Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de omstandigheden waren niet zo geschikt om te spreken.
Ik wil verwijzen naar de stemming over de verhoging van de melkquota met twee procent die volgende maand al moet gebeuren. Ik denk dat het besluit van het Parlement de ontwikkeling van de landbouw zal bevorderen, vooral in die landen die helaas tot nu toe geleden hebben onder quotumverlagingen. Dit is het geval geweest voor mijn land, Polen.
Ik wil ook van deze gelegenheid gebruik maken om te verklaren dat ik gisteren tijdens de stemming over het Europees Instituut voor innovatie en technologie wilde stemmen vóór het aannemen van dat verslag en niet tegen, zoals ik per ongeluk deed.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de amendementen die zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten wat de nationale melkquota betreft, lijken mij volkomen gerechtvaardigd. Het plan om de huidige plafonds voor de melkquota met twee procent te verhogen, is bijzonder welkom.
Ik vertegenwoordig Polen in dit Huis. Mijn land is de vierde grootste melkproducent in de Europese Unie. Op dit moment wordt per jaar 12 miljard liter melk geproduceerd. In de context waar ik zojuist naar verwees, is het eerdergenoemde amendement vooral belangrijk voor boeren en zuivelfabrikanten in Polen.
Daarnaast wil ik verklaren dat ik het advies in de tekst van amendement 13 ondersteun dat stelt dat melkproductie vooral belangrijk is voor regio’s met een slecht ontwikkelde landbouwinfrastructuur, waar vergelijkbare alternatieve agrarische productiemogelijkheden vaak niet bestaan.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) We hebben in de afgelopen tijd een voortdurende toename in de marktvraag naar melk gezien. Deze situatie beperkt de concurrentiekracht en zorgt voor prijsverhogingen. In mijn land, Litouwen, is de prijs van melk in 2007 met veertig procent toegenomen. Daarom moeten de melkquota worden verhoogd om lagere melkprijzen binnen de interne markt mogelijk te maken en ook ruimte te bieden om meer melk te exporteren naar derde landen. In 2006-2007 bereikten negen EU-lidstaten de hun toegewezen nationale melkquota. Om de melkvoorraad van de EU te laten toenemen zouden deze landen en ook de andere lidstaten toestemming moeten krijgen om meer melk te produceren. In Litouwen zijn de nationale melkquota voor 2006/07 bijna bereikt. De melkproductie neemt nog steeds toe. Ik ben blij met het besluit van de Commissie om de nationale melkquota per 1 april 2008 met twee procent te verhogen. Als ik echter naar de toekomst kijk, wil ik de Commissie aanmoedigen om de mogelijkheid te onderzoeken om de nationale melkquota met vijf procent te verhogen en de boetes voor overproductie langzaam te verlagen.
Milan Horáček (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb net als de Fractie van de Groenen tegen het verslag over nationale melkquota gestemd. Ik ben tegen de verhoging van twee procent van de quota omdat dergelijke maatregelen tot een erosie van de melkprijzen leiden en het levensonderhoud van boeren in gevaar brengen.
Ik ben voor kwantitatieve controles voor de melkproductie na 2015 omdat anders de veehouderij in berggebieden en andere benadeelde gebieden waar het houden van melkvee helpt om het platteland in stand te houden, in gevaar zou komen. Liberalisatie zou ervoor zorgen dat de melkproductie wordt geconcentreerd in enkele gebieden en bij intensieve boerenbedrijven. Dan zullen de kleinere producenten die niet langer hun productiekosten kunnen betalen vanwege de lage prijzen, verliezen.
Albert Deß (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een verklaring geven van mijn stem bij het verslag-Jeggle. Ik heb tegen het verslag gestemd omdat ik net als mijn Beierse collega’s van de CSU tegen het verhogen van de melkquota ben. De melkprijzen dalen in de huidige omstandigheden al enorm.
De prijzen van sommige producten zijn met meer dan dertig procent gedaald. De inkomsten van onze melkveehouders zijn al jaren niet toereikend. In de afgelopen zes maanden hebben ze nu redelijk goede melkprijzen ontvangen. Als het quotum wordt verhoogd, betekent dit dat de melkprijzen onder druk komen te staan en dat onze melkveehouders opnieuw te weinig krijgen voor hun werk.
In Beieren hebben we 48 000 boerderijen die 90 000 mensen in dienst hebben voor het fokken van melkvee en nog eens 50 000 banen verderop en eerder in het proces. Dat brengt het totaal op 140 000 banen. Ik kan niet begrijpen waarom de quota in deze belangrijke sector verhoogd moeten worden ten nadele van de betrokken boeren. Ik was wel akkoord gegaan met een verhoging in de nieuwe lidstaten. De hoeveelheden die daar beschikbaar zijn, zijn inderdaad ontoereikend.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen ik vanochtend dit Huis binnenliep, hoorde ik de voorzitter van de Commissie spreken over de noodzaak om de concurrentiepositie van de EU te verbeteren. Maar nu praten we hier over melkquota, een term die de Europese Unie laat klinken als de “EUSSR”.
Er wordt gezegd dat door quota de prijzen hoog blijven zodat boeren niet failliet gaan. Maar tegen welke prijs? Tegelijkertijd hebben quota ervoor gezorgd dat het aandeel van de EU in de wereldzuivelmarkt is gedaald. Waarom? Omdat quota efficiënte boeren ervan weerhouden om uit te breiden terwijl ergens anders quota ongebruikt blijven.
Het kan wel zo zijn dat quota productie garanderen, maar de prijs is voor consumenten, efficiënte boeren en de economieën van de EU te hoog. Het wordt tijd dat we de quota schrappen en op de vrije markt vertrouwen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ondersteun dit verslag, dat voor 2008-2009 slechts een verhoging van de quota van twee procent voorstelt, omdat dat nodig was om een compromis te bereiken. Ik had een verhoging van vier procent voorgesteld omdat ik ervan overtuigd ben dat dit zou helpen om te bepalen hoe we de markt in stand kunnen houden. Dat zou vervolgens tot conclusies kunnen leiden op basis waarvan we zouden kunnen besluiten om eventueel afscheid te nemen van het quotumsysteem in de huidige of gewijzigde vorm, dan wel er volledig afstand van te doen. Ik heb het dan over het wijzigen van het quotumsysteem na 31 maart 2015.
Een grotere quotumverhoging is noodzakelijk, vooral in mijn land, Polen, waar de productiequota per hoofd van de bevolking veel lager zijn dan in de oude lidstaten. Daarnaast is de consumptie van zuivelproducten in Polen laag. We zouden goed kunnen reageren op een verhoogde consumptie met onze eigen productie omdat we voor die laatste goede voorwaarden hebben, maar de boeren hebben lagere productieplafonds toegewezen gekregen. Hieruit blijkt wel dat er in de toekomst hogere melkquota nodig zijn.
Michl Ebner (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met volle overtuiging voor het verslag-Goepel gestemd. Het werk van de rapporteur is zeer uitgebreid en zeer positief. We konden natuurlijk niet alles wat we hadden gewild erbij betrekken, maar het belangrijkste is dat de voorwaarden zijn geschapen voor het introduceren van de relevante uitzonderingen in berggebieden. De situatie daar is niet te vergelijken met ergens anders en zij vereist daarom speciale bescherming, speciale analyse van de situatie en speciale subsidie.
Mag ik ook van de gelegenheid gebruik maken om kort te verwijzen naar de stemming van gisteren over het verslag-Albertini? In de stemlijst lijkt het alsof ik tegen amendement 5 heb gestemd. Ik wilde feitelijk voor het amendement stemmen omdat ik in de afgelopen zittingsperioden van het Parlement zeer actief ben geweest op het gebied van de Alpenovereenkomst en het ondertekenen van het Vervoerprotocol door de Commissie.
Jan Březina (PPE-DE). – (CS) Ik ondersteun het verslag van de heer Goepel over het gemeenschappelijk landbouwbeleid omdat ik het zie als een veel beter document dan het bestaande voorstel van de Commissie.
Ik waardeer de veel meer realistische en eerlijke manier waarop degressiepercentages worden vastgesteld voor de rechtstreekse betalingen ook al ben ik in principe tegen kunstmatige criteria voor de grootte van bedrijven bij het proces van vermindering van de rechtstreekse betalingen omdat een dergelijk beleid met name grote bedrijven in de nieuwe lidstaten achterstelt.
Het is niet rechtvaardig als de rechtstreekse betalingen aan grote boerenbedrijven meer worden verlaagd dan die aan andere boerenbedrijven. Het idee dat deze grote bedrijven in handen zijn van één eigenaar die rijkelijk subsidies ontvangt is verkeerd. Integendeel, de eigendomsstructuur van dergelijke bedrijven is vaak zeer gevarieerd. In veel gevallen zijn het coöperatieven die bestaan uit vele leden: kleine boeren. Dit zijn juist de eindbegunstigden van rechtstreekse betalingen en zij zouden het meeste lijden.
Ik wil ook waarschuwen tegen de veelbesproken modulatie. Ik bedoel het overdragen van fondsen van de pijler rechtstreekse betalingen naar de pijler ontwikkeling van plattelandsgebieden. Het zal de fondsen binnen het land houden, maar met het gevolg dat discriminatie van de boerderijen direct vanuit de lidstaat zal komen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de rol van de Europese Unie is om wetgeving uit te vaardigen en om oplossingen te ontwerpen die ten eerste zorgen voor stabiliteit en ontwikkeling van bedrijven, ten tweede voor een passend inkomen voor boeren dat vergelijkbaar is met andere beroepen, ten derde voor voedselzekerheid voor de samenleving en ten vierde voor de beschikbaarheid van betaalbaar voedsel voor mensen die weinig verdienen.
Ik denk dat het verslag van de heer Goepel de rol die ik zojuist heb beschreven, vervult. Er mag echter niet worden vergeten dat boeren zich bezighouden met een zeer specifieke activiteit, namelijk productie in de buitenlucht en die afhankelijk is van de klimaatsomstandigheden. De productie kan daarom niet van de ene op de andere dag worden verhoogd door bijvoorbeeld een extra groep werknemers in te zetten. Landbouwproducten vertegenwoordigen een essentieel onderdeel van het handelsverkeer. De handelsvoorwaarden en -principes op de wereldmarkt hebben daarom belangrijke gevolgen voor de Europese landbouw. Ik denk hierbij aan de WTO-onderhandelingen.
Landbouw is niet slechts productie. Landbouw helpt ook om het landschap te bewaren en is van invloed op het milieu. Daarom zijn de ermee samenhangende taken zo complex en moeten er geschikte instrumenten worden geïntroduceerd om ondersteuning te bieden binnen het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou een stemverklaring willen geven omdat ik altijd consequent tegen het gemeenschappelijk landbouwbeleid ben geweest. De eerste politieke toespraak die ik ooit gaf, had die strekking al. Maar zelfs ik moet toegeven dat er tijdens het proces voor het GLB in de afgelopen tijd enkele kleine verbeteringen zijn geweest.
Ik maak mij zorgen over veel aspecten in dit verslag, zoals de afwijzing van de verlaging voor de eerste pijler in de totale begroting voor de periode tot 2013. Daarnaast had in een recente bijeenkomst met boeren in het dorp Pitsford in mijn kiesdistrict zelfs de boer met het kleinste bedrijf begrip voor de mondiale problemen die het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat we in Europa hebben, veroorzaakt voor armere mensen in de ontwikkelingslanden. Hun producten kunnen niet concurreren met onze gesubsidieerde producten. Ik heb dus voor gestemd, maar met een bezwaard hart.
Albert Deß (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om dezelfde redenen als ik gaf bij het verslag-Jeggle, hebben mijn CSU-collega’s en ik tegen het verslag-Lutz Goepel gestemd. Zowel Elisabeth Jeggle als Lutz Goepel hebben uitstekende verslagen geleverd en we zijn het zeker eens met 98 procent van de punten in het verslag-Goepel.
Het belangrijkste vraagstuk voor ons is echter dat het verslag stelt dat de melkquota op vrijwillige basis met twee procent moeten worden verhoogd. Daar kan ik het niet mee eens zijn. Bovendien moet ik diegenen die hier stelden dat zuivelproducten te duur zijn, krachtig bestrijden. Ik heb hier enkele statistieken waarin staat dat een Duitse werknemer in de industrie in 1970 22 minuten moest werken om 250 gram boter te kunnen kopen, nu hoeft hij daarvoor nog maar vier minuten te werken. Toen moest hij negen minuten werken voor een liter melk, nu nog maar drie. Voedsel is goedkoop. Als de melkquota nu worden verhoogd, bestaat het gevaar dat de melkprijzen weer inzakken.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, aansluitend bij de laatste stemverklaring: de spreker noemde daarin hoeveel minder werknemers hoeven te werken om zich dingen zoals boter, melk en andere landbouwproducten te kunnen veroorloven. Ik weet dat veel van mijn kiezers, vooral die met lagere inkomens, zich daarover verheugen omdat het ze helpt als ze minder hoeven te besteden aan levensmiddelen.
Toen ik vanochtend het Huis binnenkwam, hoorden we de voorzitter van de Commissie echter spreken over de noodzaak van een concurrerend Europa. Hoe kunnen we dit echter daadwerkelijk bereiken als we het gemeenschappelijk landbouwbeleid houden? Hoe worden we een werkelijk concurrerende economie als we meer dan veertig procent van de EU-begroting aan landbouw blijven besteden, een sector die minder dan vijf procent van de welvaart opbrengt?
Hoe kunnen we enerzijds hulp blijven geven van regering naar regering aan ontwikkelingslanden terwijl we anderzijds boeren in ontwikkelingslanden in de weg staan met onze subsidies en importtarieven?
Hoe kunnen we de onderhandelingen bij de Wereldhandelsorganisatie blijven ophouden omdat we niet genoeg kunnen veranderen vanwege het gemeenschappelijk landbouwbeleid?
Het wordt tijd dat we subsidies stoppen, dat we tarieven schrappen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid stoppen.
Edward McMillan-Scott (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag-Goepel gestemd, niet omdat ik het gemeenschappelijk landbouwbeleid ondersteun maar omdat ik de hervorming ervan ondersteun, speciaal de focus op bedrijven in hoger gelegen gebieden. Ik stam af van een familie van schapenhouders en nu vertegenwoordig ik in het parlement Yorkshire and the Humber. Ik heb mij in de afgelopen maanden gericht op de problemen van onze boeren in heuvelgebieden.
Nog maar een paar dagen geleden, op 28 februari, had de Yorkshire Post als kop “Boeren in heuvelgebieden worden aangespoord ideeën voor overleving te bedenken”. Het ging verder met: “veel kleine boeren in heuvel- en heidegebieden bezwijken onder de druk van subsidiewijzigingen, bureaucratische kosten en lage prijzen die worden veroorzaakt door concurrentie uit andere landen. Extra druk wordt veroorzaakt door de verplaatsingsbeperkingen als reactie op het mond- en klauwzeeralarm in het afgelopen najaar en de komst van de blauwtongziekte.
Gisteren had ik een vergadering met commissaris Fischer Boel. Ik heb bij haar benadrukt hoe belangrijk het is om de Britse regering, als het gaat om de subsidiesteun die beschikbaar is voor landbouw in bergstreken in Engeland, aan te moedigen om de subsidies te verhogen omdat deze de op een na laagste zijn in de Europese Unie. Dat is schandalig.
Seán Ó Neachtain (UEN). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil wat betreft de gezondheidscontrole van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zeggen dat ik tegen de bepaling ben op grond waarvan betalingen van boeren worden afgenomen om de programma’s voor plattelands- en milieuontwikkeling van vijf procent naar dertien procent te verhogen. Ik denk dat dit verkeerd is. Ik denk dat dit besluit door elke lidstaat afzonderlijk moet worden genomen.
We hebben het over de productie van voedsel. We hebben het over voedselveiligheid in Europa. Daarom is het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid zo ontzettend belangrijk voor ons. Het is zeer duidelijk dat er mensen zijn in Europa die niet begrijpen hoe belangrijk dit is. Ik ben zeer ontevreden over de wereldhandelsbesprekingen die het Europees levensmiddelenbeleid bedreigen; op een vergadering die ik gisteren met commissaris Mandelson had, heb ik hetzelfde gezegd.
Oldřich Vlasák (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een opmerking maken over het verslag van de heer Tabajdi over duurzame landbouw en biogas. Hoewel ik dit verslag niet heb ondersteund, wil ik het positieve deel dat gaat over afvalscheiding, vooral in stadsgebieden en met gebruik van biocomponenten in het productieproces van biogas, benadrukken. Er zijn echter hoge economische kosten aan dit systeem verbonden, hoger dan eenvoudige afvalstortterreinen of afvalverbranding en daarom moeten we er aandacht aan besteden.
Ik vind het daarom zeer belangrijk om lokale overheden aan te moedigen om in het bijzonder de inzameling van gemeentelijk vast afval te vergroten, om biocomponenten af te scheiden en verder te gebruiken en om speciale financiële instrumenten te introduceren of mogelijk het gebruik van de structuurfondsen van de EU te vereenvoudigen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Ik heb voor het verslag over de situatie van de vrouw in plattelandsgebieden van de Europese Unie gestemd omdat dit een zeer belangrijk en boeiend onderwerp is. Door deze kwestie op te nemen heeft de Europese Unie zich van een andere kant laten zien. Het genoemde onderwerp ligt mij nauw aan het hart vanwege mijn afkomst, mijn professionele interesse en ook mijn activiteiten als lid van het Parlement.
Ondanks de positieve veranderingen die hebben plaatsgevonden, voeren vrouwen nog steeds veel meer taken uit dan mannen, in het bijzonder met betrekking tot het huis en het gezin. Vooral vrouwen in plattelandsgebieden zijn overbelast.
Sinds de toetreding van Polen tot de EU zijn de leefomstandigheden in het land verbeterd en de inkomens gestegen. Dit helpt om het dagelijks leven van vrouwen in plattelandsgebieden te verbeteren. Het klopt dat dit pas het begin van de veranderingen is, maar er gebeurt tenminste iets.
Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de situatie van de vrouw in plattelandsgebieden vereist onze volle aandacht. Door hun situatie te verbeteren kan het volledige potentieel voor ontwikkeling van plattelandsgebieden worden gebruikt. Er moeten nieuwe communicatietechnologieën en dus ook nieuwe banen worden gecreëerd. De relevante infrastructuur is nodig, dat wil zeggen transportroutes om plattelandsgebieden open te stellen, maar voor alles zijn goede opleidingsmogelijkheden nodig. Dit alles en nog veel meer kan de bevolkingsuitstroom uit plattelandsgebieden stoppen.
Meer dan de helft van de EU-bevolking woont op dit moment in plattelandsgebieden, 45 procent van de bruto toegevoegde waarde wordt in plattelandsgebieden geproduceerd en 53 procent van de beschikbare banen bevindt zich daar. Vrouwen dragen grotere verantwoordelijkheden in plattelandsgebieden dan tot nu toe is erkend, vooral met betrekking tot hun duidelijk sociale toewijding.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is altijd een genoegen om te reageren op een standpunt van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid.
Ik vraag me al lange tijd af waarom zoiets hier nog steeds bestaat, een vrouwencommissie. We hebben een Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het is duidelijk dat vrouwen minder zijn dan ieder ander en dus hebben we bizar genoeg op deze plaats een aparte commissie nodig.
Kijk eens naar enkele aanbevelingen in dit verslag (waarvan ik weet dat de rapporteur aan mijn specifieke kant enorm veel werk heeft gedaan om er iets van te maken): we roepen lidstaten op “om onbezoldigd werk [...] financieel te steunen”. We pleiten voor de “verplichte registratie van assisterende echtgenoten”. Gaan we mensen zoals ik die in een plattelandsgebied wonen en getrouwd zijn met een vrouw in een plattelandsgebied oormerken?
Er staan eigenlijk ontzettend goede aanbevelingen in dit verslag die een grondige kritische blik en een groter vleugje aan publiciteit verdienen, maar het feit dat ze van deze commissie op deze plaats komen, betekent dat ze veel sneller ten grave zullen worden gedragen.
Ik begrijp dat u de voorzittershamer gebruikt, maar ik hoop dat u begrijpt waarom zoveel van ons hier de aanbevelingen van de vrouwencommissie in dit Huis niet serieus nemen.
Frank Vanhecke (NI). – (NL) Mijn naam is niet Martin Schulz, mijn naam is gewoon Frank Vanhecke, en ik ben blijkbaar ook geen eersteklas parlementslid en heb bijgevolg ook niet het recht om gelijk wanneer, in gelijk welk debat, op om het even welk moment, voor om het even hoelang, mijn mening te zeggen en daarom moet ik mij nu en dan wenden tot de stemverklaringen, zoals een gewone sterveling en niet zoals uiteraard de allerheiligste der allerheiligen, de heer Schulz.
Dit gezegd zijnde ga ik nu over naar het verslag van mevrouw Klaß. Kijk, ik ontken niet dat vrouwen in plattelandsgebieden en ook elders het ongetwijfeld nu en dan moeilijk hebben en ik ben uiteraard, zoals elk weldenkend mens, vóór maatregelen om de positie van mensen uit achtergestelde gebieden te verbeteren, onder meer door onderwijs. Dat spreekt allemaal vanzelf, dat is open deuren intrappen. De enige vraag die ik mij stel: is dit een Europese bevoegdheid? Is het een taak op Europees niveau om zich daarmee te bemoeien of is dit verslag opnieuw het zoveelste staaltje van Europese bemoeizucht met ziekteverzekering, sociale verzekering, enzovoort. Ik denk dat dit tweede het geval is. Ik denk dat de subsidiariteit van dit verslag eens te meer met voeten wordt getreden. Ik denk, als we dit allemaal zien, dat Europa een soort big brother aan het worden is, waar ik eerlijk gezegd schrik van heb.
Astrid Lulling (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eerst mevrouw Klaβ feliciteren met haar verslag over de situatie van de vrouw in plattelandsgebieden. Omdat ik in de jaren negentig de auteur was van een verslag over de status van helpende echtgenoten, in het bijzonder in de landbouwsector, betreur ik net als mevrouw Klaβ dat de Europese Commissie dit verslag niet heeft opgevolgd. Naar dit verslag werd in 2003 opnieuw in een resolutie verwezen toen wij opriepen tot een herziening van de richtlijn uit 1986 voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen die onafhankelijke activiteiten, waaronder landbouwactiviteiten, uitvoeren.
Die miljoenen onzichtbare werkers die echtgenoten helpen die in familiebedrijven, ambachtelijke industrieën, commerciële activiteiten en de landbouw werken, zijn voornamelijk vrouwen. Tien jaar geleden bevalen we een Europees kaderstatuut aan om, naast andere steun, sociale rechten en onafhankelijke pensioensrechten te geven aan helpende echtgenoten die werken in de landbouw. Het is volledig onacceptabel dat de Commissie ondanks vele verzoeken vanuit het Huis niet heeft gehandeld op dit gebied. Ik hoop daarom dat zij eindelijk onze oproep om voor het einde van het jaar een amendement op de richtlijn op te stellen, serieus zal nemen.
Mijnheer de Voorzitter ik wil ook spreken over een persoonlijke kwestie en verklaren dat ik het niet eens ben met de opmerkingen van mijn Britse collega. Ik zou heel blij zijn als een Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid niet nodig was, maar als bepaalde mannen, die de meerderheid vormen, iets meer rekening hielden met de situatie van vrouwen, gelijke behandeling en gelijke kansen, dan hadden we zo’n commissie helemaal niet nodig.
Albert Deß (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik was eerst van plan om tegen dit verslag te stemmen. Nadat de heer Tabajdi echter een mondelinge verklaring over paragraaf 41 aflegde, heb ik er uiteindelijk voor gestemd. Ik heb tegen paragraaf 18 gestemd. Daarin staat dat biogas heeft geleid tot concurrentie tussen landbouwproducten. Ik kan daar niet in mee gaan: 4 000 biogasfabrieken in Europa leiden zeker niet tot concurrentievervalsing. Daarnaast maakt biogas het mogelijk om het overschot aan landbouwgrond in Europa goed te gebruiken. Onze collega stelde voor dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden afgeschaft. Biogas is nu juist een manier om ontwikkelingslanden te helpen. Meer nog, Europa ontvangt 80 procent van de landbouwexport van Afrika en 45 procent van die van Midden- en Zuid-Amerika. Wij zijn niet degenen die deze landen bij export in de weg staan. Het zijn dus andere landen die daar volledig voor verantwoordelijk zijn.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In het energiepakket van januari 2007 presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over energiestatistieken. Het Europees Parlement was echter van mening dat het voorstel een groot aantal leemten had en probeerde die met een aantal amendementen op te vullen.
Hoewel we tot een bepaalde hoogte kritisch staan tegenover enkele amendementen, zijn we het erover eens dat de door grote internationale organisaties zoals Eurostat geproduceerde statistieken in hun huidige staat gestructureerd worden met boekhoudinstrumenten die dateren uit een tijd die volledig werd gedomineerd door fossiele brandstoffen en waren ontworpen om de werking van de energiesector alleen vanuit het oogpunt van het aanbod te beschrijven.
De ontwikkelingen in de afgelopen dertig jaar hebben geleidelijk voor een steeds grotere kloof gezorgd tussen het oorspronkelijke doel van dergelijke instrumenten en de mate waarin ze energierealiteiten weergeven.
In de loop der jaren wordt het gevaar dan ook steeds groter dat er, doordat we de energierealiteiten niet langer correct begrijpen en inschatten, besluiten worden genomen die niet worden geschraagd door de feiten. Opgemerkt zij dat het voorstel van de Commissie het resultaat is van werk dat in 2003, 2004 en het begin van 2005 werd uitgevoerd en grotendeels voorbijgaat aan enkele essentiële documenten over energiekwesties die door de Commissie zelf in maart 2006 (het Groenboek inzake energie) en januari 2007 (het energiepakket) zijn gepubliceerd.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze tekst gestemd die vereist dat de lidstaten deelnemen aan het verzamelen van de benodigde gegevens om effectieve energiestatistieken samen te stellen. Dit is een sine qua non om het mogelijk te maken dat de EU het gestelde doel bereikt: fasering in een consistent Europees energiebeleid en spreken met één stem op het internationale terrein.
De Commissie zal ervoor moeten zorgen dat deze statistieken vergelijkbaar, transparant, gedetailleerd en flexibel zijn.
De EU heeft het op zich genomen om de uitstoot van broeikasgassen per 2020 met twintig procent te verlagen en om ervoor te zorgen dat twintig procent van het totale energieverbruik in de EU in 2020 uit duurzame energie bestaat, met een streefdoel voor biobrandstoffen van tien procent.
Het systeem van energiestatistieken moet zich aanpassen aan deze verbintenissen en rekening houden met het toenemende belang van energie-efficiëntie, duurzame energie, broeikasgassen, de ontwikkeling van kernenergie en de opkomst van biobrandstoffen.
Er moet ook meer aandacht worden besteed aan de continuïteit van het aanbod van de belangrijkste brandstoffen. Op EU-niveau zijn tijdige en accurate gegevens nodig om op EU-oplossingen voor eventuele energiecrises te anticiperen en deze te coördineren.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De vergaring van onafhankelijke en accurate statistieken helpt zowel consumenten als bedrijven en de publieke sector om een aantal verschillende beslissingen te nemen.
Ik ondersteun de verordening van de Raad inzake energiestatistieken, maar ik wijs de achterliggende reden van de bijdrage van de Commissie industrie, onderzoek en energie volledig af. Ik denk niet dat het verzamelen van de nodige informatie als groot voordeel heeft dat de instellingen van de EU worden geholpen om een consequent Europees energiebeleid te ontwikkelen, of dat het de EU in staat stelt om met één stem te spreken op het internationale toneel.
David Martin (PSE), schriftelijk. − Het doel van het verslag van de heer Turmes over energiestatistieken is om een gemeenschappelijk Europa-breed kader te schetsen dat voorziet in volledige, accurate en actuele informatie over energie. Zulke maatregelen zijn nodig nu burgers en beleidsvormers zich meer bewust worden van het belang en de complexiteit van de energiesituatie. Ik heb voor dit verslag gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag van mijn collega-Belg Bart Staes betreffende statistieken over gewasbeschermingsmiddelen gestemd. Ik verwelkom de actie van de Europese Commissie die sinds het zesde milieuactieprogramma uit 2002 heeft erkend dat het gebruik van pesticiden van grote invloed is op de menselijke gezondheid en het milieu. Daarom moet het gebruik daarvan worden bekeken vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling en moet het onderwerp zijn van vergelijkbare geharmoniseerde communautaire statistieken over productie, import, export en marketing met het oog op de voorbereiding en de bewaking van de wetgeving van de Gemeenschap op dit gebied. Opgemerkt zij dat pesticiden niet slechts voor landbouwactiviteiten worden gebruikt, maar ook door bedrijven die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van groenzones, wegen en spoorwegen. Ik ondersteun ten slotte het idee dat de term “gewasbeschermingsmiddelen” moet worden verhelderd door deze in de verordening te vervangen door de term “pesticiden” en duidelijk uit te leggen wat dit betekent.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik ben het eens met het voorstel van de Commissie omdat het essentieel is om gedetailleerde, geharmoniseerde en actuele statistieken te hebben over de verkoop en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op Gemeenschapsniveau teneinde het risico dat verbonden is aan het gebruik van deze producten, goed te controleren.
Het voorstel om een juridisch kader te creëren dat geharmoniseerde regels vastlegt voor het vergaren en verspreiden van gegevens met betrekking tot het op de markt brengen en gebruiken van gewasbeschermingsproducten is essentieel omdat voor het berekenen van risico-indicatoren geschikte gegevens nodig zijn. Volgens experts ontbreken echter toegankelijkheid, transparantie en betrouwbaarheid bij de bestaande gegevens over gewasbeschermingsproducten .
Hoewel ik het niet met alles in het verslag eens ben, zoals het meenemen van biociden, doet dit niet af aan de essentie van de ideeën van de Commissie. Het verslag behelst in feite enkele zeer positieve voorstellen, zoals het meenemen van niet-landbouwgebieden in de toekomstige wetgeving en de juiste bescherming van commerciële gegevens. Daarom heb ik voor het verslag-Staes gestemd.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. We krijgen nu enig idee van de verontrustende langetermijngevolgen van alomtegenwoordig afval van pesticiden: kanker, endocriene aandoeningen, verminderde mannelijke vruchtbaarheid, slechtere immuunsystemen, gedragsproblemen. Blootstelling aan pesticiden kan ook de kans op astma bij kinderen verhogen.
Het controleren van de gevaren met betrekking tot het gebruik van pesticiden betekent dus dat we goede indicatoren nodig hebben. De indicatoren moeten gegevens opleveren die beschikbaar, transparant, relevant en betrouwbaar zijn om zo de gevaren voor en schade aan het milieu en de menselijke gezondheid te verminderen.
De actieve componenten van biociden worden ook gebruikt als gewasbeschermingsmiddelen en hebben vrijwel dezelfde gevolgen voor gezondheid en milieu. Deze categorie moet ook duidelijk worden gedefinieerd en worden meegenomen in de statistieken.
Om te zorgen dat de cijfers zo realistisch mogelijk zijn, moeten de statistieken niet slechts het gebruik van gewasbeschermingsproducten voor de landbouw bevatten, maar ook voor niet-landbouwactiviteiten zoals het onderhoud van groenzones, wegen en spoorwegen. Op lange termijn moet een meetbare afname in het gebruik van deze producten worden doorgevoerd.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun de verplichte vergaring van cijfers over verkoop, gebruik en distributie van gewasbeschermingsproducten. Het zal het mogelijk maken om de gevaren voor de menselijke gezondheid en het milieu die deze producten met zich meebrengen, goed te evalueren. Biociden moeten onderdeel uitmaken van de voorgestelde verordening om ervoor te zorgen dat de definities stroken met het pesticidenpakket. De verordening moet daarnaast ook het niet-agrarisch gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bevatten. Ik ben er van overtuigd dat het verslag in de goede richting gaat om aan deze eisen te voldoen en heb dienovereenkomstig gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit adviesverslag gestemd van mijn Duitse collega Elisabeth Jeggle over de verhoging van de melkquota per 1 april 2008. Het doel is om de groeiende vraag naar melk binnen de Europese Unie en de wereldwijde markten te beantwoorden. Ik ben blij met het compromis dat de lidstaten in staat stelt om hun productiequota per 1 april 2008 met twee procent te verhogen. Dit moet helpen om het evenwicht op EU-niveau te herstellen tussen landen die hun quotum overschrijden en landen die om de boetes voor overschotten te voorkomen, hun quotum niet volledig gebruiken.
Colm Burke, Avril Doyle, Jim Higgins, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Wij ondersteunen het verslag-Jeggle over nationale melkquota dat voorziet in een toename van twee procent voor de melkquota. In de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heb ik amendementen voorgesteld die oproepen tot een grotere verhoging van de melkquota van drie procent. Deze amendementen zijn noch door de commissie noch door de voltallige vergadering vandaag aangenomen. Onze fractie heeft de consensusmening voor het toestaan op vrijwillige basis van de verhoging van de melkquota met twee procent ondersteund. We dringen er nu bij de Raad op aan om het Parlement te volgen en groen licht te geven voor zuivelproducenten om de productie per april met twee procent toe te laten nemen. We ondersteunen het idee van een balansmechanisme voor melkquota dat het mogelijk zou maken voor landen met overproductie om ongebruikte quota van andere lidstaten te gebruiken. Het lijkt onrechtvaardig om producenten in enkele lidstaten die de productie kunnen en willen verhogen, te straffen als tegelijkertijd de EU als geheel de quota niet maximaal gebruikt. De stemming van vandaag is hoe dan ook een signaal naar productenten dat het quotumregime langzaam losser wordt in de aanloop naar de gefaseerde afschaffing van de quota in 2015.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hoewel het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling afwijkt van het voorstel van de Commissie omdat het pleit voor een verhoging van de melkquota van de lidstaten met twee procent op vrijwillige basis en het het einde van het quotumregime negeert, neemt het echter geen standpunt in tegen het ontmantelen van het huidige quotumsysteem of tegen de liberalisering van de sector na 2005, zoals gepland door de commissaris. Wij zijn daartegen. Daarom hebben wij ons van stemming onthouden.
We vrezen dat deze toename van de quota met twee procent voor de lidstaten, hoewel deze facultatief is, grote landen en hun grote producenten in staat stelt hun productie te verhogen. Dit zal weer leiden tot een prijsdaling voor de producenten en tot een dumpsituatie, wat als excuus kan dienen om de daaropvolgende ontmanteling gemakkelijker te rechtvaardigen.
Elke quotumverhoging moet gekoppeld zijn aan een onderzoek van de Commissie. Dit onderzoek zou moeten beginnen met het huidige consumptieniveau in elk land en de minimaal gewenste consumptiedoelen moeten definiëren die vergezeld moeten gaan van nationale en Europese beleidslijnen om een verhoging van de productie in landen met een tekort te ondersteunen. Op deze manier kan de “geregionaliseerde” verhoging van melkquota worden gestimuleerd, vooral in zeer afgelegen en bergachtige gebieden. Dit kan worden aangevuld met een “toeslag” om de georganiseerde verwerking van melk van producenten in deze gebieden te ondersteunen, zodat een fatsoenlijk inkomen wordt gegarandeerd.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) In de zuivelsector zijn stabiliteit en voorspelbaarheid voor producenten essentieel. Eventuele problemen in het systeem dat voortgezet moet worden tot 2015, moeten dus alle aandacht krijgen.
De nu voorgestelde wijzigingen in de vorm van de verhoging van quota alsmede de in het verslag-Goepel genoemde verlaging van de boetes, geven al ver voor 2015 het startschot voor de ontmanteling van het systeem.
Ondanks recente variaties in de zuivelmarkt produceren zowel Portugal als de EU minder dan hun quota en daarom moeten we in plaats van deze te verhogen evenwicht brengen tussen de landen omdat 18 van de 27 landen onder hun capaciteit produceren.
Deze verhoging van twee procent, of deze nu vrijwillig is of niet, is dus een eerste signaal naar de markt dat gebieden met een betere concurrentiepositie zullen profiteren ten koste van minderbedeelde regio’s.
Ondanks het feit dat het verslag-Jeggle het voorstel van de Commissie verbetert, heb ik mij onthouden van stemming om aan te geven dat ik het niet eens ben met wat in feite het ontmantelen van het systeem van de melkquota is.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het compromis dat in de Commissie landbouw is bereikt over het verslag van Elisabeth Jeggle over de melkquota is voldoende. Een verhoging van twee procent van de melkquota is nodig om Europa in staat te stellen om te voldoen aan de verhoogde marktvraag. Hoewel ik van mening ben dat dit overal in de EU moet worden geïmplementeerd, denk ik dat het geven van een keuze aan de lidstaten om de quota te implementeren een beter compromis is dan andere alternatieven. Ik ondersteun geen amendementen die iets anders willen en heb gestemd in overeenstemming met deze opvattingen.
Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) Er wordt gezegd dat er ooit melkplassen waren, boterbergen en koelkasten die uitpuilden van het vlees. Toen vond Brussel enkele malthusiaanse recepten om de productie te stoppen. Toen waren er de maximum gegarandeerde hoeveelheden, de reserves, slachtpremies en quota ... voor melk. Duizenden melkveefokkers verdwenen. Nieuw Zeeland werd heer en meester over de zuivelmarkt.
Toen veranderde er iets. Er waren melktekorten. De prijzen stegen enorm. Brussel realiseerde eindelijk de dwaasheid van het beleid om de productie te verstikken. Daarom besluiten we nu de quota met twee procent te laten stijgen. Ik moet erbij zeggen dat dit ook wordt gedaan om voor een “zachte landing” te zorgen omdat de quota in 2015 worden afgeschaft. Dan zal de markt worden overgegeven aan de liberalisatie met de risico’s van dien voor onze veefokkers in berggebieden.
Op deze manier hebben we veefokkers in de jaren tachtig geruïneerd en jonge mensen weerhouden van deelname aan de markt omdat het niet mogelijk was de “licentie”, die de quota inhield, te “kopen” van de eigenaar. Nu stevenen we af op toegenomen woestijnvorming in bergachtige landbouwgebieden als er geen quota meer zijn als veiligheidsnet.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Droogtes en voedseltekorten in bijvoorbeeld Australië hebben geleid tot een stijging van de melkprijzen. Enkele lidstaten hebben zelfs nu hun oorspronkelijke melkquota niet opgebruikt terwijl andere de grens bereiken of zelfs moeite hebben er binnen te blijven. Om die reden zijn de melkquota in elk geval in enkele landen met 0,5 procent verhoogd. Als een verdere verhoging van twee procent nu tegelijk toegepast wordt, wordt het kwetsbare evenwicht tussen vraag en aanbod ernstig verstoord met als gevolg dat de melkprijzen dalen.
De grote verliezers zijn dan de kleine boeren in plattelandsgebieden die de beheerders van het cultureel erfgoed zijn. Ze zijn afhankelijk van melkproductie, maar kunnen melk niet grootschalig produceren. Boeren voelen terecht dat er misbruikt van ze wordt gemaakt. Ondertussen worden de consumenten geacht de rekening te betalen voor de gestegen zuivel- en voedselprijzen en niets daarvan komt bij de kleine producenten terecht. Het wordt hoog tijd dat we daar iets aan doen.
Een tijdelijke marktsituatie mag niet deze geplande maatregelen met hun langetermijneffecten tot gevolg hebben. Daarom heb ik tegen het verslag-Jeggle om de melkquota verder te verhogen, gestemd.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De organisatie van de zuivelmarkt is gunstig voor de monopoliebedrijven in de sector die het grootste deel van de markt beheren. Zij pleiten nu voor de volledige liberalisatie van de markt om hun winsten te maximaliseren.
Het voorstel van de Commissie voor een beleid voor een “zachte landing” en een jaarlijkse verhoging van de quota van twee procent tot 2014, als de huidige wetgeving afloopt, houdt een intensivering in van de oneerlijke verdeling van quota tussen lidstaten. Dit voorstel zou kleine en middelgrote veebedrijven die moeite hebben overeind te blijven, langzaam uitroeien, vooral als gevolg van de sterke stijgingen van de diervoederprijzen.
We zijn radicaal tegen de liberalisatie van de markt in de zuivelsector. We zijn ervan overtuigd dat een niet-lineaire verhoging in nationale quota essentieel is zodat extra verhogingen kunnen worden gegeven aan lidstaten waar de productiequota altijd al ontoereikend zijn geweest. Dit geldt voor Griekenland waar de productie ternauwernood vijftig procent van het binnenlandse verbruik is.
We ondersteunen de roep van de veehouders om directe steunmaatregelen voor kleine en middelgrote bedrijven vooral in bergachtige en eilandgebieden en in andere bijzonder problematische gebieden, vooral als de huidige situatie leidt tot het stoppen met landbouw en veeteelt.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Poul Nyrup Rasmussen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (PSE), schriftelijk. − (DA) De Deense leden van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement hebben tegen het verslag over de „gezondheidscontrole“ van het GLB gestemd omdat het verslag tegen het verbeteren van het “cross-compliance”-systeem en de overdracht van gelden van de rechtstreekse steun naar de plattelandsontwikkeling is, zoals de Commissie had voorgesteld.
Het is de mening van de delegatie dat het mede vanwege milieuredenen noodzakelijk is om een verplichte modulatie van twintig procent te introduceren en om het cross-compliance-systeem te verbeteren.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Ik stem tegen dit verslag omdat ik denk dat de verhoging van de quota toegewezen moet worden aan producenten van biologische melk. De verhoging die nu wordt voorgesteld zal vooral de grootschalige producenten bevoordelen ten koste van kleine producenten.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Namens de Britse leden van Labour wil ik uitleggen waarom we bij dit verslag hebben gestemd zoals we hebben gedaan.
We steunen de door de Commissie voorgestelde verhoging van de melkquota met twee procent voor 2008/2009 met kracht. Dit zorgt ervoor dat Europese boeren aan de toegenomen marktvraag kunnen voldoen. We hebben boeren in de EU die zeer goed in staat zijn om aan de wereldwijd toegenomen melkvraag te voldoen. Het zou onacceptabel zijn om hun de kans te ontnemen om gebruik te maken van deze gunstige marktsituatie.
We zijn er echter niet gelukkig mee dat het Parlement een vrijwillige in plaats van een verplichte verhoging van de melkquota met twee procent ondersteunt. Voor mij is de verhoging met twee procent ook een stap om de zuivelproducenten de mogelijkheid te geven om meer te produceren en zo de overstap naar een grotere marktoriëntatie te helpen. Dit is in lijn met de zachte landing die het melkquotasysteem in 2015 wacht, zoals dat uit de gezondheidscontrole van het GLB naar voren komt.
Hoewel ik begrijp dat veel landen, waaronder het VK, hun huidige quotumtoewijzingen niet volledig gebruiken, ben ik er toch van overtuigd dat we vanwege het afschaffen van de melkquota in 2015 boeren moeten laten wennen aan het idee dat ze de optie hebben om meer te produceren.
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
Marek Siwiec (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik was voor het standpunt dat de zuivelmarkt van de EU sneller dan in een bestaand ontwerpvoorstel was gepland, moest worden geopend. Ik heb voor een verhoging van de melkquota gestemd, hoewel een verhoging van vijf procent waar Polen om heeft gevraagd, niet aan de voltallige vergadering is voorgelegd. Voor dit voorstel kon in het EP geen meerderheid worden gevonden.
Het restrictieve melkquotum van Polen dreigt het land binnen vijf tot zeven jaar te veranderen van een netto-exporteur van zuivelproducten in een netto-importeur.
De EU heeft Polen veruit het grootste quotum toegewezen van de tien toetredende landen in lijn met de positie van Polen als vierde grootste zuivelproducent van de 25 EU-landen, toen het in mei 2004 tot de EU toetrad. Het quotum van Polen is niettemin klein in vergelijking met de grotere quota van de top drie zuivellanden van Europa: Duitsland, Frankrijk en Groot Brittannië.
De quota zijn een overblijfsel uit een vervlogen tijdperk toen de melkveestapels van Europa de beruchte melkplassen produceerden en de EU de prijzen tegen instorten moest beschermen.
Het verhogen van de melkquota kan gezien worden als het begin van het stapsgewijs afschaffen van de quota nu het systeem van de melkquota van de EU in 2015 afloopt.
Ewa Tomaszewska (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor de amendementen 18-21 gestemd, het gaat om blok 1. Ik heb dat gedaan met het oog op het tekort aan melk voor binnenlands verbruik en voor export dat in de Europese landen bestaat, want dit tekort betekent dat kinderen in armere gezinnen ondervoed zijn en dat er minder exportmogelijkheden voor de lidstaten zijn. De amendementen zijn verworpen, maar ik heb niettemin voor het aannemen van het document als geheel gestemd omdat het verhogen van de melkquota met twee procent tenminste een stap in de juiste richting is, al is deze te klein. Het is veel beter als de quota met drie procent worden verhoogd en in de toekomst volledig verdwijnen. Ons Parlement heeft daar al toe opgeroepen in het verloop van de debatten. Het is echter beter om de quota te verhogen, al is het maar met twee procent, dan dat er helemaal niets verandert.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag-Goepel over de gezondheidscontrole van het GLB gestemd uit waardering voor het werk dat de delegatie van de sociaaldemocraten in de Commissie landbouw heeft gedaan. Er zijn acceptabele resultaten bereikt in kwesties die altijd zeer belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van de landbouw in de Europese Unie.
De resultaten zijn nog steeds niet de best mogelijke. We hopen echter dat dankzij de inspanningen en de geest van compromis die de heer Capoulas en mijn andere collega’s in de AGRI-commissie hebben getoond, waar ze in sommige gevallen hun nationale belangen ondergeschikt hebben gemaakt, het mogelijk zal zijn om in de volgende fase veel ambitieuzere resultaten te boeken in het wetgevingspakket dat in mei bekend wordt gemaakt en onder het Franse voorzitterschap zal worden beoordeeld. We moeten ambitieuzer zijn vooral wanneer het gaat om een eerlijkere verdeling van de steun, meer transparantie, beter beleid voor plattelandsontwikkeling, een effectief veiligheidsnet voor risicobeheer bij natuurrampen en de rol en bijdrage van de landbouw bij het bestrijden van de klimaatverandering en op het vlak van biobrandstoffen.
Met het resultaat van vandaag kan het Europees Parlement een breder debat voeren over de toekomst van het GLB. Dit moet worden aangepast aan de sociale en economische verandering en tegelijk een van de pijlers van Europa blijven.
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Het was belangrijk voor het Huis om zijn mening over de algemene richtlijnen voor de toekomstige „gezondheidscontrole“ te geven.
De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement heeft een aantal belangrijke overwinningen geboekt, zoals de kritiek op het ontkoppelen van de steun (veehouderij en kleine gewassen), en verder thema’s als de GLB-doelen voor voedselveiligheid, het behoud van ecosystemen, de opwaardering van land, het herverdelende effect van degressieve maximalisering, modulatie, veiligheidsnetten, erkenning van de rol van interprofessionele verenigingen, de bijdrage van de landbouw aan de klimaatverandering, enzovoorts.
Ik ondersteunde in tegenstelling tot de PSE-Fractie echter graag een aantal punten:
- de gedeeltelijke ontkoppeling van directe steun moet behouden blijven voor premies voor vee, maar we moeten ervoor zorgen dat niet alleen intensieve of grootschalige veehouderijen worden inbegrepen (paragraaf 26, paragraaf 32)
- de mate waarin bepaalde boeren de hoge milieunormen naleven kan niet worden gemeten met historische gegevens (paragraaf 16)
- behoud van de progressieve maximalisering van directe steun omdat die een eerlijkere distributie van GLB-middelen mogelijk maakt (paragraaf 67)
- kritiek op onderzoeken naar GGO’s, herinnering dat het onmogelijk is om co-existentie te implementeren, ondersteuning van het voorzorgsbeginsel (amendement 30)
- afwijzing van de afschaffing van de melkquota in 2015 (paragraaf 76)
Colm Burke, Avril Doyle, Jim Higgins, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) We ondersteunen de grote lijnen van het verslag over de gezondheidscontrole van het GLB. Wel moet erop worden gewezen dat de specifieke situatie van Ierland waar alle rechtstreekse betalingen zijn losgekoppeld van de productiebehoeften, in overweging genomen moet worden. Het gaat in bijzonder om de beloften die aan alle boeren zijn gedaan bij de hervormingen van Agenda 2000 dat er minder bureaucratie zou zijn. De ervaring is tot noch toe niet helemaal positief geweest.
Wat betreft de specifieke kwestie van het behouden van de betalingen aan producenten kunnen we geen overstap accepteren naar een flat-rate per hectare land. Boeren hebben hun budget bepaald met de gedachte dat het huidige systeem zou blijven tot 2013. Bovendien zijn bewegingen richting meer modulatie en om meer directe betalingen van producenten weg te nemen, niet welkom. We zouden een grote verhoging van de melkquota wel hebben toegejuicht, maar in lijn met onze visie op het verslag-Jeggle hebben we ons bij de algemeen geaccepteerde mening aangesloten dat de quota voor het komende marketingjaar met twee procent worden verhoogd.
Op de lange termijn hangt het gevaar van een slechte overeenkomst in het kader van de WTO echter als een donkere wolk over de landbouw van de EU. Een dergelijke overeenkomst moet niet worden gesloten.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Goepel over de “gezondheidscontrole” van het GLB gestemd omdat het oproept tot essentiële maatregelen om de ontwikkeling van landbouw, een van de grootste sectoren in de Europese Unie, te ondersteunen.
Wat dit betreft wil ik het argument van het verslag benadrukken dat fondsen beschikbaar moeten worden gesteld om de zuivelindustrie in gebieden zoals de Azoren te behouden. Ik wil ook de belangrijke inzet van de heer Capoulas Santos en de belangrijke bijdrage van zijn amendementen benadrukken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De kritiek die in deze resolutie op het voorstel van de Commissie wordt geuit, is niet afdoende hoewel er wel twee van onze vele eigen voorstellen in zijn vervat. De grote lijn is echter negatief, vooral omdat erin wordt aangedrongen om de productiesubsidies te ontkoppelen en de Commissie wordt opgeroepen om het ontkoppelingsbeleid er sneller door te drukken. Uit de ervaring blijkt echter dat het ontkoppelen van directe steun en landbouwproductie schadelijke effecten heeft: daarom hebben wij tegen de ontwerpresolutie gestemd.
We vinden echter wel dat de afwijzing door het verslag van iedere renationalisatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en ook de roep om maatregelen om de belangrijke landbouwsectoren (zoals zuivel, rundvee en schapenfokkerij) te herstructureren, positief zijn. We zijn ook blij dat de voorstellen zijn aangenomen die we hebben gedaan over de noodzaak voor de Europese Commissie om in de onderhandelingen met de Wereldhandelsorganisatie rekening te houden met de specifieke kenmerken van de landbouwproductie als een sector die levensmiddelen produceert en als factor in de territoriale coherentie, het milieubehoud en het veilig stellen van adequate niveaus van voedselveiligheid.
We zien het als iets positiefs dat onze oproep aan de Commissie en de lidstaten om de noodzakelijke maatregelen te nemen om speculatieve activiteiten, inbezitneming van de levensmiddelenmarkt en de vorming van kartels door levensmiddelenbedrijven te voorkomen, is aangenomen.
Christofer Fjellner (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) De huidige gezondheidscontrole van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft de Commissie en het Europees Parlement de kans gegeven om ambitieuze en doelgerichte stappen te zetten om de voortgaande ontwikkeling van het beleid onder controle te krijgen. Het is essentieel dat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zich blijft ontwikkelen langs marktgerichte lijnen, wat betekent dat de keuze van consumenten de sleutelfactor is in de productiebeslissingen van de boeren terwijl we tegelijkertijd de totale kosten van het landbouwbeleid verlagen. De huidige sterke groei in de wereldwijde vraag naar landbouwproducten biedt een gunstig klimaat voor een versnelde deregulatie van het landbouwbeleid.
De delegatie van Zweedse conservatieven betreurt het feit dat noch de Commissie noch het Europees Parlement van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om dit te doen. Daarom hebben we tegen dit verslag gestemd.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij van stemming onthouden bij de eindstemming over dit verslag. Hoewel het verslag veel goede elementen bevat, gaat het niet ver genoeg. Elke hervorming van het GLB moet ten eerste de subsidie verminderen en de rol van de landbouwmarkt vergroten. Ten tweede moet deze de bredere plattelandseconomie bevorderen en zich niet alleen op de boeren richten. Ten derde moet deze “goed” voedsel bevorderen in plaats van kwantiteit voor kwaliteit te stellen. Alleen op dit fundament kunnen we een GLB bouwen dat overeenkomt met de behoeften en eisen van het nieuwe millennium.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Behalve op het punt van de melkquota vind ik het voorstel van de Commissie zeer geschikt. Het verslag-Goepel verbetert het voorstel in veel opzichten alhoewel er ook enkele amendementen in staan waar ik het niet mee eens kan zijn.
Enerzijds ondersteun ik het instellen van een maximum voor subsidies dat door de Commissie is voorgesteld omdat bepaalde onevenwichtigheden duidelijk zijn geworden met het oog op het steeds groter worden gewicht van de publieke opinie over subsidies voor boeren en volgend op de implementatie van de BTR (bedrijfstoeslagregeling) die het systeem helderder en doorzichtiger heeft gemaakt. Het is daarom essentieel om een eerlijke manier te vinden om het niveau van subsidies aan grote boeren te beperken.
Anderzijds denk ik dat het achterblijven van de middelen voor modulatie in de respectievelijke regio's niet zal bijdragen aan het oplossen van de grote regionale verschillen die in de Europese landbouw bestaan.
Ten slotte, wat betreft de melkquota: ik ben tegen de verhoging van twee procent in 2008 en ook tegen de verlaging van de boetes omdat ik denk dat deze maatregelen tot gevolg zullen hebben dat het systeem van melkquota vóór 2015 zal worden verlaten, wat schadelijk is voor de meest kwetsbare gebieden die afhankelijk zijn van zuivelproductie en voor alle boeren daar die in deze sector hebben geïnvesteerd en hun verwachtingen op niets zien uitlopen.
Om al deze redenen, heb ik mij van stemming onthouden.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De “gezondheidscontrole” van het GLB die door de Commissie is ingesteld, is helemaal geen gezondheidscontrole, het is een niet erkende nieuwe hervorming. Het is ook weer een stap op weg naar de economische reorganisatie van de wereld waar het Europa van Brussel al jaren in het voetspoor van Washington aan werkt: landbouw in de zuidelijke landen en de Verenigde Staten en diensten en industrie in het noorden temidden van heftige concurrentie uit de opkomende landen.
De Europese landbouw wordt gewoon opgeofferd en zal snel volledig worden overgelaten aan de marktkrachten, een markt waar ook nog eens mee is geknoeid, want deze is weerloos gemaakt tegen import en heeft geen toegang tot exportmarkten.
Landbouw is geen sector die met andere sectoren te vergelijken is. Omdat mensen door deze sector worden gevoed is het een kwestie van nationale onafhankelijkheid en soevereiniteit. De kwaliteit van levensmiddelen beïnvloedt de volksgezondheid. Het bewerken van land heeft invloed op de ruimtelijke ordening, de milieubescherming, de biodiversiteit, het waterbeheer, de organisatie en de bevolking van plattelandsgebieden... maar het is nog steeds een productieve activiteit.
Alle proactieve landbouwbeleid afschaffen is erger dan een misdaad: het is een grote fout. Het is erg jammer dat, op een paar positieve elementen na, de rapporteur deze logica niet in twijfel trok.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) In Zweden hebben zowel de vorige als de huidige regering veel positieve verklaringen afgelegd over de aanstaande “gezondheidscontrole” van de langetermijnbegroting van de EU en het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de komende jaren met de verwachting dat dit zal leiden tot zeer aanzienlijke veranderingen en hervormingen.
Nu neemt de federalistische meerderheid van het Europees Parlement het standpunt in dat de staatshoofden en regeringsleiders in 2002 hebben beloofd om de landbouwfondsen van de eerste pijler volledig op hetzelfde niveau te houden tot 2013 en dat die belofte gerespecteerd moet worden.
Hoe kan de overeenkomst uit 2002 op zulke verschillende wijzen worden geïnterpreteerd? De christendemocratische/conservatieve en sociaaldemocratische meerderheid in het Europees Parlement vindt dat de hervormingen pas plaats moeten vinden na 2013. De Zweedse sociaaldemocraten en de Alliantie voor Zweden hebben de kiezers in Zweden verteld dat de hervormingen direct worden geïntroduceerd in de langetermijnbegroting op basis van de “gezondheidscontrole” in 2008-2009.
Welke kant interpreteert de overeenkomst van 2002 juist?
De Junibeweging is eensgezind van mening dat hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en een vermindering van de kosten daarvan in de begroting van de EU direct moeten plaatsvinden na de gezondheidscontrole. Alle andere oplossingen bedriegen de kiezers in de zes lidstaten die de langetermijnbegroting van de EU in 2005 niet wilden uitbreiden.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het beveelt vooral aan om te letten op de speciale karakteristieken van regio’s die het moeilijk hebben en gevoelige sectoren zoals veehouderij. Het maakt ook de regels voor boeren eenvoudiger.
Het doel is om het functioneren van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verbeteren op basis van de sinds 2003 opgedane ervaring en om dit aan te passen aan de nieuwe uitdagingen en mogelijkheden die we in 2008 hebben in een Europese Unie met 27 lidstaten.
Het verslag claimt dat directe steun nog steeds nodig zal zijn na 2013, niet slechts als er problemen zijn op de markten, maar ook ter compensatie van de diensten die de boeren verlenen aan de samenleving en van de zeer hoge normen op het stuk van milieu, gezondheid en dierenwelzijn.
In verband met risicobeheer zou de Commissie in dit verslag een signaal van het Huis moeten ontvangen met het perspectief op de toekomstige hervorming van het GLB.
Er moeten dringend private of gemengde verzekeringsstelsels worden ontwikkeld met openbare financiële ondersteuning die zorgen dat de lidstaten gelijke kansen blijven houden. De Commissie moet overwegen om in de toekomst een Europees herverzekeringssysteem in te stellen voor klimaatgerelateerde of milieurampen en de risicopreventiemaatregelen zouden onder de eerste pijler gefinancierd moeten worden (ondersteuning van de landbouwmarkten).
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik sta helemaal achter het idee dat we moeten zorgen voor adequate financiering van plattelandsontwikkeling. Veel mensen die in plattelandsgebieden wonen zijn niet direct dan wel parttime betrokken bij de landbouw. Om een evenwichtige regionale ontwikkeling te verzekeren, moeten we zorgen voor evenwicht in ontwikkeling tussen plattelands- en stadsgebieden. Dit moet echter niet worden verkregen ten koste van de eerste pijler. De ontwikkeling van plattelandsgebieden is op zichzelf een waardig doel en mag niet onder druk komen door te vertrouwen op modulatie.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het succesvolle amendement 29 gestemd. Dit roept de Commissie en de lidstaten op om maatregelen te nemen om te voorkomen dat de markt voor levensmiddelen wordt overgenomen en er kartels worden gevormd door levensmiddelenbedrijven. Ik hoop ook dat er enkele maatregelen worden genomen om te voorkomen dat supermarkten producenten dwingen om economisch onhoudbare prijzen te accepteren voor hun landbouwproducten. Ik heb ook amendement 30 ondersteund. Dit wil meer beperkingen opleggen aan GGO-gewassen omdat GGO-gewassen onmogelijk naast conventionele en/of biologische gewassen kunnen bestaan. Het amendement roept op tot het terugtrekken van de GGO-gewassen die al zijn geïntroduceerd in enkele lidstaten. Dergelijke actie geniet duidelijk steun van het publiek, zoals is te zien in tot nu toe gehouden opiniepeilingen.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Om te voorkomen dat kwalitatief hoogwaardig voedsel in Europa schaars en zeer duur wordt, is het nodig dat mensen gaan begrijpen dat landbouw in de EU concurrerend, duurzaam, multifunctioneel, allesomvattend en ook internationaal concurrerend moet zijn.
We hebben het GLB nog steeds nodig. Dit moet ervoor zorgen dat de landbouw ook in de toekomst betrouwbaar, voorspelbaar en stabiel is.
Voor het compromis waar we vandaag over stemmen heeft onze rapporteur Lutz Goepel prijzenswaardig werk geleverd. Ik ben echter niet volledig tevreden met dit compromis vooral omdat de voorgestelde modulatie van meer dan 10 000 euro, zelfs als het schijnbaar slechts 1 procent is, niet redelijkerwijs van boeren in mijn land kan worden verwacht. Het feit dat deze middelen moeten blijven in de regio’s waar ze tot stand komen, is een schrale troost voor individuele boeren. Stelt u zich voor dat we bijvoorbeeld een loonsverlaging zouden opleggen aan werknemers in overheidsdienst.
De voorstellen voor een basisveiligheidsnet en een crisisbeheerssysteem zijn welkom.
Het moet ook duidelijk zijn dat artikel 69 geen panacee is ook al is het acceptabel om meer gebruik te maken van deze faciliteiten om maatregelen te financieren om bijvoorbeeld jonge boeren, bebossing en vroege oogsten te ondersteunen.
Hoewel we nog steeds geen medebeslissingsrecht over het landbouwbeleid hebben, wil ik niettemin de Commissie waarschuwen om niet te halsstarrig te zijn.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De gezondheidscontrole van het GLB zal de toon zetten voor de toekomstige hervorming op dit gebied. Het verslag-Lutz Goepel over de gezondheidscontrole is er in die context een dat ik moeilijk volledig kan ondersteunen. De gezondheidscontrole moet werkelijk vooruit kijken naar het creëren van een marktgedreven sector die toegewijd is aan duurzame landbouw en milieu. We moeten afstappen van de cultuur van protectionisme en marktvervormende subsidies waarin het huidige GLB voorziet. Het beleid zou ook andere landen, vooral ontwikkelingslanden, moeten aanmoedigen om handel met ons te drijven. Ik heb mijn bezorgdheid hierover tot uitdrukking laten komen in de manier waarop ik heb gestemd
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal alleen slagen als er andere prioriteiten en, uiteraard, meer middelen zijn. Het verlaten van landbouwgrond en een verminderde productie leiden tot het verval van het platteland en de devaluatie van de rol van de primaire sector in het sociale en economische kader. Wij roepen op tot een radicale hervorming van het GLB. Er zijn maatregelen nodig om kleine en middelgrote boeren te helpen om hun productie voort te zetten. De plattelandsbevolking, diversiteit, milieubescherming en volksgezondheid moeten behouden blijven. Wij willen een algemeen beleid van landbouwverzekering tegen alle eventualiteiten, niet slechts met betrekking tot het weer, maar ook tot instabiliteit van voedsel en de markt. Wij zijn tegen de prioriteit van het harmoniseren van het landbouwbeleid met de doelen en onderhandelingen van de WTO. Wij willen een landbouwbeleid dat goedkoop voedsel van hoge kwaliteit voor iedereen levert. Daarom stem ik tegen dit verslag.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Alle beleidslijnen moeten duidelijk zijn afgestemd op een behoefte en in deze behoefte voorzien. Gezien de huidige situatie wat betreft landbouwmarkten, consumptiepatronen, milieueisen en toekomstige trends, moeten de veronderstellingen, concepten en regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden heroverwogen en hervormd. Bij deze hervorming moeten bepaalde belangrijke ideeën centraal staan, zoals het belang van de levensvatbaarheid van de plattelandswereld, de noodzaak om het verdwijnen van landbouw uit Europa te voorkomen, de inkomsten van boeren, de noodzaak om jonge ondernemers en creatieve productie- en managementmodellen op deze markt te introduceren en ook de belangen van consumenten, die hoewel we allemaal consumenten zijn, niet altijd krachtig worden vertegenwoordigd.
Ondanks de directe nadelen die een algemene daling van de landbouwprijzen kan inhouden voor bepaalde sectoren van de samenleving in zowel ontwikkelde als ontwikkelingseconomieën, zal deze hervorming niet alleen een aantal positieve effecten hebben (er zal direct een hogere consumptie zijn bij bevolkingen in landen die een versnelde ontwikkeling doormaken), maar ook potentiële voordelen die meegenomen moeten worden. Ik hoop dat dit de benadering is die zal worden aangenomen door zowel de instellingen van de EU als de nationale overheden.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Er zijn twee dingen die een voorstander van de EU zal moeten uitleggen (zo niet verdedigen) als hij naar huis gaat en over zijn werk in de EU praat. Het eerste is het reizende circus van het Parlement dat van en naar Straatsburg heen en weer reist. Het tweede is de kwestie van de landbouwsubsidies. In beide gevallen is het huidige systeem net zo onmogelijk te verdedigen en uit te leggen. Er zijn voor ons geen goede redenen om naar Straatsburg te reizen. Er is ook geen reden waarom de belastingbetaler in de EU de Britse koninklijke familie zou moeten subsidiëren die momenteel een van de grootste begunstigden van het systeem is, terwijl Afrikaanse producenten worden buitengesloten.
Het verslag-Goepel heeft volledig de verkeerde benadering en daarom heb ik ertegen gestemd. Ik heb dat vooral gedaan omdat ik denk dat de intenties ervan in de verkeerde richting wijzen: meer directe steun, minder hervormingen en minder marktoriëntatie. De Commissie heeft een redelijke mate van vooruitgang geboekt bij het overstappen naar een actueler systeem van landbouwsteun. Het is te betreuren dat het Parlement de klok terug lijkt te willen draaien.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Namens de Britse leden van Labour wil ik de redenen verklaren waarom we bij dit belangrijke verslag hebben gestemd zoals we hebben gedaan.
We geloven ten eerste dat vooral een grondige herziening van het GLB nodig is zodat we kunnen overstappen van rechtstreekse betalingen aan boeren naar een systeem dat de duurzaamheid van het platteland bevordert. In dit opzicht hadden wij graag een volledige ontkoppeling van de rechtstreekse betalingen willen zien, maar we begrijpen dat veel lidstaten hier moeite mee hebben.
Voor mij is een essentieel punt dat de hervorming van het GLB niet moet worden gezien als een zaak van kleine boeren tegen grote boeren. Het moet een zaak zijn van efficiënt tegen inefficiënt.
Daarom zullen de Britse Labour-delegatie en ik stemmen vóór de amendementen die pleiten voor meer ondersteuning van de plattelandsontwikkeling en voor het openbreken van de handel met ontwikkelingslanden. Daarnaast stemmen we tegen amendementen die protectionistische maatregelen voor EU-boeren willen instellen. We zouden willen dat de Commissie voorstelt dat de degressieve maximalisering wordt geschrapt en dat de kwestie van de rechtstreekse betalingen radicaler wordt aangepakt.
We zullen niet tegen het verslag stemmen, maar ons onthouden van stemming in de hoop dat als er wetgevingsvoorstellen naar voren komen, het Parlement de noodzaak tot radicale hervorming zal herkennen.
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Het hervormen van het GLB moet een doorgaand proces zijn. Helaas is het verslag van het Parlement niet ambitieus genoeg.
Daniel Strož (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Ik ben een van de vertegenwoordigers van de Republiek Tsjechië in het Europees Parlement en zie het daarom als mijn taak om betreffende het verslag van de heer Lutz Goepel over de “gezondheidscontrole” van het GLB dringend de aandacht te richten op de volgende feiten. Het voorstel van de Commissie voor de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zou moeten leiden tot wetteksten die de Raad en het Europees Parlement op z’n laatst in mei 2008 zullen behandelen. De Republiek Tsjechië ondersteunt volledig de Europese landbouw die dynamisch is en is gebouwd op de duurzame ontwikkeling van het boerenbedrijf en de levensmiddelenindustrie, die als prioriteit hebben om zowel voedselveiligheid als energiezekerheid te garanderen. Voor de Republiek Tsjechië zijn modulatie en degressiviteit van de rechtstreekse betalingen de meest essentiële maatregelen die bij de herziening van het GLB moeten worden besproken.
Maatregelen zoals degressiviteit, het verminderen van de rechtstreekse betalingen op basis van de grootte van de bedrijven, zouden een selectieve invloed hebben op slechts enkele lidstaten en een negatief effect op de concurrentiepositie van de landbouwsector in landen zoals de Republiek Tsjechië. Tegelijkertijd zouden deze maatregelen duidelijk leiden tot de organisatorische opdeling van bedrijven. Daarom is het huidige voorstel voor modulatie en degressiviteit vooral moeilijk te aanvaarden voor de Republiek Tsjechië. Dat geldt denk ik niet slechts voor de Republiek Tsjechië.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. − (NL) In het Verdrag van Lissabon blijven de 5 doelstellingen van het GLB ongewijzigd ten opzichte van het huidige Verdrag. Het Verdrag voorziet er onder meer in dat gezorgd moet worden voor redelijke prijzen. Deze doelstelling is actueler dan ooit voor de consument.
Een ander probleem is de efficiëntie van het huidige Europese landbouwbeleid. We mogen immers niet blind zijn voor de negatieve kanten van het huidige GLB: landbouwers moeten een inkomen kunnen verdienen, maar óók efficiënt kunnen werken, zodat ook jongeren blijven kiezen voor een carrière in de landbouwsector.
Ik heb al dikwijls de woorden van landbouwcommissaris Fischer Boel herhaald daar waar zij zegt dat men voor een ‘health check ’ niet ziek hoeft te zijn. We moeten de vraag durven stellen of het huidige landbouwbeleid aangepast is aan de ontwikkelingen op de (wereld)markt en aan de noden van de EU27. Het debat omtrent de ‘health check ’ is bovendien een kans om het landbouwbeleid bij de publieke opinie te blijven verantwoorden.
Collega's, de Europese burger verwacht voedselzekerheid, voedselveiligheid en een stuk voedselsoevereiniteit. Met dit initiatiefverslag legt het Parlement zijn gewicht in de schaal en bezorgt het de Commissie een stevige input.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De voorstellen voor een “gezondheidscontrole” van het GLB vormen een nieuwe aanval op kleine en middelgrote boeren.
Kleine en middelgrote boeren lijden onder de resultaten van het GLB in 2003: de werkloosheid is gestegen omdat duizenden kleine en middelgrote boerenbedrijfjes zijn verdwenen.
In Griekenland is de tabaksteelt met zeventig procent afgenomen, twee van de vijf suikerfabrieken zijn gesloten, de landbouwomzet is afgenomen en ook het aantal wijngaarden zal afnemen.
De nieuwe voorstellen van de Commissie ontkoppelen subsidie en productie en verplaatsen middelen voor directe steun aan boeren naar de tweede pijler. Dit is vooral in het voordeel van zakenmensen. Volgens de voorstellen wordt interventie volledig afgeschaft en gaan de landbouwsubsidies vanaf 2009 omlaag. Dit zal het ter ziele gaan van kleine en middelgrote boerenbedrijfjes versnellen.
Deze maatregelen zijn bedoeld om meer ondersteuning te krijgen van landeigenaren en multinationale levensmiddelenbedrijven. Zo zal land sneller worden geconcentreerd, productie en handel in landbouwproducten zullen in handen van enkelen komen en de fundamentele onevenwichtigheden en onbillijkheden zullen acuter worden (twintig procent van de boerenbedrijven ontvangen tachtig procent van de subsidies). De verwijzingen naar de bijdrage van de landbouw aan de bescherming van het milieu zijn hypocriet omdat het uitroeien van duizenden kleine en middelgrote boerenbedrijven bijdraagt aan het verval van de regio's en het gebruik van gewassen voor biobrandstoffen zal bijdragen aan de stijging van de voedselprijzen.
Wij stemmen tegen de voorstellen van de EU voor een “gezondheidscontrole” van het GLB.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Klaß over de situatie van de vrouw in plattelandsgebieden van de Europese Unie gestemd omdat ik denk dat beleid voor plattelandsontwikkeling rekening moet houden met de genderdimensie. Op deze manier kunnen de vrouwen helpen om de doelen van de Lissabonstrategie op het gebied van groei, onderwijs, werk en sociale samenhang te halen.
Ik geloof dat vrouwen een essentiële rol spelen in het bevorderen van lokale en sociale groei. Daarom zijn de voorstellen voor het verbeteren van de leefomstandigheden van vrouwen in plattelandsgebieden door bijvoorbeeld onderwijs- en trainingsinfrastructuren te creëren op alle niveaus, gelijke toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen, ondernemerschap van vrouwen te stimuleren en sociale en gezondheidsdiensten van hoge kwaliteit te ontwikkelen, essentieel voor duurzame plattelandsontwikkeling.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn blij dat er een aantal amendementen zijn aangenomen die het uiteindelijke verslag verbeteren. Er zat ook een van onze voorstellen bij dat benadrukt dat de grootst mogelijke waarde moet worden toegekend aan het werk van vrouwen, ook migrantenvrouwen die niet behoren tot de gezinnen die boerderijen bezitten, maar werken op het veld en erg blootstaan aan discriminatie in de landbouwwereld. Wij hebben daarom voor dit verslag gestemd.
We betreuren echter dat onze andere voorstellen over de situatie van de vrouw in plattelandsgebieden niet zijn aangenomen. Deze situatie wordt enorm beïnvloed door de algemene situatie in de landbouw en vrouwen lijden onder de gevolgen van onrechtvaardige maatregelen in het GLB (gemeenschappelijk landbouwbeleid) die ertoe hebben geleid dat steeds meer kleine en middelgrote boerenbedrijven en familiebedrijven in de agrarische sector worden gestaakt.
We blijven dus benadrukken dat een ingrijpende herziening van het GLB nodig is, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de bescherming van agrarische familiebedrijven en kleine en middelgrote boerenbedrijven om de productie te ondersteunen en inkomens te garanderen.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Hoewel ik het belang van steden en grote stedelijke gebieden niet onderschat, moeten we bedenken dat het grootste deel van het Europese sociale en economische leven zich afspeelt in plattelandsgebieden. Daarom was ik blij met het verslag van mevrouw Klaß over de situatie van de vrouw in plattelandsgebieden. Ons debat over dit onderwerp past zeer goed bij het algemene debat in verband met de viering van de Internationale Dag van de vrouw.
Ik ondersteun de hoofdlijnen van dat verslag, namelijk dat de ontwikkeling van plattelandsgebieden niet slechts op landbouw kan zijn gebaseerd. Het landbouwbeleid van de EU lijkt te zorgen voor werkelijk duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden en voorziet zo de lokale bevolking, waaronder vrouwen, van extra mogelijkheden om hun potentieel beter te ontwikkelen. Hierbij gaan vrouwen een belangrijkere rol vervullen in het leven van lokale gemeenschappen en zijn ze betrokken bij de oprichting van nieuwe bedrijven en de zich ontwikkelende dienstensector.
Als het erom gaat de werking van plattelandsgebieden te definiëren, dan moeten, zo zij benadrukt, gelijke kansen voor mannen en vrouwen het leidende beginsel zijn. Een van de manieren waarop dit kan worden gemeten, is de mate van toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt. Helaas zijn de indicatoren voor de werkgelegenheid voor vrouwen in plattelandsgebieden het laagst, omdat vrouwen die op boerderijen werken niet altijd tot de beroepsbevolking worden gerekend. Dergelijke vrouwen hebben ook minder mogelijkheden voor betaalde banen dan vrouwen in stadsgebieden.
Deze ongunstige situatie kan alleen worden hersteld door de mentaliteit van de lokale bevolking te veranderen en door nieuwe financiële stimulansen die de EU ter beschikking stelt van plattelandsgebieden.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb het verslag-Klaß dat veel belangrijke kwesties voor de vrouw in plattelandsgebieden behandelt, ondersteund. Lage lonen, gebrek aan toegankelijke diensten zoals kinderopvang en zelfs sociale uitsluiting zijn problemen die maar al te gewoon zijn binnen de plattelandsgemeenschappen. De lidstaten moeten eraan werken dat deze zaken worden aangepakt en dat de leefomstandigheden in plattelandsgemeenschappen voor al onze burgers behoorlijk zijn.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik ben voor maatregelen om vrouwen in plattelandsgebieden te ondersteunen omdat deze specifieke groep erg wordt getroffen door werkloosheid en daardoor door armoede en mogelijk sociale uitsluiting.
Zoals door mevrouw Klaß in haar verslag wordt vermeld, zijn het regionale beleid en de ontwikkeling van deze vaak achtergestelde gebieden en hun bevolking deel van de politieke prioriteiten van de Europese Unie. Omdat de rechten van de vrouw op gelijke kansen zelfs in economisch welvarende gebieden worden ondermijnd, is het cruciaal dat er ondersteuning is voor vrouwen in armere plattelandsgebieden en dat hun mogelijkheden tot arbeidsparticipatie worden ontwikkeld.
Ik zou specifiek de aandacht willen richten op de huidige inadequate verordeningen over verzekering voor helpende echtgenoten waarvan de meesten vrouw zijn. Hier is een snelle en efficiënte wijziging van de wetgeving vereist. Het gebrek aan wettelijke status met betrekking tot het recht op ouderschaps- en ziekteverlof, vooral voor zelfstandig werkende vrouwen en helpende echtgenoten, moet ook worden verbeterd.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met het verslag van Christa Klaß over de situatie van de vrouw in plattelandsgebieden in de EU. Het doel om te proberen de migratie van vrouwen uit plattelandsgebieden te verminderen, ondersteun ik volledig. Door maatregelen te introduceren voor de erkenning, bescherming en ondersteuning van de rol van vrouwen in de plattelandssector, verbeteren we niet alleen de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in dergelijke gebieden, maar stimuleren we ook de economische groei en moedigen we duurzame ontwikkeling in de sector aan. Ik heb voor het verslag gestemd.
Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Gendergelijkheid in plattelandsgebieden zou veel meer interesse van de EU moeten krijgen. De situatie van de rechten van de vrouw en hun plaats binnen de plattelandsmaatschappij vereisen behoorlijk veel meer vastberadenheid van de lidstaten en de Commissie.
Enerzijds hebben vrouwen een bijzonder ongunstige juridische status als ze in de landbouwsector werken als helpende echtgenotes. De Europese Unie moet een einde maken aan deze juridische ongelijkheid die bepaalde Europese vrouwen berooft van toegang tot sociale zekerheid, zwangerschaps- en ziekteverlof of opbouw van pensioenrechten bij scheiding.
Anderzijds is er onvoldoende ondersteuning voor economische initiatieven en ondernemerschap van vrouwen. De lidstaten moeten bijvoorbeeld economische stimulansen geven aan bedrijven die werk voor vrouwen diversifiëren en in meer algemene zin de ontwikkeling van infrastructuur en nieuwe technologie in plattelandsgebieden ondersteunen. Al met al moet de Commissie een grondigere analyse van programma’s uitvoeren om de ontwikkeling van het platteland vanuit het oogpunt van de vrouw aan te moedigen.
Plattelandsgebieden herbergen 56 procent van de bevolking van de EU. Ik wil mijn volledige steun geven aan de voorstellen in het verslag van mevrouw Klaß omdat vrouwen zeker hun dynamische en creatieve bijdrage kunnen leveren.
Lydia Schenardi (NI), schriftelijk. – (FR) De situatie van de vrouw in plattelandsgebieden is vaak besproken op talloze internationale conferenties over de vrouw (1975, 1980, 1985 en 1995) over landbouwhervorming en plattelandsontwikkeling (1979) en over bevolking (1994), en ook door de Europese Commissie en het Europees Parlement. De opeenstapeling van teksten is echter nogal zinloos omdat de waarnemingen altijd hetzelfde zijn: een toename van de “vermannelijking” van de plattelandsbevolking en geen verbetering in de status van echtgenotes die helpen bij landbouwactiviteiten.
Het wordt hoog tijd dat er strategieën worden ontwikkeld om de uittocht van vrouwen uit plattelandsgebieden en in het bijzonder gekwalificeerde vrouwen om te buigen. Het wordt ook tijd om de wereldwijde ontwikkeling van de brede richtsnoeren in aanmerking te nemen, in het bijzonder wat betreft het opheffen van de controle op handel en geldwezen en de privatisering van de landbouw in een strikt gereguleerde en door quota vergeven commerciële sector.
De tijden veranderen, maar dat geldt niet voor de geijkte denkpatronen. De vrouw wordt immers liever gezien als medewerkster of onbetaalde werkneemster die vaak in familiebedrijven werkt.
Het verslag stelt veranderingen in deze status voor en wij stemmen er dus voor.
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik wil Csaba Tabajdi feliciteren met dit uitstekende verslag en zijn zo geslaagde onderzoek en samenvatting.
Ik wil echter wel zeggen dat ik tegen paragraaf 27 heb gestemd:
“27. onderstreept in dit verband de betekenis van groene gentechnologie en verlangt een extra inspanning van de lidstaten en de Commissie voor het onderzoek naar modernere zaaizaad- en gewasbeschermingstechnologieën, opdat de productie van biogas en de kwalitatief hoogwaardige productie van voedingsmiddelen geen concurrenten van elkaar worden en het biomassa-aandeel per oppervlakte duidelijk kan worden verhoogd;”
Ik denk dat biogassen voornamelijk met landbouwafval moeten worden geproduceerd. Het is geen kwestie van het ontwikkelen van GGO-zaad en -pesticiden om een veel intensievere vorm van landbouw te bevorderen. Dit zou het milieu belasten en alle voordelen van biobrandstoffen teniet doen. Zoals de titel van het verslag impliceert, moeten we boven alles duurzame landbouw aanmoedigen.
Ik ben verantwoordelijk voor het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling over de ontwerprichtlijn over het bevorderen van duurzame energiebronnen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag behandelt een aantal belangrijke kwesties en doet enkele constateringen die wij ondersteunen. We zijn het er vooral over eens dat, voordat we specifiek voor dat doel gemaakte biomassa gebruiken, eerst de verschillende afvalbronnen moeten gebruiken die een energetische en economische waarde hebben en zo ernstige milieuproblemen verminderen of oplossen. Het is ook goed dat het verslag bevestigt dat biogas meer energiepotentieel heeft dan vloeibare biobrandstoffen, een feit dat door de Europese Commissie is genegeerd.
Wij denken echter wel dat bepaalde kwesties uitgebreider overwogen hadden moeten worden, vooral het verschil tussen biogas en het zeer belangrijke biomethaan dat een verbetering van biogas is. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen biogas en biomethaan. Het laatste kan en moet worden geproduceerd uit afvalproducten van waterzuiveringsinstallaties, afvalstortplaatsen en industrieel afval, en natuurlijk ook uit dierlijke mest. Zwitserland en Zweden produceren al biomethaan en gebruiken het aardgasnetwerk voor de distributie. In het gebied Göteborg in het zuiden van Zweden zijn er al ongeveer 4 500 voertuigen die volledig op biomethaan rijden. In de VS zijn er talloze producenten van biomethaan. Het wordt gedistribueerd in de vorm van biomethaan dat vloeibaar is gemaakt.
We benadrukken daarom de noodzaak dat de Europese Commissie volledige aandacht en prioriteit geeft aan het ondersteunen van biomethaanprojecten overal in Europa.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het verslag-Tabajdi onderstreept het potentieel van biogas voor de landbouw en stelt voor om een richtlijn voor productie van biogas aan te nemen.
Ik heb voor het verslag-Tabajdi gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat gebruik van biogas twee voordelen heeft: het kan ten eerste bijdragen aan de continuïteit en duurzaamheid van de energievoorziening van de EU en ten tweede geeft het boeren nieuwe bronnen van inkomsten.
De bijdrage van biogas aan het bereiken van de doelen die pas door de Commissie zijn gesteld voor het aandeel van duurzame energie tegen 2020, zou bijzonder belangrijk kunnen zijn.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor het verslag over landbouw en biogas: noodzaak tot herziening van EU-wetgeving (2007/2107(INI)) gestemd.
De rapporteur, de heer Tabajdi, heeft er terecht op gewezen dat het tijd is om met het exploiteren van het energiepotentieel van biogas te beginnen. Zoals hij aangeeft kan biogas wel eens aardgas gaan vervangen.
Ik ben het eens met de verklaring dat een investering in de productie van biogas uit verschillende bronnen aangemoedigd moet worden. Daarbij moet gebruikt worden gemaakt van EU-middelen die voor dat doel zijn toegewezen aan regionale ontwikkeling en plattelandsontwikkeling.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Zoals het verslag van de heer Tabajdi over duurzame landbouw en biogas aangeeft, heeft biogas in de EU een groot potentieel dat nog moet worden benut. Ik ondersteun de oproep aan de Commissie om een samenhangend biogasbeleid te maken. De formulering van biogasbeleid moet overal in de EU worden aangemoedigd als we willen dat Europa zijn energieproductie adequaat diversifieert. Met biogas hebben we de mogelijkheid om zowel de duurzame energieproductie te verhogen als bij te dragen aan duurzame economische, landbouw- en plattelandsontwikkeling. Ik ondersteun de aanbevelingen van het verslag.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Biogasinstallaties die door kleine boeren worden beheerd, zijn een rationele oplossing: daarin kan drijfmest en ander afval worden gebruikt voor de productie van biogas vóór de compostering tot hoogwaardige meststof of worden gecombineerd met het drogen van voedergewassen waarmee in beide gevallen de ecologische cyclus sluitend wordt gemaakt.
Een verhoging van subsidies voor biogasinstallaties moet echter worden afgewezen om de mogelijkheid uit te sluiten dat waardevolle levensmiddelen aan brandstof- en energieproductie worden verspild. Het mag nooit gebeuren dat grote bedrijven voor de productie van zogenaamde bio-energie en biobrandstoffen van boeren akkerland pachten. Dit land gaat zo verloren voor de productie van levensmiddelen en dit leidt tot een situatie waarbij we overstelpt worden door monoculturen, pesticiden en genetische technologieën en we onze zelfvoorzieningscapaciteit op het gebied van levensmiddelenproductie verbeuren.
We verwelkomen de optimalisatie van bestaande systemen en de introductie van processen voor efficiënter gebruik van deze systemen, maar andere kwesties zijn vanwege de gegeven redenen problematisch en ik heb daarom tegen het verslag gestemd.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor het verslag van de heer Tabajdi over landbouw en biogas: noodzaak tot herziening van EU-wetgeving gestemd.
Naar mijn mening zijn er significante economische en milieuredenen om de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over duurzame landbouw en biogas te ondersteunen, vooral omdat dit een gedetailleerder onderzoek van de wetgeving van de EU over dit thema met zich mee zal brengen.
Dit zou behoorlijke vooruitgang betekenen richting het bereiken van het doel dat de Europese Commissie in het Witboek heeft gesteld met betrekking tot het verhogen van de energie uit duurzame bronnen van zes procent in 1995 tot twaalf procent in 2010.
Het potentieel voor biogas dat wordt gewonnen uit natuurlijke materialen zoals dierlijke mest is nog steeds niet volledig benut. Als de productie van dergelijk biogas wordt geïntensiveerd, zou dit niet alleen bijdragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot, het zou ook bijdragen aan een verhoging van het concurrentievermogen door boeren nieuwe inkomstenbronnen te bieden.
We moeten niet vergeten dat dit een van de goedkoopste bronnen van warmte-energie is. Het zou de lidstaten van de Unie enorm helpen bij hun streven om minder afhankelijk van aardgasbronnen te worden.
Ik ondersteun het standpunt van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement die er bij de Europese Commissie op aandringt om de nieuwe strategie voor de productie van biogas zo snel mogelijk te verwerken in het Kyoto-mechanisme.