De Voorzitter. − Het volgende punt is de mededeling van de Commissie over de eerste tien jaar van de Economische en Monetaire Unie.
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter. Dames en heren, we vieren de tiende verjaardag van het historische besluit tot invoering van de euro, het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, een besluit dat tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 1 tot en met 3 mei 1998 werd vastgesteld.
Dat besluit was kenmerkend voor de ontwikkeling van de Europese Unie gedurende de afgelopen tien jaar. Tegenwoordig staat de euro, die dagelijks door 320 miljoen Europese burgers wordt gebruikt, zowel binnen als buiten onze grenzen symbool voor de Europese integratie.
De Commissie vond het einde van het eerste decennium van een belangrijk politiek initiatief en het einde van een volledige economische cyclus een goed moment om de balans op te maken en de uitdagingen te overwegen waarmee de Economische en Monetaire Unie de komende jaren geconfronteerd zal worden.
Dat is het doel van de mededeling die de Commissie vanochtend heeft aangenomen en die ik nu aan u mag presenteren.
De mededeling berust op een omvangrijk verslag, opgesteld door het directoraat-generaal Economische en financiële zaken van de Commissie, dat een uitgebreide evaluatie geeft van het functioneren van de Economische en Monetaire Unie en de effecten van de euro in de afgelopen tien jaar alsmede een analyse van de prognoses voor de toekomst.
De conclusie van deze evaluatie van de betekenis van de euro in de eerste tien jaar van zijn bestaan kan niet duidelijker zijn: de euro is een onmiskenbaar economisch en politiek succes.
Dankzij de euro profiteren wij Europeanen nu van een grotere macro-economische stabiliteit, lagere rentetarieven en veel gematigder prijsstijgingen dan in de voorgaande decennia, ondanks de recente inflatiestijging.
Dankzij de euro is de Europese Unie – en in het bijzonder de 15 eurolanden – een economisch veel beter geïntegreerd gebied met meer handel, meer mogelijkheden, meer werkgelegenheid en efficiënter werkende markten.
Dankzij de euro zijn onze economieën beter beschermd tegen externe schokken en zijn ze belangrijker en van meer invloed geworden op de wereldmarkten.
Dit alles heeft zich vertaald in veel tastbare voordelen, maar als ik het mag zeggen is het grootste voordeel nog wel dat er in de afgelopen tien jaar 16 miljoen banen in het eurogebied zijn geschapen.
Dankzij de euro is Europa nu sterker en beter bestand tegen turbulentie en crises van het soort dat we de afgelopen maanden hebben ervaren, en dankzij de euro beschikken we over een degelijker fundament ter ondersteuning van onze groei en ons socialebeschermingsmodel in de toekomst.
Hoe positief ons oordeel ook mag zijn, dit betekent niet dat alle hoop die we tien jaar geleden op de eenheidsmunt hadden gevestigd, is uitgekomen.
Ten eerste was de economische groei de afgelopen tien jaar lager dan verwacht.
Ten tweede zijn er nog altijd verschillen tussen de economieën in het gebied ten gevolge van, onder andere, het gebrek aan voldoende stimulansen om alle benodigde structurele hervormingen door te voeren.
Ten derde hebben we in het eurogebied nog altijd niet de solide, uniforme externe aanwezigheid opgebouwd waardoor we op wereldniveau een gewicht in de schaal kunnen leggen die aansluit op de omvang en het belang van onze economie en munteenheid.
Tot slot weerspiegelt het publieke imago van de euro – een munteenheid die veelal wordt vereenzelvigd met het imago van de Europese Unie – niet alle objectieve voordelen die hij de burgers oplevert.
Deze diagnose levert voldoende materiaal op om te kunnen overwegen wat er nog moet gebeuren, en onze conclusie is dat er nog heel veel moet gebeuren.
Daarnaast moeten we rekening houden met de nieuwe uitdagingen waarvoor we ons nu gesteld zien door de uitbreiding van Europa, de steeds snellere sociale, economische en technologische veranderingen, belangrijke onderliggende trends zoals de globalisering, de vergrijzing en de klimaatverandering; we moeten de beginselen en de visie die tot de Economische en Monetaire Unie hebben geleid bijstellen.
Het is duidelijk dat de nieuwe context waarin we vandaag leven twintig jaar geleden niet zo makkelijk te voorspellen was, toen er werd besloten wat er in het Verdrag van Maastricht zou worden opgenomen, of tien jaar geleden, toen het besluit werd vastgesteld om de derde fase van de Economische en Monetaire Unie in te gaan.
We moeten op basis van deze parameters nu toe werken naar een solidere Economische en Monetaire Unie, die intern efficiënter werkt en zichzelf uniformer tegenover de buitenwereld presenteert.
Daarom wil de Commissie in de mededeling die we vanochtend hebben aangenomen niet alleen de balans van het verleden opmaken, maar stelt zij ook een debat voor over de zaken die vatbaar zijn voor verbetering in de toekomst. Als eerste bijdrage aan dat debat stellen we een driedelige agenda voor.
Het eerste deel houdt verband met de interne werking van de Unie. De onderlinge afhankelijkheid van de economieën in het gebied is nu groter dan ooit. We moeten ons daarvan bewust zijn en vastberaden doorstomen, in het belang van de Economische en Monetaire Unie als geheel en van elk van haar lidstaten in het bijzonder, naar daadwerkelijke coördinatie van het economisch beleid. Hoe kunnen we die bereiken? We moeten het in het Stabiliteits- en Groeipact vastgelegde begrotingstoezicht versterken en verdiepen met betrekking tot de kwaliteit van de overheidsfinanciën en hun houdbaarheid op de lange termijn, terwijl we het toezicht uitbreiden van aspecten die uitsluitend op de begroting betrekking hebben naar macro-economische aspecten en een nauwer verband leggen tussen het begrotingstoezicht en de ontwikkeling van structurele hervormingen.
Het tweede deel is de externe agenda. De euro is, tot ieders tevredenheid, in zeer korte tijd ’s werelds tweede referentiemunt geworden. Het is echter zinloos om tevreden te zijn over de dominante positie van de euro op de wereldmarkten en tegelijkertijd te weigeren om gezamenlijk overeenkomstig deze nieuwe status te handelen. De positie die de euro op de internationale markten heeft ingenomen, levert ongetwijfeld voordelen op, zoals een betere bescherming tegen externe schokken. De afgelopen tien jaar hebben we kritieke perioden doorgemaakt, waarin deze beschermende functie op de proef werd gesteld. De status van de euro brengt echter ook verantwoordelijkheden en risico’s mee. Europa moet de volle verantwoordelijkheid nemen voor het realiseren van een grotere wereldwijde economische stabiliteit. Daartoe moet het een strategie ontwikkelen die aansluit op de belangen van het eurogebied en deze consequent extern verdedigen. Een dergelijke consequentie kan natuurlijk het beste bereikt worden door een uniforme presentatie van de euro naar de buitenwereld toe. Hoewel ik weet dat het lastig is om dat op korte termijn voor elkaar te krijgen, gezien alle belangen die er spelen, zou ik tegen het Parlement willen zeggen – en ik weet dat het Parlement het met me eens is – dat dit een absoluut noodzakelijke doelstelling is.
Het derde deel van onze agenda voor de toekomst is tot slot de verbetering van de governance van de Economische en Monetaire Unie. De Unie wordt bestuurd door de juiste instellingen en instrumenten, zeker als we rekening houden met de in het Verdrag van Lissabon vastgestelde verbeteringen. Het gaat er nu dan ook niet meer om de instrumenten te veranderen maar te gebruiken, en wel optimaal te gebruiken. Een betere governance van het eurogebied is mogelijk wanneer de Ecofin-Raad volledig betrokken wordt bij de kwesties van de Economische en Monetaire Unie; daarnaast is dat mogelijk door versterking van de agenda en het debat van de Eurogroep, in het bijzonder wat betreft de coördinatie van het economisch beleid dat ik reeds heb genoemd; en dat is mogelijk door een nog betere dialoog tussen de Commissie en het Parlement, en tussen de Eurogroep en het Parlement.
Bovendien zal de samenstelling van de Eurogroep de komende jaren steeds meer gaan lijken op die van de Ecofin-Raad zelf.
Vanochtend heeft de Commissie het Convergentieverslag aangenomen dat voor Slowakije de weg plaveit voor toetreding op 1 januari 2009 tot het eurogebied. De komende weken word ik in de gelegenheid gesteld specifiek met u over dit verslag en de bijbehorende voorstellen te debatteren.
Wat ook een gezamenlijke zorg van onze instellingen zou moeten zijn, is de communicatie met het publiek over zaken met betrekking tot de Economische en Monetaire Unie, zodat het beeld van de burger over de euro aansluit op de objectieve voordelen van de munt voor de burger die hem op zak draagt.
Ik ga afsluiten, mijnheer de Voorzitter. Er ligt een zaak van het allergrootste belang op tafel, die dit eerste debat van vandaag zeker waard is. Vanzelfsprekend kan ik niet alle details van de evaluatie uit onze mededeling en het verslag uiteenzetten, maar u kunt erop rekenen dat ik me de komende maanden volledig beschikbaar houd om daarover te debatteren.
Het doel van de Commissie is, zoals gezegd, het opbouwen van een goede politieke consensus over de stappen die nodig zijn om te zorgen dat de Economische en Monetaire Unie de enorme uitdagingen aankan waarvoor we ons gesteld zien. Wij vinden dat vooral deze kwesties onze aandacht verdienen in het debat dat vandaag van start gaat.
De mensen die het Verdrag van Maastricht hebben opgesteld en tien jaar geleden hebben besloten de Economische en Monetaire Unie op te richten, hebben zich tegen hun taak opgewassen getoond en zijn met een instrument gekomen dat ons bescherming en voordelen biedt. Het moeilijkste onderdeel is al volbracht: de euro is er en hij is een succes. We kunnen de nieuwe fase daarom vol vertrouwen en optimisme ingaan, al moeten we dat ook doen met een zelfde vastberadenheid en in het besef dat wat goed is voor de Economische en Monetaire Unie, goed is voor de Europese Unie als geheel, al haar lidstaten en al hun burgers. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. − Dank u, commissaris, en tevens bedankt voor uw verantwoordelijke en grote inzet.
Werner Langen, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Almunia feliciteren met zijn moed om de voorgestelde verbeteringen ter gelegenheid van de tiende verjaardag van het eurogebied te komen presenteren. We zullen deze voorstellen zorgvuldig bestuderen maar, afgaand op wat we tot nu toe hebben gezien, kan ik zeggen dat onze fractie daar zoveel mogelijk mee zal instemmen. We willen wel de voorwaarden verbeteren, maar niet datgene waar de leden van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement om verzoeken, te weten de vaststelling van een soort economische governance. U hebt onze volledige steun in deze kwestie.
Tien jaar euro betekent ook dat het tijd is om de balans op te maken van de gebeurtenissen in het afgelopen decennium. De euro blijkt een eclatant succes. Niemand had voorspeld dat de euro vandaag, tien jaar na het politieke besluit, ‘s werelds op één na belangrijkste reservemunt zou zijn. U had het over banen, de geringe inflatie, de convergentie van economieën en de successen die ervoor hebben gezorgd dat de euro een anker van stabiliteit voor Europa is geworden in een tijd van globalisering. Als we even nadenken over de vraag waarom we de hoge grondstof- en energieprijzen aankunnen, dan is de euro ook daarop een uitstekend antwoord.
Ondanks de scepsis van veel burgers in de Europese Unie en het eurogebied, ben ik er heilig van overtuigd dat de introductie van de euro op dat moment in de tijd onder deze strenge voorwaarden een juiste stap was. Nu we overwegen de voorwaarden aan te passen, commissaris, staan we aan uw kant en kan ik terugblikkend alleen maar zeggen dat u in het verleden veel stoutmoedige besluiten hebt genomen. Wanneer ik denk aan Litouwen, en als ik kijk naar Slowakije nu, dan vraag ik me af of diezelfde stoutmoedigheid er nu ook nog is. Want in het geval van Slowakije wordt op papier dan wel aan de criteria voldaan, maar of het land dat kan volhouden is de vraag, gezien de huidige convergentie en almaar toenemende inflatie. We moeten die zaak bespreken; de Europese Centrale Bank heeft in haar voorlopige commentaar haar twijfels uitgesproken. Helaas wordt dat echter niet in het besluit van vandaag van de Commissie vermeld. Misschien moeten we daar echt over praten.
Momenteel werkt de procedure als volgt: u stelt toetreding tot het eurogebied voor, wij worden geraadpleegd, samen met de Raad die bestaat uit de staatshoofden of regeringsleiders, en vervolgens moet de Raad Economische en Financiële Zaken een besluit nemen. Wij kunnen de toetreding op geen enkele manier vertragen of verwerpen. Ik vrees echter dat er nu voorwaarden worden geschapen voor de acceptatie van een middelgroot land met een aanzienlijke industriële infrastructuur en dat dit op een later tijdstip, wanneer de grotere landen willen toetreden, leidt tot versoepelingen die we dan niet meer kunnen rechtvaardigen.
Die zorg maken we duidelijk wanneer we onze twijfels uitspreken over deze onvoorwaardelijke toetreding, en zelfs over de bezwaren die de Europese Centrale Bank reeds kenbaar heeft gemaakt. We mogen niet vergeten dat de huidige kracht van de euro als wereldmunt mede het gevolg is van de zwakke dollar – en niet geheel en al te danken is aan zijn eigen kracht. Als ik terugdenk aan het debat over de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact, kan ik alleen maar zeggen dat de lidstaten voor een uitdaging staan. U hebt dat ook al aangegeven in uw driedelige agenda: het valt de lidstaten zwaar te voldoen aan de voorwaarden die ze zelf hebben vastgesteld.
Ik constateer met enige ongerustheid dat u de tekortprocedure tegen Italië en andere landen nu hebt afgesloten. Hoewel de gegevens dit ondersteunen, zie ik de ontwikkelingen in Frankrijk, Italië en de eerstvolgende jaren ook in Spanje, met grote zorg tegemoet. Aan het begin van dit decennium was Duitsland de belangrijkste overtreder. De Duitsers hebben nu alles weer onder controle, maar de stabiliteit van de euro hangt af van de solidariteit en soliditeit van de grotere lidstaten. Vandaar mijn oproep aan u als commissaris: geef niet aan deze speciale verzoeken toe. Zorg bij alle hervormingen dat niet alle aandacht uitgaat naar de representatie tegenover de buitenwereld, dus niet naar het “wie vertegenwoordigt wie, waar”, maar naar de interne stabiliteit van het eurogebied. Het is belangrijk dat aan de voorwaarden wordt voldaan en dat de nadruk ligt op de prijsstabiliteit. Want alleen dan kunnen we over twintig jaar met zijn allen zeggen dat de euro voor Europa een anker van stabiliteit is in de wereld en de basis vormt voor de welvaart en vooruitgang van Europa.
Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dank u voor deze mededeling, voor deze kans om zowel de balans op te maken als te kijken naar de dingen die we voor morgen moeten doen.
De euro is een succes, dat lijdt geen twijfel. De euro heeft ons beschermd. In welke toestand zouden onze financiële markten en valuta’s zonder de euro in de huidige turbulente wereld verkeren? Maar aan dit succes zitten wel verplichtingen vast. Het betekent dat we nog stoutmoediger te werk moeten gaan, want we zijn niet alleen maar een monetaire unie; we dragen een specifieke verantwoordelijkheid.
Ja, de euro is een succes, maar hij legt ook enkele van onze intrinsieke tekortkomingen bloot. We doen het defensief vaak beter dan offensief. We zijn goed in punten scoren, iets waartoe het Stabiliteitspact ons in staat stelt, maar als we het spel zo goed mogelijk moeten spelen, het potentieel van de eenheidsmunt moeten optimaliseren, dan presteren we vaak onder de maat.
Dat geldt voor de hele EU. Waarom gebruiken we onze munt niet ter verbetering van ons vermogen de Lissabonstrategie uit te voeren? Waarom gebruiken we onze munt niet om de doelen te verwezenlijken die we onszelf hebben gesteld op het gebied van de energie en het milieu? Wat de wereld buiten de EU betreft: hier hebt u het reeds over gehad en ik ben het met uw diagnose eens.
U stelt een mechanisme voor ter verbetering van het multilaterale toezicht, en u hebt ongetwijfeld gelijk, maar daarvoor gelden twee vooronderstellingen. De eerste is dat het langdurige voorzitterschap van de Eurogroep, onder leiding van de heer Juncker, verbeteringen heeft doorgevoerd in het functioneren van dat orgaan. De tweede is dat de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank niet ter discussie staat en door niemand kan worden aangevochten. Uitgaande van deze twee vooronderstellingen, moet er nog heel wat gebeuren. En ik reken erop dat u, commissaris, het evenwicht binnen de Economische en Monetaire Unie, die nog altijd uit balans is, weer enigszins herstelt. De economische tak heeft, zoals we weten, vanaf de allereerste dag behoefte gehad aan verbetering. We moeten uitzoeken hoe deze tak vooruitgang kan boeken én kan worden hervormd. Tien jaar na dato valt er nog steeds veel te doen.
Vandaag moeten de vragen worden beantwoord die we al vanaf het begin stellen, maar dan natuurlijk in een geheel andere context. We moeten deze context bekijken tegen het licht van twee belangrijke fenomenen. Het eerste is vanzelfsprekend de huidige crisis, afkomstig uit de Verenigde Staten, die laat zien dat we ons in de tweede fase van de globalisering bevinden, waarin de inflatie weer terug is en die wordt gekenmerkt door een euro/dollar-wisselkoers die ongunstig is voor onze export – al heeft die koers ook voordelen – en door een ongelofelijke stijging in de prijs van grondstoffen, olie en voedsel.
Het tweede contextuele element waarmee we rekening moeten houden, is het Verdrag van Lissabon, dat dingen voor de Eurogroep verandert en deze belast met nieuwe verantwoordelijkheden aangaande de externe vertegenwoordiging en coördinatie. We moeten ons daarvan bewust zijn en echt het onderste uit de kan van dat Verdrag halen.
Commissaris, u vraagt om onze hulp bij het bereiken van een consensus. Als dat een goede consensus is, kunt u op ons rekenen. Maar wij denken dat wellicht ook de behoefte bestaat om met concrete voorstellen een stap verder te gaan. Als ik u goed begrijp, wilt u van de Raad een routekaart ontvangen. Uitstekend! U moet ons echter wel vertellen onder welke voorwaarden het Europees Parlement inspraak heeft in de voorstellen daarin ter verbetering van de governance van de euro, zodat de mogelijkheden van deze munt optimaal worden benut ten gunste van de burgers en de acceptatie van de Europese Centrale Bank door onze medeburgers in de toekomst groeit. Omdat de bank een instelling is geworden, kunnen we de manier waarop haar leden worden aangesteld wellicht opnieuw onder de loep nemen. U weet dat dit Parlement aan uw kant staat, dat het de bondgenoot van de Commissie is wanneer zij streeft naar vooruitgang, maar dat we ook een veeleisende bondgenoot zullen zijn. Luister niet alleen naar de Raad; kijk, ongeacht de tekst in de verdragen, ook naar de prachtige voorstellen die vanuit het Europees Parlement worden gedaan.
Wolf Klinz, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in het verleden hebben politiek soevereine landen verschillende pogingen ondernomen om een gemeenschappelijke monetaire unie op te richten. Deze pogingen hielden uiteenlopende perioden stand, maar mislukten uiteindelijk allemaal.
Daarom is het geen wonder dat de rest van de wereld in de jaren zeventig zeer kritisch reageerde op het idee dat Europa een dergelijk avontuur aanging. Pierre Werner, voormalig premier van Luxemburg, had samen met Valéry Giscard d’Estaing en Helmut Schmidt, die toen nog minister van Financiën waren, de blauwdrukken daarvoor aangeleverd.
Zelfs begin jaren negentig nog werd het opzetten van een economische en monetaire unie met argusogen bekeken. Tal van deskundigen, onder wie Nobelprijswinnaars uit de Verenigde Staten, deden het af als een onrealistisch plan. Niettemin, werd de euro tegen alle verwachtingen in uiteindelijk toch ingevoerd – en hij werd een succes.
De Europese monetaire unie is inderdaad een klein politiek wondertje, een voorbeeld van sui generis. In zoverre is de verklaring van oud-voorzitter Hallstein van de Commissie wederom waarheid gebleken: hij zei dat wie niet in wonderen gelooft met betrekking tot zaken in verband met Europa, geen realist is.
De euro werd echter door mensen in veel landen zeer sceptisch ontvangen. Was er op dat moment in de eerste twaalf lidstaten van het eurogebied een referendum gehouden, dan zouden we de euro nu niet hebben gehad, of in elk geval niet in die landen. Sinds die tijd zijn de burgers echter positiever over de euro gaan denken. Misschien dat niet honderd procent ervoor is, maar de meerderheid is dat waarschijnlijk wel. De meeste van de soms weemoedige herinneringen aan de oude munteenheid, ongeacht of dat nu de mark, gulden, schilling of franc is, hebben plaatsgemaakt voor de overtuiging dat de invoering van de euro niet alleen de economie als geheel voordelen heeft opgeleverd, maar ook elke burger afzonderlijk.
Dat blijkt natuurlijk vooral wanneer mensen op reis gaan. Paspoortcontroles zijn binnen het Schengengebied verleden tijd, net zoals het dure, tijdrovende omwisselen van geld. De meeste burgers snappen ook dat we de financiële crisis waar we momenteel onder gebukt gaan zonder de Europese Centrale Bank en de eenheidsmunt nooit zo goed het hoofd hadden kunnen bieden als we nu doen. Bovendien is de stijging van de grondstofprijzen door de sterke munt ietwat afgezwakt.
Ondanks dat alles, zijn er nog altijd enkele burgers voor wie de euro een negatieve bijklank heeft. Met name prijsstijgingen worden vaak geweten aan de Teuro ofwel de “dure euro”. Maar de euro is stabiel en heeft zich een stabiele munteenheid getoond. De inflatie was de afgelopen tien jaar lager dan in de tien jaar daarvoor, zelfs in landen zoals Duitsland, die altijd bijzonder stabiliteitsbewust waren. Mede dankzij die stabiliteit is de euro internationaal steeds meer mee gaan tellen en nu na de dollar de op één na belangrijkste internationale reservemunt.
De stabiliteit van de euro hebben we te danken aan de onafhankelijkheid van de Centrale Bank, en dat maakt het lastig te begrijpen waarom er constant pogingen worden ondernomen om die onafhankelijkheid te ondermijnen. De eerste presidenten, Wim Duisenberg en Jean-Claude Trichet, hebben uitzonderlijk goed werk verricht.
Er is niets veranderd: een eenheidsmunt zonder gemeenschappelijk fiscaal en economisch beleid is en blijft een riskante onderneming. De EU ziet zich voor belangrijke uitdagingen geplaatst: de voortdurende hoge werkloosheid, demografische veranderingen, de migratiedruk, de toenemende armoede onder bepaalde groepen in de samenleving en de groeiende concurrentie als gevolg van de globalisering. Het eurogebied is alleen tegen deze uitdagingen opgewassen als de economische politici van de lidstaten nog dichter tot elkaar komen. De aanstelling van een voorzitter voor het eurogebied was een eerste stap in die richting, maar meer ook niet. Er moeten meer stappen volgen.
Het voornaamste is dat het eurogebied een verenigd front laat zien aan de wereld en organisaties zoals het Internationaal Monetair Fonds en de OESO.
Alain Lipietz, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik hoop mijn tijd niet meer te overschrijden dan de heer Klinz.
Ik ga het niet hebben over het grote succes van de euro als instituut of als instrument ter stabilisering van de inflatie. Maar ik wil wel u, commissaris, en de Commissie bedanken voor het feit dat u eindelijk een taboe hebt doorbroken. Na tien jaar is het hoog tijd om te kijken naar de aspecten die zijn mislukt.
Zoals u al zei, heeft de door de euro beloofde groei niet plaatsgevonden. Dat is dus mislukt. Erger nog, de lidstaten van de Europese Unie buiten de eurozone hebben een grotere groei gerealiseerd dan de landen daarbinnen. Er kleeft dus echt een probleem aan de manier waarop de euro via de Maastricht-overeenkomst vorm heeft gekregen, en dat probleem moeten we aanpakken.
Voor zover ik het kan zien, zijn er drie punten. Het eerste, dat u al hebt aangekaart, is de noodzaak de governance van de euro te hervormen ten behoeve van coördinatie tussen het begrotings- en het monetair beleid. Het is duidelijk – en op dit punt verschil ik met mevrouw Berès van mening – dat we niet tegelijk meer coördinatie tussen beide kunnen eisen én de Europese Centrale Bank volledig onafhankelijk kunnen houden. Of het begrotingsbeleid – en dus de Ecofin-Raad – zou op zijn beurt zelf een onafhankelijke, niet langer democratisch verantwoordelijke instelling moeten worden. En dat is totaal onacceptabel. Daarom moeten we het woord “onafhankelijk” nieuwe invulling geven. Onafhankelijk waarvan? Van privé-belangen, ja; van nationale belangen, ja; maar niet van het begrotings- en algemene economische beleid van de EU.
Het tweede probleem is dat Maastricht de Raad verantwoordelijk heeft gemaakt voor het wisselkoersbeleid, hoewel het wapen van het wisselkoersbeleid het rentetarief is en dat rentetarief door de Europese Centrale Bank wordt bepaald. Daarom moet heel duidelijk worden gesteld dat de Europese Centrale Bank met betrekking tot de wisselkoersen haar rentetarief ondergeschikt moet maken aan het door de Raad vastgestelde wisselkoersbeleid.
Het derde punt is dat de subprime-crisis ons de noodzaak heeft laten inzien van een onderscheid tussen de verschillende soorten leningen. Maar dat is niet opgenomen in het Verdrag van Maastricht. Ik vind dat heel helder moet worden gesteld dat leningen die vereist zijn voor duurzame ontwikkeling en daadwerkelijke maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering, tegen zeer lage renten moeten worden versterkt.
Mario Borghezio, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, volgens mij zijn de vele kalme woorden in dit lange verslag dat hier voor ons ligt een geruststelling, tot op zekere hoogte: het blijft een feit dat we alleen maar hoeven te luisteren naar het commentaar dat onze burgers zouden hebben op dit technische verslag met zijn literatuurlijst van 32 bladzijden. We hoeven alleen maar met mensen te praten, vrouwen thuis en gepensioneerden in Europa, in Italië, Frankrijk of waar ook, om te weten dat ze het moeilijk vinden om de eindjes aan elkaar te knopen.
We moeten onze aandacht gaan vestigen op de problemen van de echte economie en op de effecten van de euro en het beleid van de ECB op onze werknemers en producenten, te beginnen bij het midden- en kleinbedrijf, dat zwaar gebukt gaat onder het gewicht van beleid dat vatbaar is voor specifieke, opbouwende kritiek. En dergelijke kritiek is nodig, in het belang van onze burgers en de economie van de lidstaten.
Ik heb bijvoorbeeld twee suggesties: de ene, bedoeld voor de banken, is een selectief leenbeleid, dat productiviteit en kapitaal alsmede werknemers en producenten bevoordeelt. De tweede is het behoud en de garantie van de onafhankelijkheid van coöperatieve en regionale banken, die met hun “één man, één stem” en maximale aandelenbezit een bolwerk van de echte economie zijn.
Helaas lijkt de ECB – die in het Verdrag van Maastricht monetaire soevereiniteit en dus economische soevereiniteit over de lidstaten toegekend heeft gekregen – niet altijd besluiten te nemen – zoals bijvoorbeeld het laag of hoog houden van de rentetarieven – die het algemene belang van de echte productie en productiviteit van onze landen dienen.
Daarom keuren wij het af dat de basisrente sinds de invoer van de euro is verdubbeld. Dat heeft met name in Italië geleid tot hoge bankkosten. We keuren het af dat de ECB op alle mogelijke manieren – zoals Basel II – haar beleid heeft voortgezet om de geldhoeveelheid op de interne markt te verminderen, met de verstikking van de consumptie en de interne Europese handel als gevolg.
Wij vinden dat het hoofddoel van Europa moet zijn om de Europese Centrale Bank onder het bestuur te plaatsen van de politieke instellingen. De Europese Centrale Bank en haar activiteiten moeten door de politiek worden bestuurd, omdat de Europese burgers hun banken de volgende vraag stellen en wij die vraag herhalen: wie komt het beleid van de ECB ten goede? U mag zelf over het antwoord nadenken.
Adamos Adamou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, om het succes van het gevolgde beleid te bevestigen, legt het verslag van de Commissie over de nieuwe ronde van de Lissabonstrategie onterecht veel nadruk op het feit dat de economische groei in Europa van 1,8 procent in 2005 is gestegen naar 2,9 procent in 2007, en wordt geraamd op 2,4 procent in 2008.
Nu is er, zoals we onlangs van de heer Almunia hebben gehoord, een correctie doorgevoerd: de economische groei daalt dit jaar naar 2 procent en vervolgens naar 1,8 procent in 2009.
We merken dit op, omdat het duidelijk aantoont wat er in een geliberaliseerde markt gebeurt. Als gevolg van de EMU en natuurlijk de neoliberale globalisering, is een algemene in plaats van sporadische groei onvermijdelijk absoluut geen zekerheid, omdat de gehanteerde mechanismen uitsluitend en alleen worden bepaald door starre marktkrachten. Hoewel de Europese Centrale Bank (ECB) de inflatie heeft beperkt, wat toch wel haar hoofdtaak is, stijgt die inflatie dit jaar naar 3,6 procent.
Wat is hier in vredesnaam aan de hand? Laten de laissez-faire-procedures het, ondanks hun toch al beperkte doel, afweten? Nu de EMU 10 jaar bestaat, mogen er met recht vraagtekens worden geplaatst.
Wat hopen we te winnen bij het stijve conservatisme van het Stabiliteitspact? Volgens dat pact worden alle lidstaten geacht op dezelfde voet te zijn begonnen, moeten de begrotingen in balans zijn en moet het tekort jaarlijks worden teruggedrongen, ongeacht de levensstandaard of het feit dat het tekort al minder dan 3 procent bedraagt.
Welk maatschappelijk voordeel hebben jongeren en werknemers van de eis dat de sociale lasten niet mogen stijgen, zelfs niet in welvarende tijden? Welk kader en welk beleid worden er in tijden van langdurige prijsstijgingen en inflatie ingevoerd ten bate van de werknemer, wiens minimumloon in de meeste lidstaten 92-668 euro bedraagt?
De werkloosheid kan in vergelijking met 1999 wel zijn gedaald, maar de hoeveelheid onverzekerd, onzeker werk is alleen maar verder gestegen. Dat komt niet alleen de levensstandaard van de bevolking niet ten goede, maar ondermijnt die zelfs.
Er is een complete koersverandering nodig, weg van de huidige kaders en het huidige beleid. Dat is wat de meerderheid van de EU-bevolking eist, nu Shell en BP per uur 4,2 miljoen euro winst maken ter wille van de zogenaamd vrije markt, terwijl de werknemer wordt getroffen door een steeds grotere baanonzekerheid en een daling in zijn reële loon.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, als we alle landen die de regels van de monetaire unie hadden overtreden zouden uitsluiten, zouden er al snel niet veel leden meer over zijn. De inflatie ligt nu rond de 3,6 procent, hoewel er 2 procent was beloofd. De monetaire unie berust op een ontwerpfout. De inflatiedoelstelling is afgeleid van het Duitse model, hoewel de Duitsers slechts in zes van de dertig jaar voorafgaand aan de oprichting van de Europese monetaire unie aan de eis hebben voldaan. Belachelijk! Hoe kunnen we een dergelijke doelstelling serieus nemen en heilig verklaren zonder oog voor andere doelstellingen? De prijs van het geld is een middel en geen doel. Het doel van het economisch beleid moet zijn het scheppen van voldoende werk en ervoor zorgen dat iedereen met een salaris in plaats van een uitkering naar huis gaat.
Het valuta- en monetair beleid moet mensen helpen en niet tot de bedelstaf veroordelen. In de Verenigde Staten bedroeg de jaarlijkse groei van 1990 tot en met 2007 over een periode van 17 jaar 2,9 procent, terwijl die in de EU slechts uitkwam op 2 procent. Elke burger in de monetaire unie had met een ander beleid 38 000 euro beter af kunnen zijn, als de groei in Europa gelijk was geweest aan die in de Verenigde Staten vóór de huidige crisis. We betalen dus een erg hoge tol voor een ideologisch project dat de nationale munteenheden moest laten verdwijnen. We moeten ofwel een gemeenschappelijke staat met een gemeenschappelijke regering en een gemeenschappelijk parlement hebben, die verantwoordelijk zijn voor het gehele economische beleid, of we moeten de afzonderlijke landen toestaan hun eigen valuta te beheren en tevreden zijn met een gemeenschappelijke munt voor de financiering van grensoverschrijdende handel. Die lering moeten we trekken uit het fiasco van de monetaire unie.
Zonder hervormingen valt het afbrokkelen van de monetaire unie niet moeilijk te voorspellen. Wellicht valt het Italië van Berlusconi wel als eerste buiten de boot en moet het zijn lire herontdekken. Ik ben blij dat wij in Denemarken nog altijd de goede, oude kroon hebben! Alle uitspraken van onze politici over de economische problemen die we zouden krijgen als we de euro afwezen, blijken nergens op gebaseerd. De Denen hebben op 2 juni 1992 “nee” gestemd. En we hebben op 28 september 2000 wederom “nee” gestemd. Ik vraag me af of de politici zullen aanbieden ons ons geld af te pakken als we nog een derde keer “nee” stemmen.
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het is gepast om de invoering van de gemeenschappelijke Europese munt als een succesverhaal te vieren. Hoewel sommige punten reeds zijn aangeroerd, zijn er nog een paar vraagtekens, waarvan ik er twee wil noemen.
Ten eerste is er één land in de Europese Unie dat, in tegenstelling tot veel van de andere kandidaatlanden toentertijd, bewust niet voor de euro gekozen heeft, waartoe het overeenkomstig de bepalingen in het huidige Verdrag gerechtigd is. Laat de Britten maar op hun eiland blijven. Er is echter nog een land – Zweden – dat deze optie in zijn toetredingsvoorwaarden niet heeft voorbehouden maar zich wel gedraagt alsof het, net als Groot-Brittannië, het recht heeft zijn eigen beslissing te nemen over de aanvaarding van de euro en toetreding tot het eurogebied. Dat is in strijd met de verplichting die toentertijd is aangegaan. Wellicht moet hier nu ook schoon schip worden gemaakt.
Monika Beňová (PSE). – (SK) Ik wil de Commissie en de commissaris persoonlijk en namens de regering van de Slowaakse Republiek bedanken voor de huidige positieve mening van de Commissie over de Slowaakse Republiek.
De regering van de Slowaakse Republiek heeft niet alleen voor een verantwoordelijke benadering gekozen om te voldoen aan de verplichte criteria, maar ook om een soepele overgang te waarborgen als zij op 1 januari 2009 definitief overstapt op de euro én om aan de criteria te blijven voldoen.
In dit verband vind ik dat ik moet reageren op de opmerkingen van de heer Langen. Mijnheer Langen, als andere landen in de eurozone net zo veel begrotingsdiscipline en zelfs maar de helft van de economisch groei van de Slowaakse Republiek hadden, zou de euro wellicht een nog sterkere munt zijn. En dan heb ik het nog niet eens over de beperkende maatregelen inzake de toegang op de arbeidsmarkt, waaraan bepaalde landen blijven vasthouden met betrekking tot enkele nieuwe EU-lidstaten. Als deze beperkingen werden opgeheven, zouden we misschien kunnen spreken van betere economische vooruitzichten voor de EU.
Olle Schmidt (ALDE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil me graag aansluiten bij de vele loftuitingen voor de euro en de eerste tien jaar met de euro. Bijna niemand, zo niet niemand, kon geloven dat de euro zo algemeen zou worden geaccepteerd als nu het geval blijkt te zijn. De heer Bonde is een dapper mens. Hij is een aangename, kundige collega, die het echter op de meeste punten mis heeft en op dit punt totaal mis. Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de doemdenkers zaten ernaast. De euro is een doorslaand succes. In het kielzog van de financiële crisis heeft de ECB laten zien wat het betekent om snel en gezamenlijk op te treden, zelfs nog sneller dan de Federal Reserve in Washington. Dat is wederom een fantastische prestatie.
Tegen mijn Duitse medelid, die het over Zweden had, kan ik alleen maar zeggen dat het naar mijn mening ook niet deugt. Ik hoop dat mijn vaderland Zweden binnen vijf jaar volwaardig lid van de EMU wordt. Ik zou persoonlijk een nieuw Zweeds referendum wensen in het najaar van 2010 of het voorjaar van 2011. Ik kan de commissaris en de andere leden beloven dat ik mijn uiterste best zal doen om de euro in Zweden ingevoerd te krijgen. Dat zou goed zijn voor Zweden en de EU.
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, er is meer dan voldaan aan het mandaat voor het tot stand brengen van de euro. De euro en de interne markt vormen ons meest geslaagde antwoord op de globalisering. De euro maakt van de interne markt een binnenlandse markt en de euro, de vlag en het volkslied zijn de drie symbolen die onze identiteit beklinken. De criteria van Maastricht en het Stabiliteits- en Groeipact hebben de lidstaten aangezet tot de noodzakelijke hervormingen en hebben het succes van de euro ondersteund en dus mogelijk gemaakt.
Ik wil echter afsluiten met twee opmerkingen: de criteria zijn bedoeld om te worden nageleefd, en Slowakije moet op dezelfde manier worden behandeld als Litouwen. We mogen niet de indruk wekken dat we de criteria bij elk besluit weer anders interpreteren.
Wat wij hier nu zeggen, ligt niet stevig genoeg in het publieke bewustzijn verankerd. Ik ben voorstander van een publiciteitscampagne over “Tien jaar de euro” die de voordelen van de munt voor de burgers in de lidstaten op een rijtje zet, en ik verzoek de Commissie, de ECB en de lidstaten om de toegevoegde waarde van de euro dit jaar in heldere bewoordingen aan de burgers duidelijk te maken.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Vandaag staan we stil bij de 10e verjaardag van de invoering van de euro als eenheidsmunt. Dit is een belangrijke dag voor de Slowaakse Republiek, die naar alle waarschijnlijkheid de euro op 1 januari 2009 in gebruik neemt. In haar Convergentieverslag stelt de Commissie dat de Slowaakse Republiek op duurzame wijze voldoet aan de criteria van Maastricht en beveelt zij de Slowaakse Republiek aan als het 16e lid van de eurozone vanaf januari 2009.
Hierbij wil ik benadrukken dat de Slowaakse Republiek de kans heeft gekregen om lid van de eurozone te worden dankzij de aanzienlijke hervormingen die de voormalige Slowaakse regering onder leiding van Mikuláš Dzurinda heeft doorgevoerd. Ik vertrouw erop dat ook de huidige regering de aanbevelingen van de Commissie serieus zal nemen en lering zal trekken uit de Sloveense ervaring. Ik vertrouw er tevens op dat de Slowaakse Republiek erin slaagt boven de sceptische kijk van de heer Langen in het debat van vandaag uit te stijgen.
Ik ben er vast van overtuigd dat de door commissaris Almunia genoemde succesverhalen de Slowaken optimistisch zullen stemmen. De Slowaakse Republiek gaat een voorbeeld nemen aan Malta en Cyprus met hun tot op heden stabiel gebleken inflatiecijfers.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Tien jaar is lang genoeg om de voordelen – of het gebrek daaraan – van de Economische en Monetaire Unie te kunnen vaststellen. We zijn nu in staat zowel de voordelen als de nadelen en tekortkomingen te onderkennen.
Ik wil uw aandacht vestigen op de criteria van Maastricht, waarvan het theoretische kader werd ontwikkeld vóór dat van de Economische en Monetaire Unie. Die criteria zijn vandaag de dag sterk verouderd. De stabiliteits- en groeifactor is herzien, omdat het geen enkel land is gelukt om die door te voeren. Tijdens de uitvoeringstermijn van de criteria heeft geen van de landen in het eurogebied ook maar één criterium van Maastricht feitelijk gehaald.
Ik wil ook de nieuwe lidstaten noemen, waaraan strenge eisen op financieel gebied worden gesteld. Wat de inflatie betreft, waren de vastgestelde percentages zuiver theoretisch. Ze voldoen niet aan de realiteit van de dag. Het is verkeerd om de inflatiecijfers vast te stellen op basis van landen buiten het eurogebied en dat moet veranderen.
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de fundamentele economische problemen van de euro zijn niet op te lossen. Op de lange termijn is een gemeenschappelijk rentetarief voor een veelheid van verschillend presterende nationale economieën onmogelijk. Een gemeenschappelijke externe wisselkoers voor een veelheid van verschillend presterende economieën is onmogelijk. Die is wel op de korte of zelfs de middellange termijn haalbaar, maar uiteindelijk zullen de onverenigbare economische tegenstellingen de Europese eenheidsmunt uit elkaar rukken. En dan laat ik de ondemocratische, onberekenbare besluitvormingsprocessen van de Europese Centrale Bank nog buiten beschouwing. Er ligt een economische crisis op de loer en als er uiteindelijk eentje komt die groot genoeg is, zal die de Europese eenheidsmunt vernietigen.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Ten eerste proficiat met de tiende verjaardag van de Economische en Monetaire Unie. De euro is een succes: een stabiele munt met lage rente heeft het daglicht gezien, een doeltreffende manier om de speculatie de kop in te drukken. Sinds de invoering van de euro hebben we veel meer banen kunnen creëren. Dat is bekend. Daarom is de euro aantrekkelijk voor landen die zich bij de Europese Unie hebben gevoegd, maar nog geen lid zijn van de eurozone. Discipline is van levensbelang en ook de onafhankelijkheid van de centrale bank is cruciaal, dat geef ik toe. Maar de eurozone mag geen eliteclubje zijn, geen politiek eliteclubje, en we mogen niet zeggen dat het lidmaatschap alleen gegund is aan landen die reeds een zekere mate van reële convergentie hebben bereikt. De euro is namelijk een instrument dat vooral nuttig kan zijn voor landen die juist snakken naar stabiliteit, samenhang en maatregelen ter bestrijding van de speculatie en werkloosheid om daadwerkelijk Europees te worden. Laten we daarom waken voor orthodoxe grondbeginselen, zelfs met betrekking tot het inflatiecriterium. Daarnaast is het van essentieel belang dat de criteria worden vastgesteld aan de hand van uniforme normen. Hartelijk dank, mevrouw de Voorzitter.
Antolín Sánchez Presedo (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil de euro bejubelen als een van de mooiste prestaties van het Europese integratieproces.
Europa heeft er 40 jaar over gedaan om een Centrale Bank op te richten, maar we mogen niet vergeten dat dat de Verenigde Staten na de onafhankelijkheid 140 jaar heeft gekost.
De resultaten zijn uitermate positief, zoals de commissaris al zei, wat betreft de macro-economische stabiliteit, de werkgelegenheid, de koopkracht, de Europese cohesie en zelfs wat betreft de voordelen voor de landen die geen deel van het eurogebied uitmaken. Daarnaast heeft de euro ons politiek sterker gemaakt.
Met het oog op de toekomst, ben ik het eens met de woorden van de commissaris: om de uitdagingen van de globalisering, vergrijzing en klimaatverandering het hoofd te bieden, moeten we intern de nieuwe landen opnemen, de coördinatie verbeteren om de Lissabonstrategie te realiseren en veranderingen doorvoeren om de stabiliteit van de kapitaalmarkten te bewaken.
Extern moeten we onze verantwoordelijkheid nemen als nieuwe speler op het wereldtoneel. Het eurogebied is ook voorbestemd om de stuwende kracht te zijn achter de volgende fase in de integratie van de Gemeenschap.
Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, als de invoering van de euro zo’n succesverhaal is en zulke praktische en economische voordelen heeft opgeleverd, dan vraag ik me af – en ik spreek hierbij commissaris Almunia aan – of het niet de moeite waard is om een paar euro’s te investeren in scholing, in het nog sterker motiveren van de nieuwe lidstaten om zo snel mogelijk bij deze gemeenschappelijke eurozone betrokken te raken. De Latijnse uitdrukking zegt bona pecunia non olet ofwel “goed geld stinkt niet”. Dus wie weet, gaan de Britten ook nog wel inzien dat het verstandig is om de euro in te voeren vanwege alle voordelen die de munt biedt.
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Hartelijk dank, mevrouw de Voorzitter. Ook alle leden die tijdens dit debat het woord hebben gevoerd, hartelijk dank.
Ik waardeer uw opmerkingen zeer met betrekking tot het initiatief en het werk van de Commissie, die ik vandaag aan u heb gepresenteerd en die we ongetwijfeld de komende maanden nader zullen bespreken.
De euro, de Economische en Monetaire Unie, is – zoals velen van u in uw toespraak reeds hebben gezegd – een droom die is uitgekomen, en dat in een tijdsbestek van tien jaar.
Dat lijkt mij een goede aanleiding om de mensen te bedanken die het initiatief in die eerste paar decennia van de Europese integratie hebben genomen: de heer Werner in 1970, voor het eerste verslag over de Economische en Monetaire Unie; Valéry Giscard d’Estaing en Helmut Schmidt in de jaren zeventig en tachtig; en natuurlijk Jacques Delors en alle personen die met hem hebben samengewerkt om het Verdrag van Maastricht en het idee van de Economische en Monetaire Unie op zich dat wij nu ontwikkelen mogelijk te maken.
Er is alle reden voor tevredenheid, niet alleen omdat we onze droom hebben waargemaakt, maar ook omdat we daarmee resultaten hebben geboekt die de gewone burger kan waarderen.
Enkelen van u hebben het gehad over de resultaten voor de burger en de reële economie: hoe zullen de mensen buiten deze kamer er tegenaan kijken? Het publiek begrijpt veel beter dan sommigen van ons denken, dat het eurogebied dankzij de euro en de Europese integratie nu zestien miljoen banen rijker is dan tien jaar geleden. Maar liefst zestien miljoen. Er is in het eurogebied veel meer werkgelegenheid geschapen dan in de Verenigde Staten. Er is sinds de invoering van de euro in het eurogebied vijfmaal meer werkgelegenheid gecreëerd dan in de tien jaar daarvóór.
Het publiek weet dat heus wel. De burgers beseffen dat maar al te goed, net zoals ze beseffen en van ons verlangen dat we niet stilzitten maar initiatieven blijven ontplooien met het oog op de huidige situatie met zijn fikse uitdagingen en de gespannen, moeilijke toestand van de markten en het economische klimaat.
Nu we de instrumenten voor economische integratie hebben, moeten we ze ook gebruiken: de instrumenten die in het Verdrag zijn vastgelegd en tien jaar geleden werden opgezet op grond van alles wat we hadden bereikt en geleerd uit de ervaring dat het heel lastig is om bepaalde doelstellingen te halen.
We hebben behoefte aan een betere coördinatie van het economisch beleid en niet alleen van het begrotingsbeleid. Daar hebben we het in verband met de Lissabonstrategie over; maar als we het over het eurogebied hebben, moeten we vooral kijken naar de specifieke behoeften van dat gebied, wat betreft de coördinatie van zowel het begrotingsbeleid als de structurele hervormingen, waarvan de uitvoering essentieel is om het eurogebied naar behoren te laten functioneren en om goede resultaten te boeken op het vlak van de werkgelegenheid, groei, lage prijsstijgingen en betere kansen voor de burgers, de mensen die wij vertegenwoordigen.
We hebben absoluut dingen bereikt, en die hoeven we niet onder stoelen of banken te steken.
We hebben bijvoorbeeld bereikt dat alle buitensporige tekorten in het eurogebied zijn gecorrigeerd. De Commissie heeft vandaag ook de opheffing goedgekeurd van de procedure bij buitensporige tekorten tegen Portugal en Italië. Er zijn geen landen binnen het eurogebied met een tekort boven de in het Verdrag en het Stabiliteits- en Groeipact vastgelegde limiet.
Nog maar een paar jaar geleden, toen we hier debatteerden over de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact, konden velen van u zich dit niet voorstellen, maar het succes van het Stabiliteitspact en de verplichtingen die de regeringen van de lidstaten in het eurogebied zijn aangegaan, hebben ertoe geleid dat er nu geen buitensporige tekorten heersen.
Er wachten ons echter nog zeer belangrijke klussen, en die moeten gebeuren. Daar is dit initiatief voor bedoeld: het moet ons weer in beweging brengen. Ik bezorg u een lijst van onderwerpen ter bespreking in het Parlement en de Eurogroep, en ik ben het eens met de mensen onder u die hebben gezegd dat de Eurogroep ongelofelijk belangrijk werk verzet en onder het voorzitterschap van Jean-Claude Juncker reeds uitermate veel heeft bereikt. Dat moet in de parlementen, met de nationale publieke opinie en met de regeringen van de lidstaten worden besproken. We moeten ook een dialoog voeren met de Europese Centrale Bank, zonder angst maar met eerbied en voldoening, vanwege de wijze waarop zij met haar onafhankelijkheid omgaat. Het is een bijzonder effectieve bank, ook al is het nog een bijzonder jonge bank in vergelijking met de Bank of England, de Federal Reserve, de Bank van Japan of welke andere centrale bank ook.
Twee afsluitende opmerkingen. De eerste heeft betrekking op de landen die niet tot het eurogebied behoren en klaarblijkelijk ook niet willen toetreden. Ik doel niet op de kandidaatlanden die de komende jaren zullen toetreden, als ze aan de voorwaarden voldoen, maar op de landen die door middel van een uitzonderingsbepaling of via een referendum hebben besloten dat ze er geen deel van willen uitmaken.
Enkelen onder u hebben gezegd dat het eurogebied in de toekomst problemen gaat krijgen. Ik voorspel dat juist de landen die niet bij het eurogebied willen horen in de problemen komen.
In de wereldeconomie zullen de landen die zich afzonderen, lijden onder de gevolgen van hun isolement. De landen die integreren en bereid zijn om te delen en om hun economisch beleid met elkaar vast te stellen, zullen correcte besluiten nemen, de juiste besluiten, en zullen de vruchten van hun integratie voor hun burgers plukken.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) De voor de EU voor de eerstvolgende jaren voorspelde economische groei wijst op een zorgwekkende vertraging in ons productiesysteem. De economische groei in de EU valt in twee jaar tijd een procent terug van 2,8 procent in 2007 via 2,0 procent in 2008 naar 1,8 procent in 2009. De oorzaak van deze terugval ligt duidelijk niet alleen in de interne markt, maar ook in een algemene vertraging van de economische activiteit op wereldniveau, onder invloed van de moeilijke situatie in de VS en de stijgende grondstofprijzen.
De Commissie verwacht dat de inflatie in de nabije toekomst tot een hoogtepunt stijgt als gevolg van de almaar stijgende voedsel-, energie- en grondstofprijzen. Dat is een bijzonder zorgwekkende situatie, aangezien hij direct van invloed is op de levens van onze burgers en de koopkracht vermindert. Bovendien staat er zo extra druk op ons bedrijfsleven, dat geleidelijk zijn voorsprong op de concurrentie vanuit de nieuwe, opkomende economieën kwijtraakt. Ondanks dat alles, zijn er ook positieve signalen voor de “werkgelegenheids”-doelstelling van de Lissabonstrategie, want er zijn in Europa vier miljoen nieuwe banen bij gekomen.
We moeten nagaan of deze “nieuwe” dynamiek op de arbeidsmarkt niet voortvloeit uit onzeker werk, want de informatie werkt alleen maar positief op de economie uit wanneer hij de stabiliteitsverwachtingen aanwakkert.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is indrukwekkend om de Commissie en de leiders van de Europese Unie nog altijd over de successen van het eurogebied te horen praten, ook al blijkt uit de huidige statistieken het tegenovergestelde, zowel wat betreft de economische groei als wat betreft de levenskwaliteit van de Europese volken. De successen in kwestie houden duidelijk verband met de hogere winsten en gigantische verdiensten die economische en financiële groepen in de eerste tien jaar van de Economische en Monetaire Unie hebben weten te realiseren.
Het is echter onaanvaardbaar dat ze de groeiende maatschappelijke ongelijkheid en de toename van onzeker en slecht betaald werk stelselmatig vergeten, terwijl dat werk steeds meer miljoenen werknemers veroordeelt tot armoede, waardoor de uitbuiting nog groter wordt en hen de omstandigheden wordt onthouden die een fatsoenlijk leven voor hun kinderen waarborgen.
Het is daarom geen verrassing dat het plan dat de Europese Commissie presenteert meer van hetzelfde inhoudt: meer economische controles ter verzekering van een betere concurrentiepositie en financiële stabiliteit voor het bedrijfsleven, meer begrotingstoezicht om de liberalisering van overheidsdiensten door te zetten en meer druk en maatregelen om loonstijgingen te voorkomen.
Dat zal meer sociale spanningen tot gevolg hebben, en daardoor zal het meer moeite kosten om de sociale rechten en de rechten van de werknemer te beschermen en verdere uitbuiting te voorkomen.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Als gevolg van de doelstellingen van het Verdrag van Maastricht, die zijn gericht tegen het volk en tegen de werknemer, zijn de EMU en de euro tot stand gekomen, die de weg hebben geplaveid voor het reactionaire Verdrag van Lissabon en de steeds grotere aanval op de rechten en vrijheden van de werknemer.
Centrumrechts en centrumlinks hebben deze besluiten van de EU en regeringen geratificeerd. In Griekenland hebben Nieuwe Democratie, PASOK en de linkse coalitie vóór het Verdrag van Maastricht gestemd. Men heeft geweigerd referenda te houden. Dat dient de kapitalistische belangen wonderwel en toont aan hoe groot de angst van de kapitalisten voor de reactie van het volk is.
De overheveling van een belangrijk economisch beleidsmechanisme van de lidstaten naar de ECB heeft de kapitalisten geholpen de arbeidskosten terug te dringen en hun winsten te verveelvoudigen. De loonmatiging die de ECB vanaf haar oprichting aanmoedigt, heeft geleid tot een scherpe daling in de koopkracht van de werknemer, tot een snelle achteruitgang in de levensstandaard van arbeidersgezinnen en tot armoede.
De meeste landen zetten steeds meer vraagtekens bij de EMU en de euro. De argumenten met betrekking tot prijsstabiliteit, bescherming van de economieën enz. blijken onzin. De euro beschermt uitsluitend de winsten van de monopolies, vereenvoudigt privatisering en fusies, en vergemakkelijkt een nog grotere uitbuiting.
Cătălin-Ioan Nechifor (PSE), schriftelijk. – (RO) De oprichting van de Economische en Monetaire Unie (EMU) heeft niet alleen op Unie-niveau gezorgd voor de opbouw van een eenvoudige vrije handelszone, maar heeft de Unie ook op internationaal niveau meer politieke macht gegeven, en heeft geleid tot criteria die hebben geresulteerd in de hereniging van het continent en de verschijning van een eenheidsmunt – de euro – die het kan opnemen tegen de Amerikaanse dollar.
Het voordeel van de EMU zijn een lage inflatie en lage rentetarieven ten gunste van de consument en het bedrijfsleven, en de aanmoediging van soliditeit en levensvatbaarheid van overheidsfinanciën, terwijl de invoering van de eenheidsmunt heeft geleid tot de verdwijning van wisselkosten voor buitenlandse deviezen, vereenvoudiging van de handel en vergelijkbare prijzen in de landen die momenteel de eurozone vormen.
Op dit moment maakt Europa zich op voor de viering van het feit dat tien jaar geleden het besluit tot de eenheidsmunt werd genomen. De autoriteiten hebben nog niet geklaagd, ondanks de moeilijkheden die de zuidelijke EU-landen na de invoering van de eenheidsmunt hebben ondervonden. De verklaring van de analisten daarvoor is dat Europa stabiel is gebleven, ondanks alle veranderingen op de financiële markt van de Verenigde Staten. Ik wil daaraan toevoegen dat het succes van de euro wel bewezen wordt door het feit dat de Denen, die in eerste instantie tegen de invoering van de eenheidsmunt waren, de euro nu ook willen hebben.
De invoering van de euro blijft voor Roemenië momenteel een belangrijk doel, maar het land moet zich nog altijd grote inspanningen getroosten om aan de convergentiecriteria te voldoen en de concurrentiepositie van het Roemeense bedrijfsleven op de interne markt te verbeteren.
Esko Seppänen (GUE/NGL), schriftelijk. – (FI) Finland is na een referendum toegetreden tot de EU. De politieke elite beloofde het volk toentertijd een nieuw referendum als Finland zijn eigen munt, de mark, zou opgeven. Die belofte is men niet nagekomen – in tegenstelling tot Zweden – en veel Finnen wilden hun eigen geld terug.
De euro is een succes voor zover toeristen in alle EMU-landen hetzelfde geld kunnen gebruiken en prijzen kunnen vergelijken. Reisgeld is echter niet de ware essentie van de Economische en Monetaire Unie: dat is het gemeenschappelijk monetair beleid. Maar op dat vlak kun je vanwege de enorme omvang van het eurogebied en het verschil tussen de economieën niet van een succesverhaal spreken.
Eerst werd de euro ten opzichte van de dollar een derde minder waard en vervolgens werd hij tweederde meer waard. Het effect van de EMU zou ook moeten geëvalueerd vanuit het gezichtspunt van het gemeenschappelijk rentebeleid, dat in veel landen heeft geleid tot een zeepbel op de huizenmarkt.
Winkler, Iuliu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) In 2008 vieren we het tienjarig bestaan van de Europese Centrale Bank (ECB), een van de meest gewaagde projecten van de Europese opbouw. Tien jaar na de oprichting heeft de Economische en Monetaire Unie onmiskenbaar successen geboekt. Het gebruik van uitsluitend economische criteria bij de besluitvorming van de ECB en de eliminatie van elke politieke invloed daarop zijn verantwoordelijk voor het succes van dit project, dat de economie van de deelnemende lidstaten voordelen heeft opgeleverd.
Toen Roemenië tot de EU toetrad, hebben zowel de regering als de Centrale Bank van Roemenië berekend dat ons land in 2014 ook tot de EMU kan toetreden. De invoering van de euro in Roemenië omhelst de voorafgaande deelname aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) gedurende twee jaar, vanaf 2012.
Willen deze tijdslimieten haalbaar blijven, dan moeten we ons blijven inspannen voor de afstemming van het fiscaal beleid van de regering op het monetair beleid van de centrale bank, en dat vereist matigheid en behoedzaamheid bij de uitvoering van de begroting. Om de inflatie binnen de door de NBR voorgestelde grenzen te houden, moeten we de verleidingen weerstaan die typisch zijn voor verkiezingsjaren. Het op de inflatiedoelstellingen gerichte beleid van de NBR moet worden ondersteund door fiscale stabiliteit, verantwoordelijke besluiten van het Roemeense parlement en een evenwichtige, efficiënte uitvoering van de begroting door alle staatsinstellingen.