2. Top Europese Unie-Latijns Amerika en Caraïben (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de Top Europese Unie-Latijns-Amerika en de Caraïben.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De Raad is blij met de belangstelling die het Europees Parlement toont voor het versterken van het strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika en de Caraïben. En we zijn net zo verheugd over de actieve rol die het Parlement heeft gespeeld bij het stimuleren van concrete toezeggingen ten behoeve van deze regio, die aanzienlijke voordelen voor de burgers van beide partijen zouden bieden.
Ten eerste zou ik u graag willen feliciteren met de oprichting van de gezamenlijke Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering, die een cruciale rol zal spelen in het bijeenbrengen van de burgers van beide partijen. De resoluties die EuroLat gedurende haar zitting in december heeft aangenomen vormden een waardevolle, stimulerende bijdrage aan de doelstellingen van de staatshoofden of regeringsleiders van landen van beide partijen van de top, die volgende maand zal plaatsvinden. En mijnheer de Voorzitter, we zijn net zo verheugd dat u heeft aangegeven te willen deelnemen aan de Top EU-LAC in mei. Met uw deelname zal de goede gewoonte die in 2006 tijdens de top in Wenen is geïntroduceerd worden voortgezet.
De Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen zijn overeengekomen dat hun topconferentie in Lima, met als motto “Addressing our People’s Priorities Together” (“De prioriteiten van onze mensen samen aanpakken”), zich zal concentreren op twee kernzaken. Ten eerste: armoede, ongelijkheid en uitsluiting; drie onderwerpen die de belangrijkste uitdagingen voor sociale samenhang vertegenwoordigen. En ten tweede: milieu, klimaatverandering en energie, onder de algehele noemer duurzame ontwikkeling. Met betrekking tot het eerste agendapunt – armoede, ongelijkheid en uitsluiting – zou ik graag willen benadrukken dat sociale samenhang voor de Europese Unie van essentieel belang is en dat dit ook een doelstelling is die aansluit op de aloude Europese tradities. Sociale samenhang omvat feitelijk alle drie onderwerpen, en betekent het bestrijden van armoede, ongelijkheid en uitsluiting. Alle drie onderwerpen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. We zijn het eens met de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen dat onze samenwerking op alle drie genoemde gebieden moet worden versterkt. Daarom willen we onze aandacht op de volgende punten vestigen: sociale zekerheid, fiscaal beleid en de efficiency daarvan, productieve investeringen in meer en betere werkgelegenheid, een beleid om alle vormen van discriminatie – zij het seksueel, ethisch, religieus of anderszins – te bestrijden, het verbeteren van fundamentele sociale voorzieningen en netwerken voor sociale zekerheid, en de kwaliteit van het onderwijs.
Het bieden van geschikte werkgelegenheid is een belangrijk onderdeel van maatschappelijke vooruitgang. Zoals u weet, bevatten alle overeenkomsten tussen de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse landen en regio’s artikelen over samenwerking op het gebied van maatschappelijk beleid en toezeggingen om de zogenoemde fundamentele arbeidsnormen, zoals gedefinieerd door de Internationale Arbeidsorganisatie, te eerbiedigen. Tijdens de voorbereidingen voor de top in Lima hebben beide partijen naar manieren gezocht om werkgelegenheid die op deze wijze is gedefinieerd te stimuleren, met name in kleine en middelgrote ondernemingen. Tegelijkertijd heeft het Sloveense voorzitterschap benadrukt dat meer investering in het onderwijs, vooral op basis- en beroepsopleidingsniveau, van essentieel belang is voor het verbeteren van het concurrentievermogen van onze landen, zowel in de Europese Unie als in de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen.
Het tweede agendapunt van de binnenkort te houden top: ontwikkeling en milieu, klimaatverandering en energie. We wijzen erop dat armoede nauw verbonden is met deze kwesties. De klimaatverandering zal een aanzienlijk effect hebben op onze economieën, onze groei en ons beleid om de armoede te verminderen. We weten al dat de meest kwetsbare groepen er waarschijnlijk het meest van te lijden zullen hebben. Zowel in de Europese Unie als in de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen zijn we ons bewust van de risico’s op het gebied van veiligheid die de klimaatverandering met zich meebrengt. We weten dat, als we verzuimen hier tegen op te treden, de consequenties veel ernstiger zullen zijn dan de kosten van preventieve maatregelen. Uit de discussies die op dit moment gaande zijn over de verklaring die tijdens de top moet worden aangenomen blijkt duidelijk dat we de vele aspecten van dit wereldwijde probleem gezamenlijk gaan aanpakken.
Beide partijen zullen gevallen van niet-duurzame productie en consumptie moeten wijzigen. Er dienen bepalingen voor concrete en dringende maatregelen voor een duurzaam beheer van bossen en het gebruik van bronnen te worden gesteld om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, om investeringen in productiemethoden met een lage CO2-uitstoot te stimuleren, om de biodiversiteit te behouden, en voor het beheer van waterbronnen en dergelijke.
De Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen zullen natuurlijk ook prioriteit geven aan een verdere samenwerking op dit gebied binnen het kader van de Verenigde Naties. En ter afsluiting van mijn inleiding zou ik u allemaal hartelijk willen danken voor uw aandacht.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil me graag aansluiten bij de minister en het Parlement bedanken voor het agenderen van de Top Europese Unie-Latijns-Amerika en de Caraïben bij zijn plenaire zitting. Sinds de lancering van ons strategisch partnerschap in 1999 in Rio zal dit de vijfde topconferentie tussen onze regio’s zijn.
De top in Lima zal vooral de nadruk leggen op twee specifieke onderwerpen: ten eerste het bestrijden van armoede, ongelijkheid en uitsluiting, en ten tweede klimaatverandering en energie. De top vindt in een zeer stimulerende context plaats.
Het Latijns-Amerikaanse en Caribisch gebied verandert bijzonder snel. Voor het eerst is het bruto binnenlands product van de regio gedurende de laatste vijf jaar gemiddeld vijf procent gestegen. Hierdoor zijn de openbare begrotingen gestegen, en dat stelt de regio in staat de risico’s van ongelijkheid, die nog steeds aanzienlijk zijn, aan te pakken. Laten we niet vergeten dat daar nog steeds meer dan 200 miljoen mensen in armoede leven. De regio wordt internationaal gezien ook steeds belangrijker als producent van landbouwproducten en biobrandstoffen.
Deze ontwikkelingen vinden plaats binnen een politieke context die verdeeld is tussen democratie – nog steeds het meest voorkomende systeem in de regio – en een stijgende trend in de richting van populisme, en in sommige gevallen zelfs de versterking van de uitvoerende macht ten koste van een parlementaire regering en voorrang van het recht.
Zoals u weet, is Europa op zeer veel niveaus bij de regio betrokken. Zij zet zich ervoor in deze structurele problemen samen met de regio op te lossen. Europa is nog steeds de voornaamste donateur in de ontwikkelingssamenwerking en de grootste buitenlandse werkgever. Als tweede handelspartner van de regio loopt Europa op kop voor wat betreft investeringen, die aanzienlijk hoger zijn dan de investeringen van China. Sinds hun introductie hebben onze algemene associatieovereenkomsten met Chili en Mexico een aanzienlijke impact gehad op de groei van onze handelsbetrekkingen. Op dit moment bevinden we ons in de derde fase van de onderhandelingen voor ondertekening van associatieovereenkomsten met de Andesgemeenschap en Midden-Amerika, die naar het ernaar uitziet binnenkort zal plaatsvinden. We werken aan het bevorderen en ondersteunen van regionale integratie, om de positieve ervaring van Europa wat dat betreft te delen.
Met dezelfde gedachte zijn we momenteel in onderhandeling met Mercosur over de mogelijkheden de zaak in de huidige situatie weer aan de gang te krijgen. Onlangs hebben we een strategisch partnerschap met Brazilië ondertekend, dat vóór het eind van dit jaar tot de introductie van een eerste gezamenlijk actieplan moet leiden. Het Caribisch gebied is de eerste en tot nu toe de enige partij die met succes in het kader van de Overeenkomst van Cotonou onderhandeld heeft over een overeenkomst inzake economisch partnerschap met de Unie.
Natuurlijk blijven we in de hele regio de democratie en de mensenrechten steunen, zowel door middel van samenwerkingsprogramma’s alsook – zo nodig en alleen op verzoek – door middel van verkiezingswaarnemingsmissies.
Tot slot zal ik de prioriteiten voor de top en de nabije toekomst kort omschrijven. Sociale samenhang en regionale integratie, gezien hun belang voor economische en politieke stabiliteit, en multilateralisme, gezien het feit dat de twee regio’s zeer gelijksoortige waarden hebben, moeten de politieke prioriteiten blijven voor het partnerschap van de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische regio. De voornaamste doelstelling van de Europese Unie voor de top in Lima is het verstevigen van het bestaande strategisch partnerschap en het te verbeteren op twee vlakken, sociale samenhang en duurzame ontwikkeling, die in de nabije toekomst van essentieel belang zullen zijn voor onze relatie met de regio.
Voor wat betreft sociale samenhang is de Europese Commissie al bezig belangrijke hulp- en samenwerkingsprogramma’s uit te voeren om de armoede in de regio te verminderen. Veertig procent van de 2,6 miljard euro aan samenwerkings- en ontwikkelingssubsidies voor de komende zes jaar wordt ingezet om problemen op het gebied van sociale samenhang op te lossen.
Voor wat betreft het milieu en de klimaatverandering willen we meer met de regio gaan samenwerken om deze wereldwijde uitdaging aan te pakken. As inleiding tot de top in Lima is, op initiatief van de Commissie, in maart 2008 de eerste ministeriële dialoog tussen de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen gestart. We moeten de gelegenheid die ons wordt geboden aangrijpen om het verband dat er tussen duurzame ontwikkeling en de klimaatverandering bestaat samen met onze partners te bekrachtigen, zelfs als veel landen in Latijns-Amerika nog steeds erg weinig aandacht besteden aan de problemen van de klimaatverandering, ondanks de negatieve en soms rampzalige gevolgen daarvan voor hun regio.
En tenslotte, de Europese Unie dient de belangrijke rol die zij blijft spelen in het bevorderen van deze regionale integratie en het positieve effect van de integratie op de economische en politieke stabiliteit van de subregio’s te benadrukken.
Dat is wat ik het Parlement kan vertellen, en natuurlijk ben ik zeer benieuwd naar wat de sprekers te zeggen hebben.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen er wel alleen maar over praten, maar wat het Europees Parlement van de ambitieuze resolutie die het morgen wil gaan aannemen verwacht is dat de daad bij het woord wordt gevoegd, dat de agenda van de top in Lima wordt ondersteund voor wat betreft het bestrijden van de armoede en sociale uitsluiting en ook dat het milieu wordt beschermd en de klimaatverandering wordt tegengegaan met een hele reeks maatregelen.
Mijnheer de Voorzitter, wij willen ook nader ingaan op het regelen van de associatieovereenkomsten – waarin we vertrouwen en geloof moeten hebben – met de douane-unie Mercosur, met de Andesgemeenschap en met Midden-Amerika, zodat deze zo spoedig mogelijk kunnen worden gesloten, vooral binnen deze zittingsperiode, zodat het Huis deze kan aannemen, zoals voorgeschreven.
Wij willen ook graag onze solidariteit betuigen met al degenen die in Colombia zijn gekidnapt, waaronder natuurlijk Ingrid Betancourt, en roepen opnieuw op tot hun onvoorwaardelijke en directe vrijlating.
Mijnheer de Voorzitter, Latijns-Amerika heeft een bevolking van 600 miljoen mensen, het vertegenwoordigt tien procent van het bruto binnenlands product van de hele wereld, herbergt veertig procent van alle groentesoorten van onze planeet en heeft een enorme rijkdom aan buitengewoon menselijk potentieel.
Voor de Europese Unie is Latijns-Amerika echter niet alleen een markt, maar ook een werelddeel waarmee we een geschiedenis en waarden delen, die, hoewel niet zonder wat problemen, nu blijkbaar worden verenigd, zo niet overal: vrijheid, democratie, en het eerbiedigen van de mensenrechten en de rechtsstaat.
Dit is de boodschap die wij vanuit het Europees Parlement willen overbrengen, en die we volgende week bij de EuroLat in Lima zullen herhalen: wij willen zien dat er een regionale strategische band wordt gevestigd die op waarden is gebaseerd, een biregionale strategische band met bezieling.
Mijnheer de Voorzitter, volgens mij is dit een prachtige gelegenheid de fungerend voorzitter van de Raad en de Commissie te vragen al het mogelijke te doen. Het Parlement zal er zeker voor zorgen dat de top in Lima een geweldig succes wordt, en u, mijnheer de Voorzitter, zal de gelegenheid hebben namens het Huis een duidelijke, goed gedefinieerde boodschap van de nieuwe betrokkenheid van de Europese Unie bij Latijns-Amerika over te brengen.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geacht leeg Huis, dames en heren, op 16 en 17 mei zullen de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse landen in Lima bijeenkomen. Dat zal hen de gelegenheid bieden voor een historische doorbraak in de biregionale dialoog tussen Europa en Latijns-Amerika te zorgen en een nieuwe dimensie te ontwikkelen in de betrekkingen tussen onze twee werelddelen.
Een derde van de lidstaten van de Verenigde Naties is een Europees of Latijns-Amerikaans land. Dat feit zou op zich voor Europeanen al moeten aangeven dat transatlantische betrekkingen meer inhouden dan alleen de betrekkingen van Europa met de Verenigde Staten van Amerika. Transatlantische betrekkingen gaan vooral over Europa en Latijns-Amerika! Bij vrijwel alle belangrijke kwesties waar we in dit Huis over debatteren komen de standpunten van de Latijns-Amerikaanse landen overeen met die van de Europese Unie.
In onze resolutie hebben we het over onze ideeën met betrekking tot sociale samenhang, en deze ideeën worden volledig gedeeld door alle Latijns-Amerikaanse regeringen, of ze nu een rechts of een links leiderschap hebben. We hebben het over de maatregelen die essentieel zijn om het milieu en het klimaat te beschermen, en dat ondervindt bijzonder veel bijval aan Latijns-Amerikaanse zijde. Laat me terloops nog opmerken dat geen enkel doel voor wat betreft het klimaat te verwezenlijken is tenzij de Latijns-Amerikaanse landen aan onze kant staan.
Als we praten over de hervorming van de internationale instellingen, over de hervorming van de Verenigde Naties, over de hervorming van de Veiligheidsraad, als wij Europeanen zeggen dat multilateraal beleid de oplossing biedt voor conflicten in de 21e eeuw, wordt dat standpunt door al onze Latijns-Amerikaanse partners onverdeeld gesteund. Als we praten over de noodzaak de financiële stelsels te hervormen en dat er controle moet zijn op de internationale financiële markten, vinden we nergens meer begrip dan in Latijns-Amerika. Elke Argentijnse politicus, zowel links als rechts georiënteerd, kan u precies vertellen wat internationaal financieel beleid in een land kan aanrichten!
Als we praten over de voedselcrisis, zoals gisteren, en over de toenemende schaarsheid van voedsel en landbouwgrond voor het telen van voedsel door de productie van biomassa, en hoe dit een gevolg is van het milieubeleid, moeten we maar eens met de Brazilianen en Latijns-Amerikaanse politici praten. Daar zien we deze problemen duidelijk voor ogen staan. De toenemende schaarsheid van voedsel, die tot prijsstijgingen leidt, treft onze consumenten hard, maar de mensen in Latijns-Amerika nog veel harder. Nergens wordt Europa meer gesteund, krijgen we meer bijval wanneer het aankomt op het oplossen van de huidige problemen, dan in Latijns-Amerika.
Bij de laatste top in Wenen zei bondskanselier Schüssel, die destijds voorzitter van de Raad was: “Het was fantastisch, iedereen kon met elkaar praten!” Dat is natuurlijk mooi, maar we kunnen het ons niet permitteren dat dit het enige resultaat zal zijn in Lima. We moeten nu concrete overeenkomsten met Mercosur, met de Andesgemeenschap en met de Midden-Amerikaanse landen realiseren en de onderhandelingen afronden.
Ik wil niet miskennen dat er nog heel wat problemen op te lossen zijn, maar die moeten we aanpakken. Wat gaan we met Cuba doen? Willen we de sancties nog langer handhaven? De grote meerderheid van de EU-lidstaten wil deze nutteloze sancties opheffen. Maar er zijn ook een paar lidstaten die dat niet voorstaan. Het interessante is dat een aantal van de landen die de sancties niet willen opheffen, niettemin momenteel hun handelsbetrekkingen met Cuba op grote schaal aan het uitbreiden zijn. Dat valt op den duur aan niemand te verklaren. Laten we dit beleid laten varen. Laten we beseffen dat het teweegbrengen van verandering door toenadering altijd nog een betere aanpak vormt dan de isolatie die George W. Bush voorstaat!
Natuurlijk heeft José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra gelijk dat de FARC de gijzelaars moet vrijlaten. Als land gaat Colombia het meest gebogen onder het juk van terrorisme, en Ingrid Betancourt moet worden vrijgelaten, overigens net zoals alle andere gijzelaars.
De betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika kan de sleutel zijn tot samenwerking tussen twee grote wereldgebieden. Meer vrede op aarde krijgen, de instellingen afstemmen op de behoeften in de 21e eeuw, milieu- en voedselproblemen aanpakken, een betere financiële controle ontwikkelen: al deze kwesties staan op de agenda voor Lima. Mijn fractie hecht er een groot belang aan dat het Europees Parlement in de toekomst veel meer prioriteit geeft aan dit beleid dan we in het verleden hebben gedaan.
Josu Ortuondo Larrea, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, een gemeenschap zoals die van de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen, waarvan de gehele bevolking op het Amerikaanse continent lijkt op die van ons, en die we kunnen aanspreken in hun eigen talen – onder andere Portugees, Frans en Spaans – verdient een speciale aandacht en behandeling van de Europese instellingen.
Naast onze historische banden delen we een christelijke achtergrond, beginselen, waarden en talloze interesses, en dus moeten we nader in blijven gaan op de biregionale strategische band die, voorafgaand aan de top in Lima waar we het vandaag over hebben, al bij de vier eerdere topconferenties van de staatshoofden en regeringsleiders is aangekondigd.
Dit betekent dat we de maatschappelijke, culturele en politieke verzoening tussen onze gemeenschappen moeten blijven voortzetten, ook voor wat betreft handel, economie, zekerheid en het bestrijden van de klimaatverandering en ten gunste van duurzame ontwikkeling.
Ik ben het ermee eens dat we bij deze band een geheel strategisch standpunt moeten innemen, dat, in opvolging van de banden die we al met Mexico en Chili hebben, zo spoedig mogelijk zou moeten leiden tot onderhandelingen met Mercosur, de Andesgemeenschap en Midden-Amerika en dat, op basis van een multiculturele visie, ons in staat stelt een wereldwijde interregionale EuroLat-zone te creëren als een model dat, overeenkomstig de Wereldhandelsorganisatie, vrij verkeer van personen en een vrije commerciële en regionale handelsuitwisseling voor ogen heeft.
Hiertoe moet Europa een bijdrage leveren aan de diversificatie en modernisering van productieprocessen in Latijns-Amerika door middel van programma’s voor overdracht van technologie en capaciteitsopbouw, waarmee een zo goed mogelijke context kan worden geschapen voor investering binnen een vergelijkbaar kader van wettelijke zekerheid, voor een Latijns-Amerikaanse integratie en, met als hoogtepunt van dit alles, voor het uitbannen van armoede, ongelijkheid en uitsluiting.
We moeten de financieringsmiddelen van de Gemeenschap met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking, het bevorderen van de democratie en de mensenrechten en andere programma’s in verband met training, onderwijs, wetenschappelijke en technische samenwerking, gezondheid, emigratie, enz. op een slimme manier inzetten.
We zouden op biregionaal niveau een solidariteitsfonds, een conflictpreventiecentrum, een stichting om dialoog te stimuleren en een waarnemingscentrum voor emigratie moeten oprichten, en Mercosur direct in de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering moeten opnemen.
De toekomst laat niet op zich wachten, mijnheer de Voorzitter, en het verenigen van beide kanten van de Atlantische Oceaan is een uitdaging van het Westen binnen de context van globalisering en de 21e eeuw.
Inese Vaidere, namens de UEN-Fractie. – (LV) Dames en heren, hoewel de betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika dynamisch kunnen worden genoemd, wordt ons potentieel voor samenwerking bij lange na niet volledig benut. Laten we dat eens in de praktijk bekijken. Over het algemeen is Latijns-Amerika rijk aan energiebronnen, maar de vraag zal toenemen en er zijn de nodige grote investeringen voor vereist. Het is in ons wederzijds belang dat er in de diverse Latijns-Amerikaanse staten gelijke kansen zijn voor onze investeringen, waaronder investeringen waarbij beperkingen zijn vastgesteld. Wat de Europese Unie betreft, zou zij de helpende hand moeten bieden op het vlak van technologieën voor hernieuwbare energie, want de klimaatverandering is een zorg die ons allen aangaat. Feit is dat de voordelen van de democratie in de landen van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied in sommige gevallen niet de algehele gemeenschap bereiken. Daarom is het van groot belang onze ervaring in het versterken van democratische instellingen door te geven. We hebben belang bij een stabiele, veilige regio met een duurzame sociaal-economische ontwikkeling. Van onze gezamenlijke inspanningen is een overgang van een beleid als donor naar een samenwerking tussen gelijke partners zowel de doelstelling als het resultaat waar we op hopen. Dank u wel.
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste zou ik het Huis er graag aan willen herinneren dat we hier spreken over een topconferentie die een twijfelachtig proces heeft, waarvan de resultaten zeker onvoorspelbaar zijn. Naar mijn mening heeft niemand enige twijfel over het belang van het verbeteren van de betrekkingen tussen twee van de dichtstbevolkte gebieden ter wereld die een hoog niveau van vooruitgang boeken, Europa en Latijns-Amerika.
Maar het is ook waar, tenminste op dit moment, dat er gezien de resultaten van de vorige topconferenties veel onbekende factoren in dit proces zijn. Zo is het bijvoorbeeld binnen de context van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika in werkelijkheid zo dat deze, tenminste tot nu toe, zeer weinig succes hebben gehad voor wat betreft regionale integratie of het verminderen van de armoede aldaar.
We weten allemaal dat het geen gemakkelijk proces is om bij zo’n divers forum met zo’n breed spectrum aan politieke standpunten als de top in Lima tot concrete overeenkomsten te komen. Daarom geloof ik dat het niettemin relevant is de maatschappelijke en politieke bewegingen in de regio die veranderingen teweegbrengen in de voormalige meerderheden op het Amerikaanse continent goed in de gaten te houden. Ik zou ook graag van de gelegenheid gebruik willen maken president Lugo te feliciteren met de resultaten die in Paraguay zijn behaald, als voorbeeld van deze veranderende trends, die we goed moeten beseffen.
Ik geef toe dat ik bijzonder sceptisch ben over wat er in mei uit de bijeenkomst van de staatshoofden naar voren zal komen, behalve dan een herhaling van de drie punten die men al eerder heeft toegezegd te zullen nastreven, de bestrijding van armoede en het bevorderen van sociale samenhang en duurzame ontwikkeling.
Maar toch geloof ik dat het belangrijk is deze nieuwe kans niet te laten liggen, zoals we voorheen hebben gedaan. Om precies te zijn, vind ik dat er hier twee essentiële aspecten zijn die in de discussies en hun conclusies zouden moeten worden opgenomen. Ten eerste moeten we eraan denken dat de associatieovereenkomsten tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika niet alleen uitgebreid, ambitieus en evenwichtig moeten zijn, maar dat het ook van het allergrootste belang is dat ze een bijdrage leveren aan de mensenrechten en de maatschappelijke en economische rechten van de bevolking, en aan een wederzijdse duurzame ontwikkeling en het verminderen van ongelijkheid. Dit betekent dat men, ten tweede, met de huidige asymmetrie tussen beide regio’s rekening zou moeten houden, en wel met een specifiek doel: ons niet dichter bij iets te brengen dat sommige partijen blijkbaar willen zien, namelijk een vrijhandelszone van Noord- en Zuid-Amerika in Europese stijl.
Ik zou de top ook willen oproepen aandacht te besteden aan een verzoek dat onlangs in dit Huis is gedaan om de vrouwenmoorden te bestrijden, want ik beschouw dat op dit moment als een van de grootste uitdagingen in de wereld, waaronder ook de desbetreffende regio.
Ik zou de organisatoren van de top, in dit geval de Peruaanse autoriteiten, en met name de autoriteiten in Lima, ook graag willen verzoeken de participatie van het maatschappelijk middenveld te garanderen. Behalve andere maatregelen, houdt dit in dat de maatschappelijke organisaties van Enlazando Alternativas de ruimte en faciliteiten kunnen verkrijgen die zij nodig hebben om hun werkzaamheden en debatten in het kader van de top te organiseren, en feitelijk de dialoog kunnen openen waar al zo vele malen om verzocht is.
Tenslotte moeten er voor wat betreft Colombia zeer dringend belangrijke maatregelen, en volgens mij in sommige gevallen zelfs drastische maatregelen worden genomen. Ik behoor echter tot degenen die van mening zijn dat elke actie die in deze context wordt ondernomen een onderdeel moet vormen van een poging het gewapende conflict door middel van onderhandeling tot een eind te brengen, en er zijn velen met mij die daar net zo over denken. Als dit niet gebeurt, ben ik bang dat er geen oplossing en positieve resultaten mogelijk zijn, vooral voor degenen wiens onmiddellijke vrijlating we op dit moment eisen, maar ook voor groepen mensen die op dit moment duidelijk bedreigd worden en die gevaar lopen door een groot aantal factoren, niet alleen de guerrillagroeperingen maar ook andere elementen.
Willy Meyer Pleite, namens de GUE/NGL-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, minister, de vijfde topconferentie heeft sociale samenhang en armoede zeker ter discussie op de agenda staan.
In werkelijkheid, dames en heren, is er nu protest onder de bevolking gerezen tegen alle beleidsvormen die een van de rijkste gebieden op onze planeet tot armoede hebben gereduceerd.
De nieuwe houding van de bevolking van Paraguay bij het kiezen van president Fernando Lugo is het duidelijkste voorbeeld in de praktijk van oppositie tegen het neoliberale beleid dat het continent tot armoede heeft gebracht.
De Europese Unie moet deze werkelijkheid dan ook onder ogen zien. Daarom vinden wij dat de Europese Unie als onderdeel van deze nieuwe werkelijkheid een ander standpunt moet innemen met betrekking tot de Republiek Cuba.
Minister, in juni krijgen we de gelegenheid het oude beleid met de bijzondere status van Cuba die de Europese Unie is blijven handhaven af te schaffen. Het is het enige land ter wereld waarvoor de Europese Unie deze bijzondere status heeft gehandhaafd.
Bij de bilaterale stand van zaken in de betrekkingen van de lidstaten met Cuba is het nu zo dat deze positie niet meer bestaat. Die is tenietgedaan, en zodoende hebben we nu een fantastische mogelijkheid een onderdeel te vormen van de nieuwe werkelijkheid die Latijns-Amerika en het Caribisch gebied nu inluiden.
Wij willen de gezamenlijke resolutie dan ook steunen. Ik geloof dat alle fracties van het Europees Parlement in het zeker stellen van deze overeenkomst een groot compromis hebben bereikt. Er zijn twee amendementen die wij ongetwijfeld zullen handhaven. De ene heeft betrekking op Colombia, omdat wij, conform de benadering van de Verenigde Naties, vinden dat het conflict in Colombia moet worden opgelost door in onderhandeling tot overeenkomst te komen, door middel van politieke onderhandeling. Er is geen andere oplossing van het conflict. Hier zou ik ook graag ons standpunt willen noemen dat het maatschappelijk middenveld actief moet deelnemen als alternatief op de top van staatshoofden en regeringsleiders in Lima.
Wij willen de Peruaanse regering dan ook oproepen al het mogelijke te doen om ook Enlazando Alternativas-bijeenkomsten van het maatschappelijk middenveld, waarbij kritiek en alternatieven worden geboden, mogelijk te maken.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-/Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, onlangs was commissaris Barroso op een promotietour in Ierland. Hij gaf aan het te betreuren dat president Bush gedurende zijn ambtstermijn van acht jaar met 16 verschillende voorzitters van de Raad te maken heeft gekregen en loofde het Verdrag van Lissabon voor het instellen van een gezamenlijke voorzitter.
Op dit moment volgen we de strijd tussen de kandidaten van de verschillende partijen in de diverse staten op de televisie totdat de Amerikaanse president wordt gekozen. Maar hoe gaan wij onze voorzitter kiezen? Die wordt niet gekozen! Er is geen verkiezingscampagne die men op tv kan volgen; er zijn geen kandidaten voor voorverkiezingen; er zijn geen personen waarop we kunnen stemmen. In Europa laten we dit over aan 27 ministers-presidenten die achter gesloten deuren bijeenkomen en een voormalige politicus kiezen: bijvoorbeeld de heer Blair, die in zijn eigen land niet meer verkiesbaar is, of de voormalige Oostenrijkse kanselier, die in Oostenrijk werd weggestemd en die nu een alternatieve kandidaat kan zijn in de ogen van kanselier Merkel, premier Brown en president Sarkozy – de drie Europese leiders die de voorzitter voor ons allemaal gaan kiezen.
Ze zullen apart achter gesloten deuren bijeenkomen en de voorzitter benoemen die wij naar de VS en Latijns-Amerika gaan sturen. Onze niet-gekozen voorzitter zal naar China en Rusland gaan en hun gebrekkige democratie bekritiseren. Hij – want er is geen voornemen een vrouw te benoemen – kan vergezeld worden door de voorzitter van de Commissie, die ook niet wordt gekozen, en een minister van Buitenlandse zaken, die ook door een supergekwalificeerde meerderheid van 20 van de 27 ministers-presidenten van de unie van het Verdrag van Lissabon wordt uitverkoren.
Democratie is in Europa ontstaan, in Griekenland, 2 500 jaar geleden. Hoe kan een voorzitter van de Commissie een verdrag loven waarin alle uitvoerende functionarissen achter gesloten deuren worden benoemd en niet de uitslag zijn van de keuze van kiezers? Er zijn veel te veel landen die veel te vaak mensen naar Brussel hebben gestuurd die zij in eigen land liever kwijt dan rijk waren.
In plaats van het gebrek aan democratie in het Verdrag van Lissabon zouden we moeten kiezen voor een Europa van democratieën en een democratisch Europa waar de kiezers alle mensen kiezen die de Europese burgers in onderhandelingen met andere landen dienen.
In Cork zei commissaris Barroso dat het Verdrag van Lissabon de EU dichter bij de burger zou brengen. Dat is helemaal niet het geval! Het zal de parlementaire democratie in 49 nieuwe gebieden tenietdoen en ons een wetgeving en vertegenwoordiging geven die voornamelijk door mensen wordt bepaald die we niet kunnen kiezen of selecteren. Als gekozen functionarissen kunnen wij onze stem laten horen in de buitenlandse politiek, maar niemand hoeft naar ons te luisteren. Als gekozen functionarissen kunnen wij door middel van amendementen voorstellen naar de niet-gekozen functionarissen in de Commissie sturen. Als gekozen functionarissen kunnen wij vóór of tegen commissaris Barroso stemmen als hij door 20 van de 27 ministers-presidenten wordt herkozen. Maar in een niet-democratische wereld kunnen wij niet het recept voor democratie uitdragen.
Mijnheer de Voorzitter, mijn dank dat u mij heeft toegestaan mijn zowel kritische als opbouwende standpunten te uiten gedurende mijn 29 jaar in deze vergadering, die nog de minst slechte instelling binnen de EU is. Dit is waarschijnlijk mijn laatste debat met de Commissie en de Raad. Na 29 jaar geef ik mijn zetel over aan mijn opvolgster, en in het komende aspergeseizoen in mei ben ik geen lid meer. Dag asperges, Elzasser wijn, Munsterkaas en het monsterlijke reizende circus dat tussen Straatsburg en Brussel heen en weer trekt.
Irena Belohorská (NI). – (SK) De komende Top Europese Unie-Latijns-Amerika en de Caraïben zal de vijfde bijeenkomst zijn van topambtenaren uit beide regio’s. De deelnemers aan de top gaan zich concentreren op de prioriteiten die meer aandacht vereisen: het bestrijden van armoede, ongelijkheid en discriminatie, duurzame ontwikkeling, klimaatverandering, milieu en energie.
Als vicevoorzitter van EuroLat zou ik graag over het milieu willen spreken, met name over kwesties met betrekking tot water. Ik heb een werkdocument voor de bijeenkomst in Lima opgesteld, waarin ik de huidige status van deze belangrijke natuurlijke bron in de Europese Unie analyseer. In dit document geef ik ook een evaluatie van de hulp van de Europese Unie aan Latijns-Amerika op het gebied van kwesties met betrekking tot water, door middel van een onderzoek waarin veel projecten zijn genoemd in het kader van deze hulp op gebieden zoals de watervoorziening en sanitaire voorzieningen, geïntegreerd beheer, onderzoek, controle en preventie van natuurrampen.
Tot slot benadruk ik hierbij de noodzaak voor een wereldwijde aanpak van deze kwestie, door middel van institutionele en wetswijzigingen voor de watersector. Toegang tot schoon water en geschikte oplossingen voor de verwerking van afvalwater en sanitaire voorzieningen zijn belangrijke voorwaarden voor de openbare gezondheid.
Peter Liese (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, natuurlijk wil ook ik de heer Bonde persoonlijk het allerbeste in de toekomst wensen. Toch vind ik het een beetje jammer dat hij de opmerkingen die hij al regelmatig over de instellingen heeft geplaatst tijdens dit belangrijke debat over Latijns-Amerika moest herhalen, want het onderwerp Latijns-Amerika is op zich belangrijk. Dat blijkt wel uit de getallen die de heer Schulz noemde. Een derde van de leden van de Verenigde Naties komt in Lima bijeen. Alles bij elkaar vertegenwoordigen ze een miljard mensen, en als we tot overeenkomst kunnen komen, kunnen we een positieve invloed op de ontwikkeling van de wereld hebben. En gezien de globalisering en de uitdagingen waarmee we te kampen hebben, bijvoorbeeld voor wat betreft China maar ook andere landen, is het essentieel dat Latijns-Amerika en Europa samenwerken.
De klimaatverandering zal een belangrijk thema zijn, en de resoluties zeggen met recht dat juist de armen het hardst door de klimaatverandering worden getroffen. Ik kan hier uit ervaring spreken, want ik ben zelf betrokken bij het werk van een kleine NGO in Midden-Amerika. Wat de mensen daar hebben moeten lijden als gevolg van de orkanen Mitch en Stan, is nog maar een klein voorproefje van wat we kunnen verwachten als we de klimaatverandering niet onder controle krijgen. Het is goed dat we het daarover op zo veel punten met elkaar eens zijn.
Maar op sommige punten zijn we het nog niet met elkaar eens. Hier in het Huis hebben we met een grote meerderheid vóór het opnemen van het luchtverkeer in de handel in broeikasgasemissierechten gestemd. Vicevoorzitter Barrot is zich hiervan bewust en heeft zich over dit onderwerp zeer kritisch uitgesproken. In de rest van de wereld, en helaas ook in Latijns-Amerika, heeft men getracht dit via de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie te blokkeren. Ik vind dat dit in Lima een onderwerp van discussie moet zijn. Als we willen samenwerken om de klimaatverandering tegen te gaan, moeten ook de Latijns-Amerikaanse landen daar opbouwend aan meewerken.
Tenslotte nog even over Cuba. De heer Schulz heeft gezegd dat we niet hetzelfde beleid moeten volgen als de heer Bush, maar dat hebben we nooit gedaan. We hebben nooit de vormen van economische sancties toegepast – sancties die de bevolking van Cuba treffen – die Amerika heeft opgelegd. Wat we in het verleden hebben gedaan, is er een prioriteit van maken ervoor te zorgen dat onze partners, de democratische oppositie, aan de dialoog deelnemen.
Oswaldo Payá en de Damas de Blanco hebben de Sakharovprijs toegekend gekregen, en we kunnen niet gewoon tot de orde van de dag overgaan als de Damas de Blanco de prijs nog steeds niet hebben kunnen ontvangen, en als, zoals nog het afgelopen weekeinde gebeurde, sommigen van hen opnieuw gearresteerd zijn. In de dialoog met Cuba mogen we onze partners niet vergeten.
Luis Yañez-Barnuevo García (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste zou ik graag mijn steun willen uitspreken aan de voorzitter en woordvoerder van onze fractie met betrekking tot deze kwestie, Martin Schulz. Naar mijn mening zijn de betrekkingen van de Europese Unie met Latijns-Amerika zeer belangrijk en hebben ze het grootste potentieel voor de toekomst, gezien de reikwijdte, zoals hier al eerder is genoemd, gezien onze gezamenlijke waarden in het multilaterale systeem van de Verenigde Naties, en gezien de evolutie van Latijns-Amerika, die een economische groei en een vermindering van de armoede laat zien.
Met Cuba als enige uitzondering, zijn het allemaal democratische landen. De top in Lima is een goede gelegenheid voor de andere 49 landen de Cubaanse autoriteiten op te roepen door middel van dialoog een vreedzaam overgangsproces naar democratie te starten, en is ook een prachtige kans om een ware strategische, duurzame alliantie te vestigen.
Tot slot, om te voorkomen dat we ons door nogal typisch Europese romantische denkbeelden laten misleiden voor wat betreft terrorisme of organisaties die, zoals de FARC, nu drugsverkopende guerrilla’s zijn, en geen romantische paramilitaire groeperingen, zoals in de jaren 1970, kunnen ze ook worden opgeroepen het geweld voor eens en voor altijd, unilateraal en onvoorwaardelijk de rug toe te keren.
Renate Weber (ALDE). – (EN) Mijnheer de voorzitter, ik vind dat de mensenrechten en vrouwenrechten ook een hoge prioriteit moeten hebben in de betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika. Ik zou in dit verband graag uw aandacht willen vestigen op een specifieke situatie in Nicaragua. Het verbod op therapeutische abortus, dat in 2006 wettelijk werd ingesteld, heeft al tragische gevolgen gehad voor de gezondheid van vrouwen, bij alle slachtoffers van verkrachting, zoals een negenjarig meisje en een paraplegisch twaalfjarig meisje, die, ondanks het feit dat hun eigen leven gevaar liep, gedwongen waren hun zwangerschap voort te zetten.
Bovendien zijn er advocaten en mensenrechtenverdedigers die onderworpen worden aan een strafrechtelijk onderzoek voor het aanzetten tot misdaad, puur alleen omdat ze deze onmenselijke wetgeving betwisten of omdat ze artsen verdedigen. Dit is onacceptabel, en de Europese Unie kan zich niet veroorloven hierover te zwijgen.
Vorige week heeft de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa een resolutie aangenomen over het recht op veilige en legale abortus in Europa. Dat betekent dat we in Europa om vrouwen geven. Maar als we onze burgers ervan willen overtuigen dat mensenrechten waarden zijn die we echt koesteren, moeten we laten zien dat we er geen dubbele moraal op na houden ten opzichte van partners waarmee we onderhandelingen over overeenkomsten hebben.
Liam Aylward (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het strategische belang van het partnerschap tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika is zeer groot. Al sinds de jaren 1960 zijn de Europese Unie, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied nauwere politieke en economische betrekkingen aan het opbouwen.
Tegenwoordig is de EU de grootste donor van hulp aan deze landen, en de EU is de op een na grootste handelspartner van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Een groot deel van deze EU-gelden gaat naar projecten die sociale samenhang bevorderen en de armoede bestrijden. Als politieke democratische entiteiten werken we samen aan een hele reeks kwesties die van wederzijds belang zijn, waaronder de volgende: het aanpakken van het toenemende belang van energie- en milieukwesties, waaronder de klimaatverandering, door middel van de Groep van Rio en de Europese Unie, het samenwerken in vele projecten om het oplossen van conflicten, de rechtsstaat, democratie, goed bestuur en de mensenrechten te bevorderen, en het creëren van een sterkere koppeling van het hoger onderwijs tussen onze twee gebieden.
Onze politieke, economische en maatschappelijke banden moeten blijven groeien. Maar ondanks dat hebben we toch duidelijk onze verschillen. Ik geloof dat de EU de juiste beslissing heeft genomen met betrekking tot de import van Braziliaans rundvlees, en dat al het in de Europese Unie geïmporteerde voedsel in de toekomst te allen tijde moet voldoen aan exact dezelfde normen die gelden voor de Europese boeren- en voedingsmiddelenbedrijven. Er moet altijd gelijkspel zijn in de regels die van toepassing zijn op in de EU geïmporteerd voedsel – ongeacht waar het vandaan komt – en op in de EU gefabriceerde producten.
Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb bij een andere gelegenheid al gezegd hoe het, gezien onze duidelijk gemeenschappelijke beginselen, waarden, cultuur en interesses, voor Europa van groot strategisch belang is een speciaal partnerschap met Latijns-Amerika aan te gaan.
In een poging verder te gaan dan de talloze overbodigheden die de resolutie bevat, geloof ik dat het bij de komende bijeenkomst benadrukt moet worden dat onze twee continenten allebei belang hebben bij het opvoeren van de handel in halfbewerkte hightechproducten, zonder asymmetrische betrekkingen die andere mogelijke handelspartners in het voordeel kunnen stellen.
Volgens mij is dit voor beide continenten nuttig, ten dele dankzij het feit dat de aanpak van Europa ongetwijfeld een grotere betrokkenheid bij duurzame ontwikkeling laat zien dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten en China. De enorme ervaring die Europa heeft met maatschappelijke organisatie en ontwikkeling kan ook een beduidende toegevoegde waarde aan de bilaterale handel geven. Vandaar dat volgens mij de noodzaak bestaat onze inzet voor het creëren van de EU-LAC te intensiveren.
Alojz Peterle (PPE-DE). – (SL) De gebeurtenissen die in april en mei in Lima op parlementair en regeringsgebied gaan plaatsvinden moeten het zuidelijke aspect van de transatlantische samenwerking verstevigen. Voor de ontwikkeling van het strategisch partnerschap tussen Latijns-Amerika en de Europese Unie is het van essentieel belang dat dit plaatsvindt in een stabiele economische, maatschappelijke en politieke situatie. Daarom ben ik van mening dat het, gezien de vele doelstellingen waarmee onze inspanningen gepaard gaan, van het allergrootste belang is ons hoofdzakelijk te richten op twee cruciale doelstellingen. Ten eerste op het ondersteunen van een duurzame economische groei – en ik ben blij dat Latijns-Amerika nu al een paar jaar een economische groei heeft gehad; en ten tweede op het versterken van de regionale en interregionale samenwerking.
Ik denk dat Latijns-Amerika op dit moment met dezelfde uitdagingen wordt geconfronteerd als de Europese Unie gedurende de eerste jaren dat de gemeenschappelijke EU-methode werd ingevoerd. Daarom ben ik ervan overtuigd dat de ervaring van de Europese Unie eigenlijk zeer goed kan worden ingezet bij de pogingen van hun continent tot een betere kwaliteit van regionale en interregionale samenwerking te komen, waaronder het verwezenlijken van een nieuwe dynamiek. Volgens mij is het woord “dynamiek” zeer toepasselijk – we weten welke moeilijkheden Mercosur in het begin ondervond en eigenlijk nog steeds ondervindt.
Dames en heren, ik heb de gelegenheid gehad de verdwijnende gletsjers van Patagonië te mogen aanschouwen. Het is een bekend proces, ook in het noorden van Europa, en ik geloof dat er wel eens onvoorziene ontwikkelingen en/of gevolgen van deze steeds in kracht toenemende gebeurtenissen kunnen zijn die veel meer samenwerking en een aanzienlijke solidariteit zullen vereisen, en ik hoop dat de top in Lima ook aandacht zal besteden aan dergelijke mogelijke gebeurtenissen.
Manuel António dos Santos (PSE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, de samenwerking tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika is een succesverhaal geweest. Met het ontstaan van de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering heeft dit nu een eigen speciaal kader gekregen, waarmee een nieuwe impuls en stimulans zal worden gegeven. Ik zou willen stellen dat dit de eerste fase is van de integratie van Latijns-Amerikaanse parlementsleden en dit Huis. Ik hoop dat wij in het Europees Parlement deze verantwoordelijkheid willen dragen en de betreffende gemeenschappelijke verklaring aannemen, zodat deze als richtlijn voor de top van de staatshoofden en regeringsleiders kan dienen.
Ik heb niet zo veel tijd om mijn redenering uiteen te zetten, en daarom wil ik bekrachtigen wat de voorzitter van mijn fractie, Martin Schulz, heeft gezegd. Hoewel ik het geheel met hem eens ben, moet ik toch nog een paar puntjes noemen: het eerste is dat Europa een speciale verantwoordelijkheid heeft de problemen in Colombia op te lossen. Europa moet zich volledig inzetten voor de Colombiaanse kwestie en helpen om voor stabiliteit in dat land te zorgen. Ook moeten wij snel een oplossing vinden om de betrekkingen tussen de Europese Unie en Cuba te normaliseren. Het heeft geen zin de huidige situatie te handhaven. We moeten verdergaan in een sfeer van vooruitgang en samenwerking.
Francisco José Millán Mon (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, door de nauwe historische, intermenselijke en culturele banden heeft Latijns-Amerika veel beginselen en waarden gemeen met de Europese Unie. Men zou zelfs kunnen zeggen dat we natuurlijke partners zijn.
De top in Lima zou onze biregionale verhouding met Latijns-Amerika en het Caribisch gebied op alle vlakken moeten verbeteren, en onze instemming om wereldwijde uitdagingen, van de klimaatverandering tot aan drugshandel en terrorisme, samen aan te pakken moeten stimuleren.
Een van de voornaamste problemen in Latijns-Amerika is de sociale ongelijkheid. We moeten de landen op dat punt helpen, en ik hoop dat het agendapunt voor Lima om de armoede te verminderen ambitieus zal worden opgepakt, hoewel men uiteraard niet om de politieke wil van de desbetreffende regeringen heen kan.
Een van de belangrijkste factoren in het bestrijden van armoede is economische groei, die gefaciliteerd wordt door particuliere investeringen. Maar voor investeringen is een stabiel legaal kader nodig, en ik zou bij de top in Lima graag stappen op het gebied van legale zekerheid willen zien. Buitenlandse investeerders mogen bij Latijns-Amerika niet worden afgeschrikt, want in deze tijd van globalisering zullen ze geen probleem hebben andere regio’s voor hun investeringen te vinden.
Om de biregionale betrekkingen, ook op economisch en handelsgebied, te versterken, moeten de onderhandelingen over de associatieovereenkomsten met de Midden-Amerikaanse landen en de Andesgemeenschap worden versneld. Hopelijk zal de top in Lima ook helpen de impasse in de onderhandelingen met Mercosur te doorbreken. De overeenkomsten met Chili en Mexico kunnen een stimulans vormen. En nu we het er toch over hebben, zou ik willen zeggen dat we in beschouwing zouden moeten nemen de band van Mexico met de Europese Unie tot een strategische status te verheffen.
Dames en heren, voor wat betreft het smeden van nauwere banden tussen mensen en het onderwijs hoop ik ook dat de top in Lima de zogenoemde ruimte voor hoger onderwijs, een gemeenschappelijke ruimte voor hoger onderwijs, zal stimuleren, en dat we vooruitgang zullen blijven boeken voor wat betreft samenwerking tussen universiteiten en de erkenning van opleidingen en kwalificaties.
Bij deze top zou ook de Euro-Latijns-Amerikaanse stichting goedgekeurd moeten worden, een soort denktank voor het ontwikkelen van biregionale betrekkingen, en onze betrekkingen de benodigde zichtbaarheid moeten geven, omdat men er in Europa helaas niet erg bekend mee is.
Tenslotte hoop ik dat de top in Lima opnieuw de toezegging zal opleveren zich te houden aan de pluralistische democratie en het eerbiedigen van de mensenrechten, conform het diepgaande begrip menselijke waarde, dat we aan beide kanten van de Atlantische Oceaan in ere houden. Mijnheer de Voorzitter, het idee van politieke gevangenen moet in Latijns-Amerika, en in Cuba, geheel worden uitgebannen, en geweld tegen dissidenten moet worden uitgeroeid.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de topconferenties van de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen spelen een belangrijke rol bij het definiëren en versterken van de richting die het strategisch partnerschap tussen onze regio’s neemt. De komende top in Lima biedt een verdere gelegenheid om de dialoog over zaken die voor onze beide gebieden van cruciaal belang zijn te verdiepen. Daarom ben ik blij te zien dat de top zich vooral zal richten op kwesties die van levensbelang zijn om ervoor te zorgen dat onze gemeenschappen welvarend blijven en om bij te dragen tot een stabiele economische groei.
Aan de ene kant gaat de top in op kwesties die te maken hebben met sociale samenhang, met name armoede, ongelijkheid, discriminatie en sociale uitsluiting. Ik zou graag willen aangeven dat, volgens schattingen van de Economische Commissie voor Latijns-Amerika van de VN in 2007, 36,5 procent van de bevolking in armoede leeft, terwijl 13,5 procent in extreme armoede leeft. De laatste paar jaar zijn de cijfers iets verbeterd, maar het probleem vereist nog steeds de inzet van veel partners, waaronder de lidstaten van de Europese Unie.
Aan de andere kant vormen kwesties die te maken hebben met duurzame ontwikkeling, milieubescherming, de klimaatverandering en energie uitdagingen die steeds meer invloed hebben op de manier waarop beide continenten functioneren. Daarom is er geen twijfel mogelijk over de noodzaak gemeenschappelijke prioriteiten en manieren van samenwerking vast te stellen om effectief op de komende veranderingen in te spelen. Vooral het met elkaar in evenwicht brengen van economische groei en de beginselen van duurzame ontwikkeling is belangrijk. Dit is echt een zeer moeilijke uitdaging, met name bij economieën die in ontwikkeling en die aan veranderingen onderhevig zijn.
We moeten ook voor ogen houden dat de samenwerking tussen de EU en Latijns-Amerika verdergaat dan de twee belangrijkste onderwerpen die bij de top in Lima aangepakt worden.
Graag zou ik ook willen opmerken dat de tweede gewone zitting van de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering in Lima vlak voorafgaand aan de top zal plaatsvinden. De betrokkenheid van het Europees Parlement zal het strategisch partnerschap tussen onze regio’s zeker versterken. Daarom zie ik de resultaten en slotverklaring van de vijfde Top Europese Unie-Latijns-Amerika en de Caraïben met veel belangstelling tegemoet.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is goed dat de regeringen bij de Top Europese Unie-Latijns-Amerika en de Caraïben een dialoog over belangrijke kwesties aangaan. Małgorzata Handzlik heeft zojuist al gesteld dat het heel belangrijk is dat de parlementen steeds meer betrokken raken in deze intercontinentale dialoog en aan het proces bijdragen.
Naar mijn mening is het vooral belangrijk dat de Europeanen en de mensen uit Zuid- of Latijns-Amerika en het Caribisch gebied meer dan voorheen met elkaar in contact komen. Niet alleen zakenmensen of toeristen, maar vooral jonge mensen hebben hier een belangrijke rol in te spelen. We hebben ze nodig als we echt betere betrekkingen willen krijgen.
In de Europese Unie hebben we uitstekende ervaringen opgedaan met uitwisselingsprogramma’s van studenten tussen de lidstaten, en dit systeem moeten we nu ook intensiveren in onze betrekkingen met Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
We hebben jonge mensen nodig, zodat we ook in de toekomst haalbare, duurzame oplossingen kunnen vinden voor de belangrijke kwesties waarmee we geconfronteerd worden.
Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, Latijns-Amerika is een veranderend continent. Er vinden voortdurend veranderingen plaats en, om precies te zijn, zijn er de laatste paar maanden, weken of dagen twee belangrijke veranderingen geweest.
De eerste is het beleid van Cuba met betrekking tot haar behandeling van burgers vanuit een economisch en maatschappelijk gezichtspunt; de tweede verandering is ontstaan door de verkiezingen in Paraguay, die een geheel andere regering lijken te beloven.
Hoe hebben de Raad en de Commissie, gezien deze situaties, gereageerd om deze veranderingen en de mogelijkheid invloed op deze twee landen uit te oefenen in beschouwing te nemen?
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de landen van Latijns-Amerika hebben vergaande pensioenhervormingen doorgevoerd, waarbij de Wereldbank aanzienlijk betrokken was. De demografische crisis in Europa geeft aan dat we moeten bedenken of we tevreden zijn met de wettelijke bepalingen die een relatief goede deal beloven, ondanks de onzekerheid over het bestaan van voldoende financiële ondersteuning om die beloften waar te kunnen maken. Gezien de verschillende ervaringen van beide continenten in dit opzicht, is het misschien de moeite waard samen te werken wanneer we bedenken hoe we met het probleem moeten omgaan. We moeten een manier vinden om mensen op hogere leeftijd een waardig bestaan te kunnen laten leiden, zelfs hoewel ze vaak een slechte gezondheid hebben en daarom niet in staat zijn om te blijven werken ondanks de economische impact van de demografische crisis.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE). – (PT) De parlementen van de Latijns-Amerikaanse en Europese landen zijn van fundamenteel belang om deze top te doen slagen. Ze zijn ook van fundamenteel belang om de twee voornaamste doelstellingen te halen, te weten de integratie van Latijns-Amerika en de samenwerking tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika, op grond van de waarden die we in dit Huis voorstaan, en met name de waarden die de voorzitter van mijn fractie heeft benadrukt.
Maar, mijnheer de Voorzitter, ik moet nog een ander aspect naar voren brengen, en dat is dat deze samenwerking en de effectiviteit ervan niet alleen belangrijk zijn voor de twee continenten, Latijns-Amerika en Europa, maar, door de waarden die deze twee groepen in de hele wereld uitdragen, ook belangrijk zijn in een wereldwijde context. Door middel van deze samenwerking kunnen de resultaten die niet behaald zijn via de Millenniumdoelstelllingen, via het multilateralisme en via het nastreven van die waarden die de leidraad vormen van de Europese integratie en het Europese gebeuren, wél in de hele wereld worden bereikt. Dit wereldwijde aspect rechtvaardigt naar mijn mening een grotere inzet van ons allemaal, en met name de parlementen.
Gabriela Creţu (PSE). – (RO) De historische, maatschappelijke en politieke omstandigheden in Latijns-Amerika hebben vrouwen in een dubbel moeilijke positie gedreven. Aan de ene kant zijn zij grotendeels verantwoordelijk voor de economische productie, vooral in landelijke omgevingen.
Aan de andere kant zijn zij de slachtoffers bij uitstek van gedwongen verplaatsing en onteigening, mensenhandel, geweld, seksuele uitbuiting en overheidsbemoeienis met hun mogelijkheid tot voortplanting.
Onder deze omstandigheden is het niet alleen wenselijk maar ook noodzakelijk het vrouwelijk geslacht in beschouwing te nemen. Daarom roep ik u op een mondeling amendement te steunen dat de versterking van de positie van vrouwen en het eerbiedigen van hun rechten ondersteunt.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik heb heel aandachtig naar het debat over de voorbereidingen voor de Top EU-LAC geluisterd, en ik denk dat dit veel zal helpen bij de voorbereiding en het verloop van de topconferentie. De heer Salafranca zei dat bij de samenwerking tussen de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen de daad bij het woord moet worden gevoegd. Daar ben ik het helemaal mee eens, maar ik zou daaraan willen toevoegen dat dit feitelijk al gebeurt. De bijeenkomsten van de Top EU-LAC zijn geen gebeurtenissen waar men mooie speeches levert en grootse plannen aankondigt die nooit worden verwezenlijkt. Bij deze bijeenkomsten worden toezeggingen gedaan die ook werkelijk worden uitgevoerd.
In dit verband zou ik graag een aantal punten willen noemen. Het verslag over de biregionale samenwerking tussen de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen, dat het gezamenlijke voorzitterschap bij de vorige, de vierde, top in Wenen heeft gepresenteerd, is een bewijs van de aanzienlijke vooruitgang die tot nu toe in de feitelijke uitvoering van de gedane toezeggingen is geboekt. Ik zou ook graag de bijna 400 biregionale maatregelen voor de uitvoering van de in Guadalajara gedane toezeggingen willen noemen, en ook de nieuwe lijst die is opgesteld met betrekking tot de uitvoering van de in 2006 bij de top in Wenen gedane toezeggingen. We hopen dat de top in Lima een verdere stap naar de acceptatie en uitvoering van de gedane toezeggingen zal zijn.
Een aantal leden van het Europees Parlement, onder andere de heer Schulz, de heer Meyer-Pleite, de heer Liese, de heer dos Santos en diverse anderen – helaas kan ik ze niet allemaal persoonlijk noemen – hebben de Cubaanse kwestie aangeroerd. Ik zou graag willen zeggen dat de top in Lima niet een top tussen de EU en Cuba zal zijn, en ook geen top over Cuba. Maar omdat hierover zo veel meningen zijn geuit, zou ik graag een paar belangrijke punten willen neerzetten.
Het beleid van de Europese Unie, en dus van de Europese Raad en het Europese voorzitterschap, met betrekking tot Cuba is op dit moment geregeld in de volgende documenten: het gemeenschappelijk platform van de Europese Unie voor 2006, en de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van vorig jaar. Deze twee documenten vormen de basisleidraad voor alle lidstaten en hun houding ten opzichte van Cuba, en ook voor hun besprekingen over Cuba met derde landen. Ik zou daar graag aan willen toevoegen dat de mensenrechten het kernpunt in het beleid van de Europese Unie ten opzichte van Cuba vormen.
De zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen in juni zal ook de gelegenheid bieden Cuba te bespreken. Ik zou graag willen zeggen dat het Sloveense voorzitterschap zich ervoor inspant dat er tijdens die zitting een nieuw gemeenschappelijk platform wordt aangenomen. We hopen dat onze inspanningen succes zullen hebben. Maar, zoals ik al eerder zei, zal dit geen gespreksonderwerp zijn bij de top in Lima in mei, die een bijeenkomst zal zijn tussen de EU en de Latijns-Amerikaanse en Caribische landen als geheel.
Tot slot zou ik graag willen zeggen dat het Sloveense voorzitterschap hoopt dat de top een verdere stimulans zal geven of, om de woorden van de heer dos Santos te omschrijven, een nieuwe dynamiek in de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse en Caribische land zal creëren, en ik ben ervan overtuigd dat het Europees Parlement met debatten zoals deze aan het bereiken van dit doel kan bijdragen.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Salafranca, ik kan zeggen dat de Commissie al het mogelijke heeft gedaan om deze top tot een werkelijk succes te maken. Zoals de heer Schulz aangaf, en de minister zojuist stelde, moet Lima echt een gelegenheid zijn om de betrekkingen tussen Latijns-Amerika en Europa een sterke impuls te geven.
Zoals velen van u, onder andere de heer Schulz, hebben benadrukt, hebben we veel waarden met elkaar gemeen. Allebei ondersteunen we het multilateralisme en, als we onze invloed willen doen gelden in een betere wereldwijde organisatie, is er geen twijfel over de noodzaak van nauwe samenwerking tussen de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse landen. Als we hervormingen in de belangrijkste internationale instellingen willen zien, kunnen we dat alleen bereiken door middel van een vrij vergaande overeenkomst tussen Latijns-Amerika en de Europese Unie. Er is geen enkel ander gebied in de wereld waar we op multilateraal niveau zo nauw mee samenwerken als Latijns-Amerika.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou nu graag een aantal vragen in het kort willen beantwoorden. De eerste vraag betreft de gijzelaars. De Commissie heeft uiteraard alle pogingen om tot een humanitaire overeenkomst over de vrijlating van alle gijzelaars te komen voortdurend ondersteund. En natuurlijk is de Commissie zeer ontvankelijk voor de interventies waarin dit probleem aan de orde is gesteld.
Ik zou nog graag iets willen zeggen over Cuba. Zoals de minister al zei, zal Cuba niet het kernpunt bij deze top in Lima zijn, maar toch zou ik willen zeggen dat het beleid van de Europese Unie een beleid van opbouwende betrokkenheid is. We staan geen isolatie- of sanctiebeleid voor. Onze commissaris Louis Michel was onlangs in Cuba. We zijn bereid met Cuba samen te werken op gebieden die een gemeenschappelijk belang betreffen, maar in onze dialoog met Cuba is uiteraard de kwestie van de mensenrechten opgenomen.
Met de associatieovereenkomsten willen we ook vooruitgang boeken. Het is onze bedoeling vooruitgang te boeken met Mercosur. En in 2009 willen we ook de overeenkomst met de Andesgemeenschap afgerond hebben.
Ik wil ingaan op een aantal punten die in dit zeer interessante debat aan de orde zijn gesteld. Het punt dat mevrouw Belohorská naar voren heeft gebracht, de toegang tot watervoorziening, is heel belangrijk, en deze kwestie is opgenomen in de ontwerpverklaring voor de top in Lima. De Commissie ondersteunt projecten en programma’s voor de toegang tot watervoorziening in meerdere landen.
Ook is de participatie van het maatschappelijk middenveld genoemd. Het maatschappelijk middenveld zal ter voorbereiding van de top in Lima twee evenementen organiseren: een conferentie van het georganiseerde maatschappelijk middenveld, ESOSOC, en een conferentie van NGO’s, van niet-georganiseerde verenigingen. De Commissie heeft financiële ondersteuning voor deze conferenties gegeven, en bij de top in Lima zal over deze conferenties een verslag worden gepresenteerd.
De kwestie van de voedselprijzen is ook aan de orde gesteld, en het is waar dat de stijging van de voedselprijzen zeker van invloed zal zijn op Latijns-Amerika, waar meer dan een derde van de bevolking al in armoede leeft. In sommige landen, zoals El Salvador, zijn de mensen sterk afhankelijk van voedsel. De stijging van de voedselprijzen heeft natuurlijk een enorm effect op een bevolking die al erg kwetsbaar is. Deze kwestie is uiteraard gekoppeld aan de strategie met betrekking tot biobrandstoffen. Dat is een gevoelig onderwerp, waar zeker over gediscussieerd zal worden.
Ook is de positie van vrouwen in Latijns-Amerika genoemd. De Commissie is bijzonder bezorgd over dit probleem in Latijns-Amerika, vooral in Mexico en Guatemala. We zijn ons volledig bewust van dit probleem en proberen er iets aan te doen. We zijn het Europees Parlement dankbaar voor zijn werkzaamheden op dit gebied.
Mijn antwoorden zijn niet zo uitgebreid, maar het debat is zeer nuttig geweest en zal de top in Lima zeker meer duidelijkheid geven. De top zal ons in staat stellen de dialoog met de regio te versterken en onze inspanningen met betrekking tot belangrijke internationale deadlines, vooral op milieugebied, beter te coördineren. Het is voor ons tevens een mogelijkheid om te bekijken hoe we democratische reacties op de structurele problemen waarmee sociale samenhang gepaard gaat kunnen steunen. De Europese instellingen moeten hun inspanningen beslist coördineren om hun aanpak goed te onderscheiden, om deze af te stemmen op de specifieke problemen van elk van de staten in de regio.
Tot slot, zou ik de activiteiten van EuroLat graag willen prijzen. EuroLat, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering, die is ingesteld na de top van 2006 in Wenen, heeft al een waardevolle bijdrage aan samenwerking met de regio geleverd, en tegelijkertijd de democratische wil van beide partijen versterkt. In dat verband zijn we er zeker van dat het Europees Parlement, dankzij de speciale banden die het via EuroLat met de regio heeft, bepalend zal zijn om ervoor te zorgen dat de band tussen de Europese Unie en de landen in de regio een steeds belangrijkere strategische rol zal spelen.
Nogmaals, ik wil alle leden die gesproken hebben en verduidelijking ter voorbereiding van de top in Lima geboden hebben hartelijk danken.
De Voorzitter. − Tot slot heb ik zes ontwerpresoluties overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 24 april 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Gyula Hegyi (PSE), schriftelijk. – (HU) Het is geen toeval dat de regenwouden van Latijns-Amerika de longen van de wereld worden genoemd. De mate waarin wij de oorspronkelijke omvang van deze levengevende regenwouden in Brazilië, Colombia, Ecuador, Venezuela en andere Zuid-Amerikaanse landen en hun biodiversiteit en rijkdom aan flora en fauna weten te behouden, bepaalt ons klimaat en daarmee onze toekomst. Daarom is het belangrijk dat er in de samenwerking tussen de Europese Unie en de Latijns-Amerikaanse landen groot belang wordt gehecht aan milieubescherming en een goed klimaatbeleid. De grenzeloze zucht naar winst, het kappen van het regenwoud en het aanplanten van gewassen voor de productie van biobrandstoffen staan haaks op de fundamentele belangen van de mensheid. Wij moeten onze Latijns-Amerikaanse vrienden dan ook stimuleren om een einde te maken aan deze vernietigende praktijken. De beste manier om het oorspronkelijke ecosysteem te beschermen en daarbij de autochtone bevolkingsgroepen niet te verstoren, is om de mensen eigenaar van het land te laten blijven en hen hun eigen manier van leven te laten behouden. Een essentieel onderdeel van ons ontwikkelings- en ondersteuningsbeleid moet de wederzijdse inachtneming van de milieubeschermingseisen zijn.
3. Onderhandelingen tussen de EU en de Verenigde staten van Amerika inzake visumvrijstelling (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot visumvrijstelling.
Dragutin Mate, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ik wil u graag in het kort op de hoogte brengen van de voortgang van de besprekingen met betrekking tot visumvrijstelling en ESTA (Electronic System for Travel Authorization). Allereerst zou ik erop willen wijzen dat het visumbeleid een uiterst belangrijke kwestie is voor de Europese Unie en dat sinds de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, de Commissie alsmede elk voorzitterschap serieuze inspanningen hebben geleverd, zodat alle landen en hun onderdanen aan dezelfde voorwaarden voor toegang tot de Verenigde Staten van Amerika moeten voldoen en elk land in het visumontheffingsprogramma (het Visa Waiver-programma) wordt opgenomen. De afschaffing van visa brengt uiteraard ook met zich mee dat alle burgers van de Europese Unie gelijk zijn.
De VS zijn dit jaar begonnen met het opstellen van bepaalde voorwaarden en zij hebben hun deuren geopend voor het visumontheffingsprogramma. Zij hebben aanvankelijk uitsluitend bilaterale gesprekken gevoerd, waarbij zich enkele misverstanden voordeden. Er vonden intensieve besprekingen plaats waarbij het voorzitterschap samen met de Commissie begin dit jaar duidelijkheid heeft verschaft en na een aantal zittingen werd op dit gebied een dualistisch samenwerkingssysteem goedgekeurd. Deze aanpak werd nogmaals bevestigd tijdens de ontmoeting tussen de trojka EU-Verenigde Staten op 12 maart in Slovenië.
Een dualistisch systeem is een systeem waarbij de Commissie een onderhandelingsmandaat moet worden verleend en waarbij een akkoord met de Verenigde Staten van Amerika over vraagstukken met betrekking tot de Europese Unie moet worden bereikt. Tegelijkertijd kunnen alle landen besprekingen houden op bilateraal niveau met betrekking tot vraagstukken die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen. Tijdens zijn laatste zitting van 18 april heeft de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken ook voor het verlenen van een mandaat aan de Commissie gestemd, waardoor de Commissie nu ook dergelijke besprekingen kan initiëren. Wij hopen op een transparante, dualistische samenwerking. Enkele lidstaten hebben al voorafgaande bilaterale besprekingen gehouden over hoe deze overeenkomsten eruit zouden moeten zien, hoewel er tot nu toe nog niets schriftelijk is vastgelegd. Wij verwachten dat de lidstaten en de Commissie transparant zullen zijn, zodat wij op dat niveau kunnen handelen.
Nu we het hebben over het elektronisch systeem voor reisvergunningen, moet ik zeggen dat wij diverse gesprekken over dit onderwerp hebben gevoerd. Wij hebben samen met de Commissie en met Amerika zogenaamde verkennende gesprekken gevoerd. Uit de gegevens die tot op heden beschikbaar zijn, blijkt duidelijk dat de Verenigde Staten van Amerika op dit ogenblik geen aanvullende informatie vereisen afgezien van de gegevens die passagiers nu al vrijwillig verstrekken op vluchten naar de Verenigde Staten middels het invullen van het I-94-formulier. Voor reizigers uit landen met een visumplicht is dit een groen formulier. Dit is uitermate belangrijk.
In de huidige besprekingen hebben wij vastgesteld en werd overeengekomen dat dergelijke controles kosteloos zullen zijn en dat een verstrekte vergunning voor de duur van twee jaar geldig is. Zodra dit systeem is opgezet, kunnen burgers hun gegevens via het Internet naar de autoriteiten van de Verenigde Staten sturen, waarna de gegevens in de toekomst op dezelfde manier worden behandeld als nu.
Er is ook een ander onderwerp dat vermelding verdient, namelijk de besprekingen met de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot een team deskundigen op hoog niveau voor de bescherming van persoonsgegevens. Tot nu toe zijn wij erin geslaagd overeenstemming te bereiken over twaalf gemeenschappelijke beginselen. Één beginsel staat nog ter discussie. Ik hoop dat wij eind juni een punt bereiken waarop we tot de conclusie komen dat het zinvol is om de besprekingen voort te zetten en het team een ander mandaat te verstrekken, zodat kan worden begonnen met de voorbereidingen voor de besprekingen over de mogelijkheid van een kaderverdrag met de Verenigde Staten op dit gebied.
Waarom is dit kaderverdrag noodzakelijk? Ten eerste omdat dit in overeenstemming is met de door het Europees Parlement in december vorig jaar goedgekeurde resoluties, waarmee duidelijk wordt onderstreept dat een dergelijk verdrag wenselijk is. Natuurlijk zijn wij van mening dat onderhandelingen in het kader van een dergelijke raamovereenkomst en de kans om tot een akkoord te komen, alleen mogelijk zijn in overeenstemming met de beginselen van het Verdrag van Lissabon zodra dit is goedgekeurd, ofwel samen met het Parlement, de Raad en de Commissie. Wij kunnen alleen gemeenschappelijke beginselen en uitgangspunten voor actie vaststellen als er tussen de drie instellingen consensus bestaat. Zodra we eenmaal een dergelijke raamovereenkomst hebben bereikt, moeten we natuurlijk tegelijkertijd individueel per geval een besluit nemen over elke uitwisseling van informatie. Deze raamovereenkomst kan niet alles omvatten. Dat wil zeggen dat deze beginselen in de huidige situatie bij iedere overeenkomst opnieuw naar voren worden gebracht en bij alle onderhandelingen steeds opnieuw worden vastgesteld. Dergelijke gemeenschappelijke beginselen zouden een goede basis kunnen bieden waarmee de concrete overeenkomsten en verdragen zich in een veel betere positie zouden bevinden. Mijnheer de Voorzitter, dit was alles wat ik in het kort wilde zeggen.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de minister, dames en heren, de ministeriële trojka EU-VS justitie en binnenlandse zaken, waarvan de heer Mate en vicevoorzitter Frattini deel hebben uitgemaakt, bood een uitstekende gelegenheid om bepaalde belangrijke vraagstukken met onze Amerikaanse tegenhangers te bespreken.
Een eerste stap in de goede richting is de goedkeuring van de ministeriële verklaring over de te volgen aanpak voor de invoering van een nieuwe Amerikaanse wetgeving met betrekking tot visumvrijstelling. In het kader van deze wetgeving moeten landen die deelnemen of deel willen nemen aan het visumontheffingsprogramma een veiligheidsovereenkomst ondertekenen. De Verenigde Staten hebben akte genomen van de tweeledige benadering die voor de Europese Unie is vereist, waarbij bevoegdheden op dit gebied worden verdeeld tussen de Gemeenschap en de lidstaten. Vraagstukken die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, worden met de nationale overheden besproken. Vraagstukken die onder de verantwoordelijkheid van de Unie vallen, worden met de Europese autoriteiten besproken. De Amerikaanse onderhandelaars hebben de gezamenlijke doelstelling om zo snel mogelijk zonder visum veilig te kunnen reizen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, gesteund.
Om deze doelstelling te verwezenlijken, heeft de Commissie de Raad voorgesteld haar een mandaat te verlenen waarmee zij onderhandelingen met de Verenigde Staten kan aanknopen. Ik wil de heer Mate, die de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 18 april heeft voorgezeten, graag hartelijk danken, omdat de Raad dankzij een zeer brede consensus bereid was om dit mandaat aan de Commissie te verlenen. Dit is een bewijs van onze gezamenlijke wil om eensgezind te werk te blijven gaan, omdat dit duidelijk efficiënter is.
De Commissie zal nu zo snel mogelijk met de onderhandelingen beginnen. Wij hebben al contact gelegd met de Amerikaanse autoriteiten. Wij moeten snel vooruitgang boeken met betrekking tot de voorwaarden voor het visumontheffingsprogramma van de Verenigde Staten. Dit valt onder de bevoegdheid van de Gemeenschap. We moeten er zo snel mogelijk voor zorgen dat de VS toegankelijk zijn voor de lidstaten en tegelijkertijd moeten we de rechten en vrijheden van onze burgers beschermen. Wij zijn voornemens er nauwlettend op toe te zien dat elke overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten op het wederkerigheidsbeginsel is gebaseerd en op eerbiediging van de grondrechten en de individuele vrijheden, waaronder bescherming van persoonsgegevens en het recht op een persoonlijke levenssfeer.
Zoals de heer Mate zojuist gezegd heeft, zullen we tijdens de onderhandelingen ook het Electronic System for Travel Authorization (ESTA) (systeem voor elektronische reisvergunningen) bespreken. In het kader van het visumontheffingsprogramma moeten personen die door de lucht of over zee naar de Verenigde Staten reizen voor vertrek online een aantal vragen beantwoorden. Daarna wordt een elektronische reisvergunning verstrekt. Ik wil erop wijzen dat het systeem al in gebruik is genomen voor reizen tussen de Europese Unie en Australië. De Verenigde Staten hebben ons al diverse keren van informatie voorzien betreffende de voorschriften voor ingebruikname van het Electronic System for Travel Authorization (ESTA), met name tijdens onze videoconferentie met de heer Chertoff, minister van Binnenlandse veiligheid.
Nadere uitleg is duidelijk noodzakelijk en de heer Mate zal deze vraagstukken dan ook opnieuw met de heer Chertoff bespreken wanneer deze half mei naar Brussel komt. We moeten de solidariteit tussen de lidstaten ten aanzien van deze hele kwestie waarborgen. De tweeledige, dualistische aanpak is alleen efficiënt als de lidstaten volledig transparant zijn in hun onderhandelingen met de Verenigde Staten. De Verenigde Staten moeten binnenkort de voorschriften voorleggen voor de uitvoering van de memoranda van overeenstemming die door de lidstaten zijn ondertekend, omdat deze uitvoeringsovereenkomsten zeer belangrijk zijn en het onze verantwoordelijkheid is om deze te beoordelen.
Ten slotte zal de Commissie in nauw overleg met het voorzitterschap haar lange dialoog met de Verenigde Staten voortzetten. Voor het onderhouden van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten op dit gebied is een op vertrouwen gebaseerd partnerschap onontbeerlijk. De veiligheid van onze burgers vraagt om gezamenlijke acties die de uitoefening van hun fundamentele rechten garanderen. Mijns inziens is de goedkeuring van het onderhandelingsmandaat het best mogelijke compromis. Hierdoor krijgen de lidstaten de bevoegdheid om met de Verenigde Staten te onderhandelen over aangelegenheden waarvoor zij het prerogatief hebben, zoals samenwerking en uitwisseling van informatie tussen inlichtingendiensten, maar het is natuurlijk onze taak om ervoor te zorgen dat alle burgers van de Unie naar de Verenigde Staten kunnen reizen. De uitbreiding van het visumontheffingsprogramma heeft tot kritiek geleid in het Amerikaanse Congres, maar ik denk dat wij, met de steun van het Europees Parlement en de minister, erin zullen slagen om het standpunt van de Europese Unie te verdedigen. Zij wil krachtig stelling nemen voor de gelijke behandeling van al haar burgers.
Dit is wat ik het Parlement deze ochtend kan melden. Ik zal nu aandachtig naar uw toespraken luisteren, die ons meer informatie zullen verschaffen voor de komende onderhandelingen.
Urszula Gacek, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer te spreken over het initiatief van de Raad en de Commissie, waarbij duidelijke en transparante kaderbeginselen worden vastgesteld voor bilaterale overeenkomsten betreffende visumvrijstelling tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Verenigde Staten.
Enkele lidstaten die ongeduldig werden, zijn begin 2008 zelfstandig, zonder toestemming van de Unie, begonnen met onderhandelingen met de Verenigde Staten. Andere landen kozen ervoor om te wachten totdat de beginselen in het kader van de Europese Unie waren vastgelegd, omdat zij begrepen dat zij in een sterkere positie zouden verkeren als zij konden rekenen op de steun van de hele Europese Unie. Vandaag is een sterk signaal aan de Verenigde Staten afgegeven dat zij geen druk moeten uitoefenen op afzonderlijke lidstaten om communautaire beginselen te schenden. Hetzelfde geldt voor gevoelige kwesties die buiten het werkterrein van de Unie vallen, zoals de publicatie van gegevens over passagiersbewegingen. Het is belangrijk te onderstrepen dat het nu wel voor afzonderlijke lidstaten mogelijk is om zelfstandig met de Verenigde Staten te onderhandelen. Het gaat om de landen die het meest gemotiveerd zijn om visumvrijstelling voor hun burgers te bereiken. Deze landen moeten hierbij echter wel het op wederkerigheid gebaseerde gezamenlijke standpunt en het vereiste om de Commissie van de voortgang van de onderhandelingen op de hoogte te houden, in acht nemen.
In wezen ligt de bal nu bij de Verenigde Staten. Ik roep de Verenigde Staten op nauw aandacht te schenken aan de criteria op basis waarvan een visum wordt verstrekt aan burgers uit lidstaten in het oostelijk deel van de Europese Unie. Bestaat een groot deel van deze burgers daadwerkelijk uit potentiële illegale immigranten die na het verlopen van hun visa de Verenigde Staten niet zullen verlaten? Dat is namelijk de echte reden waarom het merendeel van de visumaanvragen wordt afgekeurd en niet het potentiële gevaar voor de veiligheid. Oost-Europa is per slot van rekening nooit een broednest van fundamentalistische islamitische terroristengroepen geweest. In het verleden kwamen burgers uit Oost-Europa vanwege financiële redenen wel eens in de verleiding om in de Verenigde Staten te verblijven. De situatie is nu echter drastisch veranderd. Oost-Europeanen kunnen sinds de toetreding tot de Europese Unie legaal in het oude Europa werken zonder dat zij hiermee de wet overtreden of bang hoeven te zijn voor de immigratiedienst.
Gezien deze veranderingen is de negatieve houding van de Verenigde Staten voor deze burgers steeds moeilijker te begrijpen. De houding die de Verenigde Staten hebben aangenomen is ook slecht voor hun imago. Daarom is het ook in het belang van de Verenigde Staten dat de onderhandelingen snel worden afgerond en de visumvereisten voor burgers van de Unie tot het verleden gaan horen.
Claudio Fava, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou de voorzitter van de Raad en de commissaris welkom willen heten. Wij als fractie juichen de goedkeuring van een onderhandelingsmandaat door de Raad toe, waardoor de Commissie eindelijk kan onderhandelen over de opname van alle lidstaten – ik herhaal: alle lidstaten – in het nieuwe visumontheffingsprogramma zoals dit vorig jaar door het VS-congres is gewijzigd.
Tegelijkertijd betreuren wij dat de regering in Washington heeft besloten om bilaterale onderhandelingen aan te knopen met landen die onlangs tot de Europese Unie zijn toegetreden. Deze beslissing kan noch op grond van verdienste noch vanwege de toegepaste methode worden aanvaard.
Onze fractie is van mening dat de Verenigde Staten een essentiële partner zijn in de strijd tegen het terrorisme, maar tegelijkertijd vinden wij dat de Amerikaanse regering de politieke subjectiviteit en de bevoegdheden van de Europese Unie in acht dient te nemen, zoals verankerd in onze Verdragen. Ik zou willen voorstellen, commissaris, dat ook de EU-lidstaten hieraan worden herinnerd: zij zijn immers degenen die de Europese subjectiviteit overbrengen en bewaren.
Er zij aan herinnerd, zoals de commissaris zojuist heeft gedaan, dat het visumbeleid, evenals ons beleid inzake asiel en het tegengaan van illegale immigratie, de verantwoordelijkheid van de Europese Gemeenschap is. Belangrijk is dat de Raad het onderhandelingsmandaat duidelijk heeft afgebakend in die zin dat er geen bilaterale overeenkomst tussen een lidstaat en de Verenigde Staten mag worden gesloten met betrekking tot kwesties die onder de bevoegdheid van de EU vallen, in het bijzonder wanneer de Amerikaanse regering op basis van een dergelijke overeenkomst toegang krijgt tot databases van de Europese Unie.
Wij roepen de Commissie nu op om te werken aan een overeenkomst, een algemene oplossing, waarbij burgers van alle Europese landen op basis van gelijke waardigheid en vooral wederkerigheid een visumvrijstelling wordt verleend.
Sophia in 't Veld, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Voorzitter, dit mandaat is erg welkom en we verwachten dan nu ook resultaten. Ik vraag me overigens af waarom het in de afgelopen jaren niet is gelukt en waarom het nu wel kan. Laten we hopen dat het kan.
Verder verwelkom ik ook de woorden van de heer Mate, dat de vrijstelling van visumplicht moet gelden voor alle burgers van de Europese Unie en niet voor alle lidstaten - en dat is nogal een verschil. In dit verband wil ik graag ook even aandacht vragen voor het inreisverbod in de Verenigde Staten voor mensen met HIV. Ik hoop dat u zich ook sterk zult maken voor het opheffen van dat inreisverbod. Verder wil ik graag weten wat u vindt van de uitspraken van de heer Chertoff in de Washington Post van deze week, waarin hij zegt dat het nemen van vingerafdrukken door luchtvaartmaatschappijen een voorwaarde zal zijn voor het verlenen van vrijstelling van visumplicht. Dat is een heel nieuw element en ik zou graag willen weten wat u daarvan vindt.
Vervolgens komen we op PNR. Als de eisen van de Amerikanen met betrekking tot PNR verder gaan dan wat nu is geregeld in het EU/VS-verdrag - wat overigens nog niet is geratificeerd - betekent dat dan dat het verdrag daarmee ook meteen komt te vervallen? Wat dat betreft moeten we weten wat er in de uitvoeringsprotocollen staat en ik vraag me eigenlijk af waarom we daar nog geen informatie over hebben. Ik vind dat een rare situatie.
Dan het elektronisch systeem van reisvergunningen en de bescherming van persoonsgegevens. Ik ben eigenlijk nog niet helemaal gerustgesteld dat dat goed is geregeld. De twaalf principes die we inmiddels hebben gezien, zijn natuurlijk goed. Maar net als bij de regeling in de derde pijler - het kaderbesluit voor de Europese Unie zelf - zit het probleem niet in de principes, maar juist in de lange rij van uitzonderingen daarop. Wat dat betreft wil ik garanties, niet alleen maar principes. Ik wil ook weten hoe dat in de praktijk zal werken voordat wij toestemming geven om ieders gegevens zomaar aan andere landen te geven.
Dan over de democratische legitimiteit hiervan. Hoe gaat u democratische controle garanderen? Ik vind het voorstel van een comité van deskundigen eigenlijk noch democratisch noch transparant. Ik vind dit nu typisch een zaak voor parlementaire controle.
Ten slotte hoop ik dat Commissie en Raad hun les geleerd hebben, namelijk dat we als Europese Unie veel sterker staan als we verenigd zijn en niet verdeeld, en als we bovendien dit soort zaken in de openbaarheid regelen met de parlementaire steun van het Europees Parlement.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Commissie graag hartelijk danken voor al haar inspanningen voor gelijke behandeling van alle burgers van de Europese Unie aan de Amerikaanse grens. Ik ben echter van mening dat de onderhandelingen betreffende het afschaffen van de visumplicht een duidelijk beeld geeft van de beperkingen van de Europese Unie.
Ondanks de volledige steun van de Europese Commissie zijn de onderhandelingen met name door de landen die in 2004 en 2007 tot de Unie zijn toegetreden, wederom mislukt. De Verenigde Staten gaan in plaats daarvan over tot het ondertekenen van bilaterale visumovereenkomsten met elke lidstaat afzonderlijk, zodra het desbetreffende land in dit opzicht slechts uitsluitend aan de wetgeving van de VS voldoet. Uiteraard kan de Commissie gemakkelijk de bevoegdheden van de lidstaten beperken. Dit wordt soms bereikt door middel van verdragen en soms op grond van precedenten. Het is veel moeilijker om succes te behalen met betrekking tot derde landen. Ondanks dat zij zich duidelijk hebben uitgesproken voor het exclusieve recht van de Commissie om de lidstaten in de onderhandelingen te vertegenwoordigen, hebben enkele lidstaten er toch voor gekozen om zelfstandig te onderhandelen. Mijn land is niet een van deze landen, maar ik ben helemaal niet verbaasd dat zij zo hebben gehandeld.
Dimitrios Papadimoulis, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter en vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad, u hebt het ons nog niet voldoende duidelijk gezegd noch het Europees Parlement overtuigd. De keuze van de Verenigde Staten van Amerika om afzonderlijke overeenkomsten te ondertekenen betreffende een kwestie die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt, is een belediging voor de EU en zou als zodanig aangemerkt moeten worden. Niemand heeft het recht om persoonsgegevens van Europese burgers aan de Amerikanen of aan iemand anders te geven zonder toezicht van de EU en het Europees Parlement. Dit gaat verder dan de inhoud van de PNR-gegevens (persoonsgegevens van passagiers).
Leden van de Raad, ik verzoek u er derhalve nota van te nemen dat niet alleen de nieuwe lidstaten hierbij zijn betrokken. Hoewel Griekenland een van de eerste vijftien lidstaten van de EU is, hebben Griekse reizigers nog steeds een visum nodig om naar Amerika te kunnen reizen. Wij moeten dit een halt toeroepen door middel van een eenduidige aanpak zonder de bescherming van persoonsgegevens van burgers te schenden. Ik hoop dat u dit meeneemt in uw definitieve standpunt.
Jana Bobošíková (NI). – (CS) Dames en heren, in het Parlement vertegenwoordig ik de burgers van de Republiek Tsjechië, waarnaar zojuist is verwezen. De Republiek Tsjechië is een van die lidstaten die bilaterale onderhandelingen betreffende Amerikaanse visa zijn aangegaan. Ik ben zeer ontstemd over de ongerechtvaardigde verwijten van de Europese Commissie jegens het buitenlands beleid van mijn land. De Commissie heeft grofweg de grenzen van haar feitelijke bevoegdheden overschreden en het subsidiariteits- en gelijkheidsbeginsel van de leden van de Unie geschonden. In dit verband wil ik u er ook aan herinneren dat de bilaterale onderhandelingen met betrekking tot visa eenvoudigweg een reactie van de Republiek Tsjechië op het geheel uitblijven van resultaten van de Commissie op het gebied van visumvrijstelling voor de nieuwe lidstaten was. Dames en heren, de Commissie zou zich moeten realiseren dat er veel gebieden zijn waarop zij de politieke wens van het Parlement en de individuele lidstaten moet respecteren, ondanks dat zij een hoog uitvoerend orgaan is.
Tot slot wil ik zeggen dat als de Europese Commissie de veiligheid van de luchtvaart in de EU in het kader van Amerikaanse visa wil beoordelen, zij niet die landen moeten berispen die inspanningen leveren om door middel van de uitwisseling van informatie de plannen van terroristen te dwarsbomen. De Commissie zou daarentegen beter kritiek leveren op de landen die zonder enige gêne met vertegenwoordigers van onder andere Libië of Hamas onderhandelen.
Carlos Coelho (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, minister Mate, vicevoorzitter Barrot, dames en heren, op 10 maart jongstleden heb ik tegenover u mijn vrees met betrekking tot deze kwestie tot uitdrukking gebracht. Ik vond toen en ik vind nog altijd dat de Verenigde Staten met hun voorstel voor bilaterale overeenkomsten in het kader van hun Visa Waiver-programma hebben gekozen voor een heers-en-verdeelstrategie. Diverse lidstaten waren helaas niet in staat om de verleiding om sneller vooruitgang te boeken te weerstaan en vergaten daarbij dat het gemeenschappelijk visumbeleid zonder twijfel onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt evenals dat zij verplicht zijn om het solidariteitsbeginsel te respecteren zoals in het Verdrag is vermeld.
Bij hun toetreding tot de Europese Unie hebben deze lidstaten zich ertoe verbonden om het gehele acquis communautaire te eerbiedigen, overeengekomen zijnde dat de lidstaten gezamenlijk hun soevereiniteit uitoefenen op gemeenschappelijke gebieden waarbij een Europese aanpak gekozen moet worden. De ondertekening van deze bilaterale overeenkomsten schept derhalve een precedent dat lijnrecht in strijd is met de spirit waarop de Europese integratie is gebaseerd.
Ik feliciteer de Raad met het onderhandelingsmandaat dat op 18 april aan de Commissie is verleend. Wij moeten voorkomen dat dit proces de Europese onderhandelingspositie verzwakt. In maart stelde ik dat het beter zou zijn om ervoor te kiezen de bilaterale overeenkomsten stil te leggen totdat de onderhandelingen tussen de Commissie en de Verenigde Staten zijn afgerond. Ik roep de Commissie en commissaris Barrot op om een dergelijke kwestie van gemeenschappelijk belang niet in gevaar te brengen. Verder dring ik er bij hen op aan om de initiatieven van elke lidstaat nauwlettend in de gaten te houden, niet te aarzelen om naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te stappen als het Gemeenschapsrecht wordt geschonden en inzonderheid dit Parlement op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in deze situatie en de mate van solidariteit, of het gebrek daaraan, die door de diverse lidstaten aan de dag wordt gelegd.
Martine Roure (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, wij zijn verheugd over het feit dat de Raad de Europese Commissie eindelijk een mandaat heeft verstrekt voor het voeren van onderhandelingen met de Verenigde Staten over de opname in het visumontheffingsprogramma van de twaalf landen die op dit ogenblik hiervan zijn uitgesloten.
Het is tevens een goed teken dat er parallel met deze onderhandelingen besprekingen worden gehouden over het Electronic System for Travel Authorization en de uitwisseling van gegevens. Maakt dit mandaat het echter daadwerkelijk mogelijk om bilaterale onderhandelingen een halt toe te roepen ten gunste van een echte Europese aanpak? Laten wij dit hopen.
Ik wil u er wederom aan herinneren dat bilaterale onderhandelingen over visumvrijstelling en onderhandelingen over de uitwisseling van gegevens met de Verenigde Staten, zoals PNR, niet aanvaardbaar zijn en dat alleen overeenkomsten op Europees niveau in aanmerking komen.
Voorziet dit onderhandelingsmandaat bovendien in een algemene overeenkomst inzake de bescherming van persoonsgegevens? Dat vraag ik mij af aangezien de Amerikaanse wetgeving nog altijd Europeanen buitensluit en hen niet beschermt. Tot slot wil ik onderstrepen dat het Schengen- en het visuminformatiesysteem (SIS en VIS) voor specifieke doeleinden zijn opgezet en dat het verlenen van toegang tot deze systemen aan derde landen in strijd is met het finaliteits- en proportionaliteitsbeginsel. Wij rekenen op u.
Gérard Deprez (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil enkele korte opmerkingen maken.
In de eerste plaats verheug ik mij over de inspanningen van de voorzitter van de Commissie en de lidstaten die hebben geleid tot de goedkeuring op 18 april jongstleden van een adequaat onderhandelingsmandaat. Deze kwestie is op een ongecontroleerde en, mijns inziens, onlangs zelfs rampzalige manier behandeld. Deze goedkeuring is dan ook goed nieuws voor alle burgers van Europa.
Ik wens evenwel twee reeds door de commissaris aangehaalde punten te noemen. Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het is niet goed dat de tussen enkele lidstaten en de Verenigde Staten gesloten uitvoeringsovereenkomsten op dit ogenblik compleet ondoorzichtig zijn. Voor de Verenigde Staten is dit misschien niet verrassend, maar het is onaanvaardbaar voor de lidstaten. Ik richt mijn opmerkingen in het bijzonder tot de Republiek Tsjechië die binnenkort het voorzitterschap van de Unie zal overnemen en een voorbeeld zou moeten stellen. Hoewel het onderhandelingsmandaat zeer duidelijke regels op het gebied van gegevensbescherming stelt, denk ik nog steeds dat in deze gevoelige kwestie alleen een echte trans-Atlantische overeenkomst, dus niet het louter vaststellen van twaalf beginselen, maar mijns inziens idealiter een echte trans-Atlantische overeenkomst, waarop wordt toegezien door een gemeenschappelijke gegevensbeschermingsautoriteit, kan voldoen aan de eisen van beide partijen en aan die van ons in het bijzonder.
Guntars Krasts (UEN). – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om mijn dank te betuigen aan de Europese Commissie voor het vertegenwoordigen van de belangen van de nieuwe lidstaten in de besprekingen met de Verenigde Staten over de invoering van een visumontheffingsprogramma. De Commissie heeft dit onderwerp consequent op de agenda gehouden. Na de besprekingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten die in maart hebben plaatsgevonden, kunnen wij met tevredenheid concluderen dat mogelijke conflictsituaties met afzonderlijke lidstaten die bilaterale besprekingen met de Verenigde Staten over de invoering van visumontheffingsprogramma’s aangaan, succesvol zijn afgewend. Zoals wij weten bleven de Verenigde Staten bij hun standpunt om visumsystemen alleen af te schaffen na bilaterale besprekingen met elke lidstaat afzonderlijk. Derhalve zijn we verheugd over de resultaten van de EU-VS-Top in maart. Tijdens deze Top is een overeenkomst bereikt over de dualistische aanpak. In de huidige situatie dient dit als een ideale oplossing te worden beschouwd, waarmee tegenstrijdig beleid wordt vermeden. De lidstaten die momenteel besprekingen met de Verenigde Staten voeren over de invoering van visumontheffingsprogramma’s hebben zeer veel baat bij de overeenkomst die tijdens de Top van maart met de Verenigde Staten is bereikt met betrekking tot de succesvolle implementatie tegen juni dit jaar van het systeem voor elektronische reisvergunningen en de coördinatie van de invoering hiervan in combinatie met het geplande EU-systeem. Voor deze lidstaten zou een vertraging ook een vertraging van de invoering van visumontheffingsprogramma’s met de Verenigde Staten betekenen. Dank u.
Vladimír Remek (GUE/NGL). – (CS) Dames en heren, mijn kiezers in de Republiek Tsjechië vragen zich ook af of de hoeveelheid persoonsgegevens en informatie die de VS in het kader van de aangekondigde strijd tegen terrorisme voor de toekenning van een visum vereisen, acceptabel is. Tegelijkertijd zou ik u eraan willen herinneren dat de Europese Unie niet voldoende actief is geweest in het verdedigen van de rechtmatige belangen van haar nieuwe lidstaten inzake visumvrijstelling voor de VS. Verder bestaat er vrees dat de visumonderhandelingen voor de oude lidstaten van de Unie worden gecompliceerd door Tsjechische ambtenaren in de kaart te spelen, die alleen in hun eigen belangen zijn geïnteresseerd.
Bovendien, ook al ontkent de regering in Praag dit, is het een tamelijk opvallende samenloop van omstandigheden dat de Verenigde Staten bereid zijn om onze burgers van de visumplicht te ontheffen, terwijl zij proberen om van Tsjechië goedkeuring te krijgen voor de stationering van hun antiraketradarsysteem op Tsjechische bodem. Hoewel dit een puur toevallige samenloop van omstandigheden is en de goodwill van de Tsjechische regering wordt beantwoord met gebaren van de VS, vloeit hier logischerwijze de verdenking uit voort dat er een politiek handeltje met de soevereiniteit van het land wordt gedreven.
Philip Claeys (NI). – (NL) Voorzitter, heel deze discussie over visavrijstellingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie begint stilaan hallucinante trekjes aan te nemen. Een aantal nieuwe lidstaten is erin geslaagd om een bilateraal akkoord te sluiten met de Verenigde Staten. Het was voor hen sneller en blijkbaar ook gemakkelijker dan te wachten tot er een globaal akkoord komt met de volledige Europese Unie. Amerika koppelt een aantal voorwaarden aan de vrijstelling van visa in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Waar is het probleem?
Het sluiten van visa-akkoorden is een Europese bevoegdheid, zeggen de Eurofederalisten. In een vorig debat over deze kwestie verklaarde een collega van de PPE-DE dat de zogenaamde Europese solidariteit moet primeren en dat men dat dan maar moet gaan uitleggen aan de bevolking van de betrokken lidstaten die daar het slachtoffer van zijn. De ideologie moet blijkbaar primeren op de werkelijkheid. Het is de bevoegdheid van de lidstaten en het moet de bevoegdheid van de lidstaten blijven om zelf te bepalen wie hun grondgebied binnenkomt en onder welke voorwaarden. En het visumbeleid is daar een essentieel onderdeel van.
Simon Busuttil (PPE-DE). – (MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De afschaffing van het reisvisum voor de Verenigde Staten is een zeer belangrijke prioriteit voor onze burgers en we vergissen ons als we denken dat dit niet zo is. Het is een belangrijke prioriteit aangezien reizen zonder een visum voor alle reizigers veel gemakkelijker en ook goedkoper is. Daarnaast is dit belangrijk omdat deze onrechtvaardige situatie, waarin de helft van de landen van de Europese Unie geen visum nodig heeft om naar de Verenigde Staten te reizen, terwijl de andere helft dit wel nodig heeft, niet langer houdbaar is. U moet in de positie verkeren waarbij u een visum nodig heeft om naar de Verenigde Staten te reizen, om te beseffen hoe belangrijk deze afschaffing is. Iedere inspanning om de visumplicht af te schaffen is dus goed, positief en moet worden gesteund, in plaats van te worden bekritiseerd. Het is niet belangrijk wie erin slaagt om de visumplicht voor de twaalf landen die hier nog altijd aan moeten voldoen, af te schaffen. Het enige dat telt is dat deze visumplicht wordt afgeschaft. Het wordt dus tijd dat er een einde komt aan de kinderachtige spelletjes tussen de Commissie en de lidstaten over wie bevoegd is om met de Verenigde Staten te onderhandelen. Afgezien van juridisch jargon is er één werkelijkheid – namelijk de werkelijkheid dat de Verenigde Staten oude en sterke bilaterale banden hebben met de lidstaten en daarom ligt het voor de hand dat de besprekingen rechtstreeks met de lidstaten worden gehouden. Aan de andere kant is het ook duidelijk dat de Commissie hierin een rol heeft – ja, zij heeft de rol om toenemende druk in de juiste richting uit te oefenen. Tegelijkertijd weten wij allen echter dat de Verenigde Staten tot dusverre de voorkeur hebben gegeven aan gesprekken met afzonderlijke landen en in feite heeft de Commissie dit zelf nog niet bereikt. Het is dus belangrijk dat wij niet blijven ruziën over wie het recht heeft om te onderhandelen, want op deze manier verliezen we en zullen we verdeeld zijn in plaats van sterker te staan. Daarom ben ik voor een dualistische aanpak. Het is belangrijk dat wij elkaar steunen zodat de visumplicht wordt afgeschaft, dat deze onmiddellijk wordt afgeschaft en wordt afgeschaft voor alle EU-burgers.
Stavros Lambrinidis (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, u hebt het beruchte dualistische visumontheffingsprogramma voorgesteld. Volgens dit programma moeten de VS visumontheffing tot een privilege maken en zullen zij tevens bekrachtigen dat er speciale eisen worden opgelegd aan Griekenland en aan de nieuwe lidstaten, waardoor deze, uiteraard met goedkeuring van Europa, zelfs nog gevoeligere passagiersgegevens moeten verstrekken dan in theorie universeel wordt vereist volgens de PNR. Amerika heeft zelfs directe toegang tot de strafrechtelijke antecedenten van de burgers. Uw antwoord hierop is dat dit niet onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt en dat elke lidstaat daarom moet handelen zoals hij wenst. Met andere woorden: u staat toe dat de helft van de lidstaten aan brutale bedreigingen betreffende het afgeven van persoonsgegevens wordt blootgesteld, terwijl de Verenigde Staten van Amerika dit niet eisen van de overige lidstaten. In ieder geval is dit reeds beter, maar ook cynischer, verwoord door de heer Rosenzweig, de betrokken US Assistant Secretary. Hij zei op 28 februari in de Senaat van de VS:
(EN) “De acht aspirant lidstaten [...] hebben veel te winnen bij het volledig naleven van het gehele pakket aan veiligheidsvoorschriften”.
(EL) Met andere woorden, deze landen hebben een dusdanige behoefte aan een visum dat wij alles kunnen afdwingen.
Commissaris, naar de letter en geest van het gemeenschappelijk Europees visumbeleid, is het niet absoluut noodzakelijk dat de huidige status van visum- of niet-visumplichtige aan iedereen wordt afgegeven. Alle burgers hebben hier namelijk onder dezelfde voorwaarden recht op. De VS zijn politiek gezien sterk genoeg geweest om het gemeenschappelijke Europese beleid van tafel te vegen. Helaas hadden de Raad en de Commissie niet de politieke wil om hen tegen te houden.
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE). – (NL) Voorzitter, als het gaat om het visumvrijstellingsprogramma stellen de verklaringen eerlijk gezegd weinig gerust en enig navragen had dit vermoeden al bevestigd. Eerdere versies van het beoogde mandaat voor de Commissie zijn verder uitgekleed. Kortom, een mager resultaat. In ieder geval zes lidstaten, en wellicht inmiddels ook Malta, hebben een memorandum van overeenstemming met de Amerikanen ondertekend. De toepassingsbepalingen zijn vooralsnog niet bekend en dus zijn de contouren van het nationale spoor volstrekt onduidelijk.
Hieromtrent, in combinatie met het magere mandaat voor de Commissie, heb ik de volgende vraag: Waarom maken lidstaten eigenlijk deel uit van de Europese Unie? Bestaat er nog zoiets als gemeenschapszin? Het spel van de Amerikanen kan alleen worden tegengegaan als de 27 lidstaten gelijk optrekken. Het gaat erom dat we als Unie een sterk signaal naar de andere kant van de Atlantische Oceaan sturen. Onze in potentie machtige onderhandelingspositie moeten we durven benutten. Met alle respect, maar het gedrag van bepaalde lidstaten acht ik in deze onaanvaardbaar. Het argument dat de Commissie de afgelopen jaren te weinig vooruitgang heeft geboekt voor de betreffende lidstaten klinkt lekker, maar is niet in verhouding als het gaat om het vertoonde gedrag. Het is hoog tijd om een hand in eigen boezem te steken en dus niet alleen naar de VS te verwijzen. De EU maakt zich eerlijk gezegd volstrekt belachelijk op deze wijze.
Marek Aleksander Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank betuigen aan de Europese Commissie en in het bijzonder aan commissaris Frattini, die hier vandaag jammer genoeg niet aanwezig kan zijn. Commissaris Frattini heeft in de loop van de besprekingen uitermate duidelijk gemaakt dat visumkwesties onder de bevoegdheid van Brussel vallen en dat de landen die met de VS onderhandelen, het solidariteitsbeginsel van de Unie schenden.
Tot op heden hebben veertien van de rijkste lidstaten van de Unie samen met Slovenië van dit privilege gebruik gemaakt, maar alle lidstaten van de Unie hopen hetzelfde te doen, met name dat deel van Europa waar ik vandaan kom. Eenparigheid van stemmen is een sine qua non voor een definitieve oplossing voor visumkwesties ten gunste van alle lidstaten van de Europese Unie. Gezamenlijk optreden, via een enkele vertegenwoordiger, namelijk commissaris Frattini, lijkt de beste aanpak te zijn. Laatstgenoemde heeft zijn bereidheid getoond om te willen strijden voor gelijke behandeling voor alle burgers van de Unie. Deze aanpak laat ook zien dat de Unie in staat is om met één stem te spreken. Toch is het jammer dat bepaalde landen zich bereid hebben getoond om zelfstandig beslissingen in deze kwestie te nemen en afzonderlijke memoranda betreffende visa te ondertekenen met de Verenigde Staten.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de ondertekening als één land van een overeenkomst met de Verenigde Staten betreffende het visumontheffingsprogramma is vol gevaren. Hierdoor krijgen de VS toegang tot de databases van de EU die de persoonlijke gegevens, belastinggegevens en zelfs strafrechtelijke antecedenten van reizigers bevatten. Lidstaten moeten hier bijzonder voorzichtig mee omspringen, omdat dit gevolgen heeft voor kwesties die onder de communautaire bevoegdheid ressorteren, zoals het Schengenverdrag en het gemeenschappelijk Europees visumbeleid. Daarom ben ik geheel tegen het initiatief van de Tsjechische Republiek om een bilateraal memorandum van overeenstemming met de VS te ondertekenen.
Andere landen hebben het voorbeeld van de Tsjechische Republiek gevolgd. Er zijn al memoranda van overeenstemming ondertekend door Estland, Letland, Hongarije, Slowakije en Malta. Ik vind de uitleg en verklaringen van de commissaris onvoldoende; hij heeft geen antwoord gegeven op de vraag wat er zal gebeuren als er in de overeenkomsten die al door bovengenoemde landen zijn gesloten, punten zijn opgenomen die indruisen tegen de Europese standpunten
Mijn land, Griekenland, is een van de vijftien oorspronkelijk lidstaten van de EU. Hoewel het land toch met de visumprocedure wordt opgezadeld, heeft het niet hun voorbeeld gevolgd. Commissaris, als wij echt geloven dat iedere lidstaat binnen de EU kan doen wat hij geschikt acht voor zijn belangen, dan is er geen unie.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, namens Hongarije en de andere nieuwe lidstaten moet ik bezwaar aantekenen tegen de kritiek en aantijgingen die wij hier hebben gehoord. De oudere lidstaten van de Europese Unie laten de nieuwe lidstaten aan hun lot over. De Europese solidariteit werkt niet – niet ten aanzien van de nieuwe lidstaten, noch ten aanzien van Griekenland. Daarom zijn al deze kritische opmerkingen onbegrijpelijk. Er is een gebied in het bijzonder waarop solidariteit binnen de Europese Unie niet heeft gewerkt en nog steeds niet werkt, en het is uitermate belangrijk dat deze kwestie misschien voor eens en altijd kan worden opgelost. Wij moeten verhelderen welke zaken bij onderhandelingen over visumvrije regelingen onder de bevoegdheid van een lidstaat en welke onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. Wij hopen dat Hongarije en alle andere nieuwe lidstaten dit jaar eindelijk dezelfde rechten zullen genieten, waaronder het reizen naar de Verenigde Staten zonder een visum, zoals de oude lidstaten dat kunnen. Dit huidige debat toont aan dat solidariteit binnen de Europese Unie niet werkt. Ik dank u voor uw aandacht.
Adina-Ioana Vălean (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor mij is het duidelijk dat de EU nog steeds niet in staat is om invloed uit te oefenen op de onderhandelingen met de VS. De dualistische aanpak is het bewijs dat de Raad en de Commissie nalaten om de Europese belangen en burgers te beschermen.
Het feit dat de lidstaten alleen staan in de bilaterale onderhandelingen met de VS ondermijnt onze geloofwaardigheid en kracht op het wereldtoneel en kan ten koste gaan van onze burgers wier gegevens zonder enige democratische controle uitgewisseld kunnen worden.
Mijns inziens moeten de lidstaten binnen een Europees kader handelen en ik wil dat de Commissie vastberaden is en onze Amerikaanse partner duidelijk maakt dat gelijke rechten en gelijke behandeling niet onderhandelbaar zijn.
Het systeem ESTA dat wordt ingevoerd, zou een positieve ontwikkeling kunnen zijn aangezien aanvragen voor toegang tot Amerika per individu worden beoordeeld en niet op basis van het land van oorsprong. Dit zou een eerste stap zijn naar gelijke behandeling.
Wij moeten een Europa zonder grenzen werkelijkheid laten worden en gelijke behandeling voor alle Europeanen waarborgen, ongeacht de nationaliteit.
Józef Pinior (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de belangrijkste kwestie die wij momenteel moeten aanpakken, houdt onder meer het bereiken van een overeenkomst betreffende visa met de Verenigde Staten in, waarbij alle lidstaten van de Unie gelijk worden behandeld. Dit is een absolute noodzaak. Polen rekent voor wat deze kwestie betreft volledig op het gemeenschappelijk Europees beleid. Naar mijn mening is solidariteit tussen alle landen die door de Europese Commissie worden vertegenwoordigd, absoluut noodzakelijk in deze zaak. Laten wij hopen dat een dergelijke aanpak inhoudt dat tijdens de Top van 12 juni eindelijk een nieuwe visumregeling wordt overeengekomen, waarbij alle burgers van de Europese Unie onder dezelfde voorwaarden toegang krijgen tot de Verenigde Staten.
Ik wil afronden met nog een punt. De Europese Commissie moet er bij de ontwikkeling van beleid in verband met de visumregeling voor zorgen dat de basisbeginselen van de Europese rechten worden geëerbiedigd, zodat het Europees Handvest van de grondrechten op het gebied van persoonsgegevens in verband met de visumregeling niet wordt geschonden.
Libor Rouček (PSE). – (CS) Dames en heren, het onderwerp dat in het debat van vandaag centraal staat, is gelijkheid, gelijke voorwaarden en gelijke behandeling. Voor wat betreft visa voor reizen naar de Verenigde Staten is er, bijna twintig jaar na de val van het communisme en vier jaar nadat de nieuwe lidstaten van Centraal- en Oost-Europa zijn toegetreden tot de EU, nog altijd ongelijkheid. Deze nieuwe lidstaten en Griekenland hebben nog altijd een visum nodig om naar de Verenigde Staten te kunnen reizen. Ofschoon ik vind dat dit een schande is, ben ik ook van mening dat de Verenigde Staten zich zouden moeten schamen en niet de Europese Unie. Tenslotte hebben we hier te maken met een democratisch land dat Polen, de Republiek Tsjechië, Hongarije en andere landen zo behandelt en hen tegelijkertijd zijn trouwste bondgenoten noemt.
Voor wat de onderhandelingen en onderhandelingsmethoden betreft ben ik het volledig met mijn collega’s eens dat de Europese Unie met één stem moet spreken. Dit is de enige manier om gelijkheid te bereiken, zowel gelijkheid tussen de lidstaten van de Europese Unie als wederzijdse gelijkheid tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, ook op gebieden zoals gegevensuitwisseling, persoonsgegevensbescherming, enzovoorts.
Jan Zahradil (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat alles wat we hier altijd hebben verkondigd waar bleek te zijn: geen van de lidstaten heeft zich onttrokken aan de verplichtingen die voortvloeien uit hun overeenkomsten, de EU-wetgeving of de bevoegdheden van de Unie en bilaterale onderhandelingen kunnen naast multilaterale of pan-Europese onderhandelingen plaatsvinden. Dames en heren, ik ben verontwaardigd dat mijn land, de Republiek Tsjechië, wordt beschuldigd van een gebrek aan solidariteit en transparantie. Dat is pertinent onjuist. Wij komen de verplichtingen die voortvloeien uit onze overeenkomsten, de wetgeving van de Gemeenschap en het subsidiariteitsbeginsel, nauwkeurig en precies na. Niet meer en niet minder. Verder zou ik enkele van mijn collega’s willen vragen om niet te preken over europeanisme. Wij zijn allemaal gelijke Europeanen: er zijn geen betere of slechtere Europeanen.
Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, visumbeleid maakt inderdaad deel uit van het gemeenschappelijk Europees beleid en ik hoop dat de Commissie in het kader van het verstrekte onderhandelingsmandaat effectief blijkt te zijn. Laten we hopen dat zij een goede overeenkomst weet te sluiten, aangezien dat een gezamenlijke overwinning zou betekenen.
Tot op heden hebben wij ons op dit gebied echter gemakkelijk laten verdelen. De Verenigde Staten hebben de burgers van de Europese Unie in twee groepen onderverdeeld. De ene groep kan als de superieure groep worden gezien en de personen uit deze groep worden zonder problemen toegelaten op Amerikaans grondgebied. De andere groep wordt als inferieur beschouwd en deze mensen moeten vaak vernederende formaliteiten doorstaan om het land binnen te kunnen komen.
Ik teken protest aan tegen deze gang van zaken en ik wil daarnaast een situatie noemen die algemeen bekend begint te worden in de Verenigde Staten. De visumkwestie speelt in de VS een rol in de verkiezingscampagne. Het is niet juist dat een van de kandidaten bijvoorbeeld belooft om de visumverplichting voor mijn landgenoten, namelijk Polen, op te heffen om daarmee de Poolse diaspora voor zich te winnen. We moeten dit voorkomen.
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil weten of de Commissie en de Raad de verzekering geven dat de EU, als onderdeel van de onderhandelingen, geen toegang zal verlenen tot de EU-databases zoals het Schengen-informatiesysteem (SIS) en het visuminformatiesysteem (VIS). Als rapporteur betreffende VIS heb ik een algemeen verbod weten te krijgen op de overdracht van gegevens uit het visuminformatiesysteem aan derde landen en ik wil weten of dat op de een of andere manier in gevaar wordt gebracht.
Ten tweede, zijn de Commissie en de Raad het ermee eens dat het volgen van deze doodlopende weg van massacontrole en het verzamelen van persoonsgegevens van alle reizigers – waarvan 99 procent geheel onschuldig is – het risico met zich meebrengt dat dit zal afleiden van het oppakken van de 0,1 procent die wordt verdacht van georganiseerde misdaad of een terroristisch gevaar zou kunnen vormen?
Vandaag heeft een Italiaanse antimaffia-topaanklager gewaarschuwd dat de maffia zich uitbreidt naar Europa, omdat er geen aandacht is geschonken aan het ontbreken van een goede grensoverschrijdende samenwerking en omdat de gerechtelijke systemen niet samenwerken. Is dat niet onze allerhoogste prioriteit? Er is geen aandacht aan besteed, omdat dit een hardere noot is om te kraken.
Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). – (RO) Op het ogenblik is de onderhandelingsbevoegdheid van de Europese Commissie vergroot ingevolge het mandaat dat afgelopen week door de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten is verstrekt.
Voorts hebben wij een reeks efficiënte bijeenkomsten gehad met Amerikaanse vertegenwoordigers. De laatste was de bijeenkomst van de EU-VS-trojka justitie en binnenlandse zaken op 13 maart.
Mijns inziens moeten we zoveel mogelijk vasthouden aan de drie beginselen die tijdens deze bijeenkomst zijn aangenomen en in het bijzonder aan de gemeenschappelijke doelstelling om de visumplicht zo snel mogelijk af te schaffen.
Ondanks dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt, blijft het percentage geweigerde visa in sommige lidstaten stijgen.
Hoewel Roemenië in de tussentijd lid is geworden van de Europese Unie, is dit percentage in ons land al opgelopen tot 37 procent. Dat is bijna tien procent meer dan vorig jaar.
Door deze ontwikkeling halen wij helaas niet de doelstelling van tien procent zoals is voorzien in het visumontheffingsprogramma.
Op dit ogenblik kan dit vraagstuk van de wederkerigheid met betrekking tot visa tussen de Europese Unie en de VS alleen met onderlinge afstemming tussen alle lidstaten worden opgelost.
Wij moeten ervoor zorgen dat ons standpunt op het gebied van de afschaffing van de visumplicht voor alle Europese burgers bij de volgende EU-VS-Top uniform en objectief is en gebaseerd is op een vastomlijnd plan.
Ioan Mircea Paşcu (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het vastberaden voornemen van de Raad en de Commissie om namens alle Europese burgers met de VS te onderhandelen over de afschaffing van de visumplicht, alsmede de technische voorbereidingen daartoe, zijn lofwaardig. Er is echter al een kloof ontstaan tussen de multilaterale onderhandelingen die nu nog in de voorbereidingsfase zitten en naar alle waarschijnlijk voorlopig nog niet van start zullen gaan en de concrete resultaten die enkele EU-landen al door middel van bilaterale onderhandelingen met de VS hebben behaald. Uiteindelijk hebben we allemaal hetzelfde resultaat voor ogen: de afschaffing van visa voor de VS. Wij worden geconfronteerd met een keuze – ofwel wachten totdat de multilaterale onderhandelingen tussen de EU en de VS beginnen en het gewenste resultaat later behalen of zelfstandig bilaterale onderhandelingen met de VS aangaan en dit resultaat veel eerder kunnen behalen. Om de EU-lidstaten te dwingen om voor de minst aantrekkelijke optie te kiezen omwille van een valse solidariteit die door veel EU-lidstaten niet wordt geëerbiedigd met het oog op andere, zeer belangrijke zaken – energie bijvoorbeeld – is op zijn minst moreel onjuist te noemen, des te meer omdat de helft van de Europese burgers al vrijgesteld is van de visumeisen door middel van eerdere bilaterale onderhandelingen met de VS.
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). – (RO) Ik ben van mening dat er bijzondere betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten bestaan. De meeste lidstaten maken deel uit van de NAVO en handhaven gezamenlijk de veiligheid in Europa en indien noodzakelijk ook in andere landen, zonder dat er verschillen tussen de landen bestaan.
Desondanks bestaan er wel verschillen in de toekenning van visa voor de Verenigde Staten die worden gebaseerd op criteria die op dit ogenblik onvoldoende duidelijk en transparant zijn. Het belangrijkste criterium is het hebben van minder dan tien procent geweigerde visa en is uitsluitend afhankelijk van Amerikaanse burgers en niet van de burgers die de visa aanvragen.
De Europese instellingen zijn er niet in geslaagd om de onderhandelingen in het voordeel van de Europese burgers af te ronden. Daarom moet elke lidstaat dus zelfstandig methoden zien te vinden om de situatie op te lossen.
Het feit dat deze onderhandelingen de laatste tijd zijn toegenomen en dat deze tegelijkertijd door de Europese Unie en de lidstaten gevoerd kunnen worden, is positief.
Het is belangrijk dat bij het onderhandelen wordt verwezen naar de criteria voor de toekenning van visa. Alleen duidelijke en vooral transparante criteria kunnen de burgers vóór het indienen van de visumaanvraag van alle nodige informatie voorzien.
Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de beslissing om een visum te weigeren ligt overduidelijk bij Amerikaanse ambtenaren. De beslissing om het recht op toegang tot de Verenigde Staten af te laten hangen van het percentage geweigerde visumaanvragen staat gelijk aan de redenering: wij doen wat we willen, jij kunt er niets aan doen, maar wij gebruiken deze procedure om jou aan vernederende behandelingen en procedures te kunnen onderwerpen en om jou te dwingen een onterend systeem te accepteren. Dit is eenvoudigweg onaanvaardbaar en bewijst dat er geen partnerschap bestaat en dat wij ondanks alle plannen en doelen in een positie zijn waarin we geen enkele invloed kunnen uitoefenen.
Ik hoop echter dat de communautaire aanpak in deze kwestie en een beroep op andere instrumenten die uit de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn voortgevloeid, zullen resulteren in een methode waarmee het probleem wordt opgelost.
Monika Beňová (PSE). – (SK) Wij zijn verheugd over het initiatief van de Europese Commissie en beschouwen dit als een stap voorwaarts naar gelijkheid tussen de burgers van alle lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de burgers waarvoor nog altijd een streng VS-visumbeleid geldt, ondanks dat zij sinds mei dit jaar al vier jaar deel uitmaken van de Europese Unie.
De regering van de Republiek Slowakije is een van degenen die bilaterale besprekingen voeren met de Verenigde Staten in de oprechte overtuiging dat Washington als gevolg van deze besprekingen sneller zal handelen en behulpzamer zal zijn.
Ik zou het dan ook zeer op prijs stellen als de bilaterale onderhandelingen van Slowakije in Europese kringen als een positieve stap werden gezien, namelijk als een aanvulling op hetgeen de Europese instellingen ondernemen en niet als een vervanging hiervan. Daarnaast wil ik onderstrepen dat hier niet aan de orde is dat onze regeringen zich tekort gedaan voelen. Wij willen dat de grondbeginselen van de Gemeenschap worden geëerbiedigd en gelijkheid van alle burgers is een van deze grondbeginselen.
Titus Corlăţean (PSE). – (RO) Roemenië is een van de lidstaten van de Europese Unie wier burgers een visum nodig hebben om het grondgebied van de Verenigde Staten te mogen betreden.
In tegenstelling tot hetgeen door andere landen is ondernomen, is Roemenië tot op heden nog geen bilaterale onderhandelingen met de Verenigde Staten aangegaan, hoewel door het partnerschap dat Roemenië met dit land heeft gesloten en door de aanwezigheid van Roemeense troepen in Irak en Afghanistan, het land gerechtigd zou zijn om bilaterale oplossingen te zoeken voor het visumprobleem.
Ik ben voorstander van een gemeenschappelijke aanpak door de EU-lidstaten en van een mandaat voor de Europese Commissie om snel een oplossing te vinden voor de afschaffing van de visumeisen die de Verenigde Staten stellen aan burgers van de Europese Unie, waaronder Roemenen.
Het is noodzakelijk dat de Europese Unie een echte, consistente en effectieve inspanning levert op het gebied van de onderhandelingen. Anders is Roemenië eventueel, door de druk van de Roemeense publieke opinie, die niet genegeerd kan worden, genoodzaakt om een snelle oplossing te vinden door middel van bilaterale onderhandelingen met de Verenigde Staten, net zoals andere lidstaten van de Europese Unie die het probleem betreffende Amerikaanse visa hebben opgelost, zonder daarbij het gemeenschappelijke standpunt van Brussel in acht te nemen.
Tot slot betreur ik de heer Frattini’s afwezigheid in het debat aangezien hij de verplichting heeft om te strijden voor juiste behandeling en vrij verkeer van Europese burgers en Roemeense burgers en niet om discriminerend beleid te promoten jegens de Roemenen die in Italië wonen en werken, waarvan de meesten goed zijn geïntegreerd in de Italiaanse samenleving.
Dragutin Mate, fungerend voorzitter van de Raad. – (SL) Ik zal trachten een antwoord te geven op bepaalde dilemma’s en kwesties waar u in het bijzonder op hebt gewezen. In de eerste plaats wil ik zeggen dat het uiterst belangrijk is dat er tijdens de laatste Raad van 18 april een consensus is bereikt en dat de Commissie een mandaat is verleend voor het aangaan van de onderhandelingen. Dit is uitermate belangrijk, omdat wij hierdoor op dusdanige wijze kunnen werken dat wij er geheel in de geest van Europa voor kunnen zorgen dat alle Europese burgers gelijke rechten en natuurlijk ook gelijke plichten hebben, zoals u hier zelf vandaag herhaaldelijk hebt gezegd.
Met betrekking tot specifieke punten die hier eerder zijn genoemd, zou ik willen zeggen dat wij direct vanaf het begin van de onderhandelingen, zoals een van de leden van het Parlement reeds heeft gezegd, geen strategie konden aanvaarden die op een bepaalde manier bij Europa is afgedwongen. Ik zou zeggen dat wij, misschien onder de aanvankelijke druk die heerste op het moment dat deze strategie werd uitgestippeld, erin zijn geslaagd om hier weerstand tegen te bieden. Wij hebben overeenkomsten gesloten, we hebben een manier gevonden om dit op te lossen, we hebben een dualistische samenwerking voor de toekomst bereikt en daarmee hebben wij de Verenigde Staten van Amerika en de EU-lidstaten op een bepaalde manier duidelijk gemaakt hoe wij kunnen samenwerken en waar de grenzen liggen van wat aanvaardbaar en niet aanvaardbaar is.
Ik wil in het bijzonder de kwesties met betrekking tot vingerafdrukken bespreken en natuurlijk de dilemma’s waarmee sommigen van u, als lid van het Europees Parlement, maar in de eerste plaats als burger van de EU, te kampen hebben. Het is absoluut noodzakelijk dat wij niet de twee systemen ESTA en PNR met elkaar verwarren. Het PNR-systeem blijft onveranderd, blijft zoals het nu is en zoals het was op het moment dat het is aangenomen en goedgekeurd en dit systeem heeft niets te maken met het nemen van vingerafdrukken op reisbureaus of ergens anders. Deze kwestie is zoals zij is en vormt geen onderwerp van discussie en is ook niet aan veranderingen onderhevig. Ik ben van mening dat dit inderdaad uitermate belangrijk is.
Met betrekking tot het onderwerp gegevensbescherming en met betrekking tot de activiteiten van een hoogwaardig team van deskundigen wil ik zeggen dat ik, sinds ik aan het hoofd van de Raad van ministers sta en ik de Raad voorzit, samen met de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken uitermate transparant heb gehandeld. Ik heb twee verslagen over deze kwestie bij de desbetreffende commissies ingediend en vandaag heb ik daarnaast ook voor het Parlement een uiteenzetting van de huidige stand van zaken gegeven.
Mijns inziens hebben we in deze eerste fase volgens het uitgangspunt gehandeld dat we moesten uitvinden waar de moeilijkheden liggen, waar de gemeenschappelijke moeilijkheden liggen, waar de gemeenschappelijke grondbeginselen liggen als die er zijn, en waar die niet zijn. Vanuit deze basis kunnen we verder werken aan de voortzetting van onze activiteiten. De activiteiten en onderhandelingen zullen in 2009 worden voortgezet en, vooropgesteld dat deze inderdaad zullen plaatsvinden, is het uitermate belangrijk dat wij, het Parlement, de Raad en de Commissie dan een gemeenschappelijke basis hebben. Dit is de enige manier waarop wij voldoende macht kunnen verkrijgen om tot een overeenkomst te komen. Ik geloof dat uw Parlement ook heeft besloten dat deze overeenkomst uitermate belangrijk is voor ons, omdat dit een raamovereenkomst voor gegevensbescherming betekent. Telkens wanneer wij over een overeenkomst onderhandelen, hoeven wij dit punt niet meer aan te halen en dat is ons doel. Dit waren niet alleen maar onderhandelingen voor het bereiken van een overeenkomst. Enkele beginselen zijn onder de loep genomen. Met deze basis zullen we zien, wat we al weten, dat twaalf beginselen praktisch identiek zijn. Wanneer de onderhandelingen beginnen zal het beginsel dat niet identiek is uiteraard ook het onderwerp van de besprekingen vormen. Ik hoop dat onze onderhandelingen succesvol zijn.
Daarnaast wil ik de samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het voorzitterschap met betrekking tot de memoranda, de verdere besprekingen en de uitvoeringsprogramma’s benadrukken. Het moet duidelijk zijn dat memoranda geen overeenkomsten zijn. Memoranda van overeenstemming zijn uitdrukkingen van de politieke wil dat een land aan het visumontheffingsprogramma wil deelnemen. Zij bevatten geen onderdelen die zo’n document de status van een internationale overeenkomst geven.
Wij hebben zeer nauwe banden met de lidstaten betreffende verdere besprekingen en uitvoeringsovereenkomsten en/of uitvoeringsvoorschriften. Zo had ik enkele dagen geleden een zeer openhartig gesprek met Jan Langer van de Tsjechische Republiek over deze besprekingen en de voortgang hiervan. Op dit ogenblik hebben de Verenigde Staten van Amerika aan nog geen enkele lidstaat schriftelijke documenten betreffende de besprekingen en de uitvoeringsvoorschriften afgegeven.
Naar mijn mening is het zeer belangrijk dat het werk van de lidstaten en van de Commissie en het voorzitterschap transparant blijft. Alleen met een goede samenwerking tussen deze drie partijen, en natuurlijk op sommige gebieden ook in samenwerking met het Europees Parlement, kan een geschikte manier worden gevonden om deze kwestie aan te pakken. Maar ik ben van mening dat wij de commissaris, de vicevoorzitter, antwoord moeten laten geven op diverse kwesties die onder de bevoegdheid van de Commissie vallen.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij moeten een oneerlijke situatie zien op te lossen. Het is niet mogelijk om twee categorieën Europese burgers te hebben: een categorie die een visum nodig heeft en een andere die hiervan is vrijgesteld. Ik denk dat dit een diepe overtuiging is die wij allen delen.
Ten tweede geloof ik persoonlijk in de kracht van centrale onderhandelingen. Europa is veel sterker wanneer het met één stem spreekt en al zijn leden solidariteit tonen. Zoals de heer Mate weet, durfde ik bij een ander onderwerp dat relatief gezien in feite helemaal niet verwant is aan dit onderwerp, de zogenaamde “open skies”-kwestie, te onderstrepen dat wij alleen in staat waren om de eerste fase van de “open skies” te bereiken omdat de Commissie op een gegeven ogenblik het mandaat had gekregen.
Zo geloof ik ook in de kracht van centrale onderhandelingen en wij zullen samen met de heer Mate, met grote vastberadenheid, hard aan het werk gaan.
Ik voeg daaraan toe dat de Commissie desalniettemin in het verleden met een aantal niet-EU-landen wederzijdse overeenkomsten heeft gesloten. Onze overeenkomsten hebben ervoor gezorgd dat wij goede resultaten hebben behaald met Canada, Australië en andere landen. Er is dan ook geen reden waarom we deze discriminatie geen halt toe zouden roepen.
Het is goed erop te wijzen dat er dinsdag en woensdag al vertegenwoordigers van de Commissie in Washington zijn om formeel met de onderhandelingen te beginnen. Dit laat met andere woorden zien hoe vastberaden wij zijn om alles uit dit mandaat te halen. Dit is wat ik u over dit eerste punt kan vertellen.
Ik zou nu antwoord willen geven op de vragen die de heer Deprez in het bijzonder over de uitvoeringsovereenkomsten heeft gesteld. Zoals de heer Mate al aangaf, beschikken wij tot op heden nog niet over uitvoeringsovereenkomsten, dus kunnen we er moeilijk over oordelen. Het is echter zeker onze verantwoordelijkheid om dergelijke overeenkomsten aan de communautaire bepalingen te toetsen. Ik voeg daaraan toe dat wij transparant zullen zijn in onze onderhandelingen met de Verenigde Staten, zeker ten overstaan van het Parlement. Maar de lidstaten – ik beschuldig hierbij geen specifieke lidstaat –, alle lidstaten die bilaterale besprekingen houden, zijn verplicht transparant te zijn. Er is wederzijds vertrouwen nodig als wij effectief willen zijn. Ik wil dit nogmaals benadrukken.
Uiteraard zullen we bekijken wat er gedaan moet worden als later blijkt dat bepaalde zaken in de uitvoeringsovereenkomst vanuit het oogpunt van het Gemeenschapsrecht niet aanvaardbaar zijn. Maar het is duidelijk dat we dan in ieder geval stappen zullen ondernemen.
Ten derde hebben enkelen van u vragen gesteld met betrekking tot gegevens. Ik wil onderstrepen dat ook de uitwisseling van PNR-gegevens onder de overeenkomst valt die in 2007 tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten is gesloten. Dit is hierin bepaald en is op dit ogenblik bindend. Er is geen enkele reden om te vrezen voor enige intimidatie van de zijde van onze Amerikaanse vrienden. Tegen deze achtergrond wil ik de aandacht vestigen op de opmerkingen van de heer Deprez over het idee dat het uiteindelijk zonder twijfel nuttig zou kunnen zijn om in het kader van een algemene trans-Atlantische overeenkomst een onafhankelijke autoriteit in het leven te roepen om toezicht te houden op de bescherming van gegevens.
Dit is slechts een korte uitleg, maar ik kan u verzekeren dat het Parlement uiteraard volledig op de hoogte wordt gehouden van onze onderhandelingen en dat onze kracht voortkomt uit een volledig interinstitutioneel akkoord dat onze Amerikaanse vrienden zal laten zien dat de Europese Unie nu van plan is om een eerlijke behandeling voor al haar burgers te eisen en dat zij dit met onwrikbare vastberadenheid zal doen.
(Applaus)
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt tijdens de vergaderperiode van mei in Straatsburg plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Tunne Kelam (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik juich de verklaring van het voorzitterschap over gelijke behandeling van alle EU-burgers toe. Het wordt tijd om de Commissie een parlementair mandaat te verlenen om een allesomvattende overeenkomst inzake het EU-VS-visumontheffingsprogramma te bereiken. Het doel is om zo snel mogelijk vrijstelling van visumplicht zonder enige uitzondering voor alle EU-burgers te bewerkstelligen. Wij verwachten dat de Commissie tijdens de onderhandelingen zo transparant mogelijk is. Op dit ogenblik zien wij geen enkele reden waarom de Amerikanen zouden blijven aandringen op het verstrekken van aanvullende gegevens. Tevens is het belangrijk dat elektronische hulpmiddelen door burgers aangewend kunnen worden voor het versturen van hun visumaanvraag en persoonsgegevens.
Diverse collega’s hebben hun ongenoegen geuit over de stappen die enkele lidstaten hebben ondernomen om door middel van bilaterale besprekingen met de Amerikaanse autoriteiten sneller een akkoord voor visumvrijstelling te bereiken. Dit leidt niet tot verdeeldheid in de EU. Laten wij niet vergeten dat praktisch alle oudere lidstaten reeds visumvrijstelling genieten, terwijl praktisch alle nieuwe lidstaten deze mogelijkheden ontberen.
De memoranda van overeenstemming die door deze lidstaten zijn ondertekend dienen te worden beschouwd als documenten van politieke wil op weg naar een visumvrijstellingsregeling. Dit zijn zeker geen afscheidingsovereenkomsten.
(De vergadering wordt om 11.25 uur onderbroken en om 11.30 uur hervat)
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
4. Stemmingen
De Voorzitter. − Aan de orde is de stemming.
(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)
4.1. Stabilisatie- en associatieovereenkomst EG/Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (Jacek Saryusz-Wolski, A6-0078/2008) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
4.2. Toepassing van artikel 81, lid 3 van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen lijnvaartondernemingen (consortia) (gecodificeerde versie) (A6-0089/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
4.3. Bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (A6-0150/2008, Arlene McCarthy) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
- Vóór de stemming:
Arlene McCarthy, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn geen amendementen op het gemeenschappelijk standpunt. Dit is te danken aan het uistekende werk van het Parlement, de Raad en de Commissie en het werk van voornamelijk mijn schaduwrapporteurs, mevrouw Wallis en de heer Gauzès van de PPE-DE-Fractie, die ten opzichte van de Raad en de Commissie voet bij stuk hebben gehouden.
Volgens mij is het al meer dan een jaar geleden dat we dit voorstel hebben goedgekeurd, maar het antwoord van de bemiddelaars en professionals uit deze sector op de allereerste online enquête ooit van het Parlement heeft ons overtuigd van de waarde van deze wetgeving. Ik weet dat zij te spreken zijn over de stemming van vandaag om deze voorstellen in wetgeving om te zetten.
Te veel huwelijken of relaties waar kinderen bij betrokken zijn, lopen stuk en kiezers raken verwikkeld in jarenlange gerechtelijke procedures en worden geconfronteerd met torenhoge kosten van honoraria. Een van mijn kiezers met een Griekse partner is opgezadeld met hoge juridische kosten en ze moest drie jaar lang door de hele juridische molen om haar kinderen terug te krijgen. Bemiddeling kan voor burgers een waardevol middel zijn om toegang tot de rechter te krijgen en kan de kosten van de oplossing van het geschil omlaag brengen zonder de vaak bittere weg van een proces.
Het bijkomende voordeel hiervan is dat er voor de rechtbank tijd overblijft voor zaken waarin een vonnis is vereist. Deze nieuwe wetgeving zou mensen in Europa moeten helpen om een snelle en betaalbare toegang tot de rechter te krijgen. Ik spoor daarom de leden aan de tweede lezing te steunen en de weg vrij te maken voor nieuwe rechtsmiddelen en manieren om in beroep te gaan.
(Applaus)
De Voorzitter. − Ik wil u eraan herinneren dat de rapporteur tijdens de zitting het recht heeft om het woord te vragen voor twee minuten en ik vraag daarom of iedereen zichzelf hieraan zou willen houden. Ik geloof echter dat de heer Rack het woord heeft gevraagd voor een beroep op het Reglement.
Reinhard Rack (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, normaal zouden we zeggen dat onze machine niet werkt, maar in dit geval zijn het de liften. Veel van onze collega’s wachten om naar beneden, naar de vergaderzaal, te kunnen gaan. Daarom zou het misschien zinvol zijn te overwegen om verklaringen zoals deze te vervroegen.
De Voorzitter. − Ik verzeker u dat al het mogelijke wordt gedaan om de liften zo snel mogelijk weer in werking te stellen of om onze collega’s vanuit de lift te kunnen laten stemmen.
4.4. Voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet (Egnos en Galileo) (A6-0144/2008, Etelka Barsi-Pataky) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
4.5. Uitbreiding van de werkingssfeer van Richtlijn 2003/109/EG tot personen die internationale bescherming genieten (A6-0148/2008, Martine Roure) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
4.6. Groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie (A6-0073/2008, Giusto Catania) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
4.7. Bijstelling van het meerjarig financieel kader (A6-0157/2008, Reimer Böge) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
4.8. Uitvoering van de programmering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds (A6-0042/2008, Marie-Arlette Carlotti) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
4.9. Voortgangsverslag 2007 over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (A6-0059/2008, Erik Meijer) (stemming)
- Vóór de stemming:
Erik Meijer, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het mondelinge amendement van de heer Landsbergis verplicht me om de ingewikkelde situatie omtrent een naam uit te leggen.
“FYROM” is nooit de naam van een land geweest, maar kan alleen de afkorting zijn van de “Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië”. In mijn laatste verslag, dat in de plenaire zitting van dit Parlement van 12 juli 2007 werd aangenomen, werd besloten om deze afkorting niet als naam in gebruik te nemen, maar alleen deze vier woorden te gebruiken.
De conclusie was om alle andere termen in amendementen te vervangen door “Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië”.
Ik stel voor om dit aan te houden. Het mondelinge amendement dat door de heer Landsbergis wordt voorgesteld is niet in lijn met deze beslissing. Ik verwacht dat een overeenkomst met Griekenland in de loop van 2008 het probleem van de verschillende namen van deze staat zal oplossen en dat daarmee de term FYROM voor altijd wordt vergeten.
Vytautas Landsbergis (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij bevinden ons in een hachelijke situatie met een van onze buren, omdat een normaal op het Europese continent bestaande republiek officieel een niet-bestaande republiek wordt genoemd – alleen de “voormalige” Republiek M. – op grond van een besluit van de VN.
Voordat Washington New York volgt en eist dat Georgië in de Kaukasus voortaan de “Voormalige Sovjetrepubliek Georgië” genoemd wordt, wil ik ons ongenoegen over dergelijke praktijken uiten en een oplossing vinden voor “M.”. Dit is mijn voorlopige voorstel – niet om de naam van “een voormalig” iemand te vervangen, maar om de situatie omtrent de tekst van ons verslag te corrigeren door toevoeging van een aanvullende verklaring: “het land met de aanduiding FYROM”.
Ik verzoek u een beetje gevoel voor humor te tonen en dit voorstel te steunen. We zouden zowel Griekenland als “M.” moeten helpen.
(Het Parlement verwerpt het mondelinge amendement)
4.10. Beleid van China en de gevolgen ervan voor Afrika (A6-0080/2008, Ana Maria Gomes) (stemming)
- Vóór de stemming over amendement 5:
Ana Maria Gomes, rapporteur. − (PT) Ik wil een amendement indienen op artikel 5. Het betreft een kleine wijziging in de tekst. De tekst luidt nu:
(EN) “roept de EU op de instelling van een forum voor het partnerschap met Afrika aan te moedigen, waarbij alle grote donoren en investeerders worden betrokken;”
(PT) en na het amendement dat ik voorstel luidt de tekst:
(EN) “roept de EU op ervoor te zorgen dat bij het forum voor het partnerschap met Afrika alle grote donoren en investeerders worden betrokken, en met name China;”.
(PT) Dit amendement houdt slechts een kleine wijziging in die de huidige situatie weergeeft, omdat we ons realiseren dat het forum voor het partnerschap met Afrika nog maar net is opgericht. Het voorstel is aan alle collega’s en schaduwrapporteurs gecommuniceerd en er is geen bezwaar aangetekend.
(Het Parlement verwerpt het mondelinge amendement)
VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter
5. Plechtige vergadering – Slovenië
De Voorzitter. − Spoštovani gospod predsednik Republike Slovenije. Het is mij een groot genoegen de president van de Republiek Slovenië vandaag hier te kunnen verwelkomen in het Europees Parlement in Straatsburg. Welkom, mijnheer de president.
Slovenië is op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toegetreden en bekleedt op dit ogenblik het voorzitterschap van de Raad. Mijnheer de president, u bent sinds vier maanden president van Slovenië en in deze periode hebben wij elkaar al drie keer ontmoet: de eerste keer twee dagen voordat u officieel uw ambt aanvaardde in Ljubljana, vervolgens op 8 januari bij de officiële opening van het Europees Jaar van de interculturele dialoog en ten slotte in februari in New York tijdens het themadebat van de Algemene Vergadering van de VN over klimaatverandering.
Mijnheer de president, u bent de derde president van Slovenië sinds uw land onafhankelijk is geworden. U kunt terugblikken op een lange en succesvolle loopbaan als hoogleraar internationaal recht en vooral heeft een groot deel van uw carrière als diplomaat bij de Verenigde Naties gewerkt. Acht jaar lang was u permanent vertegenwoordiger van Slovenië bij de Verenigde Naties en vijf jaar lang was u adjunct-secretaris-generaal voor politieke zaken. Nu heeft Slovenië de grote eer om als eerste van de nieuwe lidstaten – de landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden – en als eerste voormalig communistisch land en als eerste Slavisch land het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie te bekleden.
Dit voorrecht brengt een grote verantwoordelijkheid voor Slovenië met zich mee, die u hebt geaccepteerd, want de nieuwe lidstaten die deze verplichting op zich hebben genomen, dragen nu ook de verantwoordelijkheid voor de grote familie van de Europese Unie. Voor Slovenië houdt het voorzitterschap van de Raad nog een andere verantwoordelijkheid in jegens zijn buurlanden, de Westelijke-Balkanlanden.
Slovenië is een voorbeeld voor deze landen, doordat het land hun laat zien dat succes mogelijk is, dat zij lid kunnen worden van de Europese Unie en dat toetreding stabiliteit, ontwikkeling en welvaart oplevert.
Mijnheer de president, ik nodig u met genoegen uit het woord te richten tot dit Huis. Izvolite, prosim!
Danilo Türk, president van de Republiek Slovenië. − (SL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is een grote eer om in deze gewaardeerde vergadering te mogen spreken. Slechts een maand geleden hebben wij de vijftigste verjaardag van de eerste zitting van het Europees Parlement gevierd. Dit jubileum is een uitstekende gelegenheid om over het heden en over de toekomst van de Europese Unie na te denken. Vandaag heb ik de bijzondere gelegenheid om mijn gedachten met u – de gekozen vertegenwoordigers van de naties van Europa – te delen.
Het Parlement en natuurlijk de Europese Unie zijn een imposante verwezenlijking van een grote visie, een visie van duurzame vrede en welvaart, een geest van samenwerking en voortdurend toenemende integratie, waarvan de Europese naties profiteren. De grondleggers van deze visie – Jean Monnet, Robert Schuman, Konrad Adenauer, Alcide de Gasperi en anderen – hielden het waarschijnlijk niet voor mogelijk dat, 51 jaar na de oprichting van de Europese Gemeenschappen, in een sterk geïntegreerde Europese Unie na haar belangrijke uitbreiding in het jaar 2004, Slovenië, als eerste land van de nieuwe lidstaten, het voorzittende land zou zijn en de Sloveense president het woord tot het Europees Parlement zou richten.
Maar hun gevoel van voldoening zou waarschijnlijk sterker zijn dan hun verbazing. Het Europees project is niet alleen succesvol geweest, het project heeft ook bewezen dat het een groot veranderingsvermogen bezit, waarmee een heel nieuw soort Europa wordt gevormd. Een Europa dat in zijn lange historie nog niet eerder heeft bestaan. Wat vandaag nog belangrijker is, is dat de Europese Unie door het Europees project zichzelf al in grote mate heeft bewezen als wereldfactor en als wereldspeler. En dit is precies waar ik het vandaag over wil hebben.
Wat heeft dit ongelofelijke succes, de vorming van een grote en belangrijke wereldspeler zoals deze, mogelijk gemaakt? Welke conclusies kunnen we nu hieruit trekken? Zijn wij in staat om de in het verleden opgedane kennis toe te passen in de uitdagingen waar wij vandaag en in de toekomst voor staan? Wij moeten ons deze vragen steeds blijven stellen. De Europese Unie zal met de toenemende mondialisering voortdurend voor gecompliceerde vraagstukken komen te staan en zij zal met geloofwaardige oplossingen moeten komen. Vooropgesteld dat zij haar dynamiek behoudt, zal de Europese Unie een succesverhaal blijven en bewijzen dat zij een wereldspeler is van steeds groter belang en ik voeg daaraan toe – van politiek belang. Vooruitgang is een voorwaarde voor succes. Vandaag de dag wordt van de Europese Unie verwacht dat zij de rol van wereldleider op zich neemt.
Op veel gebieden staat haar rol al vast of wordt er op haar gerekend. Ik zal twee van deze gebieden noemen: opwarming van de aarde en mensenrechten.
In het afgelopen jaar heeft de Europese Unie milieukwesties en in het bijzonder de opwarming van de aarde in haar beleidvoering centraal gesteld. Dit is zonder enige twijfel een wijs besluit geweest, omdat klimaatverandering en milieubederf duidelijk de ernstigste bedreiging en de grootste uitdaging vormen waarvoor wij allen staan. De Europese Commissie heeft bijzondere doelen vastgesteld die de Europese Unie in staat stelt om op internationaal niveau een voortrekkersrol te spelen. Het hoofddoel is om tegen 2020 een vermindering van de broeikasgassen met twintig procent ten opzichte van 1991 te bereiken. De EU verbindt zich autonoom tot het behalen van dit doel. Het initiatief voor een nog vooruitstrevender doel zou deel uit moeten maken van een algemene internationale overeenkomst waarbij ook andere belangrijke spelers zijn betrokken. In casu zou de Europese Unie volgens het voorstel van de Europese Commissie zelfs bereid zijn om een vermindering van dertig procent over dezelfde periode te verwezenlijken. Deze doelen zijn zo belangrijk en vooruitstrevend dat zij daadwerkelijk een herscheppende visie teweegbrengen voor het nemen van maatregelen tegen de opwarming van de aarde om zo een noodzakelijk voorbeeld te stellen en wereldwijd leiderschap te tonen.
Kunnen deze doelen echter worden bereikt of worden zij nog een onoverkomelijke hindernis? Het antwoord hierop is nog niet helemaal duidelijk. Vorige maand was de Europese Raad zeer te spreken over een voorstel van de Europese Commissie – als een goede grondslag voor een overeenkomst. Uit enquêtes van dit jaar en vorig jaar blijkt hoeveel er daadwerkelijk kan worden bereikt voor de conferentie van december 2009 te Kopenhagen. Ik wil er met nadruk op wijzen dat het Europees Parlement met de oprichting van een speciale Commissie klimaatverandering het belang van deze kwestie al heeft erkend en dat het in dit verband een uiterst belangrijke taak te vervullen heeft.
De taak die voor ons ligt is waarschijnlijk een moeilijke taak. De bezorgdheid die in de Europese media merkbaar begint te worden, komt tot uitdrukking in een reeks gemengde boodschappen. Er zijn uitingen van steun, maar er zijn ook sceptische geluiden te horen waaruit de bezorgdheid klinkt die door enkele Europese takken van industrie is geuit. Men is onder andere bezorgd over het feit dat, omdat de wereldeconomie moeilijkheden ondervindt, mededinging ook steeds moeilijker wordt waardoor milieukwesties op dat moment minder belangrijk worden.
Moeilijke tijden zoals deze vormen een echte uitdaging voor het leiderschap. Het is duidelijk dat de opwarming van de aarde al het punt heeft bereikt, waarbij de internationale gemeenschap voor een duidelijke keuze staat: ofwel doorgaan met de huidige groeimethoden en een eventuele ramp op de koop toe te nemen, of de moed verzamelen voor een herscheppende aanpak waarmee de gevolgen van de opwarming van de aarde voldoende kunnen worden afgezwakt en het ergste kan worden voorkomen. Wij zullen hier niet in slagen als wij groei blijven verafgoden. Hoewel het geen gemakkelijke opgaaf is om dit te bereiken, is dit in wezen aan de orde van de dag. Ik hoop dat wij dit jaar ervoor kiezen de weg te volgen die leidt tot diepgaande verandering.
Hiervoor is het noodzakelijk om de kring van pleitbezorgers aanzienlijk uit te breiden. Hoe dan ook, er zijn al een hoop mensen die inzien dat het roer volledig om moet. Niet-gouvernementele organisaties, de media en andere krachten van het maatschappelijk middenveld worden gemobiliseerd. Binnen de zakelijke gemeenschap zijn er aanwijzingen voor een sterke trend naar de ontwikkeling van op schone energie gebaseerde, nieuwe technologieën en steeds meer mensen zijn bereid om hun gedragspatroon als consument te veranderen.
De tendensen moeten nu worden samengesmeed tot een doelgerichte beweging. Tijdspad en plaats zijn bekend. Volgens het actieplan dat vorig jaar in Bali is aangenomen, zullen de onderhandelingen naar verwachting volgend jaar worden afgerond met de goedkeuring van een internationale overeenkomst die in 2012 het Protocol van Kyoto zal gaan vervangen. Ofschoon de onderhandelingen in de Verenigde Naties worden gevoerd, is het belangrijk dat er vanuit alle hoeken steun wordt geboden. Tijd en plaats stellen ons in staat om onze krachten te bundelen en daarbij moet de Europese Unie het voortouw nemen.
Dames en heren, het milieu is niet de enige kwestie waarin de Europese Unie op internationaal niveau een voortrekkersrol op zich moet nemen. De Unie moet ook een grotere rol spelen bij de wereldwijde inspanningen ten behoeve van de rechten van de mens. Dat de Europese Unie de rechten van de mens ondersteunt, spreekt voor zich. De Europese instellingen zijn gebaseerd op de beginselen van de rechtsstaat en van de rechten van de mens en Europa is een gebied waar de rechten van de mens worden gewaarborgd.
Bekrachtiging van het Verdrag van Lissabon door alle lidstaten eind dit jaar, het jaar waarin wij de zestigste verjaardag van de Universele Verklaring van de rechten van de mens vieren, betekent ook dat het hele scala aan de in het Handvest beschreven burgerlijke, politieke, economische en sociale rechten van de EU-burgers voor het eerst in de geschiedenis van de Unie juridisch bindend is.
Wereldwijd gezien is de situatie niet bemoedigend. In veel plaatsen op de wereld zijn talrijke voorbeelden van systematische schending van de rechten van de mens te vinden. Dit is deels toe te schrijven aan een ongebreideld streven naar economisch voordeel ongeacht de behoeften van de plaatselijke bevolking en het milieu. Vooral de armen en de inheemse bevolking worden regelmatig met armoede en honger en in sommige gevallen zelfs met uitsterven bedreigd. In gewapende conflicten in een aantal gebieden in Afrika en Azië vinden er voortdurend gruwelijkheden en misdaden tegen de mensheid plaats.
De Europese Unie moet ingrijpen met voorstellen van economische modellen voor duurzame groei en door middel van humanitaire en diplomatieke inspanningen, maar ook door het opleggen van sancties die de beslissingen van het Internationaal Gerechtshof kracht bijzetten. Op dit punt moet de Europese Unie een voortrekkersrol spelen, met name omdat het internationale optreden op het gebied van de rechten van de mens ondermaats is.
De Raad voor de rechten van de mens van de VN zet zich nog steeds in voor correcte werkwijzen. Zijn inspanningen voor het opzetten van een universeel periodiek beoordelingssysteem voor de mensenrechten op internationaal niveau zijn veelbelovend, maar nog steeds niet doeltreffend. Zijn activiteiten tegen talrijke systematische schendingen van de rechten van de mens zijn niet voldoende geïntegreerd. Dit kan langzaam aan worden veranderd, maar niet zonder effectief leiderschap van de VN-lidstaten die zich echt voor de rechten van de mens inzetten.
In wezen is dit zelfs onmogelijk zonder een grotere leidende rol van de Europese Unie die de belangrijkste groep invloedrijke VN-lidstaten vertegenwoordigt. Enkele andere traditionele voorstanders van de rechten van de mens zijn de afgelopen tijd minder actief geworden en zij hebben zich dan ook niet aangemeld om deel te nemen in de Raad voor de rechten van de mens van de VN. De toenemende ongerustheid door terrorisme en andere bedreigingen van de veiligheid en de niet altijd even goed doordachte reacties hierop hebben duidelijk hun weerslag op de mate waarin men ontvankelijk is voor de rechten van de mens. De Europese Unie moet deze leemten opvullen.
De Unie moet ook nieuwe manieren van samenwerking met de VN-Veiligheidsraad zien te vinden. Mede dankzij de activiteiten van de Veiligheidsraad in Darfur kon de rol van het Internationaal Gerechtshof bij de vervolging van degenen die de meest afschuwelijke misdaden van deze tijd hebben begaan, worden vastgelegd. Bijna precies een jaar geleden heeft het Internationaal Gerechtshof een bevel tot inverzekeringstelling tegen enkele van deze misdadigers gegeven. Men moet zich blijven inspannen om hen voor het gerecht te slepen en de samenwerking met de Veiligheidsraad blijft hierbij van het uiterste belang.
Losstaand van de activiteiten van de VN-Veiligheidsraad, moet de Europese Unie maatregelen in overweging nemen die kunnen bijdragen aan de doeltreffendheid van het Internationaal Gerechtshof. Ik wil benadrukken dat juist de internationale rechtspraak de basis van de hedendaagse internationale activiteit met betrekking tot de rechten van de mens vormt en daarbij is doeltreffende steun vereist.
De Europese Unie dient ook opkomende democratieën over de hele wereld te steunen die zich daadwerkelijk inzetten voor de rechten van de mens. Zij zijn geïnteresseerd in internationale activiteiten, maar tegelijkertijd moeten zij rekening houden met hun regionale en etnische afkomst en ervoor zorgen dat deze aspecten niet worden verwaarloosd bij alle internationale activiteiten met betrekking tot de rechten van de mens. In ieder geval zijn deze landen partners van de Europese Unie en het partnerschap met deze landen moet worden gekoesterd.
Dames en heren, de vele vormen van internationale activiteit op het gebied van de rechten van de mens kunnen doeltreffend zijn als zij voortkomen uit een stevige basis en uit respect voor de rechten van de mens op basis van bepaalde grondbeginselen in het eigen land. Dit houdt onder meer in de bescherming van de mensenrechten van migranten en asielzoekers en een zorgvuldige toepassing van de wetten indien er sprake is van beschuldiging van terrorisme. Er moet echter blijven gewerkt aan het leggen van deze basis. Het Verdrag van Lissabon omvat het Handvest van de grondrechten van de EU en een verbeterde besluitvormingsprocedure die de goedkeuring van moedige en creatieve oplossingen met betrekking tot de rechten van de mens vergemakkelijkt.
Voor de Europese Unie is de eis van creativiteit niet nieuw. Europese creatieve ongedurigheid, zoals de Duitse president Horst Köhler twee jaar geleden in zijn toespraak tot dit Parlement zei, heeft Europa geholpen om diverse sociale en politieke uitdagingen in zijn strijd voor vrijheid en waarheid aan te gaan, met het vermogen om solidariteit werkelijkheid te laten worden en een betere wereld voor iedereen te creëren. Creativiteit en creatieve ongedurigheid zijn echter op geen enkel gebied zo noodzakelijk als op het gebied van het immigratiebeleid en de integratie van immigranten in de samenleving.
Europa vergrijst en zal niet langer de rol van wereldleider kunnen spelen zonder een succesvol demografisch beleid. Dit beleid omvat onvermijdelijk migratiebeheer. Europa heeft behoefte aan nieuwe mensen die positief van geest zijn en in staat zijn om hun deel bij te dragen aan de vorming van een betere wereld voor iedereen. De politieke maatregelen die het integratieproces van migranten bevorderen, zijn duidelijk verschillend en moeten op gepaste wijze worden samengesteld, naargelang van de situatie in elk gastland dat de immigranten ontvangt. Sommige elementen zijn breder toepasbaar en in enkele gevallen kan de Europese Unie ook iets leren van niet-Europese landen, zoals Canada.
Migratiebeleid vereist een aantal gecoördineerde doelen op het niveau van de Europese Unie als geheel. Het doel van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot 2010 lijkt zowel vooruitstrevend als urgent. Ook noodzakelijk is een verbeterde coördinatie tussen het immigratiebeleid en het beleid voor ontwikkelingshulp. De Europese Unie moet haar rol in de VN-dialoog op hoog niveau over migratie versterken.
Tegelijkertijd is creativiteit vereist in verband met de integratie van immigranten en hun gemeenschappen. Economische welvaart en grotere opwaartse sociale mobiliteit zijn de sleutel tot een succesvol migratiebeleid. De uitoefening door etnische minderheden van ondernemingsactiviteit, bijvoorbeeld, levert werkgelegenheid op en draagt aanzienlijk bij aan de economie van de ontvangende landen. Anderzijds kunnen overheden hun eigen bijdrage leveren door middel van adequate regelingen en kwalificatieprogramma’s en algemene steun voor vrij ondernemerschap.
Integratie moet naast taalcursussen en toegang tot de universiteit bestaan in gemakkelijke toegang tot kwaliteitsopleidingen. Onderwijs is een voorwaarde voor de succesvolle integratie van immigranten in de hele maatschappij.
En succes moet zichtbaar worden gemaakt. Immigranten die succes hebben, moeten de kans krijgen om op televisie en in andere media te verschijnen en moeten als voorbeeld dienen. Dit zal het bredere publiek helpen begrijpen dat diversiteit en integratie in de maatschappij samen kunnen gaan en dat non-discriminatie en gelijke kansen tot de belangrijkste politieke deugden behoren. Niets is zo succesvol als het succes zelf. En niets op televisie maakt meer indruk dan het succes van degenen die aan de rand van de maatschappij zijn begonnen.
Ik heb enigszins de nadruk gelegd op immigratie- en integratiekwesties vanwege hun belang voor de toekomst van Europa en omdat zij tot een van de gebieden horen waarop de Europese creativiteit op de proef wordt gesteld. In het verleden is de Europese Unie erin geslaagd om het merendeel van haar sociale vraagstukken op te lossen, waardoor zij wereldwijd een voorbeeld is geworden van sociale rechtvaardigheid en economische welvaart. Er is geen enkele reden waarom onze generatie geen goede oplossingen op het gebied van immigratie en integratie zouden kunnen vinden. Bij de integratie van mensen die over beroepskwalificaties beschikken en in staat zijn en de wil hebben om aan de toekomst en welvaart van Europa bij te dragen, is Europa sterk gebaat.
Dames en heren, vandaag de dag hebben wij zonder twijfel beleid, visie en creativiteit nodig. Tegelijkertijd moet de Europese Unie bewijzen dat zij in staat is om pragmatische oplossingen voor verschillende uitdagingen te blijven vinden. We moeten niet vergeten dat pragmatisme vijftig jaar geleden de belangrijkste factor was voor de vorming van de Europese Gemeenschappen en zelfs tot op de dag van vandaag nog altijd de sleutel tot succes vormt.
De oprichting van de Europese Gemeenschappen vanwege winstgevende economische doeleinden was een uitzonderlijk pragmatisch idee, waardoor het mogelijk werd om ontwikkeling verder te integreren. De ontwikkeling van de Europese Economische Gemeenschap naar een douane-unie en zelfs verder, het vermogen om nieuwe vormen van samenwerking en nieuwe instellingen met aanvullende bevoegdheden te ontwikkelen en het vermogen om geografisch gezien uit te breiden, illustreren het belang dat pragmatisme in de geschiedenis en de ontwikkeling van de Europese Unie heeft gehad.
De Unie staat op dit ogenblik voor nieuwe uitdagingen waarbij een pragmatische aanpassing is vereist. Een van de belangrijkste uitdagingen is in de eerste plaats haar verdere uitbreiding. Hoewel het duidelijk is dat al die landen die een EU-lidstaat proberen te worden, alle kandidaat-lidstaten, aan de criteria moeten voldoen, zouden we geen van deze landen mogen weerhouden een lidstaat te worden louter op basis van politieke moeilijkheden of culturele vooroordelen. (Applaus)
Bij haar inspanningen om op wereldniveau een vooraanstaande rol van strategisch belang te spelen heeft de Europese Unie Turkije nodig. Derhalve moeten de toetredingsonderhandelingen met Turkije worden voortgezet. De Unie mag Turkije niet het vooruitzicht om lid te worden onthouden. Dit is tenslotte al bevestigd. Mocht dit onverhoopt toch gebeuren dan komt de geloofwaardigheid van de Europese Unie zelf in het geding.
De Europese Unie kan er geen vrede mee hebben dat er een “zwart gat” in de Westelijke Balkan is. De toetredingsonderhandelingen moeten een duidelijk vooruitzicht op het EU-lidmaatschap voor de Westelijke Balkan inhouden. Om dit te bewerkstelligen is verdere samenwerking met de afzonderlijke landen uit deze regio vereist teneinde het vermogen van deze landen om aan de criteria voor lidmaatschap te kunnen voldoen te versterken, maar ook met de hele regio die een kader nodig heeft voor discussie en voor het oplossen van de problemen die de landen uit deze regio gemeen hebben. De Europese Unie moet in haar nabuurschapsbeleid in het oosten en elders hetzelfde pragmatisme toepassen waarmee in het verleden resultaten zijn behaald. Zonder in te gaan op de details wil ik benadrukken dat Oekraïne en Moldavië het vooruitzicht op een Europees lidmaatschap nodig hebben en dat dit hun niet mag worden onthouden.
Dames en heren, pragmatisme uit zich zowel in praktisch handelen als in het denken. Het is duidelijk dat de kandidaat-lidstaten op alle punten aan alle vereiste criteria met betrekking tot het lidmaatschap moeten voldoen. Er zijn goede redenen aan te voeren waarom de regels van de Unie inzake de vervulling van de toetredingscriteria consequent en streng zijn. Als er een lange weg te gaan is naar het voldoen aan deze criteria, het zij zo. Een of twee jaar onderhandelen is een lage prijs voor het behoud van de geloofwaardigheid van de Europese Unie en de eerbiediging van haar normen. Het uitbreidingsperspectief, het vooruitzicht op de toetreding van nieuwe lidstaten, moet geloofwaardig blijven.
De landen die in staat zijn om aan de criteria te voldoen, moeten niet van het uitbreidingsproces van de Europese Unie worden uitgesloten. Het gevoel te zijn uitgesloten leidt tot ontevredenheid en dit leidt op zijn beurt tot instabiliteit. Derhalve moeten we pragmatisch blijven denken en verdere uitbreiding moet worden bezien in het licht van wat de Europese Unie als wereldspeler vereist.
Dames en heren, tot slot wil ik zeggen dat de Europese Unie een enorme historische prestatie is. Zij heeft nu het niveau bereikt waarop ze zich dringend bewust moet worden van haar leidende rol bij de gebeurtenissen in de wereld en van de verantwoordelijkheid die dit met zich meebrengt. Voorts mag worden verwacht dat de Europese Unie een voortrekkersrol speelt bij alle vraagstukken zoals de opwarming van de aarde en de rechten van de mens.
Creativiteit zal de centrale drijfkracht blijven achter de zoektocht naar doeltreffend beleid op gebieden zoals immigratie en integratie. En uiteindelijk blijft ook pragmatisme in alle vraagstukken met betrekking tot verdere uitbreiding uitermate belangrijk en noodzakelijk, opdat de Europese Unie een leidende rol op wereldniveau zal kunnen spelen. Misschien klinkt dit allemaal een beetje gewichtig, maar in ieder geval is vooruitgang het beste middel tegen stagnatie. In dit opzicht vormt de tijd waarin we nu leven geen uitzondering, ondanks dat de hedendaagse vraagstukken van nu gevarieerder zijn dan die van vroeger. We moeten echter niet vergeten dat ook dit een natuurlijk gevolg is van succes. (Applaus)
De Voorzitter. − Mijnheer de president, wij danken u hartelijk voor uw Europese toespraak. Uw aanwezigheid hier en uw toespraak hebben duidelijk gemaakt dat Slovenië en het Sloveense voorzitterschap onder leiding van premier Janus Janša – en ik zie hier twee ministers zitten: Janez Lenarčič en Janez Podobnik – nauw samen willen werken met het Europees Parlement. Als president van Slovenië heeft u die boodschap op een krachtige manier overgebracht.
Onze ervaring hier in het Europees Parlement heeft geleerd dat de omvang van het land – klein, middelgroot of groot – niet bepaalt of een EU-voorzitterschap succesvol is; dit hangt sterk af van de geest die de toon van het voorzitterschap bepaalt. Omdat Slovenië – en zijn president – een gedrevenheid hebben die voortkomt uit zo’n Europese geest, denk ik dat we gerust kunnen zeggen dat dit een voorzitterschap is dat Europa vooruit zal helpen en wij willen u hiervoor hartelijk danken.
(Applaus)
Wij willen u ook danken voor het steunen van de prioriteiten van het Europees Parlement. Ik zal twee prioriteiten noemen die u hebt besproken. De eerste is klimaatbescherming. Als we ons aan het tijdschema houden, zullen we ons werk op tijd kunnen vervolmaken opdat er een EU-standpunt is voor de VN-Top in Kopenhagen in december 2009. Wij willen u tevens bedanken voor uw oproep tot eerbiediging van mensenrechten. Als wij, het Europees Parlement, niet opkomen voor de rechten van de mens, wie doet het dan? Overheden laten zich zo vaak leiden door andere belangen – wat begrijpelijk is – maar we moeten een manier vinden om deze belangen en onze waarden beter op elkaar af te stemmen, zodat mensen hier werkelijk profijt van hebben en daarom staan de rechten van de mens centraal in ons beleid, hier in het Europees Parlement.
Mijnheer de president, dank u voor uw bezoek aan het Europees Parlement. U blijft nog even bij ons. Nogmaals spreek ik namens het Huis mijn dank uit aan u persoonlijk en aan het Sloveense voorzitterschap. Wij wensen u het allerbeste voor de resterende tijd van deze zes maanden dat Slovenië voorzitter is van de Europese Unie. Als u slaagt, slagen wij immers allemaal en daarmee bedoel ik de hele Europese Unie. Dat is ons gezamenlijk doel. Dank u. De plechtige vergadering is gesloten.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe nog enkele woorden toe te voegen aan mijn toespraak van gisteren tijdens het debat over de lancering van een van de grootste gezamenlijke Europese projecten, het Galileo-navigatiesysteem. Ik spreek mijn grote waardering uit voor het werk van de rapporteurs die erin zijn geslaagd een compromisoplossing te bereiken binnen het Parlement, maar ook met de Raad en de Commissie en dankzij hen kunnen wij de langdurige discussies vandaag afronden. Nu moeten wij beslissen over de vestigingsplaats van Toezichtautoriteit Galileo. Ik wil nogmaals onderstrepen dat de Republiek Tsjechië hier klaar voor is en een ideale kandidaat is. Ik vertrouw erop dat de belofte om nieuwe instellingen van de Unie in nieuwe lidstaten te vestigen uiteindelijk wordt nagekomen.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen dit verslag gestemd. Ik heb naar het debat geluisterd waar de vorige spreker gisteren naar heeft geluisterd en ik kan niet anders zeggen dan dat ik ontsteld ben door wat ik heb gehoord: een bizarre biedingsoorlog om een instelling die niet meer nodig is. Wij werken aan een nieuw satellietsysteem, omdat de Europese Unie een soort modeartikel, een sieraad, nodig heeft. Dit Galileo-project is bling voor de Europese Unie. Het is duur; het is niet absoluut noodzakelijk; het is mededingingsbeperkend. Wij hadden een overeenkomst met China en daarnaast bestaan er al een Russisch systeem en een GPS-systeem. Europa heeft dit systeem niet nodig, maar we gaan er toch voor betalen. Zoals uit de stemming van gisteren inzake kwijting is gebleken, zullen wij geen toezicht uitoefenen op de uitgaven voor dit specifieke systeem en daarom zullen we vele miljoenen euro en pond aan Europees belastinggeld verkwisten. Het is niet te geloven dat we puur vanwege een soort ijdelheid aan dit bizarre systeem werken.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gisteren naar het debat geluisterd en ik dacht aan het nummer Bohemian Rhapsody van Queen en deze onsterfelijke woorden “Galileo, Galileo”. En ik dacht aan de tekst van dat lied: “Is this the real life? Is it just fantasy? Caught in a landslide, With no escape from reality, Open your eyes, Look up to the sky and see”. De Chinezen kwamen en zij zagen. Ze gingen weg en bouwden hun eigen systeem. De Russen moderniseren hun eigen systeem Glonas en ten slotte wordt het Amerikaanse GPS-systeem, waar we nu al gratis gebruik van maken, geüpgraded naar een nog nauwkeuriger en gebruiksvriendelijker systeem.
We zouden het zuurverdiende geld van de belastingbetaler niet moeten verkwisten aan een vierde satellietsysteem dat geen extra voordelen ten opzichte van de andere systemen biedt. Laten we dit overbodige luxeartikel gauw van de baan vegen. Ik heb tegen dit verslag gestemd.
Roger Helmer (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb ook tegen het verslag Barsi-Pataky gestemd. Dit is eenvoudigweg een project van politieke ijdelheid, zoals de euro dat een beetje is en net zoals de euro zijn er geen economische of technische argumenten voor. Het is onnodig; het is overbodig; het raakt al verouderd.
Zoals mijn collega reeds heeft onderstreept, heeft de particuliere sector hier al naar gekeken en besloten dat hij hier geen deel van hoeft, omdat het zinloos is. De Chinezen hebben hiernaar gekeken, er de beste ideeën uitgehaald en besloten dat zij een beter resultaat konden bereiken door zelf een satellietsysteem te bouwen. Gezien de mogelijke militaire toepassingen van een wereldwijd navigatiesatellietsysteem en het feit dat de Chinezen hiervan hebben afgezien en zelf een systeem hebben gemaakt, zou dit alles ons tot nadenken moeten stemmen en grote zorg moeten baren.
Wij zouden niet nog meer belastinggeld mogen verspillen aan dit zinloze politieke gebaar.
Daniel Hannan (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen het Galileo-project werd ontwikkeld, heeft president Chirac gezegd dat het project noodzakelijk is om het technisch imperialisme van Amerika te verslaan. Dat is in werkelijkheid het enige mogelijke argument hiervoor. Ik ben niet van plan om de argumenten die we zojuist van onze drie collega’s hebben gehoord te herhalen: economisch gezien is dit zinloos; technisch gezien is dit zinloos; wij kunnen gratis gebruik maken van het Amerikaanse GPS-systeem.
Wat ik hier echt wil zeggen – en ik doe een oproep aan mijn collega-voorstanders van integratie in dit Huis, omdat ik denk dat je geen euroscepticus hoeft te zijn om je hierover zorgen te maken – is: “kijk naar wat er gisteren in het debat gebeurde toen onze collega Christopher Heaton-Harris ons vroeg waarover wij stemden en niemand in het Huis in staat was om de instelling te noemen waarvoor wij net een budget hadden goedgekeurd”.
U doet uzelf geen plezier, zelfs niet als voorstander van het Europese project, door hier belastinggeld aan te spenderen met een “Europa is goed of slecht”-houding zonder er ook maar bij stil te staan of dit geld efficiënt wordt besteed of dat het simpelweg verloren gaat. Ik roep al mijn collega’s op om te proberen de belastingbetalers waarde voor hun geld te geven.
De Voorzitter. − Dank u. Er zijn verder geen verzoeken om het woord te voeren of een stemverklaring af te leggen over dit verslag. Voordat wij naar het volgende verslag gaan, wil ik deze gelegenheid aangrijpen om afscheid te nemen van de heer Lombardo en hem het allerbeste toe te wensen in zijn nieuwe functie.
Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). – (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter, ik steun het verslag inzake de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, aangezien dit een belangrijk signaal afgeeft aan de Macedonische bevolking. Het land heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt sinds het verslag van 2007. De economische resultaten zijn goed en er is succes geboekt op juridisch vlak. In de binnenlandse politiek ontstaat consensus; de verschillende nationale en etnische gemeenschappen kunnen naast elkaar bestaan. Met de consistente onderschrijving van de kaderovereenkomst van Ohrid en het Badinter-beginsel zijn politieke vraagstukken doordrongen van een nieuwe geest die evenredige vertegenwoordiging en het behoud van de identiteit van minderheden steunt. De economische en sociale ontwikkeling van de Voormalige Joegoslavische Republiek is complex en 2005 stond in het teken van haar kandidaatstelling voor het EU-lidmaatschap. Het verkeerde signaal tijdens de NAVO-top van Boekarest, waarbij het bekrompen en tegenstrijdige gedrag van Griekenland een grote rol speelde, was onfortuinlijk. Ik ben er zeker van dat nomenclatuur voor de EU geen obstakel voor het lidmaatschap vormt en ik ben blij dat het Parlement op dat punt tot een akkoord is gekomen. Onze beslissing zal een positief signaal zijn, aangezien het land ontgoocheld is door de afwijzing en door de vertragingen in het toetredingsproces tot de EU. Het wordt nu tijd om echte toetredingsonderhandelingen met het land aan te gaan. Ik dank u voor uw aandacht.
Gyula Hegyi (PSE). – (HU) Ik heb met enige twijfel over het Macedonische verslag gestemd. Het klopt dat wij steeds meer eisen hebben gesteld voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, maar doen wij alles echt in het belang van de euro-Atlantische integratie? Op de weg naar onafhankelijkheid van Kosovo en het veto tegen het NAVO-lidmaatschap van Macedonië kunnen mogelijke gevaren op de loer liggen. Als een minderheid voorstander is van onafhankelijkheid en een meerderheid hier tegenstander van is, kan zulks gemakkelijk de kwetsbare balans in Macedonië verstoren. De Europese Unie en de Verenigde Staten mengen zich vaak in de Macedonische politiek. Wij verwachten en eisen vaak onpopulaire maatregelen van de Macedonische leiders. Dit impliceert verantwoordelijkheid. Wij hebben de verantwoordelijkheid voor de stabiliteit van het kleine land en voor de euro-Atlantische integratie. Het is wenselijk dat iedereen die verantwoordelijkheid serieus neemt.
Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de stemming van vandaag is een doorbraak voor een vroege toetreding van Macedonië tot de Europese Unie. Dit succes is toe te schrijven aan de inspanningen van wijlen president Boris Trajkovski, die een persoonlijke en pan-Europese vriend was en deze koers had uitgezet, maar is tevens een groot succes voor de huidige Macedonische regering onder leiding van premier Gruevski en minister van Buitenlandse Zaken Milososki, die in heel Europa sympathie voor dit Europese land hebben gekweekt: een land dat een uitstekend minderheidsbeleid kent, dat zich goed weet te ontwikkelen en waaraan wij onze volledige steun willen geven.
Ik wil een duidelijke boodschap afgeven: ik roep onze collega’s van Griekenland op om eindelijk concessies te doen in de naamskwestie. Dit Huis heeft vandaag heel duidelijk gezegd dat het elke belemmering inzake de naamskwestie verwerpt en dat bilaterale kwesties geen obstakel zouden mogen zijn voor toetreding. Dat is de boodschap die wij vandaag in het Huis met een grote meerderheid van stemmen hebben afgegeven en dit is een zeer duidelijk teken aan de wand voor de regeringen die de voortgang belemmeren. Ik roep iedereen op deze belemmering in het belang van Europa weg te nemen.
Macedonië is een Europees land en wij hopen dat voor het einde van het jaar kan worden begonnen met de toetredingsonderhandelingen.
Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een reactie geven op het debat van gisteren. De meesten van ons hebben ervoor gewaarschuwd dat de Chinese honger naar Afrikaanse olie in ruil voor wapens corruptie en dictatoriale regimes in de hand werken en de armoede verergeren. Bovendien wordt Afrika overspoeld met Chinese producten, waardoor Afrikaanse producten totaal niet concurrerend meer zijn. Dit zogenaamde onvoorwaardelijke beleid wordt een steeds groter obstakel voor het behalen van de millenniumdoelstellingen betreffende de uitroeiing van honger en armoede in ontwikkelingslanden. Ik was verrast door de ietwat emotionele verklaring van commissaris Michel dat als de Commissie de politieke macht had, zij zich bij China zou voegen en ook door het feit dat hij China’s recht op de tenuitvoerlegging van een eigen onvoorwaardelijk buitenlands beleid verdedigt, ondanks dat China lid van de VN-Veiligheidsraad is en in deze hoedanigheid net zoals de Unie verantwoordelijk is voor ontwikkelingen op wereldniveau. Ik protesteer tegen dergelijke verklaringen van een lid van de Commissie.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de rol van China in de ontwikkeling van de wereldeconomie is zeer belangrijk. China is ook een symbool van succes voor de bevolking van Afrika.
In de loop van de afgelopen 25 jaar heeft China mogelijkheden gecreëerd voor 400 miljoen inwoners door hen uit extreme armoede te halen. Daarnaast is de middenklasse met 200 miljoen Chinezen toegenomen. China heeft derhalve een schat aan ervaring in het genereren van economische ontwikkeling. Naar verwachting zal dit ook een positieve invloed hebben op Afrikaanse landen. De handel tussen Afrika en China is naar schatting toegenomen van 4 miljoen dollar in 1995 naar 55 miljoen dollar in 2006. Afrika vormt voor China een belangrijke bron van grondstoffen. De Chinese economie vereist een toenemende levering van energie en grondstoffen. China stelt daarom alles in het werk om permanent in Afrika aanwezig te zijn.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben bijzonder geïnteresseerd in dit verslag, omdat ik in mijn vorige beroep als hoogleraar zowel de Chinese in- en uitgaande buitenlandse directe investeringen als de Afrikaanse investeringen en ontwikkeling heb onderzocht.
Naar het verslag kijkende, en het is eigenlijk een bijzonder goed verslag, denk ik dat wij als EU en als lidstaten van de EU Chinese investeringen in Afrika en vooral investeringen in de infrastructuur zouden moeten verwelkomen, omdat investeringen in de infrastructuur plaatselijke ondernemers en burgers de kans bieden om voor zichzelf welvaart te scheppen en zichzelf door handel te drijven een weg te banen uit de armoede.
Tegelijkertijd moeten wij ons bewust zijn van de Chinese honger naar natuurlijke hulpbronnen – hun zoektocht naar bronnen. Wij moeten ernaar streven om met China samen te werken en deze problemen op te lossen, vooral waar we te maken hebben met laag-bij-de-grondse regeringen.
Een van de zaken met betrekking tot het Chinese beleid die mij zorgen baren, is het feit dat hiermee de pogingen van de EU en de pogingen van andere hulpdonoren om voorwaardelijke hulp te bieden of hulp onder voorwaarden te stellen. Wij kunnen allerlei voorwaarden voorstellen voor hulp om het bestuur op dit vlak te verbeteren, maar dan komen de Chinezen die alles teniet doen.
Over het algemeen is dit een goed verslag en ik heb dan ook voor gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg gestemd, waarin zij pleit om het voorstel voor een gecodificeerde versie van de verordening van de Raad betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen lijnvaartondernemingen (consortia) in een medebeslissingsprocedure in eerste lezing goed te keuren.
Aangezien dit betrekking heeft op een codificatieproces, hoefde dit voorstel niet “formeel” te worden gewijzigd door een parlementaire commissie en laatstgenoemde heeft dit dan ook niet gedaan. Desondanks maak ik gebruik van deze stemverklaring om mijn verbazing uit te spreken over de vertraging binnen de EU bij de codificatie van teksten die herhaaldelijk zijn gewijzigd en hierdoor na verloop van tijd steeds moeilijker te lezen en toe te passen zijn. Het codificatieproces is bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 bepaald naar aanleiding van een politiek besluit van de Europese Raad van december 1992 voor een versnelde procedure voor een snelle goedkeuring van gecodificeerde documenten.
Ik onderschrijf de noodzaak om de normen te codificeren met kracht. Dit is absoluut noodzakelijk voor de democratie, de rechtsstaat, de opleiding van studenten, de correcte toepassing van de wetgeving door burgers en beoefenaars van juridische beroepen, enzovoorts.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de goedkeuring van het gemeenschappelijke standpunt om een zeer langdurig probleem betreffende de bemiddeling in burgerlijke en handelszaken op te lossen, ook al wordt de werkingssfeer van deze richtlijn alleen beperkt tot grensoverschrijdende geschillen op grond van een restrictieve uitlegging van artikel 65 van het EG-Verdrag, maar met een bredere definitie van de geschillen.
Desondanks betreur ik dat het gemeenschappelijke standpunt niet toestaat dat de richtlijn wordt uitgevoerd via vrijwillige overeenkomsten tussen de partijen, hoewel inderdaad de regels van de lidstaten voor rechtsvorderingen niet altijd via overeenkomsten tussen de partijen gewijzigd kunnen worden. Over het algemeen mogen we ons echter verheugen over dit gemeenschappelijke standpunt. Het standpunt houdt vast aan het oorspronkelijke doel dat bestond uit het vergemakkelijken van de toegang tot procedures ter beslechting van geschillen en het bevorderen van minnelijke schikkingen in geschillen door het gebruik van bemiddeling te bevorderen en een bevredigend verband tussen bemiddeling en rechtsvorderingen te garanderen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mevrouw Barsi-Pataky gestemd dat onder voorbehoud van wijzigingen pleit voor de goedkeuring van het gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet (Egnos en Galileo).
Ik feliciteer Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie en commissaris van Vervoer, met zijn krachtige optreden, doorzichtige aanpak en zijn inzicht en politieke overtuiging in deze moeilijke kwestie. De overheid heeft de fabrikanten gered die in een impasse waren geraakt over de te hanteren strategie, inzonderheid met betrekking tot financiële risico’s. Dankzij de vastberadenheid van iedereen, maar in het bijzonder van het Europees Parlement, was het mogelijk om de middelen die geheel door de publieke sector worden gefinancierd te verhogen naar 3,4 miljard euro. Derhalve zijn vertegenwoordigers van de burgers verantwoordelijk voor de oplossing voor deze crisis. De satellieten moeten uiterlijk in 2013 de lucht in gaan en in 2014 in gebruik worden genomen. Hieruit blijkt de noodzaak om snel na te denken over de Europese middelen die ingezet moeten worden om publieke investeringen te financieren wanneer de particuliere markt tekort schiet.
Charlotte Cederschiöld en Gunnar Hökmark (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben het tussen de Raad en het Parlement overeengekomen voorstel betreffende de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet Egnos en Galileo goedgekeurd, waarin het Parlement tegen onze mening in al had besloten over de begrotingsproblematiek. Wij willen erop wijzen dat wij tegen de inzet van middelen uit de begroting voor onderzoek voor deze projecten waren. Daarnaast hebben wij een verklaring van de Commissie gevraagd om uitleg over hoe zij van plan is om commerciële financiering voor deze projecten te creëren.
Wij zijn echter verheugd over het feit dat het overeengekomen voorstel het Europees Parlement in staat stelt om de projecten te beoordelen en hier invloed op uit te oefenen.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het Europese wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) kan, als eerste communautaire infrastructuur en vanwege het technologische en ruimtegerelateerde karakter alleen slagen via een gemeenschappelijke wil. Het Europese GNSS bestaat uit twee programma’s: Egnos en Galileo.
Het belang van het GNNS ligt voornamelijk in het feit dat dit systeem een alternatief is voor en een aanvulling vormt op de Amerikaanse en Russische systemen. Deze doelstelling omvat elementen op het stuk van strategie, economie, industrie en veiligheid en nog veel meer belangen en kan door geen enkele lidstaat afzonderlijk worden bereikt.
Aangezien dit het eerste programma is dat via communautaire financiering en infrastructuur wordt uitgevoerd, zullen het Parlement en de Raad derhalve een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dragen voor de regelgeving betreffende de stationering en exploitatie van de programma’s.
Om bovenstaande redenen en omdat de uitvoering van dit project een historische en strategische mijlpaal op het gebied van technologische vooruitgang en de onafhankelijkheid van de Europese Unie vertegenwoordigt en daarmee een toekomstige oplossing biedt, verdienen het GNNS en het hiervoor genoemde verslag mijn volledige steun.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Galileo is een voorbeeld van een grootschalig technisch project dat geen enkele lidstaat afzonderlijk kan uitvoeren. Aanvankelijk was ik positief over de financiering van het project uit de EU-begroting. Jammer genoeg is het duidelijk geworden dat de EU niet in staat is gebleken om deze enorme opgave op een bevredigende manier te kunnen klaren. De rapporteur geeft “interne onenigheid” als reden aan. Naar mijn mening is dit zeer betreurenswaardig en ik vind het begrijpelijk dat de Raad geen grote verhoging van de voorziene middelen heeft kunnen aanvaarden. Het is aan de Commissie om met een meer bevredigende financiële oplossing voor dit belangrijke project te komen.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd over het vooruitzicht dat Galileo eindelijk wordt gelanceerd. Het verslag van mevrouw Barsi-Pataky over de verdere uitvoering van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet signaleert een ontwikkeling, waarvan de vruchten worden geplukt op gebieden variërend van het Europees ruimtevaartbeleid, onderzoek en innovatie tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het Europees veiligheids- en defensiebeleid. Ik heb voor het verslag gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) GPS biedt momenteel al veel van de diensten die het Europese programma voor radionavigatie per satelliet Galileo straks biedt. Wij kunnen echter niet toestaan dat wij afhankelijk worden van een monopolie in radionavigatie per satelliet dat in handen is van de VS en door het Amerikaanse leger is opgezet. Zelfs de banen van de GPS-satellieten zijn zodanig afgesteld dat in de eerste plaats de gebieden waarin de VS militaire operaties leidt verreweg het beste zijn gedekt. Ons eigen systeem stelt ons in staat om de beste constellatie van de banen voor Europa te bepalen.
Met het oog op het strategische belang van dit project, heb ik voor het verslag gestemd, ondanks dat de financieringsproblematiek nog niet volledig is opgelost.
Teresa Riera Madurell (PSE), schriftelijk. − (ES) Aangezien mijn toespraak onderbroken werd door de Voorzitter, die veel strikter op mijn spreektijd heeft toegezien dan op die van de collega’s die voor mij hebben gesproken, wil ik nog een aantal opmerkingen toevoegen. Wij zouden zeker verheugd moeten zijn over de vastberadenheid van de instellingen om alle ups en downs van het project te doorstaan. Wij zijn eindelijk op een punt aanbeland waarop wij kunnen beginnen met het plannen van de stationeringsfase van Galileo. Wij zijn tevens uitermate tevreden met het werk dat is verzet om de deelname in het programma zo breed mogelijk te maken.
Dit gezegd zijnde, wil ik een vitaal punt noemen: het burgerlijke karakter van het project is een essentiële voorwaarde voor het waarborgen van de transparantie in de uitvoering van het project. Door de onafhankelijkheid van het Europese systeem kan certificering voor de aan gebruikers geleverde diensten worden toegekend en een goede kwaliteit worden verzekerd. Deze voorwaarden zijn essentieel voor de ontwikkeling van nieuwe commerciële toepassingen die leiden tot een fantastische kans voor onze KMO’s met een enorm sociaal en milieupotentieel. Navigatie voor blinden, de meest toegankelijke routes uitstippelen voor invaliden, hulp voor degenen die aan de ziekte van Alzheimer lijden of het snel kunnen lokaliseren van mensen in noodsituaties zijn voorbeelden van toepassingen voor een betere levenskwaliteit
Het EP heeft altijd via wetgevende en budgettaire verbintenissen zijn volledige steun gegeven aan Galileo en heeft dit duidelijk als een strategisch project erkend.
Lydia Schenardi (NI), schriftelijk. – (FR) Er zullen elf jaar van pijnlijke besluiteloosheid voorbij zijn gegaan voordat er een oplossing is gevonden voor het opzetten van een Europees satellietnavigatiesysteem. De opgelopen vertraging bij het kiezen van de methode – met inbegrip van het publiek-private partnerschap, de internationale samenwerking buiten de Europese Unie, de noodzakelijke deelname van alle lidstaten, de voorgeschreven rol van de Europese Commissie – wordt geschat op vijf jaar. Als deze beginselen en methoden waren toegepast op technologische en industriële ondernemingen zoals Airbus en Ariane, dan had Europa waarschijnlijk nu geen eigen vliegtuigbouwer of ruimtevaartorganisatie gehad.
Hoewel het eindresultaat niet helemaal bevredigend is, kunnen wij hier nog veel uit leren. Indien de particuliere sector geen risico’s wil nemen of hier niet toe in staat is en de overheden de enige besluitvormers en financiers zijn, dan kunnen grote strategische projecten alleen nog op nieuwe gebieden worden gelanceerd, omdat dit projecten zijn die politieke visie vereisen en niet louter economische logica. Verder blijken dergelijke projecten een belemmering en een negatieve factor te vormen vanwege het ideologische keurslijf en vanwege het feit dat zij via de communautaire instellingen en procedures moesten lopen. Intergouvernementele samenwerking is hierbij doeltreffend gebleken. Laten wij hopen dat deze lessen ter harte worden genomen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het verslag betreffende de wijziging van de verordening betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet gestemd. Het Galileo-project, dat een onderdeel is van deze programma’s, zal meervoudige toepassingen kennen en zal worden ingezet voor verkeersregeling, transportlogistiek, het voorkomen van en optreden bij natuurrampen, alsmede commerciële en overheidsdiensten.
Vanaf het eerste debat over de communautaire begroting voor het jaar 2008 heeft het Europees Parlement dit project als een prioriteit beschouwd en om de toekenning van de noodzakelijke fondsen en herziening van het Interinstitutioneel Akkoord gevraagd om dit mogelijk te maken. Vanaf maart 2009 zal het Egnos-programma operationeel worden en het Galileo-programma moet voor eind 2013 ook operationeel zijn.
De noodzakelijke middelen om het Galileo- project uit te kunnen voeren, worden op 3,105 miljard euro geschat voor de periode 2007-2013. Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie erkennen het strategische belang van dit project en steunen de uitvoering hiervan. Bijgevolg moet de Europese Commissie het Parlement en de Raad regelmatig van de voortgang van de tenuitvoerlegging van het project op de hoogte stellen.
Ik feliciteer rapporteur Barsi-Pataky voor de manier waarop zij met het oog op deze verordening met collega’s van alle fracties heeft samengewerkt.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De richtlijn in kwestie heeft als doel een uniforme status te creëren voor onderdanen van derde landen die legaal op EU-grondgebied verblijven na een legaal en ononderbroken verblijf van vijf jaar in een lidstaat.
Het doel van het onderhavige initiatief is om de werkingssfeer van de richtlijn uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten om hun rechtszekerheid te bieden omtrent hun verblijf en rechten die vergelijkbaar zijn met die van onderdanen van de EU.
Er is echter nog steeds een kloof aangezien de richtlijn niet voorziet in wederzijdse erkenning en overdracht van de verantwoordelijkheid met betrekking tot internationale bescherming aan een andere lidstaat. Dit betekent dat het niet mogelijk is om onderdanen van derde landen het recht van vrij verkeer en vestiging binnen de EU toe te kennen zodra hun status wordt erkend. De beoordeling van deze overdrachtsaanvragen blijft derhalve vallen onder het Verdrag van Genève van 1951 en de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid voor vluchtelingen, die gesloten is in het kader van de Raad van Europa.
Gezien deze situatie is het ook van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de tweede lidstaat in kwestie het beginsel van non-refoulement eerbiedigt, zodat de betreffende persoon niet naar een land wordt teruggestuurd waar hij of zij in gevaar zou verkeren. Deze persoon zou hooguit moeten worden teruggestuurd naar de lidstaat die de bescherming heeft toegekend.
Ik ben van mening dat met betrekking tot alle overige aspecten aan dezelfde eisen moet worden voldaan en dat op deze personen de in deze richtlijn beschreven voorwaarden van toepassing zijn.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het verslag van mevrouw Roure, evenals de richtlijn die het voornemens is te wijzigen, is niet aanvaardbaar. Om personen die internationale bescherming genieten de status van langdurig ingezetene toe te kennen, zelfs al is dit tijdelijk, zonder hieraan voorwaarden van middelen of minimale integratie te verbinden en ook al kan deze status pas na een verblijf van vijf jaar worden toegekend, is absurd.
Bovendien zouden de voorgestelde bepalingen gelijk staan aan de bescherming van deze personen tegen uitzetting, met inbegrip van uitzetting naar een andere lidstaat, tenzij zij een ernstige overtreding hebben begaan. Derhalve is het onmogelijk om deze personen het recht te ontzeggen om in de lidstaat van hun keuze te blijven, ongeacht hun omstandigheden en hun sociale houding. Dit voorrecht prevaleert dan boven het soeverein recht van staten te kiezen wie met welke status en onder welke voorwaarden ter zake van de openbare orde en de veiligheid op hun grondgebied mogen leven.
Ten slotte weet u allemaal dat aanvragen voor internationale bescherming worden aangewend om, in feite om puur economische redenen, de al zwakke controle op en beperkingen van immigratie te omzeilen. U bent zich ervan bewust dat in deze omstandigheden vaak de voorkeur wordt gegeven aan de subsidiaire beschermingsstatus boven de vluchtelingenstatus, omdat dit korter duurt en flexibeler is. Indien begunstigden langdurige ingezetene kunnen worden dan wordt immigratie hiermee verder aangemoedigd.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Het verslag bevat veel voorstellen voor de integratie van mensen aan wie internationale bescherming is toegekend. Wij zouden deze voorstellen hebben gesteund indien de stemming in het Zweedse parlement had plaatsgevonden.
In dit kader maken de voorstellen echter deel uit van de vorming van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het verslag zelf neigt naar een mild asielbeleid. Tegelijkertijd maakt het verslag deel uit van het creëren van de “vesting Europa”. De bescherming van het Verdrag van Genève wordt ondermijnd door de EU die zelf de verantwoordelijkheid neemt voor de beslissing aan wie bescherming kan worden toegekend en welke vorm deze bescherming heeft.
Wij zien geen ander alternatief dan “nee” te stemmen tegen alle vormen van een gemeenschappelijk vluchtelingenbeleid op EU-niveau, aangezien de lidstaten dan geen controle meer hebben op de richting waarin dit beleid gaat. De verdragen van de Verenigde Naties zouden de leidende instrumenten moeten zijn voor het waarborgen van de rechten van asielzoekers in de internationale maatschappij.
Jens Holm, Esko Seppänen, Søren Bo Søndergaard en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Wij hebben ons vandaag van stemming over het verslag-Roure onthouden, hoewel we in grote lijnen het idee achter het verslag steunen om ervoor te zorgen dat vluchtelingen en personen die toestemming hebben om op basis van een tijdelijke of subsidiaire vorm van bescherming in een land te blijven dezelfde rechten genieten als langdurig ingezetenen van dat land binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2003/109/EG. Wij zijn echter van mening dat het aan de lidstaten zelf is om over deze kwestie te beslissen en niet aan de EU.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik steun het verslag van mevrouw Roure over de uitbreiding van de werkingssfeer van Richtlijn 2003/109/EG tot personen die internationale bescherming genieten. Wat het verslag wil bereiken is te garanderen dat personen die internationale bescherming genieten na een legaal verblijf van vijf jaar in de EU dezelfde rechten krijgen als de rechten die wij als onderdanen van de EU hebben. Ik vind dit een logisch amendement op de vorige richtlijn en ik heb dan ook voor het verslag gestemd.
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Dankzij de drugsstrategie voor 2005-2012 heeft de Europese Unie de basis gelegd voor de strijd tegen een verontrustend fenomeen dat met name onder de meest kwetsbare groepen zoals jongeren en vrouwen gestaag toeneemt, namelijk de verspreiding van drugs in Europa.
Desondanks moeten de beoogde doelen worden bereikt en om deze reden heeft de EU de toezegging van het maatschappelijk middenveld nodig, dat een fundamentele rol speelt bij het voorkomen dat drugsmisbruik zich verder uitbreidt.
Psychologische stabiliteit, het volgen van patiënten na een ontwenningskuur, de vorming van een alternatieve leefwijze op het gebied van sociale samenhang en werkgelegenheid. Dit zijn slechts een aantal voordelen van het werk van de afkickcentra, organisaties zonder winstoogmerk en niet-gouvernementele organisaties die in die sector actief zijn.
Om deze reden hoop ik – net als de rapporteur – dat er behalve directe financiële steun aan gemeenschappen die met het probleem te kampen hebben, plannen worden gemaakt voor een geschikt fiscaal beleid voor organisaties die zogenaamde “ergotherapie”, of met andere woorden rehabilitatie door middel van werk, bieden. Ik verwacht in het bijzonder dat de lidstaten specifieke belastingvrijstellingen bieden en de organisaties verlossen van de overdreven hoeveelheid administratieve rompslomp.
Wij moeten een situatie vermijden waarin nationale begrotingsimperatieven of bureaucratie deze organisaties die onvervangbaar werk leveren door drugsverslaafden te helpen om een normale levenswijze terug te krijgen, tot sluiting dwingen.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. − (BG) Ik heb het verslag van de heer Catania gesteund en ik zou hieraan toe willen voegen dat er geen eenvoudige oplossing bestaat voor het drugsprobleem. Drugsmisbruik en drugshandel vernietigen de maatschappij door de misdaad en corruptie die hiermee gepaard gaan en drugsgerelateerde overdraagbare ziekten (AIDS, hepatitis) vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid.
Daarom geloof ik dat doeltreffend optreden bestaat in een inspanning, waarbij niet alleen de instellingen, het maatschappelijk middenveld en de media betrokken moeten zijn, maar dat ook berust op een breed programma, waarbij onderwijs, religie en sport ook een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van dit probleem en als barrière kunnen dienen om onze kinderen op het rechte pad te houden. Het stimuleren van sport en godsdienstonderwijs op school en na schooltijd kan aanzienlijk bijdragen aan de bewustmaking van kinderen met betrekking tot de dodelijke invloed van drugs. Door de krachten van wetshandhaving en het maatschappelijk middenveld, inzonderheid op lokaal gemeenschapsniveau, te bundelen, is het mogelijk om betere resultaten te bereiken bij de invoering en de verdere ontwikkeling van de EU-drugsstrategie.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Volgens de rapporteur zou een organisatie van actoren uit het maatschappelijk middenveld op Europees niveau een duidelijke toegevoegde waarde hebben ten opzichte van nationale, regionale en plaatselijke uit het maatschappelijk middenveld afkomstige organisaties. Volgens onze mening is dit absoluut onaanvaardbaar, aangezien het drugsbeleid direct verband houdt met het strafrecht en de opvattingen ten aanzien van misdaad en straf in de afzonderlijke landen. Bovendien moet het drugsbeleid worden opgezet in overeenstemming met de culturele en maatschappelijke aspecten van elk land om mensen die behoefte hebben aan de hulp van de maatschappij om weer een functioneel leven te krijgen, doeltreffend te kunnen helpen.
Daarom hebben wij ervoor gekozen om tegen het verslag in zijn geheel te stemmen.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Hoewel informatie, preventie en bewustwording in de strijd tegen drugsgebruik inderdaad van essentieel belang zijn om het risico van drugsverslaving omwille van de fysieke en mentale gezondheid van gebruikers af te wenden, is dit helaas niet voldoende.
Volgens het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving hebben meer dan 70 miljoen Europeanen cannabis gerookt en zestig procent van de mensen die disco’s in Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk bezoeken, hebben cocaïne tot zich genomen. Hieruit moet worden geconcludeerd dat de Europese informatie- en communicatiestrategieën volledig ineffectief zijn, aangezien de levering van en de vraag naar drugs helaas in heel Frankrijk en in Europa toenemen.
Een compromis is niet aanvaardbaar als het gaat om het gebruik en om de verkoop van drugs. Alleen nultolerantie werkt hier.
De schade die aan duizenden slachtoffers is toegebracht door experimenteel beleid voor de liberalisering van drugsgebruik vormen het bewijs hiervoor.
Roselyne Lefrançois (PSE), schriftelijk. – (FR) Als schaduwrapporteur van de socialistische fractie heb ik veel tijd en energie in dit onderwerp gestoken met het doel om, wat de inhoud betreft, de noodzaak uit te leggen van meer dialoog met het maatschappelijk middenveld over de strijd tegen drugs en voor wat de vorm betreft een tekst voor te stellen die voor iedereen leesbaar en gemakkelijk te begrijpen is.
Ik denk dat actoren in het maatschappelijk middenveld met hun ervaring uit eerste hand en het vermogen om te vernieuwen een nuttige bijdrage kunnen leveren aan nationaal en Europees beleid inzake de preventie van en informatievoorziening over drugs en mensen kunnen helpen om van hun afhankelijkheid van drugs af te komen en hen opnieuw in de maatschappij te integreren.
Er zijn zoveel maatregelen op verschillende niveaus nodig: op het werk, op school, op straat en in gevangenissen.
Ik ben daarom verheugd over de goedkeuring van dit verslag dat de vorming van het drugsforum van het maatschappelijk middenveld verwelkomt en het belang van grotere samenwerking tussen het maatschappelijk middenveld en alle instellingen en agentschappen van de Unie onderstreept.
De strijd tegen drugs is in het belang van ons allemaal en degenen die zich in de voorhoede van de strijd bevinden en zich iedere dag inzetten om drugsverslaafden te helpen en te voorkomen dat nog meer mensen van drugs afhankelijk worden, zijn bijzonder belangrijke partners.
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Drugsmisbruik is een vooraanstaand probleem in gemeenschappen door heel Europa en Schotland vormt hier ook geen uitzondering op. De aanbevelingen van de heer Catania met betrekking tot de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid in de EU vragen om de ontwikkeling van een meer gecoördineerde Europese aanpak van dit probleem, dat geen grenzen kent. Het maatschappelijk middenveld is een centrale speler bij het aanpakken van alle facetten van dit probleem en zijn initiatieven moeten door de EU worden gesteund. Er moet aandacht worden besteed aan de aanbevelingen van de rapporteur voor een effectief beleid dat drugsmisbruik op alle fronten tegengaat. Ik heb voor het verslag gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het is de vraag of de illegale papaverteelt kan worden omgezet in de industriële productie van geneesmiddelen, maar het valt te proberen. Dat het VS-beleid tegenover Afghanistan en het gebrek aan maatregelen van de EU met betrekking tot de toegenomen opiumproductie het probleem hebben verergerd, is iets wat zeker is.
Een vooruitziend drugsbeleid moet worden gebaseerd op het doeltreffend oprollen van drugsbendes, de onmiddellijke uitzetting van buitenlandse drugsdealers en de goedkeuring van gerichte prioritaire maatregelen en betere behandelingsdiensten voor drugsgebruikers. Er gaan steeds meer stemmen op voor de legalisatie of liberalisatie van drugs, maar zelfs Zwitserland, na bijna vijftien jaar heroïne te hebben uitgedeeld in de hoop dat dit verslaafden zou helpen om hun verslaving te overwinnen, heeft dit uiteindelijk opgegeven. Het verslag neigt sterk naar liberalisering en daarom heb ik tegen gestemd.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik juich de discussie over verdovende middelen ten zeerste toe. Zij vormen een ernstig probleem, maar helaas hebben ambtelijke inspanningen nog niet geleid tot het terugdringen van de activiteiten van drugsdealers rond scholen, instellingen voor hoger onderwijs, woonwijken en andere openbare plekken, en het is niet waarschijnlijk dat dat in de toekomst wel het geval zal zijn.
In 1998 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tijdens een speciale zitting zichzelf ten doel gesteld binnen tien jaar een drugsvrije wereld te scheppen. In de jaren daarop zijn vele aanbevelingen, regelingen, beslissingen en verslagen gepubliceerd, en daarnaast tevens een groenboek. Vandaag hebben we opnieuw gestemd over een ontwerpresolutie. Wij zouden er verstandig aan doen om eens goed na te denken wat wij met dit alles hebben bereikt. Tot mijn grote spijt moet ik constateren dat drugs in de hele geschiedenis van de mensheid nog niet zo makkelijk verkrijgbaar zijn geweest als nu. Het wachten is alleen nog op de mogelijkheid ze via het Internet te bestellen.
Ik heb voor de resolutie gestemd omdat ik achter elke maatregel sta om drugs te bestrijden. Dat neemt niet weg dat ik erop wil wijzen dat dit probleem niet zal verminderen zolang wij de producenten niet scheiden van de distributeurs en zolang wij geen ingrijpende veranderingen aanbrengen in het wetboek van strafrecht om een effectief afschrikwekkend middel te creëren voor mensen die een bestaan aan drugs ontlenen. Tot die tijd zal het probleem slechts in omvang toenemen.
Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. – (IT) Naar mijn mening is het niet alleen op Europees, maar ook op landelijk en plaatselijk niveau noodzakelijk een dialoog te stimuleren met en tussen de diverse betrokkenen uit het maatschappelijk middenveld om de gruwelijke gevaren die verdovende middelen vertegenwoordigen af te wenden.
Het maatschappelijk middenveld moet beschouwd worden als een cruciale bondgenoot van de Unie en de lidstaten bij het bereiken van de doelstellingen als geformuleerd in de drugsstrategie van de EU.
Zo kunnen therapeutische gemeenschappen dankzij hun expertise op dit gebied ondersteuning verlenen aan bewustwordingscampagnes, door meer en betere informatie te verschaffen over de risico’s die verbonden zijn aan drugsmisbruik en over mogelijke preventieprogramma’s.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. – (SV) Niemand twijfelt aan het belang van het omvangrijke en vaak succesvolle werk dat verricht wordt door maatschappelijke organisaties om mensen te helpen die afhankelijk van drugs zijn geraakt. Wij moeten alle krachten ten goede gezamenlijk inzetten in de strijd tegen schadelijke, verslavende middelen. Daarom was het mij ook een genoegen om een verslag onder ogen te krijgen waarin de initiatieven worden belicht die binnen Europa worden ontplooid.
De reden waarom ik mij vandaag van stemming heb onthouden heeft niets te maken met het feitelijke onderwerp van dit verslag, maar staat te lezen onder het kopje “Maatschappelijk middenveld – de interne dimensie”. Enige tijd geleden heb ik – na lang wikken en wegen, dat geef ik toe – voor een verslag gestemd waarin steun werd uitgesproken voor de overschakeling naar legale papaverteelt in Afghanistan, voor verwerking in pijnstillende medicijnen. Een van de redenen daarvoor was het grote aantal verslagen dat is verschenen over de negatieve gevolgen van het vanuit vliegtuigen met gif besproeien van de bestaande aanplant, en over de diepe armoede waarin het Afghaanse volk verkeert. In het verslag wordt zowel het apart verbouwen als het met gif besproeien aangemoedigd, wat zeer tegenstrijdig is. In het verslag wordt ook steun betuigd aan organisaties in Europa die zich bezighouden met de productie van stoffen uit cocabladeren, onder andere voor therapeutisch en ander “wettig gebruik”. Ik ben hier nadrukkelijk op tegen. Maar aangezien de intentie van het verslag over het geheel genomen goed is, heb ik er uiteindelijk voor gekozen mij van stemming te onthouden.
Anna Záborská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) De ontwerpresolutie over orgaandonatie en -transplantatie is onderdeel van een wereldwijde discussie betreffende de veiligheid van kinderen. Om kinderen effectief te helpen ben ik bezig met de ontwikkeling van een Europese campagne met de titel “Weet u waar uw kind nu is?”. Het hoofdstuk in deze resolutie betreffende de handel in organen heeft hier rechtstreeks mee te maken. De oproep aan de lidstaten en de Raad om effectieve maatregelen te treffen zodat het gebrek aan organen wordt losgekoppeld van de handel in organen, is dan ook zeer terecht.
Om de handel in organen te kunnen bestrijden is een lange-termijnstrategie nodig die gericht is op het wegnemen van de sociale ongelijkheid die aan dit soort praktijken ten grondslag ligt. Wij moeten de strijd aanbinden met de handel in organen en weefsels, die wereldwijd moet worden verboden, met name als het gaat om de handel in organen en weefsels van minderjarigen. Ik ben diep teleurgesteld dat Europol geen onderzoek heeft verricht naar de verkoop van en handel in organen en zich daarbij beroept op het ontbreken van gedocumenteerde gevallen.
Het tegendeel is echter waar: verslagen van de Raad van Europa en de Wereldgezondheidsorganisatie tonen duidelijk aan dat de orgaanhandel ook in lidstaten van de Unie een probleem is. Wij vragen de Europese Commissie en Europol zorg te dragen voor een verbeterde controle op orgaanhandel en daaruit de noodzakelijke conclusies te trekken. Ik hoop dat Slowakije gebruik zal maken van zijn voorzitterschap van de EU om dit uitermate belangrijke agendapunt naar voren te schuiven.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer met betrekking tot de bijstelling van het meerjarig financieel kader, op basis van het verslag van de heer Böge.
Deze aanpassing was onvermijdelijk geworden vanwege de vertraging die was opgelopen bij de goedkeuring van bepaalde operationele programma’s onder de rubrieken 1B en 2, waarbij 2 034 miljoen euro in huidige prijzen van de kredieten apart waren gezet voor de structuurfondsen, het Cohesiefonds, plattelandsontwikkeling en het Europees Visserijfonds die niet in 2007 konden worden toegewezen dan wel naar 2008 konden worden overgeboekt. Daarom was het zinnig om dat bedrag over te boeken naar de jaren daarna, in overeenstemming met paragraaf 48 van het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer, en de betreffende uitgavenplafonds voor vastleggingskredieten te verhogen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag gestemd betreffende de bijstelling van het meerjarig financieel kader zoals voorgelegd door onze collega de heer Böge. De bedragen uit de vastleggingskredieten voor de structuurfondsen, het Cohesiefonds, het fonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Visserijfonds die in 2007 niet zijn gebruikt, moeten naar de komende jaren worden overgeboekt. Zo zal volgens paragraaf 48 van het Interinstitutioneel Akkoord 2 034 miljoen euro worden overgeheveld naar 2008-2013. Deze bedragen zullen grotendeels voor 2008 worden gereserveerd (ongeveer 56 procent) en gedurende de periode 2008-2013 zal de invloed van deze overschrijving verwaarloosbaar zijn.
Wij zullen de redenen moeten analyseren waarom deze fondsen niet voldoende zijn gebruikt. Om te beginnen zijn er 45 operationele programma’s te laat ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. 72 procent van de noodzakelijke herprogrammering is het gevolg van vertragingen die zijn opgelopen in programma’s voor plattelandsontwikkeling. Sommige werden de Commissie in december toegestuurd, waarmee het onmogelijk werd om deze programma’s nog in 2007 aan te nemen. Enkele oorzaken van deze vertragingen zijn nationale institutionele restricties en een gebrek aan ervaring op het gebied van het opstellen van programma’s. De meeste van de 45 te laat binnengekomen operationele programma’s zijn afkomstig uit de nieuwe lidstaten. Ik verzoek de Commissie hen beter terzijde te staan bij het zich vertrouwd maken met de nieuwe procedure en het opleiden van personeel dat het beheer van deze fondsen toegewezen heeft gekregen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het initiatiefverslag van mevrouw Carlotti over de uitvoering van de programmering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds en zoals het verslag al aangeeft, betreur ik het ten zeerste dat het fonds niet is opgenomen in de begroting van de Unie, omdat dan democratische controle mogelijk zou zijn.
Laten we hopen dat de opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de EU-begroting opnieuw aan de orde zal komen tijdens de tussentijdse evaluatie van de financiële vooruitzichten voor 2009. Wat betreft het Europees Ontwikkelingsfonds en de rol van dit fonds bij het uitbannen van armoede en het bereiken van de millenniumdoelstellingen, is het inmiddels zeer dringend geworden om het fonds te programmeren en dus om politieke overeenstemming te bereiken voor zijn inwerkingtreding. Gezondheidszorg en basisonderwijs dienen voorrang te krijgen, en ik zou daar de zelfvoorzienende landbouw aan willen toevoegen.
In een periode dat de Doha-agenda van de Wereldhandelsorganisatie vrijwel tot stilstand is gekomen, wordt het allengs dringender dat de Europese Unie haar ontwikkelingsinstrumenten gebruikt om deel te nemen aan dit ambitieuze, rechtvaardige en lovenswaardige plan om een eind te maken aan de armoede op de wereld.
Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE) , schriftelijk. – (ES) Ik heb voor het verslag gestemd, aangezien ik van mening ben dat het van groot belang is te benadrukken dat er in ACS-landen grote behoefte bestaat aan Europese Ontwikkelingsfondsen. Het is van essentieel belang dat documenten als de Verklaring van Parijs uit maart 2005 serieus worden genomen en periodiek worden bijgesteld, zodat duidelijk blijft wat er aan deze hulp netto kan worden uitgegeven. Niettemin is het waar dat een gruwelijk gebrek aan coördinatie tussen de lidstaten heeft geleid tot inkrimping van hun officiële ontwikkelingshulp van 0,4 procent van het BBP in 2006 tot nog geen 0,38 procent in 2007. Dit minieme verschil in percentage staat voor een teruggang van 1700 miljoen euro. Het ergste van alles is nog dat de partnerlanden voortdurend in de startblokken staan zonder dat zij in staat zijn plannen voor op de lange termijn te maken, aangezien ze geen idee hebben of ze over voldoende middelen zullen beschikken om dat te doen, ook al is het geld toegezegd door de lidstaten. En het allertreurigste is dat wij van hen eisen dat ze zich aan hun beloften houden terwijl wij onze beloften eenvoudig vergeten. Op deze manier kunnen wij niet samenwerken.
David Martin (PSE) , schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom het verslag-Carlotti over de uitvoering van de programmering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds. Om ervoor zorg te dragen dat de doelstellingen van het Europees Ontwikkelingsfonds om de armoede in partnerlanden en regio’s uit te bannen en de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling worden nagestreefd, is een strengere parlementaire controle nodig op de uitvoeringsinstrumenten. Verder ben ik het er geheel mee eens dat er bij het programmeren van het fonds met name aandacht moet worden besteed aan aan Millenniumdoelstellingen gerelateerde gebieden als gezondheidszorg, onderwijs, het ontzien van het milieu en het aanmoedigen van behoorlijk bestuur. De huidige problemen met de goedkeuring van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds moeten worden opgelost om tot een snelle uitvoering van het Fonds te kunnen komen. Ik heb voor het verslag gestemd.
Vincent Peillon (PSE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag van mevrouw Carlotti gestemd over de uitvoering van de programmering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds.
Het Europees Ontwikkelingsfonds is het belangrijkste instrument binnen de Gemeenschap op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot de ACS-landen (Afrika, Caribisch gebied, Stille Oceaan). Het fonds is met name gericht op het realiseren van de millenniumdoelstellingen die in 2000 door de Verenigde Naties zijn geformuleerd.
Helaas is het tiende Europees Ontwikkelingsfonds (2008-2013) echter voorlopig stil komen liggen. Sommige ACS-landen hebben de herziene Overeenkomst van Cotonou niet goedgekeurd, reden waarom de 22,7 miljoen euro die sinds 1 januari 2008 beschikbaar zijn nog steeds niet worden gebruikt.
In de door het Parlement aangenomen tekst wordt daarom dringend opgeroepen tot het doorbreken van de impasse en wordt een aantal kwesties samengevat: prioriteit wordt gegeven aan het terugdringen van de armoede (met speciale aandacht voor gezondheid en onderwijs), en speciale aandacht gaat tevens uit naar de genderdimensie en een strategie voor duurzame ontwikkeling in de betrokken landen.
Ten slotte zou het Parlement graag zien dat het Europees Ontwikkelingsfonds werd opgenomen in de algemene begroting van de Unie, om zo ervoor te zorgen dat het Europese beleid samenhangender wordt en de democratische controle op het bestuur verbetert.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De uitvoering van de begroting van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds moet niet in zuiver boekhoudkundige termen worden beoordeeld. Zoals in het onderhavige verslag ook al vermeld staat is dit niet de taak van het Parlement. Wij zouden ons niet zozeer moeten bezighouden met het opnemen van het Europees Ontwikkelingsfonds in de algemene begroting van de Commissie of met de regels omtrent de manier waarop het overschot van elk financieel jaar moet worden gebruikt, maar met de samenhang tussen de manier waarop deze fondsen worden gebruikt en de politieke doelen die de Europese Unie zich heeft gesteld aangaande de ACS-landen.
Het is in dit opzicht opmerkelijk dat de huidige situatie ter plaatse aanzienlijk anders is dan de situatie zoals die bestond toen deze instrumenten en hun kader werden geschapen. Naast de China-factor waarmee in veel van deze landen rekening dient te worden gehouden, moet tevens in de overwegingen worden meegenomen wat voor effect veranderingen hebben op de markten voor landbouwproducten en voedsel, klimaatveranderingen en de veranderde houding van de Verenigde Staten ten aanzien van Afrika. In het licht van dit alles bestaat de indruk dat de weg die wij tot nu toe hebben gevolgd niet langer volledig geschikt is en ik hecht eraan te benadrukken dat dit onze grootste zorg is.
Olle Schmidt (ALDE) , schriftelijk. – (SV) Wanneer de EU als grootste donor in de ontwikkelingslanden actief is, moeten onze normen en waarden duidelijk zijn. Mensenrechten dienen niet slechts in theorie maar ook in de praktijk ons parool te zijn. Daarom is het ook strijdig met ons verlangen om concrete resultaten te bereiken als men beweert dat de EU het Europees Ontwikkelingsfonds niet mag gebruiken om democratie en mensenrechten te bevorderen doordat wij in de gelegenheid zijn verdere ontwikkelingen op dat gebied te eisen. Steun heeft alleen zin als het ten goede komt aan de burgers, en dus moeten wij als donoren in staat zijn criteria op te stellen om de ontwikkeling van democratie, mensenrechten en een goed functionerend maatschappelijk middenveld aan te moedigen. En soms vraagt het scheppen van bepaalde ontwikkelingen rechtstreekse hulp in de vorm van vredesoperaties. Deze operaties zouden ook betaald moeten kunnen worden uit het Europees Investeringsfonds, aangezien zij er op uitgesproken tastbare wijze toe bijdragen dat menselijk lijden wordt teruggedrongen en rampen worden voorkomen.
Uiteraard moeten wij als bewoners van de rijke wereld andere mensen niet een bepaalde levenswijze opdringen. Dat neemt niet weg dat wij de verantwoordelijkheid hebben om keuzes mogelijk te maken die er nu niet zijn. Daarom ben ik ook teleurgesteld dat er in dit anderszins zo goede en belangrijke verslag vraagtekens worden geplaatst achter iets wat in mijn ogen een fundamenteel principe is, namelijk dat er in termen van vrijheid en mensenrechten iets tegenover de verleende steun wordt gesteld, en de mogelijkheid om vredesoperaties in het Europees Investeringsfonds op te nemen.
Angelika Beer (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De Fractie van de Groenen zal niet voor het verslag-Meijer over Macedonië stemmen. Het verslag omvat weliswaar vele delen waarin de vooruitgang die Macedonië heeft geboekt duidelijk wordt beschreven, maar de manier waarop Griekse politici op het allerlaatste moment nog hebben gelobbyd tegen de paragraaf over de kwestie van de naamgeving is volkomen onacceptabel. Dit kwam nog het duidelijkst tot uitdrukking in hun wens om de verwijzing naar de Interim-overeenkomst te laten schrappen waarin Griekenland verzekerde dat de kwestie van de naamgeving op geen enkele manier een beletsel zou zijn voor het lidmaatschap van Macedonië van internationale instellingen. Griekenland stelt daarmee niet alleen zijn verplichtingen aan de internationale wetgeving op losse schroeven, maar grijpt zo ook op ongehoorde wijze in in de soevereiniteit van een ander land. Dit gedrag is geheel onacceptabel voor een lidstaat van de EU.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) FYROM is een van de weinige landen ter wereld waarvan de naam niet door alle andere landen officieel wordt erkend. Deze republiek heeft weliswaar diverse etnische en religieuze feestdagen ingesteld, maar er bestaat nog steeds een abnormale bilaterale overeenkomst over de status van Amerikaanse staatsburgers. Tot de successen behoren de maatregelen die zijn ondernomen tegen de georganiseerde misdaad en de corruptie, successen die de regering heeft geboekt ondanks het onvermogen van de bezettingsmacht in Kosovo om iets aan deze problemen te doen. Ik vind het onbegrijpelijk dat er tot op heden geen gemeenschappelijk standpunt is bereikt om burgers in het buitenland de kans te geven hun stem uit te brengen. Bij het in Montenegro gehouden referendum werden deze burgers gediscrimineerd; in het geval van de verkiezingen in Macedonië stelt de EU zich aarzelend op.
In paragraaf 31 wordt de politieoperatie bij een wapenopslagplaats toegejuicht. Ik beschouw de informatie in het tweede deel van de paragraaf, over terroristen die bij hun arrestatie werden mishandeld, als een weinig geslaagde grap. Voor zover ik weet komt het zelden voor dat politieagenten terroristen keurig vragen zichzelf over te geven. Nog afgezien van de ongebruikelijke situatie betreffende de naam van het land en de overeenkomst met de VS gaat dit in tegen de internationale afspraken. Een van de ongebruikelijke facetten van de kwestie FYROM vormen de meningsverschillen met zijn buurlanden. Naar mijn mening moeten wij erop staan dat deze meningsverschillen worden opgelost voordat het land lid wordt van de EU. Onze stem voor het uiteindelijke “product” hangt af van de vraag of de amendementen al dan niet worden aanvaard, aangezien sommige van deze amendementen de betekenis van het verslag zullen veranderen.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Het voortgangsverslag van de heer Meijer over de weg van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar toelating, is een evenwichtig verslag over een kwestie waarover veel verdeeldheid bestaat. FYROM zal zich onverminderd moeten inzetten voor een op hervormingen gerichte agenda zodat men zo vlug mogelijk met de toetredingsonderhandelingen kan starten. Om een onderhandelingspositie over de kwestie van de naam te behouden moeten wij elke verleiding weerstaan om de naamgeving van FYROM aan te wenden als hinderpaal voor zijn betrokkenheid bij internationale instellingen. Daarom juich ik het verslag ten zeerste toe en tevens de inspanningen van de rapporteur om er zorg voor te dragen dat de kwestie van de naam niet het gehele document zou domineren.
Richard Howitt (PSE) , schriftelijk. – (EN) Britse sociaaldemocratische leden van het Europese Parlement hebben met genoegen voor deze resolutie gestemd die staat voor een oprechte poging om de vooruitgang in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) in de richting van het lidmaatschap van de EU in stand te houden, de positieve ontwikkelingen onderstreept bij het bestrijden van de corruptie en het beschermen van de persvrijheid, en daarnaast aandringt op verdere acties die noodzakelijk zijn om de toetredingsonderhandelingen in gang te kunnen zetten. Wij merken op dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt en zien zeer uit naar de mogelijkheid om toelatingsgesprekken met FYROM te openen.
Wat betreft amendement 13 aangaande de onderhandelingen over de naamkwestie: wij hebben tegen dit amendement gestemd. Wij staan weliswaar achter al het werk dat wordt verzet om een oplossing voor de naamkwestie te vinden, maar wij geloven niet dat deze kwestie op enigerlei wijze in verband moet worden gebracht met het lidmaatschap van FYROM van internationale organisaties. Elke kwestie moet op grond van zijn eigen merites worden opgelost.
Ten tweede hebben wij ons van stemming onthouden over amendement 7 met betrekking tot de kwestie van de versoepeling van het visumbeleid. Het is niet aan ons om dit amendement te steunen, aangezien het Verenigd Koninkrijk geen partij is bij het Schengenakkoord.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL) , schriftelijk. – (EL) Het vandaag behaalde succes is te danken aan de gezamenlijke, effectieve inspanningen die wij hebben verricht tezamen met vele andere leden uit het hele politieke spectrum van het Europees Parlement.
Deze onderneming is mede geslaagd dankzij het feit dat het officiële Griekse standpunt uiteindelijk verschoof ten gunste van het zoeken naar een oplossing die werkelijk een compromis is in de vorm van een samengestelde naam die voor eenieder acceptabel is.
Wij moeten ons ten zeerste inzetten om de geboekte vooruitgang uit te buiten en een oplossing te vinden die het resultaat is van een echt compromis. Dit moet voor eind 2008 worden bereikt onder auspiciën van de Verenigde Naties.
Het is in het belang van Griekenland en van de betrokken volkeren om de vrede en de stabiliteit in de regio te bewaren, dus moet voorkomen worden dat zich opnieuw een jarenlange impasse voordoet. Het openbare leven moet ontdaan worden van het “Skopje-syndroom”.
Georgios Toussas (GUE/NGL) , schriftelijk. – (EL) De parlementsleden van de communistische partij van Griekenland (de KKE) hebben tegen het verslag gestemd. Wij zijn tegen een kapitalistische, oorlogszuchtige EU, en daarom ook tegen een uitbreiding van diezelfde EU. De wortel van alle problemen in de Balkan ligt bij de imperialistische plannen, de interventies van de EU, de VS en de NATO, en bij de grenswijzigingen.
Bij de toetreding van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) en andere Balkanlanden tot de EU en de NATO, raken deze volkeren betrokken bij de imperialistische impasses tussen de VS, de EU en Rusland betreffende de zeggenschap over energiebronnen en transportkanalen. Daarmee worden diegenen die in de ruimere regio wonen ernstig in gevaar gebracht.
De communistische partij van Griekenland houdt zich niet met namen bezig. Zij steunt een voor beide partijen acceptabele oplossing voor deze naam, die een zuiver geografische definitie behoort te vertegenwoordigen, ontdaan van enige vorm van nationalisme en slavernij.
Diegenen die het nodig hebben gevonden zich tegenover het Griekse volk te verontschuldigen voor hun radicale verandering van standpunt op het laatste moment ten aanzien van de kwestie van de naamgeving van Macedonië, dus degenen die bij de EU, de Nieuwe Democratie, de PASOK, de Linkse Coalitie (SYN) en het Orthodox Volksalarm (LAOS) horen, wrijven zich nu in de handen. Zij hebben gestemd voor het aannemen van de zogenaamde positieve amendementen op deze naam, in een poging het volk af te leiden van waar het in werkelijkheid om gaat, namelijk een imperialistische interventie en imperialistische plannen voor de Balkan. Hiermee hebben zij willen verhullen dat zij zich ondergeschikt hebben gemaakt aan imperialistische doelstellingen en het als scheidsrechter aanwijzen van de EU, de VS en de NATO. Hiermee wordt ons land blootgesteld aan dreigementen die bedoeld zijn om ons geld af te persen in ruil voor volledige deelname aan deze imperialistische plannen die sinds de NATO-top in Boekarest alleen maar erger zijn geworden.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het uitstekende initiatiefverslag van mevrouw Gomes gestemd over het beleid van China en de gevolgen ervan voor Afrika. Het feit dat China bereid is op concrete, pragmatische wijze met Afrikaanse landen samen te werken moet weliswaar worden toegejuicht, maar er zijn nog steeds enkele punten van zorg, zoals de samenwerking tussen China en onderdrukkende regimes in Afrika, het feit dat men er niet in slaagt sociale en milieuregels te eerbiedigen, en het feit dat men onderdrukkende, niet-democratische regimes van wapens voorziet. Ik steun het voorstel dat de Afrikaanse Unie, China en de EU een permanent raadgevend orgaan instellen om de samenhang en de effectiviteit van hun respectieve samenwerkingsactiviteiten te verbeteren, en dat zij een wereldwijd netwerk opzetten voor concrete operationele projecten betreffende gemeenschappelijke opgaven zoals het aanpassen aan klimaatveranderingen, duurzame energie, landbouw, water en gezondheid.
Tevens steun ik het plan voor een dialoog tussen het Nationaal Volkscongres van China, het Pan-Afrikaanse Parlement, de nationale parlementen van Afrika en ons Europees Parlement met het oog op het aanmoedigen van duurzame ontwikkelingen en het versterken van hun vermogen om in vrede en democratie hun regering te controleren.
Philip Claeys (NI), schriftelijk. − (NL) Het verslag-Gomes wijst terecht op verschillende onaanvaardbare Chinese praktijken in Afrika, en slaat soms nagels met koppen. De etnocide in Tibet mag nu wel volop in de belangstelling staan, de Chinese politiek in Afrika getuigt minstens evenzeer van een regime dat geen barst geeft om mensenrechten en andere spelregels.
De Chinezen doen zaken met iedereen, als de dorst naar olie maar gelest wordt. Chinese bedrijven en zakenlui vormen extraterritoriale Chinese eilanden die afgeschermd worden door corrupte potentaten, die op hun beurt worden beschermd door Chinese veto’s in de Veiligheidsraad. Europa is geen partij voor de Chinezen, en langzaam maar zeker worden we uit Afrika verdreven. Europa moet eindelijk eens beseffen dat naarmate de Chinezen de overhand halen in Afrika, onze voortdurend herhaalde boodschap van democratie, vrijheid, goed bestuur en niet te vergeten, duurzaamheid, totaal maar dan ook totaal zinledig wordt. Het is tijd voor een andere strategie.
Edite Estrela (PSE) , schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag-Gomes gestemd over het beleid van China en de gevolgen ervan voor Afrika omdat ik de mening ben toegedaan dat de Europese Unie in het licht van de toenemende aanwezigheid van China in Afrika met het innemen van een gezamenlijk standpunt aangaande de dialoog moet proberen China aan te moedigen zijn politieke en economische ondernemingen in Afrika te baseren op criteria die geen belemmering vormen voor de bevordering van vrede, veiligheid, de rechtsstaat en een duurzame ontwikkeling.
Daarnaast steun ik ook de oproep aan de Europese Unie om, ongeacht het succes van haar initiatieven op het gebied van de dialoog, voort te gaan met het bevorderen van de eerbiediging van de beginselen waaraan zij onderworpen is.
Jens Holm, Erik Meijer, Esko Seppänen, Søren Bo Søndergaard en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL) , schriftelijk. – (EN) In het verslag van Ana Maria Gomes komen vele belangrijke aspecten aan de orde, waaronder niet in de laatste plaats het feit dat de betrokkenheid van de EU en China in het belang behoort te zijn van de Afrikaanse landen en volkeren, en dat de externe investeerders die in Afrika actief zijn de sociale en milieuregels behoren te eerbiedigen. Om die reden hebben wij besloten het verslag te steunen. Wij steunen echter niet de formulering in de eerste paragraaf waarin het belang van het Verdrag van Lissabon wordt onderstreept bij het vergroten van effectiviteit en samenhang in de externe betrekkingen van de EU.
Astrid Lulling (PPE-DE) , schriftelijk. – (FR) De Commissie ontwikkelingssamenwerking heeft een zeer evenwichtig verslag opgesteld over het beleid van China en de gevolgen ervan voor Afrika.
Ik vind het des te bevredigender om voor dit verslag te stemmen omdat ik tijdens de Paritaire Parlementaire Vergadering van de ACP-landen en de EU een buitengewoon onfortuinlijke ervaring heb gehad. In mijn verslag over de invloed van buitenlandse directe investeringen had ik een paar kritische opmerkingen gemaakt over Chinese investeringen in Afrika. De gedelegeerden van de ACS-landen zagen kans om met stilzwijgende instemming van de Socialisten, de Communisten en de Groenen al deze kritische opmerkingen uit het verslag te verwijderen.
Waarom waren zij niet bereid te verklaren dat de buitenlandse directe investeringen van China vooral gericht zijn op winningsindustrieën en vaak regeringen ondersteunen bij beleidskoersen die niet in het belang zijn van de democratie, de rechtsstaat en het uitroeien van armoede in die landen?
Waarom hebben zij de conclusie geschrapt dat Chinese buitenlandse directe investeringen in bepaalde multinationals worden gestoken die de Afrikaanse markten overstromen met goederen van slechte kwaliteit, met name textiel?
Ik juich ten zeerste toe dat in de motivatie van het verslag wordt verwezen naar het feit dat China in Afrika erop uit is winst te maken op de Afrikaanse nationale hulpbronnen en de duurzame ontwikkeling te ondermijnen. Tevens bestaat het zorgwekkende risico dat China wellicht sommige van zijn slechtste praktijken op het thuisfront naar Afrika zal exporteren…
(Stemverklaring wordt onderbroken overeenkomstig regel 163 van het Reglement)
Erika Mann (PSE) , schriftelijk.– (DE) Graag wil ik de kans die mij door deze stemverklaring wordt geboden aangrijpen om mijn hartelijke dank uit te spreken jegens rapporteur Ana Maria Gomes. Het verslag waarover wij stemmen is buitengewoon geslaagd. Ik wil graag mijn dank uitspreken voor het feit dat in dit verslag talrijke aspecten zijn opgenomen van het advies van de Commissie internationale handel.
Naar mijn mening is het van het grootste belang het beleid van China in Afrika eerlijk te beoordelen, zonder zijn bezigheden aldaar in het algemeen te veroordelen. De EU zou daarentegen zijn eigen bezigheden in Afrika moeten opvoeren via een aanpak die gericht is op “meer Europa in Afrika”. Daarmee zou de zichtbaarheid van Europa gediend zijn en het zou leiden tot een krachtigere Europese aanwezigheid, waardoor de contacten tussen de EU en Afrika zouden worden versterkt. Beide zijden zouden duidelijk baat hebben bij nauwere economische banden tussen deze twee continenten.
David Martin (PSE) , schriftelijk. – (EN) In het verslag van Ana Gomes over het beleid van China en de gevolgen ervan voor Afrika wordt de positieve stap die Beijing heeft gezet door zich met Afrika te gaan bezighouden onderstreept, maar daarnaast wordt erin naar voren gebracht dat het beleid van China verbetering behoeft. Enerzijds moet de EU China’s rol op het gebied van de ontwikkelingshulp zeer toejuichen, al exporteert China via deze steun wel een aantal van zijn slechtste praktijken op het thuisfront, waaronder corruptie en het negeren van de rechten van arbeiders en milieunormen. Willen wij met China tot afspraken komen over deze kwesties en zijn betrekkingen met onderdrukkende regimes als die in Sudan en Zimbabwe, dan vraagt dat om een gezamenlijke aanpak van de EU. In het licht van die denkbeelden heb ik voor de aanbevelingen in dit verslag gestemd.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL) , schriftelijk. – (EN) In het verslag van mevrouw Ana Maria Gomes komen vele belangrijke aspecten aan de orde. Daaronder niet in de laatste plaats het feit dat de betrokkenheid van de EU en China in het belang behoort te zijn van de Afrikaanse landen en volkeren en dat de externe investeerders die in Afrika actief zijn de sociale en milieuregels behoren te eerbiedigen. Om die reden hebben wij besloten het verslag te steunen.
Wij steunen echter niet de formulering in de eerste paragraaf waarin het belang van het Verdrag van Lissabon wordt onderstreept bij het vergroten van effectiviteit en samenhang in de externe betrekkingen van de EU.
Wat betreft herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is Sinn Féin voorstander van werkelijke herzieningen waardoor een duurzame landbouw en een duurzaam plattelandsleven in Ierland, Europa en de rest van de wereld mogelijk worden.
Lydie Polfer (ALDE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Gomes gestemd omdat daarin zowel vanuit economisch als vanuit politiek oogpunt een gedetailleerde analyse wordt gegeven van de oorzaken en gevolgen van China’s oppermachtigheid in Afrika.
China’s indrukwekkende economische opkomst in de afgelopen twintig jaar heeft tot een toegenomen vraag naar olie en andere ruwe grondstoffen geleid. Tegenwoordig importeert China dertig procent van zijn olie uit Afrika; dat zal in 2010 gestegen zijn tot vijfenveertig procent.
China investeert tevens enorme bedragen in de infrastructuur van Afrika.
Aan deze steun zijn geen voorwaarden verbonden op het gebied van mensenrechten of sociale en milieuomstandigheden.
Europa moet zich zeer bewust zijn van deze situatie en proberen zowel met Afrika als met China een strategisch partnerschap te definiëren om zorg te dragen voor een duurzame ontwikkeling op het Afrikaanse continent.
Luís Queiró (PPE-DE) , schriftelijk. – (PT) In het betreffende verslag wordt de huidige toestand van het Chinese beleid in Afrika correct weergegeven, aan de hand van een gedetailleerde beschrijving van de investeringen, de financieringen en de politieke gevolgen van dit alles. Helaas zijn de voorstellen die in het verslag worden gedaan nogal onrealistisch, zoals de herhaalde suggestie dat de EU China zou moeten aanmanen zich volmaakt te gedragen op het gebied van de mensenrechten, de rechten van arbeiders en eerbied voor het milieu en ten slotte om zich in zijn externe beleid anders op te stellen dan bij zijn binnenlandse beleid. In het hoofdstuk over wat er gedaan dient te worden ten aanzien van de juiste weergave van het Chinese beleid in Afrika en de gevolgen daarvan worden geen aanbevelingen gedaan voor een mogelijke strategie van de EU in haar partnerschap met landen als India, Brazilië en de Verenigde Staten (die hier geheel ten onrechte zijn weggelaten).
De huidige toestand in de wereld lijkt in het geheel niet op de modellen die in de afgelopen decennia ons geostrategisch denken hebben vormgegeven. De opkomst van sterk uiteenlopende nieuwe economieën, de wereldwijd toegenomen consumptie, de strijd om de eerste levensbehoeften en ruwe grondstoffen, de dreiging van sociale onrust, het risico dat men de voorkeur zal gaan geven aan gespierde politieke regimes: het zijn stuk voor stuk nieuwe realiteiten die geanalyseerd dienen te worden en vooral om een strategischer voorstel vragen met een andere kijk op de toekomst. Om die reden heb ik mij van stemming onthouden.
Luca Romagnoli (NI) , schriftelijk. – (IT) In het verslag van Ana Maria Gomes over het beleid van China en de gevolgen ervan voor Afrika wordt onderstreept welk een voorname rol Beijing inmiddels speelt in het diplomatieke, economische en politieke evenwicht in Afrika.
Ondanks het feit dan China zoveel aandacht besteedt aan het tot nu toe altijd zo veronachtzaamde continent Afrika, is het naar mijn mening van cruciaal belang ervoor te zorgen dat het gedrag van China binnen bepaalde grenzen blijft zodat het land niet wegglijdt naar een mogelijk nieuwe vorm van kolonialisme die ten slotte menige zwarte bladzijde in onze eigen Europese geschiedenis heeft nagelaten.
Om dat te bereiken hoop ik dat de EU een samenhangende strategie opstelt om ervoor te zorgen dat kwesties als behoorlijk bestuur, de bestrijding van corruptie, de bescherming van de mensenrechten, werkgelegenheid en het milieu door China worden gerespecteerd en om duidelijke, transparante overeenkomsten tussen beide landen te garanderen.
Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. – (SV) Als continent heeft Afrika behoefte aan steun, krachtiger handelsbetrekkingen en een toenemende deelname aan de globalisering die een grotere welvaart voor iedereen schept. China is in korte tijd een belangrijke partner op het Afrikaanse continent geworden, met een enorme behoefte aan grondstoffen, en met name aan de olie waarover diverse Afrikaanse landen beschikken. De ontwikkeling van Afrika wordt zeer versterkt door het feit dat steeds meer landen in dit continent geïnteresseerd zijn. Helaas moet gezegd worden dat de weinig kritische houding van China wanneer het erop aankomt toegang te krijgen tot deze grondstoffen en het feit dat het land zich niet bijzonder druk maakt om mensenrechten, corruptie en ondemocratische regimes een groot probleem vormen voor de EU, die er sinds jaar en dag op aandringt dat handel en hulp hand in hand moeten gaan met democratische ontwikkelingen waarbij ook de mensenrechten moeten worden meegenomen. Het zou een belangrijk signaal zijn als het Europees Parlement er bij China op aandringt rekening te houden met de mensenrechten en de ontwikkeling van de volkeren van Afrika. Daarbij is ontwikkeling een breder concept dan alleen economische vooruitgang, en daarom sta ik onverdeeld achter het standpunt dat mensenrechten en democratie een belangrijk onderdeel dienen te zijn van de internationale betrekkingen, waaronder die tussen China en Afrika.
(De vergadering wordt om 12.50 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter
8. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
9. Situatie in Birma (debat)
De Voorzitter – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie betreffende de situatie in Birma.
Janez Lenarcic , fungerend voorzitter van de Raad. – (SL) De Europese Unie volgt de situatie in Birma/Myanmar met grote aandacht. Wij zijn actief betrokken bij pogingen, met name van de Verenigde Naties, om de overgang naar democratie, verzoening en de ontwikkeling van het land te versnellen. Eveneens plegen wij op deze punten overleg met onze Aziatische partners. De speciale gezant, de heer Fassino, heeft aan het Europees Parlement verslag uitgebracht over de situatie in Birma/Myanmar. Tevens heeft hij het Parlement op de hoogte gesteld van het overleg dat plaatsvindt met de buurlanden van Birma en andere leden van ASEAN.
Zoals bekend heeft de speciale VN-gezant, de heer Gambari, het land begin maart bezocht. Ik wil benadrukken dat wij zeer teleurgesteld zijn dat zijn bezoek geen duidelijke resultaten heeft opgeleverd. Wij hadden vooral de indruk dat de Birmese autoriteiten niet bereid waren om met de internationale gemeenschap samen te werken. De Europese Unie zou gaarne zien dat de autoriteiten de voorstellen van de heer Gambari voor een voortgaand politiek proces aanvaarden. De hele internationale gemeenschap is het eens met deze voorstellen, die geenszins buitengewoon verstrekkend zijn.
De EU en de heer Gambari wijzen op vergelijkbare problemen. Bovendien stuurt de EU geregeld politieke mededelingen naar Birma/Myanmar. Een van deze cruciale mededelingen betreft de resolutie die het Europees Parlement recentelijk heeft aangenomen over de toestand in het land. De kern van onze gezamenlijke boodschap is in de allereerste plaats dat nationale verzoening, stabiliteit en welvaart alleen kunnen worden bereikt via een overtuigend en alomvattend democratiseringsproces. Om die reden volgt de Europese Unie met grote aandacht de reactie van de oppositie op het aanstaande referendum over de grondwet.
Wij roepen de Birmese autoriteiten op om voorafgaand aan het referendum een ongehinderd, open debat toe te staan over de grondwet, om niet langer politieke activisten te vervolgen en om die wetten te herroepen die de vrijheid van meningsuiting belemmeren. Ondanks de huidige situatie heeft de Europese Unie niet de hoop opgegeven dat de Birmese autoriteiten een vrij en eerlijk referendum zullen garanderen en de aanwezigheid van internationale waarnemers zullen toestaan. De Unie is bereid waarnemers uit ASEAN-landen te ondersteunen.
Wij roepen Birma op niet alleen zorg te dragen voor een correct verloop van het referendum, maar ook om politieke gevangenen vrij te laten en de arrestaties een halt toe te roepen. Samen met het Europees Parlement roept de Raad Birma op om het huisarrest van mevrouw Aung San Suu Kyi niet te verlengen. Wij hopen van harte dat China en de ASEAN-landen de missie van de heer Gambari en het standpunt van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zullen blijven steunen. Wij hebben deze boodschap via diplomatieke kanalen en via onze speciale gezant gestuurd.
Tijdens de zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen die volgende week zal plaatsvinden, is de Europese Unie van plan de geldigheid van het gemeenschappelijk standpunt aangaande Birma te verlengen. Op die manier blijven humanitaire bezigheden, zij het in beperkte mate, mogelijk ondanks dat de sancties van kracht blijven. Wij roepen internationale partners op meer hulp te verwerven, aangezien de burgers van Birma die dringend nodig hebben. De Europese Unie zal voortgaan met het verlenen van deze hulp.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mevrouw Ferrero-Waldner is niet in de gelegenheid hier vandaag aanwezig te zijn. Namens haar en namens de Commissie wil ik graag enkele woorden over Birma zeggen.
Over een paar weken, op 10 mei, zal het Birmese volk de vraag krijgen voorgelegd of het een grondwet goedkeurt of verwerpt. De Europese Unie en haar partners menen dat er bij de voorbereiding van de ontwerpgrondwet sprake is geweest van een te geringe betrokkenheid van de diverse politieke krachten en etnische groepen in dit land. De regerende junta doet bij dit proces precies wat haar goeddunkt.
Het resultaat is dat in de grondwet wordt bepaald dat 25 procent van de parlementsleden vanuit de krijgsmacht moet worden aangesteld, terwijl de overige 75 procent gekozen zal worden. Het is mogelijk dat Aung San Suu Kyi haar stem zal kunnen uitbrengen in de verkiezingen die voor 2010 gepland staan, en misschien kan ze zich zelfs kandidaat stellen, maar het regime lijkt wel te willen voorkomen dat zij ooit president wordt van de Unie van Myanmar. China, India en ASEAN hebben enige invloed: hun eerste zorg betreft de stabiliteit van het land en daarnaast de handelsbetrekkingen en investeringen.
Ondanks hulp van de stille diplomatie van Chinese zijde is de speciale gezant van de VN de heer Gambari er niet in geslaagd het politieke proces verder open te breken en inmiddels heeft hij verklaard dat hij zich voortaan zal toeleggen op kwesties van economische, sociale en humanitaire aard.
Aangezien er geen tastbare projecten op het programma staan, zal de Raad Algemene Zaken op 29 april alle mogelijke operaties bespreken die de Europese Unie zou kunnen uitvoeren om de situatie in Birma te beïnvloeden. Graag wil ik benadrukken dat de Europese Unie beoogt een evenwichtige aanpak van de Birmese kwestie te bevorderen; wij willen bovenal objectieve resultaten bereiken. Op 19 november 2007 heeft de Raad een versie van het gemeenschappelijke standpunt aangenomen waarin nieuwe sancties worden gepresenteerd. De EG-verordening is op 10 maart van kracht geworden en de jaarlijkse evaluatie ervan zal eind deze maand plaatsvinden.
De sancties van de Europese Unie weerspiegelen onze ontstemdheid over de trage vooruitgang in de richting van de democratie, de talrijke politieke gevangenen die nog steeds vastzitten, en de schending van fundamentele vrijheden. Dat neemt niet weg dat men het effect van deze sancties geregeld moet onderzoeken zodat wij zeker weten dat deze rechtstreeks gevolgen hebben voor de leden van het regime en hun middelen. De Commissie heeft krachtens het algemene samenwerkingsbeleid hulpprogramma’s opgezet die met name gericht zijn op de gezondheidszorg en onderwijs. Het doet mij genoegen te kunnen melden dat het Europees Parlement in het kader van zijn controlerecht zijn steun aan deze maatregelen heeft uitgesproken.
Dit komt bij de humanitaire bijstand die ECHO verleent aan buurlanden en Birmese vluchtelingen in de regio. Wij zullen de missie van de heer Gambari blijven steunen. De Europese Unie maakt deel uit van de “Groep vrienden” waarin de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad van de VN, de voorzitter van de ASEAN, India, Japan en Noorwegen in New York bijeenkomen, die allen betrokken zijn bij het volgen van de situatie in Birma. De speciale VN-gezant voor Birma, de heer Fassino, speelt een cruciale rol bij de aan de missie van de heer Gambari verleende steun. Deze informatie wilde ik u namens mevrouw Ferrero-Waldner overbrengen.
Geoffrey Van Orden , namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag hebben wij het over Birma omdat de gerichte sancties van de Europese Unie over vijf dagen vernieuwd moeten worden en de Birmese autoriteiten nog steeds van plan zijn over iets meer dan twee weken een referendum over hun schijngrondwet te houden.
Wij willen het Birmese regime oproepen een stap te zetten die zeer in hun eigen belang is en in het belang van het Birmese volk, namelijk om de noodzakelijke actie te ondernemen zodat zij wederom kunnen worden opgenomen in de internationale gemeenschap van landen. Gedurende vrijwel het hele bestaan van Birma als zelfstandige staat heeft men een beleid proberen te volgen van argwanend isolement, en dat beleid heeft gefaald. Het is schadelijk geweest voor Birma zelf en voor het Birmese volk.
In 1948 was Birma de grootste rijstexporteur ter wereld, de producent van 75 procent van het teakhout en het rijkste land in Zuidoost-Azië. Men dacht dat Birma in hoog tempo een ontwikkeld land zou worden. Heden ten dage heeft het een BBP per hoofd van de bevolking dat lager is dan dat van Rwanda of Bangladesh.
De Birmese economie heeft dringend behoefte aan steun van internationale financiële organisaties, maar vanaf het moment dat Birma zich in zichzelf terugtrok en zich afwendde van de democratie weigerden de Aziatische Ontwikkelingsbank, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds terecht verdere financiële hulp te verlenen. Het feit dat het Birmese regime weigert zich met externe realiteiten bezig te houden is voor landen overal ter wereld aanleiding geweest om het land economische sancties op te leggen.
Birma heeft vrienden nodig om zijn nationale belangen op het wereldtoneel te helpen beschermen, maar inmiddels heeft zelfs ASEAN heel terecht verklaard dat zij de Birmese autoriteiten in geen enkel internationaal forum meer zullen verdedigen
Wij zeggen tegen de Birmese regering: De wereld is niet tegen u, op voorwaarde dat u de wereld niet de rug toekeert. U hoeft de internationale gemeenschap net zo min te vrezen als u uw eigen volk hoeft te vrezen. U hebt niet het op acht na grootste leger en het op veertien na grootste defensiebudget ter wereld nodig. U hoeft niet in een bunker te wonen. Als u maar de democratische wensen van uw volk erkent, een einde maakt aan de politieke onderdrukking en de oppositie in staat stelt volledig en vrijelijk deel te nemen aan een nieuw grondwetsproces.
Józef Pinior , namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen willen wij het Birmese regime oproepen om politieke tegenstanders en de ruim achttienhonderd politieke gevangenen vrij te laten, onder wie Aung San Suu Kyi, de leiders van de Studentengeneratie ’88 en de leiders van de Liga voor Democratie van Nationaliteiten in Shan die in 2005 zijn gearresteerd; verantwoording af te leggen voor alle slachtoffers en verdwenen personen na het neerslaan van de protesten van boeddhistische monniken en activisten voor de democratie afgelopen september, en openheid van zaken te geven over de verblijfplaats van verdwenen monniken en nonnen; zorg te dragen voor toelating van de speciale VN-rapporteur voor de situatie van de mensenrechten in Birma, en om oppositiepartijen toe te staan met de speciale gezant te spreken.
Wij maken ons ernstig zorgen over het zogenaamde referendum. Het gevaar bestaat dat gegeven de huidige repressieve omstandigheden het referendum de militaire leiders alleen nog maar steviger in het zadel zal helpen. Na aankondiging van het referendum heeft de regering wet nummer 1/2008 uitgevaardigd, waarin leden van religieuze ordes, waaronder monniken en nonnen, stemrecht wordt ontzegd. Ook staat er een gevangenisstraf van drie jaar op het “houden van een voordracht, het uitdelen van papieren, het gebruik van aanplakbiljetten of het op andere wijze verstoren van het stemmen in de stemlokalen of een ander openbaar of privélokaal met het oogmerk het referendum te schaden”.
Wij verzoeken de regering om garanties dat er onafhankelijke verkiezingscommissies zullen worden samengesteld, dat er een goed kiesregister wordt aangelegd, dat de sinds lang bestaande beperkingen voor de media worden opgeheven, dat in Birma vrijheid van vereniging, meningsuiting en vergadering wordt toegestaan en dat de nieuwe regels die een legitiem debat over het referendum tot een misdaad maken worden herroepen.
Marco Cappato , namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris Barrot. U sprak over een evenwichtige aanpak. Ik moet zeggen dat ik vrees dat dat een al te timide aanpak is, in de allereerste plaats omdat er informatie is die dit Huis dient te kennen, namelijk dat de EU over zekere instrumenten beschikt om de democratie en mensenrechten te bevorderen.
Dit zijn nieuwe instrumenten, het is inmiddels niet eens meer verplicht om de toestemming van een dictatoriaal regime te hebben om in staat te zijn fondsen uit te betalen. Dus we bespreken alles wat er gaande is als toeschouwers, of we bespreken het als mensen die willen weten wat ze kunnen doen. Als dat het geval is, moeten wij vandaag nog weten hoe we deze fondsen uitbetalen, wie we kunnen helpen, en hoe we informatie het land in en uit kunnen krijgen. Zo moeten wij bijvoorbeeld bedenken op wat voor manier dat geld in de zogenaamde oorlog tegen de drugs wordt ingezet, geld dat in Birma onmiddellijk in de zakken van het regime verdwijnt opdat zij in staat zijn hun eigen volk nog beter te onderdrukken dankzij de welwillende medewerking van het kantoor van de Verenigde Naties. Als Europese Unie moeten wij dit probleem ook aanpakken. Wat het referendum betreft: het gaat niet zozeer om het feit dat niet alle partijen er voldoende bij betrokken zijn, zoals u zei, want dit referendum is eerder een dekmantel voor het regime om naar eigen believen in Birma mensenrechten en burgerrechten te schenden.
En tegen de vertegenwoordiger van de Raad, de heer Lenarčič, wil ik het volgende zeggen: naar mijn mening heeft uw mededeling dat u niet van plan bent de Dalai Lama in Brussel uit te nodigen voor een uitermate dringende politieke dialoog met de EU-landen, in symbolisch opzicht een negatief effect gehad en zal deze dat in de toekomst ook hebben, op de geweldloze strijd van het Birmese volk, en met name op de monniken, aangezien juist de monniken sterk betrokken waren bij de geweldloze strijd en daar zelfs met hun leven voor hebben betaald.
Brian Crowley , namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, in oktober afgelopen jaar was de wereld er getuige van hoe duizenden boeddhistische monniken en gewone burgers in de straten van Rangoon vrijheid en hervormingen eisten van het onrechtvaardige en gewelddadige militaire regime van Birma. Het was de omvangrijkste antiregeringsdemonstratie sinds de bloedige onderdrukking van de eerste democratische beweging in 1988.
(EN) Als iemand meent dat de situatie erger had kunnen zijn dan die vorig jaar was, hoeven we slechts naar de bewijzen te kijken: armoede, voedseltekorten, aanhoudende onderdrukking, het uitschakelen van politieke tegenstanders, het feit dat de winnaar van de Sacharovprijs en de Nobelprijs voor de vrede nog steeds zit opgesloten, het voortdurend tot zwijgen brengen van enig ander standpunt.
Als Europese Unie is het onze taak om voort te gaan met de krachtige steunbetuigingen die wij in september 2007 hebben geuit tegenover de mensen die in Birma campagne voeren. Nu staan wij voor een situatie waarin een referendum zal worden gehouden over een nieuwe grondwet die gebracht wordt als de volgende stap naar het herstel van de democratie, terwijl een kwart van de parlementszetels is toegewezen aan het leger, mevrouw Aung San Suu Kyi zich bij die verkiezingen niet kandidaat mag stellen omdat ze met een buitenlander is getrouwd, en omdat diegenen die zich wel kandidaat mogen stellen zich geheel moeten houden aan wat de junta dicteert.
China zal druk moeten uitoefenen op de junta in Birma om ervoor te zorgen dat het volk voldoende vertegenwoordigd is, maar ook Bangladesh en Thailand zullen steun moeten krijgen om deze landen in staat te stellen de Birmese autoriteiten aan te moedigen de zaken te heroverwegen. Wij moeten de sancties aanscherpen en krachtige politieke actie ondernemen, en dat niet alleen op Europees niveau, maar wereldwijd, en met name vanuit de Verenigde Naties. Alle lidstaten van de Europese Unie zouden bij de Verenigde Naties met één stem moeten spreken om de autoriteiten ertoe te bewegen op dat niveau actie te ondernemen.
Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, zo-even is er al op gewezen dat de humanitaire en mensenrechtensituatie in Birma nog steeds verslechtert en dat het aan de volgende Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen is om dit luid en duidelijk te erkennen en om de acties zoals uitgevoerd in het kader van het Europese beleid opnieuw te definiëren.
De befaamde grondwetswijziging die op het eerste gezicht zo’n positief teken leek, werd al snel een uitgesproken machiavellistisch project. Op deze manier wordt de aanwezigheid van militairen in de regering formeel in de grondwet opgenomen, iets dat strijdig is met alle internationale normen, en dat in afwezigheid van waarnemers en terwijl iedereen die zich tegen het huidige regime verzet is uitgesloten van deelname aan de verkiezingen. Dit referendum is een schijnvertoning en het zal de ijzeren greep van de junta op Birma alleen nog maar versterken.
Gezegd moet worden dat dit wijst op het falen van de insluitingsstrategie zowel binnen Birma zelf als op regionaal niveau, zoals toegepast door de Europese Unie en de Verenigde Naties. Onze afgezant is er zelfs niet in geslaagd Birma binnen te komen. Daarom zal onze tweeledige strategie – sancties en stimulansen – effectiever en gerichter moeten worden. Met andere woorden: we hebben een betere, duidelijker en regelmatiger toepassing nodig van de criteria die al in overeenstemming met de aangegeven doelstellingen zijn geformuleerd.
Onze financiële maatregelen moeten leiden tot volledige isolering van die bedrijven die aan de junta gelieerd zijn of op een of andere wijze de junta financieren, en van diegenen die machtig genoeg zijn om in andere landen te gaan winkelen en hun kinderen naar scholen in het buitenland te sturen. Hetzelfde geldt voor banksancties die hun zijn opgelegd maar die tot nu toe geen overmakingen via Europese banken verhinderen.
Wat ASEAN aangaat moeten de onderhandelingen over het vrijhandelsverdrag gezien worden als een kans om ervoor zorg te dragen dat de buurlanden zich onthouden van strategieën waarmee de sancties tegen Birma worden doorkruist.
Het tweede aspect heeft te maken met de stimulansen. Tezelfdertijd moeten wij de bevolking van dit land ondersteunen: dit geldt uiteraard op humanitair niveau, maar ook op politiek niveau. Dat betekent dat wij publiekelijk de Birmese autoriteiten moeten veroordelen, de inhoud van het referendum en de toegepaste procedures moeten verwerpen en via EIDHR-projecten de rechtsstaat en fundamentele vrijheden met grote nadruk moeten propageren.
Dit houdt tevens in het ondersteunen en beschermen van activiteiten op het gebied van de mensenrechten, het bestrijden van het ronselen van kinderen voor gewapende groeperingen en het beschermen van kinderen tegen geweld.
Luca Romagnoli (NI) . – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wees zo goed mij niet aan te zien voor een Chinafoob, omdat ik in mijn toespraken zo vaak de opstelling van China aan de kaak stel. Er kan echter naar mijn idee geen twijfel bestaan wat betreft de situatie in Birma en de alom bekende aansprakelijkheid van de Chinese regering die de Birmese Staatsraad steunt. Dat is trouwens dezelfde aansprakelijkheid die China heeft in Darfur, Tibet en vele andere delen van de wereld waar de mensenrechten met voeten worden getreden, waaronder in China zelf.
Het spreekt dus voor zich dat ik van harte instem met de verontwaardiging, de afschuw en de veroordeling die als gebruikelijk in onze resoluties zijn vervat, maar ik blijf mijn bedenkingen houden over de doeltreffendheid daarvan. Ik sta volledig achter een duidelijke veroordeling en betreur ten zeerste dat het Birmese regime in vijfenveertig jaar geen enkele vooruitgang heeft geboekt wat betreft de mensenrechten en gewetensvrijheid.
Ik kan de politieke en morele onderdrukking van het Birmese volk onmogelijk niet veroordelen. Ik wil zelfs graag van deze gelegenheid gebruikmaken om de aandacht te vestigen op de zaak van het volk van de Karen dat al tientallen jaren strijdt voor het behoud van hun identiteit, en al even resoluut wil ik het referendummechanisme veroordelen dat ligt besloten in de grondwet die het regime aan Birma wil opleggen. Natuurlijk ben ik het op een emotioneel niveau geheel eens met alles wat er in de resolutie wordt verklaard, maar gegeven het feit dat zoals gewoonlijk alles wat van EU-besluiten uitgaat altijd op een emotioneel niveau blijft hangen, denk ik dat het uitermate zinloos is. Zoals al in de resolutie vermeld staat, hebben zelfs de vernieuwde, gerichte sancties niet het gewenste effect gehad.
Daaruit vloeit voort dat het weliswaar zeker de moeite waard is om op verscherpen van de sancties aan te dringen, maar dat vergelijkbare druk moet worden uitgeoefend op staten als China, Rusland en India, zodat zij middels hun economische en politieke invloed op het Birmese regime op dit terrein met de Europese Unie zullen samenwerken en afzien van het leveren van wapens en strategische hulpbronnen. In principe ben ik het ook eens met de punten die mevrouw Flautre zo overtuigend heeft geformuleerd.
Hartmut Nassauer (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, over een paar dagen zal de Raad beslissen of zij blijft vasthouden aan haar gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van Birma en of zij de sancties in stand houdt. In Birma hebben zich substantiële veranderingen voltrokken op het gebied van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van mensenrechten. Bijna tweeduizend politieke gevangenen zitten nog steeds vast. Oppositieleider Aung San Suu Kyi heeft al jaren huisarrest. Kortom, er is geen enkele reden om de sancties te versoepelen.
Ik geef toe, er is een grondwetsreferendum aangekondigd, en er is een ontwerpgrondwet gepubliceerd, maar die ontbeert elke democratische legitimiteit. Het algemene publiek noch de democratische oppositie is geraadpleegd. En de ontwerpgrondwet vertoont allerlei tekortkomingen op democratisch gebied. Het is absurd dat een kwart van de parlementszetels naar de krijgsmacht gaat. Het is absurd om kandidaten buiten te sluiten die met een buitenlander zijn getrouwd dan wel kinderen met een andere nationaliteit hebben. Dit alles getuigt van het ontbreken van enige vooruitgang op democratisch gebied.
Wat staat ons nu te doen? Ik sta geheel achter de oproepen van de voorgaande sprekers, en met name achter het weloverwogen commentaar van mijn collega Geoffrey van Orden. Wij kunnen de kwestie Birma echter niet alleen oplossen. Zonder de steun van de Chinezen zou de junta niet overleven. Daarom zijn de Chinezen ook deels verantwoordelijk voor wat daar gebeurt. China heeft zich opgeworpen om het economische vacuüm te vullen dat is ontstaan door de sancties van het westen en zij plukken daar de vruchten van. Dus als wij werkelijk willen dat de situatie in Birma verandert, zullen wij China moeten benaderen.
Tevens wil ik mij richten tot mijn vrienden bij ASEAN. Ik weet dat zij elk commentaar over Myanmar opvatten als bemoeienis met hun interne aangelegenheden, maar ik besef ook dat de situatie in Myanmar hen ongemakkelijk stemt. Mijn boodschap aan hen is dat Myanmar het imago van ASEAN in de wereld ernstig schaadt, en dat deze organisatie dus alle reden heeft om ook druk uit te oefenen.
Richard Howitt (PSE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik juich de verklaringen die de Raad en de Commissie vanmiddag hebben afgelegd ten zeerste toe, maar gezien de zevenhonderd politieke gevangenen die na de demonstraties van vorig jaar werden vastgezet en de weigering van generaal Than Shwe om de speciale VN-gezant Gambari te ontmoeten is het zeer dringend om ons gemeenschappelijk standpunt een halfjaar later nog eens te vernieuwen – al volstaat dit zeker niet. Waarom breiden we onze sancties niet uit naar olie en gas, waar het regime het grootste deel van zijn inkomsten aan ontleent? Waarom legt de Europese Unie geen sancties op ten aanzien van financiering en bankzaken zodat het regime geen toegang krijgt tot buitenlandse valuta, zoals de Verenigde Staten doen? Waarom worden er geen stappen ondernomen om oostelijk Birma toegankelijk te maken voor humanitaire hulp, aangezien daar volgens de berichten drieduizend dorpen met de grond zijn gelijkgemaakt, en terwijl Europese hulporganisaties klaarstaan om steun te verlenen? Boeddhistische monniken hebben op de muren van hun klooster “nee” geschreven als boodschap aan het Birmese volk in verband met het grondwetsreferendum in mei. De boodschap van Europa behoort ook een luid en duidelijk “nee” te zijn tegen de dictators en “ja” tegen de democratie.
Pierre Schapira (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, er zijn inmiddels zes maanden verstreken sinds bij de demonstraties in Rangoon aan het licht kwam wat voor ernstige schendingen van de mensenrechten er in Birma regelmatig plaatsvinden.
Het heeft er helaas echter veel van dat de internationale publieke opinie dit in crisis verkerende land alweer is vergeten. Maar wij zullen niet aflatende steun moeten verlenen aan het volk van Birma en moeten zorgen voor een samenhangende strategie voor op de lange termijn om uiteindelijk zorg te dragen voor een eerbiediging van de democratie, de persvrijheid en de vrijheid van religie, meningsuiting en vereniging.
Ondanks alle diplomatieke druk, ondanks de voorbeeldige opstelling van Aung San Suu kyi, die overigens in 1990 de Sacharovprijs toegekend heeft gekregen, en ondanks de inspanningen van het internationale maatschappelijke middenveld, is de situatie niet verbeterd: vierhonderdduizend boeddhistische monniken kunnen niet deelnemen aan het referendum aangezien zij geen stemrecht hebben.
Deze volstrekt onacceptabele situatie bewijst dat de druk die tot nu toe is uitgeoefend niet voldoende is geweest. De sancties tegen het Birmese regime moeten worden uitgebreid en zij dienen vooral gericht te zijn tegen de politieke elite en niet tegen de bevolking.
Ik hoop bovenal dat de EU zich krachtiger zal opstellen. Om deze kwestie nadrukkelijker onder de aandacht van het publiek te brengen, stel ik, stellen wij voor om Aung San Suu Kyi – die de belichaming van deze strijd is – het ereburgerschap van alle Europese hoofdsteden te verlenen en zo blijk te geven van onze vastbeslotenheid om erop toe te zien dat de mensenrechten en de vrijheid in Birma met succes worden bevorderd.
Katrin Saks (PSE) . – (ET) Wanneer ik ’s ochtends het parlementsgebouw in Brussel binnenkom, kijkt Aung San Suu Kyi met droevige ogen op me neer vanaf een groot plakkaat, en ik moet bekennen dat ik me elke ochtend weer beschamend machteloos voel.
De resoluties die wij hebben aangenomen, hebben vrijwel over de hele linie geen enkel effect gehad. Toen ik vandaag de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad hoorde spreken, viel de retoriek me op: “Wij hopen, wij wensen, wij overwegen, wij zijn bezorgd.” Is dat eigenlijk niet een veel te bescheiden houding tegenover dit soort regimes? Wij moeten duidelijk met één stem spreken, en wij moeten dat veel krachtiger doen.
Hoe gaan wij nu verder? We komen altijd weer bij economische sancties uit. Naar mijn mening is dat echter ook de enige manier waarop wij dit regime kunnen beïnvloeden; natuurlijk moeten wij ook uitermate zorgvuldig toezicht houden op de manier waarop onze ontwikkelingshulp wordt besteed. Onze geldelijke steun moet afhangen van heel specifieke hervormingen binnen deze maatschappij.
Ana Maria Gomes (PSE) . – Ik ben in Birma geweest en heb gezien in wat voor ellende en onderdrukking het Birmese volk verkeert. Schandalig genoeg heeft Europa niet voldoende gedaan om de Birmezen – hun dappere monniken, hun politieke gevangenen, hun moedige leider Aung San Suu Kyi – terzijde te staan om vrijheid te krijgen en de onderdrukkers van de junta te verdrijven.
Europa heeft zich niet voldoende ingespannen om invloedrijke buurlanden als Thailand, Maleisië, Singapore en met name Indonesië te mobiliseren om degenen die in Birma voor mensenrechten en democratie strijden te hulp te komen.
Europa heeft niet genoeg gedaan om druk uit te oefenen op China en India om niet langer op enigerlei wijze steun te verlenen aan de Birmese onderdrukkers. Europa heeft niet voldoende gedaan om Europese bedrijven, zoals het Franse Total, te weerhouden van of te straffen voor het zakendoen met Birma, waarmee ze de drugsmaffia en de onderdrukkers die de Birmese junta vormen helpen financieren. Europa moet nu optreden en weigeren de schijnvertoning die dit referendum is te accepteren.
De heer Barroso en zijn commissarissen die vandaag op weg gaan naar Beijing, moeten zich krachtig en duidelijk uitlaten over Birma, de verantwoordelijkheden van Beijing en de treurige staat waarin het land verkeert. Het huidige en het volgende voorzitterschap van de Raad dienen resoluut op te treden om invloed te krijgen op de situatie van het Birmese volk door een strikte toepassing van de voorgenomen sancties en door er bij de Veiligheidsraad van de VN op aan te dringen tegen de Birmese onderdrukkers op te treden.
Marios Matsakis (ALDE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Huis begint er een gewoonte van te maken resoluties aan te nemen die tot op zeer grote hoogte volkomen ineffectief zijn. Bovendien raken we eraan gewend sancties toe te passen die ook al volkomen ineffectief zijn, omdat ze niet gericht zijn tegen diegenen die werkelijk voor veranderingen zouden kunnen zorgen, maar, zoals in dit geval, tegen het gewone volk van Birma voor wie we het leven op deze manier alleen maar nog zwaarder maken.
Het is al eerder gezegd: de ware schuldige is in dit geval China. Maar hebben we China sancties opgelegd? Nee! De Europese markt wordt overstroomd met prullen die we in China kopen. Waarom passen we geen sancties op China toe om eens te zien wat voor een invloed dat op Birma heeft.
Colm Burke (PPE-DE) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het in deze kwestie geheel met mijn collega’s eens. Het is niet zo dat er de laatste paar maanden geen verandering is, er is al vijftig jaar geen sprake van verandering.
Dag in, dag uit worden mensenrechten geschonden. Religieuze gemeenschappen gaan alleen de straat op als ze vinden dat er echt iets ingrijpend verkeerd zit in een land. Dat hebben wij een aantal maanden geleden gezien, toen de monniken de straat op gingen omdat zij meenden dat ze hun boodschap konden overbrengen. De reactie van de junta was echter geheel anders: die zorgde ervoor dat er onmiddellijk een einde kwam aan hun protesten en de moorden die kort daarop volgden zijn een grote schande. Toch is deze regering nog steeds aan de macht.
De hoofdschuldigen zijn die bedrijven en landen die zaken doen met Birma: diegenen die wapens leveren en hun goederen kopen. Ik ben het geheel met mijn collega’s eens dat wij actiever moeten optreden en China moeten dwingen een andere koers te varen in zijn contacten met Birma. Dat is de enige manier waarop wij veranderingen kunnen bewerkstelligen. Wij moeten actie ondernemen en het gesprek aangaan met Europese bedrijven die deze junta helpen. Wij zullen zelf actie moeten ondernemen, want anders zal het heel moeilijk zijn om andere landen veranderingen op te leggen. Ik steun deze ontwerpresolutie.
Jim Allister (NI) . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Birma is een van de kwesties die terecht een aanzienlijke hoeveelheid post oplevert voor leden van het Europees Parlement.
Ik zie parallellen tussen Birma en Zimbabwe. Beide landen waren bloeiende economieën. Beide veranderden van een democratie in een onderdrukt land en dat alles gaat gepaard met het ontzeggen van fundamentele rechten, diepe armoede en een hardvochtig militair regime.
Maar ik zie ook een parallel in de reactie van de EU op zowel Birma als op Zimbabwe. In beide gevallen is die reactie eerlijk gezegd veel te voorzichtig. We hebben vandaag de Commissie en de Raad horen spreken, maar wat hadden ze ons eigenlijk helemaal te zeggen? Heel erg weinig.
Naar mijn mening moeten wij veel steviger optreden. We moeten de economische en de andere sancties opvoeren en een goed, volledig wapenembargo instellen. Tevens moeten wij druk uitoefenen op die plaatsen waar het het meeste effect zal hebben: namelijk op die regimes die met deze junta sympathiseren en hem op de been houden, zoals China. Pas dan kan er iets veranderen, met name wanneer wij te maken hebben met diegenen die een ambivalente houding hebben tegenover de militaire junta.
Janez Lenarcic , fungerend voorzitter van de Raad. – (SL) Ik heb al medegedeeld dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen tijdens zijn volgende zitting de kwestie Birma zal bespreken en dat de Raad daarbij naar alle waarschijnlijkheid een aantal conclusies zal aanvaarden. Ik zal deze kwestie later behandelen, maar om te beginnen wil ik graag op een paar commentaren reageren.
Om te beginnen op die van de heer Cappato. Ik wil graag benadrukken dat de Raad tot nu toe nimmer de mogelijkheid heeft besproken om de Dalai Lama uit te nodigen voor een bespreking met de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Evenmin geloof ik dat zo’n ontmoeting ooit zou kunnen plaatsvinden. En als het al zou gebeuren, dan zou het gesprek over Tibet gaan en niet over Birma, wat op dit moment het onderwerp van discussie is. Ik zou echter het volgende willen zeggen: Om de situatie in Tibet te verbeteren is er niet zozeer een dialoog nodig tussen de Europese Unie en de Dalai Lama, als wel een dialoog tussen de Chinese regering en de Dalai Lama, iets waarop het Sloveense voorzitterschap al diverse malen heeft aangedrongen.
En dan nu iets over de volgende zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Wij verwachten dat de Raad conclusies zal trekken en zal beslissen dat nogmaals zijn diepe zorg moet worden uitgesproken over de toestand in Birma, en dat de Birmese autoriteiten moeten worden opgeroepen om met spoed handelend op te treden en een overgang naar een legitieme burgerregering en nationale verzoening te bewerkstelligen. Wij verwachten ook dat de Raad zal oproepen tot een open discussie over het referendum, een open discussie die vrij en eerlijk moet worden gevoerd. Daarnaast verwachten wij, zoals mevrouw Flautre al heeft gezegd, dat de Birmese autoriteiten internationale waarnemers uitnodigen om toezicht te houden op het referendum.
Ik ben ervan overtuigd dat de Raad de autoriteiten zal oproepen tot onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen, zoals de heer Howitt al zei. Ik ben er eveneens van overtuigd dat de Raad zal oproepen tot vrijlating van mevrouw Aung San Suu Kyi. Daarnaast verwachten wij dat de sancties, die op het punt staan te vervallen, zoals de heer Van Norden terecht opmerkt, nog eens twaalf maanden worden verlengd met de mogelijkheid om ze te wijzigen, dat wil zeggen om ze, naargelang de situatie, te verscherpen of te versoepelen.
In antwoord op de heer Romagnoli: wat wapens aangaat heeft de Europese Unie een verbod uitgevaardigd op de export naar Birma van wapens of daarmee samenhangende materialen. Die maatregel maakt onderdeel uit van de sancties die de Europese Unie heeft uitgevaardigd en wij verwachten dat die samen met het sanctiesysteem of –mechanisme zullen worden uitgebreid. Wij proberen andere lidstaten voor ons standpunt te winnen.
Ten slotte wil ik hieraan toevoegen dat men zou kunnen zeggen dat de strategie van de Verenigde Naties ten aanzien van Birma mislukt is, zoals mevrouw Flautre al heeft opgemerkt. Men zou echter ook kunnen zeggen dat het eenvoudig nog geen vrucht heeft gedragen. Ikzelf neig tot het laatste.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb nauwlettend geluisterd naar alle opmerkingen, waaruit eens te meer blijkt hoe lang de weg nog is die Birma heeft te gaan naar democratie. Wij zijn hier allemaal maar al te zeer van doordrongen. Daarom ook zullen wij ons beleid moeten blijven aanscherpen, en in dit opzicht zou ik erop willen wijzen dat wij onlangs de sancties tegen het regime en zijn leiders in het bijzonder hebben uitgebreid. Ook onderzoekt de Raad momenteel de mogelijkheid om ingrijpendere financiële sancties te treffen.
Ten aanzien van het vraagstuk van politieke gevangenen zou ik willen toevoegen dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 29 april opnieuw een gelegenheid biedt het regime een boodschap te sturen met de vraag te stoppen met zijn praktijk van intimidatie en gevangenneming. Wij hechten er het grootste belang aan om onze solidariteit te betuigen met Aung San Suu Kyi. Ik zou erop willen wijzen dat wij geen direct contact met haar kunnen opnemen, maar dat wij wel contact hebben met leden van haar partij.
Behalve de sancties heeft een aantal van u uiteraard ook gewezen op samenwerking met buurlanden, hetgeen ons moet helpen de invloed op het Birmaanse regime te vergroten. Daarnaast zal mevrouw Ferrero-Waldner de kwestie van Birma deze week in China op de agenda zetten. Ook heeft de Commissie contact gezocht met de regering van Thailand en lijkt Indonesië zich voor te bereiden op nieuwe initiatieven. U hebt overigens helemaal gelijk als u het belang van stappen door overige landen in de regio benadrukt.
Ik kom nu op het probleem van ondersteuning aan de bevolking. Het mag niet zo zijn dat het Birmaanse volk de prijs betaalt voor de politieke stagnatie die in het land is veroorzaakt door zijn leiders. Voor wat Europa betreft is veroordeling en een simpele isolatie van Myanmar niet genoeg. Ik wijs erop dat wij, als wij steun bieden, ook elke gelegenheid aangrijpen om te benadrukken dat alleen door beter bestuur van de regering deze steun ook zo effectief kan zijn als wij hoopten.
Met name de heer Cappato sprak zijn bezorgdheid uit over de wijze waarop de internationale steun wordt gecontroleerd. Ik moet erop wijzen dat de internationale steun wordt geboden via de agentschappen van de VN en de NGO-partners, en ik kan u zeggen dat dit zeer nauwlettend wordt gecontroleerd. Het is echter terecht dat u dit punt aanroert.
Ik geloof derhalve dat wat wij allen willen is om zoveel mogelijk druk uit te oefenen teneinde te zorgen dat Birma zich sneller ontwikkelt tot een democratische staat. Tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen dat het Birmaanse volk niet nog meer te lijden krijgt als gevolg van een algehele isolatie, aangezien dit waarschijnlijk niet de juiste reactie is.
De Voorzitter. − Ter afsluiting van het debat heb ik zes ontwerpresoluties(1) overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt donderdag 24 april 2008 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom deze resolutie, waarin de voortdurende zorg van het Parlement ten aanzien van de situatie in Birma tot uitdrukking wordt gebracht, van harte. Het is onze verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de gebeurtenissen in dit land niet buiten beeld raken.
Het is algemeen bekend dat Birma ondanks zijn overvloedige bronnen en vruchtbare grond een van de armste landen ter wereld blijft. Ook is het algemeen bekend dat de militaire junta verantwoordelijk is voor een hele reeks schendingen van de mensenrechten, waaronder de onmenselijke behandeling van boeddhistische monniken die zich tegen het regime hebben verzet.
Met het oog op de recente ontwikkelingen, met name de plannen van de militaire junta om er een totaal ondemocratische en onwettelijke grondwet door te drukken, is het de hoogste tijd dat de Europese Unie al haar invloed aanwendt om te proberen de situatie te verbeteren.
De tijd om in de internationale arena enkel te debatteren over de situatie in Birma, is voorbij. Onderhandelingen tussen de VN en de Birmaanse autoriteiten zijn geheel ondoeltreffend gebleken. Daarom is er nu behoefte aan gerichte sancties tegen de junta en de daaraan gelieerde ondernemingen.
Ik geef mijn volledige steun aan deze resolutie, waarin de Raad wordt opgeroepen uitgebreidere en hardere sancties te treffen tegen het Birmaanse militaire regime. Ik hoop oprecht dat onze woorden in dit opzicht zullen worden gevolgd door daden.
10. Illegale immigratie, externe acties van de Europese Unie en Frontex (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie aangaande illegale immigratie, extern optreden van de Europese Unie en Frontex .
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Ter introductie zou ik willen benadrukken dat het probleem van immigratie een alomvattende aanpak vereist. De Europese Unie moet een effectief immigratiebeleid ontwikkelen en een effectieve immigratiewetgeving opstellen, en tegelijkertijd verder gaan met haar strijd tegen illegale immigratie. Zowel op het niveau van de Europese Unie als dat van de lidstaten hebben wij behoefte aan maatregelen en wij zullen tevens moeten samenwerken met derde landen. Een van de belangrijkste facetten van de strijd tegen illegale immigratie is effectieve controle van de buitengrenzen van de Europese Unie.
In dit opzicht is de opname van negen lidstaten in de Schengen-ruimte zonder twijfel een grote stap voorwaarts. Naar aanleiding van de toetreding van Slovenië tot de Schengen-ruimte is het Sloveense voorzitterschap begonnen te werken aan een zo snel mogelijke introductie van een Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie, SIS II. Dit is op het moment een van de prioritaire projecten van de Europese Unie. Alle noodzakelijke activiteiten moeten op een wijze worden uitgevoerd dat het mogelijk wordt uiterlijk september 2009 de overgang van het Schengen-informatiesysteem van de eerste generatie naar dat van de tweede generatie af te ronden.
Vanwege herhaaldelijke incidenten in de Middellandse Zee en aan de Noord-Afrikaanse kust, zijn de Commissie en sommige lidstaten in 2007 met een aantal initiatieven gekomen ter verbetering van het beheer van de illegale immigratie. Als onderdeel hiervan heeft het Sloveense voorzitterschap maart dit jaar een conferentie gehouden over de problemen van de toekomst ten aanzien van het beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie. Tijdens deze conferentie werd voor eerst gedebatteerd over de drie verslagen die de Commissie in februari had gepresenteerd. De deelnemers van de conferentie bespraken de evaluatie en verdere ontwikkeling van het Frontex-agentschap, alsmede nadere maatregelen voor het beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie. Overeengekomen werd om in de toekomst de grenscontroles te verscherpen en een betrouwbare identificatie van personen mogelijk te maken. Tegelijkertijd moeten wij ernaar streven de Europese Unie open en toegankelijk te maken.
Daarnaast hebben de ministers een voorstel besproken om een Europees grensbewakingssysteem genaamd Eurosur in te stellen. Het voorzitterschap is reeds begonnen met het opstellen van verdere richtsnoeren voor dit onderwerp en de Raad zal deze richtsnoeren tijdens zijn zitting van juni bespreken als onderdeel van juridische en binnenlandse zaken.
De strijd tegen de illegale immigratie zal tevens effectiever worden gemaakt aan de hand van een richtlijn over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, ofwel de richtlijn inzake terugkeer. Het voorzitterschap is reeds begonnen aan een zeer constructieve tweede ronde van onderhandelingen met het Europees Parlement. Wij geloven dat wij met gezamenlijke inspanningen deze richtlijn in eerste lezing kunnen aannemen.
Ten aanzien van het voorstel in de richtlijn inzake sancties tegen werkgevers van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijven, is de Raad in afwachting van een voorstel tot wijziging en amendementen van het Europees Parlement.
Een andere component van de ontwikkeling van een alomvattend migratiebeleid wordt gevormd door het visumbeleid. Het Sloveense voorzitterschap heeft op dit vlak vooruitgang geboekt door twee zeer belangrijke dossiers te bespreken, namelijk de wijzigingen aan de gemeenschappelijke visuminstructies en de visumcode. Voor wat de voortgang van het werk aan beide dossiers aangaat, zien wij uit naar een creatieve samenwerking met het Europees Parlement.
Tijdens zijn informele zitting van januari sprak de Raad over asielkwesties en de praktische samenwerking tussen de lidstaten. Deze maand heeft de Raad passende beslissingen genomen. Zoals ik al zei in mijn inleiding is een alomvattende opvatting van het migratiebeleid noodzakelijk om de illegale immigratie te kunnen beheersen en bestrijden. De strijd tegen illegale immigratie vereist samenwerking met de landen van herkomst en doorgang. Daarnaast zullen wij de redenen voor migratie moeten wegnemen, met andere woorden, zullen wij de ontwikkeling van de landen van herkomst moeten bevorderen.
Het doel van de mondiale aanpak waartoe de Europese Raad in december 2005 is overgegaan, is om een uitgebreide discussie over het migratiebeleid te starten, alsmede om de internationale samenwerking met in eerste instantie de landen van herkomst en doorgang te verbeteren en een partnership met deze landen op te zetten. Veel activiteiten worden nu verricht in het kader van deze mondiale aanpak. Deze zijn voornamelijk gericht op de meest problematische regio’s, met name Afrika en de oostelijke en zuidoostelijke grensgebieden van de Europese Unie.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, de belangrijkste reden waarom illegale immigranten vandaag de dag naar de Unie komen, is illegaal werk.
Zolang zij geloven dat de financiële voordelen die zij kunnen halen uit illegaal werk zwaarder wegen dan het risico dat zij worden gearresteerd door de Europese wethandhavende instanties, zullen zij naar Europa blijven komen.
Daarom moeten wij het op Europees niveau met elkaar eens worden en een effectieve strategie opzetten tegen illegaal werk. Dit is het waar het bij deze strategie om draait en alles hangt af van ons, de lidstaten en onze gezamenlijke politieke wil. Dit is ook de context waarbinnen het voorstel van de Commissie is gedaan voor sancties tegen werkgevers van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijven, hetgeen momenteel wordt bestudeerd door dit Parlement en de Raad.
Bij het voorstel wordt ernaar gestreefd dat alle lidstaten preventieve maatregelen nemen, vergelijkbare sancties instellen en deze sancties in de strijd tegen illegaal werk toepassen.
Ik zou het Parlement willen aanmoedigen door te gaan met haar evaluatie van dit voorstel, zodat wij een communautair instrument kunnen opstellen dat de lidstaten verplicht alle nodige maatregelen te nemen om te zorgen dat de rechtsorde in de gehele Europese Unie wordt gehandhaafd.
Dit gezegd hebbende is het geenszins mijn bedoeling de problemen van illegale immigratie bij de buitengrenzen van de Europese Unie te onderschatten. Naar alle waarschijnlijkheid zullen ook dit jaar weer vele mensen uit Afrika in de verleiding komen om de EU overzee te bereiken: sommigen komen alleen, anderen in kleine groepjes en weer anderen worden uitgebuit door criminele organisaties die grote geldbedragen vragen om hun naar Europa over te zetten.
Op Europees niveau is er reeds veel aan gedaan om de lidstaten de financiële steun te bieden die nodig is voor 2008. De begroting van het Frontex-agentschap is in 2008 in vergelijking tot 2007 feitelijk verdubbeld. Dit jaar bedraagt het in totaal 70 miljoen euro, met inbegrip van ruim 31 miljoen euro voor activiteiten aan de zeegrenzen van de EU.
Ten aanzien van de activiteiten in deze zeer riskante gebieden heeft Frontex vier grootschalige operaties opgezet: Poseidon, Hermes, Nautilus en Hera. De gegevens over de exacte data en duur zijn nog niet openlijk bekend, maar dankzij de toegenomen financiering zal de duur zeker langer zijn dan 2007.
Ook moet erop worden gewezen dat er overeenkomst is bereikt tussen de lidstaten en Frontex over de procedures en voorwaarden voor het gebruik van technische uitrusting die deel uitmaakt van het centraal register van beschikbare technische uitrusting (CRATE).
Op het moment zijn er 18 vliegtuigen, 20 helikopters en 105 schepen op vrijwillige basis beschikbaar gemaakt door de lidstaten. Frontex levert van zijn kant het personeel dat nodig is voor de lidstaten om de maritieme operaties op te zetten en uit te voeren. In haar evaluatieverslag over Frontex beveelt de Commissie aan dat de mogelijkheden van CRATE en de verplichtingen die de lidstaten zijn aangegaan, ten volle worden benut om ervoor te zorgen dat voor operaties aan de zeegrenzen het nodige materieel beschikbaar is.
Frontex moet aan de Europese instellingen regelmatig verslag uit brengen van de mate waarin het materieel daadwerkelijk wordt gebruikt en van de vraag in hoeverre dit voldoet aan de behoeften. Tevens moet Frontex de instellingen informeren over een toekomstig mechanisme om de beschikbaarheid van het door de lidstaten geboden materieel te garanderen. Het agentschap zou tevens de mogelijkheden van CRATE kunnen uitbreiden door zelf technisch materieel aan te schaffen of te leasen.
Hierdoor kunnen de lidstaten en Frontex voor zover mogelijk bijdragen aan vermindering van de verdwijningen op zee van personen die Europa willen bereiken in geïmproviseerde bootjes. Bijgevolg verwelkomt de Commissie het bilaterale akkoord tussen Spanje en de West-Afrikaanse staten en de overeenkomsten tussen Italië, Malta en Libië. Tot op heden hebben de overeenkomsten met Libië nog niet tot de gewenste resultaten geleid, hetgeen alleen maar meer reden is om hier wel naar te streven.
In haar verslag over toekomstige ontwikkelingen van Frontex benadrukt de Commissie dat samenwerking met derde landen cruciaal is voor de verbetering op de lange termijn van de door het agentschap uitgevoerde gezamenlijke operaties. Als zodanig valt te overwegen of Frontex de gelegenheid moet krijgen om proefprojecten uit te voeren met derde landen als begunstigden. Uiteraard moet het agentschap zorgen voor samenhang tussen de operaties en met het algehele kader van het buitenlands beleid van de Unie.
Met zulke projecten kan het effect van de samenwerking in het kader van de werkafspraken sterk worden vergroot. Door de afspraken kunnen de concrete behoeften aan capaciteitsopbouw op het gebied van grensbeheer in bepaalde derde landen beter worden vastgesteld.
Tot slot ziet de Commissie 2008 als een testjaar. Frontex heeft een grotere algehele begroting, de CRATE-database is volledig operationeel en er zijn snelle interventieteams geïnstalleerd. Vanzelfsprekend zullen wij de resultaten van deze maatregelen evalueren en het kan waar nodig passend zijn overige opties te onderzoeken, zoals het opzetten van een beter Europees grensbewakingssysteem, hetgeen onder meer wordt aangegeven in het evaluatieverslag van de Commissie.
Dit is de informatie die ik vandaag met u wil delen en ik zie ernaar uit in dit Parlement uw opmerkingen te horen over deze complexe problematiek.
Simon Busuttil, namens de PPE-DE-Fractie. – (MT) Rond deze tijd van het jaar beginnen altijd weer de berichten binnen te druppelen over tragedies waarbij honderden immigranten zijn verdronken. En omdat wij goed weten wat er gebeurt, zullen wij vooral de vraag moeten stellen of wij dit jaar beter voorbereid zijn op het probleem van de illegale immigratie. Frontex is maar een deel van de oplossing – het is een afschrikmiddel, zoals de Commissie zegt, in de strijd tegen illegale immigratie – en dit jaar zal een testjaar zijn voor Frontex. Zoals commissaris Barrot correct aangaf, hebben wij dit jaar de begroting van Frontex verdubbeld, hebben wij het uitgebreid met snelle interventieteams en lijkt het er tevens op dat het agentschap over voldoende middelen beschikt om haar missie te volbrengen. Wij zullen de werkzaamheden van Frontex dan ook nauwlettend volgen en wij hopen dat het effectiever zal blijken dan tot nu toe. Als Frontex de steun wil van het Parlement, zal het moeten aantonen dat het die steun ook verdient.
Mijnheer de Voorzitter, zoals ik al zei, Frontex is slechts een deel van de oplossing. Afgezien van de vraag of wij deze oplossing willen, dient er ook serieus gesproken te worden over hoe wij de lasten hiervan verdelen onder de lidstaten – een discussie die de Raad tot op heden heeft gemeden. Wij moeten af van de huichelachtigheid om enerzijds geschokt te zijn als er immigranten verdrinken en anderzijds de zuidelijke lidstaten zelf voor de lasten te laten opdraaien. In de Middellandse Zee kan de noodzaak om de lasten te delen niet duidelijker zijn. Vorig jaar zijn er ongevallen geweest waarbij immigranten zijn gekapseisd in de reddingszone van Libië of terecht zijn gekomen in tonijnvisnetten. Libië deed niets en de Europese landen keken slechts toe en wezen een beschuldigende vinger naar elkaar. Ik zou de Commissie en de Raad willen vragen wat zij dit jaar gaan doen – het lijdt geen twijfel, commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter, het lijdt geen twijfel dat wij allemaal de plicht hebben mensenlevens te redden. Het wordt echter tijd dat de Commissie en de Raad de moed opbrengen antwoord te geven op deze vragen. Is er een enkel land dat verplicht is om immigranten op te nemen of dienen zij verdeeld te worden over alle lidstaten?
VOORZITTER: MECHTILD ROTHE Ondervoorzitter
Claudio Fava, namens de PSE-Fractie. – (IT) Mevrouw de voorzitter, dames en heren, mijn dank gaat uit naar u, mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Raad en commissaris. Wij verwelkomen het voorstel van de voorzitter van de Raad inzake een alomvattende aanpak van het immigratieprobleem. Deze poging om de diverse aspecten van het probleem gezamenlijk te benaderen, dient te beginnen bij de erkenning van een feit dat bij ons allen bekend is: zestig procent van de immigranten die in Europa aankomen, komt via de zee. De Italiaanse actiegroep “Fortress Europe” heeft de ruwe schatting gemaakt dat er, zonder tegenindicatie, ongeveer 12 000 personen de laatste tien jaar verdronken of anderszins vermist zijn. De Middellandse Zee is de grootste openluchtbegraafplaats ter wereld geworden.
Naar mijn mening kan Frontex, al is het niet opgericht om humanitaire redenen, zich niet van deze context distantiëren. Het kan zich onmogelijk distantiëren van het feit dat wij hier te maken hebben met een zeer groot humanitair probleem. Waar liggen de complicaties en dubbelzinnigheden van dit project? De lidstaten hebben tot op heden Frontex opgevat als een manier om hun eigen verantwoordelijkheid uit de weg te gaan, en toch betreft het hier een coördinerend agentschap dat uitgaat van een gevoel van solidariteit en wederkerigheid en dat niet apart van de lidstaten kan opereren. Integendeel, het zijn juist de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de lands- en zeegrenzen.
Een ander belangrijk punt is dat Frontex tot op heden niet over voldoende middelen heeft beschikt; nu echter blijkt dat het voortaan wel over middelen, structuren, mankracht en praktische middelen kan beschikken, zullen wij de operationele betrouwbaarheid moeten verifiëren. Het is niet genoeg om simpelweg wat schepen en helikopters op de lijst te zetten: wij zullen moeten zien op welke manier al deze middelen en hulpmiddelen feitelijk ter beschikking worden gesteld van het agentschap.
Mijn derde punt is dat met Frontex nog altijd één probleem niet is opgelost, een probleem dat u, commissaris, reeds aanroerde toen u zei dat wij moeten bijdragen aan de vermindering van de hoeveelheid doden en vermiste personen. Hoe kan Frontex hieraan bijdragen? Wij geloven dat er maar één manier is: door te zorgen dat ook reddingsoperaties op zee onder zijn mandaat vallen. Anders gezegd, behalve de regels met betrekking tot immigratie in de Europese Unie zouden ook maritieme wetgeving en humanitaire wetgeving moeten worden opgenomen, waarbij de noodzaak uiteen wordt gezet om alle mensenlevens te redden wanneer het gevaar dreigt dat er menselijke slachtoffers vallen.
Dat is de boodschap die wij u mee willen geven, commissaris, en het is tevens een aantal punten waarop wij van u en de Raad enige opheldering zouden willen krijgen.
Jeanine Hennis-Plasschaert, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, laten wij eerlijk en open zijn: Frontex is een coördinerend agentschap en wij kunnen onmogelijk van Frontex verwachten dat het de instroom van illegale immigranten op zichzelf en uit zichzelf stopt, noch dat het een einde maakt aan de mensensmokkel. Frontex is geen wondermiddel tegen alle problemen in verband met illegale immigratie, en zal dat ook nooit worden.
Uiteindelijk is het allemaal vrij simpel: de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de EU-grenzen ligt bij de lidstaten en de grenscontroles moeten worden verricht op basis van gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit tussen de lidstaten.
De afgelopen jaren zijn wij getuige geweest van een ware paradox. Enerzijds riepen de lidstaten Frontex op de instroom van illegale immigranten per direct stop te zetten en daarbij zoveel mogelijk uitrusting in te zetten. Het gecentraliseerde record van beschikbare technische uitrusting is echter, zoals u weet, een virtueel record. De middelen op de lijst behoren toe aan de lidstaten en het hangt van hun wil af of deze ook echt worden ingezet. Wij kunnen hier dan ook zonder meer de wil van enkele lidstaten ter discussie stellen.
Als wij de zaak vanuit een financieel oogpunt bekijken, geldt dat indien Frontex alle uitrusting in een keer zou inzetten, het zijn begroting direct zou uitputten. De centrale vraag die nog altijd moet worden beantwoord – en ik richt mij hier tot de Raad – is of de Raad bereid is om het beginsel van verplichte solidariteit toe te passen en om alle lidstaten te verplichten een bijdrage te leveren, d.w.z. om een verplicht solidariteitsmechanisme in het leven te roepen.
De afgelopen jaren hebben de lidstaten herhaaldelijk bevestigd hoe belangrijk het is dat de verplichtingen inzake internationale mensenrechten bij de beheersing van de migratie volledig worden nageleefd. Daarbij werd het belang van Europese solidariteit bij de lastenverdeling genoemd als een van de grondbeginselen. Toch wordt een effectief besluitvormingsproces maar al te vaak in de weg gezeten door het onvermogen van deze lidstaten om in hun wederzijds belang samen te werken.
Is de fungerend voorzitter het ermee eens dat de tijd van woorden voorbij is en dat de tijd van daden is aangebroken? Onderschrijft u niet dat in een wereld die gekenmerkt wordt door toenemende regionale conflicten en een groeiende kloof tussen rijk en arm, de mobiliteit eerder toe- dan afneemt? Is het dan niet de hoogste tijd dat de lidstaten zichzelf in een positie manoeuvreren van waaruit dat zij kunnen reageren op dat probleem aan de hand van een radicale, maar toch verantwoordelijke herziening van hun opvattingen over wat een alomvattend pakket inzake een gemeenschappelijk – en ik herhaal, gemeenschappelijk – migratiebeleid is?
Tot mijn spijt moet ik nu de zaal verlaten, aangezien ik deelneem aan de lopende trialoog op hoog niveau inzake de richtlijn inzake terugkeer. Ik zie echter uit naar uw gedetailleerde antwoord bij de eerste gelegenheid die u schikt.
Mario Borghezio, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Frontex-initiatief verdient steun. Het vertegenwoordigt de grenslijn van de Europese beschaving tegenover een aanval van illegale immigratie die doelbewust is, vaak zeer verontrustende humanitaire tragedies met zich meebrengt en waarmee maffia-achtige criminele organisaties groot geld verdienen. Dat is ook waarom wij dit met alle mogelijke middelen moeten bestrijden.
Wij zijn van mening dat door een land als Spanje zeer effectieve maatregelen zijn genomen. In Spanje is op basis van de uiterst geavanceerde techniek van het SIVE-systeem een muur opgericht tegen illegale immigranten. Het is onzin om krokodillentranen te gaan huilen vanwege de doden en overige humanitaire ongevallen, als wij tegelijkertijd niets ondernemen om onze kustlijn te beschermen. Ook mijn eigen land heeft lange tijd helemaal niets gedaan – en je hoeft alleen maar te denken aan de situatie op Lampedusa – terwijl het enige wat nodig is, is dat wij schepen met illegale immigranten ervan weerhouden dat zij onze territoriale wateren bereiken.
Juridisch gezien zijn de redenen die nog altijd genoemd worden tegen de gedachte om illegale immigratie als misdaad te beschouwen, geheel en al ongegrond: de arrestatie en gevangenneming van illegale immigranten wordt geheel gedekt door artikel 5, letter f van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens, waarin duidelijk vermeld staat dat er één uitzondering is op het verbod om iemand de vrijheid te benemen, namelijk in het geval van personen die op onrechtmatige wijze proberen het land binnen te komen.
Tot slot kan Europa zich niet ontrekken aan een evaluatie van de effecten van de volledige uitvoering van het Schengen-akkoord, die zich voor onze ogen ontvouwen. Schengen had de vrijheid van verkeer voor werkers en studenten moeten bevorderen, maar heeft in werkelijkheid een soort van green card gecreëerd voor het vrije verkeer van criminelen. Is dat wat wij willen op ons grondgebied? Zeer zeker niet. Daarom moeten wij dringend actie ondernemen: de richtlijn van 2004 moet worden herzien in het licht van al deze effecten.
De lidstaten werden geacht een inkomstendrempel in te stellen en hadden daarnaast de verplichting om iedereen die de lidstaten binnenkomt, aan te laten tonen dat diens geldmiddelen legaal zijn. Dat hebben de lidstaten niet gedaan – Italië heeft dit bijvoorbeeld nagelaten – en zo zien wij dat tal van steden, waaronder de hoofdstad van het christendom, een invasie van Roma en Roemenen moesten ondergaan die misdaden plegen, vrouwen verkrachten en anderszins de wet overtreden, zonder dat ze het land uit worden gegooid. Laten wij daarom eens goed nadenken over al deze effecten.
Cem Özdemir, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, vanaf de oprichting van het Europees agentschap voor de grensveiligheid, Frontex, verloopt de uitvoering van Europese werkprogramma’s effectief en volgens plan. Toch maakt mijn fractie zich sinds de goedkeuring van de Frontex-regelgeving ernstige zorgen over de dramatische ongevallen die zich hebben voorgedaan in de Middellandse Zee, waarbij mensen die op zoek zijn naar een beter leven vaak bij hun pogingen het leven laten.
Er is derhalve een aantal vragen dat wij zouden willen stellen aan de Raad. Een van die vragen is als volgt: heeft Frontex de verplichtingen ten opzichte van de mensenrechten volledig opgenomen in de bestaande regelgeving en praktijksvormen? Of, om het wat preciezer en directer te formuleren: kunnen de Raad en de Commissie garanderen dat de lidstaten die ondersteuning krijgen van Frontex, ten aanzien van de veiligheid en de controle van hun buitengrenzen voldoen aan alle verplichtingen onder internationale wetgeving en het internationale verdrag?
De door Frontex gepubliceerde statistieken hebben alleen betrekking op het aantal migranten waarvan men de binnenkomst in de Europese Unie heeft weten te verijdelen. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal aangehouden asielzoekers en het is evenmin duidelijk hoe deze mensen zijn behandeld. Wij zouden graag willen weten of er gegevens beschikbaar zijn over het aantal aangehouden asielzoekers en, zo ja, waarom deze gegevens niet openbaar worden gemaakt?
Tot slot, welke rol speelt Frontex ten aanzien van de coördinatie van de asielaanvraag wanneer er een asielzoeker wordt aangehouden? Waar worden dergelijke aanvragen bestudeerd? Welke mechanismen worden gehanteerd om te garanderen dat een aanvraag grondig wordt onderzocht alvorens de asielzoeker wordt uitgewezen?
Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie en haar instellingen beweren altijd dat de strijd voor de mensenrechten van centraal belang is. Dit lijkt echter niet te gelden voor het eigen Frontex-agentschap van de EU en het beleid dat daaraan ten grondslag ligt. De EU wil Frontex inzetten om mensen af te weren die van buitenaf komen; zij lijkt echter niet van zin levens te redden.
Hulporganisaties geloven dat sinds de oprichting van Frontex meer mensen sterven omdat ze nu verder moeten reizen. Frontex militariseert het EU-beleid van het afschrikken van vluchtelingen. De vraag is echter: waarom willen vluchtelingen om te beginnen naar de EU komen? Dit heeft veel te maken met de kloof in welvarendheid en hier dient dan ook iets aan gedaan te worden. Klimaatverandering zal de situatie alleen nog maar verslechteren, waardoor enkel nog meer vluchtelingen de overtocht naar Europa zullen wagen.
Frontex is vrijgesteld van elke vorm van parlementaire controle. Ik kan mij een door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken georganiseerde hoorzitting herinneren, waar de algemeen directeur van Frontex het niet nodig vond zijn gezicht te laten zien. De strategie van de EU is duidelijk: wij halen de krenten uit de pap van migranten en vluchtelingen en wij houden de rest op afstand, onder andere door middel van Frontex. Al met al is de situatie voor de vluchteling met Frontex verslechterd. Het standpunt van mijn fractie is dan ook zeer helder: Frontex moet worden opgeheven en daarvoor in de plaats moet meer worden gedaan om vluchtelingen praktische hulp te bieden. Dat zou de juiste aanpak zijn, in plaats van steeds meer isolatie en een voortdurende versteviging van het Fort Europa.
Georgios Georgiou, namens de IND/DEM-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, het vraagstuk van grensoverschrijdende overeenkomsten is geen moeilijk doordringbare zaak, vergelijkbaar met het lezen van teksten van Lysias of Cicero. Frontex doet daarentegen niets om de problemen op te lossen die er naar onze mening bestaan tussen Europa en al diegenen die zo ongelukkig zijn dat zij hierheen proberen te vluchten. Deze arme stakkers zijn Aziatische slachtoffers die worden uitgebuit door buurlanden die samenwerken met Europa, maar de gevolgen nooit zien vanuit een Europees perspectief.
Als er nu schadelijke effecten zouden zijn en Frontex zou bijvoorbeeld enerzijds reddingstaken moeten vervullen en anderzijds ons moeten informeren over waar de vluchtelingen vandaan komen en welke landen de onwettige handel in onfortuinlijke mensen toestaan, mensen die vaak belanden op de bodem van de zee, dan zou de EU in staat zijn tegen dergelijke landen haar eigen maatregelen te nemen en de subsidies in te trekken die deze landen op het moment nog genieten.
Koenraad Dillen (NI). – (NL) Voorzitter, op zich kunnen we de aangekondigde uitbreiding van het takenpakket van Frontex, de plannen voor de oprichting van een pan-Europese grenswacht en de lancering van een gecentraliseerde Europese databank natuurlijk enkel toejuichen. Ook is het positief te noemen dat Frontex groen licht kreeg om onderhandelingen aan te knopen over samenwerkingsovereenkomsten met een heleboel vertrek- of transitlanden om gezamenlijk op te treden tegen illegale immigratie. Maar anderzijds staat of valt dit agentschap natuurlijk met de technische hulp en politieke steun van de lidstaten, hetgeen in het verleden maar al te vaak problematisch bleek. Zo waren bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland en Nederland veel actiever dan België, dat slechts aan drie operaties deelnam.
Toch mag men niet te veel heil verwachten van een versterking van de buitengrenzen en mag men zich zeker niet blind staren op de telegenieke operaties van Frontex in de Middellandse Zee. Want de meeste illegale immigranten komen Europa op een legale manier binnen, maar verdwijnen na het aflopen van hun visum gewoon in de illegaliteit. Het gaat hier over honderdduizenden personen. In dit perspectief zijn de 53 000 aanhoudingen die de Commissie enkele maanden geleden voorstelde, dan ook niet veel meer dan kurieren am Symptom.
Kern van de zaak blijft dat zowel de Europese lidstaten als de Europese Unie verantwoordelijk zijn voor de ongecontroleerde en illegale immigratie met al haar sociale catastrofale gevolgen. Ik denk daarbij zeker niet alleen aan het soepele visumbeleid en het lakse opsporings- en terugkeerbeleid, maar ook aan de onverantwoordelijke regularisatiegolven die in enkele lidstaten werden doorgevoerd en die een enorm aanzuigeffect hebben gecreëerd. De uitbreiding van Schengen naar het oosten is de voorlopig laatste van deze schadelijke beslissingen. Men mag zich dan ook de vraag stellen of Frontex niet gewoon de rol van bliksemafleider moet spelen waarmee de Europese burgers gesust worden.
Patrick Gaubert (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, Jacques, dames en heren, wij bestuderen momenteel uiterst belangrijke teksten die moeten leiden tot een werkelijke wijziging in en, zo durf ik te stellen, een ware evolutie van het beheer van de migratiestromen. En dan denk ik met name aan de richtlijn inzake terugkeer, de richtlijn inzake de blauwe kaart, de richtlijn inzake sancties voor werkgevers en de richtlijn inzake een gemeenschappelijk pakket rechten.
Het huidige wetgevende werk moet zo snel mogelijk worden afgerond, willen wij effectieve resultaten boeken die zichtbaar zijn voor onze medeburgers en de ingezetenen van derde landen. Als parlementariërs geven wij onze volle aandacht aan de immigratiekwestie en wij zullen de zaak frontaal aanpakken. Wij moeten kijken naar het beheer van de buitengrenzen en de rol die Frontex in dat opzicht speelt. Frontex is niet opgericht om in Zuid-Europa naar verdronken lichamen te dreggen. Het is evenmin opgericht om hulp te bieden aan hongerleidende kinderen in Oost-Europa, die door hun ouders op een nimmer eindigende migratiereis zijn genomen. Frontex heeft een duidelijke missie: de bescherming van onze grenzen met als uiteindelijke doel de bescherming van onze medeburgers.
De lidstaten moeten daarom hun verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan en aan hun toezeggingen voldoen door Frontex van alle middelen te voorzien die het nodig heeft om zijn missie onder de best mogelijke omstandigheden te vervullen. Wij moeten ermee ophouden Frontex te zien als een tijdelijke of op zichzelf staande maatregel. Frontex moet in staat worden gesteld de fenomenen die binnen zijn mandaat vallen aan te pakken en moet het tempo daarvan bij kunnen houden: migratie en illegale immigratie, georganiseerde misdaad, smokkel en handel in alle vormen. Het Frontex-agentschap moet het kloppend hart vormen van een grensbeveiligingsproject in ruime zin en moet in dit opzicht nauwer samenwerken met de hogere autoriteiten die voor dergelijke kwesties verantwoordelijk zijn.
Zoals gebruikelijk zijn het de hogere beginselen en de politieke wil die een soepel functioneren van het agentschap in de weg staan: alle lidstaten moeten eraan herinnerd worden dat zij gehouden zijn aan de beginselen van verantwoordelijkheid, solidariteit en respect. Ik hoop dat de Commissie en met name de Raad onze verzoeken en bezwaren ter harte zullen nemen en dat zij niet het welslagen van een agentschap dat wij op Europees niveau zo hard nodig hebben, zullen torpederen.
Javier Moreno Sánchez (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, zoals u al zei, Frontex werkt. Vorig jaar hebben de gezamenlijke operaties bijvoorbeeld het aantal illegale immigranten dat aankomt op de Canarische Eilanden met 61 procent gereduceerd. Maffiose organisaties speuren echter naar nieuwe routes om de veiligheidsoperaties te omzeilen. Bij onze strijd zijn zij de haas en wij de schildpad. Wij kennen allemaal de fabel van La Fontaine en wij weten ook hoe die eindigt: uiteindelijk zullen wij de wedloop ongetwijfeld winnen, maar hoeveel slachtoffers gaan er in de tussentijd nog vallen?
Dames en heren, wij moeten daarom duidelijk en precies zijn tegenover elkaar en tegenover het publiek. Willen wij echt gezamenlijk het probleem van de illegale immigratie aanpakken of willen wij alleen maar de indruk wekken dat wij dat doen? Frontex biedt een meerwaarde in de zin van het reduceren van het aantal illegale immigranten, het redden van mensenlevens en het bestrijden van mensenhandel. In de gecontroleerde gebieden is het een aanzienlijk afschrikmiddel.
Maar toch, dames en heren, is het belangrijk dat wij dat extra stapje doen om te zorgen dat het integrale Europese beveiligingssysteem voor de buitengrenzen van de EU echt werkt. Frontex moet een passend mandaat en moet passende middelen hebben. De voorstellen van de Commissie zijn een stap in de goede richting, maar wij zouden graag willen weten hoe eensgezind en gemotiveerd de lidstaten eigenlijk zijn in hun strijd tegen illegale immigratie, een fenomeen dat ons allen treft en niet alleen de landen aan de zuidgrens.
Wat denken de lidstaten van het idee om een Europees grensbeveiligingssysteem te introduceren? En als de Raad de operationele capaciteit van Frontex uitbreidt, ziet hij dan ook heil in het opzetten van regionale centra in probleemgebieden, met name aan de zuidelijke zeegrenzen?
En met betrekking tot het belangrijkste aspect van grensbeveiliging: wat wordt de rol van Frontex in ICONet en wat is de reactie van de Raad op het voorstel om Eurosur op te richten?
Tot slot zou ik willen zeggen dat ik het met u eens ben, commissaris, dat samenwerking met derde landen een cruciaal aspect vormt van de strijd tegen illegale immigratie. Welke stappen zal Frontex nemen om de ontwikkeling van overeenkomsten zoals die door lidstaten als Spanje zijn gesloten, mogelijk te maken? Ik denk dat de antwoorden op vragen als deze een eerste indicatie zullen vormen van hoe en wanneer wij de wedloop gaan winnen.
Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, lidstaten hebben zowel het recht als de plicht hun grenzen goed te controleren, de immigratie te beheersen en onderling en binnen de Europese Unie samen te werken, ongeacht of zij deel uitmaken van de Schengen-ruimte of niet, hetgeen mijn eigen land tot mijn verdriet niet doet. Dat betekent dat zij moeten samenwerken met Frontex en door middel van Frontex, voor zover toegestaan binnen de grenzen van de wetgeving, en dat zij de snelle grensinterventieteams – de zogezegde RABITS – moeten ondersteunen en moeten zorgen dat Frontex van voldoende middelen wordt voorzien.
Maar goed beheer van de grenzen betekent nog niet een inhumane behandeling van migranten of het verzuim om de vluchtelingenwetgeving na te leven bij het verlenen van toegang tot de asielprocedure. Daarom moeten mobiele grensbewakingsteams worden aangevuld met teams van asieldeskundigen, die op korte termijn kunnen worden ingezet om de grote instroom van zogenaamde migranten kunnen afhandelen, en moet worden gezorgd dat alle potentiële aanvragen afzonderlijk worden beoordeeld.
Frontex kan geen substituut zijn voor een alomvattend migratiesysteem, dat wij nog altijd niet hebben en dat zowel illegale immigratie als legale migratie omvat en dat passende rechtmatige migratiekanalen heeft, alsmede een goed asielkanaal in stand houdt.
Tot slot ben ik wat op mijn hoede voor de neiging om immigratie op één lijn te stellen met criminaliteit. De term grensbeveiliging, die zo vaak wordt gebruikt, lijkt van nature te suggereren dat immigranten een bedreiging vormen. De meeste van hen doen dat niet. Zij zijn niet altijd gerechtigd om binnen te komen, maar dat betekent niet automatisch dat zij misdadigers zijn.
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, zodra het goed weer wordt langs de Adriatische kust en de kust van de Middellandse Zee, zien wij illegale immigratie van zijn meest rouwe en dramatisch kant.
Maffiose groeperingen zien hun kans schoon nu de risico’s schijnbaar minder groot zijn. Dat is ook waarom dit debat zo nodig is: alle initiatieven die de criminele plaag die zoveel levens in gevaar brengt en herhaaldelijk straffeloos onze grenzen schendt, kunnen voorkomen en onschadelijk maken, moeten worden ondersteund, bevorderd en aangemoedigd.
In een dergelijke context wordt extern optreden door de Europese Unie een onontbeerlijke component. Dit is wel gebleken uit de proefprojecten met Montavia en Kaapverdië. Onlangs heeft dit Parlement de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken toegestaan om deel te nemen aan dit project door twee werkbezoeken te autoriseren aan Senegal en Mauritanië, goede voorbeelden van landen van herkomst en doorgang van illegale immigranten.
Extern optreden van de EU op het vlak van immigratie zal voortaan actiever en zichtbaarder moeten gebeuren en zal meer gericht moeten zijn op de echt belangrijke landen, met name Guinee.
Frontex heeft in een korte tijdspanne goede vooruitgang geboekt. Het beschikt over middelen – 70 miljoen euro om precies te zijn – en goed opgezette mogelijkheden voor coördinatie. Dit alles dient echter wel vergezeld te gaan van de ondubbelzinnige steun van de Raad, bijvoorbeeld om de CRATE-database tot meer dan alleen maar een opsomming van middelen en een verklaring van aanbiedingen te maken. Het probleem is hardnekkig en dramatisch, en vereist dat wij onze inspanningen voortzetten en onze systemen van voorkoming, ondersteuning en toezicht onderhouden, waarbij middelen en personeel op permanente basis en tijdig worden ingezet, zowel op de Canarische Eilanden als rond de Middellandse Zee.
Gedurende het eerste kwartaal van dit jaar hebben 1 702 immigranten de Canarische Eilanden weten te bereiken, afgezet tegen 1 425 gedurende diezelfde periode vorig jaar. Er komen nu meer immigranten aan, maar met minder boten. In drie jaar zijn er in totaal 48 305 immigranten gearriveerd op de Canarische Eilanden. Het klopt dat de cijfers tussen 2006 en 2007 naar beneden gingen, van 31 000 naar 11 000, maar de harde waarheid is dat er nu weer steeds meer immigranten aankomen in de havens van de Canarische Eilanden en dat wij elke dag lijken opvissen in de Middellandse Zee, nabij de kust van Oran of die van de Canarische Eilanden zelf.
Bovendien, mevrouw de Voorzitter – en ik kom nu aan het eind van mijn betoog – onderneemt tussen vijftien en twintig procent van de teruggestuurde immigranten een nieuwe poging. Het probleem is dus zeer hardnekkig. Dit is waarom wij behoefte hebben aan meer gemeenschappelijke mondiale bereidheid en minder gemeenschappelijke frasen.
Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, mevrouw de voorzitter van de Raad, Malta, Spanje, Italië en Frankrijk zijn stuk voor stuk landen die in het bijzonder worden getroffen door immigratiestromen, maar zij vormen bepaald niet de enige migratieroute.
Ik zou de aandacht van dit Parlement willen vestigen op de oostgrenzen van de Europese Unie en dan met name die van mijn land, Polen. De gebeurtenissen van de afgelopen maanden wijzen uit dat er ook langs die grens migratiestromen plaatsvinden en dat er ook daar menselijke tragedies plaatsvinden. Ik zou het Parlement willen herinneren aan de twee Tsjetsjeense kinderen die omkwamen van uitputting bij een poging met hun moeder de Poolse grens over te steken. Daarnaast zijn er illegale immigranten uit de Oekraïne en Wit-Rusland, en de beveiligde vluchtelingencentra in Polen bevatten ook ingezetenen van Pakistan, Korea en Vietnam.
Migratie, en in het bijzonder illegale migratie, is een probleem binnen de gehele Unie en het is daarom betreurenswaardig dat de Europese Unie geen gemeenschappelijke aanpak voor het probleem heeft. De beginselen die de lidstaten toepassen voor asielkwesties en deportatie, lopen wijd uiteen. Daarom zou ik van de gelegenheid willen gebruikmaken om te benadrukken dat er een enkel wettelijk kader moet komen. Alleen dan is het mogelijk om illegale immigranten in de gehele Unie tenminste dezelfde behandeling te geven. Het is wel duidelijk dat het enige alternatief voor illegale immigratie namelijk legale immigratie is, en de burgers van de Europese Unie zouden hier niet zo bang voor moeten zijn. Het biedt juist mogelijkheden voor het verouderende Europa. Dat is dan ook waarom ik mij verheug over de aanpak van het Sloveense voorzitterschap. Ook ik vind dat nauwere samenwerking tussen de douane- en grenscontroleautoriteiten vereist is om de bestaande methoden om de grenzen van de Unie te beheren, te verbeteren.
Daarnaast moeten de lidstaten meer betrokken worden bij de gezamenlijke Frontex-operaties. Zij kunnen zich niet zo zelfzuchtig blijven opstellen als tot op heden, en zouden daarentegen genereuzer moeten zijn als het gaat om de toerusting van dit belangrijke agentschap. En dan denk ik niet alleen aan deskundigen, maar ook – en belangrijker nog — aan schepen, vliegtuigen en overige uitrusting waarmee een effectieve bescherming van de grenzen van de Unie kan worden gewaarborgd. Per slot van rekening gaat het hier om de levens van tal van mensen op zee en in de bergen, alsmede om onze gezamenlijke veiligheid.
Carlos Coelho (PPE-DE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de vicevoorzitter van de Commissie, dames en heren, wij staan voor de crisis van massale illegale immigratie die gevolgen heeft voor de veiligheid en samenhang van de gehele Europese Unie. Immigratie is een fenomeen van reusachtige proporties, dat een Europese aanpak vereist, met name in een ruimte zonder binnengrenzen.
Om die reden ondersteun ik het opzetten van een Europees grensbewakingssysteem, Eurosur, dat de grenscontrolesystemen van de lidstaten stroomlijnt en onderling verbindt teneinde de interne veiligheid van de EU te vergroten, illegale immigratie te bestrijden, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme te voorkomen en de mogelijkheden van de lidstaten te vergroten om reddingsoperaties uit te voeren.
Ook sluit ik mij aan bij de centrale rol die Frontex moet gaan spelen bij de controle van en het toezicht op de buitengrenzen. Ik ben het ermee eens dat Frontex de toepassing van de huidige en toekomstige communautaire voorzieningen mogelijk moet maken en daarnaast deze toepassing effectiever moet maken in de zin van het beheer van de buitengrenzen, het coördineren van het optreden van de lidstaten en, in het bijzonder, de technische en operationele ondersteuning die aan de lidstaten moet worden geleverd die dit nodig hebben. Ik zou de Raad en de lidstaten echter willen waarschuwen voor het feit dat deze doelstellingen alleen kunnen worden verwezenlijkt als wij dit agentschap toerusten met de nodige personele en financiële middelen, hetgeen tot op zeer recentelijk helaas in het geheel niet het geval was.
Wat het inreis-uitreissysteem aangaat, geloof ik dat wij wat voorzichtiger moeten zijn. Ik ben bezorgd over deze reeks van voorstellen inzake het controleren van personen, die zich op een alarmerend tempo uitbreidt. Het lijkt erop dat wij niet in staat zijn af te ronden wat wij reeds overeengekomen zijn en wij gaan nu maar door, zonder dat wij ervoor achten dat dubbele functies worden vermeden, dat het effect van deze kwesties wordt beoordeeld op de fundamentele rechten van mensen of dat, waar nodig, beveiligingen worden aangebracht.
In plaats van nieuwe mechanismen voor te stellen zou de Commissie zich naar mijn smaak moeten concentreren op het goedmaken van het uitstel dat wij reeds hebben moeten lijden en op het zo snel mogelijk in werking stellen van systemen zoals SIS II (Schengen-informatiesysteem) en VIS (Visuminformatiesysteem).
Katrin Saks (PSE). – (ET) Commissaris, dames en heren, in een Europese Unie zonder binnengrenzen zijn samenwerking en solidariteit bij de bescherming van onze buitengrenzen van het allergrootste belang, evenals de verdere verbetering van de activiteiten van Frontex.
Maar behalve immigranten die de Middellandse Zee oversteken per boot, waarover al veel is gezegd hier en waarvan wij ons allemaal ongetwijfeld zeer bewust zijn dankzij de media, bestaan er ook immense problemen met mensen die met behulp van een visum uit derde landen binnenkomen en vervolgens niet van plan zijn te vertrekken wanneer hun visum is verlopen. Dit betreft met name immigranten uit het oosten.
In dit opzicht is een enkel visuminformatiesysteem van groot belang en het is niet voldoende om de verantwoordelijkheid van een enkele natie of lidstaat te vergroten. Meer samenwerking tussen de betrokken landen is dan ook zeer belangrijk.
Bovendien is er veel gesproken over een gemeenschappelijk migratiebeleid. In sommige opzichten is dit duidelijk van belang. Bepaalde aspecten dienen echter binnen het blikveld van de lidstaten te blijven vallen, bijvoorbeeld het punt van de maximumaantallen, aangezien een dergelijke kwestie moet worden beoordeeld binnen het eigen integratiebereik van de lidstaat. Een dergelijk probleem kan niet van bovenaf worden opgelost.
Panayiotis Demetriou (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof niet dat het dienstig is te herhalen wat wij zojuist hebben gehoord van de overige Parlementsleden die reeds aan het woord zijn geweest. Zij hebben bijna alle aspecten behandeld van een probleem, waarvan wij allemaal weten dat hoe complex, moeilijk en uiterst dringend dit is.
Wel wil ik hier nu ten aanzien van de verklaringen van de Raad en de Commissie zeggen dat wij gebakken lucht moeten zien te vermijden en tot actie moeten overgaan. Wat de EU moet doen, dient uit te gaan van drie beginselen. Ten eerste moet de boodschap helder zijn en moet het probleem van de immigratie worden erkend als niet enkel een nationaal, maar een Europees probleem. Ten tweede moet het beginsel van solidariteit hier op een praktische manier worden toegepast. Ten derde dienen er alomvattende in plaats van gefragmenteerde beleidsmaatregelen te worden doorgevoerd.
Wij hebben Frontex in het leven geroepen en dat is uitstekend. De commissaris meldt dat de organisatie is opgezet en dat het agentschap van het nodige personeel en de nodige middelen is voorzien. Kan Frontex het probleem echter oplossen? Dan heb ik toch mijn twijfels. Mijn medeparlementsleden hebben gesproken over zaken als de redenen achter immigratie. Wij zullen zonder twijfel Frontex moeten versterken. Wij zullen echter bovenal aandacht moeten besteden aan de landen aan de Middellandse Zee. Zowel op land als op zee zullen wij onze initiatieven moeten uitbreiden, willen wij op zijn minst de massale instroom van illegale immigranten kunnen weerstaan. Cyprus is in dit opzicht een goed voorbeeld. Het was recentelijk het doel van illegale immigranten afkomstig uit het Midden-Oosten via door Turkije bezette grondgebieden. De EU heeft de kanalen en de middelen om te bemiddelen met Turkije en te zorgen dat zoiets niet meer gebeurt.
Naast al het overige dat wij al hebben besproken, is er echter nog een onderwerp van gesprek, de kwestie van de mensenrechten, dat een heel belangrijk onderwerp is. Bij het tegengaan van illegale immigratie en immigratie in het algemeen kunnen wij het ons niet permitteren dat de mensenrechten in het slop raken. Bij de behandeling van en omgang met immigranten moeten de humanitaire beginselen en waarden van de EU worden gehanteerd. Ik wil de Commissie en de Raad dan ook met klem vragen dit te doen.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, nu de zomer voor de deur staat en de weersomstandigheden gunstig zijn, met name in Griekenland en het Middellandse Zeegebied, zal de illegale immigratie helaas weer een enorme vlucht nemen. Zowel via de zee- als via de landsgrenzen zullen vele illegale immigranten Griekenland binnenkomen. Mij land doet wat het kan en neemt alle mogelijke maatregelen, maar deze zijn gewoon niet voldoende om het tij te keren.
Frontex is vijf jaar geleden opgericht. Zijn wij blij met de resultaten? Ik zou willen zeggen: ja, zeker gezien de gebrekkige technische middelen en de beperkte mogelijkheden. Als wij daarentegen een echt politiek besluit willen nemen, dan moeten wij Frontex nader versterken met een logistieke infrastructuur en passende jurisdictie. Dit is de enige manier waarop wij aan onze verplichtingen kunnen voldoen. Tot slot moet er ook een kustwacht voor de zeegrenzen van de Middellandse Zee in het leven worden geroepen.
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het probleem van de illegale immigratie is uiterst complex. Het betreft maar ten dele de verdediging van de grenzen van een land en van de Europese Unie in het algemeen.
Mij moeten de redenen en drijfveren onderzoeken die deze mensen naar Europa brengen. Zij riskeren hun levens en die van hun dierbaren. Zij reizen duizenden kilometers. Zij verdragen de meest gruwelijke omstandigheden, en toch blijven ze komen. Daarom is mijn stelling: al bouwen wij een zes meter hoge muur rond Europa, deze mensen zullen toch blijven komen.
De commissaris zei eerder iets dat van scherp inzicht getuigt. Deze mensen komen omdat wij ze nodig hebben. Er is namelijk werk voor ze in de lidstaten. Dus waarom kunnen wij dan niet een manier vinden waarop wij illegale immigranten kunnen legaliseren? Waarom kunnen wij geen beheerssysteem vinden op basis waarvan deze mensen op een wettelijke en veilige manier naar onze landen kunnen worden geloodst?
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE). – (FR) Commissaris, minister, ik vind het ronduit schokkend dat wordt gesuggereerd dat onze veiligheid wordt bedreigd door hongerlijdende mensen die slechts hierheen komen op zoek naar werk om de door hun achtergelaten gezinnen te kunnen onderhouden. Ik zou mijn medeparlementsleden willen herinneren aan de voordracht die de heer Kofi Annan hield toen wij hem de Sacharovprijs toekenden. Hij vroeg ons precies het tegenovergestelde te doen van wat wij deden: hij vroeg ons onze grenzen te openen. Als wij maar een beetje in de toekomst kijken, zien wij maar al te goed dat wij deze werkers nodig zullen hebben, omdat wij in de Europese Unie te maken zullen krijgen met een arbeidstekort.
Maar wat doen wij? Wij bouwen muren en gaan kiezen wie er wel mag binnenkomen en wie niet: wij gaan precies die mensen selecteren die wij kunnen gebruiken. Dat is geheel en al onacceptabel. Daarom is er behoefte aan een ander beleid, een beleid dat openstaat voor al deze mensen.
Wat ik echter zou willen weten is wat Frontex hoopt te bereiken, bijvoorbeeld in landen van doorgang? Denk in dit opzicht aan Mauritanië, een land waarmee ik bekend ben omdat de EU mij daarheen heeft gestuurd als hoofd van een verkiezingswaarnemingscommissie. Wij hebben dit arme land beloofd het te helpen op weg naar democratie. Mauritanië moet hele stromen immigranten zien te verwerken die in het land op doorreis zijn naar de Canarische Eilanden.
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, wij zijn hier bijeen om te spreken over Frontex en dat is dan ook waar onze aandacht naar uit moet gaan. Frontex moet uiteraard worden gezien in de context van een veelomvattende migratiestrategie waarmee wij enerzijds de legale migratie kunnen regelen en anderzijds de illegale immigratie kunnen bestrijden.
In deze algehele context is Frontex het beveiligingsinstrument waarop de campagne tegen illegale immigratie en mensensmokkel is gefundeerd. Frontex wordt toegepast in die gebieden waar lidstaten moeilijkheden hebben dit probleem het hoofd te bieden. Dat is waarom wij moeten zorgen dat Frontex zich inderdaad kan ontwikkelen tot een succesvol beveiligingsinstrument.
Het Parlement is erin geslaagd de begroting voor Frontex te verdubbelen, terwijl daarnaast de tijdsspanne voor gezamenlijke operaties enorm is uitgebreid. Het doet mij deugd dat de Hera- en Nautilus-operaties reeds zijn gestart en dat de Poseidon-operatie binnen een paar dagen zal starten. Een operatie – en op dit punt richt ik mij tot de Raad – kan echter alleen slagen als de lidstaten zorgen voor de juiste voorwaarden en tevens de nodige instrumenten ter beschikking stellen.
Dat is dan ook mijn verzoek aan en klemmend beroep op de Raad: doe alles wat in uw vermogen ligt om te zorgen dat wij niet weer in dezelfde situatie terechtkomen als in voorgaande jaren, toen de lidstaten in gebreke bleven. Zij zouden nu eindelijk eens moeten begrijpen dat wij dit beveiligingsinstrument nodig hebben en dat wij het in staat stellen effectief te functioneren door middel van de vereiste aanvoer van middelen …
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het is buitengewoon interessant om bij dit levendige debat aanwezig te zijn. Ik denk dat voor iedereen een ding wel duidelijk is geworden tijdens dit debat: legale immigratie is het soort immigratie waar de Europese Unie behoefte aan heeft, terwijl de andere soort, illegale immigratie, moet worden bestreden. Dit was het onderwerp dat vandaag op de agenda stond.
Hoe het ook zij, het voorzitterschap behoort tot diegenen die geloven dat illegale immigratie een fenomeen is dat moet worden bestreden, aangezien het doorgaans een criminele achtergrond heeft. Onder de oppervlakte bevindt zich namelijk een criminele wereld die in het geheel geen oog heeft voor wat de mensen die zij naar de Europese Unie probeert te krijgen, moeten doorstaan – en in dit geval moet ik zeggen dat ik het niet eens ben met die leden van Parlement die beweren dat de Raad het debat hierover probeert te ontlopen. Evenmin kan ik mij aansluiten bij diegenen onder u die vinden dat wij alleen maar praten.
De Raad vermijdt dit debat geenszins. Het was het Sloveense voorzitterschap dat in maart een conferentie organiseerde over de toekomstige problemen van de controle van de buitengrenzen van de Europese Unie, en de meeste, zo niet alle van de onderwerpen die vandaag in het debat aan de orde zijn gekomen, stonden ook op de agenda van die conferentie, die op ministerieel niveau werd gevoerd. Hoe dan ook, ik ben het eens met mevrouw Hennis-Plasschaert dat het nu tijd is voor actie. Haar afwezigheid getuigt echter van het feit dat wij ook werkelijk actie ondernemen. Zij is aanwezig bij een zeer belangrijke gebeurtenis, namelijk de afrondende fase van het trilaterale debat over de richtlijn inzake terugkeer, dat naar ik hoor gunstig verloopt en heel goed deze dag met succes zou kunnen worden afgerond.
De richtlijn inzake terugkeer vormt een belangrijk aspect van de strijd tegen illegale immigratie. Als de richtlijn wordt aangenomen in eerste lezing, hetgeen zowel de hoop van het Sloveense voorzitterschap als het streven van het Europees Parlement is, dan creëren wij hiermee een nieuw middel dat ons kan helpen beter het fenomeen van de illegale immigratie het hoofd te bieden.
De kwestie van solidariteit betekent een ingrijpende politieke koerswijziging ten aanzien van de problemen van illegale immigratie. Toch moeten wij ook erkennen dat er reeds bepaalde elementen van solidariteit aanwezig waren: denk bijvoorbeeld aan de Schengen-middelen, ofwel de “Schengen-faciliteit”, voor nieuw lidstaten, of denk aan Frontex. De commissaris heeft een lijst van belangrijke middelen opgesteld die de lidstaten vrijwillig en uit solidariteit hebben bijgedragen aan het agentschap.
Daarom kan ik niet onderschrijven dat er geen solidariteit zou zijn binnen de Europese Unie. Die is er weldegelijk, al is er zeker ook ruimte voor verbetering. Wij moeten ermee rekening houden – en ik geloof dat de heer Fava tot degenen behoorde die daarop hebben gewezen – dat de controle van de buitengrenzen onder de bevoegdheid van de lidstaten valt. Waarom is dat? Simpelweg omdat de meeste lidstaten dat nu eenmaal willen. Solidariteit heeft derhalve zijn grenzen. Het merendeel van de lidstaten prefereert het dat de controle van de buitengrenzen onder hun eigen bevoegdheid valt.
Mevrouw Saks noemde het punt dat lidstaten niet willen dat er van buitenaf of bovenaf een maximumaantal immigranten voor hen wordt aangewezen. Zij willen zelf over dergelijke zaken kunnen beslissen. Dit is het kader waarin wij werken en waarbinnen het Sloveense voorzitterschap zoekt naar mogelijke stappen voorwaarts. Ik denk dat wij er reeds in zijn geslaagd een aantal maatregelen door te voeren, maar er zijn nog vele andere maatregelen waaraan wij moeten blijven werken.
Ik wil kort iets zeggen over vluchtelingencentra, zoals te berde gebracht door de heer Moreno Sánchez. Over dit onderwerp vindt een zeer moeizaam debat plaats. Het is een politiek gevoelige kwestie en niet zomaar een punt op de agenda. De Raad zal zich hier de komende tijd mee bezighouden.
De heer Özdemir noemde het punt van asiel. Er bestaan geen statistieken over asiel. Op EU-niveau is het asielsysteem effectief. Toch blijven wij werken aan een grotere efficiëntie. Eerste stappen in dit opzicht waren de publicatie van het Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, zoals gepresenteerd door de Europese Commissie, en de beslissingen van de Raad over het verbeteren van de praktische samenwerking, die tijdens de laatste bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken zijn aangenomen.
Hiermee zou ik willen afsluiten, al valt er nog veel meer te zeggen over dit boeiende en actuele onderwerp. Dames en heren, ik kan u verzekeren dat wij uw meningen zullen meewegen en dat wij deze bij de verdere voortgang van dit debat in het achterhoofd zullen houden. Het Sloveense voorzitterschap vertrouwt op uw samenwerking om ten aanzien van dit dossier goede voortgang te boeken.
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen zou ik terug willen keren naar het hoofdonderwerp van dit debat, Frontex, en een aantal punten willen verhelderen. De heer Fava in het bijzonder wilde weten of de door Frontex gebruikte uitrusting volledig operationeel was.
Het klopt dat Frontex afhankelijk is van de lidstaten als het gaat om de technische uitrusting die nodig is voor de operaties die het coördineert en dat het agentschap tot op heden tevreden is met de wijze waarop de lidstaten de in de CRATE-database opgenomen uitrusting hebben geleverd.
Uiteraard zou het wel een extra stap betekenen om de basisverordening met betrekking tot het agentschap te wijzigen en een verplicht systeem voor de lidstaten in het leven te roepen. De Commissie noemt dit in haar evaluatieverslag en de gesprekken hierover met het Frontex-agentschap en de lidstaten zullen worden voortgezet. Frontex heeft inzake de voorwaarden voor het gebruik van de uitrusting met de meeste lidstaten technische overeenkomsten gesloten. Het is natuurlijk niet in staat uitrusting aan te schaffen die zeer kostbaar is, maar de Commissie beveelt in haar evaluatieverslag aan dat Frontex de uitrusting die het frequent gebruikt, aanschaft of least, bijvoorbeeld nachtzichtbrillen, kleine radarapparatuur, apparatuur voor thermische beelden.
En omdat de heer Moreno Sánchez deze punten specifiek noemde, zou ik willen zeggen dat er inderdaad bepaalde plaatsen zijn waar de risico’s hoger liggen. Misschien moeten wij overwegen in dergelijke gevallen permanente operatiecentra op te zetten. Deze kwestie wordt momenteel door Frontex onder de loep genomen.
Er zijn nog tal van andere vragen en ik vraag excuus voor het feit dat ik niet alle vragenstellers bij naam noem, al heb ik wel precieze aantekeningen gemaakt.
Velen van u vroegen naar de huidige mogelijkheden van Frontex om mensen te helpen waarvan de schepen schipbreuk hebben geleden. U moet zich wel realiseren dat het de verantwoordelijkheid van de lidstaten is om de mensen die betrokken zijn bij ongevallen te redden en op te vangen: Frontex heeft in dit opzicht geen mandaat. Dat gezegd hebbende, geloof ik dat wij tevens kunnen stellen dat er gelukkig vele levens zijn gered als gevolg van de door Frontex gecoördineerde operaties. En er zullen nog veel meer levens moeten worden gered, want uit de vreselijke ongelukken die zijn voorgevallen met deze mensen, die vaak ook nog eens zijn uitgebuit, blijkt wel dat dit een groot punt van zorg is bij deze operaties.
Ik zou kort willen herhalen wat de Voorzitter, de minister en ook de heer Gaubert hebben gezegd: nu her erop aankomt, zal Europa moeten beginnen met het beheren van de migratiestromen, en deze migratiestromen kunnen zonder Frontex, zonder bewaking van onze buitengrenzen, onmogelijk effectief worden beheerd. Het lijdt geen twijfel dat er een wettelijk kader moet komen waardoor Europa langzaam maar zeker een goed Europees antwoord kan formuleren op al deze migratieproblemen. Ik kan hieraan toevoegen dat een van de belangrijkste taken die ik voor mij heb, het schrijven van mededeling is over de alomvattende aanpak van de migratie, een mededeling die rekening zal moeten houden met alle door u aangeroerde punten.
Ik zou hieraan willen toevoegen dat een migratiebeleid niet kan slagen zonder nauwe samenwerking met de landen van herkomst en dat, zoals hierover al is gezegd, alle inspanningen ter versterking van de samenwerking met de desbetreffende landen welkom zijn.
Minister, u gaf zojuist aan dat de trialoog over de tekst inzake terugkeer vooruitgang lijkt te boeken. Deze tekst vormt een van de hoekstenen van het alomvattende migratiebeleid, dat uiteraard een alomvattend beleid moet zijn, maar dat daarnaast ook vooral een verenigd beleid moet zijn: solidariteit is in dit opzicht cruciaal. Er is vanavond veel gezegd over de reddingsacties op zee, maar wij moeten zeker niet de grenzen aan de oostzijde van de Unie uit het oog verliezen.
Vanzelfsprekend – en dit is meteen mijn laatste punt – dient men bij de behandeling van illegale immigranten de fundamentele rechten van de mens te respecteren. Europa hecht daar het grootste belang aan. Alles bij elkaar betekent dit dat wij behoefte hebben aan een alomvattende aanpak, een aanpak die enerzijds humanitair is, maar die anderzijds ook uiterst serieus en rigoureus. Dit is van cruciaal belang als wij willen dat Europa niet een fort maar een open ruimte is. Die open ruimte moet dan wel een kader van regelgeving hebben dat wij redelijk achten, dat individuele personen respecteert en dat tegelijkertijd erop gericht is te zorgen dat de integratie-inspanningen in de diverse lidstaten slagen. Het immigratiebeleid kan immers niet slagen zonder integratie.
Dat is alles wat ik wil zeggen en ik bied de leden van het Parlement mijn excuses aan als ik niet al hun vragen heb kunnen beantwoorden. U kunt ervan uitgaan dat ik bij mijn pogingen om het fundament te leggen voor dit algehele immigratiebeleid, te allen tijde bereid ben te luisteren naar het Parlement.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Marian-Jean Marinescu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) De buitengrenzen van de Europese Unie, aan land dan wel aan zee, beschermen de lidstaten tegen mogelijke dreigingen als gevolg van illegale immigratie, illegale handel en georganiseerde misdaad.
De door de Europese Unie voorgestelde instrumenten voor de verdere ontwikkeling van Frontex, namelijk geavanceerde grensbewakingssystemen, technische apparatuur en snelle interventieteams, zijn zonder enige twijfel nodig.
Desalniettemin zal de versterking van de grenzen een gezamenlijke Europese onderneming moeten zijn, en niet een van de landen aan de grens. Bovendien is het nodig dat er niet alleen actie wordt ondernomen aan de EU-grenzen, maar ook aan de grenzen van de buurlanden van de Europese Unie.
Mag ik u eraan herinneren dat politieke stabiliteit, de ontwikkeling van democratie, een sterkere economie en een hogere levensstandaard in derde landen die grenzen aan de Europese Unie, de druk op de grenzen aanzienlijk zal verlichten? Om die reden vormt samenwerking met de bevoegde autoriteiten van deze landen een absolute prioriteit.
De door de Commissie voorgestelde projecten hebben dringend toereikende financiering nodig, opdat deze zo spoedig mogelijk kunnen worden doorgevoerd.
11. Europese strategie met betrekking tot de biologische diversiteit (COP 9) en bioveiligheid (COP-MOP 4) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn
– de mondelinge vraag van Miroslav Ouzký, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, aan de Commissie inzake de strategie van de Commissie voor de negende gewone vergadering van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP 9) en de vierde vergadering van de partijen bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (COP-MOP 4) (O-0023/2008 - B6-0017/2008);
– de mondelinge vraag van Miroslav Ouzký, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, aan de Raad inzake de strategie van de Raad voor de negende gewone vergadering van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP 9) en de vierde vergadering van de partijen bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (COP-MOP 4) (O-0022/2008 - B6-0016/2008).
Miroslav Ouzký, auteur. − (CS) Mevrouw de Voorzitter, minister, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik zou willen beginnen met iets dat niets te maken heeft met mijn vraag en mij ergens over willen beklagen. Terwijl in alle landen de politie er als onderdeel van haar taken voor zorgt dat politici en parlementsleden hun werk kunnen doen, probeert de Franse politie de leden van het Europees Parlement juist van hun werk af te houden. Bij de ingang van dit gebouw probeerde een politieagent mij van binnenkomst te weerhouden, zelfs na mijn pasje te hebben gezien, naar zeggen om mij te beschermen tegen een demonstratie die buiten de ingang van het Parlement aan de gang was. Ik vind dit schandalig en ik hoop dat deze zaak zal worden besproken in het Parlement. Uiteraard is het niet relevant voor mijn vraag, maar ik kan u zeggen dat ik hier niet had gestaan als ik niet had geprobeerd via een ander deel van het gebouw alsnog naar binnen te komen.
Namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid ben ik gerechtigd een vraag te stellen aan zowel de Raad als de Commissie met betrekking tot de komende vergadering van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit in Bonn. Mijn vraag, aan zowel de Commissie als de Raad, gaat in principe om opheldering van de doelstellingen van de conferentie. Ook willen wij graag weten of de Commissie en de Raad van plan zijn leden van het Europees Parlement bij deze conferentie te betrekken. Ik moet erbij zeggen dat mijn commissie wil dat er meer gebeurt dan dat er alleen maar resoluties en afzonderlijke overeenkomsten worden aangenomen: zij wil weten hoe deze worden uitgevoerd en doorgevoerd, d.w.z. hoe deze in praktijk worden gebracht.
Ik zou willen vragen of de Europese Unie en de Europese instellingen zich bewust zijn van hun leidende rol op dit vlak, namelijk de strijd tegen verlies van biologische diversiteit. Als wij een voortrekkersrol willen vervullen, zullen wij dit goed duidelijk moeten maken. Ik zou willen vragen of men wel beseft dat de financiering van al deze programma’s en beslissingen van cruciaal belang is en dat deze niet kunnen worden uitgevoerd zonder passende financiële ondersteuning. Ook hoop ik dat zowel de Commissie als de Raad begrijpt wat het effect van de waterschaarste in het Middellandse Zeegebied is, en wat de effecten van droogte en klimaatverandering op de biologische diversiteit als zodanig zijn.
De commissie zou graag willen weten of er speciale aandacht uitgaat naar de mariene en de kustbiodiversiteit en of de Commissie en de Raad doordrongen zijn van het belang om regionale en plaatselijke overheden en ondernemingen te betrekken in de strijd tegen het verlies van biologische diversiteit. Ook zou ik willen weten of men beseft hoe belangrijk duurzaam bosbeheer en duurzame gewassenproductie zijn, met specifieke nadruk op de duurzame ontwikkeling van biobrandstoffen, hetgeen een zeer actuele onderwerp aan het worden is. Zoals u weet is de productie van biobrandstoffen deel van het pakket voor klimaatverandering dat wij momenteel bespreken, en zijn duurzaam gebruik en duurzame ontwikkeling van biobrandstoffen belangrijke kwesties. Aan de andere kant weten wij ook dat het een zeer negatief effect heeft op de biologische diversiteit.
De Voorzitter. − Dank u. Ik zal uw klacht doorgeven. Wellicht neemt men contact met u op over de kwestie.
Janez Podobnik, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Laat ik beginnen met mijn dank uit te spreken aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en haar voorzitter, de heer Ouzký, voor zijn mondelinge vraag aan mij, de Raad en de Commissie. Met deze vraag brengt u de gevoelige kwestie van de biologische diversiteit voor het voetlicht.
Biologische diversiteit heeft tezamen met de klimaatverandering de hoogste prioriteit van de milieutaken van het voorzitterschap. De negende gewone vergadering van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP 9), die in mei in Bonn zal plaatsvinden, is daarom een belangrijk evenement voor de Europese Unie in het algemeen en het Sloveense voorzitterschap in het bijzonder.
In het kader van het meerjarenprogramma van het Duitse, Portugese en Sloveense voorzitterschap heeft de Raad uitgebreide voorbereidingen getroffen om deze belangrijke bijeenkomst tot een succes te maken in de zin van betere bescherming en duurzaam gebruik van biologische diversiteit op mondiaal niveau. De Raad heeft aangegeven dat de Europese Unie vastberaden is om aan de mondiale doelstellingen te voldoen, en hierbinnen is zij ook van plan het tempo waarmee de biologische diversiteit verloren gaat uiterlijk 2010 aanzienlijk te hebben afgeremd. Ook is zij vastberaden het EU-doel te verwezenlijken om per 2010 de afname van biologische diversiteit te hebben gekeerd. Het antwoord op uw vraag is dan ook: ja, de Europese Unie wil en moet haar rol als mondiaal leider op dit vlak blijven vervullen.
De Raad heeft beklemtoont dat de Europese Unie ernaar streeft een actieve en constructieve rol te spelen en dat de Unie op de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit zal streven naar een vergaand, maar realistisch resultaat van de vergadering. Ook heeft de Raad aangegeven dat teneinde de doelstelling inzake biologische diversiteit in 2010 te halen, het dringend nodig is om op alle niveaus nadere concrete maatregelen te treffen.
Het verdrag zal zowel op nationaal als EU-niveau moeten worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft de politieke toezegging gedaan om alledrie de doelstellingen van de conferentie inzake biologische diversiteit te verwezenlijken, d.w.z. bescherming en duurzaamheid van het gebruik van biologische diversiteit, toegang tot de genetische hulpbronnen en het billijke delen van de voordelen van het gebruik daarvan.
De besluiten waarin de prioritaire taken van de Europese Unie voor de negende conferentie van de partijen primair zijn vastgelegd, zijn in juni vorig jaar en daarna in maart dit jaar door de Raad aangenomen. Ik zal een aantal van deze prioritaire taken voor u opsommen. Wij moeten het belang benadrukken van versnelde uitvoering van alle werkprogramma’s van het Verdrag inzake biologische diversiteit en wij moeten de synergie verbeteren tussen klimaatveranderingsbeleid en biologische diversiteit teneinde zoveel mogelijk gemeenschappelijke voordelen te verwezenlijken. De Raad blijft wijzen op het belang van cohesie op alle niveaus bij de uitvoering van internationale milieuovereenkomsten .
Wij moeten benadrukken dat het voor de negende conferentie van belang is het probleem te bespreken van de productie, de handel en het gebruik van biobrandstoffen en biomassa en het effect daarvan op de biologische diversiteit en ecosysteemdiensten. In dit opzicht is het nog belangrijker de duurzaamheidscriteria voor de productie van biobrandstoffen vast te stellen. Wij moeten benadrukken hoe belangrijk het is een programma uit te voeren voor biologische diversiteit in de bossen en voor vermindering van de ontbossing en van de verslechtering van de ecosystemen in de bossen. De Raad onderschrijft het belang van bossen voor de aanpassing aan en beperking van klimaatverandering en het behoud van de biologische diversiteit.
Wij moeten zorgen voor een snelle en uitgebreide uitvoering van het werkprogramma voor beschermde regio’s. In dit kader moeten wij technische en financiële steun bieden – en u vroeg immers naar de financiering – d.w.z. de financiële steun om in de gehele wereld beschermde regio’s in het leven te kunnen roepen. Tijdens de negende vergadering moeten wij ecologische criteria aannemen om de mariene regio’s in de open zee vast te stellen die bescherming behoeven. Het is van belang de rol van de particuliere sector bij de uitvoering van het Verdrag te benadrukken, met name die van het midden- en kleinbedrijf.
Tot slot is de Europese Unie vastbesloten om haar actieve betrokkenheid voor te zetten bij de planning van en onderhandeling over de internationale procedure voor toegang tot de genetische hulpbronnen en het billijke delen van de voordelen van het gebruik daarvan. De Europese Unie streeft ernaar de onderhandelingen af te ronden voor de tiende vergadering van de conferentie van de partijen bij het Verdrag.
Ter afronding kan ik zeggen dat er meer dan 20 onderwerpen op de vergadering worden besproken. Ik heb alleen die genoemd die de Raad van cruciaal belang acht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag, met name de doelstellingen voor biologische diversiteit in 2010. Dit zal de laatste vergadering zijn voordat de uiterste datum van 2010 afloopt, dus is het ook de laatste mogelijkheid om concrete maatregelen te nemen. Aangezien de vergadering plaatsvindt in Europa, is het voor de Europese Unie van nog groter belang om haar prioriteiten en inspanningen op de agenda te zetten.
Ik heb uw voorstel voor de resolutie waarover u morgen in het Europees Parlement gaat stemmen, grondig bestudeerd. Naar onze mening vormt de resolutie een goede samenvatting van de belangrijkste prioriteiten en de door de Europese Unie in Bonn te verwezenlijken doelstellingen.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de voorzitter, allereerst zou ik de heer Ouzký willen danken voor zijn belangwekkende vraag. Ik denk dat wij allemaal wel hebben gezien hoe in 2007 milieukwesties zich nestelden aan de top van de politieke agenda’s. Klimaatverandering domineerde de krantenkoppen en het publieke debat.
Maar het verlies aan biologische diversiteit is een wereldwijde dreiging die met evenveel urgentie moet worden aangepakt. En de twee zijn aan elkaar gelieerd: klimaatverandering en biologische diversiteit zijn aan elkaar gelieerd. Als wij deze relatie niet onderkennen, ondergraven wij onze inspanningen op beide vlakken.
Hoe stoppen wij het verlies aan biologische diversiteit? Welnu, ik denk dat Europa enige vooruitgang op dit vlak heeft geboekt door de activiteiten uit te voeren die vielen onder de mededeling van de Commissie van 2006, getiteld “Het biodiversiteitsverlies tegen 2010 — en daarna — tot staan brengen”. Wij zullen echter meer moeten doen. Er is bovenal behoefte aan een grotere financiële betrokkenheid van andere sectoren dan die van natuurbehoud, zoals landbouw, visserij en energie.
Effectieve internationale samenwerking is eveneens essentieel en wij willen er dan ook alles aan doen om op basis van het Verdrag inzake biologische diversiteit de mondiale biologische diversiteit wereldwijd te beschermen.
De negende gewone vergadering van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, die parallel verloopt aan de vierde vergadering van de partijen bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid, biedt een uitgelezen kans om de bescherming van biologische diversiteit te intensiveren, en aangezien deze vergaderingen worden gehouden in Duitsland en worden voorgezeten door dit land, speelt Europa een bijzondere rol. Wij zullen daarom aandringen op intensivering van de internationale inspanningen om de mondiale doelstelling van een aanzienlijke reductie van het verlies aan biologische diversiteit per 2010 te verwezenlijken.
Begin maart heeft de Raad de conclusies goedgekeurd waarin een breed politiek mandaat en de belangrijkste prioriteiten voor de EU op deze vergaderingen werden vastgelegd. Deze kunnen in zeven punten worden samengevat.
Ten eerste willen wij nieuwe toezeggingen overeenkomen om de uitvoering te verbeteren, met name de uitvoering van de programma’s van het Verdrag inzake biologische diversiteit met betrekking tot beschermde gebieden en de biologische diversiteit van bossen.
Ten tweede willen wij zorgen dat de aanpassings- en beperkingsmaatregelen inzake klimaatverandering ook de doelstelling inzake biologische diversiteit voor 2010 ondersteunen. De in Bonn te nemen beslissingen moeten bijdragen aan het debat naar aanleiding van Bali over de reductie van uitstoot in verband met ontbossing en verslechtering van de bossen.
Ten derde zullen wij bevorderen dat er criteria worden vastgelegd voor het aanwijzen van kwetsbare mariene gebieden die bescherming behoeven. Daarnaast zijn wij ook van plan alle partijen van de overeenkomst vast te leggen in de zin van hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.
Ten vierde willen wij internationale richtsnoeren ontwikkelen ter bevordering van manieren ter verbetering van de productie en consumptie van biomassa, met inbegrip van biobrandstoffen, die vriendelijk zijn voor de biologische diversiteit.
Ten vijfde willen wij de belangrijkste componenten vastleggen voor een internationaal stelsel inzake toegang tot genetische hulpbronnen en het billijke delen van de voordelen van het gebruik daarvan.
Ten zesde streven wij naar een overeenkomst over het opzetten van een internationaal mechanisme voor wetenschappelijke deskundigheid van biologische diversiteit.
Ten zevende, en tot slot, zullen wij streven naar een besluit op het gebied van aansprakelijkheid en verhaal voor schade als gevolg van grensoverschrijdende verplaatsing van gemodificeerde levende organismen.
Verder maakt de Commissie het ook mogelijk dat leden van het Parlement worden opgenomen in de communautaire delegaties voor de onderhandeling van internationale overeenkomsten. Zelf heb ik hier hele positieve ervaringen mee. Ik verwelkom de deelname van leden van het Europees Parlement aan zowel COP 9 als MOP 4, zoals deze bijeenkomsten in deze context heten. Ik zou natuurlijk graag uw prioriteiten en verwachtingen voor deze bijeenkomsten horen.
Pilar del Castillo Vera, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, minister, commissaris, vanmiddag voer ik namens mevrouw Gutiérrez-Cortines het woord.
Ten eerste wil ik benadrukken dat het EP de VN-conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit nadrukkelijk en onvoorwaardelijk steunt.
In dit verband is de resolutie waarover wij morgen stemmen een poging de belangrijkste doelstellingen en bedoelingen van de internationale conferentie als volgt kracht bij te zetten: ten eerste door te zorgen voor een zo goed mogelijke bescherming van de flora en fauna; ten tweede door duurzaam gebruik van land ten behoeve van het behoud van diersoorten en natuur; en ten derde door behoud van ons natuurlijk genetisch kapitaal.
Een aantal natuurbehoudsprogramma’s dient in dit verband in overweging te worden genomen, met name de modellen die al in de EU zijn toegepast. Hierbij refereer ik met name aan Natura 2000 en Habitat, die beide al zeer nuttig zijn gebleken.
Ook ben ik van mening dat wij moeten komen tot een alomvattende aanpak voor ons werk, waarbij wij gebruik maken van flexibele modellen, aangezien de natuur uiteindelijk een dynamisch systeem is dat voortdurend evolueert en wordt beïnvloed door alle vereisten waar zij voor komt te staan, zowel ten aanzien van de landbouw als anderszins.
Ook denk ik dat er meer op wetenschap en training gebaseerde criteria moeten worden gehanteerd, en dat alle economische aspecten en aspecten van uitvoerbaarheid in overweging moeten worden genomen.
De opvattingen van eigenaars en de prikkels voor eigenaars vormen eveneens een belangrijk onderwerp. In dit opzicht heb ik twee vragen aan de Commissie: Hoe ziet zij de toepassing van wetenschappelijke modellen in de catalogisering en vaststelling van variëteiten van te behouden diersoorten of ruimtes? Wat denkt zij van prikkels voor eigenaars op alle niveaus?
María Sornosa Martínez, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, minister, commissaris, wij realiseren ons allemaal dat het verlies aan biologische diversiteit vergaande ecologische, sociale, economische en culturele gevolgen heeft, die verder verergerd worden door de negatieve invloed van klimaatverandering.
De gevolgen van deze situatie komen het hardst aan bij de armen. Het Verdrag inzake biologische diversiteit is wereldwijd het belangrijkste wettelijke instrument in de strijd tegen het verlies van biologische diversiteit. Er speelt echter nog een ander probleem: het gebrek aan financiële middelen vormt een ernstig struikelblok bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag. Daarom doe ik een beroep op zowel de Raad als de Commissie om de financiering voor het behoud van biologische diversiteit binnen alle relevante begrotingen van hun mandaat uit te breiden.
Ik wil een aantal aspecten uitlichten waarop in deze ontwerpresolutie specifiek de nadruk wordt gelegd: de erkenning van het voortdurende verlies van biologische diversiteit in de Europese Unie, die inmiddels gegeven is; de stap naar een eerlijk, rechtvaardig en wettelijk bindend internationaal rechtstelsel inzake genetische hulpbronnen en het billijke delen van de voordelen van het gebruik daarvan; en de bevordering van de toepassing van bestaande toezeggingen inzake beter duurzaam beheer en behoud van de mariene biodiversiteit, met het oog op de bescherming tegen destructieve praktijken en niet-duurzame visserij die de mariene ecosystemen aantasten.
Ik zou willen eindigen met te zeggen dat het de hoogste tijd is dat wij ferme maatregelen treffen om te proberen al deze problemen op te lossen. Want al geloof ik dat het nog altijd niet te laat is, we weten allemaal dat wij bezig zijn met een race tegen de klok, en dat geldt zeker ook voor de biodiversiteit die wij willen beschermen.
Johannes Lebech, namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de negende COP-vergadering inzake biologische diversiteit had niet op een beter tijdstip kunnen vallen. De afgelopen weken is er een hoop over biobrandstoffen gezegd en geschreven en laat het heel duidelijk zijn: de productie van biobrandstoffen mag niet ten koste gaan van de biodiversiteit. Natuurlijk overwegen we momenteel de voorstellen voor een richtlijn van de Commissie ter bevordering van het gebruik van duurzame energie, zoals biobrandstoffen. Het Parlement moet ervoor zorgen dat er strenge criteria voor de productie van dergelijke biobrandstoffen worden opgesteld in verband met de ecologische duurzaamheid. We schieten er niets mee op als we in de strijd tegen de opwarming van de aarde de uitstoot van CO2 afkomstig van auto’s verminderen en tegelijkertijd de uitstoot van CO2 verhogen door bossen en planten te gebruiken voor de productie van benzine, waardoor grote hoeveelheden CO2 uit de grond vrijkomen. De vergadering in Bonn biedt een goede gelegenheid om het belang van de productie van biobrandstoffen overeenkomstig duurzaamheidscriteria, zowel binnen als buiten de EU, te benadrukken.
In 2002 hebben de partijen toegezegd ervoor te zullen zorgen dat het verlies aan biodiversiteit in 2010 op mondiaal, regionaal en nationaal niveau sterk is teruggedrongen. Het is van belang dat de partijen naar dit doel blijven toewerken. Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit biedt een mondiaal kader voor de bescherming van de biodiversiteit. Helaas worden veel internationale overeenkomsten gesloten op basis van de kleinste gemene deler. Dat is onaanvaardbaar als het gaat om de bescherming van de natuur. De EU moet hoge normen voor zichzelf stellen en proberen de normen in internationale overeenkomsten te verscherpen. De EU moet ook meer doen voor de bescherming van de biodiversiteit. Momenteel zeggen we soms het ene en doen we het andere. Dat kan onze geloofwaardigheid schaden. Desalniettemin moeten de Commissie en de lidstaten streven naar een betere bescherming van de biodiversiteit, met name in bosrijke streken en landbouwgebieden, aangezien deze gebieden enorm onder druk komen te staan doordat er steeds meer biobrandstoffen worden geproduceerd.
Hoe kunnen we voorkomen dat er rond biodiversiteit en biobrandstoffen een of/of-situatie ontstaat? Dat kunnen we doen door strengere eisen te stellen. Dan worden beide wellicht mogelijk. COP 9 draagt hiertoe bij.
Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het behoud van de biologische diversiteit vormt een uitdaging voor de wereld van vandaag. Het gaat niet alleen om schoonheid, maar ook om het evenwicht van de natuur en het welzijn van de mens.
We zijn al jaren op de hoogte van het probleem van chemische vervuiling en andere nadelige gevolgen van de beschaving, zoals de verslechtering van het milieu, klimaatverandering, verontreiniging, ontbossing en schade aan habitats. Het broeikaseffect is de laatste tijd een actueel onderwerp. Helaas hebben we het probleem van de biologische vervuiling ten gevolge van genetisch gemodificeerde organismen genegeerd en daar zijn we allemaal medeschuldig aan. Chemische vervuiling kan na verloop van tijd ongedaan worden gemaakt, maar we hebben er niet bij stilgestaan dat biologische vervuiling vaak onomkeerbaar is.
Daarom moeten we een ondubbelzinnig besluit nemen over de vraag of we vóór biologische diversiteit zijn of vóór GGO’s. We moeten besluiten waar we de meeste waarde aan hechten: mensen en hun omgeving of de belangen van Monsanto en dergelijke bedrijven die enorme winsten behalen met GGO’s. Als we de biologische diversiteit wensen te behouden, zullen we de ernstigst bedreigde soorten in kaart moeten brengen. Dan wordt het mogelijk doelen te stellen om ze te beschermen en te voorkomen dat in de toekomst andere soorten uitsterven. We moeten niet vergeten dat het heel eenvoudig is schade te veroorzaken maar vaak onmogelijk de schade ongedaan te maken.
Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dit is bepaald niet de eerste keer dat we het over biodiversiteit hebben en dat we de Raad en de Commissie vragen de biodiversiteit te beschermen. Het is een positieve zaak dat we erin geslaagd zijn klimaatverandering tot een prioriteit van de EU te maken, maar we moeten ons wel realiseren dat de verdragen inzake biodiversiteit en woestijnvorming ietwat overschaduwd worden door de klimaatverandering.
We weten hoe belangrijk biodiversiteit of, in feite, natuurbescherming is voor ons eigen voortbestaan omdat we zien dat de achteruitgang van de biodiversiteit doorzet, ondanks de maatregelen die op Europees of mondiaal niveau zijn genomen, en er nog steeds soorten uitsterven. We moeten de feiten onder ogen zien: de klimaatverandering kunnen we proberen te bedwingen, maar dat gaat niet op voor het uitsterven van soorten. Als een soort eenmaal is uitgestorven, is deze voor altijd verdwenen.
Deze kwestie, dit bewijs moet volledig worden geïntegreerd. Als je bijvoorbeeld nagaat dat we uitstekende instrumenten zoals Natura 2000 en de vogel- en habitatrichtlijn hebben om de achteruitgang van de biodiversiteit in de Europese Unie tegen te gaan en als je dan ziet dat er nu nog steeds bepaalde lidstaten zijn die Natura 2000 niet ten uitvoer willen leggenen die niet voor Natura 2000 willen betalen, is het heel duidelijk dat we nog een lange weg te gaan hebben.
Daarom hoop ik oprecht dat de Commissie deze twee richtlijnen en Natura 2000 blijft steunen. Ik zou ook graag zien dat u in het kader van het Verdrag van Bonn criteria voor biobrandstoffen opstelt en dat u aandringt op een overeenkomst over de vorming van een groep intergouvernementele deskundigen op het gebied van biodiversiteit, zoals het IPCC inzake klimaatverandering, zodat we anderen kunnen helpen instrumenten ten uitvoer te leggen die wij zelf al hebben ingevoerd maar zij nog niet.
Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Er komen naar schatting veertien miljoen verschillende dieren- en plantensoorten voor op aarde. Hieruit blijkt dat we op een fantastische planeet wonen en dat wij een verantwoordelijkheid hebben voor het beheer ervan. Deze biologische diversiteit wordt echter bedreigd. Meer dan dertigduizend soorten worden momenteel bedreigd met uitsterven. Wij mensen en het economische systeem dat we hebben opgebouwd, dat is gebaseerd op voortdurende groei en consumptie, vormen de voornaamste dreiging. We menen een en ander te kunnen realiseren door middel van concurrentie in plaats van planning en door middel van vervoer in plaats van plaatselijke productie. Geen wonder dat we geconfronteerd worden met een klimaatramp en biologische verarming.
We kunnen deze trend keren. Het is natuurlijk goed dat de EU en haar lidstaten het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit hebben getekend. Dat kan als een belangrijk instrument dienen. Daarmee verbinden we ons tot het opstellen van actieplannen ter bescherming van de biologische diversiteit en het opzetten van een wereldwijd netwerk van beschermde gebieden op het land en in de zee, om zomaar een voorbeeld te geven. Het meeste werk moet echter op EU-niveau worden verricht. Als we niet bij de basis beginnen, zullen we de milieuproblemen waarvoor we gesteld staan, nooit kunnen oplossen.
Ik wil graag drie punten naar voren brengen. De vervoersgekte – het is een uitgangspunt van de EU dat er geen hindernissen tussen de lidstaten worden opgeworpen. Een product moet worden geproduceerd waar dit het goedkoopst is. Als gevolg hiervan is het langeafstandsvrachtvervoer alleen al tussen 1993 en 2000 met niet minder dan dertig procent toegenomen. Als de EU en haar lidstaten de infrastructuur subsidiëren, gaat er altijd veel meer naar de snelwegen dan naar duurzame vormen van vervoer. In het voormalige Oost-Europa, de nieuwe lidstaten, volgt de EU een waar asfaltbeleid met gigantische subsidies voor snelwegen. De spoorwegen zouden moeten worden gestimuleerd, niet de snelwegen. Daarom zeg ik tegen de Commissie: kijk eens naar het subsidiebeleid.
En nu ik het toch over subsidies heb: er kan ongelooflijk veel worden gedaan aan de landbouwsubsidies, 55 miljard euro per jaar. Subsidies die een rechtstreeks negatief effect hebben op het milieu, zouden niet moeten worden uitbetaald en landbouwsteun zou moeten worden gereserveerd voor milieumaatregelen en biologische landbouw. In plaats van maximum opbrengsten zouden biologische diversiteit en klimaatvriendelijke oplossingen hoofddoelstellingen van het landbouwbeleid moeten zijn.
Het derde fundamentele probleem dat moet worden aangepakt, is de interne markt. Ik weet dat dit vloeken in de kerk is, maar de EU kan eenvoudigweg niet blijven toestaan dat de markt belangrijker is dan een vooruitstrevend milieubeleid. Enkele weken geleden vertelde EU-commissaris Verheugen mij dat de Commissie de afgelopen vijf jaar negentien keer een afzonderlijk land voor het Europees Hof van Justitie heeft gedaagd in verband met milieukwesties of de volksgezondheid. Wat werkelijk beangstigend is, is dat in alle negentien gevallen het Hof de lijn van de Commissie volgde, met andere woorden, dat de lidstaten geen maatregelen ten uitvoer mochten leggen ter bescherming van het milieu of de volksgezondheid. Als we het serieus menen, moet er een milieugarantie komen die deze benaming waard is. Zo’n garantie hebben we nu niet en het Verdrag van Lissabon zal daar helaas ook niet voor zorgen. Het marktbeleid staat daar ook voorop.
Samenvattend: in onze resolutie eisen we duurzame normen voor biobrandstoffen. Ik maak van de gelegenheid gebruik door de volgende vraag te stellen, misschien vooral bedoeld voor de Raad: bent u bereid naast milieucriteria ook maatschappelijke normen voor biobrandstoffen op te stellen, bijvoorbeeld de garantie op een aanvaardbaar loon, vakbondsrechten en dergelijke voor de biobrandstof die we inkopen in de EU?
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Voorzitter, Raadsvoorzitter, commissaris, twee weken geleden heb ik de Milieucommissie en de Klimaatcommissie vertegenwoordigd op de informele Milieuraad in het najaar in Slovenië. Daar stonden twee onderwerpen centraal: enerzijds de aanpak van klimaatverandering en anderzijds de bescherming van de biodiversiteit. De meeste nadruk kregen daarbij de biodiversiteit, biomassa en biobrandstoffen in relatie tot de biodiversiteit in bossen. Er werd gedebatteerd over de mogelijkheden van biomassa uit bossen voor energievoorziening, met name voor de tweede generatie biobrandstoffen en over duurzaamheidscriteria voor het gebruik van biomassa uit bossen. Het was een geslaagde conferentie, met dank aan de Sloveense voorzitter, minister Podobnic.
We zien dat door ontbossing en illegale houtkap veel soorten met uitsterven worden bedreigd. Zij ervaren een ingrijpende verandering in hun leefomgeving en kunnen dientengevolge niet overleven. Bossen zorgen voor een zeer gevarieerde soortenrijkdom van zowel planten als dieren. In het kader van de bescherming van de biodiversiteit is het dan ook van essentieel belang om de ontbossing een halt toe te roepen, voor zover dat mogelijk is. Dit geldt overigens niet alleen voor landen buiten de Europese Unie, maar zeker ook voor de Europese lidstaten. Goed bosbeheer moet daarbij bevorderd worden, te meer daar bossen ook op andere terreinen zeer waardevol zijn. Ontbossing leidt namelijk ook tot ernstige bodemerosie, zeker ook in berggebieden, en tot een verstoring van de waterhuishouding, waardoor de biodiversiteit verder sterk aangetast wordt.
Ook de opwarming van de aarde kan de soortenrijkdom aantasten. Er vinden grote verschuivingen plaats in verspreidingsgebieden van soorten, waardoor sommige soorten ernstig bedreigd worden, met name in de noordelijke regio’s. Boskap in tropische regio’s lijkt de opwarming alleen maar te versterken, mede doordat de opslagcapaciteit van CO2 sterk verminderd wordt. Studies die in de afgelopen jaren gepubliceerd zijn in onder meer Nature and Science tonen echter aan dat een toename van bos ook leidt tot een hogere uitstoot van methaan, een broeikasgas dat 23 keer sterker is dan CO2. Naarmate de temperatuur hoger wordt en de zon meer schijnt, wordt meer methaan uitgestoten. Voornamelijk in tropische gebieden wordt er fors meer methaan uitgestoten. Extra bosaanplant leidt tot een extra opnamecapaciteit van CO2, maar een deel van die CO2-opname wordt dus teniet gedaan door een toename van methaanuitstoot. Desondanks blijft de balans wel positief, zeker in de niet-tropische gebieden.
Ten slotte, de genoemde factoren die een negatief effect hebben op de biodiversiteit worden helaas versterkt door de huidige productie van biobrandstoffen, die een aanslag pleegt op vooral tropisch regenwoud. De soortenrijke bossen worden vervangen door soortenarme plantages, die daarnaast negatieve effecten met zich meebrengen op het gebied van broeikasgas, opnamecapaciteit en voedselprijzen. Ik ben blij dat dit in deze resolutie naar voren komt. Overigens moeten we ook waakzaam zijn bij de tweede generatie biobrandstoffen.
De Voorzitter. − Dat u het hebt opgeschreven wil nog niet zeggen dat u het allemaal moet oplezen als de tijd dit niet toelaat.
Avril Doyle (PPE-DE) – (EN) Mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van dit debat en de Dag van de Aarde gisteren benadruk ik dat het van groot belang is dat we het begrip biodiversiteit en de gevolgen ervan voor onze samenleving beter leren begrijpen. Hierover heerst veel onbegrip.
Nagenoeg alle ecosystemen en ecosysteemdiensten op aarde zijn door toedoen van de mens ingrijpend veranderd. Het verlies van biodiversiteit verloopt momenteel sneller dan ooit tevoren in de geschiedenis van de mens en niets wijst erop dat dit proces zal vertragen. En dat terwijl 2010 steeds dichterbij komt!
Veel dieren- en plantenpopulaties zijn in aantal en geografische spreiding afgenomen. Het uitsterven van diersoorten vormt een natuurlijk onderdeel van de geschiedenis van de aarde, maar door toedoen van de mens is de snelheid van uitsterven de laatste jaren ten minste verhonderdvoudigd ten opzichte van de natuurlijke snelheid. Binnen uitvoerig bestudeerde groepen wordt volgens de rode lijst van de IUCN tussen 12 en 52 procent van de soorten met uitsterven bedreigd. In het algemeen worden soorten die hoger in de voedselketen zitten, een lage populatiedichtheid hebben, langer leven, zich langzaam voortplanten en binnen een beperkt geografisch gebied voorkomen het meest met uitsterven bedreigd.
Binnen veel soortgroepen, zoals amfibieën, Afrikaanse zoogdieren en vogels in agrarische gebieden, is bij het merendeel van de soorten sprake van een terugloop van de populatie en de geografische spreiding. De uitzonderingen zijn bijna altijd het gevolg van menselijk ingrijpen, zoals bescherming in reservaten, of betreffen soorten die het goed doen in door mensen overheerste landschappen.
Mensen moeten zich er bewust van worden dat ze een steeds grotere ecologische voetafdruk nalaten, die ver voorbij de grenzen van de EU reikt, en dat onze levensstijl rechtstreekse gevolgen heeft voor de inheemse bevolking in ontwikkelingslanden. De meesten van ons hebben tegenwoordig wel enig idee van de omvang van het probleem klimaatverandering, maar velen hebben nog niet het verband gelegd tussen klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit.
Ik denk dat we op dit terrein een koppeling moeten maken tussen het werk van het Verdrag inzake biologische diversiteit en de conferentie van de partijen inzake klimaatverandering. Ik vraag me zelfs af of er nog steeds behoefte is aan een afzonderlijke COP inzake biodiversiteit. Dat moeten we ons afvragen en ik heb de COP vorig jaar in New York zelf bijgewoond.
Ja, ik ben het ermee eens dat maatregelen ter vermindering van en aanpassing aan de klimaatverandering, waaronder ontbossing, de biodiversiteit moeten ondersteunen. Ik juich het commentaar van commissaris Wallström over mariene biodiversiteit toe. Hieronder moeten ook koudwaterkoralen en zeebergen vallen, die plaats bieden aan rijke en vaak unieke ecosystemen. Onze wetenschappelijke kennis vertoont grote leemten als het gaat om de gevolgen van klimaatverandering in mariene gebieden. We moeten niet vergeten dat meer dan zeventig procent van het aardoppervlak bedekt wordt door oceanen, dat 97 procent van al het water van de planeet zich in de oceanen bevindt en dat de oceanen 99 procent van alle levensruimte bieden.
Om uw bloeddruk niet verder op te jagen zal ik afsluiten, mijnheer de Voorzitter. Laten we eerlijk tegen elkaar zijn. Het is onmogelijk de doelstellingen die zes jaar geleden in Johannesburg zijn vastgesteld, te halen. Laten we onszelf niet langer voor de gek houden en erover ophouden.
Anne Ferreira, (PSE) – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, minister, dames en heren, de Commissie milieubeheer heeft een uitstekende resolutie aangenomen en ik hoop dat de Europese Commissie en de lidstaten de diverse aanbevelingen die erin staan in overweging nemen, met name de roep om leiderschap en overtuiging tijdens de conferentie van Bonn, maar ook de roep om inspanningen van de zijde van de Europese Unie om het verlies van biodiversiteit in haar territorium tegen 2010 een halt toe te roepen.
Ik wil stilstaan bij drie van de punten die in de resolutie aan de orde worden gebracht. Het eerste punt betreft de kwestie biobrandstoffen, waarnaar enkele van mijn collega’s al verwezen. Biobrandstoffen hebben een groot ecologisch effect op bossen en landbouwgronden, en het effect van de ontwikkeling ervan op voedselbronnen zal blijven toenemen. Er zou geen concurrentie moeten bestaan tussen landbouwproducten bedoeld voor voedsel en die voor de industrie, of het nu voor de productie van biobrandstoffen is of voor de agrochemische industrie. Het verband tussen voedsel en landbouw moet duidelijk zijn.
Het volgende punt betreft de mariene biodiversiteit. Het heeft lang geduurd voordat we ons over deze kwestie bogen. Ik steun de roep om snelle actie van harte, met name het aanwijzen van beschermde mariene gebieden.
Het laatste punt betreft GGO’s. Uit recente studies blijkt dat ze een negatief effect hebben op het milieu en met name op de bodem. We weten dat de verspreiding van GGO’s leidt tot vervuiling onder traditionele gewassen, wat het behoud van de biodiversiteit in de weg staat.
Daarnaast is de industriële concentratie in de zaadsector en het feit dat deze wordt beheerst door een paar multinationals, zorgwekkend. De Commissie en de lidstaten moeten aandacht besteden aan deze situatie.
Tot slot is tijdens de conferentie van de partijen in Curitiba, Brazilië, in maart 2006 besloten het moratorium op terminatorzaden te handhaven. Dat was een uitstekend besluit, maar we moeten ons nu afvragen of het moratorium toereikend is en of we het gebruik van deze soorten genetisch gemanipuleerde zaden die slechts één oogst opleveren, niet moeten verbieden.
Wat gaan de Commissie en de lidstaten met deze punten doen tijdens de conferentie van de partijen in Bonn? Hebt u al enig idee van de duurzaamheidscriteria inzake biobrandstoffen die in Bonn zouden kunnen worden gepresenteerd?
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als mevrouw Doyle eerder dacht ik dat ik meer tijd had, maar ik waardeer uw royale gebaar en zal genoegen nemen met een halve minuut.
Biodiversiteit is van essentieel belang om het overleven van de ecosystemen op aarde veilig te stellen en een genetische poel van onderscheidende soort-specifieke eigenschappen van onschatbare waarde in stand te houden. Dit Parlement heeft opnieuw uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over het verlies van biodiversiteit door middel van zijn desbetreffende resolutie van 22 mei 2007, maar ik ben bang dat het gebrek aan effectieve actie van de Commissie en de Raad een van de voornaamste obstakels is die het tot staan brengen van het verlies aan biodiversiteit in de weg staan. Beide wekken ze de indruk dat ze eigenlijk alleen in theorie met de kwestie begaan zijn en dat het ze, in de praktijk, ontbreekt aan de wil en vastberadenheid om er, in praktische termen, voor te zorgen dat de ter zake doende richtlijnen volledig ten uitvoer worden gelegd en dat internationale en interne verplichtingen worden nageleefd.
Laten we hopen dat de Commissie en de Raad, zelfs in dit late stadium, besluitvaardig en constructief optreden en, deels door middel van een vastberaden houding tijdens de naderende conferentie in Bonn, de biodiversiteit effectief helpen beschermen.
De Voorzitter. − Mijnheer Matsakis, de tijden die ik opgaf, waren afkomstig van mevrouw Doyle en uw fractie. Het ligt dus aan de door uw fractie ingediende tijden en de slechte communicatie met u, want ik pas altijd de regel toe dat een Parlementslid die niet in zijn eigen taal spreekt, extra tijd krijgt – en dat geldt niet alleen voor het Engels.
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, degenen van ons die hier hebben gesproken, hebben allemaal onze betrokkenheid bij meer bescherming van de soorten en meer biodiversiteit geuit. We weten dat de richtlijnen inzake natuurbehoud en het netwerk van beschermde natuurgebieden dat door middel van Natura 2000 tot stand is gebracht, een succesverhaal zijn voor de Europese Unie. Maar al deze mooie woorden en deze betrokkenheid mogen de aandacht niet afleiden van het feit dat – zoals u zei, commissaris – niet alleen de klimaatkwestie in het nieuws komt. Dat geldt helaas ook voor het behoud van de soorten en de natuur.
Maar al te vaak worden bedreigde soorten maar lastig gevonden omdat ze bouwprojecten vertragen of tegenhouden. Daarom vind ik het een schande dat uitgerekend in Duitsland, waar de conferentie van de partijen zal worden gehouden, door conservatieven geleide deelstaatregeringen zoals Hessen en Neder-Saksen een initiatief in de Bondsraad hebben gelanceerd dat lijnrecht tegen dit EU-succesverhaal indruist.
Duitsland verliest alle geloofwaardigheid als het vraagt om meer beschermde natuurgebieden en meer bescherming van bedreigde soorten in armere landen terwijl het het natuurbehoud in de Europese Unie wil afzwakken. Helaas geldt dat niet alleen voor Duitsland! De liberale fractie in het Europees Parlement moest ook opeens een seminar over deze kwestie houden. De aanval van de heer Stoiber op het natuurbehoud in Europa voltrok zich op precies dezelfde manier, onder het mom van “vereenvoudiging”.
Mevrouw de commissaris, ik verwacht van u dat u nogmaals een duidelijke toezegging doet aan de Europese Unie dat alle pogingen ...
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De heer Matsakis noemde de problemen rond de tenuitvoerlegging al en ik wil graag een paar voorbeelden geven. In Europa en het Karpathische bassin wordt de bescherming van onze bossen een steeds grotere uitdaging. Op sommige plaatsen worden bossen in de brand gestoken, terwijl ze elders worden vernietigd of gewoon worden gestolen. In de Karpaten of bijvoorbeeld in Sajólád is dertig tot veertig procent van de bossen al gestolen. Illegale houtkap gaat ten koste van de biodiversiteit, veroorzaakt erosie en draagt bij aan twintig procent van de uitstoot van broeikasgassen. Om dit een halt toe te roepen hebben vier van onze Parlementsleden een schriftelijke verklaring naar de Commissie gestuurd over een wet die het verbiedt hout en producten van bomen die niet afkomstig zijn van legale en gecontroleerde houtkap, in de EU te verkopen. Ik zou mijn medeparlementsleden willen vragen ter ondersteuning van de verklaring van de drieëntwintigste hun handtekening te zetten.
Het behoud van de biodiversiteit is een belangrijke nationale doelstelling. Het standpunt van de Hongaarse regering ten aanzien van de verwaarlozing van de Natura 2000-gebieden is van dien aard dat de Centraal-Europese Rally, die onderdeel uitmaakt van de Dakar-reeks, deze week, waarin de Dag van het Land valt, ongehinderd door beschermde gebieden en zelfs dwars door Natura 2000-gebieden ging. Er is geen milieueffectbeoordeling uitgevoerd, er lagen geen plannen voor herstel of bescherming en er was niet eens een vergunning voor het organiseren van de race. Geen enkele vorm van inkomsten kan de hierdoor veroorzaakte milieuschade goedmaken. Maar als het om onze vogels gaat, doen we het al niet beter. Nog maar twee weken geleden stuurde de Europese Commissie Hongarije een laatste schriftelijke waarschuwing. Dit werd gedaan omdat Hongarije had nagelaten nationale maatregelen te nemen ter bescherming van wilde vogels.
Ik wil echter niet alleen slechte voorbeelden geven. Onlangs werd in Europa, dankzij mijn initiatief, ook een unieke, vrijwillige overeenkomst getekend, over het tot staan brengen van het verlies van vogellevens veroorzaakt door elektriciteitskabels. In het kader van dit project voor een obstakelvrije lucht zijn het publiek, de elektriciteitsindustrie en de overheid overeengekomen dat er door middel van het ordenen van kabels, isolatie en dergelijke in 2020 in Hongarije sprake moet zijn van een veilige luchtcorridor voor vogels. Dit is een baanbrekende overeenkomst van groot belang, die de aandacht en steun van Europa verdient. Dank u.
Magor Imre Csibi (ALDE). – (RO) Tijdens de vergadering in Bonn van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit zal ook de kwestie bosbiodiversiteit worden besproken.
Dit is een gevoelig onderwerp waarvoor nog geen duurzame oplossing is gevonden. De bosbiodiversiteit wordt bedreigd door wereldwijde illegale ontbossing met als gevolg een aanzienlijk, grotendeels onomkeerbaar, verlies aan biodiversiteit. Bovendien vormt ontbossing de derde belangrijke factor voor de opwarming van de aarde.
PECH verwoordt in haar resolutie van november 2007 over handel en klimaatverandering haar standpunt inzake de significante invloed van ontbossing op het klimaat en het belang en de economische voordelen op de lange termijn van het intact houden van de bossen.
Ik waardeer ook het EU-initiatief van het Actieplan voor wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw.
Ik heb Europese acties genoemd die, helaas, niet tot de gewenste resultaten leiden. Bij het ten uitvoer leggen van het Actieplan ging zeventig procent van de EU-landen pas in april 2007 daadwerkelijk tot actie over.
Er moet zo snel mogelijk een mondiale oplossing komen. Ik nodig de EU-afgevaardigden naar de conferentie van Bonn uit de formulering van een standaarddefinitie van illegale houtkap te steunen. Dat zou het rationeel gebruik van bossen stimuleren.
Bovendien steun ik de aanvang van besprekingen over het lanceren van een mondiaal mechanisme voor toezicht op de houtkap en -handel.
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het motto van de Europese Unie is “eenheid in verscheidenheid”, maar, zoals we weten, is deze verscheidenheid in de natuur de afgelopen honderdvijftig jaar onrustbarend sterk afgenomen. Het verlies is momenteel tussen de duizend en tienduizend maal zo hoog als het gemiddelde in de geschiedenis van de aarde. Volgens de Internationale Unie voor het behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen (IUCN) worden wereldwijd momenteel ongeveer 15 600 soorten met uitsterven bedreigd. De Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) schat dat in de voornaamste tarwe- en maisproducerende landen meer dan tachtig procent van de oorspronkelijke soorten verloren gegaan is en deze cijfers zijn nog maar het tipje van de ijsberg, want we weten dat tot op heden slechts ongeveer 1,7 miljoen van de naar schatting 13 miljoen levende soorten op aarde zijn geïdentificeerd en beschreven. We weten ook dat de situatie nog wordt verergerd door de klimaatverandering. Maar we weten ook dat we door dit verlies aan biologische diversiteit slechter in staat zijn met name op de klimaatverandering te reageren. We staan dus voor een moeilijk dilemma.
Helaas moet ik de Commissie dus vragen: waarom integreren we duurzaamheid en de diversiteit van de soorten niet in alle beleidsterreinen? Waarom doen we niet meer aan onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de co-existentie van de soorten en ook van de mens?
Iemand die dit debat volgt, zou de indruk kunnen krijgen dat de instelling van een paar Habitat-gebieden en de bescherming van vogels genoeg moeten zijn. Dat is echter maar het tipje van de ijsberg. Waarom betrekken we onze burgers niet bij het aanpakken van deze taken, waar we met zijn allen voor staan? De Commissie heeft huiswerk te doen en dat geldt ook voor ons hier in het Europees Parlement en voor de Raad. We komen er echt niet door alleen maar conferenties te bezoeken en verklaringen te ondertekenen. Het is tijd om te handelen en dat moeten we met zijn allen doen!
Anders Wijkman (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als we één ding kunnen doen om het verlies aan biodiversiteit tot staan te brengen, is het de vernietiging van de tropische regenwouden een halt toeroepen. Elk jaar verdwijnt er 14 à 15 miljoen hectare. We praten al jaren over deze kwestie zonder enige echte vooruitgang te boeken.
Het echte probleem is dat ecosysteemdiensten, of het nu gaat over koolstofputten, biodiversiteit of regulering van het regionale klimaat of hydrologische systeem, geen echte marktwaarde hebben. Dat is een tekortkoming van ons economische model en zolang we bosbezitters niet voor deze waarden compenseren – zodat het winstgevender wordt bossen in stand te houden dan ze te kappen – zal de ontbossing in hetzelfde tempo doorgaan.
Er is een oplossing: neem bossen op in de emissiehandel. De Commissie is hier echter tegen en daar hebt u uw redenen voor. Het probleem is dat u geen alternatief biedt en we weten allemaal dat het Verdrag inzake biologische diversiteit zeer beperkte financiële middelen biedt – en dat zal in de toekomst waarschijnlijk niet anders zijn.
Ik weet dat de Commissie zich net zo goed over de ontbossing in de tropen bekommert als de rest van ons, maar het probleem is: wat is uw alternatief? We hebben een pakket nodig. Er moet een alomvattende benadering komen voor de klimaatverandering, koolstofputten, biodiversiteit en de bescherming van het levensonderhoud van de armen. DG Milieu en DG Ontwikkeling zouden nauw moeten samenwerken. Tot nu toe is daarvan geen sprake. Biedt ons alstublieft een alternatief zodat er iets op tafel ligt waarover we kunnen praten. Ik vrees dat de ontbossing en ook het verlies aan biodiversiteit anders gewoon doorgaan.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de landbouwproductie is intensiever geworden om te kunnen voldoen aan de grotere vraag naar landbouwproducten en grondstoffen voor niet-consumptief gebruik. Deze intensivering is met name te wijten aan de productie van biobrandstoffen en biomassa. We weten dat intensieve landbouw ten koste gaat van de biologische diversiteit. Tegen deze achtergrond rijst de vraag hoe het behoud van biologische diversiteit overeengebracht kan worden met de intensieve ontwikkeling van de economie en de infrastructuur.
Modern beheer van de biologische diversiteit vraagt om meer toezicht op de processen die worden ontwikkeld en passende investeringen in wetenschappelijk onderzoek. We hebben geprofiteerd van de economische ontwikkeling en zouden een deel van dit voordeel, dat wil zeggen, een deel van de behaalde winst, dus moeten besteden aan het in stand houden van de biologische diversiteit. We moeten ervan doordrongen zijn dat voor het behoud en de bescherming van het milieu actie op mondiaal en lokaal niveau vereist is. Ieder van ons moet als individu actie nemen en dat geldt ook voor hele sectoren van de economie. Dit is een uitdaging voor ons allemaal.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag willen weten of de Commissie, in het kader van de “gezondheidscontrole” van de GLB-hervorming, al heeft nagedacht over hoe we nu verder moeten, vooral in het volgende financiële vooruitzicht. Het punt is dat hernieuwbare energie en biobrandstoffen natuurlijk grote uitdagingen voor ons zijn en die moeten worden opgenomen in het financiële kader van de “gezondheidscontrole”.
Dit zal ook een grote rol spelen in verband met de ontwikkelingen rond de CO2-uitstoot, die we op grond van het Protocol van Kyoto natuurlijk moeten terugdringen. Mijn specifieke vraag is deze: met wat voor voorstellen komt de Commissie in dit verband?
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we debatteren over het in stand houden van de biologische diversiteit voor de volgende generatie, maar tegelijkertijd nemen we maatregelen die volslagen contraproductief zijn. Na de eerste euforie rond de productie van agrodiesel weten we nu dat er contraproductieve effecten optreden en niet alleen omdat er 9 000 liter water voor nodig is om één liter agrodiesel te produceren en dat bij de productie stikstofoxide vrijkomt, dat veel schadelijker is dan CO2. We weten ook dat door de teelt van energiegewassen de biodiversiteit in gevaar komt en zelfs wordt vernietigd.
Overweegt u in het licht van deze nieuwe bevindingen en in het belang van de biodiversiteit om het besluit dat we hebben genomen over de toevoeging van agrodiesel aan conventionele brandstoffen, in te trekken? Overweegt u geld te stoppen in nieuw onderzoek en wellicht een alternatieve strategie te ontwikkelen, nu we de negatieve effecten en uitkomsten kennen?
Janez Podobnik, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Om te beginnen dank ik u voor uw zeer betrokken debat. Ik ben het met u eens dat het een hele kunst is op bondige, synthetische en eenvoudige wijze te spreken over zo’n ernstig en ingewikkeld probleem als biodiversiteit. Dat was een van de redenen, mijnheer de Voorzitter, waarom u moeite had alles in de tijd die voor het debat beschikbaar was, te passen.
Staat u mij toe kort op uw debat te reageren. Ik zal beginnen met de eerste uiteenzetting, waarin u het standpunt van de Raad dat klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit met elkaar in verband staan en onderling afhankelijk zijn, onderschrijft. Uw debatten waren breed en bestreken talrijke kwesties waaronder de beperktere agenda van de vergadering in Bonn. Het ging ook over de levensstijl van de moderne mens in de eenentwintigste eeuw, beginnend bij het afval- en vervoersbeleid en zo naar de kwestie duurzame productie, duurzame consumptie enzovoorts.
Ik kan u met persoonlijke overtuiging verzekeren dat de Europese Unie goede mechanismen en maatregelen tot haar beschikking heeft. Tijdens mijn inleiding zei ik al dat ons voornaamste doel was in Bonn aanwezig te zijn, tenuitvoerlegging na te streven, de realiteit onder ogen te zien en woorden in daden te blijven omzetten.
U vroeg naar financiële middelen. We hebben op Europees niveau financiële mechanismen opgesteld en afgesproken. Ik benadruk dat de Raad zich in Bonn zal inspannen voor nieuwe en innovatieve financiële middelen. Ik bedoel mondiaal en niet alleen op Europees niveau. Ik wijs op de noodzaak de sectoren die van invloed zijn op de biodiversiteit, aan elkaar te koppelen. Ik benadruk met name de rol van de particuliere sector. De drie voorzitterschappen, dat wil zeggen Duitsland, Portugal en Slovenië, hebben getracht ervoor te zorgen dat de kwestie van de betrokkenheid van de particuliere sector bij het probleem van de biodiversiteit in Bonn aan de orde wordt gesteld. De in Portugal gehouden conferentie over bedrijfsleven en biodiversiteit was een groot succes. We hopen dat we in Bonn verder kunnen werken aan de in Portugal aangedragen oplossingen.
Ik dank de heer Blokland, die de informele vergadering van ministers van milieu in Ljubljana noemde. De heer Blokland nam deel namens twee van uw commissies en daar ben ik hem erkentelijk voor. We hebben stilgestaan bij de bossen, de duurzame exploitatie van de bossen, de invloed die bossen hebben op de biodiversiteit en de mogelijkheid ze te benutten voor biomassa en biobrandstoffen van de tweede generatie.
Ik wijs u erop dat de Raad doordrongen is van de ernst en complexiteit van duurzame criteria voor de productie van biobrandstoffen en biomassa. Om die reden waren we het eens met de Commissie en hebben we samen met haar gewerkt aan de vorming van een werkgroep die volgende maand in COREPER goede oplossingen zal voorstellen voor duurzame criteria voor de productie van biobrandstoffen. Die zullen vervolgens deel gaan uitmaken van de twee richtlijnen die zich momenteel in het aannemingsproces bevinden. Mijn bijzondere dank gaat uit naar iedereen die, naast de maatschappelijke gevolgen en de negatieve effecten van de productie van biobrandstoffen, ook de invloed ervan op de biodiversiteit noemden. Dat willen we wel eens vergeten.
Ik sluit dit korte commentaar af door nog eens te herhalen dat we, op mondiaal niveau, werken aan de vorming van een netwerk van beschermde regio’s op het land en in de zee. De Europese Unie beschikt over een goed en effectief instrument genaamd Natura 2000 en het is van belang dat dit instrument op nationaal en Europees niveau consequent ten uitvoer wordt gelegd.
Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat dit levendige en goed geïnformeerde debat weergeeft dat dit Huis veel belang hecht aan deze kwesties. Ik dank u daarvoor. Ik weet zeker dat ik namens commissaris Dimas spreek als ik u bedank voor de belangstelling die het Parlement heeft voor deze kwesties. Ik herken enkele oude collega’s in de strijd voor milieubescherming en biodiversiteit.
Homo sapiens is een interessante soort: we vliegen naar de maan, we doen aan massacommunicatie met behulp van informatietechnologie en praten kunnen we als de beste. Maar we kunnen geen neushoorn of een paling of een klein blauw bloempje maken en als deze soorten verdwenen zijn, zijn ze dat voor altijd, zoals u terecht aangaf.
Ik zal ingaan op een paar dingen die volgens mij van groot belang zijn. Ik zal beginnen met de kwestie biobrandstoffen, omdat daar op het ogenblik in alle media ook levendig over wordt gedebatteerd en de kwestie een groot probleem en een uitdaging voor ons allen is. Zoals u weet, is de Europese Raad onder zeer duidelijke voorwaarden akkoord gegaan met het doel van tien procent biobrandstof en ons standpunt in de Europese Unie is dat we duurzame biobrandstoffen willen die geen negatief effect hebben op het milieu of de voedselproductie. Wij in de Commissie zien de voordelen van biobrandstoffen op de lange termijn in termen van minder uitstoot van CO2. We moeten namelijk niet vergeten dat het alternatief momenteel olie is. Wat de zekerheid van de levering en de landbouw betreft, bieden de beginselen die werden vastgesteld, nieuwe kansen. Een beperkt doel van tien procent, strenge duurzaamheidscriteria en streven naar biobrandstoffen van de tweede generatie – dat is de echte uitdaging: ervoor zorgen dat we zo snel mogelijk kunnen overgaan op het gebruik van biobrandstoffen van de tweede generatie.
Maar we zullen ten aanzien van deze kwesties ook internationaal moeten handelen en moeten zorgen voor duurzame criteria en voorkomen dat de voedselcrisis wordt verergerd.
In antwoord op de heer Wijkman zou ik willen zeggen dat deze hele ontbossingskwestie in een mededeling aan de orde zal komen, naar ik heb begrepen deze zomer of vroeg in het najaar, dus deze kwestie zal ook in de onderhandelingen aan de orde komen.
Tegelijkertijd moeten we het hele debat dat nu gaande is, volgen en een goede discussie en een goed besluit over ontbossing voorbereiden, ook met het oog op de klimaatonderhandelingen.
Tegen mevrouw Doyle kan ik zeggen dat het er misschien niet zozeer om gaat de onderhandelingen tussen de verschillende conferenties van de partijen samen te voegen maar dat we in de eerste plaats de bijkomende voordelen zo goed mogelijk moeten benutten wanneer we beide maatregelen inzake de klimaatverandering ten uitvoer leggen en dat we ervoor moeten zorgen dat we onze biodiversiteitsdoelen blijven halen.
Ik denk dus dat we dit nu moeten doen, vooral als het gaat om de bescherming van de tropische regenwouden en het nastreven van de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen.
Ik denk dus dat we ons niet moeten richten op zaken waarvan we weten dat die toch niet haalbaar zijn of die ons in een administratief en anderszijds onmogelijke politieke situatie brengen, maar dat we ons moeten toespitsen op de tenuitvoerlegging. Dat geldt voor het hele debat over wet- en regelgeving en ambitieuze doelen. Die hebben we. Die zijn er al, maar nu moeten ze nog ten uitvoer worden gelegd en, zoals ik heb geprobeerd uit te leggen, moeten we natuurlijk werken aan de zeven punten waarop we ons tijdens de onderhandelingen richten, om ervoor te zorgen dat we ook met internationale partners werken, zodat we een goede wetenschappelijke basis hebben die tot een zeer concrete tenuitvoerlegging leidt. Dat is wat ik er in het algemeen van kan zeggen.
Tot slot dit: het opgestelde actieplan gaat over mainstreaming en daarbij is ook het gemeenschappelijk landbouwbeleid van belang.
Ik denk dus dat het er ook hier weer om draait dat we de lidstaten en al onze instellingen ervan moeten overtuigen alles in het werk te stellen om onze doelen ten uitvoer te leggen.
Ik zal verder geen tijd in beslag nemen. Ik ben ervan doordrongen dat we ons aan het tijdschema moeten houden. Ik dank u nogmaals voor het debat en ik verzeker u dat commissaris Dimas van plan is het ministeriële segment van COP9 persoonlijk bij te wonen. Ik weet zeker dat hij zich erop verheugt een aantal van u daar te zien en ik reken op uw steun voor een geslaagde uitkomst van deze belangrijke vergaderingen.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik steun de resolutie in kwestie volledig.
In mei 2008 wordt in Bonn de negende conferentie van de partijen bij het VN-verdrag inzake biologische diversiteit gehouden. Vertegenwoordigers van verschillende landen zullen een beoordeling maken van het verlies aan biologische diversiteit dat wereldwijd gaande is. De deelnemers zullen zich ook buigen over een eerlijke manier om de uit de exploitatie van genetische bronnen voorvloeiende voordelen te verdelen. Verlies aan biologische diversiteit in de bossen heeft grote negatieve gevolgen. Het is van invloed op de snelheid van de ontbossing en versnelt de klimaatcrisis. Ik deel de zorg dat klimaatverandering zal leiden tot een nog verdere verslechtering van de biologische diversiteit op aarde en tot een verslechtering van het milieu en het uitsterven van bepaalde soorten. Dat zal op zijn beurt een negatief effect hebben op de menselijke ontwikkeling en de strijd tegen de armoede. We weten al dat ontbossing en de achteruitgang van de bossen verantwoordelijk is voor twintig procent van de uitstoot van kooldioxide op aarde.
Tegen deze achtergrond komt de geloofwaardigheid van de Europese Unie ernstig in gevaar doordat lidstaten de wetgeving inzake biologische diversiteit en richtlijnen zoals de vogel- en habitatrichtlijn op ondoelmatige wijze ten uitvoer leggen. De weerstand tegen bepaalde politieke actie heeft ook dergelijke negatieve effecten. Als voorbeeld noem ik het feit dat niet genoeg moeite wordt gedaan om verplichtingen ten uitvoer te leggen die erop gericht zijn het verlies aan biologische diversiteit in EU-gebieden in 2010 tot staan te brengen. Ook heerst er onwil om onderhandelingen aan te gaan over het instrument dat de voordelen toegankelijk moet maken en het mogelijk moet maken deze te verdelen, en onwil om aanvullende gerichte financiering te bestemmen voor de tenuitvoerlegging van verdragen in ontwikkelingslanden.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
12. Vragenuur (vragen aan de Raad)
De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur (B6-0019/2008).
Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.
De Voorzitter.−
Vraag nr. 1 van Manuel Medina Ortega (H-0154/08)
Betreft: Uitbreiding van de Schengen-ruimte
Heeft de Raad zich gebogen over de politieke gevolgen van de laatste uitbreiding van de Schengen-ruimte en de consequenties voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en de buurlanden, zowel lidstaten als niet-lidstaten, die voortaan aan de Schengen-ruimte grenzen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Er zijn vier maanden verstreken sinds de laatste uitbreiding van de Schengen-ruimte op 21 december vorig jaar. Zoals u weet werd het uitbreidingsproces uiteindelijk pas eind maart afgesloten, toen de grenscontroles op luchthavens werden opgeheven. Daarom is er weinig tijd of gelegenheid geweest voor een beoordeling van de algehele politieke gevolgen van de uitbreiding en het effect ervan op de betrekkingen tussen de lidstaten van de Europese Unie die de Schengen-regels toepassen en de buurlanden.
Een aantal werkgroepen van de Raad voert echter al besprekingen over kwesties zoals de reorganisatie van de grensautoriteiten van enkele lidstaten naar aanleiding van de uitbreiding van de Schengen-ruimte en de veranderingen en ontwikkelingen op het gebied van illegale immigratie die uit de uitbreiding zouden kunnen voortvloeien. De uitbreiding van de Schengen-ruimte heeft ongetwijfeld een zeer positief effect op het visumbeleid van de Europese Unie, met name voor de burgers van derde landen. Zij kunnen door de hele Schengen-ruimte reizen op een door een nieuwe lidstaat uitgereikt visum. Voorheen kon dat niet.
Bovendien heeft de Europese Unie reeds overeenkomsten afgesloten met Oost-Europese landen en de landen van de Westelijke Balkan over het vereenvoudigen van de visumprocedure.
Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Aangezien u uit een land komt dat met die situatie te maken heeft, weet ik zeker dat het Sloveens voorzitterschap de zaak met grote belangstelling volgt.
Ik heb persoonlijk de moeite genomen om enkele landen die in deze situatie verkeren, te bezoeken: enerzijds hoop ik dat onze grenzen wel gegarandeerd worden, maar anderzijds zouden we niet willen dat de EU een nieuwe muur opwerpt, een nieuw bastion vormt.
Wat voor garanties hebben we dat uitbreiding van de Schengen-ruimte niet tot moeilijkheden zal leiden, bijvoorbeeld voor grensoverschrijdende werknemers of personen die gewend waren dat ze landen die nu deel uitmaken van de Schengen-ruimte, zonder problemen konden binnenkomen? Dat geldt met name voor Slovenië, dat een buurland heeft dat toetreding tot de Europese Unie heeft aangevraagd.
Janez Lenarčič. − (SL) Ik dank u, mijnheer Medina Ortega, voor uw aanvullende vraag. Zoals al is opgemerkt, heeft de Raad nog geen bespreking op het hoogste niveau gehad en is er nog geen alomvattende beoordeling gemaakt van de effecten van de uitbreiding van de Schengen-ruimte voor individuele landen.
Naar aanleiding van uw vraag over de Sloveense ervaringen, kan ik het volgende zeggen: het is zeker geen kwestie van nieuwe muren optrekken, maar van een verschuiving van de buitengrenzen van de Europese Unie naar nieuwe grenzen. Dit betekent dat de buitengrenzen van de Schengen-ruimte zijn verschoven zodat er een groter aantal lidstaten van de Europese Unie onder valt. Het was een veeleisend project voor de landen wier grenzen nu gedeeltelijk de nieuwe buitengrenzen van de Schengen-ruimte vormen. Er zijn vele jaren van voorbereidingen aan vooraf gegaan. Dit was een zeer uitdagend project en de Europese Unie heeft het erkend door een speciale financieringsbron genaamd de “Schengen-faciliteit” op te zetten, hetgeen mede heeft geleid tot passende controles aan de nieuwe buitengrenzen van de Schengen-ruimte.
U stelde ook een vraag over de grens tussen Slovenië en Kroatië. Het punt is dat dit in het verleden een onzichtbare grens was. Het was ook een tijdelijke grens toen we onafhankelijk werden. In samenwerking met onze partners in de Europese Unie zijn we erin geslaagd grenscontroles op te zetten die het burgers van de Republiek Kroatië niet moeilijker maken de grens over te steken. We hebben het ook voor elkaar gekregen alle elementen die op grond van het Verdrag van Schengen en de regelgeving voor effectieve grenscontroles verplicht zijn, te behouden.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de uitbreiding van de Schengen-ruimte in december vorig jaar heeft geleid tot meer veiligheid, niet tot minder. De statistieken bevestigen dit en daar moeten we blij mee zijn.
In het volgende stadium worden Zwitserland en Liechtenstein in de Schengen-ruimte opgenomen, maar ik heb vernomen dat er problemen kunnen ontstaan omdat enkele lidstaten mogelijk willen dat de toetreding van Liechtenstein onder voorbehoud plaatsvindt. Ik heb diverse opmerkingen met die strekking gehoord van de Tsjechische Republiek.
Daarom heb ik een vraag voor de Raad: bent u op de hoogte van deze mogelijke voorbehouden en wat gaat u eraan doen om problemen in verband met de niet-toetreding van Liechtenstein te voorkomen?
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijn vraag heeft betrekking op de Schengen-regels en de bijdrage die ze leveren aan de klimaatverandering en de toegenomen uitstoot van kooldioxide. Afgelopen woensdag had ik het genoegen om van Brussel naar Ljubljana te vliegen om als lid van het bureau van de PPE-DE-Fractie twee dagen in uw mooie land te gast te zijn.
Toen we in Ljubljana uit het vliegtuig stapten, werden we allemaal in een bus geduwd, zoals op veel luchthavens gebeurt. Daar hadden ze 22 minuten voor nodig. Toen vertrok de bus naar wij dachten op weg naar de paspoortcontrole of de bagagecontrole. De bus legde nog geen twintig meter af, mevrouw de Voorzitter – de afstand tussen de plek waar ik sta en uw plaats – en toen moesten we er weer allemaal uit en gingen we naar de uitgang. Het is geen grapje. Toen ik vroeg waar deze onzinnige procedure voor nodig was, werd mij verzekerd dat dit volgens de Schengen-regels was. Kunt u dit uitleggen, minister!
Janez Lenarčič. − (SL) In antwoord op de vraag van de heer Pirker: het is een feit dat de procedures om de Zwitserse Federatie en het Vorstendom Liechtenstein in de Schengen-ruimte op te nemen reeds zijn begonnen. Deze procedures en het evaluatieproces zijn nog gaande. Het standpunt van het voorzitterschap is dat de toetreding van deze twee landen tot de Schengen-ruimte uitsluitend afhangt van de resultaten van deze procedures, met name de resultaten van de evaluatie. We weten van geen bezwaren van de kant van de lidstaten inzake de voorziene procedures voor de toetreding van enig land tot de Schengen-ruimte.
In antwoord op mevrouw Doyle moet ik bekennen dat ik er niet zo zeker van ben of het hier om Schengen-regels gaat. Het betreft waarschijnlijk veiligheidsvoorschriften voor luchthavens. Ik heb in ieder geval geen verklaring voor het busritje van twintig meter op de luchthaven. Ik veronderstel dat het gaat om voorschriften inzake verplaatsingen op luchthavens die geen onderdeel uitmaken van de Schengen-regels maar die waarschijnlijk te maken hebben met de veiligheid op luchthavens.
De Voorzitter. − Dank u, minister. Misschien kunt u de zaak onderzoeken als u vannacht op weg naar huis gaat.
De Voorzitter.−
Vraag nr. 2 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0159/08)
Betreft: Instandhouding van de actieve bevolking in bergachtige, moeilijk toegankelijke en insulaire regio’s
In bepaalde regio’s van de EU is het vaak zo dat een groot deel van de actieve bevolking wegens de lage werkgelegenheid besluit weg te trekken, hetgeen ertoe leidt dat deze gebieden leeglopen en er alleen nog ouderen wonen.
Kan het voorzitterschap in het licht van deze ontwikkeling en gezien de ernstige demografische problemen waarmee de EU te kampen heeft, zeggen of er maatregelen zullen worden voorgesteld voor de instandhouding van de actieve bevolking in de bergachtige, moeilijk toegankelijke en insulaire regio’s met het oog op een evenwichtige ontwikkeling van alle regio’s in de EU en het behoud van het concurrentievermogen?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) In antwoord op mevrouw Panayotopoulos-Cassiotou, wil ik het volgende zeggen: naast vier andere verordeningen op het gebied van het cohesiebeleid heeft de Raad in juli 2006 de verordening inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds aangenomen. Overeenkomstig artikel 3 van deze verordening was de steun uit deze fondsen ook bestemd voor bepaalde eilanden en insulaire lidstaten en voor bergachtige regio’s.
Tegelijkertijd hebben de Raad en het Europees Parlement een verordening aangenomen inzake het Europees Sociaal Fonds. Deze verordening geeft de volgende definitie van de rol van het Europees Sociaal Fonds: verbetering van de kansen voor het bedrijfsleven en de werkgelegenheidskansen, bevordering van een hoog werkgelegenheidsniveau en meer en betere banen. Deze twee verordeningen worden geharmoniseerd om de steun voor bepaalde regio’s veilig te stellen. Op grond van deze verordeningen kunnen de lidstaten, in hun operationele programma’s en projecten, speciale aandacht besteden aan het stimuleren van ontwikkeling en werkgelegenheid in de regio’s die de geachte afgevaardigde in haar vraag noemde. Daarom is het aan een lidstaat om voor zichzelf te bepalen welke van deze operationele programma’s en concrete maatregelen van deze programma’s voldoen aan de criteria die in de vraag werden genoemd. De Commissie evalueert voorgestelde programma’s, wijst op eventuele onvolkomenheden die het halen van de doelstellingen van het cohesiebeleid en de naleving van de bepalingen van bepaalde verordeningen in de weg staan, en keurt deze voorstellen goed, als aan alle voorwaarden is voldaan.
Als het gaat om het vormgeven van nieuwe juridische maatregelen op het gebied van het cohesiebeleid, is het de plicht van de Commissie om besluiten te nemen die ertoe leiden dat de doelstellingen van het cohesiebeleid worden gehaald. De eerste gelegenheid tijdens de periode 2007 tot 2013 is het debat over het eerste tussentijdse verslag over de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid. We verwachten dat de Commissie haar verslag in juni presenteert.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de minister dat hij alle maatregelen waarin het Structuurfonds en het Europees Sociaal Fonds voorzien, nog eens heeft genoemd. Ik wilde weten of het voorzitterschap en de Raad ervan op de hoogte zijn dat bepaalde regio’s in Europa onbewoond zijn. Ze maken natuurlijk deel uit van nationale staten, maar deze ontwikkeling verzwakt de EU en zorgt voor een stroom van mensen die naar andere regio’s trekken. Deze kwestie gaat ons allen aan, want het gaat niet uitsluitend om individuele landen. Daarom wil ik graag weten of het voorzitterschap van plan is speciale aandacht aan deze zaak te besteden.
Janez Lenarčič. − (SL) Dank u voor deze aanvullende vraag, mevrouw Panayotopoulos. Het voorzitterschap weet dat er in sommige regio’s geen actieve bevolking meer woont. Maar ik herhaal dat het aan de lidstaten is de benodigde maatregelen voor te stellen om te voorkomen dat dit verschijnsel optreedt. Anderzijds moeten we begrijpen dat we mensen niet kunnen dwingen in bepaalde regio’s te wonen en te werken.
Het is een ernstig probleem waar een oplossing voor moet komen. Ik herhaal dat de maatregelen in het kader van het cohesiebeleid oplossingen bieden, maar het is aan de lidstaten om te bepalen welke oplossingen in voorkomende gevallen moeten worden voorgesteld.
Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Minister, ik ben het niet eens met uw laatste opmerkingen. Natuurlijk ligt de competentie hier bij de lidstaten, maar de Europese Unie heeft ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van de ontvolking van deze regio’s; dit probleem is het gevolg van iets waarmee we in de hele Europese Unie worden geconfronteerd, namelijk liberalisering. In kleine gemeenschappen worden postkantoren gesloten omdat ze niet rendabel meer zijn en gaan plaatselijke spaarbanken dicht en plaatselijke zwembaden ook, in sommige gevallen omdat de publieke diensten geprivatiseerd worden. Door dit alles wordt het leven in deze gemeenschappen iets minder de moeite waard. Ik kom uit een bergachtige regio en ik heb het zien gebeuren. Mijn vraag is dus of op het niveau van de Raad over deze kwestie is nagedacht.
Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag één kleine opmerking plaatsen naar aanleiding van de vorige vraag: ook in Graz ga je een bus in voor een ritje van vijf meter. U bent dus niet de enige. Het is weer hetzelfde liedje: ze geven de schuld aan Schengen, maar dat is natuurlijk volstrekt onwaar.
Janez Lenarčič. − (SL) Het was geloof ik twintig meter, geen vijf, maar ook dat is te kort. Zoals ik al eerder zei: ik wil geen discussie over het functioneren van de luchthaven van Ljubljana, een onafhankelijk bedrijf dat zijn eigen regels volgt. Maar ik wijs er nogmaals op dat het cohesiebeleid van de Europese Unie lidstaten in staat stelt het probleem dat mevrouw Panayotopoulos naar voren bracht, aan te pakken. De vraag is alleen in hoeverre ze daar dan ook in slagen.
U noemde de postdiensten, een heel interessant punt. Ik moet er echter op wijzen dat de richtlijn betreffende postdiensten, die het Europees Parlement dit jaar ook heeft aangenomen, daar ook over handelt. Een belangrijk onderdeel van de richtlijn is de garantie dat de postdiensten universeel blijven, ook als deze markt opengesteld wordt. Het probleem dat u naar voren brengt, wordt in die richtlijn dus op passende wijze aan de orde gesteld.
De Voorzitter. −
Vraag nr. 3 van Hélène Goudin (H-0161/08)
Betreft: Verdrag van Lissabon
In artikel 1, punt 24 betreffende hoofdstuk 1, artikel 10 A, lid 2, (uitgangspunten en doelstellingen) staat onder f) dat de Unie als doel heeft “het leveren van een bijdrage tot het uitwerken van internationale maatregelen ter bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en het duurzaam beheer van de mondiale natuurlijke rijkdommen, teneinde duurzame ontwikkeling te waarborgen”.
Is de Raad van mening dat deze bepaling inhoudt dat een EU-verbod op een speciale milieumaatregel die verder gaat dan een volledig geharmoniseerd niveau als strijdig met het Verdrag kan worden beschouwd?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De vraag van mevrouw Goudin staat los van de competenties van de Raad. De Raad heeft als zodanig niet deelgenomen aan de intergouvernementele conferentie die het ontwerpverdrag van Lissabon heeft voorbereid, maar de regeringen van de lidstaten wel. Bovendien is het Verdrag van Lissabon, zoals we weten, not niet van kracht. Als het Verdrag van kracht wordt, en we hopen dat dit binnenkort en binnen de verwachte termijn gebeurt, heeft het Hof van Justitie de competentie de bepalingen ervan uit te leggen – ik denk dat dat is wat mevrouw Goudin bedoelde.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Minister, we hebben in dit Huis kennis genomen van diverse meningen over de overeenkomsten tussen de oude grondwet en het voorgestelde nieuwe Verdrag van Lissabon. Kunt u ons vertellen hoe vergelijkbaar de twee documenten volgens u zijn?
Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik vind dat we redelijkerwijs vragen moeten kunnen stellen over de interpretatie van het Verdrag, dat nu onder een andere naam wordt gepresenteerd maar dat gewoon hetzelfde verdrag is, en dat de Raad deze vragen dan zou moeten kunnen beantwoorden. Mijn aanvullende vraag bij vraag 3 is: betekent deze tekst dat de EU niet alleen de doelstellingen van het mondiale milieubeleid bepaalt maar ook de middelen, de middelen die de lidstaten moeten inzetten om de doelstelling te bereiken?
Janez Lenarčič. − (SL) De vraag wat de overeenkomsten of de verschillen zijn tussen het Verdrag van Lissabon en het oude grondwettelijk verdrag is voornamelijk een kwestie van persoonlijke indrukken. Het Verdrag is anders dan het grondwettelijk verdrag maar het biedt een aantal vergelijkbare of zelfs identieke oplossingen. Ik zal me beperken tot de volgende feiten.
Het Verdrag is anders in die zin dat het niet het soort verdrag is dat alle eerdere verdragen vervangt. Dit is een klassieke methode om fundamentele EU-verdragen te wijzigen. Het is anders in de zin dat het concept van de grondwet is vervallen en er wordt niet meer gesproken over een grondwet van de Europese Unie, maar van een klassiek verdrag.
Er is sprake van overeenkomsten of equivalenten bij diverse oplossingen, waaronder institutionele oplossingen, functionele oplossingen en oplossingen op het gebied van vereenvoudiging, de aanneming van besluiten en een grotere rol voor de nationale parlementen en het Europees Parlement. Het Verdrag is derhalve anders dan het vorige grondwettelijk verdrag, maar het biedt een aantal vergelijkbare of zelfs identieke oplossingen.
Wat de tweede vraag betreft: ik heb speciaal gelet op het woordgebruik in de vraag van mevrouw Goudin en ik wijs erop dat deze bepaling handelt over de steun die de Unie biedt bij de vormgeving van internationale maatregelen ter bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, duurzame ontwikkeling en dergelijke. Met andere woorden, de Unie schrijft niet voor en vaardigt geen bevelen uit, maar biedt hulp. Ik denk dat deze taal voor zich spreekt.
De Voorzitter. − Ik sta nog één aanvullende vraag toe over deze kwestie. We hebben een overvloed aan aanwijzingen gehad, maar ik houd rekening met het politieke evenwicht en kijk naar wie er al een vraag heeft gesteld.
Jens Holm (GUE/NGL). – (SV) De tekst die mevrouw Goudin citeerde, klopt en het is fantastisch dat we het milieu willen beschermen en verbeteren. Dat wordt goed verwoord in het Verdrag van Lissabon. Het probleem van het milieubeleid van de EU is dat milieumaatregelen voortdurend botsen met de interne markt. Commissaris Verheugen zei onlangs dat de Commissie de afgelopen vijf jaar niet minder dan negentien keer een lidstaat voor het Europees Hof van Justitie heeft gedaagd in verband met in de lidstaat geldende wetgeving ter bescherming van het milieu. In alle negentien gevallen besliste het Hof ten gunste van de interne markt en tegen het milieu. Ik vraag me af of dit de milieugarantie op enigerlei wijze versterkt? Kunnen we met deze tekst zeggen dat het milieu voorrang heeft op de eisen van de markt? Kunt u daar een uitspraak over doen?
Janez Lenarčič. − (SL) Ja, ik zou tegen de heer Holm willen zeggen dat ik het volkomen met hem eens ben. Het is absoluut waar dat rechtsnormen in verschillende regio’s soms met elkaar botsen, zelfs als het gaat over de aard van de rechtsnorm. In die norm of die bepaling van het Verdrag van Lissabon, dat, zeg ik nogmaals, nog niet van kracht is, wordt gesproken van steun van de Unie. De rechtsnorm is anders van aard dan een bevel of een verbod. Het grootste aantal bevelen of verboden heeft trouwens betrekking op de interne markt.
Het is waar dat de rechtsnormen kunnen botsen, maar het is ook een gegeven dat het Hof overeenkomstig het huidige gemeenschapsrecht een oplossing voor deze botsingen kan bieden. Er is een manier om het gevaar op botsingen uit te schakelen tijdens het opstellen van de rechtsnormen, maar dat is een zaak voor de Europese Commissie, die als enige het recht van wetgevend initiatief heeft. Ik ben ervan overtuigd dat de Commissie potentiële botsingen probeert te vermijden als ze dat initiatief neemt.
De Voorzitter. − Vraag nr. 4 van Marian Harkin (H-0163/08)
Betreft: Verdrag van Lissabon
Is de Raad ervan overtuigd dat de door het Sloveense voorzitterschap aan de lidstaten voorgelegde vragen die drieëndertig punten over het Verdrag van Lissabon omvatten die een verduidelijking vergden, adequaat zijn beantwoord?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Mevrouw Harkin stelde een vraag over de door het Sloveense voorzitterschap ingediende punten. Het betreft technische werkzaamheden die nodig zijn ter voorbereiding van het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon, werkzaamheden die van te voren moet worden verricht als we het Verdrag volledig ten uitvoer willen leggen. Deze werkzaamheden zijn in januari gestart, overeenkomstig het mandaat dat de Europese Raad in december vorig jaar heeft verleend aan het Sloveense voorzitterschap.
Ik benadruk dat deze activiteiten puur als voorbereiding bedoeld zijn. Ze zijn van voorbereidende aard omdat het Verdrag, zoals we weten, pas van kracht wordt als het door alle 27 lidstaten is geratificeerd. Desalniettemin doet de Raad regelmatig verslag van deze voorbereidende, technische werkzaamheden aan het Bureau van de Voorzitter van het Europees Parlement, met name als het gaat om zaken waarbij het Europees Parlement betrokken is.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Ik ben blij dat het Sloveense voorzitterschap vooruitgang boekt. Ik wil enkele kwesties die in Ierland momenteel voor beroering zorgen, onder de aandacht van de minister brengen. Ik zou graag opheldering van het Sloveense voorzitterschap willen over deze kwesties.
Ten eerste de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde belastinggrondslag en vooral de kwestie belastingharmonisatie. Kunt u aangeven of ieder land een veto heeft over deze kwesties?
Ten tweede heb ik een vraag over het protocol over het Euratom-Verdrag dat aan het Verdrag van Lissabon is gehecht. Kunt u mij vertellen of dit protocol leidt tot enige wijziging van de inhoud of de procedures van het Euratom-Verdrag en of de rechtsgrondslag verandert en of er implicaties optreden, met name inzake kernenergie.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mevrouw Harkin, ik zal een uitzondering maken en Engels spreken om verdere beroering te voorkomen en zo duidelijk mogelijk te zijn over de kwesties die u aan de orde stelde.
Ten eerste de belasting. Momenteel heeft elke lidstaat een veto over kwesties met betrekking tot belasting, of dit nu de gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting is, belastingharmonisatie of welke andere belastingkwestie ook, en dat blijft zo als het Verdrag van Lissabon van kracht wordt. Het Verdrag van Lissabon verandert daar niets aan. Op het gebied van belasting blijft de besluitvormingsmethode ongewijzigd: er kunnen alleen besluiten worden genomen bij consensus van alle lidstaten, waaronder, uiteraard, Ierland.
Ten aanzien van uw andere vraag geldt hetzelfde: de energiemix, de keuze van energiebronnen, is en blijft het soevereine domein van de lidstaten. Het staat elke lidstaat vrij om te kiezen voor kernenergie, om kernenergie in zijn energiemix op te nemen, en het staat elke lidstaat ook vrij om daar niet voor te kiezen. Dat blijft hetzelfde als het Verdrag van Lissabon van kracht wordt.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Gezien het feit dat de lidstaten opheldering gevraagd hebben over bepaalde punten van het Verdrag van Lissabon, zou ik ook enige helderheid willen, met name inzake de “passerelle-clausule”. Er zijn veel terreinen waar de EU competentie nastreeft maar geen rechtsgrondslag heeft en dat heeft door de jaren heen tot veel kritiek en onderzoek geleid, maar bent u niet bang dat de EU, met de “passerelle-clausule”, nieuwe competenties krijgt zonder nationale parlementen te hoeven raadplegen? Bent u niet bang dat dit de nationale parlementen en de democratie in de hele Europese Unie ondermijnt?
Jim Allister (NI). – (EN) Kan de minister toelichten waarom men het nodig achtte tijdens het Ierse referendum een moratorium in te voeren op slecht nieuws uit Brussel en op alle nieuwe controversiële voorstellen uit Brussel?
Is de angst voor de bevolking zo groot dat de Raad en de Commissie hen liever onwetend laten? Kunt u ons vertellen welke voorstellen onder dit moratorium vallen en, met name, of er ook zaken onder vallen die te maken hebben met harmonisatie of de berekening van de vennootschapsbelasting, en, zo ja, waarom?
Janez Lenarčič. − (SL) Naar aanleiding van de vraag van de heer Kamall wil ik graag het volgende benadrukken: de “passerelle-clausule” stelt de lidstaten in staat een besluit te nemen dat een bepaalde activiteit op EU-niveau mogelijk maakt. Ik denk dat het verkeerd is te denken dat dit zonder de toestemming van de nationale parlementen mogelijk is. Als iemand zonder toestemming van het nationale parlement handelt, zal die actie in eigen land niet worden gesteund.
Ik moet ook uitleggen dat het Verdrag van Lissabon de rol van de nationale parlementen versterkt doordat ze rechtstreekser bij de mechanismen van de Europese Unie worden betrokken. Deze grotere rol van de nationale parlementen is ook van invloed op de “passerelle-clausule”.
In antwoord op de heer Allister moet ik zeggen dat ik niets van een moratorium afweet. Niemand, de Raad niet en het voorzitterschap niet, heeft besloten tot een moratorium op slecht nieuws of gevoelige onderwerpen.
De vraag die u ter illustratie stelde, betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting, is niet nieuw. Over deze kwestie wordt al enige tijd gesproken, al jaren zelfs, en er is nog steeds geen overeenkomst. Zonder overeenkomst is er geen vooruitgang. Zoals ik in antwoord op een eerdere vraag al heb uitgelegd, komt dat doordat belastingaangelegenheden behoren tot de categorie kwesties waarover de Europese Unie uitsluitend bij overeenkomst besluiten neemt. Dat is niet veranderd en dat zal ook niet veranderen, niet als gevolg van het Iers referendum en ook daarna niet.
De Voorzitter. − We gaan nu verder met twee vragen, die gezamenlijk beantwoord zullen worden, betreffende mensenrechten in China, de eerste van mevrouw Doyle en de tweede van de heer Evans.
De Voorzitter. − Vraag nr. 5 van Avril Doyle (H-0165/08)
Betreft: Mensenrechten in China
Op 17 januari nam het Europees Parlement een resolutie aan (P6_TA(2008)0021) waarin het China met klem verzocht om “de Olympische Spelen van 2008 niet te gebruiken als voorwendsel om dissidenten, journalisten en activisten die berichten over of protesteren tegen schendingen van de mensenrechten, te arresteren of gevangen te nemen”.
Welke maatregelen heeft de Raad genomen als reactie op de resolutie van het Parlement? Welke antwoorden, als die er zijn, heeft de Raad van de Chinese autoriteiten gekregen? Is de Raad ervan overtuigd dat de Chinese autoriteiten voldoende inspanningen leveren om de beginselen van het olympisch charter na te leven?
Vraag nr. 6 van Robert Evans (H-0184/08)
Betreft: Mensenrechten in China
Begin 2007 zamelde mensenrechtenactivist Yang Chunlin in China handtekeningen in voor een petitie met de titel “Wij willen mensenrechten, niet de Olympische Spelen”. In juli van dat jaar werd hij gearresteerd wegens het “aanzetten tot ondermijning van de macht van de staat” en sindsdien wordt hij vastgehouden in een detentie-inrichting in de stad Jiamusi.
Deelt de Raad mijn diepe bezorgdheid over de voortdurende detentie en behandeling van Yang Chunlin? Is de Raad het met mij eens dat de gevangenneming van mensenrechtenactivisten in strijd is met de beloften die talloze Chinese functionarissen hebben gedaan in de aanloop naar de Olympische Spelen in Beijing?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Evenals de twee europarlementariërs die deze vragen hebben gesteld, is ook de Raad bezorgd over de vervolging van Chinese mensenrechtenactivisten. Voor wat de Chinese verplichtingen voor de Olympische Spelen betreft, is dit een zaak voor het internationaal Olympisch Comité. We kunnen echter zeggen dat de recente repressieve acties tegen verdedigers van mensenrechten en andere activisten twijfels opwerpen over de verplichting van China om zijn beloften op basis van de internationale normen voor mensenrechten na te komen. Hiertoe behoort onder meer het individuele legitieme recht op vrije meningsuiting.
We maken ons eveneens zorgen over uitzettingen en vervolgingen, inclusief die welke te maken hebben met de Olympische gebouwen. In overeenstemming met de richtsnoeren betreffende de verdedigers van mensenrechten, volgen de leiders van de missies van lidstaten van de Europese Unie naar China nauwgezet de situaties van individuen als Yang Chunlin en Hu Jia. De Europese Unie waarschuwt de Chinese autoriteiten voortdurend en op verschillende manieren over zaken die aanleiding tot bezorgdheid geven.
Nadat Hu Jia in december gevangen werd gezet, heeft de Raad diverse keren over deze zaak gesproken, maar zonder een bevredigend antwoord te krijgen. De Raad zal deze zaken nauwgezet volgen en proberen om actie te ondernemen.
Niettemin moeten we ook enkele positieve zaken melden, bijvoorbeeld de snelle vrijlating van Chinese journalisten, inclusief Yu Huafeng en Ching Cheong. We verwelkomen ook de veranderingen in de mediawetten, namelijk dat er een tijdelijke versoepeling is van de beperkingen voor buitenlandse journalisten in de aanloop naar de Olympische Spelen.
In de laatste ronde van mensenrechtenbesprekingen tussen de Europese Unie en China, gehouden in oktober 2007, heeft de trojka van de Europese Unie China opgeroepen om de regelingen betreffende buitenlandse journalisten ook te handhaven nadat de Olympische Spelen zijn afgelopen. De Chinese delegatie heeft de verzekering gegeven dat journalisten na oktober dit jaar nog steeds makkelijker kunnen werken. De Raad zal deze kwestie zeker opnieuw bespreken met de Chinese autoriteiten.
U weet waarschijnlijk dat de Raad zich voorbereidt op de volgende ronde besprekingen over mensenrechten tussen de Europese Unie en China. Deze besprekingen vinden op 15 mei plaats in Ljubljana. De trojka van de Europese Unie is van plan om de meest zorgwekkende kwesties van dit moment te bespreken, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, de controle over internet, de kwestie van regels voor buitenlandse journalisten, het recht op vreedzame vergadering en de rol van de civiele samenleving. De EU zal met name aandacht besteden aan het probleem van de rechten van verdedigers van mensenrechten. Ik kan u verzekeren dat de EU-trojka haar uiterste best zal doen in de bespreking van deze kwesties en onmiskenbaar haar bezorgdheid zal laten blijken aan de vertegenwoordigers van de Chinese regering.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) “Het doel van de Olympische gedachte is om sport ten dienste te stellen van de harmonieuze ontwikkeling van de mens en [...] elke vorm van discriminatie tegen een land of persoon op grond van ras, geloof, politiek, geslacht of anderszins is onverenigbaar met het behoren tot de Olympische beweging” – twee grondbeginselen van het Olympisch Handvest waartoe de Chinezen zich hebben verplicht. Hoewel ik hoop dat de Olympische Spelen een groot succes zullen worden, en ik vind dat we er niet naar moeten streven om de Spelen te boycotten, moeten we niet bang zijn om de Chinese autoriteiten er aan te herinneren dat ze zich meer moeten inspannen om de menselijke waardigheid te bewaren door middel van een vrij en eerlijk rechtsstelsel, een vrije pers, een betere behandeling van Tibetaanse en andere minderheden, een beter dierenwelzijn, enzovoort. We moeten eveneens de enorme demografische, milieu- en moderniseringsuitdagingen erkennen waarvoor China zich geplaatst ziet. Echter, zou de Raad het als onderdeel van dit proces met mij eens zijn dat ze gerechtvaardigde kritiek moeten accepteren wanneer ze de aangegane verplichtingen niet naleven, zoals de grondbeginselen van het Olympisch Handvest?
Robert Evans (PSE). – (EN) De minister zei dat hij tot dusverre geen bevredigende antwoorden had gekregen van de Chinese autoriteiten. Zal hij in de komende weken en maanden krachtig blijven aandringen op wat hij al heeft gevraagd en waarop hij nog geen antwoord heeft gekregen? Hij zal zich er van bewust zijn dat China in de aanloop naar de Olympische bieding vele beloften heeft gedaan over verbeteringen aan zijn mensenrechtendossier, beloften waaraan tot nog toe niet is voldaan, zoals we nu weten.
Het is nu de juiste tijd om te handelen in de periode voorafgaand aan de Olympische Spelen, daarna is het te laat. Zal men op 15 mei, wanneer de besprekingen plaatsvinden, daadwerkelijk spreken over de positieve stappen die genomen kunnen worden om druk op China uit te oefenen over de vrijheid van meningsuiting, de rechten van journalisten, het recht op vrije demonstratie enzovoort?
Zal hij hen ook onder druk zetten over hun gebruik van de doodstraf? Want uit de beschikbare statistieken blijkt dat China op dit moment meer mensen ter dood brengt dan de rest van de wereld samen. We kunnen daar geen Olympische Spelen houden zonder deze boodschap zo krachtig mogelijk over te brengen bij de Chinese autoriteiten.
Janez Lenarčič. − (SL) In antwoord op mevrouw Doyle: zoals ik in mijn eerste antwoord zei, is het Olympisch Handvest een zaak voor het Internationaal Olympisch Comité. Dat orgaan is bevoegd om te handelen wanneer het van mening is dat er een schending van het Olympisch Handvest heeft plaatsgevonden.
In antwoord op de vraag van de heer Evans, de Europese Unie let op de mensenrechtensituatie. Ik heb al gezegd dat de besprekingen inzake mensenrechten tussen de EU en China plaats vinden op 15 mei. Er wordt onder meer gesproken over de vrijheid van meningsuiting, de controle over internet, regelingen met betrekking tot buitenlandse journalisten, het recht op vreedzame vergadering en de rol van de civiele samenleving. Dit is geen volledige of exclusieve lijst, er kan ook over andere aspecten worden gesproken. Voor wat de doodstraf betreft, is het standpunt van de Europese Unie helder en de EU blijft consequent in het verdedigen en handhaven ervan op alle multilaterale en bilaterale fora.
Vincas Justas Paleckis (PSE). – (LT) Minister, u hebt gezegd dat er pogingen worden ondernomen om de Chinese regering te beïnvloeden. Welk een ware woorden. De verstoringen van de estafettetocht met de Olympische fakkel hebben echter een inzicht gegeven in de mogelijkheid dat de Chinese televisie tijdens de Olympische Spelen niet alleen beelden zal uitzenden van de sportwedstrijden, maar ook van diverse politierellen in de straten en op de pleinen, waarbij zowel Chinese burgers als toeristen zijn betrokken. Denkt u dat het in het licht van deze situatie haalbaarder is om druk uit te oefenen op China of om het pad van de diplomatieke onderhandelingen te kiezen?
Gay Mitchell (PPE-DE). – (EN) Er wordt beweerd dat als je in China een orgaantransplantatie nodig hebt, je wordt verteld dat ze het orgaan zeer binnenkort zullen hebben, en het vermoeden bestaat dat men in feite mensen op bestelling doodt, bij wijze van spreken. Mensen die ter dood worden gebracht, worden ter dood gebracht om aan deze eisen te voldoen.
Ik heb hier gisteren met een andere commissaris gedebatteerd over het feit dat megafoondiplomatie niet werkt bij China. Kunnen we er dus van uitgaan dat de Raad andere vormen van diplomatie met China nastreeft, omdat dat wel werkt? Gaat u in het bijzonder deze zorgen aansnijden die zijn gedocumenteerd en in het verleden aan de orde zijn gesteld bij de Raad en de Commissie?
Janez Lenarčič. − (SL) Naar aanleiding van de vraag van de heer Paleckis: ik denk dat het antwoord zeer eenvoudig is. We mogen nooit de democratie opgeven als middel van discussie, overreding en het behalen van resultaten. Daarom is het antwoord eenvoudig. Zoals we hebben gezegd, onderhoudt de Raad een zeer ontwikkelde dialoog tussen de Europese Unie en China. Dit is een voortdurende dialoog en de volgende maand wordt er een nieuw hoofdstuk aan toe gevoegd. We willen doorgaan met deze dialoog, waarvan de mensenrechten het belangrijkste element vormen en blijven vormen.
Ik kan geen commentaar geven op de vraag van de heer Mitchell omdat de Raad dit fenomeen niet heeft besproken en er geen mening over heeft. Mijnheer Mitchell, u zult het waarschijnlijk met mij eens zijn dat ik geen commentaar kan leveren over informatie en gegevens die in de media of op andere plaatsen verschijnen.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de fungerend voorzitter, u hebt terecht gezegd dat in de praktijk een dialoog kan bijdragen aan het oplossen van conflicten. Mijn vraag is als volgt: kunt u zich het opzetten van nieuwe fora met China indenken, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs of onderzoek? Het van elkaar leren en elkaar begrijpen moet een belangrijk aandachtspunt zijn. Tenslotte hebben we op internationaal niveau niet alleen sport, muziek en handel, maar ook persoonlijke betrekkingen, en hiervoor hebben we nieuwe fora nodig.
Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Ik wil nog even terugkomen op de vraag die door mijn collega, de heer Evans, is gesteld. Als de Chinezen de kwesties die door mijn collega zijn geschetst, niet naar tevredenheid aanpakken, welke actie moeten de Raad en de EU-lidstaten dan naar zijn mening ondernemen?
Als hij van mening is dat hij deze vraag op dit moment niet kan beantwoorden, welke acties moeten de Raad volgens hem dan ondernemen? Of blijven we rustig afwachten en accepteren we gedwee wat de Chinezen ons vertellen en wonen we alleen de Olympische Spelen bij? Welke actie moeten we ondernemen?
Janez Lenarčič. − (SL) Op een bepaalde manier zijn de vragen van de heer Rübig en van de heer Kamall met elkaar verbonden. De vraag was wat we zouden kunnen doen als we geen bevredigend antwoord krijgen, en een van de mogelijkheden is zeker het herhalen van het verzoek. U hebt een vraag gesteld over nieuwe platforms voor de dialoog met China. Ja, natuurlijk, als zich daartoe de behoefte voordoet en de Raad en de Chinese delegatie akkoord gaan met een dergelijke verbreding van de dialoog. Ik vind het echter essentieel dat de dialoog wordt voortgezet, en ik zie dit als een gezamenlijk antwoord op de vragen van beide heren. De Raad is vastbesloten om de dialoog voort te zetten en de kwestie van de mensenrechten te bespreken.
De Voorzitter. − Vraag nr. 7 van Koenraad Dillen (H-0233/08)
Betreft: Tibet
Op de gewelddadige onderdrukking van de onlusten in Myanmar volgde destijds een duidelijke reactie van de EU. Er werden economische sancties genomen en er werd een speciale EU-afgezant voor het land aangewezen.
In het geval van China spreekt de Raad veel minder forse taal. De woordvoerster van de EU-afgevaardigde voor buitenlandse zaken, de heer Javier Solana, liet zowaar weten dat: “de betrekkingen tussen de EU en China totaal verschillend zijn met de betrekkingen tussen de EU en Myanmar”.
Is er volgens de Raad een verschil tussen Myanmar en China wat betreft de massale mensenrechtenschendingen en het gewelddadige optreden van de overheid? Kan de Raad mij aangeven welke verbeteringen de politieke dialoog teweeg heeft gebracht op het vlak van de mensenrechtensituatie en de positie van de Tibetaanse taal en cultuur? Hoe staat de Raad tegenover het voorstel van Amnesty International om in Tibet internationale waarnemers toe te laten teneinde een onderzoek mogelijk te maken?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Evenals het Europees Parlement is ook de Raad bezorgd over de recente gebeurtenissen en de schendingen van de mensenrechten in Tibet.
Op 19 maart, slechts een paar dagen na de gebeurtenissen, bracht de Raad een verklaring uit in naam van de Europese Unie, waarin hij opriep tot beheersing. De Raad riep de Chinese regering op om te reageren op de ongerustheid van de Tibetanen met betrekking tot het respecteren van de mensenrechten. De Raad verzocht de Chinese regering en de Dalai Lama om een concrete en constructieve dialoog aan te gaan die tot een blijvende oplossing zou leiden die aanvaardbaar was voor alle partijen, en volledig rekening hield met de Tibetaanse cultuur, religie en identiteit. Het Sloveense voorzitterschap verzond een verklaring met een vergelijkbare strekking namens de Europese Unie tijdens de sessie van de Mensenrechtenraad in Genève op 25 maart.
We zijn ons bewust van de oproepen voor een onderzoek door de Verenigde Naties naar het Chinese antwoord op de gebeurtenissen in Tibet. De Raad heeft een beroep gedaan op de Chinese regering om de beperkingen op de toegang tot de regio op te heffen, dit zou een onafhankelijke evaluatie van de situatie ten goede komen. De bespreking van de mensenrechten tussen de Europese Unie en China, die vandaag al een paar keer is genoemd, en die op 15 maart plaats vindt in de hoofdstad van Slovenië, Ljubljana, is een andere gelegenheid om de situatie in Tibet en andere dringende zaken te bespreken, zoals de positie van de verdedigers van mensenrechten. De trojka van de Europese Unie zal er op aandringen dat de Chinese autoriteiten buitenlandse journalisten toegang tot Tibet zullen verlenen overeenkomstig de nieuwe regels die zijn aangenomen in de aanloop naar de Olympische Spelen.
De Europese Unie en China zullen in Ljubljana spreken over internetcensuur en daarbij bijdragen aan het debat waarmee een aanvang is genomen tijdens de laatste ronde van de dialoog in oktober van het afgelopen jaar.
Het is belangrijk om de mensenrechtendialoog te beoordelen in de context van een bredere dialoog tussen de EU en China over mensenrechten, hervormingen en politieke en sociale vooruitgang. De kwesties die ten grondslag liggen aan de ongeregeldheden die we in Tibet hebben gezien, worden regelmatig besproken als onderdeel van de mensenrechtendialoog met China. Deze kwesties betreffen vrijheid van religieuze overtuiging, rechten van minderheden en culturele rechten. De EU-trojka heeft een zeer open discussie gevoerd met de Chinese autoriteiten over de beperking van religieuze vrijheid tijdens de laatste ronde van besprekingen in oktober van het afgelopen jaar.
Bij de recente positieve veranderingen op het gebied van mensenrechten in China hoort ook het feit dat de nieuwe werkgelegenheidswet dit jaar van kracht werd en dat de bevoegdheid om de doodstraf te heroverwegen, terug is in de handen van Hoge Volksgerechtshof. Hierdoor is het aantal executies gedaald.
Tot slot wil ik benadrukken dat de Europese Unie de situatie in Birma net zo nauwlettend volgt als de situatie in Tibet. Voor wat het laatste betreft, ondersteunt de Europese Unie actief de inspanningen van de Verenigde Naties om de overgang naar democratie, vereniging en ontwikkeling van het land te versnellen, en de EU is betrokken bij raadplegingen met haar Aziatische partners.
Koenraad Dillen (NI). – (NL) Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoord, dat nogal omstandig was, maar jammer genoeg niet op de grond van de zaak inging. We zijn het hier allemaal eens in deze zaal dat we bezorgd moeten zijn over de mensenrechtensituatie in Birma en in China. Of er een positieve verandering aan de gang is, zou ik durven betwijfelen. Ik zou erop willen wijzen dat de Franse krant Libération nog maar enkele weken geleden op de voorpagina uitpakte met foto’s van de toestellen waarmee Tibetaanse gevangenen in China worden gefolterd. Dus ik zou toch durven betwijfelen dat er een positieve verandering is.
Maar ik zal mijn vraag wat concreter stellen. Waarom wordt er door de Europese Unie met twee maten en twee gewichten gemeten wanneer bijvoorbeeld tegenover Birma terecht zeer streng wordt opgetreden met economische sancties, terwijl dat ten aanzien van China niet het geval is? Zou het kunnen dat als er grote economische belangen in spel zijn, we iets minder principieel zijn als het over mensenrechten gaat?
Janez Lenarčič. − (SL) Ik kan het niet met u eens zijn, mijnheer Dillen, dat er met twee maten wordt gemeten. Ik vind dat de Europese Unie niet met twee maten meet. Als dat het geval zou zijn, zou het Sloveense voorzitterschap niet namens de Europese Unie hebben gesproken tijdens de sessie van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties op 25 maart over het onderwerp dat u noemt.
Wanneer het over mensenrechten gaat, streeft de Europese Unie naar dezelfde normen voor alle derde landen. De vraag is welke middelen er moeten worden gebruikt. Dat verschilt van geval tot geval. Bij het bepalen van de pressiemiddelen of maatregelen die moeten worden gebruikt, is het van wezenlijk belang om te overwegen wat tot mogelijke resultaten zal leiden.
De Voorzitter. − Vraag nr. 8 van Colm Burke (H-0167/08)
Betreft: Mensenrechten in Tsjaad
Kan de Raad aangeven hoe hij precies de diplomatieke druk opvoert om tot een staakt-het-vuren te komen in Tsjaad, om zo de belegerde burgers te beschermen en de diplomatieke inspanningen om vrede te waarborgen te verhogen?
Twee politici van de oppositie, van wie de Tsjadische regering beweert dat ze niet worden vastgehouden, werden in werkelijkheid op 3 februari gearresteerd door troepen van de staatsveiligheid in Tsjaad. Hoe garandeert de Raad, na de poging tot staatsgreep begin februari, de vrijheid van de politieke oppositie na de arrestaties die deel uitmaakten van een strafcampagne tegen politieke tegenstanders in de hoofdstad N’Djamena?
President Deby kondigde de noodtoestand af op 14 februari. Daarmee verleende hij zijn regering uitzonderlijke volmachten om de media te censureren, mensen te fouilleren en woningen te doorzoeken, en alle verkeer in Tsjaad strak te controleren. Hoe garandeert de Raad dat de regering-Deby met deze pas verworven uitbreiding van bevoegdheden de mensenrechten van Tsjadische burgers niet schendt?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) De Raad heeft de burgerrechtensituatie in Tsjaad nauwgezet gevolgd, in het bijzonder sinds de autoriteiten van Tsjaad de noodtoestand hebben afgekondigd. Zoals we nu weten, werd de noodtoestand op 16 maart opgeheven. De Raad heeft president Déby opgeroepen om de grondrechten en vrijheden te respecteren, zich te beheersen en de gevangenen onmiddellijk vrij te laten. Op dit moment wordt er nog één persoon vermist.
Op 13 augustus van het afgelopen jaar werd een overeenkomst gesloten met vrijwel alle oppositiepartijen. De Raad doet nog steeds een beroep op de ondertekenaars van de politieke overeenkomst om verder te gaan met de uitvoering van die overeenkomst, ongeacht de onderbreking, die geschiedde als gevolg van gewelddadige botsingen met opstandige groeperingen. De voortdurende uitvoering van de overeenkomst geldt ook voor de bepalingen ter bevordering van democratische vrijheid en vrijheid van meningsuiting. De Raad participeert in internationale inspanningen ter bevordering van dit proces, en in het bijzonder voor het winnen van het vertrouwen van de oppositiepartijen en de civiele samenleving.
Door de Europese Unie uitgeoefende druk heeft geleid tot de vorming van een commissie van onderzoek, waarin de Europese Unie en de Francophonie samenwerken als internationale waarnemers. Een van de taken van deze commissie is het onderzoeken van schendingen van mensenrechten tijdens de strijd en om de omstandigheden vast te stellen waaronder sommige oppositieleiders zijn verdwenen. De commissie rondt haar werkzaamheden naar verwachting binnen drie maanden af.
Colm Burke (PPE-DE). – (EN) Ik was van 24 tot 30 maart aanwezig in Tsjaad en heb daar gesproken met de minister van Buitenlandse zaken en met de voorzitter van de Nationale Vergadering. Ik ben niet tevreden over de antwoorden die ik kreeg met betrekking tot de heer Saleh, die wordt vermist, en met betrekking tot de commissie van onderzoek.
Ik wil slechts het volgende vragen: zijn de internationale mensen in de commissie en de vertegenwoordiger van de EU daar als waarnemers? Nemen zij daadwerkelijk deel aan het onderzoek? Ik heb begrepen dat ze daar uitsluitend als waarnemer zijn, en ik ben niet tevreden als dit het geval is. Ik denk dat we geen eerlijk en accuraat verslag krijgen als er geen internationale afgevaardigden betrokken zijn bij het onderzoek die een andere functie hebben dan waarnemer.
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) U hebt gelijk, mijnheer Burke. De vertegenwoordigers van de EU en de Francophonie nemen aan dit onderzoek deel als internationale waarnemers. Naar mijn mening is deze rol voldoende om het verslag te evalueren dat de commissie naar verwachting over drie maanden indient.
De Voorzitter. − Ik heb geen verdere vragen over dit punt en de volgende vraag is de laatste.
De Voorzitter. − Vraag nr. 9 van Liam Aylward (H-0180/08)
Betreft: Vredeshandhavingsmissie naar Tsjaad
Kan de Raad in detail aangeven hoe de EU-vredeshandhavingsmissie naar Tsjaad zich op dit moment ontwikkelt?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Na aanvallen op de hoofdstad, N’Djamena, die door Tsjaadse rebellen in januari waren uitgevoerd vanuit Sudan, besloot de bevelhebber, generaal Nash op 31 januari om de inzet van troepen tijdelijk te stoppen.
Dit besluit werd om twee redenen aanvaard, ten eerste om de evaluatie van de nieuwe politieke en veiligheidssituatie toe te staan en ten tweede om een ongehinderde evacuatie van de Europeanen en burgers uit andere landen uit te voeren. De inzet van troepen werd na twaalf dagen hervat en deze pauze van twaalf dagen heeft geen invloed gehad op het algemene schema van de operatie. De oorspronkelijke operationele capaciteit werd op 15 maart bereikt, en volgens plan moet de volledige capaciteit aan het eind van juni worden bereikt.
Niettegenstaande deze korte tijdelijke onderbreking heeft de Raad duidelijk laten weten dat deze zich nog steeds gebonden acht aan de uitvoering van het mandaat, overeenkomstig de relevante resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, in het bijzonder het humanitaire mandaat.
De gevechten in het begin van februari waren voorzien als een mogelijk scenario waarmee vanaf het begin rekening was gehouden toen de operatie werd gepland. Helaas kwamen deze voorspellingen uit, waardoor de inzet van de EUFOR-missie en de missie van de Verenigde Naties in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek extra urgent werd.
De Raad is van mening dat het in het belang van de internationale gemeenschap en van de Europese Unie is om de stabiliteit en veiligheid in de regio te verbeteren. De aanwezigheid van de genoemde multidimensionale structuren draagt bij aan de stabilisatie van de humanitaire en politieke situatie en voorkomt dat de crisis zich uitbreidt naar buurlanden en –regio’s.
Voor wat het incident aan de Sudanese grens betreft, waarbij een EUFOR-militair werd gedood, heeft de commandant van de operatie zijn spijt uitgesproken over het onbedoeld overschrijden van de grens en voor de ongelukkige actie die tot de dood van de militair heeft geleid. De commandant bevestigde dat EUFOR zijn mandaat zou uitvoeren in overeenstemming met de resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, dat wil zeggen dat de grenzen met Sudan onpartijdig en voortdurend worden geëerbiedigd.
Ik moet hier aan toevoegen dat het onderzoek naar dit incident nog loopt. De inzet van troepen geschiedt volgens plan. Op dit moment bevinden zich 1 800 EUFOR-militairen in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Wanneer de missie volledig operationeel is, zullen er 3 700 militairen uit 14 lidstaten zijn. Op dit moment wordt met derde landen onderhandeld over hun mogelijke bijdrage.
Liam Aylward (UEN). – (EN) Mevrouw de voorzitter, mag ik de minister vragen of hij vindt dat er voldoende logistieke ondersteuning beschikbaar is om de volledige inzet van de vredeshandhavingsmissie toe te staan gedurende de komende weken en maanden?
En is de minister het er verder mee eens dat de EU-vredesmissie in Tsjaad een zeer sterk signaal doet uitgaan naar de Sudanese regering, omdat veel van de 300 000 vluchtelingen die zijn gestrand in de kampen in het oosten van Tsjaad, hier zijn gekomen om te ontsnappen aan de genocide in Dafur?
Janez Lenarčič, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het antwoord op het eerste gedeelte van de vraag van de heer Aylward is zeker ja. Het antwoord op het tweede gedeelte is ja, mits het mandaat voor de operatie, waartoe Dafur niet behoort, wordt nageleefd.
De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
De Voorzitter. – Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 19.10 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)
VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
13. Hervorming Wereldhandelsorganisatie (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0104/2008) van Cristiana Muscardini, namens de Commissie internationale handel, over “een routekaart voor hervorming van de Wereldhandelsorganisatie” (2007/2184(INI)).
Cristiana Muscardini, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, sta mij toe te beginnen met het uitspreken van mijn oprechte dank aan het secretariaat, dat zeer actief en behulpzaam is geweest voor alle leden van de commissie bij het opstellen van deze tekst. Vandaag leggen we de Commissie een reeks ideeën voor die het resultaat zijn van diepgaande beraadslagingen die op constructieve wijze zijn uitgevoerd door de gehele Commissie internationale handel.
Onze commissie wil een effectievere en democratischere Wereldhandelsorganisatie die met betrekking tot haar internationale functioneren is uitgerust om de belangrijke taak van het reguleren van de internationale handel uit te voeren. Hiervoor zijn hervormingen onontbeerlijk.
De recente toetreding van vele leden, ik noem slechts China en de aanstaande toetreding van Rusland, onderstreept het succes van een orgaan waarbij nu 152 landen zijn aangesloten. Echter, juist vanwege de toegenomen omvang, moet er worden nagedacht over een reorganisatie van de Wereldhandelsorganisatie.
In het verslag benadrukken we de belangrijkste redenen waarom de WTO en handelsmultilateralisme een nieuwe, sterkere, dynamischere en democratischere structuur behoeven. Een regelmatig terugkerend punt op onze agenda zijn de onderhandelingen in het kader van de Doharonde: we weten dat we altijd dichtbij een overeenkomst zijn, maar dat we er toch net geen grip op kunnen krijgen. De Commissie internationale handel is zich bewust van dit probleem en herhaalt daarom haar steun voor deze onderhandelingen, die tot een evenwichtigere en eerlijkere handel zouden moeten leiden. Ondertussen zijn we van mening dat de tijd is aangebroken om verder te kijken naar de periode na Doha, met een doortastende en ambitieuze instelling.
Terwijl we vandaag onze ideeën voorleggen aan de Commissie, roepen we de communautaire uitvoerende macht op om net zo doortastend en ambitieus te zijn door het politieke initiatief te nemen in Genève, wat het pad zou kunnen effenen naar een herziening van de werking van bepaalde mechanismen die klaarblijkelijk op dit moment niet goed functioneren.
De institutionele structuur van de WTO kan worden verbeterd door een onderscheid te maken tussen de activiteiten die zijn verbonden aan het onderhandelen over nieuwe internationale regels en verplichtingen en de activiteiten die te maken hebben met de uitvoering van bestaande overeenkomsten. Het consensusbeginsel is de norm voor ministeriële conferenties, en moet dit ook blijven, maar het is wellicht mogelijk om andere methoden dan unanimiteit te ontwikkelen voor procedures die leiden tot definitieve besluiten in een organisatie, die nu ze vergroot is, andere mechanismen vereist. Dergelijke mechanisme zijn overwogen voor Europa, nu moeten ze ook worden overwogen voor de WTO!
Het richtsnoer voor de Doharonde was het betrekken van alle lidstaten in de onderhandelingen over een hele reeks onderwerpen, terwijl er in een dergelijk brede organisatie pogingen moeten worden ondernomen om een plurilaterale aanpak te ontwikkelen, die een vorm van “variabele geometrie” incorporeert. We hebben hier in het verleden over gesproken voor Europa, en nu is het nodig voor de WTO!
Ontwikkeling is een belangrijk onderwerp, en in de afgelopen jaren is de groep ontwikkelingslanden steeds groter en diverser geworden. Deze groep bevat opkomende economieën en landen die in feite al zijn “opgekomen”, zoals China, India, Brazilië en Zuid-Afrika. Het zou daarom passender zijn, voor de echte ontwikkelingslanden, om landen opnieuw te classificeren in duidelijkere en homogenere groepen op basis van hun respectieve economische situatie, en te eisen dat alle landen hun verantwoordelijkheden nemen die bij hun economische sterkte horen.
Het secretariaat van de WTO, hoewel zeer hoog geacht vanwege zijn professionaliteit en kunde - en we hebben het vaak geraadpleegd tijdens onze maanden van werk - heeft een relatief beperkte personeelsformatie. Het zou passend zijn om de rol van het secretariaat te versterken, waardoor het initiatieven kan nemen en compromissen kan voorstellen. Het versterken van het secretariaat betekent dat het representatiever wordt voor wat betreft geografische dekking, zodat het zichzelf ziet als as, als aandrijfkracht voor de activiteiten van de organisatie, in het belang van alle leden, inclusief bovenal al die ontwikkelingslanden waaraan op dit moment onvoldoende aandacht wordt besteed om werkelijke groei te kunnen bereiken.
Voor wat de transparantie en de parlementaire dimensie van de WTO betreft, moet de transparantie van procedures voor de beslechting van internationale geschillen worden verbeterd om het externe imago van de WTO te verbeteren. Het opwaarderen van een parlementaire dimensie zou moeten voortkomen uit het bestaan van de Parlementaire Conferentie over de WTO, en zou het moeten uitbreiden tot een volwassen parlementaire vergadering met bevoegdheden om te beraadslagen en te besluiten, die legitimiteit verleent aan haar procedures.
De consistentie en coördinatie met andere internationale organisaties is van essentieel belang. Hiertoe moeten de betrekkingen met de Internationale Arbeidsorganisatie en met bepaalde VN-bureaus worden versterkt, omdat belangrijke, internationale sociale en milieukwesties niet buiten de grenzen van WTO-activiteiten mogen vallen.
En we mogen vooral niet vergeten dat het geschillenbeslechtingssysteem een uniek kenmerk van de WTO is. Tenzij er een manier wordt gevonden om deze procedures te stroomlijnen en te versnellen, bestaat het risico dat geschillen zich jaren voortslepen, met schadelijke gevolgen voor de maatschappij, lidstaten en consumenten. Daarom willen we de Commissie oprecht oproepen om net zo doortastend te zijn als de parlementaire commissie is geweest bij het aanwijzen van nieuwe regels om de Wereldhandelsorganisatie te stroomlijnen voor de toekomst.
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de voorzitter, de Commissie spreekt haar dank uit aan het Parlement voor zijn inzichtelijk en tijdig verslag.
Er voor zorgen dat de WTO kan reageren op de uitdagingen van een snel veranderende wereldeconomie zou een belangrijke prioriteit moeten zijn voor de Europese Unie. Bovendien, gezien de huidige economische problemen waarmee veel WTO-leden te maken hebben, is een sterke multilaterale instelling essentiëler dan ooit om de roep om protectionistisch beleid dat voorbijgaat aan de belangen van buurlanden, tegen te gaan.
In het verslag wordt het centrale belang van de Doha-ontwikkelingsagenda (DDA) erkend. De Commissie wenst te herhalen dat elk initiatief in Genève met betrekking tot de toekomst van de WTO moet worden geijkt aan en geworteld in een hopelijk succesvol resultaat van de DDA
Op dit moment, tijdens de mogelijke eindfase van de DDA-onderhandelingen, zou geen enkel lid de politieke bereidheid en/of administratieve middelen hebben om zich te mengen in een betekenisvolle reflectie over de hervorming van de WTO. Wij verwachten en hopen wel dat deze situatie zich zal ontwikkelen tot een uiteindelijke DDA-overeenkomst die voor het eind van 2008 kan worden ondertekend. Dit opent ook de deur naar een debat over de toekomst van de WTO, een debat dat sterk afhankelijk zal zijn van de succesvolle afronding van de DDA.
Voor wat betreft de ideeën die in het verslag worden uitgewerkt, de Commissie deelt deze in beginsel, zelfs al is het duidelijk dat sommige voorstellen die zijn gedaan in de ontwerpresolutie, sterke weerstand zullen oproepen van bepaalde WTO-leden.
Met betrekking tot de institutionele zaken steunt de Commissie nog steeds het uitbreiden van de parlementaire dimensie van de WTO en andere ideeën, zoals het toekennen van extra middelen aan het secretariaat van de WTO en het uitbreiden van haar taken, evenals het versterken van de actieve transparantiemechanismen van het WTO en het effectief bewaken van en toezicht houden op de toepassing van de regels.
We nemen notitie van de oproep tot openheid in de geschillenbeslechtingsprocedures en zouden willen onderstrepen dat sommige hoorzittingen in WTO-zaken waarbij de Europese Unie was betrokken, op ons initiatief openbaar waren.
Voor wat betreft de substantiële voorstellen die in het verslag worden gedaan, blijft de noodzaak om niet-handelsoverwegingen te integreren binnen het bereik van de WTO-regels een richtsnoer van het beleid van de Europese Unie binnen het multilaterale kader, maar ook in het kader van haar bilaterale onderhandelingen die onlangs zijn gestart op basis van de mededeling over Europa als wereldspeler, en unilaterale initiatieven ten gunste van ontwikkelingslanden. Het nieuwe unilaterale systeem van tariefconcessies ten gunste van ontwikkelingslanden, General System of Preferences Plus, is hiervan een voorbeeld.
De relatie tussen handelsbeleid en arbeid en milieu zal zeker een belangrijk onderwerp zijn, en er kunnen ook andere handelsonderwerpen op de agenda verschijnen.
De vormgeving van een nieuw multilateraal beleid na het afronden van de Doharonde zal een van de meest stimulerende en moeilijke uitdagingen zijn voor het Europese handelsbeleid. Het Parlement aanvaardt een steeds groter wordende rol in het opstellen en sturen van een dergelijk beleid, met name wanneer het Verdrag van Lissabon van kracht wordt.
De Commissie, en in het bijzonder mijn collega, de heer Mandelson, kijkt uit naar een open en constructieve dialoog om solide en realistische conclusies te bereiken die zijn gericht op het versterken van de WTO en het hele multilaterale handelssysteem.
Johan Van Hecke, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. − (NL) Voorzitter, commissaris, onze Commissie ontwikkelingssamenwerking onderschrijft ten volle het pleidooi van de rapporteur, mevrouw Muscardini, voor een grondige hervorming van de Wereldhandelsorganisatie. In 2001 bracht het Sutherland-rapport van de WTO zelf een erg levendige discussie op gang over haar institutionele hervorming, een discussie die helaas veel te snel is uitgedoofd. Sommigen vinden het debat over een hervorming vandaag niet opportuun. Zij willen eerst de uitkomst van de Doha-ontwikkelingsagenda afwachten vooraleer het debat ten gronde te voeren over de instelling als zodanig. Maar volgens ons sluit het een het ander niet uit.
Vanuit ontwikkelingsperspectief pleiten wij voor een nieuwe differentiatie van de ontwikkelingslanden in de WTO, die uitgaat van de ontwikkelingsbehoefte van de afzonderlijke landen in plaats van landencategorieën. Mevrouw Muscardini heeft zelf al uitgelegd waarom dat nodig is. Er is niet alleen meer transparantie noodzakelijk binnen de WTO, ook een betere samenwerking met andere internationale organisaties, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie en UNCTAD, dringt zich op. Essentieel voor onze commissie is het voorstel in het Sutherland-rapport om financieringsregelingen voor technische bijstand voor de minst ontwikkelde landen te beschouwen als een contractueel recht, zodat zij volwaardig kunnen participeren in het multilaterale handelsstelsel. Ten slotte moet ook de geschillenregeling, waarbij ontwikkelingslanden om de redenen die we allemaal kennen vaak aan het kortste eind trekken, worden herzien in de zin zoals bepleit door Sutherland.
Samengevat, een hervorming van de WTO is cruciaal, niet alleen voor de versterking van haar legitimiteit bij al haar leden, ook de allerarmsten, maar ik denk ook voor het vrijwaren van het multilateralisme.
Gunnar Hökmark, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur en de Commissie internationale handel bedanken voor dit verslag. Ik denk dat het de moeite waard is om tijdens het bespreken van de WTO ook te onderstrepen dat globalisering en vrijhandel miljoenen en miljoenen mensen nieuwe kansen hebben geboden. In de afgelopen twintig jaar hebben we meer vooruitgang gezien bij de armoedebestrijding dan de wereld ooit eerder heeft meegemaakt.
Dit onderstreept de noodzaak om een stabiel kader van eerlijke en multilaterale regels voor de vrijhandel te waarborgen. Dit is de belangrijkste taak van de WTO en dit is tevens de reden waarom het belangrijk is om een krachtige en versterkte WTO te hebben. We moeten er voor zorgen dat we meer internationale handel en concurrentie kunnen hebben, zonder distorsies. Daarom heeft de Commissie economische en monetaire zaken gewezen op de noodzaak om staatssteun te verminderen, om niet-tarifaire handelsbelemmeringen op te heffen en om ontwikkelingslanden te helpen zodat zij een betere onderhandelingspositie hebben met betrekking tot het multilaterale kader en de regels van de vrijhandel.
Dit onderstreept nogmaals waarom we een sterke WTO en een sterk secretariaat nodig hebben, om besluiten te nemen en regels te handhaven, maar ook om het multilaterale handelssysteem te ontwikkelen.
Als we er in slagen om een sterke WTO en een sterk secretariaat te krijgen, kunnen we iets belangrijks doen om de mogelijkheden te waarborgen waarmee de wereldhandel zich kan ontwikkelen in een kader van vrije en eerlijke regels. Dat is onze taak, niets meer en niets minder.
In dat opzicht is het eveneens belangrijk om de nadruk te leggen op enkele zaken die moeten worden gedaan: we moeten de vrijhandel in diensten vergroten, we moeten de openheid in de financiële diensten vergroten, we moeten er voor zorgen dat we meer vrijhandel krijgen in de landbouw. Wanneer we de stijgende voedselprijzen bespreken, zien we het belang van het openstellen van de markten.
Maar we zullen er nooit in slagen dit te doen zonder een sterke WTO en zonder de mogelijkheid om een sterk kader te handhaven dat goed is voor ontwikkelingslanden, dat arme mensen nieuwe en betere mogelijkheden biedt en dat ons allen kan helpen om te profiteren van de mogelijkheden van de vrijhandel.
Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, op het eerste gezicht is het vreemd dat we de hervorming van de WTO zouden bespreken tijdens de voortdurende impasse van de Doharonde-onderhandelingen. Niettemin is het de moeite waard om het functioneren en de toekomst van de WTO te bespreken omdat deze impasse het gevolg is van structurele en institutionele problemen, en tekortkomingen in het systeem van de wereldhandel. Dit wordt ook aangetoond door het verslag van mevrouw Muscardini.
Naar mijn mening zijn er drie belangrijke uitdagingen voor de poging tot hervorming: ten eerste moet er de grootst mogelijke en wederzijds winstgevende liberalisering van commerciële ruil zijn, want dit is een beproefde en geteste verstrekker van economische groei. Het doel blijft zeker de gelijke verdeling van baten over de leden van de WTO en de harmonieuze incorporatie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelssysteem.
Ten tweede komen er uitdagingen voort uit de institutionele regelingen die zijn vereist om de goedkeuring, verenigde verplichting, democratische legitimiteit, transparantie en effectiviteit van een georganiseerd wereldhandelbeheer te waarborgen. Ten derde moet de juiste balans worden gevonden tussen commerciële en niet-commerciële kwesties.
De WTO-lidstaten hebben het volste recht om beperkende handelsmaatregelen op te leggen in een poging om het milieu, de volksgezondheid en consumenten te beschermen. Een goed voorbeeld zijn de zaken die door handelspartners bij de rechterlijke instanties van de WTO worden aangespannen tegen de EU, dankzij genetisch gemodificeerde organismen en het verbod op de invoer van vlees met hormonen uit de VS en Canada. Het moge echter eveneens duidelijk zijn dat de oplossing niet ligt in het overladen van de WTO met aanvullende verantwoordelijkheden, maar in het koppelen van wederzijdse steun en consistentie aan doelen en acties, zowel door de WTO als door andere internationale organisaties.
Dames en heren, de missie van de WTO is niet het dichten van operationele gaten die zijn opengelaten door andere gespecialiseerde organen in het VN-stelsel. De wereldwijde gemeenschap ondergaat zowel een zorgwekkende financiële en economische crisis als een ongedocumenteerde voedselramp. In het aanzien van deze twee plagen zijn cosmetische ingrepen, zoals het opheffen van belemmeringen, onvoldoende. Wereldwijde veranderingen vereisen een wereldwijd begrip, systematische convergentie en een samenhangend regelgevend regime. Dit geldt voor sociale verantwoordelijkheid, milieubescherming en economisch concurrentievermogen.
Harlem Désir, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het is van essentieel belang om de Doharonde te voltooien, maar het is eveneens essentieel om nogmaals het functioneren van de WTO te onderzoeken. We kunnen elke dag waarnemen dat de WTO wordt overladen met problemen betreffende de efficiëntie, legitimiteit en in interactie met de overige organen van het multilaterale systeem.
Tot op zekere hoogte was het onvermijdelijk dat de werkingsmechanismen van de organisatie iets meer dan tien jaar na de oprichting aan herziening toe zouden zijn. Door van de GATT te veranderen in de WTO is het multilaterale handelssysteem niet alleen gewijzigd in dimensie, maar in sommige opzichten ook in aard. De handelsregels zijn uitgebreid naar een aanzienlijke reeks nieuwe gebieden: diensten, intellectuele eigendom, investeringen, niet-tarifaire belemmeringen. Nieuwe lidstaten hebben zich bij de oude gevoegd en met deze uitbreiding werd een diversiteit geïntroduceerd, een ongelijkheid van situaties en lidstaten, met andere middelen en andere problemen. Dit alles betekent uiteraard dat, naast de inspanningen om de onderhandelingen over de Doharonde te voltooien, ook de noodzakelijke hervormingen moeten worden onderzocht.
Ik verwelkom het werk dat is uitgevoerd door onze rapporteur, mevrouw Muscardini, en het feit dat we met haar en met de andere fracties hebben kunnen samenwerken. Ik zou enkele punten willen benadrukken in dit uiterst belangrijke verslag, dat morgen naar ik hoop door een grote meerderheid van deze Vergadering wordt aangenomen.
Het eerste element is de balans met betrekking tot internationale normen en het aangaan van nieuwe betrekkingen tussen de WTO en de andere internationale organisaties. U zult in het verslag zien dat we de interactie met milieukwesties en gezondheidskwesties duidelijk noemen, en dit is duidelijk van wezenlijk belang, zoals we zagen in het geval van generieke medicijnen en intellectuele eigendom, maar ook de interactie met sociale kwesties. We moeten dit onderwerp echt bespreken in de WTO.
De samenwerking tussen de IAO en de WTO, die werd hervat door de directeuren-generaal van de twee organisaties, moet veel verder gaan, en de Europese Unie moet in dit opzicht als drijvende kracht fungeren. We doen twee specifieke voorstellen: als eerste stellen we voor dat de IAO de status van waarnemer krijgt in de WTO, zoals ook het geval is bij het Internationaal Monetair Fonds; als tweede stellen we voor dat de WTO, en dit zou moeten worden voorgesteld door de Europese Unie, een commissie voor handel en behoorlijke werkgelegenheid zou moeten instellen, gemodelleerd naar de Commissie voor handel en milieu, waardoor veel vooruitgang is geboekt bij de interactie tussen milieu en handelsregels.
Ten tweede zou ik de aspecten van het verslag willen benadrukken die de WTO stimuleren om meer middelen toe te kennen aan de zwakste leden, aan de minst ontwikkelde landen, teneinde een gelijke, effectieve en efficiënte deelname te waarborgen aan alle onderhandelingen en alle commissies waarin toekomstige overeenkomsten en handelsbeleid worden vormgegeven.
Ten derde benadrukken we eveneens het belang van externe transparantie en de mogelijkheid dat de civiele samenleving, parlementariërs en een waarlijk dynamische parlementaire dimensie een grotere rol spelen in de WTO. We willen een echte parlementaire vergadering zien. Nu vergadert een Parlementaire Conferentie naast de WTO. De directeur-generaal heeft dit onlangs aan de orde gesteld en de handelsministers ook, maar we willen dat het erkend wordt, daarom doen we zeer specifieke voorstellen, bijvoorbeeld met betrekking tot het beroepsorgaan en de geschillenbeslechting. Omdat deze procedures vergelijkbaar zijn met die in een rechtbank of gerechtshof, moeten ze in het openbaar plaatsvinden en moeten de documenten openbaar worden gemaakt. Ik denk eveneens dat dit bepaalde mythes zou helpen verdwijnen en de organisatie transparanter zou maken.
Tot slot vertegenwoordigen de middelen van het secretariaat een andere belangrijke kwestie, die al is benadrukt. De begroting van de WTO is op dit moment 135 miljoen dollar: zes keer minder dan die van het IMF en bijna tien keer minder dan die van de Wereldbank. Er werken ongeveer 600 mensen, een cijfer dat opnieuw veel lager ligt dan dat van de andere multilaterale organisaties. Als gevolg hiervan is het verhogen van de middelen van een WTO die beter geïncorporeerd is in het systeem van multilaterale organisaties, naar mijn mening een van de voorwaarden voor betere handelsregels die ontwikkeling bevorderen.
Mariela Velichkova Baeva, namens de ALDE-Fractie. – (BG) Het dynamische proces van economische en financiële integratie op wereldwijde schaal is een bepalende factor voor de moeilijke internationale economische omgeving. Analyses van leidende wereldorganisaties over macro-economisch beleid en wereldwijde trends geven aan dat we in de komende tien jaar te maken krijgen met grote politieke en economische onzekerheid. Op dit moment zijn bepaalde risico’s nadrukkelijk aanwezig, zoals de stijgende energieprijzen, waarvan de dynamische beweging de prijzen van landbouwproducten beïnvloedt, en deze factoren genereren samen een inflatiedruk en voedselonzekerheid, beperkte infrastructuurcapaciteit om voorraden te vervoeren die van levensbelang zijn voor de internationale handel, financiële verwarring. Ik wil uw aandacht vestigen op deze risico’s en onzekerheden, niet omdat ik u van uw nachtrust wil beroven, maar omdat ik enkele parameters van het internationaal economisch milieu wil benadrukken, evenals de noodzaak om een beleid te implementeren om ongelijkheden te herstellen en kwetsbare economieën te steunen. Laat mij u er aan herinneren dat twee van de belangrijkste industrieën die het meest worden beïnvloed door de handelsliberalisering de industrie en de landbouw zijn, en dat de stijgende voedselprijzen gewelddadige protesten teweeg hebben gebracht in veel regio’s in de hele wereld.
Om te reageren op de economische en politieke realiteit zou de Wereldhandelsorganisatie, als handelssysteem met bindende regels voor internationale handel, verbeteringen moeten aanbrengen aan haar regels voor het functioneren, de organisatiestructuur en de besluitvormingsprocedure, en zou zij een pragmatischere institutionele flexibiliteit en aanpassingsvermogen ten toon moeten spreiden. En bij dit alles zou zij uiteraard rekening moeten houden met het feit dat het onderhandelen in een samenstelling van 150 lidstaten met uiteenlopende ontwikkelingsniveaus, met verschillende economische structuren en die diverse hervormingen doorvoeren in economische sectoren, een behoorlijk uitdagende onderneming is. Echter, wanneer er mogelijkheden worden voorgesteld door Sofia, Cotonou, Santiago en Brussel, zijn de besprekingen in Genève het mechanisme om tot overeenkomsten te komen die de belemmeringen steeds verder verwijderen.
Seán Ó Neachtain, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mevrouw de Voorzitter, de landbouw mag niet verliezen in een overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie. Commissaris Mandelson onderhandelt op dit moment over een zeer ongelijke overeenkomst, die nadelig zou zijn voor de Europese boeren en de volledige agro-alimentaire sector van de EU.
Ik heb het idee dat de verkiezingsagenda van de VS het tijdschema voor de WTO-onderhandelingen dicteert. Dergelijke onzin mag niet worden getolereerd. De inhoud en de essentie van de overeenkomst is veel belangrijker dan welke verkiezing dan ook.
Hoewel Ierland de vierde exporteur van rundvlees ter wereld is, zou het hard worden getroffen door deze overeenkomst. De binnenlandse rund- en lamsvleesmarkt in Ierland, die op dit moment een waarde van 2,5 miljard euro vertegenwoordigt, wordt ondermijnd door de WTO-afspraken. De vermindering in invoertarieven van maximaal zeventig procent voor rund- en lamsvleesproducten die door de heer Mandelson wordt voorgesteld, is eenvoudig te hoog.
De afgelopen week zijn 10 000 boeren door de straten van Dublin getrokken om te protesteren tegen het bezoek van voorzitter Barosso aan de stad. De heer Barosso kent de hevige woede van de Ierse boeren en het is tijd dat hij commissaris Mandelson een halt toeroept.
Tot slot is het noodzakelijk dat we een overeenkomst bereiken in de Wereldhandelsorganisatie, een overeenkomst naar eenieders tevredenheid, een overeenkomst die ten goede komt aan Europa, boeren en landbouw, en een overeenkomst die de voedselbronnen beschermt.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Groenen ondersteunen zeker de algemene lijn van dit verslag, met name de vraag om meer consistentie tussen het vaststellen van regels door de WTO, het werk van VN-bureaus en de bestaande convenanten op het gebied van het sociale vlak, het milieu en de mensenrechten. Wij vinden dat het een waarnemersstatus voor de IAO moet bevatten, evenals maatregelen tegen het sociaal en ecologisch dumpen.
We steunen ook de rol van parlementaire toezicht teneinde het gebrek aan verantwoording en legitimiteit bij de WTO te verkleinen, evenals de noodzaak om de geschillenbeslechting van de WTO te ontwikkelen op basis van internationaal milieu- en sociaal recht, en er daar bij voor zorgend dat het werkelijke sanctiemogelijkheden krijgt.
Ik ben echter bang dat het verslag niet erkent dat het mislukken van de Doharonde nu juist geworteld is in de tekortkomingen van de WTO als organisatie. Dit zijn niet twee afzonderlijke zaken. Het vastlopen van de Doharonde is volledig gekoppeld aan het systematisch misbruik van de besluitvormingsprocedures door enkele machtige landen en de hieruit voortvloeiende vervreemding van de zwakkere landen.
Ik ben van mening dat het verslag eveneens niet erkent dat er niets minder dan een revolutie nodig was door de ontwikkelingslanden in Cancún in 2003 en van sommige opkomende landen vóór Hong Kong om een einde te maken aan het oude feodale systeem waarin de WTO al veel te lang heeft gedraaid. Ik denk dat het duidelijk is dat we niet langer moeten wachten totdat we een resultaat hebben uit de Doharonde en onmiddellijk moeten beginnen met de hervorming van de WTO: hervorm zowel de procedures als het beleid, want alleen de processen hervormen, is onvoldoende. We moeten naar de volledige set regels kijken die nu hopeloos ouderwets is in de eenentwintigste eeuw, waarin we voor nieuwe uitdagingen staan, zoals de klimaatverandering.
We moeten dus bijvoorbeeld kijken naar regels zoals die voor PPM’s: het verbod op het onderscheid tussen producten op de basis waarop ze zijn geproduceerd. Een dergelijk onderscheid is essentieel als we zaken moeten ondersteunen en bevorderen als bijvoorbeeld energietekorten, en lagere emissies.
We willen ook een volledige herziening van de procedures voor geschillenbeslechting, en ik zou mijn collega’s een amendement willen aanbevelen dat de Groenen hebben ingediend en dat zeer specifiek vraagt om een nieuwe manier om het mechanisme voor geschillenbeslechting te bekijken, waarbij wordt gewaarborgd dat het is geworteld in de beginselen van het VN-Handvest en dat het wordt afgescheiden van de huidige WTO-vorm.
Jacky Hénin, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het enige waar we het over eens zijn is de dringende behoefte om de WTO radicaal te veranderen.
De WTO is net zoals het IMF een onrechtmatige, antidemocratische en gevaarlijke organisatie voor zover het de belangen van mensen betreft. De organisatie werd oorspronkelijk opgezet om de financiële en industriële hegemonie van de Verenigde Staten en grote transnationale groepen te waarborgen.
De Unie heeft zich natuurlijk slaafs gevoegd naar de plooien van dit systeem, in de hoop enkele kruimels op te vangen van de tafel van de Amerikaanse meester. Deze ongebreidelde vrijhandel heeft zich nu tegen zijn oprichters gekeerd en het economische zwaartepunt van de aarde is nu naar het oosten gekeerd, en met name naar Azië, met als gevolg de meest verschrikkelijke financiële en voedselcrises die de wereld ooit heeft gekend.
Er zijn maar weinig landen die gisteren werden geclassificeerd als opkomende landen, roofdieren zijn geworden, en vervolgens hun rol als roofdier hebben opgegeven omwille van een of ander liefdadig doel, terwijl het volledige wereldwijde handelssysteem dat rond de WTO is opgebouwd hen aanmoedigt om dat pad te blijven volgen. De regels voor alle spelers zijn om zo snel mogelijk rijk te worden, ongeacht de middelen, inclusief speculatie over medicijnen of basisvoedingsstoffen.
In de Unie zijn de ongelijkheden geëxplodeerd en worden de werkende en de middenklasse steeds armer. De voedselcrisis die de armste bevolkingsgroepen treft, is een rechtstreeks gevolg van het WTO-beleid dat is gericht op het vernietigen van gewassen voor levensonderhoud ten gunste van uitvoergewassen. Biobrandstof is slechts de gemakkelijke zondebok van een op geld belust systeem dat zo snel mogelijk radicaal moet worden gewijzigd.
Ik wil deze gelegenheid aangrijpen om de onverantwoordelijke opmerkingen van de heer Mandelson te verwerpen, die opriep tot verdere deregulering van de landbouwmarkten op een tijdstip waarop het Wereldvoedselprogramma de stijging van de voedselprijzen benadrukt en deze, ik citeer, “een stille tsunami die meer dan 100 miljoen mensen tot honger dreigt te veroordelen” noemde. Wil de heer Mandelson dan de geschiedenis ingaan met de beschamende aanduiding van iemand die verantwoordelijk was voor de hongerdood?
De WTO moet daarom drastisch worden gewijzigd teneinde de speculaties te beteugelen en de producenten te ondersteunen, in plaats van een minderheid van profiteurs in dienst van de wereldwijde financiële markten, zodat de bevolkingen worden gestimuleerd om onafhankelijk te worden voor wat betreft voedsel en industrie, en er bij naties op aan te dringen samen te werken in plaats van elkaar te beconcurreren.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in het verslag lijkt het alsof de EU alle lichtstaten verplicht een consensus te bereiken in de WTO-onderhandelingen of om het standpunt schriftelijk te rechtvaardigen. Het VK moet het dus bijvoorbeeld eens zijn met de rest van de EU. We moeten in het gareel blijven. Dit betekent eenvoudig gesteld dat Groot-Brittannië bij de hervorming van de WTO meer gedwongen wordt om te handelen met de andere landen die de EU toestaat. Maar we zijn wereldhandelaars. Dat doen we al eeuwen. We hebben veel ervaring in de wereldwijde handel. Onze handel met de VS is bijvoorbeeld groter dan die van Frankrijk en Duitsland samen. Maar de EU-landen willen blijkbaar niet profiteren van onze ervaring, dus worden we al beperkt door EU-handelsovereenkomsten, en dat vernietigt de wereldwijde handelsreputatie van Groot-Brittannië. Wij mogen onvoldoende handelen met onze traditionele partners in het Britse Gemenebest. Dat is geen exclusieve handel. We zouden niet proberen om andere Europese landen te verhinderen om samen met ons te handelen met onze Gemenebest-vrienden. Dit zou gunstig zijn voor alle betrokkenen. EU-landen zouden floreren, en veel derde-wereldlanden zouden hun levensstandaard zien stijgen. De WTO is opgezet om handel en vriendschap te bevorderen, en de EU blijft zeggen dat het de kansarmen wil helpen. Welnu, de enige manier om te beginnen is om de handelsbanden te verbreden, niet om ze af te snijden.
Irena Belohorská (NI). – (SK) Er zijn niet veel mensen die twijfelen aan het belang van de WTO, maar er is vrijwel niemand die twijfelt aan de noodzaak om deze organisatie te hervormen, waarvan het belangrijkste doel de armoedebestrijding is en het verlenen van hulp aan ontwikkelingslanden.
De basis van de hervorming moet het verslag van Peter Sutherland zijn. Zoals we weten is de heer Sutherland op dit moment voorzitter van twee supranationale reuzen: BP en Goldman Sachs International. Andere leden van zijn team zijn voormalige diplomaten, zakenmensen en academici, en geen van hen staat bekend om zijn kritiek op het huidige systeem.
Met alle respect voor al deze heren zou ik willen vragen: welke belangen worden er beschermd door de door hen voorgestelde WTO-hervorming? Zijn dit de belangen van ontwikkelingslanden of de belangen van supranationale bedrijven? Wat voor signaal is dit aan ontwikkelingslanden en minder ontwikkelde landen?
Zoals we allemaal weten, is vertrouwen belangrijk in zowel economische als politieke kwesties. De WTO is niet alleen een economische maar ook een politieke instelling, en daarom is vertrouwen onder de leden van belang. Maar zullen de mensen in ontwikkelingslanden geloven dat de heren in supranationale corporaties hun welvaart voor ogen hebben? Waarom spelen we de tegenstanders van de WTO in de kaart door het imago van deze instelling op het spel te zetten?
Tokia Saïfi (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, op het moment dat de onderhandelingen krachtens de Doharonde richting verliezen en vast komen te zitten, is de kwestie van het functioneren van de WTO relevanter dan ooit.
Is het niet mogelijk om deze impasse te doorbreken door de WTO te hervormen? Als er geen overeenkomst over de essentie kan worden bereikt, kan het proces voor het bereiken van een dergelijke overeenkomst dan worden verbeterd? Deze vernieuwing van de WTO lijkt mogelijk en zorgt er voor dat het functioneren en de besluitvorming effectiever gebeurt.
Er worden twee hervormingsniveaus beoogd: hervormingen die zijn gericht op de onderhandelingsprocedure en hervormingen die zijn gericht op het verbeteren van de legitimiteit van de WTO, een belangrijke factor van zijn organisatie. Hiertoe is het belangrijk om de parlementaire dimensie in de WTO te benadrukken, en om het beste uit ons, de legitieme vertegenwoordigers van de burgers, te halen, waardoor globaliseringkwesties tegelijkertijd transparanter en democratischer worden.
Er moet veel werk worden verzet om de consistentie van internationaal beleid te waarborgen. Het heeft geen zin om de belemmeringen aan de grens weg te halen als er achter die grens belemmeringen liggen voor investeringen, minachting van sociale rechten en schendingen van milieunormen. Een effectieve WTO is dan ook van wezenlijk belang om de doelstelling van meer handel en liberalisering die wordt gereguleerd door de markten, te waarborgen. Echter, het hebben van regels betekent niet protectionisme. Sterker nog, liberalisering zonder enige waarborg is niet de oplossing voor al het kwade, in het bijzonder niet het kwade dat we op dit moment meemaken als gevolg van de stijging van de kosten voor landbouwgrondstoffen en de daaruit voortvloeiende verspreiding van honger.
Het voorstel van de heer Falconer om douanerechten te verminderen is dan ook onaanvaardbaar voor onze Europese landbouw en zou onnoemelijke gevolgen hebben voor de landbouwproductie van de armste landen.
Bovendien, ter afsluiting van de Doharonde is het van wezenlijk belang om het evenwicht in de onderhandelingen te herstellen en werkelijk wederzijdse overeenkomsten te bereiken over markttoegang. We zijn nog niet klaar om onze landbouw en onze rol als bijdragers aan de voedselzekerheid op te offeren alleen maar om, beschamend, enkele verminderingen in industriële tarieven te bereiken.
Kader Arif (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik verwelkom het debat vanavond over het verslag van mevrouw Muscardini over de hervorming van de Wereldhandelsorganisatie.
De voedselcrisis die op dit moment de ontwikkelingslanden zwaar treft, illustreert perfect de dringende behoefte aan een betere regulering van de wereldhandel. Deze zou moeten komen van een hervormde WTO die in staat is om de globaliseringprijzen te beheersen en eerlijker handelsregels te bevorderen. Deze crisis is structureel, niet cyclisch. Het is een teken dat ernstige problemen de wereldhandel afleiden van wat haar belangrijkste doelstelling zou moeten zijn: het waarborgen van de ontwikkeling van alle, en in het bijzonder de armste landen op aarde.
Er is een aantal theorieën naar voren gebracht om te trachten de oorsprong van deze crisis te verklaren, en ik heb geen enkele twijfel over hun relevantie. Ik denk echter dat we ons collectief een aantal dingen moeten afvragen. Zou deze crisis zo uitgebreid zijn als er binnen de WTO meer aandacht was geschonken aan de prioriteiten van de ontwikkelingslanden? Als er een betere coördinatie was geweest tussen de WTO en andere internationale organisaties zoals het UNDP en de VLO? Als onze vrijhandelsovereenkomsten de ontwikkelingslanden niet hadden aangemoedigd om zich te specialiseren in enkele gewassen voor de uitvoer, ten nadele van hun traditionele gewassen voor levensonderhoud en de zelfvoorziening op het gebied van de voedselproductie? Als we hadden geluisterd naar de Afrikaanse landen en hen hadden gesteund in de WTO toen ze vroegen of acties voor de prijs van basisproducten konden worden opgenomen in de huidige onderhandelingsronde? In dit opzicht moet ik er op wijzen dat volgens artikel 38 van de GATT alle WTO-leden de situatie van markten voor primaire producten die van speciaal belang zijn voor ontwikkelingslanden, moeten stabiliseren en verbeteren.
In dit verslag worden verschillende maatregelen voorgesteld om de huidige problemen aan te pakken en de efficiëntie en legitimiteit van de WTO te verbeteren. Teneinde te waarborgen dat de stemmen, standpunten en belangen van ontwikkelingslanden beter worden gehoord, en er beter rekening mee wordt gehouden, wordt de nadruk gelegd op de noodzaak om een democratischer systeem voor de besluitvorming en een betere vertegenwoordiging in het WTO-secretariaat te introduceren, dat tevens moet worden uitgerust met extra middelen op financieel en op personeelsgebied.
Teneinde een grotere transparantie van de debatten en werkzaamheden van de organisatie te waarborgen, moet de mogelijkheid worden geboden voor betere informatie, dialogen tussen de organisatie en de vertegenwoordigers van de civiele samenleving en openbare toegang tot vergaderingen, met name voor de geschillenbeslechtingsprocedure.
Tot slot moet de parlementaire dimensie van de WTO, die de democratische legitimiteit en de transparantie van de onderhandelingen garandeert, worden versterkt. Dit omvat met name het instellen van een parlementaire vergadering voor de WTO met raadgevende bevoegdheden.
Naast deze maatregelen moeten de wezenlijke doelstellingen van het multilaterale handelssysteem worden herzien met het oog op het waarborgen van consistentie met de andere internationale organisaties. Alleen met een geëngageerde hervorming in dit opzicht kunnen we een Doharonde afsluiten die echt toewerkt naar ontwikkeling en het bereiken van de millenniumdoelstellingen. Ik wil er in dit verband op wijzen dat de eerste van deze doelstellingen het uitbannen van armoede en honger is, helaas herinnert de huidige situatie ons er aan dat onze verplichtingen nog onvervuld blijven.
Daniel Dăianu (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil benadrukken dat de hervorming van de WTO moet worden verankerd in een hervorming van de volledige institutionele opzet die omgaat met het beheer van wereldwijde uitdagingen.
Kijk alleen maar eens naar de gevolgen van de wereldwijde opwarming en de financiële crisis van grote economische onevenwichtigheden. Open handel moet eerlijk zijn. Open handel moet bovendien worden gekoppeld aan beleid dat arme landen helpt zich te ontwikkelen, in het bijzonder door de landbouw. De enorme stijgingen van de voedselprijzen zullen het protectionisme en beperkingen aanwakkeren tenzij we ons richten op het ontwikkelen van de voedselproductie in de hele wereld.
De prijsstijgingen van basisgrondstoffen hebben een zeer gecompliceerde algemene toestand verergerd. Voedsel zal steeds meer worden gezien als een nationaal veiligheidsprobleem, zowel in rijke als in arme landen. Daarom moeten de hervorming van het GLB, het ontwikkelingshulpbeleid van de EU en het energiebeleid worden onderzocht door de dramatische veranderingen in de internationale context te overwegen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, in de context van dit debat wil ik de aandacht vestigen op drie kwesties.
Ten eerste, ondanks het feit dat ze lid zijn van de WTO houden veel landen zich niet aan de normen op het gebied van sociale zaken, milieu en dierenwelzijn. Als gevolg hiervan zijn hun productiekosten lager. Helaas is het dan echter onmogelijk om te concurreren met producten die in deze economieën zijn vervaardigd. Met dit aspect moet rekening worden gehouden bij het verbeteren van de toegang tot de Europese markt voor derde-wereldgoederen, anders zullen veel Europese productiesectoren eenvoudigweg ophouden te bestaan.
Ten tweede blijft de Europese markt opengaan voor landbouwproducten uit derde landen in ruil voor die landen die concessies doen voor de uitvoer van industriële producten en diensten uit Europa. Het landbouwpotentieel van Europa wordt dus verzwakt.
Ten derde ondersteun ik volledig de voorstellen van mevrouw Muscardini betreffende het opzetten van een parlementaire vergadering voor de WTO, de wijzigingen in de classificatie van landen in ontwikkelde en ontwikkelingslanden, de noodzaak van een nauwere samenwerking tussen de WTO en de VN, en het loslaten van het consensusbeginsel, in het bijzonder op het niveau van de werkgroepen en commissies binnen het WTO-kader.
Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL). – (NL) Voorzitter, ik zou heel graag heel veel zeggen over mijn ideeën over de hervorming van de WTO, maar in plaats daarvan wil ik de Commissie liever een aantal concrete vragen stellen waar ik een antwoord op wil hebben. Die vragen illustreren de punten waarmee we rekening moeten houden bij het debat over de hervorming van de WTO naast de al genoemde procedurele hervormingen, zoals transparantie.
In het kader van de klimaatverandering wordt er meer en meer aangedrongen op het gebruik van biobrandstoffen. De discussie of dit goed of slecht is, wil ik hier nu niet aangaan, maar ik stip wel de volgende vragen aan ten aanzien van de verplichtingen van de Europese Unie in het kader van de WTO. In het klimaatveranderingspakket van de EU zijn een aantal milieucriteria opgenomen waaraan biobrandstoffen zouden moeten voldoen. Graag zouden ik en een groot aantal van mijn collega’s echter ook zien dat daar sociale criteria gesteld worden, zoals minimumloon en het tegengaan van kinderarbeid. Is dit verenigbaar met de eisen van de WTO? Zo niet, worden wij dan niet in een positie gedwongen kinderarbeid en onderbetaling voor lief te nemen? Een volgende vraag over de handel in GMO-voedsel. Volgens mij geeft het protocol van Cartagena de lidstaten zelf een vrije keuze over het toestaan van GMO’s. Is dit verenigbaar met de WTO en, zo niet, hoe gaat u dit oplossen? Het Parlement heeft aangegeven dat het in meerderheid tegen de handel in zeehondenbont is. Canada dreigt dit nu via de WTO aan te vechten. Hoe denkt u de wens van de meerderheid van de EU-bevolking te kunnen handhaven op dit gebied? Ik denk dat deze vragen erg belangrijk zijn en in aanmerking moeten worden genomen bij de hervorming.
Patrick Louis (IND/DEM). – (FR) Mevrouw de voorzitter, dames en heren, handel tussen naties is iets goeds. Vrijhandel is wenselijk, maar tegenwoordig is de wereld veranderd en de WTO-regels zijn slecht aangepast en moeten in veel gevallen worden gewijzigd.
De eigenlijke aard van de internationale handel is veranderd. In het verleden was handel gebaseerd op complementariteit: we zochten wat we niet hadden en voerden overtollige goederen uit. Die orde zorgde voor de rijkdom van naties. Tegenwoordig heerst echter het sociale dumpen. We laten datgene waarvan we weten hoe het moet, achter om in te voeren wat iemand anders goedkoper doet, niet omdat het winstgevender is, maar omdat er minder kosten zijn, minder belastingen, minder sociale beperkingen.
Door deze WTO-orde kunnen de arme landen en de armen in de rijke landen de rijken in arme landen nog rijker maken. Het is steeds minder gebaseerd op solidariteit of op wederzijdse overeenkomsten tussen naties, maar is meer een orde die naties ontwricht en een conflict veroorzaakt tussen winnaars en verliezers.
De WTO-regels moeten dan ook worden gewijzigd. Ze moeten de communautaire voorkeur herstellen en de geest van het Verdrag van Rome doen herleven, dat het gemeenschappelijke externe tarief vaststelde. Dat was geen te voorzichtige bescherming, maar een eerlijke compensatie ten aanzien van het sociale dumpen. De oprichters hadden het niet altijd bij het verkeerde eind. De WTO moet de grillige wisselkoersschommelingen incorporeren in haar evaluatie van handelsbeperkingen. Het is onaanvaardbaar dat de yuan zo laag blijft terwijl het land een zo hoog buitenlands handelsoverschot heeft. Het is ongehoord dat EADS een miljard euro verliest telkens wanneer de dollar tien cent zakt ten opzichte van een ideologische euro.
Samenvattend herinnert de toekomst van een werkelijke vrijhandel er aan dat we nog veel moeten doen voordat we achterover kunnen leunen. Aan de ene kant moeten we de grens herstellen als een voorwaarde van het beleid, en dus vrijheid voor de mensen, aan de andere kant moeten we het monetair en financieel beleid op de achtergrond laten treden van de werkelijke economie, de productieve economie, want het is alleen die economie die mensen toestaat om hier in vrijheid te leven.
Jim Allister (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de WTO heeft vele tekortkomingen, maar de meest belachelijke daarvan is wel het oneerlijke voordeel dat China, India en Brazilië ten deel valt door hen de gunstige status van ontwikkelingsland toe te kennen. Ze waren ooit opkomende economieën, maar ze zijn tegenwoordig zeer definitief opgekomen en kunnen concurreren met de besten. Ze zijn zelfs zo succesvol dat ze op verschillende gebieden wereldleiders zijn. Maar op onverklaarbare wijze maken we het hen erg makkelijk als ontwikkelingslanden en aanvaarden we dientengevolge lagere normen en verplichtingen van hen.
Het is geen wonder dat mijn kiezers de WTO vaak zien als een instituut dat niet tegemoetkomt aan hun belangen of deze niet dient, een gevoel dat nog wordt versterkt wanneer ze ongeëvenaarde concessies na concessies zien over landbouwkwesties door commissaris Mandelson.
Commissaris: het is belangrijker om een goede overeenkomst te sluiten dan zo maar een overeenkomst. Het is geen goede overeenkomst als het onze agro-alimentaire industrie wegspoelt onder een inkomende vloed van goedkope invoer uit landen die we gunstiger behandelen dan hun robuuste economische capaciteit vereist.
Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, een instelling die niet goed functioneert, moet worden hervormd om te waarborgen dat alle belanghebbenden en consumenten juist worden bediend. We ondersteunen vrijhandel, maar helaas wordt het laatste vaak vergezeld door de verleiding om toe te geven aan hebzucht. Er moet een beheermechanisme worden vastgesteld omdat de handel is geliberaliseerd, en dat is het doel van een sterke Wereldhandelsorganisatie die goed functioneert. De internationale handel heeft zich nu zodanig ontwikkeld en is nu zo snel en wijdverbreid geworden dat er een goede coördinatie nodig is. Het Europees Parlement kan niet werkloos toekijken. In het diepst van mijn hart geloof ik dan ook stellig dat het werk van mevrouw Muscardini voor de hervorming van deze organisatie dient om aan deze verwachtingen te voldoen en zal leiden tot een internationaal orgaan dat in staat is om de handel langs een duidelijke en goed gedefinieerde koers te leiden.
David Martin (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst mevrouw Muscardini feliciteren met een uitstekend verslag.
De WTO moet nog steeds een belangrijke rol spelen in de wereld, en speelt deze rol nog steeds goed, maar moet worden gemoderniseerd en hervormd. Een van de belangrijkste hervormingen is naar mijn mening het tot stand brengen van parlementaire democratie in de WTO. We hebben een parlementaire vergadering nodig die regelmatig bijeenkomt en het werk in de gaten houdt dat wordt verzet aan de onderhandelingstafel bij de WTO.
We moeten ook de WTO-regels moderniseren om te waarborgen dat er bij de WTO-onderhandelingen meer rekening wordt gehouden met de duurzaamheid van het milieu en de klimaatverandering en dat sociale en arbeidsvoorwaarden eveneens worden opgenomen in de WTO-onderhandelingen. Ik zou met name willen zien dat de IAO nauwer verbonden is met de werkzaamheden van de WTO dan op dit moment het geval is.
Met betrekking tot het verslag in zijn geheel, ondersteun ik ten zeerste het werk dat mevrouw Muscardini heeft verricht in de Commissie internationale handel.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de gemeenschappelijke markt en onbeperkte handel zijn belangrijke voorwaarden voor economische ontwikkeling. De term onbeperkt betekent echter niet ongereguleerd en zonder enige beginselen die de voorwaarden bepalen voor handel terwijl ze tegelijkertijd zorgen voor concurrentie. De noodzaak van een passende handelsregulering op wereldniveau is met name dringend in de context van de globalisering. Daarom is de rol van de Wereldhandelsorganisatie zo belangrijk. Deze laatste is een breed orgaan dat meer dan 150 lidstaten verenigt. De WTO zal effectiever kunnen handelen als haar bevoegdheden duidelijk zijn gedefinieerd en worden beperkt tot het handelsbeleid.
Bovenal staan duidelijkheid en concurrentievermogen voor de waarborg dat de productieprocessen voldoen aan vastgestelde normen en kwaliteitseisen met betrekking tot bijvoorbeeld milieubescherming, arbeids- en betalingsvoorwaarden en dierenwelzijn. Concurrentievermogen wordt niet exclusief gemeten in productiekosten en prijzen. Ter afsluiting zou ik willen zeggen dat de WTO-hervorming een uitdrukking is van de wil om samen te werken in het belang van de ontwikkeling en om armoede te bestrijden.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allen die bij dit verslag zijn betrokken, feliciteren, in het bijzonder de rapporteur.
Ik zie, en ik citeer vrijelijk uit de toelichting, dat de analyse van de hele Wereldhandelsorganisatie, waarmee de Commissie internationale handel aan de slag wil gaan, zeer sterk is gebaseerd op de bevindingen van het Sutherland-verslag, dat al vele jaren op een plank langzaam stof ligt te verzamelen. Vervolgens, wanneer de commissie haar eigen verslag opstelt, moet de Commissie de noodzakelijke stappen nemen in Genève om de aanbevolen verbeteringen door te voeren.
Welke garantie hebben we dat op basis van een nieuw verslag meer actie wordt ondernomen dan op basis van het uitstekende Sutherland-verslag? Zullen overwegingen over het milieu en de klimaatverandering deel uitmaken van een nieuw WTO-pakket? Voor wat betreft het punt dat al is genoemd met betrekking tot het gebrek aan homogeniteit onder de ontwikkelingslanden en de huidige positie van China, Brazilië en India, zullen we op dat niveau een duidelijker onderscheid maken tussen verschillende ontwikkelingsniveaus?
En mijn laatste punt is: zal de regionale voedselzekerheid voor alle regio’s een legitieme overweging zijn?
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de geachte leden bedanken voor hun opmerkingen en suggesties, waarmee rekening zal worden gehouden in de beraadslaging van de Commissie over de WTO-hervorming.
De Commissie deelt veel van de zorgen die tijdens het debat naar voren zijn gekomen en steunt in feite veel van de voorstellen die in het verslag van mevrouw Muscardini worden gedaan. Men moet niettemin erkennen dat sommige van deze voorstellen een sterke weerstand zullen ondervinden, maar de Commissie zal ze zeker aanprijzen.
De Commissie ondersteunt met name ten volle de oproep tot consistentie tussen de WTO en andere internationale organisaties, en de oproepen tot meer transparantie en een grotere rol voor parlementen, in het bijzonder bij het toezicht houden op handelsbeleidbeoordelingen. De Commissie deelt eveneens het standpunt dat een sterke WTO in het belang is van ontwikkelingslanden.
Ik zou ook willen reageren op de opmerkingen van mevrouw Liotard, die verder gaan dan de WTO-hervorming. Ik kan in deze fase niet in details treden, maar ik wil u verzekeren dat we al met onze partners praten over kinderarbeid en andere verwante kwesties, en we ondersteunen de samenwerking tussen de IAO en de WTO.
Tot slot zou ik willen zeggen dat ik uw opmerkingen zeker zal doorgeven aan mijn collega, de heer Mandelson, zodat er ten volle rekening mee wordt gehouden in de besprekingen met andere WTO-leden.
Cristiana Muscardini, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil de Commissie bedanken voor haar waardering voor het werk van de commissie. Ik ben eveneens dankbaar voor de hulp die werd geboden door de rapporteurs voor advies van de Commissie ontwikkeling en de Commissie economische en monetaire zaken, evenals door de vele collega’s die in deze Vergadering hebben gesproken. Ik zou vanavond het beste van hun politieke en, als het ware technische ondersteuning kunnen profiteren door de Commissie er nogmaals op te wijzen dat er geen tijd mag worden verspild. Wee degenen die tijd hebben en deze verspillen! Met andere woorden, het is waar dat de Doharonde uiteindelijk tot een oplossing zal leiden, maar die oplossing is in de afgelopen jaren al veel te vaak uitgesteld. Nu we een zeer ernstige voedselcrisis meemaken, moeten we ook bedenken dat sommige verantwoordelijkheid ook bij bepaalde praktijken ligt, inclusief die van de Europese Unie, die lang geleden verschillende scenario’s beoogde voor het opkomen van de landbouw en voedsel.
Als we een confrontatie willen voorkomen tussen echte arme ontwikkelingslanden en landen die al ontwikkeld zijn, als we de markt eerlijk willen maken, en de markt kan alleen eerlijk en vrij zijn op basis van regels, dan moeten we doortastend zijn, omdat we niet kunnen instemmen met alweer een uitstel als we het concept van behoorlijk werk willen verdedigen en de geschillenbeslechting willen versnellen.
De Commissie internationale handel is zich bewust van de moeilijkheden die de hervorming van de WTO omringen, waar zich in de loop der tijd bepaalde werkwijzen hebben gevormd. Zij is zich er echter eveneens van bewust dat om te voldoen aan de verwachtingen in diverse streken en om een moderne organisatie te worden in het derde millennium, de WTO op de een of andere manier de kracht en moed moet vinden om de weg naar hervorming in te slaan. Het is aan de Commissie om onze overwegingen mee te nemen, die deze Vergadering morgen met een grote meerderheid formeel zal uitdrukken als politieke eis.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) In 2001 hadden de Doharonde-onderhandelingen als doelstelling het verkleinen van de handelsbelemmeringen in de wereld, waardoor vrijhandel tussen landen van uiteenlopende voorspoed mogelijk zou zijn.
In 2005 verlaagde de EU de prijzen die aan suikerboeren in de EU werden geboden met bijna veertig procent als gevolg van de vaststelling van de Wereldhandelsorganisatie dat de armere landen in de wereldmarkt, zoals Australië, Brazilië en Thailand hiervan zouden profiteren. Helaas had dit uiterst negatieve gevolgen voor de landen binnen de Europese Unie, zoals Ierland, waarvan de suikerindustrie werd vernietigd, en voor de armste suikerproducerende naties van de landen in Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan, zoals Mauritius, Belize en Fiji.
En nu in 2008 is er in veel van deze armste landen die hebben geleden onder de gevolgen van de suikerhervorming van de EU, opnieuw onrust onder de bevolking over de prijzen van basisvoedingsmiddelen, zoals maïs en rijst, die ze zich niet meer kunnen permitteren omdat ze geen inkomsten meer hebben uit de suikerindustrie.
Voordat we de nieuwe ontmantelingsmaatregelen voor handelsbescherming omarmen, moeten we echt een effectbeoordeling uitvoeren over de gevolgen die de EU zou kunnen hebben voor sommige van haar armste buurlanden, zodat eventuele nieuwe wijzigingen van deze aard niet opnieuw destructief zullen zijn.
14. Vrijhandelsakkoord met de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie van Helmuth Markov, namens de Commissie internationale handel, over de recente ontwikkelingen in de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (O-0032/2008 - B6-0020/2008).
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, sommigen zullen zeggen dat de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst met de landen van de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten zeventien jaar hebben geduurd. In feite is er pas vanaf 2002 over de inhoud gesproken. Wij, de Commissie, maar ook de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Raad hopen deze onderhandelingen zo snel mogelijk af te ronden. We weten dat de vrijhandelsovereenkomst zal bijdragen aan het verdiepen van de betrekkingen tussen onze regio’s. De onderhandelingen voor de vrijhandelsovereenkomst zijn in 2007 versneld uitgevoerd, met als hoogtepunt het bezoek van commissaris Mandelson aan Doha in december 2007, wat een aanzienlijke politieke steun in de rug is geweest. We hebben een goede progressie geboekt op alle terreinen en zijn dichter dan ooit bij een overeenkomst.
Er zijn echter nog enkele uitstaande kwesties die van belang zijn om voor de EU werkelijke voorkeurstoegang te waarborgen tot de markt van de GCC, zonder discriminatie in vergelijking met anderen. Deze kwesties betreffen invoerrechten, enkele uitzonderingen op het gebied van energiediensten, met name door de Verenigde Arabische Emiraten, en bepaalde horizontale bepalingen van de overeenkomst, zoals concurrentie en intellectuele eigendom. In januari werd een onderhandelingsronde afgelast. Sindsdien is er van de kant van de GCC geen enkele terugkoppeling meer geweest. We hopen nu dat we de volgende ronde begin mei kunnen laten plaatsvinden, tegelijkertijd met de vergadering van het Gemengd Comité EU-GCC, die op 6 mei is gepland.
Ons doel blijft het boeken van progressie in de komende ronde en het zo spoedig mogelijk afsluiten van de onderhandelingen, hopelijk in de eerste maanden van het Franse voorzitterschap. De vrijhandelsovereenkomst is gericht op het creëren van een voorkeursrelatie tussen de EU en de GCC, overeenkomstig WTO-beginselen en -disciplines. Deze zal zo leiden tot de liberalisering van vrijwel alle handel tussen partijen. De overeenkomst is ook gericht op het ondersteunen van de lidstaten van de GCC bij hun beleid van economische diversificatie door middel van het stimuleren van verdere economische hervormingen en het bieden van de mogelijkheid om meer buitenlandse investeringen in te brengen, naast de toenemende dynamiek van binnenlandse investeringen in de regio.
De vrijhandelsovereenkomst bevat belangrijke verplichtingen op het gebied van handel in diensten, investeringen door beide kanten en wederzijdse toegang tot markten voor overheidsopdrachten, ook in de energie- en vervoerssectoren. De overeenkomst behelst ambitieuze schema’s voor tariefliberalisering, ook in de sector chemie. En, last but not least, de overeenkomst behelst niet-tarifaire gebieden, zoals technische belemmeringen voor handel, sanitaire en fytosanitaire normen of intellectuele eigendom.
Deze Vergadering heeft zijn zorgen uitgesproken over het feit dat de vrijhandelsovereenkomst waarover wordt onderhandeld met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten geen clausules bevat over mensenrechten en sociale en milieunormen. Laat me dan ook eerst duidelijk maken dat het huidige ontwerp van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC wel degelijk een aantal niet-handelsclausules bevat, over mensenrechten, migratie, terrorismebestrijding en het niet-verspreiden van massavernietigingswapens. Deze clausules zijn enkele jaren geleden overeengekomen met de GCC. Tijdens de laatste ronde is echter gebleken dat er van de kant van de GCC nog enkele vragen waren over de bewoording met betrekking tot de schorsingsclausule die is gekoppeld aan de toepassing van essentiële politieke elementen van de overeenkomst. Naast deze clausules verwijst de preambule van de overeenkomst naar de noodzaak om het proces van economische en sociale ontwikkeling in de GCC-landen te versterken, terwijl het milieu wordt beschermd. Deze verwijst ook naar het feit dat de partijen buitenlandse directe investeringen niet zullen stimuleren door hun binnenlandse milieu- of keurnormen te verlagen of te versoepelen. De preambule voorziet tevens in raadplegingen als blijkt dat een (voorgestelde) maatregel onverenigbaar is met deze beginselen.
Bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC is rekening gehouden met de resultaten en bevindingen van een effectbeoordelingsonderzoek naar de duurzaamheid, dat tussen 2001 en 2004 werd uitgevoerd. Dit was met name het geval in sectoren die door de adviseurs waren aangewezen als belangrijk voor een duurzamere economische ontwikkeling in de GCC, namelijk de diensten en enkele industriële sectoren. Op verzoek van deze Vergadering hebben we verder in februari de onderhandelingsrichtsnoeren geboden voor de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en GCC, inclusief alle herzieningen volgens de goedgekeurde procedures en met inachtneming van de vertrouwelijkheidregels.
Tot slot wil ik benadrukken dat het Europees Parlement regelmatig op de hoogte is gehouden over de voortgang van de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC, en dat de Europese Commissie het Parlement op de hoogte blijft houden.
Tokia Saïfi, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten is sinds 1988 het onderwerp van onderhandelingen geweest, en het lijkt er op dat deze binnenkort definitief worden afgerond.
Ik verwelkom de recente vooruitgang omdat het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst van wezenlijk belang is om de handel tussen de Europese Unie en de Golfstaten uit te breiden en te reguleren. Dit zou zo een nieuw, dynamischer tijdperk kunnen inleiden voor samenwerking op talrijke strategische gebieden tussen twee regio’s die van wezenlijk belang zijn voor elkaar, maar wier betrekkingen het tot nog toe heeft ontbroken aan inhoud.
De vrijhandelsovereenkomst moet helpen om niet-tarifaire belemmeringen weg te nemen en alle overheidssubsidies en -compensatie uit te sluiten, met name voor de toegang tot grondstoffen, overeenkomstig de huidige WTO-regels. De mogelijkheden en uitdagingen die naar voren komen door het toenemende belang van staatsfondsen moeten het onderwerp zijn van diepgaand onderzoek, dialoog en constructieve samenwerking tussen het Europees Parlement en de Golfstaten.
Het doel is om een klimaat te handhaven dat openstaat voor investeringen terwijl die laatste transparanter worden gemaakt. De beheerders van deze fondsen moeten daarom in staat zijn om de markt te voorzien van aanvullende informatie over de oorsprong van hun middelen, hun investeringsdoelstellingen en hun strategieën. Maar Europa moet er ook voor zorgen dat het deze fondsen kan aantrekken, die groei, innovatie en banen genereren, ondanks de sterke internationale concurrentie om productief kapitaal aan te trekken.
Het sluiten van de vrijhandelsovereenkomst zal de Golfstaten stimuleren om ontvankelijker te zijn voor de standpunten van hun Europese partners en maakt het zo voor ons mogelijk om onze handel en uitwisselingen te diversifiëren en te versnellen.
Carlos Carnero González, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de commissaris bedanken voor haar uitleg en ik wil hier onmiddellijk aan toevoegen dat de PSE-Fractie in het Europees Parlement van mening is dat het ondertekenen van de vrijhandelsovereenkomst met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten een doel is dat wij delen.
We moeten dit zelfs zo spoedig mogelijk doen. Dit is in het voordeel van Europa, en in dat van de landen die deel uitmaken van de GCC. Het is echter eveneens waar dat het mandaat voor de onderhandeling over deze overeenkomst vrij oud is. Het is een mandaat dat niet de benodigde clausules bevat om zich te richten op de huidige belangrijke kwesties zoals mensenrechten, werkgelegenheid of het milieu.
Ik ben daarom blij om de commissaris te horen zeggen dat de Commissie voornemens is om al het mogelijke te doen om deze kwesties op te nemen in de overeenkomst. Dit zou anders volledig onbegrijpelijk zijn, omdat we het niet hebben over handel of economische uitwisselingen.
We zijn ons er allemaal van bewust dat deze belangrijke landen, met een van de grootste rijkdommen ter wereld, olie, een essentiële component vormen van onze moderne samenlevingen.
Deze landen bestaan echter niet uitsluitend uit olie. Er zijn mensen, mannen en vrouwen, mannen en vrouwen die in deze landen zijn geboren, en andere mannen en vrouwen uit andere landen die hier komen werken, en ik ben van mening dat de mensenrechten in deze landen niet zo worden gerespecteerd zoals dat het geval zou moeten zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting of de vrijheid van vereniging. Met betrekking tot de ongelijkheid van vrouwen, we kunnen alleen maar beschaamd en verontwaardigd zijn wanneer we bijvoorbeeld nieuws lezen zoals als de verslagen van Human Rights Watch, waarin staat dat vrouwen in sommige van die landen toestemming nodig hebben van een zogenaamde “bewaker” die een vader, echtgenoot of zelfs een zoon kan zijn, om te werken, reizen, studeren of om zelfs maar toegang tot de gezondheidszorg te krijgen. Dit is eenvoudigweg onaanvaardbaar, volstrekt onaanvaardbaar.
Maar we kunnen natuurlijk ook spreken over de situatie die eerder werd genoemd over de immigranten die in die landen werken, en die een krachtige beroepsbevolking vormen. Zijn hun rechten wel of niet gewaarborgd? En wat zijn daarnaast de milieuzorgen van grote olieproducerende landen zoals de GCC-staten? Zijn zij geïnteresseerd in klimaatverandering of in de prijs van ruwe olie?
Dit moet vriendelijk, doch in alle duidelijkheid worden gezegd. Om die reden zijn we blij dat de resolutie waarover we morgen stemmen eindelijk paragrafen bevat die zo belangrijk zijn als de paragrafen 17 en 19, waarvan wij vinden dat we medeauteurs zijn. Ze verwijzen bijvoorbeeld naar mensenrechten als onderwerp van een clausule die een essentieel onderdeel zou moeten zijn van de vrijhandelsovereenkomst die wordt gesloten met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten, of naar de noodzaak van de partijen om de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie te ratificeren.
We hebben ook aanvullende amendementen ingediend, waarvan we hopen dat de fracties deze ondersteunen, en waarmee deze kwesties worden versterkt. We moeten echter voorzichtig zijn dat we niet het verkeerde soort signaal aan onze medestanders sturen: mensenrechten moeten worden verdedigd, of er nu wel of geen olie in het plaatje voorkomt.
Ramona Nicole Mănescu, namens de ALDE-Fractie. – (RO) De discussie over de evolutie van de onderhandelingen voor de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten heeft mijn aandacht getrokken, waarbij het bezoek dat ik onlangs aan de regio bracht, samen met de Delegatie voor de betrekkingen met de Golfstaten van het Europees Parlement in acht moet worden genomen.
De onderwerpen die tijdens de interparlementaire vergaderingen zijn besproken omvatten eveneens de onderhandeling over deze overeenkomst.
De GCC-vertegenwoordigers verklaarden dat de Europeanen druk uitoefenden op de onbeperkte toegang tot talrijke investeringmogelijkheden, terwijl de GCC niet alleen is geïnteresseerd in het werven van kapitaal, maar ook in de behoefte aan technologie en bestuurlijke kennis.
Enerzijds zouden de onderhandelingen moeten zijn voltooid in 2006, maar, zoals we al zeiden, ze duren nog steeds voort en de redenen zijn aan beide partijen te wijten.
De Europese Unie vindt dat het de GCC-leden ontbreekt aan coördinatie en hervorming en de GCC-leden klagen over een oneindige lijst van eisen waaraan de Golfstaten moeten voldoen.
Enkele van de belangrijkste eisen werden in herinnering gebracht door de handelscommissaris, Peter Mandelson: markttoegang, herkomstmarkering van producten, overheidsvergunningen, maatregelen ter bescherming van investeringen en criteria voor hun waarborg in de GCC.
Om deze reden denk ik dat beide partijen zich door het sluiten van de vrijhandelsovereenkomst officieel zouden verplichten tot economische samenwerking met wederzijdse belangrijke voordelen: ontwikkeling van energiesamenwerking, economische en technologische ontwikkeling van de regio en, impliciet, een groter effect op de milieubescherming, het instellen van een gemeenschappelijke markt en een toename van Europese investeringen zijn slechts enkele voorbeelden.
Anderzijds wijst een gevoelig debat in de regio op het probleem van de naleving van de mensenrechten. De Unie speelt een zeer belangrijke rol in de internationale economie, maar is tegelijkertijd een van de belangrijkste voorvechters van de naleving van fundamentele rechten.
Uit de besprekingen die ik heb gevoerd met de vertegenwoordigers van de meest actieve NGO’s in de regio is zeer duidelijk gebleken dat de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst een mogelijkheid bieden om druk uit te oefenen op de Golfstaten om meer civiele en politieke vrijheden te bieden aan de burgers van deze landen.
Daarom moet er tijdens het onderhandelen over economische kwesties, impliciet steeds meer aandacht worden besteed aan de wetgeving betreffende het naleven van de rechten van werknemers uit andere landen en die van vrouwen.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie ondersteunt stellig de oproep aan de Commissie om het Parlement te voorzien van meer informatie over de onderhandelingen over deze vrijhandelsovereenkomst en in het bijzonder om ons het daadwerkelijke onderhandelingsmandaat en een bijgewerkte effectbeoordeling betreffende de duurzaamheid te doen toekomen.
We ondersteunen eveneens de nadruk op de noodzaak van een sterk hoofdstuk binnen de vrijhandelsovereenkomst over duurzame ontwikkeling, gezien de slechte reputatie van de Golfstaten met betrekking tot sociale en milieunormen. Hierdoor maken we ons zorgen over suggesties van het DG Handel, dat omdat de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst met de Golfstaten al lang geleden zijn begonnen, toen kwesties over duurzame ontwikkeling klaarblijkelijk minder relevant waren, het nu op de een of andere manier te laat is om de onderhandelingen te belasten met nieuwe kwesties als de mensenrechtenclausules.
Ik ben van mening dat we moeten zeggen dat dit politiek onaanvaardbaar is en we hopen dat het DG Handel er aan denkt dat het Parlement zijn goedkeuring moet geven aan de uiteindelijke resultaten van de onderhandelingen.
Maar naast onze zorgen over de sociale en milieunormen van handel binnen de Golfregio, moeten we ons zorgvuldiger afvragen wat voor een soort handel een vrijhandelsovereenkomst met de Golfstaten beoogt te liberaliseren. We weten natuurlijk dat het belang voor de EU ligt in onbeperkte toegang tot energiebronnen, en in het wegnemen van belemmeringen voor de handel, zoals uitvoerrechten of kwantitatieve beperkingen. Natuurlijk weten we dat de EU probeert om andere geïndustrialiseerde landen en opkomende economieën voor te blijven om de beste toegangsrechten te krijgen, dat de EU te maken heeft met stijgende energieprijzen en meer in de regio wil verkopen om haar handelsbalans te herstellen. En natuurlijk is dit volledig onverenigbaar met de door de EU vastgestelde doelstellingen met betrekking tot haar beleid betreffende klimaatverandering.
Maar laten we ons eens een ander scenario voorstellen: dat de EU niet zou proberen om de handelsbetrekkingen in evenwicht te brengen door een volledige liberalisering, maar de stimulans van een tekort op de handelsbalans zou gebruiken om de ontwikkeling en toepassing van hernieuwbare energie aan te moedigen, dat de EU niet zou deelnemen aan de internationale race om de toegang tot olie veilig te stellen, maar aan zou dringen op multinationale overeenkomsten waarin alle landen een eerlijk deel krijgen van de afnemende wereldbronnen.
In vergelijking met een dergelijk ambitieus scenario dat wij voor ogen hebben, is het aandringen van het Parlement op een sterk hoofdstuk over duurzame ontwikkeling in de handelsovereenkomst het absolute minimum dat we nodig hebben om te besluiten of deze Vergadering wel of niet zijn goedkeuring kan geven aan de aanstaande overeenkomst.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het belang van het sluiten van een goed functionerende vrijhandelsovereenkomst mag niet overgewaardeerd worden. De EU-uitvoer naar GCC-lidstaten is sinds de jaren tachtig gestegen. De GCC is op dit moment de zesde uitvoermarkt van de EU en de EU is de grootste handelspartner van de GCC. In 2005 bedroeg de EU-uitvoer naar de GCC ongeveer 50 miljard euro, terwijl de EU-invoer vanuit de GCC ongeveer 37 miljard euro bedroeg.
De Commissie verwacht dat het handelsvolume kort na het ondertekenen van de overeenkomst zal verdubbelen. Verder voorziet de voorgestelde overeenkomst naar ik heb begrepen voor de eerste keer in clausules over mensenrechten, niet-verspreiding en terrorismebestrijding en dit moet zeker worden verwelkomd.
Helaas is er een lange vertraging geweest bij het tot stand komen van de overeenkomst, en toen de heer Mandelson de regio in februari 2007 bezocht, zei u, commissaris, dat hij de vrijhandel een duwtje in de rug gaf, als ik u juist citeer.
Ik heb echter begrepen dat hij, toen hij daar was, officieel zou hebben gezegd dat het Arabische protectionisme in de Golfregio een oorzaak was voor de vertraging van de ondertekening van de vrijhandelsovereenkomst. Is de Commissie nog steeds deze mening toegedaan, en is dit het soort taal om internationale overeenkomsten aan te moedigen?
Ondanks tegenslagen bij de totstandkoming van een handelsovereenkomst, zijn de GCC-lidstaten op een positieve manier met de Commissie bezig met betrekking tot de harmonisering van regelingen voor de veiligheid op vliegvelden. Van passagiers die op dit moment belastingvrije goederen kopen en reizen binnen de Golfregio of naar de Europese Unie, kunnen de goederen in beslag worden genomen vanwege de veiligheidsbeperkingen op vliegvelden betreffende vloeistoffen.
Maar gelukkig is een aantal lidstaten van de Arabische Golfstaten met de Commissie in zee gegaan door een veiligheidserkenning aan te vragen krachtens Verordening (EG) nr. 915/2007. Hierdoor kunnen passagiers, naar ik heb begrepen, overstappen vanuit derde landen met hun belastingvrije aankopen, mits dat land als veilig is erkend. Door deze aanvraag hebben ze succesvol een technische en praktische samenwerking opgezet met de EU, en de Commissie moet worden geprezen voor het ondernemen van actie op dit gebied.
Een dergelijk voorbeeld van praktische samenwerking is bemoedigend voor een bredere vrijhandelsovereenkomst die later van kracht kan worden. Ik zou een dergelijke samenwerking en overeenkomsten echter veel sneller en uitgebreider willen zien.
Een vrijhandelsovereenkomst zou ook een manier moeten zijn om wetenschappelijke samenwerking met de Golfstaten te bevorderen en daardoor duurzame ontwikkeling in die regio te ondersteunen. Op dit moment is er zeer weinig wetenschappelijke samenwerking tussen Europa en de Golfstaten, hoewel het potentieel erg groot zou kunnen zijn.
Samenwerking in de wetenschap is met name belangrijk wanneer het gaat over klimaatverandering en energiebeleid. De Europese Unie importeert op dit moment ongeveer vijftig procent van zijn energiebehoefte, waarvan ongeveer twintig procent uit de Golf.
Een vrijhandelsovereenkomst moet worden versterkt op het gebied van de bestrijding van de klimaatverandering en ik verwelkom dan ook de geplande haalbaarheidsstudie van de Commissie op dit gebied.
David Martin (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil beginnen met het positieve. Allereerst wil ik hier officieel mijn dank uitspreken aan de heer O’Sullivan, de directeur-generaal voor Handel, die snel en positief reageerde op ons verzoek om de onderhandelingsmandaten. We hebben deze ontvangen ongeveer een week nadat hij de commissie bezocht en hier om deze mandaten werd gevraagd.
Ik verwelkom eveneens de behoorlijke vooruitgang die is gemaakt in deze onderhandelingen en erken, zoals anderen dit ook al hebben gedaan, dat dit de Golfstaten moet openstellen voor EU-handel en dat dit goed is voor de handel in de EU.
Ik accepteer ook van ganser harte dat elke vrijhandelsovereenkomst waarover we onderhandelen, een verbetering is van de Samenwerkingsovereenkomst uit 1989, en zoals u, commissaris, ons zelf er aan herinnerde, en zoals mevrouw Doyle dit zojuist heeft herhaald, verwelkom ik het feit dat de vrijhandelsovereenkomst een aantal niet-handelsclausules bevat over onderwerpen als mensenrechten, migratie, terrorismebestrijding en het niet-verspreiden van massavernietigingswapens.
Maar ik betreur het dat de sociale, arbeids- en milieuclausules waarover we met de Golfstaten onderhandelen, aanzienlijk zwakker zijn dan die waarover we onderhandelen in onze moderne rondes van vrijhandelsovereenkomsten. We zouden de normen die we bereid lijken te accepteren voor de Golfstaten niet accepteren voor bijvoorbeeld Korea of voor de onderhandelingen in het kader van ASEAN.
De Commissie heeft ons reeds verteld, en dit hadden we kunnen verwachten, dat dit is omdat we onderhandelen op basis van een oud onderhandelingsmandaat, een mandaat dat sinds 2001 niet meer is bijgewerkt. Wat ik nog van niemand in de Commissie heb gehoord, of dit nu de verantwoordelijke commissaris is, de directeur-generaal Handel of de hier vanavond aanwezige commissaris, is waarom we nog steeds onderhandelen op basis van een oud mandaat. Het is moeilijk om niet te vermoeden dat de Commissie vond dat het te moeilijk zou zijn om over moderne duurzaamheid, ontwikkelingsclausules en arbeidsclausules te onderhandelen met de Golfstaten. Evenzo, waarom is de effectbeoordeling over de duurzaamheid niet bijgewerkt sinds 2004? Nogmaals, ik moet hier nog overtuigende redenen voor vernemen.
Ik moet zeggen dat ik in het bijzonder bezorgd ben, de heer Carnereo heeft de situatie van vrouwen genoemd, en dat is een zorg die ik deel, maar ik ben in het bijzonder bezorgd over de rechten van migrerende werknemers in de Golfstaten. Natuurlijk maken deze mensen het merendeel uit van de arbeidsbevolking in de Golfstaten, en ik zie niet hoe zij in welke zin dan ook worden beschermd door deze vrijhandelsovereenkomst. Wat zal de Commissie doen om te waarborgen dat de kernnormen van de IAO worden gerespecteerd door de Golfstaten met betrekking tot migrerende werknemers?
Tot slot, commissaris, uw collega mevrouw Ferrero-Waldner heeft de afgelopen week de mensenrechtenorganisatie van Bahrein ontmoet en daar gesproken over een aantal zorgen betreffende mensenrechten en migrerende werknemers. In de Gulf Daily News deed ze de uitspraak dat zij haar volledige steun geeft aan mensenrechtenclausules in elke vrijhandelsovereenkomst. Hoe is de Commissie van plan om deze belofte uit te voeren?
Kader Arif (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, zoals reeds gezegd heeft de Europese Unie bijna twintig jaar onderhandeld over het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst met de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten.
Sinds die tijd is het onderhandelingsmandaat van de Commissie nauwelijks veranderd en is het zeker niet naar behoren gemoderniseerd. Het gevolg is een wat verrassende situatie waarbij de Unie niet dezelfde criteria gebruikt als basis voor haar onderhandelingen met de Golfstaten als de criteria die worden gebruikt bij de onderhandelingen met haar andere handelspartners, zoals Korea of de ASEAN-landen. Het onderhandelingsmandaat heeft met name geen voorziening voor het opnemen in de toekomstige overeenkomst van enige clausule over sociale normen, noch voor een ambitieus hoofdstuk over duurzame ontwikkeling. Deze kwestie van de naleving van mensenrechten wordt nauwelijks genoemd. Omdat deze elementen deel moeten uitmaken van de prioriteiten van de Europese actie, moeten ze niet alleen volledig worden geïntegreerd in de toekomstige vrijhandelsovereenkomst, maar moeten ze eveneens worden onderworpen aan schorsingsclausules voor zaken waar niet aan de verplichtingen wordt voldaan. Het is de verantwoordelijkheid van de EU om te waarborgen dat alle handelsovereenkomsten waarover zij onderhandelt, het bevorderen en respecteren van de democratische beginselen van mensenrechten, de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie en milieunormen stimuleert.
In het geval van de Golfstaten moet er speciale aandacht worden besteed, en de heer Martin heeft dit zojuist genoemd, aan de leefomstandigheden en rechten van migrerende werknemers. In de regio zijn veel van dergelijke werknemers om de snelle groei daar te ondersteunen, maar ze werken vaak onder schandelijke en onaanvaardbare condities.
Meer in het algemeen, naast en buiten de handel die binnen het kader van harmonieuze handelsbetrekkingen moet worden ontwikkeld, moeten Europa en zijn lidstaten hun politieke en sociale dialoog opvoeren. We moeten daarom een vrijhandelsovereenkomst ten uitvoer brengen die niet alleen geen negatieve gevolgen heeft voor de mensen die in die regio wonen, maar in tegendeel, hun politieke, economische en sociale rechten versterkt. Daarom is het bijvoorbeeld van wezenlijk belang om te waarborgen dat tijdens de onderhandelingen over diensten wordt vastgehouden aan de noodzaak om een universele openbare dienst te waarborgen die toegankelijk, duurzaam en goedkoop is, en die voldoet aan hoge kwaliteitsnormen.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, we zijn het er allemaal over eens dat het uiterst belangrijk is om het verbeteren van onze betrekkingen met de Golfstaten tot prioriteit te maken. Europa en de Golfstaten hebben vele gemeenschappelijke belangen: enerzijds is Europa de sterkste markt ter wereld, en anderzijds voorziet de Golfregio ons van unieke bronnen. Vanuit dat perspectief is het van wezenlijk belang om de betrekkingen met deze landen te intensiveren met het oog op de wereldwijde context.
In de WTO kennen we de kwestie “alles behalve wapens”, en dat zou de norm moeten zijn. We moeten hier zo snel mogelijk tot een verstandige oplossing komen, omdat dit in het belang is van beide partijen. We zouden ook meer moeten doen om de uitwisseling in onderzoek, kennis en knowhow aan te moedigen, en om nauwere banden op te bouwen in de onderwijssector. Het gezamenlijk sluiten van het Energiehandvest is eveneens belangrijk.
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de geachte leden voor hun opmerkingen met betrekking tot de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC. Ik zou hier willen benadrukken dat de Commissie het Parlement op de hoogte zal houden over de voortgang van deze onderhandelingen.
Ik werd met name geraakt door de interesse van de geachte leden in de opname van een politieke clausule in de onderhandelde overeenkomst, en ik wil u verzekeren dat deze zorgen inderdaad worden besproken tijdens de onderhandelingen. Ik kan ook iets bevestigen dat hier werd gezegd, dat dit punt werd besproken tijdens het bezoek van commissaris Ferrero-Waldner aan de Golfregio de afgelopen week. De Golflanden hebben zelfs hun vastberadenheid uitgesproken om de vrijhandelsovereenkomst te sluiten en erkennen het belang van verdere flexibiliteit met betrekking tot deze kwestie.
De Voorzitter. – Mevrouw Doyle, wilde u nog een motie van orde indienen?
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal dit nu achterwege laten, maar omdat we geen “catch the eye”-procedure van vijf minuten hebben gebruikt, is het in andere debatten de gewoonte dat zelfs wanneer een lid al heeft gesproken, hij een snelle vraag kan stellen die bij hem is opgekomen, zodat we allemaal de “catch the eye”-procedure kunnen gebruiken, of in ieder geval nog een minuut extra, als die er was.
Ik zal het er in dit geval hier bij laten, maar alleen op die basis, omdat er vanavond maar één “catch the eye”-procedure is geweest. Ik had nog een aanvullende vraag voor de commissaris, maar die laat ik achterwege.
De Voorzitter. – Mevrouw Doyle, u mag de vraag stellen als u dat wenst. Het punt is dat u dit niet heeft aangevraagd.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde alleen nog maar bij de commissaris navragen of, gezien het gemanoeuvreer en de vertraging en afgelasting van de onderhandelingen van afgelopen januari en het weinige contact dat er sindsdien is geweest, en de jaren dat zich dit al voortsleept, met een of twee vergaderingen per jaar, we er van overtuigd zijn dat er van de kant van de GCC daadwerkelijk de wil bestaat om tot een vrijhandelsovereenkomst te komen?
U hebt dit zojuist enigszins beantwoord, maar is er daadwerkelijk de wil om een vrijhandelsovereenkomst te hebben met de EU? Is dit geen eerlijke vraag, gezien de tijd die we al hebben onderhandeld?
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Ik kan alleen maar zeggen dat we hopen dat die wil er is. Zoals u weet is de vergadering die in januari was gepland, afgelast, maar we hopen dat we tijdens de komende vergadering in mei de onderhandelingen weer aanzienlijke voortgang kunnen boeken. Laten we het hopen.
De Voorzitter. – Ik heb één ontwerpresolutie(1)overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement ontvangen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Roberta Alma Anastase (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Als lid van de delegatie van het Europees Parlement voor betrekkingen met de Golfstaten wil ik het belang benadrukken van het zo spoedig mogelijk ondertekenen van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Samenwerkingsraad van Arabische Golfstaten. Het sluiten van deze overeenkomst in 2008 zou een essentiële voorwaarde zijn voor het intensiveren van de economische betrekkingen tussen de twee regio’s en de noodzaak om de continue energievoorziening van de Europese Unie te waarborgen, weerspiegelt het belang en de urgentie van dit onderwerp.
In acht nemend dat de huidige handel zich richt op de energie, is het van wezenlijk belang voor de toekomstige overeenkomst om samenwerking op dit gebied en de versterking hiervan duidelijk en grondig te benaderen. Dit zou het tot stand brengen van gemeenschappelijke projecten op energiegebied uitbreiden en vergemakkelijken, inclusief die met de EU-lidstaten in het Zwarte-Zeegebied, die zouden profiteren van nieuwe ontwikkelings- en samenwerkingsmogelijkheden.
Daarom is het een prioriteit om een goed gedefinieerd schema op te zetten voor het voltooien van de huidige onderhandelingen, evenals voor het formuleren van het belangrijke doel van wederzijdse voordelen, hetgeen niet alleen zouden leiden tot het versterken van de economische betrekkingen tussen de EU en de Golfstaten, maar ook tot het versterken van de stabiliteit en duurzame ontwikkeling in het algemeen.
15. Nultolerantiebeleid ten aanzien van niet-toegestane GGO’s en de economische gevolgen daarvan (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie door Neil Parish, namens de Commissie internationale handel over het nultolerantiebeleid t.a.v. niet-toegestane GGO’s en de economische gevolgen daarvan (O-0031/2008 - B6-0151/2008).
Struan Stevenson, ter vervanging van de auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik mijn collega, de heer Parish, voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, heel hartelijk bedanken omdat hij mij de kans heeft gegeven hier op dit late tijdstip te verschijnen om deze mondelinge vraag te stellen. Hij had helaas een al vele maanden geleden gemaakte afspraak om met commissaris Fischer Boel naar Denemarken te gaan en is deze middag vertrokken naar Kopenhagen. Hij biedt u dus zijn verontschuldigingen aan voor zijn afwezigheid en ik moet namens hem ook de hartelijke groeten overbrengen aan mevrouw Vassiliou en haar welkom heten in de Commissie.
Dit is een “reality check”. De EU kent een zeer concurrerende en succesvolle pluimvee- en varkensindustrie. Deze worden absoluut niet ondersteund. Ze krijgen geen enkele bedrijfstoeslag, ze ontvangen absoluut geen subsidies en ze staan er alleen voor op de markt.
Bij pluimvee en varkens worden de grootste productiekosten gevormd door het voedsel. Varkens en pluimvee grazen niet in weilanden en alles wat ze eten is dus op basis van granen. Als je een industrie hebt die niet wordt ondersteund, moet je er voor zorgen dat er toegang is tot concurrerend voedsel uit de hele wereld.
In Europa duurt het gemiddeld meer dan twee jaar om een vergunning te verlenen voor een volledig veilig genetisch gemodificeerd product. Voor Herculex, een van de weinig toegestane genetisch gemodificeerde zaden, heeft het 33 maanden geduurd voordat het de goedkeuring van de EU kreeg. In de VS is de gemiddelde goedkeuringstijd de helft: 15 maanden.
Hier is geen excuus voor. Nu de voedselprijzen en kosten voor de pluimvee- en varkensindustrie beiden stijgen, kunnen we ons deze vertraging in het verlenen van vergunningen voor diervoeders niet permitteren. We moeten de zaken echt versnellen.
In de VS zijn veel van deze genetisch gemodificeerde producten bijproducten uit de bio-ethanolindustrie en deze zijn aanzienlijk goedkoper dan het diervoeder dat hier in de EU kan worden gekocht door onze pluimvee- en varkensproducenten. We ontzeggen ons dus alleen maar toegang tot goedkoper diervoeder op de wereldmarkt, waardoor het voor onze producenten vrijwel onmogelijk wordt om te concurreren en we lopen dus een ernstig risico op banenverlies en het uitvoeren van onze industrie naar landen buiten de EU.
De puristen die vinden dat we geen pluimvee- of varkensvlees moeten hebben dat is geproduceerd met genetisch gemodificeerd diervoeder, zullen geen enkele overwinning hebben behaald als we ons dit voedsel ontzeggen. Uiteindelijk zullen we onze industrie zijn kwijtgeraakt aan onze concurrenten buiten de EU terwijl wij pluimvee- en varkensvlees blijven invoeren van dieren die zijn gevoerd met precies hetzelfde genetisch gemodificeerde diervoeder dat onze producenten niet mochten gebruiken. Dit is het beleid van een gekkenhuis.
We hebben ook een duidelijke etikettering en producten nodig zodat consumenten een bewuste keuze kunnen maken. Ze moeten weten of het vlees dat ze eten afkomstig is van dieren die met genetisch gemodificeerde diervoeders zijn gevoerd. Nu de voedselprijzen stijgen, is veel vlees dat afkomstig is van dieren die zijn gevoerd met genetisch gemodificeerd diervoeder goedkoper en kunnen consumenten kiezen voor goedkoop vlees, als ze dat willen.
De andere belangrijke kwestie voor wat diervoeder betreft is de nultolerantie ten opzichte van de invoer van niet-genetisch gemanipuleerd diervoeder in de EU. Nogmaals, de geitenwollensokkenbrigade kan zich op de borst kloppen en zeggen dat we er voor zorgen dat er geen sporen van genetisch gemodificeerde producten voorkomen in al het niet-genetisch gemodificeerde diervoeder dat de EU binnenkomt. Maar wat is het effect van nultolerantie wanneer een scheepslading niet-genetisch gemodificeerde soja in Brazilië wordt geladen om naar de EU verscheept te worden? Er bestaat een kans dat er een heel kleine hoeveelheid genetisch gemodificeerde soja wordt meegenomen via de laadapparatuur in de haven in Brazilië. Wanneer dat schip aanmeert in de EU en wanneer zelfs maar het kleinste spoortjes genetisch gemodificeerde soja wordt aangetroffen, zelfs wanneer er voor die soja een vergunning is afgegeven in de EU, kan de hele lading worden weggegooid.
Het resultaat van het nultolerantiebeleid is dus om de hoeveelheid niet-genetisch gemodificeerd diervoeder die in de EU wordt ingevoerd, drastisch te verlagen. Dus zelfs voor de pluimvee- en varkensproducenten die niet-genetisch gemodificeerd diervoeder willen gebruiken, is het ongelooflijk moeilijk om toegang te krijgen tot de hoeveelheden die ze nodig hebben, wanneer ze die nodig hebben. Nogmaals, dit maakt het voor hen veel moeilijker om eerlijk te concurreren in de open wereldmarkten.
Als we werkelijk onze pluimvee- en varkensindustrie willen uitvoeren naar landen buiten de EU, en onze burgers Braziliaanse kippen en varkensvlees en zelfs kippen uit Thailand willen laten eten, die allemaal zijn gevoerd met genetisch gemodificeerd diervoeder, dan zijn het huidige nultolerantiebeleid voor niet-genetisch gemodificeerd diervoeder en de afschuwelijk trage verlening van vergunningen voor genetisch gemodificeerd diervoeder precies de manieren om dit voor elkaar te krijgen.
Commissaris, we zijn verheugd over uw klinkende benoeming tot commissaris voor het DG Gezondheid en consumentenbescherming. We wensen u het allerbeste maar we hopen dat u de eerste bent die de mythe over Frankenstein-voedsel in de sensatiepers kunt weerstaan en beleid ontwikkelt waardoor onze boeren internationaal op gelijkwaardige wijze kunnen concurreren.
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie erkent het risico dat diervoederimporten moeilijker en duurder kunnen worden als gevolg van de asynchrone goedkeuringen van genetisch gemodificeerde organismen in uitvoerende landen en in de EU. Ik ken het onderzoek van het DG Landbouw en plattelandsontwikkeling over de kwestie van diervoedertekorten. Ik moet hier benadrukken dat de gevolgen van een nultolerantiebeleid voor niet-toegestane genetisch gemodificeerde organismen bij diervoederimports alleen een kwestie worden bij zogenaamde asynchrone goedkeuringen van genetisch gemodificeerde organismen. Een van de belangrijkste factoren is het verschil in de duur van de goedkeuringsprocedure voor genetisch gemodificeerde organismen in derde landen en in de EU, in combinatie met het gebrek aan passende segregatiemechanismen in uitvoerende landen en de marktstrategieën van de zaadindustrie in deze landen. Het toegenomen gebruik van genetisch gemodificeerde organismen door de belangrijke handelspartners voor grondstoffen heeft ook een belangrijke invloed.
Tegen deze achtergrond richt de Commissie haar inspanningen op het aanpakken van deze belangrijke factoren. Er zijn gesprekken gestart met de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid met als doel het maken van efficiëntiewinst in de duur van de goedkeuringsprocedure, zonder af te doen aan de kwaliteit van de wetenschappelijke beoordeling door de EFSA. Ik wil u in dit opzicht herinneren aan het belang van de samenwerking van lidstaten in het Permanent Comité en in de Raad.
Tot slot, maar daarom zeker niet minder belangrijk, wil ik erop wijzen dat de Commissie onlangs de goedkeuring van maïs GA21 heeft aangenomen, wat de invoer met de onvoorziene aanwezigheid van dit genetisch gemodificeerde graan uit Argentinië zal vergemakkelijken. De Commissie legt op dit moment ook een voorstel voor aan de Raad voor de goedkeuring van een genetisch gemodificeerde sojaboon, nadat het Permanent Comité geen gekwalificeerde meerderheid bereikte. Door de goedkeuring van deze sojaboon wordt ook een aantal diervoederimporten mogelijk en dit draagt dus bij aan de tijdelijke verbetering van het probleem van diervoedertekort dat het geachte lid naar voren bracht.
Het wetgevingskader van de EU inzake genetisch gemodificeerd voedsel en diervoeder is primair gericht op het waarborgen van de veiligheid van producten die op de markt worden gebracht. Daarom moeten genetisch gemodificeerde voedsel- en diervoederproducten toestemming krijgen voordat ze op de markt worden gebracht. De nultolerantieaanpak voor niet-toegestane genetisch gemodificeerde organismen die op dit moment door de EU wordt gehanteerd, is neergelegd in EU-wetgeving, en is goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad als zijnde de beste manier om de gezondheid van mens en dier en het milieu te beschermen. Deze aanpak is vergelijkbaar met de aanpak die is gehanteerd door de grote meerderheid van derde landen, inclusief de grote producenten van genetisch gemodificeerde organismen.
Op internationaal niveau blijft de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de ontwikkeling van Codex-richtsnoeren voor deze kwestie ondersteunen. De Commissie is zich echter bewust van de mogelijkheid van incidenten van het soort dat u als een van de redenen voor uw vraag aangaf, en erkent dat deze voorvallen steeds makkelijker te ontdekken zijn vanwege de voortdurende verbeteringen in de meettechnieken. De Commissie onderzoekt of het passend en haalbaar is om een individuele oplossing te bedenken voor dit specifieke probleem, waarbij de bestaande wetgeving volledig in acht wordt genomen.
In het geval van de klacht die in 2003 door de WTO is aangespannen tegen de Europese Gemeenschap, waren er in het verslag van de studiegroep, dat in 2006 werd afgesloten, geen twijfels over de EU-wetgeving, maar meer over de manier waarop deze in het verleden was uitgevoerd. De Commissie heeft dit geschil tot nog toe binnen de context van een normale dialoog over biotechnische kwesties met de klagers kunnen houden. We hebben de klagers duidelijk getoond dat er op dit moment geen moratorium of onnodige vertraging bestaat in het goedkeuringssysteem van de EG voor biotechnische producten.
Sinds de oprichting van de studiegroep van de WTO zijn er zestien producten goedgekeurd, waarvan slechts zeven in 2007. We kunnen niet uitsluiten dat klagers, met name de Verenigde Staten, rekening zullen houden met de handelsgevolgen van de kwestie van onvoorziene aanwezigheid bij hun besluit over het doorgaan met verdere geschillenbeslechting. De Europese Unie zou echter in een goede positie verkeren om zijn zaak te verdedigen, en de huidige dialoog maakt deze mogelijke gebeurtenis onwaarschijnlijk.
Esther De Lange, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL) Voorzitter, commissaris, gisteren hebben wij in dit Huis gesproken over de stijgende voedselprijzen en de gevolgen daarvan in de Europese Unie en voor ontwikkelingslanden. Nu staan we hier vanavond weer en we spreken over genetisch gemodificeerd diervoeder. Het was wellicht een idee geweest om die beide debatten met elkaar te combineren. Dit nogal technische thema over diervoeders kadert immers uiteraard in de bredere discussie over voedselzekerheid en stijgende voedselprijzen. Hoe verantwoord is het namelijk nog om hele scheepsladingen diervoeders te vernietigen of te weigeren wegens onopzettelijke aanwezigheid van sporen, zeer kleine hoeveelheden, van genetisch gemodificeerd product? Weinig verantwoord lijkt me dat, zowel met het oog op de voedselzekerheid die ik noemde, als met het oog op stijgende prijzen.
Want de diervoederprijzen nemen toch de laatste tijd al flink toe, en dat zullen ze nog meer doen als we deze houding blijven aanhouden. Veel producenten zien hun kosten hierdoor alleen maar toenemen en ik denk dat het hier geen kwaad kan om nogmaals te onderstrepen dat de stijgende prijzen waar we het steeds over hebben niet automatisch betekenen dat ook de boeren een beter inkomen ontvangen. Het is namelijk al gezegd, bijvoorbeeld in de varkenssector nemen de kosten voor het voer wel toe en worden de marges eigenlijk alleen maar kleiner.
Hoe kunnen we nu uit deze impasse komen? Niet door nu ineens onzorgvuldig met toelatingsprocedures om te gaan. Nee, dat zeker niet. Maar de schoen wringt naar mijn mening op twee punten, en daar moeten we een oplossing voor zien te vinden. Allereerst, het is al gezegd door Struan Stevenson, duurt het in de Europese Unie aanzienlijk langer voordat een GGO diervoeder kan worden toegestaan: bij ons twee-eneenhalfjaar, in de VS ruim een jaar. Ik heb de Commissie wel gehoord over het efficiënter maken van EFSA, maar dat is natuurlijk niet het hele probleem. Het probleem zit hem ook in het gepingpong in de Raadscomités die dan noch een gekwalificeerde meerderheid vóór toelating, noch een gekwalificeerde meerderheid tegen toelating kunnen vinden, waarna dan eindelijk na heel veel getouwtrek het besluit aan de Commissie toekomt. Dus daar zit ook een deel van het probleem, en die procedure moet sneller. Dit is zeker geen pleidooi voor een automatische toelating van de producten, maar ik denk dat mensen er recht op hebben om sneller te weten, ja of nee, of een product kan worden toegelaten op de Europese markt.
Ten tweede zullen we een oplossing moeten vinden voor de onopzettelijke aanwezigheid van genetisch gemodificeerde sporen in diervoeders, bijvoorbeeld via een drempelwaarde, zeker als het om GGO’s gaat die al een positieve beoordeling van de EFSA hebben ontvangen. En zeker als je bedenkt dat de karbonades van de varkens die buiten de Europese Unie dat voer hebben gegeten, bij ons gewoon in de winkel liggen. Over oneerlijke concurrentie gesproken! Ik vind het jammer dat ik de Commissie niet over drempelwaarden heb gehoord. Ze verwijst naar bestaande wetgeving. Maar laten we wel wezen, bij de etikettering gebruiken we wél een drempelwaarde, dus ik denk dat het mogelijk is.
Kortom, laat producenten en consumenten niet de dupe worden van de besluiteloosheid van de Raadscomités. Nu is de tijd om duidelijkheid en snelheid te bieden.
Bernadette Bourzai, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, zoals de titel al zegt, gaat deze vraag over de economische gevolgen van de goedkeuringsprocedure voor genetisch gemodificeerde organismen.
Ik zou de commissaris dan ook willen vragen of de Commissie onderzoeken heeft aangevraagd over de oorzaak van de prijsstijging van diervoerders en ik wil ook weten welk gedeelte van het diervoer dat in de afgelopen jaren is ingevoerd, sporen bevatte van genetisch gemodificeerde organismen die niet zijn toegestaan in Europa, en waar deze producten vandaan kwamen. Dat zou nuttig zijn bij het beoordelen van de omvang van deze incidenten.
In tegenstelling tot mevrouw De Lange, die hier zojuist heeft gesproken, wil ik weerleggen dat er een causaal verband is tussen het nultolerantiebeginsel voor genetisch gemodificeerde organismen en de aanzienlijke stijgingen van de prijs van diervoeders. Deze twee moeten niet bij elkaar worden gegooid omdat we heel goed weten dat deze stijging wordt veroorzaakt door een combinatie van meerdere factoren, waar ik nu niet op zal ingaan, maar voornamelijk door beursspeculatie over toekomstige landbouwmarkten. Bovendien heeft deze stijging gevolgen voor alle landen, inclusief de landen met een zeer flexibele wetgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen.
Het is niettemin waar dat Europese veehouders in grote problemen verkeren en de belangrijkste reden hiervoor is het feit dat de EU zeer afhankelijk is van de invoer van diervoeders. Mijn belangrijkste vraag luidt dan ook als volgt: waarom zijn we zo afhankelijk en hoe moeten we reageren? Ik wil de Commissie vragen of er een analyse is uigevoerd van de economische gevolgen van het Blair House-akkoord, waarvoor de Europese Unie zijn eigen productie van diervoeders opgaf.
Naar mijn mening zijn er twee mogelijkheden om deze afhankelijkheid te verminderen. De eerste is om al het mogelijke te doen om de laatste Europese voeder- en proteïnegewassen te redden, en daarmee bedoel ik echt redden, en om herstructurering te stimuleren, waarbij bijvoorbeeld het volledig ontkoppelen van de steun tijdens de “check-up” van de GLB wordt voorkomen, met name omdat deze gewassen onbetwistbare milieukwaliteiten voor gewasrotatie en als gevolg daarvan ook voor de grond bieden.
Aan de andere kant moet de Commissie onderzoek doen naar de diversificatie van onze aanvoerbronnen. In december 2007 heb ik deelgenomen aan een conferentie die werd georganiseerd door het GGO-vrij-netwerk, dat heeft aangetoond dat er voorraden bestaan van diervoeders zonder genetisch gemodificeerde organismen en dat er contacten moeten worden gelegd tussen producenten en importeurs.
Ik hoop dat iedereen zich er van bewust is dat consumenten het recht hebben…
(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Jan Mulder, namens de ALDE-Fractie. – (NL) Voorzitter, ik zou in de eerste plaats de Commissie landbouw en deze plenaire vergadering willen bedanken dat ze gevolg hebben gegeven aan mijn initiatief om dit onderwerp vanavond hier te bespreken.
Een van de merkwaardige dingen is dat overal in de wereld de verbouw van genetisch gemodificeerde gewassen toeneemt, maar dat alleen wij in Europa geweldig veel koudwatervrees hebben op dat punt. De grote vraag is hoe dat komt. De commissaris zegt met grote stelligheid: de wetgeving is nu eenmaal zo, en dus moeten wij ons eraan houden. Maar als de veranderde omstandigheden het nodig maken dat de wetgeving veranderd wordt, dan zal de Commissie het toch moeten doen. Ik denk dat de tijd daarvoor nu rijp is. Ik heb er onlangs nog vragen over gesteld, maar het ene genetisch gemodificeerde gewas is het andere niet. Er is een groot verschil tussen transgenese en cisgenese: de ene is soorteigen en de andere niet. Beide vallen onder dezelfde wetgeving en de Commissie moet zich een keer daarover buigen om de wetgeving in dit opzicht te veranderen.
De essentie van het hele verhaal is volgens mij nultolerantie. Er zijn weinig situaties in de wereld waar je absoluut nultolerantie kunt eisen. Er moet altijd een mogelijkheid zijn om een bepaalde marge van verschil te laten. Als ik te hard rijd over een afstand van 50 km dan is er in de meeste landen een marge van tolerantie van ongeveer 3 km voordat ik een bekeuring krijg. Waarom is dat niet mogelijk voor de import van goederen? Waarom is een tolerantie van bijvoorbeeld 0,8 of 0,9 procent niet mogelijk? Kan de commissaris mij hierop een duidelijk antwoord geven?
Ook ik juich het toe dat er een gesprek aan de gang is met EFSA om de procedures te verkorten zonder dat de kwaliteit in gevaar wordt gebracht. Maar zijn er al indicaties van EFSA of dat mogelijk is of niet? Een gesprek alleen is niet voldoende want de tijd dringt.
En dan is er nog een volgend punt. Misschien kan de commissaris mij uitleggen hoe ik als politicus aan het grote publiek kan verklaren dat wij hier een heleboel producten mogen consumeren die wij hier niet mogen produceren. Wij mogen onbeperkt alle producten uit de hele wereld invoeren die afkomstig zijn van dieren die gevoerd zijn met producten die hier verboden zijn. Wat is het nut daarvan? Wat is de uitleg daarvoor? Misschien dat de commissaris mij een idee aan de hand kan doen voor de komende verkiezingscampagne.
Ik zou ten slotte willen vragen wat de gevolgen zijn van de houding van de Commissie in WTO-verband? Mogen wij dit zomaar doen?
Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, er zijn drie gebieden waarop genetisch gemodificeerde organismen gevaarlijk kunnen zijn.
De eerste is de volksgezondheid. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat genetisch gemodificeerde organismen schadelijk kunnen zijn voor de menselijke gezondheid, maar deze aanwijzingen worden genegeerd. Overtuigende bewijzen van schadelijke effecten van genetisch gemodificeerde organismen kunnen op elk moment naar boven komen. Er was een tijd waarin er geen bewijs was voor de schadelijke aard van asbest, en toen het bewijs er wel was, waren de kosten enorm. Er moesten miljarden worden uitgegeven om de asbest te verwijderen. Het probleem met genetisch gemodificeerde organismen is, dat wanneer hun gebruik wijdverspreid wordt, het onmogelijk is om ze te laten verdwijnen.
Het tweede gebied is het milieu. Veel wetenschappers geloven dat genetisch gemodificeerde organismen desastreuze gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Dit is een van de redenen waarom traditionele zaden worden opgeslagen in diep ijs op het Noorse eiland Spitsbergen, voor het geval traditionele zaden worden beschadigd door het toenemende gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen.
Het derde gevaar heeft te maken met de economie. Het verhogen van het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen is een manier om landbouwers financieel afhankelijk te maken van grote biotechnische concerns. Landbouwers zullen genetisch gemodificeerde gewassen gaan verbouwen onder voorwaarden die worden opgelegd door machtige concerns die de patenten op de zaden hebben.
Europa lijdt op dit moment nog geen honger. Voedsel wordt steeds duurder, maar het landbouwbeleid van de Unie blijft vasthouden aan het opleggen van administratieve beperkingen voor landbouwproducten. Europa hoeft niet te streven naar zeer intensieve technologieën voor voedselproductie. In plaats daarvan zou Europa moeten kiezen voor de productie van gezond voedsel op basis van traditionele methoden.
Natuurlijk speelt ook het probleem van de concurrentie. In deze kwestie ben ik het volledig eens met de heer Stevenson en andere eerdere sprekers. Onze boeren mogen niet de enigen zijn die worden getroffen door een verbod op gewassen met genetisch gemodificeerde organismen en het gebruik van diervoeders met genetisch gemodificeerde organismen. Een dergelijk verbod zou moeten worden vergezeld door een verbod op de invoer van zowel plantaardige als dierlijke producten die genetisch gemodificeerde organismen bevatten. Er moet een duidelijk beginsel worden toegepast, namelijk het beginsel dat producenten die hun producten uitvoeren naar de Europese markt, aan dezelfde vereisten moeten als die waaraan onze eigen producenten moeten voldoen.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de aanname die achter deze mondelinge vraag lijkt te liggen, sterk betwisten. De poging om de stijging van diervoerderprijzen in Europa en de bijbehorende crisis in de veehouderij te koppelen aan de wetgeving inzake genetisch gemodificeerde organismen van de EU in het algemeen, en het nultolerantiebeleid in het bijzonder, is volledig onjuist en oneerlijk.
Het is zeker waar dat er moeilijke tijden zijn aangebroken voor veehouders, maar ik wil hier aanvoeren dat dit niets te maken heeft met Europa’s beleid inzake genetische modificatie, maar alles met een combinatie van factoren, inclusief slechte weersomstandigheden die leiden tot kleinere oogsten, deregulering van markten, toegenomen vraag door landen als China, de snelle en misplaatste toename van de productie van biobrandstoffen en de groeiende financiële speculatie.
Binnen de industrie van genetische modificatie is ook veel te doen over het verslag van het DG Landbouw over de potentiële gevolgen van het regime voor genetische modificatie van de EU voor de beschikbaarheid en prijs van diervoeders. Het ongunstigste scenario in het verslag is gebaseerd op de aanname dat Brazilië snel een genetisch gemodificeerde sojaboonvariant zal commercialiseren die niet is goedgekeurd in de EU. Maar er wordt geen enkel bewijs aangevoerd waaruit blijkt dat Brazilië nieuwe genetisch gemodificeerde sojabonen zelfs maar overweegt.
Uit het verslag blijkt dat goedkeuringen in de VS niet worden beïnvloed door EU-beleid en dat Brazilië en Argentinië in feite veel voorzichtiger zullen zijn met het goedkeuren van nieuwe genetisch gemodificeerde gewassen die de uitvoer naar de EU anders zouden kunnen benadelen. Argentinië heeft bijvoorbeeld een certificeringsstelsel ingevoerd voor de maïsuitvoer naar de EU, juist om niet-goedgekeurde eigenschappen te voorkomen.
Er is bovendien geen bewijs van grote verstoring of concurrentie die wordt veroorzaakt door de invoer van vlees van dieren die misschien zijn gevoerd met genetisch gemodificeerde organismen die niet zijn goedgekeurd in de EU.
Dus, eerlijk gezegd zijn al deze vragen slecht geïnformeerd en tendentieus. Maar ik heb zelf wel een aantal vragen met betrekking tot eventuele voorgestelde drempelwaarden voor niet-goedgekeurde genetisch gemodificeerde organismen in de EU. Ten eerste, hoe kan de commissaris er zeker van zijn dat niet-goedgekeurde genetisch gemodificeerde organismen in de EU veilig zijn?
Ten tweede, welke instelling of welk bedrijf moet er betalen in geval van schade? De EU, die een dergelijke besmetting toestaat? Het bedrijf dat het genetisch gemodificeerd organisme heeft ontwikkeld maar tot dusverre nog geen geldige goedkeuring voor de markt heeft ontvangen? Of het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de invoer?
Tot slot, moet een dergelijke drempelwaarde ook van toepassing zijn voor genetisch gemodificeerde planten waaruit farmaceutische stoffen worden geproduceerd? Welke beoordeling is er uitgevoerd over de besmetting van dagelijks voedsel door actieve farmaceutische stoffen?
Ik kijk uit naar de volledige antwoorden op deze cruciale vragen aan het eind van dit debat.
Kartika Tamara Liotard, namens de GUE/NGL-Fractie. – (NL) Voorzitter, commissaris, u en ik weten eigenlijk nog veel te weinig over de gezondheidsrisico’s van genetisch gemanipuleerde organismen. Willen we zulke GGO’s - ik noem het knutselvoedsel - dan toch toelaten, puur omdat dit een economisch belang dient? Wat mij betreft niet. Ik geeft echt voorrang aan volksgezondheid, aan het milieu en aan biodiversiteit. Brussel verplicht landen nu al om bepaalde GGO’s toe te laten, dus ook als ze daar niet toe bereid zijn. Dit staat haaks op het protocol van Cartagena, waarmee landen nieuwe GGO-producten kunnen weigeren als ze twijfels hebben over de veiligheid daarvan. Laat de lidstaten zelf bepalen welke risicoproducten ze toelaten.
Ik sta niet alleen in mijn protest. GGO’s brengen grote groepen burgers in beroering. We zien dat in Polen, in Roemenië, in Oostenrijk en op Cyprus. Zo is er in Nederland in plaatsen als Raalte en Gemert-Bakel een groeiend verzet tegen de proefvelden van Monsanto. Het risico is reëel dat gemanipuleerde zaden van Monsanto overwaaien naar nabij gelegen akkers van traditionele of biologische landbouwers, en dat terwijl deze boeren dat onkruid nooit willen hebben. Zorgwekkend vind ik ook de overnameplannen door Monsanto van het Nederlandse zadenbedrijf De Ruiter, een bedrijf uit de wereld top 10. Het is overduidelijk dat Monsanto zo zijn infiltratie in Europa wil vergroten. Ofwel in afwachting van soepeler regels, of juist om de politiek onder druk te kunnen zetten om die regels toch maar heel snel te versoepelen. Daar moeten we ons fel tegen verzetten. Volksgezondheid, milieu en biodiversiteit zijn voor ons belangrijker dan bedrijfswinsten.
Jim Allister (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wat een lachertje moet de EU zijn voor zijn concurrenten! Met een schijnheilige ijver verbieden we de genetisch gemodificeerde organismen in diervoeders, zelfs tot aan het belachelijke punt van nultolerantie voor elk spoor van niet-toegestane genetische modificatie, maar tegelijkertijd kan vlees dat afkomstig is van dieren die buiten de EU zijn grootgebracht en die zijn gevoerd met dezelfde genetisch gemodificeerde organismen die we weigeren goed te keuren, overal in de 27 lidstaten vrijelijk worden ingevoerd.
Dat klinkt voor mij als het ontbreken van elk spoor van gezond verstand. De EU zift de mug uit en verzwelgt de kameel, en wie is hiervan de dupe? Onze eigen producenten die torenhoge prijzen moeten betalen voor diervoeders die vrij zijn van genetisch gemodificeerde organismen. Het lijkt er op dat we binnen de EU blij zijn als de vakjes voor politieke correctheid kunnen worden aangevinkt, ongeacht de waanzin die we creëren.
Rosa Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, hoewel de Europese veehouderij meer dan veertig procent aan toegevoegde waarde genereert in onze landbouwproductie, is het ook waar dat er nu onvoldoende grondstoffen zijn om onze dieren te voeren. In mijn land, Spanje, dat afhankelijker is van diervoeder dan andere lidstaten, is de situatie van het rundvlees verschrikkelijk. In het geval van varkensvlees en pluimvee is de afschuwelijke situatie in heel Europa gelijk.
Zoals al is gezegd staat de communautaire wetgeving de verkoop van diervoeder met genetisch gemodificeerde organismen toe, mits deze zijn goedgekeurd in de EU, maar beoogt zij geen minimumniveaus voor niet-toegestane genetisch gemodificeerde organismen. Dit veroorzaakt problemen in de handel met exporteurs uit derde landen en ook met de Europese veehouderijsector op zichzelf, die, zoals ik al zei, te maken heeft met tekorten.
Dit is niet de eerste keer dat ik het met de heer Mulder eens ben, en deze keer heb ik naar hem geluisterd en denk ik dat we het ook over deze kwestie eens zijn, want een mogelijke oplossing zou kunnen worden gevonden in het accepteren van onbedoelde besmettingen met genetisch gemodificeerde organismen tot een bepaalde drempelwaarde, mits deze positief zijn beoordeeld door de EFSA en goedgekeurd door een derde land, overeenkomstig de Codex-beginselen en met een duidelijk etiketteringsbeleid.
Een andere oplossing zou kunnen worden gevonden in het meer op Europees grondgebied produceren, maar het lijkt erop dat de Commissie die mogelijke weg heeft afgesloten door haar controlevoorstellen. De kwestie van gedroogd diervoeder als een essentiële component van diervoeder is paradigmatisch. Zelfs al erkent de Commissie het gevaar dat schuilt in het afzien van productie, staat zij nog steeds op het toepassen van losgekoppelde toeslagen.
Ik wil daarom benadrukken dat we te maken hebben met een ernstig probleem van tekorten in diervoeders, en de Europese Commissie is verantwoordelijk voor het afhandelen van de situatie.
Kyösti Virrankoski (ALDE). – (FI) Mevrouw de Voorzitter, een genetisch gemodificeerd gewasras wordt gekweekt door het genotype ervan te veranderen met behulp van precieze wetenschappelijke technologie. Deze technologie is gebaseerd op ontwikkelingen in de genetica die al meer dan een halve eeuw oud zijn. De technologie heeft geholpen om rassen te kweken op een wijze die minder inspanningen en minder bestrijdingsmiddelen vereist en die het mogelijk heeft gemaakt om grotere oogsten te produceren. Om die reden is het kweken van dergelijke gewassen snel toegenomen.
De Europese Unie is niet in staat gebleken om betrokken te raken bij deze ontwikkeling omdat het vasthoudt aan een stelsel van strikt bureaucratisch toezicht. Wanneer proeven en onderzoek door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid hebben aangetoond dat een ras risicovrij is en gunstig voor de consument, moet het nog steeds een langdurig proces ondergaan voordat het wordt goedgekeurd. Het voorstel van de Commissie gaat eerst naar een permanent comité, dat dit voorstel met een gekwalificeerde meerderheid goed- of afkeurt. Als dit comité niet tot een besluit kan komen, is de volgende stap de Raad, en als die ook niet tot een besluit kan komen, gaat het voorstel terug naar de Commissie, die uiteindelijk een besluit neemt. Dit heeft echter allemaal tijd gekost.
Veel genetisch gemodificeerd diervoeder wordt ingevoerd in de Europese Unie. Zelfs landen die het kweken van genetisch gemodificeerde rassen proberen te beperken, vinden het geen probleem om dit diervoeder te gebruiken. Omdat de EU geen tijd heeft gehad om alle rassen goed te keuren die nu worden gebruikt, kan het diervoeder hier kleine sporen van bevatten. In dergelijke gevallen wordt de volledige lading teruggezonden. Hierdoor moet de industrie kosten maken en dit is van invloed op het concurrentievermogen van de Europese voedselproductie. Daarom moeten we op dit gebied het gezond verstand gebruiken. Minieme sporen van rassen die in andere landen zijn goedgekeurd, zouden niet zulke onredelijke gevolgen mogen hebben, met name wanneer de Europese landbouw het toch al moet opnemen tegen wereldwijde concurrentie.
Dimitar Stoyanov (NI). – (BG) Volgens een Latijns spreekwoord is natuurlijk goed. Uiteraard wil dit niet zeggen dat genetisch gemodificeerde organismen, die kunstmatig zijn, slecht zijn, maar tot nog toe zijn er nog geen overtuigende wetenschappelijke gegevens die onomstotelijk kunnen aantonen dat ze goed voor je zijn. In tegendeel, we kennen het voorbeeld van de Verenigde Staten, waar de hoogste tolerantie ten aanzien van genetisch gemodificeerde organismen hand in hand gaat met de grootste verspreidingsgraad van obesitas. De genetica en de biotechnologie zijn nog steeds geen exacte wetenschappen. Ze houden veel beloften in, maar tegelijkertijd lopen we door het gebruik ervan het enorme risico om veel te verliezen, misschien meer dan we ons kunnen veroorloven.
Het huidige EU-beleid van voorzichtigheid ten aanzien van genetisch gemodificeerde organismen is een goed beleid voor nu, waarbij beschikbare wetenschappelijke prestaties worden overwogen. Maar ik vind wel dat we aan onze Europese producenten moeten denken. De huidige situatie is in zekere zin nogal onnatuurlijk, en de Commissie zou een evenwicht moeten vinden waarbij Europese producenten niet worden gediscrimineerd, terwijl tegelijkertijd een situatie wordt bereikt waarbij Europese consumenten inderdaad kunnen kiezen uit gewassen met of zonder genetisch gemodificeerde organismen. Ik ben blij dat ik een jongere in de Europese Unie ben en ik zou het prettig vinden om die bewuste keuze te kunnen maken.
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, hoe kan de Commissie, gezien de grote invoerafhankelijkheid van de EU van proteïnerijke diervoeders zoals sojameel en maïsglutenvoeder, de huidige situatie rechtvaardigen waarin zelfs diervoeders met slechts het geringste spoortje niet-toegestane genetisch gemodificeerde organismen worden verboden en vernietigd in onze havens, terwijl vlees dat afkomstig is van dieren die worden gevoerd met precies dezelfde niet-toegestane genetisch gemodificeerde organismen vrijelijk de EU kan binnenkomen, in de voedselketen terecht komt en wordt geconsumeerd door onze consumenten, waardoor een enorme verstoring van de concurrentie wordt veroorzaakt, ten nadele van Europese landbouwers?
Er zou een drempelwaarde, zoals al het geval is voor de onvoorziene aanwezigheid van sporen van toegestane genetisch gemodificeerde organismen voor de etikettering van producten als vrij van genetisch gemodificeerde organismen, moeten worden toegepast voor de onvoorziene aanwezigheid van sporen van niet-toegestane genetisch gemodificeerde organismen die een positieve beoordeling van de EFSA hebben gekregen of die een risicobeoordeling voor diervoeder- en voedselveiligheid hebben ondergaan overeenkomstig de Codex-richtsnoeren voor genetisch gemodificeerde planten. Is de Commissie voornemens om hiertoe concrete voorstellen te doen, en wanneer?
Het ontbreekt ons langdurige goedkeuringsproces aan wetenschappelijke hardheid en integriteit en het is de weg naar ernstige geschillen in de wereldhandel en dit komt tot onze schande voort uit interinstitutioneel gemanoeuvreer over deze kwestie. Geen enkel ander handelsblok verzet zich op deze manier tegen verandering.
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) De tijd is nu voor ons aangebroken om een serieus en waardevol debat te voeren over genetische technologie in Europa, want tot nog toe hebben we uitsluitend religieuze polemiek gehoord, die in veel gevallen alleen maar de hysterie opzweept. De wetenschap kan en mag niet worden tegengehouden. Met een explosie van de bevolking en de voedselprijzen kunnen we de mogelijkheden die ons worden geboden door de biotechnologie en genetische modificatie niet van de hand wijzen. We kunnen geen groene revolutie hebben zonder deze mogelijkheden.
Mijn verslag over biogas, dat in maart werd aangenomen, toont aan dat er in het Europees Parlement overeenstemming was over het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde planten die worden geteeld voor de bio-energie. Hoewel er overeenstemming was bij de parlementsfracties in Hongarije over het behoud van een landbouw die vrij is van genetisch gemodificeerde organismen, moeten we inzien dat dit een illusie is. 85 procent van de soja die als diervoeder wordt ingevoerd, is nu genetisch gemodificeerd.
Het is duidelijk dat genetische modificatie geen spelletje is, de risico’s zijn enorm. Het is van essentieel belang dat er een geloofwaardig, wetenschappelijk, specialistisch toezichtsagentschap wordt opgezet op Unie-niveau, onafhankelijk van grote bedrijven, dat in staat is om genetisch gemodificeerde producten te inspecteren, bescherming kan bieden tegen risico’s en een eind kan maken aan ongegronde ongerustheid. Enerzijds zijn de multinationale bedrijven die betrokken zijn bij genetisch gemodificeerde organismen wat terughoudend om gedetailleerde documentatie over hun producten te verstrekken, en zijn zij geen partners bij wetenschappelijke proeven, hoewel dit voor de consumentenbescherming een essentiële vereiste zou zijn. Anderzijds bestaat er ook veel verwarrende informatie en zijn er onwetenschappelijke paniekverhalen die worden verspreid door tegenstanders van genetische modificatie. Daarom is dit debat zo belangrijk. Dank u voor uw aandacht.
Paulo Casaca (PSE). – (PT) Ik zou eveneens de extreme ongerustheid willen uitdrukken die in de landbouwsector in de Azoren, mijn regio, bestaat over de huidige situatie. Ik ben van mening dat in dit debat is aangetoond dat niets het bestaan kan rechtvaardigen van een beleid dat het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen in diervoeders verbiedt terwijl tegelijkertijd de consumptie wordt toegestaan van vlees dat is geproduceerd met deze genetisch gemodificeerde organismen.
Ik ben eveneens van mening dat het overdrijven dat gebeurt in het nultolerantiebeleid, duidelijk is gemaakt. Tot slot zou ik willen zeggen dat iedereen die de diervoederindustrie kent, niet kan twijfelen aan het duidelijke gevolg dat beide factoren zullen hebben op de voedselprijzen. Dit gevolg is zeer duidelijk, met name voor maïsglutenvoeder en de verspilling van het gebruik van maïs om alcohol te produceren. Ik heb de Europese Commissie al opgeroepen om rekening te houden met de situatie van landbouwers in heel Europa.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in het landbouwdebat hebben we nu te maken met de uitdaging die door de “check-up” wordt gesteld. Ik zou wel eens willen weten of het debat over genetisch gemodificeerde organismen een rol speelt, en in hoeverre hierover wordt gesproken in die context.
We weten allemaal dat wereldwijd een verhit debat wordt gevoerd over de kwestie van voedsel- en energievoorziening op dit moment. We moeten zien wat de gevolgen van dit debat voor ons zijn.
Ik ben zelf altijd een voorstander van nultolerantie wat etikettering betreft. De consument moet duidelijk kunnen zien wat hij of zij koopt. Vanuit dat perspectief zouden we er voor moeten zorgen dat de wetgevingsinstanties op regionaal niveau ook een kans krijgen om besluiten te nemen over deze kwestie.
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zelfs op dit late tijdstip, luisterend naar het debat, voel ik de behoefte om slechts drie dingen te zeggen.
Ten eerste is het waar dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat genetisch gemodificeerde organismen een gevaar opleveren voor de gezondheid van mens of dier. Maar, zoals een eerdere, reeds vertrokken spreker al meldde, van asbest werd ook gedacht dat het niet gevaarlijk was, en toch weten we vandaag de dag dat het mesothelioom, lonkanker veroorzaakt. En natuurlijk dachten we tot enkele jaren geleden dat roken onschadelijk was en nu weten we uiteraard dat het lonkanker, longziekte en kransslagadervernauwing veroorzaakt. Voorkomen is dus beter dan genezen.
Ten tweede, de heren Allister en Casaca hebben gesproken over het verschil tussen genetisch gemodificeerde organismen in diervoeders en dieren die zijn gevoerd met genetisch gemodificeerde organismen. Er is een groot verschil tussen die twee. Er is een verschil omdat in diervoeders het genetisch gemodificeerd organisme in een heel andere staat verkeert dan het genetisch gemodificeerd organisme dat aan het dier is gevoerd, door het dier is verteerd en door het dier is gemetaboliseerd, en dan nog net, waarschijnlijk, aanwezig is (maar dit is niet zo) in het vlees van het dier in een volledig andere vorm dan in het diervoeder.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter het is duidelijk dat dit onderwerp van genetisch gemodificeerde organismen een democratische urgentie, een economische noodzaak en een wettelijke verplichting is. Ik feliciteer onze commissie met het aanpakken van dit onderwerp.
Voor wat ons debat betreft, is het duidelijk dat de Europese Unie zeer afhankelijk is van de invoer van proteïnerijke diervoeders. Dat gaat terug naar de wetenschappelijke debatten, en de invoer van dieren die zijn gevoerd met diervoeders die niet voldoen aan de Europese regels doet ons afvragen of de Europese Unie zijn burgers wel kan beschermen.
Het beschermingsregime is geen protectionisme, het is slechts een vraag, en ik zou de Commissie willen vragen of zij van mening is dat de kwaliteit van ons douanestelsel, dat naar mijn mening aanzienlijk is verslechterd, in staat zou zijn om het te laten reageren op alle overwegingen die in dit uitstekende debat aan de orde zijn gekomen.
Jan Mulder (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wanneer de commissaris antwoordt, kan zij dan iets zeggen over de mogelijkheden om het tolerantieniveau te verhogen van nul naar een hoger percentage, laten we zeggen 0,7 of 0,9 procent of wat het ook moge zijn? Als ik zo naar het debat luister, denk ik dat dit de kern is van wat er is gezegd. Nultolerantie in de huidige omstandigheden is wat te streng.
Androula Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb zeer aandachtig geluisterd naar de diverse opmerkingen die de geachte leden hebben gemaakt.
We erkennen in de Commissie dat asynchrone goedkering van genetisch gemodificeerde organismen een probleem kan betekenen voor de beschikbaarheid en kosten van diervoederimporten. Hoewel de stijgende kosten in deze sector het gevolg zijn van verschillende, complexe en soms veel bredere factoren, is met al deze factoren rekening gehouden in het onderzoek dat werd uitgevoerd door DG AGRI.
De inspanningen van de Commissie zijn gericht op het aanpakken van enkele belangrijke factoren achter deze kwestie, zowel intern, door het toestaan van nieuwe genetisch gemodificeerde organismen met volledige inachtneming van het wetgevingskader van de EU, en internationaal, door middel van besprekingen met onze belangrijke handelspartners.
Meerdere sprekers hebben de vraag gesteld of de Commissie bereid zou zijn om de nultolerantie iets te verhogen. Ik moet u er aan herinneren dat om dit te doen we de medebeslissing nodig hebben van zowel het Parlement als de Raad, en we moeten de steun van de lidstaten hebben. U weet wat het standpunt van de lidstaten is geweest in diverse permanente comités, waar we zelden, voor zover ik weet zelfs nooit, een gekwalificeerde meerderheid hebben behaald.
Ik zou willen zeggen dat het opleggen van beperkingen voor ingevoerde dierlijke producten die het product zijn van dieren die zijn gevoerd met genetisch gemodificeerde organismen, waarschijnlijk niet zou voldoen aan onze internationale verplichtingen.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over de vertragingen in het goedkeuringsproces, die door een aantal sprekers werden genoemd. Er is een voortdurende discussie tussen de Commissie en de EFSA om de mogelijkheid van efficiëntiewinst in de goedkeuringsprocedure te verifiëren zonder af te doen aan de kwaliteit van de wetenschappelijke beoordeling.
Een van de elementen die naar voren zijn gehaald is de noodzaak om de goedkeuringseisen beter over te brengen aan de aanvragers om vanaf het begin de kwaliteit van hun dossiers te verbeteren.
Verder heeft de Autoriteit ook als gevolg van deze discussie toegezegd om de inleidende validiteitscontrole binnen zes weken na de indiening van de aanvraag uit te voeren, waardoor de tijdslijn voor de goedkeuringsprocedure aanzienlijk wordt versneld.
Het is ook van belang om op te merken dat het goedkeuringsproces aanzienlijk zou kunnen worden verkort als de Commissie meer steun kreeg van de lidstaten in de comitéprocedure voor de goedkeuring van genetisch gemodificeerde organismen.
Tot slot wil ik reageren op een opmerking van een spreker, dat we bij ons risicobeheer uitsluitend rekening houden met economische gronden. Ik zou willen zeggen dat de primaire factor voor ons de veiligheid van de gezondheid van mens en dier is, en de veiligheid van het milieu.
Dit gezegd hebbende, zou ik willen zeggen dat de Commissie nog steeds openstaat om mogelijke suggesties op dit gebied te bespreken, maar uitsluitend op voorwaarde dat eventuele voorgestelde oplossingen rekening houden met het fundamentele doel om de veiligheid van producten die op de Europese markt worden gebracht, te waarborgen.
De Voorzitter. – Dank u wel , commissaris.
Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het EU-beleid inzake genetisch gemodificeerde organismen is gunstig voor multinationals, ten koste van consumenten. Landbouwers worden steeds afhankelijker van monopolievorming en multinationals nemen de landbouw over.
Genetisch gemodificeerde organismen zijn schadelijk voor de volksgezondheid. Van sommigen van deze organismen is wetenschappelijk aangetoond dat ze zijn betrokken bij allergieën en het immuunsysteem ondermijnen.
De onomkeerbare gevolgen voor het milieu maken de gevaren van genetisch gemodificeerde organismen nog vele malen groter. De biodiversiteit is beperkt en de beperking van besmetting kan zeker niet worden gegarandeerd.
Dit beleid is schadelijk voor de economie. Genetisch gemodificeerde organismen vormen een van de bijdragende factoren aan de stijgende voedselprijzen en de honger in de wereld, zoals internationale economische organisaties nu openlijk beweren.
Het voorstel om een nultolerantie aan te nemen is vals en niet effectief; het is het resultaat van een compromis in het belang van multinationals. Hierdoor wordt het kweken van bepaalde genetisch gemodificeerde organismen mogelijk evenals de consumptie van producten die afkomstig zijn van genetisch gemodificeerd diervoeder, zoals vlees uit niet-lidstaten.
Dit beleid heeft als specifieke doel het inperken van de felle protesten van arbeiders in de EU-lidstaten die veilig voedsel eisen, vrij van genetisch gemodificeerde organismen, en tegen haalbare prijzen.
Wij zijn van mening dat genetisch gemodificeerde gewassen volledig zouden moeten worden verboden in lidstaten, net zoals de invoer van producten met sporen van genetisch gemodificeerde organismen. Tegelijkertijd moeten er echter maatregelen worden genomen om de productie en consumenten in de Gemeenschap te beschermen.
16. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen