hebben, omdat het – zoals al is gezegd - moeilijker is voor ouders om werk te vinden en omdat carrière en gezin niet zijn te combineren.
De oplossing hiervoor zou een volledig nieuw model zijn wat betreft het evenwicht tussen werk en leven. De oplossing zou zijn om de tijd voor gezin en carrière gelijk te verdelen tussen de seksen, de Europese Stichting ter verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden in Dublin heeft hierover uitstekend onderzoek uitgevoerd. Het is ook essentieel dat kinderen niet worden gezien als kleine veroorzakers van armoede, zoals het geval is in veel lidstaten.
Kinderen leveren voor het beleid van lidstaten duurzaamheid op voor het systeem van sociale zekerheid. Hoewel dit een impopulaire kostenpost is, zou het demografische verandering weer op gelijke voet brengen.
Een interessant onderzoek dat werd uitgevoerd in de regio waar ik vandaan kom illustreert het tweede aspect. In dit onderzoek werd vastgesteld dat jonge vrouwen niet uit het gebied vertrokken vanwege de problemen met het combineren van werk en gezin, maar vanwege de enorme discriminatie die begon zodra ze school verlieten. Ze zijn de beste mensen, de beste in de klas, de afgestudeerden met de hoogste cijfers, toch krijgen ze plekken aangeboden op cursussen van lagere kwaliteit en krijgen ze minder mogelijkheden om promotie te maken. Dit betekent dus dat de Europese Unie werkelijk effectief kan zijn op het gebied waar zij echt expertise heeft; op het gebied van gender mainstreaming (gelijke kansen voor mannen en vrouwen) om discriminatie te bestrijden door verbeteringen te introduceren aan de wetgeving en in het bijzonder door druk uit te oefenen op lidstaten om wetgeving te implementeren zodat alles eindelijk in gang wordt gezet.
Ten derde zou ik als rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling terug willen komen op het onderwerp van regio’s met een krimpend aantal inwoners. In ons advies staan wij kritisch tegenover de manier waarop de overheidsdiensten van staten nog steeds grote barrières opwerpen voor effectieve betrokkenheid van burgers en voor de ontwikkeling van innovatie en creativiteit. Hierdoor staan ze plannen voor succesvolle regionale ontwikkeling in de weg.
Tegelijkertijd is er een trend waarbij politieke leiders regio’s afschrijven, om zich ervan af te trekken en te stellen dat de staat de verantwoordelijkheid heeft voor de basisbehoeften. Ze worden gewoonweg opgegeven. Dit is voor Europa geen oplossing omdat de geschiedenis leert het op de lange termijn en generaties later zeer duur zal worden. Het is in feite de taak van de autoriteiten om de stimulans vanuit de burgermaatschappij op te pakken en daarmee samen te werken om de regio’s uit dit dilemma te helpen.
In dit verband roep ik de Europese Commissie vooral op om inbreng vanuit de burgermaatschappij mee te nemen en om de burgermaatschappij te stimuleren leiding te geven aan uitwisseling van ervaring tussen regio's waar dingen goed gaan en het onderstrepen van goede voorbeelden van beproefde praktijken. Dit zijn concrete oplossingen waarbij de Europese Commissie actief kan zijn zonder steeds vrouwen verantwoordelijk te houden voor demografische verandering.
Magda Kósáné Kovács, rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. − (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. We zijn al decennnia lang aan het leren dat klimaatverandering en milieuvervuiling onze toekomst bedreigen. De top van Hampton Court heeft nog een proces onder onze aandacht gebracht dat riskant wordt: Europa wordt oud.
Uitgaand van de verantwoordelijkheid die zij voelt op dit gebied, heeft de Commissie burgerlijke vrijheden drie aanbevelingen gedaan aan de rapporteur en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over zaken die met burgerrechten te maken hebben. Ik wil hen graag danken voor het bestuderen en in acht nemen van onze aanbevelingen.
Het eerste gebied betreft steun voor gezinnen en kinderen. Wetgeving betreffende stelsels om het gezin te steunen valt onder de nationale jurisdictie; toch is het op zich nemen van verplichtingen ten opzichte van gezinnen met kinderen ook een morele kwestie en een belangrijk deel van de Europese waarden. Gelijke kansen voor gezinnen met en zonder kinderen zijn buitengewoon belangrijk voor de Gemeenschap. De basis voor het veiligstellen van de rechten van kinderen is echter de verantwoordelijkheid die toekomstige generaties zouden moeten nemen voor de wereld buiten het gezin.
Na een analyse van legale en illegale vormen van migratie heeft de Commissie burgerlijke vrijheden de aandacht gevestigd op het feit dat de noden van een verouderende maatschappij en van de arbeidsmarkt een consequent, complex migratiebeleid vereisen. We zijn zeer verheugd dat het verslag hier in detail op in gaat.
In het jaar van de culturele verscheidenheid zou ik willen toevoegen dat er volgens experts en de wetenschap een direct verband zou kunnen zijn tussen migratie en het tempo van de bevolkingsgroei, aangezien het grote aantal kinderen in immigrantengezinnen van de tweede generatie aan het dalen is, terwijl de aanwezigheid van immigranten de wens van de oorspronkelijke bevolking kinderen te krijgen kan doen veranderen.
In laatste instantie kan discriminatie van ouderen en oudere werknemers mensen die niet jong zijn ervan weerhouden op de arbeidsmarkt te blijven. Ik zou willen benadrukken dat zij niet gedwongen kunnen worden langer door te werken; ze moeten een echte keuzemogelijkheid hebben en daarvoor is een leven lang leren noodzakelijk. Vertrouwdheid met moderne communicatietechnologie vergroot hun kansen op het vinden van werk en opent vensters op de wereld van oudere mensen wereldwijd.
In haar advies heeft de Commissie burgerlijke vrijheden de Commissie herhaaldelijk gevraagd een aanbeveling te doen inzake een algemene antidiscriminatierichtlijn en wij hopen dat dit verslag het proces zal versnellen. Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Karin Resetarits, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ja, waarom krijgen wij vrouwen eigenlijk minder kinderen? De veelheid aan redenen en voorgestelde politieke oplossingen is te vinden in het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Mijn collega mevrouw Castex heeft het bijna allemaal al met succes in haar verslag verwerkt. Dank u wel, mevrouw Castex.
Hoe kunnen we vrouwen dus helpen bij het vervullen van hun kinderwens? Ten eerste: gelijk salaris voor gelijke arbeid! Dat is de enige manier om ervoor te zorgen dat beide ouders evenveel inspraak hebben wanneer ze besluiten wie er ouderschapsverlof neemt na de geboorte van een kind.
Ten tweede: beide ouders zijn even verantwoordelijk voor het opvoeden van hun kinderen. We hebben de hulp van de vaders nodig. Zonder de steun van de vader van mijn vier kinderen zou ik hier niet kunnen werken.
Ten derde: werkgevers moeten hun werknemers de mogelijkheid bieden ouderschapsverlof te nemen, zo nodig met steun van de staat. Een land dat kinderen wil, moet kinderen tot het middelpunt van zijn beleid maken.
Ten vierde hebben we eersteklas kinderopvang en een kindvriendelijke omgeving nodig, ongeacht het inkomen van de ouders. Iedereen die het daar niet mee eens is, verdient het niet kinderen te horen lachen.
De Voorzitter. − Hartelijk dank. Mag ik u ook namens alle vaders bedanken voor deze toespraak?
Wij zullen de discussie voortzetten; in dit onderdeel zal de discussie namens de fracties geopend worden door de heer Fatuzzo namens de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten. Drie minuten, als u zo vriendelijk wilt zijn.
Carlo Fatuzzo, namens de PPE-DE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het doet mij veel genoegen bij deze gelegenheid het woord te voeren, om te beginnen om de voorzitter van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, Jan Andersson, te complimenteren met het presenteren van dit initiatiefverslag van de commissie, zo briljant en hartstochtelijk door mevrouw Castex opgesteld in een reeks raadplegingen, met deelname van alle commissieleden – sommigen op een bijzondere manier. Na negen jaar als lid van het EP zou ik ook willen zeggen: eindelijk hebben we een verslag in het Parlement dat het over gepensioneerden en ouderen heeft! Het gaat zelfs uitgebreid over ze. Morgenochtend zal ik u in mijn stemverklaring vertellen hoe vaak de woorden “gepensioneerde” en “oudere” in dit verslag voorkomen.
Het gaat natuurlijk ook over andere dingen, over het geboortecijfer, over kinderen en over bevordering van vaardigheden, maar ik wil dit benadrukken, mijnheer de Voorzitter: waarom praten we nu eindelijk over ouderen? Ik ben ervan overtuigd dat dat komt doordat alle regeringen zeer bezorgd zijn omdat het hebben van zo veel ouderen tegenover zo weinig werknemers betekent dat de kosten voor pensioenen, de kosten voor gezondheidszorg veel hoger zullen worden dan voorheen.
Kijk maar eens terug naar hoe het was, twintig jaar geleden, tien jaar, dertig jaar, vijftig jaar: niemand vond het nodig te bedenken dat ouderen hulp nodig hadden, dat ouderen steun nodig hadden, dat mensen met bejaarde ouders meer verlof nodig hadden dan voorheen. We beginnen nu te praten over pensioenregelingen en we beginnen te zeggen dat er meer kinderen moeten komen en dat moeders meer hulp moeten krijgen. Was eerst dit cataclysme nodig, dat door een van de voorgaande sprekers met de klimaatverandering werd vergeleken?
Uit het slechte, mijnheer de Voorzitter, komt naar mijn overtuiging het goede voort, want wat ik in dit verslag zie, juich ik van harte toe. Eindelijk toont Europa, in de persoon van het Europees Parlement, ons hoe we echt een staat kunnen zijn. Ik hoop dat de lidstaten dit voorbeeld volgen.
Jan Andersson, namens de PSE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil beginnen met een dankwoord aan de rapporteur, die een ontzettend goed fundament heeft gelegd, maar er ook in geslaagd is uitstekend leiding te geven aan de onderhandelingen tussen de verschillende fracties.
Zoals iemand eerder zei, is dit een grote uitdaging. Geen bedreiging, maar een uitdaging voor de Europese Unie. Ik zal me proberen te houden aan de drie hoofdgebieden die de structuur vormen van het verslag van de rapporteur.
Ten eerste het geboortecijfer. We hebben te lage geboortecijfers in Europa en ik deel de mening dat dit voor een groot deel te wijten is aan inadequate politieke besluitvorming. Het houdt verband met mannen en vrouwen nu die aan de arbeidsmarkt willen deelnemen en daar nodig zijn, maar tegelijkertijd ouders willen worden. We moeten deze combinatie aanmoedigen in de lidstaten, zodat ouders, zowel mannen als vrouwen – ik zeg het met klem – hun werkende leven en ouderschap kunnen combineren. Het houdt verband met compensatie voor het ouderschap, gebaseerd op het principe van inkomstenderving, gerelateerd aan de loopbaan, op hoog niveau, zodat mensen thuis kunnen blijven zonder daar financieel onder te lijden.
Ten tweede moeten we goede kinderopvang uitbreiden. We hebben nog een lange weg te gaan. We hebben doelen, maar weinig lidstaten halen op dit moment de doelen voor de uitbreiding van kinderopvang.
Vervolgens gaat het om oudere mensen op de arbeidsmarkt. Het is een paradox dat we later beginnen aan het werkende leven en het eerder verlaten. We moeten omstandigheden scheppen met uiteenlopende maatregelen betreffende gezondheid en veiligheid op het werk, de mogelijkheid van verdere opleiding en flexibele oplossingen in het grijze gebied tussen carrière en pensioen, teneinde het ouderen mogelijk te maken te blijven werken.
Tot slot: migratie. We hebben in onze samenleving mensen nodig die uit andere delen van de wereld komen, als we onze welvaartssamenleving willen ontwikkelen en handhaven. Daarom moeten we een integratiebeleid ontwikkelen waardoor ze in onze samenleving worden geïntegreerd en niet buitengesloten. Dat beleid moeten we steunen, want er is geen conflict met onze welvaartssamenleving. Integendeel, het is een voorwaarde om haar te ontwikkelen.
Elizabeth Lynne, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een moeilijk verslag geweest. Er was helaas heel weinig tijd om compromissen te sluiten of voor een echt debat over sommige onderwerpen – vandaar het grote aantal amendementen.
Niettemin ben ik blij met veel elementen van wat we wel hebben, zoals de noodzaak om de kwestie van misbruik van ouderen aan te pakken. Er moet meer worden gedaan, dringend, om een eind te maken aan de fysieke, financiële, emotionele en andere vormen van misbruik waar oudere mensen regelmatig onder lijden. Volgens de recentste schatting ligt het aantal oudere mensen dat slachtoffer is geweest van misbruik boven de 10 procent – een verbijsterend aantal. Daarom verwelkom ik de intentie van de Commissie een mededeling over dit onderwerp naar voren te brengen. Maar we moeten meer doen. Lidstaten moeten zich ook inspannen voor het garanderen van onafhankelijkheid, gratis persoonlijke zorg, levenslang leren en vrijwaring van discriminatie op de werkvloer voor alle oudere mensen. Dat houdt uiteraard een complete implementatie in van de Werkgelegenheidsrichtlijn uit 2000, waarop daarna wordt voortgebouwd.
We moeten ons inspannen om een eind te maken aan het op de arbeidsvuilnisbelt gooien van werknemers, of dat nu met 50, 55 of 65 jaar is. Een willekeurige leeftijd van wettelijk pensioen moet worden afgeschaft en er moet een wettelijke pensioenleeftijd komen die wordt ingesteld op het niveau van de lidstaten. Er is een heel duidelijk verschil tussen die twee dingen. Individuen hebben de keuze te stoppen met werken en hun pensioen te ontvangen, of door te gaan met werken en ofwel hun pensioen te ontvangen ofwel het uit te stellen totdat ze willen stoppen met werken. Helaas is het me niet gelukt hierover consensus tot stand te brengen en daardoor staat het niet in het verslag, maar ik ben van mening dat de lidstaten moeten worden aangemoedigd hiernaar te kijken voor de toekomst.
Ik heb namens mijn fractie een aantal amendementen voorgesteld, waarvan ik hoop dat andere Parlementsleden ze zullen willen steunen; maar de meeste onderwerpen die in dit verslag aan de orde komen, horen thuis in het domein van de lidstaten. Er is natuurlijk nog wel heel veel wat we kunnen doen waar het om uitwisseling van de beste aanpak gaat.
Jan Tadeusz Masiel, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, zoals de rapporteur terecht opmerkt, hangt de demografische situatie af van de natuurlijk bevolkingsgroei, de gemiddelde levensduur en migratiestromen. Ik zou een vierde consoliderend element in deze dynamiek willen toevoegen in de vorm van relaties tussen mensen en de politieke wil die deze beïnvloedt.
De mens is een bijzonder veeleisend en lastig dier, dat zich niet gewoon voortplant wanneer het goede moment daar is, maar daarnaast geschikte omstandigheden vereist om zich voort te planten. De twintigste eeuw en in het bijzonder de jaren na de Tweede Wereldoorlog vervulden de mensheid niet bepaald met optimisme en de wens zich voort te planten. Het leek erop dat de wereld de mens niet voldoende interessant scheen om hem aan te zetten tot het voortbrengen van kinderen.
Nu is de tijd gekomen, nu we de oorzaken begrijpen van het pessimistische demografische beeld van Europa’s toekomst, om te beginnen met het rechtzetten van de situatie. Immigratie, zoals blijkt uit het verslag, is geen adequate oplossing voor het probleem. Bovenal moeten we aantrekkelijke omstandigheden voor Europeanen scheppen, die een stimulans bieden om de natuurlijke groei nieuw leven in te blazen. Ik steun alle oplossingen die in het verslag worden voorgesteld en ik zou er twee willen benadrukken.
Er moet royale zorg zoals we die nooit eerder hebben gegeven, naar het gezin gaan en vooral naar vrouwen, die niet alleen hun tijd aan het moederschap wijden maar ook voor zieke en bejaarde familieleden zorgen. Dit werk vraagt om een speciale beroepsstatus, gekoppeld aan beloning. Verder moet ieder kind een gegarandeerde plaats in een kinderdagverblijf en peuterspeelzaal krijgen nadat de moeder weer aan het werk is gegaan.
Ten slotte: demografie is een probleem dat onder andere politiek is, en wij zijn politici: wij verkeren in de positie om deze slechte stand van zaken te verbeteren.
Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Het is waar dat er demografische veranderingen in de bevolking van de EU-lidstaten zijn die belangrijk zijn om rekening mee te houden. Maar in de gemaakte analyse is het niet voldoende te zeggen dat er een dalend geboortecijfer is en dat de bevolking vergrijst. De analyse moet verder gevoerd worden door naar oorzaken te zoeken en maatregelen aan te wijzen die de voortgang van de mensheid en alles wat de beschaving tot zover heeft bereikt, niet in gevaar brengen.
We moeten dus geen afbreuk doen aan de vooruitgang die is bereikt door het toepassen van de vorderingen in de wetenschap om de leefomstandigheden van de mensen te verbeteren als het gaat om preventieve geneeskunde, betere gezondheidszorg, voeding en huisvesting, kortere arbeidstijd en steun voor moeders, vaders en kinderen – dit alles heeft geleid tot regelmatige toename van de levensverwachting.
Het bestaan van overheidsbeleid op fundamentele sociale terreinen, met name algemeen toegankelijke publieke voorzieningen, vooral op het gebied van gezondheid en onderwijs, heeft een doorslaggevende bijdrage geleverd. Het feit dat de door werknemers behaalde resultaten op het gebied van organisatie en arbeidstijd, verbeterde gezondheids- en veiligheidsomstandigheden op de werkvloer en vooruitgang wat betreft pauzes en vakanties, adequate lonen en baanzekerheid in de wetgeving zijn verankerd, is ook van groot belang geweest.
Het steeds neoliberalere beleid echter, wiens voornaamste instrumenten de strategie van Lissabon, het Stabiliteitspact en de richtsnoeren van de Europese Centrale Bank zijn, heeft geleid tot de liberalisering en privatisering van publieke voorzieningen en een toenemende arbeidsonzekerheid waar vooral vrouwen onder lijden. Het omhooggaan van de pensioenleeftijd maakt het nog moeilijker voor jonge mensen om werk te vinden waar rechten aan verbonden zijn, en algemene toegang tot publieke voorzieningen en goede huisvesting is ook moeilijker geworden.
Al deze factoren hebben de neiging het geboortecijfer omlaag te brengen. Daarom moeten we dringend het beleid veranderen. Daarom moeten we de strategie van Lissabon vervangen door een Europese strategie voor solidariteit en duurzame ontwikkeling die nieuwe horizonten voor Europa opent van behoorlijke banen met rechten, met name voor vrouwen en jonge mensen, verkorte werktijd zonder dat het loon verlaagd wordt, betere salarissen, een eind aan discriminatie, vooral de loondiscriminatie van vrouwen, meer economische en sociale cohesie, adequate bescherming en publieke en universele sociale zekerheid, om een betere kwaliteit van leven en meer sociale rechtvaardigheid te garanderen.
Vandaar dat het dringend is meer, betere en betaalbare faciliteiten voor opvang van kinderen en hulpbehoevenden te scheppen en publiek voorschools onderwijs algemeen kostenloos beschikbaar te stellen, zodat goede werkomstandigheden worden bevorderd die het mogelijk maken werk en gezinsleven met elkaar te verzoenen. Dit vereist op zijn beurt een stabiele baan en werktijden en respect voor de maatschappelijke rol van moeders en vaders.
Daarom is het ook noodzakelijk een ruimer budget toe te wijzen aan minder ontwikkelde landen en daarom moeten alle lidstaten ook dringend het VN-verdrag inzake gezinshereniging van arbeidsmigranten ratificeren en toepassen.
Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een verslag over voorbereiding op demografische verandering. Betekent dat dat we de moed opgeven en ons neerleggen bij de onheilsvoorspelling in het Groenboek van 2005?
Toen dat Groenboek uitkwam, zagen we het als een uitdaging om te veranderen. We wilden onder andere een manier vinden om vrouwen in staat te stellen het aantal kinderen te krijgen dat ze zeiden te willen. Gooien we nu de handdoek in de ring?
Onze wens het geboortecijfer te doen stijgen wordt ondermijnd door ons beleid. Onze concurrentiestrategie is gebaseerd op toenemend consumentisme. Maar consumentisme kan mensen ervan weerhouden kinderen te nemen. Het consumentisme leert ons zelfzuchtig te zijn. Kijk maar naar de advertenties: verwen uzelf, u kunt alles hebben, koop!
Voor de meeste mensen is het krijgen van kinderen en het stichten van een gezin het tegendeel daarvan. Het vereist een onbaatzuchtige instelling, delen en anderen voor laten gaan. Terwijl we consument worden, vragen we in toenemende mate: kunnen we ons een kind veroorloven? En we wegen de kosten van een kind af tegen de kosten van hogerop komen of een sociaal leven of een auto of een huis of een vakantie. Het kind legt het vaak af doordat de ouders ofwel “Nee, bedankt” zeggen ofwel “Nog niet”.
En uiteraard moeten we onvruchtbaarheid bestrijden. Maar met meer dan 4 miljoen abortussen per jaar in Europa kunnen we niet echt zeggen dat ons dalende geboortecijfer in eerste instantie over onvruchtbaarheid gaat.
Ik vroeg mijn stagiair dit verslag te lezen en zij maakte een interessante opmerking: waar zijn de mannen? Als we het willen hebben over gendergelijkheid en demografie, moeten we het hebben over gelijke en complete verantwoordelijkheid van beide genders voor het grootbrengen van kinderen. Om vele geldige redenen was het noodzakelijk de vrouwenzaak te benadrukken. Maar zijn we zo ver gegaan dat we de mannen aan de zijlijn hebben gezet? Een kind opvoeden is een enorme taak. Hoewel we alle mogelijke hulp aan single moeders en hun kinderen moeten geven, is de staat op zijn best een armzalig surrogaat voor een liefhebbende, ondersteunende en – als ik het mag zeggen – beschermende vader.
Veel vrouwen willen niet aan het moederschap beginnen zonder een betrokken vader. Zekerheid is belangrijk bij het moederschap, maar financiële zekerheid is niet het hele verhaal. We moeten een emotionele omgeving stimuleren die het krijgen van kinderen aanmoedigt. Onze cultuur moet mannen aanmoedigen hun verantwoordelijkheid te nemen.
Bovenal gaat het krijgen van kinderen over onze intiemste relaties; daarom zal meer en meer kinderopvang – ook al is het nuttig om vrouwen de werkvloer op te krijgen – niet helpen om het geboortecijfer te doen stijgen. Om onze demografische crisis te bezweren moeten we de fundamentele integriteit van menselijke relaties herstellen. We moeten vertrouwen, geduld, trouw en liefde koesteren. Alleen in zo’n sfeer kunnen mannen en vrouwen zich gelukkig en veilig genoeg voelen om een gezin te stichten en met echte steun voor dat gezin en het gezinsleven zullen we een toename van het aantal geboorten zien, en nieuwe vitaliteit in Europa bovendien.
Thomas Mann (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie staat voor ongekende demografische veranderingen. In 2030 zullen we meer dan 20 miljoen mensen in de werkende leeftijd moeten missen. Twee werkende mensen zullen moeten betalen voor één gepensioneerde. Het goede nieuws is dat mensen langer zullen leven; de ouderen van nu zijn gezonder dan voorgaande generaties. Het slechte nieuws is dat de jongere generatie te gering in aantal is en dit zal dramatische gevolgen hebben voor stadsplanning, het bouwen van huizen, het onderwijssysteem en de manier waarop het werk wordt georganiseerd.
We hebben een gezinsvriendelijker omgeving in onze lidstaten nodig, meer keuze in kinderopvang, meer kinderdagverblijven op het werk, betere mogelijkheden om gezin en werk te combineren, grotere participatie van vrouwen aan de werkende wereld, meer deeltijdwerk voor ouders en zekerheid dat men na het opvoeden van het kind weer aan het werk kan. Bovenal hebben we stabiele loopbaanontwikkelingsmogelijkheden en voldoende inkomen nodig, omdat deze dingen het mensen gemakkelijker maken kinderen te willen.
We hebben ook een beduidend grotere investering in mensen nodig om het algemene opleidingsniveau en het niveau van specialistische training te verhogen. Van programma’s voor een leven lang leren horen niet alleen jongeren, maar ook ouderen te profiteren, die veel langer zullen willen blijven werken en die een stevige werklast aankunnen, veel vaardigheden hebben en zeer gemotiveerd zijn.
We moeten niet te veel verwachten van het initiatiefverslag van mevrouw Castex. De wettelijke status van sociale voorzieningen in het algemeen belang blijft controversieel. Wij zijn tegen een kaderrichtlijn of bindende voorschriften voor de hele EU. Bovendien moeten bedrijfspensioenen die op vrijwillige basis zijn ingesteld, niet belast worden met extra verplichtingen, zoals criteria die verband houden met gezinsbeleid. Dit is een kwestie van sociale zekerheid, een kwestie van belastingen en derhalve een typische zaak voor de lidstaten.
Met deze overwegingen en de amendementen die de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten heeft voorgesteld, is het verslag substantiëler geworden. Met dit verslag in de hand kunnen we een voldoende brede discussie houden over de gevolgen van de dramatische demografische veranderingen.
Alejandro Cercas (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dank u wel dat u dit zeer belangwekkende debat bijwoont. Ik zou ook mevrouw Castex willen danken dat zij dit verslag heeft gemaakt en ons in staat stelt dieper op de materie in te gaan in een discussie die ons veel verder helpt.
In een land als het mijne, Spanje, dat een demografische crisis doormaakt die zo mogelijk erger is dan het gemiddelde in de Europese Unie, zijn een dergelijke mededeling van de Commissie en een dergelijk debat erg nuttig, omdat dit een diepgeworteld, structureel probleem is en geen kortetermijnsituatie en deze dingen het probleem boven het nationale politieke debat uit tillen en veel breder maken, met meer mogelijkheden voor analyse en respons.
Zoals de commissaris al zei, staan we inderdaad voor een probleem, maar we hebben ook een kans. Die kans zou zich moeten voordoen bij het aanpakken van dit probleem, niet alleen in zijn gevolgen – dat er meer ouderen in Europa zijn, dat Europa vergrijst – maar ook in zijn oorzaken.
We moeten voorkomen dat Europa vergrijst, want we zullen niet kunnen voorkomen dat er meer oude mensen komen: wetenschap en geneeskunde hebben ons op dit punt gebracht en men zal vooruitgang blijven boeken. Het probleem is, zoals andere Parlementsleden al hebben gezegd, dat we geboortepolitiek, bevolkingspolitiek en kinderen nodig hebben in Europa – dat is wat we nodig hebben. We moeten ons op alle terreinen inspannen, maar wel in de wetenschap dat dit een serieus en ingewikkeld probleem is dat we aan volgende generaties zullen doorgeven als we nu niet de fundamenten voor de oplossing leggen.
Ik behoor tot degenen die vinden dat Europa’s sociale model niet het probleem is, maar dat het juist de oplossing zou kunnen zijn.
De vergrijzing van Europa en het lage geboortecijfer in Europa zouden nog ernstiger zijn zonder ons sociale systeem. Andere samenlevingen, zoals China, waar ze iets zeer vergelijkbaars gaan meemaken, zullen een nog hogere prijs dan wij betalen voor het gebrek aan efficiënte, intelligente en rationele sociale modellen.
Want het probleem, kort gezegd, zal zijn dat verandering onvermijdelijk is en we zullen moeten veranderen. Ons sociale systeem kan zijn technieken veranderen zonder zijn waarden te veranderen. Ik denk dat dit de fundamentele kwesties zijn: solidariteit, het verzoenen van het gezinsleven en het werkende leven (om gezinnen nieuwe kansen te geven om nieuwe generaties voort te brengen), het verwelkomen van immigranten, niet als een last, niet als iets negatiefs voor onze samenlevingen, maar als een fenomeen dat, als we het kunnen integreren, ons opnieuw zal helpen dit probleem aan te pakken. Ten slotte moet er een serieuze discussie komen over de rol van vrouwen in onze samenleving, een discussie die zoals altijd gevoerd moet worden in het licht van de solidariteit.
(Applaus)
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Commissaris, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het gemiddelde geboortecijfer in Europa is op het moment 1,5, maar dit betekent dat er geen bevolkingsgroei is. De lidstaten hebben de situatie bestudeerd en hun onderzoeken tonen aan dat mensen gemiddeld twee of drie kinderen zouden willen. Het is duidelijk dat de wensen van mensen en de werkelijkheid niet met elkaar overeenkomen.
Dit is de 21e eeuw en vrouwen nemen al heel lang geen genoegen meer met de rol van huisvrouw en kinderverzorgster. Ze hebben een opleiding, ze willen werken en carrière maken, het inkomen uit werk dat ze krijgen zorgt voor een betere levensstandaard voor hun gezin. Maar we moeten het geboortecijfer kunnen beïnvloeden en een situatie kunnen creëren waarin het aantal kinderen dat een gezin wil, werkelijkheid wordt. Onze gezinnen hebben een gevoel van zekerheid nodig dat de geboorte van een kind geen loopbaan zal verwoesten; met andere woorden, er moet een betere balans komen tussen werk en gezinsleven, zowel voor moeders als voor vaders.
Ouders willen een gevoel van zekerheid hebben dat ze ervoor kunnen zorgen dat hun kinderen goed onderwijs krijgen en de vaardigheden om te gaan doen wat ze willen doen, met materiële steun van de staat indien nodig. Zonder dit gevoel van zekerheid krijgen mensen geen kinderen. Immigratie als middel om de bevolking te doen groeien is een naïeve weg om in te slaan. Het is maar een partiële aanpak op de korte termijn. We moeten meer aandacht besteden aan vernieuwing, niet aan immigratie.
De tijd is te kort om nu over alle factoren te spreken, maar ik zou willen beklemtonen dat de demografische situatie grotendeels afhangt van een spectrum aan besluiten en wettelijke regels op gebieden die zich uitstrekken van arbeids- en gezinsrecht tot milieurecht en nationale veiligheid. Tot slot zou ik mevrouw Castex willen danken voor haar belangrijke verslag, dat blijk geeft van veel vrouwelijk inlevingsvermogen.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerpresolutie vestigt opnieuw de aandacht op de demografische dreiging waar Europa het hoofd aan moet bieden. Verantwoordelijkheid voor de toekomst van ons continent en voor zijn sociale en economische ontwikkeling vereist dat deze kwestie speciale aandacht krijgt. Een geboortecijfer van 1,5 gemiddeld is te laag. Om alleen maar vervanging van generaties te garanderen moet dit cijfer hoger zijn dan 2,15.
Het bevorderen van modelgezinnen met weinig of geen kinderen, omstandigheden van het gezinsleven die geen behoorlijke en stabiele economische situatie garanderen (ten gevolge van het effect van de werkloosheid en de ongunstigere arbeidsvoorwaarden, vooral waar het gaat om de duur van de arbeidsbetrekking) en het straffen van vrouwen voor het moederschap door middel van pensioenstelsels hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de dreigingen die zich nu voordoen. De vergrijzing van de maatschappij – die in belangrijke mate voortkomt uit het overigens positieve verschijnsel van de langere menselijke levensduur, maar ook uit de verslechterende verhouding tussen het aantal mensen dat betaald werk heeft en het aantal gepensioneerden – brengt pensioenstelsels in grote financiële problemen. Onder deze omstandigheden moet er actie ondernomen worden om verandering tot stand te brengen.
Ik deel echter niet de mening die in het verslag naar voren komt, dat dit probleem voor ons zal worden opgelost door migratiestromen. Onderzoeken die in Polen zijn uitgevoerd door het Instituut voor Markteconomie geven aan dat de stijging van bevolkingsaantallen die met deze methode wordt bereikt, slechts 2 tot 3 procent zal bedragen, met andere woorden: veel te klein zal zijn. Ook geeft deze methode aanleiding tot sociale problemen, zoals we op het moment zien in Denemarken, Frankrijk en Duitsland. Integratieprocessen hebben veel tijd nodig.
Ik zou uw aandacht op dit punt ook willen vestigen op de suggesties die het verslag doet met betrekking tot rechten voor gezinnen van economische migranten. De amendementen die ik heb voorgesteld, zijn het resultaat van gebrek aan precisie over de vraag of hier het gezin wordt bedoeld in de zin van de wet van het geboorteland van de emigrant, of van het land dat de emigrant opneemt. Ik maak me vooral zorgen om potentiële polygamie en de wettelijke en economische consequenties die daaruit voortkomen als aan deze gezinnen sociale voorzieningen ter beschikking worden gesteld. Ik zou ook graag...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het woord “integratie” komt in dit verslag 24 keer voor. Bij de voorgestelde integratie van immigranten op kosten van de nationale belastingbetaler is vergeten met één belangrijk aspect rekening te houden, namelijk godsdienst en beschaving. Militante secularisten van socialistische origine vermijden dit onderwerp, hoewel de moslimpopulatie welig tiert.
In 2025 kan of zal één van de drie mensen in West-Europa moslim zijn. De aartsbisschop van Canterbury heeft onlangs gesuggereerd dat Europa de sharia zou moeten invoeren – de Voorzitter en het establishment van dit Parlement zouden dat waarschijnlijk “multiculturalisme” noemen. Dit haalt een verward debat naar de voorgrond dat zich de laatste tijd heeft ontwikkeld over de manieren en mogelijkheid om de nieuwe immigranten die het continent in stromen, te integreren en assimileren.
Betekent assimilatie dat immigranten de Europese beschaving moeten opnemen en erin opgenomen worden, of betekent het dat ze zich bij de afstammelingen van oude Europese naties moeten voegen om een soort nieuwe Europese mens te creëren? Of is het scheppen van een gemeenschappelijke beschaving hetzij onwenselijk, hetzij onmogelijk?
Hoewel Europa altijd het volle pond heeft gekregen aan uiteenlopende culturen, had het ook altijd een hoofdstroom van christelijke cultuur of beschaving, om het zo te zeggen, waaraan de meeste van zijn inwoners deel hadden, wat hun identiteit ook was. Al bijna twintig eeuwen lang is deze beschaving het centrale en het duurzame bestanddeel van het Europese erfgoed. We moeten vragen: Zou Europa het Europa zijn dat het nu is, als de as van het oude Rome in de zevende en de achtste eeuw niet door christelijke samenlevingen maar door moslims en wie dan ook was veroverd en gekoloniseerd? Het antwoord is simpel: nee. Het zou niet Europa zijn. Het zou Egypte of Libië zijn.
Gelukkig zijn er mensen die culturele rechten als dekmantel voor de sharia niet zullen accepteren. Godsdienst moet tegen de staat in bescherming worden genomen – met name tegen de Europese staat. Alleen het christendom is in staat andere godsdiensten te integreren in een gedeeld Europees project, door te erkennen wat seculiere ideologieën niet kunnen erkennen. Ik geloof dat Europa daartoe in staat is en Europeanen zouden zich weer moeten verbinden aan de christelijke cultuur en de tradities en waarden van vrijheid, gelijkheid, wetgeving en individuele rechten die al meer dan twintig eeuwen door Europeanen van alle naties omarmd zijn en die de bron zijn van voorspoed en moreel leiderschap in de wereld.
Dit verslag kan niets of niemand integreren. Het is een symbool van levende doden. Het kan een continent van zombies creëren, zich niet bewust van hun nationale identiteit.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de toegenomen levensverwachting en een gestaag dalend geboortecijfer betekenen dat de Europese demografische afhankelijkheidsindex zal stijgen van de huidige 49 procent naar 59 procent in 2025 en 77 procent in 2050.
Zodoende staat de Europese Unie voor een niet eerder voorgekomen probleem, aangezien Europese steden in de toekomst een zeer hoge proportie oude mensen zullen herbergen en de maatschappij daardoor heel anders zal zijn dan wat we nu kennen.
Deze trend betekent dat er ingrijpende veranderingen zullen moeten komen in belangrijke aspecten van overheidsbeleid. Naast de sociale zekerheid zullen er veranderingen moeten komen in de gezondheidszorg, belastingbeleid, ruimtelijke ordening, immigratie, veiligheid, cultuur, toerisme, recreatie enzovoort.
De financiering van pensioenstelsels zal ook opnieuw doordacht moeten worden, zodat ze niet langer vooral op de staat gebaseerd is; en zelfs als dat wel zo is, zullen contributies niet bijna uitsluitend uit loon komen.
Gegeven de verregaande consequenties van demografische verandering moet zij bekeken worden vanuit het gezichtspunt van de overheid en de sociale structuur, waarbij de mobilisatie vereist is van alle economische, culturele en maatschappelijke partijen in een structurele analyse en debat over de verschillende opties waar het gaat om de maatregelen die genomen moeten worden. Vandaar de waarde van dit verslag.
Opnieuw staan we voor een terrein waar het essentieel en dringend is de maatschappelijke dialoog op te voeren; sterker nog, dat is de enige manier om deze kwestie aan te pakken.
Ik ben het eens met de stelling van de Commissie dat het verhogen van het geboortecijfer, gezien de urgentie en de schaal van de zaak, het opstellen van een langetermijnstrategie met zich mee zal brengen. Dat is de enige manier waarop we preventieve actie kunnen ondernemen en tegelijkertijd de Europese Unie kunnen helpen de kansen aan te grijpen die horen bij een beleid om het geboortecijfer te doen stijgen.
Harald Ettl (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, vandaag, op dit late uur, discussiëren wij over een verslag dat handelt over de demografische toekomst van Europa, waarbij het publiek praktisch is buitengesloten. De rapporteur verdient de hoogste lof voor dit verslag, want zij behandelt hierin onze existentiële maatschappelijke, politieke en sociale vragen. Het resultaat moet verplichte lectuur worden voor alle leden van het Europees Parlement die zich verstoppen achter de dagelijkse praktijk van de politiek en onwetendheid van de werkelijkheid.
Het verslag onthult hoe en waar de kilte van de economie en de rat race kunnen worden bestreden met sociale warmte. Er staan ook voorspellingen in van de manier waarop dingen zich zullen ontwikkelen, om onze ogen te openen en een politieke filosofie van een omvattende maatschappij te ontwikkelen. Dat houdt verband met de steeds veranderende vraag naar wat een gezin is, die herzien moet worden, en met het feit dat in de welvarende maatschappij van vandaag het krijgen van kinderen in verband staat met de vrees voor armoede.
In industriële bedrijven wordt – precies zoals te verwachten viel – ouderschapsverlof geweigerd door macho managers die nooit een sociaal leven hebben gehad. Bovendien zijn er ontelbare arbeidsrelaties en werkvloeren die maken dat mensen zich afvragen of ze zich kinderen kunnen “veroorloven”.
De extra maatregelen die in het verslag worden opgenoemd, zijn nodig om een demografische ontwikkeling in een “win-winsituatie” te veranderen. Eén ding staat vast: de samenleving van morgen zal er anders uitzien. Of het generatieconflict zal uitgroeien tot een sociaal-politieke apocalyps en de mogelijkheid van conflict tussen arm en rijk zal versterken, hangt af van het hier en nu en of politici bereid zijn politiek te denken en sociaal-politiek te werken.
Dit verslag is meer dan een sombere weersvoorspelling waar we vandaag wel mee kunnen leven omdat het er morgen misschien beter uitziet. Dit verslag is een duidelijke roep om het veranderen en ontwikkelen van onze samenleving en heel in het bijzonder is het een kans om ons persoonlijke begrip van de maatschappij te verbeteren. Wederom mijn dank aan de rapporteur.
Jean Marie Beaupuy (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, zoals de heer Ettl zei, staan we voor een grote uitdaging. Al onze medeburgers realiseren zich nu dat het klimaat een uitdaging is. Weinigen realiseren zich nog dat democratie een uitdaging is.
Maar, dat gezegd hebbende: waar bevindt zich het demografische probleem in Europa? In de steden natuurlijk, aangezien 80 procent van de bevolking in steden geconcentreerd is. Wat is de kwestie voor burgers van nu die in steden leven, en voor burgemeesters, aangezien ik collega-leden van het EP ken die, net als ik, ook burgemeester of locoburgemeester van hun stad zijn?
Ik zal twee series voorbeelden nemen. Een serie economische voorbeelden aan de ene kant. Daar waar steden ofwel een grote bevolking moeten herbergen ofwel, zoals in sommige steden in Oost-Duitsland, veel van hun inwoners zien vertrekken, betekent dit in het tweede geval leegstaande huizen, ongebruikte wegen, nodeloos verwarmde districten, lege scholen; in het eerste geval betekent het het bouwen van een school voor 5 miljoen euro, zoals ik net in mijn stad heb gedaan, of een nieuw buurtcentrum voor 7 miljoen euro. Dit zijn voorbeelden van economische besteding die gedragen moet worden door de steden en door de belastingbetalers van de steden.
Maar dit is niet alleen een economische uitdaging, het is ook een menselijke; want als je in deze buurten mensen ziet die geïsoleerd zijn, als de hele buurt vergrijst, als je het vrolijke geroep van op straat spelende kinderen niet meer hoort, dan is dat een probleem van menselijke relaties. Er zijn banen die niemand wil, zoals u weet. In sommige kleine steden is geen loodgieter meer te vinden. We hebben in mijn stad niet genoeg verpleegsters meer. We hebben niet langer genoeg mensen in de thuiszorg, zodat mensen moeten wachten. In plaats van twee uur hulp per dag krijgen we er maar één. Dit is een serieus menselijk probleem.
Commissaris, ik zou graag verder willen gaan dan het verslag van mijn collega mevrouw Castex – waar ik morgen met veel genoegen vóór zal stemmen – en u willen vragen, in mijn hoedanigheid van voorzitter van de Interfractiewerkgroep “Stedelijke huisvesting”, een voorstel over steden voor ons te schrijven, zodat er in de nabije toekomst een schema kan worden opgesteld voor elke stad, dat ons in staat stelt de demografische situatie in onze steden op de middellange en lange termijn beter te begrijpen en te beheersen; zodat er besluiten kunnen worden genomen over huisvesting, vervoer, scholen enzovoorts.
Wojciech Roszkowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag waarover we debatteren is een bewijs van de machteloosheid van de EU om de situatie zelfs maar te evalueren. We zijn aan boord van een demografische Titanic en niemand heeft zelfs de band gevraagd te gaan spelen; maar hier zitten we dan en houden debatten van zulk cruciaal belang in de avonduren, wanneer er een minimum aan toehoorders is.
We hebben een demografische crisis in de EU. Terwijl het verslag het over veranderingen heeft, is de strekking van overweging F duidelijk in tegenspraak met die van paragraaf 1. Er wordt gepraat over onvruchtbaarheid van vrouwen, maar hoe zit het met die van mannen? Er wordt gepraat over onvruchtbaarheid van stellen, alsof homoseksuele stellen vruchtbaar zouden kunnen zijn. Er wordt gepraat over onvruchtbaarheid, maar er wordt niets gezegd over abortus als hoofdoorzaak van de dalende bevolkingsaantallen in Europa. In de laatste vijftig jaar zijn er ongeveer 75 miljoen abortussen uitgevoerd in de 27 lidstaten. Als dat niet was gebeurd, zou de bevolking van de Europese Unie nu 15 procent groter zijn en zouden we geen crisis hebben.
In de EU hebben we het altijd over rechten en nooit over plichten, of over plichten met betrekking tot de toekomst. Dit kan alleen maar worden omschreven als volwassenen die aan een tweede kindertijd beginnen. Daarom hebben we een crisis: kinderen kunnen geen nakomelingen krijgen en oude mensen ook niet, maar zonder nakomelingen is er geen toekomst.
Csaba Őry (PPE-DE). – (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Het verslag over de demografische toekomst van Europa is een belangrijk verslag, aangezien het over het oplossen van cruciale problemen gaat: de vergrijzing van de maatschappij een halt toeroepen, het verlangen kinderen te krijgen doen toenemen, de balans tussen werk en gezinsleven verbeteren, werkgelegenheid voor vrouwen, zorg voor ouderen, voorzieningen voor de behoeftigen – naast werk –, en niet in de laatste plaats de kwestie van duurzaamheid op de lange termijn en de financiële levensvatbaarheid van de grote socialezekerheidsstelsels.
In het middelpunt van deze vragen bevinden zich het gezin, de vraag naar de werkverdeling binnen het gezin, man en vrouw die tegelijkertijd werken, kostwinning en onderwijs voor meer en meer kinderen, en doorgaan met kostwinning en zorg voor afhankelijke ouderen. Hoe kunnen volwassen gezinsleden worden aangemoedigd om te werken en tegelijk kinderen te krijgen? En we moeten er ook op letten dat we tegelijkertijd een actieve oude dag willen aanmoedigen op het niveau van Uniebeleid, dat wil zeggen: door werk naast het pensioen aantrekkelijk te maken, de leeftijdslimiet een beetje op te schuiven binnen de grenzen van het mogelijke, en vervroegde uittreding terug te dringen door indirecte prikkels.
Deze doelstellingen, die van elkaar afhankelijk zijn, kunnen we alleen bereiken als we bijzondere aandacht besteden aan twee overwegingen: het steunen van gezinnen en het verbeteren van de gezondheid van mensen. Het is duidelijk dat we de wens van ouderen om te werken alleen kunnen doen toenemen als ze voldoende gezond zijn en in staat zijn zonder evidente problemen door te werken.
Het is betreurenswaardig dat veel lidstaten om budgettaire redenen gezondheidsuitkeringen stopzetten en verlagen en dat er meer en meer lasten terechtkomen op de schouders van werkenden, inclusief de ouderen en behoeftigen. Dit is de verkeerde richting. Het helpt niet bij het implementeren van de strategie van Lissabon en het helpt ook niet om demografische problemen op te lossen. Er is een vergelijkbare situatie met stelsels voor gezinssteun en ook hier geldt dat we ze moeten vergroten in plaats van ze stop te zetten en te verminderen. Dank u wel, mijnheer de Voorzitter.
Rovana Plumb (PSE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, het verslag-Castex is heel belangrijk voor de toekomst van Europa en ik zou mevrouw de rapporteur graag willen gelukwensen met de inhoud.
Een correcte bevolkingspolitiek brengt een fundamentele zaak met zich mee: we moeten de toekomstige generaties geen taken stellen die bijna onmogelijk zijn, als we de omstandigheden in ogenschouw nemen die voor de komende decennia worden voorspeld. Om kort te gaan, we moeten oplossingen vinden die zijn aangepast aan het heden, maar vooral aan de toekomst.
De Europese demografische gegevens zijn in de hele Unie een probleem en ik zou de aandacht willen vestigen op het feit dat de regio die ik de eer heb te vertegenwoordigen, op dit terrein acute problemen heeft. Sterker nog, de sociaal-culturele realiteit die het resultaat is van de lange communistische periode heeft de demografische processen in de Oost-Europese landen direct beïnvloed; Roemenië is een specifiek geval.
Het antwoord op de demografische uitdaging lijkt op het eerste gezicht eenvoudig: de lidstaten moeten hun bevolkingspolitiek snel herzien om de negatieve gevolgen van de bevolkingsdaling en de vergrijzing uit te bannen. Hoewel de oplossingen niet altijd zo eenvoudig zijn als de vragen, zou ik het belang willen beklemtonen van paragr