Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, 2009 is een jaar van vele veranderingen en uitdagingen voor het Europees Parlement. Niet alleen worden er verkiezingen gehouden en begint er een nieuwe zittingsperiode, maar ook moeten de uitdagingen in verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon worden aangepakt. Het leven staat niet stil, en dan heb ik het niet alleen over het politieke leven. Soms is de tijd rijp voor veranderingen, voor nieuwe plannen en benaderingen. Algemeen gesproken zijn grotere investeringen nodig om de vernieuwingen op doeltreffende wijze te kunnen invoeren.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Ik heb voor het verslag van de heer Rübig gestemd omdat Eurostars mijns inziens een belangrijk initiatief van de Europese Commissie is ter ondersteuning van KMO’s die aan onderzoek en ontwikkeling doen.
Ondanks het feit dat KMO’s verantwoordelijk zijn voor bijna zeventig procent van het BBP is hun potentieel op het gebied van onderzoek en ontwikkeling nog niet in voldoende mate ontplooid. Ik zou de doelstelling van de rapporteur willen onderstrepen om een zo groot mogelijk aantal KMO’s te laten participeren in dit programma. Volgens het oorspronkelijke voorstel zouden vele KMO’s zijn uitgesloten van het proces, aangezien zij ten minste vijftig procent hadden moeten bijdragen tot de financiering van de projecten. Het tussen het Europees Parlement en de Raad bereikte akkoord voorziet erin dat KMO’s kunnen deelnemen en samen kunnen werken aan voorstellen voor projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.
Ik ben verheugd over het feit dat Slowakije tot de 29 landen behoort die reeds hun steun hebben betuigd aan dit programma. Het is van het allergrootste belang dat Slowaakse ondernemers uit het MKB informatie krijgen over de mogelijke toegang tot middelen voor onderzoek en ontwikkeling in het kader van dit programma, en dat het onderzoekspotentieel in Slowakije en andere onderontwikkelde regio’s van Europa toeneemt.
De Europese gegevensbank inzake onderzoek en ontwikkeling, waarin de Commissie de resultaten van de in het kader van dit programma uitgevoerde projecten zal publiceren, zal een nuttig referentie-instrument voor KMO’s vormen.
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal geen seconde te lang het woord voeren, hooguit een seconde korter. Ik wil alleen kwijt dat het mij een eer was om voor het verslag van mijn vriend Rübig met zijn voorstel voor een besluit ter ondersteuning van KMO’s te stemmen
Wat ik bovenal wenselijk acht – en hier pieker ik vele nachten over – is dat er projecten worden opgezet die plaats inruimen voor de ervaringen, vaardigheden en herinneringen van ouderen, die jongeren in KMO’s veel zouden kunnen leren, waarvan alle lidstaten en de Europese Unie zelf zouden profiteren. Mijnheer de Voorzitter, zoals u ziet heb ik nog vijf seconden over om al mijn collega’s die nog hier zijn om naar mijn verklaring te luisteren, buon appetito te wensen.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, elk initiatief ter ondersteuning en stimulering van de kolenwinning en staalproductie verdient de steun van het Europees Parlement. De voornoemde activiteiten zijn van bijzonder belang omdat geen snel groeiende economie het zonder deze productiesectoren kan stellen. Er zij tevens op gewezen dat de grootste producenten van deze grondstoffen buiten de Europese Unie zijn gevestigd en dat de positie van de lidstaten in vergelijking daarmee erg zwak is.
Het lijdt geen twijfel dat de vraag naar kolen en staal zal blijven toenemen, gevoed door de zich snel ontwikkelende Aziatische economieën. Ondanks het feit dat kolen in toenemende mate door hernieuwbare en milieuvriendelijke brandstoffen dienen te worden vervangen, zullen kolen nog lange tijd een centrale bron van energie en welvaart voor vele regio’s van de Europese Unie blijven.
Tunne Kelam (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het door de heer Szymański ingediende amendement nr. 3 gestemd, dat een in een sterkere vorm ons algemene beleid bekrachtigt om de aanwezigheid van hooggeplaatste staatshoofden bij de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Peking te vermijden. De heer Szymański meent dat de aanwezigheid van staatshoofden zou kunnen worden uitgelegd als goedkeuring van het intern beleid van de Chinese autoriteiten. Het zou een waarschuwend signaal aan de Chinese autoriteiten kunnen zijn om dit duidelijker tot uitdrukking te brengen. Om die reden heb ik voor amendement 3 gestemd.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Het Europees Parlement heeft weer eens laten zien dat het de bescherming van de mensenrechten hoog in het vaandel heeft geschreven. Namelijk omdat wij een brede politieke consensus hebben bereikt over de veroordeling van de mensenrechtenschendingen in China, dat tegen de verwachting in zijn totalitaire regime in de aanloop naar de Olympische Spelen niet versoepelt, maar juist versterkt. Het Olympisch Comité knijpt een oogje dicht en beweert dat sport niet met mensenrechten te maken heeft. Ik ben geschokt door deze pragmatische benadering, die ver verwijderd is van de oorspronkelijke idealen van de Olympische Spelen.
Ik roep alle leden op om mijn voorbeeld te volgen en de minister-presidenten van hun regeringen schriftelijk te verzoeken onmiddellijk een boycot van de openingsceremonie af te kondigen, tenzij China instemt met een dialoog met het Tibetaanse volk en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten ratificeert. Mijns inziens moet het feit dat de staatshoofden van de lidstaten nog niet hebben besloten een gemeenschappelijk standpunt in te nemen, in het gunstigste geval als misplaatst worden beschouwd, in het ergste geval als blunder.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie moet met één stem spreken als het om belangrijke onderwerpen gaat als vrijheid, democratie en de mensenrechten. Daarom was het ook hoognodig om een onmiskenbaar standpunt in te nemen ten aanzien van de situatie in Tibet, en om doortastende maatregelen te treffen om China er toe te bewegen deze waarden te respecteren. Het is onze morele plicht om China te herinneren aan de beloften die het met betrekking tot mensenrechten aan het wereldpubliek heeft gedaan toen het zich kandidaat stelde voor de organisatie van de Olympische Spelen. Tot dusver heeft China geen enkele van die beloften ingelost.
China is inmiddels een economische macht die niet kan worden veronachtzaamd. Het zou echter fout zijn als politici voorrang zouden verlenen aan het bereiken van specifieke economische doelstellingen en gunstige handelsovereenkomsten boven de bescherming van fundamentele waarden.
We moeten in de betrekkingen een eind maken aan een beleid dat economische kwesties loskoppelt van mensenrechten. Dit betekent niet dat wij economisch buitenspel komen te staan. Integendeel, China moet er toe worden bewogen zich aan de internationale normen te verbinden en deze te eerbiedigen.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik werk namens het Europees Parlement zeer nauw met mijn collega’s van het Kroatische parlement samen, zodat ik hier het woord voer.
Op het moment dat Kroatië zich onafhankelijk verklaarde, besloot het dat de Europese Unie beslissend voor zijn toekomst zou zijn. We moeten erkennen dat de Kroatische autoriteiten zeer veel hebben gedaan om cruciale vraagstukken op te lossen. Ik doel bijvoorbeeld op de hervorming van de openbare sector en het justitieel systeem en op de maatregelen ter bestrijding van corruptie. Kroatië werkt nauw samen met het Internationaal Tribunaal voor Misdrijven in Voormalig Joegoslavië in Den Haag. Het verdient lof dat het in zijn grondwet een bepaling heeft opgenomen over de integratie van nationale minderheden in het sociale en politieke leven.
Kroatië heeft de Europese Unie nodig, en de Europese Unie heeft Kroatië nodig, onder meer vanwege zijn geostrategische ligging. De toetreding van Kroatië zal ertoe bijdragen de westelijke Balkan te stabiliseren en te waarborgen dat de democratie zich in die regio volledig kan ontwikkelen.
Borut Pahor (PSE). – (SL) Mijnheer de Voorzitter, ofschoon ik hoop dat Kroatië de onderhandelingen met de Europese Unie zo spoedig mogelijk afrondt, heb ik vanmorgen niet mijn steun uitgesproken voor het verslag van de heer Swoboda, en wel om één bepaalde reden: het amendement dat bij meerderheid werd aangenomen, doet mijns inziens een ernstig probleem rijzen, aangezien het voor de beslissingen van het Europees Parlement een precedent vormt, doordat het over de datum speculeert waarop de onderhandelingen zullen zijn afgesloten. Concreet heeft de rapporteur, de heer Swoboda, voorgesteld om de woorden “zouden kunnen” door “in elk geval zouden moeten” te vervangen. Dit betekent dat hij voorstelt dat de onderhandelingen tussen Kroatië en de Europese Unie in elk geval, ongeacht de gestelde criteria, zouden moeten worden afgerond.
Ik meen dat de Europese Unie zich steeds op het standpunt heeft gesteld dat aan de gestelde criteria moet worden voldaan en dat dit een voorwaarde is voor de afronding van onderhandelingen. In het vandaag voorgelegde verslag hebben Hannes Swoboda en het Europees Parlement evenwel verklaard dat de Commissie de onderhandelingen met Kroatië in elk geval, wat er ook moge gebeuren, tegen het eind van 2009 dient af te ronden. Ik vind dit onaanvaardbaar.
Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Lega Nord stemt tegen het verslag-Swoboda over Kroatië, uit protest tegen de verwerping van de amendementen die wij hebben ingediend om de sacrosancte rechten van onze Italiaanse, Venetiaanse, minderheid te beschermen.
In de niet teruggegeven gebieden Istrië en Dalmatië eisen de bewoners van Fiume en Pola hun rechten op, rechten die meer dan 60 jaar na de oorlog nog steeds met voeten worden getreden. Deze wond moet worden geheeld. Kroatië moet eindelijk gehoor geven aan het weeklagen van onze landgenoten, die slechts respect voor hun historie, hun lijden en hun rechten vragen.
Het is ongelofelijk dat onze collega’s van de linkse partijen de Lega Nord in ons land verwijten te weinig bewustzijn aan de dag te leggen voor de Italiaanse identiteit, en ons provoceren door te zeggen dat onze ministers in dit Huis in Straatsburg dan maar “Fratelli d’Italia” dienen te zingen wanneer we over de rechten van onze Italiaanse en Venetiaanse landgenoten discussiëren, die ook vandaag de dag nog worden vervolgd en van hun grondrechten worden beroofd. Zij stemmen voor de erfgenamen van Tito’s beulen en de moordenaars van de “foibe”. Wat zij onze landgenoten verwijten is dat zij anticommunisten en patriotten zijn, net zoals wij van de Lega Nord anticommunisten en patriotten zijn.
- Ontwerpresolutie: Kankerbestrijding in de uitgebreide Europese Unie (B6-0132/2008)
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de resolutie over kankerbestrijding in de uitgebreide Unie gestemd omdat het hier om een bijzonder ernstig probleem gaat waardoor miljoenen Europeanen, met name in de nieuwe lidstaten, worden getroffen. Controletests en kankerscreening moeten worden gecofinancierd of volledig worden gefinancierd op communautair niveau. Deze maatregelen moeten een prioriteit worden voor de Europese Unie en dienen verplicht te worden gesteld voor alle burgers.
De Europese Commissie dient een Europa-wijde bewustmakingscampagne uit te werken die het publiek voorlicht over de voorkoming, vroegtijdige opsporing en behandeling van kanker. Kanker kan alleen worden overwonnen wanneer we zij aan zij staan en onze inspanningen coördineren. De strijd tegen kanker is een hele uitdaging, maar een uitdaging die Europa en de wereld moeten aanpakken.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, literatuur, theater, architectuur, de beeldende kunsten, kunstnijverheid, bioscoop en televisie zijn evenzovele voorbeelden voor de culturele diversiteit in Europa. Zij maken allen deel uit van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed, ook al hebben zij hun oorsprong in specifieke Europese landen of regio’s.
Een van de doelstellingen van de Europese Unie bestaat erin deze diversiteit te behouden en te bevorderen en dit cultureel erfgoed toegankelijk te maken voor iedereen. Deze doelstelling is onder meer in het Verdrag van Maastricht verankerd, waarin de culturele dimensie van de Europese integratie voor het eerst formeel werd verwoord. Het Europees Sociaal Fonds ondersteunt de Arturo Toscanini Stichting in Italië. De stichting organiseert sinds het midden van de jaren negentig opleidingen voor werkloze musici. Het Cultuurprogramma is een van de meest aansprekende programma’s van de Europese Unie en duurt van 2007 tot 2013. Voor die periode beschikt het over een begroting van 400 miljoen euro. Het is een programma voor culturele acties van niet-audiovisuele aard.
Ik reken erop dat wij zullen vasthouden aan onze ondersteuning voor kunstenaars en alle acties ter bevordering van cultuur. Cultuur is tenslotte even belangrijk als economische of industriële activiteiten. Daarom heb ik mijn stem uitgebracht voor dit verslag.
Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag van de heer Graça Moura gestemd aangezien wij te weinig tijd en geld besteden aan de bevordering van cultuur. We concentreren ons op de economie, markten, werkgelegenheid en handel, maar waar zou Europa zijn zonder schilders, musici en dichters?
Gisteravond heeft commissaris Jan Figel’ ons verteld dat cultuur belangrijker is dan zaken. Ik kan daar slechts aan toevoegen dat met cultuur ook zaken kunnen worden gedaan, of, om het met de woorden van een historicus te zeggen: “zonder schrijvers waren er ook geen postbodes”.
Laten we ter gelegenheid de tweehonderdste geboortedag van de Poolse componist Fryderyk Chopin aan de wereld tonen dat op dit continent grootse muziek en grootse culturele werken het licht hebben gezien.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Ik heb voor de Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering gestemd, omdat cultuur in mijn opinie de ziel van Europa vormt en een fundamentele bron van rijkdom voor onze volkeren. Welk ander continent kan erop bogen zoveel muzikale genieën, uitmuntende schilders, beeldhouwers, architecten en andere internationaal vermaarde kunstenaars te hebben voortgebracht?
Nooit heeft cultuur een zo prominente rol gespeeld in de EU als tegenwoordig. De volle culturele wasdom van de Europese regio’s wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door het programma van de Culturele Hoofdstad van Europa voor de jaren 2007 tot en met 2019.
Met ontzag heb ik de selectieprocedure van de Culturele Hoofdstad van Europa 2013 tussen de vier Slowaakse kandidaten Košice, Martin, Nitra en Prešov gevolgd. Het comité dat in september 2007 de winnaar zal kiezen, heeft een heel moeilijke taak. Prachtige en zinvolle projecten met tal van culturele hoogstandjes zullen alle bezoekers van deze steden geweldige belevenissen bieden.
De Voorzitter. − U bent een voortreffelijke zangeres, mevrouw Pleštinská. Ik had meermaals het genoegen u te horen zingen.
José Ribeiro e Castro (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Moura willen feliciteren met het verslag dat wij vandaag hebben aangenomen. Ik wil tevens mijn instemming betuigen met en nog eens de aandacht vestigen op paragraaf 26, die met overweldigende meerderheid van 560 stemmen bij hoofdelijke stemming is aangenomen. Deze paragraaf benadrukt de interactie van de Europese talen met andere werelddelen, met landen in de hele wereld, en het feit dat het voor de Europese Unie van vitaal belang is om een specifieke aanpak te hebben voor de bevordering van deze talen en de daardoor in niet-Europese landen gegenereerde en overgebrachte culturele activiteiten. Dit geldt voor het Engels, het Spaans, het Portugees en, zij het in mindere mate, voor het Frans. Ik ben er zeker van dat commissaris Orban deze paragraaf goed zal kunnen gebruiken, evenals het verslag van de heer Joan i Mari, waarover we twee jaar geleden hebben gestemd, om richtsnoeren op te stellen voor het Europees beleid inzake meertaligheid. Het is duidelijk dat specifieke ondersteuning voor de verspreiding van deze talen, en het gaat hier om Europese wereldtalen, in de geglobaliseerde wereld van groot belang is.
- Ontwerpresolutie: Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie (B6-0131/2008)
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, klimaatverandering vormt een uitdaging voor een groot aantal sectoren van de economie. Klimaatverandering vormt bovendien een bedreiging voor de biodiversiteit in Europa en heeft negatieve gevolgen voor de sociale ontwikkeling. De enige manier waarop de gevolgen van dit fenomeen kunnen worden tegengegaan is de beperking van de uitstoot van broeikasgassen op regionaal en lokaal niveau, in iedere sector van de economie en in ons hele alledaagse leven. De Europese Unie dient bondgenootschappen op mondiaal niveau te sluiten, vooral met de ontwikkelingslanden. Deze dragen eveneens een gestaag toenemende verantwoordelijkheid voor overmatige emissies van broeikasgassen.
Daarnaast is het belangrijk om in de samenleving meer meer bekendheid te geven aan de aanpassingsmaatregelen door de media en het publiek te betrekken bij milieukwesties. In dit verband dienen maatregelen op mondiaal, regionaal en lokaal niveau te worden genomen die over alle politieke of andersoortige grenzen heen effect sorteren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben, met het oog op gezondheidsproblemen en de mogelijke effecten daarvan voor de volksgezondheid, voor dit verslag over veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren gestemd.
Onder meer door Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad worden de voorschriften geharmoniseerd inzake het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen de lidstaten of na het binnenkomen of opnieuw binnenkomen van deze dieren in de Gemeenschap vanuit derde landen. Bij deze verordening is onder andere een dierpaspoort ingevoerd voor katten, honden en fretten die van de ene naar de andere lidstaat worden overgebracht. Uit dit paspoort blijkt of het dier is ingeënt tegen rabiës. Evenwel voorziet de verordening in tijdelijke vrijstellingen die door sommige lidstaten tot 3 juli 2008 kunnen worden toegepast (artikel 6, lid 1, en artikel 16).
Artikel 6, lid 3 voorziet in de mogelijkheid om deze overgangsperiode via wetgeving te verlengen, op basis van een verslag dat door de Commissie vóór 1 februari 2007 aan het Europees Parlement en de Raad dient te worden voorgelegd. Dit is niet gebeurd.
Daarom heerst er nu overeenstemming over de verlenging van de overgangsperiode, zodat er genoeg tijd is om een nieuwe regeling te formuleren.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag-Ouský gestemd opdat beslissingen over het verkeer van gezelschapsdieren alleen kunnen worden genomen nadat volledig rekening is gehouden met de wetenschappelijke beoordeling.
Miroslav Mikolášik (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Dit verslag betreft het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de verordening inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren, wat betreft de verlenging van de overgangsperiode.
Ik ben verheugd over het feit dat Verordening (EG) nr. 998/2003 de voorschriften harmoniseert inzake het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen de lidstaten of na het binnenkomen of opnieuw binnenkomen van deze dieren in de Gemeenschap. Het is een goede zaak dat, naast andere maatregelen, het dierpaspoort voor katten, honden en fretten is ingevoerd dat aantoont of het dier is ingeënt tegen rabiës. Ik heb mijn stem uitgebracht voor dit verslag omdat de oorspronkelijke overgangsperiode mogelijkerwijs niet volstaat, vooral gezien het feit dat er nog steeds geen voorstel is ingediend en het Europees Parlement voor de verkiezingen van 2009 zal worden ontbonden.
Ik acht het tevens van belang dat Malta wordt opgenomen in de lijst van landen die bijzondere voorschriften betreffende teken toepassen, aangezien in Malta reeds een specifieke regeling met betrekking tot de behandeling tegen teken van kracht is.
Dit voorstel beantwoordt aan de behoeften van huisdiereigenaren die nu eenvoudiger en probleemlozer met hun huisdier kunnen reizen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. − (FR) Ik heb voor het verslag van mijn Italiaanse collega Luciana Sbarbati gestemd, dat deel uitmaakt van de raadplegingsprocedure over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk.
De noodzaak om migratiestromen te monitoren gaat terug op een eerste mededeling van de Commissie van 1994. In 2003 heeft dit geleid tot de oprichting, bij wijze van proef, van het Europees migratienetwerk (EMN). Om dit essentiële instrument te kunnen behouden moest op den duur een wetgevingsinstrument worden gecreëerd. Ondanks de enorme hoeveelheid beschikbare informatie over tal van aspecten van internationale migratie zijn deze gegevens namelijk niet eenvoudig toegankelijk.
Daarnaast zijn er te weinig betrouwbare, vergelijkbare en actuele gegevens en analysen over de ontwikkeling van de juridische en politieke situatie op het gebied van immigratie en asiel op zowel nationaal als communautair niveau. Ik spreek mijn steun uit voor de initiatieven die erop zijn gericht dit instrument uit te breiden tot asielkwesties en het mandaat van het netwerk te verlengen.
Philip Bradbourn (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieven hebben zich van stemming over dit verslag onthouden. Wij zijn weliswaar tegen de inhoud van dit verslag, maar het voorstel voorziet erin dat het Verenigd Koninkrijk is vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen. Het is sinds jaar en dag ons beleid om geen standpunt in te nemen ten aanzien van kwesties die het Verenigd Koninkrijk niet betreffen en waarvoor het een “opt-out” heeft bedongen.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam heeft het gemeenschappelijk Europees beleid inzake migratie en asiel zich gestaag verder ontwikkeld.
In deze context is het van vitaal belang dat we over objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie en gegevens op nationaal en Europees niveau beschikken, zodat we de migratiestromen beter kunnen begrijpen en analyseren en ons beleid en onze besluiten op betere informatie kunnen baseren.
De bestaande gegevens zijn zeer uiteenlopend van aard en zijn in vele gevallen niet betrouwbaar, vergelijkbaar of actueel.
De Europese Raad van Thessaloniki heeft zijn goedkeuring gehecht aan de oprichting van het Europees migratienetwerk dat oorspronkelijk als proefproject is gestart en later werd gevolg door een voorbereidende actie.
Daarom steun ik dit voorstel, dat erop is gericht de bestaande structuur te consolideren en te bestendigen en deze een passende wettelijke grondslag te geven door zijn doelstellingen, functies, structuren en financieringsmethoden te definiëren.
Ik stem in met de amendementen van de rapporteur, inzonderheid met het opnemen van “asiel” in de benaming en de overeenkomstige uitbreiding van het mandaat van het netwerk. Ik ben het vooral ook mee eens dat het voorstel van de Raad om het Parlement slechts een rol als waarnemer zonder stemrecht toe te kennen, onaanvaardbaar is.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het voorgestelde verslag is niets anders dan een bewijs voor de mislukking van de verschillende Europese beleidsmaatregelen die tot dusver zijn uitgevoerd en de organen die tot nu toe zijn gecreëerd.
Wat is het precieze doel van het netwerk? Het doel is om weer een Europese structuur op te zetten die verantwoordelijk is voor het vergaren, uitwisselen en toepassen van actuele gegevens over ontwikkelingen op het gebied van migratie. Kennelijk ontbreekt het aan een centrale informatiebron. Maar wat doen dan de tientallen andere nationale, internationale en intergouvernementele organen, het Europees migratieagentschap, de Internationale Organisatie voor Migratie en het Bureau voor de grondrechten, die met name zijn belast met de vergaring van informatie over migratie? En wat doen Eurostat, Europol, het RAXEN-netwerk, het CIBGGI, enz.? Zijn al die organen ineffectief of buiten werking? Indien het antwoord “ja” luidt, waarom krijgen ze dan elk jaar weer grotere budgetten?
De rapporteur maakt zich terecht zorgen over het gevaar dat het Europees migratienetwerk de bestaande structuren dupliceert. Hij zou zich vooral zorgen moeten maken over de gevaarlijke tendens van de Europese instellingen, die de problemen van de migratie niet oplossen maar slechts de bedroevende realiteit maskeren door een ongebreidelde toename van comitologiepraktijken en de oprichting van allerlei organen.
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Het Europees migratienetwerk kan niet blijven opereren zonder duidelijke wettelijke grondslag. Als lid van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken spreek ik mijn volledige steun uit voor het verslag van mevrouw Sbarbati waarin wordt voorgesteld het Commissievoorstel en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over dit onderwerp te aanvaarden. Ik ben van mening dat de beschikking van de Raad in een gepaste wettelijke grondslag zal voorzien, mits hij volledig rekening houdt met het advies van het Europees Parlement.
Het voorstel van de rapporteur om geen nieuw Europees Waarnemingscentrum voor migratie op te zetten moet worden toegejuicht. De rapporteur stelt in plaats daarvan voor om het bestaande systeem, dat gebaseerd is op een netwerk van nationale contactpunten, te versterken. Ik spreek mij tevens uit voor de suggestie om de bevoegdheden van het netwerk uit te breiden tot asielvraagstukken. Ik ben van mening dat de informatie- en onderzoekstaken van het netwerk dienen te worden verbreed en ook het opstellen van studies, analysen en beoordelingen met betrekking tot de toepassing en tenuitvoerlegging van richtlijnen moeten omvatten. Ik ben van oordeel dat alle activiteiten van het netwerk doeltreffender dienen te zijn, zodat de bij het besluitvormingsproces betrokken organen de resultaten daarvan in de praktijk kunnen toepassen.
Het is goed dat het netwerk ook wordt belast met het vergaren en uitwisselen van informatie over immigratie en asiel. Hierdoor wordt het mogelijk om informatie uit te wisselen en te vergelijken en in de toekomst op Europees niveau gemeenschappelijke criteria en indicatoren te ontwikkelen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement heeft vandaag een voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk goedgekeurd.
Het Europees migratienetwerk, dat in 2002 als proefproject van start ging, is gebaseerd op een reeks nationale contactpunten. De belangrijkste doelstelling van dit netwerk is het verstrekken van “objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie” over de situatie op het gebied van migratie, asiel in de verschillende lidstaten.
Dit voorstel is erop gericht de bestaande structuur in de vorm van een netwerk te consolideren, zonder een nieuw agentschap of een nieuw waarnemingscentrum op Europees niveau in het leven te roepen – althans voorlopig.
Het lijdt geen twijfel dat de maatregelen ter verbetering van het inzicht in de daadwerkelijke situatie met betrekking tot migratie (en asiel) in de verschillende landen van de EU een positief effect zullen hebben. Wij zijn er echter tegen gekant dat dit voorstel wordt gebruikt om de “communautarisering” van het migratie- en asielbeleid in de hand te werken of dichterbij te brengen die het Verdrag, dat nu bekend staat als “Verdrag van Lissabon”, beoogt te stimuleren en te waarborgen.
Wij spreken ons uit tegen de invoering van een gemeenschappelijk migratie- en asielbeleid op EU-niveau dat op veiligheidsoverwegingen is gebaseerd, restrictief is en volstrekt inhumaan, en waarmee een dergelijke fundamentele bevoegdheid zou worden onttrokken aan de soevereiniteit van de lidstaten.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Samenwerking tussen de lidstaten en de uitwisseling van informatie zijn voor het immigratiebeleid een absolute noodzaak. Dit is van groot belang omdat de Schengenovereenkomst, die alle controles aan de binnengrenzen van de Unie heeft afgeschaft, betekent dat de beslissingen in de ene lidstaat, met name die met betrekking tot de legalisering van illegale immigranten, gevolgen hebben voor en in de buurlanden.
Als er iets is waarin Europa uitblinkt dan is het wel de oprichting van agentschappen, organen en allerlei soorten structuren, telkens voorzien van personeel en een budget, die de acties van de Unie rechtvaardigen en de schijn ophouden dat zij de problemen wil oplossen. Maar in werkelijkheid gebeurt dit absoluut niet.
Dit geldt vooral als het om migratie gaat. Op dit gebied bestaat een overvloed aan structuren, van gouvernementele, niet-gouvernementele of intergouvernementele aard, die met zijn allen geen enkel concreet resultaat opleveren. Onderzoekscentra, beroepsorganisaties, het Europees Waarnemingscentrum voor migratie, Eurostat, Europol, het Bureau voor de grondrechten, het Centrum voor informatie, beraad en gegevensuitwisseling inzake grensoverschrijding en immigratie (CIBGGI), enzovoorts: de lijst is eindeloos. Dit verslag beoogt hier het tigste orgaan aan toe te voegen: een Europees migratienetwerk, het vermoedelijke voorstadium voor de oprichting van een nieuw Europees waarnemingscentrum of agentschap.
Het wordt tijd om dit Europa van overdaad en valse schijn in te tomen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn stem uitgebracht voor het verslag van mijn geachte Duitse collega en vriendin Ingeborg Grässle, dat deel uitmaakt van de raadplegingsprocedure over het voorstel van de Commissie voor een verordening (EG) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1653/2004 houdende een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd.
Ik steun de voorstellen van de rapporteur die erop gericht zijn de termijnen voor de kwijtingsprocedure te harmoniseren en de tekst van het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen in lijn te brengen met het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. Ik steun ook het voorstel dat gericht is op de verduidelijking van de in het formatieplan op te nemen gegevens met betrekking tot tijdelijk personeel, arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen, zodat de begrotingsautoriteit meer inzicht krijgt in de wijzigingen binnen het personeelsbudget van de verschillende organen.
Het voorstel om de formele bepaling op te nemen dat de ordonnateur, dat wil zeggen de directeur van het orgaan, de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt, is eveneens zinvol.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn stem uitgebracht voor het verslag van mijn geachte Duitse collega en vriendin Ingeborg Grässle, dat deel uitmaakt van de raadplegingsprocedure over het voorstel van de Commissie voor een verordening (EG) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1653/2004 houdende een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd.
Ik ben het ermee eens dat we de termijnen voor de kwijting moeten harmoniseren en dat we moeten verduidelijken dat de communautaire organen die middelen uit de begroting ontvangen krachtens artikel 185, lid 1 van het Financieel Reglement, alle communautaire organen zijn die directe subsidies uit de begroting ontvangen alsmede alle andere communautaire organen die financiële ondersteuning uit de begroting ontvangen.
Het is tevens van belang om aan te geven welke gegevens met betrekking tot tijdelijk personeel, arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen moeten worden opgenomen in het formatieplan, zodat de begrotingsautoriteit meer inzicht krijgt in de wijzigingen binnen het personeelsbudget van de verschillende organen, en om de verantwoordingsplicht van de ordonnateur te vergroten en te versterken.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De organen als bedoeld in artikel 185, lid 1 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 genoemde organen – met andere woorden: de communautaire organen – zijn in de afgelopen jaren sterk in aantal toegenomen (terwijl de oprichting van vele andere er aan zit te komen), krijgen steeds meer een supranationaal karakter en voeren taken uit die onder de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten vallen.
Dit verslag brengt enkele verbeteringen aan in de door de Europese Commissie voorgestelde tekst, vooral door in het financieel reglement van deze organen de verplichting op te nemen dat zij op hun websites gegevens beschikbaar maken over de begunstigden van middelen uit hun begroting. Deze gegevens moeten “gemakkelijk te vinden, overzichtelijk en uitvoerig” zijn. Dit is een punt waar de bestaande verordening geen rekening mee houdt.
Maar ondanks het feit dat het voorstel van de Commissie meer gedetailleerde informatie over personeel, begroting en activiteiten van deze organen verlangt, geeft het deze ook meer speelruimte wat betreft kredietoverschrijvingen die naar behoren dienen te worden gecontroleerd.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De economische problemen waarmee de visserijsector zich geconfronteerd ziet zijn het resultaat van een onduidelijk en inefficiënt systeem dat onder andere is gebaseerd op totaal toegestane vangstregelingen (TAC), quota en beheer van de visserij-inspanning. De mededeling van de Commissie betreffende “de verbetering van de economische situatie in de visserijsector” somt de moeilijkheden op waarmee deze industrietak te kampen heeft, en noemt een aantal nieuwe benaderingen voor het visserijbeheer. Daartoe behoort ook het beheer van “visserijrechten”.
Dit debat is van het grootste belang voor de communautaire visserijsector aangezien het de weg bereid voor een biologisch duurzamer beheer van hulpbronnen en grotere mogelijkheden voor de verantwoordelijken in de sector om op de markt te interveniëren. Een bestaat een groot aantal visserijrechten en transactiesystemen die niet altijd even doorzichtig zijn. We moeten daarom een serieus debat voeren om methoden te vinden om deze rechten dusdanig te beheren dat de transparantie, rechtszekerheid en economische efficiëntie voor de vissers zijn gewaarborgd.
Daar de visserijrechten de hoeksteen vormen van het visserijbeheer in de visserijlanden met het grootste potentieel (de VS, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, enz.) is het absoluut gepast om deze mogelijkheid in het kader van het communautaire visserijbeheer te bespreken.
Om voornoemde redenen steunen de leden van de Portugese Sociaal-democratische Partij het verslag van mevrouw Attwooll.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De toespraak van commissaris Borg was verhelderend met betrekking tot de toekomstplannen van de Commissie voor het gemeenschappelijk visserijbeleid: namelijk een wijziging van het beheerssysteem door de stapsgewijze invoering van een communautair, op visserijrechten gebaseerd systeem.
De plannen van de Commissie lagen voor de hand: aanvankelijk een uitbreiding van de toepassing van dit systeem, die weliswaar tot een deel van de vloot beperkt blijft, in een groot aantal lidstaten en vervolgens de totstandbrenging van een interne Europese markt voor visserijrechten, mogelijk met de verhandeling daarvan via een effectenbeurs.
De doelstellingen die de Commissie aangeeft kunnen “[...] tot grootschalige aankoop van rechten leiden, die kan resulteren in concentraties met betrekking tot het quotumbezit, de geografische verdeling van de visserijactiviteit en de samenstelling van de vloot [...]”, wanneer “alle regelingen die worden opgezet om eventuele negatieve effecten [...] te beperken verenigbaar moeten zijn met de eengemaakte markt en de mededingingsregels van de Gemeenschap”.
Dit is een extreem belangrijke kwestie die de kern raakt van de soevereiniteit van de lidstaten, alsmede de eigendom en het beheer van rechten tot exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Met andere woorden gaat het hier om de verandering van exploitatierechten met betrekking tot publieke goederen in particuliere belangen.
Wij keuren deze plannen strikt af!
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van stemming over het verslag-Attwooll. Weliswaar ben ik het met grote delen van het verslag eens, maar het gaat niet in op het fundamentele probleem van ons huidige systeem voor visserijbeheer: het feit dat de Europese wateren centraal worden beheerd in de vorm van het GVB. In het verslag staat dat biologische rijkdommen van de zee een “gemeenschappelijk openbaar goed” vertegenwoordigen maar vergeet te zeggen dat deze hulpbronnen het best kunnen worden beheerd door de Europese visserijnaties. In het verslag staat dat “op Europees vlak voor de vangstrechten beheersmethoden aangenomen moeten worden”, terwijl in de praktijk is gebleken dat het communautaire visserijbeheer een regelrechte ramp is. Er moet worden gekeken naar andere beheersinstrumenten om de levensvatbaarheid van de Europese visserijgemeenschappen op lange termijn te waarborgen. De belangrijkste beslissingen met betrekking tot deze instrumenten moeten echter onder de verantwoordelijkheid van de visserijnaties, en niet van de Europese instellingen vallen.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het debat over de uitwisseling van kennis en ervaringen over de beheerssystemen van de afzonderlijke staten tussen de lidstaten en de Commissie zal geen informatie opleveren op basis waarvan gemeenschappelijke beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Dergelijke beheerssystemen vallen onder de bevoegdheid van de lidstaten, en terecht: zij betreffen de geschiedenis, samenleving, economie, geografie en hydrologie van de afzonderlijke landen.
Er moet inderdaad op worden gewezen dat biologische hulpbronnen van de zee een gemeenschappelijk openbaar goed zijn en dat dergelijke rechten niet als eigendomsrechten mogen worden geïnterpreteerd. Maar het idee om doeltreffende beheerssystemen te vinden op basis van visserijrechten in het kader van het communautaire gemeenschappelijk visserijbeleid is utopisch en een geval van zelfbedrog, omdat het systeem zelf, met zijn onevenwichtige ontwikkeling, het bereiken van die doelstelling in de weg staat.
De visserijsector is niet onafhankelijk van de algemene economische situatie in de verschillende lidstaten, noch zijn de werkmethoden van de actieve vissers ongevoelig voor sociale en politieke ontwikkelingen, zowel op lokaal niveau als internationaal.
Uit studies en beraadslagingen zal domweg blijken dat we geen verbetering van de economische situatie in de visserijsector kunnen verwachten noch, meer algemeen gesproken, de ontwikkeling van lokale, van visserij afhankelijke gemeenschappen, zolang wij een gemeenschappelijk visserijbeleid voeren dat erop is gericht visserijbedrijven tot concerns te laten fuseren en, meer algemeen, kapitaal te poolen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het is een goed idee om een debat te starten over de toekomst van op visserijrechten gebaseerde beheerssytemen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het verslag van mevrouw Attwooll over op visserijrechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector dient derhalve te worden toegejuicht. De vraagstukken die in een dergelijke discussie zullen worden opgeworpen zullen op zoek naar een vereenvoudiging van het GVB in een levendig en constructief debat resulteren. Ik heb voor de aanbevelingen van mevrouw Attwooll gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn stem uitgebracht voor het verslag van mijn geachte Duitse collega Reimer Böge over het voorstel om in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie voor 2008 een bedrag van 3 106 882 euro aan vastleggings- en betalingskredieten ter beschikking te stellen uit hoofde van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Bij dit besluit moet rekening worden gehouden met het feit dat Malta op 12 september een aanvraag voor de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds heeft ingediend in verband met ontslagen in de textielsector, meer specifiek voor werknemers die zijn ontslagen door VF (Malta) Ltd and Bortex Clothing Ind. Co Ltd. De Maltese autoriteiten hebben om een bijdrage van 681 207 euro verzocht, teneinde een deel van de kosten voor steunmaatregelen te dekken, die naar schatting 1,36 miljoen euro zullen belopen. Bovendien heeft Portugal op 9 oktober 2007 erom verzocht middelen uit het fonds ter beschikking te stellen in verband met 1 546 ontslagen in de automobielsector, meer specifiek voor werknemers die zijn ontslagen door Opel in Azambuja, Alcoa Fujikura in Seixal en Johnson Controls in Portalegre.
De Portugese autoriteiten hebben een bedrag van 2 425 675 euro aangevraagd ter dekking van een deel van de kosten van de steunmaatregelen, die naar schatting rond 4,85 miljoen euro zullen bedragen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Nadat in 2007 1 549 werknemers van Opel Portugal in Azambuja, van Alcoa Fujikura in Seixal en van Johnson Controls in Portalegre zijn ontslagen, heeft de Portugese regering een aanvraag ingediend voor de beschikbaarstelling van 2 425 675 euro uit dit fonds, ter cofinanciering van maatregelen als “beroepsopleidingen en certificering van vaardigheden” en looncompensatie om werknemers “aan te moedigen” lagere lonen te accepteren.
Gezien de ernstige gevolgen voor de werknemers, hun gezinnen en de regio’s waar de betrokken ondernemingen zijn gevestigd, zijn ongetwijfeld alle maatregelen ter beperking van deze gevolgen urgent en noodzakelijk. Toch neemt dit niet weg dat duurzame banen moeten worden gecreëerd en dat de werknemersrechten en de sociaaleconomische ontwikkeling van deze regio’s moeten worden gewaarborgd. Dit is alleen mogelijk door een geschikt investeringsbeleid dat de voordelen van de verschillende regio’s benut en voorkomt dat multinationals de poorten sluiten en hun ondernemingen verplaatsen op zoek naar andere mensen en oorden die zij kunnen uitbuiten na miljoenen euro’s aan subsidies te hebben ontvangen.
Helaas heeft het Parlement een resolutie aangenomen waarin het, met betrekking tot de Portugese steunaanvraag, onderstreept “bezorgd” te zijn over de aard van de maatregelen die uit het fonds worden gefinancierd, en de Commissie verzoekt “in samenwerking met de Portugese autoriteiten de situatie van nabij te volgen”. Zulks is niet gebeurd naar aanleiding van aanvragen van Frankrijk of Duitsland.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verheug mij over de eerste beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor het begrotingsjaar 2008. De Partij van de Europese Sociaal-democraten was zeer actief bij de oprichting van dit fonds betrokken, dat een essentiële bijdrage levert tot de inspanningen ter leniging van de gevolgen van de globalisering voor de werknemers. Ik heb voor het verslag gestemd.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) In 2006 heb ik hard gevochten voor de oprichting van het het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Toen het werd goedgekeurd heb ik een toespraak aan het Parlement gehouden waarin ik zei dat dit besluit een politieke dimensie had: voor het eerst erkenden de drie Europese instellingen – de Raad, de Commissie en het Parlement – dat de globalisering ook negatieve gevolgen heeft, zodat werknemers die de dupe worden van de sluiting van ondernemingen ten gevolge van de globalisering financieel dienen te worden ondersteund.
Mijns inziens was dit een manier waarop de Europese Unie in het veld kon optreden ten behoeve van diegenen die door de sluiting van ondernemingen werkloos zijn geworden, zoals dit in Portugal het geval was met Opel, Johnson en Alcoa Fujikara.
Vaak gaat het daarbij om dramatische situaties, zodat het besluit van het Europees Parlement om een bedrag van rond 2,5 miljoen euro ter beschikking te stellen voor deze werknemers ertoe kan bijdragen hun ongerustheid voor een deel weg te nemen.
Als mensen zich zorgen maken en ongerust zijn is het voor hen moeilijk om veranderingen te aanvaarden. Deze betalingen die vandaag zijn goedgekeurd en die bestemd zijn voor deze Portugese werknemers zijn geen wondermiddel, maar wel een manier om hen te helpen meer vertrouwen in zichzelf te hebben zodat zij, met deze hulp van de Europese Unie, weer reden tot lachen hebben.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn stem uitgebracht voor het verslag van mijn waarde Poolse collega Janusz Lewandowski over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2009 voor de “overige afdelingen”, te weten het Europees Parlement, maar ook de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
Dit document omlijnt de grote uitdagingen die tot 2009, tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, op de agenda van het Europees Parlement komen te staan. Er moet alles aan worden gedaan om ervoor te zorgen dat de uitgebreide bevoegdheden van het Parlement na de ratificatie van het Verdrag van Lissabon in aanmerking worden genomen in de begroting. Er moeten maatregelen worden getroffen om de communicatie met de burgers te verbeteren, met name op lokaal niveau en met betrekking tot drie projecten: het Bezoekerscentrum, het audiovisuele centrum en het web-TV-kanaal. Tot slot vraag ik mij af of wij, voorafgaand aan de begrotingsprocedure, misschien een audit dienen uit te voeren van de personele middelen die zijn toegewezen aan de activiteiten van het Europees Parlement.
De politieke verantwoordelijkheden van het Europees Parlement nemen gestaag toe, en het is van cruciaal belang dat de leden over de nodige middelen beschikken om geheel onafhankelijk te kunnen fungeren.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag vormt het uitgangspunt voor een debat over de begrotingsprocedure 2009 voor wat betreft de begroting van het Europees Parlement en andere instellingen, uitgezonderd die van de Commissie, die verreweg over het grootste budget beschikt.
Een aantal aspecten moet worden benadrukt, onder meer dat wij ons moeten beraden over de voorgestelde richtsnoeren inzake het personeelsbeleid. In de afgelopen jaren is namelijk steeds meer druk uitgeoefend om op personeelskosten te bezuinigen, waartoe vormen van onzekere contracten werden gebruikt, zoals contractering via externe diensten, met name via uitzendbureaus, ten nadele van vaste contracten en de rechten van de betrokken werknemers. Deze aanpak moeten wij natuurlijk strikt afkeuren.
Een ander aspect waarover verder moet worden nagedacht is de noodzaak om de diversiteit en beschikbaarheid van alle officiële en werktalen van de EU te waarborgen. Tijdens de begrotingsprocedure 2008 werd een kleine som in de reserve geplaatst “om de administratie ertoe aan te zetten prioriteit toe te kennen aan een efficiëntere taalkundige ondersteuning van de leden tijdens officiële vergaderingen”. We weten echter niet welke maatregelen in dit verband daadwerkelijk worden genomen, temeer daar zich steeds weer situaties voordoen waarin dit recht niet wordt geëerbiedigd, bijvoorbeeld tijdens de Paritaire Vergaderingen EU-ACS.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn stem uitgebracht voor het verslag van mijn geachte Oostenrijkse collega Paul Rübig, dat deel uitmaakt van de raadplegingsprocedure over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende de deelname door de Gemeenschap aan een door verschillende lidstaten ondernomen programma voor onderzoek en ontwikkeling dat gericht is op de ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling verrichtende KMO’s.
Ik juich dit initiatief toe dat erop is gericht om over een periode van zes jaar 100 miljoen euro toe te voegen aan de kredieten ter waarde van 300 miljoen in het kader van het gezamenlijk programma Eurostars voor verschillende lidstaten en andere leden van de Europese Economische Ruimte dat erop is gericht om innovatieve KMO’s te steunen bij de ontwikkeling op dit gebied. Het is zeer interessant dat 82 procent van de na 1980 opgerichte grote ondernemingen in de VS uit het niets zijn ontstaan, terwijl dit percentage in de EU op 32 procent uitkomt.
Het is daarom duidelijk dat kleine en middelgrote ondernemingen, vooral wanneer zij innovatief zijn, kansen bieden voor economische groei en sociale vooruitgang op de interne markt.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik stem voor dit verslag, dat een belangrijke nieuwe bijdrage levert tot de ontwikkeling van onderzoek en innovatie, en daarmee ook van het concurrentievermogen van producten uit Europa.
Ik ben verheugd over het feit dat middelen worden uitgetrokken voor KMO’s, die het bindweefsel van de Italiaanse en de Europese economie vormen en veel sterker moesten worden gesteund om originele producten van hoge kwaliteit te ontwikkelen die de concurrentie met producten van de opkomende economieën kunnen doorstaan.
Het creatieve potentieel van de EU moet worden ondersteund en opgevoerd om innovatie op de interne markt te vergemakkelijken zonder evenwel het risico te lopen om in de naaste toekomst te worden geconfronteerd met beschuldigingen in verband met intellectuele-eigendomsrechten waarop niet-Europese landen aanspraak zouden kunnen maken.
Nieuwe concurrenten, zoals China, Japan en India, doen op grote schaal hun intrede op het economische wereldtoneel en confronteren de wereldmarkt met de uitdaging door nieuwe, op innovatie gebaseerde concurrentie. De cofinanciering door de EU van het Eurostars-programma ten behoeve van KMO’s is derhalve een essentiële stap als het erom gaat te waarborgen dat de lidstaten van de EU op middellange en lange termijn concurrerend blijven.
Voorts ben ik ingenomen met het succes dat is geboekt in de onderhandelingen over het compromispakket dat de toegangscriteria voor KMO’s verbetert en hen zo in staat stelt innovaties te ontwikkelen die zullen bijdragen tot het succes en het voortbestaan van het Europese midden- en kleinbedrijf.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In theorie is dit een belangrijk programma, overwegende dat het ten doel heeft KMO’s die onderzoek en ontwikkeling verrichten, te ondersteunen, aangezien investeringen in O&O het grootste multipliereffect hebben in ondernemingen, met name in kleinere ondernemingen, en deze de grootste behoefte aan O&O hebben. Evenwel geloven wij niet dat het programma doeltreffend zal zijn, en wel om de volgende redenen:
- Voor dit programma zijn belachelijk weinig middelen uitgetrokken – 400 miljoen euro, waarvan slechts 100 miljoen afkomstig zijn van de EU –, zodat dit voorstel als pure propaganda moet worden beschouwd. Aan de andere kant wordt verzwegen dat slechts een zeer klein aantal ondernemingen van dit programma zal kunnen profiteren.
- Het voorstel komt alleen de meest invloedrijke en capabele middelgrote bedrijven ten goede, met andere woorden ondernemingen met meer dan 250 medewerkers, zodat meer dan tachtig procent van de Europese bedrijven, die voor het grootste deel micro- en kleine ondernemingen zijn, niet in aanmerking komen.
Aangezien Portugal een van de Europese landen is waar een dramatisch tekort aan investeringen in O&O in ondernemingen heerst, zijn wij van mening dat als het Eurostars-programma al in ons land zou aankomen, het effect daarvan irrelevant en te veronachtzamen zou zijn.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik juich mijnheer Rübigs voorstellen ter ondersteuning van KMO’s die onderzoek en ontwikkeling verrichten toe. Het plan om 400 miljoen euro te investeren om dergelijke KMO’s te stimuleren in het kader van transnationale projecten marktgericht onderzoek uit te voeren, verdient ondersteuning, en ik heb dan ook voor dit verslag gestemd.
Lydie Polfer (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik wil mijn steun betuigen aan het verslag-Rübig, dat streeft naar een verhoging van het aantal KMO’s dat in aanmerking komt voor steun ten behoeve van hun O&O-projecten in het kader van het onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma Eurostars, dat door verschillende lidstaten en geassocieerde landen ten uitvoer wordt gelegd. Het is tevens gericht op de participatie van onze KMO’s, de daadwerkelijke katalysatoren van de Europese economie, in dit programma.
Ik ben tevens verheugd over het feit dat Luxemburg in de toekomst eveneens zal deelnemen aan het Eurostars-programma, dat ertoe zal bijdragen de doelstellingen van de Lissabon-strategie te verwezenlijken.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik steun de inhoud van dit verslag, omdat de daarin vervatte voorstellen naar mijn mening zijn gericht op het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in het MKB, waartoe meer dan 99 procent van alle ondernemingen in Europa behoort en waarin meer dan 60 procent van de beroepsbevolking is tewerkgesteld.
In het verslag staat dat maar heel weinig KMO’s aan onderzoek en ontwikkeling doen. Initiatieven op het terrein van onderzoek en ontwikkeling, die steeds meer een beslissende rol zullen spelen bij het bestendigen van de concurrentiekracht van KMO’s, moeten daarom via alle mogelijke middelen worden gestimuleerd.
Het punt dat in dit verband het meest doorslaggevend is, komt echter niet aan de orde in het verslag: Het is van essentieel belang dat multipliereffecten worden gecreëerd die, via moderne vormen van bedrijfsbeheer, zorgen voor processen waarmee door geïntegreerde innovatie en efficiency toegevoerde waarde wordt gecreëerd. Deze toegevoegde waarde moet niet alleen de ondernemingen ten goede komen waar deze wordt gecreëerd, maar het hele bedrijfsleven, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts.
Ook met de aanneming van dit verslag blijft het noodzakelijk de financiële steunmechanismen voor starters te versterken, een terrein waarop nog steeds tal van moeilijkheden bestaan, met name voor jonge ondernemers die een bedrijf willen starten dat een experimenteel karakter heeft.
Ik wil benadrukken dat initiatieven voor onderzoek en ontwikkeling moeten worden verlost van bureaucratische formaliteiten, zodat KMO’s er niet voor terugschrikken om op dit terrein verplichtingen aan te gaan.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Door vóór het verslag van Paul Rübig te stemmen, zendt het Europees Parlement een duidelijk signaal aan de KMO’s in de lidstaten. KMO’s kunnen vaak effectief participeren in initiatieven voor onderzoek en ontwikkeling maar zien zich gesteld voor minder gunstige omstandigheden dan grote internationale ondernemingen.
Vanaf nu kunnen samenwerkingsverbanden van KMO’s die aan onderzoek en ontwikkeling doen, bij de EU een beroep doen op financiële steun en in een Europees netwerk met andere KMO’s samenwerken. Slowaakse KMO’s worden zodoende in staat gesteld om met hun kennis en capaciteiten aan Europees onderzoek en ontwikkeling bij te dragen.
In Slowakije zijn tal van KMO’s op het platteland gevestigd. De infrastructuur op het platteland is echter minder goed ontwikkeld, waardoor daar gevestigde ondernemingen in hun ontwikkeling worden belemmerd. Veel vrouwen werken direct of indirect voor KMO’s die activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling ontplooien. Europese financiële steun is nuttig omdat het KMO’s op gang helpt, waardoor de beroepscapaciteiten die in deze ondernemingen aanwezig zijn, het algemeen belang kunnen dienen.
Het programma “Eurostars” is gericht op het bevorderen van het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten op EU-niveau. KMO’s spelen een sleutelrol bij Eurostars-projecten. Het is bijzonder jammer dat Slowakije, een EU-lidstaat, niet deelneemt aan dit programma. De Slowaakse KMO’s hebben bijgevolg geen toegang tot de aanzienlijke financiële steun die voor de ontwikkeling van nieuwe producten, technieken en diensten beschikbaar is.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stemde vóór het verslag betreffende het Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (COM(2007)0393 – C6-0248/2007 – 2007/0135(CNS)).
Ik onderschrijf de opvatting van de heer Gierek dat het Fonds gezien zijn belang voor een goede ontwikkeling van de economie in de EU, en met name in de nieuwe lidstaten, moet worden gecontinueerd. Staal is immers nog steeds een van de belangrijkste grondstoffen voor de machine-industrie en de bouw. Het is ook zo dat de technische mogelijkheden voor het verbeteren van de kwaliteit van staal en het rendement waarmee het wordt geproduceerd, nog lang niet zijn uitgeput.
Er is terecht op gewezen dat een sterkere concurrentiepositie van steenkool op de energiemarkt afhankelijk is van een efficiënte winning van de regionale voorraden. Hiermee zal een geweldige bijdrage worden geleverd aan het vergroten van energiezekerheid in de Europese Unie.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag van de heer Gierek over het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal gestemd. De in het verslag vervatte voorstellen maken het mogelijk meer nadruk te leggen op milieupunten en stellen de kolen- en staalsector in staat om onderzoek te doen naar mogelijkheden voor het verminderen van broeikasgasemissies.
Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik stem vóór dit verslag. Ik denk dat het belangrijk is dat we deze gelegenheid gebruiken om uitvoeriger te kijken naar het gebruik van steenkool als middel om in onze energiebehoefte te voorzien. Steenkool wordt al veel te lang gezien als een vuile brandstof, terwijl nauwelijks is gekeken naar de mogelijkheid om steenkool via nieuwe technologieën te zuiveren.
Mijn eigen regio, Noordwest-Engeland, beschikt nog steeds over enorme voorraden aan hoogwaardige steenkool waarvan de winning te duur wordt geacht. Het is waar dat steenkool in de meest zuivere vorm geen milieuvriendelijke brandstof is. Maar er bestaan nu schone-kolentechnologieën die het mogelijk maken om steenkool een sleutelrol in onze energievoorziening te geven zonder dat dit ten koste gaat van het milieu.
We moeten onze kolenvoorraden beter benutten. Er moet meer onderzoeksgeld komen om manieren te vinden om steenkool milieuvriendelijker en in economisch opzicht concurrerender te maken. We moeten ons meer inspannen voor het revitaliseren van de gemeenschappen die leven van de steenkoolwinning. Ik geloof dat schone steenkool een toekomst heeft, en ik dank de Commissie industrie, onderzoek en energie voor haar verslag, waarmee op zijn minst de aanzet is gegeven tot een discussie hierover.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. − (EN) Zowel de steenkool- als de staalindustrie zijn voor dorpen in Zuidoost-Engeland, en vooral in Kent, zeer belangrijk geweest. Ik ben blij met dit verslag waarin wordt gepleit voor een onderzoeksfonds voor het ontwikkelen van onderdelen van deze industrieën binnen de EU, omdat we nog geen antwoord hebben op de vraag hoe we in onze toekomstige energiebehoefte kunnen voorzien. Door van steenkool een uit milieuoogpunt meer aanvaardbare brandstof te maken, zou belangrijk kunnen worden bijgedragen aan energiezekerheid in de toekomst, wanneer de druk op Europa vanwege een onzekere energievoorziening wel eens erg groot zou kunnen zijn.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb vóór het verslag van de heer Gierek over het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal gestemd.
Nadat het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal vijf jaar geleden werd opgericht, is het overeenkomstig de richtsnoeren van de Raad dit jaar voor het eerst herzien. Daarbij is primair gekeken naar de resultaten op het terrein van het efficiënte gebruik van energiegrondstoffen en milieubescherming. Benadrukt moet worden dat een van de grote voordelen van het Fonds is dat het gebruikt kan worden als bron van aanvullende financiering voor onderzoek dat niet uit hoofde van het Zevende Kaderprogramma kan worden gefinancierd. Daarnaast moet het Fonds – ook volgens de Europese Commissie – worden gecontinueerd omdat staal nog steeds een van de belangrijkste grondstoffen is voor de machine-industrie en de bouw, en deze sectoren vragen om constante investeringen in onderzoek.
Door het Fonds zal ook een beter gebruik van steenkool op de energiemarkt worden gefaciliteerd, waarmee een significante bijdrage wordt geleverd aan de energiezekerheid van de Europese Unie. Men dient echter niet te vergeten dat voor de winning van deze grondstof voortdurend exploratiewerk moet worden verricht. Een ander belangrijk punt is toepassing van het beginsel van gendergelijkheid in de onderzoeksteams. Hiermee zal een positieve bijdrage worden geleverd aan het vergroten van de participatie van vrouwen op dit terrein.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Volgens de informatie die door de Commissie is verstrekt, is veertig procent van de communautaire vissersvloot – berekend op basis van het tonnage van de schepen – actief in de volle zee of in de wateren van derde landen. Schepen uit derde landen vissen op hun beurt in communautaire wateren, hoofdzakelijk krachtens de voorwaarden van de zogeheten “noordelijke overeenkomsten”.
Het is dus erg belangrijk dat de EU voor beide typen activiteiten een duidelijk machtigingssysteem heeft. Het wetgevingsvoorstel en het verslag van het Parlement maken deel uit van de inspanningen van de EU om het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te “vereenvoudigen” door algemene voorschriften en voorwaarden voor het aanvragen en afgeven van vismachtigingen vast te stellen, zowel voor de visserij binnen als buiten de communautaire wateren.
In het voorstel schaft de Commissie duidelijkheid over haar eigen verantwoordelijkheden en die van de lidstaten en geeft ze aan welke vereisten volgens haar met betrekking tot de rapportage van visserijactiviteiten moeten gelden. De amendementen in het verslag maken het voorstel in bepaalde opzichten billijker. Een voorbeeld hiervan is de grotere flexibiliteit die met betrekking tot de machtigingscriteria van artikel 7 wordt ingevoerd.
De leden van de Portugese Sociaal-democratische Partij ondersteunen bijgevolg het verslag-Morillon.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het afgeven van vismachtigingen aan communautaire vissersvaartuigen en vaartuigen van derde landen is op dit moment geregeld in verschillende bilaterale overeenkomsten die worden uitgevoerd door regionale organisaties voor visserijbeheer.
Dit voorstel voor een verordening strekt tot het vaststellen van een enkele procedure voor het beheer van alle vismachtigingen, waarbij niet de lidstaten maar de Europese Commissie een duidelijk omschreven rol wordt toegekend bij het afgeven of tijdelijk intrekken van deze machtigingen.
Van de vele belangrijke punten waarover opmerkingen zouden kunnen worden gemaakt of waarop kritiek zou kunnen worden geuit, is volgens ons het belangrijkste dat ondanks het feit dat dit verslag bepaalde punten van het voorstel verduidelijkt – zo wordt een overtreding alleen als “ernstig” beschouwd wanneer ze als zodanig is komen vast te staan na een succesvolle vervolging overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving, wat we als positief beoordelen –de soevereiniteit van de afzonderlijke lidstaten met betrekking tot het beheer van visserijactiviteiten in hun EEZ (exclusieve economische zone), nog steeds niet wordt gewaarborgd, wat we betreuren.
Dat is de reden waarom we een amendement indienden waarin ervoor wordt gepleit de lidstaten, als belanghebbende partijen, actief aan de procedures deel te laten nemen, in het bijzonder aan bepaalde besluitvormingsprocedures voor het afgeven van machtigingen op dit terrein. Dat amendement is helaas door een meerderheid van dit Huis verworpen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag-Morillon gestemd, omdat een aantal amendementen die ik medeondertekend heb, werden afgestemd. Het betreft onder meer de amendementen inzake de herverdeling van vangstmogelijkheden. Mijn eigen aversie tegen het rampzalige GLB is goed bekend in dit Huis en ik ben van mening dat de verantwoordelijkheid voor het visserijbeheer weer aan de visserijlanden moet worden teruggegeven. Maar zolang er een gemeenschappelijk beleid is, moet het beginsel van de relatieve stabiliteit onaangetast blijven en moeten alle gemeenschappen in Europa die van de visserij leven, ervan verzekerd zijn dat ze hun historische vangstrechten zullen behouden.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stemde vóór het verslag over het Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (COM(2007)0330 – C6-0236/2007 – 2007/0114(CNS)).
De heer Morillon heeft terecht benadrukt dat het erg belangrijk is dat de EU voor beide typen activiteiten een duidelijk machtigingssysteem heeft, om zo te bereiken dat de communautaire bepalingen op visserijgebied maximaal worden nageleefd en ook om te komen tot meer transparantie in de activiteiten van EU-vaartuigen die in de wateren van derde landen opereren.
Bovendien kan er geen twijfel over bestaan dat de prioriteit die de Commissie en de Europese Unie aan het bestrijden van IUU-visserij geven, en de significante vermindering van de visbestanden van ontwikkelingslanden als gevolg van IUU-visserij, onze volledige aandacht verdienen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag-Morillon was bedoeld om het gemeenschappelijk visserijbeleid te vereenvoudigen. Ik betwijfel of de oorspronkelijke voorstellen in het verslag aan dit vereiste beantwoorden. Het opnemen van overeenkomsten die vallen onder het werkingsgebied van artikel 63 van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties, zou de Schotse visserij-industrie voor grote praktische problemen hebben gesteld. Bepalingen inzake de benutting van vangstmogelijkheden lijken al onderdeel te vormen van bestaande partnerschapsovereenkomsten met derde landen. De aanbevelingen in het verslag maken de aangelegenheden op dit terrein alleen maar ingewikkelder. Deze bezwaren zijn tot uitdrukking gekomen in mijn stem.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Namens de Arbeiderspartij van het Europees Parlement wil ik u bij deze uitleggen waarom wij de amendementen 20 tot en met 23 op het verslag-Morillon hebben ingediend en na de verwerping van deze amendementen tegen het geamendeerde verslag en de wetgevingsresolutie hebben gestemd.
De amendementen 20, 21 en 22 hebben betrekking op het toepassingsgebied van de verordening. Het is belangrijk dat het onderscheid tussen de overeenkomsten waarop artikel 63, en dus niet artikel 62 van het UNCLOS-Verdrag van toepassing is, gehandhaafd blijft. Alleen het laatstgenoemde moet het voorwerp van dit voorstel zijn.
Amendement 23 ontneemt de Commissie de bevoegdheid voor het herverdelen van vangstmogelijkheden die haar in artikel 13 wordt gegeven, waarmee het beginsel van de relatieve stabiliteit wordt behouden en historische vangstrechten onaangetast blijven in een context van verantwoord vissen.
De stemming van vandaag moet een waarschuwing zijn voor iedereen die bezorgd is over de achteruitgang van kwetsbare visbestanden. Ze laat zien dat het Europees Parlement voorstander is van de herverdeling van vangstquota door de Europese Commissie, wat zal leiden tot vrijbuiterij in de Noordzee. Dit is in strijd met het beginsel van de relatieve stabiliteit en druist in tegen de belangen van de Schotse visserijsector. We hadden geen andere keus dan tegen dit verslag te stemmen.
- Ontwerpresolutie: Situatie in Tibet (B6-0133/2008)
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Als Zweedse sociaal-democraten ondersteunen wij de wens van het Europees Parlement om in 2008, het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog, een aantal van de religieuze leiders in de wereld uit te nodigen voor een dialoog met leden van het Parlement.
We benadrukken echter dat deze dialoog zou moeten plaatsvinden in de vorm van discussies en gesprekken binnen de commissies of in speciaal hiervoor georganiseerde bijeenkomsten. Redevoeringen voor het voltallige Parlement, zonder mogelijkheid van dialoog en het stellen van vragen, zijn niet het geschikte middel voor communicatie en interculturele uitwisseling.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) De oorspronkelijke compromisresolutie was naar mijn mening niet helemaal evenwichtig. De eerste ongeregeldheden in Lhasa en op andere plaatsen waren georkestreerde aanvallen op personen en gebouwen in de vorm van brandstichting, het toebrengen van lichamelijk letsel en moordaanslagen gericht tegen Han-Chinezen en de moslimminderheid. Als iets dergelijks in mijn eigen land was gebeurd en blanke jongeren zo tekeer waren gegaan tegen de migrantengemeenschap, zou men het rassenrellen hebben genoemd. Niettemin zou ik de resolutie per saldo hebben kunnen steunen, omdat China zich wat onafhankelijke vakbonden, interne migratie en minderheidsgodsdiensten betreft, nog steeds schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen op zijn grondgebied.
Maar door de aangenomen amendementen van rechts is de resolutie niet meer evenwichtig. De verwerping van het “één-China-beleid” van de EU en de eis van een dialoog “zonder voorwaarden vooraf”, maken het voor mij onmogelijk de resolutie te ondersteunen, ondanks het feit dat ik het eens ben met de mensenrechtenonderdelen ervan, zoals ik bij de mondelinge stemming heb aangegeven.
Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat de gezamenlijke resolutie over Tibet door alle fracties is aangenomen. In deze tekst veroordeelt het Parlement de recente repressie in Tibet en vervolgt daarmee zijn eerdere resoluties waarin het beide partijen tot een dialoog oproept.
We roepen de Chinese regering en de aanhangers van de Dalai Lama ook op om iedere vorm van geweld te beëindigen. De Chinese regering mag de Olympische Spelen van 2008 niet misbruiken door dissidenten, journalisten en mensenrechtenactivisten te arresteren.
We roepen het fungerend voorzitterschap van de EU op om te werken aan een gemeenschappelijk EU-standpunt inzake het bijwonen van de openingsceremonie van de Olympische Spelen door de staatshoofden en regeringsleiders en de Hoge Vertegenwoordiger, en de mogelijkheid open te houden om de openingsceremonie niet bij te wonen ingeval de dialoog tussen de Chinese autoriteiten en Zijne Heiligheid de Dalai Lama niet wordt hervat.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De olympische vlam vervolgt zijn reis over de aarde en overal in de wereld hebben demonstraties laten zien wat de mensen denken van de Olympische Spelen die deze zomer worden gehouden. Velen zijn geïnteresseerd in de vraag of de lidstaten aan de Olympische Spelen in China zullen deelnemen of deze zullen boycotten. Het is belangrijk dat de lidstaten hier zelf over kunnen beslissen.
De strijd voor de mensenrechten is een cruciale strijd, die ondersteund moet worden. Maar om rechtmatig te zijn, moet deze strijd worden gevoerd via de Verenigde Naties. Helaas misbruikt het Europees Parlement de huidige situatie in Tibet voor het bevorderen van bepaalde standpunten op het terrein van buitenlands beleid. Het is aan China en Tibet om deze situatie gezamenlijk op te lossen, zonder bemoeienis van het Europees Parlement, dat ter zake geen bevoegdheden heeft.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hoewel we ons medeleven uitspreken naar de slachtoffers, de wens tot uitdrukking brengen dat de conflicten vreedzaam worden opgelost en ons uitspreken voor verdediging van de democratie, de mensenrechten en het internationaal recht, zijn we van mening dat eens te meer een resolutie over Tibet elementen bevat die niet precies overeenstemmen met de werkelijke situatie aldaar.
Het wordt steeds duidelijker dat er feitelijk een actie gaande is tegen de Olympische Spelen in Beijing. Dit is de werkelijke motivatie achter de toenemende provocaties en achter veel van de hypocriete verontwaardiging die wordt geuit.
Nogmaals, er wordt gerommeld met argumenten om huidige en toekomstige bemoeienissen en schendingen van het internationale recht te rechtvaardigen, waarbij strategische en economische belangen tegen China in het geweer worden gebracht.
Het is veelzeggend dat we nog steeds over Tibet praten als een door China bezet gebied, terwijl degenen die de afscheidingsbewegingen instigeren en ondersteunen die aan de basis staan van de gewelddadige acties, zelf de territoriale integriteit van de Volksrepubliek China –met inbegrip van de autonome regio Tibet – erkennen.
Tot slot twijfelen we aan de morele oprechtheid van dit Huis wanneer het een dergelijke resolutie aanneemt terwijl het minder dan een maand geleden een verslag over Irak heeft aangenomen waarin met geen woord wordt gerept over de agressie en bezetting door de Verenigde Staten.
Roselyne Lefrançois (PSE), schriftelijk. – (FR) Gezien de ernst van de situatie in Tibet kon het Europees Parlement niet langer zwijgen. Ik ondersteun daarom deze resolutie, waarin de niets ontziende repressie in dit gebied door de Chinese veiligheidstroepen krachtig wordt veroordeeld.
Het geweld dat in de straten van Lhasa en Dharamsala heeft plaatsgevonden en de censurering van buitenlandse media zijn onacceptabel. Het Parlement moet, samen met de internationale gemeenschap, al zijn invloed gebruiken om hier een einde te maken en ervoor te zorgen dat China zijn internationale verplichtingen op het terrein van de mensenrechten en minderheden nakomt.
Via mijn stem heb ik ook mijn solidariteit met de Tibetanen tot uitdrukking willen brengen, waarvan de meeste geen onafhankelijkheid eisen maar een grotere politieke autonomie en respect voor hun cultureel en linguïstisch erfgoed.
Ik ben geen voorstander van een complete boycot van de Olympische Spelen van Beijing, omdat een dialoog altijd de voorkeur verdient. Ik geloof juist dat deze Spelen een goede gelegenheid zijn om de Chinese autoriteiten aan te moedigen meer vooruitgang te maken op de weg naar democratie en hoop dat, zoals neergelegd in de resolutie, de staatshoofden en regeringsleiders van de EU ten aanzien van dit evenement een coherent gemeenschappelijk standpunt zullen innemen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik veroordeel de repressie van Tibetaanse demonstranten door het Chinese leger. Deze kwestie maakt des te duidelijker dat het noodzakelijk is dat de lidstaten ten aanzien van China een gemeenschappelijke aanpak volgen. Alleen via een coherente aanpak kan op constructieve wijze aan samenwerking worden gewerkt. De Olympische Spelen van Beijing zijn een ideale gelegenheid voor het bevorderen van vooruitgang op terreinen als mensenrechten en persvrijheid in China. Elke poging van de Chinese regering om protesten of de verslaggeving daarover te verhinderen, zou betreurenswaardig zijn. Ik heb vóór deze ontwerpresolutie gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het was volstrekt voorspelbaar dat China op demonstraties zou reageren door het inzetten van het leger en de politie. China is nu eenmaal geen democratie. Desalniettemin moet de reactie van de Chinese veiligheidstroepen op de demonstraties vanzelfsprekend worden veroordeeld. Maar een boycot van de Olympische Spelen, in welke vorm dan ook, zou door de meerderheid van de Chinese bevolking waarschijnlijk alleen als een belediging worden ervaren en zeker niet de situatie van de minderheden in dat land verbeteren – in het ergste geval zou het die zelfs verslechteren.
Gezien het geringe politieke gewicht van de EU in de wereld zou een eenzijdig optreden van haar kant hoogstwaarschijnlijk geen enkel resultaat opleveren. Wanneer de Unie toch eenzijdig actie zou ondernemen en zichzelf tot risee van de wereld zou maken, zou niemand daarbij gebaat zijn, zeker niet de Tibetanen. Zelfs wanneer de rust weerkeert, vallen nieuwe en misschien wel hevigere onlusten te verwachten. Samen met de bondgenoten kan de EU zich er echter voor inspannen om het leven van de minderheden in China stap voor stap te verbeteren en geleidelijk een verandering teweeg te brengen in de houding van de regering en de meerderheidsbevolking.
Vincent Peillon (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over het krachtige standpunt dat ons Huis vandaag heeft ingenomen ten aanzien van een situatie die al decennialang in Tibet bestaat, maar die een maand geleden aanzienlijk is verslechterd. De noodzaak van het verdedigen van Europese en universele waarden betekent dat stilzwijgen geen optie is: ik sta dus volledig achter de veroordeling van “de brute onderdrukking van de Tibetaanse demonstranten door de Chinese veiligheidstroepen” alsook van “alle gewelddaden, door wie ook gepleegd,” die de laatste dagen hebben plaatsgevonden.
Het Parlement doet ook een aantal verzoeken aan de Chinese autoriteiten. Zo worden de autoriteiten met name opgeroepen om toestemming te geven voor een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de gewelddadigheden die in Tibet hebben plaatsgevonden, om een constructieve dialoog met de Tibetanen aan te gaan, zonder vooraf voorwaarden aan zo’n dialoog te stellen, om iedereen die op vreedzame wijze heeft gedemonstreerd en alle gearresteerde dissidenten, onmiddellijk vrij te laten, en om de toezeggingen met betrekking tot de mensenrechten na te komen die in 2001 aan het IOC en de wereld zijn gedaan.
Tot slot wordt in de resolutie een oproep gedaan aan de staatshoofden en regeringsleiders van de EU om een gemeenschappelijk standpunt vast te stellen betreffende het bijwonen van de openingsceremonie van de Olympische Spelen.
Adrian Severin (PSE), schriftelijk. − (EN) Als hoofd van de Roemeense delegatie in de Sociaal-democratische Fractie wil ik graag uitleggen waarom onze delegatie tegen de resolutie over Tibet heeft gestemd. Feitelijk is deze resolutie niet bedoeld voor het verdedigen van de mensenrechten en we kunnen er niet mee akkoord gaan dat de kwestie van de mensenrechten wordt misbruikt voor geopolitieke doeleinden. De resolutie is mild met betrekking tot mensenrechtenschendingen en hypocriet, omdat “met kracht” politieke oplossingen worden voorgesteld die geen rekening houden met de werkelijke situatie in China.
De EU verliest door deze resolutie haar geloofwaardigheid. De verklaringen over het bevorderen van de mensenrechten zijn feitelijk bedoeld om een gevaarlijke agenda te verhullen, namelijk politieke autonomie en onafhankelijkheid voor Tibet, wat duidelijk in strijd is met het “één-China-beleid”. Tegelijkertijd verliest de EU hierdoor haar stimulerende invloed op China bij het proces van openstelling van het land.
De resolutie beoogt dus de opsplitsing van China en niet het ondersteunen van de mensenrechten, die slechts als voorwendsel worden gebruikt voor het bevorderen van verscheidene geopolitieke doelstellingen.
Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik de Tibetanen in deze situatie volledig ondersteun, kan ik niet mijn stem aan deze ontwerpresolutie geven, omdat de meerderheid van mijn collega’s een amendement heeft aangenomen strekkende tot eerbiediging van het beginsel van het “één-China-beleid”. Ik steun dit amendement niet, omdat het “één-China-beleid” zowel een bedreiging voor Taiwan als Tibet vormt. Ik heb in het verleden op grond van de mensenrechtenschendingen opgeroepen tot een boycot van de Olympische Spelen van Beijing.
Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik maakte deel uit van de delegatie van de Commissie buitenlandse zaken die begin dit jaar Zagreb bezocht. Ik ben het met de rapporteur eens over de punten die in het gisteren behandelde verslag aan de orde komen en heb daarom vandaag voor het verslag van de heer Swoboda gestemd. Ik feliciteer de Kroatische autoriteiten met de positieve resultaten die tot dusver bij de voorbereidingen voor het EU-lidmaatschap zijn bereikt.
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Hoewel ik vóór het voortgangsverslag over de potentiële toetreding van Kroatië heb bestemd, wil ik benadrukken dat in de nabije toekomst geen toetredingen kunnen plaatsvinden. De Unie van 27 moet zichzelf eerst op basis van het Verdrag van Lissabon reorganiseren. Nieuwe toetredingen zijn pas mogelijk nadat de EU in haar huidige samenstelling is geconsolideerd.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Junilistan is van mening dat de uitbreiding van de EU van fundamenteel belang is voor het bereiken van vrede en stabiliteit in Europa. Wij steunen om die reden de toetreding van Kroatië tot de EU wanneer het land aan de criteria van Kopenhagen voldoet. Wij hebben daarom vóór het verslag gestemd.
Het is echter absurd dat het Europees Parlement van de media verlangt dat ze ervoor zorgen dat de bevolking het werk van het Internationaal Strafhof blijft ondersteunen. Uitingen van deze strekking kunnen worden uitgelegd als aantasting van de persvrijheid. Wij staan ook kritisch tegenover een oproep van het Europees Parlement aan Kroatië om via een bewustmakingscampagne de aandacht van het publiek voor milieuproblemen te vergroten. Dit is natuurlijk belangrijk, maar het valt buiten de bevoegdheden van het Europees Parlement.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Er zal worden gezegd dat de stemming die vandaag in dit Huis heeft plaatsgehad, is beïnvloed door de recente NAVO-Top in Boekarest.
Met andere woorden: terwijl het voortgangsverslag over de toetreding van Kroatië is aangenomen – waarin zelfs uitdrukkelijk wordt verklaard dat de onderhandelingen vóór de verkiezingen van 2009 moeten (!) zijn afgesloten – is de stemming over het voortgangsverslag over de toetreding van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) uitgesteld.
Men zal zich herinneren dat de NAVO-Top Kroatië heeft uitgenodigd om met de toetredingsonderhandelingen te beginnen, terwijl de toetredingsonderhandelingen met de FYROM zijn uitgesteld.
Hieruit komt eens te meer duidelijk naar voren dat de uitbreiding van de EU en die van de NAVO synchroon lopen.
Van de punten die in deze stemverklaring benadrukt zouden moeten worden (zoals de huidige grensconflicten tussen landen in de regio, waaronder Italië), is het belangrijkste wel dat vooruitgang in het toetredingsproces volgens de Europese Commissie betekent dat aan de economische criteria wordt voldaan, met andere woorden: begrotingsconsolidatie en het voeren van een beleid gericht op stabiliteit, structurele hervorming van de overheidsfinanciën, privatisering, verbetering van het ondernemingsklimaat en landhervormingen (wat betekent dat met name buitenlanders land moeten kunnen verwerven).
Twee voorbeelden van de EU op haar best...
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de heer Swoboda over Kroatië is een evenwichtig verslag waarin een optimistisch beeld wordt geschetst van de inspanningen van Kroatië in het toetredingsproces. Ondanks het optimistische beeld dat wordt geschetst, is het verslag realistisch en wordt gewezen op de noodzaak van verdere inspanningen van de kant van de Kroatische regering op het terrein van justitiële en grenskwesties. Ik ben blij met de inspanningen van het land om aan de toetredingscriteria te voldoen en hoop dat die inspanningen worden voortgezet. Ik heb daarom vóór het verslag gestemd.
- Ontwerpresolutie: Kankerbestrijding in de uitgebreide Europese Unie (B6-0132/2008)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Gezien de huidige situatie en de schattingen van het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek hebben wij vóór deze ontwerpresolutie gestemd. Volgens die schattingen wordt voor één op de drie Europeanen gedurende hun leven de diagnose kanker gesteld en overlijdt één op de vier Europeanen aan deze ziekte. In 2006 waren er binnen de EU bijna 2,3 miljoen nieuwe gevallen van kanker en meer dan 1 miljoen sterfgevallen door kanker.
Kanker ontstaat door tal van factoren in talrijke en zeer uiteenlopende omstandigheden en vereist daarom meer preventie waarbij aan oorzaken die in verband staan met de levenswijze evenveel aandacht wordt gegeven als aan werk- en milieugerelateerde oorzaken. Volgens een recente studie van de vakbonden is ten minste acht procent van de jaarlijkse sterfgevallen door kanker rechtstreeks te wijten aan blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op de arbeidsplaats en zou dat soort blootstelling kunnen worden voorkomen door kankerverwekkende stoffen door minder schadelijke stoffen te vervangen.
Het is algemeen bekend dat er alarmerende verschillen zijn in de kwaliteit van de behandelcentra voor kanker, in screeningprogramma’s, in richtsnoeren voor op feitelijke gegevens gebaseerde beste praktijken, in radiotherapiefaciliteiten, en in de toegang tot kankermedicijnen, wat ook verklaart waarom in Europa voor de meeste vormen van kanker zulke grote verschillen bestaan in het vijfjarig overlevingspercentage.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Zijn maatregelen op EU-niveau in de dringende strijd tegen kanker effectiever dan dienovereenkomstige maatregelen in het kader van bestaande internationale organisaties die over een brede expertise beschikken, zoals de WHO? Zijn de EU-instellingen meer deskundig in kankerbestrijding dan de lidstaten? Ons antwoord is “nee”.
In de resolutie wordt onder meer opgeroepen tot het instellen van een “interinstitutionele EU-taskforce kanker”, het uitvoeren van door de EU gefinancierde voorlichtings- en educatiecampagnes over kanker, het instellen door de Commissie van een adviescomité voor kankerpreventie, het vaststellen van EU-wetgeving voor het stimuleren en ondersteunen van initiatieven gericht op vermindering van blootstelling aan de zon, acties van de kant van de Commissie voor het creëren van rookvrije ruimten, maatregelen van de lidstaten om te bewerkstelligen dat in het hele land multidisciplinaire oncologieteams beschikbaar zijn, en erkenning van oncologie als een medisch specialisme.
Het idee achter deze oproepen is zeker prijzenswaardig. De fundamentele vraag is echter: wat is de meerwaarde van het reguleren van al deze zaken op EU-niveau? Waar is het vertrouwen in de lidstaten? Wat is er gebeurd met het subsidiariteitsbeginsel? Is regelgeving op EU-niveau werkelijk in het voordeel van degenen die behoefte hebben aan kwaliteitswetgeving en goed doordachte maatregelen, namelijk de kankerpatiënten? Waar is het besef dat kanker een mondiaal probleem is, dat bijgevolg op mondiaal niveau moet worden aangepakt?
Op grond van bovengenoemde argumenten heeft Junilistan in de eindstemming tegen het verslag in kwestie gestemd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik sta volledig achter de ontwerpresolutie over kankerbestrijding die de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid aan het Parlement heeft voorgelegd. De EU heeft een belangrijke rol bij het coördineren van de strijd tegen een ziekte die bij één op de drie Europeanen op enig moment in hun leven wordt vastgesteld. Ook de lidstaten hebben duidelijk een belangrijke rol bij de preventie, opsporing en behandeling van de ziekte. Het is belangrijk dat de lidstaten in de strijd tegen deze ziekte van elkaar leren. Juist deze week heeft de Schotse regering een nationaal programma aangekondigd voor het inenten van schoolmeisjes tegen het humaan papilloma virus, de veroorzaker van de meeste gevallen van baarmoederhalskanker. Het zijn programma’s als dit waartoe de EU de lidstaten zou moeten aanmoedigen.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb vóór de resolutie over kankerbestrijding gestemd, omdat dit soort ziekten over de hele wereld een spoor van verwoesting zaait, ook in de landen van de Europese Unie en mijn eigen land, Polen. Wijdverspreide en regelmatige preventieve controles maken het mogelijk deze ziekte in een vroeg stadium op te sporen, waardoor de kans op herstel aanzienlijk wordt vergroot. Het is noodzakelijk dat de oncologiecentra hun ervaringen ruimhartiger uitwisselen, zodat nieuwe kennis op grote schaal kan worden toegepast.
Onlangs is grote bezorgdheid geuit over de stijging van het aantal gevallen van borstkanker. Het is van wezenlijk belang dat iedereen bewust worden gemaakt van dit gevaar en alle vrouwen toegang hebben tot professioneel borstonderzoek. Het is vooral ook belangrijk dat mensen minder worden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen. In dit opzicht moet vooral worden gekeken naar de conserveringsmiddelen die in de voedingsmiddelenindustrie worden gebruikt en het oneigenlijk gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Ook asbest verdient onze aandacht, omdat het tot voor kort in de bouw werd gebruikt en voor drinkwaterleidingen. Ook antirookmaatregelen moeten onderdeel vormen van deze actie.
Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Dames en heren, vandaag kan niemand van ons zeggen dat de strijd tegen kanker ons niet aangaat. Ik ben geen medisch expert in de oncologie, maar doordat ik zowel mijn ouders als een jonge broer aan kanker verloren heb, ben ik getuige geweest van de agressiviteit van deze ziekte. Ik ben getuige geweest van het moeilijke lot dat mensen en hun familieleden te verduren hebben die aan deze ziekte zijn overgeleverd, dat zelfs het hardste hart niet onberoerd zou kunnen laten.
Ik ben de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid dankbaar dat zij de Commissie een vraag over dit onderwerp heeft gesteld die tot dit belangrijke debat heeft geleid. Ik dank alle opstellers van de resolutie, onder wie mijn Slowaakse collega Irena Belohorská, voor hun inspanningen, zonder welke we niet de antwoorden gevonden zouden hebben op ernstige kwesties die met deze agressieve ziekte te maken hebben.
Ik ben ervan overtuigd dat elke stap, zelfs de kleinste, elke investering die bijdraagt aan de vroege opsporing en diagnose van kanker en nieuwe behandelingen steunt, kankerpatiënten veel hoop zal geven.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Nu een op de drie Europeanen tijdens zijn leven de diagnose kanker krijgt en een op de vier Europeanen aan deze ziekte sterft, is samenwerking om te leren van elkaars beste praktijken en om meer financiële middelen voor onderzoek te vragen belangrijk in de EU. De idee van een interinstitutionele taskforce van de EU inzake kanker, met als doel om het aantal EU-burgers dat in 2018 deelneemt aan een kankerscreeningprogramma met vijftig procent te laten toenemen, dient toegejuicht te worden.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap, dat het fundament heeft gelegd voor het EU-beleid inzake het klimaat, biodiversiteit, het milieu, gezondheid en natuurlijke hulpbronnen, is zeer succesvol geweest.
Zoals commissaris Dimas zelf echter aangegeven heeft, is de EU ver achter op haar schema geraakt om de milieubeschermingsdoelstellingen te bereiken die zij oorspronkelijk heeft gesteld, vooral wat betreft luchtvervuiling, met alle problemen van dien: het broeikaseffect, schade aan de gezondheid en zure regen.
Bovendien leidt het snoeien in de financiering van het Natura 2000- en het LIFE+-programma tot grote bezorgdheid bij kleine gemeentelijke overheden, die te kampen zullen hebben met een navenante verkleining van hun actiemogelijkheden wat betreft effectieve milieubeleidsmaatregelen om hun eigen gebied te beschermen.
Ik kan het daarom alleen maar volledig eens zijn met mevrouw Myller, die in dit verslag de Commissie met klem verzoekt om duidelijkere, specifiekere kwantitatieve en kwalitatieve deadlines en doelen in de tekst op te nemen. Sterker nog, hoewel het klimaat- en energiepakket, de herziening van de afvalstoffenrichtlijn en de herziening van de IPPC-richtlijn ons zouden moeten helpen om een duurzame toekomst voor Europa te garanderen, is er een urgente behoefte en dragen we de verantwoordelijkheid om het Zesde Programma te herzien om actie van de EU op milieugebied de komende decennia nader af te stemmen.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Myller gestemd over de tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap, gegeven hoe belangrijk het is om de aldus geformuleerde doelstellingen te bereiken, in het bijzonder met betrekking tot de thematische strategieën, de bescherming van de biodiversiteit en de handhaving van Gemeenschapswetgeving, en niet te vergeten kwesties als de milieuheffing of het probleem van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu.
De inspanningen zouden verdubbeld moeten worden om een tijdig antwoord te vinden op de milieuproblemen waarop het programma zich richt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag vloeit voort uit een evaluatie waar de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid om heeft gevraagd om te bepalen in hoeverre de Europese Unie tot nu toe heeft voldaan aan haar verplichtingen die zij met het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap is aangegaan. Dit actieprogramma werd in 2002 aangenomen en loopt tot 2012.
Uit deze evaluatie is gebleken dat de tenuitvoerlegging van het actieprogramma zeer achterligt op schema of buitengewoon ver achterligt op schema in het geval van een aantal prioriteitsdoelstellingen. In het licht van de maatregelen die tot nu toe zijn uitgevoerd lijkt het er niet op dat de milieudoelstellingen van het programma die prioriteit hebben in 2012 bereikt zullen zijn. De evaluatie steunt derhalve niet de bewering van de Commissie in haar eigen tussentijdse evaluatie dat de EU, over het geheel genomen, op schema ligt met de tenuitvoerlegging van de geplande maatregelen in het actieprogramma.
Op basis van de evaluatie waartoe het Parlement opdracht heeft gegeven kan worden geconcludeerd dat het besluit van de Commissie om specifieke voorstellen te doen door middel van de thematische strategieën over het geheel genomen niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.
Ondanks dat we in het algemeen vóór het verslag hebben gestemd, zijn we het echter niet eens met enkele punten ervan.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap biedt niets nieuws, zoals een verandering van de reeds ingezette koers. In de evaluatie worden slechts bezorgdheid geuit over het feit dat er niet zo snel vooruitgang wordt geboekt als in de planning werd voorzien.
Hoewel de belangrijkste milieuproblemen worden erkend, wordt er in de evaluatie echter niet gewezen op de redenen voor de verslechterende situatie, namelijk de nietsontziende exploitatie door multinationals ten behoeve van hun eigen winst. Ze gebruiken het milieu als een reservoir, waarvan zij de grondstoffen onbezonnen plunderen en ongeremd exploiteren om maar winst te behalen. Sterker nog, in het Zesde Milieuactieprogramma worden de uitbuiters van de natuur tot de beschermers van het milieu gemaakt, omdat er expliciet wordt gesteld dat effectieve actie, kansen voor het bedrijfsleven en de markt een oplossing zullen bieden.
Het milieu biedt juist een nieuwe kans om kapitaal en winst te accumuleren. Deze uitbuiting wordt zelfs door Gemeenschapsmiddelen gesteund, oftewel door het geld van de burger. Door de liberalisering van sectoren die van strategisch belang zijn en door de bescherming van het milieu te vercommercialiseren wordt de groene economie gepromoot als een van de grotere investeringsmogelijkheden voor monopolistisch kapitaal.
Tegelijkertijd wordt het toegenomen bewustzijn wereldwijd uitgebuit. Dit verheelt het feit dat gevaarlijke klimaatveranderingen en de opwarming van de aarde het gevolg zijn van industriële ontwikkeling die is gebaseerd op kapitalistische winst en het tot handelswaar maken van de aarde, lucht, energie, water et cetera.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik juich het verslag-Myller over de tussentijdse evaluatie van het Zesde Milieuactieplan van de Gemeenschap toe. Ik deel de zorgen over de toename van door het vervoer veroorzaakte uitstoot en de maar langzaam op gang komende inspanningen richting energie-efficiëntie. Er moeten op deze gebieden meer gezamenlijke inspanningen worden verricht.
Vincent Peillon (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd van mijn Finse collega in de socialistische fractie Riitta Myller.
Halverwege de termijn wordt er in deze tekst een zorgwekkend beeld geschetst van de vorderingen van het Zesde Milieuactieplan van de Gemeenschap (2002-2012).
De uitvoering van essentiële maatregelen om de klimaatverandering te bestrijden is enorm vertraagd. Zo heeft de EU ook buitengewoon beperkte vooruitgang geboekt inzake het behoud van de luchtkwaliteit, de tenuitvoerlegging en handhaving van Gemeenschapswetgeving, de bescherming van de biodiversiteit, de hervorming van voor het milieu schadelijke subsidies en het promoten van duurzame productie-/consumptiemodellen.
De analyse die in dit verslag wordt gegeven is op zijn zachtst gezegd alarmerend, omdat het momenteel zeer onwaarschijnlijk lijkt dat, in tegenstelling tot wat de Commissie heeft gezegd, we kunnen vasthouden aan de planning die zes jaar geleden werd opgesteld en de milieudoelstellingen die prioriteit hebben in 2012 zijn bereikt.
Door voor deze tekst te stemmen sluit ik me aan bij de meerderheid van het Parlement om er bij de Europese Commissie en de lidstaten op aan te dringen om een cruciale laatste inspanning te verrichten.
Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) We hebben voor het amendement gestemd waarin de Commissie en de lidstaten worden opgeroepen om af te zien van het blokkeren van de toegang tot het Internet. We willen er echter op wijzen dat onze steun voor het amendement voornamelijk te maken heeft met de kwestie van het uitwisselen van bestanden voor privégebruik. Voor bepaalde soorten misdrijven, bijvoorbeeld kinderporno en de systematische schending van het auteursrecht om commerciële redenen, zou het blokkeren van de toegang tot het Internet een van de mogelijke methoden moeten zijn naast andere om criminele activiteiten te bestrijden.
Marie-Hélène Descamps (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Het verslag van Guy Bono over de culturele industrieën in Europa bevestigt opnieuw het belang van de culturele dimensie bij de tenuitvoerlegging van de Lissabon-doelstellingen. Het onderstreept het potentieel van culturele industrieën op het gebied van werkgelegenheid en groei en de noodzaak om de EU-steun en -actie in deze sector te versterken. In het verslag wordt ook de nadruk gelegd op de kansen die tegenwoordig door het Internet worden geboden als het gaat om toegang krijgen tot, het bevorderen en verspreiden van cultuur. In deze digitale omgeving is het desalniettemin belangrijk om de vrije toegang tot het Internet te verenigen met de rechten en vrijheden van het individu. Het gebruik van het Internet moet voldoen aan de belangrijkste beginselen waarop onze democratische samenlevingen zijn gebouwd, waaronder ook de eerbiediging van de intellectuele-eigendomsrechten. Om het hoofd te bieden aan het wijdverbreide en niet aflatende downloaden dat met name de audiovisuele sector en de muzieksector treft, moeten er samen met de verschillende belanghebbenden passende en proportionele maatregelen worden voorgesteld. Tijdelijke opheffing van de toegang tot het Internet, als onderdeel van een gradueel antwoord en met eerbiediging van de vrijheden van het individu, zou een passende oplossing zijn die ook de toepassing van strafrechtelijke sancties zou voorkomen, waarvan de grenzen tegenwoordig duidelijk zijn. Ik betreur het dat het Parlement die mogelijkheid vandaag heeft verworpen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We zijn ons zeer bewust van het belang van cultuur en de verspreiding ervan als het gaat om culturele verscheidenheid en de rechten van kunstenaars en mensen in elke EU-lidstaat.
In dit verslag worden enkele positieve suggesties gedaan die we steunen, zoals het idee om de mobiliteit te bevorderen voor de mensen, goederen en diensten in de creatieve sector, met inachtneming van de regels en beginselen die zijn neergelegd in het Unesco-verdrag over culturele verscheidenheid en de oproep die aan de Commissie is gedaan om te kijken naar de mogelijkheid om een programma op te zetten dat vergelijkbaar is met het MEDIA-programma. Zo steunen we ook de oproep die aan de Commissie is gedaan om de procedures af te ronden voor de tenuitvoerlegging van het initiatief voor de Europese Digitale Bibliotheek, om de muziek-, theater- en uitgeverij-industrieën te stimuleren en te ondersteunen om de transnationale distributie van werken te vergemakkelijken en, als een eerste stap, om een mechanisme op te zetten in het kader van het Cultureel Programma waardoor niet-audiovisuele culturele industrieën toegang krijgen tot financiering van de Gemeenschap om boeken, muziek en een beroepsopleiding te bevorderen.
We stemmen echter niet in met andere voorstellen, die er op zijn gericht om louter zakelijke belangen te verdedigen in plaats van onderwijs, cultuur, de rechten van kunstenaars en het grote publiek.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE), schriftelijk. − (PL) De bijdrage die cultuur levert aan de economische groei en het effect ervan op de werkgelegenheid werd bevestigd door onderzoek dat eind 2006 door de Europese Commissie werd gepubliceerd. Uit dat onderzoek bleek dat de culturele sector in 2003 ongeveer 2,6 procent van het BBP van de Europese Unie heeft bijgedragen en dat meer dan vijf miljoen mensen in die sector werken.
Geleidelijk wordt het besef groter van de economische dimensie van cultuur en van de rol die zij speelt bij het scheppen van banen. Ook begrijpt men inmiddels beter welke rol cultuur speelt bij de ontwikkeling van het platteland en de stad. Naast haar rechtstreekse input in de economie heeft de creatieve en culturele sector een indirect effect op het Europese socio-economische milieu. Zij bevordert ook de ontwikkeling van ICT. Culturele industrieën spelen een belangrijke rol op lokaal, regionaal en stedelijk niveau en leveren een aanzienlijke bijdrage aan het concurrentievermogen van de Europese Unie.
We dienen daarom het feit toe te juichen dat zowel de Raad als de Commissie van plan is om de rol van cultuur en creativiteit te erkennen als essentiële factoren voor de ontwikkeling van het platteland, het bevorderen van Europees burgerschap en het bereiken van de doelstellingen van de Lissabonstrategie.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Junilistan is van mening dat culturele kwesties in het algemeen onder de politieke verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen. We hebben daarom tegen dit verslag in zijn geheel gestemd. Het verslag valt buiten de wetgevingsprocedure en is niets meer dan een poging van de federalistische meerderheid in het Europees Parlement om de EU nog meer bemoeienis te laten hebben op het gebied van culturele zaken.
We hebben voor het amendement gestemd dat tegen actie is om burgers het recht op toegang tot het Internet te ontzeggen, aangezien we tegen het voorstel van Frankrijk zijn dat het mogelijk zou moeten zijn om degenen in de EU die onderling bestanden uitwisselen van toegang tot het Internet uit te sluiten. Maar in de grond zijn we van mening dat de kwestie van het uitwisselen van bestanden een zaak is waarover de lidstaten zelf wetgeving moeten opstellen.
Mary Honeyball (PSE), schriftelijk. − (EN) Net als de meerderheid van mijn fractie heb ik beide delen van dit amendement gesteund. Gedwongen opheffing van de Internetaansluiting van een klant, zonder rechterlijk toezicht, is niet de juiste oplossing om piraterij te bestrijden.
Bovendien zijn Internetaansluitingen vaak niet persoonsgebonden. Als je de internetaansluiting van één iemand gedwongen afsluit, kan dat een onbedoeld en disproportioneel effect op andere onschuldige gebruikers van diezelfde aansluiting hebben.
Ik ben ten zeerste voor maatregelen om degenen die in de culturele industrieën werken te beschermen door intellectueel eigendom te beschermen. Toegang tot het Internet wordt echter steeds belangrijker voor burgerparticipatie, pluriforme media, vrijheid van meningsuiting en de interactie met overheidsdiensten. We dienen het afsluiten van een aansluiting waar mogelijk te voorkomen ten gunste van andere, effectievere maatregelen om piraterij te bestrijden.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag-Bono gestemd, waarin het enorme belang van de culturele industrieën in Europa wordt erkend. In mijn eigen land, Schotland, genereert de creatieve industrie meer dan vijf miljard pond per jaar, waarmee zij zowel aan de economie als aan onze maatschappij in haar geheel bijdraagt. De EU moet met de naties van Europa samenwerken om ervoor te zorgen dat we een coherente strategie aannemen om de industrieën van ons rijke en cultureel verscheiden werelddeel te promoten.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Onder het mom van eerbiediging van verscheidenheid wordt cultuur tot handelswaar gemaakt. De intellectuele rechten van scheppende individuen worden geacht eigendom te zijn dat kan worden afgenomen en gekocht als handelswaar. De behoefte om de voorwaarden van de Unesco te eerbiedigen door middel van zogenaamde waardige compromissen is een voortdurende en geleidelijke aanpassing aan de eisen en voorwaarden van de WTO.
Wat er in feite plaatsvindt is een monopolistische centralisatie en inbezitneming van alle voorwaarden van het culturele bestaan en de culturele productie van elk land onder de paraplu van de maatregelen en regels van de impopulaire Lissabonstrategie. Deze is ontworpen om het kapitaal te verrijken; zij verschuilt zich achter mooie praatjes, vermaningen, aansporingen en preken over de eerbiediging van verscheidenheid.
Helaas worden alle menselijke waarden gebruikt om er winst mee te behalen. De natuur wordt geëxploiteerd uit winstbejag en we merken reeds de verwoestende effecten van dit beleid. Niets anders dan de meedogenloze wetten van de markt vernietigen, verlagen en homogeniseren elke culturele, esthetische, artistieke en ethische waarde. Deze waarden moeten worden omgezet in kapitalistische winst, vanwege de interne en internationale imperialistische concurrentiestrijd.
In het EU-beleid wordt de interne tegenstrijdigheid tussen de kwaliteit van cultuur en winst alleen opgelost als aan de meedogenloze behoefte aan winst wordt tegemoetgekomen. Daarom zijn we van plan om tegen dit verslag te stemmen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de heer Bono over de culturele industrieën in Europa roept op tot meer erkenning voor de bijdrage die deze industrieën leveren aan de Europese economie. Ook dient er met de culturele sector rekening te worden gehouden bij de formulering van het EU-beleid meer in het algemeen. Beleidsmaatregelen die van invloed zijn op de interne markt, het concurrentievermogen, de handel en onderzoek en ontwikkeling om er maar enkele te noemen, zijn alle op verschillende manieren van belang voor de culturele sector en in de voorstellen in dit verslag wordt dat erkend. Ik heb daarom voor de aanbevelingen van de heer Bono gestemd.
Vincent Peillon (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór dit verslag over culturele industrieën in Europa gestemd dat ter tafel is gebracht door mijn socialistische collega Guy Bono.
Wat zijn culturele industrieën? Het is misschien een wat vreemde term, maar hoewel cultuur niet met haar economische dimensie kan worden samengevat, zou het net zo schadelijk zijn om dit aspect van de zaak te verdoezelen: cultuur is nu een krachtige katalysator voor groei en werkgelegenheid en was in 2003 goed voor 2,6 procent van het BBP en 3,1 procent van de banen in de EU.
In deze tekst wordt een herlancering van de Europese platenindustrie aanbevolen (door een verlaagd BTW-percentage of een Europees steunfonds voor muziek) en wordt ingegaan op het probleem van de piraterij, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak om de toegang tot cultuur democratischer te maken maar ook om het intellectueel eigendom te eerbiedigen.
In dit opzicht heb ik in het bijzonder een amendement gesteund, dat met een marge van 17 stemmen is aangenomen, dat ingaat tegen de repressieve strategie van een “gradueel antwoord” dat in Frankrijk is voorgesteld in het verslag dat door Denis Olivennes aan de president van de republiek is aangeboden. Naar mijn mening is het niet alleen onpraktisch maar ook gevaarlijk om dienstenaanbieders - particuliere ondernemingen - de rol toe te vertrouwen van het nauwlettend in de gaten houden en opheffen van de Internetaansluiting van mensen die van illegaal downloaden worden verdacht.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Het verslag over de culturele industrieën in Europa opent met een angstaanjagende alinea in de geest van het EU-nationalisme over de rol van cultuur bij de ontwikkeling van het Europees project. Desondanks stem ik vóór dit verslag, omdat in de belangrijkste delen ervan, het Parlement zegt dat het uitwisselen van bestanden op niet-commerciële basis niet strafbaar moet worden gesteld en, indien de amendementen 1 of 2 doorgezet worden, er geen toevlucht zal worden genomen tot maatregelen als het blokkeren van de toegang tot het Internet omdat dit een schending is van fundamentele vrijheden en de mensenrechten en indruist tegen de beginselen van proportioneel antwoord, effectiviteit en afschrikwekkende waarde.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) In het Europees Parlement hebben we een naam voor verslagen die eindeloze politieke wensenlijsten bevatten, ongeacht of we bevoegdheden op dat terrein hebben of niet – ze worden kerstbomen genoemd. Het verslag van Guy Bono is er zo een. En toch was er een belangrijk lichtpuntje, namelijk het uitstekende amendement 1 van Christofer Fjellner, waarin een duidelijk politiek standpunt naar voren werd gebracht door erop te wijzen dat pogingen om personen die illegaal elektronisch materiaal kopiëren de toegang tot het Internet te ontzeggen niet aan te bevelen zijn.
Aangezien uitgelekt is dat president Nicolas Sarkozy het Franse experiment naar de EU wilde overbrengen, is er alle reden om een uitspraak te steunen van de strekking dat dit, om het voorzichtig uit te drukken, niet op prijs zou worden gesteld. Omdat het amendement werd aangenomen, heb ik vóór een verslag gestemd dat ik anders had proberen te verwerpen.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. − (EN) Wat betreft het tweede deel van amendement 22 vind ik dat bij mensen die op het Internet in strijd met de wet handelen die dienst ingetrokken dient te worden. Daarom heb ik tegen deel 2 gestemd.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik juich het uitstekende verslag van mijn collega de heer Graça Moura toe over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering, waarin een uitgebreid programma wordt voorgesteld om het mogelijk te maken een strategie te volgen die zowel in de EU als bij de betrekkingen van de EU met derde landen kan worden gevolgd.
Op zijn minst al sinds maart 2005 benadrukt de heer Graça Moura dat de fundamentele doelstellingen van de Lissabonstrategie nooit volledig bereikt kunnen worden, tenzij cultuur wordt behandeld als een van haar essentiële dimensies.
De mededeling van de Commissie onderschrijft deze gedachte en maakt van cultuur een cruciaal punt van de Europese politieke agenda.
Ik ben het met de rapporteur eens wanneer hij zegt: “Het is juist vanwege deze geglobaliseerde wereld noodzakelijk de Europese identiteit te bevestigen en te versterken, zonder daarbij afbreuk te doen aan de culturele verscheidenheid van de verschillende Europese volkeren.”
Ik feliciteer ook de Europese Commissie met deze mededeling en ik verzoek met klem om de oprichting van de taskforce voor cultuur die reeds door voorzitter Barroso is aangekondigd, in plaats van de oprichting en het werk ervan uit te stellen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag bevat enkele zeer tegenstrijdige aspecten. Enerzijds wordt er continu een poging gedaan om de ware situatie in Europa te verbergen. Er is niet één “Europees cultureel erfgoed”, in het bijzonder als verwijzing naar “humanisme, tolerantie, democratie” enzovoort. De hele culturele geschiedenis van Europa is, net als zijn geschiedenis in het algemeen, niet louter gebouwd op verscheidenheid, bewonderenswaardige creatieve energie en vooruitgang, maar ook op gewelddadige conflicten, intolerantie en vele lijnen en contexten van culturele overheersing. Eén erfgoed is een verzinsel, vroeger gevoed door cultureel Eurocentrisme (Europa als “voorhoede” en andere genoemde aspecten) en tegenwoordig gevoed door de vaak herhaalde mythe van een “Europese” culturele identiteit.
Anderzijds zitten er echter ook positieve aspecten aan de politieke intentie te beweren dat er één Europese identiteit bestaat. Dit komt doordat deze bewering van een identiteit niet slechts bedoeld is om staande te houden dat er een “Europese” culturele identiteit bestaat, maar om te waarborgen dat er verzet wordt geboden tegen de druk die door de dominante culturele industrieën van de Verenigde Staten wordt uitgeoefend (verdediging van linguïstische en culturele verscheidenheid; culturele industrieën beschouwen als een “beschermde ruimte ten opzichte van de handelsregels”, concluderen dat de “handelsbalans van de EU voor cultuurgoederen en -diensten een negatief saldo vertoont”).
Wij hebben ons daarom uiteindelijk van stemming onthouden.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag van Graça Moura gestemd waarin terecht de cruciale rol wordt belicht die lokale, regionale en nationale autoriteiten spelen bij het cultiveren en beschermen van het cultureel erfgoed. De culturele verscheidenheid van Europa is een van onze grote schatten en mijn fractie, de Vrije Europese Alliantie, zet zich ervoor in om deze verscheidenheid te beschermen. Zo zet mijn partij zich ook in voor een cultureel kosmopolitisch Schotland en onderneemt in de regering stappen om het rijke culturele tapijt te verstevigen, of het nu gaat om onze eigen linguïstische verscheidenheid of om het vermogen van ons land om belangrijke beslissingen te nemen met betrekking tot de omroep. Europa kan zich verheugen op een cultureel rijk Schotland, dat in de EU een onafhankelijke plaats inneemt.
Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb het verslag over de Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering gesteund, omdat erin wordt benadrukt dat het cultuurbeleid van de Unie is gericht op Europese integratie, terwijl tegelijkertijd de nationale en regionale verscheidenheid van de lidstaten wordt geëerbiedigd. De Gemeenschap kan alleen op het gebied van cultuurbeleid handelen als haar middelen de activiteiten van afzonderlijke landen aanvullen en ondersteunen, maar kan deze niet vervangen.
Het stemt me zeer tevreden dat ik kan verwijzen naar het aannemen van het amendement dat is ingediend door twee Poolse leden die lid zijn van de Commissie cultuur: mevrouw Tomaszewska en de heer Podkański. Hun amendement gaat over het uitroepen van 2010 als jaar ter nagedachtenis aan Frédéric Chopin. Het is de moeite waard eraan te herinneren dat het in 2010 tweehonderd jaar geleden is dat deze begaafde componist in Żelazowa Wola (Polen) werd geboren.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom het verslag van de heer Graça Moura als een stap in de goede richting om het cultureel erfgoed van Europa te bevorderen en te bewaren. De oproep aan scholen om de Europese identiteit te bevorderen is volgens mij echter in tegenspraak met de fundamentele rol die onderwijs in onze maatschappij speelt. Er dient veel meer te worden gedaan, vooral om te garanderen dat dit cultureel erfgoed zo breed mogelijk wordt gedeeld. Het verslag moet nog worden aangescherpt en mijn stem weerspiegelde van deze opvatting.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het cultureel erfgoed van Europa is een van onze grote schatten die bewaard moeten blijven. Nadenken over hoe aan kunstenaars niet alleen financiële maar ook juridische steun kan worden gegeven is hier één aspect van, maar het is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat overtredingen die in de privésfeer plaatsvinden zonder de bedoeling om winst te maken niet onder het strafrecht vallen.
Het is echter nog belangrijker om ervoor te zorgen dat onze christelijk-westerse wortels niet geleidelijk en onherroepelijk verloren gaan. De integratie waarover we zoveel horen moet er niet uit bestaan dat we Kerstmis, Pasen, Sinterklaas enzovoort op onze kleuterscholen en andere scholen afschaffen in een poging om de moslimimmigranten ter wille te zijn, omdat dit tot een verlies van onze culturele identiteit zou leiden. We moeten juist meer doen om ervoor te zorgen dat onze gebruiken, tradities en ethische waarden door andere mensen onderhouden en ook gerespecteerd worden.
Lydie Polfer (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik onderschrijf dit verslag volledig, waarin de fundamentele rol van cultuur in het proces van Europese integratie wordt erkend. Ik steun de voorstellen voor een culturele agenda voor Europa met zijn drie hoofddoelstellingen: culturele verscheidenheid en een interculturele dialoog bevorderen, cultuur promoten als voertuig voor creativiteit in het kader van de Lissabonstrategie en cultuur promoten als een hoofdelement van de externe betrekkingen van de EU.
De externe dimensie van cultuur in Europa zou zich moeten doen gelden: cultuur zou opgenomen moeten worden in de politieke dialoog met onze partnerlanden en regio´s en systematisch worden geïntegreerd in ontwikkelingsprogramma´s, in het bijzonder die met onze ACS-partners. Ik geloof dat het oprichten van een cultureel fonds voor de EU-ACS-landen bijzonder verstandig is, omdat hierdoor de opkomst van lokale industrieën en markten wordt gestimuleerd en de toegang van culturele producten uit ACS-landen op de Europese markt gemakkelijker wordt gemaakt.
Het is belangrijk om de rol te erkennen die door lokale en regionale autoriteiten wordt gespeeld bij het promoten van cultuur en ervoor te zorgen dat zij meer betrokken raken bij de tenuitvoerlegging van de culturele agenda van de EU.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het is vaak lastig omgaan met de verslagen over cultuur die door het Parlement worden opgesteld. De bedoelingen zijn uiteraard goed en het is, zoals in het verslag in kwestie ook wordt voorgehouden, een goed idee om, wanneer dat kan worden gerechtvaardigd, gebruik te maken van het pan-Europese niveau om kunstenaars te ondersteunen bij de uitoefening van hun beroep. Dat betekent niet dat alles op EU-niveau dient te worden gedaan. Integendeel, er zijn goede redenen om het subsidiariteitsbeginsel nauwlettend in de gaten te houden, zodat de lidstaten niet de mogelijkheid verliezen om hun eigen cultuurbeleid te ontwikkelen. Het was daarom deels een principekwestie die tot mijn besluit heeft geleid om tegen het verslag te stemmen.
Nog ernstiger in juist dit geval is echter de taal die in een groot deel van het verslag wordt gebruikt. Overweging K heeft een toon die angstwekkend is. Dezelfde insinuatie is in verschillende andere delen van de tekst geslopen. Het is belangrijk om zorgvuldig en oordeelkundig te werk te gaan bij de bespreking van begrippen als cultureel erfgoed. Dat is hier niet het geval geweest.
Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. − (EN) De sociaal-democratische fractie van het Europees Parlement is voor onderwijs op scholen over de geschiedenis van de Europese Unie. We zijn het er echter niet mee eens dat er één bepaalde opvatting over de Europese identiteit en cultuur actief gepromoot zou moeten worden via de leerplannen van scholen. Daarom hebben we ons op dit punt van stemming onthouden omdat onderwijs dient te gaan over het informeren van leerlingen in plaats van het promoten van welke gedachte dan ook.
- Ontwerpresolutie: Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie (B6-0131/2008)
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór de ontwerpresolutie gestemd over het groenboek van de Commissie “Aanpassing aan klimaatverandering in Europa - mogelijkheden voor EU-actie” omdat ik de opvatting deel dat aanpassingsmaatregelen een garantie bieden tegen de negatieve en onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering. Het vroegtijdig ontwerpen van aanpassingsmaatregelen voor de landbouw, het waterbeheer, ruimtelijke ordening en de volksgezondheid maakt deel uit van een wenselijke houding ten opzichte van de nadere omschrijving van milieubeleidsmaatregelen op Gemeenschapsniveau.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is algemeen bekend dat, volgens de bijdrage van Werkgroep II aan het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, bijna alle Europese regio’s naar verwachting negatieve gevolgen zullen ondervinden van de toekomstige effecten van de klimaatverandering. Dit kan een verdere bedreiging vormen voor de Europese biodiversiteit en de maatschappelijke ontwikkeling in de weg staan, waardoor een diagonale benadering vereist is met aandacht voor sociale, economische en milieuaspecten in brede zin.
In deze resolutie worden bepaalde oorzaken en maatregelen benadrukt, die in enkele gevallen tegenstrijdig zijn.
Het is goed dat het bestaan van talrijke onderzoeken en modellen op regionaal of lokaal niveau over de gevolgen die de klimaatverandering waarschijnlijk zal hebben wordt erkend, maar in veel van deze onderzoeken wordt er niet evenveel aandacht geschonken aan de socio-economische dimensie en de voorziene gevolgen voor de betrokken bevolkingsgroepen.
Ik verwelkom de uitnodiging aan de Commissie om de wetenschappelijke voorbereiding van een gemeenschappelijke Europese databank inzake kwetsbaarheden te coördineren en te steunen, om zo inzicht te krijgen in het effect op maatschappelijke groepen en het Europese cultureel en nationaal erfgoed en hoe samenlevingen in de toekomst zouden kunnen reageren op de gevolgen van klimaatverandering.
Met andere punten zijn we het echter oneens, zoals het handhaven van de handel in emissierechten.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik deel de visie die de heer Sacconi schetst in de ontwerpresolutie over het groenboek van de Commissie “Aanpassing aan klimaatverandering in Europa - mogelijkheden voor EU-actie”. Inspanningen om ons aan de klimaatverandering aan te passen moeten zo snel mogelijk worden gedaan. De internationale aard van de kwestie vereist gezamenlijke Europese actie. In de financiering van dergelijke activiteiten dient dit ook te worden weerspiegeld. Het klimaat is aan het veranderen en hoewel inspanningen om de gevolgen ervan zo klein mogelijk te houden van essentieel belang zijn, moeten ze worden aangevuld met een EU-strategie die ons in staat stelt ons aan te passen aan de gevolgen die de opwarming van de aarde zal hebben voor ons dagelijks leven.