10. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
11. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
12. Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen
13. Situatie in Tibet (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
14. Opheffing van de immuniteit: zie notulen
15. Regeling van de werkzaamheden
De Voorzitter. − De definitieve ontwerpagenda voor deze vergaderperiode, die de Conferentie van voorzitters tijdens haar vergadering op donderdag 3 april 2008 heeft opgesteld overeenkomstig artikel 130 en 131 van het Reglement, is rondgedeeld. Op dit ontwerp zijn de volgende amendementen ingediend:
Donderdag:
De socialistische fractie in het Europees Parlement heeft verzocht het verslag van mevrouw Jäätteenmäki over het statuut van de Europese Ombudsman uit te stellen tot de volgende vergaderperiode in Straatsburg en de stemmingen te vervroegen naar 11.00 uur.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, zo luidt inderdaad ons verzoek. Niet omdat het verslag slecht zou zijn – ik feliciteer de rapporteur, ook namens mijn fractie, met haar uitstekende verslag –, maar omdat enkele essentiële kwesties nog niet zijn opgelost. Wij willen deze in alle rust kunnen bespreken, dus vandaar onze motie. Zoals de Voorzitter zojuist heeft gezegd: mocht het Huis deze motie aannemen, dan zouden we vervolgens om 11.00 uur kunnen stemmen – dit laatste is echter niet de reden voor deze motie.
Mijnheer de Voorzitter, de vorm indachtig deel ik de leden hierbij mee dat ik – niet nu, maar morgen – ook een motie zal indienen om de stemming over het verslag betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië eveneens uit te stellen tot de vergadering in Straatsburg. De redenen hiervoor geef ik morgen; ik wilde de collega’s dit nu alvast meedelen. Ook bij dit verslag gaat het slechts om een minder belangrijk onopgelost punt. Aldus verzoekt onze fractie.
De Voorzitter. − Wil iemand zich uitspreken vóór de motie?
Ingo Friedrich, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het betoog van de heer Swoboda was weliswaar kort, maar krachtig. Enkele aspecten zijn inderdaad nog niet opgelost en daarom ben ook ik voorstander van uitstel.
De Voorzitter. − Wie spreekt zich uit tegen de motie?
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de commissie heeft het verslag-Jäätteenmäki tot vergroting van de bevoegdheden van de Ombudsman aangenomen met negentien stemmen voor en nul tegen.
We hebben ons geruime tijd gebogen over deze kwestie. Ik vind het tamelijk vreemd, ja zelfs betreurenswaardig dat de PSE- en de PPE-DE-Fractie nu koudwatervrees hebben ten aanzien van deze belangrijke kwestie van de Ombudsman.
De transparantie van het Parlement staat of valt met de verbetering van het statuut van de Europese Ombudsman. Het voorzitterschap verzoekt ons een “snelwegprocedure” te volgen voor de afhandeling van de kwestie en ik verzoek het Parlement dan ook met klem zich te houden aan de opgestelde agenda.
(Het Parlement keurt het voorstel van de socialistische fractie in het Europees Parlement goed)
De Voorzitter. − De regeling van de werkzaamheden is hiermee goedgekeurd.
16. Welkomstwoord
De Voorzitter. − Tot mijn vreugde mag ik nu op de bezoekerstribune enkele hooggeplaatste afgevaardigden van het Turkse parlement verwelkomen, die op een driedaags studiebezoek in Brussel zijn. Deze delegatie bestaat uit de heer Nihat Ergün, vicevoorzitter van de AK-partij, de heer Yaşar Yakiş, voorzitter van de EU-harmonisatiecommissie van het Turkse parlement en de heer Sait Açba, voorzitter van de plannings- en begrotingscommissie van het Turkse parlement.
(Applaus)
Wij wensen u een aangenaam verblijf en vruchtbare gesprekken met vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad. Hartelijk welkom bij het Europees Parlement!
17. Stemmingen
De Voorzitter. − Aan de orde is de stemming.
(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)
17.1. Goedkeuring van de benoeming van mevrouw Androula Vassiliou als lid van de Europese Commissie (B6-0139/2008) (stemming)
- Na de stemming:
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, neemt u mij niet kwalijk, maar ik dacht dat stemmingen over personen geheim moesten blijven, hetgeen hier niet het geval was. Maar wellicht geldt dit niet voor stemmingen over leden van de Commissie; dat weet ik niet. Dit was in ieder geval een openbare stemming aangezien er bij de leden andere lampjes gingen branden al naargelang zij voor of tegen stemden of zich van stemming onthielden.
De Voorzitter. − Mijnheer Gollnisch, in het tweede deel van uw conclusie hebt u helemaal gelijk: het was een hoofdelijke stemming en bij een dergelijke stemming kunnen we per naam zien hoe ieder lid heeft gestemd.
18. Libanon (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Libanon.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad − (SL) Dames en heren, wat de situatie in Libanon betreft, blijven de diplomatieke activiteiten van de Europese Unie en de lidstaten erop gericht te zorgen voor vrede, stabiliteit, economische ontwikkeling en eerbiediging van de mensenrechten in Libanon.
Wij spannen ons ervoor in de soevereiniteit, politieke onafhankelijkheid, territoriale integriteit, eenheid en stabiliteit van Libanon te behouden en te bevorderen. De Europese Unie steunt de Libanese democratische instellingen en de legitieme regering van premier Fouad Siniora.
We maken ons echter wel zorgen over de langdurige onmacht van de Libanese instellingen. Deze duurt nu al sinds november 2006 en toen de post van president in november 2007 vacant werd, is deze machteloosheid nog verergerd.
De Europese Unie is niet alleen Libanon’s grootste gelddonor, maar zij heeft ook via intensieve diplomatieke activiteiten geprobeerd een oplossing te vinden voor de politieke onmacht van dit land.
In dit kader steunen wij de inspanningen van de Verenigde Naties, Saoedi-Arabië en de Arabische Liga. De Europese Unie heeft dan ook haar steun verleend aan het driedelige plan, dat de ministers van Buitenlandse zaken van de Arabische Liga unaniem hebben goedgekeurd. Zoals alom bekend, behelst dit plan de onmiddellijke verkiezing van een president, de vorming van een regering van nationale eenheid en de aanname van een nieuwe kieswet.
Hoewel zij hun steun voor dit plan hebben uitgesproken, verschillen de Libanese politieke partijen van mening over de vraag hoe het moet worden uitgevoerd. Er zijn twee grote obstakels voor de uitvoering van het voorstel. Het eerste is van interne aard: de partijen kunnen het niet eens worden over hun vertegenwoordiging binnen de regering, over de verdeling van de ministersposten en over de nieuwe kieswet. Het tweede obstakel hangt samen met de Republiek Syrië, die invloed wil blijven uitoefenen in Libanon.
Ondanks dit alles is het plan van de Arabische Liga op dit moment nog steeds het enige initiatief dat kan helpen de politieke impasse in het land te doorbreken. Wij verwachten dat de secretaris-generaal van de Arabische Liga, de heer Moussa, zijn inspanningen zal voortzetten om de huidige problemen op te lossen. De Europese Unie zal hem in dit opzicht maximale steun verlenen.
De recente Top van de Arabische Liga, die eind maart in Damascus heeft plaatsgevonden, heeft helaas niet de gewenste resultaten opgeleverd om de problemen op te kunnen lossen. Vanwege de Syrische inmenging in de presidentiële-verkiezingsprocedure heeft Libanon als protest geen vertegenwoordiger afgevaardigd naar de Top.
In dit verband wijs ik erop dat de Europese Unie de standpunten in een aantal resoluties van de VN-Veiligheidsraad onderschrijft.
De Europese Unie steunt bovendien de inspanningen van de Verenigde Naties door deel te nemen aan de VN-missie in Libanon. De lidstaten hebben het grootste aandeel in de troepenmacht in Libanon. Ondanks vele aanvallen, waarbij zes leden van het Spaanse contingent zijn gedood en drie Ierse soldaten gewond zijn geraakt, was de missie een succes en is zij in augustus 2007 met een jaar verlengd.
De EU-lidstaten steunen ook de oprichting van het Speciaal VN-Tribunaal voor Libanon in Nederland.
Ik wijs er daarnaast op dat in 2007 het EU-Actieprogramma voor Libanon van start is gegaan. Met dit instrument wordt de bestaande samenwerking in het kader van het Euro-mediterrane Comité voor het Barcelonaproces verbeterd en er is reeds een begin gemaakt met de activiteiten in dit kader.
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst bedank ik het Parlement ervoor dat het Libanon op de agenda van vandaag heeft gezet. Wij hebben recentelijk aandacht besteed aan een groot aantal andere ontwikkelingen in het Midden-Oosten, met name gebeurtenissen in Gaza. We mogen hierdoor echter niet vergeten dat Libanon van strategisch belang is voor de regio en als partner van Europa.
De huidige situatie in Libanon is bijzonder verontrustend. De diepe politieke crisis duurt voort: op 24 maart is de parlementaire vergadering ter verkiezing van een president voor de zeventiende keer sinds november 2007 opgeschort. Tijdens de Top van de Arabische Liga in Damascus is evenmin een oplossing gevonden.
Op het gebied van de veiligheid heerst er weliswaar relatieve rust en hebben er geen grote incidenten plaatsgevonden, maar de spanning en ongerustheid onder de bevolking zijn toegenomen. Terwijl de politieke crisis voortduurt, kan het geweld ieder moment losbarsten, met onvoorspelbare gevolgen voor het land en zijn bevolking.
De indicaties dat Hezbollah zijn militaire capaciteit sinds 2006 heeft vergroot, zijn verontrustend, vooral gezien de recente dreigementen aan het adres van Israël, na de dood van Imad Mugniyeh. De aanhoudende crisis heeft bovendien uiterst negatieve gevolgen voor de sociaal-economische situatie in Libanon.
Zoals u weet, is Europa op veel verschillende vlakken actief om Libanon te helpen: wij leveren nog steeds de grootste bijdrage aan Unifil en de Europese Unie was tevens de belangrijkste donor tijdens de Parijs III-Conferentie. Sinds de lancering ervan in januari 2008 hebben wij het initiatief van de Arabische Liga ten volle ondersteund en onze Gemeenschapsinstrumenten hebben ons in staat gesteld een aantal van de grootste uitdagingen aan te nemen.
Het Europees nabuurschapsbeleid is een belangrijk instrument geworden om Libanon’s hervormingsproces te steunen en om bij te dragen tot economische en sociale stabilisatie, ook al worden de hervormingsinspanningen sterk belemmerd door de huidige politieke impasse.
Wat zijn onze prioriteiten voor de naaste toekomst? Aanhoudende steun voor de uitvoering van het initiatief van de Arabische Liga blijft onze voornaamste prioriteit. Ondanks alle moeilijkheden geniet dit initiatief brede steun en het is op dit moment de enige optie voor het vinden van een oplossing. Een belangrijke datum in het proces wordt 22 april, wanneer de volgende parlementsvergadering voor de presidentsverkiezing is gepland.
Onlangs is het idee geuit van een speciale Libanon-top in het kader van de Arabische Liga. Als dit idee ook echt wordt uitgevoerd, moeten wij bekijken hoe we dit initiatief het beste kunnen steunen. We mogen echter niet vergeten dat Syrië momenteel het voorzitterschap van de Arabische Liga bekleedt.
Een duidelijke en voortdurende verbintenis om de resoluties betreffende Libanon van de Veiligheidsraad uit te voeren, blijft ook van essentieel, ja zelfs cruciaal belang. De publicaties van de volgende uitvoeringsverslagen betreffende Resolutie 1559 en 1701 van de VN-Veiligheidsraad – respectievelijk in mei en in juli 2007 – zullen derhalve essentiële mijlpalen zijn.
We moeten tevens proberen het momentum in het vredesproces in het Midden-Oosten vast te houden, dat ook gevolgen heeft voor Libanon. Ik blijf nauw contact houden met mijn partners van het “Kwartet Midden-Oosten” en kijk uit naar de door het Europees Parlement voor later dit jaar geplande Midden-Oostenconferentie.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals de vertegenwoordigers van het fungerend voorzitterschap van de Raad en de Commissie ons hebben verteld en zoals de Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, gisteren heeft gezegd ten overstaan van de Commissie buitenlandse zaken, zijn er op de recente Top van de Arabische Liga in Damascus – in diplomatieke bewoordingen – geen resultaten bereikt.
Dit is nu de zeventiende keer dat de voorzitter van het Libanese parlement, Nabih Berri, de geplande stemming ter verkiezing van de president heeft uitgesteld. Deze beslissing is niet genomen omdat er geen consensus zou heersen over het personage van de kandidaat voor het presidentschap – zoals bekend een Maroniete Christen – of over de persoon zelf – het hoofd van de strijdkrachten, Michel Suleiman. Dit was ons duidelijk, toen wij ons als afvaardiging van het Europees Parlement in Damascus bevonden, samen met de vicepremier, de minister van Buitenlandse zaken en vertegenwoordigers van Libanese oppositiepartijen zoals Hezbollah en Amal.
Mijnheer de Voorzitter, het probleem is louter en alleen de verdeling van de macht; het gaat om de totstandbrenging van blokkerende minderheden in de Libanese Raad van Ministers en om de toewijzing van de posten van hoofd van de geheime dienst en van hoofd van de strijdkrachten. Zoals de commissaris terecht opmerkte, heeft deze hele situatie ernstige gevolgen voor de geloofwaardigheid, het functioneren en het internationale imago van het land.
Wij willen dan ook dat het Europees Parlement de huidige oppositiekrachten ertoe oproept een oplossing te vinden, opdat deze interne kwesties ondergeschikt worden gemaakt aan de hogere belangen van het land, zodat we – net als in de door de Commissie gepromote EU-missie voor toezicht op de verkiezingen – kunnen blijven toewerken naar een soeverein, democratisch, vrij en levensvatbaar Libanon, dat in vrede kan worden opgebouwd.
Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het spook van de oorlog waart weer rond in Libanon. De politieke impasse, waarbij de parlementsvergadering ter verkiezing van de president van de Republiek al 27 maal is opgeschort, zou nog kunnen verergeren, hetgeen van Libanon eens te meer vruchtbare grond zou kunnen maken voor onderlinge Arabisch conflicten en een voorlopig verborgen bron van spanning tussen Iran en Hezbollah en Israël.
Zoals reeds gezegd, is de Top van de Arabische Liga in Damascus mislukt. De premier, Fouad Siniora, en de voorzitter van het Libanese parlement, Nabih Berri, leveren echter koortsachtige externe inspanningen. Deze twee diplomatieke lijnen die zogezegd parallel lopen, maar tot nu toe niet zijn samengekomen, vertegenwoordigen de maandenlange dovemansgesprekken tussen de meerderheid en de oppositie.
Bij iedere poging om de crisis in Libanon te helpen overwinnen, moet volgens mij absoluut rekening worden gehouden met zowel de nationale als de internationale situatie. Alle Libanese machten hebben in feite sterke banden buiten het land, waarvan sommige nauwer zijn dan andere. Tegen deze achtergrond is het belangrijk om de resultaten te evalueren van de top die vandaag in Sharm el-Sheikh wordt gehouden tussen Egypte en Saoedi-Arabië. Het zou nuttig zijn als er zo snel mogelijk – een verzoek van premier Siniora – een speciale bijeenkomst van de ministers van de Arabische Liga wordt belegd, opdat wordt getracht Damascus ertoe te bewegen de onafhankelijkheid van Libanon te respecteren.
In dit kader wil ik echter ook even stilstaan bij de werkelijk unieke sociaal-economische situatie waarin Libanon, ondanks de crisis na de oorlog, zijn bruto binnenlands product in 2007 met vier procent zag toenemen. De sociale situatie is echter bijzonder moeilijk. De vakbonden hebben opgeroepen tot een algemene staking voor hogere minimumlonen op 7 mei en volgens VN-gegevens leeft een miljoen van de vier miljoen Libanezen met minder dan twee dollar per dag onder de armoedegrens.
Als wij willen helpen een oplossing te vinden, moeten we ervoor zorgen dat er op 22 april resultaten worden bereikt, temeer daar er na 21 augustus niet veel meer mogelijk lijkt. Op deze datum zal de presidentskandidaat aftreden als hoofd van de strijdkrachten omdat hij de leeftijdsgrens zal hebben bereikt. Als er voor die datum geen oplossing is gevonden, zal de crisis zich uitbreiden tot het leger en zal de kandidatuur van generaal Suleiman voorgoed tot het verleden behoren.
Ik besluit met de woorden van premier Siniora dat Libanon weliswaar niet vanuit, maar ook niet tegen Damascus kan worden geregeerd. Volgens mij een uitgebalanceerd standpunt en een maatstaf voor ieder initiatief van de Europese Unie.
Marco Pannella, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben het bijna helemaal eens met hetgeen mevrouw Napoletano zojuist heeft gezegd. Bijna, omdat we volgens mij uiteindelijk zeker rekening moeten houden met Damascus en met andere hoofdsteden, maar vooral ook met het feit dat Libanon geconfronteerd wordt met een beleid – nu blijkbaar in nieuwe vormen – waarbij tegenstanders systematisch worden vermoord. Hoe populairder zij waren, hoe waarschijnlijker het was dat de voormalige communistische leider en al zijn volgelingen ook werden vermoord.
Wij kunnen – en moeten – dan ook zeker aandacht besteden aan de diplomatieke dimensie, maar tenzij we voor ogen houden dat het huidige Midden-Oosten – net als Europa in 1937, 1938 en 1939 – enerzijds te kampen heeft met een beleid van moorden en anderzijds met de politieke werkelijkheid van slachtoffers in naam van de vrede en van de vijand, denk ik niet dat wij de goede richting kunnen vinden; een richting die Europa alleen kan aangeven als het zich herinnert dat het opgeven van de nationale soevereiniteiten zijn eigen redding is geweest – de reden waarom we, behalve in Joegoslavië en elders, de laatste jaren in Europa geen oorlogen hebben gekend. Dit was het vereiste, zoals ook in het Midden-Oosten het geval zou moeten zijn: iets van vrijheid en mensenrechten te kunnen stellen tegenover het ostracisme en de chantage van de dictaturen uit de jaren dertig, en die van nu in het Midden- en in het Verre-Oosten.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, onze invloed op de situatie in Libanon is natuurlijk beperkt. Toch lijkt het erop dat we er niet alles aan hebben gedaan om de destabilisatie van Libanon door Hezbollah tegen te gaan. Deze organisatie is verantwoordelijk voor terroristische aanslagen in Libanon, waaronder die van januari 2008, die gericht waren op onder de jurisdictie van Unifil vallende gebieden. Hezbollah is een privéleger, dat met behulp van Iran en Syrië dat eens zo bloeiende land te gronde richt. Hezbollah moet daarom met spoed worden toegevoegd aan de Europese lijst van terroristische organisaties. Alleen op deze manier kunnen wij haar activiteiten onder het islamitische deel van de Europese bevolking effectief blokkeren. Alleen op deze manier kunnen wij de geldstroom vanuit Europa naar deze organisatie afsluiten.
Ik wijs hierbij ook op het schandalige energiecontract tussen Zwitserland en Iran. De Zwitserse politici moeten zich goed realiseren dat dit geld ook ten goede komt aan de in Libanon opererende terroristen.
David Hammerstein, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Voorzitter Pöttering, ik doe u een specifiek voorstel, namelijk om voor te stellen dat verschillende Libanese parlementaire leiders hier in het Europees Parlement worden uitgenodigd om de voorstellen van de Arabische Liga te bespreken en om een oefening in parlementaire diplomatie te bevorderen, zodat wij niet onaangedaan blijven door de situatie waarin de Libanese burgers pionnen zijn geworden in een geopolitiek spel dat bijzonder gevaarlijk is, zowel voor hen als voor de vrede in het Midden-Oosten.
Dit voorstel zou de komende weken kunnen worden uitgevoerd daar wij, gezien de verslechterende situatie in Libanon, niet onbewogen kunnen blijven en de Libanese democratie een van de zwakste schakels in het Midden-Oosten is.
We mogen niet toestaan dat de crisis tussen Iran en de Verenigde Staten en tussen Iran en Israël van Libanon een slagveld maakt met louter verliezers.
We moeten steun verlenen aan het initiatief van de Arabische Liga waarbij de partijen zich ertoe verbinden om een nieuwe president te kiezen.
We moeten onverminderd steun verlenen aan het Internationaal Gerechtshof voor de moord op Rafik Hariri. We zijn tamelijk bezorgd over de vertraging in het onderzoek, die het moeilijk maakt om de belangrijkste getuigen in deze zaak te beschermen, zoals de Syriër Mohammed al-Siddiq, die recentelijk is verdwenen.
De Europese Unie moet maximale druk uitoefenen, zodat Syrië en Iran ophouden de oplossing van het politieke conflict in Libanon te dwarsbomen en het voorstel van de Arabische Liga betreffende de verkiezing van een nieuwe president steunen.
Wij maken ons ook zorgen over de aanhoudende smokkel van wapens naar het land om een illegale militie te bewapenen. Het Libanese leger moet het monopolie hebben op de militaire activiteiten, alsmede de controle over zijn grondgebied.
Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Libanese bevolking en de democratische burgersamenleving in dat land zijn de slachtoffers van een elders georkestreerde politieke crisis.
Aan de ene kant hebben we de Verenigde Staten, die als onderdeel van hun pro-Israëlische houding de kaart Libanon snel uitspelen tegen Syrië en Hezbollah, in een poging een door hun illegale oorlog tegen Irak verwoest gebied te stabiliseren en de militaire macht van de Staat Israël te consolideren. Zij kunnen het zich niet permitteren Libanon te verliezen. Aan de andere kant hebben we Iran en Syrië en hun bondgenoten die in Libanon een spel spelen om de politieke, militaire, nucleaire en regionale suprematie. Het doet er niet toe of de Libanezen bij dit spel – ook letterlijk – worden afgemaakt. Zij willen Libanon evenmin verliezen.
De Europese Unie moet geen kant kiezen in deze internationale schaakpartij. Als Europeanen moeten wij al het mogelijke doen om te proberen de politieke eenheid van Libanon te bewaken, door zijn soevereiniteit te beschermen en door de dialoog van de regeringscoalitie, Hezbollah en generaal Aoun, te bevorderen, te beginnen met de presidentsverkiezing. De gekozene moet een voor beide partijen aanvaardbare kandidaat zijn. Dat is Libanon. Het seculaire, multireligieuze karakter van het land is een waardevol gegeven voor de hele internationale gemeenschap en met name voor Europa.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, waar te beginnen om de aanhoudende politieke impasse in Libanon te doorbreken? Het antwoord is eigenlijk te simpel voor woorden en ik ben ervan overtuigd dat de Raad en Commissie dat ook heel goed weten. Mijn duidelijk antwoord luidt in elk geval: de ontwapening van Hezbollah, daarmee beginnen! Een geoliede zwaarbewapende organisatie buiten de officiële machtsmiddelen van de wettige overheid blokkeert het normaal functioneren van de Libanese staatsinstellingen en tot op heden, ook een nationaal politiek compromis.
Simpele antwoorden op internationale crises zijn vaak moeilijk te realiseren. Dat geldt stellig ook voor de dringende ontwapening van Hezbollah; het schrikbeeld van een nieuwe burgeroorlog doemt immers op. Het voortduren van de militaire machtspositie van Hezbollah garandeert daarentegen de continuering van de binnenlandse invloed van de beide grote sponsoren, Syrië en de Islamitische Republiek Iran. De consequentie daarvan ligt voor de hand: de reële dreiging van een nieuwe hevige confrontatie met buurland Israël. De connectie overigens met de huidige harde nucleaire koers van Teheran is evident.
Raad en Commissie, welke oplossing reikt Europa aan voor dit Libanese dilemma?
Voorzitter, dan heb ik nog een kleine vraag. Uit berichten in de Amerikaanse pers vandaag blijkt dat lidstaat Bulgarije via de drugshandel winst maakt voor Hezbollah. Graag zou ik van de Raad willen weten hoe dat zit. Een Europese lidstaat die via drugshandel geld verdient voor Hezbollah, dat lijkt mij toch bijzonder ernstig.
Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, het debat van vandaag geeft mij veel voldoening. Alle pogingen en initiatieven van de Europese instellingen ten spijt, vind ik dat wij ons gedragen alsof we een in opeenvolgende politieke crises gevangen volk aan zijn lot hebben overgelaten.
Wij gaan op een onhandige manier met de situatie om. We lijken niet te beseffen dat de situatie in Libanon verbonden is met de uitdagingen in het Midden-Oosten en dat deze van essentieel belang zijn voor de internationale veiligheid en vrede en voor de strategische plannen van de EU in het Middellandse Zeegebied en in het Midden-Oosten.
Ik denk dat het Europees Parlement duidelijk moet gaan inzien dat wij in de EU de verbintenissen in het kader van ons partnerschap met Libanon moeten nakomen. Dit verplicht ons ertoe de wettelijk gekozen regering te steunen, die na de laatste verkiezingen conform de constitutionele vereisten is gevormd en die momenteel wordt aangevallen en bedreigd.
We moeten onze steun vertalen in daden. Zoals ook mevrouw Napoletano heeft gezegd, geven we niet genoeg geld, omdat we gebrand zijn op een resultaat dat de crisis en de onzekerheid beëindigt. Om zo’n resultaat te kunnen bereiken, moeten de instellingen goed functioneren. Het Parlement moet werken als een forum voor democratische dialoog en controle van de staat; het moet een klankkast zijn voor de diversiteit die een essentieel onderdeel is van Libanon’s identiteit.
Een zeker parlement is nog steeds gesloten, niet alleen voor de verkiezing van de president van de Republiek, maar voor alle activiteiten. Om ook maar enige oplossing voor de crisis te kunnen vinden, moet de president van de Republiek onmiddellijk worden gekozen en moet er conform de Grondwet een nieuwe regering worden gevormd. De toon mag niet worden gezet door elkaar beconcurrerende regionale machten, zoals momenteel het geval lijkt te zijn bij de presidentsverkiezing. Wij moeten ook laten zien dat we de Libanezen die de waarheid achter de politieke moorden zoeken, steunen. Honderdduizenden mensen gaan de straat op, gewapend met spandoeken met daarop “Wij willen de waarheid”.
De EU moet in deze regio doeltreffender en strategischer te werk gaan. We moeten verantwoordelijkheden en echte belangen steunen. Ook moeten we streven naar mogelijke oplossingen en vrede in de staten in dit gebied en in de Arabische staten. Er moet begrip komen en een nationale dialoog.
Tot slot een optimistische noot. Ik vind dat de politieke machten zich verantwoordelijk hebben gedragen: de gebeurtenissen hadden tot een burgeroorlog en een coup kunnen leiden, maar dit is niet gebeurd. Laten we daarom ons voordeel doen met deze positieve elementen.
Béatrice Patrie (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als voorzitster van de Delegatie voor de betrekkingen met de Masjrak-landen doet het mij deugd dat we deze middag een debat over Libanon op de agenda hebben staan.
Aan de crisis die dit land al enkele maanden doormaakt, ligt natuurlijk meer ten grondslag dan alleen de uitdagingen van een presidentsverkiezing of de vorming van een regering. We weten dat de funderingen van het politieke systeem op het spel staan, die gebaseerd zijn op het subtiele evenwicht tussen de verschillende geloven uit de bonte Libanese verzameling.
Ook gaat het erom welke rol Libanon hoopt te spelen op het regionale toneel. Wil dit land een vliegdekschip zijn van de Verenigde Staten en hun bondgenoten in de regio of de vooruitgeschoven post van een zogezegde sjiitische halvemaan? Ik vind niet dat Libanon echt moet kiezen tussen het Amerikaanse kamp en het Syrische/Iraanse kamp. Het enige levensvatbare kamp voor Libanon is dat van Libanon zelf.
De Europese Unie moet zich zeker niet bemoeien met Libanese binnenlandse aangelegenheden. Europa hoeft niet de ene coalitie te verkiezen boven de andere. Wat de Europese Unie kan doen, is zich opwerpen als bemiddelaar, de Libanese partijen helpen een minimaal vertrouwen in elkaar te krijgen – zonder welke geen enkel akkoord kan worden bereikt – en haar goede diensten aanbieden om een proces van verstandhouding en compromisvorming op gang te brengen.
Terecht steunen wij het plan van de Arabische Liga op basis van een drieledige consensus: een president, een regering van nationale eenheid en een hervorming van de kieswet om alle onderdelen van de Libanese samenleving eerlijk te vertegenwoordigen. Dit is de conditio sine qua non voor de in de Taif-akkoorden voorziene politieke secularisatie, waarvan een groeiende meerderheid van de Libanese bevolking voorstander is.
Wij moeten steun verlenen aan ieder initiatief om dit te bewerkstelligen. In dit opzicht is het voorstel van Nabih Berri, de voorzitter van het Libanese parlement, om de nationale dialoog nieuw leven in te blazen, een positief signaal. Zoals we al jarenlang doen, moeten we steun blijven verlenen aan een Libanon dat ernaar streeft eindelijk soeverein en één te zijn en vrede te hebben met zichzelf.
Carlos Carnero González (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de indruk dat een van de weinige keren dat de in 2005 gekozen Libanese parlementariërs vrijelijk hebben kunnen handelen, recentelijk was, tijdens de plenaire vergadering van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering in Athene, omdat het – zoals de gebeurtenissen op tragische wijze hebben aangetoond – absoluut erg gevaarlijk is om een Libanese parlementariër te zijn.
Ik denk dat sommigen ons willen doen geloven dat er geen oplossing is voor Libanon en dat dit land dus niet levensvatbaar is als onafhankelijke, soevereine en democratische staat. We moeten ons hiertegen verzetten door de Libanese instellingen te steunen, door het plan van de Arabische Liga te steunen en door erop aan te dringen dat alle obstakels voor vrede en begrip in dit land worden weggenomen.
Europa heeft zijn handen niet afgetrokken van Libanon; ik herinner alle aanwezigen aan de – imposante – Europese militaire deelname aan Unifil 2 en, zoals de Raad ons in herinnering heeft gebracht, de zware verliezen en vele dodelijke slachtoffers waarmee deze al gepaard is gegaan.
Onze politieke aanwezigheid doet niet onder voor onze militaire aanwezigheid. We hebben onze beperkingen, maar binnen deze beperkingen van onze capaciteit moeten we de machten buiten de regio en de Libanezen ertoe bewegen tot een akkoord te komen, omdat er zonder hen onmogelijk sprake kan zijn van een sociaal-economische ontwikkeling die de mensen of de vrede in het Midden-Oosten ten goede komt.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de recente Arabische Top was meer een soap dan een kwaliteitsprogramma. De belangrijke kwesties zijn niet opgelost omdat de hoofdrolspelers ontbraken.
Libanon’s politieke crisis en voortdurend verslechterende veiligheidssituatie betekenen dat de EU de politieke dialoog moet verbeteren en een terugkeer naar het recht en de democratie moet ondersteunen. Ondanks het feit dat het EU-actieprogramma voor Libanon de effectieve nakoming van Libanon’s internationale verbintenissen met betrekking tot de mensenrechten en de fundamentele vrijheden als prioriteit heeft gesteld, is er bijna geen vooruitgang geboekt. Disfunctionele staatsinstellingen en de verslechterende economie hebben geleid tot burgerlijke onrust en protesten. Zelfs de recente lerarenstaking is tandeloos zonder ontvankelijke staatsinstellingen.
De huidige politieke situatie ondermijnt de hervormingsagenda van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENP), maar het ENP kan wel een katalysator zijn voor politiek debat door dit debat te verleggen van discussies over macht naar discussies over onderwerpen. Het ENP-partnerschap beloont vooruitgang. Libanon is niet de beste leerling op het gebied van leren en samenwerken met het ENP, maar we kunnen niet toestaan dat dit wordt goedgekeurd als ware het een strategiekeuze.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Als lid van de Delegatie in de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering/Barcelonaproces houd ik mij bezig met de kwestie Libanon en ik moet tot mijn spijt zeggen dat Libanon weliswaar een parlement heeft met een – legitieme – meerderheid, maar dat deze meerderheid wordt geïntimideerd en dat het parlement helemaal niet vergadert.
Sinds de moord op de bekende en gerespecteerde persoon Rafik Hariri heeft er nog geen presidentsverkiezing plaatsgevonden en heeft het land als geheel geen politieke oplossing gevonden voor deze ingewikkelde situatie. De leden van het Libanese parlement die ik recentelijk heb ontmoet, tijdens de laatste Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering in Athene en hier in Brussel, hebben ons verteld hoe verschrikkelijk de omstandigheden voor hen zijn. In Libanon overheerst het gevoel dat Syrië in praktische zin politieke macht heeft over het land, in het bijzonder over zuidelijk Libanon, waar Hezbollah het gebied dagelijks in gevaar brengt door raketten af te vuren op noordelijk Israël. Iran steunt deze situatie en ik denk niet dat deze as bereid is democratische veranderingen te aanvaarden.
Ik roep mijn collega’s en alle aanwezigen in de Raad en in dit Parlement ertoe op om maatregelen te treffen voor onmiddellijke bijstand aan Libanon.
John Purvis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ook lid van de Delegatie voor de betrekkingen met de Masjrak-landen en de situatie in Libanon is inderdaad een tragische.
De Raad en de Commissie wil ik echter meegeven dat ik deze middag niet erg onder de indruk ben van uw onmachtige presentaties. U schuift uw verantwoordelijkheden af op een al net zo onmachtige Arabische Liga.
We lijken geen vooruitgang te boeken en ik denk dat Europa zowel in Libanon als in de hele Midden-Oostenkwestie een veel grotere rol zou kunnen spelen. Europa staat aan de zijlijn en blijft daar staan. Alstublieft, Raad en Commissie, kunnen we ons vanuit een Europees standpunt veel harder opstellen in de hele Midden-Oostenkwestie in plaats van alleen maar vrome gemeenplaatsen te bezigen?
Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij erbij aan dat Europa nu een initiatief zou moeten ontplooien, vóór de suggestie van mevrouw Patrie, de voorzitster van de Delegatie, dat wij de belangrijkste Libanese machten de gelegenheid geven om in ons parlementaire forum te spreken en ons te vertellen wat een vergadering van hun parlement en een aanvang van het proces van de presidentsverkiezing nu echt in de weg staat. Ook is er volgens mij een welomlijnd beleid betreffende Syrië nodig. De sleutel tot het hele beleid inzake Libanon ligt in Damascus. We kunnen ons beleid ten aanzien van Syrië niet loskoppelen van ons standpunt inzake Libanon.
Er wordt momenteel weliswaar gesproken over onderhandelingen tussen Israël en Syrië over een mogelijke opgave van Israël van de Golanhoogten, maar dan moet er zeker worden voldaan aan de voorwaarde dat Libanon het recht heeft om een democratisch land te zijn en Syrië moet dit accepteren.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Dames en heren, ik heb zeer aandachtig geluisterd naar de leden tijdens het debat van vandaag en ik merk om te beginnen op dat het Parlement en de Raad het er in hoge mate over eens zijn dat het de hoogste tijd is om de impasse in Libanon te doorbreken.
De Raad heeft uiteenlopende inspanningen geleverd. Sommigen van u, onder andere mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou en mevrouw Napoletano, benadrukten dat het verstrekken van geld en financiële fondsen aan Libanon niet volstaat en dat alleen de verkiezing van een president evenmin zal volstaan.
Dat is waar. De Europese Unie doet in Libanon en in verband met dit land echter veel meer. Op dit punt bedank ik Carlos Carnero González die, net als ikzelf, in zijn interventie heeft benadrukt dat de Europese Unie op veiligheidsgebied met haar troepenmacht een aanzienlijke bijdrage levert, die al mensenlevens heeft geëist. Dit volstaat echter bij lange na niet. Het voorzitterschap van de Europese Raad vindt ook dat de Europese Unie tevens een politieke rol moet spelen.
In dit stadium mogen we niet vergeten dat er een – door de Europese Unie gesteund – initiatief van de Arabische Liga ligt en dat de voortdurende inspanningen van de secretaris-generaal, de heer Moussa, moeten worden gesteund, hetgeen de Europese Unie doet en ook zal blijven doen.
We zullen onze acties in verband met Libanon aanpassen aan de ontwikkelingen. Ik heb al aangegeven dat alleen de presidentsverkiezing niet alle problemen zal oplossen. Er zal ook een nieuwe regering moeten worden gevormd en er zal een electorale hervorming moeten plaatsvinden en we zullen dit alles natuurlijk blijven nastreven.
Feit blijft dat een oplossing van de politieke crisis ook gevolgen zou hebben voor de economische situatie in het land. Met hun inspanningen blijven de Raad en de Europese Unie zich inzetten voor de ondersteuning van Libanon.
Dit is een land met grote mogelijkheden en daarom willen wij het helpen en zijn we vastbesloten alle mogelijke bijstand te verlenen, zodat Libanon zo snel mogelijk politiek stabiel en economisch welvarend kan worden.
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de leden voor een zeer belangrijk en degelijk debat. Ik zal de inhoud ervan meedelen aan mijn collega, Benita Ferrero-Waldner.
Wij – Parlement, Raad en Commissie – delen volgens mij de basisopvatting dat we onze oude partner Libanon zeker zullen blijven steunen in deze uiterst kritieke fase. Gezien het ingewikkelde karakter van de uitdagingen waar Libanon momenteel voor staat, is het inderdaad van essentieel belang dat wij, als Europese instellingen, onze inspanningen zoveel mogelijk coördineren en onze mogelijkheden optimaal benutten. Het Europees Parlement heeft in het verleden al waardevolle bijdragen geleverd aan onze samenwerking met Libanon. Een goed voorbeeld hiervan is de Europese missie voor toezicht op de parlementsverkiezingen van 2005.
Een van de belangrijkste taken die voor ons liggen, is inderdaad om de Libanese democratie te helpen sterker te worden teneinde uitdagingen als de huidige crisis te kunnen aannemen. Electorale hervorming is een essentieel onderdeel van ieder initiatief dat blijvende gevolgen zou moeten hebben voor Libanon’s politieke systeem. In dit kader kan – en, naar ik aanneem, zal – het Europees Parlement, met zijn specifieke expertise en knowhow, een sleutelrol spelen.
Zoals diverse sprekers hebben onderstreept, zijn de conflicten in de regio inderdaad onderling verbonden. Zoals u weet, hebben Libanon en Israël nooit een vredesakkoord gesloten. Libanon biedt onderdak aan 400 000 Palestijnse vluchtelingen, deels omdat Israël en de Palestijnen nog geen vredesregeling hebben getroffen. Hezbollah’s raison d’être is voor een deel de aanhoudende bezetting door Israël van de Shebaa-boerderijen. Vanuit een EU-standpunt kan er dan ook alleen een langdurige, blijvende oplossing worden gevonden door middel van een veelomvattende aanpak van het vredesproces. Het vinden van een oplossing voor een onderdeel van het vredesproces zal weliswaar nuttig zijn op andere gebieden, maar een onderdeel is nooit veiliggesteld zolang er geen vooruitgang is geboekt op andere onderdelen. Een akkoord tussen Israël en Syrië zou zeker kunnen helpen de spanningen in Libanon te verminderen en daarom steunen wij het huidige politieke proces ten volle. Wij hebben goede hoop dat er te zijner tijd ook vooruitgang wordt geboekt met betrekking tot andere kwesties.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats tijdens de volgende vergaderperiode in Straatsburg.
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
- het verslag van Hannes Swoboda, namens de Commissie buitenlandse zaken, over het voortgangsverslag 2007 Kroatië (2007/2267(INI)) (A6-0048/2008), en
- het verslag van Erik Meijer, namens de Commissie buitenlandse zaken, over het voortgangsverslag 2007 over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2007/2268(INI)) (A6-0059/2008).
Hannes Swoboda, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen bedank ik de schaduwrapporteurs en met name de overige collega’s, die hebben geholpen een goed, bijzonder evenwichtig verslag te produceren.
Mijn filosofie over dit verslag is als volgt. Ik zou het misschien kunnen hebben over mijn bezoek, een paar weken geleden, aan Vukovar – ter herinnering: dit is de stad waar de oorlog bijzonder wrede vormen aannam, waar honderden mensen uit het ziekenhuis werden gesleurd en vermoord. Het is een erg pijnlijke wond voor de Kroatische bevolking. Ik heb ook de herdenkingsdienst daar bijgewoond en ik heb er mensen gesproken. De wond zit weliswaar diep, maar er is geen sprake van haat of afwijzing van buurland Servië, doch wel van een poging om opnieuw samen te werken met de Servische bevolking aldaar.
De burgemeester en de Servische afgevaardigde en collega’s van andere etnische groepen zijn om de tafel gaan zitten en samen hebben zij de belangen van de burgers daar behartigd. Hieruit blijkt duidelijk – misschien zelfs nog duidelijker dan uit het lovenswaardige feit dat de vicepremier van het land afkomstig is uit Servië – hoezeer dit land hartstochtelijk heeft geprobeerd de schisma’s, conflicten en oorlogen uit het verleden achter zich te laten en een modern Kroatië te vormen.
Dit alles maakt natuurlijk nog geen einde aan de problemen die Kroatië nog moet oplossen. Het biedt geen oplossing voor het vraagstuk van de hervorming van het gerechtelijk stelsel en van de overheidsdiensten of voor het vraagstuk van de scheepsbouwindustrie – op die gebieden heeft Kroatië nog veel te doen. Daarom zijn we er eenvoudigweg absoluut nog niet klaar voor om de verdragen en onderhandelingen te sluiten. We zijn echter wel op de goede weg en dat is belangrijk voor Kroatië en voor de hele regio, omdat deze laatste met de toetreding van Kroatië ook het volgende positieve, belangrijke signaal krijgt: als je je plichten vervult en je verantwoordelijkheden op je neemt, als je je huiswerk maakt, kun je lid worden van de Europese Unie. De Europese Unie moet zich houden aan deze verplichting, zoals wij ook duidelijk maken in dit verslag.
Naast de interne hervormingen zijn er natuurlijk behoeften en enkele problemen, ook wat betreft de betrekkingen met de buurlanden. Het was een trieste zaak toen er eenzijdig werd besloten de milieu- en visserijbeschermingszone in te voeren. Niet dat er geen goede, substantiële of objectieve redenen waren voor een ecologisch beheer van de visserij, maar het was niet zinnig om deze stap eenzijdig te ondernemen en Italië en Slovenië tegelijkertijd te beloven dat er geen eenzijdige stappen zouden worden ondernomen voordat er een gemeenschappelijke oplossing zou zijn gevonden. Kroatië heeft nu die minder gemakkelijke stap ondernomen en de visserijzone is afgeschaft voor de lidstaten van de Europese Unie.
Wij in het Europees Parlement denken nu dat de allereerste voorwaarden zijn vervuld om een groot aantal van de impasses die er waren, te doorbreken – of deze al dan niet gerechtvaardigd waren, wil ik hier in het midden laten. Mijn verzoek aan Slovenië – minister Lenarčič is hier als vertegenwoordiger van de Raad en niet zozeer als Sloveens minister; hij moet een dubbele functie vervullen – en aan onze Sloveense collega’s in dit Huis is dan ook ons te helpen de bilaterale problemen op te lossen. Zoals wij altijd hebben gezegd, moet Kroatië hierbij natuurlijk zijn deel doen, maar als wij willen dat de regio’s of de bilaterale betrekkingen de Europese geest krijgen, hebben we deze hulp nodig.
Vandaar ook het voorstel in het verslag – ik zeg dit nu op een uiterst informele manier – dat een derde persoon of derde instantie helpt dit probleem op te lossen. Of we dit nu bemiddeling of arbitrage of nog iets anders noemen, is niet de crux. Van cruciaal belang is dat beide landen, Kroatië en Slovenië, bijeenkomen om de voorwaarden vast te stellen en dat zij de beslissing van de derde, bemiddelende instantie aanvaarden. Dan zijn we op de goede weg.
De problemen in het grensgebied kunnen niet onoplosbaar zijn. Ik begrijp volkomen dat Slovenië er een groot belang bij heeft toegang te hebben tot de zee. Dit is een volkomen terechte zorg. Deze Sloveense zorg is volgens mij prima verenigbaar met de Kroatische belangen. Dit is geen onoverkomelijk probleem als we er niet vergaand en rechtstreeks bij betrokken zijn.
Tot slot wil ik duidelijk aangeven dat ik graag in staat had willen zijn om de onderhandelingen namens Kroatië in 2008 af te ronden. Dit is helaas niet langer mogelijk of realistisch. Ik verzoek mijn collega’s derhalve een realistisch tijdstip – 2009 – aan te houden voor de afronding van de onderhandelingen, zodat het nieuw gekozen Parlement dan zijn toestemming kan geven en het ratificatieproces een aanvang kan nemen.
Als wij allemaal ons best doen, kan Kroatië in 2011 lid worden van de Europese Unie. Dit is een prima doelstelling, een goede doelstelling. Laten we deze steunen.
Erik Meijer, rapporteur. − (NL) Voorzitter, als in de toekomst alle zeven voormalige Joegoslavische staten samen deel uitmaken van de Europese Unie is dat het resultaat van zeven verschillende onderhandelingstrajecten op zeven verschillende tijdstippen. Gezamenlijke toetreding, vóórdat hun federatie werd ontbonden, was waarschijnlijk voor iedereen gemakkelijker geweest. Slovenië is inmiddels binnen, Kroatië volgt binnen enkele jaren en de derde hierbij betrokken voormalige Joegoslavische Republiek is Macedonië dat al sinds 2005 wacht op opening van de toetredingsonderhandelingen.
Ik hoop dat mijn volgende jaarrapport, begin 2009, volledig kan gaan over de normale binnenlandse ontwikkelingen in Macedonië, waaronder zorg voor het milieu, onafhankelijkheid van de media, verbetering van rechtspraak en corruptiebestrijding, modernisering van de spoorwegen, gelijkwaardigheid van de verschillende kerkgenootschappen en onderhandelingsvrijheid voor de vakbeweging. Dat kan als de twee meest aandachttrekkende problemen, die tot verdeeldheid leiden, definitief zijn opgelost. Zo ver zijn we nu nog niet.
De verstandhouding tussen de twee grote taalgemeenschappen is sterk verbeterd na het grote conflict van 2001. Het daarop gevolgd Akkoord van Ohrid en met name de afspraak over gekwalificeerde parlementaire meerderheden en bestuurlijke decentralisatie zijn belangrijke bijdragen aan een verbetering van de onderlinge verstandhouding, die echter nog niet vrij van conflicten is. Een tijdelijke boycot van het parlement en een kortstondige regeringscrisis waren daarvan het resultaat.
Het is in ieders belang dat de problemen die daaraan ten grondslag lagen, zo spoedig mogelijk worden opgelost. Volledige gelijkstelling van regionale talen, ook in de bestuurlijke communicatie op nationaal niveau, is in een multi-etnische staat het onmisbare symbool voor de volstrekte gelijkwaardigheid van alle inwoners. Van meer dan een eeuw taalstrijd in de eveneens tweetalige staat België kan Macedonië leren dat uitstel van die onvermijdelijke uitkomst alleen maar leidt tot onnodige spanningen. De wens dat ook de Albanese taal overal door iedereen kan worden gebruikt, moet serieus moet worden genomen.
Helaas gaat de meeste aandacht nog steeds uit naar het onderwerp waarvan bij de voorbereiding niet alleen de rapporteur, maar ook alle schaduwrapporteurs van mening waren dat het snel de wereld uit moest. Samen weigeren we partij te kiezen voor een van de botsende standpunten van de twee buurlanden over de betekenis van de naam Macedonië.
Voor de kandidaat-lidstaat is Macedonië sinds meer dan een eeuw achtereenvolgens de naam van een verzetsbeweging tegen het Ottomaanse Rijk, van een Joegoslavische deelstaat en van een onafhankelijk land. Voor zuidelijk buurland Griekenland is Macedonië een belangrijk onderdeel van de eigen lange geschiedenis en de naam van de regio rond de Griekse stad Thessaloniki.
Griekenland heeft veel kapitaal geïnvesteerd in de noorderbuur en is de meest uitgesproken voorstander van toetreding van dit land tot de Europese Unie. Het is een belangrijke stap vooruit dat Griekenland thans niet meer probeert om de naam Macedonië voor de noorderbuur te vervangen door de voor een ieder volstrekt onbegrijpelijke term FYROM, maar vooral wil benadrukken dat deze staat niet het hele historische Macedonië omvat, maar alleen het Slavische en Albanese noordelijke deel daarvan.
Ik heb mij altijd verzet tegen de opvatting dat een staat - en in het bijzonder een voorheen door communisten bestuurde staat - eerst lid van de NAVO zou moeten zijn, voordat deze tot de Europese Unie kan worden toegelaten. In het geval van Macedonië heeft de weigering op 2 april om dit land toe te laten tot de NAVO wél invloed op de kansen om spoedig de Europese Unie binnen te komen. Elke lidstaat heeft de mogelijkheid om elke nieuwkomer tegen te houden, zelfs als men diezelfde nieuwkomer graag zou toelaten, indien er over een gevoelig detail géén meningsverschil zou bestaan.
Centraal in dit debat staat daarom paragraaf 37. In overeenstemming met de PPE-DE-, PSE- en ALDE-Fractie, heb ik in dit verband hedenmorgen een compromisamendement ingediend. Voor mijn tweede termijn wacht ik de reacties daarop af.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Om te beginnen feliciteer ik de heer Swoboda en de heer Meijer met de twee voortgangsverslagen over Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.
Het doet ons deugd dat het Europees Parlement de discussie over de door beide kandidaat-lidstaten geboekte vooruitgang op de agenda van deze vergadering heeft gezet. Het Sloveense voorzitterschap hecht namelijk heel veel belang aan de integratie van de westelijke Balkanlanden in de Europese Unie.
In dit kader herinner ik u eraan dat de ministers van Buitenlandse zaken tijdens hun informele vergadering eind maart een positieve boodschap hebben overgebracht aan de regio van de westelijke Balkanlanden betreffende de Europese vooruitzichten ervan. In deze moeilijke tijd voor de regio is zo’n boodschap volgens mij welkom en gepast.
Wat Kroatië betreft: de toetredingsonderhandelingen met dit land verlopen volgens plan en op dit punt sluit ik mij aan bij de heer Swoboda dat Kroatië de laatste twee jaar goede vooruitgang heeft geboekt bij het voldoen aan de toetredingsijkpunten.
Tot nu toe zijn zestien van de 35 onderhandelingshoofdstukken geopend en zijn er al twee provisorisch gesloten. Er zijn twee toetredingsconferenties met Kroatië gepland, een in april en een in juni; mits aan alle ijkpunten is voldaan, zullen er tijdens de twee toetredingsconferenties ook andere nieuwe hoofdstukken worden geopend.
Ik benadruk dat het Sloveense voorzitterschap zich ervoor inzet het uitbreidingsproces van de Europese Unie te continueren en verdere vooruitgang in de onderhandelingen te boeken. De dynamiek van de onderhandelingen hangt hoofdzakelijk af van de kandidaat-lidstaat zelf en van zijn vooruitgang bij het voldoen aan de ijkpunten. Deze laatste zijn vastgesteld binnen het raamwerk van de onderhandelingen, in het in februari van dit jaar door de Raad van de Europese Unie aangenomen herziene toegangspartnerschap en in andere rechtshandelingen.
Ik herhaal: Kroatië heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt. Feit blijft echter dat er nog veel moet worden gedaan. Zoals de heer Swoboda aangeeft, moet er in de toekomst veel meer aandacht worden besteed aan de verdere aanvaarding en de effectieve uitvoering van het acquis communautaire. Kroatië moet zich blijven inspannen om aan de ijkpunten te voldoen en om sneller vooruitgang te boeken.
Ik noem in het bijzonder de hervorming van het gerechtelijk stelsel en de overheidsdiensten, de strijd tegen corruptie, economische hervormingen, rechten van minderheden, de terugkeer van vluchtelingen en een volledige medewerking met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië.
In de door mij genoemde documenten wordt het ook als essentieel beschouwd dat Kroatië blijft werken aan goede betrekkingen met de buurlanden. Dit houdt natuurlijk ook in dat er oplossingen worden gevonden voor de onopgeloste kwesties.
Nu de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Zoals de heer Meijer in zijn verslag aangeeft, is dit het enige land dat al in 2005 het statuut van kandidaat-lidstaat heeft gekregen, maar waarvoor nog geen toetredingsonderhandelingen zijn geopend.
Wij denken dat wanneer eenmaal is voldaan aan de ijkpunten, er dit jaar eindelijk een einde zal komen aan deze situatie. Daarom luidde de boodschap in het laatste Commissiedocument dat het in het najaar te verschijnen voortgangsverslag over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië positief zou kunnen zijn, als de belangrijkste prioritaire taken althans zijn vervuld. Tijdens de informele vergadering van de ministers van Buitenlandse zaken in Slovenië eind maart was de boodschap dezelfde.
We mogen tegelijkertijd niet vergeten dat het land zijn waarde voor de stabiliteit in de regio al heeft bewezen. De rol van dit land moet worden erkend en het moet er met positieve signalen toe worden aangezet om een constructieve rol te blijven spelen in de regio en om zijn hervormingen voort te zetten. Zo’n signaal is bijvoorbeeld de dialoog over visumliberalisering.
Wij zijn het met de heer Meijer eens dat de regering in Skopje de kaderovereenkomst van Ohrid uitvoert, in het bijzonder op het gebied van decentralisatie en de mate van vertegenwoordiging van etnische minderheden in overheidsdiensten. Wij hopen dat er zo snel mogelijk oplossingen worden gevonden voor de resterende kwesties, die van cruciaal belang zijn voor de Albanese gemeenschap.
Als het land dat het voorzitterschap van de Europese Raad bekleedt, moedigt Slovenië alle politieke partijen ertoe aan hun politieke dialoog en systematische samenwerking te intensiveren, zodat de volgende fase van het proces van toetreding tot de Europese Unie dit jaar kan ingaan.
In deze context benadruk ik hoezeer het ons spijt dat de laatste onderhandelingen niet de gewenste resultaten hebben opgeleverd vanwege de kwestie van de naam van het land. Ook betreur ik het dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië niet is uitgenodigd om lid van de NAVO te worden. Aangezien dit land aanzienlijke inspanningen heeft geleverd met het oog op deze uitnodiging, hopen wij dat het snel in de voetsporen zal treden van de andere twee kandidaten, die beiden zo’n uitnodiging hebben gekregen.
In zijn verklaring na de NAVO-Top heeft het Sloveense voorzitterschap erop aangedrongen de onderhandelingen over de kwestie van de naam voort te zetten en zo snel mogelijk af te ronden. Ook heeft het Sloveense voorzitterschap alle politici in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ertoe opgeroepen de huidige mate van unanimiteit betreffende de Europese en Euro-Atlantische toekomst van hun land te behouden. Het Sloveense voorzitterschap heeft ook aanbevolen dat het land de resterende tijd ten volle benut voordat de Commissie in het najaar haar gebruikelijke voortgangsverslag uitbrengt.
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom het verslag van de heer Swoboda over Kroatië en dat van de heer Meijer over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.
Wat Kroatië betreft, vind ik dat het verslag-Swoboda de belangrijkste punten bespreekt waarop Kroatië uitdagingen te wachten staan op weg naar de Europese Unie, waarbij het zich met name richt op het politieke gebied. Het is een solide verslag, dat de realiteit nog beter zal weergeven als amendement 15 en 16 van de rapporteur worden aangenomen, bijvoorbeeld dat over het tijdschema van het proces.
Kroatië’s toetredingsonderhandelingen verlopen over het algemeen goed, hoewel zij zijn beïnvloed door de invoering van de milieu- en visserijbeschermingszone – de beroemde, of beruchte, ZERP-kwestie. Ik verwelkom de recente beslissing van de Sabor, het Kroatische parlement, om de toepassing van alle aspecten van de ZERP op EU-schepen te staken, conform Kroatië’s eerdere toezeggingen. Ik prijs het leiderschap van premier Sanader en ik bedank bovendien Commissievoorzitter Barroso voor zijn persoonlijke inzet bij het oplossen van deze kwestie.
Begin maart heb ik een bezoek gebracht aan Zagreb en ben ik tot de conclusie gekomen dat de Europese roeping van Kroatië sterk genoeg was om dit probleem op te lossen als het de toetredingsonderhandelingen belemmerde. De verwijdering van dit obstakel door Kroatië zou het mogelijk moeten maken dat geblokkeerde hoofdstukken vanaf nu worden gedeblokkeerd en dat de onderhandelingen weer in een normaal tempo worden voorgezet, waardoor er in de resterende maanden van het Sloveense voorzitterschap aanzienlijke vooruitgang kan worden geboekt.
Ik ben het met de rapporteur en met de heer Lenarčič eens dat Kroatië nog veel moet doen. Er moet concrete vooruitgang worden geboekt bij de gerechtelijke, bestuurlijke en economische hervormingen, bij de strijd tegen corruptie, bij de terugkeer van vluchtelingen en bij de rechten van minderheden. Kroatië moet ook vooruitgang blijven boeken in diverse openstaande bilaterale kwesties met de buurlanden. Dit zou een beslissend jaar kunnen zijn in de toetredingsonderhandelingen, mits Kroatië aan een aantal voorwaarden voldoet. De Commissie kan in het uitbreidingspakket van dit najaar een indicatief tijdschema opstellen, of een voorwaardelijke routekaart, voor de technische afronding van de toetredingsonderhandelingen in de loop van 2009, bij voorkeur nog gedurende het mandaat van de huidige Commissie.
Kroatië moet hiertoe uiterlijk in juni aan alle aanvankelijke ijkpunten voldoen. De tijd dringt. Het land moet ook voldoen aan alle verplichtingen in het kader van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst en ervoor zorgen dat het beheer van de financiële bijstand van de EU snel en sterk wordt verbeterd.
Wanneer er eenmaal is voldaan aan de ijkpunten, zal de Commissie de onderhandelingsposities verwerken in de verschillende hoofdstukken. In wezen is het nu aan Kroatië. Hoe eerder er concrete resultaten zijn bereikt, hoe eerder Kroatië toetreedt tot de Europese Unie. Ik ben het helemaal eens met de heer Swoboda dat Kroatië een belangrijke stimulans kan worden voor de westelijke Balkanlanden door hen te tonen hoe zij hun Europese vooruitzicht werkelijkheid kunnen laten worden.
Wat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreft, ben ik het in grote lijnen eens met de beoordeling in het verslag-Meijer van het hervormingsproces. Ik bedank de rapporteur voor zijn samenwerking met de Commissiediensten aangaande het verslag. Nadat in 2005 de status van kandidaat-lidstaat is verkregen, is het proces vertraagd. Op het nogal kritische voortgangsverslag van de Commissie uit november 2007 volgden echter corrigerende acties. Sindsdien zijn er belangrijke aanpassingen doorgevoerd, vooral ter versterking van het gerechtelijk stelsel, ter hervorming van de politie en ter verbetering van de onderlinge verstandhouding van de verschillende etnische groepen.
Ik heb nota genomen van de aanbeveling dat de Commissie een reeks ijkpunten ontwikkelt voor de opening van de toetredingsonderhandelingen dit jaar. Ik deel u hierbij mee dat wij acht ijkpunten hebben ontwikkeld, die voortvloeien uit de belangrijkste prioriteiten van het nieuwe toetredingspartnerschap. Een aanbeveling om de toetredingsonderhandelingen te openen, staat of valt met de door het land geboekte vooruitgang bij het voldoen aan deze ijkpunten. Wij zullen dit najaar een beoordeling geven in het uitbreidingspakket, dat naar alle waarschijnlijkheid begin november verschijnt.
Politieke stabiliteit is natuurlijk essentieel voor succes. Een paar weken geleden, in maart, heb ik president Crvenkovski en premier Gruevski ontmoet in Skopje. Ik heb alle politieke machten in het land ertoe opgeroepen al hun energie in de hervormingsagenda te stoppen om zo de mogelijkheden te benutten die het land dit jaar krijgt.
Vandaag herhaal ik deze oproep, aangezien deze nu, in de nasleep van de NAVO-Top in Boekarest, net zo belangrijk is. De kwestie van de naam heeft de laatste tijd veel politieke energie gekost. Ik feliciteer Kroatië en Albanië weliswaar met hun succes in de Euro-Atlantische integratie, met het NAVO-lidmaatschap, maar begrijp de teleurstelling van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vorige week in Boekarest. Ik moedig de politieke leiders ertoe aan om met grote vastberadenheid te blijven toewerken naar integratie in de NAVO en de EU.
Tot slot merk ik op dat wij de ontwikkelingen in beide landen op een zeer goed moment bespreken. Beide landen verkeren in een positie om dit een zeer speciaal en zelfs beslissend jaar te maken in de zin van het steeds verder integreren in de Europese Unie. Steun en aanmoediging van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zullen erg belangrijk zijn voor deze landen. Ik ben dan ook bijzonder dankbaar voor uw uiterst waardevolle bijdrage aan ons Europees beleid van stabiliteit en vooruitgang in de westelijke Balkanlanden.
Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij praten vandaag over de enige twee duidelijk Europese kandidaat-lidstaten, namelijk Kroatië en Macedonië. We hopen de onderhandelingen met Kroatië nog dit jaar, of op zijn laatst volgend jaar, te kunnen afronden. We hopen de onderhandelingen met Macedonië nog dit jaar, of op zijn laatst volgend jaar, te kunnen openen. We willen beide landen ervoor behoeden gegijzeld te worden door bilaterale problemen en ik roep in het bijzonder onze Griekse collega’s ertoe op beweging te brengen in deze kwestie, daar de in Boekarest genomen verkeerde beslissing Macedonië al destabiliseert.
Wat Kroatië betreft, heeft de regering-Sanader actief hervormingen doorgevoerd en onderhandelingen gevoerd. Ik dring er bij de Raad en de Commissie op aan dit werktempo bij te houden. Ik verzoek de Commissie haar capaciteiten te vergroten en de relevante documenten snel te verwerken. De Raad verzoek ik alle onderhandelingshoofdstukken zo snel mogelijk te openen. Wanneer deze hoofdstukken worden gesloten, hangt natuurlijk af van de onderhandelingen en van de inspanningen van Kroatië.
Kroatië heeft een enorme berg voorbereidend politiek werk verzet. Het land heeft de kwestie van de visserijzone op zeer moedige wijze geregeld en opgelost, het heeft toegestemd in bemiddeling met Slovenië en het heeft bovenal een zeer belangrijk signaal afgegeven aan de hele regio door in de regering-Sanader een Servische vicepremier te benoemen, en dit bijvoorbeeld gezien de door de heer Swoboda correct beschreven situatie in Vukovar. De rechten van minderheden worden in dit land beschermd op een manier die veel verder gaat dan hetgeen de meeste lidstaten garanderen in termen van minderheidsrechten.
Ik vind dan ook dat wij de politieke prestaties van Kroatië moeten erkennen en het land ten volle moeten steunen op zijn weg naar de Europese Unie. Wij houden vast aan de ambitieuze doelstelling om in de huidige periode een beslissing te nemen. Mocht dit niet mogelijk blijken, dan wordt het het najaar. Mijnheer Swoboda, wij zouden uw motie steunen als deze de woorden “laatst” en “zou moeten” zou bevatten – “zou kunnen” is slechts een “statusrapport” en wij zullen de Raad en de Commissie daarom onder druk houden. We weten dat dit ambitieus is, maar Kroatië verdient het om eindelijk gerechtigheid te krijgen.
Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, een paar opmerkingen van mijn kant en namens mijn fractie over beide verslagen. Om te beginnen complimenten aan mijn collega Hannes Swoboda die er ook dit jaar weer in geslaagd is een gebalanceerd verslag aan ons te presenteren. Als we over Kroatië praten, dan praten we over de laatste stappen die het land moet zetten om de onderhandelingen te kunnen afsluiten. Hopelijk worden die laatste stappen gedaan in de vorm van een eindsprint.
De lacunes die door de Commissie geconstateerd zijn, moeten worden opgevuld. We hopen dat dat in hoog tempo kan, ook al gaat het om moeilijke dossiers, zoals altijd aan het eind van onderhandelingen, bijvoorbeeld het dossier van de scheepsbouw. Ik doe een beroep op iedereen en ook op de regering van Kroatië om ook binnen het land tot de noodzakelijke politieke consensus te komen, om ook die moeilijke besluiten snel te kunnen nemen en ik sluit me aan bij wat collega Swoboda heeft gezegd over de termijnen waarbinnen dit allemaal kan gebeuren en met name de afsluiting van de onderhandelingen.
Dan over FYROM, Macedonië. Het is van belang, zoals de commissaris al zei, dat het land dit jaar moet proberen de benchmarks te halen die door de Commissie zijn geformuleerd, zodat een besluit kan worden genomen over de start van onderhandelingen. Ik denk dat dat fundamenteel is. Ook hier geldt dat in Macedonië zelf consensus moet worden bereikt; ik maak me grote zorgen daarover vanwege nieuwe problemen met de Albanese minderheid en de stemming die morgen of overmorgen in Skopje plaatsvindt welke mogelijk kan leiden tot de val van de regering; dan is het land helemaal nergens, want dan kan er niet met Griekenland worden onderhandeld over de naam, dan kan ook niet worden gewerkt aan de benchmarks, waarnaar de commissaris verwees. Ik denk dat het van belang is een beroep te doen op iedereen in dat land om ervoor te zorgen dat de consensus overeind blijft en te voorkomen dat we de komende weken worden geconfronteerd met een situatie van nieuwe verkiezingen; het is van belang is te investeren in die consensus.
Tot slot, ook wij vinden het jammer dat het in Boekarest niet gelukt is overeenstemming te bereiken over lidmaatschap van Macedonië van de NAVO. Wij vinden dat opnieuw een poging moet worden gewaagd op basis van bemiddeling van de VN en de heer Nimitz en ik hoop dat van beide kanten geïnvesteerd wordt in een wat meer vruchtbare atmosfeer, zodat snel een oplossing kan worden gevonden.
István Szent-Iványi, namens de ALDE-Fractie. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, eerder dit jaar vertraagden de toetredingsonderhandelingen met Kroatië en leek het proces helemaal tot stilstand te zijn gekomen. Laten we hopen dat dit nu voorbij is en dat de onderhandelingen weer in een stroomversnelling zullen geraken. De beslissing van het Kroatische parlement om de op EU-lidstaten toegepaste milieu- en visserijbeschermingszone op te schorten, heeft in dit opzicht zeker geholpen.
Kroatië heeft de laatste jaren bewonderenswaardig veel bereikt: er kan niet worden ontkend dat het land een functionerende democratie is; het heeft een goed werkende markteconomie en voert de bepalingen van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst uit. Tegelijkertijd zijn er echter ook onmiskenbaar ernstige problemen die ook moeten worden opgelost.
Om te beginnen noem ik het uitstellen van de hervorming van het gerechtelijk stelsel – hieraan moet een einde komen. Ik vind het belangrijk de strijd tegen corruptie te intensiveren en ervoor te zorgen dat er niet alleen meer kleine, maar ook grote “vissen” worden gevangen, aangezien Kroatië in dit opzicht tot nu toe weinig vooruitgang heeft geboekt.
Wat het efficiënte gebruik van de Gemeenschapsmiddelen betreft, moeten er verbeteringen komen en er moet een begin worden gemaakt met grote structurele hervormingen. In dit kader onderstreep ik de situatie en de rol van de scheepsbouwindustrie, die moet worden geherstructureerd. Als Kroatië erin slaagt dit alles te doen, dan zou het land de onderhandelingen echt op tijd moeten kunnen afronden, binnen de in het verslag vastgestelde deadline, en moet het hiertoe alle mogelijke steun krijgen.
Kroatië’s toetredingsproces heeft een regionale betekenis die veel verder gaat dan het proces zelf. Als de toetreding van Kroatië succesvol is, is dit ook een voorbeeld en een stimulans voor de overige westelijke Balkanlanden. Een snelle en succesvolle afronding van de onderhandelingen is derhalve niet alleen de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Kroatië en de Europese Unie, maar is ook in hun gemeenschappelijke belang. Ik hoop dat Kroatië deze verantwoordelijkheid op zich zal nemen.
Tot slot feliciteer ik Hannes Swoboda met de uitstekende manier waarop hij zijn taken als rapporteur heeft uitgevoerd. Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Natuurlijk feliciteer ook ik de rapporteur. Dit is een uitstekend verslag. Het is een hele goede zaak dat Kroatië en Macedonië voor de Europese verkiezingen van 2009 lid zouden kunnen worden van de Europese Unie. Wat dit betreft, moeten we duidelijk vermijden dat er aan de toetreding bepaalde politieke voorwaarden worden verbonden, zeker op gebieden die – zoals eigendomsrechten of schadeloosstellingsclaims – onder de bilaterale betrekkingen vallen. Er mag niet worden toegestaan dat het uitbreidingsproces gegijzeld wordt door dergelijke spanningen.
Dit proces heeft ook een bredere context. De uitbreiding van de Unie tot de westelijke Balkanlanden is een Europese bijdrage aan stabilisatie van deze regio – een regio waarin wij in de jaren negentig te kort zijn geschoten. Om dit proces te completeren, moeten wij ook een positief signaal afgeven aan Belgrado. Door Kosovo te erkennen, hebben we het pro-Europese deel van de publieke opinie in Servië in een uiterst lastig parket gebracht. Er rest ons nog maar weinig tijd om de ontstane indruk ook maar enigszins uit te balanceren.
Er moet een routekaart voor een visumakkoord met Servië komen. We moeten dringend een stabilisatie- en associatieovereenkomst ondertekenen. Deze overeenkomst wordt momenteel gegijzeld door het interne beleid van twee lidstaten en de hele Unie moet er misschien voor opdraaien, willen we hieraan een einde maken.
Milan Horáček, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Ik ben bijzonder ingenomen met dit uitstekende, evenwichtige verslag van de heer Swoboda, dat een positief signaal is voor Kroatië en voor de regio als geheel. Ondanks alle tastbare inspanningen mogen we echter niet vergeten dat er nog bepaalde probleemgebieden zijn die nog veelomvattende hervormingen behoeven voordat Kroatië kan toetreden tot de EU.
Uiteindelijk zijn de feiten de enige betrouwbare ijkpunten voor de gereedheid van een land voor toetreding. Voorbeelden hiervan zijn de opheldering van onopgeloste grensgeschillen, de strijd tegen corruptie, bestuurlijke hervorming en eerbiediging van de mensenrechten. Een ander ijkpunt voor deze gereedheid van het land is zijn medewerking met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië.
De politieke partijen, de burgersamenleving en de media moeten langeretermijninspanningen leveren om de steun van de bevolking te verkrijgen. Hetzelfde geldt voor de integratie van nationale minderheden en van mensen met een andere seksuele geaardheid in het sociale en politieke leven.
Ik ben erg ingenomen met de beslissing om een vertegenwoordiger van de Servische minderheid te benoemen tot vicepremier. Op het gebied van milieubescherming moet er evenwel nog veel worden gedaan met het oog op ecologisch duurzame ontwikkeling conform de EU-doelstellingen. Kroatië hierbij steunen, is een taak die ik graag zal promoten.
Diamanto Manolakou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij, de Parlementsleden van de Griekse communistische partij, zullen niet voor de uitbreiding van de EU met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en met Kroatië stemmen. Wij zijn tegen de versterking van een kapitalistische en oorlogzaaiende EU.
Na de verdeling van Joegoslavië door de NAVO en de EU worden er imperialistische plannen gesmeed om de grenzen op de Balkan te verschuiven en protectoraten te creëren die imperialisten ondersteunen en bevolkingen verdelen. De grootste VS-basis in Europa wordt gevormd en uitgebreid op willekeurig gekozen gebieden tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Servische provincie Kosovo, waar EU-troepenmachten worden verwacht. Dit typeert de intensivering van de rivaliteit in de regio.
Tijdens de recente NAVO-Top zijn Albanië en Kroatië toegelaten als lid, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië niet. Dit toont aan hoe de Balkanlanden, net als Griekenland, worden gechanteerd teneinde hen te onderwerpen aan imperialistische belangen. Wat de kwestie van de naam betreft, zijn wij voor een geografisch bepaalde oplossing die voor iedereen aanvaardbaar is, die ver verwijderd blijft van tweedracht zaaiend nationalisme en onderwerping en die zorgt voor vrede, stabiele grenzen en de bescherming van de soevereiniteit van de staten. Het volk moet gezamenlijk de strijd aanbinden met de imperialistische organisaties die het verdelen en exploiteren.
Georgios Georgiou, namens de IND/DEM-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de echo van de NAVO-Top in Boekarest heeft dit Parlement bereikt. Het is geruststellend dat Europa eindelijk een standpunt heeft ingenomen in een kwestie die het aanbelangt, aangezien het meestal niet erg enthousiast is om zulks te doen wanneer anderen beslissingen nemen. Ik denk dan ook dat alle partijen een waardevolle les hebben geleerd, met name de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Deze nieuwe Republiek is nog niet bekend met de Europese diplomatieke praktijken; zij had haar hoop gevestigd op toetreding tot de NAVO enkel door beloften van de VS en een kinderlijke, valse hoop het juk te kunnen afwerpen.
In onderhandelingen tussen Europese staten zouden provocatie en fanatisme nooit een optie mogen zijn. Er zouden geen keuzes gemaakt mogen worden op de denkbeeldige basis van voorgeslacht, aangrenzende culturen en geschiedenis, maar we zouden moeten handelen in een geest van consensus, begrip en bovenal oprechtheid teneinde oplossingen te vinden in plaats van de problemen te verergeren. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is gebaat bij een positieve aanpak en zij kan hopelijk worden geholpen toe te treden tot zowel de NAVO als de EU. Als dit land de voor hem gekozen naam afwijst en hierin volhardt, zal het bemerken dat er obstakels zijn voor zijn toetreding, omdat het zijn eigen inspanningen heeft ondermijnd. Als zijn inspanningen nu worden ondermijnd, wordt zijn toekomst dat misschien ook.
Dimitar Stoyanov (NI). – (BG) De heer Meijer is zich er ongetwijfeld van bewust dat “Macedonië” en “Macedonische natie” termen zijn die in 1934 zijn gecreëerd door de Communistische Internationale. Na de oorlog werd de “Macedonische gedachte” door de Joegoslavische Communistische Partij overgenomen en met ijzeren vuist opgelegd. Later werd het onderdeel van de Groot-Servische gedachte. Onderdeel van deze ideeën is een felle anti-Bulgaarse propaganda.
Veel mensen in Macedonië die zich bewust zijn van hun Bulgaarse etnische identiteit worden vervolgd vanwege hun wens zich Bulgaar te noemen. Elk jaar wordt in Skopje de herdenkingsplaquette van de Bulgaarse vrouw Mara Bouneva geschonden, een strijdster voor de vrijheid van Macedonië, die in de Franse pers “de Charlotte Corday van Macedonië” wordt genoemd. In 2007 ging deze schending gepaard met een fysieke aanval op Bulgaren en Macedonische burgers die zichzelf als etnische Bulgaren beschouwen.
Het is hoog tijd dat de Macedonische regering deze uitingen van haat tegen Bulgaren aan banden legt, omdat deze uitingen van haat niet in de Europese Unie thuishoren.
Dank u.
Anna Ibrisagic (PPE-DE). – (SV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Het verslag is over de hele linie goed. Het is evenwichtig en geeft een objectieve beschrijving van de ontwikkelingen in Macedonië; wat bereikt is wordt geprezen en er wordt gevraagd iets meer tijd te besteden aan wat er nog moet gebeuren. Maar als zo vaak wordt het debat gereduceerd tot discussies over onze uiteenlopende visies op het geschil over de naam van het land, in plaats van dat we bespreken hoe we Macedonië zo snel mogelijk in de EU kunnen krijgen.
We weten allemaal wat er tijdens de Top in Boekarest is gebeurd. Ik zal niet ingaan op de vraag wie er gelijk of ongelijk heeft of wiens nationale belangen groter zijn, maar ik moet wel zeggen dat buitenlandse politiek om meer gaat dan om wie er gelijk of ongelijk heeft. Buitenlandse politiek gaat over het vinden van de beste oplossingen voor vrede en veiligheid in het eigen land of in de eigen regio, en in ons geval in Europa. En dit wordt bereikt door een combinatie van goede wil, het streven naar compromissen, een goede diplomatie en duidelijk leiderschap. Verhinderen dat een land in Zuid-Europa lid van de NAVO wordt wanneer de mogelijkheid zich voordoet is naar mijn mening niet verstandig, gelet op de complexiteit van de situatie op de Balkan en de uitdagingen waar we voor staan: de onafhankelijkheid van Kosovo, die een “fait accompli” is, het aftreden van de regering en de nieuwe verkiezingen in Servië, en de nog lopende hervorming van de politie in Bosnië.
Maar om het EU-lidmaatschap van een Balkan-land te blokkeren, of dat zelfs maar te overwegen, is niet alleen onverstandig, maar gewoonweg gevaarlijk! Nog maar drie uur geleden sprak ik hier in het Europees Parlement met een college die zei: “Als ze niet doen wat wij willen, kunnen we alles blokkeren, niet alleen het lidmaatschap van de NAVO, maar ook dat van de EU. De wet geeft ons dat recht”.
Mijn reactie hierop is deze: dan moeten we de wet veranderen! De wet is er toch zeker niet om ons de gelegenheid te geven een ander de weg te versperren, spaken in het wiel te steken of te chanteren? Die is er toch zeker om ervoor te zorgen dat we allemaal zo goed mogelijk met elkaar kunnen samenleven in een vreedzaam en veilig Europa?
Het is mijn vaste overtuiging dat hoe sneller alle Balkan-landen lid van de EU zijn, hoe sneller we een veilig Europa zullen hebben. Het lijdt geen enkele twijfel dat Macedonië bij Europa hoort en dat Macedonië zo snel mogelijk de EU binnengeloodst moet worden. Ik verzoek u met klem het verslag te steunen.
Borut Pahor (PSE). – (SL) Wat betreft het verslag over Kroatië: zowel dit Huis als de Europese Commissie hebben bijna enthousiast gereageerd op het nieuws dat het Kroatische parlement het besluit om eenzijdig een milieu- en visserijbeschermingszone in te stellen heeft opgeschort. En het lijkt erop dat Kroatië hiervoor mogelijk wordt beloond met snelle toetredingsonderhandelingen.
Hoewel het mijn wens is dat Kroatië in elk geval zo snel mogelijk lid van de Europese Unie wordt, wil ik dit Huis, en in het bijzonder de rapporteur, mijn vriend Hannes Swoboda, waarschuwen dat unilaterale acties van de Republiek Kroatië met betrekking tot haar grenzen met buurlanden geen uitzondering, maar de regel zijn.
Wat uitzonderlijk is in deze zaak is alleen dat Kroatië voor één keer heeft moeten terugkomen op een unilaterale actie, omdat het voor de keuze werd gesteld: of in de Europese Unie, of nationalistisch en geïsoleerd.
Hier heeft de uitgeoefende druk zijn nut bewezen, en ik hoop dat de heer Swoboda en ook de Europese Commissie en het voorzitterschap zullen vasthouden aan het beleid dat unilaterale acties van de Republiek Kroatië met betrekking tot het bepalen van de grenzen met haar buurlanden niet zullen worden beloond.
Jelko Kacin (ALDE). – (SL) Voor de stabilisatie van dit deel van de Balkan is het beste wat er kan gebeuren dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vooruitgang boekt en dichter bij toetreding tot de Europese Unie komt. Succesvolle onderhandelingen zullen ertoe leiden dat alle buurlanden van Macedonië extra inspanningen zullen doen om de status van kandidaat-lidstaat te krijgen.
Om het geschil over de naam op te lossen zijn initiatieven van buiten nodig. Ook zijn er symbolische gebaren van zowel Skopje als Athene nodig, evenals standvastigheid. Dit is het juiste moment om de luchthaven van Skopje een minder provocerende naam te geven en om de respectloze bejegening van de Griekse vlag te veroordelen. Maar ook verdere moeilijkheden voor de houders van Macedonische paspoorten en de discriminatie waar deze mee te maken krijgen zijn onaanvaardbaar.
In de Europese Unie bouwen we aan gemeenschap van moderne, postnationale staten. Respect voor de onderlinge verschillen en de verschillende nationale identiteiten is ook een kwestie van respect voor de mensenrechten. Alleen op deze manier kunnen we de negatieve gevolgen van het gevoel dat de eigen nationaliteit wordt bedreigd voorkomen of althans beperken. We moeten de visumplicht afschaffen voor alle landen in deze regio. Maar ook een snelle en permanente oplossing voor het probleem van de naam van het land en een alomvattende overeenkomst tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Helleense Republiek is nodig. Vrede en stabiliteit, en een snelle en succesvolle Euro-Atlantische integratie zijn in het belang van beide landen en van alle andere naties.
Desondanks, geachte commissaris en mijnheer Lenarčič, moet het Sloveense voorzitterschap de Macedonische kwestie op de agenda van de volgende Top plaatsen. Er is geen enkele noodzaak om te wachten tot de herfst.
Nog één ding over Kroatië: met het instellen van een milieu- en visserijbeschermingszone heeft de Kroatische politiek zich in haar eigen voet geschoten. In de toekomst zullen dit soort verrassingen niet mogelijk zijn.
Als we iets van dit avontuur hebben geleerd, dan zij dat zo, maar als zij er niets van hebben geleerd, zijn alle mooie woorden en beloften over het afronden van de onderhandelingen in 2009 niets waard. En daar heeft niemand wat aan: de burgers niet, de economie niet, de buurlanden niet en de Europese Unie niet. Wat we nodig hebben is een succesverhaal. Maar om succes te hebben is toepassing van het beginsel pacta sunt servanda (overeenkomsten moeten worden gerespecteerd) een absolute noodzaak.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, bij het maken van een constructieve beoordeling van de voortgang die Kroatië boekt moet de Europese Unie niet alleen voorwaarden stellen, maar ook alle mogelijke hulp bieden, gezien de ervaringen van andere Europese landen, de specifieke kenmerken van de regio en de nog verse herinneringen aan de oorlog bij de mensen in dit land. De integratie van het Balkanschiereiland zonder Kroatië is niet haalbaar. Ook moet worden benadrukt dat de samenwerking van de afgelopen twee jaar tot onverwacht goede resultaten heeft geleid, en dit is ongetwijfeld een goed voorteken voor de verdere integratie met de Europese Unie. Natuurlijk zijn er bepaalde gebieden waarop resolutere actie nodig is. Naar mijn mening moeten de inspanningen die dit land zich heeft getroost naar waarde worden geschat en moet de hele EU dit ondersteunen. Kroatië heeft in de afgelopen twee jaar een prijzenswaardige vooruitgang geboekt op de meeste gebieden waarop het communautair recht betrekking heeft.
Ik wil daarom uiting geven aan mijn overtuiging en mijn hoop dat met wederzijdse politieke wil en adequate steun van andere lidstaten de onderhandelingen met succes zullen worden afgerond en dat dit op tijd zal gebeuren om het toetredingsverdrag nog voor de verkiezingen voor het Europees Parlement van juni 2009 te ondertekenen.
Angelika Beer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil onze partners uit Macedonië die dit debat volgen van harte welkom heten. Commissaris Rehn heeft gezegd dat we Macedonië aanmoedigen om verder te gaan met het hervormingsproces. “ Ja”, zeggen we in koor, “wij willen dat de onderhandelingen nog dit jaar worden geopend”.
Toch moeten we de dingen bij hun naam noemen. De partij die de kansen van Macedonië om tot de alliantie toe te treden de grond in heeft geboord is Griekenland, met zijn veto tegen het Macedonische lidmaatschap van de NAVO. Er is weliswaar een geschil over de naam, maar we kunnen niet voorbijgaan aan het feit dat Griekenland in 1995 een bindende verklaring heeft afgelegd, die krachtens het internationale recht geldig is, waarin het ermee instemde dat het geschil over de naam nooit een belemmering zou vormen voor de toetreding van Macedonië tot de internationale gemeenschap, de EU of de NAVO.
Griekenland heeft deze internationaal bindende afspraak geschonden, en als we in dit verband hervormingen willen opleggen zou ik zeggen dat niet Macedonië, maar Griekenland niet voldoet aan de Europese criteria.
Dit is een stap achteruit, en het is een klap in het gezicht van een klein land dat er alles aan doet om aan onze eisen te voldoen en de onderhandelingen te kunnen openen. Daarom wil ik ook zeggen, mijnheer Swoboda, dat het gegoochel om de stemming van morgen tegen te houden of uit te stellen het risico weer vergroot dat de regering van Macedonië wordt gedestabiliseerd, omdat het de nationalistische krachten nieuwe munitie geeft.
Het probleem dat we op dit moment hebben is dat we met Griekenland een bondgenoot hebben die ronduit weigert om welke minderheid in zijn eigen land dan ook te erkennen. Dit is in strijd met de Kopenhagen-criteria, wat een pijnlijke zaak is voor de Europese Unie en de alliantie. Ik wens Macedonië alle sterkte bij het nemen van de volgende stappen, in weerwil van Griekenland.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, Kroatië is niet alleen in cultureel en historisch opzicht verankerd in Centraal-Europa, maar voldoet ook al aan alle toetredingscriteria. Daarom moeten we geen onnodige belemmeringen voor dit land opwerpen. Met de schikking van het visserijgeschil heeft Kroatië opnieuw bevestigd dat het klaar is voor het EU-lidmaatschap, en de Kroatische regering voert ook zijn inspanningen op om de corruptie te bestrijden.
Maar de snelle toelating van Kroatië, die nu binnen handbereik is gekomen, moet naar mijn mening niet leiden tot de automatische toetreding van andere landen. Zoals algemeen bekend is, heeft Macedonië niet alleen te kampen met corruptie, maar ook met economische problemen en problemen met de rechtsstaat. Vooral met het oog op de onafhankelijkheid van Kosovo valt het nog maar te bezien of de etnische vrede met de Albanese minderheid op lange termijn kan worden gehandhaafd. We moeten de fouten van vorige uitbreidingsrondes niet opnieuw maken. De EU moet naar mijn mening eindelijk het feit onder ogen zien dat onopgeloste conflicten, culturele verschillen en sociaaleconomische problemen niet vanzelf oplossen bij toetreding.
Pál Schmitt (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Als voorzitter van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Kroatië heb ik het gevoel dat de laatste maanden een gunstige samenloop van omstandigheden teweeg hebben gebracht voor het Euro-Atlantische integratieproces van Kroatië. Een paar weken geleden heeft de heer Barroso het stappenplan uitgestippeld voor het afsluiten van de toetredingsonderhandelingen in de herfst van 2009, en verleden week ontving Kroatië een uitnodiging om lid van de NAVO te worden.
Deze twee ontwikkelingen zijn ieder op zich een erkenning dat Kroatië op de juiste weg is, en dat de internationale gemeenschap de inspanningen van de Kroatische regering beloont. Het is geen toeval dat de resultaten van de Eurobarometer in Kroatië voor het eerst sinds lange tijd boven de 60 procent zijn gestegen. Ik denk ook dat het een opmerkelijke en wijze houding was die tot het besluit van onze Kroatische vrienden leidde om in het belang van het Kroatische lidmaatschap van de Europese Unie de visserijbeschermingszone niet toe te passen op lidstaten van de EU.
Bij het vraagstuk van de onafhankelijkheid van Kosovo heeft de regering van de heer Sanader ook een moderate koers ingeslagen en zich aangesloten bij de meerderheid van de lidstaten van de EU en de onafhankelijkheid van Kosovo erkend.
Mijnheer de Voorzitter, het geven van de positie van de vice-premier in het huidige kabinet aan de Servische minderheid in Kroatië heeft – zoals door anderen al naar voren werd gebracht –wezenlijk bijgedragen tot de stabiliteit in de regio en de vrede tussen de verschillende etnische groepen. Ik ben van mening dat het onredelijk is van de Sloveense premier om aan te kondigen dat hij vanwege het grensgeschil tussen de twee landen een veto tegen de toetreding van Kroatië tot de EU voor mogelijk houdt. De uitbreiding van de EU en het lot van een natie mogen niet worden verbonden met de oplossing van een bilateraal grensgeschil.
Van het verslag gaat een positieve boodschap uit door zijn erkenning van de geboekte vooruitgang in Kroatië ten opzichte van de stabiliteit in de Westelijke Balkan, door de waarborgen dat de economie van het land in staat is tot mededinging in de context van de Europese Unie, door de institutionele hervormingen en de aanneming van de wetgeving van de Europese Unie. Deze positieve vooruitzichten weerhouden het verslag er niet van de uitdagingen die ons wachten op te noemen: de hervorming van het rechtssysteem, de bestrijding van de georganiseerde misdaad en de corruptie, het tot een afronding brengen van de terugkeer van de vluchtelingen, en het oplossen of verzachten van de bilaterale spanningen. Ik feliciteer de rapporteur, de heer Swoboda.
Józef Pinior (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik Hannes Swoboda en Erik Meijer feliciteren met hun voortgangsverslagen 2007 betreffende Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Beide verslagen zijn voortreffelijk. Als schaduwrapporteur van de socialistische Fractie inzake de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wil ik de heer Meijer hartelijk danken voor zijn serieuze en eerlijke samenwerking tijdens het opstellen van dit verslag.
Het verslag over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië huldigt de prestaties bij de uitvoering van de kaderovereenkomst van Ohrid dat zich met de politieke kant bezighoudt van de interetnische verhoudingen. Het verslag gaat in op het economisch prestatievermogen, de aanneming van meerdere wezenlijke wetten inzake de openbare aanklagers, en de vooruitgang in de strijd tegen de corruptie. Aan de negatieve kant van de weegschaal betreuren wij de ondertekening door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van het bilaterale immuniteitsakkoord met de Verenigde Staten, wat indruist tegen de EU-normen en het EU-beleid, dat juridische onschendbaarheid ten opzichte van het Internationaal Strafhof verleent.
Het verslag roept de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Griekenland op dat het de inspanningen opvoert om het geschil over de naam van het land te beslechten. Dit mag in ieder geval voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië niet in de weg staan van het lidmaatschap van internationale organisaties. Inzake de naamkwestie kritiseert het verslag geen van beide kanten. Het moedigt alleen beide kanten aan om de onderhandelingen voort te zetten, ondanks hetgeen verleden week op de NAVO-top in Boekarest is gebeurt. Gelukkig heeft Javier Solana gisteren in de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement gezegd dat de onderhandelingen over de naam door zullen gaan. Wanneer de twee strijdende partijen het eens worden, kan de NAVO een besluit nemen om de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onmiddellijk uit te nodigen, zelfs op ambassadeursniveau, zodat er een nieuwe top zal moeten komen. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zou een datum voor het begin van de toetredingsonderhandelingen kunnen krijgen. Het Europees Parlement moet het land de weg naar de Europese integratie wijzen.
Johannes Lebech (ALDE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we over de Balkan spreken, moeten we deze regio in zijn geheel beschouwen. Op lange termijn is de doelstelling van de EU de toetreding van alle landen van de Balkan. Opdat deze doelstelling kan worden bereikt, moeten de landen zelf ook hun deel van de resultaten leveren. Een gemeenschappelijke Europese toekomst is de gezamenlijke taak van de lidstaten en alle landen van de Balkan. Wij Noord-Europese landen hebben ook vaak historische conflicten meegemaakt, maar nu werken we samen. De Balkan, zoals de Scandinavische regio, is door een gemeenschappelijke geschiedenis, gemeenschappelijke talen en een gemeenschappelijke cultuur over hun hele lengte en breedte met elkaar verbonden. Het moet daarom mogelijk zijn om een samenwerkingsproces op te starten om de vrede en de stabiliteit veilig te stellen.
Op het moment bestaan er een aantal samenwerkingsovereenkomsten tussen de landen in de regio. Waarom niet een stap verder gaan? Wanneer ze zich door de Scandinavische samenwerking laten inspireren, kunnen de landen van de Balkan een samenwerkingsforum in het leven roepen naar het voorbeeld van de Scandinavische Raad of de Baltische Raad. Het intensiveren van de bestaande regionale politieke samenwerking in vorm van een Raad van de Balkan zal het voor deze landen mogelijk maken om een praktische, op de toekomst gerichte samenwerking aan te gaan die een mogelijkheid zal bieden om de regio te stabiliseren en de landen die nog geen lidstaten zijn of officiële kandidaat-lidstaten beter op de toetreding voorbereiden.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Kroatië, de oude Europese natie met een lange geschiedenis en een interessante cultuur, moet zo snel als mogelijk in de Europese familie der naties worden opgenomen. Kroatië, een land dat aanvraagt om lid van de Unie te worden heeft paradoxaal genoeg een langere geschiedenis dan sommige van de tot de oprichters van de Europese gemeenschap behorende landen, zoals België of Luxemburg. Zagreb en Split zijn zeer Europese steden, terwijl Dubrovnik een parel in de culturele kroon van Europa is. Tijdens dit debat dragen de meeste sprekers net als ikzelf tijdens de interventie een stropdas. Het is het waard om eraan te herinneren dat stropdassen door de Kroaten werden uitgevonden en het moet hier in het Europees Parlement worden benadrukt, dat de waarden van de vrijheid en afhankelijkheid zo hooghoudt, dat de Kroatische havenstad Dubrovnik de eerste stad in Europa was die aan het begin van de vijftiende eeuw de slavenhandel verbood.
Wanneer we hiervan uitgaan, dan hebben we nog niet eens een moreel recht om de toegang van Kroatië tot de Unie tegen te houden.
De Voorzitter. – (FR) Dat ik hier als president fungeer, maar geen das draag heeft vrij duidelijk niets met het punt van orde op de agenda van doen.
Antonios Trakatellis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Meijer verslag en de unanieme resoluties van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië benadrukken de drie wezenlijke stappen die de VJRM in richting van Europa heeft genomen.
De eerste stap houdt natuurlijk het voldoen aan de toetredingsvereisten en het naleven van het acquis communautaire in. Alhoewel de VJRM hier vooruitgang heeft geboekt, moet het land verdergaan op zijn hervormingsweg zoals zowel werd aangevoerd in het Meijer verslag als ook in verscheidene andere verslagen door de Europese Commissie.
De tweede stap betreft het binnenlandse beleid en de sociale cohesie. Het land moet zich verder aan de kaderovereenkomst van Ohrid houden, vooral met betrekking tot de Albanese en ook de andere minderheden in dit multi-etnische land.
De derde stap is de oplossing van de meningsverschillen tussen de VJRM en zijn buurlanden in overeenstemming met de Verklaring van Salzburg. Hier wil ik benadrukken dat Griekenland vooropliep – en voorop zal blijven lopen – om de toetreding van alle staten van de Balkan tot de Euro-Atlantische structuren te bereiken, omdat Griekenland er sterk in gelooft dat iedereen van de ontwikkeling van de landen in de regio zullen profiteren.
Het naamprobleem is voor Griekenland niet slechts een historisch, psychologisch of emotioneel probleem. Het is een echt politiek thema voor alle Griekse burgers, omdat het hier om de Europese waarden van goede nabuurschap en regionale samenwerking gaat. Ik wil u eraan herinneren dat Griekenland heeft toegestemd dat aan de VJRM de status van kandidaat-lidstaat werd verleend, natuurlijk onder de voorwaarde in COM(2007)663 dat middels onderhandelingen een wederzijds aanvaardbare oplossing voor het naamprobleem word gevonden.
Ten slotte wil ik erop wijzen dat zelfs nadat in Boekarest vanwege het hangende naamprobleem de uitnodiging aan de VJRM om lid van de NAVO te worden werd uitgesteld, dat Griekenland voor een verdergaan van de onderhandelingen is. In feite heeft Griekenland de grootmoedige stap ondernomen en het voorstel van een aanvaardbare samengestelde naam ingebracht, zodat de andere kant alleen nog maar op Griekenland moet toekome.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, ga ik ervan uit dat er compromissen zullen worden bereikt die ons in staat zullen stellen om de stemming in Straatsburg door te voeren.
Ioan Mircea Paşcu (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, Kroatië heeft een Europese roeping: hiervan getuigen de recente uitnodiging om lid te worden van de NAVO en de lopende onderhandelingen om lid te worden van de EU. Dit is een behoorlijke prestatie voor een land dat tien jaar geleden nog in staat van oorlog verkeerde. Tegelijkertijd moet echter worden gezegd dat dit niet genoeg is om de uitdagingen uit de weg te ruimen waarvoor Kroatië en de EU zich gesteld zien op de weg naar een afsluiting van deze onderhandelingen. We hebben een enorm nauw tijdschema; bijna elke dag telt, onafhankelijk van de verschillende data die voor de beëindiging van het proces naar voren zijn gebracht.
Toen ik echter een tijd geleden als voorzitter van een delegatie van de Commissie buitenlandse zaken Zagreb bezocht, nam ik de vastberadenheid van de Kroatische overheden waar om deze problemen uit de weg te ruimen en het lidmaatschap van de Unie te bereiken. In dit opzicht is het onlangs, na het bezoek van Commissaris Rehn, genomen besluit van het Kroatisch Parlement om de staten van de EU vrij te stellen van de toepassing van de milieu- en visserijbeschermingszone (ZERP) zowel een bewijs van deze vastberadenheid en ook een belangrijke stap in de juiste richting. Ik ben ervan overtuigd dat Kroatië met het juiste administratieve vermogen om de vereiste wetgeving ten uitvoer te leggen zowel in de EU als de NAVO een garant voor stabiliteit en vooruitgang is in een gebied dat nog steeds onze volledige aandacht vergt. Ik feliciteer de heer Swoboda met al zijn werk dat in dit verslag tot uitdrukking komt.
Lena Ek (ALDE). – (SV) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Kroatië speelt een sleutelrol bij de democratische ontwikkeling van de Westelijke Balkan, en het is enorm belangrijk dat dit proces verder zal gaan. We hebben gezien dat het proces tijdens de Kroatische verkiezingscampagne en de nieuwe kabinetsformatie om begrijpelijke redenen een beetje langzamer werd, maar ik hoop dat nu werkelijk vaart achter het proces wordt gezet. Zoals de voorgaande sprekers al hebben opgemerkt is het tijdschema zeer nauw.
Ik juich de tijdelijke opheffing van de beperkingen in de milieuzone van de Adriatische Zee toe. Het is een positief signaal in de betrekkingen tussen Slovenië, Italië en Kroatië, maar milieuoverwegingen moeten een grote rol blijven spelen bij onze omgang met deze unieke mariene omgeving.
Kroatië moet nog veel doen met betrekking tot de hervorming van het rechtsstelsel en de rechtsgang. Veel te veel mensen moeten nog altijd veel te lang wachten op een oordeel in hun rechtszaken. Dit moet prioritair worden behandeld, en de administratieve capaciteit van het land moet worden ontwikkeld en uitgebreid.
Ten slotte juich ik het door de EU-Commissie van het Kroatisch parlement verrichte werk toe, onder de leiding van mijn goede vriend Vesna Pusić. Wij hopen nu dat de onderhandelingen uitstekend zullen zijn en dat ze snel tot een eind kunnen worden gebracht.
Doris Pack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van de heer Swoboda is zeer bemoedigend, realistisch en evenwichtig. Hiermee wil ik hem feliciteren. Het toont de vooruitgang aan die Kroatië heeft geboekt, zoals bijvoorbeeld zijn voorbeeldige wetgeving inzake minderheden, zijn constructieve samenwerking met het Tribunaal van Den Haag, zijn versterkte betrokkenheid bij de bestrijding van de corruptie, en bovenal de toestemming van het parlement en de regering ten opzichte van de visserijzone, die met name moeilijk was te bereiken.
Kroatië en de Europese Commissie moeten nu al hun krachten bundelen om de volgende hoofdstukken snel en tevredenstellend te onderhandelen. Een internationale scheidsman moet de gelegenheid krijgen om ten langen leste de grensgeschillen tussen Slovenië en Kroatië op te lossen. Kroatië heeft een sleutelrol in de regio en moet binnenkort tot de Europese Unie worden toegelaten. Bilaterale kwesties mogen hier geen hindernis vormen.
Ten aanzien van Macedonië kan ik u vertellen dat ik daar dit weekeinde op een conferentie aanwezig was, en dat de stemming nogal opgewonden was na de afwijzing door de NAVO. De mensen hebben het gevoel oneerlijk te zijn behandeld. Het verslag van de heer Meijer toont de moeilijke weg aan die het land al succesvol heeft afgelegd. Er is zeker nog veel te doen, maar wanneer het naamprobleem voortdurend als een zwaard van Damocles over alles hangt is het moeilijk om tot andere beleidsgebieden over te gaan.
Ik heb de situatie in deze landen sinds 1992 in de gaten gehouden, en ik zou graag willen dat Macedonië en Griekenland uiteindelijk een oplossing vinden voor de twist over de naam, met name voor de jonge generatie. Beide partijen zijn zich in de laatste weken tegemoet gekomen, en beiden moet nog een verdere stap naar de ander toe doen. Ik vind het onverenigbaar met onze Europese waarden en feitelijk onverantwoordelijk wanneer een veto dit land nog eens de weg verspert naar het lidmaatschap van de Europese Unie. Dit mag niet gebeuren!
Gyula Hegyi (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben zeer teleurgesteld over de huidige betrekkingen tussen het Westen en Macedonië. Open gesproken verdient de bevolking van Macedonië een veel betere behandeling door ons.
Door de onafhankelijkheid van Kosovo en onlangs de mislukte toetreding tot de NAVO is de situatie zelfs nog moeilijker geworden. In Macedonië zijn er aan de ene kant separatistische elementen en aan de andere kant nationalisten die een uitdaging vormen voor de stabiliteit van het land, en het in Boekarest genomen besluit helpt hier in het geheel niet bij. Maar misschien leren onze Macedonische vrienden een les uit Boekarest. Het is niet voldoende om de steun van de Verenigde Staten te krijgen. Vele besluiten hangen af van het gemeenschappelijk akkoord tussen de lidstaten, niet alleen in de Europese Unie, maar ook in de NAVO, en iedere lidstaat kan zijn veto gebruiken.
In het licht van de laatste gebeurtenissen moet Macedonië zijn standpunt om de VS van de jurisdictie van het Internationaal Strafhof te vrijwaren nog eens overdenken. Er werden aan beide kanten veel fouten gemaakt – door ons en de Macedonische politici – maar we mogen niet de gewone bevolking voor onze fouten bestraffen. Daarom moeten wij ten minste op het gebied van de visumvrijheid snel handelen, en de Macedonische bevolking erbij helpen om te reizen, te studeren en om nauwer in contact te treden met het alledaagse Europese leven. Drie en een half jaar geleden toen ik tot vice-voorzitter van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Macedonië werd gekozen, had ik optimistische plannen ter verbetering van onze betrekkingen. Zeer weinig van deze ideeën werden verwerkelijkt. Ik hoop dat wij ten minste op het gebied van de visumvrijheid een stap naar voren kunnen doen.
Maria Eleni Koppa (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, Griekenland heeft consequent de Europese verwachtingen van de VJRM ondersteund, aan wiens economische ontwikkeling zij een bijdrage heeft geleverd. We hebben onder de auspiciën van de VN stelselmatig gewerkt om een wederzijds aanvaardbare oplossing voor het naamprobleem te vinden. Griekenland heeft aanzienlijke stappen ondernomen en ondersteunt nu een samengestelde naam met een universeel bindende erga omnes geografische aanduiding.
Jammer genoeg is de andere kan niet zo bereidwillig geweest. Na de uitkomst van de NAVO-top in Boekarest is het in het belang van alle partijen dat het overleg verder gaat en dat zo snel als mogelijk een overeenkomst wordt bereikt. Het besluit van de NAVO om geen uitnodiging uit te vaardigen betekent geen verwerping van het lidmaatschap, maar duidt op de behoefte aan een oplossing.
Ik ben van mening dat de originele tekst van het verslag van mijn medelid de heer Meijer deze zaak evenwichtig behandelt. Jammer genoeg is het verslag door ontvankelijk verklaarde amendementen met betrekking tot het naamprobleem omvergeworpen. Wij roepen de leden van het Europees Parlement op geen formuleringen te aanvaarden die in het lopende onderhandelingsproces ingrijpen dat in zijn beslissendste fase gaat.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Zonder de toetreding van de landen van Zuidoost-Europa tot de EU kunnen we niet van een succesvolle Europese integratie spreken.
Tijdens de Koude Oorlog was het Voormalige Joegoslavië een vrijheidsbolwerk en vele emigranten, waaronder degenen die in het voormalige totalitaire Tschechoslowakije woonden, vluchtten juist door dit land, dat een afschrikwekkend voorbeeld voor de Sovjet-Unie en haar satellietstaten was, naar het Westen. Als antwoord op een door mij aan de Raad gestelde vraag over de grensgeschillen tussen Slovenië en Kroatië, stelde de raad mij op de hoogte dat het een herzien toetredingspartnerschap met Kroatië had goedgekeurd, waarvan de tenuitvoerlegging het eerste voortgangsvereiste is in het onderhandelingsproces.
Ik juich het verslag van de rapporteur de heer Hannes Swoboda toe. Het stemt mij optimistisch. Net zoals de rapporteur ben ik er ook van overtuigd dat Kroatië, wanneer het voortgaat met de al geboekte vooruitgang bij het integratieproces, aan alle voorwaarden voor de toetreding tot de Europese Unie zal voldoen en een belangrijke katalysator zal worden voor alle andere landen van de Westelijke Balkan.
Pierre Pribetich (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag mijn collega de heer Swoboda met het door hem verrichte werk en de kwaliteit van zijn rechtvaardig en evenwichtig verslag willen feliciteren dat de geboekte vooruitgang onderstreept, met name waar het gaat om het grondwettelijke recht inzake nationale minderheiden en over het werk dat nog te wachten staat, zoals bijvoorbeeld de noodzakelijke versterking van het rechtsstelsel.
Wij zijn opgetogen dat Kroatië afstand heeft genomen van de milieu- en visserijbeschermingszone in de Adriatische Zee, wat een spanningsbron binnen de Europese Unie vormde. Dit is een zeer symbolische daad, wanneer we van zoiets kunnen spreken, een bewijs voor de sterke wens van Kroatië om lid te worden van de Europese Unie. “Er bestaat geen liefde, alleen het bewijs van liefde” beweerde Jean Cocteau. Met deze daad heeft Kroatië deze maxime op onze situatie toegepast.
Op onze beurt moeten wij bij het doel blijven dat het toetredingsverdrag in juni 2009 wordt ondertekend, een symbolische datum en een ambitieus doel. Er bestaat geen politiek zonder symbolisme. Laat ons dit aantonen; zorgen wij ervoor dat we een sterk signaal uitzenden om de Kroatische bevolking, om Kroatië te tonen dat wij er naar uitkijken om ze in de Europese familie op te nemen, omdat het niet alleen voor Kroatië een sterk signaal is, maar voor de stabiliteit en de vrede op de Balkan. Werken we daarom dubbel zo hard om deze doelstelling te bereiken. Ondersteunen wij de Commissie en Kroatië op deze weg.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik vroeg erom om over het onderwerp van Kroatië en Macedonië te mogen spreken om de nadruk te leggen op de ingewikkeldheid van de situatie op de Balkan en eveneens op de behoefte aan een rustig en evenwichtig beleid. Het drama van Servië en Kosovo moet ons tot voorzichtigheid manen tegenover het nemen van snelle beslissingen. Een zelfde soort drama zou zich ook kunnen voltrekken in Macedonië, het vaderland van vele Albanezen. Dit gevaar is echter de kop ingedrukt dankzij de wijsheid van de leiders van de betrokken partijen.
Zulke positieve ervaringen moeten worden benut en ondersteund, zonder anderen op te winden – tegen hun wil, onder dwang, zonder uit te leggen waarom bepaalde acties worden ondernomen.
Giorgos Dimitrakopoulos (PPE-DE) – (EL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik mededelen dat ik het volledig eens ben met de zienswijzen van de heer Swoboda over de toetredingskansen van Kroatië.
Ten tweede, in verbinding met het verslag van de heer Meijer betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, dank ik de rapporteur voor zijn bereidwilligheid om aan gesprekken deel te nemen. Ik roep echter de regering en de politieke krachten van de VJRM op om naar de toekomst te kijken en de noodzakelijke inspanningen te ondernemen om een wederzijds aanvaardbare oplossing voor het naamprobleem te vinden. Zo’n vooruitgang betekent dat men aan het criterium van goede nabuurschap voldoet, en zal voor de VJRM de weg openstellen voor verdere vooruitgang naar de EU.
Ten slotte wil ik het voorstel van de heer Swoboda ondersteunen dat de stemming over het Meijer verslag om ongeveer een week wil uitstellen zodat wij de tijd hebben om de ingediende compromisamendementen beter te bestuderen.
Monika Beňová (PSE). – (SK) Ik zal het zeer kort houden.
Het verslag van mijn collega de heer Swoboda benoemt vrij ondubbelzinnig alle thema’s die moesten worden benoemd, en naar mijn mening komt in het verslag ook de politieke ervaring en professionaliteit van de heer Swoboda naar voren.
Ik wil als vicevoorzitter van het regionale parlement slechts zeggen dat de onderlinge Kroatische regio’s goed voorbereid zijn om een aanwinst voor de Europese Unie te worden. Over deze kwestie word door de bestaande lidstaten niet alleen op nationaal niveau gedebatteerd, maar ook met de Kroatische regio’s. Naar mijn mening is dit een gunstig voorteken voor de actieve deelname van de Kroatische regio’s aan het toekomstige beleid van de EU.
Miloslav Ransdorf (GUE/NGL). – (CS) Nog niet zo lang geleden werden wij door de heer Rupel gerustgesteld dat het Sloveense voorzitterschap correct handelde met betrekking tot Kosovo. Wat wij hadden verwacht vond plaats: de crisis is toegenomen. In Macedonië heeft de heer Thaçi onlangs de val van de coalitieregering veroorzaakt en federalisering, tweetaligheid en de erkenning van de Skanderbeg vlag geëist.
Albanese separatisten hebben eender gehandeld in het dal van Preševo in het Zuiden van Servië, waar ze de dreiging hebben geuit om de verkiezingen te boycotten. Het valt te verwachten dat deze crisis Montenegro zal bereiken. Naar mijn mening moeten wij Macedonië helpen, en het alle hulp geven die het nodig heeft om een stabiel land te zijn, maar we moeten ons weigeren om hulp te geven aan Albanese separatisten, omdat wij duidelijk kunnen zien dat de tien jaar durende poging om terroristen in democraten te veranderen volledig is mislukt.
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, Griekenland, een langdurig lid van de EU, en zijn elf miljoen burgers zijn van mening dat ze een ernstig en gegrond probleem hebben met de naam van hun buurland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, en we moeten deze zorg respecteren.
Het is zeer teleurstellend dat, ondanks dat Griekenland op dit moment onderhandelingen over dit thema voert met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, sommige medeleden van het Europees Parlement en sommige regeringen van de EU al partij hebben gekozen en ook proberen om het Europees Parlement in de richting van een bepaalde kant te duwen: natuurlijk de kant van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Dit is niet zeer verstandig, het is niet eerlijk en het draagt ook niet tot het cohesiebeleid van de EU of de situatie bij, omdat het niet alleen de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onbuigzamer zal laten worden in zijn eisen bij de onderhandelingen over de naam, en het ook betekent dat een behoorlijke oplossing op de lange baan wordt geschoven.
Ljudmila Novak (PPE-DE). – (SL) Ook ik ben blij dat ons buurland Kroatië de tenuitvoerlegging van de milieu- en visserijbeschermingszone heeft uitgesteld, dat het belangrijk hindernis voor de voortgang van de onderhandelingen vormde. Ondanks dit besluit moet Kroatië ervoor worden gewaarschuwd dat wij ons in de Europese Unie aan overeenkomsten houden, en geen toevlucht nemen tot unilaterale handelingen.
Ik ben het echter niet eens met de buitengewone lofprijzingen voor Kroatië, omdat het land de milieu- en visserijbeschermingszone heeft uitgesteld. Kroatië heeft van meet af aan dit probleem veroorzaakt, en nu prijzen we het land buitensporig, omdat Kroatië het heeft uitgesteld. Dit kan Kroatië alleen maar aanmoedigen om te pogen om andere zaken op soortgelijke manier op te lossen.
In Kroatië geloven ze dat ze zich veel kunnen veroorloven, omdat ze zich ervan bewust zijn dat ze aanzienlijke ondersteuning genieten bij de verwerving van het lidmaatschap van de Europese Unie. Slovenië heeft altijd de aansluiting van Kroatië bij de Europese Unie ondersteund, wij zijn het echter niet eens met hun handelingen inzake onopgeloste grensgeschillen, terwijl ze land verkopen dat tot Slovenië behoort.
Roger Helmer (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof dat dit verslag voor de helft te optimistisch is.
Verleden jaar heb ik een zeer intensieve week in Kroatië doorgebracht met bezoeken aan diplomaten, academici, advocaten, zakenlieden, kamers van koophandel en de media. Ik heb een zeer duidelijk beeld van een land gekregen dat geen behoorlijke markteconomie heeft en van een land waar teveel regeringsbemoeienis in de rechtspraak, in de media en in de zakenwereld bestaat. Dit is wat wij vriendjeskapitalisme noemen. De regering geeft meer dan vijftig procent van het BNP van Kroatië uit. Het is naar ons begrip geen vrije markt.
Ze moeten transparantie in de regeringscontracten ten uitvoer brengen, waarmee zou kunnen worden geknoeid. Zij moeten de volledige openlegging van belangen bij planningsbesluiten ten uitvoer brengen, die op het moment slechts inkomsten voor ambtenaren opleveren. Er is nu een kort tijdvenster waar we de kans hebben om voor de toetreding aan te dringen op hervormingen in Kroatië. Ik ben er niet van overtuigd dat wij dit voldoende gebruiken.
De Voorzitter. – Het is veelbetekenend dat het debat over dit punt van orde zoveel interesse heeft gewekt, maar jammer genoeg waren slechts vijf minuten in de agenda opgenomen, en deze zijn al voorbij.
Christopher Beazley (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, over een punt van orde; ik respecteer uw beslissing dat dit debat aan een tijdschema onderhevig is volledig, maar misschien dat het door de leden getoonde interesse volgens de procedure catch-the-eye u en inderdaad ook uw collega’s zou kunnen aanmoedigen om de voor de leden beschikbare discussietijd te verlengen bij onderwerpen die een algemene Europese aangelegenheid betreffen, en niet alleen voor degenen die lid zijn van een bepaalde Commissie.
Er zijn vele zaken die ik over Macedonië en Kroatië zou willen zeggen, maar ik mag dit niet doen. Ik zal ze in mijn memoires opnemen en zal u een persoonlijk exemplaar toesturen.
De Voorzitter. – Vanwege de grote interesse voor dit onderwerp hebben wij de spreektijd verdubbeld. Normaal zijn het vijf minuten, maar in dit geval zijn het tien minuten geweest.
Uw opmerking is echter zeer interessant. Wanneer we onze werkwijzen opnieuw onderzoeken, kunnen wij voorzien in andere, vergelijkbare interventiemogelijkheden door leden.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Allereerst wil ik graag uit naam van de Raad mededelen dat ik akkoord ga met de door Commissaris Rehn afgelegde verklaring dat dit een beslissend jaar voor Kroatië is op zijn weg naar het lidmaatschap van de Europese Unie. Verder wil ik de rapporteur Hannes Swoboda nog eens danken voor het door hem voorbereide verslag dat een erg duidelijk beeld schetst van de huidige situatie, het bereikte ontwikkelingsniveau en de toekomstige uitdagingen.
Wij hopen dat Kroatië van de gelegenheid gebruik maakt en een snelle vooruitgang boekt. Deze vooruitgang zal voornamelijk van Kroatië zelf afhangen, en van de snelheid en de kwaliteit van de hervormingen die ze moeten voltooien.
Ik wil erop wijzen, mijnheer Schmitt, dat het Sloveense voorzitterschap deze agenda met uiterste verantwoordelijkheid zal uitvoeren. Het Sloveense voorzitterschap ondersteunt de vooruitgang van Kroatië vooral omdat de snelst mogelijke vooruitgang van dit land naar het lidmaatschap van de Europese Unie belangrijk is voor Kroatië, maar ook omdat het belangrijk is voor de Europese Unie, en omdat het belangrijk is voor de regio in zijn geheel.
Een verantwoordelijke uitvoering van deze agenda moet op basis van het onderhandelingkader gebeuren, dat we met Kroatië zijn overeengekomen, op de grondslag van het onlangs door de Raad van de EU goedgekeurde herziene toetredingspartnerschap en andere wetgeving van de Europese Unie. En op deze grondslag hopen wij dat Kroatië zich zo snel als mogelijk zal ontwikkelen, en het Sloveense voorzitterschap zal hier naartoe werken.
Met het oog op de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hebben de heer Wiersma, mevrouw Berès en anderen op het gevaar van politieke instabiliteit in dit land gewezen. Het Sloveense voorzitterschap heeft de oprechte hoop dat dit niet zal gebeuren. Iedere politieke crisis of mogelijk vervroegde parlementsverkiezingen zouden de noodzakelijke vooruitgang om een paar maanden vertragen.
Wij zouden graag de eenheid onder de burgers van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bewaard en versterkt zien, onafhankelijk van hun politieke of etnische loyaliteiten, hun eensgezindheid over hun gezamenlijke toekomst in de Europese Unie en de Euro-Atlantische structuren. Het is ook belangrijk dat de politieke situatie door het weer lid worden van de regeringscoalitie van de Albanese partij DPA geconsolideerd is geworden.
Het is nu de hoogste tijd, maar deze tijd is begrensd. We hebben slechts tot het volgende herfstverslag van de Europese Commissie tijd, hun gebruikelijke verslag over de geboekte vooruitgang. Het is belangrijk dat het werk dat in dit tijdsbestek wordt voltooid, dat aan het eind van het jaar nog aan vaart zal toenemen, wordt voortgezet. Met name omdat het politiek overleg opnieuw is aangewakkerd en er concrete resultaten zullen zijn bereikt op het gebied van de hervormingen. Er is een nationale Raad voor de EU-integratie opgericht, en er is een ambitieus plan voor de vervulling van de taken van het toetredingspartnerschap aangenomen. We moeten verder op deze koers blijven. Het Sloveense voorzitterschap zal doorgaan met het geven van vastberaden steun aan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op deze weg.
Ik zou graag met de volgende gedachte willen besluiten: de kwestie van de stabiliteit van de Westelijke Balkan en de snellere integratie van de regio in het Europees kader moet een van de hoofdprioriteiten van de Unie blijven. Het Sloveense voorzitterschap heeft dit onderwerp als één van zijn geprioriteerde taken vastgelegd. Wij hopen dat het dit in de toekomst ook zal blijven. Iedere investering in de toekomst van de Westelijke Balkan in Europa is ook een investering in de toekomst van de Europese Unie.
Ik wil graag mijn dankbaarheid jegens de lidstaten en de leden van het Europees Parlement tot uitdrukking brengen voor hun zeer diepgaande ondersteuning van de Europese vooruitzichten van de Westelijke Balkan tot uitdrukking brengen, alsmede voor uw inbreng in het debat van vandaag. Hartelijk dank.
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de leden voor een zeer substantieel debat danken dat naar mijn mening het belang onderstreept van de Europese perspectieven voor de Westelijke Balkan.
Een aantal belangrijke onderwerpen werden ter sprake gebracht en ik kan in dit korte antwoord alleen maar commentaar leveren op een paar van deze onderwerpen. Ik zou ook van de gelegenheid gebruik willen maken om het Sloveense voorzitterschap te danken dat het de Westelijke Balkan tot een hoofdprioriteit van zijn zittingstermijn heeft gemaakt. Ik vond de informele vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken een paar weken geleden in Brdo, Slovenië, erg belangrijk, en hierdoor, net zoals door dit debat, kreeg ons beleid ten opzichte van de Westelijke Balkan een nieuwe stimulus en gedrevenheid. Naar mijn mening zijn we nu op de juiste weg.
De regio heeft in de laatste paar jaren een gestage vooruitgang geboekt en wanneer wij een goed kunnen omgaan met de hoofdgevaren voor instabiliteit, zoals het naspel van het proces van de status van Kosovo of de broosheid van de democratie in Servië, ben ik ervan overtuigd dat de regio een zeer schitterende toekomst zal hebben en dat deze toekomst zeker in de Europese Unie zal plaatshebben.
Het voorzitterschap heeft al geantwoord op de onderwerpen met betrekking tot de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Ik kan deze meningen enkel ondersteunen en zeggen dat het land er goed voor staat om dit jaar een historische stap naar voren te maken, wanneer het vastberaden en met voortdurende inspanningen handelt om aan de maatstaven te voldoen.
Het is bemoedigend dat de Macedonische regering een actieplan heeft opgezet om aan de maatstaven te voldoen, evenals een nieuw nationaal plan voor de aanneming van het acquis. Nu wil ik het land aanmoedigen om zijn eigen plannen ten uitvoer te leggen, zodat het de weg effent voor een positieve aanbeveling van de Commissie in de komende herfst.
Verscheidene van u hebben over de versoepeling van de visumplicht gesproken. Ik kan u ervan op de hoogte stellen dat de Commissie op het moment aan een stappenplan werkt voor het versoepelen van de visumplicht voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Wij zullen binnenkort een ontwerp aan het land voorleggen, en aangezien het land in vele opzichten behoorlijk vooruitstrevend is, bijvoorbeeld bij de biometrische paspoorten, hoop ik dat het in staat is om vrij snel aan de voorwaarden van het stappenplan te voldoen en zo het doel van visumvrij reizen voor de burgers van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bereiken.
Ik wil u er ook graag van op de hoogte stellen dat wij binnenkort – voor eind april – een soortgelijk stappenplan betreffende het visumvrije reizen voor Servië zullen presenteren, waar de gewone burger dit ook enorm hoog op prijs stelt. Bij ons bestaat de wil om deze belangrijke doelstelling te bevorderen.
Inzake Kroatië kan ik tot de conclusie komen dat een duidelijke meerderheid van het Europees Parlement een realistische opvatting heeft van hetgeen wat door Kroatië moet worden ondernomen, opdat het land in staat is om de toetredingsonderhandelingen in de loop van 2009 met succes af te ronden. Dit is goed, omdat de ware vrienden van Kroatië de problemen niet onder het vloerkleed mogen vegen, maar eerlijk moeten zijn over hetgeen nog te doen staat, en Kroatië aanmoedigen om de noodzakelijke gegronde hervormingen zonder vertraging ten uitvoer te leggen. Aanhoudende inspanningen blijven nodig.
De heer Posselt vroeg de Commissie om haar inspanningen op te voeren en ik kan hem verzekeren dat de Commissie in het geheel geen problemen heeft om de onderhandelingsposities op de verschillende punten op tafel te brengen wanneer Kroatië zelf aan de maatstaven voldoet.
Mevrouw Ek sprak over de milieukanten van de overbevissing in de Adriatische Zee en ik wil haar antwoord geven en u erover inlichten dat minister-president Sanader aan voorzitter Barroso en mij zijn zorgen heeft medegedeeld over een speciaal gebied in het midden van de Adriatische Zee, de “Jabuka Pomo Pit”, dat een belangrijk paaigebied is. De Commissie is een sterk voorstander van het duurzame beheer van visbestanden en commissaris Borg is op dit gebied zeer actief geweest. De Commissie is gereed om aan een voorstel tot oprichting van een visserijbeschermingsgebied in de Adriatische Zee te werken, zoals voorzien in de nieuwe Middellandse-Zeeverordening. Hiervoor is verder overleg nodig met Slovenië, Italië en Kroatië en natuurlijk met de Commissie.
Ten slotte heeft de heer Lebech in verband met de regionale samenwerking het Noordse model als inspiratiebron voor de Westelijke Balkan aangevoerd. Ik geloof dat de Noordse Raad al zo’n rol heeft vervuld: het werd als het model voor de in Sarajevo gevestigde regionale samenwerkingsraad voor Zuidoost-Europa gebruikt, die nu het forum voor regionale politieke samenwerking op de westelijke Balkan is.
Ik vind het bemoedigend dat de regionale samenwerking in de laatste paar jaren wezenlijk is verbeterd en dat zowel Kroatië als ook de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een actieve bijdrage hebben geleverd aan dit succes. Wij zijn een goed eind weg van de situatie van een paar jaar geleden toen regionale samenwerking nog behoorlijk achterdochtig werd beschouwd als een poging tot het herstel van Joegoslavië. Er is nu een nieuw begrip voor de belangrijkheid van deze samenwerking, enerzijds vanwege de concrete gegronde voordelen – zoals economische voordelen, communicatie, vervoer, tussenmenselijke contacten – en anderzijds omdat regionale samenwerking de landen dichter naar de Europese Unie brengt. Per slot van rekening is samenwerking over de grenzen hetgeen waar het bij de Europese Unie om draait.
Ik wil u nog eens danken voor een zeer verantwoordelijk en inhoudelijk debat en feliciteer de rapporteurs met hun belangrijke inbreng in dit debat.
De Voorzitter. – Dames en heren, ik ben verheugd de nieuwe commissaris, mevrouw Androulla Vassiliou, in dit Huis welkom te heten.
Ik feliciteer u met het opnemen van uw ambt, commissaris. Ik geloof dat wij in het Europees Parlement naar een vruchtbare samenwerking kunnen uitkijken.
(Applaus)
Hannes Swoboda, rapporteur. − Mevrouw de Voorzitter, onze fractie feliciteert u met uw verkiezing. Wij hebben dit zeer ondersteund en wensen u veel geluk.
(DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dank u wel voor dit debat dat zeer productief en constructief was. Ik zou graag ingaan op hetgeen de heer Schmitt ten aanzien van 2009 heeft gezegd. Ik geloof dat wij morgen een gemeenschappelijke oplossing zullen vinden, aangezien het belangrijk is om een gemeenschappelijke brede basis te hebben.
Waarom is Kroatië succesvol geweest? Om er in het land een brede consensus is bereikt, en ondanks een onbeduidend meningsverschil ten aanzien van de samenstelling van de Gemengde EU-Commissie, zal dit hopelijk ook in de toekomst het geval zijn. Het is ook omdat – ook wanneer het land zich hiertoe soms heeft moeten dwingen om het te doen – het een werkelijke consensus met zijn buurlanden heeft bereikt, zoals bijvoorbeeld in het geval van de visserijzone.
Daarom zou ik – en hier wil ik een verbinding naar Macedonië leggen – een duidelijk appel aan onze tegenspelers in Macedonië willen richten om uit dit voorbeeld te leren. Probeer een binnenlandse consensus te vinden, maar eveneens één met de buurlanden.
Natuurlijk is het gemakkelijk om olie op het vuur te gieten en om zich hier, zoals mevrouw Beer, als groot pleitbezorgster te gedragen. Maar zoals mevrouw Pack en vele anderen hebben gezegd: Beide landen – Griekenland en Macedonië – moeten een stap doen, en dit binnen de komende paar dagen. Om hieruit een politieke binnenlandse crisis in Macedonië te maken, helpt Macedonië in het geheel niet. Het blokkeert de weg naar de EU, het verhindert het vinden van een gezamenlijke oplossing met Griekenland.
Vandaar de door mij genoemde verbinding met Kroatië. Kroatië heeft het gered dankzij drie werkelijk zeer goede regeringen – waaronder de Račan en Sanader regeringen – die werkelijk essentiële stappen voorwaarts hebben gedaan en waar het om zogenaamde nationale belangen ging over hun eigen schaduw zijn gesprongen. Daarom appelleer ik eraan om verder te gaan met de opbouw van deze gemeenschappelijkheid in Kroatië, verder mijn appel om iets soortgelijks ook in Macedonië te proberen, en mijn appel aan het voorzitterschap om door te gaan met hetgeen zij in de afgelopen weken heeft gedaan; namelijk vooruitgang boeken voor de gehele regio. Ik ben ervan overtuigd, commissaris, dat de Commissie alles wat het kan doen zal doen om de onderhandelingen in 2009 af te sluiten.
Erik Meijer, rapporteur. − (NL) Voorzitter, ik hoor hier een grote mate van overeenstemming over Macedonië. De onderhandelingen moeten in zicht komen en het meningsverschil met Griekenland over de naam moet worden beëindigd. Afgezien van de heer Stoyanov, die zich waarschijnlijk herinnert dat Macedonië in 1878 bij de vrede van San Stefano aanvankelijk werd toegewezen aan Bulgarije, wil iedereen, inclusief Griekenland, voor Macedonië een gelijkwaardige plaats binnen de Europese Unie.
Tot nu toe wisten beide partijen uitstekend uit te leggen welke verplichting de andere partij reeds lang geleden is aangegaan. Griekenland verwacht dat Macedonië zijn grondwettelijke naam wijzigt en tot 2 april verwachtte Macedonië dat Griekenland zijn toetreding tot de EU niet blokkeert.
Beide partijen beseffen niet dat dit alles voor andere Europeanen volstrekt onbegrijpelijk is. Beide partijen willen dat deze uitbreiding van de Europese Unie slaagt, maar ze dragen er ook toe bij dat die verder vertraagd wordt. Het lijkt nu wel een wedstrijd wie als eerste een stap zet. Als niemand dat doet, gaat deze door eenieder gewenste uitbreiding, voorlopig niet door.
Met de heren Kacin en Pinior ben ik het eens dat we niet moeten wachten op volgende verslagen, maar de eerste geschikte gelegenheid moeten aangrijpen om de onderhandelingen met Macedonië te starten.
Voorzitter, tot slot wil ik in dit gezamenlijke debat over twee kandidaat-lidstaten één opmerking maken over Kroatië waarvoor mijn fractie geen afzonderlijke spreektijd heeft aangevraagd.
Dat land wilde binnenkomen aan het begin van 2009, maar het wordt 2010 of 2011. Het grootste nog resterende probleem is de scheepsbouw aan de Adriatische kust. Niet voor niets bezoekt de Kroatië-delegatie van dit Parlement op 29 april de scheepswerven bij Rijeka. Mijn fractie vindt dat we aan Kroatië geen eisen moeten stellen die door de bevolking als een onoplosbaar probleem kunnen worden gezien en die aansluiting bij de Europese Unie onnodig omstreden zou maken.
Kortom, laten we proberen om de voortgang voor beide landen naar de Europese Unie toe te bevorderen, zodat we over een aantal jaren zowel Kroatië als Macedonië in ons midden welkom kunnen heten.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik ben van mening dat het debat over het verslag van 2007 betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië twee belangrijke conclusies moet bevatten: de behoefte aan een voortdurende en sterke ontwikkeling van dit land naar de integratie in de Europese en trans-Atlantische structuren, en ook het belang van het bevorderen van de jonge generatie in deze republiek.
Het Europese en trans-Atlantische perspectief van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt unaniem erkend en het verslag van 2007 juicht de ondernomen inspanningen in deze richting toe. Desalniettemin wil ik het belang van de voortgang van deze hervormingen herhalen. Ik hoop ook dat de achting van de rechten van de etnische en nationale minderheden een prioriteit van de Macedonische regering zal blijven om voor een sterk beschermingsstelsel voor alle gemeenschappen te zorgen, waaronder ook de Roemeenstalige bevolking.
Ten slotte wil ik de behoefte benadrukken om de jonge generatie in deze republiek te bevorderen. Het is wezenlijk om voor hen de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor onderwijs van hoge kwaliteit in de geest van de interculturele dialoog en de wederzijdse tolerantie. De mobiliteit en bewegingsvrijheid van de jonge Macedoniërs moet als een hoofdprioriteit worden beschouwd in de betrekkingen tussen dit land en de EU.
Iles Braghetto (PPE-DE), schriftelijk. – (IT) Vandaag hebben we het verslag van de heer Swoboda betreffende Kroatië aangenomen, met het oog op zijn toetreding. Namens de vissers van de gehele Adriatische Zee ben ik verheugd over het besluit van dit toetredingsland dat het de milieu- en visserijbeschermingszone in de Adriatische Zee niet op de lidstaten van de EU toepast. Wanneer de situatie onveranderd was gebleven, zouden we te maken hebben gekregen met een ongelijke en uiterst verschillende behandeling van vissers uit Kroatië en de vissers uit de lidstaten van de EU.
Daarom is dit een overwinning voor het pacta sunt servanda beginsel, voor de diplomatie en voor het gezonde verstand. Dit is bovendien een overwinning, omdat de aanmatigende bescherming van nationale belangen overboord word geworpen ten gunste van de betrokkenheid voor de gezamenlijke beginselen van de Europese Unie.
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) Zonder twijfel heeft Kroatië sinds de toetredingsonderhandelingen zijn begonnen beslissende inspanningen ondernomen om aan de vereisten van het acquis communautaire te voldoen. Wij zijn inderdaad blij om te zien dat een aantal nieuwe onderhandelingshoofdstukken geopend zijn geworden. De toetreding van Kroatië moet een intens voorbeeld zijn voor alle andere kandidaat- en potentiële kandidaat-lidstaten van de westelijke Balkan.
Ondanks de door Kroatië ondernomen wezenlijke inspanningen om aan de normen van de EU te voldoen, zijn er nog steeds gebieden waaraan aandacht moet worden besteed, zoals: de bestrijding van de corruptie en de georganiseerde misdaad, de samenwerking met het Internationale Straftribunaal, de bestrijding van alle vormen van discriminatie (met name ten opzichte van de Roma en nationale minderheden), het rechtmatig gebruik van Gemeenschapsmiddelen, de milieubeschermingsmaatregelen en de hervorming van het openbaar bestuur.
Deze onderwerpen zijn wezenlijk, aangezien verdere ontwikkelingen op de bovengenoemde gebieden het land en de gehele regio grotere stabiliteit zou geven. Het is duidelijk dat de stabilisering van de westelijke Balkan door het proces van de Europeanisering een zeer geprioriteerde doelstelling moet blijven, waarvoor de afronding van de toetreding van Kroatië beslist een belangrijke stap naar voren zal zijn.
Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Het is een bemoedigend verslag over de voortgang van Macedonië. De sleutel tot deze voortgang is de hernieuwde politieke consensus die tussen de verschillende partijen is bereikt. Zo’n consensus heeft mijn land, Estland, laten slagen bij de toetreding tot de EU.
Het stabiliseren van de interetnische relaties, de financiële hervormingen en een succesvolle strijd tegen de georganiseerde misdaad en de corruptie zijn slechts enkele mijlpalen van deze voortgang. Terwijl de rechten van minderheden worden gewaarborgd, verwachten wij dat de sterkere autonomie op een verantwoordelijke manier zal worden gebruikt om de Macedonische staat in zijn geheel te consolideren.
Macedonië moet ook worden geprezen voor het onderhouden van goede betrekkingen met zijn buurlanden Kosovo en Servië.
Het reizen van de burgers van Macedonië naar de landen van de EU is ook een dringend probleem geworden. We moeten zo snel als mogelijk de versoepeling van de visaregels toepassen die ook op Kroatië van toepassing zijn.
Tegen de achtergrond van de indrukwekkende door Macedonië bereikte vooruitgang stel ik voor dat de Commissie al in 2008 met de toetredingsonderhandelingen kan beginnen.
Ten slotte appelleer ik aan onze Griekse vrienden om goede wil en flexibiliteit te tonen om een verstandig compromis te bereiken dat Macedonië in staat stelt om zichzelf van de stigmatisering door de communistische federale staat van Tito te bevrijden.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Ik zou graag een opmerking willen maken over de NAVO-top die onlangs in Roemenië plaatsvond, en over de implicaties van de genomen besluiten over sommige onderwerpen die de Unie betreffen. Naast andere belangrijke besluiten, werd besloten dat Bosnië-Herzegovina en Montenegro, net zoals Servië zouden profiteren van een sterkere samenwerking met de NAVO. Er werd ook besloten dat de Oekraïne en Georgië een actieplan zouden ontvangen voor een toetreding volgens versimpelde procedure, wanneer zij er toe bereid zijn.
Deze besluiten zijn nuttig voor de Europese Unie, het versterkte overleg en het actieplan betekenen onder andere meer democratie, en meer democratie aan de oostelijke grenzen verminderen de omvang van de uitdagingen op het gebied van de Binnenlandse Zaken.
Meer democratie en de hervorming van instellingen in de buurlanden, zoals de Oekraïne, betekenen meer bescherming aan de buitengrenzen, meer controle ten opzichte van de georganiseerde misdaad en een nieuwe stap om de waarden te verspreiden waarop de Europese Unie vertrouwd.
Bogusław Rogalski (UEN), schriftelijk. – (PL) Kroatië heeft succesvolle inspanningen ondernomen om de bestaande scheidingen te overwinnen en om eenheid tussen de bevolkingen te bereiken, wat een van de doelen van het lidmaatschap van de Europese Unie is.
De toetreding van Kroatië tot de Europese Unie zou enorme regionale consequenties met zich meebrengen en zou helpen om de reikwijdte van de verplichtingen te testen die de EU voor de westelijke Balkan op zich heeft genomen. Het sterke engagement van Kroatië bij de toetredingsonderhandelingen is een positief signaal, het bewijs wordt geleverd door het grote aantal open hoofdstukken in de onderhandelingen. Het is ook van belang om te benadrukken dat Kroatië behoorlijke vooruitgang heeft geboekt op de meeste gebieden die onder de gemeenschapswetgeving vallen. Een enorm en voortdurend engagement is echter nodig om de problemen te overwinnen die in specifieke sectoren bestaan wanneer de hervormingen er moeten worden doorgedrukt. Om de integratie te vergemakkelijken, moet er een lijst van de benodigde fondsen voor steundoeleinden worden opgesteld. Deze lijst is met name belangrijk om het proces te versnellen tot vergroting van de bevoegdheden van het bestuur met het doel om nieuwe verordeningen in te voeren. Ook het proces van de hervorming van de publieke sector moet worden versneld, op lokaal en regionaal overheidsniveau. De rechtspraak is een andere sector die een fundamentele hervorming nodig heeft.
Een grote prestatie van de Kroatische overheden is hun voortdurende inspanning om oorlogsmisdaden door nationale gerechtshoven op onpartijdige wijze te laten berechten. De bekende verbeteringen in de Kroatische economie en de hervormingen in de milieubeschermingssector zijn verdere prestaties van de Kroatische regering die het toetredingsproces vergemakkelijken. Het verslag over de door Kroatië in 2007 geboekte vooruitgang bevestigt het geloof dat dit land door het ten uitvoer brengen van de doelen die het moet bereiken, een actieve stap op weg naar het toetredingsproces doet.
Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik juich de door Kroatië geboekte vooruitgang in richting van de afronding van de toetredingsonderhandelingen in 2009 toe. De geleidelijke integratie van de voormalige Joegoslavische republieken is wezenlijk voor de stabiliteit van de westelijke Balkanregio.
Alhoewel er nog veel werk moet worden verricht, met name ten opzichte van de rechten van de minderheden, onderwerpen die met grenzen in verband staan en de hervorming van het rechtsstelsel. Kroatië moet energiek voortgaan met zijn inspanningen om, in overeenstemming met de toelatingscriteria, zo snel als mogelijk het lidmaatschap van de EU te verkrijgen. Het toekomstige lidmaatschap van Kroatië is een logische volgende stap, na de toetreding van Slovenië in 2004, om de betrokkenheid van de EU in de regio te versterken en het naburige Bosnië en Herzegovina net zoals alle andere landen van de westelijke Balkan aan te moedigen om verder te gaan met de consolidering van de democratie. Voor een beter bestuur van dit proces zou de regio van de westelijke Balkan het voorbeeld van de Noordse Raad kunnen volgen.
Het Sloveense voorzitterschap en het naderende Franse voorzitterschap moeten Kroatië alle nodige steun verlenen zodat het de laatste hindernissen op zijn weg naar het lidmaatschap van de Europese Unie uit de weg kan ruimen.
Iuliu Winkler (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) De uitbreiding en integratie van nieuwe lidstaten is het succesvolste buitenlands beleid van de Europese Unie geweest. De volgende fase van dit beleid moet in de nabije toekomst de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie inhouden.
De etnische Hongaren in Roemenië zien natuurlijk nauwlettend toe bij de etnische conflicten die overal op de wereld plaatsvinden, en wij hebben ook de gebeurtenissen in de recente geschiedenis van het voormalige Joegoslavië gevolgd. De grootste les uit de recente geschiedenis is dat intolerantie door een deel van de meerderheid, etnisch ongeduld en nationalistisch extremisme een regio in brand kunnen steken. Kroatië heeft voorbeeldig gehandeld in de regio, zowel wat zijn politieke als ook zijn economische ontwikkeling sinds het einde van de Joegoslavische oorlogen aangaat.
Er mag geen vertraging plaatsvinden bij de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie. Het volhouden van de lidstaten aan de uitbreiding mag niet afnemen. We moeten het vooruitzicht op het lidmaatschap van de Europese Unie aan de gehele Balkanregio aanbieden, ook aan Servië en Kosovo. De prompte toetreding tot de Europese Unie van Kroatië zal de vreedzame co-existentie tussen de bevolkingen van Zuidoost-Europa bevorderen en bijdragen tot de stabiliteit en de ontwikkeling van de regio. Met zijn voorbeeldige recente verleden heeft Kroatië aangetoond dat het een integraal deel van de Europese familie is.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. – (PL) Volgens de gegevens van Eurostat staat het BNP per hoofd van de bevolking bij 53 procent van het EU-gemiddelde. Die groei van het BNP ligt bij zes procent. Het is duidelijk dat zijn BNP per hoofd van de bevolking hoger ligt dan in Roemenië en Bulgarije en in alle eerlijkheid gezegd, is het een schande dat Kroatië niet de gelegenheid kreeg om samen met Roemenië en Bulgarije lid van de Europese Unie te worden. Eeuwenlang heeft Kroatië in velerlei opzicht een bijdrage geleverd aan het culturele landschap van ons continent. Laten we zeker gaan dat wij zijn ontwikkeling niet belemmeren en ervoor zorgen dat het niet langer dan tot 2009 moet wachten om lidstaat te worden.
20. Spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang
De Voorzitter. – Aan de orde is de spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang.
Simon Busuttil (PPE-DE). – (MT) Ik zou graag willen beginnen met de opmerking dat ook ik de nieuwe commissaris, mevrouw Vassiliou, mijn felicitaties wil uitspreken. Mevrouw de Voorzitter, het besluit dat we morgen zullen nemen ter goedkeuring van de toekenning van bijna zevenhonderdduizend Euro uit het Globaliseringsfonds aan 675 Maltese arbeiders die hun banen bij de bedrijven VF en Bortex in Malta hebben verloren is een solidariteitsbetuigenis, en solidariteit is een dragende zuil van de Europese Unie. Wanneer de Europese Unie iets is, dan is het dit: ja, dat de lidstaten hun economieën en markten openstellen voor concurrentie, maar ze tezelfdertijd niet alleen zijn, en dat de EU aanwezig is om de uitdagingen te verzachten, om ons te helpen ermee om te gaan en om de negatieve uitwerkingen die eruit voortkomen te verminderen. Mevrouw de Voorzitter, vandaag begrijpen de werknemers van VF en Bortex beter wat solidariteit betekent en wat de Europese Unie inhoudt, en ik wil ze van hieruit hartelijk groeten.
Rovana Plumb (PSE). – (RO) De demonstraties van onlangs in Ljubljana hebben het onderwerp van loonverschillen tussen vrouwen en mannen naar voren gebracht, als een negatieve factor van het bereiken van het desideratum in de sociale cohesie.
Alhoewel we binnen de Europese Unie belangrijke vooruitgang hebben geboekt, bestaat er nog altijd een verschil van vijftien procent en, in Roemenië, een verschil van dertien procent.
Ik wil graag de aandacht vestigen op een aanhoudend probleem in de publieke sector, vooral in de sectoren waar hoofdzakelijk vrouwen werken – de gezondheidszorg, de sociale hulpverlening, de lichte industrie en het openbaar bestuur – die tot de slechtst betaalde sectoren behoren.
Ik juich de door commissaris Špidla getoonde ondersteuning bij de zaak van het uit de weg ruimen van inkomensverschillen toe, en ik ben van mening dat het noodzakelijk is om de maatregelen op te voeren die het hiermee in verband staande actieplan bevat, vooral onderwerp 2 – de salarisverschillen als hoofdcomponent van het werkgelegenheidsbeleid.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag een paar woorden willen zeggen over de tenuitvoerlegging van de Habitatrichtlijn in Ierland, met speciale aandacht voor het turfsteken op hoogvenen.
Van de Ierse turfstekers en veenbezitters wordt nu verlangd dat ze ophouden met turfsteken voor het persoonlijk gebruik. Deze situatie is tot stand gekomen vanwege het onbeperkte industriële en commerciële turfsteekrecht in de EU, dat ervoor heeft gezorgd dat in praktisch geheel Europa de hoogvenen zijn vernietigd. Het is van wezenlijk belang om te begrijpen dat door veel Ierse mensen, zowel op het platteland als in de stad, het turfsteken sinds generaties wordt ondernomen. Deze mensen mogen niet de prijs betalen van de vernietiging van de venen door anderen. Ook gegeven het feit dat de olieprijs nu ongeveer bij 110 Euro per vat staat, kunnen wij begrijpen dat turf nu voor de desbetreffende personen een zeer waardevolle economische hulpbron is.
Daarom moet er op nationaal niveau een volledige schadeloosstelling voor het verlies van de turfsteekrechten komen, en er zullen regelingen moeten komen zodat de rechten van de eigenaars met de behoefte om de hoogvenen te behouden in overeenstemming kunnen worden gebracht.
Willy Meyer Pleite (GUE/NGL). – (ES) Hartelijk dank, mevrouw de Voorzitter. Ik zou graag de Europese Commissie willen verzoeken om snel te handelen ten aanzien van het probleem waarmee de geaccrediteerde Spaanse pers in het Koninkrijk Marokko het van doen heeft: de Marokkaanse regering onderdrukt en dreigt de Spaanse geaccrediteerde pers uit te wijzen vanwege haar verslaggeving inzake het conflict in de Sahara.
Sinds januari van dit jaar hebben de Televisión Española, TV3 en Canal Sur geen toestemming tot uitzending gekregen vanwege hun verslaggeving over het conflict, en onlangs werd de correspondent van Cadena COPE met uitwijzing bedreigd, samen met de correspondenten van Cadena SER en de krant La Vanguardia.
Ik vind dat het onaanvaardbaar is, gezien ons nabuurschapsbeleid, dat een regering – de regering van Marokko – een ernstig probleem inzake de vrijheid van meningsuiting veroorzaakt en de gehele Spaanse geaccrediteerde pers in het Koninkrijk Marokko bedreigd, terwijl het de rest van de Europese pers in rust laat. Ik verzoek daarom om een snelle en krachtige reactie van de Europese Commissie om deze toestand te beëindigen.
Irena Belohorská (NI). – (SK) Aan het begin van mijn toespraak wil ik zeggen dat ik het niet kies vind dat twee buurlanden die beiden deel uitmaken van het huidige gemeenschappelijke Europa hun vuile was hier in het Europees Parlement naar buiten hangen.
Waar gaat het over in het geval van het Hongaarse dorp Mlynky? Volgens de laatste statistieken zijn 54 procent van de dorpsbewoners Slowaken. De burgemeester van Mlynky heeft vijf Slowaakse verenigingen uit twee ruimtes verjaagd waarin ze hun activiteiten ontplooiden. Ik wil zeggen dat wanneer het om de behandeling van de Slowaakse minderheid gaat, dit slechts de top van de ijsberg is. In een Slowaakse school in het Hongaarse dorp wordt Slowaaks gedurende 3 uur per week als vreemde taal geleerd en houdt de priester de mis in het Hongaars. De tweetalige dorpskrant wordt niet meer uitgegeven.
Ik wil de Hongaarse president, de heer Sólyom, danken die het dorpje aan het begin heeft bezocht en naar beide kanten heeft geluisterd. Ik wil ook de Hongaarse ombudsman bedanken die in dit geval voor de Slowaakse minderheid was. De lokale autoriteiten schijnen echter bij hun positie te blijven. De vriendschapsbrug in de buurt van de stad Ostrihom, die uit EU-middelen werd betaald, is slechts dertig kilometer van dit dorp vandaan. Ik hoop dat de vriendschap in deze streek zal zegevieren, de vriendschap die door deze brug wordt gesymboliseerd.
Dariusz Maciej Grabowski (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in Boekarest waren de Duitsers tegen een officiële uitnodiging aan de Oekraïne en Georgië om lid te worden van de NAVO. De door hun naar voren gebrachte reden was hun zorg en angst dat de betrekkingen met Rusland slechter zouden worden. De Duitsers weten echter dat de angsten van Rusland volledig ongegrond zijn, aangezien de NAVO een verdedigingspact is en veel heeft gedaan om de vrede in Europa en vele delen van de wereld te bewaren.
Daarom komen er vragen bovendrijven waarom en tegen wie de Duitsers zich willen bewapenen en waar ze voor staan in het zich sterker verenigende Europa van de 21e eeuw. Toch niet tegen de staten van Zuidoost-Europa, waaronder de Oekraïne en Georgië, met hun ervaring van de bezetting door de Sovjets? Willen de Duitsers in dit zich sterker verenigende Europa de fantomen en demonen van de politiek van de 20e eeuw laten herrijzen? Zoals bijvoorbeeld de verbonden en pacten die tot oorlogen, misdaden , de holocaust en de verdeling van Europa voerden? Is het door Duitsland in Boekarest ingenomen standpunt een waarschuwingssignaal dat een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid ten dienste van de Duitsers kan worden verwerkelijkt, die op hun eigen belangen letten, maar de bittere waarheid van de geschiedenis vergeten?
Urszula Krupa (IND/DEM). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Raad van Europa werd opgericht om de mensenrechten te beschermen – waaronder het recht van ieder mens op leven – en om de gemeenschappelijke grondbeginselen te bevorderen en tegelijkertijd de veiligheid van de burgers van Europa te versterken, en al dit vormt een afwijzing van het recht om te doden. Ondertussen, zal de Parlementaire Vergadering zich tijdens de plenaire vergadering van 16 april 2008 met een verslag bezig houden onder de titel “Toegang tot veilige en legale abortus in Europa”, waarin een aanbeveling wordt uitgesproken dat vrouwen een gewaarborgde toegang tot abortus hebben, dat hindernissen bij de uitoefening van abortussen uit de weg worden geruimd, en dat voorbehoedsmiddelen tegen lage prijzen beschikbaar zullen zijn, waaronder methodes voor vroege abortussen, die niet alleen uit medisch oogpunt schadelijk zijn, maar ook hoogst onethisch.
Ik wil mijn oppositie tegen het verslag tot uitdrukking brengen dat, onder verloochening van de doelstellingen waarvoor de Raad van Europa was opgericht, neerkomt op de bevordering van moord op de meest weerlozen en op voorbehoeding.
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het energie- en klimaatpakket betekent het opduiken van een nieuw soort van chantage: de chantage onder gebruik van koolstofemissies. Na de aankondiging op 4 april 2008 van een verlies van 575 banen bij Gandrange in Moselle gaat Arcelor-Mittal akkoord met het behoud van 124 banen bij deze vestiging, onder de voorwaarde dat het CO2 emissiecertificaten kan krijgen. En om het leed van banenverlies in Lotharingen te verzachten doet Arcelor-Mittal niets tegen de geruchten die in omgang zijn over een mogelijk pilootproject voor CO2-opslag, alhoewel dit proces nog niet is gevalideerd in het kader van zijn energieneutraliteit. Gandrange in Moselle is het Trojaanse paard van de energie-intensieve industrieën aan het worden, met hun grote voorspreker in de Europese Raad, de Franse President, de heer Sarkozy.
Ik ben opgetogen dat de commissaris hier aan onze kant staat, omdat ik werkelijk wil dat wij dit nieuwe soort chantage door middel van koolstofemissies verwerpen. Om doeltreffend te zijn moet het energie- en klimaatpakket de lijn van de Europese wetgeving volgen. Het Europees Parlement moet eisen dat de Raad aan de door ons opgestelde regels gehoorzaamt en niet zwicht onder de druk van de industriesirenes die gratis quota zoeken. Wij moeten als medewetgever voor een eerlijke toegang tot de quota van het MKB zorgen, tegen de grote industriële bedrijven.
Kinga Gál (PPE-DE). – (HU) De Hongaarse burgers die van Roemenië naar Hongarije emigreerden en na 2007, na de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie, gepensioneerd werden, hebben nog niet het pensioen gekregen waarop ze volgens hun jaren van pensioenopbouw in Roemenië recht hadden.
Op de grondslag van de in kracht getreden overeenkomst van 1 januari 2007 tussen Roemenië en de andere leden van de Europese Unie dient de Roemeense overheid de pensioenen direct aan de betrokkenen te betalen. Al sinds een paar maanden hebben de Roemenen dit niet gedaan en ontvangen de Hongaarse burgers die sinds de toetreding van Roemenië in 2007 pensioensgerechtigd zijn geworden alleen het deel van hun pensioen waarop ze in Hongarije recht hebben. De Roemeense overheid heeft de neiging om de dingen voor zich uit te schuiven wanneer het om oplossen van zulke zaken gaat, ondanks dat de van toepassing zijnde richtlijnen van de EU ook in Roemenië in werking dienen te zijn.
Aangezien het de taak van de Europese Commissie is om de naleving van de richtlijnen van de EU te controleren, vraag ik de Commissie om te onderzoeken wat er in Roemenië ten aanzien van de vaststelling en uitbetaling van pensioenen gebeurt, en de aandacht van de Roemeense overheid te vestigen op de behoefte aan een zo snel als mogelijke oplossing voor dit probleem. Het is weinig troostrijk dat deze gepensioneerden hun zaak in Luxemburg zouden winnen. Hartelijk dank.
Miloš Koterec (PSE). – (SK) Het lokale bestuur van het Hongaarse dorp Mlynky, waar 55 procent van de bewoners Slowaken zijn, ondersteunde het voorstel van de burgemeester om twee Slowaakse minderhedenorganisaties uit het traditionele “Slowaakse Huis” te zetten.
De organisaties dienden een schriftelijk protest in bij de locale overheden, waarbij ze in hun brief de aandacht vestigden dat het om een schending van de bestaande status gaat en om een beschadiging van de nationale belangen van de Slowaakse minderheid in Mlynky. Het besluit tot uitzetting is in ieder geval geen willekeurige daad. Het staat in de lijn van het door de lokale overheden genomen besluit om op te houden met het uitgeven van een tweetalig tijdschrift, van het veranderen van de tv-uitzendingen ten nadele van de minderhedenuitzendingen en van de verlaging van de lonen van de Slowaakse leraren. Dit is een algemene negatieve trend en ik moet tegen dergelijke handelingen protesteren. Deze handelingen en besluiten zijn vooral gevaarlijk omdat ze zich op wezenlijke en misschien opzettelijke wijze bemoeien met de status van de minderheden in het betreffende gebied en de bestaande normen inzake de minderheidsrechten verlagen. De Hongaarse ombudsman voor nationale en etnische minderheden, de heer Kállai, heeft deze besluiten openlijk als onbegrijpelijk veroordeeld.
De handelingen van het locale bestuur in Mlynky, dat regelmatig de Slowaakse minderheid aanvalt, zijn een zeer slecht signaal, met name in een tijd waar de topambtenaren van de Slowaakse en Hongaarse regeringen de vergadering van hun premiers aan het voorbereiden zijn, waarmee een duidelijke verbetering in de betrekkingen tussen onze landen is verbonden.
Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) Sommige leden van het Europees Parlement hebben hun zorgen geuit over de bouw van een steenkoolcentrale in de stad Trebišov in het Oosten van Slowakije.
Ik wil erop wijzen dat het ministerie voor economie van de Slowaakse Republiek dit plan heeft verworpen en binnen het kader van de energiezekerheid in de Slowaakse Republiek niet verwacht dat de bouw van de centrale voor 2030 zal plaatsvinden. Ik wil mijn ondersteuning aan de inspanningen van de burgers van Trebišov geven die ook dapper tegen de bouw van deze energiecentrale hebben gestreden.
Ik wil ook benadrukken dat de voormalige premier van de Slowaakse Republiek, de heer Mikuláš Dzurinda, en andere politici die over de negatieve gevolgen die deze energiecentrale op het milieu en de levenskwaliteit in Trebišov bezorgd waren, en over de negatieve effecten voor de unieke wijnbouwregio Tokay aan de grens met Oekraïne en Hongarije, hun ondersteuning aan de acties van de burgers van Trebišov hebben gegeven.
Marco Pannella (ALDE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, met uw permissie wil ik graag de Commissie en het Voorzitterschap van ons Parlement en van de Raad een paar informaties geven. Indien we de erkenning van Peking krijgen, zelfs wanneer dit toevallig gebeurt, dat de Dalai Lama nooit om onafhankelijkheid heeft gevraagd, maar altijd om autonomie heeft gevraagd, en indien wordt toegegeven dat hij bij al zijn optredens in de openbaarheid heeft aangedrongen op geweldloosheid, dan zou deze verklaring uit Beijing onmiddellijk als een gebaar van openheid en goede wil door de regering in asiel en de Dalai Lama zelf kunnen worden opgevat. Ik hoop dat dit de richting is waar wij naar toe zullen gaan.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de Europese ministers van Financiën hebben besloten niet in te stemmen met de Europawijde loonstijgingen als reactie op de stijgende levenskosten. We kennen allemaal de demonstraties die in Ljubljana plaatsvonden. Mijn collega die zojuist heeft gesproken, heeft al op deze demonstraties gewezen. We weten ook allemaal dat de stijgende levenskosten de lage en gemiddelde inkomensgroepen hebben geruïneerd. Wat heeft de EU hier tegen gedaan? In het geheel niets! Inderdaad, de lonen van de bestuurders van grote bedrijven blijven omhoog gaan, terwijl de normale werknemers alsmaar meer moeite hebben om aan het eind van de maand de eindjes aan elkaar te knopen.
Tot slot wil ik erop wijzen dat de heer Almunia de effecten van een mogelijke loonsverhoging op de productiviteit duidelijk maakte. Zulke beweringen zijn een klap in het gezicht van honderdduizenden werknemers die in financiële moeilijkheden verkeren. De reusachtige winsten van multinationale bedrijven zijn natuurlijk geen geheim.
Monika Beňová (PSE). – (SK) De recente acties van de Hongaarse Garde tegen de Roma betekenen een serieuze bedreiging van de grondbeginselen waarop het Europa van vandaag is gebouwd. Net zoals het feit dat de Garde openlijk het extremisme en het revisionisme ondersteunt en naar een externe vijand in de naburige landen op zoek is en in eigen land naar mensen van andere nationaliteit; dit naast de verdergaande activiteit, die toeneemt door de nieuwe leden van deze organisatie die hun eed minder dan twee weken geleden hebben afgelegd, en de ondersteuning die deze groepering van de kant van politieke partijen en groepen van eender kaliber zowel van binnen als buiten Hongarije ontvangt.
Dit is niet alleen een groeiende bedreiging, maar ook een uitdaging die niet alleen alle democratisch gezinde mensen in Hongarije en de buurlanden sterk aangaat, maar geheel Europa. Het vertoon van nationalisme, racisme, xenofobie, antisemitisme of neofascisme hebben en mogen geen plaats hebben in een democratisch Europa. Deze fenomenen kunnen niet als relatieve en marginale gebeurtenissen worden gezien, noch mogen ze op geen enkele manier worden gerechtvaardigd.
Dit is de reden waarom ik de Europese instellingen verzoek om zich eindelijk serieus met dit geval bezig te houden.
VOORZITTER: Manuel António DOS SANTOS Ondervoorzitter
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Het Erasmus Mundus programma, dat bedoeld is ter verspreiding van het begrip tussen de culturen en ter bevordering van de Europese Unie door de zeer goede resultaten van dit programma in het onderwijs, is voor de jongeren van Wit-Rusland niet toegankelijk.
Wit-Rusland is een land dat geen achting voor de mensenrechten heeft, een land waarin nationale minderheden en vakbonden worden gediscrimineerd en waarin openlijke maatschappelijke betrokkenheid tot vervolging leidt. Met name de jongeren worden bestraft doordat ze van onderwijsmogelijkheden verstoken blijven.
We moeten een oplossing vinden om het voor deze jongeren, die in hun eigen land onder discriminatie te lijden wat toegang tot kennis betreft, mogelijk te maken om toegang te krijgen tot de voordelen van het Erasmus Mundus programma. De Universiteit van Warschau en andere opleidingsinstellingen hebben studenten toegelaten die vanwege deelname aan demonstraties van de onderwijsinstellingen in Wit-Rusland gestuurd zijn.
Ik hoop dat de Europese Unie een passende regeling zal vinden om dit probleem op te lossen.
Caroline Lucas (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit komende weekeinde is het begin van de tweede fase van de grootste commerciële robbenvangst aan de kust van Atlantisch Canada. De Canadese regering heeft zijn verzekering gegeven dat deze jacht op humane wijze zal worden doorgevoerd en, als voorwaarde voor hun licenties, zijn de robbenjagers nu verplicht om de zeehonden te verdoven en om te controleren of ze bewusteloos zijn, en ze pas daarna uit te laten bloeden voordat ze worden gevild.
Toch komt het volgens onafhankelijke waarnemers weinig voor dat dit gebeurt. Dat wil zeggen, natuurlijk, wanneer hen in het geheel werd toegestaan om de handelingen van de robbenvangers gade te slaan. De systematische pogingen van het visserijministerie om de observatie van de jacht van dit jaar tegen te houden, zijn bijna zo alarmerend als de flagrante overtredingen van de regels voor de robbenvangst die tot nu toe zijn vastgesteld. Indien de Canadese overheden er zo zeker van zijn dat de robbenvangers zich aan deze regels houden, waarom doen ze dan hun uiterste best om experts voor dierenwelzijn en journalisten ervan af te houden om hiervan getuige te zijn?
Bovendien mogen we niet vergeten dat er nergens ander op de wereld dergelijke garanties voor dierenwelzijn bij de commerciële robbenvangst zijn afgegeven, zoals bijvoorbeeld in Rusland en Namibië. Omdat de huidige legislatuurperiode ten einde gaat, is het wezenlijk dat de Commissie snel handelt, als reactie op de Schriftelijke Verklaring 38, met het afkondigen van een voorstel voor een verbod op de import en export van en handel in robbenproducten. Een dergelijk verbod zou niet de vangst voor eigen gebruik betreffen, maar het zou een betrokkenheid aantonen om het dierenwelzijn te beschermen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, op het moment dreigen in Portugal meer multinationals met het verplaatsen van hun productie, zoals in het geval van Yasaki Saltano en Delphi. In beide gevallen ontvingen deze multinationals, producenten van autodelen, miljoenen euro’s uit gemeenschapsmiddelen voor de opbouw van hun fabrieken en het beroepsonderwijs van hun werknemers. Nu wil Yasaki Saltano, indien het beweert dat de auto-industrie problemen heeft, meer dan 400 werknemers ontslaan in Vila Nova de Gaia. Bij ongeveer zeventig procent gaat het om vrouwen, velen van hen met gezondheidsproblemen zoals peesontsteking, veroorzaakt door hun werk voor de onderneming. In verband hiermee komen twee vragen bovendrijven: Welke houding heeft men ten opzichte van de sociale verantwoordelijkheid van dergelijke firma’s en wanneer worden er maatregelen genomen om ter bescherming van de rechten van de werknemers en de productie in onze landen een dergelijke verplaatsing te verhinderen?
László Tőkés (NI). – (HU) Eerst Kosovo, nu Tibet. In beide gevallen heeft een door communistische politiestaten gevoerd gewelddadig kolonialistisch beleid tot bloedvergieten geleid. In beide gevallen heeft de weigering tot eerbiediging van het recht van de bevolking op zelfbestemming een crisis teweeg gebracht die een bedreiging voor de wereldvrede in zijn geheel vormt. De winnaar van de Nobelprijs voor de vrede, de Dalai Lama heeft de culturele genocide en demografische agressie jegens de bevolking van Tibet blootgelegd.
Ook in het voormalige communistische Roemenië waren dit gebruikelijke methodes. Ceauşescu was ook van mening dat de onderdrukking van minderheden een Roemeense binnenlandse kwestie was, net zoals China in het geval van Tibet beweerd.
Ik hoop dat het Europees Parlement zich aan de zijde van paus Benedict XVI schaart bij het ondernemen van acties tegen onrechtvaardigheid, haat en geweld; ik hoop dat het ook de strijd opneemt om de territoriale autonomie van Tibet te behalen. Laat ons uitkijken naar de Dalai Lama en de Rooms-katholieke paus die de wereld in het Parlement van Europa vertellen dat er geen vrede zonder rechtvaardigheid kan zijn.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Het brandende thema op de tiende vergadering van de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Oekraïne, die in Februari in het Europees Parlement plaatsvond, was de verbetering van de bewerking van visumaanvragen.
Na de uitbreiding van het Schengengebied aan het eind van het verleden jaar, zijn de voorwaarden waaronder aan de Oekraïense burgers visa voor landen van de EU worden verleend strenger geworden; de leges en de wachttijd zijn ook verhoogd. Er moet geen nieuwe Berlijnse muur worden hooggetrokken aan de buitengrenzen van de EU net op het moment waarop de Oekraïne over zijn toekomst beslist.
Daarom juich ik de overeenkomst tussen Slowakije en de Oekraïne toe over het lokale grensverkeer. Het zal het gemakkelijker maken om de Slowaaks-Oekraïense staatsgrenzen vanwege culturele, economische of familiaire redenen herhaaldelijk te passeren. Een snelle oplossing voor kwesties die het visumbeleid betreffen zou erbij helpen de Oekraïense burgers van de voordelen van het lidmaatschap van de EU te overtuigen.
Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, één positief resultaat van de laatste uitbreiding van het Schengengebied is de afschaffing van grenscontroles aan de binnengrenzen van de EU geweest. Polen heeft natuurlijk alle grenscontrolepunten verwijderd en als gevolg daarvan hebben wij alleen in mijn provincie meer dan 55 grensovergangen gesloten. Door hun sluiting zagen zich de lokale overheden met het beheer van de verblijvende infrastructuur geconfronteerd. Dit omvat een aantal gebouwen, torens, hangars, pakhuizen en parkeerplaatsen, samen met het bijbehorende land. En dit alles uitstekend gelegen, vaak aan belangrijke internationale communicatieroutes. Het lokale bestuur van de gemeenten waarin deze grensinstallaties liggen zijn erin geïnteresseerd deze te beheren, maar hebben niet de middelen om dit te doen. Zodoende bestaat er een grote kans dat al deze gebouwen voor commerciële doeleinden zullen worden gebruikt.
Ik richt daarom een appel aan de Europese Commissie tot oprichting van een speciaal fonds dat de gemeenten in de grensgebieden erbij zal helpen om deze infrastructuur te kunnen gebruiken voor doeleinden van algemeen nut, waaronder grensoverschrijdende doeleinden om zo de culturele integratie te bevorderen.
Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn respect voor de dappere, voor hun nationale onafhankelijkheid strijdende bergbevolking van Tibet tot uitdrukking te brengen. Wat ik te zeggen heb is niet als demonstratie tegen de Chinezen gedacht. In tegendeel. Ik heb respect voor de Chinese bevolking die ook voor nationale vrijheid tegen de Japanse bezetting heeft gestreden, en voor vrijheid en burgerrechten binnen China zelf – waarvoor de Bokseropstand in de 19e een voorbeeld is. Dit is des te meer reden waarom de Chinezen, met deze traditie voor ogen, aan de bevolking van Tibet het recht op zelfbestemming niet mag onthouden.
Als leden van het Europees Parlement moeten we onze solidariteit met Tibet duidelijk maken, niet alleen door woorden, maar ook door daden. De Europese politici mogen door hun aanwezigheid geen geloofwaardigheid verlenen aan de Spelen van Peking. Wij moeten op het moment uit Peking wegblijven. Ik zeg dit als een vurige fan en toeschouwer van de Olympische Spelen van Athene. Van onze kant is dit het minste wat wij kunnen doen.
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, morgen is de tiende verjaardag van het akkoord van Belfast. Velen vinden dat er veel te vieren valt, ik vind dit niet. Waarom? Omdat het juist dit Akkoord van Belfast was dat 30 jaren terrorisme beloonde door het ondergraven van zowel de justitie als ook de democratie: de justitie door de amnestieverlening middels vroegtijdige vrijlating aan alle terecht veroordeelde terroristische gevangenen; en de democratie door het voorschrift dat terroristen zonder berouw in de regering van de regio moeten worden opgenomen die zij sinds tientallen jaren hebben geteisterd. Dit moet worden bereikt door de onbillijkheid van een verplichte coalitie.
De regio die ik vertegenwoordig is de enige regio in de gehele Europese Unie waarin de burgers niet het democratische grondrecht hebben om een partij weg te stemmen. Waarom? Omdat het Akkoord van Belfast bepaalt dat alle partijen in de regering moeten zijn, wanneer er een regering wordt gevormd. Dat is het Akkoord van Belfast en het is verkeerd. Het is een overeenkomst die moet worden gewraakt, niet gevierd.
Petya Stavreva (PPE-DE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, een van de grootste uitdagingen waarvoor mijn land, Bulgarije, tijdens de eerste jaren van zijn lidmaatschap van de Gemeenschap stond, was de zorg voor transparantie en het verhinderen van ieder misbruik van middelen die uit Europese fondsen afkomstig zijn.
Ter ondersteuning van de inspanningen tegen de corruptie heb ik de aanzet gegeven tot oprichting van een openbare burgerraad die de opname van middelen uit EU fondsen in de Bulgaarse landbouw controleert. Dit zal geen formele instelling zijn, maar een uit de burgermaatschappij afkomstige groepering om de inspanningen van al degenen te bundelen die ervoor willen zorgen dat deze gelegenheid ter bevordering van de ontwikkeling van Bulgarije niet door corruptie, misbruik en wanbeheer wordt verspild.
Het grote doel bestaat in het opzetten van mechanismen tot publiekelijke controle van de doelen waarvoor de middelen in de landbouw worden uitgegeven en het zorgen voor algemene toegang tot informatie hierover. Verder moeten er mechanismen voor informatie over de tenuitvoerlegging van projecten en voor de verspreiding van beste praktijken in de sector komen. Ik wil eraan herinneren dat de bevordering van actieve burgerbetrokkenheid bij socio-politieke processen een hoofdprioriteit op de agenda van de Gemeenschap is.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). – (RO) Meer dan één jaar nadat Roemenië en Bulgarije lid werden van de EU en bijna negen jaar na het begin van het Bologna proces, erkennen acht Europese landen de in deze twee lidstaten behaalde universiteitsdiploma’s en andere kwalificaties niet aan.
In veel gevallen worden de Roemeense burgers gediscrimineerd wanneer ze in het buitenland werk willen aannemen of hun opleiding willen voortzetten.
De niet-erkenning van diploma’s draagt ook tot de lage deelname aan de Europese mobiliteitsprogramma’s voor studenten bij, met name wat de postdoctorale diploma’s aangaat.
Zo kon bijvoorbeeld een Roemeense student niet deelnemen aan een door het Erasmus-Mundus gefinancierd doctoraal programma in een universiteitsstad van een van de acht lidstaten die het propedeutisch universiteitsdiploma niet wil erkennen.
Hier gaat het om discriminatie tegen de burgers van een lidstaat en het resultaat hiervan is de beperking van hun kansen om Europese middelen voor hun academische mobiliteit te krijgen.
De Europese Commissie heeft onlangs dit gedrag gehekeld. Ik ben van mening dat het Europees Parlement eenzelfde vastberaden houding ten opzichte van deze omgang zou moeten aannemen.
Cătălin-Ioan Nechifor (PSE). – (RO) Op de achtergrond van de klimaatverandering en in de context van alsmaar minder en duurder wordende natuurlijke grondstoffen, vooral op het gebied van de energie, zou een gemeenschappelijk landbouwbeleid een doeltreffend instrument kunnen zijn om de doelstellingen van de Europese Unie te bereiken.
Aan de andere kant leidt de niet-naleving van de communautaire wetgeving inzake de landbouwsector op het moment tot het verhaal door de Commissie van niet minder dan 83 miljoen Euro van elf lidstaten. Het is geen zeer groot bedrag, maar aangezien het gemeenschappelijk landbouwbeleid uit openbare middelen wordt gefinancierd, geloof ik dat er een duurzamere betrokkenheid van de Europese Commissie bij de ondersteuning van lidstaten nodig is. Met name bij de ondersteuning van de pas geïntegreerde staten, zodat deze onregelmatigheden aanzienlijk kunnen worden verminderd en voedselveiligheid en -zekerheid in de Europese Unie werkelijk binnen handbereik kunnen liggen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) De Commissie zal binnenkort een nieuw amendement indienen op de Richtlijn betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen.
In 2008 moet de Commissie, nadat zij alle mogelijkheden heeft onderzocht, waaronder de kosten die met de milieubescherming, het geluid, de verkeersopstoppingen en de gezondheid in verband staan, een algemeen toepasbaar, transparant en allesomvattend model voor de beoordeling van alle externe kosten voorstellen dat als basis voor een latere berekening van de tolheffingen voor het gebruik van de infrastructuur kan dienen.
Alle op deze wijze verkregen inkomsten zouden weer moeten worden geïnvesteerd in de hiermee verbonden infrastructuren. De vrachtwagenbedrijven hebben speciaal geoutilleerde parkeerplaatsen nodig waar chauffeurs met een veilig gevoel kunnen uitrusten, en ook hun voertuigen en het vrachtgoed veilig zijn.
Ik ben van mening dat de lidstaten financieel moeten worden ondersteund en tegelijkertijd moeten worden gedwongen om meer te investeren in het aanleggen van veilige parkeerplaatsen, alsmede in het verbeteren en ontwikkelen van de vervoersinfrastructuur.
Marianne Mikko (PSE). – (ET) Dames en heren, de lidstaten van de Europese Unie hebben van Estland tot aan Polen miljoenen van hun meest getalenteerde en ondernemende burgers aan de agressie van de Nazi’s en de tientallen jaren durende Sovjet-terreur verloren. Het verslag van het Europees Parlement “Burgers voor Europa” riep een actie in het leven onder de naam “Actief Europees gedenken”. Het had zowel de verhindering van het Nazisme en Stalinisme ten doel als ook het gedenken van de slachtoffers van het Nazistisch en Stalinistisch bewind.
Nu, zeventig jaar na het geheime pact tussen Stalin en Hitler, bestaat er nog altijd een gebrek aan kennis in Europa over de gewelddaden door het onderdrukkingsapparaat van Stalin. De lidstaten moeten een blijvende intergouvernementele werkgroep oprichten die de taak heeft een onpartijdig onderzoek uit te voeren naar de misdaden van de Bolsjewieken en de KGB, en deze tevens naar Europese maatstaven te beoordelen.
Heden moet echter de 23e augustus tot Europese herdenkingsdag voor de slachtoffers van het Stalinisme en Nazisme worden benoemd. Op 23 augustus 1939 deelden de Nazi’s en de Bolsjewieken Europa in twee invloedssferen. Hierbij brachten zij Europa een vreselijke wond toe die tot op de dag van vandaag nog niet geheel is genezen.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE). – (RO) Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om in de plenaire vergadering van het Europees Parlement te spreken over het verloop van de NAVO-top die van twee tot vier april in Boekarest, de hoofdstad van Roemenië, plaatsvond.
We weten allemaal hoe belangrijk de NAVO is, zowel voor de veiligheid van het Euro-Atlantisch gebied als ook voor de democratisering en het welzijn van de pas geïntegreerde landen. Dit gebeurde voor Roemenië in 2004 en we hopen dat hetzelfde met Kroatië en Albanië zal gebeuren, de landen die in Boekarest werden uitgenodigd om lid te worden van de NAVO.
Ik ben ervan overtuigd dat de crisis betreffende de naam van Macedonië tijdens het overleg met Griekenland ook kan worden opgelost, zodat een verdere betrouwbare partner van de Europese Unie, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ook kan worden uitgenodigd om lid te worden van de NAVO.
We weten ook dat de toetreding tot de NAVO een belangrijke stap tot integratie in de Europese Unie is.
Als een lid van de Alde-Fractie in het Europees Parlement, juich ik de openheid van de NAVO jegens Oekraïne en Georgië toe als een belangrijk signaal voor het op weg brengen van deze landen naar Europa.
Ik ben ervan overtuigd dat wij, de Europese Unie in het algemeen en het Europees Parlement in het bijzonder, ook de openheid hebben om de Oekraïne en Georgië aan te moedigen om de juiste weg in te slaan, de Europese weg.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het ratificatieproces van het Hervormingsverdrag van de EU gaat verder. In de voetstappen van onder andere de Franse, Roemeense, Sloveense en Hongaarse parlementen heeft het Poolse parlement ook besluiten inzake de ratificatie genomen. Dit zou misschien in het geheel niet vermeldenswaardig geweest, wanneer niet de leden van het parlement het Verdrag in al te grote haast hadden geratificeerd en vaak zonder op de hoogte te zijn van de inhoud. Gezien deze situatie zijn de vele initiatieven om het Verdrag door nationale referenda te ratificeren volledig gerechtvaardigd. In een democratie is per slot van rekening de burger de soeverein en niet het parlementslid; en de meest belangrijke vorm om dit tot uitdrukking te brengen is een referendum, en niet stemmingen die de goede naam van de parlementsleden en de parlementen aantasten. De burgers hebben een recht om de ratificatie van het Verdrag zonder dat het werd gelezen niet te erkennen.
Deze omstandigheden vormen de basis voor toekomstige politieke en nationale conflicten, en in feite zou alles moeten plaatsvinden in overeenstemming met de mensenrechten en de wil van de vrije staten en bevolkingen in naam van het algemeen belang.
Sylwester Chruszcz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in mijn redevoering zou ik graag de aandacht willen vestigen op het respect voor het eigendomsrecht, de rechten van de mensen en de rechten van de religieuze minderheden in de Oekraïne, dat de wens naar voren heeft gebracht om toe te treden tot de Europese Unie. In 1962 hebben de overheden van de Sovjet Unie de katholieke kerk van Sint Magdalena in Lwów gesloten en het tot een voordrachtshal voor orgelspel omgevormd. Sinds 1991 hebben de inwoners van Lwów ervoor gestreden om hun aan Sint Magdalena gewijde kerk terug te krijgen, tot op heden zonder resultaat.
Met de verzoening tussen de Poolse en Oekraïense bevolkingen in het achterhoofd, wil ik door middel van het forum van het Europees Parlement graag een appel aan de autoriteiten van de stad Lwów richten tot teruggave van de kerk aan het kerkgezag, om zo de vriendschap tussen onze bevolkingen, de Poolse en Oekraïense, te verdiepen, en ook om ervoor te zorgen dat deze kerk een verzoeningssymbool wordt. Iets dat zeer belangrijk is vanuit het oogmerk van het naderende Europese kampioenschap van 2012.
Marian Zlotea (PPE-DE). – (RO) Ik wil graag het onderwerp aansnijden van de mensen die aan leukemie lijden, die iedere dag in Roemenië of in andere lidstaten sterven zonder dat men in staat is iets te doen, omdat sommige landen niet in het internationale register van buitenfamiliaire donors zijn opgenomen.
Er bestaat zo’n register in Europa, maar jammer genoeg hebben niet alle lidstaten toegang tot dit register. In Roemenië functioneert dit register niet. Deze tekortkoming heeft tot een veel hoger sterftecijfer in Roemenië geleid dan in andere lidstaten. Honderden jongeren sterven iedere dag omdat ze simpelweg geen toegang tot dit register hebben. Desondanks is dit probleem geen prioriteit voor de huidige regering van Roemenië.
Ik zou graag willen dat alle lidstaten dezelfde toegang hebben tot dit register. Dit zou tot een vermindering van de illegale handel in organen leiden en zou de onder leukemie lijdende mensen een levenskans bieden, onafhankelijk van hun financiële situatie. Ik geloof ook dat zieke mensen moeten profiteren van ruggenmergtransplantaties op grond van hun situatie en niet op grond van hun nationaliteit.
In overweging nemende dat we vandaag voor de installering van commissaris Vassiliou hebben gestemd, verzoek ik mevrouw de commissaris om een oplossing voor dit probleem te vinden. Alle Europese instellingen, waaronder het Parlement, moeten hun steun geven aan een informatiecampagne.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE). – (RO) Verleden week viel Roemenië de eer te beurt de gastheer voor de NAVO-top van Boekarest te zijn. Als rapporteur voor regionale samenwerking in het gebied rond de Zwarte Zee zou ik de organisatie van dit belangrijke evenement in de regio van de Zwarte Zee willen toejuichen, maar met name de uitdrukkelijke erkenning van het strategische belang van dit gebied.
Ik hoop dat deze erkenning neerkomt op geconsolideerde en concrete inspanningen van de kant van de Europese Unie en de NAVO om de Zwarte Zee in een gebied van stabiliteit en welvaart te veranderen en zo voor de veiligheid van het gehele Europese continent te zorgen.
Niet minder belangrijk is de erkenning van de trans-Atlantische ambities van Georgië en de Oekraïne. De weg van deze twee landen naar het lidmaatschap van de NAVO moet onomkeerbaar zijn, en de jaren 2008 en 2009 moeten belangrijk worden bij het boeken van vooruitgang in deze richting, zowel door de twee landen als door de NAVO.
Ten slotte juich ik het toe dat de lidstaten van de Alliantie flexibiliteit en een langetermijnvisie hebben bewezen, en zo de Top van Boekarest tot een belangrijke maatstaf voor de uitbreiding van de NAVO en de erop volgende ontwikkeling van het veiligheidssysteem hebben gemaakt.
Yannick Vaugrenard (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, weer eens zijn een paar werknemers in de laatste dagen in Saint-Nazaire in Frankrijk onbetaald gebleven. Dit keer ging het om Grieken die door een Duitse onderaannemer bij een andere onderaannemer in de scheepsbouwindustrie te werk waren gesteld.
De jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie heeft de werknemersrechten van gedetacheerde arbeiders binnen de EU opnieuw bevestigd, maar hoe doeltreffend zijn deze rechten wanneer Europa niet met de noodzakelijke wetgeving uitgerust is om voor het falen van onderaannemers te compenseren?
We spreken in het geheel niet meer over op zichzelf staande gevallen. In de gehele Europese Unie maken de opdrachtgevers alsmaar meer gebruik van reeksen van onderaannemers uit andere lidstaten, en gevallen van niet-betaalde gedetacheerde arbeiders worden steeds gebruikelijker. Drie man, drie Griekse werknemers, kregen uiteindelijk hun loon uitbetaald, maar alleen na een hongerstaking van drie weken.
We mogen geen hoogdravende toespraken over Europa houden en niets doen. Het is wezenlijk dat wij zo snel als mogelijke op de proppen komen met het noodzakelijke wettelijk arsenaal om de opdrachtgevers verantwoordelijk te stellen voor het falen van onderaannemers.
Toomas Savi (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag uw aandacht vestigen op de parallellen tussen de Olympische Spelen van Peking en die van 28 jaar geleden in Moskou. Het verlenen van het recht tot het houden van de Olympische Spelen in 1980 in Moskou was waarschijnlijk een door de regering van Jimmy Carter en zijn veiligheidsadviseur Zbigniew Brzezinski ontworpen ingenieus plan om de Sovjet-Unie ten minste voor een korte tijd voor het Westen en zijn democratische invloed te openen.
Ons doel is het aanzwengelen van de democratisering in China en daarom moeten we dankbaar zijn voor de mogelijkheid voor een dergelijke internationale aanwezigheid in een land dat anders vrij geïsoleerd is. Ook wanneer we de Chinese autoriteiten door een boycot van de Olympische Spelen van Peking hun triomf ontnemen, zo verliezen we ook de gelegenheid om de democratische waarden dichter bij de Chinese bevolking, naar de gewone man te brengen. Onze aanwezigheid bij de Olympische Spelen van Peking moet niet als een aanvaarding van de Chinese overheid worden beschouwd, maar als een inspanning om de Chinese bevolking de noodzaak van een omvorming van het bewind in te laten zien.
Marco Cappato (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag de 25 medeleden willen danken die de brief aan de Cambodjaanse premier en dictator Hun Sen hebben ondertekend, waarin het geval van Saumura Tioulong ter sprake werd gebracht, een van de leiders van de Sam Rainsy Partij. Ik zou dit geval ook graag onder de aandacht van de Commissie willen brengen. We zijn erover geïnformeerd dat Saumura Tioulong, die eveneens lid van een geweldloze radicale partij is, in Cambodja werkelijk gevaar loopt om te worden gearresteerd. Tot nu toe is dit niet gebeurd, en ik hoop dat dit gedeeltelijk aan de interventie van mijn medeleden te danken is, maar het blijft een situatie die zeer goed in de gaten moet worden gehouden.
Ik zou deze tijd ook graag willen gebruiken om de Voorzitter en al mijn medeleden te laten weten dat de Chinese ambassade een brief aan ons allen heeft gestuurd waarin wordt gesproken over de separatistische houding van de “bende” van de Dalai Lama, die volgens deze brief natuurlijk van gewelddadige aard is. Het lijkt mij dat dit een van de verklaringen en ideeën is waarbij wij het Chinese bewind moeten helpen om ze te overwinnen, om zo de democratie naar China, Tibet en elders te brengen.
Dimitar Stoyanov (NI). – (BG) In de afgelopen 48 uur zijn er in Sofia, in Bulgarije, drie huurmoorden gepleegd. Sinds Roumen Petkov, de huidige minister van Binnenlandse Zaken, zijn dienst aantrad zijn er in Bulgarije in totaal 22 huurmoorden gepleegd op zakenlieden, maffialeiders en politici. Niet één ervan is opgelost, niemand is er voor veroordeeld. Op maandag werd de schrijver Georgi Stoev op klaarlichte dag vermoord. Hij had een aantal boeken over onderzoeken naar de georganiseerde misdaad op zijn naam. Intussen is duidelijk geworden dat minister Petkov in regelmatig contact met criminele elementen stond, en zelfs ontmoetingen met dergelijke personen had. Hier gaat het om een duidelijke aanwijzing voor een volledige fusie van de regering en de maffia. Wat ik wil zeggen is dat de minister van Binnenlandse Zaken in Bulgarije een maffiavent is.
Gedurende de periode voor de toelating kreeg de Bulgaarse bevolking te horen dat de Unie een garant zou zijn voor succes tegen banditisme en moorden, een bewaker van stabiliteit en veiligheid, voor een leven zonder misdaad. Vandaag zou eenieder van ons het volgende slachtoffer kunnen zijn. De Unie moet handelen om deze schandvlek kwijt te worden, niet alleen van Bulgarije, maar ook van zichzelf.
Slavi Binev (NI). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, collega’s, de gelegenheid die mij naar het spreekgestoelte brengt is dat in Bulgarije een paar dagen geleden alweer een tragisch voorval heeft plaatsgevonden dat ons ertoe dwingt het stilzwijgen te verbreken. Op maandag werd in het hart van de Bulgaarse hoofdstad Sofia de schrijver Georgi Stoev door gerichte schoten op demonstratieve wijze vermoord. Hij had het aangedurfd om in een reeks van tien of meer boeken de sluier op te lichten van de gehele waarheid over de georganiseerde misdaad in ons land en over haar nauwe verbindingen met de politieke elite en de rechterlijke macht.
Deze huurmoord, één van velen, heeft met meedogenloze duidelijkheid aangetoond dat het Openbaar Ministerie, het rechtsstelsel en het ministerie van Binnenlandse Zaken of niet de macht hebben om de misdaad te bedwingen, of wat nog griezeliger is niet de wil hebben om haar de baas te worden. Door hun passiviteit worden ze tot medeplichtigen van misdaden en worden ze alleen gebruikt voor de politieke gangsterpraktijken van non-conformisten. Het is niet toevallig dat de heer Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie dit zo duidelijk uitsprak tijdens zijn recente bezoek aan Bulgarije. De bittere waarheid is dat in Bulgarije iedereen angst om zijn leven heeft, en we moeten toegeven dat zonder hulp van Europa de soevereiniteit van ons land op het spel staat.
Tunne Kelam (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Hof van de Rechten van de Mens heeft 24 uitspraken gedaan over door inwoners van Tsjetsjenië ingediende beroepen – nog tweehonderd meer zijn in behandeling. Het hof acht Rusland verantwoordelijk voor stuitende schendingen van de Rechten van de Mens in Tsjetsjenië, waaronder moord, folter en illegale hechtenis. Deze schendingen blijven voortduren. Bovendien zijn tot aan de vijfduizend mensen “verdwenen” – grotendeels vermoord – waarvoor de staatsveiligheidsdiensten verantwoordelijk zijn. Het is ongelooflijk dat nog geen functionaris voor deze handelingen ter verantwoording is geroepen.
Ik roep de EU, de Commissie en de Raad op om het aan president Medvedev duidelijk te maken dat volledig gehoorzamen aan de uitspraken van het Hof van Straatsburg een hoge verwachting van de EU is met het oog op een verdergaande partnerschap.
Colm Burke (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een wekenlange missie naar Tsjaad ondernomen in een poging om publieke bekendheid voor de humanitaire crisis op te wekken, die met name in het Oosten van het land plaatsvindt. Ik wilde ook onderzoeken welke mogelijk positieve uitwerkingen de door Ierland geleide vredesmissie zou kunnen hebben in de huidige fase van zijn inzet in Tsjaad.
Ongeveer 250 000 Soedanese vluchtelingen zijn sinds 2003 de grens gepasseerd, die bijna allemaal in 12 kampen in het Oosten van het land zijn ondergebracht. Er zijn dus ongeveer 180 000 in eigen land ontheemden in Oost-Tsjaad die in beweging waren en zich verder bewegen op de vlucht voor interetnisch geweld.
Het wereldvoedselprogramma in Oost-Tsjaad ziet zich nu voor de afschrikwekkende opgave gesteld om van tevoren, voor het begin van de regentijd, de plaats vast te leggen van voedselvoorraden voor zes maanden voor deze vluchtelingen en in eigen land ontheemden. Bijdrages van donateurs worden dringend benodigd om ervoor te zorgen dat de aankopen binnen de komende maanden kunnen worden afgesloten en dat het voedsel Tsjaad op tijd bereikt.
Met betrekking tot EUFOR dat voor de bescherming van de vluchtelingen moet zorgen kan ik zeggen dat sommige van de leden van de Franse militaire missie nu deel uitmaken van EUFOR. Het is belangrijk dat EUFOR niet als een aanvulling van de Franse operaties in Tsjaad wordt gezien.
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de zes weken sinds de heer Christofias tot nieuwe president van Cyprus is gekozen is er meer vooruitgang geboekt bij de pogingen om een permanente oplossing op het eiland te vinden dan in de vier jaar daarvoor. De sfeer in Cyprus is gedrenkt met hernieuwde hoop, maar er is iets dat het euforisch klimaat dreigt te vernietigen. Hierbij gaat het om de verdergaande bemoeienis van het Turkse leger.
Een week geleden heeft de stafchef van het Turkse leger een plotseling bezoek aan Cyprus gebracht en een aantal opruiende verklaringen afgelegd die het vredesproces bijna aan banden legden. Vandaag staat een bezoek van de bevelhebber van de Turkse landstrijdkrachten op het plan en er wordt verwacht dat zijn aanwezigheid voor nog meer problemen bij de vredesonderhandelingen zal zorgen.
Ik dring er bij de Voorzitter van dit Huis en al mijn collega’s op aan om gebruik van al hun ter beschikking staande diplomatieke middelen te maken om de Turkse generaals in Ankara er duidelijk op te wijzen dat ze op moeten houden met het kapotmaken van het vredesoverleg in Cyprus en het aan de Cyprioten overlaten om verder te gaan met het zoeken naar een oplossing voor de problemen tussen de gemeenschappen op hun eiland.
Dank u wel Mijnheer de Voorzitter, en tevens wil ik zeggen hoe dankbaar wij allen zijn voor uw grootmoedigheid dat u zo veel mensen vanmiddag laat spreken.
Iuliu Winkler (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie is vandaag de grootste exporteur van de wereld. Deze positie heeft zij ook te danken aan de economische verscheidenheid van haar lidstaten, waarvan sommigen bijna geheel op diensten zijn gebaseerd en anderen op het produceren.
Om ervoor te zorgen dat deze leidende positie van de Europese exporteurs aanhoudt, moeten wij veilig stellen dat zij in een faire wereldhandelsomgeving kunnen mededingen. De handelsbeschermingsinstrumenten van de Gemeenschap, die bedoeld zijn om aan Europese economische ondernemers waarborgen te bieden bij de internationale handel, moeten worden hervormd. Het gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten moet toegankelijker, efficiënter en transparanter worden. De hervormde handelsbeschermingsinstrumenten moeten zowel toegankelijker en efficiënter worden voor de belanghebbenden uit zowel de dienstengebaseerde economieën als ook voor die uit de economieën die sterke producerende sectoren hebben. Ze moeten op gelijke manier toegankelijk zijn voor de nieuwe en oude lidstaten. De verleiding van het protectionisme moet sterk worden ontmoedigd.
Anna Záborská (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, op 5 april werd de christelijk orthodoxe priester Youssef Adel in het centrum van Bagdad door onbekende aanvallers vermoord. De Chaldeeuwse bisschop van Mosul, Monsignor Rahho, werd eind februari ontvoerd. Het parlement heeft niet gereageerd en zijn lichaam werd midden maart gevonden. Wanneer de internationale gemeenschap zijn ogen afwend, zal er nooit vrede in deze regio komen. De door de Europese Unie geleverde financiële middelen zullen verspild zijn wanneer de Europese Unie de plaatselijke bevolking niet beschermd.
Ik vraag de Commissie om naar de mogelijkheid te kijken om de Europese fondsen onder beheer te stellen zolang de Iraakse Christenen het doelwit van geweld, ontvoering, moord en bomaanslagen zijn Ik vraag onze Voorzitter om namens ons een gezamenlijke verklaring met de Raad op te stellen die de vervolging van medewerkers uit de burgerlijke en humanitaire sector, de gezondheidszorg en van religieuze organisaties sterk veroordeeld.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) We staan voor de vierde verjaardag van de belangrijkste uitbreiding van de Unie – een uitbreiding die tien nieuwe lidstaten omvatte. Voor het grootste deel zijn dit landen die aanzienlijke uitgaven en aanzienlijke steunfondsen nodig hebben voor het moderniseren en transformeren van de economie. Toen werden Bulgarije en Roemenië ook nog lid. Deze uitbreidingen waren zeer goedkoop voor de begroting van de Europese Unie. De voordelen van de uitbreiding waren zowel voor de oude als de nieuwe lidstaten voelbaar.
We zijn bezig met het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon. Dit is een belangrijk succes, maar tegelijkertijd is er bij het debat over de toekomst van de Unie sprake van een vermindering van de begroting in de jaren 2014 tot 2020. Hoe kunnen wij op de nieuwe uitdagingen reageren, de nieuwe uitdagingen voor een uitgebreid Europa , wanneer we minder geld besteden aan zaken van zo groot belang voor Europa, voor de wereld, en voor de Europese Unie?
De Voorzitter. − Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang.
21. Kankerbestrijding in de uitgebreide Europese Unie (debat)
De Voorzitter. – (PT) Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0014/2008) van Miroslav Ouzky, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, aan de Commissie: Kankerbestrijding in de uitgebreide Europese Unie (B6-0015/2008).
Commissaris Vassiliou is voor het eerst bij ons om deel te nemen aan dit debat. Hartelijk welkom commissaris; ik hoop dat u zich bij ons thuis zal voelen. Uw toespraak zal binnen niet al te lange tijd het begin van uw medewerking en samenwerking met het Europees Parlement inluiden.
Miroslav Ouzký, auteur. − (CS) Allereerst wil ik de gelegenheid te baat nemen om als voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid de commissaris te feliciteren die vandaag voor de Commissie voorgedragen en benoemd is geworden. Alhoewel ernstige redenen mij ervan hebben weerhouden om persoonlijk naar haar presentatie te luisteren, moet ik zeggen dat zij een uitstekende indruk heeft gemaakt op de leden van mijn commissie en unaniem werd toegejuicht in haar nieuwe hoedanigheid.
Met betrekking tot de mondelinge vraag wil ik graag beginnen met een verklaring waarom we deze kwestie hebben aangepakt en de onderlinge staten hebben gevraagd om meer aandacht te besteden aan deze ernstige ziekte. U weet waarschijnlijk door de nadruk in het verslag en in de vraag dat de kankergevallen in Europa in opmars zijn. Hiervoor zijn een aantal redenen aan te voeren: Zoals we weten wordt de bevolking ouder en meer en meer mensen komen in aanraking met kankerverwekkende stoffen. Volgens de vakbonden is ten minste acht procent van de jaarlijkse sterfgevallen door kanker te wijten aan blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op de arbeidsplaats. We moeten er rekening mee houden dat bij één op de drie Europeanen tijdens hun leven de diagnose kanker wordt gesteld en dat één op de vier Europeanen aan deze ziekte overlijdt.
Een ander belangrijk punt zijn de aanzienlijke verschillen in de overlevingskansen bij de kankerbehandeling tussen de oude en de nieuwe lidstaten. Over deze wanverhouding moeten we zeker ook nadenken. Wat kunnen wij op dit gebied doen en wat kunnen wij de Europese Gemeenschap aanbevelen? Een organisatie als de Europese Unie heeft met zekerheid de bevoegdheid en de macht om het individuele nationale beleid te coördineren. Door het aannemen van nationale programma’s voor kankeronderzoek kunnen wij het sterftecijfer door kanker met dertig procent verminderen. We weten dat slechts drie procent van de totale begroting in de ontwikkelde landen aan kankerpreventie wordt uitgegeven, waarnaast 97 procent van de begroting voor de behandeling worden gebruikt.
Ik wil ook graag van de gelegenheid gebruik maken om namens de patiënten die in het middelpunt van de behandeling staan en het middelpunt van onze zorg zullen moeten worden het volgende te verzoeken: Zij moeten toegang tot nieuwe wetenschappelijke kennis en nieuwe informatie krijgen. De Europese Unie moet doorgaan met een enkel register en zo ver als mogelijk met een gemeenschappelijke opleiding. Paradoxaal genoeg heeft de Europese Unie tot nu toe nog niet in al zijn lidstaten het thema ingevoerd, en dat bij een ongetwijfeld zo belangrijk thema als oncologie. Alhoewel oncologie een interdisciplinair vakgebied is, is zijn erkenning als zelfstandig vakgebied een noodzakelijke voorwaarden wanneer we deze ziekte met succes willen bestrijden.
Aangezien ik graag een deel van mijn spreektijd aan mijn collega professor Trakatellis van de PPE-DE Fractie wil geven, kom ik hiermee tot het slot van mijn inleiding.
Androulla Vassiliou, lid van de Commissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik verschijn hier vandaag voor het eerst in mijn officiële hoedanigheid voor het Parlement, zodat ik allereerst mijn dank aan zijn leden wil uitspreken voor het door hun stem in mij gestelde vertrouwen. Ik herhaal wat ik op mijn hoorzitting heb gezegd: ik ben van plan om vruchtbaar met de leden van het Parlement samen te werken en naar mijn beste vermogen.
Komen we nu, mijnheer de Voorzitter, tot het onderwerp kanker:
(EN) Naast de prioriteit die u en het Sloveense voorzitterschap aan kanker heeft gegeven, heeft dit thema sinds vele jaren mijn speciale aandacht gehad, zodat ik blij ben dat dit het eerste punt van orde is dat ik voor de plenaire vergadering moet aanspreken.
Elk jaar krijgen 3,2 miljoen Europeanen de diagnose kanker te horen, maar deze last is niet gelijkelijk verdeeld over de Unie. Zo tonen bijvoorbeeld de nieuwste cijfers aan dat baarmoederhalskanker in Bulgarije vier keer vaker voorkomt dan in Finland, en dat de sterftekans door baarmoederhalskanker in Litouwen bijna vijf keer hoger is dan in Italië. Deze afwijkingen tonen aan dat er ruimte voor verbetering in de Unie bestaat.
Natuurlijk ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de alomvattende kankerbehandeling bij de lidstaten, maar een Europees handelen zou hier een verschil kunnen uitmaken. De Commissie is op het moment een verslag aan het voorbereiden betreffende de tenuitvoerlegging van een aanbeveling van de Raad van 2003 inzake de kankerscreening. Ik verwacht dat dit zal aantonen dat er vooruitgang is geboekt, maar dat er nog altijd meer moet worden gedaan. We zullen met de lidstaten samenwerken om dit te bereiken.
Maar ook wanneer screening belangrijk is, geloof ik dat de communautaire kankerbestrijding een bredere opzet moet hebben. Bijvoorbeeld: gezondheidsinformatie en gegevens over de verspreiding van kanker die ongelijkheden en beste praktijken in Europa zullen openbaren; preventiemaatregelen en gezondheidscampagnes over thema’s als tabak, voeding en alcohol; beste praktijken inzake behandeling en een geïntegreerde kankerzorg, zoals bijvoorbeeld de palliatieve zorg; het bundelen van middelen en deskundigheid door Europese referentienetwerken; maatregelen nemen voor investeringen in de infrastructuur door het Structuurfonds; en de ondersteuning van kankeronderzoek op gemeenschapsniveau.
Ik ben van plan om het komende jaar voorstellen op tafel te brengen voor een actieplan tegen kanker. Dit zal ten doel hebben om aan al deze acties richting en coherentie te geven. We zullen er ook over nadenken of de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek het rechtvaardigen om de bestaande aanbeveling inzake kankerscreening te herzien. Sommige acties zijn al van start gegaan. Wij zijn van plan om bepalingen voor Europese referentienetwerken op te nemen als onderdeel van de aangekondigde voorstellen over de toepassing van patiëntenrechten in de grensoverschrijdende gezondheidszorg. De later in het jaar komende voorstellen inzake zeldzame ziekten zullen onder andere ook behulpzaam zijn bij de verbetering van de situatie omtrent zeldzame soorten van kanker.
Bovendien, wanneer een persoon kanker heeft, betreft het hem het meest, maar het betreft ook hun familie, hun werkgever en de maatschappij in zijn geheel. Mijn voorstellen zullen worden begeleid door een effectbeoordeling die niet alleen de menselijke kosten van kanker duidelijk zal maken, maar ook de bredere sociale en economische kosten.
Ik kijk ernaar uit om uw suggesties te horen over de zaken die we bij het ontwikkelen van de voorstellen moeten aanspreken. U kunt er zeker van zijn dat er rekening met uw voorstellen zal worden gehouden wanneer we dit actieplan ontwikkelen, en ik reken op uw ondersteuning voor al onze toekomstige handelingen.
Antonios Trakatellis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de commissaris met de aanvaarding van haar ambt feliciteren. Ik juich de door haar uitgedrukte zienswijzen over kanker toe. Commissaris, ik geloof dat het tijd is dat wij een doeltreffende strategie inzake kanker aannemen, in overeenstemming met de huidige wetenschappelijke en technologische vooruitgang, zodat deze ziekte niet meer de belangrijkste doodsoorzaak in Europa blijft.
Vandaag de dag zijn één derde van alle kankergevallen te voorkomen. Wij moeten daarom de bestaande preventieprogramma’s en –maatregelen herzien en nieuwe in het leven roepen om op alles voorbereid te zijn.
Wanneer we onze wetenschappelijke kennis uitbreiden moeten we de aanbeveling van de Raad inzake vroegtijdige diagnose herzien en de diagnostische methodes voor meer soorten kanker verbeteren. Naast borstkanker, baarmoederhalskanker en colorectale kanker, moeten we huidkanker en mogelijk ook long- en prostaatkanker opnemen. Het versterken van de preventie en vroegtijdige diagnose zou ongeveer zeventig procent van alle gevallen kunnen omvatten.
Voor gevallen waar preventie of vroegtijdige diagnose niet mogelijk is, moeten wij, zoals door u aangesproken, ervoor zorgen dat de therapeutische strategieën en praktijk worden verbeterd door effectiever en innovatiever te worden. Wij moeten garanderen dat volledig gebruik wordt gemaakt van de behandelingsmethodes die ons door vernieuwing en een steeds succesvoller wordend onderzoek ter beschikking staan. Het is eenvoudigweg noodzakelijk om prikkels te geven voor het onderzoek naar vernieuwende kankerbehandelingen en om meer geldmiddelen voor onderzoek uit te trekken.
Natuurlijk mogen bureaucratische formaliteiten het onderzoek niet belemmeren. Daarenboven moeten de toelatingsprocedures op een zodanige manier worden herzien dat het mogelijk wordt om de procedures voor nieuwe medicamenten te versnellen en tegelijkertijd vast te houden aan de hoge veiligheidsnormen. Commissaris, dit is vandaag een haalbare zaak. De door de EU beschikbaar gestelde middelen kunnen ons in de nabije toekomst in staat stellen om de kanker in de greep te krijgen, en daardoor de Europese burgers van deze gesel bevrijden.
Met de ogen op dit doel gericht, zijn we er vandaag toe opgeroepen om verder te gaan. Zoals door u aangesproken, moeten we dit doen indien we verscheidene samengestelde elementen van deze strategie opstellen. We hopen dat zowel de Europese Commissie als ook de Raad de resolutie van het Parlement zal ondersteunen en de noodzakelijke maatregelen zal nemen om onze doelen te bereiken.
Glenis Willmott, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, één op de drie van ons in de Europese Unie krijgt met kanker te maken, en dit resulteert in meer dan een miljoen sterfgevallen. Daarom veroorzaakt deze ziekte tweeledige kosten: ten eerste de menselijke kosten in het kader van de eraan lijdende mensen en hun families en ten tweede als een grote gezondheidslast voor de maatschappij in zijn geheel. Verder is dit vanwege de demografische veranderingen waarmee we te maken hebben, en met een vergrijzende bevolking, een probleem dat alleen maar zal toenemen.
We moeten ervoor zorgen dat al onze burgers toegang hebben tot kwalitatief hoogstaande screeningprogramma’s, diagnoses en behandeling, waaronder de palliatieve zorg. Een werkgroep inzake kanker zou voor een coherente en gecoördineerde aanpak van alle kanten van de ziekte kunnen zorgen, en de uitwisseling van informatie en de bevordering van beste praktijken veilig stellen.
Wij moeten ervoor zorgen dat er meer wordt gedaan om onderzoek en vernieuwing te waarborgen, waarbij zoveel mensen als mogelijk toegang krijgen tot de beste kankerpreventie en –behandeling. We moeten ook de verbinding tussen kanker en zwaarlijvigheid benadrukken – na tabak de vermijdbaarste kankeroorzaak. Het is ook wezenlijk om ervoor te zorgen dat werknemers worden beschermd tegen kankerverwekkende stoffen – ongeveer acht procent van alle kankergevallen worden veroorzaakt door blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op het werk – en we moeten bindende grenswaarden hebben voor kristallijne silica, die tot arbeidsongeschiktheid en dodelijke longziektes kunnen voeren. In deze kwestie dring ik er bij de leden op aan om paragraaf 33 en overweging K van de door de commissie goedgekeurde originele tekst te ondersteunen – aangezien de bouwindustrie niet deel heeft genomen aan de overeenkomst tussen de sociale partners inzake de kristallijne silica.
Er zijn in Europa enorme verschillen in de behandeling en screening van kanker. Veel sterfgevallen door kanker zouden door preventiemaatregelen kunnen worden vermeden, zoals bijvoorbeeld toegang tot informatie en tot uitvoerige screeningprogramma’s. De aanpak van deze verschillen moet een prioriteit zijn. Het is onze morele plicht en het is mogelijk. We moeten alleen de politieke wil hebben om het te bereiken.
Georgs Andrejevs, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de gelegenheid te baat nemen om het Sloveense voorzitterschap te danken dat zij kanker op zijn politieke agenda zo bovenaan heeft gezet.
Ik wil met name één initiatief benadrukken: de Europese top van de kankerpatiënt die deze week in Brussel werd gehouden onder het beschermheerschap van het Sloveense voorzitterschap, waaraan meer dan 150 patiëntengroepen uit heel Europa hebben deelgenomen.
Deze zeer succesvolle top, waarbij ik de eer had een toespraak te houden, was de eerste gebeurtenis die onze commissaris voor gezondheid in deze hoedanigheid bijwoonde. Ik moet toegeven dat ik onder de indruk was van de toespraak van de commissaris en van de betrokkenheid die zij onder woorden bracht voor de kankerbestrijding in het algemeen en de zorgen van de kankerpatiënten in het bijzonder.
Ik was er ook zeer over verheugd dat de commissaris van plan is een nieuw actieplan tegen kanker op te zetten, dat volgend jaar van start gaat om ervoor te zorgen dat kanker hoog op de agenda van de Commissie blijft staan.
Deze initiatieven van het voorzitterschap en de Commissie moeten ons allen aanmoedigen om de blik te richten op het hetgeen er moet worden gedaan, na te denken over hetgeen wij hebben bereikt en te ontdekken waar op het moment onze tekorten liggen. En nu kijken we met hoge verwachtingen uit naar de komende conclusies van de Raad over dit onderwerp. Ik heb er vertrouwen in dat deze conclusies een zeer goede en solide grondslag zullen leveren voor de volgende voorzitterschappen om langs de hierin uitgestippelde lijnen verder te gaan. Daarom zou ik het aanstaande Franse voorzitterschap sterk willen aanbevelen om de in het leven geroepen initiatieven voort te zetten en kanker hoog op zijn agenda ze houden.
Ten slotte wil ik alle collega’s danken die veel hebben bijgedragen aan het ontwerp van de resolutie over kankerbestrijding in de uitgebreide Europese Unie, waarover wij morgen zullen stemmen.
Adamos Adamou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ook ik wil mijn felicitaties uitbrengen. U bent een expert op het kankergebied, aangezien u de directeur van een oncologisch centrum was voordat u hier commissaris werd, zodat het voor u normaal is wat u nu te horen krijgt.
Ik zal niet ingaan op de statistische gegevens die u van mijn medeleden te horen hebt gekregen. De heer Trakatellis zei dat dertig procent van de mensen door preventie kunnen worden gered. Omdat ik zelf oncoloog ben, kan ik u verzekeren dat verdere dertig procent van de mensen kunnen worden gered door betrouwbare screeningprogramma’s. Hoeveel van de 27 lidstaten hebben echter zulke programma’s?
Hierin moet u verandering brengen; de coördinatie en de verdere ondersteuning moeten worden gewaarborgd. Misschien zult u ook middelen uit het Structuurfonds en het zevende kaderprogramma moeten gebruiken zodat al deze methodes hun bijdrage kunnen leveren. U moet erbij helpen om meer zichtbaarheid te geven aan de oncologie, omdat dit zoals u heeft aangevoerd van groot belang is. Het Sloveense voorzitterschap moet worden gefeliciteerd, maar net zo belangrijk is de schepping van een werkgroep die zich alleen met het onderwerp kanker bezighoudt.
Irena Belohorská (NI). – (SK) Commissaris, ook ik wil u met uw benoeming feliciteren.
Ik ben er zeer verheugd over dat het thema kanker niet alleen door de experts wordt aangepakt, maar ook door de politici. Wat in dit geval van zeer groot belang is. De experts vragen onze aandacht voor de alarmerende statistieken en de tendensen voor het optreden van kanker zijn extreem slecht. Gisteren voerde ik tijdens de lunch gesprekken met patiëntenorganisaties, en ik kan u vertellen dat hetgeen zij willen toepasselijke behandeling is, die zeer veeleisend kan zijn, met name in het geval van zeldzame soorten van kanker. Er bestaat nog altijd een grote kloof tussen de 15 oude en de 12 nieuwe lidstaten met betrekking tot de incidentie van de ziekte, zijn late opsporing en de aanpak van de medische behandeling tijdens alle stadia van de ziekte. Onvoldoende preventie en late opsporing of behandeling verergeren de gezondheidstoestand van de patiënt en verslechteren de genezingskansen.
commissaris, zorgt u er alstublieft voor dat de kankerbestrijding niet slechts tijdens het zes maanden durende voorzitterschap een prioriteit is, of voor professionele medische organisaties zoals ESMO of patiëntenorganisaties. Wij, de leden van dit Parlement, zullen u bij het zoeken naar een oplossing onze ondersteuning geven.
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
Alojz Peterle (PPE-DE). – (SL) Commissaris, ik had niet verwacht om binnen één week drie keer de kans te krijgen om met u over kanker te spreken. Ik begrijp dat we een commissaris hebben die weet hoe de zaken met betrekking tot kanker erbij staan, en die samen met ons de strijd ertegen zal aangaan. Omdat ze weten dat de gezondheidszorg in de verantwoordelijkheid van de lidstaten ligt, wensen de Europese burgers dat bepaalde taken op Europees niveau worden uitgevoerd, aangezien ze alleen op dit niveau naar behoren kunnen worden uitgevoerd.
Ik ben verheugd dat u een actieplan voor kankerbestrijding heeft aangekondigd. We hebben dit dringend nodig, en wanneer kanker de exponentiële groei van een epidemie heeft, dan moeten wij ook zelf een politieke groei doormaken, omdat anders de kloof en de uitwerkingen van kanker nog erger zullen worden.
Het stemt mij tevreden dat het Sloveense voorzitterschap de verwachtingen omhoog heeft geschroefd dat in de toekomst de handelingen gecoördineerder zullen plaatsvinden, dat er meer continuïteit zal zijn, en dat de initiatieven daadkrachtiger zullen zijn, en zoals u het zelf bij een eerdere gelegenheid naar voren heeft gebracht, dat dit samen zal vallen met multi-partnerschappen.
bovendien geloof ik dat het beter zou zijn wanneer landen die het voorzitterschap hebben niet alleen enkele aspecten prioriteren, maar voortdurend de gehele frontlijn tegen kanker in beschouwing nemen, zoals vandaag al eerder werd aangevoerd.
In deze geest hoop ik dat met uw hulp een werkgroep kan worden opgezet – of we zouden het anders kunnen noemen – om de belangrijkste instellingen en de hoofdrolspelers in de kankerbestrijding samen te brengen, niet met de bedoeling om een nieuwe bureaucratie in het leven te roepen, maar om betere gezamenlijke resultaten te verkrijgen door goede wijzen van samenwerking.
Commissaris, ik wens u veel succes met uw werk.
Karin Jöns (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de media in mijn land maken heden een positieve balans op van de mammografiescreenings in Duitsland. Weer eens hebben de richtsnoeren van de EU inzake kwaliteitsbewaking hun waarde bewezen. Er wordt echter al geëist dat dit programma ook aan jongere vrouwen moet worden aangeboden. Dit toont aan hoe belangrijk de Europese richtsnoeren zijn.
Daarom zal dit Huis morgen in zijn resolutie een verzoek indienen voor de verdere ontwikkeling van de op bewijsvoering gebaseerde richtsnoeren van de EU betreffende de vroegtijdige opsporing, diagnose en medische behandeling van alle veel voorkomende soorten kanker en de opzetting van een dringend noodzakelijke procedure voor accreditering en certificering van de desbetreffende instellingen. Criteria op zich zijn hier niet voldoende. Alleen op deze manier zullen we het bewerkstelligen dat kwaliteit voor populisme gaat en voor klassen- en marktbelangen, wanneer het om de vroegtijdige opsporing en medische behandeling van kanker gaat.
Ik zou al mijn medeleden – en ook de commissaris – willen vragen om door te gaan met het overtuigen en overhalen van de lidstaten die nog altijd twijfels hebben over de behoefte aan een accreditatieprocedure.
Elizabeth Lynne (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, kanker is qua aantal al de tweede doodsoorzaak in Europa, maar de werkelijkheid is dat veel kankergevallen vermijdbaar zijn en dat vele sterfgevallen door kanker onnodig waren.
Screening, diagnose en de medische behandeling zijn beter geworden, maar nog niet voldoende. Wij moet op EU-niveau mechanismes in werking zetten die ervoor zorgen dat beste praktijken effectiever worden gedeeld. Bijvoorbeeld wat de colorectale kanker aangaat. Volgens schattingen zouden elk jaar in de EU 27 000 levens gered kunnen worden wanneer moderne screeningprogramma’s in Europa zouden worden gebruikt.
We moeten er ook voor zorgen dat degenen die een kankerdiagnose hebben niet worden gediscrimineerd op de werkplaats. Dit zou moeten worden behandeld in de Werkgelegenheidsrichtlijn 2000 inzake de bestrijding van discriminatie op de werkvloer, maar vele lidstaten beschouwen chronische ziekten en kanker niet als arbeidsongeschiktheid. Daarom hebben we een definitie van arbeidsongeschiktheid op EU-niveau nodig waaronder ook de mensen met kanker vallen.
Bairbre de Brún (GUE/NGL). – (GA) Mevrouw de Voorzitter, ik ondersteun de oprichting van een interinstitutionele werkgroep voor de kankerbestrijding die regelmatige vergaderingen tussen vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad mogelijk maakt. Het onderzoek betreffende de opsporing en preventie van kanker moet ook uit middelen van het zevende kaderprogramma worden gefinancierd. Ik juich de vandaag door de Commissie geleverde bijdrage aan dit debat toe. Er moeten strategieën voor vrouwen en met name een regelmatige screening naar baarmoederhalskanker en goedkope en snelle mammografiescreenings ten uitvoer worden gelegd.
We moeten ook naar de uitwerkingen van chemische stoffen kijken die door de Reach-verordening moeten worden gereguleerd.
Afrondend moet gezoegd worden dat armoede een sleutelfactor voor slechte gezondheid is. Arme mensen hebben meer kans om ziek te worden en sterven op vroegere leeftijd dan degenen die welvarender zijn. Dit is met name het geval waar het de kankerpreventie en –behandeling betreft.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Ik juich het ook toe dat mevrouw Vassiliou vandaag tot nieuwe commissaris voor gezondheid werd benoemd. Ik verwacht veel van deze nieuwe samenwerking en haar presentatie in de commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft mij persoonlijk van haar kwalificaties overtuigd en ervan dat zij er zin in heeft om bepaalde problemen op te lossen. Bijvoorbeeld de problemen die met roken in verband staan, een voor mij zeer dierbaar onderwerp.
In dit verband wil ik me nu met een vergelijkbaar probleem bezighouden. We weten dat één op de drie Europeanen tijdens hun leven met de diagnose kanker van doen krijgt en dat de meest voorkomende diagnoses longkanker, darmkanker (wat door sommigen werd genoemd) en borstkanker zijn. Het is zeer bekend dat longkanker vijf keer zo vaak voorkomt dan alle andere soorten van kanker bij elkaar. Er bestaat absoluut geen twijfel over dat passief roken net zo goed kanker veroorzaakt als actief roken, en we weten ook dat tot aan 95 procent van de mensen die een longkankerdiagnose krijgen rokers of passieve rokers zijn. Het zetten van waarschuwingen op sigarettenpakjes is ontoereikend. Het is tijd dat er een toepasselijke wetgeving ter bescherming van de niet-rokers zal worden ingevoerd in de oude en nieuwe lidstaten, die om moeilijk te begrijpende redenen dit alsmaar uitstellen. In landen waar goede en toereikend restrictieve wetten in werking zijn, is de gezondheidssituatie aanzienlijk verbeterd en zijn er miljarden bespaard die anders voor de behandeling van kankerpatiënten zouden zijn uitgegeven.
Dames en heren, er zijn recentelijk artikelen in medische vakbladen verschenen die op een directe verbinding tussen hormonale voorbehoeding en borstkanker duiden. Ik wil de Commissie en onze programma’s verzoeken om middelen aan onderzoek op dit gebied toe te wijzen, om deze trend tegen te gaan en de gezondheid van de vrouwen te verbeteren.
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, kanker is zoals velen weten niet noodzakelijk een ongeneeslijke ziekte. Moderne behandelingsmethoden, samen met een vroegtijdige en nauwkeurigere diagnose, betekenen dat heden vele soorten kanker uitstekend en met succes behandelbaar zijn.
Natuurlijk moet er nog veel worden gedaan en daarom moet de EU het op zich nemen om definitief de strijd aan te binden tegen de kanker. We moeten deze ziekte op alle fronten bestrijden, zeer agressief en met niet nalatende vastberadenheid. Onze inspanningen moeten er bijvoorbeeld op gericht zijn om veilig te stellen dat efficiënte screeningprogramma’s in werking zijn en uitgevoerd worden bij die delen van de bevolking die er de grootste behoefte aan hebben. Ze moeten er ook op gericht zijn om veilig te stellen dat er altijd voldoende geldmiddelen beschikbaar zijn voor de onderzoeksinstellingen die onze hoop voor de toekomst te bieden hebben. Onze burgers moeten worden gerustgesteld dat de kanker kan worden overwonnen en dat wij in het Europees Parlement vastberaden door zullen gaan met de ondersteuning van deze strijd totdat en tenzij dit is volbracht.
Tot slot wil ik van de gelegenheid gebruik maken om mijn felicitaties aan de nieuwe commissaris voor gezondheid, mevrouw Vassiliou, uit te spreken.
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter, en de beste wensen aan de nieuwe commissaris.
Kanker is de tweede meest voorkomende doodsoorzaak. In zowel 1993 en 2003 stond Hongarije wat de sterfgevallen door kanker betreft wereldwijd aan de top, waarvan de meest voorkomende long-, darm- en borstkanker zijn.
We kennen de oorzaken: ongezond eten, te weinig beweging, de pil, alcohol, roken en schadelijke milieufactoren. We weten dat de meest kosteneffectieve manier van kankerbestrijding de preventie is en toch zijn er lidstaten, waaronder bijvoorbeeld Hongarije, waar dit jaar alleen maar geld wordt gestopt in screeningprogramma’s voor mond, borst en baarmoederhalskanker, maar niet voor de andere soorten kanker. De patiënten moeten zes tot acht weken wachten op CT en MRI scans en op het begin van de behandeling.
Ik hoop dat dit verslag de lidstaten de ogen zal openen – ook die van de Hongaarse politici – en dat het een extra impuls aan het lopende wetgevingsdebat over de strijd tegen het roken zal geven. Hartelijk bedankt, en nog eens de felicitaties aan de commissaris.
Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het is goed dat het Sloveense voorzitterschap de kankerbestrijding als een van zijn prioriteiten heeft opgenomen; maar dit mag geen eenmalige actie zijn. De kankerbestrijding moet een plaats hebben bij de prioriteiten van alle achtereenvolgende voorzitterschappen, alleen al omdat de incidentie van deze verschrikkelijke ziekte in Europa aan het stijgen is en vanwege de vergrijzing van onze maatschappij verder zal stijgen. Ik zou graag de aandacht willen vestigen op de door de commissaris benadrukte ongelijkheden in de opsporing en medische behandeling van kanker, die duidelijk worden wanneer we de oude en nieuwe Unie vergelijken. De statistieken wijzen op een hogere overlevingskans en een lager sterftecijfer in de oude EU en daarom roep ik de Europese Commissie op om een bijzondere controle van de tenuitvoerlegging van het EU-programma “Europa tegen Kanker” in te voeren, met name in Centraal en Oost-Europa.
De burgers van de nieuwe lidstaten moeten met betrekking tot de voorkoming van deze ziekte dezelfde omstandigheden hebben als de burgers van de oude Unie, en wanneer ze er al door betroffen zijn: bij het bestrijden van deze ziekte.
Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag willen opmerken dat preventie de beste manier van kankerbestrijding is en dat als gevolg hiervan onze strikte houding ten opzichte van de handel in kankerverwekkende stoffen en hormoonontregelaars niet mag verslappen. Ik doe een beroep op al mijn medeleden die niet de juiste houding innamen bij de eerste stemming over de bestrijdingsmiddelen. Ze zouden de zaken in orde kunnen brengen bij de tweede stemming over de handel in bestrijdingsmiddelen.
Ten aanzien van het bijhouden van nationale kankerregisters, wil ik er op wijzen dat dit twee jaar geleden werd voorgesteld, ten tijde van de stemming over het zevende kaderprogramma, maar dat er niet aan werd vastgehouden. Daarom zult u heel wat voor de boeg hebben, commissaris, wanneer u ervoor wilt zorgen dat de lidstaten dit principe accepteren.
Ondertussen feliciteer ik u met uw benoeming en wens u veel succes.
Gyula Hegyi (PSE). – (HU) Dank u zeer, mevrouw de Voorzitter. Ik wil ook een paar zinnen kwijt over het belang van de preventie. Dit debat heeft het onderwerp roken aangesproken. Roken is misschien een goed voorbeeld voor de wijze waarop sociale oppositie kan worden opgewekt; Roken is in de huidige tijd op veel plaatsen geen – wanneer ik het zo mag zeggen – coole of hippe bezigheid meer.
Tezelfdertijd heeft kanker andere oorzaken die tot nu toe niet zoveel gezonde sociale oppositie op de been hebben gebracht. Chemische vervuiling en luchtvervuiling zijn belangrijke kankeroorzaken. Op het gebied van de milieubescherming heeft dit soort sociaal bewustzijn nog niet de kop opgestoken waardoor wij zouden beseffen dat bepaalde chemische stoffen uit ons systeem moeten worden verwijderd, dat buitensporig stadsverkeer slecht is voor de gezondheid van de stadsbewoners, of dat het verminderen van de giftige stoffen en vervuiling waaraan wij blootgesteld zijn een verandering van ons gehele leven inhoudt.
Ik zou graag willen dat wij er ons allemaal van bewust worden hoe nauw de ideeën van kankerbestrijding, een gezonde leefstijl en de milieubescherming met elkaar in verband staan. Dank u wel.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, wij zijn het Sloveense voorzitterschap tot dank verplicht voor het erkennen van de kankerbestrijding als een van zijn prioriteiten voor 2008.
Het is betreurenswaardig dat kanker binnen de Europese Unie elk jaar meer dan één miljoen mensen op zijn geweten heeft. Deze cijfers zijn vreselijk. Tijdens ons leven zal bij rond 33 procent van de in Europa levende mensen een tumor worden ontdekt, en voor 25 procent is dit de doodsoorzaak. Het hoogste percentage van mensen die aan long-, prostaat- of borstkanker sterven wordt in de nieuwe lidstaten geregistreerd, dat wil zeggen in de armste landen.
Er moet op EU-niveau worden gehandeld om het mogelijk te maken dat de verschillen in de oncologische zorg ophouden te bestaan, met name waar het om het monitoren en screenen gaat. We mogen niet vergeten dat vroegtijdige opsporing van kanker ons de beste kansen geeft om ervan te genezen. De schattingen zijn dat een derde van de gevallen zouden kunnen worden vermeden door het aannemen van een gezonde leefstijl, niet roken, geen alcoholmisbruik, en de deelname aan sport en het zich houden aan een dieet.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Ook ik zou het Sloveense voorzitterschap ermee willen feliciteren dat zij dit thema op tafel heeft gebracht, en natuurlijk ook mevrouw de commissaris voor de gelegenheid om in haar aanwezigheid over dit onderwerp te kunnen debatteren.
Ik zou het belang van het onderhouden van gekwalificeerde diensten voor het scannen, opsporen en medisch behandelen van deze ziekte willen onderstrepen.
Ik geloof ook dat het belangrijk is om instellingen die zich met oncologische behandelingen bezighouden te certificeren, en dat de regeringen van de lidstaten deze instellingen van adequate geldmiddelen voorzien.
Last but not least, wil ik het belang van de sociale integratie van de zieken benadrukken; ze mogen zichzelf niet als gehandicapt beschouwen en daarom geloof ik dat de psychische gesteldheid van deze patiënten ze erbij zou kunnen helpen tegen deze ziekte te vechten.
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − Mevrouw de Voorzitter, ik heb met interesse de discussie over kanker gevolgd en ik moet nog eens zeggen dat kanker niet iets is dat slechts tijdelijk op onze agenda staat: het gaat hier om zo iets ernstigs voor de gehele Europese Unie – en niet alleen voor de Europese Unie – dat we niet zelfgenoegzaam kunnen zijn en het altijd tot onze prioriteiten zal behoren.
Ik werd beschreven als een kankerspecialist. Ik moet zeggen dat ik geen kankerspecialist ben. Er zijn hier mensen die werkelijk kankerspecialisten zijn, maar ik ben een mens die gedurende vele jaren in de kankerbestrijding heeft gewerkt en dat zal ik ook blijven doen.
Ik heb zeer interessante aantekeningen gehoord. Ik zal proberen om op sommige van deze opmerkingen te beantwoorden, maar u kunt er zeker van zijn dat ik nota heb genomen van alle gemaakte commentaren, en dat ik ze in onze overwegingen zal opnemen wanneer we ons actieplan zullen formuleren.
Wat het Structuurfonds aangaat heeft de Commissie nu gezondheid als een van de geprioriteerde gebieden voor financiering opgenomen, zodat de geldmiddelen voor de gezondheidsinfrastructuur, waaronder ook kanker valt, kunnen worden gebruikt.
Er werd gewag gemaakt van kankerverwekkende stoffen op het werk. Zoals u weet hebben wij al strenge Europese normen inzake gezondheid en veiligheid. De Commissie zal natuurlijk eraan werken om deze normen aan te passen zo gauw de wetenschap ons nieuwe feiten over gevaren voorzet. Ik zal hier samen met commissaris Špidla aan werken, die verantwoordelijk is voor dit wetgevingsgebied.
Herhaaldelijk werd het idee naar voren gebracht over de oprichting van een interinstitutionele werkgroep voor kankerbestrijding. Ik zal dit tijdens de beraadslagingen van de aanstaande Raad Volksgezondheid in Slovenië onderzoeken; en ik wil nog iets toevoegen aan dit idee, namelijk dat ik graag zou willen zien dat vertegenwoordigers van patiënten en van vakkundige kant in deze werkgroep worden opgenomen.
De erkenning van de oncologie als een specialisme is iets dat inderdaad zeer nodig is, maar ik wil erop wijzen dat dit in de verantwoordelijkheid van de lidstaten ligt. Maar wat mij aangaat, zal ik er alles aan doen om de lidstaten aan te moedigen dat zij de oncologie erkennen.
Veel sprekers spraken over campagnes tegen het roken. We weten allemaal dat roken een van de zaken is die de meeste schade voor de gezondheid veroorzaken, en ik ben niet alleen van plan om de campagne tegen roken voort te zetten, maar ik wil ook voor zorgen dat deze campagne de jeugd bereikt. Niet alleen er voor zorgt dat roken voor hen minder hip is, maar de jeugd er ook van doordringen dat het in hun voordeel is om niet met roken te beginnen. En het is belangrijk om de jeugd bij deze campagne actief in te spannen zodat deze boodschap onder de jonge mensen wordt verspreid, omdat dit het eerste stadium is om het roken te voorkomen – om bij de jonge mensen te beginnen.
Zoals gezegd zijn er vele andere voorstellen naar voren gebracht. Ik zal over al deze voorstellen nadenken en ik zal verder nauw samenwerken met de leden van het Parlement bij het bereiken van een zeer goed actieplan voor het volgende jaar.
(Applaus)
De Voorzitter. – Overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement, is er een ontwerpresolutie ingediend namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, tot besluit van dit debat(1).
Het debat is gesloten.
De stemming zal morgen plaatsvinden.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ondersteun de hoofdpunten van het verslag waarover we het hier hebben. Ik geloof echter dat we ons bij één aspect duidelijker en resoluter moeten opstellen: er moet meer in het onderzoek werden geïnvesteerd, werkelijk en niet alleen met woorden, en onderzoekers moeten de waarborg voor betere omstandigheden krijgen. In de laatste paar jaar zijn er belangrijke resultaten bereikt die aan de kankerpatiënten en hun families meer hoop geven, maar wij staan pas aan het begin.
Ik geloof echter dat in alle 27 lidstaten een seculierere aanpak van de ethische vraagstukken wenselijk zou zijn, omdat deze vaak een hindernis voor en beperking van de onderzoeksvrijheid vormen. Onder naleving van de huidige wetten moet de hoofdprioriteit het uitroeien van deze ziekte zijn die in Europa in al zijn verschillende en verschrikkelijke vormen veel te veel slachtoffers blijft vergen. Het is aan ons om de taak en de plicht op ons te nemen om dit te volbrengen.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Alhoewel het als epidemie afstempelen van het aantal kankergevallen in de Europese Unie alarmerend is, is het toch een passend begrip, omdat kanker per jaar aan meer dan één miljoen mensen het leven kost. Epidemieën verspreiden zich echter in landen waar niet aan de epidemiologische en hygiënenormen wordt voldaan en de mensen onder slechte omstandigheden leven of geen toegang hebben tot doeltreffende gezondheidszorg. Ik weet niet welke van deze voorwaarden de EU vervult.
We praten over een kankerepidemie in de EU op hetzelfde moment dat we over de verbetering van de economie en de mededinging aan het praten zijn, en over een enorme investering in de preventie, in nieuwe effectieve behandelingsmethodes en in de farmaceutische industrie.
Mijn land, de Republiek Slowakije, heeft om kanker te vermijden al meer dan 30 jaar een nationaal oncologieprogramma onderhouden. Ondanks dat blijven de incidentiecijfers van kanker stijgen. Zijn de artsen of de patiënten hieraan schuld?
Welk gebruik wordt er gemaakt van de EU-middelen voor kankerpreventie? In 2003 heeft de Commissie van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid een eigen initiatiefverslag over borstkanker ingediend. Alhoewel dit de oorzaken en mogelijke oplossingen precies benoemde, werd slechts weinig van hetgeen in het verslag was opgenomen ten uitvoer gelegd.
Soms heb ik het gevoel dat de linkerhand niet weet wat de rechterhand doet en dat onze maatschappij, de EU in zijn geheel, opzettelijk zwijgt over de werkelijke redenen van deze ziekte, misschien om een rooskleuriger beeld te scheppen of uit angst voor de waarheid. De kankerbestrijding kan niet slechts een prioriteit voor een voorzitterschap van de EU zijn. Zijn tenuitvoerlegging als stelselmatig beleid van de EU had al sinds jaren de norm moeten zijn.
22. Tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag van Riitta Myller, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid over de tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap (2007/2204(INI)) (A6-0074/2008).
Riitta Myller, rapporteur. − (FI) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Dimas, de doelstellingen van het Zesde Milieuactieprogramma zullen niet worden bereikt vanwege de aard van het in de EU ten uitvoer gelegde milieubeleid.
De als hoeksteen van het Milieuactieprogramma gedachte thematische strategieën en de behandelde en grotendeels nu aangenomen wetgeving zijn onvoldoende gebleken om de milieudoelstellingen te bereiken. De vermindering van de biodiversiteit schijnt onophoudelijk te zijn en de wetgeving inzake de bescherming van de zeeën zal voor 2012 geen uitwerkingen hebben. Zoals wij weten, heeft de bodembescherming met problemen te kampen, niet alleen in de Raad, maar ook hier in het Parlement. De wetgeving inzake afval staat op het punt om afgesloten te worden en ziet er niet goed uit. Noch zijn de doelstellingen in de Richtlijn betreffende de luchtkwaliteit in overeenstemming met het in het Zesde Milieuactieprogramma vastgelegde niveau.
De doelstellingen van het Milieuprogramma worden echter op één gebied bereikt, en wel op het klimaatbeleid. Dit is met name het geval wanneer de maatregelen waarover wij het nu eens geworden zijn werkelijk worden omgezet. We moeten niet vergeten dat de tenuitvoerlegging van het klimaatbeleid ook bij het verbeteren van de luchtkwaliteit en gedeeltelijk ook bij het afvalprobleem zal helpen, en dat het in dit opzicht zeer belangrijk is.
Wat kunnen we nog doen om weer op het pad te komen dat naar het bereiken van de doelstellingen in het Zesde Milieuactieprogramma leidt? Allereerst moeten de lidstaten de nationale tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving versnellen. De Commissie moet de noodzakelijke middelen krijgen zodat zij in staat is om ervoor te zorgen dat alle lidstaten zich aan hun verplichtingen houden.
Een ander belangrijk thema, misschien het belangrijkst van allen, is hoe we erin slagen om het milieu in de gehele wetgeving van de Europese Unie te integreren. We praten hier al sinds jaren over, maar tot op heden is er in de praktijk nog niets gebeurt.
Er zijn nog steeds gebieden waar we handelingen subsidiëren die schadelijk voor het milieu zijn. We moeten nu eindelijk ophouden met het geven van subsidies die schadelijk voor het milieu zijn, en het Parlement moet hiervoor een voorstel voor een tijdschema indienen.
Ieder beleid dat milieuvriendelijk is verdient aanbeveling, waaronder belastingmaatregelen. Totdat de wetgeving op Europees niveau kan worden gebruikt om een eco-belasting uit te werken, zullen we de ons beschikbare middelen moeten inzetten, door bijvoorbeeld de flexibele samenwerking te gebruiken om de belastingkwesties te bevorderen. Wanneer wij een verbetering van de toestand van het milieu willen bewerkstelligen, dan is bindende wetgeving nog steeds een eerste vereiste.
Ik zou alle groepen willen danken die aan dit werk hebben deelgenomen, en mededelen dat ik een paar amendementen heb ingediend om de tekst te verduidelijken en er een evenwichtigere toonval aan te geven.
Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, een resultaten leverend Europa is een prioriteit voor de Commissie. Ons milieubeleid was tot nu toe – en is – een zeer succesvol beleid van de EU, aangezien het voor zijn burgers duidelijke en tastbare voordelen heeft opgeleverd.
De EU-wetgeving ligt ten grondslag aan rond tachtig procent van de corresponderende milieuwetgeving van de lidstaten. Zij heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan zowel de sterke verbetering van de lucht- en waterkwaliteit als ook aan de bescherming en de handhaving van de natuurlijke hulpbronnen van Europa. De EU is dus in staat om internationaal een leidende rol te vervullen bij kwesties als klimaatverandering, biodiversiteit en de wetgeving inzake chemische producten.
Er is bijna een jaar voorbij sinds de Commissie zijn mededeling betreffende de tussentijdse evaluatie van het Zesde milieuactieprogramma van de Gemeenschap publiceerde. Het verleden jaar was vooral belangrijk, aangezien milieuthema’s permanent bovenaan politieke prioriteitenlijst van de EU stonden. Tijdens deze periode hebben wij volledig aan onze politieke verplichtingen voldaan. Ik wil u hiervan drie voorbeelden geven.
Verleden december op de Top van Bali werd een procedure op gang gebracht om tot eind 2009 een nieuwe overeenkomst over het wereldwijde klimaat te bereiken. De “groene diplomatie” van de EU speelde een grote rol bij het bereiken van dit positieve resultaat. Het in januari door de Commissie naar voren gebrachte pakket inzake klimaat en energie was ambitieus en een bewijs voor het voortgaande engagement van de EU om een voorbeeld voor de wereld te zijn.
De voorgestelde nieuwe richtlijn inzake uitstoot door de industrie verscherpt de al in werking getreden bepalingen en vereenvoudigt de bestaande wetgeving door de fusie van zeven verschillende richtlijnen inzake vervuilingspreventie en –beheer. Daardoor kan onze wetgeving eenvoudiger ten uitvoer worden gelegd en leveren wij een bijdrage aan zijn sterkere effectiviteit ten opzichte van het milieu.
In het verleden jaar werd belangrijke vooruitgang geboekt. Eén van de belangrijkste boodschappen van deze tussentijdse evaluatie – dat de Europese economie op lange termijn alleen op de grondslag van sterke milieubeginselen levensvatbaar is – werd grotendeels door de industrie onderschreven. De door de milieuwetgeving van de EU vastgelegde hoge normen vormen een aanmoediging voor ecologische innovatie, die op zijn beurt weer een exta impuls aan de industriële productiviteit geeft en zodoende nieuwe banen schept. Met andere woorden verbeteren de ambitieuze milieudoelen zowel de levenskwaliteit van de Europese burgers, en staat zij ook centraal bij het bereiken van onze doelen voor de economische groei en de werkgelegenheid.
Deze positieve ontwikkelingen stroken niet met het wetenschappelijk onderzoek dat beweert dat Europa nog niet in een fase van duurzame ontwikkeling is aangekomen. In feite zijn we pas op de helft van het tijdsbestek dat wij voor het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap hadden uitgetrokken, zodat er duidelijk nog veel meer kan worden gedaan om de huidige en toekomstige bedreigingen voor ons milieu aan te pakken.
In de komende maanden zal de Commissie nieuwe voorstellen naar voren brengen, waarvan velen in het verslag van het Parlement voorkomen. Deze initiatieven omvatten de herziening van de richtlijn inzake nationale emissieplafonds en een voorstellenpakket op het gebied van duurzame consumptie en productie.
We zijn ook bezig met de voorbereiding van een wetsvoorstel inzake de beperking van de houthandel uit illegale houtkap. Na de zomer zijn er mededelingen klaar betreffende de Europese houding ten opzichte van het tegenhouden van de ontbossing en voor het vinden van methodes om bedrijfsresultaten op te tekenen onder gebruik van criteria die verder gaan dan het BNP.
We zijn ook een voorstel over een verbod van de handel in het bont van op onmenselijke manier gevangen robben aan het voorbereiden.
De verbetering van de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke wetgeving is een belangrijke prioriteit; het is de sleutel tot het scheppen van een beter milieu. Alleen door het veilig stellen van een correcte tenuitvoerlegging van het gehele acquis communautaire bestaat de mogelijkheid dat de doelen van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap kunnen worden bereikt. Een doeltreffende tenuitvoerlegging is verbonden met betere wetgeving. Ik kan nu mijn tevredenheid erover uitdrukken dat de Commissie in de afgelopen twee jaar in staat was om betere wetgeving van lagere milieunormen af te koppelen. De waarheid is dat de oudere en eenvoudigere wetgeving een van de betere manieren is om de tenuitvoerlegging van nieuwe voorschriften te verbeteren en zodanig een bijdrage kan leveren aan een betere milieubescherming.
Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben er vooral over verheugd dat uw verslag constructieve conclusies bevat over de wijze waarop Europa op succesvolle manier een beter milieu en een werkelijk duurzame ontwikkeling kan bewerkstelligen. Ik kan u ervan verzekeren dat de Commissie deze conclusies nauwlettend zal bestuderen, wanneer het gebieden onderzoekt waar het beleidslacunes waarneemt en wanneer het erop aankomt om de prioriteiten voor de komende jaren vast te leggen.
Ik wil de rapporteur, mevrouw Myller, voor haar inspanningen danken, en ook de heer Karim, mevrouw Jeleva en de heer Navarro van de Commissie internationale handel, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling danken voor hun uitstekende aanbevelingen.
Het is duidelijk dat er een brede consensus bestaat over hoe we verder zullen gaan. Het is aan ons om dit ondersteuningsbeleid in concrete handeling om te zetten om vanaf 2012 voor een beter milieu te zorgen.
Rumiana Jeleva, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. − (BG) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, collega’s, als rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling zou ik graag de belangrijke rol van de regionale en lokale overheden willen onderstrepen bij het veilig stellen van de milieubescherming en de duurzame ontwikkeling. Het zijn de regio’s en de gemeenten waar de besluiten moeten worden uitgevoerd, en het milieu acquis in de praktijk ten uitvoer wordt gelegd.
Waterbevoorrading en de omgang met water, deponiebeheer, openbaar vervoer en stadsplanning zijn slechts een paar voorbeelden hiervan. De lidstaten, hun regionale en lokale overheden, moeten worden aangemoedigd om de structuurfondsen zo goed als mogelijk te gebruiken en daarbij waarborgen dat hun uitvoeringsprogramma’s een bijdrage leveren aan een doeltreffendere tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving. Het is duidelijk dat sommige regio’s moeite hebben met de tenuitvoerlegging. In het kader van het cohesiebeleid moeten speciale maatregelen worden ontwikkeld om deze moeilijkheden te overwinnen.
Ten slotte moet de regionale samenwerking als een wezenlijk instrument in het milieubeleid worden ingezet. De samenwerking tussen de lidstaten en met landen en regio’s die aan de EU grenzen, zoals de Zwarte Zee, het Balticum en de Middellandse Zee, biedt mogelijkheden om grensoverschrijdende vervuiling te verhinderen.
Dank u wel.
Gyula Hegyi, namens de PSE-Fractie. – (HU) We lopen in het kader van de in the Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap vastgelegde doelstellingen in vele opzichten ver achter. Ik wil er hier slechts twee noemen.
De lucht in onze steden is vervuild en ongezond. Bij gebrek aan gemeenschapswetgeving ligt het bereiken van de in de thematische strategie voor de stedelijke omgeving vastgelegde doelstellingen nog in de verre toekomst. De Commissie moet daarom een wetgeving voorleggen die duidelijk een kader voor de stedelijke omgeving en het stadsverkeer in de gehele Europese Unie vastlegt, omdat anders onze burgers verder te lijden zullen hebben onder de slechte luchtkwaliteit en andere vormen van vervuiling.
Evenzo is de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn water blijven steken. Wanneer de industriewetgeving niet met het landbouwbeleid en het regionale ontwikkelingsbeleid in overeenstemming wordt gebracht, dan zal ons water verder worden vervuild. Zoals bewezen door het schuim op de Raba rivier in Hongarije, een vervuiling die door Oostenrijkse leerfabrikanten werd veroorzaakt, is de huidige wetgeving niet in staat om watervervuiling te verhinderen.
De lidstaten en de Commissie moeten alles wat in hun macht staat doen om de algemene naleving van de Kaderrichtlijn water en de Overstromingenrichtlijn te waarborgen. Dank u wel.
Satu Hassi, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank aan Riitta Myller voor haar uitstekende verslag en voor haar samenwerking.
Zoals de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid beweert, loopt de tenuitvoerlegging van het Milieuprogramma van de EU in vele opzichten achter, maar wat zelfs nog opzienbarender is, is dat zelfs wanneer alle concrete doelstellingen tot nu toe volledig waren bereikt, dat de EU zelfs dan niet op weg naar een duurzame ontwikkeling zou zijn. We zullen het waarschijnlijk niet redden om de vermindering van de biodiversiteit tot 2010 te stoppen, zelfs wanneer we er ons toe verplichten.
De onaangename waarheid is dat onze maatschappij op een wijze is opgebouwd die onduurzaam is. Wanneer iedereen op de wereld grondstoffen zou consumeren zoals de Europeanen, dan zouden we vier aardes nodig hebben om de noodzakelijke grondstoffen te produceren. Wanneer de middelklasse van China, India en andere ontwikkelende landen ons consumptiegedrag kopiëren dan zal de planeet met een crisis te maken krijgen. Ik hoop dat de wekroep die zich nu dankzij het klimaatbeleid heeft laten horen tot een gedetailleerde herwaardering van onze levensstijl en productiewijzen zal leiden.
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Ik wil beginnen met de opmerking dat ik niet van mening ben dat de tenuitvoerlegging van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap zoals gepland plaatsvindt. Bovendien zijn er in veel gevallen geen concrete kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen en tijdschema’s, zowel in het Actieprogramma, als ook in de thematische strategieën.
Er bestaat geen twijfel dat de tenuitvoerlegging van het Zesde Actieprogramma ver achterloopt op het schema; we hebben het nog niet gered om aan de in het Programma opgestelde geprioriteerde milieudoelstellingen te voldoen, en de tenuitvoerlegging van de wetgeving in de lidstaten wordt verder op de lange baan geschoven. Hiervan wil ik u een concreet voorbeeld geven.
Ten eerste: er zijn geen concrete stappen ondernomen om wetgeving op te stellen inzake de kwaliteit van de binnenlucht. Een bijzondere prioriteit is hier het opstellen van bepalingen in verband met scholen en andere door kwetsbare groepen gebruikte openbare binnenruimtes. Op zijn minst moeten pilootprojecten worden geïnitieerd.
Ten tweede: De tenuitvoerlegging van de richtlijnen inzake het Natura 2000 netwerkprogramma is ook tot stilstand gekomen. Beste praktijken moeten worden verspreid, en belastingmaatregelen tegen vervuilers moeten in werking treden. Ikzelf heb de Commissie benaderd met een vraag over de vervuiling van Natura 2000 gebieden, maar de Commissie heeft alleen maar duimpjes lopen draaien en in het geheel niets gedaan.
Ten derde: het illegale dumpen van gevaarlijk en gemeentelijk afval op het grondgebied van andere landen verbreidt zich de laatste tijd alsmaar meer. Afrika en Azië zijn vaak de bestemmingslanden van Europees afval en dit is onaanvaardbaar. Net zo onaanvaardbaar is het dat verscheidene Duitse deelstaten vele duizenden tonnen afval illegaal naar Oost-Europa vervoeren, en dat zij zich daarna weigeren om het terug te nemen – zoals bijvoorbeeld in het geval van Beieren.
Ten vierde: wat is er gebeurt met het schone beginsel tot verhindering van grensoverschrijdende vervuiling? Eén lidstaat, Oostenrijk, heeft de Raba rivier gedurende de laatste zeven jaar vervuilt, zoals de heer Hegyi eerder al opmerkte. Dik schuim drijft aan de oppervlakte van de rivier. Ik heb het onderwerp ten minste al ettelijke malen aangesproken, en inderdaad heb ik ook een formele klacht ingediend die echter zonder werking is gebleven: er is altijd nog schuim op de rivier, terwijl de Commissie er niets aan doet.
Schone beginselen zijn zonder betekenis wanneer ze niet worden uitgevoerd. De Commissie is de hoedster van de wetgeving van de Europese Unie. Het wordt tijd dat deze hoedster haar plicht doet en niet zwicht voor de lidstaten, maar in plaats daarvan de naleving waarborgt van de wetten die wij gezamenlijk hebben aangenomen. Dank u zeer.
Evangelia Tzampazi (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil de rapporteur met haar uitstekende werk feliciteren. Ik denk dat het de zorgen van het Parlement weergeeft over de mate waarin de Unie zich tot nu toe aan haar verplichtingen in het kader van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap heeft gehouden.
De tussentijdse evaluatie van de Commissie onthult dat gecoördineerde inspanningen nodig zijn om de mazen in de wetgeving met nieuwe wetsvoorstellen te dichten. Het is ook noodzakelijk om de vereiste middelen te waarborgen om voor een behoorlijke tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke wetgeving te zorgen. Ondertussen groeit het besef dat er meer vertrouwen moet worden gesteld in het duurzame model van productie en consumptie, en dat economische groei afhankelijker moet worden van natuurlijke hulpbronnen.
Het is evenzeer belangrijk om de internationale dimensie van het Europese milieubeleid te benadrukken. De Unie moet worden aangemoedigd om door te gaan met het bevorderen van vereisten en een ambitieus milieubeleid op vele gebieden, en met het ontwikkelen van technologietransfer en de uitwisseling van goede praktijken met zich ontwikkelende landen.
Cristina Gutiérrez-Cortines, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik ben werkelijk niet van mening dat het verslag waarover wij hier van mening wisselen is wat het had kunnen zijn, en ik zal dit uitleggen: het is een verslag dat onderzoekt wat er is uitgevoerd aan hand van de uitvoerige richtsnoeren die de Europese Commissie voor het milieu had voorgesteld, en voor het gehele milieubeleid. Ik ben niet van mening dat het een evaluatiedocument is. Het is geen gedetailleerd effectbeoordelingsdocument dat ons erbij had kunnen helpen om plannen voor de toekomst te smeden, misschien omdat het voor de Commissie niet gebruikelijk is om te worden beoordeeld of geëvalueerd, ook voert het geen stemming door of heeft een groep van belanghebbenden die resultaten verlangt. Ik geloof echter, ofschoon dit een tegenspraak lijkt te zijn, dat de Commissie kan worden gefeliciteerd met de resultaten die het in de afgelopen jaren heeft behaald, maar niet met het verslag.
Ik denk dat het milieubeleid volledig in het gemeentelijk en regionaal beleid is geïntegreerd, en zelfs de industrie houdt zich aan de richtsnoeren van de Europese Unie.
Er ontbreekt echter in het verslag een voorstelling over de veranderingen die voor de toekomst nodig zijn, omdat het systeem juist in de opzichten waar het niet heeft gewerkt moet worden herzien. Europa heeft sinds meer dan 25 jaren een milieubeleid en het moet sommige van zijn werkwijzen herzien, omdat dit niet het enige is dat het falen van het beleid op sommige vlakken verklaart.
Ik kan geen onderzoek ontdekken naar een verandering van de wijze waarop we de regio’s erbij kunnen betrekken en netwerken scheppen, of ze qua houding nu wel of niet EU gedomineerd zijn. Er zijn nu al vele landen, net zoals bij de Bodemrichtlijn, die een veel betere wetgeving hebben dan de EU ze zal kunnen geven en andere landen die in het geheel geen wetgeving hierover hebben. Om op deze onevenwichtigheid te antwoorden moet Europa verschillende standpunten innemen en naar nieuwe werkwijzen zoeken, omdat het logisch is dat wanneer de wereld veranderd is wij ook onze werkwijzen moeten veranderen.
Dank u zeer, felicitaties met de resultaten, maar zorgen we voor veranderingen in de toekomst.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Ik ben van mening dat het zeer van belang dat de tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap een belangrijk feit aan het licht heeft gebracht: de tenuitvoerlegging van dit programma ligt ver achter op het geplande tijdschema.
Als gevolg daarvan is de waarschijnlijkheid vrij laag dat in 2012 alles zal zijn geklaard en dat aan de geprioriteerde doelstellingen zal zijn voldaan. Ik deel de mening dat duidelijkere en meer tastbare kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen nog steeds in het programma moeten worden opgenomen. Ik ben ook van mening dat de submissie van thematische strategieën geen doeltreffende resultaten heeft opgeleverd. Daarom wil ik de behoefte benadrukken aan verdere inspanningen om door middel van nieuwe wetsvoorstellen mazen in de milieuwetgeving te stoppen.
Het is ook erg belangrijk om de doeltreffende tenuitvoerlegging van milieuverordeningen te waarborgen. Klimaatverandering, biodiversiteit, gezondheid en het gebruik van hulpbronnen zullen verder tot de dringendste uitdagingen van de toekomst behoren.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik geloof dat we deze evaluaties regelmatig moeten uitvoeren, en vooral de verworven inzichten uit de lidstaten in een openbaar register opnemen, omdat in de loop der jaren conflicten zullen optreden over afzonderlijke thema’s, zoals bijvoorbeeld in het geval van de Kaderrichtlijn water, waar we ons aan de ene kant moeite geven om hernieuwbare energie te bevorderen, maar aan de andere kant ongebruikt water verspillen.
Er zijn ook problemen met Natura 2000. We zouden hier naar de burgers moeten luisteren en de programma’s van tijd tot tijd overeenkomstig aanpassen.
Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil allereerst de uitstekende commentaren aanspreken die vanavond zijn gemaakt. De Commissie zal natuurlijk rekening houden met deze opmerkingen en er dienovereenkomstig goed gebruik van maken.
In zijn tussentijdse evaluatie kwam de Commissie tot de conclusie dat de EU in het algemeen op de juiste weg was waar het om het vervullen van de in het Zesde Milieuactieprogramma vastgelegde maatregelen gaat. Wanneer we in deze wezenlijke jaren verdere vooruitgang boeken, zullen wij in staat zijn om tot 2012 de in het programma opgenomen voorstellen uit te voeren. De voorbereiding van de voorstellen en zelfs hun aanneming en goedkeuring nemen slechts de helft van het vereiste werk voor hun rekening. Waarop vanavond al werd gewezen, zullen we zonder een doeltreffende tenuitvoerlegging van het milieubeleid niet de in het Zesde Milieuactieprogramma vastgelegde doelstellingen betreffende het milieu bereiken, hoe goed de wetgeving ook door de Europese instellingen mag zijn voorbereid.
Juist hierom ga ik volledig akkoord met de zienswijze van het Parlement dat er grote inspanningen nodig zijn en dat voldoende middelen voor de Commissie beschikbaar moeten worden gemaakt om ons in staat te stellen om verder de vraagstukken met betrekking tot de tenuitvoerlegging naar behoren te behandelen. Dit zal het de Commissie veroorloven om de nationale overheden te helpen bij de ontwikkeling van de bevoegdheden die noodzakelijk zijn om de resultaten te behalen die we willen bereiken.
De Commissie deelt ook de zienswijze van het Parlement dat het van wezenlijk belang is om milieuvraagstukken in ander beleid op te nemen. Zoals het verslag verduidelijkt, is deze integratie wezenlijk voor het handelsbeleid, aangezien de EU zeer aanzienlijke economische betrekkingen met andere landen op de wereld heeft, en handel natuurlijk uitwerkingen op het milieu heeft. Het is echter net zo belangrijk dat milieukwesties in het landbouw-, vervoers- en regionaal beleid worden opgenomen: wanneer de noodzakelijke middelen zijn verschaft, zullen de beleidsvormen van de Gemeenschap een aanzienlijk effect op de regio’s van Europa hebben.
De ook door de Commissie opgezette procedure tot effectbeoordeling is erop gericht om de cohesie van het gemeenschapsbeleid te verbeteren en omvat een evaluatie van alle milieuparameters van onze voorstellen. De Commissie zou graag de ondersteuning van het Europees Parlement willen hebben, zodat een volledige evaluatie van alle milieuaspecten tijdens de overweging van voorstellen, ook die van andere instellingen, kan worden gewaarborgd.
Ten slotte onderstreept het verslag de sleutelrol van nationale, regionale en lokale overheden, en ook die van de burgers, de consumenten en zakenlieden, voor het bereiken van de in het Zesde Milieuactieprogramma van de EU vastgelegde milieudoeleinden. Ik kan u ervan verzekeren dat de Commissie er alles aan zal doen om aan het programma meer zichtbaarheid te geven en om de ondersteuning van de betrokken partijen veilig te stellen. Ik ben er zeker van dat het Parlement ons bij onze inspanningen zal ondersteunen en hoop dat de bescherming van het Europese milieu een van de kwesties is die de kiezers bij de verkiezingen in het volgende jaar het meeste aangaat.
Riitta Myller, rapporteur. − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil iedereen danken die aan het debat heeft deelgenomen en de commissaris.
Het Parlement en ikzelf als rapporteur zijn er feitelijk op gericht om een situatie te bereiken waar de Commissie nieuwe instrumenten verwerft om het milieubeleid op een pad te krijgen dat naar het bereiken van de doelstellingen van het Zesde Milieuactieprogramma leidt. In zijn tussentijdse verslag vertelde de Commissie dat het haar mening was, zoals net commissaris Dimas heeft opgemerkt, dat de in de tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap aangevoerde middelen voldoende zijn om dit te bereiken, maar een onderzoek naar het huidige beleid van de Commissie leidt tot andere gevolgtrekkingen.
Dit verslag, dat hopelijk morgen met grote meerderheid wordt aangenomen, geeft de gebieden aan waar op Europees niveau nog steeds verbeteringen nodig zijn, en het noemt voor het grootste deel dezelfde verbeteringen die in de toespraak van de commissaris werden voorgesteld. Met andere woorden, wij zijn dezelfde mening toegedaan over hetgeen er moet worden gedaan, maar zoals mevrouw Hassi hier heeft gezegd, of de voorgestelde middelen nu wel of niet algemeen toepasselijk zijn om de Europese Unie op de weg naar een duurzame ontwikkeling, we zullen met zekerheid zeer eerlijke discussies met elkaar moeten voeren. Met het oog op het klimaatbeleid zijn we nu op de juiste weg. Wanneer we zo’n ambitieus beleid op andere gebieden kunnen opzetten, dan zullen we zeker slagen.
Ik vertelde dat ik een paar amendementen heb ingediend om dit verslag te verhelderen. Ik wil even zeggen dat het Fins in amendement 14 zeer raar klinkt: De Engelse tekst moet als referentie worden genomen.
De Voorzitter. – (FR) Het debat is gesloten.
De stemming zal morgen plaatsvinden.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. – (PL) Als lid van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid denk ik dat het goed zo zijn wanneer we het Zesde Milieuactieprogramma overeenkomstig artikel 251 van het EG Verdrag, dat wil zeggen door een medebeslissingsprocedure zullen aannemen. De bescherming van het milieu is een zaak die van buitengewoon belang voor het Europees Parlement is, dat per slot van rekening ongeveer 500 miljoen Europeanen vertegenwoordigt.
Het opnemen van het Europees Parlement in de medebeslissingsprocedure toont duidelijk de rol aan die het heeft. De loopduur van tien jaren van het Zesde Actieprogramma vereist regelmatige evaluaties, vooral met betrekking tot zijn prioriteiten. Het is waar dat de in het programma opgenomen thematische strategieën de deelname van de belanghebbenden hebben verbeterd en voor een ontwikkeling van de omvang van het milieubeleid hebben gezorgd. Tezelfdertijd hebben ze echter het wetgevingsproces op dit vlak vertraagd of verlengd.
De onvoltooide richtlijn inzake de luchtkwaliteit is hiervan een schandelijk voorbeeld. Het Parlement heeft terecht beweerd dat de grootste vooruitgang is geboekt in de onderafdelingen van het Programma waarvoor geen afzonderlijke thematische strategieën waren opgesteld (bijvoorbeeld de klimaatverandering). Aan de andere kant moeten we voor ogen houden dat het Zesde Actieprogramma ons door belastingmiddelen aanspoort tot ondersteuning van duurzame productiemethodes en duurzaam consumptiegedrag.
Alhoewel het moeilijk is om deze tussentijdse evaluatie als zeer tevredenstellend te beschouwen, is het toch het enige mechanisme waarmee de EU doeltreffend druk kan uitoefenen ter bereiking van de vastgelegde doelen. Het niet presteren op dit gebied zou ernstige schade toebrengen aan de geloofwaardigheid van de EU en van zijn lidstaten die werkelijk bezorgd zijn over de verslechterende toestand van het milieu.
Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. – (RO) De Mededeling van de Commissie inzake de tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap (EAP) bevestigt dat de klimaatverandering, de teruggang van de biodiversiteit, de gezondheid en het grondstofgebruik de meest dringende milieukwesties zijn en daarom is het wezenlijk dat dit programma een belangrijk instrument wordt in de strategie tot een duurzame ontwikkeling van de EU.
Wanneer we de tot nu toe door dit programma ten uitvoer gelegde maatregelen onder beschouwing nemen, is het onwaarschijnlijk dat de geprioriteerde milieudoelstellingen tot 2012 zullen worden bereikt. Zo kan bijvoorbeeld de doelstelling om tot 2010 de teruggang van de biodiversiteit te stoppen niet worden bereikt, en de voorgestelde strategieën voor de bescherming van het mariene milieu en de bodem zullen tot 2012 geen concrete resultaten opleveren. Tegelijkertijd zullen de handelingen om de luchtkwaliteit te verbeteren, net zoals de doeleinden die in de thematische strategie inzake de luchtvervuiling zijn vastgelegd en de doelstellingen voor de terugdringing van lawaai niet voldoende zijn om de doelstellingen van het Europees Actieplan te bereiken. Noch de regeling van de problemen, noch de terughoudendheid van sommige lidstaten betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijnen habitat en Natura 2000, worden in de mededeling van de Commissie nader behandelt.
Wanneer de Natura 2000 gebieden benoemd zijn, is het noodzakelijk om de doelstellingen voor natuurbehoud te formuleren, te bevorderen en te monitoren. Deze evaluatie richt de aandacht op deze problemen en verzoekt de Commissie dat zij op het vlak van de milieubescherming ambitieuze doelstellingen nastreeft.
23. Programma voor ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling verrichtende KMO’s (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag van Paul Rübig, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over de ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling verrichtende KMO’s (COM(2007)0514 – C6-0281/2007 – 2007/0188(COD)) (A6-0064/2008).
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, vandaag houden wij ons bezig met het voorstel van de Commissie ter ondersteuning van het gezamenlijk programma Eurostars, en ik dank u dat u mij een paar minuten de tijd geeft om de hoofdkenmerken en het belang van dit initiatief uit te leggen.
Het gezamenlijk programma Eurostars is erop gericht om de onderzoek en ontwikkeling verrichtende KMO’s te ondersteunen. Deze KMO’s zijn in staat om op grond van hun eigen onderzoeks- en ontwikkelingswerk nieuwe producten en diensten op markt te kunnen brengen. Ze hebben de ambitie en het vermogen om groter te worden en tot een “ster” van de toekomst te worden.
Een groep van 29 EUREKA landen, en nu ook Luxemburg, dat om toetreding heeft gevraagd, heeft besloten om het gezamenlijk programma op te zetten, dat speciaal ontworpen is om KMO’s te ondersteunen die in samenwerking met hun partners hun eigen onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden uitvoeren.
Om het effect van dit initiatief te versterken heeft de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad voorgesteld dat het op de grondslag van Artikel 169 van het Verdrag met een bedrag van 100 miljoen Euro financieel deelneemt aan het gezamenlijk programma Eurostars. Dit bedrag zal over de komende zes jaren een hefboomwerking hebben van ongeveer 300 miljoen Euro uit de deelnemende landen.
Een wezenlijk aspect van dit initiatief is dat de deelnemende landen zichzelf verplichten om hun nationale programma’s te integreren om een gezamenlijk Europees programma te scheppen. Bovendien versterkt Eurostars de samenwerking tussen het kaderprogramma en EUREKA. Daarom geloof ik dat dit initiatief een verdere stap is in de richting van de verwerkelijking van de Europese onderzoeksruimte.
Ik ben de rapporteur, de heer Rübig, en ook de leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie dankbaar voor de goede samenwerking en de verbeteringen die zij ten opzichte van het voorstel van de Commissie voorstellen. Ik kan u namens de Commissie mededelen dat wij deze voorstellen aannemen.
Met name waardeer ik dat u bereid was om dit voorstel snel te behandelen, zodat wij in staat zullen zijn om een bijdrage te leveren aan het eerste beroep dat op Eurostars zal worden gedaan. Een snelle aanneming door het Parlement en de Raad zou inderdaad een sterk signaal in richting van de KMO-gemeenschap zijn dat een verdergaande investering in onderzoeks- en vernieuwingsactiviteiten wezenlijk is voor het behoud en de uitbreiding van hun mededingingsvermogen.
Eurostars zou een goed voorbeeld kunnen zijn voor de wijze waarop de lidstaten kunnen samenwerken door hun nationale programma’s dichter bij elkaar te brengen, en ervoor dat de financiering door de Gemeenschap betere resultaten oplevert voor het programma, ten voordele van de Europese KMO-gemeenschap, en natuurlijk ten voordele van Europa op zich.
Paul Rübig, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil ik ook graag het Sloveense voorzitterschap danken dat tot op het laatste moment alles heeft gedaan om ervoor te zorgen dat dit programma op tijd kan worden uitgevoerd.
Ik zou natuurlijk ook graag mijn medeleden willen danken, omdat we hier weer eens hebben aangetoond hoe doeltreffend de Europese wetgeving in feite kan zijn. Wanneer men bedenkt dat het verslag pas in januari werd voorgesteld en dat we er morgen al over zullen stemmen, dan is het klaarblijkelijk dat dit Huis, het voorzitterschap en de Commissie zeer doeltreffend met elkaar kunnen samenwerken. Hierop kunnen we enorm trots zijn.
Ik zou mij ook bij het secretariaat van de Commissie industrie, onderzoek en energie willen bedanken, omdat het niet eenvoudig is om zulke relatief complexe zaken in zo’n kort tijdsbestek te onderhandelen, de grondslagen ervan voor te bereiden en dienovereenkomstig om te zetten. We zijn zeer verheugd dat Slowakije en het Verenigd Koninkrijk en wat we gisteren nog niet wisten, – op het laatste nippertje – ook Luxemburg, in de laatste weken de wens hebben geuit om aan dit programma deel te nemen. Ik zal hierover morgen ook een mondeling amendement indienen, en ik wil het voorzitterschap verzoeken dat het morgen ook Luxemburg opnoemt wanneer de lidstaten worden genoemd, zodat ook de kleine en middelgrote ondernemingen in Luxemburg in staat zijn om succesvol deel te nemen aan dit programma.
Tijdens de onderhandelingen hebben we in het Parlement de nadruk gelegd op een transparant en vooral onbureaucratisch, maar efficiënt programma ter bevordering van onderzoek. Dit moet met name ook de door ons zeer gewenste eenmalige betalingen en snel genomen beslissingen mogelijk maken, zodat de ondernemingen de benodigde middelen krijgen die voor het doorvoeren van onderzoeksactiviteiten noodzakelijk zijn, en niet eerst een krediet bij een bank moeten opnemen en dan vaak lang op het geld moeten wachten.
Ik geloof, commissaris Potočnik, dat dit programma een blijk van betere wetgeving is, dat we er hier werkelijk in zijn geslaagd om de doelstellingen met betrekking tot de KMO’s en betere wetgeving volgens het zevende kaderprogramma voor onderzoek passend ten uitvoer te leggen. De deelname en de leiding door Eureka is ook daarom zo voorbeeldig, omdat Eureka in staat is om zeer efficiënte en snelle beslissingen hierover te nemen en tevens een groot deel van de verantwoordelijkheid draagt.
De gemeenschap levert uiteindelijk tot aan één derde van de ondersteuning. Commissaris, zoals u al hebt verteld, praten we hier over 100 miljoen Euro. Het programma is ook nieuw in het opzicht dat het hier om een werkelijk bottom-up programma gaat, en daarom uit de zakenwereld afkomstig is, uit de kleine onderzoeksintensieve of middelgrote ondernemingen. Eigenlijk ben ik er trots op dat het secretariaat van Eurostat in Brussel in nauwe samenwerking met de nationale subsidiegevers hier zeer doeltreffend en snel op de markt heeft gewerkt, en dat het daarom mogelijk is ons zwaartepunt op marktgerichte onderzoeksactiviteiten te leggen die streven naar het behalen van commerciële resultaten op korte en middellange termijn.
Dit is een kern van het werk van de kleine en middelgrote ondernemingen, en het moet kosteneffectief zijn. Er mogen geen hoge kosten mee verbonden zijn voor zowel de ondernemingen als de overheden, in plaats daarvan moet alles duidelijk en coherent worden geformuleerd zodat iedere afzonderlijke onderneming ook in staat is om zonder veel moeite de vragen met betrekking tot zijn activiteiten te beantwoorden. We hebben dit in de laatste tijd gecontroleerd. Het was een doorslaggevend succes.
Erna Hennicot-Schoepges, namens de PPE-DE Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste zou ik onze rapporteur, Paul Rübig, met zijn verslag willen feliciteren en hem ervoor danken dat hij bereid is tot het indienen van een mondeling amendement om Luxemburg in dit programma op te nemen, en zodoende het administratieve getreuzel verhelpt dat de afwezigheid van Luxemburg heeft veroorzaakt.
We weten commissaris, ten minste sinds het eerste evaluatieverslag inzake het proces van Lissabon dat de KMO’s een wezenlijke rol spelen op het gebied van onderzoek en innovatie. Hun deelnameniveau blijft echter achter bij de verwachtingen en de laatste investeringscijfers zijn hiervan een bewijs.
Dit speciale programma moet daarom de deelname van de KMO’s vergemakkelijken, en ook alle buitensporige bureaucratie verminderen. In feite gaat het er hier om de zaken op een rijtje te zetten, het risico af te dekken en de weifelachtige houding van de bedrijven tegen te gaan, waar het erop aankomt in onderzoek en innovatie te investeren; iets dat misschien ook te maken heeft met een negatieve denktrant van de Europese ondernemingsgeest.
Ik feliciteer onze rapporteur dat hij op een aanneming in eerste lezing heeft aangedrongen, wat de tenuitvoerlegging van dit programma zal versnellen, zijn doeltreffendheid zal waarborgen en bewijzen zal dat de Europese wetgeving misschien toch niet zo omslachtig is als de mensen soms beweren, maar dat het in het belang van de burgers doeltreffend kan werken.
Teresa Riera Madurell, namens de PSE Fractie. – (ES) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Commissaris, hartelijk dank dat u aan dit debat deelneemt. Ook ik wel allereerst de rapporteur met zijn werk feliciteren.
Al sinds geruime tijd is de mogelijke betrekking tussen het kaderprogramma van de Gemeenschap en het intergouvernementele programma EUREKA in verscheidene fora en ook in het Parlement het gespreksonderwerp geweest dat aan een nauw onderzoek werd onderworpen, aangezien beiden te maken hebben met aanzienlijke steun aan KMO’s. De uitkomst van deze synergieën is de gemeenschapsfinanciering van het Eurostars programma op de grondslag van artikel 169 van het Verdrag geweest, een programma dat het kaderprogramma aanvult met de naar mijn mening belangrijkste krachten van EUREKA: zijn bottom-up structuur dat het beter in staat stelt om zich aan de behoeften van KMO’s aan te passen en de deelname vergemakkelijkt; aangezien de vereiste bureaucratie die nodig is om deel te nemen aan het kaderprogramma in vele gevallen een buitengewone last is die voor vele KMO’s niet te bewerkstelligen is.
Het ondersteunen van een sterkere integratie van KMO’s in O&O is iets waarvan het Parlement altijd al een voorstander was, en Eurostars kan een aanzienlijk mobiliseringseffect hebben. Wij juichen daarom dit initiatief in het bijzonder toe.
Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de heer Rübig heeft – zoals gewoonlijk – een uitstekend verslag gepresenteerd. Mijn felicitaties daarvoor.
Dit is een zeer belangrijk onderwerp, aangezien de praktische omzetting van onderzoeksresultaten naar de industrie- en zakenwereld vrij snel kan worden bewerkstelligd door KMO’s. Dit is een wezenlijk aspect van de Strategie van Lissabon. Het is derhalve een goede zaak dat het programma Eurostars opbouwt op het zevende kaderprogramma voor transnationale ondernemingen en werk financiert op wetenschappelijk en technologisch gebied dat door KMO’s wordt uitgevoerd in samenwerking met instellingen voor het wetenschappelijk onderwijs, onderzoeksinstituten en andere bedrijven – van grotere aard.
De richting van het onderzoek is ook belangrijk; het moet marktgericht zijn en zo snel als mogelijk praktisch toepasbaar zijn. Dit goede plan ter ondersteuning van bedrijfsinitiatieven, dat zonder bureaucratie uitkomt en duidelijk moet zijn, ook gezien zijn financiële kanten. Dit is van belang voor alle partners, vooral voor zakenlieden. Het succes van dit programma zal een goed voorbeeld voor de toekomst zijn. Hopen we dat onze honderd miljoen Euro niet worden verspild.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
Miloslav Ransdorf, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) De kleine en middelgrote ondernemingen verschaffen in de Europese Unie zeventig procent van de banen. Wanneer men dit weet, investeren deze ondernemingen slechts vier procent in wetenschap, onderzoek en technologische ontwikkelingen, wat zonder twijfel de reden is waarom ze geen beter gebruik van het potentieel van hun ondernemingen maken. We moeten er binnen het kader van de herziene Strategie van Lissabon voor zorgen om het potentieel van de kleine en middelgrote bedrijven tot ontplooiing te brengen. Er zijn verscheidene mogelijkheden om dit te bereiken: geef de KMO’s een betere toegang tot informatie, bied ze betere kredietvoorwaarden aan, stel ze in staat om beter met de publieke sector samen te werken en help ze om de banden met grote ondernemingen te verbeteren, zodat zowel kleine en grote systemen onderling verbonden zijn. Ik denk dat dit doenbaar is en binnen een relatief kort tijdsbestek kan worden bereikt.
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de EU verlengt zijn reikwijdte naar alsmaar meer gebieden. Het probleem is dat er geen beginsel bestaat om te besluiten wat de EU moet doen. Een sterk beginsel is de ene geleverde lippendienst in de politieke redevoeringen maar wordt bij de besluitvorming geïgnoreerd: het subsidiariteitsbeginsel. Dit pleit tegen de centralisering van onderzoek en ontwikkeling, behalve ten aanzien van zeer grootschalige projecten in de trant van Galileo of energiefusie. Gebureaucratiseerd onderzoek en ontwikkeling in grote organisaties levert minder tegenwaarde op voor het geïnvesteerde geld, niet meer. Er bestaat zelden een reden voor lidstaten dat ze geld naar Brussel sturen en dat daarna hun onderzoekers het weer terug moeten eisen. Deze beoordeling is vooral geldig wanneer het om onderzoek en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen gaat. Het door de onderzoekers en bedrijven getoonde enthousiasme hangt ermee samen dat men ze in de waan laat dat er in totaal meer middelen beschikbaar zullen zijn. Er is niets dat erop duidt dat dit het geval is. Dank u voor uw aandacht.
Ján Hudacký (PPE-DE). – (SK) Staat u mij allereerst toe om de rapporteur te danken voor het uitstekende werk dat hij bij dit verslag heeft volbracht. Ik denk dat het grotendeels aan de heer Rübig te danken dat dit Parlement in staat was om een compromis te bereiken dat zowel voor de Commissie als ook voor de Raad aanvaardbaar is en moet uitlopen op de aanneming van dit voorstel in eerste lezing.
Ik geloof dat het EUREKA initiatief betreffende het onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor kleine en middelgrote ondernemingen zeer sterk zal worden toegejuicht door het bedrijfsleven. De deelname van zoveel landen aan dit initiatief is een bevestiging van het feit dat er in de tijd voor dit programma een gebrek aan interesse is geweest om de problemen van de kleine en middelgrote ondernemingen op te lossen.
Ondanks de inspanningen van het Europees Parlement heeft ook het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling niet het probleem opgelost hoe de KMO’s aan de benodigde middelen voor de ondersteuning van hun onderzoeks-, ontwikkelings- en vernieuwingsactiviteiten kunnen komen. Daarom is het buitengewoon bemoedigend om te zien hoeveel bijval dit bottom-up initiatief van alle hierbij betrokken Europese instellingen heeft gekregen. Alhoewel er geen twijfel over bestaat dat er vooruitgang is geboekt, blijven sommige vragen nog steeds onbeantwoord. Ik denk hier aan de toelatingscriteria voor de KMO’s, met name hoeveel tijd en welk aandeel van de jaarlijkse omzet in de onderzoeksactiviteiten wordt gestopt.
Persoonlijk ben ik van mening dat we ons bij het opstellen van deze criteria liberaal tonen en dat we erover nadenken om het programma Eurostars onafhankelijk van hun omvang voor alle kleinere ondernemingen open te stellen, die een aanzienlijk vernieuwings- en ontwikkelingspotentieel hebben.
Ten slotte wil ik opmerken dat het mij genoegen doet dat mijn land, Slowakije, ook aan de samenwerking deelneemt: dit zal de toestand van de kleine en middelgrote ondernemingen verbeteren waarvan de ontwikkeling tot nu toe nogal achtergebleven is.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Allereerst feliciteer ik rapporteur Rübig en zou ik graag een paar elementen willen opnoemen. Voor het economische concurrentievermogen van de Europese Unie is het wezenlijk om de kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen die in toegepast onderzoek investeren.
De 22 lidstaten en de 5 staten in EUREKA die hebben besloten om samen met de Commissie 440 miljoen Euro te investeren ter ondersteuning van het door kleine ondernemingen uitgevoerde onderzoek, leveren een bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen van de Strategie van Lissabon.
We mogen niet vergeten dat de KMO’s 99 procent van alle Europese ondernemingen vertegenwoordigen. De keuze van de projecten die door het programma Eurostars zullen worden gefinancierd zal worden getroffen op basis van de wetenschappelijke uitmuntendheid en de economische uitwerkingen.
Evengoed vraag ik de aandacht voor de moeite die kleine en middelgrote ondernemingen hebben om voor de cofinanciering van 50 procent van een projectsom te zorgen.
Veel van de kleine ondernemingen zouden hun specialisten liever te werk stellen aan projecten die vlugge inkomsten brengen, ten nadele van de onderzoeksprogramma’s op lange termijn.
Ook zou het financieren van kleine bedrijven op de grondslag van een zakenplan er een grote hoeveelheid van KMO’s toe kunnen brengen om deel te nemen aan het Europees onderzoek.
Ik hoop dat gedurende dit programma het Erasmusprogramma voor jonge ondernemers ook door zal gaan.
Joel Hasse Ferreira (PSE). – (PT) Commissaris, dames en heren, ik denk dat het uiterst belangrijk is om de kleine en middelgrote ondernemingen en ook hun wetenschappelijke en technologische ontwikkeling te bevorderen. KMO’s hebben een stevige technologische basis nodig die deze ondernemingen in staat stelt om hun bijdrage op te voeren aan de economische groei en ontwikkeling.
In de regel hebben KMO’s een groot initiatief- en aanpassingsvermogen aangezien ze niet door bureaucratie worden verstikt, en gewoonlijk door ondernemers en bestuurders worden geleid die sterk betrokken zijn bij hun werk: het scheppen van welvaart. Dit initiatief- en aanpassingsvermogen maakt het eenvoudiger om nieuwe ondernemingen van stapel te laten lopen die zich met het produceren en/of de verkoop van nieuwe producten bezighouden of met het verrichten van nieuwe op de behoeften van de consumenten of andere bedrijven toegesneden diensten.
Zulke nieuwe producten en diensten zouden vaker een stevigere technologische basis nodig hebben dan in veel van zulke kleine ondernemingen beschikbaar is. Daarom zou het op de ondersteuning van KMO’s gerichte gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma Eurostars zeer belangrijk kunnen zijn vanwege zijn mogelijke uitwerkingen op de “echte economie”. Het zal er zo bij helpen om de vaardigheden van de kleine en middelgrote ondernemingen in verscheidene Europese Staten te verbeteren, ten bate van zowel de burgers en de consumenten als ook van de Europese economie. Het zal zo ook helpen om meer en betere banen te scheppen. Op grond hiervan is het verslag van de heer Rübig zeer verdienstelijk.
Dragoş Florin David (PPE-DE). – (RO) Allereerst zou ik de heer Rübig willen feliciteren met de correcte en snelle wijze waarop hij dit verslag tot stand heeft gebracht.
Dit verdrag schept een voorwaarde voor een nieuwe aanpak van de Strategie van Lissabon door simpelweg het onderzoek met de KMO’s te verbinden. Zo hebben wij de mededinging opgewaardeerd en een nieuwe stimulans voor beginnende bedrijven gegeven, KMO’s met innovatieve activiteiten. Eurostars moet het startpunt worden om de Europese economische activiteit opnieuw te lanceren, een programma met Europese innoverende sterren, een transparant, flexibel en onbureaucratisch programma.
Ik wil eindigen met een verzoek aan de Commissie, en ook aan alle staten die aan dit programma deelnemen, om dit programma in nauw verband met de Europese prioritaire thema’s aan te moedigen en te bevorderen: met de klimaatverandering, de energie-efficiëntie, de bevordering van hernieuwbare energiebronnen en last but not least de kankerbestrijding.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Het gezamenlijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma Eurostars ondersteunt onderzoek en ontwikkeling uitvoerende KMO’s bij de uitvoering van marktgericht onderzoek in transnationale projecten, en opgezet ten behoeve van verscheidene samenwerkende KMO’s.
Ik zou vooral de nadruk willen leggen op het belang van kennisuitwisseling en de behoefte aan samenwerking binnen het kader van dit programma met de ondernemingen zelf en met andere instellingen, op basis van industriële en economische partnerschappen. Het feit dat dit een bottom-up programma is dat direct kan worden aangepast aan de behoeften van de onderzoek verrichtende ondernemingen die hieraan deelnemen, is een zeer positief aspect. De hoofdzaak is dat de onderzoeksactiviteiten marktgericht zijn en naar commerciële resultaten op de korte termijn streven.
Ik wil ook een nieuw onderdeel van dit programma aanspreken: namelijk de invoering van een risicodelende financieringsfaciliteit, bedoeld voor de gewaagdere O&TO projecten.
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Dank u zeer, mijnheer de Voorzitter. Ik zou ook de heren Potočnik en Rübig willen feliciteren. Het gezamenlijk programma Eurostars is een uitstekend middel om de doelen van Lissabon te bereiken: het verhogen van het concurrentievermogen, en het versterken van de innovatie. Onderzoek en ontwikkeling verrichtende KMO’s die ten minste tien procent van hun omzet aan onderzoek en ontwikkeling uitgeven zijn de centrale spelers op dit gebied.
Hongarije is een lid van dit programma, en de belangstelling ervoor is enorm geweest. Meer dan tweehonderd ondernemingen die aan de criteria voldoen hebben aanvragen ingediend, alhoewel een probleem naar boven is komen drijven dat de lidstaten niet voldoende middelen beschikbaar hebben gesteld. In Hongarije zijn bijvoorbeeld slechts 500000 Euro beschikbaar, voldoende voor slechts 2 tot 3 projecten. Derhalve moeten de lidstaten naar mijn mening in ieder geval de hieraan toegewezen middelen verhogen, of proberen om ten minste drie procent van het BNP voor onderzoek en ontwikkeling uit te geven, zodat we ook op wereldniveau concurrentieel kunnen blijven. Ik geloof dat de programma’s Eurostars en EUREKA een uitstekend middel zijn om dit te bereiken. Nogmaals mijn felicitaties.
Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, om het eenvoudig te zeggen: het investeren in kleine bedrijven wordt beloond.
Wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat kleine bedrijven met eenvoudige technologieën de ruimte hebben voor goede innovaties, en ik zou dit zeer sterk willen benadrukken. Dit is ook het geval met familiefirma’s, waar de investering in de lijn van de desbetreffende firma in het ene kind wordt gemaakt, om zo voor een zekere continuïteit te zorgen, en ik geloof dat dit een zeer goede weg is om verder te gaan. Bovendien zijn deze bedrijven zeer flexibel, en zijn ze tegen geringe kosten in staat om van de ene naar de andere plaats te verhuizen, en net zo goed van product te wisselen. Ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dat wanneer meer dan 60 procent van het inkomen in de EU van KMO’s afkomstig is, dat het van onze kant een grote fout zou zijn om te beknibbelen op de investeringen in de KMO’s en hun ontwikkeling.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, aan het begin wil ik aan iedereen mijn dank uitspreken, niet alleen voor de ondersteuning van het voorstel in het verslag, maar ook, een nog meer, voor de ondersteuning van de KMO’s. KMO’s zijn een wezenlijk deel van de Europese economie en hier in het programma Eurostars praten we, zoals ik al heb aangevoerd, over de KMO’s die de “sterren” van de toekomst zullen zijn.
Dit is een innovatieve aanpak. Het is niet eenvoudig om methodes ten uitvoer te leggen waar we geld van de lidstaten met gemeenschapsmiddelen combineren, maar het is beslist de moeite waard, omdat dit precies de richting is waarin we in de toekomst moeten gaan. We combineren het beste van EUREKA – flexibiliteit, eenvoud, een gedecentraliseerde aanpak, marktgeoriënteerdheid – met het beste van het kaderprogramma: een gecentraliseerd bestuur, communautaire evaluatie en communautaire selectie. Ik kan u ervan verzekeren dat we ook in de andere onderdelen van het kaderprogramma onze ogen zeer open zullen houden ten voordele van de KMO’s.
Vereenvoudiging is de naam van het beestje, en daarom hebben we, zoals u waarschijnlijk bewust zal zijn, een hogere mate aan middelen voor de KMO’s dan voor de rest. Zodat ze in het kaderprogramma een mate van 75 procent aan cofinanciering hebben, terwijl de resterende grote maatschappijen vijftig procent moeten cofinancieren. Dit betekent dat we de KMO’s een stimulans tot deelneming geven. We hebben een garantiefonds ingevoerd dat hun deelneming aan het kaderprogramma zeer sterk vereenvoudigt, omdat het van tevoren voorleggen van bankgaranties een van de grootste problemen voor de KMO’s was, en we zijn ook bezig om een “unieke registratievoorziening” in te voeren die het werk ook nog eens zal vereenvoudigen, omdat men slechts een keer een aanvraag moet indienen, en dat alle gegevens zullen worden opgeslagen, zodat bij de volgende aanvraag dit alles automatisch zal gebeuren.
Daarom, wanneer we naar de resultaten van het eerste jaar kijken – en zoals u weet, zijn we het eens geworden over de doelstelling van een financiering van vijftien procent die uit het samenwerkingsdeel van het programma naar de KMO’s moeten gaan – kunnen we zeggen dat het werkt. Terwijl we bij het zesde kaderprogramma de doelstellingen niet hadden bereikt, valt uit de eerste evaluatie en de eerste doorzicht van de resultaten op te maken dat dit cijfer eerder bij twintig procent dan bij vijftien procent ligt, wat een grote stap naar voren betekent.
We werken hier ook in de Commissie aan. Ik kom net uit een vergadering van de mededingingsgroep waar we over de Wet inzake kleine bedrijven (Small Business Act) – dat is de werktitel – waarin we op een georganiseerde manier alle onderwerpen in verband met KMO’s willen aanspreken. Ik zou ook willen mededelen dat ofschoon wij vandaag over de financiële deelname van de kant van de Gemeenschap spreken, het in feite al van start is gegaan, en dat meer dan 200 aanvragen zijn ingediend bij de eerste oproep, wat een belangrijk succes is.
Ten slotte wil ik graag zeggen dat ik buitengewoon verheugd ben over het feit dat Luxemburg besloten heeft om hieraan deel te nemen. Er is beslist geen verschil in mening. We moet allemaal ons best doen om het zo snel als mogelijk tot het programma te laten toetreden.
Paul Rübig, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Potočnik, dames en heren, in het kort kunnen we zeggen dat we ons weer een doelstelling hebben opgelegd dat op de Agenda van Lissabon is gericht. De praktische omzetting van onderzoeksresultaten op korte termijn zal naar wij hopen nieuwe banen scheppen en tot hogere nettolonen voeren. En natuurlijk is een wezenlijk onderdeel van innovatie dat nieuwe producten worden aangeboden, en dat zo ook op de markt een succes wordt bereikt.
Ik ben ook tevreden dat wij samen met de Europese Investeringsbank erin zijn geslaagd een aanvullend risicodelingsinstrument aan te bieden, en dat deze bedragen daarom aanzienlijk verder kunnen worden verspreid. We hebben ook een evaluatie beraamd om te onderzoeken of de middelen werkelijk worden opgeëist en om te controleren dat het Europees Parlement niet zoals in het verleden jaar weer vanwege de niet volledig uitgeputte middelen de fondsen moet verlagen, zoals bij andere programma’s gebeurt.
Ik geloof dat dit programma ervoor kan zorgen dat de middelen volledig worden opgemaakt, en ik zou mijn medeleden willen vragen er ook in de lidstaten voor te zorgen dat de cofinanciering werkt zoals gepland. Het is in het belang van ons allen dat er goed gebruik wordt gemaakt van dit programma. Ik ben van mening dat dit dienovereenkomstig moet worden bekend gemaakt.
Ik zou ook commissaris Potočnik willen vragen om met de vicevoorzitter van de Commissie Wallström af te spreken dat dit programma als voorbeeldig aan het publiek wordt gepresenteerd: dit is wezenlijk voor het proces. Ik wil ook nog eens het Sloveense voorzitterschap feliciteren: dit is een product en project waarmee je werkelijk voor de dag kunt komen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming zal morgen plaatsvinden.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Jorgo Chatzimarkakis (ALDE), schriftelijk. – (DE) commissaris Potočnik, over de rol van de KMO’s te spreken schijnt in dit Huis bon ton te zijn. Inderdaad zijn de kleine en middelgrote ondernemingen het ruggengraat van de EU-economie.
Alleen al in Duitsland werken, onderzoeken en ontwikkelen bijna 20 miljoen mensen bij meer dan 3,3 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen. Of Europa groeit of stagneert hangt grotendeels van hen af. De kleine en middelgrote ondernemingen produceren meer patenten, innovaties en banen dan de grote conglomeraten. Toch hebben de KMO’s nog altijd weinig toegang tot kredieten en stimuleringsprogramma’s.
Eurostars is een goed voorbeeld ervan hoe men dit aan moet pakken. Anders dan bij het zevende kaderprogramma dat op een top-down aanpak met centrale financiering door de EU baseert, zijn Eureka en Eurostars bottom-up methodes. De Programma’s worden door het Eureka initiatief beheerd. Dit is een goede zaak, en zou misschien ook als voorbeeld kunnen dienen voor ons zevende kaderprogramma.
De voordelen van het programma Eurostars zijn als volgt:
• een onderzoeksintensief KMO nodig voor de leidende rol
• een onderzoek en evaluatie van de kwalificatie door internationale experts.
• geharmoniseerde aanbestedingen en procedures in alle lidstaten.
• snelle besluitvorming over het verstrekken van kredieten: veertien weken na de “Cut-Off-Date”.
• de Commissie verstrekt een aanvullende uitgave
• financiering uitsluitend in de vorm van niet-terugbetaalbare subsidies (contante uitbetaling)
Ik wil de rapporteur graag hartelijk met zijn werk feliciteren. Ik wens het programma alle goeds.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Door voor het verslag van Paul Rübig te stemmen geeft het Europees Parlement een duidelijk signaal aan de kleine en middelgrote ondernemingen in de lidstaten. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen vaak doeltreffende bijdrages aan onderzoek en ontwikkeling leveren, maar ze worden vaak met minder gunstige voorwaarden geconfronteerd dan degenen die van toepassing zijn op de grote internationale ondernemingen.
Van nu af aan kunnen onderzoek en ontwikkeling verrichtende samenwerkende KMO’s profiteren van de financiële ondersteuning van Europa en binnen een Europees netwerk samenwerken met andere kleine en middelgrote ondernemingen. De Slowaakse KMO’s zullen dus in staat zijn om met hun kennis en vermogen een bijdrage te leveren aan de Europese onderzoeks- en ontwikkelingssector.
In Slowakije zijn vele kleine en middelgrote ondernemingen in plattelandsgebieden met een minder ontwikkelde infrastructuur gevestigd wat hun ontwikkeling belemmert. Veel vrouwen werken voor onderzoek en ontwikkeling verrichtende KMO’s, zij het direct of indirect. De Europese middelen zijn nuttig, omdat ze de KMO’s bij hun start helpen, en deze zo in staat stellen om hun professioneel vermogen in dienst van het algemeen belang te stellen.
Het programma Eurostars is een programma op Europees niveau tot onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. De KMO’s spelen een hoofdrol bij de projecten van Eurostars. Het is werkelijk jammer dat de Slowaakse Republiek, een lidstaat van de EU, niet deelneemt aan dit programma. De kleine en middelgrote ondernemingen van Slowakije zullen derhalve geen toegang hebben tot aanzienlijke financiële ondersteuning die beschikbaar is voor de doeltreffende ontwikkeling van nieuwe producten, technieken en diensten.
24. Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0039/2008) van Adam Gierek namens de commissie industrie, onderzoek en energie over het voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (COM(2007)0393 – C6-0248/2007 – 2007/0135(CNS)).
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik het Europees Parlement en vooral de rapporteur, de heer Gierek, bedanken voor de getoonde interesse in en de ondersteuning van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal.
Ik wil ook aan de voorzitster van de commissie industrie, onderzoek en energie, mevrouw Niebler, en de schaduwrapporteurs, mevrouw Laperrouze en de heer Březina, mijn dank uitspreken voor hun constructieve hulp. Ik begrijp dat het verzoek om een debat van een aantal leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie kwam. Ik ben daarom meer dan verheugd om een samenvatting te geven van waar het hier om gaat.
In 2002 heeft een aan het Verdrag van Nice aangehecht protocol het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal in het leven geroepen, een schrander financieel ontwerp dat gebruik maakt van de opgehoopte rente over de door de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap voor Kolen en Staal beschikbaar geworden activa. De activiteiten op de grondslag van dit Verdrag werden gefinancierd uit een door de kolen- en staalindustrie betaalde heffing, 27.2 procent en 72.8 procent van de begroting werden respectievelijk toegewezen aan kolen en staal.
Door een bottom-up aanpak is dit Fonds voor onderzoek enkel en alleen bedoeld ter financiering van onderzoeksprojecten die in verbinding met de kolen- en staalindustrie staan, twee grote traditionele sectoren waar onderzoek nog steeds nodig is: ten eerste om inzake de milieunormen ter bestrijding van de wereldwijde klimaatverandering aan het huidige beleid van de EU te voldoen, en ten tweede om de veiligheid van energiebevoorrading te handhaven door het hebben van een brandstofmix die in overeenstemming is met de Europese eisen.
De wezenlijke principes en de correcte met het beheer van dit fonds verbonden besluitvormingsprocedures zijn in de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal beschreven. Deze technische richtsnoeren moeten alle vijf jaar worden herzien of aangevuld, waarvan de eerste periode op 31 december 2007 ten einde ging.
Op 10 juli 2007 heeft de Commissie een voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de herziening van deze richtsnoeren goedgekeurd. Deze voorgestelde herziening wil voor een voortgang zorgen van de tijdens de eerste jaren bereikte positieve resultaten door het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, vooral in het kader van de milieubescherming. Naar mening van de Commissie was er geen grote revisie nodig, maar eerder een fijnere instelling van de bestaande regels om zo de richtsnoeren aan de uitbreiding van de EU, aan het zevende kaderprogramma en aan de huidige Europese verordeningen aan te passen, vooral op het gebied van de gendergelijkheid en het beleid ten aanzien van het financiële beheer. Dit voorstel voor een beschikking van de Raad werd ter raadpleging aan het Europees Parlement gestuurd, en dat is de reden waarom wij hier vandaag bijeen zijn gekomen.
Ik wil er mijn waardering voor uitspreken dat het verslag van de heer Gierek in grote trekken het voorstel van de Commissie ondersteunt.
Adam Gierek, rapporteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, het besluit van de Commissie betreffende de voortzetting van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal moet met tevredenheid worden opgenomen. Dit fonds werd in het leven geroepen met een betaling van 72.8 procent door de Staalindustrie en 27.2 procent door de kolenindustrie na de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. De rente uit dit Fonds loopt op tot ongeveer zestig miljoen Euro per jaar, wat het mogelijk maakt om aanvullende onderzoekssubsidies aan te bieden die niet onder het zevende kaderprogramma vallen. Dit omvat wezenlijk onderzoek voor de rationalisering van het werk van zowel de ijzer- en staalindustrie en de kolenmijnbouw als ook onderzoek dat in deze sector naar verdere kwaliteitsverbeteringen van de eindproducten zorgt, dat wil zeggen van kolen en staal. De behoefte aan zulke onderzoeksactiviteiten is met name voor de industrieën in de nieuwe landen van de Europese Unie belangrijk.
Staal. Staal is nog steeds het meest belangrijke bouwmateriaal. De technologische mogelijkheden ter verbetering van de kwaliteit van de verschillende staalsoorten en voor verbeteringen in de efficiëntie van de staalproductie zij nog steeds niet uitgeput, met name waar het om nieuwe technologieën voor de productie van halffabricaten voor de verdere bewerking gaat. Een sterkere betrouwbaarheid van de staalstructuur en een efficiënter gebruik van verschillende machines en uitrusting vereisen een behoorlijke hoeveelheid empirisch onderzoek op dit gebied. Dit is ook van toepassing op verbeteringen in de chemische samenstelling en op verbeteringen in de functionele eigenschappen van verscheidene staalsoorten. Het werken aan een effectieve en in milieuopzicht overtuigende methode om schroot te recyclen, dat wil zeggen staal uit problematisch gegalvaniseerd schroot uit de automobielindustrie, is ook van buitengewoon belang.
Kolen. Kolen betekent energiezekerheid. Het concurrentievermogen van deze vaste brandstof, waarvan de definitie, overeenkomstig het voorstel dat in deze verordening werd gemaakt, om praktische redenen moet worden uitgebreid om bitumineuze leisteen op te nemen, ook bekend onder de naam oliehoudende leisteen, die in Estland wordt ontgonnen, hangt af van het efficiënte gebruik van de regionale voorraden.
De specifieke problemen van de kolenmijnbouw hangen voor een groot deel samen met de lokale geologische verhoudingen en vereisen landmeterwerk volgens vaste regels. Deze onderzoeken moeten voorafgaan aan de bouw en exploitatie van bijvoorbeeld diep vercookste kolenmijnen met een methaanprobleem. Het gebruik van kolen kan ook de onconventionele methode van ondergrondse steenkoolvergassing omvatten. De verdere correcte voortzetting van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal vereist dat elke adviesgroep bij zijn opstelling experts opneemt die onder het aspect van de vestiging van de kolen- en staalindustrie in de Europese Unie tot een mogelijkst optimale vertegenwoordiging komen, met name met betrekking tot de experts uit de nieuwe landen van de Europese Unie.
Jan Březina, namens de PPE-DE-Fractie. – (CS) De Europese Commissie heeft na een periode van vijf jaar, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Raad, de taakstelling van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal herzien. Dit fonds beheert de activa van de nu ter ziele gegane Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en investeert de door het kapitaal behaalde rente in het onderzoek naar kolen en staal.
Ik juich het toe dat het voorstel van de Commissie consequent over de in de laatste vijf jaren plaatsgevonden veranderingen nadenkt, rekening houdt met de ten tijde van de uitbreiding van de EU in 2004 in de toetredingsverdragen opgenomen bepalingen (hiervan is een specifiek voorbeeld het al genoemde toetredingsverdrag van Estland), het feit omvat dat de definitie van het begrip “kolen” nu breder wordt opgevat, en zich met name richt op de bescherming van banen en op het effectief gebruik van materiaal en energiebronnen bij de productie en de producerende industrieën.
De bepalingen die zich met de amendementen op het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling bezighouden en met de gebieden die het zevende kaderprogramma niet gedetailleerd behandelt, zijn ook een belangrijk onderdeel van het voorstel. Naast het voorstel van de Commissie zelf, zou ik ook het werk van de rapporteur, Adam Gierek, en zijn verslag willen prijzen. De resultaten van de stemming in de Commissie industrie, onderzoek en energie, die alle wezenlijke amendementen heeft aangenomen, zijn een bewijs voor de uitstekende basis voor en de beraden aanpak van verdere investeringen in wetenschap en onderzoek op het gebied van kolen en staal, twee grondstoffen voor energie en productie die op het moment onvervangbaar zijn.
Ik zou graag van deze gelegenheid gebruik willen maken om mijn collega’s te vragen om de voorstellen resoluut te verwerpen die door sommige groepen ingediend zijn die op de ondermijning van het belang van kolen en staal en van conventionele energiebronnen in het algemeen gericht zijn, of zoals in dit geval tegen het belang van de toekomst van dit fonds dat ten aanzien van de financiering van onderzoek onvervangbaar is gebleken. Kolen en staal behoren tot de belangrijkste grondstoffen voor energie en productie, en hebben in de laatste jaren een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. Het verslag moet dus rekening houden met bijvoorbeeld de geografische locatie van de voorraden: dit zal een bijdrage leveren tot een effectiever energiegebruik en een betere energiezekerheid in de gehele Europese Unie.
Silvia-Adriana Ţicău, namens de PSE-Fractie. – (RO) Het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal werd opgericht na de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het eerste verdrag tot oprichting van de Europese Unie.
Europa beschikt over belangrijke kolenvoorraden, maar we moeten in nieuwe, schonere verwerkingoplossingen investeren.
Staal is een product dat nog steeds door vele industriële sectoren wordt gebruikt, maar in deze sector is ook onderzoek nodig om uit het oogpunt van de energie schonere en efficiëntere oplossingen te ontdekken.
Het belang van dit onderzoek is zelfs nog groter aangezien met deze twee sectoren een groot aantal banen samenhangen die bewaard moeten worden en waarvan de werkomstandigheden moeten worden verbeterd.
Dit onderzoek moet ook betere werkomstandigheden voor de werknemers van de twee sectoren tot gevolg hebben.
In Roemenië worden per jaar ongeveer 34 miljoen ton kolen ontgonnen en ongeveer acht miljoen ton staal geproduceerd.
Honderdduizenden mensen staan direct of indirect in dienst van deze twee industriële sectoren. Dat is de reden waarom ik geloof dat dit een enorm belangrijk document is.
Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de onderzoeksinspanningen in de staalsector zijn noodzakelijk om de Europese staalindustrie te beschermen en op grond daarvan de Europese economie. Mijn benadering van de kolenindustrie is van voorzichtiger aard.
James Hansen, klimatoloog en onderzoeksdirecteur van het Goddard Institute for Space Studies van de NASA heeft onlangs verklaard dat men de omvang van de klimaatverandering tot nu toe heeft onderschat, maar dat wij nu verscheidene instrumenten ter beschikking hebben, waarvan één de sluiting van alle steenkoolcentrales tot 2030 is. Een gascentrale stoot tussen de drie- en vierhonderd kilo CO2 per megawatt-uur uit, een steenkoolcentrale van de nieuwste generatie stoot achthonderd kilogram uit en een bruinkoolcentrale stoot 1000 kilogram CO2 uit.
Hoe consequent is de Europese Unie wanneer ze aan de ene kant een ambitieus plan ontwikkelt ter bestrijding van en aanpassing aan de klimaatverandering, en aan de andere kant steenkool als een schone energiebron ondersteunt?
De mensheid is van het houttijdperk naar het kolentijdperk en daarna naar het olietijdperk gegaan. Vandaag heeft het Parlement de keus om naar het kolentijdperk terug te keren of consequent volgens het klimaatpakket te handelen en zodoende kolen niet als schone energiebron benoemt. Daarom is mijn fractie van plan om sommige van de amendementen van de Groenen te ondersteunen.
Laat mij besluiten met een prachtig citaat van Alphonse Karr: “Een minnaar is bijna altijd een man die nadat hij een gloeiend stuk steenkool heeft gevonden, dit in zijn zak steekt in het geloof dat het een diamant is.” Liefde is inderdaad hartstocht. Laten wij bij de energie het verstand zegevieren.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben een van de mensen die een voorstander is van de irrelevante amendementen in de commissie. Maar in samenhang met hetgeen mevrouw Laperrouze over kolen vertelde, is het mij in het geheel niet duidelijk waarom de Commissie het subsidiëren van kolen ad infinitum moet vastleggen, zoals nu het geval is.
Kolen zijn gedurende vijftig jaar op een ongelooflijke manier gesubsidieerd geworden, en het hiermee doorgaan zou in tegenspraak staan tot alles wat door de EU inzake het klimaatbeleid is gezegd. Wij geloven in tegendeel dat deze kolensubsidies moeten worden vervangen door een consequentere ondersteuning van hernieuwbare energieën en energie-efficiëntie. Anders zal Europa niet in een positie verkeren om aan zijn doeleinden van het klimaatbeleid te voldoen.
Staal is een ander geval. De Commissie heeft echter nagelaten om het duidelijk te maken dat staal verder zal worden gesubsidieerd en kolen niet. Naar mijn mening zijn er in het zevende kaderprogramma onderzoek al voldoende voorzieningen voor de smerige energiebron kolen getroffen.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, rapporteur, dames en heren, kolen en staal stonden centraal bij de start van de Europese Unie en dat is nog steeds het geval, evenwel in een heel andere agenda van globalisering, klimaatverandering en energievraagstukken. Het is alle hens aan dek, om het zo te zeggen; de inzet van dit fonds, hoe klein dan ook, helpt in de technologische revolutie die nodig is om de staalsector competitief te houden en van steenkool tot een schone brandstof, een schone grondstof, clean coal te maken.
De Europese Commissie kiest daar óók voor, aan de vooravond van de proefprojecten die we hebben om opslag en opvang van CO2, bijvoorbeeld als technologische vernieuwing, te realiseren. Ik ben daar nadrukkelijk vóór. Ik ben niet voor sluiten, ik ben voor het openhouden. Zo heeft NUON, een van de elektriciteitsmaatschappijen in Nederland, in Groningen zo’n kolenvergasser met complete opvang, enz. voor ogen. Dit soort projecten vraagt om ondersteuning en om meer middelen dan die nu op tafel liggen.
Maar belangrijker - en de heer Potočnik weet het - is mijn pleidooi voor een betere combinatie van fondsen, structuurfondsen, inzet van de Europese Investeringsbank enz. Meer matching, bundeling is vereist om majeure research in infrastructuur en investeringen mogelijk te maken. De bestaande regel “één fonds, één project” belemmert ons nadrukkelijk. We moeten toch ook aan die regels tornen en gelukkig zoekt de Europese Commissie die grenzen al op.
Op 5 en 6 maart hebben we in Slovenië, in Brdo gesproken over meer focus en bundeling van de Europese projecten. Deze zomer komt de Commissie met een nieuwe opzet voor het Esprit-programma om meer gericht te investeren. Dat is het verhaal dat we hier moeten horen en geen verhaal van afbouw van steenkool. Dat is inderdaad de verkeerde weg.
Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Gierek graag met zijn verslag feliciteren.
Dames en heren, een onderzoeksprogramma dat zijn eigen middelen buiten het zevende kaderprogramma om beheert en een jaarlijkse begroting van zestig miljoen Euro heeft kan slechts goed worden ontvangen en ondersteund door het Parlement, vooral wanneer men er rekening mee houdt dat staal nog steeds in grote omvang gebruikt wordt in verscheidene industriesectoren en dat er nog steeds vele wetenschappelijke en technologische uitdagingen moeten worden overwonnen om de productieprocessen schoner en efficiënter te maken.
Ten aanzien van kolen zijn de uitdagingen zelfs nog groter vanwege de implicaties voor de energieproductie en voor onze doelstellingen ter bestrijding van de klimaatverandering.
Het concurrentiëler maken van kolen op de energiemarkt, het verbeteren van de veiligheid en het exploitatievermogen van de mijnen en het bereiken van een schonere verbranding vereist O&O, en de nieuwe technologieën voor opvang en opslag van CO2 zijn een onderzoeksgebied dat duidelijk door de Europese Unie wordt ondersteund. Ik stem daarom volledig in met de inhoud van dit verslag.
Ik zou ook graag de rapporteur willen feliciteren met zijn gevoeligheid voor gendergelijkheid door het voorstellen van maatregelen om een grotere aanwezigheid en deelname van vrouwen te bereiken in een sector waar mannen nog steeds in de meerderheid zijn.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). – (RO) Om met de onmiddellijke politieke prioriteiten van de Europese Unie te beginnen, zou ik de nadruk willen leggen op enkele begrotingsaspecten van dit verslag.
Het voorstel van de Commissie verwijst naar het Groenboek inzake energie en de daarin gespecificeerde doelstelling om het gebruik van kolen als een belangrijke energiebron te verhogen door de inzet van schone technologieën om koolstofdioxide te verminderen en op te slaan.
Deze acties zouden een Europese financiering kunnen krijgen uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, pilootprojecten kunnen omvatten en projecten die de nieuwste technologieën op dit vlak zouden kunnen aantonen.
Het probleem is het enorm lage budget van dit fonds: 57 miljoen Euro per jaar. Het valt voor mij moeilijk te begrijpen hoe dit bedrag een aanzienlijk aantal projecten op het grondgebied van de Europese Unie zou kunnen afdekken.
Ik herinner u eraan dat meer dan een kwart van de landen van de Europese Unie in hun energiebehoeften voorzien door middel van kolen als belangrijkste bron.
Vanuit dit gezichtspunt geloof ik dat een sterkere financiële betrokkenheid van de Europese Unie bij deze sector noodzakelijk is, zowel door middel van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, en door de programma’s van het zevende kaderprogramma.
Catherine Stihler (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was eigenlijk niet van plan om te spreken, maar ik voel mij verplicht om een lans te breken voor de zaak van schone kolentechnologie.
Het belang van de schone kolentechnologie is absoluut wezenlijk, en de vraag die moet worden gesteld is: Wat kan de EU doen, zoals de spreekster voor mij net heeft aangevoerd, ter ondersteuning van de nieuwe technologieën, waaronder de schone kolentechnologie? De bevordering van de schone kolentechnologie is wezenlijk om onze doelstellingen inzake de klimaatverandering te vervullen, en dit is buitengewoon dringend. Deze dringende noodzaak kan alleen het hoofd worden geboden, wanneer wij in de gehele Europese Unie met elkaar samenwerken.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik ben in het bijzonder verheugd dat het Europees Parlement vandaag al het tweede onderzoeksproject bespreekt. Ik geloof dat vooral het staalonderzoek met name belangrijk is, vooral ten aanzien van de klimaatverandering, omdat wij er natuurlijk naar streven om de productie zo efficiënt als mogelijk te maken en om de efficiëntiecriteria tot een wezenlijk onderdeel van het verbruik te maken. Ik zou daarom mijn bijzondere felicitaties aan de rapporteur van dit verslag willen herhalen, en ik kan beweren dat vandaag een werkelijke dag voor onderzoek is.
Petru Filip (PPE-DE). – (RO) Aan het begin van mijn toespraak wil ik een paar aspecten noemen: ten eerste ben ik gelukkig over de terugkeer van kolen en staal op de agenda van het Parlement, ook wanneer het niet al te vaak is.
Ik geloof dat de economische kracht van Europa baseert op het hebben van het beste staal tegen de laagste kosten, daarom moeten de resultaten die uit het gemeenschappelijk onderzoek voortvloeien op gemeenschapsniveau worden gedeeld.
In vele Europese landen zijn er regio’s die voor het grootste gedeelte afhankelijk zijn van de kolen- en staalproductie. De omzetting van de in de kolen- en staalproductie werkende bevolking is nog steeds niet opgelost en jammer genoeg vallen de desbetreffende regio’s onder de categorie van regio’s met problemen inzake de levensstandaard en hebben zij behoefte aan cohesieprogramma’s.
Ten slotte stel ik mijzelf de retorische vraag of Europa op zal houden met de aankoop van kolen en staal van buiten de Gemeenschap wanneer het zich niet aan het milieubeschermingsprogramma van de Europese Unie wil houden.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stel de commentaren ter ondersteuning van het voorstel evenzeer op prijs als de commentaren die om een uiting vroegen ten opzichte van onze omgang met de energie- en klimaatoplossingen in de toekomst. Ik moet duidelijk zeggen dat we vandaag over een aanvullende financiering van O&O spreken dat op een bestaand fonds baseert, om preciezer te zijn op een protocol baseert, we spreken over technische richtsnoeren. Ik geloof dat dit geld beter voor onderzoek en ontwikkeling kan worden gebruikt dan voor iets anders, omdat het waar is dat we bij de energie en de klimaatverandering niet zelfgenoegzaam mogen zijn.
Koolstofopvang en –opslag (CCS) is een van de onderwerpen die we ook zullen moeten aangaan, maar het is nog ver verwijderd van een echt antwoord. Zo zullen de echte vragen, en het echte debat over de kwesties die u vandaag hebt aangesneden op tafel komen wanneer we over de strategie voor het technologisch platform voor energie zullen debatteren – hoe we dit zullen aanpakken, hoe we in de toekomst zullen handelen, en hoe we de juiste antwoorden vinden. Het is in dit opzicht enorm belangrijk dat we ons ervan bewust zijn dat “business as usual” niet ter discussie staat. We hebben gebrek aan mensen en we hebben gebrek aan middelen. Het kaderprogramma is hiervoor slechts ten dele een oplossing.
We zullen deze kwestie ernstig aan de orde moeten stellen, omdat we er zowel vanuit een gezichtspunt op de korte termijn naar moeten kijken, op zoek naar mogelijke oplossingen om waar dringend nodig de gaten te dichten, en tegelijkertijd vanuit een gezichtspunt op de lange termijn. Zulke oplossingen worden zeer dringend benodigd en we moeten ons vanaf vandaag op de hernieuwbare energiebronnen concentreren. Ik ben dus van mening dat dit de tijd zal zijn wanneer we over deze zaken zullen spreken. We mogen niet vergeten dat in 1980 de financiering van energie in Europa rond vier keer zo hoog lag als heden. Dus wanneer we deze problemen met de gewone gang van zaken willen aanpakken dan zouden we het grondig mis hebben. Deze fout mogen we niet maken.
Adam Gierek, rapporteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ga slechts op een kwestie in die hier vandaag werd opgeworpen, namelijk het gezichtpunt dat mijnen om milieutechnische redenen zo snel als mogelijk gesloten moeten worden. Ik denk dat de energiezekerheid, bijvoorbeeld in mijn land, in de Tsjechische Republiek en in vele andere landen van de EU niet met deze opvatting overeenkomt, en dat deze opvatting niet algemeen wordt aanvaard. Het tegendeel is het geval: alleen al vanwege de nieuwe technologieën die in ontwikkeling zijn, zoals “schone kolen” en “CCS”, zullen we waarschijnlijk in de toekomst nieuwe mijnen openen. Kolen zullen voor lange tijd verder een belangrijke en concurrentiële energiebron blijven. We moeten ons er ook aan herinneren – en hier richt ik mij tot degenen die alle mijnen willen sluiten – dat kolen niet slechts een belangrijke energiegrondstof zijn, maar ook een chemische grondstof.
Ten eerste wil ik zeggen dat het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal noodzakelijk is. Ten tweede heeft dit Fonds geen raakvlakken met het zevende kaderprogramma, aangezien het zich met een geheel ander actieterrein bezighoudt. Ten derde zijn er aanwijzingen voor een stijging van veertig tot vijftig procent in de gekwalificeerde kosten. Ten vierde zou het niet opnemen van bitumineuze leisteen in het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal programma – en de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft ook een voorstel van deze strekking ingediend voor deze amendementen – een bruuskeren van Estland zijn geweest, waar de energieopwekking voornamelijk op deze brandstof baseert.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming zal morgen plaatsvinden.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) In Polen komt 95 procent van de elektriciteit voort uit steenkoolcentrales. Derhalve is Polen in het bijzonder geïnteresseerd in nieuwe technologieën voor het gebruik van kolen die de efficiëntie van centrales verbeteren, de CO2-missies verminderen en het mogelijk maken dat kolen worden omgezet in koolwaterstofbrandstoffen met beperkte CO2- emissies.
Nieuwe technologieën zorgen voor de mogelijkheid om gebruik te maken van kernreactoren als emissieloze warmtebronnen om de opgestelde doelstellingen van de kolenindustrie te bereiken.
Om deze synergie tussen kolen en kernenergie uit te kunnen voeren zijn er echter hogetemperatuurreactoren nodig (HTRs). In Europa is het onderzoek naar hogetemperatuurreactoren al sinds een paar jaar aan de gang. Jammer genoeg heeft geen enkel Europees onderzoekscentrum dat onderzoek naar HTRs verricht de doelstelling van een synergieprogramma voor kolen en atoomenergie. Zo’n centrum zou door de directe samenwerking met de kolenindustrie voor een betere aanvaarding van kernenergie in Europa zorgen, indien het ernaar streeft het te moderniseren en er niet mee te concurreren.
We mogen het belang van kolen voor de Poolse industriesector niet vergeten, en daarom zou het verstandig zijn om zo’n Europees centrum in Polen op te zetten. Wanneer we niet resoluut handelen zullen wij de technologische wedren op dit vlak verliezen van de Verenigde Staten, Zuid-Afrika, China en Zuid-Korea.
Ik verzoek de Commissie om na te denken over de behoefte aan de oprichting van een dergelijk centrum als deel van de technische langetermijnrichtsnoeren die in verband staan met het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal.
Katrin Saks (PSE), schriftelijk. – (ET) Volgens het Protocol bij het Verdrag van Nice over de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap voor Kolen en Staal en inzake het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal werden in 2002 alle activa van de EGKS ter beschikking van de Europese Commissie gesteld. De inkomsten uit deze activa moeten worden gebruikt voor onderzoek in de sectoren die in verband met de kolen- en staalindustrie staan. De Raad heeft twee verordeningen goedgekeurd om de tenuitvoerlegging van het onderzoeksprogramma te verbeteren: een financiële verordening en een technische verordening. Het verslag van Gierek gaat over de laatstgenoemde.
Volgens het Toetredingsverdrag tot de EU van Estland, kreeg oliehoudende leisteen de status van kolen. Als gevolg daarvan stelde de Europese Commissie voor dat de Raad de technische richtsnoeren voor het onderzoeksprogramma voor kolen en staal in overeenstemming moet brengen met het Verdrag en dat het de oliehoudende leisteen onder de definitie van kolen in de technische richtsnoeren opneemt. Als gevolg hiervan komt het Estische onderzoek naar oliehoudende leisteen in aanmerking om op dezelfde grondslag als kolen verzoeken ter financiering door het programma in te dienen.
De Poolse rapporteur, Adam Gierek, heeft voorgesteld om “oliehoudende leisteen” in de definitie te vervangen door “bitumineuze leisteen”, om de reden dat de term “bitumineuze leisteen” ook de “oliehoudende leisteen” omvat. In feite is het tegendeel waar: “oliehoudende leisteen” is een breder begrip dan “bitumineuze leisteen”. De Groenen hebben een voorstel ingediend om de oliehoudende leisteen volledig uit de definitie van kolen te verwijderen. Ik wil er nog eens uw aandacht op vestigen dat toen het tot de EU toetrad, dat Estland overeengekomen is dat oliehoudende leisteen dezelfde status zal hebben als kolen en dat daarom de grondslag voor de financiering van het onderzoeksprogramma voor oliehoudende leisteen dezelfde moet zijn als de grondslag die voor het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal geldt.
Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) Ik was parlementair rapporteur toen voor het laatst kwijting werd verleend aan de activiteiten van de Gemeenschap voor Kolen en Staal. De middelen van de beëindigde Gemeenschap kwamen van de kolen- en staalindustrieën, en zodoende is het meer dan billijk dat al het overgebleven geld naar het onderzoek in deze sectoren gaat en niet wordt gebruikt om het onderzoek in de olie-industrie te dekken.
Onderzoek en onderzoeksinstituten zijn nodig wanneer we emissieloze of “schone” kolen willen gebruiken. Dit omvat ook koolstofopvang en –opslag (CSS), alhoewel er, ondanks de grote behoefte eraan niet genoeg geld in dit fonds aanwezig is om dit te financieren. Het is interessant dat Shell per toeval vandaag om openbare middelen voor dit onderzoek heeft verzocht, welgezegd om EU-middelen.
De heer Gierek breekt als rapporteur een lans voor het gebruik van kolen in de energieproductie, en hij vertegenwoordigt hier de beste belangen van zijn land. Bovendien is dit in de EU niet verboden, maar er ligt nog een lange weg voor ons voordat wij schone kolen hebben.
25. Culturele industrieën in Europa (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0063/2008) van Guy Bono, namens de Commissie cultuur en onderwijs over de culturele industrieën in Europa (2007/2153(INI)).
Guy Bono, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat ik presenteer kwam tot stand vanwege een door mevrouw Trüpel – die hier vandaag aanwezig is en die ik hiermee begroet – en mij drie jaar geleden ingediend verzoek tot sterkere waardering van de culturele industrieën in Europa. Ik wil hierbij eraan herinneren dat deze groter zijn dan de automobielindustrie in de Europese Unie, dat ze 3,1 procent van de werkende bevolking van de Europese Unie in dienst hebben en 2,6 procent van het BNP voortbrengen.
Ik heb daarom dit verslag zo veel als mogelijk voorbereid door het raadplegen van de betrokkenen in deze sector. Derhalve zou ik alle experts en vakkundigen uit de industrie willen danken, en ook de verenigingen van internetgebruikers en consumenten, en ten slotte mijn collega’s in de Commissie cultuur en onderwijs voor alle discussies die we over deze wezenlijke onderwerpen hebben kunnen houden.
Dit verslag gaat uit van de volgende vooronderstelling: cultuur en economie zijn heden onlosmakelijk met elkaar verbonden. De economie heeft de cultuur nodig en de cultuur heeft de economie nodig. Met het oog hierop is het dringend noodzakelijke dat de cultuur weer zijn rechtmatige plaats inneemt op de agenda van Lissabon. Met dit voor ogen, doe ik in dit verslag een aantal voorstellen.
Het eerste voorstel zou het opzetten van een werkgroep zijn om de betrekkingen tussen cultuur, creativiteit en innovatie in het kader van het communautaire beleid te onderzoeken.
Ten tweede is het wezenlijk om de gemeenschappelijke financiering van de culturele industrieën op te krikken. In dit verslag stel ik op het niveau van de lidstaten zowel privaat-publieke financiering voor als ook de bevordering van een regelgevend en fiscaal kader ten bate van de culturele industrieën, en in het bijzonder de toepassing van belastingvoordelen en gereduceerde Btw-tarieven voor alle culturele producten, waartoe ook online-producten behoren. Ik roep de Commissie ook op om de mogelijkheid van het opzetten van een soortgelijk programma als het MEDIA programma voor de culturele industrieën te onderzoeken.
Ten derde bevat dit verslag het voorstel dat cultuur beter in het externe beleid van de Europese Unie moet worden opgenomen, omdat – en hier wil ik de nadruk op leggen – hetgeen wat de Europa zo rijk maakt zijn cultuur is, of liever gezegd, de verscheidenheid van zijn cultuur. Ik doe daarom een beroep op de Commissie en de lidstaten om de steunmiddelen voor vertaling te verhogen.
Ten slotte zou ik met uw permissie, Mijnheer de Voorzitter, terug willen komen op de kwestie van de intellectuele eigendomsrechten, die het onderwerp zijn van een grote hoeveelheid amendementen in dit verslag. Bij dit thema ben ik een sterke tegenstander van de houding van sommige lidstaten wier repressieve maatregelen worden gedicteerd door industrieën die niet in staat zijn om hun bedrijfsmodel aan de door de informatiemaatschappij opgelegde behoeften aan te passen. Het kappen van de toegang tot het internet is een onevenredige maatregel met betrekking tot de doelstellingen. Dit is een straf met sterke uitwerkingen die in een maatschappij waar de toegang tot het internet wezenlijk is voor de sociale insluiting tot ernstige terugslagen zou kunnen leiden.
Dames en heren, ik denk dat we een verschil moeten maken tussen grootschalige piraterij en consumenten die zonder winstoogmerk handelen. Liever dan het criminaliseren van consumenten, moeten we eerder nieuwe bedrijfsmodellen opzetten die een evenwichtige verhouding teweeg brengen tussen de toegangsmogelijkheid tot culturele activiteiten en inhoud, culturele verscheidenheid en een eerlijke vergoeding voor degenen die de intellectuele eigendomsrechten bezitten. Het schijnt mij dat dit de enige manier is waarop het culturele Europa werkelijk de 21e eeuw kan binnentreden.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat ik het debat over het verslag van de heer Bono kan bijwonen en ik zou hem graag voor zijn bijdrage willen danken en de commissie met haar werk. Ik weet zeker dat de cultuur, zoals hij heeft gezegd, belangrijk voor ons leven is en dat het een alsmaar centralere rol zal spelen voor de toekomst van de Europese Unie.
Ik zou graag willen toevoegen dat cultuur onze gemeenschap veel meer tot uitdruk brengt dan handel of geografie. We moeten ook begrijpen dat cultuur een bijdrage levert; cultuur schept; cultuur is iets positiefs dat niet onze begrotingen wegvreet of in conflict met onze behoeften staat, maar ons veel verrijking brengt, waaronder banen en groei. Dit is voor het eerst dat de Europese Unie in staat is om de conclusies van de top van verleden jaar uitdrukkelijk te erkennen, in het onderzoek dat we een tijd geleden hebben gepresenteerd, en nu in de culturele agenda voor de Europese Unie ten tijde van de mondialisering.
Ik zou graag de nadruk willen leggen op drie specifieke ideeën of onderwerpen uit uw verslag, omdat er veel onderwerpen worden aangesneden en ik niet op al deze een commentaar wil geven.
Ten eerste vraagt u ons om een Europese visie op cultuur, creativiteit en innovatie op te zetten. De nu besloten Europese agenda omvat een dergelijke visie. We verstevigen de samenwerking tussen de lidstaten, waaronder de bevordering van de creatieve industrieën. Dit is een van de drie zuilen. Een deel van het werk omvat dat we moeten onderzoeken hoe we de bijdrage van deze industrieën aan de economie nauwkeuriger kunnen meten en op welke manier we ze het best kunnen ondersteunen.
Ten tweede vraagt u ons om naar de dimensie van het buitenlands beleid te kijken. Dit is een van de drie prioriteiten van de agenda en we zijn er nu actief mee bezig om onze partners, onze lidstaten aan te moedigen om de UNESCO conventie te ratificeren – omdat nog niet alle lidstaten en andere landen op de wereld dit hebben gedaan. – en ook voor haar tenuitvoerlegging te zorgen.
Ten derde ben ik het met u eens dat wij onze gehele aandacht op de volledige tenuitvoerlegging van artikel 151 in het EU-beleid moeten richten. Ik heb werkelijk goede contacten en samenwerking met mijn collega’s tot stand gebracht, waaronder commissaris McCreevy voor de interne markt, inzake de verscheidene aspecten van de bescherming van het intellectuele eigendom. Ik heb er vertrouwen in dat we met de hulp van u allen de doelstellingen zullen bereiken die in dit artikel van het Verdrag zijn vastgelegd.
U benoemt ook de mobiliteit van de kunstenaars en de culturele werknemers die zeer hoog op onze agenda staat, vooral in dit jaar. De lidstaten hebben al een werkgroep over dit thema gevormd en de Commissie is bezig met de tenuitvoerlegging van de verleden jaar door het Parlement voorgestelde pilootactie inzake de mobiliteit van kunstenaars.
De Commissie zal al deze inspanningen ondersteunen, met name door een onderzoek tot beter begrip van de verbindingen tussen cultuur, creativiteit en innovatie, maar ook door een ander onderzoek over de middelen waarmee wij een omgeving kunnen scheppen die gunstig voor de ontwikkeling van creatieve en culturele industrieën is, waaronder de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen en de bereidheid tot het nemen van risico’s.
De uitkomsten van deze initiatieven zullen te lezen zijn in het Groenboek culturele en creatieve industrieën dat de Commissie in 2009 van plan is om te publiceren.
Ik verheug me op het debat.
Rolf Berend, namens de PPE-DE Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, nieuwe technologieën winnen steeds meer aan gewicht in de culturele industrie van Europa. We moeten daarom speciale aandacht besteden aan de bescherming van intellectueel eigendom.
Het moet de taak van de Europese Unie en van de lidstaten zijn om de noodzakelijke middelen beschikbaar te stellen om ervoor te zorgen dat de intellectuele eigendomsrechten worden gerespecteerd en beschermd. De bestrijding van piraterij is in dit opzicht met name van belang. Alle hierbij betrokkenen moet zich bewust zijn van hun rechten en plichten ten opzichte van een gemeenschappelijke oplossing van dit vraagstuk.
In haar verslag was onze commissie een voorstander van bewustmaking en voorlichtingscampagnes, met name met betrekking tot de consumenten. Voorbereidings- en scholingsmaatregelen die de waarde van het intellectuele eigendom verklaren zouden al bij de jongeren op de scholen moeten beginnen. In verband hiermee zou ik nog eens de mening van de commissie willen benadrukken dat het criminaliseren van consumenten die geen winstbejag nastreven niet de juiste oplossing is om de digitale piraterij te bestrijden.
We hebben er herhaaldelijk de nadruk op gelegd dat vrije informatiestructuren zoals het World Wide Web van groot belang voor de Europese creatieve sector zijn, en dat we een evenwicht moeten vinden tussen de openheid van het internet en de bescherming van het intellectuele eigendom. In dit verband, mijnheer de Voorzitter, wil ik met uw permissie nog een laatste opmerking maken op de herziene versie van het door 40 leden ingediende amendement 22a. Mijn fractie – de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten – heeft duidelijke kenbaar gemaakt dat het bereid is om het eerste deel van het amendement te ondersteunen, en het tweede deel van dit amendement nadrukkelijk verwerpt.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Katerina Batzeli, namens de PSE Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, op een tijdstip waar de traditionele economische sectoren en industrieën te lijden hebben onder een aanzienlijke neergang, en de druk van de globalisering de Europese bedrijven voor een aanzienlijk concurrentieel nadeel stelt, is de sector van de culturele industrieën een van de weinige sectoren die op velerlei vlakken aanzienlijke mogelijkheden tot economische, regionale, sociale en culturele ontwikkeling biedt. Op dit moment moet Europa, hiermee boven artikel 157 van het Verdrag en het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen uitgaand, zich erop moet richten om een toepasselijk evenwicht te bereiken om de bedrijven, de agentschappen, de productie en de diensten in deze sector erbij te helpen om volledig concurrentieel te zijn. Tezelfdertijd mag Europa niet zijn door culturele wisselwerkingen gekenmerkte aard of de verscheidenheid in gevaar brengen.
Daarom geloof ik, commissaris, dat gedurende het komende jaar, dat het Europees jaar van de creativiteit en de innovatie is, zoals u zelf hebt aangevoerd, dat het de juiste tijd voor de EU zal zijn om zich actief met de culturele industrieën bezig te houden. We moeten weg komen van het idee dat het hierbij om een luxe gaat, maar speciale beleidsvormen ontwikkelen die de investering in deze sector opstuwen.
Mevrouw de Voorzitter, we geven onze volledige ondersteuning aan het verslag van de heer Bono dat naar mijn geloof ook serieus door commissaris Figeľ zal worden bestudeerd, zodat hij over zijn creatieve werk kan discussiëren en het kan voortzetten.
Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, we komen vaak gevallen tegen waar de rol en het belang van de cultuur worden veronachtzaamd. De handel wordt waargenomen, maar de cultuur wordt als een bijkomstigheid gezien, als een soort aanvulling. Niet alleen wordt het cultureel belang van de cultuur onderschat, maar ook haar economisch en sociaal belang.
Dankzij dit verslag krijgen we een ander beeld van de cultuur te zien. Laat ons alleen naar de cijfers kijken. De Europese Unie heeft 1 procent van het BNP van alle lidstaten tot haar beschikking, terwijl de cultuurindustrie in zijn eentje 2,6 procent oplevert van het BNP en meer dan 3 procent van de werkgelegenheid schept, zodat dit een zeer belangrijk vraagstuk is. Deze gegevens zijn echter niet volledig. We weten dat ze niet de rol en het belang van de kunstnijverheid, de handvaardigheid en het artistieke werk omvatten, en dat ze ook vele gebieden niet omvatten die door de cultuur worden beïnvloed. Ik beschouw dit verslag als zeer belangrijk, en we moeten met dit werk doorgaan en ons ermee bezighouden, en commissaris Figel’ ondersteunen, omdat hij een zeer goede koers heeft aangenomen – een koers die iedereen een gelegenheid biedt.
Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, door het verslag van Bono wordt het starre debat van aan de ene kant het cultuurconcept als doel op zichzelf en aan de andere kant de totale onderwerping van de cultuur onder de markt weer opengebroken. We benadrukken het belang van de creatieve industrieën als onderdeel van de Strategie van Lissabon voor economische groei zonder dat wij tegelijkertijd het cultureel beleid aan economische restricties onderwerpen.
De creatieve en culturele industrieën worden als onafhankelijke economische sectoren beschouwd, en ze waren in de laatste jaren in Europa een drijvende kracht achter de werkgelegenheid. In Duitsland scheppen ze meer banen dan de automobielindustrie, en de Europese Unie en zijn lidstaten moeten hun beleid dienovereenkomstig aanpassen. Er is in dit opzicht nog veel te doen.
Ik wil ook graag nog weer eens de nadruk erop leggen – ten aanzien van al de ingewikkelde argumenten omtrent de auteursrechten – dat er nog steeds politieke regels voor de producten die onder het intellectuele eigendom vallen in de digitale wereld moeten worden gevonden, om aan de ene kant vrije toegang tot het internet veilig te stellen en aan de andere kant nieuwe inkomensmogelijkheden te scheppen voor kunstenaars die creatieve inhoud voortbrengen.
Miguel Portas, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Bono is een uitstekend document dat onze ondersteuning heeft. Ik houd mij kort en beperk mijn opmerkingen tot de kwestie van het auteursrecht. Toen de wereld nog niet digitaal was kon de aankoop van boeken en platen worden beschouwd als een afspiegeling van normaal consumentengedrag. kopieerapparaten en cassetterecorders hebben de vergoedingen van de auteurs aangetast, maar toch bleef de aankoop de regel.
Door de digitale wereld vindt een paradigmawisseling plaats. Het internet betekent dat het delen en het vrije verkeer van ideeën, informatie en kunstwerken hun oude fysieke beperkingen achter zich hebben gelaten. In deze wereld behoort het betalen tot het verleden. Het vrije verkeer van werken is de natuurlijke omgeving van de cultuur. We bestrijden de piraterij uit winstbejag, maar we zijn volledig tegen de criminalisering van consumenten. Er zijn nog steeds restricties en blokkeringen in de digitale wereld nodig, omdat we nog geen andere manier hebben gevonden om auteurs van een toepasselijke vergoeding te voorzien. Maar de dagen hiervan zijn ook geteld.
Thomas Wise, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, Europa heeft een rijk en gevarieerd cultureel erfgoed en een erfgoed dat ons leven verrijkt, niet alleen in esthetisch, maar ook in economisch opzicht. De sector draagt, zoals gezegd, bij tot 2,6 procent van het BNP van de EU. Het heeft een grotere groei dan de economie in het algemeen en er werken meer dan vijf miljoen mensen in deze sector.
Dit zijn drie zeer duidelijke redenen waarom de Commissie hier haar handen goed van af moet houden, wanneer we niet willen dat het met de cultuur net zo gaat als met de visserij en de landbouw. Het handelstekort tussen de EU en de Verenigde Staten groeit echter alleen bij de films van jaar tot jaar, omdat Europese toeschouwers liever voor Amerikaanse dan Europese producten kiezen. Dit tekort bedraagt volgens de laatste cijfers 7,2 miljard Britse Pond in slechts één jaar.
Zonder de belemmering van het vertrouwen op staatsfinanciering behaalden de zes grootste filmmaatschappijen van de VS in 2006 een omzet van 42,6 miljard Dollar, terwijl volgens een verslag van het Europees waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, de algehele toestand van de Europese filmindustrie achteruitgaat. Dat komt doordat subsidies en wetgeving de kunstenaars niet inspireren – ze kweken bureaucraten en parasieten.
Christofer Fjellner (PPE-DE). – (SV) De mogelijkheden voor cultuur zijn radicaal veranderd door de opkomst en de uitbreiding van het internet. Naar mijn mening zijn de ontwikkelingen bijna uitsluitend positief geweest. Cultuur is vitaler geworden, gedemocratiseerder en verder verspreid. Ondanks al dit, richt het Europese debat zich op het moment veel op de problemen waarvan beweert wordt dat het internet ze schept voor degenen die zich met culturele activiteiten bezighouden. Dat is betreurenswaardig.
Dat wil niet zeggen dat er geen uitdagingen voor de cultuur zijn. Overtredingen van het auteursrecht en het illegale uitwisselen van bestanden zijn voorbeelden van zulke uitdagingen. Grote delen van dit verslag concentreren zich ook op deze vraagstukken. Er circuleren op het moment vele voorstellen in Europa hoe wij met deze kwesties moeten omgaan. Jammer genoeg word in veel gevallen weinig aandacht besteed aan onze fundamentele vrijheden en grondrechten als burger. Zo wil het misschien wel controversieelste van deze voorstellen degenen die de auteursrechten hebben overtreden de toegang tot het internet ontzeggen.
Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om er bij mijn collega’s op aan te dringen dat zij voor het amendement stemmen dat ik voor dit verslag heb ingediend. Kort gezegd benadrukt mijn voorstel de positieve rol die het internet in de cultuur en de democratie heeft gespeeld, maar het verwerpt ook het idee om particuliere personen de toegang tot het internet te ontzeggen. Overtredingen van auteursrechten en het uitwisselen van bestanden moeten met sancties worden bestreden die evenredig zijn en die de grondrechten en vrijheden respecteren. Het verbieden van de toegang tot het internet voor particulieren is naar mijn mening een grove schending van de meningsvrijheid en informatievrijheid en is allesbehalve evenredig. Het internet is meer dan alleen een kopieerapparaat of een kanaal voor de illegale verspreiding van filmen en muziek. Het is een arena voor vrije rede, informatie en communicatie.
Voor mijn jongere broer is het internet net zo gewoon als het kijken naar de televisie of het kletsen op het schoolplein tijdens de pauze. En zullen we net zulke beperkingen gaan opleggen wanneer een auteursrecht op andere manieren wordt geschonden? Het is nog niet zo lang geleden dat ik op de universiteit zat, en dat studenten daar jammer genoeg de literatuur voor hun cursus illegaal kopieerden. Maar ze te bestraffen met een verbod om boeken te lezen of artikelen te schrijven zou zeer duidelijk niet evenredig zijn. Iemand die eten heeft gestolen krijgt geen verbod om melk te kopen en iemand die een fiets heeft gestolen krijgt geen verbod om de straat te betreden. Dus laat ons niet zo dom zijn ten opzichte van andere overtredingen, alleen vanwege het feit dat ze in het internet hebben plaatsgevonden. Dank u wel.
Maria Badia i Cutchet (PSE). – (ES) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Dames en heren, ik zou allereerst de heer Bono, onze rapporteur, willen feliciteren met zijn verslag inzake de culturele industrieën, dat een grote variëteit van vragen behandelt die hij heeft gepoogd te beantwoorden.
Ik zou graag een kort commentaar willen geven op een aspect dat ik als een prioriteit beschouw: in de informatie- en communicatiemaatschappij en die van de digitale technologie komen steeds weer nieuwe productie- en distributievormen naar voren die aan de producenten, scheppers, kunstenaars en consumenten nieuwe mogelijkheden bieden. In deze nieuwe context is het wezenlijk om nieuwe evenwichtige regelingen te vinden die het respecteren van de auteursrechten met de recht van de burger op toegang tot deze culturele waarden in zich verenigen.
Bovendien leveren culturele industrieën en scheppende mensen, waaronder ook KMO’s, vanwege hun tweeledige culturele en economische rol, een bijdrage aan de bevordering van de culturele diversiteit en aan de schepping van nieuwe banen en mogelijkheden voor economische ontwikkeling.
En aangezien ze een onderdeel uitmaken van een van de meest dynamische sectoren van onze economie, moet de steun voor de creatieve sector als een investering worden aangezien. Daarom moet de bevordering van het levenslange leren dat het creatieve talent cultiveert en het fenomeen van de synergieën tussen de bedrijven in de sector en de scholen een prioriteit van het Europees beleid zijn.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn felicitaties aanbieden voor dit belangrijke verslag over de cultuur. De bewering dat wanneer hij het allemaal nog eens over zou mogen doen, dat hij dan met de cultuur zou beginnen, wordt aan Jean Monet toegeschreven. De schriftelijke geschiedenis van Europa gaat twee en een half duizend jaren terug, en hoe rijk en verschillend is het van inhoud. De cultuur is een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling van onze beschaving. Handelingen ten bate van de industrie die met de cultuur verbonden zijn, moeten worden ondersteund. Het zou een fijne zaak zijn wanneer er middelen zouden kunnen worden gevonden tot opzetting van een netwerk van moderne bibliotheken in Polen, met kennis voor mensen die niet in staat zijn om boeken te kopen. Er zijn nog steeds wijken in Warschau zonder behoorlijke academische leeszalen. Er bestaat geen functionerend uitwisselingssysteem tussen de bibliotheken. Jongeren moeten naar de binnenstad gaan om toegang tot wetenschappelijke werken te hebben. Het bibliotheekssysteem in de Verenigde Staten zou hiervoor als voorbeeld kunnen dienen. Er zijn middelen nodig voor de ontwikkeling van de lokale bibliotheken, zodat mensen in staat zijn om zichzelf op de hoogte te brengen.
Ik ben het niet volledig eens met overweging T van het verslag. De creativiteit wortelt in de nationale identiteit en de taal. De moderne Europese cultuur ging pas van start toen Dante en Petrarca in het Italiaans begonnen te schrijven. De reden voor de ontwikkeling van de Europese beschaving is altijd de verspreiding van de menselijke individualiteit geweest, zijn geestelijke ontwikkeling en het feit dat de mensen hiervan gebruik hebben gemaakt om de inhoud van hun eigen collectieve leven te verrijken.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, cultuur is een bijzonder sterke en economische factor voor ons allen, en we hebben gezien dat door de cultuur tientallen miljarden in Europa worden omgezet, dat miljoenen van werknemers hieraan deelnemen en dat zich met name vele kleine en middelgrote ondernemingen hiermee actief bezig houden, en zich zeer creatief en met hartstocht in de bevolking actief zijn.
Voor mij is het belangrijk dat deze culturele drijvende krachten een optimale toegang tot de nieuwe digitale en audiovisuele formaten hebben. Het is van belang dat men in staat is om zichzelf voor een passend publiek te kunnen presenteren, en met name om nieuwe producten voor levenslang leren te ontwikkelen, aangezien het precies deze nieuwe en innovatieve middelen zijn die de creatieve talenten op gepaste wijze ontwikkelen en bevorderen.
Mary Honeyball (PSE). – Mevrouw de Voorzitter, ik zou zeer graag de heer Bono voor zijn verslag willen danken dat de belangrijke rol van de creatieve en culturele industrieën naar voren haalt, en vooral de toenemende rol die zij in onze economie spelen.
Zoals de meesten van jullie weten, vertegenwoordig ik Londen, dat natuurlijk een van de creatieve brandpunten van Europa is. Daarom ben ik mij inderdaad zeer bewust van de voordelen die creatieve industrieën voor een omgeving kunnen opleveren. Londen is op cultureel vlak zeer veelzijdig en prospereert door zijn creativiteit, aangezien de culturele industrieën een aanzienlijke sector van de economie van Londen uitmaken, juich ik de aanbevelingen om hun duurzaamheid en groei te ondersteunen ten zeerste toe.
Dit gezegd, is er nog iets dat ik van belang vind, waar vanavond al in de discussies over een ander verslag op werd gewezen. Namelijk, dat ofschoon een groot aantal van de werknemers in deze industrie vrouwen zijn, er in de creatieve industrieën niet veel vrouwen in hoge posities zijn, en ik hoop zeer dat we in staat zullen zijn om dit in toekomstige onderhandelingen aan de orde te stellen.
Ewa Tomaszewska (UEN) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de ontwerpresolutie richt de aandacht op de verbinding tussen een florerende culturele industrie en de grensoverschrijdende mobiliteit van kunstenaar; het dringt er bij de Commissie op aan om een Groenboek inzake de interne markt voor scheppers van producten en diensten uit te geven dat ons de mogelijkheid geeft om de prestaties op dit gebied te vergelijken. Het verslag legt de nadruk op de rol van de cultuur in het beleid van de Gemeenschap, en ook op de rol van het cultureel onderwijs voor de persoonlijkheidsontwikkeling en het identiteitsgevoel.
Creativiteit en het zich bezighouden met het scheppen van toegevoegde waarde zijn de factoren die de belangrijke economische rol van de culturele industrie uitmaken. Haar feitelijke bijdrage aan de economische ontwikkeling, vooral in de muziek- en de uitgeverijsector, is een veelvoud van de uitgaven inzake de ontwikkeling van de cultuur. Ik feliciteer de rapporteur.
Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) De culturele industrieën behoren tot de voornaamste leveranciers van diensten met een toegevoegde waarde, die de basis vormen voor een dynamische kenniseconomie. Ze zijn een belangrijke bron voor de schepping van werkgelegenheid in creatieve gebieden die een belangrijke bijdrage leveren aan het mededingingsvermogen van de Europese Unie. De oproepen om de culturele en creatieve industrieën door middel van betere kwalificatie, opleiding en scholingsstelsels te ondersteunen zijn een uitdrukking van deze situatie, met name doordat ze erop gericht zijn om de scholieren op alle opleidingsniveaus in culturele en kunstvakken vakkundig te begeleiden.
Ik ondersteun het verzoek aan de lidstaten om ondernemerschap op te nemen in hun nationale middelbare en hogere onderwijsprogramma’s, met name op het gebied van geesteswetenschappen, letteren en cultuur. Er moet eveneens verdere vooruitgang worden geboekt bij de onderlinge erkenning van diploma’s in de kunstsector. Ik zou de Commissie ook willen verzoeken om bij het beleid inzake de interne markt, de mededinging, handel, zaken en onderzoek en ontwikkeling meer rekening te houden met het bijzondere karakter van de culturele sector.
Ruth Hieronymi (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, om misverstanden voor eens een altijd uit de weg te ruimen: het gaat er in dit verslag niet om dat aan iemand op een bepaalde manier de toegang tot het internet wordt ontzegd. De Commissie cultuur en onderwijs heeft dit voorstel eenstemmig verworpen.
Het gaat om het bereiken van een evenwichtige verhouding tussen een open toegang tot het internet en de bescherming van het intellectuele eigendom, en op dit gebied liggen nog veel opgaven voor ons en moeten we instrumenten vinden die rekening houden met beide doelstellingen. Daarom zou ik er speciaal om willen vragen, dat aan deze aanpak ook bij de stemmingen gevolg wordt gegeven.
Nicodim Bulzesc (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik stel het verslag op prijs, maar ik zou een paar kanttekeningen willen zetten.
Het thema van de culturele industrieën staat in nauw verband met het thema van de economische waarde van cultuur. Er wordt naar cultuur verwezen als een middel voor economische groei, en vele onderzoeken benadrukken nu de economische werking van de culturele activiteiten. In dit verband herinner ik mij aan het onderzoek de economie van de cultuur in Europa dat in 2006 door een particulier adviesbureau werd uitgevoerd, KEA European Affairs, dat een aantal indrukwekkende cijfers voor de culturele sector op tafel brengt; ofschoon deze cijfers betwistbaar zijn, omdat MP3 players, mobiele telefoons en de reclamesector in deze studie ook onder het begrip ‘”cultuur” vallen.
Daarom heb ik het gevoel dat de concentratie op dergelijke economische aspecten tot verwarring kan leiden, en dat zulke belangrijke zaken als creativiteit of kunstzinnig potentieel naar de achtergrond worden geschoven, wanneer ze niet voldoende winst opleveren.
Ik ben een voorstander van een cultureel beleid dat de culturele diversiteit, de artistieke creativiteit en de ontwikkeling van het kunstzinnig vermogen van de individuen en de gemeenschappen ondersteunt: dit zijn alles richtsnoeren waarvan ik denk dat we ze bij onze toekomstige handelingen voor ogen moeten houden.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (SK) Ik heb met interesse naar dit debat geluisterd. Natuurlijk is het verslag op zich zeer interessant en zoals de voorzitster van de commissie, mevrouw Batzeli, vertelde, betekent het voor de commissie, voor de lidstaten en voor de wereld van de cultuur en de creatieve industrieën op vele manieren een stimulans.
Ik denk dat het hoofdthema of het hoofddoel zal zijn om het gehele plaatje te zien te krijgen, om deze stimuli in het middelpunt van onze aandacht te zetten en een omgeving te creëren die bevorderlijk is voor creativiteit, innovatie, de cultuur zelf en de status van cultuur in onze maatschappij en onze betrekkingen.
Staat u mij toe om een paar woorden te zeggen. Zonder de economie kunnen we niet bestaan, maar het is de cultuur die zin aan onze betrekkingen en identiteiten verleent, en die de waarden vastlegt die ons in de Gemeenschap verbinden. Dat is mijn antwoord aan degenen die zich erover zorgen maken dat heden alles in economische begrippen wordt gezien en uitgedrukt wordt in geldelijke waarden. Het gaat bij de cultuur om meer dan geld, maar het is belangrijk om het als een creatief goed te zien, als iets dat banen schept en bij de ontwikkeling van de economie helpt. De afwezigheid van cultuur heeft in de meeste gevallen een achteruitgang van niet alleen de cultuur tot gevolg, maar ook die van de politiek en de maatschappij. De afwezigheid van cultuur heeft dus vele gevolgen.
Juist daarom doet het mij genoegen om de brede toestemming voor de creativiteit en de innovatie in de voorstellen inzake een voorstel van de Europese Commissie voor 2009 te zien. Het formele voorstel zelf ligt al in het Parlement en ik hoop dat de wetgevingsprocedure snel tot de aanneming ervan zal leiden en tot de voorbereidingen van het Europees Jaar van de Creativiteit en de Innovatie.
Ten slotte wil ik graag nog iets over de bestrijding van piraterij kwijt worden. Ik ben van mening, zoals velen van u hier vandaag ook, dat we een evenwichte verhouding moeten bereiken tussen de toegang tot cultuur, communicatie en culturele mogelijkheden aan de ene kant en het beschermen van intellectuele eigendomsrechten aan de andere kant. We moet het misbruik van intellectuele eigendomsrechten bestrijden, aangezien dit vaak de reden is waarom kleinere en zwakkere ondernemingen mislukken. Dit is de houding van de Europese Commissie. Een manier om dit probleem aan te pakken is door middel van voorlichting: de bewustmaking van de belangrijkheid van de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en van het niet misbruiken van vrijheden. De andere methode zou zijn om alle betrokkenen of degenen die verantwoordelijkheid op dit gebied hebben uit te nodigen en het tot stand te brengen dat zij samenwerken en een bijdrage leveren aan de inspanningen om de intellectuele eigendomsrechten te beschermen en daarbij eveneens voor de ontwikkeling van de toegang tot elektronische netwerken in moderne communicatieomgevingen zorgen. Dit is per slot van rekening wat we nieuw in ons recentelijk voorstel ter hervorming van de elektronische communicatienetwerken en diensten (telecom pakket) hebben opgenomen, en het is bovendien ook de houding van de Commissie ten opzichte van de bestrijding van piraterij. Natuurlijk dient er nog veel door de lidstaten zelf te worden gedaan.
Dat is wat ik wilde zeggen, dank u wel. Ik verheug mij op de verdere samenwerking.
Guy Bono, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, Ik denk dat we niet uit het oog mogen verliezen wat we hier proberen te bereiken. Ondanks hetgeen ons sommige subjectieve onderzoeken pogen wijs te maken, zijn niet de dertien procent Europeanen die illegaal culturele inhouden downloaden een bedreiging voor onze cultuur, maar schijnt het mij eerder de concentratie van onze cultuur in de handen van een paar grote groepen te zijn, die schade toebrengen aan de verscheidenheid en zodoende ook aan de rijkheid van ons cultureel erfdeel.
Ik wil u slechts één voorbeeld geven: en weliswaar platen. Heden wordt 95 procent van de muziek door de vier grote platenmaatschappijen uitgegeven. Ik ben van mening dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat de consumenten een werkelijke keus hebben en het is noodzakelijk om de pluriformiteit van inhoud in een zeer geconcentreerde markt te waarborgen, waar degenen die voornamelijk verantwoordelijk zijn voor innovatie en creativiteit eerder klein dan groot zijn. U sprak over KMO’s, commissaris, en deed een aanbeveling voor een onderzoek. Ik denk dat dit een werkelijk goed idee is.
Het verlenen van toestemming door de Commissie aan een fusie tussen Sony and BMG staat volledig in tegenspraak tot het Europese beleid om KMO’s in de muziekindustrie te ondersteunen. Laatsgenoemden scheppen meer banen dan de grote bedrijven en vertegenwoordigen 99 procent van de marktdeelnemers en tachtig procent van de innovatie in deze sector. Daarom bestaat er naar het schijnt een dringende behoefte aan ondersteuning van de diversiteit in de culturele sector, die werkelijk een drijvende kracht achter de groei is en een middel voor de persoonlijke ontwikkeling.
Tot slot wil ik zeggen dat het de diversiteit van de cultuur is die voor haar rijkdom zorgt en niet andersom.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming zal plaatsvinden op donderdag, 10 april 2008.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. – (EN) Cultuur en creativiteit spelen een centrale rol bij de bevordering van het Europese burgerschap. Deze beide onderwerpen, cultuur en creativiteit, moeten in de overwegingen worden betrokken bij het toekomstig beleid van de EU.
Een onderzoek naar de economie van de cultuur in Europa werd door de Commissie in opdracht gegeven, waaruit belangrijke gegevens tevoorschijn kwamen. Er kwam naar voren dat de cultuur in het algemeen een wezenlijke bijdrage aan de economie levert. Inderdaad ver boven de schattingen uit.
Er werd vastgesteld dat de culturele sectoren vijf jaar geleden 2,6 procent van het BNP van de EU voor hun rekening namen. In 2004 werkte 3,1 procent van de werkende bevolking in deze sector. De betrekking tussen de culturele activiteiten en de economie op Malta en Gozo kan worden nagelezen in een recentelijk onderzoek van 2007 door het nationale bureau voor de statistiek, waarvoor 5086 bij 34 dansscholen ingeschreven deelnemers werden ondervraagd.
Voor deze dansscholen werken 109 mensen en ze behalen een financiële winst van ongeveer 400 000 Euro. De totale inkomsten lagen boven de 1 miljoen Euro.
Dit is slechts één voorbeeld dat het belang van de culturele activiteiten voor de economie bewijst.
Neena Gill (PSE), schriftelijk. – (EN) Mijn regio, de West Midlands, loopt voorop bij het ontwikkelen van creatieve industrieën, met meer dan één op de tien mensen nu aan het werk in deze sector. De regio is een van de meest multiculturele regio’s van het Verenigd Koninkrijk en is het bewijs dat het mededingsvoordeel culturele diversiteit een bron voor creativiteit en innovatie aan het worden is.
De EU moet echter een sterkere betrokkenheid tonen bij de ondersteuning van de culturele industrieën door het stimuleren van werkgelegenheid op dit gebied, om zo de verhuizing van traditionele industrieën van de EU naar de ontwikkelende economieën tegen te gaan.
Waaraan behoefte bestaat is geïntegreerd handelen en een sterkere financiële ondersteuning voor opstartende bedrijven en KMO’s in culturele industrieën door het zevende kaderprogramma, het Structuurfonds en het Europees Sociaal Fonds. Dit zal de vaardigheden en het talent van de ondernemers en werknemers verder bruikbaar maken, en ervoor zorgen dat de noodzakelijke vaardigheden beschikbaar zijn om deze sector verder te ontwikkelen. De EU moet de creativiteit ondersteunen voor het bereiken van meer innovatie en ondernemerschap.
In het Europese Jaar van de Interculturele Dialoog zouden we erkenning moeten geven aan het belang van de culturele industrieën, door het voortbrengen van kennis van en begrip voor andere culturen, en derhalve voor hun belang voor de sociale cohesie. Evenzo kan Europa veel economische winst halen uit zijn culturele diversiteit.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Ik wil de rapporteur voor het voortbrengen van een verslag danken dat zich zo omvattend bezighoudt met de vele kanten van de culturele industrie en de belangrijkste ermee samenhangende probleemgebieden. Wanneer we het over de status van de culturele industrieën hebben, mogen we twee grondbeginselen niet uit het oog verliezen.
Ten eerste moeten we begrijpen hoe belangrijk de cultuur voor de levenskwaliteit van de mensen is. Culturele producten vergroten het welzijn. De Gemeenschap erkent dat de Europeanen het grondrecht op onderwijs hebben, waaronder ook het recht van de mensen op cultuur. We spreken daarom hier over fundamentele burgerrechten.
Ten tweede moeten we begrijpen hoe belangrijk cultuur is voor degenen die het produceren. Voor velen is het werk niet alleen een passie, maar is het een middel van bestaan. Het ontvangen van gepaste betaling voor het gedane werk is een grondrecht. Het is aan de wetgevers om ervoor te zorgen dat deze mensen in een omgeving kunnen werken die niet nadelig voor hun rechten is. Er bestaat geen culturele productie zonder zijn producent, en wanneer ze voor hun werk niet worden betaald, dan zal dit een beperking van de culturele groei tot gevolg hebben.
Daarom moet de wetgeving inzake de culturele industrieën, zoals de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en aanverwandte rechten, altijd het juiste evenwicht weten te vinden tussen de twee sociale dimensies van de cultuur. Dit vraagt om een bijzondere gevoeligheid van de kant van de wetgever. Het moet worden erkend dat de culturele industrieën een zeer bijzondere sector zijn en dat ze daarom een zeer bijzondere wettelijke status nodig hebben.
De hoofduitdaging voor de culturele industrieën is duidelijk de informatietechnologie. Ze profiteren duidelijk van de technologische ontwikkelingen en de informatiemarkt, maar tezelfdertijd hebben ze bescherming nodig wanneer nieuwe systemen worden gebruikt.
De Commissie moet ook met prompte maatregelen op de proppen komen die de betrekking tussen het intellectuele eigendom en cultuur en de economie verduidelijken. De belangrijkste opgave is de waarborging van een eerlijke en echte vergoeding voor iedere houder van de rechten en iedere afzonderlijke culturele industrie voor het gedane werk, terwijl tegelijkertijd ervoor moet worden gezorgd dat de consumenten de keus tussen en eenvoudige toegang tot culturele producten hebben.
Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. – (EN) Aangezien de productie van materiële goederen alsmaar meer gemechaniseerd en uitbesteed wordt, maken meer mensen in Europa gebruik van hun talenten indien ze culturele goederen produceren.
Het door de Europese Commissie in opdracht gegeven KEA-onderzoek onderschat de bijdrage van de culturele industrieën aan onze economie en maatschappij aanzienlijk. Terwijl misschien slechts 3,1 procent van de werkende bevolking van de EU direct zijn geld op het culturele vlak verdient, is de uitwerking van de culturele industrieën bijna bij elk aspect van ons leven waarneembaar.
De popcultuur draagt culturele en sociale boodschappen uit. Musici en acteurs waren behulpzaam voor het op gang brengen van de groene golf in de economie. Muziek en film zijn sterke begunstigers voor een beter begrip tussen de mensen en van de Europese waarden. Het waren voornamelijk de culturele industrieën die de behoefte aan nieuwe technologieën, aan digitale platformen, in het leven hebben geroepen.
Het is daarom wezenlijk dat de Europese culturele industrieën levensvatbaar blijven. Allereerst moeten we ervoor zorgen dat de creatieve mens middels zijn creativiteit in zijn levensonderhoud kan voorzien. Dit betekent dat we de scheppende mensen in staat moeten stellen dat zij hun werk zo breed als mogelijk kunnen verspreiden, zonder angst voor misbruik door tussenpersonen of consumenten.
Ik zie dit verder als het grondthema van dit verslag aan, waarvoor ik de rapporteur en mijn collega’s die eraan hebben bijgedragen hartelijk wil danken.
26. Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering (debat)
De Voorzitter. − Het volgende agendapunt is het verslag van de heer Graça Moura, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering (2007/2211(INI)) (A6-0075/2008).
Vasco Graça Moura, rapporteur. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, na het opstellen van mijn voorstel voor een algemeen kader voor cultuur in de context van de Lissabon-agenda heb ik besloten om de vele voorstellen van afgevaardigden in mijn verslag op te nemen, omdat ze in overeenstemming waren met de algemene aanpak. Mocht het verslag daarom enkele punten bevatten die overbodig lijken omdat er ondertussen al andere instrumenten zijn aangenomen en van kracht zijn, dan dient u te bedenken dat deze dienen om de onderwerpen te benadrukken die als het meest relevant worden beschouwd.
Als ik de belangrijkste punten van dat kader nog eens de revue laat passeren, dan zou ik willen zeggen dat de Europese Unie de bijzondere plicht heeft om te waken over de culturele rijkdom van Europa. Het Europees cultureel erfgoed dient te worden behouden, gepromoot en gedeeld, zowel binnen als buiten de Europese Unie, in alle vormen en met behulp van alle mogelijke middelen, zonder het feit te ontkennen dat het zeer wenselijk is om een zo open mogelijke houding aan te nemen ten aanzien van andere culturen, wat bovendien altijd het kenmerk van de Europese Unie is geweest.
Het Europees cultureel erfgoed, dat deel uitmaakt van de diversiteit van culturele uitingen en de samensmelting van de belangrijkste gemeenschappelijke waarden waarop de Europese samenleving berust, zoals de Griekse en Romeinse oudheid en de joods-christelijke traditie, heeft ervoor gezorgd dat Europa in de geschiedenis voorop loopt vergeleken met de andere continenten. Het is een ongeëvenaarde motor gebleken voor innovatie, ontwikkeling en vooruitgang, heeft zich in alle richtingen verspreid en verwijst vandaag de dag nog steeds naar humanisme, geestelijke verrijking en bezieling, democratie, tolerantie en burgerschap.
In een steeds verder globaliserende wereld is de Europese culturele rijkdom als een kern met specifieke en opvallende eigenschappen die samen een echte Europese meerwaarde vormen, waarvan de identiteit essentieel is voor Europa en de Europese Unie, teneinde de wereld te begrijpen, de samenhang te waarborgen, de onderscheidende kenmerken te benadrukken en zich bij andere volkeren te doen gelden.
De karakteristieke uitingen van de historische presentatie van het Europees cultureel erfgoed op andere continenten moet aanleiding zijn om voorrang te geven aan acties waarmee de factoren op de voorgrond worden geplaatst die bijdragen aan de opbouw van de beschaving, het wederzijds begrip en de constructieve benadering tussen de volkeren die deze continenten vertegenwoordigen. We bevelen de Raad en de Commissie aan de waardering van het klassieke Europese erfgoed en de historische bijdragen van de verschillende nationale culturen gedurende de afgelopen eeuwen, in al hun vormen, te vergroten, en daarbij eveneens rekening te houden met de behoeften van de culturele sector in de toekomst.
Daarom stellen we voor om het jaar 2011 uit te roepen tot het “Europese jaar van de Griekse en Romeinse klassieke werken”, teneinde de aandacht van de volkeren van de Unie te vestigen op dit belangrijke aspect van de culturele erfenis die in de vergetelheid dreigt te raken. Om dezelfde reden benadrukken we de noodzaak om een programma op te zetten voor de waardering van de promotie van de Europese talen in de wereld en de rol die zij spelen in de culturele creativiteit op andere continenten, zodat niet alleen de wederzijdse kennis en het begrip maar ook de culturele interactie makkelijker wordt die door deze talen wordt gegenereerd in niet-Europese landen.
Anderzijds voldoen de communautaire programma’s die momenteel in de cultuursector beschikbaar zijn niet volledig aan de situatie ten aanzien van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed van de Europeanen, reden waarom we specifieke programma’s nodig hebben die de artistieke creativiteit bevorderen en waarmee een bredere en diepgaandere band behouden blijft met de materiële en immateriële goederen en waarden, waaronder het Europees cultureel erfgoed, en waardoor hun onderlinge wisselwerking bij het begrijpen van identiteiten en verschillen volgens het humanisme en de huidige culturele productie makkelijker wordt.
De programma’s in de culturele sector zullen alle in hoge mate bevorderlijk zijn voor de samenhang, de convergentie, de economische groei, duurzame ontwikkeling, innovatie, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen, maar we moeten niet vergeten dat cultuur en culturele goederen waarde op zichzelf hebben (cultuur qua cultuur). We willen de Raad herinneren aan de dringende noodzaak om de begrotingsmiddelen te herzien die zijn toegewezen aan de ondersteuning van de voorgenomen acties in het kader van de mededeling van de Commissie en van de reeds bestaande acties. Tot slot, omdat er geen tijd meer is om nog meer punten te noemen, verwelkom ik de mededeling van de Commissie en de goedkeuring ervan door de Raad. We zijn het eens met de daarin vastgestelde doelen.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Graça Moura bedanken voor zijn inzet. Ook wil ik de commissie en iedereen die een bijdrage aan dit verslag heeft geleverd bedanken. Ik denk dat dit verslag bevestigt dat cultuur een meer centrale plaats in onze discussies en in onze samenwerking verdient. Ik denk dat dit bevestigt dat onze oorspronkelijke, door hard materiaal – kolen en staal – gedomineerde agenda zich zodanig heeft ontwikkeld dat er nu ook immateriële zaken als cultuur, onderwijs, creativiteit en burgerschap op staan. Deze zaken zijn niet in kilo’s of tonnen te meten, maar hebben betrekking op de toekomst van onze eenheid, van onze gemeenschappen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau.
Dat is de reden waarom we met dit voorstel zijn gekomen, dat het afgelopen jaar veel concrete aandacht en steun heeft gekregen in het publieke domein in de lidstaten en ook in de Raad. Dat heeft me veel genoegen gedaan, want het belangrijkste antwoord was dit: we willen meer gaan doen door middel van cultuur, voor cultuur en ook voor de wereld van culturen of de cultuur in de wereld. Het doet me genoegen dat u deze agenda steunt, want ook dat is erg belangrijk. Voor mij als commissaris is het altijd heel duidelijk geweest dat het Parlement meer wil doen op deze gebieden.
Natuurlijk moeten we voor een gemeenschappelijke aanpak kiezen. Dat is de manier om deze agenda uit te voeren. De drie hoofdgebieden zijn belangrijk en stonden ook al in het vorige verslag: de creatieve sector; culturele verscheidenheid en interculturele dialoog; en, niet minder belangrijk, de externe dimensie – samenwerking met het buitenland op het gebied van cultuur en cultuur in het buitenlands beleid van de Unie.
Ik ben het met u eens dat we niet te veel gewicht moeten toekennen aan het economische belang van cultuur, maar we moeten wel een goed evenwicht vinden in ons cultuurbeleid. In uw verslag wordt terecht vastgesteld dat het belangrijk is om cultuur een grotere rol in de internationale betrekkingen te geven. Wij zijn van mening dat dit een kans is om een proactieve en constructieve agenda voor culturele diversiteit in het Gemeenschapsbeleid in te bouwen. Ik weet dat ik hierbij op uw medewerking kan rekenen.
Met betrekking tot het punt van de mobiliteit steunen wij het vergroten van de grensoverschrijdende mobiliteit van spelers op de culturele markt als belangrijk instrument om een Europese culture ruimte op te bouwen. Zie bijvoorbeeld het Erasmus-programma in het onderwijs. Na tien jaar – inmiddels twintig jaar – hebben we een Europese ruimte van hoger onderwijs. Dit is het populairste programma en we zien veel modernisering en openheid op onze universiteiten. Ik denk dat dit streven naar mobiliteit, kennis, respect en acceptatie ook moet worden ontwikkeld op het gebied van de kunst en cultuur. Ik denk dat we op dit gebied al veel kunnen bereiken door te starten met het proefproject voor mobiliteit dat het Parlement vorig jaar heeft voorgesteld.
Tot slot is, zoals ik al heb gezegd, die gemeenschappelijke aanpak belangrijk. Ik ben blij dat de lidstaten hebben ingestemd met open coördinatiemethoden. Vorig jaar november zijn twee werkgroepen van deskundigen ingesteld, met vertegenwoordigers uit de lidstaten, om de mobiliteit van kunstenaars en beroepsbeoefenaren in de cultuur te vergroten en het potentieel van de culturele en creatieve sector te maximaliseren. U zult naar behoren worden geïnformeerd over de resultaten van deze werkgroepen. Zoals u weet hebben we het cultureel forum opgericht, en het eerste daarvan is georganiseerd onder het Portugese voorzitterschap, waarvoor ik dankbaar ben. Ook stellen we voor dat de culturele en creatieve sector als geheel een platform voor de culturele en creatieve sector en een platform voor de toegang tot cultuur opzet, langs dezelfde lijnen als het bestaande platform voor interculturele dialoog.
Ik denk dat de steun groeit en ik werk graag samen met mijn collega’s in de Commissie en met u hier in het Parlement bij het versterken van de mainstreaming van cultuur in veel ander beleid van de EU. Ik zie uiteraard uit naar het debat, maar vooral ook naar de uitvoering van deze agenda.
Grażyna Staniszewska, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Graça Moura oprecht feliciteren met een goed verslag, waarin de prioriteiten op het gebied van cultuur en de doelstellingen voor de lange termijn op een samenhangende en heel specifieke wijze uiteen worden gezet. Het verslag laat zien hoe belangrijk cultuur is voor de ontwikkeling van de Europese Unie en voor het versterken van het potentieel voor innovatie en een groter concurrentievermogen. Cultuur is een sector die banen creëert en een belangrijke motor voor economische groei is. Namens de Commissie regionale ontwikkeling wil ik uw aandacht vragen voor de betekenis van de regio’s van de Europese Unie als belangrijk forum voor culturele samenwerking. Cultuur en taal stimuleren de ontwikkeling van regio’s en trekken als een magneet investeringen aan, vooral in minder ontwikkelde regio’s met weinig natuurlijke hulpbronnen, toeristische attracties en recreatiemogelijkheden. Daarom hebben lokale en regionale autoriteiten zo’n belangrijke rol te vervullen bij het ondersteunen en koesteren van de cultuur in hun gebieden. Er is maar één item in het verslag waarover ik mijn twijfels heb – en ik spreek hier namens de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie, zodat ik mezelf straks niet hoef te herhalen – en dat is overweging K, waarin wordt geëist dat immigranten en toeristen zich ondergeschikt maken aan de Europese traditie en het Europees erfgoed. Dat is geen goede bewoording. De leden van de ALDE-fractie hebben hier in de commissie tegen gestemd.
In het Jaar van de interculturele dialoog is het goed om erop te wijzen dat de Europese Unie bij het in de praktijk brengen van de waarden van de interculturele dialoog open moet staan voor andere culturen. De EU moet een gemeenschappelijke basis voor samenwerking scheppen door interessante programma’s aan te bieden. Het is daarom geen goede zaak dat de deelname van Europese derde landen aan het buitengewoon aantrekkelijke en prestigieuze programma “Culturele Hoofdstad van Europa” na 2010 is geschrapt.
Mevrouw de Voorzitter, ik moet straks eigenlijk nog een keer spreken, dus ik wil tien seconden extra vragen, zodat ik die tweede keer kan laten schieten. Ik denk dat in de allereerste plaats de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen de kans moeten hebben om aan dit programma deel te nemen. Ik steun het voorstel in het verslag om het jaar 2010 uit te roepen tot het Europese Fryderyk Chopinjaar van harte, gezien het feit dat 2010 het tweehonderdste geboortejaar is van deze geniale componist, die een onweerlegbare bijdrage heeft geleverd aan de Europese en mondiale cultuur.
Ruth Hieronymi, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Graça Moura namens mijn fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, oprecht bedanken voor zijn uitstekende verslag. Ook dank ik de Commissie voor het indienen van deze mededeling over de Europese agenda voor cultuur. De Commissie kan rekenen op de steun van het Parlement als het gaat om cultuur als horizontale taak, het vergroten van de mobiliteit van kunstenaars, het versterken van de regionale samenwerking en het versterken van de internationale samenwerking.
We merken echter op dat er ook iets ontbreekt op deze agenda. We hebben dit onderwerp kort geleden tot in detail besproken. Het groeiende belang van de culturele sector betekent ook dat de economische aspecten aanzienlijk belangrijker worden dan in het verleden het geval was. De agenda voor cultuur gaat niet alleen over een betere samenwerking op het gebied van cultuur of over meer geld, maar ook over het wettelijk kader. In dit verband is het waar, zelfs in de Europese Unie, dat als cultuur concurreert met de internemarktwetgeving of de mededingingswetgeving, de cultuur in twijfelgevallen altijd aan het kortste eind.
U zult zich het verslag-Lévai herinneren: de commissaris voor interne markt en diensten beschreef maatschappijen voor collectief beheer van onlinemuziek als belemmeringen voor de concurrentie in de interne markt. Hier trekt cultuur duidelijk aan het kortste eind en heeft cultuur een zwakkere positie dan de Europese internemarktwetgeving. Vandaar de urgentie, en morgen zal het Parlement zich achter de Commissie cultuur en onderwijs scharen. Het Unesco-verdrag moet niet alleen worden toegepast om de culturele verscheidenheid in derde landen te waarborgen, maar moet ook, en met de hoogste spoed, in onze eigen Europese wetgeving worden toegepast.
Onze hartstochtelijke oproep aan de commissaris is daarom dat we maar één kans hebben en er dus snel een voorstel moet komen voor de versterking van de culturele verscheidenheid in de Europese internemarktwetgeving.
Marianne Mikko, namens de PSE-Fractie. – (ET) Geachte collega’s, onze collega Vasco Graça Moura heeft uitstekend werk verricht bij het opstellen van een verslag over het cultureel erfgoed, toekomstige behoeften, gemeenschappelijke beginselen en specifieke initiatieven. Als schaduwrapporteur wil ik hem daarvoor bedanken.
Ik wil me concentreren op een paar punten. Begin 2009 zullen onze omstandigheden gewijzigd zijn: het Verdrag van Lissabon zal dan in werking zijn getreden. Als onze diplomatieke vertegenwoordigers onze culturen op een goede manier willen kunnen uitdragen, moet de culturele dimensie op samenhangende wijze zijn geïntegreerd in ons buitenlands beleid. Op dit moment zijn we daar nog ver van verwijderd. In eerste instantie hebben we het alleen over het integreren van een culturele dimensie in onze ontwikkelingsactiviteiten, hoewel dit op zichzelf al problematisch voor ons is. De Europese cultuur heeft vele waardevolle elementen, maar in plaats van dat we profiteren van de optelsom van al die elementen, halen we niet meer dan een rekenkundig gemiddelde. De Europese cultuur heeft wereldwijd gezien helaas slechts een beperkte aanwezigheid.
Ik durf te stellen dat de beste filmmakers en schrijvers van de wereld in Europa wonen, maar de bioscopen overal ter wereld worden gedomineerd door Hollywood en de boekenwinkels staan vol met paperbacks uit Amerika. Waarom vertalen we wel buitenlandse massaproducten en niet elkaars beste auteurs? Waarom besteden derde landen die steun van ons ontvangen hun geld liever aan Amerikaanse cultuurproducten? Deze situatie moet nodig veranderen.
We moeten zonder enige twijfel meer nadruk leggen op het herstel van een gemeenschappelijke Europese culturele ruimte. Een culturele ruimte die zowel de landen van de Middellandse Zee en Centraal-Europa als de Scandinavische, Baltische en Oost-Europese landen omvat. We zullen daardoor sterker worden en een geheel vormen dat alle elementen in zich draagt en dat groter zal zijn dan de som der delen.
Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, dit is een zeer waardevol en grondig document. Ik feliciteer de heer Graça Moura.
In de ontwerpresolutie wordt de aandacht gericht op de noodzaak van een specifieke aanpak van de problemen op cultureel gebied in een tijd van mondialisering. Ongeacht onze openheid ten aanzien van het erfgoed van andere culturen, is het buitengewoon belangrijk om de Europese cultuur te beschermen, te verspreiden en te promoten. Het is van belang dat we de wortels van onze cultuur niet vergeten, en met name de rol van de Griekse en Latijnse klassieke oudheid; we moeten echter ook kijken naar de cultuurgebieden die ongehinderd en zonder dat ze vertaling nodig hebben grenzen overschrijden. Ik denk dan aan muziek en de schilderkunst.
In 2010 zal het tweehonderd jaar geleden zijn dat Fryderyk Chopin werd geboren – een geniale componist die over de hele wereld bekend is. Als we het belang van deze gebeurtenis benadrukken, zal ook de rol die alle andere exceptionele Europese componisten – Mozart, Liszt, Handel, Haydn, Schumann, Verdi, Grieg, Berlioz, Paganini en vele anderen – bij het creëren van een Europese beschaving hebben gespeeld en hun bijdragen aan de mondiale cultuur beter zichtbaar worden.
In het verslag wordt ook gewezen op de problemen waarmee kunstenaars te maken hebben als ze grensoverschrijdend willen werken en op het effect van hun mobiliteit op de ontwikkeling van de kunsten, en wordt de rol van kunst in de economische ontwikkeling benadrukt.
Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, het interessante van dit verslag over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering is dat hierin de strategische doelstelling wordt geformuleerd dat het cultuurbeleid niet alleen moet worden georganiseerd als sector, maar dat de culture dimensie moet worden geïntegreerd in verschillende Europese beleidsterreinen, zoals het buitenlands beleid, het beleid inzake stedelijke ontwikkeling en het beleid ten aanzien van de structuurfondsen. Dat is echt een nieuwe kwaliteit. Het verandert het zelfbeeld van de Europese Unie als het gaat om het belang van cultuur en het strategische belang van cultuur voor het beleid als geheel.
Cultuur is altijd een tweesnijdend zwaard, en dat maakt het erg interessant. Het is altijd een product, maar het is meer dan een product, omdat het een betekenis en een doel in zich draagt. Ik zou het vanavond plastisch willen uitdrukken: ik verwacht dat deze dubbele aard van cultuur echt impact zal hebben op alle beleidsterreinen, en met name op de logica van de interne markt. Bovendien zal commissaris Figeľ een bijzondere prestatie leveren als hij de andere commissarissen van het strategisch belang van cultuur zal weten te overtuigen.
Věra Flasarová, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Een gemondialiseerde wereld impliceert een universele cultuur. Deze term kan echter op veel verschillende manieren worden geïnterpreteerd. In de Europese Unie kan een universele cultuur bestaan uit de essentie van het beste dat de individuele Europese culturen vertegenwoordigen. Maar het kan ook om een postmoderne, universele cultuur gaan die geleidelijk de oorspronkelijke Europese verscheidenheid overvleugelt en wegdrukt. Persoonlijk prefereer ik het eerste scenario. Ik wil dat de Europese Unie de culturele verscheidenheid bevordert, die naties verrijkt en ze van elkaar laat leren. In een gemondialiseerde wereld zullen onze levensstijl en werkwijze worden gemondialiseerd. Multinationale ondernemingen hebben onze steden veranderd in eenvormige marktplaatsen, waardoor we soms niet meer weten of we in Parijs of in Praag zijn. Wat mij betreft is het wel genoeg zo.
Cultuur heeft een plek in de ziel van een natie en wortels in de plaats van herkomst. Cultuur kan worden doorgegeven en kan zowel opnemen als afstoten. Maar ook is cultuur kwetsbaar als het een gewoon product wordt of concessies doet aan de smaak van de meerderheid om “toegankelijk voor iedereen” te zijn. Cultuur moet inderdaad toegankelijk voor iedereen zijn, maar moet hoge waarden bevorderen in plaats van in te spelen op de algemene smaak; cultuur moet hogere doelen stellen in plaats van een afspiegeling zijn van onze lage behoeften, omdat het algemene publiek niet veel nodig heeft om die te bevredigen. Ik wil de rapporteur bedanken voor het feit dat hij in dit verslag de nadruk heeft gelegd op het belang van het behoud van het cultureel erfgoed van alle Europese naties.
László Tőkés (NI). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, ik verwelkom dit waardevolle verslag van de heer Graça Moura. In dit Europees Jaar van de interculturele dialoog moeten we de speciale betekenis van cultuur voor de versterking van de Europese identiteit benadrukken.
Als etnische Hongaar uit Roemenië wil ik de geachte afgevaardigden vragen om steun voor de minderheden en bedreigde culturen in Europa. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de oude culturen van de etnische Hongaren in Roemenië, de Moldavische Csángó’s, de Szeklers in Transsylvanië, de Macedoniërs in Griekenland en Bulgarije, de etnische Serviërs in Roemenië en de Basken in Spanje. De aanbeveling die de Raad van Europa heeft gedaan op basis van een rapport van het Finse parlementslid Tytti Isohookana-Asunmaa over het Csángó-volk is nastrevenswaardig, omdat het doel ervan het behoud van de Csángó-cultuur is, die op het punt van uitsterven staat.
In het kader van de buitenlandse betrekkingen van de Europese Unie moeten we ook aandacht schenken aan Tibet, dat wordt bezet door de Chinese communistische dictatuur en waar, zoals de Dalai Lama heeft gezegd, culturele genocide wordt gepleegd op een van de oudste culturen van de wereld. Dank u.
Marie-Hélène Descamps (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Graça Moura feliciteren met de kwaliteit van zijn verslag, waarin in elk punt zijn kennis en grote deskundigheid over het onderwerp tot uiting komt.
In dit verslag worden de plaats van cultuur in de opbouw van Europa en de noodzaak om deze cultuur te beschermen en de verscheidenheid te bevorderen opnieuw bevestigd. Hij onderstreept de essentiële rol van cultuur bij het verwezenlijken van de Lissabon-doelstellingen en in de buitenlandse betrekkingen van de EU. Hij vraagt terecht om versterking van de actie op gebieden als literaire vertaling, bevordering van de Europese talen, kunstonderwijs en de culturele sector, maar ook op het gebied van de bescherming en bevordering van ons cultureel erfgoed. In dit verband moeten we bestaande culturele programma’s bevorderen en nieuwe initiatieven steunen, zoals de invoering van een keurmerk voor Europees erfgoed, dat zal bijdragen aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke identiteit en dat tegelijkertijd het toerisme zal stimuleren.
In dit verslag wordt ook gewezen op de kansen die digitale technologieën bieden op het gebied van de toegang tot en de bevordering en verspreiding van cultuur, terwijl daarnaast de intellectuele-eigendomsrechten moeten worden beschermd. Daarom is het goed om specifieke culturele projecten te steunen, zoals het opzetten van een Europese digitale bibliotheek, waarvan het doel is om ons erfgoed te digitaliseren en te behouden voor latere generaties.
Christa Prets (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur en ook de Commissie bedanken voor dit document. Opnieuw wordt de centrale rol van cultuur in de Europese integratie en in het wereldwijde beeld van de Europese Unie voor het voetlicht geplaatst. De vraag hoe we moeten omgaan met deze constatering, die niet nieuw, maar wel uitermate belangrijk is, en hoe we cultuur in elk beleidsterrein moeten integreren – zoals al wordt bepaald in artikel 151 – wordt in deze agenda voor cultuur uitstekend beantwoord.
Het is een goede zaak dat er tijdens het voorbereidende werk een brede raadpleging heeft plaatsgevonden met diverse culturele spelers die essentieel cultureel werk verrichten, waarvoor we ze dankbaar moeten zijn. We hebben deze culturele strategie hard nodig, niet alleen om voortdurend en met trots op onze culturele verscheidenheid te kunnen wijzen, maar bijvoorbeeld ook om de uitdagingen met betrekking tot deze verscheidenheid en de problemen die daarmee verband houden het hoofd te kunnen bieden.
De wijze waarop deze strategie ten uitvoer zal worden gelegd zal echter cruciaal zijn. Voorzitter Barroso heeft afgelopen november in Boedapest de oprichting van een taskforce voor cultuur aangekondigd, wat een belangrijk signaal naar de buitenwereld kan zijn, maar waaraan tot dusverre geen uitvoering is gegeven. Ik hoop dat dit niet zal gebeuren met de agenda voor cultuur. Het bevorderen van cultuur is een rendabele investering op het gebied van de interculturele dialoog, de uitvoering van de strategie van Lissabon en de interne betrekkingen, en bovenal een toegevoegde waarde op maatschappelijk gebied.
We gebruiken kunst en cultuur. Op bijna elk sociaal of economisch terrein hebben we daar groot voordeel bij. Kunst en cultuur moeten echter niet worden uitgebuit, misbruikt of uitgehongerd, en daarom moeten we ook denken aan een passende begroting.
Mihaela Popa (PPE-DE). – (RO) Ik feliciteer de rapporteur, mijn collega Vasco Graça Moura, met de wijze waarop hij is omgegaan met het nogal hoge aantal amendementen op het verslag.
Persoonlijk was ik blij dat de Commissie cultuur en onderwijs van het Parlement met een grote meerderheid van de stemmen mijn amendement over het opnemen van een onderwijsprogramma inzake de gemeenschappelijke geschiedenis van de Europese Unie in de leerplannen van alle lidstaten heeft overgenomen.
De geschiedenis van de Europese Unie moet worden onderwezen zodat jonge mensen weten wanneer de Europese Unie is opgericht en in welke fase van haar ontwikkeling ze zich bevindt.
Ik denk dat iedereen die de cultuur van een land wil leren kennen de geschiedenis van dat land moet kennen.
Om een parallel met de Europese Unie te trekken: om de Europese cultuur in een gemondialiseerde wereld te kennen en te begrijpen moeten we de geschiedenis van de opbouw van de Europese Unie kennen, vooral omdat we na de inwerkingtreding van het nieuwe EU-Verdrag in 2009 allemaal Europese burgers zullen zijn en elke burger de plicht heeft om zijn of haar geschiedenis te kennen.
Mijn initiatief is erop gericht om te voorkomen dat jonge mensen parallelle geschiedenissen leren die niet op de werkelijkheid stoelen. Aangezien het Europees Parlement onlangs zijn vijftigjarige bestaan heeft gevierd, denk ik dat we een geschiedenis verdienen die onze culturele identiteit en de Europese cultuur bevordert in de context van de mondialisering.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik verwelkom dit verslag vooral omdat het laat zien dat dit Europa steeds meer een eenheid wordt en dat cultuur daar een zeer speciale rol bij speelt. Als we alleen al denken aan de culturele hoofdsteden – volgend jaar is Linz, in Opper-Oostenrijk, aan de beurt – dan zien we dat deze veel kunstenaars de kans geven om een ander deel van Europa te ontdekken. Later zullen er vanuit Linz ook veel bezoekers naar andere culturele hoofdsteden reizen.
Dit programma draagt sterk bij aan het wederzijds begrip. Met name in het geval van Vilnius hebben we een uitstekende mogelijkheid om te laten zien hoe sterk samenwerking kan zijn. Dit zou ook een voorbeeld voor de toekomst moeten zijn.
Catherine Stihler (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het punt dat ik wil maken heeft betrekking op gelijke toegang tot cultuur, ongeacht iemands achtergrond; arm of rijk, cultuur moet toegankelijk zijn voor iedereen.
Gratis entree in musea en kunstgalerieën zorgt – zeker in Schotland en het Verenigd Koninkrijk – voor recordaantallen bezoekers. Daarom is gratis toegang tot culturele instellingen en evenementen zo belangrijk in heel Europa.
Veel punten in dit verslag – de paragrafen 10, 25, 26 en 46 over het uitroepen van 2011 tot het Europese jaar van de Griekse en Romeinse klassieke werken – zijn heel interessant. Het feit dat er op de openbare scholen in mijn eigen land, Schotland, steeds minder onderwijs over de klassieke oudheid wordt gegeven, is bijzonder deprimerend. Hoe kunnen we het heden begrijpen zonder het verleden te begrijpen? Ik ben dankbaar voor dit verslag.
Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) De Europese Unie heeft de plicht om de culturele rijkdom van Europa te beschermen, omdat ons cultureel erfgoed moet worden behouden, verspreid en gedeeld, zowel binnen als buiten de Europese Unie. Als we willen dat dit plan wordt uitgevoerd, moet het politieke en financiële steun krijgen. De bestaande culturele programma’s van de Gemeenschap weerspiegelen niet ten volle de omvang van ons gemeenschappelijk Europees cultureel erfgoed. Dit cultureel erfgoed moet duurzaam worden beheerd. De steun van publiekprivate partnerschappen is van cruciaal belang om dit doel te bereiken. Het voorstel om een Europees cultureel mecenaat in te stellen kan een stap in de goede richting zijn.
Roberta Alma Anastase (PPE-DE). – (RO) Het is meer dan passend om in het Jaar van de interculturele dialoog te debatteren over een echte Europese agenda voor cultuur, die zowel binnen de Europese Unie als internationaal moet worden gepromoot.
Daarom verwelkom ik dit verslag, waarin terecht wordt gewezen op het belang van dit gebied en op de noodzaak om het potentieel ervan ten volle te benutten. Cultuur is de basis voor de bevordering van waarden als vrijheid, democratie en tolerantie, evenals voor een krachtige economische groei waarmee we de uitdagingen van de mondialisering in de eenentwintigste eeuw het hoofd kunnen bieden.
Van de vele aanbevelingen wil ik er twee speciaal noemen. In de eerste plaats is het op intern niveau essentieel dat lokale en regionale actoren betrokken worden bij het promoten van cultuur, omdat zij factoren zijn bij de economische ontwikkeling en de uitvoering van de Lissabon-strategie, maar ook bij het consolideren van het cultureel erfgoed en het bevorderen van samenhang in de hedendaagse samenleving. In de tweede plaats is het in het belang van de Europese Unie om cultuur en interculturele dialoog op een adequaat niveau in haar buitenlands beleid te integreren.
Op dit gebied moeten de landen die onder het nabuurschapsbeleid vallen de belangrijkste begunstigden van deze acties worden.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (SK) Dank u voor het debat en vooral voor de positieve, constructieve sfeer. Dit getuigt van geloof in het belang van cultuur en de huidige agenda. Ik wil u verzekeren (hoewel ik een van de nieuwkomers van de uitbreiding ben) dat cultuur nooit eerder zo’n prominente rol heeft gehad en zo centraal heeft gestaan in de Unie als nu. Natuurlijk gaat dit debat niet alleen over de formele agenda: het gaat om vooruitgang, vooruitgang en uitvoering.
In de afgelopen jaren is een aantal dingen voor het eerst in de geschiedenis bereikt: de rol van de Europese Commissie als vertegenwoordiger van de Gemeenschap en als de gemeenschappelijke vertegenwoordiging van de 25 of 27 lidstaten van de EU bij de Unesco is het resultaat van een zekere culturele volwassenheid.
Enkele maanden geleden hebben de lidstaten besloten een open coördinatiemethode te gebruiken, tegen de verwachting van veel mensen in. We hebben een permanent forum voor cultuur, 2008 is het Europees Jaar voor de interculturele dialoog en er is consensus over het uitroepen van het jaar 2009 tot het Europees Jaar van de creativiteit en de innovatie: dit is allemaal enorme vooruitgang.
Anderzijds heeft cultuur natuurlijk een duaal karakter. Het heeft een economische dimensie, maar het is ook een voertuig voor het overbrengen van betekenis en inhoud. Daarom is cultuur een heel specifiek onderwerp, dat geen exclusieve positie heeft in het Europees recht. En daarom ook willen we dat in individuele gevallen of individuele geschillen het Europees recht wordt toegepast, maar willen we tegelijk dat er rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van cultuur: de noodzaak om de culturele verscheidenheid te behouden, want dat is ons erfgoed, ons onderscheidende kenmerk.
Voordat ik afsluit, wil ik zeggen dat ik het ermee eens ben dat er meer investeringen nodig zijn. De Commissie heeft een begroting van vijfhonderd miljoen euro voor het cultuurprogramma voorgesteld, maar daarvan is slechts vierhonderd miljoen goedgekeurd. In de toekomst zal het misschien mogelijk worden om culturele aspecten ook door middel van andere programma’s te steunen. Toen we de bijdragen van de structuurfondsen aan individuele structurele acties in de 27 lidstaten aan het beoordelen waren, ontdekte ik tot mijn grote genoegen dat er in de structuurfondsen voor de periode 2007-2013 voor cultuur als geheel ongeveer vijf miljard euro is uitgetrokken in de hele Unie. Als we verantwoordelijk te werk gaan, kunnen we ons individuele potentieel, ons individuele beleid en onze individuele middelen combineren. Ik kan u verzekeren dat dat ook mijn verantwoordelijkheid is, en ik wil u uitnodigen om met mij samen te werken bij het uitvoeren van deze agenda. Ik wil de heer Graça Moura nogmaals bedanken.
Vasco Graça Moura, rapporteur. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, na zo veel goede bijdragen spijt het me dat ik maar kort kan ingaan op enkele punten die ik van essentieel belang vind, maar ik denk dat ze allemaal, zoals de vele punten in het verslag die hier niet zijn genoemd, een buitengewone verrijking van het debat zijn.
In de eerste plaats wil ik wijzen op het nieuwe beleid om cultuur in het EU-beleid in te passen op de wijze waarop dat in de mededeling van de Commissie is uiteengezet. Dit punt is genoemd door mevrouw Trüpel en dit is een kwestie van ervoor zorgen dat de culturele aspecten in ander Europees beleid worden geïncorporeerd. Ik denk dat dit fundamenteel is. Het tweede punt is genoemd door mevrouw Mikko en betreft het opnemen van de culturele dimensie in het buitenlands beleid van de EU, en niet alleen de cultuur van de EU, maar de cultuur van de lidstaten – een absoluut essentieel punt. Een derde punt is, zoals mevrouw Hieronymi heeft opgemerkt, dat er een subtiel evenwicht bestaat tussen de economische aspecten en het economische nut van cultuur en cultuur als een waarde op zichzelf (cultuur qua cultuur).
Ik heb nog twee punten. Mevrouw Staniszewska noemde het belang van culturele actie op lokaal en regionaal niveau, iets dat ook in het verslag wordt benadrukt, maar dat naar mijn mening nog eens extra moet worden onderstreept. Ik ben het daar volledig mee eens. Tot slot moet ik ook benadrukken dat toegang tot cultuur voor gezinnen en studenten, via scholen en de samenleving, evenals het bouwen van bruggen tussen het cultureel erfgoed en de exacte wetenschappen, innovatie en technologie, fundamentele aspecten van deze zorgen zijn.
Mevrouw de Voorzitter, aangezien het onmogelijk is om nog op andere aspecten in te gaan, wil ik afsluiten met de opmerking dat cultuur een onvervreemdbaar en onmisbaar systeem van individuele en collectieve waarden en ervaringen is, en het is met die collectieve en individuele ervaringen in gedachten dat Europa de toekomst tegemoet moet gaan.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 10 april 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Nicodim Bulzesc (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om te wijzen op enkele belangrijke punten in het verslag-Graça Moura over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering. Ten eerste de sociale situatie van kunstenaars: Ik ben het ermee eens dat we een adequaat wettelijk kader op het gebied van belastingen, arbeid en sociale zekerheid voor kunstenaars en artiesten moeten ontwikkelen. Ook moeten we ons meer op het behoud van het cultureel erfgoed richten.
Het cultuurprogramma is goed, maar niet voldoende, en ik steun het idee dat we daarnaast andere programma’s moeten hebben, die zich meer bezighouden met het behoud en de bevordering van het Europees cultureel erfgoed. Tot slot, maar niet in de laatste plaats, wil ik met klem wijzen op de noodzaak van een effectieve samenwerking tussen de publieke en de private sector. Om de huidige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden moet cultuur gedeeltelijk door de private sector worden gefinancierd. Daarom moet er zo snel mogelijk een Europees mecenaat in het leven worden geroepen.
Katalin Lévai (PSE), schriftelijk. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik verwelkom het voorstel van de Commissie voor een agenda voor cultuur ten behoeve van een Europese strategie die zowel in de EU als in de betrekkingen van de EU met derde landen moeten worden nagestreefd. In dit Europese Jaar van de interculturele dialoog is het belangrijk om speciale aandacht te besteden aan het bevorderen van verscheidenheid en interculturele dialoog, omdat cultuur een belangrijke dimensie van de Lissabon-strategie is en we de fundamentele doelstellingen van Lissabon niet zullen verwezenlijken als we cultuur niet als zodanig behandelen.
Ik was teleurgesteld toen ik zag dat in het verslag maar weinig aandacht wordt besteed aan de relaties tussen culturen, minderheden en nationale of etnische groepen en tussen de landen waar deze in wonen en leven. We kunnen niet voorbijgaan aan het feit dat de kunsten een prominente rol kunnen spelen bij de integratie van minderheden, maar ook bij het geven van sociale steun aan talentvolle, maar verarmde kunstenaars. Door kunst en kunstenaars te steunen kunnen we vooruitzichten bieden aan arme etnische groepen die transnationaal van aard zijn, zoals de Roma, die hun eeuwenoude culturele traditie tot op de dag van vandaag hebben weten te behouden.
Bovendien moeten we ervoor zorgen dat de regels voor commerciële (internet-) relaties open en transparant zijn, om een eerlijke toegang tot de markt te waarborgen en op die manier de Europese culturele sector in staat te stellen zijn volledige potentieel te ontplooien, met name de audiovisuele en muziekindustrie. Naast het bieden van een adequate consumentenbescherming moeten we de oorzaken van het namaken van goederen en piraterij bij de wortels aanpakken en de Europese culturele verscheidenheid beschermen door middel van een goede en eerlijke regulering van de concurrentie, gebaseerd op prestaties.
27. Visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (debat)
De Voorzitter. − Het volgende punt is het verslag van Philippe Morillon, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (COM(2007)0330 - C6-0236/2007 - 2007/0114(CNS)) (A6-0072/2008).
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de rapporteur bedanken voor zijn verslag. Sinds de aanneming van de verordening van de Raad over visserij buiten de communautaire wateren in 1994 zijn veel omstandigheden veranderd en zijn de internationale verplichtingen met betrekking tot het afgeven van machtigingen voor visserijactiviteiten buiten de communautaire wateren verzwaard.
Dit voorstel is daarom ingediend als onderdeel van het actieplan 2006-2008 voor de vereenvoudiging en verbetering van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het doel van dit voorstel past in de geest van het actieplan, omdat de bestaande wetgeving in één regeling wordt geïntegreerd, terwijl de regels voor communautaire vaartuigen in wateren van derde landen ook worden toegepast op schepen van derde landen die in communautaire wateren vissen.
Een groot aantal bepalingen van het huidige systeem voor het afgeven van machtigingen voor visserijactiviteiten blijft ongewijzigd. De belangrijkste nieuwe punten in het voorstel kunnen als volgt worden samengevat. Ten eerste zijn alle visserijovereenkomsten die betrekking hebben op de activiteiten van communautaire vaartuigen in het toepassingsgebied van het voorstel opgenomen. Dan hebben we het over samenwerkingsovereenkomsten, bilaterale overeenkomsten, overeenkomsten in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer en particuliere overeenkomsten. Dit brede toepassingsgebied is essentieel, omdat op grond van het VN-Verdrag inzake het zeerecht vlaggenstaten verantwoordelijk zijn voor alle vaartuigen die onder hun vlag varen. Dientengevolge moeten alle vaartuigen die op grond van welk type overeenkomst dan ook visserijactiviteiten uitvoeren in het voorstel worden opgenomen.
Ten tweede is er een mechanisme ingevoerd waarmee vismachtigingen kunnen worden herverdeeld om de vangstmogelijkheden die in het kader van de visserijovereenkomsten zijn toegekend optimaal te benutten. Dit werd tijdens de meeste onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomsten aan de orde gesteld en dit wordt nu in deze overeenkomsten opgenomen om de toegevoegde waarde van elke overeenkomst te vergroten.
Als laatste punt wil ik het voorstel voor de voorlopige toepassing van de visserijovereenkomsten noemen, waardoor de Commissie de noodzakelijke rechtsgrondslag krijgt om machtigingsaanvragen aan derde landen te doen toekomen voorafgaand aan de aanneming van de verordening van de Raad waarmee de overeenkomst wordt gesloten. Dit zal er in de meeste gevallen voor zorgen dat de communautaire vaartuigen hun visserijactiviteiten in de wateren van derde landen zonder onderbreking kunnen voortzetten.
Dan kom ik nu op het verslag. Ik wil enkele opmerkingen maken over de voorgestelde amendementen. De Commissie kan akkoord gaan met de amendementen 1, 3, 5, 11 en 16. Wat betreft de amendementen 7 tot en met 9, over de machtigingscriteria: deze lijst is in de eerste compromistekst van het voorzitterschap omgewerkt tot een positieve lijst in plaats van een negatieve. In algemene zijn wordt in de compromistekst al tegemoet gekomen aan de zorgen van de commissie, behalve bij de uitbreiding van de machtigingscriteria voor vaartuigen die in de voorafgaande twaalf maanden een ernstige overtreding hebben begaan, ofwel amendement 8. De Commissie is van mening dat deze bepaling ongewijzigd moet blijven, omdat zij dit een belangrijke voorzorgsmaatregel vindt in geval van mogelijke ernstige overtredingen.
De Commissie kan amendement 2 over de omschrijving van een overtreding niet aanvaarden, omdat de omschrijving van een ernstige overtreding in Verordening (EG) nr. 1447/99 duidelijk is. Met betrekking tot het amendement over het niet doorsturen van aanvragen, ofwel amendement 12, moet worden opgemerkt dat artikel 10 in de compromistekst van het voorzitterschap is geschrapt. Dit is gebeurd op basis van het advies van de juridische dienst van de Commissie, die heeft verklaard dat de Commissie geen rechtsgrondslag heeft om de vaartuigen van lidstaten een sanctie op te leggen, zoals in dit artikel wordt voorgesteld.
De Commissie is ook van mening dat de mogelijkheid van de lidstaten om hun mening te geven over besluiten al wordt geregeld in artikel 9, lid 2, en dat informele procedures voorafgaand aan of na afloop van onderhandelingen niet in deze verordening moeten worden opgenomen Daarom kunnen de amendementen 6 en 10 niet worden aanvaard.
Voordat ik afsluit wil ik het volgende benadrukken. In de eerste plaats is het dagelijks opsturen van vangstgegevens verplicht op grond van de Verordening betreffende elektronische registratie. In de tweede plaats betekent de sluiting van visserijactiviteiten impliciet dat vismachtigingen niet langer geldig zijn voor de betrokken bestanden of gebieden. In de derde plaats moeten alle visserijactiviteiten die deel uitmaken van de gemengde visserij worden geacht van invloed te zijn op de betrokken bestanden. In de vierde plaats bepaalt de nationale wetgeving wat toelaatbaar bewijsmateriaal is in gerechtelijke procedures. Daarom kan de Commissie de amendementen 13, 14, 15 en 17 niet accepteren. Amendement 4 en de amendementen 18 en 19 kunnen ook niet worden geaccepteerd, omdat de tekst van de Commissie correct is – in het geval van amendement 4 – of voldoende duidelijk is – in het geval van de amendementen 18 en 19.
Ook kan ik de amendementen 20 tot en met 24 niet aanvaarden, omdat het toepassingsgebied van het voorstel alle overeenkomsten moet omvatten en niet alleen overeenkomsten met derde landen, zoals ik aan het begin het gezegd. Bovendien is de herverdeling van onbenutte vangstmogelijkheden nodig om tot een optimale benutting van de in de overeenkomsten vastgestelde vangstmogelijkheden te komen. Die herverdeling kan het best plaatsvinden in het kader van de afgifte en verlenging van machtigingen.
Tot slot wil ik er met klem op wijzen dat dit voorstel onderdeel is van een pakket maatregelen dat ook een voorstel voor de bestrijding van de niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (IUU) bevat, evenals een voorstel voor de herziening van de Controleverordening later dit jaar. Zoals de Commissie visserij heeft opgemerkt, zal de Commissie, uitgaande van de begrippen transparantie en vereenvoudiging, streven naar harmonisatie van deze voorstellen en trachten te voorkomen dat deze elkaar zullen overlappen.
De Voorzitter. − Om het kort uit te leggen: omdat het om een voorstel van de Commissie gaat, spreekt de Commissie eerst. Ik denk dat de heer Morillon even verbaasd keek als ik.
Philippe Morillon, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik verbaas mij nergens over, en vooral in de mededeling van de Commissie heb ik mij nergens over verbaasd.
Commissaris, dank u voor dat zeer gedetailleerde betoog. Ik wil er hier eenvoudigweg aan herinneren dat de verklaarde doelstelling van het voorstel voor een verordening van de Raad de vereenvoudiging en verbetering van de procedures voor het beheer van de vismachtigingen is. Het was een kwestie van het invoeren van algemene bepalingen die toepasbaar zijn op alle machtigingsaanvragen, zoals u zelf hebt gezegd, commissaris.
Het voorstel behelst één enkele procedure voor het beheer van alle vismachtigingen. De gedeelde verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten worden duidelijk omschreven. Ook worden nieuwe machtigingscriteria, sancties bij overtredingen en bepalingen met betrekking tot de rapportering voorgesteld. De naleving van de internationale regels die voortvloeien uit de verschillende overeenkomsten wordt versterkt door de invoering van maatregelen waarmee de lidstaten verplicht worden om vaartuigen die betrokken zijn geweest bij een ernstige overtreding of die vanwege deelname aan illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde activiteiten op een lijst zijn geplaatst, uit te sluiten van visserijactiviteiten.
Het verslag zou oorspronkelijk door mevrouw Stihler worden opgesteld, maar omdat een meerderheid van de leden van de Commissie visserij het op twee voor haar cruciale punten niet met haar eens was, heeft zij ervoor gekozen om haar naam niet aan het verslag te verbinden en is het aan mij, als voorzitter van de commissie, om deze ontwerpresolutie te presenteren. Ik wil haar echter in het voorbijgaan bedanken voor het werk dat zij heeft verricht en ik laat het aan haar over om de redenen voor haar besluit toe te lichten wanneer ze haar amendementen presenteert.
In het kader van de raadplegingsprocedure heeft de Commissie visserij in haar verslag, dat nu mijn verslag is, een aantal amendementen op het voorstel van de Commissie voor een verordening opgenomen, en u hebt deze uitputtend behandeld – niet de lijst, maar de nummers, commissaris. Deze amendementen zijn met een grote meerderheid aangenomen: negentien stemmen voor, vijf tegen en twee onthoudingen. Ik zal hier alleen de belangrijkste noemen.
Ten eerste moet de verordening niet van toepassing zijn op de overzeese gebieden van de EU-lidstaten. Ten tweede moet een overtreding niet als ernstig worden beschouwd, tenzij dat is komen vast te staan na succesvolle vervolging overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving.
Ten derde moet onder de IUU-lijst worden verstaan een lijst van vissersvaartuigen waarvan in het kader van een regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB) of door de Commissie in het kader van Verordening van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, is vastgesteld dat zij betrokken zijn geweest bij illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij – die zeer belangrijke taak, commissaris, waar u persoonlijk zo veel belang aan hecht.
Ten vierde mag de Commissie niet weigeren om aanvragen door te sturen aan de machtigende autoriteit zonder dat de lidstaten de gelegenheid hebben gekregen hun opmerkingen kenbaar te maken.
Ten vijfde mag de Commissie niet weigeren om aanvragen door te sturen tenzij het ter kennis van de Commissie komt, op basis van naar behoren gestaafde feiten, dat een lidstaat met betrekking tot een specifieke overeenkomst niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen.
Ten zesde, en tot slot, moeten communautaire vissersvaartuigen waarvoor een vismachtiging is afgegeven de gegevens over hun vangsten en hun visserijinspanning aan hun bevoegde nationale instantie doorgeven, met een frequentie die passend is voor iedere betrokken overeenkomst en visserij. Dit inzendvoorschrift moet in overeenstemming zijn met de voorwaarden in de “e-logboekverordening”.
Ik laat het aan mijn collega’s over om verder over enkele van deze amendementen uit te weiden, omdat sommigen van hen de auteurs ervan zijn.
Carmen Fraga Estévez, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, in algemene zin, op een paar aspecten na, waar de Commissie visserij, in overeenstemming met de Raad, de Commissie heeft gecorrigeerd om een teveel aan discretionaire macht te voorkomen, steunen wij de fundamentele aspecten van dit voorstel, dat als doel heeft het creëren van één enkel kader voor het communautaire systeem voor de toekenning van vismachtigingen aan vaartuigen die buiten de communautaire wateren vissen.
De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten zal daarom tegen de amendementen stemmen die in de Commissie visserij al zijn verworpen en nu met veertig ondertekenaars opnieuw zijn ingediend, en die precies de andere kant op gaan, in de zin dat er in deze amendementen op wordt aangedrongen dat overeenkomsten over de uitwisseling van quota buiten de algemene wetgeving inzake vismachtigingen moeten blijven.
Naar mijn mening, en gelet op het feit dat het verslag van de Europese Rekenkamer over de tekortkomingen van het controlebeleid nog steeds de voorpagina’s haalt en dat is besloten om de illegale visserij voor eens en voor altijd aan te pakken, is het niet aanvaardbaar om sommige overeenkomsten buiten een algemeen kader te houden dat zeer noodzakelijk is als essentiële wettelijke garantie voor een gelijke, niet-discrimerende behandeling van zowel de vissers als de lidstaten.
Ook moet er op worden gewezen dat we aan een geïntegreerd en gecoördineerd aandachtsgebied voor de verschillende communautaire beleidsterreinen werken, met name voor het maritieme beleid, een aandachtsgebied dat het Parlement volledig heeft gesteund, zoals het ook de nog noodzakelijkere vereenvoudiging van de communautaire wetgeving heeft gesteund.
We moeten daarbij niet vergeten dat we het hebben over meer dan negenduizend schepen die in het kader van verschillende overeenkomsten en regionale organisaties voor visserijbeheer werkzaam zijn, wat betekent dat er meer dan 16.000 vismachtigingen moeten worden verwerkt, omdat geen enkele overeenkomst, noch in het noorden, noch in het zuiden, is vrijgesteld van deze verplichting.
Als het ergens tijd voor is, is het voor de harmonisatie en vereenvoudiging van een kader, om het zo gestandaardiseerd mogelijk te maken en om niet door te gaan met het creëren van verschillen die het monitoren alleen maar moeilijker maken en die tot een algemeen wantrouwen van de regels leiden.
Catherine Stihler, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het doet me genoegen dat ik de gelegenheid krijg om hier over het verslag-Morillon – of misschien moet ik zeggen: het voormalige verslag-Stihler – over vismachtigingen te spreken. Als de oorspronkelijke rapporteur zag ik mij genoodzaakt mijn naam van het verslag te halen toen de Commissie visserij mijn belangrijkste amendementen verwierp. Het voorstel was bedoeld om het beheer van de vismachtigingen te vereenvoudigen. In plaats daarvan heeft de Commissie zich vergaloppeerd met een onnodig artikel waarin zij zichzelf het recht toebedeelt om de visquota te herverdelen.
Als dit voorstel ongeamendeerd zal worden aangenomen, zal dat leiden tot ongerechtvaardigde discriminatie van de noordelijke landen en hun historische visrechten en zal de relatieve stabiliteit worden verstoord. Ik kan er met mijn verstand niet bij dat we de Commissie carte blanche geven om de vangstmogelijkheden te herverdelen, vooral nu deze schaarser worden. We moeten onszelf afvragen of we niet op weg gaan naar een situatie waarin in de Noordzee iedereen tegen iedereen strijdt. Dat is niet in het belang van de Schotse vissers, en het is ook niet in het belang van de bescherming en het behoud van de visbestanden. De volgende herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid is voorzien in 2012 en dit verslag maakt ons er op attent dat de historische visrechten in de Noordzee en de Oostzee worden bedreigd. Ik heb enkele belangrijke amendementen die waren afgewezen nu aan de plenaire vergadering voorgelegd en ik dring er bij de collega’s op aan om deze te steunen. Als deze amendementen worden verworpen, roep ik u op om tegen dit verslag te stemmen.
Struan Stevenson (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen de heer Morillon bedanken voor het feit dat hij dit verslag heeft overgenomen namens de commissie, maar ik moet zeggen dat ik meevoel met mevrouw Stihler omdat zij veel werk heeft verricht en vervolgens, zoals we gehoord hebben, haar naam van het verslag moest halen. Dat is altijd een grote frustratie wanneer een rapporteur veel tijd en energie heeft geïnvesteerd in een complex verslag als dit. Maar ik kan haar redenen goed begrijpen.
Terwijl maar weinigen in dit Parlement tegen een voorstel zullen zijn dat de naleving van de visserijafspraken beoogt te verbeteren, vind ik het zeer zorgwekkend dat in artikel 13 van het voorstel, over onderbenutting van de vangstmogelijkheden, de Commissie simpelweg het recht wordt toegekend om de vangstmogelijkheden van een lidstaat over te dragen aan een andere lidstaat. Dit zou duidelijk het hele idee van relatieve stabiliteit ondermijnen en als zodanig een van de kernbeginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid destabiliseren. Artikel 13 is een Trojaans paard, omdat het eerder bedoeld lijkt om toegang te krijgen tot al eerder aan andere lidstaten toegewezen vangstmogelijkheden dan om de bureaucratie te verminderen en de naleving te verbeteren, wat volgens mij het doel van het voorstel was.
Ik weet dat het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Denemarken in de Raad van ministers van Visserij allemaal deze zorg hebben uitgesproken, dus dit is, zoals mevrouw Stihler heeft gezegd, een herrijzenis van de oude scheidslijn tussen noord en zuid, waarvan ik dacht dat hij al lang geleden was verdwenen en die we liever niet zien terugkomen. Ik hoop zeer – in tegenstelling tot wat commissaris Borg ons in zijn eerdere betoog heeft aangeraden – dat het Parlement morgen voor de amendementen 20, 21, 22 en 23 zal stemmen, die zijn ingediend door mevrouw Stihler en die zijn ondertekend door veertig afgevaardigden.
Rosa Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Mijnheer Stevenson, ik ben er zeker van dat wij tegen de zojuist door u genoemde amendementen zullen stemmen, en deze Noord-Zuid-situatie is ongetwijfeld volkomen nieuw voor u. Tot dusver hebt u alleen de situatie in het Noorden meegemaakt en wij de situatie in het Zuiden Wij willen nu iets van de situatie in het Noorden ervaren, omdat het er naar uitziet dat het goed gaat in het Noorden, en daarom zouden wij in het Zuiden daar iets van mee willen nemen.
Allereerst wil ik de Commissie feliciteren met het akkoord gaan met het vereenvoudigen van de tekst van het voorstel, omdat de eerste versie inderdaad enige punten bevatte die moeilijk te aanvaarden waren. De herziening van de verordening inzake de controle, de overeenkomst met Groenland en het door de commissaris genoemde voorstel voor een verordening betreffende IUU-vissen zorgen er gezamenlijk voor dat de reikwijdte van het voorstel binnen de perken blijft.
Ik weet zeker dat mijn fractie morgen – evenals zij deed in de Commissie visserij – zal stemmen tegen de amendementen ter voorkoming van het aannemen van een algemeen mechanisme voor het gebruik van extra vismogelijkheden – iets dat wij altijd hebben bepleit, zoals wij ook altijd voorstanders waren van een uniform systeem voor het gebruik van extra vismogelijkheden, en dan met betrekking tot alle overeenkomsten, niet alleen tot overeenkomsten met landen in het zuiden, wat de opzet van de Raad was bij het bekrachtigen van de partnerschapsovereenkomst met Groenland. Bijgevolg denk ik dat ik kan zeggen dat mijn fractie tegen de amendementen zal stemmen die amendementen die alleen op toepassen van het systeem op zuidelijke overeenkomsten en niet op noordelijke. Daarom vind ik dat het het op alle landen moeten toepassen, zodat iedereen er een beter gevoel over heeft.
Wat artikel artikel 12 betreft, kunnen wij ons vinden in een interimprocedure voor het toewijzen van vergunningen vóór de Raad het besluit over de bekrachtiging van de overeenkomst goedkeurt, en wij denken dat er een juridische oplossing voor deze kwestie gevonden moet worden. Wij sluiten ons derhalve aan bij de Commissie dat er een mechanisme moet komen dat ervoor zorgt dat de vismogelijkheden niet in gevaar worden gebracht, zoals vermeld in artikel 12, als de procedure van het bekrachtigen van een visovereenkomst niet voltooid is.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, volgens de Commissie is het doel van dit voorstel om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te vervullen en de Gemeenschap beter aan de internationale verplichtingen te laten voldoen.
De visserijvloot van de Gemeenschap is operationeel in de territoriale wateren van circa 20 landen in het kader van bilaterale overeenkomsten. Maar als wij de visserijsector duurzaam trachten te beheersen door het vissen in de Europese communautaire wateren te beperken, moeten wij oppassen dat wij de kwestie van overbevissing niet exporteren door vissersschepen vergunningen te verstrekken om de wateren van derde landen vrijuit te exploiteren.
Zoals ik vorige maand al opmerkte tegen commissaris Borg, moeten wij met name aandacht schenken aan onze internationale morele verplichtingen aan Afrika. Massale exploitatie van de zeevoorraden op niet-duurzame wijze veroorzaakt de teloorgang van de visserijsector, het verdwijnen van essentiële ecosystemen en het uitsterven van de zeebewoners. Een groot deel van het probleem is het niet-gerapporteerde illegale en niet volgens de voorschriften vissen van de EU-vloten en andere vissersschepen. In 2005 alleen al werd naar schatting veertig procent van de vis zonder vergunning of in strijd met de regelgeving in de wateren van Guinee-Bissau gevangen.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, wat de kwestie van het opnemen van overzeese landen en gebiedsdelen betreft, wil ik allereerst duidelijk maken dat de regelgeving daar niet van toepassing op is, aangezien de reikwijdte van het voorstel geen vissersschepen uit overzeese landen of gebiedsdelen omvat. De regelgeving is echter wel van toepassing op de grensgebieden, die als communautaire wateren worden beschouwd.
Ik ben het eens met degenen die dit voorstel in de huidige vorm – met het brede bereik - hebben gesteund, teneinde alle overeenkomsten effectiever te maken en meer waarde voor het geld te waarborgen, hetgeen aansluit bij de algehele doelstellingen van de Commissie visserij en anderen, zoals de Europese Rekenkamer.
Over de amendementen kan ik zeggen dat sommige aangenomen zijn, zoals ik heb vermeld. Andere zijn overgenomen op grond van de compromistekst van het eerste voorzitterschap of omdat de voorgestelde amendementen reeds elders in de verordening of in andere juridische bepalingen aan bod komen.
Ik wil herhalen dat alle visserijovereenkomsten volgens welke communautaire schepen vissen, opgenomen moeten worden in het bestek van het voorstel. Dit is van essentieel belang, omdat de landen die deelnemen aan het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, zoals ik al eerder opmerkte, verantwoordelijk zijn voor de schepen die onder hun vlag varen.
Ten tweede, de herverdeling van onbenutte vismogelijkheden is bedoeld om het gebruik van vismogelijkheden volgens de visserijovereenkomsten te optimaliseren. Het gaat hier gewoon om gedegen beheer van visserijovereenkomsten en dit mag de relatieve stabiliteit niet ondermijnen, gelet op het bepaalde van artikel 13, lid 6, van het voorstel: “Overdracht van quota overeenkomstig dit artikel mag in geen geval de toekomstige toewijzing van vismogelijkheden tussen lidstaten beïnvloeden.” De herverdeling is derhalve bedoeld om de volgens de visserijovereenkomsten beschikbare of verleende vismogelijkheden te maximaliseren en niet om een precedent te scheppen dat de relatieve stabiliteit zou ondermijnen.
Tot slot wil ik nog opmerken dat deze bepaling een regelmatig voorkomend kenmerk van visserijovereenkomsten met derde landen geworden is en dat die ook, met goedvinden van de Raad, in de overeenkomst met Groenland opgenomen is.
Philippe Morillon, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, Ik heb waarschijnlijk niet zoveel tijd nodig om te zeggen dat dit debat zinvol is geweest en dat het feit dat een aantal collega’s amendementen heeft ingediend, ondanks dat er zo goed als eenstemmigheid heerste, het mogelijk heeft gemaakt.
U zult zich hebben gerealiseerd, commissaris, dat er twee heikele punten aan deze kwestie kleven. U hebt gedeeltelijk gereageerd op het eerste punt, namelijk het behoud van relatieve stabiliteit. Dat is het doel van de door onze collega’s ingediende amendementen 20 tot 24. Het tweede punt is naar voren gebracht door mevrouw Stihler, namelijk dat er met de herziening van de regelgeving onredelijke exploitatie van de visvoorraden kan plaatsvinden, met name de visvoorraden van derde landen. Een aantal van mijn collega’s hier hebben dit herhaald en om die reden hebben zij ondertekend.
Ik geloof dat ik hieromtrent kan stellen dat er niets staat in de tekst van het verslag waarover morgen gestemd wordt dat reden tot zorg kan geven, maar onze collega’s moeten hier morgen over beslissen, omdat ik denk, mevrouw de Voorzitter, dat u bekend zult maken dat over dit verslag morgen gestemd gaat worden.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 10 april 2008 plaats.
VOORZITTER: MECHTILD ROTHE Ondervoorzitter
28. Op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector (debat)
De Voorzitter. − Het volgende punt is het verslag (A6-0060/2008) van mevrouw Attwooll over op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector.
Elspeth Attwooll, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn dank gaat uit naar de schaduwrapporteurs en alle leden van de Commissie visserij voor het voortbrengen van een evenwichtig verslag over een zeer gecompliceerde en in vele opzichten gevoelige kwestie.
In sommige openbare discussies wordt op rechten gebaseerd beheer gelijkgesteld met het gebruik van individuele overdraagbare quota. In het verslag wordt een veel ruimer standpunt ingenomen en gaat het om elk recht om vissen te vangen, aangezien vissen worden gezien als een algemeen openbaar bezit. In dit opzicht wordt dit in de praktijk in de hele EU op diverse wijzen toegepast. Zo kan het toepassingsgebied van het visrecht worden gespecificeerd door te verwijzen naar het gebied waar gevist gaat worden, de hoeveelheid te vangen vis, de mate waarin dit is toegestaan of een combinatie hiervan. En ofschoon het visrecht impliciet overdraagbaar is, zijn er evengoed toch diverse beperkingen. Zo is het overdragen van rechten van Gemeenschap naar lidstaten aan voorwaarden gebonden door het principe van relatieve stabiliteit. Bovendien schijnt er een aanzienlijke hoeveelheid van dergelijke beperkingen te zijn. Een bepaald soort verschil tussen de lidstaten is in hoeverre overdracht voor economische waarde toegestaan is, officieel of niet, en aldus overeenkomt met een verhandelbaar recht.
De hamvraag is dan hoe het visserijbeheer het visrecht vorm moet geven om optimaal de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verwezenlijken. In de mededeling van de Commissie wordt de vraag gesteld of er wellicht één systeem kan worden ingevoerd, op communautair niveau of door de praktijkmethoden van de lidstaten te harmoniseren. In het verslag van de Commissie visserij wordt een aantal bijzonderheden vermeld over de tegenstrijdige invloeden die bepaalde typen van op rechten gebaseerd beheer kunnen hebben, maar wordt ook kort aangegeven op welke wijze een aantal daarvan voorkomen kunnen worden. Tevens wordt vermeld op welke wijze bepaalde typen van op rechten gebaseerd beheer positieve effecten kunnen hebben, mits zij goed in elkaar steken.
In het verslag wordt de verscheidenheid aan momenteel bestaande systemen van op rechten gebaseerd beheer vermeld, de mate waarin de betreffende typen rechten heterogeen zijn en de gecompliceerdheid van de betreffende kwesties. Het idee om over te gaan op één systeem wordt bijgevolg terecht voorzichtig benaderd. Afgezien van de noodzaak om ambachtelijke vloten te beschermen, vragen wij ons af of over het algemeen hetzelfde systeem geschikt zou zijn voor zowel visserij op één soort als op meerdere soorten. Wij besluiten met de vraag aan de Commissie om op een aantal verschillende vragen in haar onderzoek te reageren en om meer tijd te geven om hierover te debatteren, gelet op alle zaken waarmee rekening gehouden moet worden.
Tot slot wil ik iets dieper ingaan op een aspect van het verslag. Ofschoon op rechten gebaseerd beheer met name een juridisch onderwerp is, heb ik de indruk dat degenen die op discussie aandringen grotendeels economen zijn.
Ik geloof niet dat iemand van ons eraan twijfelt dat bij visserijbeheer rekening gehouden moet worden met degelijke economische beginselen. In het verslag worden dan ook enkele positieve resultaten van economische efficiëntie vermeld.
Maar dergelijke efficiëntie moet gezien worden als een hulpmiddel. Zoals in het verslag wordt vermeld, is het waardevol voor zover het de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid bevordert. Persoonlijk heb ik mijn twijfels dat economische efficiëntie op zich voldoende is om al deze doelstellingen in de gewenste mate te helpen verwezenlijken en ik vermoed dat het in bepaalde opzichten een averechtse uitwerking op bepaalde aspecten ervan kan hebben.
Ik hoop dat ik er op kan rekenen dat de Commissie de zaak echt van alle kanten benadert, niet alleen met betrekking tot de inhoud maar ook tot het resultaat van het onderzoek.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur, mevrouw Attwooll, en alle leden van de Commissie visserij bedanken voor een heel zorgvuldig verslag, waarvan de inhoud bijna volledig mijn goedkeuring kan wegdragen.
In het verslag wordt als grootste voordeel van het op rechten gebaseerde beheer genoemd dat steeds meer economische principes in de visserijsector moeten worden gebruikt. Dit is een belangrijk punt in de huidige situatie, waar armzalige economische prestaties eerder regel dan uitzondering zijn. Het streven naar een hogere mate van efficiëntie heeft in het algemeen zeer positieve effecten op overcapaciteit en bijgevolg op de duurzaamheid van de visserijsector.
In het verslag worden weliswaar eveneens nauwgezet de mogelijke negatieve effecten aangegeven. Naar mijn mening zouden dergelijke effecten binnen de perken gehouden kunnen worden, of zelfs uitgesloten kunnen worden, door bepalingen op te nemen die de bundeling van rechten beperken, de kwestie van de toewijzing aanpakken en, zoals voorgesteld in het verslag, de ambachtelijke vloten beschermen. Hier bestaan diverse oplossingen voor in derde landen, waar al geruime tijd wordt gewerkt met op rechten gebaseerde beheerssystemen in het algemeen, en afzonderlijke overdraagbare quota in het bijzonder. Zoals in het verslag staat vermeld, zijn dergelijke systemen gecompliceerd, maar de ermee gepaard gaande problemen zijn niet onoverkomelijk.
Over het geheel genomen, denk ik dat de mogelijke voordelen groter zijn dan de eventuele nadelen. Desalniettemin wil ik nog eens benadrukken dat de Commissie niet voornemens is communautaire beheerssystemen voor te stellen. Evenmin is het de bedoeling van de Commissie om een bepaald en universeel op rechten gebaseerd beheerssysteem te promoten. Verschillende visserijen vereisen verschillende systemen. Ik ben mij volledig bewust van de gevoeligheid van deze kwestie met betrekking tot de relatieve stabiliteit.
De Commissie zal zich verder buigen over deze kwestie. Op korte termijn trachten wij de algemene kennis van op rechten gebaseerd beheer te vergroten en de beste methoden vast te stellen teneinde deze uit te wisselen met de nationale of regionale overheden met visserijbevoegdheden van de lidstaten. Wij overwegen ook met richtlijnen of soortgelijke ondersteunende documenten hieromtrent te komen.
De resultaten van de raadplegingsprocedure – inclusief het verslag van het Europees Parlement – en het resultaat van het op handen zijnde onderzoek naar op rechten gebaseerde beheerssystemen in de lidstaten, alsmede de ervaringen in derde landen zullen een belangrijke input voor dit process vormen.
Op de middellange termijn wordt het op rechten gebaseerd beheer een van de onderwerpen waarover nagedacht gaat worden in het kader van de volgende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
De Commissie houdt u op de hoogte van deze toekomstige ontwikkelingen en ik verheug mij op verdere productieve discussies met u over deze belangrijke kwestie.
Carmen Fraga Estévez, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, meer dan 10 jaar geleden heeft het Parlement de mogelijkheid overwogen om visrechten in te voeren in het GVB, via een initiatiefverslag over de toekomstige herziening van het GVB.
Wij kunnen derhalve alleen onze voldoening uiten over het besluit van de Commissie om eindelijk de mogelijkheden van dit visserijbeheersinstrument te onderzoeken, zij het op een volgens mij te simplistische en oppervlakkige manier – ongetwijfeld uit vrees voor het ontketenen van woede van de Raad hierover.
Degenen die het meest weerstand bieden tegen veranderingen en het minst ondernemend zijn, zowel in de visserijsector als in de Raad, hebben altijd veranderingen van beheerssystemen gevreesd, zelfs als die ten goede zijn. Dit betekent niet dat deze sectoren en lidstaten in een betere situatie verkeren, of zelfs in dezelfde situatie als zij 30 jaar geleden waren, maar zij brengen de meer dynamische sectoren in een uitzichtloze situatie.
Het is waar dat beheer via de toewijzing van visrechten problemen met betrekking tot de uitvoering met zich meebrengt, maar het is evengoed waar dat landen waarin vissen een belangrijke sector voor de toekomst van het land is, in staat zijn geweest deze op te lossen. Ofwel, het heeft in ieder geval aanzienlijke voordelen voor de vaartuigen van de vloot die in staat zijn modernere, efficiëntere en duurzamere methoden te volgen.
Daarom juichen wij ook het Attwooll-verslag toe, dat er in geslaagd is, naast de minpunten, de mogelijke voordelen weer te geven, zoals verbeteringen van controle, een vermindering van capaciteit, een afname van afval en geringere afhankelijkheid van overheidssteun.
Ik wil graag tegen mevrouw Attwooll zeggen dat vissen wel degelijk een economische activiteit is die winstgevend moet zijn, hetgeen tegenwoordig niet meer het geval is. Daarom hebben wij misschien meer economen in de visserijsector nodig om deze kwesties uitvoeriger te onderzoeken.
Dit gezegd zijnde, wens ik de Commissie veel succes met dit debat en ik hoop dat het beheersmodel, dat een mislukking is geweest, in de toekomst veranderd kan worden.
Luis Manuel Capoulas Santos, namens de PSE-Fractie. – (PT) Ik wil mevrouw Attwooll feliciteren met het behalen van de best mogelijke consensus over haar verslag. Dit is een gecompliceerde en controversiële kwestie die buitengewoon belangrijk is voor allen die bezorgd zijn over de duurzaamheid van de hulpbronnen, met inbegrip van de duurzaamheid van de meest waardevolle hulpbron voor iedereen in Europa die met de visserij te maken heeft.
Ik denk dan ook dat in het verslag precies de juiste balans is gevonden tussen de verschillende standpunten. De resultaten van de stemming in de Commissie visserij – 21 voor, van de 24 stemmen – geven dit ook weer. Het is enerzijds belangrijk dit debat niet uit de weg te gaan maar anderzijds ook niet overhaast te beslissen. Als gekozen lid uit een Zuid-Europese lidstaat waar de overheersend kleinschalige en veelsoortige visserij heel belangrijk is, ben ik bezorgd over de invoering van beheerssystemen die de handel in visrechten omvat, waardoor reders met grotere koopkracht kunnen profiteren ten koste van kleinere reders.
Ik vrees ook dat de algemene toepassing van een dergelijk systeem averechts kan werken, mogelijk zelfs kan leiden tot grotere vangsten om de kosten van het krijgen van het visrecht te compenseren. Daarom herhaal ik dat ik de algehele conclusies van het verslag onderschrijf, in de zin dat er geen besluiten moeten worden goedgekeurd totdat er onderzoeken betreffende alle lidstaten en de verschillende typen visserij zijn gedaan en er een breed opgezet debat is geweest om alle factoren rond deze kwestie vast te stellen.
Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Ik wil beginnen met respect te betonen aan de toewijding van de rapporteur, mevrouw Attwooll, om een evenwichtig verslag op te stellen over een kwestie die even fundamenteel is als de soevereiniteit van de lidstaten bij het beheer van de hulpbronnen voor hun visserijen en het opzetten van particuliere eigendomsrechten voor toegang tot en exploitatie van dat openbaar bezit.
Ofschoon wij paragraaf 11 waarderen, bevat het verslag echter veel punten waar wij het absoluut niet mee eens zijn, zoals het vooruitlopen op de noodzakelijke wijziging van het bestaande beheersbeleid of het opnemen van punten die min of meer expliciet pleiten voor het aannemen van visrechtbeheersmechanismen op communautair niveau.
Naar onze mening dient elke lidstaat verantwoordelijk te zijn voor het beheer van zijn mariene hulpbronnen, vooral om zijn voedselsoevereiniteit veilig te stellen. Wij verwerpen derhalve elke stapsgewijze procedure die in de toekomst kan leiden tot het opzetten van een op rechten gebaseerd beheerssysteem in de communautaire visserij, ofwel het verhandelen van visvergunningen, dagen op zee of quota, hetgeen onvermijdelijk zou leiden tot toewijzing en concentratie in particuliere handen van openbaar bezit.
Jim Allister (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is een gecompliceerde kwestie en ik prijs mevrouw Attwool voor haar verslag en haar inspanningen daarvoor.
Als vertegenwoordiger van een regio waar de ervaring over de hele linie met het gemeenschappelijk visserijbeleid verre van positief is geweest, kan ik stellen dat ik gekant ben tegen het opleggen van een communautair beheerssysteem. Of liever gezegd, ik vind dat de lidstaten zelf kunnen beslissen welk beheerssysteem voor hen het beste werkt.
Bovendien vrees ik dat het behoud van de stabiliteit in de sector ernstig gevaar kan lopen als van ongeregulariseerde overdraagbare quota gebruik gemaakt wordt, in het bijzonder met betrekking tot zelfstandige en kleine ondernemers. Het zou volgens mij veel beter zijn om de bevoegdheden over visserij weer in handen van de lidstaten te geven en de nadruk te leggen op levensvatbare lokale beheerssystemen waarin de betrokkenen vertrouwen kunnen hebben.
Ik vrees ook dat dit nieuwe onderzoek opnieuw een langdurig excuus blijkt te zijn voor het uitstellen van een wezenlijke en nuttige verandering. Ik hoop dat dit niet zo is, maar het is al eerder gebleken in het verleden.
Paulo Casaca (PSE). – (PT) Ik wil ook onze rapporteur, mevrouw Attwooll, bedanken en zeggen dat, naar mijn mening, het natuurlijke mariene erfgoed bewaard moet blijven en op een duurzame manier gebruikt moet worden door de vissers wier levens er traditioneel mee verweven zijn; het kan niet louter zakelijk bekeken worden. Ik kan mariene ecosystemen en de bijbehorende vissers niet zien als een markt waar visrechten vrij verhandeld kunnen worden, wellicht zelfs op een soort van aandelenmarkt, hetgeen vanzelf zou leiden tot de industrialisatie van de visserij en een gevaar zou vormen voor het evenwicht van de ecosystemen en kleine zelfstandigen in de visserij. Sterker nog, ik vind dat wij het principe van relatieve stabiliteit gewoon niet op het spel moeten zetten en dat de Commissie daarom bij dit debat zo voorzichtig mogelijk moet zijn.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Attwooll bedanken voor haar werk en dit verslag toejuichen omdat het een broodnodig debat heeft ontketend over alternatieve beheersmaatregelen.
Ik ben het ten zeerste eens met de opvatting in het verslag dat de huidige beheerssystemen in de EU, met name op het gebied van TACs en quota, geen antwoord geven op onze problemen, en dat het noodzakelijk is om een breed opgezet debat te houden.
In haar groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid vermeldt de Commissie dat: “alternatieve beheersmechanismen een aanzienlijke complementaire rol in het beheer van communautaire visserijen kunnen spelen.” Ik ben echter zo vrij om aan te voeren dat alternatieve beheerssystemen een onontkoombare rol in de toekomst dienen te spelen, omdat wij rekening moeten houden met een reeks factoren, zoals klimaatverandering en actueel, wetenschappelijk mariene en visserijonderzoek.
Zoals ik aangaf in mijn nu overbodige standpunt van de Commissie visserij wat betreft het verslag van de tijdelijke Commissie klimaatverandering, zal klimaatverandering ongetwijfeld invloed hebben op de regelgeving voor de EU-visserij, omdat toewijzingen van quota die op oude vangstatistieken zijn gebaseerd, herzien moeten worden tengevolge van het verschuiven van de spreiding van de visvoorraden. Bovendien moet visserijbeheer steeds meer gebaseerd zijn op flexibele methoden, daar verouderde gegevens minder bruikbaar zijn.
Aangezien het klimaat verandert en andere factoren steeds meer invloed op onze visvoorraden hebben, moet ons beheer de nodige flexibiliteit hebben, gebaseerd op gedegen collegiaal getoetste wetenschap, om te kunnen aanpassen aan de nieuwe omstandigheden en duurzaamheid van de hulpbronnen te kunnen garanderen.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat wij allemaal hetzelfde gemeenschappelijke doel hebben: het bereiken van een evenwicht tussen enerzijds de economische efficiëntie van beheerssystemen en anderzijds het beschermen van kleine zelfstandigen in de visserij.
Ik ben het eens met hetgeen de rapporteur opmerkte, namelijk dat de visserij niet louter economisch bekeken moet worden. Ik wil benadrukken dat de kwestie verre van eenvoudig is. Ik beaam dat dergelijke beheerssystemen gecompliceerd zijn. Zoals ik al zei, moeten wij rekening houden met mogelijke beperkingen ten aanzien van de concentratie van rechten, de oplossing van toewijzingsproblemen en maatregelen voor de bescherming van de ambachtelijke visserij, en is het zaak deze kwestie stapsgewijs te benaderen.
Op korte termijn moeten wij meer kennis vergaren, de beste methoden uitzoeken en onderzoeken waar op rechten gebaseerde beheerssystemen succesvol hebben gewerkt in bepaalde lidstaten en kijken naar ervaringen in derde landen.
Dit alles zal zeker een belangrijk punt voor discussie zijn in het licht van de volgende hervorming. Ik ben benieuwd naar de inbreng van de Commissie visserij hieromtrent. Ik heb nota genomen van alle opmerkingen van alle Parlementariërs die over dit onderwerp gesproken.
Elspeth Attwooll, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik kan niet zeggen dat ik helemaal gerustgesteld ben door het antwoord van de commissaris, omdat het mij toescheen dat hij eigenlijk prioriteit aan een bepaalde vorm van op rechten gebaseerd beheer gaf, terwijl in het verslag gestreefd is een overzicht van alle verschillende vormen te geven om hun plus- en minpunten vast te stellen.
Ik geloof dat wij het er allemaal over eens zijn dat het gemeenschappelijk visserijbeleid aan een hervorming toe is. Een krant in mijn kiesdistrict die het persbericht van het Europees Parlement over het verslag had achterhaald, vermeldt dat ik op mijn hoede ben wat de hervorming van het GVB betreft. Dit is beslist niet zo als bedoeld wordt dat ik twijfels heb over de noodzaak tot hervorming. Ik ben op mijn hoede, zoals wij denk ik allemaal zijn, in de zin dat ik gerustgesteld wil worden dat de hervorming op de juiste wijze geschiedt.
Tijdens het schrijven van het verslag vroeg ik mij bijvoorbeeld af hoe verenigbaar de verschillende wijzen om de omvang van de visrechten te bepalen met elkaar zijn. Mijn indruk was dat, ofschoon de beperkingen ten aanzien van quota en inspanningen gemakkelijk met territoriale beperkingen te combineren zijn, geen van de eerste twee typen goed bij het andere past. Hierdoor besefte ik dat een verslag over op rechten gebaseerd beheer op het eerste gezicht theoretisch lijkt, maar in feite raakt de kwestie de wezenlijke praktijk van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Ofschoon ik over het algemeen de richting van de huidige hervorming toejuich, hoop ik dat de discussie een meer drastische herwaardering van de toegepaste middelen teweegbrengt, opdat het optimale evenwicht wordt bereikt tussen het verbeteren van het levensonderhoud van degenen die in de visserijsector werkzaam zijn, het beschikken over een duurzame mariene ecologie waarbij de visvoorraden op peil blijven en de levensvatbaarheid van kleine zelfstandigen in de visserij behouden blijft. Ik ben blij dat er niet eerder – voorafgaand aan een diepgaand onderzoek – een besluit genomen is over hoe het allerbeste evenwicht bereikt kan worden.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag, plaats.
29. Begrotingsrichtsnoeren 2009 - (Afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX) (debat)
De Voorzitter. − Het volgende punt is het verslag (A6-0082/2008) van de heer Lewandowski over de begrotingsrichtsnoeren 2009 – (afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX).
Janusz Lewandowski, rapporteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, wij zetten de eerste stap in een begrotingsprocedure die afwijkt van de vorm van de voorgaande jaren in tenminste twee opzichten – vandaag, met het aannemen van en de discussie over de richtsnoeren, en morgen, met de stemming over de richtsnoeren voor 2009.
De eerste afwijking is dat wij een nieuwe samenwerkingsformule testen tussen de administratie van het Parlement en de Begrotingscommissie; wij zien dit als een proefproject, maar dit moet voldoen aan de algemeen bindende voorwaarden voor de begrotingsprocedure na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ten tweede brengt 2009 nieuwe uitdagingen met zich mee, hetgeen niemand betwijfelt. Een van die uitdagingen is de vermoedelijke inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, en daarmee een essentiële uitbreiding van de bevoegdheden volgens de medebeslissingsprocedure van het Europees Parlement, wat het voor het Parlement gemakkelijker maakt om als echt wetgevend lichaam op te treden. Ten derde, dit is een verkiezingsjaar, zodat er kosten gemoeid zijn met de verkiezingscampagne en ook bepaalde kosten – naast ongetwijfeld ook besparingen - met het einde van de huidige zittingsperiode van het Parlement. Ten vierde, zal het statuut voor Parlementsleden in werking treden, wat de last van de personele kosten - onze kosten in de begroting van het Europees Parlement - zal doen toenemen.
In veel van deze zaken hebben wij al bepaalde kwantificeringen, bepaalde berekeningen zodra, volgens de regels, de prognoses, de eerste voorontwerpen van de begroting voor 2009 voor ons bekend zijn. Op het meest belangrijke gebied echter – in andere woorden, op het gebied van de toename van de bevoegdheden van het Europees Parlement na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon – hebben wij een werkgroep kunnen formeren die de extra kosten die hiermee gemoeid zijn zal vaststellen.
Aangezien wij de specifieke uitdagingen die ons in 2009 te wachten staan erkennen, kunnen wij ons niet vrijstellen van de plicht tot zuinig beheer van het geld van de Europese belastingbetalers, ofwel van bepaalde zelf opgelegde beperkingen die wij ook verwachten van andere Europese instellingen. Uitbreiding van de administratie is in een verkiezingsjaar niet bepaald iets dat de Europese kiezers willen horen – de kiezers tot wie wij ons richten voor een verlenging van het mandaat van het Europees Parlement. Nog een essentieel aspect van de richtsnoeren is binnenlandse verplichtingen, het zoeken naar mogelijkheden voor de herschikking van bestaand personeel - geen uitbreiding van personeel - en het concentreren op die functies die de toekomst van het Europees Parlement aangeven, wat wij benoemen met de term correctivity, en die met wetgeving verband houden.
Vandaag moeten wij ook een kwestie bespreken die een bepaalde weerklank vindt bij de media en zeker ook aspecten bevat die buiten de begroting liggen. Wat wij nodig hebben, zijn drie nieuwe regelingen. De eerste is de invoering van een statuut voor leden, met een duidelijk begrotingsaspect; de tweede is nieuwe pensioenfondsbasisvoorwaarden; en de derde is tewerkstellingsregels voor assistenten, die transparant genoeg moeten zijn om geen verkeerde verwachtingen te wekken en het Europees Parlement niet in een verkeerd daglicht te stellen.
Als rapporteur stel ik voor hierbij te verwijzen naar de resolutie van het Parlement van 25 oktober 2007 en naar de unanieme besluiten van het Praesidium en de Conferentie van voorzitters van het Europees Parlement. Ik weet dat onze interesse meer geprikkeld wordt door berekeningen dan door richtsnoeren, en ik hoop dan ook dat dit document probleemloos door de stemmingen komt morgen.
Monica Maria Iacob-Ridzi, namens de PPE-DE-Fractie. – (RO) De begroting van het Europees Parlement zal in de herfst van 2008 worden vastgesteld op basis van de begrotingsvooruitzichten voor het jaar 2009.
Desalniettemin, naast bedragen en programma’s, brengen de begrotingsvooruitzichten van dit jaar ook een discussie met zich mee over een kwestie die ik heel belangrijk vind: de juridische positie van assistenten van het Europees Parlement. Ik wil de heer Lewandowski bedanken voor zijn bijdrage aan de behandeling van deze kwestie.
Ik geloof dat het tijd wordt dat het oude systeem duidelijker en transparanter wordt en dat deze jonge mensen sociale en fiscale rechten krijgen gelijk aan die van de andere EP-personeelsleden. Wat de laatstgenoemden betreft, is er het Statuut van de Europese Gemeenschappen, een veelomvattend document, dat het personeel van EU-instellingen voldoende sociale bescherming biedt.
De meeste van de parlementaire assistenten zijn ook buitenlandse burgers in het land waar zij werkzaam zijn, en bijgevolg zouden zij de bescherming moeten krijgen die alle werknemers van internationale organisaties geboden wordt. Ik vind het niet normaal dat er gevallen bestaan waarbij de Belgische staat assistenten extra belastingverplichtingen oplegt, terwijl zij alle verplichte belastingen en sociale premies in hun land van origine betalen.
Het Parlement heeft ook nog duidelijke regelingen nodig voor assistenten met betrekking tot situaties als ziekte of zwangerschap. In verschillende resoluties heeft het Europees Parlement de secretaris-generaal en de Werkgroep statuut leden en assistenten en pensioenfonds reeds gevraagd om een nieuwe reeks regels op te stellen die de problemen die de assistenten nu ondervinden zullen oplossen.
Ik ben van mening dat het onze verantwoordelijkheid jegens de Europese burgers is om duidelijke en transparante regels bij deze instelling te hebben.
Thijs Berman, namens de PSE-Fractie. – (NL) Mevrouw de Voorzitter, de begroting van het Europees Parlement voor 2009 wordt heel bijzonder, omdat àls het nieuwe verdrag in 2009 in werking treedt, dit Parlement voor het eerst over bijna alle terreinen medebeslist. Met het Verdrag van Lissabon wordt bereikt wat onze voorgangers meer dan 50 jaar geleden al vroegen, zonder het te krijgen, meer dan adviesrecht, meer dan instemmingsprocedures, medebeslissing en democratische controle door dit Parlement op vrijwel alle beleidsterreinen van Brussel.
De neiging om meer personeel te vragen is daarom groot. Medebeslissing betekent een zwaardere procedure in elke commissie en toch betekent het geen verdubbeling van het werk. Deze begroting blijft daarom voorzichtig en dat is goed. Waar extra personeel nodig is, wordt gezocht naar verschuiving van posten. Er komt weinig nieuw personeel bij. Dat is ook moeilijk verdedigbaar met bijna 6.000 medewerkers.
Het werk van dit Parlement moet wél zichtbaarder worden. De web-tv gaat na de zomer van start en ik wens de redactie uit naam van de Socialistische Fractie een onafhankelijke positie toe, waarin in alle vrijheid de debatten kunnen worden getoond die zich hier afspelen. Die openheid zijn wij aan onze kiezers verplicht. Wat we ook aan onze kiezers verplicht zijn is volledige controleerbaarheid van onze uitgaven en goed personeelsbeleid.
Assistenten moeten een behoorlijk contract hebben met de sociale zekerheid en de pensioenvoorzieningen die normaal zijn in elke Europese instelling. Minstens 1 op de 10 medewerkers werkt hier zonder enige sociale bescherming. Dat móet veranderen. Er moet een medewerkersstatuut komen, liefst nog dit jaar, en het is onbegrijpelijk dat een deel van de PPE-Fractie zich hiertegen, tegen de sociale en solidaire geest van de Europese Unie in, probeert te verzetten.
Er zal nog gewerkt moeten worden aan lange-termijnstrategieën, voor de aankoop van gebouwen, voor technologische vernieuwingen. Het ledenstatuut heeft bovendien gevolgen voor de begroting. Subsidies aan de Sacharov-stichting in Moskou kunnen niet meer dan eenmalig zijn en het is evenmin de primaire rol van dit Huis om musea voor de Europese geschiedenis te financieren. Dat moet het Europese budget dragen. Hierover moeten we nog debatteren.
Anne E. Jensen, namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag eerst de rapporteur, de heer Lewandowski, bedanken voor een goed verslag, en ook mijn voldoening uitspreken over de nieuwe procedure en de – duidelijk merkbare – meer open dialoog en vroegtijdige briefing van de Begrotingscommissie. Zoals verscheidenen in dit Huis hebben opgemerkt, is 2009 een bijzonder jaar. Zelfs al is het Verdrag van Lissabon nog niet geratificeerd in alle landen, moeten wij bij onze begroting rekening houden met de inwerkingtreding ervan in 2009.
De nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement, waardoor het bijvoorbeeld invloed heeft op de landbouwbegroting en het juridisch beleid, betekent dat een aantal van de prioriteiten moeten worden aangepast om de nieuwe verantwoordelijkheden aan te kunnen. Vervolgens zijn er de verkiezingen voor het Europees Parlement en het statuut voor de leden, die ook een aanslag doen op de begroting.
De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa is er blij mee dat de ontwerpbegroting van het Parlement binnen de twintig procent van de administratieve uitgaven van de EU blijft. Er is geen garantie dat dit in de volgende paar jaar haalbaar is, maar het is van belang dat wij de administratieve uitgaven onder controle houden.
Ik wil tevens de grote voldoening van de ALDE-Fractie uiten met de komst van een nieuw model voor de bezoldiging van de assistenten van de leden. Onze fractie heeft lang uitgezien naar een statuut voor de assistenten van de leden. Het is de juiste oplossing dat het Parlement de administratie op zich neemt, en dit wordt weergegeven in de begroting voor 2009.
Er is aanzienlijk bespaard met de verkoop van gebouwen gedurende de afgelopen tien jaar, maar ik ben het ermee eens dat wij nu op een punt beland zijn dat het gebouwenbeleid herzien moet worden, en dat dit beleid in het algemeen opgepoetst moet worden. Wij hebben nog niet zo’n voorstel voor de andere instellingen gezien, maar er is reden om de toenemende uitgaven voor gebouwen van die instellingen ook nauwlettend in het oog te houden.
Tot slot, blijf de kwestie van de financiering van de toekomstige EU-minister van Buitenlandse Zaken en de voorzitter van de Europese Raad van belang, maar wij komen hier later op terug.
Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de door de rapporteur, de heer Lewandowski, ingediende richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2009 hebben hoofdzakelijk betrekking op het Europees Parlement, maar kunnen op andere afdelingen van toepassing zijn.
Gelet op de financiële beperkingen die aangenomen zijn en de onmetelijkheid van de aan het Verdrag van Lissabon gekoppelde nieuwe taken, de verandering in het statuut voor de leden en de voorgestelde invoering van een statuut voor assistenten, zal 2009 een heel moeilijk jaar worden. Er zijn veel onzekere factoren, dus de uitvoering van de richtlijnen krijgt prioriteit. Gedetailleerde analyses van behoeften en de bijbehorende kostenanalyses stellen ons in staat binnen het financiële kader te blijven en moeten er tegelijkertijd voor zorgen dat het Parlement zonder problemen functioneert en dat de nieuwe taken uitgevoerd kunnen worden. Onze fractie zal vóór het verslag stemmen.
Gérard Onesta, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, 2009 is het jaar van nieuwe dingen, en derhalve van onzekerheden en gevaar. Het zal al het talent vereisen van onze rapporteur, de oud-voorzitter van de Begrotingscommissie, om deze uitdaging het hoofd te bieden.
Een nieuw Verdrag dat de reikwijdte van de medebeslissingsbevoegdheid van het Parlement zal verdubbelen. Stel je voor hoeveel inspanning hiervoor benodigd is, met name qua begroting. Een nieuw statuut voor de leden. En vooralsnog totaal onbekend: welke landen zullen hun toekomstig gekozen vertegenwoordigers toestaan in dit nieuwe systeem terecht te komen, en welke gekozen vertegenwoordigers willen dit ook? Een verkiezingscampagne, een nieuwe gedragscode, met name voor assistenten.
Ik heb het Bureau hier bijna tien jaar lang om verzocht en ik ben verheugd dat dit dossier bijna gereed is. Het is eenvoudig genoeg, omdat wij allen weten dat het financiële plaatje de belastingbetaler niets kost: het bezoldigen van assistenten die in Brussel werken op communautaire grondslag en het rechtstreeks onder Parlementaire controle bezoldigen van degenen die in de kiesdistricten werken. Hier moet een vaste post op de begroting voor komen, omdat eerlijkheid niet meer geld kost maar alleen een beetje politieke inspanning.
Ik ben ook een fervent aanhanger van nieuwe werkmethoden, met name wat de gebouwenkwestie betreft. Zoals veel van mijn collega’s ben ik na een aanbesteding namelijk altijd verbaasd over hoe verbazingwekkend hoog de bouwkosten zijn als het gaat om bouwwerkzaamheden van de Europese instellingen. Als wij echt willen besparen, is het wellicht niet noodzakelijk om alles wat ik net gezegd heb te vertalen in het Maltees, Lets en Hongaars, omdat het over acht maanden door niemand meer gelezen wordt, en dat zou ons EUR 17 miljoen per jaar besparen.
Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, het verslag-Lewandowski biedt een evenwichtig overzicht van de omvang van de begroting van het Parlement. De sociaal-democraten en de groenen hebben geheel onnodig amendementen ingediend die een minder beheerste wijze van besteding der middelen zouden betekenen.
Het in het verslag ingenomen standpunt over het “Huis van Europese geschiedenis” treft de juiste toon als de rapporteur vermeldt dat het niet aan het Parlement is om een dergelijk project te financieren, al is het idee van de huidige Voorzitter afkomstig.
Het verslag bevat ook een standpunt over de begroting van de Commissie. Er wordt vermeld dat ongeveer 2 000 werknemers, die zijn uitbesteed aan diverse organen, niet onder de administratieve uitgaven van de Commissie vallen. Deze uitgaven komen niet ten laste van het totale bedrag, waarvan twintig procent naar het Parlement gaat. Het Parlement kan niet op dezelfde manier werk uitbesteden, en het moet ook de steun voor de pan-Europese politieke partijen uit de eigen begroting financieren.
Sergej Kozlík (NI). – (SK) Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur en de Begrotingscommissie dat bij het opstellen van de EP-begroting voor 2009 prioriteit moet worden gegeven aan de uitgebreide bevoegdheden van het Parlement na de ratificatie van het Verdrag van Lissabon.
Zo is er met name de nieuwe taak van het Parlement om een bijdrage te leveren aan de wetgeving, net als de Raad van de Europese Unie. Ofschoon de overgang van de raadplegingsprocedure naar de medebeslissings-procedure niet noodzakelijkerwijs een verdubbeling van de werklast van de parlementaire commissies inhoudt, moeten wij voor ogen houden dat de toename aan medebeslissingsbevoegdheden ongekend is en dat het Parlement verantwoordelijkheden op zich zal nemen voor het opstellen van wetgevingsbesluiten. De politieke prioriteiten van het Parlement moeten derhalve naar behoren gefinancierd worden. Wij dienen uiteraard, voor zover mogelijk, geld te besparen, maar alleen onder voorwaarde dat de begroting toereikend blijft.
Brigitte Douay (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, bij lezing van het zeer uitvoerige verslag-Lewandowski, was ik met name geïnteresseerd in de parlementaire begroting voor dit verkiezingsjaar – met het oog op het communicatiebeleid van de instelling.
Het verbeteren van de communicatie naar de Europese burgers was een van de prioriteiten van het Parlement voor 2009. Het is belangrijk voor de parlementsleden om nauw betrokken te zijn bij een gedecentraliseerde voorlichtingscampagne in de lidstaten, teneinde zich meer betrokken te voelen bij de komende verkiezingen en optimale resultaten te boeken.
Wij hopen tevens dat de lokale media volledig aan deze campagne zullen deelnemen, omdat zij een belangrijke rol vervullen bij het verstrekken van informatie. Het budget voor communicatie en de geplande acties voor 2009 moeten er voor zorgen dat zij de interesse wekken van en een snaar raken bij de Europese burgers, die vaak het gevoel hebben dat de Europese instellingen “te ver van hun bed zijn”.
Deze acties zijn over het algemeen het vervolg op de acties die in 2008 gestart en gefinancierd zijn. Wij hopen voorts dat het nieuwe informatiecentrum en de web-TV binnenkort toegankelijk zijn, opdat er betere informatie over de activiteiten van het Parlement kan worden verstrekt en de betrekkingen tussen de burgers en de Europese Unie verbeterd worden.
Valdis Dombrovskis (PPE-DE). – (LV) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, bij het opstellen van de begroting van het Europees Parlement voor 2009 is opnieuw de kwestie aan de orde gekomen van de maximaal toegestane totale budgettaire uitgaven van het Parlement, en of deze niet boven twintig procent van de totale administratieve uitgaven van de EU mogen uitkomen. Ik wil evenwel de door de rapporteur gevolgde benadering onderschrijven, namelijk dat de hoogte van de uitgaven van het Parlement gebaseerd moet zijn op vereisten die na zorgvuldige evaluatie gerechtvaardigd zijn. Het jaar 2009 brengt absoluut aanzienlijke veranderingen in het takenpakket van het Parlement met zich mee. Na de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, zal de hoeveelheid wetgevingswerkzaamheden aanzienlijk toenemen, en de verandering in het bezoldingssysteem van de parlementsleden zal extra kosten veroorzaken, evenals de voorlichtingscampagne in verband met de Europese verkiezingen.
Door ons echter op de belangrijkste actieterreinen te concentreren, en de financieringsverzoeken zorgvuldig te onderzoeken, alsmede de mogelijkheden voor het intern overplaatsen van ambtenaren na te gaan, alvorens nieuwe permanente posten te creëren, is het mogelijk om de hoogte van de uitgaven van de begroting van het Parlement binnen de 20 procent-limiet te houden. Er zijn ook nog mogelijkheden om onnodig papier- en energieverbruik bij het Parlement te beperken. Ik ben verheugd over de steun die vorig jaar gegeven is aan het voorstel om de automatische verspreiding van papieren versies van afzonderlijke documenten aan alle leden en ambtenaren te beperken, onder voorwaarde dat dit op verzoek wel mogelijk blijft. Door aan dit voorstel gevolg te geven kan ruim drie miljoen vellen papier per jaar worden bespaard. Dit uitgangspunt kan op veel meer soorten documenten worden toegepast. Wat de begroting voor volgend jaar betreft, kan niet voorbij worden gegaan aan de kwestie van de uitgaven voor de assistenten van de leden, en ik doe derhalve een beroep op de door het Bureau opgezette werkgroep om met voorstellen te komen om de betaling van deze kosten transparanter te maken en gemakkelijker te controleren. Dank u voor uw aandacht.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, er zijn drie kwesties in dit debat waar ik de aandacht op wil vestigen.
Ten eerste, het inflatiepercentage is sterk stijgende in de afzonderlijke EU-landen, en dientengevolge zal het gemiddelde inflatieniveau in de EU circa vier procent zijn in 2008, dus het jaarlijks indexeren van de uitgaven met twee procent betekent in feite een daling van de uitgaven.
Ten tweede, een gevolg van het aannemen van het Verdrag van Lissabon zal een duidelijke toename van de bevoegdheden van het Europees Parlement zijn, de medebeslissingsprocedure op alle terreinen, en ook de bevoegdheden van de parlementen van de lidstaten, hetgeen een sterke stijging van de operationele kosten van het Europees Parlement met zich mee zal brengen.
Ten derde en tot slot, 2009 is het jaar van de verkiezingen van het Europees Parlement. Tot dusver is de opkomst voor deze verkiezingen buitengewoon laag geweest, met name in de nieuwe lidstaten. Daarom zijn er extra uitgaven nodig voor een voorlichtingscampagne, die voornamelijk wordt gericht op regionale en lokale media, via welke de kiezers het meest effectief kunnen worden bereikt.
Ingeborg Gräßle (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil van de gelegenheid gebruik maken om steun te winnen voor het amendement van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten over de secretariaatstoelage. Ik weet dat de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Socialistische Fractie in het Europees Parlement een ander amendement hebben ingediend; dat van ons heeft dezelfde formulering als de besluiten van het Bureau en de Conferentie van voorzitters, waar alle fractievoorzitters unaniem vóór stemden. Ik vind het eigenlijk niet eerlijk dat er nu over de Begrotingscommisie wordt gezegd dat zij zoals gewoonlijk weer haar eigen gang gaat. In het amendement van de Verts/ALE-Fractie wordt gewag gemaakt van een statuut voor assistenten van de leden. Maar voor het zover is, moet eerst het amendement van het Bureau, ofwel het resultaat van de onderhandelingen met de Raad, bekend worden gemaakt.
Wij beijveren ons ook voor dit statuut voor assistenten van de leden, maar wij weten nog niet of het lukt, of wij kunnen komen tot een akkoord met de Raad. Ik wil derhalve verzoeken om deze zinsnede niet te laten leiden tot het verwerpen van de hele tekst van het amendement van het Bureau. Ik vind het heel belangrijk dat wij te werk gaan in dit Huis met zoveel mogelijk overeenstemming en dat wij niet onnodig redetwisten over details die wij toch niet kunnen waar maken. Vandaar mijn hartgrondig pleidooi om ons amendement te steunen. Er is geen enkel woord aan toegevoegd of uit weggelaten.
Janusz Lewandowski, rapporteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn dank betuigen aan allen die aan het debat hebben deelgenomen.
Het probleem dat het vaakst ter sprake kwam in het debat, afgezien van de specifieke uitdagingen van 2009 en de noodzaak om het geld van de Europese belastingbetalers op spaarzame wijze te beheren, was absoluut de kwestie van de bezoldiging van de assistenten van de leden. Ik hoop dat deze kwestie kan worden opgelost zonder strijd tussen rivaliserende fracties, omdat alle fracties in het Parlement verbonden zijn door het besef van de noodzaak om tot een oplossing te komen zonder te vervallen in corruptie en achterdocht, waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de heterogeniteit van de 27 landen die de Europese Unie vormen.
Ik wil mijn college de heer Kuźmiuk geruststellen dat de uitgaven geïndexeerd zijn op 4,8 procent, wat waarschijnlijk meer is dan het Europese inflatiepercentage. Voorts wens ik mevrouw Gräßle succes bij het afronden van haar verslagen vóór middernacht.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, donderdag 10 april 2008, plaats.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik wil eerst mijn erkentelijkheid betuigen over het uitstekende verslag van mijn Poolse collega, de heer Lewandowski, over de begrotingsrichtlijnen 2009 van de “andere instellingen”, ofwel het Europees Parlement, de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, de Europese ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming.
Dit document behandelt de belangrijkste uitdagingen die op de agenda van het Parlement staan voor 2009, met name de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Alles moet in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat in de begroting, na de ratificatie van het verdrag van Lissabon, rekening gehouden wordt met de uitgebreide verantwoordelijkheden van het Parlement. Ik vraag mij echter af of er, voorafgaand aan de begrotingsprocedures, een controle uitgevoerd moet worden onder de personele middelen die aan de activiteiten van het Parlement zijn toegekend. De politieke leiders van het Parlement worden steeds belangrijker en het is noodzakelijk dat de Europese Parlementsleden de middelen hebben om geheel onafhankelijk te werken.
Het lijkt erop dat de huidige toegekende middelen niet langer toereikend zijn voor de ruimere politieke verantwoordelijkheden die het Europees Parlement nu – en in de toekomst - op zich moet nemen, om de Europese burgers naar behoren te vertegenwoordigen.
30. Wijziging van het model voor het financieel reglement van uitvoerende agentschappen – Financiële kaderregeling van de organen bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde is de stemming over twee verslagen van mevrouw Gräßle:
1. A6-0068/2008 over een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd
en
2. A6-0069/2008 over de financiële kaderregeling van de organen bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad.
Joe Borg, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie bedankt het Parlement, en met name de rapporteur, voor de constructieve bijdrage. De Commissie zet zich er volledig voor in om volledige transparantie ten opzichte van de begrotingsautoriteit te verstrekken, zoals vandaag is verzocht door het Parlement, en overeenkomstig de gezamenlijke verklaringen van het Europees Parlement en de Raad van juli 2007.
Met name wat de gedecentraliseerde organen betreft, zal de Commissie meer informatievereisten betreffende het aantal personeelsleden op contractbasis, exploitatieoverschotten, bestemmingsontvangsten, transfers en vrijstellingen van schadevergoeding opnemen in de verordening.
Meer transparantie van informatie over het werk van de organen, en niet alleen in financiële en begrotingszaken, is ook een punt dat de Commissie recentelijk in een mededeling aan het Parlement en de Raad aan de orde heeft gesteld.
Ik wil wijzen op het voorstel van de Commissie om een interinstitutionele werkgroep op te richten om een politieke discussie te starten over de rol en positie van organen onder Europees bestuur, zowel met het Parlement als met de Raad.
De Commissie is er van overtuigd dat, als wij een consistente benadering tot de organen hebben, wij – alle drie de instellingen – de transparantie en effectiviteit van een belangrijk deel van de structuur van de Europese Unie kunnen bevorderen. Om die reden wil ik besluiten met de wens dat de door de Commissie voorgestelde interinstitutionele werkgroep spoedig met haar werkzaamheden van start gaat.
Ingeborg Gräßle, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, dank u dat ik het woord mag voeren, al is het op dit late tijdstip, en dank u allen voor uw begrip.
Ik wil het woord voeren, en wel aan het adres van de commissaris, omdat ik het belangrijk vind te vertellen hoe belangrijk wij de ingediende amendementen, waarover wij morgen ook met een grote meerderheid zullen stemmen, vinden. Wij zijn slechts in de raadplegingsfase met het dossier, en ik wil namens het hele Parlement de commissaris ervan verzekeren dat onze amendmenten zullen helpen om meer orde in het agentschapsysteem te brengen. Het is derhalve heel belangrijk voor ons allen – over de hele linie – dat de Commissie de amendementen overneemt. Ik ben de commissaris dank verschuldigd voor zijn verzekering wat dat betreft, en ik zal de situatie nauwgezet volgen.
Het is voor mij heel belangrijk dat hij ook begrijpt waarom wij dit willen. Wij hebben betere verantwoording nodig binnen de organen en grotere transparantie, met name tussen de personeelsleden. Dit heeft het meest betrekking op ons begrotingsrecht. De commissaris zal uiteraard ook beseffen dat als onze wensen niet ingewilligd worden, wij andere manieren zullen vinden om ze te verwezenlijken. Wij achten dit noodzakelijk voor ons begrotingsrecht.
De Commissie had het oorspronkelijk zo bedoeld dat de huidige hervorming van het financieel reglement slechts uit technische wijzigingen zou bestaan. Men spreekt weliswaar van better regulation, en toch heb ik tot mijn grote spijt geconstateerd dat het laatste gezamenlijk besluit over organen van de Raad en het Parlement in juli niet is opgenomen. Het ontwerp van de Commissie verscheen iets eerder, maar het zou natuurlijk fijn zijn geweest als de Commissie dit vervolgens had bijgewerkt. Ik zou dit ook rechtvaardiger hebben gevonden dan het werk aan ons over te laten.
Het Europees Parlement heeft met grote unanimiteit over de hele linie politieke veranderingen ingevoerd. Wij willen interne activiteiten, verantwoordelijkheden, kredietoverschrijvingen en de verantwoording van organen meer overeenstemmen met de activiteiten en praktijk van het directoraat-generaal van de Commissie via een betrouwbaarsheidsverklaring. Wij willen ook een beter overzicht van de personeelskosten en financiële kosten van de organen. Wij willen op de hoogte zijn van alle werknemers en niet slechts van degenen met een vaste aanstelling. Dit is een absolute vereiste.
Ik wil graag een voorbeeld geven van een recent verslag van een gedecentraliseerd orgaan over financieel beheer in 2007. Er staan negenendertig vaste posten op de personeelsformatie vermeld, terwijl twee bladzijden ervoor nog gewag wordt gemaakt van 43 tijdelijke medewerkers en 11 op contractbasis. Er kan geen kloppende som van worden gemaakt. Het wordt aan de verbeelding van de lezer overgelaten of het gaat om 39 plus 11 posten, of 43 plus 11 plus 39, of dat er 39 van de 43 personeelsleden op de lijst staan en dat de 11 er vervolgens aan worden toegevoegd. Wij weten het gewoon niet. Ik zal de zaak toelichten, maar om dit voor het merendeel van de organen te moeten doen is niet leuk, en de rapportage en het rapportagesysteem zijn bij alle organen min of meer even verwarrend.
Het orgaan waarover ik zojuist sprak, ENISA, lijkt wat dat betreft op alle andere, en ik wil dan ook vragen waarom de informatie die wij krijgen zoveel tegenstrijdigheden bevat. Wij willen ook more informatie over de inkomsten van de organen – die, denk aan Alicante, aanzienlijk kunnen zijn – en wij willen weten wat er met deze inkomsten gebeurt. Ik bedank de commissaris bij voorbaat voor het overnemen van de amendementen – zoals hij zojuist heeft aangekondigd.
Momenteel hebben wij 29 gedentraliseerde organen met 3 914 vaste werknemers op de personeelslijst voor 2007, met een budget van EUR 1,1 miljard, waarvan EUR 559 miljoen afkomstig is van de EU. De vijf uitvoerende agentschappen hebben 176 posten. De laatste mededeling van de Commissie over de organen was heel interessant. Het voorstel om een gezamenlijke werkgroep op te richten is heel belangrijk. Alle drie de instellingen moeten zich met elkaar gaan bezinnen over de toekomst en het werkterrrein van de organen.
In Duitsland is de kwestie van organen en de groei ervan in de belangstelling. De mediaroep is altijd groot. De reputatie van de Europese Unie staat ook op het spel als wij er niet in slagen de buitenwereld duidelijk te maken waarom wij deze organen eigenlijk nodig hebben en welke taak zij vervullen in de Europese Unie.
Wij zouden ook verheugd zijn als de Commissie kon aantonen waarom programmabeheer efficiënter en waardevoller is als dit door de uitvoerende agentschappen wordt gedaan dan door de directoraten-generaal. Dit is een verzoek dat degenen van ons die bij de begroting betrokken zijn reeds herhaaldelijk naar voren hebben gebracht, maar het is tot dusver nog steeds niet schriftelijk gestaafd met relevante feiten en cijfers.
De amendementen van het Parlement dienen om een overzicht van de Europese organen in stand te houden, en ons dringend verzoek aan de Commissie is om ons te helpen een duidelijker beeld van de organen te krijgen. Zoals de commissaris weet, vertrouwen wij de Commissie wat dat betreft. Wij weten dat deze instelling als het ware ons laatste redmiddel is als het gaat om duidelijkheid en transparantie en het verstrekken van een beter overzicht.
Ik wil mijn collega’s van de andere fracties bedanken, en met name mevrouw Haug, de rapporteur over organen van de Begrotingscommissie, alsmede de twee rapporteurs de heer Mulder en mevrouw Herczog van de Commissie begrotingscontrole voor hun voorstellen, die wij alle overgenomen hebben. Ik ben derhalve van mening dat wij de door het Parlement voorgestelde en gewenste amendementen die thans het dringendst zijn, naar voren hebben gebracht. Ik verzoek de commissaris met klem om ook deze amendementen in het overeenkomstige concept op te nemen.
Nathalie Griesbeck, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, eerst wil ik onze rapporteur, mevrouw Grässle, bedanken voor haar belangrijke werk in het kader van deze verslagen, dat de plannen voor een financieel reglement voor uitvoerende agentschappen kracht bijzet.
In een tijd dat het Europees Parlement vastberaden is om zijn voorrechten krachtig versterkt te zien in het kader van het Verdrag van Lissabon, denk ik dat het vooral belangrijk is om in gedachten te houden wat de bevoegdheden van onze instelling zijn, vanzelfsprekend als medebeslisser van de begroting. Dit Parlement, dat via rechtstreeks universeel kiesrecht door de kiezers van de EU gekozen is, moet meer kunnen doen om het juiste gebruik van uitgegeven communautaire middelen te controleren, ditmaal via de uitvoerende agentschappen. Ik wil heel kort vier punten in dit verslag naar voren halen die mij onontbeerlijk lijken voor het Parlement om zijn taak adequaat te vervullen en het zo gemakkelijk mogelijk voor de burgers te maken om onze instellingen te begrijpen.
Ten eerste wil ik de noodzaak van betere controle over het gebruik van bestemmingsontvangsten benadrukken. Het lijkt van belang dat de directeur van het orgaan ons op de hoogte stelt van eventuele overschrijvingen tussen titels van de begroting die de 10 procent-drempel overschrijden.
Ten tweede wil ik het belang van cijfers voor de personeelsformatie benadrukken – of het nu gaat om tijdelijk personeel of personeel op contractbasis, gedetacheerde nationale deskundigen, etc – zodat wij als begrotingsautoriteit een duidelijk beeld krijgen van de veranderingen op de begrotingen voor personele middelen van de organen.
Ten derde denk ik dat het heel gewoon is dat wij zouden vragen om jaarlijks een overzicht van de veranderingen op de begrotingen van de organen naar het Parlement te sturen – in overeenstemming met de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer.
Ten vierde, en tot slot, zouden de bepalingen in het verslag betreffende de harmonisatie van de deadlines voor de kwijtingsprocedure het Parlement ook wezenlijke controle over de juiste uitvoering van de begroting moeten geven.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil op mijn beurt mevrouw Grässle bedanken met het voortreffelijke werk dat zij heeft verricht, en uiteraard de Commissie voor deze ontwikkeling betreffende de organen. Ik wil de nadruk leggen op de zeer belangrijke bepalingen betreffende de interne accountantscontrole van onze organen en voorstellen, voortbordurend op de opmerking van mijn college van zojuist, dat wij kunnen streven naar een consolidatie, een soort van subconsolidatie in de EU-rekeningen voor alle organen, zodat derden en met name Europese Parlementsleden, een beeld krijgen van de veranderingen in de massale boekhouding van alle organen van de Europese Unie.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, bij het woord voeren in het debat over de wijziging van het financieel reglement van uitvoerende agentschappen en hun vestigingen, wil ik de aandacht vestigen op twee zaken.
Ten eerste zou er steun moeten zijn voor het voorstel van de rapporteur dat directeuren van agentschappen verplicht zijn het Europees Parlement te verwittigen als zij middelen van een operationele naar een administratieve titel overdragen als dit bedrag tien procent van het maximum overtreft.
Ten tweede, gelet op het feit dat de operationele kosten van uitvoerende agentschappen betaald worden uit de budgetten voor afzonderlijke programma’s, heeft het “bijna tien procent”-niveau van deze kosten gevolgen. Dat deze kosten in het geval van het uitvoerend agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk niet gespecificeerd zijn, heeft zeker gevolgen, gezien het tekort van meer dan EUR 40 miljard voor de projecten van dit agentschap.
Tot slot wil ik mevrouw Gräßle feliciteren met twee zeer goede verslagen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, donderdag, plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Edit Herczog (PSE), schriftelijk. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, laat mij allereerst een korte samenvatting geven van het amendement op de financiële regeling voor uitvoerende agentschappen met diverse taken in verband met het beheer van communautaire programma’s.
Dit overeenkomstig artikel 47 van het Reglement ingediende amendement was het gezamenlijke werk van de medeverantwoordelijke commissie en de Begrotingscommissie. Ik wil met name mijn collega’s, mevrouw Grässle en de heer Mulder bedanken voor hun hechte en uitstekende samenwerking.
Wij hebben verscheidene amendementen ingediend die erop gericht zijn om deze agentschappen in staat te stellen soepel te functioneren, waarbij de verantwoordingsplicht verbeterd wordt en de mogelijkheden voor striktere democratische controle van de toegewezen middelen uitgebreid worden.
Het is belangrijk om er op te wijzen dat:
- wat de kwijtingsprocedure voor deze agentschappen betreft, standaardisatie van deadlines een dringende noodzaak voor de toekomst is;
- de Rekenkamer er ook op gewezen heeft dat degenen die bij (accountants)controlewerkzaamheden betrokken zijn, niet mogen deelnemen aan begrotingsuitvoerings-maatregelen;
- rekening houdend met de bescherming van persoonlijke gegevens, er een lijst met namen van personen die met het agentschap hebben samengewerkt en met de beloning van deze deskundigen dient te worden gevoegd bij het desbetreffende verslag van het agentschap over begrotings- en financieel beheer;
- controle van het gebruik van externe deskundigen door de agentschappen mogelijk gemaakt moet worden.
Dank u voor uw welwillende aandacht.
31. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
32. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen