Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb u in eerste instantie niet begrepen. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat deze nieuwe verordening voor een goed evenwicht zorgt tussen zinvolle terrorismebestrijdingsmaatregelen enerzijds en de rechten van passagiers anderzijds.
Ik echter nog op een punt willen wijzen dat nog steeds niet naar tevredenheid is opgelost, namelijk de kwestie van het meevoeren van vloeistoffen. Natuurlijk moeten er controles worden uitgevoerd om terroristische aanslagen te voorkomen, maar deze controles zorgen voor veel woede onder de passagiers vanwege de zeer verschillende interpretaties op de verschillende luchthavens. Het staat nog steeds niet vast of dit een doeltreffende maatregel is. Ik betwijfel het sterk, want terroristen hebben allang andere strategieën ontwikkeld en nieuwe mogelijkheden gevonden.
Ik zou graag willen dat het volgende wordt geëvalueerd: ofwel worden de controles uniform uitgevoerd en verbeterd, of deze maatregelen worden afgeschaft om de burgers niet met maatregelen lastig te vallen die sowieso niet doeltreffend zijn.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag-Costa gestemd. Sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 2320/2002 zijn bijna zes jaar verstreken. Sinds de inwerkingtreding zijn tweeënhalf jaar verstreken. De passagiersveiligheid op luchthavens en aan boord van vliegtuigen blijven een actuele kwestie. De beveiliging in de burgerluchtvaart veroorzaakt een drastische kostenstijging van vliegreizen en vermindert het reiscomfort. De kosten van de beveiliging zijn een andere kwestie; deze kosten moeten zo transparant mogelijk zijn, en de consumenten moeten weten waar het geld dat zij voor een vliegticket uitgeven, aan wordt besteed en op welke manier dit gebeurt. Betalingen die worden ontvangen voor beveiligingsdoeleinden dienen uitsluitend te worden gebruikt om de beveiligingskosten te dekken. Geld dat daarvoor wordt verkregen, mag niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Jan Březina (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij onthouden van stemming over het voorstel voor een verordening inzake gemeenschappelijke regels, aangezien ik van mening ben dat het een aantal zwakke plekken bevat. De ernstigste is de methode voor de evaluatie van de betrouwbaarheid van de bemanning van vliegtuigen, die niet in de verordening wordt geregeld, maar later apart zal worden geregeld. Uit de overeengekomen tekst blijkt echter dat de uitvoeringsverordening na de inwerkingtreding als vertrouwelijk document wordt gerubriceerd en dat de informatie die het bevat, niet toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek. Het zou daarom kunnen gebeuren dat personen wier taken onder dit document vallen, daar geen toegang toe hebben. Dit is in strijd met het beginsel van rechtszekerheid. Hetzelfde geldt voor de activiteiten van de adviesgroep, die door de Commissie naast het comité zal worden opgericht. De adviesgroep wordt samengesteld uit Europese organisaties die direct zijn betrokken bij de beveiliging van de luchtvaart. Het is niet gepast dat het comité de belanghebbenden slechts informeert zonder hun toegang te geven tot de vertrouwelijke informatie. Ik pleit derhalve voor een oplossing die in overeenstemming is met de beginselen van openheid en transparantie.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Met het oog op de doelstelling van het nieuwe instituut acht ik het volledig gerechtvaardigd en redelijk, en daarom steun ik het verslag en de oprichting van dit instituut.
De Europese Unie – en dus ook wij – moet hard werken om de technologische concurrentiestrijd met andere economische regio’s met succes te kunnen opnemen. Ik zou echter – en daarmee kom ik tot mij eigenlijke punt – de Commissie weer eens willen verzoeken de 32 agentschappen, waarvan dit er weer een is, te toetsen op hun nut en hun efficiëntie, dat wil zeggen een ‘gezondheidscontrole’ uit te voeren, om de agentschappen die niet nuttig zijn en efficiënt werken in het belang van de belastingbetaler te sluiten.
Ik hoop – en dit is een verzoek aan de Commissie, die vanmiddag vergadert en dit thema op de agenda heeft staan – dat de Commissie vandaag eindelijk het besluit neemt om deze gezondheidscontrole van de agentschappen uit te laten voeren.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik ben verheugd over het feit dat we na drie jaar het Europees instituut voor innovatie en technologie kunnen opstarten. Ik ben blij dat dit instituut geen ‘superuniversiteit’ wordt, maar innovatienetwerken gaat opzetten ten behoeve van een intensievere toepassing van onderzoeksresultaten in het bedrijfsleven en de gezondheidszorg. Dergelijke netwerken dienen tevens bij te dragen tot een aanzienlijke stijging van de investeringen door het bedrijfsleven in de wetenschap. Als het aantal Europese octrooien begint te groeien en wij de VS en Japan inhalen, weten we dat dit project geslaagd is. Het instituut dient in een nieuwe lidstaat te worden gevestigd. De Tsjechische Republiek is hiervoor de meest geschikte kandidaat: zij beschikt reeds over een vooraanstaand conferentiecentrum voor wetenschappers en ondernemers. De Karelsuniversiteit is bovendien een symbool van de gemeenschappelijke educatieve wortels van het oude en het nieuwe Europa.
Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) Ik heb voor de oprichting van het Europees instituut voor innovatie en technologie gestemd. Ik ben ervan overtuigd dat het ertoe zal bijdragen het concurrentievermogen van de lidstaten te versterken door partnerorganisaties te betrekken bij geïntegreerde activiteiten op het gebied van innovatie, ontwikkeling en onderzoek op het hoogste internationale niveau. Ik verwacht dat het EIT een referentiepunt zal worden voor innovatiebeheer, doordat het nieuwe vormen van samenwerking bevordert tussen partnerorganisaties die betrokken zijn bij de kennisdriehoek van onderzoek, universiteiten en de particuliere sector. Ik stel me voor dat het EIT een wereldwijde reputatie zal verwerven en een aantrekkelijke omgeving zal vormen voor de meest getalenteerden uit de hele wereld.
Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de rapporteur, de heer Paasilinna, danken voor zijn uitstekende werk.
Ik heb voor dit voorstel gestemd. Net als de eerste keer toen dit voorstel onderwerp van debat was en tijdens de gelegenheden die ik had om er met de voorzitter van de Commissie over te spreken, ben ik nog steeds van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan de versterking van de positie van de bestaande universiteiten en van hun mogelijkheden om netwerken te vormen. Instituten moeten niet zomaar worden opgericht. Het is van fundamenteel belang om ervoor te zorgen dat het instituut als een coördinerend orgaan fungeert en dat de toewijzingen voor onderzoek niet weggehaald worden bij de bestaande universiteiten en onderzoeksinstellingen, die uitstekend werk hebben verricht.
Het nieuwe instituut zou de Europese innovatie en technologie kunnen coördineren en zodoende meerwaarde kunnen scheppen. Het instituut is nodig, maar zoals gezegd moet zijn inhoud de hoofdzaak vormen, en niet de wijze waarop het is georganiseerd. Ik ben van mening dat in Polen en elders geschikte locaties beschikbaar zijn, alleen mag de inhoud niet worden vergeten.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vertegenwoordig Londen, de geweldigste stad ter wereld, hoofdstad van het geweldigste land ter wereld. In mijn stad zijn er verschillende innovatieve universiteiten, dus u zou kunnen denken dat ik voor dit verslag zou zijn. Maar ik heb tegen gestemd. Ik wil u uitleggen waarom.
De lyricus Thomas Dolby zong ooit: “She blinded me with science” (“Zij verblindde mij door wetenschap”). De band 2 Unlimited heeft ooit gezegd: “Digital revolution, technical solution; for some it only brings more and more confusion” (“Digitale revolutie, technische oplossing, voor sommigen zorgt het alleen maar voor meer confusie”). Hoe men ook over deze songteksten moge oordelen, ik denk dat dit van toepassing is op de idee achter het EIT. De Commissie heeft gelijk dat Europa succesvol is op het wetenschappelijk terrein, maar dat het aan innovatie ontbreekt. Maar hoe krijg je innovatie?
Men bereikt geen innovatie door meer bouwsels, stenen en metselspecie. Men bereikt geen innovatie door bestaande inspanningen te dupliceren. Wat hier gebeurt is dat het EIT probeert het succesvolle Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology te imiteren, maar zonder het succesvolle bedrijfsmodel achter het MIT te kennen. Daarom heb ik tegen gestemd.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik het EIT in een historische context willen plaatsen. De eerste keer dat ik van het EIT hoorde, hadden we het over de vraag wat we met dit gebouw zouden kunnen beginnen, aangezien het Parlement twee zetels heeft, en als het deze ene zou opgeven, waar zou men dit gebouw in Straatsburg dan voor kunnen gebruiken? Het idee was om Straatsburg een universiteit van wereldklasse te schenken.
Helaas heeft Straatsburg al een best goede universiteit, en daar viel het idee niet bepaald in goede aarde. Straatsburg wil deze instelling niet graag verliezen. Daarover hebben we hier al vele debatten gevoerd, ook al is het natuurlijk zo dat het Parlement zelf over zijn zetel dient te beslissen.
Maar het idee was geboren, en we hebben een enorme begroting opgesteld van honderden miljoenen euro’s die we nu gaan uitgeven om werk te dupliceren dat reeds wordt verricht; je vraagt je af waar dat goed voor is. Grijpt Europa naar iets wat het niet nodig heeft omdat het dat reeds bezit? Moet het per se zijn Europese stempel zetten op deze expertise? Gaan we een hele hoop geld voor stenen en specie uitgeven op een terrein waar we veel meer gecoördineerd werk zouden kunnen doen als we gebruik zouden maken van de fantastische voorbeelden van Oxford, Cambridge en de andere goede universiteiten op het Europese vasteland?
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Hoewel ik niet het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordig heb ik ingestemd met de toewijzing van 162 miljoen euro aan hulp na de overstromingen in het VK, waar de totale schade 4,6 miljard euro beliep.
Ik heb echter twee bedenkingen. Ten eerste nemen we dit besluit reeds na negen maanden. Ten tweede zijn er andere Europese landen die overeenkomstig de toepasselijke regels om hulp verzoeken, bijvoorbeeld Griekenland. Ik ben van mening dat er twee fondsen dienen te worden opgezet: één voor de behoeften van de EU en één voor andere landen, om te voorkomen dat er op een gegeven moment geen middelen meer over zijn voor arme landen. Ten tweede wordt volgens de regels voor het gebruik van de fondsen prioriteit gegeven aan grootschalige rampen. We moeten echter ook kleinere regio’s kunnen steunen. Solidariteit maakt geen onderscheid tussen groot en klein. Dames en heren, ik pleit voor een herziening van de regels.
Glyn Ford (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd dat het Parlement 162 miljoen euro uit het Europees Solidariteitsfonds beschikbaar stelt voor bijstand na de overstromingsramp die vorige zomer in mijn eigen regio en in andere gebieden plaatsvond.
Dit geld is zoals u weet bestemd voor infrastructuurprojecten, voor het repareren van wegen, bruggen, spoorlijnen, ziekenhuizen en andere instellingen, maar tegelijkertijd stelt het de Britse overheid in de gelegenheid om geld dat hieraan had moeten worden besteed, vrij te maken voor andere hulpdoeleinden. Er zijn nog steeds duizenden mensen die slechts een tijdelijk onderdak hebben, terwijl vele winkels en fabrieken nog zijn gesloten.
Daarom ben ik zeer blij dat geld uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie is vrijgemaakt, en ik hoop dat de bevolking van Gloucestershire en de andere gebieden hiervan zullen profiteren.
De Voorzitter. − Ik ben voornemens een schriftelijke stemverklaring af te leggen namens de bevolking van Yorkshire en Humber, met dezelfde strekking als de zojuist door mijnheer Ford afgelegde mondelinge verklaring.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik heb mijn steun gegeven aan het creëren van een begrotingslijn voor het Galileo-programma – uitgaven voor administratief beheer, zoals voorzien in het herziene voorstel van de Commissie. Ik heb tevens het amendement gesteund betreffende een herschikking in de context van de Galileo-begroting van een bedrag van 2 miljoen euro van een operationele begrotingslijn naar een lijn van administratieve aard.
Dit dient ter financiering van acties als de opstelling en follow-up van een stelsel van risicobeheer, formulering van een beleid inzake intellectuele eigendom, maar ook innovatieve navigatiemarkten. Ik heb echter bedenkingen over het feit dat de Commissie industrie, onderzoek en energie op 29 januari met een grote meerderheid haar goedkeuring heeft gehecht aan acht amendementen tot schrapping van de Toezichthoudende autoriteit Galileo uit de rechtsgrond van het gewijzigde voorstel over de programma's Galileo en EGNOS. Ik zou willen dat hierover een serieus debat wordt gevoerd in de plenaire vergadering.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het met betrekking tot dit verslag kort houden. Ik heb ervoor gestemd omdat elk land, ongeacht zijn grootte, machteloos is ten aanzien van een dergelijke vis maior. De financiering van buitengewone uitgaven in een buitengewone situatie helpt een staat om de door weersomstandigheden of een natuurramp veroorzaakte schade te repareren. Dat spreekt voor zich.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag heeft betrekking op de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU, waar we zojuist over hebben gesproken. Een deel van mijn regio heeft geprofiteerd, of zal profiteren van dat geld, met name North Lincolnshire, waar wij getroffen zijn door enorme overstromingen.
Ik vraag me echter af of de mensen van Lincolnshire van mening zouden zijn dat dit geld goed wordt gebruikt. We betalen inmiddels zo veel geld aan de Europese Unie, en dan moeten we om geld bedelen als we zelf in nood zijn. Per 2 Britse ponden die we terugkrijgen, hebben we zelf eerst 5 Britse ponden in deze pot gestoken. Ik vraag me echt af of we dat geld niet beter zouden kunnen gebruiken.
Zoals ik reeds in eerdere stemverklaringen heb aangegeven heb ik ook een aantal grote bedenkingen over de manier waarop we met deze ontwerpen van gewijzigde begroting omgaan. Gigantische sommen worden tussen verschillende begrotingslijnen overgedragen, en er zijn maar erg weinig mensen die daar toezicht op houden.
Vandaag dragen we slechts een paar miljoen euro hier voor Galileo over en een paar miljoen daar, maar in het verleden ging het om honderden miljoenen euro. Ik vraag me af of dat de juiste parlementaire procedure is om ons toezicht te laten houden op het geld van de Europese belastingbetaler.
- Verslagen: Luis Manuel Capoulas Santos (A6-0053/2008) en Daniel Varela Suanzes-Carpegna (A6-0054/2008)
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stem steevast en altijd tegen de visserijovereenkomsten die door dit Huis en de Commissie worden opgesteld. Dit is volgens mij terecht. Ik zal het een en ander uit de verslagen citeren.
In haar evaluatie voor Guinee-Bissau komt de Commissie tot de conclusie dat de visserijovereenkomst met Guinee-Bissau bijdraagt tot de levensvatbaarheid van de sector van de trawler- en de tonijnvisserij van de Gemeenschap in de Atlantische Oceaan en de vaartuigen en visserijsectoren van de Gemeenschap die van de overeenkomst afhankelijk zijn, een stabiel juridisch kader en zichtbaarheid op middellange termijn biedt. Aan de andere kant merkt zij slechts op dat de visserijovereenkomst “belangrijke gevolgen” voor de budgettaire en de politieke stabiliteit van het land heeft. Het maakt niet uit waar wij zulke visserijovereenkomsten sluiten, in principe stelen wij vis van diegenen die de vis lokaal zouden kunnen vangen en verkopen, die daar lokaal geld mee zouden kunnen verdienen en zich zou uit de armoede zouden kunnen werken. We verzinnen een oplossing waarbij we Europese vissers geld geven om deze wateren mechanisch te bevissen en er tonnen vis uit te halen en zo de visserijsector van deze kuststaten te vernietigen.
In het document over Ivoorkust staat hoeveel geld we hiervoor uitgeven. We hebben het over bijna 600 000 euro voor EU-vaartuigen om meer dan 7 000 ton tonijn te vangen. Als je met een doorsnee Spanjaard spreekt en hem vraagt hoeveel mensen zijn land binnenreizen vanuit Ivoorkust – omdat de vissersboten die vroeger vis naar Spanje brachten inmiddels honderden, zo niet duizenden illegale immigranten naar bijvoorbeeld de Canarische Eilanden transporteren – zul je zien dat we het probleem voor onszelf alleen maar groter maken en niet voor een marktgebaseerde oplossing zorgen, wat we wel zouden kunnen doen door de landen met visrechten zelf te laten vissen zodat zij hun economie kunnen aanzwengelen.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, ik doe niets liever dan over duurzaam Europees vervoer spreken.
Ik heb mij van stemming over dit verslag onthouden omdat ik me, ondanks het feit dat het een behoorlijke portie redelijk Europees beleid bevat, afvraag of de vraag hoe we onze verkeersproblemen oplossen niet beter kan worden overgelaten aan marktoplossingen in de individuele lidstaten. Ik heb er een hard hoofd in dat Europa-wijde samenwerking en een coördinatiestrategie de parkeerproblemen in Nottingham of Leicester gaan oplossen. Inderdaad zou de uitwisseling van beste praktijken tot oplossingen kunnen bijdragen, maar hier gaat het erom dat we veel geld in een pot steken om comités op het niveau van de Commissie en de Raad te laten vergaderen om een beleid te verzinnen.
Ik geloof dat dergelijk beleid beter op lokaal niveau kan worden ontwikkeld. Daarom heb ik mij van stemming onthouden.
Richard Seeber, (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd omdat ik ten eerste geloof dat het een goed verslag is en ten tweede omdat het een stap in de goede richting is. De vervoerssector moet zijn verantwoordelijkheid erkennen, met name wat betreft de milieudoelstellingen, maar ook met betrekking tot de verwezenlijking van de Lissabon-strategie.
Ik ben vooral verheugd dat amendement 5, dat verlangt dat de Europese Unie de Alpenovereenkomst niet alleen ondertekent, maar ook ratificeert, is aangenomen. Ik ben tevens ingenomen met het feit dat amendement 1 is verworpen en dat de originele tekst is gehandhaafd, namelijk dat we ermee moeten beginnen de externe kosten van het wegverkeer te internaliseren. Het is echter jammer dat amendement 7 werd verworpen. Het had ten doel het zevende kaderprogramma beter te integreren en beter af te stemmen op het thema vervoer.
Ten slotte zou ik mijn collega’s uit het Verenigd Koninkrijk die zo hevig tegen de Unie tekeergaan, willen adviseren om de teksten iets zorgvuldiger te lezen, omdat een groot deel daarvan in de aanvoegende wijs is geformuleerd. Het zijn discretionaire bepalingen, en een groot land als het Verenigd Koninkrijk kan zelf beslissen of het deze maatregelen invoert of niet.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Het debat van gisteravond heeft mij er niet van kunnen overtuigen dat de Europese Commissie en de lidstaten binnen afzienbare termijn bereid zullen zijn om middelen toe te wijzen ter verbetering van de kwaliteit van de vervoersinfrastructuur in de nieuwe lidstaten.
De commissaris heeft gisteren aan het eind van het debat terecht gewezen op de noodzaak van modale veranderingen. Ik wil de Commissie verzoeken realistische plannen in te dienen voor de ontwikkeling van de weg- en spoorweginfrastructuur in de nieuwe lidstaten. Zonder zulke plannen kunnen we niet serieus over de strategie voor duurzaam vervoer discussiëren, ten minste niet vanuit een milieuvriendelijke optiek. Ik heb ook het amendement inzake het eurovignet gesteund; de herziening van deze richtlijn mag niet afleiden van de strategie voor duurzaam vervoer.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het raadplegingsverslag van mijn Duitse collega Böge gestemd, dat het voorstel steunt voor het voorstel voor een beschikking van de Raad houdende wijziging van Beschikking 2003/77/EG tot vaststelling van de financiële meerjarenrichtsnoeren voor het beheer van de activa van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Het was een goede beslissing om de regels voor het beheer van dergelijke fondsen bij te werken door rekening te houden met wijzigingen op de markten en van producten, onder handhaving van een hoge mate aan veiligheid en stabiliteit op lange termijn.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het mag dan weliswaar zinvol zijn om op Gemeenschapsniveau of met financiële ondersteuning naar technologieën te zoeken met behulp waarvan de emissies bij de staalproductie kunnen worden gereduceerd. Op grond van de stijgende vraag in de opkomende landen en van natuurrampen die de reductie onmogelijk hebben gemaakt, ontstaan telkens weer tekorten aan deze grondstof, wat tot recordprijzen van kolen en staal leidt. Het is hoog tijd dat eindelijk naar alternatieven voor de slinkende kolenvoorraad wordt gezocht.
Bovendien is de vraag hoe het mogelijk is dat vroegere organisaties zoals de Europese Gemeenschap voor kolen en staal (EGKS) of Euratom, die allang in de EU zijn opgegaan, nog steeds over eigen fondsen, programma’s enzovoort kunnen beschikken. Dit ook in verband met het feit dat lidstaten die het gebruik van kernenergie afwijzen toch moeten meebetalen aan onderzoek en dergelijke op dat gebied. Hier moet eindelijk eens grondig over worden nagedacht.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem in met het voorstel om bepaalde bepalingen in de bestaande bilaterale overeenkomsten te vervangen door communautaire overeenkomsten.
Wat betreft tarieven en kosten van luchtvaartdiensten voert de rapporteur, Paolo Costa, terecht een bepaling in die luchtvaartmaatschappijen uit derde landen verbiedt om een dominerende rol te spelen bij het vaststellen van de tarieven voor luchtvervoersdiensten die volledig binnen de Gemeenschap plaatsvinden.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn Britse collega Parish over de wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten, die was goedgekeurd op basis van de situatie per 31 december 2006. Nadat de 21 verordeningen die van toepassing waren op de gemeenschappelijke organisatie van de landbouwmarkten zijn samengevoegd tot één allesomvattende verordening, om zo het wetgevingskader inzake marktmaatregelen als interventies, particuliere opslag, invoertariefcontingenten, uitvoerrestituties, vrijwaringsmaatregelen, overheidssteun, mededingingsregels en de communicatie en melding van gegevens te rationaliseren en te vereenvoudigen, werd het nodig om deze tekst te actualiseren om rekening te houden met besluiten die sinds 2006 zijn genomen in de sectoren suiker, fruit en groenten, verwerkt fruit en verwerkte groenten, zaden, rundvlees en melk en zuivelproducten.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij zijn gekant tegen het huidige landbouwbeleid en maken bezwaar tegen onbelangrijke wijzigingen in het bestaande systeem. Wij eisen een omvattende herziening en een herevaluatie van het gehele gemeenschappelijke landbouwbeleid.
Deze twee verslagen houden vast aan de bestaande structuren van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarom kunnen wij onze steun er niet voor uitspreken. Het gehele gemeenschappelijke landbouwbeleid is een absurde uitvinding, die moet worden afgeschaft.
David Martin (PSE), schriftelijk. − Ik en ingenomen met het verslag van mijnheer Parish inzake de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten. De voorstellen om te voorzien in geharmoniseerde regels voor verschillende bedrijfstakken, zoals particuliere opslag, invoertariefcontingenten en vrijwaringsmaatregelen, vormen een positieve stap die ertoe bijdraagt het Europees landbouwbeleid doorzichtiger te maken. De beoogde verhoging van de transparantie en vereenvoudiging van de regelgeving in deze sector is hard nodig en zal direct ten goede komen aan de Schotse boeren. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn Britse collega Parish over de wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor de vlas- en hennepsector. De Europese Commissie, die thans aan een verslag werkt over de voortzetting van de steun voor de productie van korte vlasvezels of van hennepvezels, die aan het eind van het verkoopseizoen 2008/2009 ten einde loopt, stelt voor deze steun te verlengen in afwachting van de beleidsherzieningen die in 2008 zullen worden uitgevoerd in het kader van de gezondheidscontrole van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik steun dit zeer verstandige voorstel.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het voorstel om de subsidiëring van vlas en hennep te verlengen is om procedurele redenen nodig om een adequate evaluatie en potentiële hervorming in het kader van de gezondheidscontrole van het GLB mogelijk te maken.
- Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0055/2008)
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem voor het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap.
Ik vond het zeer interessant het verslag van mijn collega te lezen. Ik stem in met het verslag omdat ik van mening ben dat de communautaire wetgeving duidelijker en begrijpelijker, en daarmee ook transparanter en toegankelijker voor de burgers dient te zijn.
Het voorstel heeft ten doel Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap te codificeren.
Als advocaat wil ik in mijn stemverklaring wijzen op de waarde van codificatie, een zeer belangrijk proces waarbij een groot aantal wettelijke regelingen wordt samengevoegd tot één enkele, systematische verzameling aan de hand waarvan de fundamentele wettelijke normen kunnen worden geïnterpreteerd. Ik hecht groot belang aan de vereenvoudiging en ordening van de communautaire wetgeving.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijn collega Costa over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002, die een dag na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten werd aangenomen en die moet worden herzien met het oog op de toepassing ervan. Gelukkig kon er een compromis worden gevonden over de financiering van de veiligheidsmaatregelen, die voor gezamenlijke rekening komt van de lidstaten en de luchthavenautoriteiten, de luchtvaartmaatschappijen en de passagiers.
Ik ben verheugd dat het Europees Parlement erin is geslaagd de Raad en de Commissie ervan te overtuigen de regelgevingsprocedure met toetsing toe te passen voor een hele reeks maatregelen bij de definitie van gemeenschappelijke basisnormen voor veiligheid in de luchtvaart, zoals passagierscontroles en het verbod op bepaalde artikelen, zoals vloeistoffen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze verordening zorgt voor een sterkere harmonisatie van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart op EU-niveau – zoals passagierscontroles, handbagage, toegangscontroles en beveiligingscontrole van luchtvaartuigen – en voorziet in de intrekking van de verordening van 2002, die is aangenomen als gevolg van de gebeurtenissen van 11 september 2001 in de VS.
Een van de punten die wij hebben bekritiseerd is dat er geen garantie bestaat – integendeel – dat de kosten van de beveiligingsmaatregelen niet worden doorberekend aan de gebruikers van deze diensten, die duidelijk het karakter van openbare diensten hebben. Bovendien bestaat er geen enkele garantie dat de gebruikers niet zullen worden geconfronteerd met toeslagen om dergelijke kosten te dekken. Voorts bestaat geen duidelijkheid over de schrapping van een hele reeks veiligheidsmaatregelen waarop reeds sterke kritiek is geleverd, waarbij met name werd gevraagd of deze maatregelen überhaupt effectief zijn.
Het is ook frappant dat de om veiligheidsredenen ingevoerde beperking van de toegang van werknemers tot de ‘luchtzijde’ is gebruikt om de vrijheid van de werknemers tot het vormen van een vakbond aan banden te leggen. De huidige tekst biedt geen garantie dat dergelijk misbruik voortaan wordt voorkomen of dat de werknemersrechten worden beschermd. Ten slotte zet de verordening de deur wijd open voor de aanwezigheid van bewapende beveiligingsagenten aan boord van vliegtuigen, een maatregel die wij onjuist achten, ook uit veiligheidsoogpunt.
Stanisław Jałowiecki (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ondanks alles heb ik voor dit verslag gestemd. Ik zou dat kort willen toelichten. Geïmproviseerde oplossingen zijn soms het duurzaamst. Dat is het afgelopen jaar wel gebleken. Toen het verbod op het meevoeren van dranken en andere vloeistoffen aan boord van luchtvaartuigen werd ingevoerd, verzekerde men ons dat het slechts een voorlopige maatregel betrof. De procedures zouden op korte termijn worden herzien en er zou speciale apparatuur worden geïnstalleerd waarmee gevaarlijke stoffen kunnen worden opgespoord.
Niets van dat alles is gebeurd. En hoe staat het intussen met de passagiers? Die zijn gewend geraakt aan deze ongemakken. Zij doen alsof die altijd al hebben bestaan en noodzakelijk zijn. Op deze manier worden onze vrijheden en rechten geleidelijk aan en bijna zonder dat iemand het merkt beknot – ook op andere gebieden, niet alleen in de burgerluchtvaart.
Het Parlement verdient echter lof, vooral de vertegenwoordigers van het Parlement in het bemiddelingscomité die deze beginselen hardnekkig hebben verdedigd. Toegegeven, zij hebben niet overal hun zin gekregen, maar het is de moeite waard om te benadrukken wat er is bereikt.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik stem voor de nieuwe verordening inzake de beveiliging van de luchtvaart, die voor meer veiligheid in het luchtverkeer zorgt.
Ik ben sterk voorstander van een onderlinge afstemming van de normen en voorschriften op Europees niveau, aangezien alleen door een doeltreffende en spoedige aanpassing van de nieuwe richtlijnen de veiligheid en de rechten van de passagiers kan worden beschermd. Ik ben zeer ingenomen met het mogelijke gebruik van beveiligingsagenten, zogenaamde ‘sky marshalls’, aan boord, op grond van de huidige bedreiging door het internationale terrorisme op potentieel kwetsbare trajecten. Bovendien steun ik de veiligheidsvoorschriften volgens welke het dragen van wapens alleen bij uitzondering en met toestemming van de lidstaat is toegestaan.
Wat de controversiële financieringskwestie betreft steun ik het compromis dat elke lidstaat hierover zijn eigen beslissing dient te nemen, waarbij de kosten van de veiligheidsmaatregelen door de luchthavenexploitanten, de luchtvaartmaatschappijen en de gebruikers zelf moeten worden gedragen. In de tekst is echter verduidelijkt dat dergelijke kosten direct verband dienen te houden met de beveiliging en dat alleen de daadwerkelijke beveiligingskosten hieronder mogen vallen. De Commissie wordt tevens verzocht voor het eind van het jaar een voorstel voor de financiering van deze kosten in te dienen, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Als vertegenwoordiger van een land dat recentelijk het slachtoffer is geworden van terrorisme, ben ik verheugd over het verslag van de heer Costa inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart. De beveiliging van de burgerluchtvaart is iets wat alle lidstaten aangaat en waarvoor derhalve gemeenschappelijke basisregels in de hele EU moeten worden ingevoerd. Wat betreft de financiering van de verbetering van de veiligheidsmaatregelen ben ik van mening dat er een adequaat compromis is bereikt de lidstaten en de gebruikers voldoende ruimte geeft om de kosten te delen. Flexibele financieringsregels voldoen niet alleen aan de noodzaak om basismaatregelen in heel Europa in te voeren, maar geven luchthavens die geacht worden het sterkst te zijn bedreigd door terrorisme, de mogelijkheid aanvullende stappen te nemen om deze bedreiging het hoofd te bieden.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb geweigerd mijn stem te geven aan de uiteindelijke bemiddelingstekst van het Europees Parlement en de Raad, aangezien ik gekant ben tegen het inzetten van bewapende veiligheidsagenten aan boord, gezien de strenge aanvullende controles waaraan de passagiers aan de grond worden onderworpen. Ik beschouw die maatregel daarom als buitensporig: de passagiersrechten worden opgeofferd in naam van de veiligheid van het luchtverkeer. De maatregel is niet in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en betekent uiteindelijk een financiële last voor de burgers, dat wil zeggen de passagiers. Wij roepen de regeringen van de lidstaten, en met name de Griekse regering, op deze maatregel niet om te zetten en gebruik te maken van de geboden speelruimte.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De beveiliging van de burgerluchtvaart ziet zich in de afgelopen jaren met reële, dodelijke en ongekende uitdagingen geconfronteerd. Er is alles aan gedaan om een adequaat antwoord te geven op de bedreiging van het leven van passagiers en bemanningen, en toch is het zo dat de ingevoerde regels niet gelijke tred kunnen houden met de creativiteit van criminelen. Daarom is verder uitstel niet mogelijk en kunnen we niet nog meer debatten voeren die zijn gebaseerd op een ongegrond gevoel van veiligheid.
De wetgeving waarover wij vandaag stemmen vormt slechts een deel van de wetgevingsactiviteiten die de Unie ontwikkelt om meer en meer zichtbare veiligheid voor haar burgers te waarborgen. Op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart is het derhalve van essentieel belang dat wij flexibele instrumenten creëren die het mogelijk maken een klimaat van maximale veiligheid voor de burgers te scheppen dat bovendien gemakkelijk en naar behoren kan worden geëvalueerd. Ik stem daarom voor de overeenkomst die het Parlement in de bemiddelingsprocedure heeft bereikt en die de bescherming van de burgers waarborgt, de veiligheid in de burgerluchtvaart en een permanente waakzaamheid tegen diegenen die een bedreiging vormen voor onze veiligheid, onze democratische instellingen en de rechtsstaat.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor het verslag van de heer Costa over de tekst betreffende de gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002.
Mijns inziens is het van het grootste belang om een eenvoudiger en flexibeler wetgevingskader te scheppen dat in vergelijking tot vroegere, al te gedetailleerde maatregelen, meer vrijheden biedt en besluitvormingsbevoegdheid in de fase van de tenuitvoerlegging van de wetgeving versterkt.
Evenwel lijkt het met goed om hier en daar een fijner onderscheid te maken, met name waar het om de koppeling van luchthavengelden aan de kosten voor de aangeboden diensten gaat. In dit verband wil ik de Commissie verzoeken zo spoedig mogelijk een initiatief te nemen inzake de financiering van veiligheidsmaatregelen op Europese luchthavens en de transparantie van beveiligingskosten, teneinde een mogelijke verstoring van de mededinging op dit gebied te kunnen aanpakken.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − Ik stem voor het in de bemiddelingsprocedure bereikte compromis, ondanks het feit dat ik bedenkingen heb, niet alleen wat betreft de financiering van dit stuk wetgeving, maar ook wat betreft de houding van de Raad tijdens deze gehele procedure.
Ten eerste moet worden gezegd dat de regeringen geloven dat zij versterkte veiligheidsmaatregelen in de burgerluchtvaart kunnen invoeren om vervolgens van het bedrijfsleven en uiteindelijk de passagiers te verwachten dat zij ervoor opdraaien. Mijn standpunt is, en dat was ook het standpunt van het Parlement, dat wanneer de lidstaten op versterkte veiligheidsmaatregelen aandringen, zij ten minste een bijdrage in de kosten zouden moeten leveren.
Ten tweede versta ik onder bemiddeling een proces waarbij twee partijen compromissen sluiten over hun standpunten teneinde tot een overeenkomst te komen. In het geval van dit dossier achtte de Raad het evenwel niet nodig om ook maar een compromis of een bemiddeling te overwegen, maar verweet hij het Parlement de veiligheid van de passagiers op het spel te zetten.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de goedkeuring in de tweede lezing en op basis van het verslag van mijn Finse collega Paasilinna over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie. Het idee hiertoe werd door de voorzitter van de Europese Commissie, José-Manuel Barroso in februari 2005 gelanceerd en werd met een zeker scepsis ontvangen met betrekking tot de meerwaarde van een dergelijke faciliteit.
Ook al deel ik de kritiekpunten en de zorgen over de financiering van dit project, acht ik het toch van essentieel belang om een dergelijke faciliteit op te richten om kennis centraal te stellen in het streven van Europa, want de vooruitgang van onze humanistische Europese beschaving is niet gebaat bij een cultuur van ignorantie, maar bij de ontwikkeling van kennis. Overigens zou ik willen wijzen op het feit dat de begrotingsstructuur van de Europese Unie steeds ontoereikender wordt, met name als het erom gaat grote projecten zoals het EIT of Galileo te financieren. Ten slotte begrijp ik niet waarom de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie een amendement heeft ingediend – waar mijn fractie en ik tegen hebben gestemd – om de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk standpunt te verwerpen en aldus te vertragen.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik verwelkom en steun het verslag van mijn collega Paasilinna, dat een bijdrage wil leveren aan de economische groei en het concurrentievermogen van de EU door nieuwe vormen van innovatie te ontwikkelen via de oprichting van het Europees instituut voor innovatie en technologie (EIT).
Het EIT heeft ten doel het kernelement van het concurrentievermogen te versterken: kennis. Kennis is per definitie geen statisch concept; kennis bestaat alleen bij de gratie van een dynamisch, gestructureerd proces van onderzoek en nieuwe ontdekkingen. De reële vooruitgang vindt uitsluitend plaats in de vorm van innovatie.
Heden ten dage zijn er op de wereldmarkt van ‘oude’ en ‘nieuwe’ economieën concurrenten als de Verenigde Staten, India en Japan actief, landen die innovatie altijd al tot hoeksteen van hun economische ontwikkeling hebben gemaakt en daarom een sterk concurrentievoordeel ten opzichte van de EU bezitten.
Het EIT dient ertoe de uitwisseling van kennis te versterken, ideeën te bundelen, uit te wisselen en te verspreiden en onderzoek uit heel Europa in macro-regio’s te concentreren die van essentieel belang zijn voor het toekomstige concurrentievermogen van de EU.
De potentiële voordelen van het mededingingsmodel zijn nagenoeg onuitputtelijk. Het ligt aan ons om ervoor te zorgen dat de 2,4 miljard euro aan middelen naar behoren worden besteed, en dat de Europese Unie de toekomstige uitdagingen van de mondiale markt beter het hoofd kan bieden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Zoals wij reeds tijdens de eerste lezing hebben aangegeven, staan wij zeer kritisch tegenover de oprichting van het Europees Technologie-instituut, vooral vanwege het oordeel van verschillende onderzoeksorganisaties.
In lijn met de standpunten van verschillende wetenschappelijke organisaties die zich kritisch hebben uitgelaten over het voorstel inzake het Europees instituut voor innovatie en technologie, hebben wij voor het voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad gestemd, maar dit voorstel werd helaas niet aangenomen. In de eerste plaats is de financiering ontoereikend. Een van de opties voor de financiering is de communautaire begroting, met inbegrip van vastleggingen bestemd voor onderzoek, wat er weer op uit zou kunnen draaien dat de meer ontwikkelde landen worden gesteund, zodat de ongelijkheden verder toenemen.
Nadat verschillende landen die het instituut binnen hun grenzen wilden halen, druk hadden uitgeoefend, werd het een virtueel instituut, een soort portaal voor overleg tussen wetenschappelijke gemeenschappen uit verschillende vakgebieden. Het Europees Parlement heeft een aantal amendementen op het Commissievoorstel aangenomen, maar naar onze mening volstaan die niet om de constructiefouten te verhelpen.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik sta volledig achter het verslag van mijn collega Paasilinna. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Unie en de lidstaten deze instelling dringend nodig hebben. Het instituut staat niet alleen in de belangstelling bij Europese onderzoekers en groepen wetenschappers in de verschillende lidstaten, maar ook bij mensen uit de praktijk, met name ondernemers. Ik meen dat het instituut een stimulerende rol voor de hele EU dient te spelen, en daarom moeten alle lidstaten bij deze organisatie worden betrokken.
Het instituut komt een bijzondere rol toe bij het creëren van gelijke kansen voor de nieuwe lidstaten en bij de integratie van hun economieën binnen de EU. Alleen al door de samenvoeging van het onderzoekspotentieel en de inspanningen van wetenschappers uit het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ Europa worden we in de gelegenheid gesteld bestaande onevenwichtigheden te verhelpen en toe te werken naar de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie. Voor deze achtergrond wil ik er sterk voor pleiten het hoofdkantoor van het instituut (de raad van bestuur) in mijn land, Polen te vestigen – in Wrocław.
Deze stad ligt op het snijvlak van de culturen van het oude en het nieuwe Europa, dicht bij drie andere lidstaten: Duitsland, Oostenrijk en de Tsjechische Republiek. Wrocław beschikt over uitstekende infrastructuur voor wetenschap en onderzoek, over verschillende instellingen voor hoger onderwijs en bijna 200 000 studenten. Ik ben er zeker van dat Wrocław de beste locatie zou zijn voor het Europees instituut voor innovatie en technologie.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de heer Paasilinna’s over de oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie vormt een belangrijke bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie. Het concept om deskundigheid uit de particuliere sector, onderzoeksorganisaties en instellingen voor hoger onderwijs te bundelen is goed en vormt een interessant proefproject. We moeten er ook voor zorgen dat de raad van bestuur op transparante wijze wordt geselecteerd om de integriteit van zijn werkzaamheden te garanderen. Het Parlement en de Raad dienen ertoe bij te dragen dat die transparantie behouden blijft en te waarborgen dat het EIT rekenschap aflegt en dat de autonomie van de betrokken kennis- en innovatiegemeenschappen wordt geëerbiedigd. Ik spreek mijn steun uit voor dit verslag.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Met het oog op de overeenkomst die Raad en het Parlement hebben bereikt en gezien het feit dat de Commissie daar geen bedenkingen tegen heeft geuit, meen ik dat de goedkeuring in tweede lezing van de aanbeveling betreffende de aanneming van de verordening tot oprichting van het Europees instituut voor innovatie en technologie een bijzonder belangrijk moment is aangezien het de geboorte van dit belangrijke project symboliseert.
Reeds enkele jaren geleden heeft de Europese Unie innovatie en kennis aangewezen als centrale factoren bij het aanpakken van de uitdagingen van de globalisering en de opkomst van grote nieuwe economische actoren. In dit verband is steun voor onderzoek en ontwikkeling als economisch wapen een initiatief dat de grootst mogelijke steun verdient – en dit is van cruciaal belang voor dit project.
De tijd zal uitwijzen of het beter zou zijn geweest om een echte campus te creëren of dat de aangenomen oplossing van de Commissie de beste is. In elk geval is het belangrijk – zelfs essentieel – om flexibiliteit te waarborgen evenals de permanente mogelijkheid om het model in het licht van de beste oplossingen aan te passen. Anders zou juist de drijvende kracht van de innovatie zelf niet het vermogen tot innovatie hebben, wat een onvergeeflijke fout zou zijn wanneer wij de bedoeling hebben om efficiënte modellen op te bouwen.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. – (NL) Ik wou het voorstel van een Europees Instituut voor Technologie aanvankelijk ondersteunen, omdat het de bestaande leemte tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie opvult, een belangrijk gegeven voor de economie en de interne markt. Het EIT lijkt dan ook een schitterend project, ware het niet dat de financiering ondermaats is geregeld.
Ik steun het huidige voorstel en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad dan ook niet, voornamelijk omdat het budget ontoereikend is. De Commissie stelde een redelijk bedrag voor dat gedurende 6 jaar in de behoeften van de KIG's (kennis en innovatiegemeenschappen) kon voorzien. De Raad verlaagt het budget dermate, dat dit niet langer mogelijk is. Een EIT “impact assessment” studie toonde nochtans aan dat een degelijke basisfinanciering een essentiële succesfactor is.
In de huidige vorm worden KIG's gedwongen externe financiering te zoeken in andere communautaire programma's, die daar overigens niet voor bedoeld zijn. De lidstaten zullen dus zelf voor de financiering moeten instaan, alsof men zomaar kan rekenen op private sponsoring. Met dit voorstel is het project gedoemd te mislukken.
Het feit tenslotte dat klimaatverandering als focus voor de eerste KIG's expliciet uit het voorstel werd gehaald, maakt mijn steun niet langer wenselijk.
Derek Roland Clark, Nigel Farage en John Whittaker (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Wij zijn er absoluut voor dat Groot-Brittannië geld van de Europese Unie krijgt als bijdrage tot de compensatie van de overstromingsschade van vorig jaar.
Wij willen deze gelegenheid echter aangrijpen om in de handelingen laten opnemen dat wij gekant zijn tegen de regeling volgens welke Groot-Brittannië de Europese Unie om bijstand dient te verzoeken.
Het VK is de grootste nettobetaler aan de EU-begroting. In plaats van er om te moeten smeken ons een klein bedrag terug te betalen, zouden we er goed aan doen onze middelen te behouden en zelf te beslissen hoe we die besteden.
Richard Corbett (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verheugt mij zeer dat het Europees Parlement de toewijzing heeft goedgekeurd van 170 miljoen euro steun uit het EU-Solidariteitsfonds voor slachtoffers van de overstromingsramp om de opruiming te ondersteunen na de overstromingen van vorige zomer in mijn land, en in het bijzonder in mijn regio. De overstromingen troffen honderden huizen en ondernemingen en waren de oorzaak van het leed van duizenden mensen. Uit het feit dat dit de tweede grootste betaling ooit van het EU-Solidariteitsfonds is, blijkt de enorme financiële en persoonlijke prijs die de slachtoffers hebben betaald. Hopelijk zal het geld een deel van de kosten kunnen dekken.
Als lid van het EP voor één van de zwaarst getroffen regio’s weet ik dat elke bijdrage welkom is. Mijn achterban zal dit gebaar van solidariteit vanwege de rest van Europa sterk waarderen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De vandaag goedgekeurde tekst keurt de beschikbaarstelling goed van het Solidariteitsfonds ten gunste van het Verenigd Koninkrijk na de overstromingen aldaar in de zomer van 2007.
Aangezien de aangegeven schade ongeveer 4.612.000.000 euro beliep en de drempelwaarde voor de activering van het mechanisme voor het Verenigd Koninkrijk dus oversteeg, werden de gevolgen van de overstromingen ingedeeld als grote ramp en stelde de Commissie voor 162.387.985 euro uit het Solidariteitsfonds toe te wijzen.
Het standpunt van de Commissie regionale ontwikkeling van het EP spoort de Raad ertoe aan tot een overeenkomst te komen over de door de Commissie voorgestelde herziening van de verordening die dit fonds instelde, wat het heeft gefaald te doen sedert het EP haar standpunt heeft goedgekeurd in de eerste lezing op 18 mei 2006, met een kritische stem van ons, bovendien.
Naar onze mening is het onder meer zo dat het standpunt van het EP niet verzekert dat regionale rampen kunnen worden erkend en maakt het zelfs niet de erkenning mogelijk van de specifieke aard van mediterrane natuurrampen of de aanpassing van dit Fonds – wat tijdsbeperkingen en in aanmerking komende acties betreft – aan de specifieke aard van natuurrampen zoals droogte en brand. Deze aspecten dienen te worden gewaarborgd.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, het Solidariteitsfonds is de kern van het solidariteitsprincipe, dat één van de hoekstenen van de Europese Gemeenschap is. De criteria voor de ontwikkeling ervan werden in de loop van vele praktijkjaren verfijnd. Zo werd komaf gemaakt met het beheer naar goeddunken, dat duidelijk bleek uit de eerste pogingen tot oprichting van het Fonds voor aanpassing aan de mondialisering. Dat fonds is een nieuwe instelling op het gebied van de begroting van de Europese Unie die in het kader van het financieel vooruitzicht 2007-2013 werd opgericht. Een belangrijk, in het geval van het Solidariteitsfonds sterk beklemtoond nadeel was de lange wachttijd alvorens dat instrument werd ingeschakeld, zoals bleek in door een natuurramp getroffen landen die een aanvraag indienden. Paradoxaal genoeg kon de EU sneller reageren op verzoeken om steun van derde landen dan op die van de eigen lidstaten.
Het voorstel om het Fonds in te zetten om hulp te bieden aan Groot-Brittanië en Noord-Ierland, die in juni en juli 2007 door overstromingen werden getroffen, voldoet aan alle vormvereisten. Wij dienen de reactie te erkennen van de Commissie regionale ontwikkeling, die de procedures van het Parlement heeft bespoedigd. Het is moeilijk de vertraging bij de Europese Commissie te verklaren. Haar besluit van 18 januari 2008 kwam zes maanden na de natuurramp en de onmiddelijke aanvraag van het Verenigd Koninkrijk. Dat weerspiegelt de slechte traditie van de traag werkende administratie van het Solidariteitsfonds en vereist een opwaardering van de uitvoeringsbepalingen, waar het Parlement reeds sedert18 mei 2006 om vraagt.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Na de vernietigende overstromingen vorig jaar in Groot-Brittanië ben ik verheugd over het werk van de heer Böge in het kader van het verslag over de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU. De voorgestelde gelden zullen alle betrokkenen, ook ondernemingen, ten goede komen. Ik ben daarom voorstander van de aanbevelingen van het verslag.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In de nasleep van onder meer natuurrampen dient spoedig in tijdelijk onderdak te worden voorzien en moeten voorlopige herstellingen worden uitgevoerd aan belangrijke infrastructuur, zoals energie, elektriciteitsleidingen, wegen en bruggen enzovoort, zodat ziekenhuizen weer aan het werk kunnen. Het Solidariteitsfonds kan daarbij een grote hulp zijn. Wat echter niet kan worden betaald, zijn de duizenden uren onbezoldigde arbeid van de hulpverleners. Ook het lijden van de getroffenen kan niet worden vergoed.
In het Solidariteitsfonds dient een redelijk evenwicht te worden bewaard tussen de snelle en onbureaucratische uitbetaling van fondsen en de verzekering dat deze fondsen niet voor andere dan de beoogde doeleinden worden gebruikt. Preventie en betere intergouvernementele samenwerking zijn bijzonder belangrijk in de voorbereiding op toekomstige natuurrampen. In geen enkel geval mag van deze gebeurtenissen gebruik worden gemaakt om een EU-bureau voor civiele bescherming of een EU-snelle reactiemacht bij rampen in te stellen. De laatste zou immers geen doeltreffende bescherming tegen natuurrampen kunnen bieden en de kosten vergroten en de bureaucratie doen toenemen.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Ik stem tegen het verslag omdat het een toename van de EU-begroting met zich meebrengt. Groot-Brittanië moet voor de overstromingen van 2007 uit de bestaande begroting worden betaald. Er is immers ruimte voor nieuwe prioriteiten, bijvoorbeeld door de begroting voor Galileo niet op te trekken.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Uit eerdere ervaringen is gebleken dat de EU steun bij rampen niet goed beheert. Junilistan is van mening dat de uitbetalingen uit het fonds vaak de gedrevenheid temperen van de lidstaten om de problemen aan te pakken die de behoefte aan steun overstijgen.
Aangaande de instelling van een post voor uitgaven in uitzonderlijke omstandigheden is Junilistan van mening dat dit document de indruk versterkt dat de EU een supermacht wil worden met invloed op alles wat in de wereld gebeurt. Junilistan is daartegen gekant.
Ook Frontex gaat een stap te ver als het gaat om de coördinatie van de grenscontroles en het immigratiebeleid van de lidstaten. Junilistan is tegen elke uitbreiding van zijn activiteit gekant.
Aangezien ik het ontwerp van gewijzigde begroting om die redenen niet kan ondersteunen, heb ik besloten tegen het gehele verslag te stemmen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het eerste amendement op de Gemeenschapsbegroting 2008 omvat de beschikbaarstelling van ongeveer 162,4 miljoen euro van het EU-Solidariteitsfonds aan het Verenigd Koninkrijk – in verband met de overstromingen daar in 2007 – en de invoering van nieuwe begrotingslijnen en transfers tussen begrotingslijnen, die het geheel van de algemene begroting niet beïnvloeden.
De ontwerp-personeelsformatie van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) werd met 25 plaatsen van 69 naar 94 plaatsen uitgebreid. Dat gebeurde in het kader van de toename van de begroting van dat agentschap – ongeveer 30 miljoen euro – die tijdens het debat over de Gemeenschapsbegroting 2008 werd goedgekeurd. Het agentschap wordt stelselmatig versterkt en krijgt bevoegdheden die tot de kern van de staatssoevereiniteit behoren. Zo ondersteunt het Fort Europa en het door de EU bevorderde immigratiebeleid met de klemtoon op veiligheid.
Ook op de nieuwe titel “Uitzonderlijke uitgaven bij kritieke situaties” dient de aandacht te worden gevestigd, al is het niet duidelijk wat met “kritieke situaties” wordt bedoeld.
Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de eerste gewijzigde begroting tijdens de tenuitvoerlegging van het begrotingsplan voor 2008 betreft de posten onder de gemeenschappelijke titel van aanpassingen aan “onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden”.
Punt één, te weten de beschikbaarstelling van het Solidariteitsfonds ten gunste van Groot-Brittanië, dat in de zomer van vorig jaar door stormen en overstromingen werd getroffen, behoort zeker tot deze categorie. De enige opmerking die wij moeten maken is dat vertragingen bij de beschikbaarstelling van fondsen tengevolge van een te late toepassing door de Europese Commissie een schandelijke traditie worden. Punt vijf is gelijksoortig. Het stelt de oprichting voor van begrotingsartikel 27 01 11 - Uitzonderlijke uitgaven bij kritieke situaties - om de financiering mogelijk te maken van uitzonderlijke uitgaven naar aanleiding van een afgekondigde crisissituatie. De drie overblijvende posten, die allemaal onder de gewijzigde begroting zijn ingedeeld, zijn echter van een andere aard.
Ik deel de twijfels van de rapporteur over de financiering van het Uitvoerend Agentschap Onderzoek en het ERCEA en de niet geheel samenhangende conclusie over de invoering van de begrotingspost 06 01 04 12 Galileo-programma. De gewijzigde personeelformatie van Frontex is goedkeuring waard.
Het analyseren van de gehele conclusie en het leggen van de juiste verbanden wordt bemoeilijkt door de heterogene aard van de begrotingsposten in AM 1/2008.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Uit eerdere ervaringen is gebleken dat de EU steun bij rampen niet goed beheert. Junilistan is van mening dat de uitbetalingen uit het fonds vaak de gedrevenheid temperen van de lidstaten om de problemen aan te pakken die de behoefte aan steun overstijgen.
Aangaande de instelling van een post voor uitgaven in uitzonderlijke omstandigheden is Junilistan van mening dat dit document de indruk versterkt dat de EU een supermacht wil worden met invloed op alles wat in de werelr gebeurd. Junilistan is daartegen gekant.
Ook Frontex gaat een stap te ver als het gaat om de coördinatie van de grenscontroles en het immigratiebeleid van de lidstaten. Junilistan is tegen elke uitbreiding van zijn activiteit gekant.
In het verslag staat echter ook dat op dit ogenblik geen middelen van de operationale naar de administratieve lijn van de toewijzing aan Galileo mogen worden verschoven. Daarnaast ondersteunt het verslag de instelling van een begrotingsstructuur voor het Uitvoerend Agentschap Onderzoek en het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad.
Ik ben van mening dat deze kwesties van zeer groot belang zijn en heb daarom ondanks mijn princiële bezwaren tegen de andere in het verslag voorgestelde amendementen, voor het verslag in zijn geheel gestemd.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) In het verslag van de heer Kyösti Virrankoski “Gewijzigde begroting nr. 1/2008” over het Solidariteitsfonds zien wij dat de EU bereid is vers geld te besteden aan de beschikbaarstelling van het Solidariteitsfonds in het VK. Ik hoop dat wij dit ook zullen doen voor andere lidstaten die het slachtoffer zijn geworden van natuurrampen, zoals Griekenland. Ik heb voor het verslag gestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Als Roemeens afgevaardigde loof ik de goedkeuring van de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van gewijzigde begroting van de Europese Unie nr. 1/2008. Deze begrotingswijziging is relevant met het oog op de wijziging van de personeelsformatie van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX). Roemenië is de oostelijke voorpost van de Europese Unie en is de staat die belast is met het beheer van één van de langste landbuitengrenzen van de Unie.
Aldus moet Roemenië steeds de versterking ondersteunen van de samenwerking voor een beter beheer van de grenzen en de verstrekking aan FRONTEX van voldoende financiële middelen, personeel en uitrusting om zijn taken in de beste omstandigheden uit te voeren. Ook het ontwerp van het artikel ‘Uitzonderlijke uitgaven bij kritieke situaties’ wordt zeer gewaardeerd. Wij kunnen op zulke ongewenste gebeurtenissen nooit te goed voorbereid zijn.
- Verslag: Luis Manuel Capoulas Santos (A6-0053/2008)
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben beslist voor de overeenkomst te stemmen omdat het land nu jammer genoeg economisch zo afhankelijk is van de visserijovereenkomst met de EU. Als de EU-partnerschapsovereenkomst ogenblikkelijk zou worden beëindigd, zou dat voor de economie van het land ernstige gevolgen hebben. Wij nemen wetenschappelijke rapporten die erop wijzen dat de zeeën worden leeggevist, zeer ernstig. Daarom zien wij de visserijovereenkomsten met de EU niet als een op lange termijn levensvatbare manier om armoede te bestrijden en ontwikkeling te ondersteunen.
Wij willen het visserijbeleid van de EU aanpassen zodat de visbestanden zich kunnen herstellen. Wij willen ook duurzame ontwikkeling ondersteunen in die landen waar de huidige visserijovereenkomsten met de EU een grote bron van inkomsten zijn door wijzigingen aan te brengen aan het handels- en steunbeleid van de EU en via verschillende vormen van partnerschap.
Scheepseigenaars moeten verantwoordelijk zijn voor de kosten die voortvloeien uit overeenkomsten waar ze zelf voordeel bij hebben. Wij willen gestage vorderingen in die richting zien. Daarom hebben wij voor amendement 8 gestemd, hoewel verandering in een bredere samenhang plaats moeten vinden.
Guinee-Bissau is een van de armste landen van Afrika. Wij willen benadrukken hoe belangrijk het is dat de EU andere, duurzamere manieren vindt om Guinee-Bissau op langere termijn te ondersteunen, aangezien de visserijovereenkomst met de EU op dit ogenblik verantwoordelijk is voor dertig procent van het BNP van dat land.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Capoulas Santos over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau omdat ik van mening ben dat het een evenwichtige overeenkomst is die de duurzaamheid van de visserij veilig stelt en de bescherming verzekert van de beide partijen, namelijk de Europese Unie en Guinee-Bissau.
Ik beschouw de amendementen van de rapporteur als een belangrijke bijdrage tot de versterking van het visserijbeleid van de EU, omdat ze het belang onderstrepen van de versterking van de rol van het Parlement en van de informatie die het Parlement krijgt.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In de overeenkomst tussen de EG en de Republiek Guinee-Bissau voor de periode van juni 2007 tot juni 2011 wordt voorzien in de afgifte van 37 visvergunningen, waarvan vier aan Portugal.
In totaal wordt 35 procent van de financiële bijdrage van de EG toegewezen aan de ondersteuning van initiatieven in samenhang met het sectorale visserijbeleid van Guinee-Bissau. De klemtoon ligt op de verbetering van de gezondheids- en hygiënische omstandigheden van visserijproducten en het toezicht op en de controle en bewaking van visserij-activiteiten. Dat is een bijzonder belangrijk gebied voor actie, rekening houdend met het feit dat de visserij in dat land overeenkomstig internationale organen merkbaar is beïnvloed door onder meer illegale en niet-gereglementeerde visserij.
De overeenkomst voorziet ook in de verplichte tewerkstelling van plaatselijke zeelieden uit Guinee-Bissau in overeenstemming met de bruto tonnage van het schip. Zoals in andere overeenkomsten zal de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) op die zeelieden van toepassing zijn.
Artikel 10 van de overeenkomst voorziet ook in de schepping van samenwerkingsverbanden tussen operatoren van de Gemeenschap en operatoren van Guinee-Bissau met het oog op de gemeenschappelijke exploitatie van de natuurlijke rijkdommen. Die mogelijkheid is voordelig voor schepen van de Gemeenschap omdat ze op die manier niet zullen moeten betalen voor vergunningen.
- Verslag: Daniel Varela Suanzes-Carpegna (A6-0054/2008)
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Als de EU-partnerschapsovereenkomst ogenblikkelijk zou worden beëindigd, zou dat ernstige gevolgen hebben voor verschillende ontwikkelingslanden en voor de vele betrokken mensen. Wij kunnen daarom niet gewoon nee zeggen tegen de overeenkomsten van de EU met andere landen over visserij. Wij nemen wetenschappelijk rapporten die erop wijzen dat de zeeën worden leeggevist, inderdaad zeer ernstig. Wij willen daarom het visserijbeleid van de EU aanpassen zodat de visbestanden zich kunnen herstellen. Dat moet deel uitmaken van een grote herziening.
Wij zien de visserijovereenkomsten met de EU niet als een op lange termijn levensvatbare manier om armoede te bestrijden en ontwikkeling te ondersteunen.
Wij willen daarom duurzame ontwikkeling ondersteunen in die landen waar de huidige visserijovereenkomsten met de EU een grote bron van inkomsten zijn door wijzigingen aan te brengen in het handels- en steunbeleid van de EU en via verschillende vormen van partnerschap.
Scheepseigenaars moeten verantwoordelijk zijn voor de kosten die voortvloeien uit overeenkomsten waar ze zelf voordeel bij hebben. Wij willen gestage vorderingen in die richting zien. Daarom hebben wij voor amendement 8 gestemd, hoewel verandering in een bredere samenhang plaats moeten vinden.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De belangrijkste doelstelling van de nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EG en Ivoorkust is de versterking van de samenwerking tussen de twee partijen met het oog op een partnerschapskader waarin een duurzaam visserijbeleid kan worden ontwikkeld op basis van het oordeelkundige gebruik van de aquatische natuurlijke rijkdommen in Ivoorkust. Daarbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de ondersteuning van het visserijbeleid in dat land.
De twee partijen zullen tot een overeenkomst komen over de prioriteiten waarover met het oog op zulke steun dient te worden beslist. Ze zullen beslissen over de doelstellingen, de jaar- en meerjarenprogrammering en over de criteria om de te bereiken resultaten te beoordelen en het duurzame en verantwoordelijke beheer van de sector te garanderen. De overeenkomst neemt de basisbeginselen van het gemeenschappelijke visserijbeleid in acht en garandeert Portugal een visvergunning voor vijf vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug.
Leden van de Portugese PSD (Sociaal-democratische partij) hebben daarom voor dit verslag gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze overeenkomst voorziet in de toewijzing van in totaal 40 visvergunningen aan schepen uit de EU-lidstaten – waarvan vijf aan Portugal – voor een periode van zes jaar vanaf juli 2007. In vergelijking met de vorige overeenkomst gaat het om een aanzienlijke beperking van de vangstmogelijkheden. De overeenkomst maakt het echter mogelijk de vangst te vergroten. De partijen kwamen overeen dat de financiële bijdrage van de EG volledig zal worden toegewezen aan de ondersteuning van de initiatieven in samenhang met het sectorale visserijbeleid van Ivoorkust.
Scheepseigenaars die voordeel hebben bij de overeenkomst dienen minstens twintig procent ACS-burgers als zeeman in dienst te hebben. De overeenkomst bepaalt dat voor die zeelieden de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk geldt. Die verklaring voorziet in verplichte vrijheid van vereniging, de wezenlijke erkenning van het recht op collectieve arbeidsonderhandelingen en de uitbanning van discriminatie inzake werkgelegenheid en beroep. De lonen van de zeelieden zullen worden vastgesteld via besprekingen tussen de reders en de zeelieden of hun vertegenwoordigers, maar mogen niet lager zijn dan de in hun land van oorsprong toegepaste normen, hetgeen tot een schending van het beginsel van ‘gelijk loon voor gelijk werk’ kan leiden.
- Verslagen: Luis Manuel Capoulas Santos (A6-0053/2008) en Daniel Varela Suanzes-Carpegna (A6-0054/2008)
Lena Ek, Olle Schmidt en Anders Wijkman (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Wij stemmen tegen de twee partnerschapsovereenkomsten inzake visserij tussen de EU en Guinee-Bissau en Ivoorkust, omdat de ervaringen met dit soort overeenkomsten twijfelachtig is. Landen met een laag inkomen wordt een vast bedrag aangeboden. In ruil openen ze hun wateren voor commerciële visserij door EU-lidstaten, voornamelijk in Zuid-Europa. In vergelijking met de vangsten wordt bespottelijk weinig betaald. Bovendien bestaat duidelijk het risico dat niet duurzaam wordt gevist. Een ander argument is dat de plaatselijke kustvisserij gewoonlijk nadelige gevolgen ondervindt. Wij hopen dat het in samenhang met de EU-Strategie voor duurzame ontwikkeling (SDO) mogelijk zal zijn deze visserijovereenkomsten onverwijld te beoordelen en ze door duurzame regelingen te vervangen.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij zijn van mening dat het voorstel voor een gemeenschappelijke snelheidsbeperking op de snelwegen van de EU positieve gevolgen kan hebben voor het milieu aangezien op manier de snelheid wordt beperkt in lidstaten die op hun snelwegen geen verplichte snelheidsbeperking hebben. Het is echter belangrijk dat geen enkele lidstaat wordt verplicht de subsidiariteit te negeren en de snelheidsbeperking op zijn wegen te verhogen. Het moet voor lidstaten altijd mogelijk zijn lagere snelheidsbeperkingen op te leggen dan de Europese norm.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het initiatiefverslag van de heer Albertini, mijn Italiaanse collega, dat voor de actoren in deze sector een aantal aanbevelingen bevat om het hoofd te bieden aan de situatie die het gevolg is van een groeiende vraag naar olie en de afnemende oliereserves, de steeds meer door verkeersopstoppingen geplaagde steden en de negatieve gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en de klimaatswijziging.
Ik ondersteun de drie voor de combinatie van openbaar beleid gekozen gebieden, met name de aanmoediging van technologische ontwikkelingen (auto’s met een maximale uitstoot van 125g CO2/km), de ontwikkeling van marktgebaseerde instrumenten (EU-regeling voor de handel in emissierechten, belastingstimulansen, lasten/vervoerprijzen gebaseerd op milieu-effect, enzovoort.) en het gebruik van omvattende maatregelen om transpormiddelen en infrastructuur zo doeltreffend mogelijk te gebruiken.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vervoer heeft ongetwijfeld invloed op de sociaal-economische toestand van de maatschappij en heeft ook rechtstreekse gevolgen voor het milieu. Stedelijk vervoer is verantwoordelijk voor veertig procent van de CO2--uitstoot en maakt Europa afhankelijk van de markt van fossiele brandstoffen zoals olie, die goed is voor ongeveer zeventig procent van de totale vraag.
Deze alarmerende gegevens volstaan om de urgentie en noodzaak te verklaren van een nieuwe, veelomvattende strategie voor vervoer in Europa, die vanuit dit verslag zou kunnen worden ontwikkeld.
Door vervoer veroorzaakte vervuiling dient zeer spoedig drastisch te worden beperkt door de instelling van beperkingen op de uitstoot van vervuilende stoffen, de wijziging van de samenstelling van brandstofmengsels en door de aankoop en het gebruik van milieuvriendelijke en niet vervuilende vervoersmiddelen voortdurend te bevorderen.
De EU zal daarom verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van een geïntegreerd plan om deze belangrijke doelstelling te bereiken door zich ertoe te verbinden stimulansen te bieden voor spoorwegvervoer. Waar aangewezen verbeteringen worden aangebracht, garandeert spoorwegvervoer grote doeltreffendheid en een beperkte milieu-impact. De trans-Europese netwerken moeten zo spoedig mogelijk worden voltooid. Dat vereist meer financiële steun van de EU. Anderzijds dienen de lidstaten die voltooiing te garanderen en erop toe te zien, behalve waar milieu- of gezondheidsschade bewezen is.
Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. − (PL) Amendement 1 op verslag (A6-0014/2008) over een duurzaam Europees vervoersbeleid werd door de PPE-DE-Fractie ingediend en was voor mij en voor de gehele vervoerssector oorzaak van terechte bezorgdheid. Het amendement heeft tot doel de herziening van de Eurovignetrichtlijn uit te stellen. Goedkeuring van dit amendement zou een negatief signaal zijn van het Europees Parlement en zou strijdig zijn met het verslag van 28 januari 2008 van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement. Daarom heb ik tegen het amendement en tegen de gehele inhoud van het verslag gestemd.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag over duurzaam vervoersbeleid gestemd. Het houdt rekening met Europees energie- en milieubeleid. In de EU is de vervoerssector verantwoordelijk voor zeventig procent van de vraag naar olie.
Wij moeten een einde maken aan onze bijna totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen door het uiteenlopende beleid te combineren dat alle vervoerswijzen omvat. Deze benadering moet de voorwaarden scheppen die van wezenlijk belang zijn voor realisme. Het gaat om technologische innovatie om de CO2-uitstoot van auto’s te beperken, de ontwikkeling van biobrandstoffen, de hervorming van het belastingsysteem, zodat rekening wordt gehouden met milieu-impact, en omvattende maatregelen om beter gebruik te maken van infrastructuur en burgers aan te moedigen hun gewoonten te wijzigen.
Elke burger kan aan duurzaam vervoer bijdragen door waar mogelijk in plaats van een personenwagen het openbaar vervoer te gebruiken.
Om passagiers- en vrachtvervoer met vervoersmiddelen met lage uitstoot, zoals het spoor, rivieren, de zee en het openbaar vervoer te vereenvoudigen, dient een aantal nieuwe diensten te worden ontwikkeld, moet de sector concurrerender worden georganiseerd en moet bepaalde infrastructuur anders worden gebruikt.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Aangezien het onmogelijk is in deze stemverklaring over alle belangrijke punten in dit complexe en veelomvattende initiatiefverslag te spreken, is het opmerkelijk dat het document aspecten niet of verkeerdelijk behandelt die onderzoekers van wezenlijk belang achten om kwesties op het gebied van vervoer en energie en hun gevolgen voor het milieu aan te pakken. Ik geef enkele voorbeelden:
- er is geen verwijzing naar de hoge olieprijzen en hun gevolgen;
- er is geen verwijzing naar het gebruik van methaan in het wegvervoer (in de vorm van CNG, LNG of biomethaan);
- er is een gebrek aan duidelijkheid over het gebruik van waterstof als alternatieve brandstof voor het wegvervoer;
- de onkritische voorkeur voor het gebruik van biobrandstoffen en de ernstige gevolgen daarvan, die reeds wijd en zijd zijn aangetoond;
- er is geen verwijzing naar documenten zoals het programma “doelstelling voor 2020” dat de vervanging tegen 2020 van ongeveer 20 procent van de in de Europese vervoerssector verbruikte olie en diesel bepleit.
Ten slotte wijs ik erop dat wij, naast het opsommen van de reeds duidelijk vastgestelde problemen, behoefte hebben aan beleid om die problemen op doeltreffende wijze aan te pakken. Het gaat bijvoorbeeld om de uitdaging van de huidige, kapitalistische globalisering en de rol van het vervoer in dat kader, in het bijzonder de toenemende geografische afstand tussen de plaats van productie en de plaats van gebruik en de daaruit voortvloeiende toename van de behoeften op het gebied van vervoer. Daarover kan nog veel worden gezegd.
Jim Higgins (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Mijn collega’s van Fine Gael in de Fractie PPE-DE en ik zelf bevestigen dat wij ons hebben onthouden met betrekking tot de amendementen 3 en 11 en het verslag in zijn geheel op grond van bezorgdheid over de kwesties belasting, rekeningrijden en tolheffing. Wij zijn nog steeds van mening dat over deze beide kwesties door de lidstaten afzonderlijk moet worden beslist en dat ze dus niet in een verslag van het Parlement moeten worden behandeld.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieve leden van het Europees Parlement hebben voor het initiatiefverslag van de heer Albertini over een duurzaam Europees vervoersbeleid gestemd omdat het een duidelijk beleidskader is om de doeltreffendheid te vergroten en de invloed van het vervoer op de klimaatwijziging aan te pakken. De conservatieven blijven echter bezorgd dat de vraag in het verslag naar meer voorstellen van de Commissie voor de internalisering van externe kosten niet mag worden gesteld alvorens de impactbeoordeling geheel is voltooid en het Parlement naar behoren over de kwestie heeft gedebatteerd. Wij willen ook dat deze beleidsoptie, indien ze ter tafel wordt gebracht, gelijkmatig op alle vervoerswijzen wordt toegepast, zodat geen marktverstoring optreedt.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik stem voor de harmonisering van het vervoers-, het milieu- en het energiebeleid in de Europese Unie, omdat alleen gecoördineerde inspanningen in deze drie sectoren tot een duurzame verbetering in elk ervan kunnen leiden.
Met mijn stem wil ik in het bijzonder de ontwikkeling ondersteunen van een algemeen toepasbaar, transparant en duurzaam model voor de beoordeling van de externe kosten van alle vervoerswijzen. Ik stem daarom tegen amendement 1, dat naar mijn mening ten doel heeft de internalisering de van interne kosten voor het wegverkeer te vertragen. Goedkeuring van het amendement zou de inspanningen belemmeren van de EU om tot een duurzaam vervoersbeleid te komen en bovendien oneerlijke concurrentie tussen vervoerswijzen in de hand werken.
Tengevolge van het gestaag toenemende vervoersvolume en de ecologische impact daarvan dient Europese samenwerking op het gebied van nieuwe technologieën en alternatieve brandstoffen krachtig te worden aangemoedigd om de uitstoot van broeikasgassen te stuiten en de levenskwaliteit zelfs in gebieden met veel verkeer te verbeteren. In dat opzicht roep ik ook op tot een beperking voor nieuwe voertuigen van de gemiddelde uitstoot tot 125g CO2/km aan de hand van technologische verbeteringen in de vervoerssector en het gebruik van biobrandstoffen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd over de aanbevelingen in het verslag van Gabriele Albertini over een duurzaam Europees vervoersbeleid. Veilige en betaalbare mobiliteit moet voor alle EU-burgers een recht zijn. Ook de duurzaamheid van dat vervoer is een zeer belangrijke kwestie. Aanmoediging van technologische innovatie en marktgebaseerde instrumenten, zoals de regeling voor de handel in emissierechten of belastingstimulansen, in het bijzonder in grote steden en gebieden met een kwetsbaar milieu, maakt het mogelijk te garanderen dat vervoersmiddelen en infrastructuur doeltreffend worden gebruikt. Ik ondersteun de vraag naar meer investeringen in infrastructuur en intelligente vervoerssystemen om kwesties zoals congestie aan te pakken. Ik heb voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Om de aandacht af te leiden van het feit dat wij ondanks talloze actieplannen niet vooruitkomen, moeten autorijders nu aan de hand van tolheffingen, voertuigbelastingen en zo meer worden gedwongen de fiets te nemen, te voet te gaan of het openbaar vervoer te gebruiken.
Wij moeten echter iets rechtzetten: dit is het gevolg van slecht gecoördineerd plaatselijk openbaar vervoer waarop teveel is bespaard, de sterke opkomst van winkelcentra aan de stadsranden terwijl de plaatselijke winkels wegkwijnen, de daling van de levenskwaliteit in de binnenstad, de stijgende criminaliteitscijfers en gettovorming in buurten waar veel vreemdelingen wonen. Daarnaast is er de langere reistijd naar het werk tengevolge van suburbanisatie, meer flexibiliteit in de werkuren en arbeidsbetrekkingen en de daarmee verband houdende rol van de auto als voorwaarde voor loondienst.
In dat opzicht en met het oog op het feit dat auto’s zelf slechts voor ongeveer tien procent van de deeltjesuitstoot verantwoordelijk zijn, wil de EU ‘slechts’ meer bevoegdheden en streeft ze naar de instelling van nutteloze systemen voor toezicht. In plaats daarvan zou de EU zelf de koe bij de horens moeten vatten en zou ze de oorzaken moeten aanpakken in plaats van de symptomen. Dat kan bijvoorbeeld door het subsidiebeleid te herzien en aldus niet meer bij te dragen aan de sterke toename van het volume van zwaar goederenvervoer, dat verhoudingsgewijs een veel grotere uitstoot produceert. Gecombineerd rail/wegvervoer moet eindelijk economisch voordelig worden en de euforie van de privatisering mag er niet toe leiden dat het openbaar vervoer tot een allegaartje wordt herleid.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) In de voorbije tien jaar heeft de vervoerssector met succes veel in de verbetering van de energie-efficiëntie geïnvesteerd en werd intelligente technologie met milieu- en veiligheidsvoordelen op de markt gebracht. Deze inspanningen lijken echter niet te volstaan. De parallele, voortdurend toenemende vraag in deze sector doet ze immers bijna teniet.
Wij moeten dit moeilijke probleem daarom opnieuw bekijken om aan de uitdaging het hoofd te bieden. De vervoerssector is een dynamische, technologisch geavanceerde en steeds concurrerender economische sector. De industrie heeft in nauw overleg met institutionele en particuliere partners veel in onderzoek en ontwikkeling geïnvesteerd. Om zoveel mogelijk van onze inspanningen te profiteren, is echter meer coördinatie nodig. Er is nood aan specifieke actie om de burger te informeren en zijn bewustzijn te vergroten, ook wat betreft zijn gedrag. Bovendien moeten wij streven naar samenwerking en coördinatie met het oog op vooruitgang op het gebied van brandstofefficiëntie, reglementering van investeringen, bevordering van een dynamische markt voor veiliger en schonere voertuigen en ondersteuning van technologische innovatie.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor het uitstekende verslag van de heer Albertini over een duurzaam Europees vervoersbeleid, dat rekening houdt met het Europese energie- en milieubeleid. Zeer belangrijk is dat de EU haar beleid coördineert om stedelijk openbaar vervoer en alternatieve vervoerssystemen te ontwikkelen, het milieu te beschermen en de uitstoot van broeikasgassen te beperken.
Wat infrastructuur betreft, merk ik op dat de nadruk nog steeds ligt op wegvervoersprojecten. Dat gaat ten koste van spoorwegprojecten. De voltooiing van de trans-Europese netwerken lijkt nog steeds een ver verwijderd project. De bijdrage van de EU is minimaal in vergelijking met die van de lidstaten. Om de uitstoot van gassen te beperken en de doeltreffendheid van vracht- en personenvervoer te verbeteren, moet de EU de verwezenlijking van prioritaire projecten in het kader van de trans-Europese netwerken ondersteunen.
Karin Scheele (PSE), schriftelijk. − (DE) In het verslag-Albertini staat dat een betere internalisering van externe kosten marktverstoringen en een toename van de uitstoot kan voorkomen.
Ik heb daarom tegen amendement 1 gestemd. Doelstelling daarvan is immers de internalisering van de externe kosten van het wegvervoer te vertragen. Dat is een verkeerd signaal. Het wegvervoer is immers de hoofdverantwoordelijke voor de uitstoot in de vervoerssector. Ik hoop dat de door de Commissie aangekondigde herziening van de richtlijn inzake de internalisering van de kosten van de vervoersinfrastructuur in deze sector snelle vooruitgang zal brengen.