De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de Europese Gedragscode betreffende wapenuitvoer.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter. − (SL) Ten eerste wil ik namens de Raad mijn tevredenheid uitspreken over de van oudsher goede betrekkingen en samenwerking tussen de Groep export van conventionele wapens van de Raad, COARM, en het Europees Parlement, meer in het bijzonder met zijn Subcommissie veiligheid en defensie, SEDE. Ik ben ervan overtuigd dat deze goed georganiseerde en uitstekende samenwerking in de toekomst zal worden voortgezet, en daarom ben ik blij met het debat van vandaag.
Ik wil graag in het kort iets zeggen over de Gedragscode van de EU betreffende wapenuitvoer. Zoals we weten, is de code in 1998 aangenomen. Hij gaf de Europese Unie een nieuwe stimulans voor de controle van de wapenhandel. In overeenstemming met deze code begon de Unie jaarverslagen op te stellen, die in wezen verslagen zijn van voltooide wapenleveringen.
Dit jaar zullen we het tiende jaarverslag opstellen. Ik moet erbij zeggen dat deze verslagen steeds duidelijker en informatiever zijn geworden. Door deze code zijn de meeste lidstaten de afgelopen jaren begonnen met het publiceren van hun nationale jaarverslagen over de uitvoer van wapens en militair materieel. In 2003 definieerde de Europese Unie haar eigen lijst van wapens en militaire benodigdheden die onder de code vallen en werd begonnen met een intensievere coördinatie van het beleid voor export naar afzonderlijke derde landen. De lidstaten wisselen ook informatie uit met betrekking tot afgewezen en voltooide wapenexporten.
Deze gedrevenheid is overgeslagen naar internationale organisaties, in het bijzonder de organisaties waarin lidstaten van de Europese Unie een belangrijke rol spelen. Dit geldt vooral voor de Overeenkomst van Wassenaar. De code is in 2006 en 2007 verbeterd, in het bijzonder met aanvullingen op de handleiding.
Zoals we weten, is de code geen wettelijk bindend document. De lidstaten hebben echter een politieke plicht om zich aan de bepalingen te houden. Er zijn in het verleden pogingen ondernomen om voort te bouwen op de code door een gemeenschappelijk standpunt toe te voegen dat een wettelijk bindend document zou zijn waaraan de lidstaten zich moeten houden bij het uitvoeren van wapens. Er is echter nog geen overeenstemming bereikt over de aanneming van een dergelijke gemeenschappelijk standpunt. Het Sloveense voorzitterschap werkt aan de aanneming gedurende de Sloveense ambtsperiode, dat wil zeggen de eerste helft van dit jaar, of wil anders ten minste aanzienlijke vooruitgang in die richting boeken.
Er is misschien wel geen betere gelegenheid om die vooruitgang te boeken dan de kans die wordt geboden door het opstellen van het tiende verslag van de Europese Unie over de tenuitvoerlegging van de code. Op dit moment kunnen we echter nog niet met zekerheid voorspellen of onze wens zal worden vervuld. Dat weerhoudt ons er uiteraard niet van om het te proberen. We zullen daarom alle lidstaten verzoeken ons hun mening over deze kwestie te geven en we zullen proberen hen aan te moedigen om samen te werken aan het bereiken van een gemeenschappelijk standpunt. Als er geen belemmeringen zijn, zal het Sloveense voorzitterschap met veel plezier de aannemingsprocedure afronden en een verslag indienen bij alle betrokken instellingen, in het bijzonder het Parlement.
Dan wil ik nog graag in het kort iets zeggen over twee andere prioriteiten: het gemeenschappelijk standpunt over de tussenhandel in wapens en militair materieel en de inspanningen die de lidstaten hebben verricht voor het aannemen van internationaal bindende overeenkomsten inzake wapenhandel.
De Europese Unie heeft in 2001 richtsnoeren aangenomen voor de tussenhandel in wapens en het gemeenschappelijk standpunt is aangenomen in 2003. Door dit standpunt aan te nemen, verplichtten de lidstaten zich ertoe de elementen ervan op te nemen in hun nationale wetgeving en zo de tussenhandel in wapens en militair materieel te reguleren. Op dit moment hebben twintig lidstaten de elementen van dit gemeenschappelijk standpunt opgenomen in hun nationale wetgeving en moeten zeven lidstaten het proces nog voltooien. De voorzitter zal de voortgang op dit gebied volgen en de staten die het proces nog niet hebben voltooid aanmoedigen dit zo spoedig mogelijk te doen.
Dan nu het laatste punt: het internationaal wapenhandelsverdrag. Dit is een van de belangrijkste projecten op het gebied van ontwapening. Zoals u weet, heeft de Europese Raad onlangs een besluit aangenomen om het internationale verdrag te ondersteunen. Het kader voor de samenstelling van de groep regeringsdeskundigen op dit gebied is bevestigd tijdens de Algemene Vergadering van vorig jaar. De informatie over het eerste werk van deze groep is bemoedigend; desalniettemin zal er veel moeite en tijd moeten worden geïnvesteerd in dit proces.
Binnen onze activiteiten zullen we het werk van deze groep aandachtig volgen en het proces dat naar het internationale verdrag leidt steunen.
Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb wat meer tijd genomen bij de discussie over Irak, maar ik zal het nu wat korter houden ter compensatie.
Zelfs als de verantwoordelijkheid voor het beheersen en controleren van de wapenverkoop in de eerste plaats bij de lidstaten en dus bij de Raad ligt, heeft de Commissie nog altijd een duidelijk belang door haar bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor handvuurwapens en lichte wapens op grond van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
We hechten veel waarde aan de effectieve beheersing en controle van de wapenexporten vanuit de EU. We blijven erop gericht dat de Europese beheersingsmaatregelen andere gebieden op zijn minst moeten aanmoedigen minimumnormen aan te nemen en toe te passen, om ervoor te zorgen dat legitieme exporten niet alsnog worden omgeleid, waardoor gewapende conflicten en schendingen van de mensenrechten worden verergerd.
In dit verband blijft de Commissie actief samenwerken met de lidstaten, derde landen, internationale organisaties en andere partijen om de financiering van illegale wapenhandel aan te pakken, die vaak verband houdt met clandestiene handel in andere goederen (met name drugs en bijvoorbeeld diamanten).
De Commissie heeft het afgelopen jaar gebruik gemaakt van ons voorzitterschap van het Kimberleyproces om aan te dringen op de ontwikkeling van beheersingsinstrumenten om het gebruik van diamanten voor de financiering van wapenaankopen door rebellengroepen te voorkomen en ontmoedigen. Daarnaast willen we, in nauwe samenwerking met de betrokken douaneautoriteiten, vooruitstrevende maatregelen nemen op grond van het nieuwe stabiliteitsinstrument om de illegale wapenhandel door de lucht te bestrijden, die in het bijzonder gericht zullen zijn op het vliegverkeer van en naar Afrika. We vervullen tevens een rol in de tenuitvoerlegging van wapenembargo’s door daaraan gerelateerde technische hulp te verbieden.
Binnen de Europese Unie is de beheersing van de illegale vuurwapenhandel van cruciaal belang voor de strijd tegen onveiligheid en criminaliteit, met name tegen de georganiseerde misdaad. Het beleid dat wordt ontwikkeld ter bestrijding van de illegale handel in vuurwapens omvat de verscherping van de controle op de legale verkoop en het legale bezit van vuurwapens binnen de Unie. Hiertoe behoort ook een goede controle op de verplaatsing van vuurwapens binnen de Unie en de ontwikkeling van samenwerking tussen de verantwoordelijke nationale autoriteiten.
Ondanks deze inspanningen zien we dat een aanzienlijke hoeveelheid vuurwapens in het bezit is van criminelen en verkrijgbaar is op de zwarte markt. De ongeautoriseerde grensoverschrijdende overdracht van vuurwapens en de overdracht van ongemerkte vuurwapens zijn belangrijke bronnen van deze illegale wapens. Op dit moment worden op Europees niveau maatregelen genomen om de regels voor registratie en merken aan te scherpen, een export-/importsysteem voor vuurwapens voor burgertoepassingen te ontwikkelen en de samenwerking tussen de nationale wetshandhavingsautoriteiten te verbeteren.
Het verbeteren van de traceerbaarheid van vuurwapens is een belangrijke doelstelling en extern nemen we – heel kort – ook concrete maatregelen buiten de Unie om de problemen met ontplofbare oorlogsresten en kleine wapens in crisisgebieden aan te pakken, eveneens op grond van de stabiliteitsinstrumenten. Op dit moment denken we bijvoorbeeld na over het steunen van een project in Bosnië voor het opruimen van niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie en andere ontplofbare oorlogsresten.
We zullen zeker de lidstaten blijven ondersteunen bij hun inspanningen voor het opstellen van een verdrag betreffende de wapenhandel, zoals de voorzitter van de Raad al zei, hoewel wij ons ervan bewust zijn dat dit tijd zal kosten. We hopen echter dat het snel zal gebeuren.
Urszula Gacek, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Raad traineert al bijna tien jaar de omvorming van de Europese gedragscode voor de overdracht van wapens tot een wettelijk bindend document. De afgelopen twee jaar waren er geen technische belemmeringen voor het aannemen van een gemeenschappelijk standpunt over de gedragscode. Wanneer gaan we nu eindelijk orde op zaken stellen?
Ten eerste zijn er op dit moment naar schatting zo’n 400 bedrijven in onze lidstaten die wapens produceren. Gezien het feit dat de kosten van onderzoek en ontwikkeling zeer hoog zijn in deze bedrijfstak, willen de bedrijven natuurlijk hun winsten maximaliseren door de productieperiode zo lang mogelijk te maken, licentieovereenkomsten af te sluiten en, simpel gezegd, zo veel mogelijk markten te zoeken. De bedrijven in de twintig landen waarvan de regeringen strenge regels hebben ingesteld voor de uitvoer van wapens hebben duidelijk een economisch nadeel ten opzichte van concurrenten in landen waar de regering zich soepeler opstelt. Alle bedrijven zouden een gelijkwaardig werkterrein moeten hebben.
Ten tweede hebben we gevallen gedocumenteerd waarin bedrijven uit EU-landen wapens leverden aan China, Colombia, Ethiopië en Eritrea. Hoe kunnen we enerzijds alle inspanningen ter bevordering van de economische ontwikkeling, democratie en mensenrechten verwelkomen en tegelijkertijd de tenuitvoerlegging daarvan onmogelijk maken door bij te dragen aan gewelddadige conflicten?
Ten derde zetten we militairen uit onze lidstaten in voor vredesmissies van de EU en de NAVO, maar riskeren we door deze gedragscode niet toe te passen dat zij worden beschoten met wapens die in onze staten zijn geproduceerd, als gevolg van onverantwoordelijke overdracht.
Ten vierde, hoe kunnen we werken aan een toekomstig Europa met een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als we zo’n fundamenteel element als een gemeenschappelijk standpunt niet hebben?
Ten slotte moeten we, voor we ons in deze zaal uitspreken voor mensenrechten en democratie, ervoor zorgen dat we ook actie ondernemen om onze woorden inhoud te geven.
De PPE-DE-Fractie feliciteert de auteurs van deze ontwerpresolutie. We vertrouwen erop dat de overweldigende steun van het Parlement de Raad zal helpen een oplossing te vinden voor de huidige politieke impasse en naleving van de gedragscode eindelijk een wettelijke verplichting te maken voor alle lidstaten.
Ana Maria Gomes, namens de PSE-Fractie. – (PT) De ontwerpresolutie over de Gedragscode van de EU betreffende wapenuitvoer illustreert de frustratie van het Parlement over de huidige patstelling met betrekking tot dit belangrijke instrument, zoals onze rapporteur, mevrouw Gacek, die ik moet feliciteren, zojuist heeft gezegd.
Tien jaar na de opstelling is de gedragscode nog altijd een bron van trots voor degenen die geloven dat de Europese Unie het voortouw moet nemen in het wereldwijde debat over de beheersing van wapenoverdrachten. We zijn blij met de steeds verder geharmoniseerde toepassing van de gedragscode, de gedetailleerdheid van de jaarverslagen die worden gepresenteerd door de lidstaten en de stimulerende initiatieven die de Raad ontplooit. Al deze stappen vooruit zinken echter in het niet bij de belangrijkste kwestie: de noodzaak de gedragscode om te vormen tot een wettelijk bindend instrument.
We weten dat de omvorming van de gedragscode tot een gemeenschappelijk standpunt over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in verband is gebracht met het opheffen van het embargo op wapenexporten naar China. Het Parlement verwerpt de chantage die de basis van deze drie jaar durende patstelling vormt. Het kan niemand ontgaan zijn dat de wapens die door Beijing aan het Sudanese regime zijn verkocht het conflict in Darfur voeden en dat dergelijke wapens bijvoorbeeld ook dienstdoen om de Birmese bevolking te onderdrukken en in bedwang te houden als ze worden gehanteerd door het onwettige militaire regime. Deze situatie frustreert het Parlement, want wij kennen al lang de praktische en theoretische redenen die voldoende zouden moeten zijn om de twijfels van de Raad weg te nemen. Een Europees buitenlands beleid zonder gemeenschappelijke en bindende regels voor wapenuitvoer zal altijd onvolledig en ineffectief zijn. Daarnaast is het grote aantal exportregels in de EU nu juist een van de grootste obstakels voor de volledige harmonisatie van de interne markt voor militaire goederen.
Ten slotte is er nog een principekwestie: de Europese Unie kan zichzelf alleen presenteren als een verantwoordelijke en coherente internationale actor op dit gebied en kan alleen de inspanningen voor het verbeteren van de internationale wetgeving leiden als zij wordt gezien als een voorbeeld dat moet worden nagevolgd. We rekenen op het Sloveense voorzitterschap en minister Lenarčič. We hebben echter al aangegeven aan het volgende land dat het voorzitterschap zal vervullen, Frankrijk, een land dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor deze langdurige patstelling, dat het tijd is om de kwesties op te lossen en te erkennen dat het van groot belang is de Europese Unie een leidende rol te laten vervullen op het gebied van effectief en verantwoordelijk multilateralisme.
Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is nu tien jaar geleden dat de EU overeenstemming heeft bereikt over een gedragscode betreffende wapenuitvoer en het is beschamend dat deze gedragscode nog altijd niet is omgevormd tot een effectief instrument voor de beheersing van de wapenuitvoer door alle bedrijven en regeringen in de EU. Het gevolg is dat er nog steeds Europese wapens worden doorgesluisd naar conflictzones.
De EU bevindt zich in de onbegrijpelijke situatie waarin zij wapens levert en conflicten voedt in dezelfde landen waaraan zijn tegelijkertijd ontwikkelingshulp verleent. Hoe leggen we dat aan onze burgers uit? Hoe leggen we bijvoorbeeld uit dat sommige lidstaten nog steeds bereid zijn te handelen in clusterbommen, terwijl de EU tegelijkertijd miljoenen euro’s uitgeeft aan het opruimen van mijnen? In 2005 zijn er bijvoorbeeld duizenden clusterbommen gebruikt in Libanon, met verwoestende gevolgen, en in 2006 besteedde de EU 525 miljoen euro aan ontwikkelingshulp voor Libanon, deels voor de verwijdering van niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie.
Laten we onszelf niet wijsmaken dat alleen landen buiten de EU wapens leveren aan conflictstaten: zeven landen uit de wereldwijde top tien van wapenexportlanden zijn EU-lidstaten. Wordt het niet eens tijd om te investeren in conflictoplossing in probleemlanden, in plaats van wapenhandel?
Er is dringend behoefte aan mechanismen voor deugdelijke beheersing van wapenoverdrachten en -doorvoer en voor het voorkomen van tussenhandel in illegale wapens door EU-bedrijven die buiten de EU zijn gevestigd. Maar de eerste stap die moet worden gezet, is de omzetting van de gedragscode uit 1998 in een wettelijk bindend instrument. Ik wil daarom het Sloveense voorzitterschap dringend verzoeken al het mogelijke te doen om de patstelling in de Raad te doorbreken en het gemeenschappelijk standpunt aangenomen te krijgen.
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur voor de beheersing van wapenuitvoer vanuit de Europese Unie heb ik de gelegenheid gehad het proces van de omvorming van de huidige gedragscode tot een efficiënter en effectiever instrument dat meer en betere controle over wapenexporten vanuit het grondgebied van de EU en door EU-bedrijven mogelijk maakt, van dichtbij te volgen.
Niettemin begrijpen we, ondanks het technische werk dat enige tijd geleden is verricht door de Werkgroep export conventionele wapens van de Raad (COARM), nog altijd niet – en mijn collega’s zeiden hetzelfde – waarom de Raad zich verzet tegen de aanneming van het gemeenschappelijk standpunt dat ons in staat zou stellen de huidige gedragscode om te vormen tot een wettelijk bindend instrument.
Ondanks de buitensporige geheimhouding rondom dit soort debatten, weten we dat slechts een paar landen tegen een dergelijk stap zijn, met name Frankrijk, dat naar het schijnt zijn besluit laat afhangen van de beëindiging van het embargo op wapenexporten naar China.
We moeten nogmaals benadrukken dat dit twee volledig verschillende kwesties zijn: ze op deze manier aan elkaar koppelen getuigt van een enorm gebrek aan verantwoordelijkheid ten aanzien van de talloze slachtoffers die elke dag te maken hebben met de consequenties van ons onverantwoordelijke beleid voor wapenuitvoer.
Ik verwelkom daarom het streven van het Sloveense voorzitterschap om het proces van de omvorming van de gedragscode tot een gemeenschappelijk standpunt tijdens zijn mandaatperiode af te ronden, hoewel ik mij ook herinner dat eerdere voorzitters tevergeefs dezelfde belofte hebben gedaan. Ik hoop dat u erin slaagt en u kunt rekenen op mijn volledige steun. Ik wil er voorts op wijzen dat juist het gebrek aan controle en de huidige laksheid het mogelijk maken dat Europese wapens, zowel op legale als op illegale wijze, in handen komen van terroristische groepen, dictators en gewapende groeperingen, die het heden en de toekomst van miljoenen mensen op het spel zetten, naar wie we, uit noodzaak, maar niet zonder een zeker cynisme, vervolgens onze ontwikkelingshulpteams sturen.
Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we zitten hier allemaal minstens een keer per jaar om de kwestie van de wapenexporten te bespreken, terwijl deze exporten de rest van de tijd vrolijk verdergaan. Al jaren roept het Parlement om een wettelijk bindende gedragscode en lukt het de Raad niet overeenstemming over dit onderwerp te bereiken. Ik zou het op prijs stellen als u ons eerlijk zou vertellen welke van de lidstaten dit proces belemmeren. Het is schandalig dat deze gedragscode niet wettelijk bindend is. Terwijl deze kwestie voortsleept, zijn de EU en haar lidstaten uitgegroeid tot de grootste wapenexporteur van de wereld. Wapens zijn gemaakt om te doden! Alle wapenexporten zijn fout.
Natuurlijk leveren de lidstaten ook wapens aan crisis- en conflictgebieden. De Turkse inval in Noord-Irak, die in strijd was met het internationaal recht, werd bijvoorbeeld uitgevoerd met wapens uit onder meer Duitsland. EU-landen voeren ook oorlog, met name in Irak en Afghanistan, en leveren wapens aan bevriende landen die betrokken zijn bij oorlogvoering. We moeten hier voor eens en altijd een einde aan maken. Laten we een einde maken aan alle wapenexporten.
Goederen voor tweeërlei gebruik die voor civiele en militaire doeleinden kunnen worden gebruikt, moeten ook onder de gedragscode vallen, evenals heruitvoer. We hebben amendementen ingediend over deze beide onderwerpen voor het debat van morgen, en ik ben erg benieuwd of deze worden aangenomen door het Parlement. Zoals ik al zei: wapenexporten doden elke dag mensen en ze moeten met spoed worden gestopt.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter. − (SL) Ik heb begrepen dat de algemene opinie van de deelnemers aan dit debat is dat de gedragscode zo snel mogelijk wettelijk bindend moet worden. Ik wil daaraan toevoegen dat het voorzitterschap deze doelstelling deelt en ik hoop, mijnheer Pflüger, dat we dit jaar meer geluk zullen hebben en hierin zullen slagen of op zijn minst, zoals ik in mijn inleiding al zei, belangrijke vooruitgang zullen boeken.
Ik wil u bedanken voor uw steun voor het streven van de Raad om een gemeenschappelijk standpunt te bereiken en u kunt erop vertrouwen dat het Sloveense voorzitterschap zich hiervoor zal inspannen.
Ik wil mevrouw Gomes bedanken, die erop heeft gewezen dat er een poging wordt gedaan nieuwe spelers toe te voegen aan de tenuitvoerlegging van de gedragscode, namelijk degenen buiten de grenzen van de Europese Unie. De eerdere voorzitters, bijvoorbeeld in 2007, hebben in het bijzonder landen op de westelijke Balkan bij deze activiteiten betrokken. Er zijn ook activiteiten met betrekking tot andere landen, zoals Turkije, Oekraïne, Noord-Afrikaanse landen en enkele andere Oost-Europese landen.
Ik wil ten slotte mijn hoop uitspreken dat de discussie bij het volgende debat over dit onderwerp in het Europees Parlement niet meer alleen over de gedragscode gaat, maar ook over het gemeenschappelijk standpunt.
De Voorzitter. − Ik heb zes ontwerpresoluties(1)overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik verzoek de EU-lidstaten met klem de Gedragscode van de EU betreffende wapenuitvoer aan te nemen. De EU is gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en overeenkomsten en veroordeelt illegale wapenoverdracht en wapenoverdracht aan landen die deze waarden schenden. Het is in feite schadelijk voor de beginselen waarop de Europese Gemeenschap is gebaseerd dat de regeringen van bepaalde lidstaten hun nationale politieke en commerciële belangen vooropstellen en wapens blijven verkopen.
Het Verdrag van Lissabon versterkt de rol van de EU als wereldwijde speler. Het is daarom van het grootste belang dat we de Gedragscode van de EU betreffende wapenuitvoer serieus nemen en hem daadwerkelijk ten uitvoer leggen in alle lidstaten. Ik wil daarom de Raad verzoeken een geloofwaardige verklaring te geven voor het feit dat de aanneming van dit gemeenschappelijk standpunt is vertraagd.