De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0039/2008) van Adam Gierek namens de commissie industrie, onderzoek en energie over het voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (COM(2007)0393 – C6-0248/2007 – 2007/0135(CNS)).
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik het Europees Parlement en vooral de rapporteur, de heer Gierek, bedanken voor de getoonde interesse in en de ondersteuning van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal.
Ik wil ook aan de voorzitster van de commissie industrie, onderzoek en energie, mevrouw Niebler, en de schaduwrapporteurs, mevrouw Laperrouze en de heer Březina, mijn dank uitspreken voor hun constructieve hulp. Ik begrijp dat het verzoek om een debat van een aantal leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie kwam. Ik ben daarom meer dan verheugd om een samenvatting te geven van waar het hier om gaat.
In 2002 heeft een aan het Verdrag van Nice aangehecht protocol het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal in het leven geroepen, een schrander financieel ontwerp dat gebruik maakt van de opgehoopte rente over de door de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap voor Kolen en Staal beschikbaar geworden activa. De activiteiten op de grondslag van dit Verdrag werden gefinancierd uit een door de kolen- en staalindustrie betaalde heffing, 27.2 procent en 72.8 procent van de begroting werden respectievelijk toegewezen aan kolen en staal.
Door een bottom-up aanpak is dit Fonds voor onderzoek enkel en alleen bedoeld ter financiering van onderzoeksprojecten die in verbinding met de kolen- en staalindustrie staan, twee grote traditionele sectoren waar onderzoek nog steeds nodig is: ten eerste om inzake de milieunormen ter bestrijding van de wereldwijde klimaatverandering aan het huidige beleid van de EU te voldoen, en ten tweede om de veiligheid van energiebevoorrading te handhaven door het hebben van een brandstofmix die in overeenstemming is met de Europese eisen.
De wezenlijke principes en de correcte met het beheer van dit fonds verbonden besluitvormingsprocedures zijn in de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal beschreven. Deze technische richtsnoeren moeten alle vijf jaar worden herzien of aangevuld, waarvan de eerste periode op 31 december 2007 ten einde ging.
Op 10 juli 2007 heeft de Commissie een voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de herziening van deze richtsnoeren goedgekeurd. Deze voorgestelde herziening wil voor een voortgang zorgen van de tijdens de eerste jaren bereikte positieve resultaten door het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, vooral in het kader van de milieubescherming. Naar mening van de Commissie was er geen grote revisie nodig, maar eerder een fijnere instelling van de bestaande regels om zo de richtsnoeren aan de uitbreiding van de EU, aan het zevende kaderprogramma en aan de huidige Europese verordeningen aan te passen, vooral op het gebied van de gendergelijkheid en het beleid ten aanzien van het financiële beheer. Dit voorstel voor een beschikking van de Raad werd ter raadpleging aan het Europees Parlement gestuurd, en dat is de reden waarom wij hier vandaag bijeen zijn gekomen.
Ik wil er mijn waardering voor uitspreken dat het verslag van de heer Gierek in grote trekken het voorstel van de Commissie ondersteunt.
Adam Gierek, rapporteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, het besluit van de Commissie betreffende de voortzetting van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal moet met tevredenheid worden opgenomen. Dit fonds werd in het leven geroepen met een betaling van 72.8 procent door de Staalindustrie en 27.2 procent door de kolenindustrie na de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. De rente uit dit Fonds loopt op tot ongeveer zestig miljoen Euro per jaar, wat het mogelijk maakt om aanvullende onderzoekssubsidies aan te bieden die niet onder het zevende kaderprogramma vallen. Dit omvat wezenlijk onderzoek voor de rationalisering van het werk van zowel de ijzer- en staalindustrie en de kolenmijnbouw als ook onderzoek dat in deze sector naar verdere kwaliteitsverbeteringen van de eindproducten zorgt, dat wil zeggen van kolen en staal. De behoefte aan zulke onderzoeksactiviteiten is met name voor de industrieën in de nieuwe landen van de Europese Unie belangrijk.
Staal. Staal is nog steeds het meest belangrijke bouwmateriaal. De technologische mogelijkheden ter verbetering van de kwaliteit van de verschillende staalsoorten en voor verbeteringen in de efficiëntie van de staalproductie zij nog steeds niet uitgeput, met name waar het om nieuwe technologieën voor de productie van halffabricaten voor de verdere bewerking gaat. Een sterkere betrouwbaarheid van de staalstructuur en een efficiënter gebruik van verschillende machines en uitrusting vereisen een behoorlijke hoeveelheid empirisch onderzoek op dit gebied. Dit is ook van toepassing op verbeteringen in de chemische samenstelling en op verbeteringen in de functionele eigenschappen van verscheidene staalsoorten. Het werken aan een effectieve en in milieuopzicht overtuigende methode om schroot te recyclen, dat wil zeggen staal uit problematisch gegalvaniseerd schroot uit de automobielindustrie, is ook van buitengewoon belang.
Kolen. Kolen betekent energiezekerheid. Het concurrentievermogen van deze vaste brandstof, waarvan de definitie, overeenkomstig het voorstel dat in deze verordening werd gemaakt, om praktische redenen moet worden uitgebreid om bitumineuze leisteen op te nemen, ook bekend onder de naam oliehoudende leisteen, die in Estland wordt ontgonnen, hangt af van het efficiënte gebruik van de regionale voorraden.
De specifieke problemen van de kolenmijnbouw hangen voor een groot deel samen met de lokale geologische verhoudingen en vereisen landmeterwerk volgens vaste regels. Deze onderzoeken moeten voorafgaan aan de bouw en exploitatie van bijvoorbeeld diep vercookste kolenmijnen met een methaanprobleem. Het gebruik van kolen kan ook de onconventionele methode van ondergrondse steenkoolvergassing omvatten. De verdere correcte voortzetting van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal vereist dat elke adviesgroep bij zijn opstelling experts opneemt die onder het aspect van de vestiging van de kolen- en staalindustrie in de Europese Unie tot een mogelijkst optimale vertegenwoordiging komen, met name met betrekking tot de experts uit de nieuwe landen van de Europese Unie.
Jan Březina, namens de PPE-DE-Fractie. – (CS) De Europese Commissie heeft na een periode van vijf jaar, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Raad, de taakstelling van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal herzien. Dit fonds beheert de activa van de nu ter ziele gegane Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en investeert de door het kapitaal behaalde rente in het onderzoek naar kolen en staal.
Ik juich het toe dat het voorstel van de Commissie consequent over de in de laatste vijf jaren plaatsgevonden veranderingen nadenkt, rekening houdt met de ten tijde van de uitbreiding van de EU in 2004 in de toetredingsverdragen opgenomen bepalingen (hiervan is een specifiek voorbeeld het al genoemde toetredingsverdrag van Estland), het feit omvat dat de definitie van het begrip “kolen” nu breder wordt opgevat, en zich met name richt op de bescherming van banen en op het effectief gebruik van materiaal en energiebronnen bij de productie en de producerende industrieën.
De bepalingen die zich met de amendementen op het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling bezighouden en met de gebieden die het zevende kaderprogramma niet gedetailleerd behandelt, zijn ook een belangrijk onderdeel van het voorstel. Naast het voorstel van de Commissie zelf, zou ik ook het werk van de rapporteur, Adam Gierek, en zijn verslag willen prijzen. De resultaten van de stemming in de Commissie industrie, onderzoek en energie, die alle wezenlijke amendementen heeft aangenomen, zijn een bewijs voor de uitstekende basis voor en de beraden aanpak van verdere investeringen in wetenschap en onderzoek op het gebied van kolen en staal, twee grondstoffen voor energie en productie die op het moment onvervangbaar zijn.
Ik zou graag van deze gelegenheid gebruik willen maken om mijn collega’s te vragen om de voorstellen resoluut te verwerpen die door sommige groepen ingediend zijn die op de ondermijning van het belang van kolen en staal en van conventionele energiebronnen in het algemeen gericht zijn, of zoals in dit geval tegen het belang van de toekomst van dit fonds dat ten aanzien van de financiering van onderzoek onvervangbaar is gebleken. Kolen en staal behoren tot de belangrijkste grondstoffen voor energie en productie, en hebben in de laatste jaren een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. Het verslag moet dus rekening houden met bijvoorbeeld de geografische locatie van de voorraden: dit zal een bijdrage leveren tot een effectiever energiegebruik en een betere energiezekerheid in de gehele Europese Unie.
Silvia-Adriana Ţicău, namens de PSE-Fractie. – (RO) Het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal werd opgericht na de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het eerste verdrag tot oprichting van de Europese Unie.
Europa beschikt over belangrijke kolenvoorraden, maar we moeten in nieuwe, schonere verwerkingoplossingen investeren.
Staal is een product dat nog steeds door vele industriële sectoren wordt gebruikt, maar in deze sector is ook onderzoek nodig om uit het oogpunt van de energie schonere en efficiëntere oplossingen te ontdekken.
Het belang van dit onderzoek is zelfs nog groter aangezien met deze twee sectoren een groot aantal banen samenhangen die bewaard moeten worden en waarvan de werkomstandigheden moeten worden verbeterd.
Dit onderzoek moet ook betere werkomstandigheden voor de werknemers van de twee sectoren tot gevolg hebben.
In Roemenië worden per jaar ongeveer 34 miljoen ton kolen ontgonnen en ongeveer acht miljoen ton staal geproduceerd.
Honderdduizenden mensen staan direct of indirect in dienst van deze twee industriële sectoren. Dat is de reden waarom ik geloof dat dit een enorm belangrijk document is.
Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de onderzoeksinspanningen in de staalsector zijn noodzakelijk om de Europese staalindustrie te beschermen en op grond daarvan de Europese economie. Mijn benadering van de kolenindustrie is van voorzichtiger aard.
James Hansen, klimatoloog en onderzoeksdirecteur van het Goddard Institute for Space Studies van de NASA heeft onlangs verklaard dat men de omvang van de klimaatverandering tot nu toe heeft onderschat, maar dat wij nu verscheidene instrumenten ter beschikking hebben, waarvan één de sluiting van alle steenkoolcentrales tot 2030 is. Een gascentrale stoot tussen de drie- en vierhonderd kilo CO2 per megawatt-uur uit, een steenkoolcentrale van de nieuwste generatie stoot achthonderd kilogram uit en een bruinkoolcentrale stoot 1000 kilogram CO2 uit.
Hoe consequent is de Europese Unie wanneer ze aan de ene kant een ambitieus plan ontwikkelt ter bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering, en aan de andere kant steenkool als een schone energiebron ondersteunt?
De mensheid is van het houttijdperk naar het kolentijdperk en daarna naar het olietijdperk gegaan. Vandaag heeft het Parlement de keus om naar het kolentijdperk terug te keren of consequent volgens het klimaatpakket te handelen en zodoende kolen niet als schone energiebron benoemt. Daarom is mijn fractie van plan om sommige van de amendementen van de Groenen te ondersteunen.
Laat mij besluiten met een prachtig citaat van Alphonse Karr: “Een minnaar is bijna altijd een man die nadat hij een gloeiend stuk steenkool heeft gevonden, dit in zijn zak steekt in het geloof dat het een diamant is.” Liefde is inderdaad hartstocht. Laten wij bij de energie het verstand zegevieren.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben een van de mensen die een voorstander is van de irrelevante amendementen in de commissie. Maar in samenhang met hetgeen mevrouw Laperrouze over kolen vertelde, is het mij in het geheel niet duidelijk waarom de Commissie het subsidiëren van kolen ad infinitum moet vastleggen, zoals nu het geval is.
Kolen zijn gedurende vijftig jaar op een ongelooflijke manier gesubsidieerd geworden, en het hiermee doorgaan zou in tegenspraak staan tot alles wat door de EU inzake het klimaatbeleid is gezegd. Wij geloven in tegendeel dat deze kolensubsidies moeten worden vervangen door een consequentere ondersteuning van hernieuwbare energieën en energie-efficiëntie. Anders zal Europa niet in een positie verkeren om aan zijn doeleinden van het klimaatbeleid te voldoen.
Staal is een ander geval. De Commissie heeft echter nagelaten om het duidelijk te maken dat staal verder zal worden gesubsidieerd en kolen niet. Naar mijn mening zijn er in het zevende kaderprogramma onderzoek al voldoende voorzieningen voor de smerige energiebron kolen getroffen.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, rapporteur, dames en heren, kolen en staal stonden centraal bij de start van de Europese Unie en dat is nog steeds het geval, evenwel in een heel andere agenda van globalisering, klimaatverandering en energievraagstukken. Het is alle hens aan dek, om het zo te zeggen; de inzet van dit fonds, hoe klein dan ook, helpt in de technologische revolutie die nodig is om de staalsector competitief te houden en van steenkool tot een schone brandstof, een schone grondstof, clean coal te maken.
De Europese Commissie kiest daar óók voor, aan de vooravond van de proefprojecten die we hebben om opslag en opvang van CO2, bijvoorbeeld als technologische vernieuwing, te realiseren. Ik ben daar nadrukkelijk vóór. Ik ben niet voor sluiten, ik ben voor het openhouden. Zo heeft NUON, een van de elektriciteitsmaatschappijen in Nederland, in Groningen zo’n kolenvergasser met complete opvang, enz. voor ogen. Dit soort projecten vraagt om ondersteuning en om meer middelen dan die nu op tafel liggen.
Maar belangrijker - en de heer Potočnik weet het - is mijn pleidooi voor een betere combinatie van fondsen, structuurfondsen, inzet van de Europese Investeringsbank enz. Meer matching, bundeling is vereist om majeure research in infrastructuur en investeringen mogelijk te maken. De bestaande regel “één fonds, één project” belemmert ons nadrukkelijk. We moeten toch ook aan die regels tornen en gelukkig zoekt de Europese Commissie die grenzen al op.
Op 5 en 6 maart hebben we in Slovenië, in Brdo gesproken over meer focus en bundeling van de Europese projecten. Deze zomer komt de Commissie met een nieuwe opzet voor het Esprit-programma om meer gericht te investeren. Dat is het verhaal dat we hier moeten horen en geen verhaal van afbouw van steenkool. Dat is inderdaad de verkeerde weg.
Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Gierek graag met zijn verslag feliciteren.
Dames en heren, een onderzoeksprogramma dat zijn eigen middelen buiten het zevende kaderprogramma om beheert en een jaarlijkse begroting van zestig miljoen Euro heeft kan slechts goed worden ontvangen en ondersteund door het Parlement, vooral wanneer men er rekening mee houdt dat staal nog steeds in grote omvang gebruikt wordt in verscheidene industriesectoren en dat er nog steeds vele wetenschappelijke en technologische uitdagingen moeten worden overwonnen om de productieprocessen schoner en efficiënter te maken.
Ten aanzien van kolen zijn de uitdagingen zelfs nog groter vanwege de implicaties voor de energieproductie en voor onze doelstellingen ter bestrijding van de klimaatverandering.
Het concurrentiëler maken van kolen op de energiemarkt, het verbeteren van de veiligheid en het exploitatievermogen van de mijnen en het bereiken van een schonere verbranding vereist O&O, en de nieuwe technologieën voor opvang en opslag van CO2 zijn een onderzoeksgebied dat duidelijk door de Europese Unie wordt ondersteund. Ik stem daarom volledig in met de inhoud van dit verslag.
Ik zou ook graag de rapporteur willen feliciteren met zijn gevoeligheid voor gendergelijkheid door het voorstellen van maatregelen om een grotere aanwezigheid en deelname van vrouwen te bereiken in een sector waar mannen nog steeds in de meerderheid zijn.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). – (RO) Om met de onmiddellijke politieke prioriteiten van de Europese Unie te beginnen, zou ik de nadruk willen leggen op enkele begrotingsaspecten van dit verslag.
Het voorstel van de Commissie verwijst naar het Groenboek inzake energie en de daarin gespecificeerde doelstelling om het gebruik van kolen als een belangrijke energiebron te verhogen door de inzet van schone technologieën om koolstofdioxide te verminderen en op te slaan.
Deze acties zouden een Europese financiering kunnen krijgen uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, pilootprojecten kunnen omvatten en projecten die de nieuwste technologieën op dit vlak zouden kunnen aantonen.
Het probleem is het enorm lage budget van dit fonds: 57 miljoen Euro per jaar. Het valt voor mij moeilijk te begrijpen hoe dit bedrag een aanzienlijk aantal projecten op het grondgebied van de Europese Unie zou kunnen afdekken.
Ik herinner u eraan dat meer dan een kwart van de landen van de Europese Unie in hun energiebehoeften voorzien door middel van kolen als belangrijkste bron.
Vanuit dit gezichtspunt geloof ik dat een sterkere financiële betrokkenheid van de Europese Unie bij deze sector noodzakelijk is, zowel door middel van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, en door de programma’s van het zevende kaderprogramma.
Catherine Stihler (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was eigenlijk niet van plan om te spreken, maar ik voel mij verplicht om een lans te breken voor de zaak van schone kolentechnologie.
Het belang van de schone kolentechnologie is absoluut wezenlijk, en de vraag die moet worden gesteld is: Wat kan de EU doen, zoals de spreekster voor mij net heeft aangevoerd, ter ondersteuning van de nieuwe technologieën, waaronder de schone kolentechnologie? De bevordering van de schone kolentechnologie is wezenlijk om onze doelstellingen inzake de klimaatverandering te vervullen, en dit is buitengewoon dringend. Deze dringende noodzaak kan alleen het hoofd worden geboden, wanneer wij in de gehele Europese Unie met elkaar samenwerken.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik ben in het bijzonder verheugd dat het Europees Parlement vandaag al het tweede onderzoeksproject bespreekt. Ik geloof dat vooral het staalonderzoek met name belangrijk is, vooral ten aanzien van de klimaatverandering, omdat wij er natuurlijk naar streven om de productie zo efficiënt als mogelijk te maken en om de efficiëntiecriteria tot een wezenlijk onderdeel van het verbruik te maken. Ik zou daarom mijn bijzondere felicitaties aan de rapporteur van dit verslag willen herhalen, en ik kan beweren dat vandaag een werkelijke dag voor onderzoek is.
Petru Filip (PPE-DE). – (RO) Aan het begin van mijn toespraak wil ik een paar aspecten noemen: ten eerste ben ik gelukkig over de terugkeer van kolen en staal op de agenda van het Parlement, ook wanneer het niet al te vaak is.
Ik geloof dat de economische kracht van Europa baseert op het hebben van het beste staal tegen de laagste kosten, daarom moeten de resultaten die uit het gemeenschappelijk onderzoek voortvloeien op gemeenschapsniveau worden gedeeld.
In vele Europese landen zijn er regio’s die voor het grootste gedeelte afhankelijk zijn van de kolen- en staalproductie. De omzetting van de in de kolen- en staalproductie werkende bevolking is nog steeds niet opgelost en jammer genoeg vallen de desbetreffende regio’s onder de categorie van regio’s met problemen inzake de levensstandaard en hebben zij behoefte aan cohesieprogramma’s.
Ten slotte stel ik mijzelf de retorische vraag of Europa op zal houden met de aankoop van kolen en staal van buiten de Gemeenschap wanneer het zich niet aan het milieubeschermingsprogramma van de Europese Unie wil houden.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stel de commentaren ter ondersteuning van het voorstel evenzeer op prijs als de commentaren die om een uiting vroegen ten opzichte van onze omgang met de energie- en klimaatoplossingen in de toekomst. Ik moet duidelijk zeggen dat we vandaag over een aanvullende financiering van O&O spreken dat op een bestaand fonds baseert, om preciezer te zijn op een protocol baseert, we spreken over technische richtsnoeren. Ik geloof dat dit geld beter voor onderzoek en ontwikkeling kan worden gebruikt dan voor iets anders, omdat het waar is dat we bij de energie en de klimaatverandering niet zelfgenoegzaam mogen zijn.
Koolstofopvang en –opslag (CCS) is een van de onderwerpen die we ook zullen moeten aangaan, maar het is nog ver verwijderd van een echt antwoord. Zo zullen de echte vragen, en het echte debat over de kwesties die u vandaag hebt aangesneden op tafel komen wanneer we over de strategie voor het technologisch platform voor energie zullen debatteren – hoe we dit zullen aanpakken, hoe we in de toekomst zullen handelen, en hoe we de juiste antwoorden vinden. Het is in dit opzicht enorm belangrijk dat we ons ervan bewust zijn dat “business as usual” niet ter discussie staat. We hebben gebrek aan mensen en we hebben gebrek aan middelen. Het kaderprogramma is hiervoor slechts ten dele een oplossing.
We zullen deze kwestie ernstig aan de orde moeten stellen, omdat we er zowel vanuit een gezichtspunt op de korte termijn naar moeten kijken, op zoek naar mogelijke oplossingen om waar dringend nodig de gaten te dichten, en tegelijkertijd vanuit een gezichtspunt op de lange termijn. Zulke oplossingen worden zeer dringend benodigd en we moeten ons vanaf vandaag op de hernieuwbare energiebronnen concentreren. Ik ben dus van mening dat dit de tijd zal zijn wanneer we over deze zaken zullen spreken. We mogen niet vergeten dat in 1980 de financiering van energie in Europa rond vier keer zo hoog lag als heden. Dus wanneer we deze problemen met de gewone gang van zaken willen aanpakken dan zouden we het grondig mis hebben. Deze fout mogen we niet maken.
Adam Gierek, rapporteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ga slechts op een kwestie in die hier vandaag werd opgeworpen, namelijk het gezichtpunt dat mijnen om milieutechnische redenen zo snel als mogelijk gesloten moeten worden. Ik denk dat de energiezekerheid, bijvoorbeeld in mijn land, in de Tsjechische Republiek en in vele andere landen van de EU niet met deze opvatting overeenkomt, en dat deze opvatting niet algemeen wordt aanvaard. Het tegendeel is het geval: alleen al vanwege de nieuwe technologieën die in ontwikkeling zijn, zoals “schone kolen” en “CCS”, zullen we waarschijnlijk in de toekomst nieuwe mijnen openen. Kolen zullen voor lange tijd verder een belangrijke en concurrentiële energiebron blijven. We moeten ons er ook aan herinneren – en hier richt ik mij tot degenen die alle mijnen willen sluiten – dat kolen niet slechts een belangrijke energiegrondstof zijn, maar ook een chemische grondstof.
Ten eerste wil ik zeggen dat het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal noodzakelijk is. Ten tweede heeft dit Fonds geen raakvlakken met het zevende kaderprogramma, aangezien het zich met een geheel ander actieterrein bezighoudt. Ten derde zijn er aanwijzingen voor een stijging van veertig tot vijftig procent in de gekwalificeerde kosten. Ten vierde zou het niet opnemen van bitumineuze leisteen in het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal programma – en de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft ook een voorstel van deze strekking ingediend voor deze amendementen – een bruuskeren van Estland zijn geweest, waar de energieopwekking voornamelijk op deze brandstof baseert.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming zal morgen plaatsvinden.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) In Polen komt 95 procent van de elektriciteit voort uit steenkoolcentrales. Derhalve is Polen in het bijzonder geïnteresseerd in nieuwe technologieën voor het gebruik van kolen die de efficiëntie van centrales verbeteren, de CO2-missies verminderen en het mogelijk maken dat kolen worden omgezet in koolwaterstofbrandstoffen met beperkte CO2- emissies.
Nieuwe technologieën zorgen voor de mogelijkheid om gebruik te maken van kernreactoren als emissieloze warmtebronnen om de opgestelde doelstellingen van de kolenindustrie te bereiken.
Om deze synergie tussen kolen en kernenergie uit te kunnen voeren zijn er echter hogetemperatuurreactoren nodig (HTRs). In Europa is het onderzoek naar hogetemperatuurreactoren al sinds een paar jaar aan de gang. Jammer genoeg heeft geen enkel Europees onderzoekscentrum dat onderzoek naar HTRs verricht de doelstelling van een synergieprogramma voor kolen en atoomenergie. Zo’n centrum zou door de directe samenwerking met de kolenindustrie voor een betere aanvaarding van kernenergie in Europa zorgen, indien het ernaar streeft het te moderniseren en er niet mee te concurreren.
We mogen het belang van kolen voor de Poolse industriesector niet vergeten, en daarom zou het verstandig zijn om zo’n Europees centrum in Polen op te zetten. Wanneer we niet resoluut handelen zullen wij de technologische wedren op dit vlak verliezen van de Verenigde Staten, Zuid-Afrika, China en Zuid-Korea.
Ik verzoek de Commissie om na te denken over de behoefte aan de oprichting van een dergelijk centrum als deel van de technische langetermijnrichtsnoeren die in verband staan met het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal.
Katrin Saks (PSE), schriftelijk. – (ET) Volgens het Protocol bij het Verdrag van Nice over de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap voor Kolen en Staal en inzake het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal werden in 2002 alle activa van de EGKS ter beschikking van de Europese Commissie gesteld. De inkomsten uit deze activa moeten worden gebruikt voor onderzoek in de sectoren die in verband met de kolen- en staalindustrie staan. De Raad heeft twee verordeningen goedgekeurd om de tenuitvoerlegging van het onderzoeksprogramma te verbeteren: een financiële verordening en een technische verordening. Het verslag van Gierek gaat over de laatstgenoemde.
Volgens het Toetredingsverdrag tot de EU van Estland, kreeg oliehoudende leisteen de status van kolen. Als gevolg daarvan stelde de Europese Commissie voor dat de Raad de technische richtsnoeren voor het onderzoeksprogramma voor kolen en staal in overeenstemming moet brengen met het Verdrag en dat het de oliehoudende leisteen onder de definitie van kolen in de technische richtsnoeren opneemt. Als gevolg hiervan komt het Estische onderzoek naar oliehoudende leisteen in aanmerking om op dezelfde grondslag als kolen verzoeken ter financiering door het programma in te dienen.
De Poolse rapporteur, Adam Gierek, heeft voorgesteld om “oliehoudende leisteen” in de definitie te vervangen door “bitumineuze leisteen”, om de reden dat de term “bitumineuze leisteen” ook de “oliehoudende leisteen” omvat. In feite is het tegendeel waar: “oliehoudende leisteen” is een breder begrip dan “bitumineuze leisteen”. De Groenen hebben een voorstel ingediend om de oliehoudende leisteen volledig uit de definitie van kolen te verwijderen. Ik wil er nog eens uw aandacht op vestigen dat toen het tot de EU toetrad, dat Estland overeengekomen is dat oliehoudende leisteen dezelfde status zal hebben als kolen en dat daarom de grondslag voor de financiering van het onderzoeksprogramma voor oliehoudende leisteen dezelfde moet zijn als de grondslag die voor het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal geldt.
Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) Ik was parlementair rapporteur toen voor het laatst kwijting werd verleend aan de activiteiten van de Gemeenschap voor Kolen en Staal. De middelen van de beëindigde Gemeenschap kwamen van de kolen- en staalindustrieën, en zodoende is het meer dan billijk dat al het overgebleven geld naar het onderzoek in deze sectoren gaat en niet wordt gebruikt om het onderzoek in de olie-industrie te dekken.
Onderzoek en onderzoeksinstituten zijn nodig wanneer we emissieloze of “schone” kolen willen gebruiken. Dit omvat ook koolstofopvang en –opslag (CSS), alhoewel er, ondanks de grote behoefte eraan niet genoeg geld in dit fonds aanwezig is om dit te financieren. Het is interessant dat Shell per toeval vandaag om openbare middelen voor dit onderzoek heeft verzocht, welgezegd om EU-middelen.
De heer Gierek breekt als rapporteur een lans voor het gebruik van kolen in de energieproductie, en hij vertegenwoordigt hier de beste belangen van zijn land. Bovendien is dit in de EU niet verboden, maar er ligt nog een lange weg voor ons voordat wij schone kolen hebben.