Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mevrouw de Voorzitter, tijdens het debat over CE-markering heb ik de Commissie er opnieuw op gewezen dat de registratie van de CE-markering nog steeds niet van start is gegaan, en dat terwijl deze markering 16 jaar geleden reeds in de Europese wetgeving is opgenomen en ik er tijdens een interpellatie in dit Parlement drie maanden geleden ook al om heb gevraagd.
Ik ben heel blij met de belofte die de commissaris voor het bedrijfsleven gisteren heeft gedaan om deze kwestie spoedig af te handelen, maar ik weet niet zeker of hij goed beseft hoe belangrijk het is dat de markering op buitenlandse markten geregistreerd wordt. Tot zulks geschiedt blijft het onmogelijk schadevergoeding te eisen indien fabrikanten of importeurs misbruik maken van de Europese conformiteitsmarkering – die symbool staat voor de veiligheid van een product – teneinde zich op een oneerlijke wijze een voordelige positie te verschaffen en klanten in en buiten Europa te misleiden. Registratie zou beslist bijdragen tot het verwijderen van oneerlijke mededinging van de markt.
Gyula Hegyi (PSE). – (HU) Dank u hartelijk. Het was een schokkende ervaring om in de Gazastrook geconfronteerd te worden met de alledaagse gevolgen van bezetting en blokkades. Tachtig procent van de bevolking is werkloos, de Israëli’s sluiten de water- en stroomvoorziening regelmatig af, veel mensen eten maar eenmaal per dag, en de overgrote meerderheid van de mensen hebben nu al jaren een ruimte die minder grond in beslag neemt dan Boedapest niet kunnen verlaten. Zoals een Israëlische professor toegaf is Gaza een gevangenis, en de inwoners van Gaza zijn dus gevangenen van wie men bezwaarlijk rationeel gedrag kan verwachten.
Het is intussen ook bitter om vast te moeten stellen dat sommige Palestijnse groeperingen raketten vanuit Gaza afschieten om daarmee het leven van onschuldige Israëlische burgers te bedreigen. De crisis duurt al zo lang dat ze op de traditionele manier niet kan worden opgelost. Beide zijden in het conflict zijn gijzelaars geworden van extremisten in de eigen achterban. Daarom kunnen ze geen enkele concessie doen.
De internationale gemeenschap, en vooral de Europese Unie, moet Israël en de Palestijnen dwingen een vreedzame oplossing te vinden. Ik heb vóór die aanbeveling gestemd, in de hoop dat de lidstaten krachtdadiger stappen zullen ondernemen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ook ik voel oprecht medeleven met de inwoners van de Gazastrook. Ze zijn inderdaad gijzelaars van Hamas geworden. Ik heb de resolutie van het Europees Parlement evenwel niet kunnen stemmen, aangezien de paragraaf waarin opgeroepen wordt tot onderhandelingen tussen de Palestijnse Autoriteit en Hamas niet uit de resolutie is verwijderd. We weten allemaal dat je met de terroristen die Gaza hebben bezet niet kunt onderhandelen. Een oproep daartoe is hypocriet – je maakt Hamas op die manier een partner van de Palestijnse Autoriteit. Ik weiger mee te werken aan de legitimering van deze terroristische organisatie.
Ik ben bang dat de situatie binnenkort tot interventie zal noodzaken, en voor die interventie zou de instemming van de Verenigde Naties nodig zijn. Europe kan op dat punt een heel actieve rol spelen.
- Zevende zitting VN-Raad voor de mensenrechten (RC-B6-0092/2008)
Koenraad Dillen (NI). – (NL) Mevrouw de Voorzitter, in tegenstelling tot wat dit Parlement beweert, speelt de VN-mensenrechtenraad helemaal niet zo'n belangrijke rol in de bevordering van de mensenrechten in de wereld, integendeel. Hoe zou het ook anders kunnen? Slechts 25 van zijn 47 leden zijn vrije democratieën, 9 van zijn leden zijn niet vrij en 3, China, Cuba en Saoedi-Arabië, behoren tot de grootste mensenrechtenschenders ter wereld. Deze landen lappen de VN-verklaring over universele mensenrechten voortdurend aan hun laars en schermen zichzelf en andere regimes af van elke kritiek. In enkele gevallen heeft deze raad het mensenrechtentoezicht gewoon uitgehold. In de grootste mensenrechtencrisis van de wereld op het moment, Darfur, heeft de raad nog geen enkele veroordeling uitgesproken. In plaats van een dergelijk creatuur toe te juichen, had dit Parlement beter dergelijke zaken in zijn resolutie gezet.
Philip Claeys (NI). – (NL) Mevrouw de Voorzitter, ik zou me niet alleen willen aansluiten bij wat mijn collega Koen Dillen daarnet heeft gezegd, maar ook willen wijzen op de resolutie over de belediging van godsdiensten die door de raad werd aangenomen. Deze resolutie stelt letterlijk dat mensen zich, ik citeer, "met verantwoordelijkheid moeten uitspreken en dat de vrijheid van meningsuiting mag worden beperkt in gebieden die behoren tot de openbare gezondheid en moraal". Deze resolutie gaat natuurlijk over het verbod op elke kritiek op de islam. Hiermee gaat de VN-mensenrechtenraad juist in tegen zijn eigen officiële doelstellingen, de bescherming van het recht op vrije meningsuiting en dus ook de bescherming van de mensenrechten zelf.
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is met het grootste genoegen dat ik hier het woord neem om u namens de hele Fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten, en namens mij zelf, op te roepen voor de eindversie van dit verslag te stemmen. Dit verslag gaat over het naakte feit dat er meer ouderen dan jongeren zijn, omdat geneeskundige zorg en een gezondere levensstijl tot gevolg hebben dat we ouder kunnen worden – niet allemaal helaas, maar in het algemeen. Daarom zijn er meer oudere mensen, terwijl bovendien het geboortecijfer zakt, reden waarom in dit verslag wordt aangedrongen op maatregelen om het geboortecijfer te verhogen.
Ik wil er graag op wijzen dat de Europese Volkspartij samen met de UEN en andere fracties verzocht hebben op het schrappen van paragraaf 24. Wij hebben ook in die zin gestemd, maar helaas was er in het Parlement geen meerderheid voor het schrappen van deze paragraaf. Ik denk dat ik nu aan het einde van mijn spreektijd ben gekomen.
Philip Claeys (NI). – (NL) Mevrouw de Voorzitter, de verdienste van het verslag Castex is ongetwijfeld dat het wijst op de enorme demografische uitdagingen waarmee Europa geconfronteerd wordt. Toegegeven, een heleboel goede vragen, denkpistes en oplossingen worden opgesomd. Zo moet er inderdaad dringend meer en betere opvang voor kinderen komen, zo moeten ook oudere werknemers nog een kans krijgen op de arbeidsmarkt en zo moeten de gezondheidssystemen zich dringend voorbereiden op de versnelde vergrijzing.
Anderzijds dwaalt dit Parlement als het immigratie beschouwt als een instrument om de demografische en economische toekomst van Europa veilig te stellen. Nog zeer recentelijk omschreef Lord Turner, een van de belangrijkste adviseurs van de Britse premier Brown, het axioma dat immigranten nodig zijn om het tekort aan werknemers op te vangen als, ik citeer, "economisch analfabetisme en volledig incorrect". Europa heeft al een miljoen werkloze immigranten met alle problemen die daarmee gepaard gaan. Nog meer immigranten binnen halen, zal de bestaande problemen alleen nog maar verergeren.
Tunne Kelam (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, bij het stemmen over het verslag-Guellec over het cohesiebeleid heb ik het compromisamendement nr. 4, waarin aangedrongen wordt tot ‘meer financiële middelen voor het cohesiebeleid in de toekomst’ niet kunnen steunen.
Het automatisch verhogen van EU-subsidies is mogelijk niet de meest verantwoordelijke benadering wanneer je voor een praktisch probleem gesteld wordt en moet besluiten hoe je die subsidies zo nuttig en doeltreffend mogelijk kunt gebruiken. Ik ben daarom voorstander van de formule ‘voldoende financiële middelen’.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie wordt overspoeld door richtlijnen over details die, gelet op de verschillen in de aard en het ontwikkelingsniveau van de onderscheidene lidstaten, het beste aan die lidstaten kunnen worden overgelaten. We zijn dan ook heel benieuwd hoe de Europese Commissie zal optreden bij haar streven de toepassing van het Gemeenschapsrecht te controleren.
Een van de conclusies die je nu al kunt trekken is dat elk Directoraat-Generaal een geheel eigen werkwijze heeft, maar het is niet duidelijk of dat met betrekking tot de lidstaten ook het geval is. De ervaring heeft ons geleerd dat de kleine en middelgrote landen in het algemeen rigoureuzer optreden dan de sterke Europese mogendheden. Dat is wat er met het Stabiliteitdspact is gebeurd.
Dit meest recente verslag introduceert een nieuw element dat van de commissie verzoekschriften van het European Parlement een heel gunstig onthaal krijgt. In het Jaarverslag en de daaraan gekoppelde bijlagen heeft de Commissie nu voor het eerst gedetailleerde gegevens opgenomen over met verzoekschriften verband houdende rechtsschendingen.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Mevrouw Frassoni heeft een goed verslag opgesteld. Ik steun het voorstel om de toepassing van het communautair recht te vereenvoudigen en voor dat doel package meetings te organiseren. Ik ben ook voorstander van workshops die zijn gewijd aan het in nationale wetgeving omzetten van Gemeenschapswetgeving.
Ik geloof verder dat het een goed idee is om de doeltreffendheid van de toepassing te verbeteren door een verbeterde samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen. Dat soort acties zullen bijdragen tot het verhogen van de efficiëntie van het Europees beleid – bijvoorbeeld als het gaat om de Europese actiefondsen of de harmonisatie van normen voor producten die op de communautaire markt verkrijgbaar zijn.
Daniel Strož (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) Eén van de belangrijkst punten in het jaarlijks verslag van de Commissie is volgens mij het voornemen van de Commissie om de procedures voor het reageren op schendingen van het Gemeenschapsrecht door de lidstaten te verbeteren. In het kader van de nu voorgestelde nieuwe werkwijze zouden klachten en vragen van de zijde van de burgers rechtstreeks naar de betrokken lidstaten worden doorverwezen. De rapporteur, mevrouw Frassoni, wijst er evenwel terecht op dat de nieuwe werkwijze van de Commissie – het terugverwijzen van de klacht – uit de aard der zaak het risico inhoudt dat de Commissie haar primaire verantwoordelijkheid – het waken over de juiste toepassing van het Gemeenschapsrecht – opgeeft.
Ik wil in dit verband ook graag wijzen op een andere omstandigheid die reeds onderwerp van kritiek van de zijde van het Europees Parlement is geweest: de lobbies. Deze slagen er altijd in om toegang te krijgen tot de kennisgevingen van de Commissie als er een verdenking bestaat dat lidstaten het Gemeenschapsrecht schenden. De burgers lukt dat niet. En het zijn nu juist de burgers – en niet belangengroepen met hun eigen agenda – die ons voorzien van informatie en verwittigen dat het Gemeenschapsrecht wordt geschonden of onjuist toegepast.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk.? − (PL) Ik heb voor het verslag van mevrouw Frassoni over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (2005) gestemd.
Mevrouw Frassoni heeft ons een heel goed verslag voorgelegd. De in de ontwerpresolutie opgenomen onderwerpen verplichten ons tot gecoördineerde gemeenschappelijke actie, waar zowel de Europese instellingen als de nationale regeringen en de burgers moeten deelnemen. De belangrijkste punten in dit verslag zijn de ideeën voor het verbeteren van de controle, het vereenvoudigen van de implementatie van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht en het verhogen van de doeltreffendheid van dat recht. De tenuitvoerlegging van die ideeën is van fundamenteel belang als we doeltreffendheid van het beleid van de Europese Unie met betrekking tot – bijvoorbeeld - acties in het kader van de Europese Fondsen of de harmonisatie van de normen voor producten op de communautaire markt willen verbeteren.
Ook de in deze ontwerpresolutie opgenomen oproep aan de nationale parlementen is heel belangrijk. De nationale parlementen worden namelijk opgeroepen om Gemeenschapswetgeving niet uitsluitend in formele zin in nationaal recht om te zetten en bij die omzetting te vermijden dat er fragmentatie optreedt.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben heel tevreden met het voorstel van de heer Brie voor een regeling van de accreditatie en markttoezicht betreffende het in de handel brengen van producten in de Europese Gemeenschap. Dit voorstel zal de consumenten beter beschermen en de veilighed van producten verhogen. Om de bescherming inderdaad te verbeteren zullen de accreditatie en het markttoezicht door een openbaar lichaam moeten worden gerealiseerd. Dit verslag wijst daarop en ik heb daarom voor de erin opgenomen aanbevelingen gestemd.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, alles wijst erop dat de Europese markt niets vermag tegen dumping van producten van buiten Europa. Ik ben daarom zeer tevreden dat er nu een eerste 'institutionele' stap wordt gedaan in de richting van nieuwe wetgeving voor en harmonisatie van de EU-markt.
Het Europees Parlement heeft in Straatsburg een voorstel gedaan voor een nieuwe regelgeving met betrekking tot producten die op de Europese markt verhandeld worden. Deze producten zullen moeten voldoen aan de geldende regels en ze zullen pas na een zorgvuldig onderzoek de CE-markering ontvangen.
Het verslag pleit voor het invoeren van hoofdelijke aansprakelijkheid voor importeurs en niet-Europese fabrikanten met betrekking tot schade die wordt veroorzaakt door producten die niet aan de normen voldoen. Daarnaast wordt voorgesteld een complex controlesysteem op te zetten, met sancties naar verhouding van de ernst van de schending, om aldus oneigenlijk gebruik op een genoegzame wijze te ontmoedigen.
Consumenten en bedrijven kunnen de toekomst opnieuw optimistisch tegemoet zien. Het verwijderen van obstakels – van meet af aan de hoeksteen van het EU-vrijhandelsbeleid – en de nadruk op een bedrijfsvriendelijk economisch klimaat zal leiden tot een betere bescherming, zowel voor consumenten – via de naleving van strenge normen op het gebied van veiligheid – , als voor bedrijven die nu eindelijk profijt zullen ondervinden van de maatregelen die gericht zijn op de bescherming van in Europa geproduceerde goederen.
Ik stem daarom vóór dit verslag.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag van het Europees Parlement bevat een aantal elementen die positief kunnen werken, al zijn er nog wel wat onduidelijkheden te nomen: iedereen die betrokken is bij het op de markt brengen van producten – van de fabrikant tot de importer en distributeur – heeft dezelfde verantwoordelijkheid, maar hoe dat in de praktijk werkt wordt niet uitgelegd.
Het verslag staat verder toe dat nationale markeringen behouden blijven. Volgens het voorstel van de Europese Commissie zouden die moeten verdwijnen en vervangen door de CE-markering. Alleen die zou erkend worden. Er is echter een compromis bereikt waarin de term ‘nationale markingen’ is vervangen door ‘andere markingen’.
Het verslag stelt dat dit een niet-bindend kader is, maar dat wie het aanvaardt zich eraan dient te houden. Het bevat bovendien een verwijzing naar KMO’s en stelt dat er rekening moet worden gehouden met de bijzondere behoeften van deze categorie ondernemingen.
Het voorstel van de Europese Commissie is erop gericht – en dit verslag levert daar geen kritiek op – het functioneren van de geïntegreerde markt te vergemakkelijken door de nog overblijvende obtakels te verwijderen, al gelden de bepalingen niet voor bepaalde activiteiten en sectoren, inzonderheid voedingsproducten, diervoeders, de gezondheid en het welzijn van dieren, tabaksproducten, veterinaire geneesmiddelen, voor mensen bestemde geneesmiddelen, menselijk bloed en menselijke weefsels en cellen, aangezien daarvoor reeds geharmoniseerde wetgeving bestaat.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Mevrouw Schaldemose wijst er terecht op dat het desbetreffende besluit, gericht op het scheppen van een breder en strikter systeem van communautaire controle op de marketing van producten, een aanzienlijke invloed op het internationale handelsbeleid kan hebben. Dit vraagt om een afzonderlijk onderzoek.
Ik ben het ermee eens dat het voorstel om importeurs gezamenlijk aansprakelijk te stellen voor de schade veroorzaakt door onveilige producten en producten die niet aan het erkenningssysteem voldoen, erop gericht is om de effectiviteit van het systeem te verbeteren en het algemeen belang van de Gemeenschap te beschermen. Het is eveneens bedoeld om het grondrecht van de burgers op bescherming tegen oneerlijke en onveilige praktijken te waarborgen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik kan het verslag van mevrouw Schaldemose, waarin wordt opgeroepen tot een gemeenschappelijk kader voor de marketing van producten, toejuichen en heb er voor gestemd. De in het verslag opgenomen aanbevelingen zullen de pogingen van de EU om de consumenten te beschermen, ondersteunen. Het EG-merkteken schijnt als een veiligheidsmerk gezien te worden, terwijl het in feite niet meer betekent dan dat het product aan de EU-wetgeving voldoet. Het is noodzakelijk dat wij ervoor zorgen dat het merkteken niet wordt misbruikt en de consumenten erover inlichten wat het EG-merkteken waarborgt.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Als rapporteur namens de PPE-DE-Fractie voor het ontwerpverslag van mevrouw Schaldemose over het gemeenschappelijk kader voor de marketing van producten, wil ik mijn tevredenheid met de resultaten van de stemming tot uitdrukking brengen: het bereikte compromis heeft het reeds mogelijk gemaakt om het wetgevingsproces in eerste lezing af te ronden.
Het bereikte compromis omvat de overdracht van een aantal artikelen aangaande het EG-merkteken naar het verslag van de heer Brie over markttoezicht, zodat zij sneller in de praktijk kunnen worden gebracht. Wij hebben hiertoe besloten, omdat er duidelijke aanwijzingen waren dat er steeds vaker in de Europese database van gevaarlijke consumentenproducten (RAPEX) producten opduiken die in ontwikkelingslanden gemaakt zijn en ten onrechte voorzien zijn van het EG-merkteken, ofwel het EG-logo dragen, wat aangeeft dat een product aan de Europese wetgeving voldoet.
Het al dan niet vertrouwen van het EG-merkteken kan niet gebaseerd zijn op louter het EG-merkteken als zodanig. Er dient vertrouwen te zijn in het gehele systeem van erkenning, kennisgeving en markttoezicht.
Ik zie geen reden om een extra aanduiding op producten in te voeren, zelfs niet als het gaat om een kwaliteitsaanduiding. Dit zou verwarrend kunnen zijn voor de consument en bovendien zouden de extra kosten in de prijs van de goederen kunnen worden doorberekend. Om die reden wacht ik met belangstelling de resultaten af van het effectonderzoek naar het gebruik van nationale aanduidingen naast het EG-merkteken dat de Commissie moet uitvoeren, op verzoek van de Commissie interne markt en consumentenbescherming.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het argument van de Europese Commissie om deze verordening voor te stellen is dat ‘het “beginsel van wederzijdse erkenning” (…) door verschillende problemen belemmerd wordt’ (met andere woorden, producten die in de ene lidstaat op de markt worden gebracht kunnen in een andere lidstaat van de markt worden geweerd). De Commissie is van mening dat er zoveel mogelijk voor moet worden gezorgd dat de nationale technische regels geen onwettige hindernissen voor het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten opwerpen. Om die reden worden er vereisten vastgelegd waaraan overheidsinstanties moeten voldoen om een nationale technische regel toe te passen en moeten zij ook bewijs hiervoor leveren. Ofwel, er worden voorwaarden opgelegd, met als duidelijk doel om de mogelijkheid van elke lidstaat te beperken om zijn eigen regels toe te passen.
Op zijn beurt, voegt het verslag van het Europees Parlement in feite nog meer beletsel toe voor de actie die elke lidstaat kan nemen, bijvoorbeeld: ‘Het doel van deze verordening is het functioneren van de interne markt, met vrije en eerlijke mededinging, te versterken door het vrije verkeer van producten te verbeteren, waarbij een hoog niveau van consumentenbescherming en productveiligheid gewaarborgd wordt’.
In de praktijk zal het de lidstaten verboden worden om de verkoop op hun grondgebied te beperken van producten die in een andere lidstaat gemaakt en op de markt gebracht zijn, zelfs al voldoen zij niet volledig aan de regels van de lidstaat van bestemming.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben het eens met de in het verslag van de heer Stubb opgenomen aanbevelingen. Het doel van het document is de rol van nationale overheidsinstanties en economische ondernemers bij de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning duidelijk te maken en te omschrijven. Ofschoon ik er voorstander van ben om de efficiëntie van de toepassing van dit beginsel te vergroten, moet dit geen nadelig effect hebben op de basis van de interne markt voor verdere harmonisatie. Bovendien dienen veiligheidsaspecten deel uit te maken van de toepassing van dit beginsel. Ik ben ervan overtuigd dat deze kwesties in het verslag adequaat behandeld worden en stem er derhalve voor.
Jens Holm, Søren Bo Søndergaard en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Wij zijn het niet eens met het beginsel van wederzijdse erkenning als garantie voor vooruitstrevende consumenten-, sociale of milieurechten. Volgens het beginsel geldt dat als het product ergens in Europa is aanvaard, het geen toegang ontzegd kan worden tot een andere lidstaat, tenzij de autoriteiten bewijs kunnen leveren dat de toepassing van een nationale technische regel gerechtvaardigd is. De voorwaarden voor uitzonderingen op het beginsel zijn echter reeds vastgesteld door uitspraken van het Hof van Justitie van de EU. En die gelden voor alle lidstaten, ongeacht of wij het goederenpakket accepteren of niet.
Bovendien worden consumentenrechten op EU-niveau versterkt met het goederenpakket. En wij zijn tegen maatregelen hieromtrent die politieke steun aan een toekomstige harmonisatie van het strafrecht op EU-niveau kunnen geven. Alles welbeschouwd, hebben wij besloten voor de verslagen te stemmen.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik ben voorstander van een interne markt voor het goederenpakket, omdat het noodzakelijk is een gemeenschappelijk kader voor de marketing van producten in het buitenland te hebben. In een interne markt die gebaseerd is op de beginselen van technische harmonisatie van regels aangaande de verkoop van producten op de Europese markt en het beginsel van wederzijdse erkenning, kan er geen situatie zijn waarbij de marketing van producten die reeds in een lidstaat op de markt kunnen worden gebracht, aanzienlijk vertraagd wordt, of – in het ergste geval – feitelijk belemmerd wordt in een andere lidstaat wegens overdreven bureaucratie.
Daarom worden de verslagen van collega’s Schaldemose en Brie door mij toegejuicht. Zij pleiten voor een vermindering van de bureaucratie en een gemeenschappelijk juridisch kader voor toekomstige sectorale bepalingen, zodat in de toekomst zoveel coherentie als politiek en technisch haalbaar is, gegarandeerd wordt. Tot slot, wil ik naar voren brengen dat beide voorstellen verdere uitwerking behoeven, zodat hoofddefinities en met name de reikwijdte van het juridisch kader goed duidelijk worden. Als aan deze voorstellen zelf duidelijke terminologie ontbreekt, zal het onmogelijk zijn om de gewenste harmonisatie te bereiken.
Karin Scheele (PSE), schriftelijk. − (DE) Het pakket betreffende de marketing van producten in Europa, waarover vandaag gestemd wordt, brengt ongetwijfeld verbeteringen voor de consument met zich mee. De problemen met ingevoerd kinderspeelgoed vorig jaar, hebben aangetoond dat er duidelijk een behoefte aan actie op dit gebied bestaat en dat het mogelijk moet zijn om importeurs in grotere mate aansprakelijk te stellen voor productveiligheid.
Waar het om gaat, is wat het Parlement heeft bereikt, namelijk dat de nieuwe benadering op kleinere schaal wordt uitgevoerd en dat de toepassing van geval tot geval bekeken moet worden. Wij kunnen niet tevreden zijn met de behandeling van het EG-merkteken tot op heden. Het is beslist geen kwaliteitsmerk voor een in Europa gemaakt product, zoals veel consumenten nu denken, en daarom is het heel misleidend.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. – (NL) Voorzitter, collega's, ik heb met overtuiging gestemd voor het driepartijenakkoord over het wetgevingspakket voor de echte vrijmaking van de gemeenschappelijke goederenmarkt. Ik ben ook tevreden dat we dit dossier in eerste lezing, en zelfs binnen het jaar na de lancering van de voorstellen, kunnen afronden. Deze wetgeving is zo noodzakelijk dat ik me eerlijk gezegd afvraag waarom de consument en de KMO's er zo lang op hebben moeten wachten.
Het principe van de wederzijdse erkenning is bijna 30 jaar geleden door het Hof van Justitie geformuleerd en is vaste rechtspraak geworden. Toch passen de lidstaten dit niet systematisch toe. Ik ben ervan overtuigd dat de omkering van bewijslast die we nu eigenlijk doorvoeren, de beste weg is om dit principe te doen respecteren en de interne markt voor niet-geharmoniseerde producten te laten werken.
Verder zorgen we echt wel goed voor een betere bescherming van de consument door een beter markttoezicht. In een Europa dat prat gaat op zijn hoge standaarden, is minder niet aanvaardbaar.
Tenslotte zorgen we voor het wegwerken van een aantal protectionistische slechte gewoontes. Het nieuwe accreditatiestelsel voor organisaties die de conformiteit van producten aan geharmoniseerde normen certificeren, zal wel wat administratief werk kosten maar zal tot een beter resultaat leiden, een werkende interne markt en meer gelijke concurrentievoorwaarden.
De kostprijs die we door dit pakket besparen, zal ons tenslotte meer economische groei en banen opleveren. Samen met een betere consumentenbescherming is dit een zeer goede reden om dit pakket met enthousiasme goed te keuren.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik zal voor deze resolutie stemmen. De humanitaire en politieke crisis in de Gaza-strook moet met gote bezorgdheid worden bezien. Wij moeten Hamas vragen te stoppen met de aanslagen op Israël, en Israël om te stoppen met de militaire acties, waarbij burgers gedood worden en buitengerechtelijke doelgerichte moordaanslagen plaatsvinden.
De tactiek om de Gazastrook te isoleren is totaal mislukt op politiek en menselijk niveau. De blokkade moet beëindigd worden en de grensovergangen met Gaza weer geopend worden.
Ik wil de financiële bijdragen van de EU aan de Palestijnen van de afgelopen jaren toejuichen, en zij moeten worden voortgezet – met passende controle en toezicht.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Helaas wordt door de EU opnieuw een menselijke ramp aangewend om haar standpunt op het gebied van het buitenlands beleid een handje te helpen.
De June List betuigt zijn medeleven met de door dit conflict getroffen burgerbevolking, maar dit conflict kan enkel worden opgelost door de VN, met brede internationale steun, en niet door de EU.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ofschoon het waar is dat wij veel van de zorgen uit de resolutie delen, is het tevens waar dat deze erg tekortschieten in de noodzakelijke afkeuring en veroordeling van Israëls kolonialistische beleid met betrekking tot Palestina en de Palestijnse bevolking.
Zoals wordt getoond in onder meer de volgende voorbeelden:
- Opnieuw worden in de resolutie de aanvaller en aangevallene, bezetter en bezette over een kam geschoren, waarbij voorbijgegaan wordt aan het terrorisme van de staat Israël;
- In de resolutie wordt het door Israël aan de Gazastrook opgelegde misdadige embargo niet veroordeeld, noch wordt de medeplichtigheid of het stilzwijgen van de Verenigde Staten van Amerika of van de Europese Unie afgekeurd;
- In de resolutie wordt niets vermeld over de betreurenswaardige verklaringen van commissaris Frattini, die verantwoordelijk is voor justitie en binnenlandse zaken, en die verklaarde dat de EU bereid zou zijn ‘zich te ontfermen over de bezorgdheden en belangen van de Israëliërs op een wijze die in de eerste jaren van de intifada niet op onze agenda stond’. Het is op zijn minst verschrikkelijk dat iemand die zoveel over terrorisme spreekt, niet alleen Israëls terrorisme niet wil zien, maar bereid is ermee samen te werken.
Van onze kant blijven wij Israëls apartheidsbeleid jegens Palestina veroordelen en het volledig naleven van de onvervreemdbare rechten van de Palestijnse bevolking, vastgelegd in talrijke VN-resoluties, verdedigen.
Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik stemde voor de gezamenlijke motie voor een resolutie over Gaza en ben verheugd dat het Parlement zo vastbesloten is om de blokkade op te heffen. Dit is een humanitaire ramp in wording. Er zijn onvoldoende geneesmiddelen beschikbaar in de ziekenhuizen om de basiszorg te verlenen; voedselhulp aan een gedeelte van de bevolking levert slechts ongeveer tweederde van de dagelijkse behoeften; de visserijsector (waar ongeveer 10 000 mensen werken) staat onder grote druk, omdat de vissersboten alleen dichtbij de kust mogen varen.
Er is een ecologische ramp op komst, die de kust van het gebied bedreigt, omdat de Beit Lahia rioolwaterzuiveringsfabriek niet goed werkt en reparaties niet kunnen worden uitgevoerd, omdat de leveranties worden tegengehouden. Het bedrijfsleven kan het hoofd niet boven water houden en de werklozen moeten werk zoeken bij de smokkelaars en extremisten. De raketaanvallen houden aan en de weinigen die hierbij betrokken zijn, bedreigen de vrede en de toekomst van velen – zowel Israëliërs als Palestijnen.
Hamas moet de daders een halt toeroepen. Alleen de extremisten profiteren ervan, zoals mij steeds ter ore kwam tijdens mijn recente bezoek aan Gaza. De EU moet alles in het werk stellen om de blokkade te doorbreken, en Israël moet inzien dat het geen veiligheid op de lange termijn biedt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Laten wij van het begin af aan volkomen duidelijk zijn: het embargo door Israël is een schending van het internationaal recht en is volstrekt onaanvaardbaar.
Ten gevolge van het embargo en het ontzeggen van de toegang tot het drinkwater en voedsel, creëert Israël kunstmatig een situatie voor de bevolking in de Gazastrook die zonder weerga is qua onmenselijkheid en het gebrek aan respect voor de menselijke waardigheid. Het is aan de Egyptische regering en de koelbloedigheid van de grenspolitie te danken dat een grote ramp tot dusver is afgewend en dat mensen die zelf geen deel hebben aan het conflict toegang hebben gekregen tot basisgoederen voor hun noodzakelijke behoeften. Wat onverantwoord is daarentegen, is dat de verantwoordelijkheid wordt afgeschoven op Egypte, welk land volstrekt geen blaam treft wat de escalatie van de huidige situatie betreft.
Het is onaanvaardbaar, in de 21ste eeuw, dat een burgerbevolking als zondebok voor terroristische activiteiten wordt gebruikt door Hamas. De infrastructuur moet derhalve onmiddellijk worden hersteld en leveranties aan de lokale bevolking moeten worden gewaarborgd.
De Palestijnen zouden op hun beurt hun uiterste best moeten doen om de situatie te deëscaleren, teneinde het sluiten van een overeenkomst vóór eind 2008 te vergemakkelijken Onder de huidige omstandigheden lijken de vooruitzichten om dit nobele streven te verwezenlijken echter weinig hoopvol.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Terwijl alles in het werk moet worden gesteld om een oplossing voor de situatie in Gaza te vinden, zal deze resolutie in het beste geval niets bijdragen, en in het slechtste geval een negatief effect hebben. Als het Parlement vrede wil stichten in het Midden-Oosten, moet het geen ongenuanceerde resoluties meer voortbrengen. Elk parlementslid is geneigd te stemmen voor een resolutie waarin humanitaire aangelegenheden worden behandeld, maar als via deze aangelegenheden een oneerlijk beeld van Israël wordt geschetst, boet de resolutie aan waarde in. In een parlementaire resolutie dient geen oproep te worden gedaan dat Hamas een krijgsgevangene moet vrijlaten uit “goedwilligheid”. Hamas is geen goedgezinde middeleeuwse koning; het is een terroristische organisatie die grotendeels verantwoordelijk is voor de situatie in Gaza.
Wat het verzoek betreft dat Israël aan zijn verplichtingen moet voldoen, moet dit Huis er nota van nemen dat Israëlische werknemers steeds hun leven wagen om elektriciteit aan Gaza te leveren, ondanks de sabotage van de elektriciteitslevering door Hamas. Bij het ter berde brengen van de behoeften van degenen die eronder lijden, moeten ook de mensen van het zuiden van Israël worden genoemd, omdat op hen, op bepaalde dagen, gemiddeld een raket per uur is afgevuurd en omdat 75 procent van de kinderen naar verluidt last heeft van angst en post-traumatische stress.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Israëlische autoriteiten plegen steeds meer misdaden tegen de Palestijnen. Zij hebben vele maanden het verkeer van mensen, goederen en voedsel flink gesaboteerd en de toegang tot het drinkwater, de elektriciteit en andere basisvoorzieningen versperd, terwijl het Israëlische leger doorgaat met het aanvallen en vermoorden van burgers.
Het in de resolutie betuigde medeleven wat betreft de rampen die de Palestijnse bevolking te verduren heeft gehad, is maar schijn, omdat de EU en de Verenigde Staten deel uitmaken van het probleem. Israël voelt zich door de imperialistische belangen gesteund in haar misdadige beleid. De imperialisten willen de macht behouden over een gebied dat belangrijk is wegens de geografische ligging en de geostrategische activiteit; zij willen hun recht op ingrijpen – ook militair – behouden.
De Quartets plannen hebben aangetoond dat weer een andere imperialistische poging mislukt is, en de Annapolis-overeenkomsten zullen hetzelfde resultaat hebben. Het voorstel om ze te vernieuwen is bedoeld om de mensen zand in de ogen te strooien; het stelt de slachtoffers gelijk aan de vervolgers.
De imperialisten kunnen geen oplossing voor het Palestijnse probleem bieden. Het moet voortkomen uit de strijd tussen het volk van Palestina en dat van Israël, en uit internationale solidariteit met hun strijd voor vreedzaam samenleven via het stichten van een onafhankelijke Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Als ik er, ondanks een zekere tegenzin door toedoen van een volslagen ongenuanceerde tekst, uiteindelijk voor stemde, komt dit omdat een mondeling amendement, ingediend door de Fractie van de Europese Volkspartij, de waarheid met betrekking tot de huidige situatie in Gaza tot op zekere hoogte herstelde.
Wie er ook dan verantwoordelijk is, het is volstrekt onaanvaardbaar, dat in eerste instantie, in paragraaf 3 van de tekst, Israël en Hamas op gelijke voet worden geplaatst.
Heeft Israëls zorg over het beschermen van zijn volk tegen het dagelijks geweld door de Hamas en de Palestijnse militia iets te maken met de lukrake aanvallen, zoals kort geleden in Dimona, of de lawine aan raketten die elke dag op Sderot neerkomen, voornamelijk gericht op scholen, en dus kinderen, de levensader van de Israëlische maatschappij?
Wij kunnen er uiteraard verschillende meningen over het conflict op nahouden, maar de eerlijke parlementsleden in dit Huis zullen toch weigeren om Israël, een democratisch land met een democratische regering, en de Hamas, die bij de EU als terroristische organisatie bekend staat (dit is waar, evenals de herhaalde weigering om aan de voorwaarden van de Quartet te voldoen, hetgeen in deze resolutie vreemd genoeg niet vermeld wordt) gelijke partners te maken temidden van het verschrikkelijke geweld.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De toon, en veel van de inhoud, van de Gaza-resolutie is anti-Israëlisch. Het is zeker het geval dat de Palestijnen in Gaza in een voortdurende staat van ontbering leven, en dat dit onmenselijk is. Maar de schuld hiervoor ligt slechts gedeeltelijk bij Israël, en hoofdzakelijk bij de Palestijnse terroristen en extremisten zoals de Hamas, en het mislukken van de Arabische staten om te helpen bij de rehabilitatie van de bevolking en het herstel van het gebied. Men laat het gebeuren dat Gaza een open wond blijft. Ik betreur het dat er geen oproep is gedaan tot degenen die momenteel aan de macht zijn in Gaza om de nodige stappen te nemen voor een vreedzame schikking met Israël. Ik wil de oproep tot de vrijlating van korporaal Shalit toejuichen. Om die reden onthield ik mij van stemming.
- Zevende zitting VN-Raad voor de mensenrechten (RC-B6-0092/2008)
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De June List steunt de Raad van de mensenrechten van de VN en het door dat orgaan verrichte belangrijke werk.
Wij zijn echter gekant tegen de in paragraaf 34 vastgelegde bepaling waarin staat vermeld dat elke lidstaat van de EU, het EU-standpunt over deze kwesties moet uitdragen. Elke EU-lidstaat is een autonoom lid van de VN en heeft derhalve het recht om zijn eigen standpunt naar voren te brengen. Daarom stemmen wij tegen de resolutie.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Niettegenstaande zijn vorige standpunten inzake de omschrijving van de werkzaamheden van dit VN-orgaan, waarbij de pogingen om zijn toezicht en organisatie te waarborgen zonneklaar waren – herinneren wij ons de kritiek en druk van de EU met betrekking tot, bijvoorbeeld, de manier waarop bepaalde landen voor det orgaan werden gekozen (met berouw over het ‘clean slate’-beginsel en verdediging van de invoering van ontvankelijkheidscriteria), het ‘bijzondere procedure’-mechanisme, de versterking van nationale mandaten en de mogelijkheid om nieuwe mandaten te creëren door eenvoudigweg een meerderheid, of zelfs de voorwaarden van het algemene periodieke onderzoek – heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen die weliswaar dezelfde lijn volgt maar meer gematigd is qua toelichting van de werkelijke doelstellingen.
Voorts willen wij onder meer de aandacht vestigen op de onaanvaardbare druk voor elke lidstaat om diens voorstellen in dit VN-orgaan afhankelijk te maken van de standpunten die door de EU goedgekeurd kunnen worden, waarbij hun soevereiniteit aan het buitenlands beleid ondergeschikt wordt gemaakt. Wij willen ook naar voren brengen dat de genoemde – en ook sommige niet-genoemde - landen zich moeten onthouden van politieke uitspraken, waaruit wederom de toepassing van een dubbele moraal blijkt, ofwel het arrangeren van uitspraken over mensenrechten overeenkomstig het belang van de EU.
Jan Andersson, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij – Zweedse sociaal-democraten – hebben gestemd voor het verslag over de demografische toekomst van Europa. Wij denken echter dat het verslag te ambitieus is en gezichtspunten behandelt die irrelevant zijn voor demografische verandering. Wij zijn ook gekant tegen verschillende voorstellen voor belastingverlagingen voor bedrijven die crèches organiseren en voor thuiswerkers.
Wij hebben niettemin besloten om voor het verslag te stemmen omdat het tevens belangrijke gezichtspunten behandelt van de uitdaging waarvoor Europa staat.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij betreuren het dat niet alle amendementen die wij hebben ingediend, aangenomen zijn. Deze waren bedoeld om het verslag te verbeteren, bepaalde redenen in twijfel te trekken en maatregelen op te nemen die wij nodig achten om de rechten van vrouwen, families en kinderen te verdedigen. Zo weten wij bijvoorbeeld hoe lage lonen en onzekere werkgelegenheid sociale instabiliteit verergert en bijgevolg de duurzame vooruitzichten voor degenen die ervoor kiezen kinderen te krijgen drastisch beperken.
Het verbeteren van duurzame werkgelegenheid, het verhogen van salarissen, het vergroten van sociale zekerheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, het verminderen van de totale werktijd zonder inkomensverlies en het zorgdragen voor een eerlijkere verdeling van inkomen en volledige werkgelegenheid zijn derhalve essentiële punten voor het beleid van demografische verandering.
Het is tevens belangrijk om nieuwe en betere infrastructuur op onderwijs- en sociaal gebied te bewerkstelligen, voor zowel jongeren als ouderen, met onder meer levenslang leren, kinderopvang, verzorging en ouderenzorg. Hiervoor zijn meer en betere overheidsdiensten benodigd, met de garantie dat deze voor eenieder toegankelijk zijn.
Omdat deze gezichtspunten niet volledig in dit verslag worden bevorderd, worden deze kwesties niet effectief benaderd, ondanks dat er enkele positieve voorstellen in staan die wij toejuichen maar die niet voldoende zijn om voor het verslag te kunnen stemmen.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Grote delen van Europa worden met demografische uitdagingen geconfronteerd. Deze zouden echter via nationale maatregelen moeten worden opgelost, en niet door algemene EU-voorstellen die misschien bepaalde landen goed uitkomen maar in andere lidstaten ongeschikt kunnen zijn. Veel EU-landen, waaronder Zweden, hebben ook het hoofd moeten bieden aan het lage geboortecijfer en demografische probemen, gedeeltelijk via een goed uitgestippeld welzijnsbeleid en via immigratie. De lidstaten die hier behoefte aan hebben, zouden er goed aan doen om de aanpak van Zweden en andere Scandinavische landen te bestuderen en hun maatregelen over te nemen.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. ? (PL) Ik steun het verslag over de demografische toekomst van Europa volledig. Het is een feit dat de voortdurende daling van het geboortecijfer de afgelopen jaren, gepaard gaande met een stijging van de gemiddelde levensverwachting, waarschijnlijk leidt tot aanzienlijke wijzigingen in de bevolkingsopbouw van de Europese Unie tegen 2050. De veranderingen omvatten: het algemeen ouder worden van de bevolking en een daling van het aantal mensen dat werkt. Dit zal leiden tot een aanzienlijke toename van de last voor de begrotingen van de lidstaten. Het zal een pijnlijk proces zijn, niet alleen voor de afzonderlijke lidstaten maar ook voor de hele Unie. Laatstgenoemde kan geconfronteerd worden met het verlies van concurrentievermogen en een daling van de economische groei, vergeleken met de situatie in andere delen van de wereld die gekenmerkt worden door snelle demografische groei.
Het is duidelijk dat deze demografische onevenwichtigheid negatieve gevolgen zal hebben voor de financiering van sociale zorg en de duurzaamheid van pensioenregelingen. Ik steun derhalve de in het verslag voorgestelde hulpmaatregelen die gericht zijn op demografische vernieuwing: het verlengen van de periode van beroepsactiviteit, het waarborgen van kwalitatieve sociale zorg en het bevorderen van solidariteit tussen de generaties. Deze acties zijn van groot belang om het concurrentievermogen van de economie van de Unie te behouden, terwijl tegelijkertijd de werking van het Europese sociaal model op de lange termijn gewaarborgd wordt.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Europeanen zijn een uitstervend ras. Met een gemiddeld geboortecijfer van minder dan 1,5 tegen het jaar 2050 zullen de 27 lidstaten van de EU 20 miljoen mensen verloren hebben en zal dertig procent van de bevolking ouder dan 65 jaar zijn.
De door mevrouw Castex voorgestelde maatregelen om het Europese geboortecijfer te corrigeren zijn lachwekkend, omdat onze college de Europese bevolking niet wil vernieuwen – zoals alle Europeanisten aan de macht – maar deze vervangen door immigranten uit Afrika en Azië. Daarom gebruikt zij 15 artikelen in haar verslag om te verzoeken om: voorzieningen om families te verenigen, burgerrechten voor immigranten en extra inspanningen om ze te integreren…
Dit beleid, dat in Frankrijk door de heer Attali werd bepleit en door de heer Sarkozy werd doorgevoerd, zal nog eens 80 miljoen immigranten naar Europa brengen tegen het jaar 2050, en zal uiteindelijk leiden tot het verdwijnen van onze bevolking.
Om het overleven van de Europese bevolking veilig te stellen, moeten de migratiestromen feitelijk omgekeerd worden en moet er een grootschalig geboortestimuleringsbeleid worden gevoerd, gebaseerd op het gezin en de omarming van het leven. Dit betekent dat onze naties hun soevereiniteit en identiteit in een nieuw Europa moeten zoeken, het Europa van de naties.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik ben voorstander van een cohesiebeleid voor de demografische ontwikkeling van de Europese Unie, omdat de structurele verschuiving in de leeftijdsopbouw van de Europese maatschappij aangeeft dat wij ons zorgen moeten maken over de toekomst. Ik vestig de aandacht op het feit dat alle geïndustrialiseerde landen van Europa dezelfde grote problemen op het gebied van het sociaal beleid hebben, waardoor een risico bestaat voor het Europese sociale welzijnsmodel dat noodzakelijk is voor onze huidige welvaart.
In dit verband wil ik met name de stijging van de Europese gemiddelde afhandelijkheidsratio van ouderen tot 53 procent in 2050 benadrukken, die veroorzaakt wordt door het huidige extreem lage geboortecijfer in de EU van 1,5, en die niet alleen leidt tot generatieconflicten – en als zodanig beschouwd kan worden als een belemmering voor sociale cohesie – maar ook Europa’s concurrentievermogen in de wereldeconomie kan verzwakken. De demografische verandering die plaatsvindt vereist een algemene aanpassing van de afzonderlijke sociale stelsels en snelle en efficiënte doorvoering.
Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) Het Castex-verslag over de demografische toekomst van Europa is verschrikkelijk afgezaagd, met alle clichés die men kan verwachten in onderzoeken over dit onderwerp. Mevrouw Castex vergeet, onder meer, melding te maken van contraceptiemethoden die grotendeels verantwoordelijk zijn geweest voor het teruglopen van het geboortecijfer in Europa, dat staat op slechts 1,5 kind per vrouw, wat bij lange na niet toereikend is voor vernieuwing van de generaties in de toekomst.
Een bevolking-vriendelijke omgeving is afhankelijk van de mogelijkheid of vrouwen bereid zijn kinderen op te voeden gedurende een betrekkelijk lange periode. Dit is een prioriteitsinvestering voor de maatschappij, en zou het aantal leerlingen dat voortijdig de school verlaat en jeugdcriminaliteit aanzienlijk verminderen.
Ten aanzien van immigratie ter compensatie van de lege wiegjes, dit is een hachelijk idee dat niet alleen onze westerse maatschappij zou ontwrichten maar een heuse tijdbom zou kunnen zijn met alle gevolgen die wij ons goed kunnen voorstellen. Het rechtvaardigen van immigratie door een gebrek aan arbeidskrachten, gekwalificeerd of niet, terwijl Europa meer dan twintig miljoen werklozen heeft, is het achterstellen van Europese werknemers, die de voorstellen van de Commissie of het Europees Parlement zeker zullen waarderen.
Om die redenen zijn wij voornemens tegen het Castex-verslag te stemmen.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. – (PL) Mevrouw Castex geeft terecht aan dat, gelet op het feit dat de Europese gemiddelde afhankelijkheidsratio van ouderen (het aantal personen van 65 of ouder, gedeeld door het aantal personen tussen 14 en 65) zal stijgen van 25 procent in 2004 tot 53 procent in 2050, de Europese Unie het risico loopt haar concurrentievermogen te verliezen en een terugval in economische groei te ondervinden.
Ik ben het eens met de voorstellen om vijf pijlers gericht op demografische vernieuwing uit te stippelen, namelijk een kwalitatief beroepsleven, een efficiënter Europa, betere integratie van immigranten, waarbij sociale zorg en solidariteit tussen de generaties gewaarborgd wordt.
Marcin Libicki, Wojciech Roszkowski en Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. − (EN) Wij stemden tegen dit verslag omdat de oplossingen voor de demografische crisis die erin worden voorgesteld, een averechts effect sorteren.
In tegenstelling tot wat in het verslag staat vermeld, verschaffen enkel traditionele gezinnen en sociaal respect voor moederschap de oplossing die wij nodig hebben.
De in het verslag voorgestelde sociale experimenten (zogenaamde ‘alternatieve gezinsstructuren’) brengen niets dan risico’s met zich mee voor onze maatschappij.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Zelden heb ik zoveel plezier gehad bij het stemmen over een resolutie, omdat het duidelijk aantoont dat vrouwen en ouderen een belangrijke rol te vervullen hebben bij de uitdaging van onze demografische toekomst.
Van vrouwen wordt verwacht dat zij meer kinderen ter wereld brengen, terwijl zij ook langer moeten blijven werken. In dat geval moet er wel iets geboden worden om hen te motiveren.
Vrouwen moeten niet gaan denken dat zij er verkeerd aan doen, of dat het hun een fortuin gaat kosten, elke keer als zij een kind ter wereld brengen.
Hoe meer nageslacht zij voortbrengen, des te meer worden zij gediscrimineerd qua sociale zorg, vooral als zij fulltime voor het gezin zorgen, des te minder zij verdienen, en des te korter hun pensioen zal zijn.
De meest schitterende resoluties hebben derhalve geen zin als er geen politieke moed is om ze ten uitvoer te leggen. Dit was helaas het geval bij de resolutie uit 1995 inzake de verdeling van pensioenrechten in geval van scheiding, en de resolutie inzake de situatie van echtgenotes die meewerken in KMO, gericht op het rechtzetten van de vele discriminaties die nog steeds door vrouwen ondervonden worden, en de benarde positie van veel te veel mannen wat het vaderschapsverlof betreft.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik wil Françoise Castex’s aanbevelingen betreffende de demografische toekomst van Europa toejuichen. De algemene boodschap van het stimuleren van het economische concurrentievermogen met behoud van het Europees sociaal model, is naar mijn idee zowel logisch als correct. Ik ben het eens met de nadruk in het verslag op terreinen als onderwijs, kinderopvang en financiële mechanismen om dit doel te bewerkstelligen. Er bestaat ook de noodzaak voor de bevordering van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op beroepsniveau alsmede een goed en weldoordacht immigratiebeleid dat het doel van succesvolle integratie omvat. In het verslag worden deze kwesties behandeld en ik stemde voor de aanbevelingen ervan.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Massale immigratie en vergrijzing vormen een bedreiging voor het bestand van de autochtone bevolking. De eerstgenoemde wordt aangekondigd als de wonderoplossing voor de laatsgenoemde maar leidt slechts tot etnomorfosis – met andere woorden tot Umvolkung: de gedwongen verandering van de etnische samenstelling van de bevolking. Als de EU niet eindelijk eens begint met het lobbyen voor een geboortestimuleringsbeleid voor de autochtone Europeanen, het traditionele gezin met veel kinderen bevordert, in actie komt tegen pogingen om het traditionele gezin met veel kinderen te doen verdwijnen – zoals het homohuwelijk – en weer een anti-immigratiebeleid invoert, ook met betrekking tot gezinshereniging, zitten wij hier over vijftig jaar te palaveren over de Kosovisering van Europa, net zoals wij nu doen over de Kosovo-kwestie zelf.
In het verslag dat voor ons ligt, wordt wederom een poging gedaan om immigratie aan ons als het wondermiddel te verkopen, met als resultaat dat Europa’s oorspronkelijke bevolking zich spoedig moet aanpassen aan de immigranten. Om die reden heb ik het verslag van vandaag verworpen.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) De EU moet reageren op ernstige demografische veranderingen als het in demografisch en territoriaal evenwicht wil blijven. Aan de ene kant is het noodzakelijk om de kwestie van de vergrijzing van de bevolking aan te pakken. De situatie is alarmerend. Elk jaar, volgend op het jaar 2010, zal het aantal mensen met een baan met 1 miljoen afnemen en dat zal de solidariteit tussen de generaties onder druk zetten.
Aan de andere kant zijn er de problemen die veroorzaakt worden door het dalende geboortecijfer; deze problemen zijn al een aantal jaar aan de orde. Het uitstellen van het krijgen van een kind tot op latere leeftijd kan de reden zijn voor een toename in onvruchtbaarheid van (echt)paren. Bescherming van moeder en gezin dient binnen al het EU-beleid de nadruk te krijgen. Pensioenregelingen moeten vrouwen niet straffen omdat zij moeder zijn.
In de afgelopen jaren zijn de verschillen tussen de lidstaten kleiner geworden maar tegelijkertijd de verschillen in de afzonderlijke lidstaten veel aanzienlijker. Met name achtergestelde gebieden zijn minder ontwikkeld en bovendien worden zij ook het meest getroffen door demografische veranderingen, te weten door vergrijzing en migratie. Aangezien er niet voldoende goedbetaalde banen zijn, vertrekken gekwalificeerde krachten naar de grote steden. De dichte concentratie van economische activiteiten in hoofdsteden verslechtert het demografische, sociale en milieu-evenwicht en leidt tot een afname van de bevolking op het platteland, waar vaak de basisinfrastructuur voor ontwikkeling ontbreekt.
Ik stemde voor het verslag van mevrouw Castex over de demografische toekomst – een van de belangrijke verslagen. Wij moeten ons realiseren dat demografische ontwikkeling een essentieel onderdeel is van alle beleidsvormen – op middellange of lange termijn.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De vernieuwing van de Europese bevolking is een cruciale factor bij het bewerkstelligen van evenwicht tussen de jongsten en oudsten en bij het vergroten van de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd. De gevolgen van het huidige dalende geboortecijfer en de toegenomen levensverwachting zullen een toename in de afhankelijkheidsratio voor ouderen en een afname van de actieve beroepsbevolking zijn. Het is bijgevolg van belang om stappen te nemen om demografische vernieuwing te bevorderen, hetgeen een meer productief en geavanceerder Europa oplevert met een hoge mate van sociale bescherming en solidariteit tussen de generaties.
Wij moeten beleidslijnen uitstippelen die de voortdurende vernieuwing van de Europese bevolking stimuleren en die voor een bestendige economische concurrentiepositie zorg dragen, waarbij tegelijkertijd het Europees sociaal model behouden blijft.
Wij kunnen niet voorbijgaan aan een ander aspect van deze kwestie dat te maken heeft met het feit dat Europa een bestemmingspunt is voor grote migratiestromen, en dat deze bevolkingsaanwas altijd helpt om de geboortecijfers te verhogen. De combinatie van de demografische kwestie met de migratiekwestie brengt risico’s met zich mee, en wij kunnen niet rekenen op de migrantenbevolking voor demografische vernieuwing. Ik wil derhalve nadruk leggen op de maatregelen die gericht zijn op het verhogen van het geboortecijfer, samen met het juiste beleid op het gebied van onderwijs en opleiding en solidariteit tussen de generaties, bedoeld om de demografische achteruitgang van Europa tot stilstand te brengen.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) De demografische uitdaging waar Europa voor staat, is gigantisch. Dit is een volkomen relevant onderwerp voor discussie op Europees niveau – ik heb het zelf nog ter berde gebracht, als auteur van een advies over flexizekerheid. Een noodzakelijke voorwaarde echter is, dat het uitgangspunt voor discussie is, dat de meeste voorgestelde maatregelen, zoals een latere pensioenleeftijd, een verstandig gezinsbeleid, goede omstandigheden voor ouderschapsverlof etc. onder het subsidiariteitsbeginsel vallen. Een aantal voorstellen in de brede reeks oplossingen uit het verslag zijn in de praktijk toegepast en hebben goed gewerkt in Zweden. Dat wil echter niet zeggen dat zij ook goed zouden uitpakken in andere delen van Europa.
Het fundamentele probleem met het Castex-verslag is niet de opzet ervan, maar dat het meeste van wat besproken is, betrekking heeft op beleidslijnen die door de lidstaten – soms op gemeenteniveau – moeten worden uitgevoerd. Ik stemde bijgevolg voor de amendementen die het subsidiariteitsbeginsel benadrukten en onthield mij van stemming bij de eindstemming.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE), schriftelijk. ?− (PL) Wij hebben een belangrijk verslag over de demografische toekomst van Europa aangenomen. Het feit dat burgers langer leven is zeker een prestatie van de lidstaten van de Unie. Het zorgt niettemin eveneens voor een geleidelijke vergrijzing van de bevolking. Op de lange termijn kan deze situatie het evenwicht tussen de beroepsbevolking en degenen die niet meer tot de arbeidsmarkt behoren alleen maar verstoren. Het vormt een aanslag op de solidariteit tussen de generaties, omdat een kleiner aantal mensen op de arbeidsmarkt dan tegenwoordig de alsmaar stijgende kosten van uitkeringen, toeslagen en subsidies, pensioenen, verpleeg- en gezondheidsdiensten moeten opbrengen voor degenen die niet werken.
Het is zaak dat men in actie komt om de periode van beroepsactiviteit te verlengen en het geboortecijfer te verhogen, om een dergelijke situatie tegen te gaan. Programma’s voor de volledige integratie van immigranten zijn eveneens vereist.
Technische modernisering en de invoering van informatietechnologie op de werkplek maakt het werk effectiever en productiever. Dit zal een aanzienlijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de situatie.
Er dient ook rekening gehouden te worden met de migratiestromen van het platteland naar de steden, en met het verborgen menselijk arbeidsvermogen op het platteland, met name in de minder ontwikkelde landen.
Demografie is een van de voornaamste uitdagingen voor de Europese Unie, vooral in het licht van de aanzienlijke overbevolking in andere delen van de wereld.
Ewa Tomaszewska (UEN), schriftelijk. ?− (PL) Gelet op de ernstige aard van het demografische probleem waarmee Europa geconfronteerd wordt, is het heel toepasselijk dat het Parlement en de Commissie er tijd aan hebben besteed. Helaas achtte ik het noodzakelijk om tegen het Castex-verslag te stemmen omdat zoveel belangrijke amendementen werden verworpen.
Het is met name onvergeeflijk dat het Parlement de bepaling heeft goedgekeurd waarin de vaststelling van het gezin van een emigrant in de wetgeving van het land van oorsprong volledig wordt aanvaard ingeval van een conflict met de wetgeving van het gastland, tezamen met de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen in het geval van polygamie. Dit is een inbreuk op de nationale bepalingen van lidstaten, en is bijgevolg een schending van het subsidiariteitsbeginsel.
Bairbre de Brún (GUE/NGL) , schriftelijk. ― (GA) Ik ben het niet eens met alles dat in het Guellec-verslag staat vermeld, maar desalniettemin juich ik het verslag toe en stemde ik er voor. Ik ben blij met de nadruk op een evenwichtige regionale ontwikkeling. Niet alleen moet de kloof tussen lidstaten verkleind worden maar wij moeten ook de kloven in lidstaten alsmede de kloven tussen regio’s verkleinen. Wij moeten ervoor zorgen dat meer middelen worden gericht op het bevorderen van de regionale ontwikkeling en het aanpakken van sociale uitsluiting. De enige wijze waarop een cohesiebeleid benaderd kan worden is als hulpmiddel voor de tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ofschoon dit verslag bepaalde aspecten bevat die – ondanks dat zij middelmatig zijn - wij als positief beschouwen, worden de grootste financieringskwesties niet aangepakt.
Een voorbeeld van dit compromis is de gevolgde benadering met betrekking tot de communautaire financiële middelen die benodigd zijn voor een effectief cohesiebeleid. In het verslag wordt erkend, in de overwegingen, dat ‘meer financiële middelen voor het cohesiebeleid moeten worden gegarandeerd in de toekomst, teneinde de verwachte nieuwe uitdagingen aan te kunnen’ (of dit echt betrekking heeft op cohesie is een ander punt dat nog opgehelderd moet worden). In de artikelen, echter, of met andere woorden in het eigenlijke voorstel van het verslag, wordt alleen maar gezinspeeld op een dubbelzinnige behoefte om het cohesiebeleid te versterken, waarvoor ‘voldoende’ financiële middelen moeten worden toegewezen.
Spijtig genoeg werden de amendementen die wij indienden, verworpen. Met deze amendementen werd bijvoorbeeld getracht: te erkennen dat er landen en regio’s zijn die niet op goede voet staan met de EU; te voorkomen dat het cohesiebeleid voor andere doeleinden wordt gebruikt, met name om doelstellingen van de Lissabonstrategie te financieren, hetgeen indruist tegen cohesie; de noodzaak om de communautaire financiële middelen voor cohesie te verhogen, te erkennen; voorwaarden op te leggen voor communaire hulp voor ondernemingen, zodat verhuizingen naar elders ontmoedigd worden; te benadrukken dat het nemen van permanente maatregelen met voldoende financiering voor de meest afgelegen gebieden noodzakelijk is en de rol van de visserij in het cohesiebeleid te erkennen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met Ambroise Guellec’s rapport over het vierde verslag van de Commissie over economische en sociale cohesie. De uitkomsten ervan tonen aan dat er absoluut vooruitgang is geboekt bij het verbeteren van economische en sociale cohesie in de EU. De uitkomst dat in een aantal lidstaten de ongelijkheid is toegenomen, vooral tussen hoofdsteden en plattelandsgebieden, wijst echter op de noodzaak het doel van dit beleid – proberen de verschillen binnen en tussen de veelsoortige regio’s van de EU te verkleinen – te blijven nastreven.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Cohesiebeleid draagt bij aan het oplossen van problemen als demografische veranderingen, migratie van plattelandsgebieden naar stedelijke gebieden, segregatie of klimaatveranderingen. Aan deze uitdagingen kan alleen maar het hoofd geboden worden als het cohesiebeleid communautair beleid blijft. Daarom steun ik dit rapport van harte. We zien hoe heilzaam dit beleid is als we kijken naar de landen die in het verleden steun gekregen hebben van het Cohesiefonds.
Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland hebben een sterke groei laten zien. De nieuwe lidstaten moeten een zelfde soort hulp krijgen. Zoals iedereen die in een wat afgelegen streek opgegroeid is en daar woont, weet ik dat er uitgesproken verschillen bestaan tussen verschillende regio’s en ook binnen afzonderlijke regio’s. Deze verschillen zijn soms zelfs groter dan verschillen tussen landen; het gaat dan om ongelijkheid in levensstandaard, in het aantal beschikbare banen, in inkomen en in onderwijskansen. Daarom wil ik benadrukken dat het absoluut noodzakelijk is de ongelijkheid tussen gemakkelijk toegankelijke regio’s en regio’s die kampen met structurele nadelen, te verkleinen. Volgens mij moeten we op de weg voorwaarts prioriteit geven aan beleid dat de druk op hoofdsteden vermindert en dat de ontwikkeling van steden van het tweede plan bevordert. Het is noodzakelijk dat de ontwikkeling van plattelandsgebieden wordt bevorderd en daarbij spelen kleine en middelgrote steden een belangrijke rol. Het is ook nodig om de fondsen toe te wijzen aan projecten die tot doel hebben elke regio op zijn eigen manier aantrekkelijk te maken. Ik steun dit rapport omdat ik weet dat cohesiebeleid het juiste antwoord is op vele demografische veranderingen.
Cristiana Muscardini (UEN), schriftelijk. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in het verleden is cohesie een van de pijlers geweest van het communautaire beleid – de uitdrukking van een beginsel van solidariteit dat de economische groei in de Europese Unie markeerde en vergezelde.
Het is een economische succesverhaal geweest voor vele Europese landen en regio’s; in sommige gevallen werd er zelfs van een wonder gesproken en voor veel van onze burgers is de kwaliteit van het leven verbeterd doordat het cohesiebeleid goed is uitgevoerd.
Cohesie speelt een nog belangrijkere rol in het Europa van de 27, met haar uitgesproken economische en sociale verschillen. De eerste effecten van de economische steun zijn nu te zien in enkele regio’s met een achterstand, hoewel het vanwege het oorspronkelijk zeer lage BBP per hoofd van de bevolking pas op de langere termijn mogelijk zal zijn de economische convergentie te beoordelen.
Vergelijkbare omstandigheden zullen in de nabije toekomst, en zelfs misschien vandaag, verschillend zijn. Het cohesiebeleid zal daarom andere, nieuwe uitdagingen met een sterke territoriale inslag, zoals demografische veranderingen, verstedelijking en nieuwe stadsplanning, migratiebewegingen, het energieaanbod en klimaatveranderingen, het hoofd moeten bieden.
Ik stem voor het rapport, maar wil de Commissie en de nationale regeringen oproepen om gezamenlijk deze problemen op een gepast dynamische en coöperatieve manier aan te pakken.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het doel van economische en sociale cohesie is het scheppen van het waanidee bij arbeiders dat de kloof van sociale en regionale ongelijkheid kan worden vernauwd en dat de levensstandaard van arbeiders in landen en regio’s die afwijkt van het gemiddelde in de Gemeenschap, kan worden verhoogd.
De wet van ongelijke groei binnen het kapitalisme is echter onverzettelijk. Deze ongelijkheid wordt steeds groter; de armen worden armer en de rijken worden rijker. Daar lopen de arbeiders elke dag weer tegenaan.
Nu we geconfronteerd worden met de klap die uitgedeeld wordt door de kapitalistische herstructureringen en de frontale aanval op de arbeidsrechten, dreigt zelfs het verbale gebruik van dit woord te verdwijnen, en daarmee de schamele voorziening uit de communautaire begroting.
In de derde fase van de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon moet al het beleid vervangen worden door het toverwoord van het imperialisme: concurrentie. Dit zal leiden tot concurrentie tussen staten, regio’s en arbeiders en het recht van de sterkste zal gelden.
De resolutie behelst niet meer dan bloemrijke verklaringen en mooie wensen die niet aan de kern van het probleem raken. Alleen de strijd van de arbeiders, ongehoorzaamheid aan en opstandigheid tegen het impopulaire antiarbeidersbeleid van de EU kunnen de neerwaartse beweging in de leefomstandigheden van de werkende klasse ombuigen. Op het moment wordt deze trend zelfs in de meer ontwikkelde landen steeds duidelijker.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het cohesiebeleid is een van de typische kenmerken van de Europese Unie, een van haar belangrijkste successen en ook een van de belangrijkste attracties van onze gemeenschap. De gedachte dat het goed en noodzakelijk is ervoor te zorgen dat alle lidstaten hetzelfde ontwikkelingsniveau hebben, is een denkbeeld dat we niet mogen loslaten en de positieve resultaten ervan moeten we vieren.
Toch is op dit gebied niet alles goed gegaan. In de eerste plaats is het essentieel dat de cohesiefondsen steeds verder geïntegreerd worden met andere financieringsplannen, zodat gegarandeerd kan worden dat de voordelen van deze fondsen niet verloren gaan als niet tegelijkertijd geïnvesteerd wordt in beleid dat rechtstreeks gericht is op latere ontwikkelingsfasen. Het is soms nodig grotere stappen te nemen, omdat we anders altijd ergens achteraan blijven sukkelen.
In de tweede plaats is het zorgwekkend dat er in de staat Portugal een voortdurend terugtrekkingsproces te zien is waar het gaat om het garanderen van door het hele land heen gelijke toegang tot basisvoorzieningen. Wat heeft het voor zin op te roepen tot cohesie op communautair niveau als die cohesie op nationaal niveau niet bestaat, als mensen in minder ver ontwikkelde regio’s in de steek worden gelaten, niet uit naam van een ontwikkelingsidee, maar zuiver op basis van een boekhoudkundige kijk op de toewijzing van hulpbronnen? Geen enkele.
Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk. − (GA) Ik ben het niet met alles eens wat er in het verslag van Gisela Kallenbach staat, maar ik ben er desondanks blij mee en stem dan ook voor. Ik ben vooral blij met de nadruk die mevrouw Kallenbach legt op versterking van de rol van de lokale stedelijke autoriteiten. De duurzame ontwikkeling van stedelijke gebieden is een buitengewone uitdaging in de eenentwintigste eeuw en het vandaag door mevrouw Kallenbach gepresenteerde kader kan ons helpen die uitdaging aan te gaan.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In dit rapport over het vervolg op de Territoriale agenda en het Handvest van Leipzig staan aspecten die wij belangrijk vinden.
Er moet echter aandacht gevraagd worden voor het feit dat de feitelijke inhoud van de territoriale dimensie van het cohesiebeleid nog vastgesteld moet worden, met de voor september geplande goedkeuring van een Groenboek over dit onderwerp.
Hoewel veel van de tot nu toe genoemde doelstellingen een warm onthaal verdienen en ze allemaal steekhoudend zijn – bijvoorbeeld de aanleg van een polycentrisch, evenwichtig stedelijk systeem en de schepping van een nieuwe relatie tussen stad en platteland met als resultaat gelijkwaardige toegang tot infrastructuren, behoud van het natuurlijke en culturele erfgoed, instandhouding van openbare ruimten van hoge kwaliteit en verbetering van het woningbestand en het straatmeubilair, versterking van de lokale economie en het lokale arbeidsmarktbeleid en het zorgen voor een proactief onderwijs- en opleidingsbeleid voor kinderen en jongeren – willen we graag beklemtonen dat:
- landbeheer en landinrichting onder de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten moeten vallen;
- er voor de nieuwe prioriteiten nieuwe financiële hulpbronnen aangewend moeten worden;
- de territoriale dimensie de economische en sociale cohesie, dat wil zeggen de verkleining van het verschil in ontwikkelingsniveau tussen de verschillende regio’s en het stimuleren van de minst bedeelde, achtergebleven regio’s, niet mag tegengaan of doen verwateren.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor het rapport ‘Follow-up van de Territoriale agenda en het Handvest van Leipzig’ van Gisela Kallenbach. We moeten gevoeliger zijn voor de territoriale en stedelijke dimensie van EU-beleid. Door de samenwerking tussen stedelijke en landelijke gebieden te verbeteren en doelmatige, op duurzame ruimtelijke ontwikkeling gerichte tactieken toe te passen, kunnen we dat bereiken.