De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van Gabriele Albertini, namens de Commissie vervoer en toerisme, inzake een duurzaam Europees vervoerbeleid, rekening houdend met het Europees energie- en milieubeleid (2007/2147(INI)) (A6-0014/2008).
Gabriele Albertini, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het verslag over een duurzaam Europees vervoerbeleid heeft nu het debatstadium in de plenaire vergadering bereikt. De tekst is al in januari welwillend door de Commissie vervoer en toerisme ontvangen, zonder dat er redenen voor een controverse waren. Er werden slechts ongeveer veertig amendementen ingediend.
Het was mijn hoofddoel om dit eigen initiatiefverslag zo beknopt mogelijk te maken, niet meer dan ongeveer 20 paragrafen, zodat het Europees Parlement zijn aanbevelingen zo effectief als mogelijk aan de Commissie en de Raad kan geven. Aangezien de kwesties waarover ik spreek zo immens zijn – Het Europees beleid voor het vervoer, de energie en het milieu – zou het te zeer in detail gaan en het produceren van een overmatig aantal paragrafen het verslag hebben verzwakt, en de slotresolutie van het Parlement zou minder duidelijk en doortastend zijn geweest.
Om dezelfde reden zijn sommige kwesties buiten beschouwing gelaten. Een eigen initiatiefverslag kan niet al de bij het vervoer, de energie en het milieu optredende vragen op een uitputtende manier behandelen. Dit document kan echter van nut zijn voor de Commissie ten aanzien van toekomstige wetsvoorstellen en om te laten zien wat de Europese Burgers van de instellingen van de Gemeenschap kunnen verwachten.
Acht amendementen zijn ingediend voor dit afsluitend onderzoek in de plenaire vergadering. Ze voegen in wezen niets nieuws toe ten aanzien van het debat in de Commissie vervoer en toerisme. Ik wil desondanks kort op deze amendementen ingaan.
De Verts/Ale-Fractie heeft zes amendementen ingediend en heeft om een gesplitste stemming over paragraaf 16 gevraagd. Dit verzoek schrapt de verwijzing naar het gebruik van nucleair opgewekte elektriciteit door het spoorwegvervoer, een verzoek waarmee ik het niet eens ben. Het spoorwegvervoer is de wijze van vervoer met de kleinste koolstofvoetafdruk, gedeeltelijk dankzij het gebruik van nucleair opgewekte elektriciteit.
Amendement 6 vraagt de Commissie om te bemiddelen voor één enkele snelheidslimiet op Europese autowegen in alle landen. Onze Duitse vrienden hebben al een paar maal aangetoond dat Duitse autowegen veiliger zijn en dat het aantal ongelukken lager ligt dan in vele lidstaten van de Europese Unie die zo’n limiet hebben. Het subsidiariteitsbeginsel moet in dit geval ongetwijfeld verder worden toegepast.
Persoonlijk vind ik amendement 2 zeer coherent, vooral het eerste deel over transparante kosten voor luchtvervoer en de ticketprijzen.
De heer Blokland heeft amendement 8 ingediend, namens de IND/DEM-Fractie. Deze tekst is van betrekking op paragraaf 2 en analyseert de maatregelen die burgers moeten nemen om de urbane en suburbane mobiliteit te verbeteren. Hier moet ik u oproepen om er tegen te stemmen, aangezien het amendement een volledig tegenovergestelde lijn heeft dan de door de Commissie vervoer en toerisme aangenomen tekst.
Ten slotte heeft mijn Fractie weer een amendement ingediend – Amendement 1 van betrekking op paragraaf 11 – bij de Commissie vervoer en toerisme, betreffende de herziening van de Eurovignettenrichtlijn. Persoonlijk was en ben ik niet tegen de mogelijkheid om te juister tijd in Juni naar deze kwestie te kijken. De Europese Commissie heeft al aangekondigd dat zij het herzieningsvoorstel tegen deze tijd zal uitgeven. Ik ben van mening dat er een vrije stemming over de desbetreffende amendementen moet zijn, echter in overeenstemming met hetgeen in de Commissie vervoer en toerisme is voorgesteld.
Ik zou de leden willen bedanken voor het interesse dat ze voor dit verslag en voor mijn werk hebben getoond. Aangezien ik mij ervan bewust ben dat vele anderen om een spreekbeurt hebben gevraagd, geef ik hun de gelegenheid om dit te doen.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de heer Albertini voor zijn uitstekende verslag. Kennelijk is er een brede consensus tussen het Parlement, de Raad en de Commissie over de noodzaak om de uitwerkingen van het vervoer op het milieu en de energie te verminderen. Tegelijkertijd moeten we de mobiliteit handhaven die wezenlijk is voor ons concurrentievermogen en onze levenskwaliteit.
Hoe kunnen we duurzame mobiliteit bereiken? Het is een enorme uitdaging. Tot 2020 moeten wij onze broeikasgasemissies om twintig procent verminderen, een om twintig procent verminderd energieverbruik hebben en naar een toename om twintig procent van hernieuwbare energieën streven in ons energieverbruik. Kennelijk moet het vervoer een grote rol spelen bij het bereiken van deze streefdoelen.
Ik zal proberen te beginnen met het voorstellen van onze verscheidene initiatieven op dit gebied. De ontwikkeling van de trans-Europese netwerken, waar wij zeer sterk op de ontwikkeling van het spoorwegvervoer zetten, waarop de heer Albertini zojuist heeft gewezen, zal een modale verschuiving teweegbrengen die kennelijk in deze richting gaat. Wij hebben het TEN-T-project en het Marco Polo programma ter ondersteuning van de grote zeewegen. Wij ondersteunen het binnenlandse waterwegvervoer met het NAIADES programma. Klaarblijkelijk zal onderzoek ons ook in staat stellen tot ontwikkeling van groenere en effectievere technologieën. Ik zou uw opmerkzaamheid ook willen richten op het recentelijk voorstel voor een schone-auto-richtlijn, waaraan de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid zal beginnen te werken.
Om een helder beeld van al deze maatregelen te schetsen, zal de Commissie een inventarislijst van alle Europese initiatieven presenteren. Dit zal de inventaris opmaken van alle genomen handelingen en hieruit lessen voor de toekomst trekken. Ik heb een zeer bijzonder persoonlijk belang bij deze inventarislijst.
Ten tweede zijn we op weg naar een strategie voor de doorberekening van alle externe uitgaven voor alle soorten van vervoer. Het pakket dat ik in Juni zal voorstellen zal een strategie ter doorberekening van de externe kosten voor alle soorten van vervoer bevatten, iets waarvoor het Europees Parlement druk heeft gemaakt. Dit initiatief komt tegemoet aan een behoefte. De externe kosten voor onze economie en ons milieu –luchtvervuiling, lawaai en filevorming– zijn heftig, wat ook een nadelig effect op de vervoersmobiliteit heeft. Wanneer we een duurzame mobiliteit willen hebben, dan moeten wij ervoor zorgen dat de externe vervoerskosten worden opgenomen in hetgeen de gebruikers betalen. Ons voorstel van 2006 dat de luchtvaart in het Europese emissiehandelssysteem moet worden opgenomen was een stap in de richting van de doorberekening van de externe kosten in de luchtvaartsector.
Ik ben van plan om deze doorberekeningsstrategie met een wijzigingsvoorstel voor de richtlijn inzake vrachtwagenheffingen te koppelen. Dit staat het de lidstaten toe, – toestaan, niet verplichten – de externe milieukosten, zo wenselijk, in de heffingen door te bereken, en niet alleen de kosten van de infrastructuur, zoals nu het geval is. Op het moment kunnen zij dit niet doen, met uitzondering van heel weinig gevallen. Deze wijziging zal ook de doorberekening toestaan van externe kosten in een andere sector, de spoorwegen. De wetgeving van de Gemeenschap schrijft voor dat externe kosten voor de spoorwegen alleen dan kunnen worden doorberekend, wanneer andere wijzen van vervoer ook hun externe kosten doorberekenen.
Om kort te gaan, we gaan in de richting van intelligente tolsystemen, leerzame tolsystemen, die het mogelijk maken om vrachtwagens die de slechtste milieunormen hebben sterker te straffen, of vrachtwagens die hoofdwegen op tijden gebruiken, wanneer deze het sterkst onder filevorming en verkeersopstoppingen te lijden hebben.
Daarnaast zullen we in de tweede helft van het jaar een reeks van initiatieven nemen. Ik zal maatregelen ter vermindering van het spoorweglawaai aankondigen. De wegen zullen ook verbeterd worden; het zal mogelijk zijn om filevorming met een intelligent vervoerssysteem te verminderen. We zullen naar interoperabiliteit in één pakket streven.
Het verslag van Albertini benadrukt ook de behoefte aan het oprichten van één werkelijke Europese interne luchtruimte. De heer Albertini heeft gelijk; dat is de weg om het te doen. Ook, zoals al eerder is gezegd, moeten we voortgaan met het CESAR-project. Het moet een wezenlijk aandeel hebben bij het ontwikkelen van de voor het bereiken van dit doel benodigde technologie.
Er zijn initiatieven in planning om de uitstoot van stikstofoxide in de luchtvaartsector en het lawaai rond luchthavens te verminderen. We werken ook aan maatregelen voor de scheepvaart. Kennelijk moet het stadsverkeer ook in de rekening worden opgenomen: veertig procent van de koolstofemissies en zeventig procent van de andere vervuilende emissies wordt veroorzaakt door voertuigen in steden.
Binnen het Europees Parlement ben ik de heer Rack zeer dankbaar, die hieraan werkt, en ik hoop dat we deze herfst een reeks van instrumenten kunnen voortbrengen die in de steden kunnen worden gebruikt.
Dit zijn een paar voorbeelden van de uiteenlopende handelingen die, het moet worden gezegd, één van de hoofdprioriteiten van mijn zittingsperiode zijn: het vergroenen van het vervoer, terwijl tegelijkertijd wordt veiliggesteld dat alle burgers van Europa toegang tot vervoer hebben.
Het is waar dat, zoals de heer Albertini heeft gezegd, zijn verslag op het juiste moment komt. Het Parlement en de Commissie stemmen meer of minder overeen inzake duurzame mobiliteit en ik zou het Parlement en de heer Albertini hartelijk voor zijn uitstekende werk willen bedanken dat in grote mate tot de opheldering van ons eigen werk in de Commissie bijdraagt.
Edite Estrela, rapporteur voor advies van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid. − (PT) Ik zou ook graag willen beginnen met het danken van de rapporteur en hem mededelen dat de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid gelooft dat de verschillende maatregelen met elkaar moeten worden gecombineerd om een duurzaam vervoerssysteem voor toekomstige generaties veilig te stellen. Deze maatregelen omvatten verkeersmanagement, een betere logistiek, belastingprikkels voor vervoer en milieuvriendelijke brandstoffen, veilig, milieuvriendelijk, efficiënt en betaalbaar openbaar vervoer, de modernisering van het spoor, niet-gemotoriseerde mobiliteit, enzovoorts. Er zijn ook informatie- en scholingscampagnes nodig voor de jeugd.
Wij zijn het eens met de insluiting van de luchtvaart in het Europese emissiehandelssysteem en ondersteunen een eensluidende wetgeving voor de maritieme vervoerssector, net zoals de aanneming van ambitieuze en bindende CO2-emissielimieten voor auto’s, waardoor deze doelmatiger met hun brandstoffen omgaan. De Europese Unie moet daarom het onderzoek ondersteunen ter ontwikkeling van de benodigde technologieën om een duurzaam en milieuvriendelijk vervoer te scheppen, bijvoorbeeld de ontwikkeling van alternatieve en hernieuwbare motorbrandstoffen zoals waterstof en brandstofcellen.
Etelka Barsi-Pataky, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. − (HU) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter, het vervoersbeleid krijgt met een paradigmawisseling te maken: de brandstoffen, de technologie, de verordeningen en de verwachtingen van de maatschappij zullen allemaal anders zijn. De vervoerssector treed een nieuw tijdperk binnen.
Is er iets dat niet zal veranderen? Ja, de mobiliteit, want het zou fout zijn om de mobiliteit aan banden te leggen. Wanneer we niet willen dat de mobiliteit beperkt wordt, moeten we ons echter zelf veranderen. De vraag is op welke wijze? De technologische ontwikkeling laat zich niet stoppen, maar toch moeten we meer uitgeven en deze uitgaven voor een groter deel sterker richten op de ontwikkeling van voertuigen om zo snel als mogelijk milieuvriendelijke voertuigen op de straat te krijgen. Alternatieve brandstoffen hebben al grote en soms omstreden stappen genomen, maar we moeten zorgzame keuzes maken tussen de biobrandstoffen van de tweede generatie en waterstofgerelateerde oplossingen, zodat ze op de markt kunnen komen als een resultaat van onderzoek en ontwikkeling.
Ten aanzien van de financiering in het kader van het zevende Kaderprogramma, moeten de Fondsen van de Europese Unie, de nationale bijdrages en particulier kapitaal allemaal in dezelfde richting gaan. Intelligente oplossingen zoals de CESAR of Galileo programma’s maken te weinig vooruitgang, en wij moeten deze programma’s versnellen. In het belang van het bereiken van onze doeleinden moeten wij de economische omgeving veranderen op basis van de beginselen: ‘de gebruiker betaalt’ en ‘de vervuiler betaalt’. Laat ons er ten slotte voor zorgen dat we niet het eigendom van voertuigen belasten, maar er voor zorgen dat er betaalt wordt voor het gebruik van voertuigen. Dan zullen we in een positie zijn om ons gedrag betreffende het autorijden, het autogebruik en het reizen te veranderen.
Mevrouw de Voorzitter, wij danken ons medelid de heer Albertini voor zijn werk en voor zijn grondig en behoedzaam verslag. Met deze aanvullende opmerkingen ondersteunt de Commissie industrie, onderzoek en energie het verslag en beveelt het tegelijkertijd aan de Commissie aan voor zijn aangekondigde voorstellen voor groen vervoer. Dank u wel.
Robert Evans, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals wij van de heer Albertini en de Commissaris vernomen hebben, is dit een te juister tijd komend en belangrijk verslag en wij juichen het toe. In zijn inleidende opmerkingen zei de heer Albertini dat dit ons een gelegenheid geeft om ons vervoersbeleid te omlijnen, rekening houdend met het milieu en de doelmatigheid van brandstoffen, een zaak waarmee het Parlement voortdurend zeer sterk begaan was en waarover het zijn meningen tot uitdrukking bracht.
In zijn bijdrage heeft de heer Barrot de gehele zaak een enorme uitdaging genoemd, en een uitdaging waar al onze regeringen naar kijken. Zoals de heer Barrot heeft gezegd, moeten wij de duidelijk bijdrage van het vervoer erkennen en de behoefte om dit vervoer te ‘vergroenen’. In dit opzicht ben ik er zeer trots op dat Londen vooruitgelopen is met een aantal initiatieven, of het nu het rekeningrijden is, de nieuwe lage-emissie zone of de hogere heffingen voor minder milieuvriendelijke voertuigen, een initiatief waar de Conservatieven van Londen tegen waren.
De heer Barrot sprak ook over de behoefte aan het herkennen van de externe kosten van vervoer en de heer Albertini sprak over sommige van de amendementen. Ik geloof echter dat er een tegenspraak in de houding van de PPE-DE-Fractie is – een tegenspraak waarover de PPE-DE-Fractie naar mijn weten intern heeft gedebatteerd – en er is een tegenspraak in dit verslag. Overweging B spreekt bijvoorbeeld over energieverbruik en haalt het ‘wegvervoer, dat goed is voor 83 procent [...] van het energieverbruik’ aan. Tegen deze opvatting probeert amendement 1 van de PPE-DE-Fractie, en meeondertekend door sommige leden van de ALDE-Fractie, vrij duidelijk om de in de Commissie aangenomen houding te veranderen naar een houding die het wegvervoer prefereert boven het spoorwegvervoer. Dit past niet in een pakket dat voor duurzaam transport pleit boven vervoersvormen die niet vriendelijk voor het milieu zijn.
Ik vraag de heer Albertini, wanneer hij tot een eind komt, en ik vraag de ALDE-Fractie die dit ook heeft ondersteund, waarom ze proberen om het wiel om te draaien en waarom ze proberen een lans voor het wegvervoer te breken. Ik ga er van uit dat misschien de persoon wiens vingerafdrukken werkelijk op dit amendement staan vanavond niet hier is om dat te beantwoorden.
Ik moet zeggen dat mijn fractie er over na zal denken of ze dit hele verslag ondersteunt, wanneer dit amendement wordt aangenomen. Ik kijk er naar uit. Behalve deze zaak zijn de beginselen in dit verslag prima.
Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, ongeveer een kwart van de broeikasgasemissies in de Europese Unie worden door het vervoer veroorzaakt. Wij moeten daarom duidelijk de emissies door het vervoer verminderen. De hoeveelheid vervuiling door het vervoer moet worden verminderd.
Het luchtvervoer wordt in het geheel niet meegerekend bij de internationale verdragen inzake het klimaat. Het veroorzaakt niettemin altijd en alsmaar meer emissies en moet in alle verdragen worden opgenomen. Iemand zei hier dat het beginsel‘de gebruiker betaalt’ een goed beginsel is. Ik ben het hier mee eens. Het is een goed beginsel wanneer men ook rekening houdt met de omstandigheden. In Europa zijn er schaars bevolkte landen en gebieden die geen openbaar vervoer hebben en waar de mensen alleen met de particuliere auto overal heen kunnen komen. In dit geval is het beginsel ‘de gebruiker betaalt’ niet erg toepasselijk. Een ritje voor de lol is één ding, maar iets heel anders het gebruiken van de auto, omdat je hem moet gebruiken en in situaties waar het niet mogelijk is om het openbaar vervoer te gebruiken.
Op lange termijn moeten wij proberen om het vrachtvervoer van de weg te krijgen. Algemeen gesproken moet ons handelen erop gericht zijn dat we wegkomen van vervoersmiddelen die afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen naar vervoersmiddelen die op hernieuwbare brandstoffen lopen. We hebben veel te doen op EU-niveau, wanneer we werkelijk van plan zijn om de streefdoelen te halen waartoe wij ons zelf hebben verplicht, dat wil zeggen om de emissies te verminderen. Het is een kwestie van wilskracht, en omdat we de zaak gezamenlijk hebben besloten, moeten alle naties zich gezamenlijk inspannen om ervoor te zorgen dat deze besluiten worden uitgevoerd.
Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het ontwerpverslag inzake een duurzaam Europees vervoersbeleid, rekening houdend met het Europees energie- en milieubeleid, waagt een complexe aanpak voor een zeer gevoelig thema. De rapporteur, de heer Albertini, moet worden gelukgewenst voor zijn aanpak van het probleem en voor zijn constructieve voorstellen.
Onder andere heeft de heer Albertini er correct op gewezen dat de rol van het spoorwegvervoer, met name wat betreft het goederenvervoer, niet naar behoren werd gewaardeerd en dat men zijn ontwikkeling heeft laten sloffen. We moeten ons goed tussen de oren knopen dat het bouwen van wegen alleen het probleem niet zal oplossen en dat spoorwegprojecten wezenlijk zijn. Ik wil degenen die het nog niet is opgevallen een reis door Polen aanbevelen dat de laatste jaren door het internationaal vrachtwagenverkeer wordt doorkruist.
Bij het tweede probleem dat dringende aandacht vereist gaat het om de verkeersopstoppingen in grote verstedelijkte gebieden en de concentratie van uitlaatgassen in steden en hoofdverkeerswegen tussen de steden. Hier wordt ook de rol van het spoorwegvervoer, dat wil zeggen hogesnelheidstreinen niet gewaardeerd. Het derde belangrijke thema is, naast het spoorwegvervoer, het gebruik maken van binnenlandse waterwegen en het zeevervoer die minder vervuilend zijn. Er zijn hier nog veel meer problemen, zowel op het gebied van de techniek, de energie en de kostenbeheersing, als ook wat betreft de sociale gevoeligheid en het gedrag. Om al deze problemen de baas te kunnen, hebben we een volledige analyse van de verkeerssituatie in het kader van het milieu nodig, en bovendien concrete geïntegreerde handelingen.
Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het verslag bevat vele mooie impulsen, maar het gaat van de veronderstelling uit dat de voortdurende groei van het verkeersvolume zoiets als een natuurwet is, en dat de technologie de meerderheid van de problemen kan oplossen.
Er zijn twee thema’s die ik in het bijzonder wil aankaarten. Ten eerste de berekening van alle kosten van het verkeer, ook de externe kosten, moet met het Eurovignet beginnen, omdat het vrachtverkeer de grootste last veroorzaakt, niet alleen voor het wegennetwerk, maar ook voor de mens en het milieu. Ook wanneer de voor het vervoer verantwoordelijke commissaris Barrot heeft beloofd dat het vervoersprotocol van de Alpenconventie tijdens de periode van het Franse voorzitterschap zal worden geratificeerd, geloof ik dat wij, het Europese Parlement dit protocol uitdrukkelijk in dit verslag zouden moeten noemen.
Men is altijd weer bezig met het mooipraten van het verkeer. Het is echter een feit dat de door het verkeer veroorzaakte CO2-uitstoot in de EU om 32,1 procent is gestegen en dat de uitstoot door het luchtverkeer met negentig procent omhoogging, terwijl alle andere sectoren in staat waren om de emissies overeenkomstig het Protocol van Kyoto te verminderen.
Wij zijn in dit verslag te snel tevreden met nobele doelstellingen en vrome wensen. Er zijn echter concrete voorschriften en doeltreffende maatregelen nodig, waaronder sancties, anders zal alles zo verder gaan als in het citaat van William Blake ‘De weg naar de hel is met goede voornemens geplaveid’.
Michael Henry Nattrass, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het Verenigd Koninkrijk moet zijn eigen wetten maken, dus verwerp ik dit voorstel. Het is onbetwistbaar dat efficiëntere auto’s een goed idee en dat thuis werken de vervuiling vermindert.
Waarover ik mij bij dit verslag zorgen maak zijn bewoordingen als ‘prijsbeleid’ en ‘belasting op fossiele brandstoffen’, omdat er op het moment geen serieuze alternatieven bestaan en deze belastingen erg om zich heen grijpen. Het moet in de toekomst om het aanmoedigen van innovatie en technologie gaan, en niet om het beduvelen van mensen die geen ander alternatief hebben dan belasting betalen. De meeste systemen voor openbaar vervoer zijn prima voor de forens maar komen niet aan de behoeftes van de zakenman tegemoet die naar zijn werk moet rijden, omdat hij later nog zijn klanten moet bezoeken.
Maar de stad Straatsburg heeft een eerste klasse tramsysteem, met een tramhalte voor precies dit gebouw. Dus waarom geven de leden van het Europees Parlement in Straatsburg niet het goede voorbeeld? Zij bezoeken geen klanten, zij komen alleen hierheen voor het slecht besturen van Europa. Toch komen zij bijna allemaal met door chauffeurs bestuurde limousines en negeren de trams. Wanneer de leden van het Europees Parlement aan hun eigen woorden voldoen, dan zou het publiek misschien naar hen luisteren. Om het nog eens duidelijk te zeggen: Mevrouw de Voorzitter, dit Huis maakt zich schuldig aan grote hypocrisie. Wat zeiden de leden van het Europees Parlement nog eens over duurzaam vervoer? Omdat de leden van het Europees Parlement het net zo zullen negeren, als de niet-roken-bordjes in de kantines van het Parlement!
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). – (RO) De tenuitvoerlegging van een geïntegreerde strategie voor de ontwikkeling van duurzaam vervoer moet een absolute prioriteit zijn, zowel voor de Commissie als ook voor de lidstaten.
De uitgaven voor de vervoersinfrastructuur moeten toenemen, vooral voor milieuvriendelijke vervoerswijzen, zoals de spoorwegen, de binnenlandse waterwegen en de snelwegen van de zee. Een uitvoerige beoordeling van de interne kosten en met name van de negatieve effecten voor het milieu moet verplicht zijn. Zulke negatieve effecten moeten worden vastgesteld en in de prijzen aan de gebruiker doorgegeven worden. Vervolgens is het zeer belangrijk dat de doorberekening van de externe kosten voor alle vervoersmiddelen op het gelijke tijdstip wordt uitgevoerd. Zodoende zou een betere vergelijking tussen de wijzes van vervoer mogelijk zijn, ten bate van minder vervuilende vervoersmiddelen, en ook voor de ontwikkeling van het trans-Europese netwerk en het intermodale vrachtvervoer.
Ik geloof dat een betere logistiek en de verbetering van het beheer, met name door de intensivering van het onderzoek en de toepassing van nieuwe technologieën op het gebied van de intelligente systemen stappen in de richting zijn van een betere verkeersplanning, het beheer van verkeersstromen en de uitbanning van verkeersopstoppingen en filevorming.
Roemenië onderneemt gecombineerde inspanningen om aan de Europese normen te voldoen, vooral door het aantrekken van investeringen in benadeelde gebieden, om daardoor het fundament te leggen voor een vermindering van de ontwikkelingsverschillen bij de infrastructuren. Tezelfdertijd ondersteunt en bevordert Roemenië handelingen die een effectiever energieverbruik ten doel hebben, om zo zijn bijdrage te leveren aan de vermindering van de negatieve effecten voor het milieu door het vervoer en de investeringen in alternatieve energiebronnen te ondersteunen.
Daarom verzoek ik de Europese Commissie dat zij het meerjarig financieel kader ten opzichte van de financiële middelen op het gebied van het vervoer herwaardeert, en ook voor het hiermee gepaard gaande onderzoek, met het oog op het bereiken van rendabele en in energie-opzicht verbeterde producten en diensten. Tezelfdertijd doe ik de aanbeveling dat de lidstaten publiek-private partnerschappen ondersteunen, en als gevolg daarvan particuliere investeringen in het gegeven gebied, en dat ze volledig gebruik maken van de beschikbare middelen voor het scheppen van een duurzame vervoerssector, voor het verbeteren van de verkeersveiligheid en de gezondheid van het milieu waarin wij leven.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Het Europese beleid inzake een duurzaam vervoer, rekening houdend met het Europees energie- en milieubeleid, betreft en is van directe invloed op ongeveer 490 miljoen Europese burgers.
Ik heb de Commissie en de lidstaten verzocht een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop vervoersinfrastructuren en de toepasbare tarieven van invloed zijn op de stadsontwikkeling en de toekomstige vraag naar vervoersdiensten.
Ik verzocht de Commissie en de lidstaten om in te grijpen in de modernisering van de haveninfrastructuur betreffende de zeehavens van de Europese Unie, en ook de aan de binnenlandse waterwegen gelegen havens, om zo het snelle vervoer van vracht en passagiers tussen verschillende vervoerssystemen mogelijk te maken, en zodanig de vermindering van het energieverbruik in de vervoerssector te vergemakkelijken.
De Europese Unie heeft zich 2007 plechtig en unilateraal verplicht tot het verminderen van de broeikasgasemissies om ten minste twintig procent ten opzichte van de waarden van 1990. De tenuitvoerlegging, met name in grote verstedelijkte gebieden, van intelligente vervoerssystemen voor verkeersbeheersing zullen files vermijden die de Europese Unie per jaar ongeveer 1 procent van zijn bruto nationaal product kosten. Tezelfdertijd zal de ontwikkeling van het Europese spoorwegsysteem zijn bijdrage leveren aan de naleving van het Europese beleid inzake energie en inzake de bestrijding van de klimaatverandering.
In dit kader geloof ik dat één van de ontwikkelingsprioriteiten op het gebied van het trans-Europees vervoer het ontwerp van een spoorwegnetwerk van hogesnelheidstreinen moet zijn die alle hoofdsteden van de lidstaten met elkaar verbindt. Hogesnelheidstreinen moeten ook door Boekarest en Sofia rijden.
Leopold Józef Rutowicz (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van de heer Albertini behandelt alle beslissende factoren van een duurzaam Europees vervoersbeleid, rekening houdend met het Europees energie- en milieubeleid. Het vervoer is verantwoordelijk voor dertig procent van het energieverbruik, en dit cijfer zal binnen twintig jaar nog met dertig procent omhooggaan. De vervoerssector verbruikt zeventig procent van de olie, en in steden en bebouwde gebieden neemt het veertig procent van de CO2-uitstoot en zeventig procent van de emissies van andere schadelijke deeltjes voor zijn rekening.
De rapporteur is een voorstander van technologische innovaties en andere methodes ter energiebesparing. De Europese Unie moet snelle en doeltreffende maatregelen nemen. Gezien de enorme stijging van de olieprijzen is de elektriciteit de meest voordelige energievorm, voor het milieu en voor de economie. Het moet een grotere rol in het vervoer spelen, ook in het stadsverkeer, bijvoorbeeld door de productie van goedkope elektrische stadsauto’s. De grotere navraag voor deze vorm van energie moet worden gedekt door de nieuwste generatie van atoomcentrales die geen giftige gassen uitstoten.
Johannes Blokland (IND/DEM). – (NL) De bijdrage van de vervoerssector aan de veranderende klimatologische omstandigheden is ons allen bekend. Het verslag van collega Albertini schetst naar mijn mening op bondige wijze welke praktische politieke en technische maatregelen mogelijk zijn om die bijdrage te reduceren. Omdat waar gehakt wordt spaanders vallen, zullen deze maatregelen de nodige pijn voor de betrokkenen opleveren, voor zowel professionele vervoerders als voor individuele burgers.
Anders dan paragraaf 2 suggereert, ben ik van mening dat niet alleen de professionals, maar ook de burgers de noodzaak van ingrijpende maatregelen inzien én die ook steunen, mits zij aantoonbaar positieve gevolgen voor de toekomst hebben. De eerste grote doelstelling die moet worden gehaald is die van de normen voor luchtkwaliteit in 2015. Het vervoer speelt een grote rol bij het behalen van die normen, zeker in stedelijke gebieden. Beschikbare technieken en maatregelen, zowel bron- als doelmaatregelen, moeten dan ook zonder uitstel worden toegepast en uitgevoerd.
Voorzitter, ik dank collega Albertini voor zijn verslag en ik hoop dat alle betrokkenen hun bijdrage aan de gevraagde inspanningen zullen leveren.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, Mevrouw de Voorzitter. Ik wil graag mijn collega de heer Albertini feliciteren en een paar opmerkingen maken.
1. Met betrekking tot belastingen als instrument kan ik accepteren dat het op uniforme wijze moet worden toegepast op alle soorten van vervoer. Tezelfdertijd moeten wij er rekening mee houden dat belastingen niet ad infinitum kunnen worden verhoogd, aangezien dit een ernstige inflatie zou veroorzaken en tot een kostentoename en concurrentievermindering in de gehele sector. Daarom kunnen we geen uniforme belasting voor alles hebben, bijvoorbeeld een accijns op benzine. Ik zou erop willen wijzen dat ik het een goed idee vindt om de belasting aan de feitelijke luchtvervuiling te koppelen – bijvoorbeeld in het wegenbelastingssysteem.
2. In het geval van het luchtvervoer moeten wij er rekening mee houden dat de uitbreiding van de emissiehandel een extra kostenfactor betekent, en dat dit zich in de prijzen zal weerspiegelen. Hiermee moet ook rekening worden gehouden bij de invoering van indirecte belastingen, een idee dat soms naar voren wordt gebracht.
3. Er moet een werkelijke inspanning worden gedaan ter vermindering van de verkeersopstoppingen in de steden en daardoor ook van de luchtvervuilende emissies. Voor de nieuwe lidstaten is echter niet alleen het bevorderen van het elektrisch-aangedreven openbaar vervoer de hoofduitdaging; het aanleggen van rondwegen is misschien een nog grotere uitdaging. Relatief gezien komt dat omdat ze op dit gebied nog het meest achterlopen, en hiervoor moeten de middelen van de Europese Unie met nadruk en geprioriteerd worden gebruikt.
4. Ten aanzien van de doorberekening van de externe kosten ga ik ermee akkoord dat wij sectorneutraliteit moeten scheppen. Echter betekent al het Eurovignet voor vrachtrijders in de nieuwe lidstaten een grote uitdaging vanwege de strikte normen voor uitlaatgassen van voertuigen enzovoorts. In de nieuwe lidstaten moet de doorberekening daarom langzamer en volgens speciale principes ten uitvoer worden gelegd. Onze vrachtrijders mogen niet worden bestraft, omdat de infrastructuur veel minder ontwikkeld is en er daarom grotere files zijn.
5. Het zou goed zijn wanneer ook praktische en niet slechts verbale ondersteuning aan het binnenlandse waterwegvervoer in de nieuwe lidstaten zou worden gegeven, met name op de Danube rivier en op de Tisza rivier, en wanneer de Commissie hierbij zou helpen. De intermodaliteit van het vervoer is belangrijk en zou een grote oppepper voor de modernisering van het spoorwegnet kunnen zijn. Laat ons ook hierover debatteren, liever dan over het opheffen van spoorlijnen.
Ten slotte hoop ik dat wanneer het spoorwegnetwerk van hogesnelheidstreinen wordt gebouwd, dat de Oostelijke regio’s ook op de kaart zullen verschijnen, omdat het op lange termijn gezien de enige vervoerswijze is die met de particuliere auto’s kan concurreren. Hartelijk dank.
Bogusław Liberadzki (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de heer Albertini heeft goed werk afgeleverd. Hiervoor mijn dank. Ik kan mij ook identificeren met de opmerkingen van commissaris Barrot. Wat ik met name goed vindt is deze beleidscombinatie die uit technologische ontwikkeling, marktinstrumenten en voor het publiek acceptabele begeleidende maatregelen bestaat, en ervoor moeten zorgen dat er verstandiger gebruik wordt gemaakt van vervoersvoorzieningen. Hieraan zou ik een doelmatig vervoerbeleid willen toevoegen, zowel op micro- als ook op macroniveau. Het verheugt mij om te zien dat deze gecombineerde maatregelen ook rekening houden met het gebied van de Baltische kust – ongetwijfeld een positieve aanpak.
Ik vind het idee van de trans-Europese netwerken goed, maar we hadden 20 miljard in 2008 verwacht en wat we krijgen zijn 8 miljard. Ik roep u allemaal op: laat ons meer aandacht besteden aan het doelmatig gebruik van dat deel van het Cohesiefonds dat aan het vervoer is toegewezen. Dit is van toepassing op de nieuwe lidstaten waar de situatie onderling aanzienlijk verschilt, maar in het algemeen niet zeer goed is. Ik wil ook duidelijk maken dat de doorberekening van de externe vervoerskosten ook zijn grenzen heeft. Deze grens, commissaris, moet daar getrokken worden waar deze doorberekening tot negatieve gevolgen leidt voor het concurrentievermogen van de economie van de EU. Ten slotte moet een verenigd Europees spoorwegnetwerk werkelijkheid worden.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, Ik zou de rapporteur voor het verslag willen danken, en ik weet dat wij in commissaris Barrot een voorvechter van een duurzaam vervoerbeleid hebben. Juist het vervoer kan een gevaar voor onze economische groei in Europa betekenen wanneer het niet naar behoren functioneert. Op dit gebied is er meer Europese verantwoordelijkheid nodig, niet minder. Want altijd wanneer we minder Europese bevoegdheden hebben, zijn er nationale bijzonderheden, dan zijn er grenzen, en dit is schadelijk voor het vervoer. We moeten daarom pogen om Europese oplossingen te vinden, zoals we op het gebied van het luchtverkeer hebben gedaan of in het kader van het spoorwegpakket.
Ik kan de Commissie alleen maar vragen om de hogere versnelling er in te gooien zodat betere Europese oplossingen kunnen worden gevonden. Een premisse hiervoor is dat we prijzen voor de verschillende soorten van vervoer vinden, die de gehele kosten ervan weerspiegelen.
Ook hier heeft de Commissie voor de juiste aanpak gekozen, beginnend met het wegvervoer. Want dit is de sector die op het moment met zekerheid de hoogste externe kosten veroorzaakt, die echter door de weggebruiker niet volledig worden gedragen.
Commissaris, u was in Tirool, een gevoelige Alpenregio, en u weet welke schade het zware vrachtwagenverkeer daar veroorzaakt. Deze effecten laten ons zien dat het de hoogste tijd om te handelen is door invoering van het Eurovignet, door het werkelijk op tafel brengen van het door u aangekondigde kader, en door hard te werken aan de toepassing van het principe dat gebruikers de ware kosten van het wegvervoer moeten betalen.
Hier moet ik ook een beetje kritiek op mijn fractie uitoefenen. De Fractie is van plan voor het amendement 1 te stemmen. Ik wil duidelijk maken dat ik tegen het amendement ben en dat ik mij er totaal voor zal inzetten, net zoals mijn Oostenrijkse collega’s, erop te letten dat de Commissie in Juni het algemeen kader, beginnend met het wegvervoer, zal presenteren. En het algemeen kader niet tot Sint-juttemis zal uitstellen met als reden dat het voor alle soorten van vervoer moet gelden. Er bestaat een dringende behoefte aan handelen. Laat ons met het wegvervoer beginnen!
Inés Ayala Sender (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van de heer Albertini beschrijft de enorme uitdaging waarvoor wij staan om de weinig kostende mobiliteit voor allen te behouden door middel van toegang tot nieuwe verkeersmiddelen en nieuwe wegen. De mobiliteit die mogelijk werd gemaakt door de bewegingsvrijheid van personen, goederen en diensten stond aan de wieg van het succes van de Europese integratie, van de uitbreiding en van de sociale, economische en territoriale cohesie. Dit moet echter worden bereikt zonder de heftige effecten op het milieu die voornamelijk door emissies worden veroorzaakt, om maar te zwijgen van het lawaai, de files en de veiligheid.
De uitdaging ligt in het behoud van de positieve en noodzakelijke kanten van deze mobiliteit, maar dit wel op de slimst mogelijke wijze, met andere woorden: het bereiken van duurzame mobiliteit, waardoor de gevolgen voor ons milieu en voor onze gezondheid worden geminimaliseerd. Om dit te bereiken, zoals de heer Albertini in zijn verslag ter sprake bracht, zijn er innovatieve maatregelen en instrumenten nodig.
Alhoewel in het verslag opgenomen, had ik graag gezien dat er meer ruimte aan de toekomstige rol van de logistiek was gegeven, als een instrument voor intelligente mobiliteit, gestroomlijnd door innovatie en planning.
Ik ben hem evenwel dankbaar dat hij de stedelijke logistiek in de aspecten van het stadsverkeer heeft ondergebracht en ook dankbaar voor zijn ondersteuning van geprioriteerde projecten die in verbinding staan met de logistiek. Ik geloof ook dat het juist is om de luchthavens hierbij te betrekken en van hen te verlangen dat ze verbindingen met het spoorwegvervoer aangaan, en dat de nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van het nieuwe concept van ‘groene corridors’.
Ten aanzien van de prijs van het wegvervoer, waarover hier al veel werd gesproken, waarmee ik het Eurovignet bedoel, zou ik willen dat de Commissie over de sociale gevolgen hiervan nog eens sterk nadenkt.
Voor de toekomst, na wat ik van mijn collega’s over de behoefte tot diversificatie van brandstofbronnen heb gehoord, zou ik de commissaris willen vragen of er een mogelijkheid bestaat om waterkrachtnetwerken op te nemen in de trans-Europese energienetwerken van de toekomst.
Jim Higgins (PPE-DE). − (GA) Mijnheer de Voorzitter, Ik wil allereerst de heer Albertini bedanken voor het voorstellen van dit zeer belangrijke en uitvoerige verslag. Ik geloof dat dit verslag een realistisch beeld geeft van de uitdagingen die ons wachten bij onze pogingen om een passend vervoerbeleid op poten te zetten.
Ik zou de gelofte over het intermodale vervoer willen toejuichen. Ik kom van een eiland waar de economie afhankelijk is van zee- en luchtwegen en ik ben van mening dat deze infrastructuur met het spoorwegvervoer moet worden verbonden. Dit is echter in Ierland niet het geval. Het spoorwegvervoer wordt niet gebruikt voor het transporteren van vrachten. Sinds 1990 is het energieverbruik om 225 procent gestegen vanwege het wegvervoer. In het kader van het Protocol van Kyoto lopen wij ver achter.
Het is duidelijk dat er in Ierland een grote behoefte bestaat aan veel investeringen in het gemengde vervoer. Dit zal echter niet gebeuren voordat de lokale overheden en de regeringen hun vooruitzichten en beleid veranderen. Terwijl dit beleid voor meer investeringen in wegen is, veronachtzamen zij de ontwikkeling van de spoorwegen, niet alleen in kleine en grote steden, maar ook op het platteland.
Ten slotte doe ik de aanbeveling aan de Commissie dat zij het recht van elke lidstaat erkent om zijn eigen fileheffing en –belastingen in te voeren.
Pierre Pribetich (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, in zijn initiatiefverslag wijst de heer Albertini erop dat we behoefte hebben aan een beleidscombinatie die rekening houdt met alle relevante aspecten, vervoer, energie én milieu. De maatschappij ondervindt baat bij menselijke mobiliteit, zowel in economische, sociale als culturele zin, maar voor al deze verplaatsingen is wel energie nodig; ze kunnen derhalve desastreuze gevolgen hebben voor het milieu. Elke maatschappij – en de Europese Unie is zeker geen uitzondering – dient een evenwicht te vinden, en dat is geen eenvoudige opdracht.
De Europese Unie laat op dit vlak zien wat ze waard is door een doorslaggevende rol te spelen bij de harmonieuze ontwikkeling van het vervoer: een geïntegreerde Europese spoorwegmarkt, één Europees luchtruim, trans-Europese vervoersnetwerken en een Europees havenbeleid. We hebben in het kader van het energie/klimaatpakket ambitieuze doelstellingen ontwikkeld. Nu moeten er op al deze woorden over gedeelde doelen ook daden volgen. Om met Plato te spreken: “We moeten altijd het pad naar boven kiezen en het dalende pad mijden”.
Coördinatie en samenwerking zijn de sleutelwoorden van dit geïntegreerde beleid: coördinatie van infrastructuren op Europees niveau om zo een algemeen beeld te krijgen van de vervoersnetwerken, en samenwerking met degenen die de meest realistische en praktische inzichten hebben – de lokale betrokkenen. Dat is tenslotte waar het in Europa over gaat: de bereidheid te harmoniseren door alle inspanningen samen te brengen, door in het belang van burgers en milieu beste werkwijzen te ontwikkelen, aangevuld met – en dat mag ik in deze ietwat eclectische lijst niet vergeten – voldoende financiële steun om de prioritaire projecten in het kader van het trans-Europese vervoer snel te kunnen realiseren.
Als we ons op de lokale aspecten concentreren, geloof ik echter dat de geïntegreerde benadering alleen goed kan werken als we kiezen voor een inter-modale aanpak die vanuit Europa financieel gesteund wordt, en dan vooral in de door verstoppingen geteisterde grootstedelijke gebieden. Alleen zo kunnen we een veilige, betrouwbare en betaalbare – ofwel: een duurzame en milieuvriendelijke – mobiliteit te garanderen.
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, mensen hebben nog nooit zoveel gereisd als nu. Dat we reizen moeten, betekent dat we veel tijd verliezen: een ernstig economisch probleem, terwijl ook het milieu zwaar belast wordt.
Eén derde van de energie die we gebruiken gaat naar het vervoer. In Europa is dat eerst en vooral de auto. In de loop van de afgelopen tien jaar is het aantal auto’s per duizend inwoners opgelopen van 400 tot 460, terwijl het autogebruik met achttien procent is gestegen. De uitstoot van kooldioxide door de vervoersector is de afgelopen jaren enorm toegenomen – in sommige lidstaten met meer dan honderd procent. Volgens voorspellingen van de Commissie zal de energievraag van de vervoersector in de Europese Unie tussen nu en 2030 met tenminste dertig procent stijgen. We zouden alsdan in gebreke blijven aan onze Kyoto-verplichtingen te voldoen.
Het is een slechte zaak dat op het wegvervoer gerichte projecten in Europa nog steeds meer aandacht krijgen dan spoorprojecten, terwijl we toch hebben aangegeven wat in dezen onze beginselen zijn. Slecht voorbeeld doet slecht volgen: ook in Midden- en Oost-Europa, waar het openbaar vervoer vroeger een belangrijke rol speelde, is de nadruk verschoven. In mijn land, Hongarije, is het aandeel van het openbaar vervoer in het vervoer als geheel gezakt tot maar veertig procent in 2007. Je kunt de door auto’s veroorzaakte vervuiling terugdringen door een beter beheer van het verkeer, en door technologische en economische maatregelen. Als je het gebruik van milieuvriendelijke technologie wilt bevorderen moet je de milieukosten in je berekeningen betrekken en een op de CO2-uitstoot gebaseerd belastingsysteem introduceren. Op luchthavens zouden we de hoogte van de start- en landingsrechten moeten differentiëren door ze te koppelen aan de uitstoot. Gratis parkeren en betaald rijden hebben bijgedragen tot minder opstoppingen. En als we “groene” auto’s minder motorrijtuigenbelasting laten betalen, zou dat het plaatje wel eens drastisch kunnen wijzigen.
De kosten van met het vervoer verband houdende gezondheidsproblemen zijn enorm. Het is niet eerlijk dat de maatschappij als geheel daarvoor betaalt. Ik geloof dat de door ongevallen, luchtvervuiling en lawaai veroorzaakte kosten door de vervoersector dienen te worden gedragen. Ik dank u.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de ondervoorzitter, ik wil graag aandacht besteden aan drie punten uit het uitstekende verslag van de heer Albertini. Om te beginnen ben ik als uw rapporteur voor stedelijke mobiliteit heel blij dat de heer Albertini ons een aantal fundamentele ideeën over dit zo belangrijke onderwerp aanreikt. Ik ga ervan uit dat we de discussie in de commissie en – later – in dit Parlement in deze richting zullen voortzetten. Mijnheer Barrot, u heeft verwezen naar de initiatieven die de Commissie deze wetgevingsperiode op dit vlak zal nemen. We zullen die graag behandelen.
Mijn tweede punt heeft betrekking op een kwestie waar reeds op is gewezen: het doorberekenen van de maatschappelijke en milieukosten van vervoersoperaties. Elk type vervoer moet de kosten die met dat vervoer samenhangen zelf dekken. Er is in dit verband een heel belangrijke kwestie waar we bij de discussie over het Eurovignet hebben al ook aandacht aan hebben besteed. Ik bedoel dan dat vervoersbedrijven die met zware vrachtwagens werken daarvoor een redelijke prijs behoren te betalen. De kosten die ze veroorzaken moeten dus op hen kunnen worden verhaald. Een aantal collega’s die bij dit beginsel hun bedenkingen had is reeds vertrokken. De PPE-DE-Fractie telt een aantal leden die amendement 1 zullen steunen, maar er zijn ook tegenstanders. Ik zal zelf beslist tegen dit amendement stemmen.
Het derde punt waar ik veel belang aan hecht wordt in paragraaf 22 genoemd: onderzoek. De bedoeling is hier dat we de fabrikanten van voertuigen duidelijk maken wat de doelstellingen zijn. We moeten ze uitleggen in welke richting we de vervoerssector in Europa zal willen sturen. Pas dan kunnen zij ons leveren waar wij behoefte aan hebben – tegen betaalbare prijzen en op het juiste moment.
Ik wil commissaris Barrot graag opnieuw bedanken voor het feit dat hij voor de rest van deze wetgevingsperiode zo’n druk programma heeft samengesteld. We hebben daar behoefte aan – zowel het milieu als het vervoersysteem zullen er wél bij varen.
Tenslotte wil ik onze collega op de achterste rij die het Parlement zwart probeert te maken graag verzekeren dat ik elke dag een half uur van en naar mijn hotel in Straatsburg wandel. Ik heb dus geen behoefte aan limousines of trams.
Ville Itälä (PPE-DE). – (FI) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil de heer Albertini graag gelukwensen met zijn excellente werk en zijn goed doordachte voorstellen. Het onderwerp dat we nu bespreken is heel belangrijk en de burgers verwachten van ons dat we op deze problemen een antwoord formuleren.
Het is geen eenvoudig onderwerp – zeker als je bedenkt dat het vrije verkeer van personen en goederen één van de pijlers onder de Europese Unie is. En zowel het goederen- als het personenverkeer zal in de toekomst toenemen. We moeten inderdaad nadenken over de richting die we willen volgen, en hoe, en met wat voor middelen we daar kunnen komen. De beslissingen die we nu gaan nemen zullen vergaande gevolgen hebben.
Zoals mevrouw Jäätteenmäki al heeft aangegeven kun je je in mijn land – om maar een voorbeeld te geven – niet goed een situatie voorstellen waarin de mobiliteit zelf aan drastische beperkingen is onderworpen. Afstanden zijn groot en mensen moeten hun auto wel gebruiken, omdat er geen openbaar vervoer is.
Als we ons afvragen hoe het Parlement zich moet gedragen, dan geloof ik dat we een voorbeeld moeten geven. We moeten ons afvragen of we wel steeds met goede reden reizen. Kunnen we het onnodig reizen niet terugdringen? Hoe reizen we? Het Parlement heeft een officiële voertuigendienst, die door de meesten onder ons gebruikt wordt. Die dienst functioneert goed. We kunnen ons echter wel vragen stellen bij het soort auto’s dat we gebruiken. Wat voor auto’s staan het Parlement, de Commissie en de Raad ter beschikking? Er zouden hybride auto’s kunnen worden aangeschaft voor gebruik door de afgevaardigden..
Het voorbeeld dat we geven is heel belangrijk. We kunnen van de burgers en de Europese ondernemingen niet verwachten dat ze iets doen dat wij niet ook zelf doen. We moeten daarom het goede voorbeeld geven.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de algemene doelstellingen van dit verslag verdienen onze steun, al zullen bepaalde details van de erin opgenomen voorstellen in het licht van het subsidiariteitsbeginsel nader moeten worden onderzocht, vooral als het om de belastingaspecten gaat.
Vanaf juli 2008 zullen er in Ierland ingrijpende wijzigingen worden doorgevoerd in het systeem voor de jaarlijks te betalen motorrijtuigenbelasting en de voertuigenregistratiebelasting. Het nieuwe systeem voor voertuigenregistratie onderscheidt zeven belastingcategorieën, gebaseerd op de kooldioxide-uitstoot en dus niet op het motorvermogen. Hoewel het verkeer in onze hoofdstad doorgaans muurvast zit, heeft de Ierse vervoersminister, Noel Dempsey, afgelopen week verklaard dat er geen plannen zijn om in Dublin een congestieheffing in te voeren, omdat het openbaar vervoer zo slecht is georganiseerd dat er nauwelijks een alternatief voor de auto is. Bussen rijden niet vaak genoeg en er zijn maar twee sneltramlijnen die niet op elkaar of op het treinvervoer aansluiten; er is geen verbinding met het vliegveld, geen metro en geen geïntegreerd vervoersbewijssysteem. Ziedaar wat er ondernomen wordt om het gebruik van koolwaterstoffen en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen! Wat er in Dublin gebeurt staat volkomen haaks op wat het Europees parlement nastreeft en al die maatregelen die worden voorgesteld om het gebruik van het openbaar vervoer – en dan vooral in de stad – zo veel mogelijk te bevorderen.
Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). – (BG) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, als we het over het vervoersbeleid hebben en daarbij rekening houden met de energie- en milieuaspecten, dan hebben we het ook over infrastructuur, werkgelegenheid in de vervoerssector, de mobiliteit van de burgers en het vrije verkeer van goederen.
De pan-Europese vervoersnetwerken moeten overal van dezelfde kwaliteit zijn en het milieu respecteren. We zullen dus een heel precieze inventaris moeten uitvoeren en kijken hoe de spoorwegen eraan toe zijn. Daarna zullen we maatregelen moeten nemen om de landen die nog niet voldoen aan de hoge Europese normen te steunen. Voor dat doel zullen de nodige financiële middelen moeten worden ingezet. Van belang is vooral dat we een einde maken aan de gewoonte om bepaalde nieuwe lidstaten te zien als een schroothoop voor verouderd materieel. Dat is met het oog op het milieu onaanvaardbaar.
Ik vind het altijd zorgwekkend als EU-verslagen bepaalde regio’s wel noemen, maar verzuimen andere regio’s te vermelden. Ook de Zwarte Zee-regio is van groot belang. En ook daar is behoefte aan duurzame inter-modale projecten. Het is trouwens zo dat we in het kader van dit verslag een debat zouden kunnen voeren over het verkeer – en daarmee verband houdende heffingen – via de Donaubrug tussen Russe en Giurgiu, ofwel tussen Bulgarije en Roemenië.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag iets willen zeggen over de discussie die zojuist is gevoerd. De meesten onder ons willen het vervoersbeleid groener maken, en we zijn het erover eens dat dit ook moet gebeuren, maar dat wil niet zeggen dat we de mobiliteit willen beperken.
We hebben uiteenlopende ideeën met betrekking tot de wijze waarop we deze doelstellingen kunnen bereiken. Het probleem is vooral dat we onze prioriteiten niet duidelijk hebben geformuleerd. Als het gaat om de verschillende typen vervoer willen we graag neutraal zijn, maar we voelen ons wel schuldig als we het spoorvervoer geen voorrang verlenen boven het wegvervoer.
En ziet u dat gebeuren zonder een vrij zware milieubelasting op het goederenvervoer over de weg en een voorkeursbehandeling van het spoorvervoer? Er wordt bezwaar aangetekend tegen het doorberekenen van de externe kosten, omdat dit het concurrentievermogen zou verzwakken. Er is echter nog geen onderzoek verricht naar de gevolgen van de introductie van een Eurovignette in het wegvervoer. Zouden we niet beter eerst duidelijk kunnen vastleggen wat onze belangrijkste prioriteit is? Is het een idee om in heel Europa een referendum te organiseren over deze prioriteiten?
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zal het – vrij – kort houden. Ik heb met belangstelling geluisterd naar de interventies over het verslag van de heer Albertini. We kunnen wel stellen dat de punten die de heer Albertini in zijn duidelijke en compacte verslag heeft aangeroerd goed aansluiten bij hetgeen de Commissie en uw commissaris voor vervoer willen.
Het komt er kort gezegd op neer dat de mobiliteit anders gestalte dient te krijgen; het is niet de bedoeling de mobiliteit te beperken. Dat is het hele probleem. Ik zal niet proberen op iedere opmerking en elk commentaar een antwoord te geven, maar we zullen wel met al uw bijdragen rekening houden.
Ik moet op dit punt echter al wel zeggen dat we voor het bewerkstellingen van de nodige accentverschuivingen binnen deze sector een infrastructuur zullen moeten opbouwen. Ik wil de heer Albertini er graag op wijzen dat we dat niet mogen vergeten te vermelden – Europa is er zich immers niet voldoende van bewust dat we de nodige investeringen zullen moeten doen in het opzetten van een infrastructuur voor andere vervoerswijzen.
Het is verder zo dat we heel uitgebreid onderzoek zullen moeten verrichten naar nieuwe motoren en nieuwe energietypen als we een afdoend antwoord wensen te formuleren op de uitdagingen van een duurzame mobiliteit. Hoewel iedereen zich positief heeft opgesteld heb ik toch gehoord dat dit allemaal goede voornemens en vrome verwachtingen zijn. En daar moet ik op reageren. Ik wil daarom de aandacht vestigen op hetgeen nu al bereikt is. Om te beginnen de classificatie van vrachtwagens. Die is met een verwijzing naar strengere normen nu op Euro 5 gesteld. We kunnen wel stellen dat deze classificatie de CO2-uitstoot met dertig tot veertig procent heeft teruggebracht. Ander voorbeeld: de Europese Unie wil de uitstoot in de toekomst terugbrengen tot 120g CO2/km. De hele automobielindustrie werkt momenteel aan het verwezenlijken van die doelstelling. Daarom wil ik de verstandige opmerking van de heer Rack herhalen, en die luidt dat de industrie zich pas kan aanpassen als ze goed welke doelstellingen in de toekomst het kader zullen vormen. Dat is iets waar ik beslist op wil wijzen: we moeten duidelijke doelstellingen formuleren, zodat zowel de onderzoeksinstellingen als de industrie zich op die doelstellingen kunnen richten.
Ziedaar – ik zal er niet al te lang bij stilstaan. Ik moet natuurlijk wel zeggen dat de actie die we gaan ondernemen de noodzakelijke mobiliteit niet mag beperken. We moeten proberen de negatieve gevolgen van de mobiliteit bestrijden, maar dan wel op een zodanige wijze dat het voor de burgers en de industrie aanvaardbaar blijft. In juni gaan we de berekeningsmethode voor de externe kosten toepassen – geleidelijk aan, want het kan natuurlijk niet allemaal in één keer – , en dan kunnen we zien wat voor de verschillende vervoerstypen de lasten zouden zijn. We kunnen vervolgens heffingen instellen die iedereen – en dus niet alleen maar vervoersondernemingen, maar ook de reizigers zelf – duidelijk maken welke vervoerstypen het meeste vervuiling veroorzaken en welke milieuvriendelijk zijn.
Ik hoop oprecht dat het verslag-Albertini voor iedereen een Bijbel – als dat woord geschikt is – zal blijken te zijn, aangezien het van fundamenteel belang is dat we een manier vinden om duurzame mobiliteit te verzekeren.
Ik ben het Parlement dankbaar voor zijn bijdragen – ze zijn voor de Commissie van uitzonderlijk belang.
Gabriele Albertini, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil allereerst even de tijd nemen om de afgevaardigden te bedanken. Ik bedank u allemaal voor uw bijdragen, en dus niet alleen degenen die het verslag gesteund hebben. Mijn bijzondere dank gaat uit naar degenen die bepaalde aspecten van het verslag van commentaar hebben voorzien, waaronder ook een aantal collega’s die er gegronde kritiek op hebben geleverd.
Ik wil commissaris Barrot speciaal bedanken – niet alleen voor zijn vriendelijke woorden, maar ook voor de rigoureuze actie die hij met betrekking tot dit onderwerp wil nemen en zijn bereidheid om vanuit de Commissie met het Parlement samen te werken. Zo kunnen we belangrijke rol spelen bij het veranderen van de mobiliteit. Dat is tenslotte wat we graag willen In zijn korte interventie heeft de commissaris er terecht op gewezen dat het er niet om gaat die mobiliteit te beperken.
Mobiliteit reflecteert de mate waarin onze beschaving voortschrijdt. Het geeft het nieuwe in ons weer; mobiliteit staat voor ontwikkeling en vooruitgang, en we mogen die mobiliteit dus niet proberen te verstikken. Wat we wel moeten doen is proberen de mobiliteit te verbeteren; we moeten ons alleen verplaatsen op de wijze waarop we dat doen als er geen andere keuze is.
Tot slot een opmerking die misschien wat minder rechtsreeks te maken heeft met het onderwerp dat we nu bespreken, maar ik geloof dat ik dit punt toch moet noemen, omdat we zo onze horizon verwijden en aandacht kunnen besteden aan kwesties die niet direct met vervoer te maken hebben.
We maken ons zorgen over vervuiling en al de andere ernstige problemen die met het vervoer samenhangen. Misschien is het beter als we vanuit een algemener perspectief denken, vooral als het gaat om de CO2-uitstoot van het vervoer en de CO2 die door andere sectoren wordt gegenereerd. Ik wil u daarom wat cijfers geven en afsluiten met deze opmerking: vervoer is verantwoordelijk voor 23 procent van de totale CO2-uitstoot in Europa; de opwekking van elektriciteit is goed voor 43 procent, industrie draagt 19 procent bij, en de verwarming van huizen en winkels 15 procent. Als we de uitstoot en andere ongewenste gevolgen van onze levensstijl tegen 2020 met twintig procent willen terugdringen, zullen we ons misschien niet alleen op het vervoer moeten concentreren, maar uitgebreidere actie ondernemen en daarbij ook aandacht besteden aan andere sectoren die – zoals u weet – méér CO2-uitstoot veroorzaken. Woorden met het voorvoegsel ‘kern-’ zijn dan niet te vermijden.